'092 9742 i,o """«I» /42 UB AMSTERDAM  HET GESCHENK, O F DE GELUKKIGE MISVATTING; B L r S P E L. NAAR HET FRANSCH VAN PATK.AT; DOOR HENDRIK OGELW1GHT, 'JVNIOR. Te AMSTELDAM, by PIETER JOHANNES UYLENBROEK. MDCCXCVII.   BERICHT. JJit fltikje is eens yan die, v/aarmede ie geestige PATRAV Zyne landgenooten , op eene oufchuldige en niet tegen dè zeden flrydende wyze, heeft vermaakt: en 't welk met zo yeel graagte, eenigen tyd geleden , in deze flad op het Franfche Tooneel is gezien. En hoe zeer het thans in de mode fchynt te gerit» ken, om, na het affchryven yan 80 U 100 bladzyden, de gemeente te zeggen dat men geheel geene verdiensten in het verrichte werk jlelt, zo komt het my voor dat da lezers zich, met recht, over deze ingevoerde mode kunnen belgen, vermits men hen niets aanbied dan het geen verveling, of een geheim inzigt ('i welk men zorgvuldig verbergt, doch niet ongemakkelyk tc raden is , ) ons doet fchryven. Ik ben van andere ge* dachten; en hoe weinig verdiensten dit jlukje in het vak der letteren ook moge hebben, heb ik 'er, by de vertaling, eene tweeledige verdienste aan gehegt; ten eerste am myne fladgenoote/t te doen zien dat 'er over eene niets beduidende zaak, door een* geestig' man, als de Franfihe Auteur, een behaaglyh jlukje kan gemaakt worden; en, ten tweede, om hen, ly de lezing en ver» tooning , het vergenoegen te fchenken , te kunnen lagchen, getyi ik by de verttlmg gedaan heb; en het doen lagchen. in tyden waarin men het lagchen hoogst noodig heeft, heeft, naar myn inzien, ten minste eenige verdiensten. DE VERTALER.  PERSONAADJEN. MERVAt. dolcy, zyn neef. delcar. Iücile, dochter van Delcar. and ré, knecht van Merval. margriet, moeder van ylndré.Een knecht van Delcar. Hei tooneel is te Parys, in het huis van Merval  HET GESCHENK', O F DE GELUKKIGE MISVATTING! B L T S P E L. EERSTE TOONEEL. and ré, alleen, in een kamizool, bezigde kamer in orde te fchikken. Zie daar weder een' nieuwjaars dag! dat's goéd; ik wou dat 'er alle weken een was.. ik! — maar ik beii zeer ongerust; ik hoor dagelyks zeggen: men heeft dit' verboden, men heeft dat verboden; myn hemel! indieiï men de nieuwjaars gefchenken ook eens ging verbieden ... dan wenschté ik liever dat 'er in 't geheel geen jaar was... ik zal het van den morgen -veten , want ftraks ftaat mynheer op: dan zal ik hem myn compliment maken, dat ik van buiten geleerd heb: hy zal het het eerst hooren , en dat is billyk..; hy is myn meester, hy! {Lagchendeï) Maar 't is ook zyn pligt anderen een goed voorbeeld te geven ... ik moet een oogenblikje ziert uit te breken óm mynheer Dolcy, z\ n' neef j myn' zoogbroeder , te gaan bezoeken $ kyk - dat's een goeje jonge. — h Spyt my zeer dat mynheer Merval hem verbaden heeft' A 4 tNk  t het geschenk, weder hier te komen:. — zy zyn beiden op eene en dezelfde perfoon verliefd ; de oom wil de voorkeur hebben... maar ja — of ik je reis toeriep... de juffrouw heeft wat goeje oogen; en ... TWEEDE T O O N E E L. andré, mervae. merval, m zyn japon. Wat doet gy daar? andré, verwonderd, Goeje hemel! merval. fs het dus- dat gy my komt kleeden ? andré, beleefd tegen hem buigende, Mynheer, ik wensch u... merval. Ik ben verpligt my zelf te helpen. a n d-r é , voortvarende. Een gelukkig jaar... merval. Niets is gereed... andrf. De vervulling aller uwer wenfehen.-. merval. Gy zult dan altoos zulk een domoor blyve»? 'andré. Vergezeld van zeer veel anderen. } mek»  BLTSPEL. merval, de fchouders ophalende. Myn' rok... andré, blyvende en de hand uit/lekende. Mynheer... merval. Myn' rok, zeg ik u. andré, dim gaande halen. ' Hy was kwaad: hy heeft myn' wensch niet gehoord. {Hem de mouw aanbiedende^ Mynheer, ik wensch u-. merval. Myn' hoed... myn' rotting... andré, zich door hem doende aanraken. Een gelukkig jaar... merval. Lompert!.. andré. De vervulling aller uwer wenfchen. merval. Gy behoud dan altoos die kwaade gewoonte? andré. Vergezeld van zeer veel anderen. merval. Blyf hier , ik ga uit: indien myn neef dit oogenblik mogt waarnemen my eene gelegenheids vifite te maken, zeg hem dan dat ik vast befloten heb hem nooit weder te willen zien. andré, tegen Merval, die heengaat. Mynheer!.. „, „ merval. Wat? A S an-  lo . HET GESCHÈNK, andré, droevig. Gy zult hem dus geen nieuwjaars gefchenk geven ? merval. Vast niet» andré, ter zyde. 