I O 62 2215  "Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3327 3367   AFBEELDINGEN E N jBESCHRY VINGEN VAN ALLE GEESTELYKE E N WERELDLYKE O -R. B E N S, ZEDERT HAARE STICHTING, TOT OP ONZEN TYD. Met gecouleurde plaatjes. ■a ■■ * Te AMSTERDAM, By WILLEM HOUTGRAAF F? Boekverkoper in de Harteftraat. U D C C X C I.           ORDEN DER KARMELIETEN Hoe zeer deze beroemde Orden, welke op zo veele waardige Mannen roem draagt, eerst in het midden-der twaalfde Eeuwe geftichtis geworden zo is derzelver oorfpronk echter, met zo veel duisterheid en tegenftrydigheid doorweeven, dat het een Gefchiedfchryver zeer moeijelyk word om midden op den rechten weg, tusfchen Waarheid en .Fabel, in te blyven. Het waarlchynlykfte is wél. dat bert hol d uit Calabrten geboortig.die ter begeleiding van Seni! ge weinige Bedevaartgangers, als Pelgrim een BeA a dar  C 4 3 devaart naar den Berg Kirmel gedaan, en aan de zelve plaats, alwaar de Propheet elias gewoond zou hebben, eene kleine Hut benevens een Kapel gebouwd, en daar, inet zyne Medegezellen, een ftreng en werkzaam leven zou gevoerd hebben , en dat daar door dë (lichting dezer Orden aanwezig is. Een zekere phocas, welke als Soldaat onder den Keizer emanuel comnknus gediend, en die, in het jaar 1185, uit devotie,'de heilige Landen bezegt. en op zyne reuze-naur het beloofde Land. het Grot van den Propheet elias zag, fchynt dit zeer waarfcbynelyk te bevestigen, wanneer hy in zyne Reisbefchryvinden verhaalt: dat, kort voor zyn aankomst, aldaar een zekeren Monnik , welke met de Pnesterlyke waardigheid bekleed, en uit Cala'jriën geboortig, aangekomen was: na dar bv , gelyk de Gefchiedems zegt, eene openbaaring van Uon Propheer k lias gehad had. Deze Monnik badaldaar eene omheining of verfchanfing. op zekere plaats, gemaakt, alwaar men nog de Spooren van een Klooster zou kunnen zien, en na dat hy.aldaar zelf een kleine Kerk en een Tooren gebouwd had, was hy aldaar, met nog tien andere Monniken , gebleven. Het geene, dat men van een zekeren be rthold. Zoon van eenen Graaf van Limoges, verhaalt, die bv eene Belegering, welke de Stad Anmchicn van de Ongeloovigen inosst uitftaan,  C 5 } ie Bezetting kommandeerde, en een gelofte deed ' ™ï by°Pj™ Berg Ü5w»rf, zyne overige levens^ tyd, als Monnik /ou doorbrengen, wanneer God deze keer de Stad ontzette, en dat deze ook daarna zyn woord gehouden heeft, is met zo Sffiensd'dat bet geen °fmeik- n^Zr k1e'T Gf ste!y,{e Volkplanting op den Berg Karmel, welke, fcdert d*en tyd? als een heilige plaats befchouwd, vlytig bezogt, en van rvHrn^ken,beW00?d is Sjorden, wiés in korten tyd zo fterk aan, dat b e o c ar d . de Opvolger van BERTHoiD, als sYPEnicusderKarrhllieter3"' ten aanvanS ^r dertiende Eeuw, het noodzaaklyk vond, om op eene ordenlyfce reëel oMevens-voorfchrift voor dit Gezelfchap te denken. Hy wendde zichten diVn einde aan dcnBisfchop, of Patriarch van Jcrufalem, onder welks gezag de Berg van Karmel behoorde. Deze bad toen zynen Zetel ordenlyker wyze teAcra in Pho. meien, welke ook Ptolomais heet, en welk Ris dom van Aeta, vervolgens doo^ Paus urbamr* IV, met het Patriarchaat van Jernfillytf eenigdwierd. De toenmaalwe Patriarch was albrecht een zeer waardig, en in de kerkelyke Historiën met onberoemd, Prelaat RitoCARDverzogthem.in het jaar uoo. om een voorfchrirt voor zyne Hermiten. welke met Tm, byde zogenaamde Bron van elias, op den Berg A 3 Kbt*  C 6 ) Kurmel woonden, te m üaken, het welk albrecht hen ook mededeelde, en daarna van Paus honOü i ü s III. bevestigd wierd. Dit Voorichrift beftaat uit zestien Articulen, van den volgenden inhond. Het eerfte handelt van de vetkiezing van eenen Prior, en van de gehoorzaamheid, welke men hem bewyzen zal. Het tweede, van de Cellen der Broeders, die van elkander afgezonderd zullen zyn. Het derde, verbied hen, om de Cellen, Zonder verlof, te veranderen. Het vierde geeft hen een Voorfchrift, op welke plaats de Cellen variden Prior zyn zullen. Het vyfde beveelthen, om in hunnen Cellen te blyvcn, en daar zich met gebeden bezig te houden , wanneer zy geene andere rechtmaatlge bezigheden hebben. In het zesde wotd van de gewoone Bedeuuren {horis canonicis") gehandelt, welken die geenen zingen zullen , die tot het Choor beitemt zyn; 'er word ook in aangetoond, wat die geenen bidden zullen, die deze Gebeden niet verdaan. Door het zevende word de Broederen verboden, iets in eigendom te hebben. Het aglfte beveelt, om midden onder de Cellen een Bedehuis (Oratorium) te bouwen, waarin zy zich des morgens gefamentlyk verzaamelen zullen, om de Misfe te hoaren. Het negende handelt van de houding der pligtén en beftraffing der Broederen. Het tiende, beveelt de inltandhouding der Vaste, van het Feest det Kruisverhooging tot Paafchen, den Zou»  C 7 ) Zondag uitgezonderd. In het elfde, word de onthouding van vleesch, ten allen tyden, verordent. Het twaalfde, vermaant hen, om zich met die geestelyke Wapenen uitterusten, weike hen voorgelegd worden. Het dertiende verbind hen tot Hand-arbeid. Het veertiende legt hen een geirreng ftilzwygen op, van den Vesper af, tot dc 1 ertia van den volgenden morgen. Het vyftiende vermaant den Prior, om demoedig te zyn, en riet zestiende vermaand de Religieuzen, om den ■Prior ook eerbied toetedragen. Volgens deze Regelen hebben de Religieuzen, tot omtrent het midden van de dertiende Eeuw geleerd. Om dezen tyd begonden de Saraceenen de Karmelieten zeer dikwyls op hunnen berg te ontrusten, zo dat zy zich elndelyk genoodzaakt zaagen , om eene andere plaats, voor hun verblyf, te zoeken. In het jaar 1238, zonden zy voor net eerst eemge uit hun Klooster naar bet nabygelegen Eiland Cyprus, en nog anderen naar Si. ctiten. Twee jaaren