BESCHRYVING VAN DE EPIDEMISCHE ZINKINGKOORTS EN lOERZELVER GEVOLGEN.   ■BESCH R Y VING van de EPIDEMISCHE ZINKINGKOORTS EN DERZELVER GEVOLGEN, welke in de maand juny 17 8 2. te HAARLEM geregeerd heeft* DOOR DE STADS-DOCTOREN aldaar. Vita brems, ars longa, occafio prceceps, experientia faliax > judicium difficile. Hippocrates. Te Haarlem, by C. H. Bohn cn Zoon, Bockverkoopets, 1782. 1  Ëxa&è autera tenere opörtet própriam cujüsqué temporum anni condicionem, & ftatum, morbumque ipfum, & quidnam boni commune fit conftitutioni cum morbo, quidnam & mali conftitucio, aut morbus inter fe commune habeant. Et quisnam morbus diuturnus fit & exitium afferat, aut quisnam diuturnus & ex quo asgri evadant. Et quisnam prasceps & falutaris. Atque ex his ipfis turn judicatoriorum dierum feries obfervanda eft, turn etiam prasdicendi facukas fuppetit. Ac in his exercitato proclive efl; Inftituendse vidtus rationis tempus & modum cognofcere, & quibusnam ea $r b'y ons waargenoomen, eene getrouwe en naauwkeurige Befchryving der beide Ziekten, derzelver Toevallen en Geneeswyze te ontwerpen; ons vleyende, dat wy, die als lieden van eer by onze Medeburgeren, zoo veel wy weeten, bekend ftaan, even zoo veel geloof zullen vinden , als de Heer B o s c h , en gelyk men billykenvyze niet weigeren kan aan lieden, die zich nimmer aan trouwloosheid hebben fchuldig gemaakt, of met kwaade inzichten, Veel min met onwaarheden in Geneeskundige zaaken zich beholpen hebben. Met dit vertrouwen zullen wy nu van onze ondervinding verflag doen , hier en daar onze aanmerkingen 'er by voegen, en vervolgens den Geneeskundigen laaten beoordeelen , of onze Jonge Geneesheer Bosch op goede Geneeskundige gronden, en naar waarheid hebbe gefchreeven en beweezen: dat de Aderlaating in de tegenwoordig heerfchende Ziekte van de Maand Juny 1782. in de meefte gevallen grootlyks nadeelig zy; dan of men Zyn Ed. behoore te herinneren de les van Koning Salomo: als de Wysheid in uw harte zal gekomen  VOORBERICHT. men zyh, — zoo zal de bedachtzaam,heid over u de wacht houden; de verfiandighdd zal u behoeden.  Bladz. i BESCHRYVING van de Epidemische ZINKING-KOORTS, Welke in de Maand Juny 178a te Haarlem geregeerd heefr. EERSTE DEEL. Ji^oo dra men een oplettend oog veftigt op de berichten, welke ons in onderfcheidene nieuwspapieren en Periodike Werken over het byzondcre van het Weêr in het tegenwoordige Jaar 178a zyn medegedeeld geworden; wanneer men, door vergelyking van deezen met elkander, gewaar wordt, dat dit byzondere allermeeft in het Noordelykfte gedeelte van Europa heeft plaats gehad; en dan zich herinnert, welk eene algemeeA ne  a Befcbryj'mg van de ne Ziekte ook de Landen, onder deezen loopftreek gelegen, getroffen hebbe ,* dan zal men, dit vertrouwen wy, niet lang in twyfel ftaan, om te gelooven, dat het Weer zeer veel invloed op het Menfchelyk lichaam gehad hebbe, ter voortbrenging van die doorgaande Ziekte; welke wy ons voorgefteld hebben te befchryven. Dan, naardien het in dit geval noodzakelyk is de Luchtsgefteldheid gadeteflaan, en derzelver invloed Geneeskundig te befchouwen, zullen wy een zeer naauwkeurig Meteorologifcb bericht daar van, in de zes eerfle Maanden van dit Jaar, in de nab\heid van deeze Stad, waargenoomen, vooraf laaten gaan; zynde hetzelve op ons verzoek ver' vaaidigd door den Wel Edelen Heere C. B ruin in gs, Infpe&eur Generaal der Rivieren, enz. Wien wy by deezen onzen openlyken dank betuigen voor deszelfs genoomene moeite in het wel willen beantwoorden der vraagen, door ons ten deezen opzichte aan Zyn Ed. gedaan Dezelve Waren van deezen inhoud. I. Of niet de Barometer , geduwende de vyfeerite Maanden van dit Jaar, Febru-  Epldemifche Zinking-Koorts. 3 ary alleenlyk uitgezonderd, veel laager dan gewoonlyk gëftaan hebbe ? II. Of niet de Thermometer, vooral in Maart, April en Mat, eene meerdere koude geteekend hebbe, dan men doorgaans in die Maanden gewoon is waarteneemen? III. Of niet de Wind zeer veel Zuidelyk, Zuidvoefïelyk en Noordwejlelyk gewaaid hebbe; nu en dan flechts eenige dagen uitgezonderd? of liever: Welke de Winden zyn geweeft, die het meelt gewaaid hebben , vooral federt Maart? IV. Hoedanig de geftcldheid van den Dampkring geweeft zy in deeze Maanden: of dezelve niet dikvvyls buitengewoon betrokken en vochtig,en zeer weinig helder geweeft zy, meer dan in voorige Jaaren, en of 'er meer Water gevallen zy, dan gewoonlyk in dit Saifoen ? V. Hoe groot het verfchil geweeft zy van den Thermometer, des middags en des avonds van den 29 Mai deezes Jaars ? Uit deeze vraagen is het zeer fraaie bericht gebooren, het welk de Leezer in de hier agter A 2 aan...  4 Befchryving van de aangevoegde Tafel vindt. % 3- Ten einde nu hetzelve tot ons oogmerk te doen dienen, zullen wy eerft alles tot eene fomme trekken, en dan onderzoeken, welken invloed de Luchtsgefteidheid, zoo als die in de vyf of zes eerfte Maanden van dit Jaar geweeft is, op het menfchelyk lichaam kan gehad hebben. Als wy zien §. 2. I. dat de gemiddelde {land des Barometers in de vyf eerfte Maanden deezes Jaars, genoegzaam altoos laager geweeft is, dan die der Waarheemingen van 20 Jaaren te voore; zoo dra men bevindt, dat in die zelfde Maanden doorgaans grooter verfchil in de zwaarte der Lucht heeft plaats gehad, dan men te voore in 10 achterééuvolgende Jaaren had waargenoomen \ wanneer men merkt, §. 1. II. dat de Thermometer gemeenelyk laager geftaan heeft, en dus de Lucht kouder geweeft is, dan men, volgens eene lange reeks van Waarnee mingen, door desKundigen ftellen moet, meeftal plaats te hebben ,• indien men by de uitkomft gewaar wordt,§. 2. III. dat ook die JVin-  Epidemifche Zinking ■ Koorts. 5 Winden het meeft gewaaid hebben, door welken de Dampkring het minft in ftaat was om gezuivert te kunnen worden; en eindelyk als men overtuigend verzeekerd wordt, %. 2. IV. dat de Dampkring gcduurende deezen tyd ongemeen betrokken en vochtig geweeft is (rf); als men dit alles by elkander voegt, en wel overweegt, dan voorzeeker zal men gereedelyk moeten bekennen dat'er in de Luchtsgefteidheid zeer veel heeft famen geloopen, om die Ziekte, waar over wy hier handelen, te doen gebooren worden. S- 4. De Pathoïogifche befchouvving van den Dampkring zal dit, zoo wy ons niet geheel bedriegen, duidelyk verklaaren. a. Een Dampkring immers met re veel vochten bezwangerd, verheft zyne veerkracht en behoorelyke zwaarte, waardoor hy op de lichaamen, welken hy omringt, moet weegen: dit maakt, dat, als de oppervlakte van ons lichaam niet beA 3 hoor- (a) Met betrekking tot de Vochtigheid moet men Fjhruiry uitzonderen. Men vergelyke hier mede het Bericht van den Ed. Heere Bruwings.  £ Befchryving van de hoorelyk gedrukt wordt, de wanden der vaten hunnen uitwendigen fteun verliezen, te flap worden, zich uitzetten, en op de vochten, die zy bevatten, niet gefchikt kunnen werken; waar door de omloop van deezen in 't algemeen, en die, welke door de longen in'tbyzondergefchiedt, vertraagd wordt. Wyl dus de wederkeerige werking der vaten op de vochten, en van deezen op die door eene te groote en langduurige vochtigheid geheel bedorven wordt, kan het niet anders zyn, of'er moet eene colluvies ferofa gebooren worden: te eerder nog, om dat degeduurigeonzichtbaare uitwaaferhing van het lichaam tegengehouden en belet wordt in den reeds te vochtigen Dampkring ontvangen en opgenoomen te worden. Dit laatfte gefchiedt nog te meerder, naar maate de Dampkring niet alleen vochtig, maar tevens koud is. b. Behalven nu, dat deeze Dampkring, door te veele vochtdeelen opgevuld, onbekwaam is de uitwaafemingen der lichaamen, welken hy omringt, te ontvangen, met zich te voeren, en te doen vervliegen; maakt hy inteegendeel dezelven vochtiger. Gemerkt nu onze huid in eigenfehap aan eene fpons zeer gciyk is, trekken onze lichaamen  Epldemifche Zinking-Koorts. 7 aamen uit zoodanigen Dampkring zeerveele vochten naar zich, wordende dus met dezelve te veel opgevuld, en geevende de laatiten oorzaak tot ziekten en ongelïeidheedcn; het geen te nadeeliger wordt, naar maate de vochten desDampkrings onzuiverder, of met meer fchadelyke deelen befmet zyn (£). c. Het is niet alleen op deeze wyze, dat 'er in het bloed zeer veele fchadelyke deelen kunnen komen; maar door de belette uicwaafeming zelve ondergaat vooral de wey van het bloed een groot nadeel; want, behalven dat dezelve te veel vermeerderd wordt, zoo is die -toffe immers, welke wy gewoon zyn materies perfpirabilis, perfpiratio infenjihiüs, onzichebaare uitwaafeming te noe» men, reeds op zich zelve, in den gezonden (kat befchouwd, geen enkele waterachtige damp of vocht, als men het zoo noemen wil: ze bevat dan reeds eenige fcherpe deelen in zich, bekend onder den naam van humor es excrementitii, welke, zal het lichaam gezond blyven, moeten uitgedreeven worden. Zoo haalt nu deeze on/ichtbaare uicwaafeming door eenen te vochtigen Dampkring, A 4 en {b) H. D. Gaübii, Injtit: Tatholog. Med, §. 429, 430.  8 Befchryving van de en die te gelyk koud is, tegengehouden wordt, blyven deeze uittewerpene ftoffen in het bloed, en daar ze reeds eenige trap van fcherpte bezitten, en zeer geneegen zyn om zich met de wey van het bloed te vereenigen, wordt deeze vooral mee dezelven bezoedeld ; terwyl de medegedeelde fcherpte de wey meer en meer aanfteekt, en doet ontaarten van haare gewoone zachtheid. Alle de Roosachtige ontfteekingen, dunkt ons, laatenzich volgens deeze Theorie zeer wel verklaaren. Zoo dra men nu by eenen vochtigen Dampkring tevens eenen kouden voegt, vindt men ras de oorzaak van Catarrbi, heefchheid, hoeft, Rheumatismi, ligtere of zwaardere Long-ontfteekingen, en de gevolgen van dien; vermits door de koude het klierachtig fnotvlies, en deszelfs vervolg,hetwelk de keel en luchtpyp bekleedt, aangedaan wordt; zulks de vochten, die in deeze kliertjes afgefcheiden worden, zich niet kunnen ontladen ; maar ftilftaan, opgehoopt, verdikt worden, en verftoppingen te wege brengen. S- 5- De ondervinding beveiligt alleszins deeze Patbologifche befchouwing van den Dampkring  Epidemifche Zinking'Koorts. b (§. 4. a b c). Men raadpleege deswegens het uitmuntende werk van den Heere Retz Cc'), een werk, alleen op de ervaring gegrondveft, en waarin men zien zal, wat de winden, welke toch den ftaat des Dampkrings meerendeels bepaalen , doen, ter voortbrenging eener Catarrhale Ziekte: en om 'er den Leezer flechts een haaltje van optegeeven, ziehier, wat hy'er van zegge: „DeZai„den wind vochtig zynde, verwekt Catarrhale„ worm-en rotkoortfen, en is dikwyls oorzaak van' „kinkhoest by de kinderen. De gezondfte lieden „ worden daarvan aangedaan en verzwakt, zy vin„den zich flap, log en flaaperig" (i). Men merke hier in het'voorbygaan op, dat de Zuiden wind by ons het allermeeft waait, en veelal vochtig is, uitgenoomen des Winters, wanneer het met een Zuidooften wind wel eens ftérk vriezen, en de lucht droog zyn kan. „Door den Weften wind,zegt de HeerRETz: „bekomen de Catarrbi, de Teering, KwaadA 5 ,,fap- ( c ) L2 Météorologie appli )• In de befchryving der Catarrhale Epidemie van 1730 door Sch euchz eu, vinden wy, dat 'er het ganfche najaar menigvuldige en aanhoudende regen was gevallen: dat daarop de Dampkring in January meeftal betrokken, en met veele dampen bezet was geweeft; eneindelyk, dat de lucht in het najaar door geene Noorden winden was gezuiverd geworden Cq~). Furstenau zegt, dat de Catarrhus van 1734 en 1735 was voorgegaan in November en in het begin van December van veele koude met fneeuw en zwaare Vorft ,■ dat het in January zeer ongeftadig Weer was: nu waaide 'er een Oofte, dan een Wefte wind, nu en dan vergezeld met zwaaren regen; en fchoon zonder Vorft, echter met merkelyke koude, dié de lichaamen huiverig maakte (r). Uit de befchryving der Catarrhale Epidemie van (;>) AU. Phyf. Med. Nat. Cur. Vol. III. inApp. P. 7?. (5) Ibidem. Vol IV in Append. P. 24. (r) Ibidem, vol. V. Obf. CLXIV. P. 540-  Epidemifche Zinking'Koorts. 15 van 1737 te Breslau en andere plaatfen in Silesien door Pauli, blykc het, dat dezelve haaren oorfpronk aan eene byna algemeene overftrooraing daar ter plaaife fchuldig is. Dit beveiligden ook de verfchynfels, welke deeze Ziekte vergezelden (s). Eindelyk zegt van Bergen: dat het niet anders zyn konde, of het zeer veranoierlyke Weêr moeft verfeheidene foorten van Ziekten voortbrengen (O- ï 7- By deeze Waarneemingen der Luchtsgefteidheid in voorgaande Catarrhale Epidemien, %. 6. als zoo veele beveiligende Proeven, welke de oorzaak deezer Ziekte in den Dampkring $. 4. plaatfen; zullen wy de onderfcheidene berichten voegen, welke van elders, over de Luchtsgefteidheid in de eerfte Maanden van dit Jaar, tot ons zyn overgekomen, en van tyd tot tyd in de Nieuwspapieren en Tydfchriften zyn gemeld geworden. Wy (O Ibidem. Obf. LXVI.P. 248. f>) Ntv. AS. J?hyf. Mtd. Mt. Cur. Tm. II. Obf. XLt.  15 Befchryving van de Wy behoeven de. groote byzonderheid niet te melden, welke 'er met betrekking tot de zoo fch.ieiyke als ttrenge koude op den laatflen dag van het voorgaande, en den eerften van dit loopende Jaar plaats had,- en hoe ras dezelve ook wederom des avonds met dooiweêr werd afgewiiïMd. Dit is ieder een bekend. Miar reeds in 't begin van January fchreef men uit Zweed en, dat men daar geduurig afwiiïèlende koude en zacht weer had; dat vorit en dooiweêr elkander wederkeerig volgden. In February, en wel op den 17 had men in Ween en eene fchrikkelyke koude, welke den a Maart reeds in zulk zacht weêr veranderd was, dat het ys losraakte. Den 23 had men aldaar eenen zomerfchen dag na guur winterweêr. 'Er kwam eene zeer ichielyke daaling in den Barometer, en naderhand kreeg men wederom fneeuw en zeer koud weêr. Wie verwondert zich niet over de felle koude, welke men in Rusland federt den 11 February N. S. heeft waargenoomen, en waar van wy eene naauwkeurige Tafel in eene der Geneeskundige Tydfchriften gevonden hebben (u). En als men ( u ) Genees - en Natuurt Jaarboeken 6D.6 St. BMz. 197.  Epidemifche Zinking-Koorts, iv men hier by voegt de fchielyke verandering van weêr, welke aldaar op den 7 Maart heeft plaats gehad, wyl de kwik in den Thermometer van Reaumur van 34 graaden beneeden het vriespunt tot 5 graaden klom, waar op ook de Catarrhale Epidemie ontftond, welke zoo fchielyk toenam en voortliep, dat van een Wagt van 200 perfoonen, welke des morgens gezond waren, des avonds reeds 138 mannen ziek waren, en men in de Stad kort daarna 58000 Zieken reekende; als men dit alles famen trekt, dan zeeker zal men niet lang in twyfel ftaan, om den invloed des Dampkrings als eene groote oorzaak van dit verfchynfel aantemerkcn. 'Er is meer: als men uk de onderfehcidene Berichten, na genoeg gelyktydig gefchreeven uit Landen, welker afftand zeer verre van eikanderen is,- dezelfde verfchynfels in den Dampkring waargenoomen ziet, en daar by voegt, dat genoegzaam alle die Landen door eene Catarrhale Epidemie zyn aangedaan geworden; dan voorzeekerverkrygthetbewys, dat de ongunjlige Luchtsgefteidheid der eerfte Maanden van dit Jaar oorzaak deezer Ziekte geweeft is, zyne volkomen kracht. B S. 8,  li- Befchryving van de $ 8. Om dit gezegde §. 6-7. te (haven, verge* Jyke men eens het Bericht uit Rusland van February met dat uit Italien: het Ruiïliche hebben wy ftraks gemeld. Men hoore nu uit Italië n. " Alie de brieven uit Italien klaagen over ,,eene vreefelyke en zeer buitengewoone koude, „welke men in de eerfte dagen van de Vallen „^zynde begonnen den 13 February} in dat „Land gevoeld heeft. Zelfs in Apulien is veel „vee dood gevrooren, en aan de veldvruchten „veel fchaade gefchied". ■ Dit was gelyk- tydig met de buitengewoone felle koude in Rusland, en ondertuiTchen is de afftand deezer twee Ryken zeer aanmerkelyk, te weeten 330 Duirfche Mylen. In Zweeden en in Napels gevoelde men in Maart zulk eene groote koude als in het midden van den Winter; en wel in het laatfte Ryk byna zoo groot, als in Rusland op dien tyd plaats had. ■ Deeze twee Ryken liggen nochtans 2üi Duitfche mylen van elkander. Op het einde van April klaagde meninDEENEmarken en in We en en over eene buitengewoone koude: zelfs werd 'er uit deeze laatfte plaats  Epidemifibe Zinking • Koorts. i q plaats van den eerden Mat gefchreeven, dat het aldaar federt eenige dagen wederom zoo koud was, als in den Winter , gepaard met fneeuw • en vorft. En als wy nu met die laatfte Bericht die geenen vergelyken, welke wy uit.Vra9$. ryk en Engeland ontvangen hebben; en daar by voegen onze aller bevinding van den ongunftigen en kouden Dampkring, in ons Vaderland ook te deezer tyd waargenooraen, cn dan gadeflaan,dat Deen eih arken van We enen eenen afftand heeft van 120 Duitfche Mylen; Weenen wederom van Vrankryk 135 ; van Engeland 164; en van ons Holland 124 zulke Mylen afgelegen is; dan blykt het alleszins dat een zeer groot deel van Europa eene algemeene klagte over de koude en ongunftige Luchtsgefteidheid in de eerfte Maanden van dit Jaar heeft opgeheeven Cv). Wy zouden hier kunnen byvocgen een aantal Berichten uit byzondere Plaatfen, opgevuld mee klagten over geduurig afwiöelende koude; over zwaare mift; in het Winter faifoen ongewoone donder en blikfem; ongeftadigen en zeer Iaagen B 2 ftand ( v) Wy zyn deeze Berichten meerendeels fchddig aan hes zeer nuttig Maandwerk, Bladz. 17 gtntemd.  '20 Befchryving van de ftand des Barometers; over eene langduurig betrokkene Lucht, zonder dat in veele dagen de Zon zich vertoond had, en dergelyke: maar wy reekenen voor het tegenwoordige hier over genoeg gezegd te hebben, en zullen alleenlyk nog een oogenblik flilfiaan by de fchielyke verandering, welke 'er op den 29 Mat by ons in den Dampkring plaats had, waar mede wy onze aanmerkingen over de Luchtsgefteidheid zullen beBniten. ' Een ieder zal zich gemakkelyk kunnen herinneren , dat wy genoegzaam de ganfche Mat maand zeer guur en koud weêr gehad hebben, terwyl dit uit alle de Weerkundige aanteekeningen, die Wy ontmoeten, blykt, en ook in het Meteorologifch Bericht van den Heer Brunings, bladz. 4 alleszins beveftigd wordt. Hierop ontftond den 28 deezer Maand, na dat het daags te voore nog vry koel geweeft was, fchielyk eene warmte, die de kwik in den Thermometer tot 70, 71 en 70 graaden bragt meteen Zuidenwind, welke des avonds naar het Oofien keerde. Op  Epidemifche Zinking-Koorts. a.r Op den volgenden dag, zynde den 29 Maiy ftond by fommigen de Thermometer des morgens vroeg reeds op 65, 66 graaden , met een ZuidZuidooften wind, terwyl dezelve des voormiddags tot de hoogte van 78, 80, 81 en 82 graaden klom. Deeze fchielyke hitte, waar van men het ganfche Jaar niets dergelyks gevoeld had, was zeer hinderlyk; maar dezelve duurde niet lang, vermits ze reeds dien zelfden namiddag ten half vier uuren, zynde de wind te voore naar het ZuidWeften gekeerd, dooreen Onweer, verzeld van zwaaren wind, donder, blikfem, hagel en regen werd afgewiflèld, en gevolgd van eene zoo fterke koude, dat men des avonds ten 7 uuren, by fommige Liefhebbers van Weerkundige waarneemingen, den Thermometer reefe tot 56 graaden gedaald zag. $. 10. Uit deeze befchryving der Luchtsgefteidheid §. 7-8. is het niet moeilyk optemaken, waarom geduurende het ganfche Voorjaar hier en daar Catarrhale Ziekten onder onze Stadgenooten befpeurd werden; waarom ook reeds in April en B S. Mai  S2 Befchryving van de Mal veele Borftziekten plaats hadden (w), eu eindclyk, wat de reeden was, waarom vooral in het laatft van Mat de Verkoudheden onder ons dagelyks vermeerderden. Het hoeften immers nam van dag tot dag aanmerkelyk toe, en werd •wel haalt algemeen, zulks men byna geen huisgezin aantrof, daar niet eenigen over verkoudheid klaagden, welke alleszins bleek van eenenCatarrhalen aart te zyn; gelyk dan ook deFebris Catar rhalis, la Grippe, Influenza, de Noordfche Ziekte, en met welke naamen meer men dezelven beftempelen moge, wel fpoedig zich onder ons veftigde. §• ii. De fnelle voortgang deezer Ziekte was zeekerlyk aanmerkenswaardig, fchoon niet moeilyk te verklaaren; vooral zoo men acht geeft op de Epidemifche Conftitutie, die wy uit de Nieuwspapieren te voore reeds hadden ontdekt, dat in het Noordelykft gedeelte van Europa, federt de Maand (tv) In April Jlierven 17 aan Borjiziekte, 13 aan Pleuris. In Mai Jlierven 17 aan Borjiziekte, 12 aan Pleuris.  Epidemifche Zinking-Koorts, ag Maand February, geheerfcht had ; §. 1. van tyd . tot tyd ons meer en. meer genaderd was; en waar van wy bereids eenige beginfels onder ons zagen. §. ic. 'Er was deihalven door de hngduurige en ongewooue koude §. 7-9. in de meeile liehaamen eene voorbereidende oorzaak (x) tot deeze Ziekte aanweezig, en het wagtte flechts naar eene gelegenheid ( v), om de zaaden derzelve te ontwikkelen, of met andere woorden ; om deZiekteftorfe in beweeging te brengen. Wel haal! wer.dt deeze gelegenheid gebooren door de zoo fchielyke als groote verandering in onzen Dampkring op den 28, en vooral 29 Mai. §. 9. Het kon toch niet anders zyn, of deeze moeft eenen merkelyken invloed op onze lichaamen hebben, te meer nog, daar dezelve door de voorafgegaane koude, 7-9. als 't ware, toe het vergaderen van Catarrhale ftoiTen waren voorbereid; (zoo als wy daadlyk zeiden) terwyl nu op éénmaal door de fchielyke hitte alle de zweetgaten voor een korte poos opengezet werden, om door de onmiddelyk volgende koude tot merkelyken hinder van de Lyders zeer fterk geB 4 ftopc ( x ) H. D. Gaubii libr. ciiat. S. 5c. ( y ) Idem, ibidem.  44 Befchryving van de ftopt te worden. Of liever: door de warmte van dien dag werd 'er eene rarefactie in onze vochten gebooren, waar door een merkelyk zweet op de huid gebragt werd, terwyl ook de longen zeer fterk doorwaafemden; doch door de fchielyk volgende koude werd dit zweet, deeze uitwaafeming op éénmaal belet, te rug gedreeven;§. 4. c. de geheele binnenfte oppervlakte der neus, keel, luchtpyp en der longen zelve, zouden wy byna zeggen, droog, verftopt en onbekwaam gemaakt ter doorwaafeming; maar gefchikt ter verzameling vaneen dun fcherp flym,- terwyl de koude, die door inademing onmiddelyk aan de longen zelve, en dus ook aan het bloed, dat door dezelve omloopt , werd medegedeeld; zeer gefchikt was om aldaar ontfteekingen te verwekken. §• 12. Niemand, vertrouwen wy, zal ons tegenfpreeken, dat de fchielyke verandering in den Dampkring §. 9. onze Ziekten heeft tot beftaan gebragt. Wy konden dit met Hippocrates, Celsus en een aantal van de befte AuEtorei ClaJJici bewyzen. Dan, om in geene langwylig- heid  Epidemifche Zinking-Koorts. 25 heidte vervallen, zullen wy alleenlyk Sydenham en van Swieten, twee beroemde Geneeskundigen , voor ons laaten fpreeken. Men hoore den Eerften: „Nooit worden de Zinking-koort„fen en de hoeft menigvuldiger, dan wanneer „eene warme lueht zeer fchielyk door koud en j, nat weêr word afgewiiïèld " ( z ). Van Swieten zegt: „Nooit worden de Zinking-koort„fen gemeenzaamer, dan wanneer op eenen war„men Dampkring eene fchielyke koude volgt, ge„lyk als des zomers, wanneer na eene groote „hitte een zwaar Onweêr met hagel en ftortre„gen ontftaat, en de Lucht daar door eene "zeef „fchielyke bekoeling ondergaat" () ; als men insgelyks overweegt, dat van 46 in het Roomfche Weeshuis geen één geftorven is, en eindelyk, als men de gebeele menigte der Geneezenen van den Catarrhus wel gadeflaat, dan voorzeeker zal men moeten erkennen, dat de Ziekte niet kwaad&urtig geweeft is. ; % *% n . Eer wy dit gedeelte onzer Verhandeling eindigen, moeten wy nog met een enkel woord over het Epidemifche in het algemeen aanmerken: dat wy zeer gereedelyk ouderfchryven het zeggen van den ftraks genoemden voortrefrelyken Arts, (/') „dat fora- ( k ) 'Er Z'p. in hit Burger Weeshuis drie kinderen geftorven aan zulk een hevig Borftpleuris, als men maar zeldm z?j. De vierde eèné vryfler van 26 Jaaren Jlierf aan eene wnare Phrenitis: en de vyf de, een meisje van nacuwlyks 12 Jaaren, eene herniofa, gn uit dien hoofden meermaals aan kolyk onderhevig, kreeg wederom daar vin een aanval, en is, wyl het ditmaal fcheen van een inflammatoren aart te zyn, overheden. (i) I. J- ïambe» Bosch, Hall. Maatfchappy. I. e. %. CXLII. U. 397.  Epidemifche Zinking*Koorts. 37 „ fommige Morhi Epidemici van verborgene zaa„ ken afhangen, waar van de reden niec kan verklaard worden; mogelyk, om dat men door „gebrek van genoegzaame kundigheid of van „naauwkeurige Wairneemingen; andere oorzaa,, „ken, als die der Hemelfche Lichaamen, en der„ zei ver invloeden in overccnlremming met „die van anderen (O, of der eerden mnTchien „alleen; niec genoeg hebbe gade gellagen, of „ behooreiyk in aanmerking genoomen." Het worde tyd, dat wy tot de befchryving der Catarrhale Ziekte zelve overgaan. Hoe zeer de Ziekte in oorfpronk dezelfde was, vertoonden zich nochtans de toevallen by alle de Lyders niet even Kerk, of op dezelfde wyzc, dat is: zy werden niet alle even ziek. Sommige werden eensklaps, na dat zy nog by voorb: des morC 3 gens ( * ) Hier door verfiaat men : Zon, Maan en de Qonjlell» tien en A'lfpetïen der overige Hemcljche lichaamen en Planeeten. (i) Deze zyn de Lucht, Regen, Dampen, Mijl, D.iuw^ . Onweer, de Winden, kt Climaat en de Jar.rgetyden,  3 8 Befchryving van de gens zich zeer wel bevonden hadden, door de Ziekte overvallen; terwyl zy in den avond reeds begonnen te niezen, en over eenige hitte en prikkeling in de keel, waar door zy moeiten hoeden, klaagden: wordende dit vergezeld door mcrkelyke pyn in het voorhoofd, even boven de oogen; terwyl het, zoo zy zeiden, fchecn, als of 'er een drukkend vermogen agter de oogbollen geplaatfl: ware, 't geen dezelve voorwaarts, en als 't ware uit de oogbollen wilde dringen (m). Hierop volgde terlTond by deezen een aanval van Koorts, waar door zy wel heet gemaakt werden," maarniet aan het zweeten konden komen. De hitte werd tegen den nacht nog meerder, en de pols nam toe in fnelheid: ook waren zy veelal den ganfehen nacht hoedende, en fliepen byna niets, of zeer ongeruft. Anderen hadden reeds twee of drie dagen vooraf eene ongeiteldheid door het ganfche lichaam befpeurd; verzcld met loomheid, afwiflelende koude, rillingen en pyn door alle de leden; zy hadden ook een byzonder gevoel van koude aan de voe- O) Dit verfchynzrf had in de Catarrhale Epidemie te Edhüurg van 1732, 1733. ook plaats. Men zit MMcal. EJfnys and Inquir.  