'Er is geen twyfel meer., ö mynhelp.' mynhelpl! , merval, wederkomende. Noch iets \... indien de juwelier het nieuwjaars gé* fchenk voor Lucile brengt.. * andré, uit zyne verflagenheid bekomende; Wat zegt gy, mynheer?.. MERTALi Zyt gy doof?' andré. Myn hemel, neen! ik heb nimmer met meer oplettendheid geluisterd. merval. Ik zeg u, dat, indien de juwelier het nieuwjaars gefchenk voor Lucile brengt, hy moet wachten tot ik wéderkom. andré. Zo geeft men dan noch nieuwjaars gefchenken? merval. Wel zeker... andré, zwaar zuchtende. Wat ben ik verlicht! merval. Hoedat? a n d r Éj Aan uwe handeling van dezen morgen dacht ik dat dé nieuwjaars gefchenken verboden waren. rii er-  É L T S p E L. tt iwerval, lagchendc. ïk verfta u... Ziedaar het uwe... maar wees in 't vervolg oplettender. andré, opgetogen-. Mynheer zal altoos te vreden zyn. merval, in 't heengaan. Ga niet uit; ik zal geen twee uren uitblyven*.< andré. Zeerwel.. Ziedaar my hier vastgenageld. DERDE T O O N E E L. andré, alleen. Ha! nu ben ik weder in myn' fchik.. Zo lang dg nieuwjaars gefchenken duren , zo lang kan het niet misfen, of het moet Vrankryk wel gaan: maar welk een fpyt dat ik niet naar myn dorp kan gaan ! op den eersten dag van 't jaar een' zoen van zyn moeder te krygen, ó I dat is zo aangenaam... en myn arme vader!... maai' 't is agt mylen,. neen, dat kan niet. VIERDE T O O N E E L. andré, dolcy. d o l c y, bevreesd binnen komende. André, is myn oom thuis ? andré, verheugd. Ha! van daag zal ik gelukkig zyn; gy zult de eerste' zyn dien ik omhels» DOir»  li HET GESCHENK, d o l c y , hem omhelzende. Gezegend nieuwe jaar, broêr! an d r ■ Zyn broêr! kyk, dat's een patriot! dolcy, hem een asfignaat gevend». Daar, dat's voor u. andri', aarzelende. Neen ; de naam van broer, dien gy my hebt gegeven9 is uw fchoonst nieuwjaars gefchenk. dolcv. Ik bid u, neem aan. andri', de asfignaat aannemend». 't Is dan om u te gehoorzamen. dolcy, Waar is myn oom? andré. Hy is uitgegaan. d o l c y. Heeft hy u van my gefproken? andré. Myn help! ja... d o l c y. Wat heeft hy u gezegd ? andr f. Hy heeft my gezegd, te zeggen, dat hy gezegd heeft, dat het onnoodig is dat gy hier weêr komt; want dat hy u niet zien wil. dolcy. Ons medeminnaarfchap heeft my zyn gunst doen verliezen. Maar hy bemint my. an-  B L T S P E L. ïs andré. Of hy u bemint! ik heb hem honderdmaal hooren zeggen: fl\ heeft verftand al> een duivel ; 't is een kleine Vqltaire: hy maakt treurfpellen , om te bezwyken van. Jagchen. dolcy. Indien hy zich van zyne liefde kan genezen.. zal hy tny zyne vrindfchap wederfchenken... ANDRÉ. Ja, maar daar is een rouwkoop. dolcy. Hy is meer glorizuchtig dan fchraapzuchtig... zyn hoogmoed en kieschheid zyn de wapenen waarvan wy ons, ter beltryding zyner liefde, zullen bedienen ; gy zult ons helpen: ik maak ftaat op uwe getrouwheid. andré , fier. Hoor, broör, ik ben u getrouw in leven en dood... maar niet om myn' meester te verraden... dolcy. Gy hebt gelyk. andré. Verdord! het is niet genoeg den naam van een' vaderlander te willen dragen ; neen! men moet een ecrlyk man zyn om dien te verdienen. d o l c y. Zie daar het gevoelen van hen, die wy uit hoogmoed verachten!... Wees gerust, myn waarde André: ik zal «iet van u eifchen dat tegen de eerlykheid ftryd.  14 HET GESCHENK, ANDRF. Dat's goed gezeid; ik verlaat my op u. DOLCY. Gy zu!t ten eerste aan myn' oom zeggen dat ik myn' pligt heb komen betrachten, en hem, uit myn' naam, voor een nieuwjaars gefchcnk, deze nieuwe comedie geven, die ik hem opdraag. AND RE. Kyk, dat zal hem plaizier doen, dat weet ik vast. DOLCY. Gy zult hem ook dezen brief, uit naam van Lucile, geven... maar gy moet u wel wachten te zeggen dat ik dien gcbragt heb, A N D R K. Weet gy wat zy hem voorzingt ? DOLCY. Ik heb niets geheims voor u. Mynheer Delcar ziet myn' oom reeds als zyn' fchoonzoon aan: hy zal met Lucile hier komen om hem nieuwjaar te wenfcheu, en een mand met verfcheiden gefchenken te brengen. Daar hy die nu in 't byzyn van haar' vader konde gaan bezigtigen, verwittigt zy hem, door dezen brief, dat hy 'er een pakje brieven in vinden zal, die alle myne briefwis- • felingen met haar vervatten. ANDRF. Waarom hem alle die brieven te geven ? DOLCY. Zy hoopt dat hy, daaruit de achting, waarmede ik over hem fpreek, de vorderingen onzer tederheden, en de  B L T S P £ L. is ie hevigheid onzer liefde ziende, van zyn oogmerk zal jifflappen, en onzp