hierna, trokken weder anderen naar Engeland, welke zich in de Alvenie* iche en Aylesfordfche Bosfchen nederzetteden; en, in het jaar 1244, ging de vierde bezending naar 1 rovence in Frankryk , welke zich in een woesteny, by Aignalules, niet ver van Marfeille nederzette. Deze Volkplanting breidde zich zo nerk en zo fnel uit, dat zyreeds,m het jaari24<;, haar eeiite generaale Capittel in Europa, te AyA 4 les-  C 8 ) tesfórd, in Engeland houden kon. De Mónnike'i in Cvpus, ftichten aldaar ook veele Kloosters; die in Siciliën, breideden zich in Italiën verder uit, die in Provence ginsen , verder naar Narlonne en Guyenne; die in Engeland mar Schotland en Ierland; tnaar in Frankryk flichte Koning looewyk IX, (in 't vervol» de Heilige') na datby,in het jaar 1254,van Ka'inel terug gekomen was, zelf het eerfte Karmelieter Klooster té Parys, in hét jaar 1259 ; en dit is als het Stam huis der gefamentlyke Karmelieter- Kloosters i welke zich in Duuschland en Frankryk bevinden, aan te zien. A's deze Monniken het eerde uit Pi'astina na Europa overgingen , waaren zy aan een zeerftrenge levenswyze gewend: want zy volgde, tot op dien tyd. onaffcbeidelyk den oorfpronkelyken regel van den Patriarch alb re cht. Na dat zv zich nu omtrent bet midden van de dertiende Eeuw in de westelyke Ryken van Europa begonnen nedertezetten en uittebteiden, zo bad deze verplaatfiVig van een Oostersch gehegte in de Westerfche ftreken zulk een srooien invloed op de Orden zelf, dat men wel haaut zag, dat veele Artikulen van den regel vanPatriarth albukcht hoodzaakelyk eene groote verandering en verzagting noodig hadden: Twee Monniken van deze Orden werden dus aan den toenmaaligen Pain, iNNOCENTius IV. afgezonden, en deze vei 'órden*  C 9 ) dende twee Comtnisfarisfen, om de^eri régel ré onderzoeken en na bevinding te veranderen. Dé' ■veranderingen, welken dezen maakte ,waaren kortelyk de volcende: By het eeifle Articul van den regel van Ahbrecht, omtrent de gehoorzaamheid, plaatiïe zy'er nog by de gelofte van Kuisheid en de ontzegging van Eigendom. Verder veranderden en verzagteden zy het punt omtrent de wooning, zo , datzy niet alleen in Woestynen, maar in alle Plaatfen woonen en Klooster hebben mogren .wanneer hunne ordenlyke Pligten, daardoor,maar nier geftoort wierden. Zy veroorloofden ook, dat zy met elkander in een Zaal . en fomwylen ook vleesch eeten mogren. Zy vergunden hen Muilezels tot bun gebruik ro houden; yy matigden het ftil zwygen, en maakten nog eenige verordeningen omtrent den Godsdienst. Dezen van de Commisfarisfen veranderden en verzagten levensregel bevestigde hierna inkocensius IV. in het jaar 1247, en na hem nog andere Pausfen; en de geen, welken dezen regel volgden, heetten eigenlyk, in tegenoverftelling der overigen, Op. fervanten. Als men in de volgende Eeuwen, by de immer verdere uitbreiding dezer Orden, de oude ftren"heid weder begon na te laaten, zo vetwekte zulks ook hier en daar weder nieuwe Reformatooren, Het eerlte Ipoor van zulk een Reiormatie in deze" A 5 Or-  Orden, vind men in eenige Kloosters in Opper- fn d^Mri"6.' een zeer bekend Man ^ ei£** Historiën, en predikte in de fZ£ l NedeTland™ w andere Steden van hTerna^n J"" gr!'00ten b*V*L Maar als «V Pause,Z Jr S-0"", e" Straf-Reden teSe" den £aus en de Kardinaalen vergreep ,■ wierd hy , in had'fn Jf3i " Romt open|yk verbrand. Hy de WnnJ ï? Geber.Ste- verder in het zogenaamter ^"?l00stcï ln r<"**"«> en in het Klooster te Mantua veel verbeterd, en deze drie Gereformeerde Kloosters vereenigden zich nu, en rioodfchap uit, dat roPn, wyi &t Klooster te Atar/a het voornaamfte was, den naam van de Congregatie van Mantua bekwam. Deze Conere. gatie verkreeg van Paus eugeniijs IV de bevestiging , of billiking haarer Reforme* de bevryding van de onderwerping onder dé Provmciaalen (of de onmiddelbaarheid) bene yens het Recht, om zich een eigen vicmos Generaal te verkiezen, welke hierna de bevestiging van den Generaal, dezer Orden niet be. floerde, maar geheel onal'hangelyk was. Zedert dien tyd, maakt dit Klooster Genootfchap een eigen, van de overige Karmelieten afgezonderd, lichaam uit, onder den Titel: De Verbeterde, of Ge-  c » > Gereformeerden Karmelieten van de Congregatie van Mantua. Zy is by de 50 Kloosters fterk, en heeft ook eenige Nonnen-Kloosters. De volgende groote verwydering of fcheuring der geheele Westerfche Kerk, in de veertiende en vyftiende Eeuw, veroorzaakte by de overige Karmelieten een groot verval in de oude tucht en gettrengheid , zo dat men, gelyk p. helyot zelfs getuicht, met het begin van de vyftiende Eeuw, de voorheen zo geftrenge Karmelieten, nog nauwelyksaan hun klecding, maar in 't geheel niet aan hunne Ievenswyze erkende. Men was düs op een middel bedacht oin dit gebrek te verhelpen, en befchikte, inliet jaar 1430, een Generaal Capittel van de geheele Orden; hier werd nu, om niet daadlyk van het eene lüterrlre rnt her andere te vervallen, en voor de ingeflope-n gebreken de uitentte geftrengheid in de plaats te (lellen, befloten, om den Paus om eenige vryheden in de Vasten, en in de wooning te bidden. Paus eugenius gaf dus verlof,om driemaalin deweekvleesthteeeten;en veroorloofde hen verderde zogenaamde Rekreatiën of uuren vanuitfpanningna den eeten.inden omtrek van hun Klooster, in gefchikte tyden, tot een wandeling te moogen gebruiken. En daar het punt van de Vaste niet geheel vastgefteld wierd, zo liet Paus pius II, In het jaar 1459, deze geheele inrichting en verordening aan de wys-  C 14 ) wysheid en het goeddunken van den roenmaaligeu Generaal der Orden geheel en al over. De Karmeliten, welken naar den verzaten regel vanEu ge Ni os IV. en p i u s II. keven, heeten ei. genlyk, om