659 o 62 8820  Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3341 5711  HEELKUNDIG TYDSCIIRIFT O F VERZAMELING VAN VERHANDELINGEN E N WAARNEEMINGENg DOOR DEN HEER D E S A U L T, Eer/te HEELMEESTER van 't HOTEL DIEU te PARTS. MET PLAATEN. Uit het Fransch vertaalt fjvj-"^?"^TDOOR ƒ VfK BEVi * * * vüüü EERSTE DEEL, Te HAARLEM; By C. B. van BRUSSEL, in de Daroflraat. MDCCXCIII,   VOORBERICHT VAN DEN VERTAAL ER; J^iets is nuttiger voor den Jongenen zelfs verre gevorderden Heelmeester, die reeds vaste gronden in de kennisfe der Ontleed- enfHeelkunde gelegt hebben, dan eene verzameling van getrouwe waarneemingen, die hen in alle voorkomende gevallen tot een' gids en raadsman kunnen verftrekken op den moejelyken, en dikwils duisteren weg dien zy te bewandelen hebben; |t ïQ king i  C 12 ) kiag van de zelve, voor zo verre zy daar toe os» dergefchikt is; want in de Heelkunde is het beweezen dat, indien eene onderneeming van nut is, zy een'ieder verplicht om daar toe mede te werken; men zal niette veel zeggen, wanneer men beweert dathy, die hier aan niet beantwoord, zich vrywillig aan moord fchuldig maakt, volgens den grond-regel, welken wy niet ophouden een'ieder te binnen te brengen, namelyk: Qcciditquinonservat; naardien 'er een oneindig aantal van gevallen zyn, in welken het behoud van den Lyder van ééne enkele waarneeming kan afhangen, waardoor een onoplettend, of nog niet beproefd Heelmeester het gevaar zal kunnen ontdekken, waar in de Lyder, aan zyne zorgen toevertrouwd, zich werkelyk bevind; en hem aanwyst, door welk middel hy deeze gevaarlyke klippen, in dergelyke gevallen zoude kunnen vermyden of overwinnen. HEEL-  HEELKÜNDIG TYDSCHRIFT. Waarneeming van eene gefchootene wonde in den mond, yerzeld van eene breuk van de onderkaak; en een gat in het zagte verheemelte; waarby de koogels in ds neusholtens verdweenen waaren; eene belette door' zwelging; en het inbrengen van eene Jonde door den neus in de Slokdarm enz. Door ManourYj Heelmeester yaw'zHÖTEL-DiEu te Parys. ysen 18 December 1789, des avonds ten half 12 U uuren werd de Heer Default geroepen in zekere ftraat, by een jong perfoon, welke zich zelf met eene pistool in den mond had gefchooten. Op het eerfte gezigt zag 'er de gekwetste verfchrikkeJyk uit: leggende op zyn bed zwaar bloedende uit den mond, de verfcheurde wangen en uit de neusboezems, gevende door zyne bittere klagten alle tekenen van een diep berouw over zyne wandaad. 'Er was nu één uur verloopen na de kwetzing, en 'er was reeds eene zeer zwaare zwelling van het aangezigt. De mond was van binnen zwart door den rook en uitbarfting van't Kruid. De regterzyde van de tong was lapswyzeverfcheurt en gebrand. Hy had eene-fraftuur van de onderkaak tusfehende honds en de eerfte baktand, aan de regterzyde. Het regterftuk was agter en meer dan zes lynen over het ander heen gefchoven, voor 't overige waaren de tanden en tandkasfen in de bovenkaak onbefchadigd, en in een gezonden ftaat; maar men  C 14 3 aag, aan het regter agtferfte' gedeelte van het geheemeke,eengat waarin men gemakkelyk den duim kód brengen, met eene verfcheuring van het zagte verheemeke. Eene dergelyke wanorder kondigde reeds eene alJerzwaarfte kwetzing aan; en men had vreeze dat de kogels, na de neusboezems doorboort te hebben, welligt door de hersfenpan ingedrongen, en zich in de herfenen mogten verfchoolen hebben Om zich hier van te verzekeren, bragt de Heer Default,eene vrouwen fondedoor de wonde van heü verheemeke, en ontdekte niet dat dezelve eenige gemeenfchap had met het cranium; en had dus nog eenige hoop van geneezing. Ondertusfchen bleef 'er nog overig te onderzoeken waar de drie kogels , met welken de lyder te kennen gaf dat zyne pistool gelaaden was geweest, gebleeven waaren. Zy waaren niet gevoeld by de onderzoekingen welke men reeds gedaan had; de lyder gaf door tekenen te kennen, dat hy dezelve niet doorgeflikt had'; men vond ze niet in de kleederen, noch in het bloed dat hy verlooren had; zy konden dus opgehouden en verfchoolen zyn gebleeven in de zeefbeens celIer, of in de fponsbeens-hoke enz. Eindelvk ééne omftandigheid die eenige verzekering over den toeitand van den gekwetften aan de hand gaf, heflond daarin,dac men geene de minfte verhindering in dö Werking der hersfenen befpeurde. Het was ten uiterfte nodig de bloedftorting uit den neus en mond te {tillen. Om dit oogmerk te bereiken, bragt men door het regter neusgat tot agter in den mond een ftylet van buigzaam zilver, welks einde met behulp van den vinger door den mond  C ij ) mond naar buiten wierd gebragt,het welk met eenige moeijelykheid verzeld ging, door de groote zwelling van dit deel, welke men anders niet ontmoet Aan het uiterfte van dit ftylet wierden de einden van twee linten, beftaande uit gewaschte zydene draaden, gehegt, in 't midden van welke men een Hop wiek vast maakte, die groot genoeg was, om dat gedeelte van 't Üokdarms hoofd dat aan de agterfte neusholte beantwoordde, te vervullen; na dat dit gedaan was, wierd het ftylec door den neus wederom te rug gehaalt, waar door de ftopwiek met behulp van den vinger agter ia den mond tegen de agterfte opening van de neusholte geplaatst wierd; vervolgens wierden de twee linten, die door den neus uitgingen, in tweën gefcheiden, en het eene einde tegen het neusmidden. fchot en het andere aan de tegen overgeftelde zyde bepaalt; de neus wierd vervolgens opgevuld met klyne ftopwieken, op de welke men de eindensder bandjes vast maakte ; betreffende de eindens die in den mond bleven , en gefchikt waaren om de wiek,, die in de keel was geplaatst, te rug te houden, deeze wierden behoorlyk op de wang vastgemaakt. Na dat dus het bioed geftempt was , trachtte men de gebrookene einden van de onderkaak te herftellen; maar de zwelling van de zagte deelen maakte deeze poogingen vrugteloos, men vernoegde zich dus met op de wangen, de kin en het bovenfte van den hals compresfen te leggen,nat gemaakt in het water van Goulard; het welk dikwils moest herhaalt worden, en men fchreef een fpoeldrank voor uit de malva. De zwelling was geduurende den nagt zeer vermeerderd, den anderen  { is ) reti dag was de doorzwelging zeéf moeijelyk ett pynlyk geworden , en dewyl de zwelling geduurig toenam , was deeze den tweeden dag volkomen bclec. Höe ontrustend deeze toeltand ook fcheen te wezen maakte de Heer Default zich Jlerk, {leunende op voorige waarneemingen, van de geneezing van deezen lyder. Hy nam de ftop, wieken uit de keel en den neus, als nu dezelve niet meer nodig öordeelende, met de draaden weg;, en bragt vervolgens door het linker neusgat eene dikke foöde van de elastique gom, voorzien van een ftylet en gebogen gelyk de gewoone pisafhaalders; hy fchoof dezelve tot in het middenfte en agterfte gedeelte van het keelgat, als doen nam hy het ftylet met de eene hand weg,terWyI hy met de andere de fonde bepaalde, en dezelve daar na verder drukte ten einde die in de flokpyp te doen komen: maar in plaats van deezen weg te volgen, gleed de fonde in de lugtpyp; het welk men geWaar wierd döor een zoort van reüteling, en aan' de beweeging van de vlam eener kaars, voor deszelfs opening gehouden, (a) Maar na de fonde een weinig te rug getrokken te hebben tot dat hy buiten den ftrot was, en wederom op nieuw ingevoerd (a) Deeze afdwaaling heeft veeltyds plaats; 't is zelfs zeldzaam, dat men de eerfte maal in de Jlokpyp komt. Foor 't overige , deeze hinderpaal is niet groot, en zy is gem :klyk te kennen, niet door de hevige pyn en de Jluipachtige- beweging, zoo als men verwagten zoude [want gemeenelyk heeft noch het een noch 't ander plaats, en de lyders fchynen daar zelf weynig ongemak van te lubben) maar do:r het bewys van het kaarslicht.  C 17 ) voerd wordende, drong zy door tot onder hec hoofd der flokpyp;het welkzomtyds niet gebeurd, dan na verfcheide dergelyke poogingen gedaan te hebben. Men was verzekert dat deeze fonde niet meer in de iuchtpyp was, doordien het kaarslicht niet meer bewogen wierd. De fonde wierd toen in haareplaats gehouden, door twee bandjes aan deszelfs einde vastgemaakt, en die ter wederzyde aan de muts van den lyder door fpelden wierden bevestigd. De Heer Default drukte daar op met eene fpuyt in deeze fonde, omtrent vier on§en van eene tifane, beftaande uit de Graswortel met fyroop van limoenen, het welk daarna aan dén zieken-'knegt gelast wierd te herhalen , het welk ook gemaklyk gefchiedde. Op deeze wyze bezorgde men aan den gekwetften die hoeveelheid van dit vocht en van vleeschnat, als voor zynen toeftand nodig was, en hy eischte zulks zelf, niet door eenige aanprikkeling van honger of van dorst, maar door een byzonder gevoel van zwakte en krimping, die hy omtrent het maaggewest gewaar wierd, en waarop weldra eene tegengeftelde aandoening volgde, wanneer aan deeze behoefte voldaan was,-ook gefchièdden deeze infpuitingen, zonder in de flokpyp of den maag eenigen hinder of walging te verwekken. Den derden dag vermeerderde de koorts en dé hitte zeer fterk; de mond was van binnen vervuld met Hukken van de korst die 'er gemaakt was, en die, geduurig bevogtigd door hec fpeekzel en'den fpoeldrank, van tyd tot tyd losfer wierden. Den vierden dag begon 'er verettering te komen, en verfcheidenfi lappen zoo van de'tong als elders aftefcheiden, men fchreef toen een' fpoelB drank  C 18 } drank van gerftewater mee roozenhoning voor. Tot heden toe was de zwelling nog geduurig vermeerderd , en het was op dit tydftip dat de mond van agteren geheel gefloten was, en het onmogelyk zoude zyn geweest van *er iets te hebben doen door pasfeeren, het zy van drank of fpvze; maar men was nu ten deezen opzigte gerustdewyl de fonde dit gebrek bleef vervuilen , en de lyder dus van deezen kant geen gebrek leed. Den 7'ien dag fcheen de zwelling als mede de koorts een weinig te verminderen, de verettering binnen in den mond was overvloedig , doch de etter bruin en'Hinkend, het welk hec gebruik van den fpoeldrank noodzakelyker maakte. Op den ï4<*en dag was de zwelling van de wangen en den mond byna geheel verdweenen, men tragtte nu de gebrokene onderkaak, aan welke men nog niets had kunnen doen, te herftellen, maar dit kon nog niec gefchieden. Ondertusfchen wierd de lyder van dag tot dag beter; de fonde hinderdeniet; en men onderhield door middel van dezelve zyne kragten met goed voezel. Van den rjde» tot den 2o^n dag, gebeurde 'er niets byzonders. De mond was nu meerder gezuiverd en reeds verfcheide van die plaatzen , die verzwooren waren ge weeft, geneezen. Het verfcheurdelosfe verhemelte genas; maar 'er bleef nog eene opening in het harde gehemelte. Om dat de fonde nietmeêr nodig fcheen te weezen wierd zy weggenomen en de lyder probeerde vleeschnat te neemen, maar het verlies van de helft der tong, de lidtekens in den mond, de brides of naaden die zy gemaakt hadden, en ds opening in het geheemeicea waren zoo veeie bekt-  Jetzelen om de doorzwelging moeijelyk te maken. De lyder bevond zich veel gemakkelyker by het gebruik van de fonde; verzogt ten dien einde om ze nog eenige dagen te behouden, en droeg dezelve tot op den 30ftei1 dag van zyn accident; zelfs had hy gewenscht ze nog langer te behouden ; maar men verzekerde hem dat het ongemak , 't welk hy in 't begin mogt ondervinden, wel dra zoude verminderen^ en de noodzakelykheid die men hem voorhield, van vervolgens zwaerdere fpyzen te zullen moeten gebiuiken, als mede zyn verlangen om te kunnen fpreeken, het welk hy met de fonde niet doen konde enz. bepaalde hem eindelyk om dezelve te laten wegnemen. Geduurende eenige dagen was de doorzwelging moeijelyker; maar wierd in 'c vervolg gemakkelyker. De fpraak was ook in het eerst zeer belemmerd en gefchiedde door den neus. Betreffende dé Verplaatzing van de einden van de onderkaak, deezë was nu nog maar twee lynen in plaats van zes,doch waaren nog niet vastgel>mt: ook beproefde men te vergeefs derzelver verëeniging, en deeze beenbreuk wierd verder geheel aan de werking van de natuur overgelaaten. De gekwetfte bleef nog een maand teParys, na dat de fonde was weggenomen , en keerde daarna wederom tot zyne vrienden te rug, met de droeve tekenen van zyne wanhoop. Op deezen tyd waren 'er op de regter wang drie lidtekens, die omtrent de verëeniging van de lippen in malkander liepen; zy waaren de gevolgen van de verfcheuringen, welke deeze deelen door het kruid geleeden hadden. De onderkaak wasnog een weinig beweeglyk, maar haare over elkander 13 2 febui-;  ( 20 ) fchuiving was tot op één' lyn verminderd, eü bee fcheen dat de hereeniging voornameJyk wierd tegen gehouden door den eerften baktand , waarom men den Jyder aanraadde om denzelven te laaten wegneemen. Men vond in het verheemelte in plaats van het gat, niet dan eene kleine fcheur, die fchielyk fcheen te zullen fluiten. Ook had de lyder ten deele zyn' fmaak wederom gekreegen, en fchoon de kaauwing nog niet volkomen gefchiedde, zoo kon hy nogthans vast voedzel gebruiken en de korst van brood byten ; hy kon bezwaarlyk fpreeken en dan nog niet verftaanbaar, ten zy hy de beide neusgaten digt hield, welk gebrek hy ter hulp kwam door een' fterkknellenden Bril. Deeze perzoon was zeer oplettend geweest, om geduurende zyne. behandeling den leefregel te volgen, die hem voorgefchreeven was, en toonde den Heer Default alle mogelyke blyken van achting en dankbaarheid voor het behoud van zyn leeven. » Aanmerking: Veelen van die geenen welken een' zelfmoord willen begaan, zyn in het valfch denkbeeld van zich een' fchielyken dood te kunnen bezorgen, door zich met eene metfcherpgeladene piHooi in den mond te fchieten. De gelukkige geneezing in dit geval bewerkt, is niet het eenige voorbeeld van het tegendeel dat men kan bybrengen, want in het Hotel- Dieu van Parys heeft men verfcheide zoortgelyke gevallen ontmoet. Omtrent de breuk van de onderkaak kan men verfcheide aanmerkingen maaken. Namelyk: moet men dee-  C 21 } deeze breuk alleen aan de uitwerking van het kruid toeëigenen 9 of kan zy het uitwerkzel zyn geweest Van eene hevige fchuddiüg door hec agteruit fpringen van de piftooi welke ten tyde" van het fchot tusfchen de tanden was beflooten? kunnen deeze beide tezamenloopende oorzaaken zulks ook voortgebragt hebben ? maar waarom zyn dan ook de tanden niet verbryzeld geworden ? Door welk Mechanismus is de overelkander fchuiving van de gebrookene beeneinden ongevoelig verminderd? Had men niec eerder te vreezen gehad dezelve te zullen zien vermeerderen, door de drukking en beftendige werking der fpieren van de onderlip; gelyk men ziet gebeuren by jonge lieden omtrent de bovenlip, in het doen naderen van de kaakbeenderen, by het geneezen van eene Haazenlip mee fplyting van 't verhemelte? doch deeze vraagen zyn meer leergierig dan nuttig, en wy zullen derzelver oplosfing aan die geenen onzer Leezers overlaten, welke hier genegenheid toe hebben. Maar het is buiten twyfFel,dat deeze lyder zyne geneezing heeft te danken gehad , aan het inbrengen van de fonde van de veerkrachtige gom. Want hoe zoude hy de koorts hebben kunnen wederftaan, of hec dagelyks verlies van eene aanmerkelyke hoeveelheid van fpeekzel, en eene overvloedige verettering, indien men geen middel had gevonden dit verlies door het inbrengen van gekhikt voedzel te kunnen vergoeden? Wat was'er niet te vreezen geweest van de vervuiling der eerfte weegen door het inlaacen van de rottige ftoffe uit den mond in den maag, waardoor de andere nog goede vochten ook bedorven zouden zyn geworden ? Behalven dit kent B 3 mea  C 22 ) men de ongenoegzaamheid der voedende klyfteeren. Hec is niet alleen in dit zoort van kwetzingen , dat men het grootfte voordeel van de elastique fonde kan trekken ; zy ftrekt ook nog tot eene toeylugt in eenige andere gebreeken, gelyk als in de Tetanus, de dolheid, de ftuipachtige zamentrekkingen van 't flokdarms hoofd, de Atonie en verlamming van deszelfs fpieren en die van de tong;in de gezwellen langs den loop van den flokdarm of in deszelfs wanden , zelfs die tot in de borsc nederdaalen. Het nut van deeze fonde blyft niet alleen bepaald tot deziektens die de doorzwelging beletten; zy kan ook met voordeel gebruikt worden, in de gebreeken die de werktuigen tot de ademhaling behoorende beledigen, zoo dikmaals als het beletzel geplaatst is aan het bovenfte van de longpypen; gelyk in de neêrzetting van ftof binnen deluchtpyp, met beleediging der kraakbeenderen , en zekere pypzweeren van de luchtpyp, of flokdarms hoofd; in de wonden van deeze deelen; in gevallen waar in de ademhaalingen doorzwelging, ten zelfden tyd belet zyn,zoo als in-zekere keelziekte esquinance; in de wonden van den hals, in welke de flokdarm en luchtpyp zyn doorfneeden, in welk geval door ieder neusholte eene fonde kan gebragt worden; waar van ééne in den flokdarm en de andere in de luchtpyp kan gevoerd worden, (b) De lieer De- Jault (b) Men bepaalt dan aan de muts van den zieken, zoo als boven gezegt is, de fondes, en men draagt zorge van elke derzelven met een teken te omlerfcheiden, om de injpuitin-  fault