81 1091 9412 UB AMSTERDAM  MIJN TIJDWINST. EERSTE DEEL.  DE TIJD VLIEGT VAN DEN MENSCB* EN DE MENSCH VLIEGT VAN DEN: TIJD. Y O U N G.  Mijn TIJD WINST dLo or JAN HENDRIK VAN BONGEN. met Plaaten = te Amsterdamn bij "WE SS ING- en van der HEIJ„ MBCCLXXXIÏ „   VOORREE DEN. jll wederom één Schrijver zal de wereld zeggen ! Al wederom iemand die door de zugt om profelijten te maaken , gedreeven ■word! Ja bewooners der aarde, het is om deugden op eene befcheiden wijze voortedragen, het is om Ulieden te beweegen tot derzelver betrachting, maar het is geenfints om uwe goedkeuring of Loftuitingen te ontfangen , dat ik mij tot Schrijven ^erleedigt hebbe. * Want  H VOORREEDEN. Want indien ik dezelve vtrdiene, dan kunnen zij mij echter tot geen bijzonder voordeel ver/trekken, en indien ik die niet verdient heble, zult gij immers haastig genoeg zijn, om mij die t'ontzeggen? Hoe 't zij , 't (trekt mij tot vertroosting, dat ik noch om den lof der wereld behoeve te beedelen, noch te vreezen voor haare verachting. Ik heb voor ieder gefchreeven die dit leest, doch het allerminst voor Theologanten; ik weet dat ik het nuttige bedoele, en dus zal het mij wei' nig hinderen, wat men van dit werkje denke. De Mensch is doorgaands gewoon zijne daaden aftemeeten naa de begrippen der wereld, en dit brengt eene gedwongenheid te weeg, die men bij de meesten belachlijkheid kan noemen, en het was juist deeze belachlijkheid dit ik heb zoeken t' ontwijken. Schrijven valt moeilijk voor hun, die bevreest zijn voor de waanwijze machtfpreuken van zulken, die door niets meer gefterkt worden, dan door de vervloekingen van zeekere ellendige weezens die men dweepers noemt; en daarom kan iemand die fchrijvtn wil, nooit bee-  VOORREE.DEN. uï beeter doen dan zig ten hunnen opzigten te verbeelden, dit er eene partij Honden bezig is te blaffen. —— Dit waren mijne gevoelens ten allen tijde\ en deeze alleen lisbbsn mijhen veder be- Jliert. Ik weet wel dat mijn werk van de volmaaktheid zeer ver verwijdert is, doch ik weet ook te gelijk dat hij die daar na poogt, reeds half op den weg is om\eens de volmaaktheid te bereiken. Ik ben iemand die nog jong, doch teevens in omjtandigheeden geplaatst is, welke indien zij veelen ten deel gevallen waren, misfchien met den naam van Rampen zouden zijn bejtempelt geworden ; trouwens, elk heeft zijn bijzonder oogpunt waar uit hij de zaaken befchouwt, en derhalven heft ieder die mij kend, ook de vrijheid om mij ongelukkig of gelukkig te noemen naar maaten het hem behaagt ; voor mij zeiyen weet ik , dat ik 't geen van beiden ben, want om iemand ongelukkig te noemen, wordt er vereischt te weeten, dat hij inde laai] al iit geen verhoren * 2 heeft,  iv VOORREEDEN. heeft s 't welk in Jlaat was hem gelukkig te maaken, naamlijk eene vrije ziel en een gerust geweten, dewijl naar mijn denkbeeld, al die ge enen welke deeze fchoone dingen bezitten , oneindig ver boven alle rampfpoeden verheeven zijn, en noemt men iemand gelukkig , dan dient men ook te weeten of hij groot van geest genoeg is, om dat geluk te handhaaven en 't zelve niet te verwaarloozen. Want wat is ■ toch geluk ? Immers niets anders dan een zuiver vergenoegen 't geen wij ons zelfs aandoen, buiten dien kan geen bejtendig geluk op deeze wereld plaats hebben. Men moege met dit denkbeeld verfchillen; men mooge mij desweegens ver- oordeelen; ■ ■ Ik kan 't niet helpen. —- Ik blijf in dit geloof. Ik het' tijden van voorfpoed beleeft, die ik toen echter op haart waarde niet gefchat heb, en nu 'ik*'3se'verhoren hebbe, zie ik hoe nuttig 't zal zijn ent fyt dien ze my eens weder mogten overkcomen , dezelve beeter te gebruiken. Wat tegenfpoeden zijn behoef ik niemand te vragen, haare fnerpende roeden heb  VOORREEDEN. v heb ik al mede ondervonden , doch te gelijk cok' geleerd , dat zy aan de ziel die Jterkte byzetten , waar door men de beste daaden kan uitvoeren. Ik hsb alle de rangen der menfchen befpiegelt. Ik heb den deugdzaamen overal zien beleedigen. Ik heb waardige mannen in hutten zien overnachten, en onrechtvaardige de plaat/en zien bekleeden, die alleen voor de verdiensten bejiemd waren\ maar boven alles heb ik gevonden; dat de deugd zelfs in 'c gewaad van den Beedelaar zeegenpraalt. Hy leeft 't best, die noch gelukkig noch ongelukkig is ; die na zijne eensgenomene vaste grondbeginfelen (mits dat zy eerlijk zijn) wandelt, en die de kunst geleerd heeft om zijne rust door eene beete broods te kunnen koopm. • De behoeften alleen maaken de mensch begeerig , en de begeerten bewerken zyne ellenden. Er is overal goed en kwaad, en er is niemand hoe boos hy ook zy , die ten minfien sniet eenen graad van Deugd bezit j dus zegt * 3 ROUS'  vi VOORREEDEN. -rousseau , quelque penchant qu'on ait vers le vice, il elt difficile qu'une éducatioa, donc le cceur fe mele, eft perdue pour toujours. (*) Het is aan mijne genegenheid om de waarheid voirtejtaan, het is aan mijne Standvastigheid om goede bejluiten die eens wel overwoogen zijn, het kost wat het wil, uittevoeren; dat ik de ongeneugten, die ik /maak, te wijten hebbe; doch het. zijn juist deeze ongeneugten die mij noodzaaken , om in die beginfelen te volharden. Het is derhal- ven aan u die mij dezelven berokkenen, aan UI. die my voor altijd fchijnen te willen vergeeten; dat ik dit werkje opdraage , om u te doen zien wie gij haat, wie gij vervolgt! heb is geen trouwloze, geen oneerlijke; neen! het is iemand die de overtuiging en de billijkheid lemind, maar die veel liever zig zelfs zou zien C) Welke eene genegenheid men ook tot de ondeugd mooge hebben, is het echter onmoogelyk, dat eene opvoeding, waar meede 't hart zig vereenigd, voor altijd verlooren zy. j. j. r o uss ea u d ti di- cace avant LE discours sur L'lNÉGA"  VÖÖRËËÈDÈN. vit ■zien vergaan , dan zig te vernederen voor eifchen, waar van hem de herinnering, zelfs in de Eeuwigheid, zou martelen'. Mijne medemenfchen te beminnen; ie deugd en de Eer als Jteunpunten van 'smenfchen gelukzaligheid aantemerken; niemand, te vreezen, maar ook door niemand gevreesd willende zijn; de onmoogelykheid befeffende9 vm alle menfchen tot mijne vrienden te hebben, en daarom met weinige eerlijke vrienden te vreede; deeze reegels zijn de bakens van mijn leevensgedrag; de behoedmiddelen tegen alles wat mij zou kunnen treffen, en van derzelver gegrondheid en weezenlijkheid overtuigd , zal ik Jleeds met de Vaderlandfcire dichteres Mejuffrouw L. w. vak mérken zingen; (*) IVat fchaan gevangenis en ballingfchap en pijnen, Zoo God, die alles ziet, blijft zorgen voor de zijnen ; Zoo alles meedewerkt tot welftand en geluk Fan hem die op Gods hulp vertrouwt in zijnen druk. Hy weet alleen het heil, dat we uit de rampen trekken; lloeflerk de teegenfpoed de deugden op kan wekken - Het (*) Het nut der tegenspoeden.  vin VOORREËDËN Het veege krankbed word door wellust niet befmeti Be felle pijnen zijn de voedfters van 't gebed. Verlies van Roem doed ons naar Hemel glorie trachten. Verachting leerd ons V aardsch' om beeter goed verachten. De kwijnende Armoe vind in haaf benaauwden ftaat. Een rijken fchat by God, der armen toeverlaat. Zijne onvermoeide zorg , die voor ons heil blijft waaken, Zal keurt zij V goed een einde aan onze- rampen maaken; En acht haar wijsheid best, dat onsgeen zagterlot, Bejeegen' op dee£ aard', wie fielt zig tegen God?  i> È GODSDIENS I)e uitbreiding vafi waarheid, eerlijkheid; deugd en menfchenmin , was hét eenvoudig doelwit van de leer des grooten Verlosfers. Zijne zagtmoedigheid, zijne wijsheid, zijn geduld en alle de volheerüjke deugdefi, waarmede hij bezield was, zijn enkel eh alleen betoond én uitgeoeffend , om den mensch daardoor zoo gelukkig te maken , als hij op aarde weezen kan. 't Is ondertusfchén beklaaglijk dat de grooten , van de vroegfte tijden, zelfs onder het oude verbonds volk, den Godsdienst niet anders fchijnen te hebben befchouwd, dan als eene Staatkunde, waardoor men 't volk veilig bedriegen:, A o&  2 DE GODSDIENST. ophitfen en bederven kon. En wezenlijk gelijk een diamant zoo als hij, door eene bekwaame hand beftierd, 't onaanzienlijkst glas met weidfche kunsttoneelen kan doen praaien ; even zookan hij ook dienen , om 't blinkend kristalijn te ontfraajen. Het is met den Godsdienst, zoo als met alles daar dc nienfc ïen gebru k van moeten maken, In zijnen lichtend!:ond , toen er eene onmiddelijke gemeenfebap met God plaats vond, was hij zuiver, onfehendbaar, en hij bleef het tot de onderwerping der Jooden aan 't Romeinfche juk. Ik fpreek alleen met opzigt tot het zelffiandig weezën van den Godsdienst,- de Jooden waren te dier tijd, een volk andere natien veragtende/i vol .eigenliefde en laatdunkenheid : met zulke eigeufchappeu wordt een volk, of meester van den aardbodem, of't verzinkt in de zee. — De joodiii (zeg ik) , waren verblind door hun geluk, en Honden bij eenen afgrond te Waggelen ; dit maakte Rome , dat zig niet veragt kon fcien, gaande ; het rukte aan , en zegevierde op de nakomelingen van den dapperen jozua. -De Jood met andere en wel heidenfehe volken op den duur vereenigd, wierdonverfchilligvoof zija Vaderland, voor zijne eigene waarde en eis-  DE~ GODSDIENST. 3 eindelijk voor den Godsdienst. Toen be¬ gon waarheid en deugd te vlieden; en de God* heid moest zijne beloften vervullen ,of"tmensch- dom moest zig zelf vernielen» Welk een geducht tijdltip! daar moest ten wonder gebeuren, of de naam van zebaoth , grootes naam ! zou niet meer genoemd worden. —— 't Wonder gebeurde; de zoon Gods kwam ui£ de volheid der Tijden nederdaalen op de aarde, hij verloste den verleiden mensch , hij leed voor alle onze gruweldaden^ en fchonk ons den beften, den heiligften Godsdienst. Met eerbiedige opgetogenheid, noem ik den ' naam van paulus den grootsten philofooph , den grootften held, cn den erfvijand van alle geestelijke heerschzugt : zoo lang hij, en zulktn die zijne zaligende lesfen hadden ingezoogen , aan 't hoofd der Christenen waaren, zoo lang blecven zij rechtvaardig, Godsdienftig en maatig ; maar, naauwlijks waaren deeze mannen, met de asfche d:s tijds weg gevaagd, of grijpwotven en vlijers , overheerschten de eere» zetels der Kerke. Wat wonder dan, dat eigenbelang heersch- en dweepzucht aan 'r. woeden geraakte? Heerschzugt kan nooit geruster, dan over een dom volk- re_eeren; en de A 2 dwe*-  4 DE GODSDIENST. dweeper wordt nooit afgodifcher vereerd, datè door flaaven. In de middeleeuwen, toen het menschdom bijna aan het dierenrijk begon te grenzen, was al het wezenlijk verftand, en de deugd der geestlijken op den hol. Waare geleerdheid was weg gevloden naar de woestijnen van Arabïén, Men verwonderde zig hier over in de Christenwereld, maar men bleef onverfehillig; men verdoemde den eenen ketter voor den anderen, terwijl de k a li fs bijkans geheel Azïen cn'tkostlijke deel van Europa, Spanje naamenlijk, veroverden. Alles wat men deed was, offpoorloos dom, of raazend. Eindelijk kwamen de hervormers op; ïoen begon de duiflernis een weinig te verminderen , de waarheid worilelde tegen 't geweld , de Vrijheid tegen de overheerfching, een-e flaaffch geworden maar ontwaakte menigte tegen eene rijke, luije , dwangzugtige geestelijkheid. Deeze oneffen kamp , blijkbaar door de voorzienigheid gezegend , wierd eindelijk beflischt. carel wilde hem met't zwaard dern* pen, en verfpreide door de verfirooijing van 'svuur, de vonken over den halven aardkloot. Dt  DE GODSDIENST. $ De vervolgzugt, gewapend door eene gefardeen wreed geworden geestlijkheid , voerde martelaaren op den houtmijt , met den wierook in de hand ; de werken der geleerdheid wierden verbrand; die geld had wierd vervolgd onder voorwendzel van den Godsdienst; Erasmus, die onzijdig wilde blijven, wierd tot in 't graf door zommigen van beiden partijen gevloekt. De Romeinfche Herder van \vaticaan, fchoot onophoudelijk banblikfemen uit; zijne discipelen ademden niets dan wraak; granvelle wilde de natuur beleedigende Inquifitie , onder een onnozel, maar agtbaar volk, invoeren ; pui lip* zond beulen uit, (want braave Soldaten omringen geen' dwingeland) om dit ontwerp te onderfteu- nen. Deeze natie ontwaakte, een Enthu- fiasmus bezielde haar , een Enthufiasmus ontflaakte haar, onder 's hemels zegen , uit de banden des tijrans, en een Enthufiasmus deed op dat zelfde tijdftip, het ligt der hervorming doorbreeken. De Lotgevallen der hervorming aantellippen zou de nagedagtenis van dengrooten gehard brand benadeelen; zijne bekwaamere pen, heeft anderen ftomp gefchreeven. ■ 't Zal genoeg zijn te zeggen, dat mij de twisten der volger» A 3 van  6 DE GODSDIENST. van voetius, en der aanhangers van coccejus, met droefheid doen te rug d.nken, op die. Tan arius, nestor lus en meer anderen, die zoo veel akelige denkbeelden opleeveren. Het waare te wenfchen, dat de hervormde Kerk zoo volmaakt was, als zij het bij mogelijkheid konde zijn; op dat de lceken eindelijk eens eenpaarig konden denken. Wat is anders de Godsdienst een fchoon ge. fchenk! Hij vereenigd den rnenfch met het onbegrijpelijk ahnagtig Oppervveezen , zijn vervallen beeld is door denzelven wederom opgerecht, dit beeld , is verbonden met dat der Godheid, In voorfpoed leert Hij ons de voorzigtigheid en de dankbaarheid beoeffenen; in tegenfpoed kan Hij ons ten troost ftrekken, Hij kan ons heen leiden door duizend kronkelpaden , ons hart verbeteren, ons gemoed met de zagtfle kalmte ftreelen , en onze ziel opleiden tot de voorfmaak van hemelfche vreugde , vreugde die nergens te vinden is, dan in de zalige gewesten van Vreede en Vrijheid , alwaar de Almagtige grondvester van Hemel en Aarde zijne Wijsheid verkondigt. . O Mensch! ken uwe waarde, zij is ontleend  DE GODSDIENST. 7 leend van de Godlijke eigenfchappen ; verheeven boven de kruipelitigen des velds , zwaait gij den Scepter over al.'t gefchapene in den naam van uwen maker; in de wieg liggende zijt gij reeds een' burger der Eeuwigheid; in uwe rijpere jaaren, verkrijgt gij', door de ontwikkeling van de kiem uwer denkende vermogens, alle die bevattingen, alle die aandoeningen, alle die deugden, wier eerften oirfprong godlijk is: — en in uwen ouderdom, als uwe bukkende geilalte , of rullige tred, U naar 't graf fchijnt te doen nijgen, ofte willen opvoeren tot zaliger werelden; als uwe zilveren harren en majeflueus gelaat, alle de onfchuld en zedige fierheid van 't lichtend krieken des tijds < erbeeld; dan verwekt gij eerbied en bewondering ; elke voet- flap doet u meer en meer tot uwen God natieren; de Hemelen weergalmen reeds in voorraad, van de zagt klinkend,- godlijke melodijen der feraphijnen die u verwagten, en als gij uwen loop voleind hebt, als de floers desdoods zig over uw aangezigt uitfpreid, dan vermeerdert uw vertrouwen op de nooit wankelende beloftenisfen van uwen God, dan blijft awe ziel onophoudelijk op Hem ftaaren, en losg. maakt van alle de moeitens en rampfpoe-  8 DE GODSDIENST. den , die u op aarde hebben aangekleefd es vervolgd, Hamert uwe lillende tong niet anders uit dan de woorden, mijn God! weldoende Jezus ! haast zal ik bij u zijn. Zoo flerft de rnensch , die onder de fchaduvv van den Godsdienst heeft geleefd, zoo, beantwoort hij aan zijne waarde , en aan de beflemming der Godheid. Zoo te Her- ven befchaamt een'- spiko za , een' de la mettrie, meer dan duizend Philofoophifche wederleggingen; zoo te fterven, is enkel van gedaante verwisfelen , en eene andere aanneemen , beter gefchikt voor een Vaderland , dat onftoffelijk , volmaakt heilig en eeuwig is. Dat de worm mijn rif doorknage , dat mijne beenderen aan de verrotting overgegeeyen, het Hof gelijk worden, is zoo noodig en zoo natuurlijk als de zuivering eener meer en meer bedervende wereld; want de onvolmaaktheid, kan nooit volmaakt worden, ten zij alle haare beginfelen, deelen , ja alles waaruit zij t'zaam gefteld is, veranderd, verbeterd of vernieuwd wordt, dit leert de gezonde philofophie , en de reden. Eeng  DE GODSDIENST. £ Een; opftanding te ontkennen, is 't werk yan dwazen; want het is meer dan zeker, dat het |Weezen, 't welk een prachtig gevaarte als de wereld, en een zoo werktuiglijk fchoon lchepfel als de mensch, niet te vergeeflck gefchapen heeft, gewichtige eindens met deeze lehepping moet in 't oog hebben; waartoe was zij anders zoo boven natuurlijk, zoo wonderlijk, zoo onverbeterlijk? Waartoe heeft dat Weezen, den mensch een groot gedeelte zijner godlijke eigenfehappen bijgezet? . Was 't, om die door den dood met het ftof te doen vereenigen en er nooit wederom aan te gedenken ? hoe is 't dan moagelijk, dat de uitvloeizeis van den Almagtigen , den Oneindigen Maker gelijk kunnen worden aan , en altijd vereenigd blijven met het veiachtlijk deel, waar uit den mensch gefchapen is, met ftof? — neen; er zal eene opllanding zijn, die ons nog nader en wel eeuwig met God verbinden zal; dit leert ons de Godsdienst. Die eens op den Godsdienst heeft doorgedagt , de wezenlijk wijze ftukken waaruit die is 't zaamgefteld betracht, en dezelve zig op eene rechte wijze eigen gemaakt heeft, die is de vaft gekaraderifeerde man, de eerlijA 5 ke  10 DE GODSDIENST. ke vriend , de regtgeaarte Zoon, en de befte huisvader : als Burger edelmoedig , dapper en ftandvastig, als mensch behulpfaam, geduldig en liefdadig, tart hij alle de poogingen om hem tot flanf of afhangling te maaken. Dwingelanden mogen zijne hut omfingelen, de nijd moge hem aanbasfen, hij blijft onbeweegelijk, hij veracht dolk en gif. D £  DE EER. Indien het niet tot verwondering flrekt, dat'er in vorige Eeuwen fchrijvers gevonden zijn, die den lof der Zotheid hemel hoog verheeven hebben, zoo kan 't echter dienen, om te overreeden , dat het menfchelijk vernuft in ftaat is, allerhande gedaantens aanteneemen; en in dit oogpunt befchouwd, komthqt ons mogelijk voor , dat wij ook thans zoo veele onbehendige voorftanders der Eer ontmoeten, wier begrippen, helaas! alleen lleunen op valfche gevolgtrekkingen, die de waereld toejuicht. celicour, had zijnen vriend, die hij vermoedde dat hem beledigd had , in een tweegevecht vermoord , hij maakte, door deezen Moot, eene oude moeder, eene beminnelijke wederhelft, en vier onnoozele Kinderen ongelukkig, en nog fchreeuwde hij uit: Cétait une affaire d^honncw: Zulk  12 DE EER. Zulk eene Eer vercjient de verachting , var? al wat redelijk denkt , en het is echter moeilijk haar, die door den tijd en de bezondere begrippen , bij meest alle de rangen van 't menschdom gewettigd fchijnt, te onderfcheiden ,• het is zelfs gevaarlijk geworden, om , raar maate het misbruik algemeener doorgedrongen is , te trachten, het kwaad in alle zijne kleuren aftefchilderen. Trek 't voorhangfel op, en welk in het oogftralend verfchil zal er zig op doen tusfchen de Eer, die het Vaderland en den Godsdienst verdedigd , de deugd befchermt, de onfchuld eerbiedigt, en tusfchen dat laffe foint d'honneur , waar door men zijnen vriend ontzielt, het Vaderland verraad , den Godsdienst ontheiligt, en alle de banden losrukt, die het menschdom nog, aan deszelfs zedelijke pligten verbinden ? Het is niet genoeg, volgends de begrippen der menfchen , die doorgaands verward zyn, te oordeelen van dingen die tot de zeedekunde behooren. Voorzigtigheid wordt 'er vereischt, om een onderfcheid te kunnen maaken, tusfchen een ingekankerd kwaad, dat het gemeen goed  DE EER. 13 goed noemt, en een wezenlijk goed, dat door de valfche philofopbie wordt weggeredeneerd. — Indien de nakomelkigfchap, die zonder twijffel ineen gezond verftand, boven ons zal uitmunten, zig verledigt om over onze dwaasheden te oordeelen , wat zal zij zeggen, indien zij vind, dat de Burgers deezer zoogenoemde verlichte Eeuw, aan den eenen kant vrijheid, vrijheid geroepen, en aan den anderen kant, door een fchandelijk gebruik, dat nog van het oude Lyfeigendem afftamt, malkander doodgeftooken hebben? wat zal zij zeggen van lieden , die het zig tot een punét van Eer rekenden, het land dat zij bewoonden niet te verdedigen ? Zij, de nakomelingfchap, de onpartijdige Rechter onzer gebreeken, zal een vonnis moeten vellen ; niet ongelyk aan dat van iielin (a~) het is aan geen Mensch , het is aan geen Staat vergund , eene gelukzaligheid te genieten , die grooter is dan zyue deugd. De waare Eer, is het gevolg van lofwaardige daaden, die voortgefprooten zijn, uit de betrachting der deugd, waarmede zij zoo naauw verbonden is, dat hij die de Eer veracht, ook «overgaat tot de verachting der deugd. Zig (a) GESCHIEDENIS Dit MINSCIIHSID, II. Deel, blad* 338.  14 DE EER. Zig in hooge Posten verheeven te zien , is meer luister dan eer. ■ pragtigó kleederen , die niet zelden, de zwartfte ziel bedekken, zijn geene Eereteekens, of blijken van netheid; 't zijn de (tempels van den hoogmoed, en zy brengen eene laatdunkenheid te weeg, wcU ke het erfdeel is der zotten , die er mede praaien. Indien iemand waant, door ftekelagtige ge* zegdens, aanftootende woorden, of uittartende daaden zijne Eer te kunnen beveiligen , dan is hy al zoo zeer vervreemd, van de denkbeelden der waare Eer, als van die des verftands. Ik noem hem een' Poltron, die dooreen' enkelen verachtlijken blik een's grootmoedigen mans zijne geheele onwaardigheid zal gevoelen. De onvervalschte Eerzugt, bewoog c i n c i nnatus van den ploeg, naar 't leger, van 't leger , naar den raad, en van den raad tot den ploeg te rug te keeren met de zagte vertroosting van zijn vaderland behouden te hebben voor 't geweld en de flaverny. Washington, zyn ,Yoorbeeldelooze naavolger , trok zijn zwaard als veldluer, bevestigde de Americaanfch; Vrijheid ,  BE EER. 15 heid, en (lak het wederom als Burger in de fcheede. Zulke mannen vind men niet mej in de Jaarboeken der Volken, noch in die van Nederland! wilLem de !.. gaf hun niets toe in heldenmoed. Ach ! had hij hun ook in deeze (lappen kunnen gelijkvormig zijn. Eer is de (leun van 't vaderland. Verknogt aaa de deugd, bonstte wilhem tell, 't geweld van zijnen ijzeren zeetel, en de roem van Zwitferland, doet de beleedigde menschheid nog juichen. De Eer is van dat belang, dat geene monarchie zonder dezelve beflaan kan. (b~) De Franfch.n, wier Eerzugt zich aileen uitftrekt , om onder de vaanen hunner monarch :n te llryden , zullen, zoo lang zij door de eer, en het gevoel der menschlijkheid bewogen worden, de sci- pio's van Europa blijven. Maar ach, toen Sparta haare oude zeeden, en Atheenen haare deugd verloor, wierden haare naamen van de lijst der volken uitgewischt. Mogt iedere Republiek, en ieder bewoonjr van dezelve, zig aan dit voorbeeld fpiegelen, dan zou natuur en menschheid wederom adem fcheppen. (V) MONTBsquiau 1 Detl p.ig. 86. HET  HET EARACTER. jEr zijn daaden, die ; afgerrfeeten met de maat der onpartijdigheid, en gewoogen irt de fchaal der oprechtheid, zoo ver zijn , vait zuiver te weezen , als het ftargewelf van dit beneedenrond, verwijderd is. De trotschaart die, terwijl hij op de wandelwegen, al den glans zijns ellendigen luisters ten toon fpreid, de fmeekende armen , met een ftuk gelds, dat hij eerst eenige maaien tusfchen de toppen der vingeren zigtbaar doed blinken, befchenkt, die is al de veragting der verftandigëri dver-waardig, hij vermindert de waardij zijner gift, terwijl hij den ongelukkigen met het tiranniek gewigt zijner glorie, in 'i ftof meent te drukken. Ëene weldaad te doen, en dankbaarheid daar Voor te verwachten is zoo onervaaren te hau- delea  Ö E T itAkACTÉR. Ï7 'delen, als 't laag is, iemand eene Weldaad te Verwijten, (c) Een' vriend te hebben, en hem niet te Vertrouwen , is ruim zoo ongelukkig, als 't Verwaand is te denken, dat een meisje ons zonder inzigten bemint. De gróote Prsderïk meende altijd, dat *gter een fchoon gelaat,.eene Ifchoone ziel verborgen Was, en hoe zeer de ondervinding herh dikwerf bedroög, nimmer wilde hij echter met lava ter, hierin overeenftemmigdenken ; de groote man was eigenzinnig, ien dit was 't uitfteekenst gebrek van zijn vast karafter. De geleerden1 hebbëri lang getwist, óf het karafter van den mensch uit zijn temperament , itl of niet was afteleidcn 5 eenigen beweerden , dat C<0 De Raadpenfionaris hkinsiüs, een man vol vcrlland en verdiensten, zeide eens tegen iemand , dien hij naar de Indien had voortgeholpen , en die hem daar voor bedmkte; mijn goede man, gij zijt eek Vlinder \ ik had dit niet gedagi : wei htnderdheb ik er yourtgeliofpen, en geen een van hun, itmoeit zig met ietz* lastige ceremonie.  ig HET KARACTER. dat het karacter van 's menfchen jeugd tot zijne rijpere jaaren, te veel wisselvalligheden moest endergaan, om te kunnen vooronderltellen, dat de eigenfehappen der ziel, of de deugden en gebreeken van 't hart, hunnen oirfprong hadden , van de hoedanigheden van 't bloed, de ga! , of de flijmagtigeilorfen van het Lichaam, enz. Anderen hielden ftaande , dat de opvoeding 't karacter vormde, dat een goed hart 'er al de waarde aan toebragt, die eene goede opvoeding verdiende ; maar dat de gezondheid , door den zuiveren omloop van, 't bloed begunlligd-, oorzaak was van de fchoone darden , die 't vrugtgevolg van een goed karacter zijn. Wederom andere be- oogden , dat eene opvoeding hoe fchoon , hoe wel aangelegd ook , niet in ilaat was , cm een hart, dat van natuur boosaartig was „ te verbeeteren; 't welk de ondervinding bevestigde ; en dus dat de vorming eenes karacters , niet zo zeer van de opvoeding, als van 't temperament afhing. Evenwel moest de opvoeding, l et tevpcrament , dat doorgaands in de jeufd woest en onftuimig is, verzagten, leiden, en' 't zelve in zgo verre bellieren, dat de Jongeling beantwoorden kon, aan de hoofdinftincteu van zijn . temperament , die al-  HET KARACTER. I«J sïtoos de kenmerken zijn van de verheevenheid der menfchelijke waarde. Deeze twisten zijn eindelijk beflist, door het getuigenis van Beverwijk , boerhaven en anderen. Men is het eens geworden, met het laatfte gevoelen. Van de vier hoofd temperamenten , bekend onder de naamen van Sanguineus (bloedrijk) , C'ioloricq (galagtig) , phlegmaticq (flijmagtig) ,en atrabilais (zwartgallig, ondervinden wij , dat zij invloed hebben , op de karacters der menfchcn , b. v.; men vind, dat de bloedrijken goedaartige, maar wraakzugtige , dat de galagtigen driftige , doch edelmoedige , dat de phlegrnatiquen werkzaame en diepdenkende , doch eigenzinnige en dat de zwartgalligen ftan.vastige, maar droefgeestige menfehen zijn. Hoe 't zij ; dit blijft eene zedelijke waarheid , dat in de zuiverheid der daaden , de fchoonheid van het karacter beftaat, eene waarheid door ciceb o bevestigd , daar hij over het geveeten fpreekende, zegt: niets fchijnt mij zoo lofwaardig , dan V geen zonder hoogmoed , en zonder uiterlijke» fchijn , verrigt word; men behoeft evenwel zijne daaden voor Ba de  gO HET KARACTER. de oogen van V publiek niet te verbergen. ——' fieen: IVant de fchoone daaden moeten bekend zijn. Het is uit deeze waarheid , dat men de plichten van ieder lid der maatfchappij , afgezonderd van den fchijn die doorgaands de be< trachting derzelven aankleeft, behoort afteleiden. Hij is de rechte vriend, die zijne vriendfchap niet door walglijke verzeekeringen van haare zuiverheid , als 't waare, te koop veilt; maar die integendeel , door de weezenlijke vervulling van haare eisfchen , door het oprecht beantwoorden van haar vertrouwen, met de daad toont , dat hij de vriendfchap voor een telg des hemels acht. Hij is de rechte vader! die zijne kinderen befchouwt als panden , welken de voorzienigheid zijne zorgen heeft aanbevolen ; die dan eens met zagtmoedigheid, heilzaame beveelen geeft; dan eens, op zijn' tijden zonderkwaadaartigheid de roede gebruikt; en dan wederom met opene*'liefdearmen den berouwhebbenden zoon te gemoet vliegt , die zelden gromt, meest  HET KARACTER. 21 meest vriendelijk is , en altijd raad geeft , deze alleen is de waare vader , de beste kindervriend en de navolger van den Eeuwiglevenden je sus. Hij is de rechte zoon , die de billijke begeerten zijner Ouderen voorkoomt, die hunne gebreeken bedekt, hunne zwakheden niet befchuldigt, en hen befchouwt als de Rentmeesters der godheid, die van zijn perfoon eens reekenfehap zullen moeten geeven. Deeze bedenking alleen , zal, indien hij een eerlijk hart heeft, niet nalaaten, hem met al die blijdfehap, tederheid en liefde, die het leeven veraangenaamen, te bezielen, om zijne ouders, zoo lang op 's werelds loopbaan te_ onderfchragen , tot dat zij ftil Haan. De liefde tot het vaderland, en de liefde tot onze ouderen, zijn de fchoonfte der plichten, die in de natuur liggen opgeflooten ; zoo vloog jg.this, de Samnietfche held, beurtelings met het zwaard in de vuist, uit de Romeinfche Legerbenden , waar onder hij den dood verkondigde , in de armen van zijnen gewonden en met bloed bemorsten vader telespon; hij deed wonderen, waar over de wijze grijsaard androg^.us verbaasd wis, waar over hij bij de Samnieien, met roem B 3 - be>  2X HET KARACTER, beladen wierd , en waarom hij thans nog bij de christen-wereld wordt hoog geacht. Hij is de regte weldoener , die weldoed zonder zig daar op te beroemen, en die zig alleen ergenoegt met de gedagten, ik heb welgedaan ! Hij alleen is grootmoedig,die de wraak niet kennen wil, en het ongelijk kan vergeeven , wanneer hij verbeden wordt. Hij alleen is eerlijk; die toegeevend is, zonder laf te zijn, en die milddaadig is, zonder verkwistend te weezen. Hij is de Rechtvaardige ; die zig over weduwen en weezen ontfermt; die niemand zijn gerechtelijk deel onthoud , en zig zelfs niet ontbloot uit geestdrijverij voor het recht; want het recht, blijft recht, zoo lang 't gefchoeid is, op den leest der evenredigheid; maar het verdwijnt, het veranderd in 't hoogfte onrecht, zoo dra 't zig vermengt, met onkunde en naauwgezetheid: 't is daarom , dat de Prediker zegt Cap. VII. Vs. 16. Weest niet al te rechtvaardig. Hij is de waare Christen , die de voorfchrifcen van zijnen Heiland, zoo veel het zijne onvol* maakt-  HET KARACTER. 23 maaktheid toelaat, naarvolgt, die met de ellendige'n weent, hun troost, en wiens leeven niet anders is, dan eene aaneenfchakeling van deugden , die bij als plichten uitoeftent. Hij is de rechte onderdaan, die zijne waardigheid als mensch kent , die zijnen Koning eert, en als een' Koning denkt. Hij is eindelijk de waare, de grootmoedige, de onverwinnelijke burger; die met weinig te . vreeden is, die zijne vrijheid weet te handhaven , die alle dwinglaudij van wat aart ook , verfoeit en tegenllaat ; die de deugd bemint, de wetten eert, en naarïtig de plichten der zaiflenleeving betracht. Wanneer zullen deeze gelukkige dag.'n eens aanbreeken , waar in men ieder mensch , in zijnen kring, meer en meer naar de volmaaktheid zal zien Ilree.en ? ik vrees, heiaas! dat 'er nog verfchriklijke zaaken zullen moeten voorafgaan , eer het zaligende tijdftip zal genaken, waar in het gelouterd menschdo.n, met pope zal kunnen zeggen ; laten wij dit keven , 't geen naauwlijk's toereikt , om eens uit te zien , waar wij, voor wij jlerven , ons toch bevinden , gebruiken ter onbedeesde befchouwing van de jbe nsche^lijke n a x u u a. B 4 nt  DE VERBEELDING. MAR MO. NT EL (V) , mogt wel zeg-, gen : eene al te voordeelige verbeelding van de gingen, naar welke men verlangt, maakt dat men, zoo dra men ze bezit, die ongemaklijk'teid, en dien wanfmaak ondervind, die ons nergens genot van doed hebben. Daar is. niets verlijden¬ de^, niets gevaarlijker, maar ook teevens niets kostelijker dan de verbeelding. Zij^ftelt ons een toekomend goed, dat wij niet bezitten, voor, als of 't reeds in onze magt was, en of wij daar over reeds naar onze zinnelijkheid befchikken konden. Zij fpoort een eerzugtig en ijverig man aan , tot de bekoming of verkrij. ging van zulk een ingebeeld goed en zij is het ook , die eene zwakke ziel, wanneer zij zig bij de uitkomst van 't begeerde goed, ver- ftoq- 00 Zcdelyke vernaaien 3 deel biidz. 1. ;  BE VERBEELDING. 