ZEDENKUNDIGE VERHANDELINGEN.   VIERTAL v a n ZEDENKUNDIGE VER HANDELINGEN, str.ekke. n » £ om den christen tot meerder onderwer ping aan, en vertrouwen op god te bewegen, door cornelis van cruyskerken, Lidmaat der Hervormde Kerke te GOR INC HE M. Gedrukt by Te u nis Horneek., Boekver* koper in de Hoogftraat. 1782. te gorincheX"  Volgens Kerkenordening gevifiteert en geapprobeert. Homine Vifitatorum Lihrorunt* NIC: BUYS. Eccl: te Ffyme» en Hmdsoirt* Ceene Exemplaren worden voor echt erkendt, dan die door den Drukker ondertekend 2yn. ,  VOORREDEN, OM een kleen Boekje met geene uitgebreide Voorreden te vergroten, moet ik alleen berichten, dat myn tyd van uitbanning veel al tot lezen en fchryven Wordt gebruikt; deze vier Verhandelingen zyn de vrugt van het laatfte, waar van de Vierde hier geplaatft het eerfte is gefchreven geweeft, welke aan iemand van myne vrienden in gefchrift ter leezing gegeven zynde; zonder dat ik tot hier toe weet door wien, ter Drukperfe is gebragt, en voor rekening van den uitgever dej t 3 wae»  VOORREDEN. waereld ingezonden; naar maate zy nu wierdt verrpreid, heb ik vele berichten oritfiingen, dat ze, hoe kleen ze ook mogt wezen, tot een uitgebrei. den zegen heeft verftrekt; terwyl mede de Uitgevers van het Nieuw Euangeüefch Magazyn, ze een plaats in 't eerfte Stuk van het Twede deel hebben waardig geacht, van welker befchaving en verbetering ik by deze gebruik gemaakt hebbe. Het Derde hier te vinden, flaat in het Mengelwerk der Bibliotheek van 'r Jaar 1778. dan begrypende, dat de Bibliotheek meefi: door Celeerden word gelezen, en niet zoo zeer in handen van minvermogenden komt, heb ik om de twee eerfte ftukjes daar in ge-  VOORREDEN, vu geplaatft te krygen, geen aanzoek gedaan; maar wel bedacht geweeft, om zulks ontrent het Euangeliefch Magazyn te beproeven, wyl ze docr dat werk met verberging van raynen naam bekend konden worden; dan voorziende, dat ingevalle zy daar in al waren gezet, zy dan noch in verfcheide ftukjes zouden zyn verfpreid geweeft, en daar dat werk in zyn geheel ook voor minvermogenden te hoog loopt, heb ik befloten, daar myn voorname bedoeling is, eene ruime uitdeling aan goede vrienden, en by my bekende minvermogende, die goedvinden 'er gebruik van te maken, te kunnen doen, om deze Vier Verhandelingen tot dat einde by eikanderen te voegen, om,  vin VOORREDEN, behaagde het den Heere tot eenen zegen te mogen zyn. Hadt dit nu met verberginge van mynen naam kunnen gefchieden, zeker hadt ik dat verkoren, maar dit niet kunnende zyn, geef ik dezelve in 't openbaar, zoo als ze nu te voorfchyn komen; dien ze niet gevallen, kan ze laaten; die goedvindt ze te bedillen, beproeve liever ze te verbeteren, wyl 'er, om de Christenen van onzen tyd meerder onderwerping aan, en vertrouwen op God te leren, noch al heel wat zou kunnen gezegd en gefchreven worden; en die 'er tot zyn nut gebruik van maakt, geve daar van niet den Sehryver, maar den Heere alleen de eer. VIER-  Pag. t VIERTAL VAN ZEDENKUNDIGE VERHANDELINGEN. OVERDENKING. KOX ALLES WAT DEN CHRISTEN WEDER* VAART, TEN ZYNEN NUTTE STREKKEN KAN» Is iemand wys, die met de befte middelen het befte einde bedoeld; hoe billyk moe: men dan van den alwyzen God denken, dat hy op een' wyze, die dikwyls voor ons onbegrypelyk is, in al zyn daden, het befte einde bedoeld, en door de befte middelen bereikt; is nu het hoogfte einde, dat God in de openbaring van zich zeiven, in alle zyne werken zich zeiven heeft voorgefteld: dat zyne gadelooze Deugden en Volmaaktheden, voor eeuwig ftof van verwondering en aanbidding, aan zyn uitverkoren, door Chriftus verloft volk, zouden opleveren, en dat dezelve van hun zouden geprezen worden; zoo moet de geheele regeering van alle dingen, zoo als de alwyzef God die oeffend met betrekking tot zyn vólk^ de befte zyn, ter bereiking van dat einde; en £ven daar »e, moeten alle de byzonderhedeu ,A , vau  te .. Z E D E.N KUNDIGE van dezelve dienftbaar cn gefchikt zyn; zoo dat elk, die tot dat uitverkoren en verloften volk behoord, niet kan nalaten te erkennen: al wat de -Heer daariiek of toelaat is wys, en goed, in alles bedoelt hy ;t heil van zyn ■*• -Trouwens, hemel en aarde kannen deze waarheid beveiligen, welke doorlugtige dralen on:iekt men 'er niet van, in dc algemeene regeering, van Gods uitgebreid koningryk: 'tzy men let op- het koningryk der Natuur; '% zy men acht geeft op het ryk der Genade; 'i zy men nagaat Gods handelwys in het fchikken van de werkingen der ftoffelyke dingen, tot dc einden die hy. zich in zyn Befluit had voorgeftèld; 't zy men gadeflaat de heilige Voorfchriften, waar door hy aan rcdelyke wezens gebiedt of verbiedt, wat hun al of niet-te doen Haat. Doch het is mvn oogmerk niet, om van dit alles, waar mede men geheele Boek-declen vullen 'kon, in