B1BLIOTH, BIOGRAPH.   *» •ti § * I » 3 co ■* . ^ cl Is   BET LEVEN van FREDRIK des TWEEDEN KONINGS van PRUIS SE N, > geschetst door een VRIJMOEDIG MAN. VIT HET II OOGDU I T S C U. EERSTE STUK. Te L Ê T D E N tij D. du MORTIER en ZOON, mdccscvii.   VOORREDEN VAN DEN HOOGDUITSCHEN UITGEEVER. Tot de hoofd-charaéter-trekken eener wiy ■ geerige eeuwe behoort, naar mijn begrip, ook vrijmoedigheid. Beftaat dan onze , zogenoemde, wijsgeerige eeuw niet flechts in eene hersfenfchim, zo zal men mij, buiten twijfel, zeer wel vergeeven, dat ik over de daaden van fredrik met vrijmoedigheid, en alzo in verfcheidene gevallen anders, oordeele dan de Heeren Berlijners. Mogelijk oordeelt men over dezelven binnen tien of twintig jaaren nog vrijmoediger. Een groot , \  groot gedeelte der inrichtingen van fredrik ligt nog in de kiem. De toekomst zal leeren, of de vrugten daar van goed of kwaad zijn. Ten befluite moet ik nog aanmerken, dat ik over gecne daad-zaaken fpreeke , welken niet in openlijk uitgegeevene fchriften, en meestendeels zo geheel- en al in die van de Hem vergodende fchrijveren voorkomen.  D E VERTAAL E R aan deLeezers van dit werk jen te moeten verzoeken, dat zij het hem ten goede gelieven te houden, dat hij in zijne vertaaling niet altijd en onverzetlijk van zuiver nederduitfche woorden heeft gebruik gemaakt. Hij verklaart zich anders een zeer groot voor' fiander te zijn van zijne moederfpraake — een ijverig liefhebber van zuiver nederduitsch ; en vooral een vijand van alle die- bast aard-woorden, waar van de fchriften van veelen, — die inzonderheid, welken over fiaatkundige onderwerpen handelen — en neg meer de gefprekken van een nog groot er getal, heden ten dage, zo zeer overvloeien. Ter zijner verfchooning beroept hij zich op den inhoud van dit werkjen zelve; als zijnde van eenenfiaat- en krijgskundigen aart; het welk hem, daarom, fomtijds noodzaakte, om, ter gemeetkomingvanfommige leezers, en duidelijkheids.halven, eenige bastaard woorden, die, als het ware. in ons Vaderland het Burgerrecht hebben verkregen, te behouden: zo als daar zijn, Troupes, Armée, Soldaaten,Ministers,Character en dergelijk ken. Hij meende ook,dat, door immer te fchrijven, - Krij'gs*  Krijgsbenden, Leger, Krijgsknechten,, Staatsdie. naars, Kenteken van aart en inborst enzv. het werk]en minder vloeiend en aangenaam zou geleezen worden, dan nu , daar men dikwijls de zaaken uitgedrukt vindt met die woorden, welken men in de dagelijkfche verkeering met elkander meest gewoon is te beezigen. En hier mede laat hij met zijnen wensch, — dat men, — zonder van de vrijheid der Drukpers tot belediging van wettig aangeftelde magten eenfchandelijk misbruik te maaken, gelijk heden ten dage bij veelen althans hier te lande, aan de orde van den dag fchijnt te zijn — van tijd tot tijd vrijmoediger worde in het beóordselen der daaden en charaêïers van hen , die, in posten van open* baar bewind gefield zijnde, met het hun toebetrouwd gezag niet mogen leeven naar welgevallen — vergezeld gaan die, van Heil en Vrede, onder begunjiiging van waare Broederfchap, WIJNM A AND 1797- HET  a I t L E V E * N \ van F RED RIK des TWEEDEN, KONING VAN PRUISSEN* ÏConing f re duik werd den n. van Louwmaand' des jaars Ï712 in Berlin geboren. Hij was de derde zoon van fredrik wilhelm en maria öo« rothea, eene dochter van Koning George desf eersteu; zijne twee broeders, eehter, ftïerrai nog eer hii ter waereld kwam, en dus werd fredrik; Kroonprins. Zijne lengte haalde niet over de vijf voeten en éëni|»e duimen. Het hoofd hing hem een weinig op zij-* de, 't welk waarfchijnlijk aan zijn veelvuldig fluitfpeelen was toetefchrijven. In zijn aangezicht, 't welk men noch vol noch fchraal kon noemen, zag men flerke en ernsthafte trekken; de neus was lang, en dö oogen drukten vooral den toom op eene Ichrikver* wekkeade wijze uit. (*) Hij ([•) Fx.edr.icks Karakter door Bnfcbing fel. 5. A  * het leven van Hij werd met bierpap groot gemaakt, ([) en ds gronden Kfner verstandelijke opvoeding werden gelegd door zekere Hugenoote, du val de recoulk genaamd; welke hem ook zijne aanftootelijke liefde voor de Franfche taal inprentte. Met zijn zevende jaar kwam hij onder het opzicht van zekeren du han de jen dun, die des Prinfen fmaak of vooroordeel, voor alles wat Fransch was, nog meêr verfterkte! Zeker was de Duitfehe taal, toenmaals, nog weinig befchaafd; zij werd het echter in 't vervolg, en wanneer fredrik dan tegen vaderlandfche taal en letteroefeningen nog immer eenen afkeer bleef behouden, kwam datmisfehien daar van daan, dat hij dezelve niet verftond. (§) Hier achte ik het noodig eene kleine tekening "van het characïer zijnes Vaders vooraf te laaten gaan, de- Cf) „ Zijne Koninglijke Majesteit (dus luidde zekere Ka„ binets oTderJ is in zijne jeugd zelve met bier-pap 0p„ gevoed, dus kan de gemeene man zich even zo goed „ met bierpap geneeren ; die is veel gezonder dan koffij. Zie Bufching bl. 201. G) Dewijl hij Hechts dan, wanneer het onvermijdelijk noodig was duicsch fprak, en weinig in duitfehe, vooral weinig in goede duitfehe fchriften en boeken had geleezen, zo fprak en fchreef hij ook flecht duitsch, en bediende zich van laage en platte uitdrukkingen. Dit zijn bu« «en ik cs ejgea woorden bl. 3^,  fredrik des t # fc e d k w. 3 dewijl zonder dezelve in het charaéier vaii fredrik te veel onverftaanbaar zou blijven. Fredrik wilhelm Was een ruuw en daar bij önyerzetlijk man. Voltaire noemt hem een Wan* 'daal die, geduürende zijne geheele regeering, Hechts daar op bedacht was, dat hij geld verzamelde en met weinig kosten de fchoonfte troupes op de been hield. Hij was de rijkfte koning van zijnen tijd, maar met de armfte onderdaanen. . Zijn grondregel was, dat een foldaat niet gemaakt, maar geboren moest worden; om dus zijnen Onderdaanen de zucht voor den krijgsdienst als in te blaazen, maakte hij ze reeds bij de geboorte tot Soldaaten. Dit gaf misfehtea aan voltaire aanleiding om te zeggen: „ Dat het Turkfche rijk, vergeleken met het despotismus door fredrik wilhelj\£ » geoefend, eene Republiek ware." (*) De Soldaaten-ftand had bij hem, overal, den voorrang. Hij verleende aan denzelven de grootfte eere in den ftaat, en bezette de meeste burgerlijke-ambten met Invaliden. Zijn huishoudelijke kas was te gelijk de krijgskas * èn de Raad der geldmiddelen maakte te gelijk dert Krijgsraad uit. Hij lag het vólk greote belastingen op, dewijl hij dit voor het beste middel hield, om het zelve fpaar-" zaant (*) Men leeze de geheime berichten des levens vati Voltairjs, over dcwclken, toen ze eerst in 'c licht waren gekomen, in Berlin vrij fcherp géfproken werd, n» eclitcr, na den dood van f rede. ik, met veel infcliiküj&i beid geoordeeld wordt. A. d. II. A a  41 ' HÏT lEïtS VAS zaarrï te rnaaken, — indien het dit al niet ware, zo was het ten minften het middel, om zijnen fchat te vermeerderen. In het Jaar 1740 lagen 'er met de daad 71 millioenen in des Staats fchatkist. Eene verbaazende fomme voor eenen Staat, die Hechts bij de S millioenen menfchen, 7 millioenen inkomften en geen koophandel had. H:j vond, echter, behalven deeze menigvuldige belastingen, nog andere wegen, om langs dezelven het geld der onderdaanen in zijne Kasfe te voeren. — Bij voorbeeld: Alle Koninglijke goederen waren verpacht. Als nu een Pachter in het laatfte der maand den Koning zijnen pacht niet had voldaan, werd hij op den eerden van de volgende maand tot eene dubbele betaaling gedwongen. Wie een haas fchoot; wie een boom in 't gebied der Koninglijke goederen omhakte, of eenigen anderen dergelijken misflag beging, werd des wegen in eene geldboete bcflagcn. Verviel een mersjen in de zo natuurlijke zonde van moeder te worden, zonder daar toe het verlof eenes geestelijken te hebben bekomen, de ouders of bloedverwanten moesten eene geld-boete voor het kraamen aan den Koning opbrengen. De (*) Koning fredrFk zegt in het 1 dl. zijner nagelaate«e werken bl. 13. dat hij, na zijn3 Vaders dood Hecht» J,700,000 daalders in de fchatkist had gevonden. Nu moet dan een van beiden waar zijn : of, dat de Pruififche Gefchiedfehrijvers dien fchat, door pogcherij zo veibaazend groot hebben gemaakt, of, dat f re ba. ik bijzondere redenen hebbe gehad, om denzelven zo zeer klein op ut geeven. A. d. H.  ï" E E D E ï K DES TWEEDEN. 5 De Baronesfe K . . . had de zwakheid van in het tweede jaar haarer weduwe ftaat den Koning eenen onderdaan ter waereld te brengen. Wel dra fchrcef de Koning haar met eigene hand, dat zij, ter redding haarer eere, ten alléreerfte, ioooo guldens in zijne geheime fchatkist moest bezorgen: zij was verpligt deeze fomme op te neemen en werd daar door geheel ongelukkig. Zijne meeste Generaals konden hunnen naam niet fchrijven. Alie wetenfehappen, welken zich buiten den kring eenes Onder-Officiers uieftrekren, waren in het oog des Konings zotternijen en grillen. Nauwlijks had hij den throon beklommen of hij vernietigde dus de Akademie, en verdeelde de jaargelden der Hoog» Leeraaren enz. onder foldaaten-barbiers en vroedwijven. Van alle de leden der Akademie werd alleen een enkele fherrekundige in zijnen post gelaaten, ooi voor den Koning Almanachen te maakeu. De, in zijnen tijd, beroemde wijsgeer wolf, ontwierp een ftelfel, waar uit, naar het gevoelen van zekeren Godgeleerden, lange gehceten, (die teti oogmerk had wolf den voet te ligtenj) dit gevolg te trekken was: dat des Konings ibldaaten niet ftrafbaar waren, wanneer zij uit den dienst wegliepen (deferteerden) — dit maakte den Koning bovenmaate tegen den wijsgeer vergramd, zo dat hij hem de keuze liet van, of zijn rijk te verlaatcn, of zich te laaten ophangen. (*) De Wijsgeer koos wijslijk het eerfte «n begaf zich naar Marburg. Even min ftond de Koophandel bij den Koning in gm> (*) Vic de F&ïD. Siratib. Tom. i pag. g, A 3  6 het leven vak gunst. Kooplieden zijn zeker de beste Patriotten niet; ('*) zij houden de gehecle waereld voor hun Vaderland, en fchenken aan zulk eenen ftaat de voorn keuze in hunne liefde, welk hen. de meeste voordeelen verfchaft — om kort te gaan, de geest des Koophandels is een geest der Vrijheid (f) , en zulk een geest kon niet wel overeenfiemmen met het ftelfel van Koning wilhelm, om van zijn volk flechts foldaaten te vormen. Hij zette, hier van daan, dien geest alle mogelijke hinderpaalen in den weg, en zag het buitengemeen gaarne, dat vreemde Kooplieden, uk vreeze voor de werving, zijne ftaaten vermijdden C§) ; echter onder» iteunde hij zodanige Manufaéturiers en Fabriekanten, die krijgsgereedfehappen voor zijne Armée vervaardigden. Men zag te Berl'm zo wel als te Potsdam eene menigte kruidmolens en wapenfmederijen. Zelfs zijn Paleis was daar mede omringd, en geleek veel eerhet hol van Vulkaan, dan het verblijf eenes Konings. In zijn huislijk leven was Koning wilhelm geheel Hollander (**). Zijne eenige uitfpanning beftond (*) Dit wenfehen wij alleen op de Pruififche Kooplieden toepaslijk te zullen zijn. — Ten minsten niet op die vke ons Vaderland. Vertaaler, Ct) Wel gezegd! en waar de vrijheid niet WQODt daar kan Ik geloof, tegenwoordig althans niet meer dan der Duitfchcrs, Engelfchen en Franfchcn, vooral onder ?ekere klasfe in de maatfebappij. Vertaaler. Wilhelm had ook zijnen hofnar tot Pref;Jent der Aicademie benoemd, busching uber fr.bd. har.au» ter. (!) Vie de ÏRED. Tom. i pag. 164, A 4  » HET LEVEN VAN toerusting, mét eenen dikken oost-indifchen rof ting gewapend hield zijne Majesteit, dagelijks, de re. vue over zijn regiment. Dit regiment was zijne grootfte liefhebberij en daar aan befteedde hij zijne grootfte uitgaaven. Het eerfte gelid beftond uit mannen, van dewelken de kleinfte 7 voet hoog was. Hij liet dezelven in alle oorden van Europa en /ifia opkoopen. Als Koning wilhelm de revue had gedaan ging hij door de Stad wandelen, Elk-éen fchool voor hem weg. Hij kon niemand, ten minsten geen vrouwspersoon,'op ftraat dulden. Hij joeg dezelven naar huis met oorvijgen, fchoppen of ftokflagen, welken hij met deeze vriendelijke zeden-leere liet vergezeld gaan: „ Scheer je weg naar huis, jou hoer! eene „ braave vrouw moet op haare huishouding pasfen." 't Gebeurde eens, dat hij op eenen fchoonen zomerfchen dag, verfcheidese Dames uit Berlin aantrof, die achter het llot, op eene opene plaats, welke Jtnen den Koninglijken Tuin noemt, doch welke eigenlijk niet meer dan eene groote exereitie plaats is, zich met heen en weer wandelen vermaakten. Zo dra hij haar gewaar werd liet hij door zijne foldaaten eenige ftraat- bezems haaien en dwong deeze fchoone Dames, omgeduurende de tijd van een half uur, die plaats te veegen (*) Even zq weinig kon hij verdraagen, dat kerkelijke pcrfoonen de wachtparade kwamen zien. Hij jaagde hen met den oost-indifchen rotting naar huis tot hunnen bijbel. Bij foldaaten vindt men, in 't gemeen, niet veel Codsdieaftige aandacht; hij deezenKoning, echter, mar- fcheer- (*) Vie de rjtïmii; de. p«.ussi. Tom. i. pag. 1*5,  FREDRIK DES TWEEDEN. $ feheerde de geest van aandacht naast den geest van krijgskunde, met gelijke fchreden. Zijne foldaaten moesten even zo flipt in de Kerk als op de Paradeplaats verfchijnen. Zij moesten ter preeke en ten naehtmaale gaan; als dan liet hij de kerk door een wacht bezetten, op dat zij tusfchen beiden niet wegliepen. Ondertusfchen bepaalde zich zijn Godsdienst enkel tot uiterlijke verrichtingen. Zijne Hof-Predikers waagden het niet, om hem onder 't oog te brengen, dat zachtmoedigheid, menschlijkheid en toegevendheid, ten minsten even zo wel als die uiterlijke oefeningen van aandacht, wezenlijke deugden waren ter bevordering van zaligheid: hij hield het daarom voor geene zonde zijne kinderen, zijne bedienden en onderdaanen zo te behandelen , als ten naastenbij een ilalknecht zijne paarden, of een Korfaar zijne flaaven behandelt. Ziet hier een paar kleine proeven. Fredrik bevond zich met zijnen Vader te Bonn. De Keurvorst gaf hem een prachtig bal. Koning wilhelm droeg, gelijk bekend is, eene oude, fmeerige, uniform, en de Prins was geen zier fraaier of zuidelijker gekleed. Zijn Vader vraagde hem, waarom hij zo uil en in bedrukte houding heen en weer drentelde en niet danste? De Prins floeg de oogen neder cn zag op zijnen kaaien, afgedraagen, rok: In plaats van audwoord gaf hem zijn Vader, in tegenwoordigheid van het geheele gezelfchap, een duchtige flag in het aangezicht (*) en fchopte hem uit de zaal. — De Prins vergoot trainen. — Het baatte hem niets; hij moest eeiae Dame ten dans verzoeken — en dani'en. Een O Vie de frïdri k Tom. i. p»g, i8€.  fa HET LEVEN VAN Een zijner Generaals beklaagde zich eens bij den Koning over zeker vonnis door de Gerechts- kamer geveld. Schielijk begaf zich Koning wilhelm naar de zaal, waar de Raad vergaderd was en floeg, van den Prefident af, op allen de Rechters, daar bijeen , wakker met den oostindifchen rotting in het rond, terwijl hij hen daar bij met den titel van fchurken en lompe kerels vereerde. •— Het was in de daad grappig om te zien, hoe de deftige Raadsheeren in de saai door elkander vloogen, en de Koninglijke ftokflagen poogden te ontvlugten. — De Au&eur, welke deeze ancedoie verhaalt, maakt er deeze aanmerking S>ïj: (*) dat deeze behandeling der Staats dienaaren in den geest van alle Pruififche Gerechtsplaatfen vaste fpooren heeft nagelaaten, die bezwaarlijk rneêr zijn aittedelgen. — Dit is ten naastenbij een kleine omtrek van het eharaeler en Ce levens wijze van Koning wilhelm. 't Is waar, de Pruififche gefehiedfebrijvers beweeren, dat deeze Koning, olühoon zijn gedrag, op zich zeiven befchouwd, ook berispenswaardig moge fchijt vervolg bekwam hij, bij gevorderden ouderdom, eene eigene Kompagnie in het lijf-regiment. Hier bij moest, echter, de jonge Kapirein naarftig ter kerke en ten nachtmaale gaan. Dit Godsdienlhg bedwang, en misfchien ook de wijze op welke de Hofprediker woltenius hem in de leerftellingen der gereformeerde Kerke onderwees, boezemde den Prins eenen afkeer in tegen alle Godsdienstoefeningen en allen bedienaaren van den Godsdienst (*; welke hem ook ais Koning beftendig bijbleef. Al* C) Bu sc hing tekent in zijn werk over het charaktc-ï van fredrik eene menigte voorbeelden van deezen afkeer aan. Ten proeve zal ik Hechts een paar kanttekeningen van 's Konings eigen hand affchrijven. Op bl. 52. Leezen we: Geen Paapen! daar kan men niets mee worden. bl. 55- Die vervloekte Paap weet zelve niet wat hij wil. Dat hem de duivel haale I tl. 58. Een Theologant is gcmaklijk te vjnden, dat U een dier zonder verftand. bl. 72. Die Priesters Dochters _ waarom troiwen ^ hoeren „iet? Zijn ze gebreklijk, dan kan men ze verzorgen; zijn ze gezond, dan kunnen ze trouwen of werken, dat komt met haar ftand overeen. Uit deeze weinige voorbeelden kan men zich een denkbeeld maakeu van den afteer des Konings vai, Godgeleec-  F 8 E OR IK DES TWEEDEN. ï# Altoos omringd van krijgslieden en wapenen, haakte hij naar ftillere en aangenaamer bezigheden. Hij gevoelde eene neiging voor kimden en wetenfchappen en beminde, bij voorkeuze, de dicht- en toonkunst. Zo dra de zang-godinnen hem bezochten las hij franfche boeken en fpeelde op de fluit. Dan zijn Vader kende geene andere lectuur dan die des bijbels, — geene andere muzijk dan het gebalder van kanonnen en musketten. ' Hij wilde geen dichter of toonkundena,r tot zijnen zoon hebben, dies floeg hij hem de fluit aan {lukken en wierp zijne franfche boeken in het vuur. Fredrik werd het eindelijk moede dus op zijn foldaats behandeld te worden, en verzocht aan zijnen Vader verlof om te mogen reizen, ten einde hij, ten minden voor eenigcn tijd, van deeze geftrenge behandelen , en tevens van zijne kunde betreklijk de Duitfehe taaie. En echter waagde het deeze zelfde frbdr.12. over de Duitfehe letteratuur te fchrijven. (§) A. d. H. (§") Het Iaatde gedeelte van deeze aantekening fcliijnt het noodig te manken, dat wij hier de voorbeelden, in dezelve aangehaald, met de oorfprongliike woorden, dat is, in het hoogduitsch, en op dezelfde wijze gefclireven, mededeelen; ten einde dus de kenner vau het Hoogduitsch over de juistheid der aanmerking van A. d. H. kunne oordeelen. Ziet hier dezelven. Vertaalcr. bl. 52. Koinen Pfafen! da komt nichts mit ticraiu. bl. 55. Der ferfluchte Pfafe weis Selber nicht was er Wil. hohle in der Teufel. bl. 52. Kin Teologus ift leicht zu finden, das ift ein Thier Sonder Vernr.nft. M. 7t, Die Priester Dochter , warum heirst'icn Fch die Huren nicht, ( wenn fie gebrechlich Seindt So kan Min Si \ er."o'_;en, feindt 6 Sie gefuad So kötmen Sie heiia.hen o.er ai bei en, das komt ihren llande  *4 ÏIT UtEN TAB deling mogte ontflagen zijn. Hij brandde van begeef» te om Duitschland, Frankrijk, Engeland en /taliën te bezien; maar zijn Vader kon niet begrijpen, hoe et nog iets inde waereld kon te zien zijn,"als men Hechts eenmaal zijn lijf-regiment had zien manoevereeren, en floeg, derhal ven, den Kroonprins zijn verzoek volftrekt af; hij vergunde hem echter, Hem te vergezellen op de kleine reizen, welken hij van tijd tot tijd door Duitschland deed. Fischer zegt, dat fredrik deezen vaderlijken maatregel, in 't vervol?, zeer verftandig heeft gevonden (•), naardemaal hij dien als Koning zelve opvolgde en ffilletjens te huis bleef. Fischer kan ook niet begrijpen, waar toe dat reizen, van Koaingen en troon-opvolgers, zou dienen. In den korten tijd, waar in zij de landen doortrekken, zegt hij, zijn zij niet in (laat eenige kennis van belang op te doen, en een langer uitblijven is voor hen te gevaarlijk. of te kostbaar. Men bemerkt wel, wat Fischer met deeze aanmerking bedoele. Intusfchcn moge zij juist zijn, wanneer de reizende Prins een domoor is — dan is het zekerlijk beter, dat hij te huis blijve. ^ Koning wilhelm bragt dus zijnen Zoon in het jaar 172S naar Draden en twee jaaren daar na naar Duitschland, waar zij over Leypfig, Koburg, AmpaCh, Augsburg, Stutgard, en Manheim tot Frankfort dan den Main trokken, en daar op den Rhijn afvoeren, om zich naar Wezel te.begeeven. i Deeze kleine reizen verwekten in den Kroonprins de C*) Fischer gefchichte Th. 1. f. g.  ïredrik des tweeden. 15 de lust om grootere re doen. Dewijl hij het echter vooruitzag, dat de Koning hem daar toe geen verlof zou geeven, trachtte hij van Wezel de vlugt naar Engeland te neemen. Eigenlijk begeerde fredsik nier langer onder het vaderlijk gezag te Haan. Hij ontdekte zijn voorneemen aan zijne vertrouwde vrienden katt en keith. Alles was tot de vlugt in orde gebragt. Katt hield daar toe in Holland een vaartuig gereed; maar de Koning bekwam, vroegtijdig, bericht van het oogmerk zijnes zoons en liet hem in bewaaring neemen. Te gelijker tijd zond hij eenige Officieren naar Holland* om zich van den perfoon des Lieutenants katt meester te maaken. De Raadpenfionaaris dreigde, dat, zo zij Hechts het geringfte daar toe ondernamen, hij hen zou laaten ophangen; maar de Pruisfen Hoorden zich daar niet aan en'namen katt gevangen. Deeze fchending des grondgebieds (*j joeg den Pruififchen gezant in den Haag eenen doodelijken fchrik op den hals. Keith had het geluk van zich door de vlugt te reden. Hij fcheepte zich in naar Portugaal, alwaar hij zish tot den dood des Konings ophield. Wilhelm was woedend in zijnen toorn en onver» zoeniijk in zijne wraak. Hij liet zijnen zoon op het Hot Kustrin in eene naauwe bewaaring brengen. Maar Hij (*) Koning fredrik beklaagt zich in zijne nagelaatcae werken, in het ifte deel bl. 102, wegens den blaam den Pruisfchen naam in de wacreld opgelegd: maar konden zulke gewelddaadige flappen wel bij mogelijkheid eene Natie in een goed gerucht brengen? A. d. H. Ware dit de-laatftemaal geweest, dat de Pruisfen Neêrlsnds grondgebied gefchonden hadden! Venaaler.  ÏÖ HET LEVEN VAN Hij geloofde, dat deszelfs zuster, naderhand mark* graavin van Baireuth, aan deeze mislukte vlugt medepligtig ware , en , van zijne woede geen meester zijnde, fchopte hij haar , en ffietze uit een venfter, 'c welk aan den weg uitkwam, 't Gelukte de Koningin, die daar bij tegenwoordig was, nog even, haare dochter bij de rokken te grijpen. (*) De Prinfes bekwam eene wonde aan de linkerborst, van dewelke zij het leedteken, tot een bewijs van vaderlijke tederheid, haar leven lang behield. De vertoornde Koning had voor vast befloten zijnen Zoon den kop voor de voeten te doen leggen. Men maakte weldra zijn proces op. Wilhelm (telde eenen raad aan uit de leden der hooge fchooleil en zijne gerechtshoven, die hij wakker afroste, ingeval zij geene uitfpraak deeden overeenkomftig met zijne opgevatte denkbeelden. Deeze hadden dus hunne fchouders liever dan den kop van den Kroonprins» Büsching verzekert, dat zija doodvonnis met de daad geveld lag. De Koningin viel haaren gemaal te voet, doch deeze ftiet haar op eene gansch ongeftuime wijze te rug. Schier al'e mogendheden wendden alle moeite aan, om den vertoorenden vader tot andere gedachten te brengen, doch bekwamen allen het onvriendlijk andwoord: dat zij zich in de huifelijke omjlandigheden van fredrik wilhelm niet te mengen hadden. De Koning, die zelve Hechts foldaat was, be- fchouw- (*") Deeze zelfde Prinfes fprak eens haaren Vader, aan tafel zittende, tegen; daar over werd hij zo vertoornd, dat hij haar met een mes dreigde te doorftootcn. Zie lUr sc hing uber fRiedRichs karakter, f. 259.  F R E D R I X BES T f E E D Ê S, ïf ] fchouwde zijnen Zoon als een foldaat, die tegen dd Ondergeschiktheid (Subordinatie) had gezondigd ert als Deferreur den docd verdiende. Tevens bedacht hij, dat hij, nog drie andere Zoonen had, geen van dewelketi verfen maakte, en dat die gerïoegza,m was om Pruisfens grootheid te bevorderen. Het zou derhaiven deri Prins, ontwijfelbaar , het leven gekost hebben, indien niet Keizer. Rarel de zesde, door den Graaf van seCkëndorf , den Koning tot vaderlijke gevoelens had te rug gebragt. Vor.TAiRE zegt: darde Graaf van seckf.ndor.f, toen hij hem naderhand in Saxen ontmoette, herri verzekerd had, dat het hem veel moeite had gekost, Om desi Prinfcn leven te redden. De Koning zou, bij deeze gelegenheid, in drifc «■ gezegd hebben : Oostenrijk zal het ten tenigen iijde'$ gevoelig [ondervinden, welk een fiang het in zijnen boezem gekoesterd heeft. En nog nimmer is eene voorzegging zo letterlijk vervuld geworden. Fredrik heeft nadcihand deezen seckendorf zeer haatelijk afgefchetsr. — Dat was niet dankbaar gehandeld; maar dankbaarheid behoorde zekerlijk niec ond'.t de deugden van fredrik — — Hechts feeü klein voorbeeld. Zijn Vader liet hem eens te water eh te brood zetten. Een kok, met zijn lot bewogen, Verzorgde hem heimelijk van goede fpijzen. Maar zodra had f i< e d r 1k niet den troón beflegen , of hij jaagde, voor alle bedienden, deezen kok het eerst wég. (*) HeS voorwendfel was, om dac hij het bevel ziines Va-« ders ovefrreeden had. — Indedaad! hét is niet raadzaam Vorsten eenigen dieast te bewijzen. De (*) Vit de FAedRjc Wi Tom. i. psg iS$, B  15 het leven van ( • * n -L-f e Pnns had zich eenige weeken op het flot te Kustrin bevonden, toen een oud Officier en vier Grenadiers, met traanen in de oogen, in zijne kamer traden. Fredrik twijfelde 'er niet aan, dat het om zijn hoofd te doen ware. De Officier,, wien detraanen bij aanhoudendheid langs de wangen rolden, liet hem aangrijpen , en naar het venfter brengen. Hier hielden de Grenadiers hem het hoofd naar buiten, terwijl men op een fehavot, onder het venfter opgerecht, zijren vriend katt het zijne affloeg. Katt verzekerde gaarne te fterven, daar het hem nog voor zijnen dood mogt gebeuren den Prins te zien. Fredrik ïlak zijnen ongelukkigcn vriend de hand toe, en viel in eene flaauwte ter neer op het oogenblik, waar in de doodtlijke f>g gefchiedde. Zijn Vader, ondertusfchen, zag dit geheeie toneel met de grootfte onverfchilligheid aan. De Ti-ins bleef een geheel jaar te Kustrin, en bragt deezen zijnen leeftijd in eenen zeer treuriger, en een, zaamen toeftand door. De Pref]Jent van "munch ow bewees hem hier grooie diensten. Deeze verzorgde hem, tegen het bevel zijnes Vaders, van boeken en andere noodwendigheden, 't welk zeker veel gewaagd was. Immers daar de oude Koning iemand liet ophangen, om het rcoken van een pijp tabak, (*) zou hij, voorzeker, den Prefidenr niet vrijgelaaten hebben i'-.geval hem deeze gedienfügheid ter oore ware gekomen. Na (*) Dezelfde Franfche Levcnsbefchrij'ver. i dl, bl. 14.  raaosiit nis ïwkêdkw. ï# * * » TV ± Tl a het vei-ioop van agttien maanden, verwierven de voorfpraak des Keizer en de traanen der Koningin, eindelijk, den Erfprins de vrijheid. Her huuWh'jk zijner Zuster (dezelfde Prinfes, die om zijnentwil bijna uit het venfter was geftooten) ftrekte tot een voorwendfel voor het bewijzen deezer genade. Hij kwam naar Berlin te rug. Korten tijd daar na ging het gerucht, dac men hem wilde uithuwen. Indedaad trad fredrik ook het volgend jaar daar op irï het huuwlijk met de Prinfes ei.isabf.th christina, eene nicht der Keizerin; echter flechts volgens kerkengebruik en met wijsgeerige onthouding, ' <*) Hij verzette zich, wel is waar, in den beginne tegen diti huuwlijk; doch Koning Wilhelm gebruikte zijne! gewoone overtuigings middelen, naamelijk, den oostindifchen rotting en eenige fchoppen onder het achterfte (f) en alzo moest de Erfprins in de beraamde» echtverbindtenis bewilligen. Eenige Schrijvers beweeren, dat de afkeer van deri Prins tegen dit huuwlijk veroorzaakt was door de liefde , welke hij reeds Van zijn elfde jaar af voor dó Engelfche Prinfes anna had gevoeld;, 't is echter" mogelijk, dat fredrik gewigtiger redenen daar voor gehad hebbe. Daar liepen verfcheidene omftandigheden te famert, Welken Hem van het fchoone gedacht afkeerig rfikak* teri* C*) F i s c ii e r bl. 9. (f) La cannc & de coups de1 pied darts 1c iênhrti Vic de jred. Torn. i. p. 15, B a  *C> HET LEVEN VAN ten. (*) Beftendig bleef hem, bij voorbeeld, de levendigste indruk bij van het tooneel, waar van hij eens aanfchouwer had moeten zijn, dat naamelijk, Koning wilhelm, eens / pothekars dochter, die eene Mairresfè van een Prins was, openlijk door den beul liet geesfelen. — Men verzekert ook, dat zijne eerde minnehandelingen, niet zeer gelukkig waren afgeloopen, en dat hem daar van gevoelige en onuitwischbaare merktekenen waren bijgebleven, (f) Zo dit waarheid was, dan had Keizer kar el geen ongelijk, het ontwerp des huuwlijks van zijne Dochter the resia met den Kroonprins in duiden te doen fpatten. (§) Oostenrijk zou dan zeker SUefïèn wel behouden, maar de ffcunboom van dit huis zou zich niet ligt zo verre uitgebreid hebben. Fischer zegt wel, dat des Printen afkeer van dit Büuwlijk eene ftaatkundige oorzaak had. fredrik wilde van Oostenrijk onafhanglijk blijven, en aan seckendorf, die het voordel gedaan zou hebben, geen genoegen geeven. Hij noemt dit huuwlijk zelfs een nieuw gevaar (|) , waar in seckendorf den Prins (*) Zijne afkeer tegen het fchoone geflacht ging zo verre, dat hij het zelfs niet verdraagen kon, dat zijne bedien, den niet Vrouwlieden omgingen. Hij begeerde niet alleen, dat zij ongerouwd bleven, — zij durfden ook geene maitresfen houden , — en niet eens niet Vrouwlieden fpreeken. Zie busciiing bl. 190. ('f) Vie dc f*. kb en ic I!. Tom. 1. p. 15. (5) Koning wilhelm had zich in perfoon naar Praag Vi Keizer sarei begeeven , met het oogmerk, om deeze cchtvcibir.dtems tot ftand te brengen. Vie de fR.edes.ic Tom. 1. pag. 182. t,|) Fischer V. theil feite 9.  FREDRIK DES TWEEDEN. II Prins deed neder (lorren; — ik zie echter niet, welk een gevaar 'er voor een Pruififche Prins in gelegen kon zijn, met de nicht der Keizerin, en eene jonge, beminnenswaardige Prinfes in het huuwlijk. te treeden, welke nog heden wegens haar voortreflijk harr door gansch Berlin aangebeden wordt. (*) * * • Op hetflot Sahdahl, 't welk den Hertog van b runswijk toekwam, zou het huuwlijk den 12 van Zomermaand des jaars 173a voltrokken worden. Doch naauwlijks lag het jonge paar te famen, of men hoorde van alle kanten brand, brand (f) roepen.* Fredrik fprong uit het bedde, en liep ijlings heen, om te zien waar de brand was. 'e Was ondertusfehen flechts een loos alarm, 't welk, hem ten gevalle, door zijne vrienden gemaakt werd. Fredrik wist geen ander middel, om zich uit de verlegenheid, waar in hij zich in dit oogenblik bevond, te redden; dewijl hij echter vreesde , dat zijne jonge Gemalin deswegen te veel gefchrikt mogt zijn, liet hij haar weder gerust Hellen; (§) voor het overige echter bleef het bij de wijsgeerige onthouding. Fischer zegt (|) dat zich de nieuwe Kroonprinfes zo wijslijk in deeze omitandigheid fchikre, en zich daar bij met zo veel fchranderheid en grootmoedigheid (*) Deeze Prinfes is in het voorjaar deezes jaars overleden. (f) Vie de FredeRIc Tom. i png. 16. (§) Zekerlijk wegens den uitgeroepen brand en — de \vijsgeerige ontho.uding ? CO Fischer. i. t». feite 10. B3  22 Het l. e v .e k van heid gedroeg, dat zij ten einde toe de hoogachting en vriendfchap haares wijsgeerigen gemaals behouden heefc. De oude Koning, die, gelijk te denken is, aan de zijde van eene zo beminnenswaardige gemaalin, geene wijsgeerige onthouding vermoedde, was zo zeer met deeze echtverbindtenis ingenomen, dat hij zijne Schoondochter met het lustflot Sch'önhauzen befchonk, en den Erfprins bij deeze gelegenheid begiftigde met het Craaffchap Rupin, en in het jasr 1734 met het Stedeken Rheinsherg, met deszelfs flot en perk. Frsdrik liet dit in eenen beteren fmaak herftellen, en daar bij behoorlijke tuinen aanleggen. Aan den ingang las men dit opfchrift: Frederico tranquillitatem colenti, aan Fredrik den beminnaar der rust. Met dit opfchrift was zijn Vader niet wel te vreden. Hij geloofde, dat een Prins., die de rust beminde, en nog daar te boven de muzijk beoefende en verfen maakte, niet voor den Pruhifchen troon gefchikt was. ■(*_) Zijne grootfte vrees was, dat fredrik het'krijgskundig ftelfel, "t welk zich nu door rust fchuwende werkzaamheid ftaande hield j eens weder zou laaten mftorten. * 3N^"aauwlijks had fredrik van zijn vreedzaam Rheinsherg bezit genomen , of hij moest het zelve reeds wederom verlaaten en zijnen Vader in het oorlogsveld volgen. De (f) FiicheR 1 b. feite 3.  FREDRIK DES TWEEDEN. 1% De opvolging van den Poolfchen troon, had in een groot gedeelte van Europa het oorlogsvuur ontftoken. Koning wilhelm Hond des tijdsniet iocoo man zijner troupes bij de Rijksarmee, welke aan de boorden des Rhijns gelegerd lag. Hier leerde fredrik den Prins eugenius kennen, die ook in hem den aanflaanden Held bemerkte en voorfpelde; offchoon , volgens het getuigenis zijner eigen lofredenaaren, deeze Prins in zijne jonge jaaren, noch bekwaamheden, noch die grootheid van geest liet uitblinken, welke men naderhand in hem, toen hij Koning was, zo zeer bewonderde. Fredrik woonde met zijnen Vader alle gev^gten bij; waar bij echter niet veel van gewigt werd uitgevoerd. Hij erkent zelve, dat deeze veldtogt niet zeer leerrijk voor hem geweest is, en dat hij Hechts de fchaduw van den grooten eugeen gezien had. - Zijn Vader werd krank en moest het leger verhaten. In Wijnmaand voerde de Prins de Pruififche benden weder naar Potsdam te rug. Hij vond zijnen Vader zeer krank, en moest nu in zijnen naam, geduu* rende eenigen tijd, alle bevelen onderteekenen. Toen de Koning van zijne ziekte herfteld was, zond hij den Prins, onder het opzicht van den Vorst van dessau, naar Stettin,, om de vestingwerken te bezien. Deeze vond te Koningsbergen den ongelukkigen Koning stanislaus, aan denwelken hij zich, door eenen onflaakbaaren vriendfehaps band, voor eeuwig verbond. Hij keerde, eindelijk, naar zijn geliefd RJieinsberg te rug, waar hij tot den dood zijnes Vaders zijn verblijf hield, B 4 Men  «4 het leven van • * * JVXen werpt deezen Prins met recht voor, dat het alleen vreemdelingen waren, welken hij tot zijne vertrouwlingen koos; zeker had hij door vcrkeeiing met ervaarene Staatsdienaaren en Krijgslieden, meêr echte Duitfehe eerlijkheid, meer kennis van zijne landen, en der denkwijze en gt'aartheid zijnes Volks, kunnen opdoen. Maar, gelijk n scher aan merkt, fredrik hield het voor niet overeenkomftig met de Koninglij. ke waardigheid, te zijn, vcrrrouwlijk met zijne Staatsdienaaren en Onderdaanen omtegaan. (*) Zijn gezelkbap beftond te Rheinsberg uk zekeren chasot, een Fransch Officier, een verftandig man, —■ uit kaijzerling, een Courhndsch Edelman enFrai> fche verfen maaker , — tót zekeren' gevlugten Franschman jordan genaamd, die den Prins met zijne fnaakiche invallen vermaakte, en uit knobelsdorf, die echter niet zeer kortswijlig was; deeze had het opzicht over de gebouwen en de tuinen. Men vond daar echter ook Ceneraals, om over den oorlog te fpreeken; goede Toonkunftenaars , om fchoone conferten te maaken , en voortrefiijke Schilders cm de vertrekken te vertieren. De morgens werden aan de wetenfehappen gewijd; de avonden waren het eigendom der vermaaken. Fredrik fchildert zijne levenswijze in Rkeinsbeng in de volgende verfen. (f_) la% (*) Ib. S. 13. (|) Vie de tred. Tom 4. p. 294.  T R E D R I K DES TWEEDEN. 2$ La, fous un ciel ferein, as fis du pied des hé tres, Nous étudions Wolf, en depït de nos prctres. Les gr aces et les ris ont acces en ces lieux, Sans pourtant excepter aucun des autres Dieux. Tantöt, quand nous Jent ons bouilloner notre verve, Kous chantous en Phonneur de Mars et de 31i;ierve; Tantut le verre en main nous cèlèbrons Racchui, Et la nuit nous payons nos ïributs a Fênus. (f) Het laatfte zal zeker, voor zo veel hec fredrik betrof, met wijsgeerige onthouding gefchied zijn! —[ * * red rik gevoelde zeer wel, dat men Wïjsgeeren', Dichters en andere groote geleerden tot vrienden moeat hebben, wilde men geroemd zijn. De voornaamfte hartstogten, döordewelken hij thans beheerscht werd, waren de begeerte naar roem en de 'eerzucht, en derzelver gebied was te onbepaalder, dewijl liefde en wellust haar niet meer ten tegenwigt 'verftrékten'. Hij fchreef aan de voornaamfte hoofden der toen- maa- (*) Daar, onder eenen helderen hemel, aan den voe: der Beuken gezeten, beftudeeren wij wolf in fpijt onzer Priestert-n. De Gratiën en de Scherts hebben hier vrijen .toegang, zonder echter de overige Godheden uitteiluiten. _ Gevoelen wij ons ter dichtkunst aangebiaa^en, ftraks zin. gen wij ter eere van den Krijgs God en der Godinne der wetenfehappen. — Straks wederom vieren wij , met den be> ker in de hand, het feest van den Wijngod. — Bij nacht offeren \vij aan de. Godinne der liefde. — — B 5  Tt6 het, leven v a h maalige letterkunde. — wolf., rollin, m au pertuis, algarotti, voltaire en meêr anderen, werden met de vleiendfte brieven, met pligtplegingen en overdrevene lotïpraaken, door hem als beftormd. Hij zond hen brieven in rijm en onrijm; natuurgelchied — en Staatkundige verhandelingen. Het kittelde den Wijsgeeren, zich door eenen Kroonprins geroemd te zien. Zij andwoordden hem ten naasten bij zo als een opgetogen minnaar aan zijne .beminde fchrijfr. Zij noemden hem een groot Wijsgeer en Dichter. Voltaire noemde hem den Salomo van het Noorden, en dit alleen, om dat er een troon cp fredrik wagtte, eh om dat deeze voltaire den grootften Wijsgeer zijner eeuwc, en den voornaamften Dichter der waereld, had genoemd. Het ergerde naderhand voltaire, dat deeze laffe zotternijen, gelijk hij ze noemt, in de verzameling zijner werken gevonden werden; ondertusfchen werd half Europa door deeze loffpraaken verblind, en de waereld ftond verbaasd over eenen Kroonprins, die verfen maakte en een Wijsgeer was. De oude Koning, echter3 dacht 'er anders over. Hij kon het niet verdraagen, dat zijn Zoon met Geleerden en Wijsgeeren omging. Hij noemde hen des Prinfen verleiders. Bij de aanvallen van het Podagra dreigde hij het ganfche gezelfchap van fchoone geerten en wijsgeeren naar Spandau te zullen zenden. Deeze bedreigingen joegen het geleerde gezelfchap, dikmaals, zulk eene vrees aan, dat fredrik alle zijne welfpreekendheid noodig had, om te verhoeden, dat hem zijne fchoone geesten en wijsgeeren niet ontliepen. (*_) Kort (*) Vie de fredric Tom. i pag z6.  rKEDüiU DES TWEEDEN. 4? * * JK.ort voor zijns Vaders dood fchreef fredrik tegen de grondftellingen van Machiavel. Het gedrag zijns Vaders had bij hem- tegen eigen.» dunklijk geweld eenen tegenzin verwekt; en van daar prees hij toen, van ganfeher harte, gerechtigheid en zachtmoedigheid, en verklaarde hij iedere weder-rechtelijke aanmaatiging van vreemde goederen voor eene misdaad. In 't vervolg zullen wij echter zien, dat deeze Prins , als Koning, zeer dikwijls de grondftellingen van den Schrijver volgde, welken hij thans wederlegde. ( Voltaire drukt zich hier over meêr wijdloopig uit. „ Hij had mij zijn handfehrift naar Brusfei gezon„ den (zegt hij) om het te verbeteren en te laaten „ drukken. Ik had hetzelve ten, gefchenke gegeeven „ aan eenen % Hollandfchen Boekhandelaar van du„ ren, die de grootfte bedrieger in zijn foott was. (*) „ Eindelijk gevoelde ik eenige knaagingen mijnes ge„ wetens, wegens het in het licht brengen van dee„ zen Antimachiavel', daar de Koning van Pruisfen, die. millioenen in zijne kisten had, juist omtrend „ deezen tijd, den armen Luikenaaren, door den ge- „ hei- (*) Het luidt niet zeer waarfchijnlijk, dat voltaik eenen Boekhandehar met een handfehrift, en vooral met zulk-een handichrift zou befchonken hebben; maar veel meêr is het vermoedelijk, dat deeze Boekhandelaar dit handfchrift aan voltaire zeer duur betaald zal hebben, en dat deeze liever tegen het bevel des Konings , het werk wilÖC laaten drukken , dan het geld te rug geeven. A. d. H.  2S het.leven van „ heimen Raad rambonet, een millioen liet afncemen. Ik dacht dat'mijn sat.omo zich in het ver„ volg daar mede niet zou laaten vergenoegen. Zijn „ Vauer had hem 66400 Soldaaten nagelaaten; hij ver„ mêerdetde dcrzelver getal, en fcheen lust te hebben, „ om zich van hen bij de eerde gelegenheid te bedie„ nen. Ik bragt hem deswegen onder het oog, dat het „ misfchien niet welvoeglijk zou zijn, zijn boek juist „ in eenen tijd te laaten drukken, waarin men hem „ zou kunnen verwijten, dat hij zelve deszelfs grond„ Hellingen overtrade. Hij gaf mij verlof, de uitgaa„ vc te beletten. Ik ging deswegen naar Holland, om „ hem deezen kleenen dienst te bewijzen; m.aar de „ Boekhandelaar eischte zo veel geld, dat de Koning, „ die eigenlijk in zijn hart 'er niet boos om was, „ dat zijn werk. gedrukt wcrde; het drukken van het „ zelve liever om met wilde hebben, dan zo veel „ gelds te geeven, om te beletten dat het gefchiedne."' De Antimachiavel werd alzo gedrukt. * * In het jaar 1738 ging de oude Koning met den Erfprins naar het Loo om den Prins van Orange een bezoek te geeven. Op deeze reize werd fredrik een vrij - metzelaar. Zijn Vader fprak geduurende den maaltijd op eene zeer onbefcheideue wijze over deeze orde; dit ontftak in den Prins, die gaarne tegen den zin zijnes Vaders handelde, juist den lust, om zich ,jn dezelve te laaten aanneemen. Hij gaf deswegen zijn voorneemen aan den Graave van buckkbürg te kennen. Deeze bezorgde het, dat  FREDRIK DES TWEEDEN» fredrik op zijne reize door Brunswijk in eene bij» zondere, van Hamburg daar coe aangewezene, heimelijke Loge weid aangenomen. Bij geluk vernam zijn Vader daar niets van ; de leden deezer eerwaardige Loge zouden anders niet zeker zijn geweest van opgehangen te worden. In het eerfte jaar zijner regeering bekleedde hij de plaats van Grootmeester in eene prachtige Loge te Charlottenburg, en nam den Prins wilhelm van Pruisfen, den Markgraaf kar el van Brandenburg en den " Hertog van Holflein tot leerlingen aan. Zijnen gefchiedfchrijver ftsciier moeit het zeer, dat fredrik, die reeds zo verre in de vrij-metfelaarij gevorderd was, niet eindelijk tot het grootmeesterfchap van alle Duitfehe, of ten minften van alle Pruififche Loges, zij opgeklommen. — Ik twijfelc zeer, of de gehcele orde deezen wensch wel gaarne zou hebben willen onderfebrijven. Offchoon fredrik vrij - mctfelaar ware zo wilde hij echter buiten de Loge daar voor niet bekend (laan. Een tapijt-werker, die op zekeren dag eens in de Koninglijke vertrekken werkte, wilde zich bij den Ko^ iiing als vrij-met fel aar bekend maaken; dan BROEDER fredrik keerde den Broeder tapijt-werker den rug toe — en ging heen. Geduurende den oorlog wegens de opvolging in het gebied van Beieren ftelden eenige vrij-metfelaars boven hunne opdragtsbrieven aan den Koning hunne tekens, tituls en randen. De Koning zond hunne opdragtsbrieven aan den Lieutenant der Policïë , en liet het hen verbieden immer weder van deeze tituls, jegens hem, gebruik te maaken. (*) Het (*; Vie de fRed, Tom. i pag. — weder een ftaaltjen van  3« 'HET LEVEN V A W * « * Het podagra van Koning wtlhelm floeg over tot eene waterzucht. Reeds met het' begin des jaars 1740 was zijne ziekte zeer gevaarlijk, en tegen Bloeimaand van dat jaar was alle hoop op zijn herftel vervlogen. In den nacht tusfchen den 16 en 27 van die maand ontving de Kroonprins met eenen Expresfe het bericht, dat de toefland des Konings thans ten uiterfle gevaarlijk was. De Prins vloog naar Potsdam; doch vond echter zijnen Vader beter dan hij zich verbeeld had. De oude Koning zat in zijnen armftoel, en fprak met zo veel vuurs en nadruk, als ware hij niet ziek geweest. Fredrik geloofdp reeds, dat zijne vrienden, die hem den Expresfe gezonden hadden, hem om bestwil, een weinig hadden beet gehad, (*) als zich bij zijnen Vader nieuwe kwaaien vertoonden. Thans gevoelde Koning wilhelm zelf, dat zijn einde naderde: hij liet derhalven twee Geestlijken bij zich komen, en — biechtte zijne zonden. Voornaamelijk befchuldigde hij zich zeiven van in toorn, dikwijls, groote ongerechtigheden begaan te hebben; doch troostte zich met de gedachte/dat hij zich van fredrik.s rechtvaardigheid en grootmoedigheid. Die en het vorige van den Tapijt-werker bewijst, dat de lecreder gelijkheid bij Vorsten geene gangbaare munt kan wor. den. Vert. C*) Le trinet erut qu'011 s'etoil moaué ie lui. Vie ie fr«Bv pag. 27.  FREDRIK DES TWEEDEN. 31 zich nier aan echtbreuk had fchuldig gemaakt (*), en dat hij de Geestelijkheid in eere had gehouden. De twee dienstknegten Gods verfterkten hem in zijn vertrouwen, en Koning wilhelm hoopte op den hemel. Op den 31. van Bloeimaand nam hij van zijne Gamaatin en Kinderen affcheid; liet zich daar op nog eens aan het vengfter brengen, om de wachtparade te zien, en ftjerf kort daar op met de woorden: 6 ijdel* held', ó ij delheid! Twee dagen voor zijnen dood gaf hij op , de wijze op welke hij begraaven wilde worden; welke van woord tot woord uit zijnen mond werd opgefchreven. Ik vertrouw mijnen Leezeren niet weinig Vermaak te zullen toebrengen, wanneer ik hen dit klugtig foort van uiterfle wil, 't welk zo recht met het wonderlijk eharaéler van deezen Koning overeenttemt, mededeeie. Ziet hier het zelve. « ■ Mijn lieve Zoon! „ Ik Helle hiermede in uwe handen het voorfchrifc, „ hoe gij met mijn lichaam zult te handelen hebben, „ wanneer de Allerhoogfte mij van deeze waereld zal „ hebben opgeroepen. „ i. Zo dra ik dood ben moet men mijn lichaam „ wasfehen, het zelve een fchoon hemd aantrekken, „ en op eene houten tafel nederleggen. Daarop „ moet men mij fcheeren en reinigen, en met een la„ ken toedekken. In deezen toeftand laat men mij „ vier uuren liggen. » U <*) Aldaar  56 het leven van ,, a. Dan moet mijn lichaam geopend worden, in tegenwoordigheid van den Generaal - Lieutenant van büddenbrok, — den Overften derschau, „ den Overften Lieutenant van einsidel, den Mar, jor van bredow, der Kapiteins van prins en „ hacke, den Lieutenant van wintekfeld, — „ van alle Geneesheeren en Regiments Veld-Chirurn gijnsj welken zich in de Stad bevinden, en van ,, mijne Kumerdienaaren. Men ïuoet naauvvkeurig on,, derzoeken aan welke ziekte ik geftorven ben, en „ in welken ftaat zich alle de deelen mijnes lichaams „ bevinden, lk verbiede uitdruklijk eenis; deel mijnes „ licha ams aftezonderen ; men moet ook zo veel mo„ gelijk zorge draagen, dat 'er geen water of andere „ vogten in gebragt worden; hier na wascht men mij „ fchoon af, en trekt mij mijn beste kleed aan. „ 3. Bij mijnen dood moeten de nieuwe Uniformen ,, en nieuwe Hoeden uitgedeeld worden. Ken vol„ genden dag verzamélt men mijn regiment en laat „ de Bataülons formeeren. Het eeifte bataillon maakt front tegen het flot: de rechter vleugel breidt zich „ uk tegen die zijde der rivier, waar de muur begint; daar op volgt het tweede bataillon, en vervolgens „ het derde achter ait tweede. Alles moet in volle „ orde weezen en ieder Grenadier twee patroonen heb„ ben. De vaandels moeten met floers en de trom,, men met zwart laken bekleed worden. De Pijpers ,, en Hoboïsten, moeten van 's gelijken floers heb„ ben. Ieder Officier doet een gekruischt floers om „ den arm en den hoed. „ 4. De Lijkkoets, welke uit de paardeftallen van ,, Berlin genomen moet worden, moet tegen over „ den groenen trap worden geplaatst. De paarden „ wor-  FREDRIK DES TWEEDEN. 33 „ worden met den kop naar de rivier gezet. — AgE „ Kapiteins moeten mij naar de lijkkoets draagen , en „ dan weder «aar hunne diviilën te rug keeren. Dee„ ze zeilde agt* Kapiteins neemeu mij ook weder uit de koets en brengen mij naar de kerk. 5. Zo dra de optogt begint, maakt zich mijn regi„ ment ter marsch gereed. De tambours fiaan den „ dooden-marsch en de hoboïsten ipeelen het bekend „ lied: 6! Hoofd vol bloed en wondenl Daar op rijde „ de lijkkoets voort tot aan de ijzeren deur; daat „ blijft zij daan. Het geheele regiment trekt {[defiliert') „ voorbij de koets heen. Het eerfie bataillon plaatst „ zich voor de kerk; dan volgt het tweede en dan hec ,, derde. Zo dra zij voorbij getrokken zijn begint de „ optogt wederom. Mijn twee zoonen wilhelm en „ hendrik blijven bij het regiment. Gij, als mijn „ eerst-geborene zoon zult met den kleinen ferdi„ nand, in orde, achter de koets gaan, gelijk ook „ alle Generaals en Officieren, die 'er tegenwoor„ dig zijn, en dewijl zij niet tot het regiment be„ hooren, genegenheid hebben om den optogt te vol» gen- „ 6. Dan wordt door die agt Kapiteins van mijn regi„ ment, waarvan ik reeds gefproken heb, mijn lichaam „ in de kerk gedraagen ; en zij moeten daar mede die „ deur in gaan, die ik, ter kerke gaande, altijd ge-, „ wend ben geweest in te gaan. Op de kist legt men „ mijnen fchoonften kommando-degen, mijn fehoon„ fte fjerp, een paar vergulden fpooren en een ver„ gulden helm. Alle deeze dingen zal men in mijn „ tuighuis vinden. Als de gezegde Kapiteins mij, op „ de vooricbrevcne wijze, in de kerk hebben gebragt, „ wordt de kist even voor aan onder den koepel neder- Q 33 ge«  54 HET LEVEN VAN „ gezet. Als dan worde door de Hoboïsten en Tiet „ Orgel een müzijkftuk uitgevoerd van de famenftel„ ling van den Organist siöon. De Kapiteins die „ mij gedraagen hebben keeren in dien tusfehentijd tot „ hunne divifiën te rug. Eenige Generaals en Staf- of„ ficieren zullen mij wel de laatfte eere bewijzen en „ mij in den grafkelder brengen. Dan moet met vier ,, Hukken kanon, welke men van Berlin laat komen, „ en die naar de plantagie gericht zijn, twaalfmaal fal„ vo gefchoten worden. „ 7. Ik verbiede over mij eene lijkreden te houden ; „ maar wanneer de afvuurïng is gefchied dan gaan de „ bataillons uit één. De Grenadiers brengen de Vaan„ deis daar heen, waar gij, mijn Zoon! dat beveelen „ zult ; de Kompagniën marcheeren naar de wijken „ hunner Kapiteins. Men geeft aan ieder Grenadier „ twee grofchen gelijk in den exercitietijd. „ 8.. Des avonds moet aan alle Generaals, aan alle de ,, Officieren van mijn Regiment en aan de vreemde Of„ ficieren, die mijne begraavenis hebben bijgewoond, „ in den grooten Tuinzaal een feest gegeeven, worden. „ Het beste vat rhijnfche wijn, dat ik in mijn kelder „ heb, moet daar toe ten beste worden gegeeven, en „ men moet bij dit feest niet dan goeden wijn drinken. „ 9. Veertien dagen hier na moet in allen de kerken „ van mijn Rijk eene lijkreden over mij gehouden wor„ den , voor dewelken men ten tekst moet neemen, de woorden : Ik heb den goeden ftrijd geftreeden. ,, {bonum certamen certavi). Over deezen tekst wordt „ des voormiddags gepredikt; dan zingt men het lied: j, Wer nur den Ueben Goit hht walt en. Van mijn le- ven, mijne daaden en van alles wat mij perfoneelijk „ betreft, moet geen enkeld woord gefproken worden: maar  fredrik des tweeden. 3J maar men moet het Volk melden, dat ik als een ,, groot zondaar geflorven ben en dat ik God om ver„ geeving heb gebeden. — Om kort re gaan; ik verftaa „ niet, dat men mij, in deeze lijkredenen verachte, ook „ niet, dat men mij prijze. „ 10. Aan mijne bedienden wil ik geene rouwklede„ ren hebben gegeeven, uitgezonderd een floers lint „ om den hoed. Voor het overige moeten 'er, mijnent3, wege, geene plegtigheden in *t werk gefield worden. „ Ik twijfele niet, geliefde Zoon! of gij zult mijnen laatflen wil wel met de grootfle naaukeurigheid „ ten uitvoer brengen. Voor het overige ben ik tot in den dood uw ge« trouwe Vader en toegenegen Koning." fredrik wilhelm. Postdam den Sto. Maart 1740. Fredrik hield zich niet volflrekt aan het voor* Ichrift zijnes Vaders. Hij beval aan de Univerfiteit te Ilal/e, om over den overledenen Koning, met de grootfle plegtigheid, eene lofreden te houden. Dr. babmïarten kreeg bevel een treurzang te vervaardigen voor dewelke g r a ü m de rauzijk to famenflelde. Van Dresdtn werden drie Zangers onr» boden, om dezelve te zingen —- In 't kort, fredrik wilde ten minste liet Volk doen gelooven, dat hem de dood zijnes Vaders zeer getroffen had, C 1 Frï«  30 het leven tak • * • Fredrik beklom den troon. De Dames droomden van een fchittrend hof, verfierd met al den glans van een dwangloos vernuft, griekfche pracht en alle bevalligheden, welken uit kunften en wetenfchappen geboren worden. Het Volk hoopte op eene vermindering van lasten, — op vermindering van den dwang tot krijgsdiensten, en eene milddadiger regeering. De fchoone geesten van Rhijnsberg zagen in hunne verbeelding louter gouden bergen vooruit. Eenige fchreiddeu van vreugde. Kaizerling (onder anderen) dacht van vreugde gek te worden. Allen zagen zij zich in hunne verwagtingen bedrogen. De Koning was even zo zuinig als zijn Vader. Zijn tafel, daar onder begrepen die der huisbedienden en Officieren, kostte jaaarlijks'Hechts I2oaodaa!ders(*). Zijn Kamerdienaar was tevens Opperhofmeester en Qppermondfehenker. De Armee werd met eenige Regimenten verfterkr. "De fchoone geesten te Rhijnsberg werden wel bevorderd, echter moesten zij iets bij de hand neemen, — werken — en zich nuttig maaken. Jordan werd ' Geheimraad; hij had echter eenen uitgebreiden werkkring afteloopen, en moest de honderd daalders, die hij daar voor bekwam, zuur verdienen. Kai- (*) De levensmiddelen werden van tijd tot tijd duur«r en echter moest dezelfde fom daanoe rond fchieten. Keukenfehrijvers , welken hem deswegen het een of ander ter verandering vooritelden , werden afgedankt, en een zelf» deswegen uaar Spandeu gezonden. Zie euschinc bl. 13.  FREDRIK DES TWEEDEN. 37 Kaizerling werd Overfte en Vleugel-Adjudant; endertusfchen noodzaakte men hem , om zich met ernst op het Soldaaten-handwerk toe te leggen, en dat viel hena moeilijker dan verfen te maaken. Chasot kreeg een Corps Jagers. In 't kort: de boezemvriend fredrik handelde thans met zijne vrienden als Koning: dat is te zeggen: hij lag het 'er op toe, om zo veel nut van hunne bekwaamheden te trekken, als mogelijk was. ■• * w lhelm, die, gelijk bekend is, een groot gierigaart was, gaf zijnen Zoon zeer weinig geld; ondertusfchen eischte de levenswijze, welke hij met zijne fchoone geesten te Rhijnsberg hield, groote uitgaaven. Daar waren ook menfchen genoeg, welken hem deels borgden , deels geld op eene andere wijze wisten te •bezorgen; onder deezen was zijn vriend, suhm, die zelfs in Rusland eenige fommen voor hem opnam. Naulijks, echter, was fredrik Koning gaworden, of hij wilde van deeze fchulden niets meêr hooren. Hij zond zijne fchuldeifchers weg, met deezen troost: Ik wil u leeren eenen Kroonprins geld te leenen l eenige weinigen ftelde hij fchadeloos door hen een ambt te geeven; de meesten, echter, verloren alles. Fischer, 't is waar, prijst hem deswegen, en gelooft, dat fredrik door deeze wijze van doen, zijnen grooten geest, van eene verheve zijde, — gelijk ook zijne fcherpzinnigheid, om de dingen in derzei • ver waare gedaante te leeren kennen , — vertoond hebbe (f). Ik, (f) Fisckers Gefchichte ifte band. feite s5. c3  HET LEVEN VAN Ik, echter, vinde 'er noch groene geest, noch fcherpzinnigheid in, dat men zijne ichulden niet betaale; en geloove, dat het eenen Koning altijd tot groote eere verftrekt, dat hij getrouwlijk zijn woord houde. Ook veelen. van zijne oude gunftelingen bleven onbeloond ; ondertu&fchen verhief hij toch den Kamerprefident van munchow tot den Graavenftand, dewiji bet misfehien minder kostede eenen Graaf te maaken, dan pennoenen te geeven. Schwerin en katt werden Graaven en Veldmaarfchalken; en die arme Mairresfe (*) die zijnentwegen gegeesfeld en naderhand aan. den opziener der huurkoetzen in Berlin uitgehuvvlijkt werd, verkreeg een pennoen van honderd daalders , welken haar geduurig op zijn tijd betaald werden. • Zij liet zich Mevrouw schommers noemen; was een; lang, mager, vrouwsperfoon ( f ) , 't welk wel eene fibille geleek, en 'er gansch niet zó uitzag, dat zij verdiende, om ter liefde van eenea Kroonprins gegeesfeld te worden (§). * * F .. JL redrik wilhelm het zijnen Zoon een Rijk na, bevolkt met 2,240,000 menfehen; -— voorzien van 12 millioenen Staats -inkomsten, en een fchatkist van 72 millioenen (4). Dee- (*) Vie de fred, Tom. I. p. 157. j Ct) Geheime nachrichten zu voltairi kben , feite 71. (5) Als boven. (40 Wij hebben hier voor reeds gezien, dat fredrik in zijne nagelaaten fchriften , in het opgceven deezer forame , zeer verfchilt. A. d. H.  IIKD1II DES TWEEDEN. $9 Deeze fchat moest eigenlijk het voornaame fond» voor de Armee uitmaaken, — uit dewelke zij haar onderhoud moest trekken, wanneer door een buitengewoon ongelukkig toeval het ganfche land in de magt eenes vijands verviel ( * ). Voor ieder duizend man was een millioen gerekend, en zo dikwijls de fchatkist met eenige millioenen vermeerderd werd, even zo dikwijls werd ook de Armee met eenige Regimenten verfterkt; de burgerfland echter werd (om zo te fpreeken) eenige millioenen armer. Behalven den grooten fchat vond fredrik ook welvoorziene tuighuizen; vestingen, die zich in den besten {laat van verdediging bevonden, en een Kadetten corps, 't welk hem , in geval van nood (t), reeds halfbekwaame Officieren kon keveren. Het burgerlijk befluur was in den besten toefland, 'Want het was gevormd naar dat van Parijs. Het ftelfel der geldmiddelen ftond op eenen vasten voet; dat is te zeggen : de wegen van toevoer tot de fchatkist waren zodani-» gerwijze aangelegd, dat tot dezelve al geduurig meer millioenen toevloeiden. De oefening der Juflitie gefchiedde onverbeterlijk; want zij was krijgskundig, en de Prefident en Raaden ftonden onder het bedwang van den Oostindifchen rotting. Zo was het met den Haat gefield ten tijde waarin ïred rik den troon beklom. Hij gevoelde het, dat zija (*) Fischer I. D. bl. 41. — Ik ben, echter, van êevoelen, dat, bijaldien het ganfche land eenmaal in vijandlijke handen ware gekomen, het met de Armee en den fchat 'er ook Hecht zou uitgezien hebben. A. d. H. (f) Vie de ïRed. Tom. I. p 3*. C 4  4° hst leven van zijn Vader op eenen vasten grond had gebouwd; want hij vond fchoone millioenen in de fchatkist en omtrend 80000 welgeoefende Soldaaten op de been. Fischer zegt (*) dat de Goddelijke Genie van fredrik ds«m»e gefchikt was, om hier .nog onvolmaaktheden te ontdekken en verbeteringen te weeg te brengen. Hij maakte verfcheidene veranderingen in de krijgsoefeningen, — dankte het Postdammer Reuzen- Regiment af, waarvan hij flechts een bataillon tot eene Lijfguarde be-. hield; ook maakte hij eenige veranderingen bij de Ruiterij. Zijn Vader beminde den vrede, wijl hij zijne fchoone Soldaaten en zijne millioenen lief had; en de gelukkigfte oorlog menfehen en geld kost. Fredrik integendeel was overtuigd van de juistheid dier aanmerking (f;, dat de beste oefeningen in vredenstijd niet. toereikend zijn, om een goed Soldaat te maaken, en dat het volftrekt noodig zij, hem gelegenheid te verzorgen, om zich in ernftige gevallen te doen kennen. Deeze ftèlling moge geheel wettig zijn, zij geeft onderrusfehen gelegenheid tot deeze eenigzins zonderlinge fluitreden: dat ieder ftaat, welks grondftelfel krijgszucnng is, van tijd tot tijd, met den eenen of anderen nabuur moet oorlog voeren, en zulks enkel op dien grond: opdat deszelfs Soldaaten het regten niet zullen afwennen. Eene geheel naïve oorlogsverklaring zou het voorzeker zijn, welke dus luidae: „Ik heb, wel is waar, „ tot hier toe met U, geliefde! in de beste verftandhou- » ding C*) I D. bl. 41. Ct) f ikke*. I. D. bl. 43.  tredrik des tweeden. 4I „ ding geleefd, en wilde ook gaarne deeze goede verftind„ houding nog langer doen voortduuren; maar ik zie mij „ genoodzaakt, veel geliefde! in uw land te vallen, op „ dat mijne Soidaaten iets te doen mogen hebben." In 't vervolg zullen wij zien, dat Koning frïdrik Hechts eene goede gelegenheid afwag-.te , om deeze ftèlling in daadelijke werking te brengen. * * * De eerfte twee maanden der regeering van fredrik vervlogen onder verfcheidene nieuwe inrichtingen en andete bezigheden van ftaat. De Landgraaf van hessen ka ssel was met den Keurvorst van Mentz in oorlog geraakt. De Koning fchreef aan den Keurvorst, dat hij voornecmens was den Landgraaf zijnen bijftand te verleenen, en daadelijk werd de Keurvorst tot billijker en christelijker gedachten overgehaald. (*). Fredrik begeerde een verlicht Volk te beheerfchen; bij veroorloofde deswegen eene onbepaalde vrijheid van denken en van den drukpers. Hij riep den Hoogleeraar wolf f te rug, denwelken hij nu de hooglte achting betoonde , maar ten kosten van wien hij zich ftraks vermaakte (f). Dat te rug roepen ging ondertusfehen met een weinig 'eigenbaat vergezeld. De Koning vertrouwde, dat wolf f een goed aantal voornaame en welbemiddelde Studenten met zich naar Halls zou trekken ( §). Mau- *(*) Vie de f red. Tom. I. p 201. Cf) Vie de f red. Tom. I. p 20o. tn zi-ne nageiaa. tene fchriften zegt hij van wolfp, dat hij Hechts het itelfel van lehmtz herkauwd hebbe. ($) Bufching uber fkeid. Char. S 43. C 5  4*. het LEVEN VAIf Maupertius werd Voorzitter der Hooge Schoole en euler Beftuurer in het vak der Wiskunde. Hoe zeer hij ondertusfchen de verlichting beminde, zo vreesde hij echter, dat te veellicht, den krijgsgeest, welks hoofdbellanddeelen werkzaamheid, matigheid en ondergefchiktheid zijn, mogte uitblusfchen. Fredrik ontwierp zich deswegen tweeërleie plans: hij wilde, naamclijk, zijne onderdaanen beheerfchen als Vader en zijne Soldaaten als Despoot ^ *). Hij (*) De Franfche befchrijver van het leven van fr.edr.ik, | verhaalt op bl. 311. eene ijsfelijke anecdote van dit despotismns. In den eerften Silefifchen oorlog was het, in zekeren nacht, op levensftrafle verboden licht in het leger te hebben. De Koning ging voorbij de tent van den Hopman ziet er. en ontdekte licht. De ongelukkige had zo even aan zijne geliefde echtgenoote gefchreven , en was van meening den brief te verzenden. — Wist gij het bevel niet? vraagde hem de Koning terwijl hij in de tent trad. De Hopman wierp zich aan zijne voeten en erkende zijne misflag. Zit neder, zeide de Koning, en fchrijf nog in den brief wat ik u zal opgeeven. — De Hopman gehoorzaamde en fredrik zeide hem deeze woorden in de pen: morgen zal ik op hel fchavot fterveii. Ziete r. werd ook in de daad den volgenden dag ter dood gebragt A. d. H. (f). rCt) ziet daar de daad en het uitwerkfel van het onbepaald en oppermagtig ik. wil. Wie vreest en fiddert niet voor het eenhoofdig oppergezag, 't welk zelfs onder de beheering van het grootst vernuft en rijpst verltand, zo ligt, zich waant verheven te zijn boren alle wetten- — 't welk bevelen geeft alleen om het vermaak te genieten van, zelfs in buitenfpoorigheden, gehoorzaamd te worden ; 't welk aan die bevelen gehoorzaamheid e'ischt, om dat het bewust is van eene meerderheid , wier kracht en fteunfel alleen beftaat in de af- wee»  rRESIIÏ DES TWEEDEN. 43 Hj bleef in 't vervolg echter niet getrouw aan dit plan, want hij handelde ook met zijne burgerlijke onderdaanen en geestelijken even als met zijne Soldaaten. Fredrik reisde nu naar Pruisfen en IVestfaalen, om zich aldaar te laaten inhuldigen. Op deeze laatfte rcize beving hem de lust, om zich incognito naar Parijs te begeeven. Hij nam den naam van du tour aan en gaf zich voor eenen Boheemfchen Graaf uit; zijn broeder wilhelm, die hem op deeze reize zou vergezellen, noemde zich den Graaf van s chafgötsch. Zij kwamen echter nier verder dan tot Straatsburg. Aldaar bezocht hij den Maarfchalk van broglio; bezag de vestingwerken en andere merkwaardigheden. In 't gaan naar de wachtparade werd hij herkend door een Soldaat, die voormaals in Pruilifchen dienst was geweest. • Dit maakte den Koning geemelijk; hij verliet Straatsburg en dacht verder niet meêr aan Parijs. * * V an Straatsburg reisde hij naar zijne Staaten in Neder duitschland. Voltaire zegt, dat de Luikenaars den Koning zijne reiskosten betaalden, en hij befchrijfc ons, met den hem eigenen luim, de famenkomst, welke hij twee mijlen van Kleef met den Koning had „ Ik (*) Vie de frederic Tom. I. pag. 204. weezenheid des gevoels van eigene waarde, en de verdooving van den gloed der edele vrijheid in flaaffche zielen door overmagt aan het dwangjuk gewend! Wie ijst niet, behalven voor alle despotismus,onder welk eenen naam ook geoefend, inzonderheid voor dat van eenen enkelen ftervilmg, die zich boven duizenden weetteverhefFen; voor wicn vuigeflaaven knielen, terwijl zij het verfchriklijk (lagzwaard kusfehen, waar mede Iiij naar lust en wel* fcehagen over het leven zijner medemenfehen befcfcilct! . ■ vb ut.  44 HET LEVEN VAN „ Ik ging ("'e zijn de woorden van voltaire) bij „ den Koning mijne onderdaanigfte opwagting maaken. „Maupertius, die reeds zijne oogmerken had, „ en van de zucht om Preiident eener Akademie „ te worden bezeten was, had zich zelf bij den Ko„ ning ingedrongen en woonde met algarotti en „ kaiserling op een koornzolder van dit Paleis. „ Ik vond aan de tuindeur een fchildwacht, welke de geheele Gaarde uitmaakte. De Geheimraad en „ Staatsminister rambonet wandelde in den tuin „ •heen en weêr en blies in de handen. Hij was uit„ gedoscht met lange morfige lubbens, een hoed met „ gaten, en een oude Magiftraatsparuik, van dewelke „ de eene vleugel in de rokzak hing, doch de andere ,, nauhjks den fchouder bedekte. Men vertelde mij, „ dat aan deezen man eene gewigtige Staatszaake ware „ opgedraagen; en het was met de daad zo. „ Men bragt mij in de Kamer van zijne MajeiTeit, „ en ik vond niets dan vier witte muuren. Door „ het fchijnfel van eene nachtkaars werd ik in een ka„ binetjen een kleine rustbank van derdehalf voeten „breed, gewaar, op dewelke een kleine man la% „ in een nachtrok van grof blaauw katoen gewikkeld! „ Het was de Koning, die in eene harde koorts on* „ der een flecht dekbed lag te zweeten en te trillen. „ Ik maakte hem mijn compliment, en begon met hem" „ den pols te voelen even als ware ik zijn lijfmedicus „ geweest. Toen de koorts afgeloopen was kleedde „ hij zich aan en begaf zich aan tafel. Alsarotti, „ kaiserling, maupertuis, de Gezant des Ko„ nings bij de Staaten Generaalen ik hielden de avond,, maaltijd ( het ïbupee ) met Hem , waar bij van „ do  fredrik des tweeden. ij „ de onflerfh'jkheid der ziele-, van vrijheid-, en van „ de Platonifche half wijven gefproken werd. „ Geduurende deezen tijd belteen de Geheimraad „ r a m b o n e t een huurpaard; reed den geheelen nacht „ door, en kwam des anderen morgens voor de poort van Luik, waar hij in naam zijnes Konings in on„ derhandeling trad, terwijl ondertusfchen 2000 man „ van Wefel gekomen, de vrije heerlijkheid Hom on„ der brandfchatting fielden' en op kosten des Bis„ fchops leefden. „ Deeze fchoone verrichting gefchiedde onder het „ voorwendfel, dat de Koning eenige rechten had op „ zekere Voorflad (*;. Hij droeg aan mij op het „ ontwerpen van een Manifest (f), en ik maakte „ 'er een dat zo taamelijk middenmaatig was ; want „ ik twijfelde 'er niet aan of een Koning met den„ welken ik den avondmaaltijd hield (foupeerde ) en „ die mij zijn' vriend noemde , ten allen tijde hec „ recht aan zijne zijde had. Het verfchil werd wel „ dra door middel van een millioen ( § ), 'c welk hij 5, in goede wigtige dukaaten eischte, bijgelegd." Na (*;) De Koning beweerde het rechtsgebied over de Baronnie van herstall. De onderdaanen weigerden hem. de huldiging, Leben ere». I. b.. en de Bisfchop die Hechts waande met een' Poëet te doen te hebben , onderfteunde hen in het weigeren deezer huldiging. De zaak Werd op den rijksdag gebragt, tot dat eindelijk een vergelijk getroffen en het rechtsgebied aan den Bisfchop voor 150,000 daalders werd overgelaaten. A d. H. (t~) Geheime berichten'tot het leven van voltaire. bl 32. (§) Volgends de voorgaande noot waren het Hechts «50,000 daalder*. A. d. Sl.  46 HET LEVEN VA» Na deeze reize wilde fredrik het overige des Jaars in Rhijnsberg doorbrengen, om aldaar de oude ftudicn weder aantevangen en zich van de onpaslijkheid op zijne Westfaalfche reize opgedaan te herftellen. Dan Keizer ka rel de zesde ftierf en Europa verkreeg eene andere gedaante. * * I D oor de pragmatieke fanctie en nog meêr door de rechten der natuur was maria theresia de erfgenaame der uitgebreide Staaten haares Vaders. De grootheid van Oostenrijk was voor de nabuurige Mogendheden reeds voor lang een voorwerp van geduurige onrust en naarijver. Het was in 't bijzonder eene grondftelling van het huis van Bourbon, de magt van Oostenrijk te verzwakken, deszelfs Staaten te verdeden , en de Keizerlijke waardigheid daar van af te fcheiden. Keizer ka rel zag het vooruit, dat zijne erfgenaame met deeze vijanden zou te ftrijden hebben; deswegen maakte hij 'er zijn werk van, om de meeste Mogendheden van Europa, zelfs Frankrijk en Spanjen tot Garandeurs der pragmatieke fanctie te verkrijgen. De goede Keizer maakte op deeze guarantiën ftaat; en echter zijn 'er flechts twee middelen, om groote Heeren hun woord te doen houden, -— naamelijk: eene volle fchatkamer en eene goede Armee. 't Is waar, de Keizer had, om die beiden te bekomen, in den Jaare 1735 en 1739 met opoffering van Sicilië en Napels en een gedeelte van Lombar dién, Serviën3 Wallachi'ên en Belgrado, den vrede gekocht; dan  ÏREDRÏK DES TWEEDEN. 47 dan 'er behoorden jaaren toe, om op verhaal te komen. Bij zijnen dood was de Turkfchs oorlog naulijks geëindigd; de troupen waren afgedankt en de bronnen van bijftand ver flopt. De naarijverige Mogendheden konden alzo geen gunffiger tijdflip vinden, om hun oogmerk omtrend Oostenrijk ten uitvoer te brengen. De gegeevene guarantiën ftrekten hen tot geene de minde belemmering. Waar vond men ooit eenig verdrag, 'r welk men niet in ftaat was in zijn eigen voordeel uit te leggen (*), wanneer men met eene verzwakte magt te doen had en van troupen en geld voorzien was ? Naulijks had Keizer ka rel de oogen gefloten of 'er deeden zich van alle zijden Pretendenten op. De Koning van Spanjen eischte de gezaamenlijke erflanden van het hais van Oostenrijk, en poogde ten minsten van deszelfs Italiaanfche be^itingen meester te worden. Hij grondde zijnen eisch op een verdrag tusfchen Keizer kar el den vijfden en ferdinand den eerften gefloten, uit kracht van het welke allen de Oostenrijk fche Staaten aan de kroon van Spanjen zouden vervallen, zo dra de manlijke erfgenaamen van dat huis zouden uitgeftorven zijn. Kar el Keurvorst van Beieren (eigenlijk Hechts het werktuig van Frankrijk) beweerde van 's gelijken, dat de ganfche erfenis hem toebehoorde — en vatte de wapens op. Hij grondvestte zijnen eisch op het testament van Keizer ferdinand des eerften wiens oudfte dochter met al bert den vijfden van Beieren gehuwd was geweest. Uit (p) Vie de Faedric Tom. I. pag. 38.  