J O H GE R E I Z;i Q E R DOOK JAN.A.BACKER . II.DEEL. Te AMSTERDAM,by D . M. LAN GEVE LD MD C CSC Vil .   D E JONGE REINIGER' door NE DERLAND, IL DEELS, L STUK. 't jHLeeft my geen geringe moeite gekost myne dierbaare, om de aanhoudende viiendlyke verzoeken van den in alles uitmuntenden Goudwaard, tot een langer verblyf in 'sGravenhage te wederftaan, en toen hetmy eindelyk gelukte verlof tot myn vertrek te bekomen, heb ik gebruik moeten maaken van zyne fargon en paarden. . Morgen zal Hendrik die terug brengen. — , Laat deezen avond kwam ik alII. Deel. A 2 hier I. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. Delft q.6 Mei 17—  4 de JONGE REIZIGER hier aan, Toupeerde zo fpoedig mooglyk, en gaf my aan dit pligtmatig werk, 't geen my't genoegen verfchaft , om mynen beminde by mynen weliïand tevens verflag te doen, van eenen zeer aangenaamen dag, die opgevolgd wordt van 't groote vermaak om u te fchryven. Gisteren avond was het reeds over éénen eer wy na bed gingen, ik nam pligtmatig aflcheid, doch ik was nog naauwlyks gekleed of de Heer Goudwaar ei was by my, en deed my de eer my tot in de fargon uit te geleiden. In een woord, zyne vriendlykhejd heeft „geene weergade. Ten zes uuren reed ik langs de bekoorlyke ftraatweg naar Loosduinen , dit Dorp is klein, maar door deszelfs ligging heeft het veele bekoorlykheden, dewyl het aan alle zyden als't waare eene byzondere landsdouw vertoont. Hier zandige heuvelen, daar met runders en klein vee befiaagene weilanden, en aan een andere zyde met welig kooren pronkende bouwlanden , die het oog door affteekende tinten van gezichtverfterkend groen verrukken Moes>. en vruclittuinen vindt men hier alom, en deszelfs aankweeking is geen gering deel van de beiïaansmiddelen der Ingezetenen, welke deeze hunne produ&en langs de aangenaame vaart die ter zyden van de ftraatweg loopt, na Neerlands hof-  door NEDERLAND. s hofplaats voeren, Men weet dat hier ter plaatze in de dertiende eeuw , onder de Regeering van Graaf Floris den IV., eene abtdy gefticht wierde, voor edele nonnen, waarin ook de meede ftichteresfe, Gravinne Machteld, Echtgenote van Floris ia den jaare 1267 overieeden is'. Men gelooft dat de kerk van dit Dorp nog een overblyfzel dier Abtdye is 5 maar hoe gebrekkig zyn onze gefchiedenislèn ? De oprechting is bekend, maar de vernietiging of verwoesting vindt men niet geboekt. Dat deeze kerk nog een deel dier abtdy zou zyn is niet onwaarfchynlyk, dewyl zy zeer oud is,en op eene heuvelachtige plaats, ter zyden van welks fraai- je boomen ftaan, gebouwd is. Een muur gelyk men meer vindt omringt haar. De tooren die een leyen fpits heeft, is aan de kerk gehecht. Ik zou u niet zo lang over dit Dorp hebben opgehouden, als ik u niet diende te verhaalen dat men alhier in de kerk niet nog de zeldzaamheid vond, van een in 't latyn en hollandich gefchreeven verhaal der beruchte geschiedenis der bevalling van de Gravin van Hennenberg, zuster van den vermaarden Graave H'ilkm dm \l. die drie honden vyf en zestig kind.rentereener dracht zou gebaard hebben, vertoonende men u tevens het bekken dat ter gelegenheid van den A 3 doop  6 »e JONGE RE IZIGER doop dier talryke broeder en zusterfchap zon zyn gebezigd. . Dan zo beuzelt de oudheid, het waarfchynlyke is, dat de Gravin van twee of drie kinderen beviel, twee of drie dagen voor het nieuwe jaar, en men van daar aartigheids halve zeide: dat de Gravin van zo veele kinderen bevallen was, als 'er dagen in het jaar waa. ren. Een heuvel welke omtrent dit Dorp ligt, wil men dat de grond zy waarop de wooiring der Gravinne gedicht was. — Eene hier omtrent gelegene buitenplaats, draagt nog den Haam van Hennenberg ter haarer aandenken. De beroemde Ridder, en zoetvloeiende dichter Jacob Westerbaan, had ook hier naby zyne lustplaats, welke daardoor nog beroemd is, deszelfs naam is Okkenburg, en ligt te midden in de duinen van waar zy haare laan tot aan den weg tusfchen Loosduinen en Monfter uitftrekt. " Men wil dat dit Okkenburg een adelyk goed geweest zy, en toebehoord heeft aan eenen Cerard van Okkenburg, eene der Abten van Egmond. Van hier reed ik over ter Heide, een klein zeedorpje, waarvau de keik zeden honden jaaren reeds tot driemaal verplaatst is,ennugantsch binnenwaard ftaat, om niet weder door de zee vermeld te worden. Van  door. NEDERLAND. ? Men toont u in deeze kerk een troffel fchootsvel en maatftok, welke door eene der Prinfen van Oranje gebezigd zou zyn, om de eerfte fteen aan dit gebouw te leggen. Men wil dat het Koning William geweest zou zyn, doch dit koomt my onwaarfchynlyk voor, dewyl ik niec geloove, dat deeze kerk zo oud is, aanneemelyker koomt het my voor, dat deeze gereedfchappen uit een voorheen weggefpoelde kerk zyn geborgen , en men 'er nu dit van verhaalt, om het Dorpeene zekere eer aan te doen. Op het duin klimmende, alwaar een kleinè vuurbaak ftaat, ten dienfte der Visfchers als zy by nacht in zee zyn, kwam 'er eene oude praatzieke vrouw by my, wier eerrte vraag was,hoe my hec Dorp voldeed, geantwoord hebbende, dat het my was toegevallen, blonk de vergenoegdheid uit haare oogen, en ik moest eene geheele vertelling aanhooren, over deeze op eene verftrooide wyze byeen gebouwde kusten. Er lag Hechts een enkle pink op de rede, de weinige andere waaren in zee, en vischten in 't gezicht van het land. ■ Van hier zeg ik, reed ik naar Monter weder een fraai dorp, dat digt aan de duinen paalt, maar echter van een taamelyk vruchtbaarer*. grond omringd is. Ik heb u weinig byzon- ders omtrent deeze plaats meede te deelen,want A 4 wat  8 »e JONGE REIZIGER wat toch bekreunt gy u 0f het zyn naam ontvangt van Monafterium, als waare hier eenig vermaard klooster geweest, of dat dit eene algemeene naam van Parochie kerken geweest is L Zo ook niet, of het reeds in het jaar ,ooo 'dan w het jaar icoö bekend was, en of ik die weete uit een brief van Bisfchop Amfiidus of uit eenen anderen? Gy zult misfehien even min nieuwsgierig zyn, te weeten, dat men uiteen beruchte mylpaal, welke alhier geftaan heeft en door de Roomfche Keizers Aurelius Antonius en Aurelius Verus was opgerecht, bewyzen kan dat ook hier Romeinen hebben huisgehouden! £ Is inderdaad ook niet waardig om 'er het harnas over aan te trekken, want buiten deeze bewustheid is daarvoor waai&hynlykfaeid genoeg zynde deeze plaats na genoeg by andere gele. gen , waar van men hier toe bewyzen heeft, om ook zulks hier te veronderftellen. Ronds om het dorp is het vermaaklyk, Wyl de daargelegene landgoederen fchoone wandelingen opleveren, en de landsdouw zelve niet onbevallig en zelf vry boomryk is. . D,e,kerk van dit DorP is geenzins een onaanzienlyk gebouw, en voorzien met eene ftevi^e vry hooge tooren. Dezelve is van binnen ver.fierdmet fraaije gefloeliens, die zeer zindelyk onderhouden worden, ook pronkt het choor met  door NEDERLAND. $ met eene tombe van den in den jaare 17; 2 overledenen Admiraal Pieterfvm, welk gedenkteken vereert is met een fraai vers van den bekenden dichter S. van- Hoogftraaten. De Heer Schoolmeester die my de eer deed van dit monument te toonen, fcheen my toe alle vereischte qualiteiten van eenen half Eerwaardigen te hebben, tot het pedantesque toe. Het Kerkhof dat met zeer aangenaame hoornen beplant is, wordt met een ringmuur omheind. -— My hier verfrischt hebbende, vertrok ik na 's Graveiande, een opene fhd in het zogenoemde Westland, eertyds was hy met muren en poorten voorzien, en had eene haven die in de rivier de Maas uitliep, doch de tyd heeft dezelve vernield. Alvoorens Graaf Willem het nog in den Haag pronkende hof gebouwd hadde, wil men dat deze plaats het verblyf van hollandsch Graven geweest zou zyn, en dus daarvan zynen naam ontleent. — 't Is uit verfcheiiene Gefchiedkundige bewyzen zeker, dat alhier voormaals een vorstlyk paleis gedaan heeft, doch hetzelve | is zedert zo lang al „verwoest, dat deszeifs grondflagen al omtrent het midden der zestientie eeuw niet meer bekend waaren . doch toen, by gelegenheid dat men elders aan het graaven was, weder wierden opgedolven. Lenige gis- A 5 fe  »o de JONGE REIZIGER fen dat de Ürielenaars die in 't jaar 1418 Graveiande afbranden, ook dit Kafteel vernielden. De Tooren en Kerk zyn fraaije gebouwen, zynde de eerfte van meer dan gemeene hoogte , en verftrekt de zeeluiden, welke de Maas willen binnen loopen tot een zeker kenmerk. - Niet verre van de Kerk is een fraai met hoornen beplant marktveld, waar in eene lankwerpige vyver. Op dit marktveld ftaat een waag, vischmark en waterpomp. . Jn de kerk vertoont men u een gat, dat van binnen alom metyzer beflaagen is. en met een zwaare deur geflooten wordt, die echter gedeeltelyk is ftuk gehouwen, de Heer Koster verhaalde my dat daar in voormaals de precieule dingen van de kerk bewaard wierden, en deed dit met zo veel deftigheid en om flag van woorden, dat ik niet half bekwaam was om zyn verhaal te onthouden. De kastelein van deeze plaats zeide my dat men in gantsch Holland geen beter tarw inooghe, dan in den omtrek van deeze plaats, en inderdaad de bouwlanden zyn hier uitmuntend fraai. Ook roemde hy zeer de groene fchaapen kaas, en wilde dat die van Texel daar niet by konde haaien, ik hebze geproefd, zy was ze. ker zeer lekker. Doch om ze juist bo¬ ven oeTexelfche te fchatten, vind ik geenereden. Hier  boor NEDERLAND, u Hier niet meer voor my te bezichtigen val. lende, zette ik myn reisje voort tot aan Naa'd- wyk. Aangenaamer Dorp, in weï\rftrft bloeiende, zindelyk bebonwd, en van alles omringd wat ons de zaligheid van het lan dieeven in fchilderachtige dichterlyke tooneelen vertoonen kan, zou ik niet weeten uit te denken. Het naby gelegen vorstlyk lusthof Hondsholredyk, deed my beflutten hier het middagmaal te houden. De kerk en tooren zyn twee goede gebouwen, daan op een ruim met boomen beplant kerkhof, omtrent midden in dit wellustig dorp, Ook vindt men hier aan een der dorpseinde eene kleene capel van de roomfche tyden, en naby hetzelve is een Oud-mannenhuis. Naald- wyk is meede zeer oud, want men vindt het reeds op den jaare 1193 genoemd, en heeft de eer dat het de beroemde geleerden Martimis Dor- pius en Pieter van Naaldwyk voortbragt. De eerfte is Hooglecraar geweest in de Welfpreekenheid, Philofophie en Theologie te Leuven, een tydgenoot, en byzonderen vriend van den grooten Deftdsrii/s Erasmus, misfchien de allerberoemde onder onze Landgenooten. ——• De andere is Geneesheer geweest aan de Hooge» fchool te Gostenburg. Ia  is de JONGE REIZIGER In de Kerk alhier, die meede zeer fraai is5 vindt men een tombe van de Baron de Smettau, verlïerd met eene lange infcriprie in toetfteen, de twee daar ter zyden zittende treurende beelden, zyn konftig van wit marmer gehouwen, zo ook lager het wapen, de overige ornamenten zyn van bruin gevlamd marmer. Na hier myne maaltyd genuttigd te hebben reed ik, maar de bovengenoemde vorstlyke lustplaats, waar van ik u eene fchets zal meede dtelen. Deeze vorstlyke lustplaats dan, is door den Prins Freclrik Hendrik op de grondflaagen van een oud kafteel, 't welk eertyds het verblyf was van de Heeren van Naaldwyk, gefticht, men noemde het toen Hunzel: 't zelve is uit het water opgehaald, en maakt een zeer deftige vertoning. Op de vier hoeken zyn zo veele uitbouzels, die even als toorens het zelve verfieren.~Over eene brug in het zelve gaande koomt men op eene zeer ruime binnenplaats, die toegang heeft tot al de beneden vertrekken, men vindc op dit huis een groote menigte fchilderyén, meest pourtraitten, echter, die allen genoegzaam aantoonen, dat dit huis thans niet dan door bedienden bewoond woidt. : . Al- les wat men hier ziet is vervallen, tot de behangzeis en ïpreijen op de ledikanten toe. 't ls in- der-  door NEDERLAND. 13 derdaad jammer dat zo veele fieraaden, onder welke nog al fraaje kunstwerken zyn , dermaate verwaarloosd worden. Vermaaklyk daar en tegen was het, een klein mofje, dat ons van vertrek tot vertrek geleide, de uitlegging van alles te hooren doen, die zomtyds zo ver van de waarheid af was, dat men het niet houden konde van lagchen. Onder anderen was er een Ganimedes, die op een arend ten hemel vloog, ik vraagde wat dat toch wel verbeelde. „ dat is (zeide hy) „ Gaimeedo, die door de Koningin der Go„ dinnen gedraagen wordt." en die Gaimedo vraagde ik? die zeide hy te geloven dat Kok geworden was by Jeuropaman, doch hy wist dit ftuk niet zeker. 't Ging niet beter met veele pourtraitten, de Gravin van Solms, by voorbeeld, was Lotiiza de Cotigny, Willem de III. ging door voor den laatften Keurvorst van Brandenburg, en zo al verders, zo dat ik myne eigene óogen iets meet geloofde dan zyne uitleggingen, die hy echter flyf en fterk verdeedigde, om dat hy het uit een boekje geleerd hadde. 't Uitzicht van veele deezer vertrekken is ongemeen fraai, en voor landfchaps fchilders zyn hier zeer keurige tooneelen. De tuinen, waranden en bosfchen van deeze lust-  H de JONGE REIZIGER lustplaats zyn zeer uitrekt, en met goede fmaak aangelegd. Men vindt 'er eene wildbaan, een menagerie en orangerie. De , ' 1» vormen keurige verfchieten, en de digfe bosfchen, weergalmen van het gezang der L Achter het huis loopt eene hardfteenen baluftrade, en door dezelve heen treedende is een ruim veld, waarop eenige goede levensgroote beelden op piedeftallen circulswyze geplaatst zyn. Ter linker zyde is een gras perk waar op tot myne verwondering de koeijen te weide gingen. Koetshuis, ftalling en verblyf voor de bedienden ftaan afzonderlyk^ en zyn evenredig groot aan het hofgebouw zelve. Hier in de nabyheid vindt men de uitgeftrek te lusrplaatsplaats Endeldyk, WeJke zo uitvoerig befchreeven is door den Heer IVilkm van der Pot, toenmaaligen eigenaar. , £>jt ]and verblyf is aanmerkelyk om dat onder hetzelve" een ftukje lands behoort, 't welk openbaar verkogt is, tot goedmaking van de proces en juftitie kosten in de zaak van den Heere Johan van Oldenbarneveld. In de laarfte troebels heeft het huis zelve door de verbitterde boeren niet weinig geleeden. ö De  do oji NEDERLAND. 15 De landsdouw is hier alom bekoorlyk, terwyl het aangenaame weder alles op het luisterrykfte vertoonde. Kort hierop kwamen wy in een Dorp Wareringe genoemd,zynde meede zeer net bebouwd, langs een watertje van denzelven naam, de kerk is zeer ruim, en verfierd met een fraaije vierkante houten tooren, waarop een vry hoog agtka nt fpits geplaats is,terwyl de omgang van het vierkant door een yzeren leuning omringd is. — — Niet weetende wat ik hier wilde gebruiken, zeide de kasteleinesfe die een vrouw van zeer veel ondervinding is, als hebbende zelf in de Indiën een vry luisterryke ftaat gevoerd. „ 't Is wel buiten tyds mynheer, maar gebruik „ een glaasje van onze wateringfche meede, ik „ houd my verzekerd dat gy dezelve nooit be„ ter geproefd hebt." Ik deed zo, bevond ze zeer lekker, en hoorde toen van de oude vrouw, dat die honig drank op deeze plaats gebrouwen, alom beroemd is> als de beste welke men bekoomen kan. — Wy hielden hier over een vry uitvoerig gefprek , en ik trok daar uit weder de oude bedenking, dat toch yder mensch, zyn geboorteplaats, of die zyner langduurige inwooning, gaarne door het een of ander boven zyne buuren verheft. Drie voorbeelden immers had ik nu op deezen eenen dag  i6 de JONGE REIZIGER dag. De Praatmoer te ter Heide, met haar metzelgereedfchap van Koning Wüliam de kastelein te 's Gravefande met zyn tarw en fcha- Venhaas, en deeze zo bereisde vrouw, meehaat mseae. De grond hier in den omtrek is veelerlei, men vindt 'er veen-zand-en kleigrond, de eerde heeft men al lang begonnen te vergraven, waar door in dit ambagt vry veele poelen zyn, doch men ontmoet deeze niet op den weg naar Delft, van waar dit dorp omtrent een uur gaans westwaard ligt. — Integendeel vindt men hier nog- al vry veele hovingen en tuinen, die een fchat van fmaaklyke vruchten en groen' tens opleeveren. In den omtrek van dit dorp vindt men onder anderen het zogenoemde hof te Water ingen, zynde meede een zeer, bekoorlyke lustplaats, zo om deszelfs wel aangelegde cingels en vischryke vyvers, als het gebouw zelve, dat van de voorige eeuw fchynt, uit de manier van deszelfs gevels af te leiden, zynde dezelve fpits met trappen opgaande, Voormaals was du het damhuis van de Heeren van Wateringen, eene edele familie genoegzaam in onze gefchie- denisfen bekend. En 't is uit dien hoofde dat dit Justhuis nog den naam van Hof draagt. Zit  door NEDERLAND, t? Zie daar myne beste myn dagverhaal van he» den,als het u Hechts een tiende van dat vermaak onder 't leezen geeft, dat ik in de toür genooten hebbe, dan zal ik my dubbeld vergolden achten, zo niet, vergeef dan dat ik u verveelde, en geloof dat myn gekrabbel byzonder daardoor niet weinig uitdygt, om dat ik geen grootei heil kenne dan u te fchryven. Ik ben &c. II. Deel. B tl.  18 DE JONGE REIZIGER H- B R I £ F. Fürdinanü aan Petersew, 27 Mei 17- ËeJ * ^ Waarde Vriend' dat deez^ van Hï 7 ^ d£ St3aten Vergadering van Holland, en van eene hooge oudheid is Haare hggmg is ongemeen bekoorlyk, en aan ale zyden met vette weiden en kooren landen on, ™gd, welke «n gr0ot nut van alle af en toevoer met onderfcheiden wateren doorfneden 2} vormende deezg ^ ^ ^ aangenaame en nette grachten, welke hier ovet al door de fiad loopen. Ik heb deezen morgen eerst eene wandeling rondsom en door de Itad gedaan, ft™^ 1» giche poort als my de naaste zynde u * t -langs de buitencingel die a,om met gZ'o2 - op veele piefen met fraaije tuinen VeXd is,  ööörNËDERLAND. i$ is, voorby de Schooien PFaterjlootspoorterij da Schiedammer in, de Rotterdamfcbe weder uit, Voorby de Oo^ en Koepoort tot weder aan dé Haaglche, en bragt daar meede ruim een uur te zoek. Delft heeft eene fraaije gracht, die ronct om dezelve vloeit, haare vestingwerken Zyn oud, en in die trant van muurwerk met verfcheidene toorentjes. 'Er zyn twee tamelyke voof> fleden, te weeten buiten de Waterüootjche en Schiedammerpoort. Omtrent de laatfte is het gezicht langs de Schie ongemeen aangenaam, maar van de poorten is de Watetflootjche verrö de fraaifte. Hoe verre ook deeze Stad van eene voor" groote fcheépen bevaarbaare rivier mag afleggen, behoort zy toch tot de zeehandelende plaatfen, dewyl hier zelf gelyk gy weet eene kamer der O. I. Compagnie rendeert, ik ben voorneemens in eene myner verblyf dagen al* hier een tour na Delfshaven te doen, en zal u dan daarvan bericht geeVen ^ voor het tege ns woord ige heb ik al ftofs genoeg tot eenert langen brief, en ook de tyd, want het is met den middag zodanig aangevangen te regenen$ dat ik geen voet uit cfen huis kan zetten. Myne wandeling om de ftad voltrokken hebbende, liep ik veele grachten en ftraaten rond4 overal is het netjes, niet Zeer Woelig, docli  ao DEJONGE REIZIGER men Jfan ook niet zeggen doodsch. De groote markt is een ruim gevloerd plein, {taande aan het eene einde de Nieuwe Kerk, aan het ander het Stadhuis, en recht daar achter de waag en het beterhuis. De beeftemarkt is mee- de een fchoon plein, rondsom met boomen beplant , een kleinder pleintje wordt tot weeklykfche beeftemarkt gebruikt Men vindt hier eene zeer rykevischraarkt, een fchoone vleeschhal, die op een gewelfde kelder rust, en deszelfs voorgeevel is van arduin, met toepaslyke uiigehouwen zinnebeelden. Hier is ook een Lakenhal, en eene faijeengreinhal, doch ik zal van deeze alle, zo wel als van de kerken en verdere publyke gebouwen nader fpreeken, als ik dezelve bezichtigd hebbe, dit maal zullen wy eens wat geleerder met elkander redekavelen. Myn vriendlyke haagfche gastheer, heeft my boven zo veele gnnstbetooningen vereerd met de befchryving van deeze ftad, door den Heere. Bkiswyk, onder beding dat ik hem van tyd tos tyd myne aanteekeningen zenden zal,en dit heb ik beloofd. Dit werk nu voor my heb¬ bende, zal ik u daar uit eenige hiftorifche trekken van deeze ftad meededeelen, vooraf iets van dejszelfs benaming boekende» Dee-  door NEDERLAND. 21 Deeze fchrandere Auteur meent, en 't is niet enwaarfchynlyk, dat de Romeinfche Veldheer Corbulo , hier eene gracht gedolven heeft, welke de tegenswoordige oude Delft zoude zyn, en naby Leiden uit den Ryn aangevangen, voortvloeiende na Maaslandiluis, en daar in de rivier de Maas zich ontlastende. Hoewel andere deeze gracht elders willen zoeken, en zelf beweeren dat de Lek eigenlyk de fosfa Corbulonis moet geacht worden, g.loof ik dat gy met my het gevoelen van den geleerden Bleiswyk omhelzen zult, en dus van deeze gedolven vaart de naams oorfprong van Delft afleiden. Zyn Ed. breng de oudheid der ftad tot eene zeer hooge trap, en wel tot den jaare 993 daar voor eenig bewys bybrengende uit een gefchrift van den jaare 1367. Hoe dit zy Delft is waarfchynlyk door den zo deerlyk vermoorden Covert met de Bult, Ao. 1072 met ftadsvoorreenbegiftigd , en toen bemuurd. Volgens het gevoelen van zyn Ed. zou de ftad by haare bemuuring terftond de tegenswoordige groote bekoomen hebben, en nooit gelyk veele andere zyn uitgelegd. De gelegenheid ontbreekt my thans om hier over andere gefchiedfchryvers nateflaan, maar deeze ftelling koomt my niet zeer waarfchynlyk voor, en ik meen ook elders geleezen te hebben, dat 'er uitleg. B 3 ging  Ha de JONGE REIZIGER ging heeft plaats gehadr, zo dit niet gebeurd is, raag men het met techt voor eene zeldr zaamheid houden. Met voorbygaan van de privilegiën en contraéïen, waarmeede de Roomsch Koning en Graave van Holland Willem den II. en zyn zoon Floris de V., de Delvenaaren begunftigde, moet ik u zeggen dat hier een ftraat is, de vlamingerftraat genoemd en een brug die men de bloedbrug heet, welke beide hunnen naam ontleenen, van een verichriklyk bloedbad dat hier geplengd wierd, toen in den jaare ^04 de Vlamingen uit geheel deeze Provincie verjaagd wierden. I- In de gruwzaame twist der Hoekfchen en Kabbeljaauwfchenleed deeze ftad niet weinig, vooral Ao. 1359 toen Hertog Albrtgt na eene belegering van tien weeken dezelve overmeesterde, "tgeen waarfchynlyk niet gebeurd ware buiten de inwendige tweefpalt, welke de Ingezeetenen beroerde Toen wierden de poorten en vestingwerken om ver geworpen, ten deeze wierden niet herftelddan in't laatst der veertiende eeuw, toen zy een aantal Engelfchen, tot de party des Hertogsbehoorende, gelukkiglyk verlosten van het voor hun te duchten ftaande lot, daar zy door de Friezen zeer naauw bezet waaren. De verfchriklyke brand welke in de maand W\ nieer dan £1300 huizen, waaronder 'heü  door NEDERLAND. 23 het Stadhuis met alie de papieren, kerken en kloosters, zo deerlyk vernielde , verdient wel onder de deerniswaardige rampen vermeld te worden, 't Geval van den Oijevaar, die zyn dierbaar nest en lieve jongen , door de woedende vlammen omringd zag, in de uiterfte benaauwdheid, al kermende klepperende boven hetzelve op zyne ukgefpreide wieken, raadeloos omdreet, en eindelyk in volle wanhoop op het kroost neder viel, het zelve zo veel moog' iyk met de vlerken dekkende, en ten laatjle omkwam is te groot een bewys van kroostliefde in de dieien om niet aan te haaien. Peterfen, ik betuig u, een wezenlyke aandoening te gevoelen terwyl ik dit fchryf. 'Er is iets verhevens in, dat wy zelden in de dieren zoeken, maar zeker anders wel meer ontmoe* ten zouden. De Heer Bkiswyk merkt by het melden van deezen brand aan, dat de üelvenaars, daat hunne ftad op omtrent 300 van de fle:hrfte huizen na, vernield was, zy tegen hun bekng handelden om by de weder opbouwing dezelve niet te Delfshaven te {lichten. — Ily geeft de voornaame fchuld daarvan aan de geestlyken, die de ruines van hunne verblyfplaatfen niet wilden vsrlaaten, -— Prachtiger dan voorB 4 maals  54 »e JONGE REIZIGER rnaals, onderrusfchen wierd zy welhaast her, bouwd. -— Den i» July l584 viel alhier de groote ». beurtenis voor, waarvan alle evenbeelden ken. merken draagen, dat het domme bygeloof, door vervolgzieke en geweetenlooze geestlyken op. geftookt alleen tot zulke gruweldaaden bekwaam is. — Ik beooge de gepleegde Vorltenmoord aan Prins Willem den ï. waarby het Vaderland zeker geene geringe fchokken wierden aangebragt. — Hoe zich Delft gedraagen hebbe in de fpaanfche beroertens, tekend de Heer Bleiswyk metde aan, en 't fghynt my toe dat de toenmaalïge Regeermg uit voorzichtige lieden beflond die hever de goede zaak op riemen lieten dryven' dan zich in de waagfchaai te Hellen, wantfchoon zy, hoe aangezocht zich nooit aan de fpaanfchè zyde begaven , hielden zy zich echter zo neutraal dat 'er al hooge waWfchynlvkheid voor de tnumf der,Staatsgezinden waare, eer zy die party open!yk toevielen. _ Dan wy "hebben in den loop onzer Gefchiedenisfèn meer voorbeelden van lieden, welke eerst de kat uit den boom wilden zien, eer zy zich voor eenige par- ty verklaarden. Gy hebt te veel gefchie- denisfe kunde om dezelve hier te noemen. Ik  boor NEDERLAND. 25 Ik moet nog te rug treeden tot eene gebeurtenis die ik byna vergeeten hadde, toen de ftad zich Ao. 1573 voor de ftaatfche zyde verklaarde, en de woeste Lumey met zyn Krygsvolk daar binnen trok, beging hy de ongehoordfte wreedheden welke men zich verbeelden kan, foydende onder anderen zekeren Monnik neus en ooren af, en liet hem daarna ophangen. Dan deeze wreedheid was oorzaak dat men hem gevangen nam, en van alle zyne waardigheden ontzette , terwyl zyne medepligtige de beruchte Bartolt Entcs tot de galg verweezen wierd. In het zelfde jaar toogen deeze Stedelingen en onder dezelve den naderhand grooten, hoewel eindelyk ongelukkigen Johan van Oldenbarneveld ter poorte uit, om Haarlem uit de klaauwen van loledo te redden, doch zy kwa» men met een deeriyk verlies te rug. Mag men het niet als een zeldzaamheid aanmerken Peterfen, dat daar Haarlem en Leiden, ja zelf den Haag in deeze beroertens zo jammerenswaardig geteistert zyn, Delft, de refidentie plaats van het hoofd der toenmaals zogenoemde oproerigen, nimmer door de Spanjaarden is aangevallen? — en echter dit is zo. —Wie toch doorziet alle dryfveeren der ftaatkun* de ? ik zal my in geene gistingen uitlaaten. B 5 Wat  z& de JONGE REIZIGER Was de voorverhaalde brand een deraandoenlykfte gebeurtenisfen, welke de welvaart eener ftad ten gronde toe vernielen kunnen, de ramp den burgeren in den jaare 1654 overgekomen, is niet minder verfchriklyk. Den 12 van Wynmaand deszelven jaars fprong de kruidtooren, met zulk een geweld, dat men de fiag zelt in andere Trovincien, en op het eiland Texel merkbaar hoorde. 't Is een tooncel van naarheid de befchryving daarvan te leezen, maar men verhaalt 'er te veele wonderen van om het hier by te laaten blyven. — Verbeeld u een tooren te zien, flechts van eene matige hoogte, en met eenen fiag die al wat om zich is vernielt, en uuren verre in den onurek fchaade te weeg brengt, dezelve verdweenen, en na het optrekken van den dag verduisterende zwavel en pulveriamp , u niets voor het oog laat dan eene jammerpoel ter diepte van zestien voeten. Verbeeld u de ruines die hier door veroorzaakt wierden, • De beide Doelens ingeftort, het rondom pronkende dikgeftamde geboomte van zyn wortels afgedraaid, en ver van zyn ftandplaats neer gefmakt, geen huis oubefchadigd — en Peterfin, overal verftrooide hdemaaten; brein en bloed tegens de omgefiorte muuren gefpat; zieltogenden half onder het puin begraaven, maar te zwaar gedrukt, om zich te redden. — On*  dook NEDERLAND. 27 Ongekwelde weezens, dagen achter een in den door de wonderbaare fchokken neergeftorte gewelfde fteenhoopen als gekerkert, yder oogenblik vreezende, dat zy verpletterd worden. — Grysaarts die misfchien den gewoonen tol der natuur gewillig betaalen zouden, maar nu vreezen door nieuwe fchokken pynlyk gekwetst te worden of van honger om te kooraen, maar boven al, verbeeld u, de zalige onnozelheid van een fchepzeltje dat na tweemaal vier-en-twintig uuren, van onder de ingeftorte gebouwen gered wordt, zittende in zyn tafelftoeltje, byna onbefchadigd, en lagchende zyne redders de handjes toefteekende, terwyl zyne moeder aan de zyde uitgeftrekt dood legt. — Verbeeld u dit alles, en gy zulc een flaauw denkbeeld krygen van deeze ontzaglyke gebeurtenis, die te groot een yzing in het menschlyk hart jaagt, dat ik poogen zoude u daar van nog uitvoeriger befchryving te doen. lk moet myn pen eens nederleggen, ik heb my zelf ontroerd. Gelukkig is het dit oogenblik droog, ik gaa wat wandelen op de plaats van myn logement, om d» my nu waarlyk drukkende gedachten, een weinig aftewisfelen, ftraks zal ik weder vervolgen. Ten  db JONGE REIZIGER t Ten vervolge. —— - Wandelende heb ik myne gedachten van het voorig tooneel afgeleid, en dewyl 'er zedert dat ongeluk weinig aanmerkelyks in de Gefchiedenis van Delft voorkomt, want het gebeurde in onze dagen is u bewust; zal ik u nog wat onderhouden over de voornaamfte handeltakken van deeze plaats. Geen ftad in onze Nederlanden heeft zo gebloeid door de brouweryen , als Delft. Bleiswyk roeit dat er van den jaar 1600 tot den tyd toe dat hy gefchreeven heeft, zeven-enzestig fabricquen vernietigd zyn, men fchryft dit voornaamenlyk toe aan de bezwaarende keu. ren van Karei den V. en Fitips den II. terwyl vroegeïe Landsheeren dit Articul zeer begunftigden. De Laken fabricquen maakten ook hier voormaals grooten opgang , en het zogenaamde Delffuik wierd overal in menigte vertierd. Hoe vermaard de Delffche plateelbakkeryën, die zedert het midden der voorige eeuw alhier wierden opgerecht, zyn, is over bekend. My is bekend, dat een zeer kundig fchry- ver daar over wel haast eene verhandeling het licht zal doen zien, in een groot en nuttig werk over  flooa NEDERLAND, over alle kunfèen en handwerken, by de voornaame Boekhandelaar A. Blusfé te Dordrecht ondernomen wordende. (*) — Toen ik nog te Leiden ftudeerde, heb ik deeze fabricquen eens bezichtigd, maar de draai en fchilders trokken van alle werklieden voornamenlyk myne aandacht, wyl beide louter uit de hand gefchiedt, en al wat elkander gelyk moet zynnogthans gelyk is. De boter welke in den omtrek van deeze ftad gemaakt wordt, is meede niet weinig beroemd. Nu myne waarde vriend zal ik u nog een koste fchets geeven van myn logement en dan deezen fluiten, Deeze doelen dan, is, voormaals geweest, het St. Maria klooster, en hier toe verordent, na de yslyke fiag het kruidmagazyn de twee voorige doelens vernield hadde. Men treed door een voorpoort die met een ter weder zyden zich uitftrekkende muur het gebouw van de ftraat fcheidt over een ruim plein in het zelve. Het aantal der vertrekken i» groot, zynde ik op No. 23 gelogeert, alle zyn wel gemeubileert, doch hebben niets byzon» ders, uitgezonden:, de groote zaal der fchuttery, waarin vier heerlyke fchilderftukken , verbeeldende burger hoplieden en officieren der fchut- (*) Dit werk zïst reeds het licht.  35 dé JONGE REIZIGER fchuttery, in de kleding der voorige eeuw, op een van deeze vindt men Oldenbarneveld, op een ander Hugo de Groot, nog zeer jong; een is er dat voor al uitmuntgelchildert dooris Mieren ld . 't geen by het fpringen der kruidtooren vernield, doch de brokken weder byeen verzameld zynde, door deszelf kleinzoon Jacob han Ddft naderhand kunftig herfteld is. ■vien heeft nog eene andere zaal, diedsrConfrerie genoemd, waarin de wapêns der fchutter koningen, op deurtjes van kasjes, tot beWaaring der geweeren gefchikt, gefchildert zyn, ook is hier eene fraaije platte grond van Deift en eene van Delfland, mitsgaders twee fchilderytjes van fchutters na het wit fchietende, en een naar den gans. Dit laatfte wordt nog jaarlyks onderhouden., zie hier wat 'er Blezszvyk van aonteekent, en met de tegenswoordige fituatie en gebruik wel overeenfiemt. —-— Op den i O&ober zegt hy wordt hier na de gans gefchooten, die op een behoorlyke diftantie, opgehangen wordt aan een rond leien febryfje, ter hoogte van een mans borst, dit tchryfje is met wit papier overtrokken , en hangende tegens een zwarte lap om te beter gezien te kunnen worden. Het fehiften na de dus hangende gans, gefchiet door verfcheide naauwe poortjes, en 'er is alle moog- ly.  boor NEDERLAND, 3* 3yke zorg gedraagen dat hier door geene ongelukken kunnen gebeuren, dewyl voor eerst nooit gefchooten wordt, dan na gegeeven fein en contra fein, met fchellen , en een expres gegraavene gracht de aanfchouwers belet óm voor de looplyn des kogels te komen.- Hy die koning wordt krygt een zilver vergulde penning, verfierd met ftads en doelens wapen, die hem met ftatie word£ omgehangen, ook is hy vry van veele ftads inv poli tien. 'Er zyn ook verfcheidene wetten omtrent deeze confrérie waarvan ik u een moet bybrengen, uit den gemelden auteur „hy die tegens eenigè „ wet pecceert, wordt geftraft met verbeurte „ van een fchoe, dat is dat hy dezelve moefi „ laaten uittrekken, op cle doêlpen ftellen en „ dulden dat de fchutters daar op driemaal » lci)ieten, doch hy kan dit afkcopen, doos y, telkens een mengelen zwaar bier te geeven '* De beide gemelde zaaien hebben uitzicht, g-lyk ook myn kamer op een zeer ruim plein, dat eertydsmet boomen beplant was, doch thans gefchiktistot een exercitie plaats voor recruten, doch aangelegd voor het hier beftaan hebbende Genoorfchap, ik ben. JÏI.  3* DB JONGE REIZIGER fit B R I Ê F. Feröinand Frêdriksi*ad. TT JLk heb hier nog niets bezichtigd myn waard» Fredrikftad. —En evenwel heb ik ftofge* iioeg tot eenen brief aan u. — Deeze ftad heeft zulk een aantal groote en vermaarde maniien, zo in kunften en wetenfchappen als ander» zints voortgebragt, dat zy daardoor geenegeringe beroemdheid verkreegen heeft. Aan het hoofd ftel ik denPrince Fredrik Hendrik, welke alhier Ao. 1584 gebooren wierd. Cbristiaan van Adricbem, welke hier Ao. 1533 het daglicht zag, en beroemd was door zyne fchriften over de oudheden van Jerufalem, met veele andere werken tevens, door zyne lange ballingfchap om zaake des geloofs. Dirk  booa NEDERLAND. 33 t)irk Graswinkel was een beroemd Rechtgeleerde van de «7de eeuw, bekend door zyn werk: dejure foajiftatis Ao. 1642 in den Haag uitgegeeven, en de Koningin van Zweeden opgedraagen. Gerard van Loon, van wien wy dat heerlyke werk over de penningkunde bezitten. Antoni van Leeuwenhoek wiens gtleerde brieVen oVer zo veele natuurlyke onderwerpen hem door geheel de waerelt vereeuwigd hebben. — En om de groote geleerden niet alle op te noemen de beroemde en nimmer genoeg volpreezen Bugo de Groot, wiens lof en lotgevallen zo oneindig veele pennen befchreeven hebben, dat ik my niet behoeve uittefiooven , om hem u of ie ■ mand die maar eenigzints met de Vaderlandfche gefchiedenis bekend is, te verwonen als het wonder zyner eeuw. Vondel immers noemt hem het Dklfs Orakel. Onder de kunftenaars zyn vooral veele fchilders geweest, waarvan ik u,'eenigen Hechts noemen zal, te weeten: A. J. Ver burg, C. J. yan Bieslingen, D. Bok, J. IV. Delft, P. C. van Ryk en eene menigte andere, die ik maar achterlaate, om door geen bloote naamsoptelling te vervielen. Alleen wil ik nog noemen: Adrianus van der Venne wyl wy aan zyne ordonnantiën, de plaatenen zinnebeelden van des II. Dbeu C  34 de JONGE REIZIGER Ridders Cats werken verfchuldigd zyn. Hv bloeide in het begin der zeventiende eeuw. En: & van Aalst, wiens ftillevens ongemeen hoos gefchat worden, en die byzonder uitmunte, in het fcbitterende der metaal klenren, voor helmen, harnasfen en rondasfen. Nog moet ik n zeggen dat men geboekt vind, dat Paus Adrianus de VI. in deeze ftad de erond tot zyne ftudien gelegd heefr. — Aïs £ een maal in Utrecht koome, zal ik gelegenheid heb- be, meer van hem te fpreeken. - Men koomt my zegge dat het foupé zal ik maar eindigen, te meer om dat de lust nog niet groot is zedert dat ik Peterfen het toneel van het fpringen des kruidtoorens maalde. Ik zal het overige van den avond met lee. zen flyten . Vaarwel, ik ben. IV.  door Nederland: s5 IV. BRIEF; Ferd.inand aan Charlottê; Delft den aft Mei gehoon geheel alleen zynde heb ik nly heden zeer wel gediverteert, en ik gaa het fchuldig offer van myn pligt afleggen, daarin beftaande, dat ik urekenfehap geeve,waar meede ik mynen dag heb doorgebragt. Ik ging ten acht uuren deezen morgen uit, om eenige gebouwen te bezichtigen, en maakte dus een aanvang met de Oude Kerk, een fchoon gebouw, met een fraaije zwaare vierkante tooren voorzien, met vyf fpitfen, waarvan het middelfte zich boven de hoeken verheft, als men deeze tooren aanziet, zou men denken, dat hy door verzinking der fondamenten overhelde, doch de waarheid is, zo men zegt, dat de bouwB 2 mees-  S6 de JONGE REIZIGER meester dit opzettelyk zo heeft vervaardigt, om het als een kunstduk te doen aanmerken. — Te Pha in Italien,zo ik meene.is een voorbeeld van nog veel grooter helling eens toorens. Men vindt in deeze kerk verfcheidene zeer fchoone tombes, en een buitengemeen aantal wapenborden. Die van den grooten Pieter Pietersz. Hein, wiens overwinningen en vooral die op de fpaanfche zilvervloot, een ydet bekend zyn, is een der voornaamde. Hy was te Delfshaven geboren, van arme ouders, maar door zyn moed,beleid en aan het Vaderland beweezene dienden, tot den rang van Admiraal bevordert. Zyn beeldtenis van wit marmer legt onder een verhemelte van zwart marmer door vier colommen onderdeund. — Deeze •zyn van de dorifche orde, het verhemelte pronkt met een frontespis, waar in het wapenfchild van den Held, en op de hoeken een aard-en hemelglobe. De matras waar op de Held verbeeld wordt te rusten, is overheerlyk van wit marmer gebeiteld. -— Een zwarte toetdeen achter aan in de tombe geplaatst, bevat met gouden letteren, een zeer uitvoerig latynsch graffchrift, dat hem behooriyk vereert. Een tweede zeer fchoone tombe is die van wylen Mevrouw Elifabeth Mor gans, geboren van Marnix, bekend onder den naam van ongeboren vrouw-  door NEDERLAND. 3? vrouwtje, het doodkleed waar in zy bewonden is, mag men voor een wonder der kunst achten, op vkr kolommen , met fchachten van toetdeen, ftaande op het vcetftuk, rust een verhemelte van wit marmer dat fraai gewerkt is. Aan eene andere zyde van deeze kerk is de grafplaats van den beroemden Admiraal Manen iiarpenje Tromp. De zeeheld legt in volle wapenrusting met het hoofd op ten ftukgefchut, en een fcheepsroer dient hem tot matras, rustende alles op een voetftuk van toetfteen, met wit marmeren lysten. De Zeedag van den 10 Augustus 1653 waar in de Held door een musketfehoot uit een Engelsch Fregat in het afgaan van het halfdek, fneuvelde, is voor aan het voetftuk afgebeeld. ■ . ■ ■ Dit gebeurde op de hoogte tusfehen ter Heide en Scheeveningen, ter plaaife alwaar eenige Visfchers omtrent twee jaaren vroeger een fcheepsftryd in de lucht gezien hadden, zo ons Aitzema verhaalt, dat die liedea met eede hadden verklaard. Voorts is deeze tombe verfierd met bazuinende kindertjes, wapens, tritons en verdere ornamenten, 't Beeld van den Held is het kunstwerk van R. Verbuist maar de zeedag van IV. de Keizer. Tér eeren van den beroemden Natuuronderzoeker Atithony van Leeuwenhoek, wiens werC 3 ken  3» de JONGE REIZIGER ken zo vermaard zyn, richte deszelfs dochter Maria in den jaare 1739 een grafnaald op van blaauw marmer, welke op ronde bollen rustende, door een voetftuk onderfteund wordt, waar op in het Iatyn Haat uitgedrukt dat dit monument door haar gefticht is. -— Voor hetzelve is op eene zerk het graffchrift uitgehouwen, waarmeede H. K. Poot 's mans nagedachtenis vereerde. i Een ander graffchrift in 't la- tyn, zyn roem behelzende, pronkt op de naald zelve. Uit deeze Kerk ging ik na het Prinfen Hof, dat niets aanmerkelyks heeft, dan dat men uaan de trap de plaats toont, waar Balthafar Gerards den Prinfe Willem den I. met her piftool ver. moorde. \ Zyn alle yde'e vertrekken, zonder eenig aanzien, ongemeubileert, cn geheel ouderwets. Dit Hof wordt thans gebruikt tot de Synodale vergaderingen, en andere publyke byeenkomften, ook wordt een gedeelte tot een faayhal gebezigd, en daaromtrent is nog merkwaardig dat aan een der zolderbalken gefchreevenftaat; 1661. a April zyn hier ter bal gepasfeert 74a fluks Tamys Sayen. Een  door NEDERLAND. 39 Een bewys myne Charlotte dat die fabricq hier toenmaals fterk bloeide. Niet wyd van hier ftaac het gemeene Landshuis van Delfland een fraai amicq gebouw, boven deszelfs ingang zi t men de wapens der Heeren Heemraaden, die hier eiken eerftan donderdag van yder maand hunne vergadering hou. den. Byzonders is hier niet, doch men ziet dit huis nooit zonder te denken aan het door my aangeteekende voorbeeld van den kroostlievenden Oijevaar, in denakeligen brand van den jaare 1536, wyl dit aanmerkelyk geval alhier op eene der fchoorfteenen gebeurd zou zyn. Nu dacht my voeglyk het ftadhuis te bezichtigen ftaande hetzelve op de groote markt, 'fis een overheerlyk fchoon gebouw van de voorige eeuw, uit arduinfteen opgetrokken, en in zyn vierkant omtrent 7560 voeten gronds beflaande. Men gaat'er met vyf trappen op, zynde dit bordois met een foort van koepels gewysd verhemelte op pylaaren rustende overdekt. In geval dat 'er juftitie gedaan wordt, richt men het fchavot daartoe vlak voor dit gebouw op. Het wapen van Prins Maurits pronkt boven den ingang, uit oorzaake dat die Vorst ten tyde der herbouwing, na het afbranden in het beruchte jaar 1618 ten toppunt van zynen invloed was.— Beneden zyn de hokken voor Gevangenen, dan H 4 my.  4$ de JONGE REIZIGER myne lieve gy weet dat ik te gevoelig ben, om diergelyke verblyfplaatzen immer te bezoeken, -—- Men vindt van buiten aan dit gebouw eenige infcriptien, die ons kenmerken dat hetzelve in 1662 en 1721 merkelyk verbetert is. Infcriptien van belang; niet waar beste? De voorzaal van dit gebouw heeft vyfboogen, onderfteund door eenige blaauwe arduinfteenen zuilen, die keurlyk gepolyst zyn, zo dat men dezelve byna voor toetfteen zoude aanzien. —— Achter deeze zuilen wordt de vierfchaar gehouden, waarin, gelyk op meer zulke plaatzen Salomons eerfte gerecht in een vry goed fchildery is afgebeeld. 1- Men vindt ook hier een machiene welke men den houten huik noemt, en die voormaals, (het laatst zegt men my in 1725) gebruikt wierd om overfpeelers om den hals te worden gehangen, en dan daar meede door de ftad te worden geleid, om de befpotting ten doel te ftaan. De voornaamfte kamers zyn da Raadkamer behangen met vry goede tapyten, Burgemeesters kamer waarin fraaije fchilderyen: en Scheepaskamer, waarin onder anderen uitmunt, een fchilderfuik verbeeldende het lyk van Prins Willem den I. door genies zo veeie deugden verbeeldende, en zinryk geordonneerd omringd —. Miereveld en v%tl Heemkerk zyn wel de voor-  door NEDERLAND. 41 naame meesters wier kunstwerk hier uitblinkt? Dit bezichtigd hebbende, ging ik recht over dit ruim en zindlyk mark veld na de nieuwe kerk, meede een fraai gebouw, rustende op twee ryen pylaaren. In het Choor van dezelve, pronkt het graf van Vorst Willem den I. alhier in den jaare 1609 op kosten der algemeene Staaten opgericht. Dit heerlyk werkftuk, uitmuntende door pracht van kunst en bouwftoffen, heeft my lang opgehouden, wyl ik het onverfchoonlyk achte u daar van niet eene Ichets te geeven, en dos was het nodig veele aanteekeningen te maaken van de menigte fchoonheden, welke een kunstmin» nend oog verrukken. —- Lees dan myne lieve. Dit gevaarte is twintig vceten lang, en vyftien breed. —■ Men treed tot de graftombe langs drie toetfteenen trappen, van welke ftoffe ook de tombe zelf is. Het vorstlyk afbeeldzel legt op dezelve in Prinfelyk gewaad, en van wit marmer gebeiteld. Een prachtig verhemelte overdekt hetzelve, 't welk op twee-en twin- ■ tig zwart marmeren kolommen rust, de ftandbeelden tusfchen deeze kolommen zyn pronkftukken van den heerlykften kunstarbeid, ook zo zyn de feftonnen, wapens, lykfieraaden, maar voor al de fchreijende Genie's welke dit gevaarte verheerlyken. C 5 Be,  42 de JONGE REIZIGER Behalven het bovengemelde marmeren afbeeldzelvanWorftenlyk, vindt men hier nog een van metaal, zittende op eene der trappef aan het voeteinde geheel in het harnas, leggende de helm met pluimaadje verfierd aan zyne voeten. Men heeft aan de linker fchonder L opening gemaakt, om aan te toonen op welke Plaats de vorst door den moorder getroffen was. Eene vhegende faam, die enkel met de toonen van de rechtervoet op de af beeldzeis van vier kopjes, de Tier winden vertoonende rust, en onbegryplyk in het evenwicht gebragt is, houd in elke hand een bazuin, die van den linker aan den mond en de rechter nederhangende , dit beeld is aan het hoofdeinde geplaatst, terwyl de trouwe hond die uit droefheid van zyns meesten fterfgeval, zich liet uithongeren, op een kunfhg gebeiteld matras aan het voeteinde ligt Zie daar myne lieve Charhm wat ik aanteekende wegens dit allerprachtigst eerengraf, maar om u de verfchillende marmerfoorten, de wonderbaare fpelingen der natuur, met betrekking tot de goudaderen en andere keurlyke fchakeermgen aftemaalen, gaat verre boven het vermo gen van myne pen. Dit wonder werkfiukudus gebrekkig befchreeven hebbende, gaa ik over tot een ander ge denkftuk, namenlyk dat van den alom beroemden  door NEDERLAND. 45 den Hugo Ae Groot, eerst voor weinige jaaren ter zyner gedachtenis in deeze kerk opgericht. In de Noordoosthoek van het Choor deezer kerk vindt men dat monument, ftaande binnen een yzeren hek. Vier marmeren trappen leiden tot een voetftuk van diezelveftofFeinhetblaauw, dit voetftuk draagt eénige opgaande pylasters die gedekt worden door een fionte fpits in welks front een doodshoofd van wit marmer is, en hooger eene urna. Tusfchen deeze pylasters is eene nis waarin op een voetftuk een kind, houdende in de eene hand het wapen van den Hee* re Grotius, en eene uitgedoofde toorts in de andere, rustende op eene urna, aan welks andere zyde het pourtrait van den beroemden man gezien wordt, en achter aan ryst eene grafnaald, die keurig gewerkt is. Op het voetftuk ftaat eene latynlche infcriptie in verfen van den beroemden Dichter Petrus Burmannus Secundus, dat die groote man waardig is. —— Het zelve hier uit te fchryven myn lieve Lot zou te onpas zyn, maar dewyl de Wel Edele Geftrenge Heer Canfms Onderdewyngaart , daarvan eene fraaije vertaling gegeeven heeft, zal het niet zo ongepast zyn, u dezelve meede te deeJen, ~ Dus luidt zy; TER  44 de JONGE REIZIGER"' t e r; GEDACHTENIS van HUIG de GROOT. Europa's wonder, dat geleerdheid doet verftommen, Het Pronkftuk, waar Natuur zich zelv' in overtreft, Het beeid der deugd, 't verftand tot 's Hemels top geklommen,, 't Cieraad, dat boven 't lot van 't menschdom zich verheft, Dien waare Godsdienst voor wiens eer hy ftrced, belqonde, Met de eelfte cederen, van Libans kruin gehaald, Die Pallas met olyf, en Mars met lauw'ren kroonde, Toen hy de wet voor Vrede en. Oorlog heeft bepaald, Dien Theems en Seine, om ftrijd, een wonderwerk beledcij Van Neerland, dien de Zweed zich eigende als Gezant, DeGroot ligt hier. Wijkt van dit graf met fnelle fchreden. Gij, die door Vaderland, noch wijsheid liefde brandt. N*  üoor NEDERLAND. 45 Nu wierd het tyd em na huis te gaan, zynde ik ook reeds moede van al het loopen. '■— En KB. Gaarne erken ik de fchoonheid van deeze vertaalïng als een meefterftuk dat in zyn zoort gelyk ftaat met Pieter Huizinga Bakkers, vertaalde Lentezang van den groeten Ernst Willem Hicht, maar my dunkt dat ik zo wel den keurigen overzetter, als den Heer Bimnan benadeelen zoude, zo ik hier het origineel niet byvoegde voor hun, welke de geleerde taaien magtig zyn, dus luidt het: HUGONI GROTIO. S A C R U M. Prodigïum Europas, doöi ftupor unicus orbis, Natura auguftum fe fuperantis opis, Ingenii ccelefli apex, virtutis imago, Celfius humana conditione decus, Cui peperit libani leélas de vertice cedros Defenflus veras, religionis honor, Qucm lauru mavors, pallas decoravit oliva, Quum bello et paci publica juro daret; Quem Tamefis Batavas miraculum et fequana terrae Vidit, et adfervit feuonis aula iibi; Grotius hicfitus est. Tumulo discedite, Quos non Mufarum et patrise fervidus urit amor. DE UlTGEEVEfy  4$ de JONGE REIZIGER En daar ik my verbeelde, dat gy myne lieveook reeds vermoeid zult zyn, door het leezen van zulk eenen langen brief, oordeel ik best deezen zonder veel omflag van woorden te fluiten, mV alleen het vermaak geevende u te verzekeren, dat ik altoos zyn zal, enz. V.  i>oor NEDERLAND. 4? V. BRIEF. Ferbinand aan Fredrikstad; Helft 28 Mei 17—. Ik ben geheel niet te vreden over den inhoud van mynen Iaatften aan u, en verheug my toe. tallig fpoedig de gelegenheid aangetroffen te hebben, om het dorre daarvan eeniger maate te vergoeden. Zo als ik my gister aan tafel gezet hadde kwam de kastelein my vraagen, of ik geliefde te permitteeren dat een fatzoenlyk heer, die hier was koomen logeeren, met my foupeerde. - Ik ftond zulks gereedlyk toe, en heb geen redea my daarover te beklaagen. Zyn naam was Zwarteveld, een Amfterdammer van geboorte, maar thans woonachtig te Rotterdam, hy zal omtrent de vyf en-vyftig jaar geweest zyn, maar zo befcheiden vrolykals een  48 de Jonge reiziger een jong mensch, zeer converfabel en gantsdi niet onbeleezen, zo in onze Vaderlandfche gefchiedenis, als in werken van {maak, byzonder kende hy onze beste oude en hedendendaagfche Dichters. Men is zo als gy weet thans zelden lang by een of de tegenswoordige tydsomftandigheden, zyn een onderwerp des gcfpreks. Ten minften men toets al fpoedig elkanders denkwyze -—— Schoon wy in alle opzichten niet met elkander inftemden, moet ik hem echter d;e eer aan doen, dat hy geen dollemsn was, en alles goed noemde, wat wy hebben zien gebeuren, plunderen en laaghartige beledigingen ,' die by beide partyen maar al te veel plaats hebben gehad, zyn in myne oogen affchuwlyk, zeide hy, dezulke zyn altoos pesten voor het Vaderland, die men rigoreus behoort te beteugelen. Ook zo keurde hy weerkeerig af, alle de fchotfchriften, waar van het land een tyd lang overvloeide, en Fredrikflad wie kan ze goedkeuren, die gezond denkt? Enfins de man voldeed my, en ik geloof dat de thans weerkeerig heerfchende haat verfmelten zoude, als men het menschdom generaal tot die bedaarde denkwys brengen kon, lk weet wel dat de onderleggende party reden heeft om zulks te wenfchen, doch ik vraag tevens of het wel de zaak is van een triumfeerend ge-  DooftNEDEliLAND, 49 . gedeelte eener Natie die door inlandfcbe bè-* roerien gefchokt wordt, om de twist en haat,door uitoeffening van wraak levendig te houden ? Men werpe my hier niet tegen j dit zou ook de gefuccombeerde party gedaan hebben ^ zo zy getriumpheerd hadde. Al was dat zo, 't geen niet volftrekt beweezen is, dan bewyst het fleehts dat zy ook haar belang niet betracht hadde. Voor my ik zie wel een zekere kwyning in de gezondheidftaat der Nederlandfehe Maagd , maar ik vcrftaa my niet genoeg op de eigenlyke oorzaaken der. kwaaie," en nog minder op de geneesmiddelen, om my te verbeelden, dat ik haar zou kunnen heruellen, en dus laat ik zulks over aan hun die meer kunde bezitten, fchoon ik wel gevoel hebbe^ Van haare ongefteldheid. Dit gefpiek afgebrooken zynde, gaf ik hem te kennen, dat ik voorneemens was, heden eenige gebouwen te bezichügen, en daaronder de 'Oude Kerk. „ Gy vergeer, dan niet, zeide s, hy; het graf te betreeden van den grooten „ Abtswoudfchen Dichter, den landman Poot:'' Ik vraagde hem, of hy my konde zeggen, waaromtrent ik het vinden kon ? in het pad, was zyn antwoord, achter den predikftoel, na den kant van het orgel. Dan ik heb gezocht i gevraagd aan oppasfers, en andere lieden, maar 15. Deel. D »ks  5o de JONGE REIZIGER niemand wist my de zerk te wyzen die het lyfc gedeKt heeft, van den zoetvloeienden Abtswouder, een eer der natuur en der kunst, de gloneryke navolger der beroemde Latvnfche ouden, en onze groote hchten den Ridder Hooft en Joost van Vondel A\ Züekende van zerk tQ£ zerk was myne gevoelige ziel aangedaan door een foort van hoogachting, jegens des mans ge- dachtenisfè Ik herinnerde my zyn gehee} ieven, en viel op de gedachte, hoe zeldzaam men mannen van zulk een uitmuntenden vluggen geest vindt, die niet eenmaal op het dwaalipoor raken, gelyk ook hy hier van niet vry te te fpreeken is, zo als hy zelf erkent in zyn en miétief aan Ovdaan. Wat zal men zeggen vriend? als dit zo niet was, had immers de nyd aan dat foort van weezens, niets waarop zy knaagen konde, en dus-zouden zy voor nog ys. lyker raonfter, de laster namenlyk, bloot ftaan dus is het al geene fchade wat fchade geiykt. ! Maar keer ik tot myn gefprek met Zwart'eveld weder. — Hy was zulk een groot beminnaar van Poot, dat hy genoegzaam alles van buiten kende, vooral reciteerde hy voor een man van d-e jaaren, verfcheidene der minnedichten mer het vereischte vuur. Als Diana by Endimim, de gevleugelde Min, Schoonbair, en die lieve navolging van dat gezang van Hooft, beginnende g . Op  fiooR NEDERLAND. §t Op 's winters endt, Wanneer de Ient, Dat prille ïpuik der tyè'n 4 Zo aangenaam, Voorts doet de kraam Van haar' kleinoderySn Het menschlyk zaadt Alleen niet gaat Na blacn en bloemen reiken i jFttpyn verfraaadt Het goudt ileraadt En pronkt zyn kruin met eïkert enz; . die lieve eh keurige navolging zegge ik, welke ik' om dac zykorc is, en thans zo wel met myne zieï ftemt, daar ik altoos op myne Chat•lotte denke^ hier zal uitfchryven, dus luide dit ftukje, getiteld: Goelyke Wangen. Laat jfupyn met eiken blaên Zyn geduchte flaapen fleren, Phebus heilige lauwrieren Om zyn gouden lokken laan, Pan om fpiglig pynlpof gaan En 'er zich een krans afbreien 3 Vette Olyf Minerf verfreien, Wie gaat al dat troizel aan f, 'k Gaf wel duizend zulke kroontjes Voor de roosjes die de koontjes V*an mya Clorisje beflaan, D s Hiar  52 DE JONGE REIZIGER Hiermeede was hy zeer ingenomen, en inderdaad, de ineengetrokkene navolging van 60 op 12 regels, is zo naif als.kunftig. Het Genootfchap Studium Scientiarium genitrix te Rotterdam, was meede een der onderwerpen, en hy toonde met veel oordeel dat onderfcheidene leden daarvan met recht den tytel van Dichter gefchonken wierd, en onder deeze roemde hy vooral den fchilderachtigea Adolf Fredrik Hagedoorn , wiens verdienden u bekend zyn. Wy bleeven tot twaalf uuren byeen, en ten zes uuren opftaande, dejeuneerden wy weder zeer vriendelyk te zaamen, tot dat hy ten achr. uuren na 's Hage vertrok, en ik uitging, om het geen ik reede melde te bezichtigen. Dit moest ik u ter vergelding van myne fty« ve palmhouten brief melden, nu gaa ik flaapen, want ik ben inderdaad moede van al het loopen. Rust ook gy onbezorgd, en ontwaak zegenryk, zo wordt de wensch ve vuld van enz.  door NEDERLAND. 