2f ftooken ziet, te neervelt; dus kan de verbeelding , na dat de geitellen zijn , waarop zij werkt, veel goeds en ook veel kwaads veroorzaaken. De verbeelding was bet, die móhammet aandreef, zijne verderffelijke leer uit te breiden; en de verbeelding van de houris en 'c paradijs, moedigde de Müzulmannen aan, om zulke ongelooflijke daaden als zij in Sjrien onder den Khalif omar bedreeven , te verrigten. Maar , 't waren ook de gevolgen eener nadeelige verbeelding, die den griekfchen Keizer hkraclius, zodanig flaubartig maakten , dat hij 't-kósrelijkPalefiina, zonder flag of (loot, ten prooi liet aan een' hoop woeste doch geestdrijvende Barba ren. De ver¬ beelding heeft te veel invloed op het geluk of ongeluk van den mensch, om niet te verdienen, dat men haar wat van digter bij befchouwe! Men kan ze verdeelen, in de zuivere en de verhitte verbeelding. De zuivere verbeelding is deeze; dat ik mij eene vervreemde zaak, in zijne voor en nadeelen vertegenwoordig , deszelfs gevolgen overeenkomftig met de mogelijkheid bepaale , en naderhand bijgeftaan door B 5 de  25 DE VERBEELDING. de reeden, deszelfs gebeur- of ongebeurlijkheid daar uit belluite, of om 'er mijn voordeel meede ie betrachten , of, om dezelve als nadeelig en ongerijmd te verwerpen. In dit oogpunt befchöuvvd, is de verbeelding van geen gering nut voor het vernuft, 't welk zij te hulp koomt om den grond te leggen tot een regelmatig gebouw. De verhitte verbeelding daar en tegen , is eene verleidfter; men dient haaren oorfprong te zoeken , of in een ongefteld brein, of wel in eene te geringe ervarenis, die ons de dingen, doorgaands bekoorlijker affchetst als zij in de daad zijn. Zij is het , die mij al de voordeden eener begeerde zaak doet voor de oogen fchitteren , eu die tevens, naar den aart haarer bedriegereijen , vergeet mij de nadeelen , die met de zaak verknogt zijn , aftefchetfen. 't Kan niet anders weezen, of zodanige verbeelding , moet de zaaden van treurigheid eu beklag , bij de flegte uitkomst eener begeerde zaak agterlaaten, die dan ook weelig opwasfchen, en 't onkruid van melancholie in merg en beenderen verfpreiden. Men kati zig tegen de verhitte verbeeldingj- kragt  DE VERBEELDING. IJ kragt, het gewoon bezit eener losfe en ongenadige jeugd, best wapenen; door zig de wereld voorteflellen , als het toneel, waarop de goddelijke wijsheid, haare almagt en haare wonderen wil vertoonen. De mensch moet er den treurigltenrolopfpeelen; zijne dwaasheden, zijne ondeugden, doen hem allen waaren roorfpoed verbeuren, die nu en dan, alleen aan weinigen naar het goddelijk raadsbefluit, wordt uitgedeeld ; dus moet de mensch, die bloot ftaat voor de heevigheid zijner driften, en de verleidingen van zijn hart , dezelve door de reeden leeren temperen, en zig nooit het beste voorftellen; want alle zaaken, hoe fchoon zij ons toefchijnen , hebben altijd iets gevaarlijks , of iets walglijks in. Uiterften te vermijden, is de beoeffening der verftandigen ; zij weeten, dat de beste dingen daar aan onderheevig zijn, en dat een geftadig genot van de grootlte vermaaken, eindelijk eenen onverwinnelijken afkeer te weege brengt , die al zoo nadeelig is , als de vuurigheid onzer verlangens. De middelweg te bewandelen , dit alleen brengt ons op het rechte, en op 't verftandigfte fpoor, HET  HET GESLEEPEN VERSTAND. I s e l i n , is van gedagten, dat door de vereend ging van het vernuft y met de verbeeldingskragt, de geest ontftaat , en deeze (zegt hij) wordt tot een fraajen geest verheeven , wanneer hy de volmaaktfte en bekoorlykfie betrekkingen uitzondert , en die door wel uitgekozene , en kragU volle teekens , zig als V ware verfynt voor. fielt. Hier uit ontfpruit eene tweeleedige vrage. Eerftelijk; of uit het vernuft, als ieder aangeboorën zijnde , vereenigd met de verkreegen kennis , die wij door de ervarenis bekoomen, niet iets wezentlijker, dan een fraaje geest, of daar uit geen gefleepen verftand, zoude kunnen worden voortgebragt? En ten tweeden , wat men door een fraajen gees t te verftaan hebbe ? Om  MET GESLEEPEN VERSTAND. 20 Om de eerfte vrage, te beantwoorden , ftel ik vast , dat het vernuft moet aangemerkt worden , als het uitvloeifel van 's menfchen gefchapenheid , en als zijn natuurlijk eigendom waar meede hij in de wereld treed; dit vernuft onderfcheid hem van de dieren , het klimt bij trappen op , ha vermaagfchapt zig met andere verworvene eigenfchappen, en het blijft altijd de bafis van 's menfclien verheevenheid. In de jongheid is het vernuft eenvoudig, 4t valt gemaklijk te bedriegen, en 't is. dus niet in ftaat om den mensch , bij zijne onfchuld te bewaren; 't vernuft, kan wel onderfcheiding maaken, tusfchen goed en kwaad , maar het is te zwak om ons te bevrijden, voor de medefleepende aanrandingen van 't kwaad; daarom is het noodzaaklijk , dat het vernuft, zig paare , met zeekere verkreegene kuudigheden, die men oordeel, weetenlchappen enz. noemt, teneinde daardoor aan den mensch mede te deelen, die beginzelen waar naa hij zig in dit leeven, tot zijn eigen behoud , te fchikken heeft Dan , wanneer het 'er op aankoomt, om ook den mensch te vrijwaren , voor de bekoorlijkheid van zeekere fchoonfehijnende , maar verderflijke zaaken , en om kort te gaan, voorden maal-  30 HET GEsIeEPEN VERSTAND. inaalftroom der verleidende wereld , dan nog weegen deeze verkreegene kundigheden te ligt, en dus moet 't gebrekkige van dezelve vervuld worden , door de ervarenis s of de oudervinding, zonder welke geen wijsheid of verftand beftaan kan. Waaruit wij dan dit gevolg trekken : dat vernuft zonder verftand, en verftand zonder ondervinding , loutere ijdelheden zijn , even zoo als de theorie zonder practijck eene herfenfchim kan genaamd worden. Ieder mensch, behoort zig dan, naar maate van de opwekking, die hij daartoe gevoelt, te beijveren, om eene juiste ondervinding, van de zaaken en omftandigheden , die hem ontmoeten , te bekoomen ; want dit zal hem tot zijn voordeel doen werken, en de voorbeelden van anderen zuilen hem aanfpooren , om de door hem verkreegen ondervinding te verrijken , met de kennis, om die ter bevordering van zij. nen welvaart te leeren gebruiken. Het is natuurlijk , 't is onbetwistbaar , dat 't vernuftmet de verbeeldingskragt gepaard, den geest vormt: maar wat is een geest, zonder ervarenis ? immers niet anders dan een ledig vat, het welk, als men 'er op klopt, een verward gebrom  HET GESLEEP EN VERSTAND. brom uitflaat. Een weezen , dat nergens toe gefchikt is, dan om de gezellchappen , waar in het verkeert, van verdriet te doen geeuwen. Wat heb ik ook, aan een franje geest, die het gezelfchap doed lachen en vrolijke luimea bijzet ; maar die , wanneer men hem dikwils hoort het ongeluk heeft van lastig te worden! wijl hij eene grondige, ervarenis , en de daar uit voortvloeiende weezenlijkheid van 't verftand ontbeert ? — hij doet de maat- fchappij geen' dienst, hij kan geen'tegenfpoed bevegten, anders dan door losheid: als hij dood is , vergeeten hem zijne vrienden , en die gewoon waren, zijne fatires, raak of niet raak, te hooren , zeggen helaas! niets, dan: hij deed tns lachen, hij was klugtig r enz: Maar 'er kan in 'tbeftaan van den mensch, iets weezentlijker dan zulk een geest gevonden worden; dat is het gelleepen verftand, 't welk uitde vereeniging van een verfijnd vernuft en de ervarenis gebooren wordt. Zodanig een, kandoor dekennis der onderfcheideu zaaken, die hij verkreegen heeft , zijne omftandigheden tot zijnen roem , met wijsheid bellieren ; hij kan goeden raad aan anderen bijzetten, en door de vrugt- baar-  §2 HET GESÜEEPEN VnnSTANDi1 baarheid van zijn verftand zig teegen alles wapenen ; het eenigfte dat hem te wagten ftaat, is de vertroostende nijd der weetnieten , en 't geblaf der boosaartigheid van 't gemeen. Hij heeft medelijden met beiden, want hij kent hunne onbefehaafdheidê Men zal nog te meer van deeze waarheid Overtuigd worden , zoo draa men malherbe (V) en andere fraaje geesten van armoede, die zij echter niet verdienden, ziet verfmagten; terwijl zij die door hun weleer vervrolijkt waren, onmeedogend op hen fchimpten. En wan neer men dan bij dit voorbeeld, eenen malton (f) vergelijkt, en hem, door zijn geflee- pen CO Een Fransch hekeldigter , bijzonder bekend, door zyn graffchrift op den Kardinaal armand du r-LESsis, gezegt, richelieu; ly leefde onder de Regeering van lödEwys den XIII. (f) john milton een grout phüofooph, en eefi waardig man , bekleedde eene Staats - bedien:ng bij cr om wel, en was een geflaagen vyand der Loyalisten ; hier van gaf hij bewijzen , toen c a r e l de II weder in Engeland kwam, hij verliet het hof, betftik een landgocdje , wierd blind, maar hij bukte nooit voor de grooten , hij veraehtte hunne gu..ssen, e» hunne wraak 1  HET GESLEEP EN VERSTAND. {jj pen verftand onderfteund, in de Staatsomwentelingen ten zijnen nadeele, in zijnen veragten ftaat en in zijne blindheid, het hoofd moedig ziet opbeuren , zijne vrijheid ziet handhaven, en zijne gioote vervolgers, toen meer dan ooit, door zijne pen ziet kastijden , dan kan men dit gefleepen verftand eerst recht bewonderenswaardig noemen: Koomen wij nu tot de oplosfing van de tweede vrage, wat men, namelijk door een fraajen geest te Verdaan hebbe ? Wel eer noemde de verligte wereld een fraajen geest, zulk een', die door de leevendigheid van zijne verbeeldings kracht, en de doordringenheid zijns vernufts, of zijne verkeering aan anderen aangenaam en nuttig maakte, of zig , door zijne geestige Schriften, een naam verwierf. Zulk een was boileau onder de Franfchen , en vondel onder ons. Men zondere hunne dichtkunst uit, en befchouwe hen alleen, als Schrijvers tér verbeetering hunner landgenooten, en men zal de fcherpzinnigheid van hunnen geest, zien uitmunten. Maar, daar de dwaasheeden der menfcheu, van gedacht tot geflacht fchijnen voort te teelen , daar men de ongereimfte teegenftrijdigheeden, als zetreegels wil doen aanneemen; kan't C ons  34 HET GESLEEPEN VERSTAND. ons geenzins verbaazeu , dat men thans onder de zogenoemde bels efprits, pantheïsten, fpot. ters met den godsdienst, beleedigers der deugd, en verguizers der zeedigheid wil doen doorgaan; ja, dat men weezens, bij ons petits maitres, en elders bevallige vlinders genoemd, vind, die ons opdringen willen te gelooven, dat zi]fraaje geesten zijn; hunne gebaarden, hunne lichaampjens, en hunne zieltjens dragen 't kenmerk deiverbastering ;en 't is aan hen, dat men de noodzakelijkheid meent te befpeuren, dat de wereld van gedaante verandere. Een weezenlijke fraaje geest, is hetichoonfle konstftuk der Natuur, en een fchepzel, dat zoo zeldzaam op dit halfrond verfchijnt, als een boer die belangeloos, en een Regent die voor de douceurs der Regeering, onverfchillig is./ copernicus mogt de astrologie door zijne navorfchingen verheerlijken. Venetien inooge roemen op den burger , die het kompas ontdekte ; koster bewierookt worden door de gantfche wereld en alle hunne ontdekkingen, alle hunne nuttige gewaarwordingen , halen niets bij huibert correlisz. poot, den zoetvloeiendlten dichter, die Neerland ooit gehad heeft, want de natuur vormde • 3 hem  ü E T GES LEEPEN VERSTAND. 3^ hem , en fchiep agter de ploeg den vindingrijkflcn, den fraaiften geest; ach, waare poot bij de eenvoudigheid gebleeven! . en hij nooit met homerus en virgilius bekend geweest; dan zou de gedwongenheid niet naderhand zijne veerfen, en de vleierij nimmer zijne lippen bezoedeld hebben. De fraaje geest, indien hij al de eigenfchap pen die daar toe vereischt worden, en die ge-, heel iets anders zijn, dan de denkbeelden, welke 't gemeen 'er van vormt, bezit, verlicht de wereld en deelt aan 't menschdom al die aandoenlijkheid meede, die deszelfs waarde verhoogt» deszelfs begrippen verfijnt ? en. den grondflag legt, tot zoo 'veele grootfche en edelmoedige ond erneemingen. Ik 'zoek de gunst van zulk een fraajen geest, zijne gefprekken , en < zijnen omgang , doen mij die geneugtëns ' fmaaken, welke de voortbrengfels eener epicuristifche verbeelding ver overtreffen; zijne ervarenis en verftand onderwijzen mij meer dan de'beste zedenkundige lesfen, zijn onderhoud, wel verre van droog te zijn , is ernftig,zedig en naiv'; ja;: 't is in zijnen boezem , dat de vriendfchap blaakt , en de zuiverfte liefde beantwoord aan de godlijke inftellingen der natuur. C 2 VREUG*  VREUGDE en DROEFHEID, EENE GESCHIEDENIS. J_V.lkon was pas met amelia gehuwd, toen ik hem bezogt! „ Ach Vriend" zeide hij, „ wat is mijn lot benijdenswaardig , ik „ bezit eene beminlijke, zagtgeaarte en deugd„ zaame vrouw! met haar zal ik den tegen„ fpoed, de dood en de Eeuwigheid bravee- „ ren kunnen. Ik verwonderde mij , niet over deeze , door de dronkenfchap eener losbandige liefde , gewettigde verrukking; ik fchonk hem mijnen zeegen; maar helaas! toen ik weg ging, vond ik mij genoodzaakt te zugten : —— een voorgevoel, dat dikwils akeliger is , dan de gebeurenis waar voor men vreest, beklemde mijn hart, terwijl de reeden , die gedugte vijandin der menschlijke zwakheeden , mij deed zeggen : „ ik wensch„ te dat kleon zo gelukkig konde blijven, „ als hij meent te zijn ! hij ftaat het tijdftip „ te beleeven , een tijdftip dat niet te veron„ agtzaamen is , een tijdftip waarin deeze hee- » vige  VREUGDE EN DROEFHEID, ENZ. 37 „ vige liefde , of in koelzinnigheid , of in „ waare en warme vriendfchap zal verkeeren! ,, Liefde toch is eene van die fchromelijke , „ maar aangenaame hartstogten , die het ligtst tot uiterften overflaan; gaave de Hemel dat mijne jonge vriend dit bij tijds moge „ inzien!" Het leed niet zeer lang, of kleon kwam mij met een bezoek vereeren ; gemelijkheid , norschheid en droefgeestigheid verwden zijn anderszins zoo helder en fchoon gelaat ; hij wierp zig mistroostig op eenen ftoel needer, en zeide: ,, Ziet nu uwen vriend in de armen ,, der wanhoop overgeleeverd , mijne vrouw, „ deeze anders zoo bekoorlijke gezellin „ mijns leevens, doorloopt thans de Schouw„ burgen, de,Opera's, de danspartijen, en „ alle de plaatzen, daar de deugd vernield en „ de onfchuld vermoord; wordt;" waarom gaat gij nietmeede kleon? — „Ik meede gaan ? Ik? neen Vriend! dan waren in eens alle de ,, nog overig zijnde zaaden van liefde ver„ flikt'.; dan mogt ik beeven!"— brengt haar met zagtheid de ongerijmtheid van deezen wandel onder het oog, kleon! „ dat baat „ niet, ben ik niet jong en ben ik aan u, C 3 » ge-  38 VREUGDE EN DROEFHEID, „ getrouwd , om mij in dit buis, dat akelig „ verblijf der eenzelvigheid te begraven ? zegt „ zij. En noch dreigementen , noch reede„ nen , hebben iets ter haarer verbeetering kunnen toebrengen, en ik fmelt weg van „ verdriet." —hoor eens kleon kent gij uwe vrouw? „wat vraag! Ja ik ken haar: als lief„ hebfter van de pracht, vereerdfter van de „ weelde , is geen vermogen ter wereld in „ ftaat , om aan haare begeertens, en geene „ liefde groot genoeg , om aan haare coqueU „ terie te voldoen gij moet uw gezag handhaven, de coquetten kan men zoowel'tot ondergefchikten, als tot meesteresfen vormen; fchik voortaan niets meer in, houd op te verzoeken , en vangt aan te beveelen ; zeedige vrouwen moeten in de gareelen. der liefde , maar de Coquetten moeten in die der geftrengheid draaven; zij zijn doof voor de reeden , maar beeven voor 't gezag , de gevoeligheid is haar niet oneigen , en deeze moet' men treffen , om haar te doen gehoorzaamen. kleon beloofde mij dit te zullen doen ; hij deed 't ook : maar amelia , ziende dat haare macht • begon gefnuikt te worden, nam de list te baati dan eens vleide zij , en dan eens was zij ziek: in het laatfte geval deed kleon al wat liefde en  EENE GESCHIEDENIS. 39 en meedogenheid, van hem konden vorderen; eindelijk tragtte zij hem te beweegen , om haar de vermaaken, die hij haar benoovnen had , weder te geeven. kleon verbaasd over de hardnekkigheid van zijne vrouw, antwoordde haar altijd: „ Mijn waarde amelia, er „ zijn vermaaken die het vergenoegen aan„ bren >en , in deeze zal ik met u deelen ; „ maar fpoorloosheeden , te dikwils hervat , „ (trekken tot ons bederf, tot bederf onzer „ gezondheid en huisgezin: het is mijn plicht,, „ om u, in die jaaren waar in gij u aan mijn „ lot verbonden hebt , in die jaaren, waarin „ de bloeiendfte bevalligheeden de wereld „ tot verleiding aanlokken, te gewennen aan „ die geftrenge maar aangenaame beezigheeden „ des huwelijks, waar toe gij u voor een' al,, weetenden God verbonden hebt:" dus wist kleon op eene voorzigtige wijze te beveelen zonder hardheid , en te leeren zonder meesteragtig te zijn ; zijn voornaam doel¬ wit was, de gevoeligheid van amelia's hart, dat, met alle zijne zwakheeden , zeer oprecht was, te treffen; dan helaas! zijne geliefde weederhelft beantwoordde geenfints aan zijuarfvenfchen, alle zijne vermaaniugen noemde zij onderdrukkingen, en alle zijne betuigingen van de C 4 har-  40 VREUGDE EN DROEFHEID, hartelijkfte liefde waren in haare verblinde oogen zagte banden , waar meede men haar voor altijd zogt te kluisteren ,• haar geweeten echter befchuldigde haar nu en dan, enmisfchien zoude am el ia al vroeger aan de infpraak van het zelve gehoor gegceven hebben, indien niet zeekere jonge heeren«wier brein van enkel bon ton bedwelmd is, haar in de luidrugtige vergaderingen der dwaasheid gemist hadden: onder deeze bevond er zig één , genaamd me lcour, die hoewel met alle de bevalligheeden van narcissus gewapend , niettemin een boosaartig en listig hart omdroeg. Op zeeker Concert had hem amelia's Hem doch voornamenlijk haare fchoonheid betooverd, en, van dit oogenblik af aan , zwoer hij den ondergang van haare kuischheid. — Het was in alle de Schouwburgen dat hij haar volgde , en door duizend laagheeden verkreeg hij eindelijk 't voorrecht om zig den vriend van sme- lia te mogen noemen; hij verwonderde en ontruste zig over haare afweezenheid , het is zeeker (zeide hij bij zig zelfs) , dat die drooge zwartgallige kleon , dit fchoone voorwerp, V welk der beau monde moest toegewijd zijn , onder den fcepter zijner Stoicijnfche liefde doed bukken ; hij kent geen'' /maak , en ZSQ  EENE GESCHIEDENIS. 41 ioo hij er een"1 heeft, het is die des petits bourgeois ik zal , ik moet dit ravisfant fujet in mijne magt hebben , of ik zal het leevensücht van hem , die het verdrukt, uitdooven, Met dit onmenschlijk opzet, fpande hij alle kragten aan , om am el ia in 't afzijn van haaren man te kunnen naderen ; hij doorkruiste alle de openbaare wandelweegen , hij fpaarde zelfs geen geld , om de getrouwheid van kleons bedienden omtezadelen , doch alles te vergeefs: en hij wanhoopte bijna aan den uitflag zijner verfoeilijke onderneeming , toen hem eene list inviel. Er woonde eeven buiten de ftad een oud wijf [mi; linde genaamd, wier zwarte ziel tot alle euveldaden in ftaat was; men had haar flegts goud te laten zien ,en dan was zij bereid tot de gevaarlijklte onderneeming ; met haar beraamde me lcour e.n ontwerp , het welk den grond fcheen te leggen tot de vernieling van een weleer gelukkig huisgezin, melinde moest zig als eene koopvrouw in kanten vermommen , en als zodanig ingang bij amelia zoeken te krijgen. Een noodlot waarvan wij ftervelingen noch het beginzel , noch de eindpaalen kunnen opfpeuren, deed de omltandigheeden zoodanig zaamenloopen , dat melinde door C 5- haare  42 'VREUGDE EN DROEFHEID, haare vleijende tong , bij amelia de gunst verwierf, om haar nu en dan te mogen koomen bezoeken; Ach!,, zeide amelia, dee,, ze goede oude vrouw fpreekt troostreedenen , die mijn hart opbeuren ; zij heeft ,, verftand , en 't zou te beklagen zijn , dat „ men in eene laage ftulp geene voorwerpen „ ons vertrouwen waardig zoude kunnen „ vinden ;" Van lieverleede kreeg eindelijk de oude zoo veel Vermoogen , op den geest en 't hart van amelia, dat zij meende haaren last nu veilig te kunnen volvoeren. ,, Me„ vrouw" zeide zij ,, ik weet hoe uwe bevallig„ heeden , hier in deezen heimelijken kerker „ begraven worden; ik weet , de onderdruk„ king die gij te lijden hebt; en ik weet , „ dat er geen middel is , om u uit deeze (la„ vernij te redden ; ik ben bedugt dat gij er „ onder bezwijken zult; Onophoudelijk ben „ ik op uwe verlosfing bedagt geweest, en „ ik heb ten dien einde dikwils met een mij„ ner vrienden melcour genaamd geraad„ pleegt, hij is een alleraandoenlijkst, aller„ eerlijkst Man; hij fcheen u te kennen , „ hij was bewogen met uw lot, en heeft mij „ belast u dit briefje ter hand te ftellen." amelia bedagt zig een weinig, en zeide, mel- I  EENE GESCHIEDENIS. 43 „ me l cour, Ja ik ken hem, zijne zoetvloeien„ de woorden, zijne gedienftigheden hebben „ mij bewogen om hem als een' vriend aan te „ merken; " dit gezegde was genoeg voor de ,, oude, zij verhaaste haar vertrek, en liet amelia alleen, bij den afgrond, dien men voor haar geopend had. Deeze toen rampzalige Vrouw, was zoo vol van de denkbeelden haarer gewaande verdrukking , dat zij de eer fcheen vergeeten te hebben: zij opende het briefje en las de volgende verfoeilijke woorden: Mijne waarde vriendin! Melinde, eene goede oude floof, aal „ de brengfter deezes zijn. zedert „ lang heb ik u gezogt, nergends vond „ ik u, mijn hart was vreeslijk bekneld, „ en ik wierd ongerust over het lot dat u „ bejegend was: alle de vertooningen van de beste toneelfpeelen, de heerlijkfte Con„ ferten, enfin alles, was voor mij een „ voorwerp van mistroostigheid: ik ftelde „ alle middelen in het werk om eenig na„ richt van u te bekomen, doch te ver,. geefs;  44 VREUGDE EN DROEFHEID, „ geefs ,• eindelijk rerhaalde mij melin. „de uw beklaaglijk lot; Hemel' hoe ver„ baasd was ik, toen ik hoorde , dat zo „ veele bekoorlijkheeden als gij bezit thans „ volmaakt onderjukt zijn, door de wille„ keureenes aangehuwden dwingelands , ont„ trek u aan de banden, die de natuur ge„ weid aandoen, vertrouw u aan een' vriend , „ aan mij; ontvlugt dat aakelig oord, alwaar „ niets dan fomberheid, niets dan ellendige be„ grippen van zoogenoemde zedigheid u „ gekerkerd houden, en wreek u dus door ,, eene grootmoedigheid zonder voorbeeld, „ op de laage machinatien van uwen beul! — „ Ik zal uwe pogingen onderfteunen door „ list en geweld, en bedien u daarom van mij, „ die ondervind' dat hij is, dierbare amelia! Uwe tederbeminnende „ MELCOUR. Bij het leezen van deeze gedrogtlijke woorden, begon amelia te fidderen haare oogen, anders zoo kwijnende en liefde ademende, fchoot.en vlammende ltraalen uit, op den naam van den verrader, haare wangen gloeiden , haare lippen beefden, en haaren boezem zwoegde: eene afgrijsfelijke woede bezielde haar in eeas met al de  EENE GESCHIEDENIS. 45 de grootmoedigheid van lucretia, waarop Rome boogde; haar hart, dat voor geene misdaad vatbaar was, wilde zij liever doorboord, dan haare eer bevlekt zien; duizende verontwaardigende en billijke vloeken teegen melcour ontglipten haaren fchoonen mond; en zij verfpilde , in deze vlammende boosheid, alle de krachten , die de natuur aan de vrouwen ter haarer befcherming gegeeven heeft,- kragten, die het geloof te booven gaan, en die zomtijds verfchriklijker zijn , dan de knods van hercules! Zij wierp den brief met afgrijzen weg, en viel onmagtig op een rustbed needer; even gelijk, na eenen heevigen ftorm , de loeiende winden in hunne hooien te rugge keeren; even gelijk de natuur , na eene aanhoudende werkzaamheid , des winter zig tot flaapen fchijnt te neigen ; alzo bedaard en kalm was amelia, toen haare levendige hartstogten afgefloofd naar ftilte en rust hijgden: de reeden, oplettend bij alle de beweegingen van deeze zijne vijanden, had hen laten uitraazen, en zeegevierde eindelijk over hunne vermoeidheid, amelia kwam tot inkeer , „ ach arme , dierbaare „ beminnenswaardige kleon! " (zeide zij) „ was hec  4.6 VREUGDE EN DROEFHEID, „ het dan daarom dat ik uwe heilzaams „ lesfen verfmaadde, om mij des te veiliger te laten bedriegen ? zijn dit de vrienden die ons ,, beklagen, zijn dit de menfchenvrienden die , ons vertroosten moeten! helaas! heb dank , grootmagtig Opperweezen voor uwen tijdigen ,, bijftand , want zonder denzelven , had men „ mijne zwakheid misbruikt ; kleon! waarde „ kleon gij hebt mij de waereld met zagt- zinnige trekken afgemaald, maarzij is haatlijk „ in mijne oogen geworden! — Vleierij en „ bewondering zijn de laage middelen die „ de bedorven mannen gebruiken , tot de „ overweldiging eener deügdzaame Vrouw: — „ mijne driften zijn bedaard ik verfoei, derf „ booswigt die mij belaaagt ,ik veragt de flavin „ zijner gruwelen ,en ikbeklaag de wereldals de „ fchool der misdaaden ; J ik zal hem- ge- „ voelig toonen, dat ik geene zwakke ame„ lia , maar eene deügdzaame Vrouw ben; „ mijne wraak over hem zal kleon in al zijne „ eer heritellen , en hem in de diepfte fchan„ de dompelen! Het befluit wierd genoomen , en men zag amelia over alle haare zwakheeden zegepralen, i melinde kwam naar gewoonte  EENE GESCHIEDENIS. 47 te, en vroeg of zij 't briefje geleezen had ? „ Ja" zeide amelia, „ ik heb 't geleezen; gaa, zeg ,, hem dat hij heden avond bij mij kome ten „ tienuuren, en gij melinde zult mij ver- „ maak doen, indien gij hem vergezeld. melinde vertrok huppelende van blijdfchap; m e l c 0 u r hoorde haare boodfehap , en was verrukt van vreugde. Amelia daar en tegen verzogt kleon, dat hij des avonds om tien uuren, in de groote kamer wilde komen, en zig agter de deur van haar Kabinetje verbergen, tot dar. zij hem daar van daan zoude roepen, kleon was verwonderd over dezen zonderlingen voorflag, en 'dagt dat men met hem eenen fcherts wilde aanvangen; evenwel daar hij zig eene wet gefield had, om de zwakheden zijner vrouw zo veel mogelijk te gemoet te komen, Giiderwierp hij zig 'aan dit haar verzoek. De tijd genaakte, amelia hoorde de klok tien uuren flaan , kleon wierd geroepen: toen hij in de kamer trad, ontroerde hij op 't zien van twee groote geladene pistoolen , eene flaauwe lamp op 't midden van de tafel, aan welker einde een Bijbel lag, op denwelken twee doodshoofden fionden; amelia van ijver bla-  48 VREUGDE EN DROEFHEID, blakende, zat in een hoek van 't vertrek ; toen zij kleon zag inkomen, liep zij hem te gemoet, omarmde hem, en zeide:,, lieve k lej, on! bedwing uwe ontroering! Ik verwacht „ volk; gij zult over de volvoering van mijn „ ontwerp u verblijden! • voldoe flegts „ aan mijn verzoek, en gaa in mijn kabinetje!'* kleon ten uiterften bedugt voor een wanhopende onderneeming, maar nog meer nieuwsgierig naar de ontwikkeling van 't geval, dat te gebeuren ftond, voldeed aan haar verlangenEr wierd gefcheld, men kwam melcour en melinde aandienen; „ dat zij binnen ko„ men'' riep amelia; naauwlijks waren zij beiden in de duistere kamer gekomen, of a m elia floot de deur op 't nachtflot. melcoub dronken van liefde wilde haar omarmen ; maar zij ftiet hem weg, en zeide met eene gelatene, maar voor den booswigt treffende item! „ zagt „ mijn Heer! wilt gij reeds 't flagtoffer bin„ den, waar toe gij uw zwaard gefchikt had ? „ hebt eerst een weinig geduld; zie hier uwen ,, brief, het bewijs van de fnoodheid uweskarak» „ ters, dat ik verfoei; ik zal mij verwaardigen ,, hem noch eens te leezen" toen las zij den brief, fcheurde hem vervolgens aan Hukken,  EENE GESCHIEDENIS. 4 en 't fulfer van G«- j, mor ha! » Gij hebt aan mijnen eisch voldaan , zeide amelia „ vertrek nu uit mijn gezigt, en koom nooit weder ia mijne tegenwoordig„ heid, voor dat uw gedrag verheeven is boven „ alle verdenkingen! ———En gij! melinde „ zijt in eenen ftand geboren, waarop de we„ reld het minst haare oogen vestigt, gij hebt „ flegts mijne verachting verdiend, en gij zijt s, genoeg geftraft, door in uwen ouderdom „ in het flof der laagheid te moeten kruipen; „ bedenk dat de dood gereed is u in de eeu„ wigheid mede te fleepen, bedeed uwe wei„ nige oogenblikken nog tot het betreuren f, uwer boosheid, leer daar voor gruwen, „ en fchuw mijn gezelfchap, waar aan gij ramp- „ zaligheid zoud bijzetten. Het oude wijf vertrok, en ging fcheldende de deur uit. ■ Mei,cour in't binnende getroffen, en het .hart van wroegingen verfcheurd, wierd ziek, •n het was op dit ziekbed, dat hij een inzien D a van  Ji VREUGDE EN DROEFHEID, van zijne gruwelen kreeg, en herfteld zijnd* zijn leeven beterde, zodanig dat hij nog een voorbeeld van deugd geworden is: Kleon, die zijn vergenoegen over de verandering zijner waarlijk deügdzaame vrouw, niet konmaatigen, leeft nog met zijne ame li a, omringd van een talrijk ouderlievend kroost, In den gezegendften echt; geëerd van zijne vrienden , maar van de ondeugenden gehaat vervuld hij de plichten die God, de natuur en het Vaderland van hem vorderen. Indien ik kleon over zijne omftandigheden onderhoude, antwoord hij: Ik heb geleerd, dat het bedrieglijk en ij del is, zig te vermaaken Tnet de vreugd; en dat het dwaas is, zig te bekommeren over de tegenfpoeden, die wij denken , in het toekomende te zullen ondergaan, - Daar is iets in de betooning van vreugde, dat ten hoogften te mistrouwen is: alle de bedrieglijkheid der verrukkingen, het valfche bekoorlijke der gewaarwordingen, en het konftige der verbeeldingskracht, ijveren als om flrijd, om ©ns dronken van onbezonnenheid, of zorgeloos voor de gevolgen eenerzaak te maken. Wan-  EENE GESCHIEDENIS. 53 Wanneer de vreugde door eene bedaarde overweging, en door gevoelens van dankbaarheid voor den Almagtigen, wijsfelijk getemperd word, dan is zij de balfem eener hijgende ziel. Maar; indien de vreugde zig in alle haare dartelheid onbekommerd voordoet, dan is zij bij niets anders te vergelijken, als bij waterverw, die tegen den minften regen niet- beftand is. ; Want de ondervinding leert, dat menfehen die gewoon zijn, zig op eene buitenlpoorige wijze aan de vreugde overteleeveren, geheel neêrgeflagen zijn bij den miniten tegenipoed dien zij ontmoeten. Eene vreugde die onbetoomd is, loopt ge« vaar onr te vallen in de kuilen, die de. dartelheid en ongebondenheid voor haar gegraaven hebben. Ontijdige bekommering daarentegen, vervoerd ons tot murmureeren tegen hem, die alles met ondoorgrondlijke wijsheid befliert. — Zij is het, die den menfch, meer dan hij zelfs weet vernederd; zij is het, die de reeden , dat kostlijk onderpand, der Godheid, zoekt te onderdrukken ; zij is het, die de ziel bedroefd, hes brein beroerd, en de bette D s a!'  £4 VREUGDE EN DROEFHEID, aller fchatten, de gezondheid naamenlijk, o& dermijnd, Er is een middelweg, tusfchen vreugde en droefheid gejeegen, welken ons de verftandw gen aanprijzen, en die men 't vergenoegen noemt; het is d'achtbaare, ernsthaftige, maar tevens de minnelijke en koesterende zuster van het waar geluk. Wech dan met de fpoorloosheid der vreugde en de dwaasheid eener ontijdige bekommering; 't zijn niet anders, danopgefmukte verleidfters, die ons van den rechten weg afleiden, en op kromme paaden heenen voeren, paaden die tot pos verderf uitloopen, .......„■ Veelen , die door overmaat van lijden tot uiterften overgaan, vooronderftellen, dat zij tot ongelukken,als 't ware,gebooren zijn; anderen wederom, die nog niet ervaaren zijn in den Zame/nloop der wereldlijke gebeurenisfen , zeggen, dat zij ongelukkig zijn, wijl hunne onfchuldige wenfchen, dikwils in plaagen verkeeren" beiden beleedigen de Godheid: want als menfch moet ik bedenken, 't volheerlijk werktuig eener nooit rustende] almagt te zijn; die fchep-  EENE GESCHIEDENIS. SS fcheppende almagt, heef: ons niet voortgebragt, om voorwerpen vaa rampfpoed te weezen. > neen: daartoe is zij te barmhartig, endemcnfch met al te rijke vermogens begiftigd: • niets is gefchapen, dan tot een zeker van God voorbedoeld einde, en welk ander einde, kan een genadig weldoend God met den menfch voorhebben, dan hem volmaakter en gelukkiger te maaken? 