4S HET LEVEN VAM Uit kracht van dit testament zoude de vrouwelijke linie van dit huis van de erfopvolging uitgefloten zijn en de gezaamenlijke Staaten van Oostenrijk aan de nakomelingen der Gemaalinne van aleert vervallen. Augustus de derde, Koning van Polen, maakte aanfpraak op Oostenrijk, dewijl hij eene dochter van Keizer josef ten Gemaalinne had; en de Koning van Sardinië» eischte voor zich Milaanen, * * IVTiddelerwijl dat deeze Mogendheden hunne eifchenin orde voordroegen en poogden te doen gelden, bewandelde fredrik de tweede een veel korter weg. Hij geloofde, dat het tegenwoordig tijdflip het juiste ware, om met zijne 8ccoo mannen iets te onderneemen. Oostenrijk bevond zich zonder middelen van verdediging; de ftaat van deszelfs geldmiddelen was in de uiterfle verwarring; in het kort : de ftaatkundige toeftand der dingen begunstigde bij uitueemenheid de uitvoering zijnes plans. Keizer kakel de zesde ftierf in Wijnmaand en in Wintermaand flond Koning fredrik reeds met 30000 man in Silepën. Zijne eigene troupen wisten niet, waarheen hij hen voerde, tot dat hij hen, bij het intrekken in Silefi'èn, dooreen patent, het raadfel ontvouwde. (*) „ Uaar Sileftën fj zo heette het daar in3 de voormuur van Brandenburg is, zo is het oogmerk „ deeze Provincie in bewaaring te neemen en dezelve„ te verdedigen tegen, hen , die op de erfopvolging van- (♦) Vie de fred. Tom. I. pag. 41. ,  fredrik des tweede w. 4$ ^ van Oostenrijk aanfpraak zouden willen maaken." Men voegde daar nog bij: „ dac de Koning, 'er verre ,, afzijnde van de Koningin van Hongarijsn door deé* zen flap te beledigen, veel meer de nauwfte vriend,, fchap met haar wenschte te onderhouden, en dat hij deswegen aireede met haar in onderhandeling was „■ getreeden." Men wist het toen ten tijde nog niet, dat de zhi«* fpreuk van fredrik, beati posfidentes was (*)$ en men begon, met de daad, de grootmoedigheid deezes Konings te bewonderen, die moeds genoeg bezat0 om zich voor de rechten eener jonge, van alle zijden verlaatene, prinfesfe te verklaaren. Frankrijk zelve Werd in het begin bedrogen, en de m ar q ut s de beau v eau, zo wel als volt aire(+)* aan welken Hij (fredrik) drie maanden te voorerf , eenen brief fchreef, waarin hij Frankrijk als den erfvijand en roover van Duitschland afmaalde, geloofde voor vast, dat zich fredrik uit genegenheid vöof maria theresia tegen Frankrijk zou verklaaren. Doch, weldra lag fredrik het masker der grootmoedigheid af. Reeds waren zijne Krijsbenden in Site-* fiën binnen gerukt ( % ), toen zijn afgezant in Weenen, de Graaf (*) Onder de latünfche taalfeiten en lievelingsfpreukeri des Konings wis ook het beati pofidentes. Zie Bufclring bl. 33. C+ ) Geheime nachrichten zu voLTairs leb-en, feite 37. ($) Fb.edr.ik. zegt in het ifte deel zijner nagelaatefi werken, bl. 113. Schertzender wijze: dat zijne Armee vlug» gcr was dan zijn gezantfchap , dewijl zij twee dagen vcto* de aankomit van den Graaf van oottii te tycintn in Siïi* fin rakte. A. d. H. D  5® Het l t v i n Van Graaf van cotter, aan de Koningin van Hongarijln voorfla^en van vergelijking deed. Ziet hier den last, dien de Koning zijnen gezant liet toekomen; deeze kan ons te gelijk een begrip geeven hoe fredrik, ten naastenbij, de baitenlandfcheStaatszaake.n door zijne gezanten liet behandelen. C) „ Gij zult aan dat Hof berichten : dat ik i) „ bereid ben de Duitfehe Staaten van het huis van „ Oostenrijk met alle krachten tegen alle aanvallen te „ verdedigen. Dat ik a) onder deeze bedoeling met dé „ Hoven van IVeenen, Rusland en de Zeemogendheden „ in eene nauwe verbintenis wil treeden, Dat ik 3) ,, mijnen geheelen invloed zal aanwenden, om den „ Hertog van Lotharingen de Keiferlijke waardigheid „ te doen bekomen, en zijne vei kiezing contra \uos„ cunque te onderfteunen; ja: ik waage niet te veel, „ wanneer ik zegge, dat ik het zeker door zal zetten'. „ Dat ik 4} om het gezegde Hof in eenen goeden „ flaat van verdediging re ftellen, bereid ben aan het „ zelve twee millioenen guldens in gereed geld voor- „ tefchieten Gij begrijpt wel, dat mij voor zul- „ ke weezenlijke diensten en tot fchadeloos - ftelling „ voor het gevaar, 't welk ik daar bij Ioope, en voor „ de rol», welke ik ter uitvoering op mij neeme, eene „ genoegzame vergelding toekomt.—Met één woord, „ ik begeer den affiand van geheel Sile/tin ten loon „ mijner moeite en der gevaaren, aan de welken ik mij, „ tot behoud en voor de eere van het huis van Oos~ „ lenrijk, wil bloot ftellen." Het (*) Vie de ïreduic Tom. I. pag. 207.  FREDRIK DES TWEEDEïf. Het Hof van Weentn was het niet gewoon van een der rijksftanden zulk eene taal te hooren. De Koningin van [Jonganjën was het niet vergeeten, dat de Koning van Pruisfen een Leenman (Pafal') haarer voorzaten was (*), en dat fredrik aan haaren Vader zijn leven had te danken; zij andwobrdde hem', der» halven, op eene wijze, die voor haare geboorte,— dé waarde des Aartshertogelijken huizes, — maar zeker niet Voor de omltandigheden des tijds berekend was. Eigenlijk was het de Hertog van Lotharingen , die" den Koning, in dgn naam zijner Gemaliune, het vol-» gend andwoerd liet toekomen: Cf) ,, De Koning van Pruisfen is, als Vorst van het „ Duitfehe Rijk en Guarandeur der pragmatieke fanptie j, verpligt tot het verkenen van die hulpe, welke hif j, der Koninginne van Hongarifën aanbiedt. — Dé „ Koningin is alreede met Rusland en de Zeemogendhej, den verbonden; op welke onderrteuning zij kan (laat maaken'. — Volgens de gouiene bulle moet de ver4, kiezing eenes Keizers vrij zijn. — De twee millioe- nen door den Koning aangeboden zijn nauwlijks ,, toereikend ter vergoeding van de fchade, welke dö ,, Pruififche Troupen in Stiefën veroorzaakt hebben.—'* Te gelijker tijd liet maria thsresia door geheel Silejiën eene fchriftelijke verklaaring ( manifest) afkon» dïgen, waarin zij de onderneeming des Konings voor daadelijk vijandig verklaarde, en eisehte, dat de vreeai* de Krijgsbenden haare Staaten ontruimden. De onderhandelingen namen dus eer. einde. De Koning (*) Vie de fred, Tom. I. pag. 4%. (f) Vie de rtt». Tom. I. p 41. D a  5* HET LBTEW TAS ning maakte zich gereed, om zijne voorflagen in eifehea te veranderen en door geweld te doen gelden. Zijn Kancelier lo de wijk te ƒ/*//*, die 'er voor bekend ilond, dat hij aanfpraak op iets wist te maaken of fchoon 'er geen de minste grond voor dezelve was, kreeg bevel, om een zeer uitgeplozen ( * ) en kunstig re famen gefield manifest, gereed te maaken; maar alvoorens nog de Kancelier de bouwfloffen daar toe in gereedheid had, was fredrik reeds in het bezit van een groot deel van Sileflên. Hij geloofde het niet, noodig te zijn, eerst zijn recht te bewijzen, wanneer men de fterklle was. Tred rik maakte aanfpraak op het Hertogdom Ja* gerndorf met de Heerlijkheden Leöbfchutz, Oderburg, Beuthen en Tarnowits, welken aan zijn huis, in den dertig jaarigen Oorlog door Oostenrijk ontnomen waren; wijders, uit kracht eener erfelijke verbroedering tusfchen zijne voorzaten en den Hertog fredrik van Liegnitz, — op de Vorstendommen Liegnitz, Brieg en Wohlau. Het Hof van Weenen, daartegen , ontkende de rechtmaatigheid deezer aanfpraaken, en beweerde, dat zo wel de erfverbroedering tusfchen den Hertoc van Liegnitz. en den Keurvorst joSchim, als ook het testament met opzicht tot fögerndorf, tegen het leenrecht was gemaakt, en derhalven met recht voor krachtloos waren erkend.geworden. — Men beriep zich deswegen op de verdragen van 1686 en 1695.; dan, de (•) Vie de mi d. Tom. I. p. 5- .  FREDRIK DEI TWEEDEN. $J de gronden van Oostenrijk waren te zwak, dewijl ze niet door 80000 man onderfreund werden. Fredrik befchreef naderhand de verovering van Silejiën, en gaf dezelve aan voltaire te lezen. Deeze fchreef de twee volgende plaatfen (*), als een bijzonder gedenkteken daaruit , voor ziehzelven a£ „ Men bedenke wijders, dat, tot den aanval altijd ge„ reede Krijgsbenden, mijne welgevulde fchatkamer en „ de levendigheid mijnes charafters de gronden waren, „ om den oorlog met maria theresia aan te van* „ gen — ( f ).» „ Eerzucht, eigenbelang, de begeerte om van mij „ te doen fpreeken , behielden de overhand, en het voeren van den oorlog werd befloten." Voltaire beklaagt het zeer, dat de Koning, toen hij hem deeze gezamenlijke werken te verbeteren gaf, hem deeze plaatfen liet doorhaalen. „ Eene zo zeldzaame verklaaring ( zegt hij) behoor- de aan de nakomelingfchap bekend te worden, om „ dezelve te doen zien, op welke gronden bijna alle „ oorlogen rusten." „ Wij, andere Geleerden, Dichters, Gefcbiedfchrij» „ vers en Akademifcbe Redenaars roemen deeze daa- den, (*) Geheime nachrichten zu voltairs leben , S. 29. Cf ) In zijne nagelaatene Schriften, welkea men het les* zend Publiek heeft opgedrongen, geeft F r e b s. 1 k bl. iaa. als eene Hoofdoorzaak voor zijn beiluit, om den oorlog te voeren, op, de krenking welke de Pruififche naam in dg waereld ondergaan moeste. Hij geloofde, dat de waereld den Pruififchen naam meêr eerbied zou toedraagen, wan« neer hij zijnen verzwakten nabuur een land ontaarrje» bad. A. d. H. »3  54 H8TX.EVENVAH s, den, en daar is een Koning, die ze ten uitvoer brengt, en (?) *- 1- vloekt." • tSHeften bad flechrs eene kleine bezetting tot dcszelfs verdediging. Dp Koning kqn ongetloord inrukken. Op bet einde van Louwmaand des jaars 1741. was Sileftën van Cros/én af, tot aan Jobhmka in Pruififche ïrragt. Ghgau, Pnegen Neisz verdedigden zich dapper. Breslau gaf zich over in hoop, dat men eene foort van ouzijdighei'd met hetzelve zoude in acht ncemen. Daar werd ook op den 1, van Louwmaand 1741. een verdrag van onzijdigheid ff) ondertekend; maar nauwiiljks was fredrik ter Stad ingetrokken, of hij beval reeds, dat zich allen de leden van het Oostenrijks ppperambtsgericht, binnen 24 uuren, op hunne landgoederen te verwijderen hadden ( § ). De Bisfchop van Pres/au , Graaf lodewijk van simzendoki werd op zijn Slot Gttathnu met 50 man opgeh'gt, dewijl hij met de vijanden des Konings (dat is te zeggen; met zijne rechtmaarige Souveraine, de Koningin van Hongerijïny eene ongeoorloofde verftandhouding on- (') Moe: hier ook tusfchen beiden Maan tuien de mensciïluid d,esv:egin f + (f) Fa ed c. ik ftaat toe, dat enkel de iiver voor de ^utherfchc Religie en een Dweepzuchtige Schoenlapfél hem §an de Stad Breslau hadden geholpen, daar deeze het Volk had opgeftookt, om deMagiftraat te dwingen, tot het ondertekenen van een overeenkomst van onzijdigheid met Pruisfen. Zie het ifte deel der Gtpbie-denis, mijnt* tijdi bl aijj. JLeben friid. ifte band. f/J) F«scher.s Gefchiclue Ifte th. feite Co.  fredrik des tweeden. 55 onderhield; en de Prefident der Opperambtsregeering de Graaf van schafgotsch moest, op bevel des Konings, geheel S'tlefi'èn veriaaten. ^ Om van eenen anderen kanc de gemoederen wederom te winnen , begunstigde hij de Protestantfche Geestlijkheid en gaf aan de Uames prachtige Feesten ea Bals. Men kan zonder fchertferij verzekeren , dat fredrik de harten der Silefiers meer door prachtige Feesten en Menuëtten (*_) gewonnen heeft, dan door den fchrik der wapenen. De Koning keerde naar Berlin terug, om de Mark (_ **) tegen eenen inval van wegen Hanover te dekken: De oude Vorst leöpold van Desfau trok aan de grenzen een leger van 30000 mannen te lamen. Het betrekken der winterkwartieren was, echter, van zeer korten duur. Met het einde van Sprokkelmaand was de Koning weder in Silefiën en tusfchen den 8 en 9 van Lentemaand werd Glasgau door den Erfprins van dessau ftormenderhand veroverd. De Pruififche Armee was nu tot 60000 mannen aangegroeid; Oostenrijk kon nauwlijks 25000 man op de been brengen. De Veldmaarfchalk van neüpers geleidde dezelven, in het begin van Grasmaand, uit Meravie over den Neife naar Silefiën. Den 9, was hij tot aan Brieg voortgetrokken. Hij had ten oogmerk zich van de Magazijnen en het grof gefchut des vijands, 't welk zich in deezen oord ba- vond, C* ) Vie de p R ï D. Tom. I. pag. 51. (**; Het Graaft'chap Marck. EU  5° HÏTÏ.EVENVAN vond , meester re maaken. Hij kwam een wèjnigsken te laat. Op den 10. viel de flag bij Mollwitz voor. Ue Oostenrijkfche Ruiterij verrichtte wonderen van dapperheid. De Generaal romer, die dezelve aanvoerde, wierp den rechtervleugel der Pruisfen overhoop. De Pruififche Generaal vanschulenburg viel aan de fpits zijner Troupes; alles week, en de flag fcheen verloren. Eindelijk bragt de Veldmaarfchalk schwekin, door een onophoudelijk vuuren, (de Oostenrijkers hadden Hechts 16, de Pruisfen 60 Hukken Kav non (*) ) het Oostenrijks Voetvolk in wanorde; te gelijkertijd werd ook de Generaal römer door een kogel geveld, en alzo bleyen , eindelijk, de Pruisfen, na een gevecht van 5 uuren, meesters van het ilagveld. De Koning, die het Kanonnen-vuur nog niet gewoon was, hield de flag yoor verloren , en vlood bij den eerften aanval tot bij Oppelen, 11 uuren van het flagveld. Een Oostenrijks Huzaar ( f ) vervolgde hem, en was hem digt op de hielen, vvanneer, de Koning zich omkeerde en hem toeriep: laat mij gaan, Huzaar! V zal u voordeel zijn. — De Huzaar herkende fan de befchrijvïng, welke hij 'er wel van gehooid had, den Koning, en liet den fabel vallen met de woorden: Top! na den por kg / _ Tof wederzien*. zeide de Koning en maakte zich voort, Deeze Huzaar werd in 't vervolg Generaal ip Pruififchen dienst. Qverfte yan een Regiment Huzaaren, en Ridder der grootfte Qrdej hij hcjette «aol werker (§)„ (?) Vïschïr ifte theil feite 6%. (f) Vis de fr.eor.ic Tom. I. pag. ai*. i)J AU boven.  f t I I S I I DES TWEEDEN. 57 Fredrik bragt den nacht omltreeks Ratibor aan de Poolfche Grenzen, op eene molen, door. (*). Hij was daar [in eenen wanhoopigen toeftand, tot dat hem een Jager uit het Leger van Mollwitz, de tijding bragt, dat de flag gewonnen was. Dit nieuws werd hem een kwartier uurs daarna door een Generaal-adjudant bevestigd. Nu verliet de Koning zijne fchuilplaats, en kwam des anderen morgens wederom in het Leger aan; — schwerin viel echter, weldra, een weinig in ongenade, om dat hij koen genoeg was geweest eenen flag te winnen, welke hij, de Koning, voor verloren had gehouden. — Eenige fpotboeven maakten bij deeze gelegenheid op fredrik toepaslijk, 't geen men eens van een' Fransch Generaal zeide, die zich insgelijks in een molen had verdoken ; terwijl zijne Troupes eenen veldflag wonnen, Zij zeiden: (f) dat fredrik zich bij deezen zege met roem en meel bedekt had. ( § ). Maupertuis was den Koning (niet op eenen Ezel, zo als voltaire zegt; maar op een Huzaaren- paard, (•) Als boven. (f) Als b.wen p. 213. (5) Fredrik roert in zijne nagelaatene werken dee»e omftasdigheden in 't geheei niet aan, en verwekt alzo het vermoeden , dat hij, of niet met de onpartijdigheid gefchreven hebbe, welke hij in de inleiding belooft; of dat de uitgeever zijner fchriften alles weg gelaaten hebbe, 't welk den glans des eenigtn zou hebben kunnen verdooven, Misfchien hield het fredrik, die ook beloofde alleen belangrijke zaaken te zullen fchrijven, voor eeneniets beduidende kleinigheid, dat een Koning bij den eerften kanons •fchoot het hazenpad kiest. A. d, H, P S ,  het leven vak paard, 't walk den Oostenrijkers ontnomen was,) in den krijg gevolgd. Om den flag wel ter deege te zien klom hij op een' boom, Middelerwijl dat hij in vollen ijver bezig was, met het opneemen van den ftaat der beide Armeeën , zag hij een troup Oostenrijk fche Huzaar en, in vollen ren, op hem afkomen. De arme Celeerde, geheel van fchrik vervuld, fprong van den boom, en befteeg met moeite zijn paard, om uit den weg te komen; het Kuzaaren - paard had echter, bereids, zijne oude makkers geroken en ijlde hen na, ondanks alle moeite door den Prefident der Akademie aangewend, om bet zelve tegen te houden. De Huzaaren, die den half dooden Geleerden zagen aankomen, namen hem zijn groen Kleed, zijn Horologie, zijn Ring en een zilveren Snuifdoos af, en hingen hem in derzelver plaats, een' ouden verfcheurden mantel om de fchouders. Ten allen gelukken herkende hem de Verst van lichtenstein (*) die hem voorheen in Parijs had gezien, en verloste hem uit de handen der iïu/aaren. Maria t her es ia was grootmoedig (f) genoeg, om den Koning zijnen gevangenen Prefident, weder naar de Eerlijner- Akademie te rug te zenden, • * * Na den flag bij Mo/lwitz, .floeg Europa een meer opmerkzaam oog op Pruisfen. Tot hier toe had men met (*) Vie de fredric Tom. I. pag. 2J4. (t) Eigenlijk gefchiedde het uit erkentenis voor het lol] laaten des Bisi'chops van Brcslau. A. d. li,. \j\ a den flag bij Moiïwitz, .floeg Europa een meer opmerkzaam oog op Pruisfen. Tot hier toe had men met  ï ï K D ï IK ÖES TWEEDEN. 59 piet de groote Soldaaten, (*) de blaauwe rokkenen wit gepoederde haairen, Hechts gefchurtst: thans bevond men, dat een fchat van ji millioenen en 80000 mannen , welgeoefende Troupes in de handen, van eenen Vorst, die naar veroveringen haakte, gevaarlijke werktuigen waren. De voornaamfte magt van Europa was, toen ten tijde, tusfchen de''Huizen ''■Oostenrijk en Bourbon verdeeld. Het ftond nu aan Pruisfen, om aan het een of ander deel eenig ovèrwigt te geeven. Rusland, Engeland en Holland beijverden zich, om tusfchen fredrik en maria theresia een vergelijk te bewerken, en fredrik van eene verbintenis met de vijanden des Aartshertogelijken Huizes afteleiden. Men floeg hem voor, dat hij Silefiën ontruimen zou, en beloofde hem, wegens zijne gemaakte aanfpraaken, te vreden te zullen ftellen; maar fredrik had geen lust, om iets te laaten vaaren, 't welk hij reeds in'handen had; nog minder wilde hij de voorkeur geeven aan het bewandelen van den twijfelachtigen weg van Onderhandelingen, in plaats van dien der Wapenen, welke hem veel korter en nog veel zekerer toefcheen. Hij gaf, derhal ven, liever gehoor aan de Hoven Van Verfaillés, Munchen en Oresden, die allen de vernedering van het Huis Oostenrijk en de verheffing'van kakel op den Keizerlijken Troon bedoelden. De Hertog van belleisle, die terrtond na den flag bij Moihvitz in het Pruifisch Leger kwam, was de voor- naa- Vie cle erederic Tom, L pag. 50.,  00 HIT LEVEN VAN naame drijfveder van dit ontwerp, 't welk ook, ten minden met opzicht tot de verkiezing eenes Keizers, werd doorgezet. D e Silefifche krijg ging alzo zijnen gang. Op den 7, van Bloeimaand gaf zich Brieg aan de Pruisfen over. Thans was de Koning Heer van Neder-Silefiën, tot aan Breslau en Nei/z. Zijn genie flelde hem in ftaat tot het verzinnen van eene list, om zich, niet tegenftaande het verdrag van onzijdigheid, van Breslau meester te maaken. Men befchuldigde deeze Stad, dat zij met den vijand in veiftandhouding Hond; men beweerde zelfs brieven (*) bekomen te hebben, welke zij aan den Generaal neuperg zou hebben gefchreven, — Met de daad had deeze geheele zaak veel gelijkheid met de fabel, waar in het Lam door den Wolf befchuldigd werd, van de bron troubel te hebben gemaakt, of fchoon het beneden aan het vlietjen had gedronken 'q welk uit de bron gevloten was; hoe 't ook ware; fredrik wilde in 't bezit van Breslau zijn, er*' fredrik was de fterkfte. -— In (*) Volgens de eigen woorden van fredrik in zijne ragclaatene werken, i deel bl 151. - waren het eenige oudo Dames, die door middel van Monniken zekere verftandhou. ding onderhielden; en welken door dweepzieke Religie ijver en (gelijk fredrik zich zeer hoflijk uitdrukt) door 0«. tfnrijkjeben Hoogmoed voor de Koningin van Hongarije», , vervoerd weiden. A. d. li. *  ÏRKT5RIK D E'S TWEEDEN. 6l In den nacht van den 9. van Oogstmaand, liet hij 8000 man in de voorlieden en des anderen morgens in de Stad zelve binnen rukken. Men wendde voor, dat deeze Krijgsbenden flechts door de Stad zouden trekken, om vervolgens over den Oder gezet re worden. ' Dit doortrekken was op het verdrag van onzijdigheid gegrond. Deswegen maakten de Breslauèrs daarin geene zwaarigheid. Zij'geloofden niet, dat de Koning, uit vrees voor eene verflandhouding Van oude wijven , het verdiag zou breeken. De Plaats-Major ftel* de zich, zo als gewoonlijk gefchiedt, aan het hoofd der Pruififche Troupes , om dezelven door de Stad te leiden. Dan de beleefde Pruisfen ontfloegen hem, weldra, van deeze moeite. Zij lieten den Major met zijn kommando onbelet, rechtuit gaan, en keerden zich op den hoek van de NiColaas-ftraat om, en trokken op de Markt aan. De Major zich verbeeldende, dat de Pruisfen zich in den weg verzonnen, fchreeuwde met al zijne kncht, dat ze hem 'moesten volgen; doch men hoorde niet. Eindelijk vervoegde zich de Erfprins van dessau bij den Major en bedankte hem voor de beleefdheid, die hij wel had willen.betoonen, om de leidsman der Pruififche Troupes te weezen, en verzocht hem te gelijk den degen optefteeken, dewijl de Pruisfen in de Stad zouden blijven. (*) De Burgerij wilde de Poorten fluiten en de Brug,gen ophaalen, om het verder indringen der Pruisfen te beletten, Cf) dan deeze hadden de zwaarfte ba- ga- (*) Vie de fr.eder.ic Tom. I. pag. 58. (O De Koning moet, derhalven, de harten der Silcfulrs, nog niet zo zeer hebben ingenomen, als zijne gefchiedfearijver* voorgeeven, A. d. H.  6* HCT LIVI1N TAS gagie-wagens tegen de Poorten en Bruggen geplaatst, en zo was alle moeite te vergeefs. In een uur tijds waren alle ftraaten met Soldaaten vervuld, en 's morgens om 8 uure, was de geheele Stad in de magt der Pruis/in. De Pruisfen bezetteden het Raadhuis met alle de toegangen tot hetzelve, en ontwapenden de Burgers en Stads - Soldaaten, die op de posten uitgezet waren. Op den zelfden dag liet de Veldmaarfchalk schwerin de Magiflraat en de voörnaamfte Burgers, op het Raadhuis ontbieden. Hij ontvouwde hen, in de vriendelijkfte bewoordingen, de oorzaaken, welken zijne Majefteit, den Koning, hadden bewogen, van het verdrag' van onzijdigheid af te' gaan; verzekerde de Burgerij de Koninglijke befcherming, en alle, Hechts mogelijke , gunst, en befloot met van hen te vorderen het afleggen van den eed van huldiging. . De Burgers^van Bres/au konden deeze verpligtende •wijze van redeneeren niet wederftaan en zwoeren den eed der trouwe. Op het zelfde oogenblik hieuw men den Oostenrïjkfchen Adelaar den eeneri kop af, om van denzelven,. eenen Pruififchen Adelaar te maaken. (*) Men wierp geld onder het Volk, en — zong het Te Deum / Slechts het Dom Kapittel en het Coïïegiaalftift tot het Heilig Kruis, weigerden den eed afteleggen (f); deels wegens derzelver bezittingen in Bohemen en Moravién, deels, wijls zij beweerden Hechts aan eenen Koning van Boheeme hulde verpligt te zijru Fredrik (") Vie de frede r Ic Tom. I. pag. 59. (f) Fischers Gefchichte ifte theil feite 75.  F R Ë D R ï Ï DES TWEEDEN. 6j DRIE liet deswegen hunne goederen in beflag neemen , en hun aanzeggen, dat zij Breslau en gansch Sileften binnen 48. uuren te verhaten haddej. De Oostenrijkers trokken met het grootfte deel hunner magt tegen Schweldnitz, waar de Pruisfen een Magazijn hadden. Zij legerden zich bij Frankenftein, ten einde derzei ver gemeenfchap met elkander aftefnijden. Zij hadden hunne ligging zo goed gekozen, dat de Korting niet in de mogelijkheid was, hem te kunnen aantasten. Hij poogde hen, derhalven, hunne veiTchanfing te doen verlaaten, en trok op den 8. van Herfstmaand over Tipliwod.i en IMünfterberg in de nabijheid van Neisz; waar bij hij een deel zijner bagagie verloor. De Oostenrijkers waren van 's gelijken opgebroken en legerden zich andermaal, tegen over den Koning\ zo voordcelig, dat hij niets over den Neisz kon brengen. Hij legerde zich dieshalven, bij Neuendorf, en trok eindelijk, op den 26. van Herfstmaand, ongehinderd over deeze rivier. De Koning trachtte verfcheidene maaien de Oostenrijkers tot het leveren van eenen Veldflag te bewecgen; doch deezen hadden daartoe in 't geheel geen lust,, en trokken op den 17. Van Wijnmaand tot aan Jagerndorf te rug. Neisz was thans geheel aan zijn eigen lot overgeiaaten, en gaf zich op den 3r. van Wijnmaand over. Na het veroveren deezer vesting ontving de Koning op den 7. van Slagtmaand, de algemeene hulding n Breslau, en nam den titul aan van Souverainen Hertog in Opper - en Neder - Silefèn. Men  6i HÉT LEVIN V A ï* Men had bij deeze plegrigheid het Rijkszwaard Vèr« geeten. Men behoefde echter niet lang verlegen te blijven; want de Koning trok zijn eigen degen, en gaf denzei ven den Veldmaarfchalk van schwerin, die dan het gevest daar van door de Leenmannen kusfen liet. ( * ) Den Adel won hij door bloote tituls (f), welken de eerzucht vleiden zonder dat dezelven op eenige verdienflen gegrond waren. Hij fchiep Vorsten, Graaven, Baronnen, — deelde Kruisfen, Ridderordens en Kamerlleutels uit, en verleende aan fommigen de Vrijheid, om op plegtige dagen zes paarden voor hunne Koetfen te fpannen. — Hij liet den Roomschgezinden hunne vrije Godsdienstoefening. De Proteftanten bekwamen nieuwe Kerken en nieuwe Leeraars, wanneer zij de daartoe noodige kosten konden betaalen; en de Koning, om zijne verdraagzaamheid of onverfchilligheid te bewijzen , woonde eene Proteltantfche Leerreden en Roonv» fche Misfe bij. ( • * » N u fcheen het met mAria theresia tot het uiterfte gekomen te zijn. Opper- en Neder - Silefi'èrf waren in frebriks handen. Een gedeelte zijner Krijgsbenden was door den Koninggr'atzer Kre'its tot in Bohemen doorgedrongen. In het begin van fiagtmaand' hadden de Saxen, van den anderen kant, het zelfde (*) Fischer i. th. f. 79. (f) Vie de FR.ED. Tom. I. pag. 65. ($) Vie de fr.ed. Tom. I. pag 63.  fredrik des tweede w. 6*5 de gedaan; de Keurvorst van Beieren had Praag weggenomen en zich als Koning van Boheemen laaten inhuldigen. Olmütz had zich ovefgegeeven; Glaz was ingefloteh, en de Maarfchalk de belleïsle had reeds op den 19. van Herfstmaand, in zijn Hötel te Franckfort aan den Mam , een plan of verdrag van vei deeling vervaardigd. De Koning van Engeland was de eenige, die zich ernstig ter onderfleuning der Koninginne van Honga» rijen gereed maakte. Hij nam Hesjifche en Deenfcht troupes in foldij, en, behalven deeze onderfleuning, ilond het Parlement aan maria ther"esia toe eenen jaarlijkfchen bijfland van 300,000. P. St., en nog boven dien hield zich een korps En^elfche troupes gereed, om naar Duitschland op te breeken. Fredrik zond den Hanoveraanen eene Obfervations-armée te gemoet; en in Oogstmaand verfcheen 'er eene van de Franfchen, onder het bevel van den Maarfchalk de maillebois, op de grenzen van Hanover. Tegen deeze beide Armeën gevoelde zich de Koning van Engeland te zwak; hij floot een ver» drag van onzijdigheid, waar in hij zich verbond, noch» der Koninginne van Hongarij'èn eenigen bijfland te verkenen , noch zich tegen de onderneemingen des Konings van Pruisfen en des Keurvorsten van Beieren, Op eenigerhande wijze, te zullen verzetten. Engeland, ondertusfehen, offchoon het doör den optogt deezer beide armeën, en de geduchte vertooning, welke dezelven maakten, deszelfs bedoelingen geene kleine beletlelen in den weg zag gefteld, en eenigermaate zelfs in het naauw werd gebragt, (gelijk het fluiten van het hief boven genoemd verdrag daar van eene blijk verftrekte) voer nog geftadig voort, orrt E deezes  HET LEVEN V A Tf deeze ongelukkige Vorstin , ten minden door gehei, me kunstgreepen der Staatkunde (* ), van dienst te zijn; het poogde onder de te famen verbonden vijanden van maria theresia verwijderingen naijver te verwekken. Men wist den Poolen diets te maaken, dat deeze oorlog de onderdrukking van den RoomschKathohjken Godsdienst ten oogmerk had; en den Ropmsch-Katholijken Rijksflanden, dat zich des Ko-' mngs bedoelingen tot de verkrijging der Bisdommen Bildesheim en Wurtzberg uitflrekten. Ik geloof, echter, dat men den Engelfchen te veel ten laste lage. _ De gelukkige voortgang der wapenen van tred rik, en nog meer de wijze op welke hij met maria theresia omging, moesten noodzaakJijk onder zijne bondgenooten naarijver en wantrouwen verwekken, zonder dat daar toe Engelfche drijfveeren .noodig waren. Men kan het daar uit opmaaken, dat Frankrijk aan het Hof van Weenen partijdige vredés. voorfkgen liet doen (f). De Franfche Generaals hadden geheime bevelen, om niets te waagen, en zich met de Pruisfen niet te yereenigen. — De Abt de st. pierre durfde ilraffeloos, en recht boosaartig, de grondbeginfelen vaq den Antimachiavel met 's Konings gedrag, jegens het Huis (*) FischSR ifte ta. feite 8*. Ct) De Kardinaal flïühi fchreef aan de Koningin van ffongarijë», dat zijn KoHing haar het bezit van Silefiën en Moraviën wilde verzekeren, Cguarandeeren) bij aldien zij aan Keizer k a r e l den zevenden, Boheemen en een gedeelte van Oostenrijk wilde afftaan. Vie de ir.bdr.ik Tom. I. pag. sip.  F * B O * J K DSC T.WirOEN. $6* Huis van Oostenrijk, vergelijken (*); — en dit alles kon toch onmogelijk eene politieke kunstgreep der Ètft gelfchen zijn. Zo veel blijft met opzicht tot Engeland zeker, dat de Graaf hyndefort alle mogelijke moeite aanwendde, om een vergelijk tot ftand te brengen, en maria theresia van haaren magtigften vijand te verlosfen (f). Hij bood den Koning , in haaren saam, Silefiën aan Frk- {*) Wij hebben al meermaalen gelegenheid gehad, om optemerk'en, dat fr e dri k anders fchreef als Wijsgeer, anders handelde als Koning. Het fchijnt, dat hij in de laatst^ genoemde betrekking-, zich zeiven'gewettigd hield tot alle», wat met zijne Staatkundige inzichten overeenkwam, of hetwelk aan zijne uitgeftrekte begeerten, om te bézittenen zijne magt uittebreidên, voldoening konde verfchiffen ; niettegenftaande zijne wijsgeerige overtuiging zich daar tegen mogte verzetten. Wij zullen bij het verder inzien van zijne levensgefchiedenis nog dikwijls gelegenheid hebben, om dezelfde opmerking te maaken , en nog wel eens met den Abt de st. pierre den inval krijgen, om 's Konings gedrag, piet Hechts met opzicht tot Oostenrijk, maar ook tot andere Volken, ja tot wie niet al? — met zijnen Antimaclriavel te Vergelijken'. >' vertaaler. (t ) Fi scher Ifie th. feite 83. (§) In de Voorreden voor de Gefcbiedenis -van mijtien tijd, door fredrik in 1775. overzien en verbeterd, laat bij zich , bier toe betreklijk , dus uit ; ,, en terwijl het ,, fcheen, dat de omftandigheden famenliepen tot den on« ,, dergang van de jonge Koningin van Hongarijën , onttrok zich deeze Prinfes door haare ftandvastigheid en door haar „ vernuft, aan eene zo gevaarlijke gefteldheid, en behield ,, de Monarchie door de opoffering van Silefiën en een kleit) ,} gedeelte van het Milaneesch. Dit was alles, wat men van >> eene  ÏHT t E 7 s H VAN Fredrik, die, gelijk hij zich uitdrukt, de tweetengigheid (*) der Engelfchen en Oostenrijkers kende, wilde eerst, in langen tijd, daar aan geen gehoor geeven. Eindelijk werd op het flot Klein - Schnellendorfeene bijéénkomst gehouden. Hyndefört onderteekende dé praüliminairen , en fredrik gaf den Veldmaarfchalk van neuperg , in tegenwoordig, heidvan den Generaal• Majoor van lentulüs (f), mondeling, des wegen verzekering. Geheel Europa weêrgalmde van de nieuw-maare dat de vrede tusfchen Pruisfin en Oostenrijk gefloten was. Fredrik, ondertusfchen , vond 'er zijne rekening bij, de mondeling gegeevene verzekering niet geftand te doen. Het voorwendfel was, dat intusfchen te Frankfort «tan den Main, door de nadere overeenkomst (accesfions-aSte^) van den i. van Slagtmaand, een ander verdrag van deeling (§) over Silefiën tot ftand gebragt was. jgj „ eene jonge Vorstin verwagten kon, die, nauwlijks op „ den troon gedegen, verftand had van regeeren , en de ziel „ werd van haaren raad." vertaalek (*) Men zie het I. D. bl. 166. zijner Nagel. Werken. — Ware het niet fredrik db eenice, ik zou zeggen: dat het Pruisfifche onbefchaamdhcid (impertinehz') was, twee eerwaardige Natiën tvieetongig te noemen , na dat men zeive, door dubbelzinnige andwoorden, den goeden hyndeïört zo lang had opgehouden. a. d. h. (t) Fischer ifte th. feite 84. (f) Volgens dit verdrag zoude alles, wat aan geene zijde van de Neiz gelegen is, aan Silefiën behooren , en aart de andere zijde van den Oder, de Briniza -vloed de gren»fcheiding uitmaaken. Fischer ifte th, feite 85.  FREDRIK DES TWEEDEN. óf Hij trok, tegen het einde van Louwmaand des Jaars 1742, in eigen perfoon door het Graaffchap Glatz, om de Moravifche armée te 'bezoeken. Ue Bevelhebber der Oostenrijkfche krijgsbenden , de Vorst van lobkowitz was te zwak, om hem tegenftand te kunnen bieden. Brunn werd ingefloten. De Koning rukte met zijne Benden tot aan de Oostenrijkfche grenzen voort. Den Veldmaarfchalk schwerin zond hij met eene armee tegen Krems aan den Donau. Deeze Generaal had Neder •Silefiën onder brandfchatting gefield, en de Pruififche Hufaaren flroopten, intusfchen, tot voor de poorten van Weenen. Ook was op den 24. van Louwmaand de verkiezing van karei, den zevenden, tot Keizer, gefchied. Nu, echter, ging voor maria theresia een gunstiger geftemte op. De Hongaaren hadden haar nadruklijk onderfteund, en thans bevond zij zich in ftaat, om aan haare vijanden het hoofd te bieden. Twee armeeën, onder aanvoering van den Prins karel van Lotharingen en den Vorst van lobkowitz hadden zich in Boheemen uitgebreid; eene andere was onder het bevel des Vorsten van kevenhuller in de erflanden des nieuw verkozenen Keizers ingedrongen , en veroverde Munchen. De vereenigde armeë der Franfchen en Beiërfchen kon zich niet langer in Boheemen flaande houden, en was geheel verfmolten. In het leger des Konings zelve ontftonden gebrek en ziekten; hij werd, derhal ven, verpligt op eene terug, togt naar Boheemen te denken. De Oostenrijkfche armee volgde hem op den voet; en dagelijks vielen 'er bloedige fchcrmutzelingen voor. Het oogmerk des Konings was, het Graaffchap Glatz E a t*  68 het leven van te dekken. — Prins kar el trachtte hem voor te ko« men en zijne vereenigihg met de Franfche armee te beletten. Te gelijkertijd beoogde hij de Pruisfifche Magazijnen , welke bij Rollin en Pardubitz aan de Elve gelegen waren, te bemagtigen. ; De beide armeeën ontmoeteden elkander bij Czaslau in Boheemen, en op den 17. van Bloeimaand viel dé flag bij het Dorp Chotufitz voor. De Koning deed den aanval. — Reeds was de ecrfte linie der O'ostenrijkiehe ruiterij overhoop geworpen , toen de tweede linie het Pruisfifche paardenvolk weder terug dreef. Te gelijkertijd viel de Oostenrijkfche rechte de Pruififche linker-vleugel in de flank, en bragt de regimenten Holfiein, Bork, en Prins Leöpold in Wanorde. - De overwinning was reeds geheel aan de zijde der Oostenrijkers. Zij hadden alreeds zestien vaendels veroverd en over de 1500 krijgsgevangenen gemaakt. Maar de Oostenrijkfche ruiterij bederfde alles, dewijl ze zich te lang met het plunderen van het leger ophield. De Koning won hier door den tijd, om de rechter-vleugel van zijn voetvolk mét vijftien Hukken kanon, in aller ijl, op een zekere hoogte te laaten aanrukken, en dit verfchafte hem de zege. ■ Prins karel, die bij de 4000. mannen verloren had, trok tot aan JVillimow terug; doch de Koning, wiens" verlies niet minder was, bleef bij Ruitenberg. De' vïiïgt van deezen veldfl'ag was de Breflauër vrede. Het dubbelzinnig gedrag der Saxen; de trouwloosheid der Franlchen; misfchien ook een heimlijk voorgevoel, dat deeze oorlog, wanneer hij denzei ven alleen en op zich zeiven zou moeten blijven voeren, toch eenen on-  T R E D R I K DES TWEEDEN. 69 ongelukkigen uitgang zou bekomen, maakte den Ko< ning weêr ten vrede geneigd. Graaf hyndefort vond nu met zijne voorflagen reeds meêr gehoor. Op den n. van Zomermaand werden, niettegenflaande alle tegenkanting van den Hertog van bellis 1.e, de praliminairen tot ftand gebragt, en op den 28. van Hooimaand werd in Berlin de vrede getekend. Door dit vredesverdrag verkreeg de Koning gansch Opper-en Neder - Silefiën, het Graaffchap Glatz^ uitgezonderd de Vorstendommen Tefchen, Troppau en Jagsrndorf', en het geen aan de andere zijde van den Oppa-ilvooxü. gelegen is; De onderdaanen deezer landen bekwamen voor vijf jaaren verlof, om, zonder deswegen iets te betaalcn, (ohne abzuggeld) in de Oostenrijkfche Staaten zich ter neder te gaan zetten, en de Koning nam de fchulden over, welken Silefiën loopend had. Saxen was over deezen vrede, welke buiten deszelfs weeten was gemaakt, zeer gebelgd en viel Pruisfen af. Aan het Franfche en Beiërfche Hof veroorzaakte deeze vrede ook eene groote verfiagenheid. Toen Koning lodewijk van deezen vrede bericht kreeg, riep bij uit: Nu is V gedaan mei mijne armee in Bohettten! ( *) Toen fredrik:, met 50000. mannen en de vierdaagfche koorts ter verovering van Silefiën uittrok , zeide hij tegen den Marquis van bbaüvead: Ik gaa in uwe plaats fpeelen , krijg ik de aazen , dan willen wij deelen (f). Fredrik fpeelde ook met de daad eene goede partij: maar de aazen'werden niet gedeeld. Eeu- (*) Fischers Gefchichte ifte th, feite 107. (f) Geheime nichrichte zu voltairs leb.en feite 3a. E 3  7° het leven van m Eeuwig merkwaardig is het getuigenis door den Koning zelve gegeeven (*), in eenen brief aan voltaihe, in den jaare 1741. gefchreven. „ Ik fchroome aan U te fchrijven; want ik heb U „ flecnts zulk nieuws te berichten, waar mede gij U „ niet veel bemoeit, of 't welk gij geheel en al ver„ foeit. Wanneer ik U, bij voorbeeld, verhaalde dat „ twee Volken, uit verfcheidene oorden van Duitsck„ land hei binnenfte hunner wooningen verhaten heb„ ben, om andere Volken den hals te breeken, wel„ ker naamen zij niet eens kennen; en welken zij in „ een verafgelegen land moeten opzoeken, en zulks „ enkel, om dat hun Heer, met eenen anderen Heer, „ een verbond heeft gemaakt, om eenen derden om te „ brengen, — zo zoudt gij mij andwoorden: wat zijn „ dat toch voor zotten, dollen, onzinnigen, die zich „ zo aan de eigenzinnigheid en woede van hunn«n „ Heer overgeeven! „ Wanneer ik ü verder wilde vernaaien, dat wij „ ons toerusten, om eenige, met groote kosten op„ gebouwde muuren , te verwoesten; dat wij maaien,'. „ daar wij niet gezaaid hebben, en dat wij daar den „ meester fpeelen, waar niemand fterk genoeg is, om „ ons tegenftand te bieden, dan zoudt gij uitroepen: „ ö gij barbaaren ! gij moordenaars! gij onmenfchen!— » : (IJ). „ De- (*) Fischers Gefchichte rrte theil feite po. (f) In de Staats* en Karakterkundige Bijzonderheden betreffende fredrik den 2., (hederdurtfche uitgaave 1. D. bl. 6i.) — welken anders eene uitgebreide verzameling van nitburidige lofredenen op deezen Koning bevatten, ftaat op de plaats, welke hier, gelijk in het Hoogduitsch, ma llrce- pen  FREDRIK DES TWEEDEN. 71 „ Dewijl ik nu reeds voorzie, wat gij mij daar op „ zoudt andwoorden, zo zal ik dit nu verder met „ ftilzwijgen voorbijgaan en U alleen melden, dat een „ man, van wien gij onder den naam van Koning van „ Pruisfen wel eens hebt hooren fpreeken, op het be„ licht, dat de Staaten van zijnen Bondgenoot den „ Keizer , door de Koninginne van Hongarijén ver„ woest worden ( * ) hem ter hulpe is geëijld, zijne „ troupen aangevuld is, het volgende : „ De -werkers der enge. „ rechtigbeid zullen 't Koningrijk der Hemelen niet beërven, „ -volgends Mattbeits XII. VS. 34 " —Ik onderftel, dat dit «Izo in het oorfpronglijke (te weeten, inden fraufchen brief deï Konings aan voltaire) zal voorkomen. Ondertusfchen vindt men niets, dat hier naar gelijkt, ter aangewezene plaats bij Matlheus ; ook heb ik in het geheele Euangelie zulk een tekst niet gevonden, 't Geen 'er 't meest naar gelijkt vindt men Mattheus XV. vs. co. 's KoniBgs geheugen fchijnt met opzicht tot de Euangeliën niet zeer gedienstig geweest te zijn. Anders zou men, Hem in 't afgetrokkene befchouwende, nog al goede gedachten voeden van een' Koning, die zijnen beöordeelaar voltaire, zulk eene geduchte uitfpraak op zich zeiven liet toepasfen; ware het niet dat men aangaande beiden overtuigd was, dat zij zich wel eens gaarne ten koste van den Bijbel vermaakten. Vertaaler. (*) Hier veroorloofde zich fredrik, eene zeer groote poëtifche vrijheid. — Het is toch genoeg bekend, dat maria theresia, na den dood haares Vaders Hechts haare landen poogde te behouden , en 'er niet aan dacht, om de Staaten van den Keurvorst van Beiëren te verwoesten. Van 's gelijke weet ook de geheele waereld, dat Koning fredrik, noch den nieuwen Keizer, noch den overigGn bondgenooten eenige voordeelen bedoelde toetebrengen, maar, gelijk het de Breslauër vreede zichtbaar bewijst, Hechts zijn eigen voordeel op het oog had. A. d. H. E4  72 Het leven van „ troupes met de foldaaten des Konings van Poolen „ heeft vereenigd, om eenen inval in Oostenrijk te„ beproeven , en dat hem dit zo wel is gelukt, dat hij „ hoopt binnen korten tijd, de höÖfdmagt der Ko„ nmeinne van Hongarijïn ten dienste zijnes bondge-- „ noots te verflaan. — Dat heet grootmoedig. „ beid! zult gij zeggen, dat heet heldenmoed ! —: „ intusfchen, mijn lieve voltaire! is de eerfte'te„ kening aan deeze gelijk." In eenen brief aan bredow zegt de Koning: „ 6 Eere! — loos bedrog! laat af ons te verleiden — „ Ik verfcheur de lauërkransfèn, welken mij de roem „ verworven heeft, . — De waereld moge mij „ laaken of prijzen — ik befpotte haaren wijrook, die in enkelen damp vervliegt. — —- Mijn hart moet „ mij vonnislen, en wanneer mij dat met goedkeuring toelacht, dan eerst ben ik te vreden." Hoe is deeze wijsgeerige denkwijze deezes Konings overeentebrengen met zijne eerzucht en onbepaalde drift ter vergrooting zijnes gezags? Dan het was zelfs zijn vriend voltaire, die getuigde; dat fredrik, immer anders handelde Qf) dan hij fprak en fchreef. — H et bloedrijk - galachtig ( Sangujneo - Cholerisch ) geftel (temperament; des Konings maakte hem in zijne jeugd zeer geneigd tot zinlijke en zelfs wel büiteufpoo- ri- C*) Zie Geheime nachricliten zii voltairs leben , feite 38.  fredrik des tweeden. 73 rige genoegens. Busching verhaalt ons eenige anekdoten van de laatfte foort ( * ). — Een Veldprediker had eens de onbedachtzaamheid, om in zijne leerredenen, op fredrik, nog Kroonprins zijnde, eenige fchooren onder water te geeven. Öm hem daar voor te ftraffen, begaf zich fredrik, met de jonge Officieren zijnes Regiments naar het huis des Veldpredikers. Eerst floeg men hem de glazen van zijne flaapkamer in, toen wierp men voetzoekers in de kamer tn jaagde vervolgens den armen man met zijne zwangere vrouw uit het bedde in den tuin, en eindelijk in den mestpoel. Als de Koning' op zijnen ouden dag , over tafel, deeze daad, op eene vrolijke wijze, vertelde, 'c welk dikwijls gebeurde, dan zag hij gaarne , dat de gasten en de omftaande Pages en Bedienden luidkeels daar over lachten. Op dezelfde wijze liet hij te Nau'én door den, toenmaaligen, eerften Lieutenant van graben, den Aalmoefenier (Diakonus) en zijne vrouw uit het bedde en een doodfchrik op het lijf, jaagen. In zijnen middelbaaren ouderdom ftrekte zich, wel is waar, zijne neiging meer uit tot driftige onderneemingen , en in zijne hooge jaaren tot ftrafrè en geweldige handelingen (.f des niettegenftaande ftraalde zijne neiging tot de beide eerstgenoemde foorten van genoegens blijkbaar door. Het krijgsgetier was niet in ftaet zijnen fmaak voor letteroefeningen en toonkunst en zijne overhellende nei- . (*) Charafctcr rrfa fr.edr.ich dem *ten feite 38. (fj Fs.bdk.ich-* Charakter von susching feite ip E 5  74 het leven van neiging voor het zinlijke te verdoov>n. Middelerwijl dat hij theresia de eene Stad haarer erve voor, de andere na, ontnam, liet hij In Berlin eenen prachtigen Schouwburg voor zangfpellen (opernhaus) bouwen. Zangers en Zangeresfen weiden uit {taliën— Danfers en Danferesfen uit Parijs ontboden. Zij werden beter betaald dan zijne Ministers ( *). Voltaire verhaalt, dat in zijn' tijd de Zangeresfe barbezini alleen 32,000 livres jaar-wedde genoot. De Kening liet deeze Zangeresfe door zijne Soldaaten uit Fenetien wegvoeren. Hij zou een weinigjen op haar verliefd zijn geweest, dewijl zij mannendiïèn ( mannsfchenkel (f)) had. Op den 1. van Wintermaand des jaars 1742 werd deeze Schouwburg, met het zangfpel Kleöpatra, geopend. De klederen der Danfers kostten alleen 60,000 daalders (§). Deeze verkwisting fchijnt met den huishoudkundigen geest des Konings vrij wat in verfchil te flaan, en gaf, misfebien, voltaire aanleiding, om het volgende te fchrijven,- „ Deeze zonderlinge regeering, die nog meêr zonderlinge reden — het tegenftrijdige van Stoicismus en Epikureismus — de geftrengheid en krijgstucht, die vervij.dhelJ in het binnenlte van het Paleis — Pages Cl) C*) Vie de fred. Tom. I. pag. 17S, (■(■) Geheime nachrichten feite 72. ($) Fischer i. th. feite 206. (|) Busching, de lofredenaar van fredrik zegt, b!. 22. zelve: de Koning had het uit de gefchiedenis der wijsbegeerte wel onthouden, dat men socrates had nagegeeven dat hij den omgang met alcibiades beminde. A. d. H.  fredrik des tweeden. 75 met dewelken men zich in het Kabinet den tijd verkorte, en Soldaaten, weiken men zes- en dertig maaien onder de venflers des Alleenheerfchers , ( die op hen acht flceg) door de fpitsroede liet loopen — zedekundige redeneringen en eene teugeliooze uitgelaatinheid — dit alles maakte met elkander zulk een klugtig, onnatuurlijk, fchilderij, als voor deezen weinig menfchen kenden, 't welk zich, echter, van tijd tot tijd in Europa verbreid heeft. * » x . * N a het fluiten van den vrede had fredrik groote veranderingen met zijne troupes in den zin. Hij had geduurende den Silefifchen Oorlog en voornaameiijk in den flag bij Mollwïtz en Czaflau uitfteekende gebreken aan dezelven Ontdekt. Mogelijk is het hem daarom wel te doen geweest zich in het bezit van Silefiën te ftellen. Hij wist uit de gefchiedenis van ka rel des XIL. (*), dat het gemaklijker zij, landen te veroveren, dan dezelven te behouden. In Oogstmaand bezocht hij de baden te Aken, — bezag, na dezelve gebruikt te hebben, de Westfaaifche Regimenten, — gaf op zijne reize het Hof van Britnswijk een bezoek — en kwam in Herfstmaand weder naar Postdam terug. Met den aanvang des jaars 1744 ging hij naar Silefiën, en (*~) Fredrik erkent zelve, dit zijne eigene onderdaanen , bij zijnen inval in Silefii'11, in 't begrip Honden , dat hij deezen, op veroverigen zo Verhitten Koning wilde naarvolgen. Nageiaatene Schriften I. D. bl. 114.  75 het leven van en gebruikte de baden te Pyrmoni, alwaar hij zich tot aan Zomermaand ophield. Omtrend deezen tijd ftterf de Vorst van Oostfrsesland. Fredrik zond onmiddelijk 400 mannen uit Wezel derwaard heen, om dat Vorstendom in bezit te neemen. Alles ging vlot zonder eenige hinder. De onderdaanen huldigden den Koning, en het land werd bij een verdrag, voor eene fom van 40,000 daalders, jaarlijks, van alle werving en mquartiering bevrijd. De Hollanders hadden van dit Vorstendom eenige lommen te vorderen en des wegen in Embden en Lehröort eene bezetting gelegd. Fredrik beloofde te betaalen en alzo trokken de Hollanders weg. Hij wilde naderhand deezen nieuwen aanwas onder den Keizer beleenen, doch de Koning van Engeland en de Graaf van Wiedrunkel (*) verzetteden zich daar tegen. De twist duurde tot in het volrend jaar, en — is nog niet ten einde. Fredrik, echter, bleef, overeenkomstig zijn: beati pofedentes ( posfidentes ) in het bezit des Vorstendoms. • » Sedert den Breslauër vrede had de Krijgs-God (Mars is geen Mifogijn) de Koninginne van'Hongarijën ongemeen begunstigd. Van de 30000 man der vereenigde armee bragt de Maar- (*) Deeze Graaf maakte aanfpraak op de opvolging als naaste eifgenaam uit de vrouwelijke linie, naardemaal het een gemengd leengoed was , hetwelk ook door Vrouwen kon geërfd worden. A. d. H.  T r e d r i k des tweeden. 7f Maarfchalk belleïsle naulijks 8000 naar Eger te* rug. Het overig gedeelte werd een offer des hongèrs, (** ) der koude en des Kroaten-fabels. Boheemen werd geheel en al van alle vijanden verlast, en maria theresia liet zich in Grasmaand van het jaar 1743 te Praag kroonen. Haare troupes hadden Beieren veroverd en zich met de Engelfche armee vereenigd: op den s.6 van Hooimaand werden de Franfchen bij Dettingen geflagen en over den Rhijn terug gedreven. Kar el de zevende verloor zijn Keurvorstendom. De Engelfche Generaal, Lord stair, door zijn ongeiuk getroffen , en wegens zijne verdiensten hem hoogachtende, bezorgde hem een vast verblijf en inkomen te Frank' fort aan den Main. Zijn lot was beklagenswaardig; en deeze Vorst werd zeker al te hard daar voor geftraft, dat hij zich tot een werktuig van Frankrijk had laaten gebruiken (f). Zijne verzwakte Benden verklaarden zich onzijdig. Zijn eigen broeder, de Keurvorst van Keulen ( §), nam onderftand-galden van Engeland aan, en ging tot de Oostenrijkfche zijde over. Bij het verdrag van Worms had maria theresia aan (*) Vie de f red Tom. I. pag. 88. (f) Vie de fRkd. Tom. I. p. 89. (§) Fr.edrik , die van alle overige Vonten (alleen van zijnen eigenen waarden perfoon Hechts niet) met verachting fpreekt, zegt in het I. Deel zijner Schriften : bl. 65., dat de Keurvorst van Keulen met zijne troupes koophandel dieef, gelijk een osfenweider met zijn vee en fredrik (kon men zeggen) voerde de zijnen, inzonderheid bij Rollin , gelijk een vieeschhouwer ter flagtbank. A. d. H.  7* HET LEVEN VAN aan den Koning van Sardiniën eenen nieuwen vriend gewonnen. Engeland en Holland lieten ter haarer verdediging aanzienlijke armeën aanrukken: de meeste Keur- en Rijksvorsten helden tot haare zijde over; zelfs Saxen was met haar in een verbond getreden;. de ganfche last des oorlogs viel alzo op Frankrijk en Spanjen. Nu zocht men bij fredrik hulpe. Voltaire werd als onderhandelaar naar Berlin gezonden. Men geloofde, dat een dichterlijk gezant bij eenen dichterlijken Koning het meest zou kunnen uitvoeren. In het eerst, echter , ging de onderhandeling langzaam voort. Fredrik, was, wel is waar, op Engeland zeer gramftoorig; hij was echter Frankrijks trouwloosheid (*) ook nog niet vergeeten. Dan de zucht, om als fcheidsman van Europa ten voorfchijn te treeden (f), zegepraalde eindelijk over deeze bedenklijkheden; en hij zeide aan voltaire (§): „ Frank„ rijk kondige Engeland den oorlog aan, en ik trek op:' « ♦ * N aulijks was het jaar 1744 begonnen, of Frankrijk, 'z welk tot hier toe de rolle van eenen bondgenoot des Keizers fpeelde, verklaarde, zich met Spanjen verbonden hebbende , Oostenrijk en Engeland den oorlog. De (*) Voltaire beweert, echter, het tegendeel, en zegt: dat fredrik eerst Frankrijk in den oorlog wik. kelde en daar na in den fteek liet. A. d, II. Cf) Vie de fred. Tom. I. pag. 91. ( O Geheime Nachrichten . feite 78.  fredrik des tweeden. 70 De Koning der beide Silefiën trad ook tot dit bondgenootfchap toe. Engeland eischte van den Koning van Pruisfen, uit kracht van het Westmunsters verdrag de iooc» man hulptroupen. Fredrik andvvoordde: dat men eerst onderzoeken moest, wie de aanvallende partij ware ( * ) j dan welhaast verklaarde hij zich nog duidelijker. Op den 13 van Bloeimaand des jaars 1744 fl°ot Koning fredrik een verbond tegen Oostenrijk met karei, den zevenden, Frankrijk, den Palsz en Hes* fen. Het voorwendfel was: dat men de Rijksverbindtenis handhaaven, de Keizerlijke waardigheid befchermen, en Duitschland de rust weder wilde geeven • — men ware daartoe gezind, om Oostenrijk welmeenend te beweegen, dat het den Keizer erkende; hem zijn Keurvorstendom en zijne erflanden weder teru» gave enzv. (f). Ook daarom was het te doen, dai men in Duitschland eenen algemeenen wapen-ftilfhnd bewerkte, geduurende denwelken de Rijksftanden over de eifchen wegens de Oostenrijkfche erf-opvolging, volgens Rechten, beflisfchen zoude. Men wist wel , dat het Weener Hof deeze voorwaarden niet kon toeftaan; en des Konings bondgenooten zeiven gevoelden het, dat het den Duitfchen sa1.0mo Hechts te doen ware, om een gevoeglijk voor. wendfel te hebben , op het welk hij zich weder in den oorlog koude mengen. Het geluk der Oostenrijkfche wapenen had in fredrik den naarijver opgewekt. Hij beefde voor SU lefièn en zijn geweten zeide hem, dat hij van dit huis, bi/- (*) Vie de FiïDiRic Tom. I. pag. 91. Ci) Vie de uiD. Tom. I. pag. 183.  lo het leven van bijaldien het zelve tot zijne voormaalige grootheid kwame, met recht, alles te vreezen had. * * * Op den 9 van Oogstmaand vertrok de Pruillrche Gezant uit Weenen. Op den 10. Helde men in Berlin aan alle vreemde Gezanten een gefchrïft ter hand, -waarin de redenen ontwikkeld waren , welken den Koning van Pruisfen bewogen hadden den Keker te onderfteunen. In dit gefchrift werpt men der Koninginne van Hongarij'èn, de wreedheden voor (*), welken in de Erflanden des Keizers door haare troupes gepleegd werden; men lag haar ten laste, dat zij de duitfehe vrijheid onder de voeten wierp , en zo wel Duitschland als de Rijksvorsten aan den keten van het Despotismus wilde leggen (f). ■ Aan het einde deezes gefchrifts werd gezegd: Dat de Koning niets voor zichzelven begeerde. Dat bij fiechts de wapenen had aangegrepen om Duitschland deszelfs vrijheid, den Keizer zijne waardigbeid, en Europa den vrede weder te geeven. Het V/eener Hof andwoordde hier tegen; dat Koning f re du ik eenen geheel anderen beweeggrond had, welke hem de wapenen deed aangrijpen. Om dit te be- wij- (*) Zij pleegden, in de daad , deafgrijfelijkfte wreedheden. Het was, echter, ook wreed, eene Vorstin door geweld haare landen te ontneemen, welken men haar te vooren ge» waarborgt had. A. d. II. (f ) In den mond van medsu klinkt zulk een verwijt eeniezins vreemd. A. d. H.  fredrik des tweeden. 8l wijzen maakte hetzelve een geheim artikel bekend uit het Frankforter verdrag, waarin de Koning zich verpligt, om Boheemen voor karkl den zevenden te veroveren, die hem, echter, voor de krijgskosten de Koninggratzer, Bunslauer en Leutmeritzer Kreitfen zou afftaan. Dat mogt in de daad heeten de baatzucht deezes Konings het masqué afligten. Fischer, fredriks onuitputlijke lofredenaar, erkent zelve de echtheid (*) van dit geheim artikel. De Koning, echter, wilde toonen, dat hij ten minsten den eerften regel in Rechten verftond ) . en ontkende het(§J, * « * Tl X-J aar Oostenrijk binnen 'slands geenen Vijand meer te beftrijden had, zo haastte het zich denzelven tot buiten zijne grenzen te vervolgen. Prins k ar b l, of veel meer Graaf nadasti, was tot over den Rhijn voordgerukt en tot in Frankrijk doorgedrongen. Fredrik fchreef bij deeze gelegenheid aan den Koning van Frankrijk den volgenden brief. „ Ik . (*) Fribrichs Gefchichte ifte th. feite 785. (f) Si quid fecifti, nega. — (f) Le Roi nia publiquetnent 1'exiftence de eet article feeret. Vie de fred. pag. 92, Ondertusfchen haalt pU. DR ik. zelve in zijne Schriften, in het «de deel bl. 66. dit artikel aan; en bekent alzo na zijnen dood, het geen hij bij zijn leven lochende. A. d. H. F  ■ t2 KITI.KTÏNTAH „ Ik verneem, dat Prins ka rel tot in Lotharingen „ doorgedrongen is; dit is genoegzaam, om mij tot de „ Krijgsonderneemingen , welken ik voor hebbe , te „ bepaalen. Den 13 van Oogstmaand zal ik met de „ Armée opbreeken, en voor het einde deezer maand „ voor Praag zijn. Veel ftelle ik ter zijde, om dee^ zen Hap te waagen, en misfchien doe ik hier mede „ eenen zeer gevaarlijken ftap. Dan ik trachte hier ,, mede U een bewijs mijner Vriendfchap te geeven. „ Uw belang is thans ook het mijne, en ik hoope, ,, dat gij even'alzo over mij zult beftaan, en mij niet „ uit bijzondere oogmerken in eenen Oorlog zult ver,] laaten, dien ik grootendeels tot bevordering van " uw voordeel en ter handhaaving uwer eere ondernee„ me. In den toeftand, waar in ik mij bevinde, moet " ik openhartig met uwe Majefteit ipreeken, daar ons 11 belang, meer dan ooit, met elkander verbonden en „ van elkander onaffcheidbaar is „ Gij begrijpt wel, dat ons ontwerp afhangt van drie . gewigtige Happen , welken wij te gelijkertijd moeten " doen: de een is de inval in Boheemen en Moraviën; de ander de marsch der vereenigdeKeizerlijke en Franfche Armée langs den Donau naar beneden; en de derde , " die ik voor de gewigtigfte houde, het afzenden eener Kiijgsmagt naar Flanover: op de beide laatfte onder" neemingen maake ik den meesten Haat; anders zie ik , ^ voor uit, alle onze poogingen vrugtldos. " „ Nog moet ik u onder het oog brengen, dat het gevolg uwer onderneemingen grootendeels zal afhangen van de keuze, welke gij in de aanftelling uwer Ge,', néraals zult doen. Allen de Bondgenooten zijn zeer * voorden Maarfchalk Dt be llkis le ingenomen, en dat moet bijzonder dienen, om eensgezindheid onder „ on»  FREDRIK DES TWEEDEN. 8$ s, ons te bevorderen. Bekomt hij het Opperbevel, en „ wordt hij ter rechter tijd van krijgsbehoeften voor,, zien, dan ben ik overtuigd, dat alles zo veel te beter „ tot uw voordeel zal uitvallen. Een even zo goed „ gevolg mag men zich belobvèn ingeval de ondcrnees, ming in Westfaalen aan den Maarfchalk van Saxen, „ of een' ander van gelijke voortvarendheid, worde op„ gcdraagen. ,, Uwe Majefteit houde mij mijne openhartigheid ten „ goede: indedaad, indien ik zitting hadde in uwen Staatsraad, of van u bezoldiging trokke, zoude ik niec anders kunnen fpreeken. „ In waarheid! het is noodig aan de fpitfe uwer „ Armee te plaatfen Generaals, die in ftaat zijn eene „ geftrenge Krijgstucht over dezelve te houden; 'en bui„ ten den Maarfchalk de noaili.es weet ik, inde. „ daad, geene gefchikte perfoonen als de voorgefja„ genen. Ik moet hier nog bij voegen, dat de ramp;, fpoed uwer Troupes in Beieren voornaamelijk daar „ uit ontftaan is, dat men zich op de grenzen van een „ vijandelijk land flechts verdedigenderwijze wilde „ ftaande houden. Dat noodzaakt den Veldheer ge„ duurig cp allerleie voorwerpen zijne opmerkzaam„ heid te bepaalen, en het geeft den Vijand tijd, om „ ftoute onderneemingen te waagen en uittevoeren. „ Het is altijd beter aanvallenderwijze te werk te gaan „ al fchoon men ook zwakker mo-e zijn. De Iroutmoe„ digheid maakt den vijand verleden en geeft gelegen„ heid, om voordeel over hem te behaalen. Zo ging het „ CONDC, TURENNE, LUXEMBURG en CATiNAT; „ en daardoor, dat zij groorendeels openhartig handel„ den, verwierven zij den Franfchen Krijgsbenden eenen ,, onfterfhjkenroem, en zich zeiven eenen naam, welke Fa „ door  I4 HET LEVEN YAH „ door den tijd niet uitgewischt, en door geenen naanivef „ kan verdonkerd worden. Het hangt Hechts van uwe „ Majefteit af, de zaaken wederom op den ouden voet „ te brengen. Reeds hebt gij ons eene proeve gegeeven, „ wat een fchrar.der en doorzichtig Vorst aan het hoofd „ zijner krijgsmagt doen kan (*> Beveel gij uwe Gene„ raals den Vijand overal teflaan,en het zal gefchieden. „ Maar mij dunkt, dat ik mij te veel vrijheid ver,,'oorlove, en mij uitlaate over enkele omftandighe- den, waar in gij mij bereids ten leermeefter hebt ver„ ftrekt. Ik hoope, dat gij mij mijne vrijmoedigheid, „ om de oprechtheid mijner oogmerken, wel zult wil„ len vergeeven, en na de bewijzen, welken ik u daar van wil geeven, niet zult twijfelen aan de vriend„ fchap, met dewelke ik ben" — — ezv. Deeze brief is indedaad merkwaardig. Wij ontdek» ken daar uit, dat het hoofdgeheim van fredhik.; Krijgskunst in het aangrijpen beftond, en dat hij eene zeer fterke neiging bezat, om over de Koningen, even. als over zijne Soldaaten en Ministers den fchoolmeester te fpeelen. Lodewijk andwoordde den Koning, op zijne reize naar (*) Dit Compliment levert een vrij fterk contraft op, me* de Dichterlijke tekening, van den Koning van Frankrijk, welke f ued kik naderhand aan v o l t a i r e zond Hoe, zo 1'preekt hij daar in , u-we zwakke monarch, de fop van Madame de poMPADOUR, door meer dan een teken van fchandelijke liefde onteerd; Hij, die de gevaaren fchuuvjt; het roer zijnes thans zinkenden rijks aan het geval overlaat; deeze jlaaf, fpreekt ah Heer; deeze Seladon onder de beuken Verheelt zich liet lot der Koi.ipgen te kunnen bepaalen! Zie geheime naclirichten zu voltair.es leben. feite 157.  FREDRIK DES TWEEDEN. 85 naar Metz, dat hij vast beffen had voor zijne Bondgenooten, zo we! als voor zich zei ven, te ftrijden. Hij het hem verzekeren, dat de Krijgstucht onder de Fraiifche Armée in de beste orde was; dat men Prins kaRel op den voet zoude volgen en den Keizer in ftaat «ellen zich naar Beieren te kunnen begeeven. B ellei si.e zou, volgens de begeerte van fredrik, met eemg Krijgsvolk de Beiërfche Armée verfterkcn. Middelerwijl, dat deeze voordrukte wilde men preiburg belegeren en, na de verovering dier plaats, de Metitfifche en Keulfche landen bezetten, waar bij men de Hanp- verfche ftaaten niet uit het oog zou verliezen. Dit was het plan naar het welke de vlam des Oorlogs in Europa ftond uit te barsten — om, gelijk fredrik wel geliefde te verklaaren, Eünpa de rust weder te geeven. — • * * Op den 10 van Oogstmaand gaf men aan de buiten* landlche Gezanten va Berlin, opening van de redenen, welken Prutfin bewogen om de wapenen tegen Oostenrijk aan te grijpen; en op den 15 dier maand brak Koning fredrik met zijne Armée bereids naar Boheemen op. Dit tijdflip was zeer gelukkig uitgekozen. Boheemen was ontbloot van Krijgsbenden. De Graaf van bathiany ftond met zijne Legermajt in Beieren en Prins KAEELte deezer tijd aan den Rhijn. Bijaldien, echter, deeze inval geacht moet worden eene blijk van 'fredriks Staatkunde opceleeveren, moet dezelve ook geacht worden van den anderen kant^ F 3 ge'-  25 het leven van getuigenis te draagen van het redelijk vertrouwen vaa Oostenrijk, het welke federt der Breflauer vrede in de. /en Koning geenén vijand meer vooronderstelde. Op den 4 van Herfstmaand Hond fredrik voor Praag, en deeze Had moest zich reeds op den 16 dier maand, met haare kleine bezetting, aan pruilen overgeeven De Koring liet de inwooners van Praag hulde doen aan den Keizer, Dit was de tweedemaal, dat de inwooners van Praag aan eenen vreemden Prins hulde derden, die echter hunnen Heer niet wierd. Giaaf bathia ky bekwam , imusfehen, bevel eene genoegzaame bezetting in Beieren te rug te laaten, en met het overig gedeelte der Armée Praag te ontzetten. Het gelukte hem ook tegen het laatst van Oogstmaand in den Kakonizer Kreits in te rukken; hij was echter te zwak, om met zijne 10 cco mannen eenen flag te waagen; intusichen maakte de voorhoede van deeze zijne legermagt den Koning van Pruijen vrij wat te doen. Om zich den togt gemaküjker te maaken liet fredrik de zwaare bagage zijner Armee naar Praag overbrengen. Men ziet hier uit, dat hij zich van den goeden uitflag zijner onderneeming verzekerd hield, en dat hij niet voorneemens was Boheemen zo fchielijk te verlaaten. De Generaal Lieutenant van nassau moest magazijnen voor de Armee aanleggen en de bezette plaatfen, Tabor, Bv.dweis en Frauetiherg wegneemen: dit gelukte alies raar wensen. Den 19 van Herfstmaand trok de Koning van Praag naar Tem, waar hij den 3 van Wjjnmaand aankwam. ' Geduurende deezen tijd liet hij door den Staatm-nis£er wallenrodt de onderhandelingen met den Koning  FREDRIK DES TWEEDEN. t? ning van Polen zeer ernftig voortzetten, om hem te nauwer in zijne belangen over te haal en. Men vleide deezen Koning met twee wederzij dfche echtverbindenisfen tusfchen Saxen en Beieren ; den Graaf van bruhl toonde men het uitzicht op een Vorstendom (*) en den Pater quarini dat op eenen Kardinaalshoed (f); deeze kunstgreepen konden, echter, niet beletten , dat zich Saxen in 't vervolg met Oostenrijk vereenigde. * * * Jfi^rantrijk, dat veel te flim was, om niet in te zien, dat fredrik bij deezen Oorlog meer voor nieuwe veroveringen dan voor het welzijn des Duitfchen Keizers zorgde, betoonde op verre na die werkzaamheid niet, welke de Koning verwagtte. De Veldmaarfchalk von schmettau, fchreefdeswegen eenen brief, in eenen vrij fcherpen toon, aan den Graaf van seckendorf. Hij hekelde daar in den Franfchen Veldmaarfchalk des noailles heelfcherp, en ftelt dat de Franfchen 10 dagen ia eene volflagene werkloosheid hadden doorgebragt. No- C*) Fischer i. th. feite 144. Ct) Het fchijnt vreemd, dat fredrik, een Protefiansch Vorst, een Catholijk Priester met eenen Kardinaalshoed vleide. Dit ondertusfchen erkent f r e dr. i k zelve, in zijne nagelaatene Schriften 1 band bl. 195. dat hij deezen quarini, dien hij een Gunfteling , Staatsminister, Hofnar en Biechtvader noemt, bij zich op een ontbijt liet noodigen en dat hij over de doortrapte loosheid van deezea Italiaaner zegepraalde. A. d. H. F4  SS HET leven van N oailles fchreef daar op aan fredrik eenen brii f, waar in hij zich over dit verwijt beklaagt. Onder anderen zegt hij daar in: „ Het is niet voorzichtig, ,, Sire! de beweegingen in het Veld te beöordeelen „ zonder op de plaais zelve te zijn, waar zij gebeuren „ en het is onbillijk de redelijkheid mijner oogmerken in „ twijfel te trekken. „ Het zij eenen man, die 5a jaaren gediend heeft, „ die eenige ondervinding van zaaken bezit en aan den „ roem uwer Majefteit een weezcnlijk deel neemt, „ vergund, U te waarfchuwen voor harfenfchimmige „ Krijgsontwerpen, bij dewelken noch de voordeden , „ noch de beletfelen rijpelijk overwogen zijn; bij de„ welken men zich door eene fchijnbaare grootheid ver„ leiden laat, zo men noch middelen noch oogmerken, „ naar vereisch, met elkander verbirdt; van daar in de grootfte zwaarigheden vervalt, en in groot ge„ vaar geraakt, terwijl men gelooft, geheel gemaklij„ ke en mogelijke dingen uittevoeren — Dit was een kleine doch iesgeevende beandwoording van dien brief, in denwelken fredrik , weinige maanden te vooren, den Koning van Frankrijk, ( i) zo berispt had. Fredrik betoonde zich wegens den brief van de noailies uiterlijk weinig gevoelig; kort daar na, « echter, ftond tegen deezen ouden Krijgsman eene zeer gevaarlijke aanhang op, van dewelke schmettau de drijfveder was. Men poogde hem te doen vallen, ten einde belleïsle (zo gaf men ten minften aan het Bertijner ■ Flof'voor (f)) ten eerften Staatminister te verheffen, welke dan van het zelve af hinge. Prins (*) Men zie hier voor bladz. 81- 84. (f) Fischer. Jfte th. feite 148.  FREDRIK DES TWEEDEN. 89 » « * P X nns kar el was nu met de hoofdarmée van den Rhijn te rug gekomen. Zij beftond, de 24000 Saxen, die zich bij hen gevoegd hadden, daar onder begrepen, uit 90000 mannes). De Koning kon het niet beletten, dat zich de Prins met het Corps van den Graaf van bathiany vereenigde. Het Oostenrijks leger nam ook geduurig zo eene voordeelige ftandplaats, en maakte zulke fchrandcre optogten, dat het zelve elk beflisfend treffen onf. week, en de Pruififche benden van den eenen post tot den anderen (*) deed voorttrekken. De Groote fredrik, bij wiens wording q) de natuur alk haare fcheppingskr acht had te [amen geroepen, belijdt zelve, {%) dat hij na het veroveren van Praag twee groote misdagen begaan hebbe. — De eene was, dat hij zich van Praag verwijderde zonder deeze ftad met toereikende levensmiddelen en eene bezetting te voorzien — en de andere, dat hij in het zelfde oogenblik niet naar Pilfen, in plaats van naar Tabor en Budiveis zij gegaan, alwaar hij Prins kar el tot eenen veldflag roodigeri en zijne vereeniging met de Saxen bezwaarlijk had kunnen maaken. Men geeft altoos bewijs van eenen grooten geest te be« (*) Vie de fiip, Tom. I, p. 96. (t) Neues Staaten Journal Iiten Hefr. September 1788. feite 48. (j) In Zijn verhaal aan den Veldmaarfchalk ue noaièles. fischer. Ifte th. feite 151. F 5  $0 HIT leven van bezitten, wanneer men zijne misflagen bekent; alhoewel zulk een geest, bij wiens wording de natuur alle haare icheppingskracht te [amen had geroepen, zulke uitlleekende misflagen niet had moeten begaan. * * D en sden van Wijnmaand trok fredrik over den Moldau en floeg zijn leger in de nabijheid van Wodnian op. Door de yereeniging der Saxen met de Oostenrijkers was hem aireede de toevoer op de Elve atgefheden. Prins karkl maakte zulke beweegingen, die den Koning nu ook van Praag, alwaar hij nog den toevoer open hield, zochten aftefnijden; daar bleef hem, derhal ven, niets over, dan bij den Jein weder over den Moldau te rug te trekken. Generaal nadasdy trok van 's gelijken over dien vloed en belegerde Tabor, waar Prins hendrik 'sKonings Broeder kiank lag, zonder het zelve, echter, in te neemen. De Koning kwam over Bechin en Tabor in het Leger te Kooopisckt, Prins kar el was hem over de Moldau nagevolgd cn legerde zich bij Chlumez; hier door waren de Pruififche bezettingen in Tabor, Bud~ ■weis en. Frauenberg van de Armée des Konings geheel en al afgefneden, en moesten zich, na eene korte belegering, aan de Oostenrijkers krijgsgevangen geeven. Fredrik was niet in de mooglijkheid deeze veroveringen te kunnen beletten: want Prins ka rel had •zich eene buiten gemeen voordeelige flandplaats uitgekozen. Hij beüoot-aen Prins aan te tasten; dan, ook dat  ïredrik des tweeden. 91 dat was van wegen de veelvuldige dijken en moerasfen niet uitvoerlijk. — Hij trek, daarop, over Sasfawa naar Pifcheli, om Ruttenberg te bezetten; doch ook hier was hem Prins karil voorgekomen. Agtduizend Oostenrijkers hadden den jfoannesberg, die voor Knuttenberg gelegen is, bezet, en hunne armée wat zo voorzichtig gelegeid, dat het niet mogelijk was, om dezelve aantetasten. Eindelijk legerde zich de Koning op den 8 van Slagtmaand bij Kollin; dan de ingevallene koude, en gebrek aan voeder, noodzaakten hem zijne benden achter de Elve de winterkwartieren te doen betrekken. Ongeacht het Corps, 't welk riEDRiK, onder aanvoering van den Prins van nassau, 'in Kollin liet blijven, was Prins karel, echrer, op den 10 varj Siagtmaand over de Elve getogen. Fredeik was nu van zijn Corps in Kollin verwijderd, en bevond zich in de noodzaaklijkheid, om 'er ernftig aan te denken, hoe hij het zelve wederom aan zich mogte trekken. Hij plaatfte zich bij Wifcheniowitz; de Oostenrijkers waren tot aan Chlumez voortgerukt. De Prins van nassau begaf zich over Nieuw Byczow en Mechaniz en vereenigde zich na eene bezwaarlijke, ook bij den nacht voortgezette, marsch, eindelijk, op den 54 van Siagtmaand met 'sKoning Armée. Men noemde deeze terugtogt een meesterftuk van Krijgskunde; het blijft ondertu:-fchen altijd eene terugtogt , welke bij het voorneemen (*) van fredrik, om Prins (*) Fredrik verklaarde zich tegen Frankrijk: dat zijn voorneerr.cns was, naar Tabor en Budvitis te marfcheren ;— Prins karel flag te leeveren en 20000 Vijanden terneder te leggen. Zie fischer ifte th. feite 143.  04 het leven van Prins karel te flaan, en aooso mannen op het flagveld te doen vallen, een weinig fterk affteekt. c--r * * J. red rik bemerkte wel, dat 'er voor deeze keer in Boheemen weinig lauërbiaden te plukken waren, en befloot, zich naar Silefiën te begeeven. Deeze terugtogt, 't is waar, werd hem door de ligte troupen der Oostenrijkers zeer moeilijk gemaakt; echter hadden met het begin van Wintermaand, tot op de bezetting van Praag na, alle Pruifen Boheemen verhaten. De bezetting ontving bevel Praag te ontruimen en den terugtogt naar Silefiën aanteneemen. Deeze terugtogt, welke eerder eene vlugt geleek (*), werd zonder groot verlies niet volbragt. In het oogenbük, waar in de Pruififche wachten hunne posten verlieten, om bij het ipringen der vestingwerken geene ichade te lijden ( f ), was de Burgerij reeds messter van de Poorten en Stads-Wallen. Vijfhonderd Oostenrijkers, welken zich daar omftreeks gereed hielden, drongen ter ftad in, nog eer de Pruififche Voorhoede de poort uit was, en greep de Achterhoede aan. De Pruifen moesten eenige duizend zieken achter laaten, en verloren het grootfte deel hunner bagage en Kanonnen (§). De Burgers gedroegen zich bij dit vertrek niet zeer welleevend tegen hunne Gasten, en men zegt, dat het Patri? (*) Vie de f red. Tom. I. pag. 103. (f) Fische s nte ilieil feite 158. CS) v?-e de 'k-813- Tom. I. pag. 103.  fredrik des tweeden. $3 Patriottisch fchoon gedacht van Praag, haaren toom op de Pruisfen had ]daten werken op dezelfde wijze als xantippe (*) de haare op haaren s ocrates. Tl J_/e Generaal einsiedlbr vlugtte met deeze ongelukkige bezetting tot aan Gabel, en zocht nu dechts naar eene gelegenheid, om .Boheemen te ontruimen. Hem wagtte, echter, een nieuw ongeluk. Hij doeg eenen verkeerden weg in (f) en viel bij Wustullersdurf in handen van den Ridder van saxen, die tijd gewonnen had, om de voordedigfte hoogtens te bezetten en allen aanval onmogelijk te maaken. De Pruifen waren genoodzaakt hunne eigene begaae (% ) en te Leutmeritz op de fchepen, hunne tenten "zelfs te verbranden: de troupes moesten derhal ven inde nabijheid van hochwalde zonder tenten, zonder brood en zout, op de fneeuw, onder den bloten hemel hun verblijf houden. Hunne toeftand was verfchriklijk. De Uhlaanen ontrusteden hen van alle kanten; dit maakte den gemeenen man zo mismoedig, dat geheele Pelotons (1) wegliepen. J Ein- (*) Men verhaalt, dat xantippe haaren man eens'in toorn de nachtpot op het hoofd zou hebben uitgego;en. A. d. H (t-l Fischer zegt, dat hij een' verraderlijken Bo'heemer tot wegwijzer had genomen , welke hem voorbedachte lijk langs deezen weg gevoerd had. Zie ifte th. f. i5p (§) Fischer. ïftc th. feite 158. (■!■) Fischer ifte th. feite 138.  94 het leven va» Eindelijk zond de Koning hen den Generaal Lieute* nant van nassau te hulpe. De Ridder van saxen vreesde tusfchen twee vuuren in te zullen komen en trok deswegen naar Reichenberg te rug. Hier door kon de ongelukkige bezetting van Praag „ onverhinderd, uit Boheemen wegkomen , en geraakte eindelijk (*) krachtloos en vervallen in Silefiën, waar zij de winterkwartieren betrok. Het fchijnt, dat fredrik het verlies door deeze bezetting geleden, niet voor zo aanmerkenswaardig hebbe gehouden, als men het zelve in het algemeen befchouwde, dewijl hij den Genei aal van nassau, die den terugtogt dekte, met zijnen eigen Adelaar - Orde befchonk (f). Hoe het dan daar mede ook zijn moge, het blijft toch zeker, dat deeze eerfte ondeineeming, niet op het gelukkigst uitviel, en fredrik ftof genoeg bekwam, om over den welgemeenden brief des Maarfchalks Dl noailles (§) ernftig natedenken. (|) Ma- (») Vie de fred. torn. i. pag 104. (|) Vie de fred. torn. 1 pag. -30. (§) Noailles fpreekt in zijnen brief van harsfenfchimmige ontwerpen, bij dewelken noch voordeden noch beletfelen behoorlijk overwogen waren. A. d H. (|) Dat groote krijgsheir, het welk Boheemen verüinden en zelfs Oostenrijk overftroomen zou, heeft in het zelfde noodlot gedeeld, 't welk die Vloot is overgekomen, die den naam van de onoverwinlijke voerde . welke riiiurs de II. Het uitloopen, om Engeland te veroveren. Dit zijn fred riks eigen woorden in het 2, boek bl. 127. en men moet bekennen, dat hem, fchoonal niet de terugtogt, tea minste zijne oprechtheid eere aandoet. A. d. H.  