heeft zulks nog niet beproefd in deeze laatfte gevallen, doch zal 'er by de eerfte voorvallende gelegenheid eene proef van neemen, en voorziet niet dat iets den goeden uitflag daar van zoude kunnen beletten. De gemakkelykheid met welke men deeze fonde in de luchtpyp inbrengt, de weinige pyn d'e de lyders ondervinden , wanneer zy 'er eenige oogenblikken in vertoefd had, en ("e overeenkomst die 'er is met dit werktuig, en het pypje dat verfcheide dagen in de luchtpyp gehouden word, na de ftrotfneede, vernietigen de tegenwerpingen tegen de uitvoering en moogelykheid, van deeze fonde te kunnen draagen, ter oorzaak van de prikkeling die zy zoude veroorzaaken. (O Waarneeming van eene Panbreuk, met indeuking van het been , geneezen zonder de Pand oorboor in g, door GoRRé Heelmeester van 't HÖtel-Dieu te Parys. Jofeph Gauthier gebooren van Befancon , oud 28 laaren, en van eene gezonde geftehenis, wierd badende in zyn bloed gevonden, den i7den Ociober B 4 1790. tlng niet in de luchtpyp te doen; fchoon deeze vergifJÏAg juist niet zeer gevaarlyk zoude zyn, en zulks amftonds, wanneer fligts ééne droppel in de luchtpyp kwam, zou ontdekt worden, en men als dan zou ophouden, eer de hoeveelheid groot genoeg zoude zyn, om kwaade gevolgen te kunnen ver* oorzaaken. (e) y?mmer is het dat men, in 't beloop van deeze ziekte, niet heeft kunnen ontdekken hos het met de koogels, waar mede de pi ft ooi gelaadev. g;;v:est, is af geleopen. Veri:  c 24 i. 1790, onder een venfter dat hy gewoon was mte-* klimmen wanneer hy te laat thuis kwam, en na dat de deur geilooten was. De Heelmeester die by deezen lyder wierd geroepen, bekommerd over zyn' toefland, vernoegde zich met hem eene aderlaating te doen, en hem naar het Hotel Bleu te doen overbrengen ; het geen ook aanftonds geichiedde. By zyne aankomst was hy flaperig, zonder kennis, bloedde uit den neus, en bizonder uit het linker oor; het gantfche lichaam was koud, het aangezigt bleek en de pols klein en ingetrokken. Na dat het hoofd kaal was gefchooren, ontdekte men verfcheide kneuzingen, waarvan ééne, aanmerkelyker dan alle de andere, geplaatst was omtrent het voorfte en onderfte van het linker wandbeen. Hetzelve was in zyn midden neergedrukt met zwelling in den omtrek. Op welke wyze men ook drukte ontdekte men noch beweeging noch kraaking; het geen het oordeel wegens den ftaat van het gebrek deed opfchorten. By het onderzoek van de andere lichaamsdeelen, ontdekte men eene dwarfche en eenvouwige breuk van het linker fleucelbeen. De Heer Bef aalt liet het hoofd bedekken met eene verzagtende pap, en vernoegde zich met de breuk van 't fleutelbeen te verbinden als volgt; hy plaatfte tusfchen de borst en den armeenkusfcntje, gemaakt in de gedaante van eene wigge, waar van hst dikfle einde geplaatst wierd tusfchen den oxel, en het dunde einde tegen het ondfrfle van den opperarm; de arm wierd digter by den tronk gebragc, en in deeze politie gehouden door een' lyfband die oolc  <: 25 5 ook tevens den hals befloeg, met oogmerk om het ftuk van 't fleutelbeen naar de zyde van den arm opr.eheffen, terwyl het ander ftuk aan de borstbêenszyde wierd neergedrukt, door eene lange compres fchuinsch op de breuk geplaatst, en die' van agter en van vooren wierd vast gemaakt aan <3en lyfband. De zieke wierd onder dén leefregel gefteld, op den arm adergelaaten en hem een drank uit de graswortel met Oxymel voorgefchreeven. Den anderen dag was de lyder beter; met de pap op het hoofd wierd aangehouden; men deed eene aderlaating op den voet, en 's avonds was hy een weinig tot zyne kennis gekomen. E)en 3den dag waren de kneufingen verminderd, men befpeurde eene indeuking in het cranium waar van de voorfte rand veel hooger was dan de agterfte. Deeze indeuking was rond, en befloeg twee en een halve duimen in haar middellyn,- eindigde van vooren by het onder fte gedeelte van de halve cirkelwyze rand van het voorhoofdsbeen, en omlaag in het fchubswyze gedeelte van het flaapbeen. De veelvuldige ongelukkige unkomften van de Trepaan, in het Hótel-Dieu, deeden den Heer Default daar van afzien, en hy had het ftreelend genoegen, dezelve in dit geval niet noodig gehad te hebben. Dewyl de lyder zwak was , oordeelde men het herhaalen van de aderlaating niet nodig ; maar men zette een lavement. Zedert deezen dag ftamelde de lyder eenige woorden uit, en toonde door zyne houding, dat hy verflond het geen omtrent hem gefprooken wierd. Den volgenden dag fprak hy iets gemakiyker, doch antwoordde alB 5 leen  C 26 ) leen met afgebrooken woorden op het geen men. hem vrceg. Het verband bleef hei zelfde. De bi euk van 't fleutelbeen was wel onderfteund; de weekheid die de breuk van het cranium bedekte was byna verdweenen, en de andere toevallen verminderden ook op eene blykbaare wyze. Den 7den dag begon de lyder met veel graagte eenig ligt voedfel te eeten. De fmaak, de reuk,en 't gevoel waren in den natuurlyken ftaatgebleeven , maar het gezicht was verzwakt; en de oogappels verwyderd, inzonderheid die van 't linker 002: het gehoor was zwak, maar veel minder des morgens als 's avonds. Onder de verflandelyke vermogens was het geheugen het meest aangedaan ; de lyder kon zich den naam van zyn Vaüerland niet te binnen brengen. Voor 't overige , had hy geene pyn noch aan het hoofd noch in de breuk van 't fleutelbeen, men ging met de/elfde behandeling voort, alleen wierden de lavementen nagelaaten. De loden dag ftond de lyder uit zyn bed op en wandelde in de zaal. Den I4den dag ging hy op de brug ("dat de eeniglte wandelplaats is die de zieken in dit Gasthuys hebben) en deed zulks vervolgens alle dagen. Den 2onen dag wierd het verband van het fleutelbeen weggenomen , dewyl het volkomen zonder wangeflalte geneezen was. Het geheugen beterde ook van dag tot dag; het gehoor wierd fcherper, en het gezigt was nu ook llerker; de oogappels waren echter nog méér verwyderd dan in den natuurlyken ftaat. Ondertusfchen bleef de indeuking van de hersfenpan nog het zelf-  ( 2? ) zelfde, en men wierd niet gewaar dat de ftukken van het gebrooken been wierden opgeheeven. De lyder ging den 27ften dag na zyne kwetzing uit het Hotel-Dieu; maar wierd eerst in deSchouwplaats vertoont, alwaar te gelyk deeze waarneeming wierd voorgeleezen,in tegenwoordigheid van de Leerlingen, die de Heelkundige lesfen van den Heer Default volgen, zy zagen, en erkenden al. lendoor het gevoel, de indeuking van de hersfen- pan- . , Né. verloop van drie weeken is deeze man weder in de Schouwplaats gekomen. Hy genoot toen de volmaakftelgezondheid; had ook het volkomen gebruik van zyne zinnen wedergekregen; zyn geheugen was nu zoo goed als vóór zyne kwetzing; alleen was de linker oogappel nog een weinig verwyderd ; maar de indeuking was nog zoo aanmerkelyk als op den dag van zyn uitgang uit het Gasthuis. Aanmerking: Wy zullen in 't vervolg, nog eenrge Waarneemingen gemeen maaken, wegens drie lyders die, ook in het HÓtel-Dieu, met panbreuken behandeld en op dezelfde wyze geneezen zyn geworden , zonder de panbooring ; en ook op nieuw onderzoeken, of mcu eenen algemeenenregel kan vastftellen, dat men in alle panbreuken moet trepaneeren, wanneer de verwydering der gebrookene ftukken of indeukingen , niet genoegzaam zyn, om uittogt te kunnen geeven aan de vochten die uitgeftort mogten worden. Bs  Beknopte Verhandeling van de Heelkundige Les/en gedaan door Desault, in het Hötel-Dieü te Parys. Over de ziektens der Piswegen. Het fchynt dat het regelmaatiger zoude geweest zyn, indien wy in dit kort begrip gevolge hadden den weg dien de Heer Befault heeft gehouden m zyne lesten, met vooraf de Inleidings-Rede tot de Heelkunde te hebben opgegeeven. Maar dewyl deeze algemeenheeden overal verfpreid zvn en de vcorfchrifcen welke zy bevatten, aan zoo' veele uitzonderingen onderheevig zyn, dat men ze bezwaarlyk ter naarvolging in de praktyk kan voorftellen ; zal men in plaats van verfcheide bladzyden daaraan toetewyden, zulks tot een' gele" gener tyd uitftellen, en beginnen met de beledigingen der Piswegen. De menigvuldigheid deezer ziektens; een zoort van onkunde, waarin een groot getal van Schryven, die over de heelkunde hebben gefchreeven omtrent deeze ziektens gebleeven zyn; de onvol* komene en dikwils flegte wyze van behandeling onder hen; de verzeilende gevaaren, het gewigc en de natuur van de werkingen die beleedigt worden; de moeijelykheid om dezelve tegeneezen- de kwakzalveryen waar aan zy tot hiertoe zyn bloot geilek geweest; de onzeekerheid die in derzelver behandeling heerscht, zyn zoo veele kragtige be weegredenen, welke den Heer Default bewogén hebben, om dezelve het eerst te behandelen. Hoe minder immers de konst omtrent eene ziekte heeft aangewonnen, hoe meerder men zich haasten moet,  ( 29 ) moet, om dat geen gemeen te maaken het welk de ondervinding en de reden ons geleerd heeft. De Schryver verdeeld de ziektens der piswegen in twee klasfen. Hy rangfchikt in de eerfte de beledigingen omtrent de affcheiding der pis; in de tweede die van de uitdryving derzeive. De Pisvloed, de ophouding der pis en haar bederf, zyn de zoorten van de eerfte klasfe; de opItopping en de tegenwillige afloop die van de tweede. Ieder van deeze zoorten bevat weder verfcheide anderen, volgens het getal der oorzaaken waar uit zy voortkomen. De Heer De/ault had zich gaarne willen ontflaan van de gebreeken te verhandelen omtrent de affcheiding der pis, tegen welke de Heelkunde niet dan zwakke hulpmiddelen heeft; maar hy heeft gedagt, dezelve te moeten voorftellen, en gelykelyk de tegennatuurlyke beleedigingen van de piswegen aantetoonen; om destebeter den loop aantewyzen welken men in heur beichouwing moet volgen; en een voorfchrift te verfchaffen voor de waarneemingen, die men in 'c vervolg omtrent dit onderwerp maaken mogt. Omtrent de bepaaling van den Pisvloed zyn de Schryvers het niet eens. Zommigen hebben deezen naam gegeeven , aan alle buitengewoone pisontlastingen. Maar men kan, volgens de opmerking van Celjus (d) niet zeggen, dat 'er een pisvloed beftaat, dan wanneer de afgefcheidene pis ten n.inften gelyk ftaat met de geheele masfa van vochten die' (él) De Medicin. Lib. IV. cap. 20.  C 30 3 die gebruikt zyn geworden, en 'er te gelyk eene verandering in de gezondheid plaats heeft. Ook heeft men een pisvloed genoemd, ,c) die overvloedige afloop van pis, die op den aanval eener ftuipachtige beweeging volgt, gelyk in eene haastige ontfteeking-ziekte plaats heeft: maar is dit niet zich vergisfen in de woorden, en de toevallen met de ziekte verwarren ? Wederom anderen (f) hebben gedagt een genoegzaam denkbeeld van den pisvloed te hebben gegeeven,met te zeggen, dat men in deeze ziekte door de pisweegen de vochten zodanig ontlast, als men dezelve heeft ingenomen. Deeze bepaaling echter fchynt ook verre van voldoende te zyn, naardien het niet alleen de dranken zyn die door de pis ontlast worden , maar met deeze de chyl, de wyftoffe van het bloed, de lympha, de gal . het vet, eh eindelyk alle de vochten van het lichaam. Die geenen welke door den pisvloed ver Haan hebben een buikloop, (g) eene pisteering, eene buitengewoóhe en vermengde uitvloeijing (h) van pis,fchvnen ons toe beter en duidelyker haare hoedanigheid uitgedrukt te hebben. Het gebrek van Waarneemingen over deeze ziekte bewyst hoe zeldzaam zy is. Men vind van deeze ziekte weinige voorbeelden by de Ouden. Gale•nius brengt 'er twee van by, naar dewelke byna allen (e) Sydenham, Disfert. epist. de Hyjlerid. (f) Aegïneta, Lib, lil. cap. 14. (gO Galenus , Lij. de Cris. (h) Arexaeus, de Caus. £? fign. Morbir diutürnor. Lib. II.  C 3* ) len die na hem gefchreeven hebben, ons ter onderrichting heen zenden , waar uit wy zien dat zy niet dan elkander uicgefchreeven hebben. Aretaeus is een van die geenen, die het omftandigst over dezelve gefchreeven heeft. Het fchynt dat zy menigvuldiger word waargenomen in Engeland dan in Frankryk. Mattkys Debfon (i) verzekerd negen Jyders met deeze ziekte gezien te hebben ,• en Cullen zelfs twintig, terwyl de Franfche Schryvers 'er bykans geene melding van maaken. Maar zou men zich niet veeltyds vergist hebben in de ziekte welke men waarnam ? en heeft men niet met den pisvloed verward, de tegenwillige afloop van pis,inzonderheid wanneer zy plaats had in de opftopping met doorvloeijingen die, wanneer men 'ei geene hulp aan toegebragt heefc, bykans altoos verzeld zyn van dezelfde toevallen, zodanig als de vermagering, verlies van kragten, koorts enz.? Men heeft grond van dit te veronderftellen, door de onnaauwkeurigheid welke plaats heeft gehad, by het openen van de lyken, die men zegt dac aan deeze kwaal geflorven waren. By de meefte vergenoegde men zich alleen met het onderzoek der nieren en de leever; en offciioon men daar in geene tegennatuurlyke ongelteltenis ontdekte, heeft men het onderzoek niet tot op de blaas toe uitgeflrekc; dewelke men, zo dit gedaan was, byna altoos zeer ruim, en zomtyds vol pis zoude gevonden hebben. Men heeft de zoorten van den pisvloed veel vermeerderd. De Ouden onderfcheidden deeze ziekte in eene waare en valfcne; het was een waare pisvloed (i) Medical tbfervattmt and, ttifurits. tem, V.  C3=) vloed, wannëer de hoeveelheid van pis meerder was dan de gebruikte vochten; wanneer zy geel, (k) witachtig, chylachtig, rottig of van een zagten en zoeten fmaak enz. was; (/) Zy was valsch, Wanneer ce pis raauw was, en dat zy de kouleür en de eigenfchap behield van de ingenomene dranken. (m)Ook noemden zy den pisvloed een pisachtigen persloop. Maar vermits in den loop van dezelfde ziekte, de pis veeltyds alle veranderingen ondergaat, maakt deeze ondericheiding, die geheel niet in de natuur beftaat, de befchryving niet dan allermoijelykst. Het fchynt veel regelmaatiger, den Pisvloed in twee zoorten te onderfchciden : namelyk, die ■welke een bederf in de vochten tot haar oorzaak heeft, en die welke van eene beleediging der nieren afhangt. Het gebrek van* gelykmaatigheid in de vochten formeert de eerfte zoon; de verflapping en de prikkeling van de nieren, brengt dé tweede zoort voort. Pisvloed door gebrek van gelykmaatigheid. Wy verftaan door gebrek van gelykmaatigheid, alle gebreeken der vochten, die aangemerkt kunnen worden als byzondere oorzaaken van den pisvloed, gelyk de te veelheid van de wey van't bloed, haare te groote dunheid, haare ontbing, en wy kunnen daar by voegen de pisvloedskoorts, dè jicht- (k) Cheine, Satiit. inform. pag. i4g. (/) Sauvage, Nofolog. Tom-V. pag. 186. (»») GALEKUS, A.KETAÉUS, BakTHOLIA'US/  C 33 ) jichtachtige pisvloed van Sydenham, de honing- of chylachtige pisvloed, enz. De vaardigheid met welke de wey van het bloed door de pisweegen heen vloeid, bewyst hoe voordeelig het werktuiglyk geitel van de nieren tot deeze doorvloeijing gefchikt is. Deeze affcbeiding # kost weynig moeite aan de natuur : zy heeft, om zoo te zeggen, niets meerder te doen , dan onze vochten door deeze ingewanden te d oen doorzygen ; 'er is geene byzondere oorzaak nodig die ze daar heen trekt. Het is ten grooten deele door deezen weg, dat zy zich in den gezonden ftaatontdoed van cmze overtollige vochten. Het zal dan genoeg zyn, zal 'er een pisvloed plaats hebben, dat deeze vochten heur vastheid verlooren hebben, en dat zy dun genoeg zyn om door deeze zeeften te kunnen doorzygen. Dus kan men het gebrek van gelykmaatigheid aanmerken, als deonmiddelyke oorzaak van den pisvloed, zonder dat het noodzakelyk zy, dat 'er eenige ziekelyke gefteltenis in de nieren plaacs hebbe. Menfchen van een phlegmatiek en zwak geitel, zyn 'er inzonderheid aan blootgefteld; dezulke die zich in 't gebruik van te veele waterige, heete of warme vochten te buiten gaan; inzonderheid ni het misbruik van geeltryke dranken; dezulken die een luy en zittend leeven leiden; die vochtige en koude plaatfen bewoonen; die zich niet wel voeden , en niet dan van moeskruiden leeven ; dezulke welkers bloed verarmt is, door zwaare bloedftortingen of zwaare veretteringen, en door langduurige ziektens die een' ftrengen leefreegel vereifchen. Ook kan zy wel veroorzaakt worden door C eene  C 34 ) eene ftof verplaatflng, als het gevolg eener Bórst of Buiks-waterzucht. De Ouden eigenden deeze ziekte toe , zoo wel aan eene koude als heete gefteltenis. Me ad geloofde dat zy haare zitplaats in deleever had; maar zy hangt byna altoos af van de zwakte en de uitputting der fpysverteerende kragten. Dit zoort van Pisvloed, kan men niec onderfcheiden, dan in 't begin van de ziekte; want wanneer zy reeds gevorderd is, van welke foort zy dan ook zy, zyn de toevallen dezelfde. £n men kan alsdan niet geleid worden, dan door errinnerings tekenen. Het is zeldzaam dat deeze ziekte zich fpoedig openbaart, zy begint gemeenlyk met een aanhoudenden aandrang tot wateren. Zomwylen ondervind men een gevoel van hitte of koude, 'c welk zich van de buik tot in de blaas uitftrekt,- de hoeveelheid van pis vermeerderd dagelyks, en overtreft ras die der ingenomene vochten. In dit eerfte tydperk is de lyder zwak, vermoeid, zonder koorts