'Er zijn wel is waar zeekere voorvallen, die zommigen oppervlakkig zouden kunnen doen oordeelen, dat God ons tot zekere rampen had voorbeftemd, doch dit is even zoo ongerijmd , als te vooronderftellen dat wij in 't water fpringende, door de voorzienigheid daar toe waren veroordeeld. Er zijn evenwel, hoor ik zeggen, gebeurenisfen in de natuur en de regeering der wereld, die ons voorshands toefchijnen ons bederf te zullen berokkenen: dan hier op antvvoorde, ik: dat het Opperweezen, den dwaazen en onberaden fterveling, door zijn eigen onverftand, tegenfpoeden doet ondergaan, niet om hem, onder 't juk derzelven te doen bezwijken: maar, deels, om hem voor zijnen euvelmoed te ftraffen, deels, om hem bedagtzaamer en dus gelukkiger te maaken. DerD + hal-  50 VREUGDE EN DROEFHEID halven hebben wij, in fteede van ons over den tegenfpoed te beklaagen, altijd en wel voor* naamlijk, wanneer wij op deszelfs heilzaame gevolgen letten, millioenen redenen tot onophoudelijke dankbaarheid aan God wiens daaden wij moeten aanmerken , als gewoogen in de weegfchaal der Regtvaardigheid, en gelou. terd in de fmeltkroes eener; onnafpeurlijke alwijze voorzienigheid; alle ontmoetingen die ons bejegenen, en alle zaaken die ons overkomen , zijn afgemeeten met den maatilok des opperflen Rechtersten 't is onze taak, den weg der deugd te bewandelen, om ons zeiven te bevrijden van de fchadelijke gevolgen der ondeugd, HET  HET OPPERWEE ZEN. Onder alle de voorwerpen , die met het menschdom in verband liaan , is er een, die hec meest tot deszelfs heil, geluk en zaligheid gefchikt fchijnt, en ook waarlijk is, naamelijk dat opperfte Weezen , het welk men God noemt; God, die de hemelen gezolderd heeft , die alles wat ons omringt uit den Chaos heeft voortgebragt en de natuur onderworpen , aan zeekere behoeftigheeden , waar in zij zelve niet kan voorzien , en dus genoodzaakt is , die met eene eerbiedige houding ,* van den vormer haares oirfprongs te verwagten en te ontfan- gen ; en even dit fchijnbaar gebrek is het, dat ons de volmaaktheid der fchepping doed kennen. Immers is er geen grooter konst, geen konst , die meer boven alle menschlijke verbeelding verheeven is , dan dat een Werktuigmeester, aan zijn gewrocht, meededeele eeD 5 nen  58 HET OPPERWEEZEN. nen zeekeren Sijmpathetifchen trek naar hem die den maaier is , en zig aan zijn ftuk als onontbeerlijk wil doen befchoiiwen. Er is geene verheevener noch nuttiger befpiegeling, dan zig een zamenmengfel yan verwarring j ongeregeldheid, en woelende werkeloosheid , waarin zig de ftoffen voor de fchepping bevonden , te verbeelden , en hoe de eeuwige bezieler der natuur boven deeze ftoffen in heerlyke pracht, omgord met donderen , zweefde , terwijl zijne Almacht alles volmaakte en overal licht verfpreidde, daar voorheen niets dan nacht geweest was. ■ Dit denkbeeld , het welk zelfs voor den enkelen natuurbefchouwer alle moogelijkheid heeft, en het welk de gedagten , als of iets zig zeiven fcheppen konde, roerloos neederveld , trof socrates en cicero dermaaten , dat zij openlijk leerden en bekennen moesten , dat er een Weezen was, hooger dan alle andere weezens , die uit het zelve waren voortgevloeid. — De oorzaaken waarom , het Opperweezen zig  HET OPPERWEEZEN. 59 zig aan het menschdom heeft bekend gemaakt, zijn verfcheiden; maar ik acht deeze de voornaamfte te zijn: dat, aangezien ;de Schepper zoo wel als de fchepping, voor 's menfchen geluk onontbeerelijk waren , eene nadere vereeniging volftrekt noodzakelijk was, wilden de lotgevallen der menschheid, die al voor de fchepping bij het Opperweezen bepaald waren, beantwoorden aau de volmaaktheid en verwonderlijkheid der fchepping: ook zoude de mensch, naar 't beeld [zijnes Maaken geformeerd en begaafd zijnde met wijduitgelirekteverllandeiijke vermogens, niet nagelaten hebben, na alvorens de volltrekte onmogelijkheid, om zig zelfs te hebben kunnen fcheppen, te hebben vastgefteld.', op te klimmen tot de verheeven gedagten van het beftaan van een ander weezen , magtiger dan hij; een weezen dat zoo zigtbaar , in de keurige verordening der natuur, te onderfcheiden was; en vervolgends moesten deeze gedagten hem aanleiding geeven , te onderzoeken waarom , en tot wat einde hij gefchapen was. Dit onderzoek zou hij onoploslijk gevonden hebben , en daar door in dezelve ondaadigheid gellort zijn als de dieren: maar de Almagtige, die niets te vergeefs heeft voortgebragt, en onder alle zijne bovennatuurlijke  CO HET OPPERWEEZEN. ïijke kunstftukken , den mensch als hes voornaamfte wilde doen befchouwen, vond goed , hem bij zijn aanweezen te gelijk inteprenten, die kennis, welke aan zijnen geest eene weldoende Godheid verteegenwoordigde , en waardoor hij in eens wierd aangefpoord tot die verheevene daadelij kheeden , die de ganfche Schepping orde en luister bijzetten. Het is door deeze ingefchapenheid , het is door de openbaring der Godlijke Schriften , en door de verkeering van het Opperweezen met zeekere in deugd uitgemunt hebbende mannen , dat ons de grootfte en de heilzaamfte van alle waarheeden , dat er een God is die de natuur regeerd , en alle fchepfelen weldoed, is ter hand gekoomen ; zonder deeze bewustheid zou de mensch tot den dierenftand verneederd , en de aarde , die thans haaren weeligen boezem ontfluit , zou woest en onbebouwd geweest zijn. Het valt den Naturalist gemaklijk zijne Hellingen voortedraagen , maar het is hem volftrekt ondoenlijk te bewijzen , dat de natuur magtig genoeg is , om zonder eenige regeering, enkel door haar zei. ve te werken , en de voorwerpen die zig in haaren fchoot bevinden , telkens bij geregelde af.  HET OPPERWEEZEN. <5l afwisfelingen , op geregelde tijden , het uitmuntende , het fchoone) Bij voorbeeld het Bock van Job, dat volgen» Michafus niet eene waare gefchiedenis , maar een leerzaam verdigtzel is, daar van getuigd hij: Inleiding in de Boeken des Ouden Verbonds, i deel, I ftuk aldus: Ds diepe kundigheden van wijsgeerle en natuurlijke historie, die ik dotrgaands in dit beek vinde, e«z. zie pag, 159. § II. en pag. 130. §. II. Zeer opmerkelijk en Irtjlisfend is de groote kennis van de» fchrijver, a&n Afrikaanfche, inzonderheid Egyptifche zaeken, welke overal, niet alleen bij de naauwkeurige Ifefchrijv'ng van den crocodil en olijfant , maar coh elders doorjlraalt,. Men leeze hier over verder dat gesgte wsrk op pag. ia.^iso. enz. Sub. §, is, 13.  D E B IJ B E t. ' 89 vervolgingen , die de Christenen hebben moe. een ondergaan , noch de woedende Miauwen der barbaaren , noch de felle beftrijdingen des ongeloofs , noch de ondermijningen van geestdrijverij en bijgeloof, eenige nadeelen aan het beftaan des Bijbels, en nog veel minder eenige vermindering in zijn gezag en waarde kunnen te wèege brengen. « Integendeel de belofte van God is vervuld , en zal vervuld blijven, daar Hij zegt : Mijn woord zal bejïaan in eeuwigheid, Daarenbooven , zijn alle de Prophetien die in den Bijbel Haan grootendeels volbragr. Jerufalem waar voor de heidenen beefden , is omgekeerd. Jerufalem eertijds door Gods volk bewoond , is ook thans naar Gods woord , door woeste vijanden van hem die dit voor- fpelde , verheerd. Er zijn echter eenige voorzeggingen bijzonder in de Openbaringen van johannes, die nog in de ondoordringbaarheid van het toekeomende liggen opgeflooten , maar welker vervulling, na voorafgaande verfchriklijke gebeurenisfen, tijden van kalmte, voorfpoed en deugd zal aanbrengen ! Hemelfche vertroosting voor den waaren ChrisF 5 ten!  QO D E B IJ B E L. t n t - vertroosting , die ons bevestigd , dat de Bijbel uitmunt in verheevenheid, boven alle andere boeken , die de wereld door vooroordeel bezield, toejuicht. IMiemand die redenmagtig is, kan voor den Bijbel onverfchillig zijn; en echter worden er maar al te veel gevonden , die voor deszelfs heilzaamen invloed doodelijk onverfchillig zijn. Dit gebrek is zo algemeeu geworden , dat men hun , welke zig in gezelfchappen over dit heerlijk , dit godiijk Boek onderhouden , van onwellevendheid , ja zelfs van domheid befchuldigd en ondenusfchen hoord men ieder weldenkend Christen, als't ware, met verleegenheid vraagen, waar uit ontfpruit dit % wij antwoorden ; het ontftaat eensdeels, uit de verbastering der nationaale zeeden , uit de daar uit voortvloeiende onkunde en ongevoeligheid voor alle weezenlijke zaaken , en de daar mede gepaard gaande bedorvenheid van het menfchelijii verftand. Anderdeels is het ook te wijten , aan de jammerhartige plichtsbetrachting van veele hedendaagfche zogenaamde Godgeleerden , aan derzelv.r onbehendigheid , eu Pharifeeum gedrag. - Is  DE B Ij JJ E L, pi Is het niet betreurenswaardig , dat er Christenen zijn , die de rampzalige eeuwen Tan het bijgeloof, met bloedroode letteren in de jaarboeken der wereld zien geteekendftaan , en die voorgeeven, zoo een grooten prijs te Hellen, op de verkondiging van Gods woord ; nog even onaangedaan blijven , omtrent het groote en weezenlijke doel, daar ieder der ftervlingen op ftaaren moet, naamenlijk hoe hij de hem aangeboodene genade tot bekoming der zaligheid moe» aanneemen. Is het niet te verfoeien ; dat men Geestelijken, vind , (wie zal 't niet durven zeggen :) die aan het eigenbelang en de veinzerij zo zeer verflaafd zijn, als aan de heerschzugt en de vleierij , zaaken die eikander doorgaans behulpzaam zijn. Zij bannen den Paus uit , en zagen zig echter gaarne tot Paufen verheeven ! daar is einde¬ lijk in deezen zoo teederen (land al meede een verregaand verderf iugefloopen , het welk zijne zaadc-n langs hoe meer over Gods Kerk begint uit te fpreiden ,• een verderf het welk niet gefluit wordende , eene regelregte hervorming  02 DE B IJ B E t. ming , voor de hervormde Kerk zal noodig maaken Qk). Wat is toch , het gedrag van zommige Bijbeltolken van deezen tijd , anders dan ergerlijk en belachelijk ! eenigen gewapend met Scholastieke kenm'sfen , zintwisten over de woorden Genade en Rechtvaardigmaaking, zoo lang, tot dat al het mitaphifique van hun brein is uitgeput , latende aan bijzondere Leezers niet anders over , dan het befluït , het was onmogelvk hun te verstaan. Anderen wederom, niet twijfelende aan hunne zogenaamde heiligheid , prevelen ons zulke wanftallige denkbeelden van Gods verzoening, en de gentegdoenende gerechtigheid van Christus voor, dat wij hen raaden ; om nog wat Lesfen bij den Engelfchen Godgeleerden hervey, die (a) Geen Kerke zul over een andere Kerke; geen Dienaar des woords, geen Ouderling noch Diaken , zal de iin over den ander heerfchappije voeren, maar een iege~ lijk zal zich voor alle vermoeden en de aanlokkinge om te heerfehappen wachten. Eerde artijkel der Kerkvergadering te Embden gehouden 1571. men zie de ABen van deeze Sijnode gedrukt te Delft bij jan a k d r i e s Z in 't jaar 1612.  DE B IJ B E l. 93 die «ver deeze onderwerpen zoo onverbeeterlijk gefchreeven heeft, te gaan neemen, en daar uit te leeren, zoo zagtzinnig en nederig als aspasio , en zo geleerd als theron te worden. Inmiddels dat deeze zig vlijtig oelfenen, zal ik mij bepaalen tot het leezen en onderzoeken van den Godlijken Bijbel , waarvan de verborgenheeden , en de onverwelkbaare fchoonheid , nog eens volkomen geopenbaard zullen worden, en waar van den onfeiibaaren inhoud eindelijk eens, den grondflag van alle menfchelijke handelingen uitmaken AME.  AMERIKA. }? ea oppergezag door menfchen bediend, die hunnen-meester bedriegen; een Parlement waarin eenen onderneemende en voor het gefchrei der beledigde natuur ongevoeligen mensch, («) voorzat, en welks leeden voor iet grootde gedeelte zijne afhangelingen waren; eene belasting die ondraaglijk was, en die door het geweld der Mortieren wierd ingevorderd; het gefmeek der verdrukte mensen» lijkheid, en eindelijk de verplichting die men aan het Vaderland en het nagedacht verfchul. digd. is!—dit alles was het, dat de bewooners der dertien vereenigde provintien van het ander halfrond, de wapens deed opvatten, hun dandvastig deed drijden en eindelijk zeege-praalen! Een (f) Lord nosth; Een mensch, waar aan geen Engelschman zonder fchrik kan aeder ken; hij heeft alles in de v.-ar g«holpen, en put is Ueïig me& zijn Vaderland te redden.  AMERIKA. 9$ Een vorst van lieden omringd, die geen* andere grootheid kennen dan de pracht en da vleijerij , verfpiJd fchatten ; die de nijver, heid der onderdaanen moeten opbrengen, en waarvoor zij zelfs die. belooning niet eens genieten, dat men hun Rekening doed, waar hunne penningen gebleeven zijn! gij lieden moet fchattingen betalen wordt er gezegd, terwijl de geweeren der foldaateu kletteren , en de onderdaanen komen zig zidderend uitfchudden. Het grootfle recht derhalven , dat een volk bezitten kan, is, dat het geene belastingen dan met zijn' eigen goedkeuring opbrenge, tot behoud van het algemeene Vaderland, en geenfints tot het purper der vorlten en de fpeeltafels der grooten : dit onwaardeer¬ baar recht bezaaten de Amerikanen, en door zig daarin te handhaven hebben zij hunnen plicht betragt: Diezelfde parlementen die Amerika door hunne Generaals met bloed lieten verwen, wierden ook gedreeven door de rampzalige zugt «m s'volks vrijheid onder het gewicht van den troon  Amerika: troon te begraaven! én deeze onderneeming hing alleen maar af, van den uitflag des Amerikaanfchea oorlogs,- ■ Engeland heeft er zeker veel bij verlooren, maar ook veel gewonnen , want het heeft zijne Conftitutie bewaard, die anders aan een zeer groot gevaar was blootgeftekh Zoo lang de Engelfchen, hunne mede bur-* gers de Amerikaanen om ohderltand verzogten Waren deezen altijd gereed hun die in te willigen i maar! toen de Engelfchen ophielden te verzoeken, en aanvongen te bevelen, hielden de Amerikanen op te gehoorzaamen. Zoo is altijd den aart van vrije lieden, die geen ander juk kennen dan hun plicht: deezen plicht beftaat niet daar in, dat men zig even als de bewooners van Servien en andere ot« tomannifche Staaten, door roofzugtige basfas laat afkneevelen , neen , hij gebied ons, hunne woede perk te Hellen, en grootmoedig de wreedheden te tarten, waar mede zij ons dreigen. De Amerikaanen befchonwden, het, opbrengen der belastingen geenfints als iets, dat-zij aas  A rt e R i ie A. 97 'aan het moederland verfchuldigd waren ; zij merkten het aan als een recht, volgens het Welk, de algemeene weivaart aanfpraak kon inaken op één eevenredig deel hunner bezittingen. En indien de Èngelfcheii, met zulke Verheeven begrippen, hun voordeel hadden weeten te doen, Amerika was hun,en zij waren Ehgelfthen gebleeven» Ik heb de Noordatnerikadnfche volkplantingen voor de Engelfchen altijd zo voordeelig aangemerkt, als m e xi c o , p e r u en de verdere goud gewesten van het zuiden voor Spanje nuttig en onontbeerlijk zijn: dat Gottisch ge. ftigt, door Barbaaren overfixoomd, door da Geestlijkheid geplunderd , door de Dweepzugt van nijvre Moorert en werkzaame Jooden beroofd was eindelijk uitgeput en wanhoopend geivorden, toen Columbtis uit de nieuwe wereld, fchatten en leven kwam aanbrengen. — Het verwondert de wereld, dat Spanje, niet tegenftaande alle de fchatten van Panama ert Lima aangevoerd, nog niet rijker is als zommigen het waanen: dan deeze verwondering houd op, als men ca rel de vijfde en zijne opvolgers, moordenaaren en firoppen onder Cirtes en anderen ziet uitzenden om de vrijG heidS  98 A MER I K A. heid den hals te breeken, eerlijke mannen te ontzielen, en Haven en bandieten te fchep. pen. Neen: Engeland, had meer vrugt van haare Colomen; daar heerschte vrijheid, deugd en werkzaamheid; daar reezen de gelukzonnen voor ongelukkige maar kundige vreemdelingen; daar zat de koophandel op den troon , hoewel npg geblinddoekt; en het waaren de fchatten van Boston eu haar zusterlijke Iteeden, die Engelands trotschheid en deszelfs fondfen voor het grpotlle gedeelte ftaande hielden. ■ Zedert het verlies van Amerika, gaat Engeland nog meer onder den last zijner papieren gebukt, het hijgt weegens deszelfs zwaarte, en haar Wankelend credit houd het npg ftaande! men mooge de deurenen veng- fters op de quohieren brengen, men mooge de glaazen die de kamers verligten op de zogenoemde extraordinaire Staaten eene plaats verkenen ; het zal niets helpen indien de tijd aan Efigeland haare verliezen niet vergoed, lpdewijk de zestiende, heeft het eenen knak ge-  AMERIKA. 99 ,gegeeven, waarvan het zig bezwaarlijk zal kunnen herftellen. Indien de Engelfchen de heerfchende begrippen der Amerikaanen hadden ontzien, indien zij bij de zetregels hunner ingebeelde vrijheid gebleeven waren ,• dan zouden de Amerikaanen nimmer de wapens hebben opgevat. De Amerikaanen hadden het onbetwistbaar recht, zig te verzetten tegen de onwettige eifchen van het parlement. Immers wat voor reeden was er bij de hand , om de Amerikaanen te doen afgaan, van die gewoonten en gebruiken , waar in zij hun wezenlijk geluk fielden, en die geene krenking altoos aan het -Britsen gezag toebragteu? Dat Britsch gezag wel ver van in dezen wettig te zijn was een aangematigd en overheerfchend gezag ; in .plaats dat de Engelfchen zig zouden geluk wenfehen met de vrijheidlievende gevoelens der Amerikaanen, waaren zij deswegens agterdogtig, en naderhand wreed. —. De zorg, die de Engelfchen hadden aangewend tot den bloei der volkplantingen, .was reeds G 2 dub-  100 AMERIKA. dubbeld vergoed, door' de nijverheid der ingezetenen ; deeze wisten, wat groote onderfteuning zij aan Engeland toebragten, wat aanmerklijke krachten zij aan haare oorlogen bijzetten, en hadden dus het grootfie recht des werelds, om zig als een intregerend deel der Britfche heerfchappij aantemerken; als zodanig deeden zij de allerbillijkfte eisfchen,- voor eerst om haare afgevaardigden in het Britfche Parlement te zenden , doch te vergeefs; en vervolgens, om niet dan met hunne bewilliging te mogen worden gefchat; doch twaalf duizend Hesfen en andere van moordzugt blakende huurelingen, bragten de rampzalige antwoorden op deezen rechtvaardigen eisch mede. Ik noem deezen eisch rechtvaardig, wijl hij op het recht der natuur, en dat der reeden gegrond is. Van waar is dan het gezag, dat de Engelfchen zig aanmatigden , om dit recht door eene bill te onderdrukken; een bill die in den Jaare 1774 uitgevaardigd, de begrippen van het toen heerfchend ministerie ln het helderst dagligt ftelde, en een bil r. die regelrecht aanliep tegen den inhoud der plegtige ingevoerde acte van i66"8, waar bij • ■ ' het '<  AMERIKA. lor het recht om zig zelfs te moogen fchatten, aan ieder Engelschman toegekend , en door Koning willem naderhand bij zijne troonbeftijgihg onderteekend wierd. Men kan oordeelen van de verdrukking die de Amerikaanen van het zogenoemde Moederland wierd aangedaan, uit de beruchte bill die uit de asfche van zoo veel voorgaande in 1776 wierd opgedolven, waar bij de volkplantingen bevolen werd, de belastingen die men vorderden optebrengen , van het glas, het lood, bordpapier, gefchilderd papier, drogereijen, en de thee, waar van eene groote verzending uit Engeland naar Amerika gefchiedde. Dit alles gepaard, met het geweld der Engelfche Wapenen , wekte de Amerikaanen op ; en toen kon het niet anders zijn of dit volk, waaraan de verdraagzaamheid Eendragt, en de Vrijheid moed en fiandvastigheid infeherpten, moeft een befluit neemen , waarover Europa verbaasde en waar Yoor het ministerie lidderde! De Amerikaanen fchieten toe, hunne Vaderlandsliefde kent geen paaien meer, hun ontG 3 be:-rd  102 A M E R ï K A. beerd flegts een hoofd, dat door zijn be? leid hunnen moed fterkte kon bijzetten , en zij vinden het in den grooten Washington! Kinderen, Vrouwen, Grijzaards, alles, alles roept te wapen, te wapen Amerikaanen ! deeze Romeinfche heldenkreet davert door alle de gewesten, en weergalmt zelfs in de bosfchen der wilde Kanadanen. De Drukpers nu van alien angst ontheeven, doet zig du$ hooren! „ ,, „ De ftrenghedeu van het Britsch Parle„ „ „ ment tegen Boston moeten alle Amerikaan yc^Provintiendoenbeeven, geene andere „ „ „ keuze is hun over, dan tusfchen het „ „ „ zwaard en het vuur , de ijslijkheden „ „ van den dood, en het juk eener laag' 'ft f> hartige en flaaffche gehoorzaamheid: ' „ ziet daar dan eindelijk gebooren het » ,» tijdftip eener gewigtige omwentelihge „ „ waar van de uitkomst, het zij dan ge" " „ „ lukkig of heilloos, het meedelijden of „ „ de verwondering der nakomelingfchap »» voor altoos zal bepalen, „ „ „ Zullen wij vrij , of zuilen wij flaas, » ,> ven ziïn ? van de °PIosunS van dit Se" i- v i> wigtig vraagftuk zal voor het te- p „ genwoordige afhangen, het lot van drie  1 M E R I K A. I03 „ „ millioenen menfchen, en in het toe„ „ „ komende , het geluk of de ellende » m f> van hunne ontelbaare nakomelingfchap. „ „ ,, Ontwaakt dan, ó Amerikaanen ! nim„ „ „ mer hingen over het land, welk gij „ „ „ bewoond, zoo donkere wolken : men >t „ noemt u rebellen, om dat gij niet •> 5» ,. wilt belast worden , dan door uwe » » » eigen afgevaardigden: rechtvaardigt dee* >» » zen eisch door uwen moed, of ver•» 11 ,1 zegelt het verlies van denzelven met i> i) 1» uw eigen bloed, » " " Het is Seen tijd meer van raadplee>i i> 5, gen , wanneer de hand des onderdruk,, „ ,, kers onophoudelijk bezig is , met kee„ „ „ tens voor u te fmeedeu! Zou het ftil„ „ „ zwijgen eene misdaad, en de werkeloos„ „ ,, heid eene fchandvlekkende oneer zijn? „ „ „ De handhaving der voorrechten van ,, „ „ het Gemeenebest, ziet daar de hoog„ „ „ fte wet! De Iaaghartigftederflaaven zou „ „ „ hij zijn, welke, in het gevaar waarin n ,1 >, de vrijheid van Amerika zig bevind, >, „ „ niet alle zijne pogingen , ter handhaving „ j, „ van dezelve, zou aanwenden. " " " G 4 Zoo  104 a m e e. i k a; Zoo fpraken de Amerikanen : zoo hebbende Spartaanen gefprooken, maar zoo fpreekt, thans geen één volk ! —— Het was deeze taal die hun aanmoedigden , en waar van de Engelfchen de droevige ondervinding hadden. Gedreeven door de zugt om vrij te weezen „ wierden de burgers foldaaten , • Soldaten , die bij het lijk van hunnen Generaal warren tot elkander zeiden 3 „ „ „ Hij is niet geftorven , hij zal niet „ „ „ fterven,die voortreffelijke burger !.zijne „ „ „ nagedagtenis «al eeuwig in geheugenisfes „ „ „ zal eeuwig dierbaar zijn bij alle braave „ ,, ,, lieden , bij allen , welke hun Vaderland „ „ a zullen liefhebben : in den korten loop „ „ „ van drie- en dertig jaaren had hij ten „ ,, .,, toon • gefpreid , de bekwaamheeden van ,, „ een' Staatsman ,"de deugden van een' „ „ „ Raadsheer, de ziel van een' Held. „ „ „ Gij allen ! welke een zelfde belang „ „ „ bezield , naderd het bebloedde lijk yan „ „ „ warren. Befproeit met uwe traanen 5, „ zijne eerlijke wonden ; maar houd u „ „ „ niet te lang op bij dit ontzielde lichaam, ,, „ „ Keert weder na uwe wooningen , om „ „ ,>  AMERIKA. 105 „ „„ aldaar de euveldaad der dwinglandij te doen „ „ verfoeien ; dat op dit ijsfelijk fchouw„ „ ,, fpel de hairen uwer kinderen te berge „ „ „ rijzen , dat hunne oogen branden ; dat „ „ hunne voorhoofden een dreigend ver,, „ toon aanneemen ; dat hunne monden „ „ de verontwaardiging uitdrukken! Dan, ,, „ „ zult gij hun wapens in de handen gee„ ,, ,, ven ; en uwe laatfte bede zal zijn , dat „ „ zij zeegenpraalende wederkeeren , of ,, „ „ dat zij , even als warreN, hunne „ „ dagen eindigen," " " Het gedrag der Amerikaanen wordt van het verlicht gedeelte des menschdoms goedgekeurd. Zij daarenteegen die de troonen om. ringen, en de fchandnaamen van VoriTen. vlijers draagen , trachtten het zelve te bevlekken met valfche grondllellingcn , dwaaze redeneeringen , en met de gewoone woorden van oproerigheid en ondankbaarheid : doch nu zijn hunne vuige monden geflooten , en de Amerikaanen hebben, Gode zij dank! nu niet meer noodig gerechtvaardigd te worden , hoe gemakiijk zulks anders zou kunnen gefchieden. Was het niet een onnatuurlijk verfchijnzel, G 5 dat  106 AMERIKA, dat eene natie als de Engelfche , die zig op haare vrijheid beroemd, over eene andere natie die ook vrij wilde zijn , op eene dwingelandfelle wijze zogt te heerfchen ? wat recht kon zij waanen te hebben , anders dan het recht der flerkflen , het welk de natuur onteerd? Toen willem den verover aar zijnen zetel in het Engelsch rijk opwierp , handelde hij ook volgens het recht der fterkften , en verkragtte ondertusfehen alles wat heilig was. Een dwingeland die zijnen ijzeren fcepter doed gevoelen , is een weezen dat door den tijd en de gewoonte boven de- wonderen verheven is , maar de natie , die eene andere natie onderdrukt is onnatuurlijk. Het was nog maar met een vlugtig oog dat wij den Generaal Washington befchouwden: dan, zijne lotgevallen hebben te veel invloed op die van zijn gelukkig Vaderland, om van dezelve en van zijne deugden niet meer te gewagen; voor afmoeten wij zeggen, dat hij den grooten fr.eder.ik, die uit hoofde zijner krijgsdeugden deezen naam verdiende, niets toegaf in moed en beleid; met die zelve Itaatkunde , en dezelve werkzaamheid van willem den I., bezat hij nog booven dien  A \ M ER ï KA. lOJ dien de grootmoedige deugden van wilhem tell ; met de eerfte (treed hij voor het Vaderland en met de laatfte maakte hij het gelukkig, Voorzigtigheid , als hij tijd had om die te gebruiken , beftierde alle zijne fchreeden , en indien zig de zaaken zo fpoe>dig op een drongen , dat het beflait moest ge.noomenworden, dan was zijn devies , stervrN of verwinnen ! — Zulk een man was georgs Washington; in Virginien geboren en met eene verheevene ziel begaafd , wijdde hij zig al vroeg aan de beoeffening der krijgskunde , die hij volmaakte , door zijne ondervinding, in de oorlogen die voormaals tusfchen Engeland en Frankrijk plaats hadden , verkreegen ! bekend als een man die :e edel dagt om zijn Vaderland te verraden , wierden de oogen van alle fchraudere Amerikaanen in het begin der onlusten op hem gevestigd ; hij zag dat iemand van zijne gefteldheid niet zoude kunnen nalaaten partij te kiezen ; hij wist, dat zulken diè bij burgerlijke verdeeldheden niet bij tijds zig voor deezen of geenen aanhang verklaarden , weleer in Atheev.en als verraders van den Staat pleegden gedoemd te worden ; hij had een afkeer voor de dwingelandij ; hij bemin  ÏOg AMERIKA. minde zijn Vaderland; hij ging evenals han i b al naar de altaaren en zwoer, dat hij eeuwig de Engelfchen zoude beoorlogen, zoo lang, tot zij aan zijn Vaderland de Vrijheid hadden weer gegeeven! De Amerikanen verkiezen hem tot hunnen veldheer; als zodanig begeefd hij zig aanftonds naar Masfachufct; hij verflaat de benden wier handen de eigendommen zijner voorvaderen kwamen fchenden; betwistte hun iederen voetflap ; dreef hen te rug, en floot hen in Bosfin op. Intusfchen liet de Engelfchen Generaal c ar let o n ' niets onbeproefd om hem tot een treffen te brengen; maar de voorzigtige Washington wilde het lot zijn'sVaderlands niet aan eenen enkelen Veldfag wagen ; hij week naa j er s eij , alwaar hem de meesten zijner foldaten ontliepen, zoo dat hij van een leger van vijf en twintig duizend man, naaulijks drie duizend had overgehouden , met welke hij wel te vrede was zig aan de andere zijde der Delaware te kunnen bergen. Men verbeelde zig de gefteldheid van deezen man in dit haglijk. tijdftip , en men zal zig ver-  A M E R I K Ai 10$ verwonderen , dat zijne groote ziel nog middelen wist uittedenken om zijn Vaderland te behouden. Eindelijk vereenigden zig de Krijgsmagten van Penfilvanien, Martjland en Virginien Washington begeeft zig aan het hoofd derzelve, valt op Trenton aan en verflaat vijftien honderd Hcsfen, die door Engeland naar het Nieuwe werelddeel gezonden waren , met nog een ander groot aantal het welk den dood en der verwoesting meede in de kaaken liep. wishi n gt 0 n jaagde vervolgends drie Engelfche Regimenten uit Princetown : het was aan zijne maatregelen tedanken, dat gates den Generaal bourg o ij ne bij Saratoga ontmoete, hem infloot en met zijn geheel leeger gevangen nam. Aan het hoofd der leegers was Washington, om kort te gaan, de redder , de behouder en de vrijmaaker zijns te lang gefolterden Vaderlands. Aan het hoofd van den raad was hij niet minder Staatsman dan Held. hij heeft in deezen kring zijn Vaderland niet minder dienllen dan in het veld beweezen. . Hij wierd  Ï10 A M É R i K Au wierd vermoeid van de bezigheden des ooilogs , hij lag zijne ambten neder in den zeiven fchoot, waar uit hij die ontfangen had; namenlijk in dien van het volk , en vertrok naar zijn landgoed om in ftilte te kunnen leeven; hoe grootseh was deeze daad! — zij verdiend in de jaarboeken der wereld gegraveerd te worden, als een voorbeeld voor de Voriten van den aardbodem! — In dit verblijf heeft deeze menfchen vrend de voornaamfte wetten van zijn land helpen maaken, en men mag hem dus, alzoo wel een l i c u r g u s als een c i n c i n n a t u s noejjien, . het zijn deeze wetten die Amerika eer aandoen, wijl zij afgemeeten zijn naar de lotgevallen der andere volken: liet zijn deeze wetten, o Amerikaanen! die ons verplichten u te eerbiedigen als de verdeedigers der menschlijkheid, de handhavers der Vrijheid, en de fchrik der dwingelanden! Uwe deugden zullen bij het laatfte naageilagt in zegening blijven. Uwe zwaarden zullen de waarborgen der beleedigde onfchnld zijn! gij hebt u als eei wonder in deeze eeuw voorgedaan, eene eeuw, waarin het grootfte deel des menschdoms zig met de ichaduw , eu gij u met het .weezenlijke be-  A M E R I K i, in bezig boud! o Amerikanen! laat nooit het geweer uit uwe vuisten glippen, want daardoor zult gij onder zoo veel heerf'chers, die u lot benijden, ontzachlijk en uwe Vrijheid bewaard blijven! dat de weelde, de overdaad en de pracht , die overal zoo veele rampen deeden imaaken, de wooningen uwer zedigheid nooit genaaken; haat, vlied ze; want hunne geboorte hebben zij aan de troonen en hunne omringers te danken; het zijn de beulen der Gemeenebesten de verleiders der zwakke overheeden en de bedervers der burgers! fcherpt uwe vertegen¬ woordigende Regenten onophoudelijk in dat het volk niet is om hun, maar zij om het volk ! laat u het voorrecht om hun zelfs te verkiezen, nooit ontwringen , want dit is het edellle en het fchoonfie der voorrechten, waar voor de heerschzugt het meest beeft! weest zelf foldaaten , vreemde Huurlingen mogten eens op uwe Vrijheid loeren ! en deburger, die zijne waarde kent, verdeedigd zijne panden oneindig beeter, dan hij, die in de wieg reeds verkogt is! o Ameri¬ kaanen ! uw Gemeenebest is nog in zijne kindsheid, en de toefhmd der wereld en der menfchen die haar bewoonen is van die na-  llt A M E K I li A." natuur, dat wij u groote eii gèwigtige Wijfelvalligheeden, die alle landen zull*n treffen.! moeten aankondigen ! bereid u tot dezelve voor!— Deugd, werkzaamheid en moed zijtl fterke wapenen, waar meede gij alle de tegenheeden deezes levens beitrijden kunt; zoekt, geen' anderen bondgenoot dan uwe eigert kracht; daar in is het dat uWe befchenners en wreekers moeten gevonden worden! doet het bloed llroomen van den eeriten heerfcheï die u zal beledigen, en het zal een offer zijn voor de verdrukte menschlijkheid! —— bewaart de beginzels uwer vaderen , prent, ze ü* we kinderen in en doet dezelve erven aart het laatfte naageflagt; dan zal uw gelukszon nimmer taanen, en gij zuid het fieraad blijvenvan alle volken der aarde doch neemd dit voor al in acht, dat de beste maatfchappij geensins het voorregt heeft om onveranderlijk te zijn!!!  