53 VI. BRIEF. FfiRDiNAND aan Petersen. Cjm myne Charlotte niet altoos met gebouwen te verveelen, zal ik u thans het bezichtigde van den dag meededeelen. Ik ging deezen morgen laat uit, dewyl ik niet regt frisch was, evenwel koffy gebruikt hebben de was alles weder in order, Myn eerfte loop was na het Oorlogsmagazyn van Hüland, 't welk op de hoek van een ftreek gronds ftaat, welke de Delvenaars de Geer noemen , waarfchynlyk om deszelfs gedaante, zynde vlak aan Rotterdarafche en Schiedamfche poorten, en wordende door het riviertje de Schie dat zïch hier verdeelt aan twee zyden belpoeld. *t Is een ftatig vierkant gebouw, in deszelfs gevel ziet men het wapen van Nederland, neD 3 vens Delft 2 koopmanfchappen te bergen. Nog heeft de Compagnie daar over een ruim Pakhuisbot dat zelfde einde. Achter het Stadhuis is de Waag en het Boterhuis, doch van beide deeze gebouwen, valt niets byzonders te zeggen, zo ook niet van D 4 de  5* de JONGE REIZIGER de hal, die op gewelfde kelders rust, en aan de arduinfteenen voorgevel mee eenige osfen en fchaapen koppen, als zinnebeeldige figuuren verfierd is. Men heeft ook hier eene Anatomie, en kleine Hortus, de laatfte heefc niets belangryks, ook heb ik niets merkwaardigs in de vertrekken der ontleedkamer gevonden, behalven een wel getroffen pourtrait, van den beroemden An. thoni van Leeuwenhoek, die de natuur tot in de hoogst mooglykst ontdekkene kleinigheden met zyne fcherp vergrootende glaazen naging, en het bezef der eindeloosheid van 't gefcha^ pene wyder dan iemand voor hem uitbreide. — Des de beroemde Dichter Arnold Hoogvliet, des?elfs lofzang op 'smans Sendbrieven, dus zee? gepast eindigt, Laat Atheenen lof vermelden. Van zyn Plato, Ifecraat, Soerates en al de helden Door de aloudheid breed van praa^ Laat Mikte, Anakftmander, Samo fchraiid'ren Pithagoor, Pf' Korinthen , Periande^ ' Rqemen a{le eeuwen do,qj  poor NEDERLAND. 5? Delft mag zyne kruin verhoogen; 't Heeft twee helden in zyn' fchoot 'Voortgeteelt, daar !t op mag boogen: Leeuwenhoek en grooten Groot. Welker roem ftaag aan zal wasfchen, Tot de waereld brandt tot asfchen. Na nog iets over eenige geestelyke gebou- wen De Waait Kerk is geen gebouw van aanbelang, evenwel men vindt 'er het graf van den Portugeefchen Prins don Emmanuel, welke heimelyk trouwde aan Prinfesfe Amelia van JSasfou, zuster van Prins Maurits, dis dit zo euvel opnam, dat het vorsdyk paar de Nederlanden ruimen moest, en zich verfcheidene jaaren te Weezei heeft opgehouden. —- Maurits dacht niet, zo het fchynt, dat de natuur by Prinfesfen even zo wel fprak als by Prinsfen, Naderhand echter wierd de verzoening bewerkr, en hem van wegens de Staaten vyf hondert guldens 'smaandö tot onderhoud toegelegd die hy zo lang genoot tot hy met Ijabella Klara Eugenia, Regentesfe der Spaanfche Nederlanden een onderhandeling floot, waar by hy afftand deed, van den Portugeefchen Troon ten voordeele van Philips den IV. die hem te Brusfel een genoeggaarne (omme tot zyn onderhoud deed genieten. D 5 Na  58 dE JONGE REIZIGER Na den dood van BmiUa trouwde hyeene Loui ra dO/ono, itaatjuffer van de Infante ïf n ftierf te Brusfel Ao l6J. 60 De Ga«huiskerk, de Lutherfche Kerk die der Wateriandfcheen Vlaamfche DoopsJz ndet zyr.alle gebouwen van geen zonderling a» hng, dte der Re^pnftranten is nog J vry £ dene~3r £ Zy° hier verfcI^ dene, maar men zegt my dat de Janfcniste «- meentehierweldetalrykffeis g %ke gebouwen, tot byzondere Godsdienfe Mensch ievende en pIp ^ i uauicI"«ge, u ■ v"'«c> en de zamenleeven nuttise in«etage» gedicht. - 0»der deaze telt m™ TO»-»»», weeshuis, meisjeshuis - Chartaa hu., „eeveus verfchillende Hofjes die «e ver. Eer, woord dau „og va„ de Regeeriug alhier en daarmeede zal ik nuiten. * DJ.,°Z' «een Schout, vier Burgeme^ [ «™veen Thefaarier' "* beters e„ twee havenmeesters, welke gekoozen worden u,t eeu Collegie van v.ertig Len 0f Vroedfchappen, die advitam worden aangefteld. Ook zo ,s het ambt van Schout, in voo- nge 'yden geweest, doch zedert den jaare w> wordt  pooi NEDERLAND. wordt deeze post alleen begeeven voor den cyd van drie jaaren, echter kan hy nog drie volgende jaaren aanbly ven, indien de Raad zulks goedvindt, zynde dit zedert Ao. 1734 vergund. — Burgemeesteren en Scheepenen integendeel gaan alle jaaren af, en wel op den laatfien December. Nu myn waarde vriend, fluit ik, myne complimenten verzoekende aan alle myne geliefde bekenden, met my te noemen, enz. VIÏ.  éo de JONGE REIZIGER VI. BRIEF. Ferdinand aan Coarlotte. Delft den 23 May 17. 't Hartelyk verpligt , myne lieve Charlotte! voor uwen vereerenden brief, en de drie my zo waardige omtrekjes, waar van twee door uwe hand, en de derde door de kunstminnende Eli- ze Het laatfte kuschte ik, om de dier- baare perfoon, wier afbeeldzel daar in doorfiraalt. — Ik ontving een en ander gisteren avond; gy moogt gelooven, dat ik in in dat oogenblik een voorwerp was , dat fpreekend voor den Heere Feitb decideerde Onder \ losbreeken der zegels ontviel my eene traan van blyd:ebap ik ias en herlas, en geraakte in een zodanig geukkig humeur, dat ik onmiddelyk de volgende byfchriftjes opftelde, om onder yder beeltenis geplaatst te worden.  door NEDERLAND. 6i OP DE AFBEELDING van MEJUFFER CHARLOTTE, Runjlig in papier geknipt, door Tesfier in 'sHage. Tesfier! gy onderwond u veel. De kunst word ftout, wanneer 't penceel, Het fchoonfte werkttuk der Natuur poogt na te ftreeven. En gy? gy di«u? ~~ maar ia» 'c is waar» Het kunstwerk van uw fyne fchaar, Trof myn Charlotte's beeld na 't leven. 01 dat nu ook myn pen, haar hart zo maaien konl Maar neen, geen Iterfilng treft, den glans der morgenzon. O C  bè. JONGE RÉIZÏGË& op de AFBE ELDING van MEJöFFER B E L L Es "Ücktgenoote van den Heere P E T E R S E N- geknipt. m's Belle , wie elk acht om haar vernuft en zeden i In houding in bèvaiiiigheid Dfaa„9 Minerva in haar reden ; Haa? zedigheid belet meer lof te bock te liaan. o r o e AFBEELDING v a n MEJUFFEK E L I Z E> manier e. tót is beeld, bij elk geacht, geëerd, Bie gul met yder een, wie deugd bemint, verkeert • Een voorbeeld van defexe, in 't bloeiën van haarjaar.n iTZ ™lZülk Ma3gd een k™ van 'a«'ver blaren?' •wi.Nin.pbje.IOriki dien dan om Zfr*blondeZen. Zie  door NEDERLAND, 63 Zie daar lief meisje, het onmidlyk uitwerkzel van uwe zo aangenaame letteren. Als elk dee• zer byfchriftjes de eer genieten mag, dat het de bevallige ?Dames, op wier afbeeldzels zy gemaakt zyn , niet geheel verwerpelyk voorkoomt, ö! dan ryst myne zaligheid al weder zo veele trappen. Dewyl ik niet zeker weet, myne waarde, hoe lang ik my, van hier gaande 't geen overmorgen gebeurd, in zommige Diftri&en, by voorbeeld, het Land van Voorne en Putten, Goefee en Overflacquee zai moeten ophouden, gelieve na ontvangst der geknipte afbeeldzels, waattoe ik behoorlyke orde gefield heb, zynde Hendrik ten dien einde heden na 'sHage, my met uwe volgende letteren te vereeren, te Dordrecht, onder het adres van den Heere Gerwiljn, wien ik heden melde, dat* ik binnen veertien dagen fgeen belet doende.) by zyn Ed. koom logeeren! Intusfchen zuit gy, myne Charlotte, en de overige kring rayner achcenswaardigen in Amfterdam,nog wel eenige brie ven vanmy ontvangen. — Want myne avond en morgen uuren, kan ik nimmer gelukkiger befteeden, dan om myne beminde, en vrienden, verflag te doen van my. ne verrichtingen en oogmerken. Ik wenschte deezen nog wat uit te breiden, maar  64 de JONGE REIZIGER maar ik gevoel toch daj ik niet zo lustig ben, als we! anders, ik zal my derhalven ter rust begee* ven in de hoop dar het van geen gevolg zal zyn* Myne dierbaare wordt morgen onfeilbaar bericht, hoe ik my bevinde, terwyl ik wenfche dat haare gezondheidsftaat zo volmaakt zy, als de verdienden welke haar worden toegereekend van haaren oprecht beminnenden enz.- vul  door NEDERLAND. 65 VIII. BRIEF. Ferdinand aan Charlotie. ^3C oen ik deezen morgen ontwaakte gevoelde ik my alweder niet frisch, ik bleef dus buiten gewoon lang leggen, en Hendrik daar over ongerust wordende kwam ten half zeven uur in myne kamer, om daar van de reden te vernee. men, ik zeide hem zulks, en liet op zyn hartlyk aanftaan een Doctor koomen, die my iets voorfchreef, gelyk altoos gefchieden moet, en my, op ik weet niet welke dreigementen bevolen heeft den gandlchen dag althans niet uit myn kamer te gaan. Hy zou van avond weder koomen, dit is ook gebeurd, en hy bevond my door de kragt van zyn voorgefchreeven middel zo volkoomen herftelj, dac ik vryheid bekoo- men heb om morgen weder uit te gaan. • E Een Helft den 30 Mei 17—  €6 de JONGE REIZIGER. Een groot geluk waarlyk. - Want dit is myn regel: als ik een Doctor haal, moet ik hem in alles gehoorzaam zyn , ook in deezen heb ik mynen regel beleefd, fchoon ik my reeds ten tien uuren volmaakt wel bevond. Ik had gisteren avond myne geheele taak afgewerkt, dus niets myne reis aangaande te fchryven. Ledig zyn kan ik niet, en diensvolgens zocht ik bezigheid. Welke nu was natuurlyker voor myn hart, dan te denken aan myne Charlotte ? . zie' hier de kleine vrucht van eenen geheelen dag. Mooglyk een argument tegens de Helling van mynen Leidfchen vriend, die zegt: dat de Poëten niet gemaakt maar geboren worden. En is dit zo , ö dan dank ik de liefde , en raag misfchien morgen avond, uit zwellende grootheid, de nieuwe planeet Uranius, met de rand van mynen hoed uit het firmament, gelyk Lovelace van and're ftarren vreesde, toen hy Clarisfa te Sr, Albans had gebragt. Dit alleen maakt myn argument fufpeft, of de volgende verfen, Poëzy of Rymelaary moeten genoemd worden, en hieromtrent gedraag ik my met voorbygan^ van den geheelen Parnas, en alle ap-endependentien vao dien , aan het uitmuntend oordeel myner beste Charotte, want in waarheid, haare goedkeuring is myn hoogde doel. — Dan ter zaake? want ik mag maar tot een zekere I  door NEÖERLAND. èf re trap fenthnenteel worden, en zo ik my niet bedvvong zou dit te verre gaan. Zie hier dan,ik herhaal het, de kleine vrucht van eenen geheelen dag: AAN MYNE CHARLOTTE. Wat helpt het of men reize én zwerf, En zich verwyJer van zyn erf? Men ziet een fchoone, en florpt de min Met groote teugen greetig in. Gelukkig zo men dan zyn fmarc, Ontlasten kan, in 't kloppend hart Der lieve, die ons blaaken doet; Maar fmeltend van den minnegloed, Ver van het voorwerp dat ons trof, Geeft zeker dubble treurens flof. De dageraad fpreidc nooit zyn glans, Aan d'onbewolkten hemeltrans, Of aanilinds als myn oog ontwaakt Wordt een verliefde *ucht geflaakt. E 2 CharJ  *8 de JONGE REIZIGER Charlotte Haat voor myn gezicht, Als ik by helder middag licht, Door boschjes kruis, of langs het veld, Of daar een zuiver beekje fnelt. Of daar het dor en zandig duin Een ryk verfchiet toont van zyn kruin. Of dat ik in een duffe ftad, Eefchouw wat zeldzaams zy bevar. Als de avond ryst met donkerblaauw, Elk voorwerp pronkt met langer fchaauw, De gouden zon ter kimme frielt, En eindlyk in de zee verfmelt. Dan nochtans blyft het voor my licht Want Lotje ftaat voor myn gezicht, Ja, als de nacht haar wieken fpreidt, Het flarren heir ten dans geleidt, Daar rt door de zilver blanke maarr, Zo ftatig zich ziet voorgegran; Als zy het alles noodt tot rust Wordt nog het vuur niet uitgebluscht, Dat onophoudlyk my verteert, Zy, wie myn hart bemint en eert, Zy,  door NEDERLAND. 69 Zy, die door ichoonheid en door deugd, Een edel voorwerp is der jeugd. Myn Lotje die *k ter eeren zing, Wyd ik dan myn herinnering. Zelf als de fiaap myn oog befehiet, Verlies ik myn Charlotte niet. Een aangenaame droom, plaatst my Dan dikwerf aan myn fchoone's zy. Dan is zy.... maar het nydig lot, Gunt my niet lang dat heilgenot. \ Ontwaak, en 't eerfte denkbeeld is: Dat ik myn Lotje's byzyn mis. Doch toont zich 't lot dan ftuurs en flug, Straks treed ik denkend, weêr te rug. En zie haar, op .dien warmen dag, Toen Heemfieê myn vertwyfling «ag, Toen zy des avonds 't eerfte woord Van myne liefdi heeft gehoord. Dat nog tot driewerf wierd gsfiuit, En dan, dan roep ik vrolyk uit. „ O!koele hout! 0! avond flond, j, Wat fpreide gy al zoets in 't rond, E 3 „ To«  ;o de JONGE REIZIGER Toen ik langs menig flinger pad, „ Gearmd met myn beminde trad. „ En zuchte, en Hamerde, en naauw dorst „ Verklaaren, hoe myn jonge borst Geblaakt wierd door een hevig vuur, „ My dacht ik zag geheel natuur; „ Oplettend alles gadeflaan, „ Het woud verroerde telg noch blsan, Da kruidjes luisterden met lust, „ Zo vaak myn Lotje wierd gekuscht, ,, Dan iloeg de Nachtegaal in 't bosch, „ En eindlyk borst myn fpraaklid los. „ Toen Hamerde ik: Myne Engelinl Gy zyt hst voorwerp dat ik min. Van nu af word myn levens tyd, Mei' deeze kusch u toegewyd. „ Straks lloeg de dartle Filomeel, „ In 't eiken loof nog eens zo veel. „ Myn Lotje bloosde, en'flaakte een zucht» „ Myn boezem klopte, gandsch beducht, „ Dat zy nr.yn liefde wraaken zou, „ Die vrees verwekte fchier berouw.  door NEDERLAND. 71 „ Zy wilde ook dat ik niet meer fprak „ Van 't vuur dat myne borst ontftak, „ Doch barst zulk vuur in vlammen uit, Dan wordt het nimmer meer gefluit, „ Zo ging 't ook my, ik fmsekte al voort; Wie aanhoudt wordt in 't eind gehoord. ,, Thans is de hoop my niet ontzeid; „ Myn Lotje al myne zaligheid, „ Ontrolde een traan toen 'k van haar ging, ,, O Gadelooze herinnering. Toen ik dus ver gefchreeven hadde, meende ik fpoedig te foupeeren, dan na bed te gaan, en morgen deezen te fluiten, of liever heden zo gy wilt want het is reeds half twee, maar de Kastelein kwam my al weder folliciteeren om in gezelfchap van eenen Heer en Dame myn foupé te willen neemen, op eene andere kamer, hy gaf voor niet te weeteu hoe de naam van den Heer was, maar zeide te gelooven dat hy my geen ondienst gedaan hadde, dit voor my uit zynen naam te verzoeken, wyl ik den gandfchen dag in geen gezelfchap geweest Zynde, my dus nog een weinig amufeerer. konde, Ik vond die vriendlyk, en nam het aan, maar wierd ongemeen verrast toen ik het vertrek inftappendej, E 4 (al-  JSS de JONGE REIZIGER f alwaar opzetlyk nog geen licht was aangeftoo. ken, fchoon het reeds zwaar fcheemerde ) door den Heer by de bant gevat wierd, en zo flatig als beleefd, door zyn Ed. met noeming van mynen naam, de Dame wierd aangeboden. Ik zal u niet melden welke complimenten weerkeerig gemaakt.wierden, maar dewyl ik geen van beiden my konde rappelleeren, raakte ik in eene kleine verwarring, de Dame dit merkende begon te lagcnen, en zeide: „ zie daar Viéïor ik „ kan het niet langer uithouden." - Begryp of ik verbaasd iiond. — „ Hemel! riep ik hoe „ koomt gy hier?" — De oorzaak was eenige affaire in deeze Stad, in Schiedam en in Viaar- dingen. . Onmiddelyk wierd het befluit genomen, dat de vrinden hunne zaaken alhier heden zouden afdoen, dat ik myn tourtje na Delfshaven zoude maaken, en wy dan morgen m gezelkhap zouden reizen tot aan Maasland van waar ik verder op gaa, gelyk gy weet. ' Hoe meer ik in de kennis van dit Paar indrin* hoe grooter achting ik daar voor hebbe. - Wy kwamen natuurlyk op mynen afgeloopen dag, ik toonde hun myn versje, (dat het genreezen wierd fpreekt van zelve.) . jjj « ben zelf Scen Dichter, zeide Viétor, maar „ bemin de Poezy, en voor al het tedere en nai91 ve, toen ik myne Befje het eerst zag, viel  door NEDERLAND. 73 my onmiddelyk een klein versje van den Ita„ liaanfchen Cofta in, door Bonifonius vertaald, dus luidt het met verandering van den naam: Ach! lieve Betjï, die u ziet, Een niet van Honden aan zou minnen, Uit gantfcher harte en alle zinnen, Voorwaar dia mint zich zelve niet, Noch heeft begrip van tederheden , Ea haat de drie bevalligheden. Ik oehoef u niet te zeggen, dat wy meede over den Heer Goudwaard ipraken. Zyn Ed. is vooineemens een kleine tour te doen na de voorfte Provinciën van Frmkryk, om eenige zyner oude kennisfen een vifite te geeven. Hij heeft my zyn compliment laaten maaken tevens zyn adres gezonden op enderfrheiden plaatzen en beloofd my eens te zulleu fchryven. Van zyne oplettenheid in alles, voorfpel ik my belangryke brieven, koomen zy ik zal u dezelve jneededeelen. Nu myne dierbaare wenschte ik niets meer dan zo gelukkig te zyn, van U, Peterfen en zyne lieve Balie, benevens onzen Freclrikfiaden Elize ten gezelfcliap te mogen hebben, in het tourtje dar, ik ftaa aan te vangen, hier b;j zoude ik onE 5 ein:  U JONGE REIZIGER eindig winnen, want myn grootfte geluk beftaat in nwe tegenswoordigheid, en ik zou de vnendfchap eene offerhand, doen van gewicht, namenlyk: ik zou hec vermaak hebben van u allen onderling bekend te maaken met een paar heve menfchen welke de hoogde achting verdienen, van zulke edele zielen als die waarmeede de hemel myne Charlotte en de andere vrinden en vrindinnen befchonken heeft. Zou 'er wel ieti aangenaamers kunnen zyn myne beste? Myne geringe ondervinding heeft my al geleerd dat het een meer dan gameen geluk is, braave weldenkende menfchen aantetreffen, daar nu dat getal klein is, en ik echter zo gelukkig ben, van reeds op een aanmeiklyk getal, de kleine kring waar in ik loop in aanmerking genomen, te mogen roemen, welk een heil zou dat zyn indien ik tusfchen deeze allen een band van viiendfchap konde leggen, die niet d^h door de alles vernielende dood te breeken was? 0 Lotje ! een¬ maal hoop ik zal my de hemel daar meede zegenen; zyne goedheid omtrent my is groot en ik vertrouw daar op, dat de vaderlyke hand zy. ne gunden over my zal blyven uitbreiden, zo lan.r ik die gevoelens behoude welke niet geheel onwaardig kunnen gekeurd worden, om de achting te verdienen van het edelfte gewrocht der Schep,  door. NEDER LAND. 75 Schepping, dat is: eene fchoone vrouw, begaafd met een tyk verftand, 't geen door een doordringend oordeel wyslyk wordt beftietd. — Beste! gun my dat ik zonder kwetzing uwer zedige nedrigheid hier byvoege , dat ik daar na ftreeven wil, in de hoop op uwe liefde. Nu myne dierbaare zal ik my ter rust begeeven in het zekere vertrouwen dat het harmonifche onzer zielen, my uw beeltnis wel in eenen aangenaamen droom zal voordellen, terwyl ik zaligheid fcheppen zoude indien ik wist dat ook dan by u niet ongunftig gedacht wierd , (zo men droomen denken noemen kan,) aan uwen enz. IX.  76 db JONGE REIZIGER IX. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. Maaslandfluh den \ Juny 17 — 'Hoedanig ik verrascht wierd in Delfc door de onverwachte ontmoeting van mor en zyne geliefde Betje heb ik u gemeld, maar nimmer kon ik denken , dat hier nog meer achter fchuilde. De vinding is zo aartig als vereerend en verpligtend. By myn aankomst alhier in de Moriaan, het beste logement, en waarlyk uitmuntend, gaf de kastelein order myne kleine bagage, op zekere kamer te brengen, ik merkte wel dat hy den knecht zulks verzocht in pfeats van te gebieden ik had ook eenige argwaan opgevat uit het af' icheid neemen van Betje, namenlyk zy zeide" toen zy hoorde dat het my fpeet te moeten fcheiden: „kom, kom, wees maar gerust gy zült „ goed gezelfchap hebben," en toen ik%r op antwoorder „dat is niet vast," vervolgde zy: geloof my ik heb een voorzeggenden "eest."— évenwei kon ik niet verwachten 't geen my gebent-  door NEDERLAND. 77 beurde. Ik volgde den knecht, en op de kamer komende vond ik daar den Hèer Goud. waard, die my de eer deed te zeggen dat hy na myn vertrek beilooten hadde, om my te vergezellen, tot in Amfterdam, dat hy ten dien einde ViStor en zyne vrouw verzocht hadde rny te Delft optezoeken, en hem te fchry ven, wanneer ik hier zou zyn, en om de verrasfching te ver« grooten, had hy hun gezegd het franfche reisjes te moeten voorwenden. — Ik dankte hem wel zeer voor zo veel goedheid als hy my betoonde. Gy begrypt myne beste dat ik thans uitmuntend gezelfchap hebbe, maar ik ben verleegen hoe ik het met mynen Dortfchen vriend zal ftellen. Om hier op een reedlyk plan te vormen zal werk hebben,evenwel ik moet van dit geluk profitecren,en dien gulhartigen vriend geene onbeleefd- heid doen. Laat ik u iets verhaalen van myn tourtje na Delfshaven, en nadeihaud het reisje op herwaard. In de fchuit van Delft op Delfshaven, trof ik niet meer dan eenen man aan, die ik geloof dat een roomsen geestlyke was. Hy zat in de fchuit toen ik intrad, ik groete zonder fpreeken, en dewyl hy ook zo deed, nam ik, na myn pyp geflopt te hebben een boekje, getyteld: de Hiftorie der Spartaanen, tot op den dooi van den jongen Agis. Een  ft de JONGE REIZIGER Een werkje dat der leezinge overwaardig is. Altoos infchiklyk voor onbekenden begon ik te begrypen dat het wat onbeleefd was, en om de man gelegenheid tot praaten tegeeven, lag ik myn boek neder, en zo dat hy gemaklyk uit het zien van den tytel aanleiding tot een aangenaam gefprek kon maaken, maar hy fpeelde met zyn fnuifdoos en rotting zonder te fpreeken Ik nam dus myn boek weder op, en na nog tweamaal zulk een proef genomen te hebben, befloot ik te onderzoeken of ikeevenzo koppig zyn kon als hy, en dit gelukte my, tot het uitgaan van de fchuit, toen ik opftaande zeide: „mynheer, ik dank u yoor de eer van uwe aangenaame „ converfatie," waarop hy antwoorde en ik u\ beide lachten wy, en in een logement gaande, vond ik aan dien man zulk een humbel voorwerp , zo vol geleerdheid eh wezenlyke menschkunde, dat ik gaarne gewenscht hadde met hem te mogen retourneeren. Hy was een waar Vaderlander, die de zaaken met geen partyzuchtig oog belchouwd, maar zeer gezond raifonneerde, en my verhaalde, dat hy geduurende alle de ons Vaderland overgekoomene onlusten , zyne gemeente altoos tot rust en vrede vermaand hadde, met dat gevolg dat 'er geduurende den tyd waar in de nu onderleggende party de overhand hadde, niet alleen geen van de andere eenigleed was  boor NEDERLAND. 70 was gedaan, maar dat ook by de omwenteling de voorftanders van het Patriottismus, geen onaangenaamheid ontmoet hadden, Zo myne lieve wenschte ik het overal Dan waï zal men zeggen, het is helaas! gantsch anders. — -— Over Delfshaven zelve en de andere plaatzen fchryf ik aan de Heeren, aan u dus myn retour. De fchuk was tamelyk vol, en onder het gezelfchap trof ik twee jonge Heeren, uwe Stadgenoten , die te Leiden ftudeerden, en die my toen wy in gefprek geraakten over deeze en geene perfoonen, met zo veel lof van zekere jonge fchoonheid fpraken, dat het weinig fcheelde , of ik was jaloersch geworden. Zo ik niet vreesde de zedigheid dier lieve dame te kwerfen, zon ik hier ons gantsch discours meededeelen, nu zy het genoeg, dat zy zonder te weeten, welke betrekkingen myn hart op zekere juffer Charlotte had, haar fchilderden als een pronkftuk der natuur met betrekking van haare zielsvermogens zo wel als haare fchoonheid. . Myn hart popelde niet weinig. In het tourtje van Delft naar Schiedam, Vlaardingen, Maasland en zo vervolgens op hier, kunt gy denken dat ik my uitmuntend vermaakt hebbe, wyl my het aangenaam gezel-  So de JONGE REIZIGER zeil hap van de Heer Pittor en zyne Bet je vereerde. Lieve Lot, ik wenschte u de waarde van dat paar meniehen te kunnen fchilderen, liefde en deugd zyn de hoofdbeginzels van hunne caracters; vernuft en oordeel is het eigendom waar mee natuur hun befchonken heeft; en oeffening in onderfeheiden vakken, niet zo zeer van geleerdheid als van het dagelyks voorvallende in de maatlchappy^ heeft deeze gaaven befchaafd tot eene trap,, welke hun by elk weldenkend mensch voor een eerbiedwaardig paar moet doen doorgaan. Niets ontfnapte de oplettende Betje, en alle aanmerkingen welke zy maakte, toonden dat haare opvoeding aan geene verdervende, maar aan eene deugdenryke, en wel oordeelende Tame was toevertrouwd geweest. Wy reeden wat vroeg uit Delft, dewyl wy overal eenigen tyd wilden vertoeven, de daauw was op zommige plaatzen nog niet opgetrokken, en vertoonde dus niet alleen het vee, maar geboomte en dorpen, als in wolken hangende , eene vertoning welke de jufvrouw verklaarde dat zy nimmer,ten minften nietzofterk, gezien hadde; en inderdaad myrtè beste het was verrukkend. Wy kreegen hierdoor aanleiding om over dit verkwikkend verfchynfel te fpree-  door NEDERLAND, ft fpreeken. fiSlor vraagde my of ik dacht dat d« daauw uic de aarde opklom, dan of zy uit den dampkring nederdaalde? —- Ik antwoorde zulks niet te durven befiisfen, doch dat het my waarfchynlykst voorkwam, dat deeze fyne dampen eerst door de zon uit het aardryk wierden opgetrokken, en als deszelfs warmte by de daling ter kimmen minder kragt op onze bol uitoefende, dat dan die dampen welke nog niet hoog genoeg geklommen waaren, door de kou» de verdikt zynde, in daauw druppelen nedervielen. Vervolgens merkte ik aan dat ik meermaalen gezien hadde, hoe op een en het zelfde Huk gronds, op een zeiven tyd, het eene gedeelte overvloedig met daauw gedrenkt wierd, terwyl het ander geheel droog bleef, en niets ontving. Terwyl wy hier over redekavelden, brak de zon met fchoorende draaien, door de graauwe, met witte en geele tinten gekouleurde wolken, en de fchoonfte regenboog welke ik immer gezien hebbe, zette zich op den wester horifond, de jufvrouw ontdekte hem 't eerst, 'tlchynt, zeide zy, dat de natuur ons deezen morgen op haare fchoonheden vergasten wil, en vraagde toen tot welk een einde dit prachtig verfchynzel zich vertoonde. Ik betuigde, niet te weeten van welk nut het was , maar wel dat de enkelde ftraalbniging haar te voorfchyn bragt-, te weeten II. Deel. F daü  8a de JONGE REIZIGER dat zy terug gekaatst,aan ons oog de oorfpronk. lyke draaien der kieuren te rug zendt. Dat het verfchil van kleuren veroorzaakt wordt, door het foort waartoe de ftraal behoort, door de plaats waar zy in de droppelen indringt, en door de manier van breeking als zy terug keert. — De geleerden, zeide ik verder, zeggen, dat fchooft wy fLchts een boog zien , wier grondflag een wolk is, deeze boog echter èen cirkel is, die wy geheel zouden zien zo wy Hechts genoeg verheeven ftonden. En dit beweert ratn om dat de lichturaalen een kegel vormen, over deszelfs fteunpunt, aan welks top ons oogftraal reikt. Aartig is de proef van zeker geleerden, Antwio ie Dommis genoemd, zo ik my niet vergisfe. Namenlyk,hy vulde een glaazen bal met water, hing hem in de zonneftralen, en bevond dat als de hoek van de zonneftraal met die welke in het oog te rug kaatst een-en-veertig graaden maakte, deroode kleur zich vertoonde, de andere koleuren vertonen zich beurtelings, naar maatemen de bal laat zakken, Onder een zodanig aangenaam gefprek kwaa* men wy te Schiedam, alwaar wy ons verfrischten, daarna eene wandeling deeden, waarvan aan onze vrienden nader, en toen ons reisje na het aangenaam Vlaardingen voortzetten. In de herberg viel niets van belang voor, maar weder op den weg zynde, begon onze Voerman,  boor NEDERLAND. SJ tnan, die gantsch niet dom was, weder over de nu reeds verdweenen regenboog, en zeide dat hy daarvan eenS zeer fterk gefchrikt was, ik ilond, voer hy voort, op een middag in den winter aan de moerdyk, en zag vry naby een regenboog, eerst had ik 'er geen erg in, maar welhaast ontdekte ik dat hy naderde doch voor* al met den eenen voet, en toen hy otmrent aan my toe was, verdween hy in een oogenblik, hoe kon dat toch mooglyk zyn? Ik beduide hem, dat het verdwynen geen andere oorzaak had, dan dat de hoek die de ftraalbuiging formeeren moet van maat veranderde, en dus de oorzaak wierd weggenomen. Hy begreep dit; maar Mynheer zeide hy, zou het waar zyn, dat ons lieven Heer die boog het eerst te voor» fchyn bragt, toen ISoacb uit de Ark trad? dan begryp ik my niet hoe het voor de zondvloed geweest is, want toen was immers een rechte lyn een rechte lyn,en een hoek een hoek.en als het waaf is, dat mynheer gezeid heeft, dan moest immers dat verfchynzel toen zich op gelyke wys vertoonen , als de omftandtgheden gelyk waa- rerh Jufvrouw Betje tikte my op den fchouder, en fcheen voldaan over des mans aanmerking. Ik antwoorde hem, tegelooven, dat ook voor den zondvloed de rëgenboogen beftaau hadden, ten zy men wilde ftellen dat oaze AarF a <**  34 de JONGE REIZIGER de in zyn eigen aart niet alleen, maar ook de hem omringende dampkring en de wolkgevaartens in hunne natuur verandert waaren \ iets 't geen ik my niet ligt durfde voordellen, dewyl zo iets aan oneindige tegenwerpingen zou onderhevig zyn. Jufvrouw Betje kwam op met de plaats welke in Gen. IX. gezegd wordt, maar daar ik geheel geen beminnaar ben omoverbybeltextentedisputeeren, verzocht ik haar eedle dat wy daar mogten afdappen, en liever ons vermaaken met het gezegende dat ons omringde, en dus bragt ik het gefprek op het wonderbaare van dit land, dat eigenaartig niets waardig is, maar door vlyt en vernuft tot een paradys geworden is. Dit was een ruime dof, en wy verlustigden ons daar in tot wy te Vlaardingen afdapten. Hier vertoefden wy tot na den middag, deeden eene zeer goede maaltyd, en reden toen voort tot aan Maasland, onder verfchillende afwisfelende gefprekken, die ons den tyd veraangenaamden. Zeldzaam myn lieve Zo? ben ik meer verrascht dan in dit dorp, de herberg intreedende vonden wy daar een gantsch gezelfchap zo vrouwen als mans, vry vrolyk en luidruchtig, zodat ik my verbeelde dat er een bruilofts party gehouden wierd, maar jufvrouw Betje trof het beter, 5, de menfchen zyn immers alle in den rouw, zei-  dook NEDERLAND. 85 zeide zy, „en dus zal het eer een begraafnispar„ ty zyn; en by onderzoek gebleek zulks, wy kreegen toch met moeite een vrye kamer, Hier zittende, was het gezegde Tooneel het eetfte onderwerp van ons gefprek, en ik herinnerde my een ander dat ik niet kon nalaaten te verhaaien, en ook thans niet om u meede te deelea. Toen ik nog te Leiden ftudeerde had ik een vriend die zedert na de West geréisd is, aan wiens huis ik zeer familiair was. Hy had meer broeders en zusters , het ongeluk wilde dac de Vader ftierf, ik was prefent by dat oogenblik, 't gantfche huisgezin fchreide over 't verlies van den braaven man, die ook inderdaad eene gevoelige nagedachtenis verdiende, maar myn vriend liet geen traan , integendeel hy was droevig geweest tot het laatfte oogenblik van het leven des ouden Heers , maar nu, nu was hy vrolyk, en hy poogde zyne broeders en zusters daar toe aanremaanen met dit zeldzaam fiag van troostredenen. „ Het „ fmarte my" zeide hy, „ dat ik den goe„ den ouden man, zo zag worffelen en lyden, ik had voor hém willen lyden, maar nu, nu is hy immers zalig, en wy behooren ons „ te verheugen dat hy verlost is van alle die j, ellenden, welke ons op deeze aarde bedreiJF 3 » êea  §6 pb JONGE REIZIGER 3, gen en aanvallen, want zonder zulks beleven s, wy onzen eigenen Godsdienst niet." — Jk beken lieve Lu dat 'er fterka redenskrachc vereischt wordt om dus te denken, maar had myn vriend wei geheel ongelyk? — Hier geloof ik was men yrplyk zonder denken, ten minden de gefprekken geleeken daar na. Toen wy thee gedionken hadden, nam ik ftffcheid van myne vrienden, die na Delft en voorts na den Leidfchendam terug keerden, en jk begaf my herwaard, Gy moogt my gelooven dat ik wezenlyk aangedaan was, toen ik hun inyne laatfte groete toezwaaide. - En pok zy van hunne^zyde, toonden beiden dat kunne harten my met vriendfchap vereerden. Zie daar myne lieve een kort relaas van myn reisje herwaard. . Uit Hellevoetfluis hoop ik my de eer te geeven u op nieuw te fchryven, het oogmerk is morgen derwaard te vertrekken. Nu gaa ik myn pligt afleggen aan Peterfen en F-redrikjlad, en daarna ter ruste, die ik hoop dat myne lieve Charlotte even zo gelukkig fmaaken zal, als ik zulks geloof van drie jonge meisjes, welke deezen avond in een gantsch vrolyk humeur van haar arbeid ha huis gaande, hier al gingende pasfeerden. & Dit noch myne Mftpte* '<■ js by my altoos eene aangenaamheid, als  door NEDERLAND. 87 als ik de werklieden geregeld vrolyk zie, 't bewyst hunne gezondheid en welvaart, en uit deeze vloeijen niet alleen alle geneugten des levens voor hun, maar 't zyn ook de bronnen die het geheele land zegen toeftroomen. Ik ben, enz. F 4 X  m de JONGE REIZIGER X, BRIEF, Ferdinand aan Peterseü?. Maaslandjluis den 2 Juny \j vriend Goudwaard, die my de eer doet, zo lang myn reisgenoot te zullen zyn, tot ik de gelegenheid hebben zal zyn Ed. met u en uwe beminde bekend te maaken, is my reeds by den aanvang van ons reisgenootfcbap van byzonder nut. Zyn Ed. heeft verfcheidene fteedlyke befchryvingen met zich genoomen, die myn geheugen in het gefchiedkundige oneindig te hulp zullen koomen. Wy hebben ons deezen avond over den maaltyd bezig gehouden, met de laatst by my doorgetrokkene fteeden en plaat* zen. Als eerftelyk Overfchie, dat een zeer bekocrïyk d rp is, en uit hoofde van het beuendig trajeér van Rotterdam op Delft en omgekeerd Zeer bloeiend, het zelve is heel oud, heeft een fraaije kerk met een hooge tooren pronkende, *an deszelfs trans nog vier kleinder tooremjes. Veel  ©oor NEDERLAND. 89 Veel heeft deeze plaats geleden, toen Jonker Frans van Bredetode .ais het hoofd van dehoekfche party zich in Rotterdam gevestigd hadde, en voorneemens was Schiedam te overrompelen, 't geen hem mislukte, hoe wel hy niet te min van dit dorp meester zynde, geheel Delfsland tot voor de ftads poorten afllroopte. De Heer Kornetis van Alkemade verhaalt in zyn Jonker Fransfen oorlog, al het voorgevallene van deeze dagen zeer beknopt, maar tevens juist. Over Delfshaven, daar wy nu zonder ftil te zyn maar door reeden , fchryf ik aan Fredrikfiad vervolgens kwamen wy te Schiedam, de negende van Hollandsch Hemmende Steden, leggende naby de rivier de Maas, aan de Schie, in welk laatstgenoemd riviertje een Dam gelegd is, en dus behoeft men de naams oorfprong van deeze ftad niet verre te zoeken. Betreffende de Geichiedenis van deeze ftad dient het volgende: men meent uit oude giftbrieven als anderzins te kunnen aantoonen, dat zy omtrent den jaare 1270 met ftadsgerechtigheden begiftigd is. In 't jaar 130a heeft Graaf Jan de II. alhier een aanzienlyk leger tegens de Vlamingen verzamelt, de Heer Govdwaard herinnerde my by deeze gelegenheid de aanvangvan het zevende jaardicht van Langendyk 't welk deze memorabele woorden bevat, F 5 Kamp  *>o de JONGE REIZIGER Rampzalig VaderhndJ wat drift heeft u vervoerd, Dat gij, zo menigmaal door iwinglandij ontroerd , Ka dai gij 't laatfte hoofd des Vriesfchen ftams zaagt fterven, Den Henegouwer hulde, ais gij een Graaf kost derven. En heeifchen Staatsgewijs met algemeeiien raad? Helaas! de tweedracht heerschte in uwen vrijen ftaat! Uw adel was verftrooid, of uit het land gebannen, 'tuemeenliep uit tot roof. Het Sticht Indaangcfpannen» Met uwen vijand tot der Steden ondergang. De leden van den Staat, befchermers van de wetten, Bevonden zich verdeeld, en raadloos, zonder moed, Dus koos men weêr een hoofd, gefprooten uithet bloed Der Graaven. — . ■ —, _ _ In het daar aan volgend jaar gaven de Schiedamfche vrouwen geen geringe blyk dat haare moed in oorlogsgevaar gantsch niet voor die der mannen behoeft te wyken. Want zy ontzagen zich niet de vyanden aantevallen, als leeuwinnen , htm met dolken te doorftooten, en er op aan te dringen, en in het water te werpen, zodanig dat zonder de hulp deezer Heldinnen, de krygskans zeer waarfchynlyk voor de ftad'een gantsch  boor NEDERLAND. 91 gantsch ongelukkiger keer zoude genomen hebben. In de jaaren 1417 is de ftad door de ongelukkige Gravin Jacoba van Beieren aanmerke. lyk verfterkt, met muuren, en tuurens, en hoe gelukkig zy voor zich in den jaare 148b van -de voorgenomene overrompeling der Rotterdammers, onder aanvoering van Anibmn van Brederode, Hendrik IVeits en Hendrik rlodjnpyl nevens meer anderen bewaard gebleeven is, verhaalt ons de voorgemelde K. van Alkemade zeer uitvoerig: zelf vindt men aan 'temde van zyn werkje hierover no^ een foort van Comedie, gelyk hy het noemt, getyteld: bet beroerd Scbiedam, een zo kluchtig zamenftel, dat fchoun 'er vry veel van moorden en doodflaan inkoomt het niet wel mooglyk is-om het zonder lachen te leezeu. Dewyl ik het juist voor my heb moet ik u deeze woorden van een Kapitein meededeelen. Houw ftand! wat duivel of zij razen Trek maar van leer, en drijft de honden door den darm, Geef vuur, val aan, ga voon. 30LDA1TEN. Allarm! aliarm! allarm! Toen  92 de JONGE REIZIGER Toen Delft in den jaare i57a m het overgaan van den Bnel, en hec inneemen van Delfshaven door Lumey zich meede aan de Staatfche zydebegeeven hadde, en Alva zich genoodzaakt vond, de Troupen uit Rotterdam en Schiedam te trekken, viel deeze Stad van zelve de party der Staatsgezinde toe Weinig jaaren laa- ter viel hier eene gebeurtenis voor, welke ik niet voorby kan te melden. Namenlyk dat veri'cheidene vrouwen befchuldigt wierden van tovery, en met die uitflag dat niet minder dan vyf van dezelven, op de pynbank gelegd bekentenis deeden dat zy omgang met den duivel hielden, en daardoor menfchen en beesten veelerlei nadeel konden aanbrengen. Eene dier ellendige fchynt zich zelf te kort gedaan te hebben, en de overige vier zyn veroordeelt om verbrand te worden. Behalven deeze fcheen 'er toen ten tyde een foort van ziekte van dien aart onder de vrouwen van deeze ftad te heerfchen, wyl men leest dat 'er een aantal dier gepretendeerde waarzeggerinnen onder verfchillende benamingen gebanr.en wierden. En deeze bygeloovigheid heeft zo lang geduurd , dat in den jaare 1591 weder een vrouw hier meede btlchuldigd wordende, en veroordeelt zynde,: zich op het Hof beriep, 't welk haar tot de pynbank verwees, maar de hoogen Raad vernietigde ook dit vonnis, en keurde haar ge-  door NEDERLAND. 93 geheel vry. Zie daar vriend, het Hiftorifche van Schiedam, ik gaa over tot Vlaardingen, deelende het verdere merkwaardige van deeze ftad en andere plaatfen meude in mynen brief aan Fredrikfiad. Vlaardingen wil men dat van een hooge oudheid is, althans men vindt, by fchryvers van vroege eeuwen al gewag gemaakt van Flerditinga en Phladirtinga, ook Vleretingen en meer andere naamen, die met het tegenswoordige Vlaardingen overeenkomst hebben, en waarfchynlyk hetzelve uitduiden, om de aangeweezene ligging. Heel veel gefchiedkundigs van deeze plaats kan ik niet bybrengen, alleen geheugt my geleezen te hebben, dat deszelfs naamsoorfprong van een riviertje koomt, dat hier omtrent gevloeid heeft,, en waarvan men wil dat nog een overblyfzel zoude zyn, loopende ten noorden van het dorp Ketel; en zich flangsgewyze door het land wringende, verliest het zich in eene floot by het rechthuis van Vlaardinger Ambacht. Dit is by my waarfchynlyker dan eene andere gisfing als of het water Liora de naam3 oorfprong zoude kunnen uitduiden, want welke bochten moet men niet aan dit woord geeven om daar uit Vlaardingen te fpelden? hoewel ik bekennen moet, voorbeelden te weeten van afleidingen, die  04 de Jonge reiziger die niet minder abfurd zyn. Dat de Sela- vin, in de vyfde eeuw zich hieromtrent reeds gevestigd hebben j komr. niet onwaarfchynlyk voor, doch of het by hun genoemde Sclavenburg oud Vlaardingen, naderhand door 't overvloeien van de Maas ten gronde gegaan, geweest zy, is te duister om voor zeker aanteneemen. — Dit gaat wisfer, dat Vlaardingen tot die aanzienlykheid gereezen geweest is, dat men door deszelfs naam dikwerf geheel Holland verftond, gelyk veele buitenlanders tegenswoordig nog door Holland de zeven vereenigde gewesten verdaan, hoe zeer dit ook ten onrechte is, . Ten verderen bewyze van de oudheid deeze? plaats wil men dat de beroemde Bisichop Willebrord omtrent het midden der achtfte eeuw, de kerk van Vlaardingen zoude ingewyd hebben. Al in de dertiende eeuw had men hier eene vootS naame haven, want het geblykt dat Graaf Willem den I. met verfcheidene andere vörften , hier de fcheepsvloot verzamelde, om een kruistocht ie doen na het Heilige Land. — Van waar. nog het fprookje voorkomt der verovering van Diamaten door de Haarlemmers, onder aanvoering van deezen Graaf, 't geen Casparus Wachtendorp, die wonder Kronykfchryver der voorgaande eeuw, dus aanig verhaalt. Ds  boor NEDERLAND. 95 De Keizer Fredcrik voor Daminten koomr, Alwaar de groote Nyl voorby de poorten droomt Dit was een groote ftad, en byfter fterk van muuren Een ftad die meenigh jaar belegerd konde duuren, So wel befchermd door ftroum als door de wallen fterk Een menigte van volk bezette 't binnen petk. De haven van de ftad met kettings toegeflooten, En liet geen fcheepen in, ja ook geen kleine" booten. De meest geoeffende en wisten hier geen raadt.Dies met de Keizer flecht en met zyn leger ftaat, Doch zijn 'er in het heir de Haarlemmers gevonden,Die met haar jonker Wilm dit groote feit beftonden. Een zwaar en blokkig fchip voor met een ijzere zaegïn* Die ging van boven neer tot aan de Ieegfte laegh, Verwachten fterke ftorm en met de winden ftroomen Terwijl daar in de ftad geen mensch van konde droomea, De ketten ftukken floot, met dat het ijzer kraekt ,So is daar meen^g fchip tot in de ftad geraeckt. enz. 't Ge, en pronkende met fraai beeldhouwwerk, dienende zo ik meen tot een yischmarkt. Nog is hier een binnen weinig jaaren veel ver, beeterd gebouw het Hof genoemd, zynde de wo* fljng van den Heer van Vlaardingen. Godshuizen zyn hier geene dan het Weeshuis, behaiven dat de Remonfiranten hier eene kerk hebben, en de Roomschgezinden de hunne gen weinig buiten de plaats. Zis daar alles van Vlaardingen. —— De tófltllÖQÖW Welke wy tot hier aan toe en vervol geps.  door NEDERLAND. 103 gens over Maasland herwaard doorreeden , beftaat uit overhaerlyke weilanden, met een eindeloos aantal runders beflaagen, die hier uitmuntend voedzel vinden. De Heer Goudwaard en ik hebben deeze boven alle dorpen uitmuntende plaats alom doorgewandeld , zy beftaat- buitendyks uit verfcheide heerlyke welbebouwde ftraaten, waarin aanzienlyke huizen, op den dyk ftaan drie publyke gebouwen digc by een, te weeten het Dorpbuis, het Gemeene Landshuis, en de kkins Kerk, alle drie zyn echter van geene zonderlinge aanmerking. De groote kerk die aan de overzyde van de haven ftaat is een gefticht van meer aanzien. Zynde een kruisgebouw , met overheerlyke geftoeltens voorzien. Het orgel is prachtig, met zeer veel beeldwerk , en andere fieraaden. Ook hangt hier een tafreel ter ge¬ dachtenis van het eeuwgetyde deezer kerk, op den 9 Oftober 1739 plechtig gevierd. Boven op dezelve ftaat een klein fraai toorentje, en voor de kerk een alleruitmuntendst 'kuustgevaarte eens toorens, zeer fraai aan zyne transfen met yzeren baluftrades vercierd. in dezelve hangen llagklokken, die op de uurwyzers werken. G 4 Eene  m ü e JONGE REIZIGER. Eene der binnendyklche grachten is beplant met fchoone hoogftamde boomen, die dezelve £eer veraangenaamen. De haven is lang en wel gefchikc, ?er lagen hier verfcheide buizen en vischhoekers. By een van deeze ftaande, om na het kalafaten te zien, raakten wy met den Huurman, (zo noemt men de fchippers deezer fchuiten ) in gefprek. — De Heer Goudwaard had behaa- gen, in 'smans manier van voordellen, en de antwoorden op de vraagen welke wy hem dee- den, byzonder omtrent de Visfchery. . Eindelyk weder na ons logement de Moriaan keerende; foupeerden wy knap, en ik ging aan myn werk. Morgen vertrekken wy by tyds, zynde ik zeer verlangende om Hdlevoetfuis te zien, dewyl men van dat plaatsje zulk een fiaaije fchildery gegeeven heeft, en wy een adres hebben, h geen ons gelegenheid zal verfchaffen, om al|es op ons gemak en naauwkeurig op te neemen. — De nadere berichten daarvan, en pf alles wat men my hier van heeft gezegd, wel waarheid zondergrootfpraak is, moogt gylieden piet de volgende post inwachten. Lot hoop ik zal my in Dord met haar fchrift !fereeren, heb dan zo veel goedheid tot vergel-  boor NEDERLAND. 10$ ding van myn getrouw dagverhaal, van daar eenige regelen van uwe hand bytevoegen. Aar) fcliryfftoffe immers kan het nooit rnankeeren , als vrienden aan vrienden fchryven, en zulks te durven ftaande houden, als wy briefwiefe'en wordt geene geringe eer gereekend by hem, dis zich noemt. q s . m  io6 de JONGE REIZIGER XII. BRIEF. Ferdinand aan Petersen. Hellevoetfluis den 4 Juny 17 , In myne laatften aan u was Vlaardingen de laatfte plaats, .waar van ik melding maakte, dus legt haatland aan de beurt. De Ambagtsheerlykheid welke dit dorp omringt, draagt denzelfden naam, en is onder dien reeds in de negende eeuw bekend geweest, doch het is gantsch onzeker of men zeker Graaf' fchap van dien naam door deeze Heerlykheid verftaan moet, dan of dat te zoeken is in West. vriesland, gelyk het eenige willen, 't Zy hoe" he: wil dit Maasland is thans een zeer bevallig diftriét, en 't dorp mag wel onder de fraaije dorpen van Holland genoemd worden, hebbende wel betimmerde huizen, en zeer gegoede inwocners die hunne beftaansmiddelen meestal in de landbouw en zuivelhandel vinden. De kerk is van eene hooge oudheid, en heeft een fraaije fpitfe tooren. Dewyl de reisroute van daar op Hel-  boor NEDERLAND. 507 Hellevoetfluis loopt, is het dorp zeer leevendig, en 'er vaarcn geduurig jaagfchuiten op Delft, langs het watertje de Zuidgaacb ycfadtyds de Vliet geheeten. In den omtrek van dit dorp plag-en voormaa1s verfcheidcne aanmerkelyke Adelyke huizen ge"vonden te worden, als het Kommandeurs Hof^ toebehoord hebbende aan de Ridders van de Duitfche Orde, die het bellier en de tiendens der kerke van Maasland genooten. Het flot Houvc, het Hamhuis zegt Ludolph Smids van Jan van der Houve, die voor den Heer van Arkel de ftad Gafparnen en Hageftein, by zommige voor een-en dezelfde plaats gehouden, zo manmoedig hielp verdeedigen; fchoon het zich Ao. 1405 aan Graaf Willem den VI moest overgeeven, en toen ten gronde toe geflecht wietd. 't Zelve was gelegen aan de Lek nicc veire van Vianen. Nog vond men 'er het huis te Velde, nog bakend onder den naam van Veldivoning, doch van alle deeze gebonwen is genoegzaam niets meer te vinden dan eenige grondflagen, en fchier dichtgegroeide grachten. Gaan wy over tot het bekoorlyk Maaslandfluis, 't welk een halfuur van Maasland leat. Dit Dorp thans zo cierlyk is uit dealhrgenngfte beginfelen opgewasfen, zyude hier in d.n be-  io8 de JONGE REIZIGER beginne niet meer dan twee leeme hutjes gewsest toe verblyf van de arme fluiswachters, de voordeehge fituatie echter, deed welhaast hier eenige huizen timmeren en de aangroei was zo fterk dat 'er in het begin der zestiende eeuw reeds een kapel ftond, en geen wonder, want de overtocht van hier na den Briel, kon niet anders dan di e plaats te doen bloeijen ; waar by nog kwam dat men albi.r. na dat de Watergeuzen Ao. 1572. den Briel hadden ingenomen, een fchans opwierp; m de;; raad van den Heere Philip van Mamix, Heer van $t. ■rlidegnnde, die in den jaare 1573. alhier door dea Spaanlchen Bevelhebber Romen g«vingea genomen wierd, terwyl Don Louis Gaëmn, het Vlek in het volgend jaar innam, en dus nevens Vlaardingen aan de Scaatsgezinden ontweldigde Zie daar wat ik u van Maas- landjluis heb meede te deelen, met betrekking tot het Hiftorifche. De voomaame beftaansmiddelen van deeze plaats zyn de haring en kabeljaauw visfehery, vooral de laatfte, en 't geen aanmerklyk is, van dee2e visch gaat niets verboren, behalven de hom, want de kuit zeiven gezouten zynde, is een produci dat naar Genua gezonden wordt, aldaar gedroogd en geperst zynde, een aas verftrekt om de anchiovis aan het zeeftrand te lokken, en dan met fyne netjes op te fcheppen. —  door NEDERLAND* 109 Men maakt hier ook veel werk van diepwaterfche haring tot bokking te rooken, en de zalm visfchery is hier meede een tak van beftaan. Uit hoofde van dit alles, zyn hier verfcheidene fcheepstimmerwerven, lynbaanen, zeiimakeryen, blokkemakers, en wat nodig is ter uitrusting van icheepen. Ook zyn hier eenige leertouwe- ryen, en tot deszelfs gerief eene runmolen. Een weinig buiten de plaats vindt men traankoryen , om de lever der kabeijaauw tot traan te kooken. Van hier kwamen wyophet eiland Rozenburg, zynde een opflikking van de rivier de Maas, die in den jaare 1586 't eerst, doch bet laatst in 1713 bedykt is. Hetzelve is in onderfchèiden Polders verdeelt. Men vindt op dit eiland geen eigenlyk dorp,dewyl de huizen overal verftrooit ftaan , echter is 'er in de Polder Blankenburg, een kerkje met een fpüs toorentje. Ik heb in opzicht van dit eiland niets aantemerken dan alleen dat de grond hier uitneemehd viuchtbaar is , en dus den nyvreii landman geen gering, loon voor zynen zwaaren arbeid opleevert. Dit eiland overgereeden zynde kwamen wy in den Briel, die alombaroemde ftad, waarvan ik u eenige gefchiedkundige trekken zal meededeelenv Dee-  tio de JONGE REIZIGER Deeze ftad fchyftt niet zeer oud te zyn, fchoori Zommigen daarvoor op eene ongegronde wys pleiten. Immers is het eérfte befcheid 't welk men in de Archiven der ftad en't land van Voorn vinden kan, niet ouder dan het Jaar 1280,zynde onder de regeering van Graaf Floris den V. Sedert dien tyd kreeg deeze plaats van tyd tot tyd eenige voorrechten, en droeg in den Jaare 3326 reeds den naam van Stal. Zy deel¬ de al meede in de onlusten welke deeze Landen beroerden. Maar 't geen haar vooral vermaard heeft gemaakt, was de aanflag der Watergeuzen onder aanvoering van den Grave van der Mark, Heere van Lumey, die, om de Spanjaarden op zee afbreuk te doen, geduurig zworven en hunne fchuilplaarst vonden in de Engefche havens. Dit verdroot Alva, zo dat hy by de Koningin van Engeland, wist te bewerken, dat men deeze kleine vloot het inloopen in alle havens van dit Ryk verbood Hier door van alle hoop op onderftand verfteeken, moest een (routen aanflag gewaagd, en dus wierd by Lumey en de zynen beflooten, om de cours naar Texel te zet;en,en te waagen of men de Spaanfche Vloot aldaar ver-rasfchen en bemagtigen konde, wanneer men vervolgens zoude poogen, een of andere ftad te overrompelen. _ Dan de wind liep hun der- ma-  door NEDERLAND. 