MIJN TIJDWINST. TWEEDE DEEL.  SI TIJD VLIEGT VA N D E JV MZNSCH, EN DE MENSCH VLIEGT VAN DIN TIJD. YOÜNG. NACHTGEDACHTEN.  Mijn. T IJ D WINST door JAN HENDRIK VAN DCNGÏN. met IPlaaten» hl' "WE SS ING en van der HjE1J„ MDCCLXXXX.   L E E Z E R! dood van wijlen den Heer Jan Hendrik van Dongen, den 12 Junyij89 onverwagt, in de vaag zijnes leevens, overheden; belet ons, thans meer dan deeze Bladeren uittegeeven. —— Hier agter zijn gevoegd eenige lijk» * z an-  zangen door de vrienden des overleedenen lij zijnen dood uitgeboezemd. —— Wij twijfelen niet, of dit deeltje zal met zoo veel goedkeuring ah het voorgaande bij onze Landgenooten worden ontvangen. X>£ VITGEEVES.S, RE-  REPUBLIEKEN. EENE VER.HANDELIN-G.' jÜïet was dan in het onderzoeken der oorsaaken van het verval der gemeenebesten , dat Wij meenden den grond van de voornaamfte ellende des menschlijken geflachts ontdekt te hebben: en weezenlijk ons hart bloed te ve.1 bij de herinnering der lotgevallen van foortgeiijke gemeenebesten , die,voorhaare ftoutmoedigheid om zig vrij te noemen,den vreeslijkften tol hebben moeten betaalen, dan dat wij geenen troost zou» den zoeken in het doorbladeren der gefchiedenisfen van andere volken , die deugd en dapperheid genoeg bezeeten hebben , om hunne kostlijke en aangebooren eigendommen beveiligen tegen den euvelmoed der dwinge, JI. deel. A Tweede /ifdec/ing.  a rehblieken; landen: en onder alle deeze volken , verdienen de Zwttzers den meesten lof; dewijt zij een land bewoonen , het welk reeds in de vroegfte dagen beroemd was, wegens deszelfs vrijheid , wegens de bijzonderheden zijner verfchiilende Regeeringsvormen en de uitmuntendfte fchaonheden , waar mede het zelve door de natuur is toegerust. Het volk heeft er overal eene aangeboorene ernsthaftigheid, die, met minzaamheid en gepaste vrolijkheid gepaard , het kenmerk is van vergenoegen en weltevredenheid. De zindelijkheid heerscht over hunne lichaamen , en ** hunne huizen ; hunne gewoonten, hun gedrag , en hunne kleeding zijn onderfcheiden van andere nabuurige volken ; het welk men als een gevolg -hunner geftrenge , doch heil2aame en zonderlinge wetten kan aanmerken* De ernftige aart des krijgsmans, de zagtmoedigheid van den Christen , de deugden van cato , en de onbedwingbaarheid van brutus , zijn de edele hoofdtrekken van het bewonderenswaardig karafter der nakomelinge»' ran wiljie-m tell. Om va»adezelven en het land dat zij bewoooen , een laad waar over zoo • veel te zeggea  2ÜNÉ VERHANDELING. $ ■Ts , met eenige orde te kunnen fpreekcn , zullen wij eerstelij-k de Kantons volgens hunnen tegenwoordigen rang , opnoemen en den lijd aanflippcn wanneer zij in het Helverifche bondgenoodfchap zijn ingelijfd , als mede welken godsdienst in ieder Kanten de heerfchende is; vervolgends zullen wij ieder Kanton op zig zelvé befchouwen , en eindelijk nog esnige aanmerkingen over geheel Zwitferland er bijvoegen. Wij verdeden de 13 Kantons in agt oud« •én vijf nieuwe ; onder de eerden tellen wij' liet gereformeerde Zurich en Bern , die ia 1350 en 1352 in het bondgenootfchap zijn «angenoomen ; het Roomschgezinde Lucemef Uri , Schweits Underwalden , en Zug, welke in de jaaren 1332-, 133;, en 1352 zijn aan? genoomen; en vervolgends het Kanton Claris^ het welk uit de beiden Religiën, Roomsch en Gereformeerd 't zaamgefteld en in het jaat 1351 in het HelveHsche bondgenootfchap is ingelijfd. Onder de vijf nieuwen, teflen wij de vólgende Kantons; Bazel, het welk den Gerefbt* meerden godsdienst toegedaan , en in het'- jaar A a 1501  4 RE PUBLIEKE Nj 1501 onder de Helvetiers is ingewijd; Friborg en Soleure die Roomschgezind , en in den jaare 1481 zijn aangenoomen; Schafhaufen het welk Gereformeerd , en in den jaare 1501 in het bondgenootfchap ingelijfd is ; en eindelijk het Kanton Appenzel, het welk uit de beide] godsdienflen 't zaamgefteld en in den jaare 1513 aangenoomen is. De volgende verdeeling, die in het jaar 166B bepaald is ,, zal aanwijzen , hoe veel troepen ieder Kanton , ingeval van Oorlog moet keveren , om een vereenigd leger van negen duizend zes honderd mannen op de been te kunnen brengen ; de evenreedigheid , die bij deeze verdeeling plaats heeft, wordt ook in het oog gehouden , wanneer er eene vermeerdering van troepen, mogt vereischt worden. Tot het leveren van deeze troepen zijn de Kantons onderling verpligt , en het verzuimen van dien zou ten gevolgen hebben , dat het in gebreken blijvende Kanton , uit het gezamentlijk bondgenootfchap geweerd , en als nalaatig in de verdeediging van het vaderland, met een oog van verachting zou aangezien worden. .. — De verdeeling in tijden van Oorlog h deeze : Zn*  EE NE VERHANDELING. 5 mannen. Zurich. 1400 Bern. 2000 tucerne. 1200 Uri. 4°° Schweitz. 600 Underwaldcn 400 Zag. 4°° G&rfe, 4°° Bazel. 4°° />/^k 800 Soleure. 6°° SchafhaufeiK A°° Appenztk 600 j>5oo Om nu te komen tot de afzonderlijke befchouwing van ieder Kanton, het welk men als eene bijzondere Republiek kan aanmerken, zullen wij niet in agt neemen den rang der ondericheiden Kantons, maar wij zullen dazeiven doen opmerken , zoo als" zij ons in haare plaatslij ke ligging het gefchiktst voorkoomen , en dan treffen wij het eerst het Kanton van Schafhaujen aan. De hoofdftad van dit Kanton , waar na het zijnen naam heeft, A 3 -*  6 REPUBLIEKEN, ïs van eenen bijzondcren doch volmaakt RipublikeinfcJten oirfprong ; zij is geleegen aas de noordoever van den Rhijn , en door de belemmering van de fcheepvaart langs die Rivier, welke veroorzaakt wierd door den waterval bij Laufett, heeft zij haaren aanwasch verkreegen; aanvanglijk wierden er hutten opgeflagen, en vervolgends vermeerderden dezelven zodanig, da* er deeze groote Stad uit gebooren wierd. Wel eer was Schafhaufen eene Keizerlijke Stad ., die door eene Adelregeeritag beftuurd wierd, en meermaalen gebeurde het dat de oude Hertogen van Oostenrijk de voorrechten, en vrijheden van deeze Stad tragtten te lebenden , doch zij verbond zig alsdan met verfcheiden andere Keizerlijke Steden en met de Zwitzerfche Kantons, waardoor de Hertogen afgefchrikt wierden; en dus -bleeven dan de Rechten van Schafhaufen ongefchonden bewaard. Het was in den jaare 1501 dat dit Kanton in het Helvetisch b.ondgenootfchap aangesomen , en als het twaalfde aangemerkt wierd. — Het is een klein gewest dat fiechts vijf sjiijlen lang en drie mi('len breed is , en nocht*n? bevat hei meer dan twintig duizend inV'oonersonder dit groot gsta] zijn er maar zes-  EENE VERHANDELING. 7 jjfcstie'n honderd demgeregtigde burgers , bij wien de hoogde macht huisvest; deeze zijn in twaalf ftammen verdeeld , en uit hun midden worden vijfentachtig leeden verkooren , dië; den opperden Raad uitmaakeu , welke we>' derom verdeeld is in eenen grooten en kleine raad ; aan deeze twee vereenigde vergaderingen , is het beduur van alle zaaketi toe-' betrouwd; terwijl de kleine raad, bedaandë uit vijfentwintig leeden , met de uitvoerende magt bekleed is , en de groote raad, waar ónder ook den kiemen raad behoord , alle' vonnisfen beflischt, en met de gewïgtiglle belangens der regeering belast is. Ieder die op deeze zonderling* reg'eeringsform zijnen aandagt vestigt, zal verwonderd' daan , dat er onder een zoo groot aantal burgers fiechts zestienhonderd demgerechtigdtn zijn ; maar deeze fchijnbaare onevenredigheid zal dadelijk in de fchoonde irtrigting veranderen , wanneer men de aanmerkelijke vereischten van goederen , ■ bekwaamheden , deugden en .jaaren , die een Zwitfersch demgerechtigd burger moet bezitten om hem van het gemeen te onderfcheiden , in aanmerking neemt; als mede de noodzaakclijkheid om te verhip A 4 bi»  t ï ï ? ü B 1 I Ê K E », déren, dat op de vergaderingen des volk* geene verwarringen door de onkunde van he: gemeen heerscben. Dit is juist de aart van eene wei ingerigte regeering, die door pufiïnoorf wordt aangepreezen met deeze woorden ; de verfcheiden gedeelten der Regee* Hng, sijn van natuure zoo zaamgevoegd, dat om eenen gefchikten vorm 'van Regeering te hebhen, die voor eene burgerlijke zamenwooning gefchikt is , alle deeze deden oorfpronglijk cis in een behoren te bopen ; want indien aan eenig deel iets ontbreekt, zoo is de Regee. ring gebreklijk, en onbekwaam om aan deszelfs doeleinde te beantwoorden. Indien dan deeze verfcheiden gedeeltens zoo verdeeld zijn , dat sommige van die oorfpronglijk Her, en andere 4aar zijn, zoo moet er noodzakelijk eene auor* denthjke ftaat van zaaien uit voortvloeien. («} montesquieü dringt dit nog nader aan met te zeggen ; het is van een weezenlijk belang, dat het getal der burgers , ■ welke de volksver, gadenng uitmaaken moeten, bepaald zij; want zonder die bepaling kan men niet weeten, of het geheele volk , dan wel, rf alleen een gedeelte vaü O) D-:e 5ar,fche piicht der mtB[ch6n f>  EENE VERHANDELING. £ het gefprooken hebbe. (F) en wij zien bij titus livius (e) en dionisius HALicuNissEus, (d) hoe te Romen ten tijde van servius tüllius;, het recht van ftemmen in handen van het bekwaamde en voornaamfte gedeelte des volks wierd gefield. Doch deeze verordening was van Ariftocratie niet geheel vrij te fpreeken , dewijl daar door eene zodanige verandering in de Romeinfche Centurien te wecge wierd gebragt, dat de goederen meer in aanmerking wierden genoo-. men , dan de verdienden der perfoonen: maar dit is geenfints het geval in het Kanton Schaf, haufen , want die zestien honderd burgers die tot demmen, en tot verkiezen bevoegd zijn, worden vooraf uit het grootfte getal verkoo' ren : en dus is de oppermagt met de daad in de handen van het algemeene volk , het welk gelastigden verkiest om dezelve te handhaaven. Deeze demmingen en verkiezingen, gefchieden in het openbaar , en de eerlijke Zwitzers zullen zoo lang deeze gewoonte dand houd , he< ver» (i) Geest der Wetten I Deel Kipitt. II „,-. reg. 19. »■ s w CO 1 B"ek. art.i certen en zoogenoemde Asfembhes, (i) als gewettigde middelen worden aangemerkt: het zijrr deeze misbruiken waarvoor zommige Speeltafels in Frankrijk en ïtalien openbaar fchijnen verordend te zijn : het zijn deeze misbruiken die re Spaa en te Aken zoo veele verwoestingen hebben aangeregt en nog werklijk aanregten; (k~) het zijn deeze misbruiken die op verCO Deeze Vergaderingen zijn de levendige evenbeelden van zotheid en gemaaktheid: men koomt bij den ander; eenige buigingen en onverftaanbaare woorden , üie men kompliinenten noemt, gaan vooraft vervolgends zet men zig neder , de vrouwen ipreekea kwaad, de mannen zwetfen , fnuiven en vervullen de kamer niet wind; wederom anderen zitten geduurende twee uuren als ftomme beelden, die men , wanrïeer zij ons met eenige beweegingen vereeren, zon zweeren dat door een uurwerk van binnen gedreeve* wierden: en als dan deeze rollen zijn uitgevoerd , da» gaat men aan 't fpeelen. C*) Een RusGsch Officier, die eenige honderd Roebels , om daar mede in Duitschland te gaan werven , ontvangen had, hoorde van fpaa Tpreeken en van de aanmerkelijke voordeelen, die men aldaar met fpeeleir behaalen konde; hij begaf zig derwaards , en verfpéelde in een.s zijn eigen vermogen, hier door tot wari- beoj»  EENE VERHANDELING^ J-f •Verfcheiden plaatfen van onze Republiek, in het geheim zoo zeer veld winnen, en het zijn deeze misbruiken eindelijk die tot bevordering der weelde niet weinig toebrengen, en dus voor een Gemeenebest allergevaarlijkst zijn: Iii Schafhaufen kent men deeze misbruiken maar al te wel, om door krachtige maatregelen derzelver invloed niet te fnuiken, daar is men op geheel andere vermaaken; dan op fpeelea bedagt; de wapenhandel, eene der gezondfle en aangenaamlte tijdverdrijven, houd daar, en door geheel Zwitserland, alle de rangen van burgers beezig: wanneer de godsdienstoeffeningen , en de hoop gebragt , wilde hij zig omhals brengen; doch begrijpende dat hij het aan hem toebetrouwde geld nog overig had, flelde hij die dwaas opzet zoo lang uit, tot dat hij met die geld voor het laatst zijn zoogenoemd fortuin nog eens zoude hebben beproefd: ingevolge hier van begaf hij zig weder tot de lpeeltafels, om door het banken (een hazard.fpel das genaamd;) eenigen winst te doen, het welk hem dan eindelijk in zoo verre gelukte, dat de bank hem 80,000 Rijksdaalders, die hij gewonnen had, moesc betaalen ; inet dit geld verzagte hij alle zijne ongeneugeen, en liet aan andere d'.vaazen hec vermaak, over, om 'ma zeiven voor den kop, tefchieten.  OS RÉPUBLIEKEN de arbeid des daags gedaan zijn , grijpt me», naar de geweeren, en terwijl het kletteren van dezelve; eenen vrolijken echo in de dalen doed hooren, terwijl het geweeten, door de beoeffening van den plicht, voldaan wordt, is het vaderland veilig, dewijl het zoonen heeft, die zelfs in hunne vermaaken, oplettend zijn tot deszelfs behoud. Het geen de Grieken wel eer door hunne worftelperken dead uitmunten, verpligt ons hier om de Zwitzers hoogte achten, welken door eenen grooteren trap van befchaafd. heid ,de wreede vermaaken der Grieken hebben weeten te verzagten, zonder nogthans hunne vrijheidsliefde uit het oog te verliezen: het is met, de vermaaken zoo geleegen, dat de geringfren Invloed hebben op de zeeden der volken; pl ato,die dit zeer wel wist, beval daarom de muziek aan , en zegt zelfs in zijn 4^ Boek «ver de wetten, dat de opzienders ampten over •de muziek , en over de oeffenfchotl der vrije kunflen , de gewigtigjie ampten van eene Stad waaien, dringende dit verder aan , daar hy in zijne Republiek 3de Boek, zegt: damon zat u zeggen , welke de toonen zijn , bekwaam genoeg om de laagheid van ziel, de baldadigheid, en welke', om de tegenovergejlelde deugden te Verwekken. Indien de Muziek zulk eenen invloed  EENE VERHANDELING. 17 Vloed kan hebben , wat zal dan niet de fiere Avapenhandel doen ? een wapenhandel , niet aangegreepen, om nabuurigé landen te verdelgen , of duizende menfchen ongelukkig te maaken; neen: maar om de vrijheid te handhaven , en hunne eigendommen te vrij waren tegen den nijd der vorften. De veiligheid die er in het kanton $chaffhau~ fen heerscht , is daar uit aftemeeten, dat de Stad, welke men als eene grensvesting kan aan» merken, geene bezetting heeft , en dat de wachten door burgers worden waargenoomen; wel is waar, de vestingwerken van Scliajfaaufen zijn zeer gering, doch wat behoeven dezelven van meer gewigt te zijn? gemerkt op den minden aanval vaneenen buitenlandfchen vijand, de geregelde krijgskoinpagnien van ieder Kanton, aanftonds bij den anderen koomen, en de wapenen opvatten tot verdeediging van het bedreigde vaderland. Daarenboven is de wijze van oorlogen bij de Zwitzers niet zoodaanig dat zij zig in hunne Steden en vestingen op Huiren , om den vijand aldaar aftewachten, neen; zij trekken dien te gemoet, fpringen ,raet het geweer in de vuist, van achter hunne bergen voor , II. deel, B den  Ï8 republieken; den dag, en doen hunne beoorlögers in hunnen leeuwenmoed den dood vinden: op dusdanige wijze vernielden vijftienhonderd Zwitzers in het jaar 1444, bij de kleine Rivier Anc/J een leeger van 30,000 Franfchen door den Dauphin aangevoerd; zij wierden wel allen, op zestien na, door de Franfchen neêrgefabeld,doch hunne weergaélooze dapperheid en flandvastigheid hadden zoo geweldig op 'svijands heir gewoed, dat het overfehot van het zelve genoodzaakt was naar den El/as te rug te trekken. Zoo lireeden ook de Grieken in het veld van Marathon , en wij koomen woorden te kort, om deeze dappere bedrijven naar waardij te fchetzen , dus zullen wij hier moeten bekennen, dat wij appelles niet kunnen navolgen in het fchilderen van den blikfem en het weerlicht! (/) Schafhaufen, als een Proteftantseh Kanton, heeft met geene andere moogendheden, eenige verCO Quae pingi non posfunt fulgura & fulgetra; het geen niet gèfclnldèrd kan worden, de blikfem en het weerlicht, dit heeft a pph le s gedaan, zie plinius hift. nat. lib. XXV. C. 10.  EENE VERHANDELING. 19 Verbintcnisfen, om troepen te leveren, dan met Frankrijk, Sardinicn, en onze Republiek; van dit gebruik en hoe het zelve gewettigd kan worden zullen wij in het vervolg ipreeken Dewijl wij nu van het Kanton Schajjhaufen alles meenen gezecht te hebben wat noodig is, met opzigt tot deszelf's Staatkundig beitier, zoo zullen wij nu aanvangen met de befchouwing van het Kanton Appenzel, waar van de Godsdiens: half Roomsch en half Gereformeerd is. Dit Kanton, het welk weleer aan de overigen toebehoorde , wierd met buitenfpoorige en drukkende lasten bezwaard, hetwelk de inwooners in den jaare 1400 naar de wapenen deed vliegen , en hunne onafhangelijkheid , mee eenen mannenmoed niet ongelijk aan de wanhoop handhaaven; waar door zij niet alleen ontilaagen wierden van dit ondraaglijk juk, maat* ook in al de waardigheid van eene vrije natie herfteld. Zoo gaat het doorgaands, zoo ging het met Nederland en den dwingeland alb a; het geweld, dat niet anders dan verwoesting, roof en moord ademd, waant fteeds door zulke onmenfchelijke en de natuur vernederende middelen, flaaven en lijfeigenen te kunnen vormen; B 2. doeh  20 REPUBLIEKEN, doch wanneer het zoo ver koomt, dat zijs ijzeren vuist naar de beurzen en de bezittingen der ingezeetenen grijpt, dan eerst gevoelt eene natie het ijsfelijkfte van alle onderdrukkingen, dan eerst begint zij den afgrond te zien , die men voor haar gegraven heeft; dan ontfpringt de drijfveer aller menschlijke handelingen, het eigenbelang naaraenlijk, en de raderen van vrijheid en dapperheid worden opgewonden , om zig van een juk te ontdaan het welk reeds lang genoeg heimelijk vervloekt was. Het was ook daarom dat de froutmoedige burgers van Appenzel, het morren moede, het geweer opnamen om zig vrij-te.vegten; gelijk wij gezien hebben. Onvertzaagde poogingen, met eenen gewenschten uitflag bekroond , verwekken den eerbied van andere volken niet alleen, maar het zijn ook de beste waarborgen voor eene toekomende veiligheid en ongeftoordheid. Dit zag men ook in de brsave Appenzellers, die na de bevestiging hunner onafhanglijkheid, tot verbonden met de andere Zwitferfche gemeenebesteu wierden aangezogt., met welken zij zig dan ook in den jaare 145.2 eeuwigduurend veréénigden ; en vervolgends wierden zij in 1513  EENE VERHANDELING. 21 1513 aengenoomen in het Helvetisch Bondgenootfchap, houdende den laatften rang onder de andere dertien Kantons, fjw) Voor de hervorming had het Kanton /fppett' xel fiechts eene Regeering : maar feedert dat deeze leer , nuttiger in haare bedoelingen, dan in derzelver uitwerkfelen , is doorgebrooken , en één gedeelte der inwooners den gereformeerden godsdienst hadden omhelsd, terwijl het ander gedeelte roomschgezind bleef, ontftonden er zulke hevige twisten, dat men voor de ijsfelijke toneelen van geestdrijverij, welke zig aan andere oorden van Europa, in dit (m~) Deeze foort van regeeringsvorm is een verbond , waar door verfeheiden Staatkundige licbaamen zig onderling veréénigen , om met elkanderen burgers te worden van eenen veel grooteren ftaat, welken zij langs deezen weg oprigten. Dit is eene maatlchappij van. uiaatfchappijen , welke dus eene nieuwe maatfchappij wordt , en welke door het aanneemen van nieuwe maatfehappijen ' in hun verbond, grooter en uitgebreider kan worden. montesquieo IX Boek Cap. I pap. 382—m betoog , hoe de Republieken voor haare zeekerheid zorgen. B 3  22 REPUBLIEKEN, dit tijdsgewricht openden, ook hier met recht bedugt wierd : derhalven fielden de vrienden van het vaderland, ontheeven van alle dweepzugt, middelen te werk om de verhitte gemoe deren, niet alleen tot bedaaren te brengen, maar ook door eene vereeniging, de twistende partijen te verzoenen, en daar door te verhinderen, dat zij aan hunnen heiligen ijver het belang des lieven vaderlands gingen opofFren. Dit voorneemen , het welk met de gevoelens van den grooten erasmus f¥) meer ftrookte, dan met die van an- 00 grotius ge'uigde van deezen grooten man , in een brief aan j. uiteneoogaart gefchreevep. den 3(5 van Louwmaand 1632— dat hij zoo veel heeft aangeweezen den weg van eene rechtmaatige Reformatie, hem nooit vastbindende noch aan twistaglige onderwerpen , noch aan de ceremoniën ter (ine ofte ter andere zijde. Wij Hollanders konnen dien man niet genoeg bedanken , en ik houde mij gelukkig, dat ik zijne deugden zoo eenigfins van .verre kan begrijpen. Zie verder er as mi Epift. pag. 584, 652 ,, B, C. edelmoedige verbanden begeeren onderweezen , en niet gedwongen te worden. Het onderwijzen is Theologanten, ha dwingen alleen Tirannenwe: k: en vervolgends ib/'d. PaS- 585, 586, 5^7, 588, laat hij zig dus booren: cm allerlei kleine oorzaaken, heeft menflraks in de mond 't is ketterij. Van ouds wierd voor een ketter  EENE VERHANDELING. 23 anderen meer geweldige reformateurs , wierd volbragt, en de twistende Appenzellers troffen, in 1597 eene prijzenswaardige overeenkomst. Door deeze overeenkomst wordt het Kanton, waar van wij fpreeken, verdeeld in twee gemeenten , te weeten de Inner Roden of binnenfte en de Ausfern Roden of buit en ft e gemeente; de eerfte (trekt den Roomschgezinden, en de laatfte den Proteftanten tot een verblijf. Hier door wierden de twee partijen van een gefcheiden, en ketter gehouden, die met de Ettangeliën , mei de gelooftartijkelen , ofte de dingen die toet dezelve gelijke autlmriteit hadden bekoom 1, niet oyereenfiemde. En zoo na iemand fecnigertijd van thomas aquinas verfchi/dt, ofte zoo iemand van verdichte reeden , welke meer.ig jong fophist in de fchoolen yerfierd heeft, afwijkt, hin,dat hij heeft weeten te ruaaken , dat de Burgers voor alle dingen aan de wetten gehoorzaamden : zij vliegen wanneer de overheid hun last roepen; maar te Alhenen zou een rijk man t^'inhoópïa worden, wanneer men hem liet blijken, van begrip te zijn, dat hij van de overheid afhing. xenophon, Republiek dtr Laceriasmoniers. (p) Wanneer men eene altoosduurende raadsvergadering oprigt, gefchikt, om opzigt over de zeeden te hebben, in welke niemand zitting kan verkrijgen, zonder zig daartoe, door zijnen ouderdom , deugd, deftigheid, en gedaane dienften den weg te b^anen , dan zullen de leeden van dien raa3 , op welke het volk , even als op een afbeeldfel der godheid, het oog zal hebben , als van zeiven gevoelens inboezemen , welke hunnen invloed zullen hebben in den boezem van alle de familien. montesquiecj V Boek Cap. VII, pag. 158. B 5  26 REPUBLIEKEN, al in Zwitzerland het krijgsweezen, zoo billijk als natuurlijk met den burgerfland vereenigd is, zoo werd ook hier ten allen tijde deeze fchikking in het oog gehouden, dat de Landamman die in de Regeering is, in de volksvergadering voprzit, en de andere , in dat jaar buiten dienst, is veldoverfte of hoofd van het krijgsvolk. De zoogenoemde Ausfern Roden ofhetbuitenlte gedeelte van Appenzel is veel volkrijker dan het ander gedeelte ; men begroot de inwooners van het eerfte op zeeveu en dertig duizend, en die van het laatfte op twaalf duizend ; het welk, wanneer men de geringe uitgestrektheid van dit Kanton, die maar omtrent <5o uuren in den omtrek groot is, naargaat, een zeer aanmerklijk aantal is, te meer daar er ver* fcheiden onbewoonbaare plaatfen gevonden worden , die deels 'geheel bergagtig zijn , en deels uit barre en ongenaakbaare Rotfen beilaan. Zoo groeit een Staat alwaar de vrijheid heerscht in aanzien op ; zoo kan de ondankbaarfte grond, door de nijverheid der ingezeetenen, het verblijf van kalmte en zalige gerustheid worden. Een land als Appenzel Qwe wel met geene zeer vrugtbaare aarde begiftigd,) kan  EENE VERHANDELING". 27 tan niet te min tot een paleis vol fchoonheid en vermaak verheeven worden, wijl er vrijheid heerscht! de Burgers zijn er zuinig, arbeidzaam, en maatig: de wetten vernietigen de ondeugd, beftraffen de gebreken, beloonen de deugden en moedigen de konften aan: het eigendom der ingezeetenen, zoo naauw verbonden met de belangen van den Staat, is zeker en veilig; zij zijn vrij van alle drukkende en willekeurige belastingen , en wat nog het voornaamlte is, zij neemen deel in de wetgceving; zij verkiezen zelfs hunne overheden , en zij moogen in eigen handen de fpeeren drillen, tot de bewaaring hunner dierbaare vrijheid! Zulke hemelfche voorrechten verwekken in deeze natie , die grootfche gevoelens, waar voor de heerschzugtigen beeven , en waar over de nakoomelingfchap met verwondering zal aangedaan zijn ! de verbastering der zeeden, die anders de beste Republieken bedorven en vernield heeft, doed aan Appenzel haare vergiftige uitwerking nog niet gevoelen : het is daar, dat het grootfte deel der inwooners nog bewaard is gebleeven by de oirfprongelijke eenvoudigheid van dat oude herders leven , het welk de fieraad was van 's werelds eerft* dagen, en dat plato, indien hij te rug keer»  28 republieken; keerde, zou beweegen te zeggen, hier regeéri de zuster der zaligheid! Het kanton Appenzel doorgeioopen hebbende, Happen wij over tot de befchouwing van Glaris , een ander Zwitfersch kanton niet minder beroemd dan de voorgaande ; het was weleer onderworpen aan de abdisfe van het klooster Seckinguen in Zwahen , onder welk beduur , liet volk echter groote voordeelen genoot, wordende door eene ibort van democratie geregeerd , aan het hoofd hebbende eenen Overften welken de abdisfe benoemde , maar die door de inwooners verkoozen wierd: dus was het volk in zeker opzigt vrij, uitgenomen dat deszelfs magt bepaald wierd , door de beflisfende uitfpraak van de geestlijke meesteres. Op het einde der XIIR Eeuw , waren die van Glaris onvoorzigtig genoeg, om te gedoogen dat Keizer rudolf de eerde, eene uitfluitende gerechtsoeffening verkreeg; want de eerde dap van eenen heerfcher wordt gemeenlijk door duizend anderen nog veel verderfelijker achtervolgd; gelijk ook hier gebleeken is , doordien albert van Oostenrijk , de  EENE VERHANDELING. 39 de zoon van Keizer rudolf, hec ambt van overfte, dat ongevoelig errlijk was geworden, gekogt hebbende, in zijn perfoon het gantfche Burgerlijk en Rechtplegend gezag vereenigde. Wanneer de ambten in eene Republiek veil zijn voor de gegoedfte en niet voor de verdienstlijken , dan fluipt er een ongeneeslijke kanker in , die niet dan met den dood eindigt. albert en zijne opvolgers, de Hertogen van Oostenrijk, die hunne ambten als overflen niet uit de handen des volks ontfangen hadden, merkten zig zeiven aan als de fcheppers hunner grootheid, en een volk, het welk zijne duurlte bezittingen te koop ftelde, was zeer natuurlijk het voorwerp hunner verachting geworden. Zij beheerschten het zelve met eene willekeur, die meer geweld dan menschlievendheid ademde , en hunne onderdrukking ging zoo ver, dat de nabuurige Kantons Sckweitz , Zurich, Lucerne, Uri en Underwalden , getroffen van den deerniswaardigen toefland hunner mede vaderlanders, en bedugt dat de meer eu meer aanwasfchende magt der geweldenaaren ook hun nadeelig konde worden , zig vereenigden , en in den jaare 1350 de Oostenrijkers uit Glaris verdreeven , de volks regeering wederom invoerden, en de vrij-  3a REPUBLIEKEN, Vrijheid van het volk her/telden : hier op trad Claris, in verbond met zijne edelmoedige verlosfers , en wierd eindelijk, zonder eenige be. paalingen in het jaar 1450 in het Helvetisch bondgenootfchap ingelijfd. Na deeze heerlijke veriosfing , hebben dé Oostenrijkers wel gepoogd om in 1388 met eene ontzachlijke magt dit kanton op nieuws te overfiroomen ; doch hunne euvelmoed wierd, even als die van den perfiaanfchen xerxes, door de Zwitferfche leonidassen deerlijk vernederd. Want, 380 gewapende en door hunne onbetoombaare dapperheid onverwinlijke burgers vernielden een leger van vijftien duizend Oostenrijkers; op de bergen geposteerd, bragten de wijven en kinderen door het werpen met lleenen eene onherftelbaare verwarring in de vijandelijke drommen te weeg, waar mede de mannen hun voordeel deeden, en eene ijsfelijke flachting onder dezelve aanregtten; zodanig dat de overige vijanden met overhaasting hun heil in de vlugt moesten zoeken. Wie'gevoeld zijne ziel niet gleeien, bij het verhaal van deeze edele daaden? wie wijgert aan de Zwitfers den eerbied, die de volken der oudheid aan de Grieken betoonden? aan  EENE VERHANDELING. gi aan de Grieken die veel liever eenen Eerlijken dood, dan een leeven, met fchande beladen , verkoozen! Het was in de XVI. Eeuw, dat de hervorming in het kanton Glaris wierd ingevoerd , doch geenszins met uitfluiting van den Roomfchen godsdienst; integendeel de beide gezindheden brengen alles toe , wat maar tot rust en Eensgezindheid ftrekken kan : en zal men te Romen en te Lisfabon niet verbaazen, wanneer wij zeggen , dat de Protestanten en Roomschgezinden in verfcheiden frreeken van dit kanton, den dienst waarneemen in dezelfde Kerk, de eene na de andere; dit niet alleen; maar ook worden alle Staatsbedieningen door de beide Partijen even vriendlijk waargenomen. O welk eene gelukkige en heilzaame verdraagzaamheid! dat de dweeper nu verfromme , terwijl hij de vredelievende Zwitfers de gewenschte vrugten van deeze, naar den zin van het godlijk Euangelie en de gezonde Maatkunde ingerigtte verdraagzaamheid , ziet plukken ! eene verdraagzaamheid , zonder welke het menschdom gelijk is aan woedende Roofdieren , die alleen op het bloed van anderen aazen. Waarom zou men geene vreemde gezindheden kunnen dulden,  32 REPUBLIEKEN^ den ? of, is het een misdaad zig niet te kunnen laaten overtuigen? is het heiligfchennis omtrent de godheid en haare almagtige werken anders te denken, dan zij die dikwils onder misvormenfte gedaanten het Opperweezen en zijne uitvloeifels affehetfen ? zoo ja ; dat dan deeze dvveepagdge Sophisten, de laagheid van hunne flelfels naar waarde behandeld zien in den brief van de Keizers theodosius, arcadius en honorius , gefchreeven aan den overlren ruffinus, over het Pretorium (p~): indien hei uit Ligtvaardigheid voortkomt , moet men het veragten; indien uit dwaasheid beklaagen ; indien uit kwaadaartigheid, vergeeven. De Regeering van Glaris is ten eenenmaale Democratisch ; ieder Burger boven de zestien jaaren oud , heeft een item op de algemeene Volks vergadering , die jaarlijks in een open veld gehouden wordt. Deeze vergadering heeft het recht om nieuwe wetten te maaken; de oude te bekrachtigen ; fchattingen op te leggen; verbintenisfen aan te gaan , om den (p) Te vinden bij i, uhica, Cod. fi quis impe. rst. mated.  EENE VERHANDELING. 33 3«n oorlog te verklaaren en den vreede ta maaken. De Landamman, die ds voornaamfle is van het gemeenebest, wordt beurtelings uit beide gezindheden verkoozen. De verkiezing gefchied bij het Lot, en op deeze wijze worden ook alle de andere dienaars van deri ftaat benoemd. De Raad van regeering oefent de uitvoerende macht; de gezindheden hebben ieder hun onderl'cheiden gerechtshof, het welk op de rechtvaardigheid en de billijkheid lteund : voor het overige is de betoverende Landsdouwe van dit gelukkig Kanton juist gefehikt om de gezondheid en de werkzaamheid, die er heerfchen, te bevorderen, en de inwooners van Glaris de vergenoegdfte menfchen van den aardbodem te maaken. Met het Kanton Glaris afgedaan hebbende, gaan wij nu over tot Zurich: het was weleer eene Keizerlijke Stad, van Keizer Frederik den tweeden met zeer groote voorrechten begiftigd: in den jaare 1335 wierd de Stad bijna geheel verwoest , door eenen burgerlijken oorlog , tusfehen de overheden en het volk, waarin de eerften de nederlaag kreegen, en vervolgens gebannen wierden; dit gaf het volk gelegenheid om in 1337, eenen geheel nieuwen Re- II. deel. C gee-  34 REPUBLIEKEN, geeringsvorm in te voeren, die door Keizer £ r> d e vv ij k va ét b ava ria, die voorzigtiger was' dan veelen zijner voorzaaten, bevestigd wierd ; doch de verdreevene overheden , wier aanhang nog heimelijk alles tot hun herftel aanwendde , deeden verfcheiden listige en geweldige poogingen, hoewel te vergeefs, om wederom binnen de Had te geraaken: niet tegenftaande de vrugtloosheid deezer onderneemingen , waren dezelve echter gefehikt om eenen geest van partijfchap te doen overblijven, die toch vroeg of laat heilloos voor het gemeenebest konde worden: de moogelijkheid van dien, deed de Zurichers het nut van eene bemiddeling begrijpen ; want het is eene bevestigde waarheid , dat perfbonen wel eer met een luisterrijk gezag , 't welk op de meenigte zijnen invloed heeft doen gevoelen, bekleed, allergevaarlijkst zijn , wanneer men niet nalaat hunne heerschzugt telkens- te krenken , dewijl hunnen invloed nimmer kan uitgewischt worden , dan met den dood : wantrouwen veranderd wêl 'is waar in haat , en haat in vervolging , maar de kamp is te ongelijk, wanneer men met het gemeen, dat doorgaands onftand-' ■vastig is, wil toeleggen op perfoonen waar voor her. wel eer gebukt heeft; en dit heeft mes  EENE VERHANDELING. 35 men, helaas! ook elders met de droevigfle gevolgen ondervonden , daarom is het beter niets met het gemeen te onderwinden , dan zig aan deszelfs veranderlijkheid bloot Hellende , ons zelve nog ongelukkiger te maaken , dan wij immer te vooren waren. De Bemiddeling wierd getroffen, en de uit. gebannen Overheden kwamen wederom in de Had ;*doch even dit had de rampzaligfle gevolgen kunnen hebben, want de overheden , de geledene onheilen niet kunnende verkroppen , maakten eene zamenzweering tegen de burgers , welke echter door deeze laatfte ontdekt wierd, en toen was het dat de gezonde flaatkunde, en wat meer is, de rust van het vaderland vorderde, dat deeze dwingelanden door het zwaard moesten worden uitgeroeid : dit vonnis wierd aan hun volbragt, en daar door bekwam Zurich haare vrijheid en veiligheid weder. Dan het fcheen dat een dergelijke moedige flap , niet kon nalaaten de heerschzugtigen te verbitteren ; want den omliggende adel, vatte (Je wapens op tegen de ilad, en deeze na vrugtloos bij Keizer kar el den Vierden, om bijfland te hebben aangezogt, zag zig genoodzaakt om met de Kantons van C a Lu.  3<5 REPUBLIEKEN, Lucerne, Uri, Schweitz en Underwalden, eend verbindtenis aan te gaan , gelijk zij dan ook als een lid in hun Eed-genootfchap werd aangenoómen , in den jaare 1351 , en aan haar den voorrang boven deeze vier Kantons opgedragen ; welken voorrang zij, uit hoofde van haare rnagt en uitgeftrektheid, nog tot heden geniet. Weldra ondervond Zurich de noodzaakelijkheid van dit verbond , dewijl albert, Hertog van Oostenrijk, de ftad Weegerende , door de vier bovengemelde kantons met een aanmerkelijk verlies wierd te rug gedreeven. Nabuurige gemeenebesten , die zig dekken willen tegen de overheerfching en het geweld, kunnen niet beter doen dan met den anderen zig te vereenigen. Uit dit grondbeginfel , is de vereeniging" der griekfche Repu* Weken; uit dit grondbeginfel is Venetien , het welk voormaals uit 72 kerfpels belfond , gebooren ; en het is ook uit dit grondbeginfel, dat de Unie, van onze zeven gewesten haaren oorfprong ontleend heeft. Zurich was de eerfte ftad in Zwitferland „ die door den grooten kerkhervormer zwin glius tot den Protestantfchen godsdienst wierd overgehaald, zodanig dat de overheden in. den  EENE VERHANDELING. 