hen vn de overigen te onderfcheiden, Konventualen, ne gematigde of gefchneide Karmeliten, in tegenoverstelling tier ongejilweide Jiarrevoeters. Een tweede Reforme dezer Orden, had plaats in het midden der vyftiende Eeuw. |ohan babt!st soreth, de vyf■en -twintigde Generaal van deze Orden, welke, in het jaar 1451, daartoe gekozen was, bezogt byna alle de Kloosters van zyne Orden in Et.rooa, en begon, door allerleije goede verordeningen, verbeteringen te maaken, welken, in het jaar 1462, in een Generaal Capirrel, te UituM pooJssUcuni, en, in 1466, door eene Bulle van Paus paulus II, bevestigd wierden. Deze soreth was ook de eerde Stichter der Nonnen - Kloosters van deze Orden, welker dichting in Frankryk, alsook derz'tver bevestiging door eene Gulle . van Paus ni co la a s V, in het jaar 1452, voorviel. Eene derde: maar veel gedrenger Reforme zag men in de volgende Eeuw, door de heldenmoedige th k re s ia van Cr peda. in Spanie. Zy was te /ivHa, in oud Kasriliën gebooren , hetzich aldaar zelfs, in het jaar 1536, in een Karmeliter. Kloos-  C is > Klooster intyven , en verkreeg in korten tyd zulk een hoogen graat van kloosterlyke volkomenheid, dat zy een groot aanzien bekwam, en hei haar daaraoor zo veel te lig'er viel, eene reforme onder de Zusteren van bi are Orden, te bewerken. Zy begon het eerst te dviia., dichtte aldaar zelf • een klein Klooster, dat. in den beginnen, maar uit vier Nonnen, beftond. die allen Weezen waa,ren, waarover thbbesis tut eerde Superiorirf benoemd-wérd. Dit kleine Kloo.ster werd den heiligen juxbph geweid. Zy dichtte'er hierna oog een te Medina dfl Camp n ,en.in anderePlaatfen; en daar haare verbeteringen zulk een gelukkigen voortgang hfdden, nam zy eindelyk het befluit, om ook eene kt lor me onder de Broederen te beproeven, In ditfvoQrneen en, wierd zy door eenen Karnieliter-Meimik, met naame johan db i. n oeoik .onacrfteimcennuwerdbelteerfle BarweterKarmeliter, Klooster te Durvelle, op een aan hen gelchonken L?nd goed gebouwd. Tchande lacb.01s wierd daarop Novifiaatmeester te Palirntie, het tweede Klooster van deze nieuwe orden, en eindelyk Prior te Mcala, het allerberoemde van deze Reforme. De Religieuzen, welken naar deze verbetering leven, heeten de ongefchoeiae Karmelieten en Karmelieteresfenm of de Barrevoeteis, ook wel de Karmelieten van de gejlrenge Op'ervanrie, of van den oudenoor/pron. kelSken Regel, .Wantje Regel, naar welken zy lee-  C 14 ) leeven, is eigenlyk geene andere, als de door /». fiucentius IV, verzagten ouden Albrechifchen Regel, en gevolgelyk even dezelven die de Opfervanten hebben. (En van deze Orde is de hier vooraanftaande Afbeelding.) Maar, als zy zich verderbegonden uittebreiden, wierden zy daadlyk van die, welken naar den verzagten regel leefden , geheel afgefcheiden, terwy! de Paus hen, in het vervolg, eenen eigen Provinciaal, daarna eenen Generaal Vicarus, en, in het jaar 1593, te gelyk een eigen Generaal verordende; tot eindelyk clemens Vilt. , in het jaar iCno , twee zeer verfcheidene Congregatiën der Barrevoeters, na» melyk die van Spanje en die van lialiën, maakte, en by ieder eên eigen Generaal aanflelde' De laatfte noemde zich ook fomtyds de Congregatie van de heilige elias , welke zich vetbaa. zend heeft uitgebreid. Wat de ongefchoeide Karmeliter • Nonnen betreft. Deze zyn in het begin van de zeventien de Eeuw in Frankfyk gekomen, en werden na veel tegenfpraak bevestigd; zy zyn alleen aan den Apoltolifchen Stoel onmiddelbaar onderworpen. Eindelyk is nog de Tertiarier, of de zogenaamd de derden orden van den berg kar- mel, te gedenken. De Tertiariers hebben haaren ootl'pronk niet eer, als omtrent, het jaar 1476, door eene Bulle van Paus sixtus IV, ged  C 15 ) genomen. Maar naderhand bekwamen zy, buiten den ouden Albrechtfchen, welke zy met de geheele orden gemeen hebben, nog eenen Regel, die hen de Generaal stratius, omtrent 1635 gefchreeven heeft, welke, in het jaar 1678, verbetert geworden is, het wezeudlyke daarvan, loopt hier op uit, dat allerhande Perfoonen, zonder onderfcheid van geilacht, ouderdom en ltand, Geestelyke en Waereldlyke, het reguliere kleed_, of,habyt, en den regel, na het afgelegde proefjaar en Profesfie, aannemen kunnen. Als de Karmelieten het eerst uit de Oosterfcbe Landen naar Frankryk kwamen, hadden zy dwarsgeltreepte Mantels , of Kappen, en bekwamen dus den naam van dwarsgbstreepten; (les ■liarrds) Maar weinig jaaren na hunne aankomst in Europa, iaagen zy de. Streepen af, en verkregen vn Paus honorius IV. verlof, om witte Kappen en Mantels te dragen. De Paus bewilligde deze verauucrliig door een Brevet van 't jaar 1258, en zy werden hierna ook werkelykdoor een Generaal - Kapittel te Montpellier, in 1287 by de geheele Orden ingevoerd, en van Paus b o n e f a c t 1 ü s VIII. nogmaals bevestigd. Het scapulier, of fchouderkleed, het welk zonder armen, en aan beide zyden open is, zo, dat het eene deel van vooren en het andere van agteren afhangt, daar beide ftukken op den fchouder aan elkander gezet zyn, heeft tot  C 16 ) tot eene eige onderötdening der Karmelieter-Orden aanleiding gegeeven, namelyk tot de ScapulierBioedetfLbap, die zich, even als zy, zeer heeft uitbelireid, en die met de Tertiaiieren niet te verivisfelen is.      