O E JONGE REIZIGER DOOR NEDERLAND,   DE J O 'N GE R E IZI G E R DOOR NEDERLAND. JAï*T. A.BACKE3i . I.DEEL . Te A ilïï T ESBAM, Vj 1) . M . LAIGEYELD HDCCXCA'U .   AAN DEN LEZER. -Het goede uitzicht op het vertier van dit werk, aan de eene zyde,en eene toevalligheid , waar by niemand buiten den Schryver, en Drukker belang heeft, aan den anderen kant, doen hetzelve vroeger dan men vooraf dacht, te voorfchyn koomen; zo het eerfte niet bedrieglyk geweest 15, zal het tweede niet fchaadelyk zyn  il AAN DEN LEZER. Zyn: —— Wy verhoopen zulks, en zullen dan * met geen minder yver dan naauwkeurigheid, onzen arbeid voortzetten, en den Lezer, nu eens om de drie , dan om de vier, of uiterlyk om de vyf weeken, een fïukje van deeze groote, of iets kleindcr aanbieden, tot zo lang wy de Provinciën, geheel in deezen maniere doorreisd hebben , in alles aan onze belofte by het programma, aangeftipt, met de meest mooglyke oplettenheid voldoende. — Men weet dat geen Reiziger alle hoeken en winkels van een land door loopt, even als een Hiftoricus of Geographkus verpligt is; hy vormt zich een plan van het merkwaardige , regelt daarna zyne roitte, en informeert zich van het overige , zo veel hem mooglyk is, dit deed ook onzen fchryver, en hy vond goed, al wat hy zelf niet gezien hadde, afzonderlyk in brieven aftehandelen; dit alleen betrekking hebbende, tot het platte land, dacht hy best het zelve in zo verre aan het eind  ■ AAN DEN LEZER, m eind zyner reizen, door elke Provincie, in eenen aftewerken, waar meede hy hoopt dat de Lezer genoegen zal neemen. Zo ons arbeid begunftigd wordt, zal het aan den voortgang van het werk niet haperen, dewyl 'er copy genoeg in gereedheid is, om beftendig genoeg voort te drukken, en het nog mankeerende, eer het vereischt wordt in order zyn kan. Dat het oogmerk der uitgave van deze brieven bereikt worde, is een hartlyke wensch van fchryver en uitgeever. . Namenlyk: dat de Vaderlandfche Jeugd, hier door worde opgeleid, tot een uitgebreider befchouwing van al het merkwaardige , zo met betrekking tot Gefchied- en Oudheidkunde, als Natuurlyke FMorie» en Kunften en Weetenfchappen van ons Gemeenebest, dit doelwit zal niemand kunnen afkeuren, en al achte een gcftreng criticq, des Schryvers pooging hier toe te zwak, zal hy zich zwygend troos-  iv AAN DEN LEZER. troosten met de altoos voor waarheid ge* ach te fpreuk: In magnis vohmfe [ad est. Amsterdam den i February 1789. D E  fi Ë JONGE REIZIGER Boor NEDERLAND. Eerjie DeeL Eerfle Stukje. - I. BRIEF* FerdinanjD aan k A r é r>. Amflerdam j 8 April i^—b STu mijn Vriend, heeft uw FeRdinanb dan een' aanvang gemaakt, van het plan dat hij zich reeds eenige jaaren voorftelde* Eeni- ge jaar en? Zegt gij. — Ja Ka rel, ik was nog zeer jong, toen mijn Vader mij, en mijne zalige Zuster, de beginzelen der Geo* graphie onderwees; en, bijzonder met betrek* king van ons Vaderland,geen zo gering plaats* je aan ons kennen leerde , of hij voegde 'er eene anecdote toe, welke ons hetzelve beter ï- Deel, A jjt  2, de JONGE REIZIGER in het geheugen prente. Dit was oorzaak dat ik toen al een bijzondere lust gevoelde, om te reizen, om zelf dat ajles tc zien, dat alles nategaan, en mijne nieuwsgierigheid groeide met de jaaren. Zo lang ik na den dood mijns Vaders onder Voogden ftond, kon ik dcczen lust niet involgen, maar thans V^niam Aetatis bekoomen hebbende, haafte ik mij, om zodanige fchikking op mijne zaaken te ftcllen, dat ik dit uitgerekt verlangen konde voldoen; en dit is mij dermaate gelukt, dat ik het gandfche aanftaande fchoone faizoen ten minften in deeze Provinciën zal kunnen omdvvaalen. In de meefte plaatfen , heb ik door mijne Academifche Studie genoegzaame kenniszen om mijn oogmerk te bereiken, en daar ik die nog niet heb , zal ik wel adres zoeken, overal, plagt mijn Vader zaliger te zeggen, overal zijn brave, gedienflige en gastvrije menfchen. Mijn oogmerk is om alles wat mij in dit reisje ontmoet, wat ik hoor, zie , fmaak en gevoel optetekenen; en u en mijne andere Vrienden daar meede van tijd tot tijd te onderhouden. Celukkig heb ik een' knecht, die zo accuraat als fpoedig copieeren kan, en dus'zal ik ook altoos een geheel voor mij zelf overhouden, om mij te huis koomende, in eenzaame winter- avon-  door NEDERLAND. 3 avonden , alle nu te fmaakene genoegens te herroepen. Weet dan mijn waarde Vriend, dat ik gisteren morgen ten zeven uuren verzeld van mijnen getrouwen Hendrik, (en mijn recht vrolijke Pasop, die altoos bij mij is,) te voet van mijn landgoed ging, mijne weinige bagage reeds den vorigen dag herwaard gezonden hebbende. Het weer was aangezien , de vroegheid van het jaargetijde uitmuntend, en het reeds groenend geboomte maakte den weg bekoorlijk. — Velszen, dat, voor °eene gevoelige, ziel zo wellustig gelegen Velszen, was onze eerfte rustplaats, Ik dronk hier Kof. «J- Eenige Heeren en Dames , welke den nacht aldaar hadden doorgebragt, gingen wandelen, en zie hier kort wat mij t°en hunnen opzichte bericht wierd. . „ Weet gij „ wie die Heeren zijn, mijn heer Ferdi- »NAND? ' «een! die lange is den ., Advocaat P.... en die in den ïigCen rouw de „ Heer W , geweezen Koopman te Am- „ fterdam, twee beruchte weezens in deeze da„ gen; maar hier is geen jonge in den gand„ fchen omtrek die de hoed voor hun af zal „ neemen. Men kent hun te wel." . ft zweeg, om dat ik nooit gewoon ben, bij gomeen foort van menfchen mij over cara&ers A % uit  4- de JONGE REIZIGER uit te laaten, maar dunkt het u niet ondraag. lijk, twee zulke fchepzels, de rol te zien fpeelen als lieden van het eerfle aanzien ? —— Van hier gingen wij alverder, en hadden niet vergeloopen, toen mijn Hendrik, in een oogenblik dat ik een pijp opftak, een rupsje op het blad van een Els ziende, mij het zelve wees, ik haalde mijn vergroot glaasje uit de zak en wij -bezagen het naauwkeurig. 't Was zeer fchoon. Terwijl wij hier meede bezig waaren, kwam een Boer bij ons, die te Bloemendaal te huis hoorde ; ziende dat wij het diertje, door een glas bezichtigden, bleef hij bij ons ftaan, en verzocht ook eens te mogen kijken. — Nooit geloof ik zaagt gij iemand meer verwondert. En deeze verwon¬ dering groeide, toen ik hem de ftandverwisfeling van dit diertje verhaalde, ik zag dat hij mij maar naauwlijks gelooven kon; en daarom brak ik het Elszen blad, waar op het diertje zat, af; en zeide hem hoe hij doen moest om mijn gezegde bewaarheid te vinden, hij nam de rups meede, en beloofde mij de proef met alle zorgvuldigheid te zullen neemen. . Wij wandelden zaamen tot aan de Zandpoort, en het Infeft gaf ons overvloed van ftoffe, om den weg over volmaakt aangenaam te discoureeren. —» Van de Zandpoort,  door NEDERLAND. 5 ging ik het binnen bad, dewijl de laage rijweg nog bijna onderwater ftond. Hendrik was vol van jden jongen boer, en kon zich niet begrijpen, dat iemand in het land opgevoed, zo hagels dom , was zijne uitdrukking, zijn kon. —- Dit gaf al weder ftof tot aanmerkingen, want ik betoogde den Vrind,dat dit geene domheid was, maar enkel een gebrek van aanleiding, en dat die boer genoegzaam getoond had, dat zo hij in een kring gefteld geweest waare , welke hem daar toe had opgeleid , hij misfchien een heel groot Natuurkundige had kunnen worden. Te Spa ar en dam koomende, troffen wij juist de doorfchutting van een aantal Scheepen, met militairen gelaaden. — Gij gelooft dat het dorp op de been was. — 't Was "volk dat binnentijds, en zo ik hoorde van een Granadier , binnen het jaar voor de derde maal van Guarnizoen veranderde , nu de armoede was ook bij alle vrouwen zichtbaar' evenwel zag het volk 'er fchoon uit, en 'é was zo vrolijk dat ik mij daar over niet minder verwonderde , dan de Boer over 't vergrootglas, en de rups. Wij wierden hier door eenigen tijd opgehouden; en wandelden toen langs denHoogendijk voort tot halfwegen Haarlem „ ons onderweg bezig houdende met de A 3 be-.  6 de JONGE REIZIGER befchouwing van den ellendigen ftaat der militairen, waar omtrent Hendrik mij verre voor uit was, wijl hij in zijn jeugd ook zes jaaren gediend hadde, en ten minften twee maal een campement bij Waasdorp bijgewoond. De fchuit was juist afgeftooken toen wij op halfwegen kwamen , en dus moeiten wij omtrent een uur wachten. Ik had ten oogmerk mij dit vertoef ten nutte maaken, en het gemcenc landshuis van Rijnland, Zwanenburg genoemd, te bezichtigen. - Gij weet dat dit gebouw bij zommigen gehouden wordt gefticht te zijn op de fondamenten van 't oude Polanen, dat in den jaare 1359 door die van Delft tot den grond vernield wierd, om dat zij daar door do belegering van 't huiste Heemskerk dachten te doen opbreeken, dan ik wierd in dit mijn oogmerk te leur gefteld, door eene toevalligheid,die mij niet onaangenaam was.— In den Herberg den Prins intreedende, vond ik in de zijkamer een Heer, die deezen morgen te paard van Amfterdam gekoomen was, en mij heel familliaar bij mijn naam noemde, ik verklaarde de eer niet te hebben hem te kennen , maar hij herinnerde mij eene grap van 't ontgroenen eenes ftudents, waar bij wij beide tegenswoordig geweest waaren; en dit was genoeg om onze oude kennis te doen herleeven— Zij-  door NEDERLAND. ? Zijne groote vriendlijklieid noode mij om hem, in Dordrecht koomende te bezoeken,dit heb ik aangenomen, wijl dit juist eene dier plaatzen is , waar ik tegenwoordig geen bijzondere betrekking hebbe, enDoRDT, heeft nog alremarquabels genoeg, voor iemand die met mijn oogmerk reist, om 'er eenige dagen flil te zijn en de flad en de omleggende landftreek van nader bij, dan vluchtig te befchouwen. — Dus is dit voor het begin al een aanmerklijk geluk,ik heb hem beloofd voor af te zullen laaten weeten, wanneer ik Hollandsen oudfte Stad dacht te bezoeken, want ik heb mij geen vast plan voorgefield, hoe ik reizen wil, alwaar mij de lust na toetrekt, zal ik gaan. — Toen de fchuic van tien uur aan de wal fchoot, namen wij hartelijk affcheid, en de roef niet verhuurd zijnde, vond ik daar in plaats. — Mijn gezelfchap beftond uit een oude dame, die in den rouw was, en haar Nichtje , een bevallige brunet, doch, (hoewel ik niet voor weitfche opfchik ben) zo bitter ftijf gekleed, dat het ergerlijk waare. — Het zal niet nodig zijn, U meer van onze Converfatie te verhaalen, dan dat wij de paal van halfweegen nog niet gepasfeert waaren, of mijne Matrone kwam al met fijnheid op de lappen. Ik nam diensvolgens mijn Gesner uit de zak, en las, tot ik bemerkte A 4 dat  8 db JONGE REIZIGER dat wij aan den aanflag waaren; beklaagende bij mij zelve, tweemaal, terwijl ik een pijp flopte, het bevallige Nichtje, dat zij onder de curateele van zulk eene anderhalf eeuw oud zijnde Dortfche Tante ftond Want inderdaad het was zichtbaar aan het lieve meisje, dat zij wel waerelt kennis voor haare jaaren, en omftandigheden verzamelt hadde, maar gedwongen ftijf moest zijn, om de lieve Tante te behaagen. — Waarfchijnlijk zal Clara, zo is de naam der jonge Jufvrouw, Tantes eenige Erfgenaame worden , en daar om moet men zeker veel doen. Hier zou ik wel willen uitweiden Karel, over de mal. Ie manier van opvoeding welke zommige menfchen houden, maar ik zal mij vergenoegen met deeze eene hulde aan mijnen Zaligen Vader, dat ik hem danke voor de verftandiger leerwijze, welke hij met mij gehouden heeft. Hij was een eerlijk, kundig, en in alle opzichten weldenkend Kristen, maar nooit bezwaarde hij zijne kinderen, met de bijzondere gcloofsarticulen van de Kerk waar toe hij behoorde; hij droeg ons die wel voor; in zo verre als zij kristelijk algemeen waaren, prente hij ons dezelve in, niet naar Cathegismi, maar na redenen; en de bijzondere leerftelzels het hij voor rijper jaaren. Thans  door NEDERLAND. $ Thans ben ik bij mijn ouden fchoolmakker, en voor dén jaar mijn Academie vriend, Neef Peterfen. Ik kan U verzekeren, Dat ik niet beter gelogeert zijn kan, morgen , want ik heb de vrijheid om zo vroeg op te ftaan als het mij gevalt, zal ik U mijn kamer, met al deszelfs meublementen , en de reeds genootene geneugtens van deezen halven dag befchrijven, 't is nu reeds na Elf miren, en daarom zal ik mijn flaapplaats zoeken , 't zou dunkt mij jammer zijn , dat ik het genot niet had van den volgende morgen , want het uitzicht van mijn kamer is over Maar neen, dit zult gij eersteen dag laater weeten, deeze is reeds lang genoeg, en zo hij niet veel zaaken behelst, hij heeft mij toch het genoegen verfchaft, van bijna twee uuren, zo aan U te denken, als of wij tegens alkander over zaten , en dus met di. Wij zouden ten twaalf üuren uitrijden 4 dan een klein beletfel van mijn Neef, was oorzaak dat dit niet voor tegen een uur gelukte. -—Belle had haar tuiltje voor de borst, toert Charlotte intrad. „ Wel heer! kind* wat benje opgedaan! allerliefst; — j, Ik wou dat ik ook zulk een bouquetje had* 53 maar......" „ Juffer, mag ik ook zo geluk' j, kig zijn, haar het ander aanbiedende; «. 1 DEEt< e M Wei  34 de JONGE REIZIGER „ Wel mijnheer!" en Charlotte kreeg een half blosje. Belle maakte 'er haar een compliment over dat zij wat voorbarig geweest was, maar Lotje kan 'er tegen, en uw arme Ferdinand moest met al zijn welmeenenheid het gelag betaalen, want zij tourneerde het zo geestig dat ik de fchuld wel op mij neemen moest. In de koets zittende, had¬ den wij nog eerst een Haartje van de damespartij van de voorigen dag, ik zal u hier meede niet lastig zijn, 't was alleen over Hoe ik daar gefchrikt ben kan ik u naauwlijks zeggen. Belle, klom fr.il de trap op, kwam in mijn kamer, en mij ziende fchrijven, bleef zij flil achter mij ftaan, las het bovenflaande, en tikte mij onverwacht op den fchouder, met een: „ondeugende jonge! niet lastig vallen „• met dat discours van de dames! wel het is fraai!" Ik heb veel excuufen gemaakt, maar ik ben bedreigd dat Charlotte het weeten zal, — en _ ik moest eerst eens omzien, of mijn Nicht ook weer oftitrent mij was, —en dan zullen de poppen eerst aan het danzen raaken. Nu, bij gelegenheid daar van, zo dit gebeurt. De Diemermeer is zo als gij weet, zeer aangenaam, zijnde een ftraatweg ter wederzijden met  doorNEDÉRLAND. 35 Wiet fchoone buitenplaatzen voorzier, jammer is het dat dezelve van tijd tot tijd worden gefloopt j gelijk nog maar kort geleden het fchoone Buitenmeer. —.— Toen wij aan Diemer'hrug kwamen, vraagde Charlotte;,, waar „ leggen nu toch die Pruisfchen welbegraaven,- \/i die hier gefneuveld zijn ? is daar geen s, gedenkteken voor opgericht, (vraagde zij ü verder J op Soestdijk ftaat Wel een deftig » bord, op de plaats daar een enkel granadier Ü is dood gefchooten." _. De inval was zeker niet ongeestig. En gij begrijpt dat dit ons discours natuurlijk op de gevallen van dien tijd bragt, bij welke gelegenheid Petersei* ons een anecdote vertelde, die ik niet na kan laaten u te verhaalen. Een detachement Kavallerij wierd ter recognosceering van de Diemerbrug afgebonden, kort daar op zagen zij feen detachement der Pruisfen, een Kaereldaar van, reed uit het gelid hun als tartende tegen, ■— Dit ontvonkte een der afgezondenen, en, verlof gevraagd hebbende, reed hij den bruteur tegen, met dat gevolg dat zij fpoedig aan den dans waaren, 't Paard van den Hollander wierd doodgefchooten, en hij in het vallen daaraf fpringende f fprong in de floot, en, daar in ftaande, vatte hij den karabren, en fchoot de Pruisch van zijn Paard , waar na hij uit de floot C a klom  36 de JONGE REIZIGER op het vijandlijk paard ging zitten, en triunv phant in zijn gelid te rug keerde. — Welk een onbegrijplijke bezadigdheid Karel! Lotje fchreeuwde driemaal bravo ! over de Kaerel, en wenschte zijn naam te weeten, om een Prijsvraag uit te geeven, behelzende den lof van deezen Ruiter. Huzaar of Ulaan, wat hij ook weezen mogt. — Zij is vol van zulke flaagen. Wij reden vervolgens naar de Gaasop, en van daar door het bekoorlijk Gijn, dit is zeker een van de aangenaamfte wegen die men vinden kan, buitenplaats aan buitenplaats de een fchooner dan de andere, en 't geen 'er mij zeer voldoet, de weg is zo geheel zomber, zo ftil, dus de ligging der plaatzen zogefchikt voor gevoelige zielen. Ik verklaarde mij hier over, Belle wilde dat Peters en maar eene der besten koopen zoude, om dat zij nu toch voor een prijsje te krijgen waren. Char^ lotte verzocht dan eens te moogen koomen logeeren,en daar het een uit het ander vloeide, maakten wij al een heel lief plan, hoe ons daar des zomers te vermaken, toen Petersen, na wij al verfcheidene ter onzer keuze hadden uitgezien, droog weg uit den hoek kwam, en alles .verijdelde door de ouderwetfche aanmerking: „ja kinderen, als de tijden maar wat be ter waren "  door NEDERLAND. 37 Eindelijk kwamen wij te Abkouw, ons ander gezelfchap was 'er reeds, doch ook wat laat uitgereeden zijnde, hadden zij aan Diemerbrug gehoord dat wij gepasfeert waren, en namen de refolutie om 'er toch eerst te zijn, van het zwart wegje te rijden, deeze weg is veel nader, maar 't zou de vrienden, die in twee fargons zaten, bijna flechtbekoomenhebben,wijl zij diverfe reizen, op den rand geweest zijn van of om te vallen, of te blijven zitten. ' ■ Rijd dus nooit het zwarte wegje Karel! het deugt niet. Gij kent Mietje Vreeland, die aan H00gaart getrouwd is; dit was het eene Paar, het andere Willem Vrymond met zimeVrouwSoFiA Elskamp, deeze geloof ik niet dat gij kent. 't Eerfte compliment was van Mietje, dat ik zo lang in de Stad «reweest zyqde, nog by haar niet geweest was, vervolgens vraagde zij naar u, en toen had men de oude hiftorie op gaan; de- nu, gij begrijpt dat wij ons alles met «renoegen herinneerden, voor al die tour door het velzer kwartier Lotje zagwat jaloersch over die befchrijvirig, en Belle dit merkende tikte haar met de waai'er op de vino-ers „ mensch!" zei Lotje, en ik nam de'eze gelegenheid waar om ons discours algemeen te maaken. Lekkere baars Kakel! _ ^ O WIJ  S§ db J0NGEREI2IGER wij dronken onder deszelfs gebruik uw gezond, heid op voorftel van jufvrouw Hoog aart. — mogt ik wel niet vraagen of gij haar kende? zucht niet, zij is al getrouwd, haarman wordt door zijn naam niet gecar.aélerifeert, hij is een zeer aangenaam mensch in converfatie, en bemint haar hartlijk, zonder *er mal mee te zijn, gelijk ik denk dat zeker iemand weezen zou, als Mietje zijn vrouw was. — Word niet boos Karel; ik zal vervolgen —* Wij deeden een wandeling naar het Kalleel, 'tgeen thans niet meer is, dan eene ruïne, voor ruim een eeuw was het nog zó wel in ftaat, dat 'er eene bezetting in lag. — dit meen ik was in 1672. — 't Moet voormaals fterk geweest zijn, 't geen nog aan de tootens en het muurwerk te zien is. Alles in dit Dorp heeft veel geleden, door het rooven en pionderen van die van galm zo wel, als van de Pruisfcljen, 't is inderdaad naauwlijks om aan te hooren. —■ lk zal'er u maar niets van verhaalen, wijl hetmeerfmart dan aangenaamheid verwekt. Ik heb ver- geeten te zeggen dat Vry mond een jongetje bij zich hadde van elf jaaren, waar van Charlotte mij een denkbeeld gegeeven hadde, als een uitneemend vlug, en onderncemend kind. —^ Schoon het abord 'er niet  door NEDERLAND. 30 niet was , wilde ik echter de proef neemen, ik deed hem eenige geringe vraagen, maar kreeg geen antwoord dan ja Oome! neen Onme! of mama moest het zoontje voorzeggen. De dartele meid zag my intusfchen zo fchalkachtig aan , dat ik my fomtyds niet van lagchen onthouden kon. Toen wy wandelden, moest Vader Jantje vooral by de hand houden, en als Vkymond hem eens onbedacht losliet, zo, dat hy een weinig vooruit liep,kreeg moeder een fchrik op het lyf, en nam eindelyk Jantje zelf by de hand, om hem voor ongeluk te bewaaren,kortom 't wyf was lastig met haar Jantje, maar Lotje vermaakte 'er zich wonder wel meede, en maakte het over tafel zomtijds al vry bont. In het naar huis ryden, was dit Jantje al een voornaam voorwerp van ons gcfprek, en de geestige aanmerkingen en raadgeevingen welke Charlotte aan Belle gaf, zo zy ooit kinderen mogt krygen,met betrekking tot de opvoeding, waren zeer vermaak- . lyk. Myn goede Neef Petersen kreeg 'er ondertusfehen zyn deel van , en toen hy zich daar over wilde beklaagen, zeide Charlotte, dat het Hechts een vrouwlyke fatisfactie was , voor zyn weigering om een buitengoed in het Gijn te koopen. Wy foupeerden by Hoogaart, en kwamen Jaat in den nacht te huis. D 4 Des  40 bb JONGE REIZIGER Des Namiddags. *t Regende deezen morgen tot over tien uu« ren , zo dat ik laat op de loop raakte, ik deed eerst een wandeling door de plantage die doordeeze regen verkwikt, nieuwe geuren der lente fpreidde. Vervolgens bezogt ik den Hortm Medicus, deeze is fraaier dan ik mij verbeeld hadde, men vindt'er een aanmerkelijke voorraad van inlandfche en vreemde gewasfen , die voor een liefhebber der moeite waardig zijn,' om bezichtigd te worden. ——. De broeijerijen zijn zeer wel aangelegt, en de vertrekken der Heeren Commisfarisfen zo wel als van de Hortulanus zijn proper. — fo dat der gemelde Heeren, is eenefraaije boekerij van kruid, kundige werken. Men vindt hier ook een aartig•kabinetje van vreemde gedierten in Vlesfen, als mede mineraalen, vogels, capellen en infecten. —- Gij begrijpt dat ik mij hier meede uitmuntend vermaakte, zo dat ik maar even tijd had. en pasfant bij jufvrouw Vreeland aan te loopen, toen het tijd was om te gaan'eeten. Zo aanftonds gaan wij touren, en van avond gal ik u mededeelen, waar wij geweest zijn. Ten  boor NEDERLAND. 41 Ten 10 uuren 's avonds. Aangenaam Kahjel, zijn hier toch de environs, de verfcheidenheid maakt echter geen gering deel van het behaaglijke. Wij zijn den hoogen Dijk om gereeden voorbij Zeeburg, en Pislust, door Dlemen, de Ringdijk op, tot aan den opgang naar de Porcelein Fabricq. Verrukkelijk was het IJ gezicht op Schellingwou en Burgerdam, tot voorbij de vuurtooren aan den mond der Rivier, tot in de Zuiderzee. De wind was noordwest met eene labbere koelte, een vrij groot aantal Fluiten, Snaauwtjes,Koffen en kleinder Vaartuigen, zeilden af, of laveerden ftadwaard. Onder anderen, 't geen mij niet geheugt ooit gezien te hebben , wierd een zwaare Rusfche Pink, en een 01. Comp. Schip, ijder door zes fchuiten, water fcheepen genoemd, voortgefleept, mijn Neef onderrichte mij dat dit gefchiede, om hen over Pampus, eene bekende moerasfige ondiepte te brengen, waar zij dikwerf eenige voeten door de flijk gewerkt worden. . 't O. 'I. Comp. Schip zat op Kameelen. — Wij reeden Hap', voets om te langer genot van deeze aangenaafiie vertoning te hebben, c 5 Aan  42 de JONGE REIZIGER Aan de opgang Van de Porceleinfabrieq flapten wij uit de koets, en de knecht wierd gelast ons om acht uuren weder van de iteenenbrug te haaien. Men kwam met een fchuitje om ons aan de over zij te brengen En het pad opgewand. ie zijnde, kwamen wij aan de fabriek, waar men ons eerst het magazijn liet bezichtigen. Nimmer zag ik zulke kostbaare fervifen , zo in fijnheid van aarde als keurigheid van Schilder, werk. Onder anderen was 'tr een fervies met ftille watertjes, woeliger zee- en zelf ftormftukjes, zo fijn , dat elk bord, elk kopje een kabinet (tukje zijn mogt. — Een ander , niet minder fraai, was met allerlei vogels verfierd ; men vindt 'er eene menigte groupen, vaazen, bustes, en beelden, die ongemeen fchoon zijn. Ik zag er eengroupje,verbeeldende een vruchtboom waar in een Herder op de takken lag , appelen te plukken, die door eene Herderin in een mand verzameld wierden, de beelden, de vruchten en het loof, alles was even fchoon. —— Onder de bustes was eene van Maria van Utrecht. Echcgenoote van Johan van O ld en barneveld , die zeer treffend geleek. — Nog verrasten mij eenige hijacimhen, die de natuur bijkans evennaarden. Uit het magazijn bragt men ons in de onder- fchei-  door NEDERLAND. 43 fcheidenwerkplaatzen;bij de fchilders, de vormers , de boetzeerder*, de aardbereiders, en wat hier toe meer vereischt wordt. Onder de werklieden bevond ik dat zij meestal vreemdelingen waren, vooral de Schilders, echter geloof ik dat 'er Nederlandfche Leerlingen onder zijn. — Maar hij die de modellen tot de groupen fneed, was een Hollander , een groot kunstenaar in mijne oogen , ik zag hem den voet van een beekje bewerken , met zo veel vlugheid , als naauwkeurigheid. In ons gezelfchap was een Hoogduitfcher die de Saxifche Fabricq gezien hadde ,maar hij gaf den voorrang aan 't geen hier gewerkt wierd. 't Is te hoopen dat deeze Fabricq in weezen zal blijven. Schoon ik vreeze dat het aan debiet ?al haperen. Wij hebben 'er vast geene in ons Vaderland , die meer onze verwondering moet opwekken. ——— Men had de beleefd» heid ons pver den Amfkl te zetten, en toen gingen wy ons in de herberg de Steenen Brug, op een kopje thee vergasten , terwyl de duitfche heer , ons onthaalde op een aartig detail van zyne veelvuldige reizen. — Verfcheidenheid vermaakt , en 't laatfte geheugt best, maar voor een binnen rivier kan 'er vast geen amufanter zyn dun de Amltel. — Een aantal kleine boeijers, laveerde en zeilde'hier op en af;  44 de JONGE REIZIGER af; twee al tamelyke keulsvaarders: [een aarti* foort van fcheepen , in de groote op het dek ftaande roeven , uitnemend zindlyk betimmert en gemeubileert,] verzeld van hunne liters kwamen naar de ftad, _ tegens den avond was het gerij, en de pasfagie van wandelaars ongelooflyk Eer wy nog naar ^ r£_ den, ftaaken de Goudfche en ütrechtfche Schuiten aan de Eeerenbyt, eene andere herberg, van de wal; wy waaren derwaard gewandelt, om het gewoel te zien, maar 't was fterk niet minder dan vyf fchuiten gingen naar ü' trecht, allen ftopt vol pasfagiers , en twee kwa. men daar aan. '< Gezicht naar de over- zyde, en op de ftad, is niet te befchryven meest al wordt het eerfte bepaald door de' buurt die een foort van kleine voorftad aan de Weesoperzyde maakt, maar op eenige plaatzen ziet men over weilanden, tot aan de laan die na de Meer loopt, en die welhaast met gevlek te rundens zullen beflaagen zyn.1 in he£ nahuis ryden merkte ik op, dat de jongens, de naar de ftad wandelende Heeren , om hunne Pypen bedelden, myn Neef verhaalde my, dat zy die uitbranden:, en dan weder aan de Jaagfchuiten irerkogteny zo ver gaat de nyverheid deezer Stad in het zoeken naar alles wat maar eenig voordeel kan aanbrengen. Zit  door NEDERLAND. 45. Zie daar het nieuws van den dag . zegt de geeftige Janus. Als ik weder iets heb opgedaan, zal ik het u mededeelen , dewyl uw laatften my verzekert , dat gy gedulds genoeg hebt, uiyne aantekeningen te leezen,en ik een myner grootfte vermaaken in vind in dezelve toetezendenaan den vriend die ik beftendig geden» ke , en ten opzichte van wien ik altoos ben. V. BRIEF.  46 DE JONGE REIZIGER V. BRIEF. Ferdinand aan Karei»; Amer dam den ?3 April 17- r* ■» ten twee Uuren. ■ < T£k heb weezen wandelen Karei, door de gemeende hoeken van de Stad en die nog al wat van een leggen. «"> De Duivelshoek j de Ridder en Jonkerftraat 'en' het Franfchepads — Een aartige liefhebberij zult gij zeggen 5 maar moet een Reiziger van mijn zoort niet alles zien ? ■ Evenwel was ik zo voorzichtig dat ik een vertrouwd kruier mêenam, deels om geen gevaar te loopen, deels om dat ik de eer niet had op die wegen bekend te zijn. 't Is dan een wondere Stad Op het Franfchepad is niets te zien . 't is een aller armfte buurt, daar de hef des Volks woont, in bittere , bijna in het water verfmoorende huisjes ; maar de volkrijkheid hier, is bijna ongelooflijk. . Wij doorkruisten van daar een gedeelte van de zogenaamde Jordaan, die nog al heele aartige flraaten en grachten heeft, vervolgens gingen wijnaarde Duivelshoek j - als  door NEDERLAND. 47 als 'er nog gemeener Vrouwlui in- de ftad woonen, zou men een affchrik van de Sexe krijgen, deeze buurt beltaat uit een klein aantal zeer naauwe iteegjes , opgepropt met aan de deur zittende hoeren , van het ellendigfte foort, die den voorbijganger inroepen , aannaaien en half vasthouden met een onbefchaamtheid, die de menfchlijke natuur fchandvlekt. In de Jonker en Ridderftraat is het even zo, behalven dat zij doorheen , wat oogzienlijker gekleed zijn ; maar met dat al is het abominabel. Meefter Phlip, de kruier, wilde met mij een bakje noemde hij het, dat is een glas genever koopen, maar ik dankte hartelijk, deels was mij het hart te beklemd in die aflchuwlijke fteegen, deels bezit ik te veel gevoel; om , of fchoon mij niets onaangenaams gebeurde, niet met te groot een medelijden te worden aangedaan, over fchepzels die door eigen fchuld tot beneden den rang van dieren gedaald zijn ; voor al wanneer ik een fchoon meisje aantrof, gelijk ik 'er waarlijk verfcheidene gezien heb. Toen ik deezen ochtend mijn plan aan het dejeuné openbaarde , Kreeg ik een paar groo. te oogen van Belle ; maar Petersen , raade het mij aan , en verhaalde mij een gezicht .dat walglijk moet gewee?t zijn. — Eenige jaaren geleeden , kwam 'er diep in de nacht een  48 de JONGE REIZIGER een hevige brand in de Duivelshoek 3 de hoe* ren waaren zo pas te bed gegaan* hij in de na-' bijheid wooiïende* liep om de nieuwsgierigheid derwaard, geheel de buurt was op de been* gelijk gij denken kunt, maar in hare naehttoetaakfelen, de een hing het hair om den kop, een tweede had naauw een rok aan, de derde was zonder halsdoek, en alles kleefde van de mor* figheidj terwijl de opgehaalde jammertoon* meestin vloekwoorden, en ergerlijke uitroe» pingen van Gods naam beftond, waaronder anderen, nog half dronken, en zwierebollendlach*- ten en zongen. Een vreemd contrast; Belle was toen ik te huis kwam wonderwel in haar fchik dat ik betuigde nog geen minuut in Amfterdam te hebben doorgebragt dat my Verveelde, buiten deeze capririeufewandeling Met dit al wenschte ik niet, 'of ik had het ge* zien, en fchoon ik niet geloof dat het my juist meer zal vermaaken, wil ik echter ook eenio-e nachtvermaaken zien, zo verre het betaamelyk gefchieden kan. Te huis koomende vond ik *er een jongheer* zeerbefchaafd,en van een goede fmaak, hypro^ poneerde aan myn Nicht om maandag avond dë Jacoba te gaan zien , dan zoude hy met zyné zuster, en Charlotte, en wy drietjes de party uitmaaken, dit wierd onder goedkeuring vari  door NEDERLAND. 49 van myn Neef geflooten. -—— Ik fprak min of meer met dien jongen Heer overliet Tooneel, en toen hy hoorde, dat ik een liefhebber was, deed hy my de eer, my aantebieden , om het Tooneel van 't Genoodfchap Utile et Amufant te bezichtigen, dat ik greetig aannam, en morgen om tien uur gebeuren zal. men roept my aan tafel! den 24 's morgens. —- Gisteren namiddag hadden wy hier eeri klein gezelfchap van dat foort 't geen meri. hier kransjes noemt, en weeklyks aan de huizen der leden rond gaat. Schoon myn Neef thans geheel aan den handel is overgegeeven, heeft hem echter de fmaak tot fludié nog niet verlaaten, en hy kiest daarna zoo veel hy kan, zyn gezelfchap. De Ge- fckiedenis is zyne byzondere liefhebbery en, de Heeren die hier gisteren avond aan huis waren, zyn daarin gandsch niet onbedreven.' Myn Neef had hun gezegd met wat byzonder oogmerk ik in de Stad kwam, en dit was genoeg om hun den gandfchen avonds over de oudheid, de vergrootingen, de privilegiën, zommige keuren, en hondert andere dingen de Stad betreffende te doen fpree- L Deel. D ken-.  5o i) e JONGE REIZIGER ken. lk zaï u in deezen brief defeg bejaard Heer my, telMy Heer F« mnanb hoe behaagt U Amfterdam? -1 het gy zo al het een en ander beifchtigt ? - ft gaf hem een verflag van myne Ve4h,i,:,e, en betmgde dat ik „„„it aangenaan er verfleeten hadden da„ deeze weinige, W7Z" volmaak, aan myn oogmerk beantmoordl Z zo al wat te bezichtigen; en W ie ^ ï «n Amfterdam. -Ifcfte^ StT en verklaarden dat ik voormaal, hier mee "e weest zynde, ffiy a)t00s venvonder Sfe over de „,t en veiIiglleH ^ ^de naent als by dag plaats vond; over het recht „ver de orde en de weinge omfcfS by alles zich niterlyk vertoonde. 1™% mtn wunaeiiylc, te meer als mpn :::::: -"^^^ Ivkfrhvnh 7i ' dathet byna onmooff- yk fGhynt 2uIk een ^> die geduurig tot 4 . al-  •door NEDERLAND. 5r aïgemeene welzyn, nieuwe veranderingen eisch- te te onderhouden. Verbeeld u maar eens Myn Heer, om niet vroeger optehalen, dat de Stad in minder dan twee eeuwen viermaal heeft moeten uitgelegd worden, en wei dermaate dat zy van ruim zeven en zeventig morgen, binnen haaren muuren,tot naby de negenhondert vergroot is. 't Is zeker aanmcrkelyk voeg¬ de 'er een ander op, te meer om dat dit plaats gevonden heeft, in byna geduurzaame onrustige tyden, toen men voor zyn nabuurcn, de Gelderfchen dikwerf zo bevreesd was , als voor magtigc Vorften, gelykons de Gefchiedenisfen aantoonen. Dat'tuig het (*) verbrand:n van zo veelfcheepen ih de Waal, zeide'een derde, en de genoomene voorzorgen, om de gebouwen op de lastagie en (§) buiten dezelven te breeken, dit gaf een kleine aanleiding om te vernaaien hoe Amlïcrdam , dat al in dien tyd eene voornaame Koopftad was, met uitmuntende (f) Privilegiën, door de Opperheeren des Lands was begiftigd, hoe de Stad, door zyn Handel en Zeevaart was opgekoomen, hoe de Spaan- (*) '512- (J) i5o5. (t; Als in 1275, 1284, en 134a. D %  5» de JONGE REIZIGER Spaanfche beroerten, door de val van Antwerpen , hier toe oneindig hadden meede gewerkt: wanneer de Stad eerst ter (*) dagvaart verfcheen: hoe zy aan het nieuwe wapen en wanneer (§; gekoomen is, als meede wanneer het met dt Keizerlyke kroon is befchonken Over al hel welke verfchillende fentimenten wierden voorgedraagen, die het gefprek zeer vriendelyfc veraangenaamden en levendig hielden, doet te wydlopig voor my om in 't breede te veri melden, alzo ik Hechts een Journalist, geen: zins een Gefchiedfchryver ben. Het Gezelfchap foupeerde hier, en fcheide' omtrent half twaalf. Ik ben verzocht over acht dagen het zelve by te 'woonen. —— ten 2 uutem — De jonge Heer kwam my deezen morgei; volgens affpraak haaien. —- Wy gingen ree gehecht derwaards, het Toneel van Utile is irj: de Utrechtfche dwarsftraat, na by de Regti liersgracht, alwaar voormaals een manegij was, ——- 't Auditorium is zeer fraai gcfchiktl O 1249. (5) WaarfcbijneÜjk in 1282,  boor NEDERLAND. ë3 en de banken met groen laaken matrasgewyze bekleed, ter wederzyden, en in de midden is yder een breede gang, de plaats voor de Heeren is ter zyden, en achter, alwaar boven een welgeordonneerde balkon hangt, voordeCommisfarisfen en Acteurs, welke balkon zyn uitgang heeft tot de kleedkamers, en het Toneel. — de garderobe, verfcheidenheid van Toneelen , en Toneel fieraaden en noodwendigheden is vry groot. Het porticq is byzonder wel gcordonneert, en de ruimte tot het Toneel voor eene lieflïebbery genoegzaam, de jonge Heer roemde hunne Acteurs, en als ik hun generaal zal beoordeelen , naar 't geen ik de eer hadde van hem te hooren, moet het al heel fiartig zyn, 't fpyt my dat zy niet meer fpee- en. doch het jammert my dat eene lief- nebbery van zo veel aanbelang, zich meest al ophoudt met geringe voorftukjes, en Franfche Opera's, zonder het waare der kunst byna ooit te ondcrneemen. Dit zeker is oorfpronglyk uit de hedendaagfche Ton, die een deftig Treurfpel verveelend, en het hollandschin het algemeen voor veel te boersch houdt, om daar by aandachtig te zyn. — dit gaat zover, dat men in den grooten Schouwburg de loges zelden gevuld ziet, voor 't vyfde b e dry f des fluks. Toen wy dit bezichtigd hadden, proponeerD 3 de  54 de JONGE REIZIGER de ik eene [wandeling langs de buiten cifigël wy gingen dan van de Utrechtfche tot de Wetering* poort, en kreegen toen in het hoofd met een fchmtje de Wetering afteroeiën tot aan Stadlandcr, een groote zeer bekende Herberg daar wy onze pyp rookende, een gefprek hiel! den over den tegenswoordigen ftaat des Toneels in ons Land. — Wy verfehilden hier omtrent weinig, want fchoon wy erkenden dat de uuerlyke liefhebbery zedert verfchcidene jaaren door geheel Nederland bykans grooter dan ooit voorheen was, moesten wy ons echter over de algemèène fchaarsheid van nieuwe örigineele ftukken , over de fmaak, en over de directie aan het groot Toneel, waar van hy my veel te vertellen wist, beklaagen. De jonge Heer merkte onder anderen aan , dat een Auteur hier nooit zeker kon zyn, of zyn ftuk aangenomen zou worden dan niet, ten zy hy gc, noegzaame kennis had by een der Regenten, wanneer het rninfte prulletje doorgong, terwyl fchoone ftukken, by andere Natiën daar voor bekend van de hand geweezen worden. Hy bevestigde dit met voorbeelden. — Ook zeide hy kan men hier nooit recht weeten, of een ftuk het publiek behaagt, dan of het zou moeten vallen gelyk dit in Frankryk genoemd wordt, en vooral Hond het ons tegens de borst,  door NEDERLAND. 55 borst, dat hier maar geen hoegenaamde aanmoediging voor de Dichters plaats vond. Want al de eer en het voordeel dat 'er aan vast is, zo gy één of tien ftukken aan den Schouwburg aanbiedt, is een vrye entrée in de bak; mids ftaande , of gy moei'er den Kastelein voor betaalen. den 25 's Morgens. Gisteren nademiddag , lokte ons het aanhoudend fchoone weder tot eene wandeling , te meer wyl Charlotte ons op de Thee eh het Soupé gevraagd hadde. Dan eer ik u dat verhaale , moet ik u zeggen, dat ik gisteren namiddag vry gemelig wierd, om dat een groote Fluit door de boom naar de kraan haalde, en my dus een groot deel van myn bekoorlyk gezicht benam, dan ik ben fchadeloos gefield, door de wonderbaare gemaklykheid met welke ik de oude groote mast uit dit ge! yaarte heb zien ligten, en de nieuwe 'er weder inzetten — dit is bijna ongelooflyk. Nu tot de wandeling. Van huis gin¬ gen wy langs den Buitenkant, en by de Sshreiershoek-Tooren gekomen zynde, viel myn oog, op de daar in gehouwene Steen , verbeeldende eene fchreiende vrouw en een Schip met het ü 4 ' Jaar  56" de JONGE REIZIGER , ■ ■ ' i. * Jaargetal 1-565). - Belle vraagde wat dit ver* beelde. „ Ja kind, antwoorde Peter- sen „ 't is zeker eene zeldzaamheid , dit is hier geplaatst ter gedachtenis van eene „ vrouw die haar man hier vaarwel zeide, en „ om dat affcheid zinneloos wierd. In deeze „ dagen, komen 'er geene gelegenheden voor „ tot zulke gedenktekens." VVy wandelden voort, toen ik een deftig gebouw terzyden de Slypfteenen ziende, vraagde wat het was, en myn Neef onderrichte my dat dit het Zeerecht genoemd wierd, 't welk,meende hy, in i6x8 gellicht was, en voormaals gefchikttot de vergaderplaats van Commisfarisfeu over Zeezaaken, die nu op het Stadhuis hun vertrek hebben, zynde dit huis thans een Wachtplaats voor de burgers, van waar verfcheidene posten worden uitgezet. Vervolgens kwamen wy aan de Haringpakkerstooren, die my Petersen verhaalde dat voormaals ' e'dn gevangenis geweest was voor zogenoemde ket. ters, en uit welks trans , die toen echter zo hoog niet was , veele menfchen in 't Y ge- worpen wierden. Thans zyn daar in verfcheidene Gildekamers. . De kleine Vischmaskt voorby wandelende, gingen wy de Haarlemmerdyk op tot aan de Keizersgracht die inderdaad een keizerlyke vertoning maakt' dooi;  door NEDERLAND 57 door de groote'pracht 'van deszelfs gebouwen; omtrent de plaats daar de oude Schouwburg plagt te zyn, wordt thans een trotsch gebouw opgehaald, zullende de vergaderplaats worden van het in zo veele vakken beftaande Genootfchap Felix Meritis , 't welk zich hier door een onfterflyken naam zal maaken , de Heer Huslei is Architect van 't zelve, 't fpyt my, dat het niet volbouwd , en na den aanleg gemeubileért is,als dan zal het uiterlyk zo prachtig als inwendig ryk zyn, ten opzichte van de benodigdens zo in Meublementen als Inftrumenten, vooral tot de Phyfica,cn andere kunsttakken behoorende. Aan de Leidfcheftraat ko¬ mende , wandelden wy dien op tot aan de Heerengracht, en vervolgden dien tot den Binnen- amItel. Dit is buiten allen twyffel het grootschte , en rykdom vertoonenlle gedeelte 4 van de geheele ftad, waar 't eene Paleis het andere niet toegeeft, en waar zo veele Princen hun verblyf fchynen te houden. — Kortom 't is onbefchryfbaar. Charlotte woont hier verrukkelyk , 't Gezicht over den Binnen Amftel is betoverend , en 't gewoel gelyk alom. Wy vonden 'er den jongen Heer van Frederikftad, met wien ik Utile bezichtigd hebbeden zyne D 5 Zus-  5§ de JONGE REIZIGER ■ ^^^^^'^ Alles wat zich in het huis van Charlotte vertoonde was fmaak, tot haar fchoothondje toe- *et hsttg gefchreeuw van haar groene Pape^ai die echter zynCongékreeg op verzoek van m m Nicht en naar de Keuken gezonden wierd! ' WJ vuerma^ten ons uitneemend,zolan- wy aan de théc waren. _ De Dames hadden t naar gewoonte drok, tn wy mannetjes waren volJStaatsmeuws, waarvan het flot was dat wy niets wisten , hoe zeer wy ook meen' den iets van de Vaderlandfche Hiftorie, van de Staatsveranderingen, en van de Conllitutie el leezen te hebben. b~ Na de Tfaée moesten wy aan de Kaart ik trof het nog al niet ongelukkig. Jufvrouw van Fredrikstad , Charlotte , Petersen en ik fpeelden Cadrille. Maar hec duufde my te lang, vvyl ik, zo als gy weet, geheel geen liefhebber ben van met de Kaart te fpee len. De jonge Heer fcheen my wat moeilyk om dat hy met twee getrouwde Dames a 1'hombre moest fpeelen. Toen Hoog.art inkwam fpeelden zy moitie, en hy was meest achter de Itoel van Charlotte. Vrou;  door NEDERLAND. 5$ Vrouwen kunnen zelden zwygen. [Belle is nog niet op, en dus zal zy my niet verraslchen.] -'Myn Nicht verhaalde onder het foupé myne wandeling door de beruchtfte hoeken van de ftad, en daar mede wierd niet weinig gebadineert, doch bet had dat gevolg, dat 'er onfeilbaar bepaald wierd, dat wy vier Heeren, den volgenden avond de Speelhuizen zouden gaan bezichtigen , en toen deeze refulutie vast itond , wilden onze jonge Dames meede. Dii zal dus van avond gebeuren. Hoe dit aflopen wil moet de tyd leeren; maar ik geloof niet dat Hoogaart mee komt, fchoon wy by hem zullen foupeeren. Ik gaa my aankleeden, om wat door de ftad te dwaalen, en deeze eigenhandig op het bin. nenlandsch Postcomptoir te beftellen. Dat Postcomptoir is mede een fchoon gebouw^ en de orde die daar plaats vindt, naar en van alle gewesten des Aardbodems, is wel de aandacht eens Reizigers waardig. Alle morgen vindt men 'er de Texel en Vlie-Lyften, en de uuren der koomende zo wel als gaande Posten zyn zo geregeld mooglyk. — 't Is in departementen afgedeeld. — Nu vaarwel, de klok fpeelt reeds negen uuren. • Schryf eens aan uwen &c. VI. BRIEFJ  6o de JONGE REIZIGER VI. BRIEF. Ferdinand aan Karel. ! Amflerdam 27 April 17 — 't Begint my te drok te loopen Karel, toen ik gister middag te huis kwam, wachte men my om het middagmaal by Vrymond te gaan houden. Wat zou ik 'er echter tegen doen?, de koets ftond voor de deur, en Belle was in volle order, wy gingen dan derwaard/— Al rydend wierd my rekenfchap ..gevraagd, waar ik den morgen geweest was. Gy weet dat nieuwsgierigheid een zwak der Sexe is: ik biegce na behooren. namelyk ik verhaalde haar dat ik de Mofos en Aron Kerk bezichtigd hadde. — ditis de voornaamftevan alle Roonüche Kerken, in deeze Stad, ik meen dat 'er dertien in getal zyn. Hy gaat in op de Joode Breedftraat, en de daar achter zynde gracht. —— Van buiten weet gy is aan de Kerken van die gezindheid niet te zien, dit zou ergeren. maar de inwendige pracht van dit gebouw is zeker zo groot als van eenige Kerk  door NEDERLAND. 6t Kerk in de Zeven Nederlanden. Zy heeft een zeer o-eregelde bouworde, en is drie galleryën hoog* het orgel is fterk en van een fchoone harmonie, gelyk mede de vocaalemuzyk overheerlykwas. — de fchüderyën, het altaar en de verdere fieraaden zyn van eene groote ryk- dom. _ de Priesters welke deeze Kerk bedienen zyn van de Franciskander order en zo ik meene vyf in getal. — Ik kan als ik de plechtigheden des Roomfchen Godsdienst bywoone zeer getroffen worden, door de meerdere aandacht welke men in de toehoorders befpeurt, dan in eenige Proteftanten, 't geen my inderdaad wel ^eens heeft doen wenfchen, dat'er wat meer uiterlykheden, in onze Godsdienstoeffeningen plaats vonden, waar voor ik wel zommige leerftukken zoude willen misfen, die na myn zwak inzien, de onkundige leeken, welke dezelve echter moeten betuigen te vêrftaan, en te gelooven, maar meer in verwarring brengen. Maak hier niet uit op dat ik de beeldendienst, of andere inftellingen van Romen voorftaa, maar de ftacien , de veruerzelen der Kerke, en vooral het heerlyk muzyk, dit alles opent het hart, en geef het eene zekere vatbaarheid voor die indrukzelen welke ons ter zaligheid kunnen leiden. Wezenlyk, ik was 'er eenigzins vol van, en ging  JONGE REIZIGER ging daarom in myne eenzaamheid wat door de Plantage kruisfen, my vermaakend m t T&^> ^? een Vorst f. Stads.Herberg 0p de middellaan; en keerde tegens twee uur na huis. Vkymonx, en zyne Vrouw ontvingen ons ■ met eene openhartigheid die beider caraefter eer aan doet, wy wierden keurig hoe wel bu .gerlyk onthaald myn Neef was om zl ,ne zaaken naar Purmerend Over den 'maaltyd raagde my Vryjmond of ik het Stadshuis al bezichtigd hadde, en toen ik neen £ woorde, wierd de party gefiooten om zulks heden namiddag te doen. _ Dew , ^ buurt waaren, namenlyk op het Hamrak, en wel naby de plaats daar het oude Kasteel van de Heeren van Amftel piagtte ftaan, wandelden wy ten dien einde derwaard. _ Vrymond frl1,! ? g£fprek °Ver de uit^ndige fmaak van het gebouw, waar uit my zyne kul deinde Architeftuur ten duidlykften gebleek. Wy kwamen hier in over een, dat het fombere en eenigzms kerkerachtige van de entrée , zeker door den Heer van Kampen uitgekoozen was, om de Groote Zaal te meer te doen bril- lee-  »oor NEDERLAND. 63 leeren, hy verhaalde by die gelegenheid, dat dat de Abtdy van St. Pieter te Gent ten dien opzichte nog verrasfchender waare. Onze dames gaven hem niet weinig moeite door de veelvuldige vraagen, om uitlegging van de fchoonheden der beitelkunst en fchildenngen welke zich daarin zo ryk een menige en met zo veel fmaak als orde ten toon fpreiden. Hy was hier in zeer kundig, waar door wy meer dan een halfuur op de Zaal en galderyè'n doorbragten. - Ik zal my niet onderwinden U een fchildery van deeze Zaal aftemaalen. Wagenaar heeft met zyne gewoone naauwkeurigheid, en aangenaame ftyl alles aangetekend, en dus wys ik U derwaard, want om het juist te doen, zou ik hem moeten uitfchryven. Vrymond verhaalde my dat die Zaal by gelegenheid der intrede van den Stadhouder in deeze Stad in den jaare 1768 geillumineert was geweest 'dit moet eene zo prachtige vertoning geweest zyn, dat ik my daar van geen denkbeeld vormen kan. En de rykdom van juweelen welke hier toen op de hoofden en boezems der mevrouwen fchitterde was zeker een onnoembaare fchat. . Wy maakten vervolgens een aanvang met het bezichtigen van Burgemeesters Kamer, een fchoon  04 de JONGE REIZIGER fchoon vertrek met veele beeldhouw - en fchilderkunst ftukken verrykt, waar onder uitmunten het fchoorfteenftuk , verbeeldende Fabius Maximus, die de grootheid der Roomsch Burgemeefterlyke waardigheid willende ophouden, zynen Vader geen gehoor wil verkenen, dan na hy van het paard gefteegen is. de Triumf van deezen held is daar boven'in wit marmer gebeitelt. nog hangen hier twee Schilderyën van het oude en tegenswoordige Stadhuis die verrukkend fchoon zyn. — maar de ontzaglyke toetsfteen waar op het zinryk vers van den Heer Huigens met gouden letteren is ingefneeden,moet aller oogen trekken, dit is een pronkftuk van natuur en kunst, bewerkt door eenen Elias Noskl Van hier gingen wy in Burgermeefters vertrek. dit is niet minder fchoon en prachtig. Om niet van al de keurige fchilderyën te fpreeken, zal ik'u zeggen, 't meest getroffen te zyn, door deeze woorden van Horatius : Lene ConfiMüM datisjtat Capitotium pulgens, welke inliet gewelf voor de twee fchoorfteenen gevonden worden. Belle vraagde de betekenis , wy zeiden haar die. In de Thefaurie is eene fchoone af beelding van oud Amilerdam, door Cornelis Autonisz, met meer andere ftukken, ook vertoont men U hier een zilveren  öoör NEDERLAND. . is de Franfche Dominé, en X de deftige Heer, en S. de 'Schipper van de Schuit. Zie daar de Perfoo- nen, het Tooneel weet gy, is voor wind zeilende op het Y.) "D. Waar moct de reis na toe Kapitein? V. Ja myn heer wist ik dat, de jyns en ophouders van deKielligter, zouden ook nog al meer gefineerd worden; maar men loopt dagelyks naar de beurs, en de Cargadoors en Makelaars trekken de Schouders op. Ik. - je hebt een groote Fluit Kapt. — V. Ja mynheer, ken UEd. hem? Ik. ik zag hem aan de kraan leggen. — •■ P Wel  5>* de JONGE REIZIGER D. Welnou, een groot Schip kan meest kaden, en de reis is toch het zelfde,(de HeerX. glimlagchte.) V. Dat is waar myn Heer maar alk mfl waters pasfen ons niet. Een klein fcheepjo kan nog eens op ftuk aanleggen, maar wy niet. D. Wat is dat opftuk aanleggen ? V. Dat elk wie wil in hét fchip kan kaden mynheer, en dan wordt de vragt gerekend by de cubicq voet. \ X. Wat befteedt men thans wel op Cadi.v en Mallaga pr. cubicq voet Capitein ? , V. Bitter weinig myn Heer, ik hoor van vier ftmvérs, en dan moet men nog omtrent-dric maanden leggen, eer men wat goed heeft. X. 't Is weinig, maar zyn 'er niet nog almastevrachten ? V. Tot nog toe niet, maar op Wyburg zyn 'er eenige om delen, doch ook al fchaars. Ik. En wat befteedt men ? V. Vierendertig guldens mynheer, en él Kaplaken? D.tegemmy; alle hanteeringen hebben toch hunne eigeneraal: wat betekent toch Kaplaken? Ik. EigenJyk is het een fooitje voor de Kap■ tem, maar in dit geval, komt het voor de Redeiy, om dat het wat hoog loopt, want van elke 34 guldens, wordt een daar te boven gegeeven. &D  boor NEDERLAND. 