37 den 'aare 1524 de Misfe, nevens andere Roorrifche plechtigheden affchaften , en de hervormde leer invoerden. - Hoe zeer nu de geloofsgéfchillen , hier met meerder bedaardheid dan elders wierden gevoerd , zoo ontftond er echter ter deezer zaake in het jaar 1551 eenen Bürgerhjken oorlog onder de Kantons , in welken de Proteflanten 'geflagen wierden , en zwinglius den dood vond in den ftrijd' van Cappcl. Deeze oorlog wierd gevolgd van nog twee anderen , tot dat eindelijk de zoogenoemde Vrede van Aran getroffen wierd, die van deeze ongelukkige en ouchristlijke verdeeldheden een einde maakte , niet alleen , maar waar van de Artijkelen mogen aangemerkt worden als de grondzuilen der Zwitferfche verdraagzaamheid. Het eerfte bepaald , dat in alle de gewesten , die aan Kantons van verfchillende Godsdienften onderworpen zijn , eene volmaakte gelijkheid tusfehen de twee gezindheden zal heerfchen, en dat zij beide dezelfde voorrechten zullen genieten ; waarbij gevoegd is een ultdruklijk verbod aan ieder partij , om geene fchimptaal te gebruiken , of verachtelijk te fpreeken over de verfchillende godsdienstoeffeningen. C 3 Het  38 REPUBLIEKEN, Het Kanton Zurich is bij ujtftek groot en volkrijk; het oppergezag is in handen van de ftemgerechtigde burgers , die omtrent twee duizend bedraagen , en welken behalven het voorrecht om de overheden' te verkiezen , tn te kunn.n Haan naar het bewind van zaaken , nog boven dien een uitfluitend recht van Koophandel bezitten , zodanig , dat alle vreemdelingen , en zelfs alle ingezeetenen van het Kanton verffooken zijn van de vrijheid , om in de ffad enigen handel te drijven. Alle deeze inrichtingen zweemen naar eene volftrekte Ariflocratie, te meer daar men in dit Kanton den koophandel ais eene vernederingbefchouwd, niettegenflaandc het een handeldrijvend ge' meenebest is , alwaar zulke onderfcheidingen niet dienden gemaakt te worden , deuriil zij de zugt tot arbeidzaamheid verdoov.n , en aan den ftaat dien voorfpoed beneemen , welke de Koophandel verfchaffen kan. De Burgers of Stemgerechtigden van Zurich, zijn verdeeld in dertien Stammen ; een van deeze befiaat uit perfoonen , die geenen handel drijven , en welke men Edelen noemt, terwijl alle de handeldrijvende en ecnig handwerk oeftenende Burgsrs zijn gebragt in de twaalf  EENE VERHANDELING. 39 twaalf overige {rammen of lagere klasfen ; hier uit is al wederom afteme"ten , hoe vernederend men iii dit Kanton over den koophandel denkt. Wanneer de oppermacht van een Gemeenebest bereids in handen van eenige uitgeleezene berust , die te gelijk met het uitfluitend recht van koophandel , het middel hebben weeten uitt .vinden , om zig meer dan andere burgers, welke daartoe de gelegenheid is afgefneeden , te verrijken ; dan heerscht in zodanige Republiek, geenfins die evengelijkheid die anders de ziel der vrijheid is; en indien er bij inkruipingen niet reeds eene Aiïftocratic plaats grijpt, dan loopt zij gevaar om, binnen korten tijd , de prooi der voornaamlten te worden. De wetgeevende macht van Zurich , berust bij de ftemgeregtigde Burgers in den oppergezagvoerenden raad, die tweehonderd leeden fterk moet weezen , dan die des niettemin Uit twee honderd en twaalf leeden beftaat. De kleine raad, genomen uit de dertien (lammen, is zaamgefleld uitvierentwintig rechters door de twaalf Hammen , en uit vier raadsheeren door den item der Edelen verkooren ; hierbij komen nog twintig raadsheeren , door den opC 4 per-  4© REPUBLIEKEN, permacbtigen raad aangefteld, en deeze met do twee Burgemeesters maaken te zamen een getal uit van vijftig leeden. De helft van dee. zen kleinen raad neemt zes maanden den dienst waar , en wordt als dan door de andere helft voor de zes overige maanden vervangen. Iedere helft heeft haaren voorzitter , het welk één der Burgemeesteren is, die beide door den oppermagtihen raad verkoozen en .aarlijks bevestigd worden. De rechtsoeffening in alle burgerlijke en ftrafwaardige zaaken is den kleinen raad aanbevolen. Indien men eene civiele zaak heeft, die van eenig gewigt is , ftaat het ieder vrij zig van den kleinen raad op den grooten te beroepen , edoch wanneer in crimineele zaaken eenig vonnis geveld is , dan is het volflrekt beflisfchend , en de uitvoering van het zerve kan door niets, hoe genaamd ook , vertraagd , verzagt of vernietigd worden. Deeze inftelling,' zoo volmaakt gefchikt om de rechtvaardigheid te handhaaven, en om de euveldaden die de maatfehappij ondermijnen met het beste gevolg te (tuiten, indien fiechts de Rechters eerlijk en de wetten gematigd zijn , kan echter, bij aldien aan deeze laatffe vereischten fiechts iets ontbreekt, in gen gruwelijke plaag verkeeren, en eene geftrengheid ie-  EENE VERHANDELING. 41 invoeren , die meer fmaakt naar de willekeur van het Defpotismus , dan wel naar de. rechtvaardigheid van wetten , ■ die op de natuur eu de menfthelijkheid gegrond zijn. Deeze kleine raad heeft dus , door zijne onherroepelijke vonnisfen in crimineele zaaken, door zijne uitvoerende magt in het Staatsbewind , en om dat uit dcszelfs midden de voornaamfte overheden verkoozen worden , een zeer groot overwigt, het welk , bijaldien er geene middelen wierden uitgedagt om deszelfs grooten invloed te fluiten , en het algemeen gevaar dat daar uit zou kunnen voortvloeien weg te neemen , verderflijk zou kunnen worden voor de vrijheden des volks. Een ftemgerechtigd burger van Ziirkk , is bevoegd te Hemmen , als hij twintig ; is verkiesbaar in den oppergezagvoerenden raad als hij dertig , en in den kleinen raad als hij vijf en dertig jaaren oud is. Het is door deeze nuttige inrichting , dar die van Zurich den in» drang der familien hebben weeten te keeren , welke aan andere oorden gewoon zijn hunne afflanimelingen, het zij dan wijs of dom, vriendelijk of boersch , op de eereftoelen te plaatfen , terwijl C 5 men  42 REPUBLIEKEN, men liet volk diets maakt , dat zij alleen regt hebben om te regeeren. In Zurick moet ieder, die een ambt van aanbelang, ten diende van het gemeen , wil bekleeden , vooraf reeds eenige ondervinding , en zekere door de wetten gevorderde hoedanigheden bezitten. De inkomften van dit Kauton overtreffen de uitgaaven, welke naar de regelen der ftrikfte zuinigheid gefchieden; hier door is de Staat .buiten noodzakelijkheid om fchulden te maaken , en zijne iinantien zijn altijd op den besten voet. Ach ! mogten dit alle de andere bewooners der Europeefche landen ook van hun vaderland kunnen zeggen ; maar helaas ! zoo lang in veele ongelukkige ftreeken , de baatzugt der ambtenaaren niet befnoeid wordt, zoo lang zullen de ingezeetenen zugten onder knellende lasten , die hunne geboorte ontleenen uit de plundering der algemeene Schatkist. Het is ook te Zurich dat de wetten tegen de overdaad en de ongebondenheid, ten fterkften worden gehandhaafd ; onder de eerfte is er eene , welke het gebruik van rijdtuigen in de flad , aan alle lieden, behalven aan vreemde-  EENE VERHANDELING. 43 delingen, verbied. Deeze wetten hoe zeer anders zeer nuttig, zijn echter alleen niet gcfchikt genoeg om de weelde en de losbandigheid voonekoomen , doch 's volks deugdzaame en onverbasterden gemoedsaart ftrekt ten fteun voor haar gezag ; en het is verwonderenswaardig hoe in een zoo handeldrijvend en welvaarend Gemeenebest , de overdaad zoo weinig veld gewonnen heeft. Dit is zeker aan de algemeene grondbeginzelen , door de opvoeding ingeprent , en door de wetten gepolijst , toctelchrijven ;-welke laatften in Zurich zoo wel zijn iugerigt, dat dit Kanton bij alle zijne andere nabuuren met den grootflen eerbied genoemd wordt , niet alleen , maar hier door heeft hetzelve -dien invloed gekreegen , welke het tot beden toe heefc flaande gehouden; eenen invloed waardoor alle de andere Kantons zig laaten regeeren ; niet zoo zeer uit hoofde der indrukken van deszelfs macht , dan wel om dat de oprechtheid en vaderlandfche trouw der Zurichfche Regenten , algemeener kend wordt. Het wapenhuis van dit Kanton is opgepropt van gefchut en wapenen , en het bevat eenen voorraad van geweeren voor dertig duizend man-  44 REPUBLIEKEN mannen: met dezelven worden de ingezetenen, ingeval van baitenlandfchen aanval, of buitengewoone ligtlng, gewapend , terwijl dit andere volken ten voorbedde kan ftrekken,' hoe zij zig in vreedens tijden, zonder veel ophef te maaken, kunnen wapenen: en het is aan deeze en andere dergelijke inrigtingen, dat men die wonderbaare overwinningen der Zwitfers, waar van hunne gefchiedboeken zoo vol zijn te wijten hebbe. Zurich heeft een Re'ghnent in Hollandfchen dienst, behal ven nog een in dien van Frankrijk, en eenige Compagnien in dien des Konings van Sardinien. Het wordt bij veelen gehouden voor het machtigde en het minst verbasterde van alle Kantons; de inwooners hebben niets van dat weeldrige, het welk den Hoogmoed en de trotschheid aankweekt, en noch veel minder van dat ruwe en onbefchaafde, het welk men Barbaarsch noemen kan, en het welk even zoo weinig van de verbastering der nationaale zeeden vervreemd is, dan de aanueeming van die vreemde zotheden, welke men met den naam van befchaafdheid beftempeld. Wij flappen van dit Kanton over tot dat van  EENE VERHANDELING. 45 van Zug; waarvan de velden met uitfteekende vrugtboomen beplant zijn , en wiens vrtigtbaare valeijen aan het wijsgeen'g oog ftof toe bewondering en overdenkingen opleveren. Dit Kanton behoorde weleer aan het huis van Oostenrijk, en is aan dat gedacht getrouw getrouw gebleeven, toen reeds de andere nabuurige Staaten, zig tot vrije gemeenebesten hadden opgeworpen. Tusfchen Zurich en Schweitz geleegen, \vas de gemeenfehap deezer beiden Kantons niet zelden geftremd; tot welken einde zig het huis van Oostenrijk van het Kanton Zug bediende. Dan daar de andere zes verbonden Kantons, zonder zig aan geltadig gevaarbloot te ftellen deeze, voor hun allen zoo nadeelige, belemmering niet konden dulden, beleegerden zij in 1351 de ftad Zug, welke door de inwooners dapper verdeedigd wierd; maar («7) Dat het eene volk op het andere aanvalt wijl het deszelfs beftaan als gevaarlijk aanmerkt, krijten veele voor een macliiavelHstnus uitt op de» keeper befchouwd, is het zeeker iets, dat onbeftaanbaar is met de wet der natuur, volgens welke alle volken tot elkanders welvaaren moeten medewerken ; maar wanneer men hier het oog vestige op Zwitfirlatid, altaarde gemeenebesten, als aan eenea kee-  4<5 REPUBLIEKEN, maar daar Hertog albert van oostenrijk buiten ftaat was, om eenige hulp te zen- keeten zijn te zaam geklonken , wanneer men nagaat dac zij, hoewel ieder een afzonderlijk deel hebbende , echter in een en dezelve flreek geleegen zijn, en wanneer men dan nog overweegt, dat ieder Zwitierscb Kanton niets is op zig zelven, of, fchoon zij, verbonden zijnde, .alle de machten van den aardbode.n kunnen tarten; dan zal het immers van zelve blijken, dat de ftaatkunde tot nut van het alge. mcene Best, de zes zwitferfche Kantons hebbe aan» gedreeveri, om zig van het Knnton Zug, het welk niet anders dan tot hun onheil op den aandrang van het huis Oostenrijk, fcheen te willen werken, meester te maaken; niet om het te verwoesten en te berooven, niet om de inwooners ongelukkiger te maaken, dan zij te voren waren, t^het welk thands de voornaamfte' eindens der meeste overwinningen fchijnen te zijn;) neen: de zeegevierende Zwitfers, gedreeven door eene maxime, waar van het geene Vorsten , en vooral geene Republieken veroorloofd is attewijken, dat ramenlijk, het heil van het volk, de opperste wet zijn MOETlfchon- ken aan hunne overwonnelingcn die voorrechten, welke zij zelfs geuooten , en deeden bun deelgenoote« worden van een gelul;, het welk zij tot bier toe hadden verfmaad, alleen wijl zij het niet kenden ! — hér. is dan zeker volgens de wet der Natuur ni(;t billijk, dat 't eene volk het ander aantast, wijl het des-  E ENE VERHANDELING. 47 zenden, wierd de dad eindelijk op zeer eerlijke voorwaarden vermeesterd. Ingevolge deeze voorwaarden, wierden de inwooners van Zug in het bezit gedeld van de zekerde vrijheid en onafhanglijkheid, niet alleen, maar ook wierd de ftad in het Helvetisch bondgenootfchap aangenomen, op dezelfde voorwaarden als de overige Kantons. In het kleine Kanton Zug is de Regeering zeer gemengd ; de Burgers hebben,eenen grooten invloed, en bezitten een aanmerklijk deel in het bewind van zaaken; de hoogde macht rust bij de inwooners der vier dreeken Zug, Bar, Egeri en Mentzingtn, welke jaarlijks vergaderen om de wetten te bekrachtigen en hunne Overheden te verkiezen. De voornaamde Overheidsperfoon, die hier ook deszelfs beftaan als gevaarlijk aanmerkt ; maar de godlijke en menfchelijke wetten geiioagen aan den anderen kant, dat het eene volk aan het ander eim heil opdringe, waar van het zelve reeds, bij langdurige ondervinding, de heilzaam? vrugtjn genoottn haelt ! en dus is hier in niets anders te vinden, dan dat de eene naiie de ander zoo gelukkig maakt als zij zelve is.  48 REPUBLIEKEN i ook Landamman genoemd wordt t ontleend zijné verkiezing uit de veréénigde ftemmen van alle; de ftreeken met eikanderen, maar word beurtlings genomen uit ieder van de vier bovengemelde ftreeken; hij, welke uit die van Zug verkooren wordt, blijft drie jaareu aan; doch zij, die uit de andere worden aangefteld, flechts twee jaaren. Ook is er dit bijzondere verfchil tusfchen de vijf andere Kantons en dat van Zug, dat, daarin de eerfte de Landamman, na het aflopen zijner bediening, altoos eene aanmerklijke meerderheid in den raad van Regeering blijft hebben; hij in het laatfte, na dat hij uit zijn ambt getreeden is, niet de minfte onderfcheiding heeft boven eenig ander Raadsheer. Het algemeen beftuur van zaaken berust bij eenen raad, die uit veertig leeden beftaat; hier van leevert de ftreek van Zug dertien Leeden uit, en de andere ieder negen. Deeze Raad heeft altijd haare vergaderingen in de ftad Zug. Wij zien dus dat dit Kan¬ ton , hoe klein en zonder aanzien, echter aan alle de andere niets toegeeft in voorfpoed en geluk, het welk de meeste andere volken van den .aardbodem daarom alleen in minderen graad bezitten, wijl zij de vrijheid minder waardecren. En terwijl wij om de voorcduuring van  EENE VERHANDELING. Aj> Van het Zwitfersch heil de Godheid fineeken, zijn wij genoodzaakt inmiddels tot de befchouwing van het Kanton Lucerne overregaan. Die Kanton was, even als de meeste anderen, van de vroeglte tijden aan het huis van Oostenri:k onderworpen, en als zoodaanig geduurig bloot gefield aan de invallen van die van Uri, Schweitz en Underwalden , welke Kantons zig reeds tot vrije Gemeenebesten gevormd hadden. Hier door wierd de Koophandel geftremd , en de Burgers waren genoodzaakt, om tegen d.eze herhaalde gewelddaadigheden te waaken door altijd in de wapenen te zijn. In dit voor het Kanton zoo hachlijk tijdsgewricht gebruikte het huis van Oostenrijk de onvoorzigtigheid of wel de hardheid om, in fteede van éenïgen wezenlijken bijftand aan de burgers te geeven, hen met nog meerder drukkende belastingen te bezwaaren. Die van Lucerne, hier door te recht in 't harnas gejaagd, maakten vreede met de zaamverbondene Kantons, dreeven de Oostenrijkers uit het land, begaven zig in eene duurzaame verbintenis met die van Uri, Schweitz en Underwalden, en wierden tot een lid van het Helvetisch bondgenootfehap aangenoomen ; tot welks Verfterkinj Lucerne thands niet weinig' II. D££L. D WS"!  jjfO REPUBLIEKEN, toebragt. Weldra ondervonden de Kantons d's' laoodzaakelijkheid hunner vereeniging; want Leopold hertog van Oostenrijk rukte in den ;aare 1386 alle zijne macht te zamen, en deèd mee een geweldig heir eenen invai in het Kanton van Lucerne; doch deeze groote onverzoenlijke vijand der Zwitzers wierd gedood, en zijn leger geheel verflagen. Hier door bekwa- , I men de dappere Zwitzers hunne vrijheid en veiligheid weder, terwijl het tevens, tot een ontzaglijk voorbeeld voor anderegeweLlenaaren, zoo wel in deeze, als in de latere Eeuweiï flrekken kan. De Regeering van Lucerne berust alleen in Iianden van eenige weinige perfoonen, en kan dus den naam draagen van eene Oligarchie, het welk in den eigenlijken zin eene familie Re-' geering betekend. Daar zijn vijf honderd Burgers in de flad, waaruit eene Raadsvergadering van honderd leden verkooren wordt; deeze' Raadsvergadering bevat ook den kleinen Raad of Staatsvergadering in zig, die uit zes en dertig leden, uit de Raadsvergadering verkooren v- \ word zaamgefteld; de eerstgenoemde is.in naam deoppergezagvoerende,terwijl de geheele macht ten eenenmaalen inderdaad bij de laatfte berust, welkers .  EENE VERHANDELING. 5t Welkers leden in twee deelen zijn afgcfcheiden die beurtlings den dienst waarneemen. De leden van den kleinen raad zyn aan niemand verantwoording fcluildig, en aan geene bepaalingen onderlieevig; hunne bevestiging gefchied, noch door den oppergezagvoerenden raad, noch door de Burgers; zii hangen integendeel af van hun eigen vergadering, en dac gedeelte hetwelk, ten einde van zes maanden, uit den dienst gaat, bevestigt die geenen,welke dan voor hun in dienst treeden. Bovendien worden ook nog alle de openvallende plaatfen in den kleinen raad, door hun eigen lichaam aangevuld. Dus is de regeering ten eenenmaale oligarchicaal, dewijl de oppermacht eeniglyk huisvest in de handen van eenige weinige adelijke gedachten, waar van de zoon den vader opvolgt. Deeze, bii inkruiping ingevoerde, wyze van Regeering, is niet oirfpronglijk; dat is te zeggen, daar zijn geene wetten waar op zij gebouwd is. (V) Wij befchouwen dezelven als de (O De ouden hadden geene kennis aan eenen Regeeringsvorm, welke op een lichaam van Edelen gegrond was; veel minder aan zoo eene, welke in een wetgecvend lichaam heftond , waar van de ledea D a t'zaa-  $i RÉPUBLIEKEN, de ondraaglijkde van alle Regeeringen; wafir haare voordanders mesten zig alken vet van die goederen, welke het gemeenebest toebehooren: en, daar zij zigniet zoude kunnen' daande houden, indien door haaren invloed ook alle de mindere raderen van 't beltuur niet opgewonden wier' den , draagen zij zorg om zelfs de geringde ambten door derzelver aanverwanten, zoo rechtftreeks als zijdelings , te doen bekleeden : hier door worden de overige burgers uitgeflooten van de voordeelen , die den Staat uitdeelt; hier door wordt alle levendigmakende hoop om t'eeniger tijd daar van genot te kunnen hebben , uitgedoofd : alle aanmoediging gaat verlooren ; kunden en wetenfchappen derven •uit, en dat men oogenfchijnli, k deugdzaam 'blijft, is alleen daarom, dat men bevreesd is voor de wreedheid der Oligarchen. Haat en verachting zijn de eenigde vergeldingen van zulk een beduur. Het bewind van daaglijks voorkomende zaaken , de zorg voor het Staatsweezen , het be- tVaamen geftcld waren uit de perfoons verbeelders van eene Natie, montesquieu I deel XI Boek VIII Haofdft. bladz. «y*.  EENE VERHANDELING. 53 feeduur der inkomdeu , en de geheele uitvoerende macht , berusten bij den kleinen raad , die bedendig zitting houd; terwijl de opperde raad alleenlijk bij bijzondere gelegenheden wordt te zaam geroepen, het zij ter zaakc der •vastdelling van wetten , of iets dergelijks. Het onderzoek der -crimineele of drafbaare zaaken is aan den kleinen raad opgedraagen , terwijl de oppergezagvoerende , in gevallen van doodvonnisfen , de uitfpraak doed. Hier door wordt eene matigheid en bedaardheid in het vonnisfen te weeg gebragt, die overeenkomt met den zin van den wetgeever (s). Th (s~) cicero zegt, een eerlijk Rechter is vei plicht, den wil van Jen Wttgttyer en zyn gezag voort te flaan. Diens wil is, onl'cliujiligen te behouden terwijl zijn gezag vermeer.lerd wordt , door het me'leiijdend oeff.nen der rechtvaardigheid. In Turkijeo bekommert men zig weinig over de bezittingen , het leeven en de eer der onderdaanen, montesquieu I Deel VI Boek pag. 234. —— Maar in gematigde Staateu , waar het leeven der geringde burgers van het grooefte gewigt gerekend wordt, beneemt men hem-zijne etr en goedeien niet, dan na een langduunrig onderzoek, lbid. pag» «35.  54 REPUBLIEKEN, In Burgerlijke gefchillen kan men zig van den kleinen raad op den hoogden beroepen : doch dit is enkel fchijn: want de raadsheeren van den eerden maaken meer dan een derde gedeelte uit van het ligchaam des laatdcn, op welke zij boven dien aanmerklijk veel invloed hébben , Wijl zij zelvén hunne medeleden verkiezen, in het bezit zijn van de voornaamfte ambten der Regeering, en de meesten zelve begeeven. Daarenboven hebben zij ook de benoeming van alle openvallende Kerkelijke bedieningen (ƒ) De voornaamden van het Kanton zijn twee Pre CO Daar de Rechters zo zeer boven de partijen , die zig veor hun te recht (lellen, verheeven zijn, daar loopt ook de in het verfcbil hangende zaak gevaar, om hoe rechtvaardig ook , te bezwijken, onder de bellisOng van den rechter, dieniet eene alles overftroomendc macht bekleed, dikwerf meer gehooi geeft aan de infpraak van de macht, dan aan die der reebtvaardigheid; daarom zegt degroote de montes quieu I D. XI. B. VI Cap. bladz. 467.. De rechters bchooren zelfs, van dezelfde foort te zijn, als de befchuldigde, of zijne gelijken, ten einde hij niet in de verbeelding koome , dat hij in handen van zodanige luiden gevallen Z'j, welke hem geweld willen aandoen.  EENE VERHANDELING.. 55 Prefidenten, deeze worden uk den kleinen laad door den grooten raad verkooren , en jaarlijks bevestigd v~) : bij alle verkiezingen zijn de bloedverwanten der geenen , die na eenige bedieningen of ambten liaan , tot den derden graad, van de fternmingukgeflppte»; e:i noch vader en zoon , noch twee broeders kannen ,ten zelfden tijde leden zijn van den kleinen raad. Deeze instellingen , zeer gefchikt om eeniger familien invloed voortekomen , zijn echter inderdaad n.ets anders dan Hevige bolwerken voor de Oligarchie', want daar het gezag tusfchen weinigen verdeeld is , vreezen zij al zo zeer voor elkander , dan voor het volk: en het is hun belang om het evenwigr oer familien te bewaaren , op dat niet eea ni.nner yulk een aanzien zoude bekoomen, waar door hij in ftaat konde geraken om de andere te onderdrukken , en van het gemeenebest een gruwelijk despotistmts te vormen ; voor welke laatfle (vj In zoo een geval, h er geen? Republiek d, -u ten opzigle van de aanzienlijken, en ook maar alleen onder de aanzie tijken ; het lichaam van die. g'.enen die ze geevt o^vind zig dan in eene': Rrpu-likeinfciieu flaat, terwij. lut Ugciieam van reeken ever de gelchillen die ten opzigte van het aanneemen der Kantons Friborg en Soleure in het algemeen verbond , ontdaan zijn, en die ongetwijfeld tot noodlottige eindens zouden zijn uitgelo'open , indien niet een n rcolaas de fi-ue dezelven door zijne wijsheid had bijjelegd. Hierover uit te weiden, frrookt niet met ons bedek, en wij zullen dethalven Hechts een zoo beknopt en klaar voordel van het helvetisch bondge* nootfehap geeven, als moge'iik zal zijn. II. DEEL. E Het  66 REPUBLIEKEN , liet volk heeft de opperfte macht, en is in ieder deezer Kantons in verfcheiden deelen afgedeeld r waar Het zelve is gegrond op de onderhandeling te Sempach in den Jaare ^393, op de overeenkomst vanStantz, en op de vreede van draw, bij welken laatften de verdeeldheden tusfchen de Proteftantfche, en Roomscbgezinde Kantons wierden geëindigd. Uit deeze verfcheiden verbonden , die alle andere voorgaande inhouden of uitbreiden , blijkt; dat liet Helvetifcke Bondgenootfclnp eene fleeds duurende ver. bindtenis is, tot verdediging en onderlinge befcherming tegen alle vijanden van buiten, geflooten tusfchen de dertien t'zaam verbonden en Onaf hanglijke gemeenebesten van Zwitzerland: bij aldien dus een lid van dit geheele lichaam (het welk raen als eer» enkel gemeenebest in geval van Oorlog en het fluiter* van verbonden , hebbe aantemerken) wordt aangevallen , en het de gewapende belcherming der andere leden vorderd, dan zijn dezelve verpligt tot deszelfs iulp toetefchieten; en wanneer het geheele Lichaam wordt aangevallen, of wel een lid van hetzelve, zijn de verfchillende heirmachten, die ieder Kanton verpligt is bij te brengen, bepaaldelijk aangeweezen. — doch het blijkt uit de voorwaarden , die de vijf laatfïe Kantons hebben ingewilligd , dat deeze niet in alles zulke groote voorrechten bezitten als de agt oude. Want de oude Kantons behielden san zig zeiven dit lecht, dat namenlijk, wanneer in hunne vergaderingen  eene Verhandeling. waar uit op eenen gelijken voet de Raaden van Regeering verkooren worden. t)e Landam- man, gen eenparig, tot net verklasren van oorlog tegen eenen vreemden ftaat mogt beflooten Zijn, zij alsdan den bijfland der andere Kantons konden eisfeben, zonder verpligt te zijn , tot bet opgeeven van de beweearedenen tot zoodanig i befliiit ; terwijl de vijf laatst aangekomen Kantons geene vijandlijkheden zonder toeftemming der bondgenooten kunnen beeirnen; eu Ingeval zij goedvinden om nopens de in verfchil zijnde zaak in onderhandeling re treeden, moet het overgegeeven worden aart het welbehagen der agt oude Kantons, vervolgends hebben deeze laatfte ook n«g dit voorrecht, dat wanneer er tusfehen hun eenen Burgerlijken krijg ontftaan mogt, de vijf andere onzijdig moïten blijven. Een der voornaamfle grondflagen. waar op het IkU vet'fche Bondgenootfcbap rust, en het welk men alt het Iteunpunt van deszelfs vermoosen kan aanmerken, is, dat alle de Kantons zig ten duurften verbonden hebben, om den vreede en de goede ordre tusfehen de gezamentüjke leden tebewaaren, alle openbaare wanorde, op eene vriendelijke wijze tusfehen de twistende partijen te vereffenen , ten dien einde uitdruklijk , bijzondere rechters en ftheidsluiden te benoemen , en dezelve met eene volkomene macht, om de gefchillen bijteleggen , te voorzien. E £ Ver-  (58 REPUBLIEKEN, man, die de voornaamfte overheids perfoon is, wordt, beneevens de andere overheden op de al- Vervolgends is een verbond , het welk zijne geboorte uit het accoord van Stants ontleend, vastgefteld, waar bij de Regeerings Vorm van elk bijzonder Kanton, door de gezamenlijke leden, wordt geguarandeerd, in de wederzijdlche befcherming van dezelven op het iterkfte beloofd wordt. En het is uit hoofde van dat Artikul, dat wij zoo veele voorbeelden in de Zwitferfche Hiftorie , van de hulp door een of meer Kantons aan andere beweezen, ontmoeten, voorbeelden die het Zwilzersch eedgenootfchap als Eeuwigduurend kunnen doen aanmerken. Alle Kantons kunnen afzonderlijke verbindtenisfen aangaan, mits dat dezelve gelijk zeer natuurlijk is, niet indruifchen tegen het algemeen verbond , of tegen het belang van deszelfs leden. Voor het overige zijn de t'zaam verbondene Staaten, onder de voorgemelde bepaalingen op zig zeiven , geheel onaf hangJijk; zij mogen aan buitenlandfche Vorften hulptroepen zenden ; het geld van andere Kantons ieder in deri zijnen verbieden, of ongangbaar verklaren, en fchattingen opleggen, mits in het een of ander noch de algemeene, noch de bijzondere belangen van ieder individueel lid van den ftaat benadeelende. De zaaken die het algemeene Bondgenootfchap of wel hun die er mede geallieerd zijn aangaan, moe- te«  EENE VERHANDELING. 69 algemeene vergadering, of Landsgemeind aangebeld. OP ten in twee onderlcheiden vergaderingen worden behandeld en afgedaan. De eerften zijn de algemeene vergaderingen , of de bijeenkomflen der dertien Kantons , en hunne geallieerden, cum plena vergaderd. De tweede vergaderingen , noemt men de byzondere ; als, die der agt oude Kantons; die der Proteftantfche Kantons, met de afgevaardigden der Protettanten van Glaris en Appenzel, en der (leeden 5*. Gallen, Bienne en Mulhaufen welke men de Euangelifche Bijeenkomflen noemd ; die der Roomschgezinde Kantons met de gevolmsgtigdcn der Roomsckgezinden van Glaris en ^Appenzel, van de abtdye van St. Gallen, en van het land der Valais of IVallenzers , het gouden Bondgenootfchap geheeten. Behalven nog verfcheiden andere vergaderingen van deeze en geene Kantons , die , hoewel leden zijnde van het algemeene Bondgenootfchap , echter afzonderlijke verbindtenisfen met elkander hebben. De algemeene Vergadering wordt eens in het jaargehouden , en duurt een maand lang. De buitengewoo. ne vergaderingen worden bij bijzondere gelegenheden bij een geroepen. Het is op de algemeene Ver gade ring, dat men raadpleegt, over de beste middelen, om de vrijheid en veiligheid van het Helvetüche Bondgenootfchap te handhaven. Het Kanton Zurich, als het voornaamfte, bepaalt den tijd en de plaats der E 3 bijeen-  7© REPUBLIEKEN, Op deeze vergadering verfchijnen alle de burgers zonder onderfcheid, en ieder die vijftien bijeenkomst, en verzoekt de gevolmagtigden door eenen rondgaanden brief, om daar te verfchijnen. De gevolmagtigde van Zurich is ook voorzitter, ten zij de vergadering gehouden wordt , op het grondgebied van een der andere Kantons; iu zodanig geval zit de gevolmagtigde van dat Kanton, daar de vergadering wordt gehouden, voor. De algemeene vergadering wierd weleer te Baden gehouden; doch zedert het einde van den burgerlij. ken oorlog in den jaare 1712, tusfehen Zurich en Bern aan de eene, en Lucerne, Uri, Schweitz, Underwal. den en Zug aan de andere zijde, (wanneer de vijf laatflen afftonden van hun aandeel in de Regeering van Baden,~) worden de Vergaderingen te Frauenüeld in Thurgau gehouden. De geallieerden , of liever, de landen die zommige en alle de Kantons toe behooren, worden vereend in geafocieerde en in geconfedereerde Staaten; totdeeerlte behooren de abdye en de Stad St. Gallen, de Stad Bienne cn Mulhaufen; tot de laatfte behooren ook de Grifons, de Valais , de Stad en het Land van Geneve , het Vorltendom Neuchatel, en de Bisfckop van Bafal. Deeze geafocieerde en geconfedereerde landen, be- zit-  EENE VERHANDELING. 71 tien jaaren bereikt heeft, is bevoegd tot (temmen. In Uri en Schweitz beftaan de Raadsvergaderingen uit zestig leden, en deeze moeten allen hun zitten omtrent alle buitenlandfche Heerfchappij, eene volftrekte onaf hanglijkheid, en deelen in alle de voorrechten en vrijheden aan de Zwitfers in andere landen vergund : en ingeval een deezer Staaten wordt aangevallen, zenden hem die Kantons, met dewelke zij in verbindtenis ftaat, hulptroepen, niet alken , maar deeze vorderen ook te gelijk den bijftand der andere Kantons; Op dusdanige wijze is de Zwitferfche vrijheid , op onwrikb'iare gronden gevestisd; op dusdanige wijze hebben verfcheiden Maatfchappijen zig vereenigd , om het heil van ééne Maatrdiappij te bevorderen. Hei verbond der AmphiByonen, het welk de oorzaak was van het lang benand der griekfche gemeenebesten, verloor door den invloed van den loozen Philips van Macedonië», eindelijk zijne veerkracht i maar hier is dit groot euvel , namenlijk den invloed van eenen Vorst, niet te dnaten : door ongenaakbaare bergen omgeeven, en jaloers om hun verbond altijd bij deszeïfs oiripronglijke zuiverheid te behouden, zijn de Zwitfers menschlijker wijze, in (laat, om hun geluk eeuwig te doen duuren. E 4  72 REPUBLIEKEN, hun verblyf in de hoofdfteden houden. Het is in deeze Raadsvergaderingen dat de uitvoerende macht beftaat, terwyl de overheden uit dezelve verkoozen worden. Eene prijzenswaardige inrichting zeker, dat de rechtoeffenende macht haaren oirlprong ontleend uit de uitvoerende macht: eene inrichting die de rechtoeffenende macht altoos in bedwang houd, en waar door de misbruiken, die altijd meer of min'plaats hebben,'gefluit worden. Underwalden is verdeeld in de laage en de Oppervaleij, en iedere valeij of gedeelte heeft haar bijzonder bewind in Regeering, aan hee hoofd van dewelke zig de Landamman bevind, terwijl er tot het beltuur der buitenlandfche zaaken , uit de twee afdeelingen eenen vereenigden raad is t'zaam gefteld. Deeze drie gelukkige gemeenebesten zijn zoo volkrijk, dat zij, ingeval van nood, een heir van twintig duizend mannen op de been zouden kunnen brengen ; waar uit men zien kan, wat aanmerkelijke voordeden de volksvrijheid aan eenen Staat verfchaft, en hoe groot het onderfcheid is, tusfehen het eene Kanton of het ander, zonder daarom geene de minne voorrechten tot  EENE VERHANDELING. 73 tot nadeel van elkander te bezitten. maar! zoo groot de Burgerlijke vrijheid aan deneenen kant, in deeze Kantons vereerd wordt, zoo weinig geld er ook aan de andere zijde, de godsdienftige vrijheid. Daar de inwooners van dezelve den Roomfchen Godsdienst zijn toegedaan , en het hof van Rome door zijnen Nuntius, aldaar eenen onbeperkten invloed heeft, worden er ook geene andere Godsdienst oeffeningen geduld , en dit volk , het welk zijne vrijheid zoo meefterJijk heeft vastgefteld, is tiranniek in het ftuk der verdraagzaamheid : dom en bijgeloovig zijnde, is het bij uitftek vooringenomen, tegen alles wat maar niet, naar hunne kerkgebruiken zweemt; even zoo is het ook in die Kantons alwaar de Proteltantfche Godsdienst heerscht , en dus ontcert zig een volk dat den eerbied der geheele wereld, en de dankbaarheid der volgende gedachten , anders zoo zeer waardig is. De weelde die het bederf voorteelt, en met rampen vermaagfchapt is, is als het ware, van deeze oorden heen gevlooden , en boerfche eenvoudigheid , oprechtheid en gastvrijheid, vervullen hier de plaatfen van zoogenaamde beschaafdheid, meineed en ongevoeligheid. Met E 5 de  74 REPUBLIEKEN, de rijke voortbreng-felen der natuur, die aan deuitgebreide behoeftigheden van andere volken naauwlijks meer kunnen voldoen , vergenoegd, en de rotsachtige flreeken die hun ten bakermat verftrekten, beminnende, zijn de vrije burgers deezer drie vereenigde gemeenebesten volmaakt benijdenswaardig. V/ij flappen van deeze Kantons over, tot dat van Friborg, het welk met Rotfen en Ysbergen omgeeven, een zeer bekoorlijk gezigt aan den aandagtigen natuurbefchouwer opleevert. De Stad, waarnaar het Kanton den naam draagt, is in den jaare 11 o door b e r c h t o l d den Vier ■ den , Hertog van Zeringen gefligt, en met verfcheiden groote voorrechten befchonken: vervolgends is deeze Stad na het uitflerven der Zeringfche Linien, door huwelijken geraakt in het huis van Habsborg Laufenborg , waar door zij eindelijk aan rddou graaf van Habsb'urg, Keizer van Duitschland eh flichter van het huis Ooflenrijk verkogt wierd. Het Kanton .Friborg dus overgegaan zijnde in de handen van een huis, het welkzich zoo aanmerklijk op deZwitferfche vrijheid heeft toegelegd, verwekte zulks bij het nabuurig Bern , het geen toen al vrij machtig was, eene geduurige vreeze, die van zeer  EENE VERHANDELING. 