J U L I A N E, EENE GESCHIEDENIS. De dag was ichooü; een zagt windje fpee* lemeidde door de digt getakte boomen, en 'c geruisch eener fnclvlietende beek deed den voorbijganger aandagtig luisteren ,• de heldere middagzon, omringd met alle de bevalligheeden van het kriekend oosten, mendde haare waagen reeds naar het westelijk deel des hemels, en de fluij r van den nacht begon zich te ontrollen, terwijl Orion op de ruime baan der luchtgewelven, zijnen trotichen zeetel vestigde; toen de oude mackwill, een landman van ongeveer zestig jaaren , wiens zilvergrijze kruin de ondeugd deed fidderen, en den deugdzaamen tot eerbied verplichtte, uit zijne Hulp trat, en al wandelende zijn avond lied opdeunde; —— een avond lied, waar in de grootheid en goedheid van den fchepper der natuur op H ver-  11% J ü L I A N E. verheevene toonen, dankbaarlijk gepreezen wierd: toen m a c k w i l l daar mede voleind had, zette hij zijn vast, maar door de bezigheden des dags afgemat, lichaam neder op eenen nabijzijndengroenenden heuvel; zijn gelaat, waarop de eerbiedwaardigegelaatenheid des ouderdoms, door evenreedige hoewel gerimpelde wezenftrekken, uitblonk, was moedig ten hemel gewend, terwijl zijne helder fchitterende oogen, hunne zagtmoedige ftraalen over de vlakte deeden fpeelen, en met nadenkende opmerkzaamheid , bij ijder treffend' voorwerp bleeven flilflaan. In deeze gelukkige gefleldheid, waar in zijn onfchuldig hart vreedzaam zwoegde, geviel het, dat hij in het verfchiet de wit blinkende toppen van het landpaleis des Graave van cosbij ontwaarde , dat, in Northamptonshire geieegen, het fchoonfle pronkfluk was, het geen de menfchelijke verbeelding, en de fcheppende trotschheid van . den adel, immer kunnen te voorfchiin brengen het was de bewooner van het zelve, die mackwill dwong te zeggen, daar is het, dat de weeldrige, dartele zoon, van eenen verkwistenden vader, zig mest met het denkbeeld, dat de adel verheeven is boven het oordeel van de bewooners der aarde,    EENE GESCHIEDENIS. IIJ de, en dat alle de mindere kringen volftrek; ondei worpen zijn aan deszelfs laatdunkende grilligheden. Hard noodlot , dat natuur ons heeft voortgebragt , om de voorwerpen der verguizing te zijn van hun , die in den uchtendltoud der wereld, zonder de Godheid te beledigen, niet zouden hebben durven denken z\g Heeren te noemen. maar wat zeg iki de natuur ademt in alle haare werken niets dan Vrijheid, niets dan orde; zij eischt van het menschdom geen andere afhanglijkheid , dan die men aan de wijze beveelen van den Almagtigen Vormer haares oprfprongs verfchuldigd is! Het zijn niets dan on- deugden en dwaasheden, die den mensch van het pad der Vrijheid hebben afgetroond op het dwaalfpoor der ilavernij, om hem langs het zelve te leiden tot ellende, die de fchoo- le is van wijsheid en deugd: Ik, die in den kring der vrije weezens gefchapen , maar onderjukt ben aan de macht en het geweld der onderkruipende grooten, ik ben de mees- ter van mijn hart; ■ Ik kan zo vrij leeven als ik wil , mits dat ik deugdfaam blijve, ea dat de eerlijkheid mijne daaden beuiere! > Aardappelen, wortelen, brood en water, zijn de geringe, maar opk de eenige,voorwerpen H 2 mij*  Itó J Ü L 1 A N E. mijner behoeftigheid; een arm voedfel voorwaar! doch te gelijk een voedfel, dat de grootffe wellust bezit; • ik laat aan den adel hunne prachtige gebouwen, hunne rollende gevaaftens, en hunne kiefche, maar voor mij walgende, fpijzen; hun genot wakkert flegts de begeerten aan, en het is veel te flreelend, om niet vergiftigd te zijn. genoeg, dat ik mijn lot benijdenswaardig vinde! Dus fprak de edeldenkeude grijsaart, terwijl de met fnelle fchreeden naderende duisternis hem verplichtte thuiswaards te keeren: in diepe overdenking doch met een vrolijk hart, naderde hij zijne wooning; op eenen kleinen afftand van dezelve zag hij zijne melkkoeijen in het donzig veld uitgerekt liggen, terwijl hun dankbaar geloei den liefderijken Onderhouder fcheen te loeven. de kalveren en lammeren, dieby ongefchaardebenden nog dartiend huppelden , zogten door haar blaeten het gefronfeld voorhoofd van den aanfnellenden nacht te vervrolijken en op te helderen, ma CKWiLL hoorde het in ffille opgetoogenheid, hij zag den daauw in het vergezigt de velden verkwikken en het vaa!e nachtgordijn zig laHgs hoe meer van het eene einde  EENE GESCHIEDENIS, II7 .de tot het ander uitftrekken; zijne verrukking wakkerde allengs en overftelpte eindelijk zijn aandoenlijk hart zodanig , dat zijne traaneu langs de wangen vlooten en als dank - offeren op de aarde neder vielen, die de zeiven, als kostlijkheeden aan den Almagtigen gewijd, greetiglijk indronk : In deeze aandoe- ning, waarin de gemeenfchap van den opperften raenfchenvriend, zig aan m ackwiils hart mededeelde, verzonken , was de wereld hem een paradijs, en de menfchen, op haare wieken flodderende, engelen; er wierd in het nabij geleegen woud gezongen, en m,\ckwill dagt, het was een Hemelkoor dat zig omtrent hem vergaderd had; hij leende het oor aan dit zoo ftreelend maatgezang, maar niets, dan de terugkaatzende item der roovende echo, kondigde hem de klaagende tooncn aan waar op gezongen wierd : — zijn hart wierd geroerd, en de menschlievenheid trok met fluweele koorden zijne voeten naar het woud; het zal', zeide hij , mis- ichien een' ongelukkige weezen die de eenzaamheid tot een' vriendin verkoozen heeft,om de gewaarwordingen der ziel riviervol te kunnen uitftorten; en helaas! deeze ver¬ troosting is de eenige welke de ongelukkigen II 3 ge-  Il8 J ü L I A N E. genieten kunnen; zij verfchaft hun eene. aangenaame, doch geflrenge bezigheid; waar aan men, zonder ongevoelig te weezen, geene Verhindering mag toebrengen. — mackwill hield zig dan , agter eenen dikken eik verhooien, en zag op een' kleinen afïtand, bij het pas opgekoomen maanlicht, dat door d'oopene kruinen van het digt beboornde woud heen ligtte, eene Juffer heen en weder wandelen, wier majestueufe en bevallige houding hem dadelijk op het oog viel, doch wier gelaat, waar op alle de trekken eener onderdrukte fchoonheid nog duidelijk te onderlcheiden waren , door de ruwe handen der droefgeestigheid echter zoodanig vermaagerd was, dat men er de kwijnendfle zwakheid op leezen konde: zij zweeg, naar het eindigen van de laatfte woorden haares klaaglieds. mackwill zag haar de handen wringen, de oogen ter aarde flaan en hoorde haar diepe zugten uitboezemen; zijne verbaasdheid rees ten top, terwijl zijne meedoogenheid hem duizendmaal bewoog, om zig aan de juffer te vertoonen ; doch hij bedwong zig, hoopende zig op de eene of andere wijze, als redder der onfchuld te kunnen voor-  EENE GESCHIEDENIS. 119 voordoen: en het was of de Hemel zijne menschlievende wenfchen verhoorde, met hem daar toe gelegenheid te geeven ; toen de dame de volgende woorden met eene hartroerende ftern uitfprak. „ Dat zelfs de woestijnen wedergalmen, van „ de daverende galmen mijner treurende ellen- „ de; de nacht nadert, en het is dat ,, maanligt alleen, het welk mij nog eenigzins „ aan de wereld verbinden kan. De natuur „ flaapt en weldra zal ik ook flaapen, totdat de „ wreeker der onnoozelheid mij bij den aan„ blik der eeuwigheid zal opwekken. Geene „ vertooningen hoe ijsfelijk kunnen mijn gefol„ terd hart benaauwen; de nacht is mijn be,. fchermer, de echo mijn gezeifchap, en de „ naarlle eenzaamheid is mijne wellust. „ Eerlooze Graaf! was dit de belooning van „ mijne liefde , was dit de bezolding van mijn „ vertrouwen op uw hart! Godsdienst, „ deugd en eer waren de onderwerpen van alle „ uwe gefprekken; zij waren het die mij aan „ uwe godlooze, maar bemantelde eifchen,dee„ den toegeeven; en nu — nu daar ik het ,, bewijs onzer verbodene genegenheid onder „ 't harte draag, daar ik het aan uwe liefde H 4 ineen  120 J TJ L I A N E. „ meende toetewijden; nu, daar de infpraat „ der natuur op uw vaderhart moest werken, „ nu verfmaad nu befpot gij mij! „ Barbaar! —haast zal de wreekende Almacht „ u verdelgen, haast zullen de donders op „ uwen meineedigen kruin nederdaalen en „ alle de fpooren uwes aanzijns vernielen. — „ Maar neen: Genadige Hemel — neen! ,, fpaar hem, misfchien keert hij nog terug, „ misfchien zijn de middelen uwer voorzie„ nigheid op weg, om zijn verdwaald hart te „ regt te brengen, om hem te doen treuren op den zerk die mij bedekken zal! maar ,, hoe! ftaat het eene ongelukkige, een'Chris„ ten en eene moeder onder Christenen vrij, „ zig zelfs niet alleen,maar ook het pand, dat „ natuur in haaren fchoot deed gebooren wer„ den, overteleeveren in de armen der wan„ hoop ! neen; neemen wij het grootmoedig ,, opzet, om alle gevaaren te tarten, ter liefde „ van het onnoozel fchaapje , dat op dit oogen„ blik zig in mijne ingewanden beweegt! ja, „ teedere onmagtige voedfterling mijner flauwe „ hoop , gij zijt de vrugt mijuer oprechte „ maar bedrogene liefde, aan u zal ik de „ wreedheeden verzagten, die cos bij mij en u heeft aangedaan J c o s b ij ! welk een „ naam!  EENE GESCHIEDENIS. 121 „ naam! De naam van mijn'onteerder,. „ en te gelijk de naam van dat kind het welk ik draag. De naam alleen doed mij lid- „ deren" <— Gerechte Hemel —! zij bezweek door zoo veel droefheid afgemat. De oude mackwill,wiens traanen bij beeken heeneri rolden, eilde ter hulpe, nam het voorwerp der ellende zagtkens in zijne armen, en voerde haar, zoo ras hij konde, in zijne hut; alwaar eene arme doch zindelijk gekleede vrouw, volzecdïgheid en godsvrugt, met haare dogterb ettij, een meisje van agttien jaaren, waarvan de welgevormde leest, en het fchoon gelaat, met bevalligheid doorweeven, uitmuntte , den ouden mackwill op het avond eeten, zaten te ver- wagten. Deeze ftoof ter deure in met de julfer in den arm; verbaasdheid en fchrik overviel zijne huisgenooten op dit gezigt: — maar mackwill, ongewoon om zig aan nietige denkbeelden in gevallen van gewicht over te geeven, voelde het medelijden te fterk in zijnen neigenden boezem kloppen, om aan zijn huisgezin dezelve aandoeningen, die hem bezielden, lang te onthouden; — hij bragt de juffer op een bed , en terwijl zijn christlijk huisgezin, in de ziel bewoogen, op de ongelukk'ge ftraroogden, zeide mackwill: — H 5 Vrouw  122 J ü L I A N E." Vrouw deeze is te beklaagen, het is aan ons, om te verhinderen dat zij niet ellendiger worde; de Almagtige Vader wil ons tot dat heilzaam einde als werktuigen gebruiken, dank zij zijne Goedheid, die ons in ftaat ftelt, om onzen plicht te volbrengen ! Deeze woorden waren alleen genoeg om de vrouwen te bemoedigen; zij wreeven een weinig Spiritus aan de flaapen des hoofds; hier door kwam de Juffer tot niezen , en kreeg van langzamerhand haar weinige krachten weder. Even als een' wanhoopende, wiens hart van verfchrikkingen vol is, wanneer hij van voor de kaaken des doods wordt te rug geroepen, de wereld en de voorwerpen die hem omringen, met verwilderde oogen beichouwd; even zoo verbaasde de juffer bij haar herftelling. — In de wooning eens Landmans, op een eenvoudig, maar fris riekend, bed geleegen,van twee neederige en weldadige vrouwen omgeeven , en — nog pas in een eenzaam woud fnikkende en klaagende: dit alles waren zaaken zoo verwonderlijk , dat zij gillende uitriep: groot zijn de werken der Almagt! ■ Vader mackwill,die eeven was weggegaan, hoorde de kreet, en kwam vliegend' weder bin-  EENE GESCHIEDENIS. I23 tinnen, alwaar hij de juffer met zijne vrouw en dogter vond fpreeken, en zeide : Ik ben 't Mevrouw , die u in het woud deezen avond heb hooren zingen ; ik ben het, verfchoon mijne vrijpostigheid, die u beluisterd heeft,- ik ben het die u zag bezwijmen; menfchenliefde verhaaste mijne hulp, en mijne armen, door medelijden verfterkt, hebben u hier gebragt;—. ik wil door eene ontijdige nieuwsgierigheid, om het verhaal uwer lotgevallen te weeten, u verdriet niet vermeerderen; gij zult mij dat verhaal doen als gij wilt en kunt,- maak van , mijn huis en have zoo veel gebruik als 't mijne omftandigheden gedoogen, en de eenige dankbaarheid, die ik vordere,is dat gij mij als uwen vriend befchouwd! De juffer, die niet gedagt had, zoo veel gezond verftand, bij een vergeeten boer aan te zullen treffen, was verrukt den ouden eene taal te hooren fpreeken die zij nooit gehoord had. Zij verzogt hem te mogen oprijzen, en dit gedaan hebbende, zette zij zig bij dit gelukkig huisgezin neder en zeide : oordeel, mijne waarde vrienden! hoe groot mijne verbaasdheid zijn moest, toen ik bij mijne herftelling mij in uwe liefdadige ar-  124- J TJ L I A N E. armen, bevond! Dit bragt een uitileekend gevoel van dankbaarheid te weeg voor hem, die op eene teedere wijze voor de ongelukkigen waakt, en daar, nog maar een uur te vooren, alles nacht en afgrijzen voor mij was, mij aan de wereld en aan mijne plichten heeft weder gegeeven! ik heb het aan zijne zorg en aan uwe menschlievenheid te danken, dat ik, na het uitftaan van zoo veel rampen, eindelijk eens een oogenblik mag genieten, waar in mijne ziel, van alle naargeestigheden bevrijd, die kalmte fmaakt, welke het vooruitzigt der gevaaren mij onophoudelijk ontzegd heeft! mijne erkentenis , waarde vrienden! kent geene paaien,- gij hebt niet alleen mij gered , maar ook een fterveiing , die hoewel noch niet gebooren, echter zoo ongelukkig is als zijne moeder ! indien gij mijne lotgevallen hoort, zullen uwe aandoeuelijke harten van medelijden kloppen , en gij zult weenen met haar, die tot geen ander einde, dan om rampen te ondergaan, gefchaapen fchijat. Ik ben te Stokholm in Zweeden gebooren; mijne moeder,eene braave goedhartige vrouw, kwam reeds op mijn veertiende jaar te nerven, en liet mij dus onder het bewind van mij'  EENÈ GESCHIEDENIS. 125 Wijnen vader , die een gepev.fionecrd officier was , en tot de clasfe van zulke menfchen behoorde-, die zwak zijn zonder ondeugend, te weezen; na de dood van mijne moe¬ der, kreegen wij een vrouw in ons huis, van tusfchen de 40 en 50 jaaren ; deeze noemde men huishoudlter: zij bezat een haate- lijk en gevaarlijk karakter, 't welk zij meesterlijk agter den dekmantel van den godsdienst wist te verbergen; zugten , bidden en pfalmzingen waren bezigheeden, die zij beeter■waarnam , dan het bellier des huisg.zins; mijn vader wierd hier door zoodanig betooverd, dat hij onverzettelijk ftaande hield, dat niemand godsdienstiger en deugdzamer was, dan 2ijne huishoudller joliane, zoo was haar naam: en het leed ook niet lang, of zij wist door haare dweepzugt en kweezelagtige vleijerij mijn' vader dermaten te vervoeren , dat hij haar binnen twee jaaren ter vrouwe nam : hier zat ik nu, van mijne waardige moeder ontrukt, blootgeileld aan de hartstogten van een vermomd Ondier , die m;jn vader tot haar Haaf en mij tot eeue ellendige wees maakte. Onder alle de veinzerijen, waar van zig  116 J V t I A N E. zig ju li ank bediende, was deeze de voornaamfte , dat zij mij buitengemeen liefkoosde ; het welk mijn vader de voordeeliglte gedachten van haar humeur inboezemde. De onge hedwige, zoo is mijn naam, was in haare oogeu , gelijk zij dikwils zeide, een kunstwerk waaraan de natuur alle haare fchoonheeden had verfpild; een' fchat die aan haare zorg was toebetrouwd, zedert de dood van eene liefderijke moeder, van eene moeder, waarvan zij daaglijks God badt het evenbeeld te mogen worden. Alle deeze listig gefpannen boogen konden niet nalaaten hunne pijlen te fchieten in het hart van mijnen bedrogen vader. — Ondertusfchen liet men mij alles wat tot het vrouwlijk handwerk behoord, als meede zingen, dansfen en het paardrijden, leeren; hier in flaagde ik zeer wel, en groeide daag- lijks in fchoouheid aan; ieder die bij mijn' vader kwam; alles wat in de Stad en aan het Hof was wist van de fchoone h e dwige te fpreeken : ons huis wierd eer¬ lang vervuld van allerhande flag van menfchen, en wel het meest van hovelingen, die, on-  EENE GESCHIEDENIS. 127 onder gezogte voorwendfels, bij mijn' vader ingang kreegen en mij duizende zotheeden, die men in de groote wereld des gentilksfes noemt, vertelden. Onder alle deezen, was 'er een Engelschman bridge genaamd, die de vertrouweling was van uwen nabuur Lord c o s b ij , en welke zig des tijds met dien Lord in Stokholm bevond. Om u een recht denkbeeld van deezen bridge te geeven, moet gij u een lang fchraal man verbeelden, altijd lachende , donker van opflag met een uitpuilend voorhoofd, diep ingezonken oogen en bleeke maagere kaaken; zoo wanltaltig zijne pkijzionomie was , was ook zijn karakter; meester van zig zeiven en diepdenkend wist hij alle zijne driften en hartstogten te verbergen ; met het woord vriendfchap in den mond, en eene alles overtreffende welfpreekenheid, bezat hij het geheim, om alles naar te vorfchen wat hij begeerde te weeten en nimmer ontbrak het hem aan middelen om de beste zaak verdagt te maaken: Godsdienst noemde hij, wanneer hij bij de grooten was , een fraaje vond om het canaille ftaatkundig te kunnen bedriegen, en bevond hij  ia8 J Ü L I A N E. hij zig bij anderen, dan was hij enkel heiligheid en godsvrugt: —— In het kort; hij had eene volltrekte magt over den geest van cosbij verworven, en was de deelgenoot zijner losbandigheeden. -> Daar ik toen 17 jaaren oud was, en veel geleezen had, kon het mij niet dan bedenkelijk voorkomen, dat ik bridge meer dan anderen ten onzen huize koomen en dikwils afzonderlijk met juli ane fpreeken zag; waarvan het gevolg was, dat deeze zig wederom met'mijn' vader in hoeken en winkels onderhield. ■ Ik begreep zeer wel, dat dergelijke zaaken, als waarvan zij fpraken, van een geheel vreemd onderwerp zijn moesten, en dus niet lang geheim konden blijven, indien zij mij betroffen. Het leed ook niet lang of Julianf. zeide mij, dat het nu'tijd wierd om mij in de voornaamlte regels van het Christendom en vau den Lutherfchen Godsdienst te onderwijzen; dat dit onderwijs bij veelen zoo verfchillende was, dat zii het voor God niet zou kunnen verantwoorden, mij over te gee. ven aan de verwarde begrippen van hun, die de  EENE GESCHIEDENIS. 120 de Godheid niet meer als hunfien rechter wildert befchouwen, en dus dat zij voomeemens was, mij zelfs in de grondwaarheeden van den Godsdienst, waar van Ik tot nog toe maar fiaauwe fchetfen in de fchoolen had bekoomen, te onderrechten,- Ik antwoorde haar, - dat ik bereid was om haare lesfen te hooren, en naar derzelver inhoud mijn leven te richten : zij onderwees mij dan óp haare Wijze, en leerde mij, „ dat ik met God moest? ,, worftelen, even als ja co b, om een hei„ lige in Israël te kunnen worden ; dat ik niet moest gelooven, dat de genade voor „ alle menfchen gefchikt was, want dat God ,, zig maar zekere bijzondere perföonen, uit- verkoorenen genaamd, van eeuwigheid ver,, kooren had ; dat c t-i r i s t u s lijden wel ,, voor ons voldaan had , maar dat onze handelingen echterzoo moesten ingericht wee„ zen, dat wij ons bij God veilig op dezelve „ beroepen konden! en alleen op dien grond „ was het, dat wij ons, als fchaapen in s'Hee,, ren weide, moesten aanmerken!" ■— ■ Zij trachtte mij wijders onophoudelijk , eene lijdelijke gehoorzaamheid, die naar (lavernij zweemde , voor mijne ouders, waaronder zij hoopte zig te moogen tellen , intehoezeI men;  I30 J U L I A N E. men; zo dat ik alle hunne daaden, van wat natuur die ook mogten zijn, goed moestnoemen. Aangaande alles wat jzij mij leerde, vormde ik geheele andere en meer natüurelijke begrippen, doch die ik wel zorg droeg haar niette openbaaren , om geen gevaar te loopen van haare heerschzugt, die zoo ver ging, dat zij geene tegenfpraak, hoegenaamd, dulden mogt. Evenwel kon ik mijnen afkeer voor haar ongerijmde leerftellingen zoo niet verbergen, of zij ontdekte ten minllen, dat ik onverfchillig was voor zaaken, die te wanfchapen waren, om door een onbedorven hart te kunnen aangenoomen worden: deeze ontdekking baarde haar veel fpijt; doch 'er moest een verfoeielijk ontwerp wor 'en uitgevoerd, en daar toe was veinzen onontbeerlijk nuttig. Ik had al eenen geruimen tijd aanhoordfter geweest van de geestlijke droomen van ju liane, toen zij mij op eenen morgen, terwijl ik met haar alleen was, dus aanfprak. „ Lie-  EENE GESCHIEDENIS. ICjl „ Lieve hedwige! gij hebt nu al lang s, de vrugten van mijn geloovig onderwijs „ genooten, een onderwijs waar toe ik door God verordend was , ja, een onderwijs het „ welk, betracht zijnde, in ftaat is u te bren„ gen in die zalige woningen, waarin ik eens ,, denk te komen , tot belooning van mijnen „ rechtvaardigen wandel op aarde: ö mogten alle menfehen daar zijn ! maar neen: hiui,, ne euveldaaden geeveu hun geen recht van ,, hoopen, de meesten zijn verworpen door de kragtige ftem van het woord Gods. —« „ Gij \veet, mijne hedwige! dat ik u. „ ten allen tijde , als een der voornaamfte „ plichten van ons leven , heb trachten in„ teboezemen, eene volmaakte onderwerping „ aan den wil uwer ouderen; thans ,, koomt het er op aan, om met de daad te „ betoouen , dat gij daar toe genegen zijt ! uw vader heeft mij den last opgedra- „ gen , om met u te fpreeken tot zeker ein,, de , het welk gij zoo min als wij had kun- „ nen verwachten! gij zijt niet rijk; uW „ Vader moet flegts van zijne geringe in- , komfteu leven. gij word, om uwe „ fchoonheid, aangezogt van een' voornaam' I 3 Heer  *32 j u l i a n E.' „ Heer die een vreemdeling is, niet tot zijne „ Vrouw maar tot zijne huishouditer; en dit ,, verdiend zoo vee) verwondering niet, als „ men den onafmeetbaaren affland, die er tus- ,, fchen u beiden is, nagaat! volg dee. ,, ze ïoepftemdes Heere! wees niet ver- ;, legen, om dat gij zijne Vrouw niet worden „kunt. want gij weet dat paulus zegt, allen zielen zijn de magten onderdaanig, (k~) 9, de grooten der aarde iets te weigeren, ,, is hun te beledigen- hunne voorfpraak „ en befcherming wegen fchatten ep; — ,, maar, hunne wraak verduurt de Eeuwen! — j, die u begeert is lord c o s b ij , door den „ mond van dien braaven "Heer bridge, dien ,, gij nu en dan hier ziet. Ik kan lord j, cosbij, even zoo min als gij, maar dit weet 9, ik. dat hij vermogend is, en iemand vanzij3, ne middelen, is door den Hemel voorbeflemd om fj§ Dit gezegde van pablos is als ware ueüor. ven in den mond van dweepers en kruipelingen, wezens die elkander in verachtlijkheid gelijk zijn;—. doch de groote man bedeelt er niets anders mede, dan dat alle menfchen onderworpen zijn aan de almagt van God, die Iiunne harten in zijne hand heeft. —  EENE GESCHIEDENIS. I33 „ om een zeeker foart van ongelukkige men„ fchen , mits dat men aan zijne zvvakheeden toegeeve , gelukkig te maaken ! gij mooge u wel voor gelukkig reekenen , dat hij, al„ leen door u op 't bal te zien, en door de „ voordeelige denkbeelden die de Heer bkid„ge hem van uw karacter gegeeven heeft ,' „ zodanig in liefde ontdoken is , dat hij ver„ klaart zonder u niet te kunnen leeven! —. „ nu: beraad u kort; Ik weet het is ,, een harde fiorm voor uw jeugdig en oner,, vaaren hart ; maar ; dit is zeeker, dat nooit ,, beeter geluk u kan opwachten, en wanneer ,, gij dit verünaad , dan verfmaad gij de zée„ gen des Hemels." Even als een vreedzaam dwaalend Schaapje, datonverwagt den raazenden wolf ziet naderen, en vlugten wil., maar wiens voeten aan de aarde fchijnen vast gekleefd : : zoo dond ik , op dit verfoeilijk, God en mensch outeerend voordel, verbijsterd en in eene beangftigde verflagenheid ; . dan eens verbleekte ik van fchrik , dan weder wierd ik rood van verontwaardiging ; dan eens meende ik van droefheid nndertezinken, en dan weder vereenigde zig mijne kragten om los te donderen , I 3 °?  134 J U L I A N E. op het voorwerp mijner veragting ! eindelijk wierd de reden door mijne hartstogten over. meesterd , en ik ontlaste mijnen boezem van de heevige opwellingen van mijn eerlijk hart.' Monfter! zeide ik tegen juliane, zijt gij het die de naam van mensch , van vrouw en van moeder draagt? gij zijt een ondier , dat de hel heeft uitgebraakt, dat bezwangerd gaat met alle de listen van den Satan: . gij verraad het Oppervveezen en uwen man; gij fpot met de vermolmde beenderen mijner deügdzaame moeder! Ik vervloek u, bridge en alle de werktuigen uwer duistere bedrijven! Ik beveel u allen aan de wraak van den regtvaardigen God, en hier wilde ik verder fpreeken, maar juliane, die zulk eene ontmoeting niet verwagt had, wierd woedende; haare oogen fchooten viammende draaien uit ; haar aangezigt eevenaarde de melaatfche bleekheid des doods; haare lippen heiturven , en haar gantfche lichaam trilde. — Zij gevoelde eene onmacht door kwaadaartigheid veroorzaakt, -en, het geen haar vermogen te kort fchoot, vervulde de list. ' " Zij fchuimbekte, en viel als roereloos ter .aarde. In haaren val wierp zij een digt bij haar ftaande tafeltje omver, op dit ge-  EENE GESCHIEDENIS. I35 gerucht kwam mijn vader binnen loopen, en zag haar , zonder eenige beweeging , op den grond liggen : dit ontftelde hem zeer , en hij vroeg mij naar de oorzaak van dit toeval : —— Ik zeide hem , dat wij te zamen fpreekende over gevvoone dingen, haar één foort van beroering had aangegreepen : aanftonds zond mijn vader om den arts , die haar door geringe middelen wel dra op de been hielp; doch haare driften woedden nog zoo aanhoudend en geweldig dat zij in ijlende koortfen viel, en een' geruimen tijd ziek te bedde bleef s in deeze omftandigheid was zij al eenige dagen geweest , zonder dat ik eenige gevolgen van ons onderhoud had kun. nen bemerken , en ik vleidde mij re»ds , dat een zoo haatlijk ontwerp voor alti'd uit hun geheugenis zoude gewischt zijn. Maar, Helaas! hoe vaak zi n niet onze ijdele verwagtingen , de voorbooden van naderende rampen! — want op zeekeren morgen, terwijl ik nog (liep, trad mi;n vader in mijne kamer en maakte mij geheel onzagt wakker. ik verfchrikte toen ik mijn' vader met een gefronst gelaat, waar op de gramfchap te leezen was , voor mij zag (taan ; maar het was of Hemel en aarde zig voor mijne oogen eensflags I 4 om-  JULIANE. ommekeerden , toen ik hem met een buide, rende item hoorde zeggen ; „ Ontaarte en „ kivaadaartige Dochter! gij zijt de oorzaak ,, van de ellende uwer moeder , gij hebt haar „ beleedigd en mijnen wil wederftreefd < n maak u gereed om dien binnen vier daagen „ eptevolgen , of, gij zult zien wat een „ vergramd vader bij God en menfchen ver- „ mag!" hij wilde weggaan , doch ik fmeekte dat hij mij hooren zoude , wel was het antwoord , hebt gi, u al beraden ? Ach, mijn dierbaare vader! zeide ik, mijne moeder heeft mij een voorftel gedaan , waar van gij zoud gruwen , indien ik u het zelve met alle zijne kleuren affchetfie! ■ Zij wil dat ik mij za.1 overleeveren aan het geweld van iemand , die niet edelmoedig genoeg is , zijne geboorte aan de liefde op te offeren ! „ hoe viel hij mij in , „ fpreekt gij van edelmoedig-. „ heid , die men niet kent, die vreemd is ! „ men moet geene andere edelmoedigheid zoe„ ken , dan die met het belang der menfchen „ overeenflemt , en daarenboven al wilde hij „ u trouwen , zoo verbied hem zijn ftand „ zulks te doen ! gij zijt onadelijk , gij zijt „ arm -— en nochtans verfinaad gij een geluk « waar haar duizenden verlangen zouden!" — Hoe  EENE GESCHIEDENIS. I37 Hoe .' mijn lieve vader hernam ik , heet dit clan de deügdzaame lesfen eener eerlijke verftorvene moeder , die zij mij op het doodbed gegeeven heelt , en die gij mij beloofde te zullen herinneren, op te volgen? gij weet mijn vader , dat deeze braave vrouw de zwakheeden der wereld betreurde , en allen hoogmoed verachtte ! deugd is de grootde adel , en arm te zijn , zonder ons eigen toedoen , is een ongeluk buiten ons , het welk ontftaat uit de onregtvaardige en oneevenreedige bedeelingen van de goederen deezer aarde; indien men eerlijk is, dan praalt de grootfte armoede veel natuurlijker , dan de vorften op hunne troonen ! dit waren de woorden van haar , die ook eens uwe teedergeliefde vrouw was , die mij gebaard heeft , en aan wier eerbiedwaardige asfche ik nooit lchande hoop aan te doen ! Ik fmeek om 's Hemels wil, mijn waarde vader ! dat gij mijne eer, die mij dierbaarer dan het leeveu is , door uw gezag wilt handhaaven ! Ik beken , dat ik, door mijne driften, eene beleediging aan mijne andere moeder heb toegebragt , maar ik bid u die te verfchoonen ! gij kent mijn hart, het is deugdzaam , en ik verzoek u', in den naam van God, mij bij mijne oufchuld te beI 5 wa-  138 JULIANE. waan en niet te gedoogen dat het eenigde pand uwer eerde liefde mishandeld worde! op deeze woorden, kreeg zijn vaderhart eenen zoo geweldigen fchok dat hij zijne traanen niet onthouden kon , hij omhelsde mij , verzeekerde mij van zijne liefde en hield niet op mij zijne befcherming te belooven! Toen hij vertrokken was, gaf ik mij over aan alle de zaligheeden eener gelukkige verbeeldingskragt; het is dan eindelijk , zeide ik, dat mij mijn vader weder gegeeven is, dat hij voldoen zal aan zijne uitgebreide plichten, en mij behoeden voor de vervolgingen eener ontmenschte dweepder ! in deeze troost¬ volle overtuiging leefde ik eenen geruimen tijd, zonder dat mijn rust gedoord wierd. Maar, na de herdelling van juliane, wierd mij het verblijf in mijn's vaders huis, door haar gedadige tergingen , zoo moeilijk , dat mij alle de voorwerpen, die ik daar in aantrof, haatlij k en afgrijsfelijk wierden 1 Zij liet ook niet na mijn' vader gedadig tegen mij optehitfen, en van zijne zwakheden zig te bedienen , om ,ware het mooglijk, mij tot wanhoop te vervoeren ! maar mijn vader, die de rust beminde, en zoo veel moeilijkheeden niet ge-  EENE GESCHIEDENIS. 