D E DOOD V A N MARIA ANTOINETTA ANNA. TREURSPEL.   D E JD O O JD VAN MARIA ANTOINETTA ANNA, KONINGINNE van VRANKRIJK, TREURSPEL. IN DRIE BEDRIJVEN. Droefheid is de zegenpraal der Deugdzamen , Foor. fposd befckaduwd hunne uitmuntendheid: Gelijk da duisternis de fierre doet blinken , dus zet hun ongeluk luister bij. Young, Nachtgedachten. Te AMSTERDAM, bij ÏHILIPPUS van LEEUWEN, Boekveikooper, op de Heiligeweg. 1793.   AAK ZT] K I doorluchtige hoogheid DEN HEBRE WILLEM de VIJFDE, Prince van Orange en Nas/au, Erf-Stadhouder, ErfKapitein Generaal en Admiraal der Vereenigdt Nederlanden, £pc. Ö5^ EN AAN HAARE koning lij ke hoogheid MKVROUWE FREDERICA SOPHIA WILHELMINA, Princesfe van Pruisfen, hoogstdeszelfs Vorjlelijke Gemalinne, £ gelukkige volksverblinding, die in Vranfcrijk ' heerscht, gefluit worden, zo treffen het deer. f l0t' derbek%enswaardigeKoning enKonin. glÜ ^ VranknJ^"«eenigeVorften der wereld; waarom wij den Aïmachtigen biddenen « 't Winder fmeeken, dat het deafiehee^ ^r/anhetHee,aIbeh^enm^e,üDoar. 1Uf,g Hüisia Zjtóc bijzondere hoede t* nee. men,  men , en Uwe Doorluchtige en Koninglijken Hoogheeden met de beste zeegeningen te overlaaden , en na eenmaal de hoogde trap des ouderdoms, en eene bloeijende welvaart te hebben genooten, de deugden, welke Uwe Doorluchtige en Koninglijke Hoogheeden zo luisterrijk verfieren} met een nimmer eindend heil te beloonen. Waar meede met de diepfte eerbied de vrijheid neeme mij te onderfchrijvcn Doorluchtige en Koninglijke « Hoogheeden! Uwe Doorluchtige en Koninglijke Hoogheedens Onderdanigfte Dienaar, a: a: 'caignan de l'ami. •Amfterdam' H°3- VOOR- * 3  voorbericht. Dit Treur/pel, een eeuwig GedeAkfiuk derongehordfie barbaarsheeden van eene Natie, wier liefde tot hunne Vorfien, altoos tot een nor. teeld heeft gediend, en thans in de affchuw. W Anarchie veranderd is, zal elk gewis lehaagen; dewijl het geheel op de waarheid g^ond, enfaamgefteld isop eene wijze, die de affihuwlijkheid der Moord, aan de Konin. gime van Frankrijk gepleegd, in haare volle daglicht ten toon fpreid. De weinige vrij. heden, die ik omtrend de Toneelfchikking ge. -men hel, -uilen, dewijl dezelve geheel die. m m*«M belangrijker temaken, zoik yertrouw, ligtelijk verfchoond worden, en zo & ht gemegen SenUt, dat gevoelige ' zie.  VOORBERICHT. zielen deeze mijne arbeid met eenige deelneemende traanen befehenken, en het onder het oog der jeugd gebragt, mooge dienen, om hen een affchrik van alle onrechtvaardigheid in te boezemen, zal ik mij genoeg beloont achte. VER-  V E RT Ó ONE Ri maria antoinetta ANNA"\ VAKOOsïenrijk, Weduwe van/L ° EW ij k £ O d e w j j k , Zoontje van C d e n X VJde, T h e r e s IA , z>flCtor va„ f^b^ Vfl„ mevr. elisabeth, Zuster vaA^^nkrijk. TRONcon dd COURdray,£ Verdeedigers der chadveau de la garde, C JGm^fo. QUEstjn FOüquiER, openbaare befchuldiger. herman, P^„t. f> jpoucault, «cellier, i COFFIKHUt, I celliege, | BAgmey, ! ^Rechters. MAIRE, DENIZOT, MACOK, J fi. LANDKY, Pafoor. NATIONALE WACHTEN. EEN COMMISSARIS DEK CONVENTIE. Het Teoneel is te Parijs.  MARIA ANTOINETTA, TR EURSPEL. EERSTE BEDRIJF. Het Tooneel verbeeld een vertrek in de Gevangenis, den Tempel. EERSTE TOONEEL. elisabeth, LODEWIJK dl the R e s I a« elisabeth heeft een boek in kaar handen, flaat nu en dan een weenend oog op de kinderen, die zich met het befchotiwen van eenige prenten beezig houden. THERESiA, gewaar wordende dat haare Tante weent, zegt: Ach ! Lieve Tante ! ween niet meer, gij zelfs hebt ons immers gezegt dat met geduld ons noodlot te dragen, de plicht van elk braaf Christen is. Onze Moeder.... lode WIJ k. Ja, beste Tante ! onze Moeder heeft ons dit ook nog gezegd, toen onze verdrukkers haar van ons affcheurden. A 3 the-  'S MARIA ANTOINETTA j £x* J. i. v-'Wi l*,,/ i. • /], *\ /IJ /i./Sf THERESIA. Ach Lodewijklfpreek van dat ogenblik niet, het opend alle de wonden van myn hart, ik kan, ik mag 'er niet aan denken. ELISABETH. Nog ik, myne geliefde Therefia ! heeft de wreede dood van uw geliefde"'Vader ons in de bitterfte droef, lieid'geftort, niet minder ij fel ijk is de verwijdering van uwe dïèrbaare Moeder voor ons. hart. 1.0BEW1JK. O die mönfters ! Lieve God, waak toch orer onze lieve Moeder! ELISABETH. Ja Hemel! verhoor de beede dezer Onfchuldige« red mijne Zuster. . . THERESIA. Ach Tante! welk een lijde