ÏKEDRIK DES TWEEDE H. 95 * « M^aria theresia Het den Hongaarfchen Adet door den Graave van bathiany in kreitsgewijze befchrnving, tot de wapenen oproepen. Deeze dappere natie verzamelde zich in Wintermaand, en trok, toen Boheemen van de Pruifen ontüVen was tegen Silefiën op. ' Fredrik dacht haar door fchoone woorden te paaien, De Pruillfche Generaal von marwitz verzekerde haar in naam des Konings in een patent: dat men bij deezen oorlog enkel de rust des rijks ten oog. merk had: dat Koning fredrik het in het geheel niet m zijne gedachten had nieuwe veroveringen te maaken «och zich ten kosten van de Koninginne van Hongarii. en te verrijken; men verwagtte derhalven , dat de edele Hongaarfche Natie geene Vijandigheden onderneemen zoude, welken ftrijdig zouden weezen met de-vriendfchap cn eendragt, die tusfchen beide de natiën plaat* had. Men verzocht haar geene invallen in de ftaaten van Z,j»e Majefieli te doen; en gaf haar de verzekering, dat haar van wegen de Pruififche troupes niets in het minste te duchten ftond; ezy. Fischer (*) noemt deeze' Infurgenten geborene Vrijbuiters, wier bedftede de aarde en wier bedde de pantel „, en zegt, dat ze uit Gelukzeggers, Pandoeren, Tolpatfchen en dergelijk volkjen beftonden. He£ « der alven geen wonder (indien het dus met de zaa gelegen z,j) dat de Pruififche welfpreekenheid oP «ene zo ruuwe natie geenen indruk maakte. C*) Fischir I, th. feite 145. Mo"  05 HET LEVEN VAM Mogelijk hadden de Hongaaren ook iets van het geheim artikel (*) uit het Frankforter verdrag vernomen Genoeg, zij bleven hunnen Koning (f) getrouw, — vielen in Silefiën en hielpen den Generaal von marwitz vmTroppau en J'agerndorfweg, en tot aan Oppelen te rug drijven. * « De gelukkige voortgang der Oostenrijkfche Wapenen, deed in maria theresia (§) de hoop herleeven , van Silefiën weder te zullen veroveren. Wie kan het ook deeze Vorstin kwaalijk neemen, dat zij in een gunftig tijdftip een land poogde te heroveren, 't welk haar in een ongunftig tijdftip ontweldigd werd? Van (*) Zie hier voor bladz. 81. (t) De Hongaaren noemden maria theresia niet Koningin; maar altijd hunnen Koning. A. d. H. (§) Men heeft immer opgemerkt, zegt fredrik, dat de gemoedsdrift van het huis van Oostenrijk de raauvve indrukken der natuur volgt. Opgeblazen in vóór-, kruipend in tegenfpoed. Men zie het i. deel zijner fchriften. bl. 207» Bijaldien men den Koning hier omtrend wilde gelooven zo is toch deeze fottife niet overeentebiengen met den lof, welken hij aldaar bladz. 8. deeze jonge, door het ongeluk gedrukte Vorltin, wegens haare ftandvastigheid toezwaait. Daar komen in fssdmks werken meer dergelijke laage trekken voor; welken echter zekerlijk Hechts, na wat op de knokkels gekregen te hebben, of bij den aanval eener Satijrike luim, of oogenbliklijk na den maaltijd, uit de pen ge. fmeten zijn. A. d. H.  FREDRIK DES TWEEDEN. 9^ Van beide zijden kwamen 'er manifesten ten voor» fchijn. Maria theresia verklaarde aan de in wooneren van Silefiën, dat, naardemaal de Koning van Pruisfen, den Breslauër Vreede verbroken had, niemand dan zij, wederom, derzdver wettige Alleenheerfcheresfe ware. Fr ei-rik, daar tegen , vermaande hen hem getrouw te blijven, en verbood hen de onderneemingen zijner Vijanden, op eenigerhande wijze, hoegenaamd,^ ónderfteunen; — ondertusfehen was al. leen de uitflag der wapenen in ftaat, om aan deeze manifesten kracht en nadruk bij te zetten. Prins karel verfcheen den 18 van Wintermaand met de Hoofd-Armée in Opperfilefièn, en wilde in dea naam zijner Alleenheerfcheresfe daar van bezit neemen — re-en het einde des jaars bemagtigdën de Hougaarfche benden geheel Opperfi/efiën tot op de vestingen Neisz en Rozel na. De Graaf van traun, (*) die in de plaats Van Prins kar el het bevel overnam liet, ter bedekking van de Boheemfche en Moravifche grenzen, van het Graaffchap Glatz af tot in het Vorstendom 'Pefichen,vzn plaats tot plaats,met zijne benden'bezetten en vaste verblijf. • plaatfen ter verweeringe inneemen (f j; intusfthea maakte de Prins van dessau van de andere zijde de bes. (*) De Graaf van traün , zegt frrdrik op bU J3o. van bet ade deel zijner Schriften , is een volkome* voorbeeld , 't welk ieder Krijgsman bchooit te bettudeeren — Hij bekent, dat hij deeze Veldrogt voor zijné fchod'le en den Graaf vam traün voor zijnen leermeester heels gehouden. CtMn *t Hoogduitsch: liesz — einen kordoa ziehefi 9 wnd kantonirungsquarticre cianehmen. -^-> G  98 het l e e v e n van b^ste fchikkingen niet flechts om Nederjileftën te dekken: maar ook, om in Opperfilefiën de Oostenrijkers tot den aftogt te noodzaaken. (*} * • * F\edrik was op den 13 van Wintermaand van Schweidnitz naar Berlin te rug gekeerd. Het Franfche Hof was beducht, dat de Koning over deszelfs handelwijze misnoegd mogt weezen; want men had diestijds in een openlijk gefchrift gezegd: dat fredrik zijn verlies in Boheemen toefchreef 'aan de ontrouw en de gehei~ me oogmerken van een Hof, V welk gewoon was aan zijn eigen belang zijne getrouw ft e bondgenoot en opteoferen: (f) daar het deszelfs grondflelling ware; dat het de eerjie pligt van eenen Vorst zij, iedere verbindtenis te verbreeken, wanneer hij dezelve, wegens verandering van tijdsomftandigheden, voor de belangen van zijnen /laat riiet meer bet eekend vindt. Frankrijk kon, zekerlijk, daar op andwoorden: dat Koning fredrik bij het fluiten en verbreeken van den Breslauër Vrede, juist naar deeze grondilelling handelde ; dan 'er was reden, om het met den Koning niet buiten den haak te brengen: dat Hof zond liever, tot herftelling dsr voorige harmonie, den Maarfchalk d e belleïsle als buitengewoon Gezant naar Berlin. — Aan deez:n buitengewoonen Gezant was, daar bij, opgedraagen,het werk van eenen Spion (§) waarteneemen en op (*) Fischer. ifte th. feite 161. (t) Fischer ifte th. feite 162. ( j) Hier van werd hij, ten muitten, door de Hanoveraanca kefchuldigd. De zaak is ook zeer waarfchijnlijk. Fischer. ïiilv»  TREDRljj DES TWEEDEN. p§ OP de heenreize een plaatfelijk onderzoek te doen, hoe men met 45000 mannen, gemaklijk op het Hanoversch gebied konde komen. Hij weck, uit dien hoofde, achrer «as/eivzn den gewoonen postweg af en nam den Hechten weg latïgs den voet van het Harzgebergu, Dan te Wixgerode eischte de Keurvorstelijke ambtman maïïR nem zijn pas of degen af. Be u b ïsle, die ook geloofsbrieven van den Keizer had, klaagde,over fthending van het recht der volken en van het Rijks verdrag CReichsverfasfung) het baatte niets - hij moest zich overgeeven. Men bragt hem naar Otterede en vervolgens naar Stade, van waar hij, u plaats van in gezandfchap naar Berlin te gaan, onder bedekking van twee oorlogfchepen als gevangene naar Engeland werd gevoerd. Een ander onaangenaam voorval was, dat de Konlö» van iV^opden 8 van Louwmaand des jaars i^u- ai» Keurvorst van Saxen met Oofienrijk en de Zee-Mogendheden Engeland en Holland, het viervouwig verbond te Warfihau floot, en Rusland (*J> den gevraag bijftand weigerde, onder dit voorwendrel ( f )» lyAil de Koning den Breslauër Freede verbroken ba l. ' Fredrik bevond zich met de daad /eer in de klem en had andermaal reden, om zich den brief van den Maarfchalk des noailles te herinneren. , In «Ive bekent, dat BEt1EÏSU verfeheidene Ingenieurs in *.jn gevolg had. Maar waar ,oe zijn verfeheidene Ingenieurs ia het gevolg van eenen buitengewoonen Gezant noodigT A d H i*) De Engelfche Guinjes, zegt fredrik* be,innea over de Pruififche Daa.ders te zegepaaalen. , üetl. ^ Schriften bl. 38. • 4 Ct) Fischer ifte th. feite 1Ö3. Ga J  f ïoo MET L E E V E M VAM ♦ * * In den nieuw geöpenden Veldtogt fcheen het geluk zich weder op de zijde van fredrik te wenden; of zijn geluk was veelmeer het gevolg van deeze omftandigheid, dat Prins karel het bevel weder op zich nam. De Oostenrijkfche Armée moest, na een kortftondig bezit, Opperfilefiin verlaaten. Zij trok te rug in het gebergte van Moravïén en brak op haaren togt alle bruggen achter zich af. Den 14 van Sprokkelmaand kwam het bij Habelschwerdt tot een treffen, waar bij de Pruisfen het Veld behielden. De Oostenrijkers ontruimden het ganfche Graaffchap Glatz. Thans ftierf Keizer karel de zevende. Hen Frankfoorder verbond was ten einde, en fredrik konde nu niet verder de rol van hulptoebrenger fpeelen. Hij heeft 'er misfchien ook een voorgevoel van gehad, dat noch de fchoone Konings-£r atzerkreits , noch eene andere Oostenrijkfche Provincie, hem voor ditmaal de krijgskcsten betaalen zou; hij fcheen alzo tot den vreede geneigd en het zou hem zeer aangenaam zijn geweest, indien maria therksia denzelven, op den voet van het Breslauèr Verbond ( * ; , met hem had willen aangaan. Dan deeze Vorftin verliet zich op het Verbond van ■Warschau, en geloofde nog altijd, dat dit het tijd. 11 ip ware, om Silefiën weder te veroveren en haaren Vijand te verootmoedigen. De Oorlc* werd alzo voortgezet; nu bedong fredrik, dat Frankrijk zich werkzaamer zou gedraagen, en (•) FiscmeR ifte th. feite 16S.  FREDRIK BES TWEEDEN. IOI en de Prins de conty nog voor de vereeniging der Oostenrijkfche Arméën, de een of ander zoude aangrijpen. Middelerwijl wierd met de behandeling der nieüwe verkiezing eenes Keizers eenen aanvang gemaakt. Met bewilliging van Saxen werd ook Boheemen tot het doen der verkiezing genoodigd. Paltz, Beieren en Brandenburg verzetteden zich daar op het fterkst tegen. Men bevond, dat dc Keizerlijke Kroon den onvermogenden (*) maximiliaan jozef viin Beieren, te zwaar op het hoofd woog en wendde daarom zijne aandacht op den Koning van Polen. Eigenlijk was het flechts een franschgezind-pruififche mijn, waardoor men het Warfchauer verdrag in de lucht wilde doen fpringen. Koning augustus verklaarde zich tot het aanneemen der Duitfehe Kroon geneigd te zijn, ingeval zij door de meerderheid van ftemmen aan hem mogte worden opgedraagen; te gelijker tijd, echter, verzekerd» hij aan het JVeener Hof, dat hij zijn woord en de verbindtènis met het zelve aangegaan getrouw zoude blijven. De Zeemogendheden, en voornaamiijk Groot-Brhtanien, fpanden atle hunne vermogens in, om den GrootHertog vmToskaanen, de Keizerlijke Kroon op het hoofd te zetten. Hij kon op een gosd aandeel der ftemmen, in zijn voordeel, ftaat maaken, en zelfs /v^Wgafte' kennen , dat het deeze verkiezing zeer wel mo*te zien —fredrik mogte dan nu weder de kaarten fchudden, ditmaal, echter, vielen de aazen hem niet ten deel. (*) Op (*) Fischer ifte th. feite 167. (_t) Men zie hier voor bl. 69. G 3  109 HETLEEVEKVAK O p den 13 van Lentemaand begaf zich fredrik naar zijne-armée in Silefiën. De Oostenrijkfche Troupes lieten zich niet Hechts in Opperftlefiën wederzien : maar braken zelfs in Nederfilefiën door. Daar vielen dageHjks kleine gevegten voor, met ongelijk geluk. — De Oostenrijkers bezetteden Hirschberg, Landfhut en Schmiedeberg, en namen de vestingRozei ilormender. hand weg. Fredrik, daar tegen, maakte zich met voordeel uit het gevegt bij Landfhut weg, alwaar zijn Generaal winterfeld, geheel door de Oostenrijkers ingefloten was, en won den 3 van Zomermaand den flag bij LIoog-FrieJberg. In deezen flag wilden de verbitterde Pruifen aan de Saxen geen kwartier geeven ( *) en hieuwen geheele Battaillons terneder; men ziet hier uit, dat niet Hechts Pandoeren onmenfchen zijn. — Men lag de geheele fchuld van deezen ongelukkigen flag op Prins k ar el, die zich door eene list des Konings uit zijne voordeelige fiandplaats had laaten lokken. Men luisterde elkander ook nog zo iets van eene maaltijd in het oor, welken hij aan den Hertog van weissenfels zou hebben gegeeven (f), en die, op den avond voor den flag, een weinig te lang geduurd had. — — De vereenigde Armée der Oostenrijkers en Saxen was over Landfhut naar Boheemen te rug getrokken. Ge- • nc- (* Fisch er ifte th. f 178- Cf) Beirachtunge eines Prttififchen Officiers über diefchlagt feti} ïricdixrg. Mca zie Vie de f*ti. Tom. I. pag. 243.  fredrik des tweeden. I03 aeraal nad as dy dekte de terug-togt zo volkomen, dat de Pruifen aan dezelve geen hinder konden toebrengen. Op den 22 van Zomermaand ftond Prins karel wederom met eene aanzienlijke Armée achter Koning' Grats aan het riviertjen de Adelaar; de Koning leerde zich twee uuren van Hem af; 't welk weinig betekenende gevegten ten gevolgen had. De Prins trok, eindelijk, over den Adelaar en nam bij Aujest eene voordeelige legerplaats; de Koning koos het zijne bij Jaromirs. * * Fredrik verklaarde nu door eene openlijke bekendmaaking, i'j dat hij den Koning van Polen niet meer befchouwde als eenen medehelper: maar als eenen openbaaren vijand. De Saxifche Refid'ent van pez old begeerde van het Hof van Petersburg de toegezegde hulp. De Keizerin liet ook, met de daad, te Riga en Smolensko een leger aftteeken , doch verklaarde, des niet tegenftaande , gansch onverwagt, dat zij beilotenhad, om zich bij de tegenwoordige onlusten geheel onzijdig te houden (f). Van den anderen kant hield de Koning even zo vergeefs, uit hoofde der vrijwaaring van Silefiën , bij Engeland om hulpe aan. — De Keurvorst van Beieren had reeds, eenige maanden te vooren , buiten weeten Tan fredrik,_ te Fusfen, met maria theresia een verdrag gefloten, waarin hij alle aanfpraak op Oostenrijk .afftond en den Groothertog van zijne ftera C*) Manifest. (t) Fischb* ift- rh. f 180. G4  104. HET L E E V e n VAN Hem bij dc aanftaande verkiezing verzekerde. De Landgraaf van kassel had zijne benden te rug getrokken en paltz verklaarde zich onzijdig. BBiXïïstS ontwierp ten believe des Konings een nieuw plan van werkzaamheden. Het hield in, eene Armee over den Rhijn te laaten trekken, om den Koning het werk gemaklijk te maaken. (*) Men vervoegde zich met nadruk bij den Maarfchalk pes noailles en den Graave d'argenson; zij betuigden beiden ten fterkftcn zeer wel ter zaake gezind te zijn; alles, echter, was niet meer dan een Fransch compliment. . Bij de Staaten Generaal was fredrik even min gelukkig. Hij bragt hen onder het oog, dat door het bevel van wegen het Oostenrijks Gouvernement aan de Kapers van Oftende gegeeven, om alle Pruififche Vaartuigen voor goeden prijs te verklaaren, de Nederland-fche Koophandel zelve nadeel leed; dan^men zag deeze ïaake zeer koelbloedig aan, en maakte 'er zelf» geen geheim van, dat men wegens de voortgang daar van niet ' -'aeer-ten onvreede was in het kort, fredrik had geen enkel vriend, (t) * * * an vreemde bulpe verdoken zijnde, fpande freBrik nu zo veel te meer zijne eigene ki achten in. Zijn be- (*) Fischer. ïfte th. f. iSt. (f) Bit is.» zekerlijk, onder de groeten niet ongewoonj ias MiraebaU beweert zelfs, dat r red rik nimmer ét Udde der menfehen begeerde. A. d. W.  FREDRIK DES TWEEDEN. I05 bekwaame Generaal van nassau dreef de Oos' tenrijkfche benden tot aan Jdgerndorf te rug en nam op den 1 van Herfstmaand de vesting Roze! weg. Hij behaalde ook in verfeheidene kleine gevegten eenige voordeelen op hen; dan de Oostenrijkers verkregen verfterking en noodzaakten den Prins va n Nassau, om wederom naar Nederfilejiën te rug te trekken. — Beide Hoofdarmcén ftonden, ondertusfehen, den ganfche» zomer door, in Boheemen, fchier,in eenen ftaat van werkloosheid. Prins karel wilde geenen flag waagen en fredrik konde den Prins wel geenen ieeveren wegens zijne goede ftandplaats. Het doel der Oostenrijkers was, om den Koning af te matten door hem van post tot pose aantetasten. Zij wisten, dat hij van zelve Boheemen wederom zou moeten ruimen, zo dra hij niets meer zou te eeten hebben. Fredrik bevond zich ook, met de daad, in den onaangenaamften toefland. Hij had gebrek aan levensmiddelen , en hij moest om ieder bos ftroo plukbairen. (*) De invallende herfst maakte de wegen wel voor helft onbruikbaar, en de Koning had in 'gansch Boheemen geenen houdbaaren oord. — Door deeze oaiHandigheden genoodzaakt, brak hij den 18 van Herfstmaand uit zijne legerplaats, bij Jaromiers, op, enplaatfte zich bij Staudentz. Prins karel was hem nagevolgd. Hij geloofde, dat dit het tijdftip ware, om den Koning flag te ieeveren • want, gefield dat dezelve ongelukkig uitviele , zo moest fredrik echter Boheemen verlaaten. Generaal nadasdy moest om het leger des Konings heen (*) Vie de tred. Tom. 1. p. 119. G5  tOÓ .HET LEEVEN VAN heen trekken en hem in den rug vallen, terwijl Prins ka rel hem in het centrum aangreepe. De kenners bewonderen (*) het plan des Oostenrijk' fchen Bevelhebbers. Op den ao van Herfstmaand gefchiedde de aanval — fredrik werd verrascht (f) en de ilag zou voor hem verloren zijn geweest, ingeval nadasdy, in plaats van het leger te plunderen, den Koning in den rug ware gevallen. De Pruifen bleven meesters van het flagveld: maar lieten 'er bijna hun ganlche leger bij zitten. Fredrik bekende zelf, dat hem deeze zege geen ander voordeel aanbragt ( §) dan den vijand te rug te hebben gedreven. Ik had verdiend ( zeide hij ) bij Soor geflagen te worden , (|) ik zou het ook geweest zijn, zonder de bekwaamheid mijner Generaals en den moed mijner troupes. Men wil beweeren, dat de Pandoeren Overfte trenk, den Koning in het bedde verrascht: doch hem wederom zou hebben laaten onrfnappen. Men maakte hem deswegen in Weenen zijn proces op. Zeker Vrouwsperfoon , het welk zich voor eene Dochter van schwekin uitgaf, kwam zelf» tegen hem op, en verklaarde in dat oogenblik in 's Konings armen te hebben gelegen (*) Vie de fred. Tom. i. p. 120. (f) Trenk, 't is waar, beweert, dat de Koning niet verrascht zij geworden; trenk echter zal het wel niet beter geweeté-n hebben dan de Koning zelve, die in het 2 deel bl. 2s6. zelf erkent 5 dat hij verrascht geworden zij, en zich in perfoon , naar den Veldpost hebbe begeeven , om met eigene oogen de gefteldheid der zaake te onderzoeken. A. d. W. (fj) Fischer. ifte th f. 192. (,4) Men zie dss Konings onderricht aan zijne Generaals.  FREDRIK DES TWEEDEN. IOJ gen wederlegt niet Hechts deeze omftandig» heid het ganfche gerucht? dat * K oning fredrik leed bij de plundering zijnes legers een verlies, 'c welk hij meer dan dat van zijn tafelfervies beklaagde. Het was zijn viervoetige lieveling, een windhond, biche genaamd (f). Hij werd door de Pandoeren gevangen; aan den Koning echter door den Generaal nadasdy weder te rug gezonden. De Koning was een ongemeen groot liefhebber van dit Ibort van Honden. Hij hield beftendig een kweekfchool van 50 tot 80 Windhonden ( § ) aan den gang. Zijn voornaamfte lieveling Hiep des nachts bij hem in het bedde. Deeze honden mogten 's Konings Cana« pées vrij bemorlènen verfcheuren. Een bediende, die hen uit onvoorzichtigheid op de pooren trad, kon 's Konings toorn niet ligt ontloopen. Daar is in Sftif Souci eene afgezonderde plaats, waar zijne fa voriet-honden in kisten, onder zerken, waar op hunne naamen uitgehouwen zijn , begraaven liggen, — Aan weinige Generaals (4.) werd deeze eere bewezen. — Niets evenaart de liefde , welke de Koning zijnen hond al c men e toedroeg. Toen hem in Silefiën haaren (') Trepjks Leben ilre th. f. 5Ö. Bcrliner auflage. Cf) Fiscbèr ifte th. f. 191. C§) BüTching u'oer fred. Char. f. 24. C 4-) Voor de Generaals schwerin, winterfeld, Iti-DLITZ, en kbitH, werd op de Wilhelmplaati een gedenkteken opgericht, Bufching £. 156.  108 HET LEEVEN V A H ren ("*) dood bericht werd, beval hij, dat men het dood lichaam in eene kist, in zijne boekenkamer, te Sans-Souci, zoude plaatfen. Terltond na zijne terugkomst begaf hij zich derwaard heen, en liet zijne droefheid den vrijen loop. Hij moest zich, als het ware, van het dood lichaam losrukken; hij liet haar, echter, te Sans Souci, in de zelfde gemeticlde graf kelder plaatfen, welke hij ter rustplaats voor zijn eigen lichaam beftemd had. Keizer hadriaan was ook een liefhebber van honden en liet praalgraaven voor hen bouwen, (f) Het fchijnt, dat fredrik deezen Keizer, dien hij in zo veele andere gevallen navolgde, ook in de liefde tot honden niet heeft willen toegeeven. * T^ï" iettegenflaande den gewonnen Veldflag bij Soor vond fredrik echter niet goed, langer in een land te blijven, waar niet meer te eeten was: hij voerde, dcrhalven, zijne Benden weder naar Silefiën te rug, en kwam den i van Slagtmaand in Berlin te rug. Voor deeze keer kon hij Hechts korten tijd in het gezelfchap zijner Windhonden en in de armen der Muzen , van de vermoeienislen des oorlogs uitrusten. Maria theresia , dié nog geduurig de hoop voedde, om de Keizerin van Rusland en het Gemeenebest Polen, in het Warfichauir Verbond te trekken, maakte het ontwerp ( §) , om den Koning in zijne erflanden aan te tasten. Men f\t*) 1'et was ccne Teef! —! (|) Bufching ubcr frjed. Char. f. 37. (Jj Vie de f heb. Tom. 1. p. 123.  fredrik des tweeden. lot) Men moet, in de daad, zich verwonderen over den moeddeezer jonge Vorftin (*), die nog voor vijf jaaren zonder geld, zonder- krijgsvolk, haare erflanden tegen zo veele magcige vijanden verdedigde, en thans het groot en flout plan ontwierp, om Pruifens magt tot in het binnendfle te doen fchudden. — ^Oostenrijkers waren, met de daad, den 20 van Slagtmaand de Lauzits ingerukt, om zich ftraks in de kantoneerings kwartieren te verfpreiden. Prins karel moest, volgens het ontworpen plan, door den Lauzits in het graaffchap Mark vallen; middelerwijl, dat eene andere Armée in Silefiën zoude indringen, en iocooman, onder aanvoering van den Generaal grün, vereenigd met de Saxen, Maag. deburg wegneemen en Berlin een bezoek zouden geeven. Fredrik poogde dit ontwerp te verijdelen. Hij trok den 25 van Slagtmaand zijnen vijand te geinoet; wierp bij Hennersdorf drie Saxifche Regimenten overhoop ; rukte, zonder tegenftand, dieper het land in; bragt de Görlitzerkreits onder eene brandfchatting van 6000 Daalders, en noodzaakte den Prins karel, naar Boheemen te rug te trekken. Dessau was daar op in Saxen gedrongen en nam Leipzig en Torgau weg. Deeze tegenfpoeden noodzaakten , eindelijk, den Koning van Polen, die naar Praag was gevlugt, aan voorflagen tot vrede gehoor te geeven. Hij fchreef den 13 van Wintermaand aan den Koning; deeze ontving den brief eerst den 15, op den dag, waar op de flag bij Kesfieldorf voorviel een nacht vroc» (*) Vie de uso. Tom. 1. p. 12a.  110 het l E E v E n VAW vroeger, en tiet leven van ioooo menfchen zou gefpaard gebleven zijn. — Deeze flag .kostte aan fredrik 4000 mannen; hij, echter, behield het veld. De Pruifen waren reeds tweemaalen te rug geflagen; de flag zou zeker yerloren zijn geweest, zo niet de Oostenrijk/ene en Saxifthe Grenadiers de hun toebetrouwde posten van Kesfehdorfvt vroeg verlaaten en, onder veldgefchrei, de Pruifen vervolgd hadden {*). Daar door kwam hen een gedeelte der Pt uiftfche Ruiterij op den hals en bvagt hen aan het wijken. Plet is opmerkenswaardig, dat de zegepraalen van fredrik, dus verre, Hechts, als 't'ware, aao een enkel hairtjen der Fortuin hingen. « * ^Prins karel was weder in Saxen verfchenen en ftond, op den dag, waarop de flag bij Kesfelsdorf voorviel, voor de poorten van Dresden, waar hij het overblijffel der geflagene Armée bijeenverzamelde. De Koning trok rechtftreeks op deeze Stad aan. Nu had Prins karel de keus, om, of eenen flag te waagen, — zich in de ftad te werpen, — of Saxen te verlaaten. — Plij koos het laatfte en trok op den 17 van Wijnmaand naar Boheemen te rug. De Dresdenaars hadden weinig lust, om zich te laaten bombardeeren. Zij boden den Koning eene fomme gelds aan, — en openden de poorten. Fredrik betrok het palets van Lubomirskij , en gaf aan het hof een bezoekv waar hij de kinderen van den Keurvorst omhelsde. Hij £*} Vie de fred. Tom. i. p. 125.  f r ! d r i k des tweeden, til Hij gaf Bals, Opera's (*_) en Conferten; en de «y*. OT»i die over het algemeen gaarne danfen en vrolijk z'jn Ct.) namen deel aan het zegefeest hunnes overwinnaars. Fredrik bood nog op denzelfden dag den Koning van Polen in zijne eigene hoofdftad den vrede aan. Eenige gefchiedfchrijvers weeten niet hoe zij deeze daad genoeg zullen prijzen. Men zou ook, zeker, in verzoeking geraaken, om deeze daad voor eene bukergewoone trek van grootmoedigheid te verklaaren , bij aldien men niet wist, dat het van de zijde van Koning fredrik enkel bezorgdheid ware geweest, om zich door deezen inval in Saxen en het volgend voorjaar aan Rusland eenen nieuwen vijand op den hals te haaien. Ik verlange zeer den oorlog geëindigd te zien ( § ,, z'ei. de hij tegen eenige Dresder Dames; Ik weet,'dit 'het geluk der wapenen veranderlijk is, en geloof ook niet dat het mijne bejiendiger zal zijn. Op den fchoonen Koning - Gratzerkreits was ook geene C*) In eene der Opera's, welke fredrik bijwoonde, kwam in eene Aria het volgend versjen vo«r : Sulle rovine altrui Alzar non pen li il foglio Colui, che al fol orgoglio Riduce ogni virtu. „ Op den ondergang eenes anderen hoope hij zijn geluk niet „ te verheffen , die enkel in euvelmoed zijne deugd bezit '» De toefpeling was treffend: maar de zangers vonden goed voor deeze keer dat versjen wegtelaaten. Zie fredriks ichriften £de deel bl. 285. A. d. II. (t) Vie de fred. Tom. i. pi'130. CD Fischer. ifte rh. f. 217.  112 HET L E E V E N VATf ne rekening maer te maaken: Aan de andere zijde zagen maria theresia en Koning augustos hun groot ontwerp in duigen gefpat. — Dus waren alle drie de partijen met den vreede gediend, en alzo werd dezelve op den 25 van Wintermaand, te Dresden gefloten. De Saxen moesten den Koning voor de uitgefchrevene brandfchattinje een millioen Daalders betaalcn; en het bezit van Silefiën werd hem van nieuws aan verzekerd. Fredrik, daar tegen, erkende den Goot-Hertog Frans voor Roomsch Keizer. — Zo eindigde deeze oorlog, welke den Saxen leerde (*): dat het gevaarlijk is, zich in de gefchiilen zijner nabuuren te mengen — en den Koning (mogt men zeggen :) dat men op geene veroveringen voor anderen (t) behoort uit te gaan, zo lang men zich naulijks zelf in het bezit zijner eigene goederen kan handhaaven. ( § ) De Dresder Vreede gaf gelegenheid tot verfeheidene onderhandelingen. Fredrik vorderde van het Keizerrijk de vrijwaaring van deezen Vrede. Men maakte zwaarigheid. Maria theresia verklaarde, dat deeze vrijwaaring geen plaats konde hebben, ten zij het Rijk ten gelijken rijd de vrijwaaring der Pragmaticme Sanctie vernieuwde. De (*) Vie de fred. Tom. 1. p. 132. C + ) Uit kracht van het geheim artikel van het FrankfoN ter Verdrag wilde fredrik vooi Keizer karel Boheemen veroveren. Hij erkent ook in het 2de deel zijner fchriften bl. 295 , dat het zijne bedoeling was geweest hec Huis Oostenrijk voor altoos de Keizerlijke Kroone te ont» weldigen. A. d. H. ($) Het was 'er . zo men zegt, haast aan toe, dat fs.Xi Dfik Silefiën wederom verloor. A. d. H.  e R E d * r k DES tweeden. De Ktizet wilde in 'c jaar 1746 eene Armée op dé Franfche grenzen gezonden hebbeni, fredrIK was daar tegen , en raadde de onzijdigheid aan. In het zelfde jaar deed de. Koning aan het Weenerhof een voordel wegens de bezwaaren der Proteftanten in Hongarijcn — men floeg daar geen acht op en nam het den Proteftanten zeer kwalijk, dat zij bij' eene buitenlandfehe Mogendheid hulpe zochten. Met een woord: daar heerschte. niettegenftaande den nieuw* lings vastgeftelden Vrede, een verregaand wantrouwen tusfchen beiden de Hoven. Men fchreef den Koning nog immer Hechte oogmerken toe Ten aanzien van eenen Koning, die ten grondregel had: dat men van tijd tot tijd oorlog moest voeren, om zijne Krijgsbenden te oefenen, kon men gewislijk niet wel de beste oogmerken vermoeden. In Nörrtberg kwam een gefchrift ten voorfchijn* 'c welk de rechten en eifchen van het huis van Bran. dtnhurg fterk beftreed (•). Men wil, dat het zelve door den beroemden Staatkundigen moser, op daar toe gegeevene aanleiding van het Keizerlijk hof, aefchre. ven zij. Het zelve werd in Weenen, Regensburg en in meer plaatfen openlijk verkocht. De Pruifijche Gezant bewerkte door een voorftel deswegen, dat men te Weenen den Boekhandelaren den voorraad hunner Exern- (*) Dit gefehrift had ten titul: Politifche Hiftorid der Sta.tsfehler, welche d!e Europaifchen Machte, in anfehung der hauzer bourbon und erandenburc, begangen ha. ben —„Staatkundige Gefchtedemis der Staatsmisflagen, „ welken de Mogendheden van Europa, met opzicht rot dé „ Huizen van bourbon en Bundihbuu, bceMa 1, hebben". A. d. H> H  IH Het leve» vak Exemplaaren ontnamen (*). Fredrik moet den ïrt»' houd van dit gefchrift zeer gegrond hebben gevonden, aangezien hij het gemaklijker fcheen te houden, het zelve te doen verbeurd verklaaren (f}, dan te wederleggen. Dan het verbeurd verklaaren kwam een weinigjen te laat. Geheel Duitschland had dat gefchrift reeds geleezen, en in Frankfort gaf men 'er een' tweeden druk van uit. De Koning bragt te Regensburg zijne bezwaaren tegen het zelve in, en wilde, dat het zelve door den Beul verbrand zoude worden ( § ). De Rijksdag, echter, wagtte immer, dat Weenen hem daar toe voorgingen Dat gefebiedde niet, en het boek werd noch te Wét' tien, noch te Regensburg verbrand. Zelfs in de eigen ftaaten van fredrik bevonden zich lieden, die eene gevaarlijke briefwisfeling hielden, en welken men ten laste legde, dat zij de zaaden van tweedragt uitlirooiden. De Koning zond 'er verfcheidenen naar Spandau. De Geheimraad van ferber werd deswegen onthoofd (!). Het is uit de Schriften van trenk bekend, hoe heftig en despotiek fredrik, in fommige gevallen han- (*) Vie de fred. Tom. f. p. 140. (t) Fischer zegt, wel is waar bl. 227, dat fredrik te grootmoedig was, om de wijdloopige wederleg, ging van dit gefchrift te laaten drukken: dan, wij vraagen, hoe is zulk eene grootmoedigheid overeentebrengen met ïRËDRiKs Charaéter en zijne openlijke Staatsverklaaria» gen? A. d. H. (§) Fischer feite 228. (4-) Fitc her ter zelfder plaatfe.'  * * E D R I K DES TWEEDE», IJJ handelde, en alzo is het mogelijk, dat ook omtrend den oftgelukkigen ferber, iets, wat minder dan reentvaardig, hebbe plaats gehad. Des Konings wantrouwen jegens alles wat Oostenrijk betrof, ging alles te boven. Het was genoeg met iemand van het Keizerlijk gezandfehap iets, het geringde zelfs, te doen te hebben, om bij hem in ongenade te vailen en naar Spandau te geraaken (*> Wantrouwen is zeker de moeder der zekerheid: zeer dikwijls, echter verraadt het ook een kwaad geweten. • * T j-n Bloeimaand deed fredrik andermaal eene reize nsar Pijrmöut , om de baden te gebruiken. Hij had in zijne jeugd zeer ïlordig geleefd (f) Zf) dat hij zelve weinig hoop voedde, van oud te zullen worden. Jicht en podagra waren zijne gewoone krankheden. ♦ ?ijutffel0t5le d6e2e kW™1 V3n Z,'inen V^er geërfd te hebben, die een groote Rhijnfche Wijndrinker was. Uit dien hoofde was hij van deezen wijn zeer afkeer* en waarfchuwde elk een daar voor. Het Podagra vereerde hem, zonder te misfen, alle jaaren met een bezoek. Het is toch wonderlijk, dat de Natuur eenen geest bit welks voortbrenging zij zich uitputf^ zijne wo ^ aanwees in een lichaam, 't welk deszelfs leven lang, met Jicht en Podagra te ftrijden had. 'cKaS C*) Vie de Fred. Tom. ÏV. pag. 394. (t) Zie Bufcbing uber fred. char. bl. %f H %  lï$ HET LIETEN V A lf 't Kan zijn, eist 'sKorings onmaatige levenswijze * Jets tot het jaarlijks bezoek der Podagra hebbe toegeSbfagt. Hij was een liefhebber van goed eeten en drinken, en at, behalven dat, nog gaarne flecht ver« duuwbaare fpijzen (*). Als de fdhaflijst eenige zijner meest geliefde gerechten aankondigde kon hij naulijks het uur des maaltijds afwagren (f), en dan was hij in het eeten zich zelven geen meester. Indien maatigheid eene hoofdeigenfehap des wijzen moet geacht worden, dan is het wat moeilijk te begrijpen, hoe zijne gefchiedfehrijvershem fredrik den wijzen hebben kunnen noemen. — Fredrik gedroeg zich ook aan de tafel zeer flordig. Hij bediende zich, in de plaats van een vork, den ïneesten tijd, van zijne vingers; en dus droopen hem faus en nat langs de geheele Uniform heen. Het vleescli voor zijnen favoriethond lag hij op het tafellaken tot dat het koud was. Wijn en waterglas liep dikwiils over ; ook de Snuiftabak wlerd flerk bij hem gebezigd, zo dat de plaats waar de Koning gezeten had, als'de tafel afgenomen was, altijd kenbaar was door fmeer en vlekken bij de menigte. Omtrend den tijd der reize naar Pijnnont itierven 'er drie van des Konings tafelgezelfchap: du hak, voormaals zijn Hofmeester — zijn Geheimeraad en Potfenmaaker jor dan (§) — en zijn Generaal Adjudant van kaiserling. De <*) Bijvoorbeeld: Kaas en Meelfpijzen, Hammen, Poulenta, en derg. 7,ic buschimo bl io (t) Bu sc hing uber fkibdrichs Karakter f. ic*. ($) Zie hier voor bladz. a.  ïïEDïIt DES TWEEDEN. II? De Koning vereerde de nagedachtenis van jorda» met eene lofrede (*), die in de Akademie werd voodgeleezen, en maakte een taamelijk Hecht gedicht (f) -Op kaiserling. — 1— D e millioenen, welken de laatfte oorlog had gekost moesten weder ingehaald worden: deswegen liet fredrik, voor alle andere dingen, het impost en be« lastings wezen in orde brengen. De Silefi/che onderdaanen bekwamen vergoeding voor de fchade door den krijg geleden. Ter opbouwLng van de afgebrande Stad Schmiedeberg werden de noodige penningen aangewezen. Teo einde de duurte in het Silefisch gebergte te gemoet te komen, liet hij uit an« dere Provinciën Koorn aanvoeren en voor laa^e prijzen verkoopen. Dit alles, ondertusfchen was fredrik verpligt te doen, wilde hij zijne landen bezet houden niet met bedelaars maar onderdaanen, weiken hem naderhand impost en «kfijns konden betaalen. Het is mij onbegrijplijk, dat Schrijvers in ftaatzijn, om Koningen te vleien, wegens dingen, die tot hunnen pligt behooren. Zelfs busching, anderzins (4) TiscHtR. I tb. feite 230. (t) Vie de fred. tom IV. pag. 35. Dit geheel ge. dicht is vol van gekunftelde aandoening. Onder anderen heet het: Ach ! ik hebbe aties verloren! ,, ik verlieze den Vriend, dien ik beminde. — Ik blijve alleen — zonder u in deeze wijde waereld enzv. — (5) Fr.iedr.ichs Karakter von busching 1", 207, H3  Sl8 het leven van zins zo vrijmoedig, fpreekt 'er van, als van eene geheel •ongemeene daad, dat fredrik van den jaare 1763 tot 1786 zijne, door den zevenjaarigen Oorlog uitgeputte Provinciën, met vierentwintig millioenen onderfteunde. De Pruififche ftaat is toch, volgens de eigen verklaaring der Berlijner Schrijvers, een enkel Krijgskundige Staat die van buiten geene krachten ontvangt, maar zich alleen door den omloop van inwendige vermogens moet voeden. Het is derhalven noodzaaklijk, dat deszelfs Re.ienr van tijd tot tijd de beurs van Staat opene en eenige millioenen, door het lichaam van ftaat laate ftroomen. ■ Zonder dit Staatkundig geheim (Arcanum} loopt «Ike Krijgskundige Staat ()■) groot gevaar, om aan de teering te fterven; in dat geval zijn die millioenen Hechts geld ter leen, 't welk met woeker weder in des Konings beurs te rug keert Bijaldien fredrik, derhalven, van wegen dit voorfchot lof verdient, dan is het alleen deswegens, dat hij zijnen pligt voldeed. * * M et het Rechts-wezen ftond het onder fredriks Vader nog op eenen zeer Hechten voet; gelijk het over het algemeen moet zijn in een land, waar men gewoon is de lendenen van Prefidenten en Staats ■ Raaden , met den (*) Meues Staaten Journal 1. heft 1788. feite 6\, (f) Of Pruifen met de daad, volgens deszelfs gefteldheid, een Krijgskundige [ miluarifcher , zo ook boven] ftaat bahoort te zijn , zou roisfehién den Berlijner Schrijveren, wat zwaar te bewijzen vallen. A. d. H.  f R E D 8. ï K DBS TWIÏ»ÏN. £X0 den Oostindifchen rotting te meeten. Fredrik liet ■ er zich bij uitftek aangelegen zijn eene betere wijze van rechtspleging in te voeren. Hij fchreef met dezelfde hand, waar mede hij Veldilagen (*) had gewonnen, het ecrfte ontwerp ter verbetering daar van voor. Alle Rechtszaaken moesten vervolgens binnen den tijd van een jaar door drie rusttijden worden afgedaan (f). De Pleitbezorgers (Procura toren) werden afgefchaft en nog meer andere welgemeende inrichtingen gemaakt. De Koning ftelde zijn vertrouwen op zijne Juititie Minister c o c ce ji. Deeze vervaardigde, met hulp van van zekeren Franschman jariges, voor eredriks Duitfehe Staaten, het zogenoemde Corpus Juris Fride. rkanum. Berlijner Schrijvers en Göitinger dagbladfchrijvers (§) verheften deezen Codex tot aan de fterren. Busching echter, erkent openhartig, (|.) dat dit Rechtskundig werk, op verre na dat meesterftuk niet was, waar voor vleiers en blootbefpiegelende beoordeelaars het zelve goed vonden te verklaaren : want , volgens de uitfpraak van deezen grooten Rechtsgeleerden , liet dit Landrecht, onzekerheid, duisterheid, en aanleiding tot twisten in eene menigte overblijven. (**_)' C*) Fischer ifte theil feite 235. ^ar" (10 Dnrch drei Inftanzen abgethan werden — ftaat'er in het Hoogd. Daar nu Inftanz een viertijd, vacantie of rusttijd beduidt, was dit niet anders te vertaaien. De betekenis, ohdertusfehen is, dat geene rechtsgedingen langer mogten duuren, dan tot de derde Vacantie van her Gerechts-Hof. Vertaaler. CJ) Busching bl. 239. U) Aldaar. (**) Aldaar- H4  SI" het leven tan Jaarlijks weden nu, zeker, eene groote menigte van rechtsgedingen afgedaan; maar de Grootkantzelier jariges bewerkte dit flechts door den Krijgskundigen Magtfpreuk: marsch! wat valt dat valk — (*) en het getal der vallenden was niet gering. Na den dood van cocceji begon men met de rechtspleeginijen groote veranderingen te maaken ; zij gingen , echter , al geduurig met eenen elendigen tred voorwaards, tot dat, in de laatfte levensjaaren des Konings, de Groot - Kantzelier carmer hen beter op de beenen hielp. De Gerechts - raaden bekwamen hunne wedden uit eene zekere Kasfe van Gerechtsgelden (Sportelkasfe) (f), welken de rechtsgedingen duurer deeden worden — en zij [de Gerechtsraaden] werden elendig fkcht betaald. ( § j Hier kwam nog bij de desporieke wijze op welke fredrik zijne Staatsdienaars en Raaden behandelde. — Hij roste hen, wel is waar, niet met den Oostindifchen rotting wakker af; maar de kanttekeningen, welken hij goedvond te fchrijven, op de flukken, aie zij hem moesten voorleggen, waren dikmaais in zulke fchèrpe, heftige en befpotlijke woorden vervat ( [), dat 7-ll voor veelen gevoeliger waren, dan wezenlijke ftokfla^en. Ten laatften gewenden zij zich 'er aan, en troofteden elkander met 'er om te lachen. Eenige knipten 'er de Kanttekeningen af, ( * * ) op dat ■ de- (*) Aldaar. ( i Busching bl. 240. Busching vindt liet zelfs onvermijdbaar noodzaaklijk, dat Gerechtsraaden goed betaald worden; wijl het an•«leis gevaar loopt, dat zij hunne fchaade verhaalen op de Gerechtigheid, wier handhaving hen aanbevolen is. A.d. H. (4-) Frïdkichs Charakter von busching feite 215» (_*mj Aldaar.  FREDRIK DES TWEEDE TT. t*t dezelven niet tot kennis der nakomelingschap mogten geraaken. Fredrik eischte van zijne flecht betaalde Raaden de geftrengste rechtvaardigheid ('), en bijaldien hijhet tegendeel vermoedde, was hij gelijk aan eenen orkaan (f), die huizen omverwerpt en overal fchrik en angst verfpreidt. Slechts één ondeugende kaerel was'er noodig, die, zonder eenigen den minsten grond, een Gerechts Collegie bij den Koning aanklaagde, en hetzelve ontving van hem de gevoeligfte verwijtingen , (%) ja werd afgezet. Ondertusfchen bleef fredrik zelve in zijne rechterlijke uitfpraaken niet altijd aan de billijkheid getrouw, 't Is bekend , hoe overijld hij in de rechtszaake van den Moolenaar armold te werk ging, en dat fredrik wilhelm, de mens c hen Vfil end (-[•)» naderhand, dit onrecht heeft gepoogd te vergoeden. De (*) Fricïkhj Charakter von busching f. 2ij. (f) Deeze zijn buschings eigen woorden: ondertui.' fchen fchijnt mij deeze gelijkenis weinig te pasfen op eenen Koning, dien men den w ij z e n , den eenigew, den saeo li o van het noorden pleeg te noemen. A. d.H. (5) Op een zodanige aanklagt fchreef de Koning — onder het Kabinetsbevel. — „ lk zal het beduur der Heeren eens laaten onderzoeken, want mij dunkt dat het PeetV fchap in dtn lande veel meer Seldt , dan de gerechtigd ,, heid Ik heb den man gefproken, hij is niet dol, ma,* „ vijf zullen niet meer voor geldig worden aangenomen; dte ff nict recht uit wil Sizn> t!''ea z*I ik op de vingers klop. ,, pen". Zie eüsching Char. bl. 243. Ci) fredrik de Rechtvaardige — fRltilI1£ de M H 5 fchen.  llt HET LEVEN VAM De Kantzelier furst werd zonder eenig behoorlijk onderzoek afgezet. Zo bekwam ook de zeer verdienstlijke Baron van bork, die zich aan het hoofd des Koophandel - wezens bevond, onverwagt zijn affcheid. Indenjaare 1785 zette fredrik, te Maag- - den- fchcnvriend— zijn even als lodewijk de Goede — de Heilige johannes de Godvruchtigen , en welke dergelijken meer, — met opzicht tot Koningen, Vorften en meer zulk flag van overheeren , tituls zonder eenige de minfte bcduidenii. Vleiers geeven dezelven gratis of :icver eigenbeiangs- halven • en het dom gemeen fchreeuwt ze met vollen kee* le uit, omdat het zelve, noch vermogen, noch gele¬ genheid tot onderzoeken hebbende, alles gelooft, wat men het ep den mouw fpcldt; en in den waan verkeert, dat de gezalfden des Heere geen kwaad kunnen doen. Ondertusfchen zijn deeze rechtvaardige , menschlievende , goede, heilige , godvruchtige Heeren, niet zelden onrechtvaardige dwingelanden ; —1— ireêdogelooze verdrukkers van het roenschdom , flaaven van allerleie ondeugden, en huichelachtige befpotters van den Godsdienst en Godvrucht. Verblinde aanbidders der Vorsten! wanneer rullen u de vliezen van de oogen vallen? -wanneer zult gij wijs wor- dcn? . Maar ook gij allen, die op menfchen vertrouwt a's zij zich door enkele fcliitterende daaden , vooral in de Staatkundige loopbaane , eenigen roem 'eenen groeten naam, hebben verworven; zijt op uwe hoede! —— Hoe veelen van deezen zijn niet Hechts volksbelievers tot zo lang, dat zij zich eenen aanhang hebben verkregen? Hoe veelen van deezen zijn eigenbelangzoekers onder de vertoo. niii" van de fterkst bruilchende Vaderlandliefde? ö tijdl ó toeval! ö gij omftandigheid en gelegenheid van zaaken en voorvallen ! hoe vee'en ontmaskert gijlieden ons van de zulken dagelijks! Vataaltr.  Fredrik des tweeden. i&J denburg, den Kamerprefident af, die een zeer verdienstlijk grijfaart was, en kinderen had, en begaf dee. zen post, aan een' dommen kaerel (_*); een' bastaard van den Generaal puttkammer. Fredriks gefchiedfchrijvers Ieeveren ors nog meer voorbeelden. Het lust mij hier een paar van dezelven af te fchrijven. ( j-) Een gemeen Soldaat van het lijfbataiilon leefde met den Koning op zo eene vertrouwlijke wijze, dat hij verlof had, om onaangemeld in zijne kamer te komen. Hij maakte van deeze vrijheid gebruik, om van den Koning dikmaals geld te vraagen, 't welk hij dan in de kroegen, in den drank, verteerde. Bij wijlen floeg hem fredrik zijne begeerten af, onder het voorwendfel, dat hij geen geld had: maar dan zeide de foldaat: f rits! (§) Kijk f echts eens in uw lederen beurs en gij zult nog wel een paar ducaaten vinden. — Deeze Soldaat eens op de wacht zijnde kreeg woorden met zijnen Officier en hield denzelven de bajonet toe, als wilde hij hem doorftooten. De Officier liet hem vast zetten. De zaak werd voor den Koning gebragt. Deeze beveelt, dat men hem zijn proces zal opmaaken. De Krijgsraad veroordeelt hem ten dood, en de Koning ondertekent dit vonnis zonder een enkeld woord te fpree- ken. (*) Vie de fred. tom. IV. pag. 125. Cf) Vie de fred. Tom. IV. pag. 328. Ca) Zo dikwijls fredrik door de ilad reed, had hij een zwerm vaa moedwillige jongens om zich heen, die allerhande gekheden maakten. Eenige fmeeten den hoed in de hoogte, — anderen maakten grappen met zijn paard en fchreeuwden: goeden dag fp.itsI Vie dc fred. Tom. IV. pag- 334-  Ï2A HBTLEVINVAH ken. Elk-een geloofde, dat hij genade zou beko» men; deeze ongelukkige zelve geloofde dit zo vast, dat hij zich niet ten dood wilde bereiden, en tot aan het laatfte oogenblik van denkbeeld was, dat men hem fiechts met de vrees wilde ftraffen. Hij bedroog zich — hij werd doodgefchotcn. Zeker Kapitein S ftak een ander Officier in een tweegevegt dood (*). Hij werd verklaagd en de Koning kon niet voorbij hem zijn proces te laaten maaken. Volgens de wetten was hij een verloren man. Fredrik beminde den Kapitein en was bedacht opeen middel om hem te redden. Hij liet zijnen wensch, heimelijk, aan de vrienden van deezen Officier bekend worden. — Om het oogmerk zo veel gemaklijker te doen gelukken, zeide hij tegen den Kapitein, welke op dien dag de wacht had: Hoor! als gij mij deezen nacht den Kapitain S ontvhigten laat , zo komt gij , • op mijn woord, voor vierentwintig uuren in arrest. De Kapitein begreep den wenk. Toen het middernacht was beval hij zijnen gevangene frisfehé lucht te fcheppen. Eenige vrienden van deezen Honden bereids met eene postchaife daar digte bij gereed en voerden hem weg. Den volgenden morgen gaf de Kapitein aan den Ko? ftïrig van deeze vlugt kennis. Fredrik fte'.de zich daar over zeer te onvreeden aan , en zond den Kapitein voor vierentwintig uuren in arrest. Zo wel de Soldaat als de Kapitein had tegen de Krijgswetten gezondigd ,\ en echter moest des Konings lieveling fterven en de Kapitein was fredrik zelve ter ontkenning behulpzaam. — . (*; V.e de FRED. Tom. IV. pag. 3°7-  ïrkörik des tweeden. flj Een zeker Jood wolf, een Fabrikeur in zijde (*), bevond zich niet langer in ftaat, om zijne Fabriek , die hij op eigene kosten had opgericht, zonder Landsvorstelijke. onderfleuning voorttezetten; hij verkocht dieshalven, zijne zijde ftoffen voor zeer laage prijzen en dankte de arbeidslieden af. Deeze begaven zich tot den Koning en klaagden, dat zij geen werk hadden. Fredrik beval den Jood, terftond, deezen lieden werk te geeven, of dat hij hem ande.szins zijne bezittingen ontneemen en hem uit het land zoude jaagen. De arme wolf was hier door gedwongen, om zijne Fabriek met verlies aan den gang te houden. Een lieveling des Konings Cf) (men zegt dat het Qüintus jcilius (§)geweest is) had veel fchulden gemaakt en wist geen raad hoe dezelven te betaalen. Eindelijk viel hem daar toe een middel in. üm Majefteit zou mij gelukkig kunnen, maaken, zeide hijeens, op zekeren dag, tegen den Koning, zonder, dat het haar een penning behoefde te kosten. — Fan harte gaarne, zeide de Koning; maar op wat wijze? — Uwe Majefteit moest de goedheid hebben van den Jood ephraim te beveelen, dat hij mij zijne' dochter ten vrouw moest get' (*) Vie de fred. Tom. IV. pag. 3Cg, Cf) Vie de hed. Tom. IV. pag 320. (D Deeze man heette eigenlijk cuischardt: maar iverd door fredrik met deezen romeinfchen naam van qüintus Jcilius befchonken. Hij had in zijne jeu-d in de Godgeleerdheid geftudeerd en zeer dikwijls gepredikt} w„ echter, ten believe des Konings, een verzaaker des Christendoms , 't welk hij voormaals verkondigd had. De Koning gaf hem weinig geld, en behanlelde hem dikmaals aan tafel zeer lomp en onbefcheiden. Buschino feite 76.  tt.6 HET LBTEH VAM geeven» — Zijt gij zot? gij wilt eene yoodin trott' wen? Sire! ik heb zulk eene liefde voor dit meis- jen en haare Louis d'Ör opgevat, dat ik geen rust hebbe, voor dat ik ze hekome. Fredrik bemeikte nu het oogmerk van zijnen lieveling, en gaf het verzocht bevel. (*_) Jcilius begaf (*) Waar zag men immer fterker blijk van een Oostcnch dcspotismus dan in dit bevel van Koning fredrik? Een bevel tot een huvilijk! — Een derde tusfchen beiden komen, om de gewigtigfte daad in de fanienleeving der menfchen , die zo veel invloed heeft op het geluk der maatfchappij en derzelver ondeelige leden, door een bevel te ljepaalen ! — om eenen Vader te beveelen zijne dochtervaan iemand ter vrouwe te geeven voor denwelken zij gee» ne liefde noch achting gevoelde ; dien zij ter nauwernood kende ! om een meisjeh te dwingen haare hand te gee¬ ven aan eenen man, welken zij haar hart niet kon fchenken die daar te boven in de tederfte bijzonderheid, in die van den Godsdienst, hemelsbrecdte van haar verfchilde; en weiken voor haaren man te neemen de regelen en wetten vair haaren Voorvaderlijken Godsdienst, haar op het geflrengst verbodenl Dit voorkomen, zeker, gaf het Koninglijk bevel aan de door quintus jcilius begeerde echtverbindtenis, aan de zijde van ephraim en zijne dochter: want deeze waren van vooren onkundig, dat dit bevel Aas Konings flechts het fein was, tot eene gedeeltelijke plundering van ephraims kasfe , en het middel, om hem tot het betaalen der fchulden van quintus jcilius te noodzaaken. Welke eene vereenigmg, ondertiufchen, van fchelmerij en geweldenaarij aan de zijde van quintus jcilius gelijk ook aan die des Konings ? Welk een denkbeeld moet men zich van de characteis deezer twee vrienden maaken? Indedaad geen ander, dan dat van een paar Struikroovers, die den, vas»  t k i s k i k des tweede n. lt7 gaf zich nu naar den Jood, haalt het Koninglijk hevel voor den dag, en begeert de Dochter op het oogenblilc te trouwen. De oude, verfchrikte, ephraim ftelt nem de zwaarigheid wegens het onderfcheid in Godsdienst voor, en dat het hem onmooglijk was zijne dochter aan eenen Christen uittehuwen - alles was te vergeefs: - hij wilde de dochter hebben. Eindlijk komt de Hebreër met voorflagen van vergelijking op de baan. - _ Hij biedt 10000 daalders _ men hoo£ er niet na - men wil Hechts het meisjen hebben — Nu aocoo - men blijft onverbidlijk. Voor soooo daalders zien te laaten berooven van het geluk, om de jonge Juffrouw ephraim te bezitten, dat was eene ondoenlijke zaak. _ _ Nu biedt de Qude ^ Scooo: dat was juist de fom, die de fchelm noodig had, om zijne fchulden te betaalen. Thans werd de zaak in overweegt genomen ™ na veel biddens Het men, ten lïaiften f!J^ZferaS htinne vaaren. Het geld werd betaald en de KonZ lactoC*? met zijnen lieveling, over deeze grap § Men zietu,t deeze weinige ftaaltjens, dat heide tor gerechtigheid, dikmaats, Hechts de dochter In Van geen gevaar bewusten, reiziger bor... „ de overgave van zijnen goudbeurs „ood'aak n !jL in nogthans heette (.„m,, 7 * fredrik , de rechtvaardige . . d. wijze ie gr00te 1 Vertaler. Je ïf FTfCh/ SChr,jVer' Van den"'eIken « <*ceze anecdote heb ontleend, gelooft, dat M. .„,„„, *« hebbe, van zich „iet Mn een ]ofrehrift ^ ^ £ «"«ce waagen, dewijl heczelye, waarfchfjnlij., van de gel rech-  laS het leven vam * In het jaar 1747 werde het verdrag met Zweedett ge*' floten. Men poogde ook Rusland' in het verbond te trekken; dan deeze Mogenheid had, aireede, een verbond met Oostenrijk gefloten. Men trok daar over in Berlin donkere gezichten. Bei-» de de Hoven braken alle onderhandelingen af en riepen hunne Gezanten te rug. Eigenlijk had het fredrik bij de Keizerin van Rusland verkorven door fpotcernijën (* j, welken hij aan tafel ten haaren koste had uitgeftalt en welken haaf dan weder ter ooren kwamerr. — Fredrik had eene natuurlijke aanleg tot fpotternij. Als hij aan den maaltijd zat, vertelde hij hiftorietjes en anekdoten van Keizers, Koningen, Vorsten en Gemeene lieden — deeze werden herhaald zo dikwijls 'et zich eene nieuw gast aan den disch bevond ( f ). Hoe langer hij aan tafel zat en hoe meêr de damp van den wijn naar de herfêns (teeg, hoe minder ingetogen hij was. (§) Zijne beste vrienden, dienden dan zijn bij^ tend vernuft ten doelwit. Vol- rechtigheidsliefde des Duitfcben Salomons , niet het beste fchilderij zou hebben opgeleeverd. A. d. H. (*) Fis c hei zegt, d»t het belangrijke aanmerkingen waren in den fmaak van Juvenaal. bl. 161. (-J-) Fridrichs Char. von blsching feite 21. ($) Fredrik. bezat, met opzicht tot zijn lichaam, eens verregaande fchaamachtigheid. Ilij vermijdde zelfs voor zijne dienaaren de ontblooting zijnes lichaams, en 't geen, daar- obj"  FREDÜIK DES TWËEÖEN. IÜ9 Voltaire zegt (*_), dat het niet mogelijk was, om het bij den Koning uittehouden. Men weet wel, zegt hij, dat men van Koningen nog al wat verdraaien moet: maar fredrik maakte een weinig te veel misbruik van zijnen voorrang. De fatoenleevingheeft haare wetten , zal zij geen gezelfchap van Leeuwen en Tijgers uitmaaken. Fredrik zondigde gedüurig tegen dee^g wet: dat men in gezelfchap niemand tets'moet zeggen, dat bcledi' gendis. Hij vraagde, bij voorbeeld, aan zijnen Kamerheer pölnitz^ dikmaals, of hij riet gaaröe voordö vierdemaal van religie veranderen wilde? en bood hém ico dukaaten als hij nog ééns wilde omzwenken. ■— Nu eens zeide hij tegen hem: ach, mijn God, pölnitz! ik heb den naam vergeeten van den man, dieri gij in den Haag beftolen hebt, toen gij hem flechc geld (f-) voor goed verkocht. Eens werd over tafel gefproken wegens het aanvoeren van ligte troupes. De Koning zeide, dat dezelven in omtrend, bij ft klysteeren niet vermijd kon worden, was hem ten uiterfte onaangenaam. Nimmer durfde hem ie¬ mand naar het geheim gemuk volgen. Men zou deswegen te minder die buitenmaate vrije matsier van fpreeken hebben vermoed, waar van hij zich aan de tafel bediende, u, inzonderheid als de maaltijd wat lang duurde. Hij bond zich volftrekt aan geene regelen of wetten van eerbaarheid} maar noemde alles bij deszelfs natuurtijkfte bouaamingen, Busching bl. 30. (_*) Geheime nachrichten feit; 102. (t) Waarfchijnlijk had fredrik op deezen tijd nog zcl. ve geen valsch geld gelkgcn. A. d. H. X  1$0 HIT LEVEN VAK in den katten oorlog alleen door Struikroovers (*) waren aangevoerd geworden. uuimus icilius (voegde hij 'er bij (f)) heeft alle mogelijke moeite noodi?, om zich na den oorlog het rooven aftewennen. Als hij bij mi] is, pas ik ter deeg op mijn fnuifdoos en geldbeurs, uit vrees, dat hij ze behendig weg mogt kaaptn. Qointüs icilius nam deeze fchertferij niet vriendelijk op. Ah ik geftolen en geroofd heh, zeide hij tegen den Koning , zo is het enkel op het bevel van uwe Majefteit gefchied en zij heeft altijd het grootst gedeelte van den buit bekomen. De arme d'argens ( § ) werd eveneens bejegend; echter bleven deeze offerdieren (+) aan het Hof van nu dri k, daar zij, buiten dat, niets hadden om van te leeven. De vrijmoedige busching zelve bekent (**), dat de geleerden met hunne perfoneele kennis aan den Koning, zelden iets verdienden, want hij wist ten hunnen aanzien altijd meer laakbaars dan prijzenswaardigs te vinden. Gold het niet hunne geleerdheid of boeken, dan betrof het hunnen perzoon zelve (tf> Het was, zegt (*) Vie de f r e'd. Tom. IV. pag 361. (t) Het was de Franschman quichard, die hij ten Overfte maakte en in eenen Romein veranderde. ,(§) Volgens Bü»eH inc was d' a rg en s zeer bedreven in het Giieksch en de Wijsbegeerte ; fchrcef levendig en vernuttig; ging vene in twijfclaarij, en bezat geen vast charaitcr. C-I-) Geheime nschrichte zu voltaires leben f. 103. (*•) Uber fredrichs character f. 43. (■ft) Onder anderen bejegende hij den Abt eastiani, ditn  FREDRIK DES TWEEDE». ïgï *gt ÜÜ i den Koning natuur - eigen geworden, '*) bijna, aan alle zaaken en perfoonen iets belachlijks te Vinden , en nimmer fchitterde zijn vernuft zo, dan bij zulke gelegenheden. Hij vierde zich zeiyen daar in zo veel te meer bot, dewijl hij geloofde, dar dit aan zulk eenen Koning als hij was, wel geoorloofd was. — Graaf mirabeaü zegt dus niet te onrecht; dat f r edrik door zulk een character de liefde der meni'chen niet gewon. * * * jaar 1748. maakte op dan 18 van Wijnmaand4 door den vrede van Aken een einde aan den oorlog tusfchen Oostenrijk en Frankrijk en de te faam vei bondené Mogendheden. Bij het (luiten van deezen vrede werd Silefiën aan den Koning, door beide de vredemaakende partijen* gevrijwaard. Hier door viel hem een zwaaren fteen van het harte, Het Rusfisch Hof zette, intusfehen, deszelfs krijgstoerustingen voort. Daar ontftonden twee te*en elkander gekantte partijen. Oostenrijk, Rusland en Crootbrittanniën, van de eene, Frankrijk, Zweeden en Pruisfen van de andere zijde. De dien hij van wegen de Italiaanfche Lerteratuur bij zich hield, zeer hard — dikwijls zeide hij tegen hem: dat hii'het beest geleek, 't welk op Zeven Bergen zit. Vous etes mon plastron , e'est fur votis, qui fc decoche tout mon venin. llii- S C H I N G f. "jf. £*; Ter zeifdtr plaats. ■.' 13  134 HET LEEVEN V A ïï De Rusfifche Krijgsbenden waren reeds in den franki* fchen kreits tegen de Franfchen aangerukt; zij trokken, ech er, toen de Vrede gefloten was woder terug, en namen hunne Winterkwartieren in Boheemen en Moravien. De aanvoerers hadden bevel, om in hunnen togt langs de Pruisfifche grenzen de geflrengste krijgstugt te onderhouden. Het vuur glom aireede onder de asfche , maar men vond het nog niet raadzaam, om het zelve te laaten uitbreeken. In dit jaar fchafte fredrik allen de Lands Collegien af. Hier door verloor eene menigte van waardige Hof- en KamerJerechtsraaden hun brood, es geraakten zij met hunne huisgezinnen in groote elende ( * ). Cocceji had hun bij den Koning als een hoop onbruikbaare of eigenzinnige menfchen befchreven, en fredrik de eenige, de groote, de wijze, de Vnder des Vaderlands, maakte, zonder eenig verder onderzoek (f), in een blind vertrouwen op zijnen GroorKantfelier, met eene fpennenftreek, een aantal zijnetgoede onderdaanen tot bedelaars. Fkk- (*) TIuschic uber fridricHs Charafler f 239. (t) Fischer zegt, dat onder de afgezette Raaden zich ook de waardige küszler bevond, die deswegen den Gioot Kantfelier duchtig de waarheid zeide. Cocceji vond, echter, niet goed zich te rechtvaardigen, of fchoou de oude Koningin en de Kabinets - Minister podewils daar op ten fterkste bij hem aatidiongeu. bl. 263.  ï R E D R ï K DES TWEEDEN. I3J • < "F red rik deed daar door een bijzonder tijdvak in de gefchiadenis ontdaan, dat hij de mode invoerde , om grooter krijsheiren in vredenstijd te onderhouden (,*), dan 'er voormaals in het veld verfchenen; deeze mode, ondertusichen, maakte de naarijver der overige Mogendheden gaande. Men vermoedede van hem het oogmerk van veroveringen te willen maaken, en poogde daarom den aanwasfenden ftroom nog bij tijds, eenen dam ter fluiting van zijnen loop te leggen. Rusland flelde zich meer dan ooit in Haat. Het vermeerderde zijne troupes in Lijfland en zond geheele optögten van zwaar £,efchut derwaard heen. In Finland tegen de grenzen van Zweeden, werden de bedoelde toerustingen gemaakt. Koning fredsik verklaarde, wei is waar, openlijk, dat hij tegen de Keizerin van Rusland geene vijandelijke oogmerken voedede, noch voorhad eene regeerings verandering in Zvecden te bewerken: hij fchreef zelfs aan den Koning van Engeland,, en bad hem de in de asfche fmeulende vonk te willen uitdooven; dan men ftoorde zich in Rusland zeer weinig aan deeze verzekeringen, en FRfDRiK gevoelde nu tot zijne fehade (j), aat Keizerinnen zich niet zo ongeflraft laaten be- 1 (*) Fischer. I. th. f. 248. Eigenlijk was Lodewijk de XIV. de Stichter van Iraande Armeën. A. d. H. Ct) Les phnfantLiies de fredrik fur cette Prince.tfe Jüi cou-.érent lort cher, & il i'entit trop tard, qns ic iaatl I 3  jtS4 HIT L I 1 7 1 n VAN befpotten a's een 'i'argïke, een maupertuis of te- amerheer pölnitz. liet is natuurlijk, dat Oostenrijk op het groot krijgstooneel, 't welk binnen kort in Europa ftond geopend te worden, niet voorneemens was een ledig aanfehouwer te zijn. Deeze Mogendheid konde, zo als fischkr zegt, het verlies van SUefièu niet verkroppen, 't welk, tot haar groot verdriet, den Koning reeds 8 millioenen opbragt (*), daar het voorheen flechts a millioenen konde opleeveren. Dit was, indedaad, een groot onderfche.d; maar men had de Sileficrs eens in vertrouwen moeten vrasgen, of zij zich bij deeze herhaalde fterke Pruisftfche aderlaating zo wel bevonden als hij de zachte ontlastende middelen der Oostenrijkers^. Oostenrijk ïustte zich alzo toe naar het voorbeeld zijner nabuurm. Men verbeterde het krijgswezen, rec'rre nieuwe regimenten op, oefende de troupes, en yoerde de grondftellingen der Pruisfifche (f) Taftik i« CS). In qu'on dit d'amrui ne product, que du mal. Vie de rmO e r i c Tom. !. p?g. 331. (*) Fischer fte th. f. 162. O) Vie da fred. Tom. i. p. 147. (S) Mogelijk vinden onze nakomelingen aan deeze Pruis. Jifctle taktik veel te veranderen. Mogelijk gelooven zij, daï door deeelve de perzooneele moed der foldaaten verftikt wordt, mogelijk ondervinden zij zelfs, dat deeze Pruisfifche taktik tegen taktiklooze : maar met moed vervulde, van Vaderlandliefde en het gevoel van de w.iarde der Vrijhefd brandende , krijg benden, niet heftand zij. — — — a,. d, ^.  FREDRIK DES TWEEDEN. I3J * * * In den jaare 1750 werden in Duitschland de onderhandelingen, wegens het verkiezen van eenen Roomfchen Koning begonnen. Maintz, Trier, Beieren en Hanover waren het reeds Over de keuze eens, het kwam 'er, derhalven, nu nog op aan de ftemmen van Saxen, Keulen en Brandenburg te winnen. liet Keizerlijk Hof liet door deszelfs Gezant den Koning opening geeven van deszelfs voorneemen, en beloofde zich van zijne vriendfehap, dat hij door zijne ftem, deeze verkiezing gemaklijk zoude maaken. Het kan zijn, dat het den Koning niet gefmaakt hebbe, dat men eerst toen bij hem aanklopte, teen men zich aireede van de overige ftemmen meester had gemaakt; misfehien droomde hij zelve van een vleiend uitzicht op de Keizerlijke Kroon — genoeg, hij wilde van de verkiezing eenes Roomsch-Konings niets hooien. Hij verklaarde in de hoflijkfte bewoordingen (*): dat (*) FR E DRUKS haflijkheid ftrekte zich alleen uit tot buitenlanders en tot lieden van dewelken hij eenigen dienst yerwagtte, of welken hij aireede verpligt was te ontzien. Ov.r het algemeen maakte hij alle anderen gaarne belachlijk . ihij liet hen zijne meerderheid gevoelen , en zeide aan lieden, die zulks in het geheel nier verdienden, de bitterfe dingen. VoltaIhe, te Postdam eens op eene marmeren tafel leunende, fchetfte den Koning met twee woorden: le Roi ïesfemble a cette table: dur &; poli. De Koning gelijkt dcczs marmeren tafel, hard en geflepen. Z.e Vie de tR.no. Tom. I. pag. üio. I 4  8» X°6 het l e e v e n VAN dat men zich, bij den bloeiendilen leeftijd en volta*' inentte gezondheid des Keizers, en vooral bij de tegenwoordige rust van Duitschland en Europa, met de verkiezing niet moest overhaasten, en dat men de meerderjaarigheid van den Groot-Hertog behoorde af te wagten. Dan Hanover, Meints en Beieren gaven hier op ten and woord, „ dat juist de tijd, waar in Europa in vreede leefde , de gefchiktfle was tot de verkiezing van eenen Roomsch Koning: — dat de gezonaheid des Keizers niet Wegnam, dat hij misfehien voor de meerderjaarigheid van den Roomsch Kfoning koude flerven, en dat het in uilen gevalle beter ware eenen mittderjaarigen Keizer, dan in het geheel geenen te hebben. Daar werden over dit verfchil eene menigte van fchriften gewisfeld. In den grond der zaake diende de eigenzinnigheid des Konings fleebts, om de gemoederen te verbitteren en het Hof van Weenen nog meer tegen zich op te zetten. !F red rik wendde tot hier tot te vergeefs alle moeite aan, om voltaire aan zijn hof te krijgen. Hij had een man noodig, die zijne vei zen verbeete'rde en in geval van nood, een Herlijk 'manifest vervaardigde Voltaire, daar tegen, was met reden beducht (*), dat hij aan dit hof zijne vrijheid zou verliezenen floeg {*■) Vie a? fRED. Torn. IV. P. sa,  tredrie des tweeden. I37 floeg in het eerst het verzoek af, onder voorwendfel, dat hem de luchtftreek van Potsdam en Berlin te ruuvv ware. Fredrik zond hem twee meloenen, die in de tuinen van Potsdam waren gegroeid (-*_), om hem te bewijzen, dat bij Hem een zachter luchtftreék gebood, wijl in de Koninglrke tuinen meloenen groeiden. Nu greep voltaire de onbestendigheid der Koningen ter verfchooiiing aan ( f ). Fr e dk i k fchreef hem eenen zeer fchoonen brief, om hem ook omtrend dit punt te bevreedigen, Dus al meer en meer in het naauw gebragt, wendde voltaire eindelijs de reiskosten voor. Fredrik liet hem 6000 livres betaalen. Nog bleef onze dichter twijfelen, tot dat eindelijk een toeval, 'c welk zijne eigenliefde beledigde, hem zijn befluit deed neemen. d'Arnaud had den Koning eenen brief gezonden, op den welken fredrik in verzen andwoordde; en waar in hij zeide: dat voltaire aan het ondergaan, ' d'a rnaud, integendeel, aan het opgaan was. Deeze brief kwam voltaire in handen terwijl hij nog te bedde lag, hoe! riep hij, en fprong in het hembd ten bedde uit — hoe! d'arnauü/« het opgaan! vol- taire aan het ondergaan! fredhik mag. de kunst van regeeren ver/laan: maar hij moet 'er afblijven over mij te oordeelen ( § ). Ik zal reizen — ja ik zal reizen, en deezen Koning doen tien, dat ik nog niet aan l\et ondergaan ben. — Hij (*) Ter zelfder plaats. (t) Vie de fred. Torn. IV, p. 38. (JJ Vie de frld. Toin. IV. p. 35.  13? het leeven va» Hij reisde ook korten tijd daar na heen, en kwam in Hooimaand des jaars 1750 in Bet lijn. Voltaire werd aai. het Hof van Koning fredrik op het vriendelijkst ontvangen. Hij woonde in de kamer des Maari'chalks van Saxen , had de Koninglijke bedienden tot zijn dienst, kreeg een vergulde kamerfleutel aan de roktas en de orde van verdienste om den hals. Zijne geheele bezigheid beftond in het verbeteren der Koninglijke verfen: daar voor ontving hij, en zijne nichtc , jaarlijks, eene vergelding van 5000 daalders. Voltaire erkent zelve C*)> dat hiJ niets aange" naamer dan deezen ftand kende, en echter zocht hij reeds na het veiloopen van een jaar van dit godenleven ontflagen te worden. Spotters deugden zelden lang bij elkander, inzonderheid wanneer zij beiden dichters zijn. Fredrik vergeleek zijn gast met een oranjenap' pel (j), die men weg werpt als men 'er het zap uitgedrukt heeft; voltaire, hier tegen, zeide, bij eene zekere gelegenheid, als hem fredrik weder eenige veilen ter verbetering had toegezonden, dat hij des Konings morftge vasch ( § ) , moest wasfehen. Van beide kanten ven am men de wederkeerige fpotternij. Voltaire wilde niet geduurig een oianjen appel worden ge- (*) Zie geheime nachrichten zu voltairs leben f. 90. (\) In 't zelfde boek bl. 94. (§) Voila le Roi qui m'envoije fon linge fale a blanchir. Vie de fred. Tom. IV. p, 202. Het was de Generaal ma ns t ei N, aan wien voltaire dit zeide , en die'er dan niet traag bij was; om deeze fpotternij aan den Koning weder ovei te brengen.  Ï r e d r i k des tweeden. 139 genoemd, die men weg werpt als men 'er het zap heef uitgedrukt: en den Koning verdroot het, dat voltaire zijne verfen met een morfige wasch vergeleek C*)i daar toch in zijne verbeelding, voltai- \ re (*) De gelijkenis was zo gek niet. Iïet was indedaad wasscher.8 werk de vaerfen van eenen Koning te reini' gen , die geen regel in het fransch kon fchrijven , zonder fouten tegen de regelen der fpelkunst te begaan, en echter met geweld franfche verfen wilde maaken. Busching, die zelfs bl. 32. een brief van 's Konings" hand vol fouten vertoont, poogt onzen gekroonden dichter daar mede te veronrfchuldigen, dat de meeste Koningen zeer flechte fpellers zijn Dar., met verlof van den Heer b us c h 1 n g — daar heeft hier een groot onderfcheid p aats , want de overige Koningen wérden niet bezeten van do razernij , om franfche verfen te maaken. Als men den oor» fpronglijken brief des Konings leest, welke door busching wordt opgegeeven , zou men haast gelooven, dat fredkhc of deezen brief (*) niet gefchreven , ot' de fchoone verfen niet C*} J'ai Lu eet Es/ai de trailuiïitm de Taceite qua veus irdenvoyè* conlrc le qnel il rdy a r:en a dire . maïs c^efl la Defcription des moeras des germainsce idcfl pas ce quil y a de DiJJlcile de tradulre , maïs fon fiille fentcneïeux & energï que, dott il tracé en peu de mots les caraeïcres & les viers des Emuerenrs rautains, que les traducteurs s'esfayeut fur la vie de Tibere (fun chde ce jlile laconique pitoreique en meme tems oit au moten de deux mots il esprime sant de cbosfes efl ce qui merite ƒ'hutation de nos auteurs. Pen de pnrolles & beaucoup de fens. Vuila ce que nos Ecrt^ains ioivent fe prefcrire fomme la Regie Iuviolable de ieurs produéï ions. Tot verlaS tot [pondera 7' vous iemand»pardon ie ce que mon ignorance a la hardiesfe de citér du latin a votre fapian.ee. malt c'ejl une prefomtion q::s fefptri veus pardonusrtii. ï u é D e & 1 c, Uic  140 HET LEEVEN VAN r e wat de innerlijke waarde betrof, in profe en poefij verre beneden hem ftond. Hier kwam nog bij de bekende vijandfchap (Fehde~) van voltaire mee den Prefident der Akademie. Maupertuis fchreef een zeer belachlijk boek. Voltaire geloofde, dat men om een belachlijk boek jnogt lachen, en lachte en fpotte, en fchreef alzo daar tegen. Fredrik zelve vond het boek van zijnen Akademie • Prefident belachlijk en zinloos ; en vermaakte zich in zeker gefchrift , op eene vrolijke wijze, over — het gat naar het middelpunt der aarde, de lateinfche * ftad, de Aarts-geneezing Qharzkur) en meer andere zotternijen van dit boek. Hij niet gemaakt heeft, welken naderhand van ham ten voorfchijn kwamen. Hei is , (zegt onze Franfche Biograph , bl. los. van het 4. deel ) over het geheel moeilijk, om over de poetifche en profaifche werken van f r. e d rik te oordeelen. Voltaire beroemt zich, dat hij dezelven verbeterd hebbe; anderen roemden 'er na zijnen dood op , dat zij hem de bouw ftoffen t9t zijne gefchiedenis geleeverd hebben ; maar wanneer men hem dus ftof en ftijl ontneemt, wat blijft 'er dan npg van 's Konings werk overig? Uit deezen brief ontdekt men , (bchalven de Franfche en Latijnfche taalfouten^) dat fred «.ik ook een Hecht kunstrechter was over wcr. ken van fmaak; want juist deeze fpreukachtige , fchilderende ftijl i. wordt Joor alle kenners aan taciti s als een misilag toegereekend. — Maar fred rui was, over het gelieei genomen, niet in ftaat, om over Clasfifthe Amhcuren te oordeelen, daar liij dezelven, volgens het get il,1. n'- van busching, ft-cfns uk Franfche, en alzo mees; fkclue vcrtauliojcn keude, A. d. II.  FREDRIK ÖES TWEEDEN. I4I Hij kon het echter niet verdraaien , dat anderen daar over ichreven en zich vrolijk maakten. Z^jne zin* fpreuk was: geen geraas als ik het niet maake ( * _), Fredrik liet alzo (zijn eigen werk uitgezonderdJ alles verbranden, wat over dit onderwerp gefchreven was. De Koning wierp het gefchrift van voltaire met eigene handen in het vuur. Deeze zeide, dar hij de eere, om verbrand te wordert nu voor de tweedemaal had genoten: in Parijs door de handen van den beul en in Berlijn door de handen des Konings. Intusfchen benam hem dit Auto da fe de lust, om langer aar, een Hof te keven, waar zijne vrijmoedigheid eenen Koning moest mishaagen, die op een:; 01 bepaalder wijze heerschte dan de Groote Heer (f), en die geloofde Hechts alleen het recht te bezitten, om mee anderen te fpotten en alles belachlijk te maaken. 1 jij beval zijnen knecht, om hem van de orde voor verdiensten en de kamerfleurel tê ontlasten; ( §) hevrij mij Czeide hij) van deeze befchimpende merktekenen der jla~ vernij. Hij hing ze daar op beiden aan de kamerfl urel des Konings (j), en ging van Postdam naar Berlijn, terwijl hij die fchoone geesten verwenschte, die het rijk der fchoone weetenfebappen beheerfchen wilden als een regiment foldaaten (**). Frz- Cj Geheime nachrichterr feite 89, Cf,} Geheime nachrichten feite ioi. (5) Vie de fred Tom. IV. pag, 48. Cl) Ter zelfder plaats. (**) En mauitsfant les bsaux esprits, qui veulent' gou. verner Vempire des beaux lettres comme un regimett. Vie de f red. Tom. IV. pag. 44.  