Epidemifche Zinking • Koorts. 39 voeten: dit alles werd gevolgd van een weinig hitte, die niet zeer lang duurde. Deeze lyders begonnen vervolgens te hoeden en te niezen, en 'er liep een dun fcherp vocht uit de neus en oogen ; maar door den hoeft werd in den beginne of niets, of Hechts een (cherpe flym zonder eeni» ge verligting geloofd: verfeheidene dagen moeften 'er verloopen , eer de doffe begon te veranderen, en tot rypheid te komen Behalven deezen waren "er wederom anderen, d;e al vroeg rypachcige ftoffen ophoeftten \ doch deeze waren fpoediger aan eenig zweet gekomen, dan de voorigen; fchoon deeze Lyders over het algemeen niet zeer ligt zwéerren. Wy meenen waargenoomen te hebben dat die geenen, welke fterk zweetten, niet veele fluimen opgaven, terwyl 'er onder deezen verfeheidene waren, die 's nachts vry wel (liepen. By veelen begon de Ziekte met pyn in de keel, en zy zeiden niet te kunnen flikken: hunne fpfaaft teekende den eerden dag der Ziekte eene Angina; maar als men de keel bezag, vond men byna geene Inflammatie: by fommigen vond men het velum pendulum meer dan natuurlyk flap en ontfpannen, waar door hetzelve de wortel der Tong C 4 te  40 Befchryving van de te veel naderde,, en dus den Lyder in het zwelgen liinderlyk was:.by anaeren waren de ton/Ma een .weinig opgezet, en deeze hoeftten zo fterk niet: 'er waren e enigen by welken flechts eene meerdere droogheid, dan natuurlyk, in de keel fcheen plaats ce hebben, en als men deezen ..bepaaldelyk de plaats afvroeg, waar zy ongemak gevoelden, weefen zy altoos Jaagcr dan de keel, en langs den loop der luchtpyp. By deezen was meeftal eene Diarrhcea voorafgegaan, ten bewyze dat 'er een gedeelte van de Catarrhale ftoffen op de darmen geworpen was, waar van meerdere voorbeelden voor handen zyn Cn)- Eindelyk waren 'er nog eenigeu, by welken men niets onnatuurlyks in de heel vond, als alleen eene dunne flym, waar me^ de de fauces fcheenen bezet te zyn: 'er waren nochtans v.eelen, die over geen ongemak in de keel klaagden. Meer algemeen was de klagte ovqr Hoofdpyn en een zeeker gevoel van volheid en drukkende zwaarte in het hoofd (o). Dit duurde gewoon- lyk («•) Holl. M-.atf.h. XVIII Deel, blodz. '66. (•«) De Biron vjbSwietek Jchryft'■ dit toe aan eene waarfcjiynlyke zwelling van het Siwtvlies in de Voor-* 3; h hoofds.  Epidemifche Zinking-Koorts. 43 lyk zoo lang, tot dat 'er eene vloeijing der Zin* kingftoffe uit de neus en oogen ontftond: zoo dra derhal ven de Sinus frontales, het zy door de Natuur zelve, of door dampbaden geholpen, zich . begonnen te ontladen; kreegen de Lyders eenige verligting in het hoofd. Het Koortsverfchynzel was zeer verfchillende by deeze Lyders. Die geenen, welke ligt aangedaan waren, hadden flechts een weinig koorts, welke zich veelal des avonds deed gevoelen; doch niet zwaar was, naardien deeze Lyders gemeenelyk tegen middernacht aan eenige uitvvaafeming en ruft kwamen, en zich 's morgens iets gebeeterd vonden , zynde dan veelal zonder koons. Maar 'er waren anderen, die of eene geftadige koorts, of ten minften eene Continua remittens hadden: trouwens by deezen was de Catarrhus gepaard met een Rheumatismus; blyke.ns; de byzondere klagten over hevige pyn in den nek, door de armen , langs de fpieren van den rug en der dyërL , C 5 , Dee- hcofJshoezemen. Comm. in Boerhavii Abhor. Tom. II. pag. 634. ! Brinckman aan de lyzondereferntetaaiie;-iïe in de wey van het Hoed huisveft. Men zie zyne Beytrage zu einer netten Theorie der Cc.bungen,  4a Befchryving van de Deeze Lyders werden hier door te meerder afgemat. Vry algemeen was de Heefchheid, gepaard met eene moeiiyke ademhaling, vooral by zoodanige Lyders, die de Ziekte niet gemakkelyk hadden. D eze toevallen vermeerderden gemeenelyk tegen den avond, maar des morgens had 'er veelal verligting van deeze verfchynfels plaats; byzonder •zoo lang de Lyders nog ce bed waren: maar zoo ras ze buiten het bed, of in een ander vertrek kwamen, werden ze op nieuws heefch en be« naauwd. De tong deezer Lyderen was in den beginne der Ziekte byna altoos zuiver, en ze bleef byveelen niet alleen geduurende de eerfte dagen zoodanig, maar \r was een aantal Lyderen, welker tong niet beflagen raakte, zoo lang de Catarrhus duurde. Eén onzer heeft dit in het Burgerweeshuis allerfterkft beveftigd gezien, in niet minder dan 70 kinderen, die alle den Catarrhus hadden, en welker tongen lleeds zuiver gebleeven zyn. In fommige anderen, by welke de Ziekte zwaarder was, begon de tong na verloop van eenige dagen met een dunne witagrige huid te beflaan; alleenlyk veroorzaakt door het veel drinken, waar door de maag ongefteld raakte. Als by deezen de Ziek-  Epidemifche Zinking'Koorts, 43 Ziekte heviger werd, zag men de tong wel eens droog worden, neemende dan eene graauwagtige koleur aan. De meefte, die eenen er kelen Catarrhus hadden, klaagden niec zeer over dorft; anderen integendeel, vooral die geenen, welke eenig ongemak in de keel gevoelden, hadden groocen dorft, fchoon het drinken hun, om de droogheid der keel, vry moeilyk viel De weeft* hadden daaglykfche ftoelgang, die zeer nacuurlyk was; weinige waren hardlyvig; eenige hadden kort voor de Ziekte eene Diarrbcea gehad (bi: 40); 'er waren ook nog andere, welke door het fterk drinken en het veel gebruiken van Honig aan den afgang raakten; doch dezelve hield ras op, als het gebruik van veel zoetigheids geftaakt werd. De pis deezer Lyderen was niet aityd eveneens. Voor dat ze aan het zweeten kwamen, was ze by veelen dun, ftrooykoleurig , zonder nubecula, eneorema of fedimentum: maar na dat de perforatie op de huid was herfteld gworden, veranderde gemeenelyk de pis, en werd hoogcr van van koleur: by fommigen met een eneorema, by anderen met een witachtig fedimentum onder eene heldere urine, terwyl men by eenigen eene zeer dik-  44 Befchryving van de dikke, drabbige pis gewaar werd; ten duidelyken bewyze, dat by veelen de Ziekte niet in eenen zuiveren Catarrhus, maar met een Rheumatismus gepaard, beftond; wyl wy niet weecen, dat dezulken immer een urine, aan deeze laatfte gelyk, geloosd hebben. . De Eetluft bleef by veelen deeerfte dagen der Ziekte vry wel, en dezelve verminderde niet, voor dat de maag door het ruim vocht-gebruik bedorven raakte: andere, die zieker waren, hadden geen trek tot eeten. De Pols was by veelen, die eenen ligten Catarrhus hadden, flechts een weinig radder dan natuurlyk; alleenlyk begon dezelve in den avond wat voller te worden, en in fnelheid toeteneemen ,• doch des morgens vond men by deeze Lyderen den Pols wederom verbeterd. Zy, die zieker waren, hadden in den beginne wel eens een ingetrokken pols, die naderhand in een radden,of by anderen in een vollen pols uitliep. Het ontbrak tevens niet aan zulke Lyders, welker pols gezegd moe'ft worden perfeSie durus te zyn: trouwens by deezen was dan de Ziekte niet meer zuiver Catarrbal; maar gecompliceerd, waarvan ftraks nader. ] <... 3 . •, $. 20. De  Epidemifche_Zinking ■ Koorts. 45 $• 20. De Ziekte heeft allerly menfchen aangedaan, roet onderfcheid echter van Jaaren, wyl de kinderen het minft zyn aangedaan geworden, en by deezen de Catarrhale dorre meer op de maag ge plaatd fcheen. De middelbaare Jaaren en oude van dagen zyn het voornaarce doel deezer Epidemie gevvced De Stxe is vooral niet minder aangevallen geworden , terwyl ook de derfce onder deezen kennelyk meerder is geweed, dan wel onder het mannèiyk gedacht. Onder de kleine Gemeente febynt dezelve ook meerder doodlyk geweed te zyn, dan wel'onder den Burgerdand, en Aanzienlyken des volks: zoo wy anders onze ondervinding hier mogen aanvoeren, of de Sterflyjl van* de Maand Juny ten bewyze by brengen, als houdende flechts 42 Kerk iyken) zynde de overige j 199 op d2 Kerkhoven begraven (p ). I< ai. Uit de befchryving, die wy§. 19. van deeze Ziekte gaven, is het niet moeilyk op te maken, dat 'er.een merkelyk verfchil in hevigheid plaats had. , a. Men (p ) 'Dit bevond men ook alzoo in de Epidemie te Edinburg. I, c.  46" Befchryving van de a. Men vond toch een groot getal Lyders, welke, na een dag of twee zich ongefteld gevoelt te hebben, begonnen te niezen, te hoeften, en welker oogen traanden, terwyl eene koude huivering hun 's avonds een koortfig gevoel deed befpeu-en. Deeze, of uit zich zeiven, of na het ruim gebruik van veel verdunnend en zacht vocht aan het zweeten gerakende, en zorg dragende hunne kamer te houden, genazen als van zelfs, zonder dat 'er byna eenige geneesmiddelen verder noodig waren, als een aftrekzei van Vlierblcemen met een weinig Witte Honig, enz. Deeze hadden eenen ligten Catarrhus, feu Frebris Catarrhalis benigna. Tot deeze Clafle behooren, onzes bedunkens, ook die Kinderen, by welken het fcheen, dat de Catarrhale ftofFe niet alleen in het hoofd en op de borft; maar voornaamelykop de Maaggeplaatft was. Hoe zeer1 toch de koorts by hen niet hevig was, en de hoeft bleek van eenen anderen aart te zyn, kenbaar uit het verfchillendegeluid, deelden zy voor het overige in dezelfde verfchynfels van nie ;en en het traanen der oogen. Na dut by hen de uitwaafeming op de huid fpoediger of langzaamer te voorfchyn kwam, en de maag van eene taaieen fcher.  Epidemifche Zinking-Koorts. ^ fcherpe flym onrhft was, herftelden zy eerder of laacer; ten zy 'er zich. andere en zwaardere toevallen opdeeden, die eene andere Geneeswyze vorderden; waar van ü 't vervolg. b. 'Er waren nochtans veele andere, by welken de Ziekte zich zoo gemakkelyk niet liet bepaalen. Dezelve kwam hun meeftal zeer onverwagc op het lyf, en na dat zy weinige uuren te voore zich nog wel bevonden hadden, werden zy op eens door de koorts overvallen, terwyl alle de overige verfchynfels van den Catarrhus zich vervolgens ontwikkelden. Deeze koorts was niet intermitteerende; maar altoos remitteerende, terwyl de verdere Symptomata veel zwaarder Ziekte aankondigden: de hoeft en benaauvvdheid op de borft, een naruulyk gevolg van de iryu** tie der vaten, die hier door veinaauwd werden, en een Plet hora refpeBha verwekten, waren by deeze Lyders zeer fterk; en 'er kwam geen verligtend zweet te voorfchyn, voor dat 'er door eene Aderlaating ontfpanning in het ganfche vaara-tig geftel was te wege gebragt. De fchielyke verbeetering, by de meeften van hun hier door verwekt, ' was zeer aanmerkelyk, en zy herftelden veelal na' den li dag, zoo zy anders omzichtig genoeg waren  48 Befchryving van de ren in het beftuuren van het dieet, en het gebruiken van veele warme en verzachtende vochten, gepafte Geneesmiddelen, en zich daar en boven voor tocht en koude naauwkeurig wiften te behoeden. Anderen onder deezen nochtans vond men, by welke ééne Aderlaating niet genoegzaam was, maar dit middel tot twecmaalen noodig hadden. De ftaat des Pols, gepaard met de aanhoudende toevallen, duidden dit openlyk aan. Van deezen kon men zeggen, dac de Catarrhus was Kheuinaticus. Het afgetapte bloed was by deeze Lyders genoegzaam altoos met eene ontftekingskorft bedekt. c. Efndelyk vond men niet weinigen, by welken de Catarrhale Ziekte zeer hevig begon, en wel ras in eene meer gevaarlyke overging. Dit gebeurde meed na den 5 Juny. Deeze Lyders toch de Catarrhus zwaar gekreegen hebbende, begonnen fomtyds fchielyk over pyn in de zyde te klaagen, met belette ademhaling en een geftadige hoeft, fchoon eenige weinige niet hoeftten;. de koorts was by hen aanhoudende; een drooge huid, gepaard met brandende hitte; groote ja fomtyds onkfchbaare dorft, weinigeen hoog roo- de  Epidemifche Zinking-Koorts. 49 de Urine, en dan een fterk zweet zonder verligting, dus Symptomatifch; ofwel eene zeer dunne pis in eene groote hoeveelheid, zonder zweet; eempulfus vere durüs;, en derhalven, naar ons inzien, alle de kenmerken van eene waare ontfteeking. Deeze verfpreidde zich by veelen wel haaft door den ganfehen omtrek der borft, en nam eindelyk de longen in; derwyze, dac 'er eene Pleuroperipneumonia uit gebooren werd. In anderen zag men' deezen Catarrhus in de Maag, by anderen in de Nieren, de Blaas, en ook by anderen in de Herfenen dezelfde Infiammatie te wege brengen, erï doodlyke gevolgen aanrechten. Wy zeggen niet te veel, dunkt ons, als wy de Ziekte in deeze Lyderen befchryven te zyn een Catarrhus Rheumaticus et Complicatus,. Het bïykt derhalven, dat 'er drieërlei forten van Zieken waren: by de eerfte had een Catarrhus Benignus plaats, en het getal van deezen was het allergrootft: tot de tweede brengen wy die geenen, by welken de Catarrhus Rhsumaticus geworden was: in de derde foorteindelyk was een CatarrhusRheumaticus Complicatus aanwezig. D §.22. Wy  go Befchryving van de §. 22. Wy komen tot de Oorzaaken deezer Ziekte. Was 'er immer een Voorjaar, in het welke de zaaden van zoodanige Ziekten, welke haaren oor- fprong verfchuldigd zyn aan verminderde onzicht- baare uitwaafeming, vermeerderde ophooping der vochten, opvulling der grootere en kleinere vaten, en beurtlingfche vernaauwing derzelven; onder ons moeften begunftigd worden, het was zekerlyk het tegenwoordige. Men herinnere zich, wat wy van de Luchtsgefteidheid §. 3. vergeleeken met de Pathologifche befchoüwing van dezelve §. 4. gemeld hebben, én men zal ras moeten befluiten, dat het ongemeen koude Voorjaar in 't algemeen, en de koude van de Maand Mai in 't byzonder, de groote oorzaak tot deeze Ziekten geweeft zy. Wy gelooven echter, dat, hoe zeer het ongun- ftig Lente-Saifoen wel de grondflag tot veele Catarrhale Ziekten gelegt hebbe, nochtans dc Epidemifche Conftitiitie oorzaak van derzelver vermenigvuldiging geweeft zy, even als deeze in zoo veele andere Landen dezelve Ziekte algemeen gemaakt hebbe. Wat nu de verborgene oorzaak van zommige Epidemifche Ziekten, dat ro ©£~» van Hii'pocrates bepaaldelyk zy, bekennen vrf  Epidemifch Zinking - Koorts. 51 wy liever met de grootfte Geneeskundigen niet te weeten, dan deswegens den Leezcr met verfeheidene befpiegelingen en giffingen,die niets afdoen; te willen ophouden. Alles wat de onzichtbaare uitwaafeming over het ganfche Lichaam kon verminderen , of geheel opfloppcn en daar door het overtollige weyvocht in het zelve te rug hield §. 4. a-c; was eenen gelegenheidgeevende oorzaak tot deeze Ziekte. De fchielyke afwifTeling van warmte met koude % 9; het drinken van veel koud vocht, wanneer men warm is; het tc vroeg verwiïïèlen van Winter-met Zomer-KI eederen ; het vatten Van tocht; het ffilzitten in de avondlucht, (eene allerfchadelyklle gewoonte onder veele onzer Inwoonderen) dit alles werkte daar toe zamen, cn kan voegzaam als gelegenheeden tot deeze' Ziekte aangemerkt worden: terwyl men niet veel .-moeite hcofc om de voorfchikkenda oorzaaken in veele misflappen in het diëcc en de overige niet natuurlyke dingen te vinden. Zulks men eindelyk het befluit gemakkelyk kunne opmaken, dat de wey van het bloed fcherp geworden zynde, deeze in de allerkleinfre huidvaatjes, vooral in het klierachtig vlies der neus, keel, luchtpfp* en %eP a  54 Befchryving van de wanden ophoopende, en deeze deelen Roosachtig doende ontfteeken; de naafe oorzaak deezer Ziekte uitmaakt. \Vy vinden het niet ondienftig, by gelegenheid dat wy over de oorzaken deezer Ziekte fpreeken, een denkbeeld tegentegaan, 't welk vry algemeen plaats heeft en nochtans verkeerd is. De meefte menfchen namelyk denken, dat de verpopping in de neus, en de moeilykheid om door dezelve te kunnen ademen in het begin deezer Ziekte, veroorzaakt wordt door zeekere ftoffen, die op dien tyd in het hoofd en boven in de neus zitten: zy willen met geduurig de neus te zuiveren deeze iloffen ontlafr. hebben , en ondertuffchen komt 'er niets voor den dag, wyl de geheele holligheid droo"- is*, zy vermeerderen integendeel door dit te doen de prikkeling hoe langer hoe fterker. Deeze verfïopping ontflaat alleenlyk daar uit, dat het vlies, liet welk de geheele holligheid der neus tot boven de oogen bekleed, in dit geval eene merklyke zwelling en Roosachtige óntüeeking in deszelfs vaat - en klierachtig weefzel ondergaat, waar door de holligheid der neus naar de keel vermin-  Epidemifche Zinking - Koorts. 53 minderd word:; terwyl deeze zwelling niet alleen door de onmiddelyke applicatie der koude aanhetzelve; maar vooral ook door den meerderen toevloed der afgefcheidene vochten in de klieren van het fnotvlics, doch welker uirwerpbuisjes inde eerfte dagen der ziekte nog geflopt zyn; veroorzaakt wordt (q.) Daarvandaan, dat die geenen onder onze Lyderen, welke nog geene vochten door de neus loosden, tot dien tyd toe niet veer niesden, en by deezen was ook, tot zoo lang, de hoeft van niet veel aanbelang: maar zoo dra'er eenige uitvlocd van ftoffen uit de ftraks gemelde kliertjes ontftond , welke de zenuwen der neus en van het ftrottenhoofd prikkelden ,■ begon wel haalt het niezen en hoeften gehoord te worden; terwyl deeze fcherpe en nog raauwc ftoffen by veelen ook het keelgat, of liever deszelfs zenuwen aandoende, wel eens oorzaak werd van herhaalde walgingen, welke by fommigen zoo verre gingen,, dat zy aan het braaken van fiym raakten, doch zonder eenige verligting, wyl de oorzaak derD 3 ziek- (3) Het is der moeite dubbel waard''g, dat mennaleeze het geen de Heer Thou, Simsom over dit onderwerp gefchreven heft in zyne III Dijfert: de Re Medici % 21 — 2(5.  §4 Befchryving van de ziekte, behalven in eenige kinderen, niet in de maag geplaatft was. S- 24. Uit de befchryving die wy $. 19. van deeze Ziekte gegeeven hebben, valt het niet moeilyk eenige vafte Kenteekenen , welk de Syftetnatici gewoon zyn Signa Pathognomonica te noemen; optemaken. Wy brengen deeze tot de volgende": Het gevoel van drukkende zwaarte jn het voorhoofd boven de oogen. ■ Opgezwollen en roode oogen. ■ Een geftadige traanenvloed, gepaard met eene verftopping in de neus, wordende de ademhaling daardoor meerendeels belet. — Een geftadig niezen, ten gevolge hebbende het loofen van veele dunne fcherpe fnotftoffen uit de neus. — Eene heefchheid en in het begin drooge hoeft, doch daar na verzeld van fcherpe ftoffen , welke zoo lang ze niet ryp waren zonder verligting werden uitgeworpen. Afwiffelende huiveringen, gepaard met eenige koorts, allermeeft tegen den avond. Gezwolle beenen met Roos bezet, als ook Maag-pyn, elders waargenoomen, zyn zoo veel wy weeten, ons niet voorgekomen; of zoo al in een  Epidemifche Zinking- Koorts. gg een enkel geval, kunnen nochtans deeze onderde vafte kenteekenen deezer Ziekte niet gefteld worden. Na dat wy ons tot hier toe met de befchryving deezer Ziekte L 19. hebben beezig gehouden;, derzelver verfchil in hevigheid, de oorzaaken en kenteekenen §. 21 - 24. hebben aangeweezen; kunnen wy nu voegzaam de Geneeswyze, zoo als dezelve door ons is ingericht geworden, laateu, volgen. §.26.. Gelyk de grondflag der Geneezing van eenige Ziekte alleenlyk daar in gelegen is, dat derzelver naarte oorzaak, als de bron waaruit alle de gevolgen voortvloeien; zoofpoedigals het mogelyk isr. weggenoomen worde; was het ook in deeze Ziekte van belang, behoorclyke Regelen te vor-. men, naar welken wy onze Geneeswyze inrichteden: fchikkende dezelve naar den verfchiliendenaart der toevallen; waarmede wy in deeze Ziekte> te doen hadden. De volgende Indicatien zyn door ons in acht: genoomen.  56 Befchryving van de I. De fcherpe Catarrhale ftoffen, §. 22. ten fpoedigde te verzachten en ftomp te maaken, op dat derzelver affcheiding geregelder en de ontlading gemakkelyker zou kunnen gefchieden. II. Door de Uitwaafeming op de huid te onderhouden , deeze ftoffen zacht gemaakt zynde uittedryven, en te zorgen, dat de vochten niet verder met dezelven bezoedeld wierden. III. De Catarrhus Rheumaticus §. ar. b. door eene of meerdere Aderlaatingen te bepaalen, en verder door den weg van Per/piratie te verbeeteren. IV. Op het laatfte der Catarrhale Ziekte, daar het noodig was, door zachte buikzuiverende middelen de darmen van overtollig flym te ontladen, en de vade deelen, zoo dezelve hunne veerkracht mogten verlooren hebben, te verderken. V. De byzondere toevallen op de bede wyze tegengegaan, of wegteneemen. S- 27. Ter bereiking van de twee eerjle Indicatien was het  Epidemifche Zinking-Koorts. 57 het by een zeer groot aantal Lyderen, welke de Ziekte niet zwaar hadden §. 21. a, voldoende, eene groote hoeveelheid aftrekzei van Vlierbloemen niet een weinig zoete melk en Witten Honig te laten drinken; hun zo veel mogelyk, althans geduurende de eerfte dagen der Ziekte te bed te houden; en vooral te zorgen, dat zy niet van kamer veranderden, veel min zich aan de buitenlucht of eenigen tocht blootftelden. De fcherpte der ftoffen werden het beft verzacht en ftomp gemaakt door een DecoBum van de Althéa wortel en gepelde gerft, met wat fyroop van Althéa, waarby wy nu en dan, als de hitte wat groot was, een weinig Nitrum Antimoniatum voegden. Tot dat zelfde verzachtend oogmerk lieten wy ook zeer gemeenzaam, en met een zeer goeden uhüaghet Pulvis Diatragacanthifrigidus, waar onder eene behoorelyke hoeveelheid Antimonium Diaphoreticum ablutum, gemengd was, met zoete melk en water gebruiken. Een LinBus van de Althéa - fyroop, Zoete Amandelen - olie, en het Pulvis Diatragac: zoo even genoemd, of met de Gumm: Arabicum gepaard, voldeed ook aan deeze Indicatie. Onder het naarftig.gebruik van deeze of r00rtD 5 ge,  53 Befchryving van de gelyke middelen, gepaard met een diëet, alleszins gefchikt naar den aart der Ziekte, en bedaande in het'gebruik van zachte en ligt verteereaade voedfelen, de onthouding van vleefch, vifch, wyn of audere geedryke dranken , genazen binnen den tyd van 11 of 12 dagen het grootfte deel der Lyderen, zoo zy geenc fouten in hunnen leefregel begingen; of zelve by het ontdaan der Ziekte in het Geneeskundig beltuur niet misgetaft hadden. $. a8. 'Er is namelyk onder veelen onzer Stadsgenooten eene zeer algemeene genegenheid, om, zoo dra zy eenige ongefteldheid gevoelen , onverfchillig welke, aanltonds laxeermiddelen inteneemen. Zelden komt men by eenen zieken onder den Burgerftand, en vooral der kleine Gemeente, of men hoort den Lyder, op de vraag hoe lang de Ziekte reeds geduurd hebbe, antwoorden : zoo, of zoo lang: „ik heb al eens gepurgeerd". Zy meenen daar moet altyd aanftonds gepurgeerd worden, en doen dit ook. Menigmaal waren wy ooggetuigen tan de nadeelige gevolgen, uit dit dwaas vooroordeel ontdaan. Zoo was het ook te deezer tyd: veelen hadden in het begin der Ziekte purgatien  Epidemifche Zinking-Koorts. 59 ingenoomen, en daar door was by hun veroorzaak:, dac door de afvoering van veele vochten buiten het lichaam, de uitwaafeming ganfch ntec gemakkelyk konde te wege gebracht worden; dat de rypwording vertraagd werd; de keel veel drooger bleef, en de Ziekte in 't algemeen veel langer duurde: terwyl wy twyfelachtig zyn, of niet die geenen, by welken uit deeze Ziekte eene Inflammatore gebooren werd, door dit ontydigpurgeeren, zich zeer veel benadeeld, en deeze laatfte Ziekte te moeilyker en gevaarlyker gemaakt hebben. Wy geeven dit nochtans niet als zeeker op, maarlaaten hetzelve ter verdere overweeging en befliffing aan den kundigen Leezer over. $■ 29. De kinderen, by welken het bleek dat de Catarrhale Itoffe flechts in het hoofd en op de borft zat, behandelden wy op de hier voorgemelde wyze §. 27. Veelal werd de uitwaafeming op de huid ras herfteld, en zy in een ftaat van verbeetering gebragt. Maar het ontbrak niet aan de zoodanigen,by welken; uit den aart van de hoeft, en het krampachtige, 't welk met dezelve gepaard was, als ook uit de tong, die met een dun flymig; huid-  éo v Befchryving van de huidje beflagen was, en de walgingen, of braaking zelve, die op de hoeft volgde; kennelyk bleek, dat de Catarrhus zich mecrendeels op de maag geplaarft had. In dit geval veranderde derhalven de Indicatie te voore opgegeeven, en werd deeze: I. De Catarrhale ftoffen langs den kortften weg van de maag aftevoeren. II. De Perfpiratie op de huid te herftellen en de maag te verfterken. Het eerfte oogmerk werd beft bereikt door de Ipecacuanha, by wyze van aftrekzei deezen Lyderen toe te dienen, of denzulken, die wat moeilyk in het gebruiken van Medicynen waren, een behoorelyke gift Tartarus Emeticus met fuiker gemengd, te geeven; ten einde door deeze middelen de maag eens uit te fpoelen, en te ontdoen van eene menigte taaie en fcherpe flym, waar door dezelve fteeds geprikkeld werd. Dit had ook veelal een goed gevolg, wyl deeze kinderen daar door zeer verligt werden. Vervolgens gaf men wel eens een weinig Rhabarber met het een of ander Terreftre en eenige weinige greinen Sal Abfynthü: en voorts eenige Terreflria met ligte Tonica, als de Terra japonica, de Iris flor ent ina ea.  Epidemifche Zinking-Koorts. 61 en de Chermes mineralis; ten einde al wederom daar door de Perfpiratie aan den gang te houden. Schoon her zeer moeilyk zy, het diëet der kinderen behoorelyk te regelen, waren wy daaromtrent zeer bezorgd, als weetende hoeveel 'er van het wel beltuuren van hetzelve afhange, om eene Ziekte gelukkig te geneezen. Hoe zeer de kinderen in het algemeen minder aan ontfteekingen onderworpen zyn , dan bejaarde lieden; zagen wy nochtans een en ander, by welke deeze Ceneeswyze onvermogende was, om dat de Catarrhus by hen was geworden Rheumaticus Complicatus %. 21. c. terwyl het vervolgens blyken zal, dat by een van deezen eene waare Pleuris uit deeze Ziekte ontftond (V). S. 30. Alle onze Lyderen genazen nochtans niet op die wyze, als wy §. 27. hebben aangeweezen. 'Er waren veelen by welken de Ziekte zwaarder was §. 21. b., en by deezen moefti derde Indicatie §. 26. 3. werken. Wyl toch de grootfte klagte deezer Lyderen beftond in benaauwdheid op de borft, aanhoudende f f ) Men 'zie in de Bfingen, de 1 Waameeming.  6i Befchryving van de de hoeft, gepaard met eene altoos drooge huid, en eene Febris continua remittens, en dit alles ten geleide had geftadige pyn in den nek, rugge en lendenen; moeft men by deezen tot eene of twee Aderlaatingen komen, ten einde door deeze de ontfpanning der huid, en langs dien weg het zweet te voorfchyn te doen komen; het welk veelal gelukte. Wy lieten hun 'voorts dergelyke middelen, als wy §. 