is het onze niet! en wat moet onze goede Moeder niet lijde? ik heb gehoord dat men hSar in een elendig hok, waar naauwJijks het daglicht door kan breeken, heeft opgeflooten, dat zij, als de fchuldigfte moordenaresfe, ftroo tot ïiaare ligging, eh de gemeenfte fpijze tot haar voedsel heeft. I - i ; « ELISABETH. Ach! hou op Therefia ! de ijslijkheid van haare toeftand verteerd mij van dag tor dag. Rechtvaardige Hemel! welke bittere proeven hebt gij het huis van Bourbon , en de ongelukkige Antoinetta van Oos-  TREURSPEL. f Oostenrijk, opgelegd! Ach! fchenk ons moed en .ftandvastigheid om deeze harde flaagen, 'zonder morren, te kunnen doorftaan. lo de wijk. De moorders van mijn Vader zullen immers onze Moeder ook niet van 't leeven berooven ? theresia. ó God verhoed zulk een gruwel! Ach Tante, wat denkt gij wel? elisabeth. Lieve onfchuldige kinderen ; de boosheid is ver, aeer verre gekoomen, niets is heilig bij hen die God verzaakt hebben; tot hun eige ftraf zullen zij moogelijk een gruwel pleegen , die geheel Europa met afgrijzen zal befchouwen. Laaten wij ons niet vlijen, fchoon den hemel echter alle onze onheilen af kan keeren, l o d e w ij k. Ja, lieve Tante, en ook af zal keeren; reeds'ze. gent God, zo veel ik heb kunnen te weeten komen, de wapenen der Braaven, die zich voor onze onfchuld gewapend hebben, en van hen aan wien de tegenwoordige beheerfchers van Vrankrijk zo onrechtvaardig den oorlog hebben aangedaan. elisabeth. Ach! als hunne voorfpoed maar den docd van uwe Moeder niet verhaast; ik vrees alles- A a the-  1 MARIA ANTOINETTA; t h e r verhoor eene fchrëijënde Moeder t Zo  iff MARIA ANTOINETTA, Zo ik door mijne, dwalingen, ooit uwe kastijdingen *erd,ende; ach! ftrek uwe wraak dan alleen op m« uit; en laat mijne Kinderen en mijne Zuster Eli! zabeth genade wedervaaren !.... Jk tar, n.w .. l& ^aij niet meer n.unz.el verliest zich in alle de befpiegelingen , die' y droewg ,ot mij doen maken. (CZij zwijgt een poos) Het ,. als of mij iets heimelijks vocrfpeld dat mno Dood nabij : dat men in Vrankrijk hier door de maat der gluwelen vol zal meeten Ach ! zo 't zijn moet! ó Vader van 't Heel-al, ik bok mn moedig onder't Zwaard, dat de Tijrannij thans op de Vorften heeft opgeheven. Maar mijne Kinderen ; o mijne Kinderen.... {Zij werpt tich geheel in JfJ Ver2mken in ™ en Mijft in dezel- Z °Udm" m dat * £e™ht *«*. waar na zij zegt ■) Men komt! Hemel! mijne voorfpeiling L maar , si te waar zijn. - ZESDE TOONEEL. "N C°MMISSARIS DER CONVENTIE. DE KONINGljy, ;. DE COMMISSARIS. Maria Antoinette, uitnaam der Conventie zult gU i n^orgen ochtend voor uwe Rechters verfchijnen, om « vonms aan te hooren; uwe Verdeedigers zullen ^ toen ,e-andondskomen: op datgij m« hen uw ««.regelen ter «ffer verdeediging kunt „eejne„. DE j  TREURSPEL. 17 de koningin. ; Hunne of mijne verdeediging zal mij weinig baaten, ik zie dat mijn dood beftemd is; echter zal ik hen mijne onfchuld doen zien waar van zij niet, maar alle Volkeren van Europa zullen overtuigd worden. d e commiss iris. Ik heb mijn last volbragt; u voegt het de wil der Conventie te eerbiedigen. Hij vertrekt. ZEVENDE TOONEEL. de koningin alleen. Het uur is dan gekomen, waar op ik voor de Beulen van mijn Gemaal zal verfchijnen , voor hen die gansch Vrankrijk met bloed bezoedeld hebben. Hemel geef mij kragte om hen zo te antwoorden, als mijne onfchuld, mijn rang, en de liefde tot mijne Kinderen het vorderen. ACHTSTE TOONEEL. de koningin, troncon du courdray, chauveau de la gardi. du courdray. Mevrouw.! men heeft u ongetwijfeld berigt..... de koningin. Ja, Mijnheeren, ik weet dat gij de menschlievendbeid op u genomen hebt van mijne Verdedigers te B  J8 MARIA ANTOINETTA willen zijn: God beloone u daar voor, en zegên da maatregelen die wij zullen beraamen, op dat mij onfchuld bhjkenmoog. XVaar mede betigt me„ 3? be la garde. Met de fnoodile gruwelen Hi» „ . u i;a u- 8 ien' dle u verbaazen zullen. Zie hier de voornaam/Ie Poinccen. db koningin. zie„?rêUn m'ieeni'Se °°êenblikken om dezelve in £3 Dü courdray. U hart zal op het leezen van die betigtingen bloe-. 