tfó het l e E v E n V A f» Fredrik zond den Abt p rad es naar Berlijn $ otH voltaire in den naam des konings te beduiden, dat hij zonder uüftel aan maupertuis (*) fchriftelijk, om vergiffenis zoude vraagen, en dat hij, de Abt, bevel had, om den Koning een bepaald and woord te rug te brengen. Qifil aille fe faire F.... (f) was volt air es andwoord. Hoe', riep de verfchrikte Abt uit, dat andwoord moet ik den Koning overbrengen! ja , zeide voltaire, en gij kunt 'er nog bijvoegen, dat ik u van 'sgelijken met h-m faire F... zende. Sidderend keerde de Abt naar Potsdam te rug. De Koning wilde het andwoord weeten ; de Abt ftamelde het zelve op herhaald bevel, ten laatfte, uit. ' Fredrik borst uit in gelach, en liet zich dit andwoord herhaalde keeren voorzeggen, en lachte hoe langer zo meêr. Hij vond in het geheele andwoord niets anders dan een belachlijke uitval van een man, die boos geworden was 5 (*) Busching noemt deezen maupertuis een oppervlakkig: maar even desvregen hoogmoedig geleerde ; voltaire, echter, befchreef hij. als een man van onuitputKjk vernuft, een goed dichter naar dc franfche wijze; een fchrijver van uitmuntend fchoone ftijl, een befpiegelend efl beoefenend Toneelfpeeler, een oppervlakkig kenner der ge» fchiedenisfen en wijsgeer, een groot lpotter en een geldgierig mensch , feite 75. (f) Vie de fred. Tom. IV. pag. 48. In duitsch ten naakten bij: cr zoll zum henker gehen : of bij ons: laat hem naar de galg loopen — of zo iets van dien aart. De Moogduitfche fchrijver zegt, dat zijne taal te arm is, om deeas franfche zotternij naukeuriger uittcdrukken.  fredrik des tweeden. 143 was; die niets kon uitrichten, en ondertaslchen met een man te doen had, die alles vermogt ( *). In plaats van voltai re zijne gramfchap te doen gevoelen , verzoende hij ten eerften met hem over deeze franfche zotternij. Hij zond hem kamerfleutel en ordeteken terug, en berisp hem wederom naar Potsdam, Men lachte — men omhelsde elkander en hieid den avondmaaltijd weder re famen. Deeze verzoening was echter, niet lang van duur. De gemoederen der fchoone geesten waren öntilerad. Daar heerschte onder hen geen vertrouwen meer, en fredrik, die wel bemerkte, dat hij onder hen niet alleen uitblinken , en niet volgens zijne invallen (Phantafie) over hen kon heerfchén, werd hen eindelijk ook moede. De vernuftige d'argens had airede een fchouwtoneel verhaten, waar de Acteurs geheel Europa deeden lachen. Algarotti was hem nagevolgd. Voltaire, die op nieuws roerden Koning in onmin geraakte, verzocht zijn ontflag. Fréorik gaf hem het zelve, maar liet hem orde, kamerfleutel en contract afeifchen. Vier franfche verfen (f) verzoenden hen weder met elkan- (*)Frederic n'y vit que 1'explofi Ou ridicule d'un homme en colére, qui ne pouvoit rien , contre un hoinme, %ui pouvait tont, Vie de f r e d. Tom. IV. pag. 49 (f) Toen voltaire den Koning de tekenen zijner ge. nadc weder te rug zond lag hij 'er de volgende verfen bij. Je les recus avec tendresfe Kt je les rends avec douleur. Comme un amant dans fa foogeufe ardeur Reud le portrait de fa maiiresfe. Ik  1.44 HET Ü.EEVEN V A W elkander, en de zo dikwijl heen en weer wandelendé kamerflewcl nam. haare plaatfe weder aan de rokzakvan volta ir e. ]jaar werd niet meer van te vertrekken gefprolsens na drie maanden, echter, verzocht voltaire verlof, om de baden van Plombieres te gebruiken. Het was een bloot voorwendfel. — Ik hield nog een avondmaal van da mok les met hem uit, zegt voltaire, in zijne geheime berichten (*_), na het welk ik, met de belofte van weder te rug te zullen komen, doch het vaste voorn temen hem niet weder te zien, de reize aannam-, Fredrik bemerkte , dat deeze Bronnenkuur flechts een voorwendfel was en liet voltaire te Frankfort aanhouden. Aldaar eischte men hem de kaoierflentel-, het ordenteken en depoëtifche werken des Konings weder af. Hij wei d op bevel van zijn Koninglijken vriend, nevens zijne Nicht, geduurende eene geheele maandlang door twaalf foldiaten in zijne herberg bewaakt, en moest ten laatlie nog alle kosten betaalen. Voltaire zegt, dat dit ten naasten-bij zo veel bedroeg als de kosten, die de Koning voor zijne overkomst had betaald. Naderhand werden zij nogmaals met elkander verzoend. Fredrik zond hem wederom zijne morfigt wasch, om dezelve uittewasfchen ,. en floeg hem op nieuws voornaar Berlijn te komen; voltaire, ech- ter, Ik ontving haar met verrukking en geeve ze met fmart te rug, zo gelijk een vertoornd minnaar in de eeifte liette zijneï drift , het afbeeldfel zijner beminde te rug geeft. (J*) Bl. 103.  f IEESIK DES TWEEDE N. Üf$ ter, was door de Frankforter gebeurtenis, atreëde ge. neezen van de dwaasheid, om met Dichterlijke Kónin* gen (_ *_), op eene vertrouwlijke wijze , omtegartm Voltaire, die zeker een goed waarneemer was, heeft ons eene fchets van fredriks afzonderlijke levenswijze nagelaaten. Zij komt in het hoofd/-aaklijke overeen met de tekening, welke busching ons daar van gekeverd heeft. Fredrik ftond in den Zomer dés morgens om 5.$ des Winters om 6 uure op, en kleedde zich , mee behulp van eenen bediende hoewel meestentijds alleen^ aan. Zijn kamer zag 'er heel aartig uit. Een prachtig zilveren kuning met kleine z-er goed gefnedene Amoti* rettes ( f) verfierd , fcheen het onderftel van een brd intefluiten , waar van men de gordijnen zag. Dan, achter de gordijnen vond men, in de plaats vaneen bed, eene bibliotheek. — De eigenlijke kgcrflede des Koi nin^s beftond uit een rustbank, van eene dunne matras voorzien, en ftond achter een fchut. Markus aurelius ANTONias, en julianus, de twee Apostelc-n van' het Stoicismus konden geene fkehtsr le^ gerp'aars hebben. Als zi'jne Majefteit aangekleed was en de laarzen hai aangetrokken fcho'nk de Stoïker eenige oogenblikken aart den Epicurier ( § )« Na (*) Mais il dtoit corrigé de la vanté de vivre familiare» ment avec les Poetes - Rois. Vie de fred. Tom IV p 58a ( + ) Becldjens — Cupidootjens , in dartele geb.)areu. (S J Het zoude zijn de kieschlieid beledigen, bij alöien ik hier alles in zijn geheel overlchreve, 't geen vo l ta mi! in zijne Geheime berichten van het leven deczei Koalugt Sog veiocr, omtrend dit punt heelt aangetekend. A. d. H, K  146 het leven van Na dit jongelings tijdverdrijf kwam de eerde minister met een groot pak gefchriften onder den arm. Deeze eerfte minister was een ft.uk van een fchrijver. Hij woonde op de tweede verdieping in het huis van den Koninglijken kamerdienaar en lieveling fredersdorf. — De Staats-Secretarisfen zonden alle brieven over ftaats- zaaken. [Depêches] aan deeze beambten; deeze maak- ; ten een uittrekfel daar van , en de Koning liet op de kant, door een paar woorden, daarop andwoorden, of fchreef wel ^eigenhandig het andwoord, daar op. De zaaken des Koningrijks werden alzo in één uur afgedaan (..*). Zel- (*) Men kan zich gemaklik verbeelden op welk eene wijze zo veele zaaken, in zo eenen korten tijd, konden afgedaan worden. De Kabinet- Secrctarisfen waren grootendeels gewezene Lijfknechts van den Koning, die niet eens de taal kenden. Dit veroorzaakte , dcrhalvcn , fouten en onbegrijplijke tegenfprcekingen. Eene verzameling van de grappige andwoorden van deeze Secretarisfen zou, gewis , het verrnaaklijkst iïuk zijn , 't welk immer onder liet oog van leezers kwam. Wanneer men eene gunst van den Koning verzocht, zeide hij dikwijls: hojlijk afgcflagen (dur et poli) if toegefluan — was hij echter in geen goeden luim, zo zette 'er de Secretaris, naar dat hij vriend oi" vijand van den verzoeker was , of naar dat hij mild of fchraal door hem betaald wierd, maar iets op, zo als het hem op het oogenblik inviel. Ik heb een man gekend,, die altijd het andwoord des Konings van te vooren zeide , en zich zelden daar irt bedroog. De Koning onderteekendc deeze kabinets bevelen (.als zij geene gewigtige tta'atsza*ken betroffen) zonder ze te kezen , en Let alzo aan de onkunde of de fnoodheid zijner ilfecretarisfen eenen vrijen loop. Van daar zo veele belach- lijkc  fredrik des tweede h. 14? Zelden geraakte zijne Staats-Secie-arisfèn en Mimsttrs rnet hem in gefprek; daar waren 'er zelfs eerügen met dewelken hij in 't geheel nooit gefproken heefr. Z:.jn overledene Vader had deeze orde bij he: S'aa'sbeftuuc1 ingevoerd. Alles werd op zijn kiijy;smans uit-»;evo;rd en zulk eene blinde gehoorzaamheid werd 'er gtöh fend, dat een land van tweehonderd mijlen beheerscht werd even gelijk eene Abtdij. Tegen elf uure hield fredrik, gelaarsd, in zijne tuin de revue over het lijfregiment, en op het zelfde) uur werd zij door de overften der overige regimenten, door het geheele land gehouden. Na de wac itparade Q*) fpijsden zijn Broeder, de Prinfen, een paar Gelijke andwoorden, die men (gelijk ik geloove , niet geheel ten onrecht, want het was in den grond, altijd Fredp jk.9 fchuld) ep rekening des Konings zettede , en die toch flechtï van zijne Secretarisfen oorfpronglijk waren. Dikwijls gebeurde liet, dit 'sKonings andwoorden dubbelzinnig waren, gelijk orakel fpreuken. en van beiden de partijen in hun voordeel werden uitgelegd. De rechters wisten dik'-.ijls niet, hoe zij de Kabinets bevelen ten uitveer zouden órengen en vonnisten naar eigenzinnigheid of drift. — De Koning noemde ziine Kabinetsraaden [*], gtraeènïijk', flr-chts zijne Schrijver;, en zij waren ook niets anders. Vie da 'ireb. Tom. IV. pag. '05. (*) Na de wachtparade ging hij in eene zaal, om te zieri of hem niemand werde voorgefteld, of dat 'er misfehien iemand t*] ntrsCHtNc, die den Koning poogt te óntfctuilriigen, zo go»ed het dan ook te doen zit, zegt, dat deeze regeeringswiize een voortrof, liik middel was, tegen het despötismus der ministers, dar hij fchijnt niet te bedenken, da: de onderdaanen daar door aan de hebzucht van fkclit betaalde Seeretarisfen prijs gegeeven werden» A. d. H, K a  ï*8 het l H V e K VAN Generaals en eenige Kamerheeren (*) aan zijne tafel $ die zo goed was als ze in een land kon zijn, waar noch wildbraad, noch goed flachtvlees, noch gevogelte te bekomen is en waar het koorri uit Maagdeburg moest gehaald worden. — Na den maaltijd begaf hij zich alleen in zijn Kabinet, waar hij tot 5 of 6 uure verzen maakte [ hier fchijnt voltaire den Koning een weinigjen onrecht te doen, want volgens busching ondertekende hij geduurende deezen tijd de gereedgemaakte brieven en fpeelde op de fluit] daar op kwam een jonge knaap met naame d'arget, die den Koning iets voorlas. Om 7 uure begon een klein concert; de Koning (peelde daar in de fluit (f), als de eerfte meester, mand was , die hem begeerde te fpreeken. Hij bleef daar eenige minuuten , en maakte zijn compliment , of fchoon 'er ook niemand dan zijne leverijbedienden tegenwoordig ware. Vie de fred. Tom. IV. pag. 206. (*) Daar moet naderhand hier in verandering zijn gekomen; want zijne Broeders kwamen bijna nooit te Potsdam , en fpüsden ook niet met hem , bchalvcn ten tijde van hef Karneval , te Berlijn. Ik weet ook niet wat voltaire met zijne Kamerheeren wil maaken. Dergelijke lieden werden aan zijne tafel nie't gcbragt; fredrik gaf, echter, deezen titul wel aan eenige van zijne lievelingen, en dan waren b?t zulke Kamerheeren , als ten naastenbij voltaire, of de Marquis d' ar cent, en in laater tijd lücheïinni. Vie de F r E d. Tom. IV. pag. 208. (.f) Men verhaalt , dat zich eens een Dorps Piëdiker voor den Koning op de fluit liet hooren. Fredrik, die zulke fluufpeelers altijd Hechts met een tegen concert beloonde, blies hem nu ook een ftukjen voor. Goddelijk y heerlijk, zeide onze Prediker, maar, de duivel haal mijl geen maat — en de Koning zou geandvvoord hebben", de duivel haal mij! hij heeft het gitroferu A. d. tl.  ï R E D R I K DES TWEEDEN. IA? ter, en daar werden dikwijls nukken van zijne eigene famenftelling uitgevoerd. Fredrik was een dolle liefhebber van de muzijk. Toonkunftenaars en zangers werden rijklijk door hem betaald, de fluitfpeelers uitgezonderd (*), gelijk hij langen tijd niemand lijden mogt, die goede verfen maakte. Een kunftenaar, die door geheel Europa voor den besten fluitfpeeler werd gehouden (f), kwam te Potsdam en verzocht de eere te hebben, om zich voor den Koning te laaten hooren. Fredrik liet hem in zijn Kabinet komen, en lag hem een buitengemeen zwaar ftuk van zijne eigene fa. menff elling voor ( § '). De kunstenaar fpeelde het zelve met allen mogelijken fmaak. Gij [peelt voortreflijk ; zeide de Koning , het is mij lief zulk een kunftenaar gehoord te hebben. Ik moet u deswegen terfond mijne te vredenheid bewijzen. Fredrik ging zijne fluit haaien; nu moet gij mij ook hooren, zeide hij; hij fpeelt daarop een concert, en laat den kunftenaar vervolgens, met zijn gewoon klein compliment vertrekken — — — Men (*) Vie de frederic Tom. IV. pag. 211 Cf) Vie de fred. Tom. IV. pag 211. (§) Busching zegt bl. 21 dat fredrik eenige ken. nis van de algemeene basfbasfe continuo) en de fteiregeli der muzijk gehad hebbe; en dat hij zelve Aria's, Concerten, en over de 100 Solo's gemaakt hebbe. Daar hij Hechts eenige kennis van de fteiregels der muzijk had , zal het 'er met zijne muzijk - compofitie niet veel beter uitgezien hebbea dan met zijne verfen. A d. E. K 3  ï/5<5 HET LEVEN VAN M?n hield den avond maaltijd in eene kleine zaa!, welker bijzonderst fieraad eene Ichilderij was, tot dewelke hij zijnen fchilder pene, een der beste duitfehe coloristen,- de tekening had opgegeeven. Het was eene dartele, dubbel/innige vertooning (*). Men zag jonge meisjens en Nimphen, die in de houding, weike de liefde des nachts wel gewoon is aan te neemen, onder Faunen la?,en; amourettes (f) die de fcherts der Cijclopen zeer natuurlijk fpeelden; eenige perfoonen, die luidkeels fchaterden van lachen, terwijl zij deeze liefdes-ftrijden aanfehouwden; tortelduiven , die trekkebekten ; bokken, welke geiten, en rammen, die fchaapen befprongen. De maaltijden waren dikwijls niet minder philo. fophisch. Een verborgen fpion , zegt voltaire, die ons, het oog tevens op dit ichilderij gevestigd houdende , had aangehoord, zou geloofd hebben, de zeven wijzen van Griekenland in een Bordeel te hooren (§), Nimmer werd in eenigen oord der waereld zo gefproken over alles wat bijgeloof was, of naar bijgeloof gweemde, en nimmer werd het zelve met meerd .r befpotting, — nimmer met gróoter verachting behandeld. God werd geëerd (|'): maar hij, die immer in zijnen naam het meuschdom bedroog — werd niet gefpaard. Nim- (*) Geheime nachrichten. Zie voltajrs leben f.65, f|) Zie hier voor bl. 145. (5) Geheime nachrichten, feite 65. (|) Waaneer zich la hetïhie mede aan tafel bevond pal het met deeze vercering van God, zeker, op eene waardige wijze zijn toegegaan; want voltaire zelfs noemt Jiem den Koiijng der Atluiumi- Deeze la mettrie was', juar de belchrijviug van v?,nBUscHiftG , een flecht Arts: maar  FREDRIK DES TWEEDEN. I51 Nimmer werd den drempel van zijn Paleis door eene Vrouw, nimmer door eenigen dienaar van den Godsdienst betreeden. In het kort, fredrik leefde zonder Hof, zonder Raad, zonder Godsdienst. In de Wintermaanden maakten de zogenaamde Vastenavonds vermaaklijkheden eenige veranderingen in de gewoone levenswijze des Konings./Hij kwam, jaarlijks, eenige dagen voor Kerstijd, vaas Berlijn, waar hij dan prachtige Opera's , Bals, Redouten en Gastmaalen gaf (*j). Het gefchiedde echter.meest ten gevalle van het Plof, der Berlijners en der vreemden (f j. Ten deezen tijde verfpiide hij, in 't bijzonder op Galadagen, zeer veel door eene Ichitterende pracht. Het keverde een zeer fchoon gezicht op , den Koning te zien aan tafel, onder het fchoonfte tafelfervies (§), omringd van twintig Rijksvorsten, dertig «Pages en even zo veel jonge Heijdukken, die prachtig gekleed, groote masfief goudene fchotels droegen. De groote Staats en Hofbedienden verfchenen als dan \ doch anders waren ze niet kenbaar. Na den maaltijd ging men in de groote Opera's - zaal, waar een goed drinker; een aartsfpotter met den Godsdienst en een Nar. Busching gelooft, dac men flechts zijne beel» denis door schmidt in het koper gebragt, daar toe be, hoeft te befchouwen. A. -d. H. (*) f red riks fchijnbaare verkwistingen, hadden altijd een cekonomisch oogmerk. Hij gaf deeze prachtige Opera's , om vermogende vreemden in zijn land te lokken. A d. H. (t) Bdschins uber fried. Charakter feite. 27. (§) Dit tafelfervies kostte den Koning een mniioen en jOUjOOO daalders, Fischer feite 294. K 4  ï:5* het leven van waar iren de fchoohfte zangers hoorde en de beste danfers *9g, d-e allen Koninglijk betaald werden, terwijl de /«haanjche Opera's-dichter fjVchti 2oco livres inkomen had. Deeze dichter betaalde zich, echter, met eirene handen. Hij tornde (•), op zekeren dag, in eeneffe. pclle des eerften Konings van Pruisfen, de oude gouaene boordfds af , waar mede dezelve verfierd was. Fredrik geloofde niet daar bij iets verloren te hebben, wijl hij nimmer eenige Kapel bezocht; daar te boven had hij eerst onlangs {hij was toe, reeds in het bezit van Stiefén^} eene verhandeling ten voordeele der Koovers gefchreven (f), welke in "de Verzamelingen fijner Akademie is gedrukt geworden; en hield het alzo niet doenlijk, ditmaal, zijn gefchrift, door de daad te wederleggen. — Des Konings verblijf in Berlijn duurde flechts ten naastenbij, vier weeken. Het hield met zijnen geboorte, dag op, en fredrik keerde zo veelte vergenoeg ï»ar Postdam te rug, hoe minder Berlijn hem'ge. Owtrend denzelfden tijd, waar in de Dichter vol taire uit het westen zich naar den sai omo in het poortien begaf, zond ook de Chan der Tartaaren van de Krim, die van de draden van fredrik had hoo- ren, (") Geheime nachrichten feite 73. Ct) VpL,TAiRK geheime nachrichten feite 73. \\) BVfCHJjf? uber !».£«. ch.ar. f. ?g/  f I I I) R II DES TWEEDEN. I53 ren gewaagen, uit het oosten eenen gezant naar Berlijn. Dit Gezandfchap baarde eenig opzien, in *t bijzonder aan het Rus/lsch Hof, waar men meende onderricht te zijn, dat de Koning aan eene verbindtenis met de Per te liet arbeiden. De zaak was zo onwaarfchijnlijk niet. Eij eene vredebreuk met Rusland zou eene verbindtenis met Turkijtn zeer voordeelig zijn geweest. Op den 2 van Wintermaand verliet de Rusfijche Gezant Berlijn, en ter zelfder tijd riep de Koning den zijnen van Petersburg te rug. Het Rusftsch Hof bezwaarde zich deswegen, dat men deszelfs Gezant in Berlijn met zo weinig achting bejegende; dat men weigerde de oproeping der Ruspfche onderdaanen, uit vreemde diensten,in de Berlijner nieuwspapieren te plaatfen ; en dat men twee Ruspfche Officieren gevangen hield. — Het Berlijner Hof andwoordde hier op; dat twee Hoven niet met elkander behoeven te breeken, wanneer een Gezant de eigenfchap niet bezit (*), om zich door zijn gedrag hoogachting te verwerven; dat de Rusfen, die in Pruisfifchen dienst waren overgekomen, niet waren gegeeven met het beding, om hen naar welgevallen weder te' kunnen oproepen; en dat men die twee Officieren deswegen had gevangen gezet, om dat zij, zonder ontflag te hebben, Pruisfen hadden verlasten. — Volgens opgaave der Pruisfifche gefchiedfehrijvers , was het de Graaf van bestuchëf, die deeze oneenigheden berokkende, om den perfooneelen haat(f) der ( * ) Wie herkent hier fredriks dut 5* poli f (f) Deeze haat, gelijk wij aireede weeten, omftond, uit eenige Satijrique gezegden van den Koning. A'. d. H, K 5  154 HET LEVEN VAN der Keizerinne tegen den Koning, nog meer in gefting te brengen. Fredrik wreekte zich aan deezen Minister door eenen brief in dichtmaat. — ■ ,, Ik zie de Hijperboreërs, dus zingt hij in de ode over de noordjche onrusten — de nabuuren der „ Chineefifche muur, en de volken aan den oever van den Donauw opgeraapt, hunnen eigenen ondergang te gemoere ijlen. Zij ftaan verwonderd, dat een ftaatsfcijran hen allen aan de Oostzee'had kunnen vcrfamelen. Zie, gij geefel van Rusland, vloekwaar„ dige Minister, dit is de elendige vrugt van alle uwe ,, euveldaaden! Schrikdier! 't welk de tweedragt uit de ,, helle heelt uitgefpogen — het is uw trouwlooze „ geest; het is uwe gruuwzaame woede, welke de wae- „ reld in verwarring brengt. ln eene ode aan de Koninginne ulrika gaat het nog erger. Een moniïer, 't welk de helle aan de kusten der Oostzee opfmeet; 't welk de haat met zijne woede „ heeft gezoogd; 't welk door de tweedragt was on,, dcrwezen inde roeklooze kunst, die de affehuwlijke „ machiavell (*_) eens te Florence leerde; dit „ moniler verhief door de onderwerping zijner Vrouw„ lijke Beheerfcheresfe zijn trots geluk tot aan den „ dorpel van den troon, en de fidderende rus, over ,, denwelken deeze wreedaart regeert, gehoorzaamt „ in zijne domheid en uit laaghartigheid enzv." Deeze toon klinkt door nog verfeheidene oden heen. Dich- (*) Dezelfde machiavell, welke fredrik als Puns wedcrlegdé'ï en als Koning, in veele gevallen, ten voorbeelce nam. A d. II. i  F I ï D R I K DES TWEEDEN. I5J rï~h'erlijke verdiensten ontdekt men zekerlijk daar in ze.-r weinig; dan men ziet 'er ren n.in«en in, hoe Zich ïrkdrik de wijze aan yieemie Ministers en Hoven wist te wreeken. * • / onderhandelingen wegens de verkiezing vaneenen Roomsch-Koning bleven nog beftendig voortduuren. Maria thüresia liet zich bij het affcheid van den Pruisjifchen Gezant op deeze wijze uit ( f ): dat zij zich «iet koude vleiët van den Koning het geringste bewijs ■van hoflijkheid ontvangen te hebben, Fredrik gaf daar op aan den Keizerlijken Gezant in Berlijn niet onduidelijk te verftaan, dat de tot hier toe, door opgeworpene zwaarigheden, geftadig uitgeftelde (§) Rijksguarantie, omtrend .den Dresdener Vree. de, de oorzaak zijner tegenilribbeling ware: hij liet ook daar over zijn misnoegen blijken, dat men hem eerst dan kende als men het reeds met de meeste Keurvorsten eens was. Het Keizer/ijk Hof lie: nu door een openlijk lastgeevend befluit (4.) de Rijksdag te famen roepen, en dus volg- (*) De Saxifche Staatsminister von brühl werd insgelijks met eene Koninglijke oie vereerd. . Ongelukkige ,, flaaf uwes geluks. hooide men hem daarin onder anderen, onbepaalde beheerfcher eenes alte veel tocgeevenden Ko5, nings er.zv." (f) Fischer. ifle theil feite 5Q2. (§ ) Terzelfder plaatfe. C\) Kommisfions dekret.  15» HET LEVEN VAN volgde nu op den 24 van Bloeimaand des jaars 1751, (alhoewel mee voorbehouding van de rechten desRijks) de borgtogt des Rijks, om dewelke de Koning van Pruisfen lèdert den jaare 1746 had aangehouden. De voomaamfte fteen des aanftoots was aizo uit den weg geruimd, en het Hof van Weenen beloofde zich nu van de zijde van Pruisfen meer toegeevendheid. Maar nauwlijks had fredrik de zaaken naar zijnen zin gekregen, of hij fpande de fnaaren weder een toon hooger. Hij fchreef nu aan het Hof van Weenen eifchen voor , zonder de welken de verkiezing eenes Rooms ch-Konings geene plaats konde krijgen. Men moest, vooreerst ( * ), onder zijne en Frankrijks (f) bemiddeling den Keurvorst van den Palts, wegens zijne aanfpraak op Oostenrijk, te vreeden ftellen ; dan moest het Keizerlijk Hof met deszelfs Bondgenooten, de rust in het noorden vrijwaaren, waartegen hij, (de Koning) te famen met zijne medeftanders, voor de voortdhuring van den tegenwoordigen Regeeringsvorm in Zweeden wilde inftaan; voor het overige moest men, vooraf, ook wegens de voogdijfchap over den Roomsch - Koning overeenkomen in geval hij; minderjaarig zijnde, aan de Regeering kwame. — — — ln het kort, de flirome fredrik maakte zodanige voorwaarden, als hij vooruit wist, dat door het Hof van Weenen nimmer konden worden aangenomen. Oos- (*) Fischer. I. th. feite 305. (f ) De Maarfchalk des noailles was van gevoelen, dat Frankrijk zich met de verkiezing eenes Roomsch-Konings niet bemoeien moest. Fischer ïfte theil feite 305.  ï R E D R I K DES TWEEDEN. 157 ■ * * O ostenrijk verwierp de Pruisfifche voorflagen. De Staatkundige hemel werd al meer en meer met ' donkere wolken betrokken, en het verTchriklijk onweder des oorlogs begon, hoe langer zo meer , te naderen. Tusfchen Ruslanden Pruisfen openbaarden zich nieuwe misverftanden. Eenige Rusfifche Kooplieden werden op hunne te rug reize van Dontzig, met hunne waaren in Koningsberg aangehouden. De Koning pntftoeg hen. en gaf bevel, dat zo iets, in het toekomende, niet weder moest gebeuren. ' Rusland was van gevoelen, dat zo iets niet had behooren te gefchieden, en liet dieshalven door zijnen Raad van Koophandel be- velen, dat de Rusfifche waaren, van toen af, zonder de Pruisfifche Grenzen te genaaken, ter Zee of door Polen, zouden vervoerd worden. — De beide Hoven waren hier door ten uiterfte tegen elkander opgewonden. Het Hof van Weenen had , intusfehen, trots de Pruisfifche voorwaarden, zijn ontwerp niet uit het oog verloren. Men werkte meer dan ooit aan de verkiezing eenes Roomsch-Konings, en Engeland beijverde zich, om alle kiezers ftemmen voor den Aartshertog josef in te winnen: maar terwijl de beide Hoven zich verbeeldden wel van hunne zaake meester re zijn, fmeet de flimme fredrik op nieuws een fpaak in het wiel. Geheel onverwagt traden de oud - vorstelijke leden van den Raad der Vorsten ten voorfchijn en eischten deel aan de verkiezing te hebben. Onderftetmd door ' fr e-  158 het leven van Fredrik f*) en den Keutvorst van den Paltz, vorder* de de Mark - Graaf van Anfpach, door eenen rondgaanden brief, van aile Vorsrelijke huizen, dat zij aan her. Rijksbefcuur van Maintz, zouden voorftcllen, dat her. Vorsten Collegie ,niet eer tot eene verkiezing mogte overgaan, voor dat in de drie Rijks Collegien de vraag beandwoord ware geworden: of deeze verkiezing noodzaak/ijk Ware? Deeze rondgaande brief was een voetzoeker, die fredrik onder de Rijksvorsten wierp. Alles geraak* te in beweeging. De meeste oud - vorstelijke huizen geloofden , dat zij deeze gelegenheid moesten aangrijpen , om hunne rechten ter deege te doen gelden. Zij wonnen me's bij dit alles (f). Fredrik, alleen won daar bij, want de onderhandelingen nopens • de verkiezing liepen in het riet. — Oostenrijk zocht gelegenheid om den Koning, tot vergelding voor deeze vriendelijkheid, weder eenig verdriet te bewerken. Hanover bragt wegens het bezit van Oostfriesland zijne klagten bij den Rijkshofraad in. Fredrik liet twee ftaatsfchriften algemeen maaken, waarin hij zijne mede - landftenden van de rechtmaatigheid zijnes eigendoms poogde te overtuigen. Hij liet hen de beflisfing over, zonder ziek echter, gelijk fischer bladz. 3ia, te recht opmerkt, met het Krij'gsgericht verder te bemoeien: dat is te zeggen; fredrik hield zich aan zijne zinipreuk: beati posjidentes. « Het (») Vie de fred. Tom. I. pag. 153. (t) Vie de fred. Tom. I. pag. 314.  FREDRIK DES TWEEDEN. I59 * * * ïIet is vreemd, dat fredrik. die geen Godsdienst had (*), echter lieden vond, die hem Godsdienstshalven aanhingen. Onder deeze zonderlinge lieden behoorden ook de Proteftanten, die door de Oostenrijkfche Staaten waren verftrooid. Zij betoonden, geduurende den laatften oorlog, in het openbaar hunne verkleefdheid aan 'Pruisfen, en poogden hunnen Godsdienst en gevoelens, immer , verder uitte* breiden. Het Hof van 'Weenen geloofde , dat men zulke gevaarlijke onderdaanen beperken moest. Men gaf order, dat alle Proteftanten, uit de gezamenlijke erflanden rnzrllongarijen zouden ovèrgëbragt worden. Het was, zegt fischer, geen religie-haat: maar Staatkunde — echter zeker niet de gelukkigfte. Eene verftandige verdraagzaamheid zou dp gemoederen deezer dwaalende onderdaanen, veorzeker, eerder géwónnen hebben. De gezamenlijke geestelijke Rijksffcanden, deeden wel aan maria theresia, wegens dit voorval (f), eerbiedige voorftellingen; dan dezelven werden in het andwoord , 't welk zij dies aangaande aan derzelver afgezondenen tot den rijksdag deed geeven, met hevigheid verworpen (§). Tiieré- (*) Men heeft geduurende zijne ganfche Koninglijke regeering geen fpoor gezien , dat hij God met dankbaarheid en vertrouwen geëerd hebbe. Busching- bl. 113. (f) Fisch er ifte th. f. 318. CS) Fischer als boven.  t6o HET LEVEN VAN Theresia bemerkte wel wie deeze mijn liet Iprlii-' gen, en het moest haar, natuurlijker wijze, verdrieten,' dat fredrik zich zelfs met haare binnenlandfche Staatsbelangen bemoeide. * 9 * De Pruisfifche Gezant van pollman» wendde allé mogelijke moeite aan, om op den rijksdag eene gunftige verklaaring in de Oostfriefche zaak te bewerken; dan het rijksbefluit viel nadeelig uit; de Keizer bevestigde het zelve, èn de zaak weid aan het Rijksgericht verwezen. De driftige pollmann(*) gaf een gefchrift uit, waar in hij het rijksbefluit verklaarde door bedrog verkregen te zijn, en alzo onwettig te weezen. Hij wilde het zelve volftrekt onderdrukt hebben; dat gelchiedde echter niet, en daar over ergerde zich pollmann zo zeer, dat hij kort daar op van hartszeer fiierf (f).— De toenmaalige Pruisfifche ftaatsfchriften waren, over het geheel genomen, op eenen driftigen, hevigen toon gefield; men mogt 'er wel van zeggen , dat zij naar het krijgszuchtig ftelfel van fr. ed rik ademden. — t Omtrend deezen tijd hield fredrik op, met de Loges der Vrijmetfelaaren te bezoeken; naderhand werd dit te doen ook aan die fiaatsdienaaren verboden, die van dezelven leden waren (§). Hij bemerkte wel, dat de grondflellingen van deeze orde, niet al.te wel in zijn plan voegden. Ön- (*)' Fischer. zelve geeft hem deezen naam f. 3*7. (t) Fischkr f. 3a3. (jp Aldaar.  ÏREDRIK DES TWEEDE». ï6t Ondertusfchen liet hij dezelven toch de openlijke oe*fening vrij en verleende haar zijne befcherming. — De Vrijmetfelaars breidden zich ook in zijne (laaten zo zeer uit, dat zij bijna algemeen wierden; (*) dat is te ze8Sen ■> dat zij ophielden Vrijmetfelaars te zijn. De eerfle Loge ( f ) hief een treurzang aan , om dat fre DRiK de vrijmetfelaarij had vaarwel gezegd. Weezen gewordtne Broeders, luidde dezelve, ofert hem met traanen, hier aan het gewijd altaar, hem die een flerke fchakel aan de ordensketen zou geweest zijn ( % ). Men ziet uit dit paar verfen, dat de Pruisfifche Loges ook flechte Dichters opleeverden. Om den krijgshemel nog meer te bewolken, was *ef reeds federt twee jaaren tusfchen Engeland en Pruisfen een twist ontdaan. Engeland had in Slagtmaand van het jaar 1752 eenige Pruisfifche Vaartuigen weggenomen. Fredrik, die, tot hier toe, altoos te vergeefs, op genoegdoening deswegen had aangedrongen, verklaarde nu, (*) Aldaar. (t) Het.was de Loge in de vier Kogels te Berlijn. (5) Verwaistc Briider! «pfert ibm mit zahren, hier dm geweihten alt ar, Ihm der tin jlarker Ring der ordensketic gewe/en var. L  iéa HET LEVEN van nu, dat hij die fchulden, welken nog voor rekening van Silefiën liepen, doch door hem waren overgenomen, niet verder wilde betaalen. —» De Koning van Engeland Helde deeze gewigtige en belangrijke zaak in handen van eene Commisfie — maar fredrik was met derzei ver beflisfmg niet te vreeden. — Hij benoemde nu zelfs een Raad, wien hij het onderzoek der zaake beval. — Daar werd deswegen veel papier verklad: de twist,echter, eerst in den jaare 1756 bijgelegd, wanneer kleine belangen voor de zul» ken, die van grooter aangelegenheid waren, moesten plaats maaken. De tweedragts duivel fpookte in de meeste kabinetten, en elkeen kon, zonder eenen prophetifchen geest te bezitten, tusfchen verfeheidene Hoven eenè naderende breuk voorfpellen. Engeland en Frankrijk twisteden met elkander in Ka* rtada over eene plek gronds, waar twee honderd mijlen lands niet zo veel waard zijn, als twee in Europa. — Het kwam tot vijandelijkheden zonder dat men elkander den oorlog had verklaard. Frankrijk befchuldigde Engeland daar van de oorzaak te zijn; het vermeerderde zijne landtroüpen en maakte even zulke mienen als of het den Koning van Engeland in zijne duitfehe bezittingen wilde aantasten. Koning oeorge zocht, door behulp van zijn Parlement, de veiligheid zijnes Keurvorstendoms te verzekeren , en verbond zich met Rusland en Hes fin. Het ftond op het punt, om te gelijk Rusfien en Franfchen in Duitschland te zien. Pruisfen meende ook op zijne hoede te moeten zijn. Frk-  ÏREDRlr des tweeden. 163 Fredrik droeg kennis van de verbindtenis der Wee* ner — Dresder — en Petersburger-Hoven, die hem-, naar zijne denkbeelden, den ondergang hadden gezworen. De onweêrswolken dreven op hem aan. Hij zocht naar eenen afleider, en zijn doorfiepen vernuft, hielp hem uit de klem. Eer 'er iemand om dacht verklaarde hij openlijk, dat hij ieder Franfche Krijgsbende, welke zich in Duitschland zou laaten zien, als Vijand zou aanmerken (*). Deeze bedreiging veranderde op eens het tooneel. De Rusfifche Troupes, die in Lijfland bijeen verzameld waren, konden, wegens de nabijheid van Pruisfen, niets ten voordeele van Engeland uitrichten. Deeze Vorst wendde zich daar op aan het Weener Hof, om bij het zelve hulpe te zoeken. Dan men vond hier goed, om bij deezen Oorlog met Frankrijk onzijdig te blijven. Het voorwendfel was, dat men zich tegen Pruisfen, 't welk zich met kracht toerustte, in ftaat van verdediging moeste ftellen. — Enge* (*) Eigenlijk was fredrik met het plan van werkzaamheden , door de Franfchen ontworpen , niet te vreden ; of fchoon het ook het zelfde ware , 't welk hij zelve in den Jaare 1744 had vóórgetcekend. Fischer. zegt, dat tot deszelfs gelukkige uitvoering eene nauwe verbindtenis met Pruisfui behoorde , welke ondertusfehen door Frankrijk verwaarloosd wierd. Het kan waar zijn j. de Franfchen beweeren echter, tot op dit oogenblik, dat dit plan van frehrik, het flechtfte was'onder alle mogelijk uit te denken plaus van Oorlog. A. d. H. L a  IH HET LEVEN VAN Engeland zag, dat het van zijne verbindtenis met Weenen en Petersburg weinig te wagten had, en was aldus ep eens aan zich zeiven overgelaaten (*). Fredrik maakte zich de verlegenheid van Engeland ten nutte , en bood het zelve zijne hulp in Duitschland aan. Men wachtte zich wel zo eenen magtigea bondgenoot (j-_) van de hand te wijzen, en floot in den beginne des Jaars 1756 met Pruisfen een verdrag. J^rankrijk vernam nauwlijks iets van deeze onderhaadelingen, of het zond den Hertog van Nivemois als buitengewoon Gezant naar Berlijn. Zijn last hield in: het verdrag met Engeland krachtloos te maaken, en Frankrijk met Pruisfen, door eene nieuwe verbindtenis, te vereenigen. Fredrik bleef ftandvastig en zette zijne onderhan* delingen met Engeland voort: Niemand zal willen ontkennen , dat hij de bekwaamheid van eentn fijnen ftaatkundigen .bezat». Hij was nauwkeurig onderricht, wegens de uiterile ^wakheid van het Franfche ftaatsbeftuur, zo wel als van het verval dcez.es Rijks, waar lodewijk(§), welken FLÏU- (*} Vie de fred. Tom. I. pag, 157. (t) Ik gebruike altijd de woorden van Pruisfifche Gefchiedfeh.rjj.vers. A. d. H. K%\ Ëi.ï zij0 ^iscHERs eigen woorden ifte. tjj, f.. 372..  ïmSïn des tweeden. 165 Jtleuri flechts voor zich zeiven en niet voor den ftaat opvoedde, zich geheel en al aan alle wellusten overgaf, en eene fompadour, met haaren aanhang, de ftaatszaaken beftuurde. —— — — ., , ■ , Frankrijk, was, dieshalven, in de oogen van fredrik een chinaas - appel zonder zap, welke men moest wegwerpen. Lodewijk zag nu het plan om Engeland in zijne duitfehe bezittingen aan te tasten — een plan door fredrik zeiven ontworpen, — tot niet worden, of. ten minsten ter zijde gefchoven. — Daar bleef hem ' niets overig, dan met het Weener Hof een verdrag van onzijdigheid (f*) en onderlinge verdediging te"fluiten. De ifte van Bloeimaand was de dag, welke in Ver• failles dit verbond bekroonde, en twee, tot dus verre zo van elkander afkeerige Hoven, door den band van vriendfehap met elkander vereenigde. Dit verdrag was het werk van kaunitz en vereeuwigde zijnen roem. Frankrijk had nu een gewigtig bondgenoot in Dui'schland, en Oostenrijk hield zich verzekerd aan Frankrijk een' grooten fteun tegen Pruisfen te hebben bekomen, en in allen geval door zijnen invloed ook het Zweedfche Hof (*) De Keizerin beloofde in dit verdrag geen deel te zullen neemen aan den Oorlog tusfchen Engeland en Frankrijk, ondertusfehen beloofden deeze magten wederkeerig aan el', kander vrij waaring hunner bezittingen in Europa, en zeiden elkander, in geval van nood , 24000 man hulptroupes toe. A. cï. H. L3  166 HET LEVEN TAS Hof (*), tegen den Koning van PruisferTte kunnen opzetten. Fredrik wist heel nauwkeurig wat'er gaande was. De Secretaris van het Keizerlijk Gezandfchap (f ) Ipeclde zelve de rol van eenen verraader, en zou, gelijk men verzekerde, zelfs reeds federt eenige jaaren, van den Koning fpionsloon hebben getrokken. Zo had hij ook een Saxisch Secretaris in zijn belang weeten overtehaalen, die hem op iederen postdag, federt den jaare 1753, affchriften van alle geheime bevelen van het Dresder Kabinet ( §) toezond. In Zomermaand werden de Rusfifche toerustingen in Lijfland al geduurig ernftiger. Fredrik liet zijne krijgsbenden in Nederpommeren verfterken, en te gelijker tijd aan het Hof van Weenen op de vriendfchaplijkfte wijze vraagen, wat toch die geheimzinnige Krijgs» toerustingen in Boheemen eu Moravien beduiden wilden? Maria theresia andwoordde denPruisfifchenGezant, in een afzonderlijk gehoor: dat bij de algemeens Kri- (*) Vie de fred. Tom. II pag. 3. (|) Fischer i band. f. 381 Het was wijngaarden ie jonge. Deeze verraader verliet het huis van den Keizerlijken Gezant en begaf zich uit Berlijn. Zijn Heer cischte hem op. De Koning gaf in fchijn bevel om hem optefpooren en uitteIeeveren De Gezant wees zelve het oord aan, waar hij zich ophield; hij was echter niet meer te vinden; zijne Vrouw en Kinderen wilde men , nogthans, niet uitleevere», v. ijl men dezelven onfchuldig bevond, ($) Vie de fred. Tom. II. pag. 3.  FREDRIK des tweeden. 167 Kr'tfis van Europa de waarde haarer kroone eisckte (*) , dat zij, zo wel voor haare eigene zeker heid, als voor die van haare bondgenoot en , de modige maatregelen daartoe name. Fredrik was met dit andwoord niet voldaan. Hij wilde, dat maria the resi a zich uitdruklijk zou verklaaren, dat zij hem, noch in dit, noch in het volgend jaar zou aantasten.^ Hij voegde daar nog bij, dat hij. ieder dubbelzinnig and woord voor eene oorlogs - verklaaring zou aanzien. Hier op andwoordde het Weener Hof: dat hij, Qde Koning,^) de Krijgstoerustingen had begonnen f f ); dat in het verbond met Rusland niets tegen den Koning begrepen was. en dat men alzo het Hof van IPeenen geenszins de onaangenaame uitkomst vermogt toe te fchrijvent welke de Koning fcheen te duchteri. Ook dit andwoord was niet naar fredriks zin. Daar verfchenen van wederzijde ftaatsgefchriften, waar in ieder de fchuld der eerfte Krijgstoerustingen den ander poogde op den hals te fchuiven. Dit gaf den Koning tijd, om zich beter in ftaat te ftellen; en nu geloofde hij, dat het tijdftip gekomen was, waar in hij, als een tweede alexander, den knoop met zijn zwaard zou kunnen doorhakken. ■ Hij (*) Vie de fred. Tom. II. pag. 193, (t) Fredrik riep op zekeren dag geeuwend uit: zou 'er dan niet haast eens -weder Oorlog komen? Vie de fred Tom. IV. pag. 64. Het is, derhalven, zo onwaarfchijnJijk niet, dat hij de Krijgstoerustingen begon. A, d. H.  168 het leven van fredrik des tweeden. Hij had in het zesentwintigfte Hoofdftuk van zijnen Antimachiavel zelve den zekerden ftaatstregel opgegeeven: dat het heter ware voor te komen , dan voorgekomen te worden. Hij poogde dus deezen regel, die te gelijk een famielie-regel (*) was, weder op nieuw in beoefening te brengen. Hijdelde zich, met het einde van Oogstmaand, in ftaat van beweeging, en rukte met 40000 man in Saxen. En zo ontftak fredrik zelve een Krijgsvuur, 't welk geduurende den tijd van zeven jaaren voortbrandde ; en in de ingewanden van Duitschland zo verfchriklijk woedde, dat de wonden daar door veroorzaakt , nog heden ten dage nog niet ophouden te bloeden. (*)' La fituation des Etats Prusfiens fait aux Souverains de cette monarchie une loi indispenfable , de n'attendre jamais 1'ennemi dans leur pais. Vie de fred. Tom. II. pa£. 6.  HET , LEVER VAN rCEDR. II. II. STUK. het LEVEN VAN FREDRIK den II.   x x t LEVEN VAN FREDRIK des TWEEDEN KONINGS van PRUISSEN.   HET LEVEN van FREDRIK des TWEEDEN KONINGS van PRUISSEN, geschetst door een VR IJ MOEDIG MAN. UIT HET HOOCDUITSCH. TWCBD STOK. Te L £ 5f D E N Hj D. do MORTIER en ZOON, mdccxcviii.   VOORNAAME INHOUD VAN HET EERSTE STUK. G eboortc en opvoeding van Fredrik des Tweeden; de eer ft e vorming van zijn charaBer gefchiedt door franfche handen, bl, i, 2. Hij had een afkeer van de Dnitfhe taal, bl.' %, Schets van het characier zijnes Vaders Fredrik Wilhelm, bl. 3. Deeze was een ruuw en onverzetlijk man; daar bij geldgierig en een Despoot, bl. 3, 4. Zijne meeste Generaals konden hunnen naam niet fchrijvm; hij was een vijand van geleerden en Kooplieden, en maakte zijn Hofnar prefment der Akademie, bl. 5 --7. In zi/n huislijk leven was hij geheel Hollander; zijn bier en rookkamer wasje gelijk de plaats, waar hij Krijgsraad hield, bl. 6 en 7. - Hf gaf zijnen onderdaanen oorvijgen, fchoppen .en fok/lagen, als hij ze op ftraat vond, en liet eenige Berlijner dames zijne exercitie - plaats aanveegen, bl. 8. Zijn Godsdienst bepaalde zich flechts tot uiterlijke verrichtingen. Zijne onderdaanen , kinderen ' en bedienden behandelde hij, gelijk etn Korf aar'zijne Jlaaven^ bl. 9. De Kroonprins  II INHOUD VAT» HET prins deed hij door oorvijgen dan/en; en den Pr^efident en Randen roste hij met den oostindifchen rotting wakker af, bl. 9 en 10. De jonge Fredrik werd door hem, van de jeugd af aan, ah foldaat opgevoed, en moest vlijtig ter Kerke gaan; van hier Fredriks haat tegen de Geestelijken; eenige proeven daar van, bl. 11 en ia. De jonge Fredrik f peelde gaarne op de dwarsfluit, en maakte gaarne v.acrzen; zijn Vader floeg de fluit aan /lukken en fmcet zijn Franfche Boeken in het vuur, bl. 13. Fredrik/ocgf de vaderlijke tijrannij te ontvlugteii; tracht dit van Wezel te onderneemen; wordt ontdekt, en op de vesting Kuftrin gebragt , b\. 13—15- Keizer Karei de zesde redt Fredriks leven, bl. 16 en 17. Lotgeval van Fredriks vrienden Keith at Kacc,. bl. 17 en 18. Fredrik treedt tegen zijnen zin in ?t hunfijk; zijne cerfle minnehandelingen hadden onuitwischtbuare merktekenen nagclaaten, bl. 19 en 30. De acuut, waar in het Uuwlif.k zou voltrokken worden, biytgi hïm in groote verlegenheid; zijne vrienden hiifen he?n, op eene zcldzciame wijze, uil den nood, bl. 21. Zijn Vader fchenh hem het ftede.'en Rhijnsberg; neemt hem, echter, kort daar op, mule naar de Rijksarmee, bl. 22, 23. hij komt te Rhijnsberg .1 erug; vaar hij -enkel Franfchen tot zijn gezelfchap kiest, bl. 24. Fredrik tracht zich ten naam in de geleerde waereld te maahn ka fchrijjt aan groote mannen bl. 25 Voltaire noemt hem den Salomo van hét Noorden, bl. 26. De oude Koning ion niet dulden, dat zijn Zoon met Geleerden omging, en wilde dikwijls het ganfche gezelfchap van jlhoune geesten en wijsgeeren naar Spandau zenden, ald. Fredrik fchrijjt tegen Machiavel, mens grond/lel- Un-  EERSTE StUK. ïtf Un'gen hij, echter, in het vervolg, voor het meerderdeel, de zijnen maakte, bl. 17. Hij wordt Vrijmetfelaar; doch wil buiten de Loge daar Voor niet bekend llnan, bl. "8, ag; Zijn Vader jlerft, bl 30. Klugtige aiterfte wil volgens denwelken hij bcgraaven moest worden, bl. 31—55. Fredrik beklimt den troon, zijne onderdaanen verwagten eene geheel andere wijze van regecring: doch bedriegen zich, bl.36. Fredrik de Honing betaalt de fchulden niet, die hij als Prins gemaast had, bl. 37. Befthrijving van de gefteldheid, waarin Fred rik den ftaat zijner landen vond, en wat hij daar in veranderde, bl. 38, 39. Hij hield voor een grondregel: dat men dikmaals eenen oorlog moet beginnen, om zijne Krijgsbenden te oefenen; bl. 40. -Hij wilde over zijne onderdaanen regeeren als Vader, en 'over zijne foldaaten als Despoot: doch heerscht over beiden als Despoot. Eene ijslijke anecdate wordt, hier toe betreklijk, aangehaald, bl. 41. Fredrik wil naar Parijs reizen; komt, echter, flechts tot Straatsburg, bl. 43. Voltaire bezoekt hem in de nabijheid van Kleef; welk bezoek hij op eene grappige wijze verhaalt, bl. 43—45. Keizer Karei de zesde fterj't, en Fredrik hield dit voor het tijdftip, gefchikt, om met een leger van 80000. man eene proeve te doen, en trekt naar Silefiën. De waereld geloofde, dat hij Maria Theresia ter hulpe ijlde, en bewonderde zijne grootmoedigheid< doch de waereld bedroog zich, bl. 46—52. Siielifche Oorlog. Fredrik fluit met Bn-slau een verdrag van onzijdigheid, 't welk hij niet hotidt, bl 54. Slag bij Mollwitz. Fredri k vliegt Lij het eerfte kanonnen fohot ran het flagveld; en verbergt zich in een koor en molen, bl. 56, 57. De Prefident zijner Akademie wordt gevangen, bl. 58. Fre? * 2 drik  ,v Inhoud van het drik neemt Breslau op eene verraadelijke wijze in, bl. 60- 61. Hij neemt den titul aan van Souverain Hertogin Opr>er- fin Nederfi leliën. Bijzonderheden hier toe bet ra'dijk, bl. 63, 64. Op het flot KI. inSchnellendort worden de voorwaarden van vreede getekend; waarbij ¥ r e drik mondeling verzekeringen doet, diehtj niet volbrengt, bl. 66. Voortzetting Van den oorlog Slag bij Czaslau, bl. 67, 68. Bresiauër vreede, bl. 68, 69. Fredrik fchrijjt e, n brief «««Voltaire, waar uit het blijkt, dat deeze Koning altijd anders handelde dan hij fprak en fchreef, bl. 70—7^. Fredriks gcaarlheid ([temperament) en bedrijven zijner jeugd. Hij jaagt een Veldprediker met zijne zwangere vrouw in een mestpoel, bl 72, 73. .Zijne zangers en zangeresfen worden beter betaald dan zijne Minifters, bl -4. Hij geeft anders aan het manlijk gcflacht den Voorrang boven het vrouwlijke, ald. Hij neemt üost vriesland in bezit: zijn zinfpreuk was: beati pofedentes^ bl.75, 76. Voltaire wordt als onderhandelaar naar Parijs gezonden. Het was Fredrik daarom te doen. dat hij zich andermaal in den oorlog mengde; hij fluit met Frankrijk, den Palts en Heslèn een verdrag tegen Oostenrijk, bl. 78, 79. Fredrik ontkent een geheim artikel yan het Frankforter verdrag, V welk hij in zijne nagelaatene Schriften, echter, erkent, bl. 81 Schrijft een brief met allerleie lesfen aan den Koning van Frankrijk, bl. 81 —84. Hij trekt met zijne Armée tegen Boheemen op; noodzaakt Praag zich over te geeven, en hulde te doen aan den Keizer, die echter haar Heer niet wicid, bl. 85, 86. Vleit den Koning yan Poolen en poogt dien in zijne belangen oyertthaaleni belooft den Graave van B r u h 1 een Vorstendom, en den Huf-bicgtvader Quarini een Kardinaalshoed, bl. 87. 1'ra.ik»  EER' STB ÏTtTlt. f Frankrijk bemerkt Fredriks zucht tot veroveringen, en is niet zeer werkzaam, ald. Fredrik maakt na hei veroveren vdn Vraag groote flaters, bl. 89. Wordt van zijn Korps in KolM afgtfneden; waar mede hij zich echter, met groote moeite, weder vereenigt; bl. 90,91. Hij trekt uit Boheenvn terug, en zijne bezetting, Welke genoodzaa' t wordt Praag re ver laaten , worat door de Burg-rij aicr flad niet vriendlijk behandeld, bl. 92, 93 Toefland der Pruisfen na dit voorval Fredrik erkent zelve, dat deeze eerfte onderneeming niet tot zijn lof was uitgevallen, bl.91. De Hongaaren komen in de wapenen; Fredrik zoekt hen door fchoone woorden te WtmeH-'i wclkc*i, echter, op hen geen indruk maaken, bk-95. 'Maria Theresia hoopt Silenen wederom te heroveren, bl. 96. Belleïsle, die ah Gezant naar Berlijn trekt, wordt gevangen ennaarEngelv.id gezonden, bl.98,99. Fredrik bevindt zich andermaal zeer inde klem, ald. Keizer Karei de zevende pier ft. Fredrik wil nü gaarne Vreede maaken, bl. 100. Met de verkiezing tenes nieuwen Keizers wordt een begin gemaakt; Fredrik laat een politieke mijn fpringen, bl. iöi. Slag bij Hohenfriedberg, bl. ioa. Fredrik flaagt niet in zijne bedoelingen.: Mirabeau beweert, dat Fredrik nimmer de litfde der menfehen begeerde, bl. 104. Ongunflige toefland, waar in zich Fredrik bevindt; Slag bijvoor, bl. 105, ioó. Het wordt onwederfpreckbaar bewezen , dat de Pandoeren. over ft s Trenk den Koning in het bedde overvallen hebbe, bl. 106. Fredriks liefde voor zijne honden; ■hij laat zijn hond Alcmene in dczslfde grafkelder leggen, welke hij ter begraaving van zijn eigen lig. chaam beftemdhad, bl. 107, jo8. Slag bij Kesfeldorf * 3 ds  fl 'INHOUD VAN HET de zegépraaien van Fredrik hingen elke keer dan eeü enkeld hairtjeu der fortuin, bl. 109, 110. Dresden geeft zich .over; en de Saxen neemen deel aan het zege-feest hunnes overwinnaars> bl. fio, 111. Dresder vreede, bl. 112. Een verregaand wantrouw.cn hetrscht tu fchen de beide hoven, bl. 113. Moser geeft ccn gefchrift tegen Pruisfen uit; Fredrik dringt '£r op. aan, dat het zelve te Regensburg, door Beulshanden, verbrand zoude worden ;hetwordi, echter, niet verbrand. Fredrik zendt verfeheidene zijner onderdaanen naar Spandaü,- en laat den geheim-raad Fiirber onthoofden, bl. 113, 114- Fredriks wantrouwen jegens Oostenrijk, bl. 115. Hij reist naar Pijrmont; hij had in zijn jeugd zeer flordig geleefd; kreeg jaarlijks een bezoek van het podagra; was onmaatii in eeten en drinken, en behoorde niet onder üe reinen als hij aan tafel was, bl. 115, 116. Hij verliest • op zijne reis drie zijner tafelvrienden en maakt eene flechte ode, bl. 116, 117. Hij poogt de millioenen weder in te haaien, welken de laatfte oorlog verjlonden had: eene aanmerking voor Schrijvers ,■ die in /laat zijn Koningen te vleien, wegens dingen, die s-ij verpligt zijn, bl. 117, 118. Fredrik wil het Rechtswezen verbeteren; zeker Franschman Jariges helpt den Mini der van Cocceji, voor Fredriks Duitfehe Staaten, het Codex Fredericanum vervaardigen. Herhaalde windmaalcrij der Berlijners en Got(tótan bl. 118,119. Despotieke wijze, waarop Fredrik zijne Staatsdienaars en Raaden behandelde, bl. 120. Fredrik" eischt van zijne flecht betaalde Randen de geftrengfle rechtvaardigheid; blijft echter zelve der gerechtigheid nietbejlcndig getrouw: verfeheidene Yaorbceldcn daar van; laat , onder anderen, door een zij-  EERSTE ST UK. 1711 zijner lievelingen, den Jood Epliraïm voor 30-300. thaters bedriegen, en noodzaakt den Jood Wolf zijn Fdbrijk met fchade aan den gang te houden, bl. 121 — 127. Aanmerking op den naam van Fredrik den rechtvaardigen, bl. 121 en 122. Aanmerking op hetgebmrdc met den Jood E p h r a ï m, bl. 126. F r e d r i k s neiging pt fpotternij; daar door verkorf hij het bij de Kei* zerin van Rusland, bl. 128. Geleerde lieden hadden geen voordeel van hunne perfooneele kennis aan den Koning, bl. 130. 0e vreede van Aken, bl. 131. Fre«. drik fchaft alle de collegicn van Juftitie ten platten lande af; daar door geraakt eene menigte zijner onder' daanen aan den bedelzak bl. 132. F re drik houdt in y reedes tijd een groot Krijgsheir op de been ; naarij vader andere Mogendheden deswegen; bl. 133. Oostenrijk voert de grondregelen der Pruisfifche taktik ins bl. 134. Onderhandelingen wegens het verkiezen vaft eenen Roomsch • Kuning. Fredrik verzet zich daar tegen, bl. j 35. Voltaire komt aan het Hof van Fredrik; hij noemt 'r Konings vaerzen een vuile wasch, bl. 136—138. Voorvallenen wedervaar en van Voltaire aan het Hof van Fredrik bl. 139—144. Fredriks bijzonder en huislijk leven; de zaaken des Koningrijks werden dagelijks, in êe'n uur afgedaan; geduurende het overig gedeelte des dags werd geëxcerceerd; op de fluit geblaazen en vaerzen gemaakt, bl. 145—14S. Aanmerking op de wijze, waar op de zaaken van het Rijk werden afgedaan, bl. 146. Voorval van Fredrik met een kunftenaar op de fluit, bl. 149. Befehrijving dar avondmaaltijden van Fredrik en zijne vrienden, bl. 150. Fredrik fchrijft eene Verhandeling ten voordeele der Rsovers, bl. 152. De Chan der Tart aar tn zendt een Gczandfchap aan Fredrik,  tui lüHOBD VAN HET E-ER>ï TE STÜf, drik, bl.' 15a. Fredrik krijgt Pmt met Rusland, bl. 153. De onderhandeling^, wegctir de verkiezing van eenen Roomsch-Koning, blijven,, voort duur en\ bl. 155. Nieuwe misver/landen tusfchen Pruisfen en Rusland, bl.157, Fredrik, die zelve ge, n Godsdienst had, vond lieden, die hem wegens d.n Godsdienst wareri.toegedaan\ bl. 159. Het befiuit van den Rijksdag in de Ooetffiesfche zaak yall .ten.nadecle des Konings vit; Zijn gezant Pollman fier ft des wegen van verdrict, bl.160 f Fredrik houdt op met de Vrij metftlaars Loges te- hczo.eken; de Pruisfifche Loges keveren ook flechtc dichters, op b'« iój ,■ 161. Frankrijk vtrrlaart Engeland den Oorlog., bl. 162, 163. yer, btndtenis tu fchen Engeland en R uisfen , • bl 164. Frankrijk poogde dezelve te verijdelen, bl, 164. Verbstidtusjchcn' het Hof van Weencua,» en dat Van Verfaiiles, bl. 65. Dtt verbond was het werk van Ka linies, bl. 165. J)e zeven -jaarige oorlog breekt uit, bi. 168.  VOORNAAME INHOUD VAN HET TWEEDE STUK. B egin van den zeven-jaarigen oorlog. Fredrik dringt in Saxen; Dresden opent hem de poorten; hij ent ledigt het tuighuis, en breekt het kabinet der Archiven open, bl. i. Hij laat het aan zijne rechtsgeleerden over, zijn gehouden gedrag te rechtvaardigen, enzv- bl. 2. 'Hertsberg zelve erkent, dat Fredrik jlechts uit nieuwsgierigheid den, oorlog begonnen heeft, bl. 3. Slag bij Lowoils, bl. 5. Fredrik maakt de Saxifche Armée Krijgsgevangen, bl.6. Voltaire zendt aan Fredrik eu» bijtendvaers over'zijnen wederrechtelijken inval en verovering van Saxen, bl. 7, 8. Het Rijksgerecht noemt Fredrik eenen yerftoorer der openbaare rust, en verklaart hem in den rijksban vervallen te zijn, bl. 9. Frankrijk betoont de grootfle werkzaamheid omtrend Oostenrijk; * Fr e*  " INHOUD VAN HET Fredrik ergert zich daar over ten hoog/ie, bl. 10. Oorlogsplan yan wederzijden, bl. 12. Slag hij Praag, bl. 14. Fredrik heeft zijne overwinning deh ouden Schwerin te danken, bl. 15, en 16. Fredrik wordt door deeze overwinning een weinig laatdunkend, bl. 17, 18. Slag bij Kollin, bl. 20, at. De Pruisfifche Gefchiedfehrijyers willen deezen verhoren flag op het papier herwinnen, bl. 22. De arme Prins August Wilhelm moet voor de misfla. gen van Fredrik boeten, bl. 25. Slag bij Jagersdorf, bl. 26. De Z weeden vallen in Pruis - Pommeren. Fredriks Bondgenootcn worden bij Flastenbek door' de Franfchen geflagen, bl. 27. De Generaal Haddik geeft Berlijn een bezoek, bl. af, 29. Fredrik wil Zich zeiven om hals brengen, bl. 29. Hij fielt dit, echter, nog eens uit, bl. 30. Slag bij Rosbach, bl. 31- Schweidnits gaat met ftorm over. N Fredrik bekent zelve, dat men hem deezen trek op geen ongelener tijd had kunnen fpcclen, bl. 33. Slag bij Breslau; de Beveren wordt gevangen, bl. 34. Breslau geeft zich over; de Inwooners fcheenen met Fredriks (zo als men het noemde) zo wijze regeering niet te vreeden, bl. 35. Slag bij Leuthen, bl. 36. Fredriks vriendelijke aanfpraak aan zijne Krijgsbenden, M. 37. De Wirtembergfche troupes gaan op de rlugt, 'twelk den Pruisfen voordeel aanbrengt, bl 38. Grappige anccdotc van een Pruifisèh Grenadier, bl.' £8,. 39. Breslau gaat weder tot' den Koning over, bl.* 39- Fredrik fchrijjt aan Maria Theresia eenen zonderlingen brief, bl. 40—46. Deeze brief maakte op Theresia geenen indruk; Fredrik ergerde zich  TWEEDE STUK. rrc zich daar over, bl. 47. De Engelfchen geeven hem. «nderfland gelden, ald. Ephraïm fchept een joodschmirakel, bl. 48. Aanmerking over het gebruik, 't welk Fredrik van zijn valsch geld maakt; grappige anecdote van een Boer, bl. 48. Het gedrag der Franfchen in Halberftad, bl. 49. S c h ■ w e i d n i t s gaat weder tot den Koning over, .bl. 50. Fredrik belegert Olmuts, bl. 51. Laudon ligt een Pruisfifche Krijg s Kas op, ald. Slag bij Zorndorf: beidende partijen zingen deswegen het Te Deum. Fredrik geeft zijn verlies niet zuiver op, bl. 53, 54. Slag hij Hochkirchen, bl. 56. Fredrik poogt zich voor zijn verlies, hier, door een bon mot t$ wreeken, bl. 57- Dresden wordt door Daun bedreigd, bl. 59. Fredrik noemt zijne onderdaanen Speelpenningen, bl. 60. Frankrijk fluit met Oostenrijk een nieuw alliantie tr act aat, bl. ói. Fredrik zoekt hulp bi/ de Porte: doch de Turken hadden meêr achting voor 'de Franfche Louis d'or dan voor de Pruisfifche Thalers, bl. 62. Slag bij het Dorp Kay. Fredrik geeft wederom zijn verlies voor minder op, dan het is • Zijne nagclaatene Schriften verdienen weinig gel loof, bl. 64. Slag bij Kunersdorf. Fredrik krijn weder lust zich omtebrengen, bl. 65, 66. De Rusfen blijven na hunnen behaalden zege werkloos, bl. 67, 68. Dresden geeft zich aan de Keizerlijken over, bl. 70. De Pruisfifche Generaal Fink wordt door Daun, in het gebergte van Maxen, gevangen, bl 72 Fredrik bevindt zich in de klem, bl. 73. Hij neemt die van Leipfig 8. tonnen Gouds af. Hij gaat nog al voort met het maaken vanvalsch geld, en zendt aan ver~  iv inhoud van Het verfeheidene Hoven Spionnen uit, bl. 74» 75« Lau» don neemt Foucquet gevangen. Fredrik trekt al weder van zijn verlies 5000 man af, bl. 76, 77. Laudon neemt Glaz in. Fredrik wil aan Laudon deswegen de verdiende eer niet toekennen, bl. 77. De Ruslèn handelen niet volgens het beraamd plan, bl. 78, 79. Slag éij Lignits. Laudon redt zich tiit denzelven met eere, bl. 81. De Rusfen en Oostenrijkers geeven Berlijn andermaal een bezoek, bl. 83. Slag bij Torgau. Fredrik /V op nieuw der waarheid ongetrouw, bl. 86, 87. Ephraïm geeft aan een nieuw wonderwerk het aanwezen, bl. 89. Fredrik fluit een verbond van vriendfehap met de Pprte, doch deeze laat het daarbij, bl. 89, 90. Fredrik bevindt zich op nieuw in eenen gevaarlijken toefland, bl. 9c, 91. Laudon overrompelt Schweidnits, bl. 91. 92. Fredrik fpreekt zeer tot nadeel van Laudon, bl. 93. Fredrik bedient zich van eene grappige kunstgreep, om zijnen Soldaaten moed in te blaazen, bl. 94, 95. Dood van de Rusfifche Keizerin Elizabeth, bl. 97. Peter de derde, kaar opvolger, is geheel Pruifisch gezind, bl. 98. Fredrik krijgt nu de handen wat ruimer, bl. 99. Fredrik vertoont flechte Staatkunde, bl. 101. Omwenteling in Rusland: Katharina Alexwina beklimt den troon, bl. 10a, 103. Zij legt den grond tot eenen algemecnen vreede, bl. 104. Schwêidnits^dt^ veder op nieuw aan den Koning over, bl. 105, 106. Slag bij Freiburg, bl. 107. Bamberg, Neurenberg enzv. worden door Fredrik onder Brandfihatting gefield , ald. Stilfland van wapenen tusfchen de 'Keizer* lij-  TWEEDE STUK. V lijke en Pruisfifche troupes, bl. ro8. Fredriks brieven aan d'Argens ademen geheel en al vreede, bl. 109. Frankrijk en Rusland dringen Jlerk aan op de her Peiling van de rust in Duitschland, bl. 110. Be vreede wordt te Hubersburg gefloten, ald. Het oordeel van Voltaire over het Krijgsgeluk van Fredrik, bl. Iiï. Fredrik heeft door den zevenjaarigen oorlog zijne landen in den grond bedorven, ald. Hij wordt, echter, te Berlijn in zegepraal ingehaald.'— De Turkfche Keizer Muftapha zendt hem eenen gênant, bl. na. Fredrik tracht de wonden van den ftaat weder te heelen ; Hij onder [leunt zijne onderdaanen met het geld, het welk hij den Saxen, Neurerbergers enzv. had afgeperst, bl. 114, 115. jjjjj tracht de bevolking zijner /laaten te bevorderen; maar zijne onderdaanen lijden door het flechte geld groote fchade, bl. 116, 117. Hij gaat reizen; zijn lichaam wordt bouwvallig en hij verliest zijne tanden, bl. 117. 118. Vergelijking tusfchen de Oostenrijkfche en Pruisfifche hofhouding, bl. 118. Fredrik geeft zijne Bals en Redout'en om niet; redenen waarom hij dit moest doen, bl. 119. Fredrik wil het Schoolwezen verbeteren: maar geeft daar toe geen geld; fielt onkundige Invaliden tot Schoolmeesters aan, bl. 121 122. Bewijs dat Pruisfen een Krijgskundige ftaat is\ bl. 123. Aanmerking over de verbetering der wegen en dijken in de Pruisfifche Staaten, bl. 124. yer. kiezing van eenen Roomsch-Koning, ald. Verdrag tusfchen Rusland en Pruisfen, ald. Fredrik f peelt dt 'rol van Catechizeermeester over den Koning van Polen, bl. 125. Hij tracht het geld weder in zijne fchat* 3 kis-  VI . INHOOD;VAN HET kisten te brengen, 'f welk hij zijnen onderdaanen gefchonken had, bl. 126, 127. Hij laat voor het befiuur der geldmiddelen een aantal Franfchen komen; Deeze plunderen het land uit; de koophandel komt al van tijd tot tijd in verval, bl. 117, 128. Fredrik ts van denkbeeld, dat de adeldom alleen door den degen verkregen wordt: ook heeft hij zeer veel met den adel op, bl. 129, 130. Zijne onbillijkheid jegens zijne Officieren, bl. 130. Aanmerking des fertaalers ever Fredriks adel-zucht;bl. 131. Nieuwe ft remming van den loop der gerechtigheid in de Pruisfifche Staaten, bl. 133. Fredriks magtfpreuken zijn daar van de oor zaaken, bl. 134, 135. Nadere opgaaf der betekenins yan pleiten op drie Infianzen in de Pruisfifche Staaten, door den Vertaaler, bl. 134. De inrichting ter bevordering van den landbouw maakt in Pruisfen geen goeden opgang, bl. 137. Fredriks Ambtenaars bedriegen hem op alltrlcie wijzen, aid. Den handwerks gezellen wordt het reizen buitenslands verboden, bl. 138. Keizer Jofeph bezoekt Fredrik, bl. 139. Fredrik had eenen plechten fmaak in de bouwkunst, bl. 140. Hij wist in de Schilderkunst de oorfpronglijke fiukken niet van de kopijen te onderfcheiden, bl. 142. De kunfienaars voeren Jlecht bij hem, bl. 143. Hij fchrijjt over de eigen-liefde, en fpeelt zijne Akademie eene gansch niet aangenaame ftreek, bl. 155. Hij laat eene verdediging van Koning Lodewijk den xv. drukken, op wien hij voorheen pasquillen maakte, bl. 146. Hij kon het niet verdraagen, dat iemand falijricque pijlen op hem affchoot; een paar aartige anec-  TWEEDE STUK. vn enecdoten daar toe betreklijk, bl. 146, 147. Hij geeft niet gaarne geld- uit ten behoeve van geleerden, en zou echter zonder de lof-trompet der geleerden, bij de waereld voor niet meêr dan een gelukkig veroveraar zijn bekend geweest, bl. 147. 143. Fredrik beandwoordt het bezoek des Keizers met een tegenbezoek, bl. 148. Hij geeft een wet van boekbeöordeding in het licht: doch laat de ftraffchuldige boekhandelaars gemak/ijk vrij, bh 149, 150. Zijn Krijgsheir blijft beftendig een voorwerp zijner aandacht: zijne Officieren deelen eigenhandig dertig, veertig ftokflagen uit, bl. 151. Deeling van Polen, bl. 153. Vernietiging van de orde der Jefuitcn, bl. 155. Fredrik neemt de Jefuitcn onder zijne befcherming; rekent op millioenen, die hij van hen zou trekken: doch vergist zich, bl. 156, 157. Fredrik fchrijjt weder, bi:i57. Hijfchrijft de Gefchiedenis van zijnen tijd, bl. 159. De waereld bedriegt zich, wanneer zij waant daar in niets dan waarheid te zullen vinden; bl. 160. Het Podagra behandelt hem zeer onvriendelijk, bl, 161. jets voor de Berlijner Bockhandelaars, die het kezend Publiek met Fredriks nagelaatene Schriften kwellen, bl. 162. Het huwelijk van den Grootvorst wordt in Berlijn gefloten; ald. Fredrik deelt zijne weldaaden uit, naar dat zijne luimen zijn; hij is onverzoenlijk, wanneer hij tegen iemand een wrok heeft opgevat, bl. 1163, 164. Zijn Kamer huzaar fchiet zich, uit vertwijfeling , door den kop, bl. 165. De Keurvorst van Beieren fterft, bl. 166. Twist over Beieren, bl. 167. Oorlog hier uit ontftaan', bl. 168-172. Laudon laat Prins Henrik onver- hia»  taiï I N H O U I) V 4 S HUT kinderd terug trekken, b\. 173. Dc vreede wordt te. Tekenen gefloten, bl. 175. Fredrik [peelt de groot' moedige wijl hij moet; noemt Beieren een Paradijs, 't welk door Dieren bewoond wordt, bl. 176. Hij verliest in deezen Veldtogt eenige tauerbladen uit zijne helden-kroon, ald. Hij bemerkt, dat er onder zijne Krijgsbenden geen Patriotismusmeér bejlaat, en fchrijft deswegen brieven over de Vaderlandliefde, bl. 177. Hij fwudt Spionnen, die hem alles van de Burgers aanbrengen, bl. 178. Hij houdt alle menfehen voor Schurken, bl.. 179. Hij is dikwijls in gevaar van ■yergeeven te worden, ald. Het rechtsgeding in de zaak van den Molenaar Arno ld: Fredriks magtfpreuk daar over, bl. 180. De Grootkantfelier Cariner moet eenige verbeteringen in het jfuflitie-wezen maaken, bl. 183. De verwarring blijft intusPchen aanhouden, ald. Grappige fchets van eene Pruisfifche Gerechtskamer, bl. 184. Fredrik, die geene hennis had van de Duitfehe letterkunde (literatur) fchrijft daar over. bl. 186. Fredrik poogt te vergeefs te beletten, dat dc Aartshertog Maxi mi li aan Coadjutor van Keulen wordt, bl. 186, 187. Hij laat in Eerlijn weder eenige huizen bouwen, waar voor men hem geen dank weet, wijl ze zo plecht zijn, bl. 187. De duitfehe Dichteres Karsch verzoekt den Koning, dat hij haar ook een klein httisjen zal laaten bouwen i doch Fredrik zendt haar 4 Daalders, bl. 187, 1S8. Mishandeling door hem eenen Leer aar aangedaan, die hem een gedicht op zijnen Verjaardag zendtbl, 188, 189. Fredrik wil geen Italiaanen bij zijne Armée hebben, bl. 191. De Dantzigers yeroorzaa- ken  TWEIDE STUK. IS ken hem eenige moeilijkheid, ald. De jonge Pruisfifche adel heeft: een afkeer van Staatszaaken: Fredrik moest voor zijne gezantfchappen, grootendeels, buitenlanders gebruiken, bl. 192, 193. Fredrik blijft meesten tijds in Potsdam, waar door hij van veele ongeregeldheden geene kennis bekwam, bl. 194. Landen - ruiling; Fredrik verzet zich daar tegen; bl. 195. Verbond der Vorften , ald. Valfshe verlichting: ; fchets der zeden in Berlijn, bl.196—- 202. Aanmerking van den Ver taaier op een gezegde van Zimmerman betreffende het Nederlandsck PatrLtismus, bl. 196 —198, Aanvang der laat de ziekte van Fredrik , bl. 203. Hij was een vijand van. alle Artfen; gebruikt echter nazeer ] veel geneesmiddelen, bl. 205. Tekenen van de waterzucht in de borst; hij hoopt, echter, nog langer te leeyen, bl. 206, 207. Hij wil geneesmiddelen hebben, die op het dogenblik helpen , bl. 209. Verdere' gejbhiede* nis zijner, ziekte; zijn dood, bl. 209—211. Vergelijking tusfchen het ft'erven van Fredrik cn Maria Theresia, bh aii. Men moeiden overledenen'Koning een hembd van zijnen Kamerhuzaar aantrekken, wijl hij er niet één heeft, dat goed is, bl. 212. Nog eenige aantekeningen hem betreffende, bl. 213, 214;' Befluit, bl. 214, 215.  DRUKFEILEN. f ■ ■ - • ' .".V.-.Ti'-. , T> -' , '(•«, •-.<■> Ai ftt Bl. 108. ftaat: tusfchen de. Keizerlijke en Keizerlijke, lees: tusfchen de Keizerlijke en Pruisfifche Troupes. Op bl. 109. in de Noot, ftaat: dat Madame de Pompadour de Keizerin mijne kleine Koningin noemde; men leeze: dat zij haar flechts mijne Koningin noemde»  HST LEVEN VAN FREDRIK des TWEEDEN, KONING FAN PK.UISSEN. O p den 6 van Herfstmaand was fredriks KrijgS» heïr in de nabijheid van Dresden bijeenverzameld. Saxen had-naulijks 15000 man ter zijner verdediging en deeze waren zeer verftrooid (*); frfdrik kon* de zich alzo., zonder een zwaard uit de fehede te trekken, van Saxen meester maaken. Dresden opende hem zonder verwijl de poorten* Frkdrik liet het Tuighuis geheel ledig maaken , eri eischte den fleutel van het Kabinet en der Archiven. Hij hoopte iets onder de papteren te zullen vinden , waar door hij zijnen inval in Saxen een zeker aanzien vaft billijkheid ( f) konde geeven. Men weigerde dit. i)e Ko» (*} En des niettegenftaande zou Koning aucustus* die nauwlijks 15000 man, en deeze nog niet eem bij ölkart-' der, op de been had, den Koning, gelijk hij voorgaf, eerlang in zijne Staatei hebben willen aangrijpea ? A. d. H, Ct) Vie de f KSO. Tom. H. pag. 8. II. STUK, A /  a HIT LIVIN VAM Koninginne van Polen, de Dochter van Keizer joseph plaatste zich in eigen perfoon voor de deur der Staatsfecretarij, om zich tegen eene gewelddaadigheid te verzetten, die in de gefchiedenis g«ene wedergade vindt. Men Hier haar uit den weg en floeg de deur met geweld aan ftukken. Een Pt-uisjisch Officier maakte zich meester van alle de ftukken , welken de geheime briefwisfeling federt den ja are 1746 tot aan 1756 bevatte en uit 40 boekdee]en beftond (*). Fredrik zond dezelven naar Berlijn en liet het voorts aan zijne Manifest-maakers over, om dit nieuw meesterftuk van Staatkunde voor de waereld te verdedigen. Ah Vorsten gezind zijn, om het tot eene Vredebreuk te laaten komen, (zegt fredrik in zijne nagelaatene fchiïften ( f) ) zo laaten zij zich door gebrek aan flof voor eene Oorlogsverklaring niet1 ophouckn ; en laaten aan eenen arbeidfaamen Rechtsgeleerden de zorge over, om hun te rechtvaardigen. Ook meer dan een Pruisfifche pen wierd gefcherpt, om het recht bondig te bewijzen, dat het eene zeer geoorloofde zaak zij, als vriend ( § ) in een vreemd land te komen en dan de plaats, waar in deszelfs geheime llaatspapieren bewaard worden, te plunderen. Men bragt brieven ten voorfchijn, waar in Koning AU GUS- i (*) Fis cHERi gefchichte ifte th. f. 413. ( 4) In 't 3 deel bl. 53- (5) FREDRIK had in den beginne flechts den doortogt gevraagd; Koning augustus zond hem dies tijds den Genei aal meacher, om met hem over eenen doortogt, te handelen , bij den welken zijn land geen nadeel zoude lijden. Zie fischer feite 406.  ï R E D R ï K DÉS TWEEDEN. % aügüstus zijne bereidwilligheid te kennen gaf, om tot het verdrag van Petersburg toe te treeden; naamelijk, wanneer men vooraf het aandeel wilde bepaalen», 't welk hem van de Staaten van fredrik, na den uitflag van eenen gelukkigen Oorlog, ten deele zoud» worden. Dan in dit Petersburger verdrag, werd uitdruklijk dit artikel gevonden: dat dit fkchrs dan zoude plaats hebben C*), wanneer Pruisfen de eerjle zou zijn, die aan het Dresder verdrag ongetrouw wierd, en de aanvaller ware. Het was, derhalven, flechts een verdrag van verdedï» ging, waar roe het gedrag van fredrik, deezen drie nabuurige hoven, maar al te veel recht gaf. Ondertusfchen had Koning augustus aan dit verdrag nog geen deel genomen. Bij zijn toenmaalig ge» brek aan troupes, geld en vestingen (f) is het, vol* gens de eigen woorden van den Minister herzbkrc C§)» nog betwistbaar, of dit gevreesd ontwerp wel reeds to£ rijpheid gekomen was — — ja deeze Staatsdienaar wai eerlijk genoeg, om na den dood van fredrik, openlijk te bekennen ; „ dat des Konings bewijzen enkel op „vermoedens waren gegrond, en dat fredrik! „ nieuwsgierigheid, nevens de kleine verraaderij van „ eert* (*) Vie de fred. Tom. I, pag 330. waar het gehcei Verdrag uitvoerig gevonden wordt. (t^ Vie de fred. Tom. H. pag. 10. (§) II reftera teujours problematique 4 fi ces projets ati* roient jamais été exccutés, & s'il auroit e'té plus dangereus de les attendre que de les prevenir. Herzberg fiictflóifl biftorsqut J'ur la dtrnitr» annéc de la vie de Friderln^ A 9  . \ ■ , 4 HET LEVEN TAK „ eenen Saxifchen affchrijver, de onbetwijfelbaare oor„ zaaken des verfchriklijken zevenjaarigen Oorlogs ge„ Weest zijn " (*). * * *i-J e Pruisfifche Manifest - maakers wilden niet toeilaan, dat men de bezitneeming van Saxen eenen inval ( f ), of aanval, of aangrijping of verovering zoude noemen: maar het moest den naam hebben, dat Koning fredrik dit land, tot beveiliging zijner eigene landen flechts in bewaaring (§) had genomen. Hij vond het met zijn belang even zeer overeenkomftig nu ook de Saxifche Arméen in bewaaring te neemen. Zijn oogmerK was dezelve" te ontwapenen, en alzo haare vereeniging met die der Oostenrijkers te beletten. Koning augustus had op het bericht van fredriks ongenood bezoek zijne troupes bij een verzameld , en ftond in de. door natuur en kunst verfterkte legerplaats bij Pirna aan de Elve. Het was niet wel mogelijk hem in deeze legerplaats aantetasten. Fredrik floot hem, uit dien hoofde, in, en trachtte hem tot de overgaave te noodzaaken; mid- (•) Quoi qu'il en foit, la curiofitè du Rei & la petite circonftance de Ia trahifon d'un Clere Saxon, efl la caufe iadubitable de cette terrible guerre de Sept ans. Men zie de hier boven aangehaalde Memoire hifloiriquc fur la dermier» annêe de la -vie de Fréderic, van herzbeRc. CO vie de fred. Tom. II. pag. ia, (jj Ter zelfder plaatfe.  