93 D. Maar my dunkt dan zou ik maar eenvouwig zeggen 35 guldens ? V. Ja maar myn heer datiszovoordeeligniet voor den bevrachter. X. Neen toch niet. Hoor Dominé van de geheele vragt, wordt nog 10 pr. Ct. daar te boven voor de onkosten betaald, maar van het Kaplaken niet, en gy begrypt dat 10 pr. Ct. van vier-en-dertig guldens, minder is dan van vyf- en - dertig. D. Heel klaar, ja de Kooplieden kunnen best reekenen. S. Wel nou Vlieger, zou zo een vracht niet goed zyn? V. Ja Klaas, maar zy zyn nog maar voor de bankdaalders, Evenwel ik gaa 'er myn baas over fpreeken. D. Neem niet kwalyk,- wat is een Bank- daalder ? X. Die vast op een zekeren haven vaart 1 mynheer. D. Aartig. Ik. Gaat 'er op Zaandam nog wat om met timmeren Schipper ? ■S. Geen een ftaat 'er op ftapel mynheer, 'tis nooit zo dood geweest. D. Dat hoor ik, en geen uitzicht van beterfchap. X  94 de JONGE REIZIGER X. Waar wou het weg koomen? » de buitenlanders ontbieden geen goederen, onzë Vlag is in geen aanzien; en veele eerfte huizen van negotie verminderen den omflag: of fcheiden geheel uit. V. Dat is wel waar myn Heer. — Mijn broer heeft in de herfst zyn Schip in de Jarpoel verboren, en hoe graag de baas hem helpen wilde, niemand wil reden. Hy heeft toch een Wyf en vyf kinderen^ kyk, dat zeidt nog al zo wat. •S. Ja man, dat doet het toch; D. Waar komt toeh dat verval in de Negotie van daan, myne Heeren ? elk trok de fchouders op behalven dat de fchipper zeide: dat zouden de Heeren in die boeijers die daar voor uit laveeren, u beter dan ik zeggen Dominé. — De vraag en 't antwoord veranderden ons gefprelcj wy liepen hard voort , en ontmeeten de boeijers maar even buiten de'Zaan. Ik moet bekennen, dat ik 'er van ysde, zulke vluchten als 'er in ftonden, en zo als die vrinden tegens elkander prangden. — Dit gaf aanleiding tot het verhaal van Kapt. Vlieger, hoe hy 't voorig jaar van Archangel koomende, of en aan het lied van Bergen, op lager wal bezet geraakt zynde, om het 'er af te haaien by «enhemjïlhooge zee, met topte Marfeils had moe-  door NEDERLAND. $g moeten prangen, waar door de groote mastgeknakt was, — Hy vertelde ons ook dat hy in zyn jeugd voor Spekfhyder op Groenland vaarende, op een tyd dat zy zes groote visfchen binnen boord hadden, en met de zevende bezig waaren te flensfen, zodanig door een veld ys benauwd wierden, dat zy reeds aanvang maakten met de victualie uit het fchip te haaien, en de floepen op het ys lieten zakken, niet andersdenkende, of het was weg, doch toen zy reeds? zo lek waaren, dat 'er met tweegeduuriggaande pompen naauwlyks lens houden aan wasy fcheurde 't ys, en zy bragtcn het met tweehondert zestig vaten fpek, behouden voor de ftad.— Onze fchipper had voormaals op de Middelandfche Zee gevaaren, en vertelde ons veele aartigheden, by voorbeeld van een zeker vischje dat JLootsmannetje genoemd wordt, en dikwerf van verre binnen de Straat van Gibralter een fchip achter na zwemt, tot in Texel. —- Ook gaf hy ons een denkbeeld van de Zee Schildpad-vangst, die zeervermaaklyk moet zyn. Eens zeide hy, van Torra Vechia met zout koomende, dreeven zy af en aan Carthagena met dood ftilte, 's namiddags zagen zy vyf of zes fchildpadden op de rug dryvende flaapen. Zy zetten de jol uit, roeiden .'er zeer zacht naar toe, en hadden het geluk dat  M de JONGË REIZ1GËÜ dat zy vier vingen, 't geen enkel gefchiedt met haar zo in den flaap uit het water op te neemen. De Heer X had in vroeger jaaren j op dt Oost gevaaren, was op Batavia, Ceilon en in China geweest, en de laatfte reis als Kapitein te huis gekoomen, onder de veelvuldige zeldzaamheden, fprak hy over de vliegende visfen, en de oneindige vreemde foorten, welke men in de Indifche Zeeën vindt. Ik herinnerde my in de reizen van van der Aa, gelezen te hebben dat 'er meer dan vyfhondert foorten, en verwonderlyk in gedaante en kleuren omtrent Amboiua gevonden worden. de Dominé, telde 'er eenige van op • als de Zonvisch, 't gebakerd kind, de Krabben met Apen en Menfchenaangezicbten op de kas, enz. welke de Heer X. bevestigde allen gezien te hebben. —■ Toen Vlieger zyn geval by Bergen geëindigd hadde, bragt de Heer X. 'er een by dat niet minder yslyk was. — Zy dachten met weinige uuren de Tafelbaay aan de Caap de goede Hoop in te zeilen, toen 'er een onweder op rees,zo fterk, dat een donderflag het geheele Schip volgens getuigenis van zyne Huurlieden, met de gefchutpoorten ter wederzyden in de golven neerdrukte, hy zelf ftond op het halfdek, maar wierd tegens het boord aangaflaagen, dat hy byna den gandfchcn dag vari zich  böör NEDERLAND. 97 2ich zelf lag, hier op begon het te waaiert, zy taakten zeewaard in,- en 't duurde drie weeken eer zy de Caap weder in 't gezicht kreegen. De roem die hy aan die Landftreek geeft, zou fchier de lust wekken om derwaard te reizen; fchooner land is in de waerelt niet, zegt hy. Toen wy byha aan de fteiger waaren b vraagden wy elkander beleefdelyk naar elks oogmerk, of hy by vrienden ging, dan in l den herberg, en wanneer men te rug dacht te gaan. Vlieger ging naar zyn baas. X met de jufvrouwen by eene Tante, maar de Dominé en ik aten te zarnen in de Otter, en met de vier uur fchuit waren wy alle van zin om weder te vertrekken. Aan de wal geflapt zyn de dronken wy koffy, en wy vermaakten ons inmiddels , met het fraaie gezicht over den Binnenzaan, waar alles ter weder zyden zo net en zindelyk is, dat Eu-, ropa de weergade van deezen ftroom niet ople^. vert. Het Dorp is in twee deelen door de Rivier gefcheiden,die ook na deszelfs(trekking Oost en Westzaandam genoemd worden. ■ 't zelve is byna vyf-en-twintig hondert huizen groot: kreeg reeds kort na 't jaar 1400 eenGapel, en is in de gefchiedenisfen beroemd, zo om het geen het ten tyde der Hoekfchen en Cabeljauwfchen, als onder de Spanjaarden heeft I. Deei,. G uit-  V* de JONGE REIZIGER uitgedaan. ft Gezicht op zo veele maaiende , hout.- run - oïy - koren - verf - fnuif - en andere molens, waar van het getal over de vyfhon- lk. uuiwupcu , it-uuuu ik gejooraat 'er thans zo veele niet zyn, is zeer zeldzaam. t Men vindt 'er zeer capitaale gebouwen van particuliere Kooplieden, wier rykdom onnoembaar is. In bloeiender dagen moet het geen minder fchoone vertoning gemaakt hebben , zo veele fcheepen op ftapel en voor' de werven te zien, v/aardoor alle ambagten ryke- lyk beftonden, die nu geheel kwynen. In ons geheel land is de Walvisch redery niet zo fterk als in deeze plaats geweest, oolc maaken de Hout en Graanhandel hier twee voornaame takken uit. De groote fluis die aan den mond der Binnenzaan legt, is een zo nuttig als aanzienlyk gevaarte De geheele plaats is met ge. graavene vaarten doorfneeden, om de goederen dies te gemaklyker naar en van de molens en pakhuizen te kunnen vervoeren, 't Is echter geen vermaakiyke plaatsom te wandelen, wy! men meestal dezelfde weg te rug moet. . Wy bezagen de Kerken, die niet veel byzoi> ders in hebben, echter,gelyk alles hier,eenig. zins popachtig net zyn, maar in eene derzelve hangt een-zeer Hecht en grof fchilderftuk met eene  door NEDERLAND. 95* eene discnptie boven den ingang, verbeeldende een geval dat hier zou gebeurd zyn, namenlyk: dat eenige jongens een vlieger lieten opgaan, in een land waar een bul liep, en tevens een man met zyne'vrouw was ; de bul, voor den vlieger verfchrikt, wierd dol, en woedend Op de menfchen aanvliegende, wierp hy eerst den man, en daarna de vrouw, dezelve op zy° he hoorns neemende met eene ongelooflyke kragt in de lucht, zodanig, dat zy nier alleen dood ter aarde kwamen, maar de vrouw die hoog zwanger was, in den val verloste; 't land waar dit gebeurd zou zyn wordt nog aangeweezen, 't kind leefde en is in die kerk gedoopt. De Dorhiné, die nooit in dit oord geweest was, had een byzonder behaagen in deKapfels der jufvrouwen, behalven in die Kapers of Kaproenen, en inderdaad,die kapfelszynvoordeelig voor een eenigzins draaglyk aangezicht, terwyl gelyk gy weet, het overige der kleding, de geheele, vrouw door eene ergerlyke ftyfheid en gemaaktheid'ontfiert. Terwyl wy over tafel zaten, kwam Kapitein Vlieger die met de twee uur fchuit vertrok by ons, berichtende dat hy order van den baas hadde om maar fpoedig klaar te maaken, en ballast fcheeps naar Riga te zeilen, daar te zien of hy vragt kon krygen,of anders het rüim vol G a hout  ioo de JONGE REIZIGER hout te fteeken, en tusfchen deks hennip te laden voor eigen rekening. , Het fpeet ons en hem dat hy niet tot vier uur kon blyven, wy namen hartelyk affcbeid en hy vertrok. r~ Na het middagmaal, dat wy vry knap afhaspelden, deeden wy nog eene wandeling, beziende onder anderen een papier, en een houtzaagmoolen , by welke gelegenheid de Dominé goede bevvyzen gaf, dat hy niet onkundig was in de Mechanica. De Heer X met zyne jufvrouwen, kwam op den bepaalden tyd, en wy gingen fcheep, buiten ons gezelfchap huishield op de pleet, een partytje jonden, die zakken vol visch by zich hadden,en toen wy eindelyk voor deZandboek kwamen, met fehuitjes wierden afgehaald; de fchipper onderrichte ons dat dit ter flink' ge. fchiede, om het recht van de Vischmark en den Afflager te ontkoomen. - 'Er waaren nog tien a twaalf pasfagiers aan boord, op wien ik geen zonderlinge acht iïoeg. . ]>e juf_ vrouwen zaten weder beneden, de Heer Xwaswatlosfer dan 's morgens, en maakte met zyne verhaalen van het Indiesch leven, vooral met de zwarte llavinnen, dat de Predikant eenigzins ftiller wierd. Gy hebt zoortgelyke discourfen genoeg gehoord, en daarom zal ik'er geen enkie trek van meededeelen, behalven dat  door NEDERLAND, ioi dat hy ons verzekerde dat meest al dieflavinnen welke hunne Heeren tot vrouwen verftrekken, en kinderen ter waerelt brengen, haare vryheid bekoomem Dat het ondertuslchen ge» vaarlyk is met dit flag van vrotiwsperfoonen aan te leggen, is zeer zeker; de Heer A'kende, zeide hy, hier in het Vaderland verfcheidene menfchen die beftendig kwynden aan een vergif dat hun ongemerkt door hunne flaavinnen was toegedieht, en jaaren lang ongeneeslyk in werking kon blyven. Inmiddels wierd het doodlyk ft.il, zo dat de ftroom alleen ons voortvoerde, en zo weinig ftuur in het vaartuig Overliet, dat wy een groot Fregat voor den boeg, of liever in zyn boegfpriet dreeven, met dat gevolg dat ons zeil fcheurde, en eenige touwtjes door de brutaliteit van het bootsvolk ge- fneeden wierden. Ik behoef u niet te zeggen dat 'er van weerskanten gevloekt wierd. — Eindelyk raakten wy los, en kwamen ten zeven uuren binnen den boom. Peterfen wachte my reeds om naar het weekelyks gezelfchap te gaan, dat thans ten huize van den Heer Ouwerkerk was. 't Gezelfchap was reeds byeen, en denkende, daar het reeds lang over acht uuren was, dat wy niet zouden koomen, vermaakte men zich met eenige proeven door de luchtpomp 'te nee-' G 3 men.  102 d e JONGE REIZIGER men. Men vindt geloof ik weinig kransjes zo aartig zyn ingericht als dit. 't Zelve beftaat int zes perfoonen; namenlyk :myn Neef Peterfen die byzonder voor de Gefchiedkunde is, de Heer Ouzverkerk een liefhebber der Natuurkunde ; byzonder door experimenten, en die een fraaie collectie Phyfjce Inftrumenten heeft. —. — De Heer Goudfiroom, wiens cabinet van in- en uitlandfche gedierten, vogels, capellena en Infeclen ik daadlyk gaa bezichtigen. Hogerzvo/df die eene fchoone verzameling bezit van Prentwerk en Tekenkunst. — Dr. Lozvenfieih wiens IIerbarius> Vivus ongemeen groot moet zyn, en een voornaam Kruidkundige is., en emdelyk de Advocaat Asfen die zeer veel fmaak vindt in de Mathematifche VVetenlchappen; allen hebben zy een generaal denkbeeld van elks byzondere lief hebbery, maar hy die het kransje aan huis heeft, fpeelt als het waare voor Profeslor, en regelt van zeven tot negen, uuren het gefprek na zyne hoofdtrek, waar na men tot tien uur over onverfchillige zaaken fpreekt, dan foupeert, en ten half twaalf uur fcheidt. -• De proeven die ik gezien heb, waaren my alle bekend, doch de Heer Ou-, vierkerk verrichte die zeer habil. — Meer Verrast wierd ik, fchoon het my niet gehee} ; p,n-  DOOR NEDERLAND 103 onbekend was, onder 't foupée, toen ik op bet midden van de tafel eene. zeekere machine zag, die een fchoone vuurfontein geleek, en waaruit de Hr. O. na dezelve eenige tyd in werking geweest was, goed zelfer water tapte, 't zelve was niet anders, dan zuiver regenwater opgevuld met de vlammende luchtdeelen, van byeengellort krytwit, en vitriool oly, 't welk op den bodem der Machine gelegt, elkander aanpakt en onmiddelyk kookt. . Met toe¬ voeging van eenig dun citherdraad, 't welk in dit gefabriceert felferwater ontbindt, neemt het den fmaak aan van Pirmons water. — Eer wy kwamert had zyn Ed. het gezelfchap eene korte verhandeling voor geleezen over de zwaarte der lucht, die ik met zyne bewilliging vluchtig doorloopen hebbe, en my zeer keurig fcheen. — Dus kunt gy denken dat ik my zeer goed heb vermaakt. In het na huis gaan kwamen ons twee Kaerels tegen die door de wachts naar, de Corps de Guarde gebragt wierden 5 hoewel reeds, over twaalf uuren, was de geheele ftraat op de been. Wy vernamen uit de omftanders, dat zy in een flecht huis geweest waren, en aldaar rufie met de vroului gekreegen hadden, op wier gefchreeuw de wacht was toegefchooten. • Mijn Neef vraagde of de Dames ook niet gepakt waaren, G 4 maar  io4DE JONGE REIZIGER maar hy kreeg tot antwoord, dat 'er vry mn aan de deur ftond, en in 't voortwandelenT dernchte hy my, dat,fchoon het overal hooi gevaarlyk ,s, rufie te maaken & krofi kitten, het fymbolum vry v»n wel tf waarfchouwing mag genoLTw^den7^*1 allergevaarlykfte plaatfen zynde Zo op het oogenblik brengt my Hendrik een briefje van mynen vriend Frederiifto*, die my tegens een uur ter maahyd verzoekt, met ooi herk om daar na een tourtje te paa'rdTdol. Ik heb het aangenomen, dus is de hoop tot eenen vermaaklyken dag al weder tot een gun ft.g uitzicht geklommen. — Waar het nu na roe gaat weet ik niet, maar dit zal wel los lóo- 7 gel°°Vei1' d3t 'er «burende myn verblyf alhier niets aan myn genoegen ontbreekt, dan uwe tegenwoordigheid, doch ik fte my zo veel mooglyk door aandenken fchaa- wmk °°k Z°' Cn fChryf dikwerf ™ IX.  door NEDERLA N_D. 105 IX. BRIEF. Ferdinand aan Karel. Amficrdam den i Mei 17—— — V Morgens. — IBCoewel ik eerst ten een uur naar beg ging, zit ik ten half zes al weder gereed om u te fchryven. Het cabinet van den Heer GoudJIroom is inderdaad uitmuntend, ik heb'er my drie uuren lang in gediverteert, en nog al¬ les maar ter loops befchouwd. Eenige byzonderheden zal ik u meededeelen. Onder de Inlandfche opgezette dieren, was eene haas, met haare zuigende jongen, zo fchoon als of zy leefden; dit ft.uk was door eene vrouw gedaan, die ik meen dat elders in Groningerland, ik geloof op eene Plaats de punt genaamd, op de grenzen van Drenth woonde. Een jong Rheetje, dat uit een diergaarde moet losgebrooken zyn, en in een boekwetland flaapende, gefchooten was. G 5 Ver-  io6 DE JONGE REIZIGER Verfcheidene Hermelyntjes, Mudden, Weezeis, een Otter, en zo wel blaauwbonte ais witte Muizen, Onder de Vogels munten eene pronkende I aauw uit, waar naast eene Paauwin ftond : ook trof my eene Klokhen, die haare Kiekens fcheen te verzamelen Waar by een deftige haan Hond, in de houding van te willen klapwieken en kraaijen. verzeld vafi zes pikzwarte hennen met zuiver witte kuiven. ' ! De verzameling van inlandfche Capellen &c. \v.is grooter dan ik ooit gezien hebbe, en fchoon ik 'er veele ketme, waren 'er echter eene meingte die ik voor het eerst zag. Toen wy by de buitenlandfche verdeeling kwamen, toonde de Heer G. my een dier dat hy Adim-naim noemde, zynde een Lybiaansch fchaap van 't vrouwelyk geilacht, en 't geen zeldzaam is, hoornen heeft'. Vervolgens een Jgiu/ft zynde een Americaanschdier niet grooter dan een haas, zyn kop gelykt na eene rot; zyn voorlfe poten zyn merklyk korter dan de achterfte, 't geen zyn (bind niet fraai doet zyn, maar hem echter nuttig is, om als. hy vervolgd word , zich van de bergen als eene kloot te laaten afrollen. Is het onderfcheid in onze honden, wegens hunne groote, en andere verfcheideuheden op. mer-  door NEDERLAND, 107 merkelyk, dat der Apen is het niet minder, de Heer G.heeft drie, een die voor den Ourang outang gaat, van eene verfchriklyke groote, een gemeene Javaanfche, en een die hy Cytiocephalas noemt en niet meer dan zeveu duimen lang is. De buitenlandfche Vogels, waar op myn aandacht zich byzonder gevestigd heeft, zyn onderanderen, de Karindes; een Amerikaanfche Vogel, zo het my toefcheen tot de Papegaaifoorten behoorende, zyne goudgeele borst, en *t azuur zyner vleugelen zyn uitneemend prachtig. ——- De Lumme, zou ik geen acht geflaagen hehben, wyl het geen byzondere fchoone Vogel is, maar 't geen my de Heer G. van Zyne huishouding verhaald heeft is alteaanmerkelyk. Vooreerst is hy ongemeen voorzichtig in de zorg *voor zyne eieren, bouwende zyn nestje altoos op eene plaats waar water naby en ryklyk voedzel is,om niet verre van hetzelve aftewyken. — Als de jongen beginnen te vliegen, zweeft 'er het wyfje onder om het in cas van vermoeidheid te kunnen onderfteunen, en voor vallen te behoeden, 't mannetje vliegt 'er boven om de roofvogels affeweeren, — maar nog zeldzaamer, als men een jonge Lumpie vangt, en dezelve in zee gooidt, wordt hy on»  iol de JONGE REIZIGER oiimiddelyk van de naby zynde Luhim en omringd, die zich om ftryd beyveren, om het ouderloos dier te hulp te koomen, ja dikwerf fchynen te vechten, wie die eer hebben zalkomt inmiddels de moeder, zo laaten zy, die baar kroost over Welk een voorbeeld voor de menfchen! . 0p deeze wyze doet de Heer G. u zyn gantsch Kabinet bezich- < Pgcn wetende de h'atuurïyke Hiftorie van zyn gehee e kleine Waerelt, en zyne manier van onderricht is zo inneemend, dat men niet uit kan fcheiden, om op alles fti] te ftaan. Fcn met min 2eldzaame vogel is de Alcatrot, die mde Indien te huis hoort, niet zeer groot i maar onder deszelfs neb een aanmerkefyke zak beeft hem door de natuur gefchonken \ om d visch die hy vangt te bewaaren,men weet deeVogel jong zynde aantebrengen, dat hv tam worde, en in het water gezet zynde, na z^ -k gevuld te hebben by zyn' meeste\lr keert, die hem dan de Visch weet te doen oht? asten, en voor zich gereed maakt S ten. w Zo ik meerder tyd hadde zoude ik u nog veee andere dieren kunnen noemen, en hunne ïumZtf eenigZinS bcfchryV£n' ™ gunt my nier zo wemio- Hit- „ j , , , wcmig, nat ik voor dag- voor dauw 'er by moet zvn iu , • tel-  boor NEDERLAND. 109 tellen. Daar en boven zal ik eens in den Haag komende, ruime gelegenheid vinden, om 11 over natuurlyke zeldzaamheden te onderhouden, wyl ik op zyn minst een dag denk doortebrcngen in het uitmuntend cabinet van den Heer Stadhouder, zo beroemd als eenigin Europa. Ik gaa over tot myn tourtje met Frederikftad. Ten half drie waaren wy aan de Hollandfche Manege, digt aan de Leidfehe Poort, een vry geregeld gebouw voor zyne inrichting, terwyl onze paarden, die vry goed waaren, gezadelt wierden, bezagen wy de ftallen, welke voorzien zyn met veele fchoone rypaarden, aan de vermogende jeugd deezer ftad behoorcndc, en een groot aantal anderen van den Piqeur, waaronder een zwarte hengst, van uitneemende fchoonheid; en een klophengst die men zegt dat nos niemand heeft kunnen uitzitten. ■ Boven deeze manege is het vertrek waar in dc O. I. Comp. de lotcry heeft gehouden, en in welke zaal voormaals het Genootfchap Utile et Amufant, deszelfs liefhebbery oelfende, — Wy fteegen te paard, en reden langs den Overtoomfchen Weg, die ik reeds befchreeven hebbe, doch toen vergeten te . melden, dat een weinig ter zyden van dezelve naby de ftad, ter rechterhand over' de vaart  iiö d;è jongè REIZIGER vaart een vry ruim gebouw Haat, dat bet Pesthuis genoemd wordt. - Het zelve ftrekt tot bewaaring van krankzinnigen, een deel ondeugende vrouwluiden, en met vuile kwaaien befmette menfchen van beide fexemNaby hetzelve zyn twee Kerkhoven, waarop de lyken van dit huis, van het Gasthuis, de niet bekende drenkelingen, cn andere die onbekend arm te fterven komen,begraaven worden. Dit gebouw is A°. 1630 aldaar voor het eerst gefticht, maar in 1732 geheel uitgebrand zynde, is het kort daarna herbouwd. 't zelve ftaat onder beftiering der Regenten van het Gasthuis. De Overtoom gepasfeert zynde3 rydt men eerst voorby verfcheidene Katoendrukkeryen, die langs een Watertje leggen, dat in het Baarlemmermcir uitloopt, tusfchen deeze fabricquen ziet mén wel aangelegde Warmoeslanden, en broeiëryen. Vervolgens koomt men in eene met groote opgaande boomen beplante laan, die ter wederzyden toch voornaamenlyk ter rechter inet nette boerewooningen , waar van eenigen aan het burgerweeshuis b'ehooren, en met verfcheidene buitenplaatzen in den bur- gerlyken trant bezet is. Het land is hier zeer laag en moerasfig,gelyk in den gandfehen omtrek, ftaande des winters geheel onder water.  DOOR NEDERLAND, in ?er. Te Sloote» hielden wy een half uur¬ tje halte, en gingen' een mehluchtje feheppen, 't Gezicht is byna als op de fluis van llalfwcgen, men kan maar voor een gedeelte de ovefwal met het oog befchouwen. Haarlems kruiskerk maakt 'er geen gering figuur. Aalsmeer, die overvloedshoorn van vruchten , en jongge- • boom'te vertoont , zich ter linkerhand. Wy zagen vier of vyf'febeepjes die naar Leiden laveerden, en twee die ruimfchoots het fpaaren zochten. Ook eenige kleine visfehuitjes. Dat deeze meir een geyaar- lyk vyand is behoef ik niet te zeggen. ' Fr e derikftad toonde my eene plaats alwaar voor weinig jaaren nog een huisje plagt te liaan, gefchikt om de kleederen te bergen, voor hun die hier gingen baden; zynde de plaats daar toe toen zeer gefchikt, doch het is reeds weg, en de badplaats diep. Ter rug keerende en over het Kerkhof, wandelende, vonden wy de Kerk open* dezelve bevat niets aanmerkelyk. — Waarover ons gefprek van hier over Osdorp, langs eene . lage zandige weg rydende, die vry f.vial is, rouleerde, moogt gy raaden,voorwerpen die onze aandacht byzondertrokken vonden wy 'er thans'niet, dus moest de ftof tot 'ge  ii2 d e JONGE B ËIZIGER fprek.gezocht worden, en dit gaat gemeenlyk' il, mdien men wat harmonieus denkt 't geen tusfchen my en Frederïkftad nog al tamelyk wel is. — toen wy halfwegen naderden zagen wy van verre drie dames wandelen , die alle .van een zeer fchoone taille waaren. — Kyk zeide de fchalk zouden die fchaapjes zo herderloos dwaalen? - dan was het zaaJc vriend. — Ik antwoordde zonder erg, dat geloot ik, maar Jantje \ zal zo ruim niet zyn man, denkelyk zyn het dames van Polanen, - Ei kyk hernam hy, die eene gelykt volmaakt op myne zuster. - Toen wierd •ik wakker, wat drommel zeide ik, zy js het met Belle en Charlotte; gaf myn paard de fpo* ren, en ftond eensklaps by haar, maar denkt gy dat zy my kenden ? Belle was de woordvoerfter, vraagde wat 'er van myn dienst waare? en vond het zeer onbeleefd Onbekende dames zo aantefpreekcn, en dat nog wel te paard zittende na op een volle galop die haar had doen fchrikken te koo- men aanjaagen. % Mynheer fchynt niet te Weeten, zeide zy, dat de politesfe thans eischt, dat men de fexe ceren moet, o-elvk de Romeinen hunnen Fabius Maximus L btyg af, en wy zullen u de genade bewyzeu tl  j; o o k N E D E R L A N Di n| ü te hoorèn. Ik deed zo, gelyk ook myri vriend, wy koppelden onze paorden, gaven dezelve aan Hendrik, die achter ons reed* Smaakten onze nederige eerbewyzing, 'en wierden toegelaaten om met de dames te wandelen. < Deeze verrasfching was eene vin ding van .Frederïkftad, op het zeggen van Elize dat zy ook wel zin zou hebben naar Halfweegen te rydem —£ Hy wist dus voor af dat het gebeuren zoude, en da dames lieten niet na geduurende het thee drinken, allerlei aartige flaagen te doen j over myne kleine verwarring die zy zeiden befpenrd te hebben, op de koelheid waar meede zy my ontvingen, ik betuigde echter, dat ik niets daar van gevoeld had? maar" wat zou ik doen ? het moest maar zo zyn; — Dewyl het weder wat koeltjes was, en Peterfen de open wagen genomen hadde, verkoozcn de jufvrouwen wat vroeg te ryden, 't geen oorzaak was, dat Frederïkftad en ik het rytuig niet verder bygeleiden dan door het Tolhek, daar wy ons lieten overzetten, om doof Sloterdyk langs de buitendyk te ryden: Dit dorpje is niet zeer groot maar amufant geleegen, wy hadden de.tyd niet om 'er ftil të zyn, ook weet ik niet dat 'er iets byzonders té zien is. . Ik heb my verwondert over dé groote-hoeveelheid buitenland welke vanhier Is DEEIi H tÖÏ  314 d> JONGE REIZIGER tot aan de ftad toe gevonden wordt, 't geen ten deele opgeflikt, ten deele door uitbaggeren van het Y geformeert is. Men trekt hier van jaarlyks een goede hooiteelt. Gy weet dat water gezichten my altoos vermaaken, 't geen wy hier zagen was geen van hetminfte. . Verbeeld u't zelve, de rivier was thans zo effen dat 'er op gefchreeven kon worden, de vaartuigen die tegenftroom hadden, lagen met volle zeilen ten anker om ty te ftoppen , eenige visfchers jollen waaren bezig met het ophaalen en weder uitzetten der netten. De geheele overkust van Buikjloot af, dompte zo lenteachtig op, dat wy alle dorpen, als Oostzaanen, Watergang, Zaandam, Westzaanen, de Beverwyk, Sparnewouw en andere byzonder klaar konden zien. — De zon ging zo zuiver onder dat de geheele fchyf in de golven of liever achter het Kenmerlandfche duin fcheen weg te zinken zonder dat eenig wolkje deszelfs luister betwiste. - In het Oosten alleen rees eene avondbank, op wiens ftille en ftaatige klimming zich de gantfche natuur ter ruste begaf. Verfcheidene maaien bleeven wy ftil ftaan om ons nog eens te vermaaken met de gloeiende koleuren, en hoog opgaande goudftraalen, welke allengs verflaauwden , waarmeede de Wes-  fioök NÈDÈRLANÖ. ii5 Westerhemel nog lang na het ondergaan der zonne befchildert was. Van tyd tot tyd trad het flarrenheir te voorfchyn; en wy hielden al voortftappende een gefprek over de on-i eindige fehoonheden der Natuur, die altoos haare tooi met nieuwe * en nimmer volkoomeri aan zich zelf gelyk zynde, trekken over het geheel deel dat men befchouwen kan, ten tooii ïpreidt. —. Wy wierden hier door uit ons zelf gerukt, en 't gebleek my nu dat Frederïkftad\ niet alleen lief hebbery en fmaak hadde in het toneel en de overige deelen der Dichtkunde $ maar ook dat zyn hart gevoelig was voor hogere befpiegelingen die onze ziel, zulk een waar genoegen kunnen inftorten. Eindelyk aan de ftad komende reden wy deri buitencingel om, tot aan de Leidfche Poort $ bragten onze paarden op ftal, en gingen aart. het huis myns vriends foupeeren; — Hier was men al weder bezig met nieuwe plannen tot Vermaak, namelyk om des volgenden daags haar Amftclveen en Ouderkerk j en des Saturdags en Zondags Weesp, Muiden, Muiderberg ert. tfaarden te bezoeken. Voor het eerfté bedankte ik; wyl ik in de ftad zelve nog verfcheidene dingen bezichtigen wilde, waaronder de Stads Bibliotheek 't geen niet dan deS Vrydags gefchieden kannen ik vanvóörnëemeri H a GytF  li6 de JONGE REIZIGER zynde omtrent het midden van de andere week te vertrekken, deeze twee dagen abfoluut voor my zelf moest houden. Tusfchen beiden moet ik u zeggen, dat op myn voorftel van te zullen heengaan, door Peterfen fterk geprotefteert wierd; dat Belle 'er maar niet van wilde hoorcn, dat Frederïkftad, my een reeks van ontwerpen meede deelde die nog ten uitvoer gebragt moesten worden. — Elize was niet in de kamer maar - 't geestige Lotje fprak geen enkel woord, verfchikte zich nu en dan op haar ftoel, hoeste tweemaal, en ging vervolgens opftaan om Elize te helpen. . 's Avonds. — > Ik heb deezen dag volkoomen tot myn oogmerk doorgebragt. — De Heer Frederïkftad is zo verpligtend, dat ik verlegen ben, hoe zulks genoegzaam te erkennen. Hy heeft de gantfchen dag met my gewandelt. — Ten tien uuren gingen wy uit, en wel het eerst naar de oude Kerk. Ik zal u by dit gebouw niet ophouden met een vertoog van deszelfs oudheid, met de overleveringen aan wien het voormaals was toegewyd; noch ook met zijne oude gedaante ten tyde toen de Roomfehe Godsdienst in  doop. NEDERLAND. 117 in deeze landen nog de dominante was. -— 't Zy u genoeg dat het een zeer ftatig en ruim gevaarte is, voorzien van eenen fchonen hoogen toren, waar in een uurwerk en klokkefpel. —■ • Van binnen is deeze Kerk verfierd met twee orgels, waar van het grootfte dat met fchoon befchilderde deuren pronkt, voor een der beroemde in Nederland gehouden wordt. Men vindt in deeze Kerk verfcheidene merkwaardige Tombes, onder welke uitmunt die van den Heer Jacob van Heemskerk, welke met Willem Barends A°. 15*95 die beruchte reizenaar Waitgats ondernam/ en na meer andere zeetochten den 25 April 1607 voor Gibralter zyn linker voet weggefchooten zynde, overleed. Men ziet op deeze Graffteede in een tafreel van zwart marmer de zeeflag afgebeeld waar boven de Dichter Hoofd, deeze twee toepaslyke regels heeft geplaatst. Heemskerk, die dwars door 't ys en yzer durfde ftreeven, Liet de eer aan 't land} hier 't Lyf, en voor Gibralter 'c leven. Een ander is die van den Vice Admiraal van H. W. F. A. van der Hulst, binnen deeze muuren geboren, en in den jaare 1666 m een gevecht tegens de Engelfchen gefneuveld. H 3 De  ii8 de JONGE REIZIGER Be tombe zelf hangt aan de muur en is met een yzeren hek omvat. De flag waarin hy het leven verloor is in het midden van veel beeldwerk en oorlogstuig, in een ovaal afgebeeld, waar boven eene infcriptie gefield is. Eenderde is die van W. van der Zaan, Schout by Nacht, die in Maart \66y door de Algeryr nen wierd doodgefchooten, beneden ziet men Weder deZeeflag, in het midden eene breede infcriptie en boven zyn pourtrajt enz. —-» De infcriptie luidt aldus: Willem van der Zaajst, Qmtrent de Kaap Tres Forcas, uit een Ah giers Roof/chip, met een ponds kogel ge-, fchpoten, en ontfMapen den 17 Maarf, 1669, Dus leeft men na den dood. Pst is door 't land tot eer van van der Zaan belteld, Qm dat eens Rovers fclioot ontzielde deezen Held, Vyf gouden ketenen had hy voorheen genooten, Rust hier tot eer van haar, die uit hem zyn gefprooten. . Wat dunk u, doet zulk een infcriptie, de ■ geheels natie geep eer aan ? !t jf in myn oogen  door NEDER LA N D. 119 beklaaglyk, dat publyke monumenten 'er zo fchandelyk uitzien. De vierde is Ifaak Zweerts zynde meede van marmer, boven pronken de Wapens, der Generaliteit en den Prins, daar onder 't borstbeeld van den Zeeheld, beneden het zelve eene lange latynfche infcriptie en nog lager zyn Wapen, en den vermaarden zeeflag, welke hem 't leven koste, op den so Augusti, 1673. Voorts ziet men hier de Tombe van CorneUs Jansz. de Haan, waarop, onder de Zeeflag deeze fraaie regels van Laurens Reaal gevonden. worden: Hier rust de Held die van zyn Vyands fcheepen In zevenmaal kwam zeven vlaggan fleepen, En gaf voor 't laatst op twee zo dapper vonk, Dat de eene vlood, en de ander by hem zonk. Zyn dood viel voor in den jaare 1633 in een zwaar gevecht tegens twee Duinkerkers, gelyk het bovenftaande Quatrain te kennen geeft. Ook die van den Veldmarfchaik Wirtz en zeer veele andere, die te veel zyn om op te tellen, doch ik kan niet voor by hier de Konstfchilder lange Pier te noemen, om heteenvouwigegraf- fchrif. , De konftige fchilder lange Pier, m bei zyn zoonett leggen hier. —— Eindelyk, H 4 om  ï2o de JONGE REIZIGER om van dit graf befchryven af te raaken is de poort van de familie begraafplaats door den Heer C. de Graaf Heer van Z. Pokbroekm i65j aangelegd,byzonderbeziehtigenswaardig,Zyn. de van eene fraaie ordonnancie. - De befchilderde glaazen in deeze kerk zyn van geen groote aanmerking. Van hier gingen wy wandelen, en over de levens van zo veele groote Krygshelden in den afloop van eene eeuw, en in zulk een geringe omtrek van grond, fpreekende, konden wy met nalaaten die dagen met de onze te veroe, lyken, en inderdaad, het onderfcheid is zo groot, dat men de hiftorien der beide eeuwen ïeezende, naauwlyks gelooven kan, die van het zelfde volk onder 't oog te hebben. Wat is 'er in jaaren door ons verricht ? _ de flag op den Doggersbank beken ik is cenbewys geweest dat wy nog niet alles verleerd hebben Maar hebben wy het nut van onze overwinning getrokken, dat onze vyanden van de nederlaag maakten? —. Hun Koopvaardyvloot vel volgde haare reis naar huis, de onze keerde te rug, en moest den gandfehen zomer ftil leggen. Jk zal u niet alle onze redeneeringen op fchryven gy kunt die ten naaste by wel denken : He* ver verhaal ik u iets zeldzaams. Daar  boor NEDERLAND. i&i Daar wy nu toch met ons discours in den Jtrygsbandeï zyn, zeide Frederïkftad, moet gy u een wandeling troosten van een half uurtje om eenige ftukken gefchut te gaan bezien, die by de zaagmolen poort leggen. Wy deeden zo, en ik betuig u geheel verwondert te hebben opgezien. —— Deeze ftukken hebben geleegenop de vlottende batteryen, welke de Spanjaarden geinventeert hadden om Gibralter te blokkeeren, maar die door 't beleid van den onfterflyken Elliot in den brand gefchooten en vernield wierden, eer zy iets hadden kunnen uitwerken , dit hadt ten onvermydlyken gevolg dat het gefchut eindelyk zonk. Men heeft het naderhand uit de groote diepte van circa dertig vademen water,' gelyk in de baay der gemelde vefting gevonden wordt, weder opgevischt, en verbeeld u de yslykc hitte dier brandende vlotten,het gefchut is gcheclgloeijendgeweest, en de trompen zyn niet alleen weggeffnolten, maar omtrent de Kruidkamer, en geheel achter by de druif is het vloeibaar geweest, gelyk uit de bulten welke daar opzitten, zichtbaar is, te meer daar de fchelpen die op de bodem der zee lagen daar zyn ingedrukt, ondanks de diepte van water die het pasfeeren moest eer het den grond bereikte. H 5 Toen  ïüz be JONGE REIZIGER Toen wy van hier te rug keerden was de voormiddag te ver verloopen om opzetteïyk iets te.gaan bezichtigen, dan langs het Cingel koomende met oogmerk om in de nieuwe Herberg wat te gaan rusten vonden wy de nieuwe Lutherfche Kerk open, die wy dus in pasfant bezichtigden. Dit is een der fchoonfte gebouwen van de gandfche ftad, zynde een coupel die van de achterzyde door een halfrond is vergroot. Het dak is van rood koper,de wen, teltrap waar meede men naar de twee ruime galeryen gaat, is een beroemd kunstftuk, dewyl dezelve geen fpit heeft. De Predikftoel is met fraai fnywerk voorzien, en 't orgel boven dezelven, maakt eene grootfche vertoning, zynde meede met beeldwerk pronkende. — In de herberg koomende vonden wy daar den Kapitein Vlieger met zyn Patroon, wy herkenden elkander onmiddelyk, en in gefprek raakende, zeide hy; die Dominé was een liefhebber van vraegen, mynheer. ja £a_ pitein dat meen ik. De baas vraag¬ de wat dat was, wy verhaalden het hem, en hy voegde 'er een te aartig vertel- zel by dat ik het u onthouden zoude. . „ Zeker Heer van myn kennis, een Koopman, „ (ving hy aan) had een broeder die Dominé 55 was  poon NEDERLAND, ia3 w was. Deeze op een tyd by myn vriend logeerende, wierd op een middag buiten ge» „ meen getracteert. Dominé hier over ' verwondert, vraagde de reden? ——- Zyn „ andwoord was, dat hy veertig pr. Ct. aan „ een vry aanzienlyke party goed gewonnen „ hadde. Wel broeder, broeder, zei „ Dominé, dat gelykt wel woeker. — 't Kan „ zyn hernam myn vriend, maar als een Pre* „ dikant van deeze ftad zestig guldens van een „ preek trekt, en hy laat een geestlyk huurpaard „ voor één ducaton op de ftoel klimmen, wat „ is dat? — De Dominé voelde hem, en „ brak het gefprek af, met te zeggen: ik zie „ wel broeder dat ik geen verftand van Negotie nebbe," Hy fmaakte my, en zal het denk ik u ook wel doen, Naauwlyks had die heer zyn anecdote ten einde, of wy vernamen vry wat allarm op de brug, dat van een klopparty gevolgd wierd. —- Een van het gezelfchap had de nieuwsgierigheid om de reden te onderzoeken, en zeide te rug koomende : 't zyn vreemdelingen,zy hebben juist geen rune, of elkander beledigt, maar zy verfchillenHechts als GuUiyers Lilliputtiaanen de een wil het ei aan het dik- en de andere aan het dunendopenflaan. Wy allen lagchten. — Kort hier na kwam myn Neef, die Frederïkftad ten eeten vraagde, en  i24 de JONGE REIZIGER en deeze zulks aanneemende gingen wy zanten naar huis. Morgen oehtend zal ik u over den namiddag onderhouden, in eenen volgenden. ——* Deeze naziende is reeds lang genoeg, ook roept de ratelwacht reeds: half twaalf heeft de klok! flaap wel dus, en ontwaak morgen zo gezond, zo wel gehumeurt, en met zulke vroIyke uitzichten, als het ledikant thans zal worden opgezocht, door uwen &c.  door. NEDERLAND. 125 VIII. B R I E F. Ferdinand aan Karel.' Amfterdam 30 April 17— — 'i Morgens. — De vriendlyke Heer Frederikjïad verfchafte my gisteren de gelegenheid om des namiddags het volgende te bezichtigen. Eerst gingen wy naar 'sLands magazyn,een uitmuntend gebouw, geheel uit het water opgetrokken, en drie etages hoog, de vier gevels pronken ieder met een pavillioen en frontefpies met keurig beelthouw werk voorzien. In 't frontefpies der voor- en achtergevel word de Zeevaart en deszelfs befcherming afgebeeld, en men leest in 't pavilloen van de achterzyde dat dit gebouw in negen maanden gefticht is. Aan de zolder van het portaal waar door men intreedt hangt een fchuitje gelyk de inwoonders van Straat Davids gebruiken, zynde geheel van vellen gemaakt, waar meede zy zich-in hol water meesterlyk weeten te redden. ~r- In de  1*6-dé jfONGË R ÉiZÏ G Ë de Admiraliteits Raadkamer zyn'onderfcheidefl wapenen, en een fraai! fchildcf ftuk, verbeeldende : de Souvêrain in de gedaante van eene vrowiv, den ftaf van Commando aan een Zeevoogd over^ leverende, Vondel maakte 'er eenige fraaie dichtregels op. - Wy kwamen vervolgens op eert ruime binnenplaats die toegang heeft tot alle kelders, waarin niets te zien is, dan oud vaatwerk, en rommelary van oorlogstuig. De eerfle verdieping bevat vier magazynen op welke eene ongelooflyke meenigte fpykers, en ander yzerwerk, ankertouwen5 flaand en loopend wand, zeilen, blokwerk en wat verder tot het toetakelen van een fchip behoort, met eenever- wonderlyke orde bewaard wordt. Hoo- ger vindt men de magazynen van Sttf ui-mans* Bootsmans -Schiemans-Konltapels -Koks en ander goed, waar van de benoeming ver boven" myn begrip is. Op de Compasmakers kamer zag ik de grootfie Zeilftéeri daar ik ooit van gehoord hebbe; ten zy die by den Hr. Alleman te Leiden, die hondert en vyftig pond yzerkori opligtem Van hier gingen Wy naar de' Werf, langs dé brug die uit het magazyn derwaard loopt. Hoewel hier tegenswoordig geene groote drokte heerscht, was 'er echter genoeg voor myne fpeculatie, - \ Is een lengte van anderhalf dui-  door NEDERLAND. 127 duizend voet, 'er Honden twee fcheepjes op ftapel waar van het een byna aan het aflopen toe was, maar van het ander ftonden nog maar alleen de fpanten. Ik had nooit een fchip in dien toeftand gezien, maar moest my over de zaamenftelling verwonderen, de Heer die met ons ging had de vriendlykheid my alles uitteleggen wat ik begeerde te weeten, dus kan ik nu mee praaten van kiel en fleevens, buikftukken, oplangers, citters, knies, watergangen, dekbalken enz. Aan het boven eind van de Werf langs de geheele lengte zyn gebouwen tot de byzondere Ambagten welke tot de Scheepsbouw betrekking hebben, en daar kunnen uitgeoefend worden, want de Lynbaanen zyn afzonderlyk; 'er was een tamelyke voorraad materiaalen, maar daar ik de meeste nieuwsgierigheid in hadde was een machiene die men te recht de ftoof noemde. —— Hier in maakt men dikke planken, welke om de boe< gen der grootfte fcheepen moeten geboogen worden, en uit de natuur onbuigbaar zyu, door middel van mos en kookend water zo lenig dat zy zich volkoomen haten aanbrengen met zulk een bogt als de timmerbaas verkiest. — Wy troffen het juist dat zy bezig waaren, met 'er een  $6* de JONGE REIZIGER om de billen van het verst gevorderde Fchip te leggen, en hielden ons daar by een geheele poos op. Vervolgens roeiden wy met een jol na een groot oorlogfchip dat voor de werf lag om ge* kield te worden, hebbende de hulk reeds op zy- de. Deeze hulk is een wyd, lang maar niet zeer hol vaartuig waar in zwaare masten, en gangfpillen ftaan, gefchikt om de zwaarfte gevaartens zeer gemaklyk over zy te winden, van binnen is het zeer aartig met hokken en Hellingen afgefchooten, zo dat alle nodige gereedlchap, zyn vaste bergplaats heeft. De inwendige verdeeling van een oorlogfchip jS niet minder fraai, ook daar heelt alles zyn verblyf, 't geen my van geheel beneden af, tot op het dek toe wierd-aangetoond. —•—• Inderdaad zulk een fchip met zyne geheele equipagie, is een kleine waerelt, en ik verpang eens in de gelegenheid te koomen, die huishouding van naby te zien. Van boord terug keerende , gingen wij van de Werf" door de groote algemeens poort , waarin op een toorentje met een flag uurwerk geplaats is , naar dt. lijnbaanen, men was bezig met het flaan van een zeer zwaar touw, 't welk een moeilijken arbeid was. Van  door NEDERLAND. 129 Van hier deeden wy nog eene wandeling, ons aan het funie laatende overzetten , langs de buitencingel, en waaren tegens half negen te huis. Gisteren avond aan tafel over myn plan van heden fpreekende, onderrichtte men my dat de Bibliotheek niet des Vrydags maar zaturdags namiddags open was, 't geen een geheele verandering in alles maakte. Wy zullen nu heden naar Amfteheen en Ouwerkerk. —— En eerst morgen vyf nur uitryden om 'snachts te Muiderberg doortebrengen. — — Ik gaa Charlotte nodigen om mee te gaan, en by ons het middagmaal te houden. —- Myn vriend en ik zullen weder te paard ryden. den 3 's Morgens. Wy hebben weder een zeer vermaaklyktoür- tje gedaan. De weg van den Overtoom tot Amftelveen, is geheel boomryk, maar zwaar zandig, ter wederzyden van dezelven leggen veele boerderyen, en eenige fraaie buitenplaatzen. ■ Tusfchen beiden pasfeert men de zogenaamde Kalf jeslaan, alwaar in den jaare 1787 een gedeelte van omgehouwen is, toen meti aldaar zo voor de Laan zelve, als naar den kant van Amftelveen tamelyk goede aarde I. deel. I Bat-  ISO DE JONGE REIZIGER Batteryen had opgeworpen. » Verder op, waaren nog hier en daar de infnydingen in de dyken, om het enfront marcheeren dertroupen te beletten, zichtbaar, ook vonden wy hier en daar in de boomen musquet kogels, die getuigen waaren, dat 'er nog al iets was voorgevallen. . Amftelveen zelf heeft v»n de attac- que byna niets geleden, een houwitzer is in het huis van denj Chirurchyn gevallen, en heeft daar wat ravage gemaakt. —■ Maar de plondering is 'er alierdeerelykst geweest. — Het dorp was wel in tfaat, en nu zyn veel inwoon, ders arm. - De Pastory is vernield, zodanig datzy onbewoonbaar is, zynde de haartplaaten en vloeren opgebroken, en geen raam nochkozyn ongefchonden, de arme kas is met geweld ftuk geflaagen, en 't geen 'er in waare geltoo- len. . De regtmatige klagten van de in- woonders kunnen zonder ontroering niet gehoord worden, buiten het dorp is een fchnwr door de vyandlykheden in brand geraakt en verteerd. De kerk was zeer weinig befchadigt, dezelve is vercierd met een fraai fpits toorentje. —— De vermaarde Dichter Johan van Broekhuizen legt alhier begraaven. Elize vraagde haa- ren broeder of'er geen Nederduitfche versfen van hem waaren, ik had Charlotte in den arm, en na Frederïkftad zyn zuster beantwoord hadde  door NEDE RL AND. 131 de met te zeggen, dac 'er verfcheidene lieve minnedichtjes van hem gevonden wierden , zeide ik my het volgende te herinneren: Een zedig oog vol goddelyke ftraalen Lieftalligheid met onbedwongen zwier , ïn 't eerlyk hart, een vlam van eerlyk vier Stookt my den brand waar in myn zinnen dwaa'e». Aan u myn lief, aan u behoor ik heel. Beklem myn bare voor eeuwig in uw banden, En ben ik waard te fterven van uw. handen , 't Is veel voor my, 't is meer dan al te veel. „ Bravo, zeiden/Ze, die Mynheer Broek„ huizen, was wel galant; en myn Neef zegt ,, het ook nog al zo nadruklyk op, dat hy de „ kragt daarvan fchynt te voelen." — Ik maakte eene diepe buiging. — Fredrikftad merkte aan, dat de twee laatfte regels niets om het lyf hadden; en onder het ryden na Ouwerkerk hielden wy de een aangenaam gefprek over deezen beroemden Dichter. — Boven al heeft my altoos die fchoone morgenzang behaagt, welke aanvangt: De morgenzon gehuld met ftraalen, Noch fchooner can hy voortyds plagti, Bezaait het voorhoofd van den dag, Met goud, met paerlen en koraajen. I % Fre-  13* de JONGE REIZIGER Fredrikftad vond het ook uitmuntend, en het onze dames onder de thee verhaalende > moest ik het op nieuw geheel opdreunen. • In de generale beoordeeling over deezen Dichter , fpeet het ons dat hy liever Hoofd, dan den trant van Vondel gevolgd hadde, wyl die man grooten, toch eene wezenlyke wanklank vormen : Ik zeide my te herinneren, 'dat Hoogftraten in 's mans leven verhaalt, dat hy in later dagen, ook van dat denkbeeld was, maar zich toen zo aan dien ftyl gewend hadde, dat hem het andere te moeilyk viel. —— De drosfaert plagt zich te verdedigen met te zeggen : dat men geene fchoone gedachten moest verminken om de vloeienheid van het vers te bevorderen. _ Dit is wel waarheid, doch fluit niet uit, dat eene fchoone gedachte in een vloeiend vers nog fchooner is, dan in een hortend, of in een volgens Hoofdstrant verkeerd geplaatfte Conftructie. Ouwerkerk is een der aangenaamfie dorpen die ik kenne. In deszelfs omtrek liggen zeer veele fraaie buitenplaatfen, die eenoverheerlyk gezicht langs den Amftel vormen. — Onder deeze munt uit het zogenaamde Reigerbosch, dat waarfchynlyk zyn naam heeft gekreegen van de oude lustplaats der heeren van Amftel, web ke veelen meenen dat hier gelegen heeft. — Wa-  door NEDERLAND 133 IVagenaar echter fpreekt zulks tegen. — Dan waar het gedaan hebbc/t zelve is volgens Commelin waarfcnynlvk door den watervloed van 1421 vernield. — 't Dorp beeft eene fraaie kruiskerk, en over den Amftel ligt eene fchoo. ne wipbrug, waar men overgaande tol betaalt, die ten voordeele van Amfterdam is. — Wy zagen ook hier de deerlyke gevolgen der inlandfche verdeelrheden, doch ik zvvyg daarvan.-— Liever bericht ik u dat wy na eene zeer aangenaarae wandeling door het dorp gedaan te heb« ben, ons weder gereed maakten,om ftadwaard te keeren. — De bekoorlykheid van deeze weg is niet te befchryven. — De rivier die eene geheel kronkelende loop heeft, is vol beweeging, door allerlei flag van vaartuigen, en onder deeze kwam ons de zogenaamde karnemelks vloot tegen,zynde een grootaantalfchuitjes aan elkander gekoppeld, en gezaamenlyk door een paard getrokken, 't welk een aartig gezicht gaf. Men vindt hier lusthuis aan lusthuis, 'c eene fchooner dan het andere, allen echter niet zeer groot. Ik zal 'er u geen van noemen, uitgezondert Weina, welke buitenplaats zyn naam gekreegen heeft, om dat Willem de II. met zyn iegermagt Amfterdam dacht te overrompelen, en tot hier toé voortgetrokken was, dan hy ftiet I 3 zyn  134 de JONGE REIZIGER zyn hoofd naar betaamlykheid, door de wyze maatregelen, en de vigilantie van den toenmaügen Heer Burgemeester Cornelis Bikker, Heer van Zwieten. — Dit gebeurde in den zomer van den jaare 1650, Ik heb vergeten u te zeggen, dat de Portugeefche Jooden te Ouwerkerk een aanzienlyk Kerkhof hebben, waar de graven ordenlyk met zerken gedekt zyn, en veele met Hebreeuwfche opfchriften pronken. By het afryden had Charlotte ons verzocht by haar te foupeeren, 't geen ook onder een vrolyk discours gebeurde. Nu gaa ik zo daadlyk met Fredrikftad weder wandelen. Terwyl ik hem opwacht, zal ik u zeggen, dat ik gisteren avond niet kunnende flaapen, een foort van plan gevormd hebbe, 't geen my tot de vaste bepaling gebragt heeft: om niet langer dan tot den avond van den Vyfden deezer maand te blyven, doch ik zal hier van niet fpreeken voor wy ons reisje na Kaarden voltrokken hebben, of althans niet voor de laatfte ftation. — Veel zal 'er dus voor my over blyven, met betrekking van publyke gebouwen, dan, dewyl ik deezen zomer vast weder hier koome, zal ik dezelve niet behoeven te verliezen. Ondertusfchen moet gy u niet vleien, dat ik, van hier vertrokken zynde  door. N E-D E R L A N D. 135 de, u zo trouw zal fchryven, want Peterfen, Fredrikftad en zelf Charlotte hebben my reeds gevonnist, om hun van tyd tot tyd alles wat ik verzaamelde meede te deelen. De Vriendfchap welke men my hier bewyst eischtdatikgehoorzaame; evenwel, ("zo ik geene geheimen te fchryven hebbe, waar voor ik echter niet wil inftaan,) zult gy de copyen dier brieven ontvallen, en dit hoop ik zal u voldoen. 