139 gewoon was , wierd eindelijk over deeze menigvuldige twisten baloorig , en vormde het opzet, om mij bij een' van zijne nabeftaanden in Pommeren die een herder was, genaamd flavius te zenden; hij ontdekte mij dit, en, in de hoop om vreede te fmaaken , aanvaarde ik het greetig ; mijn gemoed , dat zedert eenigen tijd door tallooze ongerustheeden was beftormd geweest, wierd, door het vooruitzigt van mijn aanltaand leeven , zoo kalm eu gelaten, als de baarcn van het athlantisch meir , die , door de winden ontrold , de holen der rotfen van een dof geklater doen weergalmen , maar die bij den vrien. delijken lach des hemels allengs weder bedaaren , en zig als een veld vereenigen , waar in de zon zig dartiend fpiegelt ! De dag kwam.aan ,waarop ik vertrekken moest, en ik nam van mijn' vader het teerhartigst affcheid ; tegen juliane zeide ik alleen, vaarwel en gedenk mijner : na eene moeilijke rijs van eenige dagen kwam ik aan de wooning van flavius ; hier zag ik een' grijzaart , op wiens weezen de zuiverde oufchuld en de mannelijkfte zeedigheid zweefden. Zijne (lieflijke en inneemende taal , overtuig-  HO JULIANE. tuigde mij van de goedheid van zijn hart. — „ Ik weet" zeide hij',, alles wat u is overgeko„ men, en betreur het noodlot dat u in de hanv „ den van eene zoo onbarmhartige Vrouw deed „ vallen , gij hebt al de affchuwlijkheid van „ haar karacter ondervonden ! Uw vader ,• die u ,, meer dan gij weet bemint , heeft mij van „ alles berigt gedaan , en het is om uw geluk „' en zijne rust te bevorderen dat hij u aan „ mijne zorg heeft toebetrouwd ; het geluk „ beltaat niet in dat geen , het welk de ver„ beelding der fledelingen ftreelt; het beftaat „ niet in de uiterlijkheeden die het hof ver,, gezellen , en die in de daad niets dan ram„ pen agterlaaten , neen : die hier in het gei, luk zoekt, zal zig afflooven ten kosten zij■>, ner edelfte bezittingen en het nog niet „ vinden. Het is alleen door werkzaam ,, en vergenoegd te zijn met de inkomften van onzen arbeid , dat wij weezenlijk ge- „ lukklg leeven kunnen. Ik zie, mijn „ kind ! want zoo zal ik u in het vervolg „ noemen , u nog vercierd met alle dietooifelen „ die de pracht en het bederf heeft aange„ voerd. Zij zijn in de fieeden noodzakelijk „ om niet voor bijzonder door te gaan, maar „ op het land zijn ze lastig en belachelijk ! gij  EENE GESCHIEDENIS. I41 „ gij zult in mij een oprecht vriend en een befchermer der verdrukte onnoozelheid ,, vinden; een arbeid , die in den beginne „ ongewoon , maar weldra aangenaam zal zijn „ zal aan uw lichaam die fterkte, en de ruwe „ maar voedzaame fpijzen die wij eeten zal „ aan hetzelve dij gezondheid bijzetten, wel,, ke men overal te vergeefs zoekt, hehalven „ op het land ! Ik , mijne vrouw , eene „ dienstmaagd die de fchaapen weid , en „ de nabuurige herders zullen uw eenigfle maar „ ook het rriendlijkst gezelfchap zijn , dat „ gij hier zult aantreffen ! en, indien gij Hechts »,],vergenoegd zijt, zal hetalles wel gaan." Ik bedankte flavius met de teederfle woorden, en weldra was ik met zijn klein huisgezin door de naauwfte vriendfchap vereenigd. mach tilde, de huisvrouw van f la. vius , zeide ,, wij hebben onze kinderen door „ den dood verlooren ; maar wij hoopen, on„ der 's hemels zegen, in u mijn hedwige , ,,onze lieve dogter weder te vinden!" Ik ontdeed mij van alle mijne fleedfche kleederen , en nam het gewaad aan van eene herderin ; des morgens vroeg moest ik met mij-  14* JULIANE. mijnen voorraad , de kudde gaan doen weiden tot aan den avond, wanneer de vrolijke flavius en de goedhartige machtilde, mij in hunne armen ontvingen , en door duizend* koesteringen mij de ongemakken van den dag verzoetten ! — Deeze leevenswijze , hoe verwonderlijk mij dezelve ook aanvangli k voorkwam , wierd weldra voor mij een der aangenaainfte; en hier door leerde ik , dat de gewoonte den mensch alles mogelijk maakt! Terwijl ik dus in dit lieflijk verblijf der eenvoudige natuur mijne dagen in vrede zag voortvlieten, opende zig bij Lord cos. Bifj, die nog in Stokholm was , een ander toneel, het 'geen alle mijne volgende rampen veroorzaakt heeft. cos bij , die bridge al zeedert eenen geruinien tijd niet gezien had, deed hem roepen en zeide hem, „ apropos, gij denktfchoorf „ om uwe vrienden , het is al lang geleeden, j, dat ik verzogt heb , om mij ingang te be„ zorgen bij dei;Major forsten scmo ld, „ op  EENE GESCHIEDENIS. I43. „ op wiens dogter gij weet dat ik verliefd ,, ben , en gij hebt mij daarvan nog niets ge„ zegd." - vergeef mij , Mijlord antwoordde bridge, ik ben indedaad meer voor uw geluk bezorgd geweest als gij weet! maar Goddam het wil niet lukken ; het oude fijne wijf. dat er in huis is , de vrouw van den Major had ik al op mijn hand , zij nam op zig het lieve bekje te beweegenom uw huishoudfter te worden , en de ouden Major Hemde ook al in het plan; maar ! , . . gij zijt een fiks Advocaat br id ge! — Ja Mijlord, als ik iemands belang op mij neem , gelijk dat van Mijlord, ó,dan kan mij de prooi nietont- fnappen ! — dat weet ik ; doch vervolg de oude fprak dan de dogter , maar die kleuter haalde haar zoo vervloekt door, dat zij er van op het gijpen geleegen heeft , en nu heb ik, al zeedert eenigen tijd,geen dienst van dat varken gehad ! wel de drommel dat koomt er gek in ! Ja , ja Mijlord het zal nog wel gekker koomen; wagt maar, toen ik eergister daar aan huis kwam , vondt ik het oude wijf weêr beeter , maar zij zag er zoo Satans leelijk uit, dat ik er geen oortje aan verfnoepen wilde ! evenwel ik zette mijne tronie weêr in elfen plooien , en zeide, dank  144- J U ï. I A fj I. dank zij den Allerhoogften voor zijne goedheid dat gij wederom herfteld zijt! daar aan ziet men dat de Heere de vroomen behoed eri hun geen verderf wil laten zien! -—■ hierop begon zij te huilen , en wierp mij een meenigte van Schriftuurteksten naar den kop , die ik niet onbeantwoord liet. Ik vroeg na de be¬ koorlijke hedwige, en zij antwoordde mij - Wat antwoordde zij? wat? een weinig geduld Mijlord ! zij antwoordde mij. . . toe fchielijk! dat haare dogter voort was* Voort! ach, Hemel ! — dat haare vader haar had weggezonden naar Pommeren onder deherders: ik nam (poedig mijn affcheid, want ik had ze niet meer noodig , en ik heb zeederd door een' van mijne Spions vernomen , dat de Major door zijne dogter na Pommeren te zenden , haar opgeofferd heeft aan de wraak- zugt van die heks Ach, bridge! ik ben verlooren , dat beminlijk meisje heb ik ongelukkig gemaakt! al wederom eene misdaad hemel! — de afgrond opent zig , ik zieden helfchen (toet te voorfchiin komen , om mij te verflinden! gr fchurk! zijt mijn raads¬ man geweest, anders had ik andere en éérlijker weegen ingeflaagen ! gij zijt een booswicht! -—, Ik vervloek u. Mijlord ik bid.... geen  EENE GESCHIEDENIS. 14S = getn woord meer, onze vriend fchap is gedaan wat Zeg ik? vriendfchap! het was dLn fc'hoonen naam niet waardig ; het was een Verbond , om duizend eu1- Velen te bedrijven , ieder ongelukkig te maaken , en ons zeiven in den grond te bederven"; gaa , koom nooit weder bij mij —— gij zijt de oorzaak van hetongelu'k mijner hedwi ge; vertrek , of ik ontziel u op dit oogen- blik; — nog eens, vertrek of uw zwart bloed zal door de kamer flroomen ! Toén cosbij alleen was, ging hij ijlings vari de gramfchap tot al de aandoeningen eener teedere liefde over: mijn waarde hedwige ! dierbaare iieve hedwige! riep hij uit ; ik heb uwe onfchuld belaagd en u opgeofferd aan de wraak eens ondiers. Dit, helaas! dit moest dan eindelijk de lijst mijner gruwelijke bedrijven volmaaken ! maar ik voel dat ik aan den rand des afgronds llaa , en ik zal , 1 eer dat ik er in zink, ten minfi:en nog eene enkele deügdzaame daad uitvoeren ! ik gaa morgen nog na Pont* meren , ik zal zoeken , ik zal dwalen , tot dat ik haar vinde ; ik zal geen fchuilhoek onbezogt.laaten , geen' arbeid zal mij te zwaar, K geen  146 JULIANE. geen geduld te uitgerekt zijn orn mijn v«or- neemen te dwarsboomen ! Ik moet haar uit het ongeluk opbeuren, waarin ik haar gefiorr heb; ik moet haar met eer beminnen of , ik zal voor haare voeten Iterven tot Itraf mijner misdaad ! Zoo fprak cosbij, toen hij afgezonderd was van dien gewoonen hoop vrienden , welke hem niet anders vergezelde , dan om kosteloos deelgeuooten te weezen van zijne buitenfpoorigheeden , die zij met vleijende loftuitingen van hunnen kant beantwoordden, cosbij die een veel beloovend, wel gevormd en fchrander Jongeling was , wierd altijd in zijne eenzaamheid door de verwijtingen van zijn ligtvaardig, hoewel niet ondeugend, hart, zoo ver gebragt, dat hij dikwils voornam zijne leevenswijze te verbeetereu, en zijne, tot nog toe begraaven , vermogens meer aantewenden tot nut der maatfchappij en van zijn vaderland, Dan het zij, dat de gevaarlijke bridge door zijne vlei erij en valicbe redeneeringen hem daar van te rug hield , het zij dat cosbij zelf geen' moed genoeg had om zijne befluiten door te zetten ,- althans hi volhardde in zijne losbandigheid, tot dat de liefde , die  EENE GESCHIEDENIS, I47 die den mensch tot cerzugt opwekt, hem op het pad der deugd voor eenen geruimen tijd te rug bragt,- en hem aanfpoorde tot die moedige verachting waar mede hij bridge en al dergelijke' gezellen zijner dwaasheedeu en wanbedrijven bejeegende. Het befluit was genoomen ; cosbij zond alle zijne goederen naar Engeland, en behield niets voor Zig zeiven dan wat linnens en het noodige geld: hij vertrok na Pommeren , doorkruiste die geheele Iandltreek, en vroeg overal daar herders woonden , of zij niets wisten van een meisje dat hedwige heette? overal was het antwoord , neen. In dit vergeefs zoeken had hij al eenige dagen doorgebragt, en begon reeds aan den uitflag zijner onderneeming te wanhoopen , toen hij op eenen fchoonen lentemorgen , zig van het boerenhuis daar hij zijn verblijf hield afzon derde , en op den gewoonen landweg door liefde verteert, ging wandelen : hij zag van verre iemand aankoomen , die hoewel een landman , echter al de gedaante van eenen reizenden had: toen hij bij hem kwam, vroeg hem cosbij, waar gaat dat heen mijn vriend? . ó, al heel ver! ■ Als ik K 2 niet  148 , JULIANE. 1 biet onbefcheiden ben, mag ik vraagen, waar naar toe ? — naar Stokholm. naar Stokkolm! boe, een landman, zoo als gij ! Ja, ik heb er mijne zaaken te verrigten ! Wel waar koomt gij nu het laatst van daan ? uit een landllreek Beelen genaamd , een verblijf van Herders: ; van herders! Ja, ik heb er van nacht geflaapen , en met het krieken van den dag ben ik op reis gegaan ; het zijn goede eerlijke lieden. — Wel hoe ver is die landllreek van hier? Zes uuren gaans. Hij wenschte den mau goede reis, en dagt bij zig zelf, zou dit mooglijk het verblijf zijn , waar naar ik zoo lang vergeefs gezogt hebbe ? Het was indedaad de plaats alwaar ik mij ophield , én cosbij, die ook geen ander denkbeeld had , voorzag zig van een herderskleed, en ging derwaards. Eindelijk kreeg hij de herdersbuurten in het oog; eene aaneengefchakelde rei van laage hutten , vlakten die het oog bekoorden, en een fchakel van bergen en heuvelen verfchaften hem de wellustigfte befpiegeling ; dit gezicht, zeide hij , geeft mij eene gewaarwording van vergenoegen , die ik totheedennog niet gefmaakt heb ; en welk  EENE G E S C H I E D E N I,S. JU9 welk vooruitzigt , Hemel! mijne hsdwige in dit verblijf der onfchuld te zullen mogen zien , aan haare voeten te leggen , en op haare lippen de ■ verliefdfte kusfen o r i m o n : wel nu d o r i ■ mon , zeide de herder , gij zult mijne fchaapen weiden , en vergenoegd zijn met ons. — Welhaast weergalmde den geheelen (treek van den lof van den fchoonen dorimon. Ik hoorde het, en verlangde om hem te zien, zoo Iterk werkt de natuur ineede, om ons aan het noodlot ^dat ons treffen moet , overteleeveren. Op eenen middag, dat de zon haaren loop reeds begon te volenden, ten einde aan de Zephirs geleegenheid te geeven , om adem te fcheppen , van de hitte des daags ; zette ik mij in het gras te midden van mijne kudde neder , en begon te zingen: — als ik een weinig uil hield — wierd ik vervangen door K 3 eene  I5° JULIA N E. eene ftem die haaren porfprong van geene zijde des nabijzijnde heuvels ontleende: eerst dacht ik het was de echo die mijne toonen opvong , en dezelve vervolgends aan alle de oorden van het dal deed brommen , maar toen deeze ftem ophielden de luit zig hooren liet, was ik zoo verrukt, dat ik, als door. haare klank getroffen, mijne ftem met dezelve paarde. — Wie mag toch deeze bekoorlijke herder zijn ? Zou het pok dorimo n zijn ? zeide ik , ach hij betooverd mij ! terwijl de avond begon te vallen , verzamelde jk mijne kudde, en dreef dezelve ongevoelig langs eenen geheel anderen weg, dan den gewoonen, voort: toenik aan den voet des heuvels gekoomen was, en een fmal paad e , dat -langs denzelven heen-en liep , meende inteflaan, ontmoette ik dorimon: mijne ontroering konde ik niet verbergen , en zij vermeerderde zigtbaar , toen hij mij vroeg ; waart gij het fchoone herderin! die mij door uwe bevallige ftem, tot fpeelen hebt opgewekt? ik heb gezongen , maar of het bevallig was weet ik niet- Hemel! bevallig ? Ja ; dat gevoelt mijn hart . mv hart had doch gemeen- fchap met mijn' ftem, Mijn hart"klop» me.er als gewoonlijk, en ik ontdekte eene drift die  EENE GESCHIEDENIS. 151 die men meer dan vriendfchap noemt ! Ach, doRIMon: want zoo zal waarfchijalijk uw naam zijn. Ja, mijne Hi d wige! rnogt ik mij ftreeleu kunnen , dat deeze naam u dier- baar was ! ik moet u ontvlieden dori- mon, gij word gevaarlijk voor mijne rust. Ontvlieden ! mij , die zonder u niet leeven kan , die u aanbid. — Hier viel hij op de lonen, ■ fta op, dori mon! het betaamd niet, dat gij u dus voor mij verneederd, gij beweegt mij bijna om zwak te worden. dierbaare hedwige! mag ik fmeeken om u alle avonden , hier, op deeze woonplaats van 't vergenoegen , te mogen weder zien. 1 Ik hadden moed niet om het aftellaan, ■ hij vatte mijne hand, drukte en kuschte die vuurigli k ; toen hij weg was, zag ilt hem na , en herhaalde dikwils , 1 wat is hij beminnelijk! wat is hij fchoon! De Liefde, die de natuur op het land veel zuiverer en eenvoudiger, dan elders, doed fmaaken, had mij geheelvermeesterd , dorimon zweefde mij onophoudelijk voor de oogen , en ik verlangde 's morgens reeds naar den onder, gang van den dag : doch dit verlangen was K 4 dat  15* JULIANE. dat der Liefde, het welk, indien het wordt uitgerekt, alle fmerten te boven (treeft. Wij zagen en fpraken vervolgends zoo dikwils te famen, dat ik eindelijk van dori. mon geen dag afgezonderd leeven konde ; de heevigfte liefde had ik voor hem opgevat , en het was mij reeds onmooglijk geworden , om van hem te kunnen afzien. Dan daar de tijd genaakte waar op dorimon, die mij totnogtoe geweigerd had te zeggen waar hij van daan , en wat zijne familie was, zig zeiven kenbaar zoude maaken , zoo was ik eenigzins ongerust, en dagt dikwils, wat reeden heeft hij gehad , om mij die hij alle?- vertrouwt , die hij bemint, dit geheim niet eerder te openbaaren , dan naa dat ik niet meer in ftaat ben, mij aan hein te onttrekken? dit was eene duisterheid , waar voor het helderst reedenligtmoest zwigten, en die, wijl de menen gewoon is zig door agterdogt te laten regeeren , mij nu en dan deed twijffelen aan de eerlijkheid van dorimon, doch de liefde, die kuuftige troètelaarfter onzer verbeelding, deed mij weldra alles , wat ik tot zijn nadeel dagt, verwerpen : hoe zou het moogelijk zijn ,  ' EENE GESCHIEDENIS. 153 zijn, zeide ik , dat een zoo fchoon jongeling de ziel eens bedriegers zoude omdragen? dat hij die edelmoedig is , zig zou kunnen voeden met de denkbeelden van laagheid en ontrouw ! neen; zijn hart is te edel , zijne liefde te oprecht , om die te verdenken. Ik wil die misdaad niet begaan, hij heeft het lot van een onfchuldig meisje in zijne handen , en kan niet laag genoeg zijn om het te misbruiken. Zoo rechtvaardigde ik d o k i ji o n , en dronk, ongemerkt, den beeker der liefde tot op den bodem uit! Eindelijk kwam de dag aan , waar op mijne gelukzon fcheen te zullen rijzen , en waar op ik mijnen waarden dorimon in alle zijne betrekkingen zoude leeren kennen. - Ik dwaalde door de velden , worftelende tusfchen hoop en vrees, die als het waare gefchikt fchijnen , om iemands geluk met dooraen te bezaaijen ; en hoe meer de dag naar zijn einde helde , hoe meer mijn hart begon te kloppen ; een voorgevoel (waar van de wyste mensch geen reeden geeven kan , en het welk nochtans veelen beheerscht,) zal het geweest zijn , dat mij dus verontrustte. K 5 d o*  154 J ü r, i A n Eo dorimon kwam naar gewoonte bij mij , terwijl ik mijne kudde deed graazen. . Ach , dierbaare hedwige! zie ik u weder, (zeide hij,) nu ben ik gerust, in uwe armen verdwijnen de naare denkbeelden die mij wel eer vervolgden; uwe liefde heeft Mij de gelukkigfte der menfchen gemaakt; gij hebt mij het verhaal uwer betreurenswaardige lotgevallen gedaan ,' en de verpligting vorderde van mij, dat ik u insgelijks de mijnen zoude meededeelen : Maar een zeeker iets verbood het, en gij hebt ü met • enkele beloften laaten te vreede. Hellen! thans moet ik in weerwil van duizend hinderpaalen u een verhaal doen van het geen ik ben , en zoud gij mijne aanbiddelijke hedwige gelooven kunnen , dat ik begin te fidderen , dat mij de tong aan het geheemelte kleeft. wat zegt gij, .obi- mon ! gij doed mij beeven , zou het mooglijk zijn dat gij aarzelde om mij die u bemin niet al uw vertrouwen te begunftigen ? Keen , mi n hedwige , neen! maar ik aanbid u te veel om u te misleiden , en echter heb ik u eenigzints bedroogen ! Ik. ben dori- mon niet, ik ben geen herder! Hemel ! Welk een zarnenmengfel van geheimenisfen I Ik ben Ik ben... Lord cosbij! — Op  EENE GESCHIEDENIS. 155 Op deezen naam was het als of dood en verfchrikking mij omcjngeldeu, het wierd nagt voor mijne oogen, alle de voorwerpen,'die mij omringden, fcheenen mij ijsfelijk te zijn, en de wereld was mij een graf: ik trilde als een riet, dat door den wind bewoogen wordt, en ik bezweek onder de geweldige aandoeningen , die mij fchokten. cosb ij deed alles wat mooglijk was om mij te helpen, doch te vergeefs ! toen wierd c o s b ij wanhoopend, hij rukte de hairen uit het hoofd ; Barbaar! riep hij uit, het was dan nog niet genoeg? neen: gij moest ook het deugdzaamfte, het onfchuldigst meisje vermoorden! dat de aarde mij inzwelge , de afgronden over mij heenen rollen ,• de Eeuwigheid mij geen ander geluid, dan dat der vervloeking , doe hooren; en de hel mijne bezolding zij! Eindelijk opende ik weder de oogen ; ik zag rondsom mij heenen , en ontwaarde cos hij; in deeze ijsfelijke vervoering, met ecu mes in de hand , gereed om het in zijn hart te drukken. Op eenmaal verzamelde de liefde alle mijne krachten bij een , ik vloog naar hem toe , wierp mij in zijne armen en riep ; wat wilt gij doen wreedaartige, gij beleedigt de Godheid eu Hort mij in een' poel van  150 JULIANE. van jammeren ; geefhier dat moordtuig ; ik ontrukte hem het mes en nam hem in mijne arinen ; wij zonken dus aaneengeftrengeld , met elkander in het gras ne.' -r , en waren een tijd lang fpraakloos. cosbij brak allereerst het ftilzwijgen af, en zeide, hedwige! vergeef mij eenen wanhoop , die alleen voordvloeit uit het bewust zijn mijner voorige misdaaden ! vergeef mij ook dat ik u den hatelijken naam van cosbij genoemd heb! d o n im o k , dien gij beminde, is verdweenen, en als cosbij baart zijne fchim u afgrijzen. Neen, cosb ij! ik bemin u nog en ben omuagtig n te haaten,- uw naam is , in zeeker opzigt, de oorzaak mijner ongelukken , maar mve Liefde heeft die verzagt ! evenwel, daar het bijna onmogelijk is dat een wettig verbond onze liefde z©u kunnen voL maaken , gemerkt den afftand die er tusfchen uwe geboorte en de mijne plaats heeft , zoo gebied mij de eer aan deeze liefde niet meer te gedenken , zij moet en zal in vriendfchapveranderen; en, hoe moeilijk het mij ook weezen moog , eene liefde te onderdrukken die door mijne onbezonnenheid reeds diep geworteld is, des te'grootfcher zal het zijn, om door  EENE* GESCHIEDENIS, 1$7 iöor eene overwinning zonder voorbeeld uw ongeluk en het mijne voortekomen ! — is het mogelijk , hernam cosbij , eene taal die mij verinoord , uit uwen bekoorlijken mond te moeten hooren ! het is waar , ik heb door den zendeling mijner ondeugden , door den 'godvergeeten bridge , om uwe liefde doen aanzoeken ; maar het is zijne fchuld en niet de mijne, dat docr eene t'zamenloop van omftandigheeden, en door zijn verraderlijk karafter uwe deugden mij onbekend geblceven , en uwe ongelukken bewerkt zijn ! gij fpreekt van geboorte, maar ben ik Hout genoeg geweest, om die agter een herderskleed te verbergen , zoo zal ik ook (tandvastig genoeg zijn , om haare hoogmoedige indrukfelen te verachten! het is om u geweest dat ik van het middelpunt des rijks, uit de armen der weelde , naar de grenzen van het zelve gevlooden ben , alleen om u te zien, om u te aanbidden! uwe deugden befchaamen den adel, en uw gemoed vernederd zijne trotschheid! — De .eenige belooning die ik van zoo yeele blijken mijner liefde meende te kunnen verwagten , was u te trouwen, en dit te doen .op eene wijze dat mijne familie er zig niet aan ergeren koude ; eene wijze die in Engeland  158 J U L I A X Ê. land, gelijk gij weet, geoorloofd is. Die was en het is nog mijn oogmerk ! weigérd gij dir mijne; lieve hedwige,dan zal ik mij ver van hier verwijderen , en u tragten te vergeeten indien het mooglijk is, of fterven! In het begin had ik zeer veel teegen deeze onwettige wijze van trouwen, doch cos dij wist mij te beduiden , dat dit flegts voor eenen tijd zoude zijn, om naderhand in een openlijk echtverbond , onze iiefde te kunnen wettigen! om kort te gaan, ik liet mij, door cosbij in alles overreeden, en mijne heevige liefde was niet in ftaat tegen zijne welfpreekenheid te kampen. De dag tot ons vertrek was bepaald; op eenen morgen zouden wij ons aan den bewusten heuvel laten vinden , en dan te voet gaan tot de naaste Stad , alwaar wij de post zouden neemen, om na Koningsbergen te rijden , en ons van daar naar Engeland in te fcheepen. Ik verliet de wooning van flavius met een beklemd gemoed, en niet zonder de trem  EENE GESCHIEDENIS. 159 Ereurigfte overdenking, niet tegengaande ik eenen brief had laten liggen , waar in ik mijne dankbaarheid. voor de weldaden die hij mij beweezen had betuigde, en kennis gaf,dat ik door de tederlte liefde aan den herder dorimon verbonden, en met hem naar zijn vaderland vertrokken was! toen ik het huis verliet,zeide ik , terwijl ik traanen Hortte, vaarwel wooning des vergenoegens en der vreede! u ga ik begeeven, om mij te begraaven in eene wereld vol bedrog; maar de liefde rechtvaardigt mijne flappen, bij hen, die weeten, dat van alle hartstogten, geene zoo geweldig en zoo onderneemend is, dan da liefde ! 1 Ik ontmoette cosbij op de belternde plaats, wij begaven ons op weg, en ik behoef u niet breedvoerig te befchrijven, dat wij na het uitftaan [van veeie ongemakken te Koningsbergen, en vervolgens op de Theems aankwamen. Van hier begaven wij ons naar London, en van daar naar het nabuurig landgoed van c o s b ij. Eenige daagen na onze aankomst verfcheen er een geestlijke, waar van het gelaat mij fchrik inboezemde; hij had een rood gezwollen gezigt met uitpuilende óogen; zijn neus droeg ;.!le  / JÖ3 J tl L ï A N É. alle de kentekenen , die de vrienden vari bacchus eigen zijn,en zijn gevolg, beftaande in twee kppellaanen was niet minder afzigtj lijk: hij preevelde eenige woorden, die een huwelijks formulier moesten behelzen, hij beval ons elkander de hand te geeven, gaf ons eene zeegening op zijne wijze , waar voor hij eenige guinces ontfing, en wij waren getrouwd. Ik kon niet nalaten mijne verwondering over deeze zeldzame manier van trouwen aan den dag te leggen, en mij eenigzins befchroomd voor de gevolgen te toonen; doch coseij deed mij zoo veele liefkoozingen , en overreedde mij zoo fterk, dat ik niet langer weigerde met hem, als zijne vrouw te leeven. Zijn gedrag was nu ten eenenmaal ingetoogen, zeedig en zelfs godvrugtig: eiken dag gaf hij mij nieuwe blijken zijner liefde, en ik houde mij gewis verzeekerd , dat "indien de voorige vrienden zijner dwaasheeden hem niet weder listiglijk op het dwaalfpoor hadden te rug gevoerd, hij zekerlijk de beste der mannen zoude gebleeven zijn. Hij was als lid in het parlement verkooren ea  EENE GESCHIEDENIS. If5l en moest dieswegens naar London ; hij reisde dan derwaards doch met deeze belofte, dac hij mij om de maand zoude koomen zien , dewijl het mij nog niet geoorloofd was, in de Stad mijnen intrek te gaan neemen. —— In het begin ontfmg ik de tederfte brieven, die ik aan mijn hart drukte , doch dewijl ik mij zwanger bevond, verlangde ik zeer om hem zelf te zien, dan dit gebeurde niet. Ik fchreef brief op brief, maar kreeg geen antwoord: — dit ontruste mij buiten gemeen, en ik begon van verdriet te kwijnen: de gedachten, dat ik verlaten was, kwelde mij toe in de ziel, en deed mij zoo droefgeestig worden , dat ik niet meer vatbaar was voor de minste aandoening van vermaak: eindelijk kwam 'er een fchepfel op het kasteel, dac men Intendant noemde, wiens geweeten in zoa verre was toegefchroeid , dat het hem een wellust fcheen te zijn , om ongelukkigeu te mishandelen f7,: zijne eerite woorden waren ï hoe (J) Ieder weet dat het bij de Grooten inde mode is, een Intendant te hebben , en dat het zelfs bij veelen. Bon ton genaamd word, als zoo een Intendant geen rekening doed; het welk in Londen en Purys ook droevige gevolgen heeft. l  IÖ2 J U L I A K E. hoe, Mevrouw zijt gij nog hier? men dagt a reeds lang weêr weg te zijn , ik heb ordres om u, indien gij nog hier waart, te zeggen, dat gij u binnen twee daagen met uw goedje moet weg pakken ! neem mij niet kwa¬ lijk, Mijn heer, ik heb de eer niet van u te kennen! ê! die kennis kan u geen voor¬ deel doen Mevrouw , ik ben de Intendant of Opperopziender van Lord cosbij! is hij nog gezond? ja Mevrouw! Heeft hij u geen boodfehap meedegegeven? Neen: maar Mevrouw, ik heb geen' tijd om lang te praaten , gij moet hier van daan; . uwe traanen noch onwil kunnen niets helpen, en fn het laatfte geval zal ik geweld moeten gebruiken ! ' 'foen hij vertrokken was, gaf ik mij over aan de wanhoop die zulk eene ijsfelijke behandeling moest te weeg brengen ; mijne ziel van naarheeden beflormd , vond nergens heul : in een vreemd land , zwanger, verftooten , vervolgd , mishandeld ; deeze bedenkingen maakte mij zoo moedeloos, dat ik , met agterlating mijner goederen, in eenen vertwijffelden ftaat deezen avond van het Kasteel ging, en ongemerkt in hec  EENE GESCHIEDENIS. IfjJ het woud kwam , Van Waar gij mij zoo edelmoedig hebt opgenomen ! mackwill, door het verhaalen van zoo veel rampen getroffen , Hortte traanen ; zijne vrouw beriep zig op de wraak der almagt, en zijne dogter de goedhartige bettij , viel haaren vader te voet en fmeekte hem met een hart vol meedelijden , dat hij deeze juffer irt zijn huis houden mogt, die zij voorgenoomen had als haare vriendin aantemerken, en in haare wederwaardigheeden te vertroosten! Ja, zeide m a c k w i l , dat zullen wij doen; het is zelfs onze plicht; gelukkig , driewerf gelukkig , dat wij in ftaat zijn , deezen plicht te volbrengen ! Zie daar dan, vervolgde hij, het gevolg van zulk onwettig trouwen! het doet den vreemdeling in het begrip ftaan , als of het door de wetten wierd goedgekeurd, en meest alle onze inwooners waanen zulks: dan het ftrijd met alle godlijke en menfchelijke wetten: want een huwelijk, dat niet openbaar gefchied, loopt aan tegen alle de regels van een gezond ©ordeel , en daar men hetzelve als een der geWigtigfte zaaken in het menschlijk leven befchouwd, als eene zaak die invloed heeft op den eernaam van iemand, wat reden kan men L a dan  1^4 J U L I A N E." .dan hebben , om zig bij zulk een plechtig Verbond de oogen der wereld , die toch over alle onze daaden moet oordeelen , te onttrekken? het zijn zulke duistere en ftrafbare huwelijken , die de oorzaken zijn van alle die ongelukken die zommigen treffen , en zij ge-fehieden doorgaands door het uitvaagzei der ■geestelijkheid ; want een braaf predikant, die -zijne betrekking omtrent de godheid kent , zal zig wel wagten om daar de hand in te lee- nen! doch laat ons alle deeze bedenk- lijkheeden ter zijde Hellen. gij zijt ongelukkig , de liefde heeft u verblind, en de onftandvastigheid van cosbij heeft uwe rampen veroorzaakt ! blijf bij ons, wij zi,n uwe vrienden , en deel met ons den geringen, maar vreedzaamen, voorfpoed die wij genieten! hedwige wischte haare traanen af, en gaf zig over aan het gevoel der levendigfte dankbaarheid : te rug gekeerd tot dien aan- genaamen fland, waar van zij zig zoo ligtvaardig had verwi derd, fmaakte zij weder al het vergenoegen , dat met deszelfs eenvoudigheid gepaard gaat. Zij trok boerinnenkleede- ren aan , en zag haare gezondheid wederkeeren , door eenen evenreêdigen arbeid, door een -  E E NE GESCHIEDENIS. 165 een gezond voedfel, en door de kalmte haa- rer onfchuldige ziel. Weldra wierd zij van eenen frisfchen jongen verlost , die dit gelukkig huisgezin een nieuw leven, en bettij een nieuw voedfel aan haar tederheid bijzette. cosbij had zig in London onder allerhande foorten van vermaaken bedolven, en was in eens weder omringd door alle de medepligtigen zijner voorgaande buitenfpoorigheden : bordeelen te bezoeken , zuipen en fpeelen was het minst daar zij hem toe aanvoerden; nu en dan dagt hij om hedwige, maar men wist hem te beduiden, dat het geoorloofd was vrouwen te bedriegen ; geen Club liet hii onbezogt, en daar was het dat hem de valfche Speelers, die Engeland overflroomen, van het zijne beroofden, nelson, een braaf zeeofficier , die den Lord in het Paris ■ ment, met zoo veel welfpreekendheid had hooren redeneeren , griefde dit tot in de ziel , hij wilde hem daar van afleiden , doch vond zich genoodzaakt om een duél, daar men hem mede dreigde , hier van af te zien , en den dwaazen Lord aan zig zeiven overtelaaten. — eindelijk liep dit fpeelen zoo hoog , dat hij L 3 zig  166 J U L I A N £• zig van al zijn geld , en vaste panden , behal- ven zijn landgoed, beroofd zag: toen was het dat hem de oogen geopend wierden: wat heb ik dan gedaan , zeide hij , ik heb eerst anderen en naderhand mij zelfs bedorven ! Rechtvaardige ftraf voor zo veel opeengehoopte misdaden ; wat nu gedaan! Ontvlieden wij de wereld , en de onrust die men in haar verkeering maait ! laat ons van mijn landgoed leeven , dat mij de Hemel nog overgelaten heeft ! Ik zal de ongeluk¬ kige hedwige opzoeken en het kind dat zij nu reeds zal gebaard hebben : ik zal haar openlijk trouwen , en lachen met de befpotlïng eenes dwaazen adels! maar, helaas! waar vind ik haaf? misfchien is zij reeds geftorven. . . . doch .laat ons alles van 's Hemels barmhartigheid verwagten , het kwaade heb ik verdieud, en het goede zal hij mij niet onthouden ! Op zijn landgoed aangekoomen zijnde , liet hij niets onbeproefd om eenig narigt van hedwige te bekoomen , doch deeze, die haaren naam in dien van ma rij veranderd had, leefde in eene buitengemeene itilte: zij en haare vriendin bet tij voedden den jongen i.R-  EENE GESCHIEDENIS. 167 arthur, (zoo was de naam van haaren Zoon , die toen reeds drie jaaren oud was,) met zoo veel tederheid en zorgvuldigheid op, dat aan de wereld flegts te denken , haar eene overtolligheid fcheen te zijn: hier bij kwam nog , dat het geheim van haare lotgevallen door het huisgezin van mackw n. l , zoo geheim gehouden wierd, dat niemand der omliggende boeren anders wist, of het was een naastbeftaande. Dit alles liep zoo te zaamen , dat de Lord vier jaaren lang te vergeefs moeite deed, om iets van haar te hooren. helaas, zeide hij , zij is niet meer! mijne ondeugden hebben haar in het graf gcftort ! van toen af aan, zeide hij de wereld geheel én al vaarwel , wijdde zig volkomen aan. de fludien ; en de jacht was zijn eenigfle vermaak. Op zekeren middag , dat hij thuiswaarts meende te keeren , vond hij bij het afgaan van een' berg een knaapje dat. er zeer fchoon en zindeji k ui zag , bezig met appelen te plukken , daar de Lord Merken dorst had , wierd hij op eenen appel belust , en 1. 4 vroeg  i68 j u t i a n e: vroeg aan het kind ; —— wat zijn dat voor appelen vriendje? zuure, Mijnheer, ant- woorde den jongen: wilt gij er mij wel een van geeven ? Ja wel, mijn Heer , al' wilde gij er zes hebben ! — de Lord, bekoord door de gulheid van den knaap , zag hem fterk aan , en voelde eene aandoening waarvan hij de oorzaak niet begrijpen kon. —■ hoe is uw naam? vroeg hij. arthur mijn Heer! op deezen naam , wierd de Lord, die ook zoo heette, nog llerker aangedaan: wie is uw vader? Dien ken ik niet, want men heeft mij gezegd , dat hij mij niet kennen wil! Maar ! ik heb nog een' grootvader die heet mackwill, en ik heb een' moei genaamd bettij! — maar hoe heet uwe moeder? ma rij, doch deezen naam heeft zij niet altijd gehad, hoe was zij dan van te vooren genaamd ? dat weet ik niet meer ; het was zoo wonderlijk : intusfchen overreikte de knaap een' appel aan den Lord : deeze kuschte hem daar voor wel honderdmaal, en was zoo fterk ontroerd dat hij uitriep , mijn zoon , mijn lieve zoon , zie daar de kracht der natuur ! —— hij weende , nam den jongen ep zijnen arm , en zeide: wijs mij uwe moe-    EENE GESCHIEDENIS, lff  ij6 JULIANE. heid , in plaats van door onze goede behandeling te verminderen , is eindelijk tot razernij overgeflagen. Zij zegt de ongereimdste dingen , en doed zelfs alles wat walgelijk is 5 zij vliegt de menfchen , die haar zien , aan , inet eene woede zonder voorbeeld; het linnen dat men haar gegeeven heeft ; de bedden die zij bcfliep , in het kort, alles heeft zij vernield i : zij doed niets dan brullen, wee- nen en zig op den grond omwentelen ! ■ alles wat gij zoud kunnen doen , is haar van vleesch overvloedig te voorzien, want dit flokt zij met eene groote graagte binnen. . de opziender wierd verzogt alle morgen voor haar rekening zoö veel vleesch te haaien , als hij dagt nodig te zijn , en zijne goede handelwijze te verdubbelen! de goede man wendde alle zijne zorgen aan , doch te vergeefs ; de ervaareufte , beroemdfte en fchranderfte geneesheeren die Oxford en Cambridge konden opleveren,wierden geraadpleegd en hunne raad in het werk geileld, doch ook te vergeefs ! eindelijk kreeg de beklagenswaardige julian e een zodanig overval van razernij, dat zij, fchuimbekkende van woede, flierf- Dus was het einde eener dweepfter, die tot - al  EENE GESCHIEDENIS. 