en zonder dorst; ook klaagc hy niet over eenige pyn omtrent het niergewest noch omtrent de blaas. De pis is raauw, helder, zonder reuk en byna zonder fmaak, en formeert weynig of byna geen zetzel. De toevallen ontwikkelen zich langzaam, en zvn niet zorgelyk voor het tweede tydperk der ziekte. Het lichaam droogt, om zoo te zeggen,uit door dit geduurig en overvloedig verlies van vochten 3 en vermaagerd; 'er verfpreid zich eene hitte over de huid en in de ingewanden; de koorts en de dorst zyn 'er het gevolg van, en niets kan dezelve lesfchen. De dranken worden byna zoo als zy zyn ia-  C 35 ) ingenomen, wederom uitgeworpen ; de zieken hebben eenen afkeer van vaste fpyzen , maar zyn greetig naar dunne vochten. Dit zoort van ziekte heeft veel overeenkomst met het zuur,-de verteering gaat moeijelyk; dechyl word fiegt bereid, vermengd zich met de dranken en raakt verlooren door de pis, die alsdan van natuur veranderd; zy is dan eens geel, dan eens witachtig, en gelykt naar een mengfel van honing en water ; zy heeft eene zoete en zuikerachtige {"maak, met weynig pisreuk, en laat een greisachtig en eenigzints dik bezinkfel na. De uitwaasfeming nu niet meer gefchiedende, word de huid droog en ruuw, en verkrygt eene melkkorst; de vermagering en de uitdrooging vermeerderen nu zeer zichtbaar; wanneer de pisloozing voor een korten tyd ophoud, zwelt de onderbuik op, maar herftelde zich aanftonds weder, wanneer zy haaren loop hervat. De pols word klein, ongelyk en tusfcbenpoozend; eindelyk, de lyder valt in den laatlten trap van uitputting:'er verfchynen alle toevallen eener uitteerende koorts, de vaten bevatten geene vochten genoeg meer om den omloop te onderhouden, deeze houd op, en de lyder fterft. Het gevaar van deeze ziekte hangt meer of minder af van haare oorzaak, langduurigheid, ouderdom en gelteltenis van den zieken. Wanneer zyhet gevolg is eener langduurige fukkeling,- en van den ouderdom ; indien zy ingeworteld is ; wanneer 'er reeds eene ontbinding in de vochten plaats heeft, is 'er weynig hoop van geneezing. Winteringham verzekert , dat de waare pisvloed nooit geneezen word. Culkn, die een groot aantal van G 2 deg-  C30 deeze ziektens gezien heeft, zegt dat in geheel Schotland , geen voorbeeld van ééne geneezing plaatsheeft; ondertusfchen brengen van Zwieten, Har.ris en anderen 'er verfcheide gevallen van by. Meerder vastigheid aan de vochten tegeeven,en derzelver afvloeijing naar de nieren te beletten, zyn de twee geneezings inzigten die zich voordoen. Om de eerfte te vervullen, raad men verdikkende geneesmiddelen j en die welke de verteerings werkingen verfterken aan. Men kan 'by voorbeeld, voorfchryven een afkookzel van ryst, garst, gom tragacant, arabifche gom, hartshoorn, waar by eenige fpeceryachtige middelen , als de Caneel, Muskaatnoot, en om het nog meerder aan te zetten , eenige droppels Vitrioli acidi Simplic:, of Aq. Rabel:, kunnen gevoegc worden. Ook kan men eene proeve neemen van de zuivere melk, de gealuinde melk wey, de ftaalwateren met het Vitrioolzuur, of een fterk afkookzel van de Kina. Men moet zich daarenboven fchikken , in het uitkiezen deezer middelen, naar den byzonderen aardt van het bederf der vochten. In het algemeen moet men de te waterige dranken vermeiden, en zorgen dat de lyder niet te veel drinkt, maar vooral drooge geneesmiddelen gebruikt. Maar zoude het niet te vreezen zyn, dat met het verlies niet te herftellen dat 'er door de pis geleeJen wórd, de ziekte vlugger voortgang zoude maaken? Hier voor zal des te minder gevaar zyn, wanneer men de werking van de vochtige geneesmiddelen onderfteund , door eenige bereidingen van de Rhabarber, de Kampher, de Ethiops Martialis en de Crocus Martis, in de ge- daan- >  C 37 ) daante van een opiaat of pillen; met een bolus uit de Theriaak enz. De vochcen kunnen niet, dan door dezelve naar een ander deel te lokken, van de Nieren afgeleid v/orden, zommigen hebben getragt eene afleiding te maaken naar de maag en ingewanden, door het gebruik van braak en fterke buikzuiverende middelen. Haar gebruik is|niet onverfchillig; zy zyn altoos fcha Jelyk, wanneer zy niet te pasfe komen , en voltoojen devernietiging van het voedend vermogen. Men heeft minder ongemakken te vreezen door de vochten naar de huid te trekken: de overeenkomst die 'er beftaat tusfchen het zweet en de pis, degemakkelykheid en vaardigheid waar meede deeze affcheidingen elkander vervangen in den gezonden ftaat, maaken deezen weg veel verkiezelyker. Maar men kan weynig rekenen op de uitwaasfeming- en zweetverwckkende middelen, inwendig ingenomen; in dit geval worden zy pisafdryvend, en zullen veel éér op de réeds verzwakte pisweegen werken, als op dc huid. 'Er is geen krachtiger noch min gevaarlyker middel, om de uitwaasfeming te heritellen , dan de wryvingen van het lichaam met flenella lappen, of met een borftel, inzonderheid zoo men üezeb'e alvoorens in warm water heeft nat gemaakt. Deeze wasfingen doen niet anders, dan de huid te verfiappen, en hebben het ongemak niet van de algemeene zwakte te doen vermeerderen, gelyk het warme bad. De koude moet zorgvuldig vermeid worden , en de zieke moet eene plaats bewoonen alwaar de lucht warm en droog is; en zoo de krachten het toelaaten, moet hy beC 3 wee-  c 33) weeging maaken tot zweetens toe, zoo het mogeJyk is. De roode wyn kan als een genees- en voedend middel toegediend worden; maar komt niet te pas, dan wanneer de ziekte nog niet ver gevorderd en de hitte en de koorts nog gering is. Daar enboven moeten de voedfeïs gekoozen worden, uit vaste en drooge zelfftandigheden, inzonderheid uit 'de meelfpyzen, altoos in acht neemende den fmaak en verceerings-kragten van den lyder. Wanneer de ziekte tot aan het laatfte tydperk gekomen, en de uitteering buiten gewoon vermeerdert is, kan men niet anders doen, dan den fmorenden dorst van den lyder te leschen, door zuurachtige dranken en af te wagten dat de natuur een einde van de kwaal maakt. Over den Pisvloed, door eene verjlapping der Nieren. Be verflapping der Nieren is dikwils meer het uitwerkfel dan de oorzaak van den pisvloed. Fchter gebeurt hec zomcyds, dat deeze ingewanden oorfpronglyk zeer verflapt zyn, het zy'door een gebrek in de organifatie; het zy toevallig, door het misbruik van waterachtige dranken ; 'het te lang aanhoudend gebruik van pisdry vende middelen van pisopftoppingen die, de vochten van trap tot trap in de kiynfte pypjes van de nieren ophoudende, dezelve bovenmaate doen uitzetten; door eene oncfteeking van de nieren, of ook wel door de gewoonte van in al te warme en zagte bedden te flaapen, enz. Ook kan men als een pisvloed door verflapping aanmerken, die, welke plaats heeft door eene ver- nie?  C 39) flietiging van «en gedeelte of wel van de geheele nier; maar zou men hec beftaanvan dit zoort.van pisvloed niet wel in twyffel kunnen trekken ? Rwsch, 'cis waar, haalt daar van één voorbeeld aan: hy zegt in hec lyk van een man, aan den pisvloed geftorven, de nier gantsch vernietigd gevonden te hebben, en voegt'erby, dat de blaas zeer wyd was. Die geval i- niec zeer beflisfend. Ruisch fpreekt hier enkel a s Ontleeder; hy maakt alleen melding van de ziekte doch geeft geene tekenen op; en het is waarfchynlyk dat hy, deezen ziekelyken toeftand in zyne ontleedkundige onderzoekingen aangetroffen hebbende, enkel uit losfe berichten den aardt van de ziekte zal opgemaakt hebben. 'Er zyn byna niet dan erinnerings tekenen, die den pisvloed fpruitende uit eene verflapping van de nieren, kunnen doen onderfcheiden van den pisvloed veroorzaakt door gebrek van gelykmaatigheid: in het een en ander geval, befpeurd de lyder geene pyn in het lenden gewest. 't Is in 'c begin van dit foort van pisvloed, dat men tot adftringeerende middelen zyne toevlucht moet neeroen; als de aluyn-melk, de kina, en de rhabarber. Men heeft zelfs in dit geval de allerprikkelendfte pisdryver.de middelen, gelyk de tin&uur van fpaanfche vliegen met het vitrioolzuur, aangéraaden (n), driemaalen daags van vyfeien tot veertig (n) In de Edimburgsche Proeven IV D. fag. 626 word gefprooken van het inwendig gebruik van de Spaanfche vliegen; doch men moet,nooit uit het oog verliefen dat deeze f*> feclen een waar vergift zyn, waar van de gift ,zelfs in den al- C 4 Ur'  C 4a'5 co^re^Te *f™ ton king van den voor-arm te vermyden. Deeze fpalk wierd verder bevestigd met dat gedeelte van het windfel dat nog overig was gebleven, waarna het lid op een kusten wierd geplaatst , derwyze dat hetzelve overal gelykelyk droeg. Den derden dag was de zwelling en de bloedvlek verdwenen, en het windfel wierd, flap geworden zynde, weder vaster aangelegt, het geen men verfchcidene reizen moest herhaalen geduurende de behandeling. Den een- en- twintigHen dag nd het toeval, fchenen de beeneinden geheeld, en twee dagen daarna, ontblootte men den arm op het lid na; nam yervolgens het gantfche verbandweg; maakte ligtc beweegingen van buiging en uitftekking met den voor-arm, welke trapswyze vermeerderd wierden tot op den vyfen ■ dertigften dag , wanneer de Lyder wederom door een aantal van Studenten geëxamineerd wierd , welken geene de minfte deformiteit, of fpooren van de Breuk ontdekten. Ook maakte de Lyder, in hunne tegenwoordigheid, alle beweegingen met de hand en den voor-arm, met zoo veel gemak als vóór zyn val. II. Waarneeming (s) Maria Dufour, eene Waschvrouw, oud 32 jaaren , bloedryk en fterk van gettel, viel, zwaar belaaden zynde, op den arm, en brak het olécranum. Zy kwam den 4 Dec. 1789 in het Gasthuis, twee dagen na haar val. Niettegenftaande de zwaarlyvigheid van de lyderesfe, en de groote zwelling van het deel, kon men (j) Door den Heer Chorin, Heelmeester van 't HotelDieu. V 4  men gemakkelyk de Breuk van het ellebeenshoofd ontdekken, door de tekenen in de voorgaande waarneeming opgegeeven. Deeze Breuk wierd herfteld en behandeld op dezelfde wyze; de pyn hield aanftonds op ,• de andere toevallen verminderden, en men ftond haar daags né de hertelling reeds vaste fpyzen toe. Den vyfden dag was de hand een weinig gezwollen; doch welke zwelling, door het verband eenigzints los te maaken, twee dagen daarna weder was verdweenen. Den 24ften dag was het been vast, en het verband wierd weggenomen. De beweeging van den voor-arm, hand en vinger bleef zeer moeielyk; maar wierd weldra herfteld, door het lid te bewegen. Den dertigften dag ging zy, na ook voorgelleld te zyn, volkomen genezen als de vorige lyder uit het Gasthuis. III. Waarneming, (t) Den 7 No'v. 1790 had Margaritha Lagarde, oud 73 jaaren, het olécranum gebroken , en wierd eerst den derden dag daarna door een' Heelmeester verbonden, die niet anders vond dan de zwelling en bloedvlek, welke den geheelen voor-arm belloeg. Ingevolge daar van appliceerde hy eene oplosfende pap, zonder den elleboog te onderzoeken, hoewel de vrouw daarin pyn gevoelde. Agt dagen daarna was de zwelling verdweenen; maar de pyn van den elleboog gebleven. Alsdoen ontdekte de Heer Default, zonder moeite, eene Breuk van het olécranum, omtrent een half duim (t) Door den Heer Chorin.  C 57 ) duim van het uiteinde van dén elleboog. Dee* ze Breuk wierd behandeld als de voorgaande; en fchoon men niet had kunnen flaagen, om de Hukken volmaakt tegen malkander te brengen, uit hoofde van den langen tyd die 'er reeds ui den val verlopen was, was de heeling nog-* thans volkomen op den agt-en - twintigften dag, en 'er bleef niets dan flegts eene geringe fleuf o* ver, die naauwlyks met den vinger kon gevoeld worden. De ftyfheid van den voor-arm, hand en vin ge* ren, week fpoedig na de beweeging; en den zes-en veertigften dag na de herftelling, was het gebruik van deeze deelen wederom zoo vry als in den ge« zonden ftaat. Aanmerking. De Ouden hebben ons niets na* gelaten omtrent de Breuken van het Olécranum; alleen zou men met Dalechamps, 'er eene befchryving van ondérftellen, in deeze pasfage van Paai Mgineta: ,, De breuk van den elleboog valt voor aan ,, dat gedeelte waar zich des Elleboogs Punt bevind." (u) De nieuwere fchryvers, en Petit zelve, hebben deeze Breuk niet onderfcheiden van die der andere deelen van den Elleboog. De meeste Konstoeffenaaren, misleid door eene valfche theorie, en verzekerd dac het verlies van beweeging een noodzaakelyk gevolg was, het welte de Breuken in de geleedingen verzelde, hebben de (w) Cubttus frangitur...., circa partem ad cubiti gibburn. ï)s re medici Lib. VI. Cap. C. D5  C 53 j fle herftelling van het ellebeenshoofd niet eens beproefd. Zy hielden den voor • arm gebogen in een' draagband, op dat de lidverityving in den minst mogelyk ilegtften ftand zou gefchieden; en hec volkomen, of byna volkomen verlies van de uitftrekking, hec welk gemeenlyk hec gevolg was van de lange werkeloosheid, aan welke hec lid wierd overgegeeven, bevestigde hen meêr en meêr In deeze dwaaling. Duverney is de eerfte die eene methodike behandeling, voor dit gebrek heeft voorgefteld (y). De eenige tekenen die hy opgeeft zyn : de afwyking van het gebrooken ftuk, naar omhoog getrokken door de uitftrekkende fpieren, en de onmoogelykheid om den voor-arm tebeweegen,die geduurig terzyde het lichaam blyft hangen. Om de breuk te herftellen, rekt hy den voor - arm uit, fchikt het afgebrooken ftuk weder in zyn plaats, het welk hy onderfteund door middel van een dik en fmal compres, geplaatst aan het bovenfte van de breuk; door één' rondgaand compres, en eindelyk door een windzel, ten naascenby aangelegd op de wyze van een aderlaating-verband. Vervolgens plaatst hy het lid een weinig geboogen op een oorkusfen, en na verloop van eenige dagen, tragt hy de LidverIty ving te voorkomen door ligte, doch dikmaals herhaalde, beweegingen. David (w) eigent de lidverftyving toe, aan de onervarenheid van den Heelmeester. De uitrekking (v) Mal . des Os. Tom. I. p. 326. (w) DiJJert. fur les Effets du Mouvement, &c. pag. 6j cf fuiv.  C 59) king en de rust, merkt hy aan, als volftrekfc noodzaakelyk voor de hereeniging; maar van den tyd dat zy plaats heeft, het geen meestal op den vyf-en-twintigften dag gebeurd, doet hy kleine beweegingen maaken, en dezelve trapswyze vermeerderen. Hy merkt nog aan, dat eene al te fterke uitrekking het einde van den ellepyp zoo kunnen doen inzakken, en de verëeniging onvolkoomen, of de beweeging moeijelyk maaken. Het geen men over de Breuken van het olécranum gefchreven heeft, is dus niet genoegzaam tên geleide van jonge Heelmeesters. Zy ontmoeten daar in niets meêr dan een gedeelte der tekenen die deeze ziekte kenmerken, en zy zullen ook gewigtige beletfelen vinden in den toeftel van Dtóverney: de ftukken, die deezen toeftel uitmaakeny glyden over elkander, en verplaatzen zich gemakkelyk; dit verband belet ook niet genoeg de buiging van den voor-arm; zoo het te flap is, houd het het ftuk van den ellepyp niet genoeg tegen, en zoo het te vast fluit, veroorzaakt het zwaare zwelling in die deelen die het niet bedekt. Dit voorftel zal ongetwyfFeld genoegzaam zyn, om onze Lezers in ftaat te ftellen, van te kunnen oordeelen over de voortgangen der kunst betrekkelyk deeze ziekte en derzelver behandeling; en het kan hen niet dan aangenaam zyn , dat wy zulke waarneemingen hebben medegedeeld, die kunnen dienen om een nieuw licht te verfpreiden, over een zo gewigtig deel van de praktyk. Over  c ér» 3 Over de Pisopjloppingt ? (Vervolg van Pag. 38.) De mééste Schryvers hebben de pisopftopping «let de pisophouding verward, en de eene van dé andere onderfcheiden door den algemeenen naarti van pisopftopping (ifchurie.) Echter hebben zommige twee foorten van pisopftopping daar gefield, te weeten: eene waare of wettige, én eene valfche of basterd. Volgens hun beftaat 'er eene waare ifchurie, wanneer de pis in de blaas word opgehouden; en eene valfche wanneer zy niét in dit ingewand vloeid. Maar men heeft door deeze onderfcheiding,- nog geene genoegzaame kennis van deézè ziekte verkregen; naardien de pis ook kan opgehouden worden in de pislyders, en zelfs daar buiten vloeijen door eene pypzweer, zonder dat zy ophoudt van in de nieren afgefcheiden té worden. Het is nogthans van veel aanbelang,deeze twee gevallen wel van elkander te onderfcheiden; want de hulpmiddelen zyn niet dezelfde, en die welke te pasfe komen om de pisaffcheiding te bevorderen •' en deszelfs ophouding te berftellen, zouden dikwyls fchadelyk kunnen zyn ter herftelling van haare uitdryving. Wy gelooven naauwkeuriger te zullen zyn in het bepaalen van.de pisopftopping, met te zeggen, dat deeze ziekte beftaat, daarin, dat de pis'niet word afgefcheideu in de nieren; en de pisophouding, wanneer dezelve, in ééue der uitleidende buizen opgehouden, belet word van uitgeworpen te worden. D'e  \?u   De opftopping kan volkomen óf maar' ten deele" zyn; zy is volkomen wanneer 'er geene de minde affcheiding gefchied; en zy is gedeeltelyk, wanneer deaffcheiding niet genoegzaam is, tot onderhouding van de gezondheid. De pisopftopping heeft fomtyds plaats, in het begin eener hevige ontfteekings-koorts; in de ontfteekingen van den