1—— Daar is myn vriend. Des Namiddags. Ik ben ten eene maal uit myn myn humeur* ■ De geduldige Job zelve, geloof ik zou het zyn. Een bitter land Karei, waar de nuttige inftellingen, maar willekeuren door fuppoosten vernietigd worden. — Waar men te werk gaande op de berichten der geaccrediteerfte fchryvers, want wie toch kan meer geloof verdienen dan Wagenaar P — Hy die toegang tot alles gehad heeft, en ook zeker hier de waarheid van zyn tyd, (Ao. 1765. of daaromtrent,) in deezen Wel zal te boek gefield hebben. Als men zeg ik op dier lieden ere* diet te werk gaat zich bedroogen vindt, door een bitter verval in zaaken, die beftendig eenpaarig behoorden te zyn. Maar laat ik I 4 u  itf de JONGE REIZIGER u het geval zeggen, en vooraf het verrichten van den dag melden. Ik heb met Fredrikftad, die thans zyne Zuster en Charlotte afhaalt, en dan tot ons voorge- > nomen reisje met die lieve meisjes hier koomt, deezen voormiddag indePortugeefcheenHoogduitfche Joode n kerken geweest. Beide zyn twee fchoone gebouwen, ruirii en , prachtig van binnen. — Gy weet dat de mannen beneden zyn, en de vrouwen boven in gctralyde galleryen, waar zy by geene gelegenheid, uitgezondert eene befnyding mogen afkoomen,.en dat het Tempel onteerend zyn zoude haar anders beneden toetelaaten. Ik wenschte het vertonen der boeken Mofes alhier te zien, maar dit was niet mogelyk, wyl wy om de groote menigte menfchen, in lange na zo ver niet konden indringen dat wy dezelve in het oog kreegen. , De Portugeefche Kerk is verre de fchoonfte indien dezelve niet door de menigte voorhoven verdonkert wierd. — Van den Godsdienst zelve, begrypt gy dat ik niets verftond. Nu zouden wy dan nadenmiddag, de fiads Bibliotheek bezichtigen. — ■— Wy gingen dus naar het Atheneum alwaar deszelfs ftandplaats is, denkende ons hier eens wel te vermaaken. —— Maar neen, de deuren waren go  door NEDERLAND, 137 geflooten, en of wy fchelden, oder belden., dit laatfte weet gy is Hoogduitsch en betekend blaf. fen, waar meede zich zeker Hoogleeraar in een voornaame ftad eens wonderlyk vergiste, zo datgeheel de asfemblee hem uitlagchte. — Of wy dan fchelden of blaften voor of achter, was geen gehoor,en by debuurenvraagende,of het Atheneum niet om deezen tyd open ftond ,kreegen wy ten andwoord, dat 'er des zaturdags nimmer iemand gevonden wierd. En een kennis van Frcdrikftad berichte ons dat zulks al in geen tien jaar of langer had plaats gehadt. Ik behoef u niet te zeggen dat ik my eenige rechtmaatige aanmerkingen liet ontvallen, die hier toe betreklyk waaren. Dan wat zouden wy doen ? — morrend te rug keeren was al wat 'er opzat. Myn Vriend had het by andere gelegenheden gezien en heeft my gezegd, dat de Bibliotheek op zich zelf niet veel betekend, in evenredigheid van de ftad. — De twee gehoorzaalen, echter, zegt hy, zyn zeer goede vertrekken. In de groote zaal ftaat de Catheder tegens bet Westen, en is van andere gedistingueerde geftoeltcns omringd, terwyl het ruim met eenige banken vervuld is. Op deeze zaal hangen aan de wanden een I 5 groot  138 de JONGE REIZIGER groot aantal afbeeldzels van geleerden, welke benevens twee bustes van Ce/ar en Cicero, en een in koper gegraveerde plaat van het oud Palmyra, door den Heer Gerardvan Papenbroek gefchonken zyn. De geleerde Laurens de Medicis, die behalven om zyne ftudie beroemd is, door de -algemeene achting welke hy by alle Europifche Vorften hadde, die zo ver ging, dat Bajazet, Keizer van het Ottomannifche Ryk, om hen een bewys van zyne veneratie te toonen, een der moordenaars van Juliaan de Medicis, ontdekt hebbende, denzelven aan deeze Laurens die zynen broeder was, te rug zond. Verders zeide myn vriend, ziet men hier onder anderen, de pourtraitten van Grotius, Oldenlarneveld, Hogerbeets, Jan de 'Witt, Hooft en Heinfius, Vondel, Erasmus, Jntonides, Brand en Tasfo met nog zeer veele andere. De kleine gehoorzaal is eigenlyk de vergaderplaats van Curatoren en Profesforen, waar in niets byzonders valt aan te merken. Zie daar wat ik op bericht van het Atheneum weete, en gy kunt dit voor goede munt aanneemen. Den  boor NEDERLAND. 139 den 5 's morgens. — Toen ik gisteren avond aan tafel myn oogmerk om heden te vertrekken openbaarde, wierd hemel en aarde bewoogen, om my langer te houden, en alles vruchtloos zynde, is befloten, om my niet alleen tot Haarlem te vergezellen, maar aldaar de drie dagen met my tepasfeeren, onder beding dat wy morgen zullen uitryden. Ik vond dit zo vereerend dat ik waarlyk befchaamd flond. - By myn volgende ons reisje ik heb thans geen tyd .ntcer dan om u te zeggen, dat ik nimmer zal ophouden te zyn, &c. XI:  i4o de JONGE [REIZIGER XL BRIE F. Ferdinand aan K a r e l, Amflerdam den 6 Mei 17 - ^iL en acht uuren deezen morgen zullen wy vertrekken, dan dewyl het gezicht van dit vertrek zo bekoorlyk is, ben ik met den dag opgeftaan, om het nog eens reeht te fmaaken, wyl ik niet weet, wanneer het weder zaïgebeu. ren. Ik ben wezenlyk vol aandoening, 't is waar, myne vrienden gaan wel voor eerst met my, maar ik verlaat dit huis, met een geheel ander oogmerk dan by onze voorige tourtjes. Dan ik zal my die melancholifche denkbeelden uit het hoofd zien te dry ven, door tot zaturdag avond te rug te flappen, en u het verhaal te doen van onze reis. Ten vyf uuren flapten Peterfen, Belle, Elize en Charlotte in de koets, Fredrikjlad.en ik op de Fargon. — Wy waaren nog niet buiten de poort, of ons gefprek was al aan de gang. De Bi-  door NEDERLAND. 141 Bibliotheek die wy hadden willen bezichtigen gaf ons aanleiding. Beiden verwonderden wy ons over het gebeurde , zo wel als dat eene zo beroemde ftad, geene aanmerklyker bóekery hadde, volgens zeggen van i^e^m^y?#^,wanteigenlykgefprooken is zy veel minder in waardy dan ik my dezelve had voorgefteld. De reeks van ge- fchilderde af beeldzeis gaven ons ruime ftof, de ftaatsmannen lagen natuurlyk het eerst aan de beurt, ik behoef u niet te zeggen, hoe wy over allen dachten, in 't vervolg myner reize zal wel gelegenheid voorkomen meer over hen tefpreeken. ——— Heinfius was onder deeze de laatfte, en zyn vermaaklyke Avonturier, bragt ons ongevoelig op de werken van fmaak die welbeftendig in achting zullen blyven. Dit veld was ruim genoeg voor ons, om den weg over tot muiden toe, een beftendig discours te hebben. — En inderdaad dit is langs deezen weg niet ondienftig, want hy is in zich zelve niet zeer vermaakelyk, de landen hier omtrent zyn zeer flecht, en 'er is langs de vaart weinig vertiering, dan de enkelde fcheepen en fchuiten die van of na Muiden koomen. Wy bleeven hier omtrent drie kwartier uuren ftil, wordende de paarden niet eens uitgefpannen. —■ De ftad op zich zelf is van weinig betekenis bc-  Ha de JONGE REIZIGER betraande meest uit geringe gebouwen. ~ Maar de fluis is buiten alle twyfel een fraai werkftuk der kunst. —- De haven is een foort van kom, niet zeer diep, en maar matig lang, Maar ik zag hier iets dat my niet kwalyk gcinventeert dacht, namenlyk: een fleephelling, waar op de fcheepen die van -onderen moeten timmeren of willen fchoonmaafen, worden opgehaald; dit gefchiedt, zo ik meende altoos door menfchen, maar hier was een gangfpildatdoor paarden omgedreeven wierd, en my toefcheen zo egaal aan te koomen, dat ik het verre boven de gewoone wys zoude prefereeren. Wy deeden eene wandeling naar het Slot, niet alleen beroemd om zyne fterkte, en de veelvuldige aanvallen der vyanden die het heeft moeten verduuren, maar byzonder om hetverblyf des Drosfaerts, die hier van het toorentje het grootfle getal zyner brieven dagtekende,en zeker met jufvrouw Texelfchade veele zalige uuren gefleeten heeft. . Dit Hot moet in die dagen, een tempel van Apollo geweest zyn, daar alle vernuften te zamen kwamen. Fredrikftad en ik waaren hier over in een zeker foort van verrukking, maar zy bedaarde fpoedig door de fcherszende aanmerkingen van deze dames. Peterfen beduide my in het rondwandelen, waar, in den voorleden jaare 1787  door NEDERLAND. 143 1787 de batteryen geweest en de fchildwacbten geftaan hadden, met hetgeen verder in deeze plaats was voorgevallen. By het terug keeren wierden twee groote keulfche fcheepen door de fluis gefchut, wier ladingen my important fcheenen, uit hoofde der menigte paspoorten met welke de fchippers van het comptoir der convoien te rug kwamen. —— Die vaart zo wel als alle doortocht pr. fchuit of rytuig over Naarden, maakt geen gering deel van het beftaan deezer plaatze uit. Voor de haven legt een zekere droogte, welke zyn naam het muiderzand naar de ftad draagt, en zich, zo men zegt, met een rif tot in Amfterdam uitbreidt. Merkwaardigheden zyn hier geene anderen, en het is bekend, dat weinig fteden in ons Vaderland ouder zyn, of door het disfortuin des Oorlogs meer geleden hebben, zynde het zelve verfcheidene maaien geheel in de asfche gelegd,en nog in 167a hebben de franfchen hier vry onmenschlyk huisgehouden, gelyk de hiftorien, opleveren. Van hier naar Muiderberg rydende, pasfeerden wy het Landgoed van den nazaat des grooten Drosfaarts, den nu uitlandig zynde Amfterdamfchen Burgemeester den Heere Henrik Hooft Danielsz. Een man wiens verdiensten thans ten uiterften ongelyk beoordeeld worden, maar  144 de JONGE REIZIGER maar die zich onfterflyk gemaakt heeft, door zyn yver en ftandvastigheid voor de party, welke hy in onze ongelukkige dagen van verdeeltheid voor de beste gehouden heeft, iets, 't geen altoos de hoofdtrek van een eerlyk man aanduidt. Wy kwamen hier zo laat, dat wy weinig tyd overig hadden om nog eens rond te wandelen, dewyl de opryzenden avond ons het gezicht belette. —■ Niet te min gingen wy nog de wonderbaare Echo hooren, die als uit den grond fchynt voort te koomen , en gevonden wordt sp het lusthuis van den Heere Abbema, en kruisten vervolgens wat door de donkere laanen, rond, tot de koelte van den avondlucht onze dames naar het logement riep, alwaar wy knap en goed foupeerden, en ons vroeg ter ruste begaven, alzo wy het voorneemen hadden, den den dageraad te zien aanbreeken. — Ik was het eerst van allen op de been, wekte de Heeren Peterfen en Fredrikdad, maar toen de laatfte nevens my onze twee jonge juffers meende te doen ontwaaken, verhinderde ons eene welgeflootene deur. — Zy hoorden ons echter fpoedig, en lagchten fmaaklyk dat zy ons zo betrokken hadden. — Ten vier uur waaren wy reeds allen by een, en ten fpoedigften het dejeuné ge-  doör NE D ER L A ND. 145 gebruikt hebbende, gingen wy naar het ftrand van de Zuiderzee, alwaar wy ons niet weinig vermaakten met het onafmaalbaar tooneel, 't geen zich hier van alle zyden opdeed. Belle begon het eerst dartel te worden, want Fredrikftad met Charlotte in den arm zo naby het water wandelende, dat zy zomtyds voor het opkrullende fchuim moesten wyken, was zy ftout genoeg om hun onverwacht een ftootje te geven, dat hun tot over de enkels in het water bragt, dan zy wierd door haar man betaald, die haar kort daarop eens zo wyd in de rollende golfjes trok; toen had gy haar moeten hooren fchreeuwen , en Charlotte en Fredrikftad haar al in de handen klappende uitlagchen. Elize en ik hielden ons buiten dat fpel, doch raakten welhaast meede aan den gang, en zo gy ons allen had zien omdkrtelen, zoudtgy ons van verre voor tot fpeelen verlof hebbende kinderen hebben aangezien. 't Is toch aartig, hoe deftig wy ons in de ftad houden, zo draa zyn wy niet buiten, of wy worden los, vrolyk, fpringen, ftoeien, en verliezen ons geheel mombakkesje. Vervolgens naar de herberg te rug gekeerd zynde, wierden de rytuigen ingefpannen. — , Dan toen rees 'er een verfchil onder de drie dames, elk voor ander wilde op defargon, onK ver-  i^de JONGE REIZIGER verfchillig met wat heer zy reed, ten laatfte wierd 'er om geloot, en Peterfen raakte met Elize op de fargon, en wy in de koets. De weg van hier tot Naar den is niets minder dan amufant, zo dat wy den koetfier aanfpoorden om frisch op te ryden, en hiertoe gal?'Charlotte wel de meeste aanleiding. Wy waren zeer drok in gefprek over de gehaalde natte voetjes,cn onze ftoeiparty,toenwy vcor de uitmuntende vesting zynde, daar van eensklaps ophielden, en de oogen wenden, na die heerlyke bastions, ravelyns, hoornwerken, gordynen , contrafcarpen , pallifaden, grachten enz. Inderdaad Karei nooit zag ik iets de vestingbouw betreffende, dat meer oplettenheid verdient; gaarne had ik hier den gandfehen dag willen doorbrengen, om alles zo veel my vry zou ftaan op te neemen, en van bolwerk tot bolwerk te kruizen: de waare kragt en fterkte van deeze ftad met alle oplettendheid gaade te flaan. Thans heb ik niet meer kunnen doen, dan door het vlugtig gezicht, over de netheid, en het uiterlyke der op elkander fpeelende werken, fchaduwachtig voor myne verbeelding tot een geheel gebragt, my te verwonderen. ■ Als zich de gelegenheid eens voordraagt, dat wy gezamenlyk in Am- ftet- ■  door NEDERLAND. 147 dam zyn, moeten wy volftrekt eens derwaard om dat meesterftuk van Vestingbouw van nader by te befchouwcn. Gy zult niet minder dan ik over de fchoone conftructie verrukt zyn. Maar wat zou ik nu? - elke losfe aanmerking wierd uitgelagchen, en ik moet my troosten van zedert niet anders genoemd te worden, dan Mynheer den Ingenieur. Nooit gaa ik weder een vesting bezichtigen in het gezelfchap van dames. Ja Karei, al zou ook Belle my weder over de fchouder kyken, ik zeg het, en houd het uit. Ik heb inderdaad zeer veel voor myne lief hebbery, en myn oogmerk verlooren. —— En evenwel ik heb my den dag over wonder wel gedivcr- teert. En wie zou zulks niet, in het gezelfchap van zulke lieve en vrolyke dames, als Charlotte, Belle en Elize ? — 't Is al geest en vernuft, gehuwd aan fchoonheid enmajefteit, wat gy by dit drietal te zoeken hebt. De ftad zelve is een nest, enkeidc goede huizen uitgezondert; ik zal 'er u maar niets van vertellen, want de tyd is te goed, alleen dient gy te weeten, dat weeveryen hier de voornaame takken van beftaan zyn. Wy naamen hier ons middagmaal, dat juist niet meer dan gemeen haaien kon, en misfchien nog te minder fmaakte, om dat wy K 3 bui-  148 de JONGE REIZIGER buitengewoon vroeg aan tafel zaaten, uit hoofde dat onze Princesjes, met haare je veux.'voor den dag koomende, al fpoedig weder van hier wilden, en'er was geen Frederik onder ons, die deeze je yeux te keer durfde gaan. Wy retourneerden dan o ver Muiden naar Weesp en hielden hier halte, dit ftadje van de eene zydetamelykwelverfterkt, heeft een confiderabel aantal branderyen, en levert zeer goede bieren. 'tls heel aartig bebouwd, ik zal 'er u zo draa ik tyd heb wat meerder van melden, vooral van het fchoon en nieuw gebouwd Stadhuis, dat wel aandachtig mag bezichtigd worden. — Wy hebben ons hier al een' geruimen tyd opgehouden, en inderdaad 't is 'er ook eindloos vermaaklyker dan in dat naare Naarden, als gy naamenlyk de ftad befchouwt, afgetrokken van de Vestingwerken. Ik moet niet vergeeten u te zeggen dat 'er te Naarden weder om de fargon, (alles uit dartelheid) geloot wierd tusfchen ons vier, en of het fpulfprak, Charktte moest met my ryden — Ik was hiermeede niet weinig in myn nopjes — maar nooit ben ik zo ftil tegens haar geweest, nooit was ik over het geheel zo penfif. —Al wat ikzeggen wilde ituitte;de meid railleerde my, en gelukkig toen ik's avonds myn plan tot vertrek openbaarde, wierd alles daaraan toe-  koor NEDERLAND. 149 toegefchreeven. —— Maar 't was weezenlyk iets meer. Na het bezichtigen van Weesp in de herberg te rug keerende, dronken wy een glas wyn, en Charlotte die den gandfchen tyd met myne bedremmeltheid geipot hadde, nam heel handig een glas op, en wenschte Mynheer den Ingenieur gezondheid, met by voeging dat zy hoopte dat hy weinig Naardens mogt aantreffen, voor eerstom het fobere traélement dat wy daar genooten hadden, maar ook om dat het bloote gezicht van een fchoone vesting hem zo uit zyn humeur kon brengen. Ik wist geen be¬ ter redding dan om my het air van Ingenieur aantemaatigen, en te antwoorden , dat ik de lieve juffer voor haare wensch bedankte, dat myn zucht tot veroveren groot genoeg was, om my in belemmering, en humeur penfif te brengen, als ik eene fchoone vesting zag, en my het denkbeeld vormde : „ hoe zal ik deeze fterk„ te aantasten, om haar tot de overgaaf te doen „ belluiten ? als ik eens als een tegenparty te„ gen dezelve openbaar moet ageeren? — —• „ En Mejuffer (voegde ik 'er by:) ik voel dat „ het niet lang kan aanloopen, of ik zal myne „ loopgraaven moeten openen, en myne My„ nen aanleggen, om een niet minder fchoone »i en welgefortihceerde vesting te blokkeeren, aan  tfo de JONGE REIZIGER aantetasten,en behaagt het den hemel te overwinnen." Dit wierd met meer vuur ge¬ zegd, dan ik van Naarden af, een woord had kunnen voortbrengen. — Zy merkte het doel, bloosde, doch herftelde zich, met zeer ongeneert te zeggen , onder het aanvatten van een tweede glas: wy willen het goed fucces drinken, van des heer Ingenieurs aanftaande verovering. Ik boog my, zonder gepast te kunnen antwoorden. 't Geheele gezelfchap raakte in eene kleene verwarring, die den een den ander deed vraagen;wat is'er? en elk antwoorde, „och niets." Peterfen was de bezadigfte, en begreep dat het tyd wierd om naar ftad te ryden, 't Was dan nu de tour van Belle me: Frederïkftad om de fargon in te neemen;dochite//fi bedankte,en Charlotte, de altoos bevatte Charlotte,ztide heel fpoedig, komaan, dan ik met Fredrikftad op de fargon, de avondlucht zal my zo veel niet hinderen mevrouw Peterfen; dit was niet rasfer voorgeflagen, dan befloten, en wat zou ik arme duivel doen? Nu, voor als nog niets meer daar van. Wy reeden naar huis, met zo een bedaardheid, met zulk een ftilte, dat 'er nog nooit iets diergelyks was voorgevallen,zedert wy elkaar voor 't eerfte zagen. —. 't Geen aan tafel voorviel weet gy, en 't vervolg myner reize zal ik u melden. Ik eindig deezen, enz.  D 8 JONGE REIZIGER door NEDERLAND, Eer/ie Deel. Tweede Stukje. I. BRIEF; FêrdinanD aan Karèl» Haarlem 9 Mei if^ ^ÜL^wee dagen achtereen heb ik myn gezelfchajj gedebaucheerd om het fchoone van den morgenftond alhier te genieten ; maar gisteren avond ben ik zo ferieus verzocht , om de Dames tot zeven üur te laaten rusten , dat ik niet denken durf om haar myn, federt een uur, gefmaaktgeluk, vóór dien tyd medetedeelen. Evenwel heb ik nodig om my van myne aandoeningen te ont* lasten. Hoe kan ik dit beter doen, dan. door aan u, myn Karei, te fchryven? —-u L Deel L Das  152 de JONGE REIZIGER Dat vry een zachte flaap der JuJTren qogen dekke, Dat een geliefde droom haar zaligheid verwekke: Der Nachtegaaien toon verrukt my, en ik hoor 4d hunne wildzang iets dat zweemt naar 't englenchoory Ex temporé.- Neem my dit ex temporé niet kwalyk Karei, gy weet dat ik anders geen liefhebber ben van dat voor de vuist rymen, maar als ik myn uuren thans niet beter flyten kon, zou ik misfchiengefchikt zyn om honderd regels ex temporé in een uur te fchryven. Dan weder ter zaake- - Omtrent onze reis van Amfterdam herwaards, heb ik u zeer weinig te vertellen , behalven da* wy de roef van de jaagfchoit afgehuurd hadden , en niet zeer verre onder de lyn waren, toen by eene altremeene ftilte Fredrikftad het woord opnam. My dunkt, zeide hy, deeze onderneeming zal geen fucces hebben, wy zyn allen zo fomber , van waar komt dit? Dat is de fchuld van de imm die daar ftaat, zei Belle, wy gaan hem wegbrengen. Ik geloof het, zei Peterfen , ten minften het heeft invloed op my. Ook op my, was het antwoord van Belle en van Fredrikftad; Elize voegde 'er toen by , ik had ook wel gewenscht dat Mynheer iv/-'- dinand nog wat gebleven had. . Charlotte alleen zweeg. —— Ik betuigde myne verplig- ting?  Üöok NEDERLAND. i5g iihg, voor de my aangedaane eer, efi zeide:dat ik van myn opftaan af, gevoeld had, dat dit fcheiden bitter zou worden. Charlotte zag achter de waaier. Belle fcheen dit niet te kunnen dulden ; althans zy vraagde : „ en Lotje > j, fpyt het u ook niet ? Hé! ja." [ant¬ woordde zy met een zeker onthutst gelaat,] ik had 'er ook niets tegen , dat Mynheer Ferdinand nog wat in de ftad gebleven was. Dames* antwoordde ik, zo ik konde, ik zou waarachtig meê terug keeren. Dit nam men zo op , dat ik reden v3n myn niet kunnen moest geeven ; ik haalde myn memorieboek uit , en toonde myn plan, waarby myne geheele reisroute bleek , et» dat ik dus den 15. Juny te Enkhuizen moesC zyn, zoude ik dat geene bywoonen , dat ik begeerde te zien. . Deeze reisroute wierd commisforiaai gemaakt, doch zonder eenigdelay wierd het vonnis geflagen; men bevond, dat ik twee dagen over had, en dus voor dien tyd meê terug kon gaan : ik gebruikte (om u de waarheid! te zeggen,) geene dan complimenteufe redenen cm van dit vonnis te appelleeren. Enfin, ik ga weder terug naar Amfterdam , en dan , om de verandering, met de Kaag , van den Overtoom op Leiden. 't Gevolg van deeze refolutie zuic gy hooren, als ik aan het verhaal van den avond keaie; dus zo lang geduld!  154 »e JONGE REIZIGER 't Gezelfchap wierd nu vrolyker; Cbarlotiê ook : maar toen wy aan de afgebrande Liebrug kwamen, begonnen de Mannetjes hunne oude deun , over de ftaatkunde van deezen tyd. ■ Doch dit duurde maar zo lang tot Belle haare breidzak voor den dag haalde, en dit fcheen met betrekking van het discours onder ons fignorês, wel 't zelfde te zyn, als of een Admiraal van een Vloot fein doet om van cours te veranderen,ten minflen wy waren nog niet ver genoeg ingewikkeld , om niet te begrypen dat hierop fpoedig de Aria van Cateau, uit FErzeur ffuti moment, kon volgen: Faut d'la. vertu pas trop n'en faut. Al badineerende kwamen wy aan den aanflag, en wandelden door Haarlem naar den bekoorlyken Hout, ons intrek neemende by Monfieur Kok, in het vergulde Vlies. 't Spreekt van zelve, dat wy ons daar verfristen, eer wy iets aanvingen. Vervolgens noopte ons de nieuwsgierigheid , om het nog onvoltooide gebouw van den Heere Hope , uitwendig te bezichtigen. 't Is buiten twyfel een groot gebouw, en mis. fchien het grootfie particuliere dat onze Nederlanden bevat. In de conftruétie is zeer veel fraai, evenwel is in fommige deelen iets afftoo- tends tegen het geheel. "t Schynt naar de ^taliaanfche fmaak ingericht, terwyl 'er vry veel Van  door NEDERLAND. 155 van het Engelsch door heen draalt. 't Best fchort men zyn oordeel op tot het voltooid is, hoewel het reeds ver genoeg gevorderd is , om te zien, dat dit gefticht de verwondering van het grootfte gedeelte der aanfchouwers tot zich trekken zal, terwyl de kundigfte daarin zo wel tastbaare bouwkundige gebreken , als wezenlyke fchoonheden zullen ontdekken. — Onze Dames vonden daarin zeer veel behaagen, en wenschten het ook van binnen te zien; doch hiertoe ontbrak de gelegenheid. Welke enorme lchatten moet die Heer bezitten , Karei ! het is verbaazend ; pryslyk mag men het echter noemen , dat iemand zo ryk met middelen bedeeld , daarvan het loflyk gebruik maakt , om beftendig een groot aantal menfchen aan werk te helpen , want dit gebouw zal, van het uur zyner voltooijingaf,beftendig onderhoud benoodigt zyn, en dus veele ambachtslieden ten minften gedeehelyk voeden. — Ik geloof wel dat dit niet de eenige fpringveêr van des Heeren Jiope's onderneeming in deezen is, maar veeleer dat hy hierdoor zyn naam als 't ware zoekt te vereeuwigen; doch wie is zo nederig in zich zelve , dat hy niet gaarne ook daartoe eene pooging aanwendt, als hy maar de gelegenheid vind ? Ik geloof weinigen, en dit aftekeuren, wanneer het tevens op zulk eene loflyke wyze gefchied, L 3 fpruit  35$ de JONGE REIZIGER fruit denk ik meer uit afgunst dan redenee. Van hier gingen wy de nieuwe laan, die vlak voor het huis uitloopt, in , enpJrfen,gt dachng dat in het naby gelegen Heemftede, eene zogenaamde vuarmachine was, ftelde voor on eZrf/erndden' — W>'d-den zulks echter onder bepaaling, dat Hendrik tegen vvf uur met een wagende de Dames van daar zoude afnaaien De weg ^ na ^ ■ zeer vermaaklyk , geheel met boomen b-plant, en met fchoone buitenplaatzen geboord. Heem' «ede zelf is een zeer vermaaklyk Dorp , van hoogen ouderdom, dat, gelyk alom de plaatzen van ons Vaderland , oneindig heeft bloergeftaan aan de rampen des oorlogs , vooral in de twist tusfchen de Hoekfchen en Kabeljaauwfcben 't Naby gelegen Slot , dat in de vyftiende eeuw vernield wierd, is naderhand weder opgebouwd, en pronkt thans met twee fraaie torens De laan die uit het midden van het Dorn derwaards'loopt, is van eene confiderabele lente, en 't zyn alle fchoone recht opgaande hoogftamde boomen. 't Kerkje is klein , en heeft metsbyzonders, dan de tombe van de Heeren van Heemftede. Na wat gerust te hebben, wandelden wy naar de vuurmachine , die gelukklg aan het werken was. _- Dezelve is zee? kunt  DOOR NEDERLAND. 157 kunftig zamengefteld door eenen Brouwer , een Fries van geboorte , maar die jaaren in Amfterdam heeft gewoond. Hy (lichtte dit gebouw op order en kosten van Mevrouw Hope , die hier een aanzienlyk buitengoed heeft, doch dat door deszelfs hooge ligging, fomtyds gebrek aan water had. 't Is byna ongelooflyk , met hoe weinig iteenkooien deeze machine het vereischt#efféct doet. — Het ftookhuis is beneden, en óp de vuurplaats ftaat de met water gevulde ketel, waarvan de uitwaafeming de overige pedeeltens in werking brengt. Een giooc plat bord, hangende aan eene lange flok , die boven aan een zwaare, net in het evenwicht leggende balk vast is, gaat even als eene Brouwers putftoel öp ei neder, en dit bord voert flag voor flageenige tonnen waters op , die het in eene goot of bak ukftort > en langs canaalen door alle de beekjes, vyvers en andere waterplaatzen van dit landgoed rond voert. In omtrent twee uuren , zag ik hef meer dan een voet ryzen Vervolgens vermaakten wy ons hier op de duinen en pi eenige laanen van deeze uitgefïrekte lustplaats, tot het tyd wierd om te gaan eeten, Hendrik kwam tegen vyf uuren met het wagentje ; 't was warm, en dewyl niemand veel lust had om zulk een wandeling te doen, belioten wy de knechts terug te zenden , en alle zes L 4 op  tjgtë de JONGE REIZIGER. op het wagentje te gaas zitten, 't geen, hoe go, pakt, ook al weder zyne aangenaamheid, had. — ïn den Hout wierd thee gedronken , en ten zeven uuren gingen wy weder wandelen, bezichtir gende nog twee voornaame bloemisteryen. —Hier vond men alles wat Natuur in het ryk den bloemen en planten byëen kan brengen. Wy verdwaalden in de duizende fchoonheden , die hier met de keurigfte fmaak en verwonderenswaardigfte netheid en orde alom verfpreid walen. Peterfen merkte aan , dat wy nu den Heer Lovenflein misten , die ons alles in eene Botanifche rangfchikking zou kunnen uitlegen, welke bloemen manlyk of vrouwlyk of hermaphroditer, Z#n. Of men hen onder de veelvuldige of overVhedige rekent; doch onze Dames dachten dst het genoeg was , dezelve te bezichtigen, en 'er welriekende tuiltjes van te verzamelen , die de beleefde Hovenier ook zeer fraai fchakperde, en haar ten gefchenke aanbood. —- ]\a 0ns hier mede verlustigd te hebben, ftaken wy den Hout in, elk eene byzondere flingerlaan kiezende, en ieder met eene Dame in den arm. Peterfen wandelde met Elize; Belle had Pre- dtikfïad aangepakt, en ik myne. Charlotte. Ja, myne Charlotte Karei! ik zal het u maar bekeimen. — ■ r— Ik ben op het meisje verliefd, m M }S yOPJfttaralyk om haar dat jk weder naa?  pöOR NEDERLAND. 159 naar Amfterdam terug keere. Ik bevond nu de waarheid van het volgende, dat ik elders geleezen heb: Geen tydftip is gunftiger voor ;, eenen minnaar, dan den vallenden avond — „ By de fcheemering fpeelt de liefde haare rol met eene vrypostigheid, welke zy niet ligt be? zigen zal in den vollen dag. Daarom zyn de fombere bosfchen , en fchaduwryke grotten zo bekeorlyk voor den Dichter die de lier aan „ de min wydt. De fehoonheid fpreelu „ te vryër, a}s zy weet dat haar blos niet gezien „ kan worden, en dezelfde bedenking , dat de kleine verwarring, welke eeneverklaaringvan „ het hart, niet zeldzaam in de trekken van ons ?, gelaat doet fpeelen , dan onmerkbaar is voor' „ het lieve voorwerp, geeft dea minnaar eenen „ meerdere» moed Toen wy ver genoeg het.bosch waren ingetreden , om van het gezelfchap niet gehoord te kannen worden, ving ik aan, myne Charlotte te verklaaren, dat myn hart niet onverfchillig was voor haare bekoorlykheden, —- Zy ontroerde op myn voordel , en verzocht my daar over niet verder te fpreeken, wyl zy geheel aaneen diergelyk gefprek niet gedacht hebbende , niet "m ftaat zou zyn naar behooren te antwoorden, ■ Gy begrypt dat dit verzoek de meeste ingang niet had , integendeel ik draafde door, h 5 en  i6o de JONGE REIZIGER en by het eindigen van onze wandeling verkreeg ik de toetfemming van haar in myne brieven verder over deeze ftoffe te mogen onderhouden. — Filiciteer my dan maar over myne eerfte triumf, en geloof dat ik daar over niet weinig verheugd ben. In de herberg terug koomende, was het licht al reeds opgedoken. Belle, die my naderhand in het oor* luisterde, dat zy alleen Fredrikftad in dén arm genomen had , om my gelegenheid te geeven met Charlotte te fpreeken , wyl de ontmoeting te Weesp haar duidlyk had doen zien dat ik niet onverfchillig was. Belle keek Charlotte en my met zulk een veel beduidend gelaat aan , dat ik geheel en peins geraakte over het gevolg; doch alles liep af zonder fpreeken, fchoon zy my genoeg met haare oogen folterde. Eindelyk gingen wy naar bed en fliepen - zo wy des morgens weder byeen komende zeiden, zeer gerust, tot half zes, maar ik had bynageen oog gefloten, en my dacht het was ook aan Charlotte te zien dat zy niet volkomen gerust had. Wy dejeuneerden buiten de deur; 't was een allerverrukkendfte morgen; 't had gedaauwd,en waar de Zon haare draalen fpreidde , fcheen gras en lover met diamant gedekt. . De Nachtegaaien en Vinken floegen in groote menigte , terwyl honderd andere fooiten daar hunne wild-  door NEDERLAND. 161 wildzang onder mengden. Nooit geloof ik kunt gy met drie Jufvrouwen gereisd hebben, die minder tyd nodig zyn om zich te kleeden en te tooien. Zy kwamen in heur negligé beneden. Charlotte was nog eens zo betoverend, Eerst ging de eene, kort daarop de tweede en toen de derde heen , en wy hadden haar naauwlyks gemist, of zie daar onze Dames in order. Daar honden wy Heertjes , onze pyp te rooken, in de lange jasfen, op onze muiltjes. — *£r wierd zo iets van gezegd. Wy waren ook wel ras gereed, maar ziet, de Dames Warenden Hout in ge wandelt, en het duurde meer dan een kwartier eer wy haar konden vinden. • Zy zaten op eene dier rustbankjes , welke overal in dit bekoorlyk bosch , tot gemak geplaatst zyn , en wei in eene der fomberfte oorden. Zy waren wonder in haar fchik , dut wy zo lang hadden moeten'zoeken. Ons gefprek inmiddels liep over verfcheidene onderwerpen, vooral over Haarlems voornaamfte handel en neering. Eertyds moeten de Brouweryen zo wel hier als eN ders in bloei geweest zyn , wyl Peterfen zeide , dat 'er in de voorige eeuw nog tot in de zeventig gevonden wierden. —— Weeveryen en de daar aan verknochte ambachten , byzonder het fabriceeren van goude en zilvere doffen, zyn hier thans  lós de JONGE REIZIGER thans nog in fleur , en de Bleekeryen die hier omftreeks leggen, worden door geene in Nederland overtroffen. De Bloemhandel is hier verwonderenswaardig fterk ; want om niet te fpreeken van de dolheid welke in de voorige eeuw in dit opzicht heerschte, toen men duizenden vooreen bol befteedde; zo is my verzekerd, dat een bekend Bloemist, veele jaaren achtereen aan een voornaam Hof, voor meer dan tien dui zend guldens aan bollen , planten enzaadenjaarlyks leverde. Haarlem is , zo als gy weet, niet minder beroemd om zyne groote kunftenaars in het fchiidervak ; Fredrikftad telde een gantfche reeks op, waarvan ik in vervolg wel eenigen zal noemen. ■ Onder de beroemde Mannen plaatfte hy ook den zoetvloeienden Schermer, die jong overleden, ons echter een fraaie Dichtbundel naliet, die zyn genie eer aandoet. By onze Jufvrouwen gekomen zynde , doorkruisten wy eenige flingerlaanen , vergast wordende op het aangenaamfte muzyk der onderfcheidene vogeltjes ,• en wandelden vervolgens langs het Spaaren ftadwaards. Deeze rivier, die, als gy weet, van het Y begint, en zich in het Meir verliest, is zeer bekoorlyk. Het gezicht dat men aan deszelfs mond Itaande heeft, vooral by zulk eene verrukkenden morgen , bezielt  doör NEDERLAND. 163 jjfelt den geest met eene zachte aandoening , geschikt tot verhevene befpiegelingen ; dat uitgeftrekt Meir , die Dorpen , die Bosfchen , die Buitenplaatzen , en ftadwaards die buurt van Lusthuizen en Fabricquen vormen een betoverend tooneel. Onze eerfte gang, in de ftad komende , was naar de groote Markt, een zeer aanzienlykplein; en de eerfte aanwyzing welke ons Peterfen al« hief deed, was het huis van den beroemden Laurens Koster, die in den jaare 1440 , (fommigen zeggen Ao, 141.0 , anderen 1428.) alhier de 1 oekdrukkunst uitvond , en wiens beeldtenis in de gevel Haat afgefchildert. Dit gaf ons ftof. De Heer Peterfen , die vry vast is in al het gefchiedkundige van ons Vaderland , verhaalde ons , dat Koster het drukken al wandelende in ren ouden Hout had uitgevonden, door het fnyden van letters in de fchorsfe der boomen. —— Dat ik zeg in den Ouden Hout, voegde hy 'er by , is om dat de tegenwoordige, eerst omtrent het jaar 1585 is aangelegd, zynde de voorige geduurende de belegering van Ferdinand de To> ledo , welke veel rampen aan Haarlem baarde , omgehouwen. —— 't Eerfte boek dat in druk gebragt wierd, was getyteld, Spiegel der Behoudenisfe, en het papier aan de eene zyde onbewerkt,  *Ó4 de jONGE RËIZlGËR werkt, zo dat men de bladen tegen elkandereri plakte. Ik heb, vervolgde hy, met alle on- partydigheïd trachten na te gaan , in hoe verre de Duitfchers gelyk hebben met deeze nuttige uitvinding toetefchryven aan eenen Johannes Ou* tenberg van Strasburg , toen woonachtig te Mentz , doch alles.wel ingezien , komt het my voor dat deeze Gutenberg, Koster de kunst heeft afgezien, en toen zich zelf als uitvinder daarvan voorgedraagen. tredrikfïad haalde deeze woorden uit Antonides aan: ó Drukkunst! die alleen de wysheid in den nood Van fchipbreuk hebt gered, geherbergd in uw fchoöfV Geveiligd voor den ftorm der woestheid en barbaaren , Nu reeds met onbefcheid haar in den kroon gevaaren? Wat blyft de waereld aan uw nutte vond verpligt? 't Was nog te vroeg om de Kerk, of het Stadhuis., of eenig ander gebouw te gaan bezichtigen, dus wandelden wy nog een half uur* tje rond. Aan het Spaaren , zo als deeze rivier door de ftad vloeit, is zeker de vermaakïykfte Woonplaats van de gantfche ftad, maar de nieuwe gragt, de groote Houtftraat en anderen, die ik niet noemen kan , zyn ook zeer aangenaam. Onder deeze wandeling waren wy vry ge-'  door NEDERLAND. 16$ gefchiedkundig, en dus begryptgy wie de hoofdrol fpeelde. Hy leeft als dit het onderwerp is# en begint dan van de vroegfte oudheid af. By voorbeeld: de naamsoorfprong, of dieisvatï den zoon van Koning Ezeloor , (lagch niet om deezen naam; hy is'er waarachtig geweest,) wiens zoon Willem, by verkorting Lem, en dus Heerlem, waarvan Haarlem afdamt, dan of zy komt van een Noordfche Natie Herulen geheetea, welke deeze landen overfiroomd heeft, en deeze ftad Herulheim genoemd, zal hyuuitScriverius, Sohotanus , Wachtendorp , van Leeuwen en een menigte anderen bewyzen. De ouderdom brengthy uit een brief van zekeren Koning Willem by, tot 1155, bewyzende daaruit, dat het toen reeds eene ftad was. — En 'er is geen attacque ge» beurd in al de vier belegeringen , als in 1268, door de Kennemers en Westvriezen , in 1436, door Vrouw Jacoba, in 1492, door de Kaas en Broods klanten, en in 157a door de Spanjaarden, cf hy weet die. — By dit laatfte geval kwam Charlotte voor den dag met den lof der vrouwen en den heldenmoed van Kenau van Hasfelaar en haar gevolg uit te meeten. — Wel kind, zei Belle , ook al zo bedreven in de Vaderlandfc'he Gefchiedenis? — In de Belegering van Haarlem, van de Baronesfe u van het arm* „ zalige Dorp Sandvoort af tot aan deeze Duin, s, groeit lover noch gras , als gy de duinhelm „ uitzondert. En zo eensklaps het hoofd „ hier boven fieekende , zag ik al dat tekenach. „ tig fchoon. — Maar broeder, (zei Elize,-) ;, heb  boor NEDERLAND. 173 „ heb ik geen plaat van dit gezicht in eenig „ boek gezien ? —- Ja antwoordde Frettrik„ ftad , in het kleine werkje van Westerhoven,, ,„ getyteld : De Schepper verheerl^kt in zyne „ Schepzelen. 't ls waarlyk het zelfde, zei „ het lieve Meisje, en zy was opgetogen." Ik wys u dan tot dit plaatje , en dan zal uwe verbeelding zich een grooter rykdom van fchoonheden fcheppen, dan myne pen befchryven kan.Gy hebt in dit plaatje nog twee voorrechten, zo ik meen, naamlyk, dat gy 'er eene opkomende zon getekend ziet, en over dezelve eenegantschniet fmalle regenboog. Terwyl de Dames een kopje koffy dronken, gingen wy naar de plaats van waar men het Haarlemmer zand haalt , 't geen tot ballast van fche- pen als anderzins gebruikt wordt. # Hier ontfpringt eene zeer heldere beek, uit millioenen openingetjes door het gulle zand wellende , en formeert eene genoegzaame diepte om met geladen praamen naar Haarlem te vaaren. Ten half acht waren wy weder in ons logement , en terwyl de Jufvrouwen zich en negligé herfchiepen, doorliepen wy nog een gedeelte van den Hout, en hielden een verder gefprek over de Stadshiüorie. ■ Een voornaame trek, die afgryzen baart , maar tevens leert , hoe de -mensch zich zelf kan afleggen en tot woestheid M 4 0ft£'  m »e JONGE REIZIGER ontaarden, moet ik u mededeelen. In het beleg, door Toledo ondernomen, Ipeelde men van weêrszyden met de koppen der gevangenen, als met kmkkerts ; maar eens zonden zy de Spanjaarden een ton , met elf daar in gekuipte koppen, en tevens een brief daarby , dat tien daarvan hem voor den tienden penning, en de elfde voor intrest gefchonken wierd. in deeze dagen zyn hier noodmunten geflagen , waarop naderhand het getal der kanonfchoten , 10402, gegraveerd zyn. — ]n t5?6 leed Haarlem' nog naauw adem haaiende, eenjammerlykefcha', de, door eenen feilen brand, die behalven veele Godsgeftichten, verre over de vier honderd huizen verteerde. Toen men hier omtrent deezen tyd veel moeite aanwendde , ten einde de ftad weder aan de jStaat'cbe zyde te brengen , en zulks door de Regeering krachtdaadig gefluit wierd, wilde men de Burgery eene nienwe eed van trouw voor Philips afvergen, doch dit wierd door veelen rustig geweigerd, —— Door het aannaderen van Staatfche fchepen op het Spaarne, kreeg het de ftad weder zo benaauwd, dat de Regeering tot een verdrag gedwongen w'ierd. •—— Zo min als elders , heeft de geestlykê haat der Remonftranten en Contraremonftranten, qmtreht 1618 en laater, hier gezwegen. Voorts is in Haarlem niet weinig te doen geweest,  door NEDERLAND. 175 weest, om Prins Willem den derden, Ao 1672, » tot Stadhouder te verheffen. Onder het gefprek over deeze en foorrgelyke onderwerpen , keerden wy eindelyk terug en vermaakten ons onderling met vrolyke discourfen , tot het tyd wierd naar bed te gaan. Behalven de Groote Kerk , welke wy bezich • tigd hebben , zyn hier nog de St, Jans Kerk, Nieuwe Kerk en de. Bakenesfe Kerk. Hier zyn ook eene Walfehe, Lutherfche , Remonftrantfche, wel vyf Doopsgezinde en verfcheidene Roomfche Kerken en Vergaderplaatzen. m Mitsgaders een aantal fraaie ftichtingen, tot onderhoud van armen, weduwen en weezen , zo ftadsgebouwen als particuliere inrichtingen, doch alzo de meesten van eene gewoone trant zyn, ga ik dezelve met ftilzwygen voorby. Genoeg is het> te weeten dat Haarlem in deezen opzichte , zich zeer wel nevens andere fteden van deeze Provincie beroemen mag. Alleen moet ik u met een woord aantekenen , dat het Oudemannenhuis , in den jaar,e 1608 , uit het voordeel van eene Lotery gedacht is; om hiertoe belanghebbende te trekken, had men eene intrede van verfcheidene rederykers kamers , uit onderfcheidene plaatzen alhier gehouden , die het gemeen met hunne fpeelen van zinnen vermaakten ,en dus veele vreemdelingen lokten. By Kops M 5 kunt  176 de JONGE REIZIGER leunt gy zien hoe prachtig dikwerf deeze intreden en bezoeken toegingen. Eer ik her vergeet, moet ik u een aartigheid zeggen, met betrekking tot deezerftede gewoonten s. Wy zagen aan fommige deuren een foort van breede bordjes , in den grond met eene roode ftoffe, en daar over eene masfa geplooide kant, bekleed. Ik vraagde de reden , en Belle zeide my, dat in zulke, huizen , waarvoor dit teken Hond, een kraamvrouw huisveste, en men daar aan zi.n kon , of 'er een jongen of een meisje geboren was. Ik vond dit htél aartig, te meer, toen men my zeide, dat aan deeze tekens eenige privilegiën verknocht waren, — lvJaar toen Peterfen my dezelve zoude verhaalen, brak de losfe Charlotte ons gefprek ., door haare vraag: „ Maar Peterfen, is het dan in Haar- „ lem geen fchande , als een getrouwde vrouw / „ nooit zulk een bordje aan haare deur kan he;h- „ ten?" — De^oede man wascapot. Belle beloofde dat zy het haar betaald zou zetten , en wees op my. „ Och! goed," was het antwoord, „ onder ons moogt gy alles." Wy hebben gisteren morgen het Mupeum van Teylor bezichtigd. . Dit mag men een vorst- lyk gebouw heeten, van eene ovaale gedaante, na de Jonifche bouworde fierlyk opgetrokken. — De Heer Leendert Vkrvant was hier van Archi- tetft.  door NEDERLAND. 177 teft. — In het beneden vertrek vindt men zeer veele kasfen, gefchikt tor de bergplaats van den apparatus, tot de groote electrifeer-machine van Cuthbertfon, mede in dit vertrek geplaatst. . ïa het midden ftaat eene zo kundige als kostbaare tafel, dienende met zyne menigvuldige laden tot bergplaats van eene keurige verzameling van plaaten en tekeningen, die uitmuntend is. Boven op de gaanderyen zyn weder een aantal kasfen , gefchikt tot het oprichten eener Bibliotheek , waarvan de verzameling reeds groeit, en waar onder zeer kostbaare werken gevonden worden. By voorbeeld : verfcheidene Neder- landfihe Gefchiedemsfen; van Loon Penningkunde ; 't Groot Placeaatboek ; de werken van de Franfche Academie, Philojophical Tranjaciions ; Aldovrondus, enz. In de opgang van eene trap ftaan de naamen der eerfte Directeuren van deeze dichting met goud in eene toetsfteen ingelegd. -— Ter zyden is een kamertje, waarin men u een fchoone verfteende dierenkop , in de $\. Pietersberg by Maaftricht gevonden , vertoond; misfehien is deeze, welke myeenkrokodilskop fcheen, dezelfde waarvan de Eerwaarde Heer Martinet , in het eerde deel van zyn Catechismus der Natuur fpreekt, doch 't geen my doet twyfelen , is , dat zyn Eerwaarde van het gedeelte eener ribbe en niet van de kop fpreekt. - De  i;8 de JONGE REIZIGER De aanmerkingen echter by zyn Eerwaarde hier over gemaakt, zyn der opmerklyke leezinge waardig. —- .Nog is op dat kamertje een verbaazend groot wervelbeen , zonder dat men weet van welk dier. — Nog hooger is een plat ,van waar gy weder een uitneemend gezicht hebt over alle omleggende ftreeken. Ik zal maar niets hier van zeggen , dan dat het een gezicht is der envirens van Haarlem, 't geen zo veel is, ais of men zeide, van welke zyde , uit welk oogpunt men dit befchouwd , overal is uatuurlyke fchoonheid en grootschheid , afgewisfeld door de * kunst , die hier een tempé gevormd , en den troon van goede fmaak heeft opgericht. - De Heer van Marum was zo beleeft, ons de vergaderplaats van de Maatfchappy der Weeten• fcbappen te laten zien. Het Cabinet van opgezette Vogelen en viervoetige Dieren is zeer uitmuntend , dat der differente marmers , der hoorens en fchulpen , en andere zeldzaame naturalien, is niet minder bezichtigens waardig.— Onder de laatfte vond ik een ding, waar van ik meermaals met verwondering hoorde fpreeken, maar waaraan ik altoos twyfelde.. — Nu hebben myne oogen dan zelfs deeze verwonderens- waardige zeldzaamheid gezien. Naamlyk eenige fchyfjes , zonder kunst byvoeging , gezaagd uit de knop van een ftoel, verbeeldende in des«  door NEDERLAND, m deszelfs vlammen zo veele onderfcheidene duidlyke fraaie 1 andgezichtjes. Zo ik wel heb , luid dus het verhaal der ontdekking;. -— Eene vrouw bragtbv den Timmerman Schut, eene ftoel in den winkel, om "er onder de knoppen aftezagen. Oir gcfchiedde ; de jóngen neemt 'er toevallig eene van op uit de lpaanders , vevbc-'id. zich daarin iets te zien , wiyft het op zyn fcbootsvel, en toont het, nu dui:lyker geworden zyr.de, den baas -— Ook deeze ziet klaar een ftil Watertje , een Dorpje en meer zulke tekenachtige vlammen, zo dat hy dit fchyfje , ter dikte van een ducaton , voorzichtig afzaagt, en het overige van de knop bezichtigende , vind hy weder eene andere tekening , waardoor hy aangefpoord , de geheele knop Huk zaagt, en tot verfcheidene maaien achtereen onderfcheidene tekeningjes op de fchyfjes vonc}. — En inderdaad het is niet twyfel- aehtig, maar men ziet duidlyk, torens , kerken, watertjes, fcheepjes, enz , als of zy gepenceelt waren. 't Geroep hiervan was groot, en met recht; 'er is eenig difpuut gevallen, wie de knop of de fchyfjes'toebehoorde ,. 't geen beflist zynde , heeft de Maatlchappy dezelve gekogt , ora haar Cabinet te verlieten met dit ftuk van natuurlyke zeldzaamheid , dat in zyn foort waarlyk unicq is. —i Men vind deeze fchyfjes zeer goed  i8o de JONGE REIZIGER goed afgebeeld , in eene der plaaten van de uitgegeevene werken van de Maatlchappy. Zie daar onze verlustigende bezigheid van den voormiddag. Behalven eene toevallige vifue by een vriend van Fredrikftad, die ons des namiddags in zyne tuin verzocht. Omtrent vyf uuren gingen wy der w aar Js „vindende daar nog twee Heeren en twee Juffrou. wen. Liefhebbers van bloemen , van fchilderyen en van dichtkunde vVy had¬ den dus drie onderwerpen , die ieder menigen avond ftof kunnen verfchaffen. En 't geen my niet weinig verbaasde , was de edele trant, waarop die Dames verfcheidene rollen uit onze beste Treur- en Tooneelfpelen reciteerden. Een breedvoerig gefprek over de oude redenrykkamers alhier, waarvan nog twee in weezen zyn, de Pelikaan, ten fpreuke voerende: Trouw moet Uyken, en de Wyngaartranken, onder de fpreuk: Liefde boven al, gaf hiertoe aanleiditag. - Van de eerfte was den geestigen Langedyk lid, wiens BJyfpeelen op ons Hollandsch Tooneel wel wat meer vertoond mogten worden. . Zyne Graaven van Holland, zyn wy aan zyn lidmaatfchap by deeze kamer verpligt. Ik herinnerde my zulks by Kopt geleezen te hebben, en onze gastheer toonde 't my uit het voorbericht van 't werk zelve* . Door [t een en an>  door NEDERLAND. 181 ander, hoorde ik dat men hier ter ftede een lief. hebbery tooneel heeft , van zulk een fraaie inrichting, dat zy anderen ten voorbeeld ftrekt. Ik heb deeze morgen de eer gehad het gebouwte zien; 't tooneel en 't auditorium zyn metzeer veel fmaak geordonneert; het Cabinec klederen, voor de Dames , is ryk ; de Heeren hebben de hunne t'huis ; ik heb 'er een van gezien, dienende voor een Engelfche kleding van de dertiende eeuw ; maar ik geloof daaruit, dat men hier fmaak van coftumes heeft. De verdere toeftel tot zulk eene lief hebbery noodig, is hier in overvloed. — En 't huis, eerst een Weeshuis geweest zynde, heeft vertrekken genoeg tot alle vereischt wordende apartementen. — —. Fredrikftad verhaalde my gisteren avond dat hy 'er eene reprefentatie had gezien , maar dat hy niet geloofde dat het door liefhebbers konverbeterd worden. Vooral hadden hem de Da¬ mes voldaan, 't geen ik uit het geen ik u daadlyk zeide gaarne geloof. Niemand kan hier geïntroduceerd worden, of hy moet by eene der leden gelogeert zyn. — Eene zeer goede wet. In 't afgaan van eene der trapjes verzwikte ik; my, en dit is de reden, dat wy geene meerdere publieke gebouwen gingen bezichtigen. —— Anders was nog het plan geweest om te bezich-  18.2 de JON GE REIZIGER tigen het nieuwe Hofje aan het Spaaren, uit dg nalaatenfchap van den Heere Teyler van der Hulst gedicht, tot onderhoud van eenige oude Vrouwen , zonder onderfcheid van welke Religie , Karei, (een voorbeeld van waare Chriftelyke menfchenliefde , ) en uiterlyk zo prachtig , dat het eer een Paleis dan een Godhnisgelykt. — 't Inwendige zal wel evenredig zyn. ' Dan was verder ons oogmerk om de Cloveniers Doelen te zien > om de keurige fchilderftukken van Frans Hal, in het Proveniershuis , waarin de groote Cajanus gewoond heeft, en zyn afbeeidzel leevensgroote te zien is. INaleezende , zie ik vergeeten te hebben u te melden, dat op het Prinfenhof veele fraaie Hukken van Cornelis van Haarlem zyn. Daar komt myn gezelfchap terug. — Hen. drik is zo belaaden dat hy zweet. . Peter - jen ziet niet zo vrolyk , als of hy op de Texelfche zeelyst, een half verlooren geacht fchip, waarop hy geasfureert heeft, gantsch onverwacht leest. Ik denk dat zyn goudbeurs last leedJuist zo; Belle heeft-flof gekogt tot eene nieu.we circasfiene.,'en neteldoek tot eene — ja, ik weet die naam en niet. — Charlotte is matiger" geweest, die heeft maar vyftig guldens aan kant hefteed. — En Elize, dat ichaap , kogt Hechts 'li een  ï> o o r NEDERLAND. iSg ken Polonnaife. Geen wonder dat Peterfen bruin ziet. En nog railleert men meé de goede man. — Men zal de thee zetten, en! die gedronken zynde, zullen wy vertrekken. — Deezen, die ik met de andere papieren u gaarnë van hier zond , zal ik derhalven fluiten. . Niemand van ons gezelfchap kent u , uitgezon. derd Belle; evénwel op de vraag van Charlotte; a&n welke Dame die brief myn cour moest maaken, door my geantwoord zynde, aan de Vriendfchap , door de pefföon van mynen Karei verbeeld , en dus (dit wat gemelig .) aan geene vrouw ,• verzoekt my ieder u te groeten , è'n hoopt u in vervolg te leeren kennen. Bkè zyt gy my verfchüldigd. Wees dus grootsch op myne kennis, en fchryf ■ ter vergelding van den dienst, dat ik u by twee Heeren en twee Dames zo gii'nft'ig heb weeten voorredraagén J zeer dikwyls aan uwen, enz. 1 Deel. $ jjfo  184 de JONGE REIZIGER III. BRIEF. Ferdinand aan Karel. Amfterdam io Mei z^jie daar my weder hier. Het laatfte fchuitje bragt ons gisteren avond herwaards — Een koets wachtte ons aan den aanflag, waarin ik my nevens onze Jufvrouwen plaatfte , en de Heeren wandelden. —-*~ NB. Myne verzwik, king is al weder in order. Na ik deezen morgen eene vifite by myne Charlotte had afgelegd , ontmoette ik den Heer Horgaart, die zeer verwonderd was my weder hier te zien, hij noodde my met hem te gaan, naar het Besjes of Oude Vrouwenhuis, op den Amftel. Ik deed het. Maar heb ik ooit verwonderd geftaan over de directie van ee« nig huishouden , 't was hier. Verbeeld u een gebouw dat byna zeven honderd zielen kan logeeren. —— Wandel daarin om, terwyl genoeg-  door NEDERLAND. 