111 mate tegen dat zy van befluit veranderden, en ondernamen om de Maas in te loopen, en den Briel te vermeesteren. In den namiddag voor de haven geankert zynde, wist men den toenmaligen Veerman van Maaslandfluis te beweegen , om in de ftad te gaan, en de Regeering te, verzoeken, om een commisfie te benoemen, die met Lumey en de andere opperhoofden zoude Ipreeken. —— Deeze bezending had dat gevolg, dat twee regeeringsleeden ffiet hem gingen, en hoorden wat de Graaf hadt voorteftellen, 't geen niet minder was dan het opeisfchen van de ftad, uit naam des Printen als Stadhouder des Konings NB. geevende hun Hechts twee uuren tyds. —-— De Gedeputeerden terug gekeerd zynde, en deeze eisch voordragende, vonden veele der voor. naamfte burgers raadzaam zich in alle haast met zak en pak op de vlucht te begeeven. Inmiddels landen de benden van Lumey, en rukten tot voor de poorten. •— In de Magiftraats vergadering wierd hard geftreeden war men doen zoude, en fchoon men eindelyk tot de overgaave ftemde, waaren echter de uuren van beraad verftreeken eer men den Grave antwoord liet toe- koomen. Deeze, weetende dat men zyn Vyand nooit te ligt moet ac hten, rukte in twee colonnes aan, wordende de een door Blois van Tres-  t*i dé JONGE REIZIGER Treslong, de andere door Roobol opgeleid. Men ftak de Noordpoort in brand, en rameide die vervolgens op, en trekkende toen met omtrent twee hondert vyftig man ter ftad in. De Burgery leed in deezen overval weinig last, maar de Geestelykheid dies te meer. Men plunderde de kloosters, vernielde de beelden en jaagde de nonnen van Se: Clara ter ftad uit. De woeste Lumey echter wilde alles vernielen, en dan weder na elders vertrekken, de andere Hoofden kanten zich hier tegen, en dus bleef de ftad behouden. Aha hier van kennis gekreegen hebbende, zond den Craave van Bosfh af om de ftad te herneemea, maar deeze op het eiland Voorn gekomen zynde, wierd door de Watergeuzen zo dapper ontvangen, en tevens door het innundeeren der landen zodanig belemmert, terwyj men zyne fcheepen in den grond boorde of verbrande, dat hy met groot verlies de vlucht na Oud - Beijerland moest neemen. Naderhand hebben de Spanjaarden wel ge^ poogd den Briel te heroveren, ais in den jaare 1579 onder bevel van Valenten de Pardieu de la Motte. Doch het mislukte, wyl hy verraaden wierd door den geenen, die hy meende dat hem in het verraad zoude behulpzaam zyn, namenlyk: hy hadt aangelegd met Jan SimonsL die  hoor NEDERLAND. die tevens den Prins van Oranje diende, deeze had hem geraaden op zekeren dag met eenige fcheepen onder hollandf:he vlag den Driet te naderen, 't geen gebeurde, dcch de daar leggende vloot omringde hun, en vernielde ze allen. Deeze ftad dus zedert niet weder in handen der vyanden gevallen zynde, wierd met Rammekes, en Vlüfingen, Ao. 1585 aan de kroon van Engeland verpand, en met engelsch krygs volk voorzien. De onfterflyke Joban van Oldenbarneveld , vond eindelyk middei dit pand aftelosfchen. En zeet ten heil des Sraats waarlyk, ten mintten zo men Burnet gelooven mag, die verhaalt dat Jacobus den L met den ipaanfchen Koning was overeengekomen, om Nederland tot vrede te dwingen , of by weigering de verpande fteden, na betaling der p.mdpenningen den Spaanfchen in handen te geeven. Wat dunkt u van deezen kentrek van onzen Geloofsen Bondgenoot? — den Engelschman. Van den Briel herwaard is het meestal een zwaare breeda or.beplante kleiweg, ter wederzyden, groeit rog, tarw, boonen, aardappelen, en meekrap , of het zyn wei- en hooi - landen. Men pasfeert twee kleine dorp:es Nieuwen Hoorn en Hellevoet binnen, zynde 't laatfte alleen aanmerkelyk om het wapen, betraande in een rood veld met een zilveren degen, aan de eene II. Deel. II zy-  "4 de JONGE REIZIGER zyde vvaaren vier, aan de andere vyf gouden penningen, en een op de punt van den degen. Du grbeurde toen Aha den tienden penning eisehlé, daar meede te kennen geevende, dat hy dien van hun niet dan met den degen in de vuist bekomen zoude. Er liggen op deeze eilanden nog meer plaatzen, dog de gelegenheid om dezelve te bezichtigen ons ontbreekende, zal ik die tot eenen anderen tyd beipaaren, als ik over 't platteland in 't algemeen fpreeke. Echter moet ik u nog noemen, de ruïne van den Burgtvan Oostvoor», dat een fiërk Kafteel moet geweest zyn, zo men oordeelen kan uit de zwaarte der muuren en toorens. Mén verhaalt hier, dat aldaar twee yzeren iiaaven van confiderable lengte en zwaarte, onder de puinhopen leggen,die de fabelachtige oudheid opgeeft voor fpillen in de kruiwagens van zeker reuzen genacht, 't welk eertyds hier gewoond zou hebben, hoe ver dit van de waarheid wykt behoeft geen betoog, maar zeldzaam is 't geen een ge. loof waardig heer my verhaalde, dat- deeze fiaven, welke daar nu al zedert eeuwen gelegen hebben, in 't geheel niet roesten. Ik herinnerde my by deeze gelegenheid in Baswell, Be/cbryvhg van Corfica geleezen te hebben, dat men op dat eiland een bron vindt, van  Nor NEDERLAND. ii£ Van die kragt, dat als de foldaaten de loopen hunner fuaphaanen daarin fteeken, dezelve na. derhand niet roesten. — Hoewel dit onna- tuurlyk fchynt, kan men het echter niet geheel verwerpen , wyl de byzondere kragten der wateren over *t geheel onbegrypelyk zyn, afhangen van de oneindige kleine deeltjes, waarmede die vermengd zyn. Wy zullen zo daadlyk uitgaan om hier alles op te neemen, by voorraad kan ik u zeggen, dat de Veiling klein is, maar zo met betrekking van.zyne werken, particuliere en publyke gebouwen, ruime diepe haven en luchtige geleegenhetd aaa den oever van de Maas , over Middelharnas en Dirksland een verrukkelyk voorkomen heeft, ik voorzie dat ik over dit plaauje, om aan uw liefhebbery te voldoen, vry uitvoerig zal moeten zyn, en daarom fluit ik,alleen nog aanmerkende, dat het by al zyn fraaiheid buitengemeen woelig en leevendig is, by zonder door het traject van hier op Engeland, door de bekwaame rede voor deze haven , maar vooral door het departement wegens 't collegie van de Maas alhier aangelegd. — Vale mon coufm, kusch Belle, en leef in zulk een gelukkig humeur als ik my thans bevind. Ik ben &c.  ti(5 de JONGE REIZIGER brieven aan rnyne Charlotte en neef Peterfen vermeiden u a les wat ik zedert mynen laatilen aan u, tot hiertoe gezien hebbe, uitgezondert de nafuurlyke zeldzaamheid welke ik achter Rokanje heb gaan opneemen. Deeze befpaarde ik voor u, en zal u dezelve meededeeien. Op dit oogenblik kwam my Hendrik zeggen , dat de pacquetboot van Harwits de Haven naderde , ik iloot deihalven myne kamer en ging om zyn aankoomst by te woonen. Onge- looflyk fnel zeilde dit vaartuig, en fchoot met zulk een vaart tusfchen de hoofden door, dat ik er van ysde. — Verbeeld u, zo gy kunt, een draller v?n een kou uit den westen, en daatby een op het hevigst gaande vloed, die hier dwars voor de haven met pylsfnelheid heen-fhort, en zo een gat in te ftuuren, dat misfchien geen drie pacquetboots wydte breedv' é is llelhvecifluis den i Juny 17— xftï. brief. Fzrdinand aan Fredrikstad.  door NEDERLAND. 117 is. Evenwel 't gebeurde zonder kant roeren , en hy was niet zo dra tot die ftilte gebragt, eer nog de touwen recht vast waren, of de maal met brieven, (zynde een lederen valies van circa vyfvoet lang, drie breed, en dén diep,) was aan de wal en wierd na het postcompcoir getorscht, van waar dezelve binnen hzt half uur alle waaren gcèxpedieert. De pacquet was gisteren avond van Harwits gezeild, en thans is het tien uur des morgens. • Onder de Pas- fagiers was een engelfche Mylady, verzeld van haare kamenier en twee knechts. — Maar fchoonder vrouw heb ik in myn leefcyd niet ge 7ien> - Zy was denk ik vyf en een half voet hoog, van de verrukkendfte taille die een fchil- der of beeldhouwer vormen kan Een» bruinette met volmaakt geteekende wenkbraauwen, git zwarte vlammende oogen; een blos die den dageraad tarte; castagne bruin hak, dat over haar nek en fchouderen met natuurlyke gantsch ongekunftelde lokken heen golfde. — een boezem" Maar Fredrikftad ik durf 'èr niets meer van zeggen, myne dierbaare mogt denken, dat ik op die Mylady verliefd was, anders zou ik u nog een paar voetjes, en armptjss fchilderen zo a's gy nooit weerga gezien hebt, de armen van jufvroo* faits niets uitgezonden. Zv moet eene dame van aanzien zyn, want 'er H 3 1»K  ïi3 db JONGE REIZIGER lag een jacht op haar komst te wachten, waarmeede zy, na fpaedig een kop chocolaad gebruikt te hebben, naar Delfshaven, en vervolgens naar den Haag vertrok. De kastelein heeft my gezegd dat haar naam Garrtck was, Hoe het zy, de beroemde Toneelfpeeler van dien naam, kan in zyn metier niet meer hebben uit. gemunt, dan zy in fchoonheid en houding. Ik Dcwonder haar. Nu weder tot het eigenlyk oogmerk van dee-, &n,Rokanje. Berkhey in zyne Natuurlyke HU flarie van Holland, heeft deeze zeldzaamheid in de natuur uitvoerig befchreeven, en door hem kreeg ik aanleiding om d e ook zelf te gaan be- zichugen. i Wy wandelden derhalven dee- zen morgen heel vr-.eg derwaard,het dorpje ligt aan het duin, en is op zich zelf van geene uitgebreidheid of aanmerking, het kerkje heefteen fptts toorentje jj en het woonhuis van den geest, lyken herder ziet 'er nog al wel uit; by hetzehve is eenïg geboomte. Maar in deszelfs nabyheid is een watertje waar langs men na den Briel plagt te vaaren, en dat men zegt voortyds een tnk van de Maas geweest te zyn, zedert omtrent anderhalve eeuw, heeft men in dit waterde aangroei van eene zeer fpongieufe rots befpeurt,dia mh tot aan de oppervlakte van hét water vér» feêftj al wat daar boven groeit, verteert  door NEDERLAND. 119 weder door de lucht. Wy hebben uit des- zejfs omtrek, ons eenig riet laaten wegfcheuren, dat inderdaad geheel verfteend was, en onsleidsman een visfeher uit het Dorp, yerhaalde ons dat men een ftok daar in maar zeR JONGE REIZIGER Zie daar de generale befchryving. In de haven, fbuiten het dok; ieg,en thans twfie ketsboot.,een compagnie's jacht van Rotterdam wemIgé kleine vaartuigen , en een reeks van hengstjes, de ftrekken om de moddermolen, Tveike ik met veel vermaak ter uitdieping van de haven heb Zicn Werken, te ontleen. Ook lege de iands kieiligter aan een der hoofden, al het welk te zamen genomen een verrukkend gezicht oplevert. ö u Op de reede leggen het Wachtfchip, een O ï. Gompagniefchip, en nog een fchip van linie nevens eenige Koopvaarders, de diepte voor de haven zal circa zeventig voet zyn, en de vloeden zo Wel ais de ebbenzynhiergeweldig,maar hetis zeldzaam, dat hier zo na aan de noordzee, de vloeden, volgens naamvkeurige opmerking Hechts omtrent vier uuren, en de ebben wel acht uuren loopen. Nu vriend, begint het tyd te worden, dat gy met uwen brief na Peter/in gaat, om hem scheel te verrukken. Voor hem eigenlyk is het dat ik deezen gefchreeven hebbe, of liever verder fchryven zal, en ik heb hondertmaal gewenschr, dat hy by ons wa^, Qra met al de fn)aak diel heeft voorde netheid en orde, gehuwd aan een omflagtige affaire, over het fchoone dat men u hier vertoont te oordeelen. Ik .  door NEDERLAND. i3s het eer le abord voldeed; maar gy kunt u niet verbeete„ hoe ik betoverd was,Toen ik dat mt gazyn d,e werf en die linie van ik meen twmtigfcheepen,2ov,n hnie als fregats en kllne vaartuigen rond dwaalde. Laat ik u vooraf zeggen, waardoor wy zo geMklggeweest van alleshierteJenw^ vri» ,n7~~"" Jn vriend had adres aan den vnendiyken en verpligrenden heer Equipagie. de o tva " ^ ffi£t di£ P^-sfeqenPl . tatzoenlyk heer aan een ander kan uitoeffenen Gy kent my Bredrikftad behoef ik meer te zeggen, om hem na verdienften te honoreeren? ^ wy ons adres aan hem gemaakt hadden en onder een pypje over verscheidenezaaken het' «eweezen berreflèndegefproken. waaromtrent begrypt, dat ik ten naasten by voor Mof moe* fpee en , proponeerde hy een wandeling -chttgmg van het een en ander. Eerst'doorli Pen wy de turn, een ftuk gronds van uitgeitrektheul, voorzien van diferente goede wellj "en. d vruchrboomen,moeferyen, en een HechtC gelegd parterre. - Aan het einde tegen 12 ; eiI:ïn hetf0"> '-en plaats ayoX' totleggmgvan ankers, die hier byna voor e n geheele vloot in voorraad zyn. Uit  I36 de JONGE REIZIGER Uit de tuin flapten wy het magazyn in, maaf welk een orde, welk een netheid, welk eene verbaazend onbegryplyke attentie word er ver-* eischtom dit alles zulk een vooikoomen te doen hebben en behouden, als het zich voor ons opdeedt? Verbeeld u. In de benedentle etage liggen alle zwaare ankertouwen van zeventien tot een en-twintig en een half duim, als linnen in het kabinet opgefloten, met lootjes daaraan, houdende de dikte en lengte. Op de eerfte zoldering ligt het want en defia* gen , voor alle hier te huis hoorende charters, met de naamen daar aan gehecht Langs de zyden en aan de zolderbalken hangen duizende kleinigheden, als lantaarns, fcheepsklokken, roepers, kruidhoorns, wisfchers, — in een woord, alles wat tot de icheeps artillerie behoort. Aan het einde zyn kasfen, gelettert met A tot E bevattende vlaggen, wimpels, verfteldoek, en oneindige dingen, die ik niet noemen kan, — hooger ligt het lopend touwwerk, witte trosfen en lynen, weder met een aantal andere zaaken gegarneert. Een nieuwe trap opgaande vindt men de aanmerklyke voorraad van matrasfen, kusfens en dekens voor het hospitaal, dat buiten de vesting is. Dan gaat men al hooger op een plat, dat tot een obfervatorium kan dienen, en van  door. NEDERLAND. 157 van waar men een bekoorlyk gezicht heeft-, niet alleen over dit eiland tot aan Rotterdam, op de overwal, maar zelfs by helder weder tot op Mid' delburg en verfcheidene andere voorname Zeeuw* fche plaatzen. Dit bezichtigd hebb nde, gingen wy na de uitgeftrekte werf. Aan h*t zuideinde ftaat een zindelyk fteenen gebouw tot berging van gyns en blokwerk, om te kielen, van hier fpringt een ringmuur tot aan het fraai yzeren hek waardoor men intreed, en waarnaast de woning is van den porder, vervolgens de lands fmedery , waarin vyf vuureu, dan een fchoone loots tot berging ftrekkende van allerlei yzerwerk, als roerftellen, floten, krammen bouts, enz. ook veel koper, en vooral daaronder een voorraad van duizenden platen om te 'huiden. In deeze zelfde loots is op de zolder de bergplaats voor greenen-vuu. ren-planken, ribhout, en eken wagenfchot; de werkplaats derhuisümmerlieden, en een zoort van kweekfchool voor jongens, die hier onder een goede direélie arbeiden. Ineen tweede loots vindt men de roopaarden, kuiperswinkel, floeploots, alle nodige gereedfchappen, enz. Hier tegens over ftaan vyf an. dere lootfen,tot bewaaring van het rondhout der hier leggende fcheepen, alle met hunne namen daarop. —— Hier naast op een ruim plein ftaat K de  ï3§ r»E JONGE REIZIGER 4e groote kraan, een verbaazend gevaarte, ook is hier een gewelfde teerkelder van uitgeftrektheid, en eene zeer gefchikte plaats, om de Z-waarfte fcheepen gemaklyk over zy te winden, kunnende de masten daartoe verplaatst worden na welgevallen. Verder op tot aan het einde is de gefchuttuin, niet alleen voor de tegenswoordige fcheepen, maar een voorraad die in geen eeuw verteerd zal worden. Deeze leggen alle met die netheid gerangeert, dat zy het oog verrukken, en voor ydere laag ftaat de naam van het fchip waartoe zy behoort, of het woord voorraad, aan het eind is een kleene kraan, om het gefchut af te fcheepen. langs de wallen heen, legt een menigte van ongemaakte rondhouten, die altoos onder water worden gehouden, om niet op te fcheuren. Yzeren ballast zo aan reguliere brokken als oud gebrooken gefchut legt ook hier in menigte, en daar tusfchen in , eene reeks van kogeibergen, in eene prismatifche gedaante, van onderfcheiden charter en fat-. ?oen9 waaronder knuppel en ketting kogels. Dan nu nog het grootschte. —— Tegens" deeze westwal, leggen alle te huis zynde fcheepen, geheel ontmast in eene linie, zodanig dat pien op het eerfte zyade, met bruggen tot alIa flndere ka» overgaan. lieerlyk is dit gezicht  boor NEDERLAND. 139 zicht beftaande het vlootje thans uit een van 70, vyf van 60, drie van 50 en een van 36 ftukken kanon. —— Behalven nog twee hoekers vyf ketters en twee advyyjachten, die onder hun tuig leggen , en de fehoonfte fcheepjes zyn, die ik geloof dat immer op zee gezien zyn, en die volgens het bericht van den Heer Equipagiemeester vliegend fnel zeilen, 't geen zeer geloofbaar is, wyl zy als meeuwtjes op het water leggen. Boven deeze allen zyn hier nog twee van 60, een van 36 ff ukken, en eene kotter onder reparatie. Vraagende hoe fpoedig het wel mooglyk zyn zoude, een dier fcheepen in volle uitrusting gereed te maken, kreegen wy tenantwoord: „een „ 36 in driemaal vier - en-twintig uuren." —■ Verbaazend Fredrik/Iad J 't is immers zo als het daar legt niets dan een bloot hol, van binnen zelf uitgeiloopt, om de broeijing voor te komen. Maar myn vriend alles is geregeld, alles heeft zyn vaste plaats, en dus behoeft men maar toetetasten §n opteleggen. Na den middag deeden wy onder 't geleide van zyn Ed. eene wandeling na het gasthuis en pesthuis, twee gebouwen, die met alle mooglyke attentie zyn ingericht om de ellendigen hulp en byftand te verkenen, niet alleen dat de legplaatfen goed zyn, dat de raatrasfen en de kens K 2 vol»  I4ö de JONGE REIZIGER voldoende zyn, maar *t gebouw is weder in departementen verdeeld, als de byzondere zieken, kamers, voor officieren en gemeenen, een keuken, bakkery, chemisch laboratorium, waschhuis, enz. by deeze gebouwen is weder eene groote met boomen beplante tuin, tot verluchtiging der aan de beter hand zynde zieken. In een woord alles is hier zo geregeld dat het den grootften lof verdient, en 'er meer van behoort gezegd te worden, dan myne bekwaamheid toe laat. Met den vallenden avond keerden wy te rug langs de Maaskant, de zon ging helder onder en verlichtende de overwal hadden wy het bekooilykfte gezicht op Goeree, DJrhland, Sommclsdyk en Minddbarnas, van alle welke plaatsjes nader. Nu zal het wel eenige dagen aanhouden eer gy weder eenen brief van my kry^t, want myn oogmerk is om er geene aftezenden voor ik in Dort ben, al fchryf ik ook nog zulk een paket. De Heer Goudwaard en ik gaan een eompli< ment afleggen by den Heer Commandant, en van avond zullen wy weder by den Heer Equu pagiemeester zyn, om te overleggen, hoe wy onze route neemen moeten. Ik fluit zonder complimenten, maar met een vriendelyk aandenken «nz.  D E JONGE REIZIGER NEDERLAND. II. DEELS, II. STUK. I. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. Hellevoetftuis den 30 Mei if-= in et zal myne beste zeker verwonderen, da£ zy uit deeze plaats nog eenen brief ontvangt, daar ik gezegd heb geene te zullen afzenden voot ik te Dordrecht ware. Ik hoop echter dat het haar niet onaangenaam zyn zal, dat ik een nieuw bewys geeve, hoe ik geene gelegenheid kan laaten voorbygaan, om haar te berichten, waar ik my ophoude, hce ik my bevinde, en op welk eene gelukkige wys ik in myne oogmerken flaage. L a Taen DOOR  144 be JONGE REIZIGER Toen wy eergisteren avond op nieuw beleefdheden van den HeerEquipagiemeestergenooten, vonden wy aldaar een Heer uit Rotterdam, met naame Waalwyk, welke met een kopjacbt gearriveert was, om de fchoonheid van deeze vesting, en 't geen hier van 't collegie der Maas gevonden wordt, te bezichtigen. • ■ — Wy maakten welhaast eene aangenaame kennis, fleeten den avond met een ongemeen genoegen, wyl wy allen inftemden voldaan te zyn over 't huishoudelyk beftier van deeze omflagtige affaire, waarin geduurzaam niet minder dan driehondert mannen te werk zyn. Toen die Heer hoorde dat wy voorgenomen hadden, Goedereede en Over Flakkee te bezichtigen, was hy beleefd genoeg te zeggen, dat hy gaarne van de party zou zyn, mids wy hem de eer deeden (zo drukte hy zich uit,j van zyn kopjacht.tot dat reisje te gebruiken. . De Heer Goudwaard was zo beleefd, van na den Heer IVaalwyk een gepast compliment te hebben gemaakt, om 'er by te voegen dat hy niet twyffelde , of ik zou het my meede tot eer en genoegen achten van dit aanbod te profiteeren. Kortom uit een ernltige voorflag wat complimenteus voorgefteld, viel een toets partytje voor, wie het langst kon complimenteeren, en het flot was, dat wy den volgenden morgen vroeg zouden zeil  door NEDERLAND. 145 zeil gaan, wyl dan de ftroom het voordeeligst was. Dit gebeurde; al ten vyf uuren gisteren morgen waren wy aan boord, wierden met trompetten gefchal ontvangen, en buicen de haven zynde, falueerden wy de vesting met negen fchooten. De hofmeester dischte een proper dejeuné aan, maar lieve Lot, gy zoudt gelagchen hebben, als gy my in het pavilloen hadt zien zitten, nu eens net de tafel aan myne kin, dan eens dezelve beneeden myne knieën zinkende, naar maate wy over de een of andere bofeg zeilden, en 't fchip meer of min op zyde hing, want wy moesten tot in de haven van Goederende laveeren. Ons eerfte gefprek was een algemeen beklag dat wy den Heer Equipagiemeester niet by ons hadden, gewigtiger bez;gheden, waardoor hy belemmerd was, ontfehaakten ons dat genoegen. Zekerlyk hadden wy dan een beter denkbeeld kunnen vormen van het invallen en den verderen loop der firoomen, de banken en dieptens welke hier gevonden worden, en meer andere zaaken die ons eene aangenaame ieërende tydkorting zouden verfchaft hebben. Wy hadden inmiddels het geluk dat 'er onderfcheidene fcheepen met volle zeilen na binnen kwamen, 't geen door de daar op fchittrende L zon  U6 de JONGE REIZIGER zonneftraalen een overheerlyk blinkend gezicht opleverde, zo fraai als ik immer gezien hebbe, naast den Heere Gouckvaard (taande, zeide ik in een zekere verrukking: „Vriend! nu wenschte m ik dat myne Charlotte hier was." —. „ ik s, dachc zo om de gevoelvolle Betje," was zyn antwoord „welke edele refl?érien zouden zy „ maaken van zulk eenen bei ders en kleine dorpjes die van g en aanbelang zyn, naar Geitjes■ plaat, gelegen aan her oosteinde in een polder van dienzelfden naam. Dit  boor NEDERLAND. 15? Dit dorp heeft een fraaije haven, met goedé hoofden van paalwerk voorzien, als ook van land en zeefluizen, men meent dat het eertyda in wallen gelegen heeft, ten minften is 'er in 't begin der voorige eeuw nog een fchans geweest om het zogenaamde Volkerak \ geen Flakkee ten zuiden en oosten befpoelt, en dan in \ Hot* landsdiep valt, te kunnen dekken. Na den om» trek van de plaats, ats beftaande in nog geen anderhalf hondert huizen, is het raadhuis een aati' zienelyk gebouw, met een zeer verheeven bofdois, en van goede apartevnenten voorzien, De kerk is meede groöt en fchoon, doch heeft niets byzonders. • Behalven deeze publyké gebouwen vindt'men hier nog een waag, en een weeshuis, welk laatfte een gefticht van deeze eeuw is. Ooitjes plaat bezichtigd hebbende, vervolgden wy onZe tour door het land na Middelharnaif, of zo als onze Voerman het noemde Mynheer fen. . \ is een der fraaifte dorpen welke in dit oord gevonden worden. De zogenoemde voofftraat althans is breed, en met twee fyen bodmen vercierd,in deszelfs midden ftaat een taam* lyk goede fteenen waterpomp ten algemeen gebruik , en aan 't einde is het raadhuis, met een fraai toorerttje pronkende, 't frontefpies vatt dis gebouw pronkt met het jaartal der bouwlage 1639* II. Deel. M eU  15$ be JONGE REIZIGER en 'S dorps wapenen zynde een 5Y. MkhieU den draak met een fpeer doorftootende, en het middenfl.uk van een harnas op het fchild, dat hy aan zyn linker arm draagt. — De beelden der gerech.igheid en voorzienigheid ftaan op de hoeken, en de liefde midden op het frontefpies Men gaat 'er met een hoog bordois op, en hief onder doorgaande koomt men op een met hoogeboomen beplant kerkhof, op welks midden de kerk ftaat. . De predikftoel in dit ge- bouw is der bezichtiging waardig, zynde met veel fnywerk vercierd, vooral is de leuning fraai, zynde gelneeden in de gedaante van een kabeltouw. . De tooren is hoog, en zo men ons gezegd heeft in den froaak des toorens van de abtdy van St. Mchid te Antwerpen. Wy hadden het jacht alhier in de haven doen koomen, begaaven ons fcheep, en zeilden zeer vermaaklyk herwaard, alleen' wierden wy war vertraagd, door dien wy eenige maaien moesten wenden, om boven de plaat van Flahkee te koomen, die hier vlak voor de haven legt. Ziedaar kort wat wy bezichtigd hebben, de Landsdouw zo van Goedereede als Over Flahkee is stom even vruchtbaar, brengende zwaare graanen , koolzaad en meekrap in overvloed voort, des men hier met vermaak kan doorreizen. Vet-  door NEDERLAND. Verders trekken deeze plaatsjes geen gering Voordeel van de Visfchery, en wel voornaamelyk Middelbarnas, althausmenzegtdadn gantsch Holland geen zo vischryke plaats gevonden wordt. 't Zal u geheugen wat ik u fchreef van de enorme fchelvischvangst te Katwyk, hier beroemt men zich dat 'er in den jaare 1745 opeenen dag, meer dan negen duizend kabeljaauwen ter markC gebragt wierden, die in eene zeetocht, duürende gemeenlyk vier a vyf dagen, gevangen waaren. Om deeze tyd des jaars, wanneer 'er doorgaans veel Tarbot gevangen wordt, zendt men die naaï Engeland. Ik heb thans den tyd niet, maar ben echter voornemens om u nader over de verdeeling van de landen van Voorn en Putten te onderhouden., waartoe ik de eerfte gelegenheid zal waarnee- men. Voor het tegenswoordige moet ik fluiten, wyl ik den Heere Goudwaard niet lan* ger alleen durf laaten —— lk eindig des na myne complimenten afgelegd te hebben, aan de drie uitmuntendfte dames myner kennis, en d# nobelfte myner vrienden met my te noemen. M 2 m.  ioo de JONGE REIZIGER III. BRIEF, Ferdinakd aan Charlotte, Geertruidenberg den o Juny i?-* Sedert myn vertrek uit Hellevoetfluh heb ik geen tyd kunnen vinden om een letter op het papier te brengen. Want ik durf u verzekeren, dat 'er niets verrukkelyker zyn kan, dan onze overtocht van daar na de Klundert. Zynde de Wil- lemftad by ons voorbygegaan , om twee redenen, vooreerst dewyl het niet eigelyk tot Holland behoort, en ten anderen, wyl wydoordenftorm in onze reize vertraagd zyn, des het weinig ge* fcheeld heeft of wy waren onmiddelyk op Dort gereisd, en hadden deeze gamfche hoek afgefneeden, . De dageraad brak naauw aan, toen wy opftonden om nog in Hellevoetfluis te dejeuneeren. o myne Lot! geen penceel maalt dat uitmuntend gezicht over de Maas. -— Terwyl de kleine engeliche meid van ons logement, het kofiywa. ter aanftookte, en de Heer Goudwaard zich liet kap.  door NEDERLAND. 161 kappen, wandelde ik nog eens rondom de vesc. Ik kon Goeree en Over Flakkee nog n et onderfcheiden, vooral het eerfte lag nog in di aüengs verlmeltende nachtfchaduwe. Ik was pas aan het tweede of zogenoemde koningsbolwerk, toen het wachtfchip, door een kanonfchot den dag aankondigde. — 'Et hing nog een foort van nevel over de rivier, en het land fcheen zee, door de daar over zwee- vende daauw. De Brielfche Poort gepas- feert zynde , en dus meer ten oosten der vesting koomende, had ik een ruim gezicht op den ryzenden dageraad. Staatige donkere wolken,gelyk aan omoeganglyke gebergtens rusten op den horizond, binnen weinige oogenblikken, wierden derzelver randen met goud en andere fchitterende koleuren geboord; zy fchooven van een, en achter elkander met eene afwisfeling van eerbied wekkende vertoningen, tot dat na voorafgaan van eene tallooze menigte lichtfcheppende ftraalen, de gezichteinder van alles gezuiverd was, en de zonnefchyf nog maar half boven dezelve aan myn verrukt gezich? vertoonde; een lief koeltje uit het noordwest bewetkre eene zachte kabbeling op het afvlietend water, en de blikkering der zonneftraalen op deeze kleine golfjes vormde een gouden ftarredans, die dichter noch fchüder maaien kan. M 3 Eer  ïfo de JONGE REIZIGER Eer ik nog aan het zuidlykfte bolwerk Rot. terdam genoemd was voortgewandeld, ftond de dagvorftm in haaren grootften luister op de nu gantsch onbewolkte kim, en rees allengs met eene majefteit, die myn gevoelig hart in verrukking bragt. ïn waarheid, myn lieve Lot! voortwandelende tot aan het eind van het oosterhoofd, zou ik my zelf vergeeten hebben als myn Hendrik na my uitziende, myniet vandaar was koomen haaien. Geloof my, ik kon my zo min wegens 't geen ik gevoeld had by mynen vriend uitdrukken, als ik thans in ftaat ben u hef zelve te fchetzen, neem het dan daar voor dat ik geheel verrukking was. Ten vyf uuren gingen wy aan boord, en het labber koeltje, uit de ons gunftige hoek waaiende voerde ons ondanks de tegenitroom fpoedig langs het Haringvliet, en zo in het Hollandch dtep tot wy de node vaart inftevenden en dus opzeilden tot aan de Klundért. _ Ik zal onze discoursfen geduurende dit ovenochtje aan neef Peterfen meede deelen , wyl zy zeker niet ui uwe liefhebbery zullen vallen, en hem nog misfchien van dienst kunnen zyn, terwyl zy althans myne weetlust byzonder voldeeden. Pit plaatsje, Klundert namenlyk, is klein, hebbende maar weinige alle lynrecht loopende ftraaten, waarvan eene kt ftadje in twee deelen ' fcheidt  door NEDERLAND. 163 fcheidt, men vindt 'er nog al eenige fraaje huizen , vooral aan de zogenoemde kreek , een watertje dat hier doorvloeit, en zich in de roode vaart ontlast. —— Op een der pleinen ftaat de kerk die geene kwaade vertoning maakt; op de markt die met boomen beplant is, vindt men hier het zogenoemde PrinCnhuis, en een landsmagazyn, doch alle deeze gebou -en zyn van te weinig aanbelang om daar van eene breedvoerige belchryving te geeven. Laat ik u liever melden, hoe toevallig het zich hier gelchikt heeft om myn woord in Dort te houden en met den Heer Goudv: aar ds gtze\ïc\\^ vereerd te blyven. iNaauwlyks waaren wy een kwartier in ons logement geweest, toen 'er een heer te paard arriveerde, die ik, zo dra hy affteeg voor mynen Dortfchen vriend herkende, hy toonde zich verheugd my te zien , en vraagde onmiddelyk na de dag , op welke ik by hem meende te zyn, ik beantwoorde hem met te zeggen, dat de Heer Goudwaard my wel onverwacht met zyn reisgezelfchap had gelieven te vereeren, en ik dus van zyne uitnodiging om by hem te logeeren onmooglyk zoude kunnen gebruik maaken. Dan wat was het gevolg ? tegens hondert protesten aan, hebben wy ons woord moeten geeven , om beide by hem te komen, . Dit zal denkelyk morgen avond ge. M 4 beu-  164 de JONGE REIZIGER beuren, althans ons oogmerk is om morgen tegens den middag met een vaartuig van hier te zeilen, Toen onze vriend zyne na huis reis had aangenomen , deeden wy een wandeling rondsom ?n door de ftad. De wal is fraai, en word zeer wel onderhouden, de ftraaten zyn ruim, luchtig en vry wel bebouwd. Een riviertje de Donge geheeten, befpoelthet zelve aan de oostzyne. —- De haven is ruim maar geheel verzand, de markt is een ruim plein' op hetzelve ftaat het uadhuis, ter wederzyden door andere huizen beklemd, hetzelve pronkt met een fpits toorentje. Aan het oosteinde van de markt is de groote kruiskerk, vercierd met een fraaije dikke toren. Het groot en klein Prinfenhof zyn de twee voornaamite gebouwen der gantfche ftad. Nieuws of byzondere fraai heden hebben wy hier gevonden nog opgemerkt" maar hoe konden wy in deeze ftad ons ophouden , zonder te gedenken aan de twee groote Dichtgeesten welke alhier in onze dagen bloeiden, en tot ouherfrelbaaré fchaade van den Helicon, in den bloei hunner dagen, door den dood zyn weggerukt. Gy zult niet twyffelen myne beste, of ik bedoel hier de eedle Jutiana Camelia de Lannoy', m den dOQtk«ndigen Simon van der Waal. D§  dpor NEDERLAND. 165 De werken der eerde vooral zyn u te onfchat« baar, dan dat haar naam nietonmiddelykinuwe gedachten opryst, zo dra gy Geeriruidenberg noemen hoort. De eloge dier twee pnikverfbnden , was geen gering deel van ons geiprek onder het foupé. De Heer Goudwaatd had de Baronnes van naby gekend,'en roemde zo zeer, haai minzaame en vriendlyke geaartheid, als haar vernuft en kunde in gefchiedenis, dichtkunst, en andere vakken van geleerdheid. Te recht zeide hy, fchreef zy deeze vier lieve regels; op DE VRIENDSCHAP. Wie kan in 't aardsch verblyf een hemél wellust geeven? Wie bindt de zielen met een gulden koord aan een? Wie fchept uit rampfpoed kracht? wie zal onfterflykleeven? Zoek vry door 't gantsch heelal, de Vriendschap (is 't alleen. Te recht hernam ik, voegde de groote Simon van der Waal deeze vier fchoone regels onder haar af beeldzei; M 5 Dit's  166 de JONGE REIZIGER Dk's d'eedle de Lamnoï ,door dicht en deugd verengeld; Vereerd met Neêrlands liefde, en Pindus zegekroon; Der kunften fchutvorftin, heeft zelfvan Ruslands troon Een eerlauwrier om 't hoofd dier Milpomeen geftrengeld. Wy beklaagden ons met aandoening, over 'rontydig verlies dier uitblinkende geesten, en rapten aan eene optelling van groote vernuf. ten. welke ons Vaderland tot roem verftrekten, maar eveneens, als deeze in den kostlyken bloei hunner jaaren, als tierlyk praaiende bloemen, door den ftormwind des doods waaren ter neêr geflaagen, en onder deezen verga, ten wy geenzins den grooten Ernst Willem Hicbt, noch den krachtigen Belamy. Het foupé afgenomen zynde, ging de Heer Goudwaard na bed, en ik zette my om deezen Ce 'chryven. Wy zouden nu morgen , zo vroeg als het ons luste van hier kunnen vertrekken, maar myn vriend heeft hier een kennis woonen, wien hy een bezoek wil geeven, dit kan niet wel voor tien uuren, en dus zal ik nog gelegenheid hebben , aan Neef Peterfen te fchryven, en deeze met dien, morgen avond op de post te bezorgen. —— ik zal hem niet voor het laatfte oogen-  door NEDERLAND. 167 oogenblik fluiten, dewyl ik u dan wil laaten weeten, wanneer wy in Dort zyn aangekoomen. Intusfchen hoop ik dat myne lieve welvaart, dat ik beftendig in haare achting ftaa, en, als ik in 't huis mynes vriends intrede, daar verrast mag worden, door de verzochte letteren van de hand der beminnenswaardige Juffer , aan wie ik myn hart Voor altoos heb opgedraagen, en wier wederliefde dus het treffendfte genoegen uitmaakt van &c. P. S. Dort den 10 Juny. ——— Om twaalf uuren deezen middag vertrokken wy van Geertruidenberg met een vischfchuit, 't was ftilletjes, doch voor den wind, de koelte wakkerde echter,en gelukkig voor ons, wyl wy anders niet door de zogenaamde kil hadden kunnen koomen, die wy verkoozen door te zeilen in plaatze van beoosten het eiland van Dordrecht door de bieschbosch te gaan. Wy arriveeren zo op het oogenblik, (ten zes uuren) en ik fchryf dit nog aan boord om de brief fpoedig, zo het al niet te laat is, op de post te bezorgen. . Dan Lot lief! is myn hart we-  i68 de JONGE REIZIGER weder gerust, want dan vermaak ik my morgen met het denkbeeld : „Nu zal myne fchoone he„ den ten minften aan my denken, al zy my0 nen brief leest. Vaarwel beste! ik zegel deezen, en dan gaan wy van boord —— Vergeef het krabbelend fchrift, want het is vry gebrekkig. —— Nog eens vaarwel I de Heer Goudwaard groet u, IV.  s> o o a NEDERLAND* i6p Ferdinand aan Peterseh. GeertruidenUrg den 10 Juny—* (Onsteren morgen, gelyk ik myne Charlotte gemeld hebbe, zeilden wy vroeg uit Hellevoetfluis naar de Klundert, in dit overtochtje onderhielden wy onzen fchipper over de verfchillende vaarwaters van hier na Dort. Toen wy het Haringvliet een end weegs waren opgezeild, wees hy ons twee tonnen, en eenige fteekbakentjes welke daar lagen, zeide hy, om het zogenoemde fpui te vatten, 't geen' niet zeer breed, doch voor taamlyke fmakken bevaarbaar is, en zich in de oude Maas ontlast, Scheidende dit vaarwater de landen van Putten, de Beierlanden en V land van Stryen. Als men in de oude Maas koomt, heeft men het eiland Tzelmonde aan bakboord , en dat van Stryen aan ftuurbooid. Hy fchiiderde dit vaarwater zeer aangenaam, dewyl men ter wederzyden van het zelve verfcheidene wel geütueerde dorpen vindt. IV. BRIEF.  if* de JONÖE REIZIGËR Hy onderrichte ons dat men 't Hollands diep Verder opvaarende aan de zogenoemde Kil kwam, hetalgemeene vaarwater voor alle groote fcheepen zo die van Rotterdam als Dordrecht Voor de Maas na zee gaan, verder zei hy kan men beoosten het eiland van Dordrecht ook door de biesbosch naar die ftad koomen. In het verfchtet zagen wy de Willemjlad, de Heer Goudzvaard merkte by die gelegenheid aan^ dat deeze plaats zyn naam hadde, na deszelfs ftichter Prins Willem den \. die dezelve Ao.1583 bouwde en verfterkte, dat zy naderhand op Maurits, Fredrii Hendrik, Willem den II. en den III. van dien naam gedevolveert was, doch dat 'er zwaare differenten ontdaan waren, na den dood des laatsgemelden tusfchen den Prins, en den Raad van Staten, over 't heffen der gemeene middelen van deeze ftad, en deszelfs resfort, en over de wyze om deeze middelen te moeten emploieeren. Over de fituatie van de ftad fpreekende, zeide onze fchipper dat zy een ruime markt hadde, een goed raadhuie, en een fraaije kerk, terwyl de vestingwerken in zeer goede order onderhouden worden. Alles wat ik van de Rlundert te zeggen heb- " be, meide ik in mynen brief aan myne Cbarlou t* van hier. De j  door NEDERLAND. 171 De tour van daar herwaard namen wy ove* de laage Swaluwe,eene niet onbekoorlykelandsdouw , waarvan ik naderhand iets meer zal zeggen , als ik u over Vooren en Putten onderhonde, myn tyd is thans weder kort —— Ik zal lï derbalven maar een enkel discours tusfehen den Heer Goudwaard, en my onder 't wandelen om de vest meede deelen. Het land rondsom deeze ftad vlak en laag zynde, begreepen wy niet hoe aan deeze plaats by den naam van Geer' truid die van berg gevoegd was, en vermaakten ons met de gisfmgen der geleerden hier omtrent aangevoerd zonder eenige beflisfing. Der Heer Goudwaard was veivo'gens zo vriendlyk my eenige gelehiedkundige trekken van deeze plaats meede te deelen, die ik hier zal laatera volden. Heer Jan van Braband bcmagtigde deeze plaats in den jaare 1304. toen dezelve naar de waar'Ghynlykfte gisfmgen, onbemuurd was,wy| zy verfierkt geworden is,door den Heer Willem van Duivenvoot de, die 7er in den jaare 1310 Heer van wierd. In 1321 begon hy het flot van St. Geertruidenberg te bouwen. • Van die flot is na hondert jaaren geftaan te hebben, geen fteen meer op elkander gebleeven; zynde verdelgd in den oorlog van Hertog Jan van Beieren , tegens Vrouwe Jactóa > in of omtrent 1420,. toen  ïf± riE JONGE REIZIGER foen de Heer Dirk van Merwede hetzelve mëef dan een half jaar tegens zyne belegeraars defendeerde, maar eindelyk, na zelf de ftad in brand en plat gefchooten te hebben, genoodzaakt wierd te capituleerea, bedingende echter het behoud van lyf en goed. De alombekende Watervloed in 1421 die den Bieschbosch vormde,-die om deszelfs vreeslykheid, by alle onze gefchiedfchryvers gedacht Wordt, en zeker de' merkwaardigfte is, welke de gedenkfchriften deezer landen opleeveren, heeft ook deeze ftad niet weinig geteistert, en haar waarichynlyk van eene hndftad hervormd, tot eene ftad aan de rivier geleegen. In de partyfchap der Hoekfchen en Kabbelliauwfehen deelde zy roeede, zynde in den jaare 1489 door den beroemden Heere Jan van Nnaldwyk ten voordeele van de Patriottifchë party ingenomen, dan toen hy hetzelve begon te verfterken, bragt hy die Van Breda vrees aan, en dus vonden de Regeeringlieden der Baronny goed, hem door een groote geldfumma te beweegen, om de ftad te verlaaten. Nu bleêf het hier in tamelyke rust, tot den jaare 1573 toen de Staatfchen daarvan bezit namen, dan Parma bemagtigde dezelve weder in 1588. Mau  hööR NEDERL AND. 173 Maurits, die bekwaame Veldoverfte, bemag tigde haar weder in den jaare 1593, fchoon de Spanjaarden met eene aanzienlyke magt, in het gezicht lagen, zedert bleef zy in handen der Staatsgezinden. Maar Peterfen ik kan niet voorby u hier eene trek op te leveren, hoe verfchriklyk de grooten dikwerf met de eeden fpeelen. «- Gy weet dat deeze ftad op de grenzen van Holland en Braband legt, hier uit ontftond eene beftendige twistin vroeger dagen, welke, dierNederlandfehe provinciën, de fouverainiteit over de plaats toebehoorde. Die van Holland eischten dat hunne Graaven, by de zogenoemde blyde inkomlten, zouden zweeren, de ftad Geertruidenberg onder hunne magt te houden; die van Braband integendeel, eischten van hunne Hertogen als zy op hunne blyde inkomst zwoeren, dat zy die ftad onder hun gebied zouden brengen, en beide deeze eeden zyn gedaan, door die Hertogen en Graven, welke uit het huis van Bourgondien te gelyk Hertogen van Braband en Graaven van Holland zyn geweest. Zeker derhal- ven dat zy in een of ander geval meineedig waaren, en dus van zelf vervallen van eenig recht van oppermagt. Doch 't was toen zo al, dat niemaud den grooten aan wetten durfde verli. Deel. N bin-  m de JONGE REIZIGER binden, uit zelfgevaar, of zelf belang, en 't zal ook wel altoos zo blyven. Eer wy gisteren avond aan het foupé gingen, dronken wy een vlesch wyn aan de deur, de kastelein die een zeer gefchikt man was, ftond met ons te ipreeken, toen 'er een officier inkwam, en ons een rencontre verhaalde, welke der moeite waardig is u meedetedeelen. Hy was geheel onthutst, en vraagde meteenige hoogdnitfche vloeken een vlesch bourgonje. ——- Men gaf hem die, en de kastelein vraagde, watfcheelt 'er aan heer Luitenant? —. . Was tufel, zeide hy, der komt einer vervloekter hond, in onze gezelfchaft, und fprekt kein word. Ick zag 'er an zeinen montiering das 'er cin hond war, und wolte met innen reednen. — Der kaerel antwoorde koel, uber.cordaat,und zagte zelbst dat 'er ein hond war, aber die fp.re.hen kon, und der flingel raifonnierde, mit mir, in form dat ich waarhaftich kein voetskon kriegen om innen ein koppel piftoolen thoe prefentieren. 'Er is ein hond, aber hie weis zo viel von der Hifbrien, dat ieh daar nichts tegen zagen konte, und doen ben ich mar weggelau- fen. Was wolte ich mit der hond thoen? '£r is aber ein hond, die nich glauben wol, zo wie ich glaube. Einer vervloekter hund is  ! Doöe NEDERLAND. 17$ isirh, und Hoor zeide de kastelein, dat , had misfchien te pas gekomen, om het den man : in uw gezelfchap te zeggen, maar hier doet het 1 niets af, hier is het poltronnerie, en daarvoor ■ Zyn de Heeren die hier zitten zo min bang, als : ik, dus drink uw viesch, en maak hier geene gasconades. Aber Geen Aber meer, hervatte de kastelein, of de ftop op de vlesch, ik duldby my geen discourfen die aanleiding geeven tot partyfchap, een hond, een haan, en een luipaard, moeten in myn menagerie vrede houden, of ik jaag den twistzoeker weg, onverfchillig wie. Myn fpreuk is, Je Maintiendrai, en daar meede gedaan heer Lientenant. aber nein, ich fol zwiegen, zeide de heer Lieutenant, trok zyne fchouders op, dronk zyn vlesCh, en ging na zyn kwartier. De kastelein ondertusichen ontzag zich niet te zeggen dat hy dagelyks zo, dan door den een, dan door den ander geplaagd wierd , als 'er vreemdelingen waaren, doch voegde hy'er by, ik zal het hun afkeren. Zy koomen hier probeeren, zeide hy verders , of zy voet kunnen krygen, om rufie te maaien, en 'er my meede in te betrekken, om dat ik een hond ben zo ais zy dan zeggen,maar dan moesten het al andere kaerels zyn. KortN a om  176 de JONGE REIZIGER om de Lieutenant jonge Ik meen de jon¬ ge Lieutenant kwam 'er codille af. Nu gaan wy zo daadlyk op reis na Dort van waar ik u deezen zenden zal. De inleggende hebt gy wel de goedheid aan myne lieve Charlotte te overhandigen. Groet uwe Belle, en haare vriendin Elize, maak myn excuus dat ik haar zo weinig fchryf, ik beloof beterfchap, Dort zal my denkelyk wel iets voor haar oplee* veren. Daar is de Heer Goudwaard. — Ik eindig en ben &c. V-,  door NEDERLAND. 177 O^nze overtocht van Geertruidenberg herwaard was weder zeer vermaaklyk, echter op den middag vry heet. Wy zeilden dwars voorby de Biesbosch heen de Kil in, een zeer aangenaam vaarwater, ter wederzyden met groene wallen geboord. Juist met ons kwamen drie ichotfche brikken met fteenkool gelaaden de kil in zeilen, een derzelve liet zyn anker vallen voor 'sGravendeel, een fraai dorp zo het ons voor het uiterlyk toefcheen; dit wasvoor my een nieuw tooneeltje, en ik verwonderde my hoe vaardig het volk op de raas was, en de zeilen geborgen hadden, de zeelieden noemen dit: befldan. De twee andere vaartuigen, zeilden door; hunne voortgang was fneller dan de onze, doch aan het eind van de kil koomende, riep de knecht van onze fchuit N 3 den Dordrecht den 11 Juny 17— V. BRIEF. Ferbjnand aan Fredrikstar.  i?8 de JONGE REIZIGER den fchipper toe: „de voorfte wordt al mal." Ik vraagde wat zulks betekende, ik kreeg ten antwoord, dat hy te naby grond was, en daar door uit het roer liep; dat de geduurige afft.roming van de rivier hier ter plaatze eene fluiting kreeg waardoor een bank gevormd wierd, de krap genoemd, een groote hinder voor zwaare fcheepen , die daarop dagen achtereen konden blyven zitten, dat deeze bank vry erger was dan pampus, wyl de grond te hard is om 'er door te werken, en dat 'er tot nog toe geene mooglykheid fcheen te zyn, om deeze opflikking te beletten. Dort van deeze zyde naderende is zeer bekoorlyk, de rivier was vol zeilende en ten anker liggende fcheepen, aan den rechter oever heeft men op het eiland verfcheidene fabriet ken, en aan den linker het bloeijend Zivyndrscbt op het eiland Tzelmonde geleegen. De ftad vertoont zich fraai, hebbende verfcheidene harens, en zynde de kaaijen tusfchen de 'zelve met loofryk geboomte beplant. Wy zeilden geheel op, tot voorby het groot boofd, om ons met dit gezicht te verlustigen, onder het merkwaardige zyn de hier leggende houtvlotten, welke den Ryn afzakkende, van eenige hondert uuren verre herwaards getransportiert. worden. Wy zullen dezelve nader  door NEDERLAND. 170 bezichtigen. ■ Tot bykans op de hoogte van Papendrecht zynde, zeilden wy te rug, en flapten aan de blaauwe Poort, alwaar het veer op Ziuyndrecht is, van boord, en begaaven ons na onzen vriend den Heere Bleyenoord. Het overige tot de afzending van deezen aan myne Charlotte. Inmiddels blyf ik met myne gewoone hartlykheid uwen. N 4 VI.  i8o de JONGE REIZIGER IV. BRIEF, Ferdinand aan Charlotte. jpsrt den n Juny 17 y HWyl wy met onzen vriend zo hadden afge, fproken , gingen wy hier arriveerende regelrecht na zyn huis, een aartig kwikachtig vrouwtje, kwam by ons in de zykamer, en berichte ons dat haar man op gezelfchap was, doch order gelaaten hadde, om hem te haaien, zo wy inmiddels mogten koomen. Zy zond ook haar meid oogenbliklyk uit, en twee zeer lieve kinderen, het een van zes, een meisje; en 't ander van vyf, een dikke vette jonge, kwamen de kamer infpringen, de gewoone complimentjes van dienaresje Qomes. en dienaar Oomes heel lief afleggende. Zy waaren in de eerfte fmaak gekleed, konden, ('t gen wy reeds wisten vóór wy by onzen vriend in het gezelfchap kwamen, waarvan daadlyk nader, en dus binnen het half uur, zy konden reeds een menuet danzen, een airtje zingen, wat fransen en esgelsch rabraa- kea  ooor NEDERLAND. 181 ken, maar hollandsch leezen, en fchryven, dat was zeer gebrekkig. Mietje trafteerd ook al het clavier, zy fpeelde in dien korten tyd twee ftukjes voor ons, en toen Mietje een derde wilde aanvangen, zei mama, dat het genoeg was, 't kind drong 'er op aan, om het ftil te krygen, zeide ik: o mama! laat Mietje nu nog eee oud hollandsch deuntje fpeelen, geef een aalmoes voor den blinden. He! foei myn Heer was het antwoord, zou het kind zulke dingen leeren, neen, foei! dat zou ik niet dulden. Ik maakte myn excuus, en hier op volgde een'vertelling, dat de kinderen wel moesten worden opgevoed, zo dat zy eenmaal in de grote waereld konden verfchynen, want wel was het waar, zy hadden niet te wachteu dat zy fchatten van hunne ouders zouden erven, maar de expectance tot aanzienlyke goederen was groot. Zy hadden een neef, die ryk was, zyn vrouw had geen familie, en 'er waaren maar drie kinderen, des als deeze vyf dood waaren, moesten zy de goederen van dien neef erven. — Hier ftreed oprechtheid met welleevendheid by my , de eerfte over. won, en ik zeide ja Jufvrouw, maar boopencp. Oomen, is droomen, na ons hollanjisch ipreekwoord, 't is zo antwoorde zy, maar evenwel en hier kwam Styntjé. in, om ons N 5 ^  i8a de JONGE REIZIGER te verzoeken by het gezelfchap te koomen. Wy wierden derwaard geleid, 't was by een eerwaardig oud Heer, men zat een kaartje tefpeelen aan drie partyen Quadrille, afHombre en Modern, gy kunt hier uit de grootheid van ons gezelfchap berekenen, wy wierden met de uiterfte beleefdheid door onzen gastheer binnen geleid, en door den heer van den huize, zowel als't overig gezelfchap ontvangen. lk moest meé fpeelen, en om het minfte derange- mer.t te maaken koos ik het modern. Ten half tien uur wierden wy aan tafel verzocht, gulheid en vrolykheid heerschte onder dit foupé. Dan toen de gewoone conditiën gedronken waaren, wierd de gastheer vergelukt met zyn verjaardag, en een der heeren las een vers, myn vriend, eischte van my een extempore, ik betuogde uit alie oogpunten de onmooglykheid, het mogt niet baten, eindelyk zeide ik mydaarvan volftrekt te moeten excufeeren, maar dat ik wel eene zegenwensch, die ik by eene andere gelegenheid had uirgefprooken, en my hier niet ongepast fcheen herhaalen wilde Gy moet weeten lot lief dat ons gezelfchap aan tafel vermeerdert was, door de vrouw uit den huize, en twee weh pgevoede jonge Jufvronwen. Men nam mya aanbod aan, en ik gaf de volgende regels: Ik  door NEDERLAND. 183 Jk voer geen andre weusch voor u ten offer aan, Dan dac uw heil u volg' op 's levens enge baisn; pn,als hei (IerTuur koomt,'t geen we eenmaalmoeten fmaaken > Dau rnoog een Englen rei de omringde fponde naaken, Daar huwlyksliefde zucht, daar vaderliefde fchreidt, De vriendfchap beiden troost fchoon ze ook met fmarte fcheid. Dan moog die Englen rei ten aanzien uwer vrinden. U, afgeleefd in deugd, gantsch zagt van de aarde ontbinden, Ën voere al juichend u in zynen glorie op, Zo ryst uw zaligheid ten allerhoogiteu top. Indien gy lieve Lot, myne dichterlyken hoogmoed geen geweld wilt aandoen, zo permitteer my te zeggen dat ik ryklykgeapplaudifeert wierd, pn dat deeze regels ten gevelg hadden, dat meer dan eene heer aan het reciteeren geraakte, dee. ze boertig, geene ernilig, onder da laaifte be-. viel my by zonder een dik heer, wiens talent groot was, en om u niets uitvoerigs 'er van te zeggen , zal ik u alleen vernaaien dat hy het volgend versje uit den Ferdinand en Conflantia} van uwen beminden Dichter al de kragt gaf, die 'er by mooglykheid aan kan worden bygezet. '{Aan-  184 de JONGE REIZIGER *t Aanvallig meisje, helt tot min , Zo draa haar bolle koontjes gloeijen; Pas dekt het puntig dons de kin, Of 't knechtje voelt zyn driften groeijen. Poog vry die werking der Natuur In klooster fchaauw of woud te ontvluchten, De wildernis voedt minnevuur, De doodfche cel verliefde zuchten, Die trek, la beider bloed verfpreid, Is 't nurwerk der voorzienigheid. *t Was half twee eer wy na huis gingen, en 't zou mooglyk langer geduurd hebben,indien men uit eerbied voor den gastheer, en zyne bejaarde huisvrouw niet gedacht had te moeten fcheiden. Ondenusfchen ging het hier als wel meer gebeurt, 'er is eene nieuwe party uit voort gevloeid, die over morgen plaats zal hebben, indien zeker Heer, niet in het Gezelfchap tegenswoordig, dan geen belet heeft. Te huis koomende was moederlief nog op, en zat by Styntie in de keuken, myn vriend, behandelde deeze wyze.van doen zeer verftan. dig, maar toen hy licht vraagde om ons na onze kamers te geleiden, merkte ik aan de toon waarmeede de jufvrouw haar mans verzoek aan de  door NEDERLAND, tig de meid herhaalde, en deeze zulks beantwoorde , dat 'er meer familliariteit tusfchen jufvrouw Cateau en Styntie plaats hadden, dan mynen Vriend aangenaam was, en my ooit in zyn geval zou kunnen zyn. Ik zal zekerlyk gelegenheid hebben, dit huishouden meer door te zien, maar ik geloof van nu af al lieve Lot, dat myn vriend niet gelukkig gehuuwd is, zyn caradler koomt my vry wel voor, en 't fcheen my toe, dat men in het gezelfchap , eene niet geringe prys op zyne kun- de ftelde. Laat ik u eer ik eindige nog iets van myne kamer zeggen. -—— lk ben zeer wel gelogeert, Diet zo prachtig als by den Heer Goudwaard, maar echter proper, en met die fmaak, waarin de kinderen na de erfnis van Neef zich zullen moeten fchikken. —— 't Uitzicht is over de Merwe op Zwyndrecht, dus zeer vermaaklyk, wyl 'er eene geduurige beweeging van vaartuigen is. Het behangzel is papier, en vier vak¬ ken van hetzelve, zyn bedekt door de groote en uitvoerige plaaten van le Brun, veitoonende de gefchiedenis van Alexander en Darius, een vyf de hangt voor den fchooriieen. Derzei • ver onderfchriften zyn fraai, en luiden aldus: La  185 de JONGE REIZIGER La vertu est digne de PEmpfre du monde. La vertu plait quoy que vaincu. La vertu furmonte tout obftacle. II est d'un Roi de vaincre foimême. Ainfi par Ia vertu s'elevent les Heros. (*) Voor 't overige is het vertrek wel gemeubileert met vier opgeflaagen fpeeltafehjes opgepropt met diverfe foorten porcelein, door gaas voor het ftof gedekt, ter wcderzyden van elkseen ftoel,twee fautemls by het ledikant, een mahonihouren bureau voor de middeldam, daar boven een fraaije fpiegel, en in het midden van het vertrek een rui. C ) Om eenigen onzer Jeezecs, die niet dan he> NederdBjach verftaan te hulp te komen, plaatzen wy hier onder de vertaling, en zuilen zulks voortaan altoos doen om klagten voor te koomen. ' De deugd verdient de heerfchappy der waerelr. De deugd behaagt, fchoon overwonnen. De deugd overwint alle zwarigheden, 't Is der Vorften pligt zich zelf te overwinnen. Dus verheffen zich de Helden door deugd. de Uit gesver,  door NEDERLAND. 