het breede te handelen; ik bepaal my alleen tot het ryk der Genade, waar rh de Allcrhoogftc voor al zyn wyshcid, geiyk ikze omfchreef, tot zyn eer,, en tot nut van zyn uitverkoren en verloft volk laat uitfehitseren; waar in hy alles zoo befluurt, dat iedef waar Chriftcn, wanneer hy in den ftaat der Volmaaktheid zal wezen, ftof zal hebben om te erkennen, dat'hy langs den beften, en voor hem allergeiehikftcn weg geleid is, ter bereikng va;i Gods eer cn zyne zaligheid. Laat ons 3it in eenige by/.onderheden eefiigrtns trachten aan te wyzen, -wilden wy van a.Ue de wegfe'ft fpreken, welke de Heer met zyn  VERHANDELINGEN A zjn volk houdt, en die hun ten nutte ftrekkcn in de uitvoering van den geheelen Genade-raad, zoo met opzicht op de voorverordinering van den Middelaar, en zyne komft in 't vleefch, de trappen van zyn vernedering en verhoging, met al 't geen daar in voorkomt, cn gericht ■ is ter bereiking van 's Hoogften eer, zou dit wel een aangenaame ftof opleveren, doch van te wyde ukgeftrektheid zyn. Myne be.doeling is thans maar alleen, verflag te geven, nopens eenige dier byzonderheden, welke inde toepasfing van 't verordineerde en verworven heil gevonden worden. Wy gaan dan aanftonds over ter overweging;, hoe door de genade-werking van den Heiligen Geeft, dateinde zal bereikt worden. Word de Zondaar op zyn weg ftaande gehouden en in zynen zonden-loop geftuit, door de overtuiging dat zyn weg niet goed is, en dat hy zoo voordgaande voor eeuwig zal.moeten omkomen., -—— Hoe gefchikt is dit, op dat hy leere bekennen wat tot zynen vreede dient (a); en met ernft het werk van eene waare bekeering ter harte neemen. Komt hy als de verlore zoon tot zich zeiven, en begint hy te zien, dat hy in zyn eerften ftam-vader Gods beeld verloren heeft, cn dus in Ongerechtigheden gehoor en e*t in Zonden ontjangen is (b), en daar op te denken aan ,zyne talloöze zonden en overtreedingen, begaan met gedachten, woorden en werken; waar' door hy zich voor God fchuldig en ftrafwaar- ■dig heeft gemaakt. Dit mag, indien de A a -over- (a) Lm. 19: 42. (b) Pf. j-r; 7;  4 3EDEÏïKU»r>ÏÖBi overtuiging wat fterk is, beroering in zyn gemoed veroorzaken, en aanleiding tot twyffelmoedige uitdrukkingen geeveri. — Dan hoe gepaft wedervaart hem dit, om hem te leeren, dat geJyk door eenen menfche de zonden in de waereld gekomen is. en door de zonden de dood, en alzo de dood tot alle menfchen door' gegaan is, in welken alle ge zondigt hebben (c). En dat al wat de Wet zegt, zy dat [preekt tot de geene die onder de wet zyn: op dat alle mond geflopt worde, en de geheele waereld voor God verdoemelyk zy (d). Verandert hy daar op van levenswyze, verlaat hy zyn vorig en zoekt hy ander gezelfchap, gaat hy naar de kerk, in plaats van naar zondig gezelfchap, leeft hy den Bybel in plaats van ijdele boeken, begint hy daar in, en in Bidden ruft te zoeken; ziende die uitwendige Verandering, voor de waare bekeering aan, •maar blyft in weerwil van dit alles zyn geweeten ontruft, en de vrees voor 't eeuwig verderf dezelve, Hoe gepaft is dit om hem te overtuigen, dat een uitwendige verandering de zaak niet is, dat 'er een waare verbetering des harten vereifeht word, waar door hy ziet en leerd maakt den boom goed, en zyn •vrucht goed: want uit de vrucht wordt de boom gekent (e). Wordt hy, onder dat alles het vruchtelooze van zyne pogingen ontwaar, terwyl de kennis van de grootheid van zyn Erf- en de fnoodheïd zyner Daadelyke zonden van tyd tot tyd meerder word, met overtuiging Yan zyn doo- delylc (c) Rom. 5: 12. (d)Rom. 3: 19. (e) Matt. ia: 35.  T ï X H 1 N B E L ! H S B N. $ Myk onvermoogen, om in pligten en verrigtingen eenige gerechtigheid voor God te vinden, of om zich zeiven te verbeteren, zoo kan hy voor eenen tyd zyn redding wel hopeloos ftellen, en daar onder verdrietig en moedeloos worden. Dan gepaft wedervaart hem dit alles, om hem tot verheerlyking van God en tot zyn waar geluk te leeren, dat hy eene andere gerechtigheid nodig heeft, ter verkryging van de vergeeving van zyne zonden; en den Heiligen Geeft ter verandering van zyn harte. Wordt hem door »t Euangelie de Heer Jeftis verkondigt als in .de waereld gekomen, om Zondaren te'zaligen, word hem in het zelve geleerd, dat het zyn pligt en voorrecht zyn zon, hem te zoeken en hem te vinden. Valt hy daar op aan 't werk, om aan Jefus zynen nood te klagen, zoo dat hy die als zynen Zaligmaker naar zyne meening nu begeert ■zich aan hem voorfteld en aanbiedt; doch kan hy daar onder, geen vrede vinden, of zyn o-e_ weeten ftillen. Hoe nuttig is hem dit, om hem tot zyn waare rufte te leeren, dathy een klaare en onderfcheidene kennis van 's waer relds Borg, in alle zyne hoedanigheden en ei-genfchappen, als Wys, Machtig, Algenoegzaam, Goedertieren en gewillig om hem ten