onderbuik,- in de aanvallen van aandoeningen van het zeenuwgeftel, in hyfterique hypochondrique en jigt toevallen enz. Maar wy zullen ze niet onder dit Oogpunt onderzoeken; om dat in alle deeze gevallen, uitgenomen eenige voorbeelden waar van melding gemaakt zal worden j deeze opftopping niet langer duurd dan de ziekte, waar van zy het toeval is; in den zelfden trap van fterkte blyft, en weder met de ziekte ophoüd. De eigenlydige, of die pisopftopping waardoor een zeker deel aangetast word, en lydt zonder gewaarwording van een ander naby gelegen deel, is zeer zeldzaam: het is niet genoeg, om dezelve plaats te doen hebben dat de affcheiding van de pis in ééne der nieren word tegengehouden, het is nodig dat deeze werking verhinderd word, in beide denieren ten gelyken tyd. Het is waar dat de naauwe betrekking, die 'er beftaat tusfchen deeze twee ingewanden dikwyls derzelver ziektens gemeen maakt; maar een groot getal van waarneemingen, en het openen van lyken bewyzen, dat de belediging van de eene niet noodzakelyk tot de andere overgaat. Onder het goot getal van de oorzaaken der pisopftopping, zullen wy die overflaan, die hunne zitplaats niet hebben inde piswegen, en die geene verandering in deeze werktuigen ten weege brenE genj  C 6-2 ) gen; zooalsdevol- en dikbloedigheid , eene overvloedige kwyling , en zweeting ; een haldarrige buikloop, de waterzugtenz. Zoo ook die het bloed van deszelfs wei berooven en naar andere deelen afleiden; en wy zullen geene andere dan die oorzaaken in opmerking nemen, welke, onmiddelyk op de nieren werkende, derzelver werkingen verhinderen. Onder dit getal begrypen wy den beletten omloop van 't'bloed in de nieren; gelyk als de verftopping van haare vaatjes, door bloed, flyrn. graveelftoffe, etter, fteentjes, enz. deontfteekingr de verderving, verettering, verharding , kramp, zwakte, enz. Welke nu ook de oorzaak van de pisopftopping zyn mooge; deeze ziekte heeft haare vaste en genoegzaame kenteken, om ze van alle andere te onderfcheiden. In het algemeen, de lyder maakt geen of weinig water, en heeft geene de minde neiging daar toe; men gevoeld geen gezwel in het onderbuiksgewest; de fonde, in de blaas gebragt zynde, doet geen of weinig water ten voorfchyn koomen; de lyder gevoeld eene meer of minder zwaar fteekende pyn in het lendengewest hy klaagt over een'geduurigen pisachtigen wanfmaak, en word gekweld door den hik, walging en brakingen, en het geen hy braakt geeft, even als de overige ontlastingen in het algemeen,een meêr of min-pisachtigen reuk van zich reindely k,zoo de ziekte in 't geheel niet wykt, gebeurd bet dikwils dat de lyder eene belemmering in de aderahaaling ondervind, en vervalt nu eens in eene flaapzucht, en dan eens in duiptrekkingen, raaskallingen enz. De vóórzegging van deeze ziekte is byna altoos aadeelig, zoo uit oorzaak van de wanordens die in de  C % ) dedierlyke huyshouding worden ten weege gebrast' door de doffe die anders door den pisweg moest ontlast worden, als door de onderfcheidene ongefleldheden der nieren, welker maak fel en plaatzing, dikwils een ailerilegtst uiteinde ten weege brengt. Indien depisdoorzygende werktuigen geen en doorgang gceven, aan het overvloedige van 't waterachtig gedeelte van het bloed, en dit niet met zich mede voert de aard-, zoutachtige, en andere fcherpe zelfflandigheeden, welke de levenswerking niet ophoud uit onze vogten te ontwikkelen, zal de verdikking en de fcherpte der vogten eene meenig. te van kwaaien doengebooren worden; gelyk eene belette doorzyging, piszugt, verderving, waterzugt, heete koorts, uitteering, enz. Het is waar dat de natuur zomtyds deeze toevallen Voorkomt,' of derzelver geboorte vertraagd door zich gedeeltelyk van de pis te ontdoen, door andere ontlastwegen, gelyk de huid, de ooren, den neus, den mond, de borden, het fondament, enz. Deeze nieuwe ontlastwegen kunnen echter nooit volkomen de werking van de nieren vervullen: zy zullen wel een' vrijen doortogt geven aan het dunde gedeelte van de pis; maar de grofde deelen zullen blyven, en gelegenheid geven tot eene menigte van toevallen die, hoewel traagkomende, niet minder zullen te vreezen zyn. Men heeft lyders van deezen aardt gezien, die niet dan na verloop van één of meerder jaaren daar onder bezweeken; terwyl anders gemeenlyk den vyfden of zesden dag dierven, en zelden dezelve een maand overleefden. De pisopdopping is aan geene algemeene indieaE 2 «V  (64) tie onderworpen; haare behandeling kan niet dat* betrekkelyk zyn. Het is met de pisafleidende middelen , gelyk met alle voorgewende fpecifique middelen; heur werking is altoos ondergefchikt aan de dadelyke gefteltenis van de beledigde werktuigen; zomtyds zyn geheel tegengeftelde geneesmiddelen, met een' goeden uitilag, in dezelfde ziekte toegediend waar van de oorzaaken alleen verfchillend waaren. Derhalven is het nodig, dat men afzonderlyk elke deezer oorzaaken nafpeure, om de hulpmiddelen ter geneezing van de pisopftopping aan te toonen. De eerfte van deeze oorzaaken is, eene belette doorftraaling van bloed in de uitmelkende aderen en flagaderen. De binding van deeze vaten in levende dieren laat geen twyffel na wegens het uitwerkfel, dat volgen moet uit dit beletzei in de circulatie. Alle dieren, aan deeze proeven ondergefchikt, vervielen in eene pisopftopping , by de meesten verzeld van eene pisbraking. Tot nog toe hebben wy geene Waarneeming, die het beftaan van deeze oorzaak by den mensen bevestigd; men kan echter niet ontkennen dat eene flagaderspat of een gezwel hoegenaamd, en geplaatst op of in den loop deezer vaten,niet op de wyze van eene binding zoude kunnen werken. De ilagaderbreuken van deeze vaten moeten zeer zeldzaam zyn, dewyl wy in het groot getal van lyken, welke wy geöpent hebben, 'er geen voorbeeld van aangetroffen hebben. Wanneer men de wydte van de uitmelkende flagaders, en de kragt met welke het bloed uit de groote ilagader daar ingeperst word, in aanmerking neemt, zal men niet ligt begrypen kunnen, dat zy genoeg gedrukt kunnen worden dooï  C 65 ) door de tegenwoordigheid van een gezwel, om het bloed te beletten van 'er door te vloeijen. Het is waarfchyniyk dat de drukkende masfa zal opgeligc worden by elke tezamentrekking van het hart, en een vryen doorgang geeven aan het bloed; of wel dat de geduurige klopping aldaar een foort van goot maken zal, die den vaten de vryheid van beweegiog zal overlaaten. Maar het is dus niet gelegen met de aderen, derzelver dunnere rokken bieden minder wederftand als die der flagaderen,de bloed ftroom in dezelve langzaamer gefchiedende, en deinpersfing van 't bloed veel zwakker zynde, zullen zy ligter wyken voor de drukking. Het bloed nu in deeze aderen opgehouden, zal hetzelve van trap tot trap ook in de flagaderen worden opgehouden, en de pisopftopping zal een noodzakelyk gevolg zyn van deeze ftilftand van bloed. Het is gelukkig dat deeze gevallen zeldzaam zyn, en welligt alleen in de verbeelding beftaau. Daarenboven , wanneer deeze gezwellen nog niet volumineus genoeg zyn om door de bekleedfelen van den onderbuik gevoeld te kunnen worden, zal 'er ook geen byzonder teken zyn, om ze te kunnen onderfcheiden ; en al eens oaderfleld zynde dat men van derzelver aanwezigheid verzekert ware, hoe zwak zouden de middelen dan niet nog zyn, om dit tegentegaan, en dezelve betrekkelyk temaken tot den byzonderen aardt deezer gezwellen, Is nu de oorzaak van den beletten omloop van 't bloed door de nieren, zeldzaam te zoeken in de ftammen van de uitmelkende flagaderen en aderen, zal zy des te menigvuldiger voorvallen in derzelver uiterftetakverfpreiding: deeze kunnen verftopt E 3 wor-  C is nog een gefchil. Men heeft wel lyders gezien die wormen mee de pis ontlastten; zelf* heeft men ze verfcheidene maaien in de pisblaas gevonden: maar hec beftaan van deeze diertjesin de eigene zelfftandigheid van de nieren by denmensen, is zeer moeilyk te bevestigen. Zacutus Lufitanus, HolMer, en eenige anderen verzekeren ze met 'er daad daar in gezien te hebben; maar is hec niet mogelyk dat zy door eenige wormswyze buisjes, voortgebragt door kleine geftremde bloeddraadjes, bedrogen zyn? of waren zy verzekerd, dat deeze wormen niet welligc eerst na den dood waren ontwikkelt, en door middel der verrotting ten voorfchyn gebragt ? De opftopping van pis, door graveel of (teentjes in de nieren is één van de gemeenfte en zwaarfte ongemakken. Wy zyn hier niet gelyk in de meeste andere oorzaaken der pisopftopping, welke wy doorloopen hebben, Hechts bepaald aan enkele gisfingen ; de menigte van geöpende Lyken , heeft ons overvloedig deze ziekte vertoond; maar ongelukkig hebben zy ons niet geleerd, door welke middelen wy haar geneezen kunnen. Wy kennen nog geene andere dan de vermogens der natuur, de konst heeft 'er geene, of welligt zullen zy nog bewaard blyven, voor de vruchtbaarer onderzoekingen van het geflacht dat ons zal opvolgen. Wy zullen hier de tekenen van deeze pisopftopping niet bybrengen, noch ook de middelen, welke men heeft voorgefteld, om haar tegentegaan; dewyl zy in 't geheel niet verfchillen, van die welke in den fteen der nieren te pasfe komen, en het, volgens de order welke wy aangenomen hebben, veel 2e  C 7O gefchikter is, om deeze vreemde lichaamen te rangfchikken onder het bederf van de pis, waar van zy een voortbrengzel zyn, zullen wy ze tenzelfden tyd verhandelen. De nier - ontfteeking is byna altoos vergezeld yan eene opftopping van pis, en dit toeval is zoo veel te menigvuldiger in deeze ziekte, als het zeldzaam is, dat ééne nier alleen ontftooken is: over 'het algemeen gaat de ontfteeking zeer vlug van de eene tot de andere over, en bellaat ze beiden. Eehal ven de algemeene oorzaaken van ontfteeking, hebben de nieren 'er eenige die haar in zekeren zin byzonder eigen zyn, gelykdetefterkepisdryvende middelen; het in en uitwendig gebruik der fpaanfche vliegen; een fteen in de nieren; de opgehoudene pis in de blaas, en vervolgens in de pisleiders tot in de nieren zelf; eindelykalhet geen, dat in ftaat is het bloed naar deeze deelen te lokken, en door deszelfs te groote hoeveelheid de prikkeling te vermeerderen. Wanneer de nieren ontftooken zyn word de pis nu eens eensklaps opgeftopt, dan eens verminderd zy trapswyze, en het is niet vóór den derden of vierden dag dat de opftopping volkomen is. In deeze omftandigheden is de pis eerst dun en waterachtig; vervolgens word zy rood; de lyder heeft eene geduurige neiging' tot wateren; hy gevoeld eene brandende hitte, eene fcherpe en kloppende pyn in de lendenen, die, alhoewel aanhoudend, des avonds veel heviger is dan s'morgens, ook fterker by de in- dan by de uitademing;die vermeerderd wanneer de lyder pogingen doed om te wateren, of om afcegaan; wanneer hy zich op detegenövergeftelde ge-  C 10. ) gezonde zyde legt; wanneer hy moet hoesten , enz. maar die niet toeneemt, gelyk in de lendenvang (Lumbago), door de drukking van de hand op de lendenen, noch door de buiging van den tronk, enz. Eene laatfte omdandigheid, die dit zoort van pyn karakterifeert, is dat zy zich verfpryd langs dp pislyders naar de blaas, de roede, en zelf tot de ballen, welke daardoor eenigzints opgefchort worden; het welk dikwyls verzeld is van eene dyfte in de liesch en aan het voorde gedeelte van de dye. Wanneer deeze toevallen aanmerkelyk zyn, is de pols gemeenlyk hard, ras en verheven; de koorts is brandend, de buik pynlyk , inzonderheid wanneer hy gedrukt word ; zomtyds is hy zagt, zomtyds hard en gefpannen als. een blaas, verzeld van rommelingen,- de zieken zyn hardlyvig; zy hebben den hik, walgingen, neigingen tot braaken; de uitwaasfeming en het zweet hebben eene pisreuk, enz. De nierontdeeking eindigt op dezelfde wyze als de ontdeekingen in het algemeen, door verdwyning, verettering, verderving of verharding. De eerde van deeze eindpaalen is de allergunftigfte, en het is ter bereiking van dezelve, dat de geneesmiddelen moeten aangewend worden. Deeze middelen moeten genomen worden uit de klasfe der antiphlogistica, en wel van de allervermogendfle; gelyk de aderlaatingen, die herhaald moeten worden, naarmate de kragten van den lyder, en den meêr of min fpoedigen voortgang van de toevallen; bloedzuigers rondsom den aars, geplaatst; de warme baden; verzagtende klydeesen; zodanige dovingen op den buik en het lenden-  ( 75 ) dengewest; de natte koppen op dit laatfte deel3 verfrisfende en verflappende dranken , emul/iën* wey, afkookzels uit het lynzaad, althéa en graswortel, met bydoening van falpeterzout, enz. Wanneer 'er eene oplosfing zal gefchieden, gebeurd dit zelden laater als den zevenden dag, te weeten van den aanval van de ziekte te rekenen, en word aangekondigd, door de trapswyze vermindering der toevallen: de hitte omtrent denieren word minder, de pyn neemt af; de pols word zagter, minder ras en veel geregelder; de pis die opgeftopt was, herneemt haar' gewoonen loop; in plaats van waterig of rood word zy witachtig, troebel, en formeert een overvloedig en etterachtig bezinkzel op den grond van het glas. Zoo de zevende dag verloopt, zonder dat de kootts, de pyn en de andere toevallen der ontfteeking blykbaar verminderen, is 'er verzweering of verfterving van de nieren te vreezen. Men moet de verettering afwagten, wanneer na het voorzegde tydftip, de lyder van [rillingen word overvallen, en de koorts verdubbeld , inzonderheid des avonds; wanneer 'er minder hitte in de nieren plaats heeft, en de pyn minder fcherp en meerder kloppende is; wanneer na eenige dagen kalmte, zy wederom veel heviger word; als de lyder klaagt over een gevoel van zwaarte,fpanning en trekking in dit deel; als de fpanning en ftyfheid van de liefchen en het voorfte gedeelte van de dye, vermeerderd of veranderd in eene diepe pyn. De verettering die in de nieren gefchied, heeft veel of minder uitgeftrektheid; zomtyds vernietigd zy de gantfche zelfftandigheid en doed ze geheel ver-  C 74 } yerfmelten, zomtyds beflaat zy maar een gedeelte. In het een en ander geval, kan de etter verfchil'. lende ontlastwegen hebben; of zy gefchied door de gewoone wegen, en word met de pis ontlast; of zy doorboord den karteldarm, en word met dén afgang uitgeworpen, of zet zich in de lendenen neêr, en formeert een gezwel naar buiten , dat zich ter doorbraak fchikc; of de ftof word in het nabuurig celwyze vlies verfpreid , verbreekt het zelve, en valt in het kleine bekken, of pasfeert onder de dye - beensboog door den lisehring , en geeft gelegenheid tot nieuwe neêrzettingen in deeze deelen; of eindelyk zy verdwynt onmerkbaar, en verfpreid zich in de algemeene masfa van het bloed. De doorbraak en 'uitftortïng van deeze ettergezwellen in de bekkens of derzelver uitwerpbuizen, moet als eene gelukkige gebeurtenis befchouwd worden, in het buitengemeen gevaar, waar inde lyder zieh bevind. Zulks heeft men zelf zoo voordeelig aangemerkt, dat men heeft aangeraaden dezelve te bevorderen, door den hoest,braakingen, enz. Doch deeze poogingen zyn niet zonder kwaade gevolgen; zy wekken de pyn op, onderhouden of verwekken op nieuw de ontfteeking; en-kunnen het gezwel naar een ander deel doen openbreeken. Het is dan" veel voorzigtiger dit werk aan de natuur overtelaaten, en daar van den uitflag aftewagten. Men word gewaar dat de doorbraak gefchied'is „door den herftelden loop van de pis, en haare vermenging met eene meêr of mindere hoeveelheid vanr etter, waar in zomwylen een zoort van klyne korrelt-  C 75 ) rekjes gevonden word, welke gedeeltens zyn vaó de zelfftandigheid der verzwoorne nier. De opening deezer ettergezwellen laat in de nieren een' zak en eene zweer over, die gezuiverd en geheeld muet worden. Om dit oogmerk te bereiken, heeft men zeer geroemd het gebruik van balzamique zappen, inzonderheid dezulke, die de eigenfchaphebben van aan de pis eene vioolachtige reuk te geeven, gelyk de Bah. Copaiv:, Peruv: de Meccd3 en de therebintyn in zeer kleine giften- Ook heeft men het kalkwater, en de minerale-zwavel en ftaalwateren, enz. aangcpreezen. Deeze watéren kunnen flaagen in eenige gevallen; maar men moet ze niet geven, dan onder bepaaling, om dat het te vreezen zy, dat zy te veel verhitten, en den lyder in eene nierteering zouden doen vallen. Dit gevaar heeft men niet te vreezen van de verfche koe- of ezellinnemelk, het hoonig- en garftewater , enz. Deeze zelfftandigheden zyn zeer gefchikt om de fcherpte van de pis te voorkoomen en te verbeeceren, en de kragten van den h'der te oFiderfteuneh. Schoon 'er zelfs ééne der nieren vernietigd is door verettering, moet men niefj alle hoop van geneezing verliezen. JVlen heeft dikwils in lyken, in plaats van nieren, een taay celluleus weefzel gevonden, onder de geuaante van verdikte vliezen. Zoo lang ééne der nieren gezond is gebleeven, vervult deeze hec werk van beiden, en de pis fcheidt zich af in dezelfde hoeVeelheid, als te vooren. Wanneer de etrer den karteldarm doorboord heeft, het geen men ontdekt aan de uitvloeijing van de etter door den floelgang, en de lchielyke ver-  c i6 5 vermindering