VERMEULEN Grafische afwerking 046-4851195 Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3140 6415   GESCHIEDENIS DER KOLONIE VAN SURINAME. Behelzende derzelver opkomst,voortgang, burgerlyke en staatkundige gesteldheid, tegenwoordigen staat van koophandel, en r.Erv-Jï voiLEDICE en naauwkeurige beschryving van het land, de zeden en gebrui* _ken der ingezetenen. GEHEEL OP NIEUW SAMENGESTELD i DOOR EEN GEZELSCHAP van GELEERDE JOODSCHE MANNEN ALDAAR. tb. AMSTERDAM en HARLINGEN, by ALLART en van der PLAATS. iMBCCXCIi   O P D R A G T Aan de Edele en zeer Eerbiedenswaardige Heeren DE BESTIERDERS EN REGEERDERS der KOLONIE van SURINAME. ENZ. ENZ. ENZ, REZIDEERENDE TE AMSTERDAM. EDELE EN ZEER EERBIEDENSWAARDIGE HEEREXI De Portugeefche JoodfcheNatie, in de Kolonie van Suriname,, lêdert haare eerfte fh'chtinge tot op deezen tyd , gevestigd , durft het waagen U een Werk aan te bieden, het welk ten deele eene naauwkeurige gelcbiedenis bevat van uwe bezittingen in Amerika , gelyk ook die van een Volk, liet welk, fchoon ongelukkig in veele opzigten, zich «chter gelukkig fchat omdat het leeft onder de Wetten van de Republiek der Vereenigde Nederlandfche Provinciën , en onder uwe befeherminge. Door uwe, aan baar betoonde, goedgunftigheid en veelerlei weldaaden, rekent deeze Natie zich aan Uwe Kolonie en 'bèiarrged 0£ hst naauwst verbonden. De verpligting en eerbied, Welke zy in zo veele opzigten aan U verfchuldigd is , A hebben  * OPDRAGT. hebben haare Reprezentanten aangemoedigd, om U dit geringe Werk aan te bieden, als een teken van de eerbiedenis en zugt, welke zo hen als hunne Voorvaderen, voor uw bewind, ten allen tyde , heeft bezield. Deeze pligtkwyting en eerbewyzing hoopen zy , Edele en zeer Geëerbiedigde Heeren! dat gunftiglyk van U zal worden aangenomen. En in deeze gevoelens hebben wy de eere van met den diepiïen eerbied te verblyven , EDELE EN ZEER EERBIEDENSWAARDIGE HEERENt Üwe zeer Onderdaanige en Gehoorzaame Dienaaren »E REGENTENEN REPREZENTANTEN DER ï O R TUGEE SCHE JOODSCHE NATIE VAN S ö* KI NAME. A ' Mof. Pa. de Leon. Saml. Heo. de la Parra. Ishak de la Parra. David. de Is. C. Nasfe Samuel Wbel. Brandon* Suriname en Paramaribo üen 20 van Sprokkelmaand 1788. VOOR.  VOORREDEN. 't Is geen eerzugt, hoogmoed of eigenliefde, die ons de pen deed opvatten, om het Werk op te Hellen, dat wy het Publiek aanbieden. Het dagelyksch voorbeeld van zo veele flegte Werken, als 'er geftadiglyk van de pers komen , die al zeer dikwyls niet /langer beflaan dan men tyds noodlg heeft omze eens te doorbladeren, was even weinig in ftaat om ons zodanig te verblinden, dat ons de lust zou bekruipen om derzelver getal te vermenigvuldigen. De tytel van Schryver bevat zo veele verpligtingen, dat wy geen de minfte begeerte gevoelden om 'er misbruik van te maaken; ja nooit zouden wy het gewaagd hebben, om een letterkundig voortbrengfel in het licht te geeven, zo niet de omftandigheden ons in het geval gebragt hadden van zulks te moeten doen. Daarenboven gebooren zynde in een land, waarin de opvoeding ontbloot is van 't geene men noodig heeft om middelmaatige verftanden te oeffenen, en te ontwikkelen ; gelyk ook beroofd van de vereischte kundigheden, en eenigzins genoodzaakt te fcbryven in eene taal, die, de onze niet zynde (*) , door ons minder volgens vaste beginfelen, dan wel door gewoonte, die misfchien zeer gebrekkelyk is, geleerd was; en behalven dat,' geen {*) Huijue gewoone taal is de Porrageefche en Spaanfche, A a  4 VOORREDEN. geen andere plaats in het Heelal kennende dan die. on3 heeft zien gebooten worden ; Waren wy zó verré van eenigzins tot fchryven aangemoedigd te worden, dat vvy daarin juist zo veele beletfelen ontwaar wierden, die ons van eene foortgelyke onderneeminge moesten aftchrikken. Dan, wy herhaalen het, byzondere redenen hebben 'er ons toe verpligt. Het natuurlyk gevoel van den ongelukkigen ftaat der Jooden , de waarheid , de rechtvaardigheid, de rechten, ons als menfcheri (want dit zyn wy geweest lang voor dat wy Jooden wierden y en ook als burgeren toekomende, hebben ons den moed ingeboezemd om gebruik te maaken van de gelukkige jydsgefteldheid, welke ons de deugdzaame gevoelens van eenen vermaarden Staatkundigen Schryver hebben aangebooden; eu wy hebben het, zonder voor ftrenge berispingen bedugt te zyn, gewaagd dit Werk opteftellen, waarvan de eigenaartige gevolgen misfchien iets zullen konnen toebrengen ter bevorderinge van het geluk van een vry aanmerkelyk gedeelte des menfchelyken geflagts , dat fint lang als tot lyden ver Weezen fchynt. Om des te meer lichts by te zetten aan 't geene de eerfte aanleiding tot deeze onderneeming gegeeven heeft, en zo veel eere doet aan dè deugd des geenen, die ons het eerfte denkbeeld daarvan, als 't ware , heeft ingebiaazen; zullen wy 't geval, waar uit hetzelve gebooren is , onder 't oog van onze leezers brengen. Het Werk nu, welk de Hr. C. G. Dohm, Krygsraad, Opperpapierbewaarder en byzondere Geheimfchryver in het Departement der Buitenlandfche zaaken van zyne Majefteit, den Konirig van Prüisfen , enthans deszeHs Minister Plenipotentiaris by den Neder - Rynfche Kieits, ten jaare 1781, te Berlyn9 in het Hoogduitse^ uit gtf, .oude?  VOORREDEN. S der den tytel: Uber die hurgerlicbe verbesferung der Juden. En 't welk in 't Fransch vertaald werd door den Br. M. J. Bernouilli, Lid van de Konigklyke Akadernie der Weetenfchappen en fraaie Letteren enz, van Pruisfen, onder dien van : La Reforme Politique des Juifs , k Desfau dans la Librairie des Auteurs et des Artistes, 37''2. in Zvo. is by ieder een bekend. Zodra dit Werk , eindelyk , ook ter onzer kennisfe gekomen was , door middel van de Gazette Lit* teraire van May 1784 , waarin een zeer naauwkeurig belicht van" hetzelve voorkomt; beyverde een ieder zich om 't zelve uit Holland te ontbieden. En wat wonder ? elk ongelukkige fchept eenigzins adem» en begint op betere tyden te hoopen, wanneer hy hier of daar eene fiemme hoort , die hem beklaagt, zyne verdediging opvat , of deel in zyne belangen neemt, De naam van den Hr. Dohm, Geheimfchryver eens grooten Konings, zo wel Held als Wysgeer, en die van ,den reeds gemelden Vertaaler, in de Republiek der Letteren met lof bekend; bragten niet weinig toe ter ver* inieerderinge van het verlangen der Natie, om een Werk •te kezen s waarvan de inhoud, volgens deszelfs naauwkeurige opgave, een zeldzaam verfchynfel was, zelfs in die verlichte en wysgeerige eeuw, waatin wy leeven ; en evenwel hebben wy, ondanks onze aangewende poogingen, hetzelve niet magtig konnen worden voor in Sprokkelmaand van 1786. In ons Letterkundig Kolkgie (bekend- by den naam van Docendo Docemttr , en waarvan wy in dit Werk ook zullen fpreeken) lazen wy hetzelve in eene onafgebroken volgorde af, en vonden het, tot ons groot genoegen, vervuld met bondige redepeeringen , en eene verlichte onpartydigheid , welke het, A 3 k"*  6 VOORREDEN. karakter is van deezen Schryver. De Regenten der Portugsefche Joodfche Natie in Suriname Q hoewel de hervorming, door den Hr. Dohm bedoeld, maar alleen ziet op de Jooden in Duitschland en Polen , en dezelve, ten aanzien der voorrechten en vryheden , welke zy in Suriname genieten, niets gemeen met hunnen toefiand heeft "5 die eere aan den vermaarden Schryver willende bewyzen, welke hem als Wysgeer en als Staatkundigen toekomt, uit aanmerkinge van het weezentlyke goed, dat zyn Werk, ten voordeele van hunne Broederen in Europa, zou konnen te wege brengen, namen de vryheid, van hem een' brief van dankzegginge toe te zenden, gedagtekend den 10 van Lentemaand 1787; daar in tellens de verfchuldigde eere bewyzende aan de gedacbtenisfe van den Vertaaler, den Hr. Bemouilli, federt eenigen tyd overleeden (*). Dceze brief dan over Holland naar Berlyn, volgens zyn oprchrift, gezonden zynde, dach;ende Regenten naauwelyksaandeuitwerkinge, welke daardoor, in 'tbyzonderten aanzien van den Hr. Dohtn , te wege gebragt zou worden, en bielden zieh te vreden, dus ten minlte eenen pligt volbragt te hebben, welken hun de erkentenis en de liefde voor hunne Hóogduitféhe en Poolfche Broederen hadden ingeboezemd. Dan het deugdzaam hart en de eerlyke gevoelens van den Heere Dohm, deeden hem ten voordeele der menjcblykheid, de gewigu'ge bezigheden, waar mede hy, in den dienst van zynen Koning, belaaden was» eenigzins uit het oog verliezen , en de P-egenten, op hunnen brief, met een antwoord vereeren , gedagtekend den 29 van Louwmaand 1787, en hun ter hand gefteld, door den Kapitein Dalmeyer, den 2j van {*) Men zie dien brief achter deeze Voorreden,  VOORREDEN. f van Zomermaand 1787 , tot ons overgekomen (f). Door dien brief g«eft gemelde Hr. den Regenten kennis van zyn voorneemen, om nog verder in de bevorderinge van bet geluk der Natie in 't algemeen belang te Hellen j verzoekende daarby teffens, hem te willen voorzien met de noodige onderrechtingen wegens de Kolonie van Suriname en de daar gevestigde Jooden, ten einde hy zich in ftaat gefteld moge vinden, om door treffende voorbeelden de hoofdftelling van zyn Werk ftaande te houden, en, zo veel in hem is, mede te werken, aan eene gunftige omwentelinge, ten hnnnen voordeele. De Regenten, door eenen zo gedienftigen als voor hunne Natie voordeeligen brief, in de verpligtinge zynde gebragt, om den Heere Dohm, op het onderwerp der Jooden, de verzochte onderrechtingen te geeven, werden daar door eenlgzkis genoodzaakt, dit tegenwoordige Werk, ondanks hunne onbekwaamheid, met allen mogelyken fpced in orde te brengen; midlerwyl door eenen anderen brief, van den 5 der Hooimaand 1/87, kennis van deeze hunne onderneeming geevende aan den Heere Dohm. Dit nu zo zynde, zal niemand ons met reden konnen befchuldigen van hoogmoed of eigenliefde, en nog minder van begeerte, om, als Schryvers van dit Werk, veel roems te behaalen. Onze eerfte bedoeling was, ons by de gefchiedenis der Jooden in Suriname en hunnen oorfprongklyken en tegenwoordigen ftaat eenvoudiglyk te bepaalen , zonder ons in 't minfte te bemoeien met het geene hen niet rechtftreeks betrof, en 't gefchreevene den Heere Dohm (f) Deeze brief ii insgelyks achter de Voorreden te vinden, A 4  8 VOORREDEN. Dohm over te zenden , niet zo zeer als een Werk» maar wel als een antwoord op zynen brief. Maar by het nazien van onze handvesten, het verzamelen van verfabelden afzonderlyke gebeurtenisfen, en het te raade gaan met eenige verftrooide en bykans vergeeten ftukken en brokken, hebben wy bevonden , dat de gefchiedenis der in Suriname gevestigde Jooden, zo naauw verknocht, en, om dus te fpreeken, zodanig van één' en den zelfden aart ïs met die der Kolonie in het algemeen; en dat de gebeurtenisfen» welke federt de fiichting der Kolonie gediend hebben ter onderfcheidinge van de eerfte Jooden , die zich derwaards begeeven hadden, met die van de overige bewooners der Kolonie zodanig aan eikanderen verbonden zyn, dat het ons, zedelyker wyze , onmogelyk was, dezelve van eikanderen te fcheiden, om maar alleen eene byzondere gefchiedenis der Natie te fchryven. Daarenboven, zou ook niet een aaneengefchakeld verbaal van geringe voorvallen , een handvol Jooden, geduurende den tyd van 130 jaaren, in een gedeelte van Hollands > Gusjane wedervaaren, van te luttel aangelegenheid geweest zyn, om de gezette aandacht der leezeren te verdienen? Zouden het vooroordeel en de onverfchilligheid, waarmede verre de meesten, ten nadeele der Jooden, zyn ingenomen, niet terftond een Werk hebben doen verachten, dat door ons was opgeftejd ? Bragt verder het verzoek van den Heere Dohm \ ons in zynen laatften brief gedaan , om hem eenige gefchiedkundige berichten toe te laaten ko* men wegens de lotgevallen, die der Kolonie, federt haare eerfte oprechtinge , wedervaaren zyn , beneffens 't geene haar en tegenwoordige» jlaatkundigen en zedelyken toeftand betreft, ons niet in de noodzaaklykheid, om ons over de %s)\om& in \ algemeen een weinig uit te breiden? Derha!»  VOORREDEN. 9 Derhal ven teflooten hebbende, 't geen den Jooden Wedervaaren is, op nieuw te verbinden met het gaen da Kolonie raakt, om dus een naauwkeurig Historisch ver* flag te geeven van 't geene haar betreft, hebben wy over dit ons Weik geene befchikking konnen maaken, zonder daarvan teffens voorlopige kennis te geeven aan onze zeer geëerbiedigde Weldoeners, de Heeren B;windheb» beren der Kolonie in Holland; en hun met een het aanbod te doen van een naauwkeurig Historisch bericht, bevattende de. voornaamlie gebeurtenisfen van hunne Kolonie en der daarin gevestigde Jooden, en wel, ais een kleine eerbewyzing voor de vaderlyke befcherminge en toegenegenheid, welke de Jooden in Suriname, federt het begin van hun bellier, tot op deezen dag, aan dezelven als Eigenaaren, verfchuldigd zyn : ingevolge daarvan durven wy ons vleien,'dat de Hr. Dohm zo verreaf zal zyn van ons kwalyk te neemen, dat wy hem dit Werk niet aanfionds, volgens den inhoud van onzen laatften brief, gezonden hebben; dat hy 't zich zal laa. ten wel gevallen, dat wy dien pligt getracht hebben te volbrengen, welke ons door de dankbaare erkentenisfe van ontvangen weldaaden wierd opgelegd. Om nu deeze taak naar behooren te volbrengen, wa-. ren wy verpligt verfcheiden Werken over Amerika raad te pleegen, en wel voornaamelyk de zulke, die, zo door nationaale Hollanders als door 'vreemdelingen, zyn in 't licht gegeeven, en dezelve vervolgens te vergelyken met het geene wy in onze eigene handvesten aantroffen ; door deeze onze navorfchingen nu hebbende bevonden , dat die Werken in veele opzigten zeer gebreklyk zyn , namen wy de moeite om eene beknopte Historie der Kolonie op te Hellen, welke, op eenige voorvallen na, niets geA 5 deen  lo VOORREDEN. meen heeft met het geene anderen daar over hebben gefchrecven: en daarenboven bemerkende, dat de Jooden , in weerwil van hunne vereenigiuge met de overige bewooners van Suriname , in weerwil van hunnen yver, hunne krygsverrichtingen, en zelfs van hunne rykdommen, in deeze Werken niet eens genoemd worden, dan met eene onverfchiiligheid, die ten duidelyken bewyze van het vooroordeel deezer Schryveren ftrekt, hebben wy ons in de noodzaaklykheid gevonden , om ons wat breeder uit te laaten over alles wat hen betreft, en hunne belangrykfte bedryven te vermeiden, om hen daar door nader bekend te doen worden, zonder echter 't geen de Kolonie in 't algemeen berreft uit het oog te verliezen. Ten aanzien van de Historie der JNatïe, welke wy, in onze hoedanigheid van Regenten, de eere hebben hiermede aan het Publiek aan te bieden , zyn wy verpligt geweest, veifcheidene in dit Werk voorkomende zaaken te bevestigen dcor eene menigte corfprougklyke bewysfukken, die in eenig ander Werk overtollig of mis» fchier; geheel onnut zouden 2yn ; maar die niet te misfen zyn in een Werk als dit, waarin van de Jooden gehandeld wordt: want door zaaken zonder bewys te melden, zouden wy orgetwyffeid gevaar loopen van luttel geloofs te linden ; ma2r door het Bevestigen en ontwikkelen dier zaaken, welke de Schryvers zo zorgvuldiglyk veiborgen hebben , zullen wy onzen tegenftreeveren den mond floppen; hunne onbcfcèaamdheid zal althans niet groot genoeg zyn,om alles te durven ontkennen. En devvyl onze Natie en wy in het algemeen de Kolonie befchouwen als eene fooit van Staatkundig Erfgoed, (mtn verfchoone deeze uitdrukkinge-) waarin wy zonderlinge vryheden en voorreen.en genisten, 20 ftelien wy  VOORREDEN. if wy in haar geluk, haaren rykdotn en het welzyn van onze beminnenswaardige, fchoon in veele opzigten ondankbaare medebewooneren , met reden zo veel belang, dat wy gaarne alles, wat ons het dierbaarile is, voor haare behoudenis zouden opofferen. Wy hebben insgelyks , op verfcheiden plaatfen van dit Werk, de algemeene oorzaaken van het verval der Kolonie ontvouwd , en met alle mogelyke kracht van reden betoogd, zo de^rechten onzer Kolonisten in het algemeen, als de befcherming , welke zy in het byzonder mogen inroepen, en volgens recht en billykheid van hun Moederland en de Hollandfche Kooplieden verwachten , ten opzigte der fchulden, waarmede hunne Plantagien bezwaard zyn ï ingevolge daarvan hebben wy de inkomtlen der Kolonie federt 1750 tot op 1787 , omftandiglyk opgegeeven; als ook de belastingen en imposten waaraan de voortbrengfels onderworpen zyn; de voordeden welke de Republiek daarvan trekt, en 't weinige dat de ongelukkige Planters voor alle hunne zorgen en gefiadige moeielykhiden genieten. En in dit tafereel hebben wy de zeden en het karak er van de bewooners der Kolonie , zo Christenen als Jooden, geenszins gevleid; integendeel hebben wy hunne gebreken vrymoediglyk en naar ons oordeel ontvouwd, zonder voor eene geflrenge berispinge bedugt te zyn: want die heeft geen vat op harten, welke afkee» rig zyn van de oprechtheid en waarheid aan de vletery op te offeren. In overeenkomfte met dit beginfel beklaagen wy ons teffens over de vooringenomenheid en vooroordeelen, welke daar nog tegenwoordig , ten nadeele van de Joodfche Natie in 't algemeen, heerfchen, en wy hebben zo wel de befchuldigingen als de verdediging van {Jie van Suriname onder hec oog van 't verlichte en be- fcheiden  vt VOORREDEN. fcheiden Gemeen gebragt, ten einde bet in ftaat geftelc!moge worden om ons naar onze gebreken en behoeften te beoordeelen; terwyl wy 't ons insgelyks tot eene eere gerekend, hebben, met het uïterfte genoegen te erkennen, dat wy grootelyks verpligt zyn voor de vaderlyke be» fcherminge van onze geëerbiedigde Weldoeners in Holland , als ook voor de veelvuldige blyken van vriendfchap en toegenegenheid, ons door verfcheiden aanzienlyke perfoonen der Kolonie, op onderfcheïden tyden beweezen; zonder een oogenblik in twyffel te hangen ot hunne naamen, met.verm'eldinge van den daaraan verfchuldigden lof, in dit ons Werk behoorden genoemd te Worden. Hebben wy hierdoor hunne zedigheid en befcheidenheid eenigzins gekwetst, wy vraagen deswege nederig verfchoonsng j en is het ook niet genoeg, dat wy de naamen onzer benydüren verbergen , terwyl wy die van onze begunftigers niet ontveinzen? Wat den vorm betreft, dien wy aan dit ons Werk gegeeven hebben, dezelve kwam ons voor de gefchikfle te zyn vooreene Historifche proeve, waarvan de denkbeelden en uitzigten misfchieii niet zeer overeenftemtnen met eene Beknopte Historie der Kolonie, waarin het Staatkundige juist niet zeer te pasfe komt; en naardien de HiVorie der Jooden ons voornaamfte onderwerp is, zo hebben wy alles by een verzameld wat wy noodig hadden omze, na hunne verbanning uit Portugil en Spanje, te geleiden naar Bratül, vervolgens naar Holland, en naar Cay ;nne, tot dat wy dezelve in Suriname geplaatst zagen; zonder hunne eerfte (lichting in Holland en de vryheden, aldaar aan hun verleend, eenigzins te vergeeten. De Werken, waar uit wy de kennisfe van 't groo'.fte deel der zaaken, in deese proeve voorkokende *  VOORREDEN. sj Verkreegen hebben , worden 'er zorgvuldig'yk in gemeld ; zonder echter daarvoor eenen flaalTchen eerbied te betoonen i hebben wy dezelve, ingevolge onze geringe en vooral plaatslyke kundigheden, hier en daar beoordeeld en tegengefproken. Ten aanzien van den ftyl hebben wy onze onbedree. veilheid reeds voorheen beleeden ; ingevolge daarvan twyffelen wy geenszins, of men zal 'er, hier en daar, gezegden in vinden , die niet verdraagen konnen aan den foetstteen van 't zuiver Fransch geftreeken te worden: wy hebben ons oök meer beyverd, om klaar en ver«i ftaanbaar dan wel om fier'yk te fchryven, en wy vleien ons, dat het Publiek toegeevend genoeg zal zyn, om ons,' uit aanmerkinge van de rechten der mehschlykheid, die wy inroepen, onze misdagen te vergeeven; te meer wyï de beweegredenen , welke ons tot het fchryven van dit Werk hebben aangezet, ten eenemanl vry zyn van alle verkeerde bedoelingen. Zo men onderttislchen in 't beloop deezer proeve eenï-; 3e flukken aantreft, die voorde meesteleezers van geringe aangelegenheid zyn, en daarentegen veele redeneeringen ten voordeele der Jooden; wy vleien ons , dat onza geëerbiedigde Weldoeners in Holland , dat de Heer Dohm, ja dat alle waare Menlchenvrienden, het ons geen' kwaaden dank zullen weeten, dat wy hun een ' ovnftandig verflag hebben onder 't oog gebragt van alles, wat de Matie in Suriname betreft, ten einde een ieder, naar gelang van dien kring waarin hy zich geplaatst vindt, en van. het vermogen waarmede hy bekleed is, 'er dat geene uit moge trekken, welk met zyne goede oogmerken overeenltemt, ondertusfehen al het overigs afe .nutteloos verwerpende. Daarenboven , zo het aan ieder mensen in het byzonder vryflaat, om, wanneer hy van  $A: VOORREDEN* van zedelyk wangedrag befclnüdigd wordr, van zich zeiven te fpreeken, en 't goede, door hem gedaan, te vermelden, om dus zyne befchuldigers te wederleggen 5 jnet zo veel te meer reden moet eene dergelyke verdediging eene geheele Natie vryftaan, ja voor noodzaaklyk geiouden worden , wanneer dezelve zich in dergelyke omHandigheden bevindt. Indien echter , in weerwil van onze zeer gemaatigde eifchen , in weerwil van onze oprechtheid en de waarheid der zaaken, die wy in het opftellen van dit Werk hebben in acht genomen, de bitfe berisping, onderfteund door Godsdienftige en Volks Jtfooroordeeien, niet nalaat ons te befchuldigen van vergetelheid en trotsheid, en, tot overmaat van boosheid, •de Natie nog verder tracht te overlaaden met nieuwe fcheldJjaamen, in fteê van haare fauten op te merken met oogr merk ornze daarvan te ontwennen, en ons in ftaat te, ftellen om ons Werk te verbeteren, zullen wy dergelyke bitfe berispingen op de lyst zetten van zo veele andere ihoode lasteringen, als men over de Jooden in 't al* gemeen heeft uitgebraakt; by voorraad op zulken toepasTende het zeggen van Menippus tegen Jupiter: „ Zo gy «, in plaats van my te antwoorden, van uwe blixemen fiedient, hebt gy ongelyk 1 Brief v „n de Schryvers aan den Heer C. G. Dohm ovet i?yn Werk wegens de Hervormitige der Jooden. vermaarde en waardige vr1ënd deft merschlïkheid! i Met dfe- gevoelens doordrongen zynde, waarmede de frkentenis eerlyke harten vervult, waagen wy het, hoe»  VOORREDEN. i5 hoewel misfchien met overfehrydinge van de paaien der voorzigtigheid, deezen brief tot U te doen komen. De eerbied, welken de rnenschlykheid aanU om zulke gewigtige redenen verfchuldigd is; de altoosdnurende verpiigüng , waar onder de Joodfche IVatie in 't algemeen zich ten uwen opzigte bevindt; uwe denkbeelden, uwe wysbeJ geerte, uwe onpartydigheid en uw yver , ten voordeele van een ongelukkig volk, zullen uwen naam onfterflyk maaken; en zy, die 'er de voorwerpen van zyn, konnen niet ontflagen worden van de alcoosduurende verpligtinge om met eerbied aan uwen naam te gedenken. Laat ons derhalven toe, waardige vriend der menschlykheid! dat wy, in onze hoedanigheid van Regentenen R.epre zentanten der Portugeefche Joodfche Natie, federt meer dan eene eeuw, te Suriname in Amerika gevestigd, U dient eerbied door deezen onzen brief bewyzen; U hartelyk dank zeggende voor uwen loffdyken yver, en het Werk dat gy, wegens hunne ftaatkundige hervorminge, wel in het licht hebt willen geeven: een Werk, dat, fchoon reeds in den jaare 1782 gedrukt, eerst in de jongst voor» leeden maand van het tegenwoordige jaar, ter onzer ken-' nisfe is gekomen. En alhoewel wy, uit hoofde van die wysgeerige verdraagzaamheid, welke als de zinfpreuk is van de doorluchtige Republiek van Holland, ons moederland, veele redenen hebben om ons, wegens ons lot, gelukkig te fchatten ; echter konnen wy, Myn Heer 1 niet na-i laaten uwe belangeloosheid te bewonderen ; dien God te zegenen, welke u met deeze zo verheven deugd heeft bezield; uw Werk te befchouwen als het gewenschte tegengift van alle die vooroordeelen, waarmede de harten der menfchen bezet zyn ten nadeele van zulken, die met hun denzelfden God, fchoon op eene andere wyzo, aanbidden; ja eindelyk als den geesfel van onze vervol*  Kt VOORREDEN. volgers, en als het fchild, dat ons voor de oogen van 't Heelal zal verdedigen. Ontvang dan, Myn Heer! onze geringe eerbewyzing; en 6 mogt de ziel van den deugdzaamen M. I. B.-rnouilli, uwen waardigen Vertaaler, by onzen algemeenen Vader, de vergeldinge van zyne deugden, Van zyne mensdilievendheid en van zynen yver ontvangen! vergeef, Myn Heer! de vervoering van dankbaare erkentenisfe, welke ons heeft aangefpoord om aan U te fchryven, en laaten de vuurige wenfchen U welgevallen, welke wy, in vereeniginge met geheel de Joodfche Natie, doen voor alles :\vatU betreft, en in 't byzonder, dat de God van 't 'Heelal U de kracht en het vermogen fchenke, om de beftendige fieun der ongelukkigen, en de befchermer der onderdrukten bevonden te worden! Wy zyn met den diepften eerbied, MYN HEER! Uwe zeer onderdaanige, dankbaare en gehoorzaame Dienaaren, ( getekend ) De Regenten der Portugeefche Joodfche Natie van Suriname. D. D. J. C. Nasfy, J. H. De Barrios Jr, S. H. Brandon, Mos. P. De Leon, S. H. De La Parra, Is. De La Parra. Suriname, deezen 10 van Lentemaand. 1786. Den Heere C. G. Dohm Krygsraad, Opperpapierbewaar» der en byzon deren Geheimfchryver in het Departement ' der buitenlandfche zaaken van zyne Majefteit, den Koning van Pruigfen. Anti  VOORREDEN. 17 Antwoord des Heeren C. G. Dohm op den voorgaanden brief. MYN E HEERENÏ De verpligtende Letteren van den 10 der Lentemaand des voorleeden jaars , waarmede Gyl. my wel hebt willen vereeren, zyn my, eerst federt onlangs, in handen gekomen , en wel over Berlyn, dat ik fint eenige maanden hebbe verhaten, dewyl de Koning, myn Meester, my den gewigtigen post van zynen Minister Plenipotentiaris by den Neder-Rynfclien Kreits heeft 'toebetrouwd. Op het aangenaamfte werd ik verrast, door uit uwe Letteren te verneemen, dat myn Werk, raakende uwe Natie , die zo gansch te onrecht byna overal ongelukkig is, tot UJ. heeft weeten door te dringen. De gevoelens, die my in het opftellen daarvan tot geleide dienden, behoorden die te zyn van alle braave menfchen, van alle waare Christenen en van alle rechtfchapen ftaatkundigeh. De eenvoudigheid dier gevoeléns zal, hoopeik, eindelyk eens te wege brengen, dat zy door de hooge Landsregeeringen werden in gebruik ge. fcragt; en ik zcu 'er my zeiven grootelyks over verbly" den, zo ik gelukkig genoeg mogt zyn, van daartoe eenig* zins medegewerkt te hebben; maar tot hier toe heeft my deeze vergelding niet mogen gebeuren; integendeel heb., be ik, bykans op het eigen oogenblik, waarop my uwe letteren in handen kwamen , veiftaan , dat men myn boek te Parys heeft verbrand; doch ik hoope, dat het alleen gefchied moge zyn door een misverftand, dat snen fpoedig zal zoeken te herftellen. De goedkeuring, Myne Heeren! welke Gyl. my uit eer»  i8 VOORREDEN; zo ver afgelegen werelddeel betuigt, is my te aangenaa. mer, omdat Gyl.- het geluk geniet van maar alleen door de overleveringen uwer Voorvaderen te weeten, op welk eene wyze men uwe Natie in Europa bederft. Uwe gefteldheid verfchaft my het overtuigendfte bewys van myne ftellinge, dat de Jooden bekwaam zyn, om, zo wel als alle anderen, goede burgers te worden, zodra men hun zulks toelaat. Ik zoude hiervan misleiden een nuttig gebruik konnen maaken, indien Gyl. kondï goedvinden om my eenig omftandig bericht toe te laaten komen, wegens de voordeelen , die uwe wyze en verftandige Regeering U verleent. Vooral zou ik gaarne willen weeten, of men te uwent ook eenig onderfcheid maake, tusfehen uwe Natie en de overige bewooners der Kolonie: zyn alle bedryven, handwerken en allerhande foprten van koophandel U toegelaateu ? geniet Gyl. het recht van uwe plantagien in volkomen eigendom te bezitten ? zyt Gyl.. met geene byzondere fchattingen bezwaard? is het getal uwer farnilien ook bepaald ? bezit Gyl. het recht om 't gemeene Vaderland als Soldaat te befchermen, en als Burgerlyke of Krygs - Amptenaar ten dienfte te ftaan ? Zie daar zo veele vraagen, waarby ik grootelyks belang hebbe, en Gyl. zult my zeer verpikten, door my daaromtrent een echt en omftandig antwoor 1 toe te laaten komen, met byvoeginge van eenige gefchiedkundige aantekeningen wegens de lotgevallen , die der Kolonie > federt haare eerfte ftichtinge ( waarvan de juiste tyd my onbekend is) zyn wedervaaren; wegens de veranderingen, die men rnisfehien in uwe burgerlyke vryheden en rechten heeft gemaakt; wegens de zedeiyke en ftaatkun» dïge gefteldheid der Kolonie, als ook wegens de gevoe« lens.,  VOORREDEN. jp lens, die de rechtvaardigheid der Regeeringe den Christenen» ten uwen opzigte , heeft moeten inboezemen. Indien Gyl. my met uw antwoord gelieft te vereeren, verzoek ik U , hetzelve over te zenden onder couvert van den Heere Helleman van Eickelnberg , Confu.1 des Konings te Vlisfingen. Met den alleroprechtften wensch , dat uw geluk van onafgebroken duur moge zyn, betuige ik UI. de nooge achting, welke my uwe Letteren moesten inboezemen. Met deeze gevoelens hebbe ik de eere van te zyn*; MVNE HE EREN! UI. zeer onderdaanige en gehoorzaam» Dienaar ( get. ) DOHM. Keulen aan den Ryn deezen 30 van Louwmaand. 1787. Aan de Regenten tn Reprezentanten der Portugeefche Joodfche Natie in Suriname- IN-  INLEIDING. De verachting, waarmede men de Joodfche Natie , itf' alle de deelen der bekende wereld, behandelt; de haat eii afkeer, welke men haar toedraagt, is eene zaak, die zo onbetwistbaar zeker is , als dezelve moefelyk te begrypen valt, inzonderheid in deeze verlichte eeuw, waarin de Koningen en Vorften» om zo te fpreeken., met elkanderers "twisten om den eernaam van Vaders en Weldoeners hunner Onderdaanen. De fchriften van den Heer Voltaire zyn misfchien 'tr gepaste middel om dit zedekuudig vraagfluk op te losfen; deeze groote Man, gefchikt om de wereld te verlichten, heeft, te midden van zynen afkeer van alle Godsdienften, daar hy de Verdraagzaamheid preekt , ra allerlei tlag van uirerlyken eerdienst met .voeten treedt, teffiais het ongelukkig vermaak genomen van de Joodfche Natie te verpletteren» enze affchuwelyk te maaken in de oogen van 't Heelal ( i ). Zyne aanbidders , of om beter te fpreeken, de nieuwelingen, welke deeze vermaarde Man heeft weeten te maaken (=), «ya ï vaande? en ril Men zie zvne verhandeling over de Verdraagzaamheid^ we^e\S anlrsTan woÏÏen aangemerkt, dan alS eene verhandeling van enkele Wysgeerige üeescdryv^ry. ( 2) Men erinnere zich zyn e»gen_ zeggen: „ Ik deed ™!f „inmynen tyd dan Lutber en Calvin". Brief aan den Schryr -ver van «ie drie Bedriegers.  INLEIDING. ai en de zinfpreuk van bunnen Apostel beftendiglyk gevolgd. Misfchien heeft men hem en zyne aanhangers voor de oorzaak te houden, dat de Zedeleer van Jezus Christus, de eenvoudigheid van het Euangelie, zelfs ten nadeele van de Jooden ( 3 ), verward , en , om zo te fpreeken, in een gefmolten wordt met de doodelyke verbysteringen der Priesterfchaare. Alhoewel de Heer Vohaire, in zynen brief over de drie Bedriegers, ( welke begint me'; eene verdediginge van Gods beftaan , en eindigt met fcbirnpredenen op de Jooden en den Hr. Freron ) zegt : Berisp -den knecht , maar ontzie den Meester; zyne leerlingen, echter, hebben misbruik van zyne kundigheden gemaakt, en in hurn.1 afdwaalingen, pp het voetfpoor van hunnen Apostel, de Joodfche Natie tot een voorwerp van hunne lompe fpotternyen genomen. De wereld is , ongelukkiglyk , vervuld met zeer veele hoogmoedige en trotfche verfianden, maar met zeer weinig waare wyzen. Wat hoope viel 'er in deeze groote óngelykheid ooit voor de Jooden op te vatten, zelfs te midden der Wysbegeerre, die thans in Europa boven dryft ? Het onderfcheidend karakter van eene Nitie wordt het best gekend uit de befchouwinge van de byzondere leevenswyze van der zeiver leden, die , t' famen genomen eenig lichaam van Maatfchappy uit- ( 3 ) Paus Gregorius IX. betuigde in huu voordeel, dat zy geenszins fchuldig zyn aan die misdaaden, welke hun van de Christenen worden te laste gelegd, alleen maar, om, door 't misbruiken van den Godsdienst, aan hunne goederen te komen, eti eenige kleur aan hunne eigene geldgierigheid te geeven: en in den jaare 1236, fchreef hy nog eenen brief van Ricti, gedagtekend den 9 van Herfstmaand , waarin wordt gezegd: dat de Chris» tenen ongehoorde wreedheden tegen hen oeffenden, zonder in aanmerkinge te neemen , dat zy aan de Jooden de gronden van hunnen Godsdienst hebben dank te weeten. Brief van zekeren My? Jord aan zynen Correspondent te ParysjLondon 1767, bl. s^ené?, B 3  22 INLEIDING. uitmaaken, vry van alle de hindernkfen dier fchoonfchynende welleevendheid, welke tot het karakter van een' befchaafd Man behoort. Uit hunne byzondere wyze van leeven, en uit de betrekkingen met derzelvér familien en vrienden, wordt hunne zedeleer en manier van denken en leeven eerst recht gekend: zonder dit in acht te neemen, zal men altyd kwalyk oordeelen, en gevolgen trekken, die verre van de waarheid verwy» derd zyn. Iemand kan zeer wel zachtmoedig, beminnelyk en weldaadig zyn, wanneer hy zich buitenshuis bevindt, en door eergierigheid, verwaandheid, hoogmoed of eigenliefde genoodzaakt wordt, eene uitwendige vertooning te maaken van 'tgeene hy inderdaad niet is * doch uit het geen hyte zynent alleen is, en uit zyne kleine bedry ven , waarin alleen de Natuur fpreekt, valt met zekerheid te oordeelen, hoe 't met zyne ziel gefchapen R4. Werden 'er, derhalven , wel coit perfoonen gevonden, die genoegzaame belangeloosheid, in vereeniginge met eene zuivere liefde voor de waarheid, en wysbegeerte zonder vooroordeelen bezaten, welke zich de moeite gegeeven hebben, om de Jooden van naby te befludeeren, en in hunne huizen te verkeeren , zonder vreeze van daar over gelasterd te zullen worden ? Heeft men wel ooit hunne afwykingen vergeleeken met hunne behoeften, met hunne op te voeden talryke huisgezinnen, met hunne bekrompen middelen om zich te redden , met hun gering genoegen van te beflaan in het gezigt van zo veei verfmaadinge, en eindelyk met de noodwendige onachtzaamheid in het onderhouden van de regels der weivoegzaamheid ? Neen. Dat geluk heeft den Jooden tot nog toe nooit mogen gebeuren. Alles wat bun behoort % alles wat van huu voortkomt, of eenige betrekking tot feea heeft, wordt, zo niet ai met de uitertte ftrengheid ver»  INLE IDING. §3 veracht , ten minfi-e rnrt verontwaardiginge behandeld. Hadden de b.ide Buxtorfen en Barrolocci, met oogmerk om de Natie en haaren Godsdienst zwart te maaken, ( 4 ) de Rabbvneh niet bePcudeerd, wie weet, of niet alzo wel de naamrol der Joodfche Schryveren ware begraaven geworden, als de verrichtingen en bedryven, die hen met eere bekend zouden maaken in de historie des menschlyken gefhgts. 't Is om deeze zelfde reden, dat de Jooden, die door zedelyke bedryven, en door gewigtige dienflen , aan verfcheiden Mogendheden van Europa bewgezen', hebben weeten uitteblinken, geen plaats wisten te vinden in de VVooraboeken der vermaarde Mannen. De vernuftige verzamelaars dier. Werken zouden voorzeker dezelve niet ontfierd hebben, indienze daarin plaats hadden gelieven te verkenen aan zo veele Jooden , als zich op eene zeer voordeelige wyze ondericheiden hebben , en 't geluk hadden van vereerd te worden met eertytelen, die der Natie tot roem verftrekken. Te midden van zo veele tegenheden verdiende immers Bienvenida Ab.rbanel, in de XVI eeuw, de eere van verkoo2en te worden tot de opvoeding van Donna Leonora de Toledo , dogter van den Onderkoning van Napels, en vervolgens geniaaiitine van Kosmos de Medicis, Groothertog van Toskanen, welke deeze Joodin, tot haaren dood toe, met den naam van Moeder vereerde. Gracia Nasfy, in Italië bekend voor eene Vrouw van zeer groot aanzien, aan wtike de vermaarde Bybel van Ferrara van ( 4) Om des laatften haat tegen de jooden te kennen, heeft men maar alleen in zyne Rabbynfche Boekzaal de kwaadaartige befchuldigingen te leezen, welke door hem tegen den Rabbi Manasfe in Holland zyn uitgebraakt. Men zie daarover de A'gem. Histor. uit het Engelsen vertaald. Tora. »3- b'> en 5S3. B4  24 INLEIDING. van 1533 werd opgedraagen, en die tot fchoonfchoon had den beroemden Hertog van Naccia, haaren neeve ; de heldhaftige kuischheid van haare dogter Ester, die wel verdienen zou omftandiglyk gemeld te worden ; Samuëi Alvalenfi, wiens heldendaaden , ten voordeela van den Koning van Fez, befchreeven zyn in de Kronyk van Xarifes , opgedraagen aan Filips II , Koning van Spanje, en veele anderen, die leefden in de XVI eeuw, foekken der Natie groGrelyks tot eere (5). In de jongst voorleeden eeuw ontbrak het ook niet aan Jooden van verdiende. , Zulken waren inzonderheid Alfxander en Alvaro Nunez da Costa ( & _). Machados ( 7 ). De Graaf de Beimonte, van wien Moreri fpreekt in 't artikel van Amfterdam ( 8 ), De Tex ira's ( 9 ); de Soasfo's ( 10 ) ; de Molo's ( 11 ); de Mequita's ( 12 ). En in C 5') Zie de Nomologie van Aboab. II D. bl. 304 en volg. Amfb. 1629. ( 6 ) Alexander en Alvaro Nunez da Costa waren Agenten van 't Hot van Lisfabon in Holland: wegens deezen en de volgenden , kan men nazien 't geen Gregorio Leti heeft in zyn Compendio delle virtu Eroiche. II D. bl. 1*3. Francisc. Xavitr d' Olivera, Geheimfchryver van het Gezant* fchap des Konings van Portugal , op zyne reize in Holland. Brieven van eenige Jooden aan den Hr. de Voltaire. Tom. I. bl- 20 en volg. Parys 1775. \ 7 . Machados was een der gunftelingen van Koning Wïlliam, en deeze Vom erkende, dat dezelve groote dienften aan zyne legers in Vlaanderen had beweezen. ( i? ) D? Graaf de Belmonte werd door het Hof van Madrid als Agent in Holiand gebruikt, en vereerd met den tytel van Baron , en vervolge1 s met dien van Graaf door den Keizer. ( 9 1 Oe Texeira's waren Agenten van wege den Koning van Zweeden in Holland en re Hamburg. ( 10 • Soasfo werd door den Koning van Spanje tot Baron van Avernas ve; heven. ( U., Francisc. Molo nam in Holland de zaaken des Konings van Pplen waar. ( 12 ) Dard. Bo. de Mesqqita was Refident van den Prinfe Ch»  INLEIDING. Ag in onze tegenwoordige eeuw zouden de Baron d' Aquiïar C '3 )» de Gradis ( 14 ) en vooral Mozes Mendelszoon C 15 ) wel verdienen genoemd te worden. De eertytels van Baron , van Graave, van Rentemeester enz. waarmede deeze Mannen, geduurende hun leeven, door de eerfte Mogendheden van Europa, befchonken werden, verdienden wel voor de vergetelheid bewaard te worden , al ware het maar alleen om de zeldzaame vereeniging van deeze eertytelen met den ongelukkigen naam van Jooden ; eertytelen, die dus grooter verdienften en uitftee- kender Ch. Ernst, Markgraaf van Brandenburg, Hertog van Pruisfen, en Algemeen Agent ra Holland van wege den Hertog van Brunswyk Lunenburg: zyn fchoonzoon was Francisc. Ferïiando Mora , die met aanzienlyke waardigheden, zo in Brazil als in Toskane, is bekleed geweest : verder kan men over hen nazien de (lichting der Jooden in Holland, door Miguel de liarrios, op het einde. C 13 ) De Baron van Aquilar werd door den Keizer tot P.aron verheven , en door de Koninginne van Hongarie , als haar Rentemeester gebruikt: met verlof van de Keizerinne Koninginne is hy naar London vertrokken, en aldaar geltorven in den jaare 1764. of 1765. firuf van een' Milord. hl. 56. ( 1+ ) Gradis is in Frankryk al te zeer bekend om eene opzettelyke vermelding noodig te hebben: 'c zy ons genoeg, ten zynen opzigte, maar alleen aan te haaien, 't geene de Hr d' Artiaud van hem verhaalt in zyn boek, getyteïd; des delasjements de l' bomme fenfihle. Tom. II. bl 49; hebbende de fomme gelds , doorhem ten voordeele zyner Schuidenaaren opgeofferd, verre over de aco duizend guldens beloopen. ( 15 ; Hoe groot is niet de vermaardheid van den Hr. Mendelszoon ? Zyne Werken, in bykans alle taaien van Europa overgezet, worden met groot recht voor meesterftukken van fcherpzinnigheid in de Overnatuurkunde en goede Zedeleer gehouden. Wy zouden deeze lyst, zonder merklyke moeite, kunnen ver. grooten met verfcheiden andere perfoonen der Natie, die in de voorgaande eeuw hebben uitgeblonken, en wel inzonderheid met zulken, die groote Werken hebben voortgebragt; gelyk Üon Anthonio Henriques Gomes, lfabel de Correa , Silveira, en verfcheiden anderen. B 5  aS INLEIDING. kender perfoonlyke deugden onderftellen, dan of ,zy aait Christenen waren gegeeven geworden ( 16 ). In ( 16) ln de XII eeuw werden door de Jooden, omtrent Nimes, Univerfitaiten of Akademien gefticht. De Natie bragt toen Mannen voort, die door hunne geleerdheid aller achtinge verdienden. Rabbi Abraham, Hoogleeraar te Vauvert, zag zich omringd van zeer veele leerlingen, zelfs uit ver afgelegen gewesten. By 't gefchenk zyner kundigheden voegde hy menigmaal een gedeelte zyner goederen, om dus zyne behoeftige voedfterlingen in hunnen bei-rompen ftaat te onderfteunen. Men zie de Beknopte Historie van de Stad Nimes, gedr te Amft. 3767, bl. 24. en iy. En 't geene inzonderheid onze opmerking verdient, is, dat de Schryver zich daarin aldus uitdrukt : „ In. dien wy geen zekere gedenküukken hadden over dit gedeelte van de historie des menfchelyken verftands, ( naamelyk de weetenfchappen ) zou men hedendaags naauwelyks konnen gelooven , dat een Jood zo groot eene edelmoedigheid bezat; en dat het deeze Natie is, waaraan men de wederopkomfte der weerenfchappen en fraaie konden venchuldigd is". Men zie ook den Baron de Kloots in zyne Brieven over de Jooden, van bl. 69 • 73. van Coimenar in zvne Jaarboeken van Spanje en Portugal JV D. bl. 8. Als ook Jofephus Sealiger, Schryver van de zestiende eeuw, over de jaareh der Jooden, in 't VIII Boek. Misfchiert wos het eerfte Heldendigt , dat over de Sterrekunde in 't licht verlcheen, dat van den Rabbi Guebirol, Schryver van de XII eeuw; alhoewel zyn leerftelfel ganfchelyk gegrond is op das van Ptolomeus, 't welk toen ter tyd algemeen was aangenomen. ( Hier by voegen de Schryveis nog eenige digtkundlgë ft ukken, om. door eene vergelykinge daarvan met Voltaire en Rousfeau, aametoonen, dat het hunnen Rabbynen aan geen verhevenheid in deezen tak der fraaie weetenfchappen ontbreekt; doch dewyl wy hie-van geen verflag konnen geeven zonder het reeds vertaalde wederom te vertaakn, gaan wy dit met ftilzwygen voorby.) Wat het Qvema^uurkundige betreft; daaromtrent raadpleege men de Schriften der Rabbynen Jeuda Levi en Bahie van de XII eeuw, inzonderheid hunne verhandelingen over het beftaan en de eenheid van God, en over de Onfterflykheid der ziele; dezelve zonder vooroordeel vergelykende met die der hedendaagfche Oveüna'uurkundigen, en daarna uitfpraak doende. Dan, ongeluk kïglyk zyn het deeze Schriften niet, welke men leest en overweegt om 'er over te oordeelen. De Talmud met deszelfs c ■ ca-.eryen en Oosterfche verdichtfelen (volgens de befchryving, wèike 'er onze tegenpartyea van geeven) is bykans het eenige waar?  INLEIDING. 2}f In tegenfteliinge van dit alles hebben wy niet noodig, een historie te vervaardigen van de veelvuldige onheilen, die de Joodfche Natie, zo de oude als hedendaagfche, heeft ondervonden ; noch de yslykheden der vervolginge te melden ,* welke zy heeft ondergaan, en waarvan de vermaarde Heer Dohm een ontzettend geIchiedverhaal heeft medegedeeld. Het is voor het overige niet zeer te verwonderen , dat, in de eeuwen van barbaarsheid , onkunde en lompe onbefchaafdheid, toen de Jooden genoegzaam de eenige geleerden in Enrcpa waren, de haat nydj en bovenal de geldgierigheid, hen hebben doen vervolgen met eene wreedheid , welke die van ty« gers 2elfs te boven gaat, volgens de aanmerkinge van Vader Simon ( *) en veifcheiden anderen. Paus Paulus IV. zeide, op eene befchulrtiging, tegen de Jooden ingebragt: ,, zonder mynen goeden Jefiüt ware ik verdoemd: „ want ik zou de Jooden zeer te onrecht hebben doen S3 ombrengen. Ik bidde God , dat het >hem moge be,, haagen hen te bekeeren ; maar zo lang ik leeve ,, C hy ftierfin den jaare 15^9) zal ikze noch haaten noch ontrusten". ( $ ), Dan , dat men in de jongst ver- waarmee zich de oordeelkundigen bezig houden: heeft, by voorb. de Marquis d' Argens, in zyne verltandige gedenkfchriften over het menl'chelyk verftand, wel zo veel onderzoeks omtrent het eerfte als omtrent het laatlte te koste gelegd? Doch is de Talmud nog hedendaags in weezen, en heeft de vermaarde Mairaonides 'er eene uitlegginge van gegeeven, zyn 'er niet insgelyks veele anderen ? Heeit Newton, de groote Newton, dien niet insgelyks verklaard ? Hoedanig ook de droomerycn van alle de Rabbynén famen genomen mogen zyn, behelzenze wel meer en grooter lompheden dan de Preeken en Godgeleerde droomen van verfcheiden andere Natiën? Zie de Mem. du Marq. ds Pumbal. Tom. III. p. 176, 230, en verfcheiden anderen. (* ) Bibliotheque Critique. Tom. 1. p. 115, 116, en 118. Tom. III. p. 12, en 13. ( | ) Y. Louis Guyon diverfes Lecons. Tom. II. p. 4§5»  «8 INLEIDING. verloopen eeuw, eeuw van fraaie konflen, en zo fchitte^ lende voor Fiankryk., dewyl dezelve eenen Descartes Gorneille, Boileau, Raeine, en dergelyke overvliegende vernuften, zag gebooren worden; dat men daarin, zeggen wy, den Jooden van Metz in een ysfelyk pleitgeding lebbe betrokken, en Rapbaël Levi, op den 17 van Louwmaand 1670, leevende verbrand(i7); datLodewyk, de XIV , die de open brieven van Hendrik den II, als ook, die van Hendrik den Hl bevestigde, en zelfs de fchikkingen ten voordeele derjooden verder uitbreidde, ten jaare 1656, zyn zwart Wetboek te voorfchyn hebbe gebragt (iS ); dat de Kooplieden van Parys de allerhaatlykfte lasteringen tegen de Jooden hebben uitgebraakt, in hun Smeekfchrift van 1765 of 1766 (19); dar men het Schendfchrift hebbe gedrukt, welk bekend is by den naam van Obfervations a"' un Alfacien, over de zaaken der Jooden in den Elzas, en waarvan de Schryver gehouden wordt vooi een' der voornaamfie werkbaazen van valfche kwytbrie» yen (*}; en dat, tot overmaat van wederwaardigheden s de .( 17 ) Men zie het beknopt verhaal van 't Pleitgeding, den Jooden aangedaan te Metz, zo als hetzelve is gedrukt te Parys by Leonard 1679. De aaneengefchakelde leezing der Hukken, die als zo veele bewyzen der voorgewende misdaad wordên bygebragt, dat de Jooden een Christen kind op Paaschdag geofferd zouden hebben, moet noodzaaklyk den (taalkundigen en bitterften rechtsgeleerde zelfs tot ergernis yerftrekken. ( 18 ) Het zwarte Wetboek, gedrukt in 1680 of 1682. Nooit ontving eenig boek eenen tytel, zo overeenkomftig met deszelfs inhoud als deeze. Dezelve fchynt meer de zwartheid der geestdryvery en der godsdienftige onverdraagzaamheid aan te duiden, aan wel de kleur der Negers, die 'er den tytel aan heeft gegeeven. 1 ( 19 ) Men zie de brieven van eenen Mylord aan zynen Correspondent te Parys. ( * ) Zie de Staatk. Hervorming der Jooden van den Heere jDohm. f. }oCA 'J  INLEIDING. s3 'de Wethouders van Esfequebo en Demerary, onderdaanen der Nederlandfche Republiek, zich niet ontzien hebben, de Jooden met allerhande fcheldwoorden en las* «ringen te overlaaden ( 20 ); zyn dat niet zo veele zaaken,' waar over ieder men sch van gezond verftand moet verwonderd ftaan, en die hem traanen van medelyden met deeze ongelukkige Natie uit de oogen moetenperfen?' Onder zo veele.imaadheden , met welke hunne diep doorwonde harten te worftelen hebben, zyn het alleen de Republiek der Vereenigde Nederlanden , de doorluchtige Jofef de II., de weldaadige Lodewyk de XVI, de welbeminde Frederik Willem en Leopold van Toskanen, enz. enz. van welken zy eenig heil te wachten hebben. Mogten de Werken van den Heere Dohm, en vooral zyne onpartydigheid, doordringen tot voor detroonen der Vortten^ en mogten, in navolginge van hem, de Wysgeeren zich verwaardigen, om hunne Hemmen met de zyne te veree» aiigen, ten einde eens eerlang die gelukkige omwenteling tot ftand kwame, waar door alle onderfcheiding van eene, federt bykans 18 eeuwen , gehaate en vervolgd. E^atie vour altoos verbannen wie.rd! Om aan de bevordering ( 20 ) Men zie de Brieven over Demerary en Esfequebo, tusfchen Aristodemus enSincerus. Tom, I, bl, 7c. gedr. te Amft» 1785. Eyfemenger eft aile de vyand.m der Jooden te famen, \varen voorzeker niet meer op hen gebecten dan deeze Areopagiten (Rechters) van Demerary en'?£sfequebo , ( toebehoorende aan eene Republiek, die de Jooden op eene luisterryke wyze •wist te befc.hermen ) onder het oog en tot verbaazing van 't gansch Heelal, en dat nog in deezen tyd, en wel alleen uit vreeze van hen tot mededingers in hunne ongelukkige Koloniën te zullen verkrygen. Wy zullen in't vervolg wat nader over dit Werk fpreeken , maar ondertusfeheu hier alleen aanmerken, dat deeze Heeren veel' eer om hunne eigene vervallen zaaken behoorden te denken, dan teu nadeele van eene andere Natte te fchryven. Zie de Post van deh Neder-Rhyn van den 15 Aug. 1737. No. 65.  ? INLEIDING. jg van deeze gélukkige omwentelinge mede te Werden , zullen wy, niettegenftaande onze geringe kundig, eden, onder de oogen van het Publiek, en wel inzoi irheid onder die van onzen hooggeichatten Weldoener ;n vermaarden Heere Dohm, brengen, de Historie de joden, gevestigd in Suriname, om daar door, zo vee i. ons is, te ftaaven het geen gemelde Heer, in zyi Zerk over de Staatkundige hervorminge der Jooden , heel aande gehouden: ,, dat, naamelyk , de Jooden in ' , algemeen al zulke goede medeburgers konnen wordei , als de Christenen, zo dra men hun zulks toelaat" )eeze Helling, geflaafd door bïyken, die reeds voorheei oor ons zyn gemeld, of in het vervolg van dit Werl :aan gemeld te worden, zal men onweerlegbaar beweezet ien , doordien de Republiek der Vereenigde Nederlan en , haar krediet en koophandel uitbreidende, va: aare bezittingen en (lichtingen in Amerika de verblyi üaats der vryheid en de toevlugt der ongelükkigen hee ■emaakt, welke, door kracht van aan hun beweezt veldaaden, nuttige burgers en getrouwe onderdaanen é republiek zyn geworden. H  HISTORISCHE PROEVE over de KOLONIE van SURINAME. J^adat de Jooden, in 1492, ten getale van 800 duizend perfoonen , volgens Vader Mariana (a) uit Spanje, en vervolgens, in 1497, uit Portugal verbannen waren, na aldaar zeer groote onheilen uitgeftaan te hebben, zo als te zien is in de. Hhtoria General d? Espagne werden dezelve wel door de vier dee- len der wereld verfpreid; doch de meesten begaven zich naar Italië, alwaar zy ontvangen en befchermd werden door de Pauzen Alexander den VI, Paulus den IV, Sixtus den V (c), en anderen, naar de Staaten van den Grooten Heer, enz. Zy bragten onnoemelyke lykdommen met zich, zo in goud en edele gefteenten als andere kostbaarheden, behalven het gemunte geld, dat op meer dan 30 millioenen Dukaaten begroot wordt (rf). Het befluie van de verbanninge der Jooden uit Spanje, zegt Vader Mariana, werd altoos aangemerkt als een zeer berispelyk bedryf, omdat zulke ryke en nuttige lieden niet verpligt konden worden hun Vaderland te verlaaten, zonder aan alle de ge- (a) Tom. IX bl. 189 en 190. (Z>) Historie der Jooden, of vervolg van FJavius Tefephua» Kap V3, VII, eu bl. 516 enz. Amft, by van Gulik. S7S/u ! c) Aldaar bl. 596 . 608. (aj Aldaar, bl. 509.  3* HISTORISCHE PROEVE over de gewesten van het Koningkrykde allergevoeligfte nadeelen toe te brengen. Zulken, die hunne rykdommen op geloof hadden uitgezet, of in vaste fondien belegd, behielden den naam van Nieuwe Christenen ( Mariana ter gemelde plaats); doch wanneer men hen begon te verdenken van niet getrouw te zyn aan den Godsdienst, dien zy veinsden te gelooven, en hunne rykdommen de fchraap* zugt hunner vervolgeren wakker maakten, zonden zy het grootfte gedeelte dier rykdommen naas Engeland en Holland, om dus den doodelyken flag, waarmede zy gedreigd wierden, te ontwyken, en hunne goederen voor de vervolgingen van de verfoeielyke rechtbank der Inquifhiete beveiligen; bedienende zy zich daartoe van wisfelbrieven , die , eenige eeuwen geleeden , door hen waren uitgevonden. Vervolgens door alle Mogendheden van Europa in hunne Stiaten zynde toegelaaten, beval Filips de li, die zyne wetten kort, daarna over Portugal uitbreidde, volgens 't zeggen van Montesquieu ( e ) „: dat diegeenen van zyne on„ derdaanen, welke van eenen Jood of Moor afftam- den, niet zouden worden toegelaaten tot het beklee„ den van eenige kerkelyke of burgerlyke waardigheid: „ dit zegel der verwerpinge, welk men, om zo te „ fpreeken, op 't voorhoofd der nieuwe Christenen „ drukte. deed de alierrykften zulk een' weerzin krygen „ in eene verblyfpiaats, waar zelfs hunne bezittingen „ hen voor de hoonendfte vernedering niet konden beveiligen, dat zy hunne kapitaalen overbragten naar „ Bourdeaux, Antwerpen, Hamburg en andere fteden, „ met welke zy in eenige verbintenis van handel fton„ den, en dat in weerwil van dit befluit van Filips den II. sj (ƒ)' kn de grooten van ipanje mogen de voor- „ zorg (e) L' Esprit des Loix. Liv. XXI. p. 310. (ƒ) Rainal. Tom. V. p 8. Bielefeld In/lit. Politiq. Tom. Ilh § i3. P- iJ' Histoire Univerfelk, Tom. XXII1. p. 5*7-  KOLONIE van SURINAME. 33 „ zorg gebruiken van hunne naamen en wapenen te „ veranderen ; het is evenwel bekend dat zy van „ Jooden afdammen. De Kloosrers zyn 'er mee ver„ vuld; de meeste Monniken, Inquifiteurs en Bis„ fchoppen zyn uit deeze Natie gefprooten. Deeze „ verhuizing werd , volgens de aanmerking van den „ Abt Rainal, de oorfprong eener zeer groote om,, wenteling; breidde de naarftigheid, die tot dus s, verre in Spanje en Portugal haar middelpunt had gevonden, uit tot verfcheiden andere gewesten; en beroofde de twee Staaten van de voordeden, welke „ de eene van de Oost - Indien en de andere van de „ West-Indien gewoon was te trekken". Reeds voorheen waren zeer veele Jooden, om de rustelooze vervolgingen der Inquifitie te ontgaan, als ballingen naar Brazil verhuisd; en, ,, hoewel zy, door ,, deeze onverzadelyke bloedzuigers, van hunne bezittin» „ gen beroofd waren, flaagden zy echter niet ongeluk* „ kig in 't onderneemen van den Landbouw; welk „ gunfiig beginfel het Hof van Lisfabon deed begrypen, „ dat eene Kolonie, ook wel op eene andere wyze 9, dan door metaalen, nuttig voor de Hoofdftad kan „ worden (g)". Schoon het hun in Brazil niet kwalyk verging, cn zy het daar vry wel tot hun genoegen hadden; even • wel bragt de verachting, welke men, in Spanje eri Portugal, aan den naam van nieuwe Christenen gehangen had, te wege, dat zy het Joodendom des te hardnekkiger aankleefden, 't Gevolg hier van was, dat zy met groot verlangen uitzagen naar gunftige gelegenheden, om nader by hunne broederen te komen. Midlerwyl maakten zy reeds, van tyd tot tyd, vry wat goud en zilver in ftaven over aan hunne Corresponden. ten i g ) Zie denzelfden, ter gemelde plaats, C  34 HISTORISCHE PROEVE over de ten en broeders, die zich reeds in Holland en Engeland gevestigd hadden. De verovering van Brazil, door de Hollanders, onder het bevel van den Prinfe Maurits van Nasfau, voorzag hen van gepaste midde* len, om hunnen wensch vervuld te krygen Om eenen regelmaatigen gang aan dit Werk te geeven zyn wy verpligt, voor dat wy ons nader inlauten in 't geene de Kolonie van Suriname, ten opzigte van de daar gevestigde Jooden , betreft, den eerften ftaat dier Jooden te befchouwen, welke zich in Holland hebben nedergezet. Volgens de aantekening van Basnage (?) hebben de Ponugeefche en Spaanfche Jooden zich daar, federt het jaar 1588 of 1589, nedergezet, ten getale van 648 perfoonen, alle befneden na het jaar 1554, door Uri a Levy, te Embden, en in het vervolg door zynen zoon, a Haron Levy 931 perfoonen , volgens het verhaal van de Lavra en d' Aboab, aangetrokken door Barrios bl 2 en 3; zo dat men, de rekening opmaakende, zal bevinden, dat het getal der Jooden, zo Portugeefche als Spaanfche, die zich federt 1554, tot aan 1588, zo vóór, als na, in Holland hebben nedergezet, buiten de vrouwen en dogteren, een getal beliep van 1579 perfoonen. Sedert dien tyd tot aan het jaar 1595 , hielden de Jooden daar hun Joodendom verborgen. De Calvi* nisEen, zeer verbitterd tegen de beelden der Papisten, hiel. ( b ) Zie daarenboven by Cardofo, de Historie der Jooden ge> •vestigd te Paraïba en Brazil, en van daar vertrokken naar Hol' land, 't geen den Jood de Castro Tartas h wedervaaren, zynde vertrokken uit America, en door de inquifitie in Portugal verbrand, in 1650. ( i ) Historie der Jooden. Tom. IX. II, 292. Don Miguel de Barrios, maifon de Jakob. p. iz en 13. Du Lignen Biblio. tbeque ludaïqite. p. 38. Leyden, 1769- Wagenaar Amfierdavi in zyn opkomst enz, Amfl. by Tirion. 1765. bl, 219. Deel 3. en verfcbeidsn anderen.  KOLONIE van SURINAME. 35 hielden de Jooden verdacht van met het Pausdom befmet te zyn, en vielen, ingevolge daarvan , vyandiglyk aan op zeker huis, waarin de Jooden zich op hunnen feestdag Kipur van het jaar 1595 in ftike begeeven hadden, om daar hunne gebeden uit te ftorten: een ganfche hoop gewapende manfchap viel op hen aan" en eischte, onder bedreiginge van hen om te brengen ' dat zy hunne reliquien, hostiën, crucifixen enz. zouden overgeeven. Over zulk een' eisen ten eenemaal verbaasd en verwonderd, verklaarden zy opentlyk, niets anders te zyn dan Jooden, die, om de Inquifitie van Spanje en Portugal te ontgaan, derwaarts de vlugt genomen hadden. De Hollanders, met dit antwoord niet zeer voldaan, begaven zich, tot nader onderzoek, in hunne wooningen ; doch daar niets anders vindende dan eenige Hebreeuwfche boeken lieten zy hen in rust, doch onder uitdrukkelyk bet ding, dat zy God alle Sabbathdagen om den vooripoed der Regeeringe van Amfterdam zouden bidden. Na dit tydffip verkreegen de Jooden, by de verandering der Hollandfche Regeeringe in I578, volgens het gevoelen van den Heer Wagenaar, aldaar de vryheid om eene Synagoge te bouwen , en hunnen Godsdienst opentlyk te belyden. De Heer Wa^naar maakt geen melding van dien onvoorzienen aanval welken deKalvinisten op de Jooden deeden, en waarvan zo even door ons is gewaagd; doch Don Miauel de Barrios, Schryver der jongst voorleden eeuw, befchryft dien m alle zyne omfïandigheden (k) Ondanks deeze toelaating der Jooden, en die verdraagzaamheid, welke de Republiek kenfehetst; ja on- C fc ) Iu het boven aangehaalde Werk, bl. rj/. C 2  3* HISTORISCHE PROEVE over dë ondanks? alles, wat Savary in zyn Woordenboek op het woord Jood (l) , en verfcheiden andere Staatkundige Schryvers, gezegd hebben nopens het voordeel, dat de Hollandfche Koophandel, ten allen tyde van de naarftïgheid en werkzaamheid der Portugeefche en Spaanfche Jooden getrokken heeft; zyn de voorrechten, die zy als burgers genieten, daar zeer bepaald. De Heer Wagenaar heeft, in zyn reeds aan-, getrokken Werk Cm) naauwkeuriglyk aangetekend, dat hunne voorrechten tot den Koophandel alleen betrekkinge hébben; zynde alle andere bedry ven en beroepen, de Geneeskunde met het geene daar toe behoort maar alleen uitgezonderd, hun verboden, en de deur om tot het Meescerfchap te komen voor hun geflooten. Wy weeten niét zeker, of deeze hinderpaalen niet zeer veel hebben coegebragt tot het verval der Jooden in Holland, en tot die geringe kundigheden, welke de Natie daar in 't vervolg, te midden van zo groot eene godsdienstige vryheid, heeft weeten te verkry; gen; onkunde, waarvan men dezelve nog fteeds beschuldigt , zonder in aanmerking te neemen, hoe luttel voordeels zy van haare moeite zou getrokken hebben , zo zy zich met onafgebroken yver op konften en weetenfchappen hadde toegelegd. Zo de Jooden van den beginne af, in plaats van Makeiaary en Actiehandel eigen Winkels en Werkhuizen hadden mogen hebben j zo zy tot het Meesterfchap, zonder uitzonderinge, waren toegelaaten geworden, en dus voordeel hadden konnen trekken van' den rykdom en de weelde hunner broederen;, de Natie zou in Holland niet tot die laagte vervallen zvn, waarin zy zich thans bevindt. Haar geluk zou insgelyks ten voordeele van de Republiek (trekken, en de Hollandfche Jooden, die naar Amerika ( /) Kerjleman, Rechtsgeleerd Woordenboek, op bet artikel de» Jooden. Rkbesfe de la Hollande. Tom. I. pag. 501. (w) Hethven ingehaalde Werk. III D. bl. 324.  KOLONIE van SURINAME. 37 Amerika over ftaken , zouden de Koloniën voorzien hebben van veel meer Konftenaars en Handwerkslieden, die zich daar voor al roos zouden hebben nedergezet. De eerfte godsdienftige hitte en de verkleefdheid aan veelerlei vooroordeelen en heblykheden , welke door verfmaadinge ongelukkiglyk vereeuwigd worden, zouden afneeemen , en zelfs ongevoeliglyk verdwynen , ten voordeele van de Kolonie, waarin zy- zich hadden nedergezet. En hoeveel fterke handen zouden 'er niet nog, zelfs in Holland, te werke gefteld konnen worden, om de nationaaie fabrieken op te beuren uit dien beklaaglyken ftaat, waar toe dezelve vervallen zyn? Zestig duizend Jooden, hoeveele 'er gerekend worden alleen in Amfterdam te woonen, zyn een voorwerp, dat wel eenige opmerking verdient. Hunne Hoogmogenden , de Algemeene Staaten, gevoelden ongetvvyffeld hoe noodzaaklyk het ware, deezen tak van rykdom te hervormen, toen zy, op vertooning van Mevrouwe de Prinfesfe Gouvernante, het befluit van den 6 der Hooimaand 1753, namen (w). De Heer van den heüvel heeft, insgelyks, in zyne, door de Hollandfche Maatfcbappy der Weetenfchap*pen te Haarlem gekroonde, prysverlnndeling over de opgegeeven vraag, met eenen inderdaad Patriottifchen yver, deeze hervorming zo wel nuttig als noodzaaklyk gefchat; zeggende onder anderen: „ dat men het „ getal der Paruikmaakers, Kooplieden van nie'uwmo„ difche dingen, Reukwerkers enz. behoorde te ver„ minderen, en de Jooden in 't byzonder te verplig„ ten tot het oprechten van tapyt - porcelein. ■ en fpie„ gel fabrieken, en andere handwerken, die tot dus „ verre in Holland niet zyn ondernomen, en waartoe ,9 zy die van hunnen godsdienst zouden konnen ge- „ brui- C » ) Zi« Richesfi de la Holiande. Tm* I. p. 425. en%, ' ',' c 3  38 HISTORISCHE PROEVE over de „ bruiken, welke, by mangel van andere middelen van „ beftaan, thans langs de ftraaten loopen, en eenen „ handel dryven in verfcheiden waaren en inzonderheid „ in lotbrief'jes enz., die over 't geheel meer nadeelig „ dan noodzaakelyk is ( o)". Wy verwachten ondertusfchen van de wysheid der hooge Regeeringe der Republiek, dat zy zulke fchikkingen zal beraamen als meest dienen konnen, om tenens het geluk van Holland en dat van een groot deel haarer getrouwe onderdaanen te bevorderen. Het is deeze Republiek, die de eerfte zal zyn, welke den jooden de middelen tot hun beftaan aan de hand zal geeven, even gelyk zy de eerfte geweest is, die hen met zo veel liefde en toegenegenheid in haaren fchoot ontvangen heeft. Mogten de Mogendheden van Europa zich te binnen brengen: „ dat deeze zelfde vry9, heid (hoe bepaald zy ook moge zyn) eene aan„ zienlyke menigte Spaanfche en Portugeefche Jooden „ in Holland heeft doen komen, welke zich voorheen „ in Amfterdam hebben neêrgezet, alwaar zy een „ groot gedeelte der Stad bewoonen; en dat deeze „ zelfde Jooden niet alleen hunne bezittingen en ryk„ dommen derwaards met zich hebben overgebragt; „ maar 'er ook eene Correspondentie met de buiten„ landfche Jooden, en wel inzonderheid met die van „ de Levant, hebben geopend, van welke de gevolgen „ noodzaakelyk moesten ftrekken ter vermeerderinge van „ den Koophandel en de Scheepvaart (ƒ>)"• Mogten derhalven de Jooden,^door alle de vier deelen der wereld verftrooid, zich opgewekt vinden, om den God van Israël voor het welzyn van zo weldaadig en verlicht eene Republiek vuuriglyk te bidden! Nadat deeze Jooden, die zich in Holland hadden neder» fs (o) Ter gemelde plaats, p. 4S3. f_ (J>) Ricbesjs de la Rellar.it. Tom. I. h 501.  KOLONIE van SURINAME. 39 nedergezet, door hunne medegebragte rykdommen, eene pracht en weelde, gelyk aan die der Christenen, begonden te vertoonen, en de algemeene hoogachtinge wisten te verwerven, zelfs in zo verre, dat zy, in 't vervolg, aanzienlyke bedieningen , in den dienst van verfcheiden gekroonde hoofden, verkreegen , gelyk wy reeds in de inleidinge van dit Werk hebben verhaald; zo zag men ook veele andere Jooden van alle kanten derwaards zich begeeven, en die van Brazil in 't byzonder wenschten zeer naar gunftige gelegenheden, om zulks insgelyks te konnen doen, gelyk ook boven reeds door ons is gezegd. Men vond naamelyk toen ter tyd zeer veele Jooden in Brazil, wier familien zich in Holland hadden nedergezet, en welke grootelyks begaan waren met het lot hunner ongelukkige broederen, geftadig bloot «gefteld aan de ysfciyklle mishandelingen der Inquilitie. De waarheid hiervan worde zelfs bevestigd door meer dan een Spaansch gedicht, op der-zelfden tyd gemaakt, waarvan men eenige ftukken aangehaald vindt, op het einde van 't Werk van D. Miguel de Barrios , welken wy reeds boven hebben aangehaald, en waaruit wy om zo veel te meer licht aan 't gezegde by te zetten' hier alleenlyk het volgende zullen mededeeien. „ Con el Hollandio en el Braill ardiente 9, Se opone al Portugues la Nation fanta, „ Y este ane en buda al igipérial quebrante, „ Que la Amenaca con furor ambiente". Waar van de zin is: In '/ beete Brazil beeft da beihge batte, in vereeniginge met de Hollanders zwh opgefteld tegen de Portugeezen, en in dit jaar dl Ketzerlyke magt, die de Republiek zocht onder 't iuk te brengen, verbroken. J Deeze Jooden derhalven, hunne broeders in Brazil C 4 aan-  4o HISTORISCHE PROEVE over de aantreffende, haalden hen over om het dekkleed af te ligten, waar onder hun Joodendom verborgen was» Die van Brazil waren, voor het grootfte gedeelte, lieden van vermogen, en zeer bedreeven in den Koophandel en Landbouw; en geduurende die 8 jaaren, welke Prins Maurits van Nasfau, na de verovering van Brazil , daar als Gouverneur heeft gefleeten , zamelden de Joocien hunne rykdommen by een , om cp den uitilag deezer overwinninge te wachten. Doch om-elukkiglyk werd gemelde Prins, in den jaare 1644, door de Staaten der Vereenigde Provinciën, te rug geroepen, 't welk ten gevolge had, dat de magt der Hollanderen in Brazil grootelyks afnam , en byn=t alles verlooren wierd, wat de Republiek op de Portugeezen gewonnen had ( q ). Ook koozen de Jooden van Brazil toen de party, pm zich mee hunne rykdommen aan boord dier Schepen te begeev.en, met welke de aooo man Krygsvolk, ftaande onder bevel van den Prinfe, werden overgevoerd. De voor. rsaarnfren en aanzienlykften van die dus met hunne familien naar Holland overftaken, waren de vermaarde Rabbi Ifak Aboab, de Nasfys, de Mezas, de Pereiras en eenige anderen ( r ). Het was in deezen tyd , dat David Nasfy, zyne Familie en deelgenooten, reeds gewend aan het klimaat van Brazil en den vermoeienden Landbouw, hec befluit namen, zich op nieuw in Amerika neder te zetten De uitzinnigheid of drift om Koloniën in de nieuwe wereld te ftichten, was toen algemeen; en hy, het- (?) Zie Martiniere. Dict. Geograpbique in Fol. Ank. Brèfil, p. 458 Col. ij en tegenwoordige Staat van America. Amjl. by Tirion 1767. Tvoeede Deel bl. 29T. ( r ) Zie Mig. de Barrios, Goviemo Popular Judaica, pag. 28. Vida de Isbak Uziel. p. 46. &? fon Histoire de le Poetas y escrhores de laNation Juive Portugaife, ou fitrouvent ceux venus du Brefil a Amjlerdam. p. 53- Mï»' « 60. Du Lignon. pag. 19&. Bisttdrs Uiiiyirjelle. font. LlU. p. 584. in no'.is.  KOLONIE van SURINAME. 4* hetzelfde doelwit hebbende , verkreeg voor z'ch en zyne medegenooren, van de West - Indifche Maatfchappy, in de vergaderinge, genaamd van Negentienen, op den 12 van Herfstmaand 1659, het voorrecht om eene Kolonie op te rechten op het eiland Cayenne, met den tytel van Patroon der Kolonie, zo als blykc uit de hier achter aangevoegde bewysltukkeri , van welke de acht eerde artikelen van No I. inzonderheid merkwaardig zyn, ten opzigte van 't voornaame onderwerp deezes Werks. Het vaste land van Cayenne, omtrent 4 of 5 mylen van het eiland van dien naam af gelegen, behoorde federt 1624 aan de Franfchen , en ftcnd onder het bellier van de Maatfchappy van Rohan ; doch eene nieuwe Maatfchappy, den naam draagende van de Maatfchappy der Noord - Kaap, verjoeg de eerde, en maakte zich meester van dezelve; en hoewel deeze nieuwe Maatfchappy groote verwachting had wegens de voordeden, welke Cayenne dond op te leveren , bragten echter de onderlinge twisten en krakkeelen van derzelver bedierderen de Kolonie in zulk eene bystere verwarring, dat dezelve, op het laatst van 1653, gansch en al vernietigd wicrd. De Hollanders , zich van deeze gelegenheid bedienende, namen bezit van dit gedeelte van Guyane in 1656 of 1657, zich onder het bewind van Gerrit Spranger vestigende aan het vasteland (_ s ). En het is uit kracht van dit bezit, dat de West-Indifche Maatfchappy het Charter van den 12 van Herfstmaand 1659 , aan den meergemelden Nasfy verleende, en daarby, volgens Art, 1. de grenzen (s) Men zie over deeze gebeurtenis, le Voyage du Cbevalier de Marcbais, par le Eere Lab at. Tom. III. depuis. p. 79. jusqu a 84. Rainal flirt. Pbil. Tom. VIL p. 19, Suivant cs que rapporter Befcbryving van Guyane door Hartfinck, Amji. i77o,Tam, I. bh 161. enz. in quartt. C 5  43 HISTORISCHE PROEVE over de zen bepaalde, welke, ten opzigte der andere, op het vaste land geftich.ee, Kolonie, plaats zouden hebben. De Hollanders, zo Christenen als Jooden , waren dus geruste bezitters van Cayenne tot aan den 15 van Bloeimaand 1664 (?)> wanneer zy door de Franfchen verjaagd werden, uitnaam van de Franfche Maatfchappy der Evennachts • Linie, onder het bevel van den Heer de la Barre, Lieutenant ter Zee, die eene groote menigte Christenen en Jooden van Roehelle met zich derwaards voerde ( u ). David Nasfy had zich, uit kracht van zyn verkree-' gen Charter, insgelyks met eene aanzien!yke menigte Jooden gevestigd op het eüand, hem federt 1760 in eigendom toebehoorende: en dewyl hy de tyding van deeze zyne nieuvvlings verkreegen bezitting wyd en zyd had verbreid, zo vertrokken 'er, in Hooimaand van 1660, wel 152 Jooden uit Livorno , om zich naar Cayenne te begeeven. De dankzeggingen, door hen, wegens hunne gelukkige aankomlte, aan den Allerhoogften gedaan, en in Spaanfche verfen gedrukt, zyn te vinden achter het Werk van D. Miguel de Barrios. En wanneer de Franfchen zich insgelyks meester van die hun eiland maakten , vertrokken zy alle van daar, met alles wat zy hadden, naar Suriname, toenmaals beboerende aan de Engelfchen (ar). Indien de Republiek deeze ramp niet ondergaan, en de Jooden, ais onderdaanen van Holland, dit ongeval niet getroffen bad; zou misfehien het bezit van Cayenne als een wettig eigendom te wege brengen , d.e het vooroordeel, 'c welk hen aanmerkt als geen afzonderlyk volks lichaam hoe genaamd uit ts (O Suiker, gefcbiedniis. Tom. IJ, Kap. 35. Art. 12, (u ) Voyage du Cbsvalier du Marcbais. Tom. III. p. 93, " Hartfinck in 't boven aangehaalde IVerk. {x ) Tegenwoordige Smit van America. Tweede Deil bl. 540.  