RIDDERS DER HEILIGE MAAGD MARIA. De (lichting dezer Orden (telt men in het jaar 1261. De Schryvers van het Recwil de taus les couumes monafliques, Reltgieux & Milllairts .fielten derzelver begin wel in bet jaar 1233. Maar dezen hebben openbaar gedwaald, enzcerdenkelyk deze Orden met die der Humilaten verward, welke omtrent dien tyd zyn begin genoomen beeft. BaKinunjittUi u r 1 u a N z 10, uit Ue Orden der Predikers, welke daarna Bisfchop van Vtcenza wierd, was 'er de Hoofddreifveder van; als hy vervolgens gecanonizeerd wierd, koos deze Orden hem tot een Patroon. Italtën werd te dien tyd door inwendige onlusten, welke door de beide Partyen der Welfen en Sibellinen aangeflookt wierden, beroert. Zulks gaf gelegenheid, dat eenige Edellieden zich vereenigdenen eene Orden onder zich (lichtten ^eiker voornaamfte oogmerk zyn zou; de ongelocvigen te bevechten, Rechten Gerechtigheid onpartydig, tegen de Verfloorders van de algemeene A Rust  C 2 ) Rust des Vaderlands, te bandhaaven, de Onderdrukten bytefhan.en de Weduwen en Weezen ie hek-hermen.. Paus ürbanus IV., bevestigde deze Orden V>p den 22 September, in den jaare I2O1, en verfcheide Scbryvers hebben hieruic opgemaakt, dat deze Orden door Paus urbanus zelt gedicht geworden is. Zy noemen zich Ridders der heilige Maagd Maria. Hut.ne Kleding is wit, met een aschgraauwen Mantel, op welke een rood Kruis geborduurd is. Zy moogen geen vergulden Spooren, noch iets, dat verguld is, aan hui: Zadel of Tuig hebben. 'Er worden alleen maar Edellieden in deze Orden aangenoomen. Uaar zy zich in bet huwelyk mogten veibinden, aanzienclyke Commanderyen en Inkomlten hadden , en boven dien aan de gelofte der echtelyke Kuisheid, door geen frrpn0en rcSoi ,ipr Orden gebonden waren, zo leefden zy op een zeer goeden voet, en lieren zich van de Aardfche vertnaakelykheden niets ontllippen. Zulk deed hen by net volk den bynaam: Frc.uti gaudtnti (F,atres gau^entes) verkrygen. De Franfchen noemden hen Fréres joyeux, en de Heer ba cue nschwanz hee,rt in zyne Overzetting der Dante AHghUrivtm de Helle het niet wel opgemerkt, wanneer hy hen in de Aanmerking bladz. 164, vrye monnikken noemt. Men kan deze Ridders even zo min onder de klasfen der Monniken Hellen als de Malthezer. Jokannitcr en andere Ridders van dien aait. 'Met meerder recht mag  C 3 ) raag men hen v rolyke b ro éd ere n noemen. Twee van deze Ridders, loderingo an* dalo en catalano de malvoiti, wierden, in het jaar 1266, naar Florence beroepen, en bekwamen aldaar het Stadhouderfchap (_Podejlaria). De een was een Welfe, en de ander een Sibelliner. Het uitzicht der Floremymrs by deze keus, was niets anders, als het volk, dat in twee partyen verdeeld was, bier door te bevredigen, opdat het, na den nederlaag van Koning manfredi, geen opftand zoumaaken. Maar de beide Stadhouders waren,flegts in fchyn.elkzyn partytoegedaan. Hun beiderhoofdüitzicht, waarin zy beiden overeen(temden,was geld te winnen en Rykdommen te faamen te fchraapen. Zy wisten beidenhun eigenlyk inzicht zeer goed, en eeu* langen tyd te verbergen, waarom dante hen ook m zyn cedicnt van ae Helle beiden onder de Huichelaars doet te voorichyn komen, welken verdoemd waren, en, paaraanpaar,metelkander in zwaare loode Mantels doet omgaan. Als zv gevraagd wierden wien zy waren ? gaven zy tot antwootd: „ Wy waren vrolyke Broeders uit Sologne, enheeten: ik catalona, en dezen loderingo , en wierden van u Va derland gekoozen. Door deze beide Stadhouders ontftonden eindelys de vreefelykfte onlusten en verwoestingen^ en byzonder in den (treek omltreeks Gardingo, alwaar de Ulbertifche Famielie, als het opperhoofd der Gibellinen, hunne goederen hadden. A a Dc  C 4 ) Deze Ridders deelden zich in twee Clasfen, nsv melyk: in Conventuaalen en in Gehuwden. De Gehuwden gingen tot de Conventuaalen over, het zy, wanneer hunnen Vrouwen ftierven, of wel. wanneer zy oud wierden en in deze vrywillige fcheiding bewilligden. De Vrouwen bleven «Isdan in het Burger Gezelfchap, en droegen eene eige Kleding van éene kleur, betzy wit ,of graauw, en mogten niets gekleurd, noch Goud, noch zilver, of eenige andere diergelyke fieraaden dragen. Deze Orden had aanzienelyke Commanderyen in Bologne, Modena, Mantua, Frevifa en in andere ftreeken van Italiën, De laatfte Commandeur van Bologne, camillo volta genaamd; ilierf in den jaare 1589, en de Goederen der Orden wierden van Paus sixtus V. aan het Collegie van Montalto gegeevcn. De Kerken van st. mathias, st. peter en st. i>aulus teCafarata, bui» ten half Bologne, waren voorheen Commanderyer van deze Orden. Maar alleen de Commandery te Trevifa heeft zy nog behouden, en de Ridders verkiezen, by het aflterven van den Prior, altyd weder een nieuwen uit hun midden. By hunne aanneeming in de Orden namen zy voorheen dezelve Ceremoniën , by de Malthezer-Ridders gebruikelyk, in acht; en voor het overigen volgden zy den regel van den Heiligen augostinus.      BARNABÏÏTEN, . Of gelyk zy eigenlyk heeten, GEREGULEERDE GEESTELYKEN VAN DE CONGREGATIE / VAN St. F A U L U S. AlSLOD e wyk XII., Koning van Frankryk, in denjaare 1500, de Stad Msyland bemachtigd had, rechtten eenige 'Franfchen aldaar een Broederfchap of Gezelfcbap op, onder den naam der eeuwige Wysheid, waarvan de Leden zich onder elkander verbonden , om de jeugd te onderrechten, de Armen te bezoeken, hen in hunne elenden te troosten. en andere diergelyke liefdewerken uit te otffenen. Maar de onlusten van den Kryg, en de daarop gevolgde Pest ,vei(tn oide dit Gezelfchap zodanig, dat men, van wegens het A ge-  C 4 ) gering aantal der overgeblevene Broederen, hetzelve voor verlooren kon houden Dan , in den jaare 1530, entte een Edele Cremonefer, antoni maria zacharia, op dezen byna verdorden ftam, een nieuw Gezelfchap, onder den naam eener Congregatie Gereguleerde Gsestelyien van den HAligen Paulus, welke naderhand, als zy, in den jaare 1545, de Keik tot St. Barnabas bekwamen , daardoor Barnabiten genaamt wïerden. Twee edeleMaylanders, bar- tholomeus ferrari en jacob ANTONt morigia, beiden van het Gezelfchap der eeuwige [Vytlieid, vereenigde zich met zacharia, en haddén aan de ftichting der nieuwe Congregatie zo veel aandeel, dat men hen gemeenelyk mede als Stichters derzelven noemt. Dezen waren alle drie Priesters, en namen by hunne verbintenis de verpligting op zich , om zich door de Bisfchoppen in de deltrikten hunner Kerken, tot het prediken, ter onderrichting der jeugd, tot geestelyke Zendelingfchappen , voering der Seminariën enz. te laaten gebruiken. DezeCongregatiekreeg baareeerfte bevestiging, in het jaar 153a, van Paus clemens VII., welke de Stichters veroorloofde eene nieuwe Orden van Gereguleerde Geestelyken op te rechten; welke den Bisfchop te Mayland zouden onderwoipen zyn, in Welks handen zy de drie gewoonelyke Ordengelofte, Armoede, Gehoorzaam, heid en Kuisheid moesten afleggen; tot zy ver.  