121 °nfChU,d d£S t£ heer,,'jker d°°- De koningin, het Papier inziende. de 12: Vei moêe,iJk! hoe zai * gan„ a 1: £t f * b°°Sheid *« kunnen ontg-n Ach! Mrinheeren, vergun mij alleen te zijn. om deeze verfoeijelijke lasteringen te overweegen. dü cou-rdray. zaaÏliin' M!T0lUV' WiJ ZU'len intUsrchen w"k. »™ m , 0m door £en ^ haal, uwe befchuJdigers van uw deugd, en van hunne onrecht te overtuigen. de konincin; Ach mogt den Hemel uwe pogingen hier toe mee zijne invloed fterke! Einde van het Eerjle Bedrijf. T WEE-  TREURSPEL. 1$ TWEEDE BEDRIJF. Het Tooneel verheeld de groote Gehoorzaal der Conventie, De Voorgrond is door eene Baalie waar achter zich de Leeden plaat/en afgefcheiden. Zo dra het verhoor der Koningin begint worden de deuren geopend, en men ziet een menigte volk in 't verjchiet. EERSTE TOONEEL. TRONCON DU COURDRAY, CHAUVAUT DE LA GARDE. DU COURDRAY. H ier zal men dan het lot der ongelukkige Koningin beflecht^en , ach ik ducht alles voor haar , van de vooringenomenheid der Bloedraad die heden vonnis wijzen zal. DE LA GARDE, Ik niet minder, mijn Vriend: alle helfche pogingen hebben zij aangewend, om haar fchuldig te doen fchijnen; het verhoor van het achtjaarig Zoontje van den ongelukkige Lodewijk heeft het verfoeilijkst doel gehad; wat kan een kind van acht jaar door vrees en bedreiging niet al uit den hals gewrongen worden, fchoon het geheel van de aangetijgde misdaaden onbewust is. DU COURDRAY. Ja de onbefchaamfte en woeste Volken hebben het B 2 al-  ao MARIA ANTOINETTA, altoos als een heiligfchennis aa„ge2ien , . fen, fchoon vrijwillig aan f* „ s^uigenis- tegens hanr Jn , V™ £en Kin<* tegens haar, van Wlen nij -t ,eeven ont{.^ o2lZmChtT ^"eénorg waren om de onfchuld aan de wreedfte moordzugt te ontrukken. Laat ons mets onbeproefd laten om baare onbeweeg. baare Rechters van hunne ongegronde of liever moedwillige befchuldigingen te overtuigen. du courdray. Men komt, begeeven wij ons nog eenige oogenbhkken h,er van daan, om als het koninglijk offer komt haar bijftand te verleenen. TWEEDE TOONEEL. alle de rechters, de openbaare b g. schuldiger, nationaale wachten in 't verfchiet. de president, na dat nen zich geplaatit i\ ir heeft. Mijnbeeren! was den dag waar op Vrankrijk 2ich van den onwaardige Lodewijk ontfloeg, baare Vrt ieid veste: een der gedenkwaardig^ en der gel £ k.gfte dagen deezer Republiek , „iet minder grol" ^ ».« m.nder heerlijk zal deeze voor ons zijn: waop WiJ d£" Maria Antoinetta, door wien - - veele onheilen bejegende, het bimjk loon ' van  TREURSPEL. ar van haare euveldaaden zullen doen wedervaaren. Geen van u alle, Mijnbeeren! zult kunnen ontkennen dac zij den Dood verdiend heeft. de openbaare beschuldiger. Hij die haar voor onfchuldig houd, is gewis een Verraader des Vaderlands. alle de overige rechters. Zij fterve: haar Dood is noodzaaklijk. de president. Het ftreeld mij, mijne Heeren, u allen dus eensgezind te zien; laat ons dan met haar Proces voordvaaren, Qiij Jchelf) men leide Maria Antoineita herwaards. Zijn haare Verdedigers reeds hier? een officier der wacht. Ik ben hen toen wij de Zaal bezette ontwaar geworden. de president. Genoeg. Daar komen zij. DERDE TOONEEL. de vorige, troncon du courdray, chauveau de la garde. de president. Wat kunt gij beiden ter verdediging van Maria Anloinetta inbrengen? du coudray, (hem een Papier ovsihandigeiK'c.) Men leeze dit gefchrift, dan zal haare onfchuld, B 3 !n'  **s MARIA ANTOINE TT A, indien recht en rede bier nog iets vermogen, zo klaar als den dag blijken. DE PRESIDENT. Men zal het inzien ; maar daar is zij zelfs , nu zal men zien of zij zich verontfchuldigen kan. VIERDE TOONEEL. De voerijre de ton in gin, met de onver. Jc/irokkenjie en edeljle houding. DE OPENBARE BESCHULDIGER. Maria Antoinetta, de gantfche Natie bcfchuldigt u. Gij hebt met de yerfoeijeiïjke Callone haare Fïnantiën verkwist: door verfcheide millioenen aan den Keizer te zenden; die nog ftrekken om den Oorlog tegen Vrankrijk te voeren. DE KONINGIN. Men wijt mij dit ten onrecht: het is niet door mij dat u den Oorlog berokkend is. DE OPENBARE BESCHULDIGER. Hebt gij niet als een tweede Medicis, die zich ook Kolilnginne van Vrankrijk noemde, tegens de Vrijheid van het Franfche volk famengefpannen ? DE KONINQIN. Het vereischt geene ontkenning, het geen dat gijzo wel,als de ganfche Natie weet, dat mij onmooglijk was te doen: alzo ik geene macht bezat. DE  TREURSPEL. 