IXEDRIK DES TWEEDE KT. 5 middelerwijl dat het overig gedeelte zijner Armée, onder aanvoering van den Generaal keith, den weg naar Boheemen nam. Boheemen was voorzien van twee Armeën, welken fterk genoeg waren om zich tegen de onderneemingen van fredrik te verzetten. Uerzelver aanvoerers waren braun en Vorst piccolomini. Braun had last, de Saxifche Armee, die bij Pirna nog al fchaakmat bleef ftaan, te ouzetten. Met dit oogmerk verliet hij zijnen ftand bij Col:'» en legerde zich bij Budin, Fredrik nam eene verfterking uit Saxen tot zich cn trok hem te gemoete. Braun rukte tot in de ftreek Lowoscz voort, alwaar op den 1 van Wijnmaand flag geleverd werd. Het vuuren hield aan van 7 uure des morgens tot 3 uure des namiddags. Van beide zijden ftond het met de zege lang twijfelachtig, tot dat eindelijk de Pruisfen ( * ) het veld behielden. Braun verloor den moed niet. Hij beproefde op nieuw het Saxisch Korps te redden. Den 11 van Wijnmaand voerde hij 11000 man teen Schandau, tot digt bij het Saxisch Leger aan. Deeze marsch was met zo veel beleid ten uitvoer gebragt, dat de Pruis/en van denzelven eerst kennis kregen, toen braun hen alreeds voor de oogen ftond. Volgens zijn plan moesten de Saxen des nachts, onder het Kanon der vesting K'óningftein hun leger verlaaten en het over (*) Oostenrijk en Pruisfen beroemden zich wederzijdsch den zege behaald te hebben, en maakten deswegen vreug. de-betooaingen. Fischer. ifte th. feite 445. A 3  6 KIT leven van over de Elve zetten, middelerwijl hij, om hunne overtogt te dekken, bij Schandau de Pruis/en zoude aantasten. Het ontwerp kon niet beter uitgedacht zijn ; dan de noodige Schipbruggen geraakten eerst in den tweeden nacht gereed, dus ging de aftogt uit het leger zeer langzaam voort, zo dat de Saxen eerst op den 13 van "Wijnmaand ter beflemder plaatfe aankwamen. In dien tusfchen tijd hadden de Pruisfen gelegenheid om zich te verflerken. Braun begon nu zelve aan een* goeden uitkomst der onderneeming te twijfelen en trok op den 14 dien maand naar Boheemen te rug. Be Saxen waren nu niet meer door hun leger beveiligd; zij lieten den moed zinken (*)■, en gaven zich krijgsgevangen. Fredrik nam hen nu, in goeden ernst,/;; bewaa-' rink. Het voetvolk werd in Pruisfifche fteden in bezetting gelegd, en de Ruiterij werd onder zijn paardenvolk verdeeld. Koning augustus verzocht, dat hij hem ten minste zijne Garde zoude laaten behouden : maar fredrik wees dit verzoek van de hand, met bijvoeging van deeze vernuftige reden ( f ): dat hij niet gaarne de moeite ynilde hebben, om dezelve ten tweeden mamle te vangen. Deeze ongelukkige Koning moest, na dat hij zijne Erflanden, zijne Armée, en zijne lijfwacht verloren had, het nog als eene genade van de zijde des overwinnaars (*) Fredrik zegt in het 3 deel zijner nagelaatenei fchriftcn bl. 103 , dat de Saxifche- Generaal , welke het ontwerp had gevormd , om op deeze wijze te ontkomen , alleea 4e fchtild had van deeze zo flecht uitgevoerde onderneetning. {%) Yic 4e fred, Tom, n, pag. ,5.  T R E D R I K DES TWEEDEN. 7 naars aanzien , dat deeze hem een brief van vrij-geleide en postpaarden gaf, welken hem naar Polen bragten. — De' Pruisfifche Armée betrok daarop derzelver winterkwartieren in Saxen , alwaar zij leefden ten koste van het land, 't welk Koning tred kik in bewaanng had genomen. 13 e Generaal"s c h werin was van den kant van Silefiën, door het Graaffchap Glaz, in Boheemen gedrongen en had zich in den omtrek van Köninggratz gelegerd. Bereids op den eerften dag viel 'er met de Oosten-^ rijkfihe voorhoede een klein gevecht voor, waar bij de Pruisfen eenig voordeel behaalden. Koning r red rik had misfchien wel lust, om ook Boheemen'in bewaaring te neemen; Vorst piccolomini, echter, was in zijn leger bij Köninggratz zo voordeelig verfchanst, dat schwerin niet in ftaat was iets tegen hem te onderraeemen. Hij moest alzo, voor deeze keer, onverrichter zaake Boheemen verlaaten, en betrok, even gelijk zijn Koning, de winterkwartieren. Fredriks wederrechtelijke inval in Saxen bragt zelfs de gal van voltaire (♦) in beweeging.. Hij fchreef een gedicht, 't welk hij den Koning toezond, waar in deeze merkwaardige regels voorkomen. Door uwen arm werd de krijgsfurie aan den band 5, C*) Fischer. ifte th. f. 429- A4 [  HET LEVEN VAN „ gelegd en bedwongen; haar tempel was gefloten en „ uwe Staaten breiden zich uiL Bourbon verheft „ gij in den hoogften rang uwer vrienden; maar uwe „ trouwe begeeft F)ankrijk en omarmt Engeland — „ welke vrugten zal uwe edele arbeid nu voortbren„ gen ? » „ Europa wedergalmt van het gebrul uwes donders. „ Uwe hand zwaait den fakkel der tweedragt; de vel„ den daveren onder de voetftappen uwer trotfche le„ gerfchaaren. Vreede breekt gij de poorten van „ Leipzig open. _ Ongelukkige! ziet gij de kloven „ niet die de aarde onder uwe voeten doen fpïijten — ? „ Twee geduchte mededingers zijn voor uwe ooger» „ opgerezen. Aireede zijn hunne zwaarden gewet; „ de vlam fmeult onder de asfche. Hun donder zal v> o (*)■> gelijk eene lichtflraal, treffen. Beklaagens„ waardig Alleenheerfcher! één dag hebt gij te'lang s, geleefd. In dit oogenblik begeeft u uwe wijsheid} » »w gij verliest uw" roem. „ Gij zijn niet langer de Held, de gekroonde Wijs»> geer, wien de fchoone kunsten omringden, wien de „ zege, immer, volgde. — „ Slechts befchouwt gij in uw zeiven den trotfchea „ Krijgsman, die met den fakkel in de hand, zich op. „ eene geweldige wijze den weg baant; fteden over„ heert, berooft, verbrandt, de rechten van Volkea „ en Koningen verkracht, de Natuur beledigt, en de w Wetten doet zwijgen ". Toen voltaire deeze Ode fchreef was hij aireede we-. (*) Zonder een paar gelukkige toevallen zou vo.èta *ï froyheqt geweest zijn. a,. 4.  riIïlIK DES TWEEDEN. # wederom met fredrik verzoend: het was derhalven geen uitval van haat, maar gevoel van fmart en beledigd menfchen- en volks-recht, 't welk hem bezielde. Fredrik, die zich voor deeze keer op geene andere wijze wist te wreeken , andwoordde op deeze bijtende verzen , in eenen dichterlijken brief: dat hij niet ah een gemeen man, maar ah Koning denken — heven — en fterven moest — Te gelijkertijd fchreef hij eene charafterfchets van voltaire, welke hij in esn En~ gelsch dagblad liet plaatfen. Het was een geluk voor voltaire, dat hij zich niet meer in fredriks ftaaten bevond. • • R eeds federt Herfstmaand van het jaar 1756 had het Rijksgerecht (*) de Koning opgeroepen, om, ah verjleorcr (f) der openbaare rust, wegens zijn gedrag rekenfchap te geeven. Men beval hem zijne Krijgsbenden uit Boheemen en Saxen te rug te trekken; — en toen hij weigerde hier aan te gehoorzaamen deed men hem in den rijksban. De Rijks-Hofraads-befluiten, Mandaten en aanmaaningsbeveleu waren, gelijk fischer zich zeer hoflijk uitdrukt (§), in den trotfchen ftijl van het Weener Hof opgefteld; ondertusfchen oordeelden de Rijks - ftan- (*) In het eerfte deel zijner nagclaatene fchriften, bl. 66 aoemt f r e d r. i k den rijksdag te Regensburg een poort van fchaduviheeld. (f) Vie de fred. Tom. II. pag. 151. (j) Fischer ilie th. f. 418. A 5  IÖ Het l i t i r 't a r fianden daar over geheel anders. Beteren, de Païti, Wirtenberg , Maintz en Wirtsburg , verleenden, op het aanzoek des Keizers, aan theresia aanzienlijke bulptroupen. Frankrijk bewilligde, in plaats der 24000 mannen, iju in 100,000 (*) en beloofde nog met twee andere Armeën aan den Rhijn en Mainftro-m te zullen verfchijnen. Fredrik, die met de geheele waereld den fpot dreef, had op zekeren tijd.door eenige fpotrede» nen het hart der Marquizinne de pompadour (f) gekwetst; en nu ftelde deeze Dame haar vermogen niet weinig in het werk, om haaren gekroonden Minnaar, tegen den Koning van Pruisfen optehitfen; en fredrik gevoelde het te laat, dat men zulk foort van Dames niet ongeftraft beledigen kali. Daar te boven was 'er eene Rusfifche Armée onder den Generaal apraxin tegen den Koning van Pruisfen (*) De Franfche ongeftadighcid, welke den geest deezer Natie van het eene uiterfte tot het ander doet overijlen; het gebrek aan een plan bij de Staatsdienaaren^ de reeds bij den Koning opwellende verbittering tegen den Koning van Pruisfen; de nieuwheid en dc mode, maakten dit verbond met Oostenrijk bij dit Hof zo geliefd , dat men het zelve voor een meesterftuk van Staatkunde hield. De Keizerlijke Ministers waren beftendig alleen Mode, en zij maakten zo meesterlijk gebruik van den invloed , welken zij op den Staats - raad van lodewijk den 15 hadden verkregen, dat door hur.ne bckwaame ftreeken , in plaats van 24000, nu 100,coo man hulptrorpes over den Rhijn gingen. — Deeze zijn fredriks eigen woorden , bl. 111. in het 3 deel zijner nagel, fchriften , en betekenen omtrend zo veel als: geen» handgaeutvigbeid! geene kahinctsfireeken I als 1 k ze niet niaake, (f) Geheime nachrichten. Zuvoltairs leben f. iaj,  ! 1 I S 1 I t DES TWEEDEN. 1* fen in aantogt (§), en Zweeden had het befluit genomen, om, als Vrijwaarer van den Westfaalfchen Vrede eene Armée naar Pommeren te laaten optrekken. — Fredrik zag alzo door zijne nieuwsgierigheid (par fa curiojitéj, gelijk herzberg het noemt (*), het verfchriklijkst krijgsonweder boven zijn hoofd te famen trekken. — Men zag Frankrijk, Rusland, Zweeden, Hongarijen, en de helft van Duitschland, en de magt des Keizer-rijks, tegen den enkelen Markgraaf vak brandenburg in de wapenen. • * * "Het was een geluk voor fredrik, dat deeze Mogendheden niet allen te gelijk, en de meesten zelfs eerst met het einde des jaars, tegen hem optrekken konden. — Hij beüoot, derhal ven, om den Veldtogt zo vroeg te openen als hem mogelijk zou zija; en tevens, met verdubbelde krachten, die mogendheid aantetasten, welke hem de naaste en tevens de gevaarlijfte was — — — en deeze was maria therbsia. Een enkele trek des geluks konde, volgens zijn gevoelen , de ontwerpen der overige mogendheden geheel verijdelen. Het Hof van Weenen bemerkte des Konings oogmerk, en, even gelijk deeze ontwerpen vormde, om aantevallen, zo nam men aan de zijde van Oostenrijk het befluit, om den weg van verweering inteüaan. Men beoogde daar mede de bondgenooten tijd te doen winnen, om in het Veld te kunnen verfchijnen, alwaar (*) Vie de fred. Tom. II. pag. 19, (5) Man zie hier voor bl. 3 ea 4.  HIT LEVEN V A 1» alwaar dan fredrik, natuurlijkerwijze, verpligt zou zijn zijne Armée te verdeden, 't welk hem noodwendig moest verzwakken. Volgens dit plan verdeelde braun zijne Armée in vier Korps. Het eene ftond onder aanvoering des Hertogs van arkmbergs hij Eger; braun bleef met zijn Korps bij Budin; de Graaf k ö n i n s ë © g vatte post bij Reichenberg en het vierde behield zijnen Hand in Moravicn onder den Generaal serbellont. Op deeze wijze meende braun Boheemen gedekt te- hebben. Deeze Korps konden in elk geval gemakKfk tot elkander worden getrokken, om den Vijand het indringen te beletten. • ^ Fredrik, maakte uit zijne Armée insgelijks vier Korps. Vorst m aurit s ftond met het zijne bij Chem~ mPz; fredrik nam zijnen ftand bij Lobkowitz. Het derde Korps ftond onder bevel van den Hertog be beveren bij Zitta en met het vierde bleef schwe»in in Silefiën. De Koning hoopte met elk van deeze Korps, in 't bijzonder, in Boheemen intedringen; om de.zelven , echter, niet bloot te ftellen aan het gevaar, cm ieder afzonderlijk geflagen te worden, bepaalde hij zekere punten van vereeniging op dewelken zij tot eilander konden komen. Met het begin van Grasmaand brakMAURiTs met zijn Koips op, en vereenigde zich Cna eenige valfche fceweegingen, door dewelken bij den Hertog van arremberg verbijfterde") op den 53 dier maand met des Konings Armée , die zonder groote verhindering over het gebergte was heen gedrongen. Fredrik trok op den 26 over den Eger. Arembkrg wilde zich met het Korps van den Generaal braun  t r e ö r i k des tweeden. 1$ braun vereenigen, doch (lootte tegen de Armée des Konings en toog tot over Welwarn te rug. Toen braun vernam, dat fredri k over den Eger was getrokken, en zich aan zijnen flinker vleugel legerde , vond hij het raadzaam, het leger bij Budia te doen opbreeken en naar Praag te rug te trel ken. — Het gelukte hem, zonder een enkeld man (*) te verliezen. De Koning liet hier op de bruggen bij Budin herftellen en nam zijnen weg naar Praag, waar hij op dea a van Bloeimaand aankwam. Inmiddels was ook de beveren naur Reichenherg opgebroken, om zich met den Generaal schweris te vereenigen: dan hij ftootte op het Korps van den Graaf van köningsc'gg, die met aooo man in een goed bedekt dal post hield. Na een hartnekkig gevegt, waar bij de Pruis fin reeds te ruggeflagen waren C f ), moesten de Oostenrijkers, eindelijk, het dal verlaaten. Zij herftelden zich wel weder: maar toen de Graaf van KÖNiNGsëoG vernam, dat schwkrin met zijn Korps in aantogt was, verliet hij zijne ftandplaats, en poogde de Hoofd-armée bij Praag te bereiken, welke toen ter tijd onder het bevel van Prins karei. ftond. Op den 5 van Bloeimaand had fredrik, van 's gelijken, zijne magt bij een. De Oostenrijkers, ondertu*. fchen, lagen in een welverfchanst leger, onder het kanon der vesting. Het was een waagpartij hen aantetasten. Fredrik be- <*) Vie de hEd. Tom. II. pag. 25. Ct ) Ter zelf der pUatfe.  14 Het leven van beproefde het goed geluk, en ook ditmaal voegde zich het geluk aan de zijde der koenheid. * * * 6 van Bloeimaand was de dag, op welken de weldaadige lentezon gedwongen werd zich in ftroomen van menfchenbloed te fpiegelen. Fredrik was in den voorigen avond over de Moldau getrokken, en had zich met het Korps van den Ouden schwerin vereenigd. Hij overzag van eene hoogte, geduurende een half uur tijds, de ligging en gefteldheid der Oostenrijkfche Armée. —- Zijn plan was hen recht in het midden aantevallen. Schwerin was niet van dit gevoelen, en bragt het eindelijk zo verre, dat fredrik hem veroorloofde, den aanval op den rechter vleugel te maaken. Hij moest daar toe eenen omweg neemen en hier door bekwamen de Keizerlijken tijd, om zich te verfterken en eenige hoogten te bezetten. Prins karel liet het tweede treffen in het eerfte - loopen en zond den rechtervleugel 10 Regimenten Paardenvolk te hulpe. Schwerin ondervond nu weldra, dat zich een Aanvoerer niet wel op een verrekijker kan verhaten. Die fchoone weiden, welken hij zich had verbeeld te zien, en op dewelken zijne Kavallerij zoude werken, waren niets dan een louter moeras (*_). De Soldaaten vielen tot over de knieën in den modder, en verfeheidene Bataillons moesten hunne Veld.ftukken in den loop laaten. Onder- (*) Fischb* ifte deel bl. 500.  TtlDltlE DES TWEEDEN. Ij. Ondertusfchen trok men al geftadig en met rasfche fchreden voorwaards. De Koning had bevet gegeeven niet te vuuren; maar met gevelde bajonetten in te breeken; dan de Keizerlijken zonden hen zulk eenen duch» tigen hagel van fchroot ( kartetfchen ) (*) te gemoer, dat het niet mogelijk was, de gaten in de Bataillon* aan te vullen. Het regende wolken van kogels (f): de Grenadiers verloren den moed en geraakten aan het wijken; de Regimenten volgden hen en liecen hunne kanonnen in den fteek. Met de Pruisfifche Kavallerij ging het niet beter. Zij werd tot tweemaalen toe te rug geflagen en de flag fcheen verloren tot dat een toeval de zaak ten voordeele van fredrik beflischte. Schwerin, wien eene ontevredene uitdrukking des Konings op het gevoeligst had getroffen, en die misfchien liever de reize naar het EUfeum dan naar Spandau wilde aanneemen (**), ontruktj, op een oogenblik, dat hij zijn eigen regiment aan het wijken zag, eenen Vaandrig het Vaandel, en vloog met de woorden: die geen lafaart is volge mij, op den Vijand in. Dan naulijks was hij twaalf fchveden voortgelopen, of daar vlogen hem vijf vijandüjke kogels in het lichaam, en velden hem dood ter aarde neder. Zijn val was (*) Aldaar bl. jol. (f) Aldaar. (§) Vie de fred. Tom. II. pag. a8. (|) F i schee ifte theil feite 502. (_**) Schwerin had alle reden om te vreezen vaa ' naar Spandau te zullen worden gezonden. — Hij had het plan tot deezen aanval gemaakt, en omtrend zulk een ar. tikcl viel 'er met fECSEU niet te gekftheerea.  i6 HÏT IE TK» VAK ■was het teken tot de zege. De Pruisfen vatteden nién* ■wen moed en rukten onverfchrokken voort. Prins Hendrik en ziethen deeden wonderen van dapperheid. De rechter vleugel der Oostenrijkers beging den misflag, dat hij zich in het vervolgen des Pruisfifchen flinker vleugels te verre van de Armée verwijderde. Fredrik, dit ziende, liet terflond eenige Regimenten in de opening rukken. — De rechter vleugel der Oostenrijkers was alzo afgefneden; dezelve geraakte tusfchen twee vuuren, en moest naar Benefchau te rug trekken. INu viel frkdrik den flinkervleugel met alle geweld aan. Dit veroorzaakte een vcrfchriklijk bloedbad. — De Oostenrijkers moesten eindelijk wijken en zich in de Stad werpen. Het te fchielijk vervolgen hunner zege ( * ) was alzo de oorzaak htmner nederlaag. Zij verloren hier(j-), bij de 19000 mannen en bij de 5000 werden 'er gevangen; de waardige Generaal braun (§) ftierf aan zijne wonden. Fredrik had bij de 18000 aan dooden en gekwetften. Men mogt nu wel zeggen, dat schwerin voor zijwen Koning den flag bij Mollwitz leevende en dien bij Praag dervende, gewonnen had. — Zonder den wanhoopigen moed van schwerin (\-~) en den misflag der (*) Vie de fred. Tom. II. pag. 28. (f ) Ter zelfder plaatfe. (j) Blow» of braun, een zeer waardig Generaal ftierf weldra aan zijne wonden. Hij en schwerin had. den elkander voor het openen van den laatften Veldtogt te Karlsbadf leeren kennen, en elkander alle vriendelijkheid bewezen. Fischer ifte th. f, 506. (|) Het Volk van schwerin kwam nu op alle de enge we»  FREDRIK DES TWEEDEN. tf des Oostenrijkjchen rechter vleugels, die zich te haastig van den zege verzekerd achtte, zou het me: fr e drikzijn gedaan geweest. Dus zagen wij andermaal eenen VeHflag, welks je* lukkige uitkomst het gevolg was van een enkel töevaU * * * Och we rin verkreeg voor de vijf kogelen in zijn lichaam , op eene der pleinen van Berlijn, een ftand* beeld van Marmer ("). — Men vertelt ook, dat de Koning bij het zien zijnes doo ien Generaals traanen zou geftort hebben. — Hij had 'er in allen geval reden toe; want men vindt niet alrijd een Generaal, die de misflagen (f) zijnes Konings weder goed maakt. Fredrik fchreef van het flagveld aan de Koningin» ne Moeder naar Berlijn ( §): cle Felatogt is voor de Oostenrijkers verloren, en ik heb met 150,000 man de handen vrifi Wij zijn meester van een Koningrijk, ■ 'jf welk sns geld en manfehap zal Ieeveren. Een gedeelte mijner troupes zal ik opzenden,'om den Franfchen een compliment wegen ten voorfchijn cn fnelde voort, om den dood hunnes dapperen Veldheers, aan zijne Vijanden te wreeken. Pis* chei 1 (le th. f. So3- C*~) Het is geheel in Romeinsch Costism; ondertusfeheiï heeft schwerin den. degerf en de Pruisfifche ürdijS omhangen , eu dit doet een allerelendigst uitwerkt el. Vie di fred. Tom. II. pag. 254. (f) B. V. dc flag bij Molwitz. A, d (5) Fischer. ifte th, f. 507. 11. «ruk. . J3  18 hwtï.bvb.nva» inent te maaken, en met het overig gedeelte wil ik di Oostenrijkers vervolgen. 'tGeen fredrik zijne Koninglijke Moeder fchreef, geloofde, indedaad, gansch Europa met hem. Men ging 'er weddenfchappen (*) op aan, dat hij de vlugtende Oostenrijkers, vernielen, Praag inneemen , en zich van geheel Boheemen meester zoude maaken. — F red rik en Europa bedrogen zich. Het eigenzinnig geluk had, voor deeze keer, de kaart ten voordeele van Oostenrijk gefchud. Het was bepaald, dat fr edrik, weinige weeken daar na, Boheemen zou moeten verlasten. * De Hertog van bevf. rn vervolgde met icooo man den rechtervleugel van de Keizerlijke Armee; het was hem , echter , niet mogelijk te beletten , dat dezelve zich bij Kollin met een ander Oostenrijks Korps vereenigde. Dit vereenigd lichaam trok verfterking van Moravien en Plongarijen tot zich, en wiesch in koi'ten tijd aan tot eene aanzienlijke Armée, over dewelke daun het bevel bekwam. Prins karel (f) had zich met 40,00c man en eene menig» Prinfen 'in Praag laaten opfruiten. De nood was ten hoogden top geftegen. Een groot gedeelte der ge- (») Vie de fred. Tom. II. pag. 30. (-(•) Deeze Prins was zeer gelukkig in het kiezen eener Ie» gerplaats; maar wanneer het tot eenen flag kwam, fcheen hem zijne tegenwoordigheid van geest, of zijn geluk, te btgeeven. A. d. H»  t R e d R I K dés tweeden. lp! gebouwen lag in puin. De gecstlijkheid (*) en' de Burgerij drongen op de overtave aan. Fredrik irok de belegering al enger en enger te lanien. PrflAg kon het nu flechts weinig dagen meer houden. Daun poogde de benauwde ftad te nacYren en de op=> geflotene vogels de vrije lucht te lcheftken (f). 1 dj drong de bevern te rug, die htm den voordgang trachtte te beletten. Fredrik l et nu ce zorge \oor de belegering aan den ^Generaal KtiTti over, en irok met 23 Bataillons Infantelij en 90 Escadron» Kavallerij daun in het gemoet, — Kenners der kiijgskunst oordeelen deezen flap een misflag te zijn De Koning, zeggen zij (1), had eene voordeelige ftandplaats moeten neemen, en hen verder voortrukken der Oostenrijkers moeten beletten» Bijaldien daun, echter, met geweld, voorwaard had willen tnkken, dan had fredrik hem in het blakke veld tot eenen flag kunnen noodzaaken. Dan fredrik was trots op zijn geluk, en.fiiet, ge* lijk een tweede h ank ib al — het hoofd aan den Oos= tenrijkjehen fabius. Daun (*) F IsCHiR iile th. f. 514. (f) Fredrik. meende het voor zeker te vveeten, dat jmuü bt vel had,-om alles te waajen , ten einde dt» Hertog van Lotharingen te ontzetten. In het %de deel zijner fchriflen il 150. (§) Dit fchijnt fredrik, echter, niet toeteftasn. Hij zegt bl. 143 in het 3de deel zijner fchriften flechts zeer la. konis: men was genoodzaakt den VeldmaarfJmlk daun hst hoofd te bieden; men moest flag Ieeveren — men zuas cn$e. lukkig* (|) Vie de fred. Tom. II. pag. %t. Ba . 1  •O KIT 1 E T S S VAM / • ♦ * JL#aun (*) bad de hoogtén tusfchen "Kollin en Pla* fiian bezet en verwagtte in deezen ftand den aanval des vijands. Zijne beide vleugels breidden zich uk tot aan Kleine bergln, die tevens met kanjw bezet war.n. De Pruisfen klauterden de ile'fle hoogten op, Zij" bcraagtïgden een dorp en eenige batterijen, en drongen aireede de flanken achter den rechtervleugel te rug. — De zege fcheen reeds aan de Pruisfifche zijde over te hellen: dan nu nam de zaak een geheel andere keer. De Pruisfen hielden zich van de( overwinning verzekerd , en drongen al, hoe langer zo dieper, op den rechtervleugel der Oostenrijkers in. Ma 0 rits (-f ) brandde van begeerte, .om insgelijks deel aan deezen zege re hebben ; bij liet het voetvolk van "zijnen rechtervleugel tegen de vijandelijke linie aanrukken. Deeze had het natuurlijk voordeel der hoogten en batterijen voor zich. De Pruisjen werden te rug geflagen. Daar kwam eene ope- (*) Onze Franfche Autheur zegt bl. 21. aangaande deezen Veldheer, dat bij de eerfte^ Generaal was, die tegen Fred r iK.was opgsvvasfehen. Hij bezat de kunst, om alle de bcweegingen des Konings optcre.erken en zijne oogmerken te raaden. Dikwijls week hij voor hem, en dikwijls kwam hij hem, door gepaste .wendingen, weder voor; vermi;dde den das in de vlakte, of nam dcnzelven dan aan, wanneer hij 'er voordeel in zag. (f) Prince mok itz bruloit d'y prendre part. Vie de ïr.ed. Tora. II. pag. 32.  rnEDat* de* tweedes. *» opening en de vleugels werden van elkander verwijderd. Het Paardenvolk en inzonderheid de Saxifche ligte Ruiterij maakte zich deeze omflandigheid ten nutte. Zij viel het Pruisfifche Voetvolk in den rug en rechtte eene groote flagting aan ( * ). Men caf zich alle moeite, om de Regimenten Bever» en Hiilfen weder in het vuur te brengen. Des Konings lakonifche aanfpraak: gij Rakkers! wilt gij eeuwig heven? bezielde te troupes met nieuwen moed (D Ds Pnn" fen hend*rik en ferdinand fielden zich aan de fpitH der Grenadiers: met dat alles was thans het lot ten voordeele van Oostenrijk geworpen. IeMer nieu ve aanval veroorzaakte een nieuw bloedbad De hclfc der Pruisfifche Bataillons wierd door het Kanonnen-en Musketten - vuur (%) ter Oostenrijkers ■ weggeveegd. Zevenmaal greep fredrik aan, en zevenmaal werd hij te rug geflagen} Zijn rechtervleugel was niet gelukkiger, en werd van 's ^tijken tot wijken gebragt - «tred rik gaf eindelijk zijn voorneemen op en trok met zijne, tot op de helft weggefmoitene, Armée ( |; naar Nimhurg te rug. Hij liet 6500 dooden óp het fïagveld liggen en meer dan lacoo waren 'er van zijn volk gekwetst, gevangen of tot d n vijand overgelopen. — De Pruisfifche gefchiedfchrijvers geeven zich alla moeite, om te bewijzen, dat de Üag, uit hoofde van het voor- (*) FtsCHER ifte- tb. f. 523- (t> Fischer. ifte th. f. 523* (S) Vie de e red. Tom. U. pag* 33* (|) Avec fon Armee diminuée de menie. Vie de y r e ©. Toto. H- PaS« 34- B 3  Hkt Leven van tëmmtfk plan daar toe gevormd niet had kunnen vprloren worden, Zij haren zelfs een Rus'fah Generaal als Advocaat optreeden (*), w.lkev beweert: dat niet de Oostenrijkers, maar zijn eigen Generaals ( f ) den Konhg geflagen hebben; als die van alles wat bij beval, God Weet waarom, juist het tegendeel ten uitvoer Iragten. Fredrik, 't is waar, laat zich zelfs eenige focrtgelijke denkbeelden ontvallen in het 3de di ;h zijner (*) Fischer ifte th. f. 534. CtJ Fredr,k fchreCf op den derden da{f na zijne n£. flerlaag aar, den Lord maRschal l in Neuffcbatd: „ Dei „ Keizerlijke Grenadiers zijn braave Kerels. Hondert Kom. „ pagniën verdedigden eene hoogte , die mijne beste Infantes, rij niet in ftaat was intencemen. Flao in and, die de„ zelve aanvoerde viel tot zeven keeren toe aan, doch te „ vergeefs. De vijanden hadden het voordeel van eene tal„ rijke en welbediende Artillerij. die lichte a*stezn eere ,, aandoet ' Eenige mijner Regimenten werden geheel „ ter nedergefchotcn c e t 'ik s mijn lieve „ lord' bpez-e.mt ons dikwijls EEi\ schandelijk „ vertrouwen in. Drieëntwintig Bataillons waren niet „ genoegzaam, om 60000 man uit eenen vourdeeiigen post te „ verdrnven Op een ande.tnaal beter. Her geluk keert mij „ den rug toe. Ik had dit kunnen vermoeden. Hu is een „ Vrotiwsperfoon,cnikbcnnietgilautenzv". Ondertusfchen fpreekt fr edr i g 'el- geen woord van, dat het verlies van >n Veldflag aan zijne Generaals te w jten was , cn hij was echter, de man niet. die de mi,fi;gen zijner Generaals op zijne eigene rekening plaatfte. Fischer ZCgt wel bl -i& dat fred rik de Vva«« tceftand der zaake nitt te weeten was gekomen; dan hirf mede maakt hij toch aan de wijsfifiul eu het Verzicht des Koningb eerTflcclit Kompüment. A. d. ü  zijner fchriften bl. iSS, en fchijnt de iebuld te fcbuiv» op ziethen en maurits; na een verloren flag ondertusfchen, te willen bewijzen, dat men denzelven gewonnen hebbe, komt mij even zo voor als dat een kabalist na gedaane trekking poogt te bewijzen, dat de Terno onfeilbaar was. Zo nu iemand geflagen was, 20 was het fredrik» en het-is onmogelijk eenen flag op het papier te herwinnen, die men op het Veld verloren heeft. — — Niemand trok meer voordeel uit deezen flag dan d.e van Praag. Het beleg werd den volgenden morgen opgebroken. Zij noemden dauw hun Heiland en Red. der. Weinige fteden trof, gelijk Praag, het lot, om groote Armeeën binnen haare muuren te ontvangen en als dan belegerd te worden. Fredrik had het den goeden Praagenaaren voor deeze keer, doen ondervinden. Hij herinnerde ach nog aan het affeheid van het jaar 1744, «> «ine Soldaaten hadden de nachtpotten (* ) niet-vergeeten. Dat I raag niet ingenomen werd fchrijven de gefchiedfchnjvers toe aan dé weinige ondervinding Ct), welke de Prunfe» in de belegerings kunst bezaten. _j Fredrik deelde na den ongelukkigen flag bij W Un zijne Armée in twee deelen. Hes, eene df» van (*•) Zie I. Stuk bladz. 92 en 93» (t) Sur le peu d'expenence, des PruUflem dans 1'srt des fieses. Vie de fred. Tom. II. pag. 3*B 4  F* het leven va» voerde hij naar Saxen, en her ander zond hij met zijnea Broeder, den Erfprins, naar de Lavfits. Hij zelf kwam 'er zonder verlies-door; de Armée van den Erfprins was, echrer, zo gelukkig niet. Daun nam G^/vveg; hier door werd de Prins van het mafiazm m Ztttau afgefneden. Hij poogde zich eenen «rea «oor Kmvitz te baanen: maar ve-loor op deezen wee eeri groot deel der bagagie (*) en veele paarden. Hij moest-eenen omweg neemen, om naar Zittau te komen; de Qertenrijfors kwamen hem voor en bemagti^den den voordeeligen post bij Ekersberg. De Armée van den Erfprins zou in gevaar geraakt zijn om uit te hongeren, zo niet de Géneraal win te h- MtS een middel had gevonden, om eenig brood uit Zittau te krijgen. De Oostenrijkers hadden nu batterijen opgericht en begonnen de ftad te bombardeeren, waar door dezelve weldra in den brand ftond. De bezetting konde het met langer houden. Zes Bataillons waren gelukkig genoeg, om de Armée des Prinfen te bereiken. De Be. velhebber werd nevens den Major van kuist vangen, en een Saxisch Bataillon Grenadiers b-.frormde zelfs de Vrouwenpoort en liep tot de Oostenrijkers over. De Kroonprins wist in deezen hachlijkcn teeïtand geen beter middel aan te grijpen, dan in aller ijl 0p Lanzen te trekken, om dus de m.odige levensmid. delen uit Dresden te kuunen bekomen. De Koi.ing kwam hem weldra met zijn Korps in het gemoet, en nam her komn:ando der Armée over; maar de Prins viel nevens de Generaals, die zich bij hern gevonden, in ongenade. Fredrik maakte hen hee gausch, {*j Y»e ait. Tcns. II. pag, 35,  f R I D R ï K DES TWEEDEN. a$ gansch niet vleiend kompliment (*), dat, zo hij naar ' rechten wilde handelen, hij den Erfprins en zijne Generaals den kop voor de voeten moest doen leggen. Dit kompliment en een brief, dien fredrik nem kort daar na fchreef, gingen den Prins, die aan het geval in 't geheel geen fchuld had, zo na aan het hartej dat hij geen jaar daar na meer leefde ; en zo moest de arme Prins (f_) august wilhelm een offer worden der kwaad'e luimen (§), welken den Koning, federt den flag bij Kollin, beheerschten. Fredrik wilde de gemaakte fouten verbeteren, en brak den 16 .van Oogstmaand met zijne verllerkte Armée tegen Zittau op — Hij vond de Oostenrijkers in eenen voortreflijken toefland; het zou éene daad van koenheid ( ! ) zijn geweest hen aan te tasten. Ware het eenige weeken vroeger geweest dan had hij het misfehien gewaagd; dan de ilag bij Kollin had hem het bloed merklijk doen bekoelen: fredrik fpeelde, derhalven, den voörzichtigen, en keerde naar Saxen te rug. De (*) Fischer. rfte th. f. 572. Ct) Busching Kgt bl. 1S3. dat hij een uitmuntend charaöcr bezat, en dat de briefwisfeling tusfchen hem en den Koning, welke in den jaare 1769 in het licht'is geko» men , den leezer ten voordeeie van den Prins inneemt. (§ j Busching bl. i&o. (j.) 11 y auroit cu de la temeritë. Vie de Heb. Tom.» P- pag. 37- B 5  s5 De overwinning- bij Kollin was het teken voor Rus* land, Frankrijk^ Zweeden en de 'Rijksarmee. Frsdr ik koi.de zijne lange en frnalle ftanten niet te gelijk vei de ii ier\. De Risfen waren met iccvoco manfj*) onder den Generaal apraxin in Pruisfen gedrongen. — De Pruisfifche Generaal lewald had geen vormogen, om hen tegenftand te bieden en was tot aan Koningsberg achter uit ge:rokken. Den 30 van Oogstmaand kwam het bij ^f'dgersdorf tot eenen flag, waar bij het Fortuin andermaal den Pruisfen den nek toekeerde, — Zij verloren 40000 man en is ftukken kanon. De Rusfen geraakten in het eerst in wanorde, en zouden overwonnen zijn geweest, zo niet roman zo w ware toègefchoten en het gevecht eenen beflisfenden uitfhg had doen bekomen. Eikeen geloofde, dat de Rusfin , na deezen zegepraal wonderen zouden doen. — En echter bleven zij werkloos bij y#gersde*f flaan en begaven zich vervolgens naar Memel. — liet raadfel werd opgelost. — De Rusfijche Rijkskanefehier'mstuschb* was, intusfcben, in ce belangen van Pruisfin overgehaald en riep op eigen gezag den Generaal apraxin met zijne Ar°> mee te rug- — Kort hier na boette hij zijne verraaderij met een bannisfement naar Siberi'én. Om-» (*) Vie de fred. Tom. II. pag. 38. (-j-) Toen ter tijd, zegt trenk in het ifte deel zijner leversgefchiedenis , jionden bestuschef en apraxiw / alreeds in Pruisfifche foldij; en trenk was gewis dooi Mevrouw de c. root kantselierinhe met het Rtt$4 fisch Hof goed bekend. A. d» H.  rtlDÏII DB* TWIEBEW. *7 Omtrend deezen zelfden tijd vielen de Zweiden in Pruis-Pommeren,m hen niets belette tot in MarkBrandenburg voort te dringen. < Eene kleine Engelfche Vloot in de Oostzee had hunne landing kunnen beletten, zij verfcheen echter met. De Zweeden namen in allerijl AnUam, Demmin, Paftwalk en meerandere Heden in bezit, welken zij, echter , in 't vervolg wederom verloren. De Franfche 'Armée was reeds in Grasmaand over den Rhijn gegaan, en had zich zo gelegerd, dat zij te gelijk Hamvir en de Pruisfifche landen konde aanvallen. Fr «. Daik liet het verdedigen van ziin Westfaaliche Staaten ( *) aan de yereenigde Armée zijner bondgenooten over, welke uit 50000 man beftond en den Hertog van cumberlan d tot Aanvoerer had. Zij konde den Franfchen niet beletten, over de, W«zer te gaan, en wérd op den 26 van Hooimaand bij Haftenbek door den Maarfchalk d'ütree geflagen. De zegepraalende Franfchen dreven hen tot aan Stade te rug en noodzaakten deeze gellagene Armée te Klooster-Zeven een verdrag te fluiten, 'c welk dezelve in eene volflagene werkloosheid bragt (\). Nu waren de Pruisfifche landen in Westfaalen aan de Fran- (*) Fischer merkt bl. 533 «»> dat KoninS TKE' brik het wel voorzien hebbe , dat zich de Franfchen niet la.,ge in een land (naaraelijk in mstfaalen > zouden kunnen Dphvuden, 't welk naulijks in ftaat was zijne eigen inwoo- ners re voetje»- ft) Vie de fred. Tom. II. pag. 41. Men zegt. dat éeeze vertraaging het werk van deu Maarfchalk de riche. hbo zou geweest zijn; die door Hof intrigues het kommando listig wist te bekomen.  HET LEVEN V A !f Franfchen prijs gegeeven, welken de Pruisfifche wapenen wegnamen, de lands inkomften benaderden, en de landen voor veroverd verklaarden, zonder het ter harte teneemen, dat de eigenaar deezer landen meer Fiamch- man dan Duitfcher ware en Franfche verfen maakte. Nog eene andere Franfche Armée had zich onder den Prins van soumsg met 22000 man Rijkstroupen vereeBÏgd en was, na eenige Oostenrijkfche Regimenten aan zich te hebben getrokken, naar Saxen getogen; dan de metst geduxhtfte onweerswolk voor fredrik was d© Keizerlijke Armée, * • * vS ederd de overwinning bij Kollin had zich het groot Oostenrijks Heir , onder aanvoering van Prins ka ree. en den Graaf van daun naar den Laufits begeeven. Be bevern moest tegen hen optrekken, bevond zich echter te zwak en nam de wijk naar Silefiën. De Oostemijkers volgden hem, tot voor de poorten van Breslau, op den voet na. Fredrik ftond met eene Armée bij Naumburg, om op de beweegingen der Franfchen te letten, terwijl de Generaal haddik door den Nederlaufits op den 6 van Wijnmaand tot in het hart des Markgraaffchaps Brandenburg doordrong, Theresia bekwam her vergenoegen, om voor 24 uuren fredriks Haafdflad in bezit te hebben. De Koningin \ lugtte met haar Hof naar Spandau ( * _). Ha d- (*} Deeze vlugt contrasteert wat fterk met de fchoone uttziih'cn, welke fr.si>rik zijne Moeder afmaalde in den brief, dien hij na den üag voor Praag aan haar fchreef. A> d, ft.  f 1' ï d I I X DES tweeben. 'Haddik eischte van de Eerlij'tters 500000 duiders, doch vergenoegde zich met 200:00, en droeg bij zijnen sftogt den roem mede, dat zijne ei.ch maatlg en zijne krij'/stugt (*) bewonderenswaardig ware. Te gelijker tijd werd Schweidnilz door den Generaal iïadastij belegerd; de vcreenigde Armée der Franfchen en Rijkstroupes had zich in de ftreeken van Leipfig uitgebreid; bij eene uitfpraak van het Rijksgerec'it was fredrik, federt Oogstmaand, van zijne waardigheden en bezittingen in het Rijk ontzet — en, weik bem het gevoeligst van allen was, zijn fchatkist (f) -was uitgeput. • In deeze uiterfle verlegenheid kreeg de salomo van het Noo~den den inval, om zich zeiven om hals te brengen ( §). Hij fchreef aan zijne Zuster de"Markgraavinne van b a ij- (») La Conduite du Vainqueur fut prudente , fes demandes modéréei & la difcipline admirable. Vie de fred. Tom. 11 pag 43- (f) Men zie geheime nachrichten zu volt. airs le, ben f 126. (f) FridriK verdedigde de zelfsmoord, en, pleegde te zeggen : wanneer het in een huis roola dan is het mi] geoorloofd daar uit ;e verhuizen , waarom zcu het mijne ziele niet geoorloofd zijn . uit mijn lichaam te verhuizen, als het haar daar in niet «neer bevalt? Men heeft m,j, zonder mij desue. gen te raadpleegen , in de waereld gezet, zou men mij dan kunnen beletten, naar mijn believen, daar uit te gaan? - Fredrik droeg geduurende den zeveniaarigen Oorlog vergif bij zich, om naar het voorbeeld van hanmbaI daar van gebruik « maaktn. BüscHing uber ï»i. Cuar. f. 349-  5° Hetlbvewvabt ba ij reut Hj dat hij een einde aan zijn leven wilde maaken; te ,ei ijker tijd gaf hij aan den Marquis d'argens in eenen langen poéf.fehen brief (*; van zijn heldhaftig belbit bericht; want hij hield het voor wan*©eghjk , dat een Dichter uit de waereld zoude flappen, zonder tot een goed vaarwel nog verzen te maaken. Het zij nu, dat fredrik bang voor den dood w«s (f), cf dat hij door den dikken nevel van ramp. fpoeden nog eene ftraal der gelukszon meende te ontdekken: genoeg, hij verfchoof het ontwerp van zelfmoord, en fcheen hét-behaaglijker te virden, in plaats van zijne eigene', een paar duizend Franfche en Keizer* kjke zielen naar de Elizeejche Felden te zenden. Hij nam het befluit, om de vereenigde Armée te gemoec te (*) Onder anderen las men in deezen brief: J'apprends de mo;i ?naitre Epicure Que du tevn ia crueile injure Dijfont les e'tres compofés : , QiiC, ce fo"ple, cette étincelle , €e feu vivifiant de Corps organifés N'cft point de nature immortelle. „ Ik leer van mijnen meester epicuur, dat door de „ onbillijkheid des tijds elk te famengefteld wezen wordt „ opgelost; dat deeze adem, deeze vonk, dit levend vuur „ eenes bewerktuigden lichaams niet van eene onfterflijks natuur zij ". (t; Cu ïs zo onwaarfchijnlijk niet; wij weeten toch ■dat fredrik in den flag bij Mohoitz , bij bet eerfte kal Bonfchot de vlugt nam. A, d. H.  treö&ik des T ff e e " i S* m trekken. Dezelve was op eene zeer voordeelige wijse gelegerd» De nederlaag bij Kollin maakte den Koning (*) voorzichtiger: hij wachtte zich, een hek aan te tasten, 't wehc hpogten en welbezette batterijen voor zich had. . Hij bediende zich van een list, om den vijand Bit Zijne voordeelt fcmdplaats te lokken. So.ubise en hilburgshausp.n lieten zich door eene gemasqueerde te rugtogt des Konings, verleiden, om hunne posten re verbaten en hem natezetten. Zij waren in het denkbeeld eene vlugten-te Armée te vervoloen, doch vonden den Koning, eer zij het vermoededen, in flagorde voor zich ftaan: en zo zag de 6 vanSiagtrnaandde half grappige fla.jbij Rosladi. Fredrik ftortte op hen in, nog eer zij 'er aan ko, den denken, om zich in-orde te fchaaren. De verwarring was alpemeen (f), en in den tijd van twee uuren was de «rehcele vereenigde Armée verftrooid. De flinker vleugel wagtte den aanval niet eens af: maar zocht haar heil in de vlugt. De Franfchen, die beltciad waren, om met gevelde bajonetten in te.breeken wierpen door angst hunne gew.eren weg, en henen'over hals en kop zo veel zij maai' kouden (§). * Daar \*~) La bataille de Collin avoit irffpirö plus dc prudence meDERic. Vie de fred. Tom. II. pag. «• Cf Onze FrunfcU Autheur zegt Tom. II. pag. 47 a» de Kcizéfliike Regimenten Brctlacb en Trtutmansdorf dapperen wederftand boden, doch eindelijk voor de overmagr moesten bukken. (§) lis jettérent leurs Armes , & prirent la fuite •* toutets jambes. Vie de ïHB. Tom. il pag. 49-  3" H E T LEVEN ▼ A If Daar bleven over de 2000 man op het flagveld liggen en bi] de 7000 werden 'er gevangen. De Pruisfen veroverden 72 Kanonnen, 24 Vaendels en eene menigte Lodewijks kruifen, welken de Hu-' zaaren in de knoopsgaten hunner wambuizen hingen. Fredrik bezocht de verwonde Officieren en zeide tegen hen: dat het hem niet mogelijk ware, de Frani fchen ah zijne vijanden te hefchouwen. ' Dit Kompliment trof hen dermaate , dat zij, van dit oogenblik af aan, hem als den Held deezer eeuwe aanmerkten ( * ), en hunne nederlaag vergaten. — zo floeg fredrik de Franfchen door eene list, en won hunne' genegenheid, door een Kompliment. Met deeze overwinning verdwenen ook de gedachten van fterven uit fredriks hoofd. Hij werd van nieuws aan ttótsch op zijn geluk, en ijlde zijn benauwd Silefiën te hulpe. * * Theresia meende recht te hebben, om Silefiën weder in bezit te neemen, nasrdemaal fredrik die artikelen des verdrags had verbroken, door dewelken hem deeze Provinciën waren afgeftaan. Haare ligte troupes kruisten door dit land op en neder. Men was te zwak, om dezelven tegenfland te bieden en de vestingen waren weerloos. De (*) lis 1c regardérent, corame Ie heros de forr flecle, öc cette idéé deminua le chagrin de leur defaite. Vie ds IR.eb. Tom. II. pag. 49.  FREDRIK DES tweeden. 33 De Generaal-majoors keijtsen en mitszsciieval beproefden wel op den 14 van Oogstmaand den Overften janus bij Landshut aantetasten, doch kwamen 'er met bloedige koppen af. De beveren was bij Gör/itz gelegerd en moest de gemeenfchap met Silefiën openhouden. De Generaal winterfeld ftond , destijds, met zijn Korps bij de Neisfe en had den Holzberg voor zich; welken hij, echter, op den 7 van Herfstmaand, na een fcherp gevecht, waar bij hij doodelijk gewond werd, aan de Oostenrijkers moest overlaaten. Kort daar op namen zij Bauzen weg, en maakten een gansch Vrij-Korps krijgsgevangen. Op den 10 van Herfstmaand brak de beveren naar Silefiën op. Hij nam den weg over Lignits; zijn oogmerk was Breslau te ontzetten. — De Oostenrijkfche Armée verloor hem niet uit h«t oog. Schweidnits, 't welk federt den 11 van Wijnmaand belegerd was, ging op den 12 van Slagtmaand, met ftorm, over. Men zegt, dat de Bevelhebber, of, de vesting niet fterk genoeg , of, zich zeiven te zwak (*_) voor de vesting gevonden hebbe. Drie duizend Pruisfen werden gevangen genomen , en de Oostenrijkers vonden nevens eenen grooten voorraad, ook eene fchoone ka9 niet geld. Fredrik erkent zelf in zijne nagelaatene fchrifcen (f dat men hem deeze trek op geen ongelegener tijd had kunnen ipeelen. Na deeze gelukkige verovering vereenigde zich hadastij met de Hoofdarmée. Thans kwam het bericht, dat fredrik, in plaats van (*) Vic de tred. Tom. II. pag. 54. \jfT$ (f) Derde deel bl *oi. II. STUK C  34 het leven van van zich om den hals te brengen de Franfchen bij Rosbeek, had geflagen, en dat hij in aantogt naar Silejiën was. De Oostenrijkers y geloofden , dat 'er voor de aankomst van fredrik, nog wel eene overwinning zou zijn mede te neemen en grepen de Pruisfen, op den 22 van Slagtmaand, moedig in hun leger bij Breslau aan. Na eenen hardnekkigen tegenftand werd de beveren uit het veld geflagen, en trok naar de NikkeLvoorftad te rug. Met den volgenden morgen ging hij over den Oder en liet Breslau met eene bezetting van 3000 man aan derzelver lot over. De Pruisfen lieten bij de 10000 man daar bij zitten; de Oostenrijkers worden gezegd nog eenmaal zo ▼eel verloren te hebben; naardemaal zij met kunst en natuur'te gelijk te doen hadden (_ *}• Op den derden dag na deezen flag werd de beveren, die uitgereden was om te recognofceren, door de Keizerlijke Ktoaten gevangen. Men weet niet of het onvoorzichtigheid was, dan of hij liever bij de Oostenrijkers wüde gevangen zijn, dan langer de aanvoerer eener geflagene Armée weezen (f). Fredrik betoonde weinig lust te hebben (§) om den Hertog uit te wisfelen. O * Ïn Breslau heerschte, zo als fischer zegt, bij den Krijgs en Burgerftand niets dan verraaderij (.1). Dat is (*) Fischer ifte th. f. 611. (t) Vic de fred. Tom. II. pag. 56". (§) Fischer f. 61. ( + ) Ter zelfder plaatfe.  FREDRIK DES TWEEDEN. 3$ is met andere woorden: noch Burger, noch Soldaat was mei fredriks ( zo als men het noemde) zo wijze en genaderijke regeering recht te vrede*. — Fredrik moet daar van zo iets gemerkt hebben, en vond des wegen goed, deeze netelige omfhndigheid in zijne nagelaatene fchrifcen geheel onaangeroerd te laaten. De 3000 mannen der bezetting hadden noch lust, noch gezindheid zich te verdedigen, maar gaven zich reeds den aden dag na den Breslaucr flag over. ' Men liet hent een' vrijen aftogt geworden ; dan de meeste Soldaaten verlieten hunne Vaendels en gingen tot den overwinnaar ( * ) over. De Keizerlijke Minister Graaf van kolowratK nam den Raad en de overige ftadsbedienden, die hen Huis v:.n Oostenrijk getrouw waren, voor zijne Alleenheerfcheresfe in den eed. De Bisfchop Graaf van schaffgotsch ging hen met een goed voorbeeld voor, en onderwiep zich aan het Keizerlijk Hof. Fredrik vergaf hem deezen ftap nimmer. De Bisfchop handelde ook met de daad ondankbaar jegens den Koning; want hij was zijne geheele opkomst aan hem verfchuldigd. Maar men moet van eenen Bisfchop niec zo veel trouw en flandvastigheid cifchen (f) als van eenen Veldheer. Misfchien achtte de goede man Sihfiên voorden Koning voor altijd verloren; misfchien geloofde hij, dajj, het zo onrechtvaardig niet was hulde te doen aan eens Vor- (*) Vie dc fred. Tom. II. pag. 56. (t) On ne fauroit exiger U'un évéque la fidelité & la conftance d'un güncral d'armée. Vie de fred. Tom. II, i>ag. 57* C a  J° HET LEVEN VAN Vorftinne, die haar rechtmaatig eigendom wederom heroverde en daar bij zo vroom was Door de bezetting, welke de Oostenrijkers in BresJau en Schweidnits te rug lieten werd fredrik van Brieg, Glaz, Kofèl en Neisfe geheel en al afgefneden. Dc fchrandere daun had zich bij Schweidnits op eene zeer voordeelige wijze gelegerd en wagtte het rustig af, dat hij aangetast wierde. Fredrik voerde het bevel over eene Armée, die door een' langen togt aanmerklijk was verzwakt geworden. De ftand, waar in hij zich bevond was niet de beste, en het zou geen wonder zijn geweest, indien andermaal eenige gedachten tot zelfmoord bij hem opgerezen waren. Prins karel was zo voorzichtig niet als daun; hij verachtte zijnen vijand en trok hem in 'tgemoet, om de Berlijner Wacht-parade (*), gelijk men, fpottendcr wijze, des Konings Korps benoemde, om de oor en te jiaan. Dit was juist, 't geen f redr ik wenschte. Daar bleef hem, gelijk hij zelve betuigt (f), geen ander weg open, dan fhg te Ieeveren / of voor altijd van Silefiën af te zien. ^ De Keizerlijken ftonden in eene vlakte bij Leuthen in flagorde en verwagteden den aanval. De Armée des Konings was, volgens zijne eigene woorden (§) moedloos, en, door de laatst voorledene nederlaag, gel heel r.êerfiagtig. Men poogde derzei ver moed weder op te wakkeren. De (*) Vie de fred. Tom. II. pag. 38. Ct) In het 3de deel zijner nagelaatene fchriften bl. 20& (5) Ter zelfder plaats.  FREDRIK DES TWEEDEN. 3? De Officieren werden van den kant der eere aangegrepen. Fredrik deed eene aanfpraak aan zijne Troupes : het wezenlijke van het onderwerp kwam hier op uit: Gij Rakkers! wilt gij eeuwig leven ? Nu gaf hij hen kennis van 't geval, waar in zij zich bevonden, en zeide hen heel eenvouwig, dat men hier moest overwin- ven of jlerven ( *). om deeze aanfpraak te meer klem te geeven, gaf men den Soldaaten wijn, en liet hen voor niet (t) , levensmiddelen uitdeelen. — 1 Deeze bewijsredenen deeden haare gewenschte ukwerking, en fredriks Armée betoonde zich geneigd de fmet uitte wisfcheu, welke zij op den 11 bekomen Lad. Op den 3 van Wintermaand rukte fredrik op den Vijand aan. Hij drong bij het dorp Bom een voorpost te rug en trok der rechter vleugel der Oostenrijkers in 't gemoet, Daun verflerkte dezelve, dan fredriks hoofdoogmerk was de flinker aantetssten, waar n ad as tij de flank maakte. Hij wist dat de JVirtenbergfche troupes, welken zich bij dit Korps bevonden, met wederzin tegen hem dienden (§), en geloofde dus, dat hij yoor deeze keer een beter geluk zou ontmoeten. Ziet (*) Vie de fred,. Tom. II. pag. 293. (f) Fredriks eigen woorden in zijne nagel. Schriften , 3de deel bl. 207. (§) De IVirtcnbergcrs hadden geene andere redenen waarom zij niet gaarne tegen fredrik dienden, dan hunne Utbt Religion, Fredrik had alzo voor de tweede keer -sn voordeel te danken aan den Godsdienst, met denvrelkei) hij zelve uiets op had. A. d. H. 9 3  3ö* Het leven van Ziet daar de Wirtenbergers ( *), riep hij, tefwïjl bij zijne benden aanvoerde, zij zullen, zonder twijfel- de eerden zijn, die ons plaats stutte.* maaken. Zij lieten ook, indedaad, bij het cerfte musketten - vuur de hit-len zien (f), en trokken de geheele flank achter zich mede. Nu bragt fredrik, door een woesten aanval ook de flinker vleugel aan het wijken. De Oostenrijkers grepen op nieuws post bii het dorp Leutl.en. Daar werd een verfchriklijk bloedbad' gemaakt. Lang was het twijfelachtig aan wiens zijde zich dc ovenunni tg zv de voegen, tot dat eindelijk 's Konings garde indrong en den uitfla'g des geveebts beflisfer.d mankte. De Oostenrijkers trokken ov< r Neisfe te rug. Deeze overwinning kostte fredrik 4020 man. De Keizerlijken verloren over de 5000 en bij de 20000 werden er gevangen genomen. Fredrik, zo veele dooden op het fiagveld ziende liggen, zou, gelijk men vertelt, weemoedig hebben uitgeroepen, wanneer zullen mijneplaageu een einde neemen ! Dit ontrekt neg eenige menschlijkhcid: maar rog menschüj'er zou let geweest zijn, indien fr,:dtuk deezen oorlog niet uit nieu.vsgiengi.eii {par curiofitéj had aangevangen. Geduurende, dat de Koning zich tot deezen flag gereed maakte, bra?t men een Grenadier voor hem , die twee dagen re vooren was w^gqcloopen. Waarom verlaat gij mijt vraagde hem fredrik. Sire, and- woord- (*) "* do fred. Tom. II. pag. 53. (t) Geheele Uataillons togen te gelijk op de vlugt; zij fmecten de geweer*» ter neder en gingen op de loop, fi- «CilEE. f. 6 1,7.  ï E E B 1 It DES TWEEDEN. 39 WOOrdde hem de Grenadier, wijl het 'er zo JJecht met ons uitziet. Goed, zeide fredrik, wij willen heden nog een flag beproeven, en valt zij flecht uit, dan gaan •wij morgen met elkander door ( * ). Men ziet, dat hij-zeer in de klem is geweest, en dat ook deeze flag de waagpaitij van eenen wanhoopigen was. « D e gelukkige veldflag bij Leuthen opende den Koning de poorten van Breslau. De bezetting verweerde zich dapper; na dat, echter, eene bombe het kruidmagazijn aan het Ta/chen- Bolwerk in de lucht had doen fpringen, en te gelijkertijd voor den vijand eene foort van bres had gemaakt, vreesde de Bevelhebber, dat men ftorm zoude loopen, en gaf zich over. Lieguits wedervoer een zelfde lot; alleen bewil« ligde men den Bevelhebber eenen vrijen aftogt; en zo zag zich fredrik, die reeds aan het wanhoopen was, door een louter geluk (t)5 weder in het bezit van zijn zo geliefd Silefiën. Die geenen in Breslau, welke eenige verkleefdheid aan (*) Si je fuis vaincu, nous déferterons demain enfemble. Vie de fred. Tom. II pag. 295. (t) Prins karel had flechts den fchranderen daun r.ioeten volgen, en zich bij Schiveidnits verfchanst houden, dan zou zich des Konings fmeltende Armée zelve hebben moeten vernielen. De drift van deezen Prins was alzo voor fredrik in de daad een gewrocht van het goed geluk. A. d. H. C 4  40 HET LEVEN VAN aan den huïze Oostenrijk hadden laaten blijken, werden deswegen vervolgd. Veele leden van den Raad werden afgezet; eenige van dezelven werden, rfaar $pandau gezonden, en over de Krijgslieden werd een' grooten Krijgsraad gehouden. Naulijks was fredrik Heer van Breslau of hij fchreef aan de Keizerin Koningin den volgenden brief ( * ). Ik fchrijve deezen brief, gewis, ten zeer ongele„ genen tijde; want gij hebt alle reden, om op mij niet wel te vreden te zijn. Dan het was mij niet mogelijk „ het gevoel te onderdrukken ( f ), 'c welk ik voor „ eene Prinfesfe van zo zeldzaame verdiensten koes- terde. Bij den dood uwes Vaders kende ik uwe ta„ lenten niet [ik wist flechts, dat gij schoone lan,, den bezat C§)] alleen de nauwe verwandfchap, „ en het gevaar, waarin ik u befchouwde , deeden mij „ belluiten, om u mijne vriendfcbap aan te bieden [en „in uw land te trekken.] „ Ware ik galar.t, ik zoude bekennen, dat het ge„ rucht van uwe fchoonheid mij daar toe had opge„ wekt [u silesien te ontnemen.] 't Is „ waar, (*) Fischer. ifte th. f. 523, * Ct) Ziet hier te gelijk een bewijs van deeze hoogachting. In het 3de deei zijner nagelaatene Schriften, bl. 252. zegt fredrik: dat hij aan 'i beresu eene eergierige en daarom te gevaarlijker vijandin had, daar zij een vrouwsperfoon en eigenzinnig en onverzoenlijk was. A. d. H. (5) Men vergeeve mij de dus [ ] ingevoegde aanmerkingen: het is niet we! mogelijk zulk eenen brief van fredrik te leezen , en niet te gelijk in volle kracht de waarheid te gevoelen van het: Difficiic ejl Satyram non fcribcre. A. d. H.  ï R E D R I K DES TWEEDEN. 41 p waar, uw Staatsraad verfchrikte wegens den eiscb. „ van twee Hertogdommen, dan wel bezien, geloove „ ik, zal de waereld het begrijpen, dat mijne aan„ fpraaken nietonrechtmaatig waren, en de onderving „ ding behoort u van de oprechtheid mijner bedoelinr ,, gen-reeds lange overtuigd te hebben; [inzonder- „ HgjlD BIJ het VERBREEKEN VAN DEN bres" LAtlTER VREDE EN DE VERKIEZING DES KEI7 5, zkr S. ] „ Dat gij dezelven verachtede [en mij niet ter- „ STOND GAAFT, 't GEEN ik BEGEERDE] dat maakte mij boos en ik verklaarde mij uw vijand. „ Het goed geluk, en het gebrek aan uwe zijde van „ goede maatregelen daar tegen in het werk te ftellen „ [ONDER ons GEZEGD, de VOORNAAME b e„ WEEGREDENEN MIJNES AANVALS] verfchaf- ,, ten mij fnelle zegepraalen, en gij ftond meer ar, dan „ ik had kunnen hoopen. Toen ik deeze grootmoedig„ heid zag nam ik in ernst voor uw oprechte vriend ,, te zijn. Gij hebt gezien, hoe ik de Saxen in Ufo„ ravièn heb laaten zitten, en hoe ik de Franfchen heb „laaten loopen [voor eene provincie als „ SILESlëN IS HET WEL DE MOEITE WAAR„DIG, omtrend ZIJNE BONDGENOOT en een WEINIGJEN ongetrouw TE WORDEN.] A. (*J> „ Na den flag bij Czaflau vieide ik mij „ uwe vriendfehap weder te zullen gewinnen: [want „ OOK deeze VELDSLAG was EEN BEWIJS mij,- „ ner oprechte bedo£lingen] maar ik begrijp „ het (*) Fischer. heefc in zijne overzetting h;t geheele ftuk van A tot B wcggelaaten, dewijl hij, moogelijk de groote tfron/eric gevoelde. A. d. H. C 5  44 HST LEVEN VAM „ het niet, hoe gij u met de Saxen , op nieuw, in eene verbindtenis kondet inlaaten, om mij in mijne „ winter kwartieren te verontrusten. Dat kwam den „ Saxen duur te ftaan. Ik ontnam u, na den flag bij „ Kesfelsdorf, Dresden, en was in ftaat uwe Armée te „ vervclgen. Dan gij zondt mij den wijzen en verlich\, ten Graaf van harragh, die mij daadelijk tot „ het aanneemen der voorflagen genegen maakte,, Ik „ maakte op de guarantie van Engeland ftaat, hoopte „ in het gerust bezit te blijven van het geen gij mij af„ geftaan hadt [of wat ik u ontnomen had] „ en verwagtte nu het oogenblik, waar in ik u mij„ ne vriendlchap-zou kunnen betuigen. B. „ ik beken, het verbond, ?c welk gij met Rusland^ „ en Saxen gefloten hebt, deed mij gevoelen, dat gij „ tegen mij eenen argwaan had opgevat. „ Kleine voorvallentjens hier en daar [_bij voor„ beeld: de vermeerdering mijner trou- „ pes; de sterke aderlaating aan de Si- „ lefiers geoefend enzv. ] fcheenen uw mistrouwen „ te vermeerderen. Dan geloof mij, waarde Nichtl „ dat zij, die u tegen mij oprokkenden, hunne oog,] merken hadden, en u in het verderf bedoelden te „ ftorten. Frankrijks oorlog met Engeland ging U „ noch mij in het minste aan [of schoon ik mij „ IN DENZltLVKN gemengd hebbe] maar daar „ zich geene kroon liet zien, als vijandelijke oogmerken tegen het Keurvorftendom Ilanover koesteren„ de, en het beflischt was, dat deeze Keurvorst noch bij u, noch bij het Opperhoofd des Rijks hulpe zou„ de vinden, zo was het geheel natuurlijk, dat hij „ zich tot mij, als deszelfs ;ncd^ Keurvorst wendede. Ik vond zijne begeerte rechtmaatjg; doch kon zeer wel vooruit beieekenen, dat deeze ftap, bij u „ wan-  fredrik des t webden. 43 „ wantrouwen zou verwekken. Hier van daan gaf ik „ u doormijnen Minister van klinggrüff daar „ van naricht, en begeerde uwe verzekering, dat gij verder niets tegen mijne landen zoude ondemeemen. „ Een enkel woord van u had mij kunnen bevredigen „ en gij zoudt daar uit mijne redelijkheid hebben kun„ nen ontdekken; want ik droeg kennis van het ver„ drag, 't welk gij met Frankrijk floot [en het „welk ik met alle kracht poogde te „ verijdelen.] Maar uwe andwoorden waren „ dubbelzinnig, en de krijgstoerustingen bij u en in „ Saxen (*), deeden mij duidelijk bevatten, dat het vertrouwen op uwe Bondgenootcn u met de hoop ,, op een gelukkig gevolg vleide. Ik kwam het ver„ derflijk ontwerp voor, en hoopte de Saxen te bewee„ gen, dat zij zich aan mijnen rechtvaardigen toorn „ niet opofferden. Ik ontmoette eenen onverwagten „ tegenfband Q f"), en zij moesten hunne tegenkanting ,, duur betaalen. In dit jaar bragten mij- ne zegerijke wapenen de hoofiftal van Bohetnen zeer „ in 't naauw, alwaar ik-[volgens mijne ge„ woonte] treurigheid verwekkende vcetfhuppen „ achter liet, en , ware de Fortuin mij niet ongun„ fttg geweest in den flag van den 18 van Zomer„ maand, ik zou, misfchien, gelegenheid gehad hebben, „ om (*} Saxen had, gelijk wij wec:en , naulijks 15000 man, en die waven vcrftiooid. De kas was ledig en het ontbrak SfxcJt aan vestingen. A d. II ■ (t.) Bij de groote Krijgstoerustingen , welken fredrik den Saxen te laste lag , kon gewis het bieden van tegenftand , zo eene onverwagtc zaak niet weezen. A. d. II.  44 HET LEVEN VAN „ om u zelfs mijne opwagting te komen maaken ,, Het is mogelijk, dat, naar mijne wijze van denken, [want ik heb, om zekere redenen, met? „ de vrouwen niet veel op] uwe fchoon,, heid en uwe edelmoedigheid den zegepraaler zouden „ overwonnen hebben, of ten minsten middel hebben ,, gevonden, ons tot een vergelijk te doen komen; ,, [het zou misschien slechts om een „ paar boheemsche kreitsen te doen ge' ,, weest zijn] want bijaldien gij mij alleen zo veel „ genoegen had willen geeven, als gij, naar oogen„ fchfjn , uwe bondgenooten wildet doen erlangen, zo zoude ik u [ten minsten ten eenige n „ tijde] Silefiën hebben overgelaaten, en u voor al„ tijd tegen het huis van bourbon gewapend heb„ ben. — Maar, daar mij de gezegde ftreek [naa- „ mel1jk, u een bezoek te geeven] mïsluk- s, te zo keerde ik mijne wapenen tegen de Franficken en ,, Eijksleden, die mij langer geenen tegenftand kon,, den bieden. Der Koninginne van Poolen kwam haa„ re ftandvas:igheid duur te ftaan. Zij verkreeg, 'c is ,, waar, eenige voordeden in Silefiën: maar deeze „ waren niet van zeer langen duur, en ik denk nog „ met fchrik aan den laatften flag, wegens de veelheid „ menfehen bloed, "t welk in denzei ven vergoten isv ,, [want IK liet van mijne, buiten dien, verzwakte armóe 4ooo dooden op de ?, p laats (*) Fredrik dacht ten tijde van deezen flag niet, dat theresia hem in hoflijkheid zou voorkomen, en haddik het eerde bij hem een bezoek in Berlijn komen afleggen. A. d. H.  fredrik des TWEEDEN. 45 „ plaats liggen;] Mijne voordeden heb ik mi} „ te nutte gemaakt, en Breslau weder ingenomen, „ waar bij ik veel gevangenen maakte en daar onder ,i lieden van hoogen rang. „ Bij Liegnits betoonde ik zulk een tiran niet te zijn „ als men mij wel affchildert. [want ik liet de ,j bezetting vrij aftrekken, wijl mijne ,j manschap buitengemeen (*) afgemat, „en de vorst zo sterk was-, dat men „ met schuppen en spaden niet MEER in „ de aarde kon komen.] Ik hoop ook Schweid„ nits weder in mijne magt te zullen krijgen, 't welk „ mij weder geheel in ftaat zal ftellen, om in Boheemen „ en Moravi'én te vallen. „ Overdenk dit, mijne waarde Nicht! Leer het in„ zien aan wien gij u toebetrouwt. Gij zult zien, „ dat gij uwe landen in het verderf ftort, en dat gij „ [of schoon ik met de daad de oorzaak » des oorlogs en de verstoorer van den „vrede ben] van veele bloed vergietingen de „ fchuld hebt; en dat gij Hem niet hebt kunnen over„ winnen, die als uwe naaste bloedverwant, en, wanneer gij hem tot vriend had willen hebben, met u „ [dat het echter d (£ overige monar- „ ciien niet hoorbn!] de waereld zou hebben doen fidderen. ,, Jk fchrijve u uit den grond van mijn hart [want „ ik heb geen geld meer] en wenfche, dat „ het den indruk moge maaken, welken ik verwagte. „ Maar wilt gij het tot het uiterfte laaten komen, dan „ zal (*) Deeze zijn f r e d r i k s eigen woorden imhet3dedeel Zijner nagelaatene Schriften, bl. aao.  40 het leven van „ zal ik alles beproeven, wat mijne krachten toelaateni „ ïntusfchen verzekere ik Ü, dat ik zeer ongaarne in „ u, eene Prinfesfe zie ten gronde gaan, welke de be„ wordering der waereld verdient, [gij ziet, dat „ik te 'gelijk dreigen en v l e 1 ë n kan] „ Als uwe Bondgenooten u, volgens huniT* verplig„ ting, onderfteunen [en het met u zo nikt „ maaken, als ik met de frans che n heb „ geleefd] zo kan ik vooruit bereeker.en, dat het „ met mij gedaan is. Dan het zal mij niet tot fchande „ verftrekken, integendeel, het zal in de gelchledenis „ tot mijnen roem worden opgetekend, dat ik eenen „ mede-Keurvorst, van de onderdrukking héb willen redden; [zo spreeken ten minsten mijne '„ manifest ma akers] dat ik tot*vergrooting van „ het huis van bourbon [al wilde ik ook „uwe geliefde (*) landen met dit huis deelen] niets heb toegebragt, en twee Keizerinhen „ en drie Koningen tegemtand heb geboden (f ). „ ik noeme mi) uwen gehoorzaamen bewonderaar en „ oprechten Vriend fredrik. Dee- (*) Ik zal in uwe plaats fpeelen, zeitle fredrik tegen de Marquis de beauveau, krijg ik de aazen zo .zullen wij deelen. Geheime nachrichten. zu volt airs Men , f. 38. (f)Wie moet, na deezen brief gclcezcn te hebben, „iet met de aanmerking van A. d. H. op bl; 48, infteinmcn ? maar welk een oordeel moet men na het leezen van den. zelven, ook zonder de invlcgtfelen van A. d. H — vellen over het Charader en de oogmerken van fredrik? Mag men den brief alleen luimig noemen en haten hem daar mei „ on.i.o.J- ^ j — —  T R E D R I K DES TWEEDEN. 47 Deeze brief fcheen op theresia geenen indruk te maaken. Mogelijk befchouwdé men aan het Weener Hof fredriks fnel op elkander gevolgde overwinningen meer als het werk van het geval; mogelijk meende men reden te hebben, om zijne vreedzaame neigingen te wantrouwen — genoeg, daar werd tot het voortzetten van den Oorlog beiloten. Fredeik, die in zijne Schriften, in plaats van den wijzen Koning, zeer dikwijls den flechtopgevoeden Soldaat laat fpreeken, zegt, bctreklijk deeze omfiandigheid: dat de brandende begeerte naar wraak, de beledigde eerzucht, het verdriet en de vertwijfeling der Mogendheden, onder welken het groote verbond gefloten was, de wapenen weder in de handen deed neemen (*). Men rustede zich alzo van wederzijde tot nieuwe krijgsonderneemingen toe. Fredrik herftelde zijne Armée door gevangen Soldaaten , uit dewelken hij verfeheidene Vrijkorps oprichtte. De Engelfchen gaven hem vier millioenen daalders. Hij beval zijn Munt-ambt (f), om daar elf MH- lioe- mede, met eenen onwilligen lach, liggen, als een ftukjen van vernuft? Ik geloof veel eer, dat dezelve ons ook moet die. nen tot eene bijdraage ter beöordeeüng van het eigenlijk Charafter deezes mans, van wien vroeg en laat in Europa en misfchien verder, een na&m is uitgegaan: maar wij zullen 'er geene bijdraage in vinden tot opbouw van den titul: de croote hem door veelen zo uitbundig toegekend In eene verzameling van Anecdotes onder verfchillende ti. tuis zou deeze brief, geloof ik, zeer wet onder den titul van enbefchaamdheid gerangfehikt kunnen worden. VERtaaler. (*) Vie de fred. Tom. II. pag. 63. ( t.) Cerdi deel zijner Schriften bl, 230. Maar mogeliik ko-  48 ÖÉTLEVÏNVAN lioenen van te raaaken. Zijn ephraim fchiep dit Joodsch mirakel, en zo zette fredrik met gedwongen (*) krijgsbenden , en Hecht geld (f) deezen bloedigen ooriog voort. De komen deeze woorden niet van den Koning zelve; mogelijk hebben, gelijk meer dan waarfchijnlijk is, vreemde koppen en handen aan zijnen letter-arbeid deelgehad. Voltaire zegt, immers, dat bij fredriks morfige viasch moest ■uiasfchen. Nog heden ten dage , gelijk wij reeds gezien hebben, beroemen zich in Berlijn lieden, dat zij den Koning ftijl en ftoffe keverden. Zelfs f i s c h e r eikent ifte th. f. i43 , dat hertzberg bi] het opftellcn der gefchiedenis van den dertigjaarigcn Ooriog den Koning 111 de hand werkte. A. d, H. (*) Hij zou zich van verfeheidene, onder Christelijke Mogendheden juist niet zeer gebrtnklijke middelen hebben bediend, om de krijgsgevangene Soldaaten onder zijne \aenen ie brengen. A. d. H. (f) Met dit valsch geld werden niet alleen zijne Solgieten: maar ook handwerkslieden en ambtenaars betaald. Geene Koninglijke kasfe, echter, nam dit Hechte geld aan. Bij gelegenheid, dat fredrik ie Potsdam eens voorbij het huis eenes Bakkers ging , hoorde hij deezen met eenen Boer wakker kijven. Hij vernam naar de oorzaak daar van. Men zeide hem, dat de Bakker den Boer zijn koorn met fiecht geld wilde betaalen ; doch deeze hetzelve niet wilde untfargen. - Waarom wilt gij dit geld niet ontfangent fnaauwt fredrik den Boer toe. - De Boer kijkt hem een poos aan, en zegt eindelijk op een barfchen toon: waarom neem jij het niet ? Fkedrik ging zonder een woord te fprecken heen, Vie de fr'ED. Torn. il. pag. 3*«  * I JJ R"I r DES T W E E O E K. 4O * * F* J-J' e Franfchen openden den Veldtogt van den jaafa Een Korps van hen kwam Onder den Generaal d'a rgenson naar Flalberftad; waar her zelve met de daad wreedheden bedreef. De arme in wooners deeden deswegen aan den Generaal vergeeffche voorflellingeai Zijn andwoord was: geld, hoorn, op inden brand geftokcn(f~). Hijeischte 244,000 daalders brandféhatting en nog ioooa Voor zich zeiven en zijne Officieren, en nam bij zijn vertrek nog gijzelaars mede. De muuren en poorten der Stad werden omverre geworpen, en toen bedreigde met eene nieuwe ftraffe van ioo,coo daalders bijaldien de Stad Pruisfifche bezetting mogt inneemen. Tegen bet einde van Lentemaand waren de Franfchen door Prins ferdinand, die de Hanoverfche en.Bntnswijkfche troupes aanvoerde, aireede weder over den Rhijn te rug gedreven. Fredrik achtte van deezen kant Weinig meer te duchten te hebben, en bepaalde alzo zijne opmerkzaamheid op de Ritsfin, die dreigden, om in het hart van .Brandenburg te dringen^ Vóór hunne aankomst wilde hij eenige voordeden op dé Oostenrijkers behaalen. Schveidnitz werd alzo formeel bele* (*) De Schrijver van laffe dc fr.eder.ic zegt,Tom. ir4 pag. 66, dat naar de wijze op welke pre drie de Franfchen had behandeld, en in 't bijzonder njar het verdriet', 't welk hen griefde van bij Rosbaeh louter het olfer eenef list te zijn geweest, zich deeze wreedheden nog al Benige*"-, maate lieten ontfchuldigen, II, stuk. D  -O HET 1.IVBN TAN belegerd, en ging op den 16 van Grasmaand met ftorrrt over. Fredrik maakte nu gereedheid, om in Boheemen te dringen. De Oostenrijkers trokxen uit dien hoofde bij Nachod te famen; ondertusfchen was des Konings waare oogmerk op Moraviin gemunt. Hij brak den 6 van Grasmaand op, verzamelde zijne benden bij Troppau, en ftond reeds den 3 van Bloeimaand voor Olmutz. Daun bevond zich nog al in Boheemen. Moravjën had eene flechte bezetting, die geenen tegenftand kon bieden. De Generaal wille, derzelver aanvoerer, wierp het Voetvolk in de vesting en trok met het Paardenvolk naar Brtmn. Zo dra het zwaar gefchut was aangekomen werd de belegering ondernomen. Men hield Olmutz voor eene niets beduidende vesting; fredrik vond echter aan haar eene noot, die zich zo' gemaklijk niet liet kraaken, en men vond hier geen Enthufiastifche Schoenmaakers gelijk in Breslau, die zijne onderneemingen van binnen begunftigden. De Oostenrijkers hadden hun magazijn te Leutomifchel op de grenzen van Moravien, 't welk fredrik in de oogen ftak, doch het welk hem, echter, niet in handen viel; intusfehen breideden zijne ligte troupes hunne verwoestingen (*) tot aan Oostenrijk uit. Weenen was beducht den Koning voor haare muuren te zullen zien. Het is mogelijk, dat hij in goede ernst ten oogmerk hebbe gehad bij maria theresia een tegen- (*) Les troupes légere» des Pmfiens éfendirent leurs ravages jusque fur les frontières de 1'Jutrichc. Vie de ïrbd. Tom. II» pag- 7)»  TREDklfc Dif t # 1 Ê 8 e h. $| tegenbezoek afteleggen, en zijne 200,000 daalders met dén intrest te rug te haaien* Alles kwam Olmutz aan: maar Olmutz ging niet over. — De Generaal mar so hal bood dapperen tegenftand. Daun won intusfchen tijd, om het magazijn bij Leutomrfcliel\ te dekken en verilerking in de vesting te werpen. Deeze plaats was federt den £7 van Bloeimaand belegerd; over de 128000 kogels en hombeh werden daar in gefchoten , en alles was ren ftorm gereed, toen laudon, wiens Phifionomie (*) op zekeren tijd den Koning niet beviel, — tusfchen Bautsch en Domfladt, een groot Pruisfieh transport, nevens de geheele kiijgskas, opligtte. Dit verlies (f) , het gebrek aan levensmiddelent en het aanrukken van de geheele Keizerlijke Armée, noodzaakte fredrik het beleg op te bieeken en Moraviin te ontruimen. De Stad Olmutz bekwam verlof eenen lauerkrans in haar wapen te voeren, en de Raadsheeren werden , varï den eerften tot den laatften, in den Adelftand verheven. Men (*) Gelijk bekend is: laudon wildé, alvoorens bij naar Oostenrijk kwam, bij de Pruisfen dienst neemen: maar de Koning had ,geen zin in zijne phifiognomie. A. d. H. Cf) Toen fredrik dit verlies vernam zeide hij tegea Éijne Officieren: Nu wil ik marfcheeren en den vijand jlaan , waar ik hem vinde. Dan hij bedacht zich en veegde 'er dit fchrander beding bij : doch ik zal het niet ongegrond ttteb zonder overleg doen. Fischer 2.le th, f. sa, D a  ja HET LEVEN TAK i * M en kan niet nalaaten bet gedrag van daun te bewonderen (*). Hij ontzette Olmutz zonder een enkeld man te verliezen; hij wist den flag te vermijden en bragt zijn partij in een' toefland, waarin het even zo gevaarlijk voor hem was een flag te waagen, als de belegering voort te zetten. Voor fredrik ftonden twee wegen open, om to rug te trekken, door Opperfilefien, waardoor hij gekomen was, of door Boheemen. Hij koos het laatfle en brak tegen de helft van Hooimaand, onverwagt, naar Boheemen op, waar hij zijn leger bij Köninggratz nederfloeg. Daun en laudon begeleidden hem, en floegen zich bij Luhfichau tegen over hem neder. Deeze fland duurde echter flechts 15 dagen. Gaarne zou fredrik aan de Praagenaars voor de tweedemaal een bezoek hebben willen geeven: maar hij moest fpoedig ter verdediging zijner eigene Staaten toefchieten. De Rusfen hadden reeds met het begin des jaars Pruisfen in bezit genomen en waren, zonder tegenfland te ontmoeten, door Polen in deNieuwmark doorgedrongen. De Pruisfifche Generaal dohna kon het niet beletten , dat de Rusfifche aar.voerer fermor over de Martha gingen Kafir'ih bombardéétde. Reeds de derde bornbeflak, op den 15 van Oogstmaand, de Stad in brand, die, (*) Cn ne fauroit s'empécher d'admirer la conduite do Maréclial daun. Vie dc fü.eo. Tom. II. pag. 72.  t R E D r I K DES TWEEDEN. 53 die, tot op een paar huizen na, in de asfche werd gelegd. De inwooners konden zich aan den anderen kant met moeite over den Oder redden. Men noemde de Rus/en brandftichters en barbaaren, zonder te bedenken, dat Koning fredrik met Praag en Olmutz niet christelijker had gehandeld, en dat het zijn fchuld niet was, dat beide die Steden niet door de vlam ( *) verwoest werden. Na dat de Stad was afgebrand begonnen de Rusfen Kustrin naar den regel te belegeren. Den 20 van Oogsmaand trok fredrik met zijn Korps binnen Frankfort, waar hij zich met den Generaal dohna vereenigde. Men hoorde hier ieder kanonfehoot, welke op Kustrin gefchiedde, en bij ieder fchoot nam fredrik een fnuifjen (f). Op den 23 deezer maand ging hij bij Güftebiefe over den Oder om de Rusfen aantetasten. Hij was derwijze tegen hen in woede ontdoken, dat hij het oogenbllk niet kon afwagten, om met hen flaags te raaken. Hij bevond zich ook andermaal in zulk eenen toefland, dat alleen een gelukkige Veldflag hem konde redden; en deeze volgde op den 2Afte bij Zorndorf twee mijlen van Kustrin, De eerfle aanval viel ongelukkig uit. De Pruisfifche Grenadiers werden herhaalde keeren terug geflagen. De flinkervleugel geraakte in wanorde, welke de vijandelijke Kavallerij zich oogenbliklijk ten nutte maakte. Zonder dén dapperen seidlits zou het 'er met (*) Vie de fred. Tom. II. pag 74. (t) a Cbaque coup, je remarquai, que Ie Roi prenoit anc prife de Tabac Vie de fred. Tom. II. pa^. 