Zaligmaker te zyn nodig heeft; waarom hy dan van zyne zyde niet anders dan Chriftus door en dat hy daarom niet alleen van de Wét, maar ook vooral van 't Euangelie gebruik te maaken hebbe. Hoord hy uit \ Euangelie, dat de Hepr Jefus wys, machtig, algenoegzaam en gewillig is, om ellendige te zaligen, maar kan hy niet gel oven, dat die dat alles voor hem is, en hpn injg byzonder zou kunnen en willen zflj ii maakenj om dat hy, naar zyn gedachten, de gdlukens die daar toe vereifcht. worden ontft&ffti om dat de kennis van zyn zonden Jaar ■ toe  ï U S A N B E L I S O.E 1 7 roe niet groot genoeg is, om dat hy niet diep genoeg over dezelve verootmoedigt is; en om dat zyne begeertens. hem daar toe veel te nauw voorkomen: beproeft hy daar op wel alle middelen, om 't geen hem ontbreekt in zich te verwekken, . cn fchept hy naar maatc dat hy die geftaltens ondervindt, wel eenigen moed ui hoop, maar duurt het met:dit alles maanden, en jaaren, -blylt hy ongetrooft, en ondergaat hy tusfehen beiden wel eens verregaande benauwtheden, vreezende, dat hy.nog zal omkomen en verloren gaan: Hoe nuttig zyn hem alle deze vrugtclooze pogingen, om hem te leeren, dat hy nooit grond van. vrymoedigheid in zich zeiven zal vinden; maar zich moet laten overtuigen, dat hy alleen door Jefus in't Euangelie ontdekt, moet gezaligt worden. - Vind hy na al dat woelen zich genoodzaakt door de overtuiging van den' Heiligen Geeft, om zich als een hel- en doem-waardig Zondaar, die uit hoofde van Adams fchuld als een vloekelingin de waereldkwam,,te verklaaren, en in betrekking op zich zeiven te erkennen; zo Heer de ongerechtigheden gadejlaat: Heer mie zal beft aan (f). gepaard met inzien in Gods vle;ckelooze Heiligheid cn zyn 'eige gruwelykhe'd, met bewuftheid, dat zyn bidden, leezen, keffer gaan, en met een woord, alle zyne verrichtingen walgelyk en met zonden befmet zyn; zoo dat hy niets meer overhoudt, waar op hy ten goede van zich zeiven zou kunnen pleiten, en verkrygt hy daar toe eene van zelfsheid. Hoe voordeelig is hem dit alles, om hem te Jeeren, dat alle zyne gerechtigheden zyn als A 4 een (f) Pfalm i3o; 3.  ten we^verpelyk kleed (g). en dat hy dies te begeeriger moet worden, om te zuiver er te zoeken, dien Heer, in wien gerechtigheden zyn en fterkten (h). • Is hy nu tot die laagte gebragt, en geeft de H. Geeft, door middel van 't Euangelie, hem inzien in den weg der verlosfinge, gebaand in 't bloed des Middelaars, als eenen weg, waar in God tot luifter van alle zyne deugden en volmaaktheden, Zondaaren kan en wil zaligmaken, zoo dat alle nevelen van donkerheid opgeklaard worden, en hy met licht te zien krygt, dat de Goddelyke Middelaar, als met geopende armen gereed ftaat, en al lang geftaah heeft, om hem te ontvangen, hem toeroepende: ziet hier ben ik, gereed om my aan u te openbaaren. Ia! dat de Vader zelf, hem beveeld, den Zoon te kusfen, op dat hy niet toorne. Waar toe dit alles? dan alleen, op dat hy, onder het inzien in het welverordende van den weg van zaligheid, en het afe genoegzame en gewillige van den dierbaaren Heere Jefiis, om hem te kunnen en te willen zaligmaken, met een welberaden welgevallen, dien weg zou goedkeuren, daar mede volkomen inftemmen; den Heiland aannemen, en met onbepaalde overgave, zich aan hem toevertrouwen, niet alleen, om maar van fchulden verloft, maar ook, van fmetten gezuiverd, hem ten eeuwigen eigendom te worden, om in zynen naam te wandelen, voor zyn aangezichte te leeven, en zich als zyn onderdaaa yoor hem te gedragen. Mag.  VERHAND ELIN&EJT. £ Mag hy, onder herhaalde overgifte van zich aelven, en het onbepaald aanneemen van den Heere Jefus in, en tot alles, ondervinden, dat zyne vertrouwelykeGeloofs-oeffeningen in fterkte toenemen, en hy, onder klaarer inlichtingen in 't heilvolle, dat 'er in den Middelaar is, zich, op hem verlaat, en de uitwerking zyner zaligheid aan hem toevertrouwt. Hoe toelei- dende is hem dit, om met verwonderende aanbiddingen, den Heere eere te geven, van wegen zyne vrije- en vrymagtige genade, met voorbygaan van anderen aan hem bewezen,, cp dat hy zoude verkondigen de deugden des geentn die hem uit de duifiernisfe geroepen heeit tot zyn wonderbaar li ebt (i). Ondervindt hy, dat die levendigheid van geeft veriiaauwt, en dat die blyde dank-erken-1 tenis voor de bewyzen van vryë genade aan hem beweeze vermindert; zeggen hem anderen verkeerd, dat-*die gevoelige liefde, wel in den eerften overgang genooten wordt, maar dat het des Hepren weg niet is, zich in't vervolg aan zyn vojk zoo uit telaaten, en geeft hy daar aan gehoor, zonder beter onderrecht te worden, en geraakt hy dus hoe langs hoe verder van den rechten weg, zoo dat hy niet meer weet, wat hy van zich zeiven te denken heeft; zoo hy al niet tot verdenking van zyn geheele ftaats-verandering geraakt; of, komt hy met anderen wel daar toe, om zyne verandering uit zyne voorledene bevinding op te maaken, en ontbeert hy dus, tot dat hy beter oniprregtingen ontvangt, de nuttige leeringen, die A S Vt (1) i Petri 2: 9.  