der toevallen, zyn de verzagtende dranken en de zagtzuiverende lavamenten, nog de eenige middelen die men in het werk kan Hellen. Alhoewel de zieke in groot gevaar zy, kan de natuur echter nog zomtyds de overwinning behaalen; Indien op de toevallen der ontfteeking en verzweering van de nieren een gezwel volgt in de lendenen, kan men omtrent den aardt van het zelve niet zeer in twyffel zyn. Men heeft aangeraden om het zelve fpoedig te openen, uit vreeze dat de etter door haar verblyf zoude bederven,' of in den onderbuik doordringen , vóór dat zy zich onder de huid vertoont. Maar is deeze vreesniet te verre getrokken ? Wy hebben meêr dan ééns gelegenheid gehad om by de ettergezwellen in de wanden van den onderbuik waar te neemen, dat, telkenmaale als de natuur tragtte de ftoffe naar buiten uit te werpen, en dit duidelyk aantoonde door het formeeren van een gezwel, .hoe lang men ook vertoefde om hetzelve te openen, nooit de etter een' anderen weg heeft genoomen, en zy vroeg of laat zich eenen uitgang naar buiten baande. Echter willen wy zulks niet als een algemeen voorfchrift opgeeven, als of 'er geen gevaar is in het uitftellen van de opening deezer gezwelJen; 'er is eene zeer ruime verzameling van waarneemingen nodig om dit grondbeginzel vastteftellen: echter zyn wy verzeekerd dat men daar mede niet al te haastig moet zyn, en ten minften eenige dagen wagten, geduurende welken tyd men weekmaakende pappen op het gezwel houd. Deeze1 plaatsmiddelen verdunnen de huid , en zullen op ee-*  C 7? ) eene zeer duidelyke wyze de plaats aantoonen welke moet geöpent worden. In alle gevallen moet deeze opening gefchieden in dezelfde richting met den as van het lichaam, en moet zooveel verlengt worden als mogelyk zal zyn. Indien deeze wond zooveel bloed uitgeeft om den lyder te doen verzwakken, moet men de vaten tragtente ontdekken en ze toetebinden. Dewyl de takjes van de lenden -flagader die in dit deel verfpreid worden, over het algemeen , niet groot genoeg zyn om eene aanmerkelyke bloedftorting te verfchaffen, fluit men gemakkelyk het bloed door ftopwieken beftrooid met harstpoeder, onderfteund door trap-' wyze compresfen en een behoorlyk rondgaand verband. Het zal goed zyn om by de volgende verbanden gebruik te maaken van eene plukfelwiek, met de balz. arcèï, diep in de zweer gebragt, terwyl de wond van buiten verwyderd word gehouden door ftopwieken , met dezelfde balzem befmeerd, en een lang gebruik van de weekmakende pap. Het is van veel aanbelang, dat deeze opening zich niet al te fpoedig fluite, en het lidteeken gemaakt worde van den grond naar buiten. Schoon het niet altoos in het vermogen der konst is, om te kunnen beletten dat dit zoort van wonden pypzweerüchtig worde, inzonderheid wanneer zy een vryen doortogt aan de pis verleenen, is het eene vertroostende waarheid, dat deeze pypzweeren niet gevaarlyk zyn: eene menigte van waarneemingen zou kunnen bewyzen dat men met deeze ongefteldheid wel kan leeven, en zelf den gewoonen ouderdom bereiken,- echter moet 'er zeer gezorgt worden dat de opening vry worde gehouden, zóó F dat  C 7*> dat het vocht zich onbelemmerd kan ontlasten; heé welk gevoegelyk kan gefchieden , door in de pypzweer te brengen een pypje van elastique gom, het welk van buiten door middel van een kleefplyster en bandjes kan vast gemaakt worden. Deeze pypzweeren moet men van tyd tot tyd fondeeren, om dat zy zeer dikwils onderhouden worden door de tegenwoordigheid van een' fteen, voortkomen* de uit de nieren, of geformeerd in den loop van de zweer. De uithaaling van deeze fteenen is veelal gemakkelyk: de wyze daar van zal door ons befchreeven worden, wanneer wy deeze vreemde lichamen zullen verhandelen. Wanneer de etter uit een' etterzakvan de nieren, in den omtrek van het celwyze vlies overgaat en afzakt langs de pislyders, tot in de ruimte van het bekken, en alle deeze deelen overftroomd, is de dood onvermydelyk. Er zou nog eenige toevlug'C overblyven, indien de etter, in plaats van in het bekken doortezakken, vloeide onder het buikvlies, langs de zaadvaten , en eindelyk een gezwel ging formeeren in de liesch, of by de deye-beensboog: ondertusfchen zyn de geneezingen van dienaardt zoo zeldzaam, dat daarop naauwlyks eenige hoop te vestigen is. De konst moet zich niet overhaasten om deeze nieuwe ncêrzettingen te openen, misfchien zal men 'er by winnen, met ze van zelve te laaten doorbreeken. Inderdaad de veele ondervindingen hebben geleerd, dat de infnydingen, gedaan op inwendige verzweeringen , van welk foort ook, en hoe ruim zy ook gedaan wierden, gemeenlyk nadeelig waren , wanneer men nier lang genoeg gewagt had om den zak tot verectering te  ( 79 ) te haten overgaan : men ziet als dan de etter , hoe goed zy ook was, dun fcherp en rotachrig worden. De koorts volgt en vermeerdert daar op, en de lyder bezwykt in 't kort. Dan, zomtyds heeft de natuur geen kragts genoeg, om zelve de doorbraak te bewerken, als dan is het nodig haar ter hulp te komen. De verdwyning of de fpoedige terugvloed van de etter uit deeze gezwellen onder het bloed, is niet altoos een flechte uitgang; ten minften zoo de verplaatzing niet naar de hersfenen, de longen, de leeverenz. gefchied.Over 't algemeen is'er van deeze terugvloeijing onder't bloed minder te vreezen, dan wanneer de ftof zich in de plaats waar zy gemaakt word blyft onthouden. De etter opgeflurpt zynde , kan zich onmerkbaar ontlasten , het zy door de uitwaasfeming, door den floelgang en zelf door de pis, indien zy haar vryen loop weer hernomen heeft. Men kan vermoeden dat deeze verdwyning plaats heeft, wanneer, na wel bevestigde tekenen van ontfteeking en verzweering der nieren, alle de toevallen die daar van afhangen verdwynen, zonder dat zy eenig teken van eindiging vertoonen, waar van wy hier boven gefprooken hebben. Zo de kragten van den lyder niet verminderen, is het voorzigtiger om niets in de levens- en geneeswyze te veranderen ; maar indien hy verzwakt , en dit van een bedorveD vochtgeftel afhangt, moet men zyne kragten onderfteunen , door het gebruik van de vermogendfte hartfterkende, openende of zweetdryvende middelen, en eindelvk de geneeüng bepaalen door de zagcfte, matig beftierF % dei  C 8o ) de, en dikwils herhaalde purgeermiddelen, naat maate der omftandigheden en byzondere indicatiën. De verharding van de nieren is niet altoos een gevolg van heur ontfteeking: zy komt ook voort uit eene verouderde verftopping, die verfchillend van zoort kan zyn. Deeze ingewanden kunnen in grootte toeneemen, en zomtyds van eene verbaazende uitgebreidheid worden,- men heeft ze byna de geheele buiksholte zien vervullen (x). Nu eens zyn zy zagt, en bevatten eene verzameling van klyne waterblaasjes, van zakjes met pis vervuld, van etter, van eene kaasachtige ftoffe, enz. dan eens zyn zy hard en knoestgezwelachtig. In deeze laatfte gevallen-, gebeurd de pisopftopping niet dan trapswyze , en zelfs wanneer niet meêr dan ééne nier is aangedaan, word men dikwils geene vermindering in de pisaffchyding gewaar , en de ziekte heeft reeds haar beftaan zonder eenig teken; 'er is noch koorts; noch pyn; noch hitte in het niergewest,- zomtyds gevoeld de lyder aileen eene zekere drukking en klaagt over een gevoel van zwaarte in dit deel. Wanneer de verftopping aanmerkelyk en het gezwel uitgebreid is, worden de voorfte zenuwtakken van het eerfte lendenpaar gedrukt; en de verfteiftheid in de liesch,en aan het voorfte gedeelte der deije van dezelfde zyde, neemt zomtyds zóó fterk toe dat het den lyder het gaan belet. Zeldzaam geneest men deeze verharding van de nieren: zy word veeltyds gevolgd van eene buikswaterzucht. Wanneer zy nog versch , de lyder jong en anders nog welvarende is, kan men de genee- fing (x) Journal des Scavans 1078.  C 81 ) zing tragten te bewerken door openende en oplosfende pisdryvende middelen en dropbaden ; doch zelden zyn zy van fucces geweest. Indien tfégts ééne nier beledigd is, kan men nog lang zonder veel ongemak leven. Wanneer de Nierontfteeking door verfterving eindigd , is de dood 'er altoos het gevolg van. De lyder gevoeld zich kort vóór denzelven beterde fcherpe pynen die hy lyd, houden eensklaps op; maar de opftopping van de pis blyft. Het zweet word koud en pisachtig; de pols klyn, ingetrokken en tusfenpozend; en eindelyk vertoonen zich alle de voorloopende tekenen van een' naderenden dood. De pis kan ook opgeftopt worden door kramp en verlamming van de nieren. Deeze ingewanden, zoo als alle andere affchydende werktuigen, voeren haare bedieningen uit , door een byzonder prikkelbaar vermogen, dat de Ievenskragt genoemd word ; dit is dat' geen hec welk aan de vaten den toon , en 't vermogen van tegenwerking geeft, zoo nnodzakelyk tot den omloop en de affchyding der vochten, die in deeze deelen gefchieden moet. Zoo dit vermogen nu geduurig geprikkeld word, moet 'cr,om,dus te zeggen,eene overmaat van werking gefchieden van den kant der vaten. Zy zullen als dan in een foort van krampachtige en fluitende te zamentrekking vervallen, die zich. tegens den doorgang der vogten in de klynfte affchy buisjes aankant : zo zy zwak is, of zo zy ophoud van werken, gelyk in de verlamming, houd de toeknyping der vaten op, de omloop vertraagt, en de vochten worden niet meer tot in de klynfte F 3 buis-  C 82 > buisjes geperst alwaar de pis moet worden afgefcbeiden. De kramptrekking van denieren kan veröorzaakt worden door een fcherp, het zy zinking, jigt of fchurftachtig vogt enz. dat zich op deeze deelen bepaald, ook kan zy het uitwerkfel zyn van droefheid, fchrik, en hevige gramfchap; dkwils heeft zy plaats in de tetanus, in de zenuwkoorcfen, en inzonderheid in de hysterique toevallen; maar als dan is deeze fpasmus der nieren niet dan een gevolg eener algemeene kramptrekking; en, zoo als men reeds opgemerkt heeft, de opftopping van pis duuri dan mee langer als de voornaamfte ziekte, waar van zy een toeval is, gemecnlyk eindigt deeze opitopping in weinige dagen. Echter heeft men gezien (y) dat in hysterique toevallen de pis meêr dan veertig dagen opgeftopt bleef. De pisopftopping , voortgebragt door kramptrekking oer nieren, gefchied altoos fchielyk. De lyders gevoelen als dan gemeenlyk pyn in het lenden^ewest; de pols is hard en gellooten: maar het is niet dan door de erinnerings tekenen, aan de kramp byzonder eigen, dat men dit foort van pisopltopping onderfeneiden kan. De verflappende pisdryvende middelen, aderlaatingen , warme baden , weekmakende pappen op de lendenen , zyn zomwylen genoegzaam om den loop van de pis wederom te herftellen. Wanneer de kramp van een fcherp vogt, dat zich op de nieren werpt, voortkomt, flaagt men dikmaals niet, dan door het aanwenden van middelen die gefchikt zyn om (y) Acs,d. des Jcieiicss, 1715. A£ta Erudiiorum. Xev.iizG.  C 83 ) om dit vogt te vernietigen of te verplaatzen, door een cauterie, een feton, of wel dour hec appliccevan de moxa op het lendengewest. De verlamming van de nieren kan het uitwerkfel zyn van den ouderdom ; vaneen ongeregeld leven; van een q übruik def pisdryvende middeiüii; door geduurige ophoud:ng van pis, en de opfpanning welke haare ophouding in de klyefte nierpypjes veroorzaakt, enz. Wanneer de pisopftopping voorkomt uit vclamming van de nieren, gefchied zy niet dan trapswyze; zy word \óórafgegaan, door eene dunne, wateiachtige pis, byna zonder reuk; 'er is geene koorts, geene hitte, noen pyn in het lenden - gewest; de pols is iangzaam, klyn, en de zieke verzwakt , enz. De verfterkende, en die middelen die de levenskragten opwekken, worden inzonderheid in dit zoort van pisopftopping vereischt. De ftaalwaceren, afKookfels van de kina, en de verwarmende pisdryvende middelen kunnen mee voordeel toegediend worden Warneer 'er eene aigemeene verlamming plaats heeft, kan 'er geene byzondere indicacie plaats hebben. ÜirTREKSPt uit eene Verhandeling van den Heer Desault , over de ontwrichting van het onderfie einde van het Spetkbeenh, voorgeleezen in de openbaare Zitting van de Academie der Heelkunde, in het jaar 1777. Niet gedrukt. Be Heer Desault tragt in deeze Verhandeling door de reden te bewyzen, de mogelykheid der F 4 ver-  C 84 ) verplaatfing van de klyne ellepyp, 0f het fpeekbeen, waar van men geene de minlte melding vind gemaakt in de verhandelingen over de ziektens der Beenderen , en tragt voornaamlyk zulks met daaden te bevestigen. Na eene naauwkeurige befchryving gegeeven te hebben van den onderlingen zamenhang van de beenderen van den voorarm mat elkander, doed hy een vergelykend onderzoek omtrent de ontwrichting van het bovenfte einde van deklyneellepyp,metdie van haar onderfteeinde, waar van hy verfcheide voorbeelden bybrengt. Wanneer men de natuur van de geleding deezer twee beenderen van den voorarm met elkanderen, naauwkeurig befchouwd, zal men zien, dat boven waards, by de beweeging van de vóór- en agter overkanteling , de groote ellepyp onbeweegehk blyft op haar a$; dat zy zich buigt, of een weinig uitftrekt; dat de rand van hec hoofd van het fpeekbeen draait in de halve maans - wyze holte van de groote ellepyp, zonder zich'er van te verwyderen, en dat de banden van deeze geleeding byna niets rekken ^het geen de ontleeding van dit lid zeer zeldzaam maakt. Maar het is zoo niet geleegen met het onderfte einde: hier is de beweeging veel uitgefèrekter, en wykc veel verder van her middenpunt af; de geleeding is minder vast, en de banden die het omringen zyn veel zwakker. Daarenboven, by de binnenwaardfe draaijing (pronatie J, is het hoofd van de groote ellepyp, zonder te draaijen, naar agteren gekeert, (z) door de ge- (2) De Sckryver enderfêeld in zyne befcltryving , dat de &yder altoos overeind Jlaat; de arm, in une gslyke richtipg met  C 85 & geringe uittrekking van die been , en tragt zich bukeuwaards , ageer de halve maans-wyze holte van hec fpeekbeen te verbergen; terwyl dit been, draaijendeop zyn as van agteren naar vooren, vóór hec hoofd van de groote ellepyp word gedrukt. Het voorde gedeelte van de geleedings kas is dan verflapt; terwyl het ageerde gefpannen word, op de plaats alwaar de oncleeding zich vóórbereid ee gebeuren. In debuitenwaardfehedraaijing, gefchieden de wederzydfche beweegingcu van het onderde einde der groote ellepyp en van het fpeekbeen, in een tegengedelden zin; namentlyk : het hoofd van de groote ellepyp word vóórwaards gebragt, zonder te draaijen, en het onderde deel van hec fpeekbeen begeeft zich agterwaards, draaijende op zyn as, in den zelfden zin; de lidkas is als dan verli ipt naar agteren, en uitgebreid aan dien kant waar het hoofd van de groote ellepyp word gedrukt vóór de halve maans-wyze holte van het fpeekbeen. Deeze gefchiktheid in de deelen die de geleeding uitmaaken van de twee onderde beeneinden van den vóórarm, en de veranderingen, die zy in hunne beweegingen ondergaan, bevorderende ontleedingen van dit deel,- zodanig dat, indien door eene ftuipachtige werking der fpieren, of eenig uiterlyk geweld, deeze beweegingen buicen haare natuurlyke paaien worden gebragt, de klyne ellepyp geheel en al buicen haare geleeding gaan zal, en zich voorwaarts plaatzen, zoo het geweld plaats heeft by de binnenwaardfe draaijing; en agterwaards, in- mét den tronk, en de palm van de hand naar vooren gekeerd zynde. F 5  C 36) indien het geweld by de agteroverwending gebeurd • zoo alsbeweezen word door den heer Default, mee by e_'n verzamelde Waarneemingen, genomen zoo op lyken als op leevende menfehen. I. Waarneeming. In het jaar 1773 nam deeze Proffe-for, op het lyk van een' man van 60 jaaren, en hem ter ontleeding gebragt , de voorwaardfe ontwrichting van de beide onderarmsbeenderen , waar. De voorarm van dit onderwerp was flegt geconformeert, en kon niet geheel uitgeftrekt worden, zoo min als de hand. De vóór en agterover-. kanteling was zeer bepaald. Vóór het onderfts gedeelte van den voorarm wierd inen een hard uititeekzel gewaar, en eene indrukking aan den anderen kant. Deeze tegennatuurlyke ftaat maakte dat dit deel met oplettenheid onderzogt wierd : de hand was zugtig gezwollen, de peefen der buigers waaren naar buiten gedrukt en onderling met de huid vereenigd; eene celwyze ftof vervulde de halvemaanswyze holte van het fpeekbeen, en nam de plaats in van het kraakbeen 't welk anders dezelve natuurlyk bekleed,- de tusfehenbeenige band, die ser is tusfchen de ellepyp en het pyramieds-wyze been , raakte byna niet meêr aan het hoofd van het eilebeen, en had het fpeekbeen agterwaards gevolgd. Het hoofd van de ellepyp dat vóór de h'dvemaans wyze holte van het fpeekbeen geplaatst was, rustte op één' der zaadbeentjes, aan het welk het door eene kapswyze band gehegt was. Dewyl men deezen man by zyn leeven niet gekend had, was men onkundig van de oorzaak en de toevallen van dreze ontwrichting van het onderlte einde der klyne ellepyp naar agteren. Ocdertusfchen is het waar-  (s7; waarfchynlyk , dat zy het uitwerszel is geweest van een vermogen dat in ftaat was om de beweeging der agceroverkameiing te overweldigen, en de kiyne ellepsp naar agteren te brengen. Deeze omftandigheden fchynen gegrond te zyn op de volgende proefneemingen. Zo dikmaals als men in onderlchydene cadavers , de beenderen van den Vóórïrm blootgemaakt, en het onderfte einde van het fpeekbeen agterwaards had gebragt, en deeze bewecging fterk wierd vermeerderd in de agteroverkanceling, brak de lidband vóórwaards in ftukken , het hoofd des ellebeens kwam door deeze opening en plaatste zich vóór het fpeekbeen; maar wanneer men de beweeging van den vóóriirm naar vooren bepaalde, en deeze beweeging fterk vermeerderde om de vóóröverkanteling te forceeren, wierd het fpeekbeen vóór de ellepyp gebragt, en de lidband brak naar agteren, laatende het hoofd van dit been doorglippen. Deeze Waarneemingen en Proeven laaten geen twyffel na , over den aardt en de mogelykheid der ontwrichting van het onderfte einde van de klyne ellepyp; maar ondertusfchen geeven zy nog niet dan waarfchynlykheden op, wegens haare oorzaaken, vcrfchynfelen en de middelen ter herftelling; het is dan nodig om daaromtrent ftellige kundigheden te verkrygen by den levenden mensch; waajr toe het geval de geleegenheid kan bezorgen. 