KOLONIE van SURINAME. 43 te maaken , verbannen wierd , en voorbeelden voort-" bragt, die door de rykiten der Natie zouden worden nagevolgd. Veel geringer oorznaken hebben meer dan eens zeer groote gebeurtenisfen, ten voordeele des menfehelyken geflagts , te wege gebragt, en de Abt Rainal, die deeze waarheid, in haar volfte kracht, gevoelde, zou, federt meer dan eene cêuw, zyn verlangen vervuld zien. Laat ons hooren wac hy dien aangaande zegt; dus luiden zyne woorden: „ Mogten de Jooden, in 't eerst flaaven , daarna „ overwinnaars, en vervolgens, twintig eeuwen achter „ een, veracht, eens in 't wettig bezit van Jamaika, „ of eenig ander ryk eiland der nieuwe wereld, gefield „ worden; mogten zy daar alle hunne kinderen verzame„ len, en dezelve in vrede tot den Landbouw en Koop. „ handel optrekken; beveiligd zynde voor de dwee,, pery, die hen over geheel den Aardbodem gehaat „ heeft gemaakt, en voor de vervolginge, die hen „ over hunne dwaalingen met te veel itrengheid heefc „ geftraft; mogten de Jooden toch eindelyk eens vry, „ gerust en gelukkig, in den een' of anderen hoek „ van het Heelal, leeven; nademaal zy onze broeders „ zyn door de banden der menschlykheid, en onze „ vaders door de leerltukken van den Godsdienst » (30"! Uit het gezegde blykt onbetwistbaar, dat de Jooden, die Brazil vruchtbaar wisten te maaken, gdyk Abt Rainal zegt f», toenmaals , zo door hunne kundigheden van den Landbouw, als door de rykdommen dieze uit Portugal hadden medegebragt, in Haat waren, om Cayenne van veel meer belang te doen zyn dan het ooit geweest was. En zo Frankryk, in plaats van hen , om hunnen godsdienst, van hunne haard- fiedea (y) Hlstoire Pbihfopbique. Tom. VII.'p. 27? Qz) Tm. V. p. 5.  44 HISTORISCHE PROEVE over de Heden te verjaagen, hen voor Ryks onderdaanen had verklaard, zoude het vee! grooter vöordeelen getrokken hebben van deeze Kolonie, welke nu aanzienlyke lommen gelds aan de Kroon kost, zonder dat zy zelfs met eene der allerkleinften van Holland in Guyane te vergelyken zy. Om over den ftaat deezer Kolonie te oordeelen, heeft men maar alleen te leezen het Proces verbaal van den Heer Malouet van den 7 der Louwmaand van 1777, gedrukt in Suriname by N. Vlier (#). Deeze historie, welke wy niet voor by konden beknoptelyk te melden, om dus tot ons onderwerp te komen , ftrekt tot een overtuigend bewys, dat de Jooden, die zich het eerst van allen in Suriname hebben nedergezet, bykans alle lieden van verdienfte waren , zeer bekwaam en ryk teffens ; weshalven het geenszins te verwonderen is, dat zy het meeste tot de eerfte ftichting en voortgang der Kolonie hebben toegebragt, fchoon dit met een diep ftilzwygen wordt voorbygegaan door zulken, die 'er de Historie van befchreeven hebben. Wy vleien ons, dat niemand in twyffel kan trekken, het geene wy, en wel inzonderheid ten aanzien der Jooden, hebben voorgedraagen; te meer wyl 'er in de Archiven der Natie Refolutien gevonden worden, by welke is vastgefteld : ,, dat de Kerke„ jyke inftellingen in Suriname van denzelfden inhoud „ zuilen zyn ais die, welke zy in hunne Kolonie „ van Cayenne hebben gehad": en by eene andere Relblutie van Grasmaand 1674, wordt aan de Dogters van den Hr. J. Brandon te Amfterdam toegeftaan 8000 pond Suiker voor ieder van dezelve, die zou komen te trouwen, en wel , gelyk 'er de Refolutie byvoegt: „ dewyl hy een der byzondere leden j, van onze vergaderinge van Cayenne is". Het is (a~) Men zie daarenboven, Histoire Pbihfopbique et Polil. des Lies Franpifes dans les Indts Qccidentaks. Laufanne. 1784. p. 62. et fuiv.  KOLONIE van SURINAME.' 45 ts derhalven zo klaar als de dag, vooreerst, dat de Jooden zich hebben waardig gemaakt, om, op eenen gelyken voet met de overige onderdaanen der Republiek , Oktrooien te verwerven, om eene Kolonie te ftichten, en dezelve in wettigen eigendom te bezitten; ten tweeden, dat dit Charter, of voorrecht, ook zyne volkomen uitwerking heeft gehad, 't welk onderftelt; dat die geenen niet gansch en al van natuurlyke bekwaamheden en verdienden ontbloot waren, welke zich van elders naar Suriname begeeven hadden. Voor dat wy ons nader inlaaten in 't geene de eerde vestiging der Jooden in Suriname betreft , fchynt het niet ongepast ( om aan eene der vraagen van den Heer Dohm te voldoen) zo kort mogelyk, ook eene befchryving te geeven van de eerfte jaaren der Kolonie, op dat wy te beter in ftaat mogen zyny om in .het vervolg deezes Werks te fpreeken van derzelver gebeurtenisfen , zo oude als hedendaagfche. Onder alle de Schryvers , die over de Kolonie vani Suriname hebben gefchreeven, is 'er , naar het ons> voorkomt, niemand, die zich de moeite gegeeven heeft, om eenig onderzoek naar den oorfprong deezer benaaminge te doen: in tegendeel zyn 'er verfcheidene , die rond uit verklaaren, daaromtrent zelfs geene gisfing; van eenige waarfchynlykheid te konnen maaken. Die niet tegenftaande zullen wy het evenwel waagen, onze gedachten daaromtrent mede te deelen. Onder de verfcheiden Natiën, die het Zuidelyke gedeelte van Amerika in hadden, was 'er eene, die in een der gewesten van het land der Amazoonen woonde, welk, volgens den Atlas van den Abt Rainal ( kaart No. 29.) maar alleen omtrent negen graaden N oorder breedte van Suriname verwyderd is. Dit gewest droeg den naam van Surina, en . de daarin woonende volkeren «waren de Surinen en de Corcipinen; Natiën, die volgens  4(5 HISTORISCHE PROEVE over de volgens de Ia Martiniere, in zyn Geogr. Woordenboek in folio: „ de vlugfte van geheel Amerika „ waren, voornaamlyk in 'c vervaardigen van allerlei j, houtwerk, als banken, floelen enz., waaraan zy de „ gedaante van dieren gaven". Deeze karakteristike tekenen ziet men nog aan verfcheiden ftukken hout, en wel inzonderheid aan de knodfen en foortgelyke wapenen der Indiaanen, door onze Voorvaderen op hen veroverd , en door eenigen, als zo veele zeldzaamheden bewaard , om dat de gedaante van dieren enz. die men daar op gegraveerd vindt, fraaier is dan die van eenige andere Indiaanfche Natie; 't welk aanleiding geeft om te denken, dat de eerfte bewooners der Kolonie dezelfden waren, of althans behoorden tot het gewest van Surina, gelegen in het land der Amazoonen. Dus is het zeer waarIchynlyk, dat de eerfte Europeefche Natie, die in deeze ftreeken kwam, aan de rivier den naam dier Indiaanfche Natie gegeeven hebbe, welke dien oord bewoonde; te meer , wyl het woord Guyane^ airede •door de Franfchen voor Cayenne gebruikt, volgens de aanmerking van Martiniere, niet wel konde dienen ^m alle de deelen van Guyane teffens te betekenen, en dus aanleiding gaf om de rivier Surina of Surinam te heeten. ' Dan, hoe het ook zy met den oorfprong van deezen naam. Suriname ligt in Guyane , op de kusten van Zuid-Amerika, en , volgens de waarneeming, die de Heer de la Condamine, den 28 van Oogstmaand 3744, op de plaatfen zelve gedaan heeft, op 5 graaden 49 minuuten Noorderbreedte (5). ' De rivier, die haaren naam aan de ganfche uitgeftrektheid des lands geeft, loopt byna van het Zuiden Noord; (ZO Vtyage a ia Riviere des Muzmes. Maajincbt. 1778»  KOLONIE van SURINAME. 4? ' Noordvvaards aan, en valt in Zee tusfchen de rivieren Marony en Saramaca. Voor dat men 'er in komt , ontmoet men ter linkerhand een groote zandbank, vermengd met ilyk en modder, eerst bekend by den naam van Parhams • Punt, of Kaap Willoughby van Parham; waarvan men daarna, door verbasteringe, heeft gemaakt Bramspunt, gelyk dezelve nog hedendaags wordt genoemd. Van haaren mond af tot aan de famenvloejinge van de rivier Commewine ( die thans den grootften rykdom der Kolonie uitmaakt ) heeft dezelve eene breedte van omtrent drie vierde van eene myl;, en deeze twee rivieren zyn zo diep, inzonderheid die van Suriname, dat de grootfre Koopvaardyfchepen dezelve 5 of 6 mylen verre konnen opvaaren. Op tweö en een vierde myl van den mond van Suriname heeft men het fort Nieuw Amfterdam, en bykans eene myl hooger op het fort Zelandia, op nieuws door de Zeeuwen, in 1667 herbouwd; doch eenige honderd fchreeden laager dan de Stad Paramaribo, de Hoofdplaats der ganfche Kolonie. Aan 't einde deezes Werks zullen wy eene korte befchryving geeven van den ftaat der Kolonie in 't algemeen. Laat ons nu haaren ©orfprong befchouwen. Volgens 't gevoelen van verfcheiden Schryvers wa« ren 't Franfchen, die 't eerst van allen bezit nament van dit gedeelte van Guyane, 't welk hun zoveel te ligter viel, om dat tot nog toe geen andere Natie zich daar had neergezet, en dat federt 3634, de Maatfchappy van Rohan zich gevestigd had in Cayenne. David Pieterszoon de Vries verhaalt in zyne reizen, dat aldaar, in 1634, door hem verfcheiden Europeefche wooningen zyn gevonden. De onheilen, der ge melde Maatfchappy van Rohan, beneffens anderen, die in haare ongevallen deelden, overgekomen, en reeds boven door ons aangeroerd, moesten noodzaaklyk van nadeehge gevolgen voor die van Suriname zyn. De luchr  4.8 HISTORISCHE PROEVE over de lucht daarenboven, die 'er* door de uitdampingen der moerasfen en ftilftaande wateren, by mangel van toegemaakte landen, zeer befmet was, noodzaakte de Franfchen dezelve te verlaaten. De omwenteling in Engeland, voor en onder het bellier van Cromwel voorgevallen, boezemde den Engelfchen een fterke zugt in, om Koloniën in Amerika op te rechten. Lord Wiliiam Willoughby vertrok dan uit Europa ( of volgens anderen van de Barbados, waarvan hy Gouverneur was) in 1650 , met één lèhip en den noodigen voorraad naar Suriname, alwaar by door de Ingeboorenen des lands zeer gunflig werd ontvangen; doch na 'er eenigen tyd vertoefd te hebben, vond hy zich, door de menigvuldige ziekten, zyn fcheepsvolk overgekomen, gedrongen , naar Europa te riig te keeren. Twee jaaren daarna zond hy 'er weder 8 fchepen heene, verfcheidene zo Engeifche als Joodfche huisgezinnen aan boord hebbende, en met krygsbehoeften , koopwaaren en verder alles war. noodig was, om zich daar met der woon neder te zetten, naar behooren voorzien. Met de Kolonie ging het ook, niet tegenltaande de befmette lucht vry wac flerfte onder deeze nieuwe Kolonisten te wege bragt, in zo verre vooripoedig, dat zy de gezette aandacht van den Heer Willoughby dermaate tot zich trok, dat men, wat ook de la Martiniere en anderen zeggen , het tydllip van de ftichtinge van Suriname moge be* paaien op het jaar 1650, hoewel het eerst den 2 van Zomermaand 1662 was, dat Lord Willoughby en Laurens Hyde van Koning Karei den II. het Charter verkreegen, waarby aan hun al het vaste land van Guyane, van de rivier Copename af tot aan die van Marony toe , wierd gefchonken (c > Onder alle de {c) Eartf.nch Tom. II» en AngUis et en Hollandois. p. 521 s 358-  KOLONIE van SURINAME. 49 de Schryvers , die over Amerika gefchreeven hebben, is 'er niemand, die onvergeeflyker misfJagen heeft begaan dan de Abc de laPorce, in zynen Nieuwen Reiziger : zo men maar eene oppervlakkige vergelyking maakt van het geene hy daaromtrent heeft ( d ) rat het geene reeds door ons is gemeld, en in 'c vervolg van deeze proeve ftaat voor te komen, zal men bevinden, dat de la Porte zich zeer weinig moeite heeft gegeeven, om het begin der Kolonie, derzelver eerfte bewooners, luchtftreek en zeden der Kolonisten, zo oude als hedendaagfche, te kennen : waarom zyn Werk met reden mag gehouden worden voor een algemeene Roman over Amerika, in welke de waarheid der Historie, en de nette tyd der gebeurtenisfen verward en ontiierd wordt door zonderlinge voorvallen en loutere verdigtfels. De Engelfchen, geruste bezitters van Suriname zynde, ftelden alle mogelyke middelen te werk , om derzelver grenzen op eenen bewoonbaaren grond uit te zetten: en dewyl men, van den mond der riviere af tot omtrent 10 of 12 mylen in dezelve opvaarende, bykans niets anders ontwaar wordt dan laage en moe« rasfige landen en ongunftige oevers, zo floegen zy zich hooger op neder, aan de rivier Bara, die in de Suriname valt. Op deeze twee plaatfen werden dus de eerfte plantagien der Kolonie aangelegd, en derzelver getal beliep 40 of 50 van ftüker , uitgezonderd die, waarop men proeven nam van de tabaks-kweekery ( die 'er nooit gelukkig geflaagd heeft ) als ook die, waar men de boomen vallen liet voor de molens, die, zeer eenvoudig zynde famengefteld, door paarden of osfen gedreeven wierden ( e). De tichel- ftee- (<0 Voyageur Francais. Tom. XI, p. 326. (ff) Eerst verfcheiden jaaren daarna ving men aan met de les* l «  50 HISTORISCHE PROEVE over de fteenen, die zy noodig hadden tot het metfelen der ketels, dienende om 'er fuiker in te raiineeren, maak* ten zy zelve. IN iet zelden kwam eene menigte Kolonisten op eene bepaalde plaats by eikanderen , en bewerkte in gemeenfchap het geene zy noodig hadden: en hier aan heeft men het toe te fchryven, dat verfcheiden oude gebouwen der Kolonie, onder anderen de Synagoge der Jooden in de Savanne, van tichelfteen waren gemaakt ( f). De Hollanders en Jooden, uit Cayenne verjaagd zynde ( g ) ; doch niet door de Franfchen, zo als Fermin zegt in zyne nieuwe algemeene befchryvmg van de Kolonie van Suriname (h) , begaven zich naar Suriname in 1664, en daar nam het getal der inwooneren zodanig toe, dat het eene vry aanzienlyke bevolking wierd, inzonderheid van den kant der Jooden. Deeze, zich vereenigende met die, welke met Lord Willoughby uit Engeland gekomen waren, zo als de Akten, in onze Archiven te vinden, en na 1662, gedagtekend, uitwyzen, verkreegen van de Engelfchen zulke gunltige voorrechten, dat zy, zonder eenige uitzonderinge , met de overige bewooners op eenen gelyken voet wierden gefield, zelfs in zo verre, dat zy met amptsbedieningen in de Kolonie bekleed konden worden ( % ). Uit kracht van deeze voorrechten, en de vergunning van 1 o akkers land in Torrika, daar gemeld, bouwden zy in 1672, op een verheven plaats, naby de 10 akkers gelegen, en aan de Jooden uacosta en solis toebehoorende, een klein Vlek met) ge landen toe te maaken, en tot dat einde Watermolens U Jlicbten. (ƒ) Zie daar over, Riebesfe.- de la Hollande. Tom. I. f.' 304. ( g) Tegenwoordige Staat van Amerika. Deel II. bl. 450. (i) Bl. 3. (i) Zie van de Bewysjlukken No. a# geiagteïeni den ii $sn Oogstm. 1665.  KOLONIE van SURINAME. si 'met een kleine Synagoge, om daarin op hunne Feestdagen godsdienftiglyk te konnen vergaderen. Eenige jaaren laater werd dezelve evenwel wederom verlaaten, om dat de Savanne door den Hr. Samuël Nasfy , ih 168a en in Oogstmaand van 1691, volgens refolutien van deeze dagtekeningen, wierd afgefhan aan de Natie, ïn 't eerst gemelde Vlek vindt men nog het oude kerkhof der Natie, tot begraaving der oude familien, die 'er op gezet zyn, om by hunne Voorvaders be« graaven te worden. Deeze toevloed van nieuwe Kolonisten, gerugfteund door de middelen, die zy uit Cayenne medebragten, ftelde de Kolonie in ftaat , om , zelfs van haar eerfte begin af, eene der rykften van Amerika te worden. Ongel ukkiglyk werden alle deeze fchoone uitzigten verydeld, door den oorlog , die tusfchen Holland en Engeland ontftond. De Staaten van Zeeland, eenen aanval willende doen op de dichtingen, die de Engelfchen op de kust van Guyane hadden, rustten drie oorlogfchepen met eenige kleine vaartuigen uit, bemand met 300 foldaaten, alle uitgeleezen volk ; en dit esquader ftak, in Wintermaand van 1666, in zee, oncier bevel van den Kapitein Abraham Crynsfen, met de Kapiteins P. J. Lichtenberg en Maurits de Ram, en kwam op den 26 van Sprokkelmaand des jaars 1667 in Suriname aan. Lord Willoughby was toen afweezig, en 't bevel over 't kleine garnizoen , dat men 'er had, in handen van den Gouverneur Biam. De Kolonie had toen, ondanks de menigte haarer bewooneren, nog geen de minfte vestingen ; de burgers daarenboven , uit hoofde van hunne plantagien, die hooger op aan de rivier en dieper landwaarts in gelegen waren, van daar merkel yk verwyderd en van een gefcheiden zynde, zo viel het den Zeeuwfchen Admiraal ligt, om zich meester te maaken van de Kolonie, en de Engelfchen tot de overgave te verpligten ; hebbende hy na zulks de NeD % écr?  |s HISTORISCHE PROEVE over dss derlandfche vlag geplant op een klein fortje, daê daar lag, en waaraan hy den naam gaf van Zeeland, dien het nog heden draagt, met eene bezetting van 150 man, ter bewaaringe van hetzelve. De Heer Admiraal Crynsfen, ftelde den Heer Jofeph Nasfy aan tot Commandeur der rivieren Eracubo en Canamana, zo als te zien is uit de authentieke Akte, welke in de Sekretary van Amfterdam gevonden wordt, en gedagtekend is den 6 van Wintermaand] 1700 (k). Onder verfcheiden andere plegtige verklaaringen , door den Heer Crynsfen, in naam der Scaaten van Zeeland, aan de bewooners der Kolonie gedaan , verklaarde hy aan de Jooden in het byzonder, dat zy voortaan de voorrechten, hun door de Engelfchen verleend , zouden blyven genieten ; en ia het 3de en 4de artikel van zyne Akte van den 6 der Bloeimaand 1667, door de Staaten van Zeeland goedgekeurd den 30 van Grasmaand des volgenden jaars, wordt 'er bygevoegd: „ dat de Jooden gerekend zou„ den worden als of zy gebooren Hollanders waren ( / Na hierop het fort met eenige nieuwe werken verfterkt, met palisfaden bezet, 'er een garnizoen van iao man met by de 20 ftukken kanon op gelegd „ en 't zelve met leevensmiddelen en den noodigen krygsvoorraad, voor 6 maanden, voorzien te hebben ; vertrok hy met zyn esquader van daar om de overige eilanden aan te doen, en bevragtce eene Fluit, die naar Zeeland ftond te vertrekken, met den buit, dienze op de hardnekkige, en voor het Engelfche beftier al te zeer ingenomen, bewooners, gemaakt hadden, en welk© (fe) Zie No. 3. van de lier achter gevoegde Bewysjlukien, ah tok Hütoire Generale des Voyages. Tom. XXL p. 75. et Hanfmk^ Tem. II. p. 559. Tableau de Surimtn. p- 231» CO Bewysftukken. Ne. 4.  KOLONIE van SURINAME. 53 welke op meer dan 400 duizend guldens gefchac werd. Men vergelyke deezen buit, die op eene plaats gemaakt werd , welke men overwonnen had, mee oogmerk omze te behouden en te vergrooten, zelfs ten voordeele van den overwinnaar, toch eens met het geene de Heer Jacob Casfard, in 1712 , uit de Kolonie heeft konnen haaien, met oogmerk omze te jplonderen; en men zal ontdekken, dat Suriname, naar evenredigheid, veel ryker en vermogender was in 1667, dan bykans een halve eeuw daarna. In den tusfehentyd van deeze en de verdere overwin» ningen, door den Admiraal Crynsfen , op andere Koloniën behaald, werd de vrede getekend te Breda, den laatften van Hooimand des jaars 1667. Het verdrag daarvan behelsde, onder anderen, dat alle de plaatfen, die door de wederzydfche vyanden, voor den 10 der Bloeimaand, veroverd waren, aan den overwinnaar zouden verblyven; maar dat alle, na dien dag veroverde plaatfen, aan haare voorige bezitters zouden worden te rugge gegeeven. Dus bragt dit verdrag te wege , dat Suriname, omtrent Sprokkelmaand veroverd, onder de magt der Zeeuwen raakte, en dat Nieuw York, den Hollanderen in Noord - Amerika toebehoorende, aan de Engelfchen kwam. Eene gebeurtenis, die veelen heeft doen gelooven, dat deeze plaatfen, alleen by wege van vriendelyke ruilinge, van meesters veranderd zyn. De tydingvan den vrede, toen aan de vyandlyke esquaders, die in de Amerikaanfche zeeën kruisten , onbekend zynde, was voor Suriname van zeer nadeelige gevolgen: want de Kolonie, die zo onlangs een zeer aanmerkelyk verlies, by de verovering door die van Zeeland, geleeden had, moest nog daarenboven, 8 maanden hater, de yslyke uitwerkfels van eenen nieuwen aanval ondergaan. De Engelfche Kapitein Joh. Hermans, gehoord ■hebbende, dat Suriname door de Zeeuwen genomen D 3 was,  54 HISTORISCHE PROEVE over dI was, vertrok, van Jamaika met zeven oorlogfchepen, bemand met 1200 koppen, en begaf zich, na Cayenne op de Franfchen veroverd en vernield te hebben , naar Suriname, in Wynmaand van 1667, en hernam, na eenigen tegenfïand van de zyde der Kolonisten, bygeftaan door den Ridder de Lezy, die met 200 man van Cayenne derwaards de wyk genomen had , de Kolonie , alwaar alles aan de plondering der foldaaten werd overgegeeven. Meer dan 500 bewooners , voor het grootfte gedeelte Engelfchen en Jooden, wier fuiker plantagien zich 10 mylen verre langs de rivier naar boven uitftrekten, moesten zien , dat hunne molens , ten getale van 30 of 32 , wierden vernield of wegge» voerd. Na een verblyf van 3 weeken keerde hy van daar naar de Barbados te rug, alwaar hy zyne gevangenen met den Bevelhebber de Ram en andere Hollandfche Officieren aan land zette. Willoughby, wien de verovering der Kolonie door de Zeeuwen , een allerbitterst hartzeer had verwekt, vond echter geen reden om zich te verblyden, dat de Engelfchen dezelve heroverd hadden , dewyl het Vrede-verdrag van Breda, reeds, op de Barbados, waarvan hy Gouverneur was, tot zyne kennisfe was gekomen, fchoon hy den 'fchyn maakte van zulks niet te weeten. Ondertusfchen deed hy de gevangenen overvoeren naar Martinike, uit hoofde van den Vrede, die midlerwyl met Frankryk was getekend; en kort daarna zond hy zynen zoon, Henry Willoughby, met 3 oorlog - en 3 koopvaardyfchepen naar Suriname, ten einde de bewooners over te haaien, om de Kolonie te verlaaten, zich naar Antigoa en Montferrat te begeeven, en hunne fuikermolens met de flaaven derwaards over te voeren. Dit aanzoek ging verzeld met eene verklaaringe, dat alle bewooners, die weigerden daar aan te voldoen, voor weerfpannelingen gehouden zouden worden. Twaalf honderd perfoonen vertrokken , volgens  KOLONIE van SURINAME. 55 volgens 't verhaal van Harris, vrywilliglyk naar Jamaika, en daarvan behoorden de meesten tot die Jooden, welke met Willoughby uit Engeland in Suriname gekomen waren ; en ook heeft men het aan de zorge en arbeid van deeze menfcben, die in 1670 in Suriname gekomen en voor het grootfte gedeelte Jooden waren, te danken, „ dat de Landbouw van Jamaika moed aan de overi„ ge bewooners gaf, en hen tot nayver ontvonk3, te (»)"• Na dat de tyding van de heroveringe van Suriname door de Engelfchen in Holland gekomen was, eischten de Vereenigde Provinciën van de Britfche R-egeeringe de herftelling deezer plaats in dien ftaat, waarin dezelve zich bevonden had, ten tyde wanneerze den Zeeuwen: ontweldigd werd, met vergoedinge van fchade enz. uk kracht van het 3de art. van 't Vrede - verdrag van Breda, geflooten den laatften van Hooimaand 1667; beklaagende zich daarenboven over de despotieke fchikkingen van Lord Willoughby en zynen Zoon. Op deeze klagten zond Engeland wel zonder weifelen zyne bevelen aan Willoughby; doch de meeste daarvan bleeven onuitgevoerd: zyn zoon althans, voor dat hy eenige fchikkingen maakte om de fortres te ontruimen, nam nog met geweld 168 flaaven , 126 hoornbeesten, 120 duizend ponden fuiker, en 8 molens weg; doende die alle naar de Barbados overvoeren, Deeze geduurige rampfpoeden veroorzaakten den ondergang van de meeste bewooners der Kolonie , en de Natie, die ten allen tyde het grootfte deel in de ongelukkige omwentelingen heeft gehad, gevoelde ook met fmart de uitwerkfels der verwarringe , die door het vertrek van zo veele hunner broederen naar Ja« maika, (») Rainal. Tom. VIL p, 272. D 4  $6 HISTORISCHE PROEVE over de maika, in hunne zaaken ontftond, en, uit hoofde van 'c naauwe verband tusfchen beider belangen , 't zegel op hun ongeluk zette. Daar evenwel eene uitvoerige historie van Suriname 'c voorwerp van ons fchryven niet is, wyzen wy de geenen, die daarvan uitgebreider kundigheden verlangen , tot die Werken, welke reeds boven door ons zyn aangehaald; hoewel niemand de piigten van een' goeden, onpartydigen en waarheidlievenden Historielchryver heeft vervuld; 't welk ons in fommigegevallen heeft genoodzaakt, dikwyls onze toevlugt te neemen tot verfcheiden andere Werken, en voornaamelyk tot het geene wy in onze eigen Archiven hebben gevonden, ten einde wy, zo veel in ons was, aan dit gêfchrift des te beter aaneenfchakeling mogten geeven. Wy konnen echter niet voorby van op te merken, dat, onaangezien de verdeeldheden in de Republiek tusfchen Zeeland en de overige Provinciën, de eerfte, riet te min in 't bezit van Suriname zy gebleeven; hoewel verklaard wierd, dat de Souvereiniteit deezer Kolonie aan de vereenigde Provinciën zoude toebehooren, en dat aile derzelver onderdaanen, zonder eenig onderfcheid, de vryheid zouden hebben om daar op te vaaren en te handelen. Zeeland alleen zond, als Gouverneur van deeze haare nieuwe Kolonie, derwaards den Kapitein Julius Lichtenberg , die 'er aankwam in Sprokkelmaand 1669, en, hoewel hy met veel tegenkantinge van de zyde der bewooreren, zo Christenen ais jooden, te worftelen had, omdat zy wenscheen andermaal aan de Engelfche Regeeringe hulde te mo« gen doen , en ook daarenboven bemerkte , dat het vertrek dier twaalf honderd perfoonen, waarvan reeds voorheen gefproken is, 'er veele plaatfen had doen ledig liggen; echter nam hy bezit van alles, en fchikte de zaaken op de best mogelyke wyze. De overige jooden, die vastelyk beflooten hadden de Hollandfche  KOLONIE van SURINAME. 57 fche Regeering niet te verhaten, ziende, dat de ramp» fpoeden, in den laatften oorlog door hen bezuurd, begonden op te houden, vervoegden zich tot den nieuwen Gouverneur , en verzochten van hem de bevestiging hunner voorrechten , met eerige nieuwe artikelen, tot hurme gerustftelling dienende ; welk alles hun ten vollen door hem werd toegedaan , zo als blykt uit de daarvan voorhanden zynde Akte, vertekend den 1 van Wynmaand 1669. Zie No. 5. der achter aan gevoegde Bewysftukken. Hoewel de Kolonie , uit aanmerkinge van al het gezegde, reeds federt den vrede , te Breda in 1667 geflooten, aan Holland had toebehoord, en de Heer Lichtenberg daar ook reeds in 1669, met de waardig» heid van Gouverneur was bekleed; echter kan men de erkentenis van den vollen eigendom der Kolonie best, afrekenen van het jaar 1674 , waarin de vrede van West-Munller werd geflooten, na dat de Republiek in eenen tweeden oorlog met Engeland ingewikkeld was geweest: want by bet 5 en 6 artikel van dat verdrag , hadden de Engelfchen bedongen: „ dat het 5, den bewooneren van Suriname vry zou ftaan met „ hunne goederen en flaaven te vertrekken , waarheen „ zy het goed zouden vinden", 't Welk ook nog plaats had in 1677, ten aanzien van die tien Joodfche huisgezinnen en hunne flaaven , te famen 322 perfoonen uitmaakende, welke de Kolonie verlieten , na alvoorens hunne klagten by Engeland te hebben ingebragt, dat de Hollanders hun verbooden hadden van daar te trekken In deezen tusfehentyd hadden de Vereenigde Provin» cien ook nog al eenige ontftasne moeielykheden met Zeeland te vereffenen , doordien deeze Provincie eifchen . £n) Hart/mek. D. II. bl. $99. D5  5* HISTORISCHE PROEVE over de eifehen maakte , volgens welke althans het domainê utile ( of 'c voordeelig bezit ) der Kolonie aan haar behoorde, hoewel de meeste lchepen, tot de verovering van Suriname gebezigd, onder 't bevel van den Zeeuwfchen Admiraal Abraham Crynsfen, alleen op kosten van de Staaten Generaal waren uitgerust, en Zeeland , om zich aan geen ongelukkige twisten bloot te (lellen, de Kolonie sfllond aan de Staaten Generaal , onder eene aantnerkelyke voorwaarde , die , buiten allen twyffel, den Schryveren van het Werk over Esfequebo en Demmerary, tegen de West-Indifche Maatfchappy, opentlyk door hen bellreeden, is öntfnapt. Uit het geene men by gedachte Schryvers verwarde]yk ontmoet, fchyht te blyken , dat deeze Maatfchappy, ik weet niet op weiken grond, ook eifehen op deeze Kolonie maakte, en naar 't uiterlyk aanzien onderlleund wierd door de Staaten Generaal. Zeeland, zich derhalven gedrongen ziende, om'de Kolonie, ten jaare 1670, aan de Generaliteit af te ftaan, deed zulks onder voorwaarde : dat deeze Kolonie nooit aan meer gemelde „ Maatfchappy zou konnen worden afgedaan, eens* deels, om dat dezelve daar geenen eisch op hadde, „ en anderdeels, om dat dezelve niet in ftaat was, om „ de Kolonie te bewaaren en te befchermen , of de „ bewooners in 't bevorderen van hunne belangen te „ onderftcunen naar behooren". En hoewel de Kolonie, uit hoofde van deeze fchikkinge, het eigendom der Generaliteit wierd, Honden echter de Staaten Generaal het beftier daarvan af aan Zeeland , en na den dood of het vertrek van den Gouverneur Lichtenberg, ftelde deeze Provincie, met goedkeuring van hunne Hoogmogenden, den Heer Johan Heinfius tot Gouverneur aan, in Herfstmaand van 1678. Hecfchynt, dat, geduuretide deeze verfcheiden omwentelingen; de natuurlykc bewooners des lands, federt eenige jaaren  KOLONIE van SURINAME. 59 jaaren zich als dille aanfchouwers gedraagen heb. ben, zonder eenige de minde onrusc aan de Blanleen te veroorzaaken. Eindelyk evenwel ontwaakten zy uit hunne fluimeringe , zonder dat ons de beweegoorzaak daarvan zy gebleeken. Maar volgens 'c geen wy, by overleveringe, van onze oudden vernomen hebben , wilden zy niet dulden, dat hun land door eenige andere Natie geregeerd zoude worden, dan die 'er het eerst van allen, dat is de Engelfche, haar verblyf had gehouden; fchoon zy in dien tyd eenige verwoestingen op deeze en geene kleine woonplaatfen hadden aangerecht. In gevolge hiervan begonden zy de wooningen te vernielen, en de Blanken, die 't ongeluk hadden van in hunne handen te vallen, om te brengen. De Kolonisten, in de onmogelykheid zynde, om deeze vyandlykheden te bedwingen, baden den Gouverneur Heinfius, zich tot hunne Hoogmogenden om den noodigen byftand te willen wenden, 't welk ten gevolge had, dat de Staaten van Zeeland daar door wierden overgehaald om 150 man krygsvo'k, ter onderileuninge van de Kolonie, derwaards te zenden, fchoon deeze 'er van geen den minden dienst waren. Dit bragt te wege, dat de bewooners, die 't hoogst aan de rivier gezeten, en ten grooten deele Jooden waren , zich ge* noodzaakt vonden, kleine Detachementen te maaken, om daar mede op de Indiaanen , die reeds zeer geducht wierden, los te gaan, 't welk in verfcheiden omdandigheden van veel meer dienst was dan al het overige. In dien zelfden tyd, en na den dood van den Gouverneur Heinfius, dia by voorraad werd opgevolgd door den Heer L. Verboom, deeden de voornaamde Kolonisten, zo Christenen als Jooden (onder de laatden waren Nasfy, Meza en Aboab ) vertoogen aan hec Hof van Policy, tegen het bedier der Kolonie, op den 6 van Bloeimaand 1680; begeerende dat alles mogt veranderd worden, wat tot hier toe was vastgeiield, en niet  6b HISTORISCHE PROEVE over de niet ftrookte met de belangen der Kolonie; en hoewel de voornaame artikelen van dit vertoog wierden ingewilligd, bleef echter alles in denzelfden ftaat, uit hoofde der wanorders, welke 'er toen plaats hadden (o). 'Er viel in dien tyd, en in verfcheiden jaaren daarna, in de Kolonie, niets voor, dat van eenige aangelegenheid voor dezelve was, en zo roet derzelver bellier als de onderlinge betrekkinge der bewooneren eenig verband had, of de Jooden wierden daarover geraadpleegd, en hunne gevoelens hadden 't zelfde gewigt als die der Christenen. Onze Archiven zyn vervuld met fmeekfehriften en berichten over allerlei flag van zaaken; en fchoon deeze dingen van luttel belang zyn, ten aanzien der byzondere Historie van Suriname, nogthans zyn zy in die der Jooden van merkelyke aangelegenheid: en zo men met oplettendheid overweegt , hos het met de gebeurtenibfen der Kolonie, met de inborst van haare eerfte bewooneren, hunne bekwaamheid , en zelfs hunne rykdommen , gelegen ware , zal men bevinden, dat Suriname het geluk heeft gehad van geflicht, en vervolgens vergroot te worden , door zeer braave lieden , welke door de vervolgingen der Inquifitie, die van Cromwel, de herroeping van het Edikt van Nantes, en duizend andere omftandig» heden, als by toeval, derwaards wierden heen gedreeven. 't Waren voorzeker geen verachtelyke landloopers, fchooiers, noch uit de Engelfche gevangenisfen gehaalde deugnieten, door welke deeze Kolonie, even als verfcheiden andere van Amerika, het eerst wierd geflicht. Misfchien zal men ons tegenwerpen , dat , ingevolge de vergunninge van hunne Hoograogenden , by derzelver Hefolutie van den eo der Hooimaand S684 , aan die van Amflerdam verleend , verfcheide- nen (0) Men zie dit Vertoog en hit Antwoord daarop by Hart» Gnck. bi. 608 — 6ia;  KOLONIE van SURINAME. 4i tien van dat (lag, uit Holland, derwaards zyn gezonden ). Dan, daar deeze vergunning eerst in 1684 wierd verleend , zo blykt , dat de Kolonie toen reeds meer dan 30 jaaren lang in weezen was geweest, en dus waren het geen ftraffchuldige misdaadigen, noch dergelyk fchuim van volk, waar door dezelve het eerst wierd gedicht. Laat 'er, by vervolg van tyd, uit Holland en van elders, eene groote menigte volks van foortgelyken dempel , zo Christenen als Jooden, ïn Suriname gekomen zyn, daaruit valt geen gevolg ten nadeele van onze dellinge te trekken ; blyvende liet niet te min zeker, dat men hec aan bekwaame landbouwers, en het geld, dat zy derwaards medebragten, heeft dank te weeten, dat de Kolonie, in zo weinig jaaren tyds, zulke aanmerkelyke vorderingen heeft konnen maaken, welke alleen door de gefchillen van eenige Europeefche Mogendheden zyn gedoord geworden. En om aan 't geene wy hebben gezegd des te grooter licht by te zetten , voornaamelyk ten aanzien van't geen de Natie betreft, den invloed dien zy in de Kolonie had, en de achting, die zy door haare verdienden verworven heeft, zal het niet kwalyk pasfen, dat wy ons wat omdandiger uitlaaten over de historie van Suriname, zo als dezelve met die van de Joodfche bewooners der Kolonie, in verfcheiden opzigten, zeer naauw verbonden is. Hec oogmerk, welk men onbecwistbaar heeft, wanneer men eene Kolonie gaat dichten ; de wensch der nieuwe Kolonisten, die zich vrywilliglyk naar de inzigcen der Regeeringe fchikken; en hec doelwit, welk zich het Moederland by derzelver dichcinge voordek ; zullen nooic gelukkig flaagen , wanneer men hec ongeluk heefc, van zulks ce onderneemen, in eenen tyd, waarop de oorlog alle de middelen daarvan (p) Van Zurk Codex Batavus. II. 217.  6o HISTORISCHE PROEVE over de Van verflindc, en de hoop der nieuwe Kolonisten, om zo te fpreeken, uit hunne harten Wegrukt. De Engelfchen, en na hen de Hollanders, hebben 'er beide de ysfelyke gewrochten van ondervonden; maar ondertusfchen zyn het alleen de Kolonisten, die de wonde ontvingen, waarvan de lyktekenen op den eerften floot weder open fpringen; de geftadige opofferingen , die het Moederland gehouden is te doen, om in 't vervolg voordeel van zyne verfchotten te. trekken , zyn onbetwistbaar de eenige middelen, om de ongelukken te herflellen , die deszelfs onderdaanen zyn overgekomen: worden deeze middelen verzuimd , zo wordt het lichaam kwaadfappig; men leeft, en men ademt, maar men kwynt geftadig in eenen deerniswaardigen toeftand van druk en kommer. Het zy de oorlog, in welken de Staaten Generaal, in de naast voorgaande eeuw , waren ingewikkeld, hebbe te wege gebragt, dat hec hun ongelegen kwame om de Kolonie onder hunne onmiddelyke heerfchappy te neemen, ten einde derzelver rampen door kracht van weldaaden te herflellen, waarvan de vereenigde Provinciën de gelukkige uitwerkfels, by vervolg van tyd, ondervonden zouden hebben; het zy Zeeland van zynen kant het overwonnene niet wilde, of niet konde bewaaren ; zeker is het, dat deeze Provincie, welke ook haare redenen geweest mogen zyn, niet tegenflaande de verklaaringe , die door haar in 1670, ten nadeele der West-Indifche Maatfchappy, by het afflaan der Kolonie aan de Staaten Generaal, gedaan werd, in 3679 aan de Staaten verklaarde, dat zy voorneemens was het beftier en haar domaine ulile, ( of 't voordeelig bezit ) der Kolonie aan gemelde Maatfchappy af te flaan, mids dat dezelve daar voor aan haar betaalde de forame van tweehonderd zestig duizend guidens, onder voorwaarden, daarvan by Hart- h'nck  KOLONIE van SURINAME. 6*3 flnck te vinden ( q ) : gelyk ook , dat, wanneer de Staaten Generaal, hunne toeflemming tot deeze overeenkomfte gegeeven hadden, de Maatfchappy deezen koop floot, den 6 van Zomermaand 1682, fchoonze toen maar naauwlyks van den zvvaaren last haarer fchulden eenigzins verligt was, door de gemaakte fchikkingen, dat zy dezelve, langzaamerhand , en by termynen, zoude afdoen ( r ). De Staaten Generaal, deezen affland goedkeurende , verleenden aan de Eigenaars deezer Kolonie een Oktrooi,. gedagtekend den 23 van Herfstmaand 16B1 , het welk men heeft aan te merken als de inftellings wet van eene ftichtinge, die gediend heeft, om althans eenigzins te herflellen de bresfen, die de koophandel en fcheepvaart der Hollanderen geleeden had, ( s) en daarenboven de Kolonisten voor allerlei foort van kwellingen te beveiligen. De West - Indifche Maatfchappy , voorziende hoe groote kosten zy tot bevordering en handhaaviag der Kolonie, zelfs volgens den inhoud van haar Oktrooi, zou moeten maaken, beflooc, in het daaraan volgende jaar, voor denzelfden prys, waarvoor zy dezelve van Zeeland gekocht had, één derde van haaren eigendom af te ftaan aan de Stad Amfterdam , en een ander derde aan den Heer Kornelis van Sommelsdyk, die te famea een verdrag van Maatfchappy aangingen ten opzigte van de Kolonie van Suriname, bekend by den naam van geoktrooieerde Sociëteit van Suriname , welke in den jaare 1778 veranderd werd in dien van Direkteuren en Regenten der Kolonie. De Staaten Generaal hebbende goedgekeurd, dat deeze overdragc aan de twee gemelde Mede - eigenaa- ren (?) Bl. Ö12 6t4. (r) Ricbesfe de la Hollande. 'lom. I. p. 04-. CO -.  64 HISTORISCHE PROEVE over de ren tot fland kwame, waren echter de Zeeuwen zo bevreesd, dat Suriname onder het bellier of in de magt van eenigen Roomsch • Katholieken eigenaar zoude raaken, datzy, in de Algemeene Staats-Vergadering , 'er hunne toellemming niet toe gaven dan onder dit uitdrukkelyk beding: „ dat men niet hec minde ,, bellier of beheering, in gemelde Kolonie, zoude „ geeven aan iemand van deeze Provinciën of in '' Suriname zelve gezeten, die belydenis van den Room" fchen Godsdiensc deed, en dac nooic iemand van ^ dien Godsdiensc deel in 'c gemelde verdrag van , Maatfchappy zou konnen verkrygen , noch 't zelve behouden, indien hy 'c reeds moge bezitten. Refol. der Staaten Generaal van den 5 van Wyninaand Z1686 co* De Heer van Sommelsdyk vertrok derhalven , als Mede-eigenaar van Suriname, ingevolge hec 6. artikel van het verdrag, dat de gezamentlyke eigenaars gemaakt hadden, op den 3 van Herfstmaand 1683 , uit Holland, mee 300 man krygsvolk, om zich naar Suriname te begeeven, en bezit ce neemen van de waardigheid van Gouverneur Generaal: hy kwam 'er den 24 van Slagtmaand des zelfden jaars aan ; zynde toen Kommandeur de Heer L. Verboom, die in 1680, op den Heer Heinfius, in hec bellier was gevolgd. Suriname bevond zich coen m een deerniswaardigen toeftand; het bellier was zonder eenige order of regel hoe genaamd; de verwarring, die in de Regeeringe ontdaan was, door het vertoog, dat de Kolonisten, in 1680, na 't overlyden van den Gouverneur Heinfius, aan het Hof van Policy hadden ingediend, en waarvan boven gefproken is; als ook de verandering, die men voorneêmens was te maaken , doch welke telkens verft;) Ricbtsje de la Hollande. Tom, I. p. 263. in notis.  KOLONIE van SURINAME. 65 verydeld was geworden, verwekte zeer veel misnoegen onder de Kolonisten. De gefhdige verliezen daarenboven, welke zy by den oorlog geleeden hadden ; de menigte des volks, van daar naar Jamaika vertrokken, en de geduurige vyandlykheden, hun van den kant der Indiaanen aangedaan, bragten te wege, dat men de Kolonie befchouwde, als op een' duim breed na aan haaren ondergang te zyn. De Gouverneur Sommelsdyk (lelde, ingevolge van dat alles , reeds met het begin van 1684 , tot genoegen der inwooneren een' Raad van Policy en van Justitie aan; ook maakte hy wetten en verordeningen, die zeer gefchikt waren om de Kolonie in bloei te brengen, zo anders haar ziekelyke toeftand fterke geneesmiddelen had konnen verdraagen. Het karakter van den Heer Sommelsdyk daarenboven was zeer ftreng; hy wilde , om zo te fpreeken, de Kolonie fchielyk en als door een uitwerkfel van betoveringe, de aanzienlykfte en best beftierde van gansch Amerika maaken; hy bezat insgelyks een' vuurigen yver voor den Godsdienst, dien hy eerwaardig en zelfs ontzaglyk zocht te maaken in het oog der Kolonisten, die ten grooten deele juist geen Calvinisten waren; hy was de eerde, die ondernam de voorrechten der Natie van op Zondagen, op haare plantagien, vryelyk te mogen werken, tegen te (laan, en ook de vryheid te bepaalen, welke zy, ten aanzien van huwelyksverbintenisfen , volgens haare wetten, gebruiken en gewoonten , door leden van haare Natie aangegaan , by de aan haar verleende Privilegiën, verkreegen had. Deeze trekken maakten de Jooden zeer moeielyk: want by 't verlies hunner voorrechten voegde zich het vooruitzigt van een nog doodelyker toekomende ; te meer omdat zy in den Heer Gouverneur een' Mede-eigenaar zagen, en hem bygevolg -aanmerkten als een onbepaald vermogen te bezitten. De uitlpraak echter, welke de Maatfchappy van Eige. E naan,  6$ HISTORISCHE PROEVE over ds naars , den 10 van Wintermaand 1685 , in Holland deed, over de Privilegiën der Jooden in 't algemeen ; en het antwoord dat dezelve, vervolgens , den 9 van Oogstmaand 1686, gaf, op het verbod van den Gouverneur wegens de Zondagen, waarby dezelve aan hem verklaarde, niet te konnen toeftemmen in de herroepinge van deeze vryheid, in zo verre dezelve niet ftrekte tot ergernis en nadeel van den Godsdienst des lands ( u ), (telden de Jooden zo gerust, dat^ zy zich grootelyks geluk wenschten met de veranderinge van Gouverneur en Eigenaars der Kolonie in Holland. Ten gelukke der Natie werd het eene en 't andere, by ' vervolg van tyd, ook metderdaad onderhouden, zelfs zo, dat 'er, van den kant der Regeeringe, van dien tyd af tot hier toe, geen inbreuk op gemaakt zy: 't was pok dit geluk, 't welk hun van toen af den moed inblies, om hunne Synagoge, dieze in 1685, in de Savanne, op eene hoogte, hun met 25 daarom heen gelegen akkers door S. Nasfy, toegelhan, met gepaste verfierfelen te verryken; doch van dit gebouw zullen wy in 't vervolg nader fpreeken; laat ons nu wederkeeren tot de zaaken der Kolonie in 't algemeen. De norschheid, welke de Heer van Sommelsdyk, by elke tegenfpraak van de zyde der Kolonisten, blyken liet, met zyn daarby komend ftreng en trotscb karakter, maakten, dat men hem aanzag voor een' man, die geenszins gefchikt was, om gewenschre grondlagen te leggen van eene Kolonie, die wel bykans 30 jaaren oud was, maar echter, uit hoofde van haare veelvuldige tegenheden, aangemerkt moest worden, als nog in de wieg te liggen; waarom 'er ook zeer zwaare klagten tegen hem, in Holland, werden ingediend. Maar laons zaaken van luttel aanbelang voorbygaan , om den draad onzer historie te hervatten. De («) Biwysjïukken. No, 6 en 74  KOLONIE van SURINAME. 67 De Stad Paramaribo komt hier dus het eerst van allen in aanmerking: de naam is van een' Indifchen oorfprong; doch daarover wordt zeer verlchillende gedacht. Sommigen meenen dat de Stad dus zy genoemd met toefpeelinge op den naam van den Heer Willoughby, die Willoughby of Parham heette, even of men had willen zeggen, Stad van Parham. Anderen onderftellen, dat men dezelve, alleen met opzigt op de rivier of kreek van Para, de naaste aan de Stad, en van de ganfche Kolonie het eerst bewoond , dus genoemd hebbe. Weder anderen, nog vernuftiger dan de voorgaande, houden ftaande, dat de naam is famengefteld uit twee Indifche woorden, naamelyk Panari en bo, byzonderlyk toegepast op de plaats, waar de Europeaanen het verdrag met de natuurlyke bewooners des lands geflooten hebben; en dat om die reden de Indiaanen, aan dit Vlek ( want 'er moet reeds een vlek, dorp of gehucht geweest zyn, voor de komfte der Europeaanen ) den naam van Panari bo hebben gegeeven , die zo veel wil zeggen als plaats of burgt van Vrienden; doch dat die by vervolg van tyd, zo als het meer gaat, zou verbasterd zyn in dien van Paramaribo, waarvan het eerfte woord Para* mari, in de taal der Indiaanen , niets betekent, daar Panari zo veel zegt als vrienden , en bo zo veel als burgt of gehucht. In het eerst was dit vlek, dorp of gehucht van weinig belang, men had 'er alleen een klein fortje, waaraan in 't vervolg de naam van Zeeland werd gegeeven; de voornaame Stad lag 10 of 12 mylen ver van den mond der rivier Suri* rame, en droeg den naam van Paramburg, of, volgens de oude registers der Natie, Surinamsbur°-, welke daarna door de Zeelanders met dien van Nieuw Middelburg is verwisfeld. De afgelegenheid van deeze Stad, en de hinderpaalen , met welke de fchepen , tiit Europa komende, te worftelen hadden, om tot de' E* Stad  68 HISTORISCHE PROEVE over de Stad te naderen , bragten de bewooners in de noodzaakelykheid om eene Stad te bouwen in de nabyheid van hunne kleine fortres, 4 mylen van den mond der riviere. By de aankomfte van den Heer van Sommelsdyk was dezelve evenwel nog niet anders dan een gehucht van 100 of 120 huizen, zonder eenige order hoe genaamd; en men heeft hec aan zyne bezorgmge te danken, dat men de Stad, genaamd Paramaribo, volgens een regelmaatig plan, heeft beginnen cebouwen* By vervolg van tyd is zy eene der fchoonfte Steden van geheel Amerika geworden: op zynen tyd hoopen wy 'er nader van te fpreeken. Na dat de Heer van Sommelsdyk zyne bevelen tot den noodigen arbeid aan de fortres gegeeven , en de 2ndere takken van zyn bellier, zo veel mogelyk , 111 order gebragt had, vestigde hy zyne aandacht op de verwoestingen, die door de Indiaanen in de plantagien werden aangerichc; doch bevindende, dat hec hem aan genoegzaame magc ontbrak om hen met geweld te beteugelen, beflooc hy naar middelen uit te zien om vrede met hun te maaken. En 'c is de Joodfche Natie, die, volgens de overlevering, 'er roem op draagc, dat zy zeer veel ter bevorderinge van dien vrede heeft toegebragc; naardien de Heer Samuel Nasfy, die deeze Indiaanen federt den tyd der Engelfchen, toen zy gemeenzaamer met de Blanken omgingen gekend had , hen overhaalde om hunne kwaade fnzigten en bedoelingen nopens de bewooners af te leggen. Ook was hy het, die door magc van gefchenken, eene foorr. van voorloopigen vrede met hun flooc, die evenwel van geen gevolg zoude zyn, zo niet het hoofd der Kolonie eene dogter van het hoofd der Indiaanen ter vrouwe nam : want zonder dien band, zeiden zy konnen wy op de Blanken geen betrouwen ftellen. Op het bericht hier van floot de Heer van Sommelsdyk den vrede, daar men in het  KOLONIE van SURINAME. 65, algemeen zeer naar verlangde, en nam ook ingevolge van dien de bedoelde Indiaanfche Prinfes tot zyn by wyf, 't welk niet weinig toebragt tot onderhouding van den vrede. Ten tyde van den Heer Mauritius was deeze,vrouw nog in leeven, had den ouderdom van meer dan 80 jaaren bereikt, en woonde by Mevtouwe du Voifin, weduwe van den Heer de Cheufes, in leeven Gouverneur van Suriname, welke be* hoorde tot het huis van Sommelsdyk, en door haar met den naam van dogter plag benoemd te worden. t Het Pakhuis der leevensmiddelen voor het krygsvolK was liegt voorzien; doch de arbeid zwaar en zonder genoegzaame tusfchenpoozing, waar toe de foldaaten aan de werken der fortres gedrongen werden : hiervan was 't gevolg een opftand, die den Gouverneur het leeven kostte : want op zekeren dag, naamelyk den 19 van Hooimaand 1688, op de parade zynde, vervoegden de foldaaten zich tot hem, en deeden hem hunne vertoogen, met ernftig verzoek van toch hunnen arbeid te verligten, en de portie der leevensmiddelen, die aan hun werd toegedeeld, te vergroocen; doch in antwoord op dat verzoek, hief de Gouverneur, volgens zyne trotfche en driftige inborst, zynen zabel om hoog, wanneer eensklaps verfcheiden fnaphaanen op hem gelost werden, die hem dood ter aarde deeden nedervallen. De Kommandeur Verboom, fchoon anders zeer bemind by het krygsvolk, werd daar door insgelyks zo zwaar gekwetst, dat hy den 28 dier maand, en dus negen dagen na den Gouverneur, aan zyne wonden overleed. Hoe veel reden, 'er ook zy om het al te ftraf karakter van den Heer van Sommelsdyk af te keuren, moet men evenwel erkennen, dat hy zulk een treurig einde niet verdiende; en zo de Kolonie hec geluk had mogen hebben van hem eenige jaaren daarna tot haaren E 3 Gou*  7o HISTORISCHE PROEVE over de Gouverneur te krygen, in plaats van in den tyd van wanorder en verwarringe , zy zoude ongetwyffeld de gelukkige uitwerkfels van zyn bellier hebben ondervonden : want, hoe oploopend hy ook ware, hy was bezield met eenen blaakenden yver voor het geluk van haare bewooneren, en zyne bekwaamheid zoude hem hebben in ftaat gefteld, zowel om zyne begaane misdagen te verbeteren, als om de Kolonie in eenen bloeienden ftaat te brengen. Na dit gepleegde wanbedryf maakten de muitelingen, ten getale van by de 200 man, zich meester van de fenres en alle de krygsbehoeften. De Kommandeur], zo gekwetst als hy was , deezen opftand willende ftillen , en de nog doodelyker gevolgen daarvan voorkomen, liet zonder uitftel voorflagen van vrede doen, en bood den muitelingen een algemeen pardon aan, doch uit hoofde van hun wantrouwen zonder de minfte vrucht. De voornaame bewooners der Kolonie en verfcheiden Leden van den Raad bevonden zich , gelyk doorgaans, op hunne plantagien, aan de rivieren van Suriname en van Commowine; doch zy, die zich in de Stad bevonden, gaven, terftond wyd en zyd kennis van deeze doodelyke gebeurtenislè , en wel voornaamelyk aan den Raadsheer Bagman en den Kapitein der Jooden, Samuël Nasfy, ten einde een ieder van hun zich mogt haasten, om ter hulpe en verdediginge van het land te komen toefchieten. De ontfteltenis was toen algemeen, de burgers verzamelden zich in der haast, van alle kanten , en keurden •eenpasriglyk af het aanbod van vrede, dat de Kommandeur den muitelingen had laaten doen. De eerfte, die zich met zyne burgeren naar Paramaribo begaf, was de Kapitein Nasfy, gevqigd door den Heer Bagman. Deezen verftaan hebbende, dat de muitelingen zich hadden meester gemaakt van een fchip, dat op de rede lag, bemanden twee andere fchepen, ge:  KOLONIE van SURINAME. 71 genaamd Sara en Samuël, beide toebehoorende aan gemelden Heere Nasfy; en door veele opofferingen te doen, en hunne leevens aan de grootfte gevaaren bloot te Hellen, bragten zy het zo verre, dat zy met den Raad niet flegts de noodige fchikkingen, wegens den aanval, maakten, maar dien ook in zo goed eene order ter uitvoer bragten, dat de muitelingen genoodzaakt wier« den de moordenaars aan het Gerecht over te geeven, onder beding van pardon, gelyk daarop door den Raad aan de overigen werd aangebooden. Vyftig evenwel van de hardnekkigften , die zich van het fchip hadden meester gemaakt , bleeven nog onverzettelyk ; doch ziende , dat zy op het onvoorziens?, door de twee gemelde fchepen , wierden aangetast, gaven zy zich over, en de fchuldigen, tot elf toe, werden met den dood geftraft, den 3 van Oogstmaand, daar aan volgende, 6 dagen na het overlyden van den Kommandeur Verboom, en 15 dagen na dat van den ongelukkigen Heer van Sommelsdyk. Alhoewel Samuël Nasfy in deeze omftandigheden , volgens een Portugeesch handfchrift, dat op den zelfden tyd gefchreeven is, en thans voor onze oogen ligt, verfcheiden lofwaardige daaden heefc verricht ; nogthans hebben de Historiefchryvers van Suriname zich de moeite niet gegeeven om daarvan eenige melding te maaken. Maar gelyk de waarheid altyd eindigt met dwars door de duisrernisfen heen te breeken, alzo verhaalt ook de Heer Hartfinck, ( x ) fpreekende van den oorlog met de Franfchen van du Casfe , voorgevallen in 1689 : „ dat de voornaame ,, post van de fortres Zeelandia werd toebetrouwd „ aan den Kapitein Nasfy met zyne 84 Joodfche bur„ gers, uit hoofde van de getrouwheid en kloekmoedig„ heid van gemelden Kapitein, ten tyde van den moord „ van den Gouverneur Sommelsdyk betoond", 't welk zeer (jc) In zyne Histor. van Guyane. bl. 676. E 4  72 HISTORISCHE PROEVE over de zeer ter bevestiginge dient van 't geene wy, ten zynen opzigte, hebben voorgedraagen. Op hetontvangen bericht wegens den treurigen uitgang van den Gouverneur van Sommelsdyk, werd door de Heeren Direkteuren en Eigenaars der Kolonie in Holland, het beltier daar van opgedraagen aan den Heer van Chadllon , zoon van den voorigen Gouverneur, daarna Vice - Admiraal van Holland geworden, en tot algemeene droefheid ov.rleeden in 1740, Deeze van dien post af ziende, werd de lieer Jan van Scherpenhuizen tot Gouverneur aangefteld, juist toen de oorlog tusfchen Frankryk en Holland was verklaard, en hy kwam in Suriname met eene verfterking van Krygsvoik aan, den 8 van Lentemaand, 1689. Weinig dagen na zyne aankomfte fchreef hy naar Europa: „ dat hy de Kolonie in den jammerlyk„ Hen toeftand had gevonden , en de fortres in 't „ byzonder zo flegt gefield , dat dezelve, oangeval„ len wordende, niet in ftaat ware den minden tegen,, ftand te bieden; de Regeering zonder eenige order „ hoe genaamd; de Kerkelyken door twisten en vy„ andfchappen verdeeld, en eindeiyk, dat de Jooden „ eenen opftand hadden gemaakt tegen hunnen Kapi„ tein Nasfy, om dat deeze een onbepaald gezag over hen zocht te voeren, en hunne voorrechten „ en Godsdienftige plegtigheden te befnoeien ( y )". Wy konnen niet begrypen van waar Hartfinck dit alles hebbe gehaald, noch hoe de Heer Scherpenhuizen aan zyne Meesters in Europa zulk een verflag hebbe konnen geeven: want, wat de zaaken der Kolonie in het algemeen betreft; wy hebben alrède gezien, dat de Gouverneur van Sommelsdyk, fchoon van een hard en onbuigzaam karakter, zeer goede orders in Suriname had ingevoerd, en de Wethoudcrfchap tot genoegen van ai> le de bewooners hervormd. Daarenboven had hy aan de (y) Hartfinck. il. 674,  KOLONIE van SURINAME. 73 de fortres groote werken doen maaken, en dezelve ü flaac gefield, om, zo als wy in 'c vervolg hoopen te toonen, het vyandlyke Esquader van den fleer du Casfe, de wyk te doen neemen, twee maanden na de aankomfte van den Heer van Scherpenhuizen in Suriname, Wat aangaat het geene de Jooden betrefc, alles Wat hy ten hunnen opzigte zegt , wordt om verJ re gef'oo:en , door 't geen wy dien aangaande in de Archiven der Natie vinden aangetekend. Wy erken ■ nen, volgens de daarvan zynde ovei levering, dat de Kapitein Nasfy eenige maaien getracht heefc, de vooroordeelen der Natie van hunne kracht te berooven, voornaamelyk ten opzigte van het al, te groot getal dier feestdagen, waaromtrent men geene voorfchriften of bevelen vindt in de Heilige Bladeren. Maar nooit is \r iets, dat gerucht maakte, voorgevallen, en een enkele brief van de Amllerdammer Rabbynen, gefchreeven aan de Regenten, en waarvan het oorfprongklyke in onze Archiven nog tegenwoordig voorhanden is, waarin zy den Jooden hunne ondankbaarheid voor de weldaaden van den Heer Nasfy verwyten, bragt het morren van dien tyd weder tot bedaaren; zo dat men hem, in vervolg van tyd, den lof geenszins weigerde, dien men hem verichuldigd was, voor zo veele en herhaalde gefchenken als hy aan de jNatie had beweezen. En inderdaad, hy was hec, die in den jaare 1677, te midden van de verwoeliingen des oorlogs, na aan de Kolonie de achterflallen betaald te hebben, die de Natie daaraan fchuldig was, volgens de registers van Bloeimaand 1677, een huis van opvoedin* ge flichtre in de Savanne, hem toen ter tyd toebehoo» rende, zo als te zien is uic de Opdragc van een Werk over de vyf boeken van Mozes, gefchresven door den Leeraar Diaz van Amflerciam, en gedrukt ten jaare 1697. En wanneer hy in Lentemaand 1694, op zyn vertrek naar Holland flond, werd hem E 5 de  74 HISTORISCHE PROEVE over de de bezorging van de belangen der Natie, by onze Meefters in Holland, nogmaals aanbevolen. Zeker is het ook, dat de Heer van Scherpenhuizen zich heeft laaten voorftaan, dat zyn aanzien by zyne hooge Zenders te grooter zoude worden, indien hy de wanorders wat breed uitmat, die hy in 'c begin zyner beih'eringe daar had aangetroffen, doch in 'c vervolg eenigzins te rechte bracht. En gelyk hy hoogmoedig van inborst was, alzo droeg hy der Natie groote verachting toe, en had eenen diepen afkeer van haaren Kapitein, gelyk in *t vervolg nader zal blyken. De bevoikiag der Jooden, ten deezen tyde, beliep, voor zo veel uit de lyst der lastdraagende bewooners Valt op te maaken, een getal van 92 huisgezinnen, zonder daar by te rekenen 10 of 12 van Hoogduitfche Jooden , die aldaar met de Portugeefche Jooden destyds vereenigd waren, uitgezonderd alleen den band des huwelyks; en een vyftigtal van ongehuvvden, die tot de gemelde huisgezinnen niet behoorden; zo dat men, 5 perfoonen voor ieder huisgezin rekenende, een geheel zou krygen van 560 of 575 perfoonen van de Natie ( z ). Zy bezaten reeds 40 Suiker - piantagien, aile voorzien met molens, die door beesten gedreeven werden, en daarenboven meer dan 9000 zwarte flaa- (z) Wy begrypen niet , op wat grondflag de Heer Belliri heeft verzekerd, dat men, ten jaare 1683, hy de komfte van den Gouverneur van Sommelsdyk , rekende, dat 'er reeds 6ó'a- huisgezinnen in Suriname gevestigd waren , hetwelk eene bevolking zoude maaken van 3000 Blanken, uitgezonderd het getal van bykans 1500 perfoonen, die naar Jamaika vertrokken waren, enz. Daarenboven heeft men de bevolkiug der Jooden gerekend op een derde van die der Christenen en door het getal der huisgezinnen , welke wy bevinden omtrent het jaar 1690, in Suriname geweest te zyn, konnen wy de bevolking niet hooger rekenen dan op 200 of 350 huisgezinnen in 'e geheel; het welk ( 5 perfoonen voor een huisgezin genomen) zou uit komen op bykans 1800 bewooneren. Zie Bellin Dus. Geograpbique II Partie, p. 113.  KOLONIE van SURINAME. 75 Saaven: want in Hooimaand van 1690 , leverde de Natie, naar evenredigheid van de verdere bewooners der Kolonie, tot den arbeid aan de fortres, 50 flaaven , en in 1691-, nog 86; geevende daarenboven, om niet, tot het opbouwen van een nieuw hospitaal of gasthuis 25905 ponden fuiker ; daarze midlerwyl reeds twaalf militairen en één' Adjudant aangenomen had op haare kosten te voeden en te geneezen. Ten zelfden tyde, in Bloeimaand van 1689 , twee maanden na de aankomfte van den Gouverneur Scherpenhuizen , deed du Casfe, bevelhebber van een Fransch Esquader, genoegzaam onvoorziens, eJnen aanval op de Kolonie, met 9 fchepen van oorlog, één bombardeer galioot, en verfcheiden andere vaartuigen, op welke, behalven het krygsvolk, zich eene aarimerkelyke menigte vrywilligen bevond , die van Cayenne waren gekomen, op hoope van groeten buit te zullen behaalen. De Heer van Chatillon, Zoon van den Heer van Sommelsdyk, bevond zich toen in Suriname; zynde aldaar gekomen, om de byzondere zaaken van wylen zynen Vader in order te brengen. De Heer du Casfe deed, door eenen Indiaan, eenen brief aan den Heer van Chatillon bezorgen, dien hy daarin Heer van Suriname noemde , en aan wien hy betuigde, zeer verblyd te zyn, dat een' zo welleevend man door hem in de Kolonie ftond ontmoet te worden. Maar deeze Heer, die, niet tegenftaande zyne Jongkheid, reeds doorflaande proeven van zyne wyshéid en wakkerheid in de zeevaart had gegeeven , was zo verre van zich door die Franfche komplimenten te laaten verfchalken, dat hy terftond de Kolonie in ftaat van tegenweer ftelde, en het gefchut, op de best mogelyke wyze, in de fortres plaacfte, met bykans 250 foldaaceq £n 231 burgers om dezelve te bewaaren; naamelyk 84 Jood-  /6* HISTORISCHE PROEVE over de 84 Joodfche burgers, onder het bevel van den Kapitein Nasfy ; 69 anderen onder den Kapitein Lucas Coudrie, en 78 onder den Kapitein Swart. ■Het geftadig vuur uit het grof gefchuc, als ook dat van het krygsvolk en der burgery, tegen het vyandlyke Esquader, hetwelk, om de Bastions der fortres des te gemakkeiyker onder voet te fchieten, zeer na aan land was gekomen, was zo ' hevig, dat de vyanden, fchoon zy boven de 2000 fchooten uit het kanon op de fortres gedaan , en 'er 137 bomben in geworpen hadden, zodanig geteifterd en in wanorde gebragt wierden, dat zy de duisternisfe van den nacht van woensdag, den 11 dier zelfde Bloeimaand, te baate na» men, en met verhaastinge hun heil in de vlugt zochten; met een groot verlies van manfchap , die zy alle , twee aan twee, met groote fteenen om den hals gebonden , in de rivier wierpen , om hen te doen zinken ; waarfchynlyk om dus het getal hunner gefneuvelden voor de Kolonisten te verbergen; zynde behalven dat alles hunne fchepen door hec grof gefchut zeer ontramponeetd. In de algemeene Historie der Reizen vindt men D. XXI bl. 48 , verhaald, dac men de meeste dier vrywilligen, welke mee du Casfe, op zyn Esquader, van Cayenne gekomen waren, heefc gevangen genomen; doch daarvan leest men niets by Hardnek; noch ook in 't omftandig verhaal van die gevechc, waarvan een Spaansch handfehrift in de Archiven der Natie voorkomt , en 'c welk onderfteld worde een foort van dagverhaal te zyn , dac door den Kapicein Nasfy op de plaats en tyd zelve is opgefleld, en waarin men byzonderheden aantreft, die by Hartfinck te vergeefs gezocht worden. En zonder Itil te Haan op 't geene zo even is gemeld, is hec onbetwistbaar zeker, dat de burgers, by deeze gelegenheid, geenerlei gevaaren ontzagen, en zowel den grootften moed als  KOLONIE van SURINAME. ft als getrouwheid, tot behoud der Kolonie, betoonden. De Heer van Chatillon onderfcheidde zich in dit ge-; vecht door eene heldhaftigheid boven zyne jaaren, zo« danig ook, dac hy, alle gevaaren verachtende, zelf het grof gefchuc laadde en loste; doch met dat ongelukkig gevolg, dac hy, door eene al ce fchielyk los gegaane fchoot, in zyn aangezigt en aan zyne handen wierd gekwetst, tot gtievend hartfeer van alle de bewooneren^ Hy werd echter in weinig dagen van zyne wonden gelukkig geneezen; en de belegerden verboren by deezen aanval geen' enkelen man, maar hadden alleenlyk vier gekwetften , drie Christenen en eenen Jood, met naame Mesquita Het omftandig verhaal deezer gebeurtenisfe bewyst ontegenzeglyk, dat de fortres niet in zo (legt een'* ftaat van tegenweer was, en dac in Suriname, onder de Koloniften in 't algemeen, ook niet eene foort van Regeeringloosheid heerschce, zo als de Heer van Scherpenhuizen zynen Meefteren gezocht heeft diets te maaken: want twee maanden na zyne aankomfte in de Kolonie vond zich dezelve in ftaat om een Esquader yan 9 oorlogfchepen, één bombardeer - galiooc en verfcheiden andere vaartuigen, zo als wy boven verhaald hebben, ce doen vlugcen. Maar de begeerte om misflagen te vinden heefc niet zelden ingebeelde misflagen ter wereld gebragt. Ma deeze overwinning betoonde de Heer van Scherpenhuizen grooten yver voor het geluk der Kolonie; maar ongelukkiglyk bragten zyne hoogmoedige inborst en zyne met al te veel ftrengheid gegeeven orders te wege, dat zyne zorgen dikwyls minder nut dan berispelyk waren, Ondanks de krygsbedryven der Jooden, hunne getrouwheid en verknochtheid aan de Ko; ( *n dien b"ef verzoekt hy de Natie, edelmoediglyk te willen toebrengen tot de inzameling, waarmede men bezig was, om een nieüw Gasthuis te Paramaribo te ftichten; doch in dien zelfden brief gaat de Gouverneur dus voort: „ Ik heb het zeer vreemd gevon-i „ den , dat Gylieden U, op eene oppermagtige wyze, -, den tytel van Regenten der Natie hebt aangemaacigd, „ en in gevolge daarvan doe ik U weeten, dat ik heb„ be goedgevonden U te verbieden dien tytel in hec „ vervolg te voeren: want U komt geen andere toe „ dan die van Regenten der Synagoge ; hec befluit ,;, van het Hof daaromtrent zal U worden ter hand „ gefield enz". Is het niet zonderling, dat men op den zelfden cyd, waarop men om eene coelage als eene weldaad verzoekt, zich niet onthoude van verwytingen te doen over eene zaak, waar in geen kwaad ter wereld fteekt? Ook had de Gouverneur eene andere bedoeling; hy verlangde dat hem van den kant der Jooden een verzoek zou worden afgeflagen , waarby de ganfche Kolonie belang had; doch deezen, den ftrik, die hun van verre gefpannen werd, verachtende, en maar alleen op hunnen pligt Ziende, bragten edelmoediglyk tot de gemelde verzameling toe, naar maate van hunne vermogens, zo als reeds boven is aangeroerd. De Jooden, wat meer is, ter neêr geflagen door het vertrek van den Heer Nasfy, die hun in veele omftandigheden van zeer grooten dienst was geweest, zich nu aangetast ziende in hunne rechten, en de fchade niet konnende draagen, die hun het veriies van een geheelen dag arbeids ieder week op hunne piantagien zou ver* porzaaken, fchreeven daar over aan den Heer Samuei Nasfy  go HISTORISCHE PROEVE OVER DB Nasfy en aan den Baron van Belmonte, Palts Graaf, hunne afgevaardigden in Holland, hen verzoekende, dac zy hunne goede dienften by de Heeren Eigenaars der Kolonie , ter herftellinge van deeze hunne be« zwaarnisfen, wilden aanwenden. De Heer van Scherpenhuizen, hier van de lucht hebbende gekreegen, vergaderde het Hof, en zocht de Regenten in een lyf. ftraflyk pleitgeding te betrekken , om dat zy de ftoutheid hadden gehad van zich by Samuel Nasfy te beklaagen, over het bevel van den 10 van Hooimaand 1694 , en over den perfoon des Gouverneurs in 't byzonder ; en volgens eenen brief van den 10 der Lentemaand 1696 werden de Regenten opgeëischt om in perfoon te verfchynen voor den Raad, en een affchrifc mede te brengen van den brief, dien zy naar Holland gefchreeven hadden , mee de vertaalinge van dien, volgens de Registers der Natie, getekend den 25 van Grasmaand 1696. De Jooden waren niec weinig onchutst over deeze zo wel onredelyke als oppermagcige befchuldiginge, dewyl dezelve ftrekte ter benadeelinge van die nacuurlyke vryheid, welke de onderdaanen eener plaats, welke die ook zy, of van welk eenen ftaat zy ook mogen weezen , onbetwistbaar hebben , om hunne klagten te brengen onder het oog van den Souverein , ten einde zich te beveiligen voor het oppermagtig gezag van deszelfs aangebelde Onder - bevelhebbers. Zy zochten zich met aanneemelyke redenen van 't verfchynen voor den Raad te verfchoonen; verkiaarende niec te min door eenen brief, dac zy den Heer Samuel Nasfy verzochc hadden, voor de handhaaving van de voorrechten der Natie te willen zorgen; en dat, zo de Leer Nasfy eenige klagten tegen den Gouverneur in het byzonder , wegens zyn beftier , had in gebragt, zulks geenszins hunne fchuld gerekend konde worden. Voor dat eenige nieuwe orders van den Raad de Natic  KOLONIE van SURINAME. 81 de op nieuw konden ontrusten, verwierven Nasfy en Belmonte gelukkiglyk de herftelling van alle deeze verongelykingen, en in Zomermaand van 1696, deed de Raad, zonder eenig gewag te maaken van de orders, die met den nieuwen Gouverneur, Paulus van der Veen, uit Holland gekomen waren , eene verklaaring afkondigen , dat het verbod van den 10 van Bloeimaand 1694, niet was gemaakt om der Jooden wille, maar alleen met oogmerk om alle ergernis te voorkomen, die ten nadeele van den Godsdienst op Zondagen in de ftad Paramaribo gegeeven werd enz. Men zie hier over No 9 van de BewysÜukken, en den oorfprongklyken brief van Samuel Nasfy uit Amflerdam, van Wintermaand 169?, waarin hy den Regenten bericht geeft : „ dat op verfcheiden achter een volgende onderhande„ lingen , die hy in Holland had gehouden met den „ Heer Valkenier, voorzitter in den Raad van Heeren „ Eigenaren der Kolonie, in tegenwoordigheid van an,, dere Leden, ten opzigte van de Natie en de Kolonie „ in het algemeen; de verongelykingen , den Joo» „ den aangedaan , waren herfteld, en de Heer van „ Scherpenhuizen van zyn ampt verlaaten ; zynde de „ Heer Paulus van der Veen benoemd tot zynen op* „ volger , in welken de Natie zoude vinden eenen „ anderen Lichtenberg, dat is een zachtmoedig , be„ minnelyk en liefdaadig man". ( b ). De Heer van Scherpenhuizen werd metderdaad in Holland te rug geroepen , om zich te zuiveren van verfcheiden beïchuldigingen , door de Kolonisten tegen hem ingebragc ( c ). Na door de Franfchen krygsgevangen gemaakt te zyn, kwam hy in Holland aan in Wynmaand 1696, en de Heer Paulus van der Veen O) Voyez U registre de U Ntticn, (O Hartfinck. bl. 68 1. F  84 HISTORISCHE PROEVE over pc „ doordien de Christen Burgers volftrektelyk weiger-; „ den zich daar heen te begeeven". Volgens 't geene de overleveringen en Archiven melden , had de Natie geen reden om zich zeer te beklaagen over de Franfchen, toen die zich meester maakten van de Kolonie: want zelfs voor dac de roerende goederen , in de Akte van rantfoeneering uitgedrukt, aan de eigenaars waren overgeleverd, deed de Heer Casfarc aan de Jooden te rug geeven, alles wat de foldaaten uit de Synagoge in de Savanne hadden weggenomen, en onder anderen de zilveren kroonen, waarmede de rollen der Wee verfierd zyn, met uitdrukkelyk bevel van de Synagoge en de plegtigheden, die men daar in verrichtte, te ontzien- . Deeze oorlog, die in Suriname voor t begin van een nieuw tydvak te houden is, mag met reden worden aangemerkt, als den loop van haaren voorfpoed tegen gehouden te hebben: want behalven de onnoemelyke kosten, die de Kolonisten moesten doen in eenen tyd, waarin hunne op eikanderen gevolgde verliezen nog niet waren herfteld; behalven de brandfehattingen aan den Heer Casfartj behalven de wanorder op de plantagien, en de geftadige verontrustingen, geduurende het verblyf van den vyand, van Wynmaand tot in Wintermaand; hadden zy nog het ongeluk van te moeten zien, dat 'er eene oproerige ftoutheid heerschte onder hunne flaaven, die niet eindigde dan met de vlugt eener groote menigte, die vervolgens , diep in de bosfehen, eene foorc van volkplantingen ftichtten; terwylze den indruk van oproerigheid achter lieten in de harten der geenen, die voor hec uiterlyke hunnen meefteren waren getrouw gebleeven. Hoewel deeze flag de Kolonie niet ten eenmaal vernielde, echter werd zy daar door in een' zeer treutigen ftaat gefteld. Tot overmaat van onheilen verzwaard » ook  KOLONIE van SURINAME. 