2$ DE OPENBAARE BESCHULDIGER. Hebt gij in 't jaar 1789 niet getracht het volk uit te hongeren. DE KONINGIN. Dit is geheel onwaar: ik heb het volk fteeds bemind , en met weldaaden overladen. DE OPENBAARE BESCHULDIGER. Waart gij geen oorzaak der gebeurtenisCe van den sJe e„ 6de Oftober? Hebt gij met Bailly en Ia Fayette de Patriotten in het veld van Mars niet doen ombrengen? Hebt gij op den 10 Augustus de Zwitzers niet aangezet om op het volk te fchieten? En eindelijk: Hebt gij niet, als een tweede Agrippin*. uwe ftaat als Moeder vergeetende, bloedfchande met uw Zoon gepleegd. DE PRESIDENT. Kunt gij de getuigenis van Le Cointre logenftraffen, dat op den vijfde en zesde Oftober, de Gardes du Corps de eerfte aanvallers zijn. geweest? Hebt gij op den Maaltijd dier Guardes, op den vierde Oftober, in de zaal der Opera gehouden; niet tegenwoordig geweest? Hebt gij hun gedrag niet toegejuicht ? Hebt gij het Regiment van Nasfauw en de Jagers van Trois Evechés, die in de Orangerie lagen , niet bezogt? DE KONINGIN. Het is waar, dat ik met mijn Man en zijne Kinderen in de zaal der Opera geweest ben; maar ik heb B 4 'er  24 MARIA ANTOINETTA, '1 dS^°naie C°Carde - ^ voet J trapj gefprookenhefc'" de J^ van Trois Evechés, t. DE PRESIDENT, Wat bebt gij tegens de Guardes rf„ r« DE KONINGIN. Ik heb dat feest toegejuicht om dat het ter ver eemgmg tusfche„ hen en de Nationaale C , 1 moest ftrekken. «auonaale Guardes D_E0P,NE.AKEBESCHUti)iGEn> weÏe Poir6 f ehe,'me faraenk-«en bij den ge- DE KONINGIN. Alle de Staatszakken wierden L j „ «ooit elders behandel,; en ,TZ , ^ « niets. ' ' " Van het ^dere weet ik tiende Juny? 8 n den der- DE KONINGIN EEN  TREURSPEL* 25 EEN DER RECHTERS. J Heeft uwe man ti geene opening van zijne oogMerkeri gegeeven: toen hij de zaal der reprefentanten van het volk met Krijgsvolk deed bezetten ? DE KONINGIN. Mijn Man ftelde vertrouwen in mij, en liet mij zijne Redevoering léezen j doch had voor het overige geen kwaad oogmerk. EEN ANDER RECHTER. Waaróm wierd Parijs en Verfailles met Troupen bezet? DE KONINGIN. Voor de algemeene zekerheid. DENZELVE RECHTER. Welk gebruik hebt gij gemaakt van de verbaazende fommen gelds die u ter hand zijn gefield ? DE KONINGIN. Men heeft mij geen verbaazende fomme gelds ter hand gefield; uit den ftaat van mijn huis zal kunnen blijken, welk gebruik gemaakt is van al het geen dat ik ontfaugen heb. DE PRESIDENT. Van waar is de Familie van Polignac, die eerst zo arm was, zo rijk geworden? DE KONINGIN. Deeze Familie bekleede ampten aan het Hof, van welke zij een groot inkomen had : doch waartoe deeze viaag? 1 B-5 E E 2ff  MARIA ANTOINETTA, een ander rechter. - Genoeg Laat zij nu antwoorden op het geen He bert, op de getuigenis va» Shnon, weJ^T hf Woedfchande gezegd heeft. 8 'e de koningin, met verontwaardiging. V is m, geen antwoord waardig; 0>iet ee} J. , hier n deeze geiioorpiaats zijn: op u beroep ik mij , deeze misdaad mogelijk ? J' ' ' BENIGE uit het volk. Neen? zij is onmoogeJijk. du courdray. fcrfuidiï20 ODg'grond' SeI*k «'.«we verdere be"huldigingen valsch zijn. VnmJTol °nZ\V£^ed^Dvoor de ongelukkige voritin, door ons heden overhandigd. de president. Men heeft die ingezien ■ zij koomt geheel on DE GARDE. Weeu, die dus het Recht verdraait - aI -tgeen 8U zegt is valsch. 5 • I du courdray. Gij wilt haar bloed men ziet dit klaar. db president. Men breng, Maria Antoinetta van hier, totdatmen t vonnis heeft geveld r;; w , tocaatme» öeveld. Gij Heeren kunt haar ais nog ver- ,]  TREURSPEL. tj vergezellen: men zal u allen ftraks weder hier doen verfchijnen. {De Koningin word, benevens haare tvee 'verdedigers, uit den Gehoorzaal geleid. V IJ F D E TOONEEL. alle de rrchtfks. de president. Gij hebt gehoord, Mijnbeeren, van hoe weinig belang haare verdeediging is geweest; die van du Courdray en de la Garde., die wij ingezien hebben, is even weinig afdoende: dus moet ons niets weê> houden om haar vonnis op te maaken. Men neem de {temmen op. (De Secretaris gaat rond bij alle de Leden der Vergadering; (leid vervolgens de Prefident een papier waarop dezelve geteekend hebben, in handen, die dus vervolgd.) De meerderheid belloot haar dood, gewillig voeg ik 'er mijne item bij . . , Maria Antoinetta is doodfchuldig verklaard! men brenge nog dees dag het vonnis aan haar ter uitvoer. Men doe haar binne treden. ZESDE TOONEEL. De voorige, de koningin, du courdray, de la garde. de president. Hoe is uw naam? DE  Maria Antoinetta, van r«»i • tenrijk. ' v L°thar'nSe". var, Oos- TT o DE PRESIDENT. Uw Haat? ... . DE KONINGIN. DE pRESIüENT. Uit naam deezer Vp,t„j„ ■ C^pet, den dood ü"T' W V™ voerd zal worden- de, h g Mn 11 v°;- ^;- ^^?