I C s ) volgens door Paus p a u l v s III., van de ondêrhoorigheid aan dezen Bisfchop bevryd werden,waardoor zy onmiddelbaar onder de 'befcherming van den Apostolifchen Stoel geraakten. Het werd hun toegeftaan plechtig gelofte te doen, gemeenfehappelyk te leeven en Inzettingen tot eene ordenlyken Leefregel te maaken. Maar als de Hertog van May land, franz sforza, hen kort daarop verlof gaf, om in de Stad en in hei Gebied van Mayland vaste goederen te koopen , hielt de gelofte van Armoede op; maar daar in tegen moesten de Geestelyken by hunne aanftellingzweeren, het zy in, of buiten de Congregatie, nimmer eenige moeite te zullen doen, bm een of ander ambt te verwerven, noch eenige waardigheden, welken hen door Uitheemfchen aangeboden werden, zonder verlof van den Paus, aan te neemen. Terwyl zy zich ook als Zendelingen voor het Geloof lieten gebruiken, gaf hen zulks gelegenheid, om zich door andere Landen uittebreiden. In deze hoedanigheid werden zy, in den jaare 1608, van h end rik IV., naar Frankiyk beroepen; en lodewyk XIII. gaf hen, in het jaar 1622, verlof, om zich in alle Steden en Plaatfen van het Koningryk, alwaar zy beroepen wierden, nedertezetten. De Duitfche Keizer ferdinand II., beriep hen naar Weenen, en dus verkregen zy, meer en meer, het eerst in Bokeemen en Hongaryen, en vervolgens in verfcheide Steden van tniitschland, huizen. A 2 Hun.  C 4 ) Hunne Inflellingen, welke hen nog tot een Levensrege! verltrekken, zyn in een Generaal.Kapittel, het welk, in 1579, gehouden is, ontworpen, en van Paus gregoriüs XIII, goedgekeurd; de inhe*ud der zelvcn heeft, buiten het geen wy boven omterent hunne verbintenis hebben aangemerkt, niets byzonders, uitgenoomen, dat zy van den Avonduiaaltyd af tot den anderen dag na de Metten een geftreng ftilzwygen in acht moeten neemen.      O M. B E N BOETDOENDE NONNEN T E PAKT S; ANDERS OOK, BEROUWHEBBENDE, M AÖD ALEN A-ZUSTEREN GENAAMD. JËÏet begin van deze Orde in Frankryk heeft, zo men vermoed, in het jaar 14.9a, zyn oorfpronk. genomen. (*) Zeker JJ'ramfiscaner Monnik, J0- han- (*) Nog vroeger en, in het jaar 1315, had men. deze Orden reeds in Straatsburg. Zekere Hendrik, van horenburg kogt om dezen tyd eenige huizen , en beftemde dezelven pro muiier. lus vogis ad meüotem vitam redxturis. Zulk? heette ten dien tyd voor reizende Vrouwen. Hy fchonk deze ftichting eindelyk aan de Stad; en, in het jaar 1336 ,werd in Wafeneck, op den Schietrein, een aanzienlyk Klooster gebouwd, dat, i(i liet jaar 1375, in de zogenaamde Rutenjlraat verlegd wierd, alwaar het, onder bcfchefming der Stad, nog tot op den huidigen dag, onder dep A jia-art»  C » ) hannes tisserand genaamd, maakte door zyn fticlifeiyk^rediken zulk een indruk, en wel byzonder op, de fchoone Sexe,dat een groot aantal derzelven , die, aangaande haare kuisheid, juist in geen al te goeden reuk (Tonden, daardoor bekeerd wierdeó, ep. het loftelyk beduit naamen, om m hunnen overigen leeftyd boete te doen voor de Zonden welke zy begaan hadden. Kacel de VUL, .Koning van Frankryk, nam deze berouwhebbende Zondaresfen in zyne befcherming., en zy werdin onder d:n titel van de.BOETiiOENriRN in het zogenaamde Boheemlïhe Paleis geherbergd, alwaar zy 80 jaaren lang geblevjn zyn, hoewel.zy naderhand in de of. Dsnis jlraat verplaatst wierden. ' In naan vau •> 'vu~vuef SCHOTLAND. Hoe weinig men ook, met zekerheid, van den ooifprong van deze Orden zeggen kan, zofchynt het toch zeer waarfchynlyk te zyn, dat zy haar aanzyn aan jaCob V., in Schotland te danken heelt.' Maar by welk eene gelegenheid, en in welk een jaar deze Orden géfticht is? hier over * zyn het de Gefchiedfchry veren niet eens. Jienige Hellen vast, dat dezelve, in den jaare 1534, geftichc is geworden. Hoewel weder anderen willen, dat zulks , in het jaar 1542, gefchied zy. Maar.daair jacob V., reeds , op den I3den December vaa het jaar 1542, geftorven is, en A da«  CO deze Orden in zynen leeftyd reeds in êenlg aanzien was, zo zullen wy het eerstgenoemde tyd. flip voor het waarfchynelykfte houden. Het getal van deze Ridders was op twaalf bepaald , en hunne vergadering was in de Kerk van den heiligen andrbas te Edenburg, wanneer zy het Feest der Orden vierden, óf eenen nieuwen Ridder aannamen. Op het einde der zestiende Eeuw, geraakte deze Orden by de onlusten, die toenmaals, (taande de Regeering van Koninginne stuart, en ook nog na haar ongelukkig einde in Schotland, heerschtten , meer en meer in vergetenhdd, tot zy na verloop va» honderd jaaren van jacob II,, Koning van England, Schotland en Ierland, weder herfielt werd, en welke op het Slot te IVindfor Ridders van de Distel-Orden doeg, van welken 'er vier, namelyk: de Graaf van Murai, de Staats-Secretaris Graaf van Meifort, de Graaf van Senufort en de Graaf van Domparton het teken van deze Orden, uit handen des Konings ontvingen, zonder aan de Ceremoniën, welke de Wetten van die Orden vereisfchen, voor- of by hunne aanfte'liingte voldoen. De drie overigen