305. Toen de Engelfcbe Gezant den Koning na den flag A> 3 we-  54 HET LEVEN VAN ; met f eed rik fiecht hebben uirgezien. Deeze .ftortte met zijne Ruiters in de flank der Rusfi/cbe armée en bragt den ganfchen rechtervleugel in verwarring. Dit veroorzaakte een bloedig gevecht. De Pruisfen hadden (tegen het gebruik van befchaafde Volken) van den Koning bevel ontfangen geenen Rus kwartier te gee-, ven. — De rechter vleugel werd geflagen en afgefneden, doch de flinker verdedigde zich zo veel te dapperer, en ftreed zo lang om de zege, tot dat dc invallende nacht aan het moorden een einde maakte. Beide de arméen bleven tegen over eikanderen in de wapenen (taan, tot aan den morgen; beide waren zeer gefmolten; beide fchreven zij zich de overwinning toe, en men zong in Berlyn en Petersburg het te jDium. Den Rusfen kostede deeze overwinning 20000 man; de Pruisfen (* ) hadden over de 3000 dooden en 7000 gekvvetften. Op wegens deeze overwinning geluk wenschte , andwoordde yR.EDR.iK: zonder seidlits zou het 'er met ons jlccht heiben uitgezien. Vie de fred Tom. II. pag. 301. (*} Fredrik, die, ais het hem zeiven betreft, gaarne aftrekt, geeft in het 3de d. zijner nagel. Schriften bl. 274. zijn verlies op, als in alles flechts in 12C0 man te hebben beloopea, alhoewel alle Pruisfifche Gefchiedfchrijvers het zelve op 10000. bereekenen. Had fredrik au zo wainig Volk verloren, "dan zou hij zekerlijk de Rusfen voor" de tweede maal hebben aangepikt. Hij zegt, 't is waar , dat hij gebrek aan Krijgsbehoeften had , dan dit zij jp, hem bleven dan, echter, nog zijne Ruiterij en de baignctten zijner grenadiers over. A. d. II.  CKEDRIK DES TWEEDEN. 59 hij flechts 6, mijlen van Neisf. Op denzelfden dag biak harsch de belegering op en begaf zich naar Moravién. Daun hield zich in den beginne als of hij den Koning naar Silefiën volgen wilde, doch richtte, weldra, zijnen gang op Dresden aan. Zijn oogmerk; was, om deeze Scad te overrompelen. Hij moest dit voorneemen, echter, opgeeven. Graaf schmettaü (*) verklaarde, dat hij zich tot uit de vengfleren van het Koningrijk flot verdedigen zoude, en liet ook met de daad de kamers (f) van het Paleis met Soldaaten bezetten. Daun wilde de hoofdftad van den Keurvorst en de Koninglijke famillie niet in 't gevaar brengen, en moest dus met zijne armee werkloos blijven. Op den 8. van Slagtmaand kwam fhedrik we» der naar Saxen te rug. Hij ftelde 'er belang in, Heer van dit land en der Elve te blijven, dit gewest, ten minnen geduurende den winter, weder in bewaaring te neemen. Daun (*) Van de zijde van Pruisfen was het fchranderheid deeze bedreiging te doen , en van de zijde van Oostenrijk menschlijkheid zich daar door te laaten affchrikkcn. Vie de fred. Tom. II. pag. 88. (f) In een voorftel van den Rijksdag beklaagde zich het Saxisch Hof, dat de leden der Koninglijke famillie op den ftauk der Pruisfifche tabaks-rook in hunne kameren onthaald wierden. Vie de fred. Tom. II. pag. 31. (§ ') Fredrik- bekent zelfs in het 3. d. zijner nagel. S. bl. 299. dat daun meer onderneemend zou geweest Zijn, indien hij het jonge Hof niet gelpaard had. A. d. H.  So HET LEVEN VAN Daun, die zijn hoofdoogmerk, het inneemen van Dresden, verijdeld zag, keerde op den 15. naar Bohemen te rug. Met het einde van Slagtmaand was fredrik {Pruisfen uitgezonderd) weder in het bezit zijner landen. De Rusfen verlieten in deeze zelfde maand Brandenburg en Pemmtren* de Rijkstroupes trokken naar Frankenland in de winter-kwartieren te rug. en de Zweeden moesten het zich laaten weigevallen , dat de Pruisfen in Zweedsch Pommeren overwinterden — en zo eindigde deeze Veldtogt, welke den oorlogvoerende Mogendheden over de 100,000 Spielmarken (*) kostte, en kunne kasfen ledig maakte, zonder door dezelve een hand breed aarde te winnen. Het geluk, 't welk tot hiertoe naar vrouwen aart handelde, vertoonde zich in dit jaar een weinig meer befïendig, en bleef, geduurende den ganfchen Veldtogt van 1759. op de zijde der te famen verbondene mogendheden. Deeze Mogendheden meenden het bereekend te heb. ben, (*) fredrik vernuftiger gedachtenis! — waar hij de enderdaanen Spielmarken (*_) noemt. A. d. H. (*) Dat zijn die koperen penningjens, waar mede de kinderen bij ons op hunne Pachtfpeilen, Ganaen- en Uilenbovden fpeelen, — enj zij Louizen noemen- Waarlijk, de vergelijking is fchoon; eenen Wijsgeer als fredrik waardig: maar vooral waardig eH van nadruk in den mond van eenen Koning, die 'er weinig erg in had, of hij, ter bereiking van zijne oorlog - zuchtige en andere oogmerken, een duizend of eenigen zijner onderdaanen de reize naar de Elifeïfche Velden deed aanneesien. Zij bewijst ons op hoe weinige waarde deeze Vorst de onderdaa, ntn fchuterie, en geeft ons een denkbeeld van zijne Landsvaderlijke liefdc' vertaaler.  f R E B R I K DES TWEEDE n. 6l ben, dat fredrtk, bij de Weinig bronnen, welken hem ter hulpe fpringend waren, en met zijne mimtvervalsching en al , het op den duur niet konde uithouden. Frankrijk floot met Oostenrijk een nieuw Traffcaat van Alliantie (*), 'c welk de Jkademie der opfehriften door eenen gedenkpenning vereeuwigde. Rus/and beloofde een nog talrijker heïr in het veld te zullen brengen. Eliz abeth konde fredrik zijn gruw zaame handelwijs (f) bij Zorndorf niet vergeeven. Zweeden en Denemarken floten met Rusland een verdrag, om aan vreemde vloten de vaart door de Zond te beletten. — In het kort, fredrik had meer dan te veel reden, om wegens zijne nieuwsgierigheid (§) berouw te hebben. Hij (*) „ Daar men geene hoop heeft Czo wordt daar in ge„ fproken) om op eene andere wijze de rust van Duitsch„ land ie herftellen, dan door het verzwakken van de fcha„ dclijke magt des Konings van Pruisfen , zo hebben de ,, beide Mogendheden het noodig geacht, de banden hunner vereeniging door een Verbond , het welk dat van den i. van „ Bloeimaand 1756 bevestigt, nog vaster toe te haaien, om „ den aanvaller te dwingen, den beledigden genoegdoening, ,, en zekerheid voor de toekomst te geeven; en , om de rust ,, van Duitschland op duurzaame gronden te vestigen, dat „ men den Koning van Pruisfen binnen zulke' grenzen be. perke , welken hem niet meer toelaaten, de algemeene „ veiligheid, en de veiligheid zijner nabuuren door zijne i, en Engelands eerzucht, willekeurig, te verftooren." Kredriks nagel. Werken 3. dl. bl 312. (t) Hij had, gelijk wij weeten, bevel gegeeven, om den Rusfen geen kwartier te geeven. A. d. H. (D Wij weeten dat f red rik par.suriojlti den Oorlog begon. A. d. H.  6a HET LEVEN VAN Hij klopte bij de Porte aan; maar men gaf hem geen gehoor. Hij offerde 'er fchoone fommen aan op, om daar gehoor te krijgen; maar de Turken hadden meer achting voor de Louis d'or en de Keizersdaalders dan voor het Pruisfisch (*) geld: tredrik moest derhalven anderwerf de Oorlogs-verklaaring alleen overneemen, en zich op het goed geluk, en de gruwzaame mis/iagen zijner vijanden veriaaten (f). * • ♦ Ï^rf.drik trok met het begin der Lente den Oostenrijkers , die in Lauszits ftonden, regen. Zijn oogmerk was derzelver vereeniging met de Rusfifche Armée te beletten, en hen tot eenen Veldflag te nood- zaa- (*) Hoe groot ook de fommen waren, welken dit Hof bekwam; boe veele wegen ook ter omkooping werden ingeflagen , zo kwam men , echter , met alle deeze bemoeijingen niet verder; dewijl de Oostenrijkers en Franfchen met gelijke verkwisting geld gaven. Fredriks eigen woorden 3- dl. bl. 311- \\) Ik kan mij niet genoeg verwonderen, zegt fredrik, in eenen brief aan den Generaal foucquet, over de weinige overeenftemming; welke 'er in zo veele armeën heerscht, wier bedoeling is de Pruisfifche magt te fnuiken, als zij eenen algemeenen aanval voorneemen. Welk eene langzaamheid bij de uitvoering hunner ontwerpen t Hoe veele gelegenheden hebben zij niet laaten voorbijgaan! tnet één woord , hoe veele gruwzaamc mis/lagen , aan de« welken wij, tot hiertoe, ons heil te danken hebben. Fis» c h e r. ade th. f. 6o.  t. r K d R i k des tweeden. 63 gaaken, eer nog deeze Armée over den Oder en de Rijksarmée over de Elve gingen. Omtrend deezen tijd deed Prins henrik, met het zelfde oogmerk, eenen inval in Bohemen en het Franhifiche. Hij vernielde verfeheidene magazijnen. Wurtsburg, Bamberg en ook Erfurt moesten brandfthatting opbrengen, en de Rijksarmée liet hier bij vrij wat manfehap zitten. Ondertusfchen werd de Koning van Pruisfen door verfeheidene omflandigheden genoodzaakt, weldra, weder naar Saxen te rug te keeren. De Generaal dohna was met een Korps naar Po* le» getrokken, om de Rusfen op te houden, die hunnen weg naar' den Oder richteden. Hij fchreef tot aan Pofen brandfehattingen uit; verwoestte de Rusfifche magazijnen, en ligtte den Vorst sulkowsky, een Poolsch magnaat, te gelijk met zijn garde op, wijl men hem verdacht hield, dat hij de Rusfen onderfteunde. Dit ftreed, wel is waar, met het recht der Volken: maar fredrik wist over zulke kleinigheden gemaklijk heen te flappen. In Zomermaand namen de Rus fin, onder den Veldmaarfchalk soltikow, den marsch aan. Zij hadden ten oogmerk, om zich met een deel der Oostenrijkers te vereenigen en als dan in ben Brandenburgjche te vallen. — De Pruis'in vreesden nu van Saxen en Silefiën afgefneden te zullen worden, en ijlden hals over kop naar den kant van den Oder. Op den 22. van Zomermaand bevonden zich de Rusfen zo wel als de Pruisfen bij het dorp Kay in het Brandenburg fche. Zij ftonden Zo nabij elkander-, dat een flag nu onvermijdelijk was. D ohn a , die tot hier toe het Pruisjisch Korps aanvoerde, viel bij den' Koning in ongenade, wijl hij te beflaiteloos en te lang-  54 het leven VAN langzaam was. Hij liet hem door den Generaal we» del (*) den jongden Generaal der Armée aflosfen.' Deeze was meer' voortvaarend en vlugger, en — liet zich liaan. De Rusfen zetteden op den 23. van Hooimaand hunnen marsch naar Crosfen, aan den Oder, voort, waar, volgens affpraak, laudon met zijn Korps zich aan het hunne zoude voegen. We del, die noch de landftreek, noch de fterkte van den vijand, noch zijne eigene Armée kende, viel met heete drift aan, werd geilden en verloor bij de 10000 man (f). Dit voorval haalde een ftreep door 's Konings plan. De Dictator wedel was niet in ftaat, om aan de voortdringende Rusfen wederftand te bieden. Deeze begaven zich naar den rechteroever van den Oder en legerden zich bij Francfort. Hier vereenigde zich laudon met hen, in fpijt van alle de waakzaamheid van Koning fredrik en Prins henrik. Fre- (*) Fredrik zegt in eenen brief aan den Generaal Doh.xa, dat de Generaal wedel bij zijne armée het aanzien van een Romeisch Dictator zou hebben, en dat men hem onbepaald en blindelings zou hebben te gehoorzaamen. Vie de fred. Tom. II. pag. 112. (t) Men zie fischer 2de th. f. 80. Dan fredrik trekt weder 6000 van de hoofdfom af, en bepaalt zij» verlies flechts op 4000, zonder te bedenken, dat hij daar door zijn eigen, toen ter tijd verfchenen, Hof berichten wederfpreekt en aan zijne gefchriften een goed deel van derzelver geloofwaardigheid ontneemt. Want toch, welkvertrouwen kan men eenen gefchiedfehrijver fchenken, ( hij moge dan een gekroonde zijn zo veel hij wil) die zelfs algemeen bekende daadzaaken niet in derzelver waare toedr2gt verhaalt? A. d. H.  FREDRIK DES Ty/EEDEN. 65 Fredrik trachtte den fchimp bij Kay geleden uit te wisfchen. Hij ftelae zich aan de fpiife van het Korps van wedel, 'c welk met eenige Regimenten werd verfterkt en ging op den ïi. van Oogstmaand bij Rettwein over den Oder, om de Rusfen te Haan. Deeze ftonden met een Korps der Oostenrijkfche Armée tu-fchen Kunersciorf en den Oder. De Koning greep hen den volgenden dag aan, dan ook hier keerde hem het geluk den nek toe. Geduurende 7 uuren lang fcheen de overwinning aan de zijde der Pruisfen te wéezen, tot dat eindelijk laudon, tegen den avond, den Pruisfen, de reeds half bevogtene zegepalm uit de handen wrong en nevens de Rusfen meester van het ITagveld bleef. Fredrik verloor* 36000 man (*}, en trok met het overblijffel zijner Armée naar de hoogten van Train s zij was tot op 5oco man (f) gefmolten, en de Regimenten fchenep Kompagniën te zijn. "Ik heb eenen flag gewaagd, fchreef hij aan de Koninginne, die mij mislukt is, welks nadeelige uitkomst. echter, nog te verbeteren is' des niet tegenftaandl raade ik uwe Majefteit Betlyn te verhaten. Doch in den brief aan ïinkenstein (\j zege hij: Alles is (*) Nogmaals knipt rredrik in zijne Gefchiedenisvan mijnen tijd 4. dl. bl. 32, 6000 man van het getal af. A. d. H. (f) Volgens fredriks zeggen-hield hij 'er 10000 over. (S) Les Regiments ne fcmbluient plus, que des Compag, nies, Vie de fred. Tom. 11. pag; ion, Gi Fischer 2de ih. f. 89. Tont est perdu et je fon■• ge a la mort. II. STUK g  Có het leven van is verhoren en ik bereide mij ten dood. Intusfchen wierp hij zich bij het Dorp Etfcher in eene verwoeste, opene, boerenhut op ftroo neder en fliep gerust. Zijne Adjudanten fnorkten (*) aan zijne voeten, en een enkele Grenadier ftond op fchildwacht. Fredriks gefchiedfchrïjvers tekenen deezen zijnen gerusten flaap als eene buitengewoone zeldzaamheid aan. ' Ik vinde, echter, hier in niets bijzonders: maar het komt mij voor, dat de behoefte om te flaapen bij hem grooter was dan het verdriet over den verloren flag; en wanneer men toch voorgenomen heeft zich om den hals te brengen, zo kan men zich ligt, flecht bewaakt, in eene open hut neerleggen, om gerust te flaapen ( f ). Den Rusfen kwam deeze overwinning, van 's gelijken, duur te ftaan. Fredrik, die het veilies van vreemden gaarne vergroot, geeft het zelve op. 24000 Man (*) Fischeks eigen woorden, 2de th. f. 103. (t) Sommige Leezcrs zullen deeze uitlegging van fret>riks flaapen, mogelijk, wat partijdig vinden. Ik kan «iet ontkennen , dat zij mij in het eerst ook alzo is voorgekomen : doch bij nadere ovcrweeging heb ik dezelve moeten toeftemmen. Met verfeheidene voorbeelden , toch , zoude men kunnen bewijzen, dat 's menfehen geest, hoe hij ook moge aangedaan — hoe door de gewaarwording van elende, fmart en droefheid gefolterd zijn, voor de afmatting der lichaams krachten, fomtijds, moet onder; doen, of fchoon anders.de aart der kwellingen, waar onder hij lijdt, zijne geheele infpanning zoude fchijnen te vorderen. Na zwaare lichaamlijke vermoeijing en lang waa. ken, wil het lichaam toch eindelijk rust genieten. Men heeft meermaalen gezien, dat lieden , die tertlood veroordeeld waren , in den laatften nacht, voor dat het vonnis aan hen  FREDRIK DES TWEEDEN. Man op (*). Ah ik nog zo eene overwinning hehaale, zoude soltikow Cf) gezegd hebben, dan kan ik met den ftok in de hand alleen naar Petersburg wandelen en de tijding daar van overbrengen. Elkeen geloofde, dac de Rusfen, na twee zulke gelukkige overwinningen, den Pruisfi'fchen Kolosfus geheel ter neder zouden hebben geworpen. — Het hing flechts van den vijand af (zijn fredrik» eigen woorden'§)) een einde aan den Oorlog te maaken; zij behoefden f echts nog den laat f en genade-slacï te geeven. Maar zij bleven hier flil Jlaan in plaats van met levendigheid voorn'aards te dringen, zo als de omfleindigheid het eischic; verheugden zich over de zege en prezen hun geluk.- De Generaal soltikow geloofde, dat hij aan twee gewonnen Veldflagen genoeg had. Ik heb twee Veldjlagen gewonnen, zegt hij aan daun, die Rusland B7C00 hen zou uitgevoerd worden, gerust (liepen als of hen niets deerde , alhoewel zij tc vooren , geduurende eenen 'ganfehen tijd, dat niet konden doen , en ofichoon hun geest niets minder dan gerust was wegens hun toekomftig lot en de oorzaaken , welken hen in het zelve gevoerd hadden. Of wij ons, intusfchen, hier, hij de verklaaring van f r edrik: 'alles is verleren en ik bereide mij ter dood, of ik wil Jlerven , een ernftig beraamd plan juist moeten voordellen , en zijn gerust flaapen dus aan zijn vertwijffeld befluit, om zich zeiven om den hals te willen brengen, moeten totfchiijven, is iets, 't geen bij mij niet zo baarblijklijk is. vertaal er. (*) Fredriks Nagel. Schriften 4. dl. bl. 3a. Cf ) Vie de fred. Tom. II. pag. 102. (5) Nagelaatene Schriften, 3. dl. b'..- 33. E %  CS het leven van 27000 man kosten. Nu wagt ik, tot dat gij van uwe -tijde ook twee zegepr aaien hebt bevogten , eer ik van mijnen kant weder iets beginne. Het is niet billijk, dat de troupes mijner Souveraim alles alleen moeten doen ( *). Door de werkloosheid der Rusfen ging, alzo, de vrugt van twee overwinningen verloren. De toefland van fredrik kon des tijds niet gevaarlijker zijn. Hij was van Saxen en Silifiën afgefheden. De Rijksarmée was in Saxen gedrongen. Daun ftond met zijne hoofd-armée 'mde Laufits; niets was in ftaat zijne vereeniging met de Rusfen te beletten. Men kon Berlyn wegneemen, Maagdenburg belegeren, en den Koning dê' rest geeven (f). Maar van dit alles gebeurde 'er niets. Fredrik kon weêr lucht fcheppen. De Rusfen gingen, wel is waar, bij Frankfort over den Oder, na dat haddik met 19000 man zich bij hun had gevoegd: maar door hun talmen (§) won fredrik tijd, om Berlyn te dekken. De ftand, waar in hij zich bevond, was zodanig, dat de Rusfen hem niet konden aantasten. Zij trokken naar den kant van de Lauftts, en waren eenige mijlen van de Oostenrijkers verwijderd. f*) Fredriks nagel. S. 4. dl. bl. 34. Ik wil er niet voor in ftaan, dat de Generaal soltikow letterlijk dat geen gezegd hebbe , wat fredrik hem hier in den ihónd legt, want Daun had hem kunnen andwoorden: dat laudon aan de zege bij Kunersdorf, een groot en mogelük het grootfte, aandeel had gehad. A. d, H. (f) Reduire le Kot aux derniires txtrémilés. Vie de Fred. Tom II. pag. 103. CS; Leur lenteur. Vie de fred. Tom. II. pag. 103.  FREDRIK DES TWEEDEN. 6$) derd. Fredrik volgde hen van flap tot Hap. Prins henrik wist de ontwerpen van daun daar door te verijdelen, dat hij de hoofdmagt'der Oostenrijkers naar de Saxi/che en Boheemfche grenzen wist te lokken. In Herfstmaand moest de Laufits vier armeën te gelijk onderhouden. De Rusfen kregen het eerst van allen gebrek. Het Hof van Weenen bood hen geld aan, om levens middelen aan te koopen. Soltikow zou gesindwoord hebben (*): mijn Soldaaten eeten geen geld. Daar op richtte hij zijnen marsch op Polen, om digter bij zijne Magazijnen te weezen. laudon ftelde alle poogingen in het werk, om hem van het te rug trekken over den Oder af te houden, en tot het belegeren yan de Vesting Glogau over te haaien. Op den 27 van Herfstmaand ftond ook deeze armée, met de daad , aan den oever van den Oder, mee het oogmerk, om van deezen kant op Glogau los te gaan. Maar fredrik was hen voorgekomen. Zij gingen nu over die Rivier, en fchenen het oog op Breslau te hebben; doch zij vonden ook hier overal Pruisfen in den weg. De laatfte proef, welken zij namen om Breslau te naderen, gefchiede bij Hernflad, welke federt korten tijd Pruisfifche bezetting in had. Soltikow dreigde de ftad in brand te fteeken, bij aldien zich de bezetting niet overgava. De Pruisfifche Officier andwoordde, dat hij bevel had zich te verdedigen , ook zelfs al gedroegen de Rusfen zich als brandflichters. Dit antwoordt jaagde den Rusfifichen Bevelheb- bejp (*) Mes Soldats ne mangent poiut d'argent. Vie da tred. Tom. II. pag. 105. E 3  70 MET LEVEN VAN ber in het harnas, en de ftad werd der vlamme ten prooje gegeeven. Nu richtte soltikow zijnen marsch naar Polen, waar laudon affcheid van hem, nam en naar Opper file firn opbrak. I're drik liet eenige Troupen in Silefiën, om dit Korps in het oog te houden, en voerde zijne armée naar Saxen. De Rusfen lieten in Brandenburg en Silifien treurige gedenktekenen hunner tegenwoordigheid te rug, en aldus moesten fredriks onderdaanen, voor zijne nieuwsgierigheid (*) ten duurfte boeten. * * * ï^.eeds in Oogstmaand was de Rijksarmée, onder aanvoering des Hertogs van Tmeebruggen, tot aan den oever der Elve voortgedrcnacn, en had zich van Tor* gt'U, Leipfig en Ipittenberg meester gemaakt. De Generaal wunsch rukte hen deeze {leden weder uit de handen ; hij kon echter de overgaave van ' Dresden niet beletten. De Generaal schmettau gaf zich op den 4. van Herfstmaand over, zonder eene regelmaatige belegering af te wagten. De Koning nam hem deezen ftap zeer kwalijk, en verklaarde hem onbekwaam, om verder te dienen. De Rijkstroupes waren alzo meesters van Dresden en zochten zich in deezen oord te blijven ophouden. In (*) Her. ts berg zegt, dat fredrik uit nieuwsgie. righeid (par curiofttê) deq Oorlog had aangevangen. Zie kier voor bl. 3.  fredrik des tweeden. 71 In Wijnmaand verfcheen Prins henrik aan do Elve, en vereenigde zich bij Torgau mee het Korps van den Generaal wunsch, die den Hertog van aremberg geklopt had (*). Daun haatte zich nu om naar Saxen te komen, om Dresden te dekken. Zo Honden de zaaken toen fredrik, die. te Glogau aan eene afmattende koorts had gelegen, met zijne armée in Saxen verfcheen, en aan het Korps van Prins henrik opfloot. Hij maakte zijnen broeder dit kompliment: dat hij ae eenige Generaal was , die in deezen oorlog geene fouten beging. Indedaad; fredrik had het aan-de fchranderheid zijnes broeders (f) te danken, dat het Krijgsvuur weder van zijne ftaaten verwijderd was. De Rusfen Honden in Polen en de Oostenrijkers hadden flechts eenen kleinen omtrek van Saxen in bezit. Thans achtte zich fredrik wederom geheelenal in de gunst van het Fortuin te Haan, na dat het zelve hem (•) Der dem aremberg tint fchlappe engehanget hatte — men zou dit ook kunnen vertaalpn, die den liertog van aremberg dc kraac aangehangen , of de kaproen had opgezet, dan deeze fpreekwijzen hebben in onze taal de betekenis niet, die ze bij de Duitfchers hebben; zij beduiden bij ons, iemand dronken maaken; bij de Duitfchers , iemand op de eene of andere wijze een gevoelige neep geeven. Ik heb daarom vertaald door klop geeven; *t welk betekent, hem, door hem in eenige fchermutfelingen of aanvallen, een groot aantal manfehap, en misfchien ook Oorlogsbehoeften, te doen verliezen, afbreuk te doen. V E R.T a a L E R. ( f) De gelukkige bataille bij Rosiach, was ook wel eea werk des voorzicluigen, koelbloedigen henriki. A. d. H. E 4  79 HET LEVEN VAN hem een paar vriendelijke lonken had toegeworpen. Hij wilde den Oostenrijkers ook dit bezit betwisten, en trok tegen Dresden op. Daun had zich onder het kanon der flad gelegerd en was niet gemaklijk aantetasren, Fredrik beproefde een list. De Generaal fink kreeg bevel, om met een aanzienlijk Korps om de vijandlijke Armée heen te trekken, en zich in het gebergte van Maxen aeêr te liaan. Zijn oogmerk was. om den Oostenrijkers en de flad Dresden, de toevoer van levensmiddelen uit Boheemen af te fnijden , of ten minIten den Veldmaarfchalk daun in beweeging te brengen. — Dit kon voor daun gevaarlijk worden. Hij poogde, derhalven, in de voorbaat te zijn — hij floot met zijne Armée het vijandelijk Korps in, en maakte op den ai van Slagtmaand 12000 man gevangen, waar onder 9 Generaals en 500 Officieren waren. Deeze Vinkenvangst, gelijk men deeze gebeurtenis te Weenen noemde, was eene vergelding voor de vangst der Sax:fche Armée bij Pirgna. Fredrik was tegen Tink en de overige Generaals ten hoögften verftoord, en befchrijft in zijne nagel, fchriftcn (*) ultneemend fchoon, hoe zij het werk hadden behooren aan te vatten, om zich niet te laaten vangen. Eenigen tijd daarna nam de Generaal bek bij Meisfen een Pruisfch Korps van 1500 man gevangen; en (*) In 't 4- dl- M? 49- I>an ik heb het reeds eenmaal gezegd, dat zulke berekeningen eene Terno gelijken, welken ens dc kabaliisten, na dat de trekking volbragt is, zonneklaar wecien voor te reekenen. A. d. H.  fredrik des tweeden. 75 e.n alzo gaf de gewijde Generaal (*) (le Gènèral bent) den Koning fredrik nog tot een vriendelijk: affche.id, de benedictie. Hoe aanzienlijk deeze voordeden ook waren, zo waren dezelven, echter, niet genoeg beflisfehend om den Koning geheel en al uit Saxen te dringen. Hij bleef nog voor Dresden Haan, en hier door werd daun verpligt, tot verdediging der Had, van 's gelijken zijne flandplaats te behouden. Men zag alzo midden in de grootfte* koude twee Armeën in het veld ftaan, en hunne tenten in ftroo hutten veranderen. De Volken fchenen hunne natuur veranderd te hebben. Franfchen en Duitfchers Honden in Louwmaand nog in het veld, geduurende dat de Rusfen en Zweeden, die, gelijk in de voorige veldtogten, eenige veroveringen maakten, en dezelven weldra weder verloren, reeds in Wijnmaand de winterkwartieren hadden betrokken. Fredrik had zijn Hoofdkwartier te Freyberg. waar hij in de armen der Muzen deezen ongelukkigen veldtogt trachtte te vergeeten. * * * » De laatfte veldtogt was voor de Vereenigde Mogendheden al te gunftig uitgevallen, dan dat zij 'er niet nog een zouden beproeven. Fredrik bevond zich, 't is waar, ree:ds nog wat in de klem: maar hij was nog niet op de hoogte, waar zij hem wilden hebben, en (*) Het is bekend, dat tred rik den Veldmaarfchalk B a'U n fpotsgewijze deezen naam gaf. E 5  74 HET LEVEN VAN en daarbij wilde men een half millioen menfchen en zulke verbaazende fommen gelds niet te vergeefs hebr ben opgeofferd. Men gaf alzo aan de voorflagen tot vreede geen gehoor, en rustte zich met allen ijver toe tot eenen nieuwen veldtogt. Het was een geluk voor fredrik, dat hij, Dresden uitgenomen, meester van Saxen bleef Deeze melkkoe moest nu het laatfte dropjen melk afgeeven. De fchattingen bedroegen in dit jaar 2,000000 Daalders, en hij haalde 'er over de icooo Rekruten uit. De fchoonfte bosfchen werden omgehakt en verkocht. De Keuryorftelijke pachters moesten een jaar pacht vooruit betaalen. Men befchuldigde Leipfg, dat zij andere troupes beter had ontvangen, dan die des Konings, en liet haar, onder dit gezocht voorwendfel, eene boete van 8 tonnen gouds betaalen ( * ). Men zette de Raadsheeren en eenige rijke Kooplieden op den Treffer en liet hen daar, zonder bed, vuur of licht, zolange zitten, tot dat de helfte der geé'ischte fommen. af betaald was. Zo handelde fredrik de eenige met een land, 't welk hij flechts in bewaaring had genomen. De verval fching van het geld werd in dit jaar nog tot eenen hoogeren trap van volkomenheid gebragt (tfr Agt daalders 'hadden nu naulijks de waarde van eene ducaat. Door dit, flechts eenen fredrik geoorloofd hulpmiddel, en de engelfche onderftandgelden, was hij in ftaat, eenen nieuwen veldtogt aan te vangen. — Middelerwijl nam fredrik ook de proef van eeni- 6? (*) Fischer ïde th. f. 1 r5- (f) Vie de fred. Tom. II. pag. up.  fredrik des tweeden. 7? ge kabïnets fbeeken. Men zond aan verfeheidene hoven fpionnen uit. Een zeker heer van cocceji moest de gevoelens van den Koning van Sardiniën uicvorfchen. Fredrik zou niets zo gaarne hebben gezien dan dat het Krijgsvuur in Lombar dfén uitgebroken ware; dan deeze Koning had in 't geheel geen trek, om de rol vaneen Pruisftsch marionet te fpeelen. Dit verdroot fredrik; hij zegt deswegen van hem (*), das deeze oüde Vorst een dweeper was geworden, en zijnen krijgszuchtige» aart had verloren.— Men moest een dweeper zijn, wanneer men niet naar fredriks pijpen danste. Naar Frankrijk zond men eenen jongeling met naame edelsiieim (i), die even ongelukkig was. Men had hem ras op het fpoor; zette hem in de Bastille, en zond hem weder over de grenzen. In Petersburg hadden de poogingen van een Hol» iteins edelman even zulk een flecht gevolg; de Rusfen zonden hem flechts op eene beleefder wijze weg, dan de Franfchen den Heer van edelsheim hadden gedaan. De Ottomannifche Porte bleef voor de Pruisfifche daalders en welfpreekendheid bij aanhoudendheid doof. Denemarken alleen betoonde eenige neiging, Öö den Koning bij te ftaan; echter haalde het zelve zijn woord weder fchielijk te rug (§). Fredrik hield alzo, gelijk hij zich zeiven dit Kompliment maakt (4-), flechts twee bondgenooten over: de dapperheid en de voljiandigheid —— — — Fre. (*) Fr.edr.iks nagel. Schriften 4. dl. bl. 60. Cf) Fredriks nagel. Schriften 4. dl. bl. 64. (§) In het zelfde boek, bl. 69. (+) In het zelfde bock, bl. 70.  7? HET LEVEN VAN Fredrik vergat, echter, de Engelfche onderftand gelden en den jood ephraïm ( * ). Volgens het plan der beide Keizerlijke Hoven moes-» ten de Rusfen in Silefiën dringen, en zich met een Korps der Oostenrijkers vereenigen, 't welk meteen train artillerij uit Boheemen ftond te komen. Men onderftelde, dat daun en de Rijksarmée, den Koning in Saxen de handen zo vol werks zouden geeven, dat hij in Silefiën niets.tegen de Rusfen zou kunnen onderneemen. Met Bloeimaand van het jaar 1760 garaakten de Armeen in beweeging. Laudon opende den Veldtogt in Silefiè'n, en voerde zijn plan gelukkig uit. Hij tastte op den 23 van Zomermaand den-Generaal fouquet, in zijn wel verfclianst leger bij Landshut, moedig aan, en nam hem, nevens meer andere Generaals en 5000 man (f), gevangen. Hij gaf daar op Landshut aan zijne troupes ter plunderinge over. De Koning neemt hem dit zeer kwalijk (§), en ech- (*) te fredric avec paraphe (zo leest men in eeq ftukjen , in den jaare 1758. in het licht gekomen, betiteld: de Gerechtvaardige Ephratm. ) m'a établi frauduleux encherifeur pour me faire adjugcr a vil prix les riches magafins de Dresde & Meifen — & pour les vendre en détail & 200 pour ico — Le fredric avec paraphe m'a infütué faux-monnoyeur public &c. Vie de fred. Tom. II. pag. 318. (j;) Alle Pruisfifche Gefchiedfchrijvcrs erkennen eenpaa. rig, dat f ouquet 13000 man had. Fredrik, echter, om den roem vap laüdon te verkleinen, neemt er weder 5000 man van weg. A. d. II. CS) De Oostenrijken , zegt fredrik ( nagel. S. 4. dl. ¥?  fredrik des tweede w. 77 echter is het op verre na zo wreedaartig niet, als dat een Koning, die zich den wijzen liet noemen, een geheel land in den grond bederft, 't welk hij in bewaaring nam. De eerlle vrugt deezer zege was de verovering van G/az. — Deeze vesting had Hechts eene zwakke bezetting, en deeze verdedigde zich ilecht. Op den 16 van Hooimaand fpeelden aireede 16 batterijen daar op. De Kro'dtenwaren in de vesting-werken gedrongen; een deel der bezetting floeg tot oproer over; geheele Kompagniën imeeten de geweeren weg en liepen tot den vijand over. In weinig uuren was guarnizoen en vesting in de handen van laudon (t). De bl. 78.) maakten van het behaalde voordeel gebruik als barbaaren. Dan, wanneer men bedenkt, dat laudon zeer veel woest Volk onder zijne benden had, het welk den krijg flechts aanziet voor eene gelegenheid om te rooven; en dat een Generaal aan zulk Volkjen ook nog al zo wat moet veroorlooven, om het zelve den moed niet te doen verliezen, zo laat zich zeker zeer veel ter verontfchuldiging van laudon zeggen (*). A. d. H. C*) Dat is ook waar : maar is deeze verontfcbuliiging voldoende? Beboert niet tik bevelhebber, onder befchaafde Velken , zodanig eene Krijgstucht onder zijne benden te onderhouden, dat, of feboon bij ttj eenig Volk van meêr woeste zeden, dan wel andere, onder d». zeiven moge hebben, deezen evenwel geene euveldaaden ongejlr.ift bedrijven? — En febijnt het geene zwakheid in deszelfs gezag te verraaden, wanneer hij, ef voorbedachte/ijk , of oogluikend, eenigt wreedheden toelaat, om daar door zijne Soldaaten in goeden luim tt houden, ef derzelver moed levendig te doen blijven, of cfi nieuw te ontvinken? VERTAALIR. (*) Bij voorbeeld het arme Saxen. (t) Fredrik zegt in het 4. dl. zijner nagel. S. bl. 91., dat dit berispelijk, en der Pruisfifche Wapenen onteerend voor-  73 HET LEVEN VAN De behelhebber d'0 kon zich, 'c is waar, met het Hecht guarnizoen bij den Koning verontfchuldigen; hij wist echter, dat fredrik niet gaarne verontfchnldigingen aannam (*_), en bleef bij de Oostenrijkers. * * •--,■'*■■' D e Rusfen maakten in het eerst de vertooning als of ze in Pommeren, of de Nieuwmark wilden vallen; maar zij keerden van Pofen fchielijk naar Silefiën, om zich bij Breslau met laudon te vereenigen. Deeze was voortgerukt en poogde de Stad te verrasfchen. Het was op den 30. van Hooimaand, dat hij haar ter overgaave opeischte. De bevelhebber floeg dit af, en veidedigde zich. Men wierp bomben in de Stad, welken de meesten huizen in den brand ftaken, dan de aankomst van Prins henrik, die op den 4.. van Oogstmaand flechts 4 mijlei van Breslau ftond, maakte een einde aan de belegering en verhinderde tevoorval het gevolg eener geheime onderhandeling was, welke laudon, heel van verre, door het kanaal van 'jefuitcn, Monniken en het geheel Katholyken Petapengefpuis (een- Koninglijke uitdrukking!) had in het werk gefield; waar door het hem gelukt was Officieren en veele Soldaaten van het Guarnizoen om te koopen. — — Maar ik geloof, dat men niet noodig had, om Soldaaten, welken fredrik met despotiek geweld te faamen raapte, nog eerst om te koopen, als 'er zich eene gelegenheid voor deed, om fcet jok van den hals te werpen. A. d. H. (_*) liet Krijgsrecht veroordeelde deezen Bevelhebber ten dood. Fischer. 2de th. f. 133.  FREDRIK DES TWEEDEN. 79 tevens de vereeniging der Oostenrijkers met de Rusfen. Laudon trok over Schweidnits terug en soltikow, die reeds tot aan Hondsfeld bij den Oder voortgedrongen was, vond het niet raadzaam, om over die rivier te gaan, en met hen drik eene partij te waagen. Fredrik had het hier wederom aan de fchranderheid en voorzichtigheid zijnes broeders te danken, dat het hoofd-plan zijner vijanden een krak kreeg, en deeze veldtogt gelukkiger dan de voorige uitviel. Ze» ker is het, dat de Rusfifche Generaal met eene voorzichtigheid te werk ging (*), welke met het beraamd plan weinig overeenftemde. Hij poogde zijne Krijgsbenden zo veel mogelijk te fpaaren, en wilde de fchuld van eenen ongelukkigen uitflag niet voor zijne rekening neemen. — Zo Honden de zaaken in het tijdftip, waarin fredrik zijn geliefd Silefiën ter hulpe fnelde. Hij had geduurende deezen tijd, de belegering van Dresden ondernomen , maar hij moest dezelve, op de aannade. ring van daun weder opbreeken. Na een'overhaastten marsch kwam hij op den 7. van Oogstmaand bij Buntslau aan. Omtrerid dien zelfden tijd trok daun op Lauban in Silefiën aan, en vereenigde zich met het Korps van laudon. Zijn hoofdoogmerk was den Koning van Breslau aftehouden, en zijne vereeniging met Prins henrik te beletten. Silefiën genoot thans het bijzonder genoegen en de zeer aangenaame eer, om de hoofdmagt der Oostenrijkers , (*) Le Generaal rusfe agit avec une precantion, qui ne répendoit guèrre au plan eoncené. Vie de fit go. Tom. I. pag. 125.  HET LEVEN VAN kers, Rusfen en Pruisfen, op deszelfs grond te aan» fchouwen. Daun maakte zulke fchranderè bcweegingen (*), dat hij altoos den Koning in zijne marfchen in den ■weg ftond, zonder zich echter aan eenen aanval op hem te waagen. De beide Armeën trokken, geduurende eenige dagen, naast elkander voort, en waren Hechts door den Katsbach van elkander gefcheiden. Op den i. van Oogstmaand ftond fredrik bij Lignits; daun ftond tegen hem over bij Walftadt (f.). Soltikuw was met deezen marsch niet te vreeden, hij was beducht, dat fredrik bij Steinau over den Oder mogt gaan, en hem, na met henrik vereenigi te zijn, te gelijkerhand met deezen aanvallen. Hij verklaarde zich naar Polen terug te zullen begeeven, bijaldien men den Koning over den Oder liet gaan. Dit noodzaakte daun, om een gevecht te waagen. De 15. van Oogstmaand was daar toe befiemd. Daun had ten oogmerk des Konings armée van vooren aan. tetasten; lascy moest den rechter, en laudon den flinker vleugel aangrijpen. Het plan was wel en goed ontworpen; doch het werd den Koning door eenen overlooper {\%j verraaden. Laudon trok des nachts te Parchwits over de Katsbach, met voorneemen, om bij het aanbreeken van den (*) Vie de fred. Tom- II. pag. ls8. (f) Hier viel in den jaare 1241. een zwaaren Veldflag Voor tusfchen de Jurken en Tartaaren. (§) Het was een Oostenrijks Officier, een Icrlaniler van geboorte , die , dronken zijnde , tot den Koning van Pruisjen overliep. Freö. Schriften 4. dl.' bl 104,  f RI Dl U DES TWEEDEN. 8l den dag, den flinker vleugel der Pruis Ten aantevallen. Maar hoe groot was ni;t zijne verbaazing, als hi; bij den opgang der zon, aan eenen oord, waar hij dezelve in het geheel niet verwagtte, de geheele Pruisfifche armée, in flagorde, voor zich zag ftaan. Intusfchen maakte hij ■ zich in den beginne meester van eenige hoogten; doch daar hij aan den anderen kant in het geheel geene Oostenrijkfche Troupes vernam, zeide hij tegen zijne Soldaaten: Vriendenl ik zie dat wij alleen zijn; wij hebben geenen anderen toevlugt, dan onze moed; volgt mij! Met deeze woorden baarde hij zich, met den degen in de vuist, eenen weg door de menigte. Hij verloor 9000 man, doch redde door deezen terug-togt, zijne eigene eere en die zijner krijgsbenden Fredrik vervolgde zijne overwinning niet verder, wijl hij vreesde door daun en lascy (f) te zullen worden aangevallen; zij deeden, echter, niets, 'twelk daar naar geleek, zelfs de Rusfifche Generaal czermischef, die daags te vooren met aoooo man over den Oder ging, om zijne benden aan die der Oostenrijkers te voegen, trok over deeze rivier weder te rug. Sol- (*) II conferva par fa retraite fóa honneur & celui de fes troupes. Vie de fred. Tom. II. pag. 130. (t) Fredrik poogt zelve deeze beide Generaals te ontfchuldigen, deswegen, dat zij laudon niet ter hulpe kwamen; de wind, naftmelijk, was hen zo tegen, dat zij op een half uur affUnds zelfs het Kanoneeren niet konden hooren. fred. Schriften 4. dl. bl. 108. In eenen brief aan den Marquis d'argens noemt fredrik dit gevecht flechts een ligte fchampfchoot. A. d. H. II. stuk. F  8» het leven vam Soltikow keerde zich naar Polen. LAunoïT bereikte met de overblijffelen zijner troupes de hoofdarmée; te Pruisfen, echter, begaven zich zonder eenigen hinder naar Breslau. Fredrik trok een groot deel van het Korps vanPrins HENiiK tot zich en keerde zich tegen Schweid~ tfits. Daun wilde deeze vesting belegeren; maar toen hij bemerkte, dat de Koning hem was voorgekomen, werd hij beducht, om van Boheemen afgefneden te zullen worden, en begaf zich meer naar den kant van her gebergte. De beide arméën hielden zich, geduurende de geheele Herftmaand, bezig met allerleie beweegingen, welker oogmerk altijd was, om elkander, ingeval het tot eenen Veldflag mogt komen , het voordeel der ftandplaats aftewinnen, daar men, ondertusfchen, van weêrskanten elkander in fehranderheid gelijk was, viel 'er niets van eenig aanbelang voor. • * De vereenigde Mogendheden waren in het geheel niet te vreeden met den loop van deezen veldtogt. Zij beiloten thans tot eene onderneeming tegen Berlijn. Het werd aan czernichef opgedraagen, om dezelve met 20000 man ten uitvoer te brengen. Soltikow bewilligde 'er in, om over den Oder te trekken, en aldus den marsch van czernichee van den kant van het Graaffchap Mark te dekken. Veertien duizend Oostenrijkers gingen te gelijker fijd , onder aanvoering van den Generaal lasct, door de Laufits, om zich bij  f R k d R i K des tweeden. 8j bij Berlijn met de Rusfen te vereenigen. De Gene» raai tottleben werd, bij voorkeur, tot de uitvoering deezer onderneeming gebruikt. Hij was voormaals in Pruispfchen dienst en kende het land. Hij verhaastede zijnen marsch, door eenige regimenten vooruit te zenden, en ftond zelf reeds op den 3 van Wijnmaand met zijne onderhebbende manfchap voor dc poorten van Berlijn. 13e bezetting weigerde de poorten te openen wijl zij hulp verwagtte. — Prins eugenius kwam ook met de daad van Wirtemberg met 500c man, en vier dagen daar na de Generaal huls en, met 28 Bataillons, ter haare hulpe aan. De Rusfifche Generaal tottleben moest met eer.ig verlies te rug trekken; maar toen czernichef en lascy aankwamen, begaf zich het Pruisfsch Korps in den nacht naar Spandau, en liet Berlijn aan deszelfs lot over. Tottleben lag in den naam der Keizerinne aller Rusfen eene bezetting in de Stad, en eischte anderhalf millioen daalders brandfchatting. Hij wilde de Oostenrijkers niet in de ftad laaten; zij, ondertusfchen, maakten zich meester van eene poort, en drongen, tegen zijnen wil, de ftad in; en alzo was dit het tweede bezoek, 't welk de Keizerin maria theresia bij Koning fredrik in zijne hoofdftad kwam afleggen, en waar van hij haar het tegen bezoek op nieuw fchuldig bleef. Czernichef en lascy zouden, gelijk fredrik hen in zijne nagelaatene Schriften (*), voor de fchenen werpt, in verzoeking zijn geraakt, om een ge- (♦) 4. dl. bl. 133. F 2  *4 HET LIVEN VAN gedeelte der ftad in brand te doen fteeken: dan, daar noch door zijnen, hem welgezinden gelchiedfchrijver fischer, noch dooreenigen van de overigen, des aangaande niets hoegenaamd wordt gemeld, zo zou het wel mogelijk kunnen zijn, dat frf.drik wederom een weinigsken van de waarheid ware afgeweken. Zo veelis zeker, dat de Koninglijke Lusthuizen Charlottenbuïg. Shönhaufen en Frieclrichsfeld geweldig onder handen wierden genomen, en dat zelf daar de werken der kunst niet werden gefpaard. Men onderHelt dat deeze verwoestingen werden aangericht op aanftooking van den Graaf van brühl (*), door de Saxen, welken zich onder de Oostenrijkfche Korps bevonden — en alzo zag men hier het recht van wedervergelding oefenen, voor de vriendelijke wijze op welke de Pruisfifche Vrij-Korps, op de goederen van den Graave van brühl hadden huisgehouden. Potsdam, fredriks geliefd verblijf, werd verfchoond. De Keizerlijke Generaal Graaf van ester h a z y ( f ) befchermde deezen oord voor alle belediging. Hij begeerde flechts het best getroffene afbeeldfel des Konings, en eene van zijne fluiten. • * » Op het gerucht van 's Konings aannadering verhaasteden czernichef en lascy hunnen terug - togt. Zij waren bevreesd van afgelneden te zullen worden, en alzo werd (*) Vie de ired. Tom. II. pag. 13$. (-f) Fischer ale th. f. 153.  fredrik des twkedkn. 85 werd Berlijn, op den 12. van "Wijnmaand, wederom van zijne gasten verlost. Fredrik, die zijne eigene fchulden niet betaalde, welken hij, nog Kroonprins zijnde, had gemaakt, beval nu ook den Berlijneren ( * ) de wisfels niet te betaalen, welken, zij aan den vijand, ftaande zijn verblijf onder hen, hadden afgegeeven. Intusfchen hield daun den Koning beflendig in het gezicht. Tegen het einde van Wijnmaand gingen de beide Arrnéën te gelijk over de Elve: daun bij Torgau, fredrik bij Desfau. Bij zijne aannadering verlieten de Rijkstroupen Leipjig en Wirtemberg, en verdwenen. Voor het overige was geheel Saxen in de handen van den vijand. Fredrik bezat hier niet een enkeld magazijn, en leefde , gelijk hij zelve verklaart (t), uit de hand in den tand, en alzo recht op zijn Kopaksch. — Uit Spandau bekwam hij, wel is waar, eenig meel: maar ook deeze bron was rasch uitgeput (§). — Mm móest uithongeren of flag Ieeveren. Fredrik wilde liever liaan dan uithongeren, en tastte alzo op den 3. van Slagtmaand de Oostenrijkers in hun leger bij Torgau aan. Ook in deezen flag vertoonde zich het voordeel en de overwinning, in den beginne, geheel op de zijde der Oostenrijkers. Daun bevond zich tusfchen twee vuuren, en maakte, des niettegenftaande, van beide zijde front. Zijne batterijen en grenadiers wierpen den (linkervleugel der Pruisfen terug. Zijne kanonnen werkten (*) Vie de rtiD. Tom. II. pag. 330. (t) 4de dl. zijner Schriften bl. 138, (5) 4de dl. zijner Schriften bl. 138, F 3  85 HET LEVEN YAN ten op eene verfchriklijke wijze. De Koning verklaarde, dat hij nimmer zulk een verfchriklijk vuur gezien haa. Ziet hen,die daun in het front aantastte, vond even zo veel tegenftand. — De nacht viel, en daun fchreef door een renbode aan zijne Monarchinne: dat fredrik geflagen was. • Hij was di> ook met de daad: maar omtrend 7 «ure, vereenigde hij zich met ziethen, en greep den Oostenrijkeren op nieuw aan. Hij wilde fterven of overwinnen (*). Het gelukte hem de hoogte bij Suptits en eenige Oostenrijkfche batterijen te bemagtigen, en zo verklaarde zich het geluk ten zijnen voordeele. Daun bevond zich op den volgenden dag niet in ftaat om eenen nieuwen aanval te waagen; hij trok bij nacht over de Elve terug. Fredrik won alzo wederom eenen veldftag, welke niet het uitwerkfel was van een wel doorgedacht plan: maar de laatfte waag-partij eenes wanhoopigen (}'). Hij zelf fchreef deeze overwinning aan deeze bijkomende omftandigheid toe, dat djün, reeds bij den eerften aanval, was gekwetst geworden (§). De 1 (*) 11 voulait vaincre 0:1 meurir, Vie de fred. Tom, JI. pag. 135. (t ) Eenige dagen voor deezen flag zeide hij tegen zijne Ufficieren: — als wij geflagen worden, zo zijn wij allen verloren . en ik hit eerst. De Oorlog duurt 'mij al 'te lat.g ■ — wij zullett denzelven morgen'ten einde brengen. Tl s c h e r 2. th. f. 159. (§) Fischer e. tb. f. 163. Alhoewel fischer aanmerkt, dat bij het flechts uit infchiklijkhcid cri Siaatkun» dige oogmerken gedaan hebbe.  FREDRIK DES TWEEDEN. 8? De Keizerlijken verloren bij de i/oco man; de Pruisfen even zo veel; alhoewel fredrik, die het verlies zijner vijanden gaarne vergroot en zijn eigen verkleint, van de Oostenrijkers 6000 man meer laat fr.euvelen (*), terwijl hij 'er van de zijnen 1000 weder uit den dooden doet opftaan. Eenige dagen na deeze overwinning fchreef hij aan de Opperhofmeesteresfe, Gravinne van camas — — „ Wij zijn opgezwollen van onzen zegepraal, hebben als gekken gevlogen, om te beproeven, of wij „ de Oostenrijkers niet van voor Dresden konden weg„ jaagen. Zij hebben ons van de hoogten hunner ber„ gen flechts uitgelagchen. Ik ben genoodzaakt, om „ te meeten hoe lang de weg terug is, en mij, ge„ lijk een kleine jongen, uit ergernis, in een der elen„ digfle Saxifche dorpen te verfchuiien. Dit is, verze„ ker iku, een honden leven Cf)» 'c welk, behalven s, don quickot, niemand dan ik gevoerd heeft." — * ♦ De vrugt van deeze overwinning verfchafte den Pruisfi'fchen Soldaaten weder een winter verblijf in Saxen. Zij behoefden niet meer uit de hand in den tand te lee- ven, (*) Hij fielt het verlies der Oostenrijkers op 20000 en der zijnen op 13000 man. Zie 4de dl. zijner Schriften, bl. 151. Cf ) Cest , je vousjure , une chiennt de vit, que ,excepti don CiUiCHOTTE, perfoniie k\» menie que moi, Vie de IR.ed. Tom. IV. pag. 203. F4  88 HET LEVEN VAN ven, en hadden daar bij verlof, om de Keurvorftelij* ke floten van Saxen (*), naar lust en welgevallen, te verwoesten. Fredrik had nu ook gelegenheid, om zijne Krijgsbenden naar Silefiën, Pommeten en bet graaffchap Mark te zenden, en zich aloaar plaats te maaken. Daun begaf zich onder het kanon van Dresden. Laudon maakte een'aanflag op Cofiel; gaf dezelve , echter, weder op, en toog in het laatst van flagtmaand over Glaz naar Opperfilefiën. De Rusfen, die geene verfterkte plaats hadden ingenomen, begaven zich terug, en namen, voor de vierdemaal hun winter verblijf in Poolen. De Generaal wernïr, die door eenen moedigen flag, op den 18. van Herftmaand de Rusfen van voor Colberg (f ) had verjaagd, dreef nu ook, op zijnen terugtogt, de Zweeden tot aan Straalfund terug. — De Hertog ferdinand en de Erfprins van Brunswijk hadden den aanflag, welken de Franfchen op Ilanover en Brunswijk hadden gefmeed, grootendeels verijdeld. Daar waren, wel is waar, 100000 Franfchen in Hesfenland ■ ingedrongen, alwaar zij zeker niet poliment huishielden, en zelfs tot Gotha veort-trokken; maar, daar tegen, namen hen de Engelfichen Pondicheri in Afitn, en Canada in America af. Deeze veldtogt was, der- (*) Fischer zegt, bl. 169. dat de Koning dit tèr wedervergelding voor de verwoesting der floten om Ber^lijn toeliet; en echter was deeze laatst genoemde verwoesting flechts eene wraaknecming voor het verwoesten der floten van bruhl. (t) Eene kleine vesting in Pommertn aan de Baltifche Zee.  fredrik des tweeden. 89 derhalven, voorde Oorlog-voerende Mogendheden van geen bijzonder voordeel, en de zaaken ftonden fchier even eens, als omtrend het einde des vooiledenen jaars. De Oostemij ks hadden niets dan de vesting Gldz gewonnen, en Dresden verdedigd. Fredrik nam, ;geduurende den winter, het grootfte gedeelte van Saxen in bewaaring, en hield zijn hoofdkwartier 'mLeipjig; mogelijk om te beproeven, of derzelver inwooneren hem niet eene nieuwe oorzaak zouden geeven, met genoegzaame glimp van reden bekleed, welke hem zoude kunnen magtigen, hen weder agt tonnen gouds te doen optebrengen. * * * CJlostenrijk gaf de hoop van Silefiën te zullen heroveren niet op, en rustede zich toe tot eenen nieuwen veldtogt. Fredrik fpaarde van zijnen kant niets, om zich in eenen goeden ftaat van verdediging te ftellen. Hij vernieuwde met den nieuwen Koning van Engeland, george den derden, het verdrag, waar bij het verleenen van hulp voor 4 millioenen daalders was vastgefteld. Ephraïm, gaf aan een nieuw wonderwerk het aanzijn; want hij herfchiep de ducaaten in 8, en do Louis d'or in 15 daalders (*). Fredrik dacht nu ook bij de Porie wat meer gehoor te zullen krijgen. Daar werd op den 2. van Grasmaand een verbond van vriendfchap tusfchen de bei» (*) Fischïr a th. f. i3i. F 5  PO HET LEVEN VAN beide hoven getekend maar hier bleef het bij. De Turken voerden in het geheel niets uit, en het was ligt te bemerken, dat de Groot vifier dit verdrag alleen daarom had aangegaan, op dat hij den Pruisfifchen Minister (t)? die hier op onophoudelijk aandrong, eenigen tijd van den hals rnogt hebben. Van het ontworpen Vredes - Congres te Augsburg kwam ook niets; men meest alzo, van weerskanten, den uitflag van deezen veldtogt aan de luimen van het geluk overlaaten. De vereeniging der Rusfen met de Oostenrijkers was anderwerf het hoofdoogmerk der werkzaamheden, en deeze zouden in Silefiën plaats hebben. Fredrik zond, dies wegen, Prins henrik tegen den Veldmaarfchalk daun, terwijl hij zich, intusfchen, met een deel zijner Armée, naar Silefiën begaf. Laudon fpeelde in deezen Veldtogt een hoofdrol, Hij ftond aan de fpitfe van ócooo man, en poogde in Ofperfilefien met de Rusfen te vereenigen. Fredrik fpande alle zijne krachten in, om dit te beletten; hij kon echter niet verhinderen, dat deeze vereeniging, op den 12. van Oogstmaand bii Strigauaan den Oder , derzelver befiag bekwame. Zij had die uitwerking niet, welke men zich daar van had voorgefteld. Ondertusfchen was de toeftand, waarin zich fredrik bevond., zeer'gevaarlijk. Hij zag zich van eene geduchte magt omringd, en was zelfs niet in ftaat, om (*) Fredriks Nagel, Schriften 4 dl. bl. 176. C t) Wij hebben te vooren gezien, welke omkoopirjgen en gefchenken fredrik bezigde, om de Porte in | zijn belang te krijgen. A. d. H.  fredrik des tweeden. $1 om zich door het behaalen eener overwinning uit de verlegenheid te redden; en zulks daarom niet, dewijl 'er voor hem geen kans was, om te zegepraalen, dan met verlies van eene menigte zijner benden. Niet alleen dit: maar viel de flag, welke hij dan genoodzaakt zou zijn in dat uitzicht te Ieeveren, Hecht en nadeelig voor hem uit, dan was 'er zijne geheele Armée mede gemoeid; want daar was voor hem, noch uit Pommsren, noch uit Saxen eenige hulpe te verwagten ([*). Voor ditmaal zegepraalde het verftand over de roof. zucht. Hij liet het denkbeeld, om zegepraalen te bekomen vaaren, en vergenoegde zich zodanige ftandplaatfen te neemen, welken hem voor de aanvallen van zijne partij beveiligden. Het was een bijzonder geluk voor hem , dat drie Armeën, in dewelken men dagelijks 25000 monden fpijzigen moest, zich in eene zo enge, tusfchen gebergte gelegene, plek gronds niet lange konde geneeren. Bütturlin, aan den welken soltikow, wegens onpasfeiijkheid, het bevel had overgegeeven, gevoelde het eerst van allen gebrek, en begaf zich, op den 13. van Herfstmaand, met de hoofdmagt over den Oder terug. Slechts chernichef bleef met 20000 Rusfen bij de Oostenrijkers. Nu waagde het fredrik uit zijne fchuilplaats voor den dag te komen; deels om zijne benden de levensmiddelen gemaklijker te verfchaffen, deels ook, om de vijanden uit het gebergte te lokken. Hij vergiste zich. Laudon maakte zich zijne «verwijdering ten nutte, en overrompelde Schweitnits. Eene (*) Vie de f Reu. Tom. II. pag, .147.  pa HETÏ.EYENVAW Eene menigte van Huzaaren en Kroattn, digt op een gepakt, omfingelde, op den 30. van Herfstmaand, de vesting, en belette het ontdekken der onderneeming. Achter hen plaatfte laudon, bij nacht, 20 Bataillons, in {landpunten van gelijke afftanden verdeeld. Des nachts, om 1 uure, rukten 5 Bataillons, onber merkt, op de voor hunnen aanval beitemde werken aan, en vielen, door beloften aangeboord, in den bedekten weg, middelerwijl dat de ligte Troupes van den anderen kant een' loozen aanval .deeden. Daar op drongen zij met klein geweer in de buiten werken; keerden de Kanonnen naar de Stad, en zagen zich, binnen weinig uuren, in het bezit van de hoofdwal. Met het aanbreeken van den dag was de vesting veroverd, en de bevelhebber, te famen met 3000 mannen, zonder belegering, zonder verdrag van overgaave, krijgsgevangen gemaakt. Laudon wilde voor deeze keer den roem van zq eene heerlijke daad door geene krijgsgruwelen bevlekken. Hij hield zijne Troupes van het plunderen af, en beloofde hen door 100000 gl. daar voor fchadeloos te zullen ftellen. — Toen fredrik van dit voorval bericht kreeg wilde hij het nauwlijks gelooven. Hij ontflak tegen den Bevelhebber der vesting, den Generaal zastrow (.*) in woedenden toorn, en ontnam hem zijn Regiment. Om intusfchen dit meesterfluk van Krijgskundig beleid, 't welk den roem van laudon tot zulk eene glansrijke hoogte deed ftijgen * niet zonder vlek te laaten praar (*) Vie de ïrbd. Tom. II. pag. 320.  f* r e d r i k des tweeden. praaien, verklaart ons fredrik in zijne Nagelaatene Schriften (_ * ), dat Schweidnits enkeld door verrraaderij in laudons handen was geraakt. Zeker Major x o c c a , een Italiaan en partijganger, die in de vesting met nog 500 andere gevangen was, zou, door omkooping, eene verftandhouding in de Stad hebben weeten aan den gang te brengen, en* laudon van alles wat 'er was en gebeurde, hebben bericht gegeeven. — Daar,ondemisfchen,de overige Gefchiedfchrijvers van niets, dat hier naar gelijkt, ge waagen, en deeze onderneeming van laudon zelfs de floutfie en glansrijlfe daad deezesOorlogs(f) noemen, zo fchijnt wel fredrik, ook voor ditmaal, weinig geloof te verdienen. Men ziet uit meer dan eene plaats (§), hoe weinig fredrik het konde verduuwen, dat een man, wiens gelaatstrekken het geluk niet hadden hem te behaagen, thans zulke gansch buiten gewoone dingen uitvoerde. Fre- (») 4de. dl. bl. 207. (t) Cettt atlion cji une de plus hardies & de plus brilUtntes , qui fc foit faite dans cette guerre. Pit de frïd, Tom. II. pag. 147. (§) Zo lang laudon flechts Overfle was noemt hem fredrik in zijne Schriften, beflcndig , den Heer laudow. Als Generaal en aanvoerer vereert hij hem met den titul van; doch zo dra hij iets ondernam, 't welk niet met den zin , en wil ^«fredrik Strookte, dan heet hij wederom flechts de Heer laudon. Gelijk b. v. bij de overrompeling van Schweidnits bl. 208; of toen bij FoucquET^ü. vangen nam bl. 76. enz. Dit zijn zekerlijk, flechts kleinig. bede*: doch men kan zelfs in kleinigheden fredriks zwak' beden ontdekken. A. d. H.  J>4 het leven van * * Fredrik erkent zelve (*), dat dit onvoorziene ongeluk alle zijne ontwerpen verijdelde, en dat hij 'er nu flechts had op bedacht te zijn, om zo veele vestingen en zo veel lands als mogelijk zou zijn, te behouden, en dezelve tegen de groote overmagt zijner vijanden te verdedigen. Hij begaf zich op den 6. van Wijnmaand naar Strelen, alwaar hij zo wel het grootst gedeelte van Neder filefiën dekken, als de vestingen Kofiel, Brieg, Neisze en Breslau onderfteunen kon. Zijn hoofdoogmerk was laudon op de vlakte te lokken. Hij hoopte, dat hem het geluk, 't welk hem bij Schweidnits zo begunftigd had, trotsch zou maaken, en aanprikkelen, om eenen Veldflag te waagen. Maar laudon bleef in zijn Leger bij Freiberg, .waar hij met Saxen, Boheemen en Moraviïn gemeenfchap bleef houden. Om zijnen Troupes met nieuwen moed te bezielen, liet de Koning, na het verlies van Schweidnits, eenige lieden als Turken kleedden en, als kwamen zij van wegen den grooten Heer, eene plegtige intreede in zijn Leger doen. Zo fpreeken alle Pruisfifche Ge« fchiedfchrijvers, en nogthans zegt fredrik in het 4. deel zijner nagelaatene Schriften bl. 240. dat deeze lieden metdedaaad een gezandfchap van den Chan van Tar- (*) Fredriks Nagel. Sshriften 4 deel. bl. 209.  ï & e D.S I k DES TWEEDEN. 9J Tartarijën uitmaakten. Men kan het den wijzen fredrik wel vergeeven, dat hij ter bemoediging zijner Krijgsbenden, zich van zulke kunstgreepen bediende: maar niet, dat hij zijnen tijdgenooten en de nakomelingfchap logen voor waarheid wil verkoopen. Beide de Krijgsbeiren behielden hunne flandplaatfen tot aan het einde des jaars. Deeze foort van Wapenftilftand fcheen beftemd te zijn, om de vredes onderhandelingen te begunftigen. De vereenigde mogendheden waren, meer dan ooit, thans tot het punt van derzelver bedoeling genaderd. Laudon was meester van een aanzienlijk deel van Silefiën. Henrik konde zich, zonder wonderwerk, tegen de overwigtige magt der Oostenrijkers en Rijkstroupes, niet langer in Saxei* (taande houden. De Rusfen breidden zich in gansch Pommeren uit, en namen in het midden van Wintermaand de vesting Kolberg weg. De Generaal we rner, die tot nog toe derzelver befchermer was, werd door de Rusfen gevan. gen genomen. „ Thans ftond hen niets in den weg, „ om met het begin der Lente Stettijn te belegeren, ,, of zelfs Berlijn ( *) ja geheel Brandenburg te be„ magtigen. In Silefiën had de Koning flechts nog „ eoooo man. Prins henrik had 'er niet veel meer „ onder zijn bevel, en de Benden, die in Pommeren „ te- (*) Deeze zijn, fjin het 4. deel zijner nagel. Schriften bl. 239.) doorgaands frediiiks eigen woorden; die, echter, gaarne zijnen toefland, dikwijls, erger affchildert, dan de« zelve was , op dat hij 'er zo veel te meer eere mede mogt fcaijnen te behaalcn , met zich daar uit te redden. A. 4. H.  p6 HBTfcEVBNVAW , tegen de Rusfen gediend hadden, waren zo geha« „ vend, dat nauwlijks derzelver grondwezen het be- ftaan had. Het grootfte deel der Provinciën was , veroverd of overheerd: men had geen uitzicht meer ,, van waar men nieuwe manfchap, — van waar paar„ den en Oorlogstuig, 'eekomen — waar men levens„ middelen vinden, zou; noch hoe men met zeker„ heid in de verdere, onderfcheidene, behoeften der „ Armée zou kunnen voorzien." Dit was met de daad een zeer bedroefde toeftand; en echter wist fredrik ook voor deeze Keer het hoofd uit den ftrik te wringen. . JLfrankrijk fcheen weinig lust te hebben in het voordzetten van eenen Oorlog, welke aan het zelve reeds zo veel geld en manfchappen kostede , en van denwelken het, tot hier toe, nog geen het rninfte voordeel had getrokken. Zweeden begon insgelijks te morren. Het was zelve oorzaak van den Hechten voortgang zijner wapenen ; het was, echter ,niet geneigd langer eenen oorlog voord te. zetten, bij denwelken de kosten meer bedroegen dan de. onderftand gelden. De verftandigen der Natie zeiden: dat men voor een grap te veel, en voor ernst te weinig, had uitgevoerd. De' Rijkstanden, op welken de groote last aankwam, fcheenen van 's gelijken weinig lust te hebben,- om  FREDRIK DES T W ! ï D I K. 9f Om langer aan eenen oorlog deel te neemen van. denwelken zij noch voordeel, noch eere ( * ) wisten te behaalen. Dit waren, zeker j gunftige omflaaciigheden: zij waren echter niet toereikende, om fredrik uit zijne verlegenheid te redden. Hij hield nog altijd de twee magtigfte vijanden op den hals: Oostenrijk en Rusland; en deeze beiden bevonden zich, dies tijds, in eenen zo voprdeeligen toefland, dat fredrik, bijeenen nieuwen veldtogt, al* les van hunnent wegen te duchten had. Daar kwam nog bij, dat Engeland onverfchilligef omtrend Pruis/en begon te denken, en den Koning de onderftand - gelden (f) weigerde, zonder dewelken ephraïm geen valsch geld munten, ,en fredrik geene Troupes konde betaalen. Het uitzicht bleef dus nog geduurig donker tot dat een onverwagt toeval den hemel van fre« dries ongelukken deed opklaaren. 't Geen zijn vernuft niet in ftaat was te bewerken, voerde een toeval Uit — dc dood van elizabeth. ËLf» ( *) Bont ih avoient ni profil, ni honneur. Vie de fred. Ion. Ii. pag, l s3- Ct) Fredriks Nagelaatene Schriften 4 dl. bl. 449. (§) Een Süefiscb Edelman en een Priester van Strelen hadden een ontwerp gemaakt, om den Koning in zijn ver-' blijf op te ligten en aan de Oostenrijkers over te Ieeveren. De zaak werd, echter, ontdekt, en een Officier afgezonden, om hun in verzekering te neemen, welken zij nog" thans ontfnapten. Het Hof van Weenen ontkende aan deeze Verraaderij eenig aandeel te hebben, ea had het zelve II. s tuk, G v^.  $1 RET LEVEN VAN ♦ * E lizabeth petrowna, Keizerin van Rusland ftierf op den 8. van Louwmaand des jaars 1762. plotfelittg aan eene bloedftorting. Door haaren dood ( * ) kwam de Throon aan den Grootvorst, haaren neef, die, onder den naam van peter den Derden, de regeering aanvaardde. Dit toeval ontfloeg eredrik van zijne onverzoenlijke vijandin, en gaf hem te gelijkertijd, in haaren opvolger een allerijverigst vriend der Pruisfen, Nooit zag men eenige verandering van zaaken, fneller ontftaan. Peter begon zijne regeering met het fluiten van eenen afzonderlijken vrede met den Koning van Pruisfen. — Te gelijkertijd kregen, dieshal- waarfchijnlijk Ook niet, daar fredrik in het 3. dl. bl. t~6 zelfs bekent, dat kaünitz hem in den jaare 1757voor eene famenzweering van eenen Napolitaan en Mila* nies gewaarfchuwd had. Ook dit, dat de afgezondene 'Officier de daaders zo gemaklijk liet ontfnappen, en des. wegen nimmer te recht werd gefield, laat ons vermoeden, dat dc geheele zaak een afgefproken werk was, ingericht, om de Oostenrijkers in een haatelijk daglicht te doen voorkomen. A. d. H. (*) Bij gelegenheid van dit fterfgeval fchreef f r ed rik aan' de Gravinne van camas.' fed&rt dat de dood zekert Kat in het land der tlyperboreers iegraaven heeft, is onze tof {land op eene voordeelige wijze veranderd geworden. Men ziet wel, dat onder deeze Kat de Rusfifche Keizeriii werd verftaan , ch men kan niet nalaaten fredri ks poé'tifche genie ie bewoudcren. A d. H.  fredrik des tweede w. fchoppen hier ook tegen in mog'en brengen. Hij maakte verandering in vcrfcheide inrichtin» gen der overledene Keizerinne; doch nvn bemerkte ten dien aanziene duidelijk, dat het niet ter bevordering van het algemeen welzijn gefchieJde: maar uit eene haat tegen het nationaale, en eenen afkeer van den heerfchenden Godsdienst des lands en van de voorige re?eering. Ook vond de vrede met Pruisfen in Petersburg, niet zo veel bijval als in Berlyn. De lasten en bezwaaren des Lands werden daardoor niet verligt, aangezien peter in bet Holfleinfche Krijgsbenden zond, en met den Koning van Denemarken in onderhandeling trad. — Het getal der misnoegden groeide dus van dag tot dag aan, en katharina alrxwina vond alles tot eene gelukkige omwenteling voorbereid. Zij was peters Gemaalinne; hij fcbeidde echter van haar, om met de dochter van woronsow des re ongebondener te kunnen leeven (t Hij dreef deeze zaak tot zulk een uiterfte, dat hij de jongere zuster voor zijne Gemaalin verklaarde. Thans ftond het aan katharina eene keuze te doen tusfchen band dsr vriendfchap, verbonden had, en dat peter. door een zacht gevoel , 't welk onder de mtnfchen zelden en nog zeldzaanier bij Vorften wordt befpcurd , eene peiging tot erkentlijkheid voor hem had behouden. A. d. II. (.*) Hier zou men fredrik onrecht doen, bijaldien men geloofde, dat dit op zijn aanraaden zou gcfchied zijn,, A- d. H. (f ) Vie 4e fred. Tom. II. pag. iCi.  Ilinil DES TWÏKDBN. I03 fehen den throon en het klooster — zij koos den throon ••— ftelde zich aan de fpitfe van den Rusfifchen lijfwacht, en werd tot Keizerin uitgeroepen. De Troupes, de Senaat, de Priesters, het Volk, alles riep: lang leeve katharina de Keizerinne alIer Rusfen. De arme peter zag het nu te laat in, dat'er meer dan één Pruisfsch Regiment noodig was, om zich op eenen throon te handhaaven. Hij verklaarde, bij een eigenhandig gefchrift, van den throon afftand te doen (men zegt, dat het in een brandenwijns roes (_*) zou gefchied zijn) en bad Hechts om verlof, om zich met de Graavinne van woronsow (f) naar ^ec Holfteinfche te mogen begeeven. Dan, het noodlot, 't welk hem de kroone ontnam, wilde niet, dat hij langer een leven zoude leiden (§), 't welk hem zeiven tot eenen last, en voor anderen gevaarlijk konde worden. — Hij ftierf zes dagen na zijne onttrooning san een heftig kolijk. — Ka- (*) Pierre, étant ivre d'eau de vie, renonga au Tróae. Vie de ered. Tom. II. pag. 162. (f) De nijd en ijverzucht der Vorftinne daschköw tegen haare jongere zuster, de Graavinne woronzow, zouden hoofdzaaklijk de famenzweeringen tegen peter den 3den. hebben doen geboren worden. Fischer 2de. deel bl. 228. (§) Mais la fortune , qui lui avait oté la couronne , ne jugea pas a propos de pronlonger plus long tems unc vie, qui ne pouvoit que lui être a charge , et qui pouvoit même dévenir dangereufe aux autres. Vie de ered. Tom. II. yag. 162.. G 4  104 HET LEVEN VAN Katharina geloofde, dat fredrik op het ge-, drag haares Gemaals een' grooten invloed had gehad, en fcheen vrij wel de gevoelens haarer voorzaaren tegen Pruisfen aanteneemen. Terflond in het eerfte manifest, 't welk haarentwegen in het licht verfcheen, werd aar. den afgezetren Keizer verweten, „ dat hij de eere des Rijks had be- ledigd, door den vrede te fluiten met den erfvijand „ van Rusland. Op denzelfden ,dag, waarop de omwenteling voorviel, bekwamen de Rusfifche Troupes, die op Pruisf fchen bodem ftonden, bevel, de Pruisfifchen als hunne vijanden aantezien. Dan, het bleek uit eenige brieven door fredrik aan peter den derden- gefcbreven, dat hij deezen Vorst tot bezadigdheid en goede harmonie met zijne Gemaalin had vermaand. Deeze omflandigheid bevredigde katharina, en zij liet haar bevel herroepen. Dit alles gefchiedde uitermaaten fnel achter elkander. Op den 7. van Zomermaand praalde de Rusfifche adelaar nog te Koningsbergen; op den 8. plantte men aldaar den Pruisfifchen; op den 14. moest de Pruisfifche adelaar op nieuws voor den Rusfifchen plaats maaken, tot dat eindlijk op den 20. de Pruisfifche voor alfqos het recht van inwooning bekwam. De wijze katharina verklaarde, dat zij met de geheele waereld in vrede wilde leeven, en riep haare Krijgsbenden uit Silefiën, Pommeren en het Meklenburgfche terug. Deeze flap was de grondflag voor den algemcenen Vrede. Oosten? ijk kon het deeze Vorftin niet kwalijk ÜSIfflen, dat zij zich van den zwaaren last des Oorlog*  FREDRIK DES TWEEDEN. I05 logs poogde te ontdoen, om zo veel te beter, ja geheel, op de inwendige welvaart des Rijks haare aandacht te vestigen. Fredrik, echter, verkreeg zijnen wensch, dat hij nu maar flechts met drie (*) Koninginnen te doen had, en wachtte zich, om weder zinfpeelingen en pas. kwillen (f) op katharina te maaken. , at' •>,'» » * • CjTeduurende dat op het Rusjisch Staatstoneel deeze zeldzaame vertooningen ten voorfchijn kwamen, rukte frf.drik met eene Armée op Schweidnits aan. Zijne ligte troupes zwierven al geduurig achter het Deen* fche krijgsheir heen en weer, en richtteden vrij wat verwoeffingen aan. Het oogmerk des Konings was, daun van Schweidnits af en naar Praat? te lokken; deeze, echter, had op de hoogten van Purkersdorf een al te voordelige ftand - plaats, welke hij ook trachtte te behouden. Op den ai. van Hooimaand tastte fredrik hem aan, (*) De Koninginne van Ilongaryen , de Koninginne via Po* Un, en de Marquifinnc dc Pompadour. Deeze laatstgenoemde Dame dreef de vertrouwlijkheid niet maria t h e r esia zo verre, dat zij deeze Vorstin in haare brieven flechts mijne kleine Koningin noemde. Theresia noemde haar daar voor ma pet 1 te reine C mijne kleine Koningin.^ A. d. H. (f) Wi] herinneren ons zekerlijk nog wel, hoe duurden Koninglijken Dichter zijne . fatyrieque uitvallen en perfonaUteiteu op de voorzaate vaa katharina te ftaan kwam. A. d. H, G 5  IOÖ HET LEVEN VAN aan, en noodzaakte hem zich naar Boheemen te begeeven. Daun wist toenmaals nog niet dat ka¬ tharina de Rusfen uk Silepin had opgeroepen en lier dieshalven een gedeele zijner Armée tegen den Rusfifchen Generaal czernichef, optrekken die bij deeze actie een toekijker wilde zijn. Hier door verzwakte hij zich (f) , en konde den Koning, gelijk het voorheen zijne gewoonte was niet doen wij¬ ken. Nu was fredrik in ftaat, om de belegering van Schweidnits te kunnen onderneemen. Hij liet op den 8. van Oogstmaand de loopgraven openen. Daun poogde te vergeefs deeze vesting te ontzetten. De bezetting verweerde zich geduurende twee maanden met groote dapperheid; na dat, echter, de Generaal gas co tot aan den 9. van Slagtmaand te vergeefs op hulp en ontzet gewagt had, gaf hij zich bij Kapitulatie over. Na deeze inneeming fchreef fredrik aan de oude Gravinne van camas ({). — — — — — — — „ Als (*) Vie de fred. Tom. II. pag. i5. (f ) Men zou bij deezen Veldtogt, volgens fredriks eigen woorden, van den kant van Oostenrijk, den misflag hebben begaan, dat men 20000 man afdankte, wijl men den dood van elizabeth niet vermoedde, en het werk achtte in cement te hebben. A. d. H. Fredrik fchoot bij daun altijd te kort, en dat "Bij bij Torsau niet geflagen wierd, had hij de nalaatigheid van dep Ooslenrijkfcben Generaal tc'danken, die de hoogten niet bezet hield. A. d H. (4.) Fischer. 2. dl. bl. 232.  ï R E D R I K DES TWEEDEN. IO? „ Als onze Keizer (peter de derde") nog leef„ de, dan zouden wij nog deezen winter vrede heb» „ ben, en gij kondt mee een volle fprong in uw zan„ drig paradijs naar Berlijn te rug keeren. Dan het Publiek vleide zich zonder grond, dat de vrede „ het inneemen van Schweitnits op den voet zoude voln gen — — maar ik kan u verzekeren, dat, zo veel in„ zien ik van zaaken hebbe, cfese-wijanden nog geen „ lust hebben, om tot een vergelijk te komen — „ oordeel of het wel goed zou zijn naar Berlijn te „ rug te keeren, daar men gevaar loopt, om bij het eerfte alarm naar Spandau te moeten vlugteri, enz." Fredrik vond alzo zijnen toeftand als nog zeer misluk, offchoon hij, tot aan Glaz toe, weder Heer van Silejiën was. Hij begaf zich in allerijl naar Saxen, waar zijn broeder henrik, digt bij Freiburg, eene overwinning op de veieeenigde Atmée behaalde. Stolberg, die dezelve aanvoerde, verloor bij de 7000 mannen, en trok naar Boheemen te rug. De Pruisjifche huzaaren - Generaal van kleist, was met een Korps in Frankenland gedrongen. Hij bezette Bamberg, liet zich door de regeering van Neurnberg de poorten openen, ontledigde het Arfenaal en fchreef brandfehattingen uit. Fredrik had toemaals juist, op den Rijksdag te Regensburg, een verdtag van onzijdigheid (*_) ingeleeverd. Hij geloofde, dat hij aan het zelve meer gewigts zou bij zetten als hij vooraf eenige Rijksfte. den onder brandfehatting ftelde. In- (*) Pour donner du poids a la pröpofition de Ia neutralité , que ploto mimftre Prusfien avoit faite i la diête de Rathbonne. Vie de fred. Tom. II. pag. 163.  ic-S HET L E V E K VAM Intusfchen had stollberg verfterking bekomen, en was weder in het Frankijbhe gerukt. Bij zijne aannadering trok kleist te rug, en nam, te famen me: de mede genomen gijzelaars , en de Neurnbergfcht Kanonnen op den 17. van Wintermaand, zijn winterkwartier in Thuringen. Tegen het einde^van^ Slagtmaand werd tusfchen de. Keizerlijke en £m*wkWe Troupes eenen Wapenftilftand geiloten, welke een voorbode van den aanftaanden vrede was. De Krijgsorkaan, welke federt zes jaaren Duitschlands velden had verwoest, fcheen eindelijk uitgewoed te hebben. Frankrijk was herfchapen en neigde naar de rust. Engeland had de grootfte voordeden op zijnen vijand bevochten, en haakte even zeer naar rust. Men zegt zelfs, dat het aan den Sardinifchen gezant buts eene jaarwedde (f) betaalde, ten einde het vredes verdrag, door bemiddeling van zijn hof flechts fchielijk mogt tot ftand komen. L ode wijk genoot dus de onverwagtte eere, om hetzelve op den 3. van Slagtmaand, door den Eng elfeken gezant ondertekend te zien. De Koning van Polen verlangde al mede naar de rust, en begeerde zijn land terug te hebben, 't welk zijn Heer Nabuur in bewaaring genomen, — en uitgezogen had. Fre- (*) Avec des Otages & de Canons de Nuremierg. Vie de fred. Tom. II. pag 169. (t) Fischer. 