75" zeer veele vijandelijkheden, welke zij tegen elkander pleegden, de oorzaak was: doch aangezien zij verkoozen liever (taalkundiger wijze vereenigd te zijn, en dus op betere tijden te wagten, dan zig onderling te vernielen, ten gevallen van Heerfchers, die niet nalieten een Twistvuur tusfehen de Kantons onophoudelijk aanleftooken, om hier door terwijl zij elkander verzwakten, hiin des te beeter te kunnen doen bukken ; zoo flooten die van Bern en Friborg in het Jaar 1403 een duurzaam vreedeverbond, het welk nog heden ftand houd. Niettemin bleef Friborg onder de heerfchappij van het huis van Ooftenrijk, en wierd door het zelve meer dan te veel in de oneenigheden betrokken, die dat huis met de andere Zwitferfche gemeenebesten had ; doch 05 het midden der vijftiende Eeuw fchudde dit Kanton het juk af, ontrukte zig aan het geweld van den heerschzugtigenALBERT, Aartshertog van Ooftenrijk, en begaf zig onder de befcherming van den Hertog van Savoijen. Hier door in ftaat gefield, om deszelfs macht aantewenden tot onderfteuning der andere Zwitferfche gemeenebesten , tegen de algemeene vijanden; verJfcfaaft dit Kanton van tijd tot tijd aan zijne  70* REPUBLIEKEN, nabuurige mede Vaderlanders aanzienlijke onÖerflanden;, en nam zelfs deel in den oorloglegen kar el den Stouten, Hertog van Burgondien , die gelijk in de gefchiedenisfen bekend is , in de veldflagen van Grandfan en Morat geheel verflagen wierd. Het gevolg dezer overwinningen, die aan de Zwitfers zoo veel aanzien gaven , was, dat het huis van Savoyen , door de bemiddeling van Bern, afitaud deed van alle aanfpraak en recht op de Stad en het Kanton Friborg; hier door wierd Friborg een vrij en onafhanglijk gemeenebest, het welk als zodanig in den jaare 1481 te gelijk met Soleure in het Helvetisch Bondgenootfchap werd aangenoomen. Wat de Regeering van Friborg aangaat, dezelve is ten eenenmaale Ariftocratisch. De oppermacht en het v/etgeevend gezag berusten bij den grooten Raad, beftaande uit twee honderd leden, welke door den Raad zeiven, en wel uit eenige Oud-Adelijkegeflagten, verkooren worden. De uitvoerende macht is in handen van den kleinen raad, die uit vier en twintig leden, genomen uit den grooten Raad, is t'zaam gefield: buiten dien is er nog eene Vergadering , genaamd den geheimen Raad, be- flaan-  EENE VERHANDELING. 77 ftaande uit zestig leden , die mede uit den grooten Raad verkooren zyn. Voor het overige is de Regeeringsvorm van dit Kanton volmaakt overeenkomflig met die der andere Aridocratifche gemeenebesten van Zwitserland : het volk is hier van alle macht uitgeflöoten , en eenige oude erflijke familien hebben onder elkander het oppergezag verdeeld, evenwel is er de Aridocratie zeer gematigd ; en het volk, hoe zeer van macht ontbloot, geniet eene volkomene gerustheid, om dat het van het belang der Edelen is, den Regeeringsvorm, niet zoo zeer door ftrengheden, dan wel door een zagtzinnig beduur, draaglijk te maaken. De wijze van verkiezing der leden van den kleinen en van den geheimen raad, is onderfcheiden van die der andere Kantons , hierdoor, dat de naamen dermededingers ieder afzonderlijk in een bak worden gelegd , welke even zo veele afdeelingen behelsd , als er perfoonen zijn , die na de bediening daan , en na dat in ieder deezer afdeelingen een dam gelegd is , werpt ieder der keurmeesters een daar toe gefchikte bal in dien bak , zo als het lot zulks beduurd , zonder te weeten ; wien der mededingers zij hunne dem hier door gee-  7g REPUBLIEKEN» geeven zullen, en hij, welke de meeste deezer' lot-ballen bij zijnen naam hééft , is verkoozen. Deeze handelwijze zoude oppervlakkig een fterk behoedmiddel kunnen fchijnen te wezen, tegen den invloed van bloedverwandfchap of zogenaamde kuiperijen ; doch daar alle dé geenen , die na eenige bediening liaan , behooren tot de zulken die de oppermacht van den ftaat in handen hebben, en noch daarenboven zekere vereischten moeten bezitten , zo is het zeker, dat bijaldien dit middel niet gefchikt is , om het volk te verblinden , of om den naarijver der familien voortekoomen , hetzelve alsdan overtollig is. daarenboven is deeze wijze van verkiezing geheel ontaard van het beginfel eener Aristocratie, want volgens montesquieu volgt het ftemmen door het lot uit de natuur van de Democratie en het ftemmen der verkiezing volgt uit dé natuur van dé Aristocratie : (F) en d e m o sthenes verhaalt ons in zijne redenvoeringen), dat (ZO Geest der Wetten I Deel bla'dz. 47. en verder bladz. ode boek IX Hoofdfhik; (zegt bij,) de Arislocraüfche familien moeten, zoo veel maar mooglijk is , het volk zijn. Hoe nader eene Aristocratie aan de Democratie koorae, des te volmaakter is zij.  EENE VERHANDELING. 79 dat solon, om de verkiezing bij het lot te Atheene te verbeteren , vastftelde , dat men niet anders konde kiezen , dan uit die geene, welke zig aangeboden hadden ; dat de bekwaamheid van die geene , die verkooren was, door Rechters zoude onderzogt worden, en dat een ieder vrijheid had , om zo eenen verkoozenen tegen te werpen , dat hij dien post onwaardig was : indien nu de ver¬ kiezing bij het lot te Friborg in deezer voege ware ingerigt, dan was zij ver van overtollig of belagchelijk te zijn. Het Kanton Friborg is geheel Roomschgezind en volkrijk ; de Landbouw is het voornaamfte middel van het beftaan der inwooners, bij welke den koophandel en de fraaie letteren geheel weinig bekend zijn ; overigends is het land een zamenmengfel van rotfen , weiJanden en bosfchen ; de inwooners leven er gelukkig , en bijaldien hun de regeering geene buitengemeene voordeden aanbrengt, genieten zij echter dit voorrecht , dat dezelve hun , gelijk wel elders, geen kwaad doet. Ons voor eenigen tijd met het Kanton van Friborg opgehouden hebbende , zijn wij genood-  8o REPUBLIEKEN, noodzaakt tot de befchouwiug van dat van Bern overtegaan. Deeze Stad aan de Aar geleegen , is omringd van eene aangenaame landsdouwe,heuvelen, wier groenende toppen het oog bekoorcn ; vlakten , wier graazige vetheid de kudden uitlokken , en bosfc'.ien , wier digtgetakte boomen de wellustige valeijen tot ernst vermaanen ; dit zijn de Schoonheden van het Kanton Bern , terwijl de Stad, in eenen edelen doch te gelijk eenvoudigen fraaak gedicht ,niet minder denkbeelden van de rijkdommen en grootschheid van dit gemeenebest oplevert ; een gemeenebest waar van de groote de montesqietj (c) zegt; ,, tegenwoordig „ is er flechts een gemeenebest, 't welk bijna „ van niemand word gadegellaagen ; en dat in ftilte en in 't heimelijke zijn vermogen dagelijks uitbreid. Zeker is het , dat, wan» „ neer het tot dien trap van grootheid zal „ gefteegen zijn , waartoe het zijne voorzig„ tigheJd kan opvoeren , het zijne wetten „ noodzaakeüjk zal veranderen : dit nu zal „ het werk niet zijn van eenen wetgeever , „ maar van 't bederf zelve". De CO Grandeur & decadence des Romains. Chap» IX. pag. «3. ——  EENE VERHANDELING. 8T De Stad Bern was van de vTOegfte tijden eene Keizerlijke Stad, zij wierd omtrent de elfde eeuw door berchtold den Vijfden, Hertog van Zoeringen gefticht. In 12 ui , na den dood van deezen Hertog , was het huis van Oostenrijk , waaraan de Stad en het Kanton Bern bij Erfdeel vervallen was , al wederom fpoedig op de been, om door zoogenaamde voorrechten de inwooners , wier ontembaare moed reeds te dier tijde uitblonk , aan zig te verplichten. Keizer frederik de tweede , voorzigtiger dan zyne voorzaaten en ftaatkundiger dan zijne aframmelingen , begreep te recht , dat het middel om vrijheidzugtige volken tot eerbied en onderwerping te dwingen , alleen daarin belfond , dat men hun zagtaartig en menschlijk behandelde ; dat men hun devoordeelen van een welingericht Burgerlijk Systema deed fmaaken , en dat men op hun niet toepasfelijk maakte , de drogreeden eener, meer dan te veel verbasterde, Staatkunde ; 1 drogreedenen die aan de menschheid reeds zoo veel bloed en traanen gekost hebben. ■■• Het was dan uit hoofde deezer grondbeginfelen dat frederik de tweede , behalvea II. deel. F an-  #2 REPUBLIEKEN, andere aanzienlijke voorrechten , waar nieede hij de inwooners van Bern begunftigde , ook nog ten hunnen behoeve voor de regeering , een Wetboek of Codex ontwierp Qd) het welk thans nog de grondzuil is van hunne tegen- woordige burgerlijke wetten ; . In het tijdftip van dwang , van onderdrukking en roof; in dat tijdftip waarin zoo veele verfcheurende adeüjke Dieren onophoudelijk knaagden aan het grootsch gevaarte, der Zwitferfche vrijheid in dat tijdftip toen men aan de beeldtenisfen zelfs , van grillige en meineedige tirannen aan ftaaken of boomen opgericht, eene flaaffche hulde bewijzen of den dood fmaaken moest; In dit akelig tijdsgewricht , het welk in andere gemeenebesten de ingezeetenen tot wijken noodzaakten, vlooden ook uit alle de oorden van Zwitferland de berooide inwooners met Cd) Een voorzigtig Wetgeever moet bet ongeluk weeten te vermijden van een vreeslijk wetgeever te moeten worden, montesq. geest der wetten Cap. XVI. pag. 141. II deel. — Het is de plicht van een' Wetgeever, om de algemeene fmatik zijner Natie te volgen , zoo lang dezelve niet tegen de grondbeginfclen der Regeeringsvorm [toijd. lbid. XI. 9 cap. p. 265.  EENE VERHANDELING. 83 met wanhoop en ellende omgeeven , naar het mild-daadige en vrije Bern, het welk, door zijne dapperheid en grootheid , bij meerdere en mindere dwingelanden geducht was , en even daarom alleen , in dat rampzalig tijdftip, aanfpraak kon maaken op de herberging van ongelukkige vrije lieden , die hunne matte handen uitftrekten om aan God en de bewooners der wereld medogenheid aftefmeeken. Ieder, die weet , hoe veele voordeden verfcheiden Europeefche gewesten, onder anderen ook ons Vaderland, uit het verdrijven der jooden uit Spanje , en der Hervormden uit Frankrijk getrokken hebben , zal zig ook thans niet verwonderen , wanneer wij hem zeggen, dat het aan de verdrijving deezer ongelukkige Zwitfers te danken is, dat Bern dien luister waarmeede het zelve nu onder zijnen nagebuuren praalt, verkreegen heeft. Het ont¬ vluchten van geweldenaaren neemt zijnen oirfprong uit het grootsch en waarachtig denkbeeld , dat het beter is vrij te zwerven , dan vetgemest met de voordeden van zijn Vaderland , een' dwingeland, die zelf een (laaf zijner grilligheden is, al (idderend' naar de oogen te zien. Burgers ook, die van ver- F 2 ach-  84 REPUBLIEKEN, achting voor hem als 't ware , doortinteld en bezield zijn met zodanige belanglooze en verbeevene denkbeelden, zijn meer, dan zij zeiven weeten,in itaat,orn alle de plaagender mensch' heid, ja zelfs 't noodlot, te braveeren. Bern, dat van trap tot trap grooter wierd , was in geduurige oorlogen met zijne nagebuuren , en ook eenigen tijd met het Huis van Oostenrijk. Een gemeenebest dat zijne grootheid allengs ziet vermeerderen , kan geen feller geesfel hebben dan de Oorlog , welk» zomtijds in een jaar de vruchten van dertig jaaren vlijds verteerd. — De Zwitferfche gemeenebesten zijn op zig zeiven niets , maar met elkander vereenigd , zijn zij gedugt. De noodzakelijkheid van deeze zoo nuttige vereeuiging wierd door de Regeering van het kloeke Bern reeds vroegtijdig begreepen, want in het jaar 1352 trad het zelve tot het Helvetisch bondgenootfchap toe, en verkreeg; naast Zurich den tweeden rang onder de verbondene Staaten. Het vermoogen eener Natie is evenredig aan de ftaat van den mensch ; het wordt gebeoren , het verkrijgt bij trappen zijnen aan- wascb 3  EENE VERHANDELING. 85 ■msch , het bereikt de manbaare jaaren , het word oud — het kwijnt en fterft. Bern, het welk zijn vermogen uit de zwakheid van anderen geput heeft, zag reeds in den jaare 1528 , den hervormden Godsdienst, die over het menschdom zoo veel licht verfpreid heeft , binnen zijne kringen invoeren. Deeze vrijheid van geweeten, al vroeg bij dat Kanton in trein gebragt , deed veele nijvre menfchen vau alom toevloeien en verfchafte daardoor aan den Staat een voordeel , het welk onafmeetbaar was. Het was ook door de invoering van deeze Leer , dat de regeering van Bern eenen grooten aanwasch in haare intoomden, Spruitende uit kerkelijke goederen , verkreeg, en het is te wenfchen dat Bern, in deszelfs ouderdom, zal blijven behouden die vastheid van geest en die lterkte , welke wel niet aan verouderde Staaten eigen zfjn , doch die echter , als gebooren zijnde uit eene wel aange • legde jongelingschap , nog langen tijd haare kwijning en dood kan tegen houden. Het is niet alleen in rijkdom en vermoogen maar ook in uitgeftrektheid en volkrijkheid , dat Bern grooter is dan de andere Zwitferfche Scaaten; ja men reekent zelfs haare uitgeF 3 firckt-  8tf REPUBLIEKEN, ftrektheid een derde van geheel Zwitferland f en haare volkrijkheid een vierde te zijn der nwooners van dit volkrijk en uitgebreide iand. Onder alle de wijze inrichtingen , die de Republiek Bern gelukkig maaken is deeze de voornaamfte; dat de Regeering eene zeer groote Koornfchuur heeft doen aanleggen , waar in het Koorn , dat door dezelve tegen eenen zeer laagen prijs is ingekocht , opflaat, en vervolgens in] tijden van fchaarschheid aan de gemeente tegen den loopende prijs verkoopt. Behalven eene zindelijke -en niet al te groote boekerij , eene boekerij die den juisten fmaak van deszelfs bezitters kenmerkt, heeft het Kanton Bern een Wapenhuis, het welke wapenen bevat voor zestig duizend mannen , als ook eene gefchutgieterij , die voor geene andere behoeft te wijken. Door deeze en dergelijke inftellingen heeft Bern zig een aanzien boven alle de andere Zwitferfche gemeenebesten weeten te verkrijgen , een aanzien het welk evenredig is aan den  EENE VERHANDELING. 87 eten invloed welke liet door zijne macht verworven heeft, en 't welk niet ongelijk is aan dat't welk Spana altijd op de andere grïekfche Republieken gehad heeft. De Koophandel en Regeering zijn in Bern niet aan elkander verknocht , en alleen de zulken , die geen uitzigc hebben om in den gezagvoerenden Raad te komen , behartigen den Koophandel. Het welk ons zou kunnen fchijnen als of aldaar de Koophandel ineen foort van verachting was {e) , doch men dient dit (O Het is in Adelregeeringen eene allerbeste inflelfing,dat de aanzienlijken geenen Koophandel mogen drijven, dfarom zegt de montssijoied Geest der wetten V Boek VIII. cap. I Deel, de wetten moeten de aanzienlijken ook den Koophandel verbieden , kooplieden welke zoo veel invloed liadden,zoudéri weldra alle foorten van Monopolie bedrijven. De Koophandel is een beroep, waarin allen evengelyk moeien zijn. En onder despotieke Staaten zijn die de eiHfftdjglÏA, waar de Vorst tevens Koopman is. De Wetten: verboden te Venetien' aan den adel den Koophandel, deeze zou hun, zelfs buiten hunne fchnld, on oemelyke Rijkdommen verfchaffen. Vergel. Anilot de la Hortsfaije over de Regeringsvorm van Vcnetieti lil Deel. n F 4. ue  88 REPUBLIEKEN, dit meer aan een' geest van Aristocratie, die aldaaj" de familien der voornaamften beheerscht , dar» wel aan eene verachting voor den Koophandel , die toch altijd de behoeften der Staaten vervult , te wijten. Maar er zijn eenige uitwendigheden aan den Koophandel verknocht , welke door zommige adelijken als laagheden , doch door den Koopman als noodzaaklek worden aangemerkt : dit wanbegrip van zommige adelijken ontleent zijnen oirfprong uit derzei ver opvoeding, welke, wanneer er het denkbeeld van grootschheid bijkoomt , zeldzaam wel flaagt. De Regeeringsvorm van Bern is volitrekt Aristocratisch , en nog wel oneindig meer dan eenig ander Zwitfersch Kanton, want in Lucerne wordt, wel is waar, gelijk wij gezien hebben, de volflrektlle adelheerfching uitgeoeffend ten opzigte der familien die in de regeering zijn , zodanig dat er omtrent de opvolging of het aanvaarden van régeeringsposten , niettegenftaande eenige uiterlijke plechtigheden, de groot. De wet Claudia verbood bij de Romeinen, dat een Raadsheer geen grooter Sch'p dan van veeriig mudden in Zte mogt hebben. — Titus Liyius XXI. Boek.  EENE VERHANDELING. 8j> grootfte willekeur heerscht, het welk wij ter plaatfe waar wij van zoodanige wijze van regeering gefprooken hebben , met den naam van Juntocratie , een naam die nog veel hatelijker is dan de Aristocratie zelve , beftempeld hebben ; doch alhoewel deeze met alle billijke grondbeginfelen ftrijdiglte maxime , zoo wel in Lucerne als in Friborg en, zo als wij vervolgends zien zullen, in Soleure plaats heeft , worden echter, bij zekere bijzondere gelegenheden, de ligchaamen der Burgers t'zaam geroepen om te beraadflagen over die zaaken waar van onmiddelijk het welzijn des Vardelands afhangt ; als het verklaaren van oorlog , het aangaan van verbonden, het heffen van fchattingen enz. — Maar ! Maar! . in Bern vind men geen Burgers , die zich op het voorrecht beroemen kunnen, van eenig aandeel in het beftuur des lands te hebben ; neen : daar is het, dat zij zig eene kwaade zo wel als eene goede regeering moeten laaten welgevallen ; daar is het, dat de middelfend, zoo rechtdraads ftrijdig met de beginfels van Staat der andere Kantons , ftilzwijgend fchijnt uitgeflooten te zijn van alle die Eerepdsren , waarop anders een eerlijk , seiioed en werkzaam burger zoo veel recht s b F 5 heeft.  90 REPUBLIEKEN, heeft. Welk een Vaderland ! Maar laat ons zwijgen, de droevige voorbeelden van andere volken en itaaten leveren itof genoeg op ter rechtvaardiging van het anderzins zoo vermogend en gelukkig Bern. doch met dit alles , kunnen de wijzen der aarde , wier aandagtig oog op het lot der volken blijft ftilltaan , niet verhinderd worden te vraagen , hoe is 't moogelijk dat zulks in Zwitferland beftaan kan , zonder dat het eenen nadeeligen invloed heeft op deszelfs algemeenen vrijheid ? O voedfterzoonen der opperde wijsheid ! 6 verheevelingen , van wie de ftervelingen t'eeniger tijd hunne traanen zullen zien opdroogen ; kent gij den toeftand dier Harten , in welke, van den wiegaf aan , de zugt tot heerfchen reeds is ingeprent? kent gij die onderneeraende jongelingen , aan welke door hun» ne ouders bekend is gemaakt dat zij moeten en zullen regeeren ? kent gij het volk , dat flaafsch is met degrootfte zugt tot vrijheid,dat, onderdrukt zijnde , nog zweert dat het geene keetenen gevoelt? —— Kent gij den moed der heerfchers en" hunne ftaatkunde om de Natiën door hunnen praal te verblinden, terwijl zij die  EENE VERHANDELING. 91 die ontkleeden, om itof te vinden voor hunne dwangzieke ijdelhcid ? kent gij de domheid van de meeste Burgers dezer zogenaamde verlichte Eeuw, en kent gij eindelijk den weerloozen toeftand waar in de hedendaagfche bewooners der wereld zig fchijnen te bevinden, om hunne onafhanglijkheid te kunnen befchermen , tegen zo veelebaatzoekende en geweldige doch kleine tirannen, waarvan den'aardbodem vol is ? dan , en dan alleen zal 't u niet verwonderen dat er zelfs in die Staateu , welke .men vrij noeifk , geweldige dingen gebeuren, dingen die met den mantel van godsdienstvrijheid bekleed , het gemeen in het harnas jaagen, om daarin zo lang te loopen , tot het van vermoeidheid neerzijgt , ten einde als dan, wanneer 't zijne onmacht tot wederopftaan gevoelt, zig zelfs te kunnen vervloeken, of misfchien zig uit wanhoop te ver¬ nielen. De opperfte Macht te Bern berust bij den grooten raad, die uit twee honderd leeden moet beftaan , doch die thans uit meer dan 290 leeden is t'zaam gefteld ; zij worden verkooren uit de voornaamften der Stad, terwijl her volk in 't denkbeeld verkeert, dat zij derzelver maclat  92 REPUBLIEKEN, macht uit hunnen boezem ontleenen ! ; én hoe dwaas denkt zomtijds 't volk niet ? — Zeker Schrijver wiens naam in de oudheid begraven is, zegt, men vind in geregelde Staaten eenen hoop , die men het. volk neemt, en het ontbreekt denzelven nooit aan beftierers , die in zijne poogingen , ja zelfs in zijne zwakheden genoegzaam voedzel voor hun eigenbelang meenen te kunnen vinden. Doch laat ons tot Bern wederkeeren. Wij hebben gezien dat de groote raad de opperde macht in zig bevat; van deeze opperde macht heeft deezen ten behoeve van den Senaat öf kleinen raad afdand gedaan met betrekking tot dat geen, het welk men de uitvoerende macht noemt. Uit -deezen kleinen raad, die uit zeeven en twintig leden is t'zaam gedeld, en aan wiens hoofd zig twee opzieners, die voor de voornaamde hoofden van het gemeenebest gehouden worden , bevinden , worden de aanzienlijkde overheden van het Kanton aangedeld. Deaandellingengefchiedendoor(/) verkie- zin- (0 MONTKSQuiEU is van aevoc-hn, dat de leeden van den raad in eene Repubiiek wier maxime ee- nig-  EENE VERHANDELING. 93 zingen , doch in het geheim (g) bij wijze van Loting met gouden ballen, met en door welke de kiesheeren verkooren worden, tot' zoo lang er maar vier overbli. ven; dan trekken deeze vier om twee gouden en twee zilveren ballen ; de twee welke de goude trekken, worden onder ftemraing gebragt, en hij , welke het grootst aantal van ftemmen heeft in den grooten raad, wordt verkooren. Alle die geenen welke verkiesbaar zijn, moeten tien Jaaren leden van den grooten raad geweest en gehuwd zijn. De Figzins democratisch is, door het volk moeten verkooren worden, want zegt hij, 't volk is by uitntttnenheid wel gefchikt, om die geenen te verkiezen , aan welke het zelve eenig gedeelte van zyn gezag moe» toe vertrouwen; zie geest der wetten I Deel II Hooldft, II Boek, daarom ook hadden de Romeinen wetten dip zij leges tabularia of tafelwetten noemde, waarbij de verkiezingen op eenen evenredigen voet wierden vast gefield; men gaf aan ieder burger twee tafelttjens , het een» gemerkt A. Wilde zeggen , anti^uo, het andere U en R betekende Uti Roges. (j)Wanneer, in eene ariftocratie,de ftemming moet jefchieden door het lichaam van de vcornaamflen , dan kan dezelve niet geheim genoeg gedaan worden , om dat dan alleen de zaake is om kuiperijen voortekomen; uontbsquisu ibid pag. 4j».  94 REPUBLIEKEN,^ De groote of oppergezagvoerende raad wordt doorgaands om de tien jaaren voltallig ge• maakt, om hier door de opengevallen plaatzen wederom te vervullen , en dus eene llemming voortekomen, die natuurlijk uit het overlijden van tachtig of meer perfoonen van dit aanzienlijk lichaam zoude moeten voortvloeien: wanneer de tijd ter vervulling deezer plaatfen gebooren is, wordt dezelve bij meerderheid van ftemmen bepaald. En het is dan, wanneer deeze bepaaling is vastgefteld, dat zig de gronden éener drukkende, doch te gelijk wel ingerichte adelregeering of ariftocratie doen befpeuren: Want de nieuwe leden van den grooten raad worden door niemand anders benoemd , dan. door de opzieners of de twee voornaamfte hoofden van de republiek, door ieder Seizenier of aangevaardigden van den grooten raad, die aan 't hoofd der Stammen is gefteld , en eindelijk nog door eenige weinige ambtenaars van Staat, welke allen, uit hoofde hunner bedieningen, aanfpraak maaken op 't voorrecht om te kiezen en om gekozen te worden. Derhalven beftaat de arijlocratie te Bern oirfpronglijk fiechts in de handen van eenige perfoonen, die, met eene ailesoverftroomende macht bekleed , hun belang en dar. hunner gedachten alleen doen gelden ,  EENE VERHANDELING- 95 «Jen, waar uit dan eene volflagene Juntocratie gebooren wordt. De Seizeniers worden Jaarlijks uit de (lammen verkooren; te weeten twee uit ieder der vier groote (lammen en een uit elk der acht overige. Of fchoon het niet volftrekt bepaald is, dat alle Seizeniers, Bailliuwen moeten geweest zijn, alvorens tot Seizenier verkiesbaar te weezen , zeo vind het doch gemeenlijk plaats dat men tot het ambt van Seizenier doorgaands die geenen , welken de post van Bailliuw (Ji) bekleed hebben, verkiest; —— Hoe- (A) Er zijn twee en zeventig Bailliuwfchappen, in welk» het geheele Kanton van Bern verdeelt is, en in elk derzelver is een bailliuw, die door den raad van twee honderden benoemd , een Burger van Bern en een lid van denzelven raad moet zijn. Ook kan niemand tot Bailliuw verkooren worden, ttn zij hij gehuwd is. Deeze Bailliuwj'chappen zijn aanzienlijke en tevens voordeelige bedieningen: want de Bailliuw is de Landvoogden rechter in dat gebied, en hoewel hij eenige medeleden van zijnen Raad , -CjJ'ejoorea genaamd, bij zig heeft, (_en welke uit het Balliuwjchaf verkooren zijn,) zoo kan hij echter, niet tegenftaande hunne verfchillende gevoelens , de pleitgedingen door zijn gezag alleen beflhTen, —Laat ons hooren wat de wijze mon te scjuik u des aan.  OÖ REPUBLIEKEN, Hoewel te Bern de benaamingen der ambtea zeer onderfcheiden zijn, zijn er acht voornaams O veraangaande zegt. III deel XXVIII Bock XLII Hoofdlt. bladz : 5-.1 en volg; —— „ Maar toen het dui„ ftere wetl oek van de inftellingen, en andere werken „ over de icchtsgeieerdheid ten voorfchijn kwamen , „ toen het R.meinjche recht vertaald wieid , toen „ men van hetzelve Openbaar onderwijs in de fchoo„ len begon te geeven, toen de rechtspleeging, toen „ de geheele rechtsgeleerdheid zig tot eene weeten- fchap begon te vormen , toen men pradtifijns en „ rechtsgeleeiden zag op het toneel verfchijnen , toen „ geraakten de Pairs, en vroede mannen buiten ftaat om te kunnen vonniffen , toen begonnen de Pairs „ zig te onttrekken van de rechtbanken van hunne Heeren , toen hadden de Heeren ook weinig lust „ uieer, om dezelve te doen vergaderen , te meer „ om dat het houden van vierfchaaren, van dien tijd „ af, niet meer eene gerugt makende zaak , eene „ zaak, in welke de lieden van den oorlog belang „ Helden , maar in teegendeel eene rechtspleeging „ was, welke de Heeten niet kenden, en welke zij „ ook geen lust hadden van te leeren kennen. De ,, Manier van door Pairs recht te doen, geraakte meer „ en meer in onbruik, die , van door Bailliuvaen te vonniffen , won meer en meer veld. De Bailliu,, wen vonniflen zelve niet, zij gaven volmagt aan „ de vroede mannen , en fpraken vervolgends het „ vonnis van de vroede, mannen uit. Maar! toen die „ vroe-  EENE VERHANDELING.' 97 overheeden , waar aan alle raaden, bailliuwen;, Seizeniers en Bannerecs ondergefchikt zijn ; dee- „ vroede mannen niet langer in ftaat waren, em 'ts 5, vonniffen , wierd dit het werk van de Bailliuwen zelve. De Bailliuwen in Bern hebben ook het recht van eonfiscmie en het neemen van boetens; zoo dat hec drinken in dit Landfchap zeer gemeen zijnde en dikwils yeti twist veroorzaakende, de Bailliuw uit alle deeze onordentlijkheden zijn voordeel trekt. O buiten1'poorigheid , die de noordelijke landen , ten kosten hunner vrijheid, zoo veele rampen hebt doen ondergaan, hoe weikt gij thans wederom meede tot den val van een der zonderlingfte gemeenebesten der wereld 1 Men behoeve fiechts het oog te (laan op de ambten die onze hoofd officieren bekleeden, en die men mee recht BENtFiciEN noemen kan, om daar uit afte• meeten , dat de Bailliuwen in Bern, in de tijd van zes jaaren hunner bediening niet alleen, volgends hun karacter daar van leeven, maar moogelijk twintig dui" send kroonen meede na Bern brengen kunnen. De fchattingen, die de Bülliuw vordert, zijn enkei en alleen die lasten , waar aan de inwooners onderworpen zijn. Men vind door het geheele Kanton veele Heeren , die eigenaars zijn van Kafteelen of heerlijkheden , waar van elk zijn onderfcheidep. rechtsgebied hseft , en ieder zijn ambtenaar of officier aan- II deel, G fteldi  p8 RËPÜBLÏ È K £ ^ deeze acht perfoonen , zijn twee opzienders» twee Schatmeeilers en vier Bannerets. Zij worden field , die men gewoon is Kafielijn te noemen. In zaaken van weinig aangelegenheid, kan men van deaelve niet appélleercn tot de Bailliuw, maar wel als de zaak meer dan twee Piftoletten bedraagt. Ook word er geene vonnis des doods uitgevoerd, voor dat hetaelve te Bern bevestigd is. Van den Bailliuw vermag men tot den raad van Bern te appélleeren. Van alom fcoord men in het Kanton over de onrechtvaardigheid der Bailliuwen weeklaagen, edoch hun recht is kort en klaar, zoo dat een proces weldra ten einde komt. Welk een Voorrecht boven andere landen! een voorrecht, het welk de wijze Staatsman bielFELDte recht waardeerd, wanneer hij 't eenen zeegen roemd, en een voorrecht *t welk de Salomon van 't Noorden, door veele onnutte zaaken , die niet anders doen , dan gerechtigheid flremmen, aftefchaffen, aan zijne landen verfchaft heeft , deeze groote Koning noemde veele rechtsgeleerden , les Bourreaux artifitieux du droit. De Burgers van Bern zien de Eailliuwfchappen als hun erfgoed aan, en dezelve worden ook in deezen Staat misfehien met zoo veele kuiperije gezogt, als ooit onder de Romeinen in de verdeeling van haar gebied over de Provintien pleegde te gefchieden. De beste beveelen en Reglementen, als er in eenen Staat inwendige gebreeken zijn, hebben dikwerf zoo weinig kracht.  EENE VERHANDELING. 99 tfen allen bij meerderheid van ftemmen door de grooten raad verkooren, en jaarlijks- in hunne betracht, dat, alhoewel in het benoemen deezer Bailliuwen ïlle moogeüjke voorzorge plaats heeft, dezelve echter deezen Staat niet heeft kunnen bevrijden van te vallen in het zelfde ongeluk, dat Kames ondergang verhaast heeft, en het welk, terwijl het reeds zijne zeeden bedorven heefc , misfchien ten laatften ook het verderf deezer nog bloeiende Republiek zal kannen veroorzaaken ; God verhoede het 1 Alle die de verkiezing van eenen Bailliuw doen, geeven hunne ftemmen door middel van biiefjens, zoo dat zij, langs dien weg bevrijd zijn van alle vermoeden ol" nadenken in het benoemen van iemand. Allen , welke die geenen , die het ambt van Bailliuw begeert, in maagfchap beftaan , worden zelfs tot de» verften graad uit het ftemmen geflooten, als meede allen hunne fcliuldettfckers, zoo dat niemand zijn fteni kan geeven, dan die bij den uitilag deezér (lemming geen belang fchijnt te hebben , en des mecteegenflaande , vind er echter over de uitdeeling deezer bedie. tiingen zoo veel kuiperij en omkooping plaits, dat men het eigenlijk niet anders noemen kan-, dan 'C middel 't welk Bern altoos in verwarring houd, hetwelk deszelfs verval oogenfchijnlijk voorbereid , en het welk zoo veele lediglopendc gunstzoekers te voorichijn brengt, als de overvloed van. den Staat naauwlijks voeden kan. G. De  100 REPUBLIEKEN, bedieningen bevestigd , zij maaken dus eeü .Lichaam uit, het welk permanent of blijvend is; De hoofdftBdïe der aanzienlijke familien in Bern is meest al daar heen gerigt, om de beste Bailiiuwfchappen voor zig te bekoomen, en dit is de reeden, dat men dikwerf jaaren lang, voordat een Bailiiuwfchap open valt , reeds een oog op hetzelve gevestigd heeft. De genoegzaame zeekerheid deezer bijna erffelijke verkrijging van zulke aanzienlijke ambten, kan daar uit blijken, dat naamlijk de Raaden van Bern, wannserzij hunne kinderen uithuwen, altijd aan de«elven een Bailiiuwfchap belooven", terwijl zij hen fiechts een gering gedeelte van derzelver goederen bijzetten. De noodzaaklijkheid daar en teegen , die er is om het vereischt getal van ftemmen te verkrijgen , fpoord de jonge lieden aan om dezelven langs allerhande weegen magtig te worden; ten dien einde houden zij gastmaalen, drinken en fpeelen , zaaken die in het gemeenebest van Bern zeer gemeen zijn; zaalten waar door het bloeiende Land tot overda'ad en wellust, en van dezelven tot de flavcrnij moet overgaan. Het is in de Kamer der zoogenaamde Bannereli (waar van wij in 't vervolg zullen fpreeken ,) dat die geenen, welken naar de bediening van Bailliuw ftaan, zig moeten aandienen, en het is naar maate hunne genachten oud en aanzienlijk zijn, dat men op hunne voordragt «ebt flut, het is .indelijk alleen door groot-  EENE VERHANDELING. 101 U; welke reegel wederom als met een Arilrocratifehe vorm van regeering vereenigd, door den tijd grootheid en gunst, dat men in Bern tot de luisterrijke bediening van opperrechter eens landfchaps werd toegelaten. Wanneer de Bailliuw verkooren is, gebruikt hij alle nioogelijke weegen, niet alleen om zijn gezag te handhaven , maar ook om zig zelfs zoo Veel moogelijk te bevoonieelen; hij laat weinige feilen en misdaaden, die maar eenigzins boetens kunnen opbrengen , ongeftraft voorbijgaan ; en het is niet zelden door eene al tegroote geftrengheid in het invorderen der boetens, dat zijne rechtspleegingen , of liever zijne wijzevau handelen, zooniet buitengemeen gehaat, ten minften zeer verdagt word. Wel is waar, dat men uit de Landvoogdyen zig dikwils van de handelwijzen der Bailliuwen , bij den grooten raad te Bern beklaagen mag; dat men, even als de onderdrukte Provintfen eertijds aan den raad Van Romen deeden, zig op eene hoogerc vierfchaar kan beroepen , en dat men verfcheiden voorbeelden heeft van onrechtvaardige Bailliuwen , die geltrenglijk zijn geflraft geworden ; maar aangezien er niet dan om groote redenen, waar toe de Bailliuwen zelden voorzichtigheids halven aanleiding geeven , geklaagd wordt, zoo is de ftraf doorgaands zagt; uitgenomen dan , wanneer de klager vermoogend of aanzienlijk is, want het algemeen belang: t)cr in^ezeetenen van Btm fchijnt daarin te beft'aan,, G $ «"»  182 REPUBLIEKEN, tijd en de gewoonte tot eene wet gemaakt h\ een duidelijk teeken voorwaar, dat de Aiïjh- cra,' dat de Bediening van BaHlimy op allerhande wijze voordeeüg worde, wijl het is, om dezelve te verkrijgen, dat zig de aanzienlijkfte fatnjlien bekommeren, ja zelfs uitputten. Na de Bailliuwen te Bern volg. n de zoogenaamde Bam ereis of baanderheeren : een Lichaam het welk uit leeden bcftaat, wier waardigheid zeer weini? verfchiit , van die der Cenforcs te Rome, voomaamlijk ten opzig'e van het oorJeelen over de bekwaamheid en het gedrag der zulken , die dit of dat ambt in den Staat begeeren. De Banr.erels is een lichaam dat men geheel en al, als politic? kan aanzien, en nochtharis benoemen zij de voornaamfte ambtenaaten van den Staat in het Judiüeele; een duide¬ lijk bewijsvan degezon deStaatkunde, die rfaarheerscht, want terwijl men elders lang en zonder eenig gevolg' getwist heelt, of men de J:udlcieele macht als een uitvloeifel van de politique macht had aantemerken, zoo doet men deeze laatfte te Bern geheel en al van de Staatkundige macht afhangen , en zeker niets is natuurlijker, dan dat dc gerechtjijke macht, die. voor de polidque macht noodzaakelijker is geworden , naar. maaten de verbastering der menfcheo meer toenam, in allen opzigten moet afhangen van dcpolitijue macht die de wetgeevende, en dus dc opperde is. Derhalten is de eene wel zoo. noodzaakelijk dan de andere % docls.  EENE VERHANDELING. IO3 tratie ten minden aanleiding geeft om veele kleine dwinglanden te verwekken, want iemand die doch daar de wetten ouder zijn dan de uitvoering der zeiven , welke men flraifen noemt, zoo dient er een onderleid tusfehen deeze twee machten plaats te hebben, indien men de orde die' in de natuur der dingen ligt opgeflooten , niet omverwerpen of verbreeken wil. Laat ons hooren wat de groote m o n t b squieu zegt, ten opzigte der noodzaakelijkheid van beiden, I Boek, I Hoof dit- bladz 13 en volg. „De „ Mensch , natuurkundig als een weezen befchouwd , ,, wordt even gelijk de overige Lichaamen, door on„ veranderlijke wetten geregeerd ; als redenmagtig weezen overtreed hij zonder ophouden de wetten , „ welke God hem gegeeven heeft, en maakt hij tel» „ kens verandering in de Regels , welke hij zig zelve „ heefc voorgefchreeven; bij moet zijn gedrag belluu„ ren , maar ondertusfehen is hij een bepaald wee„ zen , en even gelijk alle eindige verftanden, aan ,, onkunde en dwaaling onderheevig. De geringe kun„ digheden , welke hij heeft , blijven hetn zelfs „ niet altijd bij. Als een gevoelig weezen, ftaat hij voor duizend driften bloot. Een dergelijk weezen , zou , elk ooaenblik , zijnen fchepper kunnen ver- gceten hierom geeft God hem de wetten „ van den Godsdienst , om hem weder tot zig te „ roepen; een dergelijk weezen zou, elk oogenblik, „ zig zclven kunnen vergeeten, hier van waaifchou„ wen hem de wijsgeerèn, dóór hem de. wetten der G 4 ». "e-  I€>4 REPUBLIEKEN, die met heerschzugtige denkbeelden geboorere en opgevoed is, in eenen Staat, alwaar het minne voorwerp onder het ijzeren juk zijner Staatkunde gebukt gaat , zal zelden de merkteen „ zeedekunde aantekondigen gelchapen om in de „ Maatfchappij te leeven ,' zoude hij, daar, zijne „ plichten omtrent zijnen naasten kunnen vergeeten , ,, hierom roepen hein de wetgeevers enz:" Doch om wederom op de Bannerets te koomen; zij bezitten eene zoo uitgeftrekte macht, dat men zonder derzclver voordracht tot geene ambt of bediening van Staat kan geraken; zij. zijn bevoegd om op het be\yaaren der goede zeeden , hunnen voornaamften aan«lagt te vestigen, zonder nochthans, gelijk de Ctnfofss te Komen , het recht te hebben, om iemand te ftraffen ; zij zijn eigenlijk de raadsmannen van den. Staar, waartneede toen in allen voorkomende zaaken van gewicht raadpleegd; terwijl aan hun ook in her, bijzonder is opgedragen, het onderzoeken en fluiter», der Rekeningen, zoo dat bijna alles door hunne handen moet gaan. Tot het ambt van Banneret verkiest men doorgaands zulken , die van eene beproefde kunde in rechtsgeleerde zaaken, en mannen zijn van eene diepe Staatkunde; door welke laatfte zij, zig voornaamlijk moeten handhaven , dewijl men van hun zeggen kan, das' Z'j in den Staat het meest aangezogt en te gelijk \ ^ierkst gelaat worden.  