85 bok de Kolonisten het juk hunner flaaven; geloovende, dat alleen de vreeze en de voorbeelden van ftrenge ftrafoeffeningen de bekwaamde middelen zou. den zyn, om hen hunne natuurlyke geneigdheid, ter verkryginge van hunne vryheid, af te leeren ; waar-] om zy dan ook metderdaad maar alleen naar middelen uitzagen, om hunne flaavemy des te harder en onverdraaglyker te maaken. Deeze verkeerde wyze van redeneeren, deeze gltaipige flaatkunde, welke deed gelooven, dat het minste teken van zachtmoedigheid jegens de Zwarten, vreeze of zwakheid van de zyde der Blanken onderftelde, had eene geheel tegenftrydige uitwerking, zelfs zodanig, dat de bosfchen daardoor vervuld wierden met Marrons, die 'er hunne vryplaats in gereedheid vonden by de geenen, die hen waren voorgegaan. Een iegelyk brenge zich den voorkeden tyd der Kolonie te binnen, en vergelyke daarmee den tegenwoordigen, inzonderheid ten aanzien van het ftuk der flaaverny; zo zal men bevinden, dat niet dan na den oorlog van Casfart, de vlugt der flaaven en de dwingelandy der meesteren zo menigvuldig en hard zy geworden: en fchoon wy het ongeluk hebben van nog tegenwoordig de uitwerkfels van de fchelmery onzer flaaven te gevoelen; evenwel hebben wy, in het algemeen gefproken, federt verfcheiden jaaren, ons geene dwinglandy over hen te verwyten; wat ook, dien aangaande, eenige ftiatkundige tydfchryvers met eene lasterzieke pen ftaande houden. Het is derhalven zeer ongelukkig, dat zy, die de voorwerpen van gefladige verwytingen zyn, en met anderen in dezelfde onheilen deelen, waarvan de gevolgen overal dezelfde zyn, nog daarenboven, even als de Jooden van Suriname, ter kwaader trouwe, befchuldigd werden wegens het wegloopen der flaaven ten tyde van Casfart; gelyk de Heer Hartfinck hun heeft te laste gelegd, zeggende: „ dat dis geenen , ■ ' F 3 welke'  86" HISTORISCHE PROEVE over db welke, federt den tyd der Engelfchen, het getal der Marrons hebben vergroot, ten grooten deele behoorden tot de Jooden (*)"• Wy zouden die verwyt met fhlzwygen zyn voorbygegaan, indien wy niet nog tegenwoordig veele perfoonen van aanzien dit zelfde gevoelen hoorden ftaande houden met eene ftyfzinnigheid, waarvan ieder eerlyk hart eenen afkeer behoort te hebben; te meer daar zy, om de maat der ongelukken tot overloopens toe vol te meeten, 'er by voegen de fchendnaamen van dwingelanden en beulen hunner flaaven. Dan, op dat wy den draad onzer historie niet afbreeken, zullen wy de ontwikkeling van dit artikel hier met ftilzwygen voorbygaan, om hetzelve op zyne juiste plaats te melden; hier maar alleen aanmerkende, dat 'er toen , naamelyk na het vertrek der Engelfchen, nietsi van eenige aangelegenheid voorviel, of de Regenten der Natie kreegen 'er kennis van, wierd door hen afgedaan, en is naauwkeuriglyk door hen aangetekend: en wanneer over eenigen opftand op de eene of andere Joodfche plantagie, of over eenig ander geval, tot de hooge Regeering behoorende, wierd gehandeld, zond de Raad zulks altoos aan de Regenten te rugge, ten einde die de zaak mogten beflisfen; 'er in de brieven daarvan deeze woorden by. voegende: „ doet uwen pligt, om de Natie voor kosten te bewaar en; anderszins zou zy aan den Fiskaal moeten betaalen het geene hem van rechtswege voor het neemen van infurmatien toekomt enz,\ O tyden, ö zeden! Uit dit alles blykt. dat wy althans eenigzins moesten deelen in de kundigheden des geenen , die den Heere Hartfinck de berichten heeft bezorgd, die hy noodig had tot het famenftellen zyner hiftorie, en die misfehien ook aanleiding heeft gegeeven (i) W 756. , , (Ó Oorfprongklyke brieven» te vinden in de Archiven federt; bet jaar 1680 tot 1720,  KOLONIE van SURINAME. 87 geeven tot dat vinnig gefchrift, hetwelk, door de Heeren van Esfequebo en Demmerary, der Vierfchaar van Tienen in Holland is aangebooden in 1775 of 1776, en te Amfterdam gedrukt in 1785 (7j. Wy weeten zelfs niet waar het van daan kome, dac de blindheid deezer Heeren ook niec aan den invloed der Jooden dien opftand heeft toegefchreeven, welke 1763 in de Berbi-, ce is voorgevallen. Niec tegenftaande wy ons, by 't opftellen van dit Werk, den pligt hebben opgelegd, om geene aanmerkingen te maaken over den ftaatkundigen toeftand der Kolonie, konnen wy echter, in de tegenwoordige gefteldheid van zaaken, niet voorby van met befcheidenheid voor te draagen, hoe wy over de zedelyke en ftaatkundige oorzaaken denken, welke zeer veel tot de voorige rampfpoeden hebben toegebragt; temeer, wyl de gelukkige veranderingen, die daar, ondanks onze belastingen en het gefchreeuw van eenige heethoofden, in 't vervolg gemaakt zyn, dat voordeel hebben te wege gebracht, 'c welk wy alcoos van de wysheid onzer Heeren verwachcende waren. Wy zullen derhalven het tydftip van den vyandlyken inval van Casfart houden voor de gefchiktlle plaats, om onze aanmerkingen nopens den ftaac der Kolonie , federt haare eerfte oprichtinge tot daar aan toe, dat is van 1650 toe 1713, voor te draagen. Wy hebben gezien, dat de Kolonie, niet tegenftaande haare zwakke beginfelen, geduurende 10 of ia jaaren, na het Charter van Karei den II, aan Willoughby en Hyde gegeeven, zodanig heeft toegenomen, dar deeze twee Eigenaars daar uic de ftreelendfte hoope mogten fcheppen, dat het hun, daarze toe in ftaat waren, gelukken zoude, dezelve tot de bloeiendfte van geheel Zuid-Amerika te maaken , zonder zelfs de Portugeefche en Spaan-; (/) Zie de Inleiding deezes Werks, Noot tv, F4  83 HISTORISCHE PROEVE over de Spa'anfche Koloniën uit te zonderen. 't Geen :'er is voorgevallen na dat de Engelfchen de Kolonie. op de Zeeuwen hernomen hadden; de groote menigte des Volks van daar naar elders vertrokken; de plondering, aldaar door Wiilougbby en zynen zoon aangericht , en de buit, dien de Zeeuwen in 1667, op de bewooners maakten; zyn zo veele bewyzen van den ipoedigen voortgang der Kolonie in 12 of 15 jaaren tyds. Men brenge zich te binnen , in welken ftaat Ho!« land zich bevond ten tyde der veroveringe van Suri» name; de bres, die deszelfs Koophandel moest lyden, by het verlies van die 350 fchepen, welke door de Franfchen op hen veroverd werden ; de ontziglyke verbintenis tusfchen Frankryk en Engeland om den Koophandel der Republiek te krenken, en de oorlogen, die dezelve federt 1660 tot 1721 verpligc is geweest te voeren tegen bykans alle Mogendheden van Europa ; eene tydsgefteldheid die voorzeker nergens na gunftig was tot het oprichten van nieuwe Koloniën. Zeeland daarenboven had wel Suriname op de Engelfchen veroverd; maar was niet in ftaat om de Kolonie in bloei te brengen ; ook bragten de belangen van deeze provincie niet mede zulke ver afgelegen ftichtingen te bezitten, alwaar derzelver onderdaanen, zelfs volgens de natuur van het verbond van vereeniginge tusfchen de zeven Provinciën, geen' uitfluitenden handel konden dry ven. Zo evenwel, ondanks dit alles, de Republiek, dit wyd uitgeftrekt gewest, in plaats van 't zelve toe te ftaan aan de West - Indifche Maatfchappy, had aangenomen tot eene der tot het verbond van vereeniginge behoorende Provinciën; of zo, in plaats van hetzelve afteftaan aan de Maatfchappy der drie Mede - eigenaaren, welke toen werd opgericht, de ftad Amfterdam, die ryk en magtig is door haaren uitgebreider!  KOLONIE van SURINAME. 89 breiden handel, hetzelve in eigendom had gekreegen, misfchien zou dé Kolonie bevryd zyn gebleeven van die onheilen, welke zy in het vervolg heeft moeten kezuuren Wat bezetting toch had zy ter haarer verdedi. ginge, federt de overwinning der Zeeuwen, tot aan den inval van Casfart, om den Indiaanen het hoofd te bieden ? Op vertoog der Kolonisten . zond Zeeland, in 1679, derwaards 150 man krygsvolk. De Heer van Sommelsdyk bragt nog 350 man mede; dqch waar van, naderhand de mees ten, uit hoofde van den moord, gepleegd aan den Heer van Sommelsdyk, veroordeeld werden om de Kolonie te verlaaten; en eindelyk bragt de Heer van Scherpenhuizen ook nog eene kleine verfterking mede ; en zo wy den fchryver van Hollands Rykdom mogen gelooven, bevonden de Heeren Eigenaaren zich, reeds in 3688, in de onmogelykheid om de bezetting, die men toen in de Kolonie had, van den noodigen voorraad te voorzien (m). Wanneer men dccze ongelukken en de vereeniging van zo veele onheilen gadeflaat, moet men verwonderd ftaan te zien , dac de Kolonie zich nog uit haaren val heeft konnen opbeuren, nieuwe plancagien aanleggen , de hoofdfom van haar inkomen vermeerderen, en in minder dan 20 jaaren tyds ryker en vermo'gender worden dan zy ooit geweesc was. En zo men verder in aanmerking neemt, dat deeze zelfde Kolonie, na in nieuwe onheilen geftorc te zyn, die door minder famengeftelde oorzaaken werden te wege gebragt dan wel de naastvoorgaande rampfpoeden, zich niet weder heefc konnen opbeuren, noch haaren voorigen bloeiftand herkrygen, zal de reden van verwonderinge geenszins afneemen, fchoon zy, door den gunltigen prys haarer voortbrengzelen, thans eenigzins adem begint ce fchap» pen. Mid- (ro) Tim. I. 294. F 5  po HISTORISCHE PROEVE over de Midlerwyl fchynt hec ons toe, dat wy de oorzaak daarvan hebben ontdekt; en deeze oorzaak is geen andere dan de weelde, toen onbekend, doch in vervolg van tyd omhelsd: want vooreerst wist men, in 't algemeen gefproken, niet, wat geld op rente genomen te Zeggen ware: ten tweeden had men eenen afkeer van het overtollige, en men leefde, in 't midden van den overvloed, van het noodzaakelyke. Men wist'er van geene ongelukkige onderfcheidinge onder de burgers, noch van die ydele en trotfche pracht, welke door eene verderflyke weelde op de plantagien is ingevoerd, en waarvan de gevolgen vooral zeer nadeelig zyn bevonden, na dat men het geld uit Hotiand op rente had genomen. In 'c vervolg zullen wy van die alles omftandiger fpreeken, en de rechtmaatigheid onzer .denkbeelden trachten aan te toonen ; laat ons intusfehen onze Historie vervolgen. De bewooners van Suriname, weinig tyds voor den inval van Casfart, ziende, hoe luttel hunne vertoogen aan den Raad hadden uitgewerkt, vervoegden zich tot hunne Hoog Mogenden, den 17 van Herfstmaand 1712, en bragten daarby hunne klagten in tegen de Heeren Eigenaaren en tegen den Raad van Policy, zo ten opzigte der belastingen, flrycBg met het Oktrooi, als ten opzigte van den fiegcen ftaat, waar in zich de verfterkingen toenmaals bevonden (n). En den 12 van Wynmaand deszelfden jaars , ten tyde der aankomfte van Casfarc , deeden de Burger - Hoplieden eene aancuiging cegen alle de nadeelen, die dé Kolonisten geleeden hadden, ter oorzaake van hunne onachtzaamheid, en weigerden in gevolge daarvan de fortres te bewaaren, welke, op hunne weigering, werd bezet door de Jooden, gelyk reeds door ons is opgemerkt. De Raad van Policy, op zyne beurt, klaagde over de Kolonisten, die hard' nek- ( n ) Hartfinck. bl. 695.  KOLONIE van SURINAME. 91 nekkiglyk weigerden toe te leggen tot den arbeid der noodzaakelyke verfchansiingen. De Staaten, de Heeren Eigenaars gehoord hebbende, gebooden de bewooners hun aandeel op te brengen, en de bevelen van den Raad te gehoorzaamen (& HISTORISCHE PROEVE over de gen (waarvan de oorfprongklyke brief onder de Archiven der Natie nog voorhanden is) bragten zy, na hun gevoelen geuit te hebben, aanftonds met veel gereedheid op het geene men van hun vorderde; maar dewyl de overige bewooners den opbreng van hun aandeel, onder allerlei voorwendfels, ontdooken, was het gemaakte plan van geen de minfte uitwerkinge. De geest van eendragt, die toen onder de Jooden heerschte, en de misflagen hunner mede-bewooneren, die geduuriglyk met eikanderen over hoop lagen, bragten te wege , dat de Natie de oogen opende, zich ftil en gerust op haare Plantagien hield, en derzelver byzondere leden, ondanks de . tegenfpoeden der Kolonie, in eenen zeer bloeienden ftaat ftelde. De nieuwe verzekeringen, die zy, eenige jaaren geleeden, wegens de befcherming der Heeren Eigenaaren in Hofland, ontvangen had, door eenen brief van den Heer Hieronimus de Haas, Oud - Burgemeester van Amfterdam, gefchreeven aan den Gouverneur de Goyer ( q ) , en hem beveelende de Natie in het byzonder by haare voorrechten en vryheden te handhaaven, had dan ook gelukkiglyk dien uitflag , welken men 'er van verwachtte, en ftelde de Natie gerust omtrent alle overige ftukken. De genegenheid, welke de Natie altoos voor het welzyn haarer mede - bewooneren gekoesterd had, ontving hier door een nieuw leeven: wam de Jooden Honden de Christen - Planters by met alles wat in hun vermogen was. Eenige hunner weldaaden mogen hier wel plaats vinden. Den 12 van Zomermand 1707, zetteden zy den Gouverneur W. de Goyer twaalf bekwaame timmerlieden by, om het Gouvernements huis te volbouwen; en (q) Deeze brief, met bet antwoord daar op, gedagtekend in Zometmimnd 1707, is in de Archiven ts vinden.  KOLONIE van SURINAME. 93 en in Hooimaand 1710 gaven zy hem, volgens de registers van die zelfde dagtekening, weder een gefchenk van 7a vaten fuiker, om hem in zyne byzondere omftandighcden te dienen. De Gouverneur Cr-itier, die de opvolger van de Goyer was, kreeg van hun 4 koeien en 2 vaarzen, met 50 vaten duiker, volgens de registers van Slagtmaand 1719, en aan den Commandeur Raineval gaven zy 10 vaten fuiker, met daarenboven 24 flaaven, die bekwaame graavers waren, om op zyne plantagie te werken, tot dat dezelve geheel en al voltooid zou zyn. De Commandeur de Vries kreeg, ten zelfden einde, ook £14 bekwaame Negers van hun; en de reden waarom hy die van de Jooden heeft gevraagd, is, volgens zynen brief van Herfstmaand 1731, deeze, devuyl zyne vrienden, de Christenen, hunne aan hem gedaane belofte niet gehouden hadden. Hier zou men ook nog konnen by voegen de bouwftoffen, door hen tot verfcheiden gebouwen geleverd, enz; doch wy gaan die liever met ftilzwygen voorby, om 't getal van dergelyke vry willige gefchenken niet te vergrooten, noch te pronken met rechtmaatige en onflaakbaare pligten tusfchen waare en nuttige Kolonisten, die verpligt zyn elkandercn als broeders te behandelen. Wy betuigen op het plegtigfte voor den hoogen God, dat wy deeze zaaken verhaald hebben, niet om dezelve aan iemand , wie hy ook zy, te verwyten; maar om dat wy genoodzaakt zyn, door onweêrlegbaare bewyzen aan te toonen, dat de Natie Q zo als haare tegenpartyders kwaadaartiglyk ftaande houden ) niet afkeerig is van de onderdaanen van den Souverein, die haar verdraagt, maar in tegendeel dezelve bemint; en zulks metderdaad betoonde, wanneer zy zich daar toe in ftaat vond: bevindt zy zich ongelukkiglyk niet in het geval van het te konnen doen, haare rampfpoeden zyn 'er de oorzaak van, maar geenszins mangel van goeden wille. tVoor  94 HISTORISCHE PROEVE over de Voor het jaar 1720 of 1721, wist men in Suriname nog van niets anders dan van Suiker bouwen. Men had 'er wel veele proeven op de Tabak en de Roucou genomen; doch, volgens 't verhaal der fchryveren , met eenen ongunftigen uitflag: en het was niet dan in I720j dat de eerfte proeven op de Koffy in Suriname genomen wierden, met eenige kleine planten, die zekere Hansbach, uit, den Hortus Medicus ( Geneeskundige tuin) van Amfterdam had medegebragt (r) , hoewel de befchryving van Suriname haaren voortgang toeeigent aan den Heer Dan 'Neale (_ s ). Deeze plant maakte in 't vervolg en voor veele jaaren den rykdom uit van Suriname, fchoon dezelve in 't eerst ftrekte tot vernieling van veele Suiker - Plantagien , die men verlaaten had om zich op 't bouwen van koffy toe te leggen; fchoon de fuiker eene waare is, die met de vereischte middelen, tot derzelver'bebouwing noodig, inderdaad een vaster en zekerder rykdom is dan de koffy; niet tegenftaande de kosten van de molens, en de fchokken, waaraan deeze waare, voornaamelyk in tyden van vreede in Europa, onderworpen is. Sedert dat tydftip is de Kolonie nog vergroot door het kweeken van de Cacao, begonnen in 1733, en van hec'Katoen in 1735 (f). Vol. (r) Hartfinck. bl. 741. fj) — . bl. 253. ( c ) Volgens Hartfinck. bl. 741. Wat aangaat de waaren en het tydftip van derzelver invoeringe in de Kolonie, wy hebben, wat ook de Historie - Schry vers van Suriname zeggen, daaromtrent naauwkeurig onderzoek gedaan , en 't met onze aangewende moeite zo verre gebragt, dat wy ons in ftaat vonden om eene algemeene tafel te ontwerpen van alle de waaren, die uit de Kolonie, federt het begin deezer eeuw tot op onzen tyd, zya uitgevoerd geworden, en waarvan men de tafel in het tweede Deel deezes Werks zal vinden. Uit deeze tafel zal men zien, dat, fchoon algemeen onder, fteld en geloofd wordt, dat de gronden der Kolonie maar alleen ges  KOLONIE van SURINAME. 5>5 Volgens de naauwkeurigfte berekening, getrokken uit de algemeene Kaart der Kolonie van Suriname door gefchikt zyn tot het kvveeken van Suiker , Koffy, en Kakao , gelyk ook van Katoen, men 'er echter zeer veele proeven van andere waaren heeft genomen, die voorzeker den gunftigfteti uitflag gehad zouden hebben, zo de onbeftendigheid der Kolonisten zulks had toegelaaten. Met het planten van Tabak begon men in 1706, en jaar door jaar werd 'er eene genoegzaame menigte van uitgevoerd om tot proeven te verftrekken; zynde 'er in 1749 , zelfs 30000 ponden naar Holland verzonden. De Roucou flaagde 'er nog ongelyk veel beter: want dezelve , meer uit nieuwsgierigheid , dan om 'er handel meê te dryven, op eenige kleine iandwooningen hebbende geplant, zamelde men 'er zo veel van in, dat men federt van 100 tot 7000 pond toe, in het jaar, naar Holland kon verzenden. De Indigo , waarvan alle Schryvers de invoering toekennen aan de bezorginge van den Heer van Jever en den Officier Destrades, en die brengen tot het jaar 1764. , zo als gezien kan worden in de befchryviug van Suriname, en by Hartfinck bl. 74*, werd in Suriname airede fint het jaar 1708 gekweekt , en 2 jaaren daarna tot aan 1722' had men van 150 ponden tot 1328 toe daarvan naar Holland gezonden ; doch toen liet men 'er de bebouwing geheellyk van vaaren, om die der Koffy in te voeren 5 zynde, als reeds boven door ons is opgemerkt, de eerfte kernen daarvan in 1720, uit Holland derwaards gebragt. De Kacao, die volgens Hartfinck , bl. 741, en volgens de befchryviug van Suriname, bl. 256, in Suriname werd ingevoerd 'n 1733» en het Katoen in 1735, had men daar airede federt 1706 geteeld. Behalven deeze voortbrengfels lieten de oude bewooners der Kolonie reeds hunne befpiegeüngen gaan over allerlei foort van koopwaaren; zelfs in zo vtrre, dat zy ruw wasch trokken uit de nesten , die de byen maakten op de boomen der onmeetelyk groote bosfchen van de Kolonie . gelegen naar om hoog der riviere Suriname. Zy deeden zelfs proeven op de bergftoften der Kolonie, en in 1730, zond men 5 oneen fyn goui naar Holland , het welk ftrekte tot aanmoediging van een byzonder genootfehap, opzettelyk in j 742 opgerecht tot voort, zetting van den arbeid aan de mynen, doch echter zonder eenen gewenschten uitflag. Men zie daar over Hartfinck van bi. 744 tot 754. De  06* HISTORISCHE PROEVE over de door Lavaux , en andere oude fchriften, beliep het getal der plantagien, zo groote als kleine, ten jaare 1730, in Suriname vier honderd en één, te weeten langs de Rivier van dien naam, beginnende 3 mylen van haaren mond af, tot 20 mylen hooger op, (de Rivier van Para en andere kreeken daar onder begreepen ) telt men tweehonderd vierentwintig, en langs de Commowine, met haare rivieren en kreeken, honderd zevenenzeventig. Hiervan bezaten de Jooden toenmaals aan de Rivier van Suriname, haare kreeken enz., drieennegentig , en in Commowine, Sarua, Casfawine enz. tweeëntwintig, en dus in 't geheel honderd vyftien plantagien, voor 't grootfte gedeelte Suiker-plantagien, zonder daar op een' enkelen ftuiver fchuld te hebben: want De voorheen gemelde befehryving van Suriname gewaagt nog .van verfcheiden andere waaren, die uit de Kolonie uitgevoerd zouden konnen ivorden; het welk, zo men 'er zich op toeleide , den arbeid zou uitftrekken over alle de klasfen van burgers. Waarom derhalven heeft men dat alles laaten vaaren, en zich maar alleenlyk toegelegd op de Suiker, de Koffy, en het Katoen, wier bebouwing middelen vereischt, waarvan verre de meeste Kolonisten ontbloot zyn? om deeze vraag te beantwoorden heeft men maar alleen de onbeftendigheid der Kolonisten by te brengen; vermids de ondervinding duizend maaien heeft ge. toond, dat ieder nieuwe waare hen hunne voorgaande bouwery ligtelyk deed veranderen. Wy hebben gezien , dat men , na de invoering van de Koffy, een groot deel van de Suiker heeft Jaaten vaaren; de Kacao verliest ook allengs veel van haare bebouwing, en het Katoen is tegenwoordig in algemeene achting; doch de eerfte waaien, die 'er by geval naar toe gevoerd worden, zullen ook weder deeze op haare beurt doen vervalïen' ten minfte zo de Kolonisten, die thans zo flegt van aniddelen voorzien zyn, zich bezig hielden met andere takken van den landbouw dan van Koffy en Katoen. Waarom- vergeeten zv het verfhout? Waarom de Balfem van Copahu, het VVasch , de Tabak, en aelfs de Roucou, die tot bearbeiding op verre na zo veel'Negers niet vereifchen ? Men zie daar over de verftandige aanmerkingen van den Heer Fermjn in zyne befchryvinge van Suriname.  KOLONIE van SURINAME. 97 want men wist toen nog niet van uit Holland geld op rente te neemen. Hunne leevenswyze was daarenboven zeer eenvoudig en geregeld; pracht en weelde was hun onbekend; en nergens zag men eenige plantagien met trotlche of nuttelooze gebouwen verfierd. Zindelykheid , gemak des levens, en eenige verkwisting aan hunne tafels, op feestdagen in de Savanne, maakten alle hunne weelde en overdaad uit; doch de hoogtyden waren niet zo dra geëindigd, of ieder keerde naar zyne plantagie ce rug, om in eigen perfoon zorge te draagen voor 't geene daar te doen viel; en zodanig was bykans ook de leevenswyze van eenige Christen Planters in dien tyd. En in weerwil van de moeielykheden, die den Jooden, van tyd tot tyd, van de zyde des Raads bejegenden, leiden zy evenwel een zeer gerust en zelfs vry gelukkig leeven, ter tyd toe dat de flaaven wegliepen , en de veelvuldige aanvallen der Marron - Negers op hunne plantagien, hun de zoetigheid en 't genoegen van 't landleeven deeden verliezen. Sedert den tyd der Engelfchen, zelfs voor het jaar 1665, vond men reeds weggeloopen Negers in de bosfchen. Laat 'er ons de historie in 't kort van melden, volgens de opgave van Hartfinck zeiven («), die alles aan de Jooden toefchryfc, zo als wy reeds hebben opgemerkt; doch wiens verhaal zyne tegenflxydigheden aan den dag zal leggen. „ De Negers van Saramaca (zegt hy) daalen af „ van eenige zwarte flaaven, die, na zich door de vlugt „ aan de heerfchappy der Engelfchen te hebben onc„ trokken , zich vervolgens hebben nedergezec langs „ de rivieren van Saramaca en Copename, in oorden „ mee veele bosfehagien vervuld; en daar hebben zy „ eene foort van Republiek opgericht, reeds al een » tyde («) Vm bl. 755- 757- G  9» HISTORISCHE PROEVE óver Dé „ tyde dat de Engelfchen nog bezitters van dit gedeelte „ van Guyana waren. Ëenigen van deeze Negers vonden „ middel om voor zich eene verfchanfing aan te leggerï „ in Para, onder hun Opperhoofd, met naame Jermes* „ een' Neger van Coromantyn, en van daar kwamen zy de naastgelegen plantagien befpringen en ontrusten". Men merke op , dat de Jooden nooit meer dan twee plantagien aan de rivier van Para hadden; hunne wooningen vond men alleen aan de rivier Suriname, en wel boven aan dezelve, 6 mylen verre van Para : ook was het eerst verfcheiden jaaren daarna, dat zy een begin maakten met het bewerken der laage landen, na dat de Hollandfche landbouwers 'er hun de mogelykheid en het nut van hadden doen zien; en als toen hadden zy evenwel ook nog geene wooningen dan na de plantagie Gelderland, 4 mylen van de Stad Paramaribo gelegen. „ Het getal dier wegloopers ( dus gaat hy voort ) „ werd gefchat op 5 of 6 duizend in 1701 en 1702. „ Op Para zynde aangevallen, bragten zy daar den „ eigenaar van eene plantagie om: den timmerman van 5, eene andere trof, in 1713, het zelfde lot. Eenige „ jaaren laater wierpen zy zich op eene plantagie, „ gelegen in Tempaty , wondden den bezitter, mis„ handelden zyne vrouw, en eindigden met alles weg „ te voeren. Geduurende het bellier van den Heer „ Temminck, in 1721 of 1722, pionderden zy niec „ alleen, in Comowine, de plantagie van eenen „ Ridderbak; maar fleepten ook de flaaven mede ,, naar de bosfchen. Deeze wreede bezoeken namen „ van jaar tot jaar toe, en werden hoe langs hoe „ verderflyker. Voor en ten tyde van den Heer de „ Cheufes, in 1730 en 1734, werden, door deeze „ vlugtelingen, verfcheiden plantagien verwoest in Para, „ in Tempaty en in Peninka, en zy bragten niet alleen „ alle de Blanken om, die zy 'er vonden, maar zelfs 11 ook  KOLONIE van SURINAME. ^ ook de flaaven; voerende vervolgens alles mede wat „ zy geloofden hun van eenigen dienst te konnen zyn; „ ook vielen zy aan op de plantagie Bergendaal, toebe-, „ hoorende aan gemelden Heere de Cheusfes". Ziedaar verfcheiden voorbeelden van oproerigheid, wegloopen en moorderyen, gepleegd op plantagien van Christenen en wel door hunne eigene flaaven, die buiten allen twyffel het getal der Marrons, ten tyde van Casfard, merkelyk hebben vergroot; zo dat het verhaal van den Heer Hartfinck, nopens de flaaven der Jooden, niec van onwaarheid valt vry te kennen. Zyne gezegden dien aangaande hebben des te minder grond, om dat hem zelfs de vyandlykheden van deezen aart, voorgevallen op de plantagien der Jooden, onbekend waren. Zonder de minfle bekommering van daar door eenig gewigt aan zyn verhaal by te zetten, zullen wy dezelve naauwkeuriglyk mededeelen, zo als wy die in onze Archiven gevonden hebben, op dat onpartydige leezers mogen zien, of men aan de Joodfche Natie konne toefchryven de oorzaak van hec ongeluk der Kolonie, ten deezen opzigte, en of de Jooden van meerdere tiranny omtrent hunne flaaven te befchuldigen zyn, dan men aan de andere opgezetenen der Kolonie gewoon is toe te fchryven. Behalven het wegloopen van twee of drie flaaven, 't geen menigmaal op de plantagien in 't algemeen gebeurde, viel 'er in 1650 een opftand voor op eene plantagie, gelegen aan de kreek van Casfawine, achter de Savanne, en toebehoorende aan eenen Jood, mee naame Immanuël Machado, van waar de flaaven, na 't ombrengen van den Meeseer, wegliepen , en alles wat 'er op was mede fleepeen: en in 1738 ondervond eene andere plancagie, toebehoorende aan Manuël Pereira, hetzelfde lot. Het eerfte ongeval van deezen aart, der Natie overgekomen in den perfoon van Machado, verdient des te meer onze ©pmerkinge, om dat 'er uit gezien kan worden hoe G 2 groot  ïöo HISTORISCHE PROEVE over bb< groot eenen haat de Gouverneur van Scherpenhuizeö den Jooden hebbe toegedraagen: hy liet naamelyk dezorge, om het geleeden ongeval te herflellen, geheel aan de Jooden alleen over, en gaf hun, door eenen brief van den 18 van Sprokkelmaand 1690, te verflaan, dat zy, zoze wilden, den dood van hunnen broeder konden wreeken, eveneens of Machado en zyne plantagie geen deel der Kolonie uitmaakten. De Jooden gehoorzaamden hem ten volflen, en deeden eenen aanval op de muitelingen, waarby veelen van dezelve door hen gedood, en eenigen medegevoerd werden, die op de plaats zelve, daar zy het kwaad gepleegd hadden, de ftrafre des doods ontfingen. Een foortgelyke krygstógt werd door de Natie gedaan in 1738, en daarby verloor zeker Jood, met naame Pereyra, het leeven; doch niemand der Historie- Schryveren van Suriname heeft zich verwaardigd om 'er een enkel woord van te melden : ter gepaste plaats zullen wy 'er wat nader van fpreeken. Na dien tyd, en tot op den vrede, welken de Kolonie maakte met de twee vlekken der Marrons, bekend by den naam van Saramaca en Juca, werden 'er geduurige aanvallen op de plantagien gedaan, en 't is eigentlyk na dien tyd , en niet na den inval van Casfardin 1712, dat het getal der wegloopers grootelyks heeft toegenomen. Wy zullen echter alle de aanvallen niet optellen, waarby eene ontzag!yke menigte Negers naar de bosfchen gevlooden is. In den jaare 1749, maakten, de Negers, van de plantagie van den Heer Thomas eenen opftand, en, na duizend vyandlykheden gepleegd te. hebben, liepen zy weg, en vereenigden zich weder met die der Jooden, als ook met die van zekeren Salmer, die een klein Dorpje hadden, gelegen aan de kreek Juca, bykans 25 of 30 mylen ver van de oevers der riviere Suriname, diep inde bosfchen, waarover ons in 't vervolg omftandiger te fpreeken ftaat; •tg  KOLONIE van SURINAME. ioi zy vermeerderden derhalven deeze ftichting , welke toen nog niets betekende, doch in 't vervolg zeer geducht werd, en wel inzonderheid na 't wegloopen der Negers van 6 groote landwooningen, die in 1757, alle te gelyk opftonden in Tempati (eene plaats daar nimmer eene wooning van Jooden gevonden werd) toebehoorende aan Marten Pater en anderen, waarvan het getal, te famen met die van Thomas, zonder vergrootinge, ondanks het geene de Heer Hartfinck^zegt, mag gerekend worden op 500 of 600 flaaven. In 'c volgende jaar vielen zy aan op de plantagie Palmaribo, gelegen ter zyde van de Savanne der Jooden, waarvan de Negers, die verftand met hun hadden gehouden, wegliepen ten getale van bykans 150. De plantagie la Providence in Suriname, en de plantagie Onobo in Casfewine, beide toebehoorende aan Jooden, ondergingen hetzelfde lot, in 'c zelfde jaar; en na dat de muitelingen de gebouwen in brand geftoken hadden, voerdenze omtrent 120 flaaven mede. Uit het gezegde ziet men den ouden ftaat der Koi lonie in 'c algemeen, en ook in 't byzonder dien der Jooden ten aanzien van hunne rykdommen, federt het begin der Kolonie tot het jaar 1712. Laat ons nu eens gaan bezien hoe het van toen af gefteld geweest zy met hunnen Staatkundigen toeftand, hunnen invloed, hun vermogen, en de onderlinge genegenheid der Kolonisten in hec aigemeen. De bewysftukken , waar in de voorrechten der Natie begreepen zyn, toonen ontegenzeglyk, dat de Portugeefche Jooden zich in Suriname op een veel gelukkiger en gunftiger voet gevestigd hebben, dan op eenige plaats van hec Heelal: zy werden, met een woord, gefteld in den rang der Koloniscen van den Proceftantfchen Godsdienst zonder onderfcheid: alle ampten en bedieningen ftonden, zonder eenige bepaaÜnge boe genaamd, voor hun open „ volgens den inG 3 houc?  io2 HISTORISCHE PROEVE over de houd der voorrechten , hun door de Engelfchen verleend , en vervolgens , door de Heeren Eigenaars en hunne Hoogmogenden de Algemeene Staaten, goedgekeurd en vermeerderd. Daarenboven hadden zy eene Vierfchaar van burgerlyk recht, ingefteld op eene volkomen wettige wyze, en uitfpraak doende over gefchilien tot de fomme van 600 guld. toe , zonder dat het iemand der Jooden geoorlofd ware , eenen anderen te verpiigten om voor eene andere hoogere of laagere Rechtbank te verfchynen wegens eenigerlei geval , waarvan de geëischte fomme beneden de 600 guld. was, zo als blykt uit de oude registers der Natie. De byzondere leden van dezelve maakten eene Compagnie van Burgeren onder het onmiddelyk bevel van eenen Kapitein en zyne Officieren, ftaande deezen onder de orders van den Raad: dus ftond de ganfche Natie onder de afhangklykheid van zeker aantal van perfoonen, die de ftaatkundige, burgerlyke en kerkelyke Vierfchaar uitmaakten, en welke bekend is by den Hebreeuwfchen naam van Mahamed, of Regenten en Gedeputeerden der Joodfche Natie. En alles wat niet aanliep tegen de wetten des lands, noch in de voorrechten uitdrukkelyk was uitgezonderd, werd door de Regenten, zonder hooger beroep, afgedaan; ja uit kracht van het Oktrooi, aan de Heeren Eigenaars in 1682, door hunne Hoogmogenden verleend, kwam het hun, in hunne hoedanigheid van burgeren , toe, mede te ftemmen tot het maaken van eene nominatie ter verkiezinge van politieke Overheidsperfoonen der Kolonie. En zo de Jooden niet van den beginne aan afftand hadden gedaan van alle kennisneeming van lyfftraffelyke zaaken, ten minften ter eerfter aanfpraak, zo zoude het recht van bellier naar eigene wetten, hun voormaals ten tyde :der Romeinen toegekend , daar in alle zyne omftaadigheden volkomelyk te vinden . zyn geweest. En wat aangaat de aanzienlyke en yoordeelige amptsbedieningen der Kolonie; de eerfte Jooden,  KOLONIE van SURINAME. 103 jooden, die zeer ryk waren, en het daar zeer tot hun genoegen hadden, doch de taal des lands niet veritonden, gaven zich de moeite niet, om daar mede volgens hunne rechten bekleed te worden. Het bewysftuk, dat men No. 3. gemeld vindt, toont evenwel aan, dat jofeph Nasfy, uit kracht der Commisfie van den Vice - Admiraal Crynsfen, met eene zeer aanzienlyke waardigheid is bekleed geweest. Uit onze Archiven blyktook, dat de Regenten, by vervolg van tyd, zulke bedieningen hebben ingefteld als zy tot dienst van de Natie noodig oordeelden. Samuël Nasfy was, behalven zyne andere bedieningen, Notaris publicus, gelyk ook Jeof Sarvety, bekend by den naam van Jurators: en Ab. Nunes werd, in Louwmaand 1682, aangefteld tot gezwooren Landmeeter, van wien de Christenen zich even zo wel als de Jooden bedienden: ook worden zyne kaarten, volgens de erkentenis van laatere Landmeerers, voor de naauwkeurigfte gehouden. Hunne huwelyken werden toen onder hen, mee recht van volkomen wettigheid, voltrokken, en de huwelyks verdragen, voor hunne Rabbynen met hunne gewoone plegti-heden geflooten, hadden, ten voordeele der vrouwen, den voorrang van alle fchulden. Hunne rentbrieven, beide van til-en ontilbaare have, eenvoudiglyk tusfchen hen gepasfeerd, hadden 't recht van volkomen eigendom zo dra zy in de Archiven der Natie waren geregiscreerd. Op denzelfden voet gedroeg het zich ook met hunne Testamenten en andere befchikkingen, zonder datze die formaliteiten behoefden in acht te neemen , welke de Rechtsgeleerdheid vordert, en welke een bajerr van verwarringe en fnerpende geesfel voor de bewooners der Kolonie zyn geworden, zo uit hoofde van de vertraaginge, die zy daar door in hunne zaaken ondervinden, als van de buitenfpoorige kosten, die zy gehouden zyn aan de Sekretary te betaalen: een misbruik, welk men echter thans, naar onze ontfangen bericlv G 4 «e»*  104 HISTORISCHE PROEVE over de ten, zoekt te verhelpen ; zynde de ontwerpen daarvan aan de Heeren Eigenaars ter goedkeuringe voorgefield. Dit alles zoude nog de gouden eeuw der Natie in Suriname niec voltooien, zo dezelve niet, in vereeniginge met alle de andere Kolonisten, wierd geachc en bemind, al genoot zy voor het overige 't volkomenfle geluk: want wat zouden de voorrechten eene Natie helpen; wat voordeel zouze uit de haar toekomende rechten trekken, zo ze niet de genegenheid wist te verwerven van het volk waar onder zy leefde ? Onze voorrechten zouden voorzeker nog tegenwoordig het geluk uitmaaken van de Jooden in Frankryk, in Duitschland en misfehien zelfs van die in Italië, zonder uiczonderinge van die leeven onder de heerfchappy van den weldaadigen Leopold van Toskanen, in hec gezigc dier plaats, waar eertyds onze Voorvaders zo vinniglyk vervolgd werden, uit hoofde van dien zelfden Godsdiensc, welke hen thans liefderyk verdraagt. Maar wac de Jooden van Suriname betreft; daarze gewend zyn geacht te worden; daarze van ryk, gelykze voorheen waren , arm zyn geworden, en daarze, tot vermeerdering van rampfpoeden , met verontwaardiging behandeld worden, en geene an. dere middelen van beftaan over hebben, dan die hunne eigene naarftigheid hun verfchaft, vinden zy zich zekerlyk niet in dezelfde omftandigheid , waarin hunne Broeders in Europa verkeeren. Men heeft wysgeerige oogen noodig, om 't karakter en de diepten van het menfchelyk hart zodanig te kennen, dat men deeze waarheid in haar volle kracht gevoele. Daarenboven ieder mensch, ieder Natie behoort op te klimmen tot de oorzaak, die haare vrydommen heeft voortgebragt, als ook tot die , welke haar dezelve heeft doen verliezen. En indien hec karakter en de vooroordeelea van de meeste volkeren, onder welke zy leeven, ftrydig  KOLONIE van SURINAME. 105 ftrydig zyn met de gezonde inzigten en uicfteekende beicherminge van die ons de wetten in Europa geeven, en de genegenheid afneemt, naar maate van de afgelegenheid der plaats, daar de Wetgeevende Magt haare verblyfplaats heeft, zo neemt de hoofdfom van het kwaad toe , en de fpyt, welke de Zedeleer ondervindt, befpat zelfs de Natuurkunde. Het vervolg deezes Werks zal toonen of wy ons al of niet bedriegen; doch laat ons voortgaan. De voorrechten der Jooden ondergingen ook geene weezentlyke verandering dan in een enkel iïuk: in den beginne trouwden de Jooden onder eikanderen, wat de graaden van namaagfchap betreft, volgens hunne eigene wetten; doch de Algemeene Staaten vonden, vervolgens, om redenen van ftaat, goed, by eene refolutie van den 30 van Bloeimaand 1704, te ordonneeren, dat, in het toekomende, geen bewooner der Kolonie zou vermogen te trouwen, dan volgens den inhoud der Staatkundige ordonnantiën van de Staaten van Holland en Westfriesland van het jaar 1580: verklaarende niettemin, dat de huwelyken, die voor den dag der afkondiginge van ge. melde refolutie reeds voltrokken waren, met de daarin verwekte kinderen voor wetiig en echt gehouden zou» den worden; en wat de daarop volgende belangt, dat die niet voor wettig zouden gehouden worden, zo niec ten minfte de echtverbintenis voor twee Magiftraatsper» foonen, volgens de wetten der Republiek, ware gefchied. Deeze Ordonnantie had haare uitwerking: wanneer derhalven een Jood wilde trouwen met eene nabeftaande, waarmede hem zulks volgens de Wet van Mozes vryftond, maar door die van Christus verbooden was, zo vervoegde hy zich tot den Raad, en verzochc ontflag, naar 't voorbeeld van 't geene daaromtrent doorgaans in Holland gefchiedc; en dac ontflag werd ook altyd verleend, mids dac men eene vry willige gifte betaalde aan den ï'iskaal der Kolonie; maar federt G 5 eenige  ïo6 HISTORISCHE PROEVE over de eenige jaaren heeft de thans dienende Fiskaal, de Heer Karfeboom, na over dat ftukin voorige jaaren verftandige advizen gegeeven te hebben, goedgevonden, verfcheiden twyffelingen, die misfchien zeer gegrond zyn, te opperen in de berichten, die door hem aan den Raad gegeeven worden; en daar van is het gevolg, dat een jood thans, volgens de voorrechten der Natie, niet kan trouwen, dan na alvoorens ontflag van hunne Hoogmogenden bekomen te hebben; en hoewel derzelver goedheid en toegenegenheid nooit weigert zulks te verleenen, veroorzaakt dit echter voor de Jooden, ter voltrekkinge van hunne huwelyken, zeer zwaare kosten. Mieris her, naar ons inzien, dejuiste plaats om ook te fpreeken van de Hoogduitfche Jooden, die in röpo nog niet boven 40 of 50 perfoonen beiiepen; doch zodanig In getal hebben toegenomen, dat zy thans meer dan de helft van 'c getal hunner broederen, de. Portugeefche Jooden, uitmaaken. Zy hingen toen van deezen af, en werden 'er ook liefderyk door onderfteund met ailes wat zy noodig hadden; en dewyl hun ftaat die van koophandel en fabrieken was, zetteden zy zich te Paramaribo neder: vervolgens door den arbeid hunner handen voortgeholpen, zonder eenige van die gevaaren en rampen te ondergaan, waaraan de Landbouw is bloot gefteld, begondenzy, langzaamer hand, hun lot merkelyk te verbeteren. Ook werd hun getal niec weinig vergroot, door hunne broederen, die in menigte uit Europa over kwamen. Hunne > Godsdienftige plegtigheden waren op den leest der Portugeezen gefchoeid, en zy wisten zelfs niets van die belachlyke manieren , welke hen, volgens de aanmerking van den Baron van Bielefeld (v) zo zeer van de Portugeefche Jooden l.v) Inftitutions poliüqi's. Tom, lil. p. 18. Leilen. 1772. Du Llgmi BMiotbeque jttdaïque. p, 39. De Pinto A[oloiie des  KOLONIE van SURINAME. 107 den onderfcheiden. En alhoewel zy 'er nooit toe kwamen, om de hand eenigzins in het beftier der Natie te krygen, noch om zich door huwelyk met de Portugeefche Jooden te vermengen, echter leefden zy mee hun in een zeer goed verftand, als behoorende onder het getal der byzondere leden van de Natie in 't a'gemeen; maar zo dra zy begonden te gevoelen, dat het met hunne zaaken vry gunftig ftond, verwekten zy ge duurige krakkeelen met de Portugeezen, en brasten die in de noodzaakelykheid, om, ter vermydinge van de gevolgen, die voor hun zeer gevaarlyk konden worden, zich geheellyk van hun af te fcheiden. Ingevolge daarvan vervoegden zy zich tot de Heeren der Kolonie, die eene fchikking tusfchen beiden maakten, volgens eene authentike Akte van den 10 vin Herfst/ maand 1734, te vinden in het boek der Privilegiën. Dus zyn dan deeze beide Natiën federt dien tyd van eikanderen gefcheiden , zo datze ieder haare eigene Synagoge en Regenten hebben, geheel onafhangklyk de eene van de andere. En hoewel de Privilegiën eigentlyk aan de Portugeefche jooden zyn toegedaan, echter genieten de Hoogduitfchen 'er alle foorten van vryheden, zo in hoedanigheid van jooden als van burgeren, uitgezonderd alleen dat zy geen eigendom in de Savanne, en ook geen byzondere rechtbank van Civile of burgerlyke Justitie der Natie hebben, En hoewel men onder hen juist geene perfoonen vindt, die zo ryk zyn als eenige Portugeefche Jooden, echter is het ook waar, dat zy, die zich niet in de gelegenheid bevonden hebben, om een gedeeite hunner goederen aan de befcherming van de voorrechten der Natie op te offeren, noch ook om zich te bemoeien jnet de oneenigheden van den Gouverneur Mauritius (waar- ffuifs. p. 17. Martiniere, Savary dans Uur Dictionaires au mot , Amfterdam, & plufieurs autres.  io8 HISTORISCHE PROEVE ovbr dï (waarvan in 'c vervolg deezes Werks omftandiglyk ftaae gefproken te worden ), zich in veel beter ftaat bevinden dan de Portugeefche Jooden. Misfehien zal men nergens Hoogduitfche Jooden aantreffen, die over 't geheel , in zeden en manieren, met die van Suriname gelyk Haan; en de aanmerkingen, die door fommige Schry vers, ten opzigte van het onderfcheid der beide Natiën, gemaakt zyn , zouden hier zeer kwalyk te pasfe komen: want, uitgesonderd eenige belachlyke bygeloovigheden en wat al te veel kweezelaary, is het onderfcheid, in 't algemeen gefproken, niet zeer groot, en het zou 'er geheel geen plaats hebben, zo niet eene zeer groote menigte Poolfche Jooden, van tyd tot tyd, her waards overgekomen , hen , om zo te fpreeken , bedorven had» den door het invoeren van hunne manieren. Met het bovenftaande verhaal hebben wy genoegzaam aangeweezen, hoe het zich met den algemeenen ftaat der Kolonie, en derzelver wederwaardigheden, federt haar begin tot op de ongelukkige gebeurtenisfen met Casfard heeft toegedraagen; laat ons thans het gevolg befchouwen van die gebeurtenisfea, welke zo veel misnoegen en klagten baarden tegen de Heeren Eigenaars, zo ten aanzien van de vestiugwerken als van de hooge orders der Algemeene Staaten, in 1712 en 17^- Hoe het ook met deeze orders moge zyn, 'er verliepen nog verfcheiden jaaren, eer men zich met eikanderen, wegens eenigerlei zaak , kon verdraagen : en het was eerst op het einde van 1733, dat de Heeren Eigenaars met de Kolonisten eenige artikelen troffen, die, op den 19 van Wintermaand deszelfden jaars, door hunne Hoogmogenden werdon goedgekeurd, en volgens welke: „ de Kolonie in den tyd van zeven jaaren „ in goeden ftaat van verdediginge gefteld moest wor> den, doormiddel van vestingwerken, die men voor}, had aan te leggen; de Directeurs verbonden zich daar s, toe  KOLONIE van SURINAME. 109 ;t toe de noodige werklieden en verelschte ftoffen uic Europa te zenden, en de Kolonisten zouden een ge„ past getal ilaaven leveren, om aan deeze werken te ' arbeiden; de Direkteurs zouden geduurende deeze ze" ven jaaren, jaarlyks verftrekken twintig duizend gul„ dens, en de bewooners der Kolonie zestig duizend „ guldens, te heffen van eene belastinge, die men zou„ de leggen op de voortbrengzels van den landbouw „ en op de hoofden der geenen, die niet begreepen „ waren in de klasfe der Planteren". Eenige gefchillen, federt dien tyd, tusfchen de beide verdraagende partyen , over de uitvoeringe van dit verdrag ontdaan, gaven aanleiding, tot hetberaamen van eenige nieuwe artikelen, getekend te Paramaribo den 6 van Lentemaand 3748, en vervolgens door hunne Hoog Mogenden bekrachtigd den 16 van Louwmaand Qx); zo dat de fortres Nieuw Amfterdam, derwyze gelegen, dat zy het inkomen der beide rivieren Suriname en Comowine kan beletten, niet volbouwd wierd, dan bykans 16 jaaren na het fluiten van 't eerst gemelde verdrag. _ Het was een allergrootst geluk voor de Kolonie, dat zy federt Casfard tot op deezen tyd niet wierd aangevallen : want zulks zou voor haar van de treurigfte gevolgen hebben moeten zyn, uit hoofde van de oneenighe-j den, die fint 30 jaaren tusfchen de Kolonistenen Wet-' houders heerschten; te meer wyl de invallen der Mar-; rons zo menigvuldig waren geworden, dat niemand zich lang durfde ophouden op eene plantagie, die verre naar boven der rivieren gelegen was. De Kolonie dus het toneel van een' geduurigen oorlog zynde geworden, en de bewooners zich door hun-' ne eigene flaaven ziende vervolgd, was men genoodzaakt, detachementen krygsvolk op hen af te zenden, omze doof geweld van wapenen te beteugelen. * In L<0 Volgens Hartfinck van bl. 728 M 739.  üó HISTORISCHE PROEVE ov£r de In gevolge daarvan heeft men verfcheiden veldtogten gedaan , die op onnoemelyke fommen gelds kwamen te ftaan 5 doch grootendeels mét geen gelukkigen uitflag bekroond werden: de Kolonisten zelve hebben ook, van tyd tot tyd, de muitelingen vervolgd, onder bevel van den Gapitein der Joodfche burgery David C. Nasfy en van den Lieutenant. If. Carrilhos voor de rivier van Suriname, en de Heeren van Vheelen en Lemmers voor die van Cottica. De laatfte deed met Zyn detachement, in 1730 , een langduurigen en hardnekkigen togt, by weiken hy, na 36 bergen over getrokken te zyn, tot de wooningen der Marrons kwam , zonder 'er eenig mensch te vinden ; hy vernielde echter hunne leevensmiddelen , en alles wat hy 'er vond ; ook ftak hy hunne hutten in brand; en na zyne te rug komfte werd de Kapitein Nasfy door den Raad afgevaardigd, om met een Detachement van zyne Burger-Compagnie aldaar post te vatten. Daarenboven zond men in Hooimaand deszelfden jaars ook nog derwaards een groot Detachement, onder de orders van den Kapitein Bedloo en den Vaandrig Zwallenberg. Dit Detachement kostte meer dan alle de overigen, en was evenwel van geen nut: waarop de Heeren Éigenaars het befluit namen om maar alleen foldaaten tegen de Marrons te doen marcheeren, die echter in deezen tyd nog minder uitrechtten dan de Burgers: daar door in 't vervoig tot beter inzien gekomen zynde, deed men een' krygstogt naar Saramaca, waarby 26 Neger - Marrons leevende gevangen genomen en 16 gedood werden; zynde deeze Detachementen, by vervolg van tyd, geleid door Beinet, Nasfy, Visfer, van Gieske, Metschler, Knoffel, van Daalen, Brouwer en anderen (y ). In (y) ftartjinck bh 758.767. Ricbesfe de la Hollande. Toni f. M. 305-316. Tableau de Surinam, bl. 138, 141 en 15^  KOLONIE van SURINAME. ui In 'c verhaal, dat ons deeze Schyvers van de krygsïogcen der Burgeren tegen de Marrons gegeeven heb» ben, wordt van de Jooden niet anders dan met on« verfchilligheid gefproken. Niets van dat alles, het welk zy voor en in den tusfchentyd der aangeftipte p-ebeurtenisfen gedaan hebben, heeft verdiend plaats in hunne fchriften te vinden. Het zal derhalvan ons niet kwalyk pasfen, dat wy die gelukkige krygstogten in een helder daglicht zoeken voor te Rellen, welke door hen tegen de gemeene vyanden des lands ondernomen zyn ; durvende wy onbefchroomd voor de oogen van 'c Heelal ftaande houden, dat, zo al hunne Detachementen geen meerdere voortgangen en met mindere kosten dan alle de overigen maakten, zy althans de Christenen in moed, in order en in eenen blaakenden yver om der Kolonie dienst te doen,j zeer wel wisten te cvenaaren. De Kapitein David C. Nasfy was bekend voor eeri rustig man, gewend aan den arbeid der plantagien, en van eenen onverfchrokken moed; hy bezat daarenboven eene byzondere genegenheid om dikwyls in gefprek te treeden met de Indiaanen, die men in groote menigte op de plantagien vond, en wier taal hem gemeenzaam was. Het is bekend, dat deeze Indiaanen, fchoon zwak van gefteldheid, de bekwaamde van allen zyn, om 't voetfpoor der Marrons in de bosfchen te ontdekken; en dewyl zy bevreesd waren van in hunne handen te zullen vallen, zo fielden zy verfpieders in de bosfchen, om te ontdekken waarze woonden, en watze deeden, of fcheenen voor te hebben. Nasfy, die wist hoe veel nuts 'er van deeze Indiaanen te trekken viel, en toen zeer ryk en in ftaat was om veele kosten te konnen doen, gaf hun fchietgeweer, en leerde hen 'er zich zo goed als foldaaten van te bedienen- Dus zyne kleine bende in ftaat ziende om zyne oogmerken te onderfteunen, nam hy voor gebruik te maaken  lis HISTORISCHE PROEVE over de maaken van de vryheid, die de Raad van Policy door eene Publikaiie van 1717 gegeeven had; „ dat het „ aan ieder vry zou ftaan om togten op de wegloopers „ te doen, onder beloofde premien, bepaald naar maa« „ te van de meerdere of mindere voordeden, die door „ hen, in deeze op hunne eigene kosten uitgevoerde „ togten, gedaan zouden zyn". (2) Hy was toenmaals nog maar Onder - Officier, onder het bevel van den Kapitein der Jooden, Jakob d' Avilar. In gevolge zyn reeds gemelde voorneemen deed hy, in 1718, eenen togt aan de rivier Saramaca tegen de Marrons deezer riviere, by zich hebbende eene Compagnie van n Joodfche burgeren, eene bende van 50 goede Indiaanen, en eenigen zyner beste flaaven. Deeze krygstogt was van eene gewenschte uitwerkinge; hy tastte de muitelingen aan, velde 'er veelen van ter neder, en bragt i3/erfcheidenen als gevangenen met zich te rug, zonder dat de Kolonie een' eenigen Huiver had te draagen in de kosten van deezen togt: by den Raad, werd hy, ten blyke van deszelfs genoegen, daarom ook nog in dit zelfde jaar van Onder - Officier, gelyk hy tot hier toe geweest was, verheven tot eerden Lieutenant, en vervolgens tot Kapitein van de Burger- Compagnie zyner Natie. De gelukkige uitflag van deezen eerden krygstogt moedigde hem zodanig aan, dac 'er daarna geen krygstogt, groot.of klein, gefchiedde, of hy was de eerfte, die zich aanbood, om tegen de Marrons uit te trekken. Volgens 't geen men, zo in zyne oude papieren als in het boek der Burgery, vindt aangetekend, heeft hy, geduurende zyn leeven, meer dan 30 dergelyke grootere en kleinere krygstogten gedaan; doch tot volkomen verlies van zyne goederen. Eenige (2) Hartf.tick. U. 756:  KOLONIE van SURINAME. 113 Eenige van zyne voornaamfte krygstogten zullen wy kortelyk melden. In den jaare 1731, kreeg de Heer Boeyé, Officier van de Burgery der Christenen, bevel van den Pvaad, om een' krygstogt tegen de Marrons te doen, en de Kapitein Nasfy werd gelast, een detachement van zyne Burgeren gereed te houden, om Boeyé, in geval van gevecht of vertfaagdheid, te verfterken. Nasfy begaf zich op marsch, volgens zyne ontfangen orders, vergezeld van zyne Indiaanen; en onder weg ontmoette hy Boeye', die met alle mogelyke verhaastinge te rugge trok, om dat hy het ongeluk had gehad, van op weg, by geval , een' hoop vlugtelingen te ontmoetten, waar door één van zyne manfehap was gedood. Hoe zeer ook Nasfy hem bad, om toch den togt met hem te willen vervolgen, zich rterk maakende, dat hy,binnen twee of drie dagen, de Marrons zou ontmoeten en aantasten; Boeyé had 'er geene ooren naar, en bleef zynen voorflag weigeren. Nasfy nam derhalven den togt voor zyne rekening alleen, trok met zyn detachement tegen de vyanden op, en had het geluk van hen in hunne wooningen aan te tasten, eenigen daarvan gevangen te neemen, en een aanmerkelyk getal te dooden. Midlerwyl werd de Officier Boeyé in een Crimineel proces betrokken, over dit zyn gehouden gedrag; doch op zyne beurt befchuldigde hy wederom den Kapitein Nasfy; alwaarom zy beide door den Fiskaal in rechten werden vervolgd; doch met dien uitflag , dat Boeyé wierd fchuldig verklaard en vervolgens geftrafc. De waarheid hiervan blykt zelfs uit eenige loffpraaken en fixaatliedjes, die in Spanje, door een' Joodfchen Digter, met naame Bien Venida del Mome, ter eere van den Kapitein Nasfy, zyn opgefteld. In den jaare 1738, viel 'er een opftand voor op eene plancagie in Sarua, toebehoorende aan den Jood Manuël Pereyra, waar van de Negers, ten grooten dee!e „, H her-  jri4 HISTORISCHE PROEVE over de herkomftig waren van Koromantyn, die de geduchtfte varï alle deeze Afrikaanen zyn, en den meester ombragten, zo als reeds boven door ons is gemeld. De Heer Iz. Arrias, Oud»Bevelhebber der Joodfche Burgery, die in de nabyheid dier plaats, waar de opftand was voor» gevallen, twee groote wooningen had, zond eene menigte vry willige Burgers tegen hen uit, onder het bevel van twee Onder - Officieren, Izaak Nasfy en Abr. deBritto: tot deezen togt verfchafte de Heer Arrias alles, op eigen kosten, wat het detachement van nooden had % zendende nog daarenboven teffens mede alle de goede Negers, die hy op zyne plantagien had. Deeze krygstogt was zo gelukkig, dat het uitgetrokken detachement , na een afweezen van 6 maanden, in welken tyd geen mensch iets van hec lot dier vrywilligen vernomen had, te rug keerde met 47 gevangenen en 6 handen van gefneuvelden. De Raad, hier over niet weinig verblyd, befchonk, volgens onze Archiven, ieder Officier met 75 ; ieder Burger met 36; ieder gewapenden Neger met 20 , en ieder lastdraagenden Neger met 5 guldens; maar de edelmoedige Heer Arrias, wiens plantagien zeer veel nadeels by deezen togt geleeden hadden, kreeg, zo veel wy weecen, niet de minfte belooning; zelfs werd hy, van wegen den Raad, niet eens by gefcbrifte bedankt. De Heer Hartfinck verhaalt ook,.dat zeker Dorp van muicelingen, bekend by den naam van Kreoolen, gelyk men de ingeboorenen des lands gewoon is te noemen, en die de geduchtfte van alle vyanden zyn, zo uit hoofde van hunne loosheid, als uit hoofde van hunne kundigheden, die zy door hunnen ommegang met de Blanken van kindsbeen af verkreegen hebben, in den jaare 17^1, door den Kapitein Bley wierd aangetast en 'c onderst boven gekeerd ; ondertusfchen is het bekend , dat deeze bende Negers altyd haaren gang ging met het pleegen van allerhande vyandlykheden ter geil  KOLONIE van SURINAME. Wj gen de Blanken, en dat dezelve eerst in het jaar 1743, ten tyde van den Gouverneur Mauritius, zodanig wierd vernield, dac men die Dorp niec meer kende by den naam, dien hec te vooren droeg, en zulks nog door den onverfchrokken moed van den Kapitein D. C. Nasfy. Deeze, fchoon reeds hoog van jaaren , vertrok in Oogstmaand van't gemelde jaar, mee 27 Burgers, ia Soldaaeen , 15 Indiaanen, 165 Negers en 60 Kano's ( of fcheepjes gemaakt van uicgeholde boomen ) volgens een plan, dac hy daarvan ontworpen, en aan den Raad vertoond had op den 10 van Hooimaand 1743. Na de rivier van Suriname opgevaaren, en verfcheiden watervallen, die men in 'c opvaaren van de rivier ontmoec, ce boven gekomen ce zyn, begaf hy zich op marsch, en tastte de vyanden aan op den dag van Kipour, of verzoening der Jooden; en zonder dien heiligen dag eenigzins te ontzien, vervolgde hy de vyanden, ftak hunne hutten in brand, vernielde het dorp, fcheurde de wortels hunner gewoone leevensmiddelen uic den grond, maakte 14 gevangenen, en doodde zeer veelen. Over deezen togt ftond geheel de Kolonie verbaasd; doch de afgunst, die zich reeds federt langen tyd tegen de bedryven van deezen Kapitein verklaard had, vond ftof in fommige door hem begaane misflagen, om de. tanden tegen hem te fcherpen, nietcegenftaande de uitflag van dien togt alle verwachting zeer verre te boven ging ( a). Zie hier wat 'er (a") Om dit alles, tegen 't geen men by Hartfinck. bl. 766". leest, bevestigd te zien, kan men de Negers van Juka, onze nieuwe bondgenooten, naar de waarheid van dit alles vraagen, en als dan zal men te weeten komen, dat zy dit dorp der Kreoolen, door Nasfy geflegt, tweeërlei benaaming gegeeven hebben, jiaamelyk, Gri'Cri en Nasjy Broko. Gri-GH nu betekent in de brabbeltaal des lands of Neger - Engelsch, het geluid dat men met de bloote voeten op den grond maakt, wanneer men fnellyk loopt; Dem ron gri-gri, wil zo veel zeggen, als, zy bsbben ai H 3  ii6 HISTORISCHE PROEVE over du 'er van de zaak zy: de orders van den Kapitein behelsden, dat hy in hec dorp deezer Kreoolen zou inrukken, hen bevechten, alles vernielen, en daarvan» zonder tydverzuira, kennis geeven aan den Raad, zonder de plaats, voor nadere orders, te verhaten; maar in fteê van aan deeze bevelen te gehoorzaamen , begon zyne bende, waar onder een van zyne broederen en ook een zoon van hem was, wien de Indiaanen en Negers diets maakten, dat de Marrons de kreeken vergiftigd hadden, en dat 'er in die droogte, waar zy zich bevonden, geen water voor hun zou ce vinders zyn om te konnen drinken, zodanig te morren, dat hy zich, tegen wil en dank, genoodzaakt zag om met zyne gevangenen te rug te keeren, en zelf de tyding van zyne behaalde overwinning te brengen. By zyne aankomst, die voorviel op den 14 van Wynmaand des zelfden jaars, gaven zyne vrienden hem terftond den misilagf te kennen, dien hy had begaan, en teffens, dac hyzich moesc bereiden om zich deswegen, alchans mee aaimeemelyke redenen, te verontfchuldigen , dewyl zyne vyanden en benyders gereed waren om hem voor den Raad zwart re maaken; maar hy, zich vleiende , dat de gelukkige uitflag van eenen togt, die voor bykansonmogeiyk gehouden was, hem by den Raad eenige toegeevendheid zou doen verwerven , fchroomde niet zich, eenige dagen na zyne aankomst, in den zeiven met alle mogelyk vertrouwen, te vertegenwoordigen. Dan de Raad , doch wel voornaamelyk de Gouverneur Mauritius , overlaadde hem met duizend befchuldigingen, onder anderen, dat hy uit de handen der Negers, die aan Christenen toebehoorden, en zich op dee-i al vlugtende zeerfnel gekopen. Nasfy Brok», betekent, Nasfy Jlegtte of Jloopte bet : want Broio zegt niet anders dan flegten» floopen, verbryzelen, asn ftukken breeken, verwoesten enz, J  KOLONIE van SURINAME. 117 deezen togt bevonden, den buit, dienze op de Marrons hadcten gemaakt, gerukt had, om dien aan de Negers der Jooden te geeven; als ook, dat hy te veel leevensmiddelen in de bosfchen gebragt, en verfpild had ; waarop hy, zonder zyne verdediging te hooren, werd verwee/en,om de voorgewende nadeeien aan de Negers en eenige Indiaanen te vergoeden; terwyl men toeftel mankte om hem nog daarenboven in een Crimineel proces te betrekken. Deeze ten eenemaal onverwachte behandeling, die'c gebouw zyner glorie op eenmaal deed iflftorrèn, had zo vervaarlyk eenen invloed op den geest van dien braaven man, dat hy in eene llerke koorts-vervi.i. eis -vu:.- dagen eindigde, in den ouderdom van byna 6? jaaren. Na zyn' dood werd de Heer Iz. Caitlho tot Kapitein in zyne plaats verkooren, volgens zyne akte van aanfteilinge, vertekend in Wintermaand van het zelfde jaar 1743. Ondanks alle deeze Burgertogten van Christenen en Jooden , die fomtyds zeer gelukkig, uitvielen, werden de bosichen, dag aan dag, hoe langs hoe meer vervuld met nieuwe wegloopers; zynde de wegen der fchuilplaatfen, of de kennis der bosfchen, voor de flaaven zeer gemakkelyk geworden door de geduurige togten, die zy met de Blanken deeden, en welke hen, om zo te fpreeken , de geheime paden leerden om zich met de Marrons te hereenigen. Door deeze en zeer veel andere redenen werd de Gouverneur Mauritius op het denk» beeld gebragt, om, in navolginge van Jamaika, vrede te maaken met de Marrons van Saramaca, die veele in getal waren, en vervolgens, met hunne hulpe, die van de ©verzyde der rivier van Suriname te vernielen. Dit plan werd voorgefteld in den Raad, en na veele kibbelaaryen goedgekeurd en uitgevoerd; en echter was het maar van korten duur: want de verfchillen, die 'er tus» fchen den Gouverneur, de Raaden en de Bewooners ontbonden , waren van zeer moeielyke gevolgen, en H 3 brag.  Ïi8 HISTORISCHE PROEVE over de bragten te wege, dat 'er van 't geene men aan de Negers beloofd had, niets gehouden wierd: daarenboven waren de Negers bevreesd, dat de voorgeflagen en geflooten vrede maar alleen een ftrik was, die hun door de Blanken gefpannen wierd: om dies wille werd de vrede fchie. lyk door hen verbroken , met dit gevolg dat men de vyandlykheden van wederzyden met meer dolheid en woede zag hervatten dan ooit voorheen. De Raad, niet weetende wat in deezen best gedaan ware, befloot in 1749 twee grooce detachementen burgers te geiyk uit te zenden, om tegen de Negers van wyl. den Heere Thomas op te trekken : hec eene door de rivier van Comowine onder den Kapkein Rynsdorp, het andere door die van Suriname, achter de kreek van Casfawine, onder den Joodfcben Kapitein-Lieutenant Moz.Naar, die zich, niet tegenftaande zyne hooge jaaren , vrywilliglyk aanbood om deezen togt, die zyn zeventiende was onder den Kapitein Nasfy, te doen. Het bevel, aan deeze detachementen gegeeven, hield in, dat zy, in geval van noodzaakelykheid, na eenigen tyd, zich hadden te vereenigen op zekere plaats, boven aan eene deezer twee rivieren. De Heer Naar had het geluk van eenige voetfpooren van weglooperen aan te treffen, en op deeze voet* fpooren voorttrekkende ontdekte hy eene groote volkplanting, die hy aantastte, en derzelver hutten in de asfche leide; neemende 37 Negers gevaagen, en daaronder het hoofd der muitelingen, genaamd Coridon, welkende Raadgeboodenhad, leevend tegrypen, indien zulks mogeiyk was. Hy deed daarenboven door een fterk detachement de ontkomenen achtervolgen, en van deezen werden 'er nog 20 Negers leevende te rug gebragt, het welk een getal uitmaakte van 57, behalven eene groote menigte, welke het detachement van Naar, by deeze gelegenheid, had gedood. Die geenen der muitelingen , welke deezen aanval ontkomen waren, èadden 't ongeluk van te vervallen aan dien kant, langs welken  KOLONIE van SURINAME. 110 welken, de Heer Rynsdorp marcheerde, en die zeer veelen van hun gevangen nam. De waarheid van 't gemelde wordt bevestigd door een gefchenk van 150 guld. en een zilveren koffykan, met het daarop gegraveerde wapen der Kolonie , waarmede gemelde Heer Naar door den Raad werd befchonken (£). De woede, die door de Blanken tegen de Negers werd opgevat, en de wreede (haffen, die zy den weglooperen aandeeden, ftrekten, volgens onze reeds gemaakte aanmerking, nergens anders toe dan om hunne ftoutbeid en neiging tot wegloopen te vermeerderen. Onder eene menigte dorpen der muitelingen, W'trooid in de onmeetelyke bosfchen der Kolonie, div 25 of 30 mylen van de plantagien verwyderd waren, vond men een klein vlek, aan eene kreek, genaamd Juka, achter eenen berg van eene ontzaglyke hoogte: deeze Negers, gelyk wy reeds voorheen hebben1 opgemerkt, vonden zich tot aan 1749 met ta^" ryk genoeg om vyandlykheden te pleegen ; doch dewyl hun getal, in dat zelfde jaar, merkelyk toenam door de Negers van den Heer Thomas, haddenze moeds genoeg om aan te vallen op de planragie van zekeren jood, bekend by den naam van Auka, hooger nog dan de Savanne geleegen, waarop men 50 flaaven had, doch zonder eenige verdediging. Zy ftaken 'er alle huizen in brand, plunderden alles uit* en voerden bykans alle Negers, zo grooten als kleinen, die zy 'er vonden, mede. Dit was de eerfte vyandlykheid van hec vlek Juka, dat, na het wegloopen der Negers vanTempaty in 17571 zo ontzaglyk is geworden: en hoewel deeze aanval alle de bewooners der Boven-rivier grootelyks ontfteldc en bevreesd maakte, echter dachten ( b ) Men zie deswege twee Refolutien van den Raad van dSQ to en 12 van Lentem. 1750. Bewysjiukken No. 10, 1 en 2, H4  120 HISTORISCHE PROEVE over de ten . zy, dat dezelve veroorzaakt was door de eigea IS'egers der plantagie, die vanzelfs weggeloopen waren, zonder door de Marrons genomen te zyn. De bevelhebber der Joodfche Burgery, de Heer Iz. C. Nasfy, hoewel nog jong van jaaren en zonder ondervindinge, doch moedig, en weetende daarenboven hoe gering de fterkte der plantagie van Auka ware, verzamelde in der yl twaalf zyner vrienden, alle jong van jaaren, verzeld van de besten hunner flaaven, met een weinig krygsgerecdichap en leevensvoorraad voor 10 of 12 dagen. Zy vertrokken zonder uitftel om de wegloopers te vervolgen, en ontdekten wel dra, dat zy mee eene bende gewapende manfehap te doen zouden krygen. De onverfchrokkenheid van den bevelhebber was nogthans zo groot, dat hy, in fteê van te rug te deinzen, de vyanden aangreep, en eene der bioedigfte fchermutfeling'en doorflond: fchoon de fterkte zeer ongeiyk v/as, hielden echter de Blanken het gevecht van den morgen, tot den avond uit; maar het ongeluk hebbende gehad van aan hunne zyde te zien vallen den Burger A. de Britton, eenen Jcodfchen Mulater, en drie of vier van hunne goede flaaven, zo ontzonk hun de moed. De Bevelhebber Nasfy, die in den ftryd door een fnaphaanfehoot aan zyn been was gekwetst geworden , deed alle mogelyke moeite, om zyne manfehap nieuwen moed in te blaazen , maar te vergeefs: zy namen de vlugt in de grootfte wanorder, zo dat de arme Bevelhebber, die wegens zyne wonde naauwelyks konde gaan, van de zynen verlaaten zynde, door de vyanden gevangen wierd genomen: en deeze wreedaarts deeden hem, volgens 't bericht, dat zy zelve, federt den vreede van 1760, daarvan gegeeven hebben, den ailerwreedften dood aan: ook hebben zy ons verfcheiden maaien verzekerd, dat zy in dit gevecht meer dan 20 jnan verloeren hebben, onder anderen twee der vooreaamfte hsofden van hun vlek, en dat zy', ware 't niet ge:  KOLONIE van SURINAME. isr. geweest om den dood van deeze hoofden, welker familien dien met veel verbitteringev op de Blanken poogden te wrecken, hem zouden geneezen en onderhouden hebben, om 't genoegen te fcheppen van zich door eenen Blanken te doen dienen. Alle deeze togten en zeer veele andere bedryven der Jooden (welke wy, hoe bekend ook by de Natie, niet zullen befchryven, om dat de Archiven der Kolonie niet voor ons zyn geopend geweest, en wy dus niet in ftaat zyn, noch om den juisten tyd der togten te bepaalen, noch om het getal der gevlugcen, die door verfcheiden Burger - Bevelhebbers zyn te rug gebragt, op te geeven j zouden zekerlyk wel verdienen, dat menze, in de Historie van Suriname, had gemeld ; te meer, wyl onder alle de verrichtingen, welke daar in voorkomen, niet ééne vergezelfchapt heeft gegaan met zo groot een' voorfpoed als die der Jooden, waarvan wy gefproken hebben. En hoewel wy beflooten hebben, den verwarden hoop onzer oude Archiven eenigzins ce ontwikkelen; de byzondere papieren van Kapiteins en Officieren der Burgery, voor welker bewaaringe de onderfcheiden Familien hebben zorge gedraagen , te onderzoeken; als ook ons door onze, nog in leeven zynde, gryzaards te laaten onderrechten , 'zulks gefchiedt geenszins met oogmerk om de verdienften der Jooden boven die der Christenen, onze landslieden, te verheffen; maar alleen om aan te toonen, hoe groot de geveinsdheid of onweetendheid dier Schryveren geweest zy, welke over Suriname gefchreeven hebben. De Jooden hebben ten allen tyde hun goed en bloed voor hec welzyn der Kolonie over gehad ; zy hebben alle de gevaaren onvercfaagd onder de oogen gezien, en hunne godsdienftige vooroordeelen opgeofferd; eene offerande, die zy, zonder vleiery , verfchuldigd wasen voor die befcherminge , welke de Heeren Eigenaars H 5 hun  122 HISTORISCHE PROEVE over db hun altyd hebben verleend , alhoewel dezelve , buiten hun vveeten , duizend maaien is verydeld door den haat en de afgunst, welke hun, doch gelukkiglyk buiten hunne fchuld, werd toegedraagen. Wy vleien ons, dat hec door niemand kwalyk zal geduid worden , dat wy, door het vermelden van beweezen loffelyke bedryven, getracht hebben de Natie, tot welke wy behooren, te rechtvaardigen; te meer daar een getrouw verhaal van 't peen de Jooden gedaan hebben , in geenen deele-ftrekt toe verkleining van de verdienden dier Christenen, welke alles, wac in hun vermogen was, een beste der Kolonie hebben aangewend. Deeze foorc van overwinninge, welke door de vyanden was behaald, en gevolgd werd van eenen zeer grooten aanwas in getal, voornaamelyk na het jaar van 1757y gelyk zo even door ons is opgemerkt, ftrekte zeer coc vergrooting van den moed der Marrons, en bragt de Kolonie op den oever van haaren ondergang; des 'er geen ander middel ter haarer behoudenisfe overfchoot dan dac van vrede mee hun te maaken: 'c geen derhalvende oneenigheid, of, om beter te fpreeken, de geest van tegenfpraak, ten tyde van den Gouverneur Mauritius, had weeten ce verydelen, 'werd eindelvk voor een zeer groot geluk gehouden; te meer wyi hec fcheen , dat de vyanden zelve om den vrede verzochten door verfcheiden briefjes , die menigmaal gevonden werden op plaatfen daar zy hunne vyandlykheden gepleegd hadden, en gefchreeven waren door zekeren Boston die by zynen meester zo wat had leeren fchryven ' voor dac hy weg liep. Men liet dan ingevolge hiervan voorilagen tot vrede doen, en dezelve werd getroffen in de jaaren 1750 en 1760, zo ais in 'c breede by Hartfinck kan worden gezien ( c ). 2q (c) Hirtfinek. bl, 773.  KOLONIE van SURINAME. 