27. hebben opgegeeven, en welke naar de verfchillende omftandigheden veranderd werden; gebruiken (s ). Men had van de Antimonium Diaphoreticum in fommige gevallen mede veel dienft. Dampbaden voor de keel en longen bragtcn veriigting aan. Een warm voetbad tegen de nacht genoomeu, maakte by eenigen de nachten ruftiger. Het diëet deezer Zieken fchikten wy alleszins overeenkomftig met den jfïaat der Ziekte, wel zorgdragende , dat 'er geene fpyzen gebruikt werden, welke de maag tot een wezenlyk hinder, en het bloed (';) "De Irfufio aquofa fiorum'Rhceados , met den fyrupus RhijciJos ,. en een gedeelte Gummi Arabicamfchecn nog wel het meeft te voldoen tot ftilling van den hoeft. Zou de zeer ligte vis foporifera deezer bloemen dit kunnen te wege brengen ? '  Epidemifche Zinking-Koorts. 63 bloed of de zenuwen vervolgens tot prikkeling konden ftrekken. Dan, bet gebeurde wel eens, darmen met dc tot hiertoe opgegeevene middelen het groote oogmerk, degeneezing nameJyk, niet konde bereiken, om dat de ftoffen in de longen, huisveftende te taai waren, en niet gemakkelyk zich wilden ontladen, fchoon ze al eenige merkteekenen van rypheid met zich voerden. Allerbeft flaagden wy dan met deInfufioTuflilagims,Feromcce,florum. Ferhasci,de Iris florentina, de Sulphur antimo* niiauratum, en met dergelyke goede Expe&orantia:v/Mr door de Perfpiratie op de huid, iets van zoo veel aanbelang in deeze Ziekte, tevens werd gaande gehouden. De vierde Indicatie §. 26. 4. ging over zoodanige Catarrhale Lyders,welke zedert verfeheidene dagen geftadig gezweet hadden, in het bed gebleeven waren, en geene beweeging tot ftoelgang befpeurt hadden. Zy hadden denzelven ook niet noodig. Want fchoon zy in het begin der Ziekte zeer veel flym loosden, en het uit den aart der Ziekte ons wel bewuft was, dat 'er in de ingewanden mede veel voorraad van flym moeft plaats hebben; bleef nochtans de tong by hun zeer zni-  64 Befchryving van de zuiver §. 19. althans by de allermeeften: daar en boven de Jndicatio primaria was de Perfpiratie te bevorderen, atqui alvus laxa cutim fccat: derhalven kwam het laxeeren toen niet te pas, te minder, om dat 'er geene klagte over war.fmaak, walging of iets dergelyks plaats had. Maar op het laatfte der Ziekte, als de Natuur niet werkte, werd een-of andermaal een zacht buikzuiverend middel gegeeven om dezelve wederom aan den gang te helpen. Die weinige anderen, welke by hetoncftaan der Ziekte ophoopingen van veele drekftoffen in de eerfte wegen hadden,- werden het beft geholpen; als men hun, na den vierden dag, een weinig Cafia mee Rhabarher, en Sal polychreflus liet gebruiken, en dit na verloop van twee dagen nog eens herhaalde. Het graauwachtig beflag der tong week dan geheel, en , om dat deeze middelen zachtelyk werkten, werden 'er niet te veele vochten afgevoerd, noch-de uitwaafeming daar door verhinderd. Diegeenen, welke door de geleedene ZLkte merkelyk verzwakt waren geworden, en by welken de maag en verdere ingewanden door het veel drinken haare torna verlooren hadden; werden zeer gemakkclyk geholpen door het gebruik van ama~  Epidemifche Zinking*Koorts. 65 amaricantia et ftomachica, welke aan allen genoeg bekend zyn: weinigen, zeer weinigen waren'er, welke in dit geval de Cortex Peruvianus behoefden te neemen. De byzondere toevallen, §. 26. 5. fchoon dezelven weinig in getal waren, en zich Hechts tot zwaare hoofdpyn, pyn in de keel en heeichheid bepaalden, vorderden nochtans by fommigen eene afzonderlyke, fchoon niet moeilykc behandeling. De Hoofdpyn trouwens werd by de meeften het fpoedigft verligt door den uitvloed van ftoffen uit de fmus frontales, terwyl deeze bevorderd werd door een Dampbad, twee of driemaai daags genoomen. Het waffchen van het hoofd met warmen Azyn en water deed ook veel dienft. Een voetbad tegen den nacht gen oomen, en na het zelve moftertpappen onder de voeten aangelegt, deeden voor de Hoofdpyn mede veel goeds. Maar wanneer de Ziekte tevens Rheumatiek was, danmoeft men wel eens, na voorgaande Aderlaatingen, toevlucht neemen tot een Veficatorium tuffchen de fchouders, aleer men de Hoofdpyn konde doen bedaaren. E De  66 Befchryving van de De Pyn in de keel, die fommigen in het begin der Ziekte kwelde, werd verzacht door het gorgelen met een aftrekzei van Kamillen bloemen, en een weinig Roo/en honig, Azyn, en Borax; hier door werd de flym opgeloft en weggefpoeld. By die geenen, welker keel ganfch bleek was, en by welken eerder eene verfhpping, dan ontfteeking fcheen plaats te hebben, kwam het gorgelen metRooden Wyn en water,met een weinig Azyn zeer wel te pas. De Heefchheid kwam men te hulp met veel van het Pulvis Diatragacanthi frigidus §. 27. gemeld, te laaten gebruiken. Men liet ook eenen andermaal des daags een verzachtend en oplosfend Dampbad voor de longen deezen Lyderen toedienen, terwyl een pltyfter van Reftna flava, Pini of van Tacamahacca, tufïchen de fchouders gtlegt, medewerkte, om dit ongemak te verbeeteren. Eenige weinige waren 'er, by welken men te deezer plaatfe een Vepcatorium moeftaanleggen , eer dat men deeze heefchheid kon te boven komen. $• 3*- Op deeze en dergelyke wyzen hcrflelden de aller.  Epidemifche Zinking • Koorts. 67 lermeefte Lyderen, welker Ziekte zuiver Catarrhaal geweeft was, zonder dat 'er van deezen kwamen te fterven; zelfs diegeenen, by welken de Catarrhus Rheumaticus geworden was, zoo zy voorzichtig behandeld werden, kwamen de Ziekte pok gelukkig te boven, als men flechts hier en daar een enkel ongezond, kwaadfappig geftel wil uitzonderen, of ook eenigen van die geenen, welke lang door eene verouderde' derdendaagfche' koorts als verfleeren waren CO en nog eenigen anderen die verouderde borftkwaalen hadden. Van deezen waren 'er yerfcheidena, welke door den Catarrhus Rheumaticus werden weggefleept. Maar voor het overige ftierven van deeze Ziekte geenen, als welker Catarrhus gecompliceert werd, dat is: by welken de eerfte Ziekte wel haaft in eene meer gevaarlyke overging § ai. c. Doch deeze Lyderen vallen niet onder de Indicatien §, 26. 1 - 5. maar behooren tot het tweede deel van deeze Verhandeling, tot het welke wy nu voegzaam kunnen overgaan. E 2 BE- O) 'Er had nochtans uitzondering ten deezen opzichte plaats. Wy zagen eenige verouderde derdendaagfche koertfen onder deeze Ziekte wyken; dezelve bleeven eenige weeken weg, dochheeden, terwyl wy deezen fchr*. ven, zyn de meefte reeds wedergekeert.  68 BESCHRYVING van de hevige PLEURIS én verdere ontsteek ene-ziekten, welke pe zinkingkoorts onmiddelyk volgden. TWEEDE DEEL. §• 33- [3^ Oude Geneeskundigen, die veelal te weinig geleezen en nog minder gevolgd worden , en onder deezen de Latynfche Celsus, heeft reeds voor *i7 Eeuwen gefchreeven "de Catar„rbale Ziekte is het gemakkelykft, als de ftoffen „uit het hoofd zich door de neus ontlaften; De „Ziekte is onguhftiger, als dezelve zich tot de „keel bepaald; maar plaatfen deeze ftoffen zich „in de longen, dan wordt daar uit eene hoogft- ''cevaarlyke Ziekte gebooren" O). Dit is eene WaarCu) Ditillat humor de Capite interdum in nares, quod  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. 69 Waarheid, die wy te deezer tyd in al haar kracht beveiligd zagen. Zoo lang toch de Catarrhus.op zich zeiven beftond, zonder eenig inmengzel van eene andere Ziekte, kon men in waarheid ze-gen, dat dezelve niet moeilyk te geneezen ware. Men vergelyke hier mede hetgeene wy §. 17, 21, 47, van denzelve gezegt hebben. Terwyl merj daar by veilig die geenen voegen kan, van welken wy in de voorgaande §. fpraken. Maar die geenen, welke Celsus beoogd % waren dezulke die uit eene Catarrhale Ziekte in eene longontiteeking vervallen waren, en welke daarom door dien Uitmuntenden Man als hocgft gevaarlyk verklaard worden, gelyk zulks ook zoodanig door ons ondervonden is, en nader zal moeten blyken in de befchryving van de Ziekte zelve, tot dewelke wy ons nu begeeven, na vooraf nog een oogenblik ftij geftaan te hebben by den Epidemïfchen aart van deezePleuris-Ziekte, als mede by de algemeenheid van Inflamatore dispofuie in aile lichaamen. E 3 §• 34- Het betie eft; intcnlum fa fatten:, quod pejus eji; in-, t.erdum etiam in puhipnem, qitad pefftmurtk.efl, Libr, IV. Cap. IV. p. ra, IV.  70 Befchryving van de S- 34- Het zal weinig moeite in hebben te betoogen dat de Pleuris en de verdere ontiteekene - Ziekten, die wy zagen, in dezelfde Epidemifche Confitutïe gegrond waren, als de Catarrhus. Zoo dra men toch te rug keert naar het geene wy §. i - 3. over de Luchtsgefteidheid der vyf eerfte Maanden van dit Jaar. en derzelver onvermydelyke invloed op onze lichaamen, gezegi hebben; en daarmede vergelykc alles, het welk de Nieuwspapieren ons van de algemeenheid der Ziekte niet alleen, maar ook van derzelver aart gefchreeven hebben, dan is men redelyker wyze verplicht te gelooven, dat ook deeze Pleuris enz. welke zoo onmiddelyk op den Catarrhus zyn gevolgd, hunnen grondfhg in dezelfde doorgaande gefteldheid gehad hebben. Het is ondertuflchen zeer wel mogelyk, dat de Pleuris, als Pleuris, niet zoo algemeen waargenoomen zy; maar dat nochtans de borftziekte op de meefte plaatfen oorzaak is geweeft der meerdere fterfte, is iets waar aan wy geen oogenblik twyfelen, en het geen uit de Ziekten-en Sterflyfen der byzondere plaatfen, ha het eindigen van dit Jaar wel nader blyken zal. Wy hadden by ons Be-  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. yi Bericht, waar in wy ons voorneemen aan het Publiek te kennen gaven, het woord Pleutis verkoozen, om dat, by de meefte Lyders, die wy zagen, de tweede Ziekte met eene waure Pleuris begon : maar ieder Geneeskundige weet, hoe moeilyk het zy in eene hevige Pleuris juift te bepaalen, of aileenlyk het ribben vlies, dan wel te gelyk de geheele borllholce en de longen aangedaan worden, welk laatfte wy gelooven, dat by onze Lyders zeer dikwyls gebeurd is. Om deeze reden hebben de Syflematici deeze Ziekte Pleuroperipneumonia genaamd (v. ) Zoo dra het derhalven blykc, dat ook in andere fteeden van deeze Provincie, van ons Vaderland, en vooral in andere Landen, de Catarrhus nagenoeg dezelfde gevolgen gehad hebbe, is het onzes erachtens beweezen, dat de Pleuris, of borftziekte en andere Infammatore verfchynfels in dezelfde Epidemie gegrond, en dus mede Epidemifch waren. E 4 De ( v) Confer. C : G .* Siile, Rudim : Pyretolog. Meth : pag. 124. Trouwens de naam van Pleuroperipneumonia is z&er gegrond , wegens de lloedige pluimen , welke in eene Pleuritis g«iuina, nonmixta betwifl ■worden : terwyl de dispofitio catarrhalis gewcan de hngen aantedcen> hier aanleiding toe gteven.  7 a Befchryving van de De volgende Berichten van elders zullen onzs gedachten hieromtrent genoegzaam beveiligen. Als men hetBericht uhWeenen van 25 Mai 1782 met dat van 12 Juny daar aan volgende vergel'kt, ziet men ras, wat 'er gaande zy, By het eerlte wordt gezegt: "dat de Catarrhale koorts „ook aldaar gekomen is, en veele duizende men„ fchen heeft aangetaiï. OnJcrtuffchen ( zegt de „Nieuws - Schryver,) zyn zy hier even zo min „ boosaartig, als zy het in andere geweiten geweeft „zyn". Maar het Bericht van 12 Juny is eenigzins van eenen anderen aart: "De zoogenaamde ,, dujjifche- of Zinkingkoorts is hier nog zeer he,,vig, naauwlyks is 'er een huisgezin, daar niet ,, iemandaan deeze kwaal ziek ligt, en fchoon deeze „Ziekte van geenen doodlyken aart is, fterven 'er „ echter veelen aan, die met borftkwaaien bezet zyn". Uit Dakïzig wordt den 30 April gemeld: "dat „de Catarrhale Ziekte daar nog zeer fterk re- „ geert. • En dat 'er vveeklyks meer dan eens „zoo veel menfehen fterven , alsgewoonlyk. Zyn„de in ééne wee!; 96, en in de volgende 99 ge„ ftorven". "De vreemdelingen, die op de Leipziger „Paafcbmijfe gekomen waren, verzeekerden,dat »zy  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. 73 „zy deeze Catarrhale Ziekte door geheel IIus„land en Poolen aangetroffen hadden, daar „zy onder het Landvolk , byzonder onder dekin„ deren, groote verwoefHng • aangerecht heeft, „zynde 'er veelen aan de kinkhoeft overleeden". En ten opzichte van Leipzig zelve wordgezegt: "'t Is waar, deeze koortfen zyn no4 wel vaneen© „goede foort; maar veele oude lieden worden „ nochtans een offer derzelven". En met betrekking tot fommige Steeden onzer Provincie, hebben wy de volgende Berichten ontvangen, voor welken wy die Heeren Doiïorenby deezen onzen openlyken dank betuigen. De Heer N. Honkoop, Med. Doclor te Alkmaar, heeft ons een verplichtend Bericht gezonden , uit het welke blykt, dat de Catarrhus welke in Mai langzaam begonnen was, na den beruchten 29 dier Maand zoo was toegenoomen, dat binnen 8 dagen de ganfche Stad daarmede als overtogen was. Zyn Ed. zegt verder: dat de Ziekte volmaakt overeenkwam met de Berichten, welke men uit het Noorden dies aangaande ontvangen hadde; doch dat dezelve op het laatft der Maand Juny zwaarder werd, en met Rheumatismus en Infammatie verzeld was, E 5 fchoon  T4 Befchryving van de fchoon niet zoo gevaarlyk, dat men dezelve als eene Epidemia maligna kon befchouwen. Met dit alles zyn 'er nochtans ook Pleuritides en Pleuroperipneumonics geweeft, waar aan Jómmigen bezweeken zyn, want Zyn Ed meld ons, dat by deezen de ontfteeking zoo geweldig was, en gepaard met eene fteekende pyn in de zyde, dat dezelve door geene middelen hoe genaamd te overwinnen was. Het blykt onsondertuffchen,dat Zyn Ed. van de vermogendfte middelen tegen deeze Ziekten op eene zeer verftandige wyze heeft gebruik gemaakt. Het dooden getal is ook in Juny aldaar merkelyk grooter geweeft als gewoonlyk, blykens de hier bygevoegde kleine Sterflyfl, doch Zyn Ed. denkt niet, dat men dit alleen aan deeze Ziekte moet toefchryven, wyl 'er onder dat getal zeer veele lieden zyn, welke zwak,en reeds met kwaaien hakkelende waren, ook eenige asthmatici, anderen door ouderdom verzwakt, wederomande« ren door eene verouderde derdendaagfche koorts uitgemergeld, welken, als de Catarrhus hun overviel, ten grave gefleept werden ( w }. Na ( if) Geheel overeen/temmende met de gedachten van den Heer Veirac, hier na te melden.  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. 75 Na eenige aanmerkingen gemaakt te hebben over zoodanige Ly.ders, die nog aan de gevolgen van de Epidemifche Galziekte des voorigen Jaars fukkelden, en nu den Catarrhus kreegen; befluit de Heer Honko op Zyn Bericht met te zeggen, dat de kleine Gemeente het meeft door deeze Ziekte geleeden heeft, wyl van de 87 dooden wel | tot dezelve behoord (x ). Overleedenen in Alkmaar van January tot Juny 1782. January 41. February 49. Maart 54. April 38. Mai 69. Juny 87. Even gemakkelyk fchynt de Epidemie aan de Zaankant geweeft te zyn: altans uithetwélopgeftelde Bericht, waar mede ons de Heer LeMaire welke te Wejizaandam de Praéïyk oefend, vereerd heeft, en het welk met medeweeten van de Heeren Rogaar en Schreuder , aldaar mede pra&ifeerende, is vervaardigd, komt het ons voor, dat de Catarrhus aldaar meerendeels \s geweeft fimplex et benignus: maar die toch voor (x) Overeenkom/tig met Amfterdam en.Haarlem.  76 Befchryving van de voor oude, zwakke en kwaadfappige lieden doodlyk werd; om dac by dezelven de ziekte ftoffen door de fluimloofing niet konden ontlaft worden, waar door de borft vol bleef. Zyn Ed. bericht ons verder, dat 'er onder de Zieken van die Maand ook eenige, fchoon weinige, geweeft waren, die door eene wezenlyke ontfteekene-Ziekte zyn aangedaan geworden, Welke door Aderlaatingen en de verdere gefchikte middelen tegen de ontfteeking door Hun Ed. zyn behandeld geworden, het welk dikwyls eene zeer goede uitwerking gehad had; doch, meermaals vruchteloos was, ftervende de Lyders als dan met alle zulke teekenen, die eene ontfteeking, tot Gangrsena overgaande, verzeilen (y~). Waar aan het groot getal dooden, hetwelk in Juny 80 beliep, aan de Weftzyde; en 61 aan de Ooftzyde, en waar van volgens fchryven van Oostzaandam van 4 July federt 1727 geen voorbeeld was; laat Zyn Ed. tuffchen beiden, als zynde dit niet regt bekend. De Heer Ysermans heeft ons bericht, dat de fterfte te Amfterdam in Juny, en gedeeltelyk in July vry grooter is geweeft dan naar gewoonte, zyn- (y) Men vergelyke hier mtde de 7, 17, 18 Waarneemingen in de Bylagen.  Epidemifche Zinking - Koorts, enz. 77 zynde hetzelve in ééne week tot 364 geklommen, hetwelk ten einde van Juny op 240, en in het be gin en het midden van July op 130, 103, tot 97 verminderd was. Zyn Ed. is verwonderd over de meerderheid der dooden, wyl de Catarrhale Epidemie aldaar niet zoo hardnekkig geweeft was; zulks blykt ook uit Zyn Ed. kort, doch zeer naauwkeurig Bericht, wyl Zyn Ed. geene complicatie van toevallen, en dus geene Pleuritides of Pleuroperipneumonia heeft waargenoomen. Zyn Ed. meld: dat uit eene belette doorwaafeming de wey van het bloed fcherp geworden zynde, de verfchynfels der Catarrhale koorts zich hadden vertoond: welker Geneczing Zyn Ed. heeft bereikt door eenvoudige diluentia, refolventia, expe&orantia et laxantia: waarin Zyn Ed. ook zoo gelukkig gedaagd is, dat alle Zyne Lyders in korte dagen herfteld zyn, zonder dat 'er een eenige geftorven is. Zyn Ed. onderfteld, dat het groot getal der dooden voornaamelyk uit de kleine Gemeente, zoo binnen als buiten de Gafthuifen, of uit de oude lieden is ontftaan. Deeze onderftelling wordt gewettigd door het bewys, dac 'er in die week van 364 dooden, Hechts 72 in de Kerken begraaven zyn  78 Befchryving van de zyn O). Van Gouda fchryft ons de Heer Bleuland, dac aldaar de ganfche Maand Juny eene algemeene Catarrhale Ziekte geheerfcht heeft, doch zonder eenige kwaade gevolgen, blykens het gewoone getal der dooden. Uit alle de omflandigheeden blykt het, dat de Ziekte aldaar gebleeven is eene Febris Catarrhalis benigna, waar van echter veele fterk hoeftten, en pyn op de borft hadden: het welk dan ook naar onze gedachten de reden zal geweeft zyn, dat 'er veele Aderlaatingen, zoo als ZynEd. fchryft, gedaan zyn, terwyl verder eenige Pharmaca refolventia de Geneezing beflooten. . Uit een zeer fraai bericht, dat ons gezonden is door den Heere Doctor J. Veirac, Examinator by de Ooft. Ind. Compagnie enz. te Rotterdam, en hetwelk in het klein eene zeer zaakelyke Varhandeling over de Catarrhale Conftitutie van de Maand Juny 1782 uitmaakt, blykt, dat ook aldaar toen meerder menfchen geftorven zyn: wordende dit geftaafd met een Sterftyft, uit welke volgens de juifte bereekening van den Heer Veirac ken- o.-.u . , « : -**:■ ft t^s) Het zelfde hebben wy van onze Stad aangemerkt, bladz. 45,  Epidemifche Zinking - Koorts, enz. 79 kenbaar word, dat 'er ftaande de Epidemie ten minften 50 raenfchen meer dan naar gewoonte geftorven zyn; terwyl 'er ten deezen opzichte eene byzonderheid plaats heeft, die in de Sterfly/l niet te vinden is, namelyk: dat in die week, na dat de Epidemie geëindigt was, merkeïyk meerder gefbrvenen voorkomen, dan in elk der drie andere weeken, het welk, volgens den Heer V e i r a c, zoo wel het gevolg der Epidemie kan geweeft zyn , als ontftaan zyn door toevallige oorzaaken, die daar mede geen verband altoos hebben. Met betrekking tot den aart der Epidemie zelve zegt deeze bekwaame Arts, na vooraf eene gegronde aanmerking over de noodzaakelyke vereifchtens by de befchryving van de Epidemifche Ziekte gemaakt te hebben; dat de Ziekte, welke zyn Ed. zeer kort, doch keurig befchryft, i„ het algemeen was en bleef van eenen CatarrbaUntan, nu en dan met iets van het Rbeumatieke, mvry gemeen met een apparatus primarum viarum-y welke eenige evacuantia vorderde, gemengd: blykende dit uit de Geneeswyze, welke veelal door diaphoretica, expe&orantia en zachte laxantia, gepaard met ligt verteerende voedzelen, fpoedig en veilig bereikt werd: terwyl veele ande¬ ren  go Befchryving van de ren door een maacig dieet, het vermyden der buitenlucht en het gebruiken van een Vlierdrank en eenig laxans , even fpoedig en zeeker herftelden ( a i. Daar nochtans* het getal der dooden , geduurende de Epidemie, merkeïyk grooter was geweeft, beantwoord Zyn Ed.de vraag: Van waar dit?met eene klagte over eene menigte Pfcudomedici, ( waar van R o t t e r d a m zoo min als eenige andere plaats bevryd fchynt te zyn.) onder welkers handen eene ligte Ziekte veelligt doodlyk kan gemaakt worden: en voorts met aantemerken, dat in doorgaande Ziekten , afgeleefden en zwakken even zeer aangetaft worden als jongeren en fterke menfchen; dat de Ziekte, hoe zacht van aart, toch doodlyk kan geweeft zyn voor teeringZieken en fukkelenden: terwyl deeze gedachten \ niet weinig fterkte ontvangen uit de Ziekten-lyfl \znjuny, op welke, hoe zeer ook gebrekkig, ( even als by ons en elders.) onder den tytel, aan verval van krachten, en waar onder men den dood van oude menfehen gewoon is te plaatfen, een getal voorkomt van 42, daar het midden- (0) Men vergelyke hier mede onze bevinding in de eerfte foort van Zieken, bladz. 46.  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. 8r den-getal van deeze anders federt eenige jaaren Hechts 18 bedraagd. Dan Zyn Ed. houd deeze oploffing niet voor voldoende, maar bericht ons verder, dat 'er by eenigen zyner Lyderen eene verborgen, niet ge- makkelyk kenbaare, ontfteeking in het Syftema pulmonale hebbe plaats gehad, zoo nochtans dat die ontfteeking meer fchyn had van eene Diathefis rheumatico - inflammatoria, dan'van eene waare ontfteeking: geevende te gélyk de vafte kenteekenen deezer ontfteeking zeer riaaüwkeurig op. Het was in dit geval dat Zyn Ed. van de algemeene Geneeswyze der Catarrhus boven gemeld moeft afvvyken, en eene Methodus amiphlogiftica moeft volgen, waar in fomcyds eene herhaalde Aderlaadng noodig was, terwyl de gevolgen deeze behandeling wettigden, nadien de Lyders, na de ontlading van het bloed, 't welk ileeds meer of min ontftoöken was, daadlyk eene kemelyke verbeetering gewaar wïerden. Uit welk een en ander d rhalven blykt, dat fchoon wel de Epidemie in het algemeen befchouvod, in een Catarrhus ad fauces et pulmones beftaan hebbe dezelve echter byeevigen metéene lïgte Ihfiammaüe in de longen is gepaard geweeft: ftaavende F Zyn  Bs Befchryving van de Zyn Ed. dit met zyn eigen Perfoon, en verzeeke* rende dit in veele anderen te hebben waargenoomen, by welken de bezwaarde ademhaling niet geheel verdween, voor dat 'er eenige fputa cruenta, of cum jlriis fanguineis gemengd, geloosd waren, waarop dan zonder eenig gevolg, onder het gebruik der vereifehte middelen de geneezing volgde. Voorts merkt Zyn Ed. aan, dat de Epidemie by menfchen tuffchen de 15 en 30 Jaaren meer zuiver Catarrhaal geweeft zy dan by hun, die jonger of ouder waren, beveiligende dit met zyne ondervinding in het Diakonie Huis. Eindelyk befluït Zyn Ed. dit Bericht met de vraag: of de meerdere fterfte in Juny deezes jaars is toe te fchryven aan de ontftoöken geaartheid der Ziekte by fommige lyders? En antwoord, dat dit mogelyk en niet onwaarfchynlyk is, fchoon Zyn Ed. hetzelve art zyne bevinding niet beveiligen kan, wyl niet een eenige van de vry groote menigte zyner Zieken, voor zoo veel zy door deeze Epidemie waren aangetaft, geftorven zy. Te Leyden meld ons de Heer Cuypers, dat te Catarrhale Ziekte zeer algemeen geheerfcht heeft, doch van eene zeer goedaanige natuur geweeft  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. 83 weeft is, zoo als uit hec getal der geftorvenen, 't welk in vergdyking der menigvuldige zieken in de daad zeer gering is, blykt. 'Er zyn, (vervolgdZyn Ed.) wel is waar, doordefcherpte der ftoffe by verfcheidenen Pleuriffen en Pieuroperipneumoniceviv. ontllaan: dan deeze zelfs zyn zeer gunftig afgeloopen; de wyl ze genuina inflammatorite, en niet van de hevigften waren, en met de Aderlaatingen, welke dikwyls met fucces herhaald werden, voor de gewoone demulcentia et diapnoica ge wee ken. zyn. Het bloed was in meeft allen ontftoöken Eenigen echter hebben eccoprotica nocdig gehad,* zeer weinigen emetica: dan deeze complicatien waren te gering in getale, om de Ziekte onder de faburrales of zoogenaamde hiliofi te kunnen brengen; en de noodzaakelykheid der Aderlaatingen over het geheel genoom; n. tvvyfelachtig te maken. Zyn Ed. deeld ons behalven dit zaaklyk Bericht nog een Sterfly ft mede, uit welke wy alleenlyk de Maanden Juny en July hier zullen laaten volgen , als genoegzaam zynde, om het toe - en afneemen der Epidemie te toonen. F 2 Ou-  $4 Befchryving van de Oude Lyken binnen dcftad Van i- 8Juny 12 • 8- 15 24 !5*>22 30 , 22-29- 33 -—29- 6July 17 6-13 11 w -13-00 l2 20-27 9 ' 27- sAug. 12 In een ander Bericht uk die zelfde Stad, meidons de Heer Dotlor J. Voegen van Engelen, dat de Noordfebe Ziekte aldaar zeer algemeen gegraflèef d had, van het begin van Juny tot voornamelyk tegen het midden van July, als wanneer daar nog wel overblyffeis van behonden, maar weinige of geene nieuwe aanvallen van opgemerkt wierden. „Ik zal, (laat zyn Ed. daar verders op volgen ) „ hier geene Necrologifche Lyften „wegens ditTydperk byvoegen, welke ik weet dat „myn zeer geachte Amptgenoot, de Heer Cuysrs, Uw Ed.zal mededeelen, noch ook eeni- >»£« Oude Lyken buiten 2 3 2 3 2 3 1 1 Kinderen binnen 7 11 21 9 4 6 TI 9 11 Kinderer buiten i Gehtri 21 39 53 45 23 20 ^4 20 24  Epidemifche Zinking- Koorts, enz. B$ „ge Meteorobgifche Waarneemingen, of ie.ts betreffende den loop, welke deeze Epidemie over „het grootfte gedeelte varr Europa genoomert „heeft, of eenige byzondere omftandighe.den,. „ welke ik daar by heb waargenoomen. Ik be waar „alle deze omflagtige aanteekeningen voor eene „ omftandigeBefchry ving deezer doorgaande Ziekte, „waar aan ik ledert eenigen tyd arbeide. Dit alr , „leen acht ik gevoeglyk Uw Ed. wegens den aart „derzelve, gej^fc zy zig hier vertoond heeft, te „melden, dat zy in den aanvang enkel Catar„ rhaal was, maar wel dra Inflarmuatoor werd, „zoo dat 'er herhaalde Aderlaatingen,, en: de „geheele Apparatus antiphbgificus vertifchr, „wierden, waarna eene Cff?;a refohens et diar „pboretica het geheele werk doorgaans fpoedig „en volkomen afdeed; dat dit, met uitzonder „ring van weinigen, by allen plaats had; dat het „ bloed zeer fterk geinfiammeerd, de zitplaats der „ontfteekingen. meeftentyds het borftvlies en de „longen, en fomtyds ook.de keel was; dat 'er „by de meeften Sordes primarum vïarum by, vwaren, of miflc'vien by kwamen, doch dat d> ' „Ziekte over het geheel niec konde gezegd wor^ „ den tot het geflacht der- Phuritides of Pc-ipneu-, F 3 „ wo-  86 Befchryving van de „ monia Biliofe te behooren " enz, S- 35- Dealgcmeenegefchiktheid tot Inflammatie, in byna alle lichaamen te deezer tyd, verdient zeekerlyk eene byzondere opmerking. Want, niet alleen dat die geene welke door de Pleuris of andere Inflammationes particulares aangetaft wierden ; of dat zy welker Catarrhus Rheumaticus geworden was, ontftoöken bloed hadden; niet alleen dat hetzelve gevonden wierd by die geenen, welker Catarrhus hun veel deed hoeften, en die om deeze rede Adergelaaten werden; maar daar boven: die geene, welke gezond zynde uit voorzorge zich hadden doen Aderlaaten, eer dac zy een Dotlur geraadpleegd hadden, vertoonden aan den Arts by zyne komft byna altoos ontftoöken bloed. Die geene zelfs, welke nimmer eenige dispofitie tot ontfteeking hadden, en die, zoo dikwyis zy om andere oorzaaken te voore Adergelaaten waren, altoos dun, pblegmatiek bloed ontlaft hadden; zy, welker geftel ganfch overgefteld was tegen het Inflammatore; by deezen zag men, als 'er om de hevigheid der Zinkingkoorts eene kleine Aderlaating moeft gedaan, of des noods her-  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. 