2de th. f. 235. (§) Voctaire zegt in zijne Geheime Berichten, dat fredrik hem Vredes voorflagen voor het Hof vin Verfailies toegezonden had, waar in hij, om dea Keurvorst  THE»* IK DES TWEEDE K. IO9 Fredeik haakte meer dan alle anderen naar rast. Zijne landen waren verwoest. Gl'dz was in handen der Keizerlijken — Engeland gaf hem geene onderftandgelden meer, en zonder deeze kon hij geen valsch geld meer flaan, en geene Troupes betaalen. Engeland was zelfs onwelleevend genoeg, om in het vredes verdrag met Frankrijk gefloten, zich naauwlijks den Koning in het voorbijgaan te herinneren (*). — Katharina had den ouden RijksKanfelier bestuchew uit zijne'ballingfchap terug geroepen, en overlaadde hem met genade; ook dit kon met den tijd (of fchoon de oude graaf van munnich, nog dégelijk een witten voet bij de Keizerinne had) eenen radeeligen invloed op fredrik hebben. — Hij verlangde dus naar rust, en zijne brieven aan den Marquis d'argens zijn vol van verzuchtingen om den vrede. Slechts maria theresia alleen fcheen lust te hebben (f) om den oorlog voord te zetten. Ook dit hof had gebrek aan klinkende munt, dan het had meer bronnen van hulp achter de hand dan fredrik. T h e- fchadeloos te ftellen, Erfurth wilde geeven, 't welk den Keurvorst van Meints toebehoorde. Voitaiie voegt daar bij, dat het flechts zo zijne geaartheid was , een ander te plunderen. Bladz. 166. (*) Fischer zegt bl. 236. dat Engeland deeze ontrouw in 't vervolg met het verlies van America heeft moeten boeten. ( f) VAllemagne foupirait donc après la paix; cépendant la cour de Vienne n'y paroisfoit point dispofée. Vie de l KID. Tom. II. pag. 178.  iio het leven van Theresia zou alzo gaarne des Konings nieuwsgierigheid (*), door het wegneemen van Silefiën, hebben willen tuchtigen; dan Frankrijk en Rusland drongen (t) op de herftelling van de rust in Duitschland aan, en dus eischte de Staatkunde, dat men toegaave. In Louwmaand des jaars 1763. namen de vredes onderhandelingen op het jachtflot Hubertsburg bij Dresden eenen aanvang, en op den 15. van Sprokkelmaand was de vrede reeds getekend. _ Glaz, Wezel en Gelder, werden den Koning weder terug gegeeven; daarvoor beloofde fredrik (§), in een geheim artikel, zijne Keurvorftelijke ftem aan jozef den tweeden, die kort daar op tot Roomsch Koning werd verkozen. Twintig dagen na den vrede waren de Krijgvoerende mogendheden weder in het bezit hunner Staaten; en zo eindigde deeze bloedige oorlog, welke voor fredrik, zonder de fchranderheid van zijnen Broeder henrik en den dood van ei,izabeth (j), misfchien zulk eenen goeden uitflag niet zou gehad hehben. F re- (*) Wij hebben meer dan eenmaal opgemerkt, dat fre. drik deezen Oorlog uit nieuwsgierigheid had begonnen. A. d. H. Ct) Mais la Francs & la Husfie presférent la conclufion, & on ne put s'y refufer. Vie de fred. Tom. II. pag. 179. C ) Vie de fred. Tom. II. pag. 18a. (-10 Men kon zeggen; dat eliza*etms dood driks leven was. — A. d. H.  F r E D r I k D x s tweeden. III Fredrik maakte zich ook deeze les ten nutte (*>i en wachtte zich, om zo lchielijk weder eenen oorlog uit nieuwsgierigheid te beginnen. — Intusfchen gelooft voltaire (t), echter, dat men, uit aanmerking van het geluk, 't welk hem onder de Helden gerangfehikthad, hem zijne verfen — zijne fpotternijen,— zijne kleine ondeugden , en zelfs zijne zonden tegen het fchoone geflacht — behoort te vergeeven. Fredrik had door den zevenjaarigen oorlog, zij-* ne landen in den grond bedorven. Het land was ontvolkt en lag onbebouwd. De levensmiddelen ware tot zulk een' hoogen prijs gedegen, dat de Armée bijna niet meer te onderhouden was. In Silefiën en andere gewesten kostte het fchepel koorn (§) tot ao. daalders toe. De aardappelen, welker bouwing de Silefifche Staatsminister schlaberndorf, met het begin des oorlogs, gelukkig had bevolen, maakten flechts het eenige voedfel (4.) voor inwooners en Sol» (*) Hertsbero zelfs ftaat toe, in zijn gefchrift over FR.edr.iks laatfte regeerings jaaren, dat deeze Oorlog den Pruis.ïfchen Staat ongetwijfeld geheel in den grond boorde , en dat dezelve flechts maar een vingerbreed van desselfs' ondergang was. A. d. H. (f) Geheime Nachtrichten zu voltairs leben. feite 140. (§) Le boisfeau de bied coütait en Saxen, en Silefie, & allieurs 15. a 20 ëcus Vie de fred. Tom. II. pag. 177- Cl) Le Pommes de Terre étoient presque 1'unique nourh tntfc des Soldats & des Habkans. Idem pag 341.  HET LEVEN VA» Soldaaten uit fredrik had geen hand-breed vreemden grond veroverd — Silejiën werd flechts door een toeval gered, en echter, wierd hij, bij zijne terug komst te Berlijn, ingehaald, met eene plegtigheid, welke, gelijk fischer (f) zich uitdrukt, zijne helden daaden verdienden. Te gelijker tijd wierd in alle hoofdfteden van het Pruisfisch rijk, het vredes feest gevierd, en het is niet onmogelijk, dat dit door het volk meer van harte efchied zij, b Ter vermeerdering van den luister van fredriks zegepraal, liet hem de Turk fche Keizer mustapha deaerde, door een plegtig gezantfchap, wegens deezen gelukkigen vrede geluk wenfchen. Deeze keer waren hetgeen verkleedde Pruisfifche Soldaaten (§), maat wezenlijke Turken. Mustapha vond het vermoedelijk, gemaklijker uittevoeren eenen gezant naar Berlyn, dan iooooo >. mtfiaaren en Sfahis naar de Hongaarfiche grenzen te zenden. Toen de gezant ten gehoor werd voorgeteld, vatte hij (*) Naamelijk door den dood der Rusfifche Keizerin. Fredrik zelve hield zijn Silefiën , en fchier alles, verloren; en verheugde zich in 't vervolg niet, om niets, zo zeer over den dood der katte in den lande der Ilyperboreërt. A. d. H. Ct) 2*er theil f. 262. (§) Men zal zich nog wel den optogt herinneren, wel. ke fredrik, om den moed zijner ter nedergeilagene Krijgsbenden, weder wat te doen opwakkeren, na hec verlies van Schweidnits, in zijn leger liet deen. A. d. H. 1  FREDRIK DES TWEEDE M. ïij hij den Koning bij den arm, draaide hem om (*) en kuschte hem, naar landsgebruik, op den fchouder. De Berlijner Dames gedroegen zich jegens deezen. Ambasiadeur zo galant (f), dat hij alle reden had, om deswegen zijn ferrail te vergeeten; en de Akademie der Weetenfchappen hield ter zijner eere eene bijeenkomst, waarin de altijd aanblijvende Secretaris tok me y eene redevoering deed* van dewelke da gezant niets verftond (§), en de overige toehoorers niet veel meer begrepen. Na het eindigen der redevoering vertoonde men aan de vergadering'een nieuw uitgevonden werktuig. Dë gezant, wélke hetzelve niet genofèg naar zijn genoegen konde zien (4.) ftie't de aanfchouwers uit den weg ën fprong op de tafel, waar hij op zijn goed Turks* zich naast het werktuig nederzette. — In 't kort, dit gezantfchan gaf den Berlijneren, en den overigen hoven, in het geheim ftof tot lagchen. — — Fredrik, echter, had 'er geen behaagen in (*•), Hij was geen vriend van plegtigheden, en wist, dat Turkfche gezanten altijd meer aan gefchenken uit het land wegdraagen, dan'zij 'er inbrengen. Waarfchijnlijk had hij het nog niet vergeeten, dat de Turkfche Kei- (*) H faiflt FREftsnc par le bras, lui fit faire unc pirouette, & lui appliqua un baifer fur 1'epaule. Vie de fred. Tom. II. pag. 347. (t) Les Dames de Berlin fireut galamment les honneur» de la Prusfe, & le Turc n'eut pas lieu de regretter foa rerrail. Vie de FRED. Tom. II. pag. 347. ($) Ter zelfder plaats. ( i) Ter zelfder plaats. C") Ter zelfder plaats, blad. 183. II. stuk. H  IIA- HET LEVEN VAN Keizer hem voor zijne Pruisfifche daalders met ijdela hoop had gevoed, en niet naar zijne pijpen had willen da-nsfen. * 3NJ"auwlijks was de vrede gefloten of fredrik was 'er in ernst op bedacht, om de wonden van het Pruisfisch flaats lichaam te verbinden, en op de jammerlijk van- één-geretene boezems der arme onderdaanen eene verzachtende pleister te leggen. Hij liet de voorraad van graanen (*), welke uit Saxen aangevoerd werd, onder de Armeën en noodlijdenden uitdeelen. Ieder bekwam dagelijks een zeker aandeel aan brood en meel, en de onvermogende Landman kreeg het benoodigde koorn om te zaaiën voor niet. Dit, echter, was noodzaaklijk, als de arme het leven zou behouden, als de Landman in ftaat zou zijn den akker wederom te bebouwen, en in het vervolg weder de fchattingen op te brengen (f), welken van hem gevorderd werden. . . Al- (*") Fischer zegt, dat de voorraad, die in Polen opgekocht, in Silefiën opgelegd, of uit Saxen weggevoerd werd, verbaazende fommen waardig was; en je ven wel hadden fredriks Soldaaten, bij deezen verbaazenden voorraad, fchier niets dan aardappelen te eeten. — Zou onder deezen ontzachlijken voorraad, niet wat Pruisfifche windmaakerij geloopen hebben? A. d. H. (•f) Fredrik zelve erkent het, dat hij wegens deeze zo blinkende weldaaden geenen dank verdiende. Als hij de Stad Greifenierg in Silefiën et> zijne kosten wederom liet  fhedrik des 'tweeden. Ifj Alle ruiters- erf bagagte - paarden, welken men te veel had, fchonk men hen om niet. fj$ was een middel, waar door men- ontfiagen werd van dezelven voeder te geeven,'-en 't welk tevens diende ter verzekering, om in geval van nood, weder fchie. lijk paarden te bekomen. Men onderfteunde de imvoohe'rs van Pommeren en den -Nieuwinark, met groote geldfommen, en liet. hert eenige honderd huizen, fchu'uren en/Hallen bouwen. Dit doet in andere landen menig edelman, als zijne onderdaanen fchade van watersnood of brand hebben geleden, of fchoon hij, gelijk fredrik, aan hunne ongelukken geen fchuld heeft. - 1 Ook Kustrin, Kandsberg, Alkenburg en meer andere plaatfen bekwamen aanzienlijke fommen, en dus poogde1 fredrik met her geld, 't welk hijgden afmen iqwooreren van Saxen, JSlumbertr, Èahberg, Fulda, Mei. nungen enz. voor brandlchatting (*) had afgeperst ( fy zijliet opbouwen , zonden hem de Inwooners eenige Afgevaardigden, om -hem voor deeze genade hunnen dank te-betuigen. Maar hij gaf hen ten andwoord: „ Gij behoeft • > miJ deswegen niet te danken. Het is mijn pligt, mijn» ,, ongelukkige onderdaanen [dóór mij ongelukkig gewor„ den, had hij moeten zeggen] hulp te bewijzen. Daar ,, voor ben ik Koning:"—Fischer f. 270. (*) FiseiiER zegt ade th. f. 242. dat de Koninglijke Kasfen door de gelden van de brandlchattitigen gekomen, cn door de inkomften van de munt (eigenlijk moest hij gezegd hebben door de geldvcrvaifching) op eene aanzienlijke wijze waren verrijkt geworden. (1) Het was zo eredriks aart, anderen uit te pltfs. «ieren. Voltaire geheime narichten, f. 167. H a  **» « e t l e ven van zjjne onderdaanen wederom wat op de been te heïben. 't Was onmogelijk, dat fredrik deeze fommen uit zijne eigen fchatkist kon bekomen; want bij het eindigen van dtn zevenjaarigen oorlog had de Kasbe» ituurer éuchholts nog maar flechts (*) 8ce, Daalders in de Kasfe van den Hofftaat voor handen, en deeze 800. Daalders beftonden uit flecht geld. Men moest 'er nu op bedacht zijn, om het land wederom te bevolken. Pruisfen bevatte geene bekoorlijkheden in zich, die in ftaat waren, om veele buitenlanders derwaard heen te lokken; om nogthans den akkerbouw werkzaame handen te verfchaffen, poogde men de uitgewekene onderdaanen, door een algemeen pardon (f), wederom in het gelukkig Pruisfen terug te doen keeren. Men gaf aan alle inboorlingen des lands [Landes* kindern'] die een grond eigendom bezaten, hun affcheïd bij de armée, en aan alle kleinen, die beneden de vijf duimen waren (§) een vrijpas, om te gaan, waar zij wilden. Hier door befpaarde Fredrik eene goede fomme geld, en bezorgde zich te gelijk dat (*) BusCHiife f. 304. Deeze geloofwaardige man zegt": dat de zevenjaarige oorlog, de fcliatkamer geheel en tl geledigd had. Bij aldien, derhalven, eenige Pruisfifcbt Gefchiedfchrijvers en de Koning zelve, bij het fluiten van den Hubcrtsburger vrede, nog van eenen grooten voorraad van geld fpreeken, zo is het niets meer dan Pruisfifche windmaakefij. A. d. H. (f) Fischer. 2 th. f. S54. ($) Ter zelfder plaats dezelfde.  rttD'hk DES TWEEDEN. Hf dat voordeel, dat die-mannen van onder de vijf duime» her. land bevolkten. De wonden van ftaat waren alzo tamelijk met pleisters bedekt; echter waren 'er verfeheidene onder, die niet zeer fchielijk tot geneezing neigden. — Onder deeze behoorden, voornaamelijk, de Hechte geld-foorten, die, dewijl zij in de geheele overige, eerlijke, waereld waren afgezet, flechts alleen in het Pruhfifche C*)> en alzo in den oord van derzelver geboorte, getrokken waren. — Die ten dien aanzien niet 'fchielijk op zijne hoede was, leed groote fchade (f). Fischer zegt, dat dit flechte geld grootendeels in de Koninglijke kasfe kwam, en dat deeze daarbij verfeheidene mil* lioenen verloor. Zo dit waar is, dan ontmoet men daar in een nieuw bewijs, dat de meeste ongerechtigheden haare eigene ftraf met zich voeren, , Na deeze eeri"te en hoofdzaaklijke geneezing deed fredrik eene reize (§) door zijne landen, ont zich (*) f li c her ade th. f. 255. Cf) Fredrik, die gaarne de ouden naavolgde, fchijnt zich bij alle deeze onderneemingen üen Keizer caracalla ten voprbcelde te hebben gefteld; want ook deeze be, droog zijne onderdaanen niet valsch geld. A- d. H. (S) Op deeze reize leerde ueds.ii d'alembe«.t kennen, die hij met zich naar Berlijn bragt. Hij poogde hem over te haaien, om de plaats van maufertuis te bekleedcn. Deeze waardige geleerde wilde, echter, lieyec in zijn Vaderland het geluk der Vrijheid en der rust genieten, dan zich afwerken aan eene Akademie, die gehee» beneden haare waardigheid was gezonken, en met dewelke fredrik zelve den fpot dreef. Vie de frkij. To,m» \\. pa6.  peil Van'het goed gevol?- daar van bij oogenfchouw, te overtuigen. Dan, middeierwijle hij ai beidde aan het zwakke Haarlichaam.,, Kegon zijn eigen lichaam bouwvallig te worden. 'Het zelve boog, hoe langer zo meer, voorwaards over; het hoofd begon meer £n meer over de rechter zijde te hange□, en zijn mond yerloor door het uitvallen der tanden (*) deszelfs bevalligheid. "V^oorheen geloofden de Etn^pifche Staa'en, dat fredriks magt bijzonder in zijne Krijgskundige gefteldheid gelegen ware, dan nu begonnen zij te zien^ dat z!jne huishoudkunde' en zuinigheid' hem deeze fteikre (f) verzorgde, en van dit oogenblik af aan, was 'er voor alle dé -hoven niets van grooter aan gele» heid, dan hunne Hofhouding in re korten. Verfeheidene Vorftclijke verblijfphatf-n [_!i!>fidê;:zeii~] geleken meer naar een Karthui/.er Klooster (§), dan naar eene Hofplaats, en, gelijk fischer opmerkt, deeze Verandering was5 voornaamlijk in den Keizerlijken, Hof burgt (4.) te Weenen zichtbaar. De (*) FtSCHERS eigen woorden f. S57. (f) Fischer 2d.' th. f. 259. (5 Ter zelfde plaatfe f. 259. ( 4.) II.er werd dikwijls in een geheel jaar geen feest; of ergends eene vrolijke partij om niet gegeeven. Men vindt feheele vleugels der gebouwen ledig en onbewoond evem  ÏÏIBïIt DBS TWEEDEN. Jl$ De Pruisfifche hofhouding; was, in vergelijking met de Keizerlijke nog kostbaar en. prachtig; want fredrik gaf na het eindigen van den oorlog weder zijne (*) Opera's, Redouten en Bals, zonder zich, gelijk fischer het Hof van Weenen verwijt, daar voor te laaten betaalen. Maar het was niet zonder reden, dat fredrik deeze vermaaken om niet gaf; hij moest dit weldoen, wilde hij zijne redouten - zaal bezocht hebben, en wilde hij beletten, dat zijne zangers niet voor ledige banken zongen. — De Berlijner Burger doet zich voor het paar goede grofchen, dat hij over heefc, liever 'aan een warm foupeé wat te goed; en de tweehonderd daalders, die de ambtenaar verdient, veroorlooven hem niet, om Redoutes en Opera's te bezoeken, Thans even zo weinig pracht ziet men ten v*óorfcliijn treeden, als zich derzelver Heeren openlijk vertoonen. Fischer! 2de th. f. 2tTo. (*) Fredrik's vooroordeel tegen alles, wat duitsci was, ftrekte zich zelfs tot zijne zangeresfen uit. Toet» mara te Berlijn gekomen was wilde hij haar niet hoorea zingen. Zij is eene duitfehe, zeide hij, zij zal niets deugen, (baste, c'cst une allemande, ce fera mauvaisj. Hij liet zich eindelijk overhaalen, om haar te hooren. Zij geviel hem, en bekwam, (zonder echter mannen-deijë'n te hebben) 400a daalders. Vie de uid, Tom. IV. pag. 297. H4  ISO EET leven van T X naris bekwam ook trenk (*), dien fredrik de rechtvaardige onverhoord, zo veele jaaren in de gevangenis, liet fmachten, zijne vrijheid. De Bisfchop van Schafgotsch (f) mogt zich, door tusfchenkomst van den Paus en maria theresia weder in zijne parochie ophouden, zonder evenwel Breslau te mogen betreeden; maar, terwijl fredrik aan deneeren kant genade bewees-, liet hij van den anderen, door den Fiscaal-Generaal, ovei- de van eenige onderdaanen ( %) gebleken trouwloosheid in den zevenj a igen oorlog, fcherpe onderzoekingen in het werk iteilen. De Fiskaal bemerkte, dat eindelijk de last, op de fchou- (*) Daar voor maakte hem tr ink in zijne Treur-ode op den Koning het graffebrift: et lux beroum lueeet ei. Het is zeker hetzelfde, 't welk hij in zijnen Maccdonifchen Held op cartouche had gemaakt, welke dus luidde: requiesfeat in face & lux beroum luceat ei, orate fratres, ne refafcltet. A. d. II. Ct) Toen het paleis van deezen Bisfchop in Breslau afbrandde, gaf fredrik bevel aan zijne Kamer, om in de plaats van het'zelve flechts een eenvouwig, doch welgefchikt, woonhuis te bouwen , dewijl, volgens zijn oordeel, bet niet voegde, dat een dienaar van Jesus Christus in een Paleis woonde. Vie de fred Toni. III. pag. n0. (§) Daar onder behoorden voornaamelijk de goede Sileftërs, aan dewelken fredrik het niet kon vergeevcn dat zij eens den eed van getrouwheid hadden verbroken, die hij hen — opgedrongen had. A. d. H.  FREDRIK DES TWEEDEN. 1ÖJE fchouders van hooge en voornaame perfoonen (*) zou nederdaalen, en hij zelve, misfchien wel het offer van zijnen zo ijverigen dienst zou kunnen worden. — Hij verzocht dus, om zijn ontflag. Fredrik ftelde eenen anderen aan, en fchreef zelve hem een nieuw reglement voor, naar het welk hij zijn ambt zou hebben waarteneemen. Te 'gelijkertijd werd door eenen Krijgsraad het gedrag van eenige Generaals en Officieren onderzocht, waarbij verfcheidenen hun affcheid ontvingen, of naar de vesting werden gezonden. — In dit jaar floég fredrik ook het oog op de verbetering van het Schoolwezen; maar echter zonder daar toe geld te willen geeven. Schooien leveren geene inkomften op, gelijk huizen, die men den onderdaanen op Koninglijke kosten laat bouwen. Tot aan dern jaare 1770. gebeurde 'er niets mede. Toen begeerde fredrik, dat men op nieuw eenen overflag zou maaken van de kosten, welken 'er tot die verbetering zouden vereischt worden. De Oppeikonfiftoria il-raad busching bereekende, dat voor de Keurmark alleen jaarlijks honderdduizend daalders zouden benoodigd zijn. De Minifters vonden deeze fomme te groot, en durfden het niet waagen den Koning deezen overflag voor te leggen. Zij befloten, eindelijk, om het aan de genade des Konings over te laaten ; en fredrik, die aan eene enkelde Danferesfe ioodo guldens inko«> men gaf, en aan eene Opera 6000 daalders verfpilde, gaf ter verbetering zijner lands - Schooien, nu, in genade ~(f) niets. — Maar (*) Fischer. a. th. f. 263. Ct) Busching uber Jriedrichs Chtr. f. ty.' H 5  tSA HET 1EVEN TAM Maar het geen de~ hoop, op verbetering der Land» ièhoolen geheel èn al deed verdwijnen, was een be» vel, dat de, voor den Krijgsdienst onbekwaam en nutloos geworden , Soldaaten (*) tot Schoolmeeiïers moeften worden aangefteld. — • Busching zegt, dat Invaliden alleszins behooren verzorgd te worden. Dat is ook goed en billijk: maar niet tot Schoohneefters, waar toe zij niet gefchikt zijn. — Het Opperconfiftorium, het is waar, bragt het door verftandhouding met, het Oorlogs Departement, daar heen, dat de Invaliden alvoorens moeiten onderzocht worden: maar wanneer de Koning door eene kabinets-order eenen Invaliden tot Schoolmeefter maakte, dan viel daar niets i aan tegen te fpreeken (f), Zo (*) Dezelfde f. 97. (f) Uit het een en,1 ander fchijnt men veilig te mogen apmaaken , dat het fredrik nooit ernst geweest zij, aan de verbetering van het Schoolwezen, waar ook, de hand te bieden Alles wat daar omtrend gebeurd is , behoort misfchien in de wijze en veruitziende Staatkunde van deezen Koning tehuis. Deeze vondt het, misfchien, noodig, ó.m de onderdaanen , ten einde dit ook iets mogte bijdraagen', om hen den fnerpenden geesfel des oorlogs te doen vergeeten, hunnen Koning als een' Vader des Vaderlands, te laaten zien, die ook betoonde voor de opvoeding en Vorming zijner kinderen te willen zorge draagen. Maar cok deeze zelfde Staatkunde vond het, mogelijk, raad. zaam dit alleen met fchaduwbeeldjens te doen en het niet tot de wezenlijke uitvoering te laaten komen, om dat men door deeze mhfehien gevaaj liep van eene verlichting te bevordeten, welke wei eens un eeniger tijd. de achting  TRED RIK D ES. TWEEDEN. |*J 1 j ,Zo kreeg het dorp ■ Friedrichshagen door een Kabi, nets-order zulk ,eenen Invaliden tot ScnooLmeefter., die het bij de aanvaarding zijnes ambts zelf gevoelde, dat de kinderen meer wisten (*) dan hij zelve. —> De gemeente bood den Koning, des wegen, eenige. bedenkingen en voordellen aan, maar verkreeg geen gehoor. De Invalide bleef Schoolmeefter, en School en Gemeente geraakten in verval (f). Ik heb in dit werk aireede den twijfel ter baane ge. bragt: of Pruisfen naar deszelfs gefteldheid, met de daad, een Krijgkundige ftaat'zij; nu vinde ik bij mijnen Franfcien Autheur in het 3 dl. bl. 253. eene plaats, weike mij overtuigt, dat Pruisfen op zijn minst zodanig een ftaat is. „ ls dat geen Krijgskun„ dige ftaat, vraagt hij]aldaar, waar de geheele Natie „ verpligt is de wapenen te draagen? waar de manlijke kinderen het eigendom zijn van-een .regiment: waarde ganfche omloop des gelds afhangt, van de uitgaaven , ,, welke door den Soldaat gemaakt wo-den ; waar de Re- gent en de Prinfen altijd onder de wapenen zijn; waar ,, men dikmaals door een Lieutenant een gerechte. „ lijke vonnis laat vernietigen, of een gewigtig on„ der werp van Koophandel of van den ftaat der geld,, middelen laat onderzoeken; waar het land, geduurende » het ei) eerbied voor den Vader des Vaderlands kon doen verfiaauwen , en de diepe gehoorzaamheid aan hem een wei. nigjen doen achteruit treeden voor eene morrende ftoutheid, waartegen eene vaderlijke roede, dikwerf, weinig; in ftaat is uit te richten. Ver.taaleb,. (*) Busching f. 98. Ct) Ter zelfder plaats f. 99.  *24 «KT LEVEN YAN „ het geheele jaar, een leger of flagveld gelijkt; waar „ de Boer in vredenstijd, drie maanden achtereen, en „ in oorlog geduurende het geheele jaar, den ploeg „ verlaaten en het musquet draagen moet? — waar „ eindelijk, mag ik 'er bij voegen, Invaliden school- „ meesters zijn???" — Met fredriks weg - verbeteringen ging het als met de landfchoolen. Daar kwamen rondgaande brieven en weg-bevelen in her licht; maar de wegen werden Biet verbeterd. — De daar toe beftemde fommen waren te gering, en werden door de Pachters, dikwijls, tot verfraaijing hunner ambtshuizen hefteed z daar kwam het van daan, dat ftraaten, dijken en landwegen' in de Pruisfifche Staaten in verval geraakten en ten laatften niet meer te gebruiken waren ( *). Fredrik de wijze, de eenige wilde, alzo, door Invaliden de verbetering der landfchoolen en door fiechte wegen den bloei des Koophandels bevorderen, In den Jaare 1764. gefchiedde op den 6. van Sprokkelmaand de verkiezing van eenen Roomfchen Koning, welke fredrik, uit kracht der geheime vredesartikelen , met ijver hielp ten uitvoer brengen. Eenige weeken daar na werd tusfchen Rusland en Pruisfen een verdrag gefloten, bij het welk men zich van wederzijden verbond, om, in geval van oorlog, elkander verdedigend er wijze te hulp te zullen komen. i. dat de Koning den fchat aan zijnen opvolger in den zelfden flaat wilde nalaaten , waar in hij dien van zijnen Vader ontvangen had.  TRKDRIK DES TWEEDEN. 1*7 Alles ging daar bij het gewigt. De Pachters der zoutkeeten keverden nu | Tonnen (*) nat zout in plaats van eene ton droog. — Zij wonnen daarbij een onmeetelijk vermogen, en zo werd de arme onderdaan dubbeld ingezouten. — — De tol en excijns inkomflen waren na den oorlog ongelijk magerer , dan voorheen uitgevallen. Dit werd veroorzaakt door de verminderde bevolking en de veelerhande bepaalingen Ct)? waar onder den. Koophandel gebragt werd. Fredrik verbeeldde zich, dat de fout in de Hechte beheering van het Fi» nantie-wezen te zoeken was, en dat de Franfchen maar alleen het Finantie-wezen verftonden Hij liet alzo in den jaare 1766 een ganfche fleep van Fran« fche Regisfeurs. en Commifen in zijne Duitfehe Staaten komen. Het opperhoofd van het befluur der Fi» nantien trok van den beginnen af aan, voor zich, tot 30000 daalders toe (§). Een Staatsminiftcr had Hechts een inkomen van 4000 daalders. — Fredrik dacht, waarfchijnlijk, dat hij zijne Regisfeurs, door zulk éene overvloedige betaaling van dieverij zou afhouden: dan, des niettegenflaande, waren juist deeze lieden de ergfte (\) plunderaars. — Onder het voorwendfel van de inlandfche Fabrieken op de been te helpen, werd de tol op de in- voe- (*) Fischer ade th. f. 371. (t) Busching f. 197. ($) Vie de füed, Tom. III. pag. 94-,. (4) Cependant plufieurs de ces Irdntois faisfaient eux tnémes la contrabande 4 *oup fur. Vie de f red. Tom. lii,. pag. 243.  t*S HET LEVEN VAN voering van vreemde waaren verhoogd; dan met dat alles is het bewezen, dat^ onder dit Fransch beduur, meer vreemde waaren werden ingevoerd, dan voorheen, en dat federt den jaare 1766. de binnenlandfche Koophandel van jaar tot jaar in verval geraakte (*); als derhal ven eenige fchrijvers den mond zo Vol hebben van den bloei des Pruisfifichen Koophandels, zo is dit wederom voor niets anders dan Pruisfifche wind» xnaakerij ( f ) aan te merken. De Pruisfifche kooplieden klaagden vobrnaamelijk over den verbaazenden omflag, en ophoudende, langwidige bijzonderheden, waar mede alles behandeld wierd. Een geheele dag ging 'er mede heen, om flechts een' vaatjen buitenlandfchen wijn van den tol vrij te maaken. Veele Poolfiche en Rusfifche Kooplieden verkozen, déswegen, liever een'grooten omweg te neemen, en naar Boheemen en Saxen te komen, dan dat zij zich in de Staaten van den salomo van het Noorden, aan de kunstgreepen en fchraapzucht der Franfche tolbedienden prijs gaven. De boetens op den Sluikhandel gefteld, waren on. gehoord, en de Rechters, die beflisfchen moesten of 'er contrabande werd ingevoerd, hingen grooten-, (*) Depuis 1166. le commerce est tombé fenfiblemenc d'anne'e en année. Vie de fred. Tom. III. ■pag. 36. (f) In de nagel. Schriften van fredrik, en genoegzaam bij ieder zijner Gefchiedfchrijvercn, kómen de uitdrukkingen : het trotfche Oostenrijk, «- de trotfche taal van het Weener hof en dergelijke, bij menigte voor. Men moet het mij alzo vergeeven, dat ik dit kompliment door de uitdrukking: Pruisfifche zvindmaakerij beündwoorde. A. d.H. CS) Vie de fred. Tom. III. pag, 36.  fredrik des tweeden. 129 tendeels 'van het Beduur der Finaatie af, en deelden met herzelve deeze boetens. Her Volk begon nu vereenigd Zijne luide klaagdem opteheften: piaar fredrik gaf 'er geen gehoor aan. Hij had ééns een Fransch Finantie - Beduur voor het beste gehouden en hij wilde niet toeftaan, dat hij daar in mis had gehad. — Genoeg, dit Beduur oefende, geduurende den tijd van volkomen 2.0 jaaren, onverlet, en onafhangiijk, deszelfs geweld uit; en de meeste franfche Tolbedienden keerden zeer rijk '("*) naar hun Vaderland terug. Zo liet fredrik de wijze, de eenige, de vader des vaderlands, zijne onderdaanen, geduurende eene reeks van co jaaren, door Franfchen uitplunderen. Dit gaf, mogelijk, den Engelfchen gezant mitschel aanleiding, om te zeggen: de Pruisfen hebben de Franfchen eene keer bij Rosbach gegeesfeld; maar tegenwoordig worden zij daar voor door de Franfchen alle dagen afgeklopt. * D e Adel werd door den Koning allen anderen (landen voorgetrokken, en voornaamlijk had hij zeer veel op met den ouden adel. Dit was zeer prijzens waardig (f): maar (*) Vie de fred. Tom. III. pag. 246. (t) Eikéén zal dit onzen Hoogduitlchen Schrijver niet nazeggen. Vooral (tij niet, die, met een gezond oordeel over de iviigre gelijkheid der menfehen , zo wel ouden als nieuwen adeldom als een harsfenfehim befchouwt; en overtuigd is, dat deugd en verdienden — niet geboorte, den mensen, veredelen. ver.taai.er. II. s tuk, I  I3<3 HET LEVEN VAN maar fredrik was tevens van gevoelen, dat flechts alleen de degen den adeldom maakte (*). — Geen burgerman kon bij hem Officier worden. Zo dikwijls hij bij de revue een nieuw Officier in het oog kreeg, vraagde hij zijnen naam. Was hij nu niet van adel, of was zijne famielie aan den Koning niet bekend, daadelijk gaf hij deezen een ligte ftokllag op de fchouders en joeg hem weg. Zo maakte hij het eens met een jong Officier. Naderhand vernam hij, dat dezelve werklijk van eene oud-adelijke famielie was. Elk ander Regent zou zijnen misflag verbeterd en zo iemand, door herflelling , rechtvaardigheid hebben laaten wedervaaren: maar fredrik de rechtvaardige zond hem naar Kovalski (f) een ftraf- regiment. Eens zeide hij over tafel: Ik weet niet waar het van daan komt, dat mijne burgerlijke Officieren niets deugen ; zelfs dan niet als ik ze in den adelftand verheffe (§). Sire! antwoordde hem iemand uit het gezelfchap, wij hebben, echter, den Overften R,... — Goed, goed, zeide fredrik daar op, half gedwongen, hij is ook van ouden adel: ik weet dat beter dan gij. — — Deeze Overfte, ondertusfchen, was eerst onlangs tot den adelen) Een burger-ambtenaar, welke den Koning groote dienften bewees, verzocht hem om een brief van adeldom. Maar fredrik; fchreef op zijn verzoekfchrift: Alen verkrijgt den adeldom niet door de Pen : -maar door den Degen. Hij had 'er moeten bijzetten — doch Jlechis Meen in Pruisfen. Vie de fred. Tom. IV. pag 331. Cf) Vie de fred. Tom. IV. pag. 330. ($) Uitviel flechts zeer zelden voor.  fredrik des tweeden. I3I adelfhnd verheven; nuar fredrik (*) wilde niet in het ongelijk gefield zijn (f). Het buitenfpoorigfle in dit alles is, dat fredrik van den eenen kant dit a!s een regel beweerde : dat flechts de degen adelijk maakte, en echter aan den an- (*~) II avait iti nouvellemtnt ennobli: mais fredric tl'eimoit pas avoir tort. Vit Ut fred. 'lom. IV. pag. 331. ( \) Wat, toch , moet men , bij dat onverzetüjk voortrekken van den zo genoemden Adel, oordeelen over de zo hooggeroemde , tot den hemel verhevene Wijsbegeerte vaa deezen Koning? Indedaad, dat elk ander en gewoon Koning.met dit gewrocht der ijdele verbeelding — met deezen kweekeling der «otschheid — veel op hebbe ; dat een gewoone adclijke domkop , door het fchitteren van klatergoud verbijfterd, verachtelijk nederzie op den burgerman, die geen gehelmd,"en in zo en zo veel kwartieren verdeeld, wapen voert: dit zij zo, ea dit kan men, als onder de dagelijkfche dwaasheden van het menschdom behcorende , laaten voorbijgaan: maar dat cch Koning als fredrik de tweede, een man van verftand; die zo veele weetenfehappen beoefende; van 'wien de ge.' heele waereld als van eene uitzondering in de klasfe der Koningen — als van den natuurlijkjltn Dichter en den grootfttn wijsgeer, gewaagde; — dat zulk een Koning zich door zo eene raazende adel. zucht liet beheerfchen, dit kan men, voorzeker, niet met toegeevenheid overzien. Moet men hier bij de weezenlijkheid van fredriks wijsbegeerte niet een weinigjen beginnen te wantrouwen? Hoe kan zich,-toch, ten wijsgeer bij mogelijkheid verbeelden, •dat bloote tituls en wapen-kwartieren , 'óf door roest verteerde helmen Of harnasten, den ntensch waarde1 of verdienden bijzetten? Of kende fredrik, misfchien, afzondelijker, edeler en voortreflijker ftam ouderen voor de I a ad.-  HET leven van anderen kant zijnen burgerlijken onderdaanen de gelegenheid benam, om zieh door den degen den adeldom te kunnen verkrijgen. — Maar vermoedelijk was het FREDRirs oogmerk, om door deeze bepaaling het getal der adelijke geflachten (* ) niet te vermeerderen, en te gelijk den jongen adel te noodzaaken, zijn geluk door de wapenen te zoeken. • Fre- adelijke geflachten? Dacht hij ook, dat de Adel van fijner ftef ware opgelegd? Het was zeker van fredrik den tweeden niet te ver» gen, dat hij een ijverig voorftander ware van de leere der gelijkheid, en dat hij, door haare, zo natuurlijke, grond» Hellingen overreed, den adeldom als eene harsfenfchim be> fchouwde, en in zijne ftaaten vernietigde: maar dit mogt men van hem vergen, dat hij met een fchrander oog de verdienften zijner onderdaanen opmerkte ; dezelven waardeerde; naar eisch beloonde, en 'er, voor het heil zijnes lands, het meeste en beste gebruik van maakte. — Dit mogt men van hem vergen, dat hij niet de zotheid hadde, om den zogenoemden Adel als Adel te begunftigen, en de niet-adelijken in geene voornaame posten te gedoogen. — Dit mogt men van hem vergen, dat hij, of fchoon den Adel de aan derzelven toegekende voorrechten laatende genieten, den burgerftand niet zo verachtüjk behandelde. De zachtfte beoordeeling over deeze adel-zucht van Koning fredrik zal wel die zijn: dezelve op'de lijst zijner Koninglijke zwakheden te plaatfen. vertaaler. (*) Zijne wijze opvolger fredrik wilhelm [dk is de in het voorleden Jaar overleden Kening ] heeft alrcede het aantal des Adels door eene reeks van ftand\erhefSngen vermeerderd. Fischer f. 4:9.  FREDRIK DES TWEEDE K. 133 Fredrik, die geen geld voor fchoolen (*) had, en het onderwijs der Land-jeugd aan onkundige Invaliden toebetrouwde, zorgde zo veel te meer op eene vaderlijke wijze voor zijne jonge edellieden. Hij lag Ridder-akademiën (f) aan; liet het kadettenKorps in Berlijn vergrooten, en ook nog in meer andere Provinciën, zodanige militaire kweekfchoolen oprichten — want men wordt in Pruisfen f echts door den degen een edelman. • * In het jaar 1767 vertoonden zich wederom duidelijke blijken eener ftremming van den loop der Gerechtigheid (§> Fredrik fchreef deswegen aan zijnen groot kantfelier jarriges eenen vrij fcherpen brief (jO- Indien het, ondertusfchen, geoorloofd ware, pin aan groote Hee- (*) Vreemd is het, dat de Koning aan de Schooien zijner Refidentie-Stad Potsdam niet alleen niets ter waereld te koste lag: maar dat zelfs de helfte van het Schoolhuis aan zijne Pages ingeruimd moest worden; 't welk eerst op bevel des tegenwoordigen Konings [des laatst overledenenJ wederom is veranderd geworden. Busching f. 50. Cf) Akademiën of leerfchoolen ten diende van jonge Edellieden gefchikt; waar in dezelven in militaire kundigheden, dansfen, muzijk enzv. onderwezen worden. (S) Fischer. sde th. f. 277. (+) „ Gij zult weldoen, (werd daar in gezegd) waaf, neer gij op eene fpoedige afdoening der Procesfen beI 3 »> dacht  134 het leven v a n Heeren op hunne handbillets zijne regenbedenkingen, vrij uit, te zeggen, zo zou de Kantfelier hebben kunnen andwoorden, dat zijne majefteit zelve aan deeze ftremming den meesten fchuld had, „ In welk een aanzien kan zich een Gerichtshof „ ftaande houden, (zegt onze Franfche Autheur,) „ wanneer een enkel woord (*) van den Regent des„ zelfs vonnis vernietigen en de uitvoering daar van ,, ftrem- „ dacht zijt (*); de KpHêgien onderzoeken laat, en bij ,, den eenen of anderen Raad — een duchtig voorbeeld ,, ter waarfchuwing fielt." Fischer f. 278. (•) De gelegenheid van deezen brief over de 1'rocesfen, neemt de Vertaaler waar, om, en de vertaaling van het woord Infianztn, cn eene aantekening, ter opheldering van het zelve, op bladz. 119. van het eerfte Stukjen van dit werk, gemaakt, te verbeteren. Des aangaande, zo hij meent, nu beter onderricht zijnde, geeft' hij ter opheldering van het woord Infianzen, liet volgende op: Dat in de Pruisfifche landen op drie Infiances (zo als de Franfchen het noemen) wordt gepjelt, Eerst bij liet fltdtlijk of ambt' gericht; vervolgens bij liet Provinciaal gerechtsmhof, (in Oostvries' tand en andere Pruisfifche landen, die landts fursttiche regierung, genoemd) — ea eindelijk, bij het o^per.tribanal te Berlijn. Ingevolge hier van, zal het woord Infianzen, fceter door Rechts • aanhoudingen of Rechtsvervolge'n ' vertaald zijn; terwijl dc Pruisfifche •Wijze van rechtspleegen, met opzicht tot de Rechtbanken, in zo verre overeenkomt met de wijze van pleiten, welke hier re lande, tot dus verre, in eenige gevallen, gebruiklijk was, naamelijk, eerst voor Schepenen, [of zo als men nu gewoon is te fpreeken, de plaatfelijke Committés van Jufiitie,~\ en vervolgens voor het Hof; en voormaals ten derden maaien voor den Iloogenraad. Men zie busching Aardrijk, in 't Hoogd. 6. uitgaave 3. dl. 2. ft. p. 865. ên vervolgens; waar men zeer goede opheldering zal vinden. VIKIil ALER. (*) Lorsqu'un mot du Souverain peut detruire la fentence S" en arriter Vexecutjon. Vie de fred. Tom. III. P*g. 133-  ItlDlII DES TWEEDEN. 135 „ ftremmen kan? Kunnen eerlijke burgers zich in „ het bezit hunner eigendommen veilig achten, wan„ neer zij ieder oogenblik moeten vreezen, dat boos„ heid Procesfen op nieuw zal opnaaien, welken „ reeds afgedaan zijn, en dat men hen met geweld ,, zal ontneemen, 't geen hen door het Recht was „ toegekend geworden. De boosheid neemt dikwerf „ den mom der onfchuld aan, en misleidt door om- ., koopingen." Fredrik was voor zulke misleidingen niet veilig, gelijk de rechtshandel van den molenaar arnold (*) bewijst. „ Het zou eene weldaad voor Pruisfen zijn (gaat onze „ Autheur voort) wanneer men, na dat eenmaal een „ goed wetboek vervaardigd wïcrde, de kracht der wet„ ten verzekerde , en derzelver aanzien door onbeweeg„ lijke geftrengheid ophielde. — Doch zulk een wetboek „ is niet het werk van eenen enkelen ( f): de wijzen „ der Natie behooren daar aan te arbeiden, bij aldien „ zich ( *) Zeker duitseri autheur fshreef fredriks onrechtvaardige uitfpraak in den rechthandel van den molenaar arnold aan een* kwaaden luim toe, welke hem het podagra veroorzaakte. — Hoe ongelukkig is een Gerechtshof, een Rechter, en een Burger daar aan, wanneer hun lot van den aanval des podagra* s afhangt! Vie de fred. Tom. III. pag. 133. (-j-) Un Ion Code n'efl pas 1'ouvrage dyun feul homme; il doit itre celui des fages d'une nation , lorsqu'une natiw a des fages, £f qu'elle n'a pus éti avilie par le despotisme, quifletrit toute fagesft Sf toutt vertu. Vie de ireb. Tom. UI, pag. 133. 14  ll° HET LEVEN VAN „ zich onder de Narie nog wijzen bevinden, en zij „ nier haare waardigheid heeft; verloren door het Des„ potismus, 'tweik alle wijsheid en deugd den hanader „ afïleekt." Dan, het is met het vervaardigen van het wetboek alleen nog niet gedaan; men moet ook maaken, dat de onderdaanen de wetten beminnen en opvolgen; en dit is ongelijk zwaarer „ Het L onm g_hjk met eenen „ pennefbreek de ganfche rechtsgeleerdheid en de wet„ ten om te werpen (*_), welke eene natie, gc-duuren- de eene ganfche reiks van jaaren, beheerscht heb,, ben , en in oen haast nieuwe in öerzelver plaats te „ fchuiven. Om zulk eene omwe-,reling t? maaken „ moet men dezelve laaten rijp worden, fkches het ,, tegenwoordig geflachi daar toe voorbereiden, en „ alleen voor het toekomende werken." Deeze, en meer andere waarheden had de kantfelier den Koning kunnen zeggen; dan hij kende eredriic en hij wilde daarom liever de g-rechtigheid, dan zijne inkomflen laaten vaaren. • • • e inrichting ter bevordering van den Landbouw, maak» (*) II est imposfible de renverfer tont d'an coup li jurisprudence & les loix, qui out gouven)é une Nation pendant une longue fui'e d'années , & d'en étsblir fubite«ent de nouvelles. — Pour faire des revolntions de cette nature , il faut les tneürir & les prepares dans la génération prefeate, afin des les opércr entiërement dans les gé■éiation fuivantes. Vie de frei. Tom. III. pag. 133.  fredrik des tweeden. I37 maakte in Pruisfen geen goeden opgang, fredrik befleedde zeker daar aan veel geld: doch werd, volgens het getuigenis van fischer, misleid door het eigenbelang dier perfoonen, welken de bezorging van deeze inrichting was aanbevolen. De nieuw-gebouwde huizen, en land - goederen werden, dikmaals, aan flraatflijpers en ander liederlijk volkjen gegeeven, die den landbouw niet verftonden, —- het voorgefchoten geld, vee en huismans gereedlchappen doorbragten, en daar na doorgingen. Dit was alles zeer natuurlijk. Een naarfiig Landman van eenig vermogen, die tot zijnent een goed beftaan heeft, zal zich niet ligt in Pruisfen :er nederflaan. — Als dè Koning ten tijde der monflering deeze Volkplantingen bezichtigde, droeg men zorg, dat deeze Kolonisten in geleende" fobere ( f ) kleederen zich, bij hoopen, aan den genieenen landweg, in vollea arbeid, vertoonden. Fredrik verheugde zich over deeze welvaart en den vlijt zijner nieuwe onderdaanen, en wist niet hoe ichandelijk men zijne weldaaden onsbruikte — zo werd de salomo van het Noorden in fpijt zijner wakkere geftrengheid geduurig door zijne beambten bedot. — Thans begon men zich ook op den bouw der.moerbefiën-boomen toe te leggen. — Men dacht, dat in ëeh land, waar in, in de Koninglijke tuinen me* \ lae- (*) FlSCHBR f. 280. Ct) Fischer.» eigea woorden f. 28», I 5  138 HET LEVEN VAN kenen (*) groeiden, ook wel zijde zou te winnen zijn. Den handwerks gezellen werd in dit zelfde jaar het naar buitens lands reizen verboden. Men vreesde, dat zij, uitlandig zijnde, tusfchen fredriks Krijgszuchtigen ftaat en andere gelukkiger gewesten , vergelijkingen mogten leeren maaken, en alzo het terug keeren vergeeten. „ Deeze fchikking, aegt onze Fran„ fche fchrijver bij eene dergelijke gelegenheid, is „ indedaad voor de Alleenheerfchers van zeer veel „ belang, en men kan op geene betere wijze voor„ deel van zijne onderdaanen trekken. Ieder onder„ daan moet zijn Vaderland verdedigen: maar de vrij„ heid moet de grondflag deezer verbindtenis zijn. ,, Het is droevig, zich aan eenen ftand te moeten wij„ den, welken men niet verkozen heefc; het is droe„ vig, reeds bij zijne intrede in de waereld Soldaat (f) „ te weezen. — Eij zulk eene Staats-ge- „ fteldheid, gaat onze Schrijver voort, moet men ,, vreezen, dat zich de verlichting misfchien te veel ,, onder het volk zal uitbreiden; want eindelijk, zal „ toch (*) Men herinnere zich, dat fredrik, tot een bewijs van de zachtheid der luchtftreek van Potsdam , aan voltaire eenige meloenen zond, die in zijne tuinen aldaar gegroeid waren. A. d. H. (f) Jl eft dur d'etre foldat en fortant do venire de fa mère. Dans une conftitution de cette nature , il faut craindre que les lumieres ne fasfent pas trop de progrès parmi le peuple. Car' a la fin nn peuple éclaird trouveroit des resfources contre cette éspece d'esclavage. Vie de fred. Tom. 111. pag. 253.  FREDRIK DES TWEEDEN. 139 „ toch een verlicht volk red - middelen vinden tegen „ zulk eene foort van flavernij." Ten tijde van fredrik zou het gevaarlijk zijn geweest, zodanige grondftellingen openlijk te verbreiden. Een Pruhfmh Generaal • Majoor een man van zeer veele bekwaamheid en verdienden, fprak geduurig van vrijheid, en den, de menschheid onteerenden, keten van het despotismus. De Koning, die dit ver. nam, fchreef hem: „ Mijn lieer Generaal-Majoor, „ ik verzoek^U niet meer den Brutus in mijne Staaten „ te fneelen, anders zoude ik verpligt zijn, tegen uwe vrijheid eene famenzweering te maaken," van Oogstmaand des jaars 1760. was de' merkwaardige dag, op wélken Kei;er joseph onder den n2am van Graaf van falken s tein den Koning in het leger bij Neisz een bezoek kwam geeven. De Keizer zoude gezegd hebben: thans zie ik mijnen wensch vervuld; waarop fredrik zou hebben uitgeroepen: deeze is de groot ff e mijner dagen! — Men bond zich aan geene pligtpleegingen: echter liet joseph aan den Koning als ouder Generaal, naar krijgs - gebruik, de rechterhand Beiden de monarchen plaatften zich op eene canapé, en fpraken, geduurende (*) Vie de fred Tom. IV. p. 317 Monfieur Ie General-Major, je~vous prie de ne plus faire le Brutus dans mes états, autrement je ferois obligé de confpirer contre votre liberté.  14° HET LEVEN VAK de eenigen tijd, met elkander, in tegenwoordigheid van het Koninglijk huis. Daar op begaven zij zich in een kabinet en hielden daar wel een uur lang te famen een gefprek, en men meent te hebben opgemerkt, dat joseph den Koning, bij het uitgaan omarmd hebbe. De Generaals von seidlits, lentulus en tatjenziën werden ten maaltijd genoodigd, en vervolgens bevonden zich aan denzelven: de Prins van prtjissen, Prins henrik, Hertog albe et, de Markgraaf van anspach , lascy, laudon, nostiz, d'ayasasza en diktrichstein. Laudon wilde zijne plaats geheel aan het ondereinde der tafel neemen, dan fredrik liet hem naast zich zitten (♦). Hier, bij mij, mijn Heer Generaal iaudo'n, zeide hij: ik heb u altijd liever aan mijns zijde, dan tegen mij over gezien. Daag* daar na, wierden de Krijgsverrichtingen bepaald, waar op de Keizer naar het Leger te Kolin, en fredrik naar Berlijn terug keerde. In het zelfde jaar wierd te Potsdam het bouwen van het pieuwe flot ten eindé gebragt. Kenner? vinden het berispelijk, dat het zelve van buiten zo zeer met beeldhouw - werk en groepen overlaaden is (f ). Over het algemeen genomen bezat fredrik de eenige , eenen zeer Hechten fmaak in de bouwkunst. Hij had zijne bouwkundige weetenfchap uit de prentverbeeldingen der Kunftenaars van den ouden, midden en laateren tijd, opgedaan; naar deezen koos hij de denk? (*) Vie de fred. Tom. IV. pag. 77. (t) Busching feite 269.  FREDRIK DES TWEEDEN. I4I denkbeelden voor zijne nieuwe gebouwen uit (**), en ftelde dezelven te famen zonder de regelen der kunst te verftaan. Kwam het dan aan de uitvoering toe, zo ftelde hij tot Bouwmeefters (Architecten) niet aan de zodanigen, die het meest gefchikt en kundigst waren; maar die voor de minfte prijs wilden werken ( f), en dan wierd hen, na dat het werk voltrokken was, nog van den bedongen prijs iets afgeknibbeld. Hier van daan, dat ieder flechts voor den leeftijd des Konings bouwde. De meeste nieuwe huizen dreigden reeds inteftorten, toen ze pas een twintig - tal jaaren geftaan hadden. Een der twee prachtige torens, die fredrik op de markt der Wapenruiters liet optrekken, Hortte in, eer hij nog ten halven wege voltooid was. Men kon zeggen, dat fredrik zijnen onderdaanen, terwijl hij hen huizen fchonk, te gelijk prachtige graflieden toebereidde, onder dewelken zij t' avor.d of morgen gevaar liepen van begraaven te zullen worden. — In Potsdam bekwamen de burgers deeze huizen onder het beding, dat de fchoonfte, en alzo de eerfte, verdieping voor de Soldaaten moest worden ingeruimd. Het gaf een zonderling gezicht, in eene ftad niets te zien (•) Ter zelfder plaatfe. (t) Vie de fred. Tom. III. pag. «54. Op zekeren» tijd noemde frebrik eener deezer Bouwmeesters een Ezel. Die moet ik zijn, andwoordde deeze, om alles tt draagen, -wat haare majejleit mij oplegt. Zimmermam f. 223. ($) Vie de fred. Tom. III, pag. 354.  142 HET LEVÏN VAN > zien dan paleizen; op welker zuilen en {tandheel» den ("*) geduurig Soldaaten-broeken en kousfente droogen hingen. Ook maakten-de Bas-reliëfs en beelde - werken op en aan de .huizen van fnijdcrs en fchoenmaakers döf wonderbaarlijkfte vertooning, en deeden de zeldzaamfte uitwerking. 't Is waar, men poogt den Koning daar door te verontfchuldigen, dat hij door deeze kwalijk geplaatfle verfierfelen, zijne kunftenaars, die anders van honger hadden moeten nerven, aan een ftuk brood hielp: maar ik kan de reden niet begrijpen ,' waarom hij zijne kunftenaars, geduurig, ten koste van den goeden fmaak (f.)» aan hrood moest helpen. Daar (•) C'est un fpe&acle fingulier, en parcourant cette yille, de n'y voir, que de palais, & de remarquer enfuite acerochés aux colonnes, ou a une fiatue de culottes éc des guétres de foldat. Ter zelfder plaatfe bl. 297. (f) Toén ik de Koninglijke gebouwen te Eerlijn voor de eerftemaal zag, zegt fischer bl. 329. 2. th. kon ik mij niet onthouden van deeze aanmerking te maaken: dat de Koning in zijne jeugd als een man, en in zijnen oudere dom als een jongeling had gebouwd. Men befchouwe b. v. het gebouw der boekerij, met het opfchrift voedsel der ziele (geifles nahrung}. Hij verfpilde veel gelds tot het verfamelen van Schilderijen, die hij in alle oorden der waereld liet opkoopen. Hij,fcheen, echter, niet veel belang te ftellen in de manier van den kunftenaar, noch 'cr zich over te bekommeren, of hij origineelen of copijën voor zijn geld kreeg; en hier door kocht hij de laarften dikmaa s duurer, dan de eerften. Sommigen w.llen nogthans beweeren, dat hij een natuurlijk gevoel voor het fchoone dee-  UtDUK DES TWEEDEN. «43 * D aar wij zo eren van Kunftenaars hebben gelproken, zal het, geloof ik, hier ter rechter plaatfe zijn, wanneer wij een paar woorden aantekenen over derzelver lot in de .ftaaten van fredrik. Daar bevonden zich bekwaame Kunftenaars in Berlijn , maar zij genoten, even als de Geleerden (* ), weinig van fredriks weldaadigheden. Rode, die uitmuntende hiftorie - fchilder; Mevrouw thkerbusch, die zo veele waarheid in haare fchilderftukken weet te doen gevoelen; frisch, die met een blinkend Koloriet juiste tekening en houding verbindt; van deeze allen maakte de Koning flechts weinig werk. Toen de laatstgenoemde een pennoen, van 600 daalders bekwam, had hij dit veel minder aan zijn kunst, talent dan aan de vriendfchap met den Marquis d'argens te danken. De beeldhouwkunst alleen ftond bij den Koning nog in eenig aanzien — zij diende hem om zijne floten en tuinen te verfieren, en zijnen Krijgslieden, die voor hem ftierven, praalbedden op te richten, die meer vleiend zijn en minder kosten dan alle andere beloovingen. En des niettegenftaande verliet balt11 as ar adam, dien fredrik van Parijs liet komen, deezer kunst hebbe gehad, doch anderen, kenners en kunftenaars, willen niet toeftaan, dat hij daartoe betreklijk , eenige gaave bezeten hebbe. C*)Vie de fred. Tom. IV. pag.514a.  144 het eeven van men, Berlijn, geheel misnoegd, nog voor dat hij bet fta'-dbeeld van den Maarfchalk van schwerin had afgewerkt. [Tassart, die beroemde beeldhouwer te Berlijn, kreeg geduurende den tijd van t.vaalf jaaren flechts twee ftandbeelden te vervaardigen, alhoewel fredrik hem zijn woord had gegeeven, dat hij hem jaarlijks 'er een zou laaten maaken. Bragt de natuur eenige. goede Kunftenaars in de Staaten van fredrik ten voorfchijn, zo moesten zij buitens lands ( * ) achting, en een geluk gaan zoeken, 't welk voor hen, in hun "Vaderland niet te vinden was. Mevrouw cask, die goede portraiten fchilderde, en thienpondï een kweekling van pesne, begaven zich naar het hof van Dresden; de twee beroemde hackert's, beproefden hun geluk in Itatien; harpe r, een treflijk landfehap -fchilder, begaf zich in dienst van den Hertog van wurtemberg. — De Plaatfnijder lorents verkoos insgelijks Weenen boven Berlijn. Sedert den beroemden schmidt (f) heeft men in de kunst van Plaatfnijden geen groot man in Berlijn meêr gezien; die in het laatfte van fredriks regeering zich nog aldaar bevonden, leefden van vignetten en almanachs-prentjens. Uit de weinige achting en aanmoediging, die fredrik zijnen Konftenaaren wedervaaren liet, kan men genoeg opmaaken, dat hij hen voor zijnen krijgskundigen ftaat niet zeer noodzaaklijk heeft geoordeeld. Het (*) Vie de tred Tom IV. pag. .143. (f) Depuis le célébre schmidt on n'a plus vü k Bir-. Un un bon graveur. Vie de fred. Tom. IV. pag.' 14},  M I B 1 I K' O !S T f t l E t ï, »4J • * Het jaar 1770.. hielp fredrik zijne poëtifche ea profaïfche werken, met een dik boekdeel vermeerde» ren. Volgens de opgaave van fischer (*) werd fredrik omcrend deezen tijd overtuigd, dat de eigenliefde het grondbeginfel van het famenftel der Zedenkunde zij. Hij fchreef dieswegen eene proeve over de'eigenliefde, welke in zijne Akademie voorgelee2611 C t) 5 cn natuurlijker wijze zo veel te meêr bewonderd werd, daar fredrik, toen hij voor de eer* ftemaal den voet in Silefiën zette, het beoefenend gebruik van dit grondbeginfel bewezen had. Koning lodewijk de XV. had nog voor zijnen dood (*) Seite 285. (f) Fredrik wilde zich overtuigen, of de kruipende lofredenen, waar mede die van de Akademie elke keer zijne voorgeleezene opftellen overlaadeden, van harten weiger meend waren ; hij liet dieshalven een zijner gefchriftea door eenen onbekenden aan den Secretaris ter hand ftellen. De Akademie verwierp het zelve, en vond het niet eem der moeite waardig, om 'er eenige melding van te ma*ken. Nu weet ik, zeide fredrik, waar vdor ik uivlieder oordeel te houden hei; en van dit oogenbhk liet hij geene gelegenheid voorbij gaan, om zijne Akademie te be». fpotten. Vie de fred. Tom. IV. pag. 70. Wie weet, mag ik hier wel bij voegen, wat de waereld van fei> driks nagelaatene Schriften zou oordeelen, wanneer de naam van FREDRIK niet dasr voor ftonde. A. d. Hit' II. stuk. K  i46 het leven van dood het ongeluk de verachtingen zijnes volks op zich te laaden (*> Daar kwam eene menigte van fpotfchriften op zijne' regeering ten voorfchijn. Fredrik werd des wegen zeer boos. Hij nam de verdediging van lo de wijk op zich, en liet dezelve te Londen drukken. Hij zelf had hem, wel is waar, voorheen, de Pop van Madame de pompadour, een/kaf, — een seladon onder de Beuken enz. 'ge. noemd, maar dit was een geheel ander ding: Koningen mogen zo zij willen, fchimpfchriften op elkander maaken. — Fredriks verdedigings gefchrift was te gelijk een lofreden op den oorlog. — Deeze ftof verfchafte hem nu ook twee onderwerpen (f) tot twee' verhandelingen, naamelijk: over de Satijre en over het Pasquil; en hier door bevestigde fredrik de overoude ftelregel: dat de mensch gaarne zijne eigene gebreken in een ander opmerkt en laakt. Offchoon de Koning gaarne Satijricque pijlen (§) op een ander affchoot, zo kon hij, nogthans, niet dulden, dat iemand de koenheid hadde, zulk een pijl wederom terug te fchieten. Slechts een klein voorbeeld: — Toen.de Koning den Engelfchen Arts baylies, welken hij uit Dresden bij zich had (*) Fischer feite 289. (f) FlfCHER f. 292. (§) Onder deeze pijlen behoorde vooral deeze, welke hij in de Opera als het fcherm bleef haaken , en men van de Zangers flechts de beenen zag, openlijk ep den Franfchen Gezant de valori affchoot: ziet ziet daar bet Franscb Minifieriel vult voeten en geen kop. Zimmermaw bl. 221.  fredrik dbs TWEEDEN. I47 had ontboden, voor de eerftemaal ontmoette, was de eerftevraag, welke hij hemdeed: hoeveel menfchen hij elreede naar de' andere waereld had gezonden? Baylies, die even zo plomp als vernuftig was, andwoordde hem op het oogenblik; Sire! niet zo veel ah gij. — De pijl trof. — Fredrik (*_) keerde hem den rug toe, 'en liet hem niet weder bij zich komen. — In 't kort; het was fredriks geliefde flelregel: geen vernuft! geen fatijre! — geen pas- quïl, als ik ze niet maake. In dit jaar bragt zijne (f) vrugrbaare zanggodinne ook eeli gefchrift ter waereld over de opvoeding, gelijk ook eene zedekundige famenfpraak ten dienfte van de adelijke jeugd; welke beiden, gelijk dit aan geene twijfel onderhevig was, bij zijne akademie in het groote werden toegejuicht. — D'alembert verzocht den Koning, orri eene gifte ter oprechting van een gedenkteken voor voltaire. Fredrik andwoordde: dat hij, fchoon wel bereidwillig zijnde, om een aandeel in de daar toe noodige kosten te draaft*) Fr.kbr.Ic, qui aimoit mieux plaifanter, que d'S» tre plaifanté, lui tourna le. dos, ne le vit depui» ce temsla. Vie de fred. Tom. IV. pag. 69. (7) De la beaümelle zegt in zijne Penfies, dat de Koning, wanneer hij een gemeen burger was geweest, rr.et zijne bekwaamheden en geleerde weetenfehappen, gausch onopgemerkt zou zijn gebleven; dat,- zo hij een Edelman was geweest , men dan zou hebben geoordeeld, dat hij eens Prefident van de Akademie der Weetenfehappen'te Berlij/i ,zou kunnen worden: maar dat hij ênder de Koningen, wegens zijne geleerdheid had uitgeklouken. 'ïuichino feite 36. K a  '4* het leven van draagen, echter geloofde, dat voltaire reeds zicbr zelven het fchoonfte gedenkteken in zijne werken had opgericht. — Men ziet hier uit, hoe moeilijk het fredrik viel, de beurs te trekken, zo dra het maar om het beloonen of vereeren van eenigen geleerden te doen was — en nogthans zou deeze zelfde fredrik, zonder de onderrichting van voltaire — zonder den vertrouwlijken omgang met geleerden —zonder de franfche gefchriften, die zijnen lof van de eene pool tot de andere overdroegen, — in de waereld flechts zijn bekend geworden als een gelukkig veroveraar, wiens gefchiedenis, grootendeels, met bloedige trekken (*) zou zijn befchreven ge-: worden» De tekenen van de Pest m Polhijniè» en Podo* liën, waren oorzaak, dat Oostenrijk, Pruisfen en Rusland, rondom hunne grenzen een kordon trokken. Bij deeze gelegenheid beandwoordede de Koning, hot bezoek des Keizers met een tegenbezoek van zijne zij- (*) Sans les lecons de voltaire; fans ld commerce intime & familier des gens des lettres francois; fans le* louanges qu'on lui a prodigudes dans les ouvrages francois, qui volent d'un Pól a 1'autre, tREDRlc n'auroit guère été eo-.inu dans le Monde que comme un conqudrane heureux dont la plus grande partie de 1'hiftoire dtd dcrite en uaits de fang. Vie de tred. Tom. IV. pag. iou  ï R e d R IK des TWEEDE». fU? zijde; het welk hij op den 3. van Herfstmaand dei jaars 1770, bij den Keizer, in het leger bij Marisch Neuftadt aflag. Daar werd ter eere des K°* nings een groot fpiegelgevecht gegeeven, en daarna een voortreflijke (*) maaltijd. In dit jaar begon fredrik iets meêr ten nutte der landfchoolen te doen, maar evenwel niet ten koste van zijn eigen beurs. Bij de kas des landichap» Keurmark, had men een batig ovedchot van 100000 daalders; deeze bood men den Koning ten gebruike aan. De Koning oordeelde, dat deeze fom, tegen vier ten honderd, zeer goed te beleggen ware tot invoering van de Engelfche manier van huishouden bij de Landfteden, of bij de Dorpen van den onbemiddelden Adel, ten einde uit het jaarlijks inkomen dier fomme een aantal fchoolmeefters ten platten lande te bezoldigen, Deeze voorflag werd ten uitvoer gebragt en daartoe de dubbelde fom van 200000 Daalders beftemd, de invaliden bleven, des niettegenftaande, de Onderwijzers der jeugd. In het jaar 177a. verfcheen 'er, met opzicht tot de binnenlandfche uitkomende boekwerken, een wet van beöordeeling, welke in geenen deele overeenkwam met die vrijheid der drukpersfe, welke fredrik tot daar aan toe in zijne Staaten toegeftaan had. Deeze wet was zo veel te zeldzaamer, dewijl zij zich flechts tot Handfchriften bepaalde; doch vreemde werken, zonder eenige uitzondering, ropgren ingevoerd worden. On- (•) Fischer. legt, dat ïRidrik bij dit tegenbezoek t au don naast zich liet zitten, bl. 3*5. K 3  *5* HET .vï.E VEN :T:A5rW- , Onze Franfche Schrijver- zegt (*), dit men de Tchuld niet zo' zeer qp fredrik;, dan. wel op zekere lieden moest leggen* die van wegen hun gedrag den geesfel der oordeelkunde (der Kritikj vreesden, en den Koning een groot gevaar in de vrijheid van de drukpers wisten wijs te maaken — maar was het in eenen salomo van het Noorden niet altijd eene zwakheid, aan het gepraat van zulke lieden het oor te lpenen? Ondertusfchen moet men het fredrik ter eere nageeven, dat hij. daar mede evenwel altijd rekkelijk te werk ging.. Als een Boekhandelaar boete moest betaalen, behoefde hij flechts aan den Koning te fchrijven, en hij werd 'er zeker van ontfiagen. Dikwijls fchreef hij 'er nog deeze woorden h'j Ct}: Ik wil, daf .de Drukpers vrij zij. Die aan hem fchreef kon ook nog wel de vrijheid bekomen, om zonder de beöordeeling (cenfur) te drukken. Cranz verkreeg dezelve, verloor ze, echter, wel dra weder, toen >hij die charlatanerie», von Wien aankondigde. — -Daar ging eenigen tijd in Berlijn, een brief rond, waar in de zwakheden eener groote vorftinne wakker doorgeftreken wierden. Fredrik liet denzelven verbieden, na dat de halve waereld affchriften daar van had bekomen (§). (*) Vie de f R e d. Tom. IV. pag. 71. O 3 J'entends que la presfe Puit librc. Vie de fred. Tom. IV. pag. 79. CS) On fit circuler pendant quelque tems d Berlin une ieltre fur les faibleSfes d'une grande Princesfe. Quand tont le monde en eut de .copie, il la fit defendre. On fut de* puts fu'elïe ttoit d* lui. Vie de fred. Tom. IV. pag. 371.  riEDRIK DES TWEEDEN. ISt In kater tijd vernam men, dat de Koning zelve (*) de fchrijver van dien brief was geweest. Men ziet hieruit, dat fredrik niet enkel omwend andere fchrijvers , maar ook omtrend zich zeiven zeer toegeeflijk was. , «t^a* • * 4'Ja rui e,*ti v:' ' ; • * Sedert het laatfte fluiten van den vreede bleef fredriks Kiïjgsheïr nog beftendig het voorwerp zijner opmerkzaamheid. Die tegen de ondergefchiktheid (fubordifjation') zondigde, moest, gelijk voorheen, zonder genade ftefven. Fredrik oefende zijne krijgsbenden gelijk voorheen; een fchouder wat te veel voorwaards, of achterwaard? gehouden wordende , bragt onfeilbaar den ftok met nadruk in beweeging, en de officieren namen, gelijk voorheen (f ), Korporaals dienflen waar, en deelden met een gloeiend aangezicht, eigenhandig, dertig, veertig, ftokflagen Bij (*) Ik weet niet, of fredrik toen ten tijde reed» zijne Verhandeling over de Pasquillen gefchreven had. A. d. H. (-(•) On est révolté en voyant des Cepitaines eux mé/nes, i'avilir au point de faire le métier de bourreau, Sf ,donxer tux mémes , l'oeil furieux, le vifage enjlammi, trente tu quarante coups de canne a un malheurenx qui reste immo' tile fous leur canne. Vie de fred. Tom. III. pag. 157. ($) Deeze behandeling bragt veel Soldaaten tot vertwijfeling. Veelen bragten zich zelf om het leven; andere tcgingen voorbtdachtelijk groote misdaaden, ten einde door K 4 V;  *5* HET ItEVEN VAN Bij dat alles fcheen fredrik, vooreerst nog weinig lust te hebben, om, ter oefening zijner Krijgsbenden, eenen oorlog aan te vangen. Het gefeniedde niet uit gemaatigdheid; want, gelijk fredrik in zijne nagelaatene Schriften (*) daar omtrend deeze zeer fchoone aanmerking maakt, deeze deugd is gemeenlijk niet de deugd der Regenten: maar de zeven-jaarige oorlog lag hem nog te versch in hekgeheugen, en hij wilde niet op nieuw van de luimen dar Geluks Godin afhangen. — Nn, echter, bood zich, in den jaare V.f* 5 eene gelegenheid aan, om zijne landpaalen zonder bloedvergieting, verder pit te breiden. Fredrik greep dezelve aan: wel is waar niet als Wijsgeer, echter als goed Staatsman (f\ Oostenrijk (§) gaf te kennen, dat het zijne oude rechten op het Graaffchap Zips wilde doen gelden, het welk door de oude HongaarJche Koningen aan Polen verpand werd. Toen de Koning dit vernam, liet gerechtelijke flrafen de» dood te kunnen ondergaan. Gewoonlijk bragten zij kinderen om het leven , en gaven zich xelven als derzelver moordenaaren aan. Haar liep geen jaar ten einde, in hetwelk niet drie of vier zulke moorden gepleegd werden. Vie de fhed. Tom. III. pag. 339. (*) In het 4de deel. bl. 59, C+) Si non en Phil"f„phe, du tiipins en Politique habile, Vie de fred. Tom. III. pag. 180. CS) Ik fpreek hic den Gefchiedfchrijver fischer na, zonder verder te onderzoeken , of zich alles juist zo hebbe toegedraagen , als deeze het verhaalt, en of het met de daad Oostenrijk geweest zij, welke het teken ter verdeeling van Poolen hebbe gegeeven.  rn.eds.iK des|t weeden. 153 liet hij door zijnen broeder henrik aan het Rusfifche Hof voorflaan, of zij niet beiden, van 'sgelijken hunne oude .rechten op eenige Pooljche Provinciën wilden herneemen? Dit voorftel vond geene tegenlpraak, daar de Rusfifche Keize in te gelijkertijd op deezen inval was gekomen. Beiden deeze Mogendheden floten daarop een verdrag van deeling, in het welk zij naderhand ook Oostenrijk aannamen. De Koning wilde in het < erst de reqhten van Silefiën en der waiwoodfchappen Pofien en Kaltsch doen gelden: (deeze zouden met dat alles, ten aanzien van fredrik, geene oude rechten zijn geweest) maar de Graaf van hsrtsberg bragt hem onder 'toog, dat het voordeeliger ware op Dantfig en Pommeren aanfpraak te maaken, en in geval van weigering, op den afttand van Pcolsch-Pruisfien aan te dringen. Hier bleef het bij. De drie Mogendheden, welken het noordelijk Driemanfchap uitmaakten, lieten hunne grenstroapes al dieper en dieper in Poolen dringen, en lieten hunne bezetting rondom de grenzen ftandhouden, offihoorjt men voorlang niet meêr van de pest gehoord had; zij verklaarden, eindelijk, dat zij de in bezit genomene landen, in eigendom zouden behouden. Oostenrijk kreeg voor deszelfs aandeel «700, Rusland 3440 en Pruisfen 900 vierkante mijlen. Thans verfchenen gefchiedkundïge onderzoekingen omtrend deeze deeling, inzonderheid omtrend de Rechten, welken Koning f reu rik in zijn manifest aanvoerde. Men toonde der waereld aan op hoe weinig grond dezelven {leunden; dan fredrik, die zich even zq weinig meêr met manifesten als met derzelver raaakers bemoeide, liet de Staatkundige aanmerking- maakers van den dag wat heen praaten. en droeg flechts K 5 zor«  Ï54 KIT t< E;T I N VAR zorgezïjn aandeel te bewaaren (*); en zeide wederom bij zich zeiven: beati pofiedentes (f). De drie vereenigde Mogendheden begeerden, dat het Poolfche Rijk, hen, de landei. die zij in bezit hadden genomen, door een plegtig en in behoorlijke orde gefield verdrag, zoude afftaan; waar voor zij, in vergoeding daar van beloofden de vast te ftellene Staatsregeling van Poolen, te zullen waarborgen. Het Volk en de Koning verzetteden zich daar tegen. Bedreigingen bragten het eindelijk zo verre, dat de deeling van Poolen voor wettig verklaard en het verdrag ondertekend werd. Fredrik behandelde zijne nieuwe onderdaanen met eene groote geffcrengheid. Het werd hen verboden onder vreemde Mogendheden dienst te neemen, en hij, die buiten 's lands wilde reizen, moest daartoe een', door den Koning eigenhandig onderteekenden verlofbrief hebben. Dit verbod beflond ten tijde van fredrik in allen de Pruisfifche Staaten CS). Voor eenen Krijgs- zuch- (*) On en fit voir le feu de fondement: mats fredric qui n'cfiimait gutre plus lts manifeftes, que ceux, qui lts faifaient, laisfa dire les Publicist es, & garda fon terrain. Vie de fred. Tom. III. pag. 182. (t) Een van fredriks Iatijnfche taalfouten. A. d. H. (§) Cette défenfe exifiait du tems de fredric, dans ttuts lts etats Prusfiens. La politique Vexige peut (tre dans un état militaire, les -ooyagts detruiftnt bien dts prtfiigts & un état despotiqut & militairt nt ptut gutre foutenir la onfiance que par de prefiiges. 11 y auroit vn mcyen bien plus fimple d'empecher lts émigrations: ce ftrait dt rendre les fujets hcureux. Vie de fred. Tom. IV. pag. 353'  ÏREDRIK DBS TWEEDEN. IS> zuchtigen ,ftaat zal'de Staatkunde .die, waarfchijnlijk, zeer noodig vinden. Het reizen rukt den mensch den' blind-doek van voor de oogen weg; en eene willekeurige en krijgszuchtige regeering, kan het vertrouwen alleen door verblinding doen beftaan; onderrasfchen meent onze Franfche Schrijver, dat er nog een ander, veel eenvo'uwiger, middel voorhanden zij, om het naar buiten 'slands gaan te beletten; dit naamelijk, dat men de onderdaanen flechts gelukkig maake. De voormaalige Staatsregeling werd geheel en al vernietigd; het beftuur des lands naar Pruisfifche wijze' ingericht. Men voerde verfeheidene belastingen in: b. v. geftempelde almanachs papieren (*; ; geftempelde fpeelkaarten ; muzijk - lijst enzv. In het kort: fredrik wilde zijne Poolfche onderdaanen even zo gelukkig maaken, als — zijne Silefifiche. Na dat de deeling van Poolen ten einde was gebragt, zag men aan den Staatkundigen hemel een ander verfchijnfel ten voorfchijn komen. — Het was de vernietiging van de orde der Jefuiten. Vólgens het zeggen van fischer (f), had de Hertog vanchoiseul, onderfteund door de overige Kathoiijke Staatsdienaaren gremaldi, kaunits, pompal en tanucci, maar nog meêr begunstigd door Vrijmetfelaaren der, geftrenge orde, QFreimauren der ftrengen ohfiervanz) deeze vernietiging bewerkt. Fredrik liet de geftrenge Bulle ter vernietiging deezer orde gegeeven, in zijne Staaten niet ten uitvoer brengen. Hij liet de Jefuiten blijven zo als zij waren, en (•) Fischer. 2de th. f. 313(f) Fischer ade th. f. 31?»  15* BIT I. E ▼ E N YAW en beloofde zijne befcherming aan hen, die zich Ju zijn gebied wilden ter nederflaan. Deeze orde had den naam van millioenen te bezitten. Fredrik was een liefhebber van millioenen. Hij dacht nu het genoegen te zullen hebben van alle Jefuiten, ten minden hunne millioenen, in zijne (laaten te zien: dan deeze goede Paters bezaten of die millioenen niet, of zij bielden de Hollandfche bank voor zekerer dan de Berlijner bank. — Daar kwamen geen Jefuiten en geene millioenen. In dit jaar verloor fredrik zijn Generaal seid» nrs, aan wien hij grootendeels de zege bij Rosbach te danken had. Zijne onbepaalde verflaafdheid aan den wellust bezorgde hem eene onherftelbaare krankte, waar aan hij op den «13. van Slagtmaand ftierf. Fredrik, die over het geheel genomen, met vlugge fcherts zeer gereed was, (jein f erker bonmotist war) zeide bij het laatfte bezoek, 't welk hij bij seidlits aflag: ziet gij wel, dat de Franfchen zich gewroken hébben (*).' Hij liet hem op de Wilhemi plaats eene eere zuil oprechten. Omtrend deezen tijd was ook het kanaal gereed, 't welk de Koning bij Bromberg had laaten graaven. Zo werden insgelijks in West. Pruisfen verfeheidene armenhuizen op Koninglijke kosten aangelegd, en de Pommtrfche Adel verkreeg wederom de -gelegenheid om loocoo Daalders ten gefchenke af te geeven. ? De geheele bedoeling des Konings ftrekte zich daar toe uit, dat hij het ganfche vermogen zijner onderdaanen, achter zijne floten bragt, en hen dan van tijd tot tijd we- . der (*) Fischer «de th. f. 317.  f 1 I d » I X DES TWEEDE». r57 der daar van zo veel in de handen liet komen als zij met de daad noodig hadden, om het leven aan den gang te houden. Hij fcheen het ftelfel der Jefuiten in Paraguai te hebben aangenomen. Maar is niet dat een despotieke Staat, waar in de Burger en de Adel onmiddelbaar van de weldaaden des Konings moeten afhangen? - In Potsdam zag men op kosten des Konings een groot armen-huis ten voorfchijn rijzen. Fredrik, die in zijn land zelve Paus was (*} wendde nu bij zijnen medebroeder te Rome, ten voordeele der Jefuiten in Silefiën , eenige moeite aan, en fchonk hen veertig duizend daalders ter uitbreiding van de hooge Schoole te Breslau. Dit moest waarfchijnlijk een nieuw lokaas zijn voor de overige Jefuiten: maar deeze flimme vogels bemerkten den ftrik onder het voeder, en ftreeken er niet op neder* • In den jaare 1775 fchonk fredrik |aan de Muzen wederom eenige uuren meêr, dan het eenen wijzen Alleenheerfcher voegde. Hij fchreef verfeheidene brieven aan d'alembert. Gij /preekt mij van oorlog, zegt hij daar in onder anderen, van de voor kopers9 wel* C*) Fredrik verklaarde zich als het onmiddelbaar Opperhoofd der Kerke in zijne Staaten, en noemde den Bischop van Silefiën flechts zijnen Vicaris - Generaal. Hij zelf begaf ook alle geestelijke plaatfen en waardigheden. Vie de fred. Tom. III. pag. 109.  15© - - het' l e v I n T a 9 welken u de aankomst van den God m a r s doen duchten. Gij weet, dat aan mijne Vloten,Schepen, Stuurlieden, Admiraals en Mat roezen ontbreeken. Waarfchijniif'ker wijze zal zij aan dé Krijgswerkzaamheden geen aandeel hebben; en wat den oorlog op het vajie land betreft, ik zie niet hoe dezelve gevoerd zal kunben worden. Uw jonge Koning wil gaarne met zijne nabuur en in goede verfland-houding leeven. Als 'er Mogendheden zijn, die dit bezitten, '/ welk de Italiaanen rabbia d'ambizione heeten zo is het toch waarfchijnlijk, dat zij uwen jongen Forst van zijne goede gezindheid niet zullen aftrekken. Als tred rik flechts een weinigjen meer Italiaansch verHaan had (*), zo zou hij bevonden hebben, dat deeze rabbia d'ambizione dezelfde ziekte was, die hen na den dood van karel den zesden zo geweldig plaagde. In zeker brok van zijnen letter - arbeid, h welk hij d'alembert toezond, komt onder anderen deeze Helling voor (t): ,, Ieder Natie neemt bij verwisië„ ling bezit van het toneel. Rusland, Poolen, Dene* „ marken, Zweeden, Engeland en Holland, hebben „ allen die fluiptrekking geleden, en lijden dezelven „ nog, welke alle groote Staats-lichaamen meermaa. „ len hebben doen fchudden en beeven. Frankrijk, „ Oostenrijk en Spanjen bevinden zich in het tijdflip ,, des roems. Het Ottomannisch rijk haalt wederom „ adem; Poolen gewent zich aan zijn wisfelvallig lot; „ Italiën wagt op gelukzaligheid; Zwitferland is de«» ■-' ■ : „ zei- (*3 Naar het zeggen van BüscHiNe verflond im< drik zeer weinig van het Italiaansch. busching z. 3a, (t) Fischer, sde th. f, 32$.  