11. Waarneeming. De Heer Default wierd geroepen om een kind van 5 jaaren te zien, dat men vermoedde den arm gebrooken te hebben. Dit kind was met geweld by de hand gegreepen , en dezelve tevens voorwaards gedraaid, zodanig dat de knapping  C 83 ) ping wierd gehooid, waar door het lid aanftonds zeer pynlyK wierd, inzonderheid langs het agterfte gedeelte van den vóórarm. Wanneer de heer Default deezen Lyder zag, was 'er nog geene zwelling; de arm was van het lichaam verwyderd en een weinig vóórwaards gebragt, en de vóórarm half geboogen tusfchen de vóór- en agteröverkanteling in. Aan zyn onderfte en agterfte gedeelte was een tegennatuurlyk gezwel, gemaakt door het hoofd van 't ellebeen, dat agter de halve-maanswyze holte van het fpeekbeen was gevoerd. De hand was een weinig uitgerekt en naar het lichaam gekeert. De Lyder behield beftendig deeze geftalte, om dat dezelve het minst pynlyk was, het geen bleek als men het zieke deel betastte of van plaats wilde veranderen , alzoo het kind dan over hevige pyn klaagde. Vóórgelicht door de ondervinding, en dooide proeven hier boven bygebragt, had de Schryver deezer verhandeling weinig moeite om dit gebrek als eene vóórwaardfche ontwrichting van het fpeekbeen te groeten; ook was dezelve zóó kennelyks dat zy ook wierd waargenoomen door drie Leerlingen, die den heer Default verzelden. Zie hier hoe hy dezelve herftelde. Een helper hield met de eene hand den onderarm, en met de andere het onderfte einde van den vóórarm vast, derwyze, dat de eene het binnenfte en de anderen hand het buitenfte van het deel omvatte, en dat van vooren de duim beantwoordde aan de tusfchenruimte van het fpeek - en ellebeen, en de andere vingers van achteren ; met oogmerk om de twee beenderen van den vóórarm van elkander te verwyderen, ten einde dezelve evcnwydig te maaken, terwyl hy eene  ( 85 ) eene genoegzame kragt gebruikte, om den voorarm agteröver te doen kantelen, in een tegenga fielden Hand, als waar in het geweld hem gebragt en verplaatst had. .In dit denkbeeld wierd men niette leur gefield; want zoo dra de beeneinden een weinig verwyderd waaren geworden, herplaatften zy gemakkelyk. Aanftonds was het Kind zonder pyn, het lid kreeg zyne natuurlyke geftalte, en beweegin- wederom zoo onbelemmerd, als ^66r dat net ongeluk gebeurde. Uit vreeze voor eene volgende zwelling, lag men om het deel compresfen ,nat gemaakt in gekampherden Brandewyn, bevestigd met een los verband; dan, 'er volgden geene toevallen. , III. Waarneeming. 5 Maanden daarna kreeg de Heer -Default een Kind van twee jaaren onder zyne behandeling, met het zelfde ongemak, alleen met dat onderfcheid, dat de oorzaak van het zelve niet bekend was: hy herftelde deeze ontwrichting als de voorgaande, en zelf met meerder gemak; men ftelde dezelfde middelen in 't werk, en het fucces was ook het zelfde. IV Waarneeming. Een Schipper, oud 40 jaaren, eene fchuyt willende tegenhouden, door middel van een touw het welk hy om een paal floeg, wierd deszelfs arm geweldig vóórover gedraaid; hy gevoelde aanftonds eene hevige pyn, die zich tot aan den fchouder toe uitftrekte, en die vermeerderde wanneer hy de hand vóór- of achterwaards wilde draaijen. De Heelmeester die den Lyder het eerst zag , kende deeze vóórwaardfc ontleeding van het Speekbeen niet; en behandelde het ongemak als eene verwringing, geduurende  C oo ) den tyd van drie maanden; niettegenfhande dat, bield de pyn aan en de zwelling wierd aanrnerjjelyker. Omtrent deezen tyd zag de Heer Defuuti den Lyder voor het eerst. Hy had toen den \ óórarm geboogen, tusfchen de vóór- en achceroverkanteling in,• de iiand was uitgeftrekt en naar het lichaam gekeerd, en het hoofd des Ellebeens ftak zeer fterk naar buiten uit. Niectegenftaande de zwelling, die nog plaats had, deed men poogingen om deeze ontwrichting te her/tellen, 't geert toen zeer waarfchynlyk was; maar dezelve waaien van geen vrucht, en men bepaalde zich nu alleen om de zwelling tegen te gaan, die dan ook binnen den tyd van agt dagen verdweenen was- In •deezen tusfchentyd wierd de Lyder van verfcheide Heelmeesters bezogt, waar van de meesttn ra idden om aan dit gebrek niets te doen en het alleen .aan den tyd overtelaaten ; welke raad gevolgd wierd; en dus bleef deeze Man van de hulp der Konst verftooken, in een tydftip datde omftan ligbeeden van dien aardt waaren, dat hy van dezelve met vrucht gebruik had kunnen maaken, en keerde naar zyn land terug, alwaar hy in denzelfden ftaat bleef, zonder gebruik van zyne hand te kunnen maaken. V. Waarneeming. Toevallig had de eerfte Lyder, dien de heer Default, als eerfte Heelmeester, in het Hotel-Dieu zag, eene voorwaardfche ontwrichting van het onderfte einde van 't fpeekbeen. Deeze ontleeding was mede niet gekend, en alhoewel zy byna zo oud was als de voorige wierd zy gemaklyk herfteld. Deeze gelukkige uitfhg wierd veel bevordert door een beftendig gebruik van verzag- ten-  C 91 ) tende pappen om het lid, waar door de zwellipg, aan dewelke men het gebrek van beweeging toefchreef, wierd verdreeven. Hoe hetzy, hoe gemakkelyker de herflelling gerchiedde, hoe moeijelyker het was om de herftelde deelen in hunne plaats te houden. Doch men bereikte dit oogmerk, met den vóórarm in de agteroverkanteling te bepaalen, en een' dikken drukdoek agter de ellepyp te leggen , terwyl het fpeekbeen naar achteren wierd gedrukt, door een' anderen drukdoek, geplaatst aan het vóórfte gedeelte, en dus het een en ander door een rondgaand windzel bevestigd wierd. Né dat met dit verband een maand was aangehouden, had het lid zyne natuurlyke gedaante wederom aangenomen; alleen moest de Lyder in het eerst flechts geringe beweegingen met de vuist maaken, en de vóóroverkanteling van de hand vermyden. Hy bleef nog eenigen tyd in het Gasthuis, en ging vervolgens volkoomen geneezen, en zonder eenig teken van wangeftalte , nit hetze ve. VI. Waarneeming. Den 29 Jannuary 1789 had Madeleine Fufer, eene Wasch Vrouw oud 34 Jaaren, geboortig van Veriailles, eene vóórwaardfche ontwrichting van het onderfte einde, van het fpeekbeen, veröorzaakt door hec uitwringen van n#t goed. Zy gevoelde aanftonds eene zeer zwaare pyn, even als of 'er iets fchi-urde; doch achtte dit weinig, en den' ende dat her fl -chts eene verwringing was, kwam /v eerst na verloop van zes dagen in het Hotel D:eu 'Er was toen weinig zwelling van nndeien aan den vóórarm en vuNt; de hand was gefpanuen en naar 'c lichaam gekeerd; de  C 9* ) de vingers waren geboogen; voor 't overige leed de vrouw weinig wanneer zy de hand itil hield, maar gevoelde hevige pyn wanneer zy dezelve beweegen wilde. Men voelde de kiyne ellepyp duidelyk geplaatst voor de groote, zoo dat het eene been, om zoo te zeggen, het ander overkruhte. De behandeling was dezelfde als in de voorgaande gevallen. Terwyl een helper den elleboog onderlteunde, en een ander de hand vast hield, omvatte de Heelmeester het onderfte van den voorarm met beide handen, piaatfende de eene aan de buiten en de andere aan de binnenzyde; derwyze dat de beide duimen van boven by malkander kwaamen, tusfchen het elle- en fpeekbeen; en terwyl hy de twee beenderen van elkander verwyderd hield, gebood hy den helper die de hand vast hield, om dezelve achterover te kantelen, in welke richting hy zelf de klyne ellepyp b-agt; De herftelling gefchiedde met een zeker geraas, en men wierd overtuigd dat zy gedaan was, door de goede gedaante en de vrye beweeging van het lid. Men vergenoegde zich het zelve te verbinden met doeken in het water van Goulard nat gemaakt; de Lyderesfe bleef nog veertien dagen in 't Gasthuis, en kon toen het lid op alle mogelyke wyzen wederom beweegen. Wy zouden hier noch een grooter aantal van gevallen kunnen bybrengen, doch zullen ons alleen bepaalen by die die wy opgegeeven hebben ; deeze voorbeelden zullen genoegzaam zyn, om de natuur de oorzaaken en de verfchynfelen der ontwrichting van het onderfte einde van het fpeekbeen te doen kennen. Men ziet daar uit, dat de her-  C 93 ) herftellingzeer gemakkelyk gefchied in den eerden tyd, en dan geene kwaade gevolgen heeft: doch tevens ziet men ook, dat, indien de verplaatfing aan het onderzoek van den Heelmeester ontfnapt, en de ontwrichting verouderd , de herftelüng niet altoos flagen zal, gelyk bleek in het geval van den Schipper, die hec onderwerp van de vierde waarneeming uitmaakt. Ondertusfchen moet men niet altoos wanhopen van het fucces , fchoon deeze ontwrichting reeds verfchyde maanden geduurd heeft; dé vyfde Waarneeming moedigd ons aan, om altoos de herflelling te beproeven hoe verouderd de verplaatfing ook zyn moge. Waarneeminc van eene zeer uitgebreide Kanker Zweer , geneezen door de konstbewerking. Door den Heer Dehanne Heelmeester in het hötel-DlEU. Madeleine Lepré, eene Visvrouw oud 66 Jaaren, groot, maar mager, en van een zwak geitel, ontdekte in den maand November van het Jaar 1788 in de linker mam by den tepel, een klyn hard beweeglyk, en byna onpynlyk gezwel, van welks oorzaak zy gantsch onkundig was, en 't geen zeer fchielyk was toegenoomen. In den Maand April 1790 , was het gezwel reeds aanmerkelyk groot geworden; het was toen hard. doorzaaid van opgefpannen aderen, en allerpynlykst. Het wierd bedekt met eene ettermaakende pap; welke de ontwikkeling 'er van fcheen te begunftigen; want G na  C 94) na verloop van omtrent dertig dagen was deezs mam reeds een derde grooter dan het hoofd van een mensen geworden. In haar midden was toen eene verheevene , fungeufe, rotachtige en vuillekkende zweer van twee duimen diameter; verzeld van geduurig knagende pynen, welke de Lyderesfe alle rust benaamen , en in deezen ftaat wierd zy den 18 Mei 1790, in het Gasthuis ingenomen. Om dat dit gezwel zulk eenen vluggen voortgang had gemaakt, en de ftaat deezer Lyderesfe, fchoon wel verzwakt door de pyn, echter nog toeliet de wegneeming van de Borst te onderneemen, oordeelde men het nodig zulks niet uitteftellen; dezelve gefchiedde dus den derden dag na dat zy in het Gasthuis gekomen was , op de volgende wyze: De Lyderesfe wierd op een hoogen Stoel geplaatst, met doeken omgeeven voor de bloeding, en door helpers vastgehouden; één van deeze hield den linkerarm van het lichaam af en opgeheeven; alsdoen de heer Default zich vóór de vrouw, een weinig ter rechter zyde, geplaatst hebbende, ligtte hy de mam met de linkerhand op, liet de huid naar beneeden trekken, en maakte met een puntig, en regt fnymes aan het onderfte van het gezwel eene halv-eironde infnyding, gaande van den oxel naar bèrieden onder het gezwel door, en eindigende van boven aan het borstbeen, zynde het voorfte einde deezer fneede een weinig hooger dan het agterfte, vervolgens doorfneed hy allengs voortgaande het celwvze weef/el by de onderfte lip van de wonde, trekkende het zelve, de mam tevens opligtende, naar  (95 ) naar boven, terwyl een helper de huid naar beneden trok. De kankreufc klomp dus voor een gedeelte los gemaakt zynde , liet de Operateur de mam los, en om de huid, die opwaards gezond was, te bewaaren, wierd dezelve naar boven getrokken; hy fneed nu op hec gezwel zelf, en begon en eindigde de fneede ter zeiver plaatfen alwaar hyde eerfte begonnen en geëindigd had. Het celwyze weeffel wierd zo hoog mogelyk weggefneeden, trekkende de huid met het gezwel nu in een tegenflelden zin, gelyk men aan het onderfte gedeelte had gedaan; en men ging vervolgens met de wegfnyding van boven naar beneeden, en altoos van buiten naar binnen toe, voort, terwyl eene flagader , die in 't eerst een' fterken ftraal bloed uitgaf, door een' helper wierd gedrukt. De Heelmeester zuiverde de wonde, vatte de flagader meteen gewoon pincet en lag 'er een' band om, waarna hy de draaden afknipte, en bond verder nog vier andere takjes die ook bloed uitgaven. De gemaakte wonde nd deeze operatie was tien duimen breed, en agt duimen hoog. De wonde gezuivert zynde , wierd zy bedekt met drooge plukfel dotten , beftrooid met harstpoeder , en vervolgens opgevuld met geraspt plukfel , waar over men drukdoeken plaatste; all' het welkeindelyk wierd bevestigd door eenige omflagen om het lyf met een windfel, matig aangeflooten. De lyderesfe wierd in haar bed gelegt met het hoofd een weinig verheeven, den arm op een kusfen een weinig van het lichaam af, en genoeg verheeven, óm de groote borstfpier en de huid in verilapping te houden. G 2 Hec  C96 ) Het weggenomen gezwel woog omtrent elf ponden. Deszelfs weefzel was vast, en moeijelyk te doorfnyden, het geleek in het eerst naar geel of rans fpek: en bevatte van binnen verfchyde zakken met bedorven etter, van verfchillende kouleur en zelfftandigheid. In de twee eerste dagen gebeurde niets byzonders, alleen was het verband een weinig bloedig, gelyk altoos gebeurd in groote wonden. Het windfel en de losfe drukdoeken wierden nu weggenomen. Men bevogtigde het plukfel met het afkookfel van althéa, vernieuwde de compresfen, die in het zelfde vogt natgemaakt wierden, en bevestigde dit verband met eenige omflag om het lyf, vastgemaakt aan een' fehouderband. Den derden dag was 'er een weinig koorts, en lekking van een dun en riekend vogt, de vóórlopers der verettering. Den derden en vierden dag verbond men als vooren. OP den vyfden dag wierd al het plukfel dat nu door de etter was los geworden, gemakkelyk weggenomen, en de wonde, die in den besten ftaat was , ontbloot. Nd derzelver randen gezuiverd te hebben, wierden dezelve bedekt met linnen Itrooken met waschzalve befmeert, ten einde het verband niet zoude aankleeven; en de wonde wierd met eene egale plukfelwiek, in het voorig vocht nat gemaakt , bedekt en als vooren verbonden , zoo als ook den fesden dag. Den zevenden ftond men de lyderesfe eene foupe toe. Den tienden had zy een weinig hoest, die wel ras verdween door het gebruik van een' borstdrank. Den vyftienden dag waaren de randen van de wonde volkomen ontzwollen, en fchikten zich om te cicatri- fee-  (97 ) feeren. De zieke at nu een ftuk van een gebraden hoen. Den agtentwintigften dag had het lidteeken eenen fterken voortgang gemaakt, en de verettering was zóó gering, dat men nu droog verbond. Den dertigften dag was 'er eene galachtige ongefteldheid, die na eenige dagen, door klyfteeren en cremortart-water, verbeeterd wierd. De eetlust kwam wederom; maar om dezelve te voldoen, liet zy zich in 't geheim grove fpys , en fterke dranken brengen, welke flegte levenswyze, den zesen-dertigften dag,gevolgt wierd van eene tweede ongefteldheid in de eerfte weegen. Ook wierd nu de zweer fungeus en bleek van kouleur, de etter dun rottig en lymig, en het lidteken ten deele vernietigd. Schoon de Lyderesfe nu wederom onder eene betere dieet wierd gebragt, was de verettering nogthans zóó fterk, dat zy tweemaal daags verbonden moest worden. Dit vertraagde de geneezing tot den veertigften dag, en de wonde wierd nu met den helfchen fteen beftreeken. Op den vyfenveertigften dag, was de grond van de zweer méér geflooten en de verettering van een' beeteren aardt. Den zestigften dag begon de zweer in den omtrek toeteloopen, en men ftond nu vastere fpy. zen toe; maar tien dagen daar na kreeg deeze vrouw eene jeukte, en uitftag van klyne puistjes over het gantfche lichaam, waar voor zy een drank gebruikte uit het patïentie kruid en de duivenkervel. Deeze uitflag verhinderde de opdrooging van de zweer niet. En den zesenzeventigften dag wierd Ijaar eene etterdragt op den arm gefteld. G 2 Den  C 98 ) Den drieëntachtigften dag, de lyderesfe zich nu byna geneezen ziende ging zy zich wederom tebuiten in haare diëec, het geen weder eene galachtige ongefteldheid veröorzaakte, ;en de zweer als te vooren verergerde, doch het geen op dezelfde wyze in weinige dagen wierd te regt gebragt. Den honderd - en • vyfden dag was de zweer nog maar twee duimen wyd; en liep nu zoo fterk toe, dat den honderd-en - twintigften dag het lidteeken volkomen