87/ herhaald worden, al mede het bloed ontftoöken. Eindelyk zyn wy getuigen geweeft van anderszins gezonde lieden, welke wy, om befliffènde proeven te hebben, eenige oneen bloed hebben laatert aftappen, welker bloed wy te deezer tyd weezen-. lyk ontftoöken gevonden hebben. De algemeene gefchiktheid tot Inflammatie komt ons voor een beveiligend teeken te zyn van het. naauwe verband, hetwelk 'er tuffehen den Catarrhus, en de volgende ontfteekene - Ziekten plaats, had; of met andere woorden: het Caratteris-tike van den Catarrhus, zoo dra ze eenigzins he-. vig wierd, Inflammatoor zynde, leide den grond-flag cot de Pleuris en verdere ontfteekene-Ziekten , die zich daar na vertoonden, Q. E. Di. S- 36. Een uitmuntend Geneeskundige van onzen tyd, de zeer naauwkeurige Stoll vroeg onlangst „Wie weet niet, dat de Catarrhus nu en dan „eene voornaame oorzaak is van zwaare Ziekten? „ en Wie zal alle de verfcbillende föorten deezer „Ziekte, zonder nadeel te doen, onder elkander „vermengen? Deeze waarheid zagen- w.y„ F 4 "' al- (&) Cravem nmuinauam et gravJorum materum cmjfam  83 Befchryving van de allerduidelykft beveiligd in die Lyders, welke door de Pleuris wierden aangevallen. Deeze toch ziek wordende, gaven wel haalt te zien, dat zy geenen Catarrhus ftmplex hadden; maar uit de hevigheid der verichynfelen, uit de geduu'rige klagte over zwaare lendenpyn, en door de armen en beenen,' uit de meerdere koorts, die by hun na eene huivering, voorts eene Febris continuo remittens teekende te zyn, uit het gevoel van byzondere hitte in de pynlyke deelen, enz.-bleek het wel haafl dat de Catarrhus by hun was Rheumaticus et Complicatus. Hetwasimmers niet vreemd by deeze Lyders te zien, dat zy, na twee of drie dagen met Catarrhale toevallen geworfleld te hebben, fomtyds zeer onverwacht over eene fteekende pyn in de zyde, of in of onder de borft begonnen te klaagen, en betuigden dat deeze pyn hun op ae minfte inademing ondraaglyk was. Deeze pyn was niet altyd in dezelfde zyde, of op dezelfde plaats in de borft by alle deeze Lydv ren: ze nam zoo wel de rechrcr, als de linker zyde in; by den eenen was dezelve meer voorwaards tuffeben de ribben, by eenen anderen wederom achterwaards catarrhum effe, Quis efl, qui igriorst? £f Quis diverfjjimes catarrhi fpeiies impune confundet: Rat. Med. P. III. pag. 46-47.  Epidemifche Zinking * Koorts, enz. S$ geplaatft,-dikwyls klaagden zydat de pyn in de borft tot onder de Clavicula zat, by anderen zette zy zich vaft onder het fchpudejrblad: fomtyds fcheen dezelve zoo laag te zakken, dat men ze voor pyn in de nieren moeft houden ( cj. Met een woord: wy hebben bewaarheid gevonden het geen de groote Boerhaave voorheen gefchreeven heeft, „dat 'er namelyk geen gedeelte der inwendige be„kleedfelen van de borft is, het welk niet door „deeze Ziekte aangevallen wordt: dat derhalven „ het ganfche borftvlies, het vliezig middenfehot, „het voorfte, agterfle, linker, rechter, het bo„venfte en onderfte gedeelte, zoo wel als hetbui„tenfteen binnenfte, maar vooral dezyden, de „zitplaats deezer Ziekte zyn kunnen" dd). F 5 By (c) Wy hebben daar van voorbeelden gehad, en zullen 'er nog nader van fpreeken in de 38. g. (d) Nulla ejl pars integUmentorum int,mi thoracis, quam non aggr-editur 1 tota ergo pleura, totumque mediastimim, hinc anterior, poftcrior, dextra , finiftra, fuperiur, inferior, exierior, profundior pars ccqus obfidetur hoe maio : fed ïmprlmis- tatera. Aphbrif. dt Co'rnofc. et Curand. Morb. $. 877. N. Wy fabben deezen Text van den onvergelykelyken AuB?ur ■ vertaald, hier iov:n ingdafcht, om het algemeen te ontheffen van een zeer ingeworteld vocr-.ordeel, het welk  0o Befchryving van de By deeze pyn, die eene Febris continua remittens, brandende hitte en onlefchbaare dorft ten geleide had, voegde zich wel dra een zeer vermoeijende hoeft, althans by veelen, ('er waren eenige die niet hoeftten. ) Deeze hoeft was voor fommigen een pynbank, wyl zy klaagende verzeekerden, dat zy fchrikten als zy moeiten hoeften, om dat ze dan door de pyn als 't ware verfcheurd wierden. Veelal was deeze hoeft de eerfte twee dagen droog, doch veranderde met den vierden dag in eenen vochtigen, die tevens bloedig was, zulks fommigen byna enkel bloed fcheenen uittehoeften ( e ) ; en wyl by deezen de pyn niet meer tot de zyde alleen bepaald was, voelden zy dezelve dan onder den fchouder , dan onder het fleutelbeen, dan door de geheele borft. De hevige pyn had fommigen eene ganfeh kromme en zydwaards geboogen geftalte doen aanneemen, welke zy niet durfden veranderen, uit vreeze van meerder pyn; en het fcheen als of zy door een byzonder Inftiniï geleid wierden, om het aan- welk veelen het leven gekófl heeft; dat namelyk het Pleuris niet anders als in de Iinkerzyde zoude kunnen ontdaan. ; e) Men vergelyke hier mede pag. 71. in de aanteekening ( v)..  Epidemifche Zinking'Koorts, enz. 91 aangedaanegedeelte der borft, door deeze buiging zoo veel mogelyk te omfpannen, en zich zeiven eenige verligting te bezorgen. Wy zagen 'er die deezen ligging behielden tot weinige oogenblik* ken voor hunnen dood. Niet minder was de benaauwheid waar over deeze Lyders klaagden. Zy merkren wel haaft dat de ademhaling de pyn vermeerderde, daarom ademden zy zeer kort, en maakten daar door, wyl de longen door inademing niet behoorelyk uitgezet werden, dat het bloed door dezelven niet geregeld konde omloopen, het welk benaauwheid verWekte: behalve nog, dat by verre de meeften,in deezen ftaat zynde, de longen zelve reeds door ontfteeking waren aangedaan; het geen dus de benaauwdheid kennelyk moeft vermeerderen. Het Was derhalven geen wonder, dat deeze Lyders fteeds ffaaploos waren, en eene beftendige ongeduurigheid by hun plaats had. Als men hun de pols voelde, vond men dezelve zeer ingetrokken, althans byde meeften; maar zoo haaft als 'er door Aderlaatingen eenige ruimte gemaakt wierd, kwam 'er een ganfeh andere pols voor den dag. Dezelve werd dan geheel hard, per f Be durus, volmaaktelyk overeenkomende met de  oa Befchryving van de de beichryving, door de bekwaamfte Geneeskundigen van denzelven gegeeven. Hy bleef ook in dien ftaat tot zoo lang, dat 'er door meerdere afleiding van bloed verbeetering kwam, of dat de Inflammatie aan de longen zelve werd medegedeeld, als wanneer dezelve wel zachter, fchoon niet gunftiger werd; of eindelyk als de Ziekte doodlyk werd, veranderende dan van hard in eenen fnellen en kleinen plos, in radheid toeneemende, naar maate het doodlyk cydflip nader by was. De huid was meeftal zeer droog, en men vond 'er, welken men byna niet aan het zweeten konde krygen, zoo lang ten minften 'er naar onze gedachten noch eenige hoop van redding plaats hadde; terwyl by deeze daarna het zweec voor den dag kwam, als alles te laat was, beginnende dan zo fterk te zweeten , dat zy niet alleen hunne kleederen, maar zelfs hunne deekens door hun zweec bevochtigden, duurende dit tot dat zy den adem uitbliefen. Anderen zweetten van het begin af zeer fterk, doch al mede zonder verligdng. In. beide deeze gevaKen was het een flecht teeken. Sommigen geraakten den tweeden of derden dag aan eene zachte uitwaafeming mee vermindering der. toevallen. De  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. 03 De pis deezer Lyderen was in het eerfte der Ziekte hoogrood en brandende, urina flammeay ook wel eens zeer dun en byna zonder koleur in eene groote hoeveelheid, het welk meelt by die geenen plaats had, die niet zweetten, en al mede by ons voor een Hecht teeken gehouden werd. Ook zag men wel eens dit vocht vervuld met ftofvezelen, even als ftukjes van vliezige draaden, welke allerwege in de pis bleeven hangen. Dit is, mcenen wy de Urina Spafica van Hippoc r a t e s (f). De brandende pis veranderde gemeenelyknaden vierden dag, en werd ligter, meeft zonder, doch nu en dan met een eneorema, welk in het midden van het vocht hangen bleef. De ftoelgang was over het algemeen weinig; doch de onrlaflte drekftoffèn zeer ongelyk: zynde by fommigen vry natuurlyk, terwyl anderen nu en dan dunne fisces loosden. De eetluft was by de allermeeften ganfch verlooren. Wy zeggen by de allermeeften: want wy zyn ooggetuigen geweeft van eenige enkclden deezer Lyderen, welke eene hevige, ja doodlyke Plëuris hadden, en nochtans fpys begeerden 5 dezelve aten, en ftierven helaas! met het brood in den mond. t> By (ƒ) Coac: Preenot 580. Seft, II.  94 Befchryving van de By fommigen vond men eene drooge tong, die glad en blinkende was: by andere was dezelve met een dunne flymachtige korft bezet, welks randen raeeft witachtig waren; terwyl het midden der tong eenigzins graauwachtig was. Nog anderen hadden eene zuivere tong. Het verhemelte en de keel waren ook veelal droog. Klagte over wanfmaaklykheid hoorden wy zeer zelden; walging of braaking zagen wy niet, als voor zoo verre deeze door den hoeft nu of dan verwekt wierden; en die daarom by ons, volgens Pathologifche gronden, voor een Symptoma Symptomatis worbi zyn gehouden Cg\ $ 37- By alle deeze verfchynfels voegden zich wel haaft nog anderen, welke te kennen gaven, dat de ontfteeking toenam en kwaadaartig wierd, behalven ook, dat zy in fommige Lyders zich tot andere deelen van het Lichaam fcheen te bepaalen, en op deeze wyze den dood aantevoeren. Immers, daar de pyn zich in den beginne Hechts tot het eene of andere gedeelte der borft bepaald hadde , werd dezelve na verloop van weinige dagen, veel- fg) H. Gaubii /. c. J. 95> en anderen.  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. 95 veelal op den vyf den, of zesden, meer algemeen ; zulks de Lyders be.uigden, dat 'er geen plaats in den ganfchen omtrek der borft ware, welke hun niet allerpynlykft was. De ademhaling weid ook hoe langer hoe moeilyker; zy zeiden, dat het was, als of hun de ganfche borft met een koord toegetrokken wierd; de koorts bleef beftendig eene Febris continua remittens; de pols, die te voore volkomen hard was geweeft, werd nu wel zachter, maar tevens radder en nu en dan met eenige intermijften; de hoeft was by veelen onbedwingbaar, en onaangezien eene natuurlyke urine, en de uithoefting van veele ftoffen, die eenige meerdere eonftftentie begonnen te krygen, zag men echter alles hand over hand verergeren. Dit ging zoo verre, dat wy 'er verfcheidenen zagen, by weiken men reden had vaftteftellen, dat de Inflammatie den geheelen Thorax had ingenoomen. Ja deeze was zoo groot, dat de ongelukkige Lyders van de Aderlaatingen, hoe wél ingericht, en ho^ dikwyls ook herhaald, geene, of Hechts kortftondige verligting gevoelden; fomtyds niet langer dan geduurende den bloedvliet. 'Er waren 'er die na den vierden dag goede gekookte fluimen opgaven, in een zacht 2weet waren gekomen, en by welken eene volkome-  9*5 Befchryving van de mene remijfie van alle de Toevallen, de verbetering fcheen aantekondigen Deeze ondertufichen werden op eens door zulk eene hevige benaauwdheid overvallen, dat zy geheel overeinde in het bed moeften zitten; terwyl de ademhaling allermoeilykft gefchiedde. Wy zagen 'er verfcheidenen, by welken in deezen ftaat de ademhaling, Hechts fcheen verricht te worden door de bovenfte ribben, de fchouderbladen en de fpieren van den onderbuik. Wel haaft voegde zich daar by een onvermogen om te kunnen hoeften, 'er volgde een allerfterkft zweet; op de handen en in het aangezicht werd hetzelve kleevende, daar na klam; de pols werd zeer rad, fomtyds ontelbaar, en begon eindelyk te intermitteeren: by de meeften volgde eene ligte ylhoofdigheid, by anderen was die weinig: de wangen en lippen waren rood gefchilderd; de omtrek van de borft en den bovenbuik waren zeer heet. Op het laatfte verminderden alle de voorige toevallen, en de Lyders werden zeer gemakkelyk, de ademhaling Hechts uitgezonderd. Verfcheidcn waren 'er, van welkeri men zeeker konde zyn, dat de Inflammatie, voor den dood, in het Koud Vuur ware overgegaan; wyl zy verblyd, als 't ware over een meerder gemak,  Epidemifche Zinking- Koorts, enz. 97 mak, 't geen zy zeiden te gevoelen, fomtyds eetende den geeft gaven. Zy ftierven op onderfcheidene dagen: fommigen bezweeken den 13 dag, na het begin der eerfte Ziekte; anderen den 11 .nog waren er eenigen, die reeds voor of met den iodao-, en den 6 na het omüawe Pleuris, overleeden. Wy ondervonden de waarheid van de woorden van Boerhaave zeggende: „als eene Jongontftee„king de beide longen te gelyk en hevig aange„daan heeft, dan volgt 'er onvermydelyk,fchielyk „de dood op; wyl de Natuur in dit geval door „geen Geneesmiddel , tegen de ontfteeking ingericht, geholpen kan worden " ( h.) f- 33. Behalven deeze doodlyke verfchynfels in de Pleuris of Pleuroperipneumonia, waren 'er by fofhmige Lyders andere Inflammatore toevallen aanwezig Wy hebben 'er gezien, by welken de Catarrhus Rheumaticus zich tot de blaas bepaalde, en eene Ifcuria vera verwekte; terwyl de G he- (h) Si tale malum ( Peripneumonia ) utrumque pulmonem fimul, et valide infecerit, erit cita, et wjup-rabilis mors; quum nullo remedio antip]ilogifiko juvari na. tura queat. I. c. fj. 827.  "9$ Befchryving van de lievigheid der toevallen ons van de tegenwoordigheid der ontfteeking volkomen verzekerde (i). Deeze LyderefTe dit te boven gekomen zynde, verviel daarna nog wederom in eene Pleuris, aan welker gevolgen zy omkwam. In eene Vryfter zag men te deezer tyd eene volkomene ontfteeking der herfenen, uit dezelfde ïnflammatore oorzaak gebooren, met eenen doodlyken uitgang. By eenen anderen, die te voore eene Pleuris had gehad, welke federt drie dagen , na de aangewende hulpmiddelen, alle reekenen van verbetering gegeeven had, veranderde de Ziekte eensklaps, en de Inflammatie wierp zich op de maag; en onaangezien dit fchrikbaa"rend toeval herftelde hy op eene byna wonderdaadige wyze (k\ Andere verplaatfmgen der ïnflammatore ftoffen naar andere deelen van het lichaam, met gevolg van verzweering, hebben wy waargenoomen, en zullen ook daar van nog nader fpreeken (/). Wy hebben het noodig geoordeeld in de befchryving deezer Ïnflammatore Ziekte, zoo naauw- keu- (iS Zie in de Bylagen, de 16 Waarneeming. ( k ) Men zie de 15 Waarneeming. (/"") Zie Bylagen, de 9 Waarneeming.  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. 09 keurig als ons mogelyk was, te werk te gaan; en alle de verichynfels die wy zagen, getrouwelyk op te geeven, ten einde het blyke, van wat Natuur de Zieke geweeft zy: terwyl wy 'er kunnen byvoegen, dat onze ondervinding zich niet Hechts toe weinigen bepaald, maar over een aantal van eenige honderden loopt: een getal, groot genoeg althans om 'er uit.te konnen befluiten. $• 39- Men denke nochtans niet, dat diezelfde hevigheid van toevallen, welke wy §. 36, 37. befchreeven hebben, by allen plaats hadde. Ware dit zoo ge weeft, dan zou voorwaar de Sierflyftvm Juny, hoe verneederend ook, een allerbedroevendft getal van dooden hebben uitgeleverd Neen: 'er waren, zoo veel wy by naauwkeurige oplettendheid waargenopmen hebben, drie-erly foorten van Lyderen. a. Veele naamelyk kreegen, na drie of vier dagen de Catarrhus gehad te hebben, de Pleuris. Als deeze tydig de vereifchte hulp zoeken, werden zy veelal met twee, drie of vier Aderlaatingen , en na verdere gepafte middelen gebruikt te hebben, binnen 11 of 12 dagen volkomen geG 2 nee-  ICO Befchryving van de neezen; wyl na den 4 dag de Urine veelal dik werd en de Ziekte met den 9 dag eene volkomene fchciding kreeg. By deezen was de tong van het begin tot het einde der Ziekte zelden beflagen geweeft, ook hadden zy over geene wanfmaak geklaagd. Deeze waren ook na de Aderlaatingen in een algemeen en maatig zweet geraakt. h. Eene tweede foort kreeg de Fleuris zeer hevig. Alle de toevallen waren by h,un veel zwaarder, en de Aderlaatingen moeiten tot vyf en zes reizen toe herhaald worden, eer men het geweld der Infammatie konde bedwingen; zynde de pols, zoo lang de longen zelve niet aangedaan waren, perfecte durus («O S de huid droog en heet, en de pyn op de minde inademing fteekende, gepaard met eene Fehris continua,by welke men byna geene remijpe befpeurde. Met één woord (m) Wy hadden uit den mond van den onvergelykelyken Gadjius, meer dan eens, de explicatie van een Pullus durus , die Hy in Zyne Jnfr.it. Pathot. Med- %. 781, befchryft te zyn : Arteria iftu majore, quam dilaiatione , micdm; gehoord, maar teen wy jonge Praétici waren, msejlen wy dienPols nog leeren voelen. Wy raaden den Jongen Doiloren broederlyk, dat zy zich niet gewennen, over een verfchynfel van zoo veel aanbelang luchtig heen te kopen.  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. ioi woord: ogder alle de verzwaarende Symptomata werd by bun de Inflammatie ook aan de longen medegedeeld, en het was niet als met veel moeite, dat de meelle ontkwamen; terwyl anderen bleeven nikkelen, niet zonder vermoeden van uit deeze Ziekte in eenephthifts te vervallen (»> Eenige uit deeze Clafjis bezweeken nochtans, onaangezien alle aangewende hulpmiddelen, c. Dan, 'er was eene derde en laatfte foorr, in welke de Ziekte van den beginne af reeds onherftelbaar fcheen te zyn. By deeze toch was de trap van Inflammatie tcrftond zoo hoog, en werd fchielyk zoo algemeen, en tevens tegen alle mogelyke middelen zoo kwaadaartig, dat het om het even ware, of deeze Lyders adergelaaten wierden of niet. De ganfche cura ■aniipblogiflica ten fterkfte te baat genoomen, beteekc-nde niets. Al wat door de vournaamfte Geneeskundigen als zeer vermogend aang-preezen is, liet ons verleegen; nu en dan zagen wy in eenen enkelden Lyder vermindering der toevallen niet alleen, maar zelfs goede teekenen, waarop men in eene gewoons Pleuris of longontfteeking zich zoude vcibaten G 3 heb- («) In de 3 en 5 Waarneeming, zal dit door de bevinding beveftigd worden,  102 Befchryving van de hebben: by voorb: het loozen van«j^pede, gekookte fluimen, eenige meerdere remijfie van koorts en hitte; zelfs wel e:ns een maarig zweet en verbeeterde ademhaaling: maar het was flechts, zoo als wy te voore zeiden, om kort daarop met een nieuw geweld den Lyder aantevallen en door eene algemeene, zeer hevige ontfteeking of gangrana te doen fterven. §■ 4°- Gelyk wy §. 30 gefprooken hebben van eenige Lyders, by welken men geduurende de Catarrhale Ziekte eenige ophoopingen in de eerfte wegen .aantrof; zoo zal het nu ook de tyd en plaats zyn om onze bevinding dien aangaande in deeze ïnflammatore Ziekte den Leczer medetedeelen. Uit de algemeene befchryving deezer Ziekte, die wy §. 36 gegeeven hebben; uit de verzwaaring der toevallen, en de overige ïnflammatore verfchynfelen, welke §. 37 en 38 gemeld zyn; valt het niet moeilyk optemaken, dat 'er ons niet veele Lyders zyn voorgekomen, by welken een Apparatuf primarum viarum plaats hadde. By fommigen nochtans was' iets van dien aart; trouwens hoe weinige Ziekten zyn geheel zuiveren op  Epidemifche Zinking-Koorts, enz, iqj op zich zeiven beftaande, zonder inmengzel vara eenige Apparatus boven genoemd? Dan, het moeid ons, dat wy hier eene bevin~ ding moeten ter nederftellen, geheel llrydig mee die van onzen zeer geachten Collega Bosch» Maar,gelyk wy van den beginne af ons voorgefteld hebben, der waarheid alleen hulde te doen, era een getrouw verflag, van het geene wy zagen,, medetedeelen, zuilen wy daarin ook onbefchroomd voortgaan, gedachtig der Latynfche Spreuk: Sit Amicus Plato, ft Socrates, fed magis AmicaFeritas; terwyl wy ons hier, en in 't vervolg vara dit gefchrift alleszins zullen trachten te behoedera voor allerlye beleedigende uitdrukkingen, of den; Leezer eenige aanleiding te getven, veel. min im het vermoeden te brengen om ongunftige gevoe-lens van onzen Araprgenoot Bosch te voeden; 't geen wy wel wenfehten dat Zyn Ed. ook ier?s onzen opzichte gedaan hadde. De Lyders, die aan eene Pleuris ziek lagen, en by welken eene Saburra in prhnls. viis; aanwezig was, waren dezulken, welker Pietiris niet van de allererglle foort was, ze behoorden of' tot de eerde, of tot de tweede Clafls van Lyde»ren §. 39. a, b. gemeld. Veelal begonnea dee-»G 4. za-  104 Befchryving van de ze den 7 of 8 dag der Ziekte over eene vetachtige fmaak in den mond te klaagen; zy befpeurden eene onaangenaame oprisping uit de maag; de tong werd bedekt met een flym korft, die vervolgens ligt graauwachrig werd; zy gevoelden eene fpanning in de maag, en gerommel in den buik; fommigen kreegcn veele dunne ftoJgangen, die eenigzins ftinkende waren ; veele echter hadden gebrek aan ontlafting; 'er kwam meerdere hoofdpyn by. De koorts was en bleef eene Febris continua remittens. Dit waren de voornaamfte verfchynlels, welke 'er aanwezig waren, en tot den Apparatus wel bepaaldelyk fcheenen te behooren. De overige, als byzonderlyk tot de eerfte Ziekte, de ontfteeking namelyk, betrekkinghebbende, zyn door ons §. 3Ó.cpgenoemd. Dan, op het laatfte van Juny vertoonden zich deeze zelfde verfchynfels by anderen, welke te voore gezond geweeft en gebleeven waren, alléenlyk met dat groote onderfcheid, dat de koorts by deezen intermitteerende was, en dezelve liep na rwee of drie dagen in eene iertiana uit, gelyk zich toen ook wederom verfeheidene Febrestertiana, welke geduurende de Catarrhale Epidemie van Juny gezweegen hadden, op nieuws lieten zien,  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. 105 zien, en als nog het Cara&eriflike van tertiana vemales (waar op wy verzoeken dat men wel gelieve te letten) behielden. Deeze laatfte genaden ze^ gemakkelyk onder het gebruik van zachte buikzuiverende middelen, zonder dat 'er noodig was, door braakmiddelen, die andersin het begin eener waare Galziekte zoo veel afdoen, toevlucht te neemen. S- 41- Schoon wy de Pleuris- Ziekte in allerly Leeftyd hebben zien gebooren worden, moeten wy nochtans bekennen,dat de kinderen het allerminft daar door zyn aangedaan geworden. Allermeeft heerfchte dezelve onder den middel - leeftyd , en den gryzen fchedel; terwyl de laatfte vooral het flachroffer was van der zeiver woede. Men zie verder, wat wy §. 20 over dit onderwerp met betrekking tot de Catarrhale Ziekte gezegt hebben , en het geen ook hier geldt. S- 42. Het zal niet noodig zyn over de Oorzaaken deezer Pleuris en der verdere ontfteekene-Ziekten breedvoerig te handelen. Alles toch wat wy van G 5 de  io6 Befchryving van de de Luchtsgefteidheid in 't algemeen §. 3; van derzelver Pathologifche befchouwing ij. 4; en van de uitwerkingen van hetongunftigVoorjaar,S.7-9 als oorzaaken der Catarrhale Ziekte gezegt hebben; vindt ook hier zynen grond. Trouwens, als men zich herinnert, het geen wy §. 10 te kennen gaven, dat namelyk van het begin van het Jaar af, tot op het ontftaan der Epidemie, in onze Stad van tyd tot tyd de Catarrhus zich fporadicè vertoond hadde, en in April en Mai reeds verfeheidene Pleuritides en Peripneumonia plaats hadden; en als men daar by voegt den aart van . den Catarrhus, Epidemifch befchouwd, zoo als ze nu was; dan willen wy geen oogenblik twyfetlen, of dezelve was de voornaamfte oorzaak tot 'deeze Ziekte. De groote Boer ha ave immers :telt onder de voorafgaande oorzaaken van dePleuris den aarc van eene heerfchende Epidemifche Ziekte fo). Het was juift deeze, waar mede wy te doen hadden, het was deeze, welke, zoo dra zy Catarrhalis Rheumatica werd, ontwyfelbaare kenteekenen van ontfteeking droeg: dit hebben wy §. 21, c, beweezen, terwyl wy tevens het naauwe verband tuffchen deeze beide Ziekten §. 36 heb- ■ (e) Loc. citat. $. 881.  Epidemifche Zinking*Koorts, enz. 107 hebben aangetoond. Wy zyn ondertuffchen van gedachten, dat de buitengewoone groote en fchielyke verandering in den Dampkring op den 29 Mai in de tot de ontfteeking gepredisponeerde Lichaamen eene verzwaaring deezer Ziekte heeft te wege gebragt, en oorzaak geworden is,dat de Pleuris, die toch by ons reeds vóór de Catarrhale Epidemie plaats had, zoo als wy ftiaks zeiden, by veelen zoo kwaadaartig geworden zy. Wy zuilen dan dit (luk eindigen met de woorden van eenen geachten Schryver,welkein het midden der 16 Eeuw bloeide, en zeer fchoone Waarneemingen heeft nagelaaten: „Als de Catarrhus heerfcht, (zegt „ hy ) is de geneigdheid en het gevaar tot ont„fi'eeking, (welke de Grieken Pleuris noemen) „zeer groot, vooral als dezelve Epidemifch gr as„feert" (ƒ>> • §• 43- De Kenteekenen der Pleuris-Ziekte waren de vol- (p~) Stepè etiam eo tempore proclive periculum inflammationis latwn eft, quem morbum Graeci 7Thimr vocant, maxime fi turn queque is ipfe paffm in populwn grasfatur. J, L o mm 11 Obf, Medic. Lilr. li. Pag: 90.  