187 ruime tafel met vier ftoelen, die gelyk de overige na de nieuwfte engelfche fmaak, en zo ik my niet bedrieg van de winkel van den HttrSwager te Leiden zyn, althans, zy zyn even keurig gewerkt. Wat dunkt u Lot lief, leer ik obferveeren, omtrent huislyke zaaken? Wel, daarvoor is eene groote reden, en ik twyffel niet of daar aan te denken, zal ik my in eenenaangenaamen droom over brengen, als ik deezen geflootenheb, 't geen ik als reeds laat zynde, verrichte, door u eenvouwig te melden, namenlyk, dat ik myn hoogfte geluk zal ftellen, als ik eens door naauwer banden met u vereenigd , my dus op de wettigde wyze mag noemen geheel den uwen. VIL  i38 de JONGE REIZIGER VIL BRIEF. Ferdinand aan Petersen. Dordrecht den 12 Juny 17— ]£k behoefde u Heer Hiftoricus niet te zeggen, dut de ftad van myn tegenswoordig verblyf de eerfte ftem heeft in de vergadering van hunne Edele Groot Mogende, en mooglyk .zal deeze brief niets behelzen, dan het geen gy reeds vooraf wist, maar meer dan eene reden, fpoort my aan om denzelven te fchryven. \ ooreersr, gy immers zyt niet de eenige Leezer van myne brieven, en de dames,althans zo het haar behaagt, my met de léfture van myn getrouw journaal te vereeren, zullen "er wel iets in vinden dat zy, zo alvoorens geleezen, echter weer vergeeten hadden, — Zeg niet Peterjen, dat ik onze lieve jufvrouwen, hier een zeldzaam ompliment maaken, in waarheid, zo het anders was dan ik zeide zoude het my leed doen. Ik bemin in de fexe vernuft, oordeel en belezenheid, maar ik haat de fuvantes, deeze kunnen on-  boor NEDERLAND, 180 Onmooglyk haare huishoudelyke pligten waarnetoen. Diensvolgens zoude ik myne vriendinnen, na myn oordeel benadeelen, indien ik haar zö veele kunde wegens de Vaderlandfche Gefchiedenis toefchreef, als ik met reden in u veronderftellen mag, en dat ik het dus aan u doe, is om dat gy my zoudt onderrichten ^ indien ik eens mis hadde j ook zyt gy een gefchikt perfoon^ om in onze vrienden zamenkomst, by voorleezing myner brieven, daarover als een Profesfor collegie te houden, en het gebrekkige door uwe meerdere kunde aantevullen. De tweede reden is dat ik aan u wiilende fchryven, geen ftof weet welke gevoeglyker isj en ik myn pligt verzuimen zoude, zo ik niet aan U fchreef. Dan deeZe preambule is reeds groot genoeg. Dordrecht dan is de oudfte ftad deezer Provincie, of wordt ten minden daarvoor gehouden, haare ligging is op een eilandje, dat vatt het vaste land gefcheurd wierd, indien zo ver-i fchriklyken watervloed van den 18 November 1421, toen 'er twee - en - zeventig dorpen, in den omtrek van deeze ftad > door het woedend nat verloren gingen. Zo draa ik de ftad bezichtigd hebbe, zal ik daar van eene korte befchryving geeven \ . aan den eene of anderen myner vriendenkring, & II. Deel. O 2al  19° de JONGE REIZIGER ik eenige gefchiedkundige trekken opleeveren. Dewyl de naamsoorfprong van deeze ftad, op zo veele giszingen, door Alting, Beverwyk, Jutlius Batavm, van Heusfen en van Ryn, en andere fteunt, terwyl 'er niets zekers in is' zal ik my daar niet meede ophouden. De ftad voert dien naam, en of dezelve komt van den afgod Tbur, dan van een rivier de Dort, maakt in het weezenlyke der zaak geen verfchil. Er heerscht ook geene mindere onzekerheid omtrent de weezenlyke oudheid van deeze ftad, want eenigen willen, dat dezelve verre boven de twee duizend jaaren zou zyn, anderen willen dat men eerst omtrent de achtfte eeuw haar begin moet ftellen. Wie nu zal zulk een aan- merklyk verfchil beflisfen? My koomt het voor genoeg te zyn te erkennen, dat zy van eenen hoogen ouderdom is. Voeg hier by dat zy nimmer door buitenlandfche vyanden bemagtigd wierd, en zy daarom per exellentiam den naam van Maagd voert. Men wil dat zy tot negenmaalen toe vergroot zy, en dit waar zynde, kan men uit haar tegenswoordige gedaante wel afleiden, dat zy, voor het eerst eene ftad geworden, van zeer klei-' ne  üoor NEDERLAND, töf fle omtrek moet geweest zyn, en de uitleggingen telkens van gering belang. De gefchiedfchryvers getuigen , volgens 't geen ik by den Heer Goudvoaard in 's Hage kort. lyk aantekende, dat de Graaven van Holland» hier dikwerf hun verblyf gehouden hebben,voof al melt men dat Graaf Dirk den IV. hier ter plaatze in zeer onaangenaame omftandigheden geweest is. Een ongelukkig toeval op ze¬ ker tournoyfpel te Luik, had hem 'sBisfchops broeder uit den zadel doen ligten, met het gevolg dat die Prins zulks bedierf, die verbitterde het hof, en hy zelf ontweek wel de wraak, maa* twee zyner Ridders moesten die met de dood bezuuren, dit ontvlamde hem ook tot wederwraak, na veele gebeurtenisfen, wist zich Graaf Dirk van Dordrecht meester te maaken, 't geen niet Zonder een bloedige fiag, na dien tyd gerekend op de markt voorvallende, toeging, doch kort daarna wisten die van Luik en Keulen het zo te bedeeken, dat 'er eenige van hun volk zich binnen Dordrecht verborgen hielden, en de Graaf eene wandeling doende, hem, volgens Langendjk in het leven van dien vorst: Hem uit een venfter, door een pyl met gif beftreeken, Zo troffen in de dye, dat hy ter aarde zeeg, Ter plaats die flndt den naam van 't Graaveftraatje ttreeg O a Togfi  de JONGE REIZIGER Toen men den dood van Graaf Floris den V. wilde wreeken, en eenen Aland der burgeren recbren in Dordrecht meende te verkragten, ftel« de de Regeering zich daar met alle cordaaiheid tegen, weigerende zelf aan Jan den I. de naamen der verdachte perfoonen op te geeven. Dit had ten gevolg dat de Graaf tot wraak gepord welhaast, de kort te vooren bemuurde ftad, met eenige legermagc aanviel, maar 'sGraven Stadhouder Wolfelt van der Veer te Delft, en deBailluw Aland alhier door het Graauw vermoord zynde, vluchten de verfchrikte benden, zonder iets op de ftad te durven onderneemen. De oorzaak van deeze onlusten was gelyk ik zeide, den gepleegden moord aan Floris, die Amftelland, Kennemerland, ja geheel Holland en Utrecht onderling in.'t harnas jaagde, aan welke gebeurtenis wy het nog jaarlyks vertoond wordende treuïfpel Gyshecht van Amftel ver- pligt zyn. Het versje van Langendyk op de afbeelding van deezen Graaf, mogt wel in deflaapkamersderVorften hangen, dus luidt het i Daar trocschheid, dartle min en zucht tot hooger ftaat, Rogeeren in het hart er Vorften van den lande. Staan zy geftaag ten doel voor oproer en verraad; Dan valt hun kroon van 'thoofd, dan gaat hun roem te fcharde, O Fia-  door NEDERLAND. 103 O Fkris\ Konings Telg! te dartel uitgefpat, Ten fpyt des adeldomsi dat hebt gy ondervonden; Want, na ge op 't Muiderfiot veel fmaads had uitgeftasn, Doorftak u Velzens wraak met twee-ea-twintig wonden. Ik kan hier niet voorby gaan, dat toen Eduord de Yb door zyne Gemalin, de zuster des Konings van Frankryk in den jaare 1326 gedwongen wierd het Ryk, aan zynen zoon Eduard den III. afreftaan. 't geen gebeurde door hulp van krygsbenden hier in de Nederlanden verzamelt, die van Dordrecht ook daartoe hun aantal van de manfchap geleverd hebben, en dus dit beruchte werK helpen uitvoeren. Uit de Jonker Franszen Oorlog, door Alkemade gefchreeven, geheugt my, dat deeze ftad ni#t weinig ten doel van beroertenisfen geftaan heeft, geduurende de twist tusfchen de Hoekfchen en Cabelliaauwfchen. De inhuldiging van Hertog Jan van Beieren binnen deeze muuren, was oorzaak dat de toenroaalige echtgenoote van Gravin Jacoba, Hertog Jan van Draband, de ftad beleegerde , doch zy bezweek niet, maar noodzaakte den Vorst om met geen gering verlies, zyn voorneemen te ftaaken, en met zyne benden aftetrekken. Evenwel is het waar dat de ftad toen zeer veelgelee0 3 den  £94 oe JONGE REIZIGER tien heeft, zynde het grootfte deel door het oaophoudelyk fchieten der beleegeraars in brand geraakt. Ik flap verfcheidene voorvallen deeze ftad overgekomen voorby, om voor onze dames die toch voor geene bloedtoneelen zullen zyn, niet te verveelen, evenwel kan ik niet voorby te zeggen, dat de Heer Flot is Oem van Hongaar den, die Ao. i5i8.Penfionaris was, om het te fterk voorbaan van 's Stads Privilegiën, zo het Keizer Karelden V. opnam, op diens vorften last de ftad ontzegd wierd, 't welk men voomaamlyk toefchreef aan den invloed van Graaf Hendrik van JVasfauw, toenmaals's Vorften Stadhouder, en geep vriend van den vryheidlievenden van tryngaarden. Ondertusfchen belaste zieh den toenmaaligen Kardinaal van Tertofen, naderhand Paus Adrifinus den VI. geworden, met de voorfpraak van den Heer Oem, by den Stadhouder, met dat gevolg , dat de Heer Penfionaris weder in zynen post herfteld wierd, en in den jaare 1531 ter dagvaart verfcheen. Ik zal my niet vermeeten hierover eenige aanmerkingen te maaken, maar zeker is het echter dat de Kardinaal hier, een eedle pooging deed, gn de Prins niet minder betoonde, dat geen wraakmskt in zyn hart huisveste. I»  door NEDERLAND. 195 Ia 1572, hoe zeer men ook nog kort te vooren, voor de bloedplacaten van Aha geyverc hadde, wierp deeze ftad het juk van Spanjen af, weigerde den Grave de Bos/u door den Hertog met eenige benden herwaard gezonden, intelaaten, en ontving kort daarna den beruchten Bartol Entes, wiens groote rol eerlang zo treurig eindigde. Omtrent deezen tyd wierden 'er verfcheidene dagvaarten der Staaten in deeze ftad gehouden, doch de eerften in den maand January 1575, is wel de merkwaardigfte, uit hoofde dat toen aldaar de eerfte grondflaagen van het Gemeene* best gelegd zyn, welke men naderhand te Utrecht, za verre men nodig oordeelde tot ftand bragt. In den jaare 1575 was Datbeen hier voorzitter van eene kerklyke vergadering,'fchoon ik my niets kan te binnen brengen van de daarop genomene befluiten, twyfFel ik niet of de voorftellen om de zuiverheid van de leer te be waaren, zullen wel ftreng geweest zyn, want vooreerst men kan 'smans voortvarende en dry venden geest, en ten anderen: Een Renegaat is fteeds nog erger dan een Turk, Dees kan nog eerlyk zyn, maar die is wis een fchurk, O 4. Dus  so6 PE JONGE REIZIGER Dus koomen wy tot het merkwaardig tydperk waarin de geloofsverlchi len tusfehen de Remon. ftranten en contra Remonftranten het Vaderland zo zeer beroerden. —^_ Wat zal ik van die dagen zeggen Peter/en? liefst fchuil ik hier een gordyn voor, en wenschte dac de gebeurtenisT fen van het jaar iói8 en het volgende nooit in ons gemeenebest hadden plaats gevonden, zy doen de natie geen eer aanv,en wat men ook van onze dagen zeggen mag,gelcof ik dat men thans meer kri.stelyk omtrent zyn evenmensch denkt dan ioen, althans de verbittering over de verfchillende denkwyze en pointen,die onbeflisbaar Zyn, is thans oneindig minder, als men eenige Weinige heethoofden, wier doelwit eigenbaat Is, pitzondere. Ik ftap hier af, want het is beter $e dagen niet te herdenken, dan de toen gefla; gene wonden, nu aan het heelen, op te krab% ben, en op nieuw te doen zweeren. Eekend is het ellendig voorfpel van den moord m de Witten gepleegd, hier voorgevallen, r* Pe roemruchtige tocht van den RuardvanPau met 'sLands Vloot, onder 't beleid van den grootten Admiraal, was in eene fchildery op den jffiadhuize van deeze ftad hangende vereeuwigd. Chattaras brand, pn het beeld van d& Win contrasteerden hier. —. Engelands Mo.» Vmhf bejgde zigh des in het heimjyk, en zeg, gen  doos NEDERLAND, 197 gen de gelchiedfchry vers nam de gelegenheid waar, om dit eerenftuk voor onze helden te vernielen, toen Lodewyk den XIV. met zyne magtige wa« penen den lande introk, wetende het volk tegens de Witten optehitzen, als waaren zy verraaders, die het land aan Vrankryk verkogt hadden, en den Prins dwarsboomden in zyne welmeeningen—— Bekend is de toenmaaligen fchreeuw die over de ftraaten klonk; Oranje boven, de (Vitten onder J Die 't anders meent, dien flaa de donder Uit het vernielen van deeze fehildery, die van den raadhuize afgehaald, ftuk gefneeden en by narden verkogt wierd, volgde een verdere oploop , en de plondering van het huis des Heeren Balling of zo anderen fchryven Hallincg- toen ten tyde Burgemeester. Al het welk hier ter plaatze eindigde met de verheffing van den Prins tot ftadhouder, fchoon de vonken onder den asch blesven fmeulen,en van tyd tot tyduitborften, koomende 'er geen volftrekte blusfching van deezen opioerbrand, dan na den dood des Vorften, die in 170a voorviel. Met een verpligt ftilzwygen, pasfeer ik alles y;at .in deeze ftad geduurende de tegenswoor9 5 di-  io8 de JONGE REIZIGER dige eeuw gefchiedkundig voorviel, 't Staat aan u myn vriend myn fragment, voer uwe lieve en my waardige toehoorderesfen en toehoorders zodanig uit te breiden als gy dienilig zult achten. Ik onderhoud u derhalven nog alleen over twee zwaare rampen deeze ftad te beurt gevallen, die van brand namenlyk, te weeten de eerften, die de minfte was, in den jaare 1388, waarby een aantal huizen verteerd wierd, doch Ao. 1457 wierden 'er wel tweehondert huizen door het vuur verflonden, en daar te boven O. L. V. Kerk en veele andereopenbaaregebouwen, waardoor de ellende der ingezetenen tot een verfchriklyk toppunt rees. Dus ver eenige gefchiedkundige trekken opgeleeverd hebbende, zal ik daar byvoegen de my bekende voorrechten, welke deeze Stad heeft, boven of gelyk met andere fteden. Voorby gaande de byzondere ambten, welke fchoon buiten de Stad vallende, echter alleen door een burger van Dordrecht mogen bekleed worden, gelyk 'er een aantal zyn , zo heeft zy boven alle andere Hollandfche Steden het zogenoemde Stapelrecht, doch niet meer zo algemeen als voormaals. Dit recht beftond hierin, dat alle voorby Donrecht pasfeereude goederen, 't zy op of af, daar moesten ontlost en eenige dagen geveild worden,men kon echter dit rechc af.  boor NEDERLAND. 19? af koopen, thans heeft het flechts plaats omtrent eenige koopmanfchappen , vooral de Rynkhe wyn. Om het in al zyn juistheid te dedu- ceeren zou ik meer dan een halven avond, en daarteboven, verfcheidene boeken nodig hebben, welke my thans ontbreeken, doch gy weet ge. noeg hiervan, om zo het nodig is onze vrienden verder te verlichten. — Dit ftapelrecht ondertusfchen heeft Dordrecht verfcheidene maaien met andere Heden in onmin gebragc, doch nooit heeft men het daartoe kunnen brengen dat hetzelve geheel vernietigd wierd. Een ander voorrecht van deeze ftad is het heffen der Exue, monteerende den tienden penning van alle goederen, welke vreemdelingen in erfnis binnen deeze ftad te beurt vallen. Zommige fleden zyn hier van nogthans uitgeflooten, het hier uit proflueerende, is zedert ruim twee eeuwen , een inkomst van het armen weeshuis deezer ftad. Het recht van Munte behoort ook tot Dordrecht. Zedert hoe lang zy dit recht bezeeten heefr, wordt verfchillend voorgefteld, maar het zekerfte is, dat zulks plaats vond voor het groot privilegie van Mevrouw Maria Ao. 1477, wyl het daar by bevestigd wierd, en dus zeer waarfchynlyk al door Hertog Jan van Beieren vergund  soo de JONGE REIZIGER. gundis, in den jaare 14) 8.— Fan der Hoeve zegt dat zy reeds Ao. 1064. dit exclufive recht had, doch hier tegens ftrydt zeker privilegie in 1394 by Willem van Beieren verleend, houdende dat de Haar.emmers geen ftapelrecht alhier zouden onderhevig zyn, mids een aantal oude gouden fchilden betalende. Aan den Grave; van Alloy: als men lest "t Sinte Gh'trude berge floech. Als ik de Munt bezichtigd hebbe fpreeken wy hier over nader. -Noch een voorreeht heeft deeze ftad boven alJe andere fteden, Haarlem uitgezonden, dat is: dat zy een eigen fcherprechter houden mag; de. zelve ontvangt hier een jaarlyks pennoen, en bedient in de ongelukkige gevallen waar men hem nodig is, een groot aantal omleggende plaatzen, die anders hun eigen recht hebben, dan flappen wy af van dit akelig denkbeeld. —— Liever nog een woord van Dordrechts beftaans middel, waaromtrent de handel het merkwaardigst is. Graanen, hout, rynfche wyn, zout, kalk, cement en molenlleenen, zyn wel de voor. naamfte vakken, maar de fcheeprederyen, by verfchillende kantooren, moogen ook wel genoemd worden. ■ — 't Geen my daarvan in het gezelfchap aan myne Charlotte befchreeven be-  ao ok NEDERLAND, eoi gezegd wierd, is waarlyk fterk — De Heeren Verfchoor en Hoogftraten onder anderen, behoeven in het articul van Rederyen misfchien geen Amfterdanuch kantoor toe te geeven. Alle wateren, tot de Indien toe, ja zelf in de vroegere dagen toen wy onze Bondgenooten,de Engelfche fcheepen verhuurden, tegens de toen rebelleerende Americaanen, klonken hunne firma's op de Delaware de Rivier van St Laurants tot Quebec, en misfchien tot by de Hurons en Iroquoifen. Pryzenswaardig Peterfen, zyn al zulke ingezeetenen, die hun vermogen aanwenden, om handel en zeevaardy in de ftad van hunne geboorte of inwooninge ten top van glorie te verheffen. Als wy deezen win¬ ter eens zamen aan den haard zitten, terwyl uwe Belle, by myne Lot, by Elize of eene an-> dere haarer vriendinnen op het falet is, zullen wy deeze ftof eens uitvoeriger behandelen. Voor 't tegenswoordige is dit genoeg. Wat de fabricquen en traficquen belangt, daar van in eenen volgenden, maar myne gemaakte aanteekeningen, by den Heer Goudwaard naziende, moet ik lagchen, over eene pasfage, welke ik uit zeker autheur copieerde, die Dordiëchts bande! befchryvende, woordelyk daarin laat  *os de JONGE REIZIGER laatvloeijen: de naaste Vogelkooijen voorziende Ingezetenen rykelyk van Endvogels. —— Deeze handeltak zal zeker wel gewichtig zyn. Die zelve fchryver verhaak uit Beverwyk dat er van den 15 April 1620 tot 28 February 1621, Achtduizend negen hondert een ■ en - twintig Salinen, een-en - tachtig Steuren enz. aan de groote Vischmarkt te Dort zyn verkogt , 't geen ten gevolg hadde, dat de dienstmeisjes zich niet wilden verhuuren, dan onder het onmiddelykbeding, van niet meer dan tweemaal ter week rooden visch te zullen eeten. — Hoe veranderen de tyden Peterfen'i ■ • - Een acht-entwintig meen ik koste het pond, van de laatfte falmftaart die wy by u , op het laatfte foupe' met zo veel fmaak gebruikten. . Ik moet af- breeken, wyl ik een wandeling met myn vriend zal doen, om het generaale van de ftad eens op te neemen, morgen zullen wy in 't fpeciaale werken. Myn vriendenkring krygt van alles bericht, maar dit moet ik u nog zeggen, dat ik Hendrik, zo ik hem houden wil, jaarlyks een paar gouden ryders meer zal moeten geeven, zo groot een hekel heeft de vent aan 't copieeren van myne menigvuldige brieven, en hy heeft geen ongelyk, daar het mooglyk is, ziet hy eerstalles met my* en  door NEDERLAND. 203 en dan nog dat alles na te apen, zo als ik het begreepen heb , misfchien vlak anders dan hy, dat wordt met twee ryders foulaas niet te duur betaald. —— Vale Amicé, groet allen, ik ben met de aan u verfchuldigde venera* tie &c. VIII.  304 »b JONGE REIZIGER hebben deezen namiddag eene Wandeling, door en rondsom de ftad gedaan. De poorten, die twaalf in getal zyn, moogen algemeen fchoon genoemd wórden, vooral de blaauwe poort, en de groote hoofdspoort, dat uitmuntende gebouwen zyn. Jammer is het dat men de ftad van de rivier zyde niet bewandelen kan, dan op eene zeer afgebrookene manier." Aan de landzyde zyn de environs zo bekoorlyk als ik immer eene plaats gezien heb, de menigvuldige wan delweegen, door fchaduwryke laa« nen, ter wederzyden geboord met welaangelegde tuinen, brengt u hier in verrukking. Wy gingen de blaauwe poort in, en de vuilpoort weder uit, doorlcruisfende eene meenige dier aangenaame paden, tot wy eindelyk de Rietdyk fche poort weder intraden, en toen eerst van hoofd tot hoofd, en daarna door de Had wandelden. VUL BRIEF. Ferdinand aan Fredrikstad. Dordrecht den ia Juny if—  door NEDERLAND. aog r Als ik u myne oprechte meening zeggen zal ^ is my Dort op zich zelve genomen niet toegevallen, eenige weinige ftraaten zyn tamelyk goed, ik weet dezelve niet te noemen , maar die haven welke bewesten het groote hoofd infchiet, is ze. ker eene der fraaifte ftanden van allen, de Prinleftraat, en die waar in de St. Joris doelen is, zyn meede aangenaam, maar over het geheel genomen, fchoon 'er de lucht ongemeen frisch is, fchynt my de ftad bedompt, ouderwets, en niet zeer in bloei. Echter heeft men 'er fchoone gebouwen, en zo als onze Gastheer zegt, zyn veele van binnen nog fraaijer dan uitwendig. —• Toen wy provifioneel een denbeeld van de ge • nerale fituatie der ftad bekoomen hadden, ën weder aan de blaauwe poort kwamen, proponeerde onze gastheer om een kopje thee te Zwyndrecht te gaan drinken. De Heer GouJïvaard, en ik, avoueerden deezen voorfiag. Aanitonds was er een fchuitje gereed om ons over te voeren. Zwyndrecht ligt vlak noordwest van Dort aan de overzyde der Mervve, maar verbeeld u de geweldige eb welke hier loopt, onze man roeide oostlyker dan noorden, en kon nog in die kleine overtocht ter naauwernood ter plaatfe geraken, daar hy weezen wilde, zo aanmerklyk dreef de llroom het vaartuigje gedau« rig af. II. Djeel. P Aa i  ao5 de JONGE REIZIGER Aan de w al flappende, wandelden wy eerst het Do p door, dat langs den dyk heen ter wederzyden vry uitgeftrekt, en wel bebouwd is, de kerk ftaat een weinig binnenwaard, dezelve is netjes met een klein toorentje vercierd, doch 'er is geen uurwyzer nog ilagklok in, moetende d e van deeze plaats, zich altoos in den tyd richten na die van Dordrecht. Behalven dat hier verfcheidene Voerlieden woonen,die de pasfagiers op Rotterdam, Gouda en elders transporteeren, zyn de voornaame beftaansmiddelen hier de zoutbranderyen, die byeengenomen,zo men ons verhaald heeft,meer dan veertig pannen hebben. Na onze wandeling dronken wy thee voor de deur van eene herberg aan den oever der merwe, van waar wy het bekoo lykfte gezicht hadden op de ftad. De rivier wierd beftendig met vaartuigen van onderfcheiden foorten bevaaren, deeze roeiden , geene zeilden , en een gantsch aantal hoekers, brikken en fnaauwen lagen geankert. Een van de eerfle foort, met 12 ftukjes gemonteert, maakte zeil, en falueerde de ftad met elf fchooten, dan aan de krap komende was het gedaan, wyl 'er geen water genoeg was om over te koomen. Ik wil wel bekennen, dat ik met dit alles verwacht hadde, een grooter aantal fcheepen voor en  door. NEDERLAND. io? en in de ftad te zien, en dit beuiigende, zeidö onze Gastheer, dat 'er ook thans zo weinig waren , als in eenig faizoen, de Groenlandsvaafders,die van de Oostzee,Archangel en andere plaatfen waaren in zee ,'t waaren dus enkel Engelfchen s weinige houthaalders, en een of twee die met z'.ut van Allematte, Ivica of Cogliary waaren te huis gekoomen. By deeze gelegenheid zeide hy dat als wy drie of vier weeken laater gekomen waaren, wy verbaasd geftaan zouden hebben van de menigte Friefche en Groninger Tjalken welke dan voor de ftad lagen. Zonder vergrooting zèide hy, moeten 'er binnen een maand meer dan vyfhondert van die vaartuigen hief zyn. Ik vraagde met welk een doeleinde, en het antwoord was: om vlas\e haaien, voornaa- menlyk uit Zeeland. Deeze fcheepen zyn volgens zyn bericht tusfcüïen de vyf-en-twintig en dertig last groot, kunnen zulk een reis, gemeenlyk in vier h zes dagen volvoeren, en maaken dan tusfchen de vyftig en zestig gulden vracht, 't Geen, voegde hy 'er by zeer beftaanbaar is , Neef Peterfen zal hierover beter dan ik knnnen cordeelen, doch uitmyne mercantiie kundigheden koomt het my heel wel voor, en ruw gerekend ftaat het vry paralel met vierhondert guldens voor een fchip van veertig last op eenige haven in Noorwegen. Wat dunkt u? begin P * ik  208 de JONGE REIZIGER ik niet aan den zeehandel te denken ? mooglyk asfocieer ik my nog eens met myn Neef. doch dit overgeflaagen. Tegens den avond keerden wy te rug, en daar de vloed begon in te breeken, roeiden wy nog eersteen end weegs de Merwe af tot omtrent halfweg de krap, om het vermaak van dit rivier gezicht te genieten, doch dit bekwam ons niet naar genoegen. 't Had den gantfchen dag fterk gebroeid, en nu pakte zich de lucht in een oogenblik zaamen, en 'er viel een zodanige flagregen, dat wy te huis koomende, ons geheel moesten verfchoonen, zynde tot op het hemd toe nat. Onze jufvrouw was uitgegaan om zich eens te informeeren, na den welftand van den neef en zyn huishouden, van wien zy erven moest, dus geraakten wy laat aan het foupé, 't geen eene niet al te vriendelyke converfatie tusfchen den gastheer en zyne vrouw te weeg bragt, evenwel wierd het door onze tuslchenfpraakfpoedig vrede. ——— Ben 13 Jmy des Morgens. 't Is zo benaanwd warm, dat ik geen oog heb kannen fluiten, en daarom maar weder ben opgedaan. Toen  door NEDERLAND, sop Toen gisteren avond de ftorm geftild was, ge. raakten wy in gefprek over eenige hier gebore. ne, geleerde en beroemde mannen. . En onder deezen telden wy vooral den Heer Adriaart van der Myl, Prefident van den hoogen raad van Holland alhier in 1538 gebooren IV. van Goudhoeven, wiens gefchiedkundige fchriften in beftendige achting zyn. J. van Beverwyk, wiens fchat der gezondheid en ongezondheid, by al de waereld be. kend is. Daniël Jonctys, beroemd door zyne Rofelyns oogjes, dat voorbeeld van aartige minnedichtjes, waarover wy menigwerf met veel genoegen geIproken hebben. Jetemias de Decker, die by my zo lieflyke Dichter, dat ik zyn Meifche Morgcnftond, zyn Klagt van Monima, als meede zyn navolging van Zannazarius Galatea, al vroeg van buiten leerde, 't zyn waare kunstftukken, die wel in achting zullen biyven zo lang de dichtkunde bemint wordt. Eindelyk wierd de Franciscaner Monnik Cornelis Adriaans aangehaald hy,meer bekend onder den naam van Broer Cornelis.enztei beroemd door zyne wonderlyke predicatien , die om het andere woord geftoffeert zyn met bos hi myne geliefde, en die P 3 ik  aio de JONGE REIZIGER ik geloof, dat niemand zonder lagchen kan leezen. Alle deeze voorgenoemde groote, geleerde of zeldzaame mannen gaven ons eene aangenaame ftoffe, en de Heer Goudxaard die eenige pasfages uit des laatstgemeldens werken van buiten kende, gaf ons g ene geringe ftof tot lagchen, door de geestige manier waarmeede hy dezelve opzeide. Men wii echter dat deeze zeldzaame man, ook zeer ernftige gefchriften heeft opgefteld, doch deeze zyn nooit in druk vetfcheenen. Nu myn vriend gaa ik nog eenige hladzyden aan myne Charhtie fchryven, en dus breek ik deezen af, door my, na het maaken myner gepaste complimenten ,'^aan uwe 'Êlize, en de verdere vriendenkring, "my met waare achting te noemen, enz. P, S Naleezende vind ik nog een voornaam j persoon ver^eeten te hebben, die ons meede niet weinig ft&fs verleende, namenlyk: de zo zeer | beruchte 'jacoh Bogerman , afgevaardigd wegens Friesland uit Leeewaarden, op het groot Synode Ao. Cn'd en 1619 in deeze ftad gehouden, waarvan hy den voorzitter geweest is, Vondel ,\ meent men heeft hem in zyn Palamedes, onder het  door NEDERLAND. 211 het cara&er van Cakhas bedoeld, dit is zeker dat hy na den afloop dezer kerkvergadering in Friesland zo gehaat wierd, dat men in plaatze van Bogerman, hoofd van bet Synode, hem noemde, Bozeman, hoofd der Snoeien. Evenwel is hy voor zyne gedaane dienften beloond, want toen het niet lukken wilde, om hem in den Haag als Predikant te beroepen, droeg men hem te Franeker het Hoogleeraarampt op, alwaar hy ook gettorven is. a Gouverno! P 4 IX.  Sta de JONGE REIZIGER IX. BRIEF. Ferdinand aan Charlojte, I)e>rt den 13 Jwiy 17 — Sedert de affchmVende nachtfchaduwe, myne beste, zit ik hier voor myne opene raam. In het eerst heerschte er eene ftilte, die de rust der geheele natuur aantoonde, welhaast begon een geblaas der zwoele zuidwcste wind , de blaadjes en telgjes der hier voor riiyne kamer ftaande boomenrei, zachtjens te doen fuisfen; de vogeltjes zongen hunne morgenliederen. Vervolgens kwam de nyvre werkman met zyn loeifchuitje de kabbelende golfjes der Mervoe klieven, een en ander zeilfcheepje, dreef met de Aroom af, in 't kort het gewoel vermeerderde, en welhaast was alles- in die bezigheid, welke het beftaan van het geheel vordert. Jk fpbreef aan onzen Fredrikftad, maar dacht tevens duizendwerf aan u, en myn taak aan hem Voleindigd zynde, vat ik de pen op om uteonderhouderi. Moog«; .  boor NEDERLAND. 913 Mooglyk zult gy zeggen: „ 't is fraai eerst 3, aan hem, en dan aan my ?" —~ Ja lieve, 't is zo, de brief aan hem was gedeeltelyk gisteren avond afgefchreeven, het flot moest om orde te houden, eerst afgedaan. —. Maar daarom verlangde myn hart niet minder na myne tegenswoordige bezigheid. Doch waartoe deeze uitdrukkingen?myn Lot-, kan immers myn geheel hart — £n ■ Hier bragt my Styntje het geheele pak brieven, van u aijen, ik wierp myne pen neder, ontzegelde de enveloppe, en las wel het eerst den brief van die fchoone hand, wier uitmuntend fchrift in keurigheid van letter, en fraaiheid van ftyl een voorbeeld voor de iexe is, en my en veele andere mans moet doen bloozen. . .. aanftonds dacht ik aan dit lieve versje van den grooten Hooft. 't Heiligjen daar ik by zweere, Schildert met een' witte veere, Nat van gietelyke git, Uit, in hec gemalen wit, Troonytjes van haar gedachten. En zo ver papier en fchachte t- Met haar zuiverheid het wint, P $ Of?  ai4 »e JONGE REIZIGER ' Op den raaven zwarten int, Worden zy verwonnen van de Versgevallen fneeuw der hande; Handetjes, gefchaapen tot Wet befchryven van myn lot. Deed de zilververwde Lede, Door bekooring van fchoonhede ; Ooit de trotfche Juno's man, Zich vérfcheppen in een zwan; 'k Wed hy fpeelt die potfen weder, En verkeert in zwaane veder, Haekend om te zyn gehuist, In de fchoot der blanke vuist, Maar hy zal 't er fcwalyk houwen. Pallas en de min aanfchouwen Zy een' vedet, die vereert Wordt van vingers zo geleert, En zo fchoon dat z' hem behasgen; Ieder zal ze willen draagen; . In zyn wiek Diones bloed; Pallas op haar ftorraen hoed. Ik  boor NEDERLAND. 2,5 Ik dank u myne lieve Ctarlctte, voor de inzending dier my zo aangenaame letteren. Welk een zegen voor my, daar gy openhartig betuigt dat uw hart in myn voordeel pleit! Daargy het oogmerktom myn Vaderland van naby te kennen, met zulke eedele gevoelens verfterkt, en niy aanmoedigt om dit begonnen werk te voleindigen , o myne Charlotte, al moest ik deezen geheelen dag in eenen duisteren kerker doorbrengen, ik zou zaligheid genoeg fcheppen, door aan u en uwe letteren te peinien. Permitteer my dat ik dezelve p.riodicq beantwoorde. Den 13 des Nachts. Moede ben ik, maar evenwel daar ik deezen brief leggen zie, kan ik niet beGuiten ra bed te gaan, voor ik nog wat .aan u gefchreeven hebbe. Over de gebouwen en over de wandeling meld (*) Wyl het vervolg van 't geen disn morgen gefchreven wicril, enkel Ferdindnd en Chatlóttè', nopens hunne byzondere omftandigheden en fchtMngëri berreft, heeft men verkoozen zulks weg te laaten. de Uitueever.  aiö de JO N GE REIZIGER meld ik aan de Heeren, maar u moet ik onder, houden over ons diné eri foupé. 't Eerfte was prachtig, aangericht in eene coupel, die aan de eene zyde, een verrukkend gezicht hadde, door . een berceau van ypen die men naauw uitoogen kan, aan de andere zyden op eene keurige Engelfche tuin, en in deszelfs verfchiet een wdgeordonneert buitenhuis. De party was van achtien couverts, waaronder acht dames, ons huismeubel meede gerekend. Gulle vrolykheid zonder eenige zweem van gemaaktheid, heerschte by allen. De discoursfen waaren aangenaam, en verfcheidene vrouwtjes, toonden gantsch. niet onbe. ïeezente zyn, in de Vaderlandfche Gefchiedenis, zo wel van den ouden als hedendaagfchen tyd. De Heer Goudwaard en ik waaren geplaatst raast des Gastheers zuster, die uit Gorcum gevlucht was, toen de molen in brand ge. fchooten wierd, en de overgaaf bepaald was , maar ik durf u wel verzekeren, dat het na haar verhaal , aldaar gantsch niet fraaijer geweest is dan in Utrecht. — Waarby kwam dat het gepeupel langs den dyk, tot aan den Engel, van waar zy met een fchuitje overftaaken, geheel niet mak was, maar de vluchtelingen op onder, fcheiden manieren beledigden. — Zy echter waaren 'erdoorgekoomen, onder'tfaveur vaneen aan-  boor NEDERLAND. 217 aantal fcheldwoorden, en eenige weinige Iteenen die na liet rytuig gegooid wierden. Dan myne beste, men verwondere zich hier over niet, zo draa het jan hagel in zulke onrustige tyden, onverfchillig van welke party, gelooft den boventoon te kunnen zingen, fpat het uit in baldadigheden, die by alle fatzoenlyke lieden worden afgekeurd, en als onredelyk en onordelyk verworpen. Mejuffer Carol'ma maakte zelf deeze aanmer. king, en betuigde dat zy die gemaakt hadde, ten midden in het gevaar dat zy voorzagen, vreezende yder oogenblik dat de paarden zouden vastgehouden, de teugels ftuk gefneeden, en zy uit het rytuig gehaald, worden. — Alles liep echter beter af, en men moet waarlyk, ondanks alle de ongeregeltheden welke wy hebben zien gebeuren, onze Natie die eer geeven, dat zy te midden van haare gisting nog al blyk toonde, van de menschlykheid niet geheel te hebben uitgefchut, gelyk het wel met andere Naden fchynt. Na den maaltyd, waarop nog al een en ander glaasje van distingie, met kleine bocaaltjes gedronken wierd, deeden wy eene wandeling, en bezichtigden , een korts aangekoomen houtvlot, vervolgens keerden wy by de Dames te rug, dronken thee, en fpeelden al'hombre, tot het  ai8 de JONGE REIZIGER tyd wierd om tod waard re gaan, en by eenen anderen vriend te foupeeren. Dit foupé was enkel een collation, maar zo proper en ryk tevens, als of wy by zulk eene gelegenheid de eer hadden elders op den binnen amftel te zyn, by eene zeer nekoorlyke Juffer, welke aldaar haar woonplaats heeft. Ik laat het dus aan u Lot lief, om 'er een ordonnance van te maaken, Myn vriend en ik onderrnsfchen wierden weder by mejuffer Carolina geplaatst, en het discours wende zich na de dichtkunde, men raakte dus weder aan het reciteeren, en ik durf u verzek ren dat zy het uitnemend deedt. Onder anderen hief zy de navolging der Baronnes de VAnnoy, van Tyrteus gezangen met zeer veel vuur aan: beginnende: Ik plaats riet in den rang der groote Vervelingen Den geen . wiens moedig ros , in *t aenperk zegepraalt • Ik acht hem niet wiens vuist in 't worstlen eer behaalt: Laat vry 't bewondert volk den roem dier zege zingen. Wat deed hy? welk een dosl beftierde zyne hand? Zyn glorie is voor hem, ze is niet voor 't vsJerland. en  door NEDERLAND. 219 en dat eindigt: Myn vrienden, willen we ons een weg ter glorie banen? Ons eieren met een naam die dood en eeuwen tart? Welaan, een eedle moed, beziele, ontvonke uw hart, De vyand is naby, ziet daar zyn legervaanen; Koomt, laat ons zyn geweld grootmoedig wederftaan; De roem, de onfterflykheid, de zege lacht ons aan. Wy maakten haar een compliment over haare gracieufe wys van reciteeren, maar de Gastheer zeide: „ik heb het u toch eens met meer vuur „ hooren opbrengen." — «dat is zo, (was „ het antwoord,) maar men is niet altoos even „ gefchikt." Ja toen enz. Lot lief, gy kunt wel denken. De klok flaat daar zo twee uuren, gy permitteert my dus wel dat ik eindige, en de rust zeek,' ,die ik niet twvffel of wordt al by u enonzevriendenrei gefmaakt, dat hy ongeftoord en verkwikkend zy, is de hartlyke heilbede van uwen enz.  éio d e JONGE REIZIGER < X. BRIEF. F er di na nd aan Petersen. Dordrecht den 14 Juny 17— 't Green wy gisteren, alhier bezichtigd hebben, zal de ftof van deezen zyn. . Hoor toe dan. De blaauwe Poort inkoomende, gingen wy bet eerst na de groote kerk, weleer toegewyd aan de beüi >e maagd. Ik zal- u niet ophouden met de gisfingen over deszelfs oudheid, waaromtrent de geleerden, niet minder dan byna drie hondert jaaren verlchillen, willende zommigen dat zulks gebeurt zy in den jaare 1064 anderen 1339- Genoeg is het tot myn oogmerk dat het een zeer oud fraai en overkonftig gebouw is,waarvan de welfzels op pylaaren van arduin rusten. De zitplaatzen der roomfche geest- lykheid welke zy in het koor plagten te bekleeden, zyn hier nog, doch de beeldltorming heeft  Woor NEDERLAND, rnxt !ieeft hier aan vry veel nadeel toegebragt, zynde het fnywerü , ommegangen verbeeldende , grootelyks bedorven, door hetfchenden vanveele figuren. Die tuimelgeest veroorzaakte in die dagen genoegzaam overal zoortgelyke fchendingen van {ieraaden der kerken; ondertusfchen pronkt men hedendaagsch nog de predikrtoelen en orgels met zoortgelyke ornamenten op. fYly valt hier in, dat ik een kleine verzameling heerlyke plaaten bezitte, getyteld: passio mors et as- SURRECTIO DN. NOSÏRI JeSU ChRISTI ex foannis Stradani Brugenfisdelineatione.'Wazzin verlcheidene beelden den Zaligmaker mishandelende, met een pennemes doorlleeken zyn, 't welk gedaan is door een franseh officier in den zevenjaarigen oorlog deezer eeuwe. Wie, myn vriend 1 zou denken dat in onze dagen de bigotterie nog tot die hoogte klom ? -~ en echten het is zo. Maar laat ik wederkeeren. —- Het orgel in deeze kerk is overheerlyk, en heeft kragts genoeg om den aangeh/je venen zanggalm van dit gevaarte na vereisch te onderfteuuen, — Toen het gefticht wierd Ao. 1671 vercierde mert 'hetzelve met de wapens der tóenmaalige Curge" meesteren, doch dat van den braaven Heer de Wit daar ook onder zynde, was men bevreesd dat het dolle graauw ook hier op zoude woeden, en,zyne plonderzucht haat en wraak den II. Dmu Q teu-  222 de JONGE REIZIGER teugel vierende, het orgel zelve zo wel als de wapens zoude vernielen. Om dit voor te koomen derhalven, nam men dezelve weg, doch naderhand de zaaken een weinig tot rusc gekoo menzynde, waagde men om dezelve daar weder op te plaatzen . De orgelist deedt ons het genoegen,daar op eenige liederen te fpeelen, die, volgens het generaal getuigenis van ons gezelfchap,zeer fraai waaren: ik voor my moet bekennen , niet bekwaam te zyn dit te beoordeelen, en berust dus in de meerdere kunde myner vrienden, terwyl ik echter zeggen moet dat 'er iets harmonisch in was, 't welk my ftreelde. Ik wenschte naar uw' en onzen zo waardige Vriendenkring, die meer begaafd is met fmaak voor muzyk. Verfcheidene capellen van deeze kerk, zo achter als ter zyde van het koor, zyn thans gefchikt tot begraafplaatzen van voornaame Famillien, waaronder die zeer prachtig zyn, en wel der moeite waardig om befchouwd te worden. Om eene omflagtige befchryving van yder in het byzonder tegeeven, zoude een uitgebreider werk zyn, dan myn beftek thans is, dewyl veeie met lange latynfche infcriptien zyn vercierd, en allen eene zeer verfchillende bouworde hebben. Maar een is 'er aan de zuidwest zyde van het koor, waar in eene zomberheid en deftige houding heerscht,  boor NEDERLAND. as3 heerscht, die ik voor een grafplaats boven alle anderen verkiezen zoude. — Het koor zelve wordt afgeflooten door een uitmuntend koperen hek, rustende op eenen prachtigen marmeren voet. De kosten welke hier toe hefteed zyn, wierden gevonden uit het overfchot van het legaat, dat de Heer Deoiatib welke alhier geboren , en in de Indien geftorven is, aan de kerk vermaakte, om daarvoor gouden fchotelsen bekers te laaten maaken tot gebruik van 't heilig Avondmaal, gelyk hier dan ook drié fchootels en vier bekers van louter goud gevonden worden. —— De andere kerken hebben uit dat zelve fonds zilveren fchotels en bekers bekoomen; men kan daar uit oordeelen dat dit legaat gantsch niet gering moet geweest zyn. De tooren deezer kerk is zwaar, maar fraai, plat van boven, en op elke zydmuurpronkende met een groot wyzerbord. ——— Dfe grond dulde niet dat 'er een fpits wierd opgezet, gélyk anders het oogmerk geweest waare, te zien uit het model der tekening daarvan , alhier naast het koor in de kerk hangende. De kerk bezichtigd hebbende, gingen wy na het Stadhuis , na den tyd der bou.vinge gerekend , zynde omtrent het midden der vyfriende eeuw , eenige bepaalen *t jaar 1344, is het een zeer fraai geiticht. Men treedt q 2 in  284 de JONGE REIZIGER in langs een recht opgaand bordois'; de voorga* vel is in zyne foort fchpon, in plaats van eens lyst ziet men tusfchen verfcheidene hangtoorentjes, een aantal trapgevekjes, en boven uit het dak ryst een vierkante tooren , die vier uurwyzers heeft, en boven deszelfs ommegang een tweede etage, waarin een klokkenfpel pleeg te hangen, doch dit is zedert lang weggenomen. Hier boven ryst nog een klein coupeltje, waarop een windwyzer ftaat. In het fladhuis intreedende is de kamer van den oudraad het merkwaardigfte vertrek, uit hoofde van eenige fchtlderyen en tapyten. Onder de eerfte munt uit een (kapende Simfon, in den fchoot van Deliia. Als ik niet dacht Peterfen, dat gy onze lieve jufvrouwen 't geen ik fchryve zoudt voorleezen, gaf ik u eene fchets van deeze Deliia; nu zal ik my vergenoegen', met te zeggen, dat ik geheel niet verwondert ffaa over de gellhiedenis van deeze twee Ichep. zeis, en zeer wel gelooven kan, dat de meer dan reuzenkragt van eenen Simjon oneindig minder is, dan die van eene tedere Deliia, wier bruine tintelende oogen, van onder de netfte wenkbraauwen in ftaat zyn, om alles onder haa • ie magt te brengen. Een ander hier hangend fraai ftuk, is een gezicht der ftad van de rivier zyde, 't geen niet  pook NEDERLAND. a?j niet alleen fchoon getekend, maar ook keurig gepen ceelt is Men vindt hier ook een niet onaartig zontïeftelfel, wyzende onder anderen door zeven beeltjes de zeven dagen der week aan, terwyl de ftand der maane door eene voor de helft verguld en voor de andere helft blaauw befchilderde beweegbaare kloot wordt aangetoond. Deeze Machiene wordt door het uurwerk van den tooren gedreeven. Voor het overige is aan het ftadhuis alhier niet veel van aanbelang te zien, hoewel de vettrekken alle tot hun gebruik zeer wel zyn ingericht. De Beurs, de Vleeschhal, en de groote en kleene of boere vischmarkten, zyn alle geene zeer brillante gt bouwen. Maar de Had heeft vier goede kraanen, waarvan die uitmunt, welke niet verre van de groote kerk, aan de nieuwe ha-' ven ftaat- Dewyl men thans in de Munt niet werkte, hebben wy dezelve niet bezichtigd, volgends befchryving is de rechtkamer wel het voornaamfte vertrek uit hoofde van eenige daar hangende vry goede fchilderyen. Als ik in het noor¬ der kwartier koome, hoop ik hieromtrent gelukkiger te zyn, 't zy in Hoorn, Enkhuizeu ofMedenbiik, wanneer ik breeder van het geldmunten zal handelen, Voor 't tegenswoordige zy geQ 3 noeg  *26* de JONGE REIZIGER voeg, dat de bedienden alhier beftaan uit een Waardyn, een Muntmeester, twee Provooften, twee Gezwoorens, een Griffier en Esfayeur, be* halvn een aantal mindere werklieden, als Mun. ters, Knaapen , Stempelfnyders en Smids. Ds twee Wagen zyn ordinaire gebouwen, wordende de eene de Stads- en de andere de Tzerviaag genoemd. INaby de eerfte ftaat een huis, dat ons de Heer Bhenoord verhaalde den naam te draagen van het Reuzenhuis, waarin men nog eene ongemeene groote bedfteede vindt, welke weleer door reuzen zou beflaapen geweest zyn. Zeker is het dat dit huis het verblyf geweest is, van den beroemden Keizer Karei den Vyfden. Men verkoos een glas mallaga ie drinken in de zogenoemde Klovenicrs Doelen, ons gezelfchap vertoonde ons hier de plaats, al waar binnen Dordrecht, kort na het zich aan den Houten metgezel van Graaf van der Mark, Bet tolt Entes, hadt overgegeeven by verdrag, het eerst onder de fchaduw eener lindeboom, door de hervormden was gepredikt en gedoopt. »■—— De groote bovenzaal van dit gebouw,een zeer ruim vertrek, is de plaats alwaar men dat wydvermaarde Synode in de jaaren i6iï< en 1619 gehouden heeft, 't welk het voorfpel was, van de bittere rampen, die het Vaderland in het vervolg dier eeuw heeft moe-  door NEDERLAND. 427 moeten bezuuren, fchoon wy aan den anderen kant daaraan zeer groote verpligting hebben ,wyl men daar de formulieren van eenigheid wist te ontwerpen, zonder dewelke^ de republicq zeker zo lang niet in ftand had kunnen blyven, blykens myn vriend, het zo ik meene nog jaarlyks op de fynodaale vergaderingen aangevoerd wordende Lemma over de Arminiaanfche ftoutigheden. Vreemd dunkt my is het dat deeze plaats, toen ten tyde gefchikt, tot zulk een uitnemend geheiligd werk, naderhand gebruikt is, en nog gebruikt wordt, om op kermisfen aan Toneelfpeelers verhuurd te worden. Ik vind hier in eene itrydigheid die onoplosbaar is, als ik het onderfcheid van een Synode, en wel een Nationaale Synode, en het Toneel, waarop men tocfa Romeinfche en Griekfche dus pure Heidenfche Gefchiedenisfen vertoont, in aanmerking nee. me. Buiten die tyden is de zaal behangen met verfcheidene fraaije fchilderyen. Men vindt in deeze Stad nog twee Doelens, de Stt Joris Doele namenlyk, voor welker ingang die heilige ftaat afgebeeld,en de Heelbaaks Doele, die thans den naam van het Hof draagt, uit oorzaake dat men hier, voor ruim twee eeuwen , de Vergadering der Staaten plagt te houden. In het Stads Gefchuibuis zagen wy verfchei. Q 4 de.  958 de JONGE REIZIGER * dene oude wapenen en wapenrustingen der voor. maalige fchutteryen van Dordrecht, dit gebouw wierd aangelegd in den jaare 16125. Naby de Nieuwe Kerk zynde, bezichtigden wy die, zy heeft een goed voorkomen, en de twee daken rusten op eenige vry zwaare pylaaren, byzonderheden van dit gebouw herinnere ik my niet. Geheel aan het ander einde van de Stad, niet verre van de Rietdykfche Poort, vindt men nog eene kerk, de Auguftiner genoemd, welke wy niet bezichtigd hebben, wyl ons de tyd te kort fchoot. Volgens de tarichien welke ons daarvan in het gezelfchap wierden meedegedeelc zyn 'er in dezelve ook verfcheidene bezichcigenswaardige graffteeden, als van de Heeren Arend van Gr oeneveld, Willem van Bever en, JohanBerk, Segwaard en Jonker Frans van Bre, derode. De overige keiken en Godsdienftige gebouwen deezerS:ad, zyn de Wal/cbe, Engeijche, Lutherfcbe, Doopsgezinde, Roomfche en Jooden Kerken. Het Gasthuis, Oud Mannen en Vrouwenhuis, drie Weeshuizen, en eenige Hofjes. Tusfchen beiden wierden wy gebragt in het huis van eenen fchilder Vermeulen genoemd, bezichtigende by dien man een fchilderftuk , beitaande uit veertig byzondere (tukjes, alle co» pyen  door NEDERLAND. 229 pyen van groote Meesters en door hem niet minder meesterlyk nagedaan. ■ Het moet dien man eene ongeTooflyke moeite gekost hebben, alle deeze Hukken zo evenredig over te brengen, en elks behandeling, manier en fmaak zo juist waar te neemen. Want gy vindt 'er zo wel keurige van Douw als grappige van Jan Steen. Een iïorm van Bakhuizen, en een flil water van van der Velde. Osjes van Potter, en woelige veldflagen van Wouterman. Kortom, 't is overheerlyk, doch de prys die hy 'er voor eischt is al te veel, namelyk: twaalf duizend guldens, want zeggen de lief hebbers: 't zyn toch maar cotyen. Êigenlyk gelpro- ken dunkt my moest dit de konstwaarde vergrooten, dat dén mensch de bekwaamheid bezat, om de werken van zo veele verfchillende meesters tot een hooge en byna onirerkbaare volmaaktheid na te maaken. Voor my ik wil u wel bekennen, dat het myne verbeelding ten eenemaal overtrof. Hy is gewoon dit Huk op de kermisfen voer geld te laaten zien, moogtyk zaagt gy het a Costi, anders zo het daar weder koorat, moet gy het niet verzuimen, het is der moeite waardig. Van daar na huis wandelende, verhaalde een der heeren ons eene anecdote, die ik u om zyne zeldzaamheid moet meede deelen. „Voor Q 5 s» eeni-  j?3o de JONGE REIZIGER „ eenige jaaren te Amfterdam woonende, (ving hy aan) wierd ik verzocht in zeker logement ,? te komen, alwaar ik een Duitfcher vond die „ een kabinet fchilderyen van ruim zestig fluks „ by zig hadt, meest zo 'er op Hond van Douw, „ dit maakte my achterdochtig of het wel geen copyen mogten zyn, ikzeide hem zulks p en welhaast wat meer gemeenzaam met hem „ wordende, verhaalde hy my zyne gefchiedenis „ zo als die êigenlyk was. „ Toen ik de eerfte maal van myn leeven uit Duitschland in Holland, en wel te Amfterdam „ kwam, biagt my de kruier, die my een lo„ gement bezorgen zoude, by een zielverkoper, „ men floot my op , mishandelde my als ik maar het minfte fprak, en zond my eindelyk „ aanboord, zeggende dat ik dienst genomen „ hadde, al myne tegenworftehngen hielpen ;, niets, ik was aan boord en moest mee na zee. „ Uit Texel geloopen zynde wierd my gevraagd „ wat ik doen kon, ik antwoordde jchihkren , , of ik portraiteeren konde? ja, waarop de 5, Kapitein my liet achter koomen, en my beval „ hem uit te fchilderen, 't geen ik deed, en „ zeer wel gelukte; hierdoor geraakte ik uit „ de kuil, en onder de dekofficieren, ik fchil„ derde alle onze ftuurlieden en andere gezag„ hebbers van het fchip , waardoor ik het aan „ boord  door NEDERLAND, s^ï „ boord heel wel had, fchoon ik geen duit met „ myne kunst verdiende; maar ik was van on„ der het jan hagel weg, had een tamelyk fat5, zoenlyk leven, behoefde niet te werken, en „ amufee'rde my met myne kunst. Aan de „ Kaap koomende, zag de Gouverneur myn „ werk, liet my by zich koomen, en propo„ neerde my daar te blyven, 't geen ik greetig „ aannam. Hier begon my de kunst geld te „ verfchaffen, en een Huivert je byeen vergadert hebbende, verzocht ik vryheid, na Holland te rug te keeren, 't geen my vergund wierd. „ Vervolgens bezichtigde ik de voornaamfte „ Kabinetten in Duitschland, en vond middel „ om copyen te trekken van de eerfle meefter„ Hukken, deeze zyn het die ik hier by my heb„ be, en gy zult my met de openbaare verkoping „ verpligten. — lk bevorderde die, vervolgde „ onze vriend, maakte circa drie-en-twintig dui„ zend guldens uit de catnlogue, en had het ge„ noegen dat de makelaar den man voor zich „ in vervolg liet werken, doch het fpyt my ( „ eenigzints dat hy my zyn woord niet gehou„ den heeft in eene belofte die ik geestig vond^ Affcheid by my neemende, zeide hy my een „ Huk van eigen vinding te zullen zenden , ver „ beeldende zyn perfoon , als eene zieke te bed », leggende , en ik in doctoraale houding voor het  232 ne JONGE REIZIGER „ het ledikant hem de pols voelende, want ver. » volSde hy > Sy hebt my vau een zwaare ziek„ te geneezen." •— Wy allen vonden deeze anecdote zeer aartig, en zy gaf aanleiding tot een reeks andere, die ons genoegzaam amofeerden. m Maar Peterfen men heeft wonderlyk georganifeerde machines, onder de Heeren van ons gezelfchap was 'er een, die juist niet zeer veel fprak, en echter ftond hem de mond nooit ftil, namenïyk: hy neuryde altoos een of ander brok uireen franfche Opera, 't welk zo verveelend was, dat een ander Heer, zyn familliaare vriend hem vraagde: „Laatgy u ook Ccteeienmimondt „ ja, was zyn antwoord, hoe zo? wel, wel „ hernam zyn vriend, dan moet gy een bekwaa„ men baardfcheerder hebben, want de mond ,, ftaat u in eeuwigheid niet ftil, gy lok altoos „ en geeft ons nooit iets dat üoorenswaardigis." Het gezegde was fcherp, fchoon de man gelyk hadde, maar Welmond nam dit zeer euvel, eischte fatisfactie van den aangeuaanen hoon, evenwel bewerkte de tusfchenfpraak van de Heeren Goudwaard, Blyenoord en van my dat hier niets gebeurde; 't geen my te aangenaamer was, om dat ik bekennen moet daartoe aanleiding éegeeven te hebben, my aan den aggresfeur in ftilte beklaagende over dat verveelend lollen, van niets be-  door NEDERLAND. 'A3 3 betekenende; en afgebrokene preludiums. —~* Hy was met my van dezelfde gedachten, en daar op volgde de vlugge inval die'ik u verhaalde* maar my beeven deed, toen hy dezelve te berde bragt. Na de pacificatie echter, moet ik ten lof der beide heeren zeggen, dat zy even zo vry omtrent elkander waaren , als of 'er niets hoegenaamd was voorgevallen. Dit vriend is een waar bewys van vriendfchap, en gaf my een byzonder vergenoegen, zo dat ik, in een oogenblik met Goudwaard alleen zynde, niet kon nalaaten, daarover met zyn Ed. te fpreeken, die my daarop betuigde zeer veel achting te hebben opgevat voor beide caraclers. —- „ De uitdrukking van Zigwaards zeide hy, was zekerlyk „ fterk, maar onbedacht, en ipruitende uit het „ denkbeeld, dat vrienden elkander alles mogen zeggen, 't geen echter te ver kan worden „ getrokken; dat de Heer Weimond gevoelig wierd, is niet te verwonderen, maar dat „ beiden zich zo edelmoedig lieten bevreedigen, „ na het reeds tot zulke hooge woorden geko„ men was, vindt ik grootsch vriendfchaplyk, „ en verdient dat men 'er een voorbeeld aan neeme." Men vond goed om in een herberg buiten een der poorten nog een pyp te rooken, eer wy na ons ten middagmaal bepaalden tuin gingen — Hier  s34 de Jonge reiziger Hier was eene uitmuntende kolfbaan, waar vari bet gezdfchap gebruik maakte, doch ik, PeterfS, ik, die niet geleerd heb met zulke fpeeltuigen om te gaan, ik moest het aanzien. Dit is toch verdrietig, en als ik deezen winter in Amfterdam koome, dunkt my wil ik alle overdekte kolfbaanen, zo in als om de ftad afloopen, om die fraaije konst ten minften zo ver te leeren,dat ik by gelegenheid mee kan fpeelen, zonder bevreest te zyn, dat ik fpel voor tpel katje wrik gemaakt worde, 't geen zeker by deezen veel gevaar zou loopen. Dunkt ü niet dat dit myn plan goed is? — edel durf ik het niet noe. men. Want inderdaad al diergelyke fpulletjes hebben niets in zich, dat voor den geest iets overlaat, 't is even zo met de kaart, en fchoon ik daaiin onderfcheidene fpeelen kan meedoen, betuig iku, zulks nimmer uit eigen verkiezing te zullen aanvangen, wel gelyk gy weet om dames of vrienden te plaifieren, want dit is een ftaalije van wellevenden pligt. 