123 Zo deeze vrede het geluk der Kolonie juist niet in alle deelen bevorderde , dezelve bragt ten minfte veel toe tot de rust en veiligheid der Kolonisten: ons zal wel gelegenheid voorkomen om van deszelfs gevolgen wat omftandiger te fpreeken. Laat ons thans het oog eens vestigen op de inwendige verdecl-heden der Kolonie, die zo moeielyk voor dezelve waren. Het verdrag, door de Kolonisten in 1733 met de Heeren Eigenaars , nopens de fortifikatien , getroffen, en door hunne Hoogmogenden, den 19 van Wintermaand deszelfden jaars, goedgekeurd; doch hetwelk, wegens verfcheiden opgekomen zwaarigheden , onuitgevoerd bleef, zo als wy reeds voorheen hebben aangemerkt, was ten allen tyde de keen van tweedragt. Volgens dat verdrag moesten de Kolonisten jaarlyks , zeven jaaren lang , opbrengen eene fomme van 60-, 000 guldens, terwyl de Heeren Eigenaars zich verpligt hadden, 20,000 guldens te zullen verftrekken. Eenige andere verfchillen, die tusfchen de twee kontraktee* rende partyen gereezen waren , over den oötfang van dit geld, en de uitvoering van 't getroffen, verdrag , hebben aanleiding gegeeven tot eenige nieuwe artikelen , getekend te Paramaribo den 6 van Lentemaand 1748, en door hunne Hoogmogenden, de Algemeene Staaten, bekrachtigd den 16 van Louwmaand des volgenden jaars, waarby het 27 en 30 artikel van het oktrooi van den 23 van Herfstmaand 1682, behelzende, dat de fortificatiën zouden komen tot laste van de Maatfchappy , en dat men geene impofnie zou vermogen te befen dan met goedkeu* ringe van hunne Hoogmogenden, ftilzwygende wer* den herroepen , door de veroordeelinge der Kolonisten ; te meer om dat, volgens het 30 artikel, de verdragen wierden bevestigd door de goedkeuring  154 HISTORISCHE PROEVE over de keuring van hunne Hoogmogenden , de Staaten Generaal. De Kolonisten evenwel zochten naar den draai van Ariadne om uit dien doolhof te geraaken, waarin zy zich zelve begeeven hadden; doeh bevindende, dat 'er geen uitkomen aan was, vielenze op beuzelaaryen van luttel belang; zoekende dikwyJs gefchii met allen, die hun toefcheenen aan de party der Heeren Eigenaaren verkleefd te zyn; en deeze gefchillen famenvoegende met perfoneele byzonderheden , maakten zy een' baajert van klagten en kibbelaaryen tegen den Gouverneur Mauritius en eenige Raaden, over den vrede, dien zy met de Marrons van Saramaca geflooten hadden, zo als boven is vermeld, als ook over zekere impofitien, die men wilde leggen op voorwerpen van enkele weelde en overdaad voor de Kolonie in 't algemeen. Daar de Staatkunde van den Heer Mauritius, zo wel als zyne bekwaamheid en geleerdheid, die van zyne tegenpartyen, alle t' famengenomen, merkelyk te ■ boven ging, en vereenigd was met eenen difffr kundigen geest, zo is het juist nier vreemd, dat hem tiü en dan wel eens uitdrukkingen ontvielen, die wat fteekende en fchimpende waren op de geenen, die zich tegen zyne denkbeelden durfden verzetten; en hoewel dezelve wel eens zo fyn waren, datze juist teritond niet gemerkt wierden, bragtenzehem nogthans, eerlang, grootelyks in den haat: en dewyl men alle zyne verrichtingen alleen toefchreef aan zyne zugt om te heerfchen, konde men niet nalaaten zyn betlier en dat van zyne Meesters met al te veel vooringenomenheid te befchouwen. De Heer Mauritius was in 't eerst zeer bedaard; doch vervolgens werd hy door zyne driften zodanig vervoerd, dat hy de paaien der befcheidenbeid ganfchelyk uit het oog verloor, waar door alles in '-eenen ftaat van de uiterfte verwarring en tweedragt ge. raakte. Like party zocht niets anders dan het getal haarer aanhangeren te vergroocen, om eikanderen door fchrif-  KOLONIE van SURINAME. 125 Schriften, die niets dan bitterheid en kwaadaartigheid ademden, te verfcheuren. Het vertrek van een Heer DuPlesfis, doodelyken vyand van den Heer Mauritius, naar Holland, in 1747, ondernomen met oogmerk om zich over hem te beklaagen, gaf gunftige gelegenheid ora 'er nieuwe klagten by te voegen, zo tegen den Gouverneur als tegen de Heeren Eigenaars. „ Dejood", zegt deHeer Pinto, (Lettres dequelques Juifs a Monfieur de Voltaire, tom. 1. p. 13)5» iseen „ Caméleon, die overal de kleuren aanneemt van de „ verfchillende gewesten, die hy bewoont, van de ver* „ fchillende volkeren, met welke hy verkeert, en van „ de verfchillende Regeerings vormen , onder welke „ hy leeft". By gevolg konden de Jooden, te midden van zo veele oneeuigheden, die voor entegen met drift behandeld werden, niet wel onzydig blyven: de tegenparty van den Keer Mauritius wist op haare zyde te trekken den Heer I. Carilho , Kapitein der Joodfche Burgery, die zeer ryk en van grooten invloed onder de Jooden was niet alleen , maar by wien ook geftrengheid van zeden en ftoutmoedigheid de plaats van Staatkunde en fcherpzïnnigheid bekleedden. Deeze voegde zich derhalven by de tegenparty van den Gou-i verneur, en tekende in den naam der Natie verfcheiden gefchriften tegen hem. De Heer Mauritius, in aanmerking neemende, hoe veel nadeels hem de klagten van 't ganfche lichaam eener Natie , wier byzondere leden, in getal, meer dan een derde van de bevolkinge der Blanken uitmaakten, zouden konnen doen by zyne Meesters in Holland, bragt zyne klagten in by de Regenten der Natie. Deezen, die In hoedanigheid van Regenten, volgens de hun verleende voorrechten , de eenige Reprezentancen der Narie zyn, zonder de medeftemminge van de Kapiteins der Burgery, betrokken den Heer Carilho in proi  126 HISTORISCHE PROEVE óver de proces, zo ter zaake dat hy zich het recht had aange» maatigd om verzoekfchriften op den naam der Natie te tekenen, als ook dat hy niet weinig had toegebragt om hunne voorrechten en vryheden van een twyffelachtige wettigheid te maaken, tot nadeel van zyne broederen. De twee partyen, die onder de Christenen eikanderen zochten te vernielen, namen de Jooden, die 'c met haar hielden, onder haare byzondere befcherming, en bragten de ganfche Natie tot de allerongeiukkiglte verdeeldheid; waar door zelfs te wege gebragt werd, dat 'er, behalven de voorgewende algemeene zaak, die zy, volgens hunne ftrydigebegrippen, verdedigden, zeer veele en hevige byzondere gefchillen onder hen ontllonden, over het inwendig bellier der Synagoge, de natuur van hunne ConfHtutie, de uitgebreidheid hunner voorrechten, en den waaren aart hunner godsdienllige plegtigheden; kortom zodanig, dat Megera en het monfter der dweepery het hoofd onder de Jooden opftaken, en hunne plantagien , even als de Kolonie over 't geheel, maakten tot een toneel van tweedragt en verwarringe. Sedert dien tyd zagen de Algemeene Staaten zich overlaaden met verzoekfchriften van den eenen kant en met antwoorden daarop van den anderen, tot dat eindelyk , op den 20 van Wintermaand 1747, hunne Hoogmogenden het befluit namen, om alle de Hukken, door du Plesfis en Cariiho gefchreeven, aan den Gouverneur Mauritius te zenden, met order om hun daarop, ten fpoedigfte , zyne verdediging toe te laaten komen enzt De Jooden, bevreesd zynde voor de doodelyke gevolgen van 't geene 'er in de Kolonie was voorgevallen, en voor het nadeel, dat daaruit, ten opzigte hunner privilegiën, zou konnen gebooren worden, zon. den in dat zelfde jaar eenen brief af aan de Heeren Eigenaars, hen daarin biddende, dat zy toch met hunne yoor-  KOLONIE vam SURINAME. 127 Voorfprauk by hunne Hoogmogenden vereerd mogten worden: en daarop omringen zy * door middel van den Gouverneur, de gunftigfte verzekeringen, ten deezen opzigte , by eenen brief van den 6 der Hooimaand 1747, waarin deeze Heeren het gedrag, door de Regenten in deeze omftandigheid gehouden, goedkeurden (dy Na duizend gefchillen van deezen aard bleeven nogthans de zaaken in eenen onbefliscen ftaat tot op den 3 van Sprokkelmaand 1750, wanneer hunne Hoogmogenden goedvonden, alle de ftukken van hec proces te ftelieh in handen van den Hoogen Raad, ten einde , na dezelve onderzocht te hebben, daar over, in overeenftemminge met deszeifs gevoelen, uitfpraak gedaan mogt worden. De Algemeene Staaten beilooten midlerwyl, by eene nadere refolutie van den 22 van Bloeimaand deszelfden jaars, zyne Doorl. Hoogheid, den Heer Prins van Orange, te verzoeken en temagtigen, om zonder uitftel zulke maatregelen te neemen als hy de gefchiktfte zoude oordeelen, tot herftelling van de rust en veiligheid der Kolonie , die toenmaals grootelyks ontrust werd door de invallen der weggeloopen Negers. Zyne Doorl. Hoogheid nu was van gevoelen,, dat men derwaards Kommisfarisfen met eene genoegzaame krygsmagt behoorde te zenden; en ingevolge van dien werd 'er ook een regiment geformeerd van 600 man, getrokken uit de byzondere garnizoenen van den Staat, waar over het bevel werd opgedraagen aan den Baron van Sporcke, Generaal Major van de Infanterie, met den tytel van eerften Kommisfaris, en wien in deeze Jaatfte hoedanigheid, werden toegevoegd de Heer Bosfchaart, Penfionaris der Stad Schiedam , en de Heer de Zwart Steenis , Raad der Stad Gorkum, welke in last hadden, kennis te neemen van den (d ) Zit de Btwysjlukitn. Kt. II.  laS HISTORISCHE PROEVE over öe den ftaat der zaaken in de Kolonie , en 'er zulke fchikkingen te maaken als zy dienftig en noodzaakelyk zouden oordeelen. Deeze Kommisfarisfen, in Wintermand 1750, in Suriname gekomen zynde, gaven daar, den 14 van Grasmaand des volgenden jaars, eene Publikatie uit» van den volgenden inhoud. „ De Gedeputeerden van zyne Doorl. Hoogheid, den „ Heere Prinfe van Orange en Nasfau enz. enz. enz. doen „ te weeten, dat, na genomen te hebben de noodige „ informacien op het ftuk der onlusten, die gereezen „ zyn tusfchen de Regeering en eenige Eigenaars van „ plantagien deezer Kolonie, de Kommisfarisfen Bos„ fchaart en Steenis , gerefolveerd zyn, zo ras mogelyk „ naar Holland te rug te keeren , om daarvan een }, naauwkeurig berichc te geeven aan zyne Doork „ Hoogheid, als ook van verfcheiden bezwaarnisfen, 5, hun in handen gefteld, in naam en van wegen eeni„ ge bewooners deezer Kolonie; ten einde meerge„ melde zyne Hoogheid daar over oordeele naar zyne hooge wysheid enz. en dat eindelyk, dewyl wy „ noodig geoordeeld hebben, den Heer J. J. Mauri„ dus, Gouverneur deezer Kolonie, naar Holland te zenden ( ongefchonden zyne eere, en met behoud „ zyner inkomften ) wy by voorraad deeze waardigheid „ hebben opgedraagen aan den Baron H. E. Sporcke, „ Generaal Major in dienst der Republiek, en „ Commandant van de troupen, die zich werkelyk in 5, deeze Kolonie bevinden; hem dezelfde magt en hec „ gezag opdraagende, welk de Heer Mauritius tot hier „ toe heeft gehad". Deeze twee Kommisfarisfen, in Holland zynde te rug gekomen, in Oogstmaand daar aan volgende , mee den Heer Mauritius, leverden daar, in vereeniginge mee andere ftukken, een vertoog over, getekend door Burgers , bevattende derzelver bezwaarnisfen in $z zeer uitgebreide  KOLONIE van SURINAME. 129. breide artikelen, van welke het 12, 13 en 43 artikel inzonderheid, hunnen haat tegen de Joodfche Natie aan den dag leggen, zonder eenig ontzag voor Carilho, die van hunne party was. Maar nu het eerde vuur der drift wat was gedoofd, hadden zy niet meer noodig eenen Jood te ontzien, alleen om dat hy een van hunne mededanders was. Men maake eene vergelykinge van dit vertoog met het verzoekfchrifc, door hen zeiven, op den naam van 41 Burgeren, ingediend, in Wynmaand 1747, ten voordeele van den Heer Caril* ho, hetwelk te vinden is in de Verzameling van den Heer Mauritius, en men zal op eene duidelyke wyze zien, hoe zeer men zich zelf tegenfpreeke, en logenfiraffe, wanneer men van de Jooden fpreekt: eene opmerkinge waaruit zeer klaare lesfen voor de Natie voortvloeien, om op haare hoede te zyn in diergelyke gevallen. Al evenwel, zo het niet geoorlofd, maar ^zelfs firafwaardig is, eene ganfche Natie zonder gewigtige redenen te lasteren, dan is het nog veel llrafwaardiger, toe te leggen op het zwarcmaaken van de jooden eener Kolonie, die haaren oorfprong en voortgang, in verfcheiden opzigten en omdandigheden, aan hun verfchuldigd is, en welke van den Souverein en de Heeren Eigenaars dikwyls doorflaande blyken van goedkeuringe, zowel als derzelver hooge befcherminge, genooten hebben. Daarenboven, welke misdaaden toch hadden de Jooden bedreeven, omze op zulk eene wyze te lasteren en te befchuldigen, als men in deeze aangetrokken artikelen heefc gedaan; en wel voornaamelyk in het XII artikel, waarin men hunne Savanne vergelykt met een broeinest van druikroovers , en waarin men onderdek, dat hunne Hemmen tot de nominatie van Raaden der Policy, voor geld te koop zyn, naar believen van den Gouverneur. Zo de Regenten, zeiven onkundig zynde van de talenten der geenen, die naar de- nominatie daan., fn I fl«ë  130 HISTORISCHE PROEVE over de fteê van het oor te leenen aan het aanzoek van byzondere perfoonen, by den Gouverneur gaan verneemen, wie de gefchiktfte perfoon zou zyn om op de nominatie gebragt te worden ; en wanneer de Natie, zich ïn haare keuze bepaalende , door derzelver eenftemmigheid, haar klein getal doet zegepraalen over het veel grooter getal der overige Kolonisten , die niet zelden onder eikanderen verdeeld zyn, en kleine kabaaien maaken, is dat eene misdaad ? En nog verder, enderfteld zynde, 't geen evenwel verre is van beweezen te zyn, dat de Gouverneur de Jooden om hunne Item verzoekt, zoude het dan niet hun pligt zyn, om, zo het geweeten 'er niec door gekwetst wordt, meer verkleefdheid aan den Gouverneur te betoonen dan aan anderen, die ten allen tyde 'er op hebben toegelegd, om hen met verachtinge te overlaaden, terwyl de beIcherming der geenen, die door den Gouverneur vertegenwoordigd worden, hen voor vervolginge beveiligde ? En wat wil ook dit voorrecht van mede te Hemmen tot het maaken van eene nominatie van Regeeïings perfoonen der Kolonie veel zeggen? Heeft niec elke vrye Neger, die een hutje of lapje land in eigendom bezit, het zeJfde recht ? Zal dan deeze foort van demokratifche vryheid, welke de Wetgeevende Magc heeft toegeftaan aan de gezamentlyke leden eener Kolonie, die alle eveneens werkzaam zyn, niet alleen om hun eigen geluk, maar ook dac van het moederland te bevorderen, onderworpen zyn aan zulke zo wel kinderachtige als onbillyke aanmerkingen ? De Heer Hartfïnek , zonder de waarheid hiervan te willen gevoelen, zegt, hoewel misfchien voortgesleept door zyne eigene vooroordeelen: dat deeze aan de Jooden verleende vryheid nog tegenwoordig fommigen van de overige bewooners tegen de borst fluit (c). Doch waarom heeft hy 'er het woord tnrechtvaardiglyk niet bygevoegd, op dat dus zyne onparcydigheid moge blyken ? D? ie) 21* *76,  KOLONIE van SURINAME. i3t De drie voorheen gemelde artikelen, welke te vinden zyn in het ftuk No. ia. zullen, zoze met de zaaken, die wy in dit gefchrifc hebben bygebragt, vereenigd worden, ter bevestiginge van onze gezegden dienen. Ook zal de valfche wyze van redeneeren, de drift en zelfs de haat, welke daar in gevonden worden, het beste bewys opleveren, dat de Natie wenfchen kan om haare onfchuld te betoonen: de uitfpraak van Hunne Hoogmogenden, gefteld ter zyde van deeze drie artikelen, en hunne Refolutien van den 24 der Grasmaand *755 (/)» zetten eindelykhet zegel op deeze waarheid, en doen de Jooden, ten deezen opzigte, zegepraalen. Maar laat ons wederkeeren tot de zaaken van den Heer Mauritius, om aldus ook te komen tot die der Jooden, welke in dit geval op het naauwst verbonden zyn, met alles wat 'er in Holland omging, nopens de onlusten der Kolonie. Het oordeel van den Hoogen Raad in Holland, over het Proces, voor en tegen den Heer Mauritius' ontgonnen, ftelde de onfchuld van gemelden Gouverneur in den vollen dag; echter konnen wy niet ontveinzen, dat de Heer Mauritius, volgens de berichten, die" wy hem aangaande ontvangen hebben, wat al te los in veele gevallen te werke ging; maar evenwel daarom geenszins van zulk een wraakbaar karakter was, als onderfteld wordt door de Schryvers der brieven over Esfequebo en Demmerary, welke wy hebben aangehaald: ja wy' zyn van gedachten, dat, byaldien de Kolonisten, met minder drift en hevigheid, doch met meer bezadigdheid en wysheid, hem hunne vertoogen hadden weeten te doen, zyn yver voor het welzyn der Kolonie, hec gemis van zyn beftier langen tyd zou hebben doen beklaagen. De Heer duPlesfis daarenboven, die de gevo magtigde zyner tegenparty was, bezat geenszins zulk een karakter als noodig en gefchikt was tot zulke komrnisfien, Hy en zyne aanhangers voerden zo veele I m  jjgi HISTORISCHE PROEVE over de kinderachtige bewyzen tegen hunne weêrparty aan, dat het Staatkundig doorzigt van den Heer Maurititfis hen daarop konde vatten ten voordeele zyner zaak, en dat aldus, op de lyfiïraffelyke proceduures, welke de Fiskaal der Generaliteit, terftond daarop, tegen den Heer du Plesfis begon , deeze in de gevangenis wierd geworpen, en niec van de zaak afkwam , dan door begunftiginge van de algemeene amnestie van den ao der Hooimaand 1753, waarvan Hunne Hoogmogen. den hem, op zyn fmeekfchrifc, het genot wel hebben willen verleenen; echter onder deeze uitdrukkelyke voorwaarde, dac hy de kosten zyner gevangenisfe had te betaalen, en zich niet te verftouten om ooit naar de Kolonie te rug te keeren. Naauwelyks hadden de beide Kommisfarisfen , na hunne te rug komfte in Holland, vèrffag aan den PrinsStadhouder gedaan, of de dood van Zyne Doorl. Hoog^ heid, overleeden op den 22 van Wynmaand 1751 vertraagde voor eenigen tyd de maatregels, welke men, ingevolge daar van, ftond té neemen. Doch op 't ver» zoek der voornaame belanghebbenden en bewooners van Suriname, werd Haare Kon. Hoogheid ,4 Mevrouwe de Prinfesfe Gouvernante, by eene Refolutie der Algemeene Staaten van den 20 van Wynmaand deszelfden jaars, verzocht, zich te willen belasten met deeze kommisfie, tot dat alle de zaaken teff vollen zouden zyn beflist en afgedaan: ook beflooc men, ingevolge het voordel van wylen Zyne Doorl» Hoogheid, op den 22 van Zomermaand des volgenden jaars 1752, de troupen van den Staac nog voor den tyd van één jaar in de Koionie te laaten blyven , en midlerwyl zorge te draagen voor de fondfen, tot derzelve» onderhoud beftemd. De Regenten der Natie waren intusfchen in gefchil »uec den Heer Carüjio, die zeer fterk geruglteund jger.l'  KOLONIE van SURINAME. 133 \verd door de cegenparty van den Heer Mauritius (g) en na het vertrek van deezen nog fterker door den Baron Sporcke, uithoofde der ernftige aanbeveelingen , die hem, ren voordeele van Carilho, uit Holland waren overgezonden van wege den Heer Soasfo uit 's Haage , een' vertrouwd vriend van gemelden Heer Sporcke; en dit maakte den Heer Carilho zo ftoutmoedig, dac hy den Heer Ab. Dacofta van zyne bediening als Regent wist te ontzetten, onder voorwendfel dat hy te jong ware om dien post te bekleeden. Hierop namen de Regenten het befluit, om, uitnaam der Natie, eenen Kommisfaris naar Holland te zenden ; daar toe benoemende den Heer Izaak Nasfy, die van Suriname vertrok in Hooimaand 175.1 • 'c welk te wege bragt, dac Carilho, zes maanden daarna., zynen zoon, den Heer da Barrios, insgelyks derwaards afzond, voorzien met volmagc om den Kommisfaris der Regenten het hoofd te bieden, en welke niet lang daarna gevolgd werd door den Jongen Dacofta zeiven. Waar uic blykt, dat alles, wat de zaaken van Suriname betrof, zo de algemeene als de byzondere van Jooden en Christenen beide, zich in een' ongunftigen toefend bevond, en in Holland, door de afgezondenen van beide partyen, wierd ftaande gehouden. En hoewel de zaaken der Natie I-bare Kon. Hoogheid insgelyks bezig biel den , en een zeer weezentlyk deel van de onlusten der Kolonie uicmaakcen, echter heeft niec één Historiefchryver zich verwaardigd, om 'er de minfte melding van te maaken; waarfchynlyk om de voorrechten niet wereldkundig te doen worden, die de Souve. rein zelve aan de Natie, ter bevorderinge van haar geluk engeruscen ftaat, had verleend, zo als men kan zien uit de bewysftukken (/&) waarover in 't kort door ons gefproken zal moeten worden. In (f) Men zie van deeze p-oceduures in de Verzameling t>«8 êtn Bar Mauntius. Folio. 'lom. 3. O) 13, ï4, IS- 1 3  134 HISTORISCHE PROEVE over bb In deeze mengeling van gefchillen, die op eene zonderlinge wyze de zwakheid van den menfchelyken geest met alle deszelfs zedelyke afwykingen, ten koste van der menfchen ruste en welzyn, karakterizeeren, en aanwyzen, hoeveel de enkele grilligheid en zugc om te heerfchen, de eenvoudige zeden van de bewooners eener Kolonie van enkele landbouw, zo Christenen als Jooden, hebbe konnen veranderen, en zulke ongelukkige gevolgen te voorfchyn brengen, dat men daar over met den Digter wel mag zeggen: Excidat illa dies awo, nee postera credant. Die dag ontvalle onze eeuw, en vinde nooit geloof. maakten Hunne Hoogmogenden, ten langen leste, een einde van deeze zaak, door derzelver Refolutie van den 20 der Hooimaand 1753, welke in 't breede bevat de maatregels, welke tusfchen da Kommisfarisfen van Haare Kon. Hoogheid en de Gedeputeerden der Heeren Eigenaaren ontworpen waren. Zie hier den zaakelyken inhoud van dat gewigtig ftuk. Het eerfte punt betrof de voldoening aan den Gouverneur Mauritius, wien men voor eene reize moest betaalen de fomme van 15 duizend guldens. Het tweede, derde en vierde, zag op de herroeping der Staatfche troupen, en de in plaats Helling daarvoor van 300 man, zo dar voor rekening van de Heeren Eigenaars kwamen 125, en 175 man voor rekening van de Planters en Bewooners. Het vyfde heeft betrekking op de verandering der Regeeringe van Suriname; zynde men overeengekornen, om alle de tegenwoordige Raaden van Policy van hunne ampten te ontdaan, en voor deeze reize en zonder gevolg voor het toekomende, in derzeiver plaats te fteilen negen nieuwe Raaden; welke door Haare Kon. Hoogheid verkoozen zouden worden uit de lyst, welke zy met de Heeren Direkteuren der  KOLONIE van SURINAME. 135 der Kolonie en eenige der voornaamite Planters en Bewooners van dezelve had gemaakt; ordonneerende aan den Heer Crommelin, die, wegens 't overlyden van den Baron Sporcke, intusfchen den post van Gouverneur bekleedde, dat hy hun den gewoonen Eed had af te neemen. Het zesde betrof de middelen van verbeteringe en verdediginge der Kolonie; en 't zevende gaf de kracht van wetaan de uitfpraak Haarer Kon. Hoogheid, over de 52 punten des vertoogs van verfcheiden Planters en Bewooners. Wat de Joodfche Natie aangaat: de Heer L Nasfy had wel zeer te worftelen en te kampen tegen de Heeren de Barrios en Soasfo, die met grooten yver verdedigden alles wat hun Vriend, de Heer Sporcke, in Suriname had gedaan; haar Koningl. Hoogheid, evenwel, het zelfde doelwit behoudende, en niet het minde verfchil, noch in de woorden van haar befluit, noch in iets anders laatende blyken, het welk zou hebben konnen aanduiden dac zy eenige onverfchiiligheid had opgevat omtrent de Jooden, wier ruste en veiligheid insgelyks tot welzyn van .de Kolonie in 't algemeen moest verftrekken; Haare Koning!. Hoogheid, zeggen wy, fchreef eenen brief, aan de Regenten der Natie, gedagtekend den 27 van Bloeimaand 1754, in welken zy, onder verfcheidene artikelen, verklaarde, dat zy, volgens de fchikking, die zy met de Heeren Eigenaars en den afgezondenen der JNatie, den Heere lz. Nasfy, had beraamd, op zich had genomen, om eene nieuwe verkiezing van Regenten te doen, voor deeze reize en zonder gevolg voor bei toekomende, volgens de nominatie daar in geflooten enz. Daarenboven beveelende, dat, uit aanmerkinge van de klagten, die over de voorrechten der Jooden gemaakt werden, de Regenten haar zonder uitftel de verzameling van alle deeze voorrechten hadden over te zen. den, ten einde dezelve onderzocht mogten worden (i). Vervolgens deed Haare KoningI, Hoogheid, om des {i ) Zie de Bcwysjlukken. No. 13, V 1 4  136* HISTORISCHE PROEVE over de des te meer vastigheid aan haare uitfpraak te geeven, en de Natie voor allerlei foort van vervolginge te beveiligen, ook onderzoeken de kerkelyke en ftaatkundige in« Hellingen der Natie, beneffens die, welke betrekking hebben tot de Vierfchaar der burgerlyke gedingen, zo menigmaal betwist door den Raad van Policy en door hec vertoog der. Planters, are 12. waarvan wy boven reeds gefproken hebben: en, na beide partyen gehoord te hebben, gaf hoogst dezelve haare goedkeuring aan dac lichaam der wetten, het welk bekend is by den II breeuwfehen naam Ascamotb. 'Er fchoot dus niets anders over, om een einde van deeze gefchillen te maaken, dan het onderzoek van de verzameling der voorrechten (_ volgens den brief van den 27 der Bloeimaand 1754 ) federt het Engelfche beltier toe op deezen tyd; en in weerwil van de onbillyke aanmerkingen der meeste Kolonisten, behaagde hec Hunne Hoogmogenden, na over weeging van alle de, door Haare Korungl. Hoogheid, gemaakte fchikkingen, dezelve te bedanken-voor. de zorge, die hoogst dezelve voor 't welzyn der Kolonie had aangewend, en de voorrechten der Jooden met hunne goedkeuringe te vereeren ( k ). Het zou misfehien zondereenig nut zyn, ons verder uit te breiden over de onderwerpen deezer ongelukkige gefchiHen, die doodelyke (lagen toebragten aan het welzyn der Kolonisten, en in hun eene fterke neiging deeden gebooren worden voor geduurige pleitgedingen, die, het vermogen uitputtende, de zeden minder zacht en lofwaardig maaken. Die vermaak fchept 0111 deeze zaaken meer in hec breede te kennen, kan daaromtrenc raadpleegen de s boekdeelen in folio, die daarover in Holland gedrukt zyn, in 175a. als ook de algemeene Historie der Reizen Tom. XXI van bl. 104 ■ 112. Deeze (fr) Mm zie d~n brief van Haare Kon. Hoogheid, gefebreeven aan de Regenten den 22 van Qogitm. 1754. Bewysftukkm No, 13.  KOLONIE van SURINAME. 137 Deeze kennis, fchoon inderdaad viy fchraal., zou echter Van eenige nuttigheid konnen zyn voor de tegenwoordige bewooners der Kolonie in 'c gemeen : want de misflagen onzer voorvaderen, de nadeelen, die hunne grilligheden en zotte verbeeldingen hun zeiven berokkend hebben, en de fchande van zo veele wederzyd» fche finaadheden en mishandelingen, die 5 boekdeelen in folio hebben konnen vullen, wel op te merken, zoude hun zeer nutte lesfen aan de hand konnen geeven, om die klippen te vermyden, welke ons, door de buitenfpoorigheid onzer driften, ieder oogenbiik des leevens, op onzen weg ontmoeten, als ook om de Zedeleer, ten deezen opzigte, in werkinge te brengen. De Kolonie heeft echter, in weerwil van deeze lofwaardige zorgen , welke Hunne Hoogmogenden en de Heeren Eigenaars voor het welzyn der Kolonisten droegen, niec het minfte voordeel uit alle deeze gemaakte fchikkingen getrokken; de fchulden daarenboven, die de Kolonisten, ter voortzcttinge hunner voorgaande pleitgedingen, gemaakt hadden; hec geftadig wegloopen der flaaven; de invailen der Marrons1; de geringe zorge, die, door de vereeniginge van zo veele oorzaaken, voor 't bebouwen hunner plantagien gedraagen kon worden ; en eindelyk, toe overmaat van ongeluk, de weelde , die, federc eenige jaaren ingevoerd zynde, geweldig toegenomen had, na de aankomfte der Heeren kommisfarisfen van Zyne Dl. Hoogheid den Heere Prinfe van Orange, en na hec verblyf van den Generaal, Baron van Sporcke, bragcen de Kolonie in eenen zeer ongunftigen ftaat. Om zo veele ongelegenheden te verhelpen, en het gebrek aan Neg-rs op de plantagien te vervullen, fchooten 'er geen andere middelen over, dan zich zo veel geld, door de Hollandfche kooplieden , te doen verfchieten als men noodig had, Amfterdam was toen in ftaat om veel geld op rente uic te konnen zetten, en, zich verzekerd houdende, dat de I 5 kalmte,  i3« HISTORISCHE PROEVE over dis kalmte, die, na zulke hevige onweersbuien, eens wederom in Suriname moest heerfchen, de plantagien ftond te verbeteren, en het kweeken van Koffy en Suiker, welk zo veel voordeel aan het moederland doet, uktebreiden, zodra de eigenaars van deeze plantagien gelegenheid zouden hebben om zich zo veel te doen opfchieten alze noodig hadden, om 't getal hunner (laar ven te vergrooten, en andere noodzaakelyke kosten te doen; viel, ingevolge daarvan, op het denkbeeld om geld te doen aanbieden , tegen eene jaarlykfche rente van zes ten honderd, op wettige hypotheeken. De Heer Burgemeester Deutz was de eerfte, die het ontwerp maakte van deeze geldfchietingen, welke door de Kooplieden der andere Provinciën wel dra gevolgd werden. De Kolonisten, nog dronken van hunne dwaasheid, en airede gewend aan alles, wat hun eenigen uitere lyken luister konde byzetten, namen dit aanbod greetiglyk aan, en alle de Planters, zo Christenen als Jooden, namen deel in deeze nieuwe negotiatien, en ftelden hunne plantagien ten onderpand voor de opgenomen fommen. Het gemak van alles, wat men noodig had, te verkrygen, door maar alleen een half blad papiers te vullen, welk wisfelbrieven uitmaakte , getrokken door de Korrespondenten, en hec voorftel van klinkende munte, die hunne oogen niet trof, deeden hen, om dus te fpjaêeken, het geld verachten, en hun krediet op eene kwistige wyze verfpillen. De eigenzinnigheid des menfchelyken verftands, de dwaasheid der menfchen, en de kinderachtigheid , die men menigmaal met den rypen ouderdom ziet vermengd te weezen, deeden zich op allerhande wyze gevoelen: en zo men zich de moeite geeft, om 'er den oorfprong van na ce fpooren, zal men bevinden, dac nog veel onfchuldiger en eenvoudiger oorzaaken, veel groocer omwentelingen en verderflyker vooroordeelen hebben voort-  KOLONIE van SURINAME. i39 voortgebragt. En gebeurt niet nog zelfs in deeze onze dagen, ( 't zy in 't algemeen gezegd ) dezelfde zaak, ten opzigte van onze papieren munte ? befteedc men dezelfde moeite om van ons een papier van tien fchel • lingen te verkrygen, als een piaster in geld, wanneer men koopt op krediet ? de allerzuinigfle , ja de allerdeunfle zelfs, geeft die wel zo naauwkeurig acht op zynen koop, als wanneer hy het doet mee gereeden gelde ? Indien dan de noodzaakelykheid, om de dwaasheden te herflellen, die in den tusfchen tyd van 10 of \i jaaren bedreeven waren , langer was gevoeld geworden , en eene gezonde redeneering den Kolonisten overtuigende had getoond, dac het alleen de gefladige arbeid op hunne plantagien was, waarvan de hoope hunner opkomfte afhing; misfehien zou de Kolonie op verre na met zo veel fchulden niet belaaden zyn geworden als zy tegenwoordig is; en de Kolonisten zouden met minder jaarlykfche inoogstingen en minder inkomften den eigendom hunner wooningen behouden, en de Kolonie zoude nog haare eigenaars hebben, in plaats van Agenten, die 't bellier in handen hebben van de meeste plantagien, waarvan de meesters in Holland woo» nen. Maar in plaats van dit in zyne noodzaakelykheid gevoeld te hebben , om in het vervolg hec geluk van wys te zyn met genoegen te fmaaken ; en in plaats van 't geld, dat hun op krediet, betaalbaar in twintig jaaren, werd aangebooden, om het toe vermeerdering van 'c getal hunner flaaven, en eoc vergrooting van den landbouw re doen dienen, misbruikcen zy hec krediec, dac voor hun geopend werd ; zo dac hec geene, welk op eenen anderen tyd, en in andere omftandigheden van zaaken, gediend zou hebben, om 't geluk der Kolonie te bevorderen, toen maar alleen ftrekce om dezelve uitwendig te verfieren; doch inderdaad om dezelve in fchul-  i4o HISTORISCHE PROEVE over bs fchulden te dompelen, en tot ondergang der Planters, die op hunne plantagien, zo in noodelooze gebouwen, als in prachtige tuinen, de besten van gansch Amerika te boven gaande, eene buicenfpoorige weelde aan den dag leiden. Deeze geesfel, zo veel te gevoeliger voor eene Kolonie, die niec moet en ook niet anders kan befchouwd worden dan als landbouwende, ging ge« paard mee de vlugt der flaaven van zes groote planta» giert, gelegen in Tempaty, voorgevallen in 1756, en met de vyandelykheden, door de Marrons gepleegd, op die van Palmeneribo, la Providence, Onobo, en eeninige andere, gelegen in Cotiica en Comowine, ge-, lyk boven door ons is opgemerkt ( /). Het eene en 't andere ftrekte om de Kolonie, hoe fchoon haar uiterlyk voorkomen, door het nieuwe krediet, ook weezen mogt, in den grond te bederven, althans om baar voor te bereiden tot dat onheil, het welk eenige jaaren daarna uitbrak, en waarvan men de flagen nog tegenwoordig gevoelt, ja zelfs nqg lang zal gevoelen, ten minlte zo de Hollandfche Kooplieden het oor niet leenen aan de middelen, die tot herftel konnen diener. Gelukkig was het nog, dat de gefladige onrust, waar in zich de bewooners, uit hoofde van de geduurige in, vallen der vlugtelingen, gedompeld zagen, den Raad van Policy noodzaakte om vrede met hun te maaken : want hun getal beliep toen, volgens de berekening der aangehaalde Schryvers, boven de twintigduizend Cm ). Waar- O) Men kan dit omflandiger zien by Hartfinck. bl. 777 en 779, en ook Tableau de Surinam depuis. p. 145. jusqiC a 150. (ïji) Niettegen[iaande de verzekeringe van deeze Scbryvers , z^n wy, zo door naauwkeurige navorfebingen als door 'i geene ons d>ar deskundigen verzekerd wordt, overtuigd, dat be$ getal van die van Juka in 't algemeen, in ftaat om de wapenen te draagen, toen niet boven de 350 of 409 beliep, en die van Saré>  KOLONIE van SURINAME. 14! Waaruit men ziet, dat juist dat geene, 't welk zo veele krakkeekn en geldfpillirgen tegen den Gouverneur Mauritius had verwekt, zo als wy op zyne plaats hebben aangetoond, -eindelyk als een zeer grcot geluk wierd befchouwd, en ock zyn plan bykans letterlyk gevolgd, zelfs door die het zo dwaaslyk verworpen hadden. De vcorlöopige punten van den Vrede werden getekend in Wymnaand 1759, door twee burgers , naamelyk de Heeren Aberomby en Sobre, daar toe door het Hof van Policy afgevaardigd; en in dezelve werd bedongen, dat men alle vyandlykheden van wederzyden, een jaar lang, zoude cpfchorten, en dat de Blanken, in dien tusfchentyd, aan de Negers de coegeftaane gefchenken zouden döen geworden. Voor datevenwel de gefchcnken gezonden wierden, vaardigde de Raad Kommisfarisfen af, in Grasmaand 1760, en niet 1761, zo als Hartfinck aantekent ( « ), om eenige artikelen van het verdrag, waaromtrent men nog niet ten vollen was overeengekomen, te regelen 5 ca in Wynmaand van het zelfde jaar, en niet in 1761, zo als die zelfde Hartfinck heeft, vertrok de Majoor Meyer met een groot detachement, belaaden met de overeengekomene gefcbenken: en het was toen, dat de Negers, zonder- te willen gehoorzaamen aan de orders van den Raad, die inhielden, hun de gefchenken niet over te leveren, zonder vooraf een genoegzaam Sammalia 550 of &00, Het welk een getal maalt ten aller* èoogfie van Joco, en door nog aan ieder van bun 5 of 6 perfoonen voor hunne huisgezinnen te geeven , zal evenwel de boofdJum niet boven de ÉcCo bedraagen; laat 'er ons, zo men wit, nog een derde by voegen, en men zal maar alleen byna 8 of ipcoo zielen hebben. Dit getal is tegenwoordig zodanig verminderd, dat 'er, rolgens de naauwhwigfle nafpooiingen, te Juka wan ut iJico Ut 2cco, en te Saramaïa van 3 tot 40CO zielen gevonden worden1, t welk Jamen genomen 5 of ocoo uityiaükt. {n ) Hartfmck, bl, 799.  I42 HISTORISCHE PROEVE over db zaam getal der aanzienlykfte kinderen van hun in gyze* ling ontfangen te hebben; met goedvinden van den gemelden Majoor Meyer, de hun toegedachte geichenken ontfingen, onder belofte, dat zy zelve de ver-' eischte gyzelaars aan de Blanken zouden ter hand Hellen, gelyk ook na het vertrek van hec detachement door hen werd gedaan: en het was toen, en niet van te vooren, gelyk de Heer Hartfinck zege (0), dat het opperhoofd der Negers, Porno, een' zyner Zoonen aan de Blanken toebetrouwde, om door hen opgevoed te worden, hetwelk onmogelyk geweest zou zyn, eer de vrede ten vollen , en in order geflooten was. Daarvan nu, wat ook de gemelde Schryver zegge, is de nette tyd, voor zo verre het Neger-Vlek van Juka betreft, geweest op hec einde des jaars 1760. En van dien vrede was dit het aangenaame gevolg, dat men insgelyks , in 1762, den vrede mee die van Saramaka floot ( p ). En op dac men hec verftand, de doorfleepenheid, en de heufche Seaatkunde van deeze Negers, welke men overal voor enkele lascbeesten houdc, te beter en uitgebreider moge kennen, heeft men te raade te gaan met den Heer Hartfinck ( q ) , by wien men te gelyk de befchryving hunner wooningen , en het verdrag, dat zy mee de Blanken geeekend hebben , mee daarenboven andere zeer zeldzaams dingen zal aantreffen, die niet konnen nalaacen inzonderheid den zulken te behaagen, welke onkundig zynwegens hec karakter en den aart der Negers in Amerika. Hec geen wy, wegens de Kolonie in hee algemeen j hebben te berde gebragt, behelst teffens een taferee] we- ( 0) Hartfinck. bl. 795. ( p ) Men zie daarenboven over deezen vrede, ït Tableau de Surinam. p. 3 54 i7s. Ricbesfe de la Hollande. Tm» I; $* 3-5 332- (2) Van bl. 779^. - ■ 813.  KOLONIE van SURINAME. 143 wegens den (laat der Jooden in het byzonder: daar nu deeze , onverdandigen zwartgallig, even als de overige Mede bewooners, en met hun, om zo te fpreeken, een en hetzelfde volk geworden zynde, zich lieten gebruiken, wanneer men hen noodig had, om zyne tegenparty met vereenigde krachten te verpletteren; doch vervolgens veracht wierden, zo dra deeze ongelukkige noodwendigheid ophield ; zo konde het niet anders zyn, of zy moesten zich des te meer onheilen op den hals haaien , uit hoofde van de blinde vooringenomenheid , waarmede men, ten hunnen nadeele, bevangen is. Daarenboven, wie is onkundig van den invloed der Regeeringe op de burgers en op het volk, van wat plaats of land het moge zyn ? en wie weet al verder niet, dac de gevoelens der Grooten zeer veel op die des volks vermogen ? Deeze waarheid werd door veel geachte Schryvers zowel gevoeld en opgemerkt, dat wy daarover onze denkbeelden niet durven voordraagen : hec zal ook voor den verdandigen genoeg zyn om te erkennen, dat, hoedanig ook de afwykingen, de driften en de ondeugdenen deugden der Jooden zyn, die in den volden gin dezelfde zyn mee die van andere volkeren in 't algemeen; en zo men zich nog verder de moeite geeft, om, met maar eenigzins wysgeerige oogen , te beichouwen de gewrochcen, die door de behoefte, de verachtinge en de verwytingen tegen een' enkelen perfoon, tegen een lichaam of tegen eene Natie, hoe ook genaamd, worden te wege gebragt; en vervolgens eens overrekenc de afwykingen, de misdaaden en de draden van die 'er de voorwerpen van zyn; zo zou 'c gevolg van deeze opmerkingen misfehien meer ten voordeele van de Jooden zyn, dan van eenig ander volk, dat zich in dezelfde pmftandigheden bevond (r). Maar laat ons de moeite ( r) Men zie daar over den brief, die door een' der leden 'tan dt Sorbonne gefebreevin werd aan den Heer j. de Pinco, door  24+ HISTORISCHE PROEVE over de moeite fpaaren van diergelyke treurige aanmerkingen te maakèn, cn liever den draad onzer Historie vervolgen: de tegenwoordige ftaat der Kolonie zal ons wel gelegenL-n L>;jk wel ftof verfehaffen, om een algemeencn opilag van bet oog te werpen op onzen toe* ftand, Deeze onderfcheiden verdragen met de Neger • Marrons van Juka en Saramaka, waarvan wy hier' boven gewüg maakten, hebben de ruste der Kolonie niet ten vollen bevestigd, noch het wegloopen der flaaven verhinderd: want één jaar na 't fluiten van den vrede in Hooimaand 1761, maakten geheele huisgezinnen van deeze en geene plantagien "eenen opftand, en zeer veele Negers liepen van tyd tot tyd weg; onder anderen van de Plantagie Retour, toebehoorende aan den Heer Sak de la Parra, Portugeefchen Jood, van welke de Negers, groot en klein, ten getale van by de 60, zonder hunnen Meester het minfte kwaad gedaan te hebben, de vlugt namen. De zoons van deezen bewooner, yergezelfchapt van hunne jonge vrienden en eenige vrywilligen , ten getale van 9 Blanken , en 48 goede Negers hunner buuren, dieze in der haast by een verzamelden, vervolgden, zonder uitftel, deeze vlugtelingen, waarvan zy de voetftappen, ondanks alle hunne nafpooringen, geduurende 3 weeken lang, niet konden ontdekken : en dewyl het hun aan iroodigen leeftogt begon te ontbreeken, namen zy het Jbefluk, om zich naar het Dorp van Juka (j) te bedoor zwe werken met lof lekend in de Republiek der Letteren , en geftorven in 's Haage, den 20 van Herfstmaand 1787, ever zyne verdediging der jooden tegen de Schriften van den JJeer Voltaire-- Een uittrckfel van deezen brief is gedrukt, in een naamloos werk van eenen Venetiaan, onder den tytel wi Mejiexions critiques fur V apologie pour la JMation Juivt par Mr. *¥. ae Pinto. Londres 1768. (*) Het was den Burgeren, van wat flaat die ook waren, ets  KOLONIE van SURINAME, 145 begeeven, ten einde zy zich aan geene verdere onheilen bloot mogten fteïlen. Deeze onze nieuwe bondgenooten waren zeer verbaasd hen daar te zien ; doch na lang ftilzwygen toonden zy een groot genoegen, zeggende: „ dat zo „ haast een handvol Blanken moeds genoeg had, om, „ zonder eenige befchroomdheid , by hen in hunne „ woonplaatfen te komen, zulks van hun voor een „ overtuigend bewys gehouden wierd, dat de Blanken „ vertrouwen in hun ftelden, en dat de vrede gegrond „ was op de oprechtheid en niet op de geveinsdheid „ der Blanken, gelyk de meesten hunner toe hier toe j, gevreesd hadden". In gevolge hiervan onthaalden zy deeze Jooden op allerlei mogelyke wyze , en ieder een beyverde zich om hen rykelyk van leeftogt te voorzien , ja om hun, tot een teken van onbepaalde genegenheid , hunne vrouwen en dogters asn te bieden. Des daags na deeze vrolykheid verklaarde zekere Fosfo, volltrekt opperhoofd van alle de Negers, en die eertyds den Jooden had toebehoord, aan zyne medebroeders, tot hoe groot een vermaak het hem geweest ware, dat zy, in het algemeen, zyne oude meesters zo gul en vriendelyk hadden onthaald,' maar dat evenwel de zorge voor en de bewaaring van deeze gasten hem, van rechtswege, toekwam, te meer dewyl de Heeren la Parra behoorden tot het geflagt van de Nasfys, wier Haaf hy eertyds was geweest. Dit verwekte wel eenig gekibbel onder de Negers; doch eerlang werd de zorge voor de Blanken aan den meer? cm welkereden het ook mogt weezen, verbooden, zich te be> geeven naar de dorpen van Juka en Saramaka, toebehoorende aan onze nieuwe bondgenooten. Wy twyrFelen, echter, of dit verbod niet iets hebbe toegebragt, om deeze Negers hunne kwa*** de heblykheden , en hunnen haat tegen de Blanken, langen tyd ta. doen behouden, K  14<5 HISTORISCHE PROEVE over de aneergemelden Fosfo toegedaan ; maar onder dit beding, dac zy de vryheid behielden, om gezamentlyk hun alle mogelyke goede dienden te bewyzen. Dewyl nu die de eerde en ook de laacde reize was , dac de Burgers deeze nieuwe bondgenooten bezochten, zo> zal het ons, denken wy, door niemand kvvalyk genomen worden, dac wy ons over deeze gebeurcenis nog wac verder uitbreiden. Zo dra de zorge voor de Blanken aan den Gryzaard Fosfo, in hec byzonder, was toebetrouwd, zond hy zyne gewapende Negers, om daar een foort van geduurige wacht te houden: en des morgens en des avonds, wanneer zy bezig waren met hunne' gebeden op de Joodfche wyze te doen , en luidkeels meer lofzangen dan naar gewoonte te zingen, delde zich dit Opperhoofd zelf aan de deur van het huis*) dat hy voor hun, tot eene wooning, had doen ontruimen , om daar opzettelyk ftilzwygen te gebieden tot dat het gebed geëindigd ware. Op zekeren Donderdag namiddag, deed hy overal bekend maaken, dat men aan de Blanken gevogelte, en watze meer noodig hadden, moest brengen, ten einde zy, des daags daar aan, hunne fpyzen voor den Zaterdag in gereedheid mouten brengen. Die zyn bevel werd zo naauwkeuriglyk volbragc, dac de Jooden naauwelyks wisten, wac zy met de menigte der gebragte vogelen zouden doeni want ieder wilde , dat men de zyne zoude dooden, op dat hy het vermaak moge hebben van ce kunnen zeggen, dat de Blanken gebruik van zyn gefchenk hadden gemaakt. Des Zaterdags morgens was hun huïs omcingeld van eene groote menigte volks, daar famengefchoold, om hunne gezangen en gebeden te hooren; en na dat zulks geëindigd was, begaven de Negers zicht ïn menigte naar binnen, om hun goeden dag te wenfchen En toen was hec, dac de Gryzaard Fosfo hec Woord opvatte, en zeide: ziet myne kinderen, het geene ik U duizendmaal wegens de Jooden, myne ?> oude  KOLONIE van SURINAME. 147 oude meesters, gezegd hebbe; zy zyn niet gelyk „ de andere Blanken, die wy gezien hebben: zy bemin* ,, nen God, en nooic zullen zy iets doen, dan na „ hem alvoorens gebeden en eetbiediglyk vereerd te hebben: laat ons dan, ter liefde van dien God, „ welken zy aanbidden, de middelen gebruiken, waardoor „ zy in hunne onderneeminge geholpen konnen wor» „ nen". Deeze redevoering maakte den diepften indruk op 't hart van alle deeze Negers ten voordeele der Jooden, te meer, om dat de Jooden, van den eer'ften dag af hebbende ontdekt, dac 'er eene groote genegenheid voor' Godsdienftige plegtigheden by hen plaats had, de hunne met meer lichaams buigingen en andere betooningen van Godsdienltigen eerbied verzelden dan gewoonlyk. Hier op nam hunne vergadering zitting, van welke Arabi het hoofd was; en daar in lieten zy ook de Blanken, nevens hen, zitting neemen, om in hunne tegenwoordigheid te raadpleegen; 'c welk van dien uitflag was, dac 'er beflooten wierd, aan de Blanken een eskorte mee den noodigen voorraad te geeven, ten einde zy daar door tot op- eene veilige plaats geleid mogten worden; en daarenboven, dat een andere eskorte zou worden uitgezonden, om de wegloopers op ce zoeken. Midlerwyl, dac men bezig was, mee hec noodige hiercoe in gereedheid ce brengen , had de Burger - Lieuceninr, de Heer Grenada , die, twee dagen na 'c vertrek van den reeds gemelden zoon van den Heer la Parra, met een detachemenc vry willige Burgers, op de wegloopers was uitgetrokken, hec geluk, van, na een marsch van 6 dagen, die zelfde wegloopers aan ce treffen, op eene plaacs, cegen over den weg, die her eerfte detachement gekoozen had, en daarvan 38, behalven eenige gefneuvelden, gevangen te krygen. Daar hy nu wist, dac hec eerfte detachement zynen weg naar hec Vlek Juka genomen had, zond hy derwaards berichc aan de zoons van den K % Heer  ï48 HISTORISCHE PROEVE over de Heer Ia Parra, om hun kennis van zyne welgelukt» onderneeming te geeven. Dit nieuws werd, zelfs door de nieuwe bondgenooten, met toejuiching ontfangen , en verhaastte het vertrek der Jooden, die zich nog daar ter plaatfe bevonden. Na derhalven hun voor het 'gul en vriendelyk onthaal bedankt te hebben, begaven zy zich op weg; wordende gevolgd van de reeds gemelde eskorte, die voorzien was van aller» hande leevens voorraad. Op weg hadden zy het ge« luk van nog 13 wegloopers te ontmoeten, en gevangen te neèmen , van weiken eenigen , volgens 's Hofs» Sententie, met den dood werden geftraft. Dit alles hebben wy getrokken uit de Dagverhaaien van deeze beide detachementen, en uit het mondeiyk bericht der perfoonen zelve , die 'er deel aan gehad hebben, en, ten groöten deele, nog in leeven zyn. Dit geluk, waarvan wy gefproken hebben, was niec algemeen, ten opzigte van het wegloopen der flaaven van andere plantagien: zelfs nam het getal der nieuwe Marrons grootelyks toe; en dewyl zy op die van Juka en Saramaka' geen' vertrouwen konden ftelien, ondernamen zy nieuwe Vlekken te ftichten. De onmeetelyke bosfchen der Kolonie; de uitgeftrektheid van den grond; demoerasfen, die men 'er overal aantreft; de bergen van eene wonderbaare hoogte, die hun tot een* voormuur dienden, en welker dalen zeer vruchtbaar zyn, om 'er allerhande leevensmiddelen te teelen; dat alles? maakte hun veiblyf daar aangenaam en zeker: des werd 'er op de hoogte van de rivier Marony, een ontzaglyk vlek of dorp aangelegd , dat, naar hun opperhoofd , den naam van Negers van Bony vèrkreegen heeft; een ander op den oever, ten Westen van de rivier Saramaka, en nog verfcheiden andere, veel kleiüer, hier en daar achter de plantagien verfpreid, aan beide zyden der riviere, diep boschwaards in , die geftadig aanvallen deeden op de flaaven, welke zy mee hunnen arbeid  KOLONIE van SURINAME. 140 arbeid bezig vonden, en welke zy wegvoerden om hunne bevolkingen te vergrooten. Om zich tegen deeze vyandlykheden met kracht te verzetten, was de Kolonie genoodzaakt de Republiek om byftand te verzoeken : dit gefchiedde ook niet vruchteloos: want op haar verzoek zonden Hunne Hoogmogenden, in 177a, derwaards een korps troupen van 500 man, onder de orders van den Heer Forgeoud, een' man van verdiende, en die, in 1763, in de Kolonie van Berbice was gebruikt, by gelegenheid van den opftand der flaaven. Het verblyf deezer troupen was daar toen ten hoogften noodzaaklyk , en van zeer grooten dienst: want de Heer Forgeoud ging geduurijrlyk en zonder tusfchenpoozing op hen los'in de bosfchen; dryvende de vyanden, met een' geduld en moed, zyn karakter waardig, tot op een' merkelyken alftand van de bebouwde dichtingen der Kolonie, te rugge, en vernielende overal hunne dorpen en leevensmiddelen: waarvan 't gunftig gevolg was , dat de Kolonie, bykans drie volle jaaren, voor alle groote vyandlykheden beveiligd bleef. De Kolonisten , getroffen over dit zo groot geluk, leiden deswegens hunne dankzeggingen af by het Hof, en gehoord hebbende, dat deeze troupen wierden te rug geroepen, zochten zy derzelver vertrek tegen te houden. Ongelukkiglyk vond men, onder de voordanders van den Heer Forgeoud, eenige onrustige geesten, die, al federt lang, een heimelyken wrok tegen den Gouverneur Nepveu hadden gevoed. De Heer Forgeoud, meer Soldaat dan Staatkundige, wikkelde zich ongevoeliglyk in, in de heimelyke kragen, die den Heere Nepveu , door zyne tegen partyen gelegd werden; ook mengde hy zich in de Staatkundige zaaken der Kolonie, die niet tot zyn ampt behoorden, 't welk voor hem van nadeelige gevolgen was, zelfs in Holland; zo dat, indien de geest van het meeste deel der Kolonisten, om zo te fpreeken, nier, K 3 wa«*  150 HISTORISCHE PROEVE over de ware in flaap geraakt, door de aanmerkelyke vererge. ring hunner byzondere zaaken, men de ysfeiyke ge. fchillen. in den tyd van den Heer Mauritius voorgevallen1, zou hebben ztsn herbooren worden : midlerwyl ontzag men zich niet eikanderen, door bittere gefcnrjfen, zo hier als naar Holland gezonden, te verfcheinen. Zo lang deeze onlusten duurden , had men in de Kolonie eene fchikking gemaakt, om dezelve voor alle vjairdlykhèden van de Negers te beveiligen, door middel van een kordon van verdediging , het welk men voornam aan te leggen. Op hec bericht, aan de Staaten Generaal gedaan , leenden Hunne Hoogmogenden het oor aan het dringend verzoek van Amfterdam, en gaven bevel, om de troupen derwaards te rug te doen keercr; en als toen droeg de Stad Amfterdam haar aandeel in de kosten der overvoeringe van de gemelde verfterking van krygsvolk. Nieuwe vertoogen, echter, van de zyde der Kolonisten aan den Raad van Poücy gedaan, bragten te wege, dat het aan de troupen wierd toegelaaten nog eenigen tyd in de Kolonie te verblyven. En hoewel men heeft voorgegeeven, dac de troupen van den Staat niet hec minfte nut hadden gedaan tegen de Negers, is het niettemin zeker, zo als de Schryver van Holands rykdom opmerkt, dac de Bevelhebber Forgeoud, met hulpe van de troupen der Heeren Eigenaaren, die men in de Kolonie vond, en de manmoedigheid en goede fchikkingen van eenige Gfhcieren ( onder anderen van den Heer Frederici, thans Lieuteranr Kolonel onzer troupen, en die by zyre beminnelyke perfoneele hoedanigheden eene verwotiderenswaardige fnedigheid voegt, om de Negers ëi de bobfchen te vervolgen en hunne allergeheimfte listen en iaagen te ontdekken ) het zo ver heeft weeten te brengen, dat de Marrons de wapenen der Republiek blonden te vreezen, en dac de plantagien zich beveiligd voq'  KOLONIE van SURINAME. 151 vonden voor de vyandlykheden , die zo menigvuldig waren voor zynen tyd. Zonder, echters eenige party te kiezen, of geloof te geeven aan verminkte en vergroote verhaalen van vrienden en vyanden van den Heer Forgeoud, fchroomen wy niet te zeggen, dat de Heer Forgeoud, in 't vervolg, beter had konnen doen dan hy inderdaad deed: want de uitroejing der Marrons, onze geduchte vyanden, had, naar ons inzien, de gronddag van alle zyne verrichtingen moeten zyn. Midierwyl ontkennen wy niet, dat het denkbeeld van .de piantagien voor de aanvallen der vyanden te beveiligen , een weezentlyk geluk voor de Kolonie behelsde ; maar ztch by dat denkbeeld alleen te bepaalen; vier jaaren lang de bosfchen af te loopen; de troupen onophoudelyk af te matten, en niec te bedenken, dat noch hy zelf noch de troupen dus op den duur geenszins konden werken; en dat de Marrons te verdryven, en van de plantagien te verwyderen, geheel wat anders was dan dezelve uit te roeien, ten einde zy zich, in 't vervolg, niec wederom mogten verzamelen, en, zich op grooter metace van gezwindheid en fchalkheid coeleggende, des te ontzaglyker voor de Kolonie worden; was een denkbeeld, hec welk, zo 'er al geen gezond verftand aan ontbrak, althans voor vreemd moest gehouden worden. Daarenboven, ( zonder .dat men de redenen van den Heer Forgeoud heeft konnen doorgronden ) waarom alle gelegenheden zorgvuldiglyk atmyd, die zich aanbooden, om den Marrons zeer Gevoelige Hagen toe te brengen? Waarom dezelve ontwecken, wanneer menze mee waarfchynlyk voordeel konde aancasten ? Waarom hunne haarditeden ontzien ? Waarom, nog eens, de plantagien metdehoope op beveiliging gevleid ( het welk toch niet voor alcyd kon zyn) en, in zekeren zin, geduurende de twee laatfte jaaren van zyn verblyf, een foorc van onachtfaamheid nopens deeze muitelingen , en van volflagen ougevoeK 4 ligheidt  15* HISTORISCHE PROEVE over de iigheid, ten aanzien zyner eigene vyanden, betoond? Waarom toch dat alles? Om dat de Heer Forgeoud van een zeer zacht karakter was, en ligcelyk te beweegen viel, om de grilligheden op te volgen van zyne vrienden, wien het maar alleen te doen was, om den Heer Nepveu verdriet aan te doen. Ware het dit niet geweest, zo zou zyn plan, beter doorgedacht en aaneengefchakeid , misfchien voor de Kolonie van een gewenscht gevolg geweest zyn , zonder dathy, in zyne verrichtingen, ware gedwarsboomd geworden, en de Kolonie zich , in 't vervolg , had bloot gefteld gevonden aan de p'ondering van deeze zelfde wegloopers, die naderhand zo geducht zyn geworden. Het ontwerp van 't Kordon werd dan ter uitvoer 'gebragt in 1774, en van de Savanne der Jooden af toe op de hoogte der rivier Comowine , en van daar tot aan de zee, die van achteren de plantagien, aan de linker zyde van de rivier Suriname gelegen, beftrykc, als ook op de beide oevers van die van Comowine en Cottïca, werden, van affland tot affland, kleine met paaien bezette verfc-anfingen aangelegd , die , naar evenredigheid van de krygsmagt der Kolonie, door fo'daaten werden bewaard. De uitvoering van dit ontwerp onderging in 't eerst zeer fterke tegenfpraak, uit hoofde van de zvvaare kos« ten, waarop hetzeU'e der Kolonie te flaan zou komen.; doch 'namen hier door de imposten, tot onderhoud van dit Kordon , toe; de plantagien, van boutgewas voorzien, kreegen gelegenheid om 't zelve met voordeel te vertieren, ook werden 'er meer andere zaaken uit gebooren, die men, tot onderhoud en verbeteringe der Plantagien, onmydbaar noodig had; doch vooral de rust en veiligheid, welke de Plantagien, binnen de linie van verdediging, by vervolg van tyd, genooten; dus zag men dit plan eerlang aan voor het beste en nutdgfle voor de Kolonie., Dan, daar hec ons niet past, ons in eenige ftaat-  KOLONIE ° van SURINAME. 153 kundige overweeging van het inwendig beftier en de Policy der Kolonie in te laaten, vooral ten aanzien van den tyd, die zeer na aan den onzen komt, zo willen wy die onderwerp overlaaten voor den Heer Fermin, die daar over, in zyn Tableau de Surinam ( of algemeene befchryving van Suriname) gehandeld heeft; maar wy konnen niet voorby onze leezers te waarfchuwen, datze zich door de redeneering van den fchryver niet moeten haten verrasfen, om blindelings alles te gelooven, watze by hem aantreffen: want de Heer Fermin heeft veele zaaken met te veel eenzydigheid befehouwd, en zyn werk alleen famengefteld op onderrechtingen van lieden, die, ten nadeele van het inen uitwendige beftier der Kolonie, waren vooringenomen. Verfcheiden voorwerpen, daarenboven, van zyne berispingen, hangen van andere oorzaaken af, dan waar aanze door hem worden toegefchreeven; doch om ons op geenerlei wyze met hem, of iemand anders, in gefchil te begeeven, verkiezen wy liever te zvvygen, dan onze opmerkingen hier over te ontwikkelen ; ons vergenoegende met aileen aan te beveelen de leezing van zeker boek, in 1779 te London gedrukt, onder den tytel van Remarques erhiques fur le Tableau Histcuque ö* Tolhique de Surinam, par Mr. Fermin, waarvan de fchryver, fchoon hy zynen naam verzwygt, is zekere Heer Sanlini, een Italiaansch Exjefuic, die eenige jaaren in Suriname heeft doorgebragt. Deeze fchryver, ech» ter, daar hy veele misflagen van Fermin, nopens de ftaatkundige ftoffe van zyn Werk aanwyst, vervalt zelf in andere nog veel grooter misflagen, naamelyk in die van ondankbaarheid aan de bewooners der Kolonie, en van eene blinde drift tegen alles wat 'er goeds is; zodanig zelfs, dat hy, de fchoone zydeder Bewooneren mee eene ergerlyke kwaadaartigheid verbergende, 'er alleen op toelegge, om mee bitterheid ee ontwikkelen alles wac 'er kwaads in te vinlen was; fchoon de Kolonie K 5 van  1^4 HISTORISCHE PROEVE OVER DE van Suriname zulks, misfchien, mee alle andere Koloniën van Amerika gemeen heeft Alles famen genomen \ wat wy in dit Werk gezegd hebben, was zeer gefchikt om de Kolonie in eenen ongunftigen ftaat te brengen; ondertusfehen had zy nog den uiterlyken fchyn van een toekomftig geluk noodig, om haar, in 't vervolg, in nieuwe rampfpoeden te doen verrallen, hoewelze reeds aan veeieriei verdriet* lykheden en geduurige vermoejingen was bloocgefteld a die door hec wegloopen der flaaven werden veroorzaakt 9 en te wege bragten, dat de uiczigcen der Plancers gedwarsboomd, en hunne inkomiten aanmerkeiyn verminderd wierden. Dé Holiandfche Kooplieden, die geld op de Plantagien verfchooten hadden, waren , zonder van hunne jaarlykfche renten te fpreeken, maar alieen op middelen vans vervolginge bedacht, om hunne geleeden verliezen herfteld te krygen. Het Komptoir van den Heer Deutz , naderhand bekend onder den naam van Marfelis, opende hec toneel, en federt 1765 en 1766, hoorde en zag men niets anders dan plantagien, die verkocht en in Sequeftratie gefteld wierden, wegens gehypothekeerde fchulden. Onder de Christen Plancers waren 'er wel eenigen, die, op deeze en geene wyze, den flag wisten af te keeren; doch die het daar toe aan middelen ontbrak, zagen zich van hunne goederen beroofd. Men zal iigceiyk begrypen, dac de Jooden, in deeze ongelukken, niec hec meeste gefbaard wierden; ook hebben zy toen de meeste hunner Plantagien verlooren; zynde die bykans alle gevallen in de handen der Agenten van gemelde Koratoiren; zonder, echter, ontheven te zyn van 'c overige dac zy nog fchuldig waren, en 't welk nu en dan nog al merkelyke fomrnen beliep, dewyi bykans alle hunne plantagien verkochc werden voor een derde en vierde van.de fomrnen, die zy fchul? dig waren. • Op ideeze inderdaad jammervolle ongelukken , deeden de  KOLONIE van SURINAME. iSS de Marrons eenen nieuwen inval in Para; de Negers van zekere beplantinge liepen weg, of werden door de Marrons mede gevoerd. Wie zou derhalven, op 'c gezigt van alle deeze rampfpoeden, niet zeggen, dac bec krediec voor Suriname uit was voor altoos ? maar neen; Suriname hingen nog grooter onheilen over 'c hoofd. Holland wilde elders geld uiczetten, en de voorbeelden van't geene, ce vooren, met andere huizen van Koophun. del was voorgevallen, was niets in de oogen deiKooplieden , die onderftelden , dac de Kolonisten' de oogen op hunne voorgaande vervolgingen zouden openen, en derhalven wyzer en omzigtiger worden m hunne zaaken; maardeflag, in Para voorgevallen, bragt ondertusfehen deeze Kooplieden tot een' ftaat van befluiceloosheid. Een gelukkige krygstogt, op bevel van den Raad, tegen de aanvallers ondernomen, waarby de Negers van gemelde beplantinge werden hernomen, en waarvan de tyding, zeer boven de waarheid vergroot, in Holland kwam, werd, twee jaaren' na eikanderen, gevolgd, van een' gunftigen Koffy - oogst. Dit verleevendigde wederom de begeerte der Kooplieden, om hun geld nogmaals op Suriname te beleggen. Van hier, dat men, in den jaare 1769, en in hec begin van 1770, in de Kolonie, van geen ander nieuws hoorde dan van plans om geld aan de Planters te verfchieten. Het was als of de gouden eeuw wederom voor de Kolonie geopend ware; de rampen van den voorgaanden oorlog; de tegenfpoeden; zelfs de vyandlykheden der Marrons; alles, in een woord, werd vergeeten, en de Kolonisten, nog dronken zynde van ingebeelden voorfpoed, rekenden zich reeds de gelukkiaften van geheel Amerika. Tot ophooping van rampfpoeden waren de meeste fondfen, die men in Holland voor Suriname beftemd had, verre van op goede beginfelen en vaste en duurzaame verzekeringen gegrond te zm. Echter vond men in alle ftraacen van Paramaribo,  156 HISTORISCHE PROEVE over de bo, Agenten, voorzien van Prokuratien om aan den eerstkomenden geld op rente aan te bieden. Deeze verbydering heeft niet alleen de oogen van de laagde klasle der planters en bewooners der Kolonie verblind; maar zy was ook van dezelfde uitwerkinge op alle de bewooners in 't gemeen; zo datze alle, van den Gouverneur Nepveu af rot den gering-1 ften burger toe, jammerlyk van 't rechte fpoor ter zytie raakten. Deryken, of die. welke twee of drie plantagien bezaten, zo wel als die 'er maar ééne hadden, waren op niets anders bedacht, dan om hunne bezittingen tot den hoogden prys te verkoopen, en daarvoor andere, hun beter geleegen, weder te koopen. Men had geld, en aan koopers ontbrak het niet: de groote vraag was maar alleen, hoe men aan zo veel geld zou raaken, als men tot deezen aankoop noodig had ? Deeze gordiaanfche knoop werd, in het eerst, doutmoedig doorgekapt; Waardeerders in overvloed verdonden zeer wel hec geheim van den filofofifchen deen, en waardeerden, in gevolge daarvan, de plantagien drie of viermaal zo hoog als derzelver weezentiyke waarde bedroeg. Dê verordeKingen, ten dien opzigte, door de Regeeringe van Suriname gemaakt, en de draf, die eenigen van die Waardeerders ondergingen, drekken ten bewyze van het gezegde, De beruchte Heer la Croix, de doortrap tlle vat» alle Agenten, die men ooit zag', had onbepaalde orders, om over 't geld te befchikken, voor rekening van eenen dagvlinder, dat is te zeggen, het komptoir, opgericht in Holland, onder den naam van Schouten en Fai lens; en door middel van zekere fomme gelds, die men aan den Agendaris in 't byzonder moest tellen, kon ieder een terdond geholpen worden. Als toen wilde alle man, Christen, Jood, handwerksman, ja zelfs fchoenmaaker, die geen' duiver in de wereld had om 't noodige leer tot zyn ambacht te koopen, Planter worden; en Myn Heer de Agent maakte met een enkele pennedreep veel rasfey  KOLONIE van SURINAME. 157 ïasfer landbouwers en planters, dan eertyds Pyrrba menfchen wist te maaken, door het werpen van fteenen; zo dat men van niets anders hoorde dan van koopen en verkoopen, en geduuriglyk zag, dat fchoenmaakers, losbollen, (lagers, en dergelyk(lagvan lieden, grootehanfen wierden; waarvan 't gevolg was, dat de verkwisting, overdaadige geidfpilling en toomelooze weelde, de Kolonie als overftroomden. De verandering van meester, op de plantagien, die daarvan het onophoudelyk gevolg was, deed mee reden voor eenige onheilen van den kanc der flaaven ducheen, vermids zy zich, volgens hunne eigene uitdrukking, aanmerkten als gevogelte, dat van de eene hand overgaat tot de andere, tot dat het op tafel komt om daar voor een gerecht te dienen. Die ukerlyk voorkomen van gelyk duurde ook maar een' zeer korten tyd: wanc de wisfelbt:°ven, die de nieuwe Planters getrokken hadden , op hunne Korrefpondenten, volgens order van hunne Agenten, voor^aamelyk die van la Croix, werden alle geprotefleerd; zo dac hec geene, een jaar te vooren, 20 mooi fcheen, lu niets anders baarde dan treurige verwarringen, gerechtJ; !;e verkoopingen der verpande goederen, en vervolgingen .-gen fommige bewooners, die, in de vaste verbeelding, dat deeze Wisfelbrieven goed waren, geene zwaarigheid miakeen om dezelve te endosfeeren, ten einde dezelve des te gereedermogren doorgaan. Eenige andere koopers v'an Plantagien;, die 't geluk gehad hadden, 't geld vrn andere Komptoiren ce neemen, ondergingen 't zelfde loc, niec cegenftaande hunne Wisfelbrieven, in Holland, betaald wierden ; om dat zy hunne Plantagien veel te duur gekocht hadden, en de prys der flaaven onbedenkelyk hoog gefteigerd was. Men verbeelde zich eens eene Kolonie, die, voor deezen tyd, belaaden was met eene fcbuld van meer dan 50 millioenen guldens aan Hollandfche Kooplieden , en vooral gedompeld in den afgrond der vervolgd-  158 HISTORISCHE PROEVE over de gingen, ter oorzaake van het gebeurde in 1770; als dan zal men den ftaat kennen , waarin zich de Kolonie, over 't geheel, bevond, zonder evenwel te vergeeten het geen 'er in 1773 en tot aan 1776 is voorgevallen, uit hoofde van de geichiilen en oneenigheden, die, ten tyde van den Heer Forgeoud, ontftaan, en reeds boven door ons gemeld zyn* Wanneer men dit en verder alle die dingen, welke door ons gemeld, en in de Kolonie als ook in Holland bekend zyn, en door niemand in twyffel getrokken konnen worden, in aanmerking neemt; zal een ieder, hoe voorin» genomen hy ook moge zyn, gereedelyk erkennen, dat een groot deel der rampen, die de Kolonie getroffen hebben , zyn' oorfprong, over 't geheel, fchuldig zy aan de Kolonisten zelve. De verflimmering der plantagien 5 het wegloopen der flaaven; de overmaat van fchuiden; de onmogelykheid om de renten te betaalen, die men aan de Hollandfche Kooplieden fchuldig was; de gerechtelyke verkoopingen, en de verandering van meesters, welke de plantagien daar door ondergingen, waren zo veel zaaken, waarvan alle klasfèn van Planters niet air leen, maar ook alle verdere bewooners der Kolonie, zonder eenig onderfcheid hoegenaamd , gevoel hadden : en , echter , laat men niet na alles, wat 'er gebeurde, toe te fchry ven aan de Jooden: gelyk men ook 't geene hun thans wedervaart, toe fchryft aan hunne onderftelde onkunde in 't ftuk van den landbouw; aan het kwaad beftier dat zy omtrent hunne flaaven gewoon zyn te houden; en zelfs aan hunnen Godsdienst, zo van wegen hunne. hoogtyden, als van wegen hunne wyze van de zaaken te befchouwen en te behandelen. Deeze onderftelling, die, onder 't uitwendig voorkomen van de Natie te beklaagen, den dolk in 'c hart van haare bvzondere leden duwt, deed den Jooden altoos het pjootfte nadeel: want hun hier door de middelen atfnydende om, tot hun voordeel, op de plantagien  KOLONIE van SURINAME. 