EENE VERHANDELING. I©5 teekenen van grootheid , waar van zijne verbeeldingskracht doordrongen is vergeeten kunnen, en nog veel minder dan; wanneer hem een aanzienlijk ambt, waar door hij zijne macht kan doen gevoelen, voor altijd wordt opgedragen, integendeel zal dit het juiste middel zijn, om hem de begeerte inteboezemen, van nog meer te heerfchen, zijne macht noch verder uittebreiden, en het getal te vermeerderen van hun , die gewoon zijn dieper voor den luister, die de grooten omringd, dan wel voor hunne verdienflen te bukken. Dat de regeeringsvorm van Bern Ariftocratisch is, meenen wij betoogd te hebben; en dat wij deeze geenlins voor de beste houden, zal ieder die ons metaandacht heeft gaade geflaagen, wel hebben kunnen ontwaar worden; maar dewijl er geen grondbeginfel is , hoe gebrekkig het dan ook moogezijn, dat niet zijne nuttigheid heeft, zoo is er ook geen een regel in de Staatkunde, welke de natuurwetten als te zwak geworden zijnde, om de menfehen te behecren, heeft moeten ter hulp koomen; die nut eenen zeekeren graad van geluk bedoeld. Allen wijzen van Regeering bedoelen of 's menfehen leekerheid en derhalven zin geluk , of G 5 zij  I06 REPUBLIEKEN, zij werken , wanneer de reeden, waar op zij fleunen moeten, door valfche grondflelfels verbasterd is, tot 's menfehen ondergang even zoa fterk meede als zijne driften, tot het beteugelen van welke de Staatkunde, is ingericht, zoo hangd alles wat men ais voorcbrengfelen van het menschlijk verftand kan aanm.rken, af van uiterften, die aan de beste zaaken tegen over zijn gefield, en even dit is het eenigfte en eenvoudigfle denkbeeld van de onvolmaaktheid der menfchelijke handelingen. Doch dit is zeeker! het opperweezen fchiep den meusch tot geluk, niet tot rarnpfpoed, de mensch verwaarloosde in veele opzigten, de middelen tot zijn geluk, hier voor moest hij boeten, terwijl het Godlijk raadbefluit om den mensch gelukkig te maken vast bleef, doch bepaald wierd aan zeekere omHandigheden, die wij oppervlakkig niet begrijpen, maar die ons echter leeren kunnen , dat'/ grootfte kwaad, misfchien het noedzaakelijkfte is. De Regeerende opziender, welke de voorzitter is van de vergadering der acht voornaame overheden , heeft in die hoedanigheid, een, voor hem alleen gefchikt, gefloeke in de raadkamer, 't welk meer of min verheeven, en onder een geheeicelte geplaatst is. Het zegel van  IENE VERHANDELING. IO? yan den Staat ligt voor hem op de tafel. Hij geeft nooit zijn gevoelen op , ten zij het gevorderd wordt , en hij heeft geen item, dan wanneer de ftemmen ftaaken , en in zoodanige gevallen beflist zijne ftem altoos. De twee Schatmeefters , welke ook leeden zijn der vergadering van de acht voornaamften, maaken eene reekenkamer uit , met de vier Bannercts. Deeze vergadering onderzoekt de Reekeningen van de Bailliuwen , en ontfaugt de inkoomften van allen, welke iets aan de regeering hebben optebrengen of te verantwoorden. De vier Bamicrets nevens den opziender die buiten dienst is , en de oudfte Schatmeester, nevens twee leeden van den grooten raad, maakten te zamen eene bijzondere of geheime vergadering uit, in welke allen de zoodanige Staatszaaken , die eene groote geheimhouding vorderen, worden overwoogen , terwijl zij booven dien de macht hebben , om in zaaken van een zeer groot aanbelang een befluit te neemen. Men ontdekt eene verwonderlijke naauwkeu-  I©8 REPUBLIEKEN, righéid in alle de deelen der regeering vm Bern en de beflniten hebben er zeer veel kracht naardien zij met eene bijzondere vaardigheid' worden ten uitvoer gebragt, eene vaardigheid die men naauwlijks beter in eene despotieke' Regeering zoude kunnen vinden. Behalven nog alle deeze fchikkingen, heeft men ook te Bern door wijze wetten en nuttige Burgerlijke inrichtingen den invloed der weelde weeten te beperken, en hoe zeer dezelve thans bijna door g.heel Zwitferland meer of min is voortgedrongen , zal het altijd tot lof der braave Zwitfers verftrekken, dat men volgens hunnewelbelTuurde Staatkunde , gerustlijk zal kunnen vastftellen, dat de weelde overdaad en pracht, bij aldien het mogelijk zij dat zij, daar zoo algemeen zal kunnen indringen, nimmer echter zoo veel verwoestingen zullen kunnen aanrechten , dat daar door de veerkracht van het volk, die in eene algemeene zugt tot vrijheid beftaat, zal kunnen verlamd worden. Dewijl wij nu van Bern alles gezegd hebben, wat eenigfins in Haat was , om een recht denkbeeld van deeze uitgebreide republicq, die de grootlte en magtïgfte is , van alle de andere Zwitferfche gemeenebesten , zullen wij- nu tot-  EENE VERHANDELING. lop tot Soleure moeten overgaan; dit Kanton het vvellt i de naam draagt naa de hoofddad , bevat omtrent | vijftig duizend inwooners; de velden zijn er | vruchtbaar, terwijl heldere rivieren die de vlakI ten doorfnijden, en hemelhooge bergen , waar j van de kruinen het heerlijkst druivenfap oplee- veren, aan het oog een vermaak bijzetten, het | welk niemand recht waardeeren kan , dan die I in daat is, de natuur in alle zijne grootheid en I luister te gevoelen. De Stad Soleure wordt by de Hidoriefchryj vers voor zeer oud aangezien , en zommige j zelfs beweeren , dat het een der twaalf Steeden j was, welke naar de verhuizing der eerde inI wooners in Gallsen verwoest wierden. Het I was in dat tyddip van onkunde , bygeloof en i barbaarsheid , het welk uit den val van het I Roomsch Keizerryk zynen oirfprong nam , dat ■ de Stad Soleure en deszelfs omliggende dreeken, tl geplonderd en overdroomd wierden door de j woeste Normannen, voor wiens onderneemende i wapenen destyds geheel Europa bykans bukken I moest. Na dien rampzaligen tyd , waarin dit | werelddeel meer gelyk fcheen aan een tonee! I van bloeddorst en verwarring, dan wel aan I eene fchoole van verligtheid en deugd; was het  IIO REPUBLIEKEN, liet Kanton Soleure even als de andere Zwitzeiv fche gemeenebesten gebukt onder de macht vaii het huis van Oöftenryk, tot op het jaar 1481* wanneer dit Kanton doof 't behulp der andere na verfcheiden worltelingen zig eindelyk onafhanglyk maakte , en in het Hclvetisch bondgenootfehap wierd aangenoomen. De Regeeringsvorm van Soleure heeft eene allervolftrektlte Ariftocratifchegedaante, en wel op denzelfden voet als in Friborg en Lucerne; even als daar zyn ook de oud adelyke Familien in het bezit van alle openbaare en voordeelige bedieningen. Het oppergezag berust by den grooten raad, gewoonlyk den oppergezagvoerende genaamd; onder het getal der leeden van deeze Vergadering, zyn ook de leeden van den Senaat of kleinen raad begreepeu, deeze beltaar. uit 35 perfoonen , t'zaamgefteld uit twee opzienders, elf Oudraaden of bejaarde Raadsheeren, en twee-en twintig jonge Raaden. Het Lichaam der Burgers wordt aldaar niet dan bij zeekere plechtigheden, bij de verkiezingen gebruikelijk , opgeroepen , en wie gist niet, dat dit enkel gefchied, om fiechts het aanzien des volks te vertoonen, terwijl men wel zorg gedraagen heeft om deszelfs weezenlijkheid wegteneemen, en voorden oppervlakkigen befchou- wei  EENE VERHANDELING. iri Wtt niet anders over te laaten dan 't denkbeeld het volk wordt toch gekend ; en wat is 't niet eene Eer , door groote heeren gekend te worden? O Tempora, ó Mores! Het is toch altijd eene zaak geweest, die alle bedenking waardig is, om naamlijk te weeten, langs wat moeilijke weegen, door hoe veele listige en geweldige middelen, en tot wat verfcbrikkelijke eindens, de Ariftocratie het zoo ver heelt weeten te brengen, dat geheele volken, en zelfs de allerverltandigfte , doof geworden zijn voor de Item van het eigenbelang, zoodanig dat zij hunne eigen bezittingen, vrijheid, voorrechten en wat dies meer is, vooreen weinig vleierij, hebben kunnen overgceven in de handen van zulken , die wanneer men ze op de keeper befchouwd, zoo niet meer ondeugden ten minsten geene meerdere en verheevener eigenfehappen bezaaten dan hunne beweldaadigers! Wij moeten dus met Soleure, wiens regeerings gedaante niets ongemeens heeft, boven die der andere Aristocratifche Zwitferfche Kantons , befluiten , terwijl het zeeker tot eene groote vertroosting voor de vrienden der Zwitferfche vrijheid ftrekt, dat de geest van heerschaugt, die zig hier en daarin die gelukkige oorden  112 republieken; tien opdoed, echter zoo zeer gematigd is dbör wijze en naauwkeurige- inrichtingen, dat dezelve, bijaldien hij niet door eenigen buitenlandfchen heilloozen invloed, hetwelk hier nog al vrij onmoogelijk is, wordt geruglteund, in het geheel geeue verwoesting, ten rainften niet anders dan eene min nadeelige bepaaling der volksmacht zal kunnen te weege brengen; want hoe zeer het Helvetisch verbond, eigenlijk niet anders dan de vereeniging van de gezamentlijke dertien gemeenebesten ten grondflag heeft, zoo is nochthans ook deszelfs bedoeling voornaamlijk daarheen gerigt, om de onderling verbonden volken van derzei ver aangeworvene vrij. heden te verzeekeren , en hier door de heerszucht binnen zeekere oevers te bedijken; welke zij nimmer zal kunnen overfchreeden : zoo lang de algemeene vrijheid van zoo veele verfchillende Maatfchappijen, het geluk en den voorfpoed van iedere afzonderlijke Maatfchappij ten doelwit heeft. Van Soleure daalen wij langs de boorden van den trotfchen Rhijn af naar Bazel, het dertiende en laatfte Zwitferfche Kanton. De Stad, waarna het gewest zijn naam draagt, beftaat uit twee gedeeltens; welke door eene brug, die over  EENE VERHANDELING. JIJ •v.r den Rhijn ligt, vereenigd zijn; het groot: fte gedeelte ligt aan de kant van Zwitzerland, en het kleinfte ligc aan de Duitfche zijde. Da gefchiktheid van Bazel voor den Koophandel, verichaft haar een aanzien, het welk de kunsc en de nijverheid der inwooners alleen in ftaat is , bijtezetten behalven verfcheiden nuttige Fabriquen en reederijen, waar van den gelukkigen ommekring van Zwitferland zoo zeer vervuld is, en welke aldaar met zoo veel voorfpoed gedree ven worden , heeft men te Bazel nog bovendien , door middel van de Scheepvaart langs den Rhijn, fterke verzendingen naar buiten van de voortbrengfelen des lands , en het is ook binnen de vaste muuren van deeze fchoone Stad, dat de dierbaare overblijffels van den allergrootften theologant van zijne Eeuw, van -den doorlugtigen erasmus begraven zijn, rust daar, eerwaardig overfchot van een man, die door de dweepers te veel gefchandvlekt is, om door de verlichten der aarde niet betreurd tö worden ! Uw leeven, ó grooten menfchenvriend, was even als dat van alle andere deugdzaam» ftervelingen, eene rampzalige aaneeufchaakeling van tegenfpoeden; door het bijgeloof gevloekt» door karei, meer met Loffpreuken, dan mee weldaaden overlaaden die gij veel eer verdiend II. ptEC H b-d?  IT4 REPUBLIEKEN, had; door den zagten Ucrechtfchen adriaan meer inwendig beklaagd en bemind , dan wel openlijk befchermd, zijt gij o Eerbiedwaardige erasmus ! nog het voorwerp van de achting èer braaven van de laatere Eeuwen ; dat uwe beenderen in de grafgewelven met zoo veel vreede rusten, als uwe deugdzaame ziel op deeze wereld verdraagzaamheid ademde; en terwijl uw overfchot in het fomber graf voor de woede des tijds en der menfehen zal beveiligd blijven, zal er een naageflacht opftaan, hetwelk tot aan den jongften dag, driewerf gelukkig zal noemen, de luisterrijke Stad, die u zag gebooren worden, en de gelukkige vesten, alwaar uwe beenderen tot een welriekend ftof zullen kunnen vergaderd en met dankbaare monden ge» zegend worden. Ieder vergeeve ons deeze afwijking, die wij verfchuldigd zijn aan de voortreffelijke nagedagtenis van dezen grooten Rotterdammer, waar van verfcheide wijsheid ademende brieven, benevens zijne met eigen hand gefchreeven laatfte wil, met grooten eerbied in de groote en openbaare Boekerij van Bazel bewaard worden, Keeren wij nu tot de regeeringsvorm van dit Kanton. Bazel  EENE VERHANDELING. lï$ Bazel ftond van de vroegfte tijden onder de ïieerfchappij haarer Bisfchoppen, maar dcrzelvet macht wierd trapsgewijze verminderd , tot dat ze eindelijk, en zelfs al voor de hervorming,, bijna geheel te niet was geloopen. In 't jaar 1501 voegde zig het Kanton bij het Helvethch Bondgenootfchap, en verkreeg in het zelve den neegenden rang. Van dien tijd af aan verlieten de Bisfchoppen de Stad, vestigden hun woonplaats te Porentru, en verlooren weldra ten eenenmaale al het weinige gezag en de geringe voorrechten, welke zij nog behouden hadden, Het was door de invoering van den Hervormden Godsdienst , dat de Regeeringsvorm Van Bazel, die na de Bisfchoppen in de handen der edelen vervallen was, in zoo verre veranderd wierd, dat men de AriftocratiebepziMe, en du» aan de Regeering eene meer naar een Gemeenebest gelijkende gedaante gaf. De wijze van Regeering , die thands aldaat plaats heeft, is tweeleedig; aan den eenen kant zou een oppervlakkig befchouwer dezelve enkel voor eene adelregeering aanzien, en zij i* het ook indedaad, voor zo verre zij alleen berust in de handen van eenige volgends d« wetten be- 11 3, P»4*.  Ïl6 RErÜBLIEKENj' paalde perfoonen, doch die niet van adel zijn'; en aan den anderen kant is de Regeeringswijze geheel Democratisch , dewijl de wetgeevende macht huisvest bij den grooten en kleinen raad, die beiden door 't volk verkoozen zijn. Daar wij nu met de befchouwing der dertién Vereenigde Zwitferfche Kantons, zoo als dezelven in het Helvetisch Bondgenootfchap zijn begreepen, overeenkomftig de tafel, die wij hier voren hebben opgegeeven , hebben afgedaan, zullen wij verplicht zijn overteftappen tot de aangewonnen landen als dc ahtdije van St. gall, Pays de vaud of Walliferland, Geneve , de Grifons of graauwbunders, welke hoe zeer niet onmiddelijk behoorende tot het Zwitfersch Eedgenootfchap, echter in alle deszelfs voordeelen begreepen zijn , en als bondgenooten van de 'Helvetiers aanfpraak op derzelver befcherming kunnen maaken. Dan daar het geeufins onze bedoeling is, om eene volledige omfcbrij#fng te geeven, van alle die gemeenebesten, welke zig op 's werelds vlakte hebben voorgedaan , maar alleenlijk onstebepaaleh tot de zulke, welke door hunne wifTelvalligheden en gewigtige ommewentelingen aan den wijsgeer geleegenheid geeven, om op de lotgevallen van  EENE VERHANDELING. 117 het menschdom een oog van medelyden te liaan, en een traan van deernis daar over te doen rollen : zoo hebben wij door de befehouwing der Zwitferfche gemeenebesten , die zig als eenen keeten van de gelukkigfte landsdouwen vertoonen, enkel bedoeld, eene deelneeming te verwekken bij hun, die nog eerlyk genoeg zijn, om zig over het meer of min gelukkig lot van eene republiek te verheugen, en die deugdzaam genoeg zijn, om in het midden der onrechtvaardige verdrukkingen, die thands de menschheid martelen , en die zo veele deugdzaame doch zwakke burgers tot flaaven en vlyers misvormen , gebeeden op te zenden tot den troon van den God der vrijheid, voor dea welvaart van hun, die in een eng landsbeperk beflooten , te weinig rijkdom bezitten om den naijver der Heerschzugtigen optewekken , en te veel dapperheids , om hun niet te ven-zagen. Ieder, die een weinig in de Hiftorien,vanZwitferland ervaaren is, zal daar in de abtdije van st. gall, zig hebben zien voordoen, als een klein gemeenebest op zig zelve, hetwelk den Roomfchen Godsdienst toegedaan , door een abt met zijne geestlijke raaden beftierd word; ija vroegere daagen wierd dezen abt door de H 3 larids?  Il8 REPUBLIEKEN," landsvrouwen of Heeren in der tijd, op eene gemaakte nominatie der inwooners aangefteld; welke niet zoo zeer een recht was, den inwoc* neren bi wijze van verdrag toekoomende, dan wel een voorrecht, hun door de Landsheeren gefcBonkeri, Dit voorrecht was niet als zoo veele anderen enkel gegrond op de grilligheid der Vorften, neen het ontleende zijnen oorfprong van de noodzaakeHjkheid, om door dusdanigs gunstbewyzen dat gering gedeelte van het ftrijdbaar Helvetien aan zig te verbinden , en de zugt tot vrijheid bij het volk te doen ontaarten, in ééne onverfchilligheid voor een Regeeringsvorm, die Staatkundigerwijze beftierd alleen ten doelwit had, om het volk door zoogenoemde genade betooningen in flaap te wiegen, en'het zelve in zoo verre te verblinden , dat het altoos geen oog floeg op die zaaken en omftandiglieeden , welke de ftaatkunde kleinigheeden noemt, doch die op den keeper befchouwd, eenen weezenlijk nadeeligen invloed op 's volks ■vrijheeden hebben; De abtdije van St. gall, naderhand door de voorbeelden der andere Zwitferfche Gemeenebesten , die zig voor en na van het juk der Ooftenrijkfche Hertogen ontfloegeu, opgewekt, vors*.  EENE VERHANDELING. 119 vormde zig tot een gemeenebest, het welk als zodanig door de ftandvastigheid zijner inwooners en de dapperheid zijner nagebuuren zig tot op heeden heeft ftaande gehouden. Deeze abtdije zend, eeven als de andere bondgenooten, haare afgevaardigden op die algemeenen en bijzondere vergaderingen der Helvetijche gewesten, welke hier vooren door ons breeder befchreeven zijn ; op deeze vergaderingen bekleed zij eenen rang onder de roomschgezinden bondgenooten, en is in zoo verre onder derzelver verbond begreepen , dat zij, in geval van nood, de hulp der vereenigde bondgenooten kan opeisfchen. Wat haaren innerlijken toeftand van Regeering betreft, dezelve is ingericht naar de grondregels eener bepaalde Arijlocratie, welke, voor zoo verre de wetten ten aanzien der verkiezingen , van het opbrengen van lasten, als anderzins, aan het volk eenige voorrechten toekennen , eenigfins Democratisch en dus eene Arifto- Democratie fchijnt te zijn. Edoch wanneer wij van deszelfs Staatkundige inrichtingen afdaalen op de Godsdienflige beftiering van deezen kleinen ftaat, dan kan men veilig H 4 b«-  i%Q REPÜ1LIEKEN,1 fsefluiten , dat deszelfs Regeeringsvorm enkel heiraat in eene Hierarchaak Oligarchie, bepaald door het Monarchaak van den abt, het welk wederom bepaald is, door den invloed van het volk, (hoe gering die dan ook zij) , die haaf vermogen wederom van de Staatkundige wetten ontleent. Het zijn deze wetten die door de algemeene Zwitferfche bondgenooten geguarandeerd zijn, en die dus noch door de déne , noch door de andere inwendige macht kunnen onderdrukt worden; want in zodanig geval heeft de lijdende partij altoos het recht, om zig op da gezamentjijke bondgenooten te beroepen. Wanneer men van G^neve naar het vermoogend Kanton van Bern reist, ontmoet men het land der Wallifers, of zoo als het de Zwitfers noemen , Pays de vaud, waar van de Stad Laufanne, op driebergen geleegen, de hoofditad is; even als de andere aangewonnen landen vau Zwitferland , deelt dit geweest in dezelfde yrijheeden , waar op zig de andere gewesten meer dan éénig ander volk met recht zoo zeer beroemen kunnen ; eene aardbeeving omtrent den jaare 1650 voorgevallen, heeft het aanzien der Stad buitengemeen misvormd, bus net ror-.  EENE VERHANDELING. 121 verhaalt (*') dat dit landfchap al van ouds berucht was, weegens de mildaadigheid en gastvrijheid van deszelfs inwooners, voornamenlijk met betrekking tot de ongelukkig vervolgde gereformeerden uit Frankrijk , welke vervolging eenen carel den IX, zoo zeer fchandvlekt, en de Staatkunde van den doortrapten richelieu zoo weinig eer aandoet. Van ouds af heeft Laufanne groote voorrech. ten gehad, zelfs toen het nog aan de Hertogen van Savoyen onderhoorig was; zodat, wanneer m het jaar 1527 de toen regeerende Hertog in deze (1) De Predikanten en andere , welke in Frankrijk veroordeeld wierden, hebben hier gevonden, niet alleen, ten vriendelijk onthaal, maar ook alle gunst, die vtrwagt konde worden ; want zij hebben aan de Franfche Predikanten toegclctd een Penfwen van ryf kroonen ter maand. Ja zommigen hadden meer dan tien Kroonen t-maands. Ook is in deeze laat/Ie en beklaaglijke verfrooing der kerken, het geheele landfchap met zulk een geest van liefdeen medelijden aangedaan geweest, dat een iegelijk zijn buis en beurfe geopend heeft, voor de vlugtelingen, die in zoo grooten getale derwaards kwaatnen, dat er in tLaufanne alleen meer als twee duizend geweest zijn. Zie burnet reize door ZwitfsrUnd, lt-Hen enz. bladz. 92 en volfe, v.rg, coxe, H s  122 REPUBLIEKEN deze flad zijne intrede deed, de Gouveraeur hem bij het overgeven der Stads-fleutels dit merkwaardig kompliment maakte : Ik geef u deze fleuteh over van onze ftad, niet opdat gij daar in heerfchen zoudt, maar opdat gij 'er geruster faapen moogt. Nadat die van Bern, de Stad aan den Hertog hebben ontnomen, hebben zij haar haare voorrechten en vrijheden laten behouden, zoodat de Baljuw, die 'er van Bern gezonden wordt, daar binnen geen ander gezag voert, dan enkel over de Univerfiteit en de Studenten; zijnde aan de Stad zelve alle foort van rechtsgebied zo over dezelve, als over haar ban gelaten. De Regeering h 'er bijna op dezelfde wijze ingericht als in de meeste Heden van Zwitzerland. Men heeft 'er eert Raad van tweehonderd, met eenen opperften, die Burgemeefter genaamd word, beneevens een kleiner raad van zestig, en een andere van twee en twintig leden • well e laatfte de gewoone burgerlijke zaaken behandelt , terwijl het krimineele alleen ftaat aan dat gedeelte der Stad , 't welk men het vlek noemt, , volgends eene vergunning van Keizer S1CISMÜND, Het  EENE VERHANDELING. 123 Het is in het land van Vaud, en in alle de Valleien aan den voet van den berg Jura, eene beftendige gewoonte, dat de ingezeetenen nooit te kerke gaan , zo der geweer, (hap. haan en bajonet, die zij geduurende de predikatie tusfehen dé beenen houden , of dezelve in een hoek van de kerk ophangen, aan rekken tot dien einde gemaakt. Hoe vreemd ons deeze gewoonte ook moge voorkomen , hoe onbegaanbaar het fchijne met den vreedzaamen Godsdienst van jes u s, dat men denzelven gewapend bijwoone en verrichte, zodat het defpotifine en ariftocratie veele fchijnredenen zou kunnen bijbrengen , om zodanige gewoonte af te keuren , en af te fchafFen , wij moeten echter deze vrijheidlievende dal-bewooners gelijk geeven , wanneer wij in aanmerking nemen, dat de vrijheid (leeds gevaar loopt, van meer openlijk of bedektelijk , belaagd en onverhoeds aangevallen te worden, dus zij fteeds gewapend en op haare hoede dient te zijn; fchoon aan den anderen kant de aandoenlijke menfehenvriend zich naauwlijks van traan en kan onthouden , wanneer hij befchouwt, tot welke onvoegzaamheeden geweld en overheerfching den vrijën mensch genoodzaakt heeft, wil hij zijn dierbaarfte voorrecht blijven be- waa.  124 REPUBLIEK.!!?, waaren. Helaas! geweld en heerschzucht ontzien heilig noch onheilig, om haare helfche oogmerken uit te voeren, en het menschdom te onderjukken. De vrijheid is zelfs in het heiligdom en bij het altaar der Godheid niet verzekerd voor overvallen en gematst te worden 1 Doch laat ons ons onderwerp vervolgen. Met eerbied nader ik uwen wal, vermaarde Stad, die aan de boorden van het meir naar u genoemd , tot een fleutel van Zwitserland en een bolwerk van deszelfs vrijheid veritrekt. Gerieve, het welk een groot gedeelte der Proteftantfche kerken , als haare moeder-kerk erkent , aan wier voorbeeld en de wijze lesfen van den vermaarden kalvijn , zij haar ontflag en bewaaring van het monftef van Hiërarchie , zoo ver zulks ten minnen mooglijk fchijnt te zijn onder het bedorven mensch-. dom , dank weten. Ach waarom heeft eenevlek , een gewrocht van het heilloos bijgeloof , dat wel eer de vervolging en den dood. der ketteren aanprees, deze moeder-kerk bezoedeld? Waarom dulde kalvijn den doodvan servet? Waarom leende beza zijne- pen,  Ê'EfJE 'VÊRHANDELlNG. 125 "pen, om dien verderflijken en onnatuurlijker! grondregel, dat ketters ook met de dood geftraft kunnen worden, te verdedigen? Een (laat, die geheel volmaakt is, gelijk een geleerd en menschkundig-fchrijver wel aanmerkt, is een aangename hersfenfehim, dewijl het menschlijk gedacht geduurig fukkelt aan oude gebreken, en zoodanig ook zal blijven tot aan het einde der dagen; (*) maar is 'er één ftaat, die naast aan de volmaaktheid komt, dan is het die van Geneve. De fouvera'miteit berust hier t' eenemaal rechtens in het volk, dat is in het ligchaam der burgeren, hier toe bevoorrecht, welke eenen algemeenen raad van ongeveer 1500 leden uitmaaken; zodanig dat geene wet of befluit eenige kracht heeft, dan van dezelve goedgekeurd zijnde. Ten dien einde worden telkens, wanneer 'er iets van gewigt voorvalt, waar omtrent men 's volks goedkeuring of verwerping moet innemen , de Burgers met klokkenflag faamgeroepen, die dan de zaak, bij meer- der- (*) n ie me y er Charakttrh jjltl Bybelt. III. Da!. I. Stuk BlaAz, 45.  I2Ö REPUBLIEKEN, derheid van ftemmen, onherroepelijk beflisfeö. Ondertusfchen wordt het fouverain gezag gemeenlijk waargenomen , doch in naam de» volks, en bi verregenwoordiging, door onderfcheiden Raaden , als het ligchaam van den Ma* giftraat, beftaande uit vier Sijndici welke met nog eenentwintig leden den raad van vyfëtttwintigen uitmaaken. Deze raad vertoont de waardigheid en majefteit der Republiek , en neemt in den eerften opflag kennis van ftaatszaaken en doet dikwijls de zulken af, die van geen groot belang zijn, zonder Lmand te kennen. Deze vier Sijndici worden door de Burgerij verkozen uit de Raadsheeren. Zij bekleeden hunne waardigheid maar één jaar, doch treden met eikanderen , het vierde jaar daarna weder in dienst, ten zij 'er iet tegen hun ware. Eene bepaaling, gefchikt om voor te komen , dat zij zich niet re veel .gezags aanmatigen , en gevaarlijk worden voor de vrijheid. Behalven dezen is 'er een raad van tweehonderden , waarvan die der vijfentwintigen een deel uitmaakt. Deze raad ftrekt tot bewaaring en handhaving van de fouverainkeit des  EENE VERHANDELING. 12? des volks. De leden worden genomen uit het ligchaam der Burgerij, fnaar de verkiezing gefchied door den kleinen Raad , dat is, dien der vijfentwintigen. Zorgvuldig heeft men ook bepaald, ten einde alle famenfpanning tegen de vrijheid der Burgerij voor te komen, hoe weinige nabeftaanden 'er in dezen Raad te gelijk zijn mogen. In den kleinen is 't geen twee perfoonen van denzelfden naam en familie geoorloofd zitting te hebben , veel min vader en zoon of fchoon-zoon, of twee fchoon-broeders; in den grooten neemt men op het me»st zes zodanigen, en niet meer dan één vaderen twee zoons, of drie broeders te gelijk. Nog is 'er een derde Staatsraad van zestig perfoonen; te weten, deze beftaan uit de 25 leden van den kleinen en nog 3 5 leden van den grooten Raad. Het ambt van den Procureur-Generaal verdient bijzonder onze aanmerking: Deze is als de middelaar tusfehen het volk en de regeering, en moet toezien op de handhaving der wetten en der rechten van de burgerij, opdat de ingezetenen niet verdrukt worden of eenig nadeel lijden; waaromtrent hij derzeiver klagten bij den grooten Raad inbrengt. Wie  Ï28 REPUBLIEKEN^ Wie zou zich niet verbeelden, dat de vrij'* heid vmGeneves burgeren achter zoo veele bolwerken voor altijd beveiligd was ? Doch neen! de heer.-chzucht der Ariiïokraaten weet alles te ondermijnen, en niets is voor haare inkruipingen ongenaakbaar, Gerieve is in de gefchiedenisfen een doorluchtig voorbeeld. hoe de rechten van den vrijgeboren mensch aangefchonnen worden, hoe de burger geftadig en rusteloos moet kampen en worltelen, onophoudelijk op zijne hoede zijn, zo hij zijne vrijheid en voorrechten wil bewaaren. Niet alleen dat meermaalen de grootfle wakkerheid en onvertzaagdheid gevorderd wierden, om het geweld der Hertogen van Savoien, die van ouds aanipraken op het gebied der Stad maakten, af te weeren , maar inwendig binnen de muuren was het gevaar ongindig grooter. De algemeene vergadering der burgeren werd van tijd tot tijd verfchoven, naauwlijks zag men hen meer famenkomen; het voorwendzel was , dat deze last te groot ware voor den burger, om telkens te vergaderen , met verzuim dikwijl* van hunne huislijke bezigheden. •— Wie weet, hoe veelen men hiervan overreed, en door die fchoonfehijnend voorwendzel had in flaap gewiegd t  EENE VERHANDELING. Ï2£ wiegd? Burgers, die hunne vrijheid beminnen, behoorden uit dit Voorbeeld te leeren, om altijd op te letten, én des te meer te wantrouwen, hoe ftreelender vleitaal de grooten tegens hun voeren. Eindelijk gingen de oogen ópen, verfcheiden keeren zag men, bijzonder in het begin dezer eeuw, pogingen in het werk flellen , om de voortkruipende Ariftocratie te beteugelen ; men kwam Zelfs tot daadlijkheden. —— Meermaalen werden akkoorden getroffen, die even zo dikwifs door den Ariftocraat werden verbroken en met voeten getreden. Tot dat ten laatften de lang - getergde moed der Genevoifen in onze dagen ontvlamde , en den Aridoeraat beteugelde. — Deze, Ziedende van wraak en liever zijn Vaderland ten prooi ziende aan het verderf, droeg zorge de hulp van buitenlandfche Mogendheden te verkrijgen ; de troepen van Frankrijk, dat Frankrijk, welk de vrijheid aan den Noord- Amerikaan heeft herfield , maar aan den anderen kant het dapper Korfika onderjukt heeft, ver2enigdeti zich raet de legerbenden van den Koning van Sardinïèn, Hertog van Savoyen , en het nabuurig Kanton Bern voegde hier zijne Regimenten bij ; de verëenigde legers floegen zich voor Geneve neder. De Zwitztr leende dus zijnen arm, óm II. D&Et. J zijnes  130 REPUBLIEKEN, zijnen bondgenoot van zijne-vrijheid te beroo- veu. Wat zou nu de vrijheid-liefde hier vermogen tegen de faamverëenigde magt van drie verbonden mogendheden? De edel¬ moedige burger verkoos te buigen , liever dan zijne vaderfiad te zien vervvoeften, het welk de Ariftocraat in koelen bloede zou hebben aanfehouwd! zoo geweldig is de zucht om te heerfchen! De Overheerfchers traden dan aan het hoofd der vreemde troepen ter Stad in, die tevens door een aantal van haare werkzaamfle en beste burgeren werd verlaten.; welke liever verkozen in Jerland, van de wereld afgefcheiden, zich neder te liaan , dan hunnen vrijen hals onder het juk van magtige medeburgers te buigen. Nu was de voorige welvaart van Gerieve aan het kwijnen geflagen , de gedaante der Stad was doodschen treurig; maar wat raakt dit den heerschzugtigen ? Hij zit op den eereftoel, en dat is zijn wensch en leven.' Thans, denkt mijn lezer, is het uit met de vrijheid , die Geneve zoo lang heeft gehandhaafd de beste burgers geweeken, ver, heel ver uit het Vaderland! de Ariflocratifche Conftitutie, geguarandeerd door drie mogendheden , is nu onwankelbaar gevestigd? , Het is voor  EENE VERHANDELING. t§t Voor de weinige eerlijken en deugdzaamen, d'4 onder het juk zuchtende , echter te naauw aan hunnen geboorte- grond verkleefd waren , ottmoogelijk, om ooit eenige uitkomst te hoopen, of zelfs te denken aan het herltel der vrijheid. Doch zó wankelbaar zit de magt, die haarea grondflag niet heeft in recht en billijkheid, en die nietonderfchraagd word door de liefde en genegenheid der burgeren. — Onvoorziends bezielt de oude Enihufiasmus voor de vrijheid de in. wooners van Gerieve , onverziends loopt men te wapen , doet den Ariftocraat beven , bedwingt het vuur der gewapende foldaaten , wel* ke de overheerfchers als hunne lijfwagten aanmerken , met geweld van water, uit de brand. fpuiten. Geene middelen zijn te vreemd, wanneer de zucht tot vrijheid een volk bezielt. Dan is een olT.nllok een geducht wapentuig in de hand van samgar , wanneer hij zin Vaderland befchermt tegen den Krijgskundigen Filiftijn, geene magt vermag de magt te Weêrftaan, welke de vrijheid en het Vaderland een recht geaard volk doen uitoefenen. \ti weinige uuren is de vrijheid van Geneve heriteld; het geen onmoogelijk fcheen in het oog der wereld, is daadlijk gebeurd. Gelukkig, driemaal gelukkig Geneve zonder groote bloêdI a ftor-  132 REPUBLIEKEN, ftorting, en dit is het wenschlijkfte voor den vriend van het menschdom , hebt gij gezege. praald! Onder de begunftiging der Voorzienigheid, die u een gepast oogenblik deedt waarneemen, kunt gij nu bij het genot van volksvrijheid, weder bloeien. Gij hebt niet tc fchroomen , voor uitheemfche magt, nu Frankrijk zelf werkzaam word, om het Staatlijk gebouw der vrijheid op te rechten op vaste grondflagen! 1 Toon o Geneve, datdeugd- zaame burgers, die zich onderwerpen aan, en gedraagen naar de voorfchriften van het Natuurrecht , aan alle menfehen eigen , de vrijheid weten te genieten,zonder voor losbandigheid of regeeringlooiheid te vreezen te hebben. De Hemel zegene u! De ahnagtige, die zich verblijd in het geluk zijner fchepzelen, beveilige en befcherme u met den arm van zijn Alvermoogen! Met deezen wensch verlaten wij het gelukkig Geneve, waardig, dat elk vrijheid-minnaar het zegene, en fpoeden ons tot het voltooien van onze befchouwing der Republieken. In eenen hoek van Dalmatïên verfchuile zich de Scad en Republiek van Rsgtifa: klein van  EENE VERHANDELING. I33 van uitgeftrektheid, maar groot van vermogen. Alle de inwooners kunnen rijklijk hun beftaan vinden , en de Koophandel bloeit , zodat de Stad weinige jaaren geleden drie of vierhonderd Scheepen in zee hadt. Haare regeering is Ariitocratisch, zij heeft haaren fenaat en Edelen, doch ter beteugeling van de uitfpoorigneid in het gezag, gaan alle de Ambtenaaren om de zes weeken af, en de doge of Hertog verandert elke maand. Door de gematigdheid der regeering is de rust binnen dezelve gehandhaafd, en alle onrust word zorgvuldig buitengeflooten, met het fluiten der poorten voor Zonnen-ondergang. Dus heeft deeze kleine Staat zich eenige eeuwen traande gehouden , onder de belcherming van den Turfchen Sultan, wien Ragtifa eene jaarlijkfche fchatting betaalt van 25000 gouden kroonen. ■ Voor deeze fom ver- leent de willekeurigfte defpoot zijne befchir- ming aan de ftille vrijheid. Dit moeten wij nog van' het gemeenebest van Ragufa aanmerken: Het mag niet anders, dan eene enkele Steenklip zijn, men ziet er echter zo veele boomgaarden van mijnhen, lauwrieren, wijnltokken enz. dat, die er voorbij vaaren, daar door als in verwondering worden weggerukt.