185 noegzaam alle celletjes bewoond worden, terwyl 'er vertrekken in zyn , daar van 60 tot 80 menfchen byè'en gevonden worden, en gy merkt niet meer omflag , niet meer geraas , dan in een gemeen huishouden. Nergens is het zinde- lyker, nergens geregelder. Ik zal my niet verledigen tot de befchryving van de eetzaal, de kelders, Regenten en Regentesfen kamers, brood of andere voorraad vertrekken , Wagtnaar be* fchryft die volledig. — Maar ik zal u melden, wat ik hier fchoon vond. - De oude Vrouwtjes logeeren hier vier en vier in een kamertje, waarin elk haare bedilede heeft. Niet alleen elk kamertje, maar elke bedftede heeft zyn No., en het linnen daartoe behoorende , zo wel als 't geen zy draagen , heeft dezelfde No. ; alle agt dagen word 'er door de waschmoedei verfchooning uitgedeeld. Bier kunnen zy drinken zo veel haar lust. Ik heb het eeten, dat 'er die middag gefchaft wierd, geproefd; geen Vorst kan hetlekkerderbegeeren. —— Ieder moedertje heeft haare bezigheid ; deeze naait, die breidt, die fpint, en die doet weer iets anders. De eene helpt aan de wasch, die dekt de tafels en neemt ze af, deeze fchikt de algemeene zaaien en galleryen op, en eene andere fchuurt en werkt mede , maar niemand doet iets of word daar voor betaald , tot N 2 aan-  i35 de JONGE REIZIGER sankoop van verkwikking en klederen , buiten dezulken welken het huis geeft. ———. De Vader en Moeder beiden gingen met ons rond ; 't was inderdaad aandoenlyk, hoe hartlyk zy overal ontmoet wierden. Een ftaal daarvan moet ik u verhaalen, dat my aandeed. Dezulke die door al te hooge ouderdom, of ziekte., of ligchaams gebreken , niet meer bevoegd zyn in de celletjes te woonen en zich zelve optepasv fen worden in eene zogenaamde zwakken of ziekenkamer gebragt. Over de frisheid en zuiverheid van dezelve moet gy u hoogst verwonderen , fchoon hier niet minder dan negentig zwakke fchepzels byeen waren. Onder deeze was de oudfte ruim zes en negentig jaa. ren. Geen kind kan blyderzyn op het zien van zyne ouderen, haar een wylafzyn,dan dit mensch op de komst der binnen Vader en Moeder. Zy zat voor haare bedftede,zo als wy aankwamen. ■ „ Och Vader! Va- „ der!'' (riepzy, (opftaande,) „Och Moeder! wat ben ik bi'y, dat ik u ziel — Ik zat daar „ zo flil op myn ftoel, en overdacht myn jonge ,, tyd, en dankte God , dat hy my zo lang gefpaard hadde, en nou in myn oude tyd , nou ik niet meer kan, zo overvloedig zegend. Ja, „ kyk Vader , daar ftaat nog van ons lieven „ Heers lekker eeten , dat ik gisteren avond te j, veel \  door NEDERLAND. 187 i, veel had, van zyn ryst en bry, die ik nou van de middag gebruiken zal. — En nou koom „ jy daar juist zo an, Vader en Moeder, och ik „ ben zo bly." Vervolgens begon zy van haare jeugd op te haaien , eu alles met zo veel' levendigheid , dat ik een uur na haar had kunnen luisteren. • Zy fchreidde toen Vader en Moeder heen gingen. — 'Er is nog een andere zieken kamer , die te gelyk tor een verblyfplaats voor de moedwilligen ftrekt; maar even rein, even fris als in uw of myn huis; —— Achter dit uitgeftrekt gebouw is eene zeer uitgebreidde moes- en vruchttuin, met breede laanen omringd en doorfneden, in dezelve ftaat aan de eene zyde nog een prachtig gebouw, hetCorver Hofje genaamd, waarin getrouwde lieden onderhouden worden , en zo een van deeze fterfc, word de overblyvende in het groot Mannen en Vrouwenhuis getranfporteert. Van deeze inrichting moogt gy over de anderen in deeze ftad oordeelen , want het zou zo verveelend als bezwaarlyk zyn , om alle de hier zynde Godshuizen te befchryven. Moog- ]yk zouden ook fommigen, als zy zo , alswydit huis,) imprevus bezichtigd wierden , niet allen den lof verdienen die wy hier aen mogen toezwaaien. — Men leeze maar eens de keuken, lysten der geftichten by Wagenaar. , N 3 Als  i88 de JON GE REIZIGER Als ik hier weder van myn Hollandsch reisje te rug koom , zal ik 'er echter nog eenigen opneemen , en u een lyst van de overigen geeven, om u te doen zien , hoe liefderyk de armoede hier onderfteund word , dat inderdaad een voorbeeld voor alle natiën geacht mag worden en nog hoe groot is hier de armoede! Toen ik van daar na huis ging , zag ik dit duidelyk. Op een gragtje dat hier omtrent is, en waar zeer veele Jooden woonen, vond ik een aantal wezens , die zodanig met lappen omhangen waren , dat zy naauwlyks hunne naaktheid konden bedekken. Het verwonderde my dat 'er omtrent de Joodfche Natie in deezen opzichte geen beter voorzorg is. My dunkt 'er zou gemaklyk zulk een fonds onder dezelve gevonden kunnen worden , om dit ergerlyke althans voortekomen , t:i zo veel onderhand aan de elendigen te bieden , dat zy eene geregelde fchuilplaats , voedzel en dekzel hadden. -— Want dat 'er onder die Israêks kinderen groote fchatten zitten, zo wel ais 'er groote a moede onder hun geleden word , zal geen bewys noodig zyn , en de vryheden die zy hier genieten , en die ik hun als mensch oordeel toe te komen , fchoon dit wat verfchil maakt , of men maatfchappylyk denttt, dan enkel als mensch; die vryheden verdienden wel, dat zy hierop wat meer acht  door NEDERLAND. 180 acht floegen, want het is erbarmelyk om te zien, hoe de armen hier de huizen der ryken en andere huiszittende Jooden aanvallen en als afloopen, om flechts levens nooddruft. Onder de Christenheid, van welke gezindheid ook, vind men geen zulke voorbeelden , daarop word wel naauwkeurig gepast; daar voor wierd het groote Werkhuis gebouwd ; waarom nu ook niet iets diergelyks onder hun, dan dunkt my was geheel de ftad van rapaille te zuiveren , en het ergerlyke in deezen weggenomen. Dewyl het eigenlyk buiten myn departement is , zal ik hier over niet meer reflecteeren ; 't is flechts eene aanftipping , voor u , om u myne gedachten te doen weeten. — Na den middag bezichtigde ik het Collegium Medicum. In het zelve is weinig aantemerken, behalven de voorgevel , van hardfteen, die niet kwaad is; op de vergaderkamer van Infpe&ores hangen eenige fchilderyen , die nog al bezienenswaardig zyn, vooral een door Troost en een door TiebautReg. ters; in een van deeze moet men op de Gildeknecht letten. Behalven dit vertrek is 'er een ander, gefchikt om Vroedvrouwen te onderwyzen, en vrouwenlyken te anatomifeeren, doch hierin is niets byzonders. Ook wierd dit maar in pasfant mede genomen, wyl wy eigenlyk uitgegaan waren om het groo e Werkhuis. Ik N 4 heb  lyo de JONGE REIZIGER heb het bezichtigd , en een klein boekdeel zon gefchreeven moe;en worden , als men dit gedetailleerd wou befchryven. — Dus kort, het geen my daarin getroffen' heeft. ■ De entree van vooren is grootsch, de kamer van Regenten prdenlyk, met een fraai fchoorfteenfr.uk en eenige tekeningen, difcriptien en lysten van Regenten, het huis betreffende , dat in 1702 is aangelegd ; deels tot een algemeen vry willig Werkhuis; deels voor gevonnisde mannen en vrouwen , en deels yopr dezulken , die zich door haar gedrag eene Cpnfinatie tot haare verbetering waardig m'aaken. T—- Op eenige vertrekken van de eerfte verdieping zyn zeer fchoone fchilderyen , beelden der Regenten en Regentesfen van 't oude Spinhuis, (thans een verblyf voor Militairen,) gelchildert door van Dyk, Rubbem , Rembrand en Ouinkhart. -—— De groote werkzaalen voor mans en vrouwen, zyn twee honderd zeventig voeten lang , op beiden wordt ruw feilgoed geweeven, yan welke ftof ook de kleeding van het huis is; *er wordt gefponnen, gebreid,.getouwplukt; in cén woord , de arbeid is niet ledenbreekend. —— Onder de vrouwen, noch onder.de civile, noch onder crimineele, (die eene aparte kamer hebben ,) zag ik eene enkelde, die ik dacht, dat opgekleedi eene halve fchoonheid kon zyn; pnbefchaamdheid , brutaliteit a en tekening van flor-  hoe NEDERLAND. 191 slordigheid , en misdaad , blonk op aller gelaat,- eene enkelde niet gerekent. De mans was bet nog erger mede; woestheid,onverfchrokkenheid, roofzucht , en nog erger , Hond op elks voorhoofd gefchreeven , 't fcheen onze natie niet, 't fcheen geen© Europifche. . Omtrent ia het midden der zaal van de mans , is een afgefchoten plaats, waarin jongens in het leezen en fchryven onderwezen worden , en ik heb van hunne fchriften gezien Karei, die wy naauwlyks verbeteren zouden, Deflaapvertrekken ,de bedden en dekzels; de zuiverheid van alles; de frisfche lucht door het geheele gebouw ; het eeten; dit alles is voor zyne inrichting uitmuntend. En eene byzondere attentie van den Architect., moet ik u niet verzwygen. Gy begrypt dat het een langwerpig vierkant gebouw is, met eene binnenplaats, maar op deeze plaats ftaat in het midden een apart gebouw, waarin boven een klok hangt, die door alle ver* diepingen heen geluid kan worden, en tot welks midden alle vei trekken der fuppoosten , docr' kïüisgalléryen , toegang hebben , om ingevaüe van eenig onraad, brand, of ander ongeval, onmiddelyk byëen te kunnen zyn. De ka¬ mer waarin de geldgasten zitten , dat zyn verkwistende of galante, of anders niet zeer geregelde vrouwtjes van fatzoenlyke famillien, word N 5 niet;  i$a de JONGE REIZIGER. niet bezichtigd. Verder heeft dit huis alle noodige commoditeiten, een bad voor de aankomelingen, bakkery, graan bergplaats, enz. , ook eigen brandfpuiten. Men heeft elke weekin dit huis , bevattende thans circa agt honderd tuchtelingen en anderen, een last koren noodig. —< Om 'er aftefcheiden , zy die in dit huis geplaatst zyn, hebben zich van niets te beklagen. .. ,, -. Hunne vryheid hebben zy by de entree afgeftaan of verbeurd. — Maar Karei, vryheid moet toch een lief ding zyn , anders dunkt my liepen alle wezenlyke armen naar dit huis om werk , verzekerd dat het hun meer dan brood zoude opbrengen. Hy die het plan deezer inrichting 't eerst voorftelde, was een menfchenvriend , en ik wenschte dat zyn naam , in den voorgevel van het gebouw, met groote letteren was uitgebeiteld, en zyn portrait in de voorzaal geplaatst, om elk nieuwsgierigen te doen gedenken , hoe edel het is , de armoede aan brood te helpen, de ongeregelden onder bedwang te houden , en gelegenheid tot beterfchap te geeven , en de misdaadigers te flraffen, met in 't oog houding der grootfte menfchenliefde. Vraag niet of ik de man eerbiedige en hem Gods zegen toebidde. Wy hebben twee uuren in dit gebouw doorgebragt, en gingen toen myne Charlotte af haaien, ora  door NEDERLAND. 193 om den avond by Fredrikftad doortebrengen — A rbombre was onze tydkorting , voor my geweldig lastig, als het niet was om het gezelfchap de beleefdheden, die my aangedaan worden, te vergelden. — Dingsdag, en gy zult 'er zeker van verwonderd zyn, dat dit niet eer gebeurde, ga ik het Kweeklchool der Zeevaart opneemen. Ik heb 'er hoog denkbeeld van , my dunkt Neerland heeft zich zelf verzuimd , nut hierop niet eer te denken. — Hit kan k u by voorraad zeggen, dat er zeker een goede opvoeding moet gegeeven worden, want geen kinderen onder een publiek beftuur, zyn zo beleefd als deeze ; hunne kleeding is proper en gepast op hunnen ftand. zy onderfcheiden zich, dooreen blaauwe band om den ronden hoed, waarop gedrukt ftaat Kweekfchool Als uit deeze fundatie, zo de gelegenheid om zyn waare grootheid te kunnen toonen, geboren wordt, geen Trompen, geen de Ruiters voortkomen, moet de keus der kweekelingen wel noodlottig zyn. Veele jongens althans, die ik zo vau tyd tot tyd over ftraat zie gaan, en meest altoos befchouw ik hun met aandacht, om dat de zeelieden by my onder de refpectabelfte clasfe van onze medeburgers behooren , wyl zy de foutiens zyn van de voornaamfte zenuw onzesgeheelen ligchaams. Veele jongens, zeg ik, hebben  i9i de JONGE REIZIGER ban een ahord, dat meer tekend dan het gelaat dier matroozen , die voor hun werk wel goed zyn, weetende waar brasfen en boelyns , buiken dempgordings, enz., vaaren, maar voor het overige gelyk zyn aan de groote mast. Ik zal u vervolgens nader rapport doen, hoe ik in myne vei beelding gefterkt ben, waar die juist door het gezicht zelve getoetst, waar die" te flaauw, waar die te hoog bevonden is. Waarheid Karei, is immers de hoofddeugd van hem , die dagverhaalen opftelt, en ik verzeker u, dat gy ftaat kunt maaken op alles, wat u, al reizende, (fchoon het ook fomtyds op berichten fteunerj mogt,} gefchreeven word van uwen, enz. IV.  door NEDERLAND. 105 IV. .BRIEF. hebben onze Pinxterdagen heel ftilletjes doorgebragt; 's morgens in de kerken, en "smiddags by elkander op het diné ,• dan getourd, en 's avonds-weder byëen op het fonpé. De tyd van myn vertrek naderende, duld my niet dat ik 11 uitvoerig over onze gefprekken on« derhoude; ik moet ditmaal kort zyn, en gy moet u vergenoegen met een befchryving van het Kweekfchool der Zeevaart. Ten tien uuren deezen morgen gingen wy derwaards. —— Voor de capitaale ingang ftaat een fraai beeld, zynde Zeevaart zelve, met gepaste decoratien, van roer, anker, enz. Ook heeft het gebouw uiterlyk een goed aanzien. By de entrée vervoegden zig onmiddelyk een Jongetje by ons , van zo dertien k veertien jaaren , die ons zeer beleefdelyk door het gantfche gebouw heea Ferdinand aan Karel.' Amfterdam 13 Wiet 17—*•  i96 de JONGE REIZIGER heen leidde. — Eerst bragt hy ons op de plaats , alwaar een fchip gebouwd is , dat verbeeld tot het berkhout toe in 't water te leggen, en dus is het benedenfte deel maar weggelaaten. 't Is een loort van een fregatje, met drie masten, geheel toegetakeld, ftrekkende om de Jongens te leen n , waar de touwtjes vaaren , hoe zy genoemd worden , en tot welk oogmerk zy dienen. Men oefent hun hier in het klimmen , in het los en vast maaken der zeilen , het onttakelen en weder toetuigen van alle byzonderedeelen; het reeven, brasfen, en alles wat men op een ftilleggend vaartuig kan leeren ; 't zy knoopen, fplirzen, raa's en ftengfch'eten, wantkappen, en proportioneering van dikte , langte en alle loort van touwwerk , breedte en diepte der zeilen; in één woord, alles. Hop nuttig dit is, behoeft geen bewys, Ter zyden van deeze plaats is een groot ruim vertrek, dat het tusfchendeks verbeeld. Hier klooft men hout, beukt ftokvisch , en verricht onderfcheiden fcheepswerk ; ook hier ftaan kisten, die hun als zy fchaffen, tot zo veele bakken ge. lyk de zeelieden de tafels noemen , verftrekken. Agt Jongens gaan aan eene bak, en krygen rantfoen , even als aan boord Achter dit ver¬ trek is de keuken, of zogenaamde combus, waar de fpys door twee Jongens , «en Kok en een Koks-  boor NEDERLAND. i97 Koksmaat, gereed gemaakt wordt. — Door een portaal gaat men naar boven , terwyl men overal wachten aan de deuren vindt, van Jon- gens die daar, gelyk aan boord, fchilderen Op een zeer ruim vertrek word fchool gehouden, en ik heb dit fchool met eene aangmaame verwondering doorwandelt. . Alle Jongens fchryven eene fchoone hand ; deeze leeren de beginzelen der rekenkunst, die worden geoefent in de navigatie , en fommigen zyn bekwaam tot het oplosfen van vraagftukken , die al zeer ge- wigtig zyn. Kleine knaapen, zag ik kop- pelcourfen en andere dingen met vlugheid en ac- curatesfe berekenen Een knaap vond ik in een ander vertrek, bezig met deGeometrifche proportien, na een leerllelzel van den Heer van Swinden, zo ik my niet vergis, 't geen hem zo gemaklyk fcheen , als of hy daarin volkoomen ervaren was. Nog hooger is het flaapver- trek, alwaar ieders hangmat hangt, die zy 'savonds zelf moeten losmaaken en 's morgens weder beflaan, onder dezelve fiaan , gelyk aan boord, de plunje kiften, hebbende vier Jongens één kist. Op een ander vertrek is een ftuk gefchut met zyn toebehooren geplaatst, en daar tegen over een circul op den munr gefchilderr, om het pointeeren te leeren. —- Hiernaast is een ziekenkamer, die zeer luchtig is. Zie  io8 de JONGE REIZIGER Zie daar Vriend , wat ik er u van zeggen! kan; ik betuig u te gelooven, dat wy geen nuttiger inftituut voor de jeugd in ons Vaderland hebben ; want voor eerst wordt hier veel werk gemaakt van eene goede opvoeding , niet alleen met leezen , fchryven, rekeneu en de navigatie, maar ook zedelyk. .——. Tweemaal'., weeks wordt hier voor de kinderen , wier ouders gereformeert zyn en eens voor de lutherfchen een ftichtelyke cathegifatie gehouden de roomfchen en doop gezinden, van welken 'er ook in dit huis zyn, gaan in hunne byzondere kerken, om de gronden van den Godsdienst te leeren, en dit is zeker het waare middel Karei, om de tolerai * tie in de jonge harten inteprenten. Ten tweeden, hoe bekwaam moeten die Jongens niet zyn , zo dra zy aan boord koomen ?- - Jaaren en kracht mankeeren flechts, om als ligt Matroos , als Bootsmans of ais Schiemansmaat geplaatst te worden , en behoorlyke oplettendheid op het praclicaale der Zeevaart, dat niemand aan de wal kan leeren , maakt hen fpoedig om als Stuurlieden te kunnen dienen. Gy ziet dat ik hoog met dit inftituut loo. pe, en my dunkt zo moet een ieder. Maar zou men het ook nog nuttiger kunnen doen zyn? » Zie hier myne bedenkingen : — 'Er zyn thans circa .honderd veertig in het huis, en ony-  b ö o k NEDERLAND, 199 Omtrent vyftig naar zee. — Zê het möoglyk zyn, dat deeze alle na hunne verdienden en kundigheden door den tyd geplaatst worden, en zelf als Schippers buiten Gaats naar Oost eh West vaaren ? Zu]kh zy allen jüis£ op fregatten en fnaauwen, de Middelandfche zee oF den oceaan naar onze Colonien bekruisfen ? en hebben wy ook geene bekwaürae fubjeéten nodig naar de witte zee ? door dat zo gevaarlyk Katte, gat naar de Oostzee? - en over demetzandbanken overal bezette wadden, haar de kleine Oost? Kunnen wy te veel goede kundige Binnenlootzen hebben , van hier op Texel en het Vlie? zeker neen. _ En ik gcloof dat men in dit Kweekfchool alleen doelt op bekwaame fubjeflen voor den dienst van den Lande, de Oost. en Westindifche Maatfchappyen', en de Middellandfche zee, terwyl men alle andere vakken uit het oog verliest, en deeze zeker verdie. nen ook wel hunne oplettenheid. Ik wenschte derhalven deeze twee zaaken, dat men, als men Jongens naar zee zond, eenigzins met hunne geme te raade ging , en fommigen op koffen en Imakken , galjcoten en hoekers , die maar ter koopvaardy naar Archangel of de Oostzee vaaren, plaatfte , al was het voor twee of drie reizen; want, zo ik hoore van kundige Zeelteden, zyn dezulken , welke deeze vaarwaters kundig zyr, L DtiL. O en-  200 de JONGE REIZIGER oneindig bekwaamer om de groote wateren tebevaaren en verre tochten te onderneemen, dan zy die altoos op de Oost en West zworven , om de Oostzee te bedienen. . Het tweede dat ik omtrent dit uitmuntend inftituut wenschte , zou zyn een platboomd driemast vaartuigje , gefchikt om alle havens van de Zuiderzee aantedoen , en hiermede wilde ik een deel Jongens by beurten, onder d\u dlie van drie of vier bekwaame Lootzen , als ufficieren , altoos laaien zwerven. Ik zou onder deeze Officieren, de bekwaamde Jongens , by manier van eerbewyzing, de tytels van Stuurlieden, Hoots lieden , Schiemannen , Zeilmaakers , en welke qualiteiteu meer aan boord te pas koomen, geeven, om de ambitie gaande te maakea. ■ Onder zeil zynde, zouden die knaapen , welke de wacht hadden , en niet te roer gingen , zo veel als mooglyk was, met het lood in de hand ftaan , en de Lootzen zouden hun de tonnen, baakens, zandplaaten en landmerken , met alle mooglyke naauwkeurigheid moeten onderrichten, en die een zekere maate van bekwaamheid ver» kreegen hadden boven hunne medemakkers,zouden ook weder een eertyteltje of een uitblinkend tekentje ontvangen , dat hun onderfcheidde en anderer yver opwekte. -— Men zou hierdoor de Jongens niet alleen in dit vak bekwaam maa- ken3 I  fi o o k' NEDERLAND, èót ken, maar zy konden veele dingen pra&icaal leeren, die nu niet möoglyk zyn, voor zy op de groote wateren koomen , en onder welke ik voomaamlyk reken het ftuuren j het wenden * halszen, urn anker gaan , vertuien, werpen, en honderd anderen , die ik u maar niet op zal tellen. . jk beken dat dit het inltiftuut nog omllagtiger zou maaken , maar het is in zyn eigen aart zo nuttig, dat men het niet te veel kan uitbreiden. —— Denk echter niet dat ik dit bybrenge om deeze inflelling in eem'g opzicht te critifeeren ; verre van daar , ik hoop dat zy duurzaam zyn zal , en de volgende tyden daarvan de heilzaame vruchten mogen fmaaken. Dit alleen nog, en daarmede flap ik 'er af. — Ik was zo ingenomen met het geen ik zag , dat ik niet eens gedackt heb om de Regenten kamer of verdere vertrekken van het gebouw optemeemen. -— Dus kan ik u daarvan niets vernaaien, ■ Ook ben ik hier over reeds uitvoerig genoeg. Morgen ga ik naar Leiden , en dan verder de provh.cie door; ik zal, onder ons gezegt, deeze namiddag met myne Charlotte alleen hefteden, en wy zullen niet geftoord worden voor tegen negen uuren, wanneer de andere vrienden aldaar, koomen ibupseren; 't heet dat ik nog eenige O 3 bood-  2ö2 de JONGE REIZIGER boodfchappen voor my zelf wil gaan doen , niemand weet anders. Vale. I—— Den 14. V Morgens. - Myne vryery zal wel gaan Karei; de zaak ia wel nog niet gedecideert, maar toch ik ^heb geenvrees meer. Nooit in myn leeftyd Heet ik. zulk~eenen gelukkigen avond als de laatfte —— Charlotte was lief, heel lief. Toen ik van myn vertrek fprak, terwyl ik haar aan myn hart drukte, ontviel haar een traan , en toen ik haar myn genoegen daar over betuigde, zeide zy: Ja, Ferdinand, ik:ontken het niet, gyzytmy a, niet meer onverfchillig; doch het huwelyk is te gewigtig om daartoe zonder alle mooglyhe befchouwing te befluiten." -—- Ik kuschte haar, en wy beiden zweegen. Dat zulk een zwygen, Demofthenes en Cicero befchaarnen zou, moogt gy wel geloovem Peterfen en Belle troffen ons nog in onze verrukking, en ik heb een nieuw bewys, dat myn gelukftaat hun niet onverfchillig is* INu ga ik daadlyk na het ontbyt, affcheid neemen van Belle, dit zal my niet onverfchillig zyn — maar van myne Charlotte wil my nog meer treffen. Ik wenschte dat ik al op het Haarlemmer mek  door. NEDERLAND. 203 wir dreef. 11s na toch niet anders , en ik kan ook niet altoos hier blyven. Evenwel myn hart zal beftendig trekken , en 't moet u niet benieuwen, als ik misfchien deeze of geene uitflap , die ik anders wel eens zou maaken, nu dry ven laar, om maar weder in Amfterdam te zyn. Doch dingen van belang hebikmy vast voorgenomen niet te verzuimen, al moest ik iny ook eens hier of daar een dag langer dan myn beftek is, ophouden. Heb de goedheid my in 's Hage eens te fchryven , hoe het buiten gaat, of men redelyk met uw beftier te vreden is, en u volgens myn bevel gehoorzaamt. — Van Leiden fchryf ik u nader. • Thans fluit ik, na heilwensch en .verzekering van beftendige vriendfchap , my noe■mende, enz. 0 S V.  so^ de JONGE REIZIGER V. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. Leiden 15 Mei 17—~- ISTa ik my de eer gegeeven had myn affcheid •hy u te koomen neemen , ging ik naar FredriM' fiad, alwaar ik myn neef Peterfen vond diemy nevens myn vriend de eer deed, my tot aan den Overtoom te geleiden , en u zeker by hunne te iug komst nogmaals myne gïoete zullen hebb.n, aangeboden. — 't Was over half erf eer de touwen wierden losgemaakt, en wy van de wal haken; was zeer lulletjes, en dus dreeven wy langzaam naar de meir, war neer het koekje een weinig begon te wakkeren, en allengs onze zeiltjes zo rond zette , dat wy vroeg in den namid-. da^{ alhier . rriveerden. -— Hoewel dit vaarwater niet zter veel door de reizigers gekoozen wordt , wilde het geluk ecber dat ik vry goed geZ' 'fehüp aantrof, zynde een bedaard Heer, en een zeer lief , eerst laatltleden zondag getrouwd Paar , dat aan den Leidfchendam ging woonen; het  door NEDERLAND. 205 het vrouwtje , dat 'er zeer wel uitzag , was de dochter van den ouden Heer , die de jong getrouwde na haare wooning zoude brengen , en eenigen tyd by bun vertoeven. —— Niets zie ik met meerder genoegen, dan dat tedere, die vergenoeging, dat oplettende voor elkander ,'t welk zich in eerstgetrouwden met zo veel lieflykbeid vertoont, en vol van die aandoeningen , welke ik by myn affcheid van u gevoelde , zat ik een gautfche poos peinzende aan dat onfchatbaar geluk , 't welk ik finaaken zoude , indien myne Charlotte eenmaal door de banden des echts aan my verbonden was ■ Ik lchilderde my die zaligheid, met zulke vnor myn hart betoverende kleuren , dat ik my zelve ten eenenmaalen zou verloren lubben , als ik niet uit myne mymering getrokken was , door een toeval dat zeer ongelukkig had kunnen uitvallen- —- De jonge man had voor op de kaag geweest om een pyp aantefteeken , en weder achter zullende koomen, ftruikelt hy over een dwarshout, dit de luiwagen genoemd wordt, ea fchiet zo ver met het ligchaam buiten boord , dat zo de knecht niet fpoedig was toegefprongen, en hem gegreepen had, hy zeer waarfchynlyk zou hebben kunnen verongelukken. —— Gy gelooft dat wy allen fchrikten, vooral was het vrouwtje zodanig ontfteld, dat 'er byna geen Rillen aau was* — O 4 Ik  eoö dk JONGE REIZIGER Ik deed haar wat fchrikpoeder gebruiken , en dit herftelde haar allengskens , maar het tooneel van volgende zorgvuldigheid , en de zuivere blyken der tederfte liefde waren nu in haar volle kracht , en werkten met geene geringe aandoening op myne tiians daartoe zo wel gsftemde ziel. Dit gaf aanleiding dat ik iets van. degefchiedenis deezer menfchen ontdekte. Zy is zeldzaam genoeg om u medetedeelen. — De jonge man was , zo wel als zyne tegenwoordige vrouw, van eene zeer fatzoeniykeafkomst,doch beiden hadden geen geld. De Juffer woonde in Amfterdam by eene Tante , en de Jongman flond in eene winkel. ZyTeer- den elkander kennen in een gezelfchap , en het duurde maar kort, of de liefde bezielde het hart van beiden. ——- Men begreep echter dat het huwelyk uitgefteld moest worden, tot'er'bekwame gelegenheid tot een heilaan voorkwam. ■ In deeze fituatie bleeven zy by de twee jaaren, zonder dat 'er iets hiervan aan de wederzydfche famillien bekend wierd. Op zekeren avond was de jonge Juffer, van haare Tante vergezeld, op een verjaaringsfeest van iemand haarerkeunisfen; onder de hier zynde perfoonen bevond zich een jong Heer, van groote middelen, die reeds voor het fcheiden der party duidlyk te kennen gaf, dat Juffer Betje hem niet onverfchillig was. Den  boor NEDERLAND.1 sojr Den volgenden dag gaf hy haar een bezoek, en verklaarde zich openlyk door haar ten Huwelyk te vraagen. Zy bedankte hem voor de aangedaane eer , beval zich zyne vriendfchap en verzocht hem nooit daarvan verder te willen fpreeken. ■ Hy liet nogthans niet na, haar van tyd tot tyd te bezoeken, en bekwam zelf op zyn verzoek de vryheid , om zyn oogmerk by haar aantedringen , van haare Tante , die den voortgang van deezeft echt gaarne gezien zou hebben, en Bctje daaglyks daartoe met kracht aanfpoorde, en niet afliet haa"r al het vleiende hier van aftefchilderen , doch zy bleef ftandvastig weigeren. ligar minnaar wierd ook door haar hiervan onderricht , en toen eindelyk de aandrang der Tante zo fterk wierd, dat zy daar door onaangenaamheden in het daaglyks leven ontmoette, beloofde zy , by de eerfte koomst van den opgedrongen minnaar , alles te zulkn beproeven wat zy kon. My kwam, en vond haar ineen zeer droefgeestig humeur —— tNiets was ca. tuurlyker dan dat hy de reden zocht natefpooren; zy aarfeide daarin eenen geruimen tyd,' dochzeide eindelyk, dat zyn aanzoek by haar, de eenige bron ware, wyl zy nimmer in ftaat zou zyn, te beantwoorden aan de vooiflagen welke hy haar gedaan had , en kwam eindelyk voor de reden uit, naamlyk dat zy allertederst beminde. —— O5 Zo  Ê 208 pe JONGE REIZIGER Zo dra de edelmoedige man dit gehoord had , drorg hy aan om te weeten wie die gelukkige 'zyn mogt, welke een hart had weeten te winnen dat hy even dierbaar fchatte, als ik dat van myne beminlyke Ckarktte. — Zy noemde hem den Jongeling, en hy beloofde haar zyne vriend fchap, zonder in vervolg van zyne liefde te zullen fpreeken. — Na weinige dagen vervoegde hy zich by den minnaar van Betje, ondervraagde hem naar alles, en dit overeen Hemmend vinden* de, met het geen hy by onderzoek gehoord had, nam hy hem mede naar "t huis van Betje's Tante, en verzocht haar voor zyne medeminnaar ten huwelyk , met verzekering van eene donatie , die gewigtig genoeg was , om het beminnende paar een behoorlyk beftaan te verzorgen. Gy kunt denken hoe betoverd zy allen waren ; Betje en haar minnaar vielen dankbaar aan zyne knieën. —— En de Tante kon niets meer, dan te belooven dat zy alles by den Vader van Betje zoude aanwenden. De oude man wierd gehaald, en de huwlyksverbindtenis nog den eigen dag gefloten. — F.Ik hunner had zyn deel in het verhaal deezer treffende edelmoedigheid. — Betje vertelde haare fcene met den Hecre Goudwaard zo levendig , dat het een tafreel wierd; haare man fchilderde niet minder aandoenlyk, de ©ntmoeting tusfchen hem en den edelmoedigen me-  door NEDERLAND. 209 medeminnaar , en de Vader gaf zyne vergenoeging, door langs zyne wangen afrollende traanen, genoegzaam te kennen , toen hy op zyne beurt vsrflag deed van het onverwachte verzoek , dat de Heer Goudwaard hem, ten voordeele van zynen tegenwoordigen fchoonzoon deed Onder zulk een aangenaam gefprek, dat daarenboven door menigvuldige gepaste aanmerkingen wierd afgewisfeld , zeilden wy vermaaklyk over de meir, en kwamen te Leiden, alwaar ik het genoegen had , 3ie vrienden hier by my in myn logement dtn Éufgtte houden , tot het afgaan van het laatfte fchuitje , terwyl ik hun heb moeten belooven, een namiddag by hun aan den Leidfchendam te zullen pasfeeren Ik bragt hun'aan de fchuit, doende daarna een tour langs den fiuitencingel, van de Wittepoort tot de Koepoo' t, ender het aangenaame lommer der daar geplante boomen , en van hier de Had ingaande , doorkruiste ik nog eenige gragten en ftraaten. De Burgt is , zegt men , het oudfte gebouw van deeze ftad, zynde van eene rond gedaante, met groote fchiergaten , en gebouwd op eene hoogte van ruim zestig trappen , welke weêrs: zyds met heggen beplant zyn , en u derwaard» leiden. Aan den opgang van deeze trap, zo wei als boven , ftaat ieder eene fraaie poort, en de laat-  sio de JONGE REIZIGER laatfte gepasfeert zynde , klimt gy een tweede trap op , die u aan de borstweering brengt, alwaar gy door de fehietgaten, de gantfche ftad en het omgelegen land kunt overzien. - Hier cp den top is een zeer fraai doolhofje , daar ik met myn gezelfchap in rond dwaalde , en daarna, in deszelfs midden, zynde een aar- tig prieeltje, een kopje thee dronk. Ter zyden van den Burgt, in de helling der hoogte , zyn boomen geplant, tusfchen welke Harten , Rheeën en ander gedierten ter weide gaat. Beneden aan den voet is een kleine menagerie met een waterkommetje , afgefchooten van het groote ruime en met boomen beplante voorplein , door een ltout yzeren hek. Ook is hier eenig fonteinwerk , dat aan de trap , onder anderen door eene menigte pypjeszynwa. ter uitdryft, en de Dames dikwyls een kleine pots fpeelc Dit water word door ko¬ peren buizen opgemaalen, uit een put die men u boven op den Burgt vertoond, en is onder den grond door geleid , om een fontein t die op de Vismarkt ftaat , te doen fpringen ; dit is zeker een wel aanmerkenswaardig kunstftuk, maar fchoon veele oude fchryvers vernaaien, dat men hier uit den Burgt, onder de aarde zou hebben kunnen doorgaan ? tot aan Katwyk op  door NEDERLAND, 211 op Zee , word zulks thans van niemand meer geloofd. - Ik zal myne Charlotte niet ophouden met de oudheidkundige gisfingenom' trent dit gebouw;, beter zal hier over iets aan myn vriend Karei voegen, maar evenwel moet ik baar dit zeggen, dat zo het ooit gelyk men wil de woonplaats der Burggraaven van Leiden geweest is , het zelve 'er gantsch anders heef£ moeten uitzien. De eigenlyke herberg van deezen naam., is een nieuw en zeer fpatieus gebouw, waar men zeer proper onthaald wordt. Toen ik hier van myne kleine wandeling te rug kwam , vond ik eenige Heeren , op de plaats aan een tafeltje zitten discoureeren , en 't geval wilde dat ik met hun in gefprek geraakte , tot half tien uuren, wanneer zy heengingen, en ik my aan 't foupé zette, 't welk fpocdig genuttigd zynde , begon ik deeze my se zo verlangden arbeid, die ik hoop , dat by myne Charlotte geleezen wordende, haar bevestigen zal in het denkbeeld , waar mede ik my vleie , dat haar hart reeds ten mynen opzichte overtuigd zal zyn , naamlyk , dat zo wel haar zedelyk caraéfer als het beminnenswaardige van haaren gezelligen omgang en ongekunfielde bevalligheden, eenen diepen indruk ge-  sis de JONGE REIZIGER gemaakt, en eene beftendige liefde ontvonkt hebben , in den boezem van den geenen die zich onder beftendige aanbeveling, tot zyne gedaane voorflagen, met de gepaste eerbiedigheid noemt, enz.  door NEDERLAND. 213 . + VI. BRIEF. Ferdinand aan Karel. Leiden 15 Mei 17— Schoon ik u niets byzonders te fchryven heb, kan ik echter niet nalaaten u te melden , dat ik heden alhier gearriveerd b r NEDERLAND, s.7 VIII. BRIEF. Ferdinand aan Petersen. Leiden lo Met 1^; 'x Morgens. Xk zit thans half zes, zeer vermaaklyk voof een opgefchooven raam te dejeuneeren. . Allerlei wacergevogelte zwemt voor my in een vyvertje, paan A-en, kalkoenen en hoenders loo. pen ter zydeu hun morgenkost zoeken, en twee verliefde zuiver getekende duifjes zitten op hec yzeren hek elkander te pluiszen en te kusfchen. 't gekraai, gekirr, gekwaek en vyf-en« iwintig andere gelaiden mengen zich dooreen. Kortom ik heb het weder uitmuntend wel, alleen mankeert my de kleine kring myner dierbaaie Amfterdamfche vrienden en vriendinnen. — Dank zy nogmaals alle uwe weldaadigheid, en daar meede op dit punt amen. Myne Charlotte heb ik den Burg befchreeven, Karei zo wat van deszelfs oudheid, en die der Pa ftad,  ai8 de JONGE REI2IG-EII. ftad, nevens deszelfs fnuatie , met u wil ik een weinig gefchiedkundig handelen, en Frederikftad zal ik op een gefprekje traéteeren, dat ik gisteren avond gehouden heb; dan blyft ieder zo wat min of meer in zyn vak. Als ik in den Haag koom zal ik wel veel nieuws voor alle drie de dames opzaamelen, zeg dit, als het u belieft, uwe waardige Belle en Elize, aan C/tar/otfe moet ik altyd fchryven, of myn hart zou te onvreeden zyn. Leiden, by Ptolemeus Êügdünum Batavorum,.. en by Aniontnus Lugdunum apudGermanorumgt- noemd. Wat dunkt u, zet dit den toon niet al heel wei in? Leiden dan, is de vierde ftemhebbende ftad deezer Provincie, gelegen in het midden van Rynland, in de vruchtbaarfte landsdouw die men fchilderen kan. -— Dat deeze ftad vetfcheidene maaien, door aan* was van inwoonderen, en dus van neeringe en handteeringe, ja zo eenigen zeggen tot zesmaal toe heeft moeten uitgelegd worden, getuigen de gefchiedfchryvers eenparig, waar van de eerfte in het laatst der dertiende eeuw, en de laatfte in 1659 zou aangevangen zyn. 't Heeft my altoos eenigzins zeldzaam gefcheenen dat men in 'sLands Cronyken nergens zo veel ik weete gewag gemaakt heeft vaa eenige aanvallen der üeeaen en Noormannen op Leiden, terwyl die ftroa- pen-  B'o-o -fi. NEDERLAND, cio .pende benden elders alom hunne verwoestingen hebben aangericht. — Maar behalven 't geen .gemeld word van den verleenden byftand der Leidfche burggraaven, aan Dirk den 11, tegens de Westvriezen, en 't geen voorviel metdeGravinne Aday toen zy op den burg gevlucht, door de Kennemers belegerd , en tot de overgaaf gedwongen wierd, zo heeft de ftad zeer ve-1 geleden in den twist der Moekfchen en Cabeljaauwfchen zeden: zy Ao. 1419 met die van Utrecht en dus aan deHoekfchezyde zich tegenjan van Beieren verbond. —— Zeden welken tyd het Burggraaf, fchap aan de Graaflykheid gekoomen is. ■ Ik zal alhier alle de beroertens niet by brengen, maar zeggen dat het kaas en broods volk het op Leiden Ao. 1491 toe lag , doch afgeflaagen wierd. Zo bleef de ftad ook door eene tydige ontdekking bevryd van den aanflag der Wederdoopers onder den beruchten ~Jan van Leiden Ao. 1535. Dan de voornaamfte beleegering, wier vreeslyke omftandigheden van honger en kommer niet alleen de aarde overklonken, maar nog van de ouders aan hunne kinderen door geheel Nederland worden ingeboezemd, om aantetoonen wat moed en ftandvastigheid vermogen, en hoe God ons onverwacht van het verderf kan te rug houden , als wy meenen dat het laatfte uurftaataantebi-eeken, . Deeze belegering in 1573 est p 3 1574  2ii vlessch en bloed ten besten. Zo ik my niet mis gisfe, moet 'er nog eene armere tot 's mans eere geflaagen zyn, die ook zyn beeltenis vertoont, maar waar van het revers een ander versje bevat. — Dat men in deezen tyd der beleegering noodmunten geflaagen heeft met du otfdmfr pjaclibertatis ergofis u zeker bekendmaar weet gy wat Grotius hieromtrent verhaalt' in  'h o r N EDER 'L A In D. 221 in zyn Ver antivoor dingh van de IVettelycke Re- ■gieringh van Hollandt ? — „ Gheduerende „ het {ware ende altydt ghedenck - weerdighe „ belegh van Leyden, hebben de Predicanten op den predickiloei haar niet ontzien, de ,, Magiftraten door wekker voorzichtichheydc en de conftantie, naast God , toen ter tydr, niet alleen de üadt, maar het heele landt, is 5, bewaardt, te lasteren, om dat zy op de pa„ pieren perininghen die men floegh , by gebreck „ van fiivere; hadden doen Hellen, dat zy leden, -„ 't gunt zy leden, om de vryheydt : daar de „ Predicanten meenden , dat men behoorde te .„ Hellen dat men zulks leedt om de Gherefor„ meerde -Religie, als of de vryheid van Religie >.,, nkt meede onder het generaal van vryheydt en „ waar begrepen geweest: ende als of oock niet ^, anderen, uyt haat van de inquifitie ende fpaan„ fche regietinge haar trouwelyck voor het Vaderland hadden gequeten, niet zynde noch- „ ta-ns van de -gereformee; de religie." - De- ze plaats uit Grotius heb ik altoos onthouden., om dat zy my een treu fchynt van 't voorfpel dat naderhand door 't groote treurfpelgevolgd wierd, enhetmy tevens onbegrypelyk voorkomt, hoe het mogelyk.is, dat leeraars van het zachtekristendom noch oproer kunnen kraaiëa, in dagen P 4 van  aai de JONGE REIZIGER vnn zo zwaare verdrukking. — Dit dacht my moest ik u mededeelen. ' Het wonderbaar ontzet, gebeurde gelyk gy, weet den 3 Oflober i574t —- Een tydftip 'c welk door een gevoelig hart, niet dan met dankbaarheid aan God, en treffende blydfchap kan herdacht worden. Mindere beroeringen zedert in de ftad voorgevallen, gaa ik met ftilzwygen voorby, als by voorbeeld de aanilag om dezelve in handen vaa Leicester te Hellen, 'c gebeurde in 1618 en 1672 en watmeermagzyn voorgevallen.— Ik zal deezen brief fluiten met te zeggen dat ik fteeds eene dubbele voldoening gevoele, over de edele keus welke men de dappere Leienaars kort daarna van wegens de Staten van Holland aanbood; namelyk: tot vergelding van hunne fiere, en byna onbegrypelyke heldenmoed voor eenige Jaren bevrydt te zyn, van alle ftaatslasten, of binnen deszelfs muuren een Hooge School te zien oprichten. Dit dubbel aanbod noem ik edel, en de keus der Regeerderen doet hun mynsoordeels alle eer aan. Aattig klinkt het dat deeze Academie opgericht js in naam van Philips den II., gelyk bekend is, my dunkt zyne Catholyke Majefteit moet wonder hebben opgekeeken, toen hem dat octroi voorgelegd wierd, vooral om de redenen die daarby  door NEDERLAND. 223 geallegueert worden, te veel om hier aan te haaien, maar waarvan een is: „dat hy daartoe be„ wogen is door raad van zyn Neef Willem Prins 2, van Oranje,om de Leienaars NB. te beloonen „ voor hunne trouw in het draagen derOorlogs- lasten." — Dit merkwaardig ocfroi is verleend den 6 Jan. 1576. Nog aan Frederïkftad moetende fchryven eer ik uitgaan, zal ik deezen zonder verdere complimenten, dan myne hartelyke groete aan u en de uwen af breeken , zynde &c.  s;4 oe JülrïGE REIZIGER VIII. BRIEF. Feb.di.nani> .aan Frederikst ad. Leiden j<5 Md ]?■— IDewyl wy by'het aangaan onzer vrlendfchtm, bepaald hebben, alle complimenten weg te laaten, ben ilc ook nu vry om op woorden te Pu. deeren, die u myne dankbaarheid voor uwe vnendlyke converfatie, geduurende mynverblyf m Amfterdam konden uitdrukken, ik zeg dus elleen dat ik de waardy daarvan gevoele, en de aanhouding uwer vriendfchap nevens die uwer bevallige zuster zal my altoos een treffend genoegen zyn. Alsgy by Mejuffer Charlotte koomt; zult gy myn wedervaaren tot des avonds van -myn arri- vement alhier van haar hoeren. Peterfen zal u zyn brief, en die aan Karei welke ik open hetmeededeelen, en dus heb ik u niets te melden, dan over zeker gefprek \ geen ik gisteren avond lner gehouden hebbe, met betrekking tot on~  door NEDERLAND. 2^5 onze geliefde liefhebbery. Koetjes en kalfjes liepen gelyk het altoos gaat in dit discours vooraf, en ik weet zelf niet meer aan een te fchakelen. hoe wy van het gezegend fchoone weder op de Poëzy kwamen; doch de overgangen zullen wel geregeld geweest zyn, fchoon die zomtyds zo vreemd kunnen vallen, dat 'er geen peil op te trekken is. Voor 't naast geloof ik, dat myne vraag na eenige byzondeiheden van de ftad, waardoor myn intentie bekend wierd, een der Heeren deed zeggen: ja, kunstliefde (paart geen vip. Waarop een ander vraagde; apropos, hebt gy het hdmaatfchap van het bewuste Genootfchap aangenomen? 't geea beantwoord wierd met een vraag, die my dacht dat 't bedoelde Ge' nootfchap niet veel eer deed, en meenende dat het op de Hagenaars floeg, kon ik niet nalaaten te vragen: houdt myn Heer dan dat Genootfchap voor zo Hecht? wy bleeven een geruimen tyd in die term voortpraten dat ik nog al vast aan myn gevoelen kleefde; toen ik eindelyk ontdekte,dat ik my zeker vergist hadde, door een anecdote welke my die Heer verhaalde, en die my dunkt dat onmooglyk plaats kon vinden, by een Genootfchap , dat zich beroemd heeft weeten te maaken, en wiens beftuurderen en gewoonele- den5  siG DEKJONGE REIZIGER den, zo wel als alle de overige clasfen ik altoos hebben hooren roemen , wegens hunne gulheid en vriendlykheid. Ik was dus de plank mis., en wat moeite ik aanwende, ik kon'er niet achter koomen, welk Genootfchap men bedoelde, terwyl ik begreep dat een rechtftreekfche vraag eenigzints onbeleefd konde zyn. Myn Heer, zeide die vriend, ik laat de waardeen onwaarde van het Genootfchap, dat my het lidplaats heeft aangeboden, op zyn plaats; vooreerst ben ik in 't algemeen geen liefhebber van Genootfchappen, om dat men zich zelf als 't ware begraaft: maak ik iets dat my der uitgaave waardig fchynt, ik ftuur het na de pers, endaar meede gedaan Dan behoef ik niette debat- teeren met befluurderen, over de of dn, hun of haar, zelf over geen nominativus of ablativus ahfelutus. Als my dunkt dat myn vers zenuwen en fpieren heeft, dan is het wel, maar dan moet geen ander koomen , en plaagen my over een comma of femicolon, om my zyn drooge taal. kunde voor geleerdheid in de hand te floppen, terwyl zulk een knaap zelf zomtyds het onder- fcheid niet weet tusfchen ei en y. Maar daar te boven is 'er een ander hiftoritje, met dat Genoodfchap voorgevallen , dat my flerk ergert. Een vriend van my, lidt van het zelve, levert hun  otoR NE D> E RL A N^D. 22^ hun een vers, voor zyn vierendeelsjaarstaak. Die taaken, viel een ander hem in, zyn ook: zulke kinderachtige bepalingen. Vondel dacht grootfcher: Poëten draaven niet in voorgefchreeven perken,1 9 Zegt hy,, in zyn bruilofts vers op Hoofd zo ik meene. Dat is zo voer den ander voort, maar eenige orde behoort toch plaats te vinden——— Enfin het vers van myn vriend was een visfcherszang na de hedendaagfche mode, hoe wel of kwalyk behandelt, zullen wy daarlaaten, maar kan een van de Heeren ook een ftruikelblok vinden in deeze regels; Panope, de Visfcherin, heeft, dat ik dit vooraf zegge, haar man na een hevige ftorm behouden, zy heeft met hem, zyne gevaaren befpiegeld , en beide hebben befchreeven, wat zy in dat vieeslyk onweder gezien hadden, hy op zee, zy in benaauwdheid langs het ftrand kruizende, en op de duinen na haaren lieven Chromis uitziende. Hier op zegt zy; Ontroerd door uw verhaal wensch ik reeds neêr te knielen. Helaas inyn Chromis welk een aantal arme zielen Zwolg 't woeste pekel in! en gy, gy zyt behoed? 't Uur onzer trouw was aan Paneps minder zoet. Myn  228 de JONGE REIZIGER Myn hart is ai te vol; ik kan nist langer wachten; Of zou de Godheid onzen dank zo hoog niet achten, Wen die van 't fcbulpryk iTrand tot aan den hemel klinkt. Dan daar in ons kapel het prachtig outer blinkt ? Ü! Hier op antwoord Chromis: Panope, de Almagt woont in Tempels noch Kapellen, Hy biyft ons aan het duin als in hit choor verzeilen, Hy hoort ons overal; en ziet to: in ons hart; Wie nedrig en oprecht hem aanroept in de (mart Vindt troost, al dry ft hy zelf in 't midden van de baaren,. De Priesters loopen hoog met Tempels en Altaaren, Xn't is noodzaaklyk voor den Godsdienst in 't gemeen, JWaar God hoort overal der Vromen klaaggebeên. Dat wy dan in het zand onze aangezichten buigen, En onze dankbaarheid d'algoeden God betuigerv Kunt gy hier in ie:s aanftootelyks vinden Fra* derèkftad? — Geen onzer althans, en echter verklaarde die Heer, dat zyn vriend om deeze uitdrukkingen verketterd was. Zou ik nu, voegde hy 'er by, my laaten beoordeelen , van zulke weezens die de reden geheel den bodeminflaan, en erger doen dan knorven in biezen te zoeken ? Daar toe ben ik niet gek genoeg. • Hoor, hadden zy gezegd , dat die Vis- fcher wat buiten de eenvouwigheid van dat Oaovan menfchen gaat, met deeze zyne refiexient mis-  door NEDERLAND. 219 Misfchien hadden zy gelyk, maar paf dien, daar uit te concludeereu, dat die man het op de ondermyning van den publyken Godsdienst toelegt, is te zot. c Ea ik bedank voor alle broe- derfchap met narren en kweezels. . De man had inderdaad gelyk. Verder liep het onderhoud over het antieigenaartige van veele onzer Genootfchappen in deeze dagen.. Namenlyk de Poetifche. > Imm3rs zou men natuurlyk moeten veronderftellen dat zo iemand lid is van een Dichtkundig Genootfchap hy zelf ook ten minften een mechanicq vers behoort te kunnen maaken, ook dat hy zulks nu en dan tot bydraagen van de broederfchap uitoeffend, maar hoe veele Genootfchapsleden zyn 'er die als zy een versje moeten maaken , daar meede net zouden ftaan als myn tuinman, Jaap, wanneer hy zaturdags de rekening van verfchoten knechts loonen moet fchryven, dat nooit gebeurt, al vriest het paarden ys, of Jaap zit in de borstrok. — En als zy nog al eens zo ver door het pik, gelyk men zegt,befmet worden, dat zy een rympje byeen brengen, dan worden het zeldzaams gevallen, die ons verhaalen,. dat 'er hondert dingen in het opgenblik gebeuren, dat zy de jas aantrekken, om een navolging te maaken van het niet onaardige dingentje, dat  330 dü JONGE REIZIGER dat in da maandelykfcbe bydraagen gevondetï wordt, ten tytel voerende: MORGENSTOND. i^as bad de blonde Auroor, heur hémelblaauwe rosfeiï Ten ucbtend draaiboom doorgemend. Pas was zy't dagfpoor opgerend: Pas bad de wakk're boer zyn welgevoederde osfen Gekoppeld voor den fcbarpen ploeg : Pas had een duizendtal van bloempjes versch ontloken , De zuivre lucht vervuld met duizend duizend rooken, Myn pen is niet bekwaam genoeg Om 't zoet te maaien der bekoorlyke orgelkeelen Van 't vrolyk kweelend pluimgediert: Dat door de takken tiert en zwiert, JTerwyl het ziel en zin bekooren kan en fheeien ï Pas wat het Chriilal.'yne riat Aan 't fchittren, door den glans der gouden zonneftraleuV Als Thysbuurs zwarte Poes, die in het Veld liep dwalen Een tot gevangen had. Doch dan zal men ook aanftonds zien, dat de copy van een kladfchilder is, omtrent zo bekwaam, als zeker perfoon die een landfchapje zou natekenen, waarin onder anderen een Herder, die ongefchoeid was, regens een boom kunde. Toen het werk af was het hy het een  boor NEDERLAND. 231 een kenner examineeren, die, zich met moeite van lagchen onthoudende, vry dröog antwoorde, wel nu, dat gaat nog al, maar evenwel is - *er een klein foutje in. —i— De over zich voldaane man, bekeek zyn werk, en de fout niet kunnende vinden, vraagde hy den kenner, waarin die belfond? dat de groote teen van de rechtervoet aan de buitenzede zit, was het antwoord. En zo gaat het ook met de dich- terlyke navolgingen niet zelden. , Als nu zulke gedwongene versfen in een Genootfchap worden ingeleverd j dan is het gevolg of dat de bundel doorfpekt wordt met prullen, die geen duit waardig zyn, of dat men de leden ftoornis toebrengt, door hunne chef d'Oeuvres achter da bank te göoiën, en dit laatfte doet men niet ligt. Kortom die vriend had het dik op de Genootfchappen gelaaden, en of hy overal on* gelyk had laat ik aan uw oordeel. Ten laatften kwamen wy aan de waare ver-» eischten van een Dichtkundig Genootfchap, en toen verklaarde hy zich dat als het daar aan voldeed zou hy niet ongeneegen zyn, om meede te arbeiden. Maar zyne conditiën waaren zo zwaar, dat ik hem prognosticeerde, dat hy nooit lid van eenig genootfchap zoude worden. Onder anderen beftonden zy in deeze kleinigheden. Dat niemand eenige Pedantery zou I. Deel. Q mor  «32 de JONGE REIZIGER mogen vertoonen, of zyn medebroeders werk verachten, om dat hy ligt meteen a& gefchreeven hadt, of dt in plaats van d of t, zo 'er anders vlucht en genie in gevonden wierd. Onlangs zeide hy, hoorde ik een vers van Belamy of Zelandus zo gy wilt, kezen , dat uitmuntend fchoon was, maar 'er ftond ergens uiv voor u , en zie daar waarom myn man de neus optrok. Ten anderen wilde hy, dat een Genootfchap. niets zou geeven dan meefterftukken, gelyk men in onderfcheidene Genootfchappen hukken vindS van Feitb, van de zalige ban der Waal, de Baronnes de rAnoy en anderen, maar geen zulke doch ik zou geen eind vinden in de optelling. Ten derden, wilde hy, dat elk lid by de er*, tree zou moeien beloven, nooit een vers te maa. ken, dan als hy waare etuhoufiasmus gevoelde» Hier voegde ik by en dat de Extern-porets, op ftraffe van afzetting en verlies van alle aandeel en voordeden aan de fccfeteit verknocht of ooit te verwachten, verboden wierden. . s \ Ten vierden, dat men niemand enkehom dat hy een groote tytel voerde, of een Mr. voor zyn naam mogt fchryven tot lid zou verkiezen, maar dat hyby de \'atie bekend moest zyn, vooreen Genie in eenig Dichtkundig vak. _ Eindelyk wilde hy'er nog iets by voegen, maar dit was al te flreng, dat  door NEDERLANDS 233 dat elk lid by de intreede zóu moeten verklaaren, welk foort van dichtftukken hy zelf geloofde zyn fort te zyn, en dat hy na die verklaaring zou belooven, zyn best te doen om daarin uit te munten, zonder ooit met iets andersvoorden dag te koomen, ten minften niet by de Brcederfchap. — Want een Dichter moet zomtyds; gelegenheids versfen madkth, al heeft hy nog zó weinig lust daar toe, immers is hy onder de vrye van den Lande, zeker wel deiminst vrye: D©ch dit zullen wy niet betoogen. • Toen wy dachten dat hét hier meede gedaan was^ kwam'er nog iemand uit de hoek die zich geheel niet had laaten hooren, zeggende: voeg 'er dan by dat het Genootfchap geene vertalingen zal ontvangen, en neem ter zinfpreuk: S3ef/er madpx ié bU Jejle cxiticq. Nü was het half tien, het uur der fcheiding van deeze Heeren, die ik wel wensch hier nog eens aantetreffen. Dus heb ik het nodige bericht. • Ik zal deeze eindigen met.u te vertellen dat ik uitgal om publyke gebouwen te bezichtigen; zonder te weeten waarmeede ik beginnen zal. ' Leef gezond en vrolyk. ~'hri" - Volgens affpraak wacht ik een brief in Q 2 den  j>34 di JONGE REIZIGER den Haag, doch of ik 'er wel niet een dag laa^ ter koomen zal weet ik niet, ondertusfchenblyfi myn adres het zelfde. — Groet vooral de zaehtaartigeita'ze, Ik ben &c. IX.  •d 'o -o r. NEDERLAND. 235 IX. BRIE F. ïerdinand aan Charlotte. Zeiden 16 Mei 17— HSTu ik deezen morgen mvne brieven aan Hendrik bad? overreikt, ging ik eerst de Hooglandfche Kerk bezichtigen. —- De Beminnaars derbouwkun4e mogen zich met recht beklaagen, dat dit geHicht 't welk men Ao. is3o begon te bouwen, niet volgens het plan voltooid is. —— Geestelyke twisten, doorgaans de haatlykfte, hielden -dit werk eerst lang (kepende, naderhand wierd liet zo verre gebragt, dat men het in de tegenswoordige fuuatie op 't jaar 1315 den Heiligen Pankras toewyde. Men verzekert in 't algemeen dat dit de uitmuntendfte kerk van geheel Nederland zoude geworden zyn, zo deeze bitterheden het niet belet hadden, en nog is het een fraai .gebouw, dat op zes • en dertig ongemeenzwaaQ 3 *e  de JONGE REIZIGER re zuilen rust. Men ziet in het zelve, boven een der deuren ; een fchoon orgel, de wanden zya met wapenborden van veele Familien behangen, ook vindt men in deeze kerk, de Tombe van den grooten Pieter Adriaans van der. Werf, wiens grafplaats ie betreeden, genoeg is, om een Neêrlandsch hart in moed, ftandvastigheid, en dankbaare nagedachtenis voor zyn Heldendaden te ontvonken. In het Choor ziet memde grafzerk van Jufiinus van Nasfouw, die een natuurlyke zoon was van Prins Willem den I. hy Is levensgroote op dezelve uitgehouwen, en zyne tytelen nevens een opfchrifc daar toe ge. voegd. Is het niet ftrydig met alle goede zeden myne Charlotte, dat de Grooten, die ons beftuuren, en dus in alles voorbeeldelyk behooren te zyn, hunne natuurlyke kinderen, zo maar openlyk in hoogheid ft ellen, daar een gemeen burger, overkwam hem het ongeluk, dat 'er flechts een natuurlyke zoon van hem bekend was, daar over geftrafc of geboet zou worden, en het kind by al de waerelt als een bastert op den rug aangezien I —- Dit kan my wel eens ftooten. — Maai terzaake, 't gebouw is zo wel van buiten als van binnen fraai, en pronkt met een klein tooreutje, dat een uurwerk heeft, dat ook in hei gewelf der kerke met een wyzerplaat de uuren  door NEDERLAND. 237 •uitren aanwyst. Hetzelve ryst fraai en fta tig uit het Kruisdak. Van hier ging ik na de Lutherfche kerk , als het naast by zynde, dit is een taamlyk aanzienlyk Huis, tot een kerk die van binnen op houten pilaaren rust verbouwd: het zelve is ruim .genoeg, en heeft twee galleryen boven elkander. Ook is 'er een orgel. — Nu lag de Marikerk aan de beurt — Dit is een fraai achtkant modern gebouw, en koepeldak, waar uit een tooren ryst, verfierd met een groote pynappel, uit welke zich een kruis verheft, en boven op hetzelve ftaat een faam. Van de westzyde gaat men over een ruim plein in dezelve. Acht zwaare pylaaren onderfteuoen dit gebouw, boven in het dak zyn van buiten acht fieenen gemetfeld, de windftreken aanwyzende; en men ziet 'er ook een taamlyk goed orgel. Ia de voorige eeuw dus na de reformatie, namenlyk van 1638 tot 1649 gebouwd zynde is 'er geen Choor. ' De Waaïe Kerk heeft niets byzonders, dan de Graflteeden van twee Geleerden, naamlyk den te Arras in den jaare 15 '6 geboren Carolus Clufws, die alhier Profesfor in de kruidkunde geweest is, en Jolephus Juftas Scbaligvr meede ee.n zeer beroemd Hoogleeraar alhier, zynde geboren in Italien, 't gebouw zelve is al van het Q 4 nud-  238 de JONG El R EIZIGBR midden der veertiende eeuw, doch fchyntnaderhand vergroot, wyl het achterfte gedeelte hoger dan het voorfte is. 't Gebouw heeft twee toorens, een groote van vooren , en een kleine op het achterfte gedeelte. Van hier liep ik met voorbygaan van de Gasthuiskerk naa de St. Pieterskerk, een ftatig gebouw op een groot plein. ik heb de Py- laaren die dit gevaarte onderfteunen niet geteld, maar vier daar van die het kruiswerk onderfteunen, zyn misfchien in den omtrek meer dan vier en-twintig voeten. —- Aan de Westzyde is boven de deur het orgel, en vlak daarover het Chocr dat met een koperen hek, welks traliën zeer fraai zyn, gelyk men dikwerf m de kerken ziet is afgeperkt. De glazen zyn veelal befchildert met wapens, en de wanden pronken met een zeer groot getal Wapenborden en Tombes, van welke laatfte ik maar eenige zal noemen, om dat zy u eenigzins meer dan de rest bekend zullen zyn. Naamlyk de vermaarde Coccejus, die een aanmerkelyke rol in de Kerklyke Gefchiedenis gefpeeld heeft, en de groote Boerbave, wiens naam zo beroemd was, dat men verhaalt dat hy uit een der afgelegenfte Indifche plaatzen, over Frankryk, een brief ontving ,, waarop niets ten adres ftond, dan: aan Boerhave in Europa. . Van hem heeft  poor NEDERLAND. 239 heeft nog die zwarte Kandy den naam van Boer - bavefche zuiker. 't Gedenkteken ter zy. ner eere is nog jong, en beltaat uit zyn af beeldzei by maniere van een medaillon > met zyne gewoone zinfpreuk, die over het geheel doorgaat, maar by de geneeskundigen altoos behoort in acht genoomen te worden. Namenlyk: Eenvoudigheid is het kenmerk der waarheid, in het Latyn gelyk hy die altoos bezigde, heet dit Simplex veri Sigillum. t Dit laatfte is voor de geleerde Heeren die gy goed zult vinden deezen mcedetedeelen. Met hangt aan een pylaaf boven het graf van dien Nederlandfchen' Esculapius Hipocrates, Paracelfus of hoe gy hem noemen wilt. 1 Meerman, zynde een log pyramtdaal Gevaarte , rustende op wanfehiklyke klaauwen, op een marmeren voetftuk. En daar naby de tombe van Kerkhoven, waarop hy in marmorent gebeiteld vertoond wordt. Maar my dunkt dat gy myn briel niet zeer aangenaam vindt. Gy hebt ook niet ge¬ heel ongelyk myn lieve Lot, doch wat kan men van de korte befchryving van gebouwen maaken dat heel aangenaam luidt! En evenwel dacht my dat ik u daar meede heden eens onderhouden moest j wylik zeer weinig tyd over hebQ 5 ben  24© de jonge reiziger bende, niet meer dan eenen brief kan fchryven. ■ Wien was het nu pligtmaatig? Zeker aan u, die my, met al de achting die ik myne andere Amfterdamfche vrienden toedraag,boven alle dierbaar is — Heb echter nog een weinig geduld, en de inhoud van het vervolg zal u beter hnaaken, als wy maar uit deeze kerk zyn. 't Geen ik daar van nog te zeggen heb is dit: Voomaals pronkten zy met een zeer hoogen toren, doch die, gelyk ik reeds ia een voorigen brief zeide, in het voorjaar van 1512, grootendeels inftorte, waardoor men zegt dat veele papieren verloren geraakt zyn, welke hier bewaard wierden. IVilkm de ii. namenlyk de Graaf van Holland, en zyn zoon de ongelukkige Graaf Floris de v. zyn in deeze kerk gedoopr. Willam de ii. fchonk ter gedachtenis hiervan eendoopvond, aan de kerk, die p.achtiger, dan men ergens vond, ook waaren hier oudtyds twaalf fchoone marmeren beelden, vertoonende de Apostelen, maa: een en ander is door de woede van hec graauw , ten tyde der beeldllorming vernield, en weg geraakt, 't Geen te bejammeren is, doch dat is het gevolg, als het Jan Hagel den baas fpeelt, en de Regeering, gelyk in die dagen den toom uit de handen gerukt is. Nog  boor NEDERLAND, 241 ISTog een woord van deeze kerk, die zeer veele fchenkaadjen heeft ontvangen: hier onder munten uit de gefchreevene bybel van Willem Heermans gefchonken in het Jaar 1462. eer nog de drukkunst was uitgevonden. Welke mer ketenen aan een lesfenaar was vastgehecht; dezelve is door den fchenker zelve in twee deelen gefchreeven, en ten nutte van elk weetgierigen daar neergelegd, in de dagen toen het gemeen nog geene'andere gelegenheid had om dit boek te kunnen leezen, alzo de handfchriften gelyk men begrypen kan dun gezaaid waaren, en de drukkonst zo ik zeide nog niet was uitgevonden, of liever toen 'er nog geene gedrukte bybels waren; want Koster had ruim twintig jaar te vooren, reeds de gronden deezer kunften uitgeoef- , fend. Nu neemen wy ons affcheid vaa dit, en alle andere geestelyke gebouwen voor deezen dag, en ik zal de eer hebben, u naar het ftadhuis te geleiden, dus de ftads Rynlands gevangenis, 'sGraveftetn genoemd voorby flappende, • Met aanmerking alleen, dat het van buiten een trotsch aanzien heeft, en op den voorgevel verfierd is met het beeld der gerechtigheid, terwyl de achtergevel met een diergelyk beeld en dat der voorzichtigheid pronkt. De Gefchiedenis verhaalt, 4.at de Heeren van Loktorst  *42 de JONGE REIZIGER borst dit gefficht aan de ftad gefchonken hebben, onder beding dat niemand dier Famillie ooit tot Schout mogt benoemd worden, uk hoofde der verachtlykheid van deezen post. Thans is het heel anders, men geeft deeze bediening niet dan aan perfoonen van de eerfte geboorte in den burgerftond. Hier in het Logement te rug koomende , eer ik aan tafel ging, verhaalde my de Kastelein daarvan nog het volgende: dat men gewoon was hier de misdadigers op een in zulk geval opgerecht wordend fchavot te ftraffen, dat het gefchikter vertrekken heeft tot berging van gevangenen van meer en minderen rang, en eenige die bekwaam gemaakt zyn, om leedi^loopers, enzulken die de Maatlchappy ten last zyn, aanwerk te helpen. Ik zal die man in dit opzicht maar geloven, want ik ben geen liefhebber van Gevangen huizen te bezichtigen, en verfchil dus veel met zeker Engelsch man ,. die gantsch Europa is doorgereisd, met enkel oogmerk om gevangenisfen te zien. Laat u dit niet grillig voorkomen myn beste Lot, eene waare menschlievendheid is de bron. Overtuigd, dat de meeste Kerkers niet alleen akelig zyn, maar ook zeer ongezond, en de behandeling der ongelukkigen dikwerf zeer te- gens  DtoR NEDERLAND. 34* gens de billykheid aanlooptzoo lang ten mm. Hen hunne misdaad niet beweezen is, en ook zomtyds niet evenredig aan dezelve, wilde hy hieromtrent het zyne toebrengen, om Europa te verlichten, en verbetering van aanbelang voor de menschlykheid voordellen, dat hy op eene edele wyze heeft volvoerd. —- Dan treeden wy naar het Stadhuis, zynde een gebouw in de Gottifche trant, welks voorgevel van Benthemerfteen prachtig is opgehaald. — Het borduis, is twee-en-twintig trappen hoog, heeft beneden aan de hoeken twee leeuwen, het Leidfche wapen, zynde twee fleutels, in hunne klaauwen houdende. > Boven ftaan op de hoeken weder twee. Ook ziet men daar aan de gevelzyde twee kindertjes,gansch naakt, waarvan de eene op een uurglas rustende den tyd, de andere op een doodshoofd de fterflykheid verbeeld, boven op 't Bordais zyn twee fttenen beelden der Gerechtigheid en Vrede, en men vindt 'er deeze woorden: Bewaar Heer Holland en zalig Leiden. — — Gaan wy onder hetBotdais in: hier vinden wy de groote Vleeschhal, die zich tot een Rynlandsch Vierfchaar uitftrekt. A'hier ftaat boven eene poort met goude letteren het volgend versje in een blaauwen teetfteen; -  244 de JONGE REIZIGER Indien Gods goedheid u brengt voort, Geluk en. fpoet niet trots 't gemoet, Maar neer wilt draagen, En zint hy [ziet] waarom aan boort Angftig verdriet, weest daarom niet Te zeer verflagen, U heil, luiks-heil, en toebehoort, Dankt Godt, zwygt ftil, zo was zyn wil Begeer behagen Men- vindt hier nog een versje beneden, dal ik u zaimeededeelen, niet om deszelfsbyzondere fraaiheid, maar om dat Fredrikftad , daar uit de fmaak van die tyd mag beoordeelen, en berekenen, of wy nog een halve nog een heele eeuw werk hebben, om daar meede weder gelyk te Haan, wyl'er zich reedsfpranken van vertoonen- Vergeef my voor deeze eene reis deeze lastigen brief, ik heb u myne verfchoning reeds gemaakt, het zal niet weder gebeuren, dat ik u zo droog onderhoude, hoewel het zyn uwe bevelen, immers zeide gy, dat ik nieu moest overflaan. —— Nu dan, dus luidt het versjei 't Ryk van Spangen hem verblyden, In 't beleggen, als zy lagen, Met gaduit my dragen 't lyden So veel letters fo veel dagen. Nu  door NEDERL A N D. 245 Na fWare hUnger noot GebraCdi hadde ter dood BI naest fes dUIzend M.-nfChen ALs GoJt den Heer Verdroot, Gaf 1)1 Uns Weder broot Zo Veel W CUnlten W.nfChen. Zoekt en vindt 't jaar ,,van Lyden zwaar" Dat niet en was te herden, De Héere maar ,, vryd ons daar naar" Der tienden maand den derden. Word niet knorrig lieve Lot, zonder u hiet verder op te houden geleid ik u langs een vry goeden binnentrap naar boven, en zal u Hechts een;ge vertrekken aanftippen, want ik vrees fterk voor de verveelirg , en echter ik kan niet anders maaken. Zie daar u reeds op een groote zaal die men de Pers noemt, om dat hier voormaals een drukpers was) met voorbygaan, van een aantal door my bezichtigde vertrekken, waar in ik niets byzonders heb opgemerkt, zult gy my de eer gelieven aan te doen, om Burgemeesterskamer in te treeden, waar in gy toch de fchoone gefchilderde; tapyten zult admireeren, maar boven al het betoverend fchilderftuk van den hier ter ftede geboren Kunstfchilder Lucas van Leiden verbeeldende den dag, waarin God elk ten rekenfehap zal opdagen. Zo vee- le  M de JONGE REIZIGER le beelden zo veele hartstochten myn lieve Lot.* vergenoeging in alle deszelfs byzondere afdee. lingen by de gelukkigen. —■ Wanhoop in de hoogfte graad en uit byzondere beweegoor. zaaken by de rampzaligen ; vertwyfeling by anderen. - Aandoenlyke uitnodiging tot heil, by met glorie omringde Engelen : dreigende houdingen by dezulken die te laat genade affmee- kenden elders verzenden. Een wendef coloriet van de reeds brandende aarde. Maar boven al eene uitblinkende zachtmoedigheid in het gelaat des Middelaars, die in de hoogst mooglyke glorie pronkende a elks vonnis, meer na genade, dan geftrengheid, op één oogenblik voor millioenen te gelyk verflaanbaar, hoe verfchillend in de evenredigheid, uitfpreekt. Dit gezicht verrukt my. ~— Hoe zacht zyn die ten hemelleidende wolken? hoe verfchriklyk die vuurbrakende afgronden? — hoe godeerbiedigend en bemoedigend ryzen die vromen van onder hunne grafzerken? Hoe yslyk zyn hunne tegenbeelden ? Wenden wy het oog van hun. Ho.rt ay niet de Hallelujalfs! — -— De triumf liederen der zaligen? ryst gy niet met hun opwaard voor den troon des Lams? — ja zeker, maar ook bedroeft u het gejammer ter linkerzyde, en gy zoudt  door NEDËRLA ND. «47 zoudt. Maar lieve Chartittel 4— God kan niet onrechtvaardig zyn, Denk uit deze weinige trekken, hoe ik des meesters kunst bewonderde, hoe myne ziel aangedaan was, toen zy de kragt van dit Tafreel overwoog, hoe zy verzonk door befpiegeüng, en tevens door dezelve wierd opgevoerd van kreits tot kreits, tot voor den ongefchapenen wiens Majefteitgeeii Seraf maaien kan, dienier uitgedrukt kan worden dan door het woord G 0 d , dat is volmaakt» beid. Ik daal myne lieve, maar moerde pen eenige oogenblikken nederleggen, eer ik bekwaam ben om u verder te geleiden. Dat ik in de fchets van deeze fchildery geene grootfpraak houde, kan de Gefchiedénis getuigen, wyl Keizer Rudolph de IV. daar voor zd veele ducaten ie vergeefsch geboden heeft, als nodig waare om hetzelve te bedekken. De Vroedfchaps als- ook de Scheepenskamer zyn fchoone vertrekken, met kunftige tapy en èn fchilderftukken verfierd, maar daar niets by het gezegde haalt, wil ik over deeze niet uitweiden, alleen, het fchoorfteenftuk in de Vierfchaar, verbeeldende het oordeel van Brutus over zyn zoon, kan ik niet genoeg roemen Alle vertrekken in dit groot gebouw,dathondert fchreeden in zyn voorgevel breed is, hebben fieraaden en fchoonheden^ en verdienen debezich- I. D&hh, R ifc  343 de JONGE REIZIGER tiging, doch die wel wil doen, om in zyn Béfchouwingte klimmen, zie altoos dat wonder der Schilderkunst het laatfte. Ik zal u alleen nog wegens dit gefticht zeggen, d?t het onder het groot getal wel ingerichte vertrekken ook een Wapenkamer bevat, waarin, in eene zeer nette orde, voor meer dan twintig dut- zend mannen voorraad is.' Over de by- zonderheden hier ie zien zal ik geen woord reppen u immers zou dit verveelen, en ik ben te vol van het gewichtiger tafreel. Gaan wy de tooren beklimmen, die in 1573 , na het afbranden der voorige gefticht wierd, en zeer fierlyk is opgebouwd. In dezelve hangt een klok ter zwaarte van 9970 pond. —* Doch dit is menfchen arbeid, maar mynelieverzozeer als my het conftraéteerende in de fchildery trof, zo zeer verrukt my hier het onafmaalbaar fchoone der natuur, in deeze ftad omringende landsdouwen. Buiten de tuinen die genoegzaam rondsom-langs de Cingel gevonden worden, verliest zich het oog in de vette weiden, die de onevenaarbaare boter, door Europa beroemd, uit de melk der hier graazende koeien opleeveren. — Hoeheerlykl . Welk eeri fchakeering in de kleur der beesten alleen ? en hoe gezond, hoe wei gedaan is yder? öidat God hun lange '>ren altoos voor de ver- nie-  door. NEDERLAND. 249 hielende pest behoede. — Ik beef op het aandenken. Boven dien , welk een rykdom Van aardfche zaligheden, vertoont zich hier? Vlekken, Dorpen, Steden, Buurten, ja op zich zelf ftaande Boerderyen getuigen hiervan' eene welvaart, die naast God, door eene wyze Regeering kan bevestigd blyven, en misfchien nog hoger klimmen. Uit den grond my. nes harten, roep ik derhalven uit: Bewaar Heei re Heiland en zalig Leiden. Zie daar myne lieve wat ik voormiddag hebbe bezichtigd, ik hoop dat het laatfte het eerfte Vergoeden mag, althans ik bevond my beneden koomende niet gefchikt cm iets meer met aandacht te bezichtigen. — — En dus ging ik henvaard myn middagmaal opzoeken, dat in eenzaamheid genooten, my weinig tyd koste. Nu gaa ik u myn namiddag werk vernaaien , dat ook niet zo fchraal zal zyn als het begin des morgens, - ■ ■ - Het geluk lieve Lor, Verzelt my op myne ondernomen reize. Zo vermoeid als gy misfchien zult zyn van hetleezen, zoo vermoeid was ik van het bezichtigen van gebouwen, ik kreeg lust om te paard te ryden, en ondernam dit. —p*> Hendrik vergezelde my. -— Wy reden dan langs de Haarlemmer Vaart tot aan Voorhout, en toen naai Sasfenheim, om het huis te Tellingen te R a be"  £5° » s JONGE REIZIGER bezichtigen Voorhout is een klein Dorp* van geen aanbelang, maar Sasfenheim is grooter, doch heeft op zich zelf ook niets byzonders* dan dat het Huis te Teilingen in deszelfs nabyheid ligt, en dit is nog al der moeite waardige om dat het de verblyfplaats geweest is, van deongelukkige Gravinne Jacoba van Beieren na zy tot de laagte van Houtvesterinne gedaald was, en afftand van haare Graflyke rechten gedaan badt, om haaren geliefden Frank van Borfelen in het leven te bewaaren, dit eigenlyk Teilingen is grootendeels vervallen, maar moet een fchoon rond gebouw geweest zyn , men vertoonde ons hier een pourtrait van de Gravinne, eenige der vermaarde kannetjes die na haar genoemd zyn, en welke zy in de vyver plagt te gooiien, ook nog een ftoel die men zegt by haar gebruikt te zyn» Schoon het caratfter deezer Gravin op de Keeper befchouwd, niet altoos even fraai is, gelyk in 't geval van eenen Alben Beiling, waar van ik bj eene andere gelegenheid zal fpreeken, geblykt, beklaag ik haar echter altoos, als ik bedenk dat liefde haar ongeluksbron geweest is. — 't Slot flrekt thans tot een gevangenis van hun die tegens het jachtgéricht gezondigt hebben. £n de Heer Luitenant Houtvester heeft hier zyn verblyf in een veel laater gebouwd, en nog nader, hand veel verbeterd huis dat hier naby Haat. De  oor NEDERLAND. -251 Delaanen, dreeven, boschjes en tuinen zyn *ïer zeer bekoorlyk, en de Nachtegaal vergaste my zodanig als of ik omtrend myn eigen landgoed was. Na ik my alhier met wandelen vermaakt, en vervolgens thee gedronken hadde^ reed ik langs een zeer vermaaklyken enhoomryken weg over Warmond en WarmonderHektmt her waard te rug Warmond is zeer aange¬ naam, zynde in deszelfs omtrek verfcheide fraai je buitengoederen , en fchoone koorenlanden. Onder deeze munt het huis te Warmond zelve» dat van Lokhorst en Alkemade uir. Alle het verrnkkenfte gezicht hebbende op het Haarlemmer of Leidfche Meir., en verfiert met onderfcheiden aanleggingen van lusthoven, bosfchen en laanen. Omtrent het Warmonder Hek viel my In gedachten, dat le Frank van Berkhey, eer hy Lector in Leiden wierd, alhier gewoont heeft Te Leiden te rug gekoomen, deed ik nog eene wandeling door de ftad, die my zeer wel geviel. Op de breedftraat, misfchien ds fchoone ftraat in Nederland, aan den Ryn, op de Heeregracht en verfcheidene andere ftanden is het zeer aangenaam woonen, en met betrekking tot publyke gebouwen, zo Godshuizen als Waereklykeover« «eft deeze ftad allen die hier te Lande zyn. — Eenige daarvan moet ik morgen noch bezichtiR 3 £en>  *5» de JOJNGE REIZIGER gen, maar met hondertmaalmeeraangenaamheid en reflexie zou dit gebeuren, als ik daarin vergezeld wierde van het aangenaam gezelfchap dat my m Haarlem vereerde, en byzonder van haar, aan wien ik altoos met die achting zalgedenken, web ke men aan een voorbeeld der Sexe fchuldig is. Vaarwel lieve Lot, groet onze Vriendenkring, en befchouw my als &c.  door NEDERLAND. 253 X. BRIEF. Feroinand aan Fredrikstad. Leiden 15 Mei i?""* J^J. vroeg was ik weder aan het wandelen. — 't Was een verrukkende morgen, en met den dageraad wakker wordende, befloot ik een buitencingekje om te loopen. Ik ving zulks aan van den Koepoort, en liep rond tor aan de Ho* gewoerdspoort. Het getal der tuinen hier is ongemeen, meest al met ruime zomervertrekken, en kleinderetuinhuisjes veiüerd. - Alle poorten zyn inderdaad fraai; dan de witte poort, die ik voor twee avon. den uittrad, byzonder, dezelve heeft witte hardfteene gevels en pylasters, men-leest daarvoor in goude letteren : Tot bidden u bevieit, Wees neeritelyk en wakends; Want gy weet uur nog tyd. Wanneer u 'c kwaad is naüende, R 4. LToen  P54 rn e [JON GE REIZIGER Toen ik aan de Hoogewoerdspoort kwam was het nog zo vroeg, dat ik geen kans ziende,iets te gaan bezichtigen, belloot om te h< iërdorp te ontbyten, en dan weder ftad waard te keeren. in her heengaan koos ik de laan, en te rug het jaagpad, langs den Ry„, dat een weini lan. ger is. ° - Be Leienaars hebben geen ongelyk dat zy die -Uorp rot- hunne uitfpanning verkiezen , want het V zeer vermaakelyk. _ Nog al lameI ^ groot, zo ik gisfè aan de tweehonderd huizen; men vindt 'er fraaije bleekeryen, en pannebakkeryen en twee molens. De kerk heeft geen ^aad voorkomen; naby dezelve is een fchoolelders ftaat hier een Weeshuis, als mede een arm- nws voor oude mannen en vrouwen ; jn den omtrek zyn verfcheidene lusthuizen, waas van het Huis te Zyl en k Huis ter My de voor mamfte zyn Het laatfte is geheel mo" dern. Heerlyke wei - bouw - teel - en warmoeslanden vindt men in 't derwaard wandelen, zo dat ik «»y reeds uitmuntend vermaakt hadde, toen do «ad eigenlyk gefprooken eerst wakker wierd. £ Was negen uuren en des ging ik regelrecht naar de Academie , die nog al een gantsch rekje van den Ryn af legt. ïn myn voorige aan Peter Jen heb ik reeds gefprooken van de ftichting & , dei  f^Vo o R NEDERLAND. 255 der Hooge School, dus zal ik darromtrent niets herhaalen, maar u iets van het gebouw mededeelen. Het gebouw by den aanvang [1575] hier toe gefchikt was het Kloofter van Sc. Barbara, doch in 1581 wierd het in dat der witte nonnen verplaats, dat Ao. 1616 door een zwaare brand vernield wierd, doch kort daarna in den ftaat zo als wy het nu vinden, ten naaste by althans, herbouwd. — .Boven den ingang vindt men ter gedachtenis een lange Latynfche infcriptie, waar in de naamen der Burgeme'esferen en andere Regenten der Academie vermeld worden. 't Gebouw zelve heeft een deftig voorkomen en pronkt met een vry hoge toren , die een flag uurwerk heeft. r- Ook is hier boven op een goed obfervatorium voor de Aftronomici,eri de Telescoopen welke men daartoe gebruikt, zyn uitneemend: dit weet ik van vroeger tyd. — . Een van Bemhemerfteen opgehaalde poort gel»idt u op een ruim plein met hooge Linden beplant. Ter rechterzyde plagt de woning des Academie drukkers , zyne boekery , en drukkery te zyn. Ter linker is de eigenlyke Academie. — Ik zal my niet ophouden, omu alle vertrekken een voor een te befchryven, genoeg is het dat zy allen eigenaartig zyn ingericht. In de groote gehoorzaal is een orgel, waarop by alle plegtigegelegenhedengemuciceert wordt, R 5 dat  256 de JON GE REIZIGER datmendangemeenlyk van differente fpeeltnigen laat accompagneeren. — Jn een der an_ dere vertrekken vindt men een verzameling van Pourtraitten der Hoogleeraaren, welke van den «beginne af tot heden toe, alhier der jen^d onderweezen hebben. ^_ Mecr byzond^ heb u van de Academie zelve niet te vertellen —. Maar op de plaats aan de zyde dervoorige flandplaats der drukkery gaat men in de Hortus Medicus van welks uitgebreidheid ik u geen korter denkbeeld weet te geeven, dan door u te zeggen, dat dezelve, in deeze eeuw, terwyl zy voormaals reeds aanzienlyk was, vergroot isdooï de afbreuk van byna hondert huizen Het is onnoemlyk.welk een verfcheidenheid van kruiden en planten, hier gevonden worden met alleen Europeefche maar ook uit de drie andere gewesten. Gy kent myne lief hebbery voor de botanie, en dus zuk gy niet twyfelen of ik my hier uitmuntend-vermaakte. . Men zou eenen kleinen Herbaiius moeten fchryven om aan te teekenen wat men hier verruklyk befchouwrlk doe dus daaraan niets. Maar my dunkt elk mensch moet zyn verlangen om zulk een Hortus te zien naauw bepaalen kunnen. Men wordt daarin zo opgeleid tot de befchouwing van Gods oneindige wysheid en almagt. Ik althans gevoelde iets aandoenlyks toen ik hier de voortbreng.' fe-  d o o"> NEDERLAND. 257 felen van alle deelen des Aardkloots by een zag, en daarby overtuigend dacht: „ hoe veele zoor.„ ten ik hier zie, zyn 'er nog niet hetduizenfte „ van die welke den aardbol opleverc. Hoe „ verftokt moet dus het hart zyn, dat in dit al- „ les geen God vindt. En echter Fre* drikfïad, zulke beklaaglyke weezens zyn 'er. Ik heb die tot myn leedweezen gekend. Dan ik brak deeze bedenking af, om myn genoegen niet te ftooren. Men vindt hier twee capitaale oranjehuizen,, en eene gallery voor de in ons climaat niet te huis hoorende gewasfen. —— Onder anderen zag ik hier eene verbaazende menigte foorten lauwrieren , mirten , graniums zo bonte als groene Een meer dan negentig jaari- ge aloë r de groene theeboom, die der Theeboei, en de Koffy, ook is 'er de pifang en een uitmuntende dadelboom met duizende andere die even vreemd zyn. Er is eene andere gallery, opgevuld met zeldzaamheden eenige ontleedkundige zyn tamelyk wel, maar de viervoetige dieren, als de leeuw, het zeepaard, 'c Kaaps Ezel,de Slangen en Slangevellen zyn ellendig geconcerveert, of liever flecht bewerkt, en fchandelyk verwaarloosd. In dit zelfde vertrek vindt men ook een ladiaanfche Boog^ en vergiftige pylen, die NB^ door  as3 de JONGE REIZIGER door elk onvoorzichtige maar kunnen aangegreepen worden. Ook twee kleine Chineefche ftoeltjes fraai verguld, en een dito muzykinftrumenc maar onverguld. Zou dit geen kenmerk van oudheid zyn? Ook zyn op eene andere plaats een aantal Hatues, bustes, altaaren, urna's &c. die het volmaakte voorkomen van antiquiteiten hebben. Onder deezen is een Cefar, als ook een Gedenkfteen van JSebalennia, die oude Batavifche Godin, die geloof ik in Zeeland gevonden is, maar naderhand gelyk alle overige ftukken met muur« kalk overgeftreeken, om 'er fieraad aan te geeven. Nog vindt men hier een Chemisch laboratorium, dat hoewel nog al van eenige waarde niet te vergelyken is, by die in Frankryk en DuitschJand gevonden worden. Deeze ftudie echter is de bron van de meefte beftaans middelen in alle landen, gy weet dat uw Stadgenoot Kastelein., dit in zyne Chemie duidlyk heeft aangetoond. Boven den ingang der Academie ftaat eene latynfche infcriptie, waar van ik u de korte inhoud in onze moedertaale zal meededeelen. Vooreerst ftaat 'er: Tot gebruik en eter aai van de Academie is dit werk geflicbi in den ja* re na de geboorte Chrisli 1600. Ver.  boor NEDERLAND. z$9 Vervolgens deeze wetten: L „ Men raag hier ingaan om de lesfen teho„ ren, als daartoe gefchikt zynde, mids „ men na deszelfs afloop vertrekke. II. '„ Men mag de kruiden en planten zien en „ ruiken, maar de jonge fpruitjes niet aarir „ raaken, veel min bederven. HL „ Iets afcebreeken, 't zy takken, bla„ den, bloemen of zaden , wordt verbo. „ den. IV. „ Men mag over geene bedden fpringen, „ veel min daarop trappen. V. „ En eindelyk, men mag niets doen tegen „ den wil van den Hortulanus. ! Van hier ging ik na de Ontleedkamer dezelve is een gedeelte van de Kerk der Faliede Bagynen, in den jaare 1592 opgericht, defchikking is naar de gewoone inrichting, ftaande in het midden een tafel die rond gedraaid kan worden, om de ontleede deelen aan alle aanfchouwers, die in zekere rangen , en by etages ronds om zitten, te kunnen vertoonen. Dit vertrek is opgevuld met veel fcheletten, en onderfcheidene zeldzaamheden der menschlyke ligchaams deelen; ook een aantal geraamten van viervoetige dieren en vogelen. — De dingen die my «nder deeze het  ufo de JONGE REIZIGER het meest in het oog vielen, waaren, verfcheïden twee aan twee zaam gegroeide varkens, en kindertjes, een kind zag ik 'er met twee hoofden. Een nog onvoldraagen, dat een zak ter groote van een gemeene ftuitert aan de buik had hangen, en een andere op het hoofd, voortsfcheen het een mannetje van wel tachtig jaaren. 'Er is een half katje dat geleefd heeft, en een vinkje met twee hoofden. .—— Verbaazende fteenen uit de waterblaas, en harten zo wel als maagen van buitengemeene groote , vertoont men u. Insgelyks groote bekkeneelen, en een dubbeld; Een uitgefneeden kanker van de groote als een paa deboon. — Hairbollen en gepre< pareerd menfchenvel, waar van onder anderen een muih Nog zal ik u noemen, een op- gezet Moortje, dat zeer fraai is, een wortel van een boom die ik voor een door kunst gemaakte ftoel aanzag, een wildemans fchmtje, en verfcheide mummis, waar van een NB. gezegd wordt byna twee duizend jaaren oud te zyn. Eindelyk het pourtrait van een vent die een mes van eenige duimen had ingeflokt, dat hem in de zyde weder is uitgezwollen, zonder hem te dooden. Buiten dit en duizend andere opmerklyke (lukken is hier een uitmuntende kas met Anatomïfche, werktuigen, die gelyk alles wat hier is, zeer  door NEDERLAND. arSi 2eer zindelyk onderhouden worden. De Hooge School heeft het zeldzaam recht om ter bekooming van Anatomifche voorwerpen, delyken der geftrafte misdaadigers te reclameeren, zo zy in de drie wintermaanden (waar in ook maar alleen de ontleedkundige lesfen gegeeven worden) zyn ter dood gebragt. Dan hoe zeer dit privilegie beftaat, geheugt my echter geleezen te hebben, dat zommige heden de overgaaf dier lyken wel eens hebben geweigert, en zo ik my niet bedrieg moet dit onder anderen by Haarlem gebeurd zyn. Daar na ging ik de Bibliotheek bezichtigen , waarin zeker een aanmerkelyk getal boeken, en zeer veele zeldzaame manufchripten gevonden wcmlen. De uitgebreidheid echter is niet zo verbazend als my wel voorftond, en de order, wel nu, die zullen wy daar laaten. Ik moest deeze gallery van Minerva zo vluchtig doorlocpen, dat ik 'er naauw meer van zag, dan ik reeds lang te vooren wist, evenwel heb ik de Bihüa Regia die Willem de I. gefchonken heeft, en in de Hebreeuwfche, Chaldeeuwfche, Griekfche en Latynfche taal gefchreeven is, als ook Talmud der jooden in de Hebreeuwfche en Chaldeeuwfche taalgefchreven in de hand gehadt. — Gy laght hier om  s£z de JONGE REIZIGER om zeker, en hebt gelyk want het was my veel te geleerd, maar enkel deed ik zulks uit nieuwsgierigheid, en daar uit is iets goeds geboren, toen ik er na vraagde fcheen hy de Bibliothecanus onbekend, en na wat zoékens vonden wv hem echter , een ander vreemdeling derhalven daar na vraagende kan nu oogenbliklyk geholpen W°, , 77 Jk WiWe verVoI^ns mY van een ander vak bedienen waarvan ik meer Kennis heb- be. ~ - t Is u bekend, dat geen boek tot het Heerenboekje toe met privilegie gedrukt wordt of de uhgeever moet een weigebonden Exemplaar aan deeze BibLotheek leeveren Ik vaagde dus na de Toneelfpeeien met oogmerkom eens te zien hoe groot een getal in de laatfte tvf^l Tafen "Weven, en hoe aanz.enlyk de college over het geheel was, vooral de oudfte. Maar tot myne verbaazing hoorde ik * dat men dezelve van tyd tot tyd verkogt, en 'er geene gevonden wierden, om dat zy te veel plaats bejoegen _ Wat dtinkt u, de Staaten «kfchen dat men de boeken daar bezorgt, en beftuurderen, houden die vodden overtollig en verkoopenze. Enfin dat is zo. Men vindt op deeze Bibliotheek fchoone Globes en een gangbaaxe Spara die uitneemend fraai s, en met w.elke te befchouwen, ik my een korten tyd vermaakte.  door NEDERLAND. *6j Nu ging ik de kunstzaal bezichtigen van het Genootfchap kunst wordt door arbeid vsrkreegen, de vriendelyke heer Secretaris Karei de Pecker, wien ik altoos zeer verpUgt zal zyn, deed my de eer my alles te laaten bezichtigen. Ik zal zo goed ik kan u daarvan verflag doen. De toegang tot dit gebouw is bouwvallig, het zelve intreedende vindt men in den gang agt fraaije, en met verfchillende letters gefchreevene versjes, betreklyk de zwaare belegering van deze ftad. Recht daar achter is de kamer van Beftuurderen, een geregeld vertrek met een prachtige kachel. > Een aantal pourtrait- ten verfieren de wanden, en men bewaart hier verfcheidene kunstzeldzaamheden, als by voorbeeld eenige blazoenen , fcepters en een kroon van de oude Rederykers. De blazoenen eigenlyk hangen op het portaal van eene gemaklyke trap die na de grote zaal leidt. ——— Deeze is prachtig, door een aantal fchuifraamen verlicht, met kasfen tot de bibliotheek verfierd, en de zolder geftucadoort. Aan het boveneinde is een marmeren fchoorfteen boven dezelve in een fraaije nis, een gebronsd beeld van Apolio, hoger e;n uurwerk, recht daar over aan het ander einde is het Panpoeticum Batavum , zynde een kabinet, op de twee voorhoeken ftaan Meipomeen twTbalia boven op Apolio. Van binnen is hec vol I. Deel. S vlak-  26*4 de JONGE REIZIGER vlakke laadjes, in elk van welke elf pourtraitten leggen van beroemde LNederlandfche mannen alle geleerden, zo van onzen tyd als van de vo'nge eeuw, keurig behandelt in ovale vergulde lysten, hierby is een register behelsfende de namen, geboorte tyd en plaats, zo ook met het overlyden, en een kort bericht van het notabel- fte-in hun leeven Ook is hier in een zeer nette orde eene verzameling van prenten , maar 't geen byzonder uitmunt is een gefchreeven boek, behelzende leevens van voornaame mannen. Dit is zo fierlyk net en kunftig uitgevoerd dat gy het voor in koper gefneden zoudt achten. Ook vindt men hier de vermaarde afdruk van de Unie, met de keurlyk nagefneedene handtekeningen. Voorts diverfe medailles, de poimraitten van Vondel en Hoofd, tusfchen beiden het zelfde monument dat in de nieuwe kerk te Amfteiftam voor Vondel is opgehangen , en daaronder in een ruime nis een fchoone gebronsde kop op een piedeftal. - In 't midden langs de geheele zaal, die een uitmuntende klank heeft, ftaat een tafel met groen laa.ken bekleed, en omringd met moderne ftoelen, aan het lager einde isin de eene hoek een kwartronde haardlleede en in de andere een bufet van dat fatfoen, voorzien van goede boeaalen, in onderfcheiden groote. Nu.  door NEDERLAND. 255 Nu liep ik 'nog even aan by het kleermakers gilde om de.tafel te zien van Jan van Leiden? 'cis een ruw ftuk hout waarop de munt wetke deeze Koning der wederdoopers liet flaan, ftaat afgebeeld, ook is hier een gebit van zyn paard dat hy by gelegenheid van prachtige intreedeh te gebruiken pleeg, benevens een zeer gedevalifeert pourtraic van hem en zyn Vriend Knipperdolling. 't Was twee uuren, en dus zocht ik den maaltyd, thans reeds laat zynde gaa ik na bed om u morgen de andere helft van myn dag te vertellen , en aan myne Charlotte te fchryven. t den 17 Mei 's morgens. « By gelegenheid van myn tonrtje te paard, eergister, had Hendrik my lust ingeboezemd om de Manege te zien,doch daaraan is niets raars, nu by de voorfte Doeie zynde, bezag ik de befchilderde glaazen van de groote zaal, verbeeldende een aantal Graven en Gravinnen van Holland, beginnende met Died-rik den I. en eindigende met Jacoba van Beieren. — In dit logement is op het torentje een vertrekje zodanig toegefteld, dat men daar met gezelfchap zittende in het rond kan gedraaid kan worden, 't geen al S 2 heel  s55 de JONGE REIZIGER heel aartig voorkoomt als het onverwacht 2e~ fckiedt. b Voorts zyn hier veele gefchilderde wapens van Kolonellen en Hoplieden der burgery, en foortgelyke fieraaden meer. De ftads waag en het boterhuis zyn zeer wel aangelegd en Ao. 1658 gebouwd, in de voorgevel is het ftads wapen, en eenige voorbeelden van wegende boterboeren, uitgehouwen. Ook pronken de pylasters met wapenen van Eurge- meesteren in den tyd der ftichting . Achter de waag is het boterhuis zynde een ruim met lantaarns gewyze overdekt plein, omringt van eene gallery die op pylaaren rust. Op de breedftraat is een plaats de blaauwe fieen genoemd, die voormaals de Gerechtsplaats plagt te zyn, en verfcheidene voorrechten van de Leidfche burgers hadden tot die plaats betrek, king. Ook heb ik hier een huis gezien, voor welks luifel het volgend versje ftaat, het zeker kenmerk dat Leidens vest voormaals daar moet ge. weest zyn. —Dus luidt het:.  door NEDERLAND. 267 Anno dertien hbndert tag-tig en negen, Is Leiden vergroot door Godes aegen Sreen fchuur was toen vest. Myn naam Roden tooren. Stae fchier in 't best: Dankt Godt daar voren. Ook is hier nog een gebouw de blaauwe póórt genoemd, om dat hy van blaauwe hardfteen is opgehaald, hy diende eertyds tot een uitgang naar den kant van Haarlem, en deszelfs fraaiheid heeft hem by de vergrooting der ftad gefpaard. — Op deeze poort plagten de Heeren F.ederykers onder den tytel van de Acolyen hunne vergaderplaats te hebben. Thans is liet de Gildekamer der Apothecars. Gy merkt uit deeze aanftippingen > dat ik myn namiddag meest met wandelen doorbragt. . Ik had ten oogmerk nog eenige gebouwen te "gaan bezichtigen, maar een der Heeren die ik den eerften avond aan" dèn Burgt vond ontmoet 'tende', verzocht hy my meede te gaan naar zyn tuin aan den Ryn , alwaar de twee andere vrienden ook kwamen, 't Geen ik accepteerde, en in dat gezelfchap hoorde ik verfcheiden byzonderheden de ftad aangaande, die ik u zal , S 3 mse-  *!;8 de JONGE REIZIGER ^ meededeelen. Zo als zy my voor den geest vallen. Het Katharynen gasthuis heeft het byzonder privilegie gehadt, ohi duiten en oortjes te munten, houdende aan de eene zyde een rad, zynde het wapen van 't huis, om dat de heilige Katharyna na gevild te zyn op een rad gelegd wierd, de ftempels en fchroeven worden nog by Regenten^bewaard, en fchoon men niet weet hóe dit privilegie in de waerelt gekoomen is, gebfykt echter, zo men my verhaald heeft, dat het zelve in den jaare 1573 n°g by den Gerechte der ftad is'bekragiigd. De menigte kloofters welke in deeze ftad geweest zyn is verbazend, en 't is zeldzaam, dat zy, een Hechts uitgezondert, alle door Nonnen bewoond wierdcn. — Waar of toch al die meisjes'ge'bléeven zyn, Fredïikfïad, toen men hunne 'fchuilpiautzen tegens de verleidende'waerelt vernietigde ? — Ik vraagde het ook aan hun, m?.ar zy wisten het even min als ik. De Rémonfir.iuten en Mennoniten hebben 'bier yder eene ruime kerk, maar in dezelve is 'niets byzonders. Le Roani'chen o.ffenen hunnen Godsdienst 'in zeven huizen, ^kerken,mogen zy immers niet  door NEDERLAND. a6> niet hebben, want....,) onder deeze is die op de Hooimarkt de prachtigfte. 't Is my ondoenlyk u alle Godshuizen, en Hofjes die hier zyn optenof-men', veel min dar ik dezelve zou kunnen bezichtigen , dan zou ik weeken moeten blyven, en gylieden" zoudt walgen van de eentoonigheid der befchryving. Omtrent het Cecilia gasthuis moet ik echter aanmerken, dat men in het jaar 1595 hetzelve onderlleund heeft door het verleenen van eene lotery. INu zal ik u hier meede niet meer ophouden, dan alleen dat wy na de Thee, ten mynen plaifiere een kleine wandeling na het Pesthuis dee- den. Hec zelve Itaat aan de ftads cingel, tusfchen de Morspoort en de Rynsburgfche, een fraai yzeren hek verfierd met wapens, fluit de opgang tot eene breede laan van elfen en linden , aan deszelfs einde is een ander hek, waar door men op het voorplein treedt. —— Aan de rechterhand is de woning der fuppooften, ter linker het gebouw zelve, dat uit het water is opgehaald, en met twee cingels van fchaduwry- ke elfen en linde laanen beplant, omringd. . Dit huis heeft acht ruime zaaien, en is over 'c geheel een fraaije ftichting voor deszelfs oogS 4 merk  ü7o de JONGE REIZIGER merk. — De tuinen en huizinge hier toe behoorende, zyn meede wel aangelegd. In de tuin van mynen geliefden vriend Broekhoven te rug gekeerd , kwamen wy weder op den ouden text, en de Maatfcbappy der hederlandfcbe Letterkunde, als ook het Genoodfchap, Kunst word door arbeid verkregen, waaren de onderwerpen van ons discours. Beiden gaven wy hunne verdiende lof, maar gelyk 'er altoos wargeeften zyn, ging het ook hier. Een van het gezelfchap Vennip genoemd, (aan wien de anderen verweeten dat hy geene Poërifche hersl'ens had, even als of die zo maar in het wilde worden omgedeeld, 't geen ook hier te lande bykans zo wel khynt, ik beken het,) een mynheer Vennip, vraagde? of die fpreuk: Kunst voor ït door arbeid verkreegen, wel fleek kon houden? „ Ik heb zulks dikwerf „ beproeft, (zeide hy,) maar hoe ik arbeide, nooit kan ik iets daar flellen, dat my ;, zo goed voldoet als de versfen van Feitb, „ Bilderdyk, Vereul en andere. Ik geloof j, vervolgde hy, dat de Dichter geboren en „ niet gemakt moet worden, en dat de En„ geifche Schryvcrs van de Algemeene Hifto„ rie juist zo veel ongelyk niet hebben, daar m zy zeggen, dat de Dichters in Holland zo - „ fchaar^  boor NEDERLAND, 271 „ fchaars zyn als de Comeeten, waar van om „ de hondert jaar pas één te voorfchyn ?, koomt. Evenwel heeft het my afc „ toos behaagd, dat de fchryver van de Eet „ der Hollandfcbe Natie verdeedigd, ons Va„ derland tegens deeze chocante uitdrukking „ poogde te verdeedigen." Broekhoven- trad tot de eerfte Helling te rug, en verzekerde dat een zyner kennisfen, die hy zeker mynent halve enkel met de letters J v. H. noemde, de fpreuk bewaarhede, dat die man geen dichter geboren, maar fédert het jaar 17_ dichter gemaakt was, 't geen hy meende door nog daaglyks te koop geboodene versfen te kunnen bewyzen. Hier uit rees een dispuut wat eigenlyk tot een dichter behoorde, en ik had het geluk, dat my inviel te zeggenr myn Heeren, twisten wy daarover niet 5, meer, de zalige van der Waal heeft ons da „ waare vereischten zo duidlyk getoont, dat „ 'er geen verfchil meer over valt. Op dien voet Jan Broer fleeten wy den avond, en zo ik tyd had, zou ik 'er u meer van zeggen, maar gy weet immers wel wat dier het is, als gy de k'iaauw ziet? - Anders zo gy 'er vermaak in hebt, by monde daar over nader. S 5 ,> Myn  27* de JONGE REIZIGER Myn horlogie ilaat daar half acht, ik moet «og aan Charlotte fchryven, en meen ten negen uuren uit te gaan, dus kan ik hier over die maal met meer, ik heb zo veel eer te zyn &c  Hou NEDERLAND. 273 XI. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. Leiden 16 Mei 17— KTiets byzonders heb ik te fchryven myn lieve Lot, maar ik kan echter niet befluiten , van hier te vertrekken zonder u zulks te melden. — Het merkwaardigrte alhier heb ik bezichtigd, en dus is 'er geene reden meer om my. hier langer op te houden. Myne nieuwe kennisfen wilden my gister perfuadeeren om de week uit te blyven, maar myn plan laat het niet toe. — 4 apropos! Gy zult uit den brief aan Fre- drikftad zien dat wy gisteren avond weder zwaar over de- kunst gewandeld hebben, gelyk een onzer bekende vrienden het- noemt. By die gelegenheid <)ver Feith, die roem ver.; dienende dichter fpreekende, haalde een dec Heeren een, Graffchriftje aan 3 dat hy in zyne brie-  974 de JONGE REIZIGER brieven geleezen hadde. — Zo iets fchoon genoemd kan worden, dunkt my is het dit _ Zie hier met welke regels een waar Genie'de nagedachtenis eener jonge Juffer, wel heeft willen verëeren. Schonk Leidens troofielooze jeagd, Een enkle traan, voor ieder deugd. Van haar, wier maagdelyk gebeente, Een Engel toeft, in dit gefteente; En groeide een roosje uit elke train; Wat zouden hier al roosjes ftaan! Wat vond die maagd een krans bereid Als zy ontwaakt voor de eeuwigheid. Wat dunkt u myne Waarde? Voor my ik vind het idee overheerJyk. Nu nog een woord van Leiden zelve, en dan gaa ik nog eene kleine wandeling doen, en den Sta meester bepaalen, dat hy, tegens éen uur de fargon zendt, om my deezen avond tot aan Rymburg te brengen. Deeze ftad is zeer vermaaklyk na myn oordeel en moet in vroegere dagen, toen deszelfs laaken, zaai, en baaihandel in bloei waaren een juweel voor den Staat geweest zyn Maar thans is de armoede groot , waar van dit eene voorbeeld genoeg zal zyn. Aan de Muis.  doo& NEDERLAND. 275 Huiszittende armen, plagten in de vorige eeuw jaarlyks 28 last rogge, en zeven duizend ton turf uitgedeeld te worden, en thans koomt men met geen twee honderd lasten graan, en geen twintig duizend ton turf toe. Het aantal van andere Godshuizen , zou hier een tweede bewys kunnen opleeveren, terwyl de onderfcheidene Hallen, als de baai, zaai, fuftein, grein én lakenhal enz. de voorige bloei nog aanduiden. Rondsom de ftad is het ongemeen aangenaam, zo door de menigte tuinen langs de cingel, als door de overheerlyke landsdouw welke dezelve aan alle zyden omringt. Daar brengt my Hendrik een briefje van den Heer Vennip, my nogmaals follieiteerende om heden te blyven, en van avond by hem te koomen. • Ik zal het dus maar doen, doch gaa nu eerst myn belofte aan den Leidfchendam vervullen, 't geen anders van Delft zou gebeurd hebben, 't Scheelt my dus niets, en ik kan toch morgen in 'sHage,van waar ik de eer zal hebben u terftond by myne aankomst te fchryven. Dit toevallerje neemt myne wandeling weg, en ik gaa in de eerfte fchuit die op Delft afvaart. Excufeer dan, dat deeze niet uitgebreider is. De volgende zal weder ftof leeve- ren  &?6 DEKJONGE REIZJIJGlEiR ren, doch of ik lang dan kort fchryf gy zyt altoos in myne gedachten, en myn eenig verdriet dat ik hebbe, beftaat daar in dat ik het geluk van uw byzyn misfe, om u mondeling myne onver- anderlyke achting en liefde te betuigen , dan ;t geen ik niet mondeling kan, moet met myne pen, en dus geef ik my de eer, mv te onderichryven enz.  D E JONGE REIZIGER NEDERLAND, Zynde een verzameling van brieven, waarin al het merkwaardige der zeven vereenicde gewesten is bi een verzamelt, en doormen gd met zodanige gebeurtenissen, en gesprekken, als den schry- VER IN zyne ReIZE VeOR- J A N A. B A C K E R. DOOR kwamen. I. DEEL, II. STUK. uitgegeeven door Te AMSTERDAM, ly D. M. LANGEVELD. mdcclxxxix.  De Uitgeever dezes adverteerd den Leezer; dat by voornemens is, eerlang by dit twee*, de Stukje een Kunstplaat te voegen, van het prachtig Gebouw, door den Heere Hopb Lin den Haarlemmer Hout gehucht.  B E JONGE REIZIGER Door NEDERLAND. I. DEEL, III. STUK. ï. BRIEF» F er dïn and aan Charlotte* VGravenhage 19 Mei if^-l 3D) engantsch§^n lelyk man. daar by kund,g in veele vakken van ftudie , en gelyk gy weet Ryk. _ ,k bewonder jufvrouw Betje s ilnndvastige liefde voor Ftöor in den hoogten graad, en haar carafter kan niet anders dan edel zyn: 't Is my onmooglyk u te befchryven, hoe gulhartigheid, liefde en vriendfchap hier verenigd waaren. _ Kortom ik was in den fchoot der zaligheid, en de Heer Geudwaard wierd myn Vriend. Ik fchryf deezen uit het vertrek dat hy mv voor den tyd van acht dagen heeft opgedron gen, om als het myne te gebruiken, en zal u nader melden hoe ik hier gelogeert ben. Thans vervolg ik Nade raaa]tyd? d eenigen omflag, uit een fchoone zoode wateren doopbaars beftond, deeden wy eene wandeling en doorkruisden eenige Jaanen van een buitenplaats Toen ik eindelyk te rug zouke*. ren, herhaalde de Heer Goudwaard zyn aanb e. ding om by zyn Ed. te logeeren, met zo veel aandrang dat ik het niet konde weigeren, en nu wachten wy donderdag de vrienden van den Leidfchen dam, om het Kabinet van den Prins te bezichtigen. jyiaar al verder ; De  door NEDERLAND. 281 De vaart van den Dam tot Leiden is zeer vermaakelyk, maar het gezelfchap in de fchuit, (zynde de roef verhuurd 1 zo lastig, als ik niet weder hoop te ondervinden.—Een jongman die uit Zeeland kwam, en by zyne vermoeidheid van de reis, wat zieklyk fcheen, ondernam in een hoek zittende een weinig te flaapen, maar een vrouwsperfoon inftikeerde hem dermaate, dat zy eindelyk door een ambagtsman aangepakt en naar de voorfteven gefleept wierd,'t geen zo veel allarm verwekte dat ik bly was aan den aanflag te zyn, en hier geloof ik dat het nog erger wierd, althans dat vrouwmensen beklaagde zich aan een kaerel die op de wal ftond over mishandeling van den ambagtsman, en toen ik heen ging waaren'er reeds hevige woorden. Ik en een bedaard oud man namen den Zeeuwfchen jongeling tusfchen ons, en hy heeft den nacht in den Burgt gelo- geert. Hendrik bragt hem derwaard, terwyl ik recht door na den Heer Vennip ging, waar het gezelfchap reeds by een was. —1 Wy fleeten eenen aangenamen avond, en ik hoorde zo veel ten lof van mynen tegenswoordigen Gastheer, dat ik niemand ooit zo algemeen heb hooren pryzen. Zyn caracfer, zeide Broekhoven, is naby vlekkeloos. ïen twaalf uuren kwam ik te huis, en ten zes uuren myne Charlotte, zat ik, reeds gedejeuneert hebT 3 ben»  28a.de JONGE REIZIGER bende, al op de Fargon, om het torntje te doen 't geen ik de eer zal hebben morgenvroeg te verhaaien, thans is het te laar. —— Den 29 Mei 's Morgens. 