159 tagien gebruikt te worden, beneemt men teffens aar» een groot deel niedebewooners der Kolonie een der: sereedile en nuttigde middelen van beftaan , door hen behalven dat, te doen aanmerken als menfehen, die vooif geene landbouwende Koloniën van eenig nut konnen zyn. Om deeze zowel zwakke als ongerymde onderfr.eilipjr, te wederleggen, zou 't genoeg zyn aan te haaien, 't geen de Abt Rainal gezegd heeft over de Jooden va n Brazil en Jamaika, 't welk door ons op zyne plaats iis aangetrokken, en 't geen, ten hunnen opzigte, in Sui. riname is voorgevallen , federt den tyd der Engel!fchen tot op haare laatfte rampfpoeden. Wy zouden ook gaarne met ftilzwygen voorbygaan alle die valfche redeneeringen, waar van men zich bedient, om hen ïiog dies te meer te vergruizen, zo dezelve niet vergezelfchapt gingen met een gefchrift, dat nieuwelings*, naamelyk ten jaare 1776 of 1777, aan da West-Indifche Maatfchappy in Holland is aangebooden , door den Raad van eene, aan de Republiek toebehoorenda en naby Suriname gelegene, Kolonie. Dit gefchrift vindt men, volgens 't geen wy in de Inleiding van dit Werk gezegd hebben, in het eerfte deel der brieven van Aristodetnus en Sincerus: de zaak betrof de toelaating van zekeren Jood uit Holland, ge^ naamd Izaak d' Azevedo, wien, naar Esfequebo of Demmerary willende overfteeken, verbooden werd zyne reize voort te zetten, uit hoofde van dat vertoog, vervuld met enkele gal en bitterheid; en hoewel wy, na dac dit gefchrift, in 1786, in Suriname gebragt. en ter onzer kennisfe gekomen was, vastelyk, beflooten hadden, ons niet zo laag te vernederen, om zulke bitfe iasteringen te beantwoorden, ais daar in allerwege voorkomen ; echter konnen wy het verdriet niec ontveinzen, dat ons hetzelve veroorzaakt heeft, door het geene daar in over den Landbouw gezegd wordt, en wel, zo als-zy zich uitdrukken, op grond va»t naa»w~ keurige  i6o HISTORISCHE PROEVE over de keurige berichten, uit Suriname ontfangen, en door dageiykfche voorbeelden van het daar gebeurde bevestigd. Qt). Daar wy dan nu over 'c ftuk van den Landbouw fpreeken, zullen wy, de onderftelling in hec oog houdende, die men een aanzien der Jooden maakc, onze waarneem ingen dien aangaande mededeelen. Wac dan den Landbouw in de handen der Jooden betreft: van hec begin der Kolonie af, hebben zy 'er even zo groote en menigvuldige plantagien gehad als de Christenen, 't Is waar, dat zy de weetenfehap om laage landen toe te maaken, toenmaals over 'c ge* heel onbekend, niet bezaten, en zich, in gevolge daarvan , niec nederfloegen dan maar om hoog aan de rivier van Suriname. Dan, eenige jaaren daarna, hunne begaane misflagen inziende, hebben zy * plancagien aangelegd, van de plantagie Gelderland af (welke 4 mylen van Paramaribo ligt) tot op verfcheiden mylen ver naar boven, en de voortbrengfels daarvan behoefden voor die der Christenen niet te wyken. Men kan mee waarheid zeggen, dac zy, op hunne plantagien, zesmaal zo veel hebben ingeoogsc, als diezelfde plantagien, naderhand, aan Chriscen eigenaars geleverd hebben. Hee wegloopen hunner flaaven, en de vyandlykheden, doqr hen gepleegd, waren, naar evenredigheid, minder by de Jooden dan by de overige bewooners; zo dat hunne rampfpoeden niec zyn vooregekomen, noch uit hunne onkunde in 'c ftuk van den landbouw, noch uic hunne hoogtyden, en nog minder uit het kwaad beftier, dae zy omcrenc hunne flaaven hielden, gelyk hunre verblinde tegenpartyen onderftellen, maar geenszins bewyzen (»). Hunne rampfpoeden, en 't verval (O 32 73- («) Wanneer men de zulken beflrydt, die alles aan der Jooden onkunde in het ftuk van den landbouw toefchryven, dan wenden zy we] dra hun fchoonfchynend oordeel tot de menigae dej  KOLONIE van SURINAME. i6i val van hunne bezittingen hebben zeer gewoone en natuurlyke oorzaaken, die ieder onpartydig mensch gegereedelyk zal erkennen. Daar de gronden aan de rivier van Suriname de eerfte geweest zyn, die men bebouwde, moesten zy noodzaakelyk ook de eerfte zyn, die hunne vruchtbaarheid verboren , en wel om deeze natuurlyke reden , dat men, in Suriname, de lauden niet bemest, noch op eenigerlei wyze beproeft, om dezelve, naar het voorbeeld van Europa, te verbeteren. Midlerwyl hebben de Jooden , zonder eenig ander middel van beftaan te hebben dan hunnen landbouw, hunne bezittingen zonder fchulden en verbin- te- der hoogtyden, die, zo als zy zeggen, luiheid en boosheid onder de Negers te wege brengen. Ondertüsfchen hebben de Jooden, behalven de Zaterdagen (.waar voor de Zondagen by de Christeren in gebruik zyn ) maar 14 Feestdagen in het jaar. En op deeze dagen, als ook op hunne Zaterdagen, werken de- Negers ook nog voor hun op hunne landen, even gelyk men doet te St. Do. mingo, te Cayenne en elders. Het verlies van deeze 14 dagen voor de Jooden maakt geen voorwerp van zo veel belang, dat men daarop een gansch leerltelfel, ten nadeele van een mer. kelyk gedeelte des menschlyken geflagts, konne gronden. In het gemelde Werk over Esfequebo, tast men bl. 72 en 73, grootelyks mis met nog verder te zeggen: ., dat de Jooden, niet zo „ veel konnende werken als de Christenen, hunne flaaven dwingen om zo veel fterker te arbeiden, tot vergoeding van het „ verlies hunner rustdagen". Hier in Suriname befchuldigt .men nen, datze kwaade voorbeelden geeven aan hunne flaaven , zo door den geringen arbeid dien zy zelve verrichten, als door hunne hoogtyden en Sabbatdagen •, en daar, naamelyk te Demmerary (waar men voorgeeft berichten uit Suriname omfangen te hebben; beticht men hen van te veel vverks van hunne flaaven te vergen. Stryden deeze twee bel'chuldigingen, wel ingezien, niet met eikanderen? Maar hier Itooren zich deeze Heeren weinig aan: want dit is de eerfte reize niet, dat zy zich zeiven tegenfpreeken, en den bal wlilens misflaau, wanneet het te ■doen is om de Jooden te bezwaaren. ... . '■. .. MKs h  ïfo HISTORISCHE PROEVE over de ïenisfen behouden tot op het einde van 1,750. Maar het, geftadig verlies van hunne flaaven, zo doorfterfteals door wegloopen veroorzaakt, verpligtte hen ook eerlang, om, in navolginge der Christenen, deel te neemen aan de aanbiedinge, die 't Komptoor van den Heer Deutz aan de Planters deed; en dit was de doodelyke flag., zo voor hun als voor hunne nakomelingen, te meer wyl de voornaamften onder hen reeds flegc in hunne zaaken ftonden, wegens de buitenfpoorige kosten, die zy, uit hooide van hunne pleitgedingen, ten tyde van den Heer Mauritius, hadden moeten maaken. Dit eerfte geld , met greetigheid opgenomen, bragt hen in de noodzaakelykheid om het andermaal te doen, en op deeze wyze hebben de toeneemende onvruchtbaarheid der gronden ; de geringe voortbréngzels, dieze van hunne plantagien inzamelden; de renten, dieze jaar op jaar aan hun der Christenen zelve, met waarheid gezegd kan worden, is, dat de natuurlyke loop, verknocht aan de natuurkundige gefteldheid en bewerkïnge der plantagien, die alles heeft konnen, en moeten te wege brengen. De Heer Gootenaar , by voorbeeld , kocht, voor een* zeer maatigen prys, de plantagie, IMemve Star; de Heeren Arlaud en Baek verhuurden aan hem de plantagien Gelderland, Drie Gebroeders ^Descanco , Goojen , Cabo Verde , Caab de goede Hoep ,. Gilgal en Boa Vizinhanca, welke alle, fchoone en vruchtbaare landen zynde, in de handen van Christenen zyn gekomen; doch waar zyn de voortgangen, die zy op deeze gronden, de beste van de ganlche rivier van Suriname gemaakt hebben ? Hunne kennis * hun doorzigt in \ bebouwen der gronden , en hun beftier, alles msefterlyk uitgecyfferd, moest op de eene of andere wyze uitblinken , om de Jooden met reden, ten deezen opzigte, te bekladden, en laag te leggen. Het onderfcheid, dac men in hunnen tegenwoordigen ftaat van verval, in vergelykinge met dien van anderen, ontwaar wordt, is van geen meerder gevolg. Zo men onder de Jooden deezen en geenen gevonden hadde. die van 10 tot ao ja tot 50 duizend guldens jaariyks gewonnen hadden, door het waarneemen van plantagien, waar van de Eigenaars in Holland woonen ; zo zy nog daarenboven van 3 tot 15 duizend guldens in het jaar getrokken hadden van fommige bedienin* gen der Kolonie, zy zouden zich nog in denzelfden ftaat als de anderen bevinden: en zo het tegendeel ware gebeurd, dan zoude het eerst de rechte tyd geweest zyn, om hen als nuttelooze weezens in eene landbouwende Kolonie te befchouwen , ,-ndien anders in Amerika ( zo als de Heeren van Esfequebo en Demmerari voorgeeven ) alle de byzondere leden der Kolomen *  KOLONIE va» SURINAME. 165 ïonien, zonder eenige uitzonderinge, bekwaame akkerlieden moeten zyn, voor "dat zy aldaar konnen worden toegelaaten. Aan de Rivieren van Cottica, Comowine en derzelver armen, die thans het grootfte deel van den rykdom der Kolonie uicmaaken, hebben de Jooden nooit eenige gronden konnen verkrygen; zy moesten zich te vreden ftellen met die, welke zy federt langen tyd ia Suriname bezaten. Vier of vyf perfoonen van de Natie, die 'er, evenwel, roet groote moeite , nog eenige gronden verkreegen, hebben 'er ook even zulke goede voortgangen als de Christenen gemaakt. Getuigen zyn de plantagien van Aaron Polak, van Pardo, van Hartog Jakobs, van de erven van Gerrit Jakobs enz. ( alle beheerd , bewerkt en beftierd door Joodfche Bewindsmannen ) die voor de plantagien yan anderen, noch in bebouwinge, noch in goede order, ja zelfs in geen ding , hoo genaamd, behoeven te wyken. Aan deeze twee rivieren, van welker eerfte men de nabygelegen gronden, bykans een halve eeuw na die van Suriname, heeft beginnen toe te maaken , brengen de meeste plantagien tegenwoordig niet meer op dan de helft, een derde , of een vierde van 't geene zy in den beginne gaven; en hieruit valt de oorzaak van het verval, waaraan de Joodfche Plantagien in Suriname, reeds 25 of 30 jaaren te vooren, onderhevig zyn geweest, ligtelyk te ontdekken. Behalven dit alles geeft men ook nog den ei« gendom der Savanne en de ftichtitig van haare Synagoge op voor eene der oorzaaken van het verval der iNa« tie : want de verkleefdheid aan deeze plaats , zegt men, maakt, dat de Jooden hunne plantagien, dieze boven aan de rivier van Suriname hadden, en welke meer dan 20 jaaren ouder dan de Savanne waren, niet konden verlaaten,. om zich elders neêr te zetten; doch dit zeggende bedenkt men niet, zoze, het geen twyffelachtig is, met groot geld, al gronden aan de Comowine hadden konnen verkrygen , dat groote plantagiL 3 en  166 HISTORISCHE PROEVE over de en met alles wat 'er toebehoort, en eene ontzaglyke menigte flaaven , die hunne haardfteden niet dan zeer ongaarne verlaaten, deeze onderneeming , zedelyker wyze, onmogelyk zouden maaken. De zwaarigheid hiervan hebben die Christenen ondervonden , welke hunne plantagien hadden boven aan de rivier van Suriname: want die hebben zy 'er nog, zonder ooit eene Savanne gehad te hebben, die hen daar kon houden. By deeze oorzaak voege men nog die der verkwistinge op hunne feesten enz. ; doch deeze is verre van wel gegrond te zyn: want eene buitengewoo. ne uitgave van i of 300 guldens, waar op het overtollige van deeze feesten, jaarlyks, voor ieder huisgezin, zou komen te ftaan, zou niet in ftaat zyn om hen te bederven; veel minder nog het verlies van eenige dagen arbeids van eenigen hunner flaaven, door welken zy zich, op hunne feestdagen, laaten bedienen. Wy hebben elders aangetoond, op wat wyze zy gewoon waren te leeven, toen zy goeds genoeg bezaten,* in gevolge daarvan zyn zy niet te befchuldigen van onmaatige weelde en verkwistinge , noch op hunne plantagien noch elders. Welke dan ook de poogingen der afgunst zyn, om byzondere oorzaaken uit te vinden, waaraan men het verval der Jooden zou hebben toe te fchryven, men zal evenwel geene andere opdelven, dan die, over't geheel, zeer algemeen zyn. Indien derhalven het verval der Joodfche Planters door natuurlyke rampen is veroorzaaakt geworden; indien de Christenen, die zich aan de rivier Suriname gevestigd hadden, dezelfde tegenfpoeden ondervonden hebben; indien de wanorder in hunne zaaken zowel den eenen als den anderen heeft getroffen; waarom dan toch de Jooden in het bvzonder mispreezen wegens een onge-. luk, datze, over't geheel, met alle Planters gemeen hebben? Men houde in Holland eens op met meer geld ês verfchieten, en het krediet aan de Planters van Cottica éö Comowine te verlengen; laat die geenen, welke nu  KOLONIE van SURINAME. 167 nu nog hunne bezittingen behouden, fchoon overlaaden met fchulden, eens geen voordeel meer trekken van hunne administratien; laat 'er eindelyk, en in den volden zin, even weinig hulpmiddelen voor hun als voor de Jooden overfchieten; alsdan zou men zien, of'er wel veeïe plantagien in de handen der tegenwoordige eigenaars zouden blyven. Het gezegde zal genoeg zyn om te bewyzen, dat de Jooden en Christenen beide rampfpoeden gehad , misflagen begaan, plantagien verboren, en zich in den grond geholpen hebben door dezelfde redenen en oorzaaken; en dat de leerdellingen van den Godsdienst der Jooden, hunne hoogtyden, hunne zeden, hunne Savanne enz. niets tot dat alles hebben toegebragt. De Jooden, gelyk reeds, op verfcheiden plaatfen van dit Werk, door ons is beweezen, bebben in Suriname dezelfde voortgangen gemaakt als de Christenen; zyn even zo ryk, en ook even zulke goede planters geweest als zy, en pok even als zy verarmd geworden, 't Is waar, dat 'er thans maar weinige plantagien zyn, die aan Jooden toebehooren, en dat de meeste, die zy'er gehad hebben, tegenwoordig in de handen der Christenen zyn. Maar men neeme in aanmerkinge, dat als deeze laatften hunne plantagien verliezen, dezelve wederkeeren onder de magt van Christenen in hoedanigheid van Agenten der Hollandfche Kooplieden; en dat, zo zy, die het geld op rente verfchooten, by voorbeeld eens. Jooden of Turken waren geweest, maar geen Christenen, de zaaken gansch en al van gedaante veranderd zouden zyn, en de helft van de plantagien der Kolonie tegenwoordig aan deeze twee befueden volkeren zoude toebehooren. Daarenboven, wat gelegenheid fchiet 'er voor de Jooden van Suriname over, om 'c voorgeeven, dat zy geen kennis van den landbouw hebben, door voorbeelden te wederleggen? Was 'er ooit, althans federt langen tyd, iemand van de Natie, die als Direkteur of L 4 Adraini.  ï68 HISTORISCHE PROEVE over de Adminiftraeor gebruikt wierd op eene plantagie, toebeboorende aan Christenen? Deeze proeve, die, misfchien, de oogen der meest vooringenomenen zoude openen, zou, ongetwyffeld wat veel kosten om daadelyk te werke gefteld te worden; maar ten voordeele van de gezonde reden behoort men zyne vooroordeelen op te offeren. Weet men , in 't algemeen gefproken, niec, dat de Jooden, om de bosfchen van timmerhout te bewerken, met een klein getal Negers en beesten, meer voordeel in het jaar weten te doen dan de Christenen van hunne groote plantagien van dien aart trekken? Waarom gebruikt menze niet elders ? Waarom pleegt menze raad, en bedient zich van hunne bekwaamheid in 'c bearbeiden der bojfchen, onder de bedrieglyke belofte van hen met eenig bewind te zullen begunltigen, terwyl men voor heeft hen daarna af te wyzen, alleen om dat zy Jooden zyn, gelyk nog zeer onlangs is gebeurd? Weet men niet, dat de Jood, wien deeze afwyzing zo onlangs is overgekomen, bekwaam is om in'één jaar meer voordeel te doen dan andere in drie jaaren ? Zo derhalven de onachtfaamheid van den aldaar aangefteldea Christen Direkteur zich toen reeds kennen deed, zoude hec dan niet altoos een groot geluk voor den eigenaar in Holland zyn, den eerllen te gebruiken ? En zoude hec in 't eene en 't andere geval, niet nog daarenboven zeer biilyk zyn, in aanmerking te neemen, dac de Jooden, van alle bedieningen in de Kolonie oncbioot, en, niec noodig hebbende zich alcyd in de ftad te laaten vinden, veel meer meefter van hunnen tyd zyn dan andere Adminiftrators; en dat zy, by gevolg, meer zorge voor den arbeid der plantagien konnen draagen ? Byaldien het voordeel, dat deeze administratien opwerpen, beter en wyslyker verdeeld wierd, 'er zou, over 'c ge. heel , meer nuc voor de Kolonie uit _voortfpruifón: want vooreerst, in plaats van één of cwee opeen groot  KOLONIE van SURINAME. i6> groot getal plantagien te gebruiken, zouden 25 of 30 perfoonen hun beftaan konnen vinden by de verdeehnge der geheele Somme, welke nu door éénen Adminiftrator jaarlyks getrokken wordt: en dit zou, ten tweeden , zeer veel toebrengen, om een grooter getal bewooners aan een ruim beftaan te helpen, uit h :ofde van de andere voordeelen, die daar uit noodzaakelyk zouden voortvloeien : want eene plaats, welke het. ook moge zyn, is ryker met een vierde van een vast inkomen, dat onder haare leden verdeeld is, dan met tienmaal zo veel, dat maar alleen onder een klein getal zit, terwyl alle de overigen zich in eenen ftaat van armoede bevinden. Ten derden, zouden ook de plantagien met meerder zorge beftierd worden: want de eerzugt des geenen, die maar alleen moest beftaan van 't inkomen, dat hem 't beftier van 2 of 3 plantagien konde opleveren, zoude hem ten fpoorflag ^rekken, om zich met meerder yver van zynen pligt te kwyten, dan of hy 50 of 60 te bezorgen hadde. Maar deeze waarheid, die ieder weldenkend mensch moet treffen, zal niet ligt in gebruik gebragt worden, om dat de vreeze voor eene toekomende omwenteling te veel gewigts heeft gehangen aan den laster van onkunde en ongefchiktheid , waarmede men de Jooden, in'c ftuk van den landbouw, heeft beklad. Zouden wy derhalven, ingevolge van deeze begocheling, die wy ons gedrongen vonden in haaren vollen dag voor te ftellen, by onze voorgaande aanmerkingen nog wei nietlmogen voegen de redevoering van zekeren boer over den landbouw, welke te vinden is in de Esprit des "jeurnaux du Mois de May 1787. p. 384. en zeggen met den braaven landman, doch met die veranderinge, welke ons onderwerp vordert: „ Ach konnen wy hec in onze gefteld„ heid doen ?' hebben wy niet eene huishouding op „ te houden, kinders op te voeden, loongelden te be„ taaien, onze huizen te herflellen, ons beesten aan L 5 » W  i;o HISTORISCHE,PROEVE over de „ te fchaffen, onze dagelykfche behoeften te voldoen, met; ,, daarenboven onze bezigheden, onze gereedfchappen, „ onze klederen, onze ziekten, onze imposten"! Wy zouden 'er konnen by voegen, de kosten op onze feesten, onze huwelyken, onze begraafenisfen, het onderhoud onzer Synagogen, veeier armen enz: „ Ziedaar in 't „ kort" , dus gaat de eerlyke landman voort, „ on„ ze behoeften , onze pligten, en onze gefteldheid ; „ en welke zyn, groote God! de bronnen van ons „ beftaan ? ons vernuft, onze naarftigheid , en, veel „ meer dan dat alles, onze gelaatenheid". Spreekt myne Heeren, is het niet onverftandig en godloos, ons over onze ongelukken te befchuldigen ? Wy hebben, zo ver ons vermogen reikte, een naauwkeurig en getrouw bericht gegeeven van de voornaamfte gebeurtenisfen der Kolonie van Suriname, federt haar begin tot op deezen tyd, met de beknopte historie der Joodfche bewooneren, ten opzigte van hunne voorrechten, en de gelukkige en ongelukkige omwentelingen, dieze daar hebben ondergaan; en wy durven ftaande houden, dat wy niets hebben voorgedraagen dan de volledige waarheid; niets gezegd met vooringenomenheid, noch ons bediend van bedrieglyke fluitredenen, om de Natie te verdedigen tegen veelerlei befchuldigingen , waarmede zy van overlang is overlaaden geworden. Wy hebben die Schryvers cqc geleide gekoozen, welke over Suriname gefchreeven hebben, zonder ons in 't minst verpligc tefchatten, om hen van woord tot woord uit te fchryven, of op hun woord te gelooven; integendeel hebben wy de misflagen aangeroerd, die ons daarin zyn voorgekomen; laaiende het ondertusfchen aan den leezer om 'er over te oordeelen. De kennis, die wy van onze Archiven hebben, met het geene oas door onze Vaders is verhaald , als ook eenige byzondere aantekeningen, welke by de oude Joodfche familien gevonden worden, heb;  KOLONIE van SURINAME. 171 hebben ons in ftaat gefteld , om deeze zwakke proeve in order te brengen. En wy vleien ons, dat ieder onpartydig mensch daar uit zal ontwaar worden, dat de Jooden, ondanks hunne voorrechten, ondanks de ftandvastige befcherminge, die hun, van den kant der Heeren Eigenaaren, beweezenis, en welke ook hunne verdiensten , hunne zorgen en hunne yver ten beste , der Kolonie waren, evenwel, door hunne medebewooners, met verontwaardiging zyn befchouwd als eene klasfe van menfchen, waar mede het, voor allen van eenen anderen Godsdienst, nutteloos of zelfs gevaarlyk is eene naauwe vriendfchap en verftandhouding te oeffenen. Dit vooroordeel, het welk even zo zeer tot oneer van de Wysbegeerte deezer eeuw als van de ftaatkunde ftrekt, en nergens anders toe dient, dan om alles te besraaven, wat 'er goeds door het lichaam eener ganfche Natie bedreeven wordt, heeft ons in de noodzaakelykheid gebragt, om uit de borst te fpreeken, ten aanzien van de Natie, en dezelve te vergelyken met die, onder welke zy in Suriname leeft. Op deeze wyze te werk gaande, hebben wy de historie , in zo verre die de Natie betreft , voortgezet tot op het tydftip van haar verval, of het jaar 1770. Hebben nu de doodelyke gebeurtenisfen van dien tyd grootelyks gediend, om die zelfdevooroordeelen te verfterken, de verachting te vergrooten, en nieuwe lasteringen en fcheldwoorden, tot derzelver nadeel, te doen gebooren worden; doch heeft de wysbegeerte van het hoofd, dat ons thans beftiert, en van allen, die de eere genieten van 'er gemeenzaam mede om te gaan, het zo verre gebragt, dat het gruwzaam voorwerp van blinde vooringenomenheid eenigzins van gedaante begint te veranderen ; wy oordeelen hec noodig, zo om de hyderflang, die ons dreigt, haaren lesten kop af te houwen, als ook om des te vaster gronden te leggen voor deeze gelukkige verandering, eenige gevolgen uic het gezegde af te leiden ea dezelve by wegQ  'm HISTORISCHE PROEVE over de wege van aanhangfel, hier nog kortelyk te laaten vol- gen,_ Uitgezonderd het geene roet den Gouverneur Scherpenhuizen, na 't vertrek van den Heer Sam. Nasfy naar Holland, is voorgevallen, hebben de Jooden geene reden gehad om zich te bekiaagen dan over kleinigheden; die, hoewelze kwaade gevolgen zouden hebben konnen te wege brengen, echter, op zich zelve, voor geene weezentlyke kwaaden te houden waren ; ook zyn de fchokken, die zy in hunne voorrechten te lyden hadden, zowel als de verachting en verfmaading, die hun, nu en dan , door de andere bewooners . werd aangedaan, om zo te fpreeken, vergoed geworden, door 'c ruim beftaan, dat zy toenmaals genooten, en hetwelk, meer of min, geduurd heeft tot op het Gouvernement van den Heer Mauritius; maar zo ras de Jooden dit hun ruim beftaan verlooren, en de armoede zich deed gevoelen, werden alle de bronnen voor hun geftopt, en niets dan geftadige verachting en afkeer van alles wat hen betrof daar vernomen; zynde de lebbige naam van Smcus, zonder onderfcheid, zo wel aan de Portugeefche ais Lmitfche Jooden gegeeven, 'twelk zo verre ging, dat die naam, by vervolg van tyd, als een geliefdkoosd woord, zelfs door de flaaven gebruikt wierd, om 'er met verachtinge ieder jood zonder onderfcheid door te betekenen: ongelukkig uitwerklèl van de gewoonte der kinderen in de" huizen hunner ouderen, en der flaaven in die van hunne roeesters! 't Gevolg hier van was, dat de huizen der Jooden nooit meer door de Christenen bezocht wierden, gelyk menz* ook niet meer uitnoodigde om eenigerlei vrolyke byeenkorcfte, 'c zy dan openbaare of byzondere, by te woonen. Men fprak zelfs tot hen met trotsheid, en meermaalen hebben de Jooden ( op gerechcelyke veroordeeling na ) ondervonden het geen Candide zeide, toen hy in Suriname was gekomen. Deeze verwydering baarde ,  KOLONIE van SURINAME. 17% baarde, by vervolg van tyd, eene zigtbaare onverfchilïigheid, die, van Vader tot Zoon overgaande, te wege bragt, dac het gros der Christenen 'er een foorc van laagheid aan hechtte, gemeenzaamen omgang met de Jooden te houden. Derhalven, van hunne medebewooners vergeecen zynde, begonden zy te hunnent en in hunne byzondere huishoudingen weder eene leevenswyze te aanvaarden , die, hoewel verre afzynde van alle pracht en eene al te verre gaande en gedwongen zindelykheid, in de oogen van eenen wysgeerigen befchouwer, misfchien, ruim zo natuurlyk en redelyk zal zyn als't geene elders plaats heeft. Deeze onverfchiliigheid, die de vooroordeelen aan den gang hield, bragt te wege, dat de minlte misflag, die door iemand van de byzondere leden der Natie begaan werd, aan de ganfche Nacie geweeten wierd. Nooit had deeze of geene Jood ergens in misdaan, of men zeide, de Jooden hebben 't gedaan. En boewei verfcheiden verongelykingen , de Natie aangedaan, beftendiglyk zyn herfteld geworden, door het altoos overeenitemmend gedrag der Heeren Eigenaaren, de vooringenomenheid hield, echter, haaren loop. Wanneer deeze onheilen algemeen gevoeld werden, bragc de natuur van 't menfchelyk verftand, dat zeer gereed is, om zyne rampfpoeden toe tefchryven aan eene al te geringe verkleefdheid aan zynen Godsdienst, en niec zelden de menfchen in den maalftroom van het bygeloof ter neder ftort, een uitwerkfel voort, dat zeer treffende voor de Natie was. In den beginne der Kolonie bragten de eerfte Jooden, hoewel zeer achtenswaardig wegens hun gedrag, met zich uit Portugal dien geest van onverdraagzaamheid, welke de geringfte misflagen van Godsdfenftighfid geftraft wil hebben: alle* werd toen, door de Regenten, met de uiterfte geftrengheid, geoordeeld- Zy, die de vlammen van de affchuwelyke rechtbank der Inquifiüe ontkomen waren, toe>: de rykften en kundigften, en even daar door de vermogendften van allen zynde, helden over  174 HISTORISCHE PROEVE over de over tot een Godsdienftig despotismus, het welk, dus uit zyne eerfte bronnen voortfpruitende, en met de verderflyke denkbeelden des bygeloofs overeenkomende, zeer gebrekkelyke ordonnantiën baarde, die nog hedendaags onder de Narie ftand houden. Indien men de vervolgingen, die de Jooden in Holland Spinoza en Uriël da Costa hebben aangedaan, eer nog derzelver ongodisterygebleeken was, vergelykt met de dagtekeninge der eerfte kerkelyke inftelling van de Jooden in Cayenne en Suriname, zo zal men bevinden, dat de geest van dweepery, genoegzaam op dezelfden tyd, overal den fcep« ter zwaaide. Deeze gevaarlyke drift, gevoegd by de geringe opvoeding, welke de bewooners der Kolonie, in 't algemeen, ondingen, baarde onder de Jooden geduurige oneenigheden, die verfcheiden maaien aan hunne vyanden gelegenheid gegeeven hebben om hen te benadeelen. De vernieuwing der Kerkelyke inftellingen, door Haare Kon. Hoogheid goedgekeurd, in 1754, volgens oude gewoonten ontworpen zynde, en waaraan de verwarringen en veelerlei gefchillen, die toenmaals onder de Natie in zwang gingen, niec toegelaaten hadden, een andere gedaante en geest te geeven, drukte hetzegel op alles wat 'er gevaarlyk in was. De gevoeligheid over voorleeden krakkeelen bediende zich gaarne van eene ftrenge vervolginge om de geringde misflagen; en eindelyk, de ongelukken en rampfpoeden fcheenen herfteld te moeten worden door kracht van bygeloof. Dit leerftelfel, welk, over 'c geheel, alle Godsdienften gemeen hebben, en van alle tyden herwaards bygeloovige Kerkplegtigheden te voorfchyn bragt, die de gondvesten van den Goddelyken eerdienst ontfieren en verzwakken, zo als de Heer Tousfaint, in zyn ontfterflyk Werk over de Zeden, heeft opgemerkt, werd door de Jooden in Suriname, federt het jaar 1756, gevolgd. De Jooden derhalven, met deeze treurige denkbeelden bezield, en al wat hun nadeeligs overkwam, nee- mend?  KOLONIE van SURINAME. 175 mende voor kastydingen des hemels, zochten niet meer, om de inbreuken, op hunne voorrechten en vryheden gemaakt, herfteld te krygen. Verfcheiden kleine amptjes, die men hun, in andere tyden, had toebetrouwd, werden hun nu benomen; terwyl Metifen en Mulaters, zo bastaarden als wettig geboorene, zeer voordeelige bedieningen verkreegen, tot nadeel van deeze ongelukkige Blanken, die onder de moeders van deeze Mulaters zeer veele flaaven tellen, die door hen zeiven zyn vry ge» maakt ( v ). Hunne Rechtbank in de Savanne verachtelyk zynde geworden , leed verfcheiden geweldige fchokken; de Burger Kompagnie onderging, by de algemeene exercitiën , de hoonendfle verachtinge, zo als men zien kan in eene uitfpraak van de Heeren Eigenaaren, ten opzigte der duitfche Jooden, volgens No. 16 der Bewysflukken. Men heeft zelfs de zaaken zo verre gedreeven, dat men ondernam, inde Stad Paramaribo, een afzonderlyk kwartier voor de Jooden te maaken, met verbod van ergens anders te mogen woonen; 't welk ook metderdaad ter uitvoer ware gebragt, zo niet de Heeren Eigenaars der Kolonie bet tegendeel geordonneerd hadden, ingevolge een befluit van den 18 van Sprokkelmaand 1767 : waarvan, echter, de uitvoering, volgens nader befluit van den 14. van Bloeimaand des zelfden jaars, opgefchort bleef tot den 1 van Bloeimaand des volgenden jaars. Nog heeft men, in weer- (ü) Sam. Nasfy en Jof. Sarphaty zyn Notarisfen Publicq geweest even als de Jooden te Londen zyn. Jacob Polak was tweede om> fanger van't KomptoorderKomributien. Ab. Nunez beëedigd Landmeeter, die zo wel Christenen als Jooden ten dienfte ftond, Doctor Labesraa was Geneesmeester van het Hospitaal. Ab. de Barrios, Eliazer enz gezwooren Klerken van verfcheiden Komptooren. J. H Brandon ontfanger van de opkomften der Sekretary. A'les watze hedendaags bezitten bellaar daar in, datze als Solliciteurs rnogen pleiten voor Kommislarisfen van kleine zaaken,- doch ook daartoe konnen maar alleen twee de vryheid verkrygen.  ï?6 HISTORISCHE PROEVE over bb weerwil van een fterk vertoog, van wegen den Heer Gouverneur Crommelïn gedaan aan den Raad, den i van Bloeimaand 1767, beflooten, niet toe te ftaan, dat Negérs", aan Jooden toebehoorende, hun verblyf hielden in de Stad Paramaribo, Onder voorwendfel, dat zy hunne Savanne hadden, daar dezelve hunne wooning moesten neemen enz. zo als blykt uit eenen brief van den 17 van Oogstmaand 17 67, afgezonden aan de Heeren Eigenaaren; doch, door het daarop gegeeven antwoord Van Slagtmaand des zelfden jaars, buiten kracht gefteld. Behalven die mogten de Jooden ook geen bakkers zyn of vetverkoopers, in Holland bekend by den naam van Smokkelaars of Vettew aarier s: en zoniet, op het vertoog, door den Heer lz. Pinto in 's Hage, op naam der -Natie, aan eenige leden van het beftier der Heeren nEigenaaren gedaan, deeze weldaadige vergadering daaromtrent andere orders gegeeven had, zou tegenwoordig niet één Jood bakker of vettewaarier zyn. De waardigheid van Notaris Publicq der Natie, federt den tyd van den Gouverneur Sommelsdyk, bekend by den naam van Jurator, welke de maatfchappy in Holland, ten jaare 1754, gaf aan den Heer Iz. Nasfy, toen deeze zich daar bevond, wegens de pleitgedingen der Natie met den Heer Carrilho, was uitdrukkelyk ingefteld tot gemak en voordeel der Natie, ter oorzaake van de buitenfpoorige onkosten, welke dezelve gehouden was te voldoen voor het vertaaien van eenige Akten in het Hollandsch, dewyl een groot deel der Natie den aart en de fpreekwyzen deezer taal niet genoeg in den grond verftaat , om zich te dekken voor zekere nadeelen , die in de Gerichts handelingen zeer gemeen zyn; doch deeze waardigheid is thans byna geheel onnut geworden : want aan de Jurators, die, na den dood van den Heer Nasfy, met deeze waardigheid bekleed waren, werd verbooden eenigerlei1 Aktej van wat aart ook, te Paramaribo, te vervaardigen  KOLONIE van SURINAME. 177 digen en af te geeven; dewyl de Heeren Sekretarisfen, om 't voordeel van 4 of 5 honderd guldens, dat een' Jurator jaarlyks mogt beuren, niet te verliezen teri nadeele van de inkomften der Sekretary, zich aankantten tegen den inhoud van de aanftellings Akte deezer Jurators, en tegen 't geene de Heer Nasfy van de Heeren der direktie verkreegen, en meer dan twintig jaareti, zonder eenige tegenfpraak, tot zynen dood toe, bediend had; en dat, hoewel de Jooden juist geen reden hadden om zich te beklaagen over den Gouverneur Nep. veu, die den Jöcden zeer genegen was, maar evenwel zich niet waagen wilde, door, in alle gevallen, opentlyk ter hunner verdediginge uit te komen. De zaaken waren, kortom, zo verre gekomen, dat de Natie de gurfb'gfte artikelen van haare voorrechten allengs geheelyk zou verlooren hebben, zo zy zich niet, over zaaken van grootbelang, in Holland had vervoegd: want over andere verongelykingen, die dikwyls met het kleed van fchoonfchynende redenen omhangen waren , wilden zy de Heeren Eigenaars niet eens lastig vallen. Men kan ook daarenboven, hoe gewigtig de redenen zyn, niet altyd klaagen , en onophoudelyk om herftelling van bezwaren verzoeken: want dus zou men de zorgen zyner Meesteren maar gefladiglyk vermeerderen, cn de INatie inwikkelen in krakkeelen met hpare medebewooners, die, veel nader by haar zynde, haar nog veel meer nadeels-zouden konnen toebrengen, onaangezien de wetten van den Lande. Deeze en andere redenen meer hebben de Natie overreed, om zich met gelaatenheid aan bun lot te onderwerpen , tot dat zich een gunfb'ger gelegenheid vanzelfs kwame aanbieden. Behaagt het God die nooit te doen gebooren worden, cn moet de Natie, alle haare voorgaande verongelykingen vergeetende, zich vergenoegen met een toekomend geluk, waarop haar M te-  i?8 HISTORISCHE PROEVE over de tegenwoordige ftaat haar reden geeft te hoopen; evenwel kan niemand het Ons kwalyk .neemen , dat wy haare rechten en haare verdediging ^getracht hebben te brengen onder de oogen van het publiek en van die geenen* welke haar altyd befchermd hebben, en de magt bezitten om 'er, op de eene of andere wyze , ten haaren voordeele, in te voorzien. Zy zullen, daar mede vleien wy ons althans, 'er uit zien, dac het geen ondankbaare Natie was, waaraan zy hunne toegenegenheid beweezen hebben, en dac zy, in hoedanigheid van Regencen en Eigenaars der Kolonie, hier veele zaaken zullen aantreffen, die hun, coc dus verre, misfchien onbekend zyn geweesc. Ach , grooce God ï in wat omftandigheid hebben de- jooden hunne verplig. ring als burgers niec volbragc ? Zonder murmureeringe hunne lasten draagende, hebben zy zieh altyd aan de Heeren Gouverneurs gehouden, zonder eenig ander Voordeel, dan dac van zich dankbaar te becoonen aan derzelver hooge Kommittenten , federt den dood van de Gouverneurs Nepveu en Texier. Zyn zy, niec tegenftaande duizend kleinigheden, die 'er voorgevallen zyn , ook van hun aangenomen leerftelfel afgegaan ? Heeft niet zelfs de Heer Beeldfnyder van hun alie de eerbewyzingen' ontfangen, die hem . in zyne hoedanigheid van Gouverneur, toekwamen, zo ce Paramaribo als in de Savanne ? Heeft de Natie niec zowel als alle anderen, in dringende omftandigheden der Kolonie , de wapenen, ter haarer befcherminge, opgevat ? Hebben zelfs haare burgers, by den ongelukkigen uitflag van Tempacy in 1757, geen' dienst gedaan, onder hec bevel der Kapiteins van de Christen burgery, op de plaats zelve van den opftand , gelyk ook vervolgens, tot op den vrede mer. de Marrons? Heeft men hen, in deeze omftandigheden, de ruste van den Zabbath , of an iere kerkelyke feestdagen, niet zien opofferen aan de befcherminge der Kolonie ? Draagt de geheele wereld 'er geene kennis heden, de ruste van den Zabbath , of an iere kerkelyke  KOLONIE van SURINAME. 179 nis van, dat de Jooden, in den laatften oorlog over de onaf hangklykheid van Noord Amerika , op hec minfle vermoeden van oproerige beweegingen onder de Marrons van Boni, pose gehouden hebben in de Savanne , en de wacht betrokken op den Zabbath en feestdagen zonder onderfcheid, in Herfstmaand 178a ? Heeft niet de Natie hetzelfde belang in deezen oorlog genomen, als de overige bewooners? Men zie daaromtrent het ge* bod van een' plegtigen Vastendag, zo als dat, uit het Portuo-eesch vertaald, onder de Bewysftukken te vinden is ( x ). Heeft derhalven de Natie, door het voorgewende wangedrag van eenige Joodfche burgeren, die by de begraafenis van den Heer Gouverneur Texier, onder de wapenen waren, wel eene refolutie van den Raad verdiend, die alzo fchandvlekkende voor de Natie is, als onwettig in de oogen van het publiek? Dezelve komt voor onder de Bewysftukken (j ) en wy zullen 'er in 'c vervolg omftandiger over fpreeken. Gebiedt ook niet zelfs, alle deeze redenen daar gelaaten, de Staatkunde, de Jooden in Suriname met gunftiger oogen te befchouwen ? Blyven de" Jooden, zo ryken als armen , niet beftendig op de plaats daar zy zich eens gevestigd hebben? Ziet men niet dagelyks het tegendeel gebeuren ten aanzien van veelen der andere Natiën ? Deezen, zo dra zy ryk genoeg zyn om gemakkelyk te konnen leeven , gaan hun geid in hun Vaderland verteeren ; bygevolg trekt de plaats, daar het gewonnen is, 'er noch voordeel noch omloop van geld van. Voor de plaats, die hun gelegenheid verfchaft heeft om ryk te worden, is alles verlooren. En dewyl onder deezen zelfs veele vreemdelingen gevonden worden, zo trekt oók het Moederland dtr Kolonie 'er luttel voordeels van. Hoe veel voorbeelden van deezen aart ( s) Ne. 18.  *ï8o HISTORISCHE PROEVE ove& de aart zou men niet wel konnen bybrengen, om orite. genzeglyk te bewyzen, dat alleen de Jooden de waare burgers en bewooners van Suriname zyn? Tot hier toe hebben wy maar alleen voorwerpen befchouwd , die, ten opzigte van de belangen der Natie, meer nadeelig dan gunftig zyn. 'Moge de hoope van een toekomend geluk haar vertroosten ! Na den dood van den Heer Gouverneur Nepveu, in 1778 overleeden, en door de Natie in het algemeen betreurd, werd de Heer Kommandeur Texier in dien aanzienlyken post gefield ; en deeze Heer, wiens goed hart hem by allen, die hem kenden, bemind maakte, handelde de Natte mét nog meerder zachtzinnigheid; en daar hy in zyne oogmerken , door de wysheïd en oprechtheid van den Heer Fiskaal Wichers, onderfteund wierd, gaf hy nimmer zyne coeftemming tot ïets, dac inbreuk maaken konde op de voorrechten der Jooden. Deeze twee Heeren, zowel eerwaardig door hunne perfoneele hoedanigheden, als door hunne verknochtheid aan de fraaie letteren en derzelver beoeffeninge, en daarenboven ten voiien eens zynde mee eenige andere weldaadige perfoonen, die wy 'cons eene eere zuilen rekenen, eer gepaste plaats \ te noemen, vatteden genegenheid op voor eenige byzondere leden der Natie, wier beleezenheid en oordeel, (geiyk zy de goedheid hadden van te zeggen) niec ce verachten waren, en begonden hen daarin aan ce moedigen. De geduu» rige bezoeken, die zy in de Savanne afletden, vergezelfchapc van een' srooten nafleep, eer oorzaake van den arbeid aan hec Kordon, en welke doorgaans voorvielen op de Joodfche feestdagen van Herfst ■ en Wynmaand; de vriendelyke bejegening, die hm door de Natie in 't algemeen werd aangedaan, gevoegd by de berichten, die zy geftadigiyk ontfingen van de Krygs-Officieren, die in de Savanne en het Kordon geplaatst waren, wegens de harreJykheid, goed„ 1 " - ieic|  KOLONIE van SURINAME. i8x he.id en herbergzaamheid, zo aan hun als aan hunne onderhoorige manfehap beweezen, bragten eene gelukkige omwenteling voor de Natie te wege; hebbende deeze Heeren geene zwaarigheid gemaakt, opentlyk te erkennen, hoe zeer vooringenomenheid en wantrouwen in ftaat zy, om de achting van een volk in 'c algemeen, en de byzondere yerdienften van enkele perfoonen te fmooren. 't Was ten deezen tyde, dat de Heer Fiskaal Wichers en eer.igen van zyne vrienden, te Paramaribo, een genootfchap ter beoeffeninge van de Natuurlyke Historie hebbende opgericht, ook de Jooden, zonder onderfcheid , daar in als werkende of honoraire leden , deeden ontfangen. De lofreden, die daarin over den Geneesmeester d' Anavia , lid van dit genootfchap, en in 1781 overleeden, gehouden werd, deed alzo veel eer aan de Wysbegeerte van den Heer Wichers , als aan de geheugenis van wylen den Joodfchen Geneesmeester- Deeze gebeurtenis kon het nadeel rykelyk opweegen, dat de Natie leed by het verbod, dat den Jooden gedaan werd, van niet te verfchynen in den Hollandfchen Schouwburg, die door eenige liefhebbers der Toneelpoëzy wasopgericht in IJ7$. Een verbod, waarvan men nooit gehoord of voorbeeld f ezien heeft op eenige plaats ter wereld, daar den Jooden vryheid is vergund om ce mogen woonen. Men denke niet, dat dit de Schouwburg was van een byzonder genootfchap; niets minder dan dat, ieder een, die van een zo genaamd loodje Voorzien is, heeft 'er eene vrye intrede, en onder de Akteurs vindt men Vrouwen, die als Aktricen een vast penfioen trekken. De Jooden ftoorden zich zeer weinig aan die verftnaading, en richtten in 'c volgende jaar, by wege van fchaêveihaalinge, een' anderen Hollandfchen Schouwburg op, die, volgens dc erkentenis yap des kundigen, veel meer verdienden bezat dan M 3 die  iSV HISTORISCHE PROEVE over db die der Christenen, en ook-beter Akteurs had, fchoon famengefteld uit jongelingen van de Portugeefche en Toogduicfche Natie, die nooit Europa gezien hebben. Men ga over' dit artikel te raade met den Heer Saniini, een' Napolitaan, in zyne Remarques fur le tableau de burinam.p. 61. die de beste Schouwburgen van Europa heetr gezien, en daar door in ftaat is gefteld om 'er over te oordeelen. Deeze Schouwburg der Jooden, bezocht wordende door lieden van het eerfte aanzien, werd in 1784, grooteiyks verbeterd (z), zo ten opzigte van 't fchoone gebouw, dac daar toe opzetrelyk is gefticht, als ten opzigte der verfieringen en kleederen; doch wel voornaameiyk door goede Akteurs, die airede aan het toneel gewend, en dit hun talent, in denvolften zin, ver» fcbuid:gd zyn aan hunne eigene bekwaamheid en aan de uïtwerkfels van een'iofwaardigen nayver. In deezen fchouwburg der Jooden worden alle bewooners der Kolonie, zonder onderfcheid, toegelaaten, die van loodjes voorzien zyn, en deeze worden, door de kontribueerende leden , om niet uicgedeeld, uitgezonderd alleen de Akteurs en Direkteurs van 'c Hollandfche toneel, wien de intrede verbooden is. Behalven dac heeft men 'er eenige plaacfen van onderfcheidinge, die opzettelyk gemaakt zyn voor den Gouverneur en de leden van den Raad der Poücy, die 'er alle om niet in gaan, en van welken eenige deeze vergunning edelmoediglyk vergelden. Hec vertrek van den Heer Wichers, in Bloeimaand 1783, naar Holland, en de dood van den Gouverneur Texier , overleeden in Herfstmaand van het zelfde jaar, maakte de Natie beducht voor een' ongelukkigen keer van zaaken: en dewyl 'er nog merkelyke gebreken en wanfehiklykheden in haare inftellinge te vinden waren, en 'er daarenboven vry wac gekibbeld wierd over den ^in, (z) -Die der Christenen is nog op den zelfden voet, waarop by «as ten tyde van Saijfjni.  KOLONIE van SURINAME. 185 zin dien men, ten haaren nadeele, aan de voorrechten Mf, wist men geen middel uit te denken om de verfchillende gevoelens dien aangaande te vereemgen De verandennl van de twee eerfte Regeerings - Perfoonen der Kolonie maakte de zaak nog twyffe achtiger; te meer om dat de Heeren Beeidfnyder en Karfeboom , van welken de eerfte, by voorraad, op den Gouverneur, en de tweede op den Fiskaal volgde, beide onbedreeven waren in de huishoudelyke zaaken der Natie. Dit alles in aanmerking genomen zynoe bragt te wege, dat een der thans dienende leden van het beftier der IVade, die ten allen tyde zeer verknocht was geweest aan zeker perfoon, die hem met zyne befcherming vereerde, in het denkbeeld viel, om aan hem , in Holland, ten jaare 1783 , eenen brief te fchryven, waarin hy hem met alle mogeryke kracht ontvouwde den ftaat der Natie, zo ten opzigte van haare byzondere leden, als ten opzigte van de andere leden der Kolonie; en dewyl deeze brief, en de blaakende vver van dien vriend om de Natie in Holland te befchermen, die verandering heeft te wege gebragt, welke in*ï785, in haar beftier is voorgevallen; zullen wv 'er den inhoud van overfchryven, als ook van eenen anderen brief, welke over dit onderwerp is gefchreeven aan den Kolonel ...... die hec seluk heeft gehad, van door de bezorgir.ge van den Heer lz. de Pinto in 's Hage , gebragt te worden onder h-t oog van den Heer Rendorp, Oud-Burgemeester der Stad Amfterdam , en Prezident van den Raad der Herren Eigenaaren; de vryheid neemende van toe deeze twee brieven by te voegen, en daarvan af te laaten het .geen wy noodig zullen oordeelen ter vermydir^e van alle herhaaling van zaaken, die reeds voorheen door ons , in dit Werk, gemeld zyn. Na de verklaaring van eenige artikelen, die tot ons onderwerp niec behooren, wordt daar in gezegd: M 4 w Deeze  i84 HISTORISCHE PROEVE over de „ Deeze moeielyke waarheden, gevoegd by het alge, „ mcene ongeluk, der Natie, hetwelk in dezelve hecr> begmM van alle kundigheden fmoorc, flrekken voor „ my in het byzonder toe vermeerdering van het ver„ driet, dat ik moet uitftaan". » Welke ook de poogingen waren , die door my „ aangewend, en door eenige voornaame leden der „ Natië onderlleund wierden , om eenige eerwaardige „ Kolonisten, die ons met hunne vriendfehap veree„ ren, ten opzigte der Natie in 't algemeen, uk den „ dutte heipen, alles was te vergeefs, leder lpreekt als f, Wyfgeer, ieder preekt de zedeïeer , en evenwel, „ ondanks alle deeze fraaie redenen, blyven de Natio» „ naale haat en de vooroordeeien der kindsheid onver„ hinderd voonwerken: Uwe afweezigheid en de hoo» „ pelooze ftaat van gezondheid, waar in zich de fleer » bevindt, voorfpellen ons zeer „ veele verdrietlykhedem Ingevolge daarvan hebbe „ ik myne oogen naar eenen anderen kant gewend, en „ gedacht, dat, .byaldien mende Natie konde verbete„ ren, ten aanzien van eenige kleine misflagen en eeni„ ge oude gewoonten, de inwendige en° onderlinge „ ruste tusfchen Jood en Jood, als dan by een groot „ deel van braave byzondere leden , rykelyk zou „ vergoeden 'c geen by het algemeen zou verlooren „ Worden". „ Ik heb derhalven den aart, het karakter, de on« „ deugden en deugden van myne Natie beftudeerd, „ en, fchoon ik een Jood ben, ten haaren opzigte be,, drieg ik my niet. Maar echter, in de kalmte myner „ hartstogten, helle ik over om te befluiten , dat de „ beroo"ing van goed gezelfchap, en haare oude „ gewoonten, gevoegd by de flegte opvoedinge, „ die in de Kolonie ongelukkiglyk , over 't geheel , „ plaats heeft, by hen voort bragten, en leevendig „ hiel-  KOLONIE van SURINAME. 185: „ hielden zekere ftrafbaare kleinigheden , die invloed „ hebben op de zeden , en hen verachtelyk maaken. „ in de oogen van allen , die, hunne zedeleer niet „ hebbende doorgrond , noch de hoofdfom berekend. „ van het goede en kwaade , dat by hen gevon„ den wordt, zich blindelings laaten voorinneemen „ ten nadeele van derzelver byzondere leden in 'c ah» „ gemeen". „ Volgens deeze beginfelen heb ik duizend maaien „ by my zeiven gezegd : eene Natie, wier leden, 5, door beginfelen van Godsdiensc ( eenige byzondere „ perfoonen, even gelyk het overal gaat, uitgezond „ derd) goede Mans, goede Vaders , Vrienden der „armen (tf), Herbergzaam zo jegens hunne an- „ dere (a) Behalven de algemeene kas der armen , heeft de Portugeefche Joodfche Natie, niettegenttaande haaren tegenwoordig vervallen toeftand, en den opbreng in de lasten der Kolonie , als ook de kosten ttt onderhoud van haare Synagogen, de eene jn de Savanne en de andere te Paramaribo, drie broederfchap.. pen, de eene tot begraaving der dooden en het onderhoud der kerkhoven ; de andere tot verzorging der zweetdoeken of doodlakens, doodvaten, graffteenen enz, en het onderhoud der' arme huisgezinnen geduurecde de zeven dagen van den rou; en de derde tot byftand der zieken en bezorging van 't geene zy noodig hebben. Deeze drie broederfchappen, 't famen genomen, maaken een voqrwerp uit van bykans vierduizend guldens in 't jaar , gegeeven tot onderftand der armen, behalven nog zeven of acht' duizend giildtns , welke jaarlyks door de algemeene kas hefteed worden tot het onderhoud der huisgezinnen van weduwen , weezen , en zulken die niet in ftaat zyn om hun brood te winnen , zonder te rekenen de betaaling der Geneesheeren en geneesmiddelen enz. En ach groote God ! Welke 2yn de middelen om zich daar onder te redden ? Hunne naarfligheid. Braave Christenen , berainiielyke Wysgeeren , diepe Staatkundigen, Souvereir.e Opperheeren, opent toch eens de oogen over deeze ongelukkige Natie: en gy Schryvers van het boek, dat uit Esfequebo en Demmerary is voortgekomen, jwordr ichaamrood over uwe gevoelens, lastert de Portugeefche Joode^ M 5  i85 HISTORISCHE PROEVE over de „ dere broeders als jegens vreemdelingen zyn; eene Natie, „ wier vrouwen, een voorbeeld geevende van eerbaar„ heid, aan haare mannen gehechc zyn, de pronkery „ verachten, en alle haare zorgen aan haare huishoudin„ gen befteeden; eene Natie nog verder, waar onder „ men genootfchappen vindt, famengafteld uit waare en „ getrouwe vrienden (£) , die nooit eenen opftand „ tegen haare Souvereinen verwekte , maar zich ge„ hoorzaam naar de wetten des lands weet te ichikken, „ de lasten en fchattingen te betaalen, en welke de „ minfte tekenen van toegenegenheid of befcheiden„ heid, door de Wethouders aan haar beweezen, der„ maate ftreelen, dat zy zich bemind acht te zyn , is n geene Natie wier geringe misflagen voor onverbeter„ lyk te houden zyn. Neen, Myn Heerde Jooden „ zyn menfchen, en wel menfchen die zeer gevoelig „ zyn; zy bezitten dezelfde zintuigen, dezelfde gemoeds„ driften a!s de Christenen. De zinnelykheid werkt op „ alle menfchen in 't gemeen. Ieder zoekt niets anders „ dan zyn geluk; treft men 'er ondeugden by aan, „ men ontmoet 'er ook deugden, en haare vermenging » is niet anders dan 't uitzet -goed (Japanage) der men- „ fche« Jooden niet ten opzigte van de liefde, die zy oeffenen omtrent hunne broeders. Jefus C. heeft die zelf gepredikt, en 't hart van den gevoeligen mensch gebiedtze. (6) Wy Hemmen toe , dat 'er onder de Jooden, gelyk onder de andere Naden, veele gefchillen zyn ,• maar echter die geenen , welke vrienden genoemd worden, zyn het waarlyk in de volfte kracht des woords, beftendig, ftandvastig en altyd met oprechtheid. Zy weeten deeze hemekave der vriendfchap op haare rechte waarde te fchatten, en 'er alles aan op te offeren wat vereischt wordt omze te onderhouden: zeer veele omftandigheden, zeerveele geringe klagten moeten te gelyk medewerken , eer deeze band , eens vast gemaakt zynde, kan verbroken worden; maar eens verbroken zynde, worden zy geducht voor eikanderen; en 't is uit hoofde van hunne hevigheid en oploopendheid ten deezen opzigte, dat de vyandfchappen der Jooden in Surinaraa sneer gerechts roaakea dan die der Christenen.  KOLONIE van SURINAME. 187 fchelvkheid. Van de Jooden derhalven eenen af keer Z te hebben om hun geloofs wille; hen te verachten om dat zv juist in alles die regels van bevallige welgemanierdheid niet in acht neemen, waarmede men geheel " de wereld bedriegt; dit is de volle maat der dwaasheid en der ondeugd. De voordeelen eener Natie " f zegt de Heer Zimmerman in zyn werk over den " Nationaalen hoogmoed) zyn of weezentlyk of ingebeeld- zy is laatdunkende wanneer zy zich zelve toeeigent het geene haar met toekomt, en hoog„ moedig wanneer zy al te zeer overtuigd is van haare „ verdienfien". :.. ■ Na een kort verllag van den eerften ftaat der Jooden, vergeleeken met hunnen tegenwoordigen, zo ftaatkundigen als zedelyken toeftand, gaat men dus voort: „ Het zou te wenfchen zyn, dat zy ( de Jooden ) m plaats , van voorrechten, de genegenheid des volks bezaten, onder 't welk zy leeven, en dat die geenen oncter " hen, welke verdienen van den grooten hoop onderfcheiden te worden, de vergelding mogten genieten, die de wet der Natuur toelegt aan ieder ' uitmuntend lid des menfchelyken gefiagts. Wierden zy door de aanzienlykfte Kolonisten bezocht en geëerd , de " ganfche Natie zou , om daar toe te geraaken , nayver ja afgunst genoeg bezitten, om zich met eenigen van 'haare broederen gelyk te ftellen :■ die ', onderfcheiding, welke hen aizondert van de Chris" tenen, eenmaal verdweenen zynde, zouden de voor" rechten en vryheden, ( uitgezonderd die van God " op hunne wyze te aanbidden ) nutteloos en lastig " worden, zelfs in de oogen der Jooden; maar zo lang deeze ongelykheid van ftaat ftand houdt, boven de behoorlyke paaien , zullen de Jooden hunne voorrechten als een zeer uitneemend goed befchouwen, en hun bloed ftorten om dezelve ongefchonden te " bewaaren. Eene Kolonie derhalven, waarvan de " « be-  i88 HISTORISCHE PROEVE over de * „ bevolking verdeeld is in twee Natiën , half Jooden , w haif Christenen, die als gedwongen zyn om elkan. „ derén overdwars aan te zien, kan die zich wel veele „ en groote voordeden belooyen ? (e)" „ Daarenboven, welke zyn toch de oorzaaken, die „ de Jooden, in den ftaat hunner armoede, devoordeelen „ doen verliezen, die zy, nog in gunftiger omftandig„ beden zynde, bezacen ? De reden daarvan is my ten eene-" (O Wy erkennen echter met genoegen (en wy zouden ondankbaar zyn, zo wy zulks niet deeden, ) de vriendlykheden . die verfcheiden Jooden aan deeze en geene Christenen van de*, Kolonie verfchuldigd zyn; maar over 'c geheel merken wy daaromtrent aan, dat het getal deezer Christenen zo klein is, da? hunne goedheid en toegenegenheid byna nutteloos wordt voor t algemeene lichaam der Natie , van wegen de overige bewooners. die niet doordrongen zyn met hetzelfde gevoelen. Daarenboven, de wereld wil getroffen worden dopr zigtbaare voorwerpen: wat ligt'er de Natie aan gelegen , dat'er onder' haar _ eenige partikuheren zyn, d'e , om zo té fpreeken, in 't geheim en bedekteiyk, bemind worden door eenige perfoonen van aanzien, wanneer deeze ze!fde Jooden te hunnent nier, geëerd worden door deeze Christenen? De Jooden menigmaal te bezoeken; hen geduurer.de hunne feestdagen te noodfgen ; hen allengs gemeenzaamer te maaken met andere perfoomn vart hunne gezelfchappen ,• daar door hunne vrouwen en kinderen aan te moedigen, onderltelt verdienften in de Natie, en zal de oogen openen van die zelfs het meest tegen hen zyn ingenomen; maar deezen en geenen te befchermen , lien i.elfs te bL-minnen zonder het voorwerp (om zo te fpreeken j zigtbaar te maaken, onderltelt maaralleen eene perfoneele toegenegenheid , en fpreidt zich weinig of niet uit over de Natie ia 't geheel. Wy zyn door ftandhoudende blyken overtuigd van de gunftige gevoelens van den Heer Gouverneur J. G. Wichers , van den Koloneh Frederici, van de Raaden Lemmers, de Graaf, den Geneesheer; Schilling en eenige partikulierent wy maakgn 'er ons eene eere van, hunne genegenheid te verdienen; maar evenwel ( deeze uitboezeming van ons hart ten voordeele van het lichaam der Natie zy ons geoorlofd ), gaan deeze Heeren niet veel meer te werke als deugdzaame en redelyke menfchen , dan als burgers van den eerften rang, die den toon konnen zetten, en de rest van de bewooners der Kolonie, door hun voorbeeld, keren, ho§ zy zich nevens de jooden te- gedraagen hebben?  KOLONIE van SURINAME. 189 eenemaal onbekend; echter vleieikmy, dat niemand „ in ftaat zal zyn , om ftaande te houden , '• veel „ minder om te bewyzen, dat hunne trouwloosheid of „ onbekwaamheid 'er de oorzaak van zy: want 'er is „ misfchien geene Natie te vinden, die meer verkleefd „ zy aan haaren Meester, en die zich meer beyveré „om dezelve te verpligten dan • de Joodfche; en „ 't is om deeze zelfde reden, dat 'er bykans niet een „ Komtoor in de ganfcbe Kolonie zy, waarop men gee„ ne Joodfche fchryvers heeft: en ter overtuiginge, „ dat zy de noodwendigheden des Ieevens, en 't geen „ tot onderhoud hunner huisgezinnen vereïscht wordt, „ alleen aan hunne eigene naarftigheid hebben dank te „ weeten,, zo bereken eens, myn Heer! de ornoeme„ lyke fomrnen gelds, die jaarlyks iri de Kolonie be„ fteed worden aan jaarwedden en andere inkomften van onderfcheiden bedieningen, waarvan de Jooden ten eene„ maal beroofd zyn. Denk aan de Advokaaten, Prokureurs, .„ Klerken, Gezwoorenen der Sekretary, en verfcheiden „ Komtoorenvan de Kolonie en het Gouvernement: ver. geet niec de bedieningen van het Garnizoen, de Gerechts„ dienaars of Panders enz. enz. voeg daarby eensdevoor-„ deelen van dat ontzaglyk groot getal van Adminiftra„ tien op de Plantagien en duizend andere voorwerpen 3, van deezen ' aart; overweeg daarenboven met uwe „ natuurlyke befcheidenheid de leevenswyze en de mid„ delen van beftaan der meeste Christen Kolonisten, na „ van 't gahfche getal van DirekteUrs en Blanke ampte„ naars op de Plantagien, 150 of 200 perfoonen afge„ trokken ce hebben, die, even als de Jooden, hun lee. „ vens onderhoud van den arbeid hunner handen en ,, hunne naarftigheid crekken; en zeg my dan, of niec „ alle de anderen hun beftaan en overvloed verfchul. digd zyn aan de voordeelen hunner bedieningen e» adminiftratien" ? „ Is 'er nu zo gxcot een verfchil tusfchen de be- „ ftaan.  i^o HISTORISCHE PROEVE ovïr bs „ ftaan - middelen der Jooden en der Christenen; brengt „ de overvloed van deezen en de behoefte van geenen „ te wege, dat hunne raderen niet dezelfde kracht „ hebben, of niet dezelfde werking doen, waarom „ vordert men dan toch zo veele voorbehoedfelen en „ zo groot eene angstvalligheid in hunne trafieken, „ hunne manieren, en de order in hunne huizen? En „ zo men al onderltelt, dat zy aan geringe moffelaaryen „ fchuldig ftaan , is het niet ontegenfpreeklyk waar, j, dat defchande ( gelyk een zeer verftandig Schryver „ zegt niet' betekent, daar de onrechtvaardigs. verachting voor de misdaad gaat ? men baant 'er „ ( dus gaat hy voort ) den weg toe, door die genen „ met verfmaading te overlaaden, welke 'er zicb „ nog niet aan hebben fchuldig gemaakt. De onge„ regeldheden, derhalven, van een volk dac zich in dit j, geval bevindt, ja zelfs zyne misdaaden, zou men .„ die niet, naar rechtvaardigheid, mogen toefchry ven aaa 9, die geenen welke 'er de oorzaak van zyn" ? „ Om derhalven de Natie, onder 't fmartelyk gevoel „ haarer wonden, eenigzins te verkwikken, zyn de „ Jooden door eene volftrekte noodzaaklykheid ge„ drongen, in zich zeiven genoegen te neemen, en^, .„ om zo te fpreeken , zich zeiven als 't middelpunt, „ daar alles naar toe helt, te befchouwen. Om die „ doelwit te bereiken is het noodig onze kerkelyke inftellingen van haare gebreken te zuiveren, onze s, oude heblykheden uit te roeien, en onze vooroor» deelen te keer te gaan, dewyl^men hierin den „ oorfprong onzer verdeeldheden heeft te zoeken. „ bn om U, Myn Heer! te beter in ftaat te ftellen, om uwe goede dienften voor ons by onze doorlucht „ tige Meesters in Europa aan te wenden, zal ik de „ eere hebben U myne aanmerkingen over de alge» „ meene C d ) Lettre des Juifs a Mr, de Voltairt. Tom% h $. 13,  KOLONIE van SURINAME. 191 y, meene huishouding der Natie mede te deelen, naar 3, maate myn geheugen my dezelve zal opgeeven. „ Het is bekend , dac, by alle befchaafde volkeren „ der wereld, de wecten wierden ingericht naar de zeden, „ de vooroordeelen en de omftandigheden van den tyd, „ waarop dezelve gemaakt werden. Voorleeden beurc„ wisfelingen leeren den mensch zyne begaans misflagen „ en toekomende pligten: geen volk, hoe ook deszelfs „ regeering ware ingericht, heeft zyn Wetboek zonder „ eenige veranderinge konnen behouden. Wy laaten „ aan zyne plaats 'c geene men ons vercelc wegens de „ Chineezen en andere oude volkeren , te meer de„ wyl deeze voorgewende eeuwigduurende wetten de „ grondflag zyn van duizend baarbaarfche praktie?' „ ken". Na een naauwkeurig verhaal en zeer gegronde aanmerkingen over hec goede en 'ckwaade, hec nutcige en 'c nadeelige van de konftitutie der Jooden in Suriname, met opzigt op den tegenwoordigen ftaat der Natie, befluit men dit artikel met 'er by te voegen. '9\ Ziedaar, Myn Heer! een getrouw verflagvan onzen „ toeftand, van onze dwaalingen, en van de gebreken „ onzer ftaatkundige en kerkelyke inftellingen. Ikhebon„ geveinsdelyktot ugefproken, en udediepfte geheimen a, van myn hart ontdekc: ingevolge daar van verzoek ik „ u my te zeggen, of het mogelyk zy, dat een Kolle, gie van Regenten, welks leden alle zes maanden ver„ anderd moeten worden; die maar eene zeer be„ paalde magc hebben, en, in weerwil van de uitge„ breidheid der voorrechten, bloot ftaan voor de „ murmureeringen des volks, en op de minfte kiagce „ verpligt zyn zich te verdedigen voor den Gouverneur „ en den Raad; die geduuriglyk in gefchil zyn over » den zin, dien men aan de Privilegiën der iSatie moet „ hech-  19» HISTORISCHE PROEVE over de ,, hechten (it Lieutenant Kolonel, en >mg over het korps vrygemaakte Negers, als Chef; * Dit korps is,in 1772, op. gerecht uit de beste.flaaven, getrokken uit alle de Plan» tagien der Kolonie, en gekocht voor eenen zeer höogen prys. Deeze kompagnie vrygemaakte Negers is wei'klyk tweehonderd man: fterk, buiten de krygsbevelhebbers, beftierders en anderen, die in dienst van 't zelve gebezigd worden. En zonder eenigzins te kort te doen aan de verdienden der korpfen, die de bezettinge des lands uitmaaken, is dit korps, ftaande onder het bevel van een bekwaam en onvertfaagd Chef, de voordeeligfte militie der geheele Kolonie. Men verdeeltze overal, en deeze Negers, wel in den Wapenhandel geoeffend zynde, en ftaande onder eene geregelde krygstugt, doen, voor eene kleine bezoldinge en eenige andere voordeelen, geftadige krygstogten tegen de Marrons, en altyd met meer of minder voorfpoed. 't Zou , ten gelukke van de Kolonie, te wenfchen zyn, dat men in ftaat ware dit korps te vermeerderen, zo ter bevorderinge van de gemeene veiligheid, als om de Marrons van Boni en die van achter Para uit te roejen, en het hoofd te bieden aan de vlekken van Juca en Saramaca, in geval van eenige breuk. Boven dit alles heeft de Kolonie, tot haare verdediging, ook nog een korps Burger-militie, verdeeld in elf kompagnien, die even zo veel divifien uitmaaken (waar van vier van Paramaribo de eerfte zyn ) en tot dit getal behoort de Portugeefche Joodfche Burger - Kompagnie; hebbende ieder haaren Kapitein, twee Lieutenams en éénen Vendrig. Die van Paramaribo betrekken, alle avon^ den, de wacht by het Stadshuis, 't welk teffens dient tot eene Kerk van den Gereformeerden Godsdienst, en tot de plaats waar de Raad van Policy vergadert: de Overige doen niets dan in geval van dringende noodzaaklykheid; maar de Krygstroepen zyn verdeeld in de for« tresfen, redouten, het kordon, en op verfcheiden andere  KOLONIE van SURINAME. 5 dere posten , die de Plantagien in \ gemeen omringen: deeze troepen worden in Suriname beter onderhouden dan ergens anders; ontbreekende den Zoldaaten mets van 't zeen zv noodig hebben. Mie de Plantagien der Kolonie, over net geheel, zyn gelegen aan de Rivier van Suriname, de kreeken van Para, van Paulus en andere, die daar in vallen, aan die van Commowyne, haare Rivieren Cottica en Penca en andere kreeken; maakende te famen uit een getal van 591 plantagien, daar onder begreepen 139 van timmerhout en levensmiddelen; zo dat die, weiüe oebouwd worden, maar 45* plantagien beloopen; te weeKn„ aan de Commowine, Cottica, Penca , en aan alle de andere Rivieren en kreeken, die daarin vallen 33i van Suiker, Koffy, Kakao en Katoen; weshalverx de Rivier Commowine, de 30 van hout en leeitogt daarby gerekend, in haaren omtrek bevat een getal van *6i plantagien of woonplaatfen ; van welk getal aan de jooden toebehooren 14, naamelyk 8 van hout en 6 van koffy en katoen. Men heeft in Suriname, daar by gerekend de kreek van Para, en alle de andere. 4e daar in vallen, met de {lichtingen achter de Stad Paramaribo, een getal van lai plantagien van Suiker, Kolfv, Katoen en Kakao, en 109 van timmerhout en lee* v'ensraiddelen , famen uitmaakende een getal van^o, welke de Rivier van Suriname bevat, en waar van 32, naaroelVk " van hout en 10 van koffy, toebehooren aan de looden. Van het geheele getal deezer plantagien van bebouwinge, derhalven , welk , zo als gezegd Z 45* beloopt, moet men 16 aftrekken, toebe. hoorende aan Jooden; en dan zullen er 436 plaina* oien overfchieten, die aan anderen toebehooren; doen van welke 350 haare eigenaars in Holland hebben, terwvl 86 hier te huishooren. Het weezentlyk getal van de plantagien der Kolonie, over het geheel, gaat derhalven, dat van i73Q ^ »735> *5° * eene vermeer- A 3 aeruigj  6* HISTORISCHE PROEVE over de dering, die men aan de rivieren van Commowine, Cottica, Matapica, Perica enz. verfchuldigd is: want in plaats van 177 plantagien, die men 'er in 1730 en 1735 had, telt men 'er tegenwoordig 331 van Suiker, Koffy, Katoen en Kakao, voorzien met watermolens (uirgezonderd eenige naar om hoog der rivieren, die rog molens hebben, welke door beesten gedreeven worden); waar onder een dertigtal plantagien behoort, die, naar om hoog der kreeken aangelegd, alleen timmerhout leveren, tot dienst van de gebouwen der plantagien in 't algemeen. Het tegendeel is gebeurd met de rivier van Suriname: want van 1730 tot 1735, vond men, van haai en mond af tot op 40 mylen op waards, een getal van 224 plantagien van Koffy en Suiker, voorzien met molens, die door beesten gedreeven werden, en tegenwoordig, daar onder begreepen alle haare kreeken, en die, welke aangelegd zyn achter de Stad van Paramaribo, uitgezonderd 109 zeer kleine, die niets leveren dan hout en leeftocht, vindt men 'er in 't geheel maar 121 plantagien van bebouwinge; 't welk eene vermindering aanduidt van 103 plantagien ; van welk getal de Portugeefche en Duitfche Joodfche Natie, aan de Commowine en haare andere rivieren, bezit 14 plantagien, en aan die van Suriname 32, dus in 't geheel 46 plantagien; en daar onder maar 16 van Suiker en Koffy, in plaats van 115, welke zy tot 1760 bezeten hebben. Op verfcheiden plaatièn deezes werks hebben wy de redenen van dit zigtbaar verval der Natie aangeweezen. Men zal, misfchten, in gansch Amerika, zelfs zonder eenige Kolonie uittezonderen, nergens zulke regelmaarige, fchoone en met trotfche gebouwen en tuinen, die het vermogen van Suriname te boven gaan , verfierde plantagien vinden. De plaatfcn der ontfehepinge, de netheid der ftraaten, die de huizen omringen, delimoenboomen haagen, en de menigte der vruchtboomen, waar-  KOLONIE van SURINAME. 7 waarmede de wegen, ter wederzyden, beplant zyn , geeven 't fchoonttegezigt, dat by moge'.ykheid valt uit te denken; men heeft 'er KofFylootfen, die meer dan 80 duizend Guldens gekost hebben; doch wy hebben reeds al genoeg gezegd van de hedendaagfche buitenfpoorige pracht der gebouwen enz., weshalven het niet noodig zal zyn ons daar mede langer op te houden. De jaarlykfche opbreng van deeze plantagien, famen. genomen, voornaamelyk van die, welker waaren naar buiten gevoerd konnen worden, is met zeer veel naauwkeurigheid opgegeeven door den Heer Fermm, in zyn Tableau de Surinam. van bl. 3^9 tot 376. De Somme der waarde van alle deeze voortbrengfden, geduurende den tydvan 26 jaaren, federt 1750101 1775, in Koffy , Suiker, Katoen en Kakao, beliep 265, 4°°^ 000 g°l" dens, 't welk in't jaar bedraagt tien miliioenen twee honderd zeven duizend zes honderd tweeennegentig guld. zes ftu vers en eenige penningen. _ De opbreng der tien daar aan volgende jaaren, van 1776 tot 1736, bedraagt te famen 160, 000 oxhoofden Suiker; 120, 000,000, ponden Kotfy; 7, 500, coo ponden Katoen; en 6,000,000 ponden Kakao , 't welk , het eene jaar door 't andere genomen, bedraagt zestienduizend vaten Suiker, ia miliioenen ponden Koffy, zeven honderd vyfugduizend ponden Katoen O) en zes honderd duizend ponden Kakao. Het laatst verloopen jaar van 1787, dat zeer ongelukkig was, heeft niet meer opgeleverd dan u, 289, 735 ponden geheele Koffy, cn 840031 gebroken Koffy,'838641 pondenfchoonKatoen, en 1143*6ponden (a) De kweeking van katoen heeft grootelyks toegenomen; snaar dewyl cle eerfte tien jaaren der'laatste oprekening zeer weinig katoen hebben opgeb.agt, zo leverde de opbreng volgens eene gemiddelde rekening, het eene jaar door t andere, maai aeven honderd vyftig duizend ponden. A 4  8 HISTORISCHE PROEVE over db van mindere hoedanigheid, 802724 ponden Kakao , en 15744 vaten Suiker. De geheele opbreng der tien voorgaande jaaren. gevoegd by dien van het laatst gemelde jaar, geeft ons eene nette rekening van de voortbrengfelen der Kolonie,het eene jaar door het andere genomen,van 15872 vaten Suikerhoudende ieder vat duizend ponden; 12,064878 ponden Koffy; 851483I ponden Katoen, en 7oi, 326 ponden Kakao. Deeze waaren, gerekend volgens den prys , waarop zy, de zes laatfte jaaren door eikanderen genomen, in Holland kwamen, zonder eenige hoegenaamde onkosten te rekenen, bragten op aan Suiker s| ftuivers het pond, of 112 guld. 30 ft. het vat van duizend ponden; aan Koffy 10J ivcrs het pond; aan Katoen 21 ft. het pond; aan Kakio 5 ft. het pond; het welk, famen genomen, eene fomme maakt van negen miilioenen , twee honderd negenentachtig duizend, honderd en negen guldens, twee ftuivers en acht penningen Hollands; "en dus negen honderd, achttien duizend, vyf honderd, drieëntachtig guld. vier ftuivers en eenige penningen minder, dan de opbreng van ze-sentwintig jaaren volgens Fermin, en dat nog tem opzigte van den prys' der waaren , die federt 6 of 8 jaaren veel meer is verhoogd, dan in ce 26 jaaren te famen, volgens zyne berekening (b). En opdat, men te gemakkelyker tot kennisfe moge geraaken van de vermindering der voortbrengfelen in Suriname, veroorzaakt, zo door de weezentlyke onvruchtbaarheid der gronden, als door het klein getal der flaaven, die derwaards worden overgevoerd, en het al te klein krediet , om door gepaste middelen de plantagien daarvan te voorzien ; welker getal grootelyks is verminderd, eensdeels door het (b) In de Tableau de Surinam. p. 371. wordt het vat Suiker gerekend op ƒ 60. hier op 112 10. De Koffy . . . 8^ St. hier op 105 St. De Kakao . . . 6j St hier op 5 St. Het Katoen . . 3 Sc. hier op 31 St,  KOLONIE van SURINAME. 9 het wegloopen van veelen, anderdeels door het derven van anderen, die of door heerfchende ziekten, of door ouderdom zyn weggerukt; zo ga men te raade, met de verselykinpe der voortbrengfelen , welke wy hier onder hebben aangevoegd C 0: want daar, uit za raen zien, dat de Kolonie, federt 1777 tot aan het einde van 1787, minder dan van 1750 tot 1776 heeft.opgebragt, 6a«* vaten Suiker; 8, 507, 244 pond Kohy; 685, S07 pond Kakao, en dat, ter vergoedinga van deeze ver. mindering , het Katoen den opbreng van deeze s6 jaaren maar alleen 279 , a69* Pond heefc overtroffen. o Men trekke nu van deeze fomme van 9289109. a. welke die van den jaarlykfchen opbreng der Kolonie is, eens af de vragtgelden van 50 fchepen, gefchikt tot de vaart op Suriname, welke jaarlyks beloopen ( volgens de berekening, die men aan het einde deezes Werks zal vinden, en wel inzonderheid op het artikel, Bevolking , (O De Kolonie heefc, het eene jaar door het andere, geduuteide den tyd van 26 jaaren, federt 1750 tot 177Ö, ( men zie Tableau de Surinim. pag. 37*, voor het jaar 1771 , en bl. 373 voor het jaar 1775. ) opgebragt In 'tjaar, aan Koffy ao, 572, 122 ponden, en federt 1777, tot aan het einde van «787: ... In 't jaar 12 , 064, 878 ponden, het welk eene vermindering geeft van 8 , 507 , 244 ponden Koffy Vaten Suiker tot aan 1776. 221275 tot aan 1/87. 15872 minder 6255" vaten Suiker. Kakao tot aan 1776. 17,66. 669. tot aan 1787. 702362. minder . 665307 ponden Kakao. Katoen tot aan 1776. 572214. tot aan 1787. 85H833 meerder ——— 2792695 ponden Katoen. A 5  io HISTORISCHE PROEVE over de hing, Scheepvaart, Koophandel enz. op zestienduizend guld. ieder Schip, ƒ 800, 000, en de kommisfien , lodingen, asfurantien, verkoopingen, pakhuizen, lasten, koopen enz. welk alles, gerekend op 12 ten honderd, een fomme uitmaakt van by de ƒ u 14693 ) zo zal men zien, dat de bewooners der Republiek, op de waaren der Kolonie, jaarlyks, by de tweemillioenen guldens winnen, zonder de andere voordeden te rekenen, die men vinden zal onder het reeds gemelde artikel Het is derhalven onbetwistbaar zeker, dat, hoe meer men zich in Holland toelegt om den ftaat van den landbouw der Kolonie te verbeteren, hoe meer voordeelen, het Moederland, in 't algemeen geiproken, daarvan, ten nutte zyner byzondere leden , zal trekken. Om dit doelwir te bereiken ontbreekt het maar alleen aan aanmoedigmge. De bebouwde landen der Kolonie konnen , met tegenftaande hunnen uitgeputten ftaat, zeer wel verbeterd worden. Daarenboven liggen 'er nog veeIe gronden aan de rivieren van Saramaka , die, om zo te fpreeken, bidden om toegemaakt te worden, opdatzegelyk mogen ftaan met die van de Commowine enz. Krediet, llerke handen tot verrichting van den arbeid en, over 't geheel, bevolkinge, zyn de voornaams zaa'. ken, waaraan het de Kolonie ontbreekt om haaren landbouw en het getal der plantagien te vergroof (O- Verre (d) Orn 't lot der ongelukkige Planters van Suriname, naar waarde, te beoordeelen. heeft men maar alleen noodig, van de Seheele fomme hunner jaarlykfche inkomften van ƒ 9289:09 af te trekken de fomme van 121+093, voor de vragtloonen der fchepen, en de kosten, verder op de voortbrengfelen loopende,'en deeze fomme verêeriigd met ƒ 829, 188,"voor koopwaaren. yzerwerkenenz. uit Holland overgezonden , voor de plantagien' volgens de berekening, die wy in dit Werk hebben opgegeeven, en verder de jaarlykfche bezoldingen van Direkteurs en Commandeurs, ten getale van 1090 perfoonen, tegen 547 Wbo- ningen  KOLONIE van SURINAME. 