io8 Befchryving van de volgende. Uit de eenigzins wydloopige befchryving, die wy §• 36-38. van deeze Ziekce gegeeven hebben, valt het niet moeilyk derzelver waare kenteekenen optemaken. De vermeerderde Koorts, die wel haaft in eene Febrls contïnua veranderde, en by fommigen eenige uuren, zelfs vóór de volgende verfchynfels, aanweezig was, is, (op zich zelve befchouwd, wy bekennen het,) geen vaft kenmerk deezer Ziekte. Maar als men dezelve in famenftemming met de overige toevallen, die wel ras volgden, overweegt, dan voorzeeker is dezelve , ten zy wy grovelyk dwaalen, een der zeekere kenteekenen van deeze Ziekte. De Pyn, waar over de allermeeften deezer Lyderen zoo fterk klaagden, was eene hevige fteekende pyn; fommigen vergeleeken dezelve by den fteek van een mes, willende daar mede het fcherpe der pyn aanduiden: 'er waren, die volftrekt niet als. zeer kort hunnen adem wilden haaien, uit vreefe van dit dieper doende, te veel pyn te moeten lyden. Allen getuigden, dat 'er geene tusfchenpoozing van pyn was, maar dat dezelve aanhoudende even hevig was. Ze fcheen derhalven verre af van naar eene drukkende of fompe pyn te ge-  Èpidemifche Zinking * Koorts, enz. 109 gelyken. Een ander vaft kenmerk voor de aanweezigheid der Pleuris -Ziekte was de moeilyke ademhaling. Deeze was by de meeften onzer Lyderen zoo groot, dat men hen met medelyden moeft befchouwen, en geen wonder! want wei haaft waren alle de teekenen, dat zoo wel de longen als de bekleedfelen der borilholte aangedaan wierden, tegenwoordig. Mier kwam by den (iaat van den Pols, welke beter gevoeld dan befchreeven kunnende v/orden, den geoefende Geneeskundigen genoeg zal zyn, als wy hun zeggen: dat dezelve by de allermeeften perfecle durus was, fchoon het waarheid zy, dat in dezelve eenige verandering kwam, als de Inflammatie zich m eerder verfpreidde, en de longen zeiven aandeet, zoo als in dat geval altyd gebeurt. By alle deeze Toevallen kunnen wy veilig den zeer ft erken dorft, en de brandende pis, en by zeer veelen een zeer vermoeienden hoeft, dikwyls verzeld met bloedige fluimen, ja met enkel bloed, als zoo veele kenteekenen voor de aanwezigheid eener waare Inflammatie voegen. Men begrypt ondertuffchen van zelfs, dat alle deeze kenteekenen , en zoo veeie andere verfchynfels, die wy in de  IIO Befchryving van de de befchryving der Ziekte zelve hebben opgegeeven, niet altoos in een en denzelfden Lyder,even zeer en in alle hunne uitgebreidheid aanwezig waren. Alle deeze verfchynfels moeten in de onderfcheidene gevallen, verfcheidenlyk aangewezen worden. Ondertuffchen hebben wy tot hier toe gefpaard te fpreeken van een laatfte kenteeken der ontfteeking , den ftaat namelyk van het afgetapte bloed hy onze Lyders. Zoo dikwyls als wy §. 35 van Inflammatoor bloed fpraken, hebben wy daar door altyd verftaan een waare Coriumpleuriticum, wel dikwyls, fchoon niet altyd, fimbriatum, zoo als Stoll het zeer wel noemd: wy verftaan daar door, dat de randen omgekruld en naar binnen getrokken zyn , zynde deeze ontfteekingskorft geel - wie , (wy weeten 'er geene betere uitdrukking aan te geeven, de Schilders fpreeken alzoo:) dezelve was altoos zeer taai, zoodanig, dat men die naauwlyks met een mes kon doorfteeken, en als dit gelukte, kon men de geheele infula met het mes uit de wey opligten, zonder dat de korft doorfcheurde. Deeze proef hebben wy meermaals herhaald. Ze was dus meeltal Coriacea, quin imo cor-  Epidemifche Zinking'- Koorts, enz. i11 cornea, om met den beroemden Rega te fpreeken (q). De dikte deezer korft was verfchillende: in de eene Aderlaating was ze fomtyds zeer dik, in de andere minder, in eene derde wederom zwaarder; ja in eene en dezelfde Aderlaating, als het bloed in theekopjes vergaderd was, verfchilde het eene by het andere zeer veel,en datnietalleen indikte, maar ook in meerdere of mindere taaiheid. Trouwens wie weet niet, dat ten opzichte van deeze verfchynfelen nog duifterheden plaats hebben, die miffchien voor eene volgende Eeuw bewaard zyn, om verklaard te kunnen worden. Althans de proeven deswegens by ons genoomen, en meermaals herhaald, doen ons zoo denken. Dan, wederom ter zaake. Het bloed was dus, naar ons inzien, wel degelyk onderfcheiden van Rheumatiek bloed, het welk ook wel eene ftyve korft heeft, maar die zeer zelden fimbriata is, en meeft roodachtig. Het verfchilde niet minder van Catarrhaal bloed, hec welk met eene lymige korf, die de ganfche oppervlakte van de infula bedekt, voorzien is. En hoe weinig overeenkomft het ftraks befchreevene met eene (?) H. J. Rega Method. Med. Aphor. 640.  ii-ft Befchryving van de eene dikke Gelei, eene fymachtige foffe, met eene galachtige vermengd, hebbe; laaien wy den kundigen Leezer beoordeelen. Vraagt men ons, of wy dan dit laatfte verfchynfel niet hebben aangetroffen? Wy antwoorden: dat, daar de Pleuris in foorten onderfeheiden was, daar ze in allerly voorwerpen van verfchillende conftitutien, daar ze in de beide Sexe; in allerly leeftyd byna voorviel; daar de wyze van aderlaaten, en het al of niet wel uitloopen van het bloed uit de gemaakte wonde, de meerdere of mindere wydtevande wonde zelve, de wyze van het bloed te verzamelen; daar dit alles, en nog veel meer, zoo veel invloed heeft op den (laat van het bloed; wy, zoo dikwyls wy gewaar werden, dat het bloed van eene waare ontfteekingkorft eenigermaate fcheen te verfchillen, (fchoon dit zelden gebeurde,) wy zulksalleenlyk aan eene der ftraks genoemde oorzaaken hebben toegefchreeven: te eerder nog. om dat eene volgende Aderlaating, beter geflaagd zynde, altoos wederom een waare corium pleuriticum uitleverde. Voor de waarheid van dit gezegde beroepen wy ons op zoo veele kundigen onder de Heelmeefteren deezer Stad, welke door behoorelyke opletten-  Epidemifche Zinking- Koorts, enz. 113 tendheid, gepaard mee eene langduuiïge ondervinding, zeer wel eene waare ontfteekingskoril, verumcorium pleuriticum, in onderfchtiding van alle andere foorcen, hebben leeren kennen. Deeze allen, dit vertrouwen wy, zullen zeer geruilelyk durven verzeekeren, dat, zoo dikwyls de Aderlaatingen by deeze Lyderen, in voege voorfchreeven, waren verricht, het bloed altoos het kenmerk van Inflammatie droeg. Wy beroepen ons voorts op onzen goeden naam, zoo als wy in ons voorbericht vertrouwden daarop geloofd te zullen worden. Trouwens, wy hebben aan onze zyde hec beveiligend getuigenis van onze mede Docloren, die zich wei hebben willen verleedigen, om door hunne medegedeelde Waarneemingen, waar voor wy by deezen Hun Ed: onzen openlyken dank betuigen; der waereld te toonen dat de Pleuris hun fieeds Inflammatoor is voorgekomen, gelyk Hun Ed: allen in de aanmerkingen by de Waarneemingen gevoegd ren fterkfte verzeekerd hebben, doch van welke laatfte wy, om dat fommigen eenige eerbewyzingen behelfen, die wy niet verdienen, (zulks verzocht hebbende ) geen gebruik hebben willen maken. Eindelyk beroepen wy ons op hec oordeel^ van H al-  ï 14 Befchryving van de alle onze Kunftgenooten, en verzoeken hen, dat zy uicvergelyking derverfchynfelen van deeze Ziekte met elkander, het beflu.it opmaken, van wat Natuur dezelve onder onze Stadgenooten geweeft §• 44- Na deeze nooJzaakelyken uitflap, zullen wy nu tot de Genees wyze, door ons, by onze Zieken gehouden, overgaan. Wy vormden ten dien einde de volgende Indicatief}. I. De al te groote fpanning in het vaatgeftel deezer Lyderen, zoo fchielyk als mogelyk was, te verminderen. II. De ontfteeking van het bloed op alle mogelyke wyzen wegteneemen. III. De plaatfelyke pyn by de meefte Lyders te verzachten of te verdry ven , als ook tegen de andere toevallen te waaken. IV. By eenige anderen de ophoopingen van drekftoffen in de eerfte wegen opteruimen. S. 45- Hoe zeer ook door een ruim gebruik van veel wa-  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. 115 waterachtig vocht in fommige gevallen de te groote fpanning der huid en van het vaatgeftel kan verminderd worden, was het nochtans in dit geval onmogelyk, om daar door dit oogmerk te bereiken. Een meervermogend middel, bekwaam om het vaatgeftel te ondpannen, en daar door aan het bloed gelegenheid te geeven om gemakkclyker en beter te circuleer en, moeft derhalven ter hand genoomen worden : terwyl hetzelve dienen kon ter volbrenging van de eerfte en een gedeelte der tweede Indicatie. Men begrypc van zelfs, dat wy door dit middel de Aderlaatingen bedoelen, welke naar de onderfcheidene omftandigheden der Lyderen onderfcheidenlyk werden ingericht. Ter volbrenging van het ander gedeelte der tvjeede Indicatie voegden wy by dit voornaame middel een ruim gebruik van veel verdunnende drank, en die tevens tegen de ontfteeking gefchikt was. Eene groote hoeveelheid van flap Theewater, mee een weinig zoete melk en Witten Honig, ook wel het aftrekfel van Vlierhloemen, Garft-water , zeer dunne Orfade enz. na dat de fmaak van den Lyder zich tot het eene meerder dan tot het andere bepaalde; ftonden wy gereede- H Z lyk  "tik Befchryving van de lyk toe. Zeer gemeenzaam gaven wy het lulapium van Hippocrates, uit üecoclum Hordei, Oxymel Simplex en Nitrnm beftaande. Daar de hoed zeer fterk was, gaf men veelal een Decoctum emolliens et antiphlogifticum uit de Althéa wortel, of een aftrekfel van de Flores Rhceados, of foortgelyken, na dat een iegelyk onzer gewoon was voortefchryven, doch welke, mutatis mutandis, nagenoeg dezelfde waren. Trouwens het is zeekerlyk in dit tydperk deezer Ziekte, dat men weinige keuze heeft in de foorten van Geneesmiddelen , bchalven dat het omdachtige zelden den meeften dienft doet. Het komt 'er maar op aan om de meeftvermogende ter regter tyd te gebruiken. Triller, die zeer voortreffelyk over de Pleuris-ziekte gefchreevenheeft, zegt: ,,Het „lancet, het water* de azyn, honig, falpeter, „gard, olie, en eenige weinige andere, zyn de „ veelvermogende en algemeene middelen, welke „hier alles afdoen, en ter bedwinging en verdry„ ving deezer Ziekte volkomen genoegzaam zyn " (r). Ter (r) ScalpellHm phlebotomum, aqv.a, ecetum, mei, nitrum, honleum, oleam et paucijfima alia, Ma Jimt Mrcana, et fpecif.ca polychrejia, qua oinnem hic abfolvuntpa* ginam, et ad debellandam et cempefcendnm pleuriti- r dnn pdant plenefue fujficiunt. De Pleuritide pag. 16.  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. rt? Onder het gebruik van deeze middelen en de herhaaiing van de Aderlaating tot twee of drie reizen, zag men veele Lyders wel haalt verligt, en alle teekenen van verbetering by hun voorden dag komen. Andere daar tegen zagen wy, ondanks dezelfde wél gevormde Indicatien en daarop geveftigde geneeswyze, onder het allerfterkft doorzetten en gebruiken van de middelen tegen de ontfteeking; van tyd tot tyd verergeren, en veelal binnen de n of 14 dagen bezwyken, dikwyls zelfs voor den 9 dag: en men mogt zeggen, dat het een louter geluk was, indien zoodanig een Lyder by wien de Ziekte zoo allerhevigft was, gered wierd (j). H 3 Wy (ƒ) Wy zullen een zodanig geval hier agter in de 23 Wamieeming mededcelen, waar in de Aderluaüzgen tot elfmaal zyn herhaald, en de Lyder behouden is; terwyl ons een foortgelykgeval beker.d is. in het welk de Arts, ter aorzac.ke van de zeer hevige Inflammatie tien Aderlaatingen liet doen, en even. IV\' Pag. 277.—288.  Epidemifche Zinking-Koorts, enz. 145 Aderlaaring in deeze Ziekte aan , zoo dra het blykt dat ze hevig zy: en Duretus in zyne Enarrationes op Hollerius zegt: „Sanguis ,,detrahi delet ad prohibendam generationem „catarrhi, adrevocandum orgasuium, ad res„tituendam parti nbfeffce lieertatem, turn etiam „f febris conjun&a ft. Nam catarrhus cum „febre conjuu&us, non ante fiftepttr quam febris „quieverït". ■ En Valktus, die op het zelfde werk van Holle rius Exercitationes gefchreeven heeft, zegt, Exercit. XVIII: „Pacu„abitur mat er ia (catarrhalis ) eademque ope„ ra ffetur fluxio, fanguinis tmflione". In het 1 boek zegt diezelfde. Holle rius, als hy van de Catarrhi handel tonder den naam van febres pit uit 0fa: „Jam praparata mat er ia, fi„quidem urina era fa et rubentes apparcant, „videndum efl, an Phlebotomia conveniat. Nam „et ante, il tales urina? fuerint, conveniet multo „magis, ubi vel pituita dulcis, vel falfa eft"(j> ). M. Ettmuller, die zeer omflagtig is in het befchryven der Catarrhale Ziekte, fpreekt dus over de Adeiiaating: „Quoad Vena feclionis „negotium hoe per fe locum non invenit, fm vero K „fub- {s) 0[er. omn. Prof?, libr. I. et II.  146 Befchryving van de „fubji&um ft plethoricum, aut confueta fangul„ nis evacuatio fupprejja, cat quibus et aliis fi„milibus occafonibus inienderetur affeBus ca„tarrhalis, coniüitum eft Venara fecare, obfer„vando revuliionum ec averfionum regulas. Quin „ etiam cum confertirri nimis fit decubitus catarrlia„lis in quandam nobiiiorem partem ad impetum. „iftum relrtenandum" ( q ). Zoo dachten, zoo fchreeven onze Oude Geneeskundigen over de Adcrlaatingen en over de mogelykheid van ontfteeking op den Catarrhus te zien volgen. En hoe 'er de Nieuwere over denken, zullen wy flechts met een of twee voorbeelden, doch wigtig genoeg, om voor alle dc overige te dienen; bewyzen. Men hoore ten dien einde de uitmuntende Stoll, die over de Catarrhale Ziekten zoo juift denkt en fchryft: „Febres (zegthy) qua ad medium usque men„fem fcrofie fuerc, circa uhimos Januarii dies, „ rigidïfjhna hyeme per cmnem Europam faviente, „in inflammationes pulmonum, pleuritides ac pe„ riprieumcnias abiere " ( r ). Na dat de Lyfarts Storck eene korte doch alCO Cp-r. Med. Tom. III. Libr. I. Praxeos, StB. XXI. (r) Rat. Med. in A'ojbc. Viiylob. Tom. I. Peg. 2.  Epidemifche Zinking- Koorts, enz. 147 alleszins naauwkeurige befchryving van den Catarrhus en deszelfs toevallen gegeeven had, vervolgd hy dus: „Nonnunquam tarnenprafente tujfi, fe„bris valida, magna ft is, mnltus ealor, conti„ nuansque pecloris opprefio ftmul adeft. „In quo cafu Venam dperire atque etiam, f npulfus adhuc durus ft, nee pecloris oppreffïo „remittat, pro indicatione repeterefanguinis „ miffionem oportet" ( s ). 5- Si- Wy meenen genoeg gezegt te hebben om de mogelykheid der Inflammatie op eenen Catarrhus, en de noodzaakelykheid der Aderlaatingen in dit geval te bewyzen: dan, wy moeten nog ééne vraag doen en beantwoorden. Vooronderfield, maar niet toegedaan zynde, dat'erin deeze Ziekte Gal had plaats gehad, was het dan onmogelyk, dat zich daar by Inflammatie voegde? Of liever: vooronderlleld, dat in deeze ïnflammatore Ziekte by fommigen eene Apparatus biliofus zich vertoonde; 't welk wy al wederom niet toeflaan, om dat wy hetzelve niet ondervonden hebben; welke was toch de eerde en voornaamfle K 2 Ziek(t) Piwpt. M*d. PraU. Tom, I. Pajr. J66_  148' Befchryving van de Ziekte, die predomineerde, de Inflammatie of de zoogenaamde Gal? En tegen welke moeft de Geneezing allereerft en meeil worden ingericht? Wy doen deeze vraag, om aan onzen Amptgenoot den Heer Bosch te toonen, dat onze fpringveêr niet is een geeft van tegenlpreéking, maar onderzoek - en waarheidlievend. Wel aan! Wy weeten de nogelykheid niet alleen, maar ook de verwandfchap van Gal en Slym met een Catarrhus ; wy zyn niet onkundig dat Gal zich dikwyls by denz'.lven voegt; en dat deeze mengeling meermaalen zoo veelduifterheid inde Diagnofsmaakt, dat het dikwyls zeer moeilyk zy eene wel gegronde Indicatie te vormen. Maar is het minder mogelyk, dat daar by Inflammatie kome? Waarom toch? Om dar wy het niet begrypen? Wie redeneert zoo! Strydt het een tegen het andere? Wy gelcoven ja: maar moeten wy het daarom niet aa'neemen, als wy het met eigen oogen zien, en onwraakbaare getuigen ons hetzelve beveiligen? Dit is her juift, hetwelk het Leerftuk der Catarrhale Ziekten zoo duifter, en derzelver Geneezing zoo moeilyk maakt. Schoon dan al in fommige Lyderen, volgens den Heer Bosch , Gal, en volgens onze be-  Epidemifche Zinking- Korrts, enz. 149 bevinding eene Saburra inprimis viis, ('t welk wy altoos onderfcheiden zullen van eene Apparatus biliofus, zoo lang ons het tegendeel niet blykt;) mogt plaats gehad hebben; was nochtans de pr-, dat dit verfchynfel in plaats van fchrik - verwekkende te zyn , veeleer zeer günftig ware. Trouwens, de gevolgen beveiligden alleszins myne voorzegging: de Lyder bragt deezen dag vry gemakkclyk door, alle de voorige toevallen weken geheel, en maakten plaats voor eene daaglykfche beeterfchap en eindelyke herftelling, waar door ik aiynen goeden naam behield, en der Ouderen geI'. r.02-  ï6a noegen een nieuw leven werd bygezet, waarom Hun Ed: my ook gunftig hebben toegelaatcn, van hunnen Naam by deeze gelegenheid gebruik te maken, terwyl de Wel Edele Geur. Heer Dr. N. van Wyk de Vos van het ganfche beloop deezer Ziekte, (wyl ZynEd: uit genegenheid voor den jongen Lyder denzelven meermaals kwam bezoeken,) ooggetuige geweeft is, en Edelmoedig myne behandeling heeft goedgekeurt» (ƒƒ. Waar neeming.') Èen man, oud tulTchen de 50 en 60 jaaren, van een bloedryk geftel, had reeds eenige dagen een Catarrhus gehad, welken hy meende door een gefchikt diëet, en met zich voor de buite lucht te bewaarcn, wel te boven te zullen komen , te meer om dat 'er geene hevige koorts by gepaard was. Dan, op het onverwagtft vermeerderde de koorts, en by dezelve voegde zich eene fteekende pyn in de linker zyde, gevoigd van eene moeilyke en benaamvde ademhaling en drooge hoeft; met een woord: alle de teekenen van eene waare Pleuris waren wel dra aanwezig, terwyl zyne tong niets oonatuurlyks teekende, noch de Lyder over wanfmaaklykheid in den mond klaagde. De ftoelgang was geregeld gebleeven geduurende den Catarrhus. Ik befloot aanftonds tot eene ruime Aderlaating, en fchreef hem foortgelyke middelen voor, als ik in de voorige Waarneeming heb opgegeeven, en in dergelyke gevallen gebruikelyk zyn. Na deeze nochtans verergerden de toevallen aeer fterk, en de  163 de ontfteeking nam zoodanig de overhand, dat ik binnen den tyd van twee dagen tot vyf zwaare Aderlaatingen moeft befluiten, terwyl ik tevens drie fpaanfche vliegen - pleyfters liet aanleggen, een namelyk op de plaats der pyn, en twee aan de beenen. Ik was echter met alP het aangewende noch niets gevorderd, maar zag integendeel met leedweezen dat myn Lyder in eenen ganfeh zorgelyken ftaat geraakte. Ik moeft derhalven tot de zesde Aderlaating befluiten, maar vond by de Huisvrouw en Bloedverwanten des Lyders hier in zoo veel tegenftand, dat ik dezelve moeft achterwege laaten. De oorzaak deezer tegenftribbeling was alleen gegrond op het verfpreide gerucht, dat de Aderlaating in de tegenwoordige Ziekte, zoo al niet geheel doodlyk, ten minden zeer nadeelig ware. Hoe zeer ik trachtte deeze Lieden van dien waan te ontheffen, en hun te toonen, dat by hec verzuimen van meerdere Aderlaatingen de gevolgen voor den Lyder zeer waarfchynlyk doodlyk zouden -worden; dat 'er zich gegronde vreeze opdeed voor eene kwaade verplaatfing van een gedeelte der Ziekte - doffe naar het hoofd, wyl de Lyder federt eenige uuren over geweldige hoofdpyn was beginnen te klaagen; zyne oogen zeer wild donden, en hy reeds eenigzins begon te ylen; eindelyk: dat men nog met te meerder grond eenig bloed kon aftappen, wyl de krachten des Lyders, blykens de kenteekenen derzelven in den pols, zulks nog zeer wel gedoogden. Hoe zeer ik dit alles hun trachtte onder het oog te brengen, en tevens beduidde, dat zy dan als oorzaaken van des Lyders dood moeften gehouden worden, niets L 2 moge  ÏÓ4 moge helpen by deeze vooringenoomene gemoederen, en ik moeft mee leedweezen zien dat myrt Lyder na eenige dagen hec ongelukkig flagtoffer werd van loutere vooroordeelen, cerwyl men my over de herhaalde Aderlaatingen berispte, daar immers eene of meerdere Aderlaatingen miflchiea den Lyder.zouden behouden hebben, of zooniet, althans volltrekt behoorden gedaan geweeft te zyn. (III. IVaarneem'mg.) Eene aanzienlyke Mevrouw, oud tuffchen de 50 en 60 Jaaren, van een Scorbutiek geftel, aan Jicht onderworpen, en reeds lang aan onregelmatige koortfen, welke nu om den anderen dag, dan wederom op den derden dag wederkeerden; gehakkeld hebbende, en daar door reeds zeer verzwakt geworden zynde; werd in de Maand Juny door de Epideimfche Zinkingkoorts overvallen, doch dezelve was niet zeer hevig, en alles fcheen zich ten beften te zullen fchikken, toen Haar Ed. op hec onverwagtft des nachts door eene hevige koorts werd aangetaft, verzeld van eene zwaare benaauwdheid in het ademhalen. Eene fteekende pyn, die nu en dan een weinig doover fcheen te zyn, maar op eene diepere inademing fcherper werd, had byna den ganfehen omtrek der borft ingenoomen, ook was 'er een drooge hoeft mede gepaard: de pols was hard, de huid droog, en de dorft grooc, terwyl de tong behalven eene merkelyke droogte, niets kwaads teekende: die was de ftaac deezer LyderefTè, toen ik in den vroegen morgenftond voor de eerfte reis by Haar Ed.  geroepen werd. Niemand zal, geloof ik, twyfelen, of deeze Ziekte was van eene ontlteekenen aart; of mee andere woorden: 'er had eene Pleuroperipneumonia plaats. Om deeze reden liet ik myne LyderelTe eene ruime Aderlaating doen, en fchreef Haar Ed. de meelt verdunnende en verzachtende borftmiddelcn voor, welke tevens tegen de^'bntfieeking gerigt waren, naardien het bloed met eene zwaare ontfteekingskorft bezei was. Na deeze eerfte Aderlaating bevond Haar Ed: zich wel eenigzins verligt en ruimer, maar eenige uuren daarna verergerden alle de toevallen op nieuws , en ik vond my genoodzaakt eene tweede Aderlaating in 't werk te flellen , terwyl ik tevens over de geheele borlt eene refolveerends en emollieerende Fomentatïe liet aanleggen :• Van klyjleeren heb ik in dit geval geen gebruik gemaakt, om dat een Malum Töpicum hetzelve wederfprak. Myne Lydereffe was door deeze twee Aderlaatingen reeds merkeïyk verzwakt, trouwens haare voorgaande fukkelingen, gevoegd' by haar Scorbutiek geftel, gedoogden niet zeer , dat men door meerdere herhaalde Aderlaatingen de Ziekte tegenging. Ik nam derhalven de toevlucht tot een grooten fpaanfche vliegen-pleyiter, welke op do borlt, en twee dergelyken, die aan de beenen aangelegd werden. De inwendige Geneesmiddelen werden naarftig gebruikt, en het fcheen als of de hevigheid der Ziekte eenigzins tot bedaaren kwam, fchoon ik wel bemerkte, dat 'er geena teekenen eener volkomene fcheiding zich opdeeden, Kiaar ik veeleer begon te vreezen, dat 'er eene L 3  i66 Vomica in de Longen gebooren werd, wyl de koorts, die te voore vry hevig was geweeft en ex genere remittentium, nu wel verminderd was, maar meer eene febricula, welke zich met den avond verhefte, kon genaamd worden. Hier by kwam eene drooge hoeft, en klagte over eene geftadige ligte benaauwdheid. Het gebeurde ook waarlyk eenige dagen daar na, ( den juiften dagvinde ik niet aangeteekend:) dat 'er onder eene fterke hoeft, eene groote hoeveelheid goede en gebondene etter, zonder eenigen ftank, opeens werd uitgeworpen, waardoor myne Lyderefle grootlyks verligt, en ik in myn denkbeeld over de aanwezigheid eens etterzaks in de Longen alleszins beveiligd werd. Ik veranderde derhalven de Indicatie naar de tegenwoordige omftandigheden, en trachtte zoo veel mogelyk was de uitloozing des etters met Balfamica te bevorderen, terwyl ik door het gebruik van gepafte Antifeptica poogde zorg te dragen dat 'er geene reforptie van etter gefchiedde. Deeze, en een gefchikt dieet, waar onder het daaglyks gebruik van Ezelinne • melk behoorde, hebben myne LyderelTe nu reeds zoo verre herfleld, dat ik met genoegen haare daaglykfche vorderingen niet alleen zie, maar my met dehoope eener volkomene geneezing vleye, zynde Haar Ed. zeer fterk in krachten toegenoomen, en de uitloozing van ftoffen byna geheel opgehouden, terwyl 'er geene koorts hoe genaamd meer te befpeuren 'at cm  i7 (IV. W*aarneeming.) Eene Vrouw 'omtrent 30 Jaaren oud, en van eene zwakke gefteldheid, welke reeds vier kinderen ter waereld gebragt, en intuflchen drie miskraamen had ondergaan, verzogt myne hulp op den 8 Juny 1782, khagende over eene fteè* kende fcherpe pyn in de linker zyde van de borft,. tuflchen de 4 en 5 waaren ribben, verzeld met eene pynlyke ademhalinge , en eene geduurige koorts, droogen hoeft, hitte en dorft, haar pols was hard en incl, en de huid heet en droog. Ik deed haar terftond eene Ader openen, waar by zy eenige verligcing bekwam; fchreef haar een dilueerend en zagt zweet-bevorderend afkooksel voor, en gebood haar veel dunne vocht te drinken. Des avonds by haar wederom verzogt zynde, bevond ik haar erger, de pynen waaren heviger als ook de koorts, haar pois was vol en rad, de ademhaling kort en pynlyk, de hoeft lafti^er, en geen het minfte zweet; het afgetapte bloed was met eene taaije fpekachcige korft bedekt, de randen naar binnen omgekruld, en weinig Serum op hetzelve. Ik gebood eene tweede Aderlaating, liet een afvaagend klyfieer zetten, en met het gebruik van het voorgefchrevene afkookzel voortgaan. Den 9 's morgens vond ik haar omrrent in denzelfden ftaat, en zy had geene de minfte verligting door de tweede Aderlaating bekomen; zy had twee goede ontladingen gehad door de klyfieer; en den ganfehen nacht niets geruft; klaagde zeer over hoofdpyn; geen zweet vertoonde zich over L 4 de  j6B de huid; zy had echter veel gedronken. Ik gebood eene Fomentatie, uit Zoetemelk en Spaanfche Zeep met flenellen lappen warm op de pyn-lyke plaats te leggen; een Julapium uit Oxym; fimpl: Syr: Althéa en Niti urn gaf ik haar in groote hoeveelheid te gebruiken, en een LinéJus pefforalis, om van tyd tot tyd eenige eierlepeltjes daar van te likken. 's Avonds was zy niet beeter: de koorts, pyn, hoeft en hitte waren flerker,. kwelden deLyderes, en maakten haar ongeduurig; de pyn in het hoofd was zwaarder; zy was rood opgezet in het aangezicht, en fcheen ligt ylhoofdig. Ik gebood eene Aderlaating, liet een klyfieer zetten, en ZuurdeefTem onder de voetzooien aanleggen; zy ging voort met het gebri'ik van de voorgefchreevene middelen. Op den 10 was zy geheel ylhoofdig, ongeduurig, en had niets geruft;de pols was vol en hard,de ademhaling was benaauwd en kort; na de hy fleer had zy eene ontlafting, het bloed was zeer ontftoöken, de huid bleef heet en droog, men zag geen zweet, en zy had echter veel gedronken. Ik liet weder eene Ader openen, en twee fpaanfche vliegen -pleyfiers aan de beenen ftcllen, als meede een op de pynlyke plaats ter zyde de borft. Ik gebood dat zy met de gewoone middelen zoude voortgaan. Omtrent den avond bevond ik haar by haar kennis, de pols niet zoo vol en rad, de ademhaling eenigzins ruimer, de pyn minder, en den hoeft niet zoo droog; de hitte was minder, een zacht zweet fcheen zich over de huid te vertoonen. Ik gebood voorttegaan mee drir>  TÖ9. drinken te geeven, en wagtte de goede natuur af tot 's anderen daags. Den 11 bevond ik haar in een zacht zweet, de pynen waren minder, de ademhaling en hoeft ruimer, de koorts was merkeïyk verminderd; zy had dien nacht tuflchen beide wat geruit, en kwam zeer prefent uit den flaap. Ik bleef in diezelfde Indicatie voortgaan. 