bcfchcrmcr worden. A N d K é. • Hy is 'er in Haat toe, want hy heeft het beste hart; maar hy is eerzuchtig tegen vier — hy kon wederkomen : ga langs den kleinen trap heen, opdat niemaut u pntmoete. dolcy. Kan ik Haat op u maken? AKDRIÏ. Als of zyn geluk my niet zo veel zoude verheugen als myn eigen. dolcy. , Ik zal weder komen om te hooren wat 'er gebeurd is. Aunur. Goed! terv/yl zy aan tafel zyn. dolcy. Pag, broêr. an de é. Pag, broêr, v t f d e T o o x e e L. andré, alleen. Zo zich dat alles fchikken konde, mynhelp! wat zou ik in myn' fchik zyn! dat zou een paartje wezen! daar in tegendeel met myn' meester... Ha! daar is mejuffrouw Lucile met mynheer haar' vader: hy heeft weigedaan te vertrekken. zes;.  16 HET GESCHENK, ZESDE T O O N E E L. andré, lucile, delcar; een knecht, met een mand. andré, den heer Delcar groetende. Mynheer! ik wensch u een gelukkig jaar, de vervulling aller uwer wenfchen, vergezeld van zeer veel anderen. delcar, hem een asfignaat gevende. Daar, myn vrind, dat's voor u. andré. Verpligt, mynheer. {Tegen Lucile l) Mejuffrouw, ik wensfch u een gelukkig jaar, de vervulling aller uwer Wenfchen , vergezeld van zeer veel anderen. lucile, hem een asfignaat gevende. Daar, André. andré. Verpligt, juffrouw. {Tegen den knecht?) Mynheer, ik... ha! gy zyt een on'tfanger van nieuwjaars gefchenken; gy zult myn' wensch niet hooren. delcar. Waar is uw meester? andré. Hy is uitgegaan , mynheer ! maar hy komt firaks weêr.. Zit toch neêr, mejuffrouw, daar iseenftoel... En gy, kom een Hokje drinken; als de meester niet thuis is moet toch iemant de eer van 't huis ophouên. Z £-  B h T S P E L. 17 ZEVENDE T O O NE E L. DELCAR , LUCILE. DELCAR. Myn kind, verlaat toch die verflagen houding, die my bedroeft. LUCILE. Hoe my aan de vreugde over te geven? DELCAR. Gy zult de gelukkigfle der vrouwen worden. LUCILE. Welk een geluk! DELCAR. Merval is niet in de eerste jeugd, maar hy is beminlyk, heeft veel verftand, en is aangenaam in de famenleving: hy bemint u, en zyn rykdom zal u in een' benydenswaardigen ftand plaatfen. LUCILE. Nooit, myn vader! nooit. DELCAR. Waarom ? LUCILE. Ik bemin zyn' neef. DELCAR. Waarom my daar een geheim van gemaakt ? Dolcy is een jong, zagtzinnig, en cerlyk man: zyne letterkundige bekwaamheden zullen hem een' uitftekend' mensch maken; en ik zoude met vermaak uw huwlyk hebben toeB ge-  j? het geschenk, geftaan: maar ik zie u Merval met beleefdheden , vrindfchap en blyken van achting overladen; hy vraagt my uwe hand; ik denk u aangenaam te verrasfchen: dit huwclyk tot ftand brengende, teekenen wy een' rouwkoop van 50 duizend livres; en op het oogenblik van afdoening doet gy my ontwaren dat ik my bedrogen heb; is dit myne fchuld? LUCILE. Neen; en myne veinzery, by zulk een' goeden vader, is oorzaak van al myn verdriet: maar beoordeel my: Merval bied u zyn' neef aan; welhaast verbind ons de tederfte overcenlïemming; de fortuin van Dolcy hing van zyn' oom af; men moest dus zyne gunst winnen; ik deed alles, ter bereiking van dit oogmerk: ongelukkig voor my, neemt Merval myne beleefdheden voor een tcderer gevoel op, en , verzekerd my te behagen , verklaart hy my zyne liefde en de fchikkingen die hy met u gemaakt had; eene openhartige bekentenis van de taal van myn hart was myn antwoord : vernederd door eene weigering, befchaamd van te verre gegaan te zyn, overwint zyne eerzucht zyne reden; hy jaagt zyn' neef weg , en bid u, hem niet weder te willen ontfangeu; en gy eischt dat ik gehoorzaam !... DELCAR. Wat wilt gy dat ik doen zal, myn kind? indien ik de voorkeur aan Dolcy geef, zal zyn oom hem onterven: hy blyft zonder fortuin: en de 50 duizend livres, die ik, om den rouwkoop te betalen, zal moeten gebruiken, zullen geweldig uw huwlyksgoed vcrmincfcreii.' . LET-  B L T S P E L, rj lucile. Maar indien het my gelukte, den heer Merval reden te doen verftaan ? delcar. Kom aan , ik laat u meesteresfe van uwe keur •—• maar, indien hy volftandig blyft? LUCILE. Myne hoogachting voor u verzekert u van myne gehoorzaamheid. A G T S T E T O O N E E L. de VORIGENj ANDtii ANDRÉ. Maar, lieve hemel! mejuffrouw! zyt gy noch niet neergezeten? 