^b?!rel' ,,■. ^ d™ n. . . DE KONINGIN. '8ia'mr;""'"ichre" ~ , DE I-A GARDE. JJeeze daad voltooiri ria t0ü,d de maat "wer gruwelen ! " DE PRESIDENT. brengenp6' ^ f »™ ^ooning bij. , DE  TREURSPEL. 22 DE koningin, fier. . Neen. de president, tegens haar Verdetdigtrsl En gij, Mijnheeren? Dü courdray. Neen, het waar nutteloos: men wil geen waarheid hooien. de president. ' Het vonnis is geveld. Men breng Maria Antoinetta weder naar den Tempel. Gij kunt haar volgen, Mijnheeren; doch gij zijt echter, wijl het de voorzichtigheid vereischt, in ftaat van arrest gefield. {Zij mrden weggeleid en het volk vertrekt.") ZEVENDE TOONEEL. alle de rechters. de president. Franfchen! den dag is dan gebooren die iveder een paerel aan uwe Vrijheidskroon zal hegten; het bloed der trotfche Maria Antoinetta zal uwe flandaart nieuwe luider bijzetten. Kom, Mijnheeren, laat ons beveelen gaan geeven , ter uitvoering van deeze heerlijke daad: zo mooge zich de Republiek in dit fchouwfpel verheugen ! Maar wat doet du Courdray en de la Garde weder terug keeren? A G T*  *° MAK IA ANTOlNETTA AG T S T E TOONEEL. ■ » LA GARDE. telg?hebt Kr dooJ ^ j JiiiJiner gewoon was guniren if #•» r *. dfe uw „.edelen Ilöogs wa^^f"' hart daar voor ge/Wn r , g ' fch°°n ^ doods Z)et naderen u f ^ h" UUf ^ter te mogen zeggen. S^?? * £n haa" DE LA GARDE. DE PRESIDENT. 4reStdeRaad?i,;V°0r ^^^nietge. T EEN RECHTER, ^ voor mij ben ook van uw gevoe,en. EEN ANDER RECHTER. H^twaare zouernij /„dien men dit vergunde. EEN ü E R D £ RECHTER. » kan niet zien dat men, door hair . «-.iets wagen zoude dat rcbade^:^06 '? DE PRESIDENT Men neem dan weer de ftemmen o„ . rv c d*'t als te voeren eednn, ■ P C* " gedam ' »™ na dk tnfidm zegt •> De  TREURSPEL. 3* De meerderheid (laat haar verzoek af! gij kunt haar dit berigten. du courdray. Is 't moogeÜjk! is dan de menschheid geheel uit het hart uwer Vergadering gebannen? Wee u, wee u allen ! zo God , wanneer hij alle menfchen richte» zal , ook zo weinig barmhartigheid als gij gevoel betoond, over u zal uitoefenen. d e la garde. Barbaaren! Tijgers in menfchen fchijn! herroep; herroep uwe uiifpraak ! gun eene elendige de troost van haar kroost nog flechts eens te aanfchouwen ! du courdray. i Zie ons! zie het manlijk hart traanen ftortenj ach kunt.... wilt gij dan geen menfchen zijn? de president. Wij toonen het genoeg, door u beide deeze hoonende taal te vergeeven ; wij beklagen u dat gij u aan het lot der onwaardige Maria Antoinetta zo fterk gehegt hebt. de la garde, op eene veel beduidende toen. Zo is 'er dan voor haar niets meer te hoopen? ook dien laatfte troost niet!... Vaartwel; doch dit moet ik u nog zeggen: duizendwerf ftierf ik liever met de ongelukkige Maria Antoinetta, dan de wroeging in het hart te verzeilen, die eenmaal uwe geweetens ten onverbiddelijke beulen zullen zijn. DB  MARIA ANTOINETTA DU COURDRAY. Geheel Europa znl deeze daad met affchrik befchouwen, en uwe gedachtenis met vloek en ver wenfching beladen . . . Nog eens, mag Vrankrijks Ron,ng,n haar kroost nog flechts eenmaal aanlchouwen ? UI PJISIDENT. * ' Neen ! vertrek beide, eer onze wraak u, nevens Daar, fterve doe. ( DE LA GARDE. Beulen ! wij gaan ; maar uw einde is nog niet gekomen; het zal verfchrikkelijker zijn dan den dood die gij uw Koninginne aandoet, en als.gij fterft zal geen ftraal van hoop u met recht gefolterde ziel befchijnen. NEGENDE TOONEEL. ALLE DE RECHTERS. . DE PRESIDENT. Waartoe vervoerd hen hunne blinde ijver niet! Gelukkig dat onze harten zo week niet zijn, en wij voor geen harfenfehimmig geweeten bang zijn. Koom gaan wij. (De Vergadering fcheid zich uit een en het gordijn valt.) Einde van het tweede Bedrijf. DER-  t R È V È S P E L. 3? DERDE B E D R IJ F. Het Tooneel verbeeld de Kamer in den Tempel, waarin, de Koningin bewaakt wordt. EERSTE TOONEEL. DE KONINGIN. Ach onwederftaanb're zucht die ondanks ons zelfs i ons aan het leeven hecht I gij die mij den fchrik , oin het zo fchandelijk te derven, geftaadig voor oogen fteld; laat af mijn lijden nog meerder te verzwaaren-' ik dronk de kelk der fchande en fmarte tot aan deri bodem uit; mijne ziel is lang genoeg beproefd, dan dat ik naar een lèeven wenfchen zou, waar van alle gencugtens mij zijn ontroofd J maar wat zeg ik? kari ik in deeze ftaat voor God Verfchijnen ? ben ik zo fchuldeloos voor hem, als ik voel dat mijn hart het voor mijne beulen is? Neen, onze fchoonfte dagen zijn bij hem. altoos met eenige misdaaden overfchaduwt. Ach ! mogt mijn' zie! genade bij u vinden ! 