's Avonds was zy niet erger, doch zweette minder, en de koorts was fterker, ik fchreef haar een aftrekzei van Vlierbloemen voor, waar by ik wat Nitrum antimoniatum en Oxymcl pmpfex liet mengen. Zy gebruikte intuflèhen een Linctus pecloralis tot verzachtinge van den hoeft. Op den 12 zynde den vyfden dag van de Ziekte, was zy merkeïyk beeter, kon ruimer, en met weinig pyn ademhalen; de hoeft was gemakkelyk, en zy gaf onder denzei ven eenige bloedige fluimen op, met verligtinge van pyn, zweette fterk en was zeer wel te vreeden. Ik febreef haar een DecoBum peel orale voor. Des avonds zweette zy weinig, maar had veel gewaaterd, de pis was dik, roodachtig met een wit zetfel; ik vleide my met eene goede en volmaakte fcheidinge der Ziekte. Den 13 vond ik haar in denzelfden ftaat der fcheidinge, welke met verligtinge der toevallen voortduurde. Zy had eene natuurfyke ontlading gehad. Den 14 had ik het genoegen myne Lyderes zeer vergenoegd, en zonder pyn te ontmoeten, zy hoefte nog wat, maar gaf gekookte fluimen op, welke haar telkens verligtten. Zy nam vervolgens in kragten aan, had daaglyks eene L 5 goe-  WO goede ontlading, begon met fmaak te eeten, en. was zeer oplettend op haar zelve. Ik verliet haar op den ao van de Maand, en zy was, buiten haare zwakte, zeer wel te pas. Op den 22 van dezelfde Maand, twee dagen na dat ik haar verlaten had, werd ik in aller yl omtrent den avond by haar verzogt; zy was dien dag onluftig, had koorts, en hoeltte; gevoelende eenigzins pyn, van de tweede rib van boven, ftrekkende over de fchouder langs het linker fchouderblad, en deeze bepaalde zich onder den punt van hetzelve. Ik vond haar in eene hevige koorts, met eenen radden en vollen pols, benaauwde en pynlyke ademhalinge, geduurigen hoeft, hoofdpyn, en eene heete en drooge huid. 'Er wierd terftond eene Aderlaating in het werk gefteld, met een woord de Cura Antipblogiftka herhaald. Den 23 's morgens was zy geheel buiten haar zelve, had haar water laaten loopen, en was ongeduurig; de koorts was allerhevigft, de pols zeer vol en fnel, de hitte op het gevoel brandende, de ademhaling kort, de hoeft klein en byna geftadig, zy had weinig gedronken. Ik befloot wederom tot eene ruime Aderlaatinge, en gebood onmiddelyk na dezelve, een fpaanfche vliegenpleyfter over de ganfche pynlyke plaats te leggen. 's Avonds bevond ik haar eenigzins bedaard, de pols was ruimer, en de pyn fcheen minder; zy kon beeter ademhalen, en hoeftte niet zo geftadig, had meerder gedronken, doch zweette niets. Ik verzogt, dat men haar geftadig veel drinken zoude toedienen , en fchreef haar eenen verdunnenden en zweetdryvenden drank voor. In  In den vroegen morgen omtrent 3 uuren op den 24, werd ik verzogt myne Lyderes eene vijite te geeven, alzoo zy met eene fterke Neusbloeding overvallen was. Tegen myne verwagting, vond ik haar zeer prefent, en de toevallen waren over het algemeen merkeïyk verminderd. Zy had byna een half uur gebloed, doch zoo fterk niet als de omftanders my gezegd hadden, en zy bloedde nog een weinig toen ik heen ging; ik bekommerde my geenzins hier over, om dat de toevallen over het algemeen zoo zeer bedaarden, en ik voorzeide, dat deeze Neusbloeding van eene heüzaame uitwerkinge voor de Lyderes kon zyn, gebood haar veel te drinken, doch eerder laauw dan warm. Dienzelfden morgen omtrent 9 uuren, bevond ik haar in eene ftille ruft, welke reeds een uur had aangehouden zonder den minften hoeft; zy begon een weinig uittewaafemen, en zoo veel ik den pols kon gadellaan,was dezelve zeer bedaard; ik verliet haar zonder verder onderzoek, de oppaflêrs zeiden my daarna, dat de Neusbloeding van tyd tot tyd was verminderd, en omtrent twee uuren na myn vertrek, geheel was opgehouden, en dat de Lyderes geneigdheid tot flaapen gevoelde, gelykzy ook inderdaad een zoete ruft bekwam. Op den middag omtrent een uur gaf ik haaf wederom eene vifite: zy had twee uuren onafgebrooken geruft, en was daar door zeer verkwikt; zy lag in een allergewenfcht zweet, en klaagde byna van geene pyn, dan over het fchreinen van de fpaanlche vlieg : haare ademhaling was ruimer, de hoeft en koorts waren merkeïyk bedaard, doch zy  17* zy was zeer zwak en als afgemat. Ik gebood haar ftilte en van tyd tot tyd te drinken, om de uitwaafeming dus nog gaande te houden. 's Avonds omtrent 8 uuren was zy zeer gemakkelyk, had weinig koorts en zweette zagt; zyhad ten 3 uuren eene goede ontlafting gehad , en tusfchen beide geruft. Den 25 's morgens vond ik haar zonder koorts, en zy klaagde over geene pyn, dan wel over hec fchreinen op de fchouder van de fpaanfche vlieg; zy hoeftte weinig, waafemde zagtjes uit, en had den nacht ruftig doorgebragt; de pis was dik en met een goed zetfel. Ik gebood haar eenig zagc voedzel, doch weinig tevens te gebruiken, en vleide my zeiven en haar met eene goede herftellinge. Den 26 was zy lüftiger doch zwak,en beeterde van dien tyd af aan, nam toe in krachten, en ik verliet haar op den 10 July volkomen herfteld. Deeze Waarneeming, alfchoon zy in zich weinig byzonders bevat, toont echter duidelyk aan den aart van eene waare ontfteekene Ziekte. CV. Waarnteming.') Op den 12 Juny 1782 werd myne hulpe verzogt, op een Hoffteede drie kwartier uurs van deeze Stad geleegen, by eenen Heer, die aldaar den Zomer dacht doortebrengen. Zyn Ed: was van een droeg en galachtig geftel, 56 jaaren oud; hy had reeds vier of vyf dagen aan de gewoone heerfchende Zinking Ziekte gelaboreerd, en had al dien tyd fterk gehoeft, onder hec welk hy pyn in  In de linker zyde van de borft gevoelde; hy raadpleegde den Chirurgyn van hec naaft geleegen Dorp, welke hem terftond eene ruime Aderlaating deed, en onmiddelyk op de pynlyke plaats een groote fpaanfche vliegen - pleyfter appliceerde. Den 7 dag van de Ziekte vond ik hem aan eene waare Pleuris ziek te bedde liggen, de pj .j was heviger dan te voore, en de koorts aanhoudende; de pols was vol en rad, de ademhaling kort en pynlyk, en de hoed gefladig. Ik gebood eene Ader te openen, en fchreef hem eenen verkoelenden afvaagenden e: Hgc zweec - verwekkenden drank voor, en verzogt hem veel dunne vocht te drinken. Des anderen daags waren de toevallen geenzins verminderd, hy klaagde over pyn in 'c hoofd, was in het aangezichc zeer opgezec, en zweette niets. Ik befloot wederom tot eene Aderlaatinge, en gebood met de voorgefchreevene middelen voortcegaan. Den 9 dag van de Ziekee, bevond ik hem niet beeter, en Zyn Ed: klaagde over benaauwheid op de borlt. Omtrent den avond verheften de toevallen, en hy begon te ylen; ik vond hem zeer benaauwd, en ongeduurig; de koorts was hevig, en de pols zeer vol en hard, ik liet nog eene Aderlaating in het werkftellen, en gebood een verkoelende klyfieer te zetten, en twee fpaanfehevliegen - pleyfters aan de beenen, als ook moflertpappen onder de voetzooien aan te leggen. Op den 10 dag 's morgens was Zyn EA. prefent ^ en had van de klyfeer twee goede ontladingen bekomen; de pyn was minder deekende dan te voo-  m Voore, doch doov en drukkende; de koorts was minder, en de pols klein, doch rad; de hoeft was droog, het zweet eenigzins klam; hy klaagde intuiïchen over huiveringen en benaauwdheid, was zeer neerflagtig, ik voorlpelde hier ganfeh geene gunftige tiitkomft en vreesde, dat 'er reeds etter gemaakt werd. Ik gebood Zyn Ed: een verzachtende en balfamieken borltdrank te gebruiken. Den 11 dag vond ik Zyn Ed: benaauwd, de koorts fcheen minder; doch de pols was klein en fnel, en hy hoeftte geftadig: onder hetzelve zweette hy veel aan het hoofd; en zyne wangen waren roodverwig. Zyn Ed: zeide my dat hy den avond te voore zeer huiverig geweeft was, en meerder koorts befpeurd had. Hy was dien nacht ook zeer benaauwd geweeft; zyne ademhaling was zeer kort; de longen fcheenen opgevuld, waar door de vrye omloop van het bloed door dezelve, belet werd. Ik verzogt Zyn Ed: met de voorgefchreevene middelen voorttegaan. Op den 12 dag bevond ik Zyn Ed: omtrent in denzelfden ftaat; hy was dien nacht zeer benaauwd geweeft, en had weinig geruft; doch zeer fterk gezweet; de pols was op het gevoel klein en rad, en als èenkoord gefp^nuen. Ik liet hem een verzachtende klyfieer ftellen, en ik verzogt hem den waafem van Zoetemelk dikwyls te willen inademen. Den 13 's morgens vroeg werd ik verzogt Zyn Ed: eene mjffé te geeven; hy was omtrent middernacht doods benaauwd geweeft, had fterk gezweet, en by aanhoudendheid gehoeft; ik vond Zy»  m Zyn Ed: nog zeer benaauwd, zyne handen waren nat en klam, hy hoelfte genadig, en was zeer ongeduurig; ik liet hem een verzachtende klyfieer zetten, en gebood met de voorige middelen voorttegaan. Ik voorzeide zwaarigheid, alzoo ik dagt, dat de gemaakte etter zich wel dra zoude ontlaften, en indien hetzelve naar binnen doorbrak, 'er de dood wel op zoude kunnen volgen; integendeel zoo Zyn Ed: door het fterk hoeften het geluk had, dat het naar boven zich ontlaftte, hy als dan zoo zeer geene daadlyke zwaarigheid te wagten had. In denzelvenmorgen omtrent io uuren, werd de Lyder door eenen fterken hoeft aangevallen, era onder denzelven raakte hy eene groote hoeveelheid etter kwyt, het welke hem daadlyk veel verligting aanbragt. Op den middag werd ik wederom verzogt by hem te komen; ik vond Zyn Ed: lugtiger en beeter te vreeden, de ontlaftte etter was wel gekookt, en gaf geene de minfte reuk van zich. Ik ftelde hem eenigzins geruft; en fchreef hem eenen bal' [antieken en afvaagenden drank voor. Op den 14 dag, vond ik hem watbeeter, hy had dien nacht tuflchen beiden wat geruft, en zoo fterk niet gezweet; de hoeft was nog geftadig, doch hy raakte onder denzelven veel etter kwyt,de pols was ruimer, ook niet zoo gefpannen. Ik gebood met het decoclum voorttegaan. Ik bevond Zyn Ed: op den 15 dag naar de omftandigheid reedelyk; hy gaf onder het hoeften nog geftadig etterfluimen op; hy had ook eene natuurlyke ontlading gehad; de pis was dik en drabbig, en de koorts was merkeïyk minder geweeft,  s?6 weeft, dan de voorige; het. zweeten was ook veel minder, en hy had vry wel geruft. Ik verzogt Zyn Ed: watvoedzelte willen gebruiken, en wel inzonderheid verfche groentens; zeer lugtig klaargemaakt; ik fchreef hem verfterkende en balfafnieke pillen voor, en vervolgens ftelde ik hem op eenen goeden leefregel. Den 18 dag gaf ik Zyn Ed: wederom eene vifite, en vond hem vry wel te pas, doch zwak; hy hoeftte minder, en gaf zo veel etterltof niet meer op. By den nacht gevoelde hy weinig koorts, èn het zweet was van Weinig aanbelang; de natuurlyke otitlaftingen waren geregeld, en hy begon met fmaak eenig lligtig voedzel te gebruiken,- ik fchreef hem intufichen een af kookzel van de Kóortsbaft voor, en gebood hem met de voorgefchreavene pillen voorttegaan. Op den 21 dag bevond ik hem tegen myneverwagting merkeïyk toegenoomen in krachten; hy was vrolyk, en wandelde door Zyne kamer; hy at met fmaak, ruftte 's nachts wel, en hoeftte weinig, echter, onder het hoeften gaf hy nog eenige etterfluimen op. Ik verzogt hem met het gebruik der voorige middelen voorttegaan, en dezelve nog eenen geruimen tyd te agtervolgen, en vooral hec voorgefchreeven diëct geenzins te overtreeden. Na verloop van agt dagen bevond ik Zyn Ed: zoodanig in krachten toegenoomen, dat hy reeds op den middag de helft van zyn buiten had omgewandeld, zonder merkelyke vermoeidheid. Hy hoeftte zeer weinig, en gaf byna geene fluimen meer op. Ik ried hem de wandeling by goed Weêr  -77 Weêr daaglyks te herhaalen, of anders van zyn rytuig gebruik te maken. Ik verzogt hem de Koortsbaft nog een Maand lang daaglyks te Gebruiken. In het begin van Auguftus bezogt ik Zyn Ed: voor het laatft, en ik bevond hem volkomen heftfteld; nam affcheid van hem, en werd op hec vriendelykfte bedankt. Zoude men uit de gemelde wadrneeming deeze' gevolgen niet kunnen trekken. I Dat, indien de Aderlaating in den beginne van de Ziekte" ware in het wérk gefield, of des noods herhaald; men dan eerder eene goede oploffing der Ziektelloffe zoude te verwagten gehad hebben, daar dezelve nu tot verettering is overgegaan ? 11. Indien de Cura Antiphlogijlka na den zeevenden dag der Ziekte, nog niet zoo fterk ware voortgezet, of niet de Ziekte, in plaats van toe verettering, eerder tot eene Gangranazoude zyn overgegaan ? (VI. TVaarneeming.) Een man van omtrenc 40 Jaaren oud, en van eene fterk e geftcldheid, had reeds drie dagen lang aan den Catarrhus gelaboreerd, verzeld met eene Iigte fteekende pyn aan beide de zyden.van de borft, waar by hy zomtyds hoeft, hitte en koorts gewaar werd- deeze pyn ftrekte over beide de fchouderbladen toe onder den punt van dezelven, alwaar zy zich meerendeels bepaalde, en werd op den vierden dag voor den Lvder ondraaglvk; hy M ' ' kon  178 kon geenzins zynen adem halen, dan met de allerheviglie pyn; de koorts was geduurd, de pols vol en fnel, en hy was doodlyk benaauwd. Ik werd op den 21 Juny ter hulpe verzogt, en ik gebood terftond eene ruime Aderlaating in het werk te ftellen, ook fchreef ik hem eenen gewoonen borftdrank voor, en verzogt hem veel te drinken. Des avonds vord ik hem in eene allerhevigfte koorts, ylende en woelende door het bed; hy was zeer rood opnezec in het aangezicht, en zeer benaauwd; hy kon byna niet drinken, de hitte der huid was op het gevóel brandende; het eerft afgetapte bloed v/as zeer ontftoöken, en alle de toevallen duidden wel deeg< lyk de hevigheid van de Ziekte aan. Ik liet de Aderlaating herhaalen. Omtrent middernacht, werd ik wederom verzogt by hem te komen; wanner ik hem geenzins beeter bevond, noch de toevallen bedaard; hy was geheel buiten zich zeiven; Zyne ademhaling was zeer kort, en tuffchen beide gefchiedde de uitademing als met een zucht; zyne oogen waren als brandende;, zyn aangezicht was hoogrood, en byna purper van koleur; hy was geftadig met de hand by de keel, als of hy den boord van het hembd wilde lostrekken. Met één woord:de Congé(iis naar het hoofd, doordien de longen te veel opgevuld waren, was niec als te du'delyk te onderfcheiden; hy kon niet reat ukgeftrekt liggen, en wanneer men zulks poonde , nam hy terftond wederom eene kromme ligging aan. Ik voorz'ide hier 'net gevaar, waarin ik den Lvd'T bpvond; ik poogde echter noch door eene mime Aderlaating hem ter hulpe te komen, doch al-  -79 alle aangewende vlyt, was vrugteloos. Den volgenden morgen vond ik hem -ftil, geenzins meer woelende, maar krom in malkander liggen; de pols was zeer klein en (hel; hec welk my deed befluiten, dat 'er reeds Gangrana plaats had. Op den middag gaf ik hem wederom eene vifïtey en vond hem in het bed opzitten, hy fcheen. geene de minfte pyn te gevoehn, en hy gaf onder eenen kleinen hoeft, eene dunne en roodverwiire ftoffe op; zyn aangezicht waspaarfch; de oogen opgezet, en hy wreef dezelwn geduuru;; de handen en voeten waren klam, en1 om eren r de borft was hy op het gevoel brandend heet. Ik voorzeide den dood, en dat ik den Lyder geene hulp meer kon toebrengen. 's Avonds werd ik nogmaals verzogt by hem te komen ; ik vond de handen koud en als gemarmerd, 'er liep eene dunne roodagtige ftoffe uic den mond, en ik kon geen polsflag meer gewaar worden. Hy bleef nog cot na middernachc zoo liggen, als wanneer hy zeer ftü en byna ongemerkt den geeft gaf. ( VIL Waarneeming.) H. K, en zyne Huisvrouw, lieden van middelbaare Jaaren, hadden eenige dagen aan den Catarrhus ziek geweeft, maar werden na den vierden of vyfden dag beiden door eene hevige Pleuris overvallen. De Man had een ongezond, kwaadfappig lichaam, en daarboven een kwaade borft, (zooais M a mea  ?8d men die noemd.) De Vrouw was een fterk grof -gefpierd menfeh, en Moeder geweeft van twee of drie kinderen. Toen ik by deeze Heden geropen werd, hadden zy reeds de Pleuris twee dagen geleeden gekreegen, en waren beiden reeds adergelaaten. Het 'bloed van den Man was zeer fterk ontftoöken, de pyn was na de Aderlaating aanftonds door de geheele borft verfpreid rot onder de fchouder achterwaards, en voorwaards tot onder het fleutelbeen aan de rechter zyde. Zyne ademhaling was, toen ik hem voor het eerft zag, zoo moeilyk en benaauwd, dat men medelyden met hem moeft hebben, als men hem zag Hy hoeftte geweldig en "gaf veele fluimen, die bloedig waren, op; de wangen waren rooferood, de huid droog en heet, de hoeft geftadig, continua fere dixerim, en hy was zeer dorftig. Ik liet hem dien dag, nog tweemaal, kort na malkander , aderlaaten , telkens met ontlading van allerfterkrt ontftoöken bloed, corium vulde fimbriatum. Ik gaf hem de meeftdienlbgc middelen in zyn geval; doch zonder vrucht, fpaanfche vliegen pieyfters aan de beenenter afleiding aangelegt bragten geen hulp aan. Met één woord: ik liet niets onbeproefd, fchoon nietsverligting gaf. De Aderlaatingen hielpen naauwlyks langer, als het bloed vliette, en den vyfden dag des morgens zeide hy dat de pyn geheel weg was, en dat hy zich wel bevond, lchoon ik zag dat hy doodlyk benaauwd was, een kleine, radde en ingetrokken pols had, en 'er een klam zweet op de handen cn in. het aangezicht zich vertoonde. Ik vond  «md'hem nochtans opzitten, maar hy zat'beevende op zyn itoel. Ik voorzag reeds Gangrana, en zeide dat hy zich in het grootfte gevaar bevond, 'twelk hyniec geloofde, om dat hy, zoo hy zeide, trek tot eeten had. Ik fchreef dit aan yihoofdigheid toe, maar des avonds wederkomende, zeide men my dat hy des middags gegeeten had. De toeiïand Was allezins erger, en de teekenen van Gangrsna duidelyker, wyl de pols zeer klein was, de'ademhaling veel benaauwder en de handen met een koud kleevend zweet bedekt waren. Hy was ten 6 uuren des avonds uit het bed gekomen , ftondbeevende op zyne bcenen, en dreigde ieder oo jenbiik te vallen; hy kleedde zich met koufTen, fchoenen en broek, ook deed hy zyn rok aan, en zette een hoed op het te voore gekamde hoofd, at zoete melk met befchuit, en indeezen ftaat vond ik hem ten 7 uuren zitten, zeggende dat hy nu zeer wel was, terwyl ik hem bezwoor dathy dervende was. Ten 10 uuren kwam menmy zeggen, dat hyoverleeden was. Ik meen alle zeekerheid tc hebben voor de aanwezigheid van Gangranq*. (VUL Waarneeming.y Op dit zelfde voetfpoor volgde hem zyne Vrouw twee .uuren daar na. Zy was kort nahaarMan door eene hevige Pleuris overvallen. Vier Aderlatingen, waar van de minne tot 16 of 18 oneen gedaan was, hadden wel verligting'maar geen ge. heele wyking van de plaatfclyke pyn te wege geM 3 bragt.  182 bragt. By de eerfte en dorde Aderlaaattngteekende het bloed weinig Inflammatie, maar het tweede was allerfterkft, en het vierde mindei dan het tweede, doch meerder dan het eerfte en derde ontftoöken. Na deeze werd een Veficatorium aangelegt, maar hetzelve was zonder ukwerking geweeft, wyl de bereiding niet deugdzaam was. Een ander, door een ander Heelmeefter .op de pk-ats van het eerfte gelegd, deed goede werking, maar geen dienft. De koorts by deeze Lyderefie was genoegzaam aanhoudende, de dorft en hitte zeer groot, de pi> brandende, de tong wit beflagen, de ftoelgang wuni'.ï, de eetluil verlooren, de ademhaling zeer moeilyk, en op de minfte diepere inademing de pyn fteekende. Na de laatfte Aderlaating waren de kwaade verfchynfeien verminderd, en fchoon de pyn wel niet geheel geweken was, begon 'er zich hoope op te doen, om dat 'er een algemeen zweet te voorfchyn kwam, en eene redelyke fluimloozing, met veimmderde koorts. Den volgenden dag, den zesden der Ziekte, begon de pyn zich op eens te verfpreiden door de geheele holligheid der borft, niet alleen aan de linker zyde, daar de pyn eerft geweeft was, maar zelfs kreeg zy in de regter borft hevige pyn, ver» zeld met zwaare hoeft en benaauwdheid. Ik herhaalde de Aderlaatingen, en liet nieuwe Feflcatoria aanleggen, terwyl ik ten inwendige gebruike de befte' antiphloglflica met emollientia gepaard, toediende. Daairs daar aan vond ik alles zoo veel veragterd, dat hec geval my hoopeloos voorkwam. De pols  pols was rad en ingetrokken, een klam zweet lag op de handen, de ademhaling was zeer benaauwd en kort, 'er begon een geraas in de borft gehoord te worden; zy werd ligt ylhoofdig. Alles fcheen my den dood te voorfpellen. De Lyderefie ondertufTchen zeide dat ze geen pyn meer gevoelde , en nog krachten genoeg hadde, willende dit toonen met een waterpot van de bedplank te krygen, doch zy viel weder neder in het bed. Des avonds befloot ik uit alle de teekenen, welke de pols, de ademhaling, het kleevend zweet, de koude handen en de ingevallen oogen te kennen gaven, dat zy dien nacht zou fterven, zoo alsook ten 12 uu»en gebeurde. • (IX. Waarneemïng.) Een knecht, die by deeze lieden in het werk was, 30 Jaaren oud, en van een llxrk gjzond u,eftel, kreeg terzelver tyd eene allerheviglle Pleuris, waar tegen ik hem vyf ruime Aderiaatingen, telkens met een zeer fterk ontftoöken bloed, het welk tweemaal een corium fimbriatum toonde; had laaten doen. Door deeze en verdere gepafte diluentia,'nitrufa, werd de pyn eenigermaate bepaald. Maar door het fterfgeval van zyn Meefter en Vrouw leed deeze arme Bovenlander twee dagen gebrek aan noodige hulp. Vervolgens kwam hy in ons Gafthuis, en was daar nog eenigen tyd in eenen twyfelachtigen ftaat. Dan, op het laatft van Juny begon de goedgunftige Natuur werkzaam te worden, ten befte van deezen Lyder, en aaiiverde het bloed van de nog overgebleevene ge volM 4 gea  184 gen der ïnflammatore Ziekte. Eene buitengemeen groote zwelling van de linker dye, bil, heup en der lenden, verzeld met pyn, enz. gaf wel haaft te kennen, dat te deezer plaatfe eene aanmerkelyke verzweering gebooren werd. Het gezwel geopend zynde, ontlaltte zich in het begin veel minder etter dan men zoude gewacht hebben, maar de aanhoudende zwelling van alle deeze deelen'na de gemaakte opening, vergeleeken met de kleine hoeveelheid van etter welke daaglyks ontlall vvierd, deed den zeer bekwaamen Heelmeeller Franken vermoeden, dat zich eene veel grootere menigte etter door deeze deelen verfpreid hadde en verborgen hield. Dit werd ook naderhand beveiligd, naardien den 18 July, des nachts eene ongeloofelyke hoeveelheid van zeer goeden etter door de zweer, welke reeds lang twyfelachtig gefcheenen had te willen geneezen, onclafl Wierd, het welk des morgens by het verband op nieuws gebeurde, en des anderen daags al wederom, tot meer dan 30 oneen, blyvende deeze etter 'leeds van eenen zeer goeden aart. De drukking met de handen toonde dat de ganfche bil hol was, als ook een gedeelte der dye en heup tot by de lenden wervelen. Door onbegrypelyk veel moeite en het aanwenden van een taai geduld is dee/e . wigtige verzweering, na dat'er, indien alles had kunnen by een verzameld zyn geworden , weinig minder als een wateremmer met etter geduurende deeze langduurige behandeling ontlall is; eindelyk den a8 September deezes Jaars met een vaft lidtetken geflooten, en de Lyder dus van de gevolgen zyner Ziekte, dien men niet ligc den  den naam eener ontfteekene weigeren zal, volko». men geneezen. (X. Waarneeming.) A. v. H. een man van byna 50 Jaaren, van een galachtig geftel, en meermaals aan Catarrhale verkoudheden, welke wel eens iets aamborstigs by hem te wege brengen, onderhevig; had reeds verfeheidene weeken zich ongefteld bevonden, kiaagende dat zyn borft en maag niet goed waren , en dat hy door armen en bcenen, als ook door de rug fteeds zwervende pynen gevoelde. By dit alles kwam nu eenen nieuwen aanval van hoeft, verzeld van eene koorts, die in den avond veriufte, (febris rem'utens ) ook gevoelde hy pyn in en onder de linker borft, die op de minfte inademing nu en dan fteekende was, en vooral by heviger hoeft hem zeer hinderde. Het geval had al eenige dagen geduurd, eer ik by hem geroepen werd, en toen gaf hy reeds een goed deel dikke gebondene fluimen hoedende op. Zyn pols was zeer hard, (perfecte durus ) de hitte groot, als ook de dorft. Wyl hy onder die lieden behoord, welker tong zelden zuiver is was dezelve nu althans zeer fterk beflagen, ook ftonk fyn adem , en hy klaagde over een wanfrnaak in den mond, hetwelk hy aan het veel drinken toefchreef. Gemerkt ik hem voorheen meermaals behandeld, endaar uit geleerd had, dat altoos by hem een morbus complicatus plaats heeft; ( trouwens hoe weinige Ziekten zyn zuiver enkelvoudig!) zag ik ras, M 5 dat  186 dat hier eene Apparatus primarum viarum met eene Inflammatie gepaard was. Dan, het kwam my tevens voor, dat hec van het grootde beiang was, de Inflammatie eerft tegentegaan: waarom ik eene Aderlaating liet doen, en hem vervolgens Decocta ex tot a Althéa, ccet: hergebruiken. Het bloed met weinig verligting afgelaaten was uittermaate ontftoöken. De verfchynfeien den volgenden dag nagenoeg dezelfde zynde, en de Urine hoog rood teekenende, befk>ot ik tot eene tweede Aderlaating, met deeze uitkomd, dat wel het bloed even zeer ontftoöken, maar de pols minder hard was. De pyn was in het ademhaaien veel gemakkelyker, en de bord veel ruimer, ook ging de fluimloozing, onder het gebruik van emollientia antiphlogiflica, haaren gang. De Lyder had daaglyks uit zich zeiven twee, fomtyds drie afgangen, zulks ik nier noodig hadde tegen de Saburra in de eerde wegen als nog opzettelyk te werken, waar over ik te meerder te vreden was, wyl ik al by anderen geleerd hadde, dat daar door de bord drooger werd, en de Lyders eenigzins verergerden. 