'er zyn toch ftoelen genoeg. lucile. Ik ben hier wél. delcar. Zal uw meester noch lang uitblyven# ANDRÉ. Och heden, neen, mynheer! misfcbien noch twee of drie kleine uurtjes. delcar. Waarom ons dit niet eerder gezegd?.. Kom, Lucile, wy zullen eenige vifites doen... (Tegen André.') Zeg hem dat wy weder zullen komen. ANDRÉ. Zo als gy zult verkiezen ... B a lu-  20 .HET GESCHENK, lucile. Dag, André. andré. Mejuffrouw is wel goed , en beleefd... (iïy geleid hen al groetende tot aan de deur. NEGENDE T O O N E E L. andré , alleen. H em! dat's beleefd.. 't is toch vreemd ; indien deze juffrouw, die zo wél is opgebragt, mynheer Dolcy ging trouwen, die het minnekind van myne waarde moeder is, dat zoude ons terftond gelyk en vrindjes maken; want.. als men een' onzer broeders trouwt, word men terftond eene onzer zusters. TIENDE T O O N E E L. margriet, andré. margriet, met een kind op den arm. Dag, zeun! andré , verblyd. Lieve moeder! margriet, hem omhelzende. Gezegend nieuwjaar! andré. De vervulling aller uwer wenfchen! samen. Vergezeld van zeer veel anderen! mar-  B L T S P E L. 2ï margriet, hem bejchouwende. Myn goeje jonge! andré , haar om den hals vallende. Dat ik u nochmaals omhelze. margriet. Voorzigtig met uwe kleine zus. andré. Dat? is dat myne kleine zus? margriet. Wel ja. andré. Ik moet haar nieuwjaar wenfchen.. Zus, ik... margriet. Laat ftaan! hoe kan zy u verdaan? andré. Hoe vaart toch myn vader? margriet. Wél, myn vrind. andré. En hoe gaan de zaken? margriet. Alles wel: wy hebben werk, deugd, en gezondheid; men behoeft Hechts dit, om gelukkig te leven. andré. Zie , moeder, dat heb ik al aan nieuwjaars gefchenken. margriet. Weet gy wel, dat het veel is ? andré. Zo veel te beter, want het is voor u. B 3 MAK-  HET GESCHENK, MAE GRIET. Voor my? ANDRÉ. En ik heb meer vermaak, in het u te geven, dan ik had om het te ontfangen. MARGRIET. Brave jonge! Maar hoor: fpaar dat alles, bewaar het wél, en als uw arme vader niet meer zal kunnen werken , zult gy hem te hulp komen. ANDRÉ. Of deze goede inval my ook fpaarzaam zal maken! MARGRIET. Daar, hou uwe kleine zus wat. ANDRÉ. Geef hier... Wat is zy aartig!.. Spreekt zy ? MARGRIET. Zy is noch maar drie maanden oud... Zie daar een paar garen ko'usfen voor uw nieuwjaar; ik heb ze zelf gebraaid. ANDRÉ. Die goeje moeder! Maar wat nieuws is 'erin ons dorp? MARGRIET. Myn vrind, 't is by ons als door geheel Vrankryk: de jonge lui zyn aan de grenzen... de gryzaards verheugen zich over de overwinningen hunner zonen ; en , zo zy 'er by ongeluk eenigeii verliezen, vertroosten zy zich met de gedachten, dat zy voor hun vaderland, en tot herlïel der vryheid, geftorven z\ n; en wy, vrouwen, keren aan onze kinderen, dat wy die bevochten vry hud, door  S L T S P E L. 23 door eerbied voor de wetten, behouden kunnen; en ga tra. INDE É. Maar wat zegt myn vader wel, my hier zo Itil te zien terwyl de anderen vechten ? MARGRIET. Allen kunnen wy niet vechten: als Vrankryk u noodig zal hebben, dan zullen uw vader en ik de eersten zyn, die u zullen zeggen: Ga, myn vrind! ga u aanbieden ; en dan zal ik u den bekenden marsch voorzingen : Aux armes, Citoyens! ANDRÉ. 't Is, dat ik niet wilde, dat men my iets te verwyten had, zie je. MARGRIET. Gy hebt gelyk: maar in welk een* (laat men gefield zy, men dient altoos zyn vaderland, als men eerlyk is. ANDRÉ. Zo! dat fielt my gerust. MARGRIET. Ik moet eenige boodfchappen gaan doen , de koude knypt, en als ik dat arme fchaapje medenam , konde het wel bevriezen: hou het hier, ik zal het weder komen halen, dan eten wy famen, en ik ga vergenoegd weêr heen , na u noch voor my en uw* vader gezoend te hebben. ANDRÉ. Laat haar my hiar, ik zal 'er wel zorg voor dragen. B 4 MAR'  i4 HET GESCHENK, margriet. Dag, ik kom gaauw weêr. andré. Moeder I margriet. Wat is 't? andré. Hoe moet ik doen om haar te laten zuigen ? margriet. Zy zal vóór den middag niet fchreeuwen ; ó! dat ding is zo gefchikt als een uurwerk. andré. Dag, moeder. m a r o rik t. Dag, André. andré. Noch één' zoen. margriet. Met al myn hart... dag, jonge. ELFDE T O O N E E L. andré, alleen, het kind op den arm. Ik heb toch myne moeder , op den eersten dag vaa 't jaar, omhelsd, dat's een gelukkig voorteeken. Ik heb haar niet van myn' zoogbroeder gefproken... Nu, zy komt weêr... Maar die kleine zus... wat is zy lief!.. Zie, zy lagcht!.. 't is of zy my nieuwjaar wenscht... wat zal ik toch doen om haar te vermaken ?... indien ik  B L r S P E L. zS Ik' baar een flokje brandewyn gaf, dat zou baar mogelyk pleizier doen ... maar moeder, die my altoos beknorde, als zy rook dat ik dien gedronken had, zou het merken , en mogelyk boos worden; en voor één oogenblik dat ik haar zie wilde ik niet gaarne dat zy my beknorde... 