K> ZEDENKUNDIGE uit het verflauwen van zyn levendigheid, en het verminderen van zyn dankbaarheid te trekken zyn. Hoe gepaft ondergaat hy dit alles, om daar uit te leeren, dat hy niet eens en voor altoos krachten ontvangt, maar by eene voortduwende bedeeling van de genade van den H. Geeft moet leeven, waar door de voorwerpen van t geloove aan hem vertegenwoordigt worden,- op dat hy zich- gewenne naar de verlichting en onderwyzing Van den H. Geeft dagelyks uit te zien, en daarom te bidden, onder een gezet gebruik maken van alle de daar toe leidende middelen. ' | Heeft deze les de gewenfehte uitwerking niet; word hy hoe langs hoe meer donker en verward, zoo dat hy den Heer Jefus niet meer ondertoog kan krygen, en zynen flaat zelfs uit voorledene bevindingen 'niet durft opmaaken, zoo kan dat wel eens verregaande berocringe in hem veroorzaken, maar hoe veel beter is hem dit, dan dat hy tot verdere zorgeloosheid verviel, om hem te leeren, dat voorledene ondervindingen tot een gëmoedigd'leven niet toereiken, en dat,'wil hy gemoedigt leven, zyn geloof zich levendig werkzaam moet betoenen, in hem dagelyks aan den Heere Jefus overtegeven, 'en hem aan te neemen, als het befte middel, om. door dagelykfche geloofs-oeffeningen, de bedenkinge over voorledene bevindingen buiten gefchil te houden. 1 ■'; ■ ' ' Word hy by zyne afwykinge bepaald, en geraakt hy daar onder aan lier belyden van zyn fchuld en trouwloosheid, fmeekende en «■kennende, gaat niet in 't gerichte met u-wen knegt  y B: R HANDELINGEN. II hiegt, want nicmant die leeft zal voor uw aangezichte regtvaerdig zyn (k). gepaard met inzien in dit,- of andere getuigenisfen: indien wy onze zonden bclyden, hy is getrouw en rechivaerdig, dat hy ons de zonden ver geve (1), dit is hem zeer nuttig, op dat: hy zich van nieuws naar den heilvollen Middelaar heen wende, het aanneemen van hem, en overgeeven van zich zeiven aan hem .hervatte, deeze gunftige leering dankelyk erkenne, en zich voorts, door waaken en bidden wachte yoor alles, dat aanleiding tót verflauwing gegeven heeft. iq»t gehoorde ftoffen van overdenkingen op; terwyl het zyn groote doel is, om van het ontvangen onderwys gebruik te maaken, en dat te beoeffenen. Word hem ter plaatze daar hy met de gemeente te zaamen komt gelegenheid gegeeven om aan den armen Chriftelyke handreiking te doen, en mede te deelen ter vervulling van de behoeften der geenen die 't nodig hebben^ Wat gelegendheid geeft hem dit, om zyn voorrecht van zoo eene gunftige bedeeling, als hy boven deeze geniet, dankelyk te erkennen, gedachtig zynde aan dat woord, bet is zali-  VERHANDELINGEN'. 17 . 1*er te geven dan te ontvangen (s), en tevens om hem toe naarftigheid in de getrouwe waarneming van zyn beroep aan te Ipooren, op dat hy door nalatigheid en pligt-verzuim, niet tot armoede vervalle. Ziet hy daar >t Bondzegel des Doops aan teederen zuigelingen bedienen. Ook dat is hem nuttig, als hy verwaardige word, die jonge wichten aan de Goddelyke ontferming fe bevelen, en zich te herrinneren, dat hyzelf in zyn eerlte kindsheid, der kerke reets is ingelyft, en aan eenen Drieè'enigen Godt opgedragen; dat fchoon hy wel in zyn jongelingfchap zyn Doop niet beleefde; de Heer 'echter een oog van zorge op hem hieldt, en onaangezien alle zyne dwaasheden, in den tyd der minne gebragt heeft onder den band des Verbonds, en een deel-genoot gemaakt van al dat Heil, dat een Drieëenig God aan zyne kinderen geeft; zynde gewasfehen in het bloed des Lams; waar van zyn Doop hem nu tot een teken en zegel ftrekt, en hem noopt, om zich als 't eigendom van zynen Heer te gedragen, op dat hy zynen weg als de gedoopte Kamerling met blydfchap marreizen. ö Word hy geroepen en verwaardigt tot het gebruik van \ Heilig Avond-maal, om te gedenken aan 7t Lyden en Sterven van den Heere jefus, en worden hem daar boven de beloften van >t Euangelie, door uitwendige zichtbaare tekenen voor't oog gefchildert, en verzeoeld de mededeeling van alle de goederen des Ko$ ning- (s) Hand. 20: $f.  iS ZEDENKUNDIGE- ningryks in tyd en eeuwigheid. ' Wat voorrecht? dat hem daar gelegenheid gegeeven wordt, het geheele werk der Verloszing te overdenken, zyn keus van en overgift aan den Heere te vernieuwen, en zyn Geloof te verfterken, in de verwagting op de zekere vervulling van alle de Verbonds-beloften. Heeft hy gelegenheid ter gemeenfchaps-oeffening met zyne medegenooten, mag hy daar in liefde mee verkeeren, onderling van't werk der Genade by aan- en voortgang fpreeken: en ondervind hy daar de vervulling dier beloften, ik zal hen