— Een bewijs van die eeuwige waarheid, dat da I 3  i3i republieken; vrije mensch , het kunstwerk der Godheid „ door ijne werkzaamheid en ijver in Haat is, om de barre rotzen en onvruchtbaare woefHjnen in koorenrijke akkers , grazige landsdouwen, of bekoorlijke lusthoven te veranderen , terwijl hij, die een flaal is geworden, den grond welken hij betreedt, als 't ware, befmet, zoodat die , als door een' vuurigen ooitenwind verzengd en verfchroeid, nu weigert zijnen bewooner, als zulks onwaardig, te voeden! Welk een akelig tooneel , zoo affchuwelijk voor een gevoelig hart , als de befchouwing vaneen ftlHeii en vrijen Staat, hoe klein die ook zïj, bekoorlijk was, ontdekt ons Poolen? Een wonderlijk faamenltel van Staatkundige ConfHtutie! Een Koningrijk, eene Republiek, beide te famen, en geen van beiden. Een Koning, die geenen invloed heeft, om de losbandigheid der trotfche edelen te beteugelen ,ende verwarringenen verwoestingen, die zij allerwegen aanrechten, te fluiten. Edelen, die in dedieplte onkunde, verwaand op hunnen adel, al wat menfchelijkheid heet, met voeten treden, AÜe de gebreeken van het gedrochtelijk Leenrecht heerrenen hier; „ een recht," gelijk [feil n  EENE VERHANDELING, I35 Uit (/) te recht ichrijft, zonder grondwet en van duizenderlei gedaanten ; een onbepaald recht, op het vooroordeel, op overleveringen, op gewoonte gegrond, en derhalven altijd voor den Iterkeren buigzaam en fchiklijk; een voortbrengzel der barbaarschheid , het welk de flavernij en de dienstbaarheid heiligt, en alle verzachting de/ zeden bijna onmooglijk maakt." De regeeringsvorm van Pooien bedoelt, zegt montesqui-eu ergens, de onafhanglijkhdd van bijzondere lieden, en eindigt in de gruw- zaamfte onderdrukking. Hoe beklaaglijk is het, dat een groot en moedig volk, gelijk in de daad de Pooien zijn , onder eenen Koning, die beter tijden ^vaardig was, nog bijna in de duifternisfen van de veertiende eeuw gebleeven zijn! een volk, het welk geduurende veele eeuwen wanorde en verwarring voor vrijheid aanziet, een volk, door ongebondenheid en Ik- vernij even zeer ongelukkig. Welke zijn de gevolgen geweest ? Inlandfche beroerten , ftroomen van burgerbloed hebben gevloeid en de verflagen lijken der burgers hebben Po/ens graan- (l) Gefchied, der Mcnsckheld. II. Deel. Bkdz. 412. I 4  3$ti REPUBLIEKEN, graanrijke velden vet en vruchtbaar gemaakt; eindelijk hebben drie magtige nabuurige mogendheden , met welk recht ? fpant vrij uwe vermogens in, gij, die kundig zijt ia het Recht der Natuur en der volken , en zegt ons, met welk recht? Poolen verdeeld, en elke voor zich eenen grooten brok lands daar van afgefcheurd. .En wat het overgeblevene betreft, Helaas! te vergeefsch hoopte de menfchenvriend, dat die overig gedeelte uit de handen van het Defpotifmus eene vrijheid zou verkreegen hebben, welke, indien het die wel zou weten te gebruiken , voor hetzelve het gelukkigfle werktuig van eene waare grootheid en duurzaamen bloei kou verftrekken. De uitkomst heeft deze verwachting te leur gefield. De Staatkunde heeft den ellendigen toefland van Poolen verergerd, indien die kon verergerd worden, zjj heeft dien 011. herflelbaar gemaakt! Zie hier het fluk , door de afgezanten der drie Mogendheden den 13 September 1773 evergeleverd ; het welk den lezer het beste denkbeeld zal geven van de veranderingen, verbe. teringen kunnen wij niet zeggen, in het Rijks'gsftuur van Peolen gemaakt. „ De  EENE VEEHANDELING. 137 „ De Hoven ftellen zoo veel belangs in de bevrediging van Poolen (m) , dat terwijl men gereed is, om de verdraagen te tekenen en te bekrachtigen, de Staatsdienaars geen oogenblik van dien koftelijken tijd kunnen laaten voorbijglippen , zoo noodzaaklijk tot herftel der orde en rust van dit Koningrijk. Wij leveren daaf om nu aan de afgevaardigden over een gedeelte dier Hoofdwetten , omtrent welker bekrachtU ging onze Horen geen tegenfpraak zullen dulden." „ I. De Poolfche kroon zal voor altoos verkieslijk , en alle opvolging uitgeflooten zijn;wie ook deze wet zal tragten te verbreeken, zal een vijand zijns vaderlands verklaard en als zodanig geftrafc worden." («) »> H. f» Alle tijden zijn aan elkauderen gelijk! Dehecrschzucht fpreekt altijd dezelfde taal. Eerst zachte en flreelende woorden , van bevredigen, rust her/lellen, maar het einde (leekt als de liaan van den Scorpiöen, geen te;enjpraak dulden. Wanneer zal eens een vrijmoedige wijze opftaan , die ons in een woordenboek de echte betekenis van da taal der heerschzucht vertüaaren, en hei menschdom verlichten zal? 00 Doer dit eerfte Artikel wordt het huis van j j Szxcr.  ■138 REPUBLIEKEN, II. Vreemde dingers na de kroon, de geduurige oorzaak zijnde van onlusten en verdeeldheden , blijven voor altoos geweerd , en zal men vastftellen, dat voortaan geen perfoon tot Koning van Polen en groot- hertog van Lithauwen kan verkoozen worden , dan een gebooten Pool van adeiijke afkomst, en Landgoederen in het Rijk bezittende. De Zoon , of kleinzoon eenes Konings van Poolen kan, onmiddelijk na den dood van Vader of Grootvader, niet verkoozen worden: naa het tusfchenverloop van twee Regeeringen, zijn zij eerst verkiesbaar." (0) „ III. Het Rijksbeftuur van Poolen zal voor altoos vrij, onafhanglijk, en van eenen gemeenebest-regeerings-vorm wezen." (p) IV. Saxen met alle vreemde Vorflen , die door de Landen hunner Erfhecrf'chappij gewig: aan Polen zouden kunnen b jzetten, onbekwaam veiklsard , om den Pool/(.tien troon te beklimmen. (o~) Door bet tweede verdwijnt alle uitzigt op erflijke oppermogemiheid, en blijft het Rijk blootgefteld aan alle de onheilen van eene verkiesbare Monarchie. C/0 TJoor het derde wórdt het liberum veto , mn alle  EENE VERHANDELING. 139 „ IV. Het waare beginfel des gemelden Rijksbefluurs beflaande in de flipte uitvoering der wetten, en het evenwigt der drie Staaten, naamlijk de Koning, de Raad en de Ridderorde, zal er een flandhoudende Raadsvergadering opgerigt worden , bij welke de uitvoerende magt zal huisvesten. In dezen Raad zal de Ridderorde , tot hier toe uitgeflooten van hec beduur der zaaken , in den tusfehen tijd der Rijksdagen, toegelaaten worden," (jf) Hoe laag is een land niet vernederd, in hes welk vreemden de wetten en Conllitutien voorfchrijven , en dat zijn regt aan de tusfehen» komst van een buitenlandsch leger verfchuldigd moet zijn! De Inwooners van Poolen worden verdeeld in edelen , geeftelijken , burgers, en boeren; deeze laatflen zijn allen lijfeigenen of flaaven, en alle Je verregaande voorregten der Edelen in de grootfte uitgeflrektheid bekrachtigd. (?) Door het laatfle zijn de voorrechten der kroon, bevoorens reeds te zeer gefnuikt, nog meer verminderd,  14-0 REPUBLIEKEN,' en de waardij van een landgoed wordt niet zo zeer gerekend naar de uitgeflrektheid des gronds, dan wel naar het getal der boeren, die van den éénen meelTer tot den anderen overgaan, als zo veele beeften. Het is waar, eenige wei- üige edelen, waardig, dat de menschheidhunne gedachtenis door ftandbeelden vereeuwige, omdat zij haare rechten erkend en geëerbiedigd hebben! hebben volgends de beginzelen van waare edelmoedigheid gehandeld, en het gewaagd , vrijheid aan hunne boeren te fchenken. De eerffe Edelman, die zijnen boe¬ ren vrijheid verleende, was zamolski, voorheen groot Kanfeliér; in den jaare 1760 gaf hij vrijheid aan zes dorpen in het Palatinaat van Mafovia, en zijn doorluchtig voorbeeld is door eenige weinige gevolgd , en door Prins stanislaus, neef des Konings van Poolen met veel ijver onderlleund Doch met dit alles is de heilfland dezer bevoorregte Poolfche Boe. ren niet vast; want, fchoon een Heer hun vrijheid fchenke, kan hij dezelve aan hun niet verzekeren ; de opvolger van den Heer kan hen weder in den ouden ftaat van flaavernij dompelen, Met weinige woorden:de volgende is detoefiand van  EENE VERHANDELING. I4t van Poolen. Een verkieslijk Monarch met eene zeef bepaalde magtj de groote officiers van Staat bezittende hunne bedieningen, voor hun gantfche leven: en onafhanglijk van 's Konings gezag; Koninglijke leenen; de groote Adel boven bedwang; de Edelen alleen vrij, en bezitters van Landen, Leengoederen, Krijgsdienften en grondgebied; de Koophandel kwijnende, de Burgerftand verdrukt, de Boeren flaaven. — Kortom de Poolfche vrijheid de bron der ellenden van Poolen; en Ptolen het ongelukkiglte aller landen. Deverltandigen onder de Inboorlingen zeiven erkennen dezen betreurenswaardigen toeftand. Een perfoon, wel bedreeven in de Landswetten gaf aan coxe, wiens brieven goede en leerzaame berichten behelzen, op zijne verwondering in ieder geval van misbruik der vrijheid, ten antwoord': „ Indien gij de verwarring en regeeringloosheidkendet onzer Rijksgeftelteniffe, zoudt gij u over niets verbaazen: menigvuldige bezwaaren zijn er onvermijdelijk in de beste geregelde ftaaten ; wat moet dan het lot van ou» rijk niet wezen, 't geen van alle Staats-befluu- ren het flegtfte heeft?" ■ Een ander, hec jammerlijk lot zijns Vaderlands beklaagende , liet  REPUBLIEKEN, liet zich dus hooren : „ De naam van Pook» is nog overgebleeven , doch het volk beflaat niet meer: een algemeen bederf, en omkoopbaarheid Wordt bij lieden van allerlei rang gevonden. Veelen van den voornaamften adel fcbaamen zich niet, jaargelden van vreemde Hoven te trekken, Deeze geeft zich openlijk uit voor een Ooftenrijker, een tweede voor een Pruis, een derde voor een Franschman, en een vierde voor een Rus." Nu behoeven wij ons niette verwonderen, wanneer deze zelfde Reiziger ons van den toeftand des lands zegt, zoo ais hij dien vond tot aan Crakow weleer de hoofdftad van Poolen. „ De wegen waren (legt, de dorpen weinig , en zagen er boven alle befchouwing deerlijk uit; de hutten alle van hout gebouwd , fcheenen de verblijfplaatzen der ellende, alles droeg de doorflaandfte merkteekens van de uiterfte ar. moede. Crakow zelf is wel ruim van om¬ trek met haare voorfteeden, doch zo fchaars bevolkt, dat de voorfteeden naauwlijks 16000 zielen bevatten, en de ftad buiten de voorfteeden ^telde in 1776 niet meer dan 8894 zielen. Elk huis bijkans draagt de droeve merktekens van vervallen grootheid, de kerken alleen fchijnen den  EENE VERHANDELING. 143 den ouden luifter behouden te hebben." Zijne befchrijving van de landsgefteldheid tusfehen Crakow en Warfchow, de tegenwoordige hoofd- en hofftad , is niet een zier vrolijker: „ zonder, met de daad deezen oord doorreisd te hebben, zou ik mij naauwlijks een denkbeeld hebben kunnen vormen van eene zo naare landftreek; eene diepe llilte en fombere eenzaamheid heerfchen, door bijkans die geheele uitgeilrektheid , en met weinig tekenen van een bewoond , en nog minder befchaafd land. ■ Warfchow heeft over 't algemeen een droevig voorkomen, en levert den fterk bij elkander afüeekenden toon op van rijkdom en armoede, van weelde en behoefte, 't geen in elk gedeelte van dit ongelukkig Land heerscht. De llraaten zijn ruim maar liegt onderhouden; de Kerken en openbaare gebouwen groot en trotsch; doch het grootile gedeelte der huizen, bovenal in de voorlieden, is gering, betraande uit ongefchikt opgehaalde houte hutten," Neen, mijn hart krimpt, mijn menschlievende geest'weigert zich langer te bedroeven met het befchouwen van deze akeligheden ! Indien dc" Hemel eens de beginzelen van waare Vaderlands» liefde, van edele bezeilen van de vrijheid e» waar-  144- REPUBLIEKEN, Waarde des menfehen, van eensgezinde bewegingen tat bezorging van het algemeen belang den Poolen , indedaad een grootmoedig volk, inboezemde; indien eens de dartelheid der edelen, beteugeld wierdt; hoe zou de werkzaamheid herleeven, hoe zou de welvaart het gelaat des vetten en vruchtbaaren aardrijks in Poolen vernieuwen? da» zou de boer al juichend het goudgeele koorn inzamelen, de burger en Koopman door bloeiende handteeringen en vrij vertier rijkdom en overvloed in dat Land brengen, daar de gunstbewijzen des hemels thans vernietigd worden door de verkeerheid der menfehen, dan zou de adel eene waare grootheid genieten. Poelen zou niet meer de Speelbal der vorften behoeven te wezen , maar zijne onafhanglijkheid kunnen handhaaven tegen allen ,( die er eenig attentat op zouden durven wagenWie wenscht niet zulk eene gezegende omwenteling aan de ongelukkige Poolen toe , indien hij waarlijk een menfehenvriend is ? Thans itrijkt mijn befpiegelende geest, vermoeid van het befchouwen van zoo veele rampzaaligheden, daar het ongelukkig menschdom mede worftelt , neder in Nederlandfche gewelten , in mijn Vaderland. —— Welks vrijheid  EENE VERHANDELING. 14$ heid en gezegende toeftand door zoo veel pen. nen plagt geroemd te worden! „ Aan de Belgifche oevers, het zijn de wOor. den van iselin (/')> in ftreeken, waar reeds dikwijls de bloeiende Koophandel den verlichten en gelukkigen burger op de vrijheid of onafhanglijkheid belust gemaakt had: waar de meefle Steeden en landen reeds lang groote voorrechten verworven, en eenen uitmuntenderi trap van bloei en bevolking bereikt hadden; werdt de geest der vrijheid in de zestiende eeuw gaande." „ Verfchrikli'ke onderdrukkingen en vervolgingen zetten denzelven aan , en rechtvaardigden hem. Zijne gevolgen waren ongelijk. Öe rijken en verwijfden, (de X Provinciën) vielen weder in hunne ketenen. De armen en dapperen (de VII Provintié'ti; bevochten, nadat zij lang te vergeefsch een' Heer gezocht hadden, eene volkomene onafhanglijkheid." „ De rijkdommen, de koophandel, de welvaart verlieten weldra de eerden, en fteegen bij da Cf) GefchUd. der mtnschh- II Dttfi Blaix. 2fij. II DML» K  I4Ö REPUBLIEKEN, de Iaatften in den fchoot der vrfheid tot Zulk eene hoogte, welke zij noch in het naarftig Karthago, noch in het fchrandtr Venetiën ooit be-< reikt hadden. Met eene buitengemeene fnelheid verhieven zij , van groote deugden onderfteund , dit nieuw gemeenebest tot eene grootte , waardoor het voor de grootfie Monarchen der aarde ontzachlijk wordt." ,, Door den overvloed, de rust en de weelde ontzenuwd, door zwaare en kostbaareoorlogen uitgeput, verviel het zedert in eene onmagt, die nog duurt, en nog veele Eeuwen duuren kan.' Indien niet door de laatfte hevige fchokken van mijn Vaderland de gemoederen nog te zeer verhit waren, dan dat bedaarde befpiegeling en befchouwing meteenen vrijen tred ongehinderd zou kunnen omwandelen, welk eene ftofFe voor wijsgeerige overdenkingen zou deze Republiek niet opleveren ? —— Wat zou er niet te leeren zijn, uit de menigvuldige en eikanderen geftadig vervangende omwentelingen en fchokken, die Nederland heeft moeten doorftaan? —— Eene Republiek, gevestigd midden onder het gedruis der wapenen, toen er noch plaats noch gelegen-  EENE VERHANDELING. 147 iegertheid was, om een geregeld plan van regee. rings-vorm vast te (tellen-, buiten en behalven enkel en alleen de zoo vermaarde, en zoo goed naartijds-omltartdighedenmooglijk wasjingerichte Unie van Utrecht, welke echter naauwlijks als een grondwet kan worden aangemerkt, daar zij een verbond tusfehen vrijë en onaf hanglijke geWesten uitmaakt; eene Republiek, even om die teden, in onderfcheiden tijden zoo onderfcheiden befhmrd', zou ons den bijzonderen zegen des Hemels en der voorzienigheid doen eerbieden, die door de koele en bedaarde gefteldheid der Batavieren met taai geduld en lijdzaamheid te wapenen , ons Vaderland tot hier toe heeft iïaande gehouden, als een wonder in het oog van alle Wijsgeeren. Thans is door de inwooners van allen rang en ftaaten de oude Conflitutie of regeeringsvorm van deze Republiek met plegtigen eede bezwooren , wij twijfelen daarom niet, of de ééne of andere kundige pen zal ons den eenen of anderen tijd in een opzetlijk daartoe gefchikt, onpartijdig , mensch- vaderland- vrijheid- en waarheidlievend werk onderrichten , hoedanig het met de eigenlijke aart van deze oude Conftitutie der Republiek gelegen is. K a Db-  148 REPUB. EENE VERHAND. Dewijl wij tot een onderwerp van deze natuur ons vermogen te Zwak kennen , maaken wij hier eene einde van deze Verhandeling over de Republieken. Ach! mogten eens alle verwarringen over de geheele aarde eindigen in een algemeen herftel van het geluk en de waardigheid der men. fchen ! Mogten wij of onze nakomelingen uit alle duifternisfen een heldere zon van vrijheid en welvaart zien doorbreken, en het menschdom zich verëenigen, om door deugdzaamheid en edelaartigheid het algemeen weizijn te ve»tigen, zoo ver er volken woonen! ——  DE V R IJ H E I D. TPoen de aarde was gezoldert op zijne vesten; toen de afgronden in hunne hooien gekerkerd, en de natuur met alle haare voorbrengfelen gefchapen waren 1 —— eischte de wonderdoende God, dat er zekere verhevene fchepzelen, in den allervolmaaklten Hand zouden gewrogt worden; deeze fchepfelen, hoe zeer van hunnen eerden Hand , naderhand ontaart, bleeven echter de evenbeelden der Godheid, voor zoo veel de eigenfchappen van den Alregeerder aan hun zijn meedegedeeld, en 't is uit dien hoofde niet alleen maar ook uit hoofde der betrekking tusfehen God en den mensch, dat wij vrij en onafhanglijk gebooren zijn. Deeze natuurlijke vrijheid, die in de eenvoudigheid der eerfte tijden, zoo agtbaar en verheeven was, moest den mensch aanleiding geeven , om zijn geluk te bewerken, het welk hij, zijné klndschheid ontwasfehen , bij de voortplanting van zijn geflagt, begreep, daarin ce K 3 1*-  ISO DE V R IJ H E I D. beftaan, dat hij eene burgerlijke vrijheid infietde om zig te beveiligen , tegen de onderneemingen van zijns gelijken. Deeze Vrijheid, die niet beftaan kan , zonder deugd, nam allengs, en naar maaten de ondeugden toenaamen , bij trappen af, zoodanig , dat de ftoutmoedigfteii, door list en geweld, zig eene heerfchappij begonden aantematigen , en die vervolgends op zommige plaatzen zoo krachtdadig uktebreiden , dat de mensch genoodzaakt wierd, zijn goederen en leven te ftellen in handen, van een of meer dwingelanden. Het menschdom onder hun wredelijk gefolterd , wierd wanhopend! enigen naamen het zwaard in de vuist , en , door een allesoverheerfchend enthuziasmus bezieid, ontrukten zij zig aan de woede der gekroonde barbaareu, en verdeelden zig in gemeenebesten! anderen minder magtig, of minder onderneemend', waaren tevreede, dat zij zeekere voorrechten bedongen, die in de daad niets anders waren, dan overeenkomften , om Biet meer zoo geweldadig behandeld te worden. ? Dus is de vrijheid, die ons in eenen zoo volkomen graad toebehoorde, een prooi geworden van  DE v R IJ H E I D. Ï5t van 't geweld, en afhanglijk gemaakt van hun , die volftrekt geen recht hebben. om hunne natuurgenooten te beleedigen of te verdruk- ^£„1 en egter is zeeker gedeelte van het men'schdom nog dwaas en barbaarsch genoeg , om even als ixion (s) eene fchaduw te omhelzen , en te gelooven, dat zij de vrijheid in de daad bezitten.— Is het vrijheid , dat een Koning nog zoo ver boven de wetten verheeven is, om woedende oorlog ;n, die landen en volken verdelgen, zonder kennis van de hoofden zijn's volks te kunnen ondemeemen ? is het vrijheid dat hij naar zijnen willekeur drukkende belastingen oplegd, en over de goederen zijner onderdaanen befchikken mag ? is het vrijheid , dat hij de wetten kan doen fpreeken en zwijgen als hii wit ? Is het vrijheid dat men in een Republiek, de vrijheid der drukpers aan ijzeren banden legd ? dat men in Venetien enz. Raads. heer, Scheepen en Burgemeester word, niet om t volk gelukkig te maaken , maar om zig zelf in aanzien te brengen, zijne familie tot patrices te vor- (sj De fabel leerd ons van ixion dat hij de wol. ken wilde omarmen; ovidius. K +  Ï5* DE U1JHEIB, vormen , en anderen van het hunne te b*-_ rooven ? Neen, deeze dwingelandij loopt te zeer in 't oog, om die niet te verfoeien, en echter heeft men de kunst uitgevonden, om 't gemeen te doen zweeren , dat het vrij is. Zoo lang een gemeenebest, zig op geene vaste pn evenreedige Confiiiuiie of regeeringsvorm , waar bij,door de wetten , het evenwigt tusfehen Regenten en Burgers bepaald is, kan beroemen mag het geene aanfpraak pp de vrijheid maaken, Daar de zeeden in iosbaudigheid verkeerd, en daar de deugden weggevlooden zijn, daar is geen vrijheid! daar de vorst zijnen plicht verraad , en de regenten de wetten en 't recht verfmaaden, daar is geen vrijheid; daar is moord, ichrik eu verwoesting! De waare vrijheid is dat vermogen, 't welk ieder mensch bezit om vrij te denken, te fpreeken en te handelen , deeze vrijheid kan hem niemand met eenige fchijn van reeden ontneemeri, ten zij hij zig fehuldig wil maaken aan eene hoogst ftrafbaare misdaad tegen God, en de menschheid,  DE VRIJHEID. IJ3 De natuurlijke vrijheid is een gefchenk van het opperweezen, het welk zoo ver boven het geweld verheven is, dat geen dwingeland de macht heeft het menschdom daarvan te berooven; Wel is waar, dat het zwaard der tirannen en den ftoet van beulen die hun omringen, iemand in zoo verre kunnen verdrukken, dat hij voor een tijd aan hunne onnatuurlijke beveelen , moet toegeeven; maar! nimmer kunnen zij hem die vrijheid betwisten, dat hij hun in de ziel verfoei' , hun onverzoenlijk haat , en alleen maar na gelegenheid verlangt, om hen van de zetels te helpen rukken , die zij. onrechtvaar- diglijk bezitten, Deeze vrijheid is de dierbaarfte en de troostrijklte, zij (leid ons fchaadeloos voor de rampen, die wij van trotschaarts mogten komen te lijden, en zij geeft aan de ziel dien moed en die fterkte, waar meede erutus cezar velde, en waar door ripper da fchrik en dood, onder de benden van Philips , voor Haarlems wallen verkondigde! Over het algemeen is de vrijheid daarom hoog te fchatten ; wijl niemand vrij kan zifl, die niet eerlijk is! ■ Want K s den  154 D * V R IJ H E I D. den eerlijken man, nooit gewoon te buk« ken voor die affchuwlijke laagheeden, welke veel tirannike grooten , hem zoeken te doen ondergaan, ontwijkt den overvloed, lescht zij. nen dorst alleen met water, en flilt zijnen honger met brood , om in een foort van wellust, die ons der grooten gunst onmooglijk kan fehenken , uit te kunnen roepen: Ik ben vrij! dit denkbeeld bekoord hem; dit denkbeeld vereenigd hem met zijnen God , den God der vrijheid! De armfte volken, waren de eerlijkfle en tevens de vrijde! het is uit hunnen fchoot, dat wij die fiere helden hebben zien opdaagen, die de wereld verbaasden, en die nog door ichrikdieren , noch door pijnen , noch door goud, konden vernederd of bedorven worden, —- Welk Nederlander bewonderd niet, die neederige, maar door hunne deugden in de 'reien der helden geplaatfle voorouders; die , om het twaalf jaarig beftand met Spanje te fluiten , te voet, met hunne reiszakken bij zig , en met riempjens op de fchoenen, naar de Staatsvergadering gingen , en onderwegen zig neederzetten , om wat brood en kaas te eeten! welk trotsch  DE "V R IJ II E I D. I55 trotsch gezigt, den Spaanfchen Gezant, die voorbii voer, deed zeggen , alle de magteu mijn's Konings zijn niet in ftaat dit volk te dwingen; (O men ver§'ellJke deze "jden bij de hedendaagfche, en men herhaale driewerf, 0 tempora, 6 mores! Zulke deugden, zulke gevoelens kan alleen de vrijheid inboezemen, en 't zijn deeze deugden, die brutus recht gaven, om aan atticus te fchrijven , „ ik heb door den dwinge„ land in het hart te ftooten, een plechtig of„ fer aan 't Vaderland toegewijd !" («) deeze grootmoedige denkbeelden, maakten de Romeinen tot meefters der aarde, en de Grieken tot voorbeelden van deugd en heldenmoed; wie gevoeld niet al den aandrang van 't gezegde van aristides den athenienfer , tegen de Gezanten van mardonius Veldheer van xerxes „ gaa zeg hem, dat wij vijanden der ,, Perfianen zullen blijven, zoo lang de zon de „ aarde zal verlichten, en dat wij de verwoes„ ring van onze landerijen, en het verbranden „ on- (r) nu MAtiniRR Gedenkfcbriften! OJ cato Brieven over de vrijheid!  I56 D E V R IJ H E I D. „ onzer huizen en tempels eeuwig op hun zul- ,, len wreeken ! dit is de taal van een vrij volk tegen deszelfs verdrukkers, en 't blijkt dat zij door den zegen der Airaagt bevestigd is , want dat zelve volk floeg duizende vijanden dood , en verdelgde zelfs de geringde fpooren van hun aanweezen. » Maar! zecdert dat de weelde , de gouddorst en de zedenloosheid, zig in de plaats van matigheid, deugd, en eerbaarheid, gevestigd hebben ; zeedert dat de Vorden geene andere in-, fpraak, dan die van hun belang gehoor geven, en zeedert 't volk opgehouden heeft zijne waarde te handhaven , is de vrijheid in het oosten verkragt, in 't zuiden onderjukt, in het westen vervolgd , en naar het noordelijk deel der nieuwe wereld heen gevlugt; alwaar zij geliefkoosd , aangebeeden, en befchermd word , zoo lang dit gewest zig op de deugd zal kunnen beroemen. Het zijn de wanbegrippen, en de wreedheden van 't gemeene volk, dat nog even bar» baarsch, als in de middeleeuwen is; Cv) die de wij- (y) mei in II Deel pag. 309;  DE V R IJ H E I D. 157 Wijzen beletten hunne pogingen tot weder opregting der vervallene vrijheid aantewenden en door te zetten! maar ! het zal des niet teegenitaande zeeker gebeuren, dat plato en licurgüs, nog eens uit hunne eerbiedwaardige grafgewelven zullen kunnen boogen, op eene volmaakte vrijheid van geheel 't menschdom, eene vrijheid, die of fchoon de vrugt van duizenderampen, des te onverwelkbaarer zijn zal, naar maate zij op ftandvastige deugden gegrond is. De bewustheid van deeze gelukkige omwenteling , die de menschheid eens voorfpoed en weltevreedenheid zal aanbrengen, zijn wij verfchuldigd, aan de voorligtende wijsheid, van montesqieü, hume, den burger van S(. Remo, en van zoo veel andere uitlteekende mannen! Ondertusfchen is dit het meest te bejamme. ren, dat de onderdrukking der vrijheid overal waar zij ondernomen is, door Soldaaten, wier eer met de vrijheid, ftaan of vallen moest, is uitgevoerd ! de Vorften en de beheerfchers der aarde, fpandden reeds van de vroeglle tijden alle hunne vermogens aan,om deezen eerbiedwaardigen ftand te verbasteren , en het is hun helaas! maar al te wel gelukt tot nadeel van de vrijheid van  158 DE V R IJ H E I D, van't mensehdom; hier om geloven wij met Keizer peutinax, f» „ dat indien ooit de „ menfcheiijke zamenleeviwg , tot zijne waare », volkomenheid zal geraaken , «le zoldaten als „ dan overtollig zullen zijn; ——. Men verdeeld de vrijheid, voor eerst. In de natuurlijke , ten tweede. In de Staatkundige , ten derde. In de burgerlijke, en ten vierden. In de Godsdienftige vrijheid. De natuurlijke vrijheid, verfchaft aan de ziel die grootmoedigheid, met dewelke wij alle ge* vaaren en verdrukkingen tarten kunnen, en daar zij met de Godsdienst gepaard gaat, bezit zij deeze voortreffelijkheid , dat zij alleen in flaat is , om de onfchuld te doen zegenpraalen , over de beledigingen, die men haar aandoed» De Staatkundige vrijheid, geeft ons als buf. gers der weereld , die belang hebben in 't lot der volken; het recht, om over deszelfs toeftand , en de voor of nadeelen, die daar mede verzeld gaan, te oordeelen, en alle onze ver- moo- f» vopiscus in probus. §. ao.  DE V R IJ HEID. I59 raoogens aantewenden tot vermeerdering van deezen, en tot afweering van geenen? de Staatkundige vrijheid verpligt ons verder, om alle de bekwaamheden waar meede de natuur en de beoeffening ons hebben uitgerust, te gebruiken, om het mensehdom te verlichten , de deugd aantemoedigen, en zoo veel tot het geluk der maatfehappij toetebrengen, als 't in onze macht is ! ■ dus doende voldoen wij aan onze beftemming, en aan de plichten, die de natuur en het vaderland van ons vorderen! De burgerlijke vrijheid beloofd ons, dat wij onder de fchaduw' der wetten . en onder de vleugelen derrechtvaardigheid, veilig zullen mogen verkeeren, en daarom draagen wij, van de befcherming onzer eigendommen verzekerd, gewillig meede in alle de lasten van 't gemeen , waar door wij dan ook een regelrecht aandeel bekoomen, in de voorrechten des vaderlands, welke te befchermen, tegen dc pogingen van binnen en buitenlandsch geweld, onzen heiligen pligt is; eenen pligt, waarvan de verwaarloozing, onze nakomelingfchap recht geeft, tot verontwaardiging, to: beklag en vervloeking ! Dc godsdienftige vrijheid , die aan Nederland  160 DE V R IJ H E I D. land zoo veele ' verjaagde Calviniften , eri omzwervende Jooden deed toevloeien! is dat billijk eigendom, waarop ieder mensch ten aanzien van zijn ge weeten , aanfpraak heeft! een eigendom door d'auto-sde■ Feés gedoemd, en door de dweeperij verketterd; een eigendom, dat van al de menfchelijke bezittingen , door vuur en zwaard meest beoorloogd , doch 't minst vernield geworden is! en een eigendom waar. voor de bloeddorst der Tirannen en de heerschzugt der geefflijken , altijd bezweeken is! tiet is de Godsdienftige vrijheid , die Ons Veroorloofd; om zodanige leerftelfels aantenee. men, en te volgen, welke ons overeenkomftig met de algemeene denkbeelden van 't beftaart eener Godheid, die alleen eeuwig, alleen wijs, magtig en onafhanglijk is , het best tót onze zaligheid fchijnen te zijn gefchikt! de Verdraagzaamheid tot wier lof zoo fchoon gefchreeven, en tot wier uitbreiding zoo veel is toegebragt, heeft aan deeze Eeuw dien luister' bijgezet , dat wij ons bij Voorraad over de dankbaarheid van het nagedacht kunnen verheugen? -— Maar! de teegenwoordige Staatkunde begint dezelve wederom te gebruiken, ais een  DE V R IJ HEID. lót een werktuig toe vergezogte eindens; — hec opperhoofd der duitfche Rijksbenden, is met de verdraagzaamheid zoo ver gegaan , dat hij allen onderfcheid tusfehen de Jcodeu en Christenen opgeheeven, en hun tot den Krijgsdienst toegelaten heeft! De Engelfchen zijn ook verdraagzaam genoeg geweest, om te gedoogen, dat er in London een Mohammedaanfche tempel gebouwd wierd, van welks plat zij zig zullen getroosten des vrijdags te hooren roepen; Alla!: , Allah, Mohammed rafoul illaW ! De vrijheid wierd van alle tijden aangemerkt, als de grootlte drijfveer tot Edele, manlijke en lofwaardige daaden, en zij is het ook indedaad! naarmaate in de latere Eeuwen de denkbeelden van deugd verbasterden, naarmaate de ///xi? plaats greep; des te meer ging de vrijheid verlooren.— het was de vrijheid, die Rome en de griekfche gemeenebesten onverwinlijk maakte, maar het' waren ook helaas , de ontaarting der zeeden, en de verbastering der voorouderlijke denkbeelden , die hun vernielden , en de fpooren van hun aanweezen zelfs van den aardkloot verdelg, den! De Inwooners der hedendaagfc'ne gemeeneII. deel. L bes-  IÖ2 DE V R IJ H E I D. besten, kennen even zoo min de vrijheid als dé deugd; en 't is aiieen bij die waarlijk edele en verfiandige zielen , die de verblinde wereid uit hunne fchuilhoeken met recht zoo veele ichoone lesfen geeven; dat men den heldenmoed van leonidas de ftoutheid van cato , en de wijsheid van cicero aantreft! Van het oogenblik af aan, dat het grondbeginfel om wingewesten te maaken, en ijdeleu roem te verwerven, de harten der vonlen beftierde, heeft de vrijheid aangevangen te kwijnen. — maar 1 al wierd de gantfche aarde, door geweld enheerschzugt cveritroomd, al wierd het mensehdom bedolven , onder de zwaarte eenes ijzeren juks! zoo zal de wereld, des niet te min tot haaren eerden oirfprong wederkeeren, en door de hand der almagt gelouterd, in eene duurzaame nooit verganglijke fchepping , toneelen van nimmer eindigenden voorfpoed opleveren; Toneelen waarop men zal kunnen zeggen: hier ben ik waarlijk vrij ongelukkig, want het opperwezen dat de vrijheid weleer gefchapeu heeft, deed haar ook thans uit haaren asch' hsrbooren worden. HST  HET NOODLOT. EENE GESCHIEDENIS. N atuur , door den itillen nach: verkwikt, begon pas te ontwaken op eenen vroegen zomerfchen morgen, en de ontluikende dageraad begon de Ooiterkimmen met glansrijk purper te fchilderen. Het Starrenheir vernet zijnen post, en de morgenftar floot de wijkende benden op. Het gevederd koor der zingende vogelen, het hoofdjen van onder de wieken haaiende, hervatte vrolijk zijn kwinkeleerend gezang, elk op zijne wijze de allengs oprijzende zon en haare eerfie lieflijke flraalen begroetende ; de wind fcheen nog in de armen van den flaap te rusten , geen blaadjen beweegde zich aan het geboomte. Helder was de hemel, en onbewolkt, uitgezonderd dat de optrekkende daauwdroppels eenen verkoelenden nevel vormden, welke de wei en L 2 bouw-  I64 HET NOODLOT. bouwlanden als in eene zee fcheenen te herfcheppen, om dus op nieuws de hitte der zomer-zonne dien dag te kunnen verduuren. In dezen aangenaamen morgen&ond was eusebius , gelijk wij hem noemen zullen, nadien toch de Lezer geen belang heeft, in den perfoon nader te kennen, gewoon voor de:i dageraad te ontwaaken, en zich dan in het befpie. gelen der verjongde natu::r te verlustigen, en de weldaadige voetflappen van den fchepper en regeerer der werelden op te merken, ten huize uitgeftapt, terwijl zijne buuren, zij, die het naast-gelegen dorp bewoonden, en zelfs de nijvre landman nog den dunnen uchtendllaap genooten , zich op een klein verheven grasheuveltje ondereenen breeden olmboom geplaatst hebbende , floeg hij eerbiedig allerwegen de oogen om zichheen, over de bekoorlijke landsdouwe, en over het voor hem liggende dorp , vol zijnde van verheven gedachten ! Aanbidlijk Wezen ! riep hij uit, in zijne befchouwingen, Vader en Weldoener aller v/ezens, hoe verbazend groot is uwe rijkvolle goedertierenheid! alles, alles getuigt van uwe wijsheid en weidaadigheden! maar boven alles de ziels- verkwikkende uchtend in den zomer! Wie kan het klimmend Zonnelicht en deszelfs heerlijke uitwerkzelen b«-  EENE GESCHIEDENIS. 165 befchouwen, zonder dat zijne borst gloei; van dankbare erkenteniffe! In het midden van deze godvruchtige overdenkingen wendde hij zijne oogen naarhetmeergemelde dorp, wanneer hij onverwacht in eene landhoeve , die voor aan den ingang van het dorp lag, en die dooreenen naarftigea en vlij eigen landbouwer bewoond werdt, de vlam zag woeden , en ligter laaje ten dake uitüaan. Menschlievend medelijden met den ram? zijner nabuuren, deedt hem ijllings zijnen zetel verlaten , en derwaards fpoeden, om de ongelukkige bewooners en huisgenoten te wekken, gerucht te maaken, en allen hem moogelijken bij- fand te bieden. Nu genaderd tot dicht bij het brandend huis, daar 't woeden der viamme kitusfèhen meer en meer de overhand genomen hadt, zag hij de vrouw van zijnen buurman met haar zoontjen-, een kind van 9 of 10 jaaren aan de hand, ongekleed,, en genoegzaam naakt, uit een der ventos gefprongen, het huis verlaten en onder een vreeslijk gekerm , met losfe haairen veld waards vluchten, gevolgd van eenige huisgenoten , die in den grootllen fchrile en ontlteltenisfe her- en derwaards liepen; zoo. nabij gekomen, dat eenige van haare benaauwde L j gil-  1(56 HET NOODLOT. gillingen verftaanbaar voor hem wierden, hoorde hij haar verfcheiden maaien herhaalen : Ach God ! mijn man ! mijn waardige man! —— Hij vloog na haar toe, en poogde haar eenige bedaardheid inteboezemen , maar vruchteloos; mijn man! mijn man! was het eenigfie woord dat hij in deze ijsfelijke verwarring van de ellendige vernemen kon ; genoeg echter, om hem te doen vreezen, dat haar man een prooi der vlamme was geworden. En de uitkomst bevestigde deze vreeze maar al zeer. De goede erastus was door den damp en rook in zij. nen flaap geflikt, en zijne tederlievende echtgenoot had hem niet kunnen ontwaaken, men vondt hem, toen de dorpelingen van alle kanten toegefchooten, eindelijk de vlammen meester werden, onder de puinhoop van zijn huis geheel verzengd en niet kenbaar; te laat was ook menfchelijke hulp geweest, om iet van den huis« raad en bezittingen der ongelukkigen te, redden, zo dat de rampzalige filida niets had behouden dan haar leven , en dat van haaren zoon, een eenig kind. etjsebius, wiens hart diep getroffen was door het lot zijner buuren, hadt ondertusfchen de ongelukkige vrouw niet verlaten, maar haar met    EENE GESCHIEDENIS. l6j Snet haar kind tot zijnent ingeleid, alwaar hij, bijgedaan door den heelmeester en geeltelijken van het dorp, haare te diep ontroerde ziel alle vertroostingen, en haar ontfleld ligchaam alle hulpmiddelen toediende , die de Godsdienst en de menfchelijke kunde aan de hand konden geven. ■ Lang was alle poging te vergeefsch. De rampzalige en van al wat haar in de wereld dierbaa.