voltrokken was, en niet meêr dan twee en een halven duim uitgeftrektheid had. Drie dagen hierna wierd de vrouw gepurgeerd voor den bitteren mond en beflagen tong; en zy ging op den 3dcn Oclober 1790 volmaakt geneezen uit het Gasthuis, negentien weeken en drie dagen ndhet doen van de Konstbewerking; en geniet nog heden, February 1791, eene volmaakte gezondheid. Aanmerking. Wy hebben in onze pradtyk zeer veele Waarneemingen van Kankers aan den boezem, die door de Afzetting zyn geneezen geworden, en waar van wy vervolgens dezulke zullen mededeelen , die eenige gewigtige byzonderheden behelzen. In dit zoort van Kunstbewerking word het lidteken gemeenlyk voltrokken in den tyd van dertig of vyf-en - dertig dagen; ten zy zulks word vertraagt door byzondere omftandighcden, welke met vrucht onder het oog van Jonge Heelkundige gebragt worden; om dit oogmerk te bereiken is bet ook dat wy de voorige Waarneeming gemeen gemaakt hebben. De verre gevorderde Jaaren van deeze Vrouw, baar afgefleeten geftel door een aanhoudend misbruik van  C 99 ) van fterke dranken, en door langduurige fmerten,het zwaar en verouderd gebrek; de uitgebreidheid van de wond na de Operatie; de onmatigheid van de Zieke; de rust waar aan zy niet gewoon was, hebbende altoos een zeer woelig en werkelyk leeven geleid; het Jaargetyde dat beflendig koud en vochtig was; waaren allen zoo veele oorzaaken, die degeneezingnog veel langduuriger hadden kunnen maaken. Waarneeming van eene Hoofdwonde die met den. dood eindigde. Door den Heer Boudrye Heelmeefter van het Hötel-Dieu te Parys. Etienne Mariotte, oud 32 Jaaren, van een gezond geftel, ontfing den 25tle» December 1700 op de linker zyde van het voorhoofdsbeen een' houw met eene fabel, die de zagte deelen en een gedeelte van de buitende tafel van het been reehtlynig kwetste, Hy wierd den zelfden.dag, zonder dat hem iets van zyn' toeitand bewust was, in het Gasthuis gebragt. De wonde wierd met eene wiek, met deBalz: Arra'befmeert, opgevuld, en met eene Pap bedekt. Den Lyder wierd eene aderlaating gedaan, en onder eene ftrengc diëet gefield tot op den vierden dag. Den 5dcn dag kwam'er verettering; de Lyder had geene pyn, en zelfs goeden honger, maakte alle beweegingen en wandelde meest den geheelen dag, het welk duurde tot den iy^n dag, als doen wierd de huid droog, de pols verheeven; de randen van de wond zwollen op; de verettcring verG 4 nnn-  C ioo ; minderde en wierd geelachtig. Deeze toevallen namen dien nagt toe, en daags daar aan was de hoofdpyn zeer zwaar, inzonderheid aan de linkerzyde; de wond ftond droog, de pols was nu zeer hard, en de tong droog en beflaagen. De lyder wierd op den voet adergelaaten en eene fpaanfche vliegenplyfter op het hoofd gelegd; maar niet verder dan het voorfte gedeelte, qm dat de Lyder het hair niet geheel wilde afgefneeden hebben. Men deed hem één Gryn braak-wynfteen in zyn drank inneemen, het welk eene ligte braaking en afgang verwekte. Hier door fcheenen de toeval, Jen in 't eerst te bedaaren; maar omtrent den nagt vermeerderden zy op nieuw, en des anderen daags, zynde den zeventienden dag na de kwetfing, geraakte de lyder buiten kennis , en in verlamming aan de gantfche linkerzyde. Hy wierd wederom op den voet adergelaaten ; maar de toevallen bleeven aanhouden, en hy bezweek daar onder op den i8de» dag. By het openbaar onderzoek vond men het volgende: de binnenfte tafel van het voorhoofdsbeen was onaangedaan ; het harde hersfenvlies was zelf niet van 't heen aftefcheiden, maar alleen bedekt en doordrongen van die geelachtige flymftofFe, welke de ontfteeking van de vliezen meestentyds voortbrengt, en weike zich tusfchen de blaaden van dit vlies fcheen te verzamelen. Ook bedekte dezelve ftoffe de gantfche oppervlakte van het linker halfrond der heisfenen",' en een gedeelte van de voorfte regter kwabbe, en deelde deszelfs geele kouleur mede aan de bastachtige zelf Handigheid. Om met den raad van uen Heer Quesmy inteftem,- menfl  ( ioi ) men, welken hy geeft in het eerfte deel van de Heelkundige Verhandelingen van de Franfchc Academie, had deeze Lyder, by de eerfte verfcbyning der op elkander volgende toevallen , getrepaneert moeten worden ; maar in welke plaats van het Bekkeneel had zulks moeten gefchieden ? Wy zien hier wel redenen van twyffeling, maar niet ééne om ons te kunnen bepaalen. De wonde geplaatst aan den linkerkant, de uitwendige belediging van het \óórhoofdsbeen en de pyn van 't hoofd, aan deeze zyde het hevigfte zynde, moest noodzakelyk doen vermoeden dat ald, ar het gebrek plaats had; terwyl de verlamming van de linkerzyde van het lichaam grond gaf om te onderftellen , dat de oorzaak der toevallen van de regter zyde voortkwam. Onderfteld zynde dat deeze tegenftrydige indicatiën,denKonstöeffenaar nu niet bepaald hadden , en dat hy, de beenboor aan één kant geplaag hebbende zonder fucces, wel gerefolveerd was om het been als dan aan de andere zyde te trcpaneeren : dan is hier de vraag, in welke plaats moest de beenboor gefield worden? Men zal zeggen hy moest dan de kroonen vermenigvu'digen , in hoope van eindelyk de zitplaats van de uitgeftorte ftoffe te zullen vinden. Maar wat voordeel zou men van dit onderzoek hebben kunnen trekken ? Hoe zou men uittogt hebben kunnen verfchaffen, aan deeze lymige en bedorvene ftoffe, tusfchen de hersfenvliezen doorgezakt, en over het gantfche linker en een gedeelte van het regter halfrond van dit ingewand verfpreid? Zou Trepa n, die den toegang der lucht bevorderd , de toevallen en den dood niet verhaast hebben ? G 5 Byna  C 102 ) Byna niemant der Schryvers, die over de hoofdwonden hebben gefchreeven , heeft melding gemaakt van dit foort van verettering. Alleen vind men by Smetius en Morgagni daar van eenige fpooren. Deeze laatfte brengt verfcheide gevallen by van Lyders aan hoofdwonden geftorven, by dewelken op eene groote uitgeftrektheid van de hersfenen, en in de verdikte vliezen, deeze flymige, geel- en lilachtige zelfftandigheid 'wierd aangetroffen. Men heeft beftendig dezelfde verfchynzelen in het Hotel- Dieu waargenomen, by die gekwetflen die op het zelfde tydftip ftierven, als de Lyder die het onderwerp van deezeWaarneeming uitmaakt, en by welken de dood ook van de zelfde toevallen wierd voorafgegaan. Zoo de Trepaan al tot geene toevlugt kan ftrekken tegen dit gebrek, is het geheel anders geleegen met eene Spaanfche Vliegenplyfter, over het geheele hoofd geappliceert, van welks heilzaame uitwerking, in het geneezen van dergelyke zwaare gevallen, wy in 't vervolg meerdere voorbeelden zullen bybrengen. Waarneeming van eene dubbelde Haazen Lip, met fplyting van het geheemelte; door middel der Operatie geneezen. Door den Heer Chorin, Heelmeefter van het Hóiel-Dieü. Maria Dehannes, eene Vondelinge, vyf Jaaren oud, en gezond van geflel, wierd in het Gasthuis gebragt den 7den September 1790, om van eene aangeboorene Haazenlip gefneden te worden, zie de  C 103 ) de II. plaat fig. I. De bovenlip had onder deneusgaaten twee fpleeten van vier lynen breedte, die tot in de neusholtens doorliepen, en van elkander waaren gefclieiden door een' knop (b) die van onderen rond, en veel korter was dan de andere gedeekens van de lip, en welks grond gelyk kond met het einde van den neus, waarmede hy vereenigt was. Agter deezen knop vond men een ftuk van de bovenkaak (a), breed zes lynen, en meêr vóórwaards geplaatst dan het overige van de kaakbeenderen , van devvelken het aan ieder kant was afgefcheiden door een kloof (f), van omtrent drie lynen. Op dit beenig uitftek ftonden twee klyne en losfe fnytanden ; dit ftuk liep voort tot het middenfchot van den neus, welks onderfte rand beantwoordde aan het midden van eene fpleet van twee lynen breedte, en welke het verhemelte van vooren naar agteren verdeelde. Dit Kind kon de fpyzen niet vatten dan met de honds- en klynfte baktanden, als dan was de kaauwing noch zeer moeijelyk, en geduurende de llikking viel 'er één gedeelte van in de neusholtens, en een ander door de kloven van de lippen: dan, de ondervinding had dit Kind geleerd dit ongemak eenigzints te verhelpen, door weinig voedzel tevens in den mond te neemen. Met drinken ging het beter; de klyne Lyderesfe wist dit fpoedig in de keel te werpen , door het hoofd als dan fcbiclyk agterover te houden. De fpraak gefchiedde door den neus: de vocaalen waaren verftaanbaar, maar de mede-klink-letters klonken zóó gebrekkelyk , dat men, na eene lange gewoonte, daar nog na raaden moest. Om  C 104 ) Om den knop met de lip gelyk te brengen, ea het uitfteekend gedeelte van het kaakbeen neder te drukken, drukte men het een en ander door middel van een' linnen band die, gaande over de bovenlip, achter in den nek wierd vastgemaakt. Dit middel deed, reeds van den eerften dag af, een' blykbaaren dienst, en wierd onderhouden tot op den agtienden dag , wanneer de Konftbewerking gedaan wierd. Dewyl dit Kind gezond was, vergenoegde men zich alleen, met het wat minder te doen eeten geduurende eenige dagen te vooren; ook had men het hoofd wel doen zuiveren, en in het hair een kwikzalve gelegt, om het ongedierte te verhoeden. Achter de ooren en in derzelver holtens wierd plukzel gelegt, om de drukking en fchryning van het verband te beletten, en op het hoofd wierd een wel vastfluitende muts gezet, die met banden om het zelve wierd vastgemaakt. Alsdoen wierd de Lyderesfe in de fchouwplaats gebragt, en op een zeer hoogen ftoel geplaatst, het hoofd vast gefieunt tegen de borst van eenen helper, die, zyne handen op de wangen leggende, dezelve dus naar de hoeken der lippen toebragt, en te gelyk de uitwendige kaakflag-aderen drukte. De Heer Default zich vóór , en een weinig op zyde van, de Lyderesfe geplaatst hebbende, vatte met den duim en voorften vinger van de linkerhand, den rand van het linker gedeelte der lip, en fneed alsdoen met de fchaar de gantfche roode kant, tot in den neus toe, regtlynig af., zorgende om daarenboven het onderfte gedeelte, alwaar de rand rond was, weg te neemen. (c. c. fig. IJ Vervolgens wierd de linker enregterkant van den  C ioS ) den knop,als mede van de regter lipzyde, met dezelfde voorzorgen afgefneeden. Terwyl hy tusfchen den duim en voorden vinger, den hoek van de Wond die met de linker verëeniging der lippen overeenkwam, valt hield, doordak hy de lip, één lyn van haar onderden rand, en drie lynen van de wond af, met eene gouden naald (fig. V. en VI.) met waschzalf befmeert ,• bedierende dezelve naar agteren en boven, zóó, dat zy in de fpleet uitkwam, een lyn hoger dan zy ingebragt was: vervolgens den knop met de lip gelyk gebragt hebbende, overdwarde hy dien op dezelfde hoogte en in zyn midden. Vervolgens het regter gedeelte van de lip tegen den knop bepaalt hebbende, bragt hy de Naald verder door dezelve, maar in een' omgekeerden zin. Terwyl hy nu de deelen tot elkander bragt en de twee einden der naald vasthielt, plaatde een helper agter dezelve, over den knop en de lip, een gaaren Luts, dien hy naar om laag toehaalde, om deeze deelen te verlengen en geflooten te houden. In deezen tyd lag de Heelmeeder over den Luts , het middenfte gedeelte van een band, tezamengedeld uit twee gewaschte draaden die naastmalkander gelyk laagen; welke om de eindens der naald geflagen zynde, dezelve over den knop, in de gedaante van een 8 overkruiste; bragt dezelve op nieuw over en agter de naald, gaande onder den knop zonder die te overkruyfen ; leidde den band andermaal agter en over de naald , om opnieuws een 8 te maaken , van welke de kruyfing de een over den anderen liepen. Vervolgens plaatde hy eene tweede naald kort onder den neus, drie lynen hooger dan de eerde, doen-  C l°6 ) doende die in- en uitkomen op dezelve hoogte van verdecling; ten zelfden tyd acht gevende van de twee anaere gedeeltens der Jip 0p nieuws gelyk te brengen met den Knop, door dezelve vóórwaards te brengen. Hy deed het tweede bandje kruysfen over denzelven knop en agter de tweede naald, brengende hetzelve vóórwaards, en maakte dus den Cyfferletter 8, door beurt-wyze den draad van de bovenfte naald naar de onderfte te brengen , tot zoo lang dat deeze overkruisfingen de geheele breedte van de lip bedekt hadden, (Ziet fig. 11,). De einden der bandjes wierden door een knoop bevestigt, en de Luts, die gediend had om de deelen tezamen te houden, en de natuurlyke breedte van de Jip te bewaaren , wierd zoo hoog mogelyk was weggefneeden. De Heelmeefter plaatfte op de bovenwangen twee drukdoekenfdd, dd. 6g. IIIJ van één duimdkte, gaande van de kaauwfpier, tot aan den hoek van den mond en het voorfte onderfte gedeelte der onderkaak, laatende die door eenen helper voorwaards drukken en onderfteunen. Hy lag kleine drukdoekjes tusfchen de einden der naalden en de huid, en bedekte de lip met eene plukfelwiek en een kleinen drukdoek (cccc) in het water van Goulard nat gemaakt; hy bepaalde alsdoen rondom het hoofd en boven de wenkbraauwen, door verfcheide omflagen, gaande links en regts, een windzel van drie ellen lengte, en van dezelfde breedte als de lip, het welk, door een fpelt vast gemaakt agter het regter oor, in eene gelykc lyn met de bovenlip, geleid wieid over den drukdoek van dezelfde zyde, van daar onder den neus  C ï°7 ) neus, gaande over den drukdoek van den linkerkant, alwaar het insgelyks met eene fpelt wierd bevestigd; het overige van het windzel wierd gebruikt tot circulaire omflagen om het hoofd. Om het verfchuiven der drukdoeken en van 't windzel te beletten, onderfleunde men die dooreenen band (li,ii,) geplaatst aan elke zyde, welks midden fchuins onder de kin doorging, en de hoofden opklommen het een over één der drukdoeken, en het ander agter het oor van de tegenovergefleldezyde, wordende vereenigt op de kruin van 't hoofd, en van wederzyde vast gemaakt aan het vereenigend verband en aan de drukdoeken. Men bepaalde de beweegingen van de onderkaak, door de kin te omvangen met het middenfte van een flingerband (ff,) waar van de bovenfte hoofden wierden vast gemaakt aan het agterhoofd, en de onderfte op de kruin van 't hoofd; men eindigde met alle de ftukken van het verband te onderfteunen door verfcheide touren van 't windzel (aa, aa) die over het voorhoofd en den nek gingen. De Operatie duurde niet lang , en het inbrengen van de naalden was niet pynlyk. Het Lyderesje te bed gebragt zynde,fliep een gedeelte van den dag, en des anderen daags was 'er noch zwelling, noch pyn. De wiek wierd weggenomen , en eene andere, op de voorige wyze nat gemaakt, weder aangelegt. Den derden dag ftond men het Kind toe broodpap te eeten. Den vierden dag, haalde men de punten der naalden te rug, na" alvoorens dezelve gereinigt, met waszalve befmeert en een weinig omgedraait te hebben, om ze des te beter te kunnen ontwikkelen : men verbond als te voren. Den vyfden dag, vielen de draaden van zelve af, men  C 108 ) men zag tóen dat de hereeniging en te zamenvoe-* ging reeds volkomen gefchied was (ziet fig IV,) kunnende net Kind ook gemaklyker fpreeken. Den zevenden dag etterden de naald fteeKen een weynig; den tienden waaren zy reeds gedroogd, en men kon 'er naauwlyks het fpoor van ontdekken. Den 38Lten dag ging dit Kind uit het Hospitaal. Terwyl men federt gelegenheid gehad heeft het zelve verfcheide maaien te zien, nam men waar, dat het duidelyk fprak; dat de lip haare natuurlyke lengte had; dat de kloof in het gehemeltbeen eenderde was verminderd, en eindeiyk, dat de tandboog regelmaatig was. De Schryvers brengen verfcheide voorbeelden by van wangeftaltens, ten naaftenby gelyk aan die, welke het onderwerp van deeze Waarneeming uitmaakt: de Ouden hebben die altoos als ongeneeslyk aangemerkt. De nieuwen, verzekerd dat het middenfte en uitfteekend beenig gedeelte van het kaakbeen, het grootfte beleczel was in de verëeniging van de lippen, hebben de wegneeming daar van aangeraaden; maar de ondervinding heeft be■weezen, dat het altoos gemaklyk is, of om de lippen op dit beenig-uitfteekzel tot malkander te doen komen, of van het zodanig neder te doen drukken door de werking van een drukkend verband, dat het gelyk ftaat met de zydelyke doelen van de boven-kaak ; en dat de wegneeming daar van gevolglyk onnodig is. Daarenboven , deeze wegfnyding is niet onverfchillig; zy veroorzaakt ontfteeking aan de nabuurigé deelen,- zy laat een aan. merkèlyk ledig tusfchen de kaak - beenderen ; zy berooft de lip van een fteunpunt op de plaats van haa-  C 109 ) haare verdeeling; en ?oo de vereehiging al plaats heeft, niet tegengaande de nadeelen van eené dergelyke fchikking, zal de werking derfpieren de kaakbeenderen doen naderen, de bovenkaak zich aanmerkelyk vernaauwen en inzinken agter de onderfte; het geen de kaauwing zeer moeijelyk zal maaken , en gelegenheid geeven tot eene nieuwe wanftalligheid. Betreffende de wyze van operëeren van dit foort van Haazenmond itemmen dekonstöeffenaaren niet met elkander overeen, noch in de manier van dezelve te doen ; noch wegens het werktuig waai* van men zich rhoet bedienen; noch omtrent de middelen die de geneezing moeten bevorderen of behulpzaam zyn. Eenige hebben gedagt de kunstbewerking eenyouwiger te maaken, door eerst den eenen kant van de lip met het middenfte gedeelte te vereenigen, en te wagten mét de operatie aan de andere zyde, tot de toeheeling volkomen gefchied was. Anderen verkoozen de operatie op ëénen tyd te doen, verzeekerd zynde dat het niet moeijelyker is de lippen malkander te doen naderen en de hereeniging te bevorderen, met op de beide zyden te gelyk te werken, dan den lyder aan eene langduurige, en van beletzelen verzelde, onderfcheide agter volgende behandeling te onderwerpen. A lhoewel Marcüs Aurelius Severinus (in zyne Medicina efficace, N°. 