't Is kluchtig, zo een klein poeteltje !.. en 't zal nochtans als een ander worden ; en te eeniger t)d.. (Hy lagcht.) ó, myn hemel! myn hemel!... ik moet 'haar ioen dansfen. e Wyze:. Dan/ons la Carmagnoje. Tot tien jaar toe, fteeds by mama, ls 't wél te vreón, het ga hoe 't ga» Waar 't wil, op vyftien jaar, Alreê van zesfen klaar, Dansfen de Carmagnole. Enz. En 't maakt al«dan, een j^ar of tien, Het hoofd op hol aan zeer veel üên ; Maar, word het veertig jaar. Dan wil men niet met haar Dansfen de Carmagnole. Enz. Dewyl zy nu gedanst heeft, moet zy rusten... maar waar zal ik haar leggen ?.. (De mand ziende^ Ha! dat zou een beste wieg zyn... kyk! 't is of 't vóórhaar gemaakt is... Zy kan 'er net in.. (Hy ziet zytf meester lemen, en gooit de mand fchielyk dicht.') ólmynhelp! & 5 TWAALF-  aS HET GESCHENK, TWAALFDE T O O N E E L. merval, andré. merval. André! andré. Mynheer ? merval. ° , Ga fchielyk naar de plaats, by den tempel, en zeg aan mynheer Bgaupré, dat ik op het kleine divertisfement, dat hy my beloofd heeft, Haat maak. andré. Mynheer! zie daar een' brief... merval. Ga dan heen; hy konde uitgaan, en dan ware alles fout; laat hy met u hier komen. andré. Maar, ik wilde u zeggen, mynheer... merval, hem wegfioetende. By uwe wederkomst: ga heen, zeg ik. andré, heengaande. Hy is niet nieuwsgierig: hy zal mogelyk de mand niet opendoen. DERTIENDE T O O N E E L. merval, alleen. Ik zal Lucile , door de uitmuntende gefchenken, welken ik haar doen, en door het feest, welk ik haar  B L r S P E L. 2? geven zal, innemen... Ik weet dat ik onrecht heb, met myn' neef gelyk te willen Haan; maar ik heb my ontdekt; en myne eigenliefde zoude door eene weigering te zeer vernederd zyn ; ook ken ik de deugden van Lucile : zagtzinnig , eerlyk en voorzigtig, behoeft mea haar hare pligten flechts te toonen, om dezelven te zien vervullen... Maar van wien deze brief? QBy ontzegelt dien en leest de teekening.) Lucile!... Lucile !.. Zien wy wat zy fchryft. QHy leest.) „ Mynheer! gy hebt u, ter „ verkryging van myne hand, van de vaderlyke magt be„ dieud : maar gy zyt weldadig en gevoelig; gy verdient „myne achting, en de eer verpligt my, u niet te bc„ driegen. Gy zult in de mand, die ik u, op bevel van „myn' vader, aanbicde, een pakje vinden, dat ik'er, „buiten zyn weten, in gelegd heb." Zien wy wat het pakje beteekent, waarvan zy fyïeekt. QHy opent de mand en ftaat verjlomd.) Het geen ik zie, is ongeloof!-■ 3i... Lucile! ó hemel! op wien kan men langer betrouwen flellen! Ik, die haar, fïnts een jaar, dagelykszie; die myn leven zoude verwed hebben... maar hoe is het haar mogelyk geweest, het aan haar' vader te verbergen ? ik (la verftomd... herlezen wynoch eens dezen brief. „ Gy zult in „ de mand, die ik u, op bevel van myn' vader, aanbiede, „ een pakje vinden." Ik was op zulk een pakje niet verdacht : „ een pakje vinden, dat ik 'er, buiten zyn weten, in gelegd heb." Ik geloof het waarachtig wel, dat hy het niet weet. „ Gy zult 'er de gevoelens van uw' neef in kunnen „ kennen: zyne achting voor u." Wonderlykeblyk van achtilij- 1 „ het vertrouwen op uwe vriiidfchap." Ja, gewis, hy denkt  2? HET GESCHENK, denkt dat ik voor hem betalen zal: „ zyne verknochtheid „ aan my ; en de wyze waarop ik die beantwoord heb." Verdord , niets is duidelyker. „ Verberg dit pand voor „ myn' vader." Hy zal het toch moeten weten: „Indien gy „ blyft volhouden my te willen trouwen..." Neen, voor den duivel!,, zal het uw eigendom zyn." Zie daar fraaije gefchenken ! „ en ik zal gehoorzamen." Wel ja, ik zoude de moeder en het kind trouwen! „ maar gy zult u te „ verwyten hebben, de kieschheid aan de eerzucht te „ hebben opgeofferd." Ik ? nooit... „ en het ongeluk van „ twee perfonen te hebben bewerkt, die u al uw leven „ zouden hebben geacht.Lucile!" Neen, Lucile!nooit:ik zie myne fout; zy is vreeslyk: gy zyt zeker ftrafwaardig, maar uwe oprechtheid trekt my uit den afgrond, waarin myne fout my zoude nedergeftort hebben... Gy hebt my genoeg geacht, om my het dierbaarfte wat eene moeder op de waereld heeft , haar kind , te vertrouwen ; en ik zal u in grootmoedigheid niet wyken ; ik kom 'er zeer wel af, en wil u, op myne beurt, wat bevreesd maken ; ik hoor haar' vader: fluiten wy deze mand; maar zagt, niet te dicht, opdat het onnoozele fchepfeltje lucht kan fcheppen. VEERTIENDE T O O N E E L. LUCILE, DELCAR, MERVAL. delcar, Merval omhelzende. Gezegend nieuwjaar, myn waarde vrind! MER-  B L T S P E L. 29 merval, koeltjes. Van gelyke, mynheer! dilc ar. Wy hebben elkander misgeloopen : Lucile bragt u haar gefcheuk, terwyl gy het uwe aan haar bragt: maar welk een onderfcheid! de duivel! een uitmuntend halsfieraad!... gy zyt al te gul, myn vrind. lucile. Myn vader heeft gelyk, mynheer! en ik heb het gefchenk , dat gy my gedaan hebt, weinig verdiend. merval, ter zyde. Jk hoop het weêr te krygen. delcar. Wy eten hier: ik zal doen of ik thuis ware; by zyn* fchoonzoon maakt men geen complimenten. (Hy le»-t zyn' rotting en hoed aan het einde van het tooneel. op een' Jloel.) lucile, half zagt, Gy hebt myn' brief ontfangen ? merval. Ja, mejuffrouw. lucile. Gy hebt hem gelezen? merval. Ja, mejuffrouw ! delcar, de nieuwspapieren ziende. Is dit het dagblad van heden? merval. Ja, mynheer. d el-  3o HET GESCHENK, delcar. Wel nu, ik zal, terwyl gy fpreekt, lezen. (Hy gaat zitten lezend lucile. Hebt gy uw oog op het pand geflagen, dat ik u vertrouwd heb? merval. Ja, mejuffrouw. lucile. Gy kent dus myne zwakheid voor üw' neef? merval. Ja, mejuffrouw. lucile. Gy hebt de blyken zyner liefde gezien? merval. Ja, mejuffrouw. lucile. Het is moeijelyk te rug te treden als men zo verre gekomen is. merval. Zeker, het is onmogelyk. lucile. Oordeel thans of ik de uwe zyn kan. merval , haar een oogenblikJlerk aanziende. Gy hebt my wel bedrogen. lucile , fchielyk. Neen: ik heb 'er nooit de gedachten tt?e gehad; integendeel : uw neef en ik hadden u willen doen zien... mer-  B L t S JP E L. 31 merval. Heerlyk fchouwfpel! lucile. Geloof... merval Myn neef zal de verleiding , die hy gebezigd heeft, duur betalen. lucile. De verleiding? geenszins: myn hart is hem voorgekomen ... merval, verwonderd. Hoe! gy hebt..? lucile. Ik bemin hem: ik heb zyne liefde bemoedigd, dewy! ik die met hem deelde: zonder dit, zoude hy nooit hebben durven wagen ... merval. Uitmuntend, mejuffrouw, uitmuntend! (Ter zyde.") 6! Hoe bedriegelyk zyn de gelaatstrekken! l uci le. Gy ziet myn' toeftand? merval. Ja, mejuffrouw. lucile. Uw hart is bewogen ? merval. Ja, mejuffrouw. lucile, Vol hoop. Wel nu? mek-  32 HET GESCHENK, merval, ter zyde. Ontrusten wy haar. lucile. Wat moet ik hopen? merval, koel. Niets. lucile, verwonderd. Niets! merval, nadrukkelyk. Zeker, niets! (Ter zjde.) Het imart my, haar te bedroeven. lucile, ontjleld. Wel nu, mynheer! ik zal myn' vader gehoorzamen. (Na een weinig zwygens.) Hebt gy zo goed geweest uit de mand te nemen.. ? merval, fchielyk. Het pakje?., neen, zeker niet, het is 'er noch in. luci i.e. ö Hemel! en zo myn vader..? merval. Het hoorde fchreeuwen? lucile. Schreeuwen ? hoe ! . merval. Moet zich dit niet alles ontdekken? lucile. Nooit: zo gy volhard my te willen trouwen, zult gy dat pand behouden ; en niemant zal het weten. MES'  8 L T S P E L. S3 merval. Ik het behouden ? een uitmuntend voor/tel! lucile. Zo gy 'er geen fcbaduw van wilt behouden, kunt gy het in 't vuur werpen. merval. Ik! in 't vuur? het verdriet ontftelt uwe reden. delcar, opjlaande, en de nieuwspapieren wegwerpende. 'Er is niets van belang in. lucile. Jlilf tegen Merval. Ik ben wel ongelukkig ! merval, ter zyde. Zy treft my. delcar. Wel nu, fchoonzoon ! hebt gy de gefchenken van uwe aanftaande gezien ? merval. Ja, mynheer. delcar , naar de°mand gaande. Ik wil u doen opmerken. lucile, hem weêrhotfdende. Mynheer heeft alles gezien, wat hy zien moest, vader. MERVAL. Ja, mynheer! en ik heb in deze mand meer gevonden, dan ik gedacht had. delcar, als voren. Wat zegt gy van de geborduurde brievcntasch ? hé? G ic-  34 HET GESCHENK, lucile, als voren. Mynheer heeft ze gezien. delcar, zich voor ,t hoofd flaande. Dat komt daaruit... merval. Inderdaad ? gy hebt een blinkend genie. delcar. Twee harten, door een' rozenband gebonden, op het huwelyksaltaar, hé ? dat is fraai ? merval. Uitmuntend! delcar, lagchend. En het devies: „ men gaat 'er met zich beiden: en „ komt met zyn drieën weêr", hé? merval. Is dat van uw maakfel ? delcar, lagchende. Ja- merval. Ik dacht dat het van myn' neef ware... maar daar is hy. VTFTIENDE T O O N E E L. de vorigen, dolcy. dolcy, ter zyde. 