- kon wezen , beroofde filida, luifterde naar geene vertroostende aanfpraaken, en haar zenuwgeflèl was te hevig gefchokt, dan dr.t de aangewende hulpmiddelen eenig heilzaam voordeel konden aanbrengen. Van tijd tot tijd viel zij in flaauwten , en daar uit herkomende , fioeg zij de halfgebroken oogen ten hemel, wrong de handen , knerfte op de tanden , terwijl eenige afgcbrooken woorden, uit het diepfte van het hart voortgebracht, en als ir.et geweld het reftadig zuchten fmoorende, niets deeden hooren , dan een beklag over haar noodlot, en befchuidigingen van den hemel, die geduld hadt,dat haar echtgenoot,het voorwerp van haare min , de eenige hoop van haar leven. door de wreede vlammen verflonden , en zij weduwe, haar kind een hulpeloze wees gelaa. ten was, L 4 Einv  If58 HET NOODLOT. Eindelijk kreeg de benaauwde boezem eenige lucht, en afgemat door de hevigfte folteringen brak een vloed van traanen uit de oogeu der zwaar bedroefde weduwe. Nu werdt het gekerm heviger; helaas! zeide zij, hoe vervolgt mij het wreede noodlot! waarom ben ik niet in de wieg geflorven ? Waarom heb ik ooit het levens-licht aanfchouwt? Wat mij immer wedervoer , was enkel ramp en ongeluk ! Vroeg verloor ik mijne ouders, en was eene beklaagenswaardige wees! Met treurigheid vervlo¬ gen de jaaren mijner jeugd , en daar anderen zich verlustigen in de zonuefchijn van dien bloerenden tijd, was er fieeds düïfrerais om mijn hoofd faamgepakt, en ik beleefde louter onhei- len- Mijn waarde erastus, met wien ik, door wederzijdfche liefde verbonden, zoo veel zuurs e:i bitters gedragen heb , is niet meer! — Helaas! de wijze van zijn dood! zoo verfchriklijk! Hier begaf haar de fpraak, zij bezwijmde. Men bracht haar te bed, en niet dan met veel moeite bekwam zij weder, haare gillingen en gekerm herhaalende. Dus liep deeze dag, zoo treffend voorliet menschlievend en gevoelig hart van eusebius ten avond, en eindelijk zag hij, toen de Mille nacht al he: gefchapene tot den rust-aanbrengenden fiaap  EENE GESCHIEDENIS. löp flati? begon te nodigen, dezen ook haaren weldaadigen invloed op de afgemartelde lijderefle oefenen; hoewel zij telkens opfchrikte, en ook flapende nog van tijd tot tijd den naam van haaren echtgenoot noemde, als of zij hem bij en voor zig zag. Zorgvuldig bleef euse- bius dien gantfchen nacht bij haar bed opzitten en haar bewaaken, terwijl haar kind insgelijks te rust bezorgd was, het welk , fchoon nog geen ontwikkeld denkbeeld hebbende van het lot, dat het getroffen had, nogthans door het deerlijkst gehuil en gejammer niet min dan de droeve moeder was afgemat. Dus bracht filida dezen nacht over met bij tusfchenpozen te (luimeren, te flapen, in den flaap op te jfpringen , te kermen en weder in te (luimeren,- in den nanacht fcheen zij min of meer bedaard, en meer vatbaar voor de troostredenen van eusebius; welke in zijne menschlievende pogingen en hulp onophoudelijk ook de volgende dagen ja weeken aanhieldt , en eindelijk in zoo veire daagde , dat filida, terwijl de tijd, die groote troofter der ellendigen, gelijk volt air e hem te recht noemde, hierin voornaamlijk de hand hadt, het hevige in de aandoening van haare hartstogten L s van  17© HET NOODLOT. van lieverlede verminderde , fchoon eene neerflagtige droefgeeftigheid haar bijbleef, en een, geduurig beklag over het wreed noodlot alle haare gefprekken vervulde, Op zekeren tijd, dat eusebius, gelijk hij Lier in geftadig volhardde, zijn vlijt oefende, om haar onderwerping aan den wil der godheid en aan zijne wijze voorzienigheid voor te houden , als het eenigst gefchikt raiddel, om (tervelingen in de akeligfte toevallen te bemoedigen, en lijdzaam die te doen overwinnen en te boven komen, zeide filida: Mijn waardfte weldoener! dat de Hemel uwe welmeenende goedhartigheid, uwe tedere menfchenliefde aan mij en mijn kind beweezen, beloone! Maar ach! hoe waar bevind ik he: fpreekwoord , dat het oneindig ligter valt te troosten , dan troost te moeten en te kunnen ontvangen? Helaas ! was u mijn wreed noodlot bekend, ik twijifel , of uwe godsvrucht en wijsgeerte het niet moeilijk zouden vinden , om in oprechtheid , mij lijdzaamheid voor te houden! Wie kan het noodlot wederftaan, wanneer het zich onverbidlijk betoont! Pit gezegde gaf aanleiding aan eusebius, om.  EENE GESCHIEDENIS. I^t em het voorwerp van zijn medelijden te verzoeken , dat zij hem haare lotgevallen wiide mededeelen , indien haar aandoenlijk hart doorde herinnering aan dezelven niet te zeer gefolterd zoude worden? Ach! neen.' zeide zij: Iemand, die niet dan rampen ondervonden heeft, wordt als verëejd , en terwijl hij het noodlot befchuldigt, vindt hij echter nog een zeker foort van genoegen, indien hij zijne onheilen aan eenen vriend of weldoener mag klaa. gen. Hoort dan , vervolgde zij, eene aaneengefchakelde reeks van onheilen, en oor* deel zelf, of niet een zeker onvermijdelijk noodlot den fiervelingen befchooren is? Indien ik wist, dat ik mij boven anderen van mijne medemenfchen had fchuldig gemaakt aan eenige euveldaad of buitenfpoorigheid , geern zou ik gelooven, dat eene wijze regeering al« les beffuurde , of dat ik flechts de ftraffe en kaftijding mijner wanbedrijven ondervond. — Ik ben van goede en deugdzame, tevens ook redelijk bemiddelde ouders geboren, doch mijne moeder overleed in het kraambedde van mij, en naauwlijks was ik vier jaaren oud, toen ook mijn vader llerf, zoodat ik in de tederire kindsheid eeneweeze, eene hulpeloze weeze gelaten werd. Mijn vader hadt voor zijn overlijden, al-  172 HET NOODLOT. alzoo ik geene nabloedverwanten had , twee van zijne bekenden , die hij voor rechtfcha-jen lieden en eerlijke menfehen hielde, tot mijne voogden aangefteld — Maar was hij wel de eerfte, die bedrogen werdt door het uiterlijk voorkomen van febijnvrienden ? Deze voogden beftuurden mijne zaaken zoodanig, dat de burgerlijke nalatenfchap , die mij vaa mij'ne ouderen was aanbeftoiven , verdween , zonder dat ik 'er ooit iet van bekomen heb, door de trouwloosheid mijner voogden, terwijl de één derzelven mij in zijn huis opvoedende, zoodra ik daar toe in ilaat was, mij tot de geringfie huisdienflen als meid gebruikte, daar ik tot beloning veele bitze woorden ontving. En zie daar, hoe mijne kindfche en jeugdige jaaren verlopen zijn. Op mijn ip jaar zag mij erastus,bij geval, kreeg liefde voor mij, en vroeg mij op eene eerbare wijze ten huwelijk, hij was een deugdzaam jongeling, van deftige burger-ouders gebooren, en hadt tot hier toe de zaaken van eenen koopman waargenomen. Mijne voogden gaven, om van mij te fpoediger ontflagen te zijn , hunne toeflemming tot het huwelijk, waartoe ik te eer neigde, nadien ik mij met de hoop itreelde, van eens in het gezelfehap van eenen beminlijken echtgenoot, zoo-  ÊENE GESCHIEDENIS. I^j zoodanig kwam mij erastus voor, mijne verdrietelijkheden te zien verwisfelen met ge. noegen. Ons huwelijk werdt voltrokken, en alzo erastus even als ik zijne ouders vroeg verlooren hadt, befloten wij ons hierin dit dorp neder te zetten, en den landbouw ter hand te nemen, waarvan erastus al vroeg kundigheden hadt opgedaan, en waar van wij ons door onzen vlijt en oppasfen een beftaan en een gerust leven beloofden. Maar ook deze hoop was ijdel. Erastus was en bleef mij , wel is waar , een waardig echtgenoot , vroeg en laat was hij bij zijne zaaken, en in het tweede jaar na ons trouwen beviel ik van mijnen eenigen zoon , wiens weldoener gij , gelijk de mijne geworden zijt, doch hoe bleef het ftugge en ftuurfche noodlot mij dwarsboomen! —>— Mijn man hadt met menigvuldige ziekten en zwakheden te worllelen; de ilerfte onder ons vee beroofde ons één en andermaal van een groot gedeelte van onze bezittingen, en hoe naarftig wij ook op alles met vlijt en zuinigheid pasten, wij roeiden tegen ftroom en wind, en hadden met geduurige zorgen en bekommeringen te kampen. Eindelijk is, ik weet niet bij welk toeval, die noodlottige brand ontftaan , die mijn man van het leven, en  274 HET NOODLOT. en mij van alles berooid, en niets overgelaten heeft, dan mijnen ongelukkigen zoon , want het zal u bekend zyn , dat het met ons zoo verre verlopen was door eene reeks van ongelukken, dat het land, welk;wij bebouwden, \ niet meer onze eigen vrije' bezitting genoemd kan worden. Zie daar mijn Heer! het kort bericht van mijn ongelukkig leven, en oordeel, of het noodlot niet wreed met mij handelt ? Waarlyk, indien het noodlot geene plaats hadt, hoe zou ik van eene wijze en goede regeering van de Wereld en de ftervelingen eene zoo onophoudelijke gefaengheid ondervinden kunnen.' Inwendigj bloedde het gevoelig hart van den braaven eusebius, hij zag met medelijden de rampfpoedige vrouw aan , zoo veel te rampfpoediger, omdat zij de wijsheid en goedheid van den Vader der menfehen fcheen te befchuldigen, en door aan een blind en ftreng noodlot alles toe te fchrijven, zich zelve de bronnen van vertroofting, die de godsdienst opent, afIheedt, en dus haare rampen treffender maakte. —— Ik beklaag u, voerde hij haar te gemoet , en deel in uwe rampen ; hoe geern wenschte ik dezelve zoo niet geheel weg te nemen, ten minden te verzachten! Boven alles  EENE GESCHIEDENIS. 175" alles echter beklaag ik uwe wijze van denken , en dat gij alles aan een onvermijdlijk noodlot fchijnt toe te fchrijven. Geloof mij, even hier door maakt gij uwe rampen onherilelbaar en ondraaglijk. Bedenk, bid ik u, van welke vertrooftingen gij u zelve door uw ongeloof en -s, wantrouwen aan de Voorzienigheid des goedertieren Vaders berooft! Ach ! kon ik u de oogen openen , dat gij zijne weldaadigheid en menfchen-liefde aanfchouwdet, die alörnme uitblinken , want, gelijk de godvruchte dichter te recht zingt: Zijne goedertierenheid is over alk zijne Werken, en gelijk een heilig en liefderijk fchrijver naar waarheid getuigt: God is liefde! enkel liefde! Ik erken, dat uwe lotgevallen hard zijn, dat zij zich verëenigen, om u te treffen, en ten doel te dellen van grievende wederwaardigheden ! Maar kunnen wij dan de oogmerken en de raadflagen des Oné'indigen doorgronden! Kunnen wij weten, wat best voor ons is! Hoe menigmaal werdt uit de dik-donkerde duifternis een heuchlijk licht gebooren , hoe menigmaal bleek het , dat voor hun , die Gods beduur erkennen en hem dienen,alles ten besten daagt.' Ach! hernam filida, is niet mijn Man rampfpoedig geweest al zijnen leeftijd? . Is hij niet op de jammerlijkfle wijze verbrand ?  I76 HET NOODLOT. brand? Is dit niet een uitwerkzel valt een noodlot, dat niet afgekeerd heeft kunnen worden ? Waar is hier herltel voor hem geweest? Neen! zijne rampen namen geen einde dan in deze ailerijslijkften ramp! Uw Man, die deugdzame , is thans gelukkig, zeide e usebius, de gronden van den Godsdienst, de goedheid van hem, die zijn vermaak vindt in de zaligheid zijner fchepzelen , en wiens rechtvaardigheid ongetwijfeld de deugd beloont, Haan 'er mij borge voor. Thans looft hij voor den troon des Albeheerfchers deszelfs wijsheid, goedheid en rechtvaardigheid! Zo gij, vervolgde hij, naar mijnen raad, wilt luifteren, medelijdens-waardige vrouw! onderwerp u aan den wil des Hemels! Verlaat uwe verbeelding van een noodlot, dat tegen u gekeerd is, en verzaak uw vertrouwen niet op Hem, die alleen magtig is, om uwe wonden te heelen, uwe onheilen te verzachten en te lenigen, die zekerlijk ééns uwe rampen met geluk, uwe droefheid met blijdfchap verwisfelen, en uwe traanen droogen zal! Nu fcheen het, dat filida naar zijne redenen begon te luilleren, en het oor teleenen aan zij-  EENE GESCHIEDENIS. If? zijnen voorltellen, en hij verheugde zich, dat hij een redelijk fchepzel, dat hij een natuurgenoot vertroost, en voornaamlijk dat hij haar toe de denkbeelden van het godlijk beftuur en van de wijsheid, heiligheid en goedheid fcheen wedergebragt te hebben. Maar wat zijn de (tervelingen! Ellen- digen, gij die als voor het ongeluk gefchapen fchijnt, ach! ik bid u, befchouwt in filida eene uwer metgezelinnen in onheilen , maar fpiegelt u tevens aan haar voorbeeld. Omtrent zes weeken waren na den rampvollen brand verlopen, geduurende welken eüsebius de pligten van herbergzaatne mensclilievendheid aan de ongelukkige geoefend hadt, wanneer hij voor zijn opgefchoven venfïerraam, in een wclgefchreven boek, welk hem de groote Werken van den Schepper met alle derzelver onnagaanbare wijsheid ontvouwde , zittende te lezen , opgewekt werdt uit zijne aandacht dóór eene mengeling van (temmen , welke een groot gejammer te kennen gaven. — Opziende zag hij eene menigte volks, en een verdronken kind werdt door hun na zijn huis gedragen. Het was het Zoontjen van de II. DEEL. M  178 HET NOODLOT. ongelukkige filida, hij .was van eefi voiideltjen af en in de floot gevallen en daar in het water en den modder gefmoord. Hevig ont- roerde dit geval den braaven e usebius, maar gelijk men begrijpt, bijna doodlijk was het voor filida , toen zij op het gedruisch toegefchooten, haaren lieven kleinen, in wiens befchouwing zij (zich het beeld van haaren Man herinnerende,) met eene peinzende droefgeestigheid , uuren lang zich kon verlustigen doch welke haar in haare ongelukken eenige zachte vertrooffing fcheen te verfchaffen, wanneer zij, zeg ik, haaren lieven kleinen, blaauw en ge' zwollen door het ingezwolgen water, en ver- fiijfd voor zich zag Nu was zij geheel' woede, zij fcheurde het haair uit het hoofd, wrong de handen, viel op het lijk van.'t doode kind neder, en gilde met het ijslijkfte misbaar de wreedheid van het noodlot uit! Zij verloor vervolgends door de hevigheid haarer fraart alle gevoel, zeeg op den grond neder, kreeg heevige ftuiptrekkingen , en fcheen haaren man en kind nu op 't oogenblik te zullen volgen naar het rijk des doods; die, anders door de meeste der ftervelingen voor onbarmhartig gefcholden, thans weldaadig fcheen toe te treeden, om van haare ellenden een einde te manken,  ÉÈNE GESCHIEDENIS. if$ keri; ■ '~ ' Evenwel zij bekwam weder, haaré ligcbaams-gefreldheid verduurde dezen hevigeiv fehok, maar zij bekwam tot nieuwe fmerten en nieuwe rampen. eusebius hadt in de naastgelegene llad eenè oude nicht; welke door jicht en andere ongemakken geplaagd , en genoodzaakt het huis té houden, hem toefcheen, gediend te zullen wezen, indien hij filida als eenegezelfchaps-juffer bij haar plaatlte, ■ waardoor zij dan tevens verzorgd was,en beveiligd tegen gebreken armoede , zonder genoodzaakt te wezen, vreemden te dienen. Na aan filida die tog nu geen kind meer had dezen voorflag gedaan, en aan zijne oude Nicht daar over gefchree ven tehebben, welke beiden in dit zijn overleg genoegen naamen , verliet filida, na omtrent een half jaar verblijfs, hei huis van haaren weldoener, en woonde van nu af bij de nicht van eusebius; Hier hadden haare dagen in rust kunnen verloopen, indien niet, gelijk zij het noemde, het noodlot haar hadt blijven vervolgen. Zij was nog op het best van haar leven', omtrent 32 of 33 jaaren oud, en fchoon zij nooit op eene uitmuntende fchoonheid hadt kunnen roem draagen,eri die zij nog bezeten hadt, reeds veel hadt M 2 &«'-  l8o HET NOODLOT. geleden door de wederwaardigheden en droevenisfen , die zij hadt doorgedaan , hadt zij echter eene zekere bevalligheid , die indruk kon maaken, inzonderheid op een los en wulps karakter, gelijk dat van karel, een jong heer van de familie van eusebius Nicht, welke deze oude juffer van tijd tot tijd kwam bezoeken. In dén van deze bezoeken zag hij filida, en zij trok zijne oplettendheid tot zich , hij hoorde vervolgends haare lotgevallen, en het verhaal, welk zij hem van dezelven deedt , maakte indrukken op zijn hart. Niets is ligter , dan de overgang van gevoelige aandoening , gemengeld met medelijden, tot eene liefde drift, vooral in een los en dartel gemoed van eenen wulpfchen jongeling, en dit was het geval bij karel. Daar ontvlamde in hem eene drift voor filida, die denzei ven als eene liefde jegens haar aanmerkte, en, gelijk de verbeelding de zwakke kunne gemaklijk wijs maakt, dat zij het voorwerp van liefde zijn, zoo geloofde zij, dat het noodlot haar in dezen jongeling iemand aanboodt, door wien zij ééns eindeliik gelukkig en boven alle nukken van het' noodlot verheven kon worden, ka hel bezat middelen , was zijn eigen meester, en hadt een innemend voorkomen, hij vleidde haar telkens meer  EENE GESCHIEDENIS. igr meer en meer; zijne drift verraadde zich en blonk uit in alle zijne redenen, die hij tot haar hieldt, eindelijk wierp hij zich, haar op zekeren tijd alleen ontmoetende, met alle de vuurigheid van eenen minnaar aan haare voeten, verklaarende haar zijne liefde, en met de tedertle uitdrukkingen om wederliefde fmeekende. De wijze, waar op filida hem antwoordde maakte hem ftouter, en van nu af werdt hij met haar gemeenzaamer. — Hij ftreelde haar met de hoop van een huwelijk , en evenwel was zulks zijne bedoeling niet , hij maakte haar zelfs de zwarigheden bekend, welke hij voor gaf, daaromtrent van zijne familje te vreezen, die hij met omzichtigheid, gelijk hij zeide, diende te behandelen ,niettegenltaande hij dezelven niet hadt te ontzien. — Wijsheid en deugd moesten zeker filida in dit geval beftuurd en geboden hebben, om hoe eer hoe liever deze voor haare eere, niet min dan voor haar geluk gevaarlijke verkeering af te breken, maar filida vergat in deze omftandigheid met wijsbeid en deugd te raadpleegen , en luifterde enkel naar het geen eene vleijende verbeelding haar voorhield", en waar toe veele woorden? Hunne onderlinge verkeering werdt misdaadig, en dra werdt filida de blijken ontwaar van M 3 de  18? HET NOODLOT. de gevolgen, welke deeze misdaadige verkeering voortbragt en uitwerkte. Zij gaf er haaren minnaar kennis van, drong aan, dat hij door een fpoedig huwelijk haar eere zou handhaaven, pn hij %woer haar een eeuwige ftandvastigheid en trouwe. Maar zijne woorden waaren ijdeler dan waterbellen. Hij verliet haar, met een yoorneemen , om haar nooit weder te zien. Hij verliet zelfs de ftad, en begaf zich elders, zonder dat filida kon opfporen, waar heen hij haar ontweeken was. — Nu was haar toeftand radeloos ! Nooit hadt haar onheil dien trap bereikt, waar toe het thans geltegen was. Zij was zwanger , durfde niet langer vertoeven in het eerbaar huis van eene juffer, die haar als eene vriendin behandelde, en wier huis zij , door het pad der deugd te verlaten , ontheiligd hadt. Veelmin durfde zij denken, om onder het oog van eusebius ooit of ooit te verfchijnen , wetende , welke rechtvaardige verwijtingen zij verdiend hadt. — Het is eene waarheid , door de ervaaring van zo veele ongelukkigen bevestigd; hij, die eens van den weg der deugd ter zijde afwijkt, verwijdert zich daar van hoe langs zoo meer, tot dat hij zich in het onherflelbaar verderf Ier nederltprt, ten zij misfchien de weldaadige hand  EENE GESCHIEDENIS; 183 hand der ontfermende godheid hem op eene bijna wonderdadige wijze te rug brengt. — filida verdween dan dénsklaps, en niemand wist, welken weg zij genomen , of waar zij zich heenen begeeven hadt, alleen bevondt men, dat zij niet alleen het geen haar van de milddaadigheid van haare weldoenfter was gefchonken hadt medegenoomen , maar ook dat zij verfcheiden van derzelver juweelen en kostbaarheden geroofd, en haar ontdraagen hadt. De waardige eusebius vernam met de uiterfte verwondering en bevreemding het gebeurde uit eenen brief van zijne nicht; het geval was hem zoo zeldzaam , en hij ftelde zoo veel belang in de ongelukkige filida, die zijn medelijden genoten maar nu zich zoo fnood onwaardig gemaakt hadt, dat hij zich in perfoön na de ftad begaf, daar zijne nicht woonde en zich bij haar vervoegde, om naar alle de bijzonderheden van dit raadzelachtig ftuk te vernemen. Alfchoon de goede oude nicht van eusebius, niets kwaads van de verkeering van filida met den jongen karel hadt vermoed , noch eenigen achterdocht gefchept hadt, echter wanneer nu eusebius onderM 4 zoek  184 HET NOODLOT.' zoek deeck naar het geheele gedrag van filida, gedmirende haar verblijf bij zijne nicht, en daar door ook haaren omgang met kabel te weten kwam , wanneer hij het vertrek van dezen vergeleek met de fchieiijke en geheime vlucht van filida, was hij doorzichtig genoeg , om te vermoeden , het geen waarlijk plaats had! Helaas! zeide hij, rampzalige vrouw! Is het nu weder het noodlot, dat u ongelukkig maakt? Voorheenen ja, roemde gij op uwe deugdzaamheid en fchuldeloosheid , en hadt toen ten minden eenig fchijnbaar voorwendzel , om over het noodlot het welk u onverbidlijk vervolgde , te klaagen, maar zult gij ook nu het noodlot befchuldigen, nu gij hef pad der deugd verlaaten en door uwe fchuld u thans een web van onheilen op het getouw gezet hebt, waarvan gij het einde niet berekenen kunt? Heilig God ! hoe onbegrijpelijk, hoe onnagaanbaar zijn uwe wegen voor het kortziende oog der ftervelingen! Maar— laat ons die ellendige aan de ontferming des hemels aanbeveelen, en met bedachtzaamheid zwijgen, welk het einde zijn moge. 'Daar verliepen jaaren, zonder dat e u s er. i u s iet vernam van de rampzalige filida, welke is  EENE GESCHIEDENIS. I&5 in dien tusfehen tijd, geheel alle beginzelen van deugd vergetende, een ongebonden levenswijze leidde, welke zij bij en voor zich zelve, zoo dikwijls haar geweten haar verwijtingen deedt, en de venmanende Hem verhief, om te rug te keeren , veröntfchuldigde , met het noodlot, welk haar in die omftandigheden gebragt hadt; zeide zij, dat zij nu door geene andere middelen een beftaan en onderhoud kon vinden. Zoo ongelukkig maakt zich de mensch , die éénmaal ongehoorzaam is aan de wetten der deugd. Zijn naam en eer ééns verlooren hebbende , fchaamt hii zich voor zijne betere natuurgenooten , en is als gedwongen, om zich te verlaagen, ten einde met de laagfte klaffe der ftervelingen te verkeeren , welke in wellustigheden en ondeugden hun leven doorbrengen, en ilaa ven zijn van hunne misdaadige driften. . Misfchien is het mensehdom ook te hard en te flreng, om aan zulken , die zich eenmaal zoo verre vergeten hebben, alle achting te ontzeggen , en hen niet meer in de faraenleving der deugdzameu te verdragen , zoo dat zij, dus voor het hoofd geltooten en tot wanhoop overflaande , zich geheel in de ondeugden verdiepen. Hoe menig een zou behouden geweest zijn, zonder deze te groote geftrenghsid M 5 van  jgö HET NOODLOT. van het mensehdom , indien men op zijn tijd gebreeken en misdaaden wist te vergeeven, of een middel te vinden, om boetelingen te recht te brengen en te herltellen in den goeden naam! ■ Het was nu omtrent twaalf jaaren geleden , dat men van filida niets had gehoord, wanneer eusebius om zekere zaaken te verrichten te V kwam; Hier, in een herberg getreden zijnde, hoorde hij met veele aandoening fpreeken van den ellendigen toeftand van eene ongelukkige vrouw, moeder van vier kinderen, welke hulpeloos ziek lag in één van de geringe woningjens, welken het fteegjen uitmaakte , daar de herberg zijn uitgang in had. Zijn hart was te aandoenlijk , dan dat hij hier in geen deel genomen, en zijne deugd te edel, dan dat hij de gelegenheid, om wel te doen niet zou opgefpoord hebben. Hij ftond dan op, en ging het gemelde fteegjen in , zonder iet van zijn voornemen te laten blijken, Spoedig vind hij het verblijf der ellende, daar van gefproken was , door dien zijn oor en hart geraakt werden door een droevig gehuil en gejammer van kleine kinderen, welk uit een gering huisjen zich hooren liet. De deur, die op de  EENE GESCHIEDENIS. 187 de klinge ftond, open gedaan hebbende, zag hij een allertreurigst fchouwfpel. Ia het klein armoedig vertrekjen, daar niet dan eene oude ftoel, om te zitten, een bank, die voor tafel diende, en bijna geen huisraad anders was, maar daar de krijtendfte armoede haaren zetel gevestigd hadt ; was eene foort van bedftede, op deze lag op wat ftroo , naauwlijks half gedekt door een ftuk van een deeken, eene van ellende en ziekte uitgeteerde vrouw; wier ingevallen en bleek aangezicht, flaauwe-en in 't hoofd gezonken oogen , die zij op 't gerucht yan 't openen der deur, kwijnend oplloeg, uirgeteerd voorkomen , welk meer naar een geraamte dan naar een levend mensch geleek, aankondigde, dat de Engel des doods gereed ftond , om haar den laatsten weldaadigen (lag toe te brengen, die haar van de kommerlijkfte armoede , en de fnerpendfte rampen van haar ellendig leven zou verlosfen. ■ Vier kinderen, van welken het oudfte een meisjen van omtrent elf jaaren , ftonden om het bed , en maakten het treurig misbaar, het weft , den menschlievenden eusebius in dit-fchamel verblijf van gebrek en uiterfte ellende gelokt hadt, het jongfte, een wigt van naauwlijks twee jaaren , lag op den vloer in het ftof te krui-  188 het noodlot; kruipen, huilende, en zoodra eusebius binnen tradt , dien onbekenden verlosfer de armpjens toeftekende, en ftamelende om brood fmeekende. Zoodra de rampzalige zieke, eusebius zag inkomen, gaf zij eene wanhoopige gil, en viel tevens in eene hevige ftuiptrekking , die haar bouvallig ligchaam dreigde te zullen verwoesten. Het hart van dien braaven , fmolt van innigst mededoogen, hij naderde tot haare hulp , maar Hemel 1 hoe verbaasde hij, toen hij bij het leger der armoede getreden, in het wezen der doodbrakende vrouw, hoe zeer het ook diep met vooren van ellenden beploegd, en door kommer, ziekte en gebrek misvormd was, die filida meende te herkennen, wier ongelukken xvel eer door hem verzacht waren; maar die zijne weldaaden met ondankbaarheid beantwoord hadt. Dit gezicht deedt hem in de eerfte verbaasdheid terug deinzen , hij nam echter het kleine wigt, dat nog van honger kermden, van den grond op, en zeeg met dit kind op zijn fchoot, menschlijke tederhartigheid deedt hem de haveloosheid van het arm fthaap niet eens opmerken, op den ftoel, den eenigen, die in dit huis was, neder. Hier viel hij,    EENE GESCHIEDENIS. l8g hij, terwijl zijn elleboog op de bank leunde, die de plaats van een tafel vervong , in diep gepeins, — zijn hoofd was vol met de overwegingen over de menigte rampen, die het ongelukkig voorwerp, welk daar voor hem in nog aanhoudende ftuiptrekkingen lag, getroffen hadden. Hij deedt moeite, om de\handelwijze der god. held met de menfehen naar te fpooren. om redenen op te zoeken, die de billijkheid van dezelven rechtvaardigden, maar hij pijnigde zich af, zonder zich te kunnen voldoen. Nog- thans wachtte hij zich wel, van den Hemel te verdenken van wreedheid, of van gewelddaa- digheid. Neen! berste hij eindelijk uit: Onrecht, Vader der menfehen , kan in uwe daaden geene plaats hebben! Uwe handelingen mogen voor ons ondoorgrondelijk zijn, en peilloze diepten hebben , maar uwe wijsheid heeft gewigtige redenen, om zoo en niet anders te handelen; uwe goedheid en liefde heeft heilzame oogmerken , waarom zij duldt , dat de rampen der ftervelingen opgehoopt worden; fchoon wij die oogmerken niet inzien , omdat wij een te bepaald en naauw beperkt verftand hebben. Dit beveelt mij de godsdienst te gelooven, ach Vader! verflerk mijn geloof, en Iaat mij nooit wantrouwen aan uwe voorzienigheid ,  ïoo het Noodlot. heid , of zoo dwaas wezen , dat ik aan eeri blind noodlot, een niet, onze onheilen zou toefchrij ven! Ontferm u, genadige Hemel I met innig mededogen over deze rampzalige ! Ach mogt een toekomende gelukftaat, hoe on-* verdiend ook , haare ellenden van dit leven vergoeden! —«— Op deze woorden , die hij om den volleri boezem lucht te geven, luider fprak, dan hij dacht, opende filida de kervende oogen^ die tekens van knagend berouw en wanhoop gaven, en zich onmidlijk weder flooten, als het daglicht onwaardig; zij keerde zich, zoo veel haare afgefloofde krachten toelieten , van eusebius af, en zocht haar wezen voor hem te verbergen. _ Nu rees hij op, en voor het bed ftaande: Helaas! filida, rampzalige filida! vind ik u dus weder, in treuriger en oneindig ellendiger omllandigheden , dan toen gij het eerst mijn medelijden verdiende! —— Nu vloeide een traan langs haare beitorven kaaken , zij' poogde te fpreken , maar haare krachten vergunden het niet. Mijn weldoener! Ik ondankbare! tegen u tegen God! waardig! Eene nieuwe' flaauwte finoorde dit laatste woord; Ei-  EENE GESCHIEDENIS. 101 Ëusebius, die in haar een ongelukkig mensch befchouwde, en vergat, dat zij eena misdaadige was, zond door een der arme buuren, die hij eenig geld gaf, om eenig eten voor de kinderen , en om eenen geneesheer, ten einde haar, was het mooglijk, hulp toe te brengen. Zijn meêvvaarige geest was be. dacht, om, zo al niet haar ligchaam, ten min- flen haare ziel te behouden, Dra werd 'er eten en ververfching aangebragt, en de deugdzame eusebius, terwijl hij hetzelve aan de kinderen uitdeelde, genoot het zalig vermaak, dat menfehenvrienden genieten , wanneer zij liefde oefenen. — Die arme fchaapen, zeide, hij, zijn misfehien de vruchten van een onbehoorlijk gedrag , maar verdienen zij daarom minder mijn mededoogen ? ——— Na een korte poos verfcheen ook een geneesheer , die den toeftand der zieke zoodanig vondt , dat die hoopeloos ware, maar echter kon, indien ge-1 mak en oppasfing bezorgd kon worden, haaf leven , naar zijn gedachten, nog eenige dagen gerekt worden. - eusebius wilde eene weldaad niet ten hal ven doen, hij belastte dan, dat men een goed bed, en nodig dekzel bezorgen zou, terwijl hij de kinderen, uitgezonderd het oudfte «eisjen, bij goede lieden befteedde. — Door de-  102 HET NOODLOT. deze zorgvuldigheid fcheen de arme ongelukkige, als 't ware te ontluiken, hoewel zij al te zeer van krachten ontbioot was, om op her- Itelling te hoopen. Alleen geraakte zij door toegediende hulpmiddelen , en oppasflng in Haat, om een gefprefc te kunnen uithouden, in hetwelk zij, (bij eene gelegenheid, dat eusebius , die geduurig naa haar kwam zien , haar bezocht,) aan dien waardigen man , een openhartig verdag deedt van haare lotgevallen, zedert dien tijd, dat zij zoo misdaadig het huis van zijne nicht verlaten hadt. Een openhartig verdag, zeg ik, waar in zij de blijken van oprecht berouw bloot legde. Zij verhaalde hem, hoe zij, getroffen door het denkbeeld der fchande, en van oneer, welke zij op zich geladen hadt door haare eigene onvoorzigtighcid, het befluit hadt gevormd , om zich heimlijk naar elders te begeven, en, ten einde in flaat te zijn, van haar kraambedde uit tè houden, en te kunnen beflaan, ook juweelen en eenig geld van zijne nicht mede te nemen; boe zij dit beduit hadt ten uitvoer gebracht, en zich naa V.... begeven. Dat hier fpoedig door haar kraambedde , waar in zij van het dochrertjen, dat haar oudftc was, gelegen was, en door andere toevallen haare bezitting verteerd zijn-  EENE GESCHIEDENIS. Ip^ zijnde, zij , in radeloosheid , eenen van die 'ondeugende dervelingen, (welkende vermaaken van een wettig huwelijk verfmaaden , en op eene onbehoorlijke wijze hunne lusten trachten te boeten ,) welke zijn oog op haar hadt laten vallen, en aanzoek bij haar hadt gedaan, hadt ontvangen , en dat zij bij hem vier kinderen hadt, dat terwijl zij van het jongde zwanger was, die fnoode haar hadt verlaten, en dat hij kort daarna bij een donkeren nacht, bedwelmt van eene plaats en verblijf der ongebondenheid komende, in het water gevallen en verdronken Was. Dat zij, op dit geval, en nu we« der radeloos , eindelijk haaren gantfchen levensloop aandachtig hadt gadegeflagen, en het levendigst berouw gevoeld hadt, van tegen de Hemel gemord , en aan de wreedheid van een noodlot haare rampen , toegefchreeven te» hebben. Dat zij de rechtvaardigheid van den Hemel hadt erkend, die haaren hoogmoed, waar door zij zich op haare deugd te veel verheft en gedeund hadt, zoodanig hadt vernederd , dat zij tot den laatden trap toe , van ondeugden verzonken was. De knaging , ging zij voort, die ik in mijn geweeten gevoelde , verteerde, als een heimlijk vergift, dat zich door alle mijne leden verfpreidde , ongemerkt mijne II. deel. N ge-  IP4 HET NOODLOT. gezondheid , mijne bevalling was zwaar es moeilijk, en ik heb geene gezondheid zederr. weder genooten; door mijne ongefleldheid was ik buiten ftaat iet van belang te verdienen, en dus ben ik met mijne, door mijne fchuld, ja zuchte zij, door mijne fchuld ongelukkige kinderen in deze armoede gedompeld, waar in gij mij gevonden hebt. Nu dank ik de onein¬ dige goedheid van mijnen fchepper, die in mijne laatfte oogeublikken u tot mij heeft gezonden op dat ik mijn hart door mijne klagten en deze belijdenis voor u nog zou ontlasten, voor dat ikfterf! Ach dierbaarfte menfchenvriend, mag een fnoode u om vergeeving fmeeken, ach vergeef mij mijne ondankbaarheid jegens u, en «we nicht, ontferm u over mijne kinderen , die, hoe zeer zij mij mijn diepen val herinneren , echter onder mijn hart gedraagen , aan mijne borst gekoefterd zijn, en mijne moederlijke tederheid tot zich trekken. Ik moet hen wezen achterlaaten, ik had hen ook niet kunnen verzorgen ; ach ! zij zullen in de menschlijke famenleving, om hunne onwertige geboorte misfchien verfchovelingen en veracht blijven! maar van uwe wijsheid, van uwe deugd, waardfte man , beloof ik mij , dat gij de misdaad deimoeder niet in de kinderen vergelden, maar hen als  EENE GESCHIEDENIS. lOS* als voorwerpen van mededoogen befchouwen zul . — Geef, geef, bid ik u, mij voor mijn derven, die vertroosting, dat gij mij mijne belediging, u en uwe nicht aangedaan, vergeeft, en dat gij mij belooft, mijne kinderen niet geheel aan hun lot te zullen overlaten. — Ik verg uwe deugd veel, ik weet het, maar kan het eene misdaad in mij zijn, even hier door te erkennen , hoe hoog ik dezelve fchat, en tot hoe groote dingen ik die bekwaam achte ? • En nu haare oogen ten hemel flaande: „ Eeu„ wig, aanbidlijk Wezen , zuchtte zij, tegen „ u, heb ik gezondigd ! u heb ik in uwe wijs„ heid, goedheiden rechtvaardigheidbeleedigd! „ Uwe daaden zijn billijk ! Ik erken het met ,, dervende lippen, wanneer