6 Gij! die het verblijf der Engelen verliet om voor ons de fchandelijkfte doöd te fterven ! ... ik ga, als mijn gemaal, ook van den Troon naar het fchavot; mogt ook mij, deeze dood in het Rijk der Za< iigen overbrengen. (Zy blijft in eèn biddende gejlalte C een-  34. MARIA ANTOINETTA; een oegenblik Jlaan, en word niet gewaar dat du Courdray binnen is getreeden.) TWEEDE TOONEEL. de koningin, du courdray, De la garde, du courdray. Zij fchijtit te. bidden, God verhoor haar beede fchenk haar fterkte , om de onaangenaame tijding die ik haar breng, te kunnen wederftaan. Mevrouw ! . . . . de koningin. Ha! zijt gij daar, mijne braave Verdeedigers. Wel nu, heeft men mij toegeftaan, mijne Kinderen nog eenmaal weêr te zien ? de la garde. Ach Mevrouw! ons hart wijgert u te zeggen , het geen gij uit onze oogen leezen kunt. de koningin. Hoe! het word mij dan niet toegeftaan; ik zal dan j de eeuwigheid intrappen, zonder mijne Kinderen, zonder mijne Zuster gezien te hebben ? ó mijn lieve Lodewijk, mijne Therefia; welk een fiag ! welk eene ijfelijke beproeving voor mijn hart! ik zal u dan nimmer wederzien, ó mijne Kinderen! mijne Kin. deren! . . . . du courdray. Ach Mevrouw! gij hebt zo veele fmarten met een voor-  TREURSPEL, SS yoorbeeldelooze moed, doorgeftaan; voleind, vol» hard in uwe grootheid. DE KONINGIN. Ach Mijnheer ! voor het moederlijk gevoel zwicht alle grootheid. Natuur heeft rechten op ons hart die onbefchrijffyk groot zijn, (bitter wenende en in vervoering) ik kan niet meer, ö' mijne Kinderen! mijne Kinderen ..... zacht! ik zie hen ! . . • daar zijn zij kom, kom mijn lieve Lö- dewijk ! druk de laatfte kus op de lippen uwer ftervende Moeder; kom hier Therefia! laat ik de traanen van u gelaat afdroogen.... ween niet mijn Kind! • ik moet u wel verlaaten; maar zie, zie daar boven ! Zie Lodewijk ! zie Therefia ! daar , daar boven wacht mij uw Vader; zie hoe hij mij de hande toe. reikt; zie hoe de Troon der Engelen mij verbeid.... Maar hoe, gij weent nog lieve Lodewijk? beste Therefia i .... ach ... . waarom houd gij mij vast? uwe zwakke armen, kunnen mijne beulen niet 'weerhouden. Men fleurt mij naar 't fch'avot .... Vaarwel! vaar eeuwig wel. DE LA GARDE. Haare zinne zijn verbijsterd. Rampfpoedige Koningin, hoe treft ons uw deerlijk lot ... . DE KONINGIN. Wie fpreekt daar? (verwilderd rond ziende) Ha, zijt gij het mijne Vrienden? Waar liet gij mijne Kinderen? ik heb hen hier gezien, ik heb hen omhelst: C 2 ook  3e kont n gin ^rchten .... lk ga „aar mijn Gemaal! ik ga voor en Rechter van ons ailen verfchijnen, « zal uwe trouw altoos indachtig zijn.... Ach! ween toch niet. du courdray, in vervoering. Vorftfa! mogtu. fot zo zalig zijn aIs w* h,.f Wènfchen mogt u kroost y de KoisiMoiN, hem in de reden vallende. M„„ Kroost ? . . . wien hebt gij daar genoemd ? Zo even was ik met hen zalig. Waar zijn zij geblee^n; heeft men hen dan zo fpoedig aan mijne omhelzmge ontrukt? .... de la garde. Ach Mevrouw! verbeelding flechts alleen deed a heuler befchouwen; menend ons onze beede HWf 7 i DE K0NING'N. met nadruk eguL ht l mi'j •* m| thans nedergeftort ? ou  TREURSPEL. $7 du courdray. f Ach Vorftin ! vertrouw op hem die de genade zelve is: hij zal u kracht en bijftand-verleenen. de koningin. Kom 'laat ons hem dan gezamentlijk om deeze zegen fmeeken; (si; wil nederknielen, doch op dit oogenblik koomt de Officier der wacht binnen, die du Cour. dray ter zijde zegt, dat St. Laudry gekomen is, om kaar naar het fchavot te leiden, waarop Courdray zegt.) ó God! is dan het heilloos uur verfcheenen? (LV ■Officier vertrekt.) du courdray, met ontsteltenis en deel. neeming. Mevrouw ! er word u een anderen trooster dan wij toegezonden: wij moeten u verlaaten; God fta « in uw laatfte oogenblikken bij. d e koningin. Ik heb u verftaan Mijnheer; de boode des doods is dan voor mij alhier verfcheenen, ik zal hem afwachten. Vaarwel mijne Vrienden, vaarwel braave du Gourdray, vaarwel edele de la Garde! tot mijn