eenerlei hart en eenerlei. weg geeven (t). ——— Hoe bevorderlyk is dit ter aanfpooring, om den Heer over zyne Genade-werkingen te aanbidden, van 't onderwys dat'hy daar door ontfangt, een voordelig gebruik te maaken: terwyl hy zich nu en dan al eens verblyd in 't vooruitgezicht> dat hy met al het gezaligden volk, den Heere ongeftoort voor eeuwig grootheid zal toebrengen. Valt zyne aandacht in de zaamenleving op 't gebruik van het woord Gelooven, dat hy zeer dikwyls op eenen dag hoord noemen, zoo geeft hem dit aanleiding om te denken of het al Gelooven is, \ geen meermaal zoo genoemd wordt: dan om hier omtrent niet onbedachtzaam te oordelen; zoekt hy naa eene omfchryving van het Geloof, en vindt 'er geen betere, dan dat Gelooven is het aannemen van een anders getuigenis; overeenkomftig het gezeg van den Apoftel Johannes, indien ivy het getuigenis der menfehen aannemen, het getui' (0 Jerem. 'iz: 39.  VERHANDELINGEN. KJ tuigenis Gods is meerder: want dit is het getuigenis Gods, het welke hy van zynen Zoo~ ne getuigt heeft. Die in den Zoone God; gelooft, heeft_ het getuigenis in zich zeiven: die God niet en gelooft, heeft hem tot een leugenaar gemaakt: dewyl hy niet gelooft en heeft het getuigenis, dat God getuigt heeft van zynen Zoone. En dit is het getuigenis nament'.yk dat ons God het eéuwige lèeven gé* geeven heeft: en dit zei-je leeven is in zynen Zoone (u). Houdt hy nu dit gezeg tel¬ kens in het oog, als hy het woord Gelooven hoort noemen, zoo heeft hy dagelyks meermalen gelegenheid om op te merken, dat dit woord zeer misbruikt word, en 'er dikwils gezegd wordt, ik Geloof, daar het echtergeCn geloof is, om daC'er een getuigenis aan 'ontbreekt waar op het fteunèn moet, van hier dat dan ook menigmaal tegen elkandertn ftrydende zaaken gelooft worden, zoo dat de een zegt te gelooven dat wy eenen harden- de ander ' dat wy eenen zachten- winter, of de een dat wy eenen natten-, de ander 'dat wy eenen droogen- zomer zullen hebben; en wie zou in ft'aat zyn, om de gevallen op te tellen m welke het woord Gelooven . genoemd wordt dan ware het misbruik van dat woord hier by gebleven, de zwarigheid was noch zoo groot met; maar dat het tot den Godsdicnft ii overgegaan, komt hem zeer zorgelyk voor waarom hy zeer ongaarne >t woord Gelooven m 't Godsdienftige hoord gebruiken, als het geen Goddelyk getuigenis of beloften ten vo'offi 2 werp (u) i Jok ƒ: 9, 10, ii.  zo ZEDENKUNDIGE werp heeft: waarom hy dan ook vaft-fteld, dat het door den H. Geeft gewrocht Geloot" eigenfchappen ja gevolgen hebben moet, die van het 'Hiftoriefch Geloof zeer onderfcheiden zyn; en des denkt hy, dat tot 't Geloof van de getuigenisfen die hunne betrekking op de Wet hebben, behoort; a. eene oprechte, openhartige, en onbewimpelde Schuld-belydenis; b. een afftant, ten minften een niet moetr willig aan de hand houden van bekende Ongerechtigheden; c, een vlytig Middel-gebruik, waar onder men van Schuld en Smet kan verloft worden: en dat men tot het Geloof van de getuigenisfen • van 't Euangebe brengen moét: a. een hoog-fchatten, en dierbaar waarderen van den daar in bekendgemaakten Middelaar; b. een verëeniging en eensgezindheid met den Heere, om alleen door den weg van vryë genade .in Chriftus gezaligt te worden; c. een grond-gefteltheid, om niet der zonden, of der waereld maar Gode te leeven; en wat 'er meer zou kunnen genoemd worden. Intusfchen komen hem de ei¬ genfchappen, welke met het vertrouwen, in het aannemen en voor waarachtig houden van de Goddelyke getuigenisfen, onaffcheidenlyk gepaart gaan, in onderfcheiding van iemand, die ongegrond zich verbeeld een Chriften te zyn, voor, zig in de volgende onderfcheidingen en tegenftellingen te openbaaren; By voorbeeld; Iemand, die door een ongegronde verbeelding, denkt een Chriften te zyn, is eiken dag dezelve; ftaat iederen dag even ruim, heeft geene genade werkingen nodig, en is in zyne ver-  VERHANDELINGEN. 21 verbeelding zeer geruft. Een Oprechte vertrüuwer ftaat zeer afhanklyk van de Genade, hy leerd langs hoe meer, dat hy niet eens, en voor al kragt ontving; maar onder 't genot van eene gunftige en achtervolgende Genade-bedeeling, telkens vertegenwoordigingen, ondekkingen, en inlichtingen in de volheid die in Chriftus, en in het Euangelie geopenbaart is, nodig heeft; zal hy in de oeffening van een levendig Geloof op ' den Heere vertrouwen. Een die zich in zyne verbeeldingen bedriegt, ,kan met een pligtverzuimend leeven, en een waereld-gelykvormig gedrag, in gewaad, gelaad, en verkering geruft zyn: Dan een Oprecht vertrouwer leerd, dat de Genade zeer teeder is; dat bly en Hecht niet te zaamen gaan, dat zyne ongerechtigheden, dikwils tusjchen hem en den Heer een fcheidtng maaken, en dat zyne zonden het aange ■ zicht van den Heere voor hem verbergen, dat die hem niet en hoort (v); en dat alfchoon zyn verftand zoo verre wel niet verduiftert wordt, of hy bleef noch erkennen, dat de Heer Jefus een volkoome Zaligmaker zy; hy zich echter met zyn verftand niet kon behelpen, of tot dat hart-bevredigend en ziel-gerustftellend vertrouwen niet geraken, ten zy hy naa afwykingen, zyn fchuld beleed, en onder herhaalde Geloofs-oeffeningen ontwaar wierdt, dat het Bloed van Jefus Chriftus hem reinigt van alle zonden (w). Al verder, een die zich in zyne verbeelB 3 ding O) S9: 2- («) i Job. u j.  %% ZEDENKUNDIGE ding bedriegt, is onvatbaar voor waarfchou\vin|en tegen zclfs-bedrog, pp de fterke vaftftcllmg, dat hy een Chriften is, ftuit alles af, én kan hy»zich alles laten zeggen, zonder het zich aan te trekken, of daar door tot nadenken gcbragt te worden. Doch een Oprecht vertrouWer is veel al zwak, de vrees voor zelf-bedrog legt hem na aan \ harte, een onyerftaaii gezegde, een ongegronde opvatting, dat d:e ofdeeze niet'gunftig over hem oordeelt, een woelende verdorvenheid, een min of meerdere ftruikeling, en vcele andere zaaken, kunnen hem'in zyn vertrouwen doen verzwakken, zyne oprechtheid in verdenking brengen, des is zyn dagelyks, werk zyne oprechtheid voor den lieere te beproeven, onder herhaalde z'-chtingen, doorgrond my ó God! ende kent n,yn hart, beproeft my én kent myne gedachten en ziet, of doet my zien, of by my ■fc. ,c dae/yfe neg zy, en leid my op den eeuwigen wty (x). Deze zaaken in H oog te houden, en zyn practykdaar naer in te richten, is zeer nuttig, en leveren hem verfcheide Lesfen op. Hoort hy zeggen, dat de Kerk in geen eeuw zoo eenen geefteloozen tyd dan' tegenwoordig heelt gehad, en dat de klachten, dat de lieer met zynen Geeft geweken is, zynen Geeft ontrekt, zyn Licht weigert en inhoudt , en wat dies meer is, vry algemeen zyn; zoo' dat alle verantwoording aan de zyde der menfchen uit 't oog fchynt verlooren, en de oorzaak van 't kwaad aan den Heere toegekent .;.,.} - * •' tt< (\-; Vfulm 139: 23, 24;  VERHANDELINGEN. 23 te worden; zoo zoekt hy na tefpeuren, wat denkbeelden men aan 't woord, Verbergen gewoon is te gee'ven; en uitde klanken der woorden, cn utdrukkelyke gezegden merkende, dat men dit aan den Heere als de eerfte oorzaak toekent, als of de Heer zyn licht ontrekt, en 't verftand verduifterd, waar door de Geloofs-voorwerpen uit het oog geraaken; leevert hem dit zeer veel ftof van overdenking op; niet over de zaak, die in de H. Schrift wel eens voorkomt, dat de Heer zyn aangezicht verbergt. Maar wat 'er dan ge-. beurt, of liever, waar de Verberging haar begin neemt; of, aan de zyde van den Heere, dat die, de eerfte is, die (mag dit woord hier eens gebruikt worden) den teederen omgang afbreekt, en zich als uit het oog van zyn volk weg-maakt; of, dat de Verberging een gevolg is van de reden, welke de Heer aan de zyde der zynen rechtvaardig om begaane zonden daar toe heeft. Want die, welke ter beproevinge wel eens gefchieden, worden hu door hem niet bedoelt. Met die gedachten derhalven, als of de verberging aan de zyde van den Heere haar begin nam, en die. de oorzaak zou zyn van alle gevolgen (wel begrepen) welke daar uit voortvloejen, kan hy zich niet verëenigen ; om dat hy een af-keer ontwaar wordt, om 't kwaad op rekening van den Heere te zetten, en flaat hy zyn Bybels-woordenboek eens op, hy vindt ook op veele plaatzen, dat de verberging van den Heere voorkomt, als een tuchtiging over begane zonden, welke den weg daar toe gebaand hebben. Dan in dezen B 4 maal-  ZEDENKUNDIGE maalftroom van overdenkingen is hem zeer nuttig, de herrinnering dat de Oofterfche Koningen gezegd worden hunne aangezichten te Verbergen, als zy, aan eenen zich misdragen hebbende Hoveling, weigeren hem voor eenen tyd in hunne tegenwoordigheid toe te laa,en; en zoo aan hem de te vooren beweze gunftpewyzen onthouden. En' dit, dit fchynt zeer veel ovcreenkomft te hebben met de handelWyze van den Koning David ontrent zynen misdadigen zoon Abfalom, die hy, na 't vermoorden van zynen broeder Ammon, wel toeliet in zyn huis weder te keeren, doch zyn aangezicht niet zag (y). Dit ftrookt doch zeer met zyne gedachte, wyl de reden, waarom den Hoveling 's Konings tegenwoordigheid en gunft ontbeert, niet aan de zyde van den Koning, maar wel degelyk aan de zyde van den Hovelingis te zoeken: behal ven dat ook die klagt, als of men zoo eenen geefteloozen tyd beleefde, naar zyn begrip zoo algemeen niet moet worden genoomen, ja is 'er deswegen reden van treuren, zyn 'er echter nog plaatzen in .ons Vaderland, ■waar God met zynen Geeft in eenige krachtdadig werkt, tot blydfchap van hun, die Zion liefhebben; Word hy ontwaar, dat hy tegenfpraak ontmoet, dat zyne leiding van gedachten in by/.onderheden, die de bevoordering op den weg der Heiligmaking betreffen, in alles met dio van anderen niet overeen komt. Ook ■dit is hem nuttig, in zoo verre het hem aanleiding geeft, om zyne gedachten naadcr aan den (l) 2 Sant. \&: 24.  