wierdsn toen ilegts benoemd, om by eenenadere gelegenheid, plechtig aangenoomen te worden; terwyl de Koning zich voorbehielt, om de nog mankeerende in'den tyd, te benoemen, en het twaalftal der Ridderen voltallig te maaken: en daar de Andreas-Kerk te Edenburg, alwaar de oude Ridderen  C s ) ren vergaderd hadden , (taande de onlusten, verwoest was geworden,zo wees hy hen de Koning lyke Kapel van het Paleis Holy-rood-HoufeinS'Tioiiand tot een plaats hunnerfamenkomden aan. Maar als dezen Koning, in het jaar 1689, uit zyne ftaaten verjaagd werd en naar Frankryk vlood, volgde hem ook de weinjge Ridderen der DistelOrden daar heen, waar door deze Orden weder een einde nam. Koninginne anna vernieuwde dezelve in den jaare 1703, en eindelyk werd dezelve yin het jaar 1723, van geokge I., niet alleen plegtig bevestigd, maar de Wetten derzelven wierden ook in eenige artikelen veranderd en vermeerderd. Het Teken dezer Orden is een goud Schild, op welke de heilige anDREASineenehlaauwe kleding, een wit Bourgondies Kruis voor zich houdende, afgebeeld is.weshalven men de Ridders van deze Orden, ook Ridders van de St. Andreas- Orden in Schotland noemt. By Ceremoniën dragen deze Ridders , het zo evengenoemden Schild aan een gouden Keten, welker leden uit Distel- en WynsaardBladeren te faamen gezet zyn. Maar buiten dat, werd deze Orden aan een donkergroenen gewaterden Band gedragen, welke een band breed is, en over den linker fcbouder naar de rechter heup afhangt. Op de linker borst dragen zy een agtpuntige zilveren Ster, welke met draaien geborduurd is, en welker vier hoekpunten itomp zyn en een Andreas-Kruis verwonen. In het midA 2 den  C 4 ) den dezer Ster, is op een gouden cirkelvlakte, een Distel met blaawe Bloefem geflikt. Rondom Haat, in een groenen Cirkel, met gouden Letteren, het Devis der Orden, Nsmo me impune la-      ORDEN VAN DEN HEILIGEN HUBERTUS, IN DE KÉUI.PALT2. N a den dood van reinj-iold III, Hertog vat» GuHk en Gelder, volgde, in het jaar 1423, adolf II, Hertog van Bergen, hem in de Regecrmg op, en ontving, in 1425, van Keizer sigismunuus het bewind over dat Hertog, dom. Maar arnold van eomont, hier jianfpraak op maakende, wilde hetzelve bemachtigen, en viel ten dien einde met zyne Troepen in Gulik. Hertog adolf floot wel een vergelvk en een Wapenftilitand, voor den tyd van tien jaaien, met hem; maar als Hertog adolf, korr. djia; op, zonder Erven kwam te overlyden, en A ajrtt  C 2 ) zyn Grosder gerhard V, Iiem in de Regeering van het Hertogdom van Gullk opvolgde, maakte abnolo van egmont op nieuw aanfbraak op dat Hertogdom, en rukte eindelyk, in het jaar 1444, met een Leger in hetzelve. Hertog gerhar-d trok hem moedig tegen, en bevadn in het zelve jaar, op den dag van den Heiligen hubertus, eene volkome zege op hem. Ter gedachtenis van deze bevochtte zege, (lichte hy nog in hetzelve jaar, van 1444, de Orden van den Heiligen hubebtus. Deze Orden .was, byna geheel Jn vergetelheid geraakt, tut Keurvorst, johann wilhelm naar eindelyk, in het jaar 1709, weder vernieuwde, en zich zelfs tot Grootmeester van dezelve verklaard... n*ar i,-, i,ci jmn i^us, het Aarts Hofmeesters-Abnn met de Öpperpaltz, na de Bciërlche vogelvryklaaring weder bekwam ; zo had dit gelukkig voorval mede aanleiding tot de vernieuwing van bovengemelde Orden gegeeven. De bevestigde en vermeerde Wetten van den tegenwoordige» regeerenden Keurvorst karl thbodoBj bevatten de volgenden agt-en-dertig Artikelen: 1 i0 'Er zullen niet meer als 12 Ridderen, van een Graaflylt en Vryheerlyk Gedacht, te gelyker tyd in deze Orden aangenoomen worden- *0 De Doorluchtige Keurvorst van deu Paltz en  C 3 ) en hoogstdeszelfs Opvolgers zullen altyd, als het hoofd en de Stichters van deze Orden, befchouwt worden. 3. ) Het getal der Vorstelyke Perfoonen, welken deze Ridder- Orden bekomen, zal onbepaald zyn; echter met dien verftande, dat 4. ) Geene andeten daar in zullen aangenoo¬ men worden, als die van oude Vorftelyke en Souveraine Huizen in het heilige Roomfche Ryk afftammen, of van zyne Keizerlyke Majefteit deze waardigheden verkregen hebben. 5. ) Alle aanzoek by de Graaflyke en Vry- heerlyke Ridders , op deze Orden , is , onder welk een Titel zuiks ook zyn mooge, geheel verooaen. 6. ") Geen Graaf, of Vryheer kan in deze Orden aangenoomen worden . welken niet van regtmatigen Adel is, en die geen zestien quartieren, van Vaders en Moeders zyde, bewyzen kan; welken den Grootmeester eerst , en daarna ook aan alle de Graafelyke en Vryheerlyke Ridderen van ceze Orden medegedeelt worden, en onder dezelven rondgaan moeten, opdat elk zyn« aanmerkingen daar vry en ongehinderd op zal'kunnen zeggen. 7 ) De Kandidaaten, welken in deze Orden weniciien aangenoomen te worden , moeten, voor alles, van een onbefproken gedrag A 2 zyn  C 4 5 zyn, en, of in den Militairen ftend, of, op eene andere wyze zien aan liet Keurvorste. lyken Huis en de daar aan verbonde Landen en Staaten, op eene byzondere wyze verdienftelyl; gemaakt , en zich daardoor eene byzondere Aanfpraak op deze Orden verworven hebban. •0 'Er word niemand in deze Orden aangenoomen. welke reeds eene andere Orden bekleed, ten zy hy te vooren van deze afftand gedaan heeft. o.) Maar Zyne Keurvorftelyke Doorluchtigheid, of Hoogstdeszelfs Opvolgers, gelyk ook alle andere Vorftelyke Perfoonen, die deze Orden gelieven te dtagen, fhat het vry, buiten desctva tiog moor «.Jus llUUge Rl'd- der-Orden's naar hun welgevallen, het zy voor, of na de bekoming der Heilige Hubertus-Orden, te dragsn en aan te noemen- 10. ) Alle de geenen, welken in deze Orden aan¬ genoomen worden, moeten het Doorluch. tig Keurvorftelyke Huis en Hoogstdeszelfs Erven en Opvolgers, met eene onverbrekelyke uouwe, onaffcheidelyk toegedaan blyven. 