'Er had eene byzonderheid by deezen Lyder plaats, dat hy, onaangezien de vuile tong, echter nog eenigen trek tot eeten had, ook nam hy zelfs wel eens buiten myn weeten min diendig voedfel, doch het geen hem telkens vry wel bekwam. De verbetering door de tweede Aderlaating te wegeg bragt, was nochtans niet bedendig, wyl 'er na verloop van twee dagen, om de verheffing der pyn, die deekende was; de volle en harde pols, de hevige koorts en drooge huid; eene derde  187 de en zeer ruime Aderlaating moeft gefchieden. Het bloed door deeze ontlaft, was veel flerker ontftoöken dan beide het voorgaande: ook was de wey, ( op dat ik dit niet verzuime aantcmerken,) telkens zeer geel geweeft, en in geene groote hoeveelheid. Hoe zeer nu wel wederom deeze Aderlaating op den pols eene aanmerkelyke invloed had en behield, zoodanig dat dezelve na dien tyd zacht gebleeven is, konde ik nochtans de pyn in de zyde onder de borft, waar op beftendig eene verdeelende ftooving wasaangelcgt; niet te boven komen, zonder dat 'er van een goed l eficatorium gebruik gemaakt werd. Daarboven bleef de hoeft, vooral des nachts zeer hardnekkig en maakte dat 'er niet geflaapen werd. Schoon de Lyder te voore van tyd tot tyd in een maatig zweet was geweeft, fcheen het echter, dat dit nu meer algemeen werd en ook meer verligtende. Eindelyk begon de hoeft ook te bedaaren, na dat 'er eene groote hoeveelheid welgekookte fluimen, doch die altyd met veel flym tevens werden uitgeworpen; waren ontlaft. Ten einde van den n dag, gaf ik hem een zacht buikzuiverend middel, omdat federc twee dagen de omlafting verminderd , en de tong nog beflagen was. Dit heb ik nog tweemaal herhaald, en de Lyder is ten einde van drie weeken onder het gebruik van Extracta refolventia et attenuantia wederom herfteld. Na hec gebruikte laxeerend middel was de borft telkens drooger, en de Lyder niet zoo wek (XL  188 (XI. Waarneeming.) De dogter van A. R. eene Vryfter van 20 Jaa-.. ren, reeds lang geregeld, doch van een zwak geitel, en eenigzins bleekzuchtig, was voor myne komft, 't welk den 18 Juny was, tegen eene hevige Pleuris driemaal door een I leelmeelter ader* gelaaten Men zeide my, dat het bloed telkens zeer ontftoöken was geweeft lk vroeg, hoe zy dat willen, enzy antwoorddeu my, dat de Chirurgyn zulks gezegd hadde. Ik geloofde het gereedelyk uit den aart der Ziekte, en.om dat ik dien Heelmeeller wel bekwaam kende, om over waar. ontftoöken bloed te kunnen oordeelen: dan, wyl de Lyderefie wederom moeftadergelaaten worden, wilde ik nochtans by myne wederkomft daar van een proef neemen. Zoo dra de Ouders my het bloed vertoonden, zeiden zy: dat al het voorige ""er ook zoo had uit' gezien: en waarlyk hetzelve was allerfterkft ontlloöken, zynde de randen van de Injula geheel omgekruld en naar het Centrum getrokken. Alle de toevallen van eene allerhevigile Pleuris waren nog aanwezig, en de longen werden vervolgens ook aangedaan, blykens de uitloozing van bloedige fluimen en geftadigen hoeft. Nog twee Aderlaatingen , en het aanleggen van een groot Fefcatorium tuflehen de fchouders waren noodig, eer de Ziekte eenigzins tot ftaan kwam, terwyl ik verfeheidene dagen zeer twyfelachtig was, of 'er etter zoude gevormd worden. Eindelyk is de Ziekte door eene geregelde fluimloozing geëindigd. Door het groot bloedverlies begon het aangezicht op het laatft een weinig zuchtig te zwellen: edoch,  'edoch, onder het gebruik van behoorelyke voedfeien, en goede verfterkende middelen,is zy allengs geheel hcrlleld geworden, waar toe het Zomerfaifoen heeft medegewerkt. Het is niet noodig telkens eene herhaaling der gebruikte middelen te doen, wyl dezelve den kundigen genoeg bekend zyn, en ik in 't algemeen, en in ïnflammatore Ziekten althans, al het orafiachtige myde, maar my alleen tot die weinige veelvermogende bepaale, welke ieder Geneeskundige genoeg weet. Dit eenige moet ik nog aanmerkèn, dat het laarft afgetapte bloed der zesde Aderlaating niet minder ontftoöken was, dan her geen ik by de vierde gezien hadde. (XII. Waarneeming.) Twee Dienftmaagden van de Heer .... beide de Catarrhaie Ziekte hebbende, kreeg de eene zulk eene hevige Congeftie in de longen, dat ik voor haar leven begon te vreezen. De benaauwdheid, de fpanning en de pyn in het bovenfte gedeelte der borft was zoo groot, dat zyde minfte beweeging of vermeerderde ademhaling door de hoeft veroorzaakt, niet verdragen konde. Het aangezicht was zeer rood, de tong bloed rood, de keel ontftoöken, de pols vol en hard, en een zweet uit benaauwdheid gebooren, overdekte het ganfche lichaam. Haar werden drie groote Aderlaatingen gedaan, zynde het bloed altoos, doch niet fterk ontftoöken. Ik liet na dezelve twee Veficatoria, een tuflehen de fchouders, en de andere over de borft aanleggen,  IQO gen; een en andermaal een Enema ex Oxymelleet JSitro inbrengen, en moflertpappen onder de voetzooien plaatfen, terwyl zy onder het Decotl: Althéa eene goede hoeveelheid Nitrum gebruikte. Zy kwam dit dreigend kwaad langs deezen weg zeer gelukkig te boven. Maar na verloop van eenige weeken is zy overvallen met commotiones in Syftemate nerveo, welke eenigzins mtLvhetEpileptieke zweemen, en van deeze is zy tot heden toe nog niet bevryd, fchoon dezelve na eene Aderlaating gevolgd van een Emeticum en een Laxans veel verbeeterd zyn. (XIII. Waarneeming.') De andere Dienftmaagd, nu en dan aan een Aflhma fpasmodicam onderheevig, had mede den Catarrhus, en het ging met haar in de eerfte dagen der Ziekte vry wel. Maar onverhoeds krygt zy den vierden dag een hevige pyn in de keel,gepaard met benaauwdheid en fpanning in de borft, zulks het fcheen als of de longen geheel toegetrokken waren. De pols was meer vol dan hard, de koorts remitteerende, en het aangezicht zeer opgezet, de tong toen nog niet, maar twee dagen daarna zeer beflagen; de ftoelgang geflopt; de Urine dun. Drie herhaalde Adcrlaatingen waren noodig, om het geweld der Ziekte paaien te Hellen. Het bloed was eenmaal ontftoöken, de andere reizen zag ik dit niet, als flechts aan eene zyde van de Infula. Na deezen bedaarden de toevallen. Ik liet haar gorgelen met een ajirekfel van Scrophularia, met Borax en Witten Honig, en  101 en daar door werd eene groote menigte flym telkens ontlaft. Voorts gebruikte zy veel Nitrum antimoniatum, onder de verdunnende Decocta als ook nu en dan een zacht buikzuiverend middel! Na den elfden dag kreeg ik by haar eene volkomene fcheiding der Ziekte door de Urine, en zy herflelde vervolgens geheel. (XIV. Waarneeming.) Den Heer van deezen buyfe ook aan eene Febris Catarrhalis benigna ziek zynde, ging het met dezelve door den weg van uitwaafeming zeer wel, wyl de koorts weinig, en flechts met den avond eenigzins heviger was: zyn tong was allerzuiverft, en de hoeft maatig; hy loosde veel flym, met verligting, en de drukking boven de oogen was, na dat de ftoffen aan het vloeijen geraakt waren, merkeïyk vermii derd: daarboven was de eetluft niet ganfeh verlooren. De Lyder was een fterk gefpierd menfeh, van eene gezonde gefteldheid, volbloedig, en hebbende nu of dan flechts eene ligre aanval van Podagra gehad. Ik vleide my, dat de Catarrhale ftoffen 'onder het voortzetten der gevormde Indicatie, gepaard met een gefchikt diëet, wel rot volkomen rypheid zouden komen. Maar na verloop van 7 ofS dagen ontftond 'er in den avond vermeerderde koorts verzeld met zwnare hoofdpyn en flaaploosheid' ook was de dorfl grooter, en de Lyder ruftlooj Ik vernam deeze berichten des morgens by myne* komft, en maakte daar uit op, dat mifTchien fardés oorzaak van deeze vermeerderde klagte waren. Ik  102 Ik bezag ten dien einde de tong, maar deeze vond ik niet vuil. ( Ik maak doch onderfcheid tuflchen •een flymkorft, die in eene Ziekte op de tong te voorichyn komt, enkel door veel drinken, waar door de maag van zyn (treek geraakt; en tuflchen 'een beflagen tong uit [ordes in de eerlte wegen; en wederom tuflchen deezen en een beflagen tong uit gallloffen. Trouwens, de laatfle dunkt my, laat zich vry gemakkelyk van de voorigen onderfcheiden.) De pols tartende, bevond ik dien voller dan voorheen. Ik maakte de noodige fchikking voor dien dag, en zeide dat ik des avonds eens zou komen zien. Wederkomende werd ik wel haart verzeekerd, dat geene Saburra of iets van dien aart oorzaak ware van de verergering des Lyders. De koorts was kennelyk zwaarder, de pols had eenige hardheid, (dit voelde ik duidelyk,) de hoeft was meer vermoeijende, en de Lyder klaagde op nieuws over pyn in de linker zyde van de borft, en tot onder de fchouder, zulks dat daar door de ademhaling wel niet geheel belet werd, maar hem nochtans moeilyker viel, en ais 't ware nu en dan eenige fteeking veroorzaakte. De dorlt was groot, zoo ook de hitte, en de Urine, welke te voore vry natuurlyk geweeft was, had nu eene zeerhooge koleur. Ik befloot derhalve hem, die in de kracht van zyn leven was, ió oneen bloeds te laaten aftrekken, geevende hem verder eenig openend of ontfpannend Geneesmiddel te gebruiken. Dit had ten gevolge dat hy dien nacht geruft (liep, en des morgens byna zonder eenige koorts was. Alle de fpanning fcheen op eenmaal weggenoomen.,, en  -93 en de plaatfeiyke pyn, welke zich had begonnen vafttezetten, was eenige uuren na de Aderlaating, by het ontdaan van een algemeen verligtend zweet, los geraakt en geweeken , kunnende de Lyder volkomen zynen adem haaien. Na den ï i dag zag ik zyne Urine daaglyks met een goed fediment, 't welk ik voor de laating nog niet gezien had. Ik vervolgde de gewoone Geneesmiddelen, in Decotl: rad: Althéa, Infuf: flor: Rbaados, Nitrum Stibiatum, &c. beftaande. Ik liet op het allerlaatfte een zacht laxans gebruiken, om de maag en darmen eens te zuiveren, wyl de ftoelgang zeer weinig werd, en hy was vervolgens binnen korte dagen herfteld Het bloed was bezet met eene Cru/ia phlogiflica non flmbriata. (XV. Waarneeming.) J. v. W. een man van 50 Jaaren, werd al mede in het midden van Juny door een Borflpleuris overvallen , na vooraf een Catarrhus Rheumaticus gehad te hebben. Hetzelve was gepaard met alle de gewoone verfchynfeien, nu reeds meermaals aangevoerd. Om der hevigheids wille, en de zwaare Inflammatie, welke deeze Ziekte verzelde, werd hy viermaal zeer ruim adergelaaren , en tuflchen de fchouders na de laatfte laating een groot Veflcatorium aangelegd. Alles fcheen nu te bedaaren, en 'er deeden zich goede teekenen, zoo met betrekking tot de ruimere ademhalinge, de gemakkelykere hoeft, deverligtende fluimloozing, als verminderde koorts, op. Het was nu de 9 dag N* der  der Ziekte. Wat gebeurd 'er ? Na dat ik hem den voorigen dag in den zoo even belchreeven verbeeterden liaat gelaten had, vond ik den volgenden morgen alles veranderd, verergerd. De Lyder klaagde nu niet meer over benaauwdheid in de borlt, maar over geweldige pyn onder de.borft, in den bovenbuik, ter plaatlë daar de maag gewoonlyk ligt. Hy kon ookaldaar geene drukking hoegenaamd verdraagen, en het fcheen, ais of'er eenige zwelling van deeze plaats aanwezig was. De meerdere hitte ook ter deezer pjaatfe was zeer duidelyk te onderfcheiden. De Lyder had eenen órilefehbaaren dorft, eene witbeilageu tong, zeer drooge en heete huid, een eenigzins harden pols (pulfus quafidurus.) De koorts was zeer zwaar en genoegzaam aanhoudende; de hoeft, welke hem te voore zeer vermoeid had, werd niet meer gehoord. Hy zeide een gevoel van hitte in de maag te hebben , dat zeer fterk was; by had neigingen tot braaken, fchoon zyn mond niet wanfmaaklyk was. Hy had geene ontlading gehad in twee dagen. Ik liet hem in myne tegenwoordigheid eenig thee water drinken, maar dit kwam *er aanftonds wederom uit. Koud water maakte hem meerder pyn, zelfs zeide hy, dat als hy diep zynen adem haalde, 't geen hy anders nu wel doen kon, om dat, zoo hy zeide, zyn borft ruim was; dat hy dan eene ftuiting gevoelde boven in den buik, die hem pyn verwekte. Alles by my zeiven bedaard overwoogen hebbende, kwam het my voor, dat de Inflammatie delongenverlaar.cn hebbende, zich op de maag ge-  ï95 gepiaatft had. Ik dacht wei eerft om her Diapbragma, maar wyl dit deel zulk een Herken invloed heeft op de ademhaling, begreep ik, dat deeze in plaats van verbeeterdin dat geval verergerd zoude moeten zyn; ook zou de hoeft niec ge weeken geweeft zyn, en echter hoorde men hem nu niec meer hoeften. Daarboven befpeurue ik geen rifus fardonius, welke by alle $yftémdtiei voor een vaft kenteeken der Inflammatie van dit deel gehouden wordt. Ik vormde derhalven myne Indicatie op eene verplaatfing der Ziekte van het eene deel i air hec andere, en begreep dac ik hier dezelfde Geneeswyze moeft behouden, waarmede ik begonnen was. Ik bellooc des tot eene Aderlaating van i Ik werd den . . . Juny des morgens vroegtydig verzogt te komen by een Man van middelbaa-re Jaaren, welken men my zeide dat zeer ziek was. Gekomen zynde vond ik de Lyder overeind in zyn bed zitten, wyl hy wegens de zeer benaauwde ademhaling niet liggen konde, ook ging dit zoo verre, dat hy ieder oogenblik dan in, dan wederom uit het bed wilde, nergens eenigen duur hebbende. Zyne oogen Honden zeer wild, het aangezicht was bleek en betrokken, en zyne handen waren yskoud. De pols was zeer rad en klein, en een klam zweet dekte de lacies Ilippocratïca van deeze Lyder. Op het zien deezer doodlyke teekenen twyfelde ik geen oogenblik aan de tegenwoordigheid van Gangrtena in de longen, of althans in de holligheid der borft, om het even waar men dezelve verkiefe te plaatfen. Trouwens, uit het voorafgegaane, het geen zyne Vrouw my verhaalde, kon ik genoeg opmaken, dat ik my niet geheel bedroog. Zy toch zeide my, dat haar man eenige dagen te voore geklaagd had over zwaare pyn op de borft, verzeld met eene fteeking in de linker zyde, waar tegen hy door een Heelmeefter was adcrgelaaten, en daarop eenige verligtingbefpeurd hebbende, had hy het daar dicstyds by gelaaten. Dan, twee dagen daarna eene merkelyke verheffing van fteekende pyn gekreegen hebbende, ontbood hyzynen Heelmeefter, die hem voor de tweede reis N 5 een  20Z een ader opende, wederom met eenige verligting. Voorts had men hem, volgens bericht van de Vrouw, vry fterk laaten purgeer en, dan met dranken, nu wederom met pillen, zonder dat haar Man, zoo zy zeide, daar door eenige verbeêtering was gewaar geworden, maar integendeel merkeïyk verergerd was, wyl hy op het laadt ylhoofdig was geworden, en tot dien ftaat gekomen was, waarin ik hem nu vond. Het geval kwam my alleszins zoo hoopeloos voor, dat ik niet zag, iets met eenigen grond van hoope te kunnen in het werk (tellen, wyl de Lyder na genoeg in eenen ftervenden ftaat was. Ik voorzeide derhalven eenen zeekeren en fpoedigen dood, en beklaagde het ongeval deezer Vrouw en haarer twee kinderen: te gelyk zeer te onvreden zynde over zoodanig eene onkundige behandeling of zal ik liever zeggen: fchandelyke verwaarloofing van eene mifTchien nog redbaare Ziekte, ware dezelve overeenkomftig den hevigen trap van ontfteeking, met de gepafte middelen tegengegaan geworden. Sic luditur de corio humano. De Lyder ftierf reeds des avonds. (XVIII. Waarneeming.) Gelykfoortig omtrent met het voorgaande was ook het geval, 'c geen ik nu zal melden. Te midden der Epidemie langs deezer Stads Veft rydende, ten einde eenige behoeftigen, daar woonachtig van Stads wege te bezoeken; werd ik verzogt aftekomen, en te zien naar een arm rnenfch, welk men my zeide dat ftervende was. Zy  203 Zy was eene Vrydcr, omtrent 30 Jaaren oud, en had federt 6 dagen zwaare pyn op de bord gehad, verzeld met eene ganfeh moeilyke ademhaling en een derke hoed, terwyl dit alles eene geduurige koorts, zoo zy zeide, ten geleide had gehad. Zy berichtte my verder: dat zy deels uit vreefe voor de Aderlaatingen, als ook uit gebrek aan de noodige hulp, den raad van geen Doctor had gevraagd, maar dat zy nu zoo doodlyk benaauwd was, dat zy geen adem meer kon fcheppen. Zy deed my dit verhaal met zulk een afgebrooken Item, dat ik hetzelve naauwlyks hooren konde. En waarlyk haar toedand was niet minder doodlyk dan die des voorigen Lyders Ik althans zag niet, dat 'er met eenig Geneesmiddel hoe ook genaamd, iets ten nutte van deeze Lyderefie te beproeven was, wyl ik alle de waarfchynelyke, zoo niet zeekere reekenen, dat het Koud Vuur reeds de deelen der borll had ingenoomen, voor my had. Zy ilierf ook weinige uuren, na dat ik van haar was heen gegaan. De omftanders hadden my bericht, dat zy verfcheide purgatien, uit eigene beweeging, vruchtloos gebruikt hadde, en dat twee dagen voor haar dood een Fluxus uteri ontdaan was, waar door zy eene vry groote hoeveelheid bloeds was kwyt geraakt, met eenige verligting, zoo het toen fcheen, op de bord, maar die kort daar na wederom erger was geworden. Wees de Natuur hier, fchoon te laat, niet aan, 't geen de Kund in het begin der Ziekte moed verrigt hebben? ( XIX.  *°4 (XIX. Waarneeming.') Den 8 Juny deezes Jaars werd ik verzogt by eene Juffrouw van middelbaare Jaaren, van een teder en aandoenlyk geitel, en Moeder van verfcheide kinderen. Zy was eenige dagen geleden, door eenen ligten Catarrhus aangedaan geworden, die gemakkelyk fcheen te wyken, maar had nu daags voor myne komfl, een fteekende pyn in de regter zyde der borft gekreegen, en deeze was verzeld van eene zeer moeiiyke ademhalinge. Op het ontdaan deezer pyn , die zeer hevig was, had zy zich eenige oneen bloeds laten aftrekken, hoopende, dat voorts met het gebruiken van veel vocht alles wel zoude fchikken, te eerder: om dat zy na de Aderlaating eene kennelyke verligting befpeurde. . Dan tegen den nacht vermeerderde de pyn zoodanig, dat zy my des anderen daags 's morgens vroeg liet roepen. Ik vond, by myne komft," dat de pyn, welke te voore volgens haar zeggen plaatfelyk was geweed; zich nu door de ganfche bord verfpreidde, terwyl zy een gevoel gewaar werd, als of de geheele bord doorboord wierd. De ademhaling gefchiedde ailermoeilykd en pynlyk: hec fpreeken zelfs viel haar ladig. Eene zeer groote hitte was door het ganfche lichaam verfpreid, de dord was onlefchbaar, de koorts remitteerende, en met den avond verheffende. In deeze omdandigheden heb ik haar vyf Aderlaatingen laten doen, ( zynde het bloed der laatlte Aderlaating niet minder ontdooken dan dat der eerde,) ieder Aderlaating was niec minder dan van;  205 van ïo of 12 oneen. De Geneeswyze tegen de ontfteeking (cura antiphlogiftica) werd dus door my ten ilerkfte doorgezet,met die gelukkige uitkomft, dar deeze Lyderefie volkomen herftelde, tot blydfchap van haaren Echtgenoot en Kinderen. Vier zaaken moet ik met betrekking tot dit geval nog aanmerken. Voor eerft: dat de Aderlaatingen niet al de pyn hebben weggenoomen, de fpaanfche vliegen - pleyfters zelve deeden dit daarna niet geheel. 'Er bleef op de eerfte plaats der pyn, te weeten in de regterzyde der borft, fteeds nog eenige pyn zitten, fchoon de overige verdweenen was. Deeze was wel niet zoo hevig, maar nochtans aanhoudende, en ik voorzag, dat miflehien daar eene vaftgroeijing der longen aan het ribbenvlies zoude plaats krygen. Een verdeelende pleyfter heeft evenwel deeze pyn daarna verdreeven. Ten tweeden: hoe zeer de Lydereftè reeds van het begin der Ziekte fterk zweette, had zy daar van geene verligting: maar na de laatfte Aderlaating fcheen eerft het zweet dienft te doen, terwyl toen ook de verdere teekenen van refolutie zich .vertoonden. Ten derden: zoo dikwyls ik deeze Lyderefie, ter oorzaak van geftopten afgang, en om dat 'er eenige opgehoopte drekftoffen in de eerfte wegen waren; eenig zacht buikzuiverend middel liet gebruiken , werd zy daar door fteeds erger, hoeftende meerder, en klagende over meerdere droogte op de borft en dergelyke: zulks ik ook daar uit zoude hebben mogen befluiten, dat de naafte oorzaak der Ziekte niet in de eerfte wegen, maar irt de majja der vochten geplaatft ware. Ein-  aoe> Eindelyk: deeze Lyderefie is geduurende deeze Ziekte bevryd gebleeven van een laftige hoofdpyn, die haar anders by alle andere ongeiteldheeden en Ziekten zeer eigen is, en tot groote hinder verftrekt. (XX. Waarneeming.) Omtrent terzelver tyd , werd ik verzogt by eene Vrouw, die federt 6 Maanden zwanger was, te komen, zynde zwakkelyk en eenigzins teeringachtig. Deeze was in het laadt van de Maand Mai door eene heefchheid overvallen, zoo dat zy byna geen geluid kon geeven. Men maakte haar diets, dat dit eene uitwerking van de zwangerheid was, en dat zy daar tegen niets doen moeft. Het ongemak werd intufichcn van dag tot dag erger, wyl'er zich groote hitte, dorft en koorts, tegen den avond meeftal verheffende, byvoegden. Met een woord: zy had eene Febris Catarrhalis, en deeze werd wel haaft Rheumatica et Complicata, nadien zy over zwervende pyn begon te klagen , en eindelyk zeide, dat zich in de linker zyde een fteekende pyn vaftzettede, waar door de ademhaling belemmerd werd: en fchoon zy diestyds by haar zelve nog weinig bekommering voelde over haren toeftand; kwam het my nochtans voor, dat haar geval, ter oorzaak der zwakke gefteldheid van haar lichaam; der tegenwoordige zwangerheid, en van de geneigdheid tot ontfteeking, welker teekenen reeds aanwezig waren,- vrybedenkeiyk was. Trouwens deeze allen namen zoo de overhand, dat ik, onaangezien de vrees voor eene on-  20? ontydige verlofling; haar (die men dacht dat byna geen bloed hadde,) in den tyd van 4 dagen 5 ruime Aderlaatingen moed laaten doen, zoo iterk was de Inflammatie, en zoo fchielyk was dezelve toegenoomen. Behalven deeze moed ik nog toevlucht neemen tot fpaanfche vliegen - pleyders op de pynlyke plaats en tuflchen de fchouders aangelegt: terwyl veelerly verzachtende en losmakende middelen, met den aart der Ziekte overeenkomende, rykelyk werden toegediend, en door zachte en verkoelende klyfleeren daaglyks eene ontlading werd verwekt, wyl zy niet noodig had andere laxeerende middelen inteneemen , en deeze my ook nu en dan reeds gebleeken waren meer nadeel, dan voordeel te doen, zoo dra 'er eenige diathefls inflammatoria plaats had. Zy herdelde dus gelukkig in het begin van July van eene Ziekte, waar ondermenvaftelykgedacht hadde, dat zy zoude bezweeken zyn; gaande tevens in haare zwangerheid gelukkig voort. Alleenlyk bleef de heefchheid nog eenigen tyd aanhouden, doch dezelve week eindelyk na een herhaald gebruik van het Pulvis Diatragac: frigidus, gepaard met Emulfiones demulcentes. Na dat deeze heefchheid verdweenen was, heb ik haar met een zeer goed gevolg de Cortex Peruvianus, ter verkryging harer verloorene krachten, eenigen tyd laaten gebruiken. WAAR-  sos WAARNEE MIN GEN VAN ANDERE DOCTOREN alhier. (XX/. Waarneeming.') Op den 12 Juny deezes Jaars geroepen wordende by den Heer .... oud 29 Jaaren, van een redelyk gezond geitel, vond ik Zyn Ed. die al eenige weinige dagen aan den Catarrhus gelaboreerd had, by welken de gewoone verfchynfeien aanwezig waren geweeft, nu aan eene aller- hevigfte Pleuris te bed liggen. De hardheid des pols, de groote moeilykheid der ademhaling, de byna onmogelykheid om te kunnen hoeften, veroorzaakt door eene plaatfelyke en fleekende pyn in de zyde; de zuivere tong, geen de minfte walging, of neiging tot braaken; alle deeze verfchynfeien deeden my deeze Ziekte als eene waare ontfteeking befchouwen. Eene ruime Aderlaating gaf wel eenige verligting aan mynen Lyder, maar deeze was van korten duur, nadien ik by myne wederkomft reeds merkelyke verheffing van pyn by denzelven gewaar werd. Deeze, en de ftaat des pols, die nog hard was, C pulfus durus) gepaard met den aarc van het afgetapte bloed, hetwelk met eene dikke ontfteekingskorft, welker randen omgekruld waren, bezet was; deed my wel haaft tot eene tweede, niet kleindere Aderlaating befluiten. Maar wel ver-*  209 verre van door dezelve rnyn oogmerk, het geweld der ontfteeking namelyk te bepaalen; bereikt te hebben, namen de toevallen, na eene korte verligting op de. tweede Aderlaating, zoodanig de overhand; en werd de pyn en benaauwdheid in het ademhalen zoo moeilyk, dat ik in deeze dringende omftandigheden; wyl rnyn Lyder ieder oogenblik dreigde te ftikken, in een korten tyd de Aderlaating nog tot zeevemnaal moeft herhaalen. Men begrype van zelfs, dat ik beha!ven van de Aderlaatingen, beftendig gebruik gemaakt had van de meeft gefchiktc uit en inwendige middelen, welke men in dit geval altoos, en" ook dikwyls met vrucht, gewoon is ter hand te neemen, en die ieder kundigen genoeg bekend zyn. Dezelve deeden ook wel eens dienft en gaven verzachting voor eenen korten tyd. Dit eenige moet ik hier nog byvoegen, dat ik ook na de derde Aderlaating eenen grooten fpaanfche vliegen-pleyfter op de plaats der pyn liet aanleggen, welke ook eenige vermindering van pyn te wege bragt. De hevigheid der toevallen door de herhaalde Aderlaatingen eindelyk bedaard zynde, en de Lyder met eene ruime lofTe hoeft eenige fluimen beginnende uittewerpen ,# deed zich zeer onverwagt een nieuw verfchynfel op, hetwelk geen minder vrees aanjoeg, dan het eerfte. De Lyder namelyk verviel in eene y!hoofdigheid, welke van tyd tot tyd zoo fterk toenam, en zoo geweldig werd, dat daar uit eene volkomene raferny ontftond, die wederom tuflchen beide met zoodanige ftuipen werd afgewiflèld, dat ik alle reden had, om te vreefen dat zyn einde naby ware. In deeze drinö gen-  210 gende omftandigheden befloot ik tot het aanleggen van twee^ fpaanfche vliegen - pleyfters aan de beenen, en eenen langs het hovende gedeelte der ruggegraar, na welker beginnende werking ik het genoegen had, dit fchrikvcrwekkend toeval te zien bedaaren. Dan, nu verviel rnyn zoo fterk gefolterden Lyder, gcduurende 24 uuren, in eenen fchynbaaren ftaat des doods, de wyl zyn pols, de ademhaling en de natuurlyke warmte van het lichaam zoo weinige teekenen van een aanwezend leven aanduidden, dat ik, althans éénmaal geduurende dit tydperk by hem komende, en bydezoo aanftonds gemelde verfchynfeien gepaard ziende eene volkomene Facies Hippocratica, en zyne byzondere ligging; ik waarlyk twyfelde, of hy wel leefde. Maar deeze overgebleevene flaauwe vonken, allengs aanwakkerende, werden, als 't ware, de bron van een nieuw leven, hetwelk trapswyze daaglyks zoodanig toeneemd, dat ik deezen zooveel doorgeftaan hebbenden Lyder met grond mag reekenen onder de merkwaardige en allerzeldzaamfte voorbeelden van eene onverwagte Geneezinge. (t) Ik befluit uit het bovenftaande geval: I. Dat deeze Ziekte is geweeft van eenen waa¬ ren Inflammatoren aart. II. Dat 'er geene fchaduw hoegenaamd van een Gal-pleuris heeft plaats gehad. En eindelyk: III. Dat, naaftdenGoddelykenzegen, de7her¬ haal- (t") Wy zyn onderricht geworden, dat deeze Lyder vólkernen herjteli is.  211 haalde Aderlaatingen oorzaak zyn van de behoudenis van deezen Lyder. (XXII. IVaarneeming.) Op den 13 Juny van dit loopende Jaar werd ik ontbooden ten huife van Monlr. H. B. woonende alhier, ten einde zyne Vrouw, die daags te voore ziek van Leyden gekomen was, eene vifrte te geeven. By myne komft berichtte de Lyderefie my, dat zy federt 4 dagen was ziek geweeft, waarop ik vragende zeide, dat zy dan reeds Waarfchynlyk te Leyden een Doclor by zich zoude gehad hebben, hetwelk zy meteen zuchtend ja beantwoordde, en tevens te kennen gaf, dat zy denzelven gedrongen hadde, haar een braakmiddel integeeven, waarin hy haar eindelyk was te wille geweeft, fchoon zy te voore over eene ligte verkoudheid geklaagd hadde, en dat zydaadlyk na het gebruik en de werking van het braakmiddel verergerd was. Ik vond haar in de daad ook met alle de teekenen van eene Peripneumoniai vera. De benaauwdheid en fpanning in de borft: waren zoo groot, dat ik genoodzaakt was haar dien dag, driemaal zeer ruim te doen Aderlaaten, zynde iedere Aderlaating weinig minder dan van 16 oneen bloeds geweeft. De hevigheid der toevallen werden hier door merkeïyk bepaald, fchoon het toch daarna noodig was eenige fpaanfche vliegen-pleyfters aanteleggen, terwyl ten inwendige gebruike zoodanige middelen werden toegediend, welke de ontfteeking in het bloed konden verminderen, en wegO a nee-  2IS neemen, en waarin ik reedelyk wel flaagde, even* wel'mee zoo geheel, dat 'er niet cetiige vrees,voor de gevolgen gebooren werd Te weeten: ik zag by myne Lyderefie niet die volkomene ontbinding (refolutio ) der Ziekte, die men anders in dit geval, als alles naar wenfeh gaat, entwaar wordt. 