924),de bistourie heeft aangeraaden om de lip raauw te maaken, heeft men zintslangen tyd de fchaar daar toe gebruikt; en niettegenftaande all' het geen men in deezen laatflen tyd tegen dit werktuig heeft ingebragt, hebben echter H veels  C Ho ) veele Heelmeesters zich van derzelver gebruik nog niec ontdaan. De redenen van voorkeuze \ welke zy aan de fc.ha.ar gceven , zyn gantsch niet ontbloot van gronden die zulks billyken: zy maakt de kunstbewerking veel fpoediger en gemakiyker; men heeft nooit nodig de lippen van het tandvleesch af te fcheiden , om dat men niet op een bordpapier fnyd, gelyk met de bistourie; de Heelmeefter houd zelf de lip vast, om ze raauw te maaken; de blaaden van de fchaar bepaalen dezelve in de verdeeling, en de fneede is altoos gelyk: in plaats dat met eene bistourie, de deelen meêr of min getrokken wordende door de kragt die gebruikt moet worden, en door de terug trekking der fpieren, de fneede byna altoos ongelyk gefchied. De randen van de wond worden niet, zoo als men voorgeeft, gekneust dooi- de fchaar; want Wanneer derzelver blaaden wel op elkander fluiten en fcherp genoeg zyn, fnyden zy byna;als eene bistourie, en de ondervinding heeft beweezen , dat de hereeniging van de wonde even gemaklyk en in de zelfde lengte van tyd gefchied. De hegting is langen tyd voor het éénig middel ter hereeniging van de Haazen • Lip aangezien; en verfcheide Konstoeffenaaren merken dezelve no" aan als hec zekerst, en het meest gefchikt in de moeijelykfte gevallen. De toevallen , welke men heeft gecagt daar aan te moeten roeëigenen, hangen veekvds af van de.wyze van werken, of van het verband aat men gebruikc. Het groot aantal van Haazenmonden, in het Hótel-Dieu, door de heg-  C in ) hegting en zonder toevallen, geneezen, {trekken 'ter bevestiging van deeze {telling. Daarenboven, hec verband alleen, hoe volkomen men hec onderftelt te zyn , houd de van éëngeweekene deelen niet zo naauwkeurig en zo zeker tot elkander; ook belet het niet altoos de doorzypeling van bloed en het fpeekzel tusfchen de randen van de wonde; de te korte deelen worden 'er niet door verlengt, en het heft de ingezakte niet op; welke voordeden men niet kan betwisten aan de naalden, wanneer zy beltierd worden door eene kundige en beproefde hand. Volgens het verhaal van Heister, in zyne Heel-» kunde pag. 633, hadden de Duitfche Kwakzalvers uicgedagt van niecs te gebruiken, om de deelen te hereenigen, dan hegc-fteeken in een behoorlyk getal. De Heelmeesters de ongenoegzaamheid daar van ziende zyn by het gebruik der naalden gebleeven; maar zy verfchillen veel omtrent de {toffe en de gedaante van deeze werktuigen: die van goud fchynen de voorkeuze te verdienen om dat zy niet roesden , en men derzelver punten zoo fcherp en zoo. fnvdcnde kan manken als die van ftaale werktuigen. Het verband, in de voorige Waarneeming befchreevcn, is veel eenvouwiger dan de andere verecnigende Windzels tot het zelfde einde uitgedagt: all' deszelfs kragt gaat over de drukdoeken en over de wangen ; het drukt de lip niet; het veroorzaakt geene plooijenenbeletdeverfcheuring op de hoogte der naalden. Eindelyk, de drukdoeken, vóórwaards drukkende, werken op de zelve wyze, als door een' anderen band zoude gefchieden welks hoofden zich onder den neus overkruisten. H 2 Ver.  C H2 ) Verklaar ing van de II. Plaat. Flg. 1. De ftaat van 't gebrek, toen het Kind in het Gasthuis kwam. a. He*t uitlteekend gedeelte der Kaak, breed zes Lynen. f, f. Spleet van drie Lynen breedte. b. Ronde Knop, vereenigt met het einde van den neus, uitmakende hec middenfte gedeelte van de Lip. c, c. Ronde hoeken by de verdeeling der lippen. Fig. II. De omgewonde hegting. p, p. De punten der Naalden. t,t. Derzelver ftompe einden of hielen. Fig. III. Het verband aangelegd voor de Haazenüp. c. c,c,c. Kleine Drukdoeken, geplaatst op de Wond, ód,dd. De dikke Drukdoeken, de Wangen naar vooren drukkende. NB. In deeze Figuur zyn zy te hoog en te veel naar agteren geplaaisi. b,b. Gedeelte van het veresnigend Windze', gaande over de Drukdoeken van de Lippen, en over die van de wangen, ii,ii. Zwagteltjes , om de Drukdoeken op de Wangen te onderfteunen. f,f. Slingerband. aa, aa. Omgangen van het Windzel, om het gantfche Verband te bevestigen. Fig- IV. Gedaante der Lip na de hereeniging. Fig, V. en VI. Gedaante der Naalden. Waar-  Wa arkeeminc van een Beenbederf van de Onderkaak. Door den Heer Eoulei, Heelmeefter van het Hotel-Dieu. Euftache Provent, Jager by de Natiönale Garde, oud 39 Jaaren, van een bloedryk en gezond geitel, had zederd agt Maanden, een Beenbederf aan de derde baktand van de regter zyde. Nd een' gantfchen nacht, in eene koude en vochtige lucht te hebben doorgebragt , wierd de pyn, die anders draaglyk was geweest, nu zeer hevig; 'er volgde eene zwaare zinkingftoffe op, die men, maar te vergeefs, dage te doen verdwynen, door twee aderJaaringen, en eene weekmakende pap op de wang. Hec gezwel cn de pyn namen toe, en na verloop van agttien dagen kwamen 'er van zelf verfcheide openingen in de mond. Op deezen tyd yielen allede baktanden op één na van zelve uit; kort daar na zag men aan de regter zyde, onder den hoek vande kaak, een aanmerkelyk gezwel,zonder dat het vooraf wierd aangekondigt door die hevige pynen en. klopping, welke anders getrieenlyk de ontfteeking verzeilen., Nd dat men den etterzak ontlast had , ontdekte men door het ftylet dat de Kaak ontbloot was. De opening van eene andere nederzetting van ftof, welke men ten zelfden tyd in den mond deed, omtrent de tandkas van de laatfte bak-tand, ftelde ook een gedeelte van de kaak bloot. De Lyder, den langen tyd van behandeling moede wordende, begaf zig eind el yk den i6de» November 1790 irt het Hotel- Dieu, zes weken nd het eerfte toeval. H 3 Ee»:  Eene verbaazende harde zwelling befloeg als doende geheele wang en een gedeelte van den hals, zóó, dat de mond zich naauwlyks ter wydte van drie lynen openen Icon. In het binnenfte van den mond, omtrent het einde van den rei der tandkasfen, kon men omtrent agt lynen van het bedorven been, dat in eene groote uitgeftrektheid reeds los fcheen te zyn, bloot voelen; het welk den Heer Default bepaalde om het des anderen daags op de volgende wyze weg te neemen. Terwyl een helper de hoeken van de lippen verwyderdc, bragt de Heelmecfter (zich aan des lyders regter zyde op een' ftoel geplaatst nebbendej op den wy&vinger van de linkerhand , tor op de plaats alwaar het been bloot was, een fcalpelvan eene halvemaanswyze gedaante en fiiydcBde op zyne holle zyde, met her welk hy de zagte deelen doorfneed die den voorften rand van de tak der kaak bedekten; als doen den vinger op de binnenfle vlakte van het bedorven beenlr.uk brengende, bcfpeurde hy dit de vaten en de onderfle zenuw reeds buiten haar kanaal waren, welks binnenfle rand reeds in zyne gantfche uitftrektheïd vernietigt was. Hy haastte zich om de weinige zagte deelen, die nog aan het been vast waren, af te fcheiden; waar na hy met den vinger het voorfte ftuk van de kaak opligtte, en met eene waggelende beweeging te maken , het afgefcheiden ftuk, zeer gemakkejyfe weg nam. ■ Dit weggenomen ftuk begreep den gamfchen arm van de kaak in zich, uitgenomen de knokkel en den kruin van het kroonswyze uicfteekzel. Men gevoelde reeds een nieuw been agter en buiten de plaats  C "5 ) plaats die het bedorven been heilagen had; zoodra was de lyder niet van het zelve ontlast , of hy maakte dezelfde beweegingen met de kaak als te vooren. De opening van de pypzweer aan den hals wierdt een weinig vergroot, en daar door een Seton in den mond gebragt; de wang wierd met eene pap bedekt en dezelve des avonds weder vernieuwd; ook injiciïerde men de holte waar het been geplaatst was geweest, met een afkookzel van de Milva Den volgenden dag was deeze holte meêr dm de helft verminderd in grootte; de lyder had niets geleden; ondertusfchen was de zwelling zeer toegenomen. '£r ontlaste zich uit den mond, en door den F'fte't eene maatige hoeveelheid bloedige etter. Den vierden dag was de zwelling reeds minder, de etter witter en overvloediger ; ook liep de mondfpoeling en infpuiting ten deele door .de pypzweer uit. Den 8ften dag, vermits 'er weinig zwelling meêr was, en de etter niet meêr wierd opgehouden, dagt men best te zyn de Seton weg te neemen; maar men ging voort met het gebruik van de pap, zoo ook met de infpuiting en mondfpoeling, waarvan nog altoos een gedeelte door den Fiflel ontlast wierd. Echter kon de lyder nu reeds vaste fpyzen kaauwen. Tusfchen den iod=» en ii^d dag kwam 'er eene verbaazende zwelling en vloeijing aan de wang ; misfehien veroorzaakt door de vochtigheid van de Zaal, die kort te vooren was uitgefpoelt, en welks vloer daags daar aan nog niet droog was. Men fchorttc alle vaste voedzels op, liet den lyder overvloedig drinken een afkookzel van graswortel met H 4 oxy-  C nff ) oxymel, en hem wierd een klyfteer gezet. Dan, niettegenftaande deeze voorzorgen, nam de zwelling des anderen daags nog toe. De wanfmaak, de bitterheid in den mond, een Hinkende adem, de beflaagen tong en eene koortzige pols, kondigden eene kwaade gefteltheid in de eerfte weegen aan, waarom hem één grein Braak - Wynfteen op een pint vocht wierd toegedient, het geen hem braaking en galachtige afgangen bezorgde; hier door was de pols des avonds reeds natuurlyk. Den jgden was (ie zwelling minder. Den i5den was 'er nog eenige zwelling omtrent het borstbeen. De wond in den mond liet naauwlyks het einde van den vinger toe, en etterde byna niet méér; de infpuiting vloeide niet meêr door de pypzweer, welkers opening daags daar aan was toegeloopen. Den 20flen dag verfcheen 'er omtrent het borstbeen een klein ettergezwel, dat drie daagen daar na geöpent wierd, ea niets byzonders vertoonde. Eindelyk verliet de lyder den 13^ December, zynde den 28aen dag na de operatie, het Gasthuis. De wonde in den mond was toen nog niet gantsch gehpeld; doch dezelve had geene diepte. Op de wang bleef een gezwel geformeert door de nieuwe beengrocijing. De mond kon zich meêr dan vyftien lynen wyd openen; en de beweeging van de kaak was volitrekt als inden natuurlyken ftaat. Deeze man. is naderhand verfcheide maaien in de Schouwplaats van het Hotel ■ Dieu verfcheenen; zyne wang was toen ais in den gezonden ftaat, maar de wond binnen in den mond was nog fistuleus. Waar-  C 117 ) Waarneeming van eene Fungus in de Kaalboezem. Door den Heer Plaignaud, Heelmeejler van het Hotel ■ Dieu, Jaques Thibault, geboortig van St. Aubin in Normandie, Soldaat by het Regiment van Viennois, oud 22 Jaaren en van eene fterke gefleltenis ,leed in het Jaar 1785. zwaare pynen in de Kaakboezem; het gevolg van eene zwaare kneufing op de regter kaak; welke pynen lang Hand hielden , zonder dat zich uitwendig eenige verandering vertoonde. In den Maand van September 1789. begon het Wangbeen uittezetten; het Oog uittepuilen; het Gezigt van dag tot dag te verzwakken, het Neuskanaal te vernauwen jen de oogverettering was 'er het gevolg van. Dewyl deeze Soldaat buiten ftaat was zyn' dienst te kunnen waarneemen, begaf hy zich naar het Gasthuis te Lille in Flaanderen , alwaar, volgens zyn bericht, dit gebrek wierd gegroet voor ééne verzweering van de Kaakboezem. Na alledegrootfte baktanden aan dien kant uitgetrokken te hebben, doorboorde men de tandkasfen ; doch in plaats van etter, ontmoette men niet dan een Sponsgezwel, waar van men de uithaaling beproefde; maar men wierd daar in verhinderd door de fterke bloeding. Dezelve wierd gefluit door plukfel-dotten met harstpoedcr beftrooit. Deeze gemaakte opening bevorderde den voortgang van het Sponsgezwel, het welk zich wel dra tot in den mond toe uitftrekte, dewyl het daar nu geen' wederftand meêr vond. Zes  C H8 ) Mesdagen na deeze eerfte proef, appliceerde men op dit uitwas een Brandyzer, het welk deszelfs voortgang wel eenigzints vertraagde, maar niet belette. Het Gezwel groeide .aan, en den 22^» dag na de branding wierd het zelve zóö groot, dat het een gedeelte van den mond en de geheele regter Neusholte vervulde. Men geloofde beter te zullen flaagen, met dat gedeelte van het Sponsgezwel te beftryden dat in den Neus geplaatst was,- ten dien einde deed men de binding met een koperdraad, 't welke men deed fluiten door hetzelve eenige maaien met het Pincet toetedraaijen. Deeze toewurging was zeer pynJyk; hec verveelde den Lyder, en hy ging uit dit Gasthuis, om zich te;begeven naar het Hotel- Dieu van Parys, alwaar hy den 12*™ December 1789. inkwam. Op dit tydftip kon hy niet dan met moeite den mond openen; het regter oog puilde uit, het gezigt was zwak, de traanen liepen geduurig langs de wangen; de neus was droog, en de wang, als meede het wangbeen, was zeer gezwollen. Betreffende de Slymprop , deeze drukte het hangend gehemelte neer, en befloeg zóó een groot gedeelte van den mond en van de neusboezems, dat de ademhaaling buitengemeen moeijelyk was. De binding in den neus was nog gebleven, en verwekte eene buitengewoone pyn als men dezelve aanraakte. Delangduurig en zamengefteldheid van dit gebrek; de flegte uitwerking van de aangewende middelen, de uitgeftrekcheid en de hardheid van de Fungus , gaven weinig hoep wegens den goeden uitflag eener nieuwe Konstbewerking. Ondertusfchen deeden de geduurige verzoeken en de moed van den  C 119 ) Lyder, om dezelve te ondergaan, den Heelmeester daar toe befluiten. De Lyder op een ftoel gezeten zynde, gefchicdde de Operatie op de volgende wyze. Een helper met een' fleutel den mond fterk geöpend hebbende, maakte de Heelmecfter aan den binnenkant van het gezwel, met eene Bistourie, zWeen van éénen kant fnydende, eene halvemaanswyze infnyding, welke hy van agteren naar vooren beftierde, van het hangend gehemelte toe aan het voorfte gedeelte van het gehemelt - been. Hy deed eene tweede infnyding aan den buitenkant van het gezwel, tusfchen de Kaauwfpier en den rey der Tandkasfen, gevende die dezelfde uitgeftrektheid als de eerfte. Vervolgens het Gezwel met den duim en den voorften vinger vattende nam hy het zelve weg met de affcheiding te vervolgen, van binnen naar buiten en van agteren naar vooren. De bloeding die onder dit werk, gelyk men vóórzien had, zeer fterk was, wierd intusfchen gefluit met plukzel dotten, welke wederom fpoedig weggenomen wierden, om het dadelyk brandyzer in de plaatste ftellen, het welk verfcheide maaien herhaalt wierd, zoo om het bloeden te fluiten, als wel om de rest van het uitwas te vernietigen. De holte, die na de wegneeming van dit gezwel overbleef, wierd met plukzel, bepoedert met harst, vervuld, het welk men onderfteunde door de kaaken op malkander te doen fluiten, en met den kinband te doen onderfteunen. Om de zwelling tegen te gaan , wierd die zyde van 'r aangezicht met eene verzagtende pap bedekt. Het overige van den dag leed de Lvder weinig; maar 'savonds kreeg, hy koorts, welke 'snagrs vermeerderdc' Daags  C I2Ó | Daags daar aan, had de zwelling (land gegreepen en de hitté was groot. Den 3c!e" dag nam men een gedeeke van de wieken weg, en daar voor wierd zagt plukzel in de plaats gelegt. De zwelling was een weinig meerder ; de hitte en de dorst was minder groot. Den 4de" dag nam men het plukzel dat los was weg; laatende het geen nog vast hield zitten , öm eene bloeding te voorkomen. Den 5dcn dag, was de de hitte verdweenen. Den 6de» dag, was de zwelling een weinig afgenomen, en de Lyder zonder koorts; men onderfteunde zyne kragten met rystpap, welke hy mei: moeite doorzwelgde. Den 7den dag, flootte de verettering de plukzelwieken en de gebrande korst af; het welke eené nieuwe bloeditortingverwekte, die wederom als dé vorige gefluit wierd. Daags daar aan ging dit verband weder door de verettering los, maar zonder bloeding te verwekken. Den itdi;ndag, was de verettering minder, de' Lyder leed weinig, en hy fpoelde geduurig met garflewater en roozen-honing. Den i3den dag, begonnen de ttaanen wederom den gewoonen weg te neemen; het oog keerde weder te rug in het ooghol; de Verettering hield gantsch op, en men liet de mondfpoeling agterwegen. Op deezen tyd oordeelde de Heer Default het bindfel, dat een maand re vöoren in den neus geplaatst was, niet meêr nodig te zyn, én deed eenige pogingen om het zelve weg te nemen; maaf de hevige pyn die zulks den Lyder veroorzaakte, deed hem daar van afzien; doch merkende dat de Ly-  B z