't Overige van deezen dag is in de bygaande brieven aan myne Cbarlotte ,en myn vriend Karel gemeld, gy kunt het dus daar leezen,terwyl ik u verzoek het geheele pakket aan myne beminde, aan uwe Belle, Elize, en den heer Karel adres.te verleenen. De.  door NEDERLAND. 235 Dewyl Dordrecht zeker een ftad van belang is, en deszelfs regeeringsvorm al vry veel van de overige hollandfche fteden verfchilt, wil ik u hier omtrent opgeeven, 't geen ik 'er van heb hooren vermelden, doch alles zo kort moogelyk. Vooreerst is hier een collegie onder den naam van Qudraad, beftaande uit veertig Vroedfchappen, waaronder de Schout, vier Burgemeesteren en zeven Scheepenen. — Deeze Vergadering delibereert over alle voorkoomende gevallen, welke dit Stads welzyn betreffen. Zy komt nooit te zaamen dan op aanzegging van den prefideerenden burgemeester, die de voorftelling van zaaken doet, en de ftemmen opneemt. De rang van dit collegie is regeerende Burgemeesteren, Schout, Oudburgemeesteren,Scheepenen en de zogenoemde goede Luiden van Agten. Het ampt van Schout, word maar voor den tyd van drie jaaren bekleed, en wordt dezelve gekoozen uit den oudraad, mogende hy geduurende zyn Schoutsampt, noch tot eenigen post in Staats collegien van Halland of der Generaliteit worden verkooren. Het getal der Burgemeesteren in Dordrecht is vier, woedende alle jaaren nieuwe gekooren voor  &$6 m JONGE REIZIGER voor den tyd van twee jaaren, dienende zydus* het eerfte jaar raetdevoorig verkoorenen, en het tweede met de nieuwe verkoorenen. De Scheepenen zyn negen in getal, van dezelve gaan het eene jaar vier en het ander jaar vyf af, voor wien nieuwe uit den oudraad in de plaats worden gekooren; zo de oudraad niet voltallig is, moeten 'er twee uit de gegoedlte burgers op de nominatie worden gefteld, wier qualificatie zyn moeten, boven de vyf-en. twintig jaaren oud, van den Gereformeerden Godsdienst, en tien duizend Guldens capitaal bezittende. Dezelve qualiteiten worden vereischt voor de goede luiden van Agten, die uit agt perfoonen beftaan, fchoon zy in de verkiezing van burge ■ meesteren als anderzins twaalf ftemmen uitbrengen , om dat dit collegie voormaals uit twaalf perfoonen beftond, toen genoemd de luiden van twaalven, zynde dit getal op agt vermindert al in den jaare 1385. Dewyl zy altoos uit een by de Gildens opgegevene Nominatie uit de gezamenlyke wyken der ftad gekouzen worden,mag men het daar voor houden, dat zy êigenlyk de waare voiksreprefentanten der Stad zyn, aan wien het toeverzicht op de handelingen der Regeering is toevertrouwd, fchoon zy geen ftem noch  nor NEDERLAND. 237 fooch zitting in het collegie des gerechts hebben, waarin zy dus niet verfchynen, dan wanneer zy ontboden worden, of dat 'er van wegens de ge» meente eenige voorflaagen aan de Regeering gedaan moeten worden. Zie daar myn vriend wat ik u van de Regeering deezer ftad kortlyk wilde meededeelen. — Ik zou 'er uitvoeriger over kunnen zyn, doch önderlcheiden reden beletten my zulks, en daarby de kortheid des tyds, en de lengte waaf toe deezen brief reeds is uitgedeegen. Daarenboven ben ik nog in mynen arbeid geftoord en opgehouden, door de komst van onze jufvrouw van den huize, die ik niet kan zeggen my hier meede zeer te hebben geplaifierr. Zy is een lastig meubel Peterfen, in waarheid met al de eerbied dien ik voor de Ichoone Sexe hebbe, dit wyf gevalt my niet. Het eerfte abord neemt u wel in, want zy heeft eene goede houding, is niet lelyk, kleedt zich met finaak, hoewel-eeti weinig dartel, en is dan redenryk; maar haarè huishouding zou uwe Belle noch myne C har lot. te behaagen, die is llodderig, zelf aan den morfj» gen kant, en dat overmatig famiiliaare met de bedienden is aanftootlyk. — — Daar by is haaf gedrag jesens de lieve kindertjes in myne oogen ook geheel r.iet moederlyk. Als ftiefmoe- der geloof ik zou zy een ferpent zyn, dat door 1L Deel* R geen  33*5 de JONGE REIZIGER geen rechtgeaarr vader te dulden was. - Gy kende myne vriendin Henriette die, nevens haar eigen dochtertje, de voorkinderen van haaren man opvoedde, en zeif toen zy weduw van hem wierd, zulks met de eigen zucht volvoerde; zo groot als deeze uitmuntende vrouw my aitoos vooikw.m in de uiroeffening dier edele phgten,zo veraehtiyk geloof ik zouzy zyn , als de hemel haar op zulk eene ernftige toets ftelde. Myne Charlotte vergeeve het my, maar de nagedachten van myne vriendin Henriette kas nimmer uit ^yne verbeelding worden gewischt Gy weet welke betrekkingen ik op haar hadde en een eerlyk hart dat eens daardoor geroerd wordt, blyfr het altoos, fchoon ook dar voorwerp met meer voor hem beftaat. Dan ik ftap hieraf, en fluit deezen onder ■ toebede van alle heil ■ en de aanbeveling myner complimenten aan den Vrienden- en Vriendinnen-rei, die ik binnen we mge dagen in Amfterdam gezond hoop te ontmoeten, ten einde hen allen te betuigen, dat ik even zo zeer ben, haaren als uwen, enz. XI.  ütiök Nederland, a3# xi. brief. Ferdinand aan Karel; Dordrecht den 13 Jufiy i^-* C^Ty Fchynt ü eenigermaate rnoeijelyk te maaken, myn vtiend , dat ik zo zeldzaam aan u fchryve, dit fmart my, immers zyt gy overtuigd dat dit geenzins voortkoomt uit verflaauwing dier gevoelens, welke ons van onze kindschheid aan, wederkeerig voor elkander bezielden; neen, braave vriend! ik fchat u nog even zo lioog als ooit, en gy zyt geenzins de geene van myhen vriendenkring, na wien ik het minst verlange. Houdt dus op een oogenblik te twyffe-4 len, of myn hart in opzicht van u gelyk is. Immers bekoomt gy alle myne brieven, zelfs dé meesten aan myne dierbaare Charlottetea dit al« leen behoorde u te overtuigen, dat ik niet het minst verandert ben. Dan genoeg hiervan, laat ik liever onzen namiddag van heden,zo goed mooglyk, fchilderertt Ten vyf uuren onzen maaltyd beflooten hebR a bsn-  240 de JONGE REIZIGER. bende, wandelden wy Heeren uit de tuin van onzen gastheer, door verfcheidene zeer bekoorlyke laanen, ter wederzyde met tuinen geboord tot aan de rietdyk, alwaar een fraai tentjachtvan vier riemen, ds vlag en wimpel van achteren laatende waaien, op ons lag te wachten; twee roeijers zindelyk in het wit gekleed,en eender de man te roerj 't jacht fpoedde met fnelheid door den ffroom die echter vry fterk ebde. Wy kwamen weldra aan die merkwaardigs houtvlotten, welke boven van den Ryn gelyk een dryvende ftad herwaard koomen. Aan de zyde van Dordrecht lagen 'er twee die in zo' 'verre gedoopt waaren, dat men alle gebouwen hadt afgebrooken , en daaraan niets meer te zien was dan aan andere balken, klosfen, vat- houten, pypbouten en wat dies meef is. . Wy Haken dus over na het katstaangekoomen, 't welk nog meest in zyn volle ntuatie lag, fchoon' in de lengte verbrooken, en dus by ftukken elkander op zyde. Dit is een verwonderenswaardig gezicht, teen het aaneengehecht was, zal het meer dan een halfuur gaans lang geweest zyn. Overal Honden houten tenten opge- flaagen, die de honderdtalen menfchen welke deze vlotten afbrengen, zo lang ter woonftede ftrekken. Het roer deezer vlotten is vooraan, en van een zeldzaam maakzel, de riemen waarmee-  door NEDERLAND. 241 trieede dit gevaarte beftuurd en recht gehouden wordt, zyn ongemeen zwaar; en het is der bafchouwinge waardig, hoe hecht het een aan het ander verbonden is. Een verbaazende arbeid is 'er aan vast, om het uit malkander te krygen. Gemeenlyk gaan zy verfcheiden voeten diep, en hebben een bieedte van aanbelang. 'Er zyn af' zonderlyke vertrekken voor de officieren,en ook kookhuizen, waar ieder op het uur des maaltyds heen gaat om zyne ponion te haaien. Onze vrienden verhaalden ons, dat in dc buik deezer dryvende fteden gemeenlyk een fchat van rynfche wyn verborgen ia, die juist niet altoos geheel vertold wordt. En echter, voegden zy 'er by, rekent men de onkosten van zulk een vlot, eer het hier voor de ftad ftil ligt, op meer dan veertig duizend guldens. De eigenaars zyn gemeenlyk ge- duureude de afzakking meede op het vlot. Als hetzelve geiloopt, en uit malkander gerangfchikt is, trekt deeze carayane van hooglanders te voet weder na huis, doende eea reis van meer dan driehondert uuren. .< Ik hadde gehoopt het te zullen treffen dat 'er een aankwam, om het dus in zyn geheel in werking te zien, dan dit mislukt zynde, moest ik my met deeze befchouwing vergenoegen. Van hier wierden wy verder de Merwe opgeR 3 roeid .  de JONGE REIZIGER roeid door eene kreek, tot aan een ruine van het aloud beroemde huis de Merwede, waarvan by Smids in zyne ichatkamer eene vry juiste tekening te vinden is. De eene toren is nog beklimbaar, hoewel niet zonder gevaar, dewyl verfcheidene treeden zyn iageftorr. Hoewel de geleerden daarin overeenkomen, dat het een zeer oud gefticht is,alszynde reeds bekend lang voor den jaare 1200, 20 is men echter over den tyd der ftichtinge zo min eens, als over de naamsreden, wy zullen de hairkloveryen, welke bier omtrent hebben plaats gevonden, met ftilzwygen voorbygaan, zeker is bet dat die allerverfchriklykfte watervloed van J421 dit zwaare gebouw al mede vernield heeft, Smids merkt aan, "dat de westzyde van dat muurwerk met verglaasde fteen zoude zyn opgemetzeld; dit heb ik niet kunnen vinden, maar wel dat de ankers in de muuren, ten deele onu bloot,geheel gaaf en zonder roest waaren; waarover wy ons allen zeer verwonderden. 't Gezicht van deeze tooren op de flad en den lande van Dordrecht, Yzelmonde, en de Alblasferwaard, is verrukkelyk, en zo ik üit welleevendheid niét fpoedig weder beneden gekoomen was, zou ik 'er my gaarne een half uurtje hebben opgehouden. ■ Eef  d ö o ii NEDERLAND. 243 Eer ik van deeze ruine kan afftappen, mot:t ik u zeggen, dat het voonnaals eene vrye heerlykhe^d van veel aanbelang en uitgeftrektheid geweest is, waar van de iukomften confiderabel waaren, en welks rechtsgebied tot aan de muuren van Dort, ja, zo men wil tot binnen de ftad zich uitbreidde Hier uit ontfpreot eene conventie, tusfchen de Regeering van Dort en Heer Daniël van Merwede Ao« 1307, dat de laatstgemelde en zyne erven, van hunne rechtsoeffening binnen de ftad zouden afzien, mids hy jaarlyks, voor acht dagen, het fchoutsampt ©ver de geheele ftad zoude voeren ; 't welk geflcoten zynde, wierd op den 5 Juny de roede van Judicia met plechtigheid by den fchout van Dort aan de l'.aikuw van de Merwede overgegeeven, en hem de rechtsoefening voor acht dagen opgedraagen , waar na de Bailluw dezelve weder met geiyke plechtigheid overleverde, en dit wordt nog jaarlyks onderhouden, fchoon de ftad thans eigenaar van de Heerlykheid is, als dezelve in den jaare 1604 voor avht - en - dertig duizend guldens gekogt hebbende van jonker Ifesfel van Boetjelaar. ■ De voornaa'pie reden van de onderhouding deezer plegtigheid, is« om dat daar aan het privilegie der burgeis verknogt is, dat veele kleene twisten, tusfchen R 4 bua-  244 de JONGE REIZIGE R buuren, als anderzins,dan de plano kunnen en, moeten worden afgedaan, die anders zo om- flagtig als kostbaar worden. Deeze ruine bezichtigd hebbende, dreevenwy voor ftroom al voorby Papendrecht heen, en zo weder na de ftad. Papendrecht is een zeer uirgeftrekt dorp, langs den nieuwendyk, meer dan een uur gaans lang, bekend door zyne ryke zalm visfcheryen; ook is hier het veer uit de Albjasferwaard op Dordr recht, zo voor rytuig als voetgangers,. Het, kerkje heeft eeu fraai torentje, vierkant, met een achtkant lantaarentje, door een fpits gedekt. Aan de wal geftapt zynde, keerden wy, om. trent acht uur by de dames te rug, die wy zeer vrolyk bezig vonden met fchuppen en touwtje fpringen, waarin onder 't genot van een fmaakiyk glaasje rynfe wyn, onderling nog een half uurtje gecontinuuert wierd, terwyl anderen a l'hombre .fpeelden, waartoe ik ook nog verordent wierd. Wanneer wy deeze aangenaame tuin verlieten, en de Vriefche Poort intreedende, weder de beleefdheid gersooten van eenen anderen gastheer,die ons allen -peen collation onthaalde. Gy kunt hier uit wel afleiden Karei, dat indien dit dagelyks zo moesr voortgaan, uw vriend fpoedig door overvloed fterven zoude, doch piet twee dagen zyn wy weder aan ons zelfs, en dan  door NEDERLAND. 24s dan kunnen wy netjes droogen naar believen, thans moet het 'er zo meede door. Ik groet u vriend, beveel my,en twyffelnier, of alle uwe moeilykheid zal verdweenen zyn, zo draa gy door deezen verzekerd wordt, dat 'er geen oogenblik in myn leeftyd koomen kan« pf Ik zal altoos met achting zyn, enz. R s XII.  H6 de JONGE REIZIGER XII. BRIEF. Ferdinand aan Belle en E l 1 z e. Dot'é'echt den 14 Juny 17— '^"erfchoon my lieve dames, dat ik deezen aan u beiden, en niet afzonderlyk aan elk uwer Icliry- ve. Myn tyd is zo bezet, dat ik myne behoorlyke correspondentie niet kan waaineemen. Gelukkig doet de Heer Gotidwaard deezen morgen eenige vifites voor zich zei ven, en dus kan ik te huis zitten, gelyk gy ook zien zult uit alles wat op deezen datum geteekend (laat, dat ik myn tyd niet ledig befteedde. Ik bedank u beiden voor de goedheid my door het inzenden van uw fchrift beweezen , maar nicht, hoe mag het u van 't hart, my zo te kwellen met die Mylady in Hellevoedluis? — My te bedreigen, dat gy myn lieve Cbarlotte al het  door NEDERLAND. 247 het gevaar van het geen ik daarover fchreef zult voor oogen (tellen , en haar afraaden om verder aan my te denken ? Immers men kan zyne oogen niet fluiten, voor h geen in de natuur waarlyk fchoon is. . Of moet men valsch zyn, of geveinsd? dit is ftrydig met de edele gevoelens van die gulhartige en vernuftige Belle, aan welke ik de eer heb by deezen te fchryven. — Daarteboven, zou ik wei zo ruiterlyk voor den dag durven koomen, indien myn hart flechts een vonkje gevoeld hadde ? zoude ik myne beste en my zeiven niet beledigd hebben , indien ik 'er minder van gezegd hadde dan my fcheen? Voer uwe bedreiging des niet uit bid ik of, om de waarheid te zeggen, ik ben 'er niet bang voor, ik kan te wel uw edel cara&er, en ftel te veel vertrouwen in dat myner fchoone, dan dat ik hier voor de ininlte vrees hebbe. En gy zacht humeurtje, recht vriendlyke Eliz«, moet gy ook al (potten over myne betuiging aan den Heer Goudwaard, dat ik voor hem moet zwichten,in grootschheid van te kunnen beminnen ? —'t Is zo, en of gy al zege,geen man te zullen willen hebben, die dit verklaaren durfde, ik houd my verzekerd dat gy het veel braaver vindt zulks te verklaaren, dun geveinsd iets VQor tg geeven, 't geen ons hart niet cevcelt.  a|8 de JONGE REIZIGER Gy beide qndertusfchen vraagt my naar de da- mes van deeze ftad. ~ Het klein gedeelte der beminnelyke fexe, dat ik de eer gehadt heb alhier in gezelfchap te zien, heeft my zeer wel bevallen,.(het huismeubel van onzen gastheer uitgezonden.) Zy waren in het algemeen matig fchoon, .van eene goede houding, met fmaak. gekleed en gekapt, en aangenaam in de converfatie. Zelf jufvrouw IVaalvcyk is op partyen vrolyk, zelf uitblinkend dartel, maar de behandeling aan haat' ruati en in haar huishouden is gantsch niet na myn manier van denken gelchikr. De Heer Waalwyk is juist niet zo uitgelaaten vroljk als zommue andere heeren , heeft by voorbeeld geen behaagen in {pulletjes raèede te doen, gelyk piep jonge menfehen niet onawtig Haat, hy zoekt derhalven altoos iemand uit, die met hem aan een tafeltje gaat zitten praaten, of wandelt met een pyp door de tuin, zom.n buiten is; haar Hat hy echter begaan, en in myn oogen te ver begaan, dewyl zy al vry fterk zomtyds ftoeit, als dit niet gelukken wil, moet haar arme man het entgeiden,en hier uit ontfpruiten van die kleine onaangenaamheden, welke de Gezelichappen ftooren, en die fchoon daarin bygelegd echter nawerken,en by de.te huiskomst meerder twiot verwekken, gelyk wy nu al tweemaal hebben  boor NEDERLAND. 249 ben bygewoond. Nog heeft dit het gevolg dat man en vrouw1 veelal hunne byzondere kringetjes houden, iets 'c geen my altoos gevaarlyk fchynt, verwydering baart, en aanleidingen geeft, die te veelvuldig zyn om op te tellen, maar genoegzaam door voorbeelden betoogd worden. Welhaast hoop ik zo gelukkig te zyn, weder' van uwe aangenaame tegenswoordigheid te profitee?en,gy moogt wel gelooVen, dat ik daar mi verlange, want inderdaad, hoe wel ik overal onthaald worde, hoe veele beleefdheden men my aandoet, ik mis iets, dat.ik nergens dan in Amfterdam kan weder vinden. Behoef ik te zeggen, dat het de lieve vriendenkring is, waarvan gy beiden geëerbiedigde leden zyt ? - ik geloof neen. Ik breek af, my aanbeveelende, tot ik mondeling de eer kan hebben te betuigen, 't geen ik nu fchriftelyk moet doen, te weeten: dac ik altoos met de oprechtfte hoogachting zyn zal, snz. XIII.  25ö de JONGE REIZIGER XIII. B R I E Fi ^HCeden. zat ik tot den middag op myne aart' genaame kamer, dewyl de Heef Waalwyk, om zyne affaire, en de Heer Gondwaard om eenige vifites te doen, uit waaren, en my dus aari de eenzaamheid overlieten. — Ik fchreef en fchreef en fchreef, gelyk myne beminde by de leezing dier brieven ontwaaren zal. Na dén middag hebben wy reeds een tourtje pr. koets gedaan , door het geheele eiland, en te Dubbeldam een kopje thee gedronken, dit dorpje is het eenige op het gantfche eiland dat een kerk heeft, niets van aanmerking is 'er te zien, maar in eene andere polder, Wiel' drecht geheeten. toonde ons de Heer Waalwyk de Ferdinand dan CharlotteY Dordrecht den 14 Juny 17— Des Nacbts. ——  door NEDERLAND. a5i de plaats alwaar men zegt dat een Huis geleegen heeft . door welke te veronachtzaamen men wil, dat die meermaals gemelde verfchriklyke" overffrooming in den Hollandfchen waard ^ na' den Biosboscb , zoude zyn veroorzaakt; anderen willen dat een boer om zyne buuren te plaagen ^ het water door openzetting dier Huis hadt ingelaaten, doch behalven dat zirik een gmwelftuk de menfchen al te zeer zoude onteeren, is hief toe. weinig waarfchynlykheid, dewyl het land] zeer bevolkt geweest zynde, zulks gemerkt zoude geweest zyn, eer het tot eenige aanzienlyke' hoogte rees, en dan geftuit: nacuurlyker fchat ik dat de Huis en dyken te zamen door het geweld des waters zyn verbryzeld, en op zo veele onderfcheidene plaatz.n tevens, dat daar tegensgeehe menschlyke pooging baaten kon. De yslykheid van deezen nacht, was geen klein deel van onze gefprekken, gaf aanleiding tot die over meer andere watervloeden, welke dit land, door alle eeuwen heen, zo deerlyk' geteistert hebben. Vroeg in den avorfd waaren wy weder in de ftad, wanneer wy nog rond gingen, om affcheid te neemen, van de Heeren aan wier verpligtende vriendlykheid wy al ons genoegen in deeze ftad verfchuldigd zyn. Twee van i de>  figa de JONGE REIZIGER dezelve kwamen ons nog eene conrra vifité doen, en fleeten den avond hier aan huis tot twaalf uuren. Twee anderen zullen ons de ëer doen, morgen, na het dejeuné, tot aart den Engel, een herberg onder den Dorpe Slydrecbt uit te geleiden, van waar wy onze retze met rytuig naar Gorcum zullen voortzetten en denkelyk dan daar den dag pasfeeren. —— Althans morgen avond fchryf ik u buiten twyffel weder. Onze laatfte avond alhier zou weder vry ru* zig geworden zyn, als die twee Heeren niet gekoomen waaren. De Heer Waalwyk het opgemelde tourtje deezen middag over tafel voortellende, vergat Mejuffer zyne Beminde, afzonderlyk te vraagen, ik merkte aanftonds wel dat het gelaat veranderde, zy was vriendelyk geweest en voor my zelf lastig, wyl zy te raidden in myn fchryven my meer dan een uur was koomen ophouden $ om my de ,caraéters der dames te befchry ven * by wie wy de eer gehad hadden, deri voorigen dag in gezelfchap te zyn. Ik wil u verzekeren Lotje, dat, al hadt gy 'er tegenswoordig geweest, dat achterklappend wyf n niet verfchoond zoude hebben. Laat ik u weinig trekken opleeveren: juffer Caroüna van wie ik gefchreeven hebbe 3 dat zy zo wel re-  door NEDERLAND. 255 «citeert, en over 't geheel vry kundig is, was een pedants ding, dat altyd met haare geleerd• heid pronkte, en had zo klein als zy was, een mans voorkomen, en foei! dat ftaat zo lelyk. Ondertusfchen was de juffer zeer zedig met haare kundigheid, en als zy overzaakenfprak,daar het vereiscbt wierd, had zy wel vuur in haare oogen, maar niets van dat 't welk men een mansvilder noemt. Mevrouw Rt>fiana9eeae dame van den eerften rang,was, vogens haare aanmerking, hoogmoedig , en wilde haar caradter als baronnes overal doen gelden, ondertusfchen wist men wel, wie zy geweest was enz. • maar ik betuig u lieve Lot, dat mevrouw Rofiana, zeer aangenaam, vriendelyk en wellevend is, doch wel is het waar, veel zediger dan jufvrouw Cateau. Zo ging het van de eene op de andere, en tot myn gduk zo ras en glad aaneengefchakeld, dat ik nooit tyd hadde om haar tegentefpreekeri; eindelyk uitgerammeld hebbende, vraagde zy my na de Amfterdamfche Jufvrouwen, of dat ook meest al zulke wonderpourtraitjes waaren? ik antwoordde haar kortelyk, dat ik, maar kort te Amfterdam geweest zynde, weinige dames had leeren kennen, maar dat die met welke ik de eer gehad hadde om te mogen omgaan, my zeer wel gevielen, goede caradlers hadden, en zedig II. Deel. « yr°!  254 de JONGE RE IZIGER vrolyk waaren, gelyk ik mevrouw Roftana en mejuffer Carolma ook gevonden hadde. Intnid dels vatte ik twee driemaal de pen op, 't geen zy ten laatften bemerkte, zeggende toen, ja ik belet u, en moet zelf voort, echter geloof ik dat zy nog wel een kwartier uurftond, eer ik van deeze lastige party ontflaagen was. Toen de Heer PVaalwyk haare gemelighe'd merkte, meende hy deezen zo opgenomen misUag heel verdandig te verbeteren , door zeer vnendelykte zeggen :„ zult gy u niet gaan aankleeden? Cateau lief!" maar de myn fpr0Qg ^ keerd, en 't antwoord was: „ik ben immers „ met gevraagd!" de toon hiervan behoef ik u met te befchryven. Hoe zeer de Meer Waalwyk betuigde, daaraan niet te hebben getwylfeld, en wy haar zochten te beduiden, dat het van zelve fprak, alles was niet alleen vergeefsch , maar verkeerd, tot zy eindelyk van tafel liep, zeker om haar vertrouwde Stymje deeze Godkvze behandeling, want dit is het eerfle woord, te klaagen. De Heer Waalwykxoen ook kwaad wordende, zeide, loop dan voor den duivel, doch een verftandig man zynde.Jiet hy zich befksfen, en lier haar te rug roepen doch boter aan de galg; eindelyk de koets voor de deur zynde, ftonden wy op en volvoerden ons tourtje. Te huis koomende was zy uit, en by  door NEDERLAND. 255 by haar terugkoomst hoorende, dat die twee Heeren hier bleeven foupeeren, was zy te koppig Qm aan tafel te koomen, doch deeze fcheenen haar te kennen, raadende den Heer Waalwyk haar maar ftil te laaten fmooren, en te handelen als of zy uit was. ■—;— Gy begrypt dat deeze intervalle een deel van ons avond.gefprek uitmaakte, doch elk deed zyn best om dit netelig discours aftebreeken, dat ook al wel gelukte, fiytende wy den avond onderling zeer vriende» lyk. Nu leg ik de pen neder, doch zal den brief niet fluiten , dewyl zo deezen van hier ging, gy twee brieven gelyk ontvangen zoudt, ik neem hem dus meede, na Gorcum. Gorcum den 15 Jtiny. Het huismeubel is echter deezen morgen aan bet ontbyt verlcheenen, tamelyk gehumeurt zo het ons toefcheen. R!aar gisteren avond is het al juist uitgevallen als ik dichte, namenlyk de keuken was het klaagtpneêl,$tywje de vertrouwde , en onze knechts de toehoorders. — hoe laag! hoe verachtlyk! Ten negen uuren toen wy zo het ontbyt ge daan hadden , kwamen onze vrienden met het fpeeljacht voor de wal, wy namen aflcheid van S 2 on-  25g geene veerden Kon- II. Deel. T dert  270 ee JONGE REIZIGER dert bevat, ten minften niet ten tyde der opgemaakte verpondingslysc in 1732. Spoedig moet men deeze ruines opgeruimd, en nieume1 gebouwen in de plaats gezet hebben, cf mooglyk de ftad ingetrokken, dewyl zy in 1403 reeds weder eene belegering verduurde, van Hertog Albrecht, cm dat de Remmeester van Holland Heer Jan van Arkei, weigerde om hem rekening te doen. . 't Verdrag waarby het beleg wierd opgebrooken, door bemiddeling van den toenmasligen Bisfchop van Luik, hield ftand, tot Willem van Beieren, de ftad in zyne vlagt te krygen wist, doch de zoon van Heer ■Jan van Ar kei, Willem geheeten, wist zich weder doot verrasfing in 't bezit te ftellen, en toen die van Holland hem zochten te vernestelen, dreef hy hun kloekmoedig te rug, hierin door zynen oom Graaf Keinoud van Gelder geholpen , die hem zedert de ftad en het land van Arkel ter leen fchonk. . In den jaare 1412 kwam Gerkam, Workum en 't gantfche land van Arkel aan de Graaflykheid van Holland , door een verdrag dat ten dien tyde, na eenen hevigen oorlog tusfthen de Hollanders en Gelderlchen geflooten wierd, ondanks alle tegenfparteling van Heer Jan van Arkel, Ao. 1417  door NEDERLAND. 271 Ao. 1417 was deeze ftad meede ingewikkeld in de partydigheden der Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen, mee dat gevolg dat zy na eens in banden van deeze dan weder van die party was. Onder anderen nam Willem van Arkel met' Jan van Beieren vereen'gd, de plaats v®or de Kabbeljaauwtchen in, doch het flot hield zich zonder overgaave aan de zyde van Vrouw Jacoba9 die ook welhaast tot ontzet opdaagde, en de ftad weder voor de Hoekfchen in bezit nam, by welke gelegenheid Jonker Willem van Arkel al vechtende het leven verloor, ter gedachtenis van welks men nog dit versje of liever deeze regelen leest in den gevel op de hoek van eene der ftraaten: BOEN MEN SCHREEF DEN i DECEMBER MCCCCXVI EN EEN B3EN BLEEF DEN EDELEN HOOGHGEBOREN WILLEM VAN ARKEL VOOR DEEZEN STEEN. Met voorbygaan van verfcheidene andere twisten waardoor deeze ftad veel geleeden heeft, moet ik u zeggen dat de woeste Lumey in den jaare 1572 ook hier zyne rol fpeelde, want de ftad in den naame van Prins Willem den Eerfli hebbende opgeëischt, 't welk de ürosfaart weigerde, wierd hy door de Burüemeesteiet; ï a  de Jonge reiziger gelaaten, en bemagtigde toen het kafteel waarop zich de Drosfaart met de zyne vervoegd had, en pynigde vervolgens de Roomfche Geestlyke op eene wreeds wyze, hun daarna, iö den Briel doende ophangen. Uit vree ze voor de Span j aars wierden de voorlieden alhier gedoopt in den jaare 1573; terwyl die zelfde vrees hun noopte om hit nabuurig Woudricbem geheel te verbranden, op dat de vyand zich daar niet zoude nestelen. Ten zei. ven tyde wierden grachten en vestingwerken verbreed , verdiept en over 't geheel verbetert. Honden jaaren laater toen de Franfchen hkt te lande waaren ingedrongen, zyn 'er verfcheidenc aanllagen op deeze fhd ondernomen , doch den beroemden IVirtz, toen Bevelhebber alhier, en Veldmaarfchalk van den Staat, wist die allen te verydelen. Zelf verraaderlyke aar.flaa- gen wierden doorhem ontdekt, waaronder geenszins de minfte was, om het Garnifoen door valkhe Patenten te willen misleiden. Zie daar de gefchiedenisièn van Gorcum, uitgezonden die van ouze dagen, welke u allen zo goed als my bekend zyn, en welke ik om die en andere redenen m..r Itilzwygen moet voorby gaan, evenwel aanmerkende dat ik het ftadjezo omzy, ne gelegenheid als llerkte voor byna onwinbaar zoude geacht hebben, als men 't had believen te ver-  boor NEDERLAND 273 verdeedigen, onder 't beftuur van een man, gelyk 'er toen het bevel voerde. Gaan wy dus over tot Woudricbem , de eenige ilad welke in 't land van Ahona gevonden wordt, en fchuins over Gorcum, aan de zuidzy'de van de Menve geieegen is. Men wil deszelfs naam al weder van de woorden Woud en lieim afleiden, als waare het eigen? lyk H'oudrykhsim, dit Herkende met de gedacht ten als of Altena êigenlyk zou mo ten zyn Hol- thena. >— Dan laaten wy hier van niets meer by brengeri, De Vestingwerken zyn fraai en worden wel onderhouden , de gracht die 'er om heen ligt, is diep en breed. Er zyn drie poorten, een aan de Jandzyde , eene naar de kant van Loeveflem en een aan de zyde der Mi rwe, by het zogenoemde hoofd, dat thans byna geheel door den ftrom vernield is. Veel gefchiedkundigs weet ik van dit Na* zareth niet. Ao. 1405 wierd deeze ftad door hulpelingen van Jan van Arkel, by verrasfing ingenomen, uitgeplondert en verbrand. Een diergelyke gebeurtenis viel voor in den Oorlog tusfehen de Hollanders en Gelderfchen, toen de ftad aan den Grave van Hoorne toekwam , die zich en zyne onderdaar.en voor een aanmerkelyke luraina moest vrykoopen. De Wed, van T 3 "den  274 de JONGE REIZIGER den in Brusfel onthoofde Gr ave van Hoorne > heeft Woudrichern aan de Staaten verkogt. —* Hoe zy in den jaare i 572 door die van Gorcum vernield wierd heb ik reeds gezegd, en my geheugt niet, dat zy in onze dagen eenig brillant figuur aan eene of andere zyde gemaakt heeft. De openbaare gebouwen beftaan in een ouderwets ftadhuis, dat geen aanzien heeft, een klein Magazyn van geweeren, en de kerk, die 'er zo wel als desztlfs dikken vierkanten tooren, zeer deftig uitziet, en met een aantal wapenborden pronkt, die bewyzen dat hier veele aanzienlyke Faroiliep moeten gewoond hebben, of althans begraaven zyn. Men is hier thans bezig met het maaken van een nieuwe kruidkelder, die in zyn aanleg met alle voorzichtigheid wordt opgebouwd, zynde alles wat men aan een ordinair gebouw van yzer maakt, hier van koper, daarteboven koomt hy gewelfd en diep onder den grond. Nu moet ik u nog onderhouden over Loeve~ flein, gelegen op den hoek van de Bommelerwaard, doch behoorende aan Holiand, Willem van O ste>vant nam hetzelve Ao. 1397 in, op last van zyntn vader Graaf Aïbert van Beieren, om redenen dat Brunis van Herdewynen, Thefaurier van Holland geweigerd hebbende hem rekening te doen en daarop te Amfterdam gevan;  i>oor NEDERLAND. *75 vangen gezet, maar ontvlucht zynde, zich herwaard had begeeven, hoewel hy ten tyde der beflorming reeds ontweeken was, ter verdediging van het kafteel daar laatende zyne dtie zooien, en eenige dappere manfchap onder vier bevelhebbers. Ongelukkig viel een zwaare fteen, welke uit een mortier gefchooten was op een huis, waarin Otto van Diiel, de Opperbevelhebber, op wien de kleine bezetting al zyn hoop Helde, zich bevond, het gebouw Hortte in, en Oho verpletterde onder de puinhoopen. Men fnelde ter hulp, en in middelen tyds, drong de vyand door de bres, maakte zich meester van bet Kafteel, en masfacreerde de gantlche bezetting. Onder de voorbeelden van onverzaagdheid mag men wel noemen, de onderneeming van zekeren de Ruiter- eenen oslekoper, die met nog dre welberaaden kaerels, in het gewaad der minderbroeders, zich binnen de vesten be gaf, den commandant vermoorde en zich mees. ter van het flot maakte, 't we!k hy aanftonds begon te verfterken, daar ingeholpen wordende door vier-en - twintig man die men hem fpoedig toevoegde, Zo draa de Spanjaarden dit vernamen zonden zy eene genoegzaame overmagt (zommigeri zeggen hondert zestig, anderen driehondert) om het kafteel te herneemen, maar de moedige de T 4 Hui-,  2?6 db JONGE REIZIGER Ruiter, wist van geen overgeeven, fchoon volgens van Meteren > het grootst gedeelte van zy ne kleine magt hem verliet. — Men befioot tot den laatften man pal te Haan. Maar over* magt doet wyken, en zo was ook hier het geval. De Ruiter kon met zyne geringe magr maar op eene plaats zyn, en terwyl hy deeze verdedigde, beklommen de Spanjaards het kafteel van eene andere zyd^, en dooden al wat 'er in was. De Ruiter plaatde zich in dc deur van eene der kamers en verdedigde zich zo lang dat hy door bloedverlies voelende dat hy zich zou moeten overgeeven, eenig verborgen buskruid aandak, waardoor hy met zyne vyanden te gelyk in de lucht fprong. Naderhand zochten de Spanjaarden zyn verminkt lyk, en hingen het hoofd ten triumf aan de galg in V Hert*genboich, eene daad van onmen chlykhcid, die alleen in Spanjaarden van dien tyd vallen kan, dit gebeurde Ao. i^o. Twee jaaren laater ontweldigden de troupes van den Prins, het kafteel weder aan de fpaanfche bezetting, en zedert bleef het een bezitting der Staaten. Gy weet dat het by de Geleerden onbeflist is, of dit kafleel door de Graven gebouwd is,ten tyde van hunne oorlog met de bovenlanders, omdefchepen hier te laten bydraaiën, dan of de Hf eren van bet land van Aliena hetzelve gedicht hebben; na het ka-  door NEDERLAND, 277 kafteel van dien naam , ft welk geleegen heeft op een heuvel in het anibagt van Almkerk die thans met lindebomen beplant is, en waarvan de ruines tot tóHo geflaan hebben,) door Hertog Albrecht van Beieren verwoest wierd, Zy die voor het eerde geval zyn , leiden den naam daar van af, dat de fcheepen hier moesten cfanloeven, doch men moet wel onkundig in de icheepstermen zyn, als nien de valsheid hiervan niet voelt. Loeven is by de wind op/ïeeken. dit kon hier nooit algemeen te pas koomen, want met een noordlyke wind, had net het tegendeel,dat is afhouaen plaats, en de fcheepsterrn is hier bydraaijen. Dus het nodige wegens deeze dag nan u vermeld hebbende zal ik ook b'redrtkjiad nog zyne portie toedeelen, zo draa ik wat gerust hebbe, want het is reeds laat. Gy permitteert my derhal ven dat ik na myne complimenten gemaakt te hebben aan u en uwe waardige Belle my met de vereischie hoogachting onderfchryve, enz. XV.  s78 de JONGE REIZIGER XV. BRIE, F. Ons êigenlyk oogmerk was geweest heden ra Rausden te gaan, maar de Heer Goudwaard heeft hier gisteren avond een brief ontvangen, die hem noodzaakte op een bepaalden tyd weder in 's Hage te zyn, en dus verkoos hy liever deeze plaats achter weege te laaten, en daarvoor een dag in Amfterdam te pasfeeren. Ik zal u dus van deeze ftad maar meede deelen, 't geen zyn Ed my daar van voorlichte in ons gefprek van gisteren avond onder het foupé. Zie hier zo na woordelyk als het my moogljk was, *£ geen my door zyn Ed. is verhaald.,1 „ Heusden legt aan eene tak van de rivier de „ Maas, die zich een weinig hooger geheel ver„ liest. Aan de noordzyde vindt men een kom, » in Fërbinand aan Fredrikstad. Gorcum den 16 Jany if V Morgens.  door NEDERLAND. 279 „ in de gedaante van een fcheef ruit,die de ftad „ tot eene gefchikte haven dient, en diep ge npeg is voor allerlei flag van binnenland.'ch „ vaarende fcheepen. De ftad heeft behalven „ een Waterpoort, drie Landspoorten, te wee,, ten de Wykfche Poort, di Oiidhmsdtnfche Poort „ en de Herfifcbe Poort; dé Vesting is van be. „ lang, zy beftaat uit acht bolwerken, door een diepe gracht omringt, waarin zo veele „ Kavelynen leggen, tot dekking der gordynen „ de gracht zelve wordt rondsom de Had, uit„ gezondert aan de rivierzyde,daar zybemuurd „ is , weder door een conirefcharp gedekt, om „ dewelke nogmaals een diepe gracht legt. De „ capitaale wal is aangenaam om te wandelen, „ wyl zy met twee ryen lindeboomen beplant is. „ De ftad die juist niet zeer groot is, mag men over 't geheel ouderwets en vervallen noe„ men, echter zyn de ftraaten ruim en luchtig. „ Men vindt 'er een capitaal marktplein, en 'er „ is een vischmarkt. „ liet fladhuis alhier is een niet onaanzienlyk „ gebouw, vercierd met een fraaije tooren, die „ boven doorluchtig is, voorzien van flagklok„ ken en fpeelwerk Daar te boven is hier een „ aartig ftuk der Mechanica, want terwyl de „ klokken 't zy heel of half flaan , vertoonen zich  *8o de JONGE REIZIGER „ zich eenige ruiters en foldaaten, die elkander „ ais in ilagoide tegengaan. ,, De kerk is meede een fraai gebouw, voor, „ zien van een goed orgel, deftige geftoeltens, „ en fchoone graftombes, onder welke men als „ zeldzaam mag aanmerken, die van den Heer „ Baron de^ 1'rieshehn, welke alhier Gouverneur „ geweest is, en dit monument voor zich, by „ zyn leèven heeft doen oprechten." Hoe verre Fredrikftad vervoerd niet de ydele glorie het hart der dwaaze ftervelingen? ~een eerzuil voor zich zelf te (lichten van marmer en arduin, op dat de nakomelingfchap zal kunnen zeggen : daar rot die of die ryke dwaus, goede Hemel, welk een klein idee is dat in de oogen van een wysgeer! hoe belagchlyk, hoe arm van geest. Maar Iaat ik des Heeren Coudwaards verhaal van Hepsden vervolgen. „ Men vindt f zeide hy ) hier ook een Fran„ fche Keik, Oudemannen en Vrouwenhuis, „ Gasthuis, Weeshuis, Pesthuis en Ammoni.ie„ huis. dat wel van voorraad van wapenen voor. ., zien is. Nog vindt men hier een kruid- „ magazyn, gevormd uit het overblyfzel van het » oude kafteel, beftaande uit een zwaare vier- „ kante tooren. De plaets wsarop het „ ka-  door NEDERLAND. a8i i, kafteel plagt te ftaan, is thans zeer bevallig , met ypenboomen beplant, om tot eenwandelplaats te ftrekken. „ De Gefchiedkurdige trekken, (vervolgde t, zyn Ed.) welke ik my omtrent deeze ftad te „ binnen breng, zyn voomaameniyk, deszeifs „ verwoesting door de Deenen, omtrent het jaar <5; openen van deeze graf' kelder, d.iarin doodsbeenderen gevonden heeft, verre de lengte van een gevvoonlyk man overtreffende. Aan de noordzyde van de kerk in eene afge. lee-  d o () r NÉDÈRiiAND. zU$ fchootehe kapel, is de rustplaats van den ongemeen geestigen Jokan van Pafenrode, wiens bly fpeelen Pbilibert, of oud mal gaat boven al efi hopman Uldrik, om de ongemeen kunft ge in» vlechting van onze vaderlandfche fpreekwoorden, waaruit deeze Hukken i zo my geheugt, meestal beHaan, hem onfterflyk hebben gemaakt. > By was zeker een genie van hoogen rang^ maar volgens de fmaak dier tyden, vry ruw en vuil, des dat men hedendaagsch zyne fpeelen niet meer, welvoeglyk ten tooneele voeren kam Gy zult ze echter als liefhebber van taal en dichtkunde, met vermaak leezen, om dat hy daarin de wysheid der natie, (de fpreekwoorden) op de geestigfte manier heeft by een ver» zameld. Behalven eene menigte wapenborden, is alhier nog aanmerkelyk, eene kundige kerkkroön^ welke uit honderden van Hukken, die aile uit elkander kunnen worden gefchroefd, voor twéé eeuwen, door een en Willem van der Burgt, gemaakt en alhier opgehangen is. Van de kerk gingen wy na het Stadhuis, een langwerpig vierkant gebouw, het dzk ~is na de ouderwetfché wyze, met veele kla'ne dakvenflertjes vercierd, boven op Haat ee.« toorentje, met een zeldzaam doorgewerkte oaluftrade^ 'c zelve is voorzien van een uurwerk en klokkenfpel. v e*  m bï JONGE REIZIGER Onder het fladhuis is aan de eene zyde de Waag en aan de andere de vleeschhal, beide waaren echter heden geflooten. Een bordois, dat door een op pylaaren fteunend gewelf gedekt word,geeft de toegang tot het binnenst gedeelte van het gebouw. Onder de vertrekken munten vooral uit de Vroedfchapskamer, als zynde ver* cierd met een aantal vry goede fchilderyen. Zo vindt men ook eenige in fcheepenskamer, waaronder het fraaifte gerekend mag worden , een afbeelding van de gerechtsoeffening van Graaf Willem den Goeden, over de Bailjuw van Zuidholland. Zeker misdaadiger alhier op den dood gevanr gen zittende, beitelde geduurende zyne gevangenis, een overkunftig beeld, vertoonende een gewapend fchutter, 't welk boven de deur na de vierfehaar gaande geplaatst is. Toen wy van het Stadhuis kwamen, trok juist de parade op, waarna wy eenige oogenblikken bleeven ftaan kyken , toen een der Heeren Offo eieren die ons al meermaalen had aangekeeken, toetrad, de Heer Goudwaard aanfprak, en ons verzocht meede te gaan, na eene fociëteit. De Heer Goudwaard weetende, dat ik gaarne wilde iehryven, nam zulks aan, snaar ik bedankte onder dat voorwendzel, hoewel ik het anders ook ?ou gedaan hebben. — Het zyn geen dagen Vïi?nd5 oni zich in vreemde coUegitn ^ wagen, mtin  door NEDERLAND. 287 men treed 'er altoos als vriend in, maar niet altoos als zodanig uit. Ik wacht dus thans myn vriend, en dan gaan wy ons middagmaal houden, en vervolgens na Leerdam vertrekken, doch de hemel weet nu wanneer ik weder fchry- ven kan. > Inmiddels moet ik u nog wat onderhouden, over het aloude kafteel van de Heeren van Arkelft. welk hier ter plaatze gelegen heeft. Volgens Ludolf'Smids, in wiensfchatkamerdit kafteel wordt afgebeeld, moet het een formidabel gebouw geweest zyn, - Men noemde dit gebouw om deszelfs uitmuntende trotschheid, eenen keizerlyken burgt. Zeker Auteur verhaalt de muuren op zommige plaatzen meer dan dertig voeten dik zouden geweest zyn, dit zwaare gebouw echter mogt geene anderhalve eeuw verduuren , dewyl Hertog Willem van Beieren, zodanig op den hui» ze van Arkel verbitterd was, dat hy de gedachten van dit trotfche gebouw als uit het geheugen wilde uitwisfchen, ten welken einde hy hetzelve liet ondergraaven, eerst rondom door balken Hutten, en die daarna aan alle zyden in den brand fteeken, waardoor het van zyne fondamenten beroofd, met een vreeslyk gekraak in een Hortte, en dus tot een puinhoop wierd, die eerlang opgeruimd zynde, ftichte hy eenen anderen Burgt, die men van 1578 tot den jaare 1600 weder allengs heeft afgebrooken, zo dat daarvan nu niets meer te vinden is. — Het tcgenswoordige tolV % huis  £88 de JONGE REIZIGER huis, een gebouw van aanzien, ftaat op de plaats alwaar dit laatfte Hot gedaan heeft, by hetzelve is een fraaije tuin, waarin een fchoon prieel, en vischryke vyver. Ik heb vergeetente melden dat men bier op dë gtoote markt, nog blaauwe fteenen met gaten vindt, als overgebleevenë merktekens van 't groot tooneel opgericht om Karei, Hertog van Bourgondien in te huldigen, 't geen zo hecht en uitvoerig was opgebouwd, dat men daarop zo wel te paard als te voet werkce. Nu nog een woord van Gorcums handel. -= Dezelve beftaat voornamenlyk uit hennip, graan, kaas en boter die hier uit de nabuurige landen ter markt gebragt worden , en veel vertiering geéVen. — Ook is het hier vischryk gelyk gy uit de fchoone ligging aan de rivier begrypen kunt, en het vischmarktje alhier een op zuilen rustend coupelgebouw, overfchaduwd door hooggeftamdë en breedgekuifde boomen. Hier vriend leg ik myn pen neder, de huisknecht koomt my a/erjaagen om' tafel te denken, ik zal dus alle myne papieren fluiten, en aan dë post bezorgen. — Zeg Charlotte dat wy ten twee ïiuren vertrekken,en den nacht te Viaanen meenen door te brengen. Groet haar en alle myne geliefde vrienden, terwyl ik vol verlangen om u en hun weder te zien, met de onveranderlyfc fle hoogachting ben en altoos blyvën zal, enz.  D E JONGE REIZIGER door NEDERLAND. ÏL DEELS, III. STUK. I. BRIEF. Ferdinand aan Charlotte. Woerden den 18 Juny i?— 3f3£oe greetig vat myne hand de pen op myne lieve Charlotte, daar ik in geen twee dagen aan u gefchreeven hebbe. Ik bewonder my zelve hoe het mogelyk is, maar laat ik u reden geeven. Den 16 's middags ten twee uuren vertrokken wy met twee fargons, uk het aangenaam, zindlyk, en van ouds zo zeer vermaard Geril. Deel. , X 2 cum  Ü92 de JONGE REIZIGER cum, een ftadje waarin ik met u vereenigd , en vergezeld van onze kleine vriendenkring myn leven wel als een vergeeten burger zoude willen verflyten, liever myne Charlotte, dan in het grootseh maar al te woelig /imflerdam. Poch dewyl ik twyffcl of het wel van uwe fmaak zou zyn zo folitair, als men hier zou moeten leven, zie ik maar in eens van dat denkbeeld af. Wy kwamen welhaast te Asperett, en ter. wyl de paarden een wsinig met gras en water verfnscht wierden, deeden wy eene wandeling. De Stad, leggende aan het riviertje de L'mge, weike 'er de gracht vormt, en onder den naam van de min, 'er door heen vloeit, is oud en vervallen. Des zeik gedaante is naby vierkant, fraaije ftraaten vindt .men hier niet, de wallen hebben niets bekoorlyks, dan de verfchietryke gezichten, de pnblyke gebouwen btftaan in de kerk en het ftadhuis. — De kerk is een taamlyk goed kruis gebouw met een torentje op'het midden. Het koor is alleen de begraafplaats van 't gedagt der Heeren van Jsperen, en pronkt met een verheeven tombe, die door een blaauwe zerk gedekt wordt, op welke een aantal wapens zyn uitgehouwen, als meede de naamen der alhier begraavenen. De tooren voor dit gebouw ftaan- d§  door NEDERLAND, de is vierkant, en gantsch niet kwalyk gewerkt. Het Stadhuis is oud, van geen aanzien, en heeft geene vertrekken die eenige aanmerking verdienen, zo dat wy de weinige oogenblikken hier hefteed nog wel als verkwist mogten reke* nen. —- Spoedig waren wy weder by onze rytuigen, en vervolgden den weg na Reuketom, meede aan de Linge gelegen, niet minder, helaas! in verval dan het opgenoemde fteedje, de publyke gebouwen zyn weder alleen het ftadhuis, zo men het noemt, en dat niets hoegenaamd aanmerkelyks heeft-en eene nog al vrye ruime kerk, die echter niets heeft dat der vermeldinge waardig is. Deeze wandeling gefchiede terwyl de pont van de overzyde der rivier kwam, om onze fargons over re halen, gy begrypt derhalven myn beste dat wy ons hier niet lang ophielden. Leerdam was vervolgens onze pleisterplaats, dit ftadje heeft irl vergelyking der twee voorige nog al geen ongevallig voorkomen, 't legt mee-' de aan dezelve rivier de Linge, is langwerpig vierkant, alom bemuurd en van eene gracht omringd., de voornaamlte ftraat heeft verfcheidene aanzienlyke gebouwen, 't is ruim en luchtig, de wal is beplant met boomen. De kerk zynde een kruiskerk, is zo wel als X 3 too-  294 de JONGE REIZIGER tooren een goed gebouw, voorzien van een wel. klinkend orgel, 't geen wy de eer hadden te horen fpeelen, door de vriendlykheid van den orgelist, die ons onder anderen tracïeerde op het door uwen braaven welmeenenden . ftadgenoot Dirk Vclkaartz Koombardt gemaakt lied Wilhelmus al van Nas/ouwe! &c. Wy bedankten hem by uitneemenheid, Het Stadhuis, een gebouw van de vorige eeuw, heeft een vry goede voorgevel, vercierd met de wapens van Prins Fredrik Hendrik en zyne Gemalinne Amaüa van Solms, wy hebben het zei. ve niet bezichtigd, om dat men ons zeide dat het niets byzonders hadde. Het huis van den Drosfaart is meede een aanzienlyk gebouw, behorende êigenlyk aan zyne doorluchtige Hoogheid den Heere Prins van Oranje, als Graaf van Leerdam, By het inkomen der poort van Heukelom ftaat een fraai gebouw, dat nog nieuw is, 't welk tot een gasthuis ftrekt. Deeze zyn zo verre ik weete de publyke gebouwen van de Hofftad dezes Graaffchaps. Wy dronken hier thee, doch lieve Lot, on. der des viel 'er iets voor dat ons hooglyk ergerde, wy waren geplaatst in de zykamer, doch maar kort gezeeten hebbende, trad een boer in, gekleed in eene linnen kiel,hy eischteeenvlesch wit  b o o r NE D E R L A N D. 295 witte wyn, en vraagde dén kastelein, of Lcvy nog niet daar was. —Eer de kastelein kori antwoorden trad de jood binnen en aanfïondS plaatftcn die twee fnaaken zich aan een tafeltje^ daar hun een kaart gegeeven wierd, met welke zy begonnen te trente & un fpeelen, zo grof, dat de boer, een man met gryze hairen, en na myn gisfing meer dan vyf - en zestig jaren oud, in den korten tyd dat wy daar zaten meer dan honden vyfiig guldens verloor. Toen hy byna hondett guldens kwyt was, moest hy na huis om meer te haaien, ondertusfchen ging Levy in de keuken thee drinken, de knechts verhaalden ón« naderhand, dat de jood gezegd hadde, dat hy nu zyn verlies van den voorigen dag wel weerom zou krygen, wyl hy nu eenig denkbeeld bp dat fpulletje begon te krygen, maar het nooit te voren geipeeld haddè. Welke ftreeken heeft die natie! Wy vraagden den kastelein of dié boer zo ryk was, en kreegen ten antwoord: „ neen, maar hy is zó heet op hét dobbelen $ 3, dat hy niemand met rust laat zo lang hy geen „ party heeft. Gister was hier niemand dan dié ., jood, die hy half tot fpeelen dwong, en dié j., man zulks niet verftaande, NB., verloor hon5, dert en tien guldens aan hem, maar nu is hy „ 'er al achter. Lot! het ergerde my zodanig dat ik niet na X 4 korf  206 de JONGE REIZIGER kon laaten met den Heer Goudwaard in een ernftig discours te treeden over het verachtlyke en het ruineufe van het dobbelen. Zyn Ed. was 'er ook hoogst over verontwaardigt, en verhaalde my by die gelegenheid Haaien, die hy had bygewoond onder fatzoenlyke lieden, gelyk zy gaarae genoemd wilden zyn, die een waar fatzoenlyk man het hair te berg moesten doen ryzen. Om 'er u een van meede te deelen. „ Een man, die gewichtige posten bekleedt, (zeide hy,) kwam in een koffyhuis, al waar „ het fpeelbord gereed Hond, en wierp 'er een „ aanmeikelyke beurs met goud in, vraagende ,, wie lust had, 'er zo veel in eene gooi tegen „ te zetten. Een zeker niet onvermaard „ koopman haalde tot tweemaal toe een hand j, vol goud uit zyn kamifoolzak, vraagde of 'er „ genoeg was, en dit met ja beantwoord zynde, „ vatte hy de fteenen op, en gooide, zeggen. „ de:daar,gooi daar dan boven, de ander gooit „ ook, maar lager, de koopman ftrykt het zyne ,, en de beurs na zich , de heer van aanzien „ was nieuwsgierig om te weten, hoe veel 'er * tegen zyn goudbeurs gezet was, maar het „ antwoord dat hy kreeg beftond enkel hierin: „ dit immers koomt tusfcben goede vrienden zo naauw niet, en 'er wierd den gantfchen avond nier meer over het geval gefprooken." • On-  door NEDERLAND. 29^ Onbegrypelyk voor my is een zulke zucht voor het fpel, en een zulke tranquiliteit by winner of verliezer beide. — De aanmerkingen welke de Heer Goudwaard omtrent het dobbelen maakte, verdienden alle opgetekend geweest te zyn, maar hoe was dit mooglyk? Genoeg derhal- ven dat ik melde waarmede hy alles befioot. De rykfte man wiens overheerfchende harts„ togt het grof fpel is, ( zeide hy ) heeft by my geen ftuiver crediet, want hy kan in een uur „ arm zyn." Eene waarheid myne be¬ minde die ik wenschte dat elk jongeling zodanig in zyn hart inprente, dat hy die nimmer vergat , voor my ik heb daar van een zodanig affchuw, dat men my door ge ene middelen zou kunnen beweegen om immer my in grof fpel van wat aart ook te verhopen. In Leerdam thee gedronken hebbende, reeden wy naar Vinnen. Eer ik u iets van deeze plaats zegge, moet ik u berichten, dat de gantfche weg'van Gorcum, dat vermaaklyk Gorcum tot hier toe zeer aangenaam is, voor al voor ons, die zo weinig riviergezichten van dien aart gewoon zyn. Myn vriend zegt my dat als ik eens in Gelderland koome die riviergezichten nog bekoorlyker zullen zyn, en dit waar zynde lieve Lot, dan dunkt my zou fk daar moeten blyven, alsmy geene nog belanglyker Schoone X 5 noop-  s58 de JONGE REIZIGER noopte,om altoos weder te keeren, tot de hoofd, plaats van myn Vaderland, het magtig Amfterdam, het middenpunt en de fteun der gantfchë Republiek, waarin die toverende fchoone haar beftendig verblyf houdt. Vianen, gelegen in de heerlykheid van dieri haam, aan de rivier de Lek, is een ftad van vry hoogen ouderdom, maar gantsch niet onregelmatig gebouwd. ■—j— Er zyn vier poorten, de Lek- Land- Hof- en Oost-poort genoemd, dé bemuring is nog in een tamelyken ftaat, doch het is geene vesting na de tegénswoordigé manier. —— i\!aar basta, zeg ik, wf.nt het is myn Charlotte, aan wie ik fchryf, en zy is niet voor befchryvingen het metier, der Genie betreffende. — Ik herinner my Naarden. Liever wiiien wy kerk'yk zyn. Eeri fchoon en ruim gebouw is hier tot den Godsdienst Oefening gefchikt, pronkende met 'een dikke' tooien, die vierkant is, en een klein fpits van dat fatzoen heeft. Men vindt in deeze kerlc de tombe van den Heere ReJnoud van Bred:rode, wiens zoon Hendrik van Breder ode, dat bekende fmeekfehrift aan het hoofd van zo veele edelen overleeverde, meer zeg ik van hem aan neef Petérfen. Het ftadhuis dat in een zeer ruime ftraat vlak over onze herberg ftaat, pronkt meteen voorgevel  boor NEDERLAND. «299 vel van blaauw arduin, en heeft inwendig onderfcheidene goede vertrekken, gefchikt tor by* zondere gebruiken. Na wy de ftad doorkruist hadden, bewandelden wy de buitencingeis, die zeer vermarakiyk zyn,begeevende ons vervolgens met den vallenden avond, na het bekoorlyk bosch 't welk hier naby ligt, metfraaije wandel en ryweegen dcorfneeden, omringt vaneen zeer vruchtbaarelandsdouw, en vercierd door het Hot■ Amaliertfteenj dus genoemd na Mevrouwe Amalia van Nieu. •wenaar, gemalin van bovengenoemden Heere Hendïik van Breder ode, door wien dit gebouw gefficht wierd, leggende rondsom in vyvers. Men berichte ons dat hier voormaals een fontein ' geweest was , die verbórgen onverwacht, de wandelaars befproeide, als met een zachte klaaterende regen, tegenswoordig vindt men daar van niets meer. Wy hielden ons in dat bosch vry lang op, drinkende eene vlescb 'wyn, in de hier naby zynde herberg, en wandelden toen het bosch ten einde voorby eene kleine capel, die niet gebruikt wordt, ftaande in een buurtje Helsdingen genoemd. —- Deeze capef was oudtyds met eenige inkomfien begiftigd,die' thans den oudften Nederduitfchen predikant zyn toegelegd. EhI'  Sco de JONGE REIZIGER Eindelyk keerden wy te rug namen ons foupé en gingen vroeger dan na gewoonte te bedde, wyl ik, denkelyk door de hitte van den dag, vry zwaare hoofdpyn hadde, 's morgens echter bevond ik my weder geheel frisch. Dewyl Tsfeljïein, ons in de voorgenomen rou» te merkelyk uit den weg lag, en wy het echter wilden zien, raade ons den voerman, om dan weder over Vianen te rug te keeren, na Nieuw* poort, welke raad wy involgden dus ten zes uuren 'smorgens, langs een zeer aangenaame weg derwaard reden. Onze voerman, was het tegendeel van dien aan den Engel, mooglyk orn de tegengeftelde reden, dat hy iets in ons vond, 't geen met hem fympathifeerde, en in zulke gevallen is 'er altoos praatens ftof, en men reist met genoegen. Hy had de legertrein als voerman moeten volgen, tot heel aan Amftelveen toe, en deed ons van die voor hem onfmaakelyke reis, een uitvoerig verhaal, waar uit wel af te neemen was, dat hy en zyne makkers juist niet op de beleefdlle manier onthaal waaren, voor een brief zou het wat omflagtig zyn, en dus zullen wy daar over eens by monde handelen. Dit Tsfelftein, is een gantsch niet onbevallige ftad, de markt vooral, is een zeer ruim plein, waarop het ftadhuis ftaat, een gebouw van aan. zien,  door NEDERLAND. 