'Zj-y zyn hier: wat losheid! merval. Ha! zyt gy daar, mynheer ? DOL  B L r S P E L. ii d o l c y, ver legen. Mynheer... merval. Gy hebt de ftoutheid, tot my in te komen? dolcy. Ik dacht... merval. Zonder dat ik u doe ontbieden? dolcy. Dat de nieuwjaars dag... merval. Wat voert u hier ? het aartige gefchenk dat gy my gedaan hebt! • dolcy, ter zyde, verheugd. Hy heeft myne comedie gelezen. merval. Wel nu, mynheer ? dolcy. Na u de verzekeringen van myne achting te hebben vernieuwd... merval. Het is lief... dolcy. Kwam ik u vragen, of gy uw oog op myn werk hebt geflagen ? merval. Op uw werk, mynheer? dolcy. Ja, oom! op hetgeen ik dezen morgen gebragtheb, en 't geen André heeft aangenomen. C a fttRl-  3<$ HET GESCHENK, merval Zo! zo! 't is dan André, die zich met zulke conftsnisfiën belast? by zal met my te doen hebben ! dolcy. Ik heb my niet kunnen verbeelden dat het gefchenk 7 't welk ik 'er u van maak, u zoude kunnen mishagen... merval. En gy hebt groot ongelyk. dolcy. Daar ik geloof, dat het het beste is dat ik tot hedea gemaakt heb. merval. Hoe, tot heden..? d o l c y. Ik kan echter mis hebben : een' vaders cog oordeelt' fomwyl flecht. merval , Jlil, hem op Delcar wyzende, Neem u dan in acht. dolcy, 't Is een pasgeboren kind. merval, ~als voren. Denkt gy 'er om? dolcy. Maar ik heb hef waardig gekeurd, onder uwe oogen tê. komen. merval. Breek dan af. dolcy. En ik durf het u, als. een gefchenk, aanbieden. JVf Eü* \  B L Y S P E L. 32 MERVAL. Wel verpligt.' DOLCY. Befchouw het ter deeg. MERVAL. En gy durft 'er zo van fpreken , in het byzyn van mynheer? DOLCY. Mynheer kent het niet... MERVAL. Dat weet ik wel... maar zyne dochter? D O L C Y. ê! Dat is wat anders., mejuffrouw heeft my, onder het werken, met haren goeden raad geholpen. MERVAL. Stil dan... DOLCY. Ik heb 'er weer een onderhanden. MERVAL. Reeds? DOLCY. En zo gy my wilde raden... MERVAL. Zwyg ftil, wildzang, en laat my fpreken. (Tegen Delcar.) Myn vrind! gy ziet wel, dat het my onmogelyk is uwe dochter te trouwen. DELCAR. En waarom dat? C 3 MER-  s? HET GESCHENK, merval. Het is onmogelyk. delcar, ter zyde. Zou zy gefiaagd hebben ? (Overluid?) De contracten moeten heden gemaakt worden, alles is gereed. merval. Wat zegt dat? delcar. Gy zult haar trouwen. merval. Ik zal het waarachtig wel laten. lucile, zagt, tegen haar' vader. Myn vader! gy hebt my beloofd ... delcar, feil. Laat my begaan. (Overluid?) Wy hebben een' rouwkoop , en ik zal myn recht doen gelden.. merval. Verfiooren wy ons niet: ik zal u een vergelyk aanbieden. delca r. En zal dat vergelyk de fchade herfrellen , die uwe fpoedige verandering myne dochter doen kan? m e k v a i.. Zy zal 'er niet door benadeeld worden. delcar. Hoe dan? merval. Laat ons beiden haar den rouwkoop ter hand ftellen , en haar meestresfe harer keuze laten. DEL-  B L r S P È L. 39 delcar. Gaarne. merval, haar den rouwkoop gevende. Ik geef het voorbeeld, delcar , eveneens. En ik volg het. lucile, by 'het overgeven der rouwkoopen. Dolcy ! ontfang hunne weldaad. dolcy. Ach, Lucile!.. ach, myn oom! merval. Gaauwdief! lucile. Myn vader! delcar, tegen Dolcy. Geef haar de hand , en wees gelukkig. merval. En vergeet niet , dat gy my een weinig vrindfchap verfchuldigd zyt. dolcy en lucile. Nooit! nooit! delcar. Maar zeg my nu toch eens, vrind ! hoe dat zy u van befluit hebben doen veranderen ? merval. Ik zal het u zeggen; want gy moet het toch weten: en, dewyl zy verloofd zyn, moet het voorledene vergeten wezen. d e l c a ii. Hoe! het voorledene? C 4 uzn*  40 HET GESCHENK, me«VAL. De fouten der liefde zyn verfchoonbaar, als het huwelyk dezelven herftelt. delcar. Wat wil dat zeggen ? lucile. Verklaar u duidelyker, als het u gelieft. d O L G y. Oom! ik begryp niet... MERVAL, Zagt. Stil, laat my begaan. (Overluid.') Wel verre van u te vartoornen, moet gy u verheugen, myn vrind. delcar. My verheugen? merval. Ja, gy hebt het geluk... delcar. Van wat.. ? merval. Van grootvader te zyn... lucile, verwonderd, Mynheer! dolcy. Ach, oom!.. cilcak, verftoord, ' Merval! merval. Kom, kom, geen geheim meer: wat gedaan is, is gedaan. lu-  B L Y S F E L. 41 lucile, deftig. Weet gy, mynheer! dat zulk eene fcherts zo onvoegeJyk als bcleeJigend is ? t o e l c a e , toornig. Gy durft myne dochter beleedigen ? merval. In tegendeel, myn vrind! ik zocht u vóór te bereiden, u ie bevredigen , vóór u te toonen... delcar. 