11 Verre °de meeste Eigenaars deezer plantagien lecven in Europa, en hunne plantagien worden beftierd door hunne Agenten, die zich door hun middelmaaiig for um gedrongen vinden in Suriname te blyven, Men vindc 'er echter een klein getal van Eigenaars, die in ruime omftandigheden zyn, en nog een zestigtal, die 't zo ruim niet hebben, en zeiven zorge voor hunne goederen draagen; de verteeringen van dergelyke bewooners, en van de verdere byzondere leden der Kolonie, zyn, wat ook de Heer Rainal moge zeggen, niet zo geheel en al bepaald als hy wel denkt, en de Zeebouwers der Hoofdftad, die, jaar door jaar, ten getale van 50 of 60 groote Schepen, daar de voortbrengfels komen zoeken, die in dit gedeelte der Nieuwe Wereld gekweekt worden, brengen 'er zeer veele dingen, niet alleen van onmydbaare noodzaakelykheid , maar ook van enkele weelde en overdaad. En zo de Engelfche Amerikaanen voordeel trekken uit hunnen handel met Suriname ( welke onderfteld wordt alleenlyk langs zydwegen te géTchieden ), van waar zy Siroop enz. haaien, het zyn maar alleen voorwerpen van enkele noodzaakelykheid, die zy 'er brengen, tot onderhoud der flaaven op de planningen op ƒ500 , de eene door de andere, 't welk eene forame maakt van ƒ 45000. De imposten op de voortbrengfels der plantagien, die, allé te famen genomen, gebragt konnen worden tot bykans f fioo, 000, en verder de rente van 6 ten honderd, van eene fchuld van 60 millioenen, welke de Kolonie ten achteren is, maakt de fomme van ƒ3, 600 , 000, Deeze fommen , famen genomen, maaken een geheel van ƒ7, 478881; zo dat 'er voor de Planters niet anders overfchiet, om de kosten te draagen, die door 't fterven en wegloopen der flaaven, 't herftèllen der gebouwen , en veele andere zo gewoons als baitengewoone uitgaven gemaakt moeten worden, dan maar alleen de fomme van ƒ 2, 210228, zonder uog te rekenen de 10 ten honderd, die de Eigenaars in Holland betaalen voor de administratie hunner bezittingen, welke men ten minde wel mag rekenen op twee derden van 't geheel der inkomüe van de fomme van bykans zes mil. lioenen tweehonderd duizend guldens, waarvan de 10 ten honderd eene jaarlykfche uitgave maaken van ƒ 620. 000.  ia HISTORISCHE PROEVE over oe plantagien en der bewooneren in 't algemeen; ^voorwerpen die uit de Republiek niet in zo groot eene menigte komen, noch ook van dezelfde hoedanigheid, als gezouten visch, tabak in'bladen, traan, meel, paarden, muilezels enz. Deeze Amerikaanfcke Zeebouwers neemen daar voor in betaalinge meê te rug Siroop, Rhum enz. (e). De Stad Paramaribo, de Hoofdplaats des* lands , ligt eenige honderd fchreeden hooger dan het fort Zelandia , en aan de rechter zyde der rivier van Suriname, wanneer men naamelyk dezelve opvaart, uudtyds, gelyk wy reeds voorheen hebben opgemerkt, was zy niets anders dan een gehucht , dat bewoond werd door de Indiaanen, De Engellcnen begonden de plaats wei eenigzins te vergrooten; maar toen de Zeeuwen zich meester van de Kolonie maakten, en zelfs by de aankomfte van den Heer Gouverneur van Sommelsdyk, in 1683, ftondcn 'er op zyn hoogst nog niet boven 0de 100 of 120 huizen. Sedert dien tyd is de plaats'merkelyk vergroot, en wel inzonderheid geduurende het Gouvernement van den Heer Nepveu, door aan Mulaters, vrygemaakte Negers en Blanken van middelmaatige omfiandigheden, op nieuw, eenige gronden af te ftaan; zynde daar door te wege gebragt, dat zy tegenwoordig de fchoonfte , en , uit hoofde van haare luchtgefteldheid, de gezondfte van geheel Amerika is. De ruime en fchoone huizen der Stad zyn alle ( uit' ge- ( e ) De Engelfche negotie, waarvan zo even gefproken werd, is voor de Kolonie van zo volftrekt eene noodzaakelykheid, dat men die by geene mogelykheid kan ontbeeren; een ding echter is der opmeritinge waardis, naamelyk de invoering van eene oanoeinelyke hoeveelheid Engelfche planken, die men m Amerika bewerkt, en die tot groot nadeel (trekken van de Houtplantagiea der Kolonie, Op geene plaats ter wereld is het geooriofd, ma. nufaktauren enz. in te voeren, die men 'er zelve bereidt; voornaamelyk wanneer men in Haat ts om 'er zo veel van te leveren, als ter vervulinge'van de algemeeue behoeften noodig i«.  KOLONIE van SURINAME. 13 gezonderd vier of vyf, die van tichgelfteen gebouwd zyn) ^van hout; doch onder die alle is 'er niet een, of het heeft rondom fchoone en ruime vensters, waarvan de meeste voorzien zyn met vierkante glazen ruiten ( ƒ). Deeze Stad is gebouwd op een' zandigen en fteenachtigen grond, die, ter diepte van 6 of 7 voeten, vervuld is met fchelpen van allerhande foort en kleuren ( g ); zo dat de ftraaten 'er overal zeer gemakkelyk zyn; en hoewel, by groote hitte, deeze zelfde fteenachtigheid de zooien der fchoenen grootelyks verhit, en eene te rugituiting van het zonnelicht veroorzaakt, die voor het gezigt zeer moeielyk valt; echter waait 'er geduu^ riglyk een Noord - Ooste - Wind, die de brandende hitte der zonne grootelyks rnaatigt, hoewel hy niet zelden zulke zwaare ftofwolken in beweeging brengt, dat men daar door hardnekkige ongemakken aan de oogen kryge. In den regentyd, die doorgaans met half Slagtmaand, en fomwylen laater begint, en duurt tot in Bloeien Zomermaand, zyn evenwel de Ilraaten zo droog, dac menze langs kan gaan zonder zelfs zyne fchoenen te bemorfen. Op drie of vier dwarsftraaten na zyn alle de overige zeer fchoon, ruim , met de koord afgemeeten en ter wederzyden beplant met fchoone Tamarinden enOranjeboomen; van welken de laatlte, alszy bloeien, 't geen (ƒ) De Heer Fermin zegt in zyne zo genaamde Defcriptioa General: de Szirinam en 2 gros volumes. Tom, 1. p. 24, dat de huizen alle zonder venfters waren, uit hoofde der groote hitte; een misllag, die door de Hütoire Generale des voyages, en den Voyageur Franpis is nagevolgd. ( g ) Naar alle waarfchynlykheid is de plaats, daar de Stad gelegen is, als ook dat geheele met moerasfen gevulde ftuk lands, 't welk ten Noorden ligt, een gewrocht van zekere oude omwenteling in de natuur: de menigte fchelpen, die een voortbrengfel der Zee zyn, geeft aanleiding om zulks te gelooven. Het ove. rïge der Kolonie daarentegen is vervuld met groote bergen en ontelbaare heuvelen , doorfneeden met groote vlakten , dertig mylen diep landwaards in; terwyl de na aan Zee gelegen plaatfen, luoerasfig en met bostenen en ftiuwellen bezet zyn.  i4 HISTORISCHE PROEVE over de 't geen doorgaans van Winter- tot- in Bloeimaand gebeurt, des morgens en des avonds, een allerlieflykflen geur verfpreiden. Thans rekent men, dat 'er nip, zo groote als kleine, huizen in de Stad ftaan, waarvan zeer veele twee verdiepingen hebben. Op de waarde deezer huizen ziende , zouWnze in vyf klasfen konnen verdeelen. Men zal 'er, by voorbeeld, 5 of 6 huizen vinden, die van 5e tot 70 of 80 duizend guldens gekost hebben; een twintigtal, dat by zyne bouwing van 20 tot 30 duizend gids. gekost heeft; een honderdtal, dat van 15 tot 30 duizend, en nog een honderd, dat van 8 tot 15 duizend gulds. beliep; terwyl alle de overigen op 2500 tot 5 , 6 , en 8 duizend guld. te ftaan komen. Van deeze ganfche menigte bezittende PortugeefcheJooden, in wettigen eigendom, 127 huizen van onderfcheiden hoedanigheid en rang C uitgezonderd die van de eerfte klasfe;) en de Duiti'che Jooden bezitten 'er daarenboven nog 86, 't welk, famen genomen, een getal uitmaakt van 213 huizen, daar onder niet begreepen die zes huizen, welke deeze beide Natiën gefchikt hebben tot wooningen voor de armen, en die gefchenken van eenige byr zondere leden der Natie zyn. Het Gouvernement is een huis, gebouwd van Steen; het werd volcrokken door den Heer Gouverneur de Goyer, in 't begin van deeze eeuw; en ieder Gouverneur heeft 'er iets toegedaan, om hetzelve te verfraaien ; maar dewyl deszelfs eerfte ftichting gebreklyk was, is het niet wel mogelyk, om 'er de gedaante en het aanzien van een kasteel of trotfche heeren huizinge aan te geeven: daar het evenwel gebouwd is op de Parade plaats, die gemeenlyk het Plein genoemd wordt, en verfierd is met twee prachtige alléén van fchoone Tamarinde- boomen, omringd met haagen van Limoenen , zo ontbreekt 'er geen grootsch voorkomen aan. Ter zyden van het Gouvernement, daar men deeze twee alléén  KOLONIE van SURINAME. 15 alléén van Tamarinde - boomen heeft, en die door den Heer Gouverneur Wichers verbreed, en merkelyk verfraaid zyn, heeft men tegenwoordig de plaats, die gefchikt is om de üoldaaten in de drilkonst te oeffenen, onder eene geduurige fchaduwe, zonder hen, gelyk voorheen, twee of drie uuren na eikanderen, bloot te ftellen aan de brandende hitte der zonne. Uit deeze alleen begeeft men zich , al wandelende naar de fortres Zeelandia, gaande over een ophaal - brug, liggende over de gracht, die vol water is, en rondom het Kasteel loopt. Alle de huizen van Paramaribo, die gevonden worden ter zyden de Straa*, waar door die van het Gouvernement begint , hebben fchoone tuinen, die konltiglyk zyn aangelegd, en eenigen zo prachtig, als by voorbeeld die van den Oud • Raad der Policy, den Heer de Graaf, die van wylen den Heer de Benelle, en eenige andere, dat zy in niets voor die van Europa behoeven te wyken. Alle de overige hui* zen , ftaande in de andere Straaten, hebben ieder een' prooter of kleiner keuken - tuin, ten dienfte van de huishouding, 't welk de wooningen, over 't geheel nuttig, vermaaklyk en gemaklyk maakt. In deeze zelfde Straat vindt men ook nog een Krygs - hospitaal, gebouwd door den Gouverneur Crommelin, in 1759 of 1760. Dit gebouw behoeft, ten aanzien van deszelfs oogmerk, voor geene ftichting van dien aart, in ganschAmerika, te wyken; als zynde groot en ruim, en daarenboven voorzien van eene over» vloedige Apotheek, met fchoone en ruime vertrekken voor de zieken, die bezorgd worden door den Geneesheer VV. Schilling ( wien wy reeds het genoegen gehad hebben in dit Werk te melden ) door de Chirurgyns Major en andere lieden van de konst, in genoegzaamen getale , om geene reden van klaagen over te laaten aan de.lydende menschheid. De Kerk der Proteftantfche Gereformeerden, wier Gods.  16 HISTORISCHE PROEVE over de Godsdienst de heerfchende des lands is, ftaat bykans in het midden der Stad; hebbende voor zich een vierkant plein , beplant met Oranje boomen. Voorheen plag men hier de dooden te begraaven; doch naderhand heeft men zulks verbooden ; zo evenwel, dat iemand, die daar eenen dooden wil begraaven, zulks mag doen, mids voor die vryheid betaalende vyfhonderd guldens. Deeze Kerk is gebouwd van vierkante fteenen, die uit den grond gehaald zyn , zelfs in de Stad, en alleen beftaan uit fchelpen en verfteend zand : men geeft 'er, in Suriname, zeer te onrecht den naam^ aan van Klipfteen, die zo veel betekent als fteen, die uit rotfen of klippen gehouwen is. Op deeze eerfte verdieping van fteen rust nog eene tweede van hout. De bouworder van dit gebouw in aanmerking neemende, zou men wel in verzoeking konnen raaken, om 'er eenen zeer hoogen ouderdom aan toe te fchryven, zo zwaar en plomp is hetzelve. Hoe 't zy, "deeze Kerk, die tefFens tot een Stadshuis dient , waarin de vergaderingen van den Raad der Policy gehouden wor. den, waarin men de papieren van Staat bewaart, en ook de Weeskamer enz. heeft, komt geheel niet overeen met de groote voorwerpen, waar toe dezelve ge« fchikt is. Op de tweede verdiepinge, daar men den Godsdienst oeffent, en die over 't geheele gebouw loopt, is een kostlyk orgel geplaatst, verfierd met fraai vergulden lhywerk in hout. Behaiven deeze kerk hebben de Gereformeerden 'er nog eene in Commowine en eene andere in Perica, waarin de Direkteurs der plantagien des Zondags vergaderen. Ter verrichtinge van den Godsdienst heeft ieder kerk haaren Predikant; doch die van Paramaribo heeft twee. Voordeezen had men 'er een', die in het Fransch predikte, ten dienfte der Franfche refugiés ( vlugtelingen om den Godsdienst ) die 'er in menigte waren, doch geen Hol« Iandsch verftonden; maar dewyl hedendaags ieder een het Hol-  KOLONIE van SURINAME. 17 Hollandsch, wat beter of minder, verftaat en fpreekt, zo worden de Predikatiën ook maar alleen in deeze taal gehouden; evenwel worde 'er, van tyd tot tyd, nog al eens in 't Fransch gepredikt. De Lutherfchen hebben 'er eene van tichellteen gebouwde en gewelfde kerk, voorzien van een Orgel en eenen predikiioel, die met keurig en zeer wel uitgevoerd beeldwerk is verlierd. 't ls echter nog niet boven eene halve eeuw geleeden, dat de Lutherfchen vryheid verkreegen om eene kerk te bouwen, en hunnen Godsdienst opentlyk te verrichten; ook verkree» gen zy dezelve niet geheel en al om niet: want ter vergeldinge daarvan betaalden zy ieder jaar zeshonderd guldens, ten voordeele van het Armenhuis der Gereformeerden; doch fint eenige jaaren hebben zy dien jaarlykfchen opbreng afgekocht voor een equivalent, dat maar eenmaal behoefde betaald te worden. De Portugeefche en Duitfche Jooden hebben ieder eene afzonderlyke Synagoge, die beide van hout en in eene zeer goede order gemaakt zyn. De Duitfche Jooden volgen de gewoonten der Portugeefche Jooden, van wien zy ook twee zangers, tot den dienst hunner Synagoge, verkrygen ( h ). De Moravifche broeders hebben 'er insgelyks hunne Kerk: deeze broederfchap beftaat in Suriname even als elders. Zy hebben ondernomen om daar Godsdienitige beginfelen in te boezemen aan de Indiaanen , en nieuwelings aan de vrygemaakte Negers en ilaaven, die in menigte tot hen liepen, meer uit begeerte naar wat nieuws, dan uit eenige Godsdienitige zugt, om de lesfen van deeze hunne nieuwe Priefters te hooren. Dus bragtenzy, met deezen hunnen arbeid, ook weinig goeds te we- ge: C b ) Wegens hunne burgerlyke affcheidinge van de PortH* jeefche Jooden , is aireede in dit Werk gelproken. II. dekl B  18 HISTORISCHE PROEVE over de ge: want deeze vrygemaakte Indiaanen en Slaaven voegen nu by hunne natuurlyke boosheid nog de ontveinzing en huichelaary ; terwylze hunne oude gewoonten en heidenfche bygeloovigheden bJyven aankleeven. In den beginne, toen deeze Broeders de Negers katechizeerden, was het inderdaad iets aardigs , een Sermoen, door een'der Dienaaren van deeze broederfcbap, te hooren uitfpreeken in het Neger - Engelsen, dat een brabbeltaal des lands is, en van order noch regel weet. Niettemin had men reden , om zich te verwonderen over de moeite, die hy zich gaf om de plaatfen uit den Bybel in die brabbeltaal over te zetten, en daarin de leerftellingen van den Godsdienst, nopens het H. Avondmaal enz. te verklaaren. Men heeft ook eenige Pfalmen in die brabbeltaal vertolkt,- en men zingt dezelve, onder 'c fpeelen op een Klavecimbaal, die hun voor orgel dient. Sedert het jaar 1779, maakte men een begin van deeze Godsdienftige onderneeming; doch dezelve duurde maar 4 of 5 jaaren: want deeze nieuwbekeerden bezoeken thans hunne kerk maar zeldzaam, en geeven niet meer breed op van hunnen nieuwen eerdienst. De Roomsch - Katholieken konden het, in weerwil van alle hunne aangewende poogingen, nooit zo verre brengen , dat hun de vryheid gegeeven wierd, om hunnen Godsdienst in Suriname opentlyk te oeffenen. Van den tegen ftand, dien zy ten tyde van den Gouverneur Sommelsdyk ondervonden, is reeds voorheen, in den loop deezes Werks, gefproken. Maar in 1785, hebben zy, met goedkeuringe van de Algemeene Sraaten en Heeren Direkteuren, de vryheid verkreegen ora eene eigene opentlyke kerk te hebben. Twe Roomfche Priesters kwamen, ter bedieninge van dezelve, uit Holland over, in den beginne van het jaar 1785, welke, n* hunne fchaapen, die zo veel jaaren lang, op de plan. tagien en elders, zonder herder en zonder eenige gemeen»  KOLONIE van SURINAME. «ïeenfchaps oeffemnge, waren verftrooid geweest, by een vergaderd te hebben, zich in ftaat fielden, om een fchoon huis van twee verdiepingen te koopen, waarvan de eerde tot eene wooninge voor de Priesters , en de tweede tot eene kerk zou dienen. Alle de bewooners der Kolonie, van welken Godsdienst zy ook waren, Christenen en Jooden beide, hebben, by dé in. zamelinge der liefde gaven tot voortzetting deezes werks, ook het hunne gegeeven. In gevolge hiervan werd de Kerk der Roomfchen zindelyk afgemaakt, en van alles voorzien wat 'er in vereischt werd, om 'er den openbaaren eerdienst, op hunne wyze,in te verrichten. Op den eerden van Grasmaand 1787, werd dezelve plegtiglyk ingewyd, onder 't vieren eener hooge Misfe, verzeld van een troep muzikanten. De Heer Gouverneur en de Raaden van Policy en Civile Justitie, waren verzocht daar by tegenwoordig te willen zyn; men bewees hun ook de verfchuldigde eere, na alvoorens heilwenfchende dankbetuigingen aan hunne Hoogmogenden en de Heeren Eigenaaren afgelegd te hebben. De°toev!oed van menfchen was zo groot, dat men vreesde , dat 'er eenig nadeel aan het huis zou gefchieden. Deeze nieuwsgierigheid viel echter ligtelyk te verfchoonen : want diegeenen, welke in het land gebooren zyn, en nooit Europa gezien hebben, noch iets van het Pausdom weeten, ftonden verbaasd, op het zien van kerkplegdgheden, die zo weinig overeenkomst hadden mee den eerdienst, van welken zy belydenis deeden. De Jooden, inzonderheid diegeenen, welke eenige kennis droegen van hunnen ouden eerdienst, ftonden geheel van verwondering opgetoogen, dat zy hier eenen eerdienst zagen, die zeer veel geleek naar den Godsdienst van Jerufalem, ten tyde der Priefterem Naar alle waarfchynlykheid, evenwel, zal deeze Kerk getn'grooten voortgang maaken ; want het klein getal der Roomsen- Katholieken is niet in ftaat ,om al het noodde B p te  co HISTORISCHE PROEVE over de te verzorgen, ja zelfs niet om de fchulden af te leggen, die men tot den aankoop der Kerk heeft moeten maaken: en hier door zullen, veelligt, die weinigen, welke hier en daar verborgen zyn, worden afgefchrikt, om zich opentlyk bv de kerk te voegen. Een der Priesteren, daarenboven, is reeds weder naar Europa vertrokken, en de andere is, in Slagtmaand van 1787, overleeden; echter verwachten zy eenen anderen. Misfchien is in de ganfche wereld niet eene plaats te vinden , daar de Godsdienstige verdraagzaamheid zich zo wyd uitftrekt, en zo naauwkeurigiyk onderhouden wordt, als in Suriname. Nooit hoorde men 'er van eenigerlei Godsdienftige gefchilftukken; elk aanbidt daar God op zyne wyze; ieder doet daar, het geen hy 'e beste en 't bekwaamde oordeelt ter behoudenisfe zyner ziele. Hier van fpreekende, konnen wy niet voorby 't geestig zeggen van zekeren Direkteur eener Franfche plantagie te melden : Hy verhaalde aan iemand zyner Landslieden te Lions, (werwaards hy niet lang geleeden eene reize heeft gedaan) die zeer breed op gaf van de verdraagzaamheid in Frankryk, dat hy, in i>uri« name, gegeeten had in een huis, waarvan het gezin be« ftond uit Heidenen, Jooden, Roomsch - Katholieken, fcheurzieke Grieken, en Calvinisten : zy zaten, voeg. de hy 'er by, aan tafel, vrolyk en wel te vreden, en leefden? voor het overige, in de volmaaktfte eensgezindheid (i). Beminnelyke Wysgeeren! vereenigt u toch, om het (i) De waarheid deezer gefchiedenisfe dient niet in twyffeï getrokken: zeker achtbaar Jood van groote beleezenheid en een ge • zond oordeel, had eene Negerinne tot zyne Byzit; die baarde hem verfcheiden kinders, welke in den Gereformeerden Godsdienst werden opgetrokken. Vervolgens trouwde hy de oudfte zyner dogteren uit aan een Roomsch - Katholieken weduwenaar, een' man van zeer veel verdiende, maar ongelukkig die uit zyn eerfte huwelyk een' zoon had, die, in Rusland gebooren zynde, was opgevoed ia de leerftellingen. der Griekfche Kerk; zo das de  KOLONIE van SURINAME. 21 het Opperweezen, in diepen eerbied, te bidden, voor de behoudenis eener Regeeringe, die, zonder de hoogachtinge, die men aan deszelfs eerdienst verfchuldigd is, uit het oog te verliezen, juist het tegengcftelde van 't geene zo veel beeken bloeds in Europa beeft doen ftroomen, wist in gebruik te brengen en te befchermen. Mogten de burgerlyke onverdraagzaamheid en de natio. naale vooroordeelen toch eens eindelyk , voor altoos , van de aarde verbannen worden! De Raad van Civile Justitie vergaderde oudtyds op dezelfde plaats als de Raad van Policy: en wanneer het gebeurde, dat zy beide te gelyk moesten vergaderen, dan bediende men zich van de Kerk tot eene vergaderplaats; maar federt het jaar 1774. heeft de Kolonie een fchoon huis van twee verdiepingen gekocht, ttaande recht tegen over het plein van 't Gouvernem nts huis. De eerfte verdieping is de plaats waarin de Raad famenkomt, en deeze is voorzien met een groot en ruim voorhuis: op de tweede verdieping houdt de kleine Civile Rechtbank, bekend by den naam van Kommisfarisfen van kleine zaaken, als ook het Collegium Medicum, haare vergaderingen. Gelyks grond heeft men de Sekretorv/die zindelyk onderhouden wordt, en in zeer goede order is. In 't vervolg zulken wy van 't eene en andere nog wat nader fpreeken. ( k ) Behalven deeze publieke gebouwen, zyn 'er nog twee diakenye • huizen, het eene der Gereformeerden, en het andere der Lutherfchen, waarin men behoeftige weezen, arme bejaarden, en die hun brood niet konnen winnen, aanneemt. De Jooden hebben geen byzonder huis, om daarin de Vader een Jood was, de Moeder een Heiden, de Man Roomsch-Katholiek, zyne Vrouw Calvinist, en zyn kind een fcheurzieke Griek: De man geftoiven zynde, is de vrouw weder" getrouwd aan een' Engelfchen Presbiteriaan. (fe) Zie over dit artikel den misdag van Ferrain p. 241. B 3  &* HISTORISCHE PROEVE over De daarin hunne armen te onderhouden; maar ieder arm huisgezin geniet eene jaarlykfche inkomfte, naar evenredigheid van zyne behoeften; waar aan men het heeft toe te fchryven, dat hier nooit bedelaars op de ftraat gezien worden, gelyk in de meeste fteden van Europa zo dikwyls gebeurt. Die van den Hervormden Godsdienst hebben , daarenboven, ook nog eene publieke fchooift toe onderwys van de kinderen der Diakeny. Staat*  KOLONIE van SURINAME. 23 J~)e ftaatkundige Rogeering wordt verkooren uit de bewooners der Kolonie, en wel voor hun geheele leeven , door de vrye en gehuisde bewooners, die daarenboven vaste goederen bezitten, zonder onderfcheid van Godsdienst en van kleur. De benoeming daar toe gefchiedt door het maaken van een dubbeld getal, en de Gouverneur heeft het recht om één' te verkiezen uit die, welke de meeste ftemmen hebben , en welke , door briefjes gegeeven zynde, door den Sekretaris overluid worden opgeleezen, in tegenwoordigheid van den Haad en Stemgerechtigden. De Gouverneur oe&nt het hoogfte gezag in de ganfche Kolonie, uit naam en van wegen de Algemeene Staaten en de leden der Direktie, zo ten opzigte van het Staatkundige als van het Krygsweezen, dcwyl hy, in de hoedanigheid van Kolonel en Chef, het gebied over alle de troepen voert. Midlerwyl is hy verpligt, in politieke zaaken van eenige aangelegenheid, den Raad te beleggen , en te raadplecgen ; hy heeft daarin de voorzittinge, gelyk ook in den Raad der Civile Justitie, en alle andere"kollegien der Kolonie; ook heeft hy'er maar ééne ftem, doch die is beflisfende, wanneer de ftemmen in eene dier vergaderingen fteeken. By voorraad ( ad interim ) worden ook de opengevallen posten , zo in het politieke als in het krygsweezen, uit■gezonderd die van Fiskaal, Kontrolleur en Praeadvizeur, door hem vervuld,ter tyd toe dat daarover door de Direktie een andere befchikking wordt gemaakt. Hy ordonneert, over 't geheel, alles, wat hy gelooft noodig te zyn, tot handhaaving en verzekering der Kolonie. En hoewel de Gouverneur verpligt is den B 4 Raad Staatkundige en Burgerlyke Regee. ring der Kolonie.  S4 HISTORISCHE PROEVE over dê Raad van Policy famen te roepen over zaaken van aangelegenheid, kanhy, evenwel, het tegengefteide beveelen, en ter uitvoer brengen van/'t geene daarin, by meerderheid van ftemmen, is beflooten , wanneer hy zich verantwoordelyk voor den uitftag ftelt, tot dat de Heeren der Kolonie daaromtrent anders befchikken. En cis ingevolge van dit gezag des Gouverneurs, dat 'er zonder de toeftemminge van hem , als Reprezentant der Heeren, geenerlei bevel of plakaat mag worden afgekondigd. De Gouverneur heeft hier, daarenboven, ook nog het recht van pardon, in geval van lyiftraffelyke misdaaden , zo burgerlyke ais militaire ; zynde hem dit recht door den Souverein opgedraasen. De Pvaad van Staat en Krimineele Juflitie,° die viermaaien des jaars zyne zittingen houdt, beihat uit den eerften Fiskaal (wien een tweede is toegevoegd, om den eerften in geval van afweezigheid of ziekte te vervangen, doch zonder eene befluitende ftem te hebben ) uit negen Kaaden; uit eenen Koncrolleur Generaal, die het bewind over alle de Komptooren der Kolonie, maar geene ftem in den Raad heeft , uitgezonderd het geene de.Financien betreft, en uit eenen Sekretaris. Door deeze Vierfchaar word: aües afgedaan, wat betrekking heeft tot het Krimineele, Politieke, Financieele, en de algemeene Burgerregeering des ganfehen lands; doch alle derzelver vonnisfen zyn onderworpen aan de revifie van Hunne Hoogmogenden, ten zy dezelve in een buitengewoon Krimineel proces worden vervolgd. De Raad van Civile Juflitie, die onafhangklyk van den voorgaanden is. en insgeiyks viermaalën des jaars zit, vonnist maar alleen over Civile of burgerlyke zaaken in het algemeen; en van deszelfs vonnisfen, over zaaken, die boven de zeshonderd guldens beloopen , kan men zich beroepen op Hunne Hoogmogenden. Deeze Raadsvergadering beihat uit den Gouverneur, uk tien Raa«  KOLONIE van SURINAME. a5 Raaden, die benoemd worden door den Raad van Policy, om in die hoedanigheid vier jaaren te dienen, uit eenen Preadvizeur, die door de Heeren der Kolonie benoemd wordt, en, in 't afweezen van den Gouverneur, befchikt over alles wat het burgerlyke betreft, en uit eenen Sekretatis. Het ampt van Preadvizeur werd in den jaare 1782 ingefteld, en al doorgaans door den tweeden Ffekaal bediend; doch niemand kan met hetzelve bekleed worden, zo hy niet in Holland voor Advokaat is aangenomen. Volgens zyn advis worden al doorgaans de burgerlyke pleitgedingen uitgefproken. De Heer Karfeboom, zynde tweede Fiskaal en Auditeur Generaal, of Krygs-Fiskaal, was de eerfte, die met deeze waardigheid bekleed werd; doch na dat de Heer Wichers, als Gouverneur Generaal der Kolonie, was overgekomen eerfte Fiskaal geworden zynde, verkreeg de Advokaat Meurs deeze waardigheid, te gelyk met die van Tweeden Fiskaal en Auditeur. Doch na zynen dood, tot droefheid van allen, die hem gekend hebben, voorgevallen in Sïagtmaand J'»7, is deeze post vakant gebleeven, tot dat de Heer Advokaat Sichterman, daar toe, door de Heeren der Kolonie, is aangebeld. 'Er is ook nog een derde ondergefchikte Raad, in welken alle geldzaaken va» kleine aangelegenheid, onder de burgers voorvallende, worden behandeld. Men geeft 'er den naam aan vanKommis/ïe tot de kleine zaa* ken, waarvan de Sommen, over welke getwist wordt, loopen van ƒ 1-10 tot/ 250. Dezelve befta.u uit eenen Vice-Prezident, die al tyd een Oud - Raad is van de Civile Juftitie; uit negen Kommisf,risfen en eenen Sekretaris. In pleitgedingen over meer dan ƒ50, kan men zich beroepen op den Raad van Juftitie. De Advokaatenen Prokureurs, die voor deezen Raad pleiten, mogen het ook voor de Kommisfarisfen doen Midlerwyl hebben zy evenwel Solliciteurs voor pleitgedingen, B 5 die  25 HISTORISCHE PROEVE over de die tot def 100, beloopen, en onder deeze laatsften heefc men, ten allen tyde, maar alleen twee Jooden toegelaaten. De Portugeefche Joodfche Natie heeft insgelyks haaren Raad van Civile pleitgedingen; en daarin worden alle de oneenigheden beliegt, die onder de leden ontftaan : alles wordt daarin bepleit volgens de Rechtsgeleerdheid des lands; en men neemt daar in, zoveel de plaatslyke gefteldheid der Savanne toelaat, alle de manieren en orders in acht, die by den Raad van de Civile Juflitie der Kolonie plaats hebben, en waar op men zich, over vonnisfen wegens meer dan f 100, kan.beroepen. Ook zyn "er Solliciteurs, die door c:e Regenten onder eed zyn toegelaacen, om de voorvallende zaaken te verdedigen. Ondertutfchen ftaat het een-' ieder-in het byzonder vry, zyne eigen zaak, in perfoon, zelf te bepleiten, of zulks door iemand anders, dnr toe van hem gemagcigd, te laaten doen, onafhangklyk van den Solliciteur. De kosten deezer pleitgedingen , en de voordeelen der Joodfche Sekretary, zyn zeer maatig : ook worden 'er de zaaken met allen mogèlyken fpoed afgedaan, volgens den inhoud en den geest van het voorrecht , uit kracht van 't welk deeze burgerlyke Vieifchaar is ingefteld. Behalven 't geen het Civile of burgerlyke betreft, befchikken de Regenten ook nóg over alles, wat betrekking heeft tot de kerkelyke en huishoudelyke zaaken der Jooden; doch wanneer het zaaken van groote aangelegenheid, zo in het politieke als finar.cieele, betreft, zyn zy gehouden het advis in te neemen van de Adjunkten of bygevoegden, die mannen van jaaren zyn, en reeds voorheen als Pvegenten gediend hebben. Over de Stad Paramaribo , en in 't byzonder over de jooden, bewooners van Suriname, in 'c algemeen , heefc de Abt Rainal , in zyne op eenna laatfte uitgave van zyne Histoirs Philefopbque et Poli- liqus.  KOLONIE van SURINAME. 27 time, gedrukt in 's Haage in 1774, aldus uit, gelaaten(/;. „ 'Er is, (zegt hy) misfchien geen ryk in de wereld, waarin deeze ongelukkige Natie (de " loodfche) zo wel wordt behandeld; men heeft haar " niet alleen vryheid gelaaten om haaren Godsdienst " opentlyk te belyden, landen in eigendom te bezitten, " en de gefchillen, onder de leden haarer Natie gereezen, zelve te beflegten;. maar ook nog daarenboven geniet " zy het voorrecht, dat allen burgeren gemeen is, van „ deel te hebben aan de algemeene beftkring, en mie ' te ftemmen tot de verkiezing van publieke magiftraats* perfoonen. Zodanig zyn de vorderingen van den geest „ der kommercie, dat zy alledeNationaale ofGodsdien„ ftige vooroordeelen doen zvvygen voor het algemeene „ belang, dat de menfehen moet verbinden. Wat be„ duiden Toch (dus gaat hy voort) deeze ydele benaa« „ mingen van Jooden, van Lutherfchen, van Franfchen, „ van Hollanders? ongelukkige bewooners vaneen land, „ dat zo moeielyk valt te bebouwen, zyt gy met aUe „ menfehen, enz? Dit ftuk, in alle opzigten waardig het hart van den Wysgeer, die 'er de Schryver van is, draaft de blykbaare merktekenen van waarheid: de onpanydige Wysbegeerte , die daarin de overhand heeft, wordt in haare kracht gevoeld, door ieder waar Christen en door alle deugdzaame menfehen, van welken Godsdienst zy ook mogen zyn. Uit het geene wy, reeds voorheen, in dit Werk hebben medegedeeld, en uit het geene men door eene aandachtige overweeginge van de achteraangevoeg ie bewysftukken zal verneemen, blykt op de omegenfpreekbaarfte wyze, dat de Jooden van Suriname, zonder deel te hebben aan het algemeene bellier, hun, op grond van den inhoud van derzelver privilegiën, door den Heer Rninal toegekend, dank hebbe de goedheid van den Souverein en der Heeren Eigenaaren! alle die Godsdienftige en Staatkundi- - g8* CD Tom. IV. p, Hf-  s8 HISTORISCHE PROEVE over de ge voorrechten genieten. Wat mag dan toch de reden zyn ? Wat mag toch den Heer Rainal hebben konnen beweegen, om dit arcikel, dat de Jooden in 't byzonder raakt, in de Iaatfte uitgave van zyn Werk achter te houden? (???) Zou het zyn, om niet aan andere Mogendheden dat voorbeeld van verdraagzaamheid- aangenaam te maaken, welke de Republiek van Holland jegens de Jooden van Suriname oeffent? Of zou het zyn, om vooral niet te toonen, dat de Jooden uicfteekende verdienden bezitten, en zich daar door deeze gunftige befcherminge hebben verworven? Neen zeker niet: het hart van den Wysgeer, die verdiende, dat de Gadelooze Eliza Draper, en alle gevoelige en rechtvaardige menfehen hém den fchoonen tytel en roemryken eernaam geeven van Verdediger 'der memchlykbeid. der •waarheid en der Vryheid, kan onmogelyk zulke wraakbaare denkbeelden gevormd hebben; en men heeft het, ongetwyffeld, te houden voor een gewrocht van ave*, rechtfche berichten, die hem, misfehien, door de vooroordelen en den haat waren verfchaft, welke hem in het denkbeeld hebben konnen brengen , dat het noodïg ware, dit ftuk, als onnut en ftrydig met de waarheid , achter te houden , niet alleen , maar hem ook, in zyne nieuwe uitgave van dat Werk, eenige zeer har. de uitdrukkingen tegen de Jooden te doen bezigen , die meer kwaad zullen werken dan hy zelf denkt en waarover zyn hart, misfehien, nog vry wat zal te lyden hebben; dewyl hy, als een waar Fiiofoof, de Hollandfche verdraagzaamheid moest verdedigen , de vryheden dzr Jooden in Suriname vernielden, als onderfcheiden blyken 'van-de goedgunstigheid hunner Souvereinen en der Heeren Eigenaaren van de Kolonie, en zich ren zelfden tyde verzetten tegen de al te geringe uicwerkfelen, welke deeze zelfde goedgunftigheid, ten opzig- C«0 Gedrukt te Gerieve, by Pellet. 1781.  KOLONIE van SURINAME. 29 Cpzigte hunner medebewooneren, te wege brengt, en zeggen met een' zeer vermaarden fchryver; bet is niet genoeg, dat men de lieden niet verbrande als in de Inquifitie; men brandt ze met de pen en met ver acht inge, en dit vuur is zo veel te wreeder, om dat de gewrochten daar van overgaan tot de volgende ge(lagten. Behalven de reeds gemelde ftaatkundige en burgerlyke Overheidsampten, zo de opperde als ondergefchikte, heeft men 'er ook nog Kommisfarisfen, het opzigt hebbende ever de Stad, de wegen en publieke werken, alle bekend by den naam van Gemeene IVeide; doch daarover zullen wy in 't vervolg fpreeken. Nog heeft men 'er twee, die, voor al hun leeven zynde aangefteld, het opzigt hebben over de Weeskamer, zo om de goederen van minderjaarige kinderen, die geene Voogden hebben, te bellieren, als ook om de erfgoederen van die zonder testament verdorven zyn, te ontfangen. Daarenboven heefc men 'er ook gezwooren Landmeeters, eenen Proef, neemer (Esfayeur) van de Suikers; eenen Roeier voor de Siroopen en veelerlei andere bedienden , zo tot het Krygsweezen als den Burgerftand behoorende; doch van welken het niet mogelyk is omftandiglyk te fpreeken, zonder tot al te groot eene uitvoerigheid te vervallen. In den jaare 1782, heeft men, in Suriname, ook een Collegium Medicum opgericht, beitaande uit den Prezident , die altyd een lid is in den Raad van Policy, twee Geneesheeren, éénen Apotheker en éénen Heelmeester, welke daartoe benoemd worden door den Raad van Policy. Aan dit Collegie ftaat het de diplomata ( of magtbrieven ) te onderzoeken, van allen , die de Genees- en Heelkunde in de Kolonie willen oeffenen, de rekeningen der Medicynmeesters, Apothekers, Chirurgyns, Vroedmeescers enz. te pryzeeren enz. Be-  30 HISTORISCHE PROEVE over de Bevolking, zo van de stad Paramaribo als van de gansche Kolonie in 't algemeen. scheepvaart en Koop handel. Volgens de naauwkeurigfle berekening beloopt het getal van de inwooners der ftad twee duizend zielen, zonder het Garnizoen des lands en de bedienden van hec Krygsweezen daar onder te tellen. Tot dit getal nu behooren 615 Portugeefche en 430 Duitfche Jooden, te famen uitmaakende een getal van 1045 perfoonen, en dus meer dan de helft der bevolkinge van de Blanken der Stad bedraagende. Behalven dat zal men 'er ook ( zonder de Militie van vrygemaakte Negers te rekenen,) aan Mulaters en vrye Negers een getal hebben van by de 650 , het welk een geheel uitmaakt van 2650» vrye perfoonen. De flaaven, die men 'er onderhoudt, zo tot verrichting van allerlei flag van huisdienften, als die op eenige andere wyze, ten voordeele van hunne meetors, moeten werken naar hunne onderfcheiden bekwaamheid, en onder welke men eene menigte timmerlieden, metfelaars, fmeden enz. enz. vindt, mag men rekenen op een getal van 6 of 8 duizend; waar uit volgt, dat de bevolking der Stad, over 't geheel, meer dan negen of tien duizend zielen bedraagt. De uitgave, welke men 'erjaarlyks doet voor koopwaaren, komende uit Europa en Amerika, is onbegrypelyk groot. Naar evenredig, heid van haare bevolkinge is 'er niet eene Stad in gansch Amerika , die zo veel gelds verteert als Paramaribo. Zelfs heerscht 'er werkelyk eene buitenfpoorige weelde en overdaad onder de flaaven; hebbende zy onder eikanderen eene foort van order ontworpen , waar aan zy den naam geeven van Dou; by voorbeeld, Dsu d' or, Bigie  KOLONIE van SURINAME. 31 Bhiedou. Dm de Diamant; 't geen zo veel wil zeggen als gemaakt van goud, van edelgetteenten enz. Eene buitenfpoorigheid , die, althans eenigzins, beteugeld behoorde te worden; te meer wyl men er de fchadelyke uitwerkfels airede, in meer dan in een opzigt, van gevoelt, zo uit hoofde van de dieveryen die daaruit noodzaakelyk moeten voortkomen, als ook uit hoofde van de geringe belastingen, die de Blanken daarop van'hun kunnen vorderen; welk alles te wege brengt, dat zy onverdraaglyk trots worden, en eene u-terfte verachting opvatten voor de Vrouwen des lands. De akemeene bevolking der Kolome, daar onder begreepen de twee duizend Blanken, welke wy rekenen in de Sad Paramaribo te zyn, zal, alles famen genomen, Blanken en Negers, Vryen en Slaaven.. een getal bedraagen van 50 tot 55 duizend zielen. Lr zyn, over 't geheel,in de Kolonie 591 grooteen kleine plantaoien : van dit getal trekke men af 46, toebehoorende aan Tooden,welke wy hier niet rekenen, cm dat'er van hunne bevolkinge afzonderlyk ftaat gefproken te worden; dus fchieten 'er dan 545 plantagien over. Op deeze plantagien nu heeft men van 1 tot 4 Blannen, aan Uirekteurs, Schryvers en Kommandeurs: eenige hebben maar twee, en de meeste maar één' Blanken. Weshalven , wanneer men, door eikanderen, aan elke plantagie, over't geheel, twee Blanken geeft, het getal van 545 plantagien dat van 1090 perfoonen zal bedraagen. De bevolking der Portugeefche Jooden, over 't geheel, daar onder begreepen die te Paramaribo, in de Savanne, en op de plantagien woonen, bedraagt 834, en die der Duitfche Jooden 477,dus te famen 1311 perfoonen, behalven nog een getal van bykans 100 Vrye Mulater Joodt n van beide deeze Natiën. Voeg by het getal van deeze -090 perfoonen der plantagien nog het getal van 9^5 blanken in de Stad Paramaribo, afgetrokken van 10^ looden.die te famen een getal van 2000 zielen in de t3J * Stad  32 HISTORISCHE PROEVE over db Staduitmaaken, met 13 u Jooden, zo zal de bevolkinge der Blanken, over 't geheel, bedraagen 3356 zielen C «Hier by voege men nog 650 Mulaters en vrye Negers, daar onder begreepen die 100, welke men gerekend heefc onder de Jooden; zo zal de algemeene bevolking van vrye perfoonen der Kolonie beloopen 4006 zieien; invoege men in de geheele fomme van 3«5 Blanken der Kolonie vindt een aantal van rsn jooden, hetwelk meer dan een derde van de bevolkinge, over c geheel, bedraagt. 5 ' Het getal der flaaven heeft, federt verfcheiden jaaren merkelyk afgenomen. De oorzaaken daar van vmdt menm de fterfte, in 't wegloopen, in den geringen aanvoer van nieuwelingen van de kust van Guinéé m de groote menigte der geenen, die tot dienst der Kolome ( bekend by den naam van korps der vrye Negers van welke wy reeds gewaagd hebben ) zyn vry verklaard enz. Niettemin mag men 'c getal der flaaven, over t geheel, volgens de naauwkeurigfte berekemng, getrokken uit de vereeniginge van verfcheiden berichten, die ons door onderfcheiden perfoonen zyn bezorgd, onbefcnroomd rekenen op 45 of *o duizeiS zielen. Men fta nu by dit getal, eVde bevdking llt de vrye heden der Kolonie, eens aandachtigftfl gelyk ook by den jaarlykfchen opbreng van alle haare plantag.en , en men vergeiyke het een! en 't andere vervolgens met het oneindig getal van Negers en' de bevolkinge der Blanken te St. üommingo^n de ffikomfien van dit Eiland; zo zal men bevinden, dat Suri^ ( k ) Op de plantagien" ; T„„ In de Stad * I0f °« Portugeefche Jooden * " " ucu>,  KOLONIE va» SURINAME. 3$ aan de Planters , en waarvan zy een zeer aanzienlyk voordeel trekken; zonder nog te rekenen de ontzaglyke menigte van allerhande koopwaaren, en kostelyke huisgeraaden, die de Kooplieden in Holland, van jaar tot jaar, aan de Kolonie toezenden, zo voor eigene rekening, als voor die van partikulieren en winkels, waarvan het getal buitenfpoorig groot is; welk alles famen genomen , zonder vergrooting», wel gerekend mag worden op anderhalve Millioen guldens in hac jaar. Deeze voordeelen vereenigd zynde met die, welke de Scheeps Kapiteinen trekken van de drooge en eetbaare waaren, die zy, voor rekening der Hollandfcha Kooplieden, aanbrengen; met de voordeelen van meer andere dingen , inzonderheid de vragtloonen der fchepen ; de geweldig groote kosten , die 'er loopen op den verkoop van de voortbrengfels der Kolonie in Holland, en met de buitenfpoorig hooge asfurantien ten voordeele der Hoofdflad, zullen, op een inkomen van bykans negen millioenen guldens in het jaar, hoe groot dat der Kolonie over 't geheel is, een jaarlyksch voordeel maaken van 5 of 6 millioenen guldens; zonder nog te rekenen de renten van het geld, dat door de Kolonisten en bewooners der Kolonie is opgenomen, die ook voor een zaakelyk voordeel te houden zyn. De koophandel der Kolonie over het geheel, zo ter» aanzien van dien, welke rechtftreeks betrekking tot do Hoofdflad heeft, als van dien, welke met'de Engelfche Amerikaanen, tusfchen^ Kolonisten en Kolonisten, gedreeven wordt, beftaat in den aan - en verkoop van eet^ baare en drooge waaren, als Yzerwerk, Stoffen, Lakenen, Lynwaaten , Snuisteryen, Verfierfelen, Hoeden, koperen Gereedfchappen, fnai Aardewerk, fyne Porceleinen , Wynen , Bieren Brandewynen , en eindelyk alles wat de pracht in kleederen - en de goede der het -allerkeurigst hebben weeten uit te denken; waar by nog C x komt  g£ HISTORISCHE PROEVE over de komt het Meel, de ingezouten Viseh,»het Vleesch, de gerafineerde Suikers enz. enz. Tót verder van 't een en 'c ander zyn 'er zeer veele winkels aangelegd, die, ten grooten deele, ftaan op den oever der rivlere; als ook pakhuizen voor de eetwaaren en meefte andere zaaken; die door de Amerikaanen worden aangevoerd, om de Negers op de plantagien van het noodige te voorzien. Byaldien de belangen der Republiek konden toelaaten , dat 'er van Suriname eene vrye haven gemaakt Wierd, en dat de Kolonisten verlof kreegen, om zelve hunne voortbrengfels te verkoopen, zo zou de Kolonie, buiten allen twyffel, eene gelukkige verandering ondergaan, zonder het minfte nadeel aan de Hoofftad toe te brengen. Maar óm dit denkbeeld te bewerkitelligen, en teffens voordeelig te maaken, zou het wel noodig zyn,. dat eenige groote verftanden eens famen kwamen, om de belangen der Kolonisten met die der Hoofdftad te vereenigen; en als dan zou misfehien deeze groote waarheid , waarvan wy maar alleen eene ruwe fchets, en die met veele wolken omringd, begrypen, zich in haaren vollen dag vercoonen. Alle geldfpecien zonder, onderfcheid gaan in Suriname; maar ongelukkig vindt men 'er byna geene andere kaarten, dan die in het land gemaakt zyn, welke de plaats van gangbaare munt bekleeden (p), en nog verder Deenfche Schellingen, die, federt het jaar 1768 of 1769, in groote menigte in de Kolonie zyn ingevoerd, en ( p ) Deeze kaarten van 2, 4 en 10 Schellingen van drie guMens, en de Obligatien van ƒ50 tot ƒ 500, werden uitgevonden in 1764; zy zyn getekend door twee Raaden van policy , en door den Ont. fanger van het Korntoor der middelmaatige belastingen, welke het ook is , die het gezegeld papier vertekent, in welks midden het zegel der Kolonie wordt bygevoegd- Zie Hart. fink bl. 8f7, 858.  KOLONIE van SURINAME. 37 en wel inzonderheid door zekeren Vettewaarier ( q ) die, in Holland niet hooger gaande dan voor %\ tot 4 > fkiveis, hier gaan voor 5 ftuivers, wanneer menze -voor gemunte kaarten der Kolonie verwisfelt. ( q ) Men zie over dit artikel de tastbaare leugen, die men te^en de Jooden heeft uitgeftooten in het Schendfchrift van Esfequebo , nopens de invoering deezer munte. ■ van kwaad al» loy. liewysftukken van het eerfte deel. C 3  gi HISTORISCHE PROEVE over db Oprichting, en Bestemming van de komptooren der kolonie, e n der Imposten diede Kolonisten en Bewooners betaalen. Over dit (luk zullen wy zeer kort zyn; en om ons pp geene onzekere berichten te verlaaten, zuilen wv ^ïiï^fj*** d2H '£ ^ i Uit kracht van het Oktrooi, door Hunne Hoogmogenden aan de West. Jndifche Maatfchappy verfeend Landwet der Kolonie , hebben de Heeren Ekenaars het recht om een hoofdgeld te vorderen, daar £ beftaande, dat de bewooners, na de tien eerfte jaaren hunner inwoomnge jaarlyks eene belasting betaalen lil 50 ftuivers van ieder hoofd boven de fa jaaren e£ l?mS lm d£ 3 £0C aan de 12 zo voor de Blanken als voor de vrye Negers, de Mulaters en de fla.ven zonder anderfcheid , tordende betaald aan het Komptoor van het Hoofdgeld Alle Hollandfche fchepen zyn zowel onderworpenaan de m -en uitgaande rechten, als de EngelfcheAmenkaanfche Barken. De eerfte betaalen drie guldens van liet Jast, en de Barkan naar evenredigheid van het dubbeld uitgezonderd dat zy 5 geeven vang ieder laading diè door hen m de de Kolonie wordt gebragt, en van de Syroopen dieze uitvoeren, behalven log eenke andere rechten , die aan andere Komptooren betaald moeten worden. De Koffy, die naar de HoSad uitgevoerd wordt , betaalt 15 ftuivers van e!L fot pond, 3s ftmvers van z0 veel Katoen, en één gul. oen van het vat Suiker. ë Dee5  KOLONIE vak SURINAME. 39 Deeze rechten worden ontfangen door een ander Komtoor, bekend by den naam van de ut- en uit- **H« Komtoor der. openbaare verkoopingen ontfangt c van het honderd aan rechten van alles wat men er verkoopt, ten laste van den Kooper; uitgezonderd echter de verkoopingen van Negers, die nieuwlings van de kusten van Afrika zyn aangebragt van welke maar aj ten honderd wordt betaald. Behalven dit alles betaalen zy, die de verkoopingen houden, nog 3 ten honderd van alles wat 'er werkelyk verkocht wordt. De aanfche opbreng van deeze drie Komptooren behoort den Heeren Eigenaaren toe: van de twee eerften uit kracht van het voordeelig bezit (Domaine Utile ) dat zy aan de Kolonie hebben; en van het laatfte uit hoofde van een verdrag met het Hof van Policy, bevestisrd door Hunne Hoogmogenden. ; Behalven deeze belastingen betaalen de inwooners nog verfcheiden imposten, die ontfangen worden door onderfcheiden Komptooren, om daar door de kosten goed te maaken, die ten laste der bewooners komen, volgens de verdragen, daarover, op verfchillende tyden, met de Heeren Eigenaars gemaakt, en vervolgens door Hunne Hoogmogenden goedgekeurd, gelyk wy op zyne plaats hebben aangetoond. Om ae kosten goed te maaken, waarop de Detachementen komen te ftaan, van welke men zich tegen de Negers-Marrons, ter beveiliginge van de Kolonie, en ter befcheraunge van het Kordon , bedient, dat is te zeggen, zo veel het aandeel betreft, dat ten laste der bcwooneren komt; heeft men een Komptoor tegen de Marrons opgerecht, bekend by den naam van Kas tegen ae Wegkopen, Daar aan moeten alle Bewooners en Kooplieden, ondereede voor twee Kommisfarisfen uit den Politiken Raad en den Ontfanger, verklaaren de voordeelen, die zy, zo van hunne bedryven e« köopmanfchappen, als van hunne C 4 kapi-  4o HISTORISCHE PROEVE over de fcapitaalen trekken; cn van die fomme, welke zy verklaaren, betaalen zy van vier tot negen ten honderd, volgens zekere verdeeling in verfchillende kiasfen, die men er heelt gemaakt. De planters betaalen van de voortbiergfels hunner plantagien op de volgende wyze. De prys van ieder pond Koffy wordt, volgens het. laatfte plakaat, afgekondigd in Wintermaand 1787, gerekend op 7l Stuiver, de Kakao op 3* St. en het Katoen op 19 St. en ieder vat Suiker op 70 St. en van de geheele fomme , die van de waaren, op ieder plantagie gewonnen, gemaakt wordt, betaalt men 5 ten honderd, aan't gemelde Komptoor. Daarenboven wordt 'er ook nog van ieder Cesib, of overdragt, van vaste goederen, welke de eene bewooner aan den anderen doet, zo menigmaal deeze goederen tot nieuwe Eigenaats overgaan, 3 ten honderd van den koopfchat betaald. Dit Komptoor is beftemd tot de noodzaakelyke kosten ter verdediginge des lands, en ter betaalinge van den Ontfanger, die tot zyne bezolding één ten honderd geniet van de fomme, die ieder jaar door hem ontfangen wordt. Aan 't zo genaamde Komptoor der Gemeene Weide betaalt men, wegens de belasting op de huizen, volgens de waarde, die gerekend wordt naar de jaarlykfche huur, twee ten honderd in het jaar ; gelyk ook van hec Vee ; 20 guldens van een Koets , tien van een Chais, en even zo veel van een Rydpaard: van ieder vierkante voet Hout, die in de Stad gelost wordt om daar verkocht te worden , betaalt men, ingevolge zyne hoedanigheid en dikte, van 4 duiten tot een' ftuiver; en van ieder plank, ter langte van 15 voeten en ter dikte van eenen duim 13 duiten, en ter langte van 20 voeten en ]i duim dikte' 5 ftuivers. De opbreng van dit Komptoor is beftemd tot onderhoud der wegen, der ha"ens en der alleen van boomen, waarmede de ftraaten beplant zyn, en van meer andere noodziakelyke en geltadige werken, dienende tot verfranjing der Sad. Hee  KOLONIE van SURINAME, 41 Het Komptoor der zo genaamde Modike Lasten, ontfangt ƒ 3 - 10 voor ieder vat bier; 20 gulden voor een Oxhoofd wyn; 4 guldens voor een kelder'brande wyn of jenever van 15 flakons, en 2 ftuivers van ieder flesch wyn zonder onderfcheid, die in de Kolonie wordt ingevoerd; 500 guldens in hec jaar voor ieder groote herberg, en 250 guldens voor ieder andere kroeg of wynhuis, wegens hec voorrecht van opentlyk deeze huizen te mogen houden. Behalven deeze imposten ortfangc dit Komptoor ook de belasting op het zegel f dat een zaak van groot belang is. De opbreng van dit Komptoor is beftemd tot voldoening van 't jaarlyksch inkomen der Gereformeerde Predikanten, van den eerften Fiskaal en van verfcheiden andere noodwendigheden der Kolonie, die ten laste der Bewooners komen. Behalven deeze rechten ontfangt dit Komptoor ook nog, ten voordeele van zyne kist, den zuiveren opbreng van het Komptoor der Vryelingen van de Kolonie, bekend by den naam van het Komptoor der Panders ( of der Exploiteurs ) tot goedmaaking van de kosten, die, in naam der Civile Justitie, op de bewooners gedaan worden, zo om de goederen in beflag te neemen van partikulieren die in gefcbil zyn, als om dezelve, by openbaare veiling, ten overftaan van het Gerecht, te verkoopen ; hetwelk al zulke groote kosten veroorzaakt, als de zuivere opbreng, na betaaling der bedienden enz. bedraagt. Voor 't ovenge maakt dit het weezenlykfte deel uit van de rech< fen deezes Komptoors der Modike belastingen. C 5 Be*  4» HISTORISCHE PROEVE over de BeschRYVING vam de SAVANNE en VA» het KORDON. LüCHTSGEST EL.D HEID der KOLONIE IN 'l ALGEMEEN. ZlEK- ten. Karakter der kreoolen ENZ. Acbt of tien mylen verre van Paramaribo, ter linker zyde van de rivier van Suriname, by het opvaarenvan dezelve, vindt men het Vlek der Jooden bekend by den naam van Savanne; 't welk aldus genoemd worde wegens de uitgeftrekte weidlanden, die hetzelve omnngen; zynde deeze Spaanfche naam in Amerika algemeen aangenomen, om daardoor een weidland of eene üitgeftrektheid van effen land en zonder bosfehen te betekenen. Dit vlek behoort in vollen eigendom toe aan de Portugeefche Joodfche Natie, volgens uitdrukkeiyke vergunning daarvan, aan de Natie gedaan door den Heer Samuël Nasfy, in Herfstmaand hebbende hy daarby, in Oogstmaand 1691, nog gevoegd 25 akkers van het nabygelegen land, volgens de norelen van deeze dagtekeningen, die in de Archiven der Natie voor handen zyn. Dit veld werd, kort daarna vergroot door het gefchenk van honderd akkers land' welk de Gouverneur van Scherpenhuizen, uit naam der Heeren Eigenaars in Holland, deed aan de Natie vol. gens den giftbrief, die daarvan te vinden is in de verzanding der Privilegiën, titel 8, gedagtekend den u van Herfitmaand i^r. Deeze Savanne is gelegen op eeö ^ gebergte, datzich rustenen de 30 en 36 voeren boven't waterpas der rivier verheft, hebbende aan beide zyden eene diepe vailey, die aai de Savanne de volkomen gedaante eener landengte geeft. De bewoonde grond is van  KOLONIE van SURINAME. 43 van eenen zeer harden leemachtigen aart, doormengd met fteenen van eene rosfe kleur, eenigzins trekkende naar het zwarte. De Heer Renaud, Franfch kruidKundige, die eenige jaaren in Suriname heeft gewoond, en zich werkelyk in Frankryk bevindt, meende daar laaven eener oude vuurbraakioge gevonden te hebben; maar de groote menigte van wit zand, welke op den afftand van 200 fchreeden van deezenj berg gevonden wordt, maakt dat denkbeeld zeer twyffllachtig en onzeker. De plaats, waar men de huizen, volgens een geregeld ontvveip, gebouwd vindt, maakt een vierkant van 4NIE van SURINAME. 45 s V" «enige yzerachtige ftof in den boezem des bergs ver» hooien zit. Op de hoogte van eene deezer valleien is noo- èfene andere bron van zeer -fmaakeïyk water en van de&fchoonfte Krisrallynen kleur. Deeze bron komt voort uit de kruin des bergs, en loopt flangswyze voort tot aan het midden van dien; daar maakt zy zich eene opening, en vloeit regelmaatig voort tusfchen klein geboomte. Het fchynt, dat de natuur, deezen hoop waters, op de gezegde wyze, doende voortfchieten, verfcheiden kleine kanaalen heeft vereenigd tot eene enkele buis, die als door een kraan uitloopt fint dat de Savanne bekend is. Nooit, het zy in den Winter of in den Zomer, zelfs in de allergrootfte hitte, heeft men gezien, dat deeze bron en de twee kommen waters, uitgedroogd, verminderd of vermeerderd waren. De Geneesmeester Scuivefant, die langen tyd in Suriname gewoond heeft, doch zich thans te Utrecht ophoudt, heeft veele proeven gedaan op het water, dat boven van den berg afvloeit, en daarby bevonden, dat hetzelve de verftoppingen tegenflaat en afdryvend is; iets waarvan ons de waarheid, by ondervindinge , duizend maal gebleeken is: want wanneer men dit water, in den Zomer of op eenen anderen tyd, waarvan men verzekerd han zyn, dat het met geen regenwater vermengd is, gebruikt , na het alvoorens met Rhynfchen wyn en fuiker vermengd te hebben , bevindt men dezelfde opzieding, en hetzelfde uitwerkfel als of het met Seltzer- of Spa - water ware vermengd geworden, uitgezonderd de reuken ziltige fmaak, die aan deeze wateren eigen zyn; doch welke aan dit water gansch en al onthreeken. De Jooden maaken 'er gebruik van in de ge« aieezing van derdendaagfche koorden en in ziekten, die uit verltoppinge ontdaan. Even voor deezen berg neemt het Kordon, of de linie van verdediging der Kolonie, waarvan reeds voorheen gefproken is, een begin, en is beurtelings bezet mee een'  4d» HISTORISCHE PROEVE over », een'post van Kapitien., van een Piquet, en een'post va» Sergeant enz. tot aan. cTën gröoten post van Major genaamd Mauntsburg, daar men het hospitaal heeft waarin de zieken van de andere posten worden gebrast* om daarin bezorgd te worden. Ter zyden van deezen post vindt men de zogenaamde huishoudelyke wooning van het Kordon, federt het Gouvernement van den Heer Beeldfnyder, bekend by den naam van Gouverneurs lust, en voorheen by dien van Rhebo. bot, zynde een Hebreeuwsch woord, dat ruste betekent. Deeze wooning bevat in haaren omtrek fchoone tuinen, beplant met veelerlei kruiden, kleine boomen en keukenvruchten; alsook groote weidlanden, waarop een genoegzaam aantal vee onderhouden wordt, zo toe dienst van het hospitaal van Mauritsburg, als tot onderhoud, der paarden en muilezels, die men noodig heeft, om de leevensmiddelen uit de Savanne over te voeren, en aan de verfcheiden posten tusfehen beiden te bezorgen. Ahes is daar zo hecht gemaakt, en wordt zo geregeld onderhouden, dat deeze wooning inderdaad een aangenaam voorkomen heeft, zonder dat 'er eenigerlei pracht, hoe genaamd, vernomen werde, of iets in voorkome, dat niet volftrekt noodzaakelyk is. Hier ter plaatfe ziet men de misdaadigen, zo Blanken als Negers geboeid den hun opgelegden arbeid verrichten, om dus voor hunne gepleegde wanbedryven te boeten; en dus mag dezelve met reden het Rasphuis van Suriname genaamd worden. Van den post Major Mauritsburg komt men, langs een' weg van vier uuren gaans, op de hoogte van de rivier Commowine: deeze overfteekende komt men aan 't begin van het tweede Kordon, dat zich bykans tot aan zee toe uitiTrekt. De weg van het eerfte Kordon, zyn begin neemende by de Savanne; heeft de breedte van tusfehen de 150 en 200 voeten, eenen grond van wit zand, en is, aan den eenen kant, bezet met krygsposten en aan den anderen, met ee» digt bosch, waar doorte wege fie,  KOLONIE van SURINAME. 47 gebragt wordt, dat deeze weg een der allervermaaklykften is, 't zy men dien in karos of te paard langs ryde, of ook te voet bewandele. Voor deezen telde men in de Savanne 75 of 80 huizen, bewoond door 50 of 60 huisgezinnen, waarvan ieder vier of vyf flaaven had, met genoegzaame leevensmiddelen, dieze om niet kreegen van de naby gelegen plantagien; dezelve hielden zich inzonderheid bezig met het vervaardigen van planken en timmerhout, waarby zy hun beftaan vonden. Thans, dewyl de Natie de meeste haarer plantagien verlooren heeft, en wel * van haare byzondere leden in Paramaribo woonen , is dit vlek byna eene woestyn, in zo verre, dat 'er geen andere inwooners zyn dan 22 arme huisgezinnen en 49 huizen, zynde alle de overigen onder voet gevallen, wegens 't onvermogen van derzei ver meesters omze te herftellen. Deeze arme lieden, ten getale van 100 of 120 perfoonen, die 'er thans nog woonen, hadden voor deezen hun beftaan van de koopmanfchap, dieze dreeven met de Officiers en Soldaaten van het Kordon, welkea zy alles leverden watze noodig hadden, tegen dea gewoonen prys van Paramaribo; maar dewyl 'er, onge» lukkiglyk, thans veele mededingers zyn, die deeze koopmanfchap met het krygsvolk dryven, bevinden de arme inwooners van de Sanvanne zich in zo deerniswaardig eenen toeftand, dat, op den eenen of anderen tyd, dit vlek, ongetwyfleld, geheel en al ftaat verhaten te worden. Daar ondertusfchen de Synagoge en de Vryheid, die men 'er geniet, de Jooden aan deeze plaats verkleefd doen blyven; ontbreekt het 'er in de Herfstmaand van ieder jaar aan geen volk, dat dan, ter vieringe van het Loverhutten Feest, daar famen vloeit, fomwylen tot aoo en 250 perfoonen, gekomen van Paramaribo en de plantagien , die als dan alle de huizen vervullen. In deeze maand ontbreekt het 'er ook niet aan eene groote menigte Christenen, die als dan deeze plaats insgelyks komen  '*S HISTORISCHE PROEVE over de men bezoeken, en zich verlustigen met den weg van 't Kordon te bewandelen: en niet tegenftaande den be. klaagenswaardigen toeliand der Natie, over het geheel -gééft men 'er als dan evenwel kleine danspartytjes en andere vreugde bedryven, die, voor den tyd van vier weeken, deeze plaats tot een aangenaam verblyf maaken. Dewyl, daarenboven, de lucht, die men 'er inademt, volgens eene ftandvastige ondervindinge, de gezondlie van degeheele Kolonie is, en de Savanne, behalven dat, de eenige wykplaats is, daar men alle mogelyke vryheid geniet, om naar zyn eigen zin. en welgevallen te leeven, zo wordt dezelve, ten tyde van het feest, druk bezocht; doch daarna is het 'er alles wederom doodsch en treurig. Deeze plaats, over 't geheel befchouwd zynde, levert niet te min verfcheiden eenvoudige fchoonheden der natuur op, die wel verdienen, dat menze met oplettendheid gade fla. De mengeling van allerhande groene kruiden , waarmede de weiden pronken, en de hoorntjes van onderfcheiden foorten, die bloemen en vruchten van verfchillende kleuren draagen,en waarmede de grond van wit zand als bezaaid is; de twee valleien, die ter zyden van den berg liggen, en die wederom, aan beide kanten, twee andere bergen zo wit als fneeuw voor hec -oog ontdekken; het gezigc der Synagoge en des vleks ten westen, en van den weg des Kordons ten oosten, zich in eene rechte linie vyf uuren gaans noordwaaards, in het hellen der bergen en 't gezigt der rivier, uitlïrekItende; met daar by, ten zuiden, het groen van een bosch, dat in grootte niet te bepaalen valt; leveren zo aangenaam een gezigt op , dat de vreemdelingen , onder anderen de Heer Malouet, algemeen Opzigter van Kayenne, die dit alles in 1776, met oplettendheid heeft opgemerkt , getroffen zyn geworden , dat de natuur , in haare fpaarzaamheid , deeze anders onvruchtbaare plaats, zo fraai heeft weeten te verfieren.  KOLONIE van SURINAME. 49 Wy waren verpligt ons, misfehien wat al te breed, over de befchryving van de Savanne uittelaaten, ora dat wy hebben opgemerkt, dat van alle fchryvers, die over Suriname gefchrecven hebben, niemand zich verwaardigd heeft, om daarvan iets van belang te melden, 't Was genoeg voor deeze fchryvers., daarvan maar alleen, en als in 't voorby gaan, te zeggen, dat het een groot vlek der Jooden is. Wat de luchtsgefteldheid der Kolonie, over het geheel , betreft; deeze is, federt dat men door het toemaaken van groote ftreeken lands op de plantagien en naby de rivieren, aan de winden een' vryen loop heeft gegeeven, de gezondfte van de ganfche kust van Guyane. De hitte zou 'er van Oogstmaand tot half Slagtmaand onverdraaglyk zyn , zo dezelve niet gemaatigd wierd door een' Noordwesten wind, die 'er bykans geftadig waait van Hooimaand tot in Slagtmaand. Ook is ds lucht 'er bevragt met veele wolken, die de hitte der zonne maatigen, en zo wel veele als overvloedige regens uitftorten : en als dan fchieten de winden nu en dan naar het Zuidoosten. De dagen en nachten zyn'er, bykans 't geheele jaar door, even lang: alleen in Hooimaand tot aan half Oogstmaand befpeurt men, dat de dagen 25 of 30 minuuten langer zyn dan de nachten. De vier getyden des jaars, die men in Europa waarneemt, zyn niet merkbaar in Suriname: wy rekenen wel onze Lente af van Louwmaand, die geftaadiglyk verandert, tot in Lentemaand; den Winter van Grasmaand af tot ïn Wiedemaand; den Zomer van Hooimaand af tot in Oogstmaand; en den Herfst van Herfstmaand tot in Slagtmaand, en fomwylen tot in Wintermaand, waarinde regens beginnen; maar deeze getyden zyn zodanig gemengd van warmte en koude in de uchtendftonden, en van regens, winden en brandenden zonnefchyn, dat de getyden zich onder eikanderen verwarren , zonder iet II deel. D merkr  56 HISTORISCHE PROEVE over de merkbaars te hebben, waar door zy zich laaten onder» fcheiden. De ziekten, die 'er het meest heerfchen, zyn Zinkingen en Kinkhoest, waar door, inzonderheid onder de kinders , groote verwoesting wordt aangericht; Koortfen van allerlei foort, en wel voornaameiyk van eenen galachtigen aart ; Waterzugt, Miltontfteeking, Roodeloop, en alle die, welke uit de Venusziekten voortkomen, en misfehien oorzaak zyn van eene foort van Lazery, die ongelukkiglyk in Suriname onder de Blanken en Negers begint te heerfchen. De kinders hebben 'er veel te lyden van de wormen, en de nieuwsgeboorenen der Negers van de tetanos, waar door, op de plantagien, eene ontzaglyke menigte wordt weggerukt, in weerwil van alle de proeven, die men gedaan heeft, om 'er een middel tegen uit te vinden. Midlerwyl heefc • men 'er, niet tegenfiaande deeze kwaaien, geene befmettelyke ziekte hoegenaamd, dan alleen, nu en dan, de Roode loop op de Piantagien, waar door evenwel ge« ringe verwoesting wordt aangerecht, in evenredigheid met andere plaatfen van Amerika, daar zich' deeze ziekte eens heefc geopenbaard. In tegendeel laaten alle ziekten 'er zich gemakkelyker en fpoediger geneezen dan op eenige andere plaats; doch daarentegen kost de herflelling 'er zeer groote zorge en moeite, en misfehien ook nog maar alleen daarom, dat een goede leevensregel 'er doorgaans te weinig wordt in acht genomen. De bewooners zyn zindelyk, fterk en driftig: zy begaan niet zelden buitenfpoorigheden, die ziekten ten gevolge hebben, en bezitten geen geduld genoeg om zich aan eenen goeden leevensregel te houden, noch om de rust in acht te neemen, die zy noodig hebben, om niet, na hunne ziekten, aan 't kwynen te raaken. By de Christenen doen 't menigvuldig gebruik van flerke dranken, en de geringe kennis, die zyin't algemeen bezitten, om, tot geneezing hunner ziekten, voor af te doen gaan het  KOLONIE van SURINAME. 51 het gebruik der eenvoudige geneesmiddelen des lands en die uit vreemde gewesten zyn ingevoerd, eer zy hunne toevlugt tot de Geneesmeesters of Negers neemen, hen, by 't minste toeval van ontfteeking of galachtigheid, eerder bezwyken dan de Jooden, die hunne gewoone haqdelwyze beftendig onderhouden, weinig wyn en heete dranken gebruiken, en 's middags veel vruchten en konfkuuren nuttigen, hoewel zy veel meer gebruik maaken van olie, vet, fpeceryen en peper in groote menigte dan hunne andere medebewooners. De ingeboorenen der Kolonie zyn, over't algemeen, van eene ryzige en voortreffelyke geftalte; behoudende de verwe van 't gelaat eenig« overblyfzelen van de kleur des lands, dat hen heeft zien gebooren worden. Nimmer vindt men 'er gebulten, kreupelen, of andere mismaakten van lichaam , hoedanigen men in Europa zo menigmaal ontmoet. De fchoone fexe inzonderheid onderfcheidt 'er zich op eene zeer voordeelige wyze, voornaamelyk by de Jooden, waarvan de Duitfche, zo door haare leevendige en glanfige verwe, die de fchoonheid haarer fexe uitmaakt, als door haare flonkerende oogen, den eerften rang bekleeden. Het eenige, dat deeze vrouwen ontbreekt, om voor de aanzienlykfte vrouwen van Europa niet te wyken, is de opvoeding en kennis der groote wereld. Door gebrek nu van dat alles, wat men noodig heeft, om de ziel van een gezelfchap uit te maaken, door onkunde der taaien, die haar berooft van die leevendige verkeering, va» dat aangenaam gefnap, zo natuurlyk eigen aan de fèxe, en daarenboven geduuriglyk klappende in 't Neger-Engelsch en omringd zynde van Negerinnen, zo zyn de vrouwen en jonge dogters, in 't algemeen gefproken, ondanks haare fchoonheid, zo bevreesd en bedremmeld, wanneer zy zich in een gezelfchap bevinden, dat uit eenige haar onbekende lieden beftaat, dat men kan zeggen, dat zy bykans hetzelfde zyn als de onD 2 bezielde  5a HISTORISCHE PROEVE over de bezielde fchilderyen, die tot verfiering van de wanden haarer vertrekken dienen. Midlerwyl vergeeten zy de natuurlyke neiging der vrouwen voor den opfchik niet, noch iets van 't geene ter vermeerderinge van haare fchoonheid {trekken kan. De mannen zyn 'er bykans gelyk als overal elders; evenwel met dat onderfcheid, dat zy, op hun 12 of 14 jaar, reeds de begaafdheid kennen om huns gelyken voort te brengen, en dezelve ook van dien tyd af met degrootfte drift te werke ftellen. Deeze haatelyke wanorder komt nergens anders uit voort, dan uit de al te groote gemeenfchap met de Negers, en uit de al te geringe zorge, die men in de huizen der ouderen draagt, om zich, in de tegenwoordigheid der kinderen, in te houden. De al te vrye gefprekken, die 'er, in hunne tegenwoordigheid, gehouden worden, en ftrekken om de vleeschlyke lusten aan te prikkelen, zyn 'er de oorzaak van. Het ftrekt ons evenwel tot vermaak, te konnen zeggen, dat dergelyke misflagen, in 't algemeen gefproken, by de Portugeefche Jooden niet zo gemeen zyn als wel by de anderen; voornaamelyk ten aanzien der dogteren, waaromtrent geen de minfte vryheid van verkeeringe in de huizen haarer ouderen plaats heeft: want de eerfte zorge der Moeders beftaat daar in, dat zyze nooit by de Negerinnen alleen laaten, en nimmer van huis gaan zonder zich door haare dogters te doen vergezellen. Aan deeze geftadige zorgen en duurzaame poogingen heeft men het dan ook alleen toe te fchryven, dat de. kinders der Portugeefche Jooden in Suriname aan hunne Ouders fterker verkleefd zyn dan op eenige andere plaats. „ Eene leevendigheid van Geest, eene zonderlinge „ doordringendheid, eene vlugheid om allerlei denk„ beelden te vatten, enze met vuur voor te draagen; „ het vermogen van famenbinding, gevoegd by de beft kwaamheid van waarneemen; eene gelukkige ver- » men-  KOLONIE van SURINAME. 53 „ menging van alle de hoedanigheden van den Geest „ en van karakter, die den mensch bekwaam maaken „ tot de allergrootfte zaaken", zyn het onderfcheidend karakter der Kreoolen in 't algemeen, volgens den Heer Abt. Raynal torn. 6 p. 168 enz. en deeze befchryving, een weinigje gemaatigd zynde, is' zeer toepasfelyk op de Surinamers in 't algemeen; maar wat die vuurige yerbeeldings kracht betreft, welke hy 'er verder in opmerkt, en welke geen bedwang verdraagen kan, maakt die, met verlof van den Heer Abt Raynal, hen niet onbekwaam tot alle naauwkeurige weetenfchappen, en tot alles wat niet anders dan door kracht van ftudien en overdenkingen te verkrygen valt? zelfs de muziek, deeze goddelyke konst, die 't gevoelig hart van den mensch treft en bekoort, werd door geen' Kreool ooit in zo verre geleerd, dat hy den naam van Muzikant kon draagen: want reeds van den beginne af voor 'c hoofd geftooten, door de overeenftemminge der nooten en de evenredigheid der klanken, dienende om'er naauwkeurige en zoetluidende zangflukken van te maaken , laaten zy hunne lesfen dan eens vaaren, en keeren 'er daarna wederom toe te rug, doch altyd met fprongen. Het dansfen en andere lichaams oeffeningen zyn de dingen, daar zy zich het langst aan weeten te houden. In de digtkunde en andere deelen der fraaie letteren, die, by gevolg, hunnen leevendigen en fchitterenden geest behoorden te vermaaken, maaken zy maar alleen geftadige fprongen, even als de vogels op eenen boom, die van den eenen tak op den anderen huppelen. Zou men, in gevolge van d*eze gebreken van onftandvastigheid van geest, niet wel in verzoeking konnen raaken om te gelooven, dat de Kreoolen, in 't algemeen , geene vriendfchap kennen, en geen ding weeten te waardeeren, dan alleen dat geene, waardopr hun fmaak kan getroffen worden? En dat zy, reeds van den beginne aan afgefchrikt zynde van eenige onderD 3 nee-  54 HISTORISCHE PROEVE over de neemingen, noodzaakelyk verwaand en wispeltuurig moeten zyn? ondertusfchen is het onbetwistbaar, dat zy herbergzaam en edelmoedig zyn. Zy beminnen 'tgoud; doch zy aanbidden 't niet, en het is maar alleen om het te verteeren, en zelfs om 'er gefchenken van te doen, dat zy liefhebbers van het geld zyn(r). (r) Tot waarfchuwing diene, dat wy in deeze fchildery eenvoudiglyk de Kreoolen bedoelen , eu dat men de overige bewooners der Kolonie geenszins met hun moet verwarren. By uitflek gevoelig en medelydend; doch tefFeus koppig en grillig, hebben zy ondeugden en byzonderheden, die niets gemeen hebben met die, welke men in Europa verkrygt. Dagelyks offerhanden aan de liefde doende, zynze echter niet zeer ingenomen met de fexe, noch ook driftig en onverfchrokken om daaromtrent overwinningen te böhaalen: Nooit , zegt de Heer Raynal (tom. 6. p. 167) hoorde men 'er van die verraaderyen en laagheden, welke de jaarboeken van alle volkeren bezoedelen, en naauwelyks zou men eene jchandelykt misdaad konnen noemen, die door een' Mreool bedreeven is.  