177 alle euveldaden in ftaat was. hedwige en haare waarde cosbij betreurden jaaren lang het verlies van hunnen braaven vader en ongelukkige moeder , aan welke laatfte zij eene begraafplaats de familie van cosbij waardig, gegeeven hadden, mijlord en zijne echtgenoote finaaktên nog lang het zoet van het huwelijk , en de vriendfchap die er meede gepaard gaat. Steeds bleef Mijlord tegen de ltiefmoeders vooringenoomen ; maar iied- ' vvige zeide altijd, men befchuldigt de natuur eene Stiefmoeder te zijn , en deeze befchuldiging verdient dikwerf de naam van liefdeloosheid : dus is het ook met de Stiefmoeders geleegen, die onder het vooroordeel der wereld al te diep gebukt gaan : want, er is er ook , die haar vaderland eer aandoen en haaren zeker niet beminlijken naam door haare deugden verzagten, en ons noodzaken dat men ze prijzen moet. M  REPUBLIEKEN, EENE VERHANDELING» De mensch van het begin der waereld ge* fchikt, om op de oppervlakte der aarde, de verhevenfte gedaante en verwonderlijkfte lotgevallen te moeten hebben , en te gelijk om alle die onheilen te ondergaan waarmede de natuur bezwangerd is, wierd aanvanglijk in eenen ftaat van wildheid geplaatst, waarin hij zig te zwak bevond , om te kunnen kampen tegen alle de moeili kheden die hem omringden: Hij zag zig aan de Elementen blootgefteld} de aarde, nog door geene hand beploegd, was ■woest en onvrugtbaar ; aan de eeue helft des aardbodems fcheen de geweldige hitte der verzengde luchtftreek hem ie willen verteeren , en aan de andere helft, fcheen eene fnerpende koude zijne grootfte vijandin te zijn : de kruiden des velds waren doormengd van dui-  EENE VERHANDELING. ifg duizende vergiftige planten , die hun gebruik gevaarlijk maakten , en eindelijk het krielend roofgedierfte dat , overal heenen zwervende a door zijne verfcheurende tanden aan den mensch het denkbeeld van meerderheid fcheen te willen ontrukken, dit alles deed hem begrijpen , dat hij op zig zeiven te zwak was , om alle deeze oogfchijnlijke rampen of te overwinnen , of ten minsten te beteugelen. Hij was dus genoodzaakt zig met zijne natuurgenooten te vereenigen , en met hun alle de middelen, die ter zelfverdeediging tegen zulke woedende ellenden vereischt wierden , te beraamen. Door dit verbond, het geen alles nood- zaaklijk maakte, gefterkt, is hij eindelijk alle deeze zwaarigheeden te boven gekoomen , en heeft over derzelver veelvuldigheid gezegenvierd ! hij heeft de aarde bebouwd , en onder den zegen des Allerhoogften dezelve toebereid tot eene vrugtbaare moeder van al wat adem fchept; hij heeft de rivieren binnen haare paaien gebragt en de zeeën onderdanig gemaakt ; hij heeft een gedeelte van het dierenrijk overwonnen, het zelve tot zijn gebruik weeten te verordenen, en het andere in zijne hooien gedreven , van waar de nacht hun tmkel uitlokt, om de bosfehen te doen weêrM 2 gal-  j8o REPUBLIEKEN» galmen van het naar gefchrei, waar toe da vermindering van hun getal , dezelve fchijnt aantezetten. Dus heeft de mensch , door de vereeniging met zijns gelijken , de woestheid der natuur overwonnen , hij houd door zijne llaudvastige handwerken deeze zoo onfchatbaare overwinning ftaande , en doet ons daar door de voorrechten der zamenleeving bewonderen. Deeze zamenleeving, op gewisfe gronden gevestigd , fcheen aanvanglijk eene ongeftoordheid en eene gerustheid te belooven , zoo lang de menfchen door geen ander denkbeeld dan dat van hun eigen heil en dat hunner natuurgenooten , beheerscht wierden ; doch de hoedanigheden van ziel en lichaam , die in den éénen meer dan in den anderen uitmuntten , deeden de zwakken voor eene overrompeling , voor ongelijken vreezen ; en het is aan deeze vrees dat de regeering haaren oorfprong , het is aan de onheilen die de menfchen elkander aandeeden , dat zij haare onontbeerlijkheid en volftrekte noodzakelijkheid verfchuldigd is. De menschiijke zamenleeving is dus gebooren  EENE VERHANDELING. l8l ren uit de nooddruft, en uit de nuttigheid oin zig daar tegen te wapenen : de zamenleeving is ook een zamenmengfel van gebreken en volkomenhceden , van deugden en ondeugden , die ieder afzonderlijk hunnen invloed doen gevoelen. De natuurlijke genegen¬ heid van den mensch tot heerfchen verwekte bij hem gevoelens van meerderheid uit hoofde van de fterk te des eens , en cle verligtheid des anderen , waar door zij wierden aangefpoord om zig zekere voorrechten aantematigen. -De welgewasfe en fterk gefpierde man deed meerder en zwaarder arbeid dan anderen ; dit zag , dit gevoelde hij , en daarom achtte hij zig hooger dan anderen zijns geli ken : de verftandigen en geestigen gaavcn heilzaamen raad en bevorderden door hunne vermogens het heil der anderen minder bedeelde menfchen ; dit deed hun waanen dat zij eeniglijk de oorzaaken waren van de gelukkige vereeriiging' hunner broederen ; eene overeenkomst tusfchen hun en de Herken wierd getroffen , zij deeden hun gezag gevoelen , hier uit ontlfond verwarring, uit deeze verwarring gebreken en ellenden , en daar uit heeft de Regeering haaren oirfprong ontleend. M 3 De  ïgS REPUBLIEK EK, De Regeering wierd ingefield , om doos de rechtvaardigheid, die gefprooten is uit da gelijkheid der menfchen , hunne onheilen te verhelpen, hunne dwaasheeden te beteugelen , hunne ondeugden te flraffen, en daar, door de iloornis der menschlijke werkzaamheden te verhinderen : deeze inftelling bragt een geluk te weeg , waar van men lang verftooken was geweest', en het welk door zijne verkrijging, den mensch te gelijk dé begeerte inboezemde om nog gelukkiger të weezen. De mensch gebooren en aangefpoord om alle zaaken die hem omringen, door de vrugtbaarheid van zijn verftand , tot de mooglijkfle volmaaktheid te brengen , is niettemin ongelukkig genoeg geweest om, bij de befchaving zijns verflands , deszelfs ellende te vermeerderen. Zoo was het ook met de Regeering geleegen ; zij vergat weldra dat zij Hechts een werktuig moet zijn in de hand van het algemeen; zij dwaalde bij trappen van haare beginfels af, en gelijk de verbastering van de wetgeevende macht van gevaarlijke uitwerking is voor de zeeden der volken , bragt zulks, eene meenigte van rampzaligheden , van onderdruk-  EENE VERHANDELING. 183 drukkingen en wreedlieeden te berde , die nog in de gefchiedeuisfen der menfchen met bloed, roode kleuren geteekend ftaan. Gebukt te gaan onder een beftier, waarvan het aangematigd geweld zoo veele verfchrikkingen baarde , was iets , het welk de maat. fchappij, wier oirfprong vrij en ouafhanglijk is , ondraaglijk moest vallen. Het denkbeeld van vrijheid , uit de natuur der menfchen voortgefprooten , begon zig te verleevendigen, men nam zijn toevlugt tot de wapenen , die tot op dien tijd enkel in de handen der onderdrukkers waren geweest, en men vormde Gemecnebesten , waar in niemand den ftaat als zijn eigendom befchouwde dan de gezamentlijke burgers , en waarin de door wetten bepaalde gelijkheid wierd ingevoerd , bij welker beftaan de Republikein vrij , en bij welker vervreemding , hij een flaaf is. De aanleiding tot het ftichten deezer republieken of gemeenebesten, was de noodzakelijkheid om zig van een juk' te ontdoen , dat het menschdom ftond te verdelgen : het was om zig te gader, door eene rechtvaardige zelfverdediging , in zijne oirfpronglijke naM 4 tuur-  184- R E P ff B L I E VL E N," tuurrechten te handhaven , en met zijne eigene rampen , die van het nageflagt aft tekeeren. (in) Die f» Men voege hier bij, dat zeker//jk het gevoel en de zucht naar vrijheid ongemeen diep in 'smenfchen hart geplant is ; dat hij , «aar maate hij den ftaat der Natuur meer naderd, zig dit recht te minder laat ontwringen. Naar ons zeiven moeten wij hier niet oordeelen. Wij zijn door zot» veele groote en kleine onrechtmatige bezitters der macht onderdrukt 4 daar zijn van ouds af iii geregelde Staaten, zoo veeie onrechtvaardige, en da-r bij gevaarlijke heerfchers geweest , dat wij fchier zonder eenigen dorst naar vrijheid, en zender liefde tot dezelve , uit den fckoot van onze moeders hoornen, en rondsom ons, zoo weinige groote daaden zien , dat het geen wonder is, wanneer wij al het buitengewoone van dien aart zeldzaam vinden, en met een koel hart daar over grimlachen. Maar dus was het niet geleegen bij de ouden; zij wilden vrij zijn, en wanneer zij de hand ter kluistering moesten overgeeven , wilden zij de band ten minden niet toerijken ; zij moest eerst met het bloed der dwingelanden geverwd zijn , en daar door de fchande der flavernij eenigfins hebben afgewasfchen. viiZMijERCaraSsrk, des Bijbels , nDeelis Stuk bl. 4^5.  EENE VERHANDELING. l8£ Dit kloekmoedig befluit gaf aan de onderdrukkers aanleiding tot bloedftorten, zij konden het denkbeeld niet verdragen , dat onderdrukte menfchen hun met verderf dreigden : Het bloed ftroomde , maar hec was voor de vrijheid, en dan is het eert. heilig dankoffer aan het Oppervveezen toegewijd. Dit kan geene verwondering verwekken, indien men nagaat, hoe vroeg reeds en hoe lang het menschdom onder de fcepters der onderdrukking heeft gezugt, eer men in ftaat was voor de vrijheid met vrugt te kunnen ftrijdeu ; er moesten juist zulke tijdftippen te baat genomen worden , waarin de afbreuk doende overwinningen van den eenen heerfcher op den anderen , hunne macht verzwakten , of dat de overdaad en de pracht de drijfvecren van het despotismus deeden verflappen, en dat de dwingelanden, te midden in de gevaaren die hun omringden , verwijfdelijk infliepen. Eenigen houden de Phomiciën voor de eerBi 5 fte  I8Ö REPÜB LIEKENj fte ftigters eener Republiek: hun land dat dor en onvrugtbaar was, wierd door den Koophandel en de zeevaart, die bij hen uitgevonden is , o.verftroomd van alle voortbrengfelen der wereld , en de vrijheid, die bij hun heerschte, was de oorzaak van hunne nuttige uitvindingen , waar onder de fchrijfkunst de voornaamfte was ; zij hadden , zoo als strabo. fchrijft, hunne volkplantingen in Africa , en naderhand breidden zij dezelven tot in Spanje uit. Ja zij zijn het, die aan Egypten grenzende , de kreeten der vermoorde onfchuld aldaar hoorden opgaan ,. en die hoewel van dwingelanden omringd, zig zelfs niet alleen bij hunne vrijheid handhaafden , maar oo.k een gemeenebest hielpen Itigten (ra), waarvoor Rome beefde. Cartkago, een Gemeenebest, door de welingerigtheid van zijnen Regeeringsform , (die eene vermenging was van het Monarchaal gezag, van de Aristocratie , en van de Democratie,) ontzaglijk bij z.ijqe nahuuren geworden, en door f») Carthagp-  EENE VERHANDELING. 187 door zijne vrijheid tot het toppunt van gelul; geklommen , bezat zodanige wijze wetten , dat men er nooit van jhcerschzugt geweld of oproer hoorde ; de uitvoering derzeiven en van het geen men de Politie noemt, was aan twee jaarlijks verkiesbaare Overheedeir Suffetes genaamd, toehetrouwd ; die te gelijk in de raadsvergaderingen voorzaten , en dikwils de legers van den ftaat aanvoerden; Een* raad welks leden uit de onderfcheiden ftanden van het Gemeenebest, waar onder die der burgers de aanzienlijkfte was , waren t'zaamgefteld, had de oppermagt in handen , en deszelfs uitfpraak was de bepaaling , waar naar men zig te fchikken had; doch indien deeze uitfpraak niet na genoeg eenftemmïg gefchiéden kon , dan moest het algemeene volk de beflisling doen. Eene rechtbank die uit honderd leeden beftond , moest de veldoverften rekenfehap van hun gedrag afvorderen , en ftrafte hun dikwerf, wanneer zij overwonnen waren , met den dood. Hier uit kan men de niet zelden onrechtvaardige begrippen die in de Republieken heerschen, afmeeten: men is er zomtijds dwaas genoeg , om een door het geluk begunftigd man zoo te bewierooken , dat de Vrijheid di kwils al-  188 REPUBLIEKEN," alleen maar van zijne edelmoedigheid afhangt, en aan den anderen kant is men er ook we« derom zoo wreed om den besten den eerlijkften en verltandigften burger op het fchavet te doen ontzielen, Hoewel de regeeringsform van Carthago een van de fchoonfte was bezat hij nogcans zigtbaare gebreken , die ten hoogden te dugten waren ; b. v. verfcheide aanzienlijke ampten wierden in een perfoon vereenigd ; de armen waren van alle bedieningen uitgeflooten , en de legers van den (laat beflonden niet uit burgers , maar uit vreemde huurlingen : drie zaaken die voor de vrijheid van het gemeenebest allergevaarlijkst waren ; want de eerde verfchafte den amptenaaren door hunnen invloed een overwigt, dat de wetten veelal onmagtig waren te beteugelen , een overwigt dat de ftaatsdienaars vrijheid gaf, om hunne wraak onbepaald te doen nederdaalen op de hoofden van zulken die moedig genoeg waren , zig tegen hunnen' hoogmoed te verzetten : de tweecle zaak , dat de armen van alle bedieningen waren uitgeflooten , was iets onrechtvaardigs , en het brak die gelijkheid van perfoouen die het behoud is der gemee» ne-  EENE VERHANDELING. 189 nebesten ; eene gelijkheid zonder welke een gemeenebest, geen gemeenebest kan genaamd worden. Wel is waar , dat de armen in de bedieningen , gemaklijker fchijnen omgekogt re kunnen worden , dan de rijken ; maar hebben wij ook niet veele voorbeelden dat deeze laatften doorgaands des te onverzadelijker zijn , naar maateu het geluk hun het meest llreelt, en is het niet beweezen , dat de rijken in bedieningen geplaatst , die zij vooraf weeten , dat hun niet ontgaan kunnen , ook minder oplettend en naauwkeurig zijn ten aanzien der plichten die zij vervullen moeten ? De arme burger is het weeskind, waarover de ftaat de voogdijfchap moet ©effenen , doch het welk mishandeld wordt indien men het die geringe voordeelen ontzegt, waar op het, uit hoofde zijner behoeften aanfpraak maaken kan: en wat de derde zaak betreft , dat de legers van Cnrt'iago niet uit burgers maar uit vreemde huurlingen beltonden , dit was het zekers: middel om de vijanden der vrijheid in haaren boezem optekweeken. Indien ooit een gemeenebest in zijn midden burgers heeft , die hunnen voorfpoed het best waanen door vreemdelingen te zullen beveiligen , dat men hen doeme als weet-  ipo REPUBLIEKEN, weetnieten en ilaaven ; want de vreemdeling door geen en anderen band aan de mogenheid die hem huurt, dan door een vuig eigenbelang verbonden, ontziet zig niet de geheiligfte voorregteu te krenken; dit was ook het geval yaetCarthagp , alwaar de huurlingen van Nutuidien en Ligurien dikwils aan het muiten geraakten, en, in plaats van het gemeenebest te be* fchermen, deszelfs vijanden wierden. Hoewel Carthago rijk en verwijfd geworden was , behield het echter dien veerkragt, dat het zijne wingewesten uitbreidde, kostbaare en langdurige oorlogen voerde , waarin het .dikwils de uitftekendfte overwinningen behaalde, en zig, door den moed van hannibal en amilcar, tot eene mededingfter van het magtig Rome opwierp. Dan helaas! toen Carthago , na lang gebloeid te hebben , het ongeluk had, om in cato haaren vijand en in s c i p i o haaren beoorlooger te vinden , wierd het eindelijk door de zeegepraalende Romeinen in de asfche gelegd ; en terwijl het kapitool over de opgaande vlammen juichte, treurde het menschdom , om de ellendige overblijffcls van het eertijds vrije en dappere Car-  EENE VERHANDELING. Ipr Carthago. Dus was het, dat de eene vrije natie, de andere vernielde en dat Rome haaren roem bevlekte. Het was dit Rome, dat uit de geringlïe be« g'mfelen tot het grootfte der gemeenebesten verheeven wierd: de landerijen waren evenredigonder deszelfs burgers verdeeld, uit deeze burgers wierden de legers t'zaamgefteld ; legers die enkel daarom overwonnen , wijl ieder burger, door de gelijkheid der bezittingen, een even groot belang had in den welvaart van het vaderland : doch toen de invloed der Patrieen naderhand deeze inrigting begon te misbruiken, toen de legers dieswegens oproerig wierden, en toen de plebejers zig om de volkomene wederverkrijging van hetzelve te vergeefsch bekommerden , daalden de Romeinen bij trappen af tot eene laagheid , waar in alle gemeenebesten die van haare oude nuttige inzettingen afwijken , noodwendig verzinken moeten. Rome was nog maar eene kleine Republiek, toen het zig reeds , bij de onmagt haarer bondgenooten, iu ftaat bevond om tien le- gioe ■  ip2 REPUBLIEKEN, gioenen (o) enkel uit de invvooners van de Stad bij een te brengen. (ƒ>) Bje Romeinen hadden, boveii andere volken, een zonderling geluk , zij leerden naamlijk van hunne vijanden de kunst van te overwinnen; dus onderwees pijrrhus hen, hoe zig te verfchansfen, zig eene legerplaats te verkiezen en dezelve wel aftefteeken ; hij gewende hen Co) De trootheid van éen legioen is niet altijd dezelfde 'geweest : toen Romalus leefde , beftond het uit drie duizend voetkscgten en drb honderd ruiters. C r l u t a r c h. in eomolo.) Vervolgens wierd het op vier duizend man gebragt, en daarom quadrata gebeeten. O) titus liviüs zegt in zijne decad. I. lib'. Vil. Rome zou in deeze tegenwoordige tijden , Cin 't jaar 406 toen Burgemeesters waren le puit rus ca 111 l 1. u s en ap. claubius cr as s us) hetgeen de gantfche wereld onbegrijpelijk moet voorkomen , nauwelijks zoo veel kunnen doen , indien er eensklaps een vijand voor haare muuren verfcheen:,- het geen een zeker teken is , dat het zig federt dien tijd weinig grooter gemaakt heeft ,'en dat wij niet anders gedaan hebben . dm de weeldé cn de fchatten , welke ons bederven , te vermeerderen. ——  EENE VERHANDELING. 193' hen aan de olijfanten , en maakte hen gefchikt voor de zwaarfte oorlogen. Qf) Als het waare voorbeftemd om allerhande wisfelvalligheden te ondergaan , hebben de Romeinen allerhande foorten van heerfchappijen beproefd : beurtlings van koningen t van den adel en van het volk geregeerd , waaren zij , zomtijds zwak in het midden van hunne groot' heid: uit hunne koningen wierden tirannen gebooren ; de adel bragt de pompetussen en de c^sjius voort , en 's volks onbedagtfaamheid kweekte s ijl la en catilina op ; het gaf hun die zelfde wapenen in de handen , waar mede julius caesar en augustus naderhand de vrijheid den dood- fleek gaven. Van een gemeenebest als Rome, waarin de driften van het volk dikwils zegepraalden, zal het niemand verwonderen dat (j) montes quieu grandeur £? decadenca dei romeins j Chap. IV. part. 2. — Zij gewenden zig ook aan het zien van bloed en wonden en zij waÉen ten uiterften . oplettend 001 nategaan , waarin hunne vijanden eenig voorregt op hen konden hebben en terftond wareu zij daar voor op ibunne bfiede. ibid. Chap. II, pag. 55. — N  194 REPUBLIEKEN, dat men in de genegenheid omtrent zulké Veldoverften , die door hun geluk eenen uitmuntenden roem verworven hadden , zomtijds zoo ver ging , dat men hun zelfs middelen aan de hand gaf, om dwingelanden te worden ; en hier uit leert men dat de dankbaarheid van het volk , niet zelden de grootfte onvoorzigtigheid is , wijl het in zijne deugden zig zoo min laat bepaalen als in zijne on» deugden ; evenwel kon 's volks onvoorzigtigheid aanvanglijk den ftaat wel in ellende dompe.en , doch niet t'onderbrengen ; zoo lang er zulke voorbeeldige burgers als c'ato gevonden worden , die op zijn veertiende jaar zijnen leermeester vroeg; Waarom niemand den wreeden s ijl ca het leeven benam? en dië, toen hij ten antwoord kreeg , „ wijl hij meer gevreesd dan gehaat is ;" hernam, „ waarom hebt gij mij dan geen zwaard gegeeven ? „ dan had ik hem zelve vermoord , ea Rome j, verlost." Er wierden geene bedieningen in dit voorbeeldig gemenebest, dan alleen aan de deugdzamen, gegeeven ; deeze bedieningen bragten geen voordeel aan ; en het eenigfte daar zig een .Romeinsch ambtenaar mede vleien kon, was  EENE VERHANDELING. IGJ was, dat hij in hachlijke onderneemingen al> tijd vooraangefteld wierd. In Rome was een vierfchaar die over alle verwonnen volken moest vonnisfen. Volgens haare uitfpraak wierden de belooningen of ftraffert die ieder verdiend had , bij het einde van elken oorlog, bepaald! hier döör wierden dé overwonnenen in toom gehouden'j en de legerhoofden verpligt om van hun gedrag verantwoording te moeten doen.' De nuttigheid van deeze inftelling behoeft geen betoog;'; dewijl men oneindig veele voorbeelden heeft van bevelhebbers , die in Republieken tot deezen aanzienlijken post verheeven , en {leunende op' den invloed die zij en hunne famïlien hadden verkregen , de geweldadigfte Happen met de grootlte ondankbaarheid paarden. Het was bij de Romeinen eene heilige wet, dat zij aan niemand , die hunne hulp affmeekten, dezelve Weigerden. Het waren' dergelijke ftandvastige en verheevene grondbeginzels, die de Romeinen eeuwen lang, zulk eenen grdotfchen rol op het toneel der wereld hebben doen fpeelen, en het waren deeze grondbeginN 2 ' . zeis  ipö REPUBLIEKEN, zeis die hun omtrent de grootfle Mogenheden eveneens deeden handelen , als omtrent de kleinfte Steden ; want de gezanten van de Herniciers hadden bij den raad dezelfde voorrechten , als die der Afiaanfche Koningen. De oorlogen der Romeinen gefchiedden nimmer om geringe oorzaaken en liepen altijd uit, op de overheerfching van andere volken; deeze oorlogen waren aanhoudend en bloedig. Zij gebruikten de voorzigtigheid , om behalven het leger dat zij in het veld hadden , nog een in Rome gereed te houden , om indien het eene geflagen wierd , dit onheii door het ander te verhelpen : dus kwamen zij altijd met vernieuwde magten te voorfchijn , en Helden maar een gedeelte van dezelven bloot, terwijl hunne vijanden in eens alle derzelver vermogens verfpilden. Dit alles was eene ftaalen wet geworden, op de voorltellingen der gemeenslieden , die, zoo lang zij zig van 's volks befcherming verzee< kerd hielden , deszelfs verdeedigers waren in den raad tegen de onderdrukkingen der grooten , hun gezag was zoo heilig, dat het op ftrafFe  feENE VERÏÏANDEEiNG. ip^ ftraffe des doods verbooden was , hen met woorden of daaden te beleedigen. Terwijl Rome door haare heirleegers den aardbol overftroomde , en de volken cijnsbaar deed maaken , was het door binnelandfche twisten verdeeld: bij het verdrijven van Tarquin , en de vernietiging der koninglijke waardigheid veranderde haare Regeeringsvorrn in eene volflagene Aristocratie : de Magiftraatsambten en Lticrative bedieningen, wierden als de eigendommen der raadsheerlijken en hunne familien befchouwd ; (V) het was uit hunnen boezem alleen dat de Burgemeesters of Covfules wierden verkooren , die aan het hoofd der overwinnende legers geplaatst , alleen tot eene openbaare zegenpraalende intreede gerechtigd waaren. De raadsheeren die nog fteeds voor de overgebleevene doch omzwervende , aframmelingen der koningen bedugt waren , fcherpten het volk onophoudelijk vooroordeelen tegen de f» titus LiviusLib. VU * Zij mogten alleen de wichelarijen wiatneemen. ..enz. N 3  ipg republieken; de monarckaak regeeringsvormen , doch bewerkte daar door te gelijkertijd bij het zelve eene onbepaalde zugt tot vrijheid : door de misbruiken die de raadsheeren van hun gezag maakten , wierd het volk gaande en zag, dat 2iet nog eene vrijheid ontbeerde, naar welker wezenlijke bezitting het zoo zeer verlangde. Weldra deed het zijne ftem hooren , «n verminderde het gezag der burgemeesteren 5 ,let deed in den raad ook plaatfeu aan de ona.«delijken inruimen, en hier door kwam het tgantfche beftuur in de handen des volks. Jn gemeenebesten alwaar de adel zig Zeekere voorrechten en een algemeen gezag aanmaatigt. ftaat dezelven bloot voor den nijd en afgunst der meenigte ; want er is tusfchen het volk en den adel geen zoo groot onderfcheid als het zig oppervlakkig laat aanzien : de adel, altijd voor zijn vermoogen bezorgd , is onophoudelijk bezig om door kunftige vriendelijkheid en door ernftige middelen beurt" lings zig ftaande te houden het eene verbind hem in veelen opzigten met het volk , en het ander ftrekt minder om den gewaandcn afftand te bewaren , dan om het denkbeeld levendig te houden dat de adelijken de uitvoerers der wetten zijn; hoe het zij; in beiden ge-  . EENE VERHANDELING; 199 gevallen vind er eene zekere vereniging •tusfchen hun en het volk plaats , die zoo lang duurt, als de adel in ftaat is zijne heerschzugt te maatigen ; doch wanneer dezelve ongelukkig genoeg is , om de paaien eener gezonde Staatkunde te overfchrijden, dan is Tiet allernatuurlijkst, dat het volk, het welk , hoe zeer niet in de daad vrij , echter op'den fchijn van vrijheid gefield is , de middelen uitzoekt , om zig van hun juk, dac allcrondraaglijkst is , te verlosfeu. Het volk van Rome, dat daarom geducht was , wijl het de wapenen in de vuisten had, verfchool zig op den zoogenoemden heiligen berg , terwijl door deezen ftap de ftad eene belee'gerde. woestijn geleek: den raad, hier door benaauwd, vaardigde gezanten af, ontdeed zig van zijne gewaande voorrechten , en gaf aan-het volk de vrijheid om trtbUni pleMs of gemcensmaunen te kiezen : deeze geméénsmannen, die volgends de menschlijkc gefieldheid wederom eene bijzondere heerschzugt ademde, wilden hun gezag op ouwrikbaare gronden vestigen , door den adel van alle zijne voorrechten te beroovcn- Dit verwekte 011«erdgheeden zonder einde, want de adel moeN 4 dlS  2QO REPUBLIEKEN,1 dig op zeekere ingebeelde zoogenoemde aange» booren voorrechten , die de tijd ingevoerd , en de gewoonte fchijnbaar gewettigd heeft, was in ;hetj Romeinsch gemeenebest nuttig en zelfs onontbeerlijk geworden , hij had zig door heldendaaden en deugden beroemd gemaakt, en kon dus eenigen aanfpraak vormen op de erkentenis van het algemeen. Derhalven was het voorneemen der gemeensmannen om eene volffrekte volksregeering, die toch ook weldra bij hun in eene Aristocratie veranderde , inteyoeren , niet vrij te fpreeken vari eigendunklijkheeden en ondankbaarheid. Dan de raad het misbruik, dat de gemeensmannen van 's volks vertrouwen maakten , ziende , deed zijne leeden , die meestendeels edelen waaren, groote weldaden uitoeffenen ; hij wendde 's lands penningen tot gefchikte gebruiken aan; hij droeg zorg den eerbied niet te doen verminderen , waar mede het volk voor de waardigheeden zijner leeden , en voor hunne geflachten bezield was ; hij wist den tijd van 's volks bijeenkoomften , alwaar het dikwils zeer onltuimig toeging , te doen uititellen , onder voorwendfel dat de wichelarijen, en de ingewanden der offerdieren geene gunllige beteekenisfen hadden , en dus dat jupitek ver-  EEN Ë VERHANDELING. "Oï vergramd moest zijn,• hij deed door zulkea die onmiddelijk van hem afhingen , verdeeldheeden pnder de gemeensmannen zaaien , die dan ook het aanftellen van eenen opperbevelhebber of di&ator (5) ten gevolge hadden; hij be- O) De Bifiator wasvolftrekt onaf hanglijk, hij verklaarde oorlog, bragt troepen op de been, en dankte die wederom af, hij gaf den raad van geene andere zaaken kennis, dan die hij begeerde te doen weeten. Hij firafte naar zijn goedvinden. Zijn vonnis was dat van de hoogfte rechtbank, waar tegen geenj Appel was aanteteekenen. Als zijne bediening ten einde was , was hij ongehouden eenige verantwoording te doen. Vierentwintig gerechtsdienaars , die de bondelbijlen voor hem heen droegen , waaren zijne lijftrawanten. Deeze aanzienlijke post , die Hechts 6 maanden duurde , wierd eerst door de Burgemeesteren , daar toe bij den raad verkooren, bekleed; doch naderhand eigende zig de volkelingen dit recht toe ; het geen den raadsheerlijken niet aangenaam was , te meer g , waaraan de eer van het gemeen pebest afhing, zig vereenigde om die te handhaven , en daar door afgetrokken wierd van die woelende bezigheeden en onophoudelijke §isfchen , waar toe het door zijne gemeensmannen wierd aangefpoord : deed het volk dan nog zijne ejsfchen gelden, dan paarde de raad, de zagtfte toegeevenheid voor een gedeelte derzelven , met de hartelijkfte vermaningen , om toch vooral het welzijn van het vaderland niet uit het oog te verliezen , en eindelijk was de raad onvermoeid in zijne poogingen , om het volk op allerhande wijzen dien Staatsreegel onkreukbaar eigen te maaken: dat het welvaaren van het gemeenebest oneindig hooger te fchatten is , dan dat van bijzondere perfoonen, hoe hoog in rang dezelven ook mogtey zijn. Eindelijk moesten de raadsheerlijken voor het volk of liever voor deszelfs gemeensmannen; bukken zij wierden van de meesten hunner ambten • be* drie wetten maakte , welke voor de raadsheerlijken bij uiittek nadeelig waaren. Zie titus livius» Lib. VIII.  EENE VERHANDELING. 203 beroofd en behielden geen ander gezag , dan het welk vereenigd was met dat van 's volks hoofden. Dus veranderde de regeerfngs- vorm van Rome in eene volflagene Democra* iie , die haare altijd duurende vijanden in de gedachten der voornaamlten had. Deeze Demccratifche regeering zou dcor de gefiadige waakzaamheid van het 'moedige Roomfche volk misfchien nog hebben kunnen ftand houden , indien niet gelijk het in Republieken gémeenlijk gaat , de verbastering der deugden en zeden , aan den adel wederom die veerkracht had bijgezet, waar door dezelve de .poogingen van het volk kon overdwarsfen. Doch alle deeze ongelukkige verdeeldheeden bragten niet anders te wege , dan de verkooping van 's volks vrijheid aan de Tienmannen, en de verdelging van dezelve onder de Keizers. Het eenigfie dat noch hing en veel heeft toegebragt tot behoud van het Romeinsch Gemeenebest, was het ambt van de Cenforcs (t~) deeze Ceu- CO Zij witrden dus genoemd, wij! zij de Jchat- of tuchtmeesters der Romeinen waaren. Het waren twee magiftraacsperfoonen, die alle vijf jaaren eene alge- meer.e  20+ It E P U B L I E K E N J Cenforcs waren zeer geftreng in hunne ambts-' verrichting, zij gebruikten geene aanmerking van perfaonen , dit kan blijken uit het geen valee-ius maximus in zijn tweede boek verhaalt, dat marcus duronius een gemeensman , door hun uit den raad gezet wierd, wijl hij tegen de zuinigheid en de matigheid gezondigd had , door eene wet aftefchaffeu, waar bij de onkosten der bijzondere maaltijden bepaald wierd. Dan de fchoonfte van alre plichten der Cenfores was deeze , dat zij door het verplaatfen van het volk in de onderfcheidene wijken, niet alleen de omkoo- pin- meene rnonftering deeden van 't Roomfchc volk. De hervorming der zeeden was hunnen voornaamlten plicht; al wat verbasteringen en ongeregeldheden genaamd wierden moesten zij tegengaan; een raadsheer, dia zich daar aan fchuldig maakte, wierd uit den raad gebannen , een ridder wierd zijn paard ontnoomen , en een burger wierd uit zijne wijk gezet, envermogc niet meer te (temmen, zoo handelde marcus l.ivius met vijfendertig burgers, uit iedere wijk één, zeggende; „ na dat gij mij veroordeeld had, (lelde „ gij mij tot Burgemeester en tuchtmeester aan , gij „ hebt des of verkeerd gehandeld met tot mijn na„ deel te vonnisfen , of met mij deeze beide waar„ digheeden opteelraagen". Zie titus li vius, Lib. XXIX- Cap. zj.  EENE VERHANDELING. 205 pingen verhinderden , maar ook daar door te vveege bragten , dat het volk zijne macht, die zeker al zeer uitgeftrekt was , niet kon misbruiken. Dan daar alle menfchelijke zamenltelfels bij trappen aanwasfchen en afneemen ; zoo moest ook Rome wederom eens nederdalen in die Ha* vernij en in die vernedering, waar uit het zo grootsch was komen opdagen ; en dit ichijnt het lot van alle vrije Staaten te zijn ; een loc waar van de oorzaak niet ver te zoeken is: de tegenfpoeden doen het volk zijne veerkragt verliezen , en het geluk dat vrije Staaten te beurt valt, dompeld het algemeen doorgaands in eene weelde en onbekommerdheid , die het onbekwaam maakt om zijne vrijheid op den duur te handhaven , en dit is het gevaarlijksc oogenblik voor eene vrije natie , eenoogenblik, waarin zij , om zoo te fpreeken , waggelt en gereed is zig in de ijzeren armen der dwinglandij te werpen ! —— Zoo ging het ook met Rome ! de krijgsknechten , wier eerbaara orde door den invloed der Staatzugtigen verbasterd was, begonnen eene macht te doen gelden , die hun voorheen onbekend was geweest, en onbekend moest weezen. Zij be- fchouw-  &a6 £ e p u n l i e k e n fc'houwden hunne vcldoverften als hunne begunftigers en meesters. Zij deeden hulde aan sijlla., marius en c.ezar, die' deeze trotfche heerfchers als wierook aanna» men , en tot bederf van het gemeenebest deeden {trekken , de Soldaten in de wingewesten verdeeld gedroegen zig eerder als vijanden , dan als vrienden van het gemeenebest. Daaf en boven , zoo lang de raad naar zijne onveranderlijke zetreegels den ftaat befluuren kon, bloeide het gemeenebest; maar toen het volk, door eene onbedagtheid zonder voorbeeld, zig veroorloofde van de maatregelen des raads aftegaan , en van zommige gelukkige veldheeren zijne gtmftelingen te maaken , toen ging het gezag van den raad en met hetzelve Rome verlooren. 