't Is zes uur. Ik vat de pen op om myne Engel myne morgen groete te bieden, en haar myne belofte te vervullen. ——» Dan eerst een woordje van myne kamer. Dezelve is gemeubileeft naar evenredigheid van des eigenaars ryKdom. — 't Behangzel is kostbaar, zynde onvergelyklyk in de manier van tapytwerk gefchildert , en verbeeldende in vier groote vakken, de grootmoedigheid van Brutus in het veroordeelen van zyn zoon, die Romen had poogen te verraaden. De edelmoedigheid van Augustus in het vergifnis fchenken aan Cïnna. De te rug keering van Regulus ten bewyze hoe een groot man gelyk moec zyn aan zyn woord. ■ En het geval van Cdjus JS'jutius Scavola, die zyn rechterhand zonder eenige tekenen van fmart liet afbranden, om Porfenna, zynes Vaderlands vyands te toonen, dat de liefde voor de vryheid van Romen, hem de wreedfle dood met fmartlyk zou doen zyn, terwyl 'er nog driehondert waaren,zeide hy,die even zeer gezwooren hadden, niet te zullen ruste  door NEDERLAND. 283 ten, voor zy Porfenna vermoort hadden, 't geen hem mislukt was, Myn ledikant is koning- lyk. Kor;om alles is evenredig. —- Drie groote raamen geeven my uitzicht op een tuin, die by maniere van een Engelsch bo?chje is aangelegd, en aan welks einde een wel afgedeeide menagerie is, waaruic een aantal zingende hemmen een morgenlied aanheffen. Ten zes uuren gisteren morgen, gelyk ik ge* zegd heb, af ydende, kwam ik over vyf huizen te Oestgeest, de Landsdouw is hier bekoorlyk, * en het door dendaauw verfrischte gras heentreedende rundvee, waar van nog zommige gemolken wierden, verfraaide de fchildery. — Onderfcheidene lusthoven worden hier in den omtrek gevonden, waarvan dat weleer door den grooten Boerbave bewoond wierd, geenzins het geringde is. De tuin die zeer uirgeftrekt mag genoemd worden , is door dien beroemden Geneesheer met niet weinig fchoone en vreemde boomen, gewasfln en planten verrykt. » Het dorp is niet groot, maar heeft dit byzondeis dat deszelfs kerk op eene zo aanmerklyke hoogte haat, die zommigen voor de grondilaagen eener oude romeinfche Burgt houden, dat men deszelfs drempel zo hoog fchat als hec fpits der Spaarendammer tooren. -— Dit echter is twyffelachtig. De tooren van deeze Kerk is T 4 Homp.  *U DEjONCEREIZïaü ftomp. . Eenige bleekeryen, modena e» andere fabricquen, maaken het hier vry leevendig. Vervolgens reed ik na Rynsbwg, dat meede zeer vermaaklyk gelegen is in het midden van Kooren landen. Hier plagt eene vermaarde Abtdy De'ze!ver bewoonde» waren eedle Nonnen, die eèn zeer ryk inkoomen hadden , dewyl de Abtdy door Pauzen en Koningen ïyklyk was befchonken met giften en voorwen* ten. Derzelver ftichtinge en oudheid zal ik Peterfen QVer onderhouden. Maar om u een denk, beeld van de vorstlyke grootheid der Abdisfen te geeven, dient, dat Keizer W de Vde on zeker tyd zulk een Mevrouwtje op den weg rust fenen Haarlem en Leiden ontmoetende, baarse, kmeld aanfprak, mee den tytel van gebied^ vrouw van Rynsbui g. De Juffers, zusters worden zy in andere geest, lyke gedichten genoemd, hadden het ook niet kwaad, voormiddags waaren zy de kerk gewvd maar 's Namiddags konden zy zich op allerlei wyze met Edellieden vermaaken, uit ryden wandelen, danzeu en zo vervolgens De algemeene mildadigheid deezer nonnen wordt m de Gefchiedenisfen zeer hoog geroemd,onder anderen, dat zy by gelegenheid van groote duurte eens negen en-twhui^ honden ponden brood aan  door NEDERLAND. a% aan zo veele armen uitdeelden, dit meen ik was in 1557 > dus naby het laatfte van haare gelukkige dagen, want in 1573 wierd het door brandftichting vernield, zommige zeggen door de Spaanfchen, anderen door de Geuzen. , Men vindt thans Hechts eenige brokken vervallen muurwerk van dat prachtig gefticht, dat gebouwt fchynt uit fteenen van een oude burgt. Schoon het dorp juist niet groot kan geno?md worden, is het echter fraai bebouwd, en legt aangenaam in 't geboomte, dat heel oud moet zyn, aangezien deszelfs hoogte en zwaarte der ftammen. Hier is ook een Diaconie Gast- en Proveniershuis. Maar 't geen Rymburg in onze dagen opmerkenswaardig maakt, is de vergadering der zogenaamde Collegiaatea 9 welke hier tweemaal 's jaars gehouden wordr. Ik. zal my hier over een weinig meer uitlaaten, wetende dat myne vrolyke Lot, echter gaarne hoort van Godsdienftige inrichtingen, die niet fchynheilig zyn. Ik weet wel dat myne Lot niet geheel onkundig is van deeze Broederfchap, of liever gezindheid der Proteftanren, integendeel is my bewust, dat zy meenigmaal de avond collegien des Woensdags te Amfterdam heeft by. gewoond, en met zeer veal ftiqhting te rug T % kee?-  s86 de JONGE REIZIGER keerde. — Maar dewyl ik my voorgemeld hebbe, myne aanteekeningen, en 't geen ik bezichtigde te bewaaren en in het geheugen te prenten, zal het dikwerf gebeuren, dat gy, Karei, Peter/en en Fredrikftad; zaaken in myne brieven verhaald vindt, die u reeds voor lang bekend waaren. Gy gelieft dan dit fragment over de Rynsburgers zo wel als zeer veele andere, u re vooren bewuste zaaken,meer aan te zien, als aantekeningen voor myn eigen geheugen, en de gereedfle voor handen zynde «ftoffen, om myn lust in het fchryven aan myne geliefde vrienden te boeten, dan om hun nieuwigheden te vertellen, die hunne meerdere kunde in de Geographifche Hiftorifche, Oudheidkundige, of met betrekking van natuurlyke zeldzaamheden enz. in ruime maate bekend zyn. Dit eens vooral tot myne verfchooning in zulke gevallen. Ik treed, na deeze kleine uitflap ter zake. Zekeren Willem Janszoon van der Kodde, was woonachtig te Rynsburg, en had verfcheidene zoonen, die Landbouwers geworden zyn, behalven Willem, die Hoogleeraar in de Ooster. fche taaien te Leiden geweest is. ■ Allen waaren zy liefhebbers van ftudie, byzonder van den Godsdienst, toen men 1618 en vervolgens  DOOR NEDERLAND. 287 geus de Remonftranten alom begon te vervolgen, richten voornaamenlyk drie deezer broeders Jan, Adriaan en Gysbrecht van der Kodde te Warmond deeze gezindheid op, die, ik weet niet waarom , vervolgens na Rynsburg is overge- bragt. Hunne leer is de algemeene krist- lyke, zonder elkandet door byzondere belydenisfen te onderzoeken, alle gezindheden kunnen by hun het avondmaal genieten, en een yder mag in hunne vergaderingen tot (lichting fpreeken. De doop wordt by hun door onderdompeling uitgeoeffend, en dewyl 'er onder hun nog expresfe leeraars, nog boven de andere leden verheevene bedienaars zyn , wordt dezelve door een of ander eerwaardig lid bediend, tgeen ook plaats vindt, by de uitdeeling van het avondmaal, dat hier tweemaal 'sjaars gefchiedt, en door elk k isten van welke kerk ook , gelyk ik reeds zeide, kan gebruikt worden. — ■ Deeze bediening gefchied op Pinxter en in Augustusj wanneer de vrienden des Zaturdags byeenkoomen, en een voorbereidings Redevoering houden. Des Zondags gaat men ten avondmaal, na det eerst eene vermaaning daar omtrent door een der Leden wie het verkiest gedaan wordt, des avonds houdt men een dankvergadering, en des maandags eene affcheid rede. De vergaderplaats is aan het Oosteinde van  488 de JONGE REIZIGER van het Dorp en heeft niets aanmerkelyks, kort daar by ftaat een groot huis, met eene ichoone tuin, tor ontvangst van de Perfoonen die hier gedoopt zullen worden, of ten avond' maal komen. Voor eenige jaaren heeft men hier een nieuw doopbad gegraaven, waar m men warm water kan haten loopen. Als deeze plegtigheid plaats vindt, '(zynde gemeenlyk des Zaturdags voormiddags; kleeden zich mans en vrouwen, yder afzonderlyk, in daar toe gefchikte kleederen, en worden vervolgens in het bad geleid, knielen neder en worden onderdompelt. _ Vooraf hebben zy hun geloof in God en den Zaligmaaker be tuigd zonder dat 'er meer nodig is, na den doop komen zy weder by een en men houdt hun de volbrenging van hunnen pügt na deeze plechtigheid in eene gemoedlyke redevoe- ring voer . Zie daar 't geen ik niet voorby konde. Ik moet hier echter nog i* byvoegen dat myne Leidfche vrienden mV met betrekking tot de Gebroeders van del Kodde verhaalden. er Zy waaren arbeidende op het Land, wanneerPrins^r//,,die hun kende, met den Franfchen Ambasfadeur Maurier, daar voorby rydende hun wenkte en met hun in het franscii en la tyn, m welke tale zy den Vorst beantwoorden fprak,  boor NEDERLAND. fprak, 't geen den afgezant niet weinig verbaasde, wyl hy nimmer had kunnen denken, dat 'er zo veele geoefende kundigheden by eenvouwige landlieden plaats vonden. Van Rynsburg reed ik op Noordwyk binnen; een der fchoonfte en rykftebebouwde Dorpen der geheele Provincie met verfcheidene ftraaten, een groote ruime kerk, in 't gewelf van welke men nog eenige overblyfzels van een fchildery vindt, behelzende de marteldood van St, Jeroen, aan wien zy is toegewyd. -— De tooren is vierkant. De tuinen der alom beroemde Noorwyker kruiden, en veelerlei vruchten,gee- ven dit dorp geen geringe naam. Hiermy maar zeer kort hebbende opgehouden, reed ik langs eene barre zandweg na Noordwyk op Zee dat gantsch zo fraai niet is, en zeer veel van de woede der zee geleden heeft. Hier at ik Schelvisch, die zo leevend uit zee wierd aangebragt, en waarvan gy in Amfterdam geene weerga kunt krygen, al wilt gy een Ryder voor 't ftukbetaalen. Nieuws is hier niets te zien, en dus fpoede ik my langs het ftrand, naar Katwyk opZee^, en van daar na Katwyk binnen. Van beide deeze dorpen, als meede van Wasfenaar breeder in mynen brief aan Neef Peterfen. 't Was ruim zeven uuren, toen ik datoverheerlykHaag. fche Woud, 't welk met den vallenden dag, nog ma-  20o de JONGE REIZIGER majerftueuscher was, inreed. En langs het Voorhout naar het huis van den Heer Goudxvaard, die my met zo veel ongemaakte vriendelykheid ontving, als of ik familliaar met hem bekend ware. Alles gaat hier ongegeneert, vertoont zich ryk, maar niet omflagtig. Het foupé was burgerlyk, niet uitvoerig. De Gouver¬ nante van zyn huis, en een klein Neefje dat by hem inwoont, aten meede aan tafel. 't Ge- fprek liep voornaamenlyk over myne dagreis, en myn Gastheer fprak met oordeel over de onder- fcheidene plaatfen. Ik fluit deezen door my de beftendigheid uwer liefde aan te beveelen, terwyl k altoos poogen zal my dezelve waardig te maaken. Ik ben enz. II,  door NEDERLAND. 291 II. BRIEF. Ferdinand aan Petersen. 'sGravenbagè 2.0 Mei 17— 2jie 'daar my in de refidentie Stad van Neerlands hooge Staatsvergadering, en veele aanzienlyke Collegien. — Veel zal hier van te ver« haaien zyn, en ik begon deezen ochtend met eene wandeling. Doch voorafheb iku nog te onderhouden, over de dorpen welke ik van Leiden tot hier ben gepasfeert. Oestgeest was het eerfte, de naam zoekende Gcfchiedfchryvers willen die afleiden van Oogst, inzameling van koren, en geest dat een hoog gelegen land zou betekenen. — Ook zyn 'er die het Kerkwerven willen genoemd hebben, om de hooge werf, waar op de kerk ftaat. — Dezelve is by het beleg van Leiden afgebrand, en na- der-  s^a de JÓNGE REI2IGË11 derhand herbouwd, zonder dat men juist weet, wanneer. 5 Van daar kwam ik tt Rynsburg, gy weet da£ het een Heerlykheid is, hoewel de Ryn 'er nier doorheen ftroomt, wordt echter de naam daar aan toegefchreeven, zo wel als van den burgt der Romeinen, welke hier was opgericht en waar van nog overblyffélen gevonden wierden, in de tuin der edele nonnen Abtdy,eer de tweefpalt met Spanje, den Staat beroerde. _ Over de oprich ing van deeze Abtdy, zyn het de Celeerden niet eens, zommigen willen, dat zulks door Graaf Dirk den II. gefchiedc zou zyn, toen hy Ao. 975 een overwinning op de Friezen hadt behaald, dat het eerst een klooster van monniken is geweest, die naderhand met de nonnen van Egïnond zouden geruild hebben, toen hy zyne dochter Arlindis Abtdisfe maakte Anderen meenen meer zekerheid te vinden daarin, dat de Weduwe van Florh dén Vette* Vrouwe Petroneüa, gantsch niet onberoemd on' der de Graavinnen, de Abtdy heeft opgerecht, in de twaalfde eeuw ( „33 } en daartoe nonnen Uit Sasfenland liet koomen. - Z.ker is het dat de onlusten met Spanje ook dit prachtig verblyf dier eedele maagden hebben vernield; zynde de laatfte Abtdisfe te Leiden, in de Hoog-  door NEDERL A^NJD. 293 Hoogftraat geftorven, byna hondert jaaren bereikt hebbende. Dit viel voor 1603.. Gaan wy over tot Noordwyk. . Of deeze Riddermatige Heerlykheidhaarennaam ontvangt van de Noormannen, of als een wyk en buurt ten noorden Caiwyk is weder onbeihst, In het jaar ,986 was het al bekend, hoewel onder verfchillende benamingen , die echter op een uitkoomen, by voorbeeld, Noerdike en Nortwige. — Men verhaalt dat men alhier op het Kerkhof fteenen doodkisten gevonden heeft met kruisfen, en andere bewyzen, dat zy van kristen dagen zyn bewerkt, en dus befluit men daar uit dat de eerfte misfionarisfen die hier te lande geweest zyn, daarin begraaven zyn. Behalven de Gereformeerde Kerk is hier een Remonftrantfche , en een Roomschgezinde. Men vindt hier, behalven het Rechthuis en de Waag, een Gast en Weeshuis. Men heeft hier verfcheidene lynbaanen, en redery van Haringwant. — Dit alles raakt Noortwyk binnen. Noordwyk buiten heeft in de dagen der beroerte meede niet weinig geleden, en niet minder van de woede der zee, die onder anderen omtrent het midden der twaalfde eeuw, een gantfche buurt verbond. Men ver¬ haak elkander hier, dat 'er oudtyds een fteenen dyk van Katwyk tot Noordwyk zou gelegen hebI. Deel. y DQDj  294 de JONGE REIZIGER ben, waar op de Visfchers nog zomtyds met hunne haaken ffooten, doch dit is niet zeker. - Vaster gaac hec, dat omtrent halfweg deeze plaats en Katwyk, een groot gebouw gedaan heeft, waar van men de grondflagen nog in 't begin deezer eeuw gezien heeft, ende^rS Btittannica, of het Huis te Britten moet zyn. Men vond hier veele Romeinfche Munten, en fleenbrokken, die doen geloven dat het een Wapenhuis geweest is, ten tyde van Kaligula, die hier toen zyn zotte rol fpeelde, met die beruch- te triumf over de zee. Ik meen een fraaie aftekening van de fondamenten deezes gebouws gevonden te hebben, by Ludolph Smids in zyne Schatkamer. — Mooglyk is het door de druisfchende Noormannen verwoest, en dat de zee het naderhand verzwolgen heeft. 't Is hier omtrent dat men wil dac deRynhaar uitloop fn zee zouden gehad hebben. In de voorige eeuw, wilde men hier een nieuwe uitwatering maaken, doch deeze is by ftorm geflopt, en het overblyffel daarvan, wordt nu het malle gat tot een fchemp der onderneeming genoemd. Men haalt nu van hier zout water voor de Keeten, en fchelpen voor de Kalkbranderyen. Katwyk op Zee is een der bloeiende Zeedorpen, langs de geheeh? kust; 't heeft een Kat-  ' door NEDERLAND. 295 goede kerk en tooren, een Wees- en Gasthuis. Het eerfte der twee laatsgenoemde , is zyn oorfprong verfchuldigd, aan het verongelukken van een Visfcher, die zeven arme kinderen naliet, en wiens vrouw kort daarna ook ftierf. 't Zelve praalt met een fraaije poort, behan. gen met de wapens van Holland, en der Heeren van Wtsfenaar. — Deeze wapens ftaan ook in de vuurbaak, die Ao.1605 volgens het daar ftaande jaartal wierd opgericht. Visfchery is hier het groote beftaansmiddel, waaruit het netten breiden , en andere daartoe behoorende bezigheden voortvloeien. — Men maakt ook hier het gaaren daartoe, en heeft, dat aartig is, fcheepmakeryen binnenduins, zo dat men dezelve daar over op rollen in zee moet brengen. - 't Getal der Pinken is hier groo;er dan elders, en men verhaalt hier, dat men in een etmaal meer dan tachtig duizend fchelvisfchen aan ftrand bragt. Ook zeggen de Visfchers dat de Katwyker Visch de beste is, doch ik begryp hier voor geene reden. 't Garnaale vangen is hier rneede een Kostwinning, en gefchied door een groot net, dat door Paarden langs het ftrand wordt voortgetrokken, de teelt dier diertjes moet hier ontallyk zyn. In den Herfst gaan de Visfchers van dit Dorp, onder Engeland, ter  so6 de JONGE REIZIGER Haringvangst; die in de hangen gerookt zynde, de diepwaterjche bukking wordt. Ik zou nog veel van dit Katwyk kunnen zeggen , doch vreeze dan te wydlopig te zullen worden. • Ik gaa dus over tot Katwyk op Ryn. Dit is een zeer fraai Dorp, met een aantal ruime wel bebouwde ftraaten, waar van zommige met fchoone ryën boomen beplant. De Ryn, welke door dit Dorp heen loopt, is hier taamlyk breed, en ter wederzyden met fchoone huizen beflaagen, waaronder dat van den Heer van Katwyk, boven anderen uitmunt. — Vrouw Maria van Reigersbergen, heeft voor de houte brug, welke alhier over de rivier plagt te leggen, in den jaare 1666 een fteenen doen leggen, die fraai is, en met haare wapens pronkt. De Kerk verfrerd met een Ipitfen tooren ,waar in een goed flag uurwerk, bevat de heerlyke graftombe van de Heeren van Katwyk, die onder de fchoonlle van deeze gewesten mag geteld worden. Verders is hier een Rechthuis met een foort van pui of gallery aan den voorgevel. — Ook een Waag, een Gasthuis, dat tevens een Proveniershui* Isj neevens eene Bank van Leening. Van  door NEDERLAND. 297 Van hier reed ik langs een zeer vermaaklyke weg, na het oud adelyk Wasfcnaar , 'tgeen u bewust is, thans het eigendom te zyn, van den Hooggeboren Heere Wasfenaar, befchreeven in de Ridderfchap van Holland. Van waar dit Dorp zyn naam ontvangen heeft wordt by Gefchiedfchryvers dus geboekt. —~ Keizer Caligula met zyn leger hier ter plaatfe gekomen zynde, gif bevel om de benden in flagorde te Hellen , dit gefehied zynde, deed hy hun op den oever aanrukken, en daar halte houdende, beval hy dat alle ruiters en foldaaten hunne helmen vol lchelpen zouden fcheppen, dezelve mee na Romen voeren, en aldaar op het Kapitool plaat fen, als een prooi, die hy den oceaan overwinnende, daar aan ontroofd hadde. — De toenmaalige Ingezetenen deezer Landen, deeze zotheid ziende gebeuren, gaven hem den naam van Wasfer nar , en de plaats alwaar dit voorviel ook dien naam behoudende, is zulks gebleeven in het tegenswoordige dorp. Dezelve Keizer richte hier ock een vuurtooren op, die reeds lang door de zee verzwolgen is, echter wordt hy nog zomwylen door de Visfchers met hunne haaken of boomen ontdekt, en is by hun bekend onder den naam van de tooren van Kalla. De voornaam des Kei- zers Cajus zynde, wil men daarvan ook het V 3 fpreek-  a$8 de JONGE REIZIGER fpreekwoord: hem leutert de key afleggen. De Kerk van di: Dorp is grootendeels vervallen , zynde zo als men meent reeds in de beroerten der Hoekfchen en Kabehauwfchen, anderen willen in de Spaanfche onlusten afgebrand. Het Choor en een brok der zydmuur, leggen als eeneruine, wordende maar een gedeelte onderhouden, tot den Godsdienst oeffening. De Kapel, welke hier in de nabyheid ftaat, plagt de begraafplaats te zyn van de Famillievan Raaphorst, draagende ook nog dien naam. Bezuiden het dorp ligt een fraaije heuvel,die men den Burgt noemt, willende dat aldaar het oude Hot der Heeren van Wasfenaar zou geftaan hebben.— Het Raadhuis alhier zet de plaats geen geringe luifter by,zynde een gebouw van deeze eeuw. Ik heb my hier ongemeen vermaakt, met wandelen op de heerlykheid Zuidwyk, zynde een oud Kafteel uit het water opgetrokken, thans nog zeer aanzienlyk pronkende, met twee fchoone zwaare toorens, wier kappen met lei gedekt zyn, 't fchynt echter voormaals grooter geweest re zyn. Maar de tuinen, Vyvers, gras en bloemperken, benevens de verdere plantage, is met zeer veel fmaak aangelegd. Men vindt in den omtrek van Wasfenaar, meer heerlyke Iustplaatfen, die der bezichti- 't Huis  neoR NEDERLAND. ao$ ging waardig zyn, als: Duinrel, Rykdorp, 't Huis te Belleftein, te Raaphorst, te Zandhorst, en te Per/yn. Het laatfte is behalven om zyne fchoone plantagien, en het keurlyk gebouw, dat met verfcheidene toorentjes pronkt, aanmerkelyk om zekeren Romeinfchen Terminus, welke in de Heerlykheid lVlonfter gevonden is, en alhier bewaaid wordt, welke aanleiding geeft te beweeren, dat de Romeinen hier in den jaare 167, na Christi geboorte geweest zyn. Het Huis te Weer, had ik byna vergeeten, echter is het aan merkelyk als de fterfplaats geweest zynde , van den grooten Rombout Ho~ gerbeets, die hier den 7 September 1625 overleden is, de lotgevallen-, van deezen beroemden man, zyn in de Gefchiedenisfen te over bekend, dat ik u daarover behoef bezig te houden. Na ik my in dit Wasfenaar een tyd lang opgehouden hadde, vervolgde ik myne dagreis herwaard , waaromtrent niets uwer aandacht waardig voorviel De Avondftond was bekoorlyk, en gy zult u gemaklyk verbeelden, hoe myne aandoenlyke ziel geheel gevoel wierd, toen ik by de ondergaande zon, dat ftaatige bosch, waar in het Vorstlyk kuis de Oranje Zaal geleegen is, inreed. V 4 Ik  S°° be JONGE REIZIGER Ik eindig vriend, onder die verzekering dat »yn leven hier gelukkiger is, dan dat van den grootften Monarch der Aarde: Ik heb alles en geene zorgen, als ik die der liefde en vriend- fchap uitzondere . Myne heilbede worde u, en den uwen toegezonden door &c. III  boor NEDERLAND. 301 III. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. 'sGravenhage ao Mei 17— oen ik deezen ochtend met den Heer Goud- oen ik deezen ochtend met den Heer Goudwaard aan het dejeuné zat, wilde zyn Edele ik zou gebruik maaken van zyn koets, om dus het voornaamfte van deeze verrukkende plaats te bezichtigen. Dan ik bedankte, en ging wandelen. Het is niet wel doenlyk myne waarde, u eene befchryving te geeven, van de aangenaamheid veeier grachten, pleinen en itraa. ten, welke alhier gevonden worden, en gy zult met my overtuigd zyn, dat, daar hier niet alleen de hooge Regeerings Collegiën plaats vinden, en daar door deeze plaats, de refidentie van alle buitenlandfche Gezandten, maar ook het beftendig verblyf van den Stadhouder en deszelfs hooge Famillie is, de pracht en weelde hier ongeV 5 meen  302 de JONGE REIZIGER meen veel grooter zyn, dan'elders in geheel ons Vaderland, het maateloos Ryk, en grootsch Amfterdam niet uitgezondert. Myn eerfte loop was na het Voorhout, de bekoorlykfte wandelplaats, welke in geheel Nederland, binnen eenige Stad of Vlek gevonden wordt, zynde beplant met öngerneene fchoone recht opgaande linden, en zeer zindelyk met kleine zeefchelpjes bedekt. Rondsom deeze wandelplaats, is een breede ryweg, en dit alles ligt beflooten tusJchen risten van keurige gebouwen, die elkander door hunne bouwpraal trotfchen; echter munt het paleis van den Hooggeboren Heer Grave van Wasjenaar tot Wasfenaar, geweezen Amb;sfadeur van den Staat aan het Weenerhof, dat eenigzins emphiteaters gewyze gebouwd is, met twee fraaije vleugels en een coepeltooren, uit deszelfs middendak ryzende verfierd,. boven alle anderen uif. De Kloofterkc rk,. die ik vervolgens zal bezichtigen maakt hier ook eene goede vertooning, als meede om geene andere op te haaj len, het antique huis van de Graven van Arrenberg, dat niet alleen fchoon is om zyne bouworde, maar ook beroemd, als de woonplaats van den beroemden lands advocaat, den Heere Joon van Qldenbarneveld, wiens ongelukkig einde □ -qpO' ttiii xtifotm tu ïdasiq t b s . a$  d©or NEDERLAND. 3°a m te wel bekend is, om hier iets van deszelfs leeven en lotgevallen over te haaien. 't Is hier dat zich den Adel met alle mooglyke pracht en zwier in het wandelen verlustigt, en men mag dit met recht houden voor de vertoonplaats der Paryfche en Londonfche kleederfmaak, wyl al wat men hier ziet de modes dier koninglyke refidentie Heden navolgt. ——— Zo gy, Belle en Elize hier waart, zoudt gy wenfchen geheel oogen te zyn. Vervolgens ging ik langs den aangenaamen Vyverberg, meede ten deele befchelpt, en met verfcheidene ryen breed gekuifde boomen beplant , aan de bebouwde zyde, die overal vorstlykis, vindt men onder anderen 't Logement der Heeren van Dorth, en 't zo genoemde Hof van Friesland. ——■ Aan de andere zyde weidt hier het gezicht over den wyden en fchoonen Vyver, op het huis van Prins Maurits, het Hof van Holland , en het Binnenhof, al het welk eene fchoone vertooning geeft. Myn wandeling ftrekte zich vervolgens door de gevangen Poort, eertyds genoemd, de voorpoort van den Hove, en zo na het buitenhof. . Deze Poort is geen aanzienlyk gebouw, echter meen ik, dat zy voorheen het verblyf der Heeren Stad. houderen geweest is , thans ftrekt zy tot een bewaarplaats der misdaadigers van Staat, zynde daar-  .304 de JONGE REIZIGER daartoe reeds in de voorige eeuw gebezigd, gelyk wy weeten uit het jammer toneel der twee beroemde gebroeders, Jan en Cornelis de Witt. ■ Ik vermyd .opzetlyk myne beste om u hier bezig te houden, met het geen ik my in het doortreeden van deeze Poort herinnerde, en gy zult my zulks gaarne vergeeven, om dat dit ailes afgefcheiden is van het plan, het welk ik my voorftelde in u de berichten myner reize meede te deelen. ——— Na genoeg, ook zult gy die, daarover in onzen vriendenkring fpreekende, wel kunnen gisfen. Het buitenhof is een zeer groot en ruim plein, alom met deftige gebouwen, door breede linden befchaduwd verfierd. Onder de hier ftaande Hotels zynde Logementen van de afgevaardigden van Leiden, Gorcum, Schiedam en Schoonhoven , de drie laatfte houden hun logement te zaamen. Van daar gaat men op het Binnenhof, alwaar zich het prachtig, hoewel anticq gebouw, het Hof van Holland genoemd, als mede het verblyf des tegenwoordigen Stadhouders voor het oog opdoet, by eene andere gelegenheid zal ik hier over breedvoeriger zyn, 't is thans alleen myn doel om u kortling myne morgen wandeling meede re deelen, en dus genoeg dat ik u zegge, dat beide deeze gebouwen kostbaar zyn, en na hunne bouworde eene praeh- ti-  door NEDERLAND. 305 tige vertocning maaken. Eenige verande¬ ring echter, welke men by manier van reparatie hier aan heeft gemaakt, kan ik u niet zeggen dat dezelve in hun a.irt verfiert hebben. Dit Binnenhof is meede een ruim plein, doch niet zo groot als het buitenhof, het zelve heeft drie ingangen, de eene van de kant der Stadhouderspoort, die ik inkwam, de tweede aan de zuidzyde. gefchikt tot de entree der buitenlandfche Gezanten, als zy hunne intreede doen, en de derde aan de oostzyde, die ik uitging, en my op hec zogenoemde plein bragt, alwaar ik het vermaak had, de parade te zien optrekken, en een Veldmuzyk te hooren, dat, hoe weinig kennis ik ook van muzyk hebbe, my wezenlyk trof. —■ — 't is inderdaad geen onbekoorlyk gezicht, zulk een parade, de netheid der uniform, de onbedenklyke attentie van alle weezens op de orders van den commandeerenden Officier, de accuratesfe in elke handgreep, en meer andere dingen, verbaazen een aanfehouwer als my, die niet gewoon ben, veel van het militaire te zien. Doch met dat alles., ik heb geen zin in de militaire landdienst, dezelve is my al te gefubordonneert, en al te gedwongen , in zyn geheel voorkomen, ook geloof ik niet, dat ik ooit zou mogen hopen op het be. zit myner Charlotte, indien ik ondernam, myn for-  So6 db JONGE REIZIGER fortuin in dien ftaat te beproeven, en dus, al waaren 'er geene andere redenen, zal Ferdinand nooit vaandel of fponton hanteeren. Dit plein zelve is in het vierkant, beplant met zeer fieriyke linde boomen, en rondsom met paleizen bebouwd. Een van die wierd weleer bewoond, door den grooten Conftantyn Huigeris, Heere van Zuilichem, die onder'zyne veelvuldige fchoone gedichten ook het Haagfche Voorhout, zeer geestig naar zynen tyd bezongen heeft. — Wilt gy 'er een Haal van 9 hoor dan myne waarde, het is aartig. Na hy den morgen befchreeven heeft, zegt hy: „dat „ de vroegtyd verloopen is, en de zuiderzon „ elk de koelte doet zoeken, en vervolgt de zon aanfpreekende aldus: My en fult ghy nier verjagen Felle llraelder van omboogh, Snelle Meter van ons' dagen, Jaeren- pasfer, Rondom oogh, Dampen, trekker, Somer-brenger Dagh - verlenger, Vruchtenbaet, Beesten, by ter , Veld - verfenger Blond - bederver, Joffjrhaet, Woleken - dryver, Nacht - verjager, Maen - verrasfer, Starrendief, Schaduw. fp!yter, FacVel -draeger,  boor NEDERLAND. 307 Dief. öeklapper, Brilgerief, LianenbleiCKer, TuitenkroHer, Albekycker, Nummer- blind, Stof - beroerder, HemelroIIer, Morgen - wecKer, Reifer-\und, Laec uw vlammen elders blsecken , j Over 't onbeb.'tomde vhck; My en fillen ?y niet raecken Door 'c gefloten Lindendak. &c. Zie daar wat wondernamen de Ridder de zon toeduwt. » Denk niet dat ik deeze pasfage van buiten kon, maar onder het nette Bibliotheekje dat mynen wellevenden Gastheer, in een kabinetje, naast myn logeerkamer geplaatst heeft, vond ik des Ridders werken, en daarin ombladerende, de aangehaalde pasfage, die my merkwaardig genoeg fcheen om u meede te deelen, en Fredrikftad niet ongevallig zyn zal Van het plein afgaande doorliep ik verfcheidene ftraaten en langs eenige grachten, waarvan ik de naamen niet kenne, maar die allen zeer wel bebouwd zyn , toevallig bragt my myne wandeling, op de groote markt, alwaar de waag en, het zogenoemde boterhuis fiaat,en dus kwam ik vervolgens by de vischmark, groenmark, groote kerk en ftadhuis. Beide deeze fchoo-  Sö3 de JONGE REIZ.IGER fchoone gebouwen zal ik naderhand bezichtigen, nu reeds min of meer vermoeid, keerde ik na huis, en de Heer Goudwaard was my reeds wachtende, met een glaasje echte conif antia, na welks gebruik wy vervolgens aan tafel gingen, en ons «iet keur van aangenaame fpyzen verzadigd hebbende, deeden wy een tourtje te paard naaScheveningen. Dewyl ik nog geen eenen brief aan myne Nicht Belle gefchreven heb, waar over zy zich door Fredrikftad wiens brief ik uit de zeven kerken van Romen heb laten afhalen, beklaagt; zal ik haar dat wandelingetje te paard, meede deelen. Gy myn lieve Charlotte zult dit nietkwa- lyk nee men, zy is zo wel uwe Vriendin als de myne, en gy deelt elkander ondtrling alles mee- de, wat ik fchryve. Jk eindig dus dezen met dat oogmerk, terwyl ik hoop nog voor myn vertrek van hier, zo gelukkig te zullen zyn ,een brief te ontvangen, van u, wie oneindige hoogachting wordt toegedraagen, door den geenen, die zich met oprechtheid noemt, &c. IV.  boor NEDERLAND» 309 IV. BRIEF. Ferdinand aan Bèllé4 7 Gravenbage 20 Met ifs Grj hebt inderdaad geiyk myn lieve Nicht, heÉ was myn pligt geweest u voor lang te fchryven, maar ik hoop dat Uwe goedheid my verfehoonen zal, bewust dat ik zulks zeker gedaan hadde, indien ik niet overtuigd was, dat gy alles wat ik aan de kleine kring myner Vrienden, en aan myne dierbaare Charlotte zelf fchryve, even zo zeer als zy laast —— Dikwerf zyn de doffen, die ik behandelen moet, zo oneigenaartig voor de Jufvjouwen, dat ik wel eens verlegen ben, als ik myne beminde fchryve, hoe ik daar aan een genoegzaame levendigheid zal byzetten, en echter haar moet ik fchryven, of myn hertzou op zich zelf bitter te onvreden zyn. t DEEt. X Bs<  Sio be JONGE REIZIGER Bewust dat gy alles weet wat ik tot hier toe, van myn wedervaaren gemeld hebbe, zal ik u een namiddag torntje te paard na Scheveningen nieededeelen, waar meede ik my ongemeen heb vermaakt, en dat nog ftof zal opleveren, die ik geloof dat uw denkwyze niet onaangenaam zal zyn. Ten vieruur deezen namiddag lleegen mynen vriendlyken Gastheer en ik, van twee knechts vergezeld te Paarde. Zyn Ed. zat op een fchoone moerkopte Hengst, en ik op eene niet minder fchoone, van eene castagne bruine kleur : de tuigen waaren evenredig aan de waardy der moedige dieren, en ik verzeker u dat het een geheel ander aanzien hadde, dan toen wy op die twee magere Engelschmannen uit de Hollandfche manege, u omtrent halfweegen zo onverwacht ontmoeten. Buiten den Haag zynde, raakten de Heer Goudwaarden ik fchierlyk in gefprek over onze vrienden van den Leidfchendam, doch eer ik u daarvan iets meede deele, moet ik u eene kleine befchryving geeven van deeze aangenaame weg. Dezelve is lynrecht, eeniger maate ryzendenaar de kant van Scheveningen, zeer breed, en in het midden beftraat, terwyl ter wederzyden, heerlyke ryen hoog geftamde, en hunne zwaare takken wyd uitbreidende boomen, eene aange« naa-  door NEDERLAND, gti naame fchaduw leenen, deszelfs lengte zal, gis ik, een half uur gaans zyn. De Ridder Conflantyn Huigens van wien ik in myn brief aan Me juffer Charlotte die zeldzaame aanfpraak aan de zon aanhaalde , is de ontwerper van deezen weg, zynde het plan daar toe, door zyn Ed. in den jaare 1663 ontworpen , gelyk uit zyne werken geblykt, doch ik meen, dat het eerst tien jaaren laater ondernomen is, en in ruim anderhalf jaar voltooid, hebbende circa drie - en - dertig duizend guldens gekost. Dit myne Nicht, is voor uw' Gefchiedkundö minnenden Echtgenoot, om uit te winnen, als ik aan hem fchryf, want ik heb myn tyd dubbel nodig. Aan deeze weg legt eene zeer fchoone buitenplaats Zorgvliet genoemd, waar van de naam nooit kan verlooren worden, zo lang men van Nederland geheugen zal, om dat zy het verblyf geweest is, van den alom beroemden Ridder Jacob Cats, Raadpenfionaris van Holland , een man, wiens dichterlyke verdienden op verre na niet genoeg ge waardeert worden, wyl men gewoon is , met zyne rymtrant en ftoplappen te fpotten, zonder acht te liaan, hoe waar dichterlyk hy met dit alles zyne tafreelen fchildert. ——< Vergeef my myne waarde Belle, mytl X a kaars!  gift de JONGE REIZIGER kaars wil uitgaan, morgen vroeg zal ik deezeri vervolgen, de klok (laat daar twaalf uuren, ik hoop dat uwe en aller onzer vrienden en vriendinnen rust zo aangenaam mag zyn, als ik my voorfpel. *- den *i Mei 's morgens, «. Scheveningen, alwaar wy fpoedig waren, is een zeer vermaaklyk Zeedorp, welks beftaans middelen, behalven uit de verreeringen der Hagenaars, en vreemdelingen, welke zich hier gaan vermaaken, enkel Uit de vrsi'chery voortv oe;ën, 't Zelve zal denk Ik by de derdehalf hon- dert huizen bevatten. Hoe zeer het dik¬ werf, door de woedende zee, die gantsch Holland verbaaZend heeft doen krimpen, geteistert is, kan eenigzins blyken, wyl de Gtfchiedfchryvers willen, dat het grooter geweest is dan den Haag, onder anderen verhaalt men y dat de oude kerk na den jaare 1470, waarin een hevige ftorm voorviel, meer dan twee duizend fchreeden in zee geraakt, en meer dan het halve dorp verdronken is. Men bouwde dat eigen jaar eene nieuwe kerk, die toen binnenduins Hond, doch thans weder geheel op den zee oever, het dorp zelf lag toen aan het ftrand, maar is nu binnen- waards  door NEDERLAND. 313 waards getrokken. Toen wy afgeftapt waaren, wandelden wy over het duin naar het zee ftrand, en troffen het geluk dar een gantsch aantal Pinkjes over de gronden heen rollende, voor wind aanlande Dit gezicht was wonderlyk, byna zo ver wy zien konden, was de zee met fchuim bedekt, door het krullen der baaren op de gronden veroorzaakt, 't geen de zeelieden branding noemen, en het flingeren der vaartuigjes, zou, indien men niet wist, dat dit zonder gevaar gefchiede, voor den aanfchouwer een akelig gezicht geeven, ja Belle, hoe zeer daar van overtuigd, verfpre'dde het toch een foort van huivering door myne leden. —— Zo draa een Pinkje, zo hoog is opgezeild, dat het vast zit, fpringt een der Visfchers buiten boord, en brengt een kleen anker uit, om het zelve voor afdryven te bewaaren. Daadlyk wordt de Visch zo levendig aan land gebragt, dat een zeer fmaakelyk gezicht oplevert, afgeflaagen, en gedeeltelyk op wagens geladen, om landwaard in vervoerd te worden, gedeeltelyk in bennen op het hoofd, naar den Haag gedraagen, welke laatfte manier geacht wordt, de visch veel fmaaklyker te doen zyn , dan of zy gereden wordt, en ik geloof zulks gaarn. Wy hielden hier een zeer aangenaam gefprek met een oud visfcher, die meer dan vyftig X 3 jaa-  314 de JONGE REIZIGER jaaren, de zee beploegd hadt, en ons veel vertelde van de verfchriklyke Toneelen, welke zich hier, by ftorm vertoonen. — Ik zal u geen dier rafereelen poogen te fchetzen, de wyl zy voor u te akelig zouden zyn. Liever meld ik u de ontmoeting hier van een flukfche knaap, en zyn door de zon verbrand meisje, zy kwam met verhaafting het duin af huppelen, zo als hy met de eerlte vischben op het droog flapte, eerst was zy weinige treeden achter ons, maar hem ziende, borst zy al hygende uit: „Gut daar is Klaas al aan „ het ftranden toen haare kragten verdubbelende, fprong zy naar hem toe, met de luchtigheid van een konyntje, en met alle tekenen van een verliefd,, hartje. Toen by haar zag, zette hy zyn vischben van de rug, en fneldehaar tegen, dat van hartlyk kusfchen gevolgd wierd, waarna zy zaamen verder langs het ftrand gingen. De Heer Goudwaard en ik, maakten onze aanmerkingen over de zaligheid van dat gevoel, &n hy beklaagde zich eeniger maate, dat hy nooit gelukkig genoeg zyn zou, om dat te moogen imaaken, zedeit hy door reden en pligt overiiiigd, beflooten had, zyn genegenheden op te offeren, op eene wys, als ik reeds voor verhaald heb. —— Waarlyk Belle, hy fprak overeen en an-  door NEDERLAND. 315 ander met zo veel aandoening; gepaard met zulke zedenkundige reflexien, dat ik hem in myn hart beklaagde, en ik verheid ilaa hoe hec mooglyk is, dat iemand zulke verbazende offerhanden doen kan, daar hy. in het vuur der jeugd is, en begaafd met al wat beminlyk maaken kan, terwyl hy de ftem der famillie reeds in zyn voor» deel had. • Kan iemand wel grooter zyn Belle? ■ maar zal dit edel caracter, alom voor edel bekend, nog wel de lastertong ontkoomen, als hy de Vriendfchap aan dat huis doet voortduuren ? Dit was het'onderwerp onzes gefpreks in het uitryden , hy zelve begreep dit, doch zeide hy, ik ben daar boven, myn geweeten moet myn Rechter zyn, en niet de ftem der kwaadfpreekenheid. Als men het wel befchouwt heeft hy gelyk, want het is toch nimmer mooglyk om tongen die venyn fpuwen, gelyk 'er helaas! te veele zyn, zulks te beletten. In de Herberg terug keerende, kwam 'er een koets aan, waarin eene oude mevrouw, en twee haarer lieve kleindochtertjes; haar zoon en fchoondochter hadden haar te paard vergezeld. De jonge dame, had een vry vif engelsch paardje, maar zy wist 'er zo goed mee om te gaan, als de beste piquer. Wy hadden de eer den verderen avond tot ons retour in dit gezelfchap X 4 door  p6 de JON GE REIZIGER door te brengen. Allen waaren zeer vriendelyk, evenwel Nichtje, voor my te vol van die flyve complimenten, welke hoflykheid genoemd worden, maar het eigenlyk aangenaam in het gezellig leeven wegneemen. De BestGoudwaatd, toonde my in het nahuis ry. den, dathy ook van die gevoelen was, en hy betuigde, dat hem niets zo lastig ware, als die gala partyen en fefteinen, waar in alles na eene grillige etiquette moet worden afgemeeten. Zo min mooglyk woont hy zulke gezelfchap. pen by, en de kring zyner byzondere vrienden, zegt hy, is maar zeer klein, evenwel moet hy zomtyds, om zyn geboorte en vermoogen, zich dien last laaten welgevallen. Het foupé wierd onder geen min genoeglyk discours doorgebragt, waarin Jufvrouw tVeimond een zeer verlhndig deel hadde. — Zy, de Gou. vernante van des Heeren Goudwaards huis, is eene bejaarde vrouw, van een zeer zedig gedrag, uit eene deftige familie in Frankryk, doch jong hier in het land gekeomen, door dien haar Vader het ongeluk gehadt hadde, een jong Heer, die hem verfcheidene maaien zeer onbehoorlyk had geinfulteert, wyl hy die geen a la modifche toegang by zyn oudfte dochter wilde laaten, in duel ovei hoop had geftooten, 'r welk ten gevol  door NEDERLAND. 317 volg had dat hy zyn Vaderland moest verlaaten. ■■ — Men had gehoopt pardon voor hem te erlangen, maar de jonge Heer was van te aanzienlyken gehackt, eu al wat men door voorfpraak en getuigen obtineeren kon, was: dat hy buitenlandsch blyvende, geen vervolging te duchten hadde. — Hier koomende, raakte hy bekend met de ouders van den Heer Geudwaard, wiens moeder jufvrouw IVelmond na zich nam, en haar tot Gouvernante van haar huis opvoede. Zie daar Nichtje, wat ik u melden wilde, daadlyk gaa ik weder uit, om nieuwe hof tevetr gaderen, intusfchen hoop ik deeze u zalfmaken, en na hartlyke aanbeveeling fluitende, noeme ik my, enz. x s y.  3i8 de JONGE REIZIGER V. BRIEF. Ferdinand aan Petersen. 'sGravenbage 20 Mei 17— ,J3y gelegenheid der twee ingeflootene aan uwe Belle, en myne Charlotte, oordeelde ik niet ongefchikt u het volgende meede te deelen. Zeker is 'er in ons Vaderland geen luifterryker plaats te vinden, dan dit beroemde vlek, 't geen ook van zommigen een ftad genoemd wórde, die beweeren dat zy zelfs in den jaare 1401 met dien naam vereert wierd, en naderhand meermaals haare afgezondenen ter Staatsvergadering heeft doen verfchynen. —« Dat het oord , waar in deze plaats gelegen is, veele andere in bekoorlykheden overtreft, behoeft geen verder bewys, dan dat zy aan den eenen kant geboord wordt, door dat uitmuntend bosch, waar voor 'sLands bitterften vyand, de Spanjaard zelf, zo veel eerbied toonde, dat hy in den jaa«  door NEDERLAND. 319 jaare 1574, aldaar geleegerd zynde, op lyfitraf liet verbieden, het zelve in eenige manier te fchenden —— Aan eene andere zyde vindt men 0verheetlyke weilanden, elders graanryke akkers, afgewisfelt door verrukkende lusthoven en boogaarts, terwyl de barre noorde wind belet word, door de aan die zyde leggende duinen , om deeze lustvolle ftreeken, door deszelfs bulderenden adem te befchadigen. Voeg hier by dat het omleggend Haagambagt en de andere diftricten veele aanzienlyke Dorpen en lustplaatzen infl uiten. Ik weet niet ooit ergens de oorfprong van YGravenhage juist bepaald te hebben gevonden, fchoon zommigen willen, dat het al in den jaare 1007 zyn beftaan hadde, evenwel twyffel ik op gefchiedkundige overwegingen, aan zulk eene hooge oudheid, met meer grond weer men dat het Ao. 1250 reeds een plaats van eenig aanzien begon te worden, alzo den beroemden Graaf Willem den II. die den naam van Keizer en Roomsen Koning gevoerd heeft, ten dien tyde;, aanving een paleis te bouwen , dat door zyn zoon, den ongelukkigen Floris den V. naderhand voltooid wierd, zynde deszelfs vader omtrent vyf jaaren na den aanleg overleden. Van dien tyd, begon den Haag te bloeijen, en de aanthnmering van nieuwe gebouwen en paleizen toeteneer  320 de JONGE REIZIGER neemen, zo dat zy verfcheiden maaien, heeft moeten worden vergroot en uitgelegd, en wel herlaadt in het begin deezer eeuwe,zo ik meen,» in 1706", en deeze is zeker geen der minfte, alzo toen die reeks van oogverrukkende gebouwen gefücht is , welke zich opdoet, zo draa men uit het bosch deeze. over het geheel zo fchoone plaats intreedt. In die dagen, toen de twist der Hoekfchenen Kabbeljaauwichen, het land verdeelde, wierd ook den Haag hierdoor niet weinig benadeeld, gelyk men weet wat het geval tusfchen de dienaars van Woljert van Bor/elen, toenmalige Stadhouder (1479) die de Hoekfchen aankleefde, en het Volk van den Heere van Wasfenaar, een Kabeljaauwsgezinde, na het te rug keeren van eene Valkenjacht heeft uitgewerkt. Ik zal gene van die brutaliteiten aantekenen, welke toen gepleegd zyn, men leest dezelve maar met fchrik en verontwaardiging, en de Gefchiedfchryvers hebben dezelve met genoegzame kleuren afgebeeld. De beruchte Maarten van Rosjum , heeft hier in den jaare 1528 geen geringe droop gedaan, alles uitgeplundert, en daar te boven nog een brandfchatting geeischt en verkreegen van twintig duizend guldens. Zwaar-  ö o o r NEDERLAND, gal Zwaarder echter leed men hier nog in de dagen der Spaanlche beroerten, en wel in 1573en U5-4, het zwaarfte tydftip misfchien, dat irn* *mer aan dit Land is te beurt gevallen. —— IVIen kan zeker het oog niet zonder traanen op dit tydvak der Gefch edenisfen werpen, wyl het over al mei bloed gefchreeven is, en roof, moord en brandftichtmg hunne yslyKe hoofdrollen alomme fpeelden, gelyk een yder uit de lotgevallen van Haarlem en Leiden, en zo veele andere plaatzen, waar onder dit Vlek voornaamenlyk geteld mag worden, maar al te wel bewust is. Hier immers fcheen men op niets minder dan de geheele verdelging te moeten denken , wyl al wat naar welvaart zweemde, de wyk genomen had, en de Staatsvergaderingen verlegd waaren, ja, zo akelig, zegt zeker fchryver zag het hier toen uit, dat de üraaten met gras begroeid waaren, en de huizen, die de roofzucht tot van haare ankers zelf ontbloot hadde, dreigden in te ftorten. Naderhand heeft den Haag geene daadelyke overvallen van vyanden ondergaan, unaar is dikwerf in groote zwaarighdd geweest, van weder aan diergelyke noodlottigheden bloot teftaan,als by voorbeeld ten tyde dat de Spanjaarden Schenkenkans hadden ingenoomen; toen wy met den on.  322 ue JONGE REIZIGER ondankbaaren Karei den II. Koning van Engelend , in oorlog waaren ,• en toen Lodewyk den XIV. zyne overwinnende wapenen, rot in het hart deezer landen had uitgebreid. Zie daar wat ik mynen vriendlyken Gastheer veel al fchuldig ben, wegens de lotgevallen van deeze thans zo bloeiende Hofplaats, de Refidentie van het Stadhouderlyk huis, de vergadering der Souveraine Staaten deezer Provincie, die van hunne Hoog Mogende; den Raad van Staaren, den Hove van Holland, der gezaamlyke afgevaardigden van de Admiraliteiten, veele andere Collegien, en van alle buitenlandfche Minifters, met welke de Staat de eer heeft in alliantie of vriendfchap te flaan, waar door deszelfs bloei tot het toppunt geraakt is, en het niet kan aangemerkt worden, dan als een paradys van elkander verdringende vermaaklykheden, en een lusthof van pracht en grootscheid , dat alle de vlekken van den Aardbodem overtreft , en waarop het als eene ryk bepaerelde Vorfün, met een van genoegen fchittrend oog mag nederzien. Ik eindig deezen, by gebrek van tyd, ook heb ik op het verhandelde fujet, bepaaldelyk niets meer by te brengen. Morgen of mooglyk  door NEDERLAND. 3»* lyk nog van deezen avond, nieuwe ftof verga, dert hebbende, zal ik weder aan den een of ander rayner geëerde Vrienden en Vriendinnen fchryven. Alle heil zy met u in de volheid der wenfchen van, enz. VL  3*+ db JONGE REIZIGER VI. BRIEF. Fbrdinand aan Charlotte. 'sGravenbags den 11 Mei i?-» 'i Avonds. n beste Gastheer Is hier in met my gelyk, dat hy vroeg opftaat; en heeft met my bepaald, dat wy morgen voor den gewoonen tyd van dejeuneeren, een tourrje te paard, door het bosch zullen doen, hierom moet ik nog van avond u een kort verflag doen, van myne verrichtingen. Vooreerst heb ik het huis van Prins Maurita bezichtigd : 't zelve ftaat naby het Hof van Holland, en is van vooren met een muur van de ge- meene ftraat afgefchut. . De voorgevel is van arduin, en boven de lyst ziet men het wapen van dien Prins, welke voormaals Gotiverneur van Bralil geweest is, en dux niet moet verward worden met den Stadhouder Mauri s. De Kap van den achtergevel, pronkt met een fchoon  door NEDERLAND. 3a5 fchoon in neen gehouwen indiaansch gevecht In dit huis zyn een aantal ruime kamers, en twee overheerlyke zaaien, welke onder anderen gebruikt worden tot de groote algemeene Vergadering van het Genootfchap, Kunst liefde/paart geen vlyt. De eene tot het doen van plechtige redenvoeringen en aanfpraaken, by het uitdeelen der eerenpenningen; de andere tot het hou. den van vriendlyke maaltyden. Behalven deeze heeft het Genootfchap hier nog een kunstkamer, waarop beftuurderen vergaderen, en de bekroonde dichters 's avonds voor hunne vereering gemeenlyk onthaald worden. Op dit vertrek dat over 't geheel zeer zindelyk is, vindt men een vry nette bibliotheek, en zeer goede pourtrait- ten van beroemde Dichters en Dichteresfen. By de algemeene vergadering gebruikt het Genootfchap nog verfcheidene andere vertrekken waarin de compareerende leden byeen komen. ' In den jaare 1704 is het zodanig door den brand verteerd geworden, dat 'er niets dan de kelders en muuren van is overgebleeven, voormaals was het veel prachtiger, onder anderen vond men een der kamers met O. I. vogels befchildert, trappen van Brafilien hout, en vloeren van Notenboom. De algemeene Staaten, ontvangen hier zom*  3a5 de JONGE REIZIGER tyds, de Gezanten van gekroonde Vorften, als.zy hunne plegtige intreeden zullen doen. Het Hof van Holland, was het tweede welk ik befchouwde, doch doordien 'er in veele kamers vergadering gehouden wierd, ftond het my flechts vry, om eenigen te bezichtigen. De bouwzuchtige Willem den tweeden, volgens Langendyk den XVJIU Grave van Holland, was deszelfs (lichter omtrend het midden der dertiende eeuw. — Liet lag toen als eene fteikte rondom in gr?xhten, waar van de Vyver nog overig is; in het midden van welke een klein eilandje ligt, met boomen beplant, zynde het verblyf van zwaanen, eenden, enz. Eene beek, in de duinen ontfpruitende, vloeit langs den Schèveningfchen weg heen, en fchenkt dit water, dat zich weder in het fpui ontlast, eene geduurige verfrisfehing. De vertrekken, welke ik hebbe kunnen opnemen, daarvan zyn de volgende aanmerksens waardig. De Raadkamer, waarin men de volgende fchoone tafreelen van den grooten Lairahfs vindt> Eneas draagt Anchifes,zynen Vader, uit den brand van Troyen, en houdt de kleene Askaan aan zyne hand. — Vooral om deeze daad van ouderliefde wordt den Troyfchen Prins meest al met den toenaam van Godvruchtigenvet' eert. ■•——. Pom-  door NEDERLAND. 