jongfte-.fnik zal ik uwe weldaden, uwe vriendfchap, indachtig zijn ; en mochte mijne kinderen eenmaal zo gejukkig worden van dezelve re kunnen bcloonen! Zeg hen, voor mij, vaarwel! breng hen mijne zegening 1 zeg hen dat ik vuurig naar hen verlangd heb; zeg hen dat niets het uur des doods mij bitter heeft gemaakt: dan hun aandenken; zeg hen dat ik eeuwig C 3 voor  38 MARIA ANTOINETTA, voor hen bidden za!: zeg hen (met de uitroep der Utterfle Jmarte en in traanen fmeltende) dat ik hen niet vergeeten kan . . . ó mijn God! mijn God! (Zij valt in een arm H oei, de beide Heeren vertrekken met de uiterjle tekenen van droefheid, terwijl St. Landry binne-n treed.) DERDE'TOONEEL. ST. LANDRY, DE KONINGIN. S T. L A N D R Y. Mevrouw! gij zult zeker onderrigt zijn tot welke eindens mijn plicht mij herwaards heeft gebragt.... hoe fmartehjk het mij valt u het naderend oogenbiik des doods aan te kondigen: zo moet ik mij echter van dien harden plicht thans kwi;ten. Gij hebt nog fkchts weinige oogcnblikken meer te leeven, maak u door een waar berouw en belijden' uwer misdaaden voor God, zijne genade waardig. DE KONINGIN. Ik be,n ter dood bereid! ik heb God mijn fchuld beleden; ik hoop op zijne Genade, en vertrouw dat uwe beede mijne heimelijke beede bij God verfterke mooge! ST. L A NDR Y. . Dit wensch ik : maar onderzoek u zelf, is u nu geheel aan de aarde niets meer geleegen ?  r R ElU R s P E l: 39» DE KONINGIN. Miine Kinderen: ach deeze zijn U mi" hart niet rukken kan; maar fch.ep God h moede lijk gevoel, om ons in de uuren des dood ^ en misdaad op te tellen? (fa ^rvoenng,) en. neen gewis niet; die bron is veel te zuiver, om eene eeuwige teuge der fmarte op te leveren. S T. L A N D R Y. Ach mocht den Hemel u zo wel -b^*^* ■ delijke dwaaling vergeeven - maar Mevrouw het is, tijd, men wacht u reeds beneeden. DE KONINGIN. Kom gaan wij dan : Vaarwel mijne Kinderen! Vaarwel mijn. Zuster ! Vaarwe!! Ach God verfte|, verfterk mijn hart? («. Landry geeft een teken, Zarop de lacktenbinnen treeden; de Koninginbegeeft de indrukfelen haarer fmart niet verandert, en wri naar beneden geleid.) VIERDE TOONEEL. Het Toonetl verbeeld de Kamer van Menom Elifabeth in den Tempel. ELISABETH, LODEWIJK, THERESIA. ELISABETH. ïa mijne lieve Therefia! ik weet zo min als gij iat ons te hopen of te vreezen Haat; het wegblijven C 4  4° MARIA ANTOINETTA, 2 T Vn'end du Courdray; dat ongehoord verhoor dat men ons a|(e drie gedaan heeft, doet m ">et veel goeds vermoeden. W J *o gefield als of men mijne Moeder weder van hier gevoerd eeft; de buitengewoone beweeging d e w| » even hoorden; het geraas vaneen rijtuig, ffi kondigt mij iets febrikkelijks aan. v Dodelijke e*gerustheidAergeTdan de dood zelfs ach wanneer, wanneer zult gii een Hn^ ' a „,-■ „ ë J " e|nde neemen • Lieve Tante! vergeeft mijmaar het hart ontlast z,ch gaarne. Het fmart mij dat ik u in £* droefheid gefiort heb. e l i s a8eth. Het is «iets, mijne lieve Therefia: wij zijn de traanen gewoon geworden •, u £,*,' craa 7, 7 6 en' ^ ben blijde dat uw Broeder een weinig rust geniet: het arme Kind heeft ziehbijnadoodgefchreid, het denkbeeld, dat hij in da fchnkkelijk verhoor, waarin men zijne tedere onfchu, zo veele ftrikvraagen gedaan heeft, en waar ■ van hij de beteekenis niet heeft kunnen bevatten, mofiehjk iets ggzegd beeft, dat aan zijne Moeder zoude f-Unnen fchade'^ Wj beheerscht geheel zijn ziet — iU Zie  TREüRS.P-Et. 4) Zie hos zijn hartstocht nog zélve in den flaap werk- zaam is. -• ■ 'lodewijk droomt van tijd tot tijd overluid-* eerst zegt hij: Ach mijne Moeder ! het is geheel mijn fchuld rtiet men heeft mij gedwongen Hij zwijgt: weder eenige oogenblikken, vliegt ijlings op , en zegt: Beulen hou op ! ... mijn Moedert Ach ! mijne Moe- der! (hij werpt zich in de armen zijner Tante.) elisabeth. Arm Kind, welk een droom doet u zo fchriklijk ontwaken? lodewijk. De ijfelijkde droom : ik zag mijne Moeder op 't fchavot.... ik kan niet tot mij zelve komen U du Courdray neg niet weder hier geweest? elisabeth. Neen, mijn lieve Lodewijk; wij zien dit oogenblik met vrees en hoop te gemoet. theresia» Ik hoor gerucht. - Wat vreugd!'