KOLONIE van SURINAME. 55 Geneeskunde, Lapzalvery, Bedrog der Negkrs. I )e Geneeskunde wordt hier op dezelfde wyze, en volgens hetzelfde leerbeleid geoeffend als op alle andere plaatfen; en hoewel men verpligt is, de zoge» naamde Amlterdamfche of Haagfche Apotheek te volgen, bereidt men echter in de Apotheekers winkels allerlei foort van famenftellingen, volgens de Apotheeken van onderfcheiden plaatfen in Europa , zelfs ter voldoeninge van de oogmerken en grilligheden der Geneesheeren. En 't is om deeze reden, dat de Apotheeken van Suriname geftoffeerd zyn met eene oneindige menigte van geneesmiddelen van allerlei foort, en verfierd daarenboven met alles wat het oog kan llreelen. De zoons van Esculaap zyn hier werkelyk acht in getal , vier Christenen en vier Duitfche Jooden; eene menigte Heelmeesters , en acht Apotheekers , zes Christenen en twee Jooden, één Portugeefche en één Duitfche ; drie Vroedmeesters , één Christen, één Spaanfche Jood en één Duitfche, die behooren tot het getal der Genees- en Heelmeesteren. De Geneeskunde zal in Suriname, zelfs onderfteld zynde, dat zy die dezelve oeffenen, over 't geheel, de vereischte bekwaamheid en ondervinding bezitten, wat de konst betreft, nooit grooten opgang maaken , noch veel toebrengen ter verrykinge van haare beoeffenaars: want het beste geneesmiddel, en de naauwkeurigfte opmerking van de zyde des Geneesmeesters, wordt onnut gemaakt, door dien men 'er, in 't algemeen, de zogenaamde geneezingen der Negers meê vermengt; en deeze fpeelen daar eene groote rol met hunne kruiD 4 den  56 HISTORISCHE PROEVE over de den en voorgewende geneezingen , zowel onder de Christenen als onder de Jooden: want niettegenftaande het bedrog van deeze lapzalvers, en de afichuwelyke piegtigheden waarvan zy zich bedienen , en welke vooral den geenen, die belydenis van eenen Godsdienst doen, onwaardig zyn, worden zy in Suriname als voor Profeeten gehouden. Van geen wonderwerk werd ooit zo groot een ophef gemaakt als van die der Negers, zo men anders gade flaat, hoeflerk de mannen, en, inzonderheid, de Blanke Vrouwen dezelve verzekeren en gelooven, om hunne zonderlinge verdienden met uitbundigen lof te vereeren. Komt een zieke onder de handen van deeze lapzalvers , die de zotde en domfte zyn welke men zich verbeelden kan, te derven; het is niet aan hunne onkunde, of aan de geneesmiddelen, fchoon zonder eenige order hoe genaamd aangewend, te vvyten, dat de zieke gedorven is; maar aan het vergif, dat men den zieken, volgens 't verhaal van den voorgewenden Geneesmeester , heeft ingegeeven. En door geloof te liaan aan deeze valfche verzekeringen, heeft men het ongeluk van fomwylen zich fchuldig te maaken aan zeer groote onrechtvaardigheid tegen de zulken, die beichuldigd of in verdenkinge gebragt zyn geworden, door deeze Negers, welke veel eer voor Gifmengers dan voor Geneesmeesters te houden zyn. Wy willen evenwel niet ontkennen, dat verfcheiden zieken gelukkiglyk onder hunne handen zyn weggeraakt ; voornaamelyk zulken, die, na of geduurende eene heete ziekte, of na gekraamd te hebben , van zwaare ylhoofdigheid zyn aangetast geworden ; maar deeze geneezingen worden zeer dikwyls maar alleen te wege gebragt, door tegengiften, die zy weeten te gebruiken tegen verfcheiden foorten van vergif, en waaromtrent, zo die aan de zieken gegeeven zyn, zy de noodige onderrechtingen uit den mond der Negerinnen  KOLONIE van SURINAME. 5? rinnen van het huis bekomen. Zeer dikwyls gebeurt het ook, dat een perfoon, die door hen van ylhoofdigheid of fterke buikfpanning geneezen is, terftond verdacht wordt gehouden van vergeeven te zyn. Deeze waarheid , die meermaalen door de ondervindinge bevestigd is, is daarenboven de oorzaak, dat, wanneer een zieke aan eene bekende ziekte fterfc, en de Geneesmeester van het huis zulks zelfs voorzegd heeft, zyn dood, zonder eenig onderfcheid, maar .terftond aan vergif wordt toegefchreeven. 'c Zou in het oneindige loopen, indien wy alle de misbruiken wilden optellen, die 'er, ten deezen opzigte , hebben plaats gehad: ondertusfchen konnen wy niet voorby van een beknopt verflag mede te deelen wegens de gewoone ma nier, waarop deeze Negers hunne geneezingen verrichten. Wanneer een zieke zich onder de handen van een' deezer lapzalvers , wier getal by beide fexen oneindig groot is , wil begeeven , doet hy hem tot zich roepen ; doch deeze komt nooit terftond: doorgaans doet hy zulks eerst twee of drie dagen daarna, waarfchynlyk om in dien tyd eenige kundigheden op te doen van alles wat 'er omgaat in het huis van den zieken; en tot dat einde is 'er altyd wel de een of andere, die in ftaac is om hun de noodige onderrechtingen . te geeven. By den zieken gekomen zynde , vraagt hy hem, wat 'er aan fchort? by voorbeeld; hebt gy pyn op zulk of zulk eene plaats van 't lichaam ; hebt gy last in 't hoofd , of is het koorts of ontfteeking in den buik enz.? Zyn deeze ongemakken geweldig fterk, of zynze gemaatigd enz. ? Zonder eenige verdere onderrechtingen te begeeren , maakt de Esculaap altyd zekere tekenen van verwonderinge. En vraagt men hem daarop , of hy den zieken zal geneezen het antwoord is: alles hangt van God af, ik zal zien ; maar men moet geduld hebben; D 5 raaar  58 HISTORISCHE PROEVE over de raaar men moet iets aan .God gee- ven, om my met zyn licht by te liaan. Deeze eisch, 'die airede bekend is, gaat altyd, naar het onderfcheiden vermogen van den zieken , met 2 , 3 , 10 , of 20 guldens door. De Geneesmeester gaat hier op zeer wel te vreden heen, en komt nog dien zelfden dag, des anderen daags, of drie dagen daar na, weder, al naar dat de ftaat en nood van den zieken zulks vereischt; doch by zyne wederkomfte eischt hy een weinig Brandewyn , daar hy geftoocen Indifche peper in werpt, die bekend is by den naam van Paradys korrels, of Malagueta Scepre, peper van Malacca: hiervan drinkt hy vervolgens een weinigje, geeft 'er insgelyks iets van aan den zieken , en werpt het overige ten ven fier uit, onder 't mompelen van eenige woorden. Daarna vraagt hy naar de getrouwfte Negerin van 't huis: zy komt, en hy geeft haar een ftuk van een' wortel of van kruiden enz. om dat te kooken en aan den zieken te geeven; en van dien tyd af moet alles gaan door de handen deezer Negerinne. Indien de ziekte van eenen koortfigen aard is, bedienen zy zich van Indifche peper, gemengd met kruiden. Is 'er zwaare last in 't hoofd, men maakt het nat met een afkookfel en peper. Heeft 'er eene ontfteeking in den buik plaats, of ook wel eene Waterzugt, men gebruikt de allerfterkfte braakmiddelen, en daarenboven peper om 'er den buik mee te wryven. Lydt men hier of daar zwaare pynen, zy maaken infnydingen, even als om laatkoppen te zetten, en overdekkende met peper gemengd met asfche, 't welk den zieken de allerfcherpfte pynen veroorzaakt, en wegens de asch, die in de gemaakte infnydingen indringt, plekken achterlaat, die nooit worden uitgewischt. Deeze ongemakken en ziekten, die men uitwendig befpeurt, mogen voortkomen uit wat oorzaak het ook zy, het zyn altyd dezelfde middelen, waarmede men voorgeeft dezelve te ge.  KOLONIE van SURINAME. 59 geneezen. De eene ( wiens gefteldheid of natuur zo als de Heer Lieutaud zegt, den fpot dryft met de ziekte en den Geneesmeester ) ontkomt het , en de andere fterft of kwynt dikwyls zeer ang. Dmzend bedr oe treken worden 'er te werke gefteld tot geneelng der zieke Negers. Wy hebben met eigen Sen eezien, dat men met eene pyp op eene wonde ftukkenC Scorpioenen en andere Infecten zoog, die zfvoorgaven daar uit gehaald te hebben en> c wdk de omftanders ter goeder trouwe geloofdede waa heid te zyn. Ondertusfchen, wanneer menze betast vTr dat zy de werking beginnen , ontdekt men het bedrog. Zekere Negerin was, na gekraamd te heb ben kwalyk gefteld ; zy verzocht haaren meester, dat 'hy haar door een' van deeze Negers wilde laaten geneezen. Deeze kwam; hy gaf haar eenen drank in, fn zeide vooruit, dat de Negerin binnen drie dagen het gebeente zou kwyt raaken van eene tweede vrucht, d e fy nog in de baarmoeder had. De dag komt; hy maakt zynl grimasfen, en zegt aan de Negerindatze ; pot moest zien, na 'er alvorens haar water m gemaakt te hebben. Zy doet het, en tot verbaazing der Sgenwoordig zynde vrouwen, ziet men kleine beentjes op den bodem van den pot: men roept aanftonds mirakel! mirakel ! en evenwel waren 'c niet anders dani beentjes van kleine vogelen, die men opgeraapt en behcndiglyk in den pot geworpen had, op 't zelfde oogenbhk, dat de Negerin'er op zou gaan. Eene andere vrouw was ziek; men zeide datze vergeeven was; de Geneesmeester komt: gy zult, zegt hy tegen haar, het vergif uitbraaken. In gevolge daarvan geeft hy haar des anderen daags een braakmiddel in; de zieke raakt aan 't braaken, en lost vry veel gal; de Geneesmeester giet het water uit, en toont aan de omftanders kleine hoopjes katoen en fyne hairtjes. Hoe was dit toch ui te tichaam der zieke gekomen? hoe valt de mogeh/k-  6o historische proeve over ï>£ heid te begrypen, dat dit vergif met eehig katoen en hairen zou omwonden worden ? maar dit was het niet dat de omftanders bezig hield om te ontdekken; men prees den uitflag, en mat overal het voorgewende volbragte mirakel ten breedften uit. Ziedaar in 'c algemeen, op wat wyze de meeste JNegers de ziekten in Suriname geneezen, en wat grond men er hebbe om geloof te flaan aan hunne voorgewende mirakelen. Midlerwyl erkennen wy , ondanks alle deeze bedriegeryen en de wanorde, welke hunne bnrbaarfchï handelwyze, zo in de gezondheid als in den geest der meeste vrouwen des lands, en z^lfs der mannen, te wcge brengt, dat 'er, ten allen tyde, in de Kolome eenige Negers geweest zyn, en werklyk nog zyn, die eene byzondere kennis van de geneeskundige planten des lands bezitten , waar mede zy deeze en geene ziekten , tot ontzetting der Geneesmeesteren geneezen hebben. Wy kennen zelfs verfcheiden Blanken en Negers, die door hen den dood ontmaptzyn; maar deeze Negers, wier getal inderdaad zeer klem is , zyn het niet, tot welken men dikwyis zyne toevlugt neemt; maar tot dien, welken deeze Of geene Negerin wil begunftigen, en van wien zy verzekert, dat hy een goed Geneesmeester is. Het is genoeg, dat men zwart van kleur zy, om meer dingen te konnen doen dan alle blanke Geneesmeesters te famen. Dit blinde vertrouwen doet de vrouwen dikwyis, en m verfcheiden opzigten, tot eene zeer wraakbaare Iigtgeloovigheid vervallen. Niemand is geheel onkundig van den dans der Negers, die gemeenlyk Mama genaamd wordt, en duurt tot dat men in bezwyming valle. Dezelve is, op eenige uitzonderingen na, vry gelyk aan den dam van Si. Gul, welken de Heer Lieutaud, in zyne verhandeling over de Geneeskundige" Prcktiek, heeft befchreeven. De meest beroemde Priesteres is eene Negerin, met naame Dafina. Deeze heeft  KOLONIE van SURINAME. 61 heeft ten haaren huize een geheim vertrek, waar in haare geoeffenden den vryen ingang hebben : deeze kamer is rondom bezet met kleine afgodsbeelden , hebbende de gedaante van menfch.n en dieren, van aarde plomp gemaakt: een groote aarden pot, gevuld met water, ftaat in een' hoek , en daarin onderhoudt zy eenige kleine adderslangen (s). Voor dat zy nu eenige geneezing onderneemt, raadpleegt zy haaren pot en haare af beeldzels , die haare godfpraaken zyn, en daarna geeft zy den zieken iets van het water uit dien pot te drinken. In weerwil van eene menigte mislukte geneezingen, en valfche voorfpellingen, zo menigmaal door deeze Negerin gedaan, gelooft men haar ondertusfchen op haar woord, hoewel men juist niet nalaat een' Blanken Geneesmeester te neemen wanneer men zieken heeft; doch welke zy niet zelden bedriegt, door, bedektelyk, haare geneesmiddelen by de zyne te voegen, zo hy oordeelt dat de zieke in gevaar is, of 't geene hy voorgefchreeven heeft ganichelyk achter te houden, zo hy hoope van geneezing heeft. 't Is met dit alles jammer, dat men zich in Suriname geene moeite geeft om van deeze zelfde Negers die groote menigte geneeskundige planten te koopen, welke zy kennen, om daarvan een heilzaam gebruik te maaken. 'Er is maar eenige opoffering van geld noodig om alles van hun te verkrygen, en dit zou een groot geluk zyn voor de Kolonie in 't algemeen, en voor de plantagien in 'c byzonder: want hoeveel wortels, ( s) De konst is bekend, waarvan de Afrikaanen zich bedienen om adderflangeii van zekere foort te temmen. De proeve over de Indien ( F Esfai fur l' Inie ) van den Heer de la Flotte bewyst het, en 't geene wy de Negers van Huida zien doen, kan 'er ons genoeg van overtuigen, om het althans niet zo verbaazend groot te ftellen , dat men het zou gelooven een mirakel te zyn,1 gelyk die geene doen, welke zo veel met deeze Negerin op hebben.  62, HISTORISCHE PROEVE ovbr de tels, houten en kruiden hebben wy hier niet, die het hout van Quasfy overtreffen, 't welk door den Neger van dien naam is ontdekt, en zo veel geruchts in Europa heeft gemaakt? Men moet derhalven niet gelooven, dat deeze Negers , om dat zy in hunne geneezingen zo veele bedriegeryen pleegen, geheel geene kennis hebben van de planten, die in veelerlei ziekten dienftig zyn. Hun eenvoudig verhaal is in dit geval beter dan al het geene zy zelve verrichten: want zy kennen de ziekten niet genoeg, omze gelukkiglyk te konnen ' gebruiken; ook hebben zy te weinig doorzigt in de oorzaaken der ziekten, om de giften te vermeerderen of te verminderen, of dezelve met iets verzach* tends , naar evenredigheid der ziekte, te vermengen. Dan 't zou genoeg zyn , dat men deeze geneesmiddelen, als ook de onderfcheidende kentekenen der ziekten, waarin zy, volgens de befchryving deezer Negers , te pasfe komen, volkomen kende , om 'er een' fchat voor het menschdom van te maaken, zo dra zy onder 't beftier van ervaaren Geneesmeesteren gekomen waren. De Neger Quasfy, die zynen naam aan het hout gegeeven heeft, dat door hem is ontdekt geworden, en zich in Suriname berucht heeft gemaakt door zyne toveryen, hield veele jaaren achter een den geest der meeste Kolonisten in werkzaamheid. Dikwyis gebruik • te men hem, om naar de plantagien te gaan, en daar de vergiftigers onder de Negers te ontdekken ; men raadpleegde hem over allerlei foort van ziekten, in zo verre zelfs, dat men hem geneesmiddelen tegen de onvruch tbaarheid der Vrouwen liet geeven. De doordrin gendheid van zyn verfrand, verfcheiden kundigheden, die hy van de Indiaanen , onder welke hy byna geduuriglyk verkeerde, wist te verkrygen ; een ftraffe en ontzaglyke toon, waarvan hy zich bediende, wanneer hy tot de Negers fprak, en eene overmaatig groote lichaamggeftalce, gaven hem  KOLONIE van SURINAME. 6*3 hem eenen zo beflisfenden invloed onder hen, dat men hem eerbiedigde als eenen Priester, aan wien het: God behaagde zyne befluiten te ontdekken. Reeds in zyne kindsheid werd hy aangetast door eene lastige kwaal ( mal rouge ) waarvan hy zich in 't vervolg volkomen wist te geneezen; en, niettegenftaande het verlies van vier vingeren der hand, en byna alle de teenen zynervoe. ten, die door deeze ziekte waren weg geknaagd, had hy 'er niet de minfte vlek van overgehouden: zyn aangezigt en geheel zyn lichaam was zo glad en zindelyk, dat niemand durfde gelooven, dat hy door deeze doodelyke ziekte was aangetast geweest (O- Door deeze geneezing verkreeg hy zeer groot kredieG , en zelfs zo veel invloeds onder de Blanken , dat: men geene zwaarigheid maakte om hem, zelfs in allerlei moeielyke gevallen, te raadpleegen. Maar het al te groot vertrouwen deed hem dikwyis de goedheid der Blanken misbruiken, en tot verfcheiden vallche be- fchul- (t) Men heeft in Amerika zo veele doch vruchte'ooze onderzoekingen op de geneezing deezer ziekte gedaan, dat wy in verzoekinge geraakt zyn om te gelooven, dat het uit niet anders dan uit Venusziekten van de erglte foort voortkwam, waarvan deeze Neger is aangetast geweest; en zo men zich in Suriname aan dit denkbeeld houdt, en daarop voortwerkt, zal men mis. fchien meer vorderen ten aanzien van zulken, die van het zogenaamde kwaad der Lazery ( Elephantisme ) zyn aangetast. Laaten toch de toevallen en affchuwelyke tekenen, die deeze ziekte verzeilen, ons niet misleiden: want het boekje van den Geneesmeester Sanches (welk de Hoogleeraar Gaubius in het Fransen, heeft vertaald ) over de verfchyninge der Venusziekte in Europa, leezende, zal men zien, datze althans eene volkomen gelykvormigheid met deeze affchuwelyke ziekte heeft, zo ten aanzien der plekken als der andere toevallen. Tot verfterking van dit denkbeeld, hebben wy de ondervinding van de geringe uitwerkfelen, die hier zyn voortgebragt door de nieuwe ontdekkingen der Spanjaarden in Peru, en door alle Jownals en Gaztttei Litteraires zo hoog geroemd, volgens eene Memorie voorgeleezen in het Collegie der Natuur - Onderzoekingen, door 'den Heer Jof. d' Anari», Joodsch Heel - en Vroedmeester.  64 HISTORISCHE PROEVE over de fchiildigingen der Negers vervallen: want al te veel (laat op zyne kundigheden maakende, verzuimde hy me« mgmaal de vereischte navorfchingen ; ook nam hy de houding en de gebaarden niet genoeg in acht, om een befchuldigend geweeten, dat zich niet zelden op 't gelaat vertoont, te verbergen. Want het was alleen deeze handelwyze, welke , in vereeniginge met de naauwkeurige berichten van de zyde der Negers, die hy voorloopig wist te verkrygen, hem menigmaal dingen deed raaden, die de verborgenlie van alle fcheenen. Om zulken uit hunne doolingen te redden, die, verblind door de bedryven van den Neger Quasfy, alles aan bovennatuurlyke kundigheden toefchreeven, beflooi: zeker Heer. met naame Pichot, om 'er op zich zdvende proeve van te neemen. Om zyn oogmerk te bereiken , neemt hy uit zyn huis vyf of zes zilveren vorken , en bewaartze zorgvuldiglyk, zonder van deezen zynen handel eenig woord aan iemand te openbaaren. De vorken gemist wordende, doet hy aan de Negerinnen van het huis de allerfterkfte bedreigingen van ftraf, zo men hem den dief niet ontdekt. De Negerinnen, onfchuldig zynde aan deeze dievery, verzoeken eenpaarigiyk om den Loacouman Quasfy, dat is te zeggen, den Waarzegger. De Meeseer doet hem komen, en belooft hem eene dubbele belooning zo hy den dief ontdekt. Hy begint derhalven met zyne gewoone plegtigheden, en, na de flaaven, als naar gewoonte, voor zich te hebben doen vootby gaan, roept hyze voor de tweede maal. Het lot valt op eene der flaavinnen ; doch de arme befchuldigde , ontlteld en beevende, ontkent het bedryf, fpreekt zich zelve tegen, en Hamert; doch eindelyk brengt de bedrieglyke toon van den Waarzegger haar tot bekentenis. Waar zyn de vorken vraagt men hem ? hy weet niet te antwoorden? gy moet het my zeggen, zegt de Meester tegen Quasfy; daarop is zyn antwoord: Myn Heer, laat  KOLONIE van SURINAME. 65 Iaat deeze Negerin met roeden gegeesfeld worden, zo zal zy het u zelve zeggen. De Heer Pichot doet, hier op, met eene houdinge van voldoeningen integenwoor« digheid van een gansch gezelfchap, dat hy by zich had om dit fchouwfpel te zien, zich zyn koffer met papieren brengen, fluit de deur van het vertrek toe, opent het koffer, even of het ware om den Waarzegger te voldoen, en haalt 'er de zes vorken uit, die hy 'er zelf in verborgen had , en zegt tegen den Waarzegger: zie daar leugenaar en fchobbejak, hoe gy door uwe leugens en misdaaden eene onfchuldige hebt verongelykt. De Waarzegger, verftomd, wisc niets te antwoorden, en een dragt ftokflagen , hem door den Heer Pichot toegeteld, deed hem met fchande van daar vertrekken. Het zelfde gebeurde 'er ook met eene andere, ten opzigte van een' gouden ring , hoedaanige de Vrouwen gewoon zyn te draagen, wanneer zy naaien: want zes maanden na dat eene arme Negerin, als de diefegge van deezen ring, wreedelyk was gegeesfeld, volgens de waarzegging van Quasfy, ontfangt de Heer van"'t huis, van zynen Correspondent in Holland, aan wien hy een kelder met verfcheiden fchroefflesfchen, vervuld met konfituuren van het land, gezonden had, eenen brief van dankzegginge, met byzondere betuiginge van verpligtinge aan zyne Vrouw, die zich wel de moeite had willen geeven ' om de konfituuren met eigen handen gereed te maaken, zo als bleek uit den ring, dien hy in eene der flesfchen gevonden had, en welken hy zich de eere gaf, aan haar te rug te zenden. Duizend bedriegeryen van diea aard zyn er met dien gewaanden toveraar voorgevallen, welke, voor het overige, groote kundigheden bezat, en in denjaare 1787 overleeden is, zonder dat men het min. lte geheim van hem gewaar heeft konnen worden. Undanksdeezeen veele andere bedrieglykeHukken, die door de geheele Kolonie bekend zyn, gaan de bewooners 11 DUU E voon  46 HISTORISCHE PROEVE over de voort, met, zonder eenige overdenkinge, geloof te geeven aan de bedriegeryen van andere Negers, die noch de bekwaamheid noch het vernuft van den reeds gemelden Quasfy bezitten, En om nog klaarder van de onkunde deezer Negers overtuigd te worden, heeft men maar. alleen de Apotheekers der Kolonie te raadpleegen ; zullende men daar door verneemen, dat de meesten onder hen zelfs niet de minfte kennisfe hebben van de geneeskundige gewasfen des lands, en daarom geneeskundige drogeryen in de Apotheeken komen koopen , waarvan zy de kracht en menigmaal den naam niet eens kennen; alwaarom de Apotheekers 'er naar moeten raaden, en gisfen wat zy begeeren te hebben. Behalven het nadeelige, dat door zulks, als wy verhaald hebben, gemeenlyk wordt te wege gebragt, heeft 'er de Heelkunde, fchoon de Negers zich anders daar mede byna geheel niet bemoeien, ook nog merkelyk by te lyden: want de Heelmeesters, die by hen de ziekenhuizen der zwaarlyk bezeerde Negers bedienen, konnen geene wenfchelyke vorderingen maaken, dewyl de kwalyk geitelden, om zich aan den arbeid der plantagien te onttrekken, altoos middelen van deeze lapzalvers weeten te verkrygen, die maar alleen dienen om de wonden langen tyd open te houden, en daar door te wege te brengen, dat zy met in eenen ftaat van volkomen gezondheid aan hunne Meesters konnen worden overgeleverd. Men zal ons misfehien befchuldigen, dat wy ons te lang hebben opgehouden met de bedriegeryen van de Negers der Kolonie: zo men evenwel met oplettendheid overweegt de nadeden, die de Kolonie, over 't geheel, daar by te lyden heeft, dat hun zulke groote begaafdheden , zonder eenigen grond, worden toegefchreeven, vleien wy ons wel verfchooning, wegens onze uitvoerigheid, te zuilen vinden; te meer, wyl onze bedoeling geen andere is dan de bevordering van 'c alSetnee^;  KOLONIE van SURINAME; geluk der Kolonie, en de herftelling der wanorders, die dikwyis de eene op de andere volgen. Daarenboven, heeft Vader Feijoo , Spaansch Jefuït, in zyn Oordeelkundig Schouwtoneel (Tbeatre Critique') verfcheiden verhandelingen gefchreeven, over de Spooi ken en Waargeesten, met oogmerk om Zyne Natie van 't blinde geloof dier dingen te geneezen ; waarom zou het dan ons niet insgelyks geoorlofd zyn, te beproeven , of wy, door de meest gefchikte middelen , onze beminnenswaardige Kolonisten konden geneezen van een blind geloof, dat hun, zonder 'er om te denken, on* eindige nadeelen berokkent 2  63 HISTORISCHE PROEVE over öe Letterkunde. Letterkundige Maat' schappyen. blbliotheeken, enz. X_Jit alles, waf wy ifi Jen loop deezês Werks ge* zegd hebben , heefc mén genoegzaam konnen zien, dat de opvoeding in Suriname, ten allen tyde, veel te eng bepaald was. Mén leert 'er niets anders dan fchryven , eenige régels- der rekenkunde , een weinigje. letterkunst, en de eerfte heginfelen van de taal des lands en van het Fransch. Zodra een kind, met zyn 12de of 14de jaar, wel kan fchryven, beftelt men het by den eenen of anderen op de Sekretary, of elders om de konst van kopieeren te leeren. En wanneer het dit wel kan doen, zyn de Ouders voldaan, en befchouwen hun kind als bekwaam, om merkelyke vorderingen in allerhande weetenfchappen te maaken. By gevolg kan de Letterkunde geen' grooten opgang in Suriname maaken. Voor den tyd van den Heer Mauritius wist men 'er, over 't geheel, niets van 't geen de fraaie letteren betreft: hy heeft dit op meer dan eetie plaats gezegd, in zyn Digtkundig Werk, te Amfterdara by Schouten gedrukt, in 1753, onder anderen op bl. 166. Na dien tyd begon men zich langzaamerhand van Hollandfche, Spaanfche en Franfche boeken te voorzien, en met hulpe van eenige Franfche Europeaanen, van tyd tot tyd derwaards overgekomen, begon de fmaak der Letterkunde toe te neemen. Ondertusfchen is 'er nooit eenige Letterkundige Maatfchappy opgerecht voor den tyd van den Heer Gouverneur Texier; hebbende men het aan de bezorginge van hem en den Heer Fiskaal Wichers dank te weeten, dat 'er allereerst een Kollegie van Natuur-Onderzoekinge zy opgerecht, gelyk reeds  KOLONIE van SURINAME. 69 reeds boven door ons is aangeftipt ( u ). Reeds veele jaaren voor dien tyd had de Heer Montel, zynde een Portugeesch Jood en groot beminnaar der Franfche Letterkunde, eene geregelde verfiandhouding geopend met den Heer Mare. Michaël Rey, Boekverkooper te Amfterdam, en bezorgde veele Werken aan alle Surinaamfche Liefnebbers. Wylen de Heer Gouverneur Texier, de Heer Wichers, de Heer Lieutenant Kollonel Fredrici, de Geneesmeester van Wiert, Wylen de Heer Meinertshagen, de Geneesmeester Schilling, wylen de Heer van Dam, en verfcheiden andere liefhebbers, zo Christenen als Jooden, deeden in Suriname eene Bibliotheek oprechten, die zo groot en wel voorzien is van werken over allerhande foort van onderwerpen, datze voor geene in gansch Amerika behoeft te wyken, en verfcheiden groote Bibliotheeken van Europa evenaart. De fmaak voor de («) Dit Kollegie beftnat uit den Prezident, welke is de Heer Gouverneur, uit den Thezaurier, Sekretaris, en een genoegzaam aantal van werkende leden, die de befchikking hebben van alles, wat tot onderhoud van het Kollegie vereischt wordt, als ook uit een groot aantal honoraire leden. Men vergadert 'er eens in de maand, en leest als dan de Memorien, die door de leden zyn ingeleverd, en nooit eenig ander onderwerp behelzen dan 't geen den Akkerbouw des lands, de Natuurlyke historie van 't zelve, en inzonderheid de Natuur- en Geneeskunde betreft; wor. dende daarin teffens en met groote naauwkeurigheul acht gegeeven op deu ilaat des Dampkrings, op de zwaarte der lucht, op de winden, die genoegzaam beftendig in elke maand waaien, en op de graaden van koude en warmte, volgens den Thermomeeter en Baromeeter; eene waarneeming, die men verfchuldigd is aan de naarftigheid en het geduld van den Geneesheer Schilling. Deeze maatfehappy, welker nuttige bedoeling eere doet aan derzelver oprechters, kan echter geen groote vorderingen maaken, om dat de honoraire leden, en die op de plantagien woonen, fehoon het hun aan geen' ledigen tyd, tot het maaken van nuttige waarneemingen , ontbreekt, niets het minfte ter bevorderinge van dezelve toebrengen. Midlerwyl is het aantal der Memorien, die opentlyk in de Vergaderinge geleezen, doch tot hier toe door den druk niet gemeen gemaakt zyn. reeds zo groot, dat zy eenige boekdeelen in Quarto zouden vullen. E 3  7o HISTORISCHE PROEVE over de de Letterkunde, daar eens gevat hebbende, om dat men de noodige werken tot het voortzetten daarvan ligtelyk verkrygen konde uit de Bibliotheeken van particulieren, die dezelve gaarne leenden aan zulken, die 'er, ten hunnen gebruike, om verzochten, deed, federt eenige jaaren, den lust gebooren worden om Letterkundige Maatfchappyen op te rechten, in navolginge van die der Natuur - Onderzoekinge; maar over andere ftoffen. Wy hebben over die der Portugeefche Jooden gefproken , en daarvan zelfs het Profpectus onder de Bewysftukken ingelascht. Behalven deeze zyn 'er nog twee, welker leden eenmaal in de maand ümenkomen, om eikanderen den inhoud mede te deelen van die werken, welke zy voor de Maatfchappy uic Holland ontfangen, en om dezelve onder eikanderen te verkoopen. Eene andere, onder den naam van Surinaamfche Lettervrienden, is opgerecht in 1735, en daarin doet men proeven op de Hollandfche Digtkunde en de zuiverheid der taal: ieder lid levert daarin 't geen 'c best met zyn' fmaak en bekwaamheid overeenkomt; 'c welk, vervolgens, in gemeenfehap getoetst en verbeterd wordt. Alle jaaren doet men te Paramaribo één of twee boekdeelen drukken, behelzende de Digckundige voortbrengzejs van dit Kollegie. Niet tegenftaande dit zo fchoone uiterlyke voorkomen, maaken de letteren 'er eenen geringen opgang: want de meeste bewooners, en zelfs verfcheiden leden van deeze maatfchappyen, geeven zich luttel moeite om zich met een boek te onderhouden, of over onderwerpen van Letterkunde te hooren fpreeken; 't welk dikwyis te wege brengt, dat op de avonden der Vergaderingen, de Koïbgien bykans zonder genoegzaame leden zyn, zelfs cm die geenen aan te moedigen, welke zich de moeite geeven om eenig letterkundig onderwerp te bearbeiden. Midlerwyl zyn de Surinaamfche Kreoolen verpligt te erkennen , dat zy, die nooit Europa hebben gezien, noch eenigen anderen oord der Wereld, dan dat  KOLONIE vah SURINAME. 71 <3at gewest van Guyane , hetwelk zy werkelyk bewoonen , het alleen aan deeze Heeren verfchuldigd zyn , dat verfcheidenen onder hen een' fmaak voor de Letterkunde hebben gekreegen. De uitgebreide verzameling van Inftrumenten , tot de Natuur - Genees - -Gezigtkunde enz. behoorende , van den Geneesmeester Schilling, heeft hen *zeer veele byzonderheden der Natuur doen kennen, die onmogelyk zyn te begrypen, wanneer men niet, door middel der opvoedinge, daar toe trapswyze is opgeleid. En zo de Kreoolen eens eenige algemeene kundigheden bezitten, het is alleen hun door. dringend verlhnd en natuurlyke geneigdheid , waardoor zy, in 't algemeen, in ftaat zyn, om, zonder de hulpe van eenen meester, de gevolgen te vatten, die 'er eigenaartig uit voort vloeien. Door eene enkele onderrechtinge vorderen zy meer, dan men elders in twee jaaren op de fchoolen doet. Maar deeze onderrechting moet zich niet bepaalen tot de bloote befpiegelende kennis ( theorie ) eener weetenfchap, waarin de Redeneerkunde eenen Europeaan tot genoegzaame kundigheden kan brengen, het onderwerp zy dan ook van wat aart het zy: neen, 'er wordt vereischt, dat de praktiek 'er altoos meê verge2elfchapt ga, wanneer de zigtbaare voorwerpen en hunne oogen, om zo te fpreeken, hun verftand meer dan elders verlichten, en hen den voortgang en overeenkomfte van 't geenze zien, gemakkelyker doen begrypen dan de Europeaanen zelve. Men verklaare, by voorbeeld, aan eenen Kreool, dat de lucht, die wy inademen, werktuiglyk uit ons kan worden weggepompt, zo dat wy dezelve ten eenemaal misfen, hy zal 'er niets van begrypen; maar toon hem de Luchtpomp, en doe 'er eenige proeven meê in zyne tegenwoordigheid; hy begrypt 'er aanftonds de mogelykheid en waarheid van; zelfs zal hy in ftaat zyn, o*u daarover zeer verftandiglyk te redeneeren. E 4 I*1'  7* HISTORISCHE PROEVE over de Indien onze kundigheden niet zo bekrompen waren als die inderdaad zyn, of zo wy de vexeischte bekwaamheid bezaten, om ons dieper in te laaten in de Overnatuurkunde des menfchelyken verftands, misfehien zouden onze geringe waarneemingen, fchoon niet ten mauwden aan elkanderen verbonden, ruime (toffe verfchaffen voor wysgéerige navorfchingen , welker grondflag het verhand en inborst van de Kreoolen in Amerika , en inzonderheid van Suriname zoude zyn , met meerandere zaaken, die, naar 't uiterlyke voorkomen, onbeftaanbaar zyn met eikanderen. De taal, die, over 't algemeen, hier te lande, j van Hooim. 1 Ue van Policy, met den Kommantot den g f. deur, den Heer Abraham van Vree* «.Lente», j denburg, tot op de komste van lot9 1 Den Heer Jan van Scherpenhuizen, '695. j den 8 van Lentemaand 1680, en ontflagen in 1605. J«9S | De HeerPaulus van der Veen, denaovan 1706. j Wynraaand 1605, ontflagen in 1706. 1706 - 1707 Mr. Willem de Gruyter, den 23 van Wynmaand 1706, en geftorven in 1707. 3707- 1715- Mr. Jan de Goyer, den 15 van Grasi maand 1707, en geftorven in 1715. 1716- 1717-Mr.Johan Mahony, den ^ van Louw-maand 1715, en geftorven in 1717 I?i8 - i72i.Mr. Jan Coutier, den a van Lentemaand 1718 > en geftorven in 1721. i7fl' -1727.  KOLONIE van SURINAME. N 1721- 1727. Mr. Henrik Temminck, den 1 van Wynmaand 1721, en geftorven in 1727. 1728 -1734. Mr. Charles Emilius deCheusfes, den 26 van Hooim. 1728, en geftorven in 1734. 1734 - 1734. Mr. J. F. C. de Vries, toen Komman- deur, by voorraad federt Sprokkelmaand 1734, tot den 9 der Hooimaand des zelfden jaars , wanneer daar aankwam 1734. * 1735. De Heer Jakob Alexander de Cheusfes, den 9 van Hooimaand 1734, geftorven in Sprokkelmaand 1735. 1735 -1737. Mr. Jan Ray, den 6 van Hooimaand 1735, en geftorven in 1737. 1737 .1741. Mr. Gerard van de Schepper, den ir van Herfstmaand 1737, en geftorven den 1 van Slagtmaand 1741. 1742 - 1751. De Heer Jan Jacob Mauritius, den 7 van Sprokkelmaand 174a, naar Holland gezonden door de Kommisfarisfen van den Prinfe, behoudens eere en inkomen, in Bloeimaand 1751, op wien, ééne maand daarna, by voorraad , volgde de Prezident van 's Prinfen Kommisfarisfen I75I * Ï752* De Heer Baron van Sporcke, in Bloeimaand I75r, en geftorven den 7 van Herfstmaand 1752. zynde, by voorraad, opgevolgd door den Kommandeur 1752- 1754. Den Heer Wigbold Crommelyn, in Herfstmaand 1752, tot den 6 Van LenteIL deel. F maand  8a HISTORISCHE PROEVE over öe maand 1754, wanneer daar aankwam de werkelyke Gouverneur, 1754 * 1756. De Heer Pieter Albert van der Meer, den 6 van Lentemaand 1754, en geftorven in Oogstmaand 175 6 , op wien, wegens afweezigheid van even gemelden Heere Crommelin, by voor» raad, volgde 1756 . 1757. De Heer Jan Nepveu , toen Fiskaal en Sekretaris van den Raad van Policy des Lands, naalvoorens alle de laagere rangen bekleed te hebben; zo dat men kan zegden, dat de Heer Nepveu de zelfde loopbaan in Suriname heeft becreeden, als de Heer Abraham Patras, Gouverneur, in de Oost Indien; en 't geen nog wel het merkwaardigfte is, beltaat daar. in , dat de Heer Nepveu in Suriname zynen loop, bykans op den zelfden tyd, begon, waarop de Heer Patras den zynen in de Oost - Indien ten einde bragt, naamelyk in 1734 (x). De Heer Nepveu bekleedde derhalven den post van Gouverneur tot de komfte van den Gouverneur, l7S7" l7&9' Mr. Wigbold Crommelin, den 2 van Lentemaand 1757. Hy ftond zyne waardigheid, met goedvinden van de Heeren der Direktie, den 27 van Wynmaand 1769, af aan 1769-1779. ( » ) Men rie de Leevensbefcnryviugen der Hollandfche Gouverneurs va» Oost-Indien, in Quanobl. 219.  KOLONIE van SURINAME. 83 J769- 1779' Mr. Jan Nepveu, zo even gemeld, den 27 van Wynmaand 1760, en geftorven den 27 van Sprokkelmaand 1779. 1779 - 1783. Mr. Bernard Texier, in 't eerst by voorraad, en daarna werkelyk Gouverneur geworden, geftorven den &S van Herfstmaand 1783. 1783 - 1784. Mr. Wolfert Jacob Beeldfnyder Matroos , by voorraad, wegens het vertrek van den eerften Fiskaal, den Heer J. G. Wichers, naar Holland, voor het affterven van den Heer Mr. Texier, den 25 van Herfstmaand 1783, tot den 23 van Wintermaand 1784, wanneer aldaar aankwam de eigentlyke Gouverneur Generaal der Kolonie, met den tytel van Generaal Major in dienst van Hunne Hoogmogenden, 1781- De Heer Jan Gerard Wichers, thans nog in leevenden lyve. KÖMMANDEUR S. Wie onder de regeeringe der Engelfcben , als ook ten tyde van de Gouverneurs J. Lichtenberg en J. Heinfius, het ampt van Komman, deur, of een ander van gelyke waardigheid, bekleed hebben, is ons niet gebleeken; doch geduurende het beftier der Zeeuwen werd de post van Kömmandeur bekleed door of78 \ Mr, , . . Verfture, genaamd de i67> J f ... en geftorven, of naar F a Europa  84 HISTORISCHE PROEVE over db Europa vertrokken den . ; . . Op hem volgde, nog onder hec beftier der Zeeuwen, tot in 1683, i6>Q - 1688. Mr. Laurens Verboom, by tnsfchen-» poozinge Gouverneur geworden, door het overlyden van den Heer Heinfius in 1680, tot op de komfte van den Gouverneur van Som» melsdyk , wanneer de Heer Verboom zyne waardigheid van Kommandeur wederom aanvaardde, onder de Heeren der Direktie; zynde geftorven den 25 van Hooimaand 2688. ONDER DE HEEREN DER DIREKTIE. 1683 - De bovengemelde Mr. L. Verboom, die by zyn ampt van Kömmandeur, ook nog met dat van eerften Raad der Policy bekleed was, en daarenboven den Gouverneur, by deszelfs afweezen, of in geval van ziekte, in alle de zaaken der Kolonie, verving, werd in alle zyne bedieningen opgevolgd door 1(588 - 1703. Den Heer Abraham van Vredenburg, den 3 van Herfstmaand 1688, naar Holland vercrokken in 1703. 1703 • 1725. Mr. Francois Antoine de Raineval, den 3 van Slagtmaand 1703 , ontflagen den 3 van Wynmaand 1725. 17*5 t I7a8. Mr. Johannes Bley, den 3 van Wynmaand J725, tot den 16 van Herfstmaand  KOLONIE van SURINAME. 85 maand 1728 , Kömmandeur Emeritus geworden; geftorven den 8 van Lentemaand 173 r. 1730- 1735. Mr. Joh. Franc. Corn. de Vries, den 12 van Grasmaand 1730 , geftorven den 4 van Lentemaand 1735. 1735 * I737* De Heer Gerard van de Schepper, den 6 van Hooimaand 1735 , Gouverneur geworden den 11 van Herfstmaand 1737. 1737*1749. Mr. Marcelus Brouwer, den 4 van Wintermaand 1737, geftorven den 13 van Wintermaand 1742. 174S-1746. Mr. Filips Chambrier, den 30 van Bloei* maand 1742. ontflagen den 30 van Wintermaand 1746. Ï746- 1748' Mr. Jean Louis Larcher van Kenenburg, den 22 van Wynmaand 1746 , geftorven den 10 van Bloeimaand 1748. 1748 * I756' Mr« WigboId Crommelin, den 9 van Wynmaand 1748, Gouverneur, by tusfchenpoozinge, geworden, door den dood van den Baron Sporcke, in 1752, en werkelyke Gouverneur , door den dood van den Gouverneur van der Meer, in Oogstmaand 1756- 1756 - 1771. Mr. Charles Egon Delanges de Beauvefer, den 4 van Bloeimaand 1757, geftorven den 1 van Grasmaand 1771. 1771 - 1772. Mr. Arend de Jager, den 3 van HooiF 3 maand  85 HISTORISCHE PROEVE over de maand 1771, geftorven den 30 van Louwmaand des volgenden jaars. 177a- 1783. Mr. Benaard Texier, den 6 van Bloeimaand 1772 Gouverneur geworden, door 't overlyden van den Heer Jean Nepveu, in deeze hoedanigheid geftorven den 25 van Herfst-, maand 1783. Na 't overlyden van den Heer Texier, heeft men het ampt. van Kömmandeur, en by gevolg ook dat van eerften Raad der PolicyY afgefchaft, en in plaats daarvan heeft men 'er maar alleen een' Kolonel Kommandant der Militie : { zynde thans den Heer van Baerle ) die zich niet in 't minst bemoeit met zaaken, die de Policy des Lands. betreffen. FISKAALEN. 1650 • 1683. Ons is niet bekend, wie met dat ampt bekleed zyn geweest ten tyde der Engelfchen en Zeeuwen; maar wel, dat, onder het beflier der Heeren van de Direktie, daar als Fiskaal deiKolonie, waarmede toen en tot -in het jaar 1745, geduurende het Fiskaals ampt van den Heer J. H. van Werven vereenigd was, de bediening van eerften Exempt der Kolonie, betreffende de civile zaaken, heeic gediend. 1683 - 1683. Mr. C. Glimmer. 1683 ■ i/02'  KOLONIE van SURINAME. 87 1683 - 170a. Mr. P. Mumi. 1702 - 1703. Mr. H. Muilimn. 1703 - I7°8, C' de Hubert' 1708 « 1727. Mr- Samuël Althufius. 1727-1735. Mr. Adriaan Wiltens. 1735 " l745- Mr# WilJera Gerard van Meel. 1741 - 1746. Mr. Jakob Halewyn van Werven: ten zynen tyde heeft men de bediening van Exempt der Kolonie wegens de Civüe zaaken, afgefcheiden van het Fiskaals ampt. I746 - 1749' Mr. Nikolaas Antony Kohl. J749 * I749* Ja^ob van Baerle. 1749 " !749- Jan Bavius de Vries, by voorraad. 1749 - I759« Mr. Samuë'1 Paul Pichot , benoemd door de Kommisfarisfen van den Prins over de zaaken van den Heer Gouverneur Mauritius; doch nooit als zodanig erkend door de Heeren van de Direktie. tySi - 1754- Mr. George Cortius, Fiskaal: geduu« rende zyn Fiskaals ampt ftelde men twee Fiskaalen aan, en men voegde het ampt van Auditeur, of Fiskaal Militair, by dat van tweeden Fiskaal, waarmee bekleed was 1754 . 1764. De Heer Jan Nepveu, tweede Fiskaal, en eerfte geworden door den dood van den Heer Cortius. 1764 * 1772. De Heer Bernard Texier, tweede Fiskaal, die door de bevorderinge van den Heer Mr. Nepveu tot de bediening van werkelyken Gouverneur, werd F 4 aan;  88 HISTORISCHE PROEVE over de aangefteld tot Eerften Fiskaal in' J7^9 > en Kömmandeur tot in 1772. 1773 - 1780, De Heer J. G. Wichers Eerfte Fiskaal. De Heer J. H. van Heemskerk, Tweede Fiskaal, welke ontfanger zynde geworden van 't Komptoor der kas tegen de Marrons, tot Opvolger kreeg i i;8o -1785. Den Heer Cornelis Karsfeboom , thans nog in leeven , en Eerfte Fiskaal geworden zynde, door de bevorderinge van den Heer J. C. Wichers tot de waardigheid van Gouverneur in1784, werd tot Tweeden Fiskaal aangefteld &É&Ïj Dec,Heer van Meurs, geftorven in Slagtmaand. Slagtmaand 1787 ; zynde de plaats J7«7« van Tweeden Fiskaal, van Auditeur en Preadvizeur van den Raad der Civile Justitie, waarover ons in 't vervolg te fpreeken ftaat, vak ant. KONTROLLEUR GENERAAL, o f MEESTERS van de FINANTIEN der KOLONIE. t766. Dit Ampt werd allereerst ingefteld door de Heeren van de Direktie, geduurende het Fiskaalfchap van den "Heer Mr. Jean Nepveu in 1765 of 1765, en aan hem opgedraagen. Het zelve was  KOLONIE van SURINAME. 89 was toen van weinig aanzien, en bragt niet meer op dan ƒ 1200, ten verzoeke van den Heer Nepveu. Het zelve kwam vervolgens in handen van den Tweeden Fiskaal , den Heer Texier, op welken , met merkelyke veranderinge, zo ten aanzien van gezag, als van uitgeftrektheid deezer bedieninge en derzelver inkomften, volgde De Heer F. E. Becker, die 'er, eenigen tyd daarna , voor bedankte, en met nog meerder uitgeftrektheid van gezag, en grooter bezoldinge, werd opgevolgd door Den Heer Mr. VV. J. Beeldfnyder Matroos, Gouverneur by tusfcbenposr finzs geworden in 1783: en, na de komfte van den werkelyken Gouverneur Wichers in 1784 , begeerende aangefteld te worden tot Ontfanger van 't Komptoor der uit- en ingaande rechten der Kolonie, kreeg hy tot opvolger in 't ampt van Kontrolleur Mr. Frans Gomarus, thans nog in leeven. PREADVIZEUR van den RAAD der CIVILE JUSTITIE. Dit ampt werd ingefteld door de Heeren der Direktie, ten tyde van den Gouverneur Texier, en de eerfte die daarmcê bekleed werd was F 5 1781. De  po HISTORISCHE PROEVE over oe i;8i. De Heer Cornelis Karsfeboom, Tweede Fiskaal der Kolonie en Auditeur; Eerfte Fiskaal zynde geworden , in 1784, kreeg hy tot Opvolger 1785. Den Heer C. Meurs, geftorven in 1787; doch thans is deeze post vakant. SEKRETARISSEN der BEIDE RA ADEN. Onder de Engelfche beheering. 1662 ■ iCGj. De Heer Jan Pary. Onder de Zeeuwen. 1680. De Heer A. van Gheluive. Onder de Direktie. Sedert eenigen tyd had men 'er twee Sekretarisfen teffens, den eenen voor den Raad van Policy, den anderen voor den Civilen Raad, die zon. der onderfcheid voor beide hoven dienden. 1684. De Heer Markus Broa. 3688. Mr. Adriaan de Graaf. 1703. Mr. Abraham Kinkhuyzen. 1717. Mr. N. Strauch. ") 1717. Mr.Abm.Grommé. j £e §e,yk benoemd< 1717. Mr. Wil,  KOLONIE van SURINAME. 91 1717. Mr. Willem van der Waayen. 1725. Mr. Abraham Bols. 1726. Mr. Pieter Brand. 1734. Mr. Willem Gerard van Meel , Fiskaal geworden in 1735. 1735- Mr. Ephraim Comans Scherping. 1737. Mr. Cornelis Graafland, Jakobszoon. 1746. Mr.Jakob van Baerle, Fiskaal geworden in 1749. 1749, Mr.Jakob Frederik du Fay. 175r. Mr. Jean, Nepveu, Tweede Fiskaal ge* worden in i754j echter dienende als Sekretaris tot op de komfte van 1755. Mr, Willem van Scamhorst, de Jonge. 1755. Mr. Anth. Voerst van Aversberg. SEKRETARISSEN. 1751. De Heer Francois Ewoud Becker. 1764. Mr. Amadeus Conftantinus Valencyn. lj6\. Mr. Albert de Milly, Onrfanger van het Komtoor der in-en uitgaande rechten geworden in 1780, en naar 't Vaderland vertrokken in 1784. 1773. Mr. W. J. Beeldlhyder tot op zyn ver¬ trek naar Holland , en, geduurende zyn afweezen bekleedde de eerite gezwooren Klerk der Sekretary 177(5,. Mr. J. E. Vieira, zyne plaats. De Heer Beeldfnyder, uit Holland te rug komende met de bediening van Konarolleur, treedt op als Sekretaris. 1780. Mr.  92 HISTORISCHE PROEVE over de 1780. Mri A. Gootenaar. 1780. Mr. C. Graafland, naar 't Vaderland te rug gekeerd in Slagtmaand des zelf. den jaars. 1780. Mr. C. Rappardt, geftorven in Winter¬ maand 1781. i78o. Mr. A. J. Halloy, verliet zyn' post in 1783. 1783. Mr. j. j. Wohlfahrt, voor het Politieke. 178Ö. Mr. Griethuizen, in pJaats van den Heer Gootenaar, overleeden in dit jaar, voor het Civile; zynde deeze twee laaiflen nog werkelyk in bedieninge, B E-  KOLONIE van SURINAME. 93 BEW Y SS TUKKEN, DIENENDE TOT OPHELDERING DEEZES WERKS IN BETREKKINGE TOT DE JOODSCHE NATIE , GEVESTIGD IN SURINAME. No. I. Vryheden onder Exemptien, door de Bewindhebberen van de Geoo troyeerde West • Indifche Com«i pagnie ter Vergadering van de Negentienen , geaccordeerd en toegeftaan aan David JSasfy en Me« deftanders , als Patroon ofte Patroonen van een Colonie op 't Eiland Cajana ofte andere Plaatfen aan de wilde Kust van West-; Indien, by haar op te richten, Art. 1. De voorfz. David Nasjy en Medeftanders werden geconfenteerd en toegeifoan een Colonie op te richten van vier of vyf mylen land op het Eiland ofte Rivieren van Cajana, beilaande in zo veel Landeryen als door de Coloniers zullen werden gecultiveerd, mids bly. vende zo verre van de Colonie van Cajana, dat zy de Ingezetenen van dien aldaar niet hinderiyk en zyn zal, dezelve gehouden zyn de voorfz. Colonie te bepoti- veeren  94 HISTORISCHE PROEVE over de yeeren ende bezetten in den tyd van vier eerstkomende jaaren, aanvang neemende ten langden op primo September 1660, op pceTie indien zulks op en binnen dien tyd niet en komt te gefchieden, dat als dan de ongecultiveerde, onbearbeide , onbewoonde , of onbeheerde Landen wederom zullen vervallen aan de Compagnie, om by tyd en wyle daar mede zodaanig te handelen als haar goed dunken zal. Art. 2. En zullen de gemelde David Nasjy en zyne Medelanders hebben en genieten de Jurisdictie over de Baaijen die in zyne op te richtene Colonie bevonden werden, en de helfte van de Rivieren die aan beide zyde van de gemelde Colonie , daar van by nadere aanwyzinge te deen, gelegen zyn; mids dat de Compagnie voor haar en die aldaar uit haaren naam zoude mogen verfchynen, de vrye Vaart en Negotie in de gemelde Baaijen en op de voorfz. Rivieren, zo wel als de op - en nedervaart aan haar, is behoudende. Art. 3. Werd den gemelden David Nasfy en zyne Mede-1 ftanders ook toegelaaten de vrye en alodiaale eigendom ten eeuwige dagen, van de voorfz, Colonie met de appendentien en de dependentiën van dien, voor zo veel hem daar van en zyne Medefianders, in den tyd van vier jaaren zal zyn bevolkt, bearbeid, beheerd, aangeweezen en gecultiveerd, en zullen dien volgende dezelve daar van vermogen te disponeeren voor altoos by Testament, Contract, Verbintenis ofte anderszins, zo men hier van zyne vrye eigen Goederen vermag te doen, zonder dat nogthans zodaanig Testament of Contract plaats  KOLONIE van SURINAME. 95 plaats zal hebben, indien de Colonie daar door van deezen ftaat en Compagnie zouden werden afgefneeden en aan andere Landen gebragt. Art. 4. En zal de meergemelde Colonie mede werden geaccordeerd en toegeftaan, hooge, middele en laage Jurisdictie, die waargenomen zal worden in manieren als in Articul 14 werd uitgedrukt. Art. 5. En zal de voorfz. Colonie by hem David Nasfy ert zyne Medeftanders bezeeten worden by form van leen, {tellende ten dien einde fuffifantelyk een perfoon ofte meer perfoonen daar op het leen geconfereerd zal werden, met betaaling van zekere Heeregewaaden, ter waarde van zestig guldens. Art, 6. Blyvende niet te min de Souverainiteit en de Hoogë Overigheid met al het geene daar aan dependeerd, aart Hun Hoog Mogende en de Compagnie, voor z<3> verre dezelve het octrooy daar toe is gerechdgd. Art. 7. Ook zullen de Jooden genieten zodanige vryheid van confcientie met publique Excercitie, Sinagoge en Schoole, gelyk by hen lieden gebruikelyk is in de Stad van Amlterdam, volgens de Leere van hunne Ouderlingen, zonder eenige verhinderinge, zo in 'c 6 Diftricc  05 HISTORISCHE PROEVE over de Diftrict van deeze Colonie als in alle andere plaatfen van onze Domeinen, en dat met alle Exemptien en. Vryheden die onze ingeboore Burgers genieten; want wy hen lieden voor zodanig houden, en de voorfz. Patroon, en zyne Medeftanders zullen gehouden zyn te conferveeren de voorfz. vryheid van confcientie, onder alle hunne Coloniers, van wat Natie dezelve zouden mogen zyn, en dat met de exercitie en de publique oefeningen van de Gereformeerde Religie, als alhier te Landen is gefchiedende. Art. 8. De Compagnie ftaat aan den voornoemde David iS'as/y en zyne Medeftanders toe, vrydom van Tienden voor den tyd van twintig jaaren, van dewelke hy aan zyne Coloniers zal vermogen te geeven zo veel jaaren vrydom, als hem geraade dunken zal, als mede vrydom van Hoofdgeld en andere Schattingen, dewelke na de expiratie van de tien jaaren tot de twintig jaaren toe, zullen ontvangen worden, en gebruikt worden tot vervulling van de gemeene Lasten, opbouwing van gemeene Werken ofte Fortificatiën aldaar, en zal, na de expiratie van de twintig jaaren, 't een en ander, zo Tiende als Hoofgeld, komen ten behoeve van de Compagnie. Art. 9. Iemand van deeze Coloniers, het zy door hem zelfs ofte iemand in hunnen dienst zynde, koomende te ontdekken eenige Mineraalen van Goud, Zilver of cristalle Gefteenten, Marmoren, Salpeter, ook Parelvisfcheryen, van hoedaanige natuur dezelve zoude mogen weezen, zullen zy die als eigen voor hen mogen bezitten  KOLONIE van SURINAME. 97 ten ende behouwen , zonder daar van eenige Lasten of Recognitiën te betaalen binnen den tyd van tien jaaren, maar naar verloop van dezelve tien jaaren, zullen zy gehouden zyn een tiende part aan de Com. pagnie te betaalen van het geene daar van zal komen te procedeeretu Art. 10. De Coloniers ift 't generaal, zullen voor den tyd van tien achter een volgende jaaren, ook vry zyn van des Compagnies gerechtigheid van al zodaanige goederen, als ten dienfte van de Landbouw, het bearbeiden van Mineraalen, 's Menfehen onderhoudt, opbouwing van Huizen, Logien , Vischfcheryen en diergelyke zaaken van nooden zyn, en van hier derwaards zullen gebragt worden. Art. 11. Gelyk deeze ook voor den tyd van vyf jaaren zullen vry zyn van 's Compagnies gerechtigheid, van Gommen, Verwen, Balfemen, Gewasfen en andere waaren, geene uitgezonderd, die in haare Colonie vallen en door haar induftrie gevonden, uitgemerkt en hier te Landen gebragt zullen worden, en zullen naar dien tyd daar van aan de Compagnie niet meer betaalen voor recognitie, als by andere worden betaald die daar omtrent gelegen zyn daar de Compagnie posfesfie heeft. Art. is. De Coloniers zullen met haare eigene, gebuurde, II. deel» G he-  S>8 HISTORISCHE PROEVE over d» bevrachte ofte wel der Compagnies Schepen, indien eenige by geval daar mogten komen, vermogen haare goederen alhier te Landen te transporteeren, en zullen gehouden zyn haare Equipagie naar de voorfz. Colonie ook alhier te landen, ter plaatfen daar eenige Kameren zyn, te doen, en ten dien einde dat voor zy beginnen te laaden , ten Comptoire aangeeven de groote, monteeringe en bemanninge van haare Schepen, ook ligten een behoorlyke commh fie van de Compagnie, volgens en in conformiteit van het gebruik van de Compagnie, en gelyk by alle anderen, vaarende in de Limiten van des Compagnies Octroy, werd gedaan; word mede toegeftaan aan een ieder al • daar zodanig Vaartuig tot haar gebruik te houden als zy lieden zullen goed dunken, Art. 13. De Coloniers zullen vermogen, zo de gelegenheid van de Colonie zulks mogte toeftaan, aldaar op te richten allerhande Vischeryen, zo van gedroogde als gezouten Visch, en zelve voor den tyd van twintig jaaren, vermogen te brengen in de West - Indifche Eilanden van den Staat en elders, des dat' zylieden niet en zullen vermogen van daar onder dat dekfel Weg te voeren eenige Mineraalen, Gewasfen en wat zulks ook zoude mogen weezen, op poene indien contrarie bevonden word, dat de Verzenders derzelve, ten behoeven van de Compagnie zullen verbeuren de waarde van al dien, behalven dat de goederen, zo die achterhaald en gevonden worden, ook verbeurd zullen zyn, ten behoeven als vooren. Art. 14. De Compagnie zal in de voorfz, Colonie Hellen een Schout  KOLONIE van SURINAME. 99 Schout om de Juflitie en Politie aldaar waar te neemen, mids dat de Colonie zodanig zynde, dat in dezelve particuliere Raaden of Rechters zouden dienen gefield te worden, dat als dan de Patroon of Patroonen verdubbeld getal uit de bekwaamde Perfoonen die in de Colonie woonen, zynde Nederlandfche Christenen en van de waare Gereformeerde Religie; zullen vermogen te nomineeren, op dat de Schout, ofte wel den geene daar aan de Compagnie 't oppercommando zal hebben gede« fereerd, daar uit de plaats mag ftellen. Art. 15. Alle zaaken, verfchillen en delicten zullen by de voorfz» Rechters worden getermineerd en de Vonnisfen geëxecuteerd , behoudelyk nogthans dat zodaanige Vonnisfen kwamen te excedeeren de fomme van vyf honderc Guldens; dat van de gemelde gerechten zal mogen werden geappelleerd aan zodaanige Collegien, als daar te Landen tot het oppergezag door Hun Hoog Mo» genden en de Compagnie zullen werden gecommiteerd. Art. 16. En zullen de voornoemde Coloniers omtrent den Handel der Slaaven, voor zo veel zy zullen van nooden hebben voor haare Colonie, zulke en zodanige vry heden genieten, als na deezen door de Vergadering van Negentienen, op 't zelve vaarwater zal worden beraamd tot accomodatie van dezelve, en altyd niet minder worden getaxeerd, als de Coloniers, forteerende onder de Colonie van de Kamer Zeeland onder Esfequebo. G st Art. 17. Zul-  ioo HISTORISCHE PROEVE over os Art. 17. Zullen zylieden ook door de Compagnie verzorgt worden met zodaanig getal flaaven als aldaar fuccesfivelyk zullen van nooden weezen, op order en reglement by de Vergadering der Negentienen gemaakt ofte nog te maaken; doch de Slaaven, die by de Coloniers in Zee zouden mogen verovert werden, zullen dezelve gebragt worden in deeze Colonie, ter vrydom van dien, te mogen vervoeren ter plaatfen daar 't haar gelieven zal, mids betaalende voor tol aan de Compagnie tien guldens per Slaaf, met dat beding, dat de vierde part van de veroverde Slaaven aldaar aan Land zullen moeten verblyven, tot behoef van de Colonie of de wilde Kust, Art, 18. . De Compagnie zal vermogen, na de expiratie van de eerfte tien jaaren , aldaar te houden, of te ftellen een Ontvanger van de Compagnies gerechtigheden, welke de Opperhoofden van de Colonie en die van de Gerechten aldaar, gehouden zullen zyn de behulpelyke band te bieden en maintineeren in het vorderen van des Compagnies gerechtigheden. Aldus gedaan en gearrefteerd by de Bewindhebberen yan de Kamer Amfterdam, op den 12 September 1659. No, II. GENERAALE PRIVILEGIËN, Tit. I. Alzoo de Politie medebrengt tot augmentatie van een nieuwe Colonie te animeeren, ieder en zoodaaige Perfoonen van wat Natie ofte Religie zy moogen zyn, die met de Erven van Engeland in verband zyn, dezelve aan te lokken, om onder ons te willen woonen en tra-  KOLONIE van SURINAME. 101 trafiqueeren, en alzoo wy bevonden hebben dat de He« brail'che Natie, Rede te vooren alhier reiideerende, zoo wel met haare perfoonen als met haare goederen in benefltie van deeze Colonie zyn geweest, en verder de voorn. Natie te animeeren tot continuatie van de voorn. Wooninge en Traficque alhier; zoo is 't dat wy goed gevonden hebben, met authoriteit van den Gouverneur en zynen Raaden asfemblc een acte te con« tinueeren als volgt. Dat ieder en alle Perfoonen van de Hebreeuwfche Natie tegenwoordig hier refideerende, en die in toekoomende hier in zullen koomen refideeren, te trafiqueeren onder ons, ofte onder de Districkten en Limiten van deeze Colonie zullen genieten, en jouisfeeren alle de Privilegiën en Vryheden der Burgers en inwoonders van deeze Colonie vergunt, als of zy Engelfchen gebooren waaren , zoo wel zy als haare Erfgenaamen in diervoegen zullen haare goederen genieten, zoo roerende als onroerende. Werd ook verklaart, dat zy niet en zullen moogen werden gedwongen te komen tot Exercitie van eenige publicque Bedieningen in deeze Colonie , ontfangende haar en haare goederen, zoo prefent als toekoomende, die zy nu bezitten ofte hier namaals zullen bezitten, ofte alhier zullen gebragt worden, van wat ryk 't ook zoude moogen weezen, onder ons Gouvernements protecue en defenfie: noch vergunnen wy hen, zoo wel in 't generaal als in fpetiaal , dezelve Privilegiën en Vryheden , zoo wy zelve zyn genietende, 't zy Wetten, Acttn en Costumen, zoo wel concerneeren de onze Perfoonen als onze Landen en Goederen, beloovende verzekerende haar daar niet van alle 't geene zy bezitten ofte zullen, bezitten, haar zal afgenoomen ofte ontvreemt worden, van wat qualiteit 't ook zy, door ons ofte door eenige Perfoonen ons berustende, maar ter contrarie zullen vry zyn om te mogen planten en G 3 tra-  102 HISTORISCHE PROEVE over de trafiqueeren , en alles wat haar goed zal dunken tot haar beste profyt, onder conditie dat zy zullen onzen Souveraine Koning van Engeland trouwe Vafals zyn , obferveerende de orders door hem gefteld, en die in toekoomende zullen gefteld worden; wel te verftaan, dat 'er geen zullen weezen, die 't voorgaande contrarie zullen zyn. Ook werd haar vergunt en geconfenteerd vry en libre exercitie van haare Religie, Ceremoniën en Costumen, in de breedfte manieren als zoude kunnen weezen, volgens haar gebruik, midsgaders 't gebruik van haare Testamenten en Huwelyken alle obferveerende op haare maniere, insgelyke haare trouwbrieven zullen valideeren, zynde gemaakt volgens haare Costumen , verder word verklaard, dat zy niet zullen verhindert worden in haare Sabbathen en Feestdagen; zullende die geene die hoar daar in tribuieeren, geconfi. dereerd en geftraft worden als perturbateurs van de gemeene vreede. Dat zy met en zullen gehouden zyn te compareeren op de voorfchr. daage op de Court ofte Magiftraat, en dat de Citatie op der tyden gedaan, zal zyn nul en van geener waarden, dat haar ook niet en zal prsejudicieren 't weigeren van eenige betaalinge , die haar op dusdaanige daagen zal werden geprefenteerd, en dierhalven in 't minfte haar regt verminderen: haar. werd ook vergunt en geconfirmeert genut van tien akkers Land op Thoxarica, om daar op te bouwen Huizen van Godsdienst en Leerfchoolen , als ook begraavinge van haare dooden ; ook zullen zy niet gedwongen worden tot publicque Exercitiën, ftellende een Perfoon in haare plaats, uitgezonderd in cas van Vyand, in welke geleegendheid zy meede zullen compareeren als anderen; werd haar geconfenteerd, dat zy onder haar moogen pleiten en uitïpraake geeven, in cas van questie , door de Gedeputeerde van de Natie tot de fomma van tien duizend ponden Suiker, waar op den Rechter in den tyd Executie zal verleenen op de  KOLONIE van SURINAME. 103 de Sententie by de Gedeputeerde gepronuntieerd, waar van 't Register en Prothocolboeken zullen houden volgens Costumen; ende in cas van Eed zal de Magiftraat zich gedraagen volgens de Costumen van de Natie onder haar gebruikelyk, •** welk in alle zaaken, van wat qualiteit die zouden moogen weezen, vigeur en kracht als een Wettelyken Eed zal hebben , niettegenitaande eenige Acte zoude moogen weezen ter contrarie: ter kennisfe van allen deezen , hebbe door ordre van Gouverneur, zynen Raad en Asfemblé, ondertekend op den 17 Augusty 1665. ( ondejr ftond ) JAN PARY, Secretaris. No. in. Op huyden den derden December 1700 , compareerde voor my Steven Pelgrom, Notaris Public by de Hove van Holland geadmitteerd, binnen Amlterdam refideerende, en de naargenoemde Getuigen, de Heer Samuel Nas/y, Koopman, federt eenige jaaren herwaards gewoond hebbende in de Colonie van Suriname, tegenwoordig hier ter Steede, my Notaris be. kend; ende heeft in zyn confcientie, ten verzoeke van de Edele Achtbaare Heeren Direkteuren van de Geoct. Sociëteit van Suriname, geattefteerd, getuicht ende verklaart, waar ende waarachtig te zyn, dat hy Atteftant in of omtrent den Jaare 1664 perfoonlyk is geweest in Cajana, als wanneer Monfieur Noël, wegens de Franfchen, aan de Rivier van Sinamary een Fortresfe heeft gaan bouwen, in dewelke de Franfchen, onder deszelfs commando aldaar guarnifoen hebben doen houden, tot dat de gemelde Fortrefle naderhand in den Jaare 1665 of 1666 ( zonder den precifen tyd G 4 ont*  ro4 HISTORISCHE PROEVE over de onthouden te hebben) door de Engelfchen is genomen geweest, alvorens dat de Colonie van Suriname door de Provmtie van Zeeland van de Engelfchen was hernomen. ° Voorts verklaarde hy Atteflant, na zyn beste geheugen* zeer wel te weeten, dat in de maand November 1668, als wanneer de Colonie van Suriname, by ofte van wegens de Edele Mogende Heeren Staaten van Zeeland is geposfideerd geweest, in Suriname voorfchr. gekomen is den Heer Anthony k Febure, Heere de Ia Bare, Raad van zyn Koningïyke Majefteit van Vmnkryk m alle zyne Raaden , mitsgaders Lieutenant Generaal van zyne wapenen in America, en dat hy Atteftant a s doen terzelver tyd aldaar mede prefent is geweest, als wanneer den gemelden Lieutenant Generaal eehandeld en getracteerd heeft met den Heer Abraham Lrymfen, Commandeur over de gemelde Colonie van öunname, van wegens de Provintie van Zeeland over het fubject van de Limietfcheidinge, tusfehen Caïana en Suriname voorfz., ende dat dezelve doenmaals . als noch waaren overeengekomen en geaccordeerd, dat de vootiz. Rivier van Sinamary , zoude ftrekken tot fcheidmge van de Limiten tusfehen de Franfchen van Cajana ende de gemelde Colonie van Suriname, ende dat zulks wederzyds tot een vast fundament zoude werden gehouden. Gevende voor redenen van wetenfehap en waarheid dat hy Atteftant als geduurende den tyd van over zeeven - en - twintig jaaren zyn verblyf in Suriname gehad hebbende, by het maaken van het voorfz. accoort zelfs prefent is geveest, en doenmaals heeft zien fluiten ende op dezelve tyd zyn Atteftants Broeder >J<=pb Nasfy, in qualkeit als Commandeur, volgens commune van gemelde Heer Crynsfen, uit krachte van de voorfz. gemaakte Limietfcheidinge, wegens welge. melde Ed. Mog. Heeren Staaten van Zeeland onfe- mole«  KOLONIE vat» SURINAME. 105 moMeerd is gebleeven in de posfesfie en hec commando van deRiviere Eracubo en Cannaame,gehoorende onder het district van Suriname, als weezende de uiterfte Rivieren aan deeze zyde van Sinamary, ende overzulks 't geene voorfz. zeer wel weet, als het zelve bygewoond, gezien en ondervonden hebbende, respectivelyk prefenteerende derhalven dezen des nood ende verzocht zynde ten allen tyde nader te Herken; dat aldus pasfeerde binnen Amfterdam, ter prefentie van Pieter van Haps en Coenraad van Esterwegen, als getuigen hier toe verzocht; ( was get. ) Samuel JNasfy, P. van Haps en K. van Esterwegen. De voorltaande Copy gecollationeerd zynde tegens 't origineel, berustende ter Secretary der Stad onder de minuten van wylen den Notaris Stephanus Pelgrom, is bevonden daar mede te accordeeren, den sden July 1769. By my ondergefchreeven Secretaris der voornoemde ikad. ( getekend ) J. H. de HÜYBERT. G 5 Na IV. EX  m HISTORISCHE PROEVE over de Na IV. EXTRACT uit de Artikulen aan de Inwoonders van Suriname geconfenteerd, door den Capt. Commandeur Abraham Cryns» fea, by de verovering van 't Kasteel Zelandia op de Engelfche, gearrefteerd den 6 May 3667, en door de Ed. Mog. Heeren Staaten van Zeeland , op den 30 April geapprobeen, Art. 3. Dat alle • Perfoonen, wie die ook zouden moogen weezen, en van wat Natie die ook zouden moogen zyn, 't zy Engelfche, Jooden, enz. die tegenswoordig met haar lyf en familie in Suriname woonende, middelen, Landen en Goederen, van wat aart of fpecie die ook moogen weezen, dezelve abfolutelyk voor haar gereferveerd houden, en geconfirmeerd , voor haar en haare Erfgenaamen, om die voor altyd te bezitten , te ge. nieten ende te erven, zonderde minfte tegenftellingen, moleftatie ofte verhinderingen, en dat integendeel, alle die geene die hier in*Suriname niet en woonen, maar nochtans Goederen daar in hebben , niettegenIhande zy alhier Perfoonen hebben, die haare Perfoonen en Familien reprcefenteeren , abfolutelyk buiten deeze Art. uitgefiooten zyn, ende van alle haare Goederen, van wat aart ofte fpecie die mogte weezen, van deeze uur af aan, de Ed. Mog. Heeren Staaten geconfisqueerd zyn. Aft. 4. Dat  KOLONIE van SURINAME. 107 Art. 4. Dat alle tegenswoordige Inwoonders, van wat Natie die zouden moogen weezen, zullen hebben ende genoten, alle gelyke Privilegiën, als de Nederlanders, dte met haar zuilen cohabiteeren. Geëxtraheert uit de origineele Acte van approbatie der Ed. Mog. Heeren Staaten van Zeeland, ter becretarie van Suriname berustende. No. V. Aan den Wel Ed. Geftr. Heer Pbilippe Juüus Lichtenberg, Souverain van Provintie, Rivieren en Diftricten van Suri« name. Verwonen met behoorlyke Eerbiedigheid, de Joodfche Natie, refideerende alhier in Suriname, hoe dat wy ten tyden van de Engelfche Regeering, by een fpetiaale Acte aan ons gegéfeven, en vergunt by den Heer Gouverneur, zynen Raad en Asfembié, den 17 Augustus 1665 gejouisfeerd hebben zonder eenige hindering van zeekere Privilegie, breeder in de Acte gementioneerd , en hier onder gefpecificeerd, waar door wy in onze perfoonen en goederen onder het voorn. Gouvernement altyd gerustelyk hebben geleeft, zonder de minfte infractie van dezelve, en alzoo wy tot noch toe, door de menigvuldige troubles, die in twee jaaren herwaards zyn hier geweest, geen gelee. gend-  io8 HISTORISCHE PROEVE over de gendheid gehad hebben om 't zelve aan den Gouverneur in den tyd te kunnen remonftreeren, en daaglvks door brieven uit verfcheide quartieren van veelevan onze Pvatie , die genegen zyn om zich hier te kom^n nederzetten , verzogt worden om onze ftaat alhier, en hoe, wy alhler getracteerc worden, haar bekend te maaien, en gaarne voor ons en onze Naakomelingen, voor onze perfoonen en onze goederen, en voortsandere gunftige Privilegiën, die wy zoo wel van de Itd. Mog. Heeren Staaten van Zeeland , als voor deezen van de Engelfche Regeering, tegemoet zien, van by een fpeciaale Acte van Haar Ed. Mog zoude verzekert worden; zoo is 't dat wy by deezen UEd. Oeltr. ootmoediglyk zyn verzoekende, deeze onze remonftratie van de ,... . ,y , en eenige kleine Poincten meer, tendeerende tot niemands prejudicie, maar alieenlyk tot maintenue van vreede en ruste, onder onze ootmoedige confideratie te trekken, en dezelve (.oor UEd. Geltr. favorable intercesfien aan Haar Ed. Mogende voor te draagen in een U/s. dies aangaande met hand en zegel bevestigd, uit werken; en ondertösfchen dat wy 't zelve van Haar Ed. Mog. te gemoet zien, ons provifioneelyk met een favorabele appostiile onder UEd. Hand en Zegel tot jouisfement van voorn. Privilegiën, hier onder gefpecificeerd te benefkieren : dit doende blyven wy thans met alle yver en geneegenheid , gelyk wy fchuldig zvn , Haar Ed. Mog. gehoorzaame Onderdaanen en UEd. Geftr. Onderdaanige Dienaaren. COPIE van de ACTE, Zie No. II. Poincten die wy meede verzoeken. i. Dit alle Kerkelyke Zaaken , die door de Perfoonen onder haar gekoozen, tot confervatie van de eenig?  KOLONIE van SURINAME. xog eenigheid onder haar, zullen worden geordonneerd zullen kragtig weezen, en by manquement van obediëntie aan den Gouverneur, aangeklaagt zynde , ter Executie zullen gefield worden. 2. In cas dat kwam te gebeuren, dat onder haar eenige perfoon ofte perfoonen turbeeren en van een kwaad leeven werde gevondeu, waar uit te vreezen zoude Haan, dat 't avond ofte morgen in de handen van de Juflitie zoude raaken, ende alzoo een fchandaal aan de jXatie zoude toebrengen , dat in zocdanigen cas den Gouverneur dezelve perfoon ofte perfoonen door de Gedeputeerde van de Natie aan hem Gouverneur aangeklaagt zynde, met fuffifante reedenen, geen difficulteit zal maaken tot voorkooming van een fchandaal voor de Natie, om dezelve perfoon ofte perfoonen uit de Colonie te doen vertrekken. 