327 Pompejus, is bezig om een aantal brieven ongeleezen te verbranden, welke door fommige jongelingen aan Sertorins gefchreeven waren, ten einde hem in ltalien te lokken. •— Dit zeker was grootsch en edelmoedig, tevens een eedle zucht voor het algemeene welzyn tekenende, wyl de ontdekking wie de fchryvers wafen, den Staat grooter onlusten zoude berokkend hebben. Hy oordeelde dus beter, geen onderzoek te doen, dan daar door in ftaat te zyn, de Wraaklust den ruimen tengel te vieren. In het derde ftuk wordt Scipio verbeeld, de bruid van Carthago aan haaren Bruidegom te rug geevende. Het is de zoetvloeiende Fortman meene ik, die onder de Genootfchapswerken van magna molimur Parvi, een fchoone alleenfpraak geplaatst heeft, dit geval betreffende. - van welk dichtftuk my de volgende regels gaheugen : ö Deugd! ó Echtvriendin van een oprecht gemoed Die met uw zuiver zog myn jongheid hebt gevoed, Ik voele in voile maat uw* teedren invloed werken Uw goddelyke kracht myn belden hart verflerken. Door u houde ik het veld: gy leert my dag aan dag* Wat een rechtaart Romein met uwe hulp vermag. Gy leert my "t woest geweld van booze driften keeren , Ta. 't grootfte heldemtuir! my zsiven overneeren. O luis»  328 de JONGE REIZIGER O luifterryke deugdi onfeübaare gloriebaak! Onfcbatbaar heilgefchenk ! — verrukkend'zielvermaak' VoortreiTelyk genot van een gerust geweeten! Geen hoger zaligheid wordt hier op aard bezeeten i Wat dunkt u ? —Zyn deeze geen edele gevoelens? Het vierde ftuk is de daad van Horatius Codes, die zich zo lang alleen tegen de Hetrusfchen verdeedigde, dat de Romeinen, een over den Tiber geflaagen brug hadden afgebroken, waar door die vyanden het overtrekken belet wierd, en hy eindelyk met zyn paard in de rivier fpringende tot de zynen terug keerde. —— Heerlyke trek van Vaderlands liefde, thans naanw by ons te verbeelden, Het vyfde verbeeld de veroordeeling van Quin. tus Fabius Maximus, door den Diaator Lucius Curfor , om dat hy tegens des Veldheers wille, de iamniten verflaagen hadde; echter wordt hy door de voorbede des Volks verfchoond. Dit ftuk dunkt my levert eene dubbele zedenleer op, namenlyk de noodzaaklykheid eener ftrenge krygstucht, en de billyitheid dat de Regeering aan de Volkftem gehoor verleene, wan. neer deszehs eifchen rechtmatig zyn. Nog vindt men hier van dezelve hand een fraaj  door NEDERLAND. 329 fraai fchoorfteenftuk, verbeeldende de gerechtigheid , zittende op den iloel van Holland. Ook is boven de deur de Veldheer Scipio afgebeeld, daar hy eenige laffe jonge Romeinen met den fabel in de vuist tot hunnen pligt te rug brengt. Dat dit alles overheerlyk is, behoef ik niet te zeggen, Lairesie immers was de fchilder. Een tweede kamer , welke fraai genoemd kan worden, is de vergaderplaats van hunne Hoog Mogende, dezelve is met tapyten, de gefchiedenis van de Egyptifche Cleopartra verbeeldende, behangen. Voor de eene fchoorfteen vindt men de voorzichtigheid, voor de andere de ftandvastigbeid, ook is hier een zeer fchoone liarrometer, in een gefneden houten kasje pronkende met de wapens der zeven Provin! ciën. Het derde vertrek is wel het prachtigfte van allen, en wordt de Treveskamer genoemd, uit hoofde, dat op deeze kamer het twaalfaarig heiland tusfchen de Spanjaarden, en deezen Staat getroffen is, in de twee fchoorfieenen pronken de beelden van Willem den III. en Willem den IV. zynde het laatfte daar gefield, omtrenj den jaare 17 ■ 9, hebbende voormaals daar het beeld der Vryheid plaats gevonden. —. De vier anx 3 de.  33a de JONGE REIZIGER dere Vorften als Willem de I. Maurits., Fredrik Hendrik en Willem de II. zyn door den vermaarden Brandon op den wand, in zo veele vakken afgebeeld, ——. De pylasters tusfchen deeze vakken, en de deuren zo wel als ter zyde van de fchoorfteenen, zyn zeer zuiver uitgewerkt , en zwaar verguld. — Boven de lyst welke deeze vakken dekt zyn de vier jaargetyden afgebeeld, als meede keurige zinnebeelden, betrekkelyk op de vereenigde Gewesten. Het coupel piatfond verbeeld de Eendracht, omringd van de zeven Provinciën , yder haar byzonder wapen voerende, en aïien in de gedaante van maagden te zaamen zittende, in eene glorie en verüerd met gepaste byfieraaden. -— Eindelyk vindt men in dit vertrek een vorstlyka ftoel, zwaar verguld, met groen bekleed, en hetprinfelyk wapen daarop, allerkunftigst geborduurd, Naast deeze kamer is een kleinder vertrek, waar in twaalf fchilderytjes hangen van den be* roemden Holbeen , zo veele gefcruedenisfën verbeeldende uit het leeven van Claudius Civilis, men verhaalt dat 'er twee tonnen gouds voor geboden zyn, en inderdaad zy zyn zo kunilig, dat ik my meer dan een half uur ophield metdegelve te bezichtigen. Eindelyk heb ik in dit gebouw nog bezichtigd, de  boor NEDERLAND. 331 de vergaderkamer der Staaten van Holland, dezelve is met keurige tapyten behangen, en 't piatfond boogsgewys keurlyk met goud gefchü- dert. 't Eene fchoorfteenftuk verbeeld Mars, in eene verfchriklyke houding, doch te. vens zeer kundig door Jan Licvens. — — Aan het andereinde van de zaal is de \ree. de niet minder fierlyk afgebeeld, door den Kunstfchilder Hannetnan in de gedaante der Hollandfche Maagd. Boven het tapyt werk vindt men verfcheidene afbeeldzels van menfchen, dit over een foort van baluftrade kyken, en op differente wyzen der Europifche natiën gekleed zyn, te weeten na de ge. woontedes tydstoen dit vertrek gebouwd wierd. Na den middag heb ik met den Heer van der Does, door deeze plaats ge wandelt, waar over aan Karei, en met veel moeite den gryzen Corver opgezogt, waar over ik Frederikftad rtoodzaakïyk onderhouden moet, en ik twyfel niet, of als myne beminde dien brief leest, of zy zal my gaarne verfcho»nen, dat deeze niet zo uitvoerig behandelt is, als ik wel gewenscht hadde, myn humeur is niet opgeruimd, door die vifite. Ik eindig, door my met die hoogachting, welke men het fieiaad der fexe verfchuldigd is, te onderfchryven enz. Y4 V  333 db JONGE REIZIGER VII. B R I E R ^» <°* Eredrikstad» 'sGravenbage zi Mei V Avonds. t Geen my aanleiding geeft u deezen tef.fe, ven, zal u verbaazen, en behoorde^ zo zv ^ ™ de geheele natie re doen bloo2Z l^l 01 hoe heeft ,uist de Baron T " ~ maald, omtrent het beloonen van" 7^ göI-ften en weetenfchappel^zynf yt" " en oordeel of ik mis. z?nQ Juftma } Corver, volgens het'algemeen gevoelen, de groot 1™*, ,otdie 4 doörz „ kr!'\ge"°emd heft. Co^ÏÏalT beV°rderd Ik  boor NEDERLAND. 333 Ik was begeerig den ouden man te zien, om dat ik zo veel tot zyn lof heb hooren fpreeken, van Does verfchafte my de gelegenheid. Ik kan u niet befchryven Fredrikftad in welk een welland ik hem vond, genoeg zy het u dat ik het met ernst herhaale: hy is dood arm. . Ik maakte hem myn compliment in dier voegen, als of hy nog in die omftandigheid was, dat een Pasfee en anderen hem vleiend naar de oogen zagen, en zyne grootheid bewonderden. Want wat is een gegallonneert kleed als 'er een zotskap in fteekt, by een gefcheurde of gelapte jas om de leden van een man die verdienften heeft? Corver is en blyft Corver, ryk of arm. - Gy merkt wel zeker dat ik warm ben, en. ik zou even gevoelloos moeten zyn als een keilteen,zo ik nu niet in vuur was. Ik heb hem nooit, dan nog een kind zynde, zien fpeelen, maar het het gantsch publyk zou narrisch moeten zyn als hy in zyn fleur geen groot man geweest waare, en daar wy Garrick en la Rive, op het oordeel van andere Natiën den palm der eere toezwaaien, waarom zouden wy zulks hem niet doen, op het algemeen oordeel van onze eigene Natie? £er ife tot myne converfati£ met hem overgaa, moet ik u zeggen te geheu. gen, dat hy in zyn brieft den Scbryver van bet keven van Punt, een werkje, dat"hy myns ^ 5 dor-  334 de JONGE REIZIGER oordeels wel wat minder Hekeling had mogen fchryven, en waatin hy zeker geen minder groote misflaagen begaat, dan hy dien fierlyken Auteur voorwerpt. Dat hy zeg ik in dien brief een anecdote verhaalt, welke ik thans wenschte dat ten uwend door de Acteurs en Actrices wierd nagevolgd, De Engelfche directeur Fis- her , zegt hy, kwam na lang met zyn troup, zelf tot in Rusland gezworven re hebben, gantsch geruïneert, ik meen van Duinkerken re London by Garrkk, deeze 's mans beklaaglyke omftstndigheden bemerkende, gaf een benefice voor Fisher, en fpeelde daar in zelf, 't geen ten gevolg had, dat Fisher weder in ftaat geraakte. Garrick zeker had die verpligting niet aan den ongelukkigen kunstgenoot, die onze Toneellisten aan Corver hebben: 't is waar dat hunne inkomften ook fjhraal genoeg zyn, om een der Benefices ten behoeve van een ander afteftaan, maar zou het echter niet edel zyn, als zy heeren Commisfarisfen verzochten, een extra benefice voor Corver te mogen geeven , of zo men hun dit weigerde, (dat echter van Kunstkweekers niet te wagten is \ dan een van de hun toegeftaane benefices daartoe te gebruiken ? Ik wil wel toeftaan, dat Corver met deeze eene reprefentatie niet geborgen zou zyn, als Fisher in London, maar zou het geen voorbeeld kunnen zyn om  dook. NEDERLAND. 335 om de liefhebbers, dichters en uitkopers aan te fpooren om een tekenblad te maaken, waar uit de oude man, fatzoenlyk beftaan kon? — Gy Fredrikftad, zyt bekend by allen die hetto. neel in uwe plaats naloopen, zo gy oordeelt dat in myn vóórhel iets goeds legt voor den Grysaart, bevorder het op eene wyze, als gy best ©ordeelt, en de naneef zal u zegenen, dat gy een man van verdienden voor gebrek bewaard hebt, en zyn ouderdom draaglyk gemaakt. Omtrent een uur lang heb ik by den ouden Heer gezeeten. Hy is een martelaar van het podagra, evenwel het vuur is'er nog niet uit. Toen wy aan het Amfterdamsch toneel kwamen, fprak hy daarover in zulke termen, als men billyk behoort te verfchoonen in iemand wiens lot zo deerlyk verkeerd is. Ik zal u niet alles verhaalen, wat hy ten dien opzigte bybragt, dit is onnodig, liever verhaal ik u hoe hy zich niet verzadigen kon in den lof van Mejufvrouw Jdriana van Scbagen, een A&rice die voor onzen tyd geleefd heeft, als fpeelende de Jacoba van Beieren, reeds by deszelfs verfchyning met zo veel roem, dat zy de jufvrouwen de Bruin, en van Tongeren, meede twee groote vrouwen van dien tyd, volgens het oordeel van de Marre zeiven geheel verdoofde. Over de tegens- woordige voornaamfte fpeelers, en fpeeleresfen fpree*  S3ö de JONGE REIZIGER fpreekende, onthield hy ook eenige hunnen welverdienden lof niet, evenwel kon ik merken dat hy zommigen beoordeelde, als hun meester te vroeg ontloopen zynde. Toen ik hem vraagde of hy Pas/ee ooit de Anthenor in Zelmire had zien fpeelen, antwoorde hy : ja, en dat is zeer goed. Bingli liep hy hoog meede in de hem voegende caracfers. Ook noemde hy Sardet een man van groote verdienden, en was zeer ingenomen met de hoofd Aélrices Sardet en Kottier. Onze oude moeder van Thil, beklaagde hy, dat zy nog op deeze wys het brood in het zweet hares aangezichts eeten moesr, en waarlyk men fchynt thans zo barmhartig niet meer aan den Schouwburg te zyn als voormaals, anders dunkt my zou men die zo lang, en in haar tyd met roem gediend hebbende vrouw, thans wel op penlioen zetten, daar men voormaals Jufvrouw Scbaagen wel befleede om haar van het grof gebruik van drank te ontwennen gelyk de oude man my verhaalde, die daad was braaf, maar zo men Jufvrouw van ThJ, haare dagen in rust liet eindigen, zouden Heeren Gommisfarisfen daar van geen minder eer hebben De oude Jufvrouw Bonbon, die my noggeheugt meermaals met verwondering, en enthoufiasme gezien te hebben, Helde hy my niet hoog ge-  door NEDERLAND. 337 genoeg, maar haare dogter Keetje, zeide hy, is eene waare Roxeclana* ik verhaalde hem dat gy haar zo hoog roemde als Melanie; en hydeed uw oordeel recht. — Zo ik deezen winter a Costi ben, hoop ik zult gy my gelegenheid geeven, haar te zien fpeelen. Hoe vermaaklyk fchets ik my reeds die dagen Fredrikftad, dat wy weder zanien zynde ons in kunstgelprekken verlustigen ? en het toneel dat wel ingericht een waar zedenfchool is. befpiege. len'? Deeze Helling weet gy dat de groote Weerenfelds in eene redevoering betoogd heeft, en door wylen onzen puikdichter Ernst Willem Hicht vertaald, meteen keurig dichtftuk bevestigd is. Als ik my zulke kun stft.uk ken te binnen brenge, dan verlang ik altoos een prysvraag van een onzer Genootfchappen, omtrent in deezer voegen: , in hoe verre mogen wy on,, ze meefterftukken van dichtkunde, by die der >, ouden, en de thans leevende onzer nabuurige ,, Dichters in Frankryk, Duitschland en Enge- „ land vergelyken ? En welke zyn die „ Meefterftukken, by ons in yder byzonder „ vak?'; Zulk een verhandeling, geloof ik, zou onze natie rog al eer kunnen aandoen. Als ik genoegzaame kragtea had, zou ik ook buiten de aanbieding van eene eeren- prys  338 de JONGE REIZIGER prys daar toe wel eens eenige ftudeer uuren willen afzonderen. —» , Maar hy die in zyn vlucht zich zelf niet wil bedriegen, Poog nooit, als Icarus. de zon in 'c oog te vliegen. Hy houd' zich laag by zee, daar hitte 't wasch niet fmeit» En 't labber ltoeitje hem een blyde tocht voorfpelt. Maar nog eens tot myn ouden man. —— Ik ben vol meedelyden over hem, en kan niec van hem afitappen, voor ik hem allerhartelykst aan u bevoolen heb. —— Gy kent myn hart, het fpreekt nooit tegens zyne meening, en dus behoef ik geen omflag van woorden te gebrui* ken, en alleen te zeggen: „ Fredrikftad! doe u best om deezen verongelykten man, in zy- „ ne grysheid te hulp te koomen." Myn papier is nog niet vol, en dus zal ik u nog een weinig onderhouden. - Wat is verdienfle lieve Vriend? bepaalt zich die enkel aan hebzucht, dan zelf als deeze niet verder gaat, dan reden en eerlykheid toeftaan? of is 'er ook verdiende in, wanneer men zyn best doet, om hun die behendig om goud wroeten, en al hun leeftyd den nuttigen handel wyden , in uuren van uitlpanning, 't zy door Toneel oeffening, door muzyk, door danfen , of door an«  door KEDMLA.ND, 33$ andere zaken buiten het ban del vak, te verinnigen, en hunne afgefloofde geesten weder'te herftellen? Zo ja, waarom b'eïooneft wy dan toeh de kunften, en weterifchappeh zo erbarmelyk? Of ken onze Natie geene andere verdienften, dan het verzaame» len van fchatten? Dit durf ik niet veronderfteilen, ik ben zalf van het tegendeel overtuigd. Ik ben wel eens op het denkbeeld gevallen, dat het een verdienstlyke zaak zoude zyn, zo wel (lichtingen te maaken voor mannen van beroemde kundigheden, die door de fortuin de nek gekeerd wierd, 't zy men hun onder de geleerden, de kunftenaars of de ambagtslieden had te tellen, en langs die weg hun gelukkige onbezorgde dagen te verfchaf- fen. Buiten twyfel zouden wy dan nog werken van vernuft, fmaak, en wezenlyk nut zien te voorfchyn koomen, welke nu achter weege blyven , om dat een rist van pynlyke gedachten dikwerf den geest verdooft, of 'er om den broode gewerkt moet worden, aan ftukken waar aan het genie geen deel heeft. Als ik tyd hadde, ontwierp ik op dit oogenblik een plan tot zulk een {lichting, en droeg het mynen gast»  340 de JONGE REIZIGER gastheer op, wien ik niet zal naalaaten den af- geloofden Toneellist aan te beveelen Ihans moet ik dit aangenaam denkbeeld laaten vaaren, en deezen fluiten my met waare toegenegenheid noemende, en2 IV  b o o a NEDERLAND. VIII. BRIEF» fsrdinand peterse». j^Ta ilc deézeh hiorgeh eenige gebouwen bezichtigd hadde , van welke ik in mynen brief aan Charlotte gemeld hebbe, hielden de Heer Goudwaard en ik, aan tafel een gefprek over verfcheidene Hooge Collegien, welke alhier re. fideeren. Dat van Hunne Hoog Mogende de Heeren Staaten Generaal, was wel het eerfte; 't ls bekend hoeveel daarover gefchreeven en getwist is, of by hetzelve de Oppermagt over de zeven Vereenigde Provinciën beruste, danofyderderzelveinden haaren afzonderlyk de fouverainiteit uitoeffenendejthans geloof ik dat hiel over geene eigenlyke kwestie meer vallen kan, -—— "lk heb my nimmer zulk éen juist denk* I. Deel, % beeld 'sGravenbage zi Mei i^-H t Avonds.  34» de JONGE REIZIGER beeld van deeze vergadering gevormd, dan door het detail van mynen Gastheer. Niet alleen dat hy Gefchiedknndig daar over fprak, aanwyzende, hoe dezelve in vroegere dagen geen bepaald verblyf had, en in Leicesters tyd op aanfchryving van de Raad van Staaten nu eens hier, dan daar by, een kwam , by voorbeeld te ( * ) Delft, ( f ) Middelburg en Utrecht, tot zy zedert 1593, zich, met eene enkele uitzondering, aan den Haag bepaalde. — Maar hy gaf my eene zo uitvoerige befchryving van het geheel en deszelfs deelen, dat 'er niets aan ontbrak. Doch het zou al te omflagtig voor myn oogmerk zyn, dit geheele gefprek aan u meede te deelen. lk zal my dus aan weinige trekken bepaalen. Na de rang welke in deeze Vergadering gehouden wordt te hebben voorgefteld en my een denkbeeld gegeeven, waar uit de afgevaardigden van elke Provincie gekoozen worden, ging hy over tot de bepalingen van het Gezag, waarmede deeze hooge Perfoonen bekleed zyn. —— Vreede cn Oorlog by voorbeeld , mag niet gemaakt worden, zonder toe- ftemming der byzondere Gewesten. Het werven van Krygsvolk, en 't heffen van fchattin • gen  b o ö r NEDERLAND. 343 geil over bet bondgenaotfchap is ook daar aan' afhanglyk. — — 't Aangaan van alliancien met vreemde Mogendheden is van denzelven aart. Zo hunne Hoog Mogende goed¬ vinden eenige wetten te maaken, die zy algemeen nuttig oordeelen, hebben die eehter in de byzondere Landen geene kragt, indien zy niet fpeciaal door zulk een Provincie zyn aangenomen. — Deeze zyn wel de vóornaamfte punten van bepalingen. Op het eerfte Artykel bragt hy echter eenige uitzonderingen by, welke in de voojige eeuw hadden plaats gevonden, en waar van de gelukkige uiteindens alleen, hun gelukkig de nadere approbatie hunner committenten verfchaft hadde- Deeze uitzonderingen waaren de Vreedé met Cromwel Ao. 1654. — Met Karei dell. in 1668. Eri de overtocht van Prins Willem III. haar Engeland in 16S8. Daar en tegens heeft dit Collegie de magt,orri op deszelfs naam over Vreede en Oorlog te handelen ; Gedeputeerden te Velde aan te ftellen. —s— De lyst der Convoy en Licentgelden, en veele dingen het muntweezen betreffende te regulen. Ook gefchied door H. H. Mog de aanftelling der Gezanten by andere Mogenheden, als meede Agenten en Confuls. Z % Ver  344 de JONGE REIZIGER Vervolgens liep het Gefprek over 't Collegie van H. E. Gr. Mog. de Heeren Staaten deezer Provincie, die zedert de afzweering van den Spaanfchen Koning, als Graaf van Holland, de wettige Souverainen reprefenteeren. ——Voor dien tyd was hun gezag zo eng bepaald, dat zy niets konden uitvoeren dan op verzoekfchriften by den Graaf goed te keuren. 't Was my bekend dat deeze vergadering beftond uit twee corpera, dat der Ridderfchap en Steden. —— 't Getal der Edelen 't welk in de Ridderfchap befchreeven wordt, is alleng3 op zeven vermindert, waar van Livius van /lttzema voor reden geeft, dat, hier door hun ge. zag vergroot wierd, 't welk zich zeer wel hooren laat. Hoe veele voorrechten en voordeden aan deeze eerentrap verknogt zyn, is by de Gefchiedfchryvers geboekt en zou te omdagtig zyn voor myn beftek, dit alleen dat zy hunne byeenkomften zo over de algemeene landzaaken, als hun particulier ligchaam betreffende gewoonlyk houden in eene der kameren van het Hof. De eerfte regelen zich naar tyd en omftandigheden, maar de laatfte zyn bepaald, te weeten, de eerfte Vrydagen der maanden February, Mei, Augustus en December. Belangende bet tweede lidt van Staat, 't iselve heefc vroeger, nu eens uit deeze dan uit gee-  door NEDERLAND.'345 geene, zomtyds veele op een anderen tyd uit weinigen beftaan, thans is het vaste getal der ftemmende Steden achttien, te weeten elf uit het Zuiden en zeven uit het noorder gedeelte. Edelen zo wel als fteden worden door het Collegie van de Gecommitteerde Raad en op punten befchreeven, 't geen eene fraaie zaak is, wyl de Gecommitteerden, dan door hunne committenten gelast kunnen worden , en alzo bellaagen ten ys koomen. v Voormaals geen vast verblyf houdende, wierden zy nu eens hier, dan daar beroepen, maar zederc 1581 is deeze plaats daar toe bepaald,en 't vertrek hunner Vergadering is op het oude Hof der Graven. De vaste byeenkomften zyn vier in het jaar, maar de omftandighedengeeven aanleiding dat zy thans veel meer gehouden worden. - Men handelt hier over genoegzaam alle gewichtige zaaken den Lande betreffende, dan over 't een en ander zullen wy eensbreeder by monde handelen. -—- Z© ook over Gecommitteerde Raaden, den Raad van Staaten, en verdere gewichtige Collegien, dewyl deeze doffe deels te uitvoerig is, en deels by gebrek van auteuren, welke men by zulke gewichtige zaken dient te vergelyken, en onmooglyk op reis kan meede fleepen, enz. enz enz. 23 ■ Cje-  346" de JONGE REIZIGER Genoeg is het thans dat dit het onderwerp van pns discours aan tafel waare. Onder het defert kwam een Dorp Predikant binnen, hy was aangediend, maar bleef aan de deur van de eetzaal ftaan ftrykvoeten, en ftrykvoeten, er. tlrykvoeten, tot juffrouw Welmond, den H eer Goudwaard indachtig maakte dat zyn eerwaarde nog al flrykvoete. v Hoe Dominé, zeide de Heer Goudwaard, uw dienaar, neem plaats, wat nieuws? — Zyn eerwaarde wist njets, hy kwam zo in de hofplaats. —— En op het Dorp dan Dominé?" —, ook al niets, maar „ Wel „ nu Dominé?" Hy wenschte echter mynheer gaarne te fpreeken. —— ,,Aanftonds „ Dominé? excufeer my, buiten haastj buiten haast! „ Nuttig iets Dominé." Dit gebeurde, jufvrouw Welmond diende hem van vlaar, van vruchten, van befchuit, kaas, en ik weet niet wat meer? en hoe fterker Dominé protelteerde, haar altoos met een zekere toegenegenheid aanziende, en zich diep buigende, hoe meer juffrouw Welmond hem bediende , en alles onder een couscousre. Eindelyk ging myn vriend met hem in een apart vertrek, en kwam na een kwartier uur alleen te rug, verzoekende jufvrouw Welmond by hem te gaan. —— Zy deed zulks, doch in minder dan  door NEDERLAND. 347 dan vyf minuten, was zy nevens zyn eerwaarde te rug. Myn Vriend melde my intuslchen des Leeraars komst: de bloed was verliefd zo hy zeide doch wilde dit ftuk niet poufeeren, zon. der voorkennis van mynheer Goudwaard. < Ik was op zyn Ed. verzoek zodanig gaan zitten, dat zyn Eerw- volftrekt naast de jufvrouw moest plaats neemen. —»*• Wel nu jufvrouw, was de eerfte vraag, zou domineé's verzoek niet kunnen lukken? ^—r- Niec gemaklyk mynheer, op zulk een vasten toon dat zyn herwaarde fcheen te beeven. Myn Vriend begon nader te komen, en vraagde myn oordeel. Zie daar ons alle drie in de war, en daardoor juist bereikt het geen hy ten oogmerk hadde. De Dominé gaf my door zyn rammelen van, wel hél mynheer, zo had ik het niet gemeend; — ik heb de eer niet die heer te kennen! —en wat dies meer is, tyd om een antwoord te bedenken, 't geen hierin belfond, dat ik niemands keuze in deeze voorftelling kon wraaken, wyl ik de eer niet had de jufvrouw of zyn eerwaarde genoeg van naby te kennen. -— Kort om de Heer Goudwaard, vermaakte zich met dit toevalletje uitermaaten, en deed het tevens op zulk een belcheiden manier, dat de Dominé in. 't minst niet gebelgd fcheen, en jufvrouw Welmond geduurig mee moest lagchen om de Z 4 gees*  348 ©e JONGE REIZIGER. geestige kwinkflaagen, die hier over wierden by gebragt, ik voor my was echter blyde, toen de maaltyd geëindigd was, want zyn Ed. bragtmy al dikwerf in het naauw , door zich op my te beroepen. Gelukkig was Dominé geen van de naauwst ziende. Zie daar Vriend Peterfen het onderwerp onzer maaltyd. Karei en Fredrikftad zal ik myn na de middag meede deelen, en 't deel dat de laatfte daar aan hebben zal, belet my wel byzonder om deezen verder uit te breiden, wyl het onderwerp daarvan in myne oogen zo belangryk is, dat ik het zelve niet kan uitftellen, fchoon het gevolg zyn zal, dat ik deezen nacht op zyn best maar drie uuren zal kunnen flaapen. Neem dus niet kw'alyk dat ik zonder eenige 'complimenten my noeme &c. IX!  boor NEDERLAND. 349 IX. BRIEF. Ferdinand aan Karel. 'sGravenbage den 21 Mei 17— '$ Avonds. 't Geen ik tot aan deezen middag alhier ^ zichtigd hebbe, leest gy uit myne voorige brieven, aan myne waarde Amfterdamfche Vrienden. ■ Te huis koomende vond ik aldaar den Rentmeester van mynen Goudwaard, een zeer beleefd jongman, die my op verzoek van mynen Gastheer na den maaltyd vergezeld heeft, tot het bezichtigen van de volgende kerken. Geduurende het foupé hielden wy een gefprek óver de Regeering van dit ongemeen fchoon Vlek. Men heeft hier toe niet altoos ge¬ legenheid, echter geloof ik dat het min of meer eens reizigers pligt is, daar van iets op te tekenen, ik zal dus in vervolg hier van wat meer geZ 5 bruik  446 de JONGE REIZIGER bruik maaken, met betrekking van de Steden. Zie hier wat my mynen Gastheer daaromtrent mededeelde. Een Baillnw, drie Burgemeesteren, negen Scheepens^ en twaalf Vroedfchappen, maaken hier de Regeeringe uit. De Bailluw mag aangemerkt worden, als een Burgemeester ad vitam, wyl hy over alle Burgerlyke zaaken meede oordeelt, en zitting heeft in alle hunne vergaderingen. Gebruiklyk is het dat Burgemeesteren uit Sbheepenen worden verkooren, en by het einde van hunnen post, weder in Scheepensbank zitting neemen. De waardighnid van Burge- meefter is hier ter Stede niet ouder dan van het jaar 1559, Scheepensbank is veel ouder, en waarfchynlyk al in het begin der veertiende Eeuw bekend geweest. De zes oudde zyn verkieslyk tot het Burgermeester-ambt, en een van dien dervende, vervult de oudfte der drie jongde deszelfs plaats. Van oude tyden af is "er onder dit Collegie van Scheepenen eene geweest uh den Dorpe Scheveningen, die daar in nog hedendaagsch feslie heefc, doch met min. der magt dan voormaals, wyl hy nooit wordt opgeroepen dan in Crimineele zaaken; daar hy eertyds alle Vergaaderingen bywoonde. De Vroedfchappen waren hier vroeger, ten tyde  door NEDERLAND. 351 "|yde van Hertog Philip van Bourgondien, dus omtrent A°. 1451 of 145a twee - en • dertig in getal, die in 1513 op vier-en-twintig , en twaalf jaaren laater op twaalf vermindert wierden. Toen ter tyd echter duurde hunne bediening flechts voor een jaar, 't geen in 1672 verandert is, zinds welk jaar de Vroedfchappen voor hun leven lang die post blyven vereeren, ten zy by verandering van woonplaats of ontpoortering. De Magiftraat doet die Collegie vergaaderen naar believen, wyl dezelve alleen daar toe verpligt fchynt, als 't nood is. ——— Er is geen bezolding aan deeze bediening verknocht, maar by ieder Vergadering ontvangen zy eene penning ter waarde van anderhalve gulden, vertoonende aan de eene zyde 't Haagfche Wapen, 't geen twee Leeuwen gevat houden , het Stadhuis en de Kerktooren ftaan in 't verfchiet. — Het byfehrift is: S. C. beteekenende Senatus Consult o. [Door befluit Jes Raads."] 't Revers is, eene Vrouw die in de eene arm een Bondelbyl naar de wyze der Romeinen houdt, en in de andere eene weegschaal, met de daar om gefchreeven woorden: Povet & Tuetur. [Zy koestert en behoedt \ Zie daar het korte van des Heeren Gorjdvuaards onderricht. Maar laat ik overgaan tot my¬ ne wandeling met den Heer van Poes» Wy  35* de JONGE REIZIGER Wy gingen dan eerst na het Amunitiehuis., ftaande aan de daarna genoemde Amunitiehaven , by het Spui. Hier in is niets byzonders, en dus vervolgden wy onze wandeling na het Gefchuthuis, ftaande aan de Oostzyde van dit Vlek benoorden de Boschbrug. Dit Gebouw in den jaare 1665 gefticht, heeft uiterlyk eene fchoone gedaante, in deszelfs Voorgevel pronkt het Wapen van Holland. Zeldzaams is hier mede nietx doch het is wel der moeite waardig om te bezichtigen, hoe veel moeite en kosten 'er vereischt worden, om die gevaarten toeteftelien wier eenig gebruik tot menfchenmoorden ftrekt en men verliest zich, als men bedenkt, dat de zachtmoedige Kristen, in diepe vrede rustende, van zyn mede-Kristen kan verwagten dat hy hem ooit met zulk een moordtuig zal aanvallen of zelf geneigd worden zulks zyn Godsdienstbroeder te doen, en daarom zich by voorraad met koele en bedaarde zinnen, tot het mooglyk pleegen van zulke gruwelen moet in ftaat ftellen. De Klooster Kerk was het vo'gend Gebouw dat wy bezichtigden, dezelve ftaat in het Voorhout , en maakt uitwendig eene zeer goede vertooning, doch van binnen is daar aan niets fraais, dan eene party Wapenborden, waar onder ik gee-  d ö o e NEDERLAND. geen echter gevonden heb dat gedistingueert mag genoemd worden. Van hier gingen wy na de Groote of St. Jacobs Kerk, waar van men den ouderdom opgeeft als begonnen zynde omtrent het begin der veertiende Eeuw. —— In den jaare 1402 brandde dit Gebouw af, werdende niet voor dert jaare 1434 herfteld. Onder de onheilen welke den Haag leed, doot de ftrooperyen van Maarten van Rosfum, was ook het op nieuw1 verbranden van deeze Kerk Ün den jaare 15^8$ t zelfde ongeluk kwam dit Gebouw Ao. 1539 over, door het verteerend blixemvuur. In den jaare 1702 gebeurde dit weder, en 't Gebouw zou gansch rot asfche verteerd hebben, indien niet een moedig Burger na dePynappel geklommen was, en den brand met zyne Japon ge. bluscht hadde. Wie deeze waare held¬ haftige man geweest is, weet ik niet, immers is men niet gewoon, [zulke nuttige burgernaamen te bewaaren, had hy door zyn beleid oorzaak geweest dat eenige duizenden met Charons Sloepje over den Styx gevoerd waren, men zoo 'sLands Gefchiedenis met zyn naam en tytels hebben zien pronken. Het Gebouw zelve is zeer deftig, zo nit- als inwendig, en verfierd met een fraaije Tooren, van welks trans men een zo bekoorlyk en verfchiet-  354 DEjONGERÉiZIGEFL fchietryk gezicht heeft, als nieh etders zal viriden. —— In het Choor van deeze Kerk, dat meteen aantal Wapenborden pronkt,- der Ridderen van 't Gulden Vlies, en onder die dat van Filip den Goeden; ih het Choor vindt men de Tombe van den Lieutenant Admiraal Jacob Baton van Wasfenaar, Heer van Opdam , die zö deerlyk verongelukt is in den Zeeflag van den 14 Juny 1665, fpringende met zyn Schip in de lucht. Onder een verhemelte, rustende op vier marmeren zuilen, ziet men zyne beeldtenis recht over eind ftaande, en gekroond wordende door de overwinning, welke geplaatst is, zittende op een Arend met uitgefpreide wieken , welke op een Waereldklöot gevestigd is. Zyn Helm èn Wapen worden door verfcheidene fchreienda Kindertjes vertoond. De Dapperheid', Voorzigtigheid, Wakkerheid'en Getrouwheid } zyn in zö veele Vrouwen-Beelden sian de hoeken geplaatst. '— Aan de voorfte pylaaren ziet men de Wapens der Generaliteiten van Holland, en drie der beroerhdöe Zeeflaagen van den Held zyn in wit marmer afgebeeld. Aan het verhemelte hangt een tafreel, 's mans grootte aanduidende, als meede dat dit Gedenkteken ter zyner eere alhier A°. 1667 op kosten der Generaale Staaten is opgericht. In eenen der hoeken van de Kerk, vindt men nog  fcoök NEDERLAND. 355 nog de Tombe van den Heer Gerard van Asfen* delft, by is geharnast, en zyne Vrouw, in Vrouwen kleederen op het voetftuk van blaauw marmer uitgebeiteld. Boven deeze Tombe hangt zyn Wapen in een ovaal, en ter wederzyde agt kwartieren, waar van echter de koleuren niet meer te onderfcheiden zyn, doordien de ouderdom dezelve heeft vernield, zynde hy reeds in 1486, én zyne Vrouw 1492 overleeden. Nog bezochten wy de Franfche Kerk, waar in niets merkwaardigs; zynde alle Geftoeltens, zelf dat van den Stadhouder zeer eenvouwig, maar zy is nog al beroemd door veele gebeurtenisfen welke in 'sLands Gefchiedenisfjn geboekt liaan, derzelver oudheid is van den tyd van Flo ■ ris den V. en was toen vermaard onder den naam van de Kapelle van Maria ten Hove. . Verder zal ik niets meer hier van bybrengen, dan alleen dat den onvergelyklykën Joban van Oldenbameveld, na zyn bitter (lerflot alhier, op eene eerlyke wys begraaven wierd. De Nieuwe Kerk is van een zeldzaame bouworde , zo dat men haar van buiten befchouwende, niet weet welk een gedaante men daar aan moet toefchryven j van binnen is zy ovaal, pronkende met een zeer aanzienlyk Orgel, waar van de deuren kundig befchilderd zyn, met gewyde Gefchiedenisfen, te weeten Nathans voorlid-  de JONGE REIZIGER Helling der drie plaagen aan David; Zacharias met ftomheid geftraft; Elizabeth Maria begroetende, en Simeon den Zaligmaker omhelzende, rondsom deeze Kerk is een zeer net ge* vloerd plein, omringd door eene muur, behalven aan de Spuizyde, alwaar een kostbaar yzeren hek t zelve van de ltraat affcheidt. • ■ ' > Wapenborden zyn ook hier in menigte. Myn geleider zeide my, dat de Engelfche en Hoogdüitfche Kerken niets remarquabels hadden , maar de Lutherfche twee marmere Gedenktekenen ter zyde van den Predikftoel, ter eere Van den Generaal Sparre, en den Eerwaarden Jobannes S&belbamer. Het Orgel van deeze Kerk is meede fraai. Der Remonflranten Kerk, welke deeze Ge* meente, niet zonder tegenkanting van het graauw, wierd toegedaan, is een ruim vierkant Gebouw, twee zwaare Pylaaren ftaan in 't mid. den, en de Predikftoel hangt aan de muür zon* der eenig fteüapunt op den grond. Behalven deeze zyn hier nog eenige Room* fche Kerken, en twee Synagogen. De voornaamfte van de eerfte is eene Janfenistg Stacie, fraai bepleisterd, en met een kunftige Prediklloel, door Xeivery bewerkt, verfierd. —» Gy weet dat hunne Excellentiën de Heeren Ara.  döor NEDERLAND. 35? Ambasfadeurs der Katholyke Godsdienst toegedaan, hunne eigen Capellen houden. Eindelyk om van deeze kerklyke wandeling een eind te maaken, moet ik u nog zeggen, dat de Portugeefche jooden Kerk zeer veel overeenkomst heeft met die te Amfterdam, en de Hoogduitfche verre in netheid overtreft. Zyt gegroet Karel. Ik ben enz. I. Deel. Att Xt  35« DE JONGE R E ? Z I OER X. BRIEF. Ferdinand aan Frèdrikst ad, 'sGravenhage den 22 May 17 ■=*■ JOeezen ochtend vroeg reed ik nevens den Heer Goudwaard te paarde door hét Bosch, '< welk zeer vermaaklyk was, deels door den bekoorlyken Dageraad, deels door het verrukkend liaan van eene menigte Nagtegaalen enVinkjes , en het gezang van veele andere Vogelen, die hunne Hemmen hier onder mengden. Ik had den voorigen dag wandelende, hier en daar nog de Meiboomen, zo men die noemt zien daan, en dewyl ik nooit recht gehoord hadde wat dit eigenlyk beteekend, was ik zo vry den Heere Goudwaard daar na te vraagen , die my daar van het volgend bericht gaf. „ Het is niet zeker, (zeide hy,) van waar „ deeze gewoonte zyn oorfprong heeft, ook „ «iet hoe oud zy is, maar men weet met ze- 5i ker-  door NEDER I/A N D. 35^ „ kerheid dat zy reeds voor het midden der af. ?, geloopen Eeuw plaats vond; geblykende die „ by den alom beroemden van Loon, in zyne 5, Nederlandfche Penningkunde, daar hy zeke„ ren Penning, betreklyk het planten van Mei„ boomen aanhaalt, die ik meen dat in 1635 „ moet geflaagen zyn, hy beflist echter niet, ,, of dit voor het eerst ware, dan of zulks reeds ,, vroeger plaats vond. Alles wat men >, 'er van kan zeggen, Is: dat die Schutters, h we,ke in den nacht tusfchen den Iaatften April „ en eerften Mei de wacht hebben j deeze eere„ tekenen planten; en het een myns oordeels „ vry pynigend aanhangzel'van het Redtoraat h der Latynfche School alhier is, om de by„ fchriften daar toe te vervaardigen, te meer U dewyl hy 'er een drietal van moet opftellen '1 „ waar uit de Regeering eene keuze doet.——. „ Aan de Meiboomen zelve is, zo als gy ziet, „ niets raars, niaar de devizen zyn dikwerf „ niet ongeestig; by onze te huis komst, zullen „ wy die van het tegenwoordige jaar eens na», gaan." Gy zult ze als een appendix van deezen kunnen vinden, maar dewyl ik niet weet of gy die machines ooit gezien hebt, zal ik 'er u eene kleine befchryving van geeven. Aa 2 'tZyi  $6*0 de JONGE REIZIGER 't Zyn lange Noorweegfche of andere fpieren, heimasten of ftaaken, zo gy wilt, die geverfd zyn met de kleur van het Vaandel dat de eer heeft dezelve te planten. Boven af waait een wimpel, en laager is een windwyzend vaandeltje, pronkende met het zinnebeeld en het devis. - Ook vindt men 'er de voorfte naamletters aan van den geenen ter eere van wien zy gedicht zyn, daar te boven hangen 'er ftukken glas en fteenbrokken aan, die op het ruisfchen van den wind eenig geluid forrneeren. Dus verre van de meiboomen. Langs ik weet niet welke overgangen geraakten wy op de geleerde en vermaarde mannen, welke den Haag heeft opgeleeverd, en telden onder deeze de twee Heeren Buigem, Conftantyn en Christiaan, Vader en Zoon, de eerfte is u zeker bekend uit zyne korenbloemen, en de tweede die de flingers in de uurwerken uitvond, fchreef onder anderen ook een Werkje, getytelds Waereld Befchouwing, waarin hy ons trapsgewys opleidt, tot de overtuiging dat alle planeeten bewoonde waerelddeelen, ja alle vaste herren zo veele zonnen zyn, die weder hunne waerelt ftelzels om zich voeren, en dat op eene zo inneemende wyze, dat men al leezende zich zelf verliest, en als in die andere waereldden Wordt  door. NEDERLAND. 361 wordt overgebragt- ■ *t Werkje van Fonte- nette over deeze ftof is ook fraai, maar Huigens bemin ik nog meer. Juftus Felfius, wierd meede niet vergeeten» hy was een groot Botanicus en Geneesheer,maar hoe zeer hy ook zelf zegt een vyand te zyn van nieuwigheden in den Godsdienst, geblykt echter, dat hy, fchoon onder de Proteflanten forteerende, gantsch in alles niet met de begrippen van dien tyd inftemde, onder anderen zegt men dat hy met Vader Calvinus omtrent het midden der zestiende eeuw, hevig gedisputeert heeft over de vrye wil. — De genadige fpaanfche lr.quifi tie, plaatfte hem onder de Auteuren Damnata Memoria, en wel onder de eerfte clasfe van dien. Zo u gelust meer van hem te wee¬ ten , lees dan Bayle Dit. Hifi. & Critique. Hoewel wy eene gantfche menigte optelden, zal ik u echter nog maar twee van de oude tyd, en een thans nog leevend geleerde daar van noemen, te weeten: Wilhelmus Gnapsus of Fullonius, die by den Markgrave Alhrecht van Brandenburg, Raadsheer geweest, en in hechtenis gezeten heeft, met zekeren Joh. Pijlorius, Pa Hoor te Jacobswoude, daarna te Woerden, die de eerfte was, welke in Holland ter dood gebragt wierd, om de aankleeving der leere van Aa 3  3^2 [de JONGE REIZIGER Lutherus. Hy leefde in het begin der zestiende eeuw. De tweede was den onvergelyklyken Johannes Secundus Ao 1511 alhier geboren, en naauw 25 jaaren oud zynde, overleden, wanneer hy reeds de gewichtige ambten van geheimfcbryver by Paus Patdus de IV. en den Aartsbisfchop yan Toledo, zo wel als veele andere by den toenmaligen liiskhop van Utrecht bekleed hadde, zyne Itineraria HL BJgicum Gallicum et Hispankum, &c. zo wel als zyne uitmuntende dichtwerken , en andere gefchriften, leeveren bewyzen op, waar toe het menschlyk vernufc door vlyt geraaken kan, zelf by den aanvang der jaa„ ren, waarin men gemeenlyk eerst begint te denken en te oordeelen. —— Zy zullen ook wel altoos in achting blyven, zo lang men de Latynfche taal in eenig waerelddeel beoefenen zal. De nog leevende was uwe tegenwoordige Stadgenoot, de alom bekende en Hooggeleerde Heer van Sninden, ten wiens lof ik u niets zeggen kan, dat u niet beter dan my bewust is. Het voldoedes, dat wy 's mans waardy alle eerbied toedroegen, en zo wel zyn caracf er als kundigheden allen roem waardig houden. Deeze wandeling te paard geviel zo wel, dat de Heer Goudwaard my proponeerde, om in plaat-  DOOR NEDERLAND. 363 plaatfe van aan huis, te Ryswyk te dejeuneeren, 't geen ik gaarne toeftemde, De weg naar dac bekoorlyk Dorp is ter wederzyden met geboomte beplant, en geheel beftraat. Wy reeden eer wy aan Ryswyk kwamen, tot de Hoornbrug, daar de Gecommitteerden van Hunne Hoog Mogende de Heeren Staaten Generaal gewoon zyn, de afgezanten der buitenlandfche Mogendheden, die hunne plechtige intreede in deeze Hofplaats doen, aftehaalen en te complimenteeren. Men kan over de waardy van het omleggend land oordeelen, uit het geene my de Heer Goudwaard daarvan verhaalde, te weeten: dat de tienden daarvan, jaarlyks of liever by de verpachting tusfchen de negen honden en duizend guldens opbrengen. Het zelve bedaar uit overheerlyke weilanden, en daar tuslchen pronkende koorenvelden,die te zaamen een bekoorlyk gezicht uitleeveren , dat afgewisfelt wordt door menigte van Lustplaatfen. Gy weec dat dit Dorp, behalven door deszelfs bevallige ligging, beroemd is, door den aldaar in den jaare 1697 gellootenen Vrede, tusfchen de Spanjaarden, Franfchen en Engelfchen, het Duitfche Ryk en de Staaten der Vereenigde Nederlanden. - En wel dat deeze voor Eu¬ ropa toen zo belangryke handeling voorviel, op het zogenoemde vorstlyk buis te Ryswyk, of anAa 4 ders  $^4 de JONGE REIZIGER ders Belvidèren, dat Ao. 1634 door Prins Fre. dtik Hendrik gebouwd is, en voltooid onder directie van dien grooten van Kampen, die de bouwheer geweest is van 't achtfte wonder, het Stadhuis van Amfterdam, zo als het zelve nog met zyn vier kroonen ftaat te pronken. — Wegens dit huis zo wel als alle andere omliggende Lustgebouwen nader in een brief aan Lotje, of Beter jen, maar een inval van den Heere Goudwaard, by gelegenheid dat ik, op myne manier in den lof van het Dorp begon uit te weiden, kan ik u niet verzwygen. „ 't Dorp is inderdaad aangenaam zeide hy, maar weet gy de loftrek van van der Does in zyne befchryving van 's Gravenhage, omtrent dit Dorp ? » dus luidt hy: Den dapperen Maurits, die zyn vyant dede vreczen Voor het getuit alleen van zyn beroemde Naam Had hier zyn Paerdeftai. En dit zeide hy, zo droog weg, dat men al zwaare kiespyn zou moeten gehad hebben om het iagchen na te laaten. a Gouverno! hy reciteert uitmuntend, en geen wonder, hy heeft zich de moeite gegeeven om les te neemen van den zo beroemden rustende Acteur Corver0  door NEDERLAND. 365 Ik fluit deezen, myn waarde vriend, na u bedankt te hebben voor uwe letteren, die my wel geworden zyn, en die ik liever by monue dan gefchrifte beantwoord. fcchryf my dikmaais, want gy kunt niemand meer genoegen door uwe brieven aanbrengen, dan die is &e. BESCHRYVING DER MINNEBEELDEN en BYSCHRIFTEN VAN D I! MEI-BOÖMEN I N 'sG R A V E N H A G E Au. 17 VOOR HUNNE EDELE GROOT MOGENDE, DE HEEREN STAATEN VAN HOLLAND EN WEST-FRIESLAND. De Vreede aan Piutus, (den Rykdom) de fcmd gcevende, met dit Byfchrifr: COPULïNTUIt! (dat is) Dat zy verknogt blyven! Aa 5 Voor  jóó de JONGE REIZIGER VOOR HUNNE HOOG MOGENDE, dë HEEREN STAATEN GENERAAL DER VEREENIGDE NEDERLANDEN. Eene Romelnfche Herdersfluit, (welke heflond uit zeeën halmen) aan eene Lauwrierboom hangende, en daar onder: c o n c o r d a n t. n (dat is) Zy klinken met gelyke welluidenbeid. VOOR ZYNE DOORLUCHTIGE HOOGHEID, DEN HEERE WILLEM DEN Vde.. PRINCE VAN ORANGE EN NASSAU, ERFSTADHOUDER &c. &c. &c. Een Man op een Wachttooren ftaande, tusfchen een Land en Zee geplaatst, daar ondey ftaat: Respicit Huc Illuc. (dat is) Hy ziet herwaards en derwaards uit» VOOR HAARE KONINGLYKE HOOGHEID, MEVKOUWK DE PRINSESSE VAN ORANGE EN NASSAU, &c. &c. &c. Een vliegende Faam, in de rechterhand houden-  DPQR NEDERLAND, 367 dende een Trompet, met een af hangende doek waarop het Pruishesch wapen ftaat, in Je /linkerhand ook eene trompet, en afhangende doek, waarop het wapen van Orange en Nasfau: hier onder: BlNARUM voce TuBAllüM. f dat is) Door beider Trompeugefchal vermaard. VOOR ZYNE DOORLUCHTIGE HOOGHEID , DEN HEERE EERSTEN ERFPRINS , &c. &c. &c. Een gevleugelde vrouw, het Geloof verbeeldende, met een zon op 't hart, een Boek onder den fiinkerarm, en zyne Hoogheid, wy* zende naar eenen Tempel op een Rotfe liggende , met dit Byfchrift : Me duce (dat is) Onder myn geleide. Voor,  368 d E JONGE REIZIGER VOOR HAARE DOORLUCHTIGE HOOGHEID, MEVROUWE DE ERFPRINSESSE VAN ORANJE EN NASSOU, &c. &c. &c. Een Adelaar, fteil tegen de zon opvliegende, en kort bygevloogen van eene jongere, daar on> der ftaat: „ IMITANDO. (dat is) Door naar te flreeven. VOOR ZYNE DOORLUCHTIGE HOOGHEID, DEN HEERE TWEEDEN ERFPRINS &c. &c. &c. Een Landkaait, Zeekaart, en open Boek , daar onder ihat: HINC DECDS 1LLÜ1S. ( dat is ) Van bier zal hy zyn luister haaien. VOOR DEN WEL EDELEN MAGISTRAAT VAN •sG RAVEN HAGE. Themis {de gerechtigheid) voor een brandend outer ftaande, met dit byfchrift: PATRIAS BENE ft3lget adaras (dat is) Zy blinkt glansryk uit by Vaderlandfche Altaren. Voor.  door NEDERLAND. %(>$ VOOR OEN WEL EDELEN GESTRENGEN HEERE KOLONEL Mr. GOVERT FRANCO VAN SL1NG ELAND. Een Kolom, op welke een Ojevaar ftaat, en tegen welke men het Wapen van den Heere Kolonel ziet hangen, en daar onder: ILLIUS AUSP1CIIS. ] (dat is) Onder zyn befcbermlng. nb. Dewyl deeze fpreuken meer dienen om een voorbeeld te geeven, hoedanig zy gebezigd worden, hebben wy verkoozen, die, welke dit Jaar plaats hebben, daartoe te gebruiken. '— £t UlïCEEVER. XI-  370 de JONGE REIZIGER XI. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. ,sGravenbage 22 Mei 17^. weet niet of ik bekwaam zal zyn, ü eeri 'fchets te geeven van het belaglyke geval dat ons heden alhier aan huis ontmoete; maar ik zal het waagen. - Gy weet dat de vrienden van den Leidfcheri Dam, volgens affpraak deezen morgen hier zoude komen, dit is gebeurd. Wy hebben ook den geheelen voormiddag doorgebragt in het onvergelykelyk Cabinet van zeldzaamheden,den Heere Erfftadhouder toebehoorende, waar van omftandiger aan Fredrikftad. De Heer Goudwaa'rd had nog een Heer en Dame gevraagd , die ons vergezeld hadden , 't was omtrent vier uur toen wy aan tafel kwamen. Te midden onder de maaltyd luisterde een knëcht den  door NEDERLAND. 37* den Heer Goudwaard iets in het oor, die hem daarop in ftilte zyne orders gaf, en alles ging zyn gang. Een kwartier daarna kwam een andere knecht, die zich naauw van lagchen onthouden konde, en luisterde zyn Ed. weder iets in; hier op ging zyn Ed. onmiddelyk van tafel, maar keerde terug verzeid van een Mensch die gekleed was in de fmaak der voorige eeuw, maar -— met een kaal gefchooren hoofd, en zonder pruik. —— „ Dames en Heeren, (zei3, de de Heer Goudwaard,) ik heb de eer uhier „ myn goede kennis, de Heer F abritim te pre. „ fenteeren, hy is Burgemeester te ." Om de liefde tot de plaats Lot zet ik een ftreepje, by monde zal ik u dien noemen. De goede ziel wilde duizend verfchooningen maaken, maar de Heer Goudwaard kwam hem Voor, met te zeggen. — „ Och myn Hee,, ren 't is een niets, mynheer wilde my een vi- fite doen, en een zotte knecht zeide dat ik „ aan tafel zat, de Heer Burgemeester was niet „ gekapt, en een pruikmaaker voorby ziende „ gaan, gaf hy dien zyn pruik om fchielyk te „ accommodeeren, ondertusfchen koomt 'er een 9'i andere knecht, die de eer had mynheer te „ kennen, in de zykamer, ziet hem, en zegt „ my wie 'er is, ik ftaa op gelyk gy gezien 9', hebt, en vind mynheer zonder pruik, ik zag » geen  3/2 de JONGE REIZIGER 53) geen reden om hem daarom in de zykamer re „ laaten , wyl wy goede vrienden zyn, en was 9» dus 20 vrY niynheer maar in deezer voegen „ aan 't gezelfchap te prefenteeren: de Heeren „ en Dames zuilen het niet kwalyk neemen, en „ daarmeede is het uit, Waar van zal 99 mynheer gedient zyn?" —- Dit alles ging van de zyde van den Heer Goudwaard, zo ernftig en ongemaakt dat het te bewonderen was. De Heer Fabricius, was zo bedremmelt, dat hy noch fpreeken, noch zwygen kon, myn gastheer verzekerde hem onophoudelyk dat het niets betekende, elk onzer borst bykans van lagchen doch bedwong zich, tot jufvrouw Betje zich niet langer kunnende inbinden zeide: de Heer Burgemeester neeme het my niet kwalyk, maar ik moet lagchen, en hier op fchaterde zy uit, en wy allen, hoe onwillig, volgden haar, maar de Heer Goudwaard bleef even bedaard, en zeide: „het moet u niet ergeren mejuffrouw. Christiaan, (zo is de naam van den Lyfknecht) „ geef mynheer een pruik," en zie daar myn goede Fabricius, in zyn ouderwetfche kleding opgefierd, met een pruik naar de eerfte fmaak, die hem veel te klein was, en dus geen minder zotte vertoning maakte, tot eindelyk een bediende , deezen tegen zyn eigen, zynde een ftyve gefneedene, zo men die noemt, gelyk de jan- tjes  door NEDERLAND. -371 tjes in Amfterdam draagen, weder verruilde. De Heer Burgemeester nam kort daar na, tot ons aller blydfchap, zyn affcheid, maar ^r hy half ten huis uit was, fchaterde yder onzer reeds dermaate, dat het de goede ziel op nieuw moest doen bloozen; dan het was onmooglyk zich langer in te binden, fchoon onze Gastheer zulks ten einde toe volhield, en by zyn terugkomst in de eetzaal even bedaard fcheen, hoewel hy hieromtrent verfcheidene aartige kwinkflaagen voortbragt, die onze reeds aan den gang geholpene lagchlust nieuw voedzel gaven. Eer ik tot iets anders kon overgaan, moest ik u dit verhaalen, nu weder eenen anderen toon. Uit mynen brief aan Fredrtkfïad zult gy zien, dat wy deezen morgen te Ryswyk geweest zyn, welk dorp allerbekoorlykst is. In deszelfs nabyheid ligt hei Vorstlyk lustflot Belvideere genoemd, ook wel het huis te Ryswyk, toen hetzelve in zyne orde was, mogt men het een bezichtigenswaardig gebouw noemen. Het zeive beftond uit drie deelen, waar van het middelde nu nog maar overig is, zynde de twee vleugels gehoopt, en men dagt dat ook het capïtaale ftuk eerlang gedemolieert zal worden. Dit is de reden dat ook de tuintn en plantagien die voormaals hoe wel klein, echter wel aangelegd waaren, tegenswoordig ren eenemaal verwaar- I. Deel. B b loosd  374 de JONGE REIZIGER loosd liggen. Uit het overgebleevene nog- thans kan men zeer wel zien dat het Vorstlyk gewekt moet zyn. Men nadert her zelve door een fraaie fteenen poort, pronkende met de wa« pens van de Prinsfen van Oranje, ftaande op een brug die over de vaart legt, een keurlyke hoog geftamde laan ter wederzyden met fterrebosch gedekt, brengt u tot een voormuur die weder een fteenen poort heeft, waardoor gy op het voorplein koomt, dat zeer breed en ruim is, maar alles lag daar thans zodanig over hoop, dat het byna eene ruine geleek. Wy hebben ons dus hier maar zeer kort opgehouden. Deeze afbreeking gaf ons ftof tot een gefprek over de groote veranderingen welk deeze I rovincie met betrekking tot het floopen binnen weinige jaaren heeft ondergaan, en by die gelegenheid vergaaten wy het weleer keurlyk Tulpenburg aan den Amftel niet, 't welk zo beroemd was, om zyne grotwerken, prieelen, en in dat oord zo kostbaare waterfprongen , maar waarvan nu helaas, enkel het fraaije yzeren voorhek overig is. Het onlangs verkogte Hartekamp, fpeet ons beide niet minder , en wy telden een aantal andere op, welke ons geheugden tot de nietigheid veroordeeld te zyn. Blykbaare tekens van verval in ons  door NEDERLAND. z?g ons land lieve Lot, want daar de welvaart huist vermindert nooit de weelde. Welvaart ftichte deeze lustpaleizen op dorre en broekkige gronden, zy fetnep een Eden uit heide en moeras, — Haar duur zou dat Eden onder, houden, maar na evenredigheid van haare at. wyking, vinden wy fteenhoopen voor Paleizen, en halve wildernisfen voor verrukkende kreupelbosfchen. Wat zal men zeggen? . Men ziet de Gefchiedenisfen der eeuwen nagaande, „Vol„ keren als van niets opdagen, tot grootheid „ zich verheffen en wegzinken als waaren zy nooit geweest. Deugden en zwakhe- „ den ftryden tegens een; Heerschzugt en „ Magr blixemen, al wat hun wederftaat ter ,, neder, en vallen op hunne beurt.' - Deeze waaren de woorden van myn vriend die men volmondig moet goedkeuren. Ik baal dezelve voornaamlyk aan om een Haal te geeven, van zyne manier van fpreeken, als hyeruftig over een of andere materie handelt. . Van het eertyds zo beroemd Belvideere terug keerende, doorliepen wy eenigzins de environs van dat fchoone dorp. . De menigte der lustplaatfen, welke het zelve omringen > en in fchoonheid van gebouwen, rykdom van tuinfieraaden, en uitgebreidheid van plantagien, met Bb 2 ver«  376 de JONGE REIZIGER verfchillende fmaak aangelegd, die zeg ik in dit alles elkander fchynen te rrotfeeren, is zeer groot. Dezelve te befchryven zou ondoenlyk zyn, en het noemen der bloote naamen , geeft weinig aangenaamheid in de lecfuur. 