11. ) Ooor goede Zeden en een onberispelyken Levenswandel, zal ieder zyn goeden naam, eer en waarde trachten te behouden. 12.)  C 5 3 120 Tegen de Armen en Behoeftigen zullen de Ridders mildaadig zyn, en bet zestiende deel van het geen hen deze Orden 's jaariyk aanbrengen mogt, ten besien der Behoeftigen aanwenden. 13). Alle de Ridüers, welke zich aan het Keurvoritelyke Hof bevinden, zullen op den daartoe beitemden dag, na bekomen aanzegging, door den Heiaud, in hunne Ridder-Orden, of in hun zogenaamd Imperiaal-Mantelkleed verfcheinen. Ï40 Niet alleen op Kerstyd, Paafchen, Pinster, Alderheiligen, gelyk als ook op Maria Ontvangenis. Geboorte. Verkondiping en Hemelvaart, word van deiiioders, welke de Katolyke Kerke zyn toegedaan, vermoed, dat zy biegten en de Comunie zullen ontvangen. Ook zal op deze Feestdagen het Beeld van den heiligen hübertus, als de BefchermHeihg van deze Orden, op het hooge Altaar der Hof -Kapel openlyk ten toon geuelt worden. 150 Iedet Ridder is verpligt, om ter gedachtenis dezer Orden, het gouden Orden. Teken het welk hy by het bekomen der waardigheid ontvangen heeft, op de hier bovengemelde dagen te dragen. «»cugc tfi). Buiten deze plegtige dagen, mogen de Ridders een klein goud Kruis, naar het voorfchnft der Orden gemaakt, dragen A 3 '70  C « 3 17.) Wanneer zyne Keurvorflelyke Doorluchtig, heid goed vind, om de Ridder-Orden aan het Hof by elkander te roeden, zal niemand , zonder een gewigtig beletzel, terug moogen blyven, over welk beletzel zyne Keurvor-. ftelyke Doorluchtigheid en Hoogstdeszelfs Opvolgers alleen zullen oordeelen. In geval zy buiten wezendlyke noodzaak terug blyven , zal de teruggeblevene Ridder een vierde deel van zyne'inkomflen aan den Armen a'ftaan moeten. 18). De Ridder, welke verzuimt om het kleine Kruis der Ridder-Orden te dragen, zal zo dikwyls hy hier van overtuigt word, twintig Ryssdaalders, tot eene boete aan den Armen geeven 19.) Wanneer een der Ridderen komt te overJyden, zullen (wanneer hy de Roomsch. Katolyke Kerk is toegedaan) de gewoonelyke plegtige gebeden voor hem gehouden worden. 90,) De iïrfgenaatnen der ' gellorven Ridders zullen, binnen drie maanden na deszelfs dood, de Orden Keten met het Orden-Kruis aan den Schatmeester der Orden, tegen fchriftelyk bewys , terug geeven. »I). Wanneer een Ridder in den oorlog, of by het een, of ander roemwaardig voorval, zyn Orden -Teeken mogt verliezen , zal hem, door den Grootmeester der Orden, een  C 7 } een nieiiw Orden-Teken, Tchadeloos, ter hand worden geftelt. as.) Maar indien een Ridder door onachtzaam» heid zyn Orden-Kruis mogt verliezen, of breken, alsdan zal deze gehouden zyn, om om hetzelve zich binnen vier maanden, op zyn eige kosten, weder te bezorgen. 24.) leder nieuwe Ridder van deze Orden, moet de tekenen der Orden, naar eene ingevoerde gewoonte, in tegenwoordigheid van ten hiinften agt Ridderen van dezen Orden, perfoofiélyk ontvangen. 25O Wanneer een Vorst niet zelf in eigen Perfootlde Orden kan bekleden, zo moet zulks ten tmnuc.- uu„r „»„ Cp„nlmagtigd. Ridder van deze Orden gefchieden. sG.) Ter verdere in ftanthouding dezer, van den Doorluchtigen Stichter bevestigde, en van Hoogstdeszelfs Navolgers vernieuwde, Orden, en opdat de Ridders van deze Orden des te beter in ftaat zullen zyn, om de Armen de hulpryke hand teleenen, en zich, téreere Gods, ten beste van hun noodlydenden evenmensen te gedragen, zo worden de Graal'elyke en Vryheerelyke Ridderen uit de Commenden en Ambten, zo veel zulks doenlyk is, tot dit uitzicht, voldoende inkomften aangeweezen. 27.) Ter verhoeding van allen twist omtrent den Rang en daar uit voorkomende gevolgen, A 4 is  C 8 ) Is vasrgeltelt, dat de Graafelyke en Vryheerclyke Ridders by de algemeene Vergadering der O - Jen , naar den tyd, waar in zy aangenoomen wo'dcn, elkander zullen opvo'sen , doch zo, dat de Keurvorftelyke Mmtstens en geheime Raadcn, buiten dien, hunnen Rang onveranderd behouden. »8.) Wanneer een der Ridders van deze Orden van zulk een i'eil aangeklaagt zal worden, waar door hy zich de eer, om de Orden te dragen, onwaardig gemaakt heeft, zal hy in een algemeen Kapittel van deze Orden verhoort, en door de meerderheid der Stemmen, van zyne waardigheid ontzet, of gerechtigd worden, om »s— orde» i.» 't vervolg te moogen dragen. iO.~) Wanneer 'er in eene te houden Kapittel van deze Orden, aan den Dooiiuchtigen Grootmeeste^ een voorflag gefchied, welke in overweging zal genomen worden, zo zal zulks door den Groot-Kancelier openlyk worden voorgedragen, welke ook de Hemmen opneemen, en de zyne in de Orden , daaromtrent, zal inbrengen. 30.) Op den dag xm den heiligen Aarts-Engel michael, of op het Feest der reiniging maria, word 'er tot een aandenken der Stigting en vernieuwing der Orden van den heiligen hubkrtus, een Generaal - Kapittel gehouden, waarby van den Doorluchtig-  C 9 J tigften Grootmeester, «aar omltandigheden des tyds, meer Ridders beroepen worden, alwaar alsdan van den Grootmeester, of dien, welke zyn plaats bekleed, het voorkomende door de meerderheid der (Temmen befiemt, door den Secretaris der Orden in het Protokol ingelyft, en vervolgens ter uitvoer gebragt word. 31. ) Wanneer een Vorstelyk Perfoon in deze Or¬ den aangenoomen word, betaalt zulk een', Volgens eene oude gewoonte, ten voordeele der Armen . en voor andere noodige uitgaaven , aan den Schatmeester der Orden twee honderd Ducaaten. Maar Giaaven en Vryheeren betaalen maar honderd Ducaaten, en 1"""'"J nïi.J..u.™ reSs.n Qmtantie van den Schatmeester. 