301 zien, opgaande meteen dubbeld bordois. in de fmaak als van dat van Leiden, boven den inganois een fronte fpis, gelyk boven alle venftei raa°men, een ftrookende" lyst omringt het gebouw, boven dezelve zyn twee aanzienlyke dakvenfters met trapgeveltjes, en te midden uit het dak ryst een niet kwalyk geordonneerd toorentje. 't Was te vroeg, dat wy hetzelve bezichtigen konden, gelyk het ons ook met de kerk gegaan is , doch van het laatfte gebouw, kreegen wy nog eenig bericht door een heer die hier logeerde, en dezelve gister bezichtigd hadde, namenlyk, dat in dezelve een verheven tombe gevonden wordt, van Mevrouwe dleida van Kuilenburg, gema' lin van Fredrik van Egmond, die heer van Yzelftein geweest is, tot hy in den jaare i5oo ftierf, welke deeze tombe ter gedachtenis zyner beminde reeds in n?i overleeden, liet oprechten. Zy is in eene leggende gedaante afgebeeld, met een engeltje aan het hoofdeinde, en een hond aan haare voeten. Uiterlyk heeft deeze kerk de gedaante vaneen kruiskerk, en pronkt met een fraaije vierkante toren, die een fpits voert, dat uit den derden ommegang ftatig opryst. Hier eene wandeling gedaan hebbende, reden wy over Vianen te rug, naar Leximond, door eene zo bekoorlyke landsdouw van graan landen, als ik nog ontmoet heb- moet  33i de JON! GE REIZIGER. moet hebbe. <—— Het is een zeer bekoorlyk dorp, leggende aan den hoogendyk, welke de oevers van de lek in het overvloeijen bepaalt. — Van hier reeden wy door het zogenoemde ftedeken Ameide , dat thans niet meer is, dan een tamelyk dorp , maar voortyds was het een bemuurde Stad, zo men wil reeds in den jaare 866 bekend onder den naam van Amuthom, het volgend hier aan grenzend plaatsje was Tisnhoven. een klein dorpje, doch wegens deszelfs ligging aan de rivier de Lek zeer vermaaklyk, het hier by gelegen Heerenhuis te He!laar geheeten is een fraai modern gebouw, met goïde tuinen en plantagien omringd. Nieuzvpoort, was het volgend ftadje in onze tour, de wallen zyn vry net, maar de ftad zelve is van weinig aanbelang, evenwel heeft het een taamlyk goed, hoewei klein ftadhuis, dat opeen - fluis gebouwd is, en met een conpel toorentje pronkt. '■ Deeze fluis wordt niet anders gebruikt dan om in oorlogstyden water te kunnen iniaaten. ——- Achter dit ftadhuis is eeae waag, en de kerk zo wel ais den toren heeft dit met de geheeie ftad gemeen, dat 'er weinig fraai aan is> echter plagt deeze ftad, in veel meer bloei te zyn, dewyl men hier voortyds een aantal brouweryen en olymolens vond, waardoor de plaats floreerde. Lang  door NEDERLAND. Lang hier te blyven, Was geene reden voor en dus reden wy door tot aan Schoonhoven, al' waar wy ons middagmaal hielden.' |yjaaf myne lieve Lot, gy zult zeker al vermoeid zyn van het leezen van zo een uicgeftrekten briefen dewyl ik van deeze ftad vry meer te zeggen hebbe als van de voorig genoemde, zal ik u van eene verdere Ieezing, by afwisfeling althans, bevryden, en 't geen ik hier over wil voor' öraagen, aan onzen Fredrikftad melden. Myne beste zal niet twyffelen of myn hart beftendxg aan haar gedenkt, en of ik altoos met de volmaaktfte hoogachting ben &c.  3o4 de JGNGE REIZIGER I L B R I E F. Fbrdinand aan Fredrikstad. Woerden den 18 Juny 17— ^}[^hans met het verflag van onze reize tot aan Schoonhoven gekoomen zynde, zal ik u daar over onderhouden. — Dit ftadje de tiende in den rang der ftemminge, ligt fchuins over Mieuwpoort aan de livier de Lek. De gedaante is meest vierkant, omringd van.eene fraaije wal en goede bolwerken, de ftraaten zyn vry geregeld, en men vindt hier en daar taamelyk goede gebouwen, 't Getal der poorten is vier, by name de kruispoort, de Lopiker, de Veer en Vrouwenpoort, welke alle vry goede gebouwen zyn, boven de eerfte vindt men een latynsch opicbrift, ter gedachtenie van de nieuwe verfterking der ftad in den jaare 1672. 't welk deeze betekenis heeft. Ter  door NEDERLAND. $6$ Ter behoudenis van ons Gemeenebest. De nydige Koningen van Frankryk en Engeland, met de Bisfchoppen van Keulen en ■Munfter, en andere Vorften te zamen vereenigd, met eenen onver wachten oorlog de Grenszen van dit Landfcbap aanvallende, is deeze Stad met nieuwe en grooiere wallen en grachten verflerkt; onder opzicht van de Heeren Aorianus van Bosveld en Harman us van der Meer Heere van Hoog e veen, van de Edele Groot. Mogende Heeren Staten van Holland en Westfriesland daar toe gemagtigt en afgezonden zynde in der, jaar e 1673. Onder de openbare gebouwen van deeze Stad munt voor al uit het Raadhuis , ftaande aan een tamelyk marktveld, dat êigenlyk een fteenen welfzel is, over de zogenoemde haven. Op dit marktveld vindt men een fteenen kring., wa-ic in Ao. 1597 zekere Marrigje Ariens w egens tovery geworgd, en daarna verbrand is. Het vonnis van deze vrouw vindt men in de befchryving deezcr ftad door van Berkum, en behelst zulke zeldzaame belydenisfen , dat zy de mooglykheii te boven gaan, en ik v.rbeeld my dat men heden ten dage, niemand ter dood Zou durven II. Deel. Y bren»  3°6 be JONGE REIZIGER brengen, welke zo veele wisfe bewyzen van krankzinnigheid, en buiten het perk gaande geestvervoering blyken deed, Laat ik u een der articulen van bezwaar afichry ven, en gy zult over de andere gemakkelyk oordeelen. Item, dat zy gevangene, woonen de te Utrecht een jaar geleden, jlaapende op haar bedde, de vyand( verftaa den duivel) baar opgenomen, en gebragt beeft te Pianen, en dat zy Ariaan Leenderts, zittende by den vuure, nam, en worpze op het bedde, en dat Ariaan niet en wiste, wie het haar deed, en dat zy de voorfchreevene Ari. aan leggende op het bedde met falf flreek op haar hand, welke band ter fond lam was, en dat haar die vyand weder te Utrecht bragt. Wat dunkt u myn vriend, kan 'er iets belach- lyker, en krankzinniger worden uitgedacht? maar keeren wy weder tot het Stadhuis. De uiterlyke vorm van die gebouw is prachtig hoewel in den ouden fmaak, van een grysachtige fteenfoort opgehaald, uit deszelfs dak ryst een fraaije ipiie tooren^ die in 1775 geheel vernieuwd is, jammer fcheen her ons dat de bouwordeder voorgevel verminkt was,door het weg' neemen der kruiskozynen, en het daar voor in de plaats ftellen van Engelfche fchuifraamen. Het  door NEDERLAND. 507 Het klokkefpel in de tooren hangende is ook vernieuwd , zynde daartoe meede gebruikt een metaalen kanon, in 1578 gegooten,*t welk volgens het opfchrift met Olivier van Noord in drie jaaren tyds de waereld was rond gereisd. 't Plagt ten oostzyde van de kerk te leggen, ter gedachtenis van het zelve leest men op de groote klok dit tydvers: Mijn fCor geLoelJ op reljs Van Dappere Van noort kLlnkt na een Lange rUst thans In een fraalj akkoorr. De aanmerkelyke vertrekken zyn de kamers der Burgemeesteren en Vroedfchappen, welke met fraaije tapyten behangen zyn , kunstftukken, hier ter ftede zelve gewerkt, toen omtrent den jaare 1600 veele Brabanders en Vlamingers, dat handwerk beoeffenende, zich hier met de woon neder zetten. Het tafelkleed in Burge. meesters kamer is meede van die fabryk, en kundig gewerkt. Voor de fchoorfteen van de Vroedfchaps kamer is eene weluitgevoerde beeltenis van Jacoba van Beieren, waar naast gefchreeven ftaat: op den 7 April 1452 Y 2 lei-  3o3 de JONGE REIZIGER leide Heer Gerrit van Poelgeest den eerfien (leen van het ftadhuis. Aan het eind van het marktveld ftaat de llads waag, vermaard door de eindelooze menigie hennip welke, hier op jaarlyks gewoogen wordt, het gebouw zelve heeft geen fraaiheid Door eene der ftraaten wandelende viel myn oog op een fteen in de gevel van een pakhuis, waarop gefchreeven ftond: Doer 'c wt vriefen des Coorns voerlieden 't waer wt Qvolchde duer tyi Ben ik ghebout Tot Stads Coornfchout Ter gemeente profyt. de zeldzaamheid van deeze inlcriptie, deed my aan etn heer welke daar by zyne arbeiders was, eenig bericht vraagen, en hy had de beleeftheid my te antwoorden dat "er Ao. 1564 eene groote duurte in koorn geweest zynde, men twee jaar laater dit gebouw gefticht had om tot een ftads magazyn te dienen, dat men het naderhand toe een fchool gebruikt hadde, doch in 1748 verkogt zynde, was het zedert een pakhuis. In de noordoosthoek van de ftad vindt men de doe-  door NEDERLAND. 309 doele een fpatieus gebouw, van vooren aan een ruim plein, en achter meteen groot erf voorzien, dac gedeeltelyk met boomen beplant is, en gedeeltelyk aangelegd om de lchutters in den wapenhandel te oeflènen. Dit gebouw zal voortaan wel altoos in de gefchiedenii der 'Nederlanden geboekt blyven , dewyl het ten verblyf verflrekt heeft aan Mevrouw de Princes van Oranje, toen men de ongelukk'ge ftap waagde o n die vorftin A0.17870P haarereisna'sHagece arrefteeren. Een daad tredrikfiad, welke my deed fidderen toen ik dezelve vernam, duidlyk voorziende, dat daar uit gevolgen moesten voortvloeijen,die den lande onheil baarden, gelyk ook naderhand veel te overvloedig is bewaarheid, dan dat ik hierafftappe om my in geene beipiegelingen van dien aart te verliezen. Ik gaa owr tot de kerk. Dezelve is een ruim en fraai gebouw, voorzien van een ongemeene fchoone tooren. Het zo genoemde Heeren geftoelte, 't welk twee etages hoog, en in zes byzondere zitplaatzen verdeeld is, mag men een pronkftuk van beeldhouwkunst noemen, als zynde daarop het gantfche lyden van Christus afgebeeld De vermaarde begraafplaatzen in deeze kerk zyn die van Qlivier van Noord eenen Heer Jan Y 3 van  3io db JONGE REIZIGER van Wynbergen en van Klaas Lauwerenze Blom. Op de zerk van het graf des eerften ftaat boven aan een fchip, verder een kleed met ftarren bezaaid, en daarop een aardbol, dan het wapen, verbeeldende eene baare, waaronder en boven een zespuntige ftar, lager ftaat op een bande rolle: Hic ille est, totum velis qui circuit orZ hem /l. Magellanus quratus Oliverius „ Hier rust de Ed. Heer Olivier van Noort, „ in zyn leven Capitein- Admiraal,en Capitein„ Generaal over de eerde vloot die uit deeze „ Nederlanden door de ftraat Magellanes de „ geheele wereld heeft omgezeild: fterft den P, 22 February 1627," Op de grafzerk van van Wynbergea vindt men een zo uitvoerig graffchrift in het latyn dat ik my de tyd niet gegeeven heb hetzelve aftefchryven. Dat van K. L. Blom luidt aldus: Hier  door NEDERLAND. 312 Hier legt begraaven klaas louwerenze blom Schipper van corcom, Toen hy was ottdt jaaren, Toen is hy met een wantjehip na spanje gevaren, En hy bragt uit holland aldaar Den eerften molen, in het vyftien hondert negen-en- (veertigfle Jaar, Sterft Anno 161 3. De verdere cieraaden van de zerk zyn zyn wapen , een fchip en een molen. Dikwerf myn waarde vriend befluit ik tehier om nimmer weder infehriptien aftelchry ven, vooral niet van de voorige eeuw, want zy doen waarlyk de natie fchande aan, doch ook dan denk ik weder wat fcheelt het, immers als wy die dingen alle zoeken te verdonkeren, welke ons Vaderland onteeren, welk eene wondere reforme zoude 'er dan niet moeten plaats hebben? en andere natiën zullen ook hieromtrent wel met ons gelyk ftaan. Schoon ik de vriend Pcterfen over het Hiftorifche en den handel zal onderhouded, moet ik u nog een zeldzaamheid in de natuurlyke hiftorie meede deelen welke hier plaats vindt. —. Want het is der moeite niet waardig om uw aandacht te verveelen met de overige gedichten, als de Y 4 Re-  ee JONGE REIZIGER Remonftrantenkerk, die der Roomscbgezinden, 't Aalmoefeniershnis, Weeshuis, Oudemannenhuis, of zelfs het hier zynde kleine lands magazyn ócc Genoeg dat zy 'er zyn. Omtrent deezen tyd , en wel ten hoogften drie dagen vertoont zich hier aan den oever zeker infec"t, dat men Haft of Oeveraas, ook vliegen van één dag noemt, 't welk zich met ontelbaare millioenen verheft, en na een half uur vhegens meest al op het water nedervalt, en den visfchen ten voe.ifel ftrekt Men zegt dat de menigte deezer diertjes zo groot kan zyn, dat 'er de oppervlakte van het water en den oever meede bedekt zyn. Valmont de Hornare, geheugt my dat 'er verfcheidene foorten van optelt, en derzelver huishouding overeenbrengt met die der vlinders, maar meen ik, zegt hy, geen infecl teek zo ontelbaar, wam een wyfjes Haft legt trosfen van eieren in een .. ogenblik, die menigmaal achthondert in getal zyn , uit deeze eieren komen wormpjes, die naderhand zich in hun bekleedzel bewonden hebbende, weder de gedaante hunner vooroudtts aanneemen. - Het fpyt my dat wy het geluk niet gehad hebben een vlucht van deeze fchepzels te zien, na men 'er hier van verhaaft moet het wonderbaar zyn. £ie daar nu alles wat ik byzonders omtre Scbeon  oor NEDE'RLAND, 313 ■Schoonhoven te melden hebbe. Van daar reden wy na Oudewater, een klein wel verfterkc ftadje aan den Yzel, welke rivier 'er door heen ftroomt. Hetzelve heeft vier poorten als de Broeher, de Linfchooter, de Utrecbijcbe, en de Tzel'poort. De Hoofdgebouwen zyn, het Stadhuis, zynde een gefticht van de zestiende eeuw. 't geen my aanmerkelyk fcheen, is, dat behalve n't wapen van Holland, in de voorgevel van dit gebouw, de wapens van Delft, deezer ftede Oudewater, en Alkmaar gevonden worden. —. De Pui is na de Jönifcbe bouwtrant. Uit het dak ryst een niet ongevallig toorentje, meteen luiklokje voorzien. De vertrekken van dit gebouw, zyn allen eigenaartig gefchikt, in een derzelver is een konftig Ichi'ldery van den beroemden Storp, de fchandelyke wreedheden der Spanjaarden alhier gepleegd ter gedachtenis voorftellende. De kerk is ruim en wel gebouwd, rustende op twee ryen pylaaren. Men vindt 'er nog de kas van het oud orgel, befchildert met knielende beelden van geestlyken, in plaats van dit is 'er omtrent het midden der voorige eeuw "een nieuw orgel gemaakt. Men mag uit een jaartal aan een der pylaaren gisfen dat deeze kerk Ao 10-3 gefticht is. De rooren is vierkant, maar boven aan de eene y 5 zy-  314 ne JONGE REIZIGER zyde een weinig Iaager dan aan de andere, het fpeel en flagwerk hangt in een foort van uitftek, maar in de tooren zelve hangen de luiklokken. In de kerk die onderfcheiden aanzienlyke be* graafplaatfen bevat, vindt men onder anderen een marmozcn gedenkftuk ter eere van den Leidfchen Hoogleeraar in de Wiskunde Rudolpb Snellius van Royen. Dat de zo beroemde als doorkundige,endoor alle eeuwen heen lof verdienende Jacobus Armi* nius, van wien de fecle der Remonftranten oorfpronklyk is „ alhier geboren wierd,' kan u niet onbekend zyn. — Onze vaderlandfche ge- fchieder.isfen gewaagen te veel van hem, en het voorgevallene in die dagen wordt nog te dikwerf herdacht, dan dat gy daarvan onkundig zyn zoudt. De verdere openbaare gebouwen weet ik niet dat iets aanmerkelyks bevatten, behalven de Waag, waar vaD ftraks nader. . Zy beftaan uit een Proveniers, Arm, en Weeshuis; een ftadsfchool, een taamelyk wel aangelegd lands magazyn, en v ude vierkante tooren, welke tot een gevangenis dient, en die gehouden wordt voor een wachttooren der Romeinen, waarom een naby gelegen brug, ook nog den naam van Romeinsbrug draagt. Nu  door NEDERLAND. 315 Nu van de Waag. Hoe weinig aanmer- kelyk d;e gebouwen ook in het algemeen zyn, deeze is het wel degelyk. Gy weet dat onder de regeering van Keizer Karei den V. de hefchuldigingen van tovery zo veel als immer in zwang gingen; dat de voor den rechter befchuldigden dikwerf, om te toetzen of zy kenden toveren in het water geworpen wierden. Zo zy dreeven, hield men hun voor tovenaars, en wierden verbrand; zo zy zonken, fpreekt het van zelve dat zy verongelukten. Keizer Karei van deeze onmenschlyke bygeloovigheid verwittigd, was genoegzaam menschlievend om op middelen bedacht te zyn, die den voortgang van dit reeds in gekankert kwaad konden fluiten. En gaf ten dien einde aan de Waag deezer ftad het voorrecht dat alle zodanige Perfoonen, welke van tovery belchuldigd wierden, herwaard willende reizen zich konden laaten weegen,en bevonden wordende , dat hun gewicht evenredig was, aan de geftalte van hun lichaam, wierden zy vry gefproken, en niemand mogt hun naderhand daarover eenige infultes doen, of verdere gerechtelyke vervolging tegens hun aanvoeren. Dit had een zo gewenschte uitwerking, dat een aantal zo mannen als vrouwen, hier door het leven behouden hebben, gelyk blyken kan uit de bygaande copy van een origineel ftuk, waarby nog  3i6 de JONGE REIZIGER nog een certificaat gevoegd was van den Heer Secretaris in der tyd van Oudewaier, by 'twelk zyn wel Ed. verklaart, dat hy de laatst in den lyst genoemde perfoonen, voor zyne oogen in debita forma bad zien wegen zynde de vrouw hem voor en na het wegen zeer wel bekend geweekt, en eerst in 1759 overleden. De Heer Goudwaard, wiens gezelfchap my in alle opzichten zo aangenaam is, heeft de gelegenheid gevonden my dit aanmerkelyk ftuk te fuppediteeren, en het dacht my van genoegzaaroe waarde, om het door Hendrik te laaien affchryven, en u nog voor myne komst a costi toe te zenden. Naamlyst van Perzonen die ter zaake tovery beschuldigd wier den, bun van tyd tot tyd in de waag deezer Stad ( Oudewater) hebben laaten weegen, voor zo verre dezelve vindbaar geweest zyn. % % Maria Konings, dochter van Gerard Hesfeling anders genaamd Konings en Anneke ter Brugge, woonende te Konings in Zurich, in het kerfpej va  door NEDERLAND 3i7 'van Boekboltz, in het gefticht van Munlier, gewoogen 24 Feb. 1644. 2. Leentje Willemz huisvrouw van Jan Jnrtze, woonende in de lange Lindfcbooten J onder de Parochie van Oudewater, gewogen 1647. 3. Jacobje Paulus huisvrouw van Steven Willem' ze, woonende in het boerfchap van Wapenveld, onder 't Schoutampt van Heerde, gelegen in de Provincie van Gelderland, gewogen den 2 mei 1677- 4- Marytje Cot nelis huisvrouw van Thomas Bastiaanez, woonende over Lek in Langerak, gewoogen den 1 j January 1681. 5- Sibilla Esfens, dochter van Jacob Esfens en Gcertruid tyeyers, woonende in den dorpe van kleine Broek onder Zutfhen, omtrent twee uuren van Nuitz, gewoogen den 23 Mey 1694.  3i3 de JONGE REIZIGER 6. Aahje Brouwer, huisvrouw van Tnuists Fruit fleen, geboortig uit. de heerlykheid Berkeloo \t de vlekke Heibergen, gewoogen 25 Sept. 1694 7- Maasje Faazen, huisvrouw van Jan Hartzx gebooren in de Waal, omtrent een half uur ove; de vaart van Vianen, gewoogen 8 Sept. 1710., 8. Geertruid Hendrik van Beek Wed. van Chris tiaan Clads, woonende op 't zand te Utrecht gewoogen 23 Maart 1711. ?• Lysbetb Jans van Woud, weduwe van Pieti Arienze Vromeer, woonende buiten Montfoori gewoogen den 5 Mey 1713. 1 10. IS eelt je Poitlus Pols, geboortig van Bergam bagt, woonende in Honkoop, gewoogen den 3; •Mei 1728. 1  door NEDERLAND. 3i9 ii. Klaas Arienze van den Daal gebooren te Noorder Laar, en Neeltje Ariens Kersbergen, geboortig van Laken veld , man en vrouw, woonachtig op den Daal onder Meerkerk, gewoogen den 21 juny 1729. Volgt kortheidsbalven alleen het certificaat van de twee laatst gemelde perfoonen. Wy Burgemeesteren,Scheepen en Raaden der Stede Oudewater, in Holland, dóen kond en :ertificeeren mids deezen ten verzoeke van Klaas irienze van aen Daal, geboortig van Noorder -aar, oud omtrent 37 jaaren, kortachtig, en enigzins fpitsachtig van lichaam, hebbende blaau>Q oogen, hoog bruin van vel, en hair, en keltje Ariens Ke.nsbergen, geboortig van Laenveld, oud omtrent 31 jaar, matig van posmr, en hoog zwanger, bruin van vel, blaaue oogen, man en vrouw, wconende op den aai onder Meerkerk, dat op heden voor ons ïrfcheenen zyn, de Heeren Dirk van der Lee, 1 Gerrit Inge van Liepsveld, Scheepenen dee' :r Stede, mitsgaders Jan Racoute, gezwooren Waag.  32o d e JO^GS REIZIGER Waagmeéster,. dewelke ten verzoeke van deRefcu tasten vetklaaren waar en waarachtig te zyn, dat door den voornoemden VVaagmeester Jan ; Racoute op ernluge inftantien van de Reqar? ranten in prefet.tie van voorgemelde Heeren i Scheepenen en andere notabele pejfÓDnen, op | heden den voorfchreevene Klaas Arienfe van i den Daal in deezer llede wage met ordinaire balar.ce, en opregte Troiaanfche wigte, gelyk men altoos in deezer ftede wage gebruikt, is ge- : " »oogen, na dat Pbdip van der Wend, gerechts-! bode diézerftad , had verklaart dat dezelve doof . Klaas Arienfe van den Daal, door hem was ont-1 kleed „ feh'. enen en kouzen, mitsgaders andere i kleederen uitgetogen en zalks in zyahemd,zjn.: der dat hy eenige zwaarte van gewigtby zich had- i de, en is dezelve perfoon bevonden zwaar te weezen , een horïdétt en twee . en - twintig pond,: der voorfchreevene Trojaanfche wigte. Wyders is die voornoemde N telt je Arienfe Kersbergen,; invóege voorfchreeve. meede gewoogen, en nai dat door 'Jaeomyntje Aartfen Dekker, Stadsvrtfecfci vrouw alhier,meede verklaart was, dat demeerv gemelde Neehje Arisfe Kersborgen, door haat was ontkleed, kouzen en fchoenen uitgetrokken! en zulks alleen bedekt met haar hemd een zwarte falie over haar bloote lichaam , hangende het haic los by het hoofd zonder dat; zy  door NEDERLAND, sar zy eenige zwaarte of gewichte by zich hadde, en is dezelve bevonden zwaar te weezen, eeil hondert en tien ponden voorfchreevenTrojaansch gewichte, certificeeren wy dat de voorfchreevene gewigte met de natuurlyke proportie der ligchaamen van de requiranten, beide zeer wel aceordeerende bevonden zyn, en alzo zy daar van verzochten onze opene brieven van certificatie, om dezelve te dienen daar en zo zulks behoort, hebben wy het hun lieden niet kunnen of willert weigeren, dit alles zonder bedrog en in bewys van waarheid, hebben wy deezen met onzen flads zegel, en ondertekening van onzen Secretaris bekragtigd op den 31 Juny 1729. (was getekend) ADRIAAN MAAS, Secretaris. LEGES. Te betaalen by den geenen die ih der flede wasg van Oudewater, uit befchuldiging van to" very gewoogen worden. IL Deel. Z Aan  322 de JONGE REIZIGER Aan Scheepenen . . finéi* - Secretaris . t #2:18:- Waagmeester t s . :la:. Boode . . ^ . :1a: - Vroedvrouw . . » - : 12: - ƒ 6:.o:~ Veronderltellende dat gy nu deeze flukkengekezen hebt, zo vraag ik of uwe verwondering niet ten hoo^ften top ryst, dat een zodanige ge. beurtenis nog op het verloop van byna een derde deezer in veele opzichten verlichte eeuw heeft kunnen voorvallen 9 en toch is het zo. Wy behoeven ons derhalven niet te verwonderen over andere natiën, die minder in de kunften en weetenfchappen dan wy gevordert zyn, wier vooroordeelen, zo in hetnatuurlyke als in het {Godsdienfiige minder zyn opgeklaard. Ik herhaal het, wy behoeven ons niet te verwonderen, dat Spanjenen Portugal by een auto dufé de befchuldigden om tovery, zo wel als de jooden levendig verbranden. . Dan flappen wy van dit tovertooneeltje af, en laat ik u een kleinigheid verhaalen, welke hier daadelyk by het aankoomen der Leidfche fchuit op Utrecht is voorgevallen.- Zo draa de fchuit aan de wal fchoot, fprongen twee jonge heeren uit de roef, en eischten on-  door NEDERLAND. 323 ohiniddelyk een fargon met twee paarden, by provifieop Utrecht, dochzozydaar den man niet vonden die zy zochten, dan al verder ten nrnften tot op Arnhem, van den prys wierd niet gefpro. ken, maar men dreef buitengemeen om klaar te raaken, vooral de jongde Heer, die een zeer tenger voorkomen hadde. 't Rytuig was fpoedig gereed maar zo als zy 'er op, flapten trad een oud heer te voorfchyn, nam de jongde heer bedaard by den arm, en zeide,hoor mynheer Jacqueline gy zult beter doen by my op de fargon te gaan , na Leiden. Jacqueline gilde , en wierd flaauw. ——. Men bragt hem of beter haar in huis , de andere heer, wilde zich over deeze behandeling kngtdadig revengeeren , maar de oude bleef even bedaard, zeggende: doe het niet jonge heer, myn nicht is my te wel bekend, gy zult 'er kwa* lyk by vaaren, want ik heb voorgenomen haar weder by haar ouders te brengen, 't kan als een grap aangemerkt te rechr koomen, maar zo gy brutaal wordt, zal ik u als een fchaaker moeten aanzien, en diens belooning weet gy. Dit had invloed, beide jonge lieden vielen aan den voet des ouden mans, en fmeekten vergiffenis. Hoor zeide hy, zo gy bedaard met my te rug gaat, zal ik alles aanwenden in uw voordeel, zo niet zal ik my van geweld moeten bedienen, want Jaqueline zal mêe. ik weet de oorzaak waarom 2 3 myn  324 »e JONGE REIZIGER myn Broeder uw huwlyk weigert. 't Is louter partyzucht geboren uit de tegenswoordige tydsomftandigheden, dit kan verholpen worden, maar gy moet myn raad volgen,niet tegen wry- ten. Gy moet weeten Fredrikjlad dat deeze fcëne in onze kamer voorviel, waar In men de verkleede dame, om den fpoed op ons verzoek had ingeleid, 't Befluit was dat de wil van den oom vervuld zou worden, en onze nieuwsgierigheid lokte ons uit, om te ontdekken, hoe de oude heer deeze vluch- .tende gelieven ontdekt hadde. Louter toeval, was het antwoord, ik woon in Am. fterdam, myn broeder had my alles gefchreeven, en ik befloot na Leiden te reizen, om alles in order te brengen, geheel niet verwachtende dat zy gevlucht waaren, want ik meende dat Jaqueline opgellooten zat, en myn broeders oogmerk was, om haar zelf na Engeland te brengen. — Dit befluit viel Jaqueline in, heeft my hier toe overgehaald, ik ben myn kerker ontfnapt, aan 't huis eener vriendin ben ik van kieederen verwisfeit, gisteren avond zyn zy en ik naar buiten gereeden, daar vond ik myn beminde, en om niet achtervolgd te kunnen worden, bleeven wy tot deeze fchuit, en niemand kon denkbeeld maaken, dat wy vluchtende ons zo lang in de na-  boor NEDERLAND. 325 nabuurfchap zouden ophouden. Gelukkig, waarachtig gelukkig , hernam de oude heer, dat ik u gevonden heb. Gy waart my bykans ontfnapt nichtje, maar uw ftem was my zo kenbaar dat ik 'er om uit myn kamer kwam, als door een ingeving „ Ik moest u zien, en toen was'er geen twyfei meer. Hoort kinderen , oom zal „ u voorfpraak zyn, en oom vermag nog al wat. —— Kortom I'redrikflad dit Toneelfïuk liep best af, en ik twyfei niet of het vervolg zal ook goedgaan. — Die oude heer is een ware Abram Blankaart. Wy beide hebben hem by het af. fcheid onze hoogachting betuigd, en zyne voorfpraak afgebeden. ,,'t Zal wel gaan Hee- ren, 't zal wel gaan, zeide hy, als de kinde„ ren maar na oom luisteren. Kyk myn broer „ is wel wat diiftig,maar hy is toch geen tiran. „ Hy houdt zyn party. — (en hier wees hy ,, na zyn hoed,) maar' dat is niemendal, elk mensch moet zyn pleifier hebben. Ik zal hem ,, dat wel beduiden," Enfin de jonge gelieven zyn met hem te rug gereeden, en na hun vertrek hebben de Heer Goudwaard en ik een zeer ernftig gefprek gehouden, over de pligten der ouderen omtrent het wraaken der verkiezing hunner kinderen, in het ftuk van huwelyk, by deeze gelegenheid, kwamen ook onze vrienden vaii den Leidfchendam op het tapyt, en 't is Z 3 vr£  $*6 de JONGE REIZIGER vry zeker dat zo myn vriend Goudwaard niet zulk een edel carafter bezeten hadde, Vïtlor met Betje eene gelyke rolzougefpeeld hebben. 't Slot van ons gefprek was, dat een ouder al gewichtige redenen behoort te hebben, zal hyde keuze zyns kinds dwarsboomen, doch dat hyook verpligtis, zo draa hy eene genegenheid ontdekt , die hy oordeelt niet voegzaam te zyn, beide jonge lieden, zo die gefchieden kan, voor zich te doen koomen, en alle zwarigheden welke hy meent tegens hunne keuze in te moeten brem. gen,rond en met alle mooglykeredenskragtvoerteil ellen. Ik eindig wyl ik nog aan Peterfen moet fchry ven, en die brief ook nog al eenige regeltjes zal moeten beflaan, groet uwe beminnenswaar. dige zuster, zég haar dat ik binnen kort het genoegen hoop te fmaaken, haar by myne Char. lotte myn eerbied te betuigzn, en tevens aan uw huis myn opwachting te maaken, ik ben met de volkopmentle hoogachting en vriendlchap &c. III.  door NEDERLAND. 327 IJL BRIE F. Ferdinand aan Petersen. Woerden den 18 Juny ]H3Toe wy herwaard gereisd zyn, en 't weinige dat wy in dit tourtje bezichtigden, maakt de inhoud uit der brieven aan myne Charlotte en Fredrikftad, de Gefchiedkundige trekken derby ons gepasfeerde plaatzen, zullen het onderwerp van deezen zyn. Wy beginnen dus met Asperen -DatStadje 't welk zeker al van een vry hoogen ouderdom is, heeft zeer veel deel gehadt, in de oorlogsrampen, die van tyd tot tyd zo in - als buitenlandsch den Vaderlande zyn overgekoomen. In den kryg tus« fchen Graaf Willem den I. en den Grave van Loon, of liever Gravin Ada, aan wie van Loon heimelyk gehuwd was door de ftaatzuchtigemoeder der jonge Gravin;in dien kryg had heer FoU pen van Asperen, byltand verleend aan den GraZ 4 v«  Si8 de JONGE REIZIGER vo van Loon, 't geen Willem noopte, om de ftad en het kafteel van Asperen te belegeren, en na dezelve ingenomen te hebben doopte hy het kafteel. —— Dit gebeurde in den jaare I2c4- Ik kan niet voorby, ü, eer ik verder gaa te zeggen, dat myn vriend Goudwaard en ik ge? meenlyk eerst met elkander fpreeken, zynde zyn eedle my zeer behulpzaam in het verzaarnelen van gebeurtenisfen; toen wy over deze gebeurtenis fpraken, raakte hy gehéél aan deo gang, en detailleerde, de gefchiedenis van Willem den I. met Gravin Adelheid, dochteT van Graaf Dirk den IV. en moeder van Ada niet alleen zeer keurig, maar zyn bykans onbeperkt geheugen reciteerde by die gelegenheid,een gedeelte der aanfpraak welke Lahgendyk de Ridderfchap van Holland in den mond legt om Graaf Willem aan te prikkelen van wraak te neemen over al het ongelyk dat hem Adelheid had aangedaan. Ik verzoek hem na te leezen, dit jaardicht moet zeker een der krachtiglte van den gantfchen bundel zyn Behalven het floopen van het kafteel leed de ftad ook toen ten tyde zwaar door pion dering, die met de grootde barbaarsheid wierd aangevangen , en uitgeoeffend. Veel gef hikter fchynt het toegegaan te hebben, toen de heer Br ederode zich nadeihand van de  door NEDERLAND. 329 Stad meester maakte,maar in den oorlog tusfchen de Gelderichen en Koll inders, wierd zy weder deerlyk mishandelt door het Bourgondifchekrygsvolk, en omtrent zeventien jaaren laater, na* mentlyk Ao. «497, ondervond zy wat het is, eene bende krygsvolk te moeten herbergen, en inleegeren, fchoon zy gezonden worden, om ftad en land te beicbermen, gelyk hier het geval was, met Hollandsch krygsvolk, gefchikt om den moedwil der Gelderfchen te betuegelen, en den lande van allen overlast te bevryden. De Stedelingen moesten inlegering dulden, wierdentegens recht en" reden döor het volk mishandelt, en durfden maar geen woord tegen fpreeken, en de arme landslieden wierd alles ontroofd wat maar by mooglykheid draagbaar was. poch het fchynt dat de ftad den benaauwften tyd gehadt heeft in den jaare 1537, toen de zogenoemde zwarte koop of Gelder fche Friefen dezelve ftormenderhar.d in namen, oud en jong vermoorden, en degamfche ftad door in brand te fteeken , tot een puinhoop veranderden. Yslyk moet dit geweest zyn Petsrfen, en het is onbegrypelyk hoe de mensch ontaarden kan, van zich in dièrgclyke gruwelen te baden. Daar toch de meeste der flachtoffers aan de eene zyde geheel fchuideloos zyn, en de meeste der overwinnaars geene reden voor hun2 5  S3o de JONGE REIZIGER ne woede hebben, dan de bloeddorstige beveelen van hunne aanvoerders De ftad vervolgens weder opgebouwd zynde, wierd Ao. 1574 op nieuw eene prooi der Spanjaarden , wier woede zeker ook niet gering geweest zal zyn,' gelyk men uit de algemeene hiftorifche trekken van hunne geaartheid vryelyk mag beoordeelen. Toen in den jaare 1672 de Franfchen hier te lande zo onverwacht indrongen, trokken zy meede in Asperen, verwoesten het toenmaalige kafteel, en vernielden een groot aantal huizen, blyvende hier op kosten van de ongelukkige ftad, zes weeken lang ingekwartierd, met meer dan vyfdaizend man,een ramp die de plaats nimmer heeft kunnen te boven komen, en waarom het tegenswoordfge nageflacht nog met billyke reden zucht. Geen van ons beiden kon zich eene aanmer» kenswaardige trek omtrent Heukehm te binnen brengen, en dus gaa ik over tot Leerdam , deeze Stad en het Graaffchap van dien naam, behooit zo gy weet thans aan den Erfftadhouder - ■•• De Stad wil men dat al voor het jaar duizend zou aangelegd zyn, door eene der Heeren van Arkel, Fep genoemd, waar van men verhaalt, dat hy nog vier dorpen langs de oevers van de Linge zou gefticht hebben, wier voorlet- te-  door NEDERLAND. 331 teren te zamen het woord Arkel uitmaaken, nameutlyk: Arièl, Rietveld, Kedichm en Eterivyk, doch anderen willen dat Arkel al vroeger gefticht zou zyn. Zal ik u nu tusfchen beiden eens onthaalen, op een ftaal van het wonder bygeloof onzer voorvaderen, omtrent de magt van den duivel? Wel, luister dan, Heer Folpert van Leerdam, en zynen zoon, die men Pelgrom noemt, leef. den zo buitenfporig en godvergeeten, dat de duivel op den heldren dag by hun kwam, en ze bdden inpakkende door de lucht wegvoerde, zonder dat men weet waar zy ge'oleeven zyn. 't Luidt zeker vreemd, want die duivel heeft vast zyn belang niet verftaan, moetende zulk eene wegvoering natuurlyk alle menfehen affchrikken om goddeloos te leven, en dus moest hy gewis verfcheidene zieltjes verliezen, die zo hy Folpert en Pelgrom had bygeflaan, gemaklyk in zyne klaauwen gevallen hadden. Wat dunkt u vrind, was dit wel een flimme duivel? Het is bekend dat Leerdam meede zeer veel in de oorlogen en beroertens deezer landen gedeelt heeft, byzonder in de twis;en van Gelderland en Holland. Onder anderen wierd zy in den jaare I496 door de Gelderfchen beftormd en ingenomen, tot wraak van de menigvuldige invallen wel-  S32 de JONGE REIZIGER welke de Hollanders ten dien tyde in Gelderland deeden, doch Hertog Albregt van Saxen, trok met eene groote heirkragt naar Asperen, Heukelom en Gorcum, en noodzaakte den Gelderichen door het opwerpen van eene fteikte naby Leerdam, om de plaats by verdrag over te geeven, bedingende dat zy lyf en goed behouden zonden. De Spaanfche Bevelhebber Cbiapyn Vitelli, floeg zich Ao. 1579 voor deeze Stad neder, men verdeedigde zich met mannenmoed. maar de aanvallen van de Spaanfchen waaren zo geweldig, en 'er waaren zo veele biesfen in de muuren gefchooten, dat men het onmooglyk achte om hec langer uit te houden, en dus gaf men de ftad ten laatften aan den vyand over. Meerdere Gefchiedkunde bezit ik omtrent Leerdam niet, maar ik moest niet vergeeten hoe zommigen willen dat de beroemde Cornêliuf Janfenius, die Bisfchop van Tperen geweest is, alhier anno 1585 geboren wierd, anderen èchtet willen dat hy van Acquoi, een naby gele* gen dorpje, dat zeer vermaaklyk is, oorfprongelyk zou zyn. Hoe het zy, hy was de ftich* ter, van de nog in weezen zynde orde der Jan. (enisten , waaromtrent by derzelver doorbreeking in de Roomfche kerk, vooral by de Heili. ge ftoel zelve, als daar by zeer veel belangheb« bende, groote onaangenaamheden zyn voorgevallen. Gaan  door NEDERLAND. 333 Gaan wy over tot Wiemen, 'tgeen zyn naam fchynt te dragen na het hier geftaan hebbende Slot, door Heer Zweder van Kuilenburg gefticht, en van hem Vianen genoemd, doch naderhand afgebroken door Heer Gysbrecbt van Vianen, die het.nog in weezen zynde Batenjlein daarvoor in de plaats (lichte, ten believen van zyne Vrouw Bate van Egmond, die jaloers was dat zy het oude fclut moesten verheven by Gerard van Kuilenburg, als op zyn grond (taande; deeze Gerard was gehuwd aan de jonger zuster van Bate , uit welke reden haare jaloezy voortfproot, en waar* om zy zeker zo lang , door allerlei wegen by haar man heeft aangehouden , dat hy het Slot tot den grond toe afbrak, en een nieuw ftichtte, dat hy ter haarer eere en gedachtenis Late/iein roemde. Veel inlchiklyker, Heer Peterfen , was Meester Gysbrecbt, dan een zeker man, die onlangs verzocht wierd van zyne vrouw om een plaatsje-in bet Gyn te koopen, en haar deeze kleinigheid niet eens wilde inwilligen. Zo deeze Dame dit eens kwam te leezen, wat zou zy van haar man moeten zeggen? Geluk« kig is het voor hem, dat zy een vreedzaam humeur heeft, en een welbehagen vindt in den mlh van bearen man , volgens het oogmerk der belofte van het Huwelyks formulier. Anders zou het gevaarlyk zyn, haar zulk eene uitnee- men-  3 _ De aanvoerder deezer krygsbende was eenen Vincent van Zwanenburg, die»door zyne betaalsheeren niet voidaan wordende, en den verrader van Baast moede zynde , de Stad weder verliet, na van de ingezetenen dat geen ontvangen te hebben , 'tgeen hem van die van Uirecht competeerde. Hier op kwam Jokheervan Breder ode weder in het bezit van zyn eigendom. Sedert had Vianen rust , tot dat de Franfchen het in den jaare 1672, tegens biliykheid aan, voor tienduizend guldens brandfchatten , dewyl men hun de Stad , als eene onzydige plaats, zonder flag of ftoot had overgelaaten. Hoe fouverain de Heeren van Vianen zich altoos geacht hebben, is niet alleen aftemeeten uit hun gewoon zeggen: dat zy de Heerlykbeid van Vianen alleen van den God van V Hemelryk, , zon en maan ontvangen hadden , maar ook dat zy eene eigene Munt hielden , hebbende zy gouden en zilveren Angelotten, Dücaten, zelf Goudguldens en Daalders gellaagen. En 't is zeker aan dit denkbeeld toe te fchryven, dat de Heer van .\Srederode in den jaare 1533 den Keizer verzoekende zyne Heerlykheid tot een Graaffchap te maaken, 'twelk hem toegedaan wierd doch op voorwaarden; uit hoofde van die voorwaar-  door NEDERLAND 337 waarden bedankte. Dezelve behelsden voornamenlyk , dat hy als Graaf van Vianen , den Keizer als Graaf van Holland hulde zou z weeren , en hy en zyne Ingezetenen den Raad van Holland, zo wel omtrent Juftitie zaaken als alle andere fouverainiceiten, zoude onderworpen zyn. Vianen bleef dus eene vrye Heerlykheid, tot dat de Staaten van Holland dezelve in 1725 van Simon Hendrik Adolf, Graaf van der Lippe van den flam van Detmold, gekogt hebben voor acht» maal hondert negentig duizend en twee hondert guldens, uit bedenking dat misfchien eenig buitenlandsch Vorst, die aankoop in het hart van deezen Staat doende, welligt een gevaarlyk na. buur zoude kunnen worden. By gelegenheid dat wy in de Kerk de Grafplaats der Orederodes bezichtigden , geraakten wy natuurlyk in gefprek over den beroemden Deere Hcnderik van Bredersde, die in den jaare 1566 dat zo wel bekende fmeekfchrift aan het hoofd van drie honderd Edelen de Landvoogdesfe Margareta van Oosten< yk aanbood , by welke gelegenheid de Graaf van Barlemont, ziende de Vorftin op de nadering van deeze eommisfie ontfteld , om haar gerust te Hellen, zesde 3 Que ce rietoint que les Gueux , uit welke zegging de Bondgenooten . des anderen dags aan tafel zittende, beflooten zich onderling met den naam Ei Deel. Aa van  333 de JONGE REIZIGER van Geuzen te benoemen, 't welk vastgéfteld zyn; de , dronk men op het welzyn der Geuzen ; 'tgeen de eerfte maal met de volgende plechtigheid voorviel, Brederode liet zich een bedelaarszak om den hals hangen, fchonk wyn in een houten napje, en betuigende alles tot aan den bedelzak voor de Vryheid des Lands te willen opofferen , dronk hy het gezelfchap toe, en liet de zak en nap de gantfche tafel rond gaan , onder het geduurig geroep. Vivent les Gueu%. Met betrekking van de fouverainiteit der Heerlykheid van Vianen , moet ik nog aanmerken, dat de Heer van Brederode , hier over voor den hoogen Raad van Mecbelen een zwaar pleitgeding gevoerd heeft tegens Philip den II. Als ook dat die van Utrecht nooit hebben kunnen dulden, dat de Heeren van Vianen zich fouverainen noemden , zeker om dat die Heeren voormaals vergunningen van den Bisfchoppelyken ftoel hadden aangenomen , 'tgeen eenige onderwerping aanduit. Myn Vriend wist zich twee daar van te herinneren; naamenlyk: dat de om zyne onbekwaamheid afgedankte Jan de I. van Nasfauw, negen en dertigfte Bisfchop van Utrecht aan die van Vianen in den jaace 1272, mooglyk iets laater, toeftond twee Jaarmarkten te houden , met uitoeffening van alle rechtsgebied, voor die dagen, omtrent allerlei foort van misdaaden. Het  boor NEDERLAND, 339 Het andere bewys van onderdanigheid is nog fterker , te weeten: toen Gysbrecbt van Vianen met Jan van Arkel, den zeven en veertigften Bisfchop, een verzoenbrief floot in den jaare 135-7, was eene der voorwaarden: dat die van Vianen den Bisfchop trouwe zwoeren , tot die maate, dat zy hem helpen zouden in het verdedigen zyner Landen, alfo goede Geflicbtsluïden fchutdig Jyn te doen boeren rechten Landsheere. Gaan wy nu over tot Tzelfiein. — Ook deeze Stad is gefolterd geworden doer de heerschzuchtlge oogmerken der Vorsten en Grooten, van deszelfs vroegfte tyden af'. Men vindt ten minsten , by Ludolf Smids, die dit uit Schotanus fchynt overgegenomen te hebben , dat men al in den jaare 1250 over deeze Stad in twist was, eigenende die van Utrecht en Holland beide zich het recht daar over toe. In het jaar 1398, zegt hy met zyne gewoone koddige ftyl, ,, is het overgegeeven aan Graaf Jan den Jongen, na j, dat Baarte , 'twyf van Heer Gysb-ecbt van *, Tzelfiein, het een vol jaar lang hadt gehot}* „ den. Ja , [ voegt hy 'er by J onze ,, Joost Oom, doende in zyn en Gysbrecbt de „ trouwe Badelog in deeze woorden uitbarsten: Aa » Neem  34© de JONGE REIZIGER Neem eens een proef daar van. Heldinnen Honden eer als onbeweegbre posten; De Faam van Vrouwen roemt, die Siad en Volk verlosten* Uw Moeder Baarte toont hoe veel een Vrouw vermag, Wanneer zy Ysselstein verdadigt jaar en dag. In den jaare 1349 wierd het vyf weeken lang belegerd door den Maarfchalk van Utrecht, die . toen ftorm loopende , Heer Arnoud van Tzelftein noodzaakte hem de Stad over te geeven. In 1405 wierd zy door Willem Rees voor den Utrechtfchen Bisfchop Arent van Hooren 'vage. nomen en geplondert, doch dat zelfde jaar kwam zy weder onder den Graaf van Holland. Twaalf jaaren laater, toen Jan van Egmond herwaard gevlucht was, nam Willem van Beieren de Stad by verdrag in, na het uitftaan van eene hardnekkige belegering. Toen Hertog Willem overleden was, poogde Egmond zich weder meester te maaken van Tzelftein, dan Vrouw Jacoba verdreef hem, en liet de Stad door die van Amersfoort pionderen, verwoesten, en verbranden. Nog meermaals is deeze Stad aan de woede der krygsbenden ten prooi gelaaten , hoewel zy zich ook tweemaal dermaaten verdeedigde, dat de vyand met groot verlies te rug moest trekken. JNamenlyk die van Utrecht in  door NEDERLAND. 3$i in 1411, na eene belegering van drie maanden. En de Hertog van Kleef"in 1482. Beide echter richten verfchrikkelyke verwoestingen aan , in de omleggende Landen , gelyk de ruwe krygsmannen altoos gewoon zyn. Nieuwpoort het volgende Stadje zynde daar wy aankwamen , zal ik daar van het weinige dat ik weet voordraagen. — Willem van Beieren Graave van Oostervant, veele moeilykheden aan die van den lande van Arkel toegebragt hebbende, ontvlamde dit Heer Jan den XVI tot wraak, en wyl hem dit al meede het naast by de hand lag, wende hy zich ter uitvoering van zyne verfchriklyke oogmerken naar deeze Stad, nam dezelve in , en ftak haar met zulk eea woede in den brand, dat 'er niets van overbleef, dit was in 140a. Weder opgebouwd zynde, onderging zy Ao. 1489 een dergelyke ramp, wordende door Cornelis van Blyenburg , door aanvoering van die van Dordrecht, de Stad ingenomen, en dezelve ten eenen maale ontmanteld. Brand verteerde de Stad op nieuw in den jaare 1514., en hier van nog naauw na twee jaartyds herfteld , overweldigde haar Hertog Karei van Gelder; doch Hendrik van Nasfau, hierover ten fterkften gebelgd, trok wet zyne legermagt op, en herwon veertien dagen na het overgaan Aa 3 de  34$ de JONGE REIZIGER de Stad , de Gelderfche gevangenen allen ter dood brengende. Men begrypt ligt dat de vyandfchap blyvende duuren, die van Gelierland niet aflieten een oog op deeze plaats te houden , en alzo overweldigden zy dezelve op nieuw in iSt?, ileekende de Srad in brand, zo dat 'er geene dan vier of vyf huizen overbleeven. — In 1524 toen de Stad zich weer eenigzins begon te herftellen, kwamen de Gelderfchen op nieuw hier hunnen moed koelen, plonderden niet alleen , maar ftaaken het ook weder in brand. Eindelyk had de Stad nog in het jaar 5567 het eigen ongeluk, dat de vlammen acht en vyftig huizen verteerden. Zy wierd in 1673 op nieuw verfterkt met fraaie vestingwerken , die thans net beplant zyn, en zindelyk onderhouden worden. Dit laatfte jaar. tal gebieek ons uit het oplchrift van eene der poorten, luidende : Pro dt-fendenda Religione & Libertate Patri* hoec Urbs fos fis mcenibusque est circamdata, Ao 167-3. Laten wy nu onze reize vervolgen na Schoon, boven , alwaar wy al weder nieuwe tooneelen zullen vinden, welke ons doen zien , dat het geweld, de kunstenaryen, en verleidingen der Grooten veele ongelukken berokkend hebben. *• Men vèrfchSt over de naamsoorfprong van deeze Stad, gelyk over de meeste. „ Heda en  boor NEDERLAND. 343 „ anderen, zegt my Goudwaard, willen dat het „ Schoonhoven genoemd moet worden; 'er zyn ,, die meenen dat zommige Nederlandfche Vors„ ten hier hun verblyf hielden , waarom een ,, Latynfche Schryver het Bellacuria noemt ; „ maar de gemeenfte afleiding is van de boom,, gaarden en lusthoven, hier omtrent geleegen, die zeer fchoon en vermaaklyk zyn. De wezerlyke oudheid van deeze plaats is by de Gefchiedfchryvers niet geboekt. 'tGeen zommigen willen als of de Stad al in het laatst van de achtfte eeuw beftond , is verre van eenige zekerheid. Op het jaar 1034, wordt 'er by den voornoemden Heda gewag van gemaakt, toen Otto den Derden, Bisfchop van Utrecht , Floris den Vierde , Graave van holland, begroete om een dyk te leggen van Ameiongen tot Schoonhoven. In deezen tyd behoorde Schoonhoven , zo wel als Gouda, aan den Heere Nicolaas Kals. Naderhand hebban het de Graaven van B/ow, uit den huize van Avenues, bezeten. — Toen in den jaare 1397 Guy van Chattillon zonder kinderen overleed, verviel Schoonhoven aan den Graave van Holland. De voornaamfte krygsgebeurtenisfen met betrekking tot deze ftad zyn die van Jan Re. nesfe Ao. 1300 toen hy met een vloot van Zeeuwen opdaagde voor deze ftad, om Jan Aa 4 de  S44 de JONGE REIZIGER de li. uit Holland te verdryven. Nicolaas Kats was hem wel genegen; en daar hy in perfoon het kafteel commandeerde, poogde hy hun te hulp te komen, doch de burgers hiervan de rook krygende, hielden hem zo lang op het kafteel belegert, tot de Zeeuwen te rug gekeerd waren.— Vier jaar later, dus Ao. 150}, geraakte Schoonhoven in handen der Vlaamingen, door beleid van Gui van Dampiere. In het jaar -349 kwam Bisfchop Jan van A; men &c. V  352 de JONGE REIZIGER V. BRIEF. Ferdinand aan Fr ed riks t a d; Goudaden 19 Juny 17 - èeste vriend! lüvdCetzeer veel aandoening las ik uwen brief. Maar ik moet u befchuldigen dat gy u ontrust over de behandeling van eene vrouw, die haare waereld niet verder vtrftaat, dan met opzicht tot danspartyen, concerten, opera's en de goufte in kleeding. —— Die haar fchoothondjemeer dan haar man bemindt, die ziek kan worden, om dat haar pellisfe, haar vederbosch, of diergelyk een vercierzel niet zo fraai is, als dat van haare falec vriendin. Fredrikfiad , kende gy voorheen juffer jaqueline Pronkbard niet? Wist gy niet, dat men van de ton moest zyn, om het geiuk te mogen hebben, haar meede te entoureeren? Zyt gy niet by het geval geweest toen die Franfche Marquis, zyn naam en  Door NEDERLAND. 353 en de haare óp écne kelk fueed, waartoe een ander heer dat fraaije lofwerk voegde? Zo ja, hoe kunt gy u dan verwonderen, dat een zo breinloos hoofd, u, die Hechts het voorkomen van een ordentlyk burger hebt, die wel met de gemeene waereld weet om te gaan, maar niets weet van de fottifes der gepoeijerde asfemblee Heertjes, dat zeg ik, zulk een weezen u mishandelen kon ? — Mooglyk fteunde gy op haar man dse na zyn kring nog al een taamlyke opvoeding gehad heeft, ten minfte die op de franfche fchool geweest is, — - Doch ook dan hebt gy u geheel vergist. Hy immers is een bloed, die als Jagueline fpreekt, fche'ukt als een fchurfde , en altoos zegt: ja Jaqueline, dat is goed. Eed 'mensch die men vergeeven moet, omdat de ziel niet beter weet. — In een woord, gy zyt de plank mis vriend, zo gy u daarover ont* rust; niet dat gy 'er gevoelig af zyt. Verre, geen fatzoenlyk man, duit eene laage behandeling, zonder dat zyn hart popelt. Maar wie is êigenlyk laag, hy die een opeenftapeling van lompheden begaat, of die dezelve worden aangedaan? -—■— De man van eer, de vrouw Van verftand zal nimmer zyn mindere, én dus vooral zyn gelyk niet mishandelen, door het aandotn van inf*miteiten. Maar de man van eer, en de vrouw van verftand, ftaan bloot II. Deel. Bb yoof  354 oe JONGE REIZIGER voor alles wat een domme hemel van een kaerel, en een mombakkes van een vrouw goedvinden, hem toe te duwen. 't Meest fpyt het my om uwe Sofia, dames lyden in zulke gevallen altoos het meest, maar ik ken haar genoegzaam verftandig, dat zy met verachting zal nederzien, op die weezens wvlke men befchouwen moet als de vos by Phaadrus het mombakkes; zeggende: Wr*t is bet jammer dat dit Jcboon gelaat geeue hersfens heeft. — Gy voelt denk ik wel dat ik warm ben over de U aangedaane hoon, gy weet ook dat ik juffrouw Pronkaart kende , eer zy mevrouw Fortuin Wierd, of zo gy het niet weet dient dit tot uw naricht, dat zo zy brutaal genoeg is, om u of Sofia nog eene enkele belediging aan te doen, ik u in ftaat zal ftellen met duchtige bewyzen aan tetoonen, wie juffrouw Pronkaart, met betrekking tot haar caradter voor haar huwelyk was. Ik heb de bewyzen in handen, en zo flerk dat zy onwederfpreeklyk zyn. Doe haar dit te weeten, en als ik na weinige dagen in de ftad koom, zal ik u nadere opening geeven. Ik heb myn vriend Goudwaard uwen brief ge. toond, omdat hy myne ontroering op hetleezen van dien brief ziende, my. vraagde, of 'er iets onaangenaams waare. Toen hy hem geleezen hadde/ zeide hy: „Ik bewonder de lankmoe- „ dig-  b ö ö r NEDERLAND. 355 iy digheid uwes vriends, en indigneer de carac* „ ters die bekwaam zyn, zich zelve zo verre te verlaagen." Hier aan hang ik myn zegel Fredrikflad, maar ontrust u niet, gy zult fatisfaétie hebben,vooru en uwe Sofia,zo waar Ferdinani uw vriend is. —— Dit zal u genoeg zyn. — \ Toon deezen aan myne Charlotte, en zeg haac dat het my weezenlyk fmart, te moeten ondervinden , dat 'er onder de fchoone fexe , in den kring der gegoede Burgers zulke fchepfels zyn, die uitydle hoogmoed, (het kenmerk eener laa* ge ziel) bekwaam zyn haare eigene kunne te fchandvlekken. Weezens die bekend zyn, dat als zy zich eerst door al te groote trotsch* heid te betoonen, onaangenaamheden op den hals haaien, dan benaauwd worden, en om hulp fchreeuwen op eene ontydige, en ongepaste manier, die zomtyds party meer ftoffe geeft om hun befpottelyk te maaken voor de geheele waerelt. : im Let 'er op Fredrikftad dit zal het gevo'g zyn, als gy fatisfactie vraagt van den lummel die u gehoond heeft. Doch laat u niet ver. voeren, flaa of kwets het arme jongetje niet, gy bezondigt u met hem zeer te doen en fchreiende nahuis te jaagen. Ook dan mogt Jaquelins nog kwaader op hem worden, 't is al flim genoeg, nu zy denkt, dat zo zy een man had gelyk het behoorde hy de party voor haar moest opvatten. Bb 2 Bs  356 de JONGE REIZIGER Ik zal eindigen, dewyl .he- foupé reeds op tafel ftaat. Het onderwerp van ons gefprek zal zeker uwen brief zyn, en gy moogt u verzekerd honden, dat deszelfs inhoud door niemand meer ter harte kan genomen worden, dan door hem die zicli met een hart vol vuur voor uwe belangens noemt &c. (*) (*) Toen ik de copy van den Jongen Reiziger voor dit ftukje rangfchikte, vraagde ik den heer feedinand op het leezen der twee laatite brieven of hy ook deeze begeerde gedrukt te hebben? en zyn antwoord was: „Ze- ker, nu ik overgehaald ben om myne brieven lu het „ licht te geeven, moeten ook deezen den dag zien. Gy „ zult in het vervolg wel overtuigd worden, dat zy be. „ trekking hebben tot myne reize; en daar te boven mag „ elk kleutertje van een vrouw zich wel fpiegelen „ aan het geen ik van mevrouw Jaquelinc Fortuin zeg." Hier meede was het .gedaan. Doch eenige dagen laater vertoonde hy my die brieven welke zyn bovenftaan, de woorden beweezen, en dus durf ik den Leezet verzekeren, dat zy, fchoon bjr eene oppervlakkige leezing hier overtollig fchynende, echter in het vervolg niet gemist kunnen worden. de Uitgseveï, VI.  door NEDERLAND. 