't Zal dus genoeg zyn myne lieve Lot, u te verzekeren dat deeze geheele omtrek een volkoomen aardsch Paradys is, waarin elke voetftap die gy doet u verrukking aanbrengt-, hierdoor het godlyk fchoone der altoos'barende Natuur, daar door de de uitwerkzelen der kunst: terwyl de Vinkjes , de Nachtcgaalen, de tortels en roerdompen, en hondert andere lieflyk zingende vogeltjes het gehoor dikwerf zo wonderbaar ftreelen, dat de aahdoening van dat zintuig, die van het gezicht, en de reuk, welke hier op de geuren van blad, en bloem onthaald worden, ten eenemaal fchynt te doen ophouden. Goudwaard en ik ten minften wearen geheel gevoel, door de duizende indrukzelen, welke alle die hier gevonden wordende verfcheidenheden op onze geft.mde harten werkten, gy be> grypt myne lieve Lot dat onze gefprekken zeer aangenaam en wysgeerig waaren,en ik verzeker u da, ik wenschte altoos een reisgenoot aan myne zyde te hebben, welke zo oplettend, zo aanmeikingryk, en zo oordeelkundig was, als de Heer Goudwaard, Na  boor NEDERLAND. <$7 Na dit alles bezichtigd te hebben myne Charlotte , keerden wy naar huis, en een klein half uur na onze aankomst hadden wy het genoegen onze vrienden van den Leidfchen da.n volgens affpraak te ontvangen. — lk kan het zo niet uitdrukken myne Charlon • , maar zo *er ooit eene waare platonique lief e heefc plaats gehadt, moet het tusfchen mynei' Gastheer en onze vriendin Betje zyn. Althans ik zag hunne ontmoeting met verrukking. — De liefhebbende broeder en zuster kunnen met geen meer openhartigheid , met geen meer vertooning van eedele gevoelens, elkander omhelzen , niets daar in dat na iets anders zweemde, dan zuivre Vriendfchap van deeze, pligtmaatig gevoeld wordende erkentenis van de andere zyde. Kortom ik wenschte dat gy dit tooneel gezien hadde, en my uw oordeel daarover meedegedeeld. ■ Niet om u te beproeven myne Charlotte, want ik ken u te verheeven van ziel om eenen Goudwaard te verdenken, maar, om u een genoegen aan te brengen, dat men nooit fmaaken kan, dan door het gezicht van zulk een zienswaardig tooneel. ——— Eerlang en ó mogt dit fpoedig zyn, eerlang hoop ik dat onze betrekkingen zo naauw zyn zullen, dat ik myne Charlotte met deeze braavsjn bekend maake, en dan zeker Bb 3 zaK  378 de JONGE REIZIGER ïal haar hart met het myne die edele vergenoeging deelen, welke ik thans alleen fmaaks, en die ik hoop dat waardig ge;ek.nd mag worden, aan hem die ftout genoeg is zich te noemen, enz. Xll,  boor NEDERLAND. 370 XII. BRIEF. Ferdinand aan Fredrikstad. 'sGravenbage den 23 Mei 17— Zo ik my ooit vermaakt hebbe, zo ik ooit opgewogen geweest ben, van verwondering, zo ik ooit uit my zelf gerukt wierd Fredrikftad % het was gister ochtend. Ik heb verlof verzocht van mynen vriendlyken Gastheer, ora deezen ochtend op myn kamer te dejeuneeren, en ongehindert den voormiddag alleen te zyn, ten einde u eene verfchiettrek te geeven van alles Wat zeg ik? van 't weinige dat ik heb kunnen onthouden, uit de duizenden verwonderenswaardige fchoonheden, welke ik in het Kabinet van den Heere Prins Erfftadhouder gezien hebbe. ïk zet my dan daar toe opBb 4. zet-  380 de JONGE REIZIGER zettelyk myn waarde Fredrikftad. De Heer Vosmaar geeft van tyd tot tyd eene befchryving van dit Kabinet. Dit werk Fredrikftad, is een chef d'Oeuvre met betrekking tot de natuurlyke Hiftorie der vier waerelddeelen, want alles wat deeze zeldzaams opleeveren, is in dit Kabinet verza» melt. Hetzelve beftaat uit verfcheidene ruime ver* irekken aan alle zyden met wel ingerichte glaazen kasfen of laaden voorzien, en de orde zo wel als de zindelykheid , verdient allen lofIpraak. Op het voorfte vertrek vindt men eene menigte fcheletten van viervoetige dieren en vogels, alle zo wonderbaar zuiver behandelt, en zo heerlyk geconferveerj, dat men zich niet verzadigen kan in deezen kunst arbeid re befchou- wen. Het geraamt van een ftruisvogel viel my wel byzonder in het oog. Ook vindt men hier eene afbeelding in ivoir van het kunstvuurwerk in 1748 alhier afgeftooken, als meede het Amfterdamsch Stadhuis, beide kunftig bewerkt, —— Een Wortel van een boom, waarin een yzeren mestgreep is vastgegroeid, en zodanig in de moerasfen gevonden, wordt hier ook venoond. Zo ook •en kostbaar Schaakbord van Jaspis en coraal, waar  door NEDERLAND. 381 waar van de kunstbewerking de dof byna overtreft. In een volgend vertrek zag ik onder eene menigte foorten van Apen, waar van het aantal aanmerklyk is, den zwanen boschduivel, een verfchriklyk dier, in dit zelfde vertrek zy ook eenige Chinefche fcheepen van ivoir, en men vertoont hier het zydgeweer, 't welk de Admiraal de Ruiter op een Algeryn veroverd hebbende , zedert altoos gedra igen heeft. De zogenaamde Berkemeyer van Br eederode, nevens een zeldzaam fchietgeweer, als ook een kogel, die alom met fpvkers beflaagen is, en in de dagen dier Edelen , voorftanders van 's Lands toen te fel verdrukte vryheid, gediend heeft, vind men meede alhier. -— Doch deeze Berkemeyer verfchilt zeer veel van het geuze napje, zo als men het by van Alkemade, in het tweede deel der Nederlandfche Dischplegtigheden vindt afgebeeld. ., u- a 1 At, „^cafft van zilver Hier ftaat ook een ft',lr ° uit het eiland «ukü., gegooten, en verwonderd ingelegd, dit is een ftuk van ongemeene waarde. Daar by Haan afbeeldzels van Chineefche Jonckken, een zeldzaam (lag van fcheepen, waar aan ik myn leven niet gaarne  S82 de JONGE REIZIGER Een Magneet, die belaaden zynde, hondert pond draagt, verdient ook wel de bezichtiging , thans hing 'er vyftig pond aan. In een hoek was een Chineesch telbord. Onbedenklyk groot is hier het aantal zo van in- als bnitenlandfche Capellen en Infecten, indien men deeze met de vereischte oplettenheid wilde nagaan, zou het alleen dagen werk ver- fchaffen. Niet minder aanzienlyk zyn hi-.r de verzamelingen van Coraalen, zeewaaiers, zeepluimen, mineraaleh, verlteeningen, fcheb pen en hoorns. IVien ziet 'er een topaas, zynde een Orien- taalfche ter zwaarte van twaalf ponden. Een duitje gouderts niet zeer dik, maar van een piramidale gedaante, circa vier duim hoog en twee en een half in de middelbreedte, dat ongemeen ryk is, en ter waarde van twaalf hondert guldens gefchat wordt. 2 - Her allerzeldzaamfte ftukken, is een in den Paltz, zu It. ^oone gevondene fteen, van gedaante als de gewoone glaautuonen üer Vrouwen , waar in van binnen water gegroeid ik > de Weergade geloof ik in het Kabinet der Rusiifcha Monarchin te zyn. Heerljke afdrukzels van zeewaaiers, door de Verzameld. ' Jeen On  door NEDERLAND. 383 Onder de hoorens munten twee wenteltrappen uit, waar van de eene geheel onbcfchadigd is. De Nautulis is onder de fchelpen een der merkwaardigfte, en V geen wy van dat fchepfeï, behooiende Zo men wil tot de Potyun, by de Natuurkenners te boek geflaagen vinden, is wrmderlyk. ■ -m Gy weet zeker dat men hem den naam van Nautilus of Schipper geeft, om dat men wil dat hy den mensch het gebruik van Zeilen op fcheepen te plaatfen, geleerd heeft. Ik wenschte deeze knaapen eens te zien zeilen , het moet waarlyk eene verrukkende vertoning zyn, myn geliefd handboek over de Natuurlyke Hiftorie, Palmend de Bomare namen, lyk, geeft 'er een vry klaar denkbeeld van Wy zagen ook hier een ftuk Floren.ynsch marmer, waarop de natuur eene heerlyk ruïne heeft afgebeeld. Onder de opgezette viervoetige dieren munt voornaamenlyk uit de Behemet, Hu;* ' ""m of Nylpaard, door wylen de* tiQ&ot Klokkenaar nevens veel» -"jere alhier zynde dieren zeer kunftte opgezet, Dit lompe dier zal meer dan twaalf voeten lang zyn, en ruim zes hoog. Het fpart eene verfchdklyke muil op, heeft geweldige tanden, maar eene zeer kleine ftaart Een A.e«wtcfv. —«-* ■ " n^ffi-i*  3«4 de JONGE REIZIGER kop van eene zeldzaame groote, ook een zeer jong Olyphantje. In dit eigen vertrek is de kas van een Egyptifche Mummi, de kop en de beenen van zulk een gebalzemd lichaam; een aantal zeldzaame vledermuizen, waaronder de vliegende hond en kat, verfchillende foorten van luipaards, tygers, katten, varkens, en een bezichtigenswaardige Ourang.Outang, fchoon opgezet, met een dok in de poot, of liever in de hand, de overeenkomst tusfchen deeze knaap, en den mensch, is al zeer groot. Men vindt hier ook eene verfcheidenheid van misgeboottens, waaronder uitmunt een haasje, dat van achteren volkoomen dubbeld is, en vier pooten heeft, van vooren is het enkel, maar achter de nek, groeien nog twee om hoog fiee- kende pooten. Dit beesje is gevonden op - het eiland Rozenburg, Waar zal ik gedaan krygen Fredrikftadï want ïfc zou maanden kunnen fchrvven. Kort zal ik j >r zyn. Ue gadeloze menïfclw n / ,. ,. «rnrfi.hL, "0!>na;en, hagedisfen, kik- vorlchen, padden, enz. is noi/ rr a - n *e noemen, noch gade te Haan. nn,*ia„ ■ , , UQ Ka'.eljlang is ze¬ ker een der aanmerklykde. Eerik u iet^yan de vogels melde, moet ik u »aar van het eenP ^ itlluwmieaen noemen. 66116 door een Ueedje bedekt is, na-  door NEDERLAND. 385 namenlykhet hoofd van een allerfchoonst kind, dat opgefpooten is, en u met de Hoogde mia* zaamheid ichynt toetelagchen, dit bevallig fchep. fel was ruim negen jaaren, toen de wreedaartige moeder, — ik ys, vriend! — hetzelve met eigen hand vermoorde Het ander wonderbaare ftuk, is een fpaansch hondje, niet grooter dan een gemeene huisrot, volkomen geproportioneerd, en fchoon gevlekt, hetzelve heeft gantsch een tyd in 's Hage geleefd. Het aantal uit- en inlandfche vogels is niet minder overheerlyk, dan dat van alle andere vakken der naturalia. Van het Kolibrictje af, tot den Arend toe, vind gy hier alles. — Ik zal u flechts eenige noemen, doch vooraf zeggen , dat ik onder de meenigte zeldzaamheden van dit vertrek, ook een jongen ftruis gezien hebbe, die nog oHgebooren in het ei legt, een dér merkwaardigfte kunstftukken zeker in de conferveering der gedoode fchepfelen. Van de Kolobrietjes is hier eene menigte foorten, het eene kleine fchepfeltje fchooner dan het andere, verfierd met alle mooglyke kleuren, en zo fchitterend, als of zy leefden. Papagaayen en Parkieten zyn hier van alle foorten, eene zeer kleine witte van het laatfte geflacht verdient opmerking. Pau-  de JONGE REIZIGER Pauwen, kalkoenen, faifanten, zwaanen, ganfen, eenden, haanen en hoenders zyn hier niet weinig; en zeldzaam vindt men zulk een verzameling van verfchillende paradys vogels, waaronder die zeer raar zyn. De Koning der Wouwauwen. welke voormaals op het klein l.oo, daar nu alles is weggenomen, leefde, is hier meede zeer fraai onse- Van de vreemde Vogels zal ik n alleen nog den Flamingo,den Secretaris en den Trompetter noemen, dewyl het getal anders legio zyn zoude. Ook heb ik voorgenomen nog voor het afzenden deezes aan al de jufvrouwen te fchryven, over het verdere beloop van deezen dag. Dit mo:t ik u nog zeggen, dat de Heer Goudwaard, terwyl wy deeze millioenen wonderen befchouwden , nieuwe blyken gegeeven heeft van zyne kunde en fmaak in alle deelen der Natuurlyke Hiliorie. Hy is inderdaad een groot man. Toen wy aan tafel zaten, maakte de zachraartige Betje haare aanmerkingen uit een vol gemoed, en zeide onder anderen, dat hoe zeer zy voorheen overtuigd geweest waare, van Gods wysheid en almagt, zy nu moest geloo. ven, dat die beide oneindig waaren. Een traan ontrolde haar Fredrikftad, toen zy deeze aanmerking opperde, en dit gaf aanleiding dat wy  door. NEDERLAND. 387 wy over het geheel een zeer ernftig, hoewel aangenaam gefprek hielden, tot wy op de zeldzaamfte wys daarin gehoord wierden, en daar na van tafel opftaande met de koets weder uitreden , gelyk myne Charlotte u verder zal kunnen berichten. Ondertusfchen fluit ik deeze, my zonder eenige complimenten noemende, enz. XIH»  388 de JONGE REIZIGER. XIII. BRIEF. Ferdinand aan Elize. 'sGravenhage 23 Mei 17— JTa, uwe verwytingen zyn billyk, ik had u behooren te fchryven, en heb niets tot myne verfchoning dan dat de doffen zo weinig overeen, komftig zyn, met het geene men eene lieve jonge juffer behoorde te fchryven, heden meende ik het gevonden te hebben. —— De Stadhouderlyke Famillie is als gy weet hier, en dan is 'er geen gelegenheid om het gebouw het Stadhouderiyk kwartier genoemd te bezichf tigen, maar wy hadden bericht, dat de geheele Hofflot zoude uitryden, en hoopten in dat uur daarvan te profiteeren , maar men zegt nu dat gewichtiger bezigheden zulks beletten. Het Hof rydt dus niet uit, en wy hebben ander ver-  boor NEDERLAND. 389 Vermaak moeten zoeken. Ik wenschte dat gy by ons geweest waart myne vriendin, uwe lief hebbery voor het bórduuren, en dus ook voor de fchilderkunst, zou zich uitmuntend vermaakt hebben. Namenlyk wy bezich- «gden, het wel niet groot, maar echter uitmuntend kiesch Kabinet van den Stadhou- Schoon een voornaam fchryvér ergens gezegd heeft; „ dat men de liefhebbers eet moest trachten te overreden, om de Kabi„ netten te gaan bezichtigen, dan eene poging „ re doen om dezelve te befchryven " — Zal ik u eohter iets van deeze kunst verzameling meededeelen, tevens myne overtuiging bekennende dat die fchryvér ge'yk heefr. 't Eerfte ftuk dat my trof, was eenë JUtzèBd van Rembrand, zo fchoon , dat David> had hy Urias niet van kant geholpen, by my wel had kunnen verfchoond worden, dat hy op zö Veele bekootlykheden verliefde. Hier by hing een afbeelding van den Hof Eden, verbeeldende die ongelukkige gefchiedenis van Adam eh Eva, by den boom der kennisfe; — de ordonnantie van dit ftuk is ongemeen ryk, en geen wonder, wyl de fluweeleri Breugel de meester is, èn Rubbens, de beelderi fchilderde. L Deel* Ce VSfi  3S>© de JONGE REIZIGER Van den laatstgenoemden meester is hier ook een Landfcbapje, (deeze vind men van hem zelden ) de voorgrond is heuvelachtig, en geftoffeerd met beeldjes, hoger op is een lopend watertje, en in 't verfchiet een molen. Van Mieris en zyne vrouw door hem zelf ge- fchildert, hangen ook hier. 's Meesters naam zegt van zelve dat zy keurig zyn. Nog munt onder anderen hier uit een verfchriklyke Veldflag van IVouerman. Een Jager met zyn jachtgereedfchap, enz. door Alida de Vois. Eenige Osjes van den grooten Potter, wiens meesterftuk uit het Kabinet van den Heere Braamkamp, met zo veele andere fraaije Hukken in de fcheepen van Abo, toen zy na Petersburg vervoerd wierden, in de zee verongelukte. Op de groote zaal hangt nog een zeer groot ftuk van dien zeiven meester, dat men niet zonder verrukking befchouwen kan. Vnn de keurige Douw, is hier een gemeene burger huishouding, zeer ryk geftoffeert, mee allerlei huisraad van koper, tin, enz. maar boven al munt daar in uit, een lagchende helling m de wieg. Gratta heeft hier een Diana en Endimion, omtrent in de houding zo als 'er Poot van fpreekt, in zyn fraai minnedichtje beginnende De  door NEDERLAND. 39» De zuster van de zon Liet op Endymion Haar minnende oogen daalen, 't Was nagt toen zy hem zaghs Maar beur gezicht fchoot ftraalea Trots Febus over dagh, Onder de by my genoteerde ftukken, zyn nog twee van van Mieris, een meisje, en een belblaazend jongetje, welk laatfte byzonder fchoon is, om de in de lucht dryvende, zo wel als in het kommetje op borrelende water bellen. Het grootfte ftuk dat den kragtigen JVouerman zo kunstmatig als natuurlyk maalde, hangt ook hier, 't is meede een veldflag, waar in de paarden, door hunne zwaare pofitien, byzon* der uitmnnten. Een Landfchapje den zomer, en een dito den winter verbeeldende, trokken byzonder myne aandacht, vooral het laatfte, 't welk niet alleen een naif coloriet heeft, maar zo ryk en keurig geftotTeert is, dat alle mooglyke ysvermaaken, hier in zyn afgebeeld. Daar omtrent hangen ook twee (lille water» tjes, door den beroemden bloemfchilder van Os, die zeer fraai zyn, en daar om te meer aanmerCc 3 king  39» de JONGE REIZIGER king verdienen, wyl men zelden zien zal, dat een meester, welke zich met zo veel fucces als ylyt, op het eene vak toelegt, zo bekwaam is in een ander dat daar van geheel afwykt. Twee bloem en fruit ftukken van denzelven meester zetten dit Kabinet geen geringen luister by, en men weet naauw of aan deeze dan een foortgelyk kunstftuk van den alom bekenden van Brusfel, uwen Stadgenoot, in rykheid van fortiment, in fchoonheid van coleriet, in fraaiheid van fchakeering, of in zachtheid en natuurlyke dunheid der bladen, bloemen en vruchten den voorrang te geeven. Op dat van van Brusfel, is het waas op de vruchten onvergelykelyk warm, en eenige Inlecten, als eene Byë, een Spin, en verfchillende Capellen, fchynen te leeveir. ■ Kort om al die drie ftukken toonen aan, dat wy in dit ftuk nog leevende meesters hebben. Onmooglyk was het myne Vriendin, om alles op te noteeren, maar een bartenjacht, van Snyder. Eenig gevogelte, waaronder een Paauw, zo ik meen van fPenik, munten te veel uit om voor by te gaan. Vernet heeft hier een fform, waarvan het water zo ftuivend is, als of het keurig penfeel van Bakhuizen dat bewerkt hadde, en de legging yan het voornaame, zeer ontramponeerde fchip is  door. NEDERLAND. 393 is zo goed, als ik immer gezien hebbe, zelf heeft de fchilder hier in iets waargenomen, waar in veele meesters van zeehokken, een misflag begaan , dat is: genoegzaam alle fcheepen leggen zo ligt op het water, dat zy in de natuur omver zouden vallen, en deeze leggen op eene behoorlyke diepte. Het fpeet my dat 'er geen van den vermaarden Bakhuizen nevens hing, (om het onderfcheid in de behandeling (voor my zelf) te vergelyken. Zo ver het my ge- oorloofd is, daar over te oordeelen, fchynt het my tee dat men de naamen dier twee meesters , in hun vak, zo gereed by een mag noemen, als van Brusfel en van Os in het hunne. Nu nog twee ftukjes van kunstmeesters, en dan ■ maar eerst deeze Het eerfte is een prachtig verlicht vertrek van Ver/leeg, dat onder de groote kunstftukken mag genoemd worden, en zekerlyk een grooten roem behaefen zoude, door de fchoonheid van deszelfs licht, ongelukkig hangt het by een Vrouwtje, dat aan tafel zit by het licht van eene enkele kaars, zo ik my niet bedrieg door Schalkens ge ■ fchildert. — Maar hoe overfchoon het ftuk van Verfleeg met recht genoemd mag worden, dit overtreft alles wat in het geheele Kabinet te vinden is. Ja Elize, my geheugt dat ik met mynen vader te Antwerpen zynde, in het Cc 3 Ka*  394 de JONGE REIZIGER Kabinet van den Heere Steevens een nachtftukje gezien hebbe, verbeeldende de ft al van Bethle* hem, waarin het licht van eene lantaarn zo natuurlyk getroffen was, dat men het my byzonder deed opmerken, doch ik mbgis my als die licht niet nog natuurlyker is. Van alle overige kunstftukken zal ik niets melden, fchoon allen hoofd voor hoofd verdienen, dat eene kundiger pen, daarvan detafreelenaan de liefhebbers die geen gelegenheid hebben dezelve te bezichtigen meede deele. Dit moet ik nog ten flot van deezen hier by voegen. Aan het vooreinde van deeze zaal, hangen drie bloem en fruitftukjes, door de hand van Mevrouw de Prinfes van Oranje geborduurd, die inderdaad zo fraai zyn, dat zy onze verwondering mogen opwekken, en meefterftukken genoemd worden. Zy ftrekken een bewys, dat in het bezigde, en met moeite en zorgen omringde leven, het genie toch nog Inipper uuren weet te fpaaren, om zich te doen uitblinken. . In één woord Elize, het zyn modellen voor de jufferfchap, die de borduuraam handteeren, en niets te doen hebben, dan heeren aan bet toilet te wagten, op het falet, het bal, op het concert en in de opera te gaan. Word  ©oor NEDERLAND. 395 Word niet boos lief meisje, noch u, noch onze vriendinnen, bedoel ik, ——- Van allen ben ik te wel overtuigd, dat zy haare huishouding, om geen party zouden verzuimen, en liever een Zemire en, Azor, zonder haare regenswoordigheid laaten affpeelen, dan de wasch eene dag te laaten overftaan. ——— Ik eindig om met Nicht Belle een tour na het oude Hof ta doen. — Wees verzekerd myne vriendin, dat fchoon ik u niet voor deezen getchreeven hebbe. ik u altoos met hoogachting gedenken, en altoos zyn zal, enz. Cc 4 XIV.  p6 DEJONGEREYZIGER XIV. B R I. E F. Ferdinand aan Belle^ \Gmvenhage den 23 May j? — ÜCoen ik de waarlyke achtenswaardige jufvrouw Betje, aan het oude Hof in het uitftappen van de koets de hand bood, dacht ik; aan u myne Iie^e Nicht, en dat denkbeeld verzelde my door alle vertrekken ; gy hebt zo veel overeenkomst met dat lieve vrouwtje, dat ik u beide niet kennende, en elders aantreffende, voor zusters zou neemen. Gy hebt dus het recht, om het geen ik hier bezichtigde, van my aftevorderen. Het voorhof infhppende, moesten wy daareen ge: ui men wachten, tot eene ons onbekende p$dam, door het livrey van zyne Doorluchtige Wopj&hejd vergezeld, uittrad. Mm  boor NEDERLAND. 307 Myn anders geduldige Gastheer begon moeb. lyk te worden, doch dit holp niet, eindelyk kwam 'er een morfig meisje, en opende de Marfchalks eetzaal, waar in een flaapende Venus het merkwaardigfte is; en deeze is inderdaadxzo fchoon myne lieve Nicht, dat men by het ofigineel zou wenfchen, een. Adonis te zyn, al moest ook eindlyk het lot van ons, aan dat van den fchoonen en beminlyken jongeling gelyk zyn. Poot heeft zyn geluk zo. naif uitgedrukt, dat ik u tot hem wys, zonder het te durven uitfchryven, In de Forstlyke eetzaal, ziet men verfcheidene pourtraitten,waaronder dat van den befchaaver aller Rusfen, den verwonderenswaardigen Peter den L en zyn vrouw, byzonder uitmunten. In een ander vertrek ziet gy al de Pourtraitten van de Nasfauwfche Famillie keurig gefchil-. dert. De afbeelding van den blixemenden Jupiteren zynen Arend, is het voornaame van het volgend verblyf. Dan treed gy in de danszaal, en Belle deeze is waarlyk fchoon voor haare inrichting, lang, wyd en hoog onder deszelfs verdieping, mee twee balkons voor de orchesters, ik wenschre ep dat oogenblik, hoe mal een figuur ik ook al Cc 5 dan-  398 de JONGE REIZIGER danzende maake, hier met myne Charlotte, U> Elize, en de aanhoorige vrienden rond te boringen. —— Gy zoudt zeker gelagchen hebben, maar ik ftoor my daaraan nooit, als ik maar vro« b^jheid onder het gezelfchap kan brengen, de oude fpreuk onder het oog houdende: dat het tvysheid is, op zyn tyd zot te zyn. In een daar aangrenzende kamer, wierd ik te zeer ingenomen, met eene machiene, die den jonge Prinfen gediend heeft, om op hetpaard te leeren Ipringen, dan dat ik verder iets op die kamer reflecteerde. De gepleisterde beelden, en busten, by maniere van een klein Kabinetje, in een volgend vertrek byeen verzameld, zyn fchoon. Onder dezelve vind gy de IVorftelaars, de Laöhoön , de Venus de Midicis, de Gladiator, de Marfias door Apollo overwonnen, en veele andere die uitmuntend fchoon zyn. Onder de busten munten vooral uit de twaalf eerfte Keizers van Romen. — Aanmerkelyk is het, dar het pourtrait of de buste van Nero, zich zelf overal zo gelyk is, gy weet dat men die vindt,waar flecl s eenige verzameling van penningen of afbeeldzels is aangelegd, en zet de beelden der Keizeren door een, toon den onkundigften een buste van Nero, en hy zal u oogenbliklyk uit allen het pourtrait van den zoon van Agrip*  door NEDERLAND. 399 Agrippina aanwyzen. Betje zonder den naam gezien te hebben, maakte deeze aanmerking: „ he! dat is een lelyk wreed bakkes." — Geen wonder antweorde de Heer Goudwaard, zyn groatfie vermaak was ook het prachtige Romen, aan vier hoeken in brand te fteeken, en zulks onder een kundig muzyk van eene der hoogde toorens te aanfchouwen. Ik hoor u myn lieve Nicht, gy befchuldigt my de naamen van Laökoön, de Gladiator, en Marfias gebezigd te hebben , zonder eenige explicatie, ik zal u voldoen, fchoon ik dacht dat gy in de winkel van den kunftenaar Dorens.dikwerf genoeg geweest waart om deeze weezen te kennen. By dien man immers vindt men het fchoonfte kabinet pleisterbeelden, dat in geheel Neerland kan gevonden worden. Laökoön, was een zoon van den ouden Koning Priamus; toen de Grieken het houten paard voor de wallen van Troyen lieten haan, en deeze hetzelve wilden inhaalen, raade hy zulks af en drilde met eigen hand eene fpeer in de buik van dat monftereus gevaarte, mevrouw Minerva nam dit zo kwalyk dat zy twee (langen uit zee deed opkomen, om den armen Laökoön te vermoorden, hy wordt afgebeeld in d!e houding, dat deeze twee ferpenten zich om hem heb-  40o de JONGE REIZIGER hebben heen gekronkeld,en met hunne venynige tongen in de borst fteeken. De Gladiator is een zwaardvechter van den ouden tyd, en wordt by de liefhebbers voor fchoon gehouden. Mor f as was een Satyr in Phrygien, die vermeetel op zyne kunst van fluitfpeelen, Apollo uitdaagde, en door de zanggodinnen veroor. deeld zynde, dat hy den fpeelftryd verboren hadde, wierd hy van Apollo gevild, en zyn bloed vormde een rivier, welke naderhand den naam van den vloed Mor (las behouden heeft, ftroomende door de ftad Caléne in Phrygien. In dit zelfde vertrek zyn eenige in wasch geboutzeerde beekjes, zo fraai als ik immer ergens gezien hebbe, zy verdienen de byzondere opmerking van elk die dit vertrek bezichtigd. In eene andere kamer viel my het behangzel in het oog, 't zelve verbeeld eenige Italiaanfche zeehavens, en ik durf zeggen dat alle vakken met fmaak en oordeel zyn behandelt en uitgewerkt. 't Is my ondoenlyk geweest om de juiste opeenvolging der fchoonbeden, welke ik hier gezien heb, waar te neemen, maar in een vertrek zag ik nog iets dat ik wenschte door Uwen Peterfen befchouwt te worden; wyl hy daar.  jöoor. NEDERLAND. 401 daar over, zeker beter dan ik zou hebben kunnen oordeelen. — Zynendhalve zal ik*'er dus wat nitvoeriger van fpreeken, dan het an. ders welvoeglyk zyn zou, aan eene dame fchryvende, maar gy myne Nicht kunt deeze geheele Periode overflaan , zo het u gelust, en om u niet verdrietig te vallen, zo dient, dat ik geduurende dit tooneel voor elke regel twee comma's („; zal dellen. „ Achter een groot glasraam in een kas, ftaat een fchip, tot het berkhout toe in het water „ liggende, echter geheel in zyne inhoutenop„ gezet, en zodanig in alle,opzichten toege„ tuigd, als een fchip van linie behoort, 't is „ inderdaad een ftuk van kunst, en bewyst des „ Maakers kunde in dit vak, wyl 'er niets aan „ hapert, de fchenker van dit chef d'Oeuvre, en „ ook tevens de Maker, is de Lieutenant Adtni- „ raai Schryver. Buiten deeze kas, „ ftaan nog andere fcheepjes, niet zo prachtig, „ maar echter wel der bezichtiging waardig. „ Een derzelve trok myne oogen, wyl het, fchoon „ eenigzints gedevalifeert, my van geen kwaa„ de conftruftie fcheen. Ik vraagde wie het ge- ,, maakt hadde. > De meid wist het niet, ,, maar de Heer Goudwaard verhaalde my in de „ koets zittende, dat hy daar van het volgende „ gehoord hadde. Een  <403 de JONGE REIZIGER „ Een zeker bakker in Friesland, zeide hy, „ beving de lust, om dat fcheepje te maaken. ,, Toen te Harlingen in vroeger jaaren, een „ fchip, dat naderhand Friesland genoemd is, wierd opgezet, ging hy op de werf, en mat „ van tyd tot tyd alle daar aan gebragt worden„ de ftukken hout, en maakte dus het geheel „ in evenredigheid van eehe verkleinde meet„ ftok na. Toen het fchip Friesland afliep, liet „ hy het zyne in de batarog te water lopen, en ,, vervolgde dus den bouw van zyn lilliputi,, aanseh Oorlogfchip, gelyk men het groot „ deed, flaande zelf het touwwerk, maakende „ het rondhout en bloks, de ankers, de zei„ len, in een woord wat daar toe behoort. — „ Zyn arbeid voltooid zynde biedt hy het den 5, toenraaligeu Stadhouder, vader van den te„ genswoordigen ten gefchenk aan, die ook het„ zelve met een genoegzaam edelmoedige ver„ gelding meende te beloonen. Ongelukkig „ bleef dit prefent van den Stadhouder, tus- fchen zyne Hoogheid en den Friesfchen bak- „ ker hangen. De Hooggeboren Heer „ Hans Willem van Plettenberg, jaaren daarna „ van dit geval onderricht zynde, en toenmaals „ Lieutenant Stadhouder van Harlingen, nam „ de gelegenheid waar, zulks den tegenswoor„ digen Heere Erffladhouder onder het oog te „ bren-  boor NEDERLAND. 403 „ brengen, en zyne Hoogheid, deed kort daar „ na de bakker ten hove ontbieden. Deeze „■ kwam „ en ook de Heer Schryver, ter prefen„ tie van zyne Doorluchtigheid, wierd tusfchen „ deeze twee Kunftenaars zo verfchillend in te„ fchaafdheid, een gefprek gehouden over bei- „ der arbeid. De lompj Fries, betuigde „ wel dat het fchip van den Admiraal fraai, en „ meer befneeden was, dan het zyne, maar van s, het laatfte verfchoonde hy zich, door te zeg- gen, dat de Haven van Harlingen, geene zul„ ke zwaare fcheepen dulde, dan platboomd „ maar hy reflecteerde op het werkftuk van den „ Admiraal, dat zyne bouwftoffen buiten de „ natuur liepen, zynde 't eene van ivoir, 't an„ der van ebbenhout, de ankers, by voorbeeld „ van zilver, en de zeilen van zyde, daar het „ zyne alles van de natuurlyke fpecie was, En„ fin, het gevolg was, dat de Vorst den bak„ ker een jaarlyks penfioen fchonk, 't geen zo „ wel zyne Doorluchtige Hoogheid als den Heer „ Pkuenbergdie dit bewerkt heeft, eer aandoet." Om u myne lieve Nicht van het om en wederom flaan der bladzyden te bevryden, zal ik hier maar afftappen, en dit tafreeltje met geen noten vermeerderen. Ook is deeze b ief al lang genoeg aan eene Dame, wie men uit pligt niet anders te fchry-  4 en deeze gallery nog eens zo lang doen fchynen. Nu keeren wy terug myn waarde Nicht, en gy zult hoop ik niet kwalyk neemen, dat ik met myne altoos dierbaare Charlotte een tour na het huis in 't Bosch moetende doen, thans van u. myn affcheid neeme, onder verzekering dat myne liefde voor dat edel werkftuk der Natuur, de vriendfchap voor u echter niet doet verflaauwen, dewyl ik met myne gewoone oprechtheid, die geen vleiery duit, my met eerbied durf tekenen r&c. XV.  door NEDERLAND. 4°5 XV. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. 'j Gravenbage den 23 Mei 17— 't Cireen ik met mynen beleefde gastheer, den Heer Fi&or, en jufvrouw Betje gister bezichtigde is u uit de brieven aan Fredrikftad, Elize en Belle bewust, maar voor u myne beminde fpaarde ik het fchoonfte gebouw, ten minften het prachtigfte van ons geheel Vaderland, namenlyk het buis in V hoscb3 en de daarin bo« ven alles uitmuntende Oranjezaal. Losjes, vluchtig myne best© zal ik met u eenige vertrekken doorloopen, die allen wel fchoon zyn, maar even zo voor uwe verbeelding verfmelten, wanneer gy de onvergelyklyke Oranjezaal inftapt, als de flikkerende ftar- I. Deel. Dd ren,  406 de JONGE REIZIGER ren, en de maan zelf, tot niet worden, ais de zonnefchyf' met haare fchitterende pracht zich op den onbewolkten horifond vertoont, en als fier op haare overwinning, met eene meer dan vorstlyke grootheid itatig opwaard ryst. Wy wierden hier ontvangen door een,Heer, die als ik hem alleen ontmoet hadde, my in verlegenheid zou gebragt hebben, hoe ik my by het uitgaan houden moest, want waarlyk, 't is een flouc beftaan, om aan een meer dan burgerlyk kleed, een voitje te prefenteeren, gelyk men aan eene gemeene bediende gewoon is. Dan dit was zo —■ Het eerfie vertrek waar in zyn Ed. ons bragt, was geheel Chineesch, zo wel het lakwerk der meubilen, ("die eebter goed Hollandsch fatzoen hadden) als het behangzel, alles uitmuntend keurig en waarlyk verwonderenswaardig. De audiëntie zaal v/as het tweede vertrek daar wy in traden, het piatfond hier van is uitmuntend ; ook is hier eenig keurig porcelein ten gefchenk gezonden, van den grooten Fredrik uit de Berlynfche fabricq, dit, myne lieve was uw en uwer vriendinnen aandacht dubbel waardig. ——- Onder anderen hangt hier, van dat porfelein, eene kaarskroon, die een kunstftuk genoemd mag worden.  door NEDERLAND. 407 In de zogenoemde famillie kamer, zyn eenige fraaije fpiegels, en de pourtraiten van Prins Fredrik Hendrik en Willem den II. Hier op, (zo myn geheugen my niet bedriegt, volgt een Kabinetje, waarin eenige fraaije fchilderytjes hangen, van wylen haare Koninglyke Hoogheid , Mevrouwe de Prinles Anna. Het piatfond van de eetzaal is coupelsgewys, en zeer fraai bewerkt, ook is hier een graauwtje van de Win, dat alle kenmerken van zyns maakers kunst draagt. De Antichambre van Mevrouw de Prinfes, zo wel als haare hoogheids flaapkamer, is weder in eene chineefche fmaak, en het kostbaar alhier flaand Ledikant, is afgefchut door een ftakelzel van chinees hout, zo overkunftig verlakt, dat men de waardy daarvan op acht en - twintig dui zend guldens fchat. » Fraai is het, om den kunstarbeid van het lakwerk, maar het ftaketzel op zich zelf is verre van eenige fmaak aan te duiden, en dus wil ik u wel verklaaren dat my de prys wat hoog dacht. Hier meen ik, hangen drie tekeningetjes van de jonge Prinfes, waaronder eene offerhande; welke de kunstbehandeling dier Vorftin eer aandoet. Keurig fchoon is het behangzel der kleedkamer van Mevrouw de Prinfes, zynde blaauw met gouden feflonnen. In dit vertrek Dd a vindt  4©8 de JONGE REIZIGER vindt men verder het pourtrait, van wylen de ongelukkige Prinfes Louiia de Coligny, Echrgenoote van Vorst Willem den I. een uitmuntend bloemftuk van den Kunftenaar Zegenden de zinnebeelden, van Liefde, Geloof, Voorzichtigheid, Stanavastigheid en Matigheid, die alle gefchat mogen worden, onder het getal der kunstftukken, welke een Vorstlyk huis kunnen verfieren. Het Kabinetje van de Vorftin is op eene zeer aartige manier met figuuren, en in natuurlyke kleuren ingelegd , rerwyl de zoldering behauit een aantal wel g-rangfchikte fpiegels, 't gee. eene fraai'e vertoning geeft. In haare hoogheids audiëntie kamer, hangt onder anderen een cithtrfp elend meisje, zynde een kunstwerk van de Vorftin zelve. De groote Xavery, heeft ook hier de kuntminnaars gelegenheid virhhaft, de zuiverheid van zynen arbeid te bewonderen, te weeten: men vindt hier van hem een fchooriteenftuk; in het midden Apollo en Venuy verbeeldende, terzyden een herder en her dei in, en geheel boven eene Diana , alles met gepaste, en den m.ester ver. eerende byfieraaden, zo verrukkelyk dat men zich naauw in het bezichtigen v.rzadigen kan. Nü myne Charlotte zullen wy het pronkjuweel der huw en fchilderkunst, de nergens geëver jiaard wordende Oranjezaal inltappen. Woor-  door NEDERLAND. 409 Woorden te vinden, die gepast zyn, om dit meer dan Koninglyk vertrek te befchry ven, is verre boven myne bekwaamheid, de ichiiderende pen, van den grooten Styl, zou hier vereischt worden, om eene zodanige fchets te vormen, dat men daar uit een fiaauw denkbeeld konde opmaaken, van deszelfs wezenlyke waarde, in een woord ik geloof dat het fchoontte genie hier in zou te korr fchieten. • Gy myne Charlotte zult hoop ik deihalven, uwen Ferdinand wel verfchoonen als zyn ftoaipcraion , hier eens een grove niet wel te pas koomende omtrek, daar een niet wel aangelegd diepztrl, of een verkeerd licht plaats. Hy bekent het immers gewillig, dat het boven zyne kragten is, en echter, hy moet 'er u iets van zeggen, om dat hy het onverfchoonlyk zoude achten, daar van geheel te zwygen. Treed binnen dan myne liefde! Gy ver- hleekt? ja, zo deed ik ook toen ik hier intrad.' ■ Ik wierd koud, dom en roerloos —\ Van onder myne voeten, tot op een verbaazende hoogte, aan alle acht zyden, niets dan lou« tere wonderwerken der kunst. Deszelfs rykdom overftelpte my. — Ik wist niet wtóÉ • myne oogen het eerst te vestigen, alles alles trok my, en ik hing met verwarde gedachten, of liever opgewogen, en buiten het vermogen Dd 3 van  4ïo de JONGE REIZIGER van te kunnen denken in het midden van dat onnoembaare der menschlyke kunstgrootheid. De gevoelvolle Betje hing aan den arm van haaren Echtgenoot, greep hem met verrukking aan., en zeide : dit, Vicïor overtreft alles. , De man was even als ik, en de Heer Goudwaard die deeze zaai dikwerf gezien hadde, holp ons allen, om aan het ftuksgewyze bezichtigen te gaan. Wat dunkt u van die fmedery van Vulkaan ? vraagde hy. Charlotte! hoe heer- lyk, welk een kragt van musculen en fpieren vertoont zich in die cyclopen ? welk een natuurlyke vleeschkleur? —.- wat onbedenkelyk fchoon van licht en bruin ? en welke verr fchriklyke reuzentrekken in die aangezichten, waar van zich de fpieren fchynen te beweegen, door den zwaaren arbeid, die aan hec blixem- fmeeden verknogt is. Beef niet meisje, "t zyn gefcbilderde beelden van de hand des grooten Ruhbensy die ik geloof, dat hier al zyn kunstvermogen te kostleide, om de waereld te overtuigen, d^tt % het naast aan de volmaaktheid kwjftm , van allen die ooit het penceel opvat u:3 om het meesterftuk van God, met kleuren na te boozen. Voor de Schoorfteen is de Geboorte van Prins Fredrik Uemirik, en daar tegen over die Vorst  dook NEDERLAND. 411 op zyn triumpmagen, het laatfte door Jordaans. Beide deeze hukken zyn zo ryk van ordonnancie dac de befchryving byna onmooglyk zyn zoude — In het eerfte legt de Leeuw van Holland, met eene fpreekende zachtmoedigheid, draagende op deszelfs rug, een fchild waar in de eerstgeborene is leggende, omvattende met zyn teder handje, eene hem door de Vryheid aangebodene fpeer, op welke de hoed dier maagd te pryken daat. — De verdere beelden en alles omringende byfieraaden, zal ik my niet verdomen , eene trek van opteleveren. Ook durf ik niet treeden in eenige befchryving van dien overheerlyken Triumph, alleen mag ik daar van zeggen, dat alle beelden . de paarden, de rondsom vliegende genies, en alle verdere ornamenten, genoegzaam bewyzen, dat geen minder meester dan Jordaans, zulk een rykdomvan verrukkende fchoonheden, in zyne verbeelding kon zamendellen, en de navolging der altoos volmaakde natuur, zo volkoomen op het doek uitoeffenen. Naast de fchoorfteen ziet gy eene Venus, maar is die der Medicis te Florence, het algemeen erkende model, voor den beeldhouwer ea kunstgieter, de meesterlyke hand van Tulden, maalde hier eene Godin, die zo zy in de naruur. geëvenaard wordt, nergens volmaakter kan Dd 4. zyn-  412 de JONGE REIZIGER zyn. Lotje, uw Ferdinand, kon zich hier niet verzadigen, in de befchouwing, en vergeef hem zyne oprechtheid, zuik eene Eva in namra, hem den appel aanbiedende, en by weigering, haar gunst ontzeggende, zou hem zeker niet beter doen zyn, dan den ouden Adam. Tusfchen de vier capitaale vakken, waarvan ik u twee aanftipte, zynde het derde de ingang, en recht daarover de op eene fchoone in den Engelfchen fmaak aangelegde tuin, uitziende raamen, zyn vier kleindere vakken, in elk van welke een Heraut is afgebeeld, die hoofd voor hoofd fchynen te leeven. Boven deeze vakken is eene gallery gefchikt voor Muficanten, en van daar ryst de aan alle ^yden door glas verlichte coupel,irr wiermidden men van beneden, het in den rouw gekleede afbeeldzel ziet van Mevrouwe Amalia van Solms, Gemalinne van den Prince Fredrik Hendrik van Oranje. Dit pourtrait behoort meede onder de achtenswaardige kunstnukken van dit prachtig maufoleum, waarin alles rykdom en heerlykheid ten toon fpreidt, tot zelf de vloer die van ongemeen fraai nootebomen hout is. Uit deeze wem.ge trekken, hoe min beantwoordende aan deszelfs vereischren, zal myne Charlotte echter wel kunnen opmaaken, dat ik geneel opgetoogen geweest ben, en ik zou hem v00£  door NEDERLAND. 415 voor een gevoelloos fchepfel houden, die deeze zaal intreedende, geen blyk gat, dat hy getroffen was, door zo veel wonderpragt als de gezonde fmaak hier met alle mooglyke kieschheid heeft, weeten byeen te zaamelen. Wy verlieten eindelyk dit nooit volroemd praalgebouw, en wyl jufvrouw Ba'je nog nimmer de krullende golven der Noordzee 'gezien hudde, proponeerde de Heer Goudwaard, om nog daar een paar uurtjes te befteeden. Dit gefchiede, gy begrypt dat niets dan het bezichtigde de dof van ons gefprek zyn kon, en dit duurde tot wy uk de koets geflapt zynde, de top des duinsbereikende, jufvrouw Betje haar oog over dat onmeetelyk watervlak, juist al vry wat door de wind gefchommeld wordende, in eene nieuwe verrukking raakte,het.wyfje is inderdaad gevoelig voor het groote en fchoone, tevens, reflecteert zeer net, en drukt haar gevoel zeer levendig uit -Jammer was het, dat "er geene fchuitetr aankwamen: zo ver de gronden zich uitftrekken was het enkel fchuim, en heel verre vertoon, de zich maar zeer flaauw, een viertal fcheepen, die wy met een Telescoopje aantrokken, en ons dus bleeken Koopvaarders te zyn, die met een gunftige wind, de Vaderlandfche kust allengs pooogden te ontzeilen, als ftevenende 5 zuid-  4i4 be JONGE REIZIGER zuidwaard 't geen hun dus na de canaal moest brengen. 't Was reeds fcheemerende toen wy hier te rug kwamen. Hetfoupé was gereed, en dit genuttigd zynde, begaf zich het gezelfchap ter ruste, en ik my aan myne pen Heden vertrekt de Heer Viclor met zyne Betje, en ik morgen. Dus ontvangt gy na deezen nog eenen brief van my ,die ïk deezen avond fchryven zal. Thans heb ik geen tyd meer, wyl wy onze vrienden tot Voorburg zullen brengen, en ik vreeze hun reeds te doen wachten. Vaarwel myne dierbaare ! Onder alle myne gefmaakte zaligheden, tikt toch myn hart altoos: maar gy zyt afweezend van uwe Charlotte, en dit zeker vergiftigt min of meer het genoegen van uwen &c. XVI.  boor NEDERLAND. 4i5 XVI. BRIEF. Féüdinanb dan Charlotte. ,sGravenbage 24. Mei 17— Ik ben geheel verlegen myne beminde, met de eindelooze aandrang van mynen gastheer om hier langer te blyven. Heden dacht ik te vertrekken, maar zonder onbeleefd te zyn kan ik niet. Langer dan morgen echter mag ik my niet laaten ophouden. Ik zal vast over morgen vroeg vertrekken, hebbende reeds uit voorzorg, myn logement te Delft in den Doele befteld, en myn kleine bagage gaat heden derwaard. Laat ik u myne bezigheden na het fluiten van myne laatfte melden. Gisteren heerschte onder onzen maaltyd, wel geene ftilte, maar echter eene zekere fomberheid die  4i6 de JONGE REIZIGER die my trof. Goudwaard was niet opgeruimd; Viclor ffiil; jufvrouw Betje in haar eigen humeur vriendlyk jegens yder; de Gouvernante befcheiden deftig, en het jong Neefje zwygende, met eene houding die verwondering toonde , als dit vreemde gemengelde in onze maaltyd converfa- tien niet gewoon zynde; en ik ik Lot, ik geloof dat ik 'er bedremmeld uitzag, wyl ik my in geen rang by dit gezelfchap te plaatzen wist. Na den maaltyd deeden wy eene wandeling in de tuin;de Heer Goudwaard had zich om noodzaaklyke reden en geretireert. — Jufvrouw .Be*je en de Gouve nante gingen gearmd; Viclor en ik maakten ook party;de jonge Heer wachte zyn dansmeester. Van Does, gehoord hebbende dat de Vrienden vertrekken zouden, en ik den volgende dag ook myne reis meende te vervolgen, kwam affcheid neemen, en was waarlyk eene der oorzaaken, dat ik my liet overhaalen te blyven. De reden was deeze myne waarde : hy maakte gebruik van myn zwak, in het byzyn van den Heer Goudwaard,die weder by ons kwam,toen de thee gereed was, in een prieel dat aan het einde de* tuin ftaat, tusfchen twee wel geordonneerde menageries: namenlyk hy verhaalde dat men heden avond op den franfehen Schouwburg  door NEDERLAND. 417 lEcoïe des Péres zou fpeelen. Ik ga dit dus van avond zien, en u dan rapporteeren. De Thee gedronken zynde, flapten wy in de koets, en bragten de vrinden tot aan Voorburg, alwaar wy hartelyk affcheid namen. Dit Foorburg is een buitengemeen vermaaklyk * Dorp, waaromtrent ten aantal fchoone lusthuizen gelegen zyn, waarvan zommigen aan den Delffchen vliet, andsre aan de achterweg uitkoomen. Het heeft eene fraaie kerk met eene ongemeen dunne fpitfe tooren. Byzonderheden weet ik toiet dat hier zyn. 's Avonds. Tot twaalf uuren deezen morgen ben ik te i huis geweest, en heb my ongemeen vermaakt met de befchouwing van des Heeren Goudwaards uitgeftrekte, keurige en zindelyke bibliotheek, als meede van de kostbaare verzar rneling tekeningen en prenten, waaronder een zeer groot aantal pourtraitten, van beroemde Vaierlandfche mannen en vrouwen uitmunt, die keurig gerangichikt alle na hunne vakken in byzondere portefeuilles bewaard worden. Ook vindt gy hier byna alle gezichten, welke van onze Nederlanden getekend zyn, waar ©nder echter vsele zyn, op welkers behandeling  4i3 de JONGE REIZIGER ling, de kunst niet te roemen heeft. De verzameling van plaaten, na de uitmuntende fchilderftukken in het Kabinet van den Hertog de Cboifeul pronkt meede onder de hoop deezer kunstfchoonheden. De lieer Goudwaard elders moetende zyn, kwam de Heer van Does my op een wandeling nodigen, en bragt my tegens een uur op een koffyhuis, vlak over het kabinet van den Prins , hier vond ik een nieuw kunstwerk, namenlyk twee pourtraitjes, of liever geheele beelden, zynde het eene, een dame met een kind op den arm, het andere, ook eene dame, die een jon. getje aan de hand houdt , dat zich van haar poogt los te rukken, beide deeze kunstflukken zyn uit ke hand zonder voorafgemaakte tekening met de fchaar geknipt, en het moet een kundenaar zyn , wiens penfeel eene lchooner houding, zwier en gelaats trekken maaien zal. Als gy de goedheid gelieft te hebben, my de omtrekken van uw gelaat even als men de filhouettes navormt toetezenden, zal ik u uw af beeldzel in dier voegen bezorgen. ■—1— Voeg 'er verzoek ik die van Belle en Elize by. ——• De Kundenaar beeft het myne onder handen, zyn naam is Tesfter woonende op de hofcingel alhier. ISa den maaltyd deeden wy een tour met de koets door het Bosch, en tegens zes uuren waa-  door NEDERLAND. 4iS waaren wy aan den franfchen Schouwburg. Dit gebouw heeft uitwendig geen aan. zien, en is inwendig ook geheel niet fraai, de vorstlyke loges is verre van prachtig te zyn het geheel auditorium klein, zo ook de balkons, loges en galleryën, 't toneel zelve aan de gemeene kant, ftaande de fchermen, niet fchuins gelyk in den hollandfchen Schouwburg maar recht gelyk in den franfchen Schouwburg' by de ortemarkt, de ruimte achter en ter zv den van het tooneel is bekrompen, kortom het verwonderde my dat deze hofplaats daaromtrent zo Hecht is voorzien. Maar betreffende het fpeelen, daar over ben ik uitmuntend voldaan. Vooral wierd de Vader door den Heer du Mast, de zoon door du Prez de fnoode Dorfini, door Vulmond, en het lieve meisje door Juffr. Marigni, betoverend uit». voerd Madame * Salie, die voor de moeder fpeelde was ook wel, en ik kan niet zeggen, dat de rest flecht was. Maar de vier eerstgenoemde fpeelden meesterachtig Het ftuk zelf aangaande, behoef ik niets van te zeggen wyl myne Lotje het met my eens is, dat het verre den voorrang verdient, boven den Vader des tiuisgezins, De  4ao de JONGE REIZIGER De Opera Silvain wierd na gefpeeld, doch wy gingen te midden van dezelve heen, want de Heer Goudwaard oordeelde den tyd te goed, om die in fmaakverderving, zeide hy, te verkwisten. Nu myne beste gaa ik ter rust, en morgen avond zal ik deezen voleindigen, om hem uden daar op volgenden dag toe te zenden. . —— Den 25 'sAvonds-. —— Deeze dag heeft niets byzonders opgeleeverd om aan myne Charlotte meede te deelen. —— De meeste tyd is op de Bibliotheek doorgebragt, en wel voomaamenlyk in het vak der Vaderlandfche Gefchïedenis, waaromtrent myn beleefde Vriend my verfcheidene pasfages aanwees, die ik noteerde, om in het vervolg myner reize te gebruiken. Een uurtje nadenmiddag heb¬ ben wy ons van elkander verwydert ,de oorzaak was, dat zyn Ed. my zyn Album aanbood, met verzoek van daar iets in te fchryven, 't geen ik weerkeerig verzocht, en door beide volvoerd wierd. Zie. hier wat ik in het zyne fchreef: Ene-  door NEDERLAND. 431 Eneas moog zich zelf beroemen Dat hy Vorst Turnis overwin, Het heerlyk loon zy, dat zyn min, Lavinia zyn bruid mag noemen. Maar weet gy wat nog grooter is ? Als Scipio, Indibilis, Door zyne krygsmagt overwonnen, De lieffte fchoonheid weder fchenkt, En 't vuur der reinfte tweeling zonnen, De deugd des Helds, wel treft, niet krenkt. Wilt gy een voorbeeld onzer dagen, Dat Romens grootheid evenaart? En keurt gy dat den Lauwerwaard ? Het voegt myn Goudwaard dien te draagen. Het Symbolum van Mevrouw van Winter, geboren van Merken fcheen my te gepast, om hier niet geplaatst te worden, en dus fchreef ik ter zyden: la vertu pour guide. Zie daar myne waarde, alles wat ik u van dezen dag heb meede te deelen, nu ga ik morgen naar Delft, en van daar zal ik wyder en wyder van u afraaken. Dit alleen pynigt my in de volvoering van myn oogmerk, want behalven dat, gCniet ik allen zegen. I. Deel. Ee Dat  428 de JONGE REIZIGER Dat ook die u vergezelle myne lieve! is myne hartgrondige wensch, en het zal altoos heilryk voor my zyn, my met het hoogfte refpeci te noemen, &c.