'Er bleef een klein koortsje., vooral des avonds verheffende; ook hoeftte zy dan meerder, en werd heeter en tevens droog, zulks ik begon te vreezen, dat 'er eenige etter gevormd werd. Maar na verloop van eenige dagen is, dit verfchynfel zoo zeer verminderd,-dat 'er zich alle hoope eener volkomene herltelling heeft opgedaan, en terwyl ik deezen fchryve, kan ik verzeekeren dat zy alles is te boven gekomen. ( XXIII. Waarneeming.) Zoo immer het ftoutmoedig Aderlaaten in eene hevige ontfteeking eene gelukkige uitkomft had; het was gevvifielyk in het geval van T. S., een Vrygezel, in de 20 Jaaren oud, welke aan zulk eene hevige Borftpleuris ziek lag, als men maar zelden weerga zag. De plaatfelyke en fteekende pyn was in den beginne ondraaglyk, en werd daarna door de ganfche borft verfpreid, makende zeer groote fpanning, benaauwdheid en moei]yke ademhaling; terwyl een geftadige hoeft den Lyder afmatte, de koorts fteeds aanhoudende, althans continua remittens was, en een droo^e huid en grooten dorft ten gevolge had. De pols was als een koord gefpannen, en kondigde eene zeer groote ontfteeking. Trouwens, ik had alle de  2I3 de teekenen voor dezelve, en draalde derhalven niec lang, om door herhaalde Aderlaatingen den Lyder te hulp te komen. Ik liet de eene voor en de andere na doen, doch met zo weinig verligting, dat ik reeds aan eene goede uitkomlt begon te vvanhoopen, gerakende de Lyder in het allergrootll gevaar. De 'hevigheid der Ziekte zal men zeer gereedelyk kunnen opmaken, als ik zegge, dat ik genoodzaakt wus, in den tyd vans dagen, li Aderlatingen by deezen Lyder te laaten doen, eer ik het geweld der Ziekte bedwongen hadde. Indien ik in dit geval op den (laat van hec afgelaaten bloed myne Indicatie gegrond had, dan voorwaar zou ik my zeiven bedroogen en den Lyder bedorven hebben, want toch in de 6 eerfte Aderlaatingen was het bloed niet ontftoöken, en dit meen ik is eene byzonderheid, die niet gering is, wyl men zelden, in wezenlyke ontfteekene Ziekten zoo lang de Inflammatie 'in het afgelaaten bloed ziet achterblyven, Dit had nochtans hier plaats. Maar in de 7, 8, 9 Aderlaating was hec bloed allerduidelykil ontftoöken, zoodanig dat het geene twyfeling ter waereld overliet. De aanhoudende, hevige pyn en benaauwdheid, gepaard met den ftaat des pols, waren des rnyn baaken, waar naar ik my richtte, en de kleine verligting, welke myn Lyder by iedere Aderlaating gevoelde, beveiligde myne gemaakte Indicatie. Ik maakte vervolgens , behalven van de Aderlaatingen, ook van alle de overige zoo uit-als inwendige Geneesmiddelen, welke deeze Ziekte vorderde, en die ieder kundigen bekend zyn; een O 3 be-  214 beftendig gebruik, en zag eindelvk myne moeite na 14 dagen met de herftelling van deezen Lydtr bekroond. ( XXIV. Waameeming.) Dat de fchyn menigmaal bedriegd, meen ik vryduidelyk waargenoomen te hebben in het geval van J. S. by welken ik den 3 July deezes Jaars werd geroepen. Hy klaagde my, dat hy reeds .eenige dagen de koorts gehad hadde, doch dat dezelve den eenen tyd veel zwaarder was als den anderen: ook had hy een zwaare pyn onder de linker borft naar den hart-kuil zich uitftrekkende. De tong was beflagen, en hy merkte meermaals eene geneigdheid tot braaken, zynde fteeds walgachtig. Een drooge hoeft, gepaard met een piepend geluid in de borft, kwelde hem dag en nacht; hy loosde door den hoert byna niets, of zoo al: dan waren het flechts eenige roodachtige flymftoffen; hy klaagde daarboven over aanhoudende hoofdpyn,en ftaaploosheid,al hetwelk vooral des nachts met ylhoofdigheid verzeld was. Ik liet hem eene Aderlaating doen van 12 oneen, en gaf hem eenen verkoelenden en tegen de ontfteeking gefchikten drank, voorziende dat ik hier voor de eerfte reis met een Galpleuris zoude te doen hebben. Den volgenden dag klaagde rnyn Lyder over een zeer bedorven fmaak in den mond; hy was walgachdg en had geduurige huiveringen. Ik befpeurde in hec afgetapte bloed die ontftcekingskorft niet, die ik te voore zoo menigmaal zag. Heczelve was  2I5 was meer Rheumatiek, en de wey hoog geel. De Lyder was door de Aderiaating niets verliet. Om deeze reden gaf ik hem een braakmiddel ^hetwelk zeer wel werkte Toen ik den volgenden dag, zynde den 5 der Maand, wederkwam, 'vond ik den Lyder in dezelfde omftandighedcn niet alleen, maar hy klaagde over meerdere benaauwdheid, nu en dan met pyn verzeld, welke hy befchreef op dezelfde plaats te blyven zitten, die ik boven genoemd hebbe, waar door ik meer en meer beveiligd werd in myn gevoelen dat 'er een waare Galpleuris aanwezig was. Ik liet hem daarop eenen verkoelenden laxeerdrank uit Manna, Tamarindi en Fol: ^««^gebruiken, teneinde de eerfte wegen te zuiveren, en de drukking en opfpanning door de ontlading der Galdoffen wegteneemen. Maar des anderen dags 's morgens reeds zeer vroeg liet men my roepen by deezen Lyder, en men berichtte my tevens, dat hy zulk eenen benaauwden nacht gehad hadde, en zich zoo veel verergerd vond, dat men voor zyn leven begon te vreezen. By hem komende, vond ik in de daad de Ziekte verzwaard, en by naauwkeurig onderzoek bleek my, dat ik in de Diagnofis inorbi niet weinig gedwaald hadde, of wil men liever: dat 'er eene tweede Ziekte vaneenen anderen aart was bygekomen, fchoon ik dit niet geloove. Ik zag by myne komd alle de teekenen van een waare Borjipleuris. De hoeft, welke den Lyder fteeds afmatte; de fpanning in de borft; de benaauwde en nu en dan ftootende ademhaling, de drooge huid, de groote dorft, de brandende pis; de ftaat O 4 des-  ai6 des pols; alles, rnet een woord, kondigde ontfteeking aan, en leerde my dat de benaauwdheid, weike ik had aangezien als voortfpruitende uit opgehoopte flym en gal, niets anders dan de ontfteeking vooral der linker long ware, welke zich wel haaft verder zoude verfpreid en den Lyder zeer zeeker om het leven gebragt hebben, indien ik nier in tyds nog van Indicatie veranderd was. Wel dra liet ik mynen Lyder eenen ader openen, en hem eene goede hoeveelheid bloeds aftappen , en liet hem een klyfieer met Oxymel en Nitrum zetten, terwyl ik vervolgens ten inwendige gebiuike een verzachtend Decoclum, almede met een gedeelte Nitrum liet gebruiken. Uitwendig werd eene verdeelende Jiooving over de borft aangelegd. Na verloop van eenige uuren mynen Lyder weder bezoekende, vond ik hem weinig verbeeterd, waarom ik de Aderlaating, die hem flechts voor weinige oogenblikken fcheen verligt te hebben; hervatte, te meer: om dat het afgetapte bloed my nu ?oo veel duidelyker den aart der Ziekte leerde, dan hetzelve by de allereerfte Aderlaating zulks ganfeh tegen overgcfteld geteekend hadde. Het wa^ nu zuiver ontftoöken bloed. Dan, ik was genoodzaakt om de hevigheid der toevallen, ten derdenmaale deezen dag den Lyder te doen Aderlaaten, en toen eerft zag ik eene verbcetering te voorfchyn komen, waar uit ik iets goeds voorfpelde, wyl hy na dit laatfte bloedverlies in een algemeen zacht zweet geraakte met ruimer ademhaünge. Ik liec in den avond de klyfieer hervatten, en gaf  217 gaf hem vervolgens de in deeze Ziekte meelt gefchikte middelen, en den volgenden dag was alles bedaard, ook had hy den nacht vry rullig doorgebragt. Ik had dus niet noodig eenige verandering te maken, alles ging vervolgensvocrfpoedig; 'er deeden zich geene nieuwe toevallen op, de tong werd van zelfs zuiver, de wanfmaak week geheel, en de Lyder herftelde den 14 dag der Ziekte. (XXV. PVaarnceming.') Eene Vrouw 30 Jaaren oud, zynde van een mager en droog geitel, en hebbende byna een ganfeh jaar aan de derdendaagfche koorts gehakkeld; werd den 28 Juny 1782, na eene verkoudheid van weinige dagen, aangetatl door een hevige en onlydelyke pyn in de regter zyde der borft, welke onder het inademen zeer verergerde (u\ De ademhaling was zeer kort en moeilyk, verzeld van een geduurigen en droogen hoeft,- de tong was fchoon en natuurlyk rood; geen teeken dat de eerfte wegen belaaden waren, deed zich op; 'er Was eene hevige koorts. Ik liet ten eerften eene Aderlaating van meer dan 12 oneen doen, en gaf haar eenen verdunnenden falpeterachtigen drank in eene ruime maate te drinO 5 ken: ( u ) Een egt kenmerk van een waar zydewee en longontfieeking. Zie den beroemden Stoll. Rat. Med. part I- Pag. 78.  2l8 ken: ook deed ik de pynlyke plaacs nier eene verzachtende en verdcelende itooving geftadig koe lieren. Den volgenden dag waren de toevallen byna dezelfde. Hec afgelaaten bloed coonde eene waare ontfteekingskorft, zoo als uit deszelfs koleur en vafte zelfftandigheid gereedelyk was optemaken. Ik vond my derhalven door de blyvende toevallen , en den ftaat des pols, genoodzaakt de Aderlaating tot 12 oneen te herhaalen, en gebood haar naarflig voorttegaan met het gebruik van denzelfden drank en ftooving. Het bloed was wederom met eene ontfteekingskorft, byna zoo taai als leer, bedekt, terwyl dezelve den bloedklomp volkomen uitholde. De pyn was na deeze Aderlaating een weinig verminderd, doch de ademhaling bleef even moeilyk en de koorts dezelfde. Dewyl ik zag, dat de longen aanmerkelyk belaaden waren, en de Ziekte nog in een ftaat van volkomene rauwheid was,liet ik dienzelfden avond eene derde Aderlaating doen, en tegelyk een grooten fpaanfche vliegen - plcyfter op de pynlyke plaats leggen. Den volgenden dag, toen ik haar een bezoek gaf, verhaalde haar Man my, dat de pyn na de laatfte Aderlaating veel verminderd was, en dat zy nu met meer gemak ademde: den pols vond ik een weinig bedaarder; de ademhaling ruimer en niet zoo pynlyk, ook fcheen 'er eene fluimloozing aanflaande. De pis, welke den ganfehen tyd helder geweeft was, had nu een wolk, welke naar den bodem van het glas helde. Ik gelatte haar eenen verzachtenden Honigdrank in eene groote hoe-  319 hoeveelheid te drinken, cn ik fchreef haar een afkookfel van ontbindende en verzachtende kruiden voor, waarby ik een'goed deel Oxymel voegde. Maar helaas! den volgenden nacht namen alle de toevallen met de voorige hevigheid zoo toe, dat de Ziekte nu fcheen myne JLyderefie te zullen doen derven. De pyn was ondraaglyk op de oude plaats; de ademhaling zoo moeilyk, datzyhaaren ■Man bad de venfters ce openen om lucht te fcheppen. Ik vond den pols fnel, klein en zeer ingetrokken : de krachten waren nu door her voorig fukkelen, als door het verlies van bloed in deeze Ziekte uitgeput; doch overtuigd zynde van de hevigheid der ontdeeking, en geene andere uitkomd voor haar vindende; liet ik in den tyd van8uuren nog i Aderlaatingen doen, waardoor zy wederom byna 15 oneen bloed verloor. Van dien tyd af had ik hpt geluk eene volkomene en bedendige afneeming van alle de toevallen, en eene fchielyk volgende gezondheid te zien, gelyk zy die heden nog geniet, ja beeter dan voor deeze woedende Ziekte. Na deeze laatfte Aderlaatingen, welker bloed tot het laatde toe eene ontfteekingskorft toonde, begon de pyn fchielyk te verminderen, en dezelve verdween wyders onder het loofen van eene menigte wel gekookte fluimen, gepaard met het daaglyks toeneemen der krachten. In alle deeze dagen der Ziekte is de ftoelgang geregeld geweeft. Niemand denk ik, zal willen ontkennen, dat deeze Waarneeming een bewys opleeverd van eene waa-  220 waare Pleuris. Ik zoude meerder zulke voorbeelden kunnen bybrengen, indien niet dit gefchrift en rnyn bellek zulks wederhielden: echter zal ik 'er nog die weinige byvoegen. ( XXVI. Waarneeming.) Een Jongen van 11 Jaaren, dik en grof van geitel , krygt geweldige pyn aan de regter zyde op de borft, verzeld van eene moeilyke ademhaling en eene hevige koorts. Deeze pyn is door 3 Aderlaatingen en veel drinken binnen weinige dagen geneefen. Het bloed was met eene waare onefteekingskorft bezec. (f) ( XXVII. Waarneeming.) Eene vrouw van 25 Jaaren, van een allergezondft geitel, klaagt, na eene verkoudheid van weinige dagen, over zwaare pyn in de regter zyde, omtrent by den 6 waaren ribbe; de ademhaling was moeilyk en de koorts vry geweldig. Vier Aderlaatingen fchielyk achtereen gedaan, en gepaard met eene verdere Geneeswyze tegen de ontfteeking, hebben haar binnen den cyd van 8 dagen gered. Hec bloed was als in de voorige gevallen hevig ontftoöken, en de eerfte wegen zyn in den geheelen loop der Ziekte volmaakt wel gefteld geweeft. Deeze Waarneemingen zullen, zoo ik meen, genoeg toe bewyzen kunnen (trekken, dacLyders, wel- (v) Men vergelyke de 1 Waarneeming.  221 wcike ik geduurende den geraelden tyd (w) behandeld heb, door een zyde wee of long ontfteeking aangetaft, dezulken zyn geweeft, die mee recht den naam van waare Pleuritici konden dragen. ( XXVIII. IV7 ar neeming.) Den 16 Juny 1782 werd ik geroepen by den Heer N. v. d. B. oud omtrent 34 Jaaren, een Man van een phlegmatiek Temperament, en van eene weekelyke gefteldheid. Hy klaagde my over eene hevige en fteekende pyn in de linker zyde, die by de inademing meerder, en by de uitademing minder werd, verzeld zynde van eenen geduunVen droogen en kort afbreekenden hoeft, het aangezicht vond ik opgezet, de tong droog, doch zonder eenige bezetting, den pols hard en fnel mee eene geftadige koorts. Alle deeze verfchynfeien decden my befluiten, dat 'er eene waare Pleuris by deezen Lyder plaats had. Alhoewel nu zyn Temperament juift het ono-unftigfte niet was in eene Ziekte als deeze, befloot ik evenwel uit de hevigheid der toevallen, dat ik niet alles aan de Natuur konde overlaten, maar integendeel die in veelerly opzichten fpoedig moeft te hulpe komen, teneinde de ontfteeking, ware het mogelyk, tot refolutie te brengen. Ter bereiking van dit oogmerk, oordeelde ik ee- (w) Het bericht van deezen onzen Amptgenoot, gelyk ook alle de andere Waarneemingen, bepaalen zich 'tot de Maand Juny-1782. de Ufte alleenlyk uitgezonderd, wHke 9p den 3 July gedagteekend is.  222 eene ruime Aderlaating noodzaakelyk, om langs dien weg den (terken aandrang der vochten te verminderen. Dezelve werd aanftonds werkftcllig gemaakt met dat gevolg, dat de toevallen daar door verminderden, hetwelk my deed hoopen, dat ik met behulp der noodige Geneesmiddelen rnyn oogmerk zoude bereiken. Ik fchreef den Lyder vervolgens eenen verzachtenden en tegen de ontfteeking ingerichten borrtdrank voor, uit de Althéa, flor: Rhteados enz. waar by ik een goed deel Oxymel en Nitrum voegde, en liet den Lyder daarvan alle uur een theekop warm gebruiken. Voorts liet ik eene verzachtende en verdeelende ftooving op de pynlyke plaats aanleggen, ten einde daar door de valte deelen zoo veel mogelyk te ontfpannen, de Congeflie voortekomen ,• de Circulatie zachtelyk te bevorderen en de Inflammatie tot refolutie te brengen: of, zoo my dit mogt miflukken, by eene opkomende fuppuratie de ecterftoffe dus na buiten afteleiden. Vervolgens deed ik in het vertrek, waar in de Lyder lag, de lucht fteeds temperen, en liet by aanhoudendheid den Zieke zeer veel Garflwater met een weinig Honig toedienen. Des avonds vond ik op nieuws alle de toevallen vermeerderd: de koorts bleef aanhouden, zelfs met verheffing, waarop ik andermaal eene Aderlaating liet in het werk (tellen, die van dezelfde uitkomlt als de voorgaande achtervolgd werd. Ik liet toen den Lvder eene verzachtende en bedaarende Emulfie gebruiken, met oogmerk om de beweeging en aandrang der vochten te 'erminderen. Wyders trachtte ik door een verkoelende en zacht af-  »23 afvoerende klyfieer, de kwaade ftoffen, welke in de dikke darmen mogten huisveften, afteleiden hetwelk ook door de ontlading van eenige dikke en taaie ftoffen gelukte, en waar door de Lyder zich verligt vond. Het bloed, 't welk dien dag was afgetrokken, had alle de teekenen eener waare ontfteeking, wyl hetzelve bedekt was met eene crufta inflammatoria. Den volgenden morgen vond ik den Lyder wederom in eenen verergerden toeftand, hebbendé den nacht zeer onruftig doorgebragt, /terwyl de pyn en koorts niet verminderd fcheenen. De wortel der tong was nu een weinig bezet en droog; het aangezicht was zeer opgezet; de ademhaling gefchiedde met veel moeite; de hoeft was droo^ en het tweede bloed was wederom bedekt met eene crufta inflammatoria, doch niet zoo zwaar als by de eerfte Aderlaating. Uit deeze verfchynfeien oordeelde ik, dat 'ef geen tyd diende verzuimd te worden om van de nog overgebleevene krachten des Lyders gebruik te maken. Men deed hem derhalven op nieuws eene Aderlaating, en volhardde met het gebruik der voorige middelen. Des avonds vond ik den Lyder byna in dezelfde omftandigheden, evenwel waren de toevallen niet zoo hevig: de pols was klein, en de ademhaling niet zoo moeilyk, echter nog met pyn; het aangezicht was minder opgezet, de tong en hoeft vochtiger, ook was de pis niet zoo rood. Het bloed was minder ontftoöken dan het voorige. Tor dus verre waren des Lyders krachten genoegzaam geweeft, maar daar dezelve thans minder  S24 der werden, begreep ik, dat ik zoo veel mogelyk dezelve moeit bewaaren; ten einde de Natuur de middelen ter redding als 't ware niet uit de handen te neemen. Ik liet d rhalven tWee fpaanfche vliegen-pleyfters aan de beenen, en zuurdeeflèm aan de voeten leggen, ook liet ik nog een klyfieer zetten, en fchreef hem tevens eene verzachtendeen bedaarend^ Emulfie voor. Toen ik den volgenden morgen wederkwam, vond ik eene ongemeene verandering ten goede by mynen Lyder. De pyn was geheel geweken; de ademhaling was ruim en zonder moeite, en de Lyder was door eenige flaap vry verkwikt. De koorts was weinig. Ik vatte dus alle hoope op ter herltelling, maar begreep, dat ik voorzichtigheidshalve de blaaren der fpaanfche vliegen nog moeft openhouden. Voorts bleef ik by myne gemaakte Indicatie, en liet hem voor zynengewoonen drank nu dunne Orfade drinken , wyl het Garftwater hem begon te walgen. Ik liet ook eenig zacht voedzel, uit melkfpys beftaande, gebruiken. Des avonds vond ik den Lyder in geene minder voordcelige omltandigheden. De koorts was geheel geweken, gelyk ook de pyn in de borft; de ademhaling was ruim, en onder het gemakkelyk hoeften, werd 'er een dun fchuimachtigfpeekzel opgegeeven, het geen daags te voore reeds begonnen was, fchoon minder gemakkelyk, en niet zoo veel Om dit laatfte te bevorderen, fchreef ik den Lyder een refolveerend en expe&oreerend middel voor, en deed hem een goed dieet in acht neemen. Na eenen goeden nacht vond ik den Lyder des mor-  225 morgens redelyk wel; en 'er bleef byna niets overig dan de krachten te herftellen, waar toe ik de Natuur behulpzaam diende te zyn. De eerlle wegen, welke door hec menigvuldig gebruik van vocht hunnen tonus veriooren hadden, en nog eenige kwaade ftoffen in zich bevatteden • moeften in hunnen natuurlyken ftaat en werking herfteld worden. Zachte buikzuiverende en ligt verfterkende middelen konden deezen taak afdoen, en met behulp van deeze, gepaard met ligte doch voedzaame fpyzen herfteide de Lyder in korten tyd tot voorige krachten. Een ieder kundig en opmerkzaam Leezer zal fpoedig ontdekken, dat in deeze ganfche Ziekte, met betrekking tot de Ziekte zelve, niets byzondfrs gevonden wordt, dan alleen de gunftige medewerking der Natuur. Ondertuflchen bekenne ik, dat ik in alle zoo gelukkig niec gedaagd ben. Daar de gefteldheden der menfchen zoo verfchillende zyn, moeft dit natuurlyk volgen. Ik kan echter ten volle verklaaren, dat deeze of dergelyke behandelingen, die ik op dezelfde gronden heb in het werk gefield, door haare goede uitwerkingen myne meening aangaande den aarc der oorzaaken (laafden. Her zy my vergund, hier uic coc (lot, den kundigen in aanmerking te geeven: voor eerft: of deeze Ziekte niet alle de hoedanigheden gehad hebbe van eene waare Pleuris, en niet die van eene galachtige Pleuris? Ten tweeden: Zoo ja: of dan niec alle die middelen, onder welke de Aderlaacing de eerfte plaats bekleed, die in eene waare" ontfteeking door de Oude en Hedendaagfche befte p Tb*.  226 Theoretici en Pra&ici, op zoo vatte gronden worden aangepreefen; de heilzaamlte waren, van welken men zich bedienen kon. DRUKFEILEN dus te verheeteren: -Bladz. 35 Regel 3 ftaat Catarrhal moet zyn Catarrhaal ■ 44 24 < . 46 —— 13 Frebris ■ Febris ■ 68 in de aant. Ditillat DifliHat ' 1 92 ■ 9 plos, pols, ' I32 20 —— FORSTUS —-—— FORESTtJS - ■ 1180 ——■ 4 —— geropen geroepen  Mctcoroloo-ifch Bericht van de Luchtsgefteidheid in de zes eerfte Maanden van het Jaar 178a. I. De hoogte van den Barometer gedmrende de zes eerfte Maanden dezes Jaars. De gemiddelde boom in ieder deezer Maanden zal men in het onderftaande Tafeltje vinden, met byvoeging tevens van het gemiddeld getal, zo als hetzelve getrokken i> uit de Waarneemingen van » jaaren: te weeten van 1743 tot 1754 in «fl ooten ; al» mede van 1766 tot 1771 ingeflooten: zynde opzettelyk de Jaaren tuffcheo beiden, dat is tuflchen .-54 en .766 met in Rekening gebracht , deiyl de Waameemingen vin dieS tyd óp een verfcrnllende Barometer, en de eerftgemelde op het zelfde werktuig gedaan zyn, NIS. allen in Engelfcbe maat. Gemidd. Barom. 1782. 1743 tot 1773- [ Hoogfte gemidd. Barom. Laatfte gemidd. Barom. in Janu. 29 D". 8,% L. — 29 D». lót» L- — 3° !>• =1 L- in 1744 — 29 Dm. 5| L. in 1749. inFebru. 29 n#s —29 9ft —29 Uf in 1748- —29 5è in 1747- inMaart 29 8^, — 29 9,5 — 30 iT75 in 1768- — 29 6 in 1751. in April 29 7/, —29 9A, —3° o|5 in 1767. —29 6| in 1750. inMai ' 29 8fe —29 ioT% —30 oT"s in 1753 —29 8 in 1751. in Juny 30 of. —29 lofe —3° °h in 1772. —29 8J in 1749- Hier uit blykt, dat de gemiddelde ftand des Barometers in de zes Maanden van dit Jaar altoos laager geweeft is, dan die der Waarneemingen van 20 Jaaren, uitgezondert alleen in February en Juny. De Hoogfte en Luagfte ftand des Barometers in de zes eerfte Maanden deezes Jaars, was als volgd: Hoogfte Barom. Laagfte Barom. Verfchil. in January 30 D". 5! L. 28 D™. \\\ L. i8| Lyn in February 3° 4ï 29 5 uj in Maart 30 2J 28 9i 16J in April 3o Ij 28 7Ï 18 inMai 30 I 20 I| lli in Juny | 3° Si 29 7* 1° Wanneer men deeze verfehillen vergelykt by het gemiddeld verfchil tulfche nden hoogden en laagften Barometer, gedmjrende de gemelde Jaaren, u/c de Waarneemingen van 10 agtcreenvolgende Jaaren opgemaakt, :e vreeten van 1706tot 1775, January 13?» Lyn February 15J, Maart I3tS April \ih Mai 10& — --— Juny 9h zo blykt, dat geduurende de zes eerfte Maanden deezes Jaars, February alleen uitgezonderd, doorgaans grooter verfchil in de zwaarte der Lucht plaats gehad heeft. II. Gemiddelde Thermometer 1782. Gemiddelde Thermometer van 1736 tot 1775. January - - 39,% Gr. — — — — 3411 Gr. February - - 3 iTJ — — — — 37ü Maart - - $8& _ _ _ _ 4of| April - - 43is — — — — 47 Mai - - 51/s — — — — 54JS Juny - - 59ij _ _ _ _ 6o§S Hier uitziet men, dat fanuan uitgezonderd de Thermometer doorgaans laager, en dus de lucht koeler gevjeeftis, dan men ^J^7iïffiSM%& den-Hcct De Mohr Hellen moet ,Wa1 plaats eene ucnieeiifciinp hoegenaamd met de bovengenoemde gehad heeft. Dan,dewyl ons den vryen toegang tot het I.ykregifter deezer Stad genïlig weid tocgeftaan, oordeelden wy verplicht te zyn deeze Copie censluydende met het Origineele te moeten maken. Men zal noehtans uit de twee eerlte Colommen nagenoeg over het toe-en afneemen der Ziekte kunnen oordcelen:'terwyl uit de andere biyken zal in welke leeftyd de Ziekte alhier het meeft doodlyk geweeft zy. Wy moeren hier nog herinneren, het geen wy bladz. 22 gezegt hebben, te weeten: dat 'er reeds in April 30, en in Mai 29 aan Borjiziekte en Pietiris overlccden, zyn aangegeeven geworden. Ter Secrecarye deezer Stad is in de Maand Juny 1782 aangegeeven het volgende getal Lykcn. Den 1 Juny • 4 — 3 — ■ 4 — 4 ■ ■ 4 — 6 ■ 3 — 3 ■ 9 — 10 ■ 10 — 11 6 — 13 ■ 6 — H ' ' 3 — 15 ■ 24 — 18 „ _ 19 • 15 — 20 19 — 24 _ 17 _ 26 ■ 6 — 27 — 6 - 29 : 6 — 240 Dus aan de bovenftaande Ziekten ia Juny en July 119 ! IIO By dit getal moet men waarfehynelyk nog voegen 9 kinderen , welke in de Maand Juny aan de Kinkhoejl overleeden zyn.' Zie En daar in de Maandelykfcbe Naamlyfl der Overleedencn voor Juny, onder het ArLykel Teeringen Uitgeteerd, een getal van 31 voorkomt; en onder dat aan Verval van Krachten, een van 22; èn het midden-getal van het eerlte federt d Jaaren flechts iö,en dat des laacfte naauwlyks 12 bedraagd ; zou men miffchien beft doen, het getal der Doóden aan de gevolgen der Epidemie te vermeerderen met . — . 25 Zulks dan het geheele getal zou bedragen 153. Overlecdenen ingaande ' ■ 2 2 4 ■ ■ 3 4 11 9 ' 9 9 8 6 — 104 Aaniiegeeven als voore in de Maand july. Den 1 July — 5 — o 4 _ 5 ~ 3 — 8 _ 5 _ 10 7 — 11 3 - 15 8 — 16 ■ 2 — 18 -—- 4 — 19 3 — 25 3 — 26 1 _ 27 .3 — 30 • 3 _ 31 • 3 — 84 - 10 verleed enen als voore in J«iy- I 1 ■ i • i ■ i I — 15 I04 Ouderdom der Overlecdenen aan de bovenftaande Ziekten in de Maanden Juny en July 1782. Van o tot 12 Jaaren —— 6 12 — 20 —•— 3 20 — 30 ■ 13 30 — 40 20 40 — 50 24 50 — 60 21 60 — 70 20 70 — 8l — ,12