3. In cas eenige van de Natie hier zig koomen ter neder zetten, die misfehien of door de inquifuie ofte anderzints, haare goederen zyn verbeurd verklaard, daar door in fchult zyn geraakt, dat dezelve niet • plotfelings zullen overvallen worden , maar door de Juflitie gemakkelyk, volgens de Costumen, in alle Colonien, alleen zullen geobligeerd worden , dan en dan wat te betaalen , op dat alzoo fubfifleeren moo-, gen. 4. Dat ons mag gepermitteerd zyn op Zondag, op welke wy, als ook onze Neegers vermoogen te wer« Ken, de Privilegiën moogen hebben om malkanderen te bezoeken, en dat de Maarfcbalk ten dien einde ons rencontreerende, op de Rivier met niet anders als met onze perfoonen en goederen daar in, welke prefumptie van werk zoude moogen geeven , gelaaden vindende , gehouden zal zyn ous ongemolefteerd te laaten pasfeeren en repasfeeren. £. Dat alle 't booven gementioneerde, ter goeder trouwe  iio HISTORISCHE PROEVE over de trouwe, aan de Natie mag geconfirmeerd worden, en in toekomende, indien mogte koomen te vervallen, tot voordeel en benefitie van de Natie , 't zelve behoorlyk en met fundament verzogt zynde, mag vergunt worden, ( was ondertekent) David Nasfy, Ifaack Pareyra, Ifaack Arrias, Henrique de Caferes, Ra* pbael Aboab, Samuel Nasfy, Ifaac R. de Prado, Aron de Silva, Alans d' Fonfeca, Ifaak Mezo, Daniël Mes/ïacb, Jacob Nunes, Ifaac Gabay Cid, IJ aak da Costa, Ifaac Drage , Bento da Costa. Gezien hebbende het Request van de Joodfche Natie, zoo is 't dat ik provifioneelyk aan haar by deezen in 't jousfement van 't geene zy daar in verzoeken accordeere, zullende met de eerfte geleegendheid, zoo veel in myn is, omtrent Haar Ed. Mog. trachten een Acte met haar handen en Zegel bevestigt, voor haar dies aangaande te werken , op dat alzoo in deezen verzekert zyn. Actum Paramaribo den i October ió'öa, ( was getekend ) F. Lichtenberg, daar neevens zyn zegel (laager ftond ) ^ accordeert naar Collatie met zyn authenticque Copie aan my geëxhibeerd en geregistreerd den a8 May 1734. dat ik getuige. ( was getekend ) ABRAHAM BOLS, Secretarie tïo. VI. EX.  KOLONIE van SURINAME. in No. VI. EXTRACT uit de Misfive door de Heeren Directeuren van de Ed. Geoctr. Sociëteit der Provintie van Suriname gesz, aan Zyn Excellentie den Heer van Sommelsdyk , Gouverneur van de voorfz. Provintie, in dato den io December 1685. Voorts naargezien en geëxamineerd hebbende den Re • rmeste en verder befcheide van de Joodfche Natie te lande toegezonden by Misfive van den 20 May deezes jaars, raakende verzoek omtrent de continuatie van zoodanige Privilegiën en Vryheden als dezelve aldaar, zoo onder het Gouvernement van de Engelfche als anderzints, van tyd tot tyd fuccefïïvelyk hebben geacquireerd, zoo hebben wy in confideratie, dat dezelve Privilégiën niet en zyn (trekkende tot nadeel ofte veragteringe van de Colonie, nogte ook geenige prejuditie aanbrengen , voor die geene dewelke zich derwaarts koomen te begeeven, goed gevonden U, Hoog Ed. by deezen aan te fchryven , die van de Joodfche Natie in Suriname voorfz. by dezelve haare voor deezen geacquireerde Privilegiën, te maintineeren, in gelyke voegen zoo als voorheenen daar te Lande gebruikelyk is geweest, en henlieden daar van kennisfe te doen geeven. Accordeert met voorsz. Extract dat ik getuige (en get. ) A. de Graaf. Geregistreert den 30 November 1701 ( laager ftond ) accordeert met de registratie ter Secretarie alhier in 't Prothocol No. 37. Fo. 148 verfo, dat ik getuige ( en get. ) N. Straucb, Secretaris. No. VII. EX.  iïs HISTORISCHE TROEVE over de No. VII. EXTRACT uit den Brief van dé Heeren Directeuren van de Ed. Geoctr. Sociëteit van Suriname, gefchr. aan Zyn Excellentie den Heere van Sommelsdyk, van dato o Aug. 1686. Voorts onze gedagten nader hebbende laaten gaan, op UEd. Hoog Ed. Confideratien, aanbelangende 'c te doene bevel aan die van de Joodfche Natie, omtrent 't vieren van den dag des Heeren zoo als hier te Lande gebruikelyk is, hebben niet kunnen vinden dien aanbelangende eenige de minfte veranderinge te maaken, maar ter contrarie, als noch te perfifteeren by onze aanfchryven den 10 December Iaastleeden op dat fubject gedaan, als hebbende daar omtrent niet geprocedeert zonder behoorlyke reflectie , maar naar ryp overleg der zaaken; zullende derhalven die voorzieninge dienen te worden gedaan, dat dezelve aldaar op den dag des Heeren leeven, zoo als men hier te Lande gewoon is te doen, zonder eenige ergerniafe ofte fchandaal aan ons Volk te geeven, (onderflond) accordeert met de voorfz. Misfive , voor zoo verre 't geëxtraheerde aangaat, dat ik getuige (en get.) 4* de Graaf. No. VIII. EX-  KOLONIE van SURINAME. 113 No. VIII. EXTRACT uit de Notulen van de Reiblutien, genoomen by de Heeren Gouverneur en de Raaden van Politie van Suriname. Vry dag den 6 May 1695. Nademaal geremarcqueerd werd dat de Regenten van de Joodfche Kerk haar Titulen Regenten van de Joodfche Natie, en zy ook zoo by misftelhnge m de Notulen zyn genoemd, zoo is naar voorgaande deliberatie goed gevonden en verftaan 't zelve te herroepen, en haar niet verder te qualificeeren als Regenten van de Kerk of Sinagogue, 't welk haar zal werden bekend gemaakt, omme te dienen tot haar gouverno. No. IX. EXTRACT uit de Notulen van de Refolutien, genoomen by de Ed. Heeren Gouverneur en Raaden van Politie van Suriname. Woensdag den 3 Juny 1693. Is ter Vergadering geleezen de Requeste van Erna* mei Baron de Belmonte en Samuel C Nasfy, als geauthorifeerd van de gantfche Natie deezer Provintie, geprefenteerd aan de Heeren Directeuren van de Sociëteit deezer Provintie van dato den 19 Maart 1695, II. deel. H S»?  ir-f HISTORISCHE PROEVE over de inhoudende klagten over het ftrikt vieren en obferveeren van den Zondag , waar door zy voorgeeven merkelyk benadeeld te zyn omtrent haare Privilegiën , waar over gedelibereert en bevonden zynde dat voorfz. Placaat is fpecteerende tot alle de Ingezetenen deezer Colonie in 't generaal, zonder intentie om de Joodfche Natie daar omtrent particulierlyk te benadeelen, is goed gevonden en verftaan, den Heer Raad-Fiscaal aan te zeggen 't voorfz. Placaat omtrent de Natie niet als met circumfpectie, en in cas dezelve pubiicque erger» aisfe kwame te geeven, waar te neemen. No. X. i°. 1°. EXTRACT uit het Register der Notulen en Refolutien van den Hove van Politie en crimiueele Juflitie der Colonie Suriname. Dwgsdag den 10 Maart 1750. Mozes Naar , Capitein Luitenant der Compagnie Burgeren van de Portugeefche Joodfche Natie, en als in die qualiceit commandeerent Officier van de uitgezondene commando naar Canavinika, om de flaaven van wylen de Heer Thomas te vervolgen, op zyn verzoek binnen geftaan, heeft aan den Hove mondeling rapport gedaan wegens dezelve zyne commando, en dat door denzelven waaren gevangen of agterhaald 37 fluks Neegers en Negerinnen , zoo groot als klein, dat dezelve reeds hier waaren aangebragt , en door hem de noodige ordres waaren gefteld, om op de overige van dag tot dag te patrouüleeren en wagt te hou-j  KOLONIE van SURINAME. 1x5 houden, dezelve, als bezet zynde in de Swampe, niet wel kunnen ontkomen, dat hy ook onderricht was, dat na dien tyd nog 20 ftuks op differente Plantagien in Casfeneka geleegen, waaren gevangen of gefchooten, enz. Alle het welke gehoord, is het gem. rapport voor, notificatie aangenoomen , en dezelve Capitein Luitenant Blofes Naar, door den Heer Gouverneur, uit naame van deezen Hove bedankt, voor deszelfs betoonde yver, vigilantie en goede dienst in deeze expeditie «en voordeele van den Lande gedaan. 3\o. X. 2°. P. EXTRACT uit 't Register der Notulen en Refolutien van den Hove van Politie en Crimineele Juftitjp der Colonie van Suriname. Woensdag den 11 Maart 1740. By refumptie der Notulen van gisteren, by den Hove in confideratie genoomen , dat by Refolutie van den 4den deezer, aan eenige Opperofficieren van de commando's tegens de Wegloopers, zoo in Saramacka, onder commando van den Capitein Luitenant der Militie C. O. Creutz, als die tegens de Negers van wylen den Heer A. Thomas , voor haar aangewende devoir en goede cfficie, een prefent uit de Casfa der Wegloopers is toegelegt, is goed gevonden de overige Opperofficieren, zoo van de Commando agter Paramaribo, als die op de Slaaven van A. Thomas zyn geweest, meede uit gem. Casfa voor haare gedaane H 5 des'  no" HISTORISCHE PROEVE over de devoiren toe te leggen een premie, als aan den Vaandraager der Militie Henfel, enz. Den Luitenant der Burgery van beneeden Commewyne, Gabriel de Lajaite, enz. En laastelyk den Capitein Luitenant der Burgery van de Portugeefche joodfche Natie, Mofes Naar, mede een gelyke Koffiekan, ter waarde van circa ƒ 150 guldens Hollandsch, en dat op de twee laatite ter gedachtenis het Wapen deezer Colonie zal werden gegraveerd. No. XI. EXTRACT uit den Brief van de Edele Groot Achtbaare Heeren Directeuren van de Edele Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname, gefchreeven aan Zyn Excellentie den Heer Gouverneur Mr. J. J. Mauritius, dato ö July 1747. Ter zeiver tyd is ons ook ter hand gekoomen een Misfive van de Gedeputeerden der Portugeefche Joodfche Natie, mitsgaders van de oude Regenten der Synagogue in Suriname, gefchreeven van Paramaribo, in dato den a February deezes jaars, houdende relaas van haare behandelingen met Carrilho, en verzoek om verder by haar Privilegiën te werden gemaintineert. Wy hebben goed geacht UEd. daar van kennisfe te geeven, en teffens aan te fchryven , dat UEd. aan dezelve Gedeputeerden der Portugeefche Joodfche Natie, enz. zal gelieven kennisfe te geeven , dat wy voldaan zyn over haar conduites en gedrag ten deezen  KOLONIE van SURINAME. ii7 gehouden, en dan UEd. ordre heeft bekoomen , gelyk wy UEd. dezelve geeven mits deezen , om dezelve Natie by haar wel verkreege Privilegiën te mainteneeren. No. XII. Verzoekpunten , aan de Edele Mogende Heeren Commisfarisfen van Zyne Doorluchtige Hoogheid den PrinceErfihdhouder, over* geleverd door de ondergeteekende Planters en Ingezetenen in de Colonie van Suriname, waarop byeene ootmoedige Request, door dezelve Ondergeteekende het noodige Redres verzocht is geworden. VERZOEKPOINTEN. Art. 12. Dat de Jooden hier te Lande mogen werden verftaan geen betrekking te hebben in 't formeeren van nominatie der Raaden van Poiicie, fteunende deeze zeer eerbiedige beede op de volgende reedenen. In dit verzoek kan niet werden getreeden, doch dat de Privilegiën der Joodfche Natie zullen werden nagezien en geëxamineerd. H 3 Tea „ Uitfpraak van Haare „ Koninglyke Hoogheid op de nevensftaande „ Verzoekpointen. Art. 12.  ii8 HISTORISCHE PROEVE over de Ten ifiea, om dat onder geen Christen Mogendheeden toegelaaten of geduld word dat Jooden in Regeeringzaaken zich mogen inlaaten, laat ftaan tot een nominatie van Raaden en Rechters; noch minder van onder haar Rechtbanken te moogen oprechten, een Acte van judicatuure, 't geen hier ( tot groote verwarringen en disputen onder die Natie ) gefchied , en dat op prsetenfe Privilegiën, die nooit door den Souverain ( aan wien , onder correctie , alleen competeerd dergelyke te verleenen ) maar alleen door de Sociëteit zyn geapprobeerd, fchoon evenwel uit de ganfche collectie van hunne pratenfe Privilegiën, dergelyke niet gevonden word. Ten 2den , zy bieden hunne ftemmen aan den Gouverneur 5 of dezelve worden hun door beloften of dreigementen afgeperst, 't geen verfcheidemaalen cpentiyk, en vooral onder dit Gouvernement, gebleeken is, en is ook een der voornaamite oorzaaken van de  KOLONIE van SURINAME. 119 de tweefpalt -en haat onder die Natie. En ten 3den, wanneer 'er een nominatie van Raaden moet gefchieden, werd hunne Gemeente door haa • re pmenfe Regenten als gedwongen om af te komen aan Paramaribo, zynde de Hoofdplaats, onder dewelke Gemeente zich bevinden veele fchaamele , fugitive en banqueroutiers, die drie dagen voor en drie dagen na de nominatie , haar Siberien mogen verhaten , en komen jouisfeeren van zeker praetens Recht, onder welke tyd zy van alle vervolging , dagvaarding , exploicten , executien , apprehenfien , gyzeling, enz. bevryd zyn , welke vryheid om geene andere reden word vergund , dan om meester van de Hemmen te weezen. Art. 23. Dat niemand ter Secretarye tot Klerken moogen werden aangenoomen onder de vyr en twintig jaaren en Dit Artikel word gelaaten aan de directie van de Sociëteit, om daar in , met overleg van GouverH 4 oeur  iao HISTORISCHE PROEVE over de waargenoomen en bediend worden, maar niet gelyk nu het Secretariaat van de Weeskamer, dat thans door een Jood word bediend, en het keuren van het Beestiaal door een anderen mede waargenomen werd, zynde Hinckeldy en Philip Eekhart, Directeuren by den Heer Gouverneur, en dus zelfs niet kunnen vaceeren tot de Ampten daar mede zy gebeneficeerd zyn; de Supplianten laaten over ter conüderatie van UEd. Mog. of het niet goed Art. 43. Art. 43. Dat altoos alle lucrative Ampten 'en Officien door de perfoonen zelve moeten De waarneemingen der Ampten in perfoon werd hier mede vast gefteld. zoude en tot Copiïsten niet onder de twintig jaaren, alzo d : iongens, die thans geëmployeerd worden, meer om het fpeelen denken, dan om hun pligt. Item, dat geen Jooden gfëmployeerd mogen worden ter Secretarye, het zy om te copiëeren , het zy om boodfchappen te doen. neur en Raaden, te voorzien.  KOLONIE van SUR.INAME. 121 zoude zyn, dat de _ Keurmeester van 't Beestiaal en de Officier van 's Lands grond, onder de fubordinatie van de Gemeene Weide werden gefteld. No. XIII. Misfive van Haare Koninglyke Hoogheid , Mevrouwe de Princesfe Anne , Douariere wylen Zyn DoorParnasfims: lugtige Hoogheid den Heere PrinHebreeuwsch ce van Orange en Nasfau , enz. woord, bete- enz. enz. gefchreeven aan de Par* kenende Re- nasfims der Portugeefche Joodfche genten. Natie in Suriname, in dato 27 May i?54- Erentfeste Discrete Lietie Byzonderel Wanneer wy op den 20 July des voorleeden jaars,. ons finaal rapport wegens de Surinaamfche zaaken, aan Haar Hoog Mog. hebben voorgedraagen, is 't ons onmoo gelyk geweest daar by te voegen 't geen de Portugeefche Joodfche Natie in Suriname was concerneerende, alzo wy als doen nog niet bekomen hadden de papieren, ftukken en befcheiden tot examinatie der gerefene gefohillen onder die Natie nodig. Een gedeelte van die befcheiden ons federt van verfcheiden kanten toegekomen zynde, hebben wy H 5 die  m HISTORISCHE PROEVE over db die gefchillen doen nagaan en exaraineeren, daar over doende hooren eenige der voornaamfte Leeden dier Natie, zig hier te lande bevindende, en wel, onder anderen, den perfoon van Ifack Nasfy, zig qualificeerde gemagtigden van Parnasfims en Gedeputeerden van de Portugeefche Joodfche Sinagogue en van veele voornaame Ingezetenen en Planters der Portugeefche Joodfche Natie in de Colonie van Suriname , van wegens den gemelde Ifack Nasfy, zyn aan ons ter hand gefield verfcheide poincten van verzoek tot herHelling van de rust en vreede in de Colonie van Suriname, onder die van de Portugeefche Joodfche Natie. Wy hebben op die poincten doen inneemen 't advis van anderen, en wy hebben vervolgens met Gedeputeerden van de Sociëteit van Suriname doen overweegen en concerteeren, wat tot herftelling der rust en harmonie best by ons daar omtrent zoude kunnen worden in 't werk gefteld, na rype deliberatie hebben wy goed gevonden eenige dier verzoeken te approbeeren en toe te ftaan. Wy hebben ingevolge wel op ons willen neemen voor deeze keer en zonder confequentie voor 't toekomende, de Electie van Parnasfims en Penningmeester te doen, wy zenden UEd. onze Electie verzegelt en geq, No. i. Wy gelasten UEd. dezelve te openen op de eerstkomende dag ais men gewoon is tot de Electie van nieuwe Parnasfims en Penningmeester te treeden ; vervolgens dezelve op de gewoone wyze te publiceeren, de daar in benoemde perfoonen, in onze naam op 't allerferieufte te recommandeeren , om , met aflegginge van alle: partydigheid, haat en animofiteït, alleen daar op bedagt te zyn om 't welzyn, de rust, vreede en harmonie der Natie te herftelien en te handhaaven, en vervolgens dezelve in qua- liteic  KOLONIE van SURINAME. [1*3 liteit als Parnasfims en Penningmeester te erkennen en na behooren te respecteeren. Wv gelasten UEd. meede ten voorfz. daage en vervolgens van jaar tot jaar, te ftellen en te conftitueeren een derToodfche Ingezetenen van Paramaribo, omme onder de benaaming vanPamasfim, op zich te neernen, de directie over 't Gebedhuis aldaar, tot welke aanftellinge wy almcede de eerfte Elecde by ons gedaan aan UEd. toezenden verzegelt en geq. No. 2. Wv ordonneeren UEd. den daar by geehgeerden en alle de in 't vervolg aldus aan te fteliene Parnasfen te doen jouisfeeren van alle de honneurs aan die benaaminee geattacheerd, zonder dezelve nochthans de ftem en oud Regentenfchap in de Savane te accordeeren. Wy ordonneeren en gelasten UEd wyders, den perfoon van Ifack Nasfy, wanneer dezelve is Junnaine zal zyn geretourneerd, aanftonds wederom te herfteden in zyn ampt als Adjudant - Gabay of Penningmeester en Adjudant-Casüer van de Kerk, op zodanigen voet, falarisen emolument, als hy die voor zyn vertrek uit de Colonie heeft gehad, en ten dien einde, de m dien post aanzeftelden perfoon van If. de Briiio, daar van te hcenti eeren, ten eenemaal aan UEd. oordeel en discretie overlatende, of dezelve de Britto door zynen lever, vlvt en bekwaamheid in't waarneemen van 't gem. ampt, zich heeft waardig gemaakt daar omtrent eenigzints geremunereert te worden, in welken gevalle wy UEd. recommandeerea denzelfden met eene der eerstvaceerande lucrative posten, onder de Nade te begiftigen. . En dewyl wy, ingevolge onze uitfpraake op t 12 Art der Verzoekpoincten , aan ons door verfcheide Planters en Ingezetenen der Colonie van Suriname gedaan, als nog genegen zyn de Privilegiën, van tyd tot tyd aan de Joodfche Natie in Suriname verleent, te doen examineeren, ten einde dezelve vervolgens aan Haar Hoog Mog. ter approbatie voor te draagen, or-  124 HISTORISCHE PROEVE over de donneeren en gelasten wy UEd. alle dezelve Privilegiën aan ons op t fpoedigfte toe te zenden. 6 Wy venvagten dat UEd. alle onze voorfz. orders ftiptelyk zult naakoornen en in 't werk ftellen, ons van t verngte zult rapport doen, en allezints mede werken 21 rZ T °°!raerk 9 de herfteiIinS namentlyk der rust, vreede en harmonie onder de Joodfche Natie in Suriname. Waar mede Erentfcste Discrete Lieve Byzondere\ Wy UEd. beveelen in Gods heilige protectie. In 's Gravenhaage, den UEd. Goedwillige Vriendinne. 27 May 1754. f was geti j ANNE. Ter Ordonnantie van Haare Koninglyke Hoogheid ( g«- ) J. J. de BACK. No. XIV. Erentfeste Discrete Lieve Byzondere! Wanneer wy de gefchiüen onder de Portugeefche Joodfche Natie m Suriname, nopens hunne Ascamoth of Kerkelyke Inftitutien, federt een geruimen tyd ontttaan, feneufelyk overwoogen hebben, en daar bv nagegaan de differente Advifen en Berigten ons ten dien opzigte toegekomen, hebben wy goed gevonden tot herftelhng der harmonie onder die natie, gem. Ascamoth se ftellen in banden der Parnasfims van de Portu- gee-  KOLONIE van SURINAME. 125 geefche Joodfche Natie te Amfterdam, met aanfchryvin> ge om dezelve te examineeren, en cn3 te dienen van hun advis, in hoe verre de voorfz. Ascamoth, overeenkomtlig met het welzyn der Natie bevinden zouden. Ingevolge hebben de gemelde Parnasfims, in prefentie van de Gevolmagtigden der hoofden van beide de seweezene Partyen, zich hier te lande thans nog bevindende, die Ascamoth naauwkeurig onderzogt, en daar inne , zoo veel mogelyk , met goedkeuringe van gemelde beide Gevolmagtigden , zodanige veranderingen gemaakt, als zy gemeend hebben te kunnen vertrekken tot onderhoud der rust, vreede en welzyn onder de Portugeefche Joodfche Natie in Suriname. Wy zenden UEd. hier nevens die Ascamoth aldus verandert, wy approbeeren dezelve volkomentlyk, en ordonneeren UEd. dezelve iïiptelyk naartekomen en te doen obferveeren. Waar mede Erentjests Discrete Lieve Byzondere! Wy UEd. beveelen in Gods heilige protectie; UEd. Goedwillige Vriendinne C was getekend ) ANNE. ( onderftond ) Ter Ordonnantie van Haare Koninglyke Hoogheid, (en get.) J. J. de BACK. In 's Gravenhage den 22 Aug. 1754. ( *t Adres luid ) Erentfeste Discrete Lieve Byzonder el De Parnasfims der Portugeefche Joodfche Natie in Suriname. No. XV. EX-  ï&6 HISTORISCHE PROEVE over de No. XV. EXTRACT uit het Register der Refolutien van de Hoog. Mog. Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden. jfovis den 24 April 1755. De Heer Raad Penfionaris, enz. Dat Haare Koninglyke Hoogheid mede aanftonds na de genoome Refolutien van Haar Hoog. Mog van den 20 July 1753 geëxamineerd heefc, het nog resteerende poinct, makende de gefchillen onder de Portugeefcne Joodfche Natie in Suriname, welke bevoorens met hadden kunnen worden geapplaneerd de papieren nukken en befcheiden, daar toe relatif,'aan komfn 2 £n dS ^ "°S ni£t Zynde toe§e" Dat Haare Koninglyke Hoogheid daar omtrent eenige fchikkmgen heeft doen concerteeren met de Direc teuren van de Sociëteit, mitsgaders met de Gevolmagtigden der Portugeefche Joodfche Natie in Suriname zig hier te Lande bevindende, en daar door getrag! heeft de rust en harmonie in de Colonie ten deezen opzigte meede te herftellen. Dat Haare Koninglyke Hoogheid daar inne heeft gerevifeerd, en ten dien einde op het verzoek van de Gevolmagtigden der Natie wel op zich heeft willen neemen voor deeze keer en zonder confequentie voor het toekomende, de Electie van Parnasfims en Penningmeester te doen. Dat ingevolge van dien, aan Hoogstdezelve door de  KOLONIE van SURINAME. 127 de Gevolmagtigden van ieder partyen., Lysten zyn ter hand gefteld van onpartydigen en pacifique luiden onder de Natie, welke Lysten door beide partyen refpective zynde geëxamineerd, Haare Koninglyke Hoogheid daar uit eene Electie heeft geformeerd. Dat Hoog-tdezelve meede op verzoek der gemelde Gevolmagtigden heeft geëligeerd een der Leden der Joodfche Natie te Paramaribo, om, onder de benaarainge van Paraas, zorge voor het Gebedehuis aldaar te draagen, met aanfchryvinge aan de Parnasfims m Suriname , om een diergelyke perfoon voortaan van jaar tot jaar daartoe aan te ftellen. Dat wyders verfcheide klagten zynde ingekomen nopens eenige defecten in de Ascamoth of Kerkelyke Conftitutien , Haare Koninglyke Hoogheid een exemplaar daar van, Hoogstdezelve door de bovengemelde •Gevolmagtigden ter hand gefteld, heefc toegezonden aan de Parnasfims der Portugeefche Joodfche Natie te Amfterdam, met aanfchryvinge om Hoogstdezelve te dienen van advis, welke van de voorfz. Inthtutien met de rust, de vreede en het welzyn der Joodfche Natie in Suriname waaren overeenkomende, en welke daar van devieerden, ten einde de laatstgemelde vernietigd wordende, alle verdere disfenfien wegens dezelve in 't vervolg mogten komen te cesfeeren. Dat gemelde Parnasfims, ingevolge van die aanfchryvinge, de Ascamoth naauwkeurig hebbende onderzogc en denoodige correctien daarinne, zooveel mogelyk, met goedkeuringe der bovengemelde Gevolmagtigden gemaakt, Haare Koninglyke Hoogheid dezelve volkomentlyk heeft goedgekeurd, en de Parnasfims der Portugeefche Joodfche Natie in Suriname geordonneerd dezelve ftiptelyk na te komen en te doen obferveeren. Dat Hoogstdezelve verfcheide ordres en arrangementen heeft gemaakt, om alle brouilleries en oneemghe- den ,  ia8 HISTORISCHE PROEVE over de den, zelfs tusfehen particuliere Perfoonen dier Natie in het vervolg voor te komen. Dat Haare Koninglyke Hoogheid van alle de voorverhaalde fchikkingen kennisfe gegeeven hebbende aan de Parnasfims in Suriname, met ordre om ze ter executie te ftellen, Hoogstdezelve federt eenige dagen is toegekomen hunne refcriptie, in dato den 18 October 1754 daar nevens geëxhibeerd, waar na dezelve, na betuigingen hunner dankbaarheid, van haare verrichtingen hebben rapport gedaan, en aan Haare Koninglyke Hoogheid, op Hoogstderzelver requifitie, hebben toegezonden het recueil der Privilegiën, van tyd tot tyd aan hunne Natie in Suriname verleend; welke Privilegiën, ingevolge de uitfpraak van Haare Koninglyke Hoogheid op het 12de Art. der bewuste Verzoekpoincten, door Haare Hoog. Mog. op den 20 July 1753 geapprobeerd, nog moeste worden geëxamineerd. Dat Haare Koninglyke Hoogheid, het gemelde Recueil gefteld hebbende in handen der Directeuren van de Sociëteit, hunne confideratien en advis daaromtrent verzogt en bekomen heeft. Dat aan Hoogstdezelve vervolgens is voorgekomen, dat deeze Privilegiën in diervoegen als daar nevens zyn geëxhibeerd door Haar Hoog Mog. tot meerder ftabilieering der rust en vreede onder de Portugeefche Joodfche Natie in Suriname zouden kunnen werden geapprobeerd, met deeze weinige reftrictien en veranderingen. Dat, dewyl Haare Koninglyke Hoogheid bereids op den 22 Augustus 1754 heeft geapprobeerd de Ascamoth van wegens die van de Portugeefche Natie in Surina.' me, aan Hoogstdezelve geprefenteerd alle zodanige Ascamoths, als in dit Recueil der Privilegiën zyn vervat, en aan de bereids geapprobeerde Ascamoth zouden mogen contrarieeren, niet anders geapprobeerd werden, als met de alteratien en modifikatien in de Ascamoth, door  KOLONIE van SURINAME. 129 door Haar Koninglyke Hoogheid op den voorfz. 22 Augustus 1754 gemaakt en geinfereerd. En dat met opzigte tot het Privilegie, het geen op pag. 7 en 99 van dit Recueil gevonden word, omme alle perfoonen van een kwaad keven en die een fchandaal aan de Natie zouden kunnen toebrengen, op aanklagte van de Gedeputeerden, uit de Colonie te doen vertrekken. Haar Hoog. Mog- verdaan, dat dit Privilegie alleen betrekking zal hebben op arme, fchamele en van elders fugitive Luiden, die geen etablisfement in de Colonie hebbende, zig aldaar zouden willen nederzetten, maar dat ten aanzien van Colonisten die in Suriname geftabilieert en gegoed zyn, Haar Hoog Mog. ordonneeren en ftatueeren, dat van nu af aan de politicque inftellinge, ingevolge de Privilegie, niet zal kunnen worden geëffectueerd, dan na gehoudendeliberatie van de Gedeputeerden, mitsgaders van alle de Adjuncten of oude Parnasfims der Natie, en niet zal kunen worden gedecerneerd, dan met twee derde der ftemmen. Dat wyders door de gemelde Parnasfims by het toezenden der privilegiën aan Haare Koninglyke Hoogheid, wederom twee nieuwe verzoeken in faveur den Natie eedaan zyn; het eerfte om onverhinderd, langs Paramaribo, haare waaren aan de deuren der Ingezetenen te koop te mogen venten; het tweede, om te obtineeren een recommandatie en interdictie aan Gouverneur en Raaden der Colonie, van zig in geenervoegen te moeijen met zodanige zaaken der Natie, dewelke alleenig, volgens privilegiën ter volle judicature mee den aankleeven van dien, dependeeren van de Parnasfims der Sinagogue of Gedeputeerden der Natie. Dat Haare Koninglyke Hoogheid ten opzigte dier twee verzoeken gemeent heeft, dezelve te moeten renII. deel. I voyeeren  i3o HISTORISCHE PROEVE over de voyeeren aan de Directeuren der Sociëteit, als ten deeze best geïnformeerd zynde, met rekommandatie nogthans, om dezelve nuttig en redelyk vindende, daar inne de Joodfche Natie favorabel te willen zyn. Dat vervolgens Haare Koninglyke Hoogheid verzoekt, dat Haare Hoog Mog. alle de door Hoogstdezelve, ten opzigte der Portugeefche Joodfche Natie, in Suriname gemaakte fchikkingen, gelieven te approbeeren en te confirmeeren. Waar op gedelibereerd zynde, hebben Haar Hoog. Mog. Hoogstged. Haare Koninglyke Hoogheid voor Hoogstderzelver onvermoeide ie ver en vigilantie, ten beste van de voorfz. Colonie en deszelfs Ingezetenen aangewend, bedankt, en is voorts goedgevonden en verftaan. Ten derden, dat geapprobeerd zullen worden, zoo als geapprobeerd worden mits deezen, alle de fchikkingen by hoogstged. Haare Koninglyke Hoogheid, tot herftellinge der rust, vreede en harmonie, onder de Portugeefche Joodfche Natie in Suriname gemaakt en hier boven gespecificeerd. Ten vierden dat insgelyks geapprobeerd zal worden, zoo als geapprobeerd word mits deezen, het geëxhibeerde Recueil der privilegiën van de Portugeefche Joodfche Natie in Suriname, echter met byvoe« ginge der weinige reltrictien en veranderingen hier boven gemeld. En zal Extract, enz. Accordeert met zyn origineel, voor zoo veel het geëxtraheerde aangaat, ter Gouvernements Secretarye berustende. ( was get. ) H. STENHUYS, ifte Klerk. Nfo. XVL EX-  KOLONIE van SURINAME. 131; No. XVL EXTRACT uit het Register der Refolutien van de Edele Groot Achtbaare Heeren Di- recteuren der Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname. Mercurii den 6 April 1768. De Heer Schepen Rendorp, agtervolgens ende ter voldoeninge van de Refolutie Commisforiaa! van de Heeren deezer Tafel, in dato den 5 Aug. 1767, met ende beneffens de Heeren Schepen Bedel en Ploos van Am/lel, nader geverifieerd ende geëxamineerd hebbende de Requeste van de Regenten van de Hoogduitfche Joodfche Sinagogue den 4 December 1765» aan deeze Sociëteit geprefenteerd, hebben ter Vergadering circumflantieel rapport gedaan van hunne bevindingen , en deeze Vergadering gedient van haar Ed. confideratien en advys. Waar op gedelibereerd zynde, en welgemelde Heer Schepen Rendorp voor zyn gedaan rapport, mitsgaders met en beneffens de verdere Heeren Commisfarisfen , voor hun genoomene moeite weezende be» dankt, is goedgevonden ende verflaan, dien conform, den Heere Gouverneur Crommelin te fchryven , dat, zonder te treeden in detail van de merites der zaaken in questie, de Heeren deezer tafel verflaan en van begrip zyn, dat hy Heer Gouverneur gelast zal werden omme by de Burger - Exercitie de Hoogduitfche Joodfche Natie in het geval in questie te laaten jouisfeeren, van gelyk regt als thans de Portugeefche Joodfche Natie geniet, en mitsdien dezelve niet agter de Compagnien te doen rangeeren, maar na de andere  j3* HISTORISCHE PROEVE over de Burgers, volgens de refpective buurte, te plaatfen; mitsgaders van hen te laaten de faculteit, omme, des goedvindende, by publicque Drilling of Burger Exercitie een ander perfoon in hunne plaatfe te moogen ftellen , en dat hangende de verdere deliberatien van deeze Sociëteit hier over alle Proceduuren van Executie wegens prefente Boetens voor de Noncomparanten , quafi geincureerd, reeds geëntameerd of in 't vervolg nog te entameeren, by deeze Sociëteit werd gehouden in ftatu, mee ïurcheance pro interm. was geteekend ) Jacob de Peterfen. ( onderftond ) accordeert met voorfz. ( en geteekend ) Jan Willem Ros. kamp, abf. Secretario. No. XVII. EXTRACT uït de Notulen van de Refolutien, genoomen by de Edele Achtbaare Hove van Polirif» cu Ciimineele Juftitie deezer Colonie Suriname , enz. enz. enz. Donderdag den 14 May 1767. Den Hove op heden vergadert zynde, enz. Géleezen de Memorie van de Regenten der Portugeefche Joodfche Sinagogue en Gedeputeerdens derzelver Natie, inhoudende verzoek om te werden ontheeven van 't verbod by Notificatie, de dato 18 February 1767. ten hunnen opzigten fpeciaal genoomen. Ten  KOLONIE van SURINAME. 133 Ten welke opzigte Zyn Wel Ed. Geftrenge enz. Waar over gedelibereerd zynde, als mede over de Memorie voorn, is goed gevonden en gerefolveerd te verklaaren, dat de gemelde Rcfolutie en Notificatie van deezen Hove, ten opzigten der Portugeefche Jooden, fchoon geen Planters zynde, niet eerder zal ftant grypen dan met primo May 1768. En zal de Demonuranten hier van Extract gegeeven worden. Accordeert met voorfz. Refolutie. (was get.) J> E- Wei™* gefw- Oercq. No. XVIII, Vertaaling van het bevel en aanmaaning toe onderhouding van een plegtigen Dank- en Vastendag, vastgefteld by het Kollegie van Mamad der Portugeelche Joodfche Natie in de Savanne, den 24 van Grasmaand 1781. Het Kollegie van Mamad, en Gedeputeerden der Portugeefche Joodfche Natie, als vertegenwoordigende het lichaam onzer Kerke, met de diepfie droefheid doordrongen, op het gezigt der ysfelyke rampen, welke uit den oorlog voor ongelukkige ftervelingen konnen voortkomen; rampen, waar mede wy ons gedreigd vinden, en welke wy zo veel te meer te duchI 3 ten  134 HISTORISCHE PROEVE ovbr de ten hebben, naar dien reeds ter onzer kennisfe is gekomen, welke rampfpoeden, welke onvoorziene onheilen de bewooners van St. Euftatius, en wel allerbyzonderst onze ongelukkige broeders verwoest hebben. Moesten wy in zo verlicht eene eeuw verwachten, dat 'er menfehen zouden gevonden worden, die, doof voor het gefchrei der onderdrukte natuur, aan de eerzugt, aan de wraakgierigheid , de allerheiligfte dingen, het recht der Volkeren en der Menschlykheid, zouden opofferen ! Hoe zeer ware het niet te wenfchen, zo om minder redenen te hebben tot zugten over 't lot onzer medebroederen, als ook ter eere van befchaafde Volkeren, en tot roem van eene Natie, federt zo lang eenen tyd met ons doorlugtig Gemee. nebest verbonden, en waarvan onze voorzaaten, zelfs hier ter plaatfe, onderdaanen zyn geweest, dat dit afzigtelyk tafereel der veroveringe van St. Euftatius ware ontworpen in de eerfte oogenblikken der ontfteltenis, waar in gevoelige en deugdzaame zielen, zich de fchrikbaarende voorwerpen, onder een vergrootend en reusachtig gezigtpunt voor oogen ftellen, en dat, byaldien deeze treurige gebeurtenis inderdaad zodanig is geweest, als die in de Kourant van Martinika geleezen wordt, dit het eenigite voorbeeld mogt zyn, dat de toekomftige eeuwen in de Jaarboeken der Natiën konden vinden! Ongelukkigen wy, indien de Voorzienigheid ons verlaat, en ons haare befcherming onthoudt; en indien de Britfche Natie weezentlyk haare lauren, voor St. Euftatius, heeft doen verflenfchen; en indien het noodlot ons overgeeft in haare handen, wat hebben wy dan niet wel te vreezen! Een lot gelyk aan dac van onze landgenooten en van onze broederen ; onze bezittingen verwoest, onze huizen geplunderd , onze Vrouwen en Dogceren overgeleverd aan de beestach- tigheid  KOLONIE van SURINAME. 135 tighcid en grilligheid der Soldaaten: ongelukken meer te duchten dan de dood zelf! Zo de geringde rampfpoed voor ons eene genoegzaame reden oplevert, om den Hemel eerbiedig om zyne gunfte aan te loopen; hoe veele redenen hebben wy dan niet, om, in de tegenwoordigeomftandigheden, onze ftemmen tot den Allerhoogften te verheffen, en hem vuuriglyk te bidden, dat hy zich toch in zyne barmhartigheid gelieve te verwaardigen, om de rampen , die ons dreigen, van ons af te weeren. Het is ingevolge van deeze rechtmaatige beweegredenen, dat onze Kerk, bezield met, en aangefpoord door den lofwaardigen yver onzer vergaderinge, en vervuld met de zuiyerfte liefde en dankbaare erkentenisfe jegens onze Souvereinen en Landgenooten, befloo» ten heeft af te kondigen, gelyk zy doet door deezen, dat zy Maandag, den 30 deezer loopende Grasmaand, heeft bepaald tot het vieren van eenen plegtigen Danken Vastendag; ten einde een iegelyk onzer broederen, daarop met een verbryzeld en verflagen hart, doch vervuld met liefde voor den Hoogen God, zyne Goddelyke Majefteit moge aanbidden, den God van Israël ootmoedig fmeekende, dat het hem , die zo menigmaal, door de fchitterendfte wonderwerken zyn volk heeft gered uit de rampfpoeden, die hetzelve fints veele eeuwen, van tyd tot tyd, getroffen hebben, behaagen moge, een gunftig oog te vestigen op deeze Kolonie van Suriname , de Vaderlandsliefde , den moed, en andere krygsdeugden meer, welke by de hoofden, die ons bellieren, en by hen die ons Vaderland befchermen, uitblinken, ftaande te houden, ten einde de lauwer op onze Vestingen moge praaien. Gy ziet met hoe veel ftandvastigheid en patriottifchen moed wy verfchuldigd zyn ons zeiven, tot verdediging des Vaderlands, op te offeren, en den I 4 Heere  IS* HISTORISCHE PROEVE over de Heere re bidden, dat hec hem behaagen moge de overwinmng te fchenken aan ons Gemeenebest, welks wyze konitiratie, de dweepery, door de wet, aan banden leggende, den ftandaart der verdraagzaamheid ontrolt, en Holland maakt tot de veilige verblyfplaats der vryheid en het Vaderland van alle menfehen. m De God onzer Vaderen, die 't lot der Koningrvken in zyne handen heeft, verwaardige zich op deezen dag van Vasten, van boetvaardigheid en aanbiddinge, onze imeekmgen te verhooren; Hy kome ons tehulpe; Hy befcherme, behoede en beveilige onze Kolonie; Hy bekroone de vuurige wenfehen zyner Kinderen met eene gunstryke verhooringe, en zegene het Geheelal met eer en duurzaamen vrede ! En op dat alle de leden der Kerke, niemand uitgezonderd, zich naar behooren van zulke heilige verphgtingen mogen kvvyten, zal men dit bevel en ernhVe aanmaaning, op de gebruikelyke wyze, bekend doé'n worden, verzoekende allen in 't gemeen en een' ieder onzer broederen in 'c byzonder, op den bepaalden dag in eene onzer Synagogen te willen verfchvnen, ten einde hunne gebeden en Hemmen te vereenigen , om den naam des Heeren te verhoogen. en hem ootmoedig om de bewyzen zyner goedheid te fmeeken. Wyders verklaart de Mabamad, dat op dien Vastendag ieder Jabid ( x ) en Congregant, om welke reden hem ook de intrede in de Synagoge verbooden zy , daar in vryelyk mag verfchynen, zonder dat dit, echter, voor het toekomende, in gevolg getrokken moge worden. ( * ) JaMd, een Hebreeuwsch woord, 20 veel als Lid betekenende. No. XIX. NO-  KOLONIE van SURINAME. 137 No. XIX. 1°. L°. NOTIFICATIE. Den Hove van Politie en Crimineele Juflitie klagten zynde voorgekomen, wegens disordre en ongeregeldheden , veroorzaakt en gepleegc door eenige Burgers van de Joodfche Natie, welke op den dag der begraaffenisfen van Wylen den Wel Edele Geftrengen Heer Gouverneur Generaal deezer Colonie, B. Texier, nevens de andere Burgers onder de Wapenen ftonden. Zoo is by welgemelde Hove, tot voorkomkige van diergelyke gebeurtenisfen, goed gevonden en gerefolveert, de Burgers van de voorfz. Joodfche Natie te eximeeren , ümme by vervolg eenige. Festiviteiten, waar by de Burgery deezer Steede in de Wapenen verfchync, als Schutters, by te woonen; en dat dienvolgens dezelve in dusdanige gevallen, door de Capïteins der re» fpective Compagnien, waar onder zy lieden forteeren, niet zullen worden geeommandeert; alles nogthans onvermindert zoodanige verdere Burgerdienften en Exercitiën, als waartoe die van meergem. Joodfche Natie verpligt en gehouden zyn; ende op dat hier van geen ignorantie werde gepretendeerd, zal deezen daar en zo men gewoon is , werden gepubliceerd en geaffigeerd. Actum Paramaribo den 15 December 1784. (onderftond ) ter Ordonnantie van den Hoove ( en getekend ) Gootenaar. Wy, Mr. Wolphart Jacob Beeldfnyder Matroos, Gouverneur Generaal ad interim over de Colonie Suriname, Rivieren en Diftricten van dien, enz. enz. enz. Gezien en geëxamineerd hebbende zekere Notificatie de dato 15 December 1784, aan ons door Gouverneur en Raaden zynde voorgedraagen, hebben, als daartoe I 5 ëe" *  138 HISTORISCHE PROEVE cver de geauthorifeert zynde, door Haar Edele Groot Achtbaare Heeren de Heeren Directeuren, Regeerders der Colonie Surinamen, , goed gevonden en verdaan, dezelve te approbeeren en ratificeeren, gelyk dezelve geapprobeert en geratificeerd word mits deezen. Actum Paramaribo den 21 December 1784 ( was get. ) Beeldfnyder Matroos. ( onderftond) ter ordon. nantie van den Heer Interims Gouverneur, ( en get. ) H> Schouten, eerfte Clercq. (laager ftond) Accordeert met zyn origineel ( en get. ) Jb. Dieuleüt, provifioneel gezw. Clercq. No. XIX. EXTRACT uit 't Register der Notulen en Refolutien van den Hove van Politie en Crimineele Juflitie deezer Colonie Suriname. Dingsdag den 15 February 1785. Waarna geleezen de Requeste zoo van Regenten der Portugeefche Joodfche Natie, als der Hoogduitfche, beide behelzende, na aliegatien van zeer wydloopige middelen en poficiven, hunne klagten wegens den innehouden van de Notificatie van deezen Hove, de dato 15 December laastleeden, waar by die van de Joodfche Natie zyn geeximeert, omme, ter occafie van Festiviteiten, alhier aan Paramaribo in de Wapenen te verfchynen, hun lieder klagten en doleanfie deswegens, fustineerende met die bevryding aanmerkelyk gegraveert te zyn, en mitsdien verzoekende, dat ge. melde  KOLONIE van SURINAME. 139 melde Notificatie buiten effect mag worden gefteld, alles verder by gem. beide Requesten geëxprimeert. Waar op gedelibereert, is goedgevonden en gerefolveert te verklaaren, dat den Hove in aanzien van diverfe ongeregeldheden, door eenige Leden uit hunne Natie geperpetreert, als ook over de zeer onbetaamelyke ontmoeting door een der Regenten hunner Natie, met relatie tot den Wel Edele geftrenge Heer Interims Gouverneur, Mr. W. J. Bceldfnydsr Matroos, ter gelegendheid van de begraavenis van Wylen den Wel Ed. Geftr. Heer Gouverneur Generaal Bernard Texier, zig wel degelyk aan wanvoeglykheid en disrespect, met betrekking tot zyn Wel Ed. Geftr. hebben fchuldig gemaakt, en dienvolgens de poiitiven, by de memorie ter nedergefteld, van de goede orders ofte 't verpligte refpecc aan het hoofd der regeering eener Colonie, nimmer te hebben gemanqueert, niet der waarheid conform zyn. Den Hove by hunne genomene Refolutie, en daar op gedaane Notificatie, zoude kunnen perfifteeren; dan dat in overweeginge genomen zynde hunne nederige fupplicque en derzelver fubmisfie in deezen en uit byzondere eerbied voor de confideratien en voorftel van zyn Wel. Ed. Geftrenge den Heer Gouverneur Mr. J' G. Wichers voor deeze reize wel hadden willen afgaan van de genomen Refolutie en ten dien einde gedaane notificatie, de dato 15 December 1784, dezelve te ftellen buiten effect, en dus de Joodfche Burgers te admitteeren tot de publicque Exercitie en Drillingen op den ouden voet, in dat vaste vertrouwen dat de Regenten der Natie, als waardige Opperhoofden, in het vervolg zullen zorgen, dat den Hove nimmer eenige reden tot misnoegen zal worden gegeeven, zoo door hun , ofte eenige uit hunne Natie. En indien door overhoopte evenementen het mogte plaats  i4o HISTORISCHE PROEVE over di plaats hebben, dat de Burgers der Natie op den dag dat hunne Sabbath inviel, wierden gecommandeert in de wapenen te koomen, dat zy als dan op een décente en refpectueufe wyze den Wel Edele Geftrenge Heer Gouverneur zoodanige remonftrantien zullen doen, als dan nodig zal bevonden worden. En zal Regenten, zoo der Portugeefche als Hoog. duitfche Joodfche Natie, Copie authenticq van voorfchreeve Refolutie worden gegeeven om te ftrekken voor appoinctement op hun lieder beide requesten en tot hun narigt. No. XX. EXTRACT uit het Register der Notulen en Refolutien van den Hove van Politie en Crimineele Juflitie der Colonie Suriname. Woensdag 15 December 1784. Heeft den Raad finaal voorgedraagen Dat, enz. Wyders met ferieufe recommandatie aan de Regenten van gemelde Joodfche Natie zorge te draagen, dat uit de aan hun zoo gratieufelyk verleende Privilegiën, geen verkeerde confequentien werden getrokken of verder geëxtendeert, dan de duidelyke letter van dien is medebrengende. En  KOLONIE van SURINAME. 141 En zal aan Regenten van meergem. Joodfche Natie Extract worden gegeeven, ten einde zich daar na precifelyk te reguleeren. Accordeert met voorfchr. Register. ( was get. ) Jb. Dieukfit, prov. gezw, Clercq,. No. XXI. PRO?  .142 HISTORISCHE PROEVE over de No. XXI. PROSPECTUS VAN EEN KOLLEGIE VAN LETTERKUNDE ONDER DE BESCHERMING VAN ZYNE EXCELLENTIE, MYNEN HEERE J. G. W I C H E R S, Gouverneur Generaal der Kolonie van Suriname e#z. enz: enz. ONDER DEN TYTEL VAN DOCENDO DOCEMUR. De geene, die begeerig is om onderweezen te worden, en uitziet naar gepaste middelen, daartoe dienende, dcet zynen pligc; maar die zich vermoeit om kundigheden te verzamelen, met oogmerk om die aan zyne Landgenooten mede te deelen, is eene lofïpraak waardig. Wy hebben in deeze Kolonie, niet alleen onder onze Natie, maar zelfs ook onder de Christenen, eene - - menigte  KOLONIE van SURINAME. 143 menigte jonge lieden , begaafd met zulk een fcherp begrip, en zulk eene verwonderenswaardige vlugheid in hun' natuurlyk geescgeftel , dat het zeer ligt zou vallen, om hen nuttig voor het Vaderland te maaken , en hunne zeden te befchaaven. Hun ontbreekt, naauwkeuriglyk gefproken, ter bereikinge daarvan , niets anders dan wel gewikte en gewoogen denkbeelden, (trekkende tot het verkrygen van kundigheden, zonder welke de vrye koniten en weetenfchappen, die de ziel der Maatfchappye zyn, zich niet laaten bevorderen. Onze Voorvaderen verzuimden , over 't geheel, niettegenftaande hunne rykdommen, de noodzaakelyke opvoeding hunner Kinderen al te zeer: de Schryfkonst, die men hen leerde , heeft, in 't algemeen , zeer goede Schryvers voortgebragt; maar de taal des lands werd verwaarloosd; gelyk ook de Geografy, de Koophandel en de Letterkunde. Onze jongelingen , eindelyk, fchoon meer begaafd dan wel elders met een zeer doordringend verftand , zitten, niet te min, in de diepfte onkunde gedompeld. De drift voor het Spel, die hun, om zo te fpreeken, als aangebooren is , trekt hen zodanig af van de begeerte om iets nuttigs te leeren, en verzwakt dermaate hunne redelyke vermogens, dat 'er, natuurlyk, de fchroome. lykfte gevolgen uit voort moeten komen, zo men geene middelen aanwendt, om hun eene betere opvoeding te geeven, en hen te doen gevoelen, waartoe hen deeze tydfpilling eerlang zal brengen. Alle menfehen, in 't gemeen , fcheppen behaagen in 't geene nieuw is; de nieuwsgierigheid van onze jeugd, zal 'er, inzonderheid, door getroffen worden; de natuurlyke geesrgefteldheid onzer medeburgeren, ide warmte der luchtflreek, de leevendigheid van geitel, de gelukkige zintuigen, welke de Europeaanen zelve genoodzaakt zyn aan hun toe te kennen, geeven ons  144 HISTORISCHE PROEVE over de ons hoope, dat wy in onze onderneeminge , naar wensch, zullen flaagen. Iets nuttigs uit te denken, en in gebruik te brengen, dat wel inzonderheid der jeugd tot eenen prikkel kan verftrekken, en teffens haare natuurlyke nieuwsgierigheid bepaalt, door dezelve tot nayver te ontvonken, is buiten twyffel een werk , waaraan veel snoeielykheid vast is : wy voelen het; maar hoe veel grooter raoeie. lykheid zou 'er niet vast zyn, aan het oprichten van publieke Schooien, daar men geen voorwerpen van de vereischte bekwaamheid voor handen heeft, en welke ook niet dan met groote zorge en kosten te bekomen zyn? te meer daar het de meeste ouderen aan genoegzaame middelen ontbreekt,om de kosten daarvan te konnen draagen, hoe gering die ook mogten zyn. En wat zou, na alles, ook hier van de uitflag zyn? Iéder een weet, dat de meeste publieke fchoolen, onder 't beftier van meesters zyn, die maar alleen hun byzonder belang bedoelen, en niet in ftaat zyn om dat geene te vervullen, het welk een Letterkundig Kollegie kan te wege brengen, al ware het ook maar alleen debetaamelykheid en eerbied, welke noodwendig ingeboezemd wordt door een genootfchap, dat gereed is om zyne ledige oogenblikken op te offeren aan het welzyn der menschlykheid. Onze onderlinge neiging tot de Letterkunde ; de liefde des naasten; de begeerte om de patriottifche inzigten te vervullen, welke zyne Excellentie, de Heer Gouverneur j. g. wichers, als beminnaar der Letteren, bedoelt, hebben onze aandacht duizend maaien bezig gehouden; en onder het uitzien naar middelen om ons oogmerk te bereiken, hebben wy geen ander noch beter weeten uit te denken, dan dat van onze geringe kundigheden te befteeden tot het opbouwen der jeugd en het overbuigen van dezelve tot waare deugd. In  KOLONIE van SURINAME. 145 In gevolge daarvan hebben wy, in onze byzondere maatfchappy, die hier algemeen bekend is wegens derzelver overeenkomst van gevoelens en oprechte vriendfchap, beflooten een Letterkundig kollegie op te rechten. De Heer de Montel, een man van hooge jaaren, en zich ftreelende met het vooruitzigt van iets toe te zullen brengen ten nutte zyner landgenooten, bood daartoe, om niet, een vertrek in zyn. huis aan, met daarenbo* ven het vry en volkomen gebruik zyner Bibliotheek, rykelyk geltoffeerd met zeldzaame en voortreffelyke boeken, zeer gefchikt, om daaruit de vereischte kundigheden over allerlei flag van zaaken op te doen. Met groot genoegen hebben wy een zo heusch en belangeloos aanbod aangenomen, en het zou ons niet luttel itreelen, indien zyne Excellentie ons deswege met zyne befcherming geliefde te vereeren: want wy twyfi'elen geenszins, of wy zouden, onder deszelfs hoog gunilig gezag, gelukkig genoeg zyn, om het kwaad, zo niet gansch en al te ontwortelen, althans, merkelyk te verbeteren. In verwachtinge derhalven, dat zyn Excellentie ons de eere zyner hooge goedkeuring zal waardig ichatten; zyn wy van voorneemen ons Kollegie, alle Zon en Woensdagen, te openen, van zes tot negen uuren des namiddags; en by mangel van Mannen van genoegzaame kundigheid om ons in deeze loopbaan toe leidslieden te verftrekken, zullen wy dat gebrek trachten te vervullen door het leezen der volgende werken. Ij Le Discours preliminaire van den Abt Millct, waarin men een kort begrip der oude Historie ontmoet, en welk voorkomt in het eerfle Deel van de eerfte beginfelen zyner Historie. 2. De Historie der Roomfche Koningen, door Pallisfot. 3. De omwenteling van 't Roomfche Gemeenebest, door Vertot. 4. La révolution de V Empire Romain, par Lin* II. deel. K 5. LtS  145 HISTORISCHE PROEVE over de 5. Les Anecdotes fur Rome, pour nous faire rappeler, & nous fervir de repertoire de ce que nous aurons déja lu. Vervolgens zullen wy, ten Hotte van 't geene de Oude Historie betreft, neemen 6, De Grootheid en den Val der Romeinen, door Montesquieu. Na deeze Historie ten einde gebragt te hebben, zullen wy ons bezig houden met die der Joodfche Natie, waaromtrent Prideaux en Goeré den voorrang zullen hebben. Vervolgens zullen wy neemen de Vaderlandfche Historie, waarvan het Kort begrip van Kerroux ons het beste voorkomt, en de Hedendaagfche Historie door den Abt Millot. Verder zullen wy ons bezig houden met den Koophandel, de Scheepvaart en den Landbouw. De Abt van Condillac, Huet, Ustars, Raynal en de Belangen der Natiën betrekkelyk den Koophandel, konnen ons in deezen tot geleide dienen. Vervolgens zullen wy overgaan tot de Wysbegeerte in't algemeen, en gelooven, daaromtrent, den voorrang te konnen geeven 1. AT bist oir e des progrès de V esprit bumain9 dans les fciences & dans les arts quï en dependent, par Monfieur Saverien. 2. De Volkomen geleerdheid (1' Erudition Complette ) van Bielefeld. 3. De Wysbegeerte van 't Gezond verftand. 4. La philofophie de la nature, par Monfr. de Lisle, &c. &c. Wy zullen uit Holland doen komen eenige tydfchriften (ouvrages periodiques ) zo in de Genees als Letter - en Staatkunde , om ons zo wel tot leering als tot tydkorting te verftrekken. Beide de fexen van volwasfen jaaren, zonder onderfcheid van Godsdienst, konnen daarin worden toege» laaten als Liefhebbers, mids van hunne begeerte daartoe  KOLONIE van SURINAME. 147 toe vooraf kennis geevende aan den Prezident van de eene zittinge toe de andere, op dat de leden daarvan kennis mogen hebben, om dezelve, by meerderheid van ftemmen, toe te laaten of af te wyzen. De leezing zal, beurtelings, in 't Fransch en in 't Hollandsch gefchieden ; en zo in de zitting iemand tegenwoordig is, die geene deezer twee taaien verftaat, zal de Leezer gehouden zyn, het voorgeleezene in 'c Spaansch of in 't Portugeesch te vertolken. Geduurende de leezinge zal het niet vryftaan te fpreeken; maar na dat die geëindigd zal zyn, heeft ieder vryheid om zyne tegenwerpingen en bedenkingen voor te draagen. enz. De toegeevendheid der Maatfchappy moet den leergierigen en nayverigen noodzaakelyk een volkomen vertrouwen inboezemen; en zo 'er, zelfs onder 't leezen, eenige zwaarigheid voorkwam, die fchiely k opgelost diende te worden, zou men den Leezer op eene befchaafde wyze mogen invallen, om zyne twyffelingen aan de Vergadering voor te ftellen; en onderfteld zynde , dat de leden geene voldoende oplosfing van de voorgeftelde tegenwerpingen konnen geeven, zo zal, 1n zulk een geval, elk lid, in 't byzonder, zich de vereischte moeite geeven, om eene gepaste verklaaring en oplosfing te vinden. Alle Letterkundige krakkeelen, zullen, by voorraad, door den Deken worden afgedaan, om dus de kwaade gevolgen te voorkomen, die daaruit zouden konnen voortfpruiten. Alle zes maanden zal men eenen nieuwen Leezer verkiezen, en alle jaaren eenen nieuwen Prezident en Treforier; zullende de Sekretaris leevens lang aanblyven. Niemand kan tot weezentlyk lid deezer vergaderinge worden toegelaaten, zonder de eenpaarige toeftemminge van alle haare leden; zynde de honoraire leden verpligt de eerst volgende vergadering af te wachten om daarin voorgefteld te worden. De onkosten, zo tot den aankoop van boeken, als K * tot  i43 HISTORISCHE PROEVE over de tot het bezorgen van andere noodwendigheden, zullen in de eerfte zittinge berekend worden: van 's gelyken zullen ook de weezentlyke en aangenomen leden, by hunne intrede, de eerfte zes maanden vooruit moeten betaalen. Onderfteld zynde, dat wy die order in het leezen niet konnen volgen, welke wy boven hebben voorgefteld, 't zy uit hoofde van de geringe bekwaamheid der jonge lieden , 't zy dat de ftoffen te afgetrokken zyn , of hunne vatbaarheid te boven gaan, of dat eindelyk andere takken van weetenfchappen aangenaamer voor hun bevonden worden; in zulk een geval zullen wy een andere wyze trachten uit te denken, die evenredig met hunne bekwaamheid is, ten einde zy in ftaat gefteld mogen worden, om het plan te volgen dat wy ons hebben voorgefteld; hun beloovende, zo zy ons anders, door hunne genegenheid voor de letteren, aanmoedigen, dat wy 'er ons als dan wel ernftig op zullen leggen, om een goed onderwerp uit te kiezen, dat gefchikt zy om hen in dit Kollegie, de beginlëlen zo der Fabelkunde , der Aardryksbefchryvinge en der Wiskonst als ook van den Koophandel, den Landbouw, enz.enz! te leeren. Midlerwyl zullen wy ons uiterfte best doen " om, door het gebruiken van goede fchryvers ons zeiven in ftaat te ftellen, om hen te kunnen onderwyzen. De God van 't Geheelal zegene onze onderneeming, en boezeme, in overeenftemminge met de zuiverheid en oprechtheid onzer bedoelinge, der Jonglingfchap vroeg de zaaden der deugd in; haar teffens tot werkzaamheid en liefde voor de Letteren ontfonkende, op dat zv ter bevorderinge van 't algemeene welzyn der Kolonie moge mede werken, en by bevindinge ontwaar worden, dat, gelyk Horatius zegt, Fructus laboris gloria, eere de vrucht van den arbeid zy! Gedaan en getekend door ons ondergefchreevenen ten  KOLONIE van SURINAME. 149 ten huize van den Heer de Mantel* heden den 16 van SPE!dm^ getekend ie Mon- tel; J. H. de Barrios Jr.; S. G. Soares; Jz. de la Tarra; Jmmanuël d" Anaria; S. H.Btandon; D. D I C Nasfy; D. N. Monfanto; M. P- de Leon; M.de 'la Parra, leden van het Kollegie. Zyne Excellentie, de Heer Gouverneur Wichers; de Heer IV. van de Pol; de Heer Lieutenant Kolonel Fredenci; de Heer Geneesmeester G. W. Schelling; de Heeren S. H de la Parra; Samuel Fernandesx Jf. Mme de Chateleux; S. H Moron Ahenatan Junior ; Jeos. de la Parra; E. Soesman; Abm. de Samuel Robiet Demedina; Jz. Caucanas; Brown; D-H.Brandon; Daniël Jn. Labo Jr.; A. Bueno Btbal;fak de Abraham Bueno Demesquita; M. H. l\abar; Jos. Gabiy Fonfeca; Abrabam Bueno Demesquita; Izack Naar; Meza David Sarruco. No. XXII. Brief van zyne Excellentie, den Heer Gouverneur J. G. Wichers, aan de leden van het Kollegie, Docendo Docemur, by gelegenheid van het Profpectus, dat hem door Kommisfarisfen van 't gemelde Kollegie was aangebooden, Myne Heeren! Met zeer veel genoegen en gevoelens van erkentenis» fe heb ik Uwlieder Profpectus wegens een Kollegie van Letterkunde ontfangen. K 3 lK  150 HISTORISCHE PROEVE over de Ik bemin de Weetenfchappen en konsten; ik eer dezelve, en zal myn uiterst vermogen aanwenden omze te handhaayen. Dus, myne Heeren! verdient- Uwlieder Kollegie niet alleen myne goedkeuring; maar het zal my ten hoogden aangenaam zyn, Uwlieden in deezen eenigen dienst te konnen bewyzen. Midlerwyl neeme ik de vryheid Uwlieden myne aanmerkingen mede te deelen. I. Vooreent behoort men de Geografy te onderwyzen. II. De algemeene Historie, volgens den Abt Millot, Bosfuet algemeene Historie , Martinet Wereldgefchiedenisfen. UI. De Joodfche Historie, volgens Prideaux. IV. De Historie van 't Vaderland, volgens de Vaderlandfche Historie verkort van Wagenaar; Vaderlandfche Historie gedrukt te Utrecht, en Engelberts aloude Gefchiedenisfen der Vereenigde Nederlanden. V. De Wysbegeerte, of liever de Zedeleer volgens Bielefeld, volkomen Geleerdheid , Pestel Natuurlyk Recht. De tyd zal uwe denkbeelden opklaaren; gy zult eeni. ge kleine ongemakken ontdekken, en als dan zullen uwe veranderingen netter en naawkeuriger zyn. Met zeer veel genegenheid en achtinge heb ik de eere van te zyn. Myne Heeren! Uwe zeer onderdaanige en toegenegen Dienaar. (was getekend ) WICHERS. Deezen 25 van Sprokkeim. 1785. No. xxin. mi  KOLONIE van SURINAME. 151 No. XXIII. Wel Eerwaarde Heeren! De Portugeefche Joodfche Natie, ruim een derde uittnaakende van de blanke Inwoonders dezer Colonie, heeft reeds overlang onzen aandacht bezig gehouden, om, indien mogelyk, het verval dat onder dezelve Natie plaats hadde, weg te neemen, en een zoo aanmerkelyk aantal van Ingezetenen nuttiger voor haar zeiven en voordeeliger voor de maatfchappy te maaken. . „ n , Doch wy wanhoopten hier m te zullen Hagen by gebrek van de nodige verlichting en magt: dan door de kundige remonftrantien van de Adjunct Penmngmeester David de Ifi C Nas/y, het eerfte verkregen, en by Refolutie van 't Collegie der Mahamad en Umverfeele Junta, de dato 8 Maart, tot het tweede in ftaat gefteld zynde, waar by aan ons word opgedragen de ma^t en authoriieit om te disponeeren in zodanige middelen als tot reforme en redres onder de Portugeefche Toodfche Natie, zoo omtrent deszelfs Privilegiën, Ascamoth, Ufantien, Costumen als Finantien van de Sinagogues, nuttigen billyk bevinden. Zoo hebben wy vervolgens gezien, en naauwkeung onderzocht de memorie van de gequalificeerdens van Mahamad en Univerfeele Junta de dato 8 Maart laatstleeden en in overweeging neemende de noodzakelykheid v'an de door de Gedeputeerdens van de Natie voor^eftelde plan van reforme, tot herftel, opbeuring, rustra tranquiliteit der Natie, goedgevonden en verdaan, enalvoorens tót gemelde plan over te gaan, of eenige pointen van reforme of redres te beraamen, hoogstnoodig, ja zelfs onvermydelyk geacht het getal der Regenten te vergrooten , en dezelve voor eenen ö K 4 lan:  m HISTORISCHE PROEVE over de Ageren tyd, dan by de-Ascamoth is bepaald, in gemelde hut. ampt te doen continueeren, om daar door met geftad,gheid, zorg en vlyt te kunnen werken, en ttaat geltdd te worden om een volledig en welgeteld plan van reforme uit te werken. wugeirem Als nu daartoe overgaande committeeren en eligeeren wy, gelyk gecommitteerd en geëligeerd worden mus deezen, voor den tyd van drie en een half jaar zyn aanvang neemende op den dag op welken gewoonl lyk de Electie, namelyk in de laatfte Joode Paascb zoude zyn gedaan geworden, (zo niet daar mede, ingevolge ons verzoek van den 19 Maart was worl den gefuperfedeert,) de perfoonen in neevensgaande gecacheteerde misfive gemeld. Gelastende de voornoemde misfive den eerstkomen. de fsabbath, by het publiceeren deezes te openen, en, Wgevcige van dien, zoo op de Savanne als alhier aan raramanoo, na cosmmete eiigeeren, de reeds by ons benoemde perfoonen. Verleenende mirs deezen aan zodanige Peëligeerde perioonen, buiten en behalven de eewoone digniteit, magt en authoriteit, als fungeerende Regenten byAscomoth competeert, daar en boven de raagt en faculteit cm t noodige plan van reforme en redres onder de lvatc, (ingevolge de Refolutie van de Generaale Junta, de dato 8 Maart jongstleeden en politiekeRemonöranfle van de Adjunct Penningmeester D J. C. Nasjy) te doen neemen en introduceeren, gelyk meede de volgende Electien van hun Parnasfims zodanig te bepaen, als tot welzyn van de Natie is (trekkende, met last het zelve plan aan ons te fuppediteeren, ten fine van onderzoek en goedkeuring , om als dan op dat finale confent en approbatie van Haar Edele Gr. Achto., de Heeren Directeuren en Regeerders dezer Colonie te verzoeken en in te winnen. Ge-  KOLONIE van SURINAME. 153 Gelastende mits deezen aan alle de Lédemaaten en Congreganten der voorfchr. Gemeente, van wat quaüteic dezelve ook mogen zyn, de door ons gecommitteerde en geëligeerde perfoonen, als waare en wetdge Regenten te erkennen en na behooren te refpecteeren, zonder eenige de minde verzet of tegenfpraak, derzelver ordres en dispofitien te obferveeren, en alle haastigheid, twist en proceduures by te leggen, vertrouwende dat een ieder tot welzyn, rust en vreede, onder de Natie zal tragten te contribueeren, om de regeering van gemelde Parnasfims aangenaam, gerust en nuttig te maaken, en daar door aan ons heilzaam oogmerk, alleenlyk het welweezen van de Natie beoogende, het hunne toe te brengen; onder poene dat alle die geene, die deeze onze dispofitie mogten contrarieeren, als verftoorders van de gemeene rust zullen werden geteut- , . En zal deeze onze Refolutie, alvoorens de Electie van Regenten te doen, in beide Sinagoguen worden gepubliceerd, Öp dat een ieder zulks kennelyk zy, en zig daar na kan gedraagcn. Waar mede, Wel Eerwaarde Heerenl U Wel Eerwaarde in Godes heilige hoede beveelende bly ve, U Wel Eerwaarde toegenegene Vriend, de Gouverneur Generaal van de Colonie Suriname. ( was get. ) WICHERS. K 5 No. XXIII. In-  154 HISTORISCHE PROEVE over de No. XXIII. Ingevolge den inhoud van onze dispofitien op heden gedaan, over en wegens de memorie van de Gedeputeerdens van Mahamad en Generale Junta. Hebben wy goed gevonden en verflaan, uit de Regenten en Adjuncten, vyf perfoonen, en uit het midden van de voornaamfte Ledematen, twee perfoonen uit te kiezen, om te zamen uit te maaken het getal van zeven Regenten, ten fine als by gemelde onze Refolutie is vervat. Te weeten naar de rang als Adjuncten en de ouder: dom der Ledematen de volgende. "J No. i. Ifaac de la Parra. 2. David de If. C. ISasfy. Adjuncten, y 3. David JSunes Monfanto. 4. Jacob Henriques de Barrios Jt\ j 5. Samuel Hohsb Bsandon. y "^-6. Mofes Para de Leon. Ledematen, j Samud tL de la parra> En by weigering om deeze onze Electie en com* misiie te accepteeren , verbeuren de onwillige eene boete van vyfhonderd guldens boven de reeds gefielde by de geapprobeerde Refolutie van de Junta, de dato 9 July 1782 , ten behoeve van een arme kas, blyvende daar en tegens aan deeze gecommitteerde Regenten vry en onverlet om naar het uiteinde van deeze hunne bediening en volvoering onzer Commisfie, zig daar van te kunnen ontflaan, of als Adjunct te blyven continueeren naar welgevallen. Om-  KOLONIE van SURINAME. 155 Omtrent het Prefidentfchap en de verdere om Handigheden , verleenen wy aan uw Eerwaardens de magt ora naar goedvinden te refolveeren. Verklaarende mits deezen ten opzigte van de perfoon van Ifaack de la Parra, dat dezelve, niettegenftaan. de deeze onze nieuwe Electie, in deszelfs ampt als Regent niet zal moogen fungeeren, dan na dat de tyd der bediening van de9zelfs broeder, de thans fungeerende Regent David de la Parra zal expireeren, en geduurende gemelde tyd, den voornoemde Duvid de la Parra, in deszelfs waardigheid als Regent, tot den uiteinde van deszelfs jaarige regeering zal blyven continueeren. Als mede, dewyl door deeze onze electie de Adjunct Penningmeester D. J. Cohen Nasfy, als Regent is aangefield, en daar door iemand anders als Adjunct Penningmeester dient te ageeren, zoo permitteeren wy den zeiven D. f. C. Nasfy, om iemand ten genoegen van het Collegie der Mahamad, in deszelfs plaats als geauthorifeerde Penningmeester aan te ftellen, geduurende den tyd dat hy als Regent zal fungeeren, ftaande het denzei ven vry, om na verloop van de jaaren zyner Commisfie , het ampt als Adjunct Penningmeester weder te aanvaarden. Voorts authorifeeren wy mits deezen gemelde Reerenten, om in plaats van een Penningmeester of Gabny, zonder dilay een Ontvanger van alle de easfe's van gemeente onder behoorlyke borgtogt aan te ftellen, op zodanige falaris en conditiën, als zy zullen bevinden te behooren. Waar-  156 HISTORISCHE PROEVE oveh de Waarmede Wel Eerwaarde Heeren! U Wel Eerwaarden in Godes heilige hoede faeveelende, blyve U Wel Eerwaarde toegenegene Vriend, de Gouverneur Generaal van de Colonie Suriname. ( was get. ) WICHERS. HOO G  KOLONIE van SURINAME. 157 HOOG MOGENDE HEEREN! Wy hebben ons vereert gevonden met Uw Hoog Mogende gerefpecteerde aanfchryving en Refolutie van den 18 Mey laatstleeden , ten einde Hoogstdezelve te dienen van onze confideratien en advis op de daarneevens gevoegde Requeste van Mr. W. J. P- Mutttz, M. H. van Lobbreebt, P. S. Hanfen, N. C. Lem» tners, G. G. Vogt, P. Bogel en P. Sichtermans, alle Advöcaaten, en §. f. Leysner, G. Conynenherg, M. H. Wolf, T. Lolkes en J. H. Helper, alle Procureurs, geadmitteerd en postuleerende voor den Hove van Civile Juftitieinde Colonie Suriname, houdende, om redenen daar by vermeld, verzoek, dat Uw Hoog Mog. mogte goeddunken en verflaan, dat geen Jooden , Heidenen, Mahometaanen of andere Ongeloovigen, tot Advöcaaten of Procureurs by eenige Hoven of Collegien van Juftitie binnen de Colonie Suriname in het byzonder en voorts in het algemeen binnen de Colonien deezer Staat zullen mogen worden geadmitteerd en aan•gefteld, of als zodanige, voor eenige Hoven van Juflitie aldaar, zullen mogen postuleeren , of eenige Requesten , Memorien of Schriftuuren , onderteekenen en prefènteeren. Terwyl de Supplianten dit hun verzoek aan Uw Hoog Mog. niet hebben bekleed met eenige redenen ofte bewyzen , zo zouden wy ons merkelyk verleegen hebben gevonden om aan deeze Uw Hoog Mog. geëerbiedigde beveelen na behooren te voldoen, was het niet dat het Request door den Joodfchen Solliciteur Monfieur Pereira de Leon, aan den Hove van Civile Juüitie in de Colonie Suriname geprefenteerd, het geen aanleiding tot dit adres van Surinaamfche Advöcaaten en Procureurs aan Uw Hoog Mog. heeft gegeeven, reeds in de Colonie had veroorzaakt een Request  •58 HISTORISCHE PROEVE over de quesx Antidotaal, van het grootfte gedeelte der voorfz. Advocaaten en Procureurs, aan den Hove van Civile Juflitie, het welk door dit Hof aan ons is overgezonden. Hier door in flaat gefteld zynde de gronden van de Supplianten met meerdere kennisfe te beoordeelen, zo zullen wy ook met meerdere fiducie onze gedagten ten dien opzichte met.de gepaste eerbied en onderwerping onder het verligt oog van Uw Hoog. Mogende kunnen brengen, waartoe wy zullen beginnen met eerbiedelyk hiernevens te voegen Copyen van de Misfive, welke ons ter dier gelegenheid door den Hove van Civile Juflitie is gefchreeven, met de ftukken die"daartoe betrekkelyk zyn. Wanneer Uw Hoog Mogende voor een oogenblik deeze Misfive gelieven te overweegen, zo zullen Hoogstdezelve duidelyk ontwaar worden, dat dit Hof van Civile Juflitie, of fchoon huiverig om ( Proprïa auctoritate ) het verzoek van den Joodfchen Solliciteur de Leon7 om als Procureur te moogen postuleeren, toe te ftaan, niet te min aan den dag legt, deszelfs toegenegenheid om den Suppliant, was het mogelyk, niet van de hand te wyzen, en zulks uit hoofde van de wezendlyke en zwaarwigtige bedenking voor 't volgende uit het aanmerkelyke getal Ingezeetenen van het Joodfche geloof, welke de Colonie van Suriname bewoonen , en byna twee derde van het getal der Inwooners uitmaakt. En wanneer wy daar by het onze zullen voegen, zo kunnen wy niet anders dan deeze toegeneegenheid van het Hof van Civile Juftitie bevestigen , en voor Uw Hoog Mog. erkennen, dat de Jooden nu federt lange jaaren, alle de pligten van getrouwe en gehoorzaame Ingezetenen betragtende, de Lands lasten en andere gewillig hebben opgebragt, en fteeds eene vreedzaame onderwerping en eerbied aan hunne Overheid betoond. Wy vinden, uit deeze bedenkingen , reden genoeg ©m  KOLONIE van SURINAME. 159 om over het verzoek der Surinaamfche Advocaaten en Procureurs, voor zo verre zulks tot de Joodfche Natie betrekkelyk is, niet gunstiglyk te advifeeren, en zyn daartoe des te meer overgegaan, om dat wy vertrouwen, dat in liet voorgemelde Request Antidotaal van dezelve Advocaaten en Procureurs aan den tlove van Civile Juflitie in de Colonie Suriname, niets gevonden zal worden het geen de admisfie van eenen Joodfchen Procureur aldaar wederregtelyk zoude maaken. Want offchoon deeze Advocaaten en Procureurs met veel vlyt by eikanderen hebben gebragt al het geen waarop zy vermeenen hun uitfluitend recht te moogen bouwen, zo hebben zy nergens kunnen bewyzen het geen eigentlyk beweezen moest worden, naraentlyk, dat het door een wet aan eenig Hof van Civile Juflitie verbooden zoude zyn Joodfche Procureurs te admitteeren, wanneer het zelve de omftandigheden daartoe gefchikt mogte oordeelen. Het geen zy uit de wetten der Keizeren van hec Roomfche Geloof ofte van elders bybrengen, doet ook in het geheel niets ter zaake, aangezien, aldaar alle Ge. zindheden, behalven de Roomsch Catholicque, worden uitgeflooten, of wel een plaatfelyke uitzondering, gelyk in Friesland, fland grypt, of wel alleen van Advocaaten en niet van Procureurs gefproken word, terwyl het eene zekere waarheid is, eensdeels, dat deeze beide beroepen, zo wel in bezigheden en naam als belooning verfchillende zyn , anderdeels dat alle poenale prohibitive wetten nimmer door interpretatie tot andere voorwerpen worden uitgeflooten, neen maar veeleer ingebonden. Nademaal dan, Hoog Mogende Heeren! zig alhier vereen igt het welzyn der Colonie, waarin de Jooden, buiten tegenfpraak, eene byzondere attentie en befcherminge verdienen, met de vryheid en verdraagzaamheid van ons Gemeenebest, alwaar een orden telyk beflaanaan eerlykheid en kunde, onder wat gezintheid zy ook mo-  lob PROEVE ove*. SURINAME» mogen huisvesten, zonder gewigtige redenen, niét ontzegt zal worden, zo maaken wy geene zwaarigheid om Üw Hoog Mogende te advifeeren, ten einde op het verzoek van de meergemelde Surinaamfche Advocaaten en Procureurs, voor zo verre de Joodfche Natie aangaat, te verklaaren, dat in het zelve niet kan worden getreeden, en teffens Gouverneur en Raaden van Civile Jultitie in de Colonie by aanfchryven te authorifeeren, omme, zo wel op den Requeste van den Solliciteur Monfr. Pereira de Leon, als alle andere, welke in vervolg van tyd. door eenige Jooden, tot de admisfie als Procureur aan hunlieden zoude mogen voorkomen, zoodanig te disponeeren, als zy, na omftandigheden van zaaken, zoude vermeenen te behoo» ren Waarmede, enz. Amlterdam den 28 July 1786. EINDE.