geene vertooningen „ of veinzen meer baten kunnen; ach vergeef „ mijne fnoodheden! Vader der menfehen! er- „ barm u over mijn hulpelooz'e wezen? ■ ,, Beweeg het hart van den deugdzamen e use,, mus, om mijn laatfte verzoek gundig op te ,, neemen, dat hij mij vergiffenis en mijne kin„ deren zijne hulp niet ontzegge! En wees, o „ goedertierne, dan zelf zijn loon , het loon „ zijner menfchenliefde?" Door de al te hevige aandoening waren hier N 2 haa-  I06 HET NOODLOT.' haare krachten uitgeput, de item begaf haar, eu met de ftem ook het leven. eusebius was door haare laatfte woorden, door het berouw, dat zij betoonde, en door de herinnering van alle haare rampen , geheel ontroerd! Een poos zweeg hij, eindelijk berstte hij uit: „ Ja ik heb u vergeven , ongelukkige ! ach! dat de Hemel zich uwer ontfermd hebbe! Ikzal uwe ongelukkige wezen liefdadigen onderftand fchenken, en met ftillen eerbied de wegen van den hoogen God aanbidden en bewonderen ? O Stervelingen ! leert uit dit voorbeeld van filida, dat wanneer de rampen boven uwe hoofd vermenigvuldigen, gij u'nogthans wacht het Godsbeftuur te loochenen of te bedillen; dat toch vooral de tegenfpoeden u te vaster aan de deugd verbinden, op dat gij niet ten prooi wordt voor de verderflijke gevolgen der ondeugd! De  DE EE D. G educht, ontzachlijk onderwerp! — Niet zonder eene heilige vreeze nader ik hetzelve met den hooglten eerbied! De fterveling, een hoopjen aarde en Hof, een niet, onderwindt zich, om ftaatlijk en plegtig het oneindig heerlijk wezen aller wezens, den God der goden, aan te roepen tot getuigen der waarheid en wreeker van den leugen en onoprechtheid! — welke ftoutheid! ten ware de Godheid zelve daar toe niet alleen vrijheid, maar zelfs bevel gegeeven heeft, ten einde de eed een einde zij van alle tegenfpreking ! Welk Vorst, en wat zijn aardfchc Vorfien bij den Koning aller Koningen, door wien de Vorften der aarde regeeren? Welk Vorst zou rtrafloos dulden , dat zijn Haaf de ftoutheid durfde gebruiken, om hem tot getuigen der waarheid te roepen? Welk Vorst zou zich vernederen, om tusfehen zijne flaaven a's N 3 ge-  198 DE EED. getuigen tusfehen beide te komen! Blaar de Godheid heeft het toegelaten, ja zelfs gebo. den! doch alleen in gewigtige gevallen, en in de uiterfte noodzaaklijkheid. Het behaagt hem, den goedertierenen, recht en waarheid door alle middelen onder de menfehen te handhaaven? Te rug, onbezonnen fterveling ! wat wilt gij ? zult gij, daar gij of overtuigd zijt, dat gij ongelijk, dat gij een leugen voorhebt, daar uw hart onoprecht is, zult gij een eed afleggen ? en God tot eenen wreeker aanroepen? Hoort zijne donders van verre ratelen! ziet zijne blikferaen die wraak aanvoeren, en beef! Van ouds was bij alle volken , Jooden en Heidenen de eed onder de godsdienftige plegrigheden gerekend. Bij alle de wijzen der aarde was het een grondregel, de eeden niet te vermenigvuldigen , behoedzaam omtrent dezelven te wezen; en allen zedenleeraars van het mensch. dom, van alle tijden,hebben overè'engeftemd met den grootften van alle wijzen: zweert gantschlijk niet, maar laat uw ja zijn ja, en uw neen, neen. Zo eenige dwaling te dulden en te verfchoo- nen  DE EED 199 nen is , dan is de leere en dwaling der ftille Cliriftenen dié zich Doopsgezinden noemen te dulden , die het eedzweeren , voor ongeoorloofd keuren, waaren alie menfehen eerlijk en oprecht , de eed zou overtollig en onnodig wezen, en hoe wenschlijk zou dan de (laat van het mensehdom zijn! Hadt ieder bezef van zijnen pligt, en van de vergeldende rechtvaardigheid van het Opperwezen, men zou tot dit uiterfte hulpmiddel, om verdrukte onfchuld, of beledigde waarheid te redden, niet behoeven den tóevlugt te neemen. Doch helaas, het fchijnt, dat de famenleeving onder de menfehen niet beftaan kan , zonder het gebruik van den eed. De eerlijkfte, de kundiglle, de fchranderfte Rechter kan dikwijls zonder dit hulpmiddel geen recht vonnis vellen , geen ingewikkelde plijtzaak bedillen; en de ondervinding heeft te veel geleerd , dat op de bloote beloften der menfehen niet veel Haat te maaken is, ten zij die beloften door het krachtig drangmiddel van eenen eed gerugfteund worden. Zoo lang de menfehen den Eed bieeven eerbiedigen, en als eene godsdienftige plegtigheid befchouwden, was dezelven een vaste dijk tegen den inbreekenden vloed van alle ondeuden en N 4 S°d-  zoo de eed, godloosheeden ; een bolwerk, waar achter waarheid, recht, en het welzijn der maatfchappij in veiligheid woonden. In de raadzaalen hielden de beftuurers van den Staat, door de heiligheid van hunnen Eed, ééns aan het Vaderland gedaan, verbonden , in alle hunne raadplegingen , het heil des volks in het oog, en verzaakten eigen voordeel, en eigenbelang, i„ de tempelen hoorde men het hart fpreeken, om het volk te onderwijzen in den lof der godheid, die men zelf vreesde en beminde. Elk der Burgeren, ééns trouw aan het Vaderland gezwooren hebbende, was een Vaderlander, beijverde zich om zijne pligten te volbrengen. In de rechtbanken hieldt de gerechtigheid, zonder aanzien van perfoonen den evenaar, en weegde het recht ten itiplten, terwijl haar zwaard, nooit den onfchuldigen vrees aanjaagde, maar alleen den fchuldigen ftrafte. De krijgsknecht door zijnen eed in ontzag gehouden, onderwierp zich gewillig aan de itrenglle krijgstucht, ftreedt dapper, en leide de wapenen niet af, dan na den vijand van het Vaderland beteugeld te hebben. Gelukkig het volk, daar de Eed geëerbiedigd  DE EED. 20t digd wordt, daar is de overheid verzekert van de trouw der burgeren, daar leeven de burgers veilig, en vreezen niet voor verdrukking, noch verdenken hunne overheden, door deezen band blijft de maatfchappij verbonden, en alles verëenigt zich tot dén geheel! Deze band is, helaas! verflapt, zo niet geheel verbroken ! de achtbaarheid, het ontzach- lijke van den Eed is verminderd! Men heeft den Eed begonnen te befchouwen als eene burgerlijke verrichting , afgezonderd van het godsdienftige, men heeft de Eeden vermenigvuldigd , en zij "zijn gemeen ja verachtlijk geworden in het oog des volks. Weten dan de ftaatkundigen niet, indien dit de heerfchen. de denkwijze wordt van een volk, dat de Eed geene verbindende kracht meer heeft, dat dan de grondvesten van den ftaat waggelen, en dezelve bij den minften fchok onherftelbaar moet inftorten ? De overheden verliezen hun vertrouwen; wie ftaat er borg voor, dat zij het land getrouw zijn, en dat de onheilen van den ftaat, aan hun niet te wijten zijn? Zie daar de bron van het murmureeren en ongenoegen des volks ! De overheden verdenken de trouw der burgeren, worden de gemeene lasten N s zui-  202 DE EED zuiver opgebracht, en het land niet benadeeld? Het is nodig, dat men toezieners, kraaïers of hoe ze genoemd worden , vermenigvuldigd , dus worden de kosten zwaarer, en dewijl veelen in de daad op hunnen Eed niet tellen, reiken 's lands inkomlten niet toe, de lastert worden verzwaard; en op wien komt de zwaarfte last? op den eerlyken en deugdzamen burger, die eindelijk door den zeiven zoo gedrukt wordt, dat hij tot wanhoop overflaat, omdat hij zijn beftaan niet vinden kan. De heiligheid ' der rechtbanken gaat verloren, en op den foldaat kan men zich niet verlaten ; hij verlaat zijne vendels en wordt het vaderland ongetrouw , het zij door vreeze of door hoop op eene meerdere bezolding, die hem wordt aangeboden. De Krijgs Eed is zijne kracht kwijt. Zie daar de gevolgen, wanneer de eerbied van den Eed vervallen is.' Men moet nooit zulken tot eenen eed toelaten , van wien men met grond vermoeden kan, dat zij geene beginfelen van godsdienst en deugd hebben. Indien deze regel doorgaat, hoe fpaarzaam moest men dan in onzen tijd wezen! Een tijd, in welken den godsdienst te faefpotten , voor fchranderheid wordt gehouden,  DE EED. iC3 den , en naauwgezetheid van geweten voor dweeperij wordt uitgemaakt. En is evenwel de regel niet gegrond? Wat kan men van hem verwachten , die den godsdienst ljgtvaardig behandelt? Zal hij zich door de heiligheid van eenen Eed laten beteugelen, die het allerhel- liglte met voeten treedt ? ■ En evenwel worden Eeden niet alleen gedaan, maar gevorderd van allen zonder onderfcheid. Men moest nooit door eenen Eed tot zaaken verpligten, die onmooglijk zijn, om na te komen. Wij hebben eene menigte van wetten , die daaglijks vermenigvuldigen , indien men eenen Eed wil afvorderen, dat de burgers en ingezetenen die alle gehoorzamen zullen, wat zal het gevolg zijn ? De menfehen zullen zweeren, maar zich intusfehen met uitvlugten behelpen, en daar hun geweten mede te vrede ftellen. Zij zullen zich verfchonen, bij de overtreding der wetten, dat zij die wet niet geweten hebben , en wanneer ééns de mensch gewend . geraakt aan zulke uitvluchten , zullen hem nooit nieuwe ontbreken. In zekere Had zou iemand eene neering beginnen', op welke hij eenen Eed moest doen, men las hem voor het geen hij bezweeren zou > de man, die ge-  204 DE EED. geweten bezat, verklaarde, dat hij dit voorgelezene niet kon volbrengen , alzoo hij dan volftrekt geen droog brood kon hebben' van zijnen arbeid ; Men vraagde hem, hoe dan anderen het maakten , die evenwel onder den zelfden Eed van dezelve neering geleefd, zelfs deftig geleefd hadden. De man antwoordde, dat hij de handelwijze van anderen, niet wilde beantwoorden. Eindelijk flelde men hem voor, hij zou den Eed doen, in den zin, gelijk die dan tot hier toe gedaan was. En de man deedt den Eed. Maar werdt dus niet alles op fchroeven gefield? Pn zou dit echter niet meer dan te veel plaats hebben? Zelfs bij de gewijde orde? Bij hun, die de heiligheid van den Eed aan anderen moeten prediken ? Zij zweeren, dat zij bij de formulieren van eenigheid zullen blijven , en zijn zij dikwijls" niet onkundig van derzelver inhoud ? Hoe menig jongeling, die ze onderfchrijft, zonder ze ooit gelezen te hebben ? Of zo zij ze kennen, en zweeren, houden zij dan niet bij zich zeiven in hunne gedachten dit achter: „ In zoo verre deze formulieren met de waarheid en met den bijbel overeenkomen." Men  DE EED.' 205 Men moet, (gebieden de oude Wijsgeeren,) de Eeden niet vermenigvuldigen. Zij kende den mensch; al wat menigvuldig gefchied, verliest zijne achtbaarheid. Waarom is toch de kerk vol volks op bededag? en op de gewoor ne tijden ledig ? Indien de bededag alle week kwam , gelijk de Zondag, hij zou wel dra met den zeiven gelijk Haan. Waarom houden de Oosterfche Vorsten zich verborgen voor hunne onderdanen , en vertoonen zich ten uiterften zeldzaam aan dezelven? Omdat zij weten, dat achtbaarheid verlooren gaat door gemeenzaamheid. Ondertusfchen zijn de Eeden onder ons zoo menigvuldig , dat geen rangen noch. klasfen van perfoonen zijn uitgezonderd , ja daaglijks moeten nieuwe Eeden gedaan worden. Zijn dan de ftaatkundigen thans min ervaren in menfchen-keunis dan de ouden waren ? Op den meineed ftaat eene ftraffe , maar, niettegenftaande de menigvuldige Eeden , die daaglijks gefchieden , zijn er geene voorbeelden , dat deze ftraffe ooit wordt uitgeoefend; en zo al, is het zeer zeldzaam, en dikwijls dan nog in gevallen, die juist niet van de ge. wig-  ZCÓ DE EED. wigtigfte zijn ; een van beiden is nu waar, of er zijn geene meinëedigen, ten minften zij worden niet ontdekt, of wegens de menigvuldigheid der Eeden , is de gerechtigheid ontwapend, en onmagtig, om alle de wanördens te ftraffen en te heritellen ? Die nu eenigzins de gelreldheid van het mensehdom kent, oordeele hier , welk van beiden men te denken hebbe. Zal de Eed zijne waardigheid behouden, zal hij zijnen eerbied en ontzag beweeren blijven, dan diende hij vrijwillig te gefchieden. Zoodra iemand tot eenen Eed genoodzaakt en gedwongen wordt, zal hij, laat elks geweten fpreken, iet in zich gewaar worden, dat hem bezwaart, hij zal oordeelen, dat er een dwang over zijn geweten geoefend wordt. De ouden begreepen het dus , dat een Eed vrijwillig behoorde te gefchieden , en dat zij gelijk hadden, ligt in de natuur der zaak. En wat nut kan hier de dwang toch doen? De deugdzame belgt zich, dat men hem wantrouwt, en noodzaakt God, diens hoogheid hij ontziet, diens verheven majefteit hij vreest, tot getuigen aan te roepen, en de ondeugende behelpt zich met het voorwend-  DE EED. 207 Wendzel dat hij gedwongen heeft gezwooren, en ftilt zijn geweten met te zeggen: Een gedwongen Eed is God ieed! Daar is nog iet, het welk den Wijsgeer fluit , de flaatsman mag het dan in een ander licht befchouwen 1 Op zekere fluikerijën wordt eene geldboete gezet , niettegenftaande van den neeringdoenden een Eed is afgelegd, waarbij hij zich verbindt, niet te zullen fluiken 1 Waartoe die Eed — of waartoe die boete? vraagt de Wijsgeer., Schijnt het niet, dat één van beiden overbodig is? Of zal niet op deze wijze de gemeene man zich ligtclijk verbeelden . dat een Eed van meer gewigt is dan eene geldboete, met welke hij in allen gevalle zijne fluikerij, zo hij wordt aangehaald, goed kan maaken? In de wetgevende wijsheid van mos es heb ik gelijk meer andere bijzonderheden, dus ook dit bewonderd, dat die groote menfchen-kenner in aanmerking genomen heeft, om het geweten van den mensch te genezen, die aan meineed zich mogt hebben fchuldig gemaakt. Zulk eenen mensch Houd het vrij, belijdenis ce doen van zijne misdaad , en door eene offerande pleg-  208 D F- EED. plegtig zich te verzoenen , en zijn geweten dus te ftilleu. Welke wijsheid van den Wetgever! De ouden beftudeerden het hart des menfehen , daarom waren hunne inzettingen duurzaam. De meineed , openbaar geworden, maakt onder ons infaam , daar is geen middel , om eenen miflag in dit ftuk begaan, te herftellen. Laat ons ééns ftellen, dat iemand of door vrees, of door eigenbelang, of door eenige andere oorzaak zich aan eenen meinëed heeft fchuldig gemaakt , dat zijn geweten wakker is , en het beginzel van deugd en godsdienst levendig; Wat zal zulk iemand, bij nadere overweging toch beginnen, om de rust van zijn gemoed, die geftoord is, te herftellen ? Zal hij openlijk belijden, dat hij valfchelijk gezworen heeft? Maar wat zal hij hier mede winnen? Onze wetten, zoo veel ik weet, geven niets aan de hand, om hem te verzekeren tegen infantie, ten minften, zoo niet tegen verdere ftraffe van den meinëed ? Zal hij dan wel zich zeiven befchuldigen, om nu voortaan nutteloos te zijn in de famenleving ? Dit kan of mag men niet verwachten. Wat dan ? Hij zal of zich onder de wroegingen van zijn geweten verteeren, en rampzalig zijn, of hij zal naar middelen omzien, ten einde zijn gemoed ge-  DE EED. 209 gerust te ftellen, en deze middelen zullen tevens dienen, om de kracht en heiligheid van den Eed te verzwakken, en het geweten, als zekere verè'elding en ongevoeligheid te geven, die niet dan fchroomlijke gevolgen hebben kan, Hier fchijnt dan een gebrek, eene gaping in onze wetgeving. ■ Het komt mi] voor , dat men bedacht behoorde te wezen op een middel, waar door de Eed herfteld kon worden in die heiligheid, welke hij bij de ouden hadt, en waardoor de menfehen die godsdienftige denkbeelden weder hernamen, welke de ouden zoo gezet deeden zijn, om den Eed te houden, dat een regulus liever wederkeerde na Karthago , waar de wreedfte folteringen hem verwachten, dan, met verbreking van zijnen Eed , te Rome te blijven. Cij menfehenvrienden ! deze was eene gewigtige vraag, om in uwe Maatfchappijën te worden voorgefteld , en welker voldoenend antwoord eenen eereprijs verdiende! Voornaamlijk, indien het niet bij de vraag en het antwoord bleef! gelijk helaas! in zoo veele goede zaaken gebeurt, maar indien gij te wege kondt brengen, dat zulk een middel, of middelen dadelijk werden tewerk gefteld. II. deel. O Ze-  aio » e eed; Zeker] .de vriend der menfehen, de vereere? Van God fchrikt op het overwegen van het diep verval in dit opzigt. Door te licht te. zweeren wordt als met de Godheid gefpot! Zijne wraak wordt hier door als onmagtig uitgelagchen! — En, als de Eeden worden vermenigvuldigd, naar mate verminderd het ontzag voor de Godheid ! En dus worden de laatfte banden der famenleving ont- fnoerd! Wanneer eigenbelang, hoop, vreeze, of eenige andere drift het mensehdom gaande maaken , zullen de maatfchappijën in duigen fpatten ! alle trouw zal vernietigd wezen 1 De wereld zal een tooneel wordea van moord , van roof, van onderdrukking en geweld ! ijslijke gevolgen! maar gevol¬ gen, die noodzaaklijk gebeuren zullen, indien de geringachting van den Eed voortgaat toe te nemen. Om nu nog te zwijgen van on- middelijke oordeelen van dien God, die een geducht wreeker is van zijne beleedigde eere, cn die düizende rampen kan gebieden, om een hem honend mensehdom te ftraffen! 6 Nederland! —— ó Europa! ó verbas¬ terd Chriftendom ! welke fchrikbaarende toneelen vertoonen zich aan mijn oog in het duister toekomende! Zij  DE EED. 211 Zij, die zich gewennen aan ligtvaardig vloeken , die hunne redenen geen anderen iieraad of kracht, weten bij te zetten, hunnen moed en fterkte van geest niet anders weten te vertoonen dan door een deel ijdele en niets betekenende klanken, zijn het medelijden, en de verfmading waardig van den edelen mensch, meer dan dat zij zijne verontwaardiging zoude gaande maaken, of eene emftige wederlegging verdienen .' Zo zij nadenken, en leeren geene klanken zonder betekenis voort te brengen, het welk alleen den redelijken en verltandigen mensch van het kind en den dwaas onderfcheidt, zullen zij bloozen, en eene waeht zetten aan de deur van hunne lippen! — -  VROUWEN. Ik ben een jongeling! een gevoelig jongeling, die door geene flijve ftoicynfche beginfelen gedreeven wordt; neen! ééns hoop ik, tot loon eener ftandvastige en kuifche liefde, in het bezit eener waardige vrouw mijn aardsch geluk te volmaaken! O! hoe gelukkig zal ik we¬ zen , zo het de wil des Hemels gehengt, het voorwerp mijner min tot de deelgenoote van alle mijne vreugd en kommer te hebben , met haar hand aan hand de kronkelpaden van dit leven te doorwandelen, en voor de maatfchappij nuttige leden te teelen, en op te voeden. Ik (Iel derhalven den-grootffen prijs op de goedkeuring der fchoone Sexe, en ben niet onverfchillig , of ik in haare gunst ftaa, dan of zij redenen van ongenoegen jegens mij koe», tert, het zij dan waare, het zij opgevatte.  TROUWEN. 213 Nogthans vcrkieze ik de vrouwen tot eene voorwerp van mijne wijsgeerige befpiegelingen in dit ledige uur van overdenkingen! Verre van hier, gij die aan de vrouwen de eere hebt willen betwisten , van menfehen te zijn , gij beledigers van de helft van het mensehdom , onbetwistbaar de fchoonfle, de bevalligfte helft, misfehien ook de gullte. Misfchien echter, want daar de liefde tot mijn evenmensch mij beveelt het best van u te denken, was het mogelijk een luim, misfehien eene gemelijkheid, die u dus deed fpreeken , omdar gij met eene xantippe moest huishouden, die u binnenshuis het leven verbitterde, en u daar door uwe gal deedt ontlasten in onrechtvaardig te zijn tegen de beminlijklte fchepzelen in het gemeen. Neen, ik keur af, en mijne lezers zullen met mij afkeuren , dit verwacht ik van alle mijne welopgevoedde le. zers, en van mijne fchoone lezeresfen verzoek ik voorde groove belediging, die haar door fommigen van onze Sexe is aangedaan , eene gunffige verfchoning , ik keur af, zeg ik , de woorden van eenen Franfchen Edelman. „ De „ volmaaktheden der vrouwen zijn nog zoo „ goed niet, als de gebreken der mannen, zij O 3 „ heb-  214 VROUWEN. „ hebben niet dan zwakke deugden, en zoo, „ natuur haar fchoonheid geeft, het gefchiedt „ maar, om een werk, dat zij niet ter deeg „ kan opmaaken, te vernisfen. Zij fchijnt er een noodzaaklijk kwaad van gemaakt te heb„ ben, om het menschlijk geflacht te bewaa„ ren, zij heeft haar onder de mannen eene „ plaats gegeeven , gelijk een geneesmiddel ,, is in de handen van een ziek mensch, dat hij „ gehouden is te gebruiken , zoo hij wel te „ pasfe wil zijn." (*_) Ik weet wel, dat men aan eene vrouw, eva, de bron van al ons leed moet toefchrijven, maar ik weet tevens, dat het adam gevoegd hadt , zich niet door het voorbeeld zijner vrouw te laten misleiden, en is eva de eerfte geweest in de overtreding, de fchuld van adam, niet die van eva, wordt ons toegerekend; zoo leert de Bijbel, dat menschkundig boek! Ik (*) Les ferfe&ions des femmes, ne valent pas les defaut des hommes; elles n"ont que des foibles vertus, & ft la nature leur donne de la beauté, c'cfl pour farder un ouvrage, qu'elle ne peut biejt Jairc. li femble , ijtCh deff iin de les cnnferyer, elle en alt fait un mal i. ecesJaire, & les ait mis entre les hommes, comme une medetine entre les mains d'un malade , qu'il ejl obligé dc prendre, s'il fe'teut bien porter.  VROUWEN. 215 Ik ben wel zo verblind niet door de ftreelende fchoonheden der Sexe, dat ik haare gebreeken niet zoude zien, deze te verzwijgen, er» alleen de deugden te roemen, geene gebreeken re zien, alles voor deugd uit te venten, is het werk of van eenen laaghartigen vleijer of van een fpoorlozen en gekken verliefden, die zich verbeeldt, dat zijn uil een valk is. — Zulks ben ik niet, en wil het ook niet wezen. ■ Ik heb te grooten eerbied voor de zachte kunne, dan dat ik haar op deze wijze zou willen verongelijken., als of zij zoo onnozel ware , dat zij zich zou laten wijsmaaken, zonder gebreeken te wezen. Maar dit weet ik , dat de welvoeglijkheid verè'ischt, dat men met de vrouwen handele als met de Vorlten, wier gebreken rond uit hun in *c aangezigt te zeggen, een zondigen is tegen de wetten van eerbied en burgerlijke betaamlijkheid. gelijk hun te vleijen, de ftrafbaarfte misdaad is. waar toe de fnoodften , het uitvaagzei van het mensehdom alleen bekwaam zijn. Niet alleen , dat bijzondere perfoonen een zoo geheel vcrfchillend vonnis over vrouwen geveld hebben, maar men ziet hetzelfde in geO 4 hee-  il6 VROUWEN.' heele volken. Bij de Oofterlingen , daar het despotifme alles onderjukt heeft, en daar bijzonder de vrouwen de flaavinnen zijn van de heerschzucht van het manlijk geflacht, wordt eene vrouw opgeflooten, niet geacht, dan alleen als een verachtlijk middel, om de lusten van eenen dwingeland te voldoen , die echter tot zijne ftraf zich zeiven dus van het zoetfte des menschlijken levens, de gezellige verkeering met eenen hartvriendin berooft, en nooit het genot der liefde fmaakt: deredenen, welken de Oofterlingen voor dit hun gedrag geven, zijn bevat in de volgende regelen uit een zedekundig Ooftersch werk getrokken : „ De driften en geneigdheden van mannen „ kan men door langduurige omgang door en „ door leeren kennen, maar de driften en ge„ neigdheden der vrouwen zijn ondoorgronde„ lijk. Hierom moeten zij van de mannen af„ gezonderd zijn, opdat de veranderlijkheid „ van haaren aart anderen niet bennetten zou. „ Haare natuur en gefteltenis eischt afzondering en beteugeling. Groote en grove fteenen s, gebruikt men tot gewoone gebouwen, mar„ mer en albast tot paleizen, maar diamanten „ fluit men op in Kabinetten , en naar dat de „ din-  VROUWEN. 217 ,, dingen gemeen of zeldzaam, van kleine waarde of grooten prijs zijn , zet men ze ten ,, toon, of (luit ze op." Met alle deze behoedzaamheid en verkeerde redenkunde zijn er geen buitenfporiger wezens in driften dan de vrouwen in het Ooften, en deheerschzucht leert haar in het binnenfte van den Harem, kabaaien fmeeden en aanhangen maaken, die niet zelden de grootfte ftaatsomwentelingen veröorzaaken! Geheel anders beftonden onze voorvaders, de oude Gcrmannen , die in onvoorziene toevallen fomtijds verlegen wezende, zich niet ontzagen , zich naar het goeddunken der vrouwen te gedragen, in welke zij iet godlijks hielden te fchitteren. tacitus leert het ons, van die ftrijdbare volken fpreekende: „ Zij beelden ,, zich in, zegt hij, dat er iet heiligs en voor„ weetigs bij de vrouwen was ; dies haare „ raadgevingen niet wierden verworpen, noch „ haare antwoorden verwaarloosd." Over het gemeen heb ik opgemerkt, door eigene ervarenis, dat niets zoo gefchikt is, om de laatfte hand te leggen aan de vorming van den jongeling , als de omgang met deugdzame en befchaafde vrouwen. Hier worden de zachte O 5 fcha-  2t3 VROUWEN. fchakeeringen in het karakter overgebragt, hier wordt menige ruwe hardigheid door malsfer en fijner trekken geleenigd. In 't kort, wie nooit met goede vrouwen verkeerd heeft, is niet alleen verftoken van zeer veel zuivere geneugten, maar hij zal ook in het gezellige le» ven niet verre komen, en hem, die van de geheele Sexe verachtlijk denkt en fpreekt, maj ik niet tot mijn vriend hebben. Dj lezer herinnert zich uit het voorbericht van het eerfte deel van dit werkjen, hoe ik, fchoon Hechts in den morgen van mijn ieven, onheil dreigende onweêts-wolken boven mijn hoofd heb zien zamenpakken , en hevige ftormbuj'en des onge- luks heb moeten verduuren. Ach hadt het den hemel behaagd, mij mijne waarde moeder te laten behouden ! Waarom ben ik zoo vroeg van u, o zalige! beroofd? Waaröm heb ik fiechts in de eerfte kindfche jaaren uwe moederlijke tederheid mogen genieten? Dan zwijg mijne ziel! murmureer, klaag niet over een noodlot! neen! geen noodlot! eene wijze; maar onnagaanbare voorzienigheid befluurt den loop van 't menschlijk leven. Ik heb de zaligfle uuren in de verkeering met beminlijke , met deugdzame vrouwen doorgebracht, en zo er iet goeds aan mij is, zo verbittering, mis- moe-  VROUWEN. 219 moedigheid en alle de tegenfpoeden van dit leeven, nog niet alle genegenheid, liefde en verdraagzaamheid uit mijne ziel gewist hebben , zulks heb ik, naast God dank te weten aan de zachte invloeden dezer verkecring mee deugdzame vrouwen. Hier fprak ik nit de volheid van mijn hart! — ó edele fchoonen! Uw teder gevoel, uwe gave, om fpoedig de geheimen van het hart te ontdekken , te begrijpen, gedachten op te merken, gebaarden te verflaan ; uwe fijne neiging voor de kleine , aangename gedienftigheden des levens; uw bevallig, vaif vernuft; uw fchrander oordeel, geheel vrij van alle geleerde, Heilige, vooringenomen gevoelens, uwe onnavolgbare , bekoorlijke luimen, zelfs belangrijk in uwe bedaardheid en oplopendheid; uw geduld in lijden , hoe zeer ook het eerfte oogenblik van lijden zich door luidruchtig kermen on. derfcheidt; uwe zachte, lieftaalige manier van troosten, van koesteren , van oppasfen, van uitharden, van verdraagen ; de tederheid, die in uwe geheele houding heerscht, de kleine onfchadelijke fpraakzaamheid, waardoor gij leven brengt in de verkeering. Dit alles heb ik opgemerkt • dit alles fchat ik dit  2 20 VROUWEN. dit is mij dierbaar. „ De jufferfchap," zegt de jongeling, (_*) „heeft eene beminlijkheid, die ,, zij noch door de opvoeding, noch door vlijt ,, verkrijgt. De Natuur, welke de fchoonen tot „ dat groot oogmerk befternde, om de mannen „ vrolijk en luchtig te maaken , onderfcheidt ,, haare zielen zoo wel als haare ligchaamen „ door natuurlijke voorrechten , die wij niet „ hebben, maar alleen van verre navolgen kun„ nen. De tederheid in gewaarwordingen, de „ bekwaamheid , om alles, wat in alle dingen ,, fchoon en aangenaam is, ligt waar te ne„ men, de fijnheid van gedachten, de zachtere „ verbeeldingskracht, die in haare beelden meer ,, bevallig, dan grootsch en prachtig is, zijn ,, natuurlijke volmaaktheden van de jufferfchap. „ Zij heeft misfehien van natuur dat vuur, die woestheid, en fterkte in 't denken niet, die „ het manlijk verfland heeft; hoewel men nog „ onderzoeken kan, of wij deze eigenfehappen „ niet meer aan de opvoeding, en de gewoon„ te, die ons het denken tot een werk gemaakt heeft, Een zedekundig weekblad, letw.11. j*it. her, cieseke, cramer enz. tot Schrijver erkent, en derzelvtr veilhnd en hsrt eere aandoen  VROUWEN. 221 „ Iieefc, dan aan de natuur te danken heb„ ben." Zeker ij het, dat de opvoeding veel invloedt heeft, op het onderfcheid van de voorrechten der beide gedachten. Het vlug , fchrander meisjen wordt alleen voor de keuken en naald opgekweekt, en haare verftandelijke vermogen, helaas ! zoo onverfchoonbaar te dikwijls verwaarloosd! Doch aan den anderen kant, voor geleerde vrouwen gevoeld mijn hart niet min zekere huivering, dan voor heerschzuchtige. In de daad de natuur wordt als ver¬ kracht , wanneer eene vrouw de zorgen van het huishouden , de opvoeding van kinderen als kleinigheden aan eene zijde zet, en , in de boeken omfchanst, zich nederzet, om kreupele verzen of ellendige zielsbetrachtingen over de ellende van het mensehdom te fchrijven, wanneer zij, met een ijdele verbeelding van zich zelve en haare geleerdheid, ftoute uitfpraken doet over onderwerpen , welke de kundigfte en groorfte mannen niet hebben ondernomen te beflisfen. —— Daar mag ééns eene enkele BETHJE WOLF en AGATHA DEKEN in fpelend vernuft uitmunten , eene enkele lu- c r E-  VROUWEN. cretia wilhelmina van merken ia gezond verftand den prijs behaalen, wij fpreken van geene uitzonderingen op den algemeenen regel. De vrouwiijke fexe is teder van Hgchaam, evenwel ééne enkele wordt er hier of daar gevonden , die meer dan mannen krachten bezit, maar wie zal daar uit befluiten, dat de natuur, die volgends anakreon elk wezen in bet gefchapene zijn deel gaf, en aan de vrouwen fchoonheid fchonk , gewild heeft , dat zij met de fchoonheid ook ligchaams-fterkte paaren zou. Op gelijke wijze leert de er¬ vaaring, dat de natuur de vrouwen niet gefchikt heeft, om door boeken te fchrijyen ., de leermeefteresfen van het mensehdom te wezen. —«— Laat het meisjen niet verzuimd worden in de opvoeding , laat haar verftand worden aangekweekt, laaten haare puntige redenen , met eene bevallige toverftem gepaard , zelfs eenen luchtigen luim in noordfche klippen brengen, nogthans is het eene algemeene aanmerking, dat, hoewel er onder het vrouwentimmer veelen zijn , die wel fpreken, er nogthans maar weinigen gevonden worden, die wel fchrijven; even gelijk, men meent opgemerkt te hebben, dat de raad der vrouwen, die er flor-  VROUWEN. 223 ftortelinks en onbedacht uitkomt, veeltijds beter is, dan die, daar zij zich op gefcherpt hebben. „ Het verftand der Trouwen," fchrijft zeker iemand, „ dunkt mij, den eerften aanval der „ franfchen gelijk te wezen. Men zegt er van, „ dat zij in 't begin meer dan mannen zijn , „ doch in eene handkus gaat die ziedende „ driftigheid over ; en zij worden min dan „ wijven." Uwe luimen, uwe grappige en geestige invallen behageu mij, fchrandere bethjen! uwe saartje burgerhart is een lief meisjen! maar uwe willem leevend hadt eenen mannen hand gevorderd, om zijne beeld- tenis behoorlijk te ontwerpen. Het nut der tegenfpoeden, van de edele van merken, heeft mijn bloedend hart menigmalen vertroost, balfem in mijne ziels-wonden geltort, maar zo haarDAViD voor een heldfcheep komt, men moet het mij vergeven, dat de beminlijke jonathan mij gelukkiger door haar getroffen fchljnt. — Van haaren germanl- cus , van haare treurfpelen zeg ik niets, ik ben geen beöordeelaar van haare werken, die ee  224 VROUWEN. eenen welgevestigden lof, naar verdienfte, be« haald hebben, zoo veel is genoeg, de lezer merkt, waar ik heen wil. Moet en zal eene Fenix onder de fexe fchrijfïter worden, laat zij zachte, aandoenlijke onderwerpen kiezen. — Dat zij de kuifche, de vertederende liefde bezinge, dat zij het hart van den treurigen ftreele, dat zij de aanlagchende toneelen der lente bewondere in haare befpiegelingen maar, dat zij zich niet vermete, om den held in zijnen glorie vollen loopbaan, onder-het gedruisch der wapenen te verzeilen; dat zij zich niet wage, in de kronkel-fpooren en vaak ongebaande wegen van het woud der wijsgeerige en godsdienftige verfchilftukken ; dat zij niet onderneeme, de ftrengheden en het forfche van den winter te befchrijven. Edel is zij, wanneer zij met haar befchaafd en opgeklaard verftand, met liefde tot wetenfehappen,.tevens niet verzuime de voor vrouwen eigenaartige bezigheden van het huishouden, van de opvoeding der kinderen, en van het oppasfen van haaren wakkeren en deugdzamen man. Waarom is men zoo geneigd, om van de natuur af te wijken? ■ p au lus, die de natuur en de menfehen kende, fchreef van vrouw- ■ kens,  VROUWEN. 225 kens, die altijd leeren, en nimmer wijs worden, die ligt te verleiden zijn, en hij geboodt, dat zij zwijgen zouden in de gemeente. En tevens achtte hij haar hoog, verfmaadde de vrouwen niet, maar wilde, dat alles in zijnen kring werken zoude. Die wijze man! Elk verftandige moet zijne uitfprakën billijken , als die van eenen wijzen, zelfs zijne onfeilbaarheid, als een apostel van j e s u s niet in aanmerking genomen zijnde. Eene heerschzuchtige vrouw! . Ik fid- dere op dit denkbeeld! Wee den man, wiens vrouw die lesfe vergeet: gij vrouwen, zijt uwe eigen mannen onderdanig! Ik wenschte wel ééns te weten, hoe het formulier van den huwelijken ftaat, dat in de openbare kerk in gebruik is, daar aan is gekomen, dat god na den val, tot eva, en in haar perfoon , .tot het gantfche vrouwlijke geflacht gefprooken heeft: Uwe wille zal den man onderdanig zijn? Of gelijk fommige drukken het vrij flecht hebben : Uwen wille zal de man onderworpen zijn. Waar? of wanneer heeft, god dit tot eva, en in haar perfoon tot het gantfche vrouwlijk geflacht gefproken ? Ik lees II. deel. P in.  22Ó VROUWEN. in mijnen Bijbe! er niets van. Het moet zeker derhalven uit eene oude vertaaling genomen wezen. Hoe het zij, misfehien is dit wel de reden , dat veele vrouwen die vermaning van het formulier verdacht houdende } zich daar aan niet gehouden rekenen , of wel zelfs de flechtere leeswijze volgende, haaren mannen aan haaren wil onderworpen willen maaken. En nu beklagenswaardig man ! die onder de luimen van een grillig wijf zijne dagen met treurigheid ten einde brengt; of wel dikwijls zijn troost gaat zoeken in debauches buitens huis, in Hechte gezelfchappen, in den drank. Het huishouden verwildert, de kinde. ren worden verwaarloosd, de dienstboden zijn onbefchaafd. Met één woord, het kwaad, welk zulk eene vrouw nicht, is bijna onberekenbaar. Het is waar, dat zelfs het verblijf in het Paradijs geene volmaaktheid voor den eerflen liamvader van het mensehdom hadt, en dat het niet goed was, dat hij zich alleen bevondt, toen werdt zijn aardsch geluk voltooid , wanneer hij zich mogt verlustigen in de bekoorlijke verkeering met eene lieve wederhelft, die uit hem gefchapen één vleesch met hem was,  VROUWEN. 