VERHANDELINGEN. *5 .den Bybel, en die van beproefde fchryvers te toeifcn; cn wordt zyne afvvyking daar door aan hem kenbaar, hy acht het een voorrecht, zyne aangcnome vooroordeeien af te leggen; doch wordt hy in tegerdeel door een nader onderzoek van den Bybel en Godvrugtige fchryvers in zyne gedachten beveiligd; hy tracht zich I ngs zoo meer op de Waarheid te gronden; zyne gedragingen overeenkomftig dezelve in te richten, en zich omtrent anderen die van hem verfchillen, met zagtmoedige wysheid te gedraagen. Mag het hem gebeuren met zyne Medgezellen te zaam te koomen, om zich door't zingen van Geeftelyke Liederen te verluftigen. Hoe opleidend is dit ter herrinnering van vorige gemoeds-geftalten; ter verëeniging met die Dichters, die in haere eensgezindheid met den Heere bctoonen vreede te vinden; ter verfterking van hun Geloof op de vervulling van de Goddelyke beloften, waar van hy in de liederen voorbeelden ontmoet; terwyl hy liet eenitemmig zingen aanmerkt, als een flauwe fchets van dat Gezang, dat al het gezaligd volk, eens voor den throon des Lams zal aanheffen. Gebeurt het, dat de gemeenfehaps-oeffeningen verminderen, dat de liefde verkquwt, en de eensgezindheid, om over het verborgen leeven met den Heere te zaamen te fprecken zoo niet als te vooren gevonden wordt. —— Ook dit is hem leerzaam, om voor zich zeiven te waken tegen die veragtering, welke hy in andere ontwaar word, en onder een mindere verkeering met menfehen te meer gemeenfehap met den Heere te oeffenen, en de* B 5 tyd,  ZEDENKUNDIGE tyd, die hem van zyn tydelyk beroet» word overgelaten, tot onderzoek van den'Bybel cn 't gebruik der boeken van Godvruotio-J fchryvers te belteeden. Valt hy daar op met ernft en yver aan 'i werk in een gemoedelyk gebruik maken van alle middelen, om ih den weg van Heiligmaking bevordert te worden, met een oog op de pligt-vermanende voorftellen: Doodt de leeden die op aarden zyn, vergeet 't geen dat achter is, en ftrekt u uit naar 't geen dat voor is, en dergelyken, zich al eens verblydende m de. verwachtinge, dat hy als dan te meer tot eere Gods zal kunnen leeven: doch helaas! onder de bevinding, dat hy in plaats van beter, flegter wordt; en hy zich onder de middelen met allerlei overleggingen en zoo veel verftrooijngen van gedachten vervuld vind, dat hy onder de openbaare middelen naauwlyks de klanken der woorden hoort, en dus ver af is, om 't gehoorde zich te kunnen herrinneren en te beoeffenen, en dat hy in zyn verborge bidplaatzen, zich door even-genoemde verftrooijngen van gedachten zoo gekweld vind dat hy zich den Heere niet vertegenwoordigen, of eerbiedig en geloovig voor hem kan verkeeren, en veel lezende, geen regel zonder verftrooijng en denken aan andere zaaken leezen kan. Dan hoe zeer hy onder dat vrugtelooze van zyne poogingen bloot ftaat, om tot diepe moedeloosheid te vervallen, i« hem ook dit nuttig, om te leevendiger overtuigt te worden, dat 'er in zyn gebruik van middelen, niet alleen geen waardigheid is, of geen be weeg-reden leggen; om 't goede deel-  VERHANDELINGEN. 27 deelachtig te worden, maar ook, dat de middelen op zich zelve geen uitwerkende kracht hebben, zoo dat de middelen, zullen zy de gewenfehte uitwerking hebben, met den Goddelyken zeegen, de verlichting en bewerking van Chriftus verworven Geeft, moeten gepaard gaan; en hy derhalven onder al zyn middel-gebruik, op *t oog te houden hebbe, 't geen de Catechismus in de uitbreiding over de Vierde Beede, ten opzichte van de ligchaamlyke gaaven zegt: dat noch onze zorg, noch arbeid, noch uwe gaaven, zonder uwen zeegen, ons en gedijen: en dat wy derhalven ons vertrouwen van alle Creatuuren aftrekken en op u alleen ftelien. Gebeurt het, in plaats dat hy van deeze les voordeelig gebruik zou maaken, dat hy in tegendeel van den rechten weg geraakt, en door de vertegenwoordiging van het vruchtelooze der middelen, zonder den Geeft, zich verbeeld naa de bewerkingen van den Geeft voor ?t gebruik der middelen te moeten wachten, met bedoeling, om langs dien weg geeftelyker te worden, en zich mée'r als een geeftelyk menfeh te gedraagen, en dus ingevolge van die gedachten, by het ontbeeren van de bewerkingen van den Geeft, ook \ gebruik van de middelen nalaat, en onder dien fchoonen fchyn, zonder befchuldiging van zyn geweeten, verzuimen kan; daar hy, ten zy hy beter onderrichting ontvangt, en daar van gebruik maakt, al een tyd lang in kan voordgaan; daar, ingevalle hy opmerkt, dat de herrinnering en aanmaaningen van zyn geweten genoeg zyn, om hem tot het gebruik maken van  fi8 ZEDENKUNDIGE van de middelen te beweegen, het hem van den