32. ) De Kancelier der Orden moet altyd uit het getal der Ridderen zelfgenoomen zyn, en behoud in alle zyne richtingen zyn rang naar den tyd zyner aanltelling; ook is het dus met alle de Beambten der Orden, hoogen en laagen, als de Ceremoniemeester. ViceKancelier. Secretaris, Schatmeester, Heraud en Kleerenbewaarder gelegen. 1- 53.) Alle de Beambten, de Kancelier derOrden, niet uitgefloten, worden door den Doorluchtigften Grootmeester aangeftelt. 34.) Van het geen dat de Ridders by hunne aan. Helling voldoen, bekomen de Beambten der Or-  C i° 3 Orden hun behoorlyk aandeel. 35. ) De Gezamentlyke Gerechtsplaatfen in den Lande zyn verpligt, de Ridderen, zo wel in Brieven als anderzins, den behoorlyken Titel te geeven. 36. ) In alle Rechtszaaken, die de Orden betref¬ fen, ftaan de Ridders voor niemand te recht, dan voor de Orden. 37. ) Indien iemant zich in zo verre fchuldig maakte, dat hy veroordeelt werd, om Eer, Lyf en Leven te verliezen, zo zal hy voor de voltrekking van het vonnis van zyn Orden-Teken, door het Kapittel der Orden, berooft, en op de Lyst der Ridders doorgehaalt worden 38 ~) De Doorlnrhrirrftp r.»i>n'in"«'« Hyft zich voorbehouden, om de Wetten der Orden te veranderen,te verbeteren, te verminderen, of te vermeerderen; echter zal zulks te vooren,in een Kapittel der Orden, voorgedragen, rypelyk overwogen, en naar de meerderheid der Stemmen beliegt worden. Het Teken der Orden is een goud agtpuntig wit geëmalleerd Kruis, met gouden Knoppen op de punten. Op de eene zyde is in den midden een goud Schild, waatop men een groene geëmalleerdeliuschziet, uitwelke een Hart,halver lyve, voortkomt, het welk tusl'chen zyne Hootnen een rood Kruis heeft. Voor hetzelve knielt de Heili;  C ii ) Jige hu bert us, met een goud Scbynfel om, liet hoofd; rondom ftaat, in eenen Cirkel, met gouden Letteren in Gottisch fchrift: In trau rast (In de trouwe vast) uit de hoeken van het Kruis gaan drie gouden Straalen op. Maar op de andere zyde zi.et men den Ryks- Appel met net Kruis, in de gedaante van eenen VVaereld-Kloot, benevens de fpreuk: ƒ* Memoriam Recuperata dig~ nitatis aviia. Dit Kruis word van de Ridders, buiten de Ceremoniën en Plechtigheden, over hunne gewoonelyke Kleding, aan een handbreeden ponconrooden gewaterden band met groen omzet, over den linker Ichouder naar de rechter heup toe hangende, gedragen. Maar by Plechtigheden dragen zy hetzelve over hun Ceremoniekleed, aan een gouden Keten, om den hals. Deze lieten DertiiHi un 4» gctcdsaca, of kleine plaatjes, waarvan 'er 21 iets breder zyn als zy lang zyn. Op elk dezer Plaatjes ziet men een half voorkomend Hart, met het Krucifix vooreenen kleinen Berg , benevens eenen kleinen Hond,, naast dezen den Heiligen hueertus knielende , en ter rechter zyde van dezen een Knegt, die een.Paatd, het welk half voorkomt, aan het toom houd. Boven dit dragen de Ridders nog op den linker borst, zo wel op hun gewoone, als. op de kleeding hunner Orden, een puntige Ster met itraslen, en met zilver geborduurd, en welker middenpunten langer als de hoekpunten zyn. Op deze Ster ligt een zilver geborduurd, «n  ( 12 ) en met blinkend goud doorwerkt vierhoekig Kruis, met goud omvat en gouden Knoppen op de hoeken. In het midden der Ster is een pon. constkleurde ronde vlakte , waarop ook met Gottifche letteren , het Devis: In trau vait te leezen is. Om het zelve is een gouden gevlogten Cirkel. Vorsrelyke. Ridders van deze Orden dragen Hoeden met roode Vcêren ; maar de Keurvorst, als Grootmeester, draagt, daar in tegen, roode en witte, of blaauwe en witte Veêren , en den Mantel met goud uirgemonfterd. De Graifelyke en Vryheerlyke Ridders dragen geeie Veêren ; miar anders is het Kleed van hunne Orden van dat der Vorstelyke Ridders niet te onderlcheiden , en even zo als wy dezelve hier op de Plaat afgetekend hebben. De tweede Plnot (Vele den Herouu uei uiueu in zyne Ceremoniekleeding met den Heroudftaf voor; het ondergetekende teken der Orden, draagt hy, gelyk de overige Beambten der Orden, by zyn gewoone kleding op de borst aan eenen kleinen gouden Keten. Voor dezen droegen deze Ridders een gouden Keten; welker gelederen Jagthoorns voorftelden, en toenmaals noemde men deze Orden ook de Orden yan Hoorn.          ORDEN DER CO;NSTAMTYNE^ Deze Orden, welke in onze tyden van eene geringe betekenis is, was voorheen in groot aanzien, en de Abt j u s t t n i a n 1, welke'zich een Ridder van het Groot - Kruis van deze Orden noemt!, ftelt in zyne Gefchiedenis van dezen Orden! welke, in het jaar 1692, te FeneiUn in twee Folio banden is uitgegeeven, dat de Oosterlche Keizer isaac angelus comnenus deze Orden inliet begin van de twaalfde Eeuw geflichtl, en haar den naam van Conftantyner Orden gegeevenheeft,terwylde Comhenen zich altydvoor Afftammelingen van Keizer consi„niïn gei A hou-  (. « ) houden,en ook in de gevolgen altyd hun recht Op het Groot-Meesterfchap van deze Orden hebben doen gelden. Oat men zich voordezen van deze Orden enderzclvervoortgang veel belooftheeft,hlyktuit de Keuren, en het vecmogenhet welke de GrootMeester Generaal-Vicaris door de geheele waereld zoude hebben. Dein Traliënrefideerende.zou zynen Zetel te Ravenna,die in Duitschland te Colln, die m-Frankryk te Parys, die in Spanje te Valencia , die in Vlaanderen te Antwerpen, die in Engeland te Londen ,en zovervolgens , hebben. De Ridders moeten hunnen Adel door vier gedachten bewyzen, en zyn door hunne gelofte verbonden, hunne Vorden en den Groot ■ Meester van deze Orden getrouw te zyn, de Geboden der Kerk te gehoorzaamen, Weduwen |en Weezen te verdedigen, de Vaandels der Condantyner Ridderfchap des heiligen GREGOBiustevolgen,onder den reëel der heilige bazilius de keuren dezer Orden te houden, de Generaale- en 1'rovinciaaleSamenkomden by te woonen , hetOrdenskruisbeftendig te dragen, zo veel hen moot