4 Eli VV.1t? merval, de mand openende. Wel, dit! delcab. En verder? . dolcy. Wel nu? lucile. Wat wil dat zeggen? merval. Dat is fraai: ja, fpeelt dan de verwonderden. lucile. En wiens kind is dat ? merval. Wel, voor den duivel, het uwe! lucile. Welk eene beleediging! dolcy. Myn oom ! gy durft de deugd befchuidigen1 C S J»Efc*  4» HET GESCHENK, delcaii, vergramd. Gy zult my dit betalen. merval, tegen Lucile. Gy durft het ontkennen.. ? ZESTIENDE T O O N E E L. DE VORIGE K, MARGRIET, e MARGRIET. Ik vraag u wel excus, myn goeje heeren! maar ik zoek... dolcy, vrolyk. Ha! 't is de min. merval. Hy weigert zyn kind te erkennen, en zie daar de min. MARGRIET. Het is ons lieve kind... ö! myn! wat is hy groot geworden , fints ik hem gezoogd heb ! (Tegen Lucile.') Vergeef, mejuffrouw! dat ik u zo voorby geloopen ben, maar 't is, omdat ik hem zo lief als myn' zeun heb. merval, tegen Margriet. Hebt gy hier, dezen morgen, geen kind gebragt? MARGRIET. Ja, mynheer! ik heb het aan André gegeven... waar is het dan, dat ik het aan zyn' broêr doe zoenen ... MERVAL. Aan zyn' broêr! LAATS-  B L T S P E L. 43 LAATSTE T O O N E E L. alle de personaadjen. andré, ter zyde. ó! Mynhelp ! moeder is al hier ! margriet. André, g;ef my de kleine Margriet. andré, verlegen. Moeder!... margriet. Waar hebt gy haar gelaten ? ANDRÉ. 't Is dat... margriet, verfchrikt. Wat hebt gy met myn kind gedaan ? lucile, de mand openende. Is het dat? margriet. Ja! daar is het. (Tegen Dolcy.) Zoen het dan, 't is uwe zuster; 't is myne dochter. merval. Uwe dochter ?.. En wie heeft haar in deze mand gelegd? andré:, verlegen. Och! mynheer! knor niet; ik heb haar daar te flapen gelegd; maar daar is niets van te vreezen: moeder heeft my gezegd, dat zy fchoon en zindelyk is. meiiv a i., zich de handen voor het voorhoofdfiaande. Wat heb ik gedaan!.. Maar wat wilde gy dan zeggen, toen  44 HET GESCHENK, toen gy my meldde, in de mand een pakje gelegd te hebben ?... lucile, uit de mand een pakje brieven nemende. Het waren alle de brieven van Dolcy, hier zyn zy! merval, tegen Dolcy. En wat verlTond gy met dat pasgeboren kind ? dolcy, een boekje van de bureau nemende. Het is eene nieuwe comedie, die ik aan uw verlicht oordeel onderwerp. meeval. Mejuffrouw! ik durf u naauwelyks aanzien.. Delcar! geef my het halsfieraad... Neef! bewerk myn ver. giffenis. lucile. Gy hebt my aan hem , dien ik bemin, afgeftaan: alles is vergeten. merval. Dat het feest, 't welk ik voor myn huwelyk beftemd had, voor dat van myn' neef diene. MARGRIET. Myn zoogzeun trouwt! ik blyf hier! ik moet op de bruiloft dansfen. andré. Zie daar een' gelukkigen nieuwjaarsdag: myn zoogbroeder word gelukkig, dat maakt dat ik te vreden ben ; maar ik zoude noch te vredener zyn, zo ik wist, dat een ieder hier zo vergenoegd ware, als ik ben. VA U~  Ê L T S P E L. 45 VA UDEV1LLE. DOLCY. Myn onheil was in top geftegen; 't Verkeert gelukkig dezen dag: Jk kryg, door gunst myns ooms, den zegen Dat ik Lucile trouwen mag. Myn hart, thans door geen leed beftreden, Vergeet zyn* lang geleden druk: De vrindfchap, liefde, en tederheden Zyn giften van het gul geluk. LUCILE. Men kent altoos den aart der liefde Ajn ongeveinsdheid, trouw, en deugd; En de achting voor hem, die ons griefde, Vermefirt zyn' gloed en onze vreugd. Ons is liet fchoonst geluk gegeven : 't Neemt, ftreelende, onze harten in: De deugd doet ons vereenigd leven: Dit is 't gefchenk der ware min, MARGRIET. Ik heb dikwerf veel groote heeren Aan hunne vrouwen, op deez' dag, Vry wat gefchenken zien vereeren, Schoon ik ze toch niet blyder zag. Wy geven niets, en zyn te vreden: De vrolykheid woont by ons in: Welwillendheid en reine zeden Zyn giften van de oprechtte min. AJT,  43 HET GESCHENK. ANDRÉ. Ik, op 't eenvouwdig land geboren, Wek hier verwarring, buiten fchuld! Maar die verwarring kan bekoren: Zy is 'c, die liefdes wensch vervult. Mynhelpt ik hoü veel van ontfangen; Maar, op deez' dag, gelyk ik denk, Zyn lieve meid tot vrouw te erlangen, , ïs zeker toch wel 't best gefchenk. DELCAR. Verwarring, voortgeteeld uit dwaling, ls hier de moeder van 'c geluk: De liefde, grootsch op de eerbebaling, Schenkt bloemen aan het huwlyksjuk. Och , (lak men 't wraakzwaard in de febeede, En fchonk de kryg, in 't eind' bedaard, Ons, met de vryheid, eens de vrede 5 Dit waar' het fchoonst gefchenk voor de aard'! SLUITBALLET. EINDE.