-hij is het. elisabeeh. Hemel! welk een fchrik is op zijn gelaat geprent. VfJ F'. C 5  MARIA A N T O I NE T T A, VIJFDE IOONEEL. troncqn do' coudray, ELJSAEeTH lodewijk, THEKesh. DU CQüRDfi^, rmt eene gemaakte bedaard- A/F Mevrouw, het is mij Ieed dat ik u mijn woord me heb kunnen houden, er zijn federt ^ veeie zaaken voorgevallen dat het mij „iet mogelijk ïs geweest om hier te kernen. theresia «, lodewijk als te gelijk. Ach, Mijnheer! zeg ons toch iets van onze liere Moeder, hoe vaart zij , Za, het ons ^ ^ den haar te zien ? Cop deeZe vraagen geraak" du Cor *«r» de unerjie verwarring,.de traanen vloeijen lan»; *jne wangen; doek zich herflellende, zegt hij: * ou courdray ^ Lieve Kindereneer fmart mij; 'voor u is niet veel meer te hoopen. - Uwe Moeder.... elisabeth. Ach! voleind, ik zie dat gij „w fmart tracht te be. dwmgen; om Hemels wi,, Mijnheer , wat hee5 «en over mijne Zuster beflooten ? Dtl courdray. Ach ! hoe kan mijn mond het u melden ? Mijn zwii gen zegt u genoeg..... 9aZR^ theresia. ö God! onze Moeder ter Dood verweezen! 10-  TREURSPEL. 43 LODEWIJK. .Gerechte Hemel! ach verhoed, verhoed dit fchriklijk fchelmftuk. ELISABETH. En wanneer? Wanneer moet dit ontmenscht vonnis volvoerd worden? ïk hoop ten minften voor haar Dood haar nog eenmaal te zien. DU COURDRAY. 'tls vruchteloos, Mevrouw, daar naar.te verlangen: de Monfters droegen zorg dat zulks niet meer gefcbieden kan. ELISABETH. ó God! wat doet gij mij vermoeden? Zou men? ik beef ik durf u niet verder vraagen. DU COURDRAY. Ik koom een ijfelijke wonde in u alreeds fterk gö- folterd hart flaan-.. 61 mijne Vrienden , ó beklagenswaardig maagfchap van den ongelukkige Lodewijk , van de rampfpoedige Maria Antoinetta : wat Zal, wat kan ik tot uw troost zeggen.... (tegen * Kinderen) uwe Moeder,) (tegen Mevrouw Llifabeth) uwe Zuster, helaas! ... zij leeft niet meer. (Me. vrouw ElifaUth, Therefia en Lodewijk, doen op ét ge. ~e*de, door de Mtterjie kreet van droefheid hunne wanloop Mijken; du Courdray is nevens hen in dejiepjte droefheid gezonken. Eindelijk vat Mevrouw Eifabeth, na eene geruime ftilte, die alles aankondigt wat dit treur. uoneel vereUht, het woord op, en zegt: ELI-  • ELISABETH, Dis Monffers! heefr r^o , ■ '-ge/lagt van deezen dag ge„ f ' "K*-1 hf* ■ieerlfchoon het verh^ T° ' Ach M«n* OUCOURDKAY. ~nd:x~ een Vrouw gIJ0 ri '^^^"^'^^oeg zich -orde Z,sf r 1/2 *° . "itruzij nalf naakt ontk'Hf-r! n„ r, handetf op den rug gebo d ' ' op eene vuilnis knr w r 2°' Ó gfU' naast dien ,ffcnrJ ' ^ dS Scb^hm —cipiaats heengevoerd O l ' ^ de *™. ifc ga o» v*te, oredarvinJen. ^ODEWIJK, Mijn Moeder! ach mijn Moeder! THERESIA. ■tehl ikzafvan droefheid verflikken. E L r-  TREURSPELï aS ELISABETH. Dierbaare Zuster! ach! wat zal er nu van ons elendige worden? ... maar, Mijnheer, hoe gedroeg zich het volk, toen zij haar het Koninglijk hoofd van '6 ligchaan fcheidcu zagen? DU COURDRAY. De omgekogte voorftanders der Nationaale Bloedraad, toen de Beul haar Vorstlijk hoofd het fchavoC ronddroeg, juichten en riepen lang leeve de Republiek; drie jongelingen die haar bloed trachten op te vangen, en als een heilig aandenken aan hunne Koningin, wildo bewaaren: wierden gevat , en in de gevangenis geworpen ; dus woede de haat dier Monfters op elk die Hechts eenige achting voot haar hadden : en wie weet welk lot u mijne Vrienden nog te wachten ftaat. ELISABETH. Voor mij is het leeven niets: mijn grootst verlangen is mijn Broeder en Zuster in het graf te volgen. THERESIA. Ik wensch bij mijne Moeder te zijn ! Koom Beulen ! wat toeft gij nog? Hier zijn nog drie offers, die gij uw raafernij tot^voedzel flagten kunt. LODEWIJK. Braaf gezegt, mijn Zuster, willig wil ik ook fterven; het leeven is mij hier een walg geworden. DU COURDRAY. Wie kan u aller wanhoop laafeen ? .. • • Gij weet de helft der gruwelen nog niet, die de Conventie om- trent  *èr MARIA ANTOINETTA, trent uw Moeder heeft bedreeven ; maar waar toe uwe wonden dieper op te fcheuren: de tijd zal haare nagedachtenis rechtvaardigen, en haare Beulen ftraffen- Laat ons intusfchen mijne Vrienden nu op haar heilftaat ftaaren! Zij ftierf als Christen, en mag nu reeds bij haar Gemaal de kroon der verdrukte onfchuld draagen, terwijl wij in dit treurig geval deeze waarheid moeten erkennen, dat geen ftaat zo verheven zij , of zij is aan de fchrikkelijkfte flaagen der • rampfpoed onderworpen; dat de verdrukkingen deezer waereld ons den weg ten Hemel baanen, en onze deugd met luifter kroonen. Einde van het Derde en laatfte Bedrijf,