1 Indien een gemeenebesf eens van desz.lfs voorouderlijke Sijstkemas afwijkt, dan houd haare ftaatkunde en met dezelve haare welvaart op : het is den befluurers der gemeenebesten niet geoorloofd , het lot huns Vaderlands aan een ftour bëflaan te wagen , neen ; het is enkel hunne plicht om deszelfs geluk op onwrikbaare gronden te vestigen.- De uitgeftrektheid , en het bij aanhoudendheid aaawasfend vermogen van het Roomscl» ge-  EENE VERHANDELING. 2O7 gemeenebest, waaren de oorzaaken van haaren ondergang ; want eene Republiek die zig niet enkel binnen haaren kreits bepaald, buigt zig eindelijk, hoe wel ingericht ook, neder ouder de zwaarte die zij torfchen moet. Het beltuur moet door te veel handen gaan ; allen zijn niet even bekwaam ; de verftandiglten , de ftoutften genieten de voorkeur , zij vleijert het volk dat zig aan hunne daaden vergaapt, zij neemen een zwak oogenblik waar, en terwijl het gemeenebest met duizend zwaarigheden te kampen heeft, verheffen zij zig in eens zo hoog , dat het bedroogen en verflaagen volk wel te vreeden is, indien zij niets meer doen dan eisfchen. Eindelijk, om kort te gaan, Rome was Rome niet meer ! de Afcnlaners, de Marfen, de Festijnen , Ae Lucaniers en de Samnieten waren op ■ gedaan , men was te zwak hun te beteugelen , men fclionk hun het Roomsch Burgerrecht , men fchonk het ook aan alle bondgenooten , en men bedierf zig zeiven. De Romeinen eertijds vrije, dappere en grootmoedige burgers , waren flaafsch , verwijfd en lafhartig geworden. Het gemeenebest was te koop. C/EZar. lag den grond tot eene eigenduklijke heer-  £c8 REPUBLIEKEN heerfchappij; augustus trok het gebouw * met list en Maatkunde op; tiberius voltooide het met geweld ,- zijne nakomelingen waren zig zeiven ongelijk j het rijk verdeelde zigintweën; manuel comnenus liet alles vervallen, en constantijn paleologus wierd vertrapt door de paarden der Barbaaren , die het rijk overftroomden , en aan de wereld niet anders overlieten, dan het akelig gezigt der eleudige overblijfzèls , van het eertijds trotfche , maar nu verdelgde Rome ! Wiens hart krimpt niet, op het verhaal*van het ongelukkig uiteinde van een gemeenebest dat den aardbol onder haar wapenen deed gebukt gaan , dat aan alle volken wetten gaf, en het welk zo wel was ingerigt, dat men aan deszelfs duurzaamheid nimmer zoude hebben durven twijffelen ? De zonderlinge lotgevallen van dit gemeenebest , het welk alle anderen overtroffen heeft, hebben ons zo ver over deszelfs beftaan doen uitweiden, en daar wij van gemeenebesten fpreeken , zullen wij ook van die van Griekenland moeten gewaagen, waar van de gefchiedenisfcn niet minder bewonderenswaardig zijn, De»  EENE VERHANDELING. 20?) De eerfte oirfprong derzelven is zeer oud, doch van elkander in den tijd aanmerklijk onderfcheiden , en zoodanig met fabelen doormcngd , dat het moeilijk is, derzelver eerfte aaneenfchakelingoptefpooren,en daarom zullen wij. met voorbijgang van het monlter Sphinx genaamd , dat BEOTiëN met het omliggende land verwoestte en raadfels uitdeelde, alleen fpreeken van het verbond het welk de Griekfche Gemeenebesten met elkander aangingen ; van den ftaat hunner vrijheid ; wette» zeeden en daaden. De eerlte Grieken waren Visfchers , die ruw en onbefchaafd leefden, met weinig te vreeden waren, en het huwelijk niet kenden. Doch zij wierden allengs befchaafder door hunnen handel met de Egijptenaaren en de Pheniciërs. Door deeze befchaaving eindelijk tot maatfchappijen opgeklommen , waarvan de beituurders koningen wierden genaamd > wierden zij eerst verdeeld in de volgende Vorstendommen ; Sicijon , Argos , Mijcene , Thebe , Corinthe , Spartha en Athene. Sicijon wierd gelijktijdig met andere kleine koningrijken opgerecht, en bezat niet veel' O magt  2IO REPUBLIEKEN, ' toagt : haare gefchiedenis is in de onzekerheid bedolven, egialeus wordt als de eerfte koning daar van aangemerkt. Zij word bij veelen voor de alleroudfte ftad van Griekenland gehouden , en wierd in het jaar 2101 voor de geboorte van Christus onder de volken bekend. Argos was rijk en magtig, en hoe zeer haare gefchiedenis van fabelen vol is, we.t men echter, dat inachüs haare eerfte Koning Was, en phoroneus de tweede; deeze laatfte heeft zig beroemd gemaakt , door aan zijne onderdanen liefde voor den godsdienst en voor de wetten inteboezemen. Hij bragt Peloponefus ten onder. De Stad Argos ontleende haaren naam van Argus , die dezelve vermoedelijk geftigt heeft. Zij wierd het eerst bekend in het jaar 1856. Mijcene, onder haaren eerften Koning perseus in het jaar 1344 bekend geworden , heeft geen gering vertoon onder de Griekfche Vorstendommen gemaakt , hoewel haare gefchiedenisfen niet minder dan die der andere met veele verdigtfelen doormengd zijn , als van hercules, de togt der arconauten enz.  EENE VERHANDELING. 2IT enz. die echter hunne beteekenisfeu hebben. In het vervolg wierd Mijcene met Argos vereenigd , onder de. regeering van a g ajmemnon , die om zijne bekwaamheid en vermoogen, tot opperbevelhebber der griekfche heiren in den oorlog tegen de Trojaanett wierd aangefteld. Thcbe, het'eerst bekend in het jaar 1403 , Was mede een der magtigfte griekfche Steeden, die naderhand in vermogen zeer toegenomen is haare eerfte Koning was cADiuus,dia veel toebragt om zijne onderdanen eeuigen finaak in de weetenfchappen te doen krijgen. Dit Rijk heeft verfcheiden omwentelingen moeten ondergaan , tot dat het eindelijk na den dood van zijnen laatften Koning xaNthus (u) ineen gemeenebest veranderde! C«- («O Veelen 2ijn van oordeel dat deezen xanïhus de meester was van den Haaf esopus, wiens vernuftige fabelen ons nog vervrolijken; doch anderen ftellen vast dat esopus nooit in de wereld geweest is, en niet anders kan aangemerkt worden dan als het beeld van Pasquin te Romen; wij vinden echter dat er tusfchen de jaaren van 506 en 543 voor J. C. zekere esopus, door zijne misO a maakt-  St2 républieken; Corinthe , waarvan de oirfprong in de difiS< terheid des tijds hegraven ligt, wierd het allereerst in het jaar 1393 bekend : aldaar zijn de beruchte Jstkmifche fpeelen , waarin de Griekfche worstelaaren > hunne rollen fpeet^den, door glaucus zoon van Sijfiphus, die voor den eerflen Koning der Corinthers wordt gehouden , ingevoerd. Corinthe was ■zeer berugt wegens den uitgeilrekten koophandel die het dreef, tot welks beveiliging het eene fterke zeemagt had aangeleegen. Door mid« inaaktheid en door zijnen geest berugt , geleefd hebbe. Dat hij flaaf was j doch zijne vrijheid bekomen , en daar na aan het hof van c roe zus Koning van Lijdien geleefd heeft'; dat croezüs hem met gefchenken naar Delphos , zo voor liet orakel als voor de inwooners, gezonden hebbende , hij rnet deeze laatften in twist geraakte en hun niets gaf, waar over die van Delphos vergramd hem van eene rots deeden nederftorten. Met solon moet hij ook bekend geweest zijn; want eensvra»gde bij denzelven ; „ waarmede houd „ hem jupiter toch beezig ?" en solon antwoorde hem ; „ met het vernederen van die geene, „ die zig verhoogen , en met het verhoogen van „ die geene , die zig vernederen." ■  EENE VERHANDELING. 2Ï fchouwing van den oirfprong en den val der - oude gemeenebesten, zullen wij ook verplicht zijn om van de nieuwe Europeefche, die naderhand hunne plaats vervangen hebben, te fpreeken: en onder deeze vinden wij dat "Genua den eeröen rang verdiend. Deze Republiek die niet minder dan alle de andere groote wisfelvalliglreeden heeft moeten verduuren, en die door de Hagen van het noodlot meer dan eens geteisterd is geweest, heeft haaren oirfprong aan de Liguriers te danken , waarvan zij eene volkplanting was. Haare oudfte bewooners warenflrijdbaareen vrijheidlievende volken, welkers grootlie ilaatkunde daarin belfond, om bondgenooten der Romeinen te zijn, waar van zij niet geerne wilden overwonnen weezen, en als zodanigen , betoonden zij deeze trotfche wereld bedwingers, voomaamenlijk in den tweeden Punifchen oorlog , geene geringe dienden. Op het einde der vijfde Eeuw , was Genua genoodzaakt zig te buigen onder het juk van THE-  EENE VERHANDELING. 235 Theödorik Koning der Gotlun\ vervolgends werd zij door belizarius den Griek venneesterd > en onder de wingewesten van het ooftersch keizerrijk ingelijfd ; doch zij wierd volgends de verhaalen der Hiftoriefchrijvers , in het vervolg van tijd , gereekend onder het Lombardisch Rijk te behooren. Het is onbetwistbaar dat Genua in haare vroeglle dagen eene Republiek geweest zij ,• dewi,J 200 als wij reeds gezegd hebben , haare eerfte bewooners de Liguriers, een vrijheidzugtig en bij uitftek ftrijdbaarvolk was, niet alleen, maar zij behoorden ook tot die natiën die Rome in deszelfs kindsheid hadden helpen groot maaken ; en het is zeer wel te denken dat men de onderdrukking van Genua in laatere tijden, alleen moet wijten, aan de rijkdommen en de weelde die uit dezelve voort vloeid; gelijk ook blijkt uit de gefchiedenisfen: want toen karel de Groote in de agtfte Eeuw Genua innam , was die ftad krielende van rijkdom.» pracht en verkwisting. Zoo dra eene Republiek afwijkt van de maatigheid en de deugd, na. dert zij aan haaren ondergang; en de bewonderenswaardigheid , die de opkomst der Republieken doorgaands vergezeld, kan nimmer op  JgS REPUBLIEKEN," opweegen tegen de fchande waar meede zij gevallen zijn. Genua uit de klaauwen der dwinglandij nogmaals ontrukt, wierp zig in her jaar 950 tot een gemeenebest op , het welk door een zeker getal raadsheeren , ten dien einde door het volk verkooren geregeerd wierd. Hunne Begeering was maar voor eenige jaaren , en zij mogten buiten de wetten geene beftiering oeffenen ; anders was het verklaaren van oorlog, het aanflellen van veldheeren, vlootvoogden en andere voornaame ambtenaaren , aan hun toebetrouwd : dit alles waaren buitengemeene heilzaame inftellingen, waar aan het gemeenebest alleen de roem en glorie , die het naderhand behaalde te danken had. Zoo heeft men meer voorbeelden dat Republieken die eerst magtig waaren , en naderhand vernederd wordende , het hoofd uit deeze verdrukking, met nog oneindig meer luister dan voorheen , hebben opgeheeven. Men xvijt het meeftendeels alleen aan het volk dat zoo veele gemeenebesten gevallen zijn; doch het volk, dat eene kwaade beftiering zoo wel als eene goede volgt, erft wel is waar de gebreken erj on-  EENE VERHANDELING. 23? ondeugden zijner beftuurers over , maar het behoud ech:er, zijne veerkracht : door de weelde kan het volk dermaaten worden verblind, dac het dikwerf de ketens tot zijn gen bederf fineed; dat het naar het fchijnt, mee geweld wil uitgekleed zijn. Dan wanneer de armoede, de ellendige moeder van het verdriet, en de wanhoop aanrukt; wanneer de bronnen van 's volks welvaart geheel zijn opgedroogd; ' wanneer er niets anders overlchiet dan te kiezen om of vrij te zijn of te vergaan , dan , dan is het volk, dat gemeenlijk van het eene uiterst tot het ander' overgaat, in ftaat om woedende zijne beulen of, zig zelfs te vernielen. Gelijk het menschdom, wanneerhet algemeen de lucht der vrijheid mogt inaademen, van gedaante verwisfelen en eene werkzaamheid en levendigheid zoude aanneemen , die aan de kunllen nog veel meer luifter, aan de geleerdheid nog veel meer voedzel , en aan de wereld duizend anderen fchoonheeden zou bijzetten» die tot nog toe ontbeerd worden ; eeven zoo was Genua door de hand der voorzienigheid uit de drukkende heerschzugt van ka rel en zijn afstammelingen gered , haar naam die toen  238 REPUBLIEKEN, toen de naam der vrijheid was, klonk aan alle Oorden ; haar Koophandel en Zeevaart bloeiden :' haare vlooten bemagtigden de eilanden van Sitrdinien, Majorca en Minorca; zij deed den Mohammedaanen in Jfrica het geweld haarer wapenen gevoelen , en de volken verbaasden over de toeneemende magt van dit klein gemeenebest. De kruisvaarten waar aan de Pauslijke verbeeldingskragt zoo veel deel nam , en waarvan zig geheel Europa , even als met Mitfijfipi en den actie handel zoo veele voordeden beloofden , wierden meestendeels op Genueefche fcheepen afgelegd , en Genua zelfs was te vrugtbaar in leevendige vernuften , om ook geene burgers ais foldaaten naar het beloofde land te zenden; deezen lieten zig dan meede opfchrijven, en getroosten zig, om ter liefde van het kruis , hun vaderland en maagen te verlaaten , en aan de oevers van den Euphraet en den Jordaan , de rollen van dooiende ridders te gaan fpeelen. Zij hielpen Jeruzalem en Ptolomah veroveren , en deeden zulke wonderen van dapperheid , dat Genua meer en meer ontzaglijk wierd. In de twaalfde Eeuw deeden de Genueezen met  EENE VERHANDELING. 239 met hunne overwinnende wapenen Spanje aan, en veroverden op de Mooren de toenmaals rijke fteeden van Almeria en Fortoza , bebalven nog zoo veele andere posten , die aan der Mooren vastigheeden, geen klein nadeel, doch aan de Genueezen voorfpoed , geene geringe vermeerdering toebragt. Tot dus verre had het aanwasfchend ver mogen der republiek Genua., nog geene jaloezij aan deszelfs nabuuren verfchaft, maar toen zij haare magt ook aan de landzijde begon te vermeerderen , en dit moest zij doen tot haare eigen zekerheid , kwam bijkans geheel Italien op de been ,• de vorften en de jiriftocraten die de Republiek omringden, konden niet gedoogen dat een zoo kleinen ftaat die maar een gemeenebest was, hun alle hoop om haar te verderven tragtte te beneemen; geerne hadden ze hunnen nijd bot gevierd , doch wijl dezelver magt geringer was dan haare trotschheid, waaren zij genoodzaakt te veinzen. Doch wanneer iemand het ongeluk heeft van gehaat te worden, bekreund hij zig langer met aan het oordeel der meenigte. ZoO is het ook  l%<3 REPUBLIEKEN, ook met de Staaten gelegen, wanneer de meefterl zig tegen een derzelver verbinden, dan is de onmoogelijkheid om deezen, naar aller gevoelens te doen zwenken, even zoo onwaarfchijnlijk dan de volkoomen verdelging van den ■zelven : want de wrsakzugt tegen wraakzugt kampende , levert bloedige tooneelen op waar van de menschheid ijst, doch zelden fmaakt zij het helsch genoegen van te zegenvieren, dan met verlies van het grootfte deel haaret eigene vermoogens* Genua zag in het verfchiet eene Republiek (Vcnetien), die even zoo groot als zij wenschte te zijn, en die dus onder alle haare haaters het meest uitmuntte ; zij trachtte dezelve te verneederen ; een wingewest, de Bakermat van minos , Creta genaamd , het welk de Venetiaanm , onwettiglijk veroverd hadden , bragt de Genueezen in de wapenen , zij voeren derwaards en ontrukte het den Fenetianen met geweld, De heerschzugtige Keizer f reder ik door den Knegt der Knegten Gods, tot Keizer van Italien gekroond , wilde even als zijne naavolgers door het gewigt van zijhen Adelaar, Genua de wetten Hellen , doch zijn geweld wierd door deszelfs dappere burgers pas*  EENE VERHANDELING. ^.1 paaien gefield, he: welk nog een befchaamend voorbeeld voor de laatere Republiekeitien opleevert. Deeze domheid der Genueezen , die wij lofwaardige dapperheid, doch die de vorden misdadig noemen , bragt niet anders te weeg, dan dat hun bederf gezwooren wierd: het geen men door geweld niet kon volvoeren , moest de list vervullen; men dookte oproeren in de Republiek , men zaaide partijfchappen , en men liet niets onbeproefd , om baar onder een eigendunkelijk juk , het geen de grootde geesfel voor vrije lieden is , te doen bukken : 'er donden in Genua twee partijen op , niet ongelijk aan onze Hoekfche en Kabcljaauwfche, de eene noemde zig de Guelfen, die de huizen van grimaldi en fiesco waren toege' daan; de andere, met naame de Gebellinnen, had zig verkogt aan de toen regeerende gedachten van doria en spinola. Partijen, waar van zig ieder Vaderlandlievend noemt, veroorlooven zig alles,fchoon het nog zoo verfoei* lijk en onmenschlijk is : dit was ook hier het geval; Genua droomde van bloed , waar van de rook het nagedacht tot wraak over de ftookeis deezer godvergeeten oproeren fcheen Q in-  242» REPUBLIEKEN, interoepen. Het gevolg deezer oproeren was , dat de Genueezen uit vreeze dat de een of andere magtige nabuur met de gebreken hunner Conjiitutie zijn heerschzugtig voordeel mogt zoeken te doen , dezelve veranderden , en eene andere regeeringsvorm invoerden. Zij Itemden nut elkander overeen , om ten einde alle zugt tot aanhang uit hun midden te weeren , aan een' vreemdeling de eerlte plaats in den raad , die alle anderen beltierden, optedragen , doch de overige raaden uit den adel en het volk te verkiezen. Men waande dat deeze fchikking 'goed was, maar niets grensde meer aan de verwarring ; gelijk deeze dan ook weldra gebooren werd , door dien de vreemdeling aan wien men de meeste macht had opgedragen , zig door geene banden , die anders de geheiligfte zijn, aan het ge. meenebest verbonden achtende , zijn gezag allerwegen trachtte uittebreiden : het geen ten gevolge had, dat de adel en een gedeelte van . het volk zig tegen hem verbond, eu wederom, na twee jaaren in rust geleefd te hebben , fchroomlijke oproeren ltigtte. Toen was de vrijheid en het beitaan van het gemeenebest in de hachlijklte omftandigheden gewikkeld ; een vreemdeling , die reeds te veel ge-  EENE VERHANDELING. 243 gezag had verkreegen , en die nog naar meerder dong , was, aan het hoofd van den raad, het heimelijk ferpent dat den Staat bedreigde; terwijl de krakeelen der burgers eene werkeloosheid , die allergevaarlijkst is , wijl zij het minst is te bemerken , de buitenlandfche vijanden de wapenen tegen hun vaderland in de handen gaaven : onder deeze vijanden waren de Venetiaanen de voornaamlle ; en wie ontzet niet op het verneemen , dat het eene gemeenebest de oorzaak wierd van den val van het andere ? Zo was Rome ook de verdel gfter van Carthago ; zo deed Lacedcmon , Athenen haaren heerschzugt beproeven , en 200 zogt Engeland weleer door de wapens het vrije Amerika te onderdrukken. Welk eene uitbundige tegenltrijdigheid ! welk een zamenloop van bijna onnatuurlijke gebeurenisfen , ontmoet de mensch , die in het doorbladert van 's werelds jaarboeken en* kei glorie en grootmoedigheid meent te zullen vinden ! hoe Haat hij verbaasd , daar in niets dan wreedheid , niets dan geweid en Hechts weinige wezenlijke trekken van waare deugd te vinden! zijn hart bloed daar hij iederen regel met bloedroode letteren doormengd ziet, Q 2 en  244 REPUBLIEKEN, cn, terwijl hij voor een' tijd ophoud het menschdom te beklagen , ftaat hij af van het ingebeeld voorrecht om zig gelukkig temogera tiosmen. Genua, het ongelukkig Genua! weleer een der gelukkigfte, der magtigfte en der dapperfte gemeenebesten , het welk haare macht tot nut der Christen wereld en tot handhaving fcaarer vrijheid had aangewend , moest voor den nijd zijner nabuuren en de heerschzugt der Vorsten bukken ; beurtelings wierd Keizer hekdrik den Vil. voor twintig en vervolgens den Koning van Napels voor tien jaaren tot haare opperhoofd verkooren: dit bellier bet geen voor eenen ftaat die zig vrij pleeg te noemen, onlijdelijk viel, wierd weldra wederom afgefchud , en door de Genueezen in bet jaar 1339 , eenen zogenoemden Doge of Hertog verkoozen ; doch nieuwe binnenlandfche onlusten, aangeftookt door hunne nijdige nabuuren, bragten hen wederom in de droevige noodzakelijkheid om nieuwe heerfchers optezoeken. Zij vonden dezelven in de Koningen van Frankrijk; deeze Vorften , te dier tijd nog zoo menschlievend niet dan hunne grootmoedige opvolgers , bragten niet zoo veel  EENE VER. HANDELING. 245 ▼eel tot het geluk der Genueezen toe , dan zij wel gewenscht hadden : dit maakte hun wederfpannig , en deeze wederfpannigheid rokkende lodwijk den twaalfden Koning van Vrankrijk op, hij belegerde Gmua en overweldigde niet alleen deeze weleer zoo bloeiende Stad in 1508 , maar hij deed ook haar ten Itraf , alle de oude ftedelijke voorrechten en wetten aan de vlammen opofferen en hier mede verdween de glorie van Genua en haare vrijheid. Zoo gaat het altijd met Gemeenebesten , die zig verbeelden geene fterkte genoeg in haare eigenen boezem te hebben; dan wend men zig tot zogenoemde Guarandeurs, wier trouw, helaas ! niet verder ftreiu dan hun belang. De val der Gemeenebesten is nergens meer aan toe te Ichrijven , dan dat zij nooit hun eigene macht genoeg waarderen; hunne wetten niet genoeg betrouwen, de eerlijke mannen hunne posten moeilijk maaken , en de ondeugeuden te weinig verachten. Wij zullen, om niet uit te weiden , hoe ongeerne ook, zwijgen moeten van de edele daaden der Fiescos , Dorias , Spinolas , Grilles , Paolis en meer anderen , waardoor zij hun Vaderland de uitmuntendfte diens• Q 3 ten  24Ó REPUBLIEKEN, ten beweezen, en hunne naamen onfterflijk maakten : deeze daaden , hoe zeer zij de gefchiedenis der menschheid verheerlijken , hoe zeer dezelven van eenen heilzaamen invloed waren op de lotgevallen der Republiek van Genua ; zijn dezelven echter voor ons beftek te uitgebreid , en het zal dus genoeg zijn te zeggen, dat de poogingen deezer dappere mannen , hoe wel zomtij ds met den gewenschten zegen bekroond, echter niet hebben kunnen verhinderen , dat het Gemeenebes't van Genua , in den jaare 1636 door de geweldige eisfchen van Spanje en Savoije in drukkende oorlogen gedompeld wierd, niet alleen, maar dat Lodewijk de Veertienden Koning van Frankrijk , om te voldoen aan de infpraak van eenen verkeerden hoogmoed, in het jaar 1684, de ongelukkige Stad Genua van den Zeekant liet bombardeeren. Vervolgends zag zig deeze Republiek , 'die niet anders was dan de fpeelbal van het geweld , in den jaare 1746 onder het juk der Oostenrijkers gebragt, en offchoon de dappere grillo door zijn beleid en moed, zijn vaderland naderhand van de dwinglandij verloste , moest echter Genua haare laatfie en fchoonfte bezitting Corfica , na dat paoli zig onverwinlijk had betoond,'aan Frankrijk af. liaan.  EENE VERHANDELING. 247 ftaan. Dit zijn de gefchiedenisfen van hec noodlottig Genua , van een Gemeenebest, dat van den hoogden trap der glorie , even als zo veele andere, in de diepfte vernedering is neergeploft ! wel eer in ftaat om haare vijanden te doen fidcleren , en de- wereld tot bewondering te noodzaaken ; is zij thans in eene kwijning vervallen , waaruit het haar moeilijk zal zijn , zig optebeuren , zoo lang de hedendaagfche Sijsthemas daar heenen ftrekken, om de algcmeene vrijheid van het menschdom , te doen gebukt gaan onder het gewigt van de waardigheden der Vorsten. De oorzaaken der vernedering van Genua meenen wij genoeg te hebben opgeteld , om daar uit te kunnen zien, dat de voornaamfte hier in beftond, dat men te veel nachts in de hand van eenen vreemdeling ftelde , het geen altijd de* klip is , waar op de vrijheid der gemeenebesten , die tot zulke uiterften vervallen , te berften ftoot. Want het is eene zedelijke waarheid, dat vreemdelingen zeiden belangloos genoeg zijn, om hunne bijzondere iuzigten opteolferen aan het aJgènjeene nut van den^ Staat , en dat men door aan hun een buitengewoon gezag optedragen , zoo veele andere laagdenkenden den weg baant om dat gezag Q 4. door  248 REPUBLIEKEN, door hunnen aanhang te onderfleunen , en voor het heil van den Staat allergevaarlijkst te maaken. Indien voorbeelden immermeer invloed hebben op de gemeenebesten , dan leevert de gefchiedenis van Genua zulken op , die ons leeren , dat het altoos rampzalig is , wanneer Republieken , die op hunne vrijheid meenen te kunnen roem draagen ; de beftiering van den Staat Hellen in de handen van eenen of veelen. Want hoe zeer de Aristocratie eene doodelijke vijandin is, van al wat men eenigfints Monarchaal noemen kan , is zij echter uit ffaatkundige inzigten , of om haare macht boven de pogingen van het gemeen te verheffen , altijd vaardig om zig van de oppermacht te bedienen , zig met dezelve te vereenigen , en aldus een zamenflel te Vormen van eene macht, die in haaren aart de allerverfchriklijkfle is. Driewerf ongelukkig dan de gemeenebesten, daar zig zulk eene macht doed gevoelen , eene macht die met verguizing der wetten , niets dan akeligheid, ellende en verwarring aan alle de rangen der ingezetenen mededeeld, en waar van men zeggen kan , zij draagt het wierooksvat in de ééne, en de fcepter met het zwaard in de andere hand. De-  EENE VERHANDELING. 249 Dewijl wij nu hebben afgedaan , met da befchouwing van Genua , zijn wij genoodzaakt tot die van Venetien over te flappen. De opkomst deezer Republiek is even zoo zonderling als die der Griekfche Gemeenebesten uit de geringfte beginfelen groot geworden , en tot eenen zoodanigen trap van heerlijkheid opgevoerd, dat de wereld lang over haare macht heeft verbaasd geftaan , is zij alï zoo veele andere Republieken vervolgends echter , in een diep verval neergedaald , waartoe de fchets van eene wereldkaart door mauro een Venetiaans burger uitgevonden niet weinig aanleiding heeft gegeeven, aangezien door dit middel aan columbus, en vasco de gama gelegenheid ter ontdekking van andere iverelddeelen wierd gegeeven , welke ontdekking dan ook aan den handel en het vermoogen der Vcnetiaanen den doodfteek heeft toegebragt. De Republiek Venetien verdiend , dat men . met meer nadenken dan gewoonlijk , tracht optefpooren de redenen, waarom deeze grijze Republiek , die zoo door de verwisfelingen als door de bijna tegennatuurlijke inrichting van haare Regeeringsform, alle verwondeQ 5 rinS  25© REPUBLIEKEN,' ring verdiend, zoo iang 'heeft kunnen ftand houden, in weerwil van de rnagcige eedgefpannen , die in en buiten haaren boezem , zig ha.lden opgeworpen , tot de vernieling van eene Republiek, die wel eer door haare zegepralende vlooten , Conftartinopolen deed beeven , Dalmatien -, Liburnien , Istrien en zoo veele eilanden in den Archipel veroveren ; die langen tijd den bloeiendfien Koophandel , en de uitgeleezendfte rijkdommen in haaren fchoot verzameld hield , en onder alle de gemeenebesten , die tot nog toe beftaau hebben , het éénigfte is , waar van het verval en de langzaame vermindering van haar vermogen geenflnts aan de weelde is toetefchri'ven , maar enkel aan de uitteering v/an haaren zeevaart, die van de vijfde Eeuw af, het fteunpunt der Venetiaanfche grootheid was. De Historiefchrijvers ftellen den oirfprong van Venetien in den jaare 451; toen de woede der Hunnen alles overftroomde , en toen de wreedaartige Koning attila alom met de toorts in de hand blaakte. In dit tydftip Vereenigden zig verfcheiden kleine voiken van Jtalien , en geneerden zig op eenige geringe eilanden met den Visvangst, en hier uit is de wel  EENE VERHANDELING. 251 wel eer zoo' magtige Republiek Venetien gebooren. Eene geboorte nier ongelijk aan die van het magtig Amfteldam. Zonderling is het, dat de grootfte Steeden , en de dapperfte volken , altijd uit geringe beginfelen zijn voortgekomen , waarvan deeze reden is te geeven ; dat de armoede en het uitzigt op een beter lot, de menfchen dwongen om deugdzaam en vlijtig te weezen ; het welk eigenfchappen zijn, waar mede een Natie alleen vrij en gelukkig worden kan. Doch aan den anderen 'kant hebben wij de treurige voorbeelden , dat de verbastering der voorouderlijke deugden zoo veele vrije volken, van de hoogte hunner voorfpoed in den poel der flavernij en des verderfs heeft doen nederzinken. Dit lot het welk alle oude gemeenebesten getroffen heeft, en waar voor de nieuwen zoo zeer bloot leggen , is tot nog toe onvermogend geweest om aan Venetien , het welk nu reeds veertien eeuwen gedaan heeft, zijne wreedheid te oeffenen. Deeze Republiek munt daarom uit boven alle anderen, en heeft ten allen tijde deezen roem weggedragen, dat zij door de fchranderfte ftaatkundigen geregeerd wierd. Her denkbeeld , dat veranderingen intevoereu , het grootfte nadeel voor den ftaat  1SZ R E P U B E I E K E N, ftaat is , bragt in de raadsvergaderingen der Ve* netiaanen die onveranderlijke befluitente weeg, welke men eigenlijk met den naam van Con* flitutie beftempelen mag. De ijver om het evenwigt tusfchen dB Italiaanfche Vorften te bewaren deed de Venetiaanen dan eens dee* ze , dan e ns geene helpen; aan welk ftaatkundig doch geenzins eerli k gedrag, zij die grootheid te danken hadden , waar door zij boven alle de gewesten van Italien uitblonken. Eene bijzondere en alles overtreffende ftilzwijgenheid in Staatszaken , verfchafte hun altijd eene gerustheid , dat noch hunne befluiten , noch hunne aanflagen , door hunne eigen onvoorzigtigheid konden verraden worden ; een vereischte het welk in de RepU' blieken , alwaar het beftier door veele handen gaan moet, zoo niet onontbeerlijk, ten minfte hoog noodzakelijk is , wijl daar door de waakzaame fchranderheid der vijanden van den Staat verijdeld wordt. Doch zoo nuttig deeze ftilzwijgenheid ten opzigte van vreemden is, zo nadeelig is dezelve ook wederom ten aanzien der eigen burgers, en het is eene groote onrechtvaardigheid deezen geheel en al onkundig te houden in de belangen van het vaderland: want zij zijn het die door het opbrengen hunne*  EENE VERHANDELING. 253 eer lasten , aanfpraak kunnen maaken, op de verpligting hunner beftuurers om het heil of onheil van den ftaat voor hun bloot te leggen , terwijl hunne betrekkingen hen zoo naauw met denzelven vereenigen , dat zij daar mede ftaan of vallen moeten. Wij willen niet zeggen , dat de ontwerpen van eenen aanftaanden veldtogt , of de geheimen der buitenlandfche onderhandelingen, aan het volk moeten werden diets gemaakt, neen: maar wij bedoelen hier die binnelandfche befluiten , en de uitvoering derzelven enz. , waarvan men het volk niet, zonder de groot* fte onrechtvaardigheid , onkundig kan houden : dit denkbeeld heerscht niet in Venetien ; daar heeft de ijzere vuist der Arijlocratie de magc om wetten en befluiten te maaken en te ontwerpen , terwijl de fchorre keelen der dwinglandij het volk toeroepen , zwijg of fterv'! De Doge van Fenetien, is wel de opperlien beftuurer v „ „ Ik zal fterven , in een zoo dikwils behouden Vaderland ! u allen heb ik » » >■> te famen geroepen, om op den uiters, „ „ Hen rand van ons verderf, te doen s, „ ,s zien , wat de liefde voor de vrijheid „ „ „ én het vaderland vermag. Weest niet s> »> s» verbaasd over mime vrouw en doch„ ., „ ters , die dus gekleed, bier durven »ï» >9 verfchijnen; de glans haarer edele ge„ „ „ Heen.  EENE VERHANDELING. 