227 was, maar even waar is* het, dat aan deze wederhelft niet de heerfchappij over den man werdt ingeruimd, noch , daar zij uit hem gefchapen was, met recht kon ingeruimd worden. Bij alle befcha%fde volken goldt daarom ten allen tijde de keurftem van menuchan: „ Dat ieder man moest heere en meester wezen, in zijn eigen huis, en taal voe- ren , naar de fpraak van zijn volk.'' ■ Ook leze ik wel , dat bij de Romeinen de fpreuk goldt : Ubi tu Gajus, ego Caja , maar nooit vind ik: Ubi tu dominus, ego domina} wel waar gij man zijt , ben ik vrouw; maar nooit: waar gij heer zijt, ik meesteresfe. De hemel bewaare mij en alle deugdzame jongelingen voor zulk een hard lot , van te moeten bukken onder de heerfchappij van eene heerschzuchtige vrouw! Maar ook ver¬ achting zij over die laffe mannen, welke zich door hunne heerschzuchtige wijven laten beheerfchen, niet minder dan over die bloodaarts, welke waardige en deugdzame vrouwen mishandelen en vernederen ! Dat de ftaats- en heerschzucht der mannen met bloed getekend is in de gedenkfchriften der P 2 we-  21% VROUWEN. wereld en der volken, betreurt de vriend der menfehen; maar wat is heersch- en (taats-zucht der mannen bij die der vrouwen vergeleeken, wanneer deze zich aan die driften overgeven? Derwijze Saleërs floten door de grondwetten van hunnen ftaat \ de falefche wetten, noch bij de vrijheid-Iievende Franfchen geëerbiedigd, de vrouwen uit van de opvolging van den troon, en zeker, zelden waren regeeringen van vrouwen de geiukkigfte voor ftaatendommen. Tegen eene zinobiü, die den luister van Palmira en den bloei dier ftad , fchoon in 't midden der onvruchtbaarfte woeftijn gelegen , ten top verhief, tegen ééne elizabeth, wier nagedachtenis nog bij den ■Engelschmau geëerbiedigd wordt, terwijl hij met eenen verwijfden en in zijnen waan godgeleerden jacobus fpot, tegen ééne roemrijke beheerfcheresfe aller Rtisfen, zal men in de gefchiedenisfen misfehien meer simiramissen, die door éénen flag haaren gemaal van troon en leven berooven , het zij openlijk of door vrouwen-ftreeken , wanneer de dwaaze jninus haar flechts voor éénen dag den troon inruimt, meer brunechilden en feedegunden ontmoeten, wier heersch- en ftaatzucht de bloeïendfte rijken met oorlog en burger-bloed ver-  VROUWEN. 22() vervuld , met vorsteu-moord hunne bloedige handen bevlekt, en het mensehdom rampzalig gemaakt hebben; hoe veele athaliïs die door moord ten troon fteegen, en vrije burgeren onderdrukten! Hoe veele .oorlogen zijn begonnen , door de aanftoking' van eene favorite! Hoe veele rampzaligheden ontfloken door de wraakzucht van beledigde vrouwen ! — Wanneer de voorzienigheid eene zondige wereld wil flralTen , verwekt hij messalina's en a g a 1 pp in a's, die door haare driften aangezet de domme kl'itjdiüssen en beestachtige nero's aanzetten, om tot geesfels van het mensehdom te ftrekkeu! Beef, flerfling ! zo u de wraak van eene vrouw treft! Zij is geducht, gruwlijk , aanhoudend, en kan niet ligt verzoend worden.— -Men kan naauw uitdenken, welke middeles zulke furiën wecten uit te denken en uit te vinden, om een eerlijk man, van wien zij waanen beledigd te zijn, te kwellen en te vervolgen; hoe onuitbluschlijk haar haat is, en tot welke laage middelen zij haaren toevlucht nemen. — Eene enkele onvoorzigtige uitdrukking, die de eerz ebt en ijdelheid eener vrouw fchijnt te beledigen, is genoeg \ om hem van zijn geluk P 3 te  230 VROUWEN. te berooven, om haar met lasteringen, met dolk en vergif te wapenen, ten einde hun rusteloos te ftraffen, en haare wraakzucht te voldoen. — Misfehien is het gevoel van haare zwakheid hier van de oorzaak. De fterke leeuw is edelmoedig ! het gevoel der zwakheid maakt wreed , vermeerdert het gevoel van geleden , het zij waar het zij gewaand ongelijk, en maakt den lust gaande, om, wanneer de gelegenheid zich aanbiedt, ook eens kracht te toonen. Zie daar! de eenvouwige reden, waarom de waarlijk verheven ziel zich vergenoegt, met trotfche tegenpartijen te vernederen, en glorie ftelt in ongelijken te vergeven , en overwonnen vijanden te fpaaren, ja zelfs wel te doen, maar waarom eene zwakkere niet rust, offchoon zij haare mededingers vernederd heeft , voor dat zij die geheel uitgeroeid, en den beker haarer wraak tot den droesfem toe heeft doen ledigen ! Die zelfde zwakheid van zenuwgeilel en ziels-vermogens , geëvenredigd naar de tederheid van het ligchaam, befchouw ik als oorzaakvan die andere hoofdgebreken, welken men in de fexe meent te ontdekken, en die, want waar toe zou vleijerij dienen? in de daad, meer dan te veel plaats onder haar hebben. Al te groo-  vrouwen 23 r groote nieuwsgierigheid , en tevens geene geheimen te kunnen bewaaren,ijdelheid, en zucht tot opTchik, waar door de zwakke fexe zich zoekt aan te prijzen. ■ Maar ook zijn gevaarlijke wezens die zusjens , welke ceu vertooning van Godsdienftigheid maaken, en die oude tantes, die de geheele ftad aan een haaien door haar gekal en achterklap, die gereed zijn, om ieder één te veröordeelen, en de wereld haateu, om dat de wereld haar niet meer eert. Ik weet, dat edelen en grootmocdigen onder de Sexe niet minder met afkeer omtrent zulke wezens bezield zijn , dan wij mannen wezen kunnen. Dit geeft mij te meer vrijmoe¬ digheid , om deze miswasfen der natuur ten toon te ftellen; te meer dewijl het aan den and.ren kant zeer zeker is, dat veelen van ons geflacht ongelijk laager van geest zich betoonen, en niet weiniger gebreken aanhouden , dan onder de andere helft van 't mensehdom te berispen zijn. O dat de beide geflachten de waarde van den mensch leerden bezelfeul'dat beiden in haaren P 4 kring  2$2 VROUWEN. kring werkzaam waren en zich verëenigden tot onderling geluk. — Zalig die man en vrouw, welke eene harmonie van gemoederen bezitten, door wederzijdfche liefde en hoogachting de zielen, de vermogens, de aandoeningen in één te fmelten! daar de man liefde jegens de vrouw, de vrouw achting en genegenheid jegens den man koestert, wanneer de man de bezigheden verricht, welke zijne betrekking tot de maatfchappij of zijn beroep van hem vordert, terwijl de vrouw hem met raad endaadonderiteunt, hem, vermoeid van zijne bezigheden, koestert en in haaren fchoot rust geeft, het huishouden waarneemt, en hem lieve kinderen, niet alleen door ze hem te baaren, maar ook door ze op te voeden, aanbiedt. Waarom zou men over het geheel de verkeering met de vrouwen niet kunnen verbeteren ? En in plaats van die ftijve gezelfchappen, daar de Dames elk nu 1t zeerst opgefchikt en uitgedoscht, eikanderen aanzien, en met een hekelend oog gadeflaan, en zich verveelen, of op zijn best eens ombren, eene verkeering invoeren, die meer gul, meer openhartig, en vertrouwend de beide gedachten eenen wederzijdfchen g»Iukkigen-invloed tot elkanders meerdere be-  VROUWEN. 233 befchaving en volmaaking zou kunnen verfchaf- feni Doch Helaas! het zijn nog niet die verlichte , die gelukkige tijden , waar in het mensehdom ééns wijzer en beter, door het volgen van deugd en lesfen van wijsheid, zijn geluk en tevens zijn vermaak zal zien toeneemen, en ten top van volmaaktheid fleigen. — Die tijden, waar in niet meer de wulpfche wellustige , een onnozel meisjen verleiden, de dwingeland de vrouwen verachten, de coquette haare (bikken (preiden , de heerschzuchtige vrouw de perken , haar door natuur gefield overfchrijden, de zwakke met alle haare gebreken de famenleving verbitteren , maar alles en allen zich vereenigen zullen tot eenen maatfehappij, welker leden waare aanbidders van het Opperwezen , oprechte verëerers der deugd, en fiandvastige beminnaars van het heil hunner medemenfehen, als van hun eigen, zijn zullen. P 5 AU  AFBEELDZEL VAN EEN EPICURIST. Ik ontwerp , in mijne befchouwingen , het beeld van een wezen , welk volftrekt geene waarde dan in zijne eigen oogen en verhitte verbeelding bezit, dat zelfs voor zijne vrienden en bewonderaars een voorwerp van verachting en befpotting is, fchoon zij hem in fchijn vleijen, en zelfs niet beter zijn, dan hij is. — Een zwak en hulpeloos wezen, het welk, zich zelf met ijdelheid voedende , ook in de daad in zijne uitzigten, in zijne verwachtingen , in zijne hoop enkel ijdelheid is. Een be- klaagens-waardig fchepzel , welk, zich in den waan zijner verbeelding befchouwende , als een genieter van het hoogde goed, en andere fterveüngen belagchende , welke ftreeven en jaa-  EEN EPICURIST, 235 jaagen naar het geen hij meent, voor 's hands daadlijk te genieten , in de daad, van alle geluk en goed ontbloot, voor eeuwigduurende anglten en kwellingen is blootgefteld , welke hem, bij de minde dilte van het gedruis zijner hartstogten , beftormen , niet minder dan de ijslijk naare onzekerheden en twijfelingen, met welke hij het toekomende te gemoet ziet, en tevens fchrikt, om er de minde aandacht op te vestigen. Een wezen , van het welk de maatfchappij en famenleving geen nuttigheid kan genieten , maar alle kwaad te vreezen heeft. . En met dit alles, foortgelijke wezens hebben zich onder de menfehen in alle eeuwen fchoon onder verfchillende gedaanten , in menigte vertoond, en de grootde nadeelen en rampen aangerecht ; en in onze verlichte , befchaafde, wijsgeerige eeuw is hun aantal, verre van verminderd te zijn , veeleer aanzienlijk vermeerderd. De dervelingen , die ik bedoel , benoemen zich naar den naam van epicuris , gelijk men reeds oudtijds hun , die een weeldrig en wellustig leven leidden , den naam van Epicuris  236 AFBEE1DZEL VAN EEN risten gaf. Deez' wijsgeer had zijnen leerlingen ingefcherpt , dat deze wereld door geene voorzienigheid beftuurd werdt, of dat, indien er al een Opperwezen plaats had , deszelfs Godheid te zagtmoedig en te zeer in zijn eigen gelukzaligheid bedolven was, om acht te geven , op de daaden der ftervelingen, die, gevolglijk, zijne hulp niet behoefden, noch voor zijne kaftijdingen te vreezen hadden. Zo men dezen wijsgeer al geen onrecht gedaan heeft, met betrekking tot zijn gevoelens nopens God en de Voorzienigheid , waaromtrent veelen hem hebben zoeken te verdeedigeu, men heeft hem zeker onrecht gedaan, betreklijk tot de gevolgen , die uit de opgegeeven gevoelens onbetwistbaar voortvloeien , doch welke men niet bewijzen kan, dat epi- cuur ooit heeft toegelaaten. Het is zo, vermaak was de groote inhoud van zijne zedekunde, wellust het hoogfte doel der ifervelingen, genoeglijk te leeven , hun pügtelijke be- llemming Zijne hoven en tuinen , aan de wellust en het vermaak gewijd, zijn vermaard in de jaarboeken der ouden. Maar men vrage den wijsgeer, wat het zij, wellust te genieten , vermaaklijk en genoeglijk te leeven, hij  EPICURIST, 2]7 hij zal antwoorden: aan geene wéreJdfche zaaken gehecht te zijn; alk f/ioode begeerten te wederftaan ; eerbewijzingen gering te achten ; boven de fortuin verheven, te zijn; en zich daar van meester te maaken ; in één woord, eene volkomene rust en kalmte des gemoeds te bezitten. Zeker! deze zijn niet de leerftelliiigen der Epicuristen , die ik bedoel, zoo hoog kan hunne laage ziel nooit zweeven ! Zulk iet te poogen zou hunne uitgeputte krachten oneindig te boven gaan. Neen! De Epicurist ii een wezen, die het bedaan van God en met het bedaan van God de algemeene en bijzondere Voorzienigheid of voldrekt ontkent, of er ten minden zich niet over bekommert; die de Godsdienst voor eene beuzeling rekent, en de duuring der ziel na den dood, als mede de beloning der deugd en de draf der ondeugd , en bagatelle behandelt. — Hij verbeelt zich , dat üousseaü onwederleglijk betoogd heeft , dat de mensch van het redenloos vee, in 't gemeen enkel in gedaante, en van den afrikaanfehen Pongos, oodindifchen Ourang Oittang, of s w i f t 's Ja hos, in  238 AFBEELDZEL VAN EEN in 't bijzonder, alleen door de opvoeding, verfchilt. Dewijl hij geen God vreezen, geen toekomend leeven verwachten wil, zoo is het tegenwoordige zijn hoogde goed; zijn eigen ik, en deszelfs onderhouding en welzijn zijn eeniglte en hoogde doel. Om dit te bereiken flaat hij onderfcheiden wegen in, naar mate zijn gedel , heerfchende hartstochten en driften hem lier- of derwaards flingeren. Is hij van een wellustig ligchaams gedel, hij jaagt den vleeschlijken wellust na ; geen meisjen blijft vrij van zijne lagen en aanzoekingen, en kan hij eene deugdzaame , eene fatzoenlijke juffer niet tot zijn' zin krijgen , hij verlaagt zich tot het naloopen van eene openbare, van eendraat-hoer.-. Door overfpel het echte bed van eenen zijner medemenfchen, misfehien wel van zijnen vriend te ontëeren, noemt hij ton. Is hij van een heerschzuchtigen aart en bedaan, hij beproeft alle middelen, welke ook? hoe laag en oneerlijk zij zijn mogen, om tot eerambten en bedieningen te geraaken, en rust niet, voor hij tot zijn oogmerk gekomen is. An-  EPICURIST. £3^ Anderen, van eene meer bedaarde geftjtenis, vinden hun vermaak en wellust, in een vrolijk gezelfchap , onder een pijp en een glas wijn. Hier worden de avonden doorgebracht , met fcherts en kluchten en dubbelzinnige kwinkflagen , die verzeld gaan van een gefchater van lagchen, terwijl doorgaands één van het gezelfchap , die het zwakfte verftand bezit, maar daar op moedig is, dat hij waardig gekeurd word, een lid van het zelve uit te maaken, de fpeelbal is, die men elkandereu aartig weet toe te kaatzen , alles onder een glas wijn en een pijp tabak; eindelijk raakt men aan het fpeelen een Pombre of dergelijken , en de heeren gaan vrolijk en opgeruimd naa huis. Epicuristen van dit foort brengen hunnen overigen tijd omtrent op de volgende wijze door ; redelijk laat opftaan, den voormiddag in een koffijhuis den namiddag met een flaapjen of uitgaan in gezelfchap van een vrolijke partij , den avond in komedie of opera, of een zoo even befchreeven gezelfchap. Laat ons zulke Epicuristen eens wat nader befchouwen; zij kwamen mij, gelijk ik in 't begin zeide, voor, als zwakke fchepzels, zelfs, verachtelijk bij hunne vrienden. Een ie¬ der  240 AFBEELDZEL VAN EEN der van bun bedoelt zeker zich zei ven alleen, nadien hij zijn vermaak of zijne wellust zoekt» en daar aan alles onderfchikt, maar het zelfde doen ook alle zijne zogenoemde vrienden, en dewijl elk hunner bewust is van zijne oogmerken , zoo meten zii hunnen gewaanden vriend naar zich zeiven af, en wat is in het oog van den mensch verachtelijker dan de zelfzoeker, die in zich zeiven eindigt? Wat ftaat is ooit op eene vriendfchap te maaken, die voor eigenbelang immers wijken moet. verris, is zulk een Epicurist, hij leeft in eenen kring van vrienden, met welke hij menige eeuwige vriendfchap heeft aangegaan, doch in de daad, bemint hij zich zeiven alleen, en anderen Hechts zoo lang, als zij zijne ongebreidelde begeerten niet in den weg ftaan , of hiaderlijk zijn. krito, tot hier toe zijn hartevriend, ftaat naar een voordeelig ambt; juist had verris zijne oogen op hetzelve gellagen , het kwam hem voor, zeer gefchikt te zijn, om hem een fonds te bezorgen, om zijn wellustig en vrolijk leven te onderhouden. Op het oogenblik is de geheiligde band van vriendfchap verbroken.' Dan het  EPICURIST. 34.I tiet is nog zijn tijd niet zulks te laten merken , hij gaat voort met krito te verkeeren , hij geeft hem de fterkfte verzekeringen , van zijn vriendfchap , hij houdt dus een goed gelaat. — Maar in 't geheim ftrooit hij lasteringen uit tegen krito, krenkt zijn' goeden naam, door zijne levenswijze te doen openbaar worden, in welke hij zelf zijn deelgenoot was. Zulke vrien¬ den zijn en hebben Epicuristen. Maar meestal zijn deze lieden jongelingen, dikwijls van goeden huize , die een natuurlijken afkeer van allen arbeid hebben, en geliefkoosd door eene verblinde moeder, of verwaarloosd door eene verkeerde opvoeding, zich aan deze dartele levenswijze overgeeven , en fointijds nog zich het air aanmatigen van over alles te kunnen vonnisfen, alles te kunnen bedillen, en met één woord het geheel nijvere en arbeidzame mensehdom voor een hoop zotten uit te maaken. — Onbedachtzame jongelingen 1 uw lot wekt mijn medelijden , daar ik zelf een jongeling ben! gij denkt, dat gij geniet, en een fchaduwbeeld misleid u; gij geniet niets, omdat gij niet in ftaat zijt om te genieten, en daar toe de nodige eigenfehappen en bekwaamheden II. deel. Q niet  242 AFBEELDZEL VAN EEN niet hebt opgedaan. Gij verkwist, in plaats van genieten, die voorrechten , welke natuur aan onzen bloeïenden leeftijd gefchonken heeft, op dat wij in ftaat zouden zijn, geduurenden denzei ven, den grondflag te leggen tot ons wezenlijk geluk, het welk wij in een meer gevorderden ouderdom genieten mogen. Wat geniet gijl dan? Een luidruchtig gelach, zonder genoegzame rede, is ijdelheid voor een bedaard befchouwend gemoed. Het doorfchudden der kaarten, een eeuwige eenzelvigheid, moet verveeling verö'orzaaken aan menfehen, die beftemd zijn tot verhevener verrichtingen, indien men Hechts op onzen aart • en wezen acht geeft. Die zogenaamde aartigheden en kwinkflagen komen eindelijk in dezelfde gedaante weder, en geven geen voedzel aan de denkende ziel. ■ Een eenvormig genot, gelijk het uwe , verwekt verveeling , verdriet, geffiëli/kheid ; en ik verwonder mij geenszins óver de daad van dien Engelschman, die, volgends zijne fchriftelijke bekentenis , welke hij op tafel gelegd had, zich zeiven voor het hoofd fchoot, omdat een aanhoudend genot van vermaak hem verveelde. Wat  EPICURIST. 243 Wat fcheelt u toch, gij vrolijke en opgeruimde Eraftu^ ■ die in het Ëpicuriftendom zulk eene aanzienlijke rol fpeelc ? Ik heb in uwe? flaapkamer gezien , gij waart ongerust, vreesachtig , keekt met een bedrukt gelaat rond , als; of ik weet niet weke kvvaade geesten u op de hielen zaten? gij hebt immers dezen avond nog gefpot met de vooröordeelen van het blind gemeen? Gij legt u neder op een gemaklij k bed, maar kunt den flaap niet vatten, gij wendt en keert u vruchteloos , en maakt zich eindelijk de (laap meester van uwe afgematte zinnen, het is een ligte dunne flaap, tel ens afgebrooken door verfchrikkingen — Gij klaagt, wanneer gij oprecht zult fpreeken, dat gii niet eenzaam zijn, alleeu zijnde niet gerust flaipen kunt. Begrijpt gij dan niet, dat, deels uw zeuuwgeftel door het gewaande genot var- vermaaken verzwakt, uwe veerkracht verflapt is, en dat uw geweeten u verwijt, dat gi uwen besten tijd verkwist, uwe pligten als een rede. lijk mensch verwaarloost. Genieten! Neen, ellendige! de waare genietingen zijn voor u niet. Het genot van eenen vergenoegden geest, die met zich zeiven te Q 2 vra-  244 AFBEELDZEL VAN EEN vrede is , omdat hij wèr1 zaam was tot zijne verbetering , en tot welzün van zijnen mede- mensch , was nooit uw deel Het genot van alle die aardfche zaligheden, welke een gelukkig huwelijk aan de vrienden der deugd en matigheid te ftnaaken geeft, het genot van het hart van een beminlijk voorwerp ; het genot van de liefde van deugdzame kinderen, vruchten van zulk eenen gezegenden echt, en van eene voorbeeldige opvoeding , kunt gij nooit bezitten. Om niet te fpreeken van het gemis. van genot van waare vrienden , van achting , van eerbied van uwe medemenfchen. Gij hebt, zoo wel als ik , kleünth gekend , hij wist van geene gelukzaligheid, dan in het genot der vreugde en zinlijke wellusten. Voor dezen alleen fcheen hij te beftaan; voor dezen moesten fchatten, aanzien , goede naam bij hem wijken; aan dezen offerde hij gezondheid , onfchuld , ja het leven van zoo menige zijner makkers en medgezellen op. Ondertusfchen verliepen de jaaren, kleSnth wordt van eene gevaarlijke ziekte overvallen. Een  EPICURIST. 245 Een fchrikbarend, een wanhoopig tijdftip voor hem. De ligchaams pijnen en fmerten nemen van uur tot uur toe; de hoop op eene volkomene herftèlJing verdwint; ziine gewamde vrienden maaken zich onzigtbaar. 'Epicuriften vinden geene vreugde bi het ziekbed van hunnen vriend. Hij ziet zich van allen verlaten ; en vindt zich onbekwaam , om ooit weder de vreugde van het wellustig leven te fmaaken. Gewoon , om alleen in dartelheden te zwemmen , kan hii dit verlies, en de hevigheid der fmerten onmooglijk verdragen. Hij is nu zijn leven moede, en hoe kan het anders ? De aangenomen grondregels, en de levenswijze, die hij gewoon was, te volgen, leiden hem nu regelrecht tot een befluït , om deze ligchaamlijke machine , uit welke hij al voor lang de ziel weg geredend heeft, door een pis. tooi fchoot, tot een puinhoop te maaken. Ongelu' kige Epicurist ' Altijd moet de wind van vermaak en dartele vreugde uwe ooren ver. «■ooven, opdat gij de ftem der rede niet hoort! Q 3 On  246 AFBEELDZEE VAN EEN Onophoudelijk moet de begoocheling van het zinlijke u een rad voorde oogen draaien , opdat gij uwen toeftand niet met oplettendheid be» fchouwt. Gij zi.t gelijk, aan die, welke, naar de oude Feeën-vertelling en, in betov<.rde land» ftreeken omwandelen, die hun niets dan bekoorlijke en lagchende gezichten en beeld n vertoonen , terwijl zij, in de daad, wanneer de betoovering verdwijnt, zich in eene akelige woestijn , of in een huilend woud bevinden, daar natuur ftuiptrekkingen fchijnt ondergaan te hebben, daar het gekras der ravens. het geluid der uilen , in de akeligfte duifternis , ongelukken voorfpelt, en het gebrul der wilde dieren den wreedften dood aankondigt. Nog min¬ der durft of kunt gij een oog vestigen op het toekomende, of gij iet dan niet, en wat gij, na den afloop van dit kortflondig leven wezen zult. Het beeld van eenen Epicurist vertoonde mij een.wezen, van het welk de famenleving geene nuttigheid te hoopen, maar alle kwaad te vreezen heeft. De wulpfche jongeling bekomt een ambt , hij is van eene patrice familie, hij wordt een regent. Wat voordeel zal ftad of land  EPICURIST. 247 land van hem trekken? Nooit dacht hij er aan, om door infpanning en werkzaamheid goede en folide kundigheden op te doen , en met bon mots en kwinkflagen wordt het beduur der dad , het belang van den Staat niet gediend! Voor welke gevaarlijke en ligtvaardigc plans en .ondernemingen is een met wind opgevuld brein niet blootgedeld? en wie berekent het nadeel, welk de maatfchappij lijden kan, van eenen Regent, die Epicuristifche grondbeginzelskoesrert, die het alziende oog van den Schepper niet ontziet ; die het drenge oordeel van den hoogden Rechter niet vreest; die, nademaal hij na den dood niets verwacht , de voldoening zijner hartstogten voor het hoogde goed aanziet. —— Zulk een regent zal nooit het welzijn van het algemeen zoeken te bevorderen ; hij zal nooit voor zijne burgeren , die hij als flaaven zal behandelen, maar alleen voor zich zeiven ,voor zijne vermaaken, voor zijnen hoogmoed , voor zijne kasfe, voor zijne magt zorgen. Dat alleen zal bij hem goed fchijnen, daar hij zijn onduimige begeerten mede voldoen zal kunnen. Dat alleen zal bij hem rechtvaardig fchijnen , wat magt en geweld kunnen te weeg brengen, al zou het ook have en goed, bloed en leven der burgeren kosten. Q 4 Wie  243 AFBEF.LDZFL VAN EEN Wie het menschlijk hart kent, weet ook, dat hetzelve eene aangeboren neiging tot vrijheid bezit, en altijd heimlijk den genen haat, wiens magt het vreest. Deze haat laat zich nergens door verdooven , dan door het gegrond oordeel nopens het goed oogmerk en de billijkheid der bevelen, en de billijke en rechtvaardige uitoefening der magt. Maar nu Helle men zich eenen Epicurist voor, en vrage. wat hem aanleiding kan geven, om zulk een gunftig oordeel over zijne overheid te vellen? Hij zal hem, volgends zijne gröndbeginzelen , befchouwen. voor iemand, die hem in alles , behalven in magt , gelijk is; die zich geen voorrecht, dan misfehien van eere en waardigheid, rijkdom en magt kan aanmatigen,- die niet bevoegd is, ie: te bevelen , waartoe hij met geweld niet dwingen kan. En als dit zoo is, vrage men zich ééns af, wat goeds zulk een Epicii' ristisch burger nichten kan, Keen, hij is de waare vaderlander niet, die den edelen naam van patriot mag voeren 1 Onder zijn pijp en flesch mag hij zoo iet oppervlakkigs , met alle de hem eigene luchtigheid, \ijtraffeien van gebreken ia 's lands regeering, va»  EPICURIST, 2 Ik ftond gantsch roerloos op die maar'} Haast, dacht ik, zie 'k voor 't echt altaar Hem met zijn Lief veréénigd: Kort voor 't bezwijken van zijn jeugd, Schreef mij die voedfterling der deugd, $fijn liefde zegeviert; ik zie mijn' druk gelenigd. (*) Hoe deelde ik in zijn heil! . . . maar ach! De onzoenbre dood flaat met één' flag Al zijne hoop ter neder. Met reden flaakt de aanftaande bruid Vol wee een nokkend klaaggeluid, Zij derft een' harte vriend, godvruchtig, deugdfaam, teder.— Wat* C*, In een' brief van <3en zesden junij, dus kort voor zijn overlijden. §  < 255 > Wat had mijn doffe zangfter itof Om uitteweiden in zijn' lof! Zij kon zijn heuschheid zingen; Hoe hij aan menfchenmin en vlijt En trouw zich gantsch had toegewijd En door zijn braaf gedrag wist in elks gunst te dringen. Hoe Zijn gulle vriendfchap, wars van dwang En vlijerijë, leeft noch lang In 't harte zijner vrinden. Hoe ongeveinsd was zijn onthaal! Zijn keurigheid en kracht van taal Deed elk aan Hem een' gids op 't fpoor der eere vindjn.  < 25<5 > Hoe floeg zijn boezem voor 's lands heil! Voor Vrijheid had hij alles veil. Hoe ging het hem aan 't harte, Toen 't fel geteisterd Vaderland, Door List en Tweedracht overmand, In rampfpoed nederzonk tot aller braven fmarte ! ——> Waarom, ó onverbidbre Dood! Dat gij zo vroeg zijne oogen floot En Hem in 't graf deed dalen ? Waarom hebt Gij zijn levenszon, Die ons noch lang verlichten kon, Belet dat ze ons verwarme en koeftre met haar ftralen? Boos-  < 257 > Boosaartige! Gij fchept gewis Vermaak om wat het dierbaarst' te Ons t' allereerst te ontroven; Maar fchoón hij door het wreed geweld Van uwe zeis wierd neêrgeveld, , . Hij praalt met heller glans in 't eeuwig hof der hoven: Staakt, Vrienden! des uw jammerklacht. Meer heil was aan Hem toegedacht Dan op deze aard' te leven. *k Beken wij misfen onzen vriend, Maar Hij had beter loon verdiend. Zijn Tijdwinst nope ons om zijn voeifpoor in te ftrevenl r Meï  < 25$ > Met reden treurt zijn Hartvriendin Voor wie hij blaakte in reine min, Zij moet haar' Minnaar derven; Maar 'k weet zij treurt gedwee en Uil» ■ Berustende in des Hoogften wil Die zijn geluk bewerkte in zijn vroegtijdig fterven. En Gij, veré'erenswaardig (*) vrind ! Is u uw' Zoon, uw jongfte kind Door 't fterflot wreed onttogen, God hele uw bloedend hartkwetfuur Hij gaf, Hij nam; — dat dit elk uur Aan uten troost verftrekk'; — denk, 't is zijn Alvermogen. J. Houtman, Thz. (*) De Wel Edl. Geftr. Heer j. van dongen, Oud Thefauiift ;e Dordrecht.  ÏËR gedachtenis van mijnen vriend JAN HENDRIK van DONGEN. D e dood fpaart deugd, noch rang, noch eer; Verdienden, braafheid — ach! 't moet alf voor hem bezwijken* Al daat een frisfchen bloem op haaren deel te prijken, Hij maait en t bloempje valt ter neêr. Zo moest van dongen ook Natuur den tol betaalen In 't prilfte van zijn levenstijd; Wie kan zijn roem, zo wijd en zijd Vermaard, op 't Dichtpaneel met echte verwen maaien? Helaas! Hij rust in 't zwijgend' dof, 't Bedekk' zijn koud gebeent' -- nooit zal 't zijn roem bedekken; Zijn Tijdwinst zal aan elk tot een gedachtnis drekken, Want 1 Hij is boven allen lof. B. Peelen. R 2 Öfi  1 • Op HET AFSTERVEN VAN MIJNEN VRIEND, DEN HEERE JAN HENDRIK van DONGEN, Wat ramp ontzet mijn vrienden hart! Wat jammerkreet verwekt mij fmart! Wat akelige ogenblikken!... Een droeve maare uit Dordrechts wal, Die mij voor altoos grieven zal, Doed dus mijn ziel verfchrikkeu. „ Uw  < 2ÖI > „ Uw Vriend van dongen is niet meer." Was 't woord. _ „ de dood floeg hem ter neer, „ In 't bloeijen van zijn leven: „ In 't prillte van zijn lente jeugd, „ Aan Bloedverwant en Vriend tot vreugd, „ Wist Hij naar roem te (treeven, —— „ Zijn Tijdwinst gaf hem reeds zijn' lof, „ En 't Vaderhart, en Vrienden Hof, ,, Om grooter aftewachten ! „ Dan...Zwijg mijn ziel!...Zwijg Vrienden rij!.. ,, Die zaal'ge hoop is reeds voorbij, „ Dus treurende gedachten." —— Wat (lag voor 't lieve Vaderland!... De veder beeft mij in de hand, Nu ik mijn' vriend moet derven ! —— Met hem vervliegt mijn hoop tot niet: Bekrompen hart! ftaak uw verdriet! gods wil was Hij moet jlervenl... R 3 De  < 2ft > De dood fheed dus zijn' ieefdraad af; En gaf den worm in 't aaklfg graf Een nieuwe prooi te ontleden; Maar neen '... al word zijn rif doorknaagt; Zijn ziel, van Goël opgevraagt, Zal 't zaligst heil bekleden. ... A, DoRLiNï, DANK- Staakt, Bloedverwanten! dus uw klagt, Hü is waar 't biddend hart u wacht, Om u volmaakt te aanfchouwen: God gaf - God riep hem vroeg van de aard'!.... Wel aan: hem volgend' nageftaard: Men ftelle op God betrouwen.'...  DANKBETUIGING AAN DE DICHTERS DER. VOORGAANDE LIJKZ.ANGEN. "V^rëerers van mijn Vrind! Door u, door mij, door elk die deugd waardeert, bemint." Maar ach! te vroeg ontrukt aan 't ondermaanfche leven; Gij hebt, door kunstmin aangevuurt Zijn grafzuil met een krans van lauwerblaên omgeeven, Wier groen den tijd verduurt. ■—- R 4 Ver'  < «64 > Vergun dan flechts aan mij Dat ik u mijnen dank, beminde Vrienden wij' , Te zwak, poogde ik vergeefsch uw' ijver na te (treeven!« Zijn deugd was onze vriendfchap waard — Nu zweeft zijn vrije ziel, van allen dwang ontheeven, Al juichenu* boven de aard. Ja , gij verheyen zie.1! Wie hier (leeds ramp op ramp-fchaars heil te beurte vieï, Wij zegenen uwe asch ; daar gij ons oog entweeken Bevrijd van zorg en bang verdriet, Jn 't Hemelsch vaderland in eeuwig zaalge ftreeken Het hoogst geluk geniet. Joh. van der Heij.  INHOUD van het EERSTE DEEL DEZES WERKS* De Godsdienst. . . , Bladr. r. De Eer „ Het Karafter. ... ^ De Verbeelding. ... 2^ Het gefleepen Verftand. . 2g Vreugde en Droefheid ^eene Gefchiedenis.) 36 Het Opp.rweezen, , ^ De Grooten. .... fa Ellende yz Complimenten --p De Bijbel. , , 86 Amerika, 04 Juliane eene Gefchiedenis.) . . jjj Republieken (eene Verhandeling.) R 5 IN-  I N H OUD van dit TWEEDE DEEL. Republieken (eene Verhandeling) 2e Afd. BI. i De Vrijheid 14-9 Het Noodlot (eene Gefchiedenis.) 163 De Eed. ..... 179 Vrouwen 212 Afbeeldzel van <;en Epicurist. . 234 Bij Lijkzangen , J. H. van Dongen toegewijd. , . . . 251  Bij de Drukkers dezes Is in den gepasfeerde Jaare 1789, van de Pers gekomen en alöra verzonden: J. WlJSGEERIGE B schouwingfn v\N de GE* heimem dei natu , opgedragen aan de Heeren van Dalberg , Herder en Kant . uit het Hoagduitsch door j. h, v n dongen. Dit Werkje dat een geheel nieuw Philofofhieseh Siiflema bevat, is gegrond op Gods onfeilbaar Woord, de Reden, en de Proefondervinding , en overwaardig om van alle beminnaaren dier wetenfchap onderzocht te worden. Het zelve is in groot ii" formaat gedrukt; de prijs is 18 ftuivers f I. Zamenstel de delfstoffen . in welke dezelve in klasfen, rangen, gedachten, zoorten en verfche-idenheden , befchre.ven worden , en met waarnemingen en proeven opgehelderd door j. g. wall mus , Ridder van de Koninghjke JVefa Order , Hoazlecraar in de Schei Metaal en Kruidmertgkunde, Lid van verfchi ide Natuurkundige Genootfchappei, &c. Door de Heeren Leske en Hebenftreif , met veele nieuwe zoorten en bij*'uegzelen vermeerderd ; uit het Latijn vertaald , en met aantekeningen verrijkt door ?. oddaert , Med Dotier, Lid van "erfcheide Natuurkundige en andere Geno itft happen , &c, te Utrecht, ï. Deel, in groot 8vo. de prijs is bij Intekening ƒ 1 : 16 buiten Intekening ƒ2:10 — Dit Werk dat in vier Hukken zal Compleet zijn  zijn, gaat over een voornaam vak in de Natuuruinde, waar over, behaiven 't Werk van de Heer Houttuijn, weinig of bijna niets, in onze taal gefchreeven is, waarom den Vertaler van verfcheiden voorname Natuuronderzoekers in ons Vaderland, tot de vertaling van dit belangrijk Werk, dat een geheel nieuw fyltema nopens de Delfftoffen bevat ten fterkften is aangezocht, niet alleen , 'maar ook om zijne eigen waarnemingen en uitvindingen daar bij te voegen. - 111. Inleiding tot de kennis der. koorderpoollanden, getrokken uit de Dierkunde der Noorderpoollanden, in 't Engelsch befchreeven ^door den Heer thomas pennant , en naar't Hoogduitsch van den beroemde Profesfor zimmerman, vertaald. Dit belangrijk Werk, waarin een groot aantal van nieuwe Ontdekkingen gevonden wordt, is gefchreven tot uitbreiding der Aard. rijkshinde, voornamelijk der Landen die aan de Noordpool geleegen zijn, waar van tot nog toe maar zeer weinig zeekere berichten bekend waren , en welke evenwel, om 't groot nut dat ons Vaderland in de groote en kleine Visfcherij heeft , van geen gering aanbelan°zijn. Hier zijn bijgevoegd twee Kaarten , die in de Engelfche en Hoogduitfche uitgaven met gevonden worden, en geheel nieuw zijn, voornamelijk opgemaakt uit de nieuwfle ontdekkingen van Capt. Coik, Lord Mulgrave en de Rusfifche Zeelieden in het Noorden gedaan , beide gegraveerd door den beroemden van Jagen , zijnde dit Werk verder in een aangenaame en bevallige ftijl gefchreeven , met  mat verfcheide interesfante aanmerkingen van den Ncderduitfche Vertaler vermeerdert en , behalven een gegraveerde Tijtel en toepaslijk Vignet, ook nog met 2 fraaije Plaaten voorzien. In gr. 8vo de prijs is ƒ 2 : 10. IV. Bibliotheek der kerkvaderen, beftaande in Overzettingen en Uittrckzels uit hunne voor* tiaamfte, doch mceft leerftelligc Schriften, met bijvoegende nodigt aanmerkingen, door chr. fred. röszler, Hoogleeraar in de Gefchiede~ nisfen , op de Hooge School, te Tublngen; eerfte Stuk, behandelende in het oudfte Tijdperk, tot op de Kerkvergadering van Nlccën ; de Grielfche Vaderen, van Barnabas tot Juftinus de Martelaar; in gr. 8vo. de prijs is ƒ 1 — Door de Uitgave van dit voor de Theologie zoo gewichtig, en in 't algemeen zoo nuttig Werk , worden onze Landgenoten in ftaat gefield, om zich op eene onkostbaare en gemakkelijke wijze te voorzien, van het voornaamfte, uit de Schriften en Gevoelens der Kerkvaderen, welke ten minden voor een gedeelte zeer zeldzaam niet dan met zwaa- re kosten ,en in vreemde talen te bekomen zijn. V. Bijdragen tot het leerstelsel der koortsen, door den Heere chr. fred. elsner, Med. Doctor, Hoogleeraar in de Geneeskunde te Koningsbergen , £?c. Naar den Iaatften Druk uit 't Hoogduitsch vertaald, en met eenige bij voegfelen vermeerderd door j. houtman t. z.» Med. Doctor en Lid van verfcheide geleerde Genootfchappen; eerfte Stukje, de prijs is 15 ft. Behalven de aanprijzende beöordeeling van den wijdberoemden Geneesheer vogel , kan men (volgens het getuigenis des- Vertaalers) van  van die Werkje zeggen; dat 'er onder alle dé Werken over de Kooit fen, in onze of andere Talen gefchreeven , (voor zo verre hem bekend zijn geene is dat derzelver Theorie op eene eenvoudiger en vatbtarer wijze voorjleld-. En, daar 'er geene Ziekte zoo algem en is dan de Koorts, zoude dit Werkje dus door Doéïoren, Apothecars, Chirurgijns en andere Be» öeffenaars der Genees- en Heelkunde , met zeer veel vrucht kunnen gebruikt worden. Bij dezelven zijn nóg eenige weinige Exem^ plaren te bekomen van de beschryving van Amsterdam verkort, gevolgd naar den Heer jan w genaa , Di; Werkje, dat in één beinopt Boekdeeltie compleet is, behelst eert volledige en voor de Jeugd zeer gelchikte Befchrijving van d Opkomst, Aanwas, Vergrootingen . Lotgevallen, Ge bauwen, Koophandel en Regering A\tx itad,ror op den tegenwoorcigen tijd, Verfierd niet i zcr fraaije kop ere Plaatjes, als: het vernielen van 't Slot van Gijsirecht van Amjiél, 't Beleg van 't Slot te Vreeland; felle Brand in 15.'/ ,• aan (lag van Kapitein Helling eii Ruyk 'dver; Plundering van een Remonftrantfche Kerk ; doorbreken van de St. Anihonies Dijk en ((pfÊhudding vöor't Huis Van Asn/idmiraaldeRuyter. Anno 1671,- voorts Afbeeldingen vanhe! Stadhuis en Waag op den Dam; dc Beurs; Admiraliteits Werf; Oude Kerk; Joodfche Synagoge; Dinkonie Weeshuis; Nieuwe Werkhuis en de Schouwburg met de Leidfche Poort C'.c; de prijs is 1 G . 2 liuiv in klein Octavo , eenige in groot Octavo , om bij de groot Octavo ruk te voegen van ft Wagenaar, a t Gl. 16 ft.