357 VI. B R I E F. Ferdin^nd aan Charlotte. Gouda den 19 Juny 17— 't Is laat myne beste, evenwel kan ik niet afzyn aan u te fchryven, 't geen ons zedert ons vertrek uit Woerden is voorgekomen. Wy vertrokken daar van met de gewoone fchuit van Utrecht op Leiden, na Bodegraven, en vervolgens met het zogenoemde Bodegravenfche fchuitje op hier, het betreklyke tot die plaatzen meld ik morgen aan een myner vrienden, u zal ik verflag doen van onze aangenaame reis. In de roef van de jaagfchuit,die gelukkig niet was afgehuurd, troffen wy het charmantile gezelfchap des waerelts aan, beftaande in één heer en drie juffrouwen, die van Utrecht na Leiden te rug keerden, hebbende in de eerfte ftad een bruiloftsparty bygewoond. Onze Schipper, die met dit gezelfchap familliaar bekend fcheen te zyn, was de geestigfte man, die ik ooit in die Bb3 klas.  358 de JONGE REIZIGER. klasfe van menfchen heb aangetroffen, en ver. vrolykte het gefprek door zo veele kwinkflaagen, dat wy beftendig niet gedaan hebben dan lagchen. Om u maar eene van zyne impromptu's meede te deelen,zo als hy 'er in dien korten tyd eene menigte hadde. Het discours ütp over het defenfieweezen te Woerden; „ja Klaas, zeide de „ Heer, als wy daar ingezeten hadden, 't zou „ wel beter gegaan hebben." — %, Om 'er ' eer van te hebben f was het antwoord ) mogt „ mynheer wel te huis gebleeven zyn." Myn vriend Goudwaard lagchre dat hy fchudde. Jk zeide: bravo t en de juffrouwen klapten in de handen —— De Heer wierd eenigzins confuus, [zeggende: „dat gaat niet vast." . „ Wel, hernam Klaas, als Mynheer het beter >y wist, mogt ik maar te huis blyven, want die „ best weet moet het zeggen, en 'er kan toch „ maar een groote mast op een fchip zyn." — De jufvrouwen waaren ook zeer geestig, en de eene toonde op eene niet onbevallige manier, dat zy vry veel geleezen hadde, het fpeet ons dat wy niet langer van dit aangenaam gezelfchap konden prófiteeren. In het fchuitje, de roef verhuurd zynde, aan een na zyn voorkomen noisch en eigenzinnig foeeifchapjbcitond ons gezelfchap uit een bedaard oud  door NEDERLAND. 359 oud heer, en twee boeren, . De laatfte hielden een gefprek over de hooibouw, dat genoegzaam aantoonde dat zy kundige landlieden waa. ren. Iu dit reisje moet men eene fluis pasfeeren, alwaar het water verfcheidene voeten wordt opgefchut. By deeze gelegenheid verhaalde ons die heer zyne verbaasdheid, toen hy de eerfte maal hier kwam. „Ik was een kind, zeide hy, en ,. had dikwerf hooren fpreeken van het gevaar „ om met dit fchuitje te reizen. Ik was te Gou„ da afgevaaren, had tot hier roe geen gevaar „ vernomen,maar nu in de fluis gefchooten zyn„ de, dat verval van binnen en buiten water „ ziende, en geen denkbeeld hebbende, van een fpui, dacht ik dat die deuren zo eenklaps „ zouden geopend worden, en wy dien fmak „ van eenige voeten met het fchuitje neer te val„ len, moesten ondergaan. Hier geloofde ik „ dus het voorgewende gevaar te zien. Ik ftond „ wel deftig in beraad om 'er uit te gaan, maar de andere menfchen bedaard blyveride zitten, ,, zonder eenig teken van vreeze, veel minder 5, over de my tcefchynende toekomftige gebeur„ tenis, bleef ik in overdenking in den Huur- ftoel ftaan JVlaar myne heeren gy kunt u my„ ne verbaasdheid niet begrypen, toen ik be„ merkte dat het fchuitje allenskeus wegzonk, Bb 4 y &k  36ó oft JONGE REIZIGER „ en de wal, waar ik ter halve lyve had boven „ geftaan , yder oogenblik hooger boven my ,,-fcheen te ryzen. Water beroering, aardbee„ ving, alles ftond voor myne oogen, ik beef' ,,' de, maar de tranquiliteit der overige pasfa„ giersdèed my toch in het Ichuitje blyven.om „ niet voor bang gehouden te worden, toen „ eindelyk de Huisdeuren behoorlyk open gin„ gen, en ik dezelve met de naauwkeurigheid 5, van een vyftien jaarige jonge befchonwende , 'A hetmy fchrikbaarende geheim ontdekte,en my „ zelf, over myne domheid en onnoozdheid ,, fchaamde." -— Deeze kinderachtige anecdote, die ons echter deed lagchen om den toon waaop die heer dezelve te vernaaien wist, gaf aanleiding tot meer diergelyke- die alle hunne aartigheden hebben als zy verteld worden, maar niets belangryks genoeg om dezelve op het papier te {tellen. ' Gewichtiger gefprekken volgden deeze op, myne beste kan de ftoffen gemaklyk gisfen, en ik zal u niet lastig vallen met de byzonderheden daar van meede te deelen. 't is genoeg u te zeggen dat wy allen, zelf onze landlieden harmonieus dachten, onze fchipper alleen dieonder het vracht opnaaien zulks bemerkte, toonde het tegendeel, en wierd van dat oogenblik af, niet alleen zo grot een buffel, als hy te VOO-  door NEDERLAND. 361 vooren een vriendlyk mensch geweest was, maar floeg ook daarna met den heer in de roef een voor ons ergerlyk disconrs aan, dat door dien" men niet weinig verfterkt wierd, zo dat wy eenigzins in bevreesdheid geraakten of wy in Gouda wel niet eenige onaangertaame ontmo'eting te wachten hadden, doch dit liep wel af, en wy gingan ongemolefteert na ons logement het hart aan'de groote markt. Wy hebben deezen'middag by een Vriend van den Heere Goudwaard gegeeten , terwyl wy in den namiddag een wandel ng ronds om en door de Stad gedaan hebben , en het merkwaardige alhier bezichtigd. De buitencingels, myne Charlotte, zyn gantsch niet ongevallig, veel al boomryk , en aan de buïtenzyde bebouwd ; buiten de Rotterdammerpoort aan den Yzel is het wezenlyk zeer ver* maakiyk, door hetgeduilrig gewoel op de rivier, Wy telden zeven poorten, alle goede gebouwen , men noemt ze de Tolpoort, Middelpoort, D'ykspoort, Pot terspoort, Kleiwegspoort; liende'tuegspoorti en nieuwe Feerft aalspoort. Behalven deeze zyn 'ernog twee kleine uitgangen, het Doelewegspoortje en het Vlaatningspoortje gehee- reu. De Stad wordt door een enkele muur, zonder aardwerk daar achter, omringd, maar de grachten, die dezelve omfpoelen, zyn breed, Bb 5 diep  35ï , o ü J o• \ g E REIZIGER diep en met frisch water voorzien. 'Er vertoont zich door deeze geheele plaats eene in het oog loopende zindelykheid ; men vindt 'er vry goede ftraaten en grachten , doch veele zyn wat naauw en fmal. Het marktveld , waarop het Stadhuis fiaat, is een zeer ruim plein, waarop tien ftraaten uitkomen, 't zelve is byna in het midden der Stad , en ronds om taamelyk wel bebouwd. Aan de noordzyde van hetzelve vind men de Stadswaag en het Boterbuis, waar achter een klein pleintje is. De ftraat, welke van de Kleinwegspoort iecht op het marktveld aanloopt, is de fraaifte van de geheele Stad; en 'er is eene gracht die zyne uitwatering in den Yzel heeft, welke met recht fchoon mag genoemd worden. Al het overige is niet uitltekend. Uitgaande, bezichtigden wy eerst het Stadhuis; "t zelve is een deftig wit bepleisterd gebouw. Deszelfs voorgevel is grootsch in dien bouwtrant, pronkende met een vierkante tooren, aan welks irans vkr kleine toorentjes ftaan op de hoeken der balultrade , en uit de midden dier tooren ryst een wel geordonneert lpi;s. Ter wederzyden van de gevel is een hangtoorentje tot ornament. ——— De opgang is van hardlteene trappen , en het bordois met eene gewelfde coupel overdekt, welke op vier pylaaren rust. In twee nisfen ter zyden den opgang ftaan twee welge- werr  boor. NEDERLAND. 3*3 werkte beelden. Onder het Stadhuis is de Vleesch. hal, achter hetzelve een fteenen fchavot, waaronder men gewoon is de koorenbeurs te houden. 'Er zyn wel veele vertrekken in, die met portaalen in een loopen ,doch buiten Burgemeesters kamer , die met tapytwerk behangen is, waar in men eene tekening vindt van de Stad, een andere van een oud kafteel , en eene uitvoerige kaart van de rivier de Lek, buiten deeze kamer, zeg ik, zyn zy allen ouderwetsch, en van geen aanbelang. In de vierfchaar echter is een goed gewerkt koperen hek. Van het Stadhuis gingen wy naar de Kerk, die in de Roomfche tyden aan Johannes den Dooper was toegewyd. Deeze Kerk , welke zedert de herbouwing omtrent den jaare 1553 uiterlyk geene verandering ondergaan heeft, is een treffelyk gebouw, zo van buiten als van binnen. Men vindt thans in dezelve een uitmuntend fchoon gewerkt koperen hek, met mameren colommen. Een overheerlyk Orgel , rustende op een blaauw marme. ren voetftuk, en zuilen van die zeiven bouwftof. De zolder achter hetzelve is zeer net geftucadoort. Bezyden het orgel, en ter wederzyden van het koor, vindt men prachtige grafplaatzen, waaronder die van den beroemden Hieronymus van Bevsrnwg uitmunt. De andere vermaarde man-  l6\ de JONGE REIZIGER mannen , welke h er ter ruste gelegd wierden , zyn de zeehelden de Sitter, de Haan, de Meyer, Vlacq van der Zaan, en Perveen, alle mannen, wier roem en glorie nooit uit de Jaarboeken der Nederlandfche gefchiedenisfen kunnen verlooren gaan,wier heldenmoed het Gemeenebestbefchutte tegén de onrechtvaardige oorloogen , welke wy in hunne leeftyd te meermaalen genoodzaakt geweest zyn te voeren. Die de Vryheid des Vaderlands met hun bloed verdedigden, en het geluk des nazaats ten doel hunner eerzucht fielden. Behalven deeze rust ook hier de beroemde, en by my nog al eens genoemden Dirk Volkaartz Koornhart, eene der grootfte voorfian. ders van Godsdienst en Vryheid welke wy ge. duurende de Spaanfche beroerten , naby het tydftip der toenmalige gezegende omwenteling in de gedenkfchriften van het Vryheidminnend Nederland vinden opgetekend. . De braave H, L, Spiegel, by de geleerde waereld zo be* kend, maakte hem dit graffchrift: Nu  door NEDERLAND. 365 Nu rust Nog ftigt - Wiens iust Zyn digt — En vreugd Gsfchryf; Was deugd Maar 't lyf, En 't waar; Hier bleef 't Hoe zwaar God heeft 'r ook viel. De ziel. De Heer Goudwaard , die de legplaats van deezen waardigen Vaderlander wist, wees my dien, en 't was uit zyn mond dat ik dit graf. fchriftje optekende. Men verciert deze Kerk thans met verfchei. dene nieuwe geftoeltens, die zeer fraai zyn. Dan het geen deeze kerk boven alle andere in ons Vaderland beroemd maakt, is het onvergelyklyk fchilderwerk, waar meede deszelfs glasramen vervuld zyn Charlotte , dit is inderdaad betovrend, Een befchryving hier van optemaaken, zou verre boven myne kragten gaan , en ik zou een nutteloos werk poogen te verrichten , daar zy "uvoerig in het bygaande boekje zyn opgete- ' Gy kui" hetzelve doorblaaderende « een denkbeeld vormen van de rykheid der or-,  Z66 de JONGE REIZIGER ordonnantie , welke in ieder deezer prachtige" kerkglaazen plaats vindt, maar myne beste , geenzias van de fchoonheid, ftoutheid , edelheid en fiksheid der tekening van de beelden en gebouwen, of van het gloeiende der kleuren , hef fmeltenda , en het onnavolgbaare der behandeling in alle deelen. Laat ik 'er u alleen dit van zeggen. Daniël Trombergius getuigt dat hy van een beroemd INurenberger konftenaar had hooren zeggen: „ Ik heb veel gezien, ook het „ nieuwe Stadhuis te Amfterdam, overal vond ik eenige misftanden, maar deeze kerkglaazen „ overtreffen alles wat ik ooit gezien hebbe." ik De gebroeders Dirk en Wouter Crabetb zyn wel de voornaame kunstmeesters welke deeze wonderen van menschlyke kunstgrootheid hebben voortgebragr. Dezelve zyn de Kerk ge- fchonken door onderfcheidene Bisfchoppen, Ab^ ten, Preïaaten, en eenige der Stads Gilden. Uit deeze Kerk , waarin men ons, zolang wy 'er verkoozen te blyven, oplloot, weder uit. getreeden zynde , vervoegden wy ons ten huize van den Meester Pypemaker Ary van der Bergb, om aldaar de bewerking te zien van deeze voor niy onontbeerlyke porceleinen fpeelpopjes; ik zal 'er iets meer van zeggen aan Peterfen, maar u moet ik melden dat men nimmer in eenige Fabriek  door NEDERLAND. $67 briek met meer vriendlykbeid kan ontvangen worden dan by deezen fulhartigen man. Wy troffen een uur dat 'er niemand aan de winkel was, en wilden d is nader koomeu , maar hy was beleefd genoeg om ons in te vraagen , en onmiddelyk om een knecht te zenden, die fpoedig kwam, aan het werk ging , en ons alles toonde lk wd, tot erkentenis, dus voortaan in myn eigen huishouden niet anders rooken , dan uit de beste pypen van zyn merk, zynde HVM. Gy, hoop ik, zult tegen.s het gelukkige oogenblik dat ik u in myne armen mag drukken, met al het vuur dat uwen minnaar behoort te bezielen, daar hy fchoonheid en verftand, gepaard aanhetedelfte caracter, omhelst, wel zo goed zyn, een mandje van dat merk op te doeh? > Want Charlotte gy weet het, baviaanen moet ik, al ftrydt het met de ton. 'tWas nu meer dan middag. • Wy gingen derhalven by den Vriend van myne.i Vriend ter maal tyd. Laat ik u deeze lieve menfchen fchilderen. _ 'tzyn geene lieden van groot vermogen, maar van het beste hart. Gulheid en vrolykheid beerscht in het huishouden. Vier lieve kindertjes fpringen door het huis ; elk heeft zyne daaglykfchen taak', die nooit verzuimd mag worden , dan by extra gelegenheden , en dan ''moet  3'8 he JONGE REIZIGER moet men die vervolgens weder in haaien. Gehoorzaamheid is 'er de hoofddeugd , men ziet papa en mama na de oogen , zy beveelen door een wenk, en men vliegt óm het uittevoeren. Twist ondèr de gelieven kent men 'er niet , 't zyn broertjes en zusjes comme ils faut. De man is een kunftenaar, en de vrouw, die geen oogenblik ledig zyn kan , helpt hem in Zyn werk, als haare huishouding zulks toelaat* Vergenoegen is 'er de beftendige gezellin. In een woord, onze Vicïor en zyne Betje mogen zo gelukkig kunnen worden, als zy hunne tafel door vier zulke Hellingen omringd zien , maar zy zyn het nog niet, en gelukkiger, in het hart gelukkiger , geloof ik kan men niet zyn. Gy twA,fielt niet, myne Charlotte, of ik deel' de dermaaten in het heil dier menfchen, dat my het hart geheel vol wierd. Myn Vriend Goudwaard was opgetoogen. • Man eri vrouw beide daar te boven zyn van eene edeIe denkwys, en 'tfpreekt dus van zelve dat zy hunne kindertjes ook die inprenten , om hun nutte leden der maatfchappy te doen worden. Jojeph en Klaas, de twee oudfte., waren meede aan tafel, maar meer befcheidenheid , attentie , en pasfende ingetogenheid kunt gy in het eerfte huis van uwe Stad niet vinden. Geen van hun  ft o o r NEDERLAND. 35* hun fprak dan daar het nodig vereischt wierd j maar men luisterde met eene voorbeeldige aandacht. Toen het defert op kwam gaf mama ieder 'tgeen haar goed dacht, en ook voor de kleine die achter waaren, en daar mede ftapten zy* zich beleefd buigende , met een vrolyk gelaat heen. Ik behoef u niet te zeggen dat wy beiden waaren aangedaan , en uit een vol hart deeze waardige echtgenooten onze betuiging maakten,dat wy nog geen aangenaamer middagmaal, nog ander gezelfchap hadden bygewoond, geduurende onze gandfche reize. Dit gaf aanleiding tot myn geliefd onderwerp, de opvoeding i en ik durf u verzekeren dat onze Gastheer daar Over alleredel/Ie refle&ien maakte. Na den maaltyd wilden wy affcheid neemen, maar de vriendlyke Rofe hield onwederftaanbaar" aan dat wy daar den dag moesten doorbrengen» en dus zyn wy 'er tot twaalf uur deezen nacht gebleeven ; intusfchen eene wandeling doende, die zeer bekoorlyk was; Dewyl ik den Heere Goudwaard gezegd hebbe, nog van hier aan Peterfen en Ftedrikftad te moeten fchryven , zullen wy hier ro >rgen of tot den middag, of tot den namiddag waagen bly ven , om dan na Rotterdam te vertrekken. En dus wilde ik deezen eerst affchryven eer ik te bed JL Deel. Cc ging»  l7o de JONGE REIZIGER ging , dewyl ik nu morgen tot acht uuren flaapen kan. 'tls thans drie, en myne beste zal my dns niet kwalyk neemen , dat ik eindige in de hoop van haar binnen weinige dagen te betuigen hoe zeer ik ben en altoos hoop te zyn, &c. VII  door. nederland. 37! vn. Br ie F. Ferdjnand aan Frediukstad. Gouda den 20 Juny ij— Bat wy van Woerden herwaard gereisd zyn is u bewust. Laat ik u onderhouden over die plaats en het verdere tot hier toe. Woerden dan, legt, zo als gy weet, aan den Ryn, welke hier zeer naauw beperkt is , en de Ssad in twee gelyke deelen afdeelt. Men kan het plaatsje net en wel bebouwd noemen. Het is in het begin deezer eeuw met veele nieuwe ves ingwerken voorzien. De capitaale wal heeft vier bolwerken, en is omringd van eene frisfche gragt, waar tegens aan een uitmuntend conterfcarp legt \ dat weder eene bieedo gragt voor zich heeft. 'Er zyn niet me r dan uee poorten, die na Utrecht gaat npémi me * ^Hofpoort, en die na Leiden é&Rtetve^derpjort. - . De doortogt der jaagfchuiteu van beiden die plaatzen maaken het hier beftendig zeer JeveaCc 3 - dig  372 de JONGE REIZIGER dig. Men vindt hier een geweldig Slot met vief toorens, men zegt dat daar in veele fraaie vertrekken zyn , doch het ontbrak ons aan gelegen • heid hetzelve te bezichtigen. De oudheid van dit gebouw meent men te moeten brengen tot den jaare 1160 of daar omtrent, wanneer het door Codeft'idus van Iiheenen , zon gefticht zyn. De tytel van de eerfte flotbewaarders was die van kastelein ; naderhand een leen der Bisfchoppen geworden zynde, noemde men hun Heeren van Woerdeu. Onder deeze was de zo beruchte Herman , die het van Floris de V, Graave van Holland , ontving ; doch ik weet met op welk een grond van recht de Graaf dit gefchenk doen konde, daar het voormaals van den Utrechtfchen ftoel afhing, 't Is vervolgens weder aan de Bisfchoppen gekomen ten tyde van Graaf Jan de I , die het aan Bisfchop Guido van He■„stouwen gaf, dan na deszelfs affterven bragt het Jan ds UI weder totdeGraaflykheid vanH/y//^. Zeer veele oorlogsrampen heeft deeze Stad ondergaan , zo onder de vroegere Graavenvan Holland, in de facl.ien der Hoekfche en Kabeljaauwfchen , als in de beroertens mot Philips den II. In den jaare 1572 vond men te Woerden goed zich tot de paity der Staaten te begeeven. Dan de vyand ftrafte de Stad hier voor met eene zwaaie belegering van byna een jaar lang, die op  door NEDERLAND, 373 opgebroken wierd uit hoofde van een opftand onder het Spaanfche krygsvolk in Braband , werwaard de b.legeraars geroepen wierden om dezelve te dempen. Geduurende dit beleg was het omgelegen land onder water gezet , waar door de vyand belet wierd de Stad anders dan uit zyne verfchanfingen aan te vallen, 'tls aanmerkelyk dat men geduurende deeze influiting zulk eene ongelooflyke menigte fnoek ving, dat zy altoos tot genoegzaame voorraad van leeftocht verllrekte , als de andere toevoer eens belemmert wierd, of wat lang achter bleef. — Zo dapper verdedigde zich in die dagen deeze kleine Stad , toen in lange na niet met zulke uitmuntende vestingwerken als tegenwoordig voorzien. Hondert jaaren laater 1672 door de Staaten als onverdedigbaar in handen der Franl'chen overgelaaten, leed men hier op 't allerdeerlykst. — 't Is my niet mooglyk Frcdrikftad u een tafreel te maaien van alle de yslykheden welke zo hier als te Bodegraven en Zwammsrdam toen wierden aangericht, de gefchiedenis boeken over die dagen handelende, zyn vol van de hier voorgeval, lenè bloedtafreelen , verkragtingen, plonderingen en brandftichtingen. Deeze eenè trek doet u genoegzaam zien hoe ruw men hier te werk ging. «-■—1 De Prins van Oranje deed eene gaCc 3 wel-  374 de JONGE REIZIGER weldige pooging om Woerden uit de handen der Fransfchen te rukken, deeze mislukte, doch bragt de fchrik zodanig in het hart der bezettelim gen, dat zy noodfchooten dceden, niet alleen rja den kant van Utrecht maar ook op den toorentrans groote rysvuuren aanltaaken, waar door de fpits ten eenemaal af brande, terwyl de nedervallende brandende balken, het dak der kerke, en de vloed, der alom vliegende vonken, een aantal huizen in den brand ftaaken,zo dat de geheele verdelging van de ftad te duchten fcheen, en niemand den anderen durfde byftaan uit vreeze dat zyn eigen huis door de vlammen wierd aangerand- Deeze en andere barbaarschheden gebeurden onder het beftier van den Grave de Marcq, zynde de Hertog van Luxemburg na Utrecht vertrokken. - 't Is gemaklyk te bevatten hoe de ftad onder zulk eene bejegening meest verarmen, en zy wierd hier van niet ver lost dan na al het uitgeftaane leed, een brandschatting te betaalen van vyftien duizend guldens. 't Geen in den jaare 1786 en 1787 voorvielgaa ik voorby , als u eeven zo goed als my be< kend zynde. Dus kort de gefchiedenis van deeze plaats heb bende voorgedraagen , zal ik u iets zeggen van de twee voornaamfte openbaare gebouwen. Het Stad-  door NEDERLAND. 375 Stadhuis en de kerk, zynde 'er buiten dien nog eene Lutherfche, eene Remonftrantfche en eene Roomfche kerk, als meede een Wees-, en Gasthuis. • Wat het "Stadhuis aanbelangt, 't is een zeer ouderwetsch gebouw, waarvan het bovenfte gedeelte des voorgeevels in 1617 gebovwd is, de ingang op het bordois, waarop twee leeuwen ftaan, is dood eenvouwig, geheel aan den top des gevels ftaat het beeld der gerechtigheid in eene nis, en ter zyde van het ftadhuis ryst een achtkante tooren die een klein fpirs met een lantaaren heeft waarin een klok hangt, en boven de naald van het dak uitfteekt. De vertrekken van dit gebouw zyn wel alle gefchikt tot hunne inrichting, maar hebben niets belangryks, behal. ven eene,alwaar de glaazenbefchildert zyn,met voomaame Nederlandfche gebeurtenivfen, zedert de affchudding van het Spaanfche juk. De Kerk is een langwerpig an ftout gebouw, men rekend haare Richting voor omtrent zesdehalf hondert jaar. By den brand Ao. 16?% verteerden de beide orgels welke haar toen verzierden. Ao 1675 wierd zy weder opgebouwd; zy heeft niets inwendig, dat myne byzondere aandacht tot zich trok. De tooren is een zwaar gebouw, uit deszelfs trans , die met een baluftrade omCc 4 heind  &6 de JONGE REIZIGER heind is, ryst een kleinder vierkant, en hier uit een achtkante fpits. De Heer Goudwaard , hier by my komende , herinnert my dat in de Lutherlche Kerk een tafteel hangt , waarop de meeste merkwaardigheden van Wotrden en deszelfs omtrek, zeden het jaar 1050 tot op 1675, zYn aangetekend. Als meede dat toen Woerden zich aan de Staatfche zyde begaf, zulks op uitdrukkeiyk beding was dat de Augsburgfche Religie zou gehandhaafd woiden, uit kragte van welke zy DOK de hoofdkerk , waar uit zy by de beeldvorming de U oomfcben verdrceven hadden, in bezit hielden, tot zy Ao. 1580, verfchij krygeude met die van de Calvynfche leer, dezelve moesten ruimen. 1500 echter predikten zy daar in weder , maar 1501 wierd zy aan de Calvinisten toe^ekeurd. « En Eredrikftad dit kon immers ook niet anders, 'er was een tuornen by de Kerk! Hebben de Ftanfchen te Woerden in die dagen onmenschlyk huisgehouden , Bodegraven en Zwammerdam hebben niet minder geleden. Ik zal u niet lastig vailen met tafreelen vol gruwelen , die de menschlykheid , laat ftaan de be- * fchaaffte natie , geheel onteeren. Want, myn Jieve Fredt ikftad, wat baat het dat wy ons verhiiten tegen monsters die niet te temmen zyn Ach?  door NEDERLAND. 377 Ach! beklaagen wy liever die weezens , welke om hunne ingebeelde grootheid te bevorderen, zo veele duizenden rampzalig maaken, en als zy de waereld overwonnen hadden, met een zinneloozen Alexander zouden fchreiën, dat zy hun. ne woedende wapenenen niet tot in eene andere waereld konden overvoeren. Bodegraven is een fraai Dorp, dat meer dan anderhalf hondert huisgezinnen bevat, de Kerk na de verwoesting der Fransfchen herbouwd zynde, is als de oude een kruiskerk gebleeven, men vindt in dezelve verfcheidene fchoone gefchilderde glaazen, die meest al zinfpeelen op de aangerichte verwoestingen der Franfchen in de voorige eeuw. Eenige echter pronken met de wapens der fteden die dezelve gefchonken hebben. Toen wy in het fchuitje na ter Gou zittende met dien bedaarden ouden heer over ernitige zaaken fpraken, (Ik heb van hem aan myne Charlotte gemeld) zeide hy onder ande* ren: „deeze plaa;s heeft in den jaare 1748 een „ duidelyk bewys opgelevert, tot welk een „ uiterfie de partyzucht gaan kan. Men weet dat de windwyzers der toorens gemeenlyk „ haanen zyn, dit had ook hier plaats. — „ Dan nier zo dra berenden de Franfchen toen ,, ten tyde de grensiteden , of de baan moest Cc 5 „ van  3~8 de JONGE REIZIGER ,, van de tooren, deeze was het zinnebeeld der j» Franfchen , en dus ,kon men hem n'er dui„ den. Hy wierd weggenomen, en een Leeuw „ met «zeven pyien in de plaats gezet , en zie „ daar .de onrustige gemoederen geftild." Ce- lagchelyk Fredrikftad. Maar onze.dagen zyn niet beter, en ons gedacht is niet wyzer. Ik ga over tot het niet min dan Bodegraven mishandelde Zwammerdam. — De onzekerheid van de naamsoorfprong deezer plaats doet my befluiren my daar meede niet op te houden, maar u kort te zeggen , dat het een zeer vermaaklyk Dorp is, geheel uit zyne asfche verreezen na het af branden in 167a , fraai bebouwd , en aan de nodrdzyde van zulk een bekoorlyk uitzicht over den Ryn,. dat ik 'er my gaarne een weekje zou ophouden. De omliggende landsdouw is ten deele een veengrond, ten deele weid - en hooilanden, en eenige diegefebikt zyn tot de koorenbouw, als meede tot vlas en hennip. In de Kerk , die met een fraaie tooren pronkt, is de prachtige Grafkelder van denHeere van Voshcl, wiens wapen ook boven zyn ge. ftoelte gefield'is. De Remonftranten hebben hier ook eene gemeente , en de Roomsgezinden eene ftatie. Voor het huis van den Schout ftaat de gerichtpaal; ook is hier de gevangenis, van Fosbol, waar  door NEDERLAND 379 waar van de benedénile verdieping zeer akelig is, (trekkende voor cBmineêTe gevangenen , en de bovenfte voor civile. In den omtrek zyn verfcheidene goede buitenplaatzen; onder anderen verhaalde onze reisgenoot dat boven de toorendeur van Zwammerdam een tafreel hangt, inhoudende verfcheidene byzonderheden van een dier Lustplaatzen , Kruidenburg geheeten. Mi myn Vriend zal ik af breeken, dewyl ik nog aan myn Vriend Peter [en wil Ichry ven, die ik over Gouda onderhouden moet. Qmnia fausta. Ik ben, &c. Vilt  S8o de JONGE REIZIGER VUL BRIEF. Ferdinand aan Petersen. Goudaden 20 Juny 17 — ben niet myn journaal tot aan deeze St?.d gekoomen , 't geen ik hier bezichtigd hebbe melde ik myne Charlotte. Gekhiedkunde, handel, fabricquen, en vermaarde mannen fpaarde ik voor u. Zie daar de text waar ovei wy (tuks wy ze zullen handelen. Dat Gouda de zesde der Hemmende vStedcn in deeze Provintie is , behoefde ik u êigenlyk niet te zeggen , doch zo ik alles achterwege wilde laaten wat u bewust is, zou ik weinig ftof vinden om u te fchryven. — By voor. beeld : gy zult zeker meer dan ik onderzocht hebben , waarom die gegraavene vaart, welke tia de Ryn loopt, en waar na Gouda zeker genoemd is , den naam van Gouwe gekreegen heeft. De gisfmgen, welke ik daaromtrent geleezen hebbe, zyn van zo ver een uitzicht, dat 'er geen by is , welke my voldoet, en daar-  door NEDERLAND. 381 daarom zal ik 'er maar geene bybrepgen, zynde het genoeg dac de naam van Gouda, Tergouw of Dergouw , natuurlyk van dit water afftamt. Van welk een ouderdom deeze ftad is, wordt geloof ik by onze Gefchiedfchryvers niet geboekt. Men weet echter dat de ftam der Heeren van der Goude reede onder Graaf Flsrie den IV. in den perfoon van Diderik van der Goude bekend was. — Dat Graaf Floris den V. die van Gouda verfcheidene voorrechten toeftond, op verzoek van den Ridder Nicolaas Kats van wien ik vroeger gemeld hebbe. De muuren der ftad fchynen ten dien tyde opgehaald te zyn. Vry zeker is het dut Sofia van der Gouda, de laatfte van dit ftamhuis geweest is, alzo zy gehuwd zynde aan Jan van Renesje, Baljuw van Zuidholland, zonder kinderen overleed, waardoor de beerlykheid en ftad van Gouda aan de Graaflykheid deezer Provincie verviel, dit moet njet lang na den jaare 8294 gebeurd zyn. Ten minften in 130Ö, wierd de Heer van Beaumont, Heer Jan van Henegouwen , door zynen Broeder Graaf Willem den Gos* den, met de heerlykheid'van Gouda onder andere vorstlyke gefchenken vereert. De Graaf vanBlois, Lodewyk de Chatillon ,aan de eenige dochter van den Deere van Beaumont getrouwd zynde, wier. den zyne drie zoons erfgenaam van de Grootvader-  yt% de JONGE REIZIGER derlyke goederen, dewyl hy in den jaare 1347 ineenveldilag fnenveide, en zyn fch:>onvader eerst Ao. 1356 in 'sHage overleed. Deeze drie ftamhouders ftierven meede, zonder dat zy kinderen nalieten, en dus verviel de Heerlykheid van Gouda aan de Graaflykheid van Holland, welke hooge waardigheid toen bekleed "wierd door Hertog /Utrecht van Beieren. Van dien tyd af aan is zulks zodanig gebleeven, en Gouda als eene der gioo e lieden van Holland, meede ter dagvaart geroepenIn de gelchillen welke 'er in 1488 plaats vonden tusfehen deeze Frovintie en die van Utrecht; poogden de iaatften zich door verraad meester van deeze ftad te maaken, doch de aanflag niet genoeg geheim gehouden zynde, mislukte, 't welk eenige menl:lien het leven koste. De zoon van den Heere Arend van der Myle, Burgemeester van Dordrecht, Kornciis geheeten, ■toen ten tyde üotvoogt alhier zynde, voorkwam door wy ze voorzorg in den jaare 1566, de woede der beeldftormingi de kerklyke onlusten cellier waaren daarmeede niet gedempt, want toen men ondernam, om een gerucht onder het volk ,te ftrooien, als of men van zins waare buiten Gouda te prediken, wierd de geestlykheid zo verbittert, dat zy de kinderen door het geeven van koek aanmoedigden, om de glaazen in te wer-  door NEDERLAND. 3P3 werpen, ten huize van hun die aan het verfpreidenvan dat gerucht deel hadden, ja zommigen gingen zo verre, datzy voorbelden om den ketterfche» Leeraar,met alle die hem volgden dood te flaan. \ Jonker Adriaan van Zwieten, door zyne Hoogheid met een detachement van zeventig koppen, na Gouda afgezonden, verzekerde zich van die' ftad voor de party der Staaten. Dit gebeurde m den jaare 1572 op den ai;Jany. Omtrent anderhalfjaar laater fcheelden het weinig of de ftad was weder in handen der Spaanfchen gevallen. Een Adriaan Pieterzoon en deszelfs fchoonvader Jan Hein waaren de hoofden van deezen aan-' llag, men had dezelve bepaald op den § February 1574- Cf de Staatsgezinden daar van de lucht kreegen,. of hoe het zyn mogt, men zond Jonker Albrccht van Egmond met een vaandel krygsknechten binnen ,de muuren. Dit toeval ontzette de fpaanschgezinden , en Adriaan Pieterszoon fchreef aan zynen fchoonvader die zich in Utrecht onthield, dat de onderneeming niet kon uitgevoerd worden; en bediende zich van eene aartige inval om zo de brief mogt onderfchept worden, men daar uit niets zoude kunnen vermoeden. Namenlyk hy fchreef: dat zyn Nicht onverwacht was ziek gewerden , dat de krank-  s?4 de JONGE REIZIGER krankheid toenam, en dat dus geene middelen bekwaam waaren budr te helpen. Deeze brief zou door een boer worden overgebntgt, doch buiten de poort koomende, eri daar als in verbyftering heen en weder dwaalende, liep hy de wacht in het oog, die hem aanhield, en binnen bragt. Toen men hem onderzocht vond men niets by hem, dan wat geld en een kluwen gaaren. Voor het laatfte toonde hy zich zeer beducht, dit gaf achterdocht, men ontwond het gaaren, en vond 'er den brief in. Toen men hem vraagde hoe hy zo vetward daar had omgeloopen, gaf hy ten antwoord: dat bet -water ah bloed tegen hem Jcbeen op te ryzeh, en hy daarop gedacht hadde, of hy ook wel een bloedige boodfchap bad aangenomen. —- Een nader onderzoek ontdekte den gantfchen aanflag, 't geen ten gevolg hadde dat Veele der deelgenoten , hunne verdunde ftraf ontvingen. Bekend is het dat Gouda en Amfterdam de twee eenige fteden geweest zyn, welke Aö. 1583 de opdracht der Graaflykheid aan den Prins van Oranje geftuit hebben. By de aigemeene Regeerirgs verandering in de fteden ten jaare 1618, gebeurde hier zeer weinig Men vond hier zelf onder de Regenten veele Kemonftrantschgezinden, men had deeze toen nog met ge-  bbÖR NEDERLAND. 385 genoeg onder de knie, en 't fcheen of Prins Mauaits daar om hier met meer zachtheid te werk ging,doch het volgend jaar zond zyne hoogheid eene commisfïe, en ontzette wel dertien leden van hunne voorige bedieningen. By de inval der Franfchen Ao. 1672 wierden die van Gouda gelast het land te innundeeren, die gefchiede ftaatswegen,men deed zulks, maar het landvolk kwam 'er tegens op, en wilde de groote fluis geflooten hebben. Zy trokken gewapend naar de ftad , vonden de poorten geflooten , rameiden de Tolpoort open, trokken in, zetten zich voor het Stadhuis, alwaar de Regeering vergadert was, bleeven daar vier en - twintig uurert post houden, en zonden inmiddels gemagtigden zo van de zyde der Regeering, als van hunnen kant na den Prins, 't Graauw ondertusfchen kwam op de been, plunderde het huis van den Burgemeester Gerard Cinq. Men bragt de burgery in de wapenen, waardoor de boeren geheel op de vlucht gejaagd wierden, doch het gemeen was niet zo fpoedig tot bedaaren gebragt. Men ëischte dat de Prins tot Stadhouder verklaard wierd, en bedreigde alle die hier tegens waaren met plundering en moord. — Yslyke wegen Fredrikftad om den mensch bo« ven den.mensch te verheffen. De kegeering hier door in verlegenheid, liet van de puye af- IL Deel. D d leé-  386 de JONGE REIZIGER kezen, dat men zyne Hoogheid verzoeken zoude oerwaard te komen. De Prins kwam, en men ontfing hem met al die bewyzen van hoogachting , welke men zyne geboorte verfcbuldigd was, en die men moet waardig keuren, aan die de item des volks in hoogheid zetten wil. "tGraauw meende toen, dac zyn eisch was ingewilligd, dat de Prins Stadhouder was, en bedreef daarom geene verdere moedwil. •—— Dan toen het vernam dat men hem het Stadhouderfchap no» eerst zoude aanbieden, begon men op nieuw in woede te ontvlammen,fchold de Regeering voor eerloos, en dwong dezelve tot het vervullen van hunne begeerte. Men riep dan de Prins tot Stadhouder uit, plante de Oranje vlag op den tooren van het Stadhuis, en ftilde dus de onbezuistheid van het byna toomloos gepeupel. -— — Deeze flilte duurde echter niet lang, want het wispelturig gemeen, hier meede niet te vreden, eischte dat zommige Regeeringsleden wierdeu afgezet , 't geen tot eene zekere hoogte geklommen zynde, ook door den Stadhouder verricht wierd. Zie daar myne Gefchiedkundige trekken, behalven dat Gouda voor den jaare 1375 zodanig in kolen gelegd wierd, dat zelfs de Stads handvesten meede verbranden, en dat zy in J438 weder zo zwaar met brand bezocht wierd  door NEDERLAND. 3g7 Wierd, dat fnaar weinige huizen overbleeven. Ik zal deeze Hiftorifche melding eindigen met de eigen woorden van den fchryver, waaruit ik dezelve verzamelt hebbe. ,, Zeden heeft Gouda, zo ver ons bekend is, „ een volkomen rust genooten, en 'er is niets „ voorgevallen, 't welk wy bekwaamelyk , hier „ ter plaatze, kunnen aantekenen.'' Ik gaa over tot een der andere myner voorgefielde articulen, nameniyk handel en fabricquen. Gelyk veele andere Hollandfche Steden, zo is ook Gouda vermaard geweest, wegens deszelfs bierbrouweryen, welke men zegt dat hier wel ten getale van vierdehalf honden geweest zyn, zommigen, wien dit getal wat groot fchynt zeggen nogthans dat er in het midden der voorgaande eeuw, hondert zes-en - twintig geteld Wierden. Men maakt hier ter Stede ook verfchillende foorten Lakens, Greinen en Saaijen, doch de menfchen van de ton, zich federt lang gewend hebbende om 't geen in 't Vaderland gefabriceert wordt, als geheel verachtelyk te befchou*en,en daar deeze kwaal zo ver is overgeflaagen, dat de dochter van een koopmans bediende, of de vrouw uit een theewinkeltje zich fchaamen zoude, iets van inlandfche fabricquen te draagen, is het zeDd 2 ker  388 d e JONGE REIZIGER ker dat deeze nuttige en den lande zo veel voordeel aanbrengende commercie takken,allengs ge> heel moeten te niete gaan, ondanks al de vlyt en voorzorg, welke de Q3conqmifche tak tot deszelfs inftandhouding zo pryslyk aanwendt. Dewyl hier een korenbeurs gehouden wordt, moet het van zelf fpreeken , dat hier in dat vak van handel gedaan wordt, ik geloof echter niet dat zulks vim veel inportantie is. Kaas, vlas en hennip zyn hier articulen van meer gewicht, het eerfte moet hier important geweest zyn, wyl men in de waagregisters vindt aangetekend, dat aldaar in den jaare 1697 gewogen is 3460964 pond kaas. Vlasfen ko« men hier ook nog al veel ter markt, en de hennip welke hier verbruikt wordt moet zeker ook nog al eene aanzienlyke hoeveelheid zyn, dewyl men jaarlyks zeer veel touwwerk en gefponnen gaarens van hier na elders verzend, zynde daar toe hier een aantal fabticquen. Dan het voornaamfte beftaansmiddel van de inwoonders van Gouda vloeit thans voort uit de Pypemakeryen, welke hier in menigte gevonden worden. - -- Ik heb myne Charlotte gezegd dat wy 'er eene bezichtigd hebben, Iaat ik u het weinige dat ik 'er van onthoude hebbe mededeelen. ■ De pypaarde wordt herwaard gevoerd van Maaftricht, dan geprepareert, en ver?  door NEDERLAND. 389 vervolgens gemaalen. —— Dus behoorlyk bereid , neemc de werkman een luikje klei, ter lengte van een duim, rolt het van de linker na de rechter hand uir, zodanig dat ter linkerhand de hoeveelheid aarde aan één klompje blyft zitten , 't geen genoegzaam is om de kop van de pyp te vormen ; dit verricht zynde, neemt men deeze in het ruw gemaakte pyp en legt die in eene machine , welke ik u niet beter te vergelyken weet dan by die Sondfche of Elfeneurfche pypendoozen , die de Nederlandfche Matroozen in vroegere jaaren altoos plagten meede te neemen als zy uit de Costzee te rug kwamen, met dit onderfcheid , dat daar de opengaande klep dier pypedcozen aan het eind is , deeze machines in het lang open gaan , en dus een foort van vorm of drukker zyn, die de rondte en fynheid aan de pyp geeven. Als de klei hier in legt, en dc fnippels afgefneeden zyn, neemt men een dun yzer , aan welks vooreinde een kleine knop gehecht is, na men alvoorens met een boor de kop heeft uitgehold , en fteekt hetzelve van boven door de geheele lengte van de pyp, vormende dus het- gat. De wapentjes op de hieltjes , het randje voor om de ketel, en het merkje op de derde der Heel worden 'er door daar toe gefchikte werktuigen op geplaatst. Vervolgens laat men de pypen tct eene zekeren maaDd 3 te  3Co de JONGE REIZIGER te droogen, en als zy die hardheid hebben , dat zy genoegzaam handelbaar zyn, legt men 'er het verglaazel op, wanneer zy vervolgens gebakken worden, gepakt en verzonden. Zeker zal ik nog wel tusfchen komende bewerkiugen vergeeten hebben, maar deeze zyn de voornaamfte, t Geen my 't meest verwonderde is de ongemeene taaiheid der aarde, men maakte ten onzen aanzien verfcheide figuuren van pypen, zommigen als jachthoorens, andere met eene enkele knoop daar in, en zo vervolgens. De Heer Goudwaard en ik hadden lust om ook eens te beproeven, of wy de klei konden uitrollen, maar de proef mislukte. Zy brak telkens. Met hajtelyke dankbetuiging aan de gulhartige van der Betgh, namen wy affcheid, en ons gefprek liep een geruimen tyd over dit onderwerp- Nu gaa ik over tot myu derde en laatfte punt, dewyl myn vriend nog eens na onzen braaven gastheer van gisteren is. Doch ik zal kort moeten zyn alzo ik beloofd hebbe,zyn Ed. te zullen af haaien De vermaarde mannen welke alhier geboren zyn, mag men voornaandyk noemen, den beroemden Hieronymus Beverningb, die zich de dankbaare nagedachtenis van laater geflachten door zyn geza'ndfchap heeft waardig gemaakt. tkrnelis en Willem Harmansz van der Goude heb.  door NEDERLAND. 391 hebben zich beroemd gemaakt door hunne fchriften, de eerfte door zyne Batavifcbe Oudheden op naam van Cornelius Aurelius, en is leermeester geweest van den grooten Deftdeiius Erasmus, andere befchreef de twisten tusfchen de Gelderfchen en Hollanders. Reinier Snoy, mee le hier geboortig heeft de Vaderlandfche Gefchiedenis in het latyn befchreeven, welk werk nog by de geleerden in achting is. De Hiftoriefchryver Pieter Corneliszen Broekberg -, die op een jaerwedde van zes hondert gul. dens, het ampt van Hollandsen. Gefchiedfchryver waarnam, is meede geen der onberoemde inboorlingen van Gouda geweest. Ook mag deeze Stad zich beroemen op de geboorte, van de alombekende Kornelis en Fredrik Houtman, die het eerst de vaart op de Oost Indien ondernomen hebben. Wy zullen deeze reeks befluiten met de vermaarde gebroeders Dirk en Wouter Craheth wier kunstwerken van glasfchilderen, nog de bewondering wegdraagt, van yder die zyne voeten in de Goudfche kerk zet. Zie daar vriend, 't geen ik u melden moest, myn volgenden zal uit Rotterdam zyn, werwaard wy deezen namiddag meenen te vertrekken. —• Van daar koom ik met mynen vriend tot u en Dd 4 hoop  §9* de JONGE REIZIGER hoop u en uwe beminnelyke Belle, in welftand aan te treffen. Zy vergeeve my,dat ik haar niet eens fchryve, ik gedenk haar beftendig als eene rnyner beste vriendinnen. Maak haar veele com. plimenten van, en kusch haar vóór my- Ik betuig u met de levendigite hoogachting en, yriendfchap te zyn, enz.  mor NEDERLAND. 393 IX. B R I E F. Ferdinand aan Charlotte. Gouda den 19 Juny 17—» O'isteren namiddag omtrent vier uur kwamen wy alhier aan, met extra ptfst, dewyl wy aan de gewone wagen koomende, daarin gezelfchap zagen flappen, dat ons wat gevaarlyk fcheen. IVlen kan zomtyds zo iets in de Phifionomie leezen, dat caraétsrifeert., en myn vriend Goudwaard is daaromtrent zo fterk, dat hy 'er in veele gevallen gerust op afgaat. De weg van Gouda herwaard myne Charlotte is niet onbevallig, in den aanvang, zelf tot verre voor by Moordrecht, loopt zy langs de rivier den Tzel, is hoog, fteii en ter wederzyden met boomen beplant. Aan de binnenzyde vindt men veenachtige weidlanden, zeer veele boerderyen, en enkelde buitenplaat Dd 5 zen  394 de JONGE REIZIGjER zen, waaronder geene eenige melding verdient, ten zy men de lusthof de Snelle wilde noemen, die niet ongevallig is aangelegd —— Wat verder koomende ziet men op bosfchen van wilgen boomen neder, en het verfchiet toont een kleine zee, door de verbaazende uitgeveen» de plasfen, die tot aan den gezichteinder loopen, h er en daar door fmalle landftreekjes gebroken. Halfwegen Gouda en Rotterdam is een zeer vermaaklyke herberg, alwaar wy ons eenige cogenblikken ophielden. Een weinig vroeger gaat men van den hoogen dyk af, en rydt een laage platte weg, tot digt aan deeze ftad waar men weder op den hoogen dyk langs de Maas koomt, en voor het inryden der Gouwfche poort heeft men bet verrukkend gezicht op de Admiraliteitswerf en de daar voor leggen de oorlogsfcheepen. ——— Men pasfeerc tusfchen beiden geene dorpen of plaatzen uitgezondert Moordrecht, een uitmuntend fraai dorp, vry groot, en zindelyk bebouwd, 't Zelve is in de Vaderlandfche gefchiedenisfen bekend door het verlies dat de Hoektchen alhier geleden hebben, toen zy in Juny 1489 uit Rotterdam trokken om leeftocht binnen de ftad te haaien, meenende meer dan tagtig fchuiten vol  door NEDERLAND. 305 vol voorraad heimelyk binnen te brengen, on der aanvoering van de Heeren Jan van Naald•wyk, Hendrik Wats en Kdrnelis Treslong .y doch de onderneming mislukte, dewyl de Stalmeester van Maximiliaan hier van kundlchap gekreegen hebbende, hun overviel, de fchuiten veroverde, Jan van Naaldwyk en Wits gevangen nam, terwyl de braave Treslong fheuvelde. 'tGevolg was dat de jonge, edele volksvriend den beroemden Jonker Frans van Brederode, na zich twee jaaren in Rotterdam te hebben fiaande gehonden, en met zyne aankleevers de Kabbeljaauwfchen veel nadeel hebbende toegebragt, deeze ftad moest ontruimen, en na elders de wyk neemen. Zie daar alles, myne waarde! wat ik u heb meede te deelen nopens ons tourtje van Gouda op htrwaard. Wy zyn hier gelogeert in 't groot Schippershuis, zo het my tot nog voorkomt een uitmuntend logement- Ik fchryf deeze uit onze eetzaal, en zo ik zitte, heb ik een verrukkend gezicht door de mond van eene der havens over de Maas ^terwyl vlak voor my eene menigte meest Engelfche fcheepjes leggen. Hoe meer het tydftip nadert myne dierbaare Charlotte, dat ik het genoegen finaaken zal u in myne armen te drukken, onder de betuiging der te-  3p6 de JONGE REIZIGER. tederfte liefde, en u tevens mynen braaven vriend Goudwaard aan te bieden, hoe meer myn hart fiaat na de vervulling dier hartlyke weusch. Zo op het oogenblik arriveert hier voor myne raamen, de beurtman van Middelburg, maar lieve Charlotte vergeef het my, ik ben ontroerd. Achter op ftond een dame, en fchoon het my bykans onmooglykfcheen,ik meende aan detailIe , de losheid ven zwier, en zelf aan de fmaak van kleding, dat het myne dierbaare Charlotte was. Nooit zag ik haar evenbeeld zo juist, — O! myne beste vrieudin! wat gevoelt myn hart niet in dit oogenblik,het vliegt na u met defnelheid van eene pyl, het kuscht u in zyne verbeelding, en fmaakt zaligheid en fmarte in een oogenblik. Lieve! nog weinige dagen en ik ben by u, hoewel voor eenen korten tyd, doch een uur die zaligheid te genieten, kan voldoen voor dagen afzyn. 't Lot wil immers nog onze vereeniging niet. Daar koomt de Heer Goudwaard om het dejeune te gebruiken, ik moet dus eindigen, na het zelve genuttigd te hebben zullen wy uitgaan om het een en ander te bezichtigen, waarvan ik verllag doe aan u of eene onzer gemeenzaame vriendenkring. Behoef ik ten flot ook veele verzekeringen te doen van  door NEDERLAND. 397; van myne tederfte gevoelens voor u ? ——— Ik geloof neen, myne Charlotte zal daar van zo zeker overtuigd zyn, als ik dat haar hart my boven alle mannen genegen is, en daar om eindig ik deeze met de enkele betuiging dat ik ben, enz. X;  3y8 de JONGE R E 11 I G É R X. BRIEF. Ferbinand aan Fredrikstad. Rotterdam den 20 Juny 17— Br u vriend zet ik my neder om u de gefchiedkundige trekken van de zevende derftemhebben. de Steden van Holland, het vermaaklyk Rotter- dam zo kort mooglyk meede te deelen- *- Want het enkele tydperk waar in den nog in de gedachtenis van alle vryheidminnende Nederlan. ders levende Jonker Frans van Brederode, deze Stad tegen de Kabbeljaauwfchen verdedigde, kan ftof geeven tot een geheel boekdeel, gelyk de door kundige van Alkemade ons in ;zyn Jonker .Franszen oorlog getoond heeft. De befchryving der tegenswoordige Stad be. fpaar ik voor Fredrikftad, en voor onze dames heb ik hier ook al ftof die ik in een brief aanmy» ne Charlotte invlecht. Laat  door NÉDERLAND. 39p Laat ik nu ter zaake treeden. Het ri. viertje de Rotte, door onzen zoetvloeienden dichter Dirk Smids zo bekoorlykbezongen, geeft zeker den naam aan deeze beroemde koopftad. ——- Dat geheugt my althaus dat die lieflyke Dichter, aan het einde van zynen eerften zang, daar hy de Rotte fpreekende invoert , zich uit laat : „ Rotterdam voert nu zyn naam „ Verder dan de zeeh'ên vare!), Boogt dan vry . ó Wateffcbaren! >» Op myne oudheid, tof en fasm." En dit ftemt in met de meeste van onze Va. derlandfche Gefchiedfchryvers der meer verlichte eeuwen, verwerpende die alle fprookjes welke men van een koning der Franken Rother geheeten, in vroegere dagen verhaald heeft, en die ik dus ook maar ftilzwygend voorby gaa. De Stad is waarfchynlyk niet zo oud als veeJe andere Hollandfche Steden, fchonn men de nette tyd van haare ftichtiug, en eerfte aanzroei niet bepaalen kan. In de veertiende eeuw vindt men het eerst van haar gemeld, hoewel het niet onwaarfchynlyk is, of de Stad was vroeger reeds in weezen*  4oo de JONGE REIZlGElt De verbaalen welke men vindt aangetekend, als of Bulgerftein, een kafteel op een zandplaat in de Maas gefticht,. door eenige zich daar omtrent nederzettende vislchers, de eerfte oorfprong van Rotterdam zou geweest zyn, is te onzeker om voor eene waarheid op te geeven. — Het jaar 1328 levert het eerfte bewys op dat Rotterdam beftondjblykens een brief van GraafWiUeqk de Goede. Toen Graaf Willem de IV. in den jaare 1340 vergunde dat 'er een vaart zou gegraaven worden , van Rotterdam na Gverjcbie> begon de ftad waar in zich dagelyks meerder en meerder kooplieden nederzetten , zodanig in bloei toe te neemen, dat men haar in 1358 aanmerkelyk moest uitleggen, 'c geen byzonder aan de westzyde plaats vond, en welk gedeelte men nog het west nieuwland noemt. —— Onder de Regeering van Hfrtog Filips van Bourgnndien, en wel in den jaare 1440 veroorzaakte de duurte der graanen e-2n zo gewéldige gisting onder het gepeupel van Rotterdam , dat 'er pkndering en moord uit volgde. Dat de Rotterdammers zich méedé al vroeg gemoeid hebben in dè twist dér Hoekfchen en Kabbeljaauwfchenblyktby alle de Gefchiedkhryvers. Aj.hans in 1479 dulde jan van Rcimerswaal, die de laatstgenoemde party aankleefde, es  bböR NEDERLAND. 401 en Baljuw der Stad was, geene Hoekfchen bin. nen de muuren , fchoon Heer Wolferd van Borfelen, Stadhouder van Holland, de gecommitteerden aldaar ter dagvaart befchreeven had. Heer Joris van Brederode, wierd echter kort daar na door den Stadhouder, die zo wel alshydeHoekfche party was toegedaan, tot Stadvoogd aangefteld, maar de cabaal der Kabbeljaauwfchen , was zo fterk dat hy deeze post het volgend jaar moe9t overgeeven aan eenen F Hips, hastert van Braland. Omtrent deezen tyd ging het de Hoeksgezinden zeer nadeelig, zy wierden alom verdreeven, en vonden in gantsch Holland geene fchuilplaats meer. Peterfen! zou het niet door alle eeuwen heen zeker zyn, dat als een aanmerkelyk deel eener natie, door het geweld uit zyne bezittingen ge* ftooten, van zyn have en goed ontbloot, genoodzaakt wordt zyn Vaderlandfchen grond te verlaaten, en als balling om te zwerven, zou het niet zeker zyn dat die ongelukkigen,eenmaal de handen moeten in een liaan,om wraak te neemen van de aan hun gepleegde gruwelen? De gefchiedenis der Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen althans levert ons een geducht voorbeeld, zy verzazmelden zich te Sluis in Vlaanderen, haalden door eene commiefie beftaande uit den II. Deel. Ee Heer  402 de JONGE REIZIGER Meet Jan van Naaldwyk, Zweder van Montfo'jrcl en Walraven van Brederode, den Jonker Frans van Brederode, nog geene twee en - twintig jaareu oud zynde van het hooge fchool te Leuven ? en ftelden hem als hoofd der Hoekschgezinden. Dit was niet zo ras gefchied, of al wat gevlucht wbs vloog na Sluis en begaf zich onder befcherming van Brederode. Men begrypt ligt dat onder deeze hoop ook veele ruwe, en niets om handen hebbende knaapen waren; om deeze aan de kost te helpen. reede men fcheepen uit, en liet hun ter kaap vaaren, dit had een gelukkig gevolg, dagelyks wierden in Sluis pryzen opgebragt, en het volk geoeffend in het geen ten oorlog dienstig is. 't Kon niet anders dan dat dit den moed der Hoekfchen zwellen deed Jonker Frans wist zich dit ten nutte te maaken, en had het oog op gewichtiger gebeunenisfen. Rotterdam , fcheen hem de gefchikfle plaats om den zetel der Hoekfche party te zyn. In den zomer van 1488 had men, door het goed geluk begunftigd, te Sluis eene meenigte kaperfcheepen in gereedheid; achten-veertig der beste wierden bemand, en van alles wel voorzien, op den 20 Oétober, onder 't opperbevel van jonker trans van Smis afgezonden om degroote onderneming te wagen. — De Admiraal der Vloot het gevaar begrypende; om de kan  fa o ö r NEDERLAND. 