2J9 iï „ „ fteenten diend niet, om ons oog tè j, „ „ vervrolijken ; maar om de akeligheid ,, „ „ van deezen zwarten nacht, nog ijsfelij„ „ „ ker te maaken door alle de itraaten „ „ van Fenetietu Dé tijd fehijnt gebooren, „ „ „ waarin den vrijgebööreri Venetiaan , „ „ „ ftaat gekluisterd te worden in de kee^, „ „ tens der ellendiglle ilavernij; maar wie „ „ „ volgt mijne voetftappen ? wie fteekt „ „ „ met mij zijn arm uit, om te beproe„ „ „ venj wat liefde, eendragt, en een vriji} „ ,i heidminnend hart , in het laatltë if „ „ nooduur vermogen, voor 's Vaderlands „ „ „ behoudenis?" " " Op deeze hartelijke en grootfche taal, ontdeeden zich zijne vrouw en dochters van alle haare verfierfelen , en zij wierden naar de munt gebragt, alwaar in eenen nacht duizende Du* caaten geflagen wierden. De diep getroffen raad ftortte traanen , en wist zijne dankbaarheid niet te betoonen , maar de braavé loretano deed de verwondering nog vermeerderen , toen hij, opftaande, twaalf houten leepels in de handen nam , en zeide: „ „ „ Ziet hier, mijne vrienden 'ditzalvoorR 2 „ „ „ taan  2Ö0 REPUBLIEKEN, ,, „ „ taan het zilveren Servies voor mijne „ „ „ tafel zijn. Nu zende men vrij alles naar „ „ de munt, deeze twaalf houten leepels „ ,, zijn alleen genoeg , voor mij en voor „ „ „ hun , die het brood der Vrijheid aan „ „ mijne tafel willen èeten ; wilt gij al„ „ „ len mijn voorbeeld volgen, zoo zullen „ „ wi; de flavernij ontkoomen , en ons „ „ „ Vaderland .zijne vrijheid doen behou„ „ „ den!" " " De Raadsheeren liepen naar huis ; bragten al hun zilver en goud bij een ,• lieten het munten ; betaalden de oude benden , worven nieuwe; de vijanden wierden omgekogt en verflagen , en het gemeenebest kreeg zijne vrijheid en vermoogens weder. Zoo veel vermag de pooging van eene enkele vrije belanglooze ziel. Ónder de vaste en onfchendbaare grondre' gels van Feneticn behoord ook deeze, dat zij geene andere dan bekwaame gezanten naar de vreemde hoven zend: deeze gewoonte heeft zijnen oirfprong genomen uit het belang dat Venetien wel eer , meer dan nu, pleeg te hebben, om door Staatkundige kuiperijen haare na-  EENE VERHANDELING. 2(5l nabuuren te verdeden: en weezenlijk de poogingen der verfchüiende Bailo's bij de Ottomannifche Porie , om dezelve dan eens werkeloos te houden , en dan wederom, door argwaan te,zaaijen onder de ministers zelve, verwarring te weeg te brengen, bewijzen genoegzaam hoe juist men zulke fchrandere mannen heeft weeten uittekiezen; en offchoon hunne handelingen niet altijd de zuiverde waren, beweezen zij echter hun vaderland de uitdeekendfte dienden. Het is voor eene Republiek van het allergrootst belang om tot derzelver buitenhuidfche gezanten bekwaame en moedige mannen aanteltellen , dewijl zij daardoor de vereischte en waarachtige berigten kan bekoomen, niet alleen , maar ook, door middel van dezelve , haar gezag kan daande houden. renetten , waarvan de koophandel voor de ontdekkingen der Indien zoo uitgedrekt Was , dat in haaren fchoot de markt van geheel Europa wierd gevestigd , zorgde ten allen tijde voor haaren Wisfelbank, dewelke lijnrecht met de belangen van den Staat verbonden is: zelfs in zoo verre dat dej fchatten van deuzelven in den Bank liggen opgeflooten. Op zoodanige wijze kan de bank altoos haar crediet R 3 daan-  SÓ2 REPUBLIEKEN, ftaande houden, en lijd minder fchade bij de daaling der openbaard fondfen , doordien ' de Staat zelf een onaffcheidelijk belang heeft bij haaren welvaart} en door dit middel behoefd tevens de Staat, zeldenj tpt buitengewoone geldleeningen over te gaan , aangezien er altijd eene loopende rekening tusfchen denzelven en den Bank plaats heeft: daarenboven heeft Fenetten door wijze verordeningen het gebrek aan gereed geld weeten voor te koomen , door vast te ftellen dat alle Manufactuuren die binnenslands worden toebereid , voor alle andere moeten begunftigd worden: hier door niet alleen , maar ook door de uimeemende bewer? king van dezelven , en door de verzending van veele dier gefabriceerde goederen b. v. Spiegelglas naar alle de oorden der wereld , is er eene geftadigen omloop van gereed geld onder de burgers , en veel geld van buiten wordt in het gemeenebest gevoerd , alwaar zeekere gedeeltens van hetzelve door wijze fchikkingen, aan den bank worden toebetrouwd, die hierom eene der vermogendfte kan genaamd worden. Zoo lang dergelijke inzettin¬ gen in een Gemeenebest mogen plaats grijpen, is het zelve nog ver verwijderd van dien ondergang , welke zig de gemeenebesten hebben be-  EENE VERHANDELING. 263 berokkend , door de raderen van gelijkheid en overeenftemming welke de fteunpunten van haar vermogen moeten zijn , te verbreeken. Eene andere niet minder nuttige Staatswet, verfchaft aan Venetien die belanglooze Regenten welke het onmooglijk fchijnt, te ' kunnen; hebben in een Gemeenebest, alwaar de volksvrijheid grooter is, dan in Venetien; ten minften men heeft er in de meeste gemeenebesten de treurige ondervinding van, Deeze Staatswet van Venetien weert uitdrukkelijk alle omkoopingen af, door dezelve met ftraffe des doods te bedreigen, en dewijl dus niemand, het zij tot verkragting van het recht of om het Vaderland te verraden , gefchenken durft aanteneemen , zoo is het zeker dat de regeerder van'Venetien , belangloos moet zijn , niet zoo zeer uit befef van zijnen plicht , dan wel uit hoofde der noodzakelijkheid om het te moeten weezen : het is echter eene waarheid, die de ondervinding heeft bevestigd , dat dergelijke wetten, hoe heilzaam ook, dikwerf door bijna onoverkomelijke hinderpaalen in derzelver uitoeffening fchijnen te kunnen worden ve.hinderd : dan hier toe hebben de fchrandere maar geweldige Venetiaanen een hulpmidR 4 del  264 REPUBLIEKEN^ del weeten uit te vinden , door aan de inqutt fiteurs van Staat eene onbepaalde magt te gee-. ven tot het onderzoeken van ieders woorden en daaden. Voor dit vreeslijk geregtshof fidderen alle de Venetiaanen; voor dit geregtshof word de menschheid en de natuur vernederd! Voor dit geregtshof is geen ftaat te verheeveu, geen eerlijkheid te groot, geene fchatten te onuitputlijk ; alles , alles word opgeofferd als zij liet eischt. Indien de leeden van deeze ijsfelijke vergadering bloed doen ftroomen en ftrotten doen doorkerven , blijft nogtans haar wil de opperfte wet , haare daaden zijn boven alle magt verheeven , en zij behoeft aan geen ftervling eenige rekenfchap van haar gedrag , hoe willekeurig ook , af te leggen. Indien echter eene derj drie leeden van deezen Rechtbank , van het gevoelen zijner ambtgenooten verfchilt, dan moet de zaak voor den Raad van Tienen komen , die doorgaands be- flischt naar dezelfde bloedige grondregels. Welk eene inrichting ! nuttig voor het beftaan der Venetiaanfche Arhtocraaten, maar vreeslijk voor al wat menschlijk is; (F) zoo word (J) Zeker Engelscbman kwam met het vallen van den avond in de ftad yenetien, hij begaf zig dadelijk met  EENE VERHANDELING. 2,6$ word de zekerheid, zoo word het leeven van duizenden dikwils opgeofferd aan de vernielen- met zijne ingepakte goederen naar een Logement» Aldaar gekomen zijnde, haalde hij eenig fchoon linnen en andere goederen voor den dag, om er zig bij het naar bed gaan, van te bedienen, inmiddels riep hem eene noodzakelijke boodfehap naar beneeden, bij liet de kamer openftaan, en vond bij zijne terugkomst , de gereed gelegde goederen geftoolen: hij fchelde: de waard kwam boven, doch betuigde nergens van te weeten. De engelschman wierd boos , en vroeg waar de opperrechter woonde? de waard antwoorde; die kan er niets aan doen. ,, Wel, zeide de ander," dan heeft men hier eene ftomme regeering, de waard haalde de fchouders op, en vertrok. De Engelschman nam zijn avondeeten en wilde naar bed gaan , toen men aan de deur van zijne kamer klopte; hij deed open, doch wierd aanftonds van twee gerechtsdienaars aangegreepen, geboeid en in een Hinkend hol gefmeeten. Na eenige dagen alhier te hebben gekwijnd, wierd hij voor den Rechtbank gebragt. Men vroeg hem, wie hij was, van waar bijkwam? enz. —— Na dat hij op alle deeze vraagen geantwoord had , ftond een der Rechters op , en zeide met eene bulderende ftem ; „ Gij hebt de rechten der gastvrijheid gefchonden, en „ de achtbaarheid der regeering gelasterd, dus ver„ dient gij naar de wettenvan Venetien den dood; —-» „ gaa naar dat venster, doe het open en beef voor „ onze rechtvaardigheid 1" —- De engelschman trad R 5 bce'  i66 REPUBLIEKEN, lende grootheid van fommigen. helaas! wanneer zal eens het menschdom , het gefolterd mensch» beevende toe, opende bet vengfter, en zag op eene binnenplaats van dikke muuren omringd, eene galg opgeregt, waaraan iemand, zimde een knegt van den waard hong, met de woorden dief, op een bordje gefpijkerd, boven het hoofd. —— Sidderende en niet anders denkende dan het zelve lot te zullen ondergaan , viel hij op de knien bad om genade, en verzogt dat men alles aan zijne onkunde zoude toefcbrijven. De voorzife; de Rechter flond op , en wees dit vonnis,., dewijl gij door uwe onweetenheid en los„ heid hebt gezondigd , en gij een vreemdeling „ zijt, die onkundig is van onze wetten en gewoon,, ten , zoo heeft de Raad, in dit buitengewoon geval, „ u de fchuld vergeeven. Verheug u over zijne zagt. „moedigheid, betaalde onkosten van het recht, „ maar verwijder u binnen zes uuren voor altoos van ,, Venetien en deszelfs grondgebied''. Hier mede vertrok de Engelschman , die in plaats van zes uuren tot zijne afrijze te gebruiken , binnen twee uuren reeds buiten het gezigt van Venelien was. dergelfjke voorbeelden , zijn er honderd, en de Vertetiaanen zelfs zijn zoo gewoon aan deeze geweldige wijze van rechtspleeging, dat zij niet eens aan elkander vernaaien, dat deeze of geene is opgeligd, het geen bij ons dikwils voor een bijzonder nieuws gehouden word. Zoo ongevoelig kan de mensch wor»  EENE VERHANDELING. 267 menschdom, na zulke onderdrukkingen, adera fcheppen ? Wanneerj zullen de Venetiaanen eens begrijpen, dat zij menfchen zijn ? Venetien wierd van het jaar 451 , dat het zelve geftigtis, tot aan den jaare 697 , door eene volksregeering beftierd ; deeze was zoo ingerigt, dat er jaarlijks uit de Volks? vergadering gemeensmannen wierden gekoozen, welke ieder in hun kerfpel recht oeffenden , en na het eindigen van het jaar, wanneer hunne bedieningen ten einde waren , aan het volk rekenfchap deeden ; deeze regeeringsvorm zoo eenvoudig , zoo rechtvaardig en zoo juist gefchikt om een volk vrij en gelukkig te maaken , fchijnt veel te heilzaam voor een bedorven menschdom te weezen ; want veele gemeenebesten,alwaar dezelven was ingevoerd , fcheenen niet vatbaar te zijn , voor het geluk dat er voor hun in opgeflooten lag, ten minften is het zelve altoos door hun verwaarloosd geworden ; dus ging het ook met Venetien , het welk, helaas! niet langer dan honderd en vijftig jaaren verkoos vrij en worden, wanneer liet geweld en de (laatkunde zig vereenigen om de natuur te onderdrukken.  258 REPUBLIEKEN,' en gelukkig te zijn. Wel is waar, Vemtien was te dier tijd biootgefteld aan den nijd der Lombarden , die met fcheele oogen haaren voor-; fpoed dagelijks zagen aanwasfchen , en dus geene middelen onbeproefd lieten om onder de Venetiaanen een heilloos twistvuur te ftooken ; wel is waar, dat dit Republikeinsck be'iiier, waar onder zij bloeiden, geenfints volmaakt was, en befmet wierd door het liegt gedrag van fommige beftuurers; maar de nijd der nabuuren kan geenen ftaat en vooral geen vrij gemeenebest, door dappere burgers onderfchraagd, vernielen; en de wetten, wanneer zij naauwkeurig worden uitgeoetfend, zijn de beste waarborgen voor influipende misbruiken. Doch hoe het zij , wij vinden in de Gefchiedenisfen , geene redenen die gewigtig genoeg waren om de Venetiaanen tot eenen anderen Regeeringsvorm te doen overgaan , en dus hadden zij alle de onheilen , die in het vervolg uit deeze verandering gebooren wierden , aan hun zeiven te wijten. Ongelukkig is het volk , dat zijn lot verzwaard, door zijne edelfte panden bloot te ftellen aan de edelmoedigheid van eenen heerfcher, die dikwils niet Janger duurt, dan tot dat de toegevenheid van het volk ophoud. De grootmoedigheid , de  EENE VERHANDELING. l6g de vriendelijkheid en de mildaddigheidder Grooten , zijn nooit zonder inzigten , en zij ontaarden niet zelden in de affchuwlijkfte gebreken , wanneer het einde bereikt is , het geen hun voorheen tot veinzen verplichtte : zoo deed nero, die om het volk te winnen, in den aanvang zijner regeering zagtmoedig en deugdzaam fcheen , eindelijk zijne moeder vennoordde , . en het Romeinfcae bloed als water vergieten deed. De Venetiaanen veranderden dan in het jaar 697 hunnen Regeeringsvorm , door de macht der algemeene volksftem in zoo verre, dat zij het opperbewind in de handen van paolo anafesto Helden, onder dit beding, dat hij geen titel van Koning, maar wel dien van Doge voeren mogt. Daarentegen zou hij het hoogst gezag hebben , kragt aan de wetten geeven, en alles met fpoed en vaardigheid ten besten van het vaderland uitvoeren. Lafhartige opoffering van eene duurgekogte vrijheid! ellendige en flaaffche verwaarloozing van de besten der menschlijke eigendommen , die niet anders dan den vloek van een toekomend geflacht kan na zig fleepen! geen vaders of voorouders bezitten de onnatuurlijke macht  270 REPUBLIEKEN* macht om dejechten hunner kinderen weg té geeven, en daar dit in rechten word veroordeeld , mag het ook (taalkundiger wijze geenzins doorgaan. Niettegenftaandë de onvoorzigtige opoffering der Venetiaanen, hadden zij echter het geluk , dat anafesto hutf eerfte Doge of Hertog, een deugdzaam en verdienstlijk man was : begaafd met eene welfpreekenheid , onverfchrokkenheid eh grootmoedigheid , die weinig voorbeelden hadden , dwong hij dé wijsgeeren te zeggen ^ indien men verzekerd konde zijn , dat alle de Vorften zulke deugden hadden , dan was het lot der menfchen vijlig in hunne "handen. anafesto, de deügdzaame, de eerbiedwaarde anafesto Itierf, na den roem van zijn vaderland , door zijne heldendaaden volmaakt te hebben. Zijne opvolgers bezaten, gelijk het doorgaands gaat, meer van zijne gebreken , dan van zijne deugden. Een derzelven , genaamd hijpato , maakte de oppermacht door zijne heerschzugt gehaat, en trachtte door eenen vermeetelen (tap met de wapenen in de vuist tot de volftrekte alleen-  EENE VERHANDELING. 271 leenheerfching te geraaken : dan het zij , dat hier mede te weinig ftaatkunde gepaard ging, of dat de Venetiaanen deeze wijze van regeering, die aan hun verlangen niet beantwoordde , moede waren, hijpato verloor het leeven door de handen van het verbitterd volk , en met zijnen dood wierd de Venetiaanfche vrijheid herfteld, in zoo verre, dat de oppermacht van den Doge vernietigd , en in de plaats van deeze , een hoofd der Ruiterij wierd aan. gefteld, wiens daden aan het geltrengfle onderzoek wierden onderworpen , terwijl de tijd zijner regeering flechts van korte duurzaamheid was. Deeze inftelling die van de zijde deezer hoofden alle gerustheid verfchafte, was niet min zeer gefchikt om de Jriftocratie te doen veld winnen; want de edelen, toen ontheeven van het knellende gewigt der oppermacht , en gerechtigd tot het onderzoek van het gedrag der nieuwe koofden , hadden toen meer dan ooit gelegenheid , om onder allerhande gezogte voorwendfels, het volk tegen derzelver bellier op te hitfen. en wantrouwend te maaken, ten einde in het midden van deeze verdeeldheid hunne eigene zeetels vaster te kunnen vestigen. Immers word in zulke gevallen de heillooze ftelreegel van machia- VEt ,  2/3 REPUBLIEKEN, vel, verdeel en heersch , meer dan te veel gevolgd. Dan de Venetiaanfche edelen die, door dergelijke middelen ,'waanden het volk tot uiterften te doen overflaan , die niet anders dan voordeelig voor hun zijn konden , handelden te dier tijd met zoo weinig beleid, dat het volk , vroeger dan zij het begeerden, opftond , het hoofd der Ruiterij afzette , en weder om eenen Doge riep: de raad toen verbaasd , Hemde alles toe, en deeze, te vooreu zoo gehaatte, waardigheid wierd op nieuws ingevoerd , in den jaare 742» toen theodato , Doge werd. Na denzelven volgden ver'fcheiden andere , waar onder men uitfteekende mannen en dappere verdeedigers van hun vaderland vond ; dan gelijk deezen zeldzaam waren , zoo waren de meesten ook openbaare aanranders van de vrijheid des volks, en in fleede van door hunne macht de veiligheid van den ftaat te vestigen , vervulden zij , om hunne heerschzugtige doeleindens te bereiken , Venetien met möord bloed en verwoesting. Eene onveranderlijke erflijke Alleenheerfchïng was het doelwit waar naar zij ftreefden; doch telkens vonden zij hun graf in de woede des volks, het welk hunne dwinglandij , zoo lang en met zulk een taai geduld gedragen had. dus-  EENE VERHANDELING. 273 dus ging het ook te Rome met de Tienmannen : en het is een levendig bewijs , dat hes volk, hoe geweldig onderdrukt hetzelve moge vveezen , hoe diep vernederd , en hoe ongevoelig het ook moge fchi nen in het midden der grootfte folteringen j echter * vreeslijk is, wanneer het uit zijnen doodflaap ontwaakt en zijne ellende begint te zien ; dan, dan wringen zijne bedriegers de handen , en zijne onderdrukkers vermeerderen door hun geloei, de ijsfelijke gewaarwordingen van eene wraakzugt, die wanneer zij brand, landen en volken verdelgen kan. De fpoedige werking der Alleenheerfching, die, in tijden van nood , de grootfte gevaaren kan wegruimen , wierd in Fenetien , het welk daar van de ondervinding had , als allernoodzaaklijkst aangemerkt; doch het aangenaame eener vrije en door wetten bepaalde regeering overtrof alles, wat men zig van eene eigen- dunklijke macht verbeelden kon. Een man omgord met al het geweld eener onbepaalde oppermacht , aangevoerd door zijne trotschheid en dapperheid, en ongevoelig voor alle die aandoeningen , die niet met zijne verwaatenheid ftrooken, kan niet anders dan geS vaar*  274 REPUBLIEKEN, vaarlijk zijn voor de eigendommen eenes vrijen volks. Dus waren de meeste Dogen , en hunne ondankbaarheid was de wraak des volks dubbel waardig. pietro candiano , die in' den jaare 967 regeerde , wordt in de gefchiedenisfen als 4eeuen der flechtfte Dogen gebrandmerkt; zijne regeering , die een zamenweeffel van heerschzugt en ongerechtigheden was , wierd door de Venetiaanen gevloekt , die door zijne po gingen, orn de volftrekte alleenheerfching in te voeren , aangehitst , hem ellendig vermoordden. Ieder die eenigfints weet, dat de mensch alleen door voorbeelden en ervarenis, wijzer kan gemaakt worden , zou hier van de fchrandere Venetiaanen hebben moeten verwachten , dat zij , door de geledene gevaaren afgefchrikt; eene zoo drukkende regeering als die der Dogen was., met eene andere, hun als vrije menfchen meer betaamende-, en zagtere , zouden hebben verwisfeld: dan ieder die, daar en tegens den invloed nagaat welke voorige regeeringsfonnen , hoe geweldig ook , altijd blijven behouden op het lot der volken , zal zig niet verwonderen dat de Venetiaanen , hoe gedugt zij ook anderfints voor hunne dwingelanden  EENE VERHANDELING. 275 den mogten zijn , onmachtig waren , om den voortgang te keeren die de heerschzugt der Dogen met onbegrijpelijke foelie ichreeden gemaakt had , niet aileeri i maar ook om te verhinderen' dat zij , die onvoorzigtiglijk de beste hunne? rechten hadden weggegeeven , door de geweldige flappen hunner adelijke befttiurers, niet geflingerd wierden , in een ander uiterfte , de Arijheratie naameli'k, wier juk nog ondraaglfker is , dan dat der ondraagli kfib alleenheeriching. Dit was het geval na. den dood van den Doge jiich a ui, een man die door zi ne dapperheid en genegenheid voor de konden en wetenschappen , zijn vaderland geenen geringen luister had bijgezet. Na zi n verfcheiden , belloot de Raad vatt veertigen , toen het eenige Gerechtshof van Venetien , eenen nieuwen Regeeriugsform intevoeren'. Het volk dat, tot dus verre , in de vergaderingen gedemd , en de Dogen verkoozen had, moest volgens dit ontwerp alle macht benomen worden ; de adel, die bevoorens de gemeensmannen waren , wilde zig boven alles verheden , offchoon dezelve anders nooit eenige voorrechten boven het volk genooten had. Geen beter middel, om dit doel te bereiken was er , dan het volk, onder den fchijn van S 2 vrij-  2f6 REPUBLIEKEN vrijheid, te bedriegen ; de Raad begeerde dat het zelve uit de zes wijken der Stad twaalf kiezers zou benoemen , die jaarlijks uit 's volks lichaam , vierhonderd en zeventig Raadsheeren zouden verkiezen, onder de naam van Grooten Raad, welke dezelfde macht, als weleer de algemeene volksvergadering bezat, zoude hebben. Het volk, dat tegen deeze nieuwe fchikking mordde , wierd diets gemaakt , dat' dezelve alle verwarring zoude voorkomen. Ellendig bekleedzel der verraderij ! want in de gefchiedboeken van Venetien is geen een enkel blijk, dat in de vergaderingen des volks, eene zoodanige verwarring , die aan den Staat nadeelig konde zijn , geheerscht heefr. Doch zoo gaat het gemeenlijk als men het volk wit bedotten , en het geringde, mits dat het flechts eenigen fchijn van recht heeft , is genoegzaam om ontwerpen te bevorderen die in haaren aart heilloos zijn. Op dusdanige wijze valt het gemaklijk om het kortzigtig oog door valfche voorwerpen nochtans te misleiden. De Venetiaaj?f«begrijpende,bij deeze nieuwigheid, zeer veel te zullen verliezen , toonden openlijk hunne afkeerigheid; dan de Staatkunde, in den jaare 1130 even zoo verbasterd als nu , verloor ook hier den moed niet, want men bragt het volk  EENE VERHANDELING. 277 volk, zeker niet zonder uitbundige vriendelijkheid onder het oog , dat het- niets verloor ; dat het alle jaaren kon verkiezen, wien het wilde, cn dat 470 Raadsheeren wel zouden verhinderen dat één of veele hunner , 's volks vrijheid krenkten. Eindelijk en om kort te gaan het volk wierd bedroogen, zijne vrijheid nam de vlugt, eu de Ariftocratie vestigde in Venetien haaren ijzeren itoel. De verkier zing van eenen Doge wierd den volke ook afgenomen , en overgelaten aan elf gelastigden van den grooten Raad. Zeer gemaklij k is het te bevroeden, dat de naijver der Edelen niet onagtzaam bleef bij de aanzienlijke waardigheid van Doge , want dezelve , [indien zij in de voorige gefleldheid bleef, zou met eenen flag de nieuwe heerfchers hebben kunnen vellen ; derhalven was men ook op haare beperking bedagt. Men gaf den Doge eenen geheimen Raad van zes perfoonen , die dus het opper» gezag in handen kreegen 5 eu in plaats dat de Doge , gelijk voorheen, met eenige burgers raadpleegde, wierd hem eenen raad van zestig leeden, die jaarlijks uit den grooten Raad verkoozen werden , toegevoegd. Dus ging de vrijheid van het Venetiaanfche volk verlooren, en de adelregeering vestigde zig,zonder eenige S 3 moeite ,  278 REPUBLIEKEN, moeite, op den troon. Men gebruikte het verleidende geld om het gemor van het volk te ftillen , het welk door den tijd en de gewoonte aan deeze drukkende Regeeringsiörm wierd vastgefnoerd. Het is deeze Ariftocratifche regeering die hl yenetien van het jaar 1130 tot nu toe , en dus meer dan zes eeuwen heeft plaats gehad , en het was onder deeze regeering dat de fchoonfte Wingewesten van den ftaat gelijk Gipfus, Candia en meer anderen , niettegenftaande de dapperheid der enetiaahJcA'e Veldheeren , dooide vijanden der Christenheid verooverd wierden. Door deeze onheilen , gepaard met het verlies van den koophandel , die door de andere natiën en wel bijzonder door de Portugeezen wierd vermeesterd , als ook door de hardheid der regeering , die alle aanmoediging ontzeide , en de zugt tot weetenfchappen verdoofde , is eindelijk de anderfints zoo luistervolle zón van het eertijds bloeiende Vewetien getaand , en dit gemeenebest waar voor de bewooners van den Archipel en den Bosphorus gewoon waren te lidderen , heeft van den jaare 645 af, aangevangen te kwijnen , en het vertoond thans aan Europa niet anders dan  EENE VERHANDELING. 279 dan de akelige overblijffels van eenen voorleden en in den nacht des tijds verzonken voorfpoed ; eenen voorfpoed die geen volk langer mag en kan genieten , dan zoo lang het op zijne vrijheid roem draagt. Dus was dan ook het lot van Venetien even als dat der andere gemeenebesten , om te bloeijen , en al bloeiende zig zelve te vernielen ; om het hoofd te verheffen en deszelfs ingewanden van binnen te verteeren. Dat ieder menfchenvriend bij deeze befchouwing itilftaa en verbaaze ! dat de wijzen , die de Republieken tot de fchuilhoeken van deugd en geluk voorbeftemden , over hunnen misflag ontroeren , en Eerlijken hunne ziedende traanen op het graf der menfchelijke vrijheid en gelukzaligheid doen afzijpelen ! Want nergens , nergens zal men dezelven , wedervinden , dan alleen aan die oorden , daar de eenvoudigheid regeert , en daar de zoogenoemde beschaafdheid nog geene verwoestingen heeft aangerecht. En, helaas! waar zal men deeze zalige verblijven van rust en vreede vinden ? waar zal men menfchen aantreffen die, niet denkbeeldig, maar indedaad vrij en gelukkig zijn? Men zoeke de zulken aan de boorden der Caspifche Zee , S 4 ia  280 REPUBLIEKEN, in de hutten van zommige deügdzaame,' eerlijke , maar zwervende en ellendige tartaaren 5 daar zal men den mensch aantreffen, zoo als hij was in den uchtendltond der natuur,• wel arm aan gaaven, maar rijk in deugden ; wel woest, maar ook zonder bedrog, wel ftrengdoch alleen uit noodzakelijkheid, zonder begeerte naar die beuzelingen, die wij behoeften noemen. Hunne zwervingen , hunne kleederen van dierenvagten, hunne moelijkheden worden door hen veracht, alleen om vrij te zijn. Het zoogenoemde verlichtte Menschdom noemt ze ongelukkig , doch het fchijnbaar ongeluk zou weldra den naam van geluk verwerven , indien de dwaasheden der opvoeding, en het ingebeelde der befchaafdheid, onze harten niet befmet, en onze lichaamen onbekwaam gemaakt hadden , om togten te doen en daden te bedrijven , die de natuur vrij wat eigenaartiger zijn , dan het zitten ia armftoelen en het rijden in koetfen» Doch laat ons tot^»i?tó»wederkeeren! er is er die ftaande houden, dat Venetien geeHe de minste aanfpraak op den naam van een gemeenebest mag maaken; en hunne gevoelens gaan daar heen, dat het woord gemeenebest van deeze beteekenis is, dat alle inwooners va§  EENE VERHANDELING. 281 van het zelve een regelrecht aandeel hebben aan deszelfs eigendommen en voordeden, nier. alleen; maar ook dat een gemeenebest is, een zoodanig land alwaar het welzijn, der algemeens leeden op het ijverigfte betracht word, Wij ftemmen de zulken dit alles toe, doch de gevolgtrekking als of Venetien uit hoofde der aangevoerde gronden , niet onder de gemeenebesten te tellen was, voor waarachtig te houden, is ons ten eenemaalen onmooglijk. Naar dien het onbetwistbaar is, dat een gemeenebest allerhande regeeringsgedaanten, mits dat dezelve veiligheid en zeekerheid, die de fteunpunten der vrijheid zijn, ten oogmerk hebben, kan aanneemen; indien 'dit niet wordt toegeftemd,dan is het, om nog anders te fpreeken , onwederlegbaar zeker» dat alle regeeringsformen , (het defpotismus uitgezonderd) eene zekere gelijkenis van vrijheid moeten aanneemen; anders waar' het wiskundig onmooglijk, ' dat zij beftaan konden; b: v: een monarch kan zijne onderdaanen wel berooven van de vrijheid om te fpreeken en te handelen; echter moeten de wetten zeggen dat het billijk is ; dus hangt de monarch van de wetten af; en deeze kunnen niet beftaan, zonder de vrijheid en veiligheid S 5 der  282 REPUBLIEKEN, der ingezeetenen ten oogmerk te hebben ; indien deeze ftelregel valsch zij , hoe was het dan mooglijk dat de monarchaale macht, en de gemeenebesten van Griekenland, alwaar de zuiverde vrijheid zoo lang onfchendbaar bewaard gebleeven is, heeft kunnen beftaan, en dat deeze gemeenebesten , zoo onder de Monarchaale als Arijlocratifche machten gebloeid hebben , en de vrijste waren van den gantfchen aardbodem? niet, dat wij daaruit willen afleiden, als of Venetien , onder het ariftocratisch juk in de daad vrij was; neen; wij weeten al te wel, hoe diep het ongelukkige volk aldaar vernederd is. Maar daar Venetien , anderhalve Eeuw lang, een der vrijste gemeenebesten van den aardbodem is geweest, daar in haaren boezem de dapperfte en belangelooste verdedigers van hun vaderland gevonden zijn , en daar men het volk, hoe zeer onderjukt, en in laatere tijden van alle macht hoegenaamd ontbloot, echter door de Staatkunde zijner heerfchers ziet vreezen; daar is immers een gemeenebest, dat is te zeggen zoodanig een, alwaar de aanzienlijkfte inwooners zig verbonden hebben, om het belang van het algemeen te handhaven ; dit is het wezenlijk oogmerk der Venetiaanfcke regee- rings-  EENE VERHANDELING. 283 fingswijze , dewelke, hoe zeer niet bij deszelfs oirfpronglijkheid bewaard , en in veelen opzigten ürauiek geworden , evenwei republi. keinsch is; want het is al wederom eene zeedelijke waarheid, dat alle Gemeenebesten verfchillende graaden van vrijheid genooten heb' ben, zonder daarom van haare Repi.blikeinfcha inrigtingen te ontaarten: ondertusfehen is het ongelukkig, dat het volk van Venetien dwaas genoeg geweest is, om zijne vrijhei. in de handen van willekeurige Dogen te ftellen , wier juk het moeilijk was aftefchudden; en toen de Venetiaanen het geluk hadden van dit te doen, moesten zij begreepen hebben, dat uit de asfeh; van eenen heerfcher, veel al duizend anderen opftaan, waarvan zij nu de flagtolfers zijn. Het is niet te denken dat Venetien, bijaldien dit beftuur wordt gehandhaafd , ooit haaren ouden luister weder bekoomen zal ; want de Ai iftrocratie is een vuur dat ongemerkt en langzaam brand , zoo lang tot dat alles, waardoor het omringd wordt, verteerd is. Dewijl wij nu hebben afgedaan met de Republiek Venetien , zullen wij aan geene zijde der Adriatifche zee op eenen berg nog een klein  284 REPUBLIEKEN," klein gemeenebest , het welk bijna in de vergetelheid gedompeld is, moeten befchou. wen; het is San Marino genaamd, en deszelfs gebied flrekt zig ook niet wijder uit dan den berg waarop het gebouwd is. Zonderling in zijnen oirfprong, verwonderlijk in zijn beftaan, heeft dit gemeenebest van deszelfs itichting af tot op deezen tijd, reeds meer dan 13 Eeuwen in eenen onafgebrookenen bloei doorgebragt; te klein, te afgezonderd om benijd , en te ongenaakbaar om overwonnen te worden , beantwoord dit gemeenebest juist aan de menschlievende wenfchen van den ernsthaften plato; en hoe zeer deszelfs inrigting niet gefchoeid is op de leest van deezen grooten wijsgeer, is deszelfs beftaan echter zeer bewonderenswaardig in een tijdvak, waarin de menschlijke driften aan bijna alle de oorden der wereld , ons het geluk doen verbeuren om waarlijk vrij te zijn. — In het jaar 451, toen het. bijgeloof bij gebrek van Heidenfche Orakelen, de gewaande won« deren van veele onkundige, doch te gelijk doortrapte, geestdrijvers als godfpraaken aanmerkte, was er een geestlijke marinus genaamd, die, met niets anders dan met zijn Enthufiamnn raadpleegende, evenwel de ftich- ter  EENE VERHANDELING. 285 ter wierd van eene nog bloeiende Republiek, die van hem haaren naam ontleend heeft. Om de infpraak van zijn zoogenoemd heilig geweeten te voldoen, begaf hij zig als kluizenaar naar den berg waarop San Marino geftigc is; de roem zijner voorge\vende wonderen en het voorbeeld van zijn heilig leeven , wierden weldra in alle de gewesten van Italien uitgebazuind, en lokten veele armen menfchen tot het verblijf van deezen man: dit getal meer en meer aanwasfchende , viel hij op de gedagten , om van deeze huisgezinnen eenen kleinen Staat te vormen , en het gelukte hem zoodanig, dat dit gemeenebest, voor als nog, hoe gering ook van vermogen , zeer volkrijk en bloeiende is. Wij noemen dien Staat bloeiende, waarin het volk met de Regeering te vreede, met zijne gelfeldheid vergenoegd, geene andera begeerten kent, dan het vergenoegen der onderfcheidene huisgezinnen te bevorderen; die als zoo veele leeden van het geheel zijn aantemerken, bij wier welvaaren of ondergang de Staat ftaan of vallen moet. Daar deeze grondbeginfels heerfchen , en daar de behoeften gering zijn, daar is het mooglijk dat het volk  28n keven; dan eerst, wanneer derzelver Burgers en opperhoofden geen onderfcheid van volk en afkomst onder elkander -.raaken; dan eerst, wanneer deeze het als eene grondwet van hunne ftaatkunde zullen aanzien, om geen voordeel te begeercn, dat met het nadeel van een ander volk verknocht is ; dan eerst zullen de "olken van een werelddeel zig op waare mensc'ilijkheid beroemen kunnen; dan eerst zal men kunnen zeggen, dat zij befchaaft zijn; en dat onder hun de barbaarsheid heeft opgehouden. Maar! die gelukkige tijden zijn nog ver af. Einde van de -eerfte Afdeeling.