fredrik des tweeden. TS? „ zelve moede, Veneüïn wordt rijk; Amerika is werk- „ zaam zich te vormen." Fredrik liet uit befcheidenheid zijn eigen rijk uit deeze naamlijst weg; doch in zijn hart rangfchikte hij hetzelve onder die Staaten, welken zich in het tijdftip des roems bevinden. * • * Omtrend deezen tijd maakte fredrik eenen aanvang met zijne, reeds voor dertig jaaren begonnen, Gefchiedenis van mijnen tijd, te overzien. Zij ftaat aan het hoofd zijner nagelaatene werken, en is ten minften meêr waardig, dan zijne gedichten (*). Fischer is van gevoelen, dat men de onoverziene, gefchiedenis even zo wel als de over geziene, doox den druk had moeten gemeen maaken, wijl derzelver gebreken en wanftaltigheden, voor de waereld gedeeltelijk van meêr belang zijn, dan de verbeteringen, welken naderhand daarin gemaakt zijn. Fredriks misf.agen en dwaalingen hebben, gelijk fischer zicb. uitdrukt (t)ï zijnen wil bepaald , en de waereld ge- re- (*) Fredriks gedichten hebben in Frankrijk zo veeIe goedkeuring niet gevonden als de moeite bedraagt, welke onze Koninglijke Dichter daar aan befteed heeft; dit was al mede eene reden waarom fredrik, m laater tijd, het Franfche Volk zo veel achting niet meêr toedroeg. Men verwijt hem, en dat niet zonder grond, dac hij tot halve verfen toe uit boileau, kousseaü, voltaire en andere Dichters hebbe afgefchreven. Vie de fred. Tom. IV. pag. 83—10S. (t) Fischer. sde th. f. 135*  t(Sa het Leven van rtgterd. Dat hij naderhand veele dingen beter heeft geleerd , heeft flechts eene letterkundige nuttigheid gehad. • Fischer was ook geen Hecht voorzegger, als hij? aanmerkte, dat de waereld zich in haare verwante» zeer bedriegen zoude, bijaldien zij dacht in de gefchit denis van zijnen tijd, louter nieuwe waarheden re zullen aantreffen. - Ik geloove, dat zich de leezeude waereld ook nog als dan zoude bedrogen vinden, wanneer zij zich voorfielde daar in louter waarheden te zullen ontmoeten. Ik heb op meêr dan éene plaats aangetoond, hoe zeer zich fredrik dichterlijke vrij. heden tegen het belang der waarheid veroorloofde. „ De berichten en daadzaaken, naar dewelken de „ Koning werkte (dus vaart fredriks lofredenaar „ voort) zijn niet altijd boven den twijfel verhe. „ ven, daar derzelver famenfteller niet .in ftaat was, ,, om van alles bericht te bekomenden Ook van al,, les niet v/ilde inwinnen. Men ziet uit de gedrukte i »> gefchiedkundige werken des Konings, dat hij die „ gebeurteuisfen bloot uit het geheugen opfchrecf, „ waar door dikmaals tijdrekenkundige onnauwkeurig„ heden en vermenging der omftandigheden geboren „ worden. — Hij behandelt zijne onderwerpen me« „ nigmaalen al teveel in het groote, zonder zich in die „ enkelvouwige omftandigheden in te laaten, welken ,, zo dikmaals de oorzaaken zijn geweest, van zeer „ gewigtige voorvallen enzv." Mogelijk gaf dit den Graaf van hertsberg aan» leiding, om te zeggen (*): dat, om de fchriften deS' Ko» (*) Fischer. a th. f. 336. 1  ÏRKDRIK DIS TT «I D R N. ï6l Konings tot volkomenheid të brengen, nog meerder arbeid werde vereischt, en dat daar omtrend nog meerder öhderzoeking en vergelijking noodig is. — Dit is zeker, dat fredriks hiftorifche vuile wasck aan hertsberg even zo veel moeite heefc gekost als de poëtifche aan voltaire; tÏet podagra, van hetwelk de Koning jaarlijks, gezetlijk, een bezoek ontving, maakte het in den jaarèj 1776 zo grof, dat alles, ook fredrik zelve, voor zijn leven bekommerd werd. Hij fchréef bij zijne herftelling aan d'alembert: „ Voor ditmaal, mijn lieve d'alembert! mag ik „ van geluk Jfpreekeri , én als gij mij bemint, „ zult gij u gewis niet weinig verheugen, dat ik „ zo gélukkig dert dood ontkomen ben» Het podagra heeft, veertien dagen lang, zeer fterke aanvallen op „ mij gewaagd, en daar was wel veel ftandvastigheid „ en fterkte van natuur noodig, om zo Veel fmafte,, lijke aanvallen te wederitaan. Thans leeve ik we' „ derom voor mij zeiven — voor mijn Volk — voör „ mijne vrienden — en nog een weinigsken voor de ,, weetenfchappen.- Maar ik kan wel zeggen, dat „ mij zo veel flecht tuig, als gij mij uit Frankrijk ,j toezendt^ den fmaak in het leezen geheel bedorven ü heeft. Ik ben een oud man en het zou mij weinig ,j fchikkenmet zulke gekken (*_) te harrewarren. Ik be „ min, (*) Sedert r r k 0 r i k vernam , dat zijne Vaerzen 18 . II. s tuk. L Frank.  i6a HET LEVE» TAM „ min het grondige; en als ik weder jong konde worden, „ zo zou ik de Franfchen voorzeker afvallen, en mij, op „ de zijde der Engelfchen en Duhfchen voegen ( • ). Ik „ heb zeer veel beleefd, mijn lieve d'alembert ! ik heb „ beleefd, dat PaufelijkeSoldaaten mijne uniform droe„ gen; dat de Jefuiten mij tot hunnen Generaal hebben „ verkozen; en dat voltaire fchrijft, als een oud „ wijf, enzv." Voltaire noemde den Koning een* hlooten vaerzenmaaker. Fredrik bleef in zulke gevallen niet gaarne een fchuldenaar, en vereerde hem voor den vaerzenmaaker met den titul van oud wijf. In dit jaar trad de Grootvorst met de Wirtemhurg. fche Princes louiza te Berlijn in het huwelijk. Men vierde prachtige Feesten, en de Koning hield den maaltijd te Monhijoux, 't welk hij federt den dood zijner Moeder niet meêr gewoon was te bezoeken. K De Frankrijk geenen opgang maakten, voedde hij werklijk in zijn hart een wrok tegen de Franfchen. A. d H. (.*) Indien het fredrik met deeze wijze van denken indedaad ernst was, hoe was het dan mogelijk te verdraa. gen, dat zijne Berlijner Boekhandelaars, na zijnen dood, het leezend Publiek met een legioen van zijne niets beduidende gedichten en vaerzen lastig vielen, en, 't geen nog erger is , dat zij deeze gedichten in het Hoogduitsch lieten overzetten, waardoor zij nog, mi.-fchien, derzelver eenige waarde, de welluidendheid der vaerzen , verloren? De beste Dichter, verliest bij de overzetting, en zo veel te meêr fredrik, die flechts onder de Koningen met zijne begaafdheden fchitterde, en derhalven, volgens de uitfpraak van de la beaumelles, flechts luscus rex inter coecos [eenoog Kouing in het land der blinden] was. A. d. H.  FREDRIK DES TWEEDEN. I63 De Pommerfche adel bekwam andermaal een gefchenk van 150,000 Daalders. Fredrik was die gewest bij Uitftek goedgunftig, wijl deszelfs Inwooflers -meêr o«derwerplijkheid (*) dan verftand bezaten.'' Westphaalen (f), daartegen, kon zich niet beroemen de min11e of geringde weldaad van hem genoten te hebben. Hij had een afkeer van dit land. Men ftelde hem eens ter vervulling van zekeren post eenen man van verdienften voor, die nit Westphaakn was. Dat is een Westphaalinger, zeide fredrik, die deugt 'ner« gends toe: en hij wees hem af ( § ). De Inwooners van Strausberg, een klein Stedeken in de mark Bra?idenburg, bekwamen, van ?sgelijken , niet her geringfte van den Koning, en zulks, Wijl hij eenmaal (.]•)•> Hechts een'enkelen dag, aldaar verblijvende, bijna van den rook verdikte. En wat was het geval? De fchoorfteen van het vertrek, waar in hij zich onthield, was verftopt, en nu moesten allen de arme Inwooners, om een' enkelen verftopten fchoorfteen lijden; in dier voegen de.-He fredrik, de Fader des Faüer-lands, zijne wddaaden naar grillen en luimen uit. " : .<,:.;•■ Als (*) II aimait beaucoiip les Pommêraniens, paree qu'ils «voient plus de fouraisfion que d'esprit. Vie de fred. ,Tom. IV. pag. 389. (t) Ter zelfder plaatfe. (§) Ter zelfder plaatfe. (4.) Jamais il n'accordoit rien aux habitans de Slraut. terg, petite ville de Ia Marche de Brandenbourg, & cela paree (ju ayant un jour logé dans cette ville, il fut presque écouffé de la fnmée, h caufe que la cheminée ésoit boiiehed. Vie de mis, Tom. IV. pag. 389. L %  I64 HET LEVEN VAN Als fredrik tegen iemand een' wrok opvatte, dan lag hij dien niet zo dra weêr af. Zekere hubkr kreeg van den ouden Koning wilhelm bevel, om 's Prinfen afbeeldfel te fchilderen. Fredrik, die voor geenen fchilder, uitgezonderd flechts eene enkele keer voor van loo, had willen zitten, weigerde dit nu voor deezen ook te doen. Zijne Koninglijke opvoeder wendde de gewoone overredingsmiddelen aan (*), en uit kracht daar van moest fredrik gehcorzaamen, — hij zit alzo een oogenblik, neemtzijn fluir, blaast een ftukjen, en fpringt daar op drif tig van de ftoel met deeze woorden: goed! zeg nu tegen mijn Vader: dat ik voor U gezeten heh. De arme fchilder had zeker aan het geheele voorval geen de minfte fchuld, en echter mogt hem fredrik, federt dien tijd, niet meêr lijden (f)- — Huber trok van den ouden Koning een perrfmen van 6co Daalders: doch zo dra bad fredrik niet den troon beklommen, of hij ontnam hemde helft daar van. Deeze zelfde huber fchilderde, te famen met harper en rode, het Japanfche paleis te Sans fouci. Alle drie de kunftenaar, zetteden hunne naamen onder de fchilderflukken: dan fredrik werd de naam van huber niet gewaar óf hij liet denzei ven uitveegen. Huber ftierf — men meldde den Koning zijnen dood. — wie is deeze huber ? vraagde de Koning, ik ken hem niet. — Het was zeker een kladder, die de groote ftaldeuren naar de natuur fchilderde. Bu. (*) Wij weeten reeds, dat deeze in oorvijgen en fch&J»pen in de ribben beftondeu. (t) V.e de fred. Tom. IV. pag. 336. C  ï H B X I I DBS TWEEDEN. l6$ Busching (*) verhaalt een nog treuriger voorbeeld, van 's Konings wrok en luimen. Fredrik had een kamer-huzaar met naame deksen, van wien hij in het eerst zeer veel werk maakte doch op wien hij op eenmaal zo verfloord werd, dat dit mensch daar door in vertwijfeling geraakte. In den jaare 1775. was deeze ongenade ten hoogden top gedegen. De Koning had toenmaals een bezoek van naastbedaanden, en liet het voor eene keer daar bij, dat dit mensch hem niet onder de oogen durfde komen. Toen het bezoek afgeloopen en fredrik te Sansfouci was, liet hij hem bij zich komen, en beval den Adjudant, (die juist in dat oogenblik het rapport bragt,) om hem bij een uitgemonderd Korps als Tambour'aamedenen. Deeze man deed een voetval: maar de Koning diet hem met de voet van zich af, en toen hij zich op nieuw aan zijne knieën vasthield liet hij hem met geweld losrukken. üeesen bad nu den Adjudant, die met hem heenging, dat hij hem veroorloofde zijnen hoed te haaien: dan toen hij op zijn kamer kwam fchoot hij zich met een pidool door het hoofd. Toen de Koning dit vernan was zijn eerde woord: waar heeft de kaerel dit geiaaden pi fiool gekregen? — en vervolgens: ik had zo veel moeds niet van hem verwagt. -r- Men bemerkte ook bij den Koning eene groote ongerustheid des gemoeds, en uit de vraagen, "die hij omtrend dit voorval aan zijne Bedienden deed, kon men opmaaken, dat hetzelve hem niet zeer aangenaam was. On- (*) Ia zijn boek over bet charafter van *redrik bL 18?. L'3  i66 het leven van Ongetwijfeld moest zulk een voorval eenen Koning, gelijk fredrik was, een weinig tot radenken breneen: des niettegenstaande is het zeker, dat zulke vlekken, de beeldteiiis van den wijzen es eenigen zeer ontfieren. Ï\edriks grondregel was, dat flechts ernftige voorvallen een krijgsheir tor rechte werkzaamheid en oefening leiden: het is derhalven meêr dan waarfchijnlijk, dar, trots het blinken van de zon des vredes, zijn hart bij wijlen nog naar den oorlog jankte. Het fche-n als of het jaar 177P. zijnen wer.sch begunftigen wilde. Op den 23. van Wintermaand ftierf de Keurvorst van Beieren aan de Knderpokjens. — Het Hof van Weeven kwam nu met deszelfs aanfpraaken, op da: Keurvorftendom, ten vo-richijn, en reeds op den 3. van Louwmaand des volgenden jaars werd, tusfchen hetzelve en karel theodoor, een vergelijk getekend. Dit bevatte den afftand van alle landen en het rechtsgebied van Hertog jan van straubingen, en der Viije Heerlijkheid Mindelheim in Zwaben; het erkennen van de terug gaave der Leenen in de Opperpalts aan de Kroon van Boheemen, enz. Het Keizerlijk Hof liet daar op de openlijke bekendmaaking (patente) hier van opmaaken, en nam deeze landen in bezit. De Hertog van Tweebruggen, als de naaste erfgenaam van kaïfl theodoor, was ook reeds gezind, om zich bij het verdrag te voegen,  FREDRIK DES TWEEDEN. ï6? gen, en aldus zou deeze geheele zaak op de vriendfchaplijkfte wijze zijn afgedaan geworden. — Dan het Pruhfisch Hof wist een fpaak in het wiel te fmijten, door middel van den Graave van görtz, welken het zelve naar München zon 1, en die, gelijk fredrik in zijne nagelaatene fchrifcen zich uitdrukt, den Hertog terug hield van den rand diens afgronds in denwelken hij gereed ftond zich rer neder te Horten. Fredrik had, wel is waar, reeds in den jaare 1770, aan den Keizerlijken Gezant, den Graave van HtJGENT, de verzekering gegeeven (*), dat niemand aan zijn Hof de aanfpraak op Beieren zou betwisten, en ook had hij zich tegen den opvolger van den Graaf, den Baron van s wiet en (f) zeer gunftig omtrend deeze zaak verklaard: maar hij had voor die toegeevendheld, toenmaals, zeer goede redenen : De deeling van Pelen was onder handen: doch ten aanzien van Beieren ($), viel 'er voor fredrik niets te deelen. Die zelfde Keurvorst ,van Brandenburg, die in den ze- (*j Fischf.r ü.th.f. 304. De Gezant maakte eenig gewag van de aanfpraak zijnes Hofs op Beieren ; de Koning zou daar op geandwoord hebbeu: 61 wat dat betreft, niemand zal dezelve aan uw Hof betwisten. (f) Bladz. 310. bij denzelfden Schrijver. De Koning gaf hier den Keizerlijken Gezant, den Baron van «wie ten, ten aanzien van deeze zaak, ten andwoord: dat is aan geen twijfel onderworpen. (§) Fredrik maakt in het Ifte dl. zijner S. bl. 65, den Beierfchen gansch geen beleefd kompliment: Beieren , zege hij daar in,»een aardsch paradijs: doch bewtond deer dieren. 1* 4  HET LEVEN VA» zevenjarigen oorlog C*) den fpot dreef met den Ban, en het Ruksgericht een fchaduwbeeld noemde, beweer.' ^ thans dat de flap, welke het Hof van Weenen, met opzicht tot de Beïèrfche zaaken had gedaan, flrii' d.g was met de vrijheid, zekerheid en de ftaatsgefteldheid van het Duitfehe Rijk. — Hier_ uit werd een levendige pennenftrijd geboren, waarbij gelijk fischer zelve erkent, de Keizerlijke Staatsfchriften en Rechtskundige Verhandelingen, ab tijd u.tmunteden (f ). _ Men bragt den Eo . on_ der het oog, dat hij geen recht had, om zich tot Rechter en Voogd (§; zijner mede - ftanden, op te werpen. Fredrik, die zich eenmaal tot befchermer der Duitfehe vrijheid opgeworpen had, wilde dien flap niet weder terug doen. Deeze zaak geraakte dus hoe. langer zo meêr in de war, en daar men de pennen te zwak en te onvermogend vond, om dezelve te ontwairen, Het men het onttifchen overig aan de wit. en blaauw-gerokte Advocaaten (.},}. • b ft '(*) Vie de fred. Tom. III. Mg. I$6 . C t) Fischer bl 3<9. ± Fischer zegt wel, dat men van de Keizerlijke zijde eenige Faaoors van den Boekhandel had weeten omtekoopen, welken dan de Pruhfi. fche Staats Schriften zouden onderdlukt hebben. Dit is meêr dan onwaarfchnnlijk; Veelmeer hebben wij een voorbeeld , dat een Boekhandelaar te Munchcn, dies tijds dé Keizerlijke Staatsfchriften poogde te benadeelen : maar ook deswegen in dc gevangenis geraakte. A. d. H. '(§) Ter zelfder plaaife bl. "s;o. (4) Volgens fischer zou Prins HEKrIk 2£er tegen h.t aanvangen van deezen Oorlog geweest zijn : dan her Ji-' »£RG„ .  FREDRIK DES TWEEDEN. I0> * ♦ * In Hopimaand des Jaars 177?. brak het Krijgsvuur uit. De Koning drong in deeze maand in Boheemen* en was alzo ook voor deeze keer de aanvaller. De Keizer was aan den rechter oever der Elve bij Kukus tusfchen Jaromirs en Koningshof gelegerd; zijn oogmerk was de Elve te dekken en den overtogt te verdedigen. Beide de Armeën bevonden zich flechts een uur gaans van elkander; dit gaf dikmaals aanleiding tot kleine yegt partijtjens met gelijk geluk. Op den 13. liet de Koning des nachts met opoo mannen de verfchanzingen bij Pietz aan den Metau aangrijpen: doch werd met verlies (*) terug geflagen. Intusfchen werd laudon aan het'hoofd van hou-; , derdduizend mannen (t) tegen Prins hundrik af. gezonden. Men vertrouwde, dat deeze in den Bivenpalts of Beieren zoude rukken: doch vond zich bedrogen. Henrik voerde zijne armée in Saxen;, alwaar hij zich met aapoo man Saxifihe Troupes verfterkte. Op den 14. van Hooimaand greep wurmser de Pruisfifche voorposten bij Nachod aan: doch zonder i Se" berg, die misfchien zijnen Heere eenig tijd verdrijf in de verveeling wilde verfchaffen, ftond daar op. bl. 373. (*} Fischer ade th. f. 319. (f) Ik geeve deeze fomme volgens de Pruisfifche Gefchiedfehrijvers op, en laat het aan ieder, die wil, over, om 'er 20 veel af te trekken als hij zal noodig oerdeelea. A. d. H. L5  "O MET LEVEN VAN gevolg. Dit voorval paf den Koning gelegenheid, om de ftandplaats zijnes lagers te veranderen. Hij hoopte, dat hij daar door den Keizer zoude noodzaaken, om dit insgelijks te doen, dan deeze verfchanfte zich al vaster en vaster, en diende daar door aan deezen Koning, die brandende was van begeerte, om flag te keveren, eene goede hoeveelheid (*) van verkoe. Jend poeder toe. Toen fredrik zijnen wensch verijdeld zag, beval hij aan Prins henrik insgeliiks met zijne Armée in Boheemen te dringen. Hij moest door de Laufits trekken, en, zo veel mogelijk, de Armée des Konings, en de flinker vleugel der Oostenrijkfche Armée, trachten te naderen. Henrik voerde dit plan uit; en laudon, die zich tot geenen veldflag wilde inlaaten (misfchien ook niet inlaaten konde) trok dieper in Boheemen terug. Hij plaatfte zich achter den Ifier en breidde zijnen rechter vleugel tegen Turnau uit. Zijne ftandplaats was zo meesterlijk gekozen en genomen, dat henrik even zo weinig hem konde aantasten, als fredrik den Keizer. Daar fredrik alle zijne ontwerpen verijdeld zag, en door het overloopen van eene menigte van zijn Volk, groote fchade leed (f), verliet hij zijne ftandplaats , en begaf zich den weg af naar den mond der El- (*) Misfchien zeide fredrik om deeze reden, dat Keizer joseth in deezen Veld.ogt zijn Doctor was. A. d. II. (f) Fisher ade th. f. 40. Men meent met zekerheid te weeten, dat 'er van 's Konings Armee, in deezen Veldtogt, bij de 40000. man wegliepen.  te k drik des tweeden. 171 Elve, om daar door de vereeniging met zijnen broeder gemaklijker te maaken. De Keizerlijken maakten aan den rechter oever der Elve de zelfde beweegingen, welken de Pruisfen aan den flinker maakten, en legerden zich bij Arnau tegen over de Pruisfen; alwaar zij zich andermaal verfchansten. Frrdrik beproefde het nu, om tusfchen Arnau en Hohenèlbe over de Elve te komen: maar de waakzaamheid der Oostenrijkers verijdelde dit voorneemen. Hij ondernam het een ftuk weg verder; dan van 'sgelijken te vergeefs. Eindelijk verdroot het hem, zich langer in deezen ongebaanden oord (*) afiematten; hij,nam deswegen het befluit, om terug te trekken, en,' voor den aanmaanden Veldtogt, vriendelijker aanblikken van het goed geluk af te wagten. * * * Henrik, van zijnen kant, wagtte al geduurig voort op een gunftig oogenblik, om de zo vuurig gewenschtë vereeniging te bewerken: doch hij wantte daarop even zo vergeefs (t) als zijn broeder de Koning. Hij trachtte laudon uit zijne verfchanfingen te lokken, om hem flag te Ieeveren. Daar toe fcheen hem geen middel zo gefchikt, als de vertooning te maaken, van zich naar Praag te willen begeeven. Op (*) Vie de fred. Tom. III. pag. 302. (f) Ter zelfder plaatfe.  *7* het leven van Op den hstfte-h van Oogstmaand begonnen platen en mollendorf ook, met de daad, die Stad te naderen. Dit baarde den Imvooneren vrees en fchrikmaar laudon liet de Pruisfin ongemoeid heen trekken en bleef in zijne verfchanfingen. De fchrandere henrik merkte weldra, dat Praag voor deeze keer voor hem eene muizenval zou weezen, en liet ziine iroupes weder terug keeren. Fredriks wijduitgebreide ontwerpen vervloeiden geheel en al tot niet. Daar bleef voor zijne Krijgsbenden niets overig, dan, zo lang het jaargetijde zulks nog zoude wiilen veroorlooven, zich op kosten van den vijand te geneeren en brandfchattingen op te haa. len. — De Oostenrijkers deeden het zelfde op de Saxifche grenzen, welken zich in eenen weerloozen ftaat bevonden. Eindelijk begaf zich de Koning met zijn, door het overloopen, te famen gefmolten Leger, over Aljladt naar Schazlar terug. Zijne terug togt geleek meêr naar eene vlugt. De kolonne van den flinker vleu.. gel, welke bij deezen terugtogt zich aan den rechter bevond, trok alleen voorwaard. Van deeze omftandigheid bediende zich Keizer joseph, en liet denzelven door den Generaal wurmzer aangrijpen,' welke over de =000 man (*; deels verfloeg, deels gevangen, nam. De Koning wilde zo lang bij Schazlar blijven, tot dat hij wegens-den terugtogt van Prins henrik, die zich naar Saxen moest begeeven, bericht zoude hebben bekomen. „ Na- (*)Loyds Verhandeling over de algemeene grontfre. gelen der Krijgskunde bl. 143.  fredrik des tweeden. 173 „ Natuurlijker wijze, zegt de groote Krijgskenner „ loyd (*), zou men gedacht hebben, dat Prins „ henrik zijnen terugtogt op de Laufits zou hebben ge„ nomen, langs denzelfden weg, welken hij gekomen „ was: dan tot verwondering van ieder Officier, die „ der zaake eenigzins kundig was, nam hij eenen an„ deren weg, die lang, moeielijk, en boven maate „ gevaarlijk was. Hij trok de flinker flanke van den „ Veldmaarfchalk laudon voorbij; nam zijnen weg „ op de Elve aan: ging deezen ftroom bij Leutmeritz „ over; rukte van daar door de engten van Saxen, ,-, dat land in, en volbragt zijnen terugtogt in alles ge„ lukkig, wijl 'er niemand ten voorfchijn kwam, wel- . ke hem ontrustte. — Waarom een Generaal als „ laudon, (vervolgt loyd) aan het hoofd van eert Z talrijk leger, dén Prins, bij zijnen overgang over de „ Elve, niet geheel en al den weg hebbe afgefneden, „ blijft een onverklaarbaar geheim, daar ook de vorst karel van lichtenstein met een Korps bij „ Melnik ftond, die den overtogt van vooren had „ kunnen beletten, terwijl de Veldmaarfchalk laudon, „ met de ganfche armée den vijand in den rüg had „ kunnen aantasten." Dan ik voor mij geloove, dat dit geheim ligt te verklaaren is. Wij behoeven flechts zo vrij te zijn, om voor eené waarheid aan te neemen, dat laüdon' een geheim bevel in de zak hebbe gehad, om den Prins op zijnen terugtogt niet aantetasten (f), en dat Prins ' (*) Ter, op de voorige bladz., aangehaalde plaatfe. (t) In eenen brief, welke maria theresia aaa ï red rik. fchreef, las men onder anderen: ,, Mijn mo«- ,, der»  *74 HET LEVEN VAN Prins henrik van dit bevel geweeten hebbe. — De zaak is re meer waarfcbijniijk, dewiil buiten dien een groot Veldheer, gelijk Prins henrik, niet wel zulk een fisater konde maaken, en de even groote laudon hebben nagelaaten van dezelve tot zijn voordeel gebruik te maaken. *• * * P X rins henrik nam zijn winter verblijf in Saxen. Fredrik zou het zijne liever in Boheemen hebben willen neemen: doch moest zich met Silèfièn behelpen. De Fruisfen hadden Troppau en jfagerndorf in bezit. De Oostenrijkers poogden hen daar uit te verdrijven. Daar vielen, geduurende den winter, verfchei dene kleine gevechten voor; doch met ongelijk geluk en zender eenige beilisfing. i)e e pening van den Veldtogt was van even zo weinig aanbelang. De Keizerinne van 'Rusland had bereids in Wintermaand van het jaar 177S. door eene open- ,, derlijk hart is met zo veel te meêr reden ongerust, ,, daar ik twee mijner Zoonen, en een geliefd behuwd Zoon bij de arme'e hebbe. Mijne wenfehen ftrekken ,, daarheenen, dat'de onderhandelingen, welken tot mijn „ leedweezen zijn afgebroken , wederom hervat en „ ten einde worden gebragt enzv. " , Moest niet maria theresia, bij zulke gezindheden, niet eiken beflisfchenden ftap trachten te vermijden? fredriks Werken 5. dl. bl 317. van dc franfche uagaave.  FREDRIK DES TWEEDEN. 175 openlijke verklaaring den grond tot den vreede gelegd. Fischer zegt (*;, dat Rusland thans in Duitschland de rol had overgenomen, welke Frankrijk daar voormaals fpeelde. Th erksia wilde vreede, want zij was oud, en zag de hoofden hamer onderdaanen niet voor fpeelpenningen (f) 'aan; de Koning was daar mede ook gediend: want hij zag wel, dat het in het jaar 1778. zo gemaklijk niet viel, om naar Praag te trekken, als in de jaaren 1741 en 1757; en joseph moest zich dit laaten welgevallen, wijl hein de handen gebonden waren (§). Daar werd onder bemiddeling van Rusland en Frankrijk, te Tefchen, een Congres gehouden, en op den 13. van Bloeimaand des jaais 1779. den vreede geteekend. Oostenrijk, behield dat gedeelte van Beieren, 't welk tusfchen den Donau, den Salts en den tm gelegen is; naar fredriks oogmerken had het zelfs geen her- dershut moeten bekomen. Saxen kreeg van het Paitfisch Hof zes millioenen guldens. F r E- (*) 2de th. f. 21?. (t) Als wij, Vorften,'om landen fpeelcn, zegt fredrik in zijne Schriften, dan zijn de onderdaanen de lpedpenningen. (§) Theresia wilde volftrekt vreede hebben. j o: seph, die jong en eerzuchtig was, en wien de dag de» geluks reeds in den eerften Veldtogt aanlachtte, wilde den Oorlog voortzetten. VEmpereur, (zo leest men in het 5. dl. van fredriks Schriften bl. 249-) inflruit de la negociation du ff. THUGüt, en fut furicux: il écrivit a fa mcre, que ft elie muloit fa-ire la faix, il ne retournerait jamais d Vienne , V s'itaWroit a Aix Itrchapell.*. enzv.  X76 het leven V A ij Fredrik fpeelde den grootmoedigen, wijl hij'er toe genoodzaakt was: hij begeerde geene fchadeloosltellmg (*) offchoon hem deeze oorlog dertien millioenen kcstede, en het vijfde deel zijner Soldaaten weggeloopen was. Daar voor maakte hij zich in het Patadijs, 't welt door djeren bewoond werd (f), eenen grooten naam, ert het deswegen ook, door alexander trippel, tè Rome een zinnebeeldig gedenkteken van mar¬ mer gips vervaardigen, waarmede hij den Graave van hertsberg befchonk. Dit was het einde van eenen Veldtogt, welke, gelijk de onpartijdige Krijgskundige loyd r.p'zienuitdrukt, voor den Keizer (**) even zo roemrijk uitviel als fchandelijk voor de Pruisfen. Fredrik verloor eenige lauerbladen uit zijne helden kroon, welken lascy en laudon in de hunnen vlegteden. C*} Vie de fred. Tom. III. pag. 413. (t) Met deeze vleiende benaaming vereerde fredrik Beierland. A. d. H. (S) Fischer f. 417. CDLoyd's Verhandeling over de algemeene grondrégelen der Krijgskunst, bl. 144. (•*) Fredrik noemde den Roomfchen Keizer beften, ftendig eaput orbem in plaats van csput orbis, en desniette. genftaande wilde hij voor een kenner der Latijnfche Taal gehouden worden. Zo zeide hij ook: de gujlibus non eji dispurandus; beatus pauperes fpiritus; compille intiare; en als hij aan iemand bevel gaf, om eenen brief te ver. branden, gefchiedde het met deeze woorden: in ignis in. fernalis conforabitur. Büschino bl. 33,  E R E D R ï K DIS TWEEDEN. IfJ • i • TT* XVomhg fredrik, zegt de Gefchiedfchrijver fischer (*), had in den zevenjaarigen Oorlog de zeer vermogende werking der Vaderlandliefde en des Staacs-ijvers ondervonden: maar in deezen Herfst- Oorlog eene zichtbaare taaning in deeze deugden waargenomen. Dit is ten naasten bij te zeggen: fredrik gevoelde, dat zijne Soldaaten zich niet meêr zo gewillig, als voorheen, terflagtbank lieten voeren, en tevens , dat zij bij duizenden van hein wegliepen, zo dra én waar zij flechts daar toe de kans fchoon zagen. Om zijne onderdaanen, dieshalven, deeze deugden we. derom in te prenten, fchreef hij brieven over de Vaderlandliefde; en zijn Minifter van Jultitie, zedlits, onderfteunde hem hier in met eene Verhandeling over het Patriotismus. Fischer (f), intusfchen, is van meening, dat Vaderlandliefde alleen door een góed onderwijs in de Schooien bevorderd kan worden — doch fchuift te gelijk de fchuld der verkoeling van het Patriotismus op de vel fche wijsgeeren, die zich voor Waereldburgers uitgeeven. Wat mij betreft, ik vinde het geheele denkbeeld, om van een hoop menfchen, die fredrik grooten. deels met geweld opvangen en als honden afros fchen liet, Vaderlandliefde te eischen, een zeer grappig denkbeeld. Dan (») II. Th. f. 419. or zijnen Secretaris liet bezo-g^n. Nu was d beer los. Hij begaf zich in heiligen juftitieijver ontftoken, naar Berlijn; liet den Grootkantfelier furst; met en benevens de kamer-gerechts-raaden, welken het vonnis hadden geveld, in het ilot komen; alwaar hij hen allen, wegens deeze vermeende on» rechtvaai digheid, niet weinige verwijtingen deed. Een ander Alleenheerfcher zou eerst de zaak nog Hechts eenmaal hebben laaten onderzoeken ; maar fredrik hieuw ui het politieke vak ook gaarne den knoop te midden door — de Grootkantfelier wierd afgedankt; de Kamer-gerechts-raaden werden op "sBailliuws gevangenis (Haupt\o°teij gebragt; de Prefident van finkenstein re Kuftrin, werd afgezet, en de Regeerings - raaden wierden naar de vesting gezonden. Fischer zegt, dat fredrik over het voorval in perfoon het Protocol gehouden hebbe; waarin, naar zijne meening, onfchatbaare gedenktekenen zijner liefde voor gerechtigheid, en zijne landsvaderlijke tederhartigheid vervat zijn, ,, De Juftitie Collegien, wordt daar in (♦) ge- zegd, moeten weeten, dat de geringde Boer, „ en zelfs de Bedelaar, eyen zo wel een mensch is, „ als haare Majefteit de Koning, en dat hen in alles „ recht (*) II est étonnant, qu'ayant cette facen de penfer, il n'ait ras tra*aillé a donner 4 fes loix ce caraaire facré, qui les met au desfus du Souverain même. Vie de ?r.ïd. Tom. IV. pag. 182. M 3  181 HET LEVEN VAN „ recht moet wedervaaren. Alle menfchen- zijn el» „ kander, met opzicht tot de gerechtigheid,' gelijk; „ de Boer aan den Prins en de Prins aan den Boer, „ wanneer ?ij tegen elkander éenige klagten- bebbrn „ in te brengen. Bij zulk eene gelegenheid moet „ zonder aanzien van perfoon, met iedereen, naar „ rechtvaardigheid worden gehandeld. Een gerechts„ hof. 't welk onrechtvaardiThiid pleegt, is fevaar„ lijker en meêr te vreezen dan eene bende gaauwdie„ ven; want voor deez? kan men op zijne hoede „ zijn: maar voor fchelmen, die zich in den mantel „ der gerechtigheid verfchuilen, om derzelver fnoode „ oogmerken te bereiken, kan zich geen men.ch „ wachten enzv." Dit zijn, indedaad, allen voorrreflijke dingen: maar van welk nut zijn zij, wanneer de Alleenheerfcher zich zeiven aan de heilige nakoming der wetten niet verpligt (*)? — Wanneer hij door eene magrfpreuk het vonnis zijner plaatsbekleeders vernietigt, en hen, gelijk hier het geval was, zelfs met een voorbeeld van onrechtvaardigheid voorgaat? Dan, het was zo met de daad fredriks chaiafler, altijd anders te doen, dan te fpreeken. In den Jaare 1780. benoemde fredrik den Sikfifchen Juflitie-Minifter carmer tot Grootkantfelier, en be-, (*) Ter zelfder plaatfe.  FREDRIK DES TWEEDEN. t%$ beval hem, in het geheele Juftitie-wezen zijner landen , eenige verbeteringen te maaken, Deeze Minifter, zegt onze Franfche Autheur, moet met eenen zeer grooren ijver hebben gearbeid: want hij liet reeds in het volgend jaar eene nieuwe orde van rechtspleging, weke twee dikke boekdeelen in Octavo bedroeg, drukken, en federt dien tijd kwamen 'er nog verfeheidene deelen van het nieuwe Wetbosk in het licht, waar aan hij arbeidde. In fpijt van deeze zorgvu'digheid, heerschrtT nog de grootfte verwarring (*) in de .Pruisfifche Gerechtshoven. De Raadsheeren, die nog aan de oude wijze om rechtszaaken te behandelen gewoon waren, wisten nu volftrekt niet hoe zij het maaken moesten. Zo dikwerf zij partijen ondervraagen moesten, droegen zij de nieuwe orde van rechtspleeging onder den arm, en zochten dan bij ieder geval in den bladwijzer en vervolgens in het werk zelve, hoe zij zich te ge» draagen hadden. Met één woord, men verwilt allen de aeenen, die onder de regeering van fredrik aan de verbetering van het gereentswezen hebben gewerkt, dat het hen meêr zij te d^en geweest, om zich eenen naam te maaken (f , dan de oogmerken en bedoelingen des Konings ten uitvoer te brengen. Middelerwijl, dat carmer aan het nieuwe Wetboek werkte* of werken liet, bekwamen verfcheider* onfchuldigen, die in de gevangenisfen verf/machteden, naauw» (*) Malgré tous ces foins on peut dire , que la confufion la plus grande, régne toujours dans les tribuncaux, Prufiens. Vie de FRED Tom. III. pag. 123. (t) Terzelfde plaatfe. M 4  I»4 HÏTLIVÏNVAN naauwlijks, na lang bidden en fmeeken, eene dub. belzinnige uitfpraak omtrend hunne gevallen. Men deed hen van fchrik terug deinzen (*), die over onrecht kwamen klaagen, en was reklijk jegens anderen, die zich niet lieten affchrikken. Ieder befluit van de Kanfelaarij ( al ware het flechts van twee bladzijden zonder zegel; kos:ede eenen ongelukkigen, die dikwijls meêr dan werk had, om zijn dagelijks brood met harden arbeid te verdienen, drie of vier daalers; en zo gingen dikwijls de gerechtskosten de fomme, waar over men zich kwam beklaagen, te boven. Niets was, volgens de woorden van onzen Franfchen Autheur, zo grappig als de wijze op welke in Pruisfen de rechtjpleegingen wierden gehouden. „ Men verbeelde zich, zegt hij ff;, eene lange, tafel rondom dewelken twintig jonge Raa.lsheeren gezeten zijn, van dewelken ieder bezig is twee partijen te hooren. Hier ftaat een wijf met haaren man, lustig met elkander te kijven; naast hen wordt een jood Wegens woeker of bedriegerij verklaagd; wat verder ftaat een bedroogen meisjen, al fnikkende, haaren verleider bekend te maaken; daar digiebij klaagt een edelman over zijne Boeren, of een Boer over zijnen Landheer. Hier fpreekt men van echtbreuk, geledene befpotting, of een vechtpartij- ginds van tarwe, rogge, haver, hooi — daar weêr van Interesfen tegen 9 en 12 ten honderd: en daar naast van onderhoud voor een «nccht kind. Alle (*) Vie de fred. Tom, III. pag. 130. (t) flde th. f. 435.  i r e d r i k des tweeden. 185 Alle deeze ftemmen, welken elkander onophoudelijk cverkruisfen, maaken een zo wonderlijk geprevel uit, dat het voor den meest geöefenden rechter onmogelijk is zijne opmerkzaamheid te bepaalen op de zaak waar over hij beflisfchen moet. Voeg hier nog bij, hoe ligt een jong Raadsheer, die raar, op de plaats, eene zaak van gewigt beoordeelen moet , verftrooid kan raaken, als hij daar nevens zich een gehuwd man de ontrouw zijner vrouwe van ftukjen tot beetjen hoort ontleeden. Dikmaals hoort hij naauwlijks de helft van het geen partijen zeggen, die hij eigenlijk voor zich heeft; terwijl hem geen lettergreep ontfnapt van 't geen zijn buurman, naast hem, ver- Deeze fchets is voor Pruisfen juist niet zeer vleiend, en fchijnt eerder onder de onbefchaafde barbaaren te huis te behooren, dan ontleend te zijn uit de hoofdftad van ïredri ï den eenigen. Ondertusfchen is men verpligt te erkennen , dat tred rik in ernst voorgehad hebbe;, het Juftitie - wezen in zijne landen te verbeteren: maar het haperde den salomo van het noorden, aan dc rechte gaaven, om een wijs Wetgeever te kunnen zijn, Daar 'er nu niets meêr te veroveren, noch te deelen viel; en 'er zich ook geene gelegenheid aanbood . waar in fredrik zijne bekwaamheid, als fcheidsman, aan den dag kon leggen, zo wilde 'hij nu de waereld op eene andere wijze van zich doen fpreeM s ken.  116 het leven van ken. Hij fchreef een Verhandeling over de Duitfchs Letterkunde. Fischer, 'tiswaar, bekent zelve , dat fr " dr ik met de fchoone Duitfehe Lette:kunde weinig bekend, en, ten aanzien van de kennis haarer vorderingen, een goede dertig jaar achter aan kwam. Ook Graaf hertsberg had liever gezien, dat de Koning, zo hij toch als Schrijver wilde blinken, eer.ig ander voor* werp voor zijne pen had uitgekozen : maar de Verhandeling werd gefchreven, en zelfs van de Duit» fche Recenfenten geprezen. Jerusalem en tralles fielden zich voor de eere der Duitfehe Letterkunde, die door fredrik zo gebrandmerkt was, in de bresfe. Dan dit was overbodig; de fchrandere waereld lachte buiten dat, over fredriks Verhandeling. Men vergaf deh Koning het fcheppen van dit misgewas, wijl men hetzelve voor eene zwakheid Van den ouderdom hield. In het zelfde oogenblik, waarin fredrik om nieuwe lauërbladen voor zijne letterkroon in het fhijdperk zwoegde, won hem het hof van Weenen in her veld der Staatkunde den prijs af. „ Vorst kaunits, die de begaafdheid van den „ Staatsman bezit, om zich gunftige omftandigheden ten nutte te maaken, in het zelfde oogenblik, waar „ in hij dezelve ontdekt, vond de openbaare zaaken „ in dien ftaat, dat het waarfchiinlijk ware, den ,, Aartshertog maximiliaan het K^urvorftendom „ Keulen, benevens de Hoègftiften, Munfte'r en Pa„ derbern te bezorgen. Hij verkreeg van den Paus „ een brev.t, waarin deeze de verkiesbaarheid van ,, MAxi'- iLiAAN erkende, en men wist ook het „ Plof van Keulen overtehaalen, toe het begunftigen „ vaa  fredrik des tweeden. I87 „ van het Coa-'ju orrchap. Na da' rnen zich van dé meeste ftemmen had verzekerd, werd de dag der „verkiezing bepaald; welken de Graaf van met„ tbrmch, als Keize Lijk gemagtigde, bijwoonde,„ en daar bij groote fommen verfpüde. De Koning $ „ aan wiens belang deeze verkiezing nadeelig was$ „ poogde met de helft van eenige misnoegde Dom„ heeren dezelve te beletten. Dan hét was wel voor-' „ uit te zien, dat daar aan niets te doen was, en „ Oostenrijk zich reeds voor lang van den goeden „ uitflag verzekeid had. — Deeze zijn de eigen woorden van den Gefchiedfch'ijver fischer (*)', en het is vreemd, hoe fredrik zich zo veele moeite konde geeven, om eene zaak tegentehouden, welke* volgens zijn eigen, fchrander vooruitzicht, niet meêr te beletten was. — In het zelfde jaar 1782, waar in de Koning over de Duitfehe Letterkunde fchreef, en het Weener Hof hem dien po's met den .Coadjutor fpeelde, liet hij wederom in Berlijn en Potsdam vijf- en veertig burger huizen bouwen (^f ), welken hij vervolgens aan lieden van onderfcheidene foort (§) uitdeelde. De Duitfehe Dichteres karsch zond hem een gedicht, en bad ,hem, (*) *de th. f. 435- Cf) Eenige Burgers beklaagden zich over de wijze op welke de Koning hen déeze huizen deed bouwen. Dit verdroot hem zo zeer, dat hij voornam in Berlijn geen Burger huizen meêr te laaten bouwen. Het bleef, echter, niet bij dit befluit. Fischer bl 443. Cf) Frderic diflrièuait cheque annie cinquante eu foixunte maifons fuperbes a des geus de teute espéce. Vie de rs.es. Tom. IV. pag. 295.  183 HttTLftVKNVAK hem, dat hij toch ook voor haar een klein huisien wilde laaten bouwen. Fr e d r ie, die over de Duitfehe Letterkunde fchreef, het deeze Duitfehe Zanggodin, in plaats van haare bede te vervullen, vier Daalders ter hand ftellen. Mevrouw karsch zónd hem dezelven met vier vaerzen terug, waarin zij fredrik te verdaan gaf, dat zulk eer. gefchenk beneden de waarde eenes Konings, en ook beneden haare waarde was. De tegenwoordige Koning die 'er zich van het begin zijner regeering aan gelegen beeft laaten * zijn, de misftappen van fbedkik den tweeden (f) te verbeteren, heeft deeze Dichteres een zeer fchoon huis laaten bouwen. De zelfde Gefchiedfchrijver verhaalt ons nog eene anecdote (§}, welke hier niet ter onrechte plaatfc zal ftaan. Een braaf Leeraar bezong de verjaardag des Konings in eene Ode. Ieder rechtfehapen Vader des Vaderlands zou, al waren de vaerzen nog zo flecht geweest, uit aanmerking van den goeden wil, dezelven oen Dichter ten goede hebben gehouden: maar tredrik de eenige geesfelde den armen Predikant in een Gedicht, 't welk hij hem toezond, op eene , (*) Verftaat de laatst overledene, fredrik wil■ elm de II. Ct) Frederic cüillaome II. qui »'est empresfé des les premiers moments de fon regne, de reparer les fau. tes de fredric IT. a fait b3tir une trés belle maifon a Ma iam.' karsch. Vie de fred. Tom. IV. pag. a8p. ($J Vie de fred. Tom. IV. pag. apj.  t 1 1 O 1 I K DES TVTEEDEM. 1S9 *ene verfchrikHjke wijze, voor zijn goed, Vaderlandsch hart. Ziet hier een brok daar van. „ (*) Vriend Rijmer. Paap vol van inbeelding! „ van waar die vermetele luim, om door onbefchaafde „ vaerzen het geboortefeest van uwen Koning te ont* „ heiligen? Zeker heefc mijn Confiftorie niet gedacht, toen het u rot Boodfchapper der genade aanftelde, „ een nachtuil van Paraas, op den Predikiloel te ,, plaatfen. — — — — — — — — — „ Bemoei u niet met een vreemd ambt. Gij hebt „ eene kudde; blijf gij derzelver herder. Laat het „ aan mijne Generaal-Regisfeurs over mij té beflee„ len; laat mijne Generaals het recht, mij te bedrie„ gen; mijnen onderdaanen^ het niets beduidend genoe- gen, om over de lasten, die zij moeten opbren* gen te morren; (offchoon zij, op mijn eer groot „ ongelijk hebben.) Wilt gij mij,echter, teni.en ïienst „ doen, zo roep hen, met luider keele, van den Kan,, fel toe: ziet daar de Hel voer uwe Voeten, O riste- „ nen! betaalt uwen Koning. Maar rijm nooit „ weder op mijnen verjaardag (t)«" Had ( *) Ami Rimeur , prêtre préibmtueux , D'oü vous vient 1'humeur téméraire, De profaner par des vers raboteux De vetre Roi 1'anniverfaire ? Sans doute lorsqu'on s'avifa De vous nominer héraut de grüce, Mon confiftoire ne penfa Introduire 4 la chaire un hibou de Parnasfe. enzv.' (f) Zekc had deeze Prediker zulk een andwoord niet verdiend; gelijk onze Schrijver te r«cht aanmerkt. En het komt m ij vr, dat deeze hooggeroemde Koning hier we-  »9° het leven van Had de braave Prediker, die het met zijne Ode zo wel meende, den Koning niet met recht weder kunnen andwoorden: 6 Groote fredbik.' bemoei u niet met een vreemd ambt. — Gij hebt onderdaanen; wees hun Koning. Geef hen een Wetboek, vervuld met wijze wetten. Stel geene imvauden w onderuijzers der Jeugd aan. Bevrij uw Folk van de pest der Fran. fche Regisfeurs. Stel uwe onderdaanen in ftaat, dat zij zich zeiven huizen kunnen bouwen, en niet enkeld van uwe weldaaden moeten afhangen. Behandel me Solaaaten menschtvker. Wees indedaad, V geen gij flechts in naam zijt: een Vader des Vaderlands, en een salomo van het noorden, en Verfpil UW* kostbaar en tijd niet met vaerzen maaken (*_). * * 7 ^° zeer fredrik 'er opgeteld was, dat alleen adelijken Officiers plaatfen bekwamen, zo hie d hij 'cr echter, niet van, om, Prinfen en Graaven bij de Armée te hebben. Zo weder al zijne Wijsbegeerte vergaet. Niet weinig knorrig en gramftoorig ziet 'er dit vaers uit: en niet weinige hooge, koninglijke , zelf - verbeelding blinkt in verfeheidene regels van hetzelve door. Maar misfchien had de Prediker, in eenvouwigheid zijnes harten, zonder dat hij 'erzelf erg in had, (met opzicht rot 's Konings Officieren, Tolbedienden enzv.) waarheden gezegd, die de Koninglijke Dichter liefst niet hoorde. Vertaaler. (f) Vie de fred. Tom. IV. pag. 314.  FREDRIK DES TWEEDEN. IQt Zo liet hij ook geen Italiaanen in ziinen dienst toe. Toen hem eens de eigenaar van een Regiment eenige Italiaanfche Edellieden ter plaatfingvoorfloeg, andwoordde hij hem: „ Ik houde zeer veel van de Italiaanen en „ bewijs dit door de groote belooningen, welken ik aan „ mijne Operisten geeve: doch bij mijne Armée zou ik „ altijd bevreesd zijn voor de weekhartigheid, mismoe„ digheid en vertfaagdheid, welken men hen verwijt." — Ziet daar weder aan eene geheele Natie onrecht doen: want Italitn weet meêr dan een braaf Veldheer en veele dappere Officieren aantewijzen. In het jaar 1783. verfchenen weder nieuwe uitgaaven der Schriften van den Wijsgeer van Sans-fouci, welke volgens fischer, nog zeer onvolkomen waren. Omtrend deezen tijd fchreef fredrik ook de Gedenkwaardigheden des Oorlogs van den Jaare 1778. die, naar de uitfpraak van den kundigen loyd, voor Pruisfen zo fchandelijk uitgevallen was. De Dantzigers veroorzaakten den Koning eenige moeiëlijkheid. Zij wilden zich de gelegenheid des tijds ten nutte maaken, en zich van alle Pruisfifche bepaalingen losrukken. Fischer legt hen ten laste , dat zij den Pruisfen, de vaart op de Weisfiel over hun grondgebied beletten wilden, en tevens beoogden , om door geheime kunstgreepen, te bewerken , dat het uitfluitend recht van op Poolen en Pruisfen handel te drijven , hen op eene plegjge wijze wierde toegekend. Fredrik gebruikte eenige wedervergeldingen, van dewelken hij, echter, op voorftellingen hem desWegen door de Keizerinne van Rusland gedaan, weder afzag. In het Jaar 1781. kwam het eerde deel van het •ieuwe Wetboek in het licht; hetwelke de Pruisfifche ma-  101 HITEEVENtAN manier van recht pleegen weder een weinigjën op de beenen hielp. „ De Wijsgeeren, zegt fischer, „ bij deeze gelegenheid (*), befchouwen den m nsch „ niet zo als hij met de daad is: maar zo als hij be„ hoorde te zijn. Dit geeft aan doortrapte knaapen, „ wier hart ondeugend is, gelegenheid tot eindelooze „ misbruiken. Het is jammer, dat men heden ten * daSe de Staatkunde, die de Koningin aller wee„ tenfchappen behoort te zijn; doch welke tegen„ woordig tot de dienstmaagd der Huishoudkunde „ vernederd is geworden, zo zëer miskent. Zij ii leert, höe men de menfchen naar aanleiding hun„ ner verkeerde geaartheid moet behandelen, en be„ letten, dat hunne kwaade hartstogten, en hunne „ arglistigheid, voor de rechtfchapenen in den lande4, niet al te Zeer nadeelig worden." Dit is wederom zeer vernuftig géredenëerd: maar was fredrik niet een der eerften, die de Staatkun-* de (Peiitik) tot de Dienstmaagd der Huishoudkunde (cekonomie) vernederd hebben? Hier geeft mij rii scher zelve (f) een bewijs aan de hand. Ik zal bier, dewijl ze van al te veel aanbelang zijn, zijne eigen woorden opgeeven. ,* Bij het Gezandfchaps wezen, zegt hij: fchijnt de Koning niet veel geluk gehad te hebben. Hij lag „ daar aan niet veel te kosten, dewijl het geld ten „ lande ui/ging. Dan, daar hij ook die geenen, wel„ ken hun eigen vermogen daar bij opgezet hadden, „ niet met hooger bedieningen beloonde, zo volgde „ daar uit, dat zich ten laatften weinigen ter vervul- » ling (*) Fischer, iile th. f. 455. (t) 2de dl. bl. 454.  FREbRIK des t W e È d * N. 393 s, h'ng dëezfer posren wilden haren gebruiken en meri' „ genoodzaakt was daar toe buitenlanders te ntemerr „ of daar bij zulke perfoonen toetelaaten> welken „ bun geluk door buitenlandfche huwelijken verbe^ S, terd hadden. Over het geheel genomen befpeurt men bij den jongen Pruisfifchen adel een* alg-mee» nen ^keef, om zich in Staatszaaken te laaten ön„ derwijzen en in Staatsweetenfchappen te oeferen." Zeker zweefde den jongen Pruisfifchen adel fredriks èinfpreuk door het hoofd: Men verknigtflechti paaling der zeden. Maar zimmerman heeft, waarfchijnlijk , nooit een recht denkbeeld van het algemeen en waar Nederlandsch Patriotismus gehad; gelijk heel veel vreemden dus omtrend ons Patriotismus —■ onze Staatkundige! omwentelingen — en de aanleidende redenen daar toe, elendig dwaalan. B. V. Toen de Pruisfen in den jaare 1787. ons Vaderland overweldigd hadden, waren 'er onder dezelven veelen, die zich over het foort der Nederlandfche Patriotten zeer verwonderden; en met veibaazing vernamen, dat daar toe zo veele aanzienlijke, deftige, zeer rijke en vermogende lieden behoorden; Want men had hen wijsgemaakt, dat de Patriotten flechts beftonden uit het Canaille — uit het •llergemeenfte foort — de heffe des Volks. Maar zimmerman, die, zo ik meene in Hanover te huis behoort, en dus nog al eenise betrekking tot het Hof van Engeland heeft, heeft misfchien de pooging , om de Stadhouderlijke Regeering te vernietigen, voor een zoeken «aar teugellooze vrijheid aangezien. Vertaaler. (*) Zeker verftaat zimmermaw daar door flechts valfche Deïstinnen, want waarom zou het echte Deiïsmus niet met de zedelijkheid in verband ftaan? A. d H. (f) Eerst in het jaar 178a. begon eredrik de fchaielijkheid zijner verlichting in te zien; en toen begon hij ook de Echtfcheidingen te beperken , ten minllen de zeiven méér moeilijk en bezwaarlijk te maaken.  fredrik DES TWEEDEN. IQQ „ ten tijde toen het zeden - bederf aldaar op het hoog., fte was. De meest verlichte lieden van de groote „ waereld veroorloofden zich , fomwijlen, om moeder„ naakt te danfen. Kostbaare, nooit gehoorde en mis„ fchien anders benijdde, fchikkingen om ontucht te „ bedrijven maakte men voor oude, vette en welge» „ voedde Dames van uitgebreide verlichting. Berlijn* fche Leeraaren (de voornaamfte en uitmuntendfte „ Leeraaren van Europa) wierden in wijnhuizen uit* „ gelachen, wijl zij nog in de duisternis leefden, dat „ is, wijl zij nog in den Godsdienst van jesus ge- ,, loofden. — — — — — — — „ Maar nergends ging de verlichting, vermoedelijk in „ de hoop op verderen voordgang, zo ver, dan in „ Potsdam. Daar waren de Deïstilche grondftellingen „ zo algemeen, en de verlichting was daar zo groot, ,, dat zich, alleen in Potsdam, gelijk mij Officieren „ uit het gevolg des Konings verzekerd hebben, in de „ laatfte 10. jaaren, drie honderd menfchen met eigen „ handen om het leven hebben gebragt." ln een ander gefchrift, '- welk na den dood van tredrik in hec licht is gekomen (*), worden de Berlijners met nog fterker kleuren afgeichilderd. De Dichter laat den Koning aan den Hellenvloed verfchijnen en met den ouden veerman charon een gefprek voeren. — Het lust mij daar uit eenige plaatfen af te fchrijvero. Charon. En gij verbeeldt u met de daad de Dweeperij (het Fanatismus) uit uwe landen verdreven te hebben? De (*) Koning fr.iedr.ich am Höllenfiusz, einc fcene tns der Unterwelt. Danrzig 1785. N 4  het leven van Da koning. Ik verbeelde mij dit niet flechts: — ik ben des wangaar.de overtuigd. Eenige Paapen mogr ten het zelve nog in ftilte aanhangen: maar ook de meesten van deezen namen mijne giondftellingen. aan. Charon. De waereld noemde u den Koning der Wijsgeeren, en gij kondt in ernst gelooven, dat dit zo was. Neem mij niet kwaalijk; ik had bij u toch meêr menfchen- kennis verwagt. De Koninc. (ter zijde) De Rakker wordt al geduurig iomper. Charqn. Gij moogt zo zwart kijken als gij wilt, het is toch zo. Waarom meent gij wel, dat uwe. Brandenburgers en Pruisfen op de Oostenrijkers zo gebeten waren en het nog tot op dit oogenblik zijn? De koning. Wijl zij dezelven voor Vijanden des Vaderlands hielden. — C h a r o n. Misgefchoten mijn Heer de Koning! — Zij haaten de Oostent ijkers, wijl deezeu Katholijken zijn, en den Paus erkennen. ( De Koning geraakt in diep gepeins.) Charon. Twijfelt gij aan het geen ik zegge, zo vraag het eens aan die fchimmen, welken daar ginds, bij geheele hoopen zwerven. Daar zijn Brandenburgers en Pruisfen bij menigte onder — — zij zullen u verklaaren, dat zij u enkel en alleen, wegens de Religie zo ijverig aanhingen. En gij kondt u verbeelden de Dweepérij (het Fanatismus) uit eene Natie te hebben verdreven, welke eene andere wegens Godsdienftige gevoelens haaten kan? De koning. Gij zegt mij daar dingen, die mij juist niet verwonderen, en ik moe:, u bekennyn, dat ik  fredrik des tweeden. 201 ik zelve zo iets van dien aart bemerkt hebbe: maar was het niet al wederom eene proeve mijner wijsheid, dat ik hun Religie -Fanai'ismus tot bereiking mijner oogmerken wist te gebruiken? Charon. Voor de vuist gefproken, mijn Heer de Koning! 't was toch evenwel geen meefterftuk; want zo dit uw oogmerk was geweest, dan had gij zeiven een weinigjen meêr Godsdienst behooren te hebben, ten minden te vertoonen. Maar wat gaat dat mij aan! Ik wilde u flechts onder 't oog brengen, dat het 'er met uw Hervormings wezen tamelijk grappig uitziet, en dat Bijgeloof en Godsdienftige geestdrijverij, bij lang na zo verre niet van uwe landen verwijderd zijn, als gij u wel inbeeldt. De koning. En dus ook de roem mijner Hervoim.ing vervlogen! En echter tilden mijne Dagbladen Nieuwstijding-Schrijvers, mij, deswegen, tot aan de wolken op. — Charon. Ik moet u nog wel wat anders doen hooren. Gefield eens, dat gij door uw hervormen uw volk van Godsdienftige dweeperij geneezen hebt, zo hebt gij toch, in de plaatfe daar van, een kwaad in uwe Staaten doen binnen fluipen, 't welk nog ruim zo erg is: ik nieene losbandigheid en zeden - bederf. Wat waren de Brandenburgers nog onder uw Vader kaerels als boomen! Maar federt gij aan het hervormen zijt geweest, hebben ze geen merg meêr in de beenen. Zij komen, gelijk windhonden, mager en uitgeteerd, tot ons afzakken; en vraag ik de knaapen, wat hen in hunne jonge jaaren zo uitgemergeld heeft, dan verklaaren zij mij voor de vuist, dar zij door hoeren en fodomij geheel en al elendig zijn geworden zo N 5 het  Soa HET LEVEN VAN het waar is, 't geen zij mij verhaalen dan is uw fchoon Berlijn niet dan een groot bordeelhuis ( * ). Di koning. Dat kan altemaal waar zijn, lieve oude! maar gelooft gij dan, dat het zo gemaklijk te doen zij, weetenfchappen en kunflen bij een volk in te voeren, zonder dat daar bij niet met een ook weelde en zeden-bederf mede binnen fluipen? Charon. Gemaklijk of niet gemaklijk, daar heb ik niets mede te doen: maar wanneer ik dat niet konde beletten dan zou ik het hervormen laaten nablijven. Dan, ik lach wat, falva venia, met uwe weetenfchappen en kunflen, als zij de zeden bederven; als zij de teering, de jicht, het water in de borst en dergelijke elenden veroorzaaken. — — — — — Dan, het is overbodig verder het gevoelen der Schrijveren aan te haaien, daar fredriks wijze opvolger (t) zelve de grootheid deezer elende inziet, (*) Fr.idr.ik nam deeze huizen in openbaare befcherming, en wilde aan geene klagten wegens dezelven gehoor geeven. De Secretaris der Akademie formey woonde tegen over zulk een huis der vreugde, en verzocht den Koning, om het zelve ten minden te verplaatfen: maar fredrik. fchreef hem terug: Mijn lieve formey! in txiuen en mijnen ouderdom kan men niets meêr doen, laat tns die geenen maaken, die nog kunnen Vie de fred. Tom. IV. pag. 283. ( f) Men houde al weder bier in het oog , dat dit niet de tegenwoordige: maar de laatst overledene Koning is, FRfcDRiK wilhelm. Jammer is het maar, dat de bcpaalingen aan de door fredrik aangevangene verlichting, waar van hier onze Schrijver fpreekt, door deezen, Ko-  i i i s i i i des tweeden. 203 ziet , en aan deeze valfche verlichting paaien zet * * * JÏ^redrik de wijze, kon, gelijk wij reeds gehoord hebben, zijne onordenlijke eetlust niet bedwingen. Hij verzwakte door zijne geliefkoosde fpijzen, de vette en onverduwelijke (f)Polentas enz. derKoning, die zo weinig zelve deed, wederom in zulk een ander uiterfte gezet zijn. Te veel, onder anderen, aan den leiband van wqllner. gaande, wierdea die bepaaJingen, de werkingen van dweep'achtige onverdraagzaamheid. Die looze ex - prediker, (dien de tegenwoordige Koning ook als een fchadelijk wezen van zich verwijderd heeft) wilde, misfchien , met zijne even flechte medebroeders , het Volk in den waan brengen, dat hst nu in Koning fr.edk.ik wilhelm een zeer vroom en Godsdienfiig Vorst had bekomen; en wij weeten hoe veele fchelmftukken onder het kleed van den Godsdienst wel zijn gepleegd. En Minifters, die alles op naam van dun Koning konden doen, konden achter dit masker nog al zo het een en ander verrichten. Vertaaler. (*) Maar koninc fredrik wilhelm de tweede moest komen, om den vp.rlic ii teren van berlijn te zeggen: Tot hier toe en niet verder- De eigen woorden van zimmerman bl. 243. Ct) Alle fpijzen , die op zijne tafel kwamen , waren zo overmaatig (lerk met kruid;riien aangezet, dat zimmerman, fchertsgewijze, van dezelve zegt: dat ze in de hel gekookt wierden. A. d. H.  204 het. leven van- derwijzen zijn maag, dat deeze hem een bron 'werd van groote elenden. De gevolgen daar van waren geduurig braaken en kolijken. Zijne natuur redde zich zelve, 't is waar, door dagelijkfche lïerke uitwaafeining en ook door natuurlijke diarrhoën; desniettegeftaande zetteden zich, echter, al van tijd rot tijd: flijm- en galachtige onreinigheden in het lichaam vast, en de ingewanden van -het onderlijf wierden al meêr en-meêr verflijmd, verftopt en verzwakt. Hij bevond zich dikmaals zeer zwak, en in zulke oogerjblikken zeide hij dan: Ik ben een afgeleefde oude kaerel; de mafchine wil niet meêr voort; haast zal mij de Duivel haakn ( * ). Mij was voor niets zo bevreemd als voor pijnen en eenen werkloozen ouderdom, en wenschte, gelijk hij dikmaals in kreupel latijn zich uitdrukte: flante pech morire (f) ( plotfeling te fterven.) Tot aan den jaare 1785. was het met fredrik* gezondheid nog al draaglijk: maar van toen af overvielen hem, bij geduurige herhaaling., kolijken en buikloopen; en echter reisde hij naar Silefiën,' .om zijne Krijgsbenden te monfteren. Op den 24. van Oogstmaand van dat jaar regende het zo verbaazend fterk, dat dé Koning tot op den huid toe nat wierd, en het water hem uit de Hevels liep. Bij zijne terug komst, in Pat'sdam, kreeg hij de koorts. Hij was voor deeze keer, .tot groote vreug» (*) Busching uber fred. Char. f. 272. (t) Ter zelfder plaatfe. Zonder twijfel had hij dk fpreekwoord naar het gezegde van den ouden Keizer vesp /■ s 1 a n u s gevormd , die , volgens bericht van suetoniüs , dervend gez^d had: Imptrdtorem jlar.ttm moiï oportcr-e.  FREDRIK DES TWEEDEN. dÖ$ vreugde (*) zijner Officieren, niet in-ftaat dé Krijgsoefeningen bij te woonen; want hem overviel op den i*. van Herfstmaand, terwijl hij nog te bedde lag, eene ftikzinkiiig, van dewélke hij nog, door èen braak middel werd gered, en met den volgenden dag verfcheen zijn oude gast, het Podagra. Van deezen tijd af duurde zijne krankheid, dan wit gemaklijker, dan wat heviger, voort; echter nam hij nog zijne kabinètsbézighedeu waar', en verdreef daar mede den tijd, dat hij zich zijne kostbaare doozen,' zijne geflepene en roode Chrijfoprafen, zijne banknooten, en zijne Brieventasch geeven, en vertoonen liet (f). Hij was een vijand van alle Aftferi en noemde hen kwakzalvers, of fchoón hij zelve zijne lieden allerleie Artfenijen voorfchreef, en zelfs aan voltaire pil- (*) Fr.edr.ik had een zeer kortreïkend gezicht, en zo gebeurde het dan , dat hij dikmaals eenen Generaal berispte , wiens Regiment in de 'beste orde was , en werkte , *terwijl anderen, die zich met de daad aan nalaatigheid fchuldig maakten, 'er zonder eenig verwijt door kwamen. Zo zeide hij eens, op zekeren tijd', tegen eenen Generaalt die een liefhebber van het fpel was: uw Regiment marcheert niet in de lienie : zo gaat het wanneer men zijnen tijd met fpeeten doorbrengt. Op het oogenblik riep de Centraal uit al zijn magt; halt! en zich tot den Koning wendende, zeide hij: Sire! w;j hebben hier met het fpel niets te doen: maar heb de goedheid, om%te zien of mijn Regiment niet in eene rechte linie marfcheertl — De Koning nam het iri oogenfehouw en reed weg zonder iets te zeggen. Vie de fred. Tom- Hf. pag; 329. & IV. pag. 37-. C t ) Feed. Ciur. von b ü s c h i n c f. 5.74,  ao6 HET LEVEN VAN pillen zond (*). Dan nu werd de ganfche winter en het voorjaar met geneesmiddelen te gebruiken doörgebragt. In Sprokkelmaand des jaars 1786. zwollen hem beiden de beenen fterk op, en daar vertoonden zich voorboden van de waterzucht in de borst» — Thans, zeide hij, wel is waar, fomwijlen zelve, wanneer hij een nieuw Artfenij- middel innam: het helpt toch niet, of, het helpt niets meêr: doch met de daad vertoonden zich de liefde en hbop tot en op een langer leven (f) zo goed en fterk bij hem als ergends bij eenig ander mensch. Hij merkte wel, dat hij van de waterzucht niet verlost konde worden: doch troosre zich daar mede, dat zijn Vader jaaren lang — ja langer dan hij reeds, daar (*) Vie de fred. Tom. VI. pig. 68. (f) Bdschings eigen woorden bl. azj. (5) Zimmerman verhaalt ons bl. 155. eene vrolijke anecdote van deezen Koning. Toen fredrik wilhelm aan de waterzucht zeer krank lag, liet hij zich, door zijnen kamerdienaar zijn avondgebed voorleezen. Aan het einde des gebeds ftond een zegen wensch; de kamec dienaar las: der Herr fegne Sic. Lat deugt niet, riep de Koning, terwijl hij hem alles , wat hem voor de hand ftond, naar de ooren wierp — lees neg eens. De kamerdienaar las , en las weder als te vooren Qder Herr feg' nt sie), — De Koning werd boos, en fchreeuwde mee kracht: het moet zijn, der Herr fegne oich! gij hondsvot f weet gij niet, dat ik in den hemel zo wel een hondsvot ben als gij? Men bemerkt viel uit het sie en dich, dat zich de eartigheid van dit voorval eigenlijk bijzender ttt het Hoog' duitsch en vel tot htt aan dit taal, tigtn onierfcheii tus-  FREDRIK DES TWEEDEN. 207 daar mede geleefd had. Ferfpreidt zij zich door het lichaam, zeide hij, en is het tot een zekere dikte uit» gezet, dan laat men het aftappen. Ik kan daar mede nog jaar en dag leeven.. Hij beitelde ook nieuwe, kostbaare doozen en andere fraaijigheden; hij gaf bevel om eenen nieuwen ' tuin bij Sans-fouci aanteleggen; en deeze bevelen ftrekten tot bewijzen, dat hij het einde zijnes le^ vens (*) nog verre afweezig itelde. Ondertusfchen verergerde zijne kwaal van dag tot dag. Het liggen werd hem nu onmogelijk; hij moest voor - over - gebogen zitten, en hij leed verfchriklijke lïnarten. Te vooren hebben wij reeds gehoord, dat hij den zelfsmoord verdedigde. Als hem van deezen of dien ter oore kwam, jdat zij eene fmartelijke en onge- neeg* tusfchen de vddrnaamwoorden s i e <« dich bepaalt, •welken beiden bij ons wel de betekenis van v hebben; doch in het Hoogduitsch eigenlijk in belangrijkheid van elkander vcrfchillen; zodanig, dat men dich kan neemen voor het tnden gemeenen omgang bij ons zo gebruiklijke jouw of jti maar sie voor niets anders kan gebezigd worden , dan voor ons u. Gelijk men ook bij de Duitfchers het voornaamwoordjen 11 e altijd ten aanzien van perfoonen van onderfcheiding en waarde gebruikt. vertaaler. (_*) Mogelijk liep hier ook een weinigjen Staatkunde onder. Gelijk fredrik begeerde, dat hem de waereld voor geleerder en fchranderder zou houden dan hij met de daad was, zo wilde hij ook, dat zij den waaren ftaat zijner gezond'.ieid niet ontdekte. Hij hield zich , dieswegen, dikwijls ziek zonder het te zijn, en wederom gezond, als hij werkelijk krank was. A. d< H.  208 het leven van neeslijke krankte of kwaaie doorftonden, betuigde hij zijne verwondering daar over, dat. zij aan dezelve geen einde maakten (*). Dan nu leed fredrik zelve de hevigfte fmartcn: doch hij bragt zich zelveri niet om het leven; en alzo bewees hij al weder op nieuw, dat hij anders handelde, dat hij fprak eri fchreef* * * * Bijna iedere week kwam, geduurende den Iaatften winter en het voorjaar, eene voorzegging uit Berlijn naar Potsdam, welke den dag en het uur, waar op de Koning fterven zou ff), zeer flipt en juist bepaalde. — Daar moeten wel veele lieden belang bij deezen dood gehad hebben. Daar waren ook lieden in Berlijn, en zelfs in zeer hoogen fland, die bleek om de neus wierden (§), als zij-vernamen, dat de Koning goed geflaapen had. Dit gefchiedt toch niet ligt. als de Vorst een wijs Regent en Vader des Vaderlands is (I). 1 ' De ( ») Busching f. 249. Cf) Zimmerman unterredungen mit fr.ibdr.ich dem z we 1 t e n , f. R. ( §') Ter zelfder plaatfe.' ( + ) Mir.abf.au zegt, dat fredrik ziek wel de verwondering der menfehen : maar niet hunne liefde verwierf: en kaleer geeft in het derde boek van zijnen u«ong te kennen, dat fredrik de ondeugd boven'de deugd gefield hebbe. A. d. H.  ï R e d r i k des tweeden. 109 De fchrandere Doctor en Profesfor selee, liet het den Koning duidelijk genoeg blijken, dat hij zijne kwaal voor ongeneesbaar hield ; fredrik geraakte hier over zeer misnoegd, en gaf hem zijn affcheid. Hij ontbood hier op den Grootbrirtanifchen Lijfarts zimmerman, die op den 10. van Zomermaand des jaars i?8<5. zich reeds re Potsdam bevond, doch na een verblijf van 14. dagen de reize weder aannam. Fredrik de wijze begeerde een middel, 'c welk oogenbliklijk hielp (*), en zimmerman bezat zodanig een middel niet. De gefprekken van deezen Arts met den Koning zijn in alle nieuwspapieren geplaatst, en te bekend, dan dat ik dezelven aan mijne Leezeren op nieuw zoude opdisfchen: dan, merkwaardig zijn die plaatfen, waar in de salomo van het noorden van zich zeiven 'zegt ( f ): Ik ben niets meêr dan een oud geraamte, welks plaats in den beenenkuil is — en dan het gefprek, waar bij hij met geweld wilde hebben, dat zimmerman hem zoude zeggen, dat de Keizerin van Rusland ziek was (§). Ik geloof, dat eredrik gaarne zou gewild hebben, dat alle Vorften en. Regeerers van den aardbodem te gelijk met hem geflorven waren. Met het begin van Hooimaand openbaarde zich de Waterzucht in den buik. Hij kreeg in den flaap dikmaals trekkingen (convulfün ), en wierd fchrikkend, fieenend en fchreeuwend wakker; het is mogelijk, dat C*) Zimmerman bl. 113. Ct) Ie ne fuis plus qu'une vielle carcasfe, bonne i •tre jetée fur la voirie. Ter zelfder plaatfe bl. 75. (S) ZlMMÏRMAN bl. (4. II. stuk* Q  2IO HET leven van dan hem die, honderdduizenden verfcheaen, ' welken hij aan zijne eerzucht opgeofferd had. Op den. 4. van Oogstmaand zag men het flinker been. door de roos ontdoken, en uit de blaasjen$., welken zich op den opperhuid vertoonden, iljperde' een zeer onaangenaam riekend vogr. Zijne krachten namen ook zichtbaar af: doch f rede-ik verheugde zich over.deeze, door de natuur bewerkte, uitvloeij. h>g C*J* en hoopte beter te zullen worden; of ten minften. nog eenigen tijd te leeven. — De natuur is weldaadig bij de ostbinding haarer wezens; zelfs je» gens de zodanigen, die uit eerzucht honderdduizenden haarer werken verwoest hebben. De trek, welke hij altijd tot onverduuwiijke fpij* zen had, bleef hem tot aan zijn einde bij: maar juist deeze, onverduuwiijke fpijzen maakten de beste geneeswijze onmogelijk; en men kon met recht-van' fredrik den wijzen zeggen, dat Ilij zich, nnar het voorbeeld des Roomfchen Keizers sepximius severus, zelve dood gegeeren heef-. Op den 12. van. Oogstmaand kreeg hij eene koorts, welke derwijze op het hoofd werkte, dat hij het gevaar des doods niet gewaar wierd (f).. Op den 14.. I. -- — ■> ■ hy'nr.j^s (•') Busching bl. 575- (f) Lochesisi vraagde aan z 1 » m e r man, toen hij zich in Potsdam bevond: Boe men', in allen'geval, den Koning ''-tegen do vreeze voor den dood zoude troosten? Waarop zimmerman andvvoordde: dat men hom met de onfterflijkheid van zijneD naam moest troosten ,, en hem nog in zijne laatfte oogeriblikken , luide in de. boren fchreeuwen: nooit, nooit .zal de Pruisfifche Adelaar vallen. Timmermans Gefprekken bl. 249.  fredrik des tweeden. slii lag Mj- geduurig te fluirneren,- tot dat het middag uur hem wekte , wanneer hij eenige löuppe en rundvleesch gebruikte, — des avonds at hij een weinig van eene Zeefpin (*), en liet het overige voor den volgenden dag weg zetten. Op den 15. at hij de andere helfce der Zeefpinne cn ondertekende voor de laatftemaal de Kabinets bevelen. Op den 16- had hij geen bewustheid meêr van iets, 't welk de regeering betrof, ert op den 17. ftierf hij vroeg, voor hem zeiven zélfs geheel on verwagt, aan een buikloop. ik wil niet ontkennen, dat fredrik vrij wel als Cijniktr ftierf. Maar ftellen wij hem ons voor, zo als hij hier alleen, ver van zijne bloedverwanten, flechts van een paar dienaars vergezeld, en te gelijk van de geheele waereld verlaaten, mismoedig, den geest geeft; — herinneren wij ons, daar tegen, de ftervende maria theresia, zo als zij, omringd van haarè kinderen, en terwijl alles voor haar leven beeft, en om haar in traanen fmelt, op haaren God vertrouwende, onverfchrokken en bedaard den dood te gemoet ziet, dan wordt fredrik de groote met maria theresia ( f ) vergeleken zeer k l ei n« • 3 ■■«• 1 •■ f i t"- ■' * 'Zeo lang fredrik bij zijne kennis was durfde niermvnd bij hem komen dan de geenen, die hij bij zich had las- (*) Guneer Irachyurus. Lïnn. Ct) Deeze Vorftin zeide eens vin den Koning, dat hij eenige uititeekende eigenfehappen bezat; doch dezelven door onbefiendigheid en ongerechtigheid bezwaikte. ftj. mkiks nagelaatene Werken 2. dl, bl, ai*. O %  41» HIT LEVEN VAN haten roepen: doch toen hij het bewust zijn van zich zeiven had verloören, waagde het de Hoogleeraar selle bij hem te gaan. Zo dra de Koning dood was gaf selle daar van kennis aan den Minifter van hertsberg, dien de Koning federt eenige weeken tot gezelfchap bij zich had; deeze gaf daar van aan 's Konings- opvolger bericht, die op het oogenblik te Sans-fouci kwam. Hij befchouwde het lichaam van zijnen Oom, en liet zich door den Kamerhuzaar schöning de omftandighcden van zijn fterven verhaalen. Schöning trok, op bevel des nieuwen Koning?, hfet lichaam den ring van den vinger (*); nam het zegel, CJigntt) de brieventas en doozen weg, welken te famen met het flaap - vertrek verzegeld wierden. Hierop wierd aan selle en schöning gevraagd , of zij het noodig oordeelden, dat het lichaam des Koning geopend wierde? Zij verklaarden beiden, dat zij daar van een walg (ekel (f) hadden, en dat zij het voor noodeloos hielden, dewijl 'sKonings krankheid, boven dien, genoeg bekend was. Dewijl onder de hembden van den overledenen Koning niet een bevonden wierd goed te zijn: maar allen , die er nog waren, oud en gefcheurd (§) zo (*) Bij zijnen overigen , vrij flordigen opfchik, (cijnifchen enzugj droeg de Koning aan zijne llinkerhand twee ringen, ieder eenen grooten enkelen diamant (folitêr tril. lonten ) bevattende: doch aan de rechter een groote Sii'efifche Chrijfopras; als eene beltendige herinnering zijner verovering van Silefiën. Zimmerman bl. 40. (f) Busching uber fried. char. f. azy. (5) Busching ubei ii.ua. char. f. 57.  fredrik d x t tweeden. SI3 zo gaf de tegenwoordig geheime Krijgsraad schöning er een van zijne zeer fijne, fplinter nieu-4 we hembden, 't welk men het lichaam aantrok. Daar op kleedde men den dooden Koning in eene, rijk geborduurde, fluweelen uniform, hoedanig eene hij bij zijn leven nimmer had willen aantrekkfen, en liet hem des avonds naar het flot in de Stad brengen. 's Konings opvolger fredrik wilhelm de tweede hield het ook onvoeglijk, dat fredrik de eenige met een' bond (*) in denzelfden grafkuil zoude liggen, en liet hem, deswegen, in de Hof en Guarnizoens Kerk te Potsdam bijzetten. Als men karel de xii. uitzondert, was misfchien nimmer eenig Koning zo flecht van klederen voorzien als fredrik. Zijne kousfen waren dikwijls vol gaten; hembd en zakdoek was vaak met fcheuren, en de hoed vrij kaal. Hij bezat noch flaapmuts, noch japon, noch muilen. De plaats en dienst van een nachtmuts werden vervuld door een kusfen, 't welk hij zieh over het hoofd vastbond; de ftevels liet hij zich eerst uittrekken, als hij reeds op de bedfponde zat, om zo te gaan liggen; en zo als hij uit het bedde oprees was hij ook weêr in de laarzen. Ia (*) De Leezer zal zich nog wel herinneren, dat ruij> r 1 k in zijn Teftament hegeerde , om in het zelfde graf begraaven te worden, waarin zijn geliefde hond Jlkmsnê lag. Buiching bl. 24. O 3  ^ 4 ' ~& E "f L E v K N VA» ïri de plaats van een japon droeg bij een fborr van-kort, naauw jak"- ( calaqmn ),. ën bij bekten een 'Sabelpels (*) waar mede hem zijne goede vrien. din, de Rmfifche Keizerin elizabeth, befchonken nad. Voor zijne geheele nagelaatene verzameling van klederen (Garde robe) gaf een -Jood 4co Daaldersechter niet zo zeer, om haare innerlijke waarde als wel cm dat dezelve indedaad eene zeldzaamheid was. ; Busching oordeelt, dat zien een volk gelukkig moet achten, wanner de Vcrsn -deszeifs zweetdroppel len en traanen niet in briljanten verandert: dan daarom behoeft evenwel een Koning niet tot een ander uiterfte overteflaan, en in zijne kléffilfg 'er zo> Tmeerig en morfig uittezien als een KaraciineMonnik. " V V eroorloof mij nu, lieve Leezer! •KEEDCn5 Gefchiedenis te befluiten. - Ik heb u deezen Koning 7.0 gefchetst als hij voor mijnen geest ftaat. _ Me» moet wel van de dooden flechts dat Ipreeken, wat i £oed (*) Toen zim bierman bij den Koning kwam vond hij hem in een lening ftoel zitten met den rug naar den muur gekeerd. Hij had een oude, groote, afgedraagen hoed met oude witte pluimen op, en een met fpaanfche fnuif geel en bruin geverwd b'a'auw • atlas cafaquin aan. Hetfchijnt, derhalven, dat hij niet ' bij alle zieken dw Sabelpels aantrok. Men zie zimmerman bl. ar.  ïrebrik des tweeden. 215 goed is: maar van Koningen moet men na hunnen dood de waarheid fpreeken, wijl men het bij hun leven niet durft doen. Ieder verzamele nu de Charaóler- trekken van fredrik onder één gezichtspunt, en doe dan bij zich zeiven uitfprcak, of deeze de geest was,, bit wiens wording de natuur haare krachten uitputtede, en of deeze Koning den bijnaam van den esn 1 gen verdiende?