403 kalleden van Middeiburg en Armuide te pasfeeren, vond raadzaam buiten Walcheren om te zeilen, en 't gelukte hem een nieuw gat te vinden, dat zedert Jonker Franszen gat, genoemd is, gelyk men in Texel het Jan de Wits gat vindt,, door de vermaarde tocht na Torbay opgefpoord. DeeZe gelukkige aanvang wierd échter door een, ■ ongeluk gedwarsboomd, te weeten: de zwaarè, vorst vormde zo veel ysgang, of liever dryfysirt, de Maas, dat het onmooglyk was verder dart-, Delfshaven optezeilen. De Vloot hier geankerd zynde, ging Jonker^ Brederode met acht hondert vyftig man aanland, laatende de vloot met de overige manfchap onder bevel van zynen basterd broeder Walraaf van Brederode en Dirk van HodenpyL Geland zynde, verdeelde hy het volk in twee divinen waarvan hy de eerfte door bekwaamë manneri önderfteund, zelf commandeerde, en dë tweeda bpdroeg aan den dapperen Steven van Nieveld> èn andere dien Heer ondergefchikte Bevelhebbers1, van beproefde trouw en bekwaamheid. ïmi eene ireffelyke aanfpraak aan de benden gedaan te hebben, rukten zy voort, Brederode, met de zynen Zich naby de ftad verfchuilende, JSieveld, over" de met ys belegde graft de muuren beklimmende, overweldigde de Schiedamfche poort, en gaf' «os de vyanden gelegenheid om binnen ter Ee 7, treic-  404 JONGE REIZIGER trekken. Men was dus fpoedig en zonder" bloedftorting meester van Rotterdam. Ik zal my niet inlaaten in de b;fchryving der ftaatkundige grondregelen, welke de jonge ftadvoogd beftendig waarnam, 't is genoeg te zeggen, dat hy zich de voorbeelden der oude Griekfche en Romeinfche Veldheeren ten nutte wist te maa> ken, zyne burgers by een te houden, de rust tebewaaren, en de ftad daar het nodig waste verfterken. —— Twee jaaren lang wierd Kotter dam, naderhand door de Kabbeljaauwfchen belegerd. ■— De Hoekfchen ondernamen ge. wichtige zaaken met ongelyken uitflag. Zommigen gelukten, andere liepen deerlyk ten hunnen nadeele af. Eindelyk gebeurde de ongelukkige llag by Moordrecht, en kort daar na de overgave der ftad, en de uittocht van Brederode. ——: Hoe ongelukkig deeze braave edele Jongelingnaderhand is kobmen te {heuvelen zal het onderwerp zyn, van eenen anderen brief, als ik' in myne reize de Provincie van Zeeland bezoe» ke, dewyl het toneel dier gebeurtenis aldaar heeft plaats gevonden. In den jaare 1563 leed de ftad, die toen meest al huizen met rieten daken badde, zodanig door brand, dat er meer dan derdehalf hondert huizen , en zo zommige fchryven wel zestig fcheepen door vernield wierden. Toe  ©oor NEDERLAND 405 Toen de Watergeuzen den Briel hadden ingenomen, en Bosfu een aanflag gemaakt hadde, om die plaats te herwinnen, 't geen vruchteloos afliep, kwamhy voor Rotterdam, en verzocht den doortocht, die hem by kleine benden te gelyk wierd toegedaan, doch toen de eerften introkken, drongen de anderen met geweld aan, overweldigden de wacht, en maakten zich meestee van de ftad , by welke gelegenheid meer dan driehondert Burgers fneuvelden, en maagden en vrouwen verfchriklyke overlast wierden aangedaan. Deeze trouwloosheid der Spanjaarden, deed hun in vervolg veel nadeel, dewyl men» daar uit zien konde dat zy niets meer ontzagen, en eer en trouw verwaarloosden, als zy maar hunne oogmerken bereil-.en konden. Niet meer dan vyftien weeken echter hielden zy bezit van de ftad, toen zy die ontruimden, en dezelve door den woesten Lumey, voor de Staatfche party wierd ingenomen. De beeldltorming had hier kort daar na ook plaats, en ging met geen geringe woede in zyn werk. In de kerk beroerten van 1618 en wat vroeger heeft Rotterdam geen kleine rol gefpeeld. De regeering was den Remonftranten geneegen, zo zelf dat het houden van afgezonderde vergadederingen op zwaare boeten verbooden wierd. Dan het in Dordrecht gehoudene Synodus, beEe 3; floo.  4qS de JONGE REIZIGER floot zo hier als elders alles, de zaaken namer| zelf een zodanige keer, dac de Remonftranten voor den jaare 1628 hier ter ftede geen vryheid bekwamen, om openlyk te prediken. By het indringen der Franfchen in dit gemeenebest, Ap. 1672, vreesde de(Burgery dat men de ftad aan den vyand zoude overgeeven, waarpp zy zich tegens de Regeering verzerte, die beloofde zulks niet zonder hunne bewilliging te zullen doen. Naderhand wilde men den Prins van Oranje tot Stadhouder uitroepen, en hec zogenoemde eeuwig edict vernietigt. Dit ook gebeurde, dan hier meede niet te vreden, eischte pok het volk nog een verandering in de regeering, en het in verzekering houden van zommige der regeeringsleden. > De Heer Tieter de Groot gebruikt in de onderhandelingen met Frankryk , was wel byzonder het voorwerp van de algemeene Volkshaat, zo, dat men hem op ftraat aanviel. > In de jaaren 1690 wierd in deeze ftad een burger onthalsd, die de gemeente onfchuldig actite , waardoor geene geringe opftand voorviel, wordende onder anderen het huis van dan Heere Jacob van Zui. len van Nieveld> toen Schout deezer Stad, ten gtonde toe gefloopt, terwyl hy zelf in de montering van een foldaat ontvluchte.  boor NEDERLAND. 407 Meer Hiftoricq van deeze ftad bezit ik niet, behalven dat van onze dagen, en 't daarin gebeurde legt te versch in geheugen, om u daarover te onderhouden. Ik eindig dus my met de yolkomenfte hoogachting noemende, enz. Ee 4 XI.  4p8 de JONGE REIZIGER. XI. BRIEF. Ferdinand ^«Charlotte. Rotterdam den 20 Juny 17 — JMCyn voorige berichte u onze aankomst alhier, laat deeze u dan een toneeltje maaien, dat in zyn natuur hondertmaal fchooner was, dan ik bekwaam ben om het door de pen ui- te beelden. De Heer Goudwaard proponeerde my , om in dit ons logement gebruik te maak en van de algemeene tafel, dewyl men daar dikwerf nieuwstydingen hoort, en caraébrs aantreft die, men anders te vergeefs zou zoeken. Zyne ree- den is bewaarheid. Wy trollen hier deezen middag een man aan, die blyken gaf van een genie te zyn. Waar hy te huis hoort, en wat zyne affaire is, ben ik onbewust; maar hy is vast eene genie, juist niet van den eerften rang, maar mislchien van de derde of vierde en mcoglyk waare hy hooger geklommen, als het  door NEDERLAND. 409 het lot hem gunftiger geweest was, in zynen aanleg. Dit weet ik van zyn ftaat en omftandigheid. Zyn vader was een man van vermogen ten platten lande, fzo als men zegt, zeker om daar door het onderlcheid van bemuurde fteden aantetoonenj deeze voede hem op, parellel met zyn ftand, maar de jonge dikwerf in de Itad koomende, wist zich aangenaam te maaken in alle gezellchappen, (zyn caraéler is gul meegaande, en vast ligt te verleiden, zo men althans op de Phifionomie en op onbedachte trekken die het hatt oplevert, mag oordeelen.) De vader ftierf terwyl hy nog zeer jong was, hy beklaagde zich dat verlies met die aandoening Charlotte, die elke zoon een waard en waardig vader verliezende zou kunnen uitboezemen. Hy weide uit in den lof van den btaave man, die hy ons met eedle; gloeiende kleuren fchiiderde, en die, zo flechts zyne loffpraak waarheid is, (gelyk ik niet durf twyfelen ) de eloge van een Demoftenes zou waardig zyn. Na den dood zyns vaders , geraakte hy onder kei  door NEDERLAND. 411 ?, kei een dichterlyk tafreel" Hier op hief hy zyn dichtftuk aan met dat vuur, "t welk deri tederften minnaar bezielt als by het verlies herdenkt van het voor hem beste meisje van den gandfchen aardbodem. Ik betuig myne Lot lief dat wy beide 'er van waaren aangedaan, en toen hy dit bemerkte nam hy ons beide met vervoering by de hand. „Ja, myne heeren, zeide hy, zq „ gy haar gekend hadt, die Heloize, die engel, „ dan moest, dan zoudt gy fchreien. Ziet daar, daar myne Heeren, een flaauw af beeldzel.,? Hier op haalde hy een fnuifdoos uit de zak die met brillanten omzet was, en waarin het pour? trait van zyne fchoone Heloize, —— Hy fnikte de goede gevoel volle man, en wat konden wy hem ten troost zeggen? niets. Van tafel opgeftaan zynde, deeden wy eene wandeling ,|langs deeze bekoorlyke buitrncingels^ en gy zult gemakkelyk begrypen, dat ons gefprek genoegzaam geheel over het fsntimenteele. liep. Uw beminde dichter, de man van waare verdienften, wierd onder anderen ook door ons baoordeelt. Wy twyfelden geen oogenblik aan zyn welmeeuend hart, aan de braafheid zyner beginzels, maai wy waren het tevens eens, dat het gevaarlyk is voor de jeugdige harten, die van zelve gevoelig zyn, en als openftaan voor alle tedere indrukzelen der natuur, nog meer te vèt- hit-  4ia de JONGE REIZIGER hitten, door gekunilelde oeelden, als die in zyne Julia, en in zyne Ferdir.and en Conflantia voorkomen. Immers myn iicve Lot, wordt 'er al veel oordeel, ftandvastigheid en deugd vereischt, als men zo fentirr.enteel zynde, zich niet op de een of andere wys zal verliezen. — Waaren alle harten deugdzaam," zeide myn vriend Goudwaard, „men zou misfchien het „ fentimenteele niet te veel kunnen aankweekem, „ maar verbeeld u een jong eerst aankomend meisje met een gevoelig hart, maar zo deugdzaam als gy haar bezelTen kunt, in de handen „ van een man, die even gevoelig is, maar die , minder ftrikte deugd bezit, eri in oogenblikken van tederheid zich niet kan weerftaan, zal ?) het meisje eens liefde voor hem opgevat heb„ bende, ftandvastig genoeg zyn om hem afte?, ftooten? zo neen! gelyk ik geloof, hoe fchadelyk is dan het aankweëken van her fenti„ menteele tot zulk een verregaande trap? Ik ?', weet wel, vervolgde hy, dat men dit een „ misbruik kan noemen van des Heeren Feits ^ eedele inzichten, en oogmerken,maar de vraag „ is of dat misbruik niet zo natuurlykuit de zaak „ zelve voortvloeit, dat het beter is, zyne beel„ den met wat minder fentimenteel vuur , wat ., minder overdreevenheid van kunst voor te „ ftellen ? Voor my ik geloof zulks zeker." Wy  door NEDERLAND. 413 Wy waaren het eens lieve Lot, en gy zyt het zeker met ons, hoe veel eerbied gy ook voor uwen dichter gevoelt. Aan het foupee verfcheen onze goede man weder, hy was flil, peinsachtig, en zelfs eenigzins wreevlig tegens de knecht die bem bediende, tegen ons wat verfbrooid, doch zeer beleefd. Wy onthielden ons van de fnaar die zyn ziel pynigde, om hem eene benaanwde niche te fpaaren. IViaar het deferr op tafel, en de knechts dusver, wydert zynde, zeide hy, „Ik leb deezen mid„ dag gezien dat myn vers de Heeren getroffen „ heeft, mag ik de eer hebben hun een afichrift „ aan te bieden, waar by zy altoos de dierbaare „ Heloïfe kunnen gedenken V' Nu kunt gy begrypen lieve Lot, hoe ik aan deeze copy koome. De fnaar was weder los, en hy verhaalde ons een reeks van gevallen ten bewyze, dat die droom hem moest pynigen, dewyl hy overtuigd was, dat als zyne Heloife leefde, het nooit kon gebeuren. ——» De zaak zo zynde, wist de Heer Goudzvaqrd de naam van den Heere Feitb in het gefprek te laaten invloeijen, en het bleek duidlyk, dat deszelfs fchriften door deezen braaven menschmet een al te gevoelig hart waaren opgeflorpt. Ongelukkig «aarlyk, want dat hy een man van Genie is,behoeven wy niet aantetwy1 fe-  AH he JONGE REIZIGER felen. Toen Hendrik deezen avond in myn kamer kwam om zo het een en ander te beredden, vertelde hy my beneden gehoord te hebben) dat het dien man in het hoofd fcheelde, dat hy hief wel meer logeerde, en zomtyds uuren lang onder de boompjes kon wandelen, alwaar een juf. vrouw gewoond had die hy beminde, dat 'er' nooit in de groote kerk gepredikt wierd, of hy was 'er, in de ftad zynde namenlyk, en dat hy dan altoos by het graf ftond waar in die Jufvrouw begraaven was. Ik betuig u zo veelmede- lyden met dit mensch te hebben, dat ik deezerf nacht miefchien weinig zal llaapen. Om, zo het mooglyk is, de denkbeelden over hem een Weinig te verwyderen, zal ik u zeggen dat vari avond al vry laat hier in het logement twee heeren met hunne dames zyn koomen logeereri die van, Antwerpen kwamen. Aan de kleeding der jufvrouwen zyn het Friezen, denkelyk hebben zy. hunne gevluchte landsgenoten een bezoek gegeeven. Morgenmiddag znllen wy hun aan tafel zien, en dan zal ik zeker wel gelegenheid vinden u meer van haar té verhalen. Ten minften zy fchynen vry gefpraakZaam. Onze wandeling aanbetreffendé, dezelve was zeer vermaaklyk, wy gingen de Oostpoort uit, te zo rond tot aan de wester nieuwe hofdspoohi langs*  öoor NEDERLAND. 4^ Iafigs zulke vermaaklyke cingels als ik nog ergens heb aangetroffen, aan de eene zyde alorra geboord met tuinen , aan de andere zyde befpoeld door de gracht, die nevens het Hofpoortje, zyn water ontvangt uit de Rotteflroom, die zobekoorlykdoorden fchiiderenden enzoetvloei* jenden dichter Dirk Smids bezongen is. De cingels zelf zyn beplant met weelig groeijend hocgft»imd geboomte, in maniere als beiceau's toegegroeid. Aan de binnenxvegfcbe of Ddfibavenfché Poort gekoomen zynde, vonden wy die laan zo bekoorlyk dat wy onze wandel ng daar nog een. weinig uitbreiden, door dezelve een gantsch end weegs in te wandelen, en toen links afflaande weder Maaswaard te keerem Binnen de Had ko. mende gingen wy in de overhaal,waar voormen een duit betaald, wandelende toen langs de boompjes , en zo verder ftadwaard in na ons logement Lot! wat is het onder die boompjes verrukkend even zo als op de kamer, daar ik by neef Peïerfen logeerde, en zyn de huizen in Amfterdam prachtig, gy moogt my gelooven, dat 2y het hier niet minder zyn. Koninglyke gebouwen myne lieve, ziet gy hier,, en de fynagoge de* jooden welke ook hier ftaat is een fraaf en def. tig gebouw, op het uiterlyk aanzien nog maar 2eer kort geleeden gebouwd. Nu myne lieve, zal ik deezen eindigen, in het  4ï6 d è JONGE REIZIGER het gunfti;* vooruitzicht, van u binnen weinige" dagen, in eenen volkomen welftand te ontmoeten*. Dit zal voor my eene verrukking zyn, en ik vlei my dat ook het hart myner beste daar na niet weinig verlangt, althans de in Dordrecht ontvangene brief geeft my reden hieromtrent alles gunfligs te hoopen. — Myne nachtgroete kunt gy niet hooren, maar gy moogt u verzekert houden, dat zy wel hartelyk wordt uiigeboezemd, en dat geene fchoonheid met meerder en oprechter genegenheid van iemand ter wae« relt bemind kan worden, dan myne bekoorende Charlotte van haaren &c. tl-.  L Y K A S. HERDERSKLAGT, Na het ontwaaken uit eenen DROOM. as winter, I.ycas, die by Lente en Zomerdagen, En 't natte Herfstfaizoen, alom zyn leed liep klaagen, Langs heuvels, bosch en vAd, en beemden dal en vliet, Sinds't wrange noodlot, dat noch jeugd noch fchoon ontziet, De lieve Fiüis, door den dood zyn arm ontrukte, En dus zyn minnend bart met fcherpe pynen drukte, ] | Die Lycas had zyn vee gevoedert in den ftal; Hy wierp zich op het dons, op hoop of by geval, De liefelyke flanp, zyn*knaagend leed verzagte, En Fillis Godlyk beeld voor zyn verbeelding bragte. Ean hart door rouw bekneld, dat ftadig zuchten loost, Wordt dikwerf in den droom op 't liefelykst getroost.' Maar vaak gebeHrt bet ook , dat onze geest aan 'tdwaaien, De jammerbeelden, zich nog fterker weet te maaien, Ff Eu  4i8 de JONGE REIZIGER En fchilderyen baart, die ruim zo yslyk zyn. Als dan de ontwaaking volgt, dan lydt men dubble pyn» Een dus ontfteld gemoed zal fchaars in flaap geraaken , Eer 't afgemarteld is door een Iangduurig waaken. Men peinst, men zucht, men fchreidt, men woelt en worfteit (rast, Tot ons een fluimering dier birterheen ontlast. Zo ging het Lycas ook; de maan die aan de kimmea, In eenen glerie pronkte, om ftaatig op te klimmen, Befcheen de rustplaats van den afgematten knaap, Haar bleek maar zuiver licht onthield hem lang de flaap, „ Verkwiklyk (riep hy uit) waart gy in vroeger dagen, 3, Als ik met Fillis zat by de opgefchooren haagen, 5j By 't klaatren der fontein, by 't ruisfehen van een beek „ By 't fchuimen van een val, of in een klaver ftreek, „ Verkwiklyk waart gy dan, ónachlicht vandeez' Aarde, Als zy in kusch op kusch haar ziel met myne paarde. Als zy gedwongen door een liefelyke pyn, „ Al lonkend, fhamlend zei: ja ik wil de uwe zyn. „ Verkwiklyk waart gy toen, ik zag uw zachte ffralen „ Al 't veld verlichten zag uw beeld in 't bronnat waaien; » Na  door N E D ERLAND; w „ Nu fcheent ge een ronde fchyf, dan boogt ge uw hoor- (nen krom. „ Maar altoos waart ge my eu Fillis wellekom. „ Hoe dikwerf beeft uw licht de Ionkjes van haare oogen ; „ In myn gezicht gekaatst, getoond hoe zy bewoogen , j „ Met myne oprechte min, en myn ftandvaste trouw, „ Nooit iemand, ondanks 'tlor, dan my beminnen zou. „ Wat klaagde ik menigwerf als ik door wolkgordynen, „ Al langzaam uitgebreid uw aanzicht zag verdwynen. „ Of dat uw glans voor ons te fpoedig onderging, „ Maar nu, nu ftrekt ge my een droeve erinnering, „ Nu dwaal ik als gy ryst langs wit befneeuwde velden, Om 'e glinstrendfterrenheir myn Haar verdriet te melden, „ Om uit te roepen: Ach! myn lieve Fillis! keer\ „ Maar wat ik roepen mag, myn Fillis keert nooit weer. „ Ze is dood.-De lente heeft die bloem ter neergeflagen „ En baarde my dus ftof door elk faizoen te klaagen, „ Dit duur myn leven door, en 't ftrek myn hoogftelusc „ Te fchreien op het graf daar myn beminde rust. „ Aandoenelyk vermaak, uit felle fmart geboren,] „ Gy zult my zo lang 't lot my 't leven gunt bekooren; » Ik ftaa al "swaerelds heil voor dat genoegen af, Ff a „ Dat  42o de JONGE REIZIGER „ Dat ik in traanen fmelt op haar geheiligd graf-" Hier floot de ron w zyn tuond. — De braave jongling fnikte? Tot eindelyk hem de ftaap één oogenblik verkwikte, Maar is 'er duurzaam rust voor zulk een lydend hart? Neen, één gelukkig uur fchept duizenden vol fmm. De wondre werking, die als 't ligchaam rustmngfmaaken, De ziel tceh bezig houdt met rampen of vermaaken, Die ons begocheld dooreen zeldzaam zelfbedrog, Ontrust ons ftilie rust door haare veêrkragt nog. Hst zachte maantje was nog naauw aan 't zuid gereezen , En had asn de aarde dus haar dienst maar half beweezen. Toen by ln drift onrwaakfe, en vol van zielverdriet, In deeze jammerklagt zich fchreiend hooren liet. „ ó Noodlot! heb ik dan nog niet genoeg geleedtn, „ Sinds ik voor Fillis op haar ziekbed had geheden? „ Sinds ik haar dood betreurde en jammerde op haar graf? „ Waarom vervolgt ge my door een nog zwaarder firaf? „ Waarom vertoont gy haar aan myn ontftelde zinnen, In de armen vaneen man, die zy toch nooit kon minnen? Waarom moest ik haar zien, hem hangende aan den hab? „ Myn Fillis immers was noch trouweloos noch valsch.  nooii NEDERLAND. 421 „ Zy heeftmy trouw bemind tot de eindpaal van kaar leven,' 9, Zy kon haar deugdzaam hart nooit aan een ander geeven. «, Wilt gy ten overmaat van myn benaauwde fmart, ,, De wreede jalouzy nog ftooken in myn hart? „ Dit overtrof uw magt, toen zy nog bloeiend leefde, „ Eu als eene Engelin langs bosch en beemden zweefde, „ Neen, 'k ftond de werking van dat monfter nooit ten doel* „ Spaar my dan nu, dat ik haar invloed nu niet voel. „ Welk een tafreel! - Zal ik't aan myn verbeelding fchildren? „ Ja 'k wil. - maar zal 't myn geestnietal te veel verwildren? „ Wat fcheelt het?-Zo 'k bezwykdan is het alles uit, En dan, dan vaar ik op by myn begeerde bruid. „ Dan vind ik haar weerom die ik nu heb verlooren, „ Dan wordt uit zwaare ramp ligt zaligheid geboren , „ Myn Fillis, zo gy in het onbewolkt gewest, Zomiyds uw oogen nog op deezen aardbol vest, „ Zo gy 't vermogen hebt om uit de hemelkringen, ,. Tot in dit laag gewest met uw gezicht te dringen; n Te hooren, hoe myn hart om uw verrcheiden treurt, „ Zo hoor wat my dees nacht is In den droom gebeurt, ,> Gy kenr (ó lieveling! gy ftaat thans voor myne oogen, „ Als toen gy in da. woud, door zulvre min bewoogen, Ff 3 „ My  422 DE JONGE REIZIGER ., My zeide: Lycas 'k zou met u gelukkig zyn.) „ Gy kent het woud van Pan, waarin die heiige Pyn, „ Zyn kruin verheft, daar gy by 't florten van gebeden „ Uw naam vereenigd met de myne hebt gefneeden. „ Die pyn die tuigen kan dat gy de myne waart, „ Zo lang het noodlot u in 't leven heeft gefpaard. ï> 'k Ging derwaard , zo my dacht, door de eigen zucht (sjedreeven. „ Die my zo fterk bezielt ars toen gy waart in 't leven. „ Ik hoopte op zaligheid, en 'c gandfche waereldrond, 5» Was een verachtlyk «iet als ik myn Fillis vond. », (Zo Immers dacht ik toen gy my voor 't eerst belonkte, „ En 't uur myns doods zai zyn als toen ay my ontvonkte ) „ Ik vond u ook myn lief! _ maar hoe? - helaas! verzeld, „ De dwaaze Harpax, die zyn vee by kudden telt, * «j^fisnlompert, wiens geluk befiaat in woekrend fchraapen, „ Diewaanwys; (leedseenfpotbymeir]is en byknaapen. „ Die deunende op zyn fchat, dorst dingen na uw 'nart, „ Omhelsde u, engyhem, tot myn ondraagbrc fmart, „ 'k Stond roereloos, gy floegt de handjes voor uw oogen, Wygilden, gy doorfchaamte, en ik door drift bewogen, e, 'k Viel woedend op hem aan, en brulde taet een iïem „ Die  door NEDERLAND. 423 Die fchriklyk was, hy vlood, en gy, gy vlood met hem. „ Vergeef my Fillis \ ik kan zelve niet bevatten. „ Hoe 't brein by mooglykheid zo wonder uit kan fpatten. s, 'k Begryp geen reden dan de werking van het lot, „ Dat myne wensch vernielde en met myn fmarten fpot. t, 't Ontrukte u aan myn hart, en fielt my u voor oogen, „ Als waart ge een on mensch, die natuur zelf had bedroogen, „ \ Gevoel het niet, dac in een droom gelegen is, t, En echter biart die droom my knaagende ergernis. „ Ja Fillis, Lycas, die u eeuwig blyft beminnen, „ Kan zich dit oogenbliB. tot zo ver niet verwinnen , „ Dat hy de jalouzy gandsch uic zyn har: verbant, „ Vergeef my lieve, 'k ben ontroerd fu myn verftand. ] „ Ik ben geen Lycas meer gelyk ik plagt te weezen, „ En echter 'fc heb van 't lot te hoopen nog te vreezen, „ Het heeft my u ontroofd. — wat kan , wat kan het meer? s, Gy glorie van het veld), gy aller maagden eer. „ Ge ontfliept, in de armen van een tederhartge Moeder. „ Hoefchreidezy toen ik gewaarfchuwd door uw Broeder „ Naar uwefpondevloog, maarach! alreeds te Iaat, Zo klaagden hy tot aan den vroegen dageraad. Toen hy het dons verliet, en liep aan bosch en haageo En veld, en vlist, en beemd op nieuw zyn fmarten klazgen. 1 Ff 4 X<  424 de JONGE REIZIGER X. BRIEF, Ferdinand aan Fredrikstad. Kotter dam den co Jnny lOeezen morgen uitgaande was onze eerfte loop, (gelyk gemeenlyk in de plaatzen die wy bezichtigen) na de groote of St. Laurens kerk. Dit is een deftig gebouw, verfierd met eene fraai befn.eden predikftoel, en ten trotsch, zo men ons zeide, zeer welluidend orgel Aanmerkelyk omtrent het laatfte, fe, dat de twee pylaaren, die hetzelve onderlteunen, brokken hout zyn, fop het kunftigst gemarmort,) van een by ftorm gebrokene mast, van het oorlog fchip de Amelia, toen ten tyde gevoerd by den vérmaarden Admiraal Manen Harpentzen Tromp, deeze fchachten rusten op piëdeftallen van echt marmor, maar men heeft inderdaad oplettenheid nodig, om de houten zuilen van de marmeren voetftukken te onderfcheiden. Ce-  o o o r NEDERLAND. 455 Behalven dat deeze kerk van binnen en buiten ongemeen zinde)yk5en met fraaije geiloeltens voorzien is, munt zy misfchien boven alle kerken van ons vaderland uit, in het aantal van die zeehelden, welke de eer der Republiecq in de voorgaande eeuw, door vriend en vyand, deeden uil bazuinen, en die meest allen ongelukkig in die pooging ter bevordering dier glorie gefneuveld zynde, hier den nakomeling ter gedachtenisfe , en ter aanfpooring van Helhenmoed, en 't waare welzyn eens vrygevochten volks , met eertekenen ter ruste zyn nedergelegd. Witte Comehs de Wit, met zo veel roem bekroond , die als Luitenant-Admiraal de vermaarde zeeflag tegens de Zweeden , by Elszeneur bywoonde, en daar ten ramp des vaderlands fnsuvelde, is de eerfte welke: ik u noemen moet. Brand in het leven van den giooten de Ruiter, zegt u meer van hem. Zyne tombe is een heerlyk werkftuk der kunst, van wit marmor, waar in de genoemde fiag is uitgehouwen, en waar men zyne daaden met gouden letteren in toetfteen gefneeden, in het latyn leezeti kan. De byfieraaden zyn van eene ordonnantie die fmaak aanduidt, de Held zelve legt op de tombe afgebeeld, rustende op een ftuk gefchut,en de ftaf van commando in de hand houdende. Ff 5 Mooy  42Ö de JONGE REIZIGER Mooy Lammert, êigenlyk Lammert Hendriks* die den lande als Vice - Admiraal gediend heelt en geen geringe lof verworven, legt ook alhier begraaven. Johan de Liefde, meede Vice - Admiraal, en den lande ongelukkig, en veel te vroeg outval len, in den eerften zeeflag die onze dappere voorouders de vereenigde vlooten van Engeland en Frankryk in den jaare 1673 leverden, die braave vaderlander rust ook hier. Van Brakel, niet minder in 's Landsch ge» fchiedenis boeken beroemd, Hy, die de groote daad op de rivier van Chattam, door het ftuk zeilen der gefpannen keten, haar vol beflag deed krygen , die ons eindeloos meer eer aanbragt, daar London fidderde , dan die natie van het afbranden van een ellendig dorp op den eilande tet Schelling ooit kan wegdraagen, die van Brakel, is ook hier het gedenkftuk zyner glorie voor alle volgende eeuwen opgericht. Men ziet 'er zyne buste in wit marmer omhangen met eene keten, gelyk aan die met welke hem de gecommitteerden van Neerlands oppermagten; Hunne Hoog Mogende de Hee. ren Staaten Generaal hem ten luister omhingen. De vier Nederduitfche regels welke hier hem ter eere geplaatst zyu, moet ik u meededeeleni dus luiden zy: Door,  door NEDER L-vA N D. 427 Door ketens, donder, lood en ftaal en blixemfiraa'.en, Te vliegen, en een ronf op 's vyands grond te haaien, Was brakels werk; die zyn triomf trok uit den brand, Zyn naam. en krygsdictist ciert zyn graf en vaderland. Kortenaar, de dappere Lieurenant-Admiraal Egbert Cornelisz. Kortenaar, wierd ook hierbegraaven. Zyne tombe is meede der befchou. wing waardig, gy weet dat hy Ao. 1665 in den zeeflag tegens de Engelfchen het leven verloor, 'öeeze regels ftaan ter zyner eere voor zyne Tombe: De Held der Maas verminkt aan oog en rechterhand En echter ,t oog van V roer, de vuist van 't vaderlandDe groote kortenaar de fchrik van 's vyands vkoten, De ontfluiter van de zond, legt in dit graf bejlooten. Behalven deeze leggen hier nogbegraaven de Luitenant Admiraal van Nes,en Corneüs Matelhf.—Aïs opeen oogenblik te gedenken aan zo veele mannen van waare grootheid, in 't oorlogend zeeweezen, kon niet anders dan ons vervullen, mee eene, eerbied voor onze voorvaderen,welke ons eene aangenaame aandoening overliet, en aanleide tot zeer veele befpiegelende trekken. Wy  428 de JONGE REIZIGER Wy gingen van hier wel na het Stadhuis, doch ik heb daaromtrent niets aanterekenen, dan dat het een zeer ouderwetsch gebouw is, met veele ruime vertrekken, die reedlyk wel behangen zyn. De Richting fchynt niet geboekt of is verlooren. De Beurs, is een waarlyk fraai gebouw, zynde een ruim vierkant plein mergaüeryen omringd, ' die boven verfcheidene nette vertrekken' hebben tot onderfcheiden gebruik ingericht. De beroemde Comelis Pronk, heeft 'er eene juiste aftekening van gemaakt, die door den onlangs overledenen kunftenaar Philips iu 't koper gebragt, en zeer wel uitgevoerd is. Het marktplein deezer ftad, is ruim,zindelyk en rondsom zeer wel bebouwd, pronkende met het metalen eerenbeeld, van den onveraelykelyken Defiderius Erasmus, dat waare wonder zyner eeuw , en een glorie voor onze geheele Natie De zogenoemde Prinze en Zuiderkerk zyn tamelyk goede luchtige gebouwen, doch voor een vreemdeling van geene byzondere aanmerking Het zelve kan men van alle andere kerken deezer Stad zeggen, derzelver benamingen zyn de Oosttr kerk, Franjche, Presbyteriaan' Biscopaale, Scbotfcbe en Lutherfcbe keik, dan nog die der Remonjlranten, Mcnnonhen, Roomsck- ge-  Dóoft NEDERLAND. 42 gezinden, en eindelyk der jooden Synagoge. Het getal der kloosters beliep hier voor de Reformatie veertien, die naderhand tot andere gebruiken zyn aangelegd. De Waag en het Beterhuis zyn tot hun gebruik wel ingerichte gebouwen, 't geenmenook van het voor byna dertig jearen fchier geheel vernieuwd Latynsch School mag zeggen. Behalven de groote markt, zyn hier verfcheidene andere, als de Vlasmarkt, Beestenmarkt, Varkenmarkt, Hoendermarkt, Boter en Green markt, die alle op hunne bepaalde tyden en dagen, de bloei van Rotterdam niet weinig ten toon fpreiden Buiten deeze zyn hier nog twee Visch- markten, een voor zee-een voor riviervisch, welke beide ten allen tyde bykans, eene genoegzaame voorraad, van alle foorten voor de ingezeecenen der ftad opleveren. Dan onder de gebouwen van Rotterdam munt uit het gemeene Landshuis van Schieland, 't zelve heeft eene geheel hardfteenen gevel, waar voor een balcon geplaatst is, die op vier zuilen rust: en die van vooren pronkt met Schieten ds wapen. Len aantal pylaaren, en pylasters verfieren het overige van deeze fascade,op. getrokken na de Jonifche en Corintifche orders. Het frontefpies is met lofwerk vervuld,dat door Ge-  43o de JONGE REIZIGER Geniës wordt vastgehouden, beneden de balcon is een over kundig gefmeed yzeren hek, mei: bloemen, vruchten, en kindertjes opgevuld — Hoe het 'er van binnen uitziet is my onbewust, maar als het inwendige aan het uitwendige voldoet, mag men het een van onze merkwaardisfte gebouwen in het geheele Vadeftand noemen — V Admiraliteit* -hof'is meede een fraai gebouw, doch geenzins van die aanmerking als het voorgemelde. Maar Vjiend, met betrekking tot het Ammunitie huis, de werf en wat daar bij hoort, wil ik u wel betuigen, dat men in de onbegryplyk fchoone order' welke daar in alles doorftraalt, zeer wel befpeuren kan, dat het departement teHelIevoetfluis, uit deeze hoofdbron voortfpruit. — Heb ik my daar ter plaatze verwondert, hier niet minder, alles is 'er orde en grootheid, alles netheid, en men kan na niets vraagen , of op het oogenblik toont men 't u. Door de kennis van myn Vriend in deeze ftad , vonden wy gelegenheid alles te bezichtigen, maar myne verwondering klom ten toppunt, en fchoon ik u niet wii trachten te beduiden, dat ik ongemeene kennis hebbe, van het geen tot het Zeeweezen behoort, durf ik echter zeggen, dat hy een geftreng criticus zou moeten zyn, die hier eenige verlchikking van zaaken wildé invoeren. Ik beken u daar meede zo ingenomen geweest te  door NEDERLAND. 431 te zyn, dat ik my niets zakelyks omtrent de gebouwen kan herinneren, dan alleen dat ik nergens iets vond, dan 't geen aan de oogmerken der inrichting volkoomen voldeed. — Zo gy ooit hier koomt, vriend/ verzuim dan niet dit alles naauwkeurig te bezichtigen. Het is inderdaad de moeite waardig, en als ik myn oogmerk voldoen kan, dan zal het my eens benieuwen, als ik deEngeltche enFranlche zeehavens, bezoek, of daar de order en fchoonheid grooter is. — Mooglyk Fredrikftad, verwondert gy u over deeze myne bedoeling, maar myn Vriend gy weet dat ik een liefhebber van reizen ben, als ik nu zo gelukkig worde, myne Charlotte te bezitten, dan dunkt my zal ik haar, de Lieve, en my zelve tevens geen meer vermaak kunnen aandoen, dan haar een gedeelte van Engeland en Frankryk te laaten zien. De Huizen der Oost en West-lndifche Compagnie alhier, zyn meede goede gebouwen, en aan de Werf der O. I. Compagnie is het my ook gandsch niet afgevallen. < Dan by monde wel eens nader over dit onderwerp, 't Is niet voeglyk dat men alles fchryve. Nu was het middag, en wy gingen ons Logement opzoeken , om het diné te houden , fchoon de Vriend van den Heer Goud-waard ons ten eeten gevraagd hadde. Uit den brief aan my-  432 de JONGE REIZIGER myne Charlotte, zult gy onze converfatie geduurende den maaltyd kunnen verneemen. Ik zal u derhalven raeededeelen, hoe aangenaam wy onzen namiddag hebben door^ebragc. Na den maaltyd gingen wy buiten de westef nieuwe Hoofdspoort, alwaar een jacht gereed lag , behoorende aan den Vriend van mynen Vriend.— Wy deeden dus een bekoorlyk maastochje. Wy werkten met den vloed, en tevens eene zuidlyke wind hebbende, op, tot aan Fyenoord, (een klein eilandje in de Maas, ten ooften deezer. ftad\Het ve, wondert my geenzins, Vriend, dat de Heet C. Elzevier, dit Eilaudje voor het Too. neel zyner Arcadia heeft uitverkoozen, 't is in« derdüad eens zeer vermaaklyke ftrook lands, de ftad beeft 'er zedert Ao. 172.1 zyn Pesthuis. Na ons hier byna twee uuren met wandelen vermaakt te hebben, gingen wy weder aan boord, zeilden ?o verre den ftroom op, dat wy de eb begonnen te befpeuren ; inmidde's hadden wy een zeer aangenaam gefprek over het bezochte Fyenoord , en de genoemde Arcadia , dan de hoofdtrekken daar van meede te deelen , zou reeds hot bedek eenes brief te buiten gaan. AIleen dus dat wy h;er in overeenkwamen, niet te kunnen bevatten, hoe men op het 'idee gevallen is, om zo veele werken, in ons Vaderland onder den tytel van Arcadia in de waereld te ftoo- ten,  door NEDERLAND, 433 en j zonder dat men aan tiieoretifche regelen gedacht heeft die het Arcadisch Dichcftuk , dat is • Het Herderdicht , ten minden eeniger maate onderworpen behooren te zyn; 't welk aanleiding gaf 'tot eene befpiegeling hoe verre wy by andere Narien in het vak der dichtkunde, omtrent de Theorie achter uit zyn. Gy moogt gelooven dat de Heer, aan wien wy deeze aangenaame namiddag party te danken hadden , geen onwaard.-g lid zou zyn , van het in deeze dad bedaande Genoodfchap Studium Scientiarum Genitrix , en 'er dus nog al iets van gezegd wierd. Inmiddels rees de maan met zulk eene onbewolkte dacie uit de kimmen , en liet de weerglans van haare ontvangene lichtdraalen , zo zuiver op de kabbelende golfjes des iviaastrooms danszen , dat wy verruia wierden van alle de bekoorlykheden welke deezen avonddond opleverde. Ja, Fredrikftad , wy genooten waarlyk 't geen de natuu.* in haare volle avondpracht ons aanbood. Wy fmaakfen, niet flechts het zoele, met een verfrisfchend luchtje . doormengd, "t geen om deezen tyd zo aangenaam is, maar ook de grootheid die 'er in de befchouwing van de regelmatigheid der menigvuldige, men mag zeggen eindeiooze meenigté , der gefchaapenheden plaats vindt. In een woordc II. Deel. Gg Vriend,  434 de JONGE REIZIGER Vriend! wy waaren zalig zo zalig betekend: eert vol, door niets belemmert genoegen. . Zo als ik dit fchryf Fredrikftad verbeeld ik my u,en hoe? - vraagende: „ Zotidt gy die zaligheid „ tot geen hooger top hebben kunnen brengen, „ als gy alle uwe wenfchen vervuld zaagt?" Ik antwoord ronduit: Ja, als ik in de eerfte plaats myne Challotte in die oogenblikken had mogen bymy hebben en ten tweeden als ik hun alle,die ik vriendichap en achting draage, myn gevoel van zaligheid had kunnen meededeelen in dezelve maats, maar lieve vi ieïd, gy weet het de aardfche zaligheid, is geene volmaaktheid, en ik wil ook myne bepaling daarvan niet als zodanig hebben aangemerkt. De haven ingefchooten zynde, flapten wy uit het jacht, en gingen by onzen Vriend foupeeren, 't wierd hier evenwel niet laat, en dus nog geene vaak hebbende vond ik gelegenheid myne brieven aftefchryven. — Nog morgen blyven wy hier, om de beleefdheid van onzen gastheer van heden te beantwoorden, maar ik hoop overmorgen avond zo gelukkig te zyn , van de beste vrienden kring welke ik my zou weeten voorteftellen, by een te vinden, myne dierbaare Charlotte met een hart voi liefde te omhelszen, en alle de overigen met dien eerbied te begrooten, welke ik de edelheid varf hunne caraclers ver- fchul-  door NEDERLAND. 435 fchuldigd ben , terwyl ik hun tevens een mari hoop aan te bieden, die ik niet twyffel of zal zich met de eer van deeze vriendenrey te leeren kennen, zo getroffen vinden, als ik my van yder hunner voorftel dat zy getroffen zullen zyn, een perfoon van zo eedele geboorte, grootheid vart vermogens v en dat meer zegt braafheid van caracte leeren kennen. Fredrikftad, hoe zeer ik geneigd ben bewee» zene beleefdheden met hart en ziel te beantwoorden , de dag van tnörgeri zal my lastig zyn, ik verlang al te zeer na cpsti'. Ik reikhals na het gezicht der westertooren van Amfterdam, en als ik die zie zal myn hart vooruitvliegen na den binnen Amftel. —— Ik moet haar nog fchryven, die Engel van myn hart, en 't is reeds half twee, gy vergeeft my derhalven ligtelyk dat ik deezen zonder andere complimenten eindige dan de verzekering dat gy eene der waardfle: vrienden zyt van uwen &c. Gg a XIIL  436 dis JONGE REIZIGER XIII. BRIEF. Ferdinanb aan Charlotte. Rotterdam den 21 Juny 17— ]Oat myn hoogfte genoegen zyn zou u altoos by my te hebben , behoef ik u niet te herhaalen, maar dat ik nog meer byzonderiyk deezen middag aan tafel u[naast my wenschte, zuk gy niet aan twyfelen zo draa gy deezen geleezen hebt. Ik melde u by mynen vorigen dat hier twee heeren met hunne dames waaren koomen logeeren, dat ik uic de kleeding giste dat zy Friezen waaren, dit is bewaarheid, maar uit welke plaats is ons een geheim gebleeven. Dan ook dit doet niets ter zaake. Laat ik u het gezelfchap fchilderen zo als het my is voorgekomen. Honneurs au dames. De oudfte der twee jufvrouwen, is een volflagen couquette, fchoon zy die rol wat onkunftig fpeelt. By toeval over den fpie-  door NEDERLAND. 43^ fpiegel zittende, fchikte en herfchikte zy by aanhoudenheidhet een en ander aan haar ge waad, en liet dan de oogen de geheele tafel rondzwerven, als vraagende: wat dunkt u van my Heeren? Nu, zy is ook niet onbevallig. De andere jufvrouw is Engelachtig fchoon Lotüef, zedig, vrolyk,befcheiden zonder gernaaktheiJ, en heeft een voorkomen als of zy op niemand minder acht floeg, dan op zich zelve. Maar alles wat het wyfje aan heeft is byzonder net, en ik geloove na den aart dier kleeding in eene byzonder goede fmaak. De eerfte is wel niet minder ryk gekleed, maar daar in is iets rommelings, dat in de oogen blinkt, door de properheid der jongfte. In de mans is ook nog al onderfcheid, die van de oudfte fchynt een pedant, heeft een air hautain, en is ftroef in het voorkomen. De andere Heer fchynt gul, eenigermaate de petitmaitre willende uithangen, en daarom maakt hy misfchien ruim zo veel werk van zyn vriends vrouw, die hy ook aen tafel oppaste, als van zyn eigene. Zie daar de beelden, zien wy hun nu in werking. Wy kwamen vroeg te huis, ('t bezichtigde aan een der andere vrienden,) en vonden het gezelfchap in de eetzaal, de Heeren rookten hunne pyp, en amufeerden zich met over het beeld Gg 3 *an  438 de JONGE REIZIGER van Erasmus te fpreeken; de dames waren omringd van chitzen, en zyden ftoffen, welke eene winkel dochter daar gebragt hadde, en haar vertoonde. Na elkander behoorlyk gegroet te hebben, geraakten wy het eerst in gefprek over de Stad in het algemeen, waaromtrent wy over een kwamen dat zy na de kant van de Maas, langs het Haringvliet op de blaak, de leuve-haven , oude en nieuwe haven zeer vermaakelyk was, maar boven de hoogftraat veel minder wierd. De groote markt behaagde hem ongemeen, voor al het beeld van Erasmus , waarvan de eene heer niet af kon fcheiden, zynde dit wel het aanmerkelykfte dat hy fcheen waargenomen te hebben. • * Nu het is ook inderdaad fchoon, maar * ik befpeurde in zyn geduurig te rug keeren, dat hy iets omtrent dit beeld wilde vragen, dat 'er echter niet gemalyk uit wilde, en waar in de ander hem telkens fttiitte, eindelyk zeide de heer Goudwaard, wien dat beeldepraatje begon te verveelen: „Gy weet wat men.van dit beeld „ verhaald , als het de klok hoort liaan ? — Juist dat wilde ik vraagen, was-het antwoord, }, is dat waarheid?" —— Toen borsten wy allen in lagchen uit, en zyn vriend het woord opneemende, zeide: „ja, maar het beeld kan immers niet hooren." De goede man was vunzynltuk, doch hy herftelde zich vry wel, met  door NEDERLAND 439 met te zeggen, dat hy gemeend hadde, het ware een mechanisch kunstftuk. Eindelyk raakten wy aan tafel, onze vriend, de fentimenteele heer kwam 'er ook, de Friefen waren vrolyk, vooral de twee dames met de man der jongfte, de andere heer gaf zich in gefprek met eenen fir Punch, ik geloof kapitein van een koolliaalder, hy verftond dus Engelsch. — De fentimenteele heer zat in een melancholifche houding, vestigde beftendig een oog op de jongfte dame, at fchielyk en niet zo wellevend als anders, hy ftond op, wenkte my buiten de kamer, en zeide: ,,Ach! ïerdinaud, alle de trekken „ van Helotze ftaan my duidlyk voor, behalven „ dat zy meer majeffüeus was, meer groot en edel in haar voorkomen, zo is het beeld dier „ jonge fchoonheid het haare. ——— Ik kan „ niet meer; ik moet de eetzaal verlaaten, en gaa wandelden. —- Vaarwel Vriend!" —— Weder binnen koomende was 'er zeekere ftilte in het gezelfchap, en ik befpeurde eene aandoening by de jongfte dame die fterker was, dan by de andere der tafel gasten. —- Goudwaard vraagde my ftil wat hy gezegd hadde, ik zei de het hem luid genoeg, dat men het hooren konde, de lieve jonge dame, moet zeer gevoelig zyn, zy verbleekte, begon te beeven, en wierd flaauw. — Men bragt haar met Gg 4 kunst  440 de JONGE R'EIZIGER kunst en vliegwerken te recht. ~ En toen zy by kwam vraagde zy , „ kennen de heeren, „ dien ongelukkigen man 9 Hoe is zyn „ naam ? Sir Punch noemde hem Paap- fouw, dan is hy het, was het antwoord de minnaar van myne overledene vriendin, „ het beste meisje dat ik ooit gekend hebbe, „ van wie ik haar eindloos hoorde fpreeken,als „ ik by haar gelogeeit waar. —— De ongeluk-? „ kige man, hy verloor alles met haar, maar „ hy eerbiedigt ook haare nagedachtenis,en zy „ was het waardig. *— Cm kort te gaan myne lieve Charlotte wy hadden hier het gevoeivolfre tooneel van liefde by herinnering in onzen vriend Pa ipfiuw, en van evenredige vriendlchap in de irtvloeizels van het hart dier jonge dame. Het Friefche gezelfchap misfchien beducht, dat hier uit meer zou voortvloeijen, fchoon yder met de uiterfte beleefdheid, betuigde getroffen te zyn , van de ontmoeting, ging na hunne byzondere kamer, en ik hoor d?.t men niet weder is uitgeweest, en tevens op fterk aanltaan van de dame, heden morgen ten zes uuren met een koets na Delft zal vertrekken. Nu myne dierbaare nadert het oogenblik dat wy elkander zullen wederzien, ik vlieg de puren in myn verbeelding vooruit, en omhels M  door NEDERLAND. 441 u reeds met al de aanbidding welke men het beste meisje verfchuldigd is Na morgen zullen wy heel vroeg van hier vertrekken, ons tusfchen beiden nog hier en daar een weinig ophouden, en dan dien avond in de ftad myner begeerte, de ftad der inwoninge van myne Charlotte aanköomen. Ik heb de Heer Peter Jen, hier van by inleggende geadverteert, en twyffel niet of UEd. zal wel de goedheid gelieven te hebben dien te overhandigen, ten genoegen en dienste van hem die onveranderlyk is en zyn zak Cg 5 XIV:  443 de JONGE REIZIGER XIV. BRIEF. Ferdinand aan Ka rel. Amfierdam den 24 Juny 17 — jMCet zeer veel reden myn waarde Karei zult gy my befchuldigen, dat ik u in zo lange niet gefchreeven hebbe, maar gy weet toch alles 't geen ik op myn tourtje aan de hier zynde vriendenkring meede deelde. Thans ben ik weder in deeze beroemde llad, eer ik u een woord kan melden van ons reize van Rotterdam herwaard, moet ik u myne verrukking befehryven, die ik te Amflelveen gevoelde. Toen wy met onze Fargon op de laatstgenoemde plaats aankwamen, met oogmerk om fpoorflaags zo men zegt na hier door te ryden, flond 'er voor de herberg een livrey bediende, die ons deed ftilftaan, vraagende of wy de Heeren Goudwaard en Ferdinand waaren? ■ Hier op ja geantwoord zynde, zeide hy: „dan ge- lie-  door NEDERLAND. 443 9, lieven de Heeren het my niet kwalyk te nee„ men, dat ik hun verzoeke niet verder te ry9, den, wyl hier iemand is die de Heeren nodig „ te fpreeken heeft." iVJyn vriend , was eenigzins ontzet, en hernam; „Jongman, zo „ iemand ons te fpreeken heeft, dat hy hierko<„ me, maar wy treeden niet af. — Eer ik tyd van fpreken had, viel de gaauwdief van een knecht, hierin,'t is de Heeren hun zaak, maar ik „ ontraad hun het doorryden." Hy deed dit vry ernilig, evenwel ik befpeurde, of om recht te zeggen Karei ik gevoelde iets. — Sprong van de Fargon, ging in de herbeig, en vond daar myne lieve Charlotte, Petsrfen, Belle , Elizs en Fredrikflad — Gy behoeft niet te twyffelen wie ik het eerst in myne armen drukte ; en ik verklaar u zo geheel my zelf ontoogen te zyn geworden, dat ik mvn braaven viiend Goudwaard voor dat oogenblik vergat, my zo lang zonder tot hem weder te keeren ophield, dat hy in drift van de Fargon fprong, zyn degen trok en zo de kamer kwam inltuiven. Maar nooit zaagt gy eene w mderlyker methamophofe, van een byna woedend mensch, in dat van eene zachzinnige Goudwaard. My naast Charlotte , en van het overig gezelfchap geëntoureert ziende , ftak hy zyn degen op, nam zyn hoed af en zeide; „Dames en Heeren!"..... Vriendlriep ik  444 deJONGE REIZIGER ik uit, hem de hand toeileekende -—— Peterfen trad hem te gemoed, met de enkele woorden: a, Welkom als Vriend in onze kring, de verras- <„ fching is gelukt". Lotje , Belle en Elize maakten hunne complimenten , de ontroering duurde eenige oogenblikken, en gy kunt u de vrolykheid van goede vrienden niet volmaak, ter fchilderen, dan zy hier vertoon d wierd. Toen het tyd wierd om ftad waard te ryden, was myn Vriend Goudwaard, re.ds zo zeer ingelyfd, dat hy de propofitie deed om de eer te mogen hebben, de plaats van Charlotte te vervullen, en haar de zyne in onze fargon aan te bieden , Belle, de charmante Belle, had goedheid genoeg om myn Vjiend op eene ongegeneerde wy< te hulp te koomen, de andere vrinden voegden zich 'er by, en ik Karei, ik fpeelde myne rol meer en pantomine, dan met uitdruklyke woorden. Eindelyk geleide ik myne Charlotte na de Fargon. —— Maar zo gy ooit eene Engeiin gezien hebt , wier houding tuajefteit tekende , fchoon het gelaat door eene eerbaare blos verfierd, eenige verwarring aanduide ja zo gy ooit de fchoonheid in haare grootfte bekoorlykheden hebt aangetroffen , dan, en ook niet anders, kunt gy u een denkbeeld vormen vnn de my dierbaare Charlotte. Ook dit moet ik u zeggen, dat ik in myn leef. tyd  door NEDERLAND, 445 tyd geen zo dierbaar oogenblik {maakte, en dat de paarden , hoe wel door bet zwaare zand, meest altoos flappende tot aan de fteenweg aan den Amff.cl, ^want wy reeden de Kaltjeslaan,) of het fcheen rriy dat zy vloogen. ireilrikfiad, die te paard was, reed nu eens aan de zy.ie der wagen, dan by onze Fargon , doch enkel , en s avonds by Peterfen aan het foupé zittende, verweet hy my wel bemerkt te hebben dat ik hem liever niet dan al op zyde hadde. Is het nietvreeslyk Karelhoe veel de vroomen hier op aarde te lyden hebben ? 'm Erger nog, Charlotte en ik, ons van deeze befchuidiging willende verfchoonen, kreegen het ganfche gezelfchap tegen. Enfin wy genooten eenen aangenaamen avond, waaren tot twaalf uuren by een, en toen had ik de eer myne beste met de koets van den Heer Peterfen te huis te brengen Na één kwartier toevens keerde ik te rug, en ging flaapen , tot zes uuren , toen ik opflaande, deezen aanving, die Hendrik u in periocn zal ter hand Hellen, lk blyf hier maar zeer kort, maar verzoek minzaam dat gy morgen met Hendrik te rug koomt, by zat myn Fargon en Paarden meede • neemen, dus behoeft gy niet te doen dan op te flappen. Laat ik nu kort ons reisje-vernaaien, en den laat-  44<5 de JONGE REIZIGER laatften by ons in Rotterdam befteeden dag. —' Na het dejeuné deeden wy nog eene wandeling tot zelf door de achterhoeken van de ftad, die "er zo als over al akelig uitzien. Langs eene der havens koomende hooren wy achter ons hemmen!— Ik zie om, en wie was het? Kapitein Vlieger, waarvan ik voormaals fchreef. De man was verblyd my te zien, en wilde mee veel aanfiaan dat wy by hem aan boord zouden koomen eeten. Wy bedankten, en verzochten hem by ons, alzo de Heer W. ook by óns zonde koomen, 't geen hy eindelyk aannam onder' beding dat wy dan na den maaltyd by hem moeiten koomen. — Dit wierd geaccordeert, onder voorwaarde dat de Heer W. daar in genoegen nam , en meê wilde gaan. — 't Een en ander Vriend Karei maakte den dag vry drok , wy fleeten voor den middag nog een uurtje by den Heer W. daar wy al tamelyk aan Kaapwyn, of liever echte Conftantia tikten. _ Over den maaltyd leegden wy onze glaazerr ook nog taameiyk , befluitende met een fiesch goede Champagne. Ten v er uuren gingen wy naar de jol, dia zeer netjes met kusfens beleid, en van bekwaame roeiers voorzien was, leggende het fchip op ftroom. Gy Karei, weet wat vlakflaan met da riejrien is, maar geen Groenlandsvaarders, en geen  door NEDERLAND. 447 geen (loeproeiers van een admiraalfchip , kunnen het beter doen, dan deeze equipage. Wy vermaakten ons uitmuntend, maar tot ons leedweezen hoorden wy dat Kapitein Vlieger, geheel zyn oogmerk niet bereikt hadde, want hy was geen tweemaal vier en- twintig uuren in zee geweest, of hem overliep een gruwzaame florm,dio zyn fchip zodanig deed werken en flingeren, dat de ballast overfchoot, het fchip door zwaar prangen om boven de grasholms te komen lek, en hy vervolgens genoodzaakt wierd, een haven ta zoeken, 't geen hem met veel moeite in Christiaanzand gelukte Mier moest hy kielen, dan ook hier wierd hy bevracht op Rotterdam, en na in Zyn avery op de joodfche wyze gefneeden te zyn, wierd hy belaaden,en vertrok. ,, 't Is „ gelukkig voor my, (voegde hy 'et by, dat „ myn baas kennis van zeezaaken heeft, an„ ders kon het myn fchip wel gekost, en ik „ fchipper te voet geworden hebben, fchoon ik „ alles met het beste oogmerk des waerelts aan- „ ving." Hier door geraakten wy op een gefprek over de kcopvaardy vaart in 't algemeen die voor my zo leerzaam als vermaaklyk was. Ondertusfchen begon de kapitein met wyn voor den dag te komen, en dit ging zo treflyk, dat wy ons allen in plaatze van de valreep neer te gaan , zeer ordentlyk met de ftoel in de jol lie.  448 de JONGE REIZIGER lieten zakken. •> Onbedenkelyk fpoedig waren wy aan de wal, de kapitein bleef by ons, en zonder te mogen tegen fpreeken moesten wy by den Heer W, loupeeren, van waar wy eindelyk ten twaalf uuren na bed gingen, en dus in plaatze van ten zes uuren 's morgens eerst ten negen uuren afreeden. Geen der plaatsjes welke wy gepasfeert zyn, èn die niet reeds by my genoemd zyn, (als Moordrecht en Gouda,") re weeten, Rynzaterwoude, Leimuiden , Kalfslagen, Kuddjlaart enz. hebben daar ik weet, iets by zondei s, Alfen alleen uitgezonden , dat een der bekoorlyklle ptaatzen aan den Ryn is, bloeiend, en geëntoureert met zulke wel aangelegde lusthuizen en tuinen, dat wy 'er gaerne een paar dagen hadden ftil gebleeven, indien geen tederder begeerte my, en geen ander belang myn vriend herwaard geëischt hadde. Wy vertoefden 'er echter eenige uuren, en vermaakten 'er ons uitmuntend. Achter de herberg de ftar aan den Ryn na het eindigen van onze wandeling eene pyp* xookende, hoorden wy een air fluiten, met zo veel lieflykheid, dat wy fchier geheel betoverd waaren, de verrukkende uitoeffenaar van dit kunstftuk zochten wy te vergeefs, en even als om onze nieuwsgienghe/d te tarten, herhaal-  door NEDERLAND. 449 haalde hy geduurig met gelyke zwier zyn tref. fende Aria. Maar gy moogt gelooven dat wy geheel verwondering waaren , toen men ons deezen natuurlyken fluiter vertoonde, zittende in een klein kooitje en zynde niemand, dan een zwarte lyster. De Heer Goudwaard bood 'er te vergeefs drie ducaten voor. Om u de aangenaamheid van deeze plaats te befchryven, zou ik meer tyd moeten hebben dan tegenswoordig. 't Zy genoeg dat ik zegge, dat het volkryk is,van onderfcheiden fabricquen en traticquen voorzien, al Molens, Steen- Pan- en Pypenbakkeryen, dat 'er veele handwerken gedreeven worden, dat de omleggende Landsdouw de heerlykfte boter en kaas,die men inLeiden verwachten kan oplevert, dat de pasfage van pos • ten, en reizigers hier ongemeen groot is, zo die met rytuig, te paard , als met jaagfchuiten van een aantal plaatzen hier door koomen ; daar te boven beeft de Ryn hier eene juiste breedte om alles eene betoverende gedaante te geeven, daar hy geboord is met alles wat natuur en kunst by een kan voegen, om den gevoelige aanfchouwer in verrukking te brengen. Ik zal my hier niet inlaaten of het Dorp zyn naam heeft van eenen Rlodius Minus, of het oudtyds bekend is geweest onder den naam van Albinianis of de naams oorfprong van elders II. Deel. Hh zy  450 de JONGE REIZIGER. zy. Zeker is het dat 'er volgens Oiidaan in zyn RoomfcheMogendheid hier penningen gevonden zijn, by gelegenheid dat men in de aarde aan het delven was. Hij voegt 'er, meen ik, by, dat hier een fchuur of magazyn moet geweest hebben om dat men hier in den grond, een zaad gevonden heeft dat na verbrande tarw geleek. Dit bewijs is echter niet wiskundig dewyl 'er (geloof ik) geen tyd bepaald wordt wanneer men dit zou gevonden hebben, en 'er geen groote waarfchijnlijkheid is,dat zulke verbrande tarw eeuwen zou kunnen duuren. Men weet daar te boven dat het dorp in het begin der voorige eeuw zwaar door den brand geleeden heeft, zo ook in het begin van deeze. De publijke gebouwen beftaande in de kerk, 't Rechthuis en de waag zijn van geen notitie. Dus heb ik u niets bijzonders meer voor het te, genswoordige meede te deelen. Onze lieve ont» moeting te Amdelveen u gemeld hebbende. Vaar dus wel mijn Vriend, en voldoe aan het verzoek u hier voor gedaan,koommet Hendrik herwaards, ik heb u nodig te fpreeken, en gij zult u uitmuntend vermaaken, door het bijwoonen van dat gezelfchap, 't welk boven alles wordt hooggefchat door den geen die even zeer is. Uwen &c.