morgen tot den avond daar aan niet ontbreekt: — Doch met dat gevolg, dat hy in plaats van geeftelyker, vleescheïyker' word, als hy naa zyn ftaatsverandering noch geweeft Js- Kan .hy daar door te nadrukkelyker leeren, dat hy tegen meerdere verleidingen als hy in den beginnen dacht, te waaken heeft, en de Geeften moet beproeven of zy uit God zyn (z), met opmerking, dat de Geeft volgens den gewoonen weg niet werkt voor, of zonder de middelen, maar door en onder de middelen, welke zy ook zyn, en hy een gezet en getrouw gebruik van de ingeftelde middelen maken moet, al biddende, dat de Heer daar zyn Geeft by paaren, en 't middel-gebruik zegenen mooge. Dan hy geraakt veelligt op een andere klip en geeft aan een inval of den Bybel Gods woord wel is, gehoor, en in plaats dat hy die pyl afwyzen, en 'er zich in zyn Bid-vertrek voor den Heere over beklagen zoude, zoo geraakt hy, zonder opzien naa onderwys, aan redeneren, en voert die bewyzen aan, die hy voor de Goddelykheid van de H. Schrift aan de hand heeft; maar die niet verder als in >t leeren van zyn Belydenis onderzogt hebbende, ontbreken hem wapenen, om zyn zaak tegen herhaalde en iteeds fterker-wordende bedenkingen te bepleiten, en vind zich door verzuim van Bidden, en gebrek van wapenen buiten ftaat, om op de hem voorkomende zwaarigheden te antwoorden, waar door hy in groo- 00 i l«h. 4: i.  VBREASDELIBCE KT. 2-0 grooter benauwdheid als hy noch ooit ondervonden heeft, geraakt; vreezende dat zyn geloof ydel en zyne hoop ongegrond is. Dan hoe benauwende dit ook zyn mag, ftrekt het ten zynen nutte, als hy ?er door aangefpoord wordt, om te meer te bidden, leid ons niet in verzoekinge, en op de eerfte invallen ,' tegen de liftige omleidingen, verberging zoekt onder de fchaaduwe van den Almachtigen, gepaard met een naarftig opfpooren van de bewyzen, die voor de Goddelykheid van de H. Schrift voorhanden zyn, zoo dat hy daar onder meer fterkte voor zyn n-eloove en hoope ontwaar wordt, als hy ten dien opzicht ooit gehad heeft. Vind hy zyn wooning bepaald aan een plaats daar hem medegenoten ontbrecken, en de openbaare dienft hem zoo gefchikt niet voorkomt, als hy begrypt, dat die elders wel gevonden wordt; zoo legt hy wel bloot voor veele overleggingen over 't geen hy ontbeert, en anderen genieten; maar krygt hy tusfchen beiden eens gelegenheid, om °zich zoo hy het befchoud, in eene meer graazio-e weide te bevinden, en let hy nauwkeurig op de gefteldheid van zyn gemoed; wordt hy niet zelden ontwaar, dat hy onder de erefchikfte middelen ontbeert, 't geen hy aan de plaats zyner wooning pleeg te genieten; zoo dat hy met blydfchap daar h eenen wederkeerd en onder meerdere vergenoeging over zyne' bedeeling, zynen weg voordwandelt. Wordt hy onder een hoog wyze beftierende Voorzienigheid, door dit of dat middel geroepen, om van woonplaats te Veranderen dé  30 ZEDENKUNDIGE de plaats zyner geboorte, zyne vrienden en medgezellen, van welke hy nuttige beftieringen in zyne gemoedsgefteltheden en lot-geval- len ontving, te verlaten. Zoo kan het zien op die voorrechten die hy vreeft door verandering van woonplaats te zullen ontbeeren, wel eens bedroevende gemoeds-gefteld- heden in hem verwekken. Maar krygt hy bepaling, hoe Abraham dit bevel ontving: Gaat uit uw land ende uit uwe maagfchap, en uit uw es vaders huis, naar 't land dat ik u wyzen zal(£), en dat hy dat voorbeeld zoo wel van gehoorzaamheid, als van geloove naa te volgen hebbe, onder herrinneringen van zyne onbepaalde overgifte en herhaalde betuigingen om den Heer naa te wandelen, werwaards die hem geliefde te leiden. — Maakt hem dit ftil,_ hy vernieuwt zyne keus, en geeft zich onder zuchtingen om een gunftig Gods-geleide, ook in deezen weg aan den Heere over; waar onder hem wel tot zonderlinge bemoediging verftrekt, als zyn Geloof by deze of andere toezeggingen bepaald word: De Heer nu is de geen, die voor uw aangelichte gaat, die zal met u zyn, hy en zal u niet begeeven noch u ver laat en, en vreeft. niet, en ontzet u niet (b): in die gemoedsgefteldheid zegt hy'zyne vrienden en medegenooten vaarwel, trekt op, en wordt met verwonderende dankerkentenisfe vervuld, onderbevindingen, dat hy aan de nieuwe plaatze zyner wooninge ook zoodanige ontmoet, die, al is hy een vreemdeling, zyn aangezicht aan- nee- (a) Gen. 12: 1. (b) Duet. 31: 8.  VERHANDELINGEN. g£ neemen, en in welker verkeering hy de vervulling van die belofte ervaart, fk zal hun eenerlei -weg geeven om my te vreezen (c). Gebeurt het dat hy eenen geliefden Leeraar verheft, 't zy door den dood of verplaatzing, en wel zoo eenen, die het middel ter zyner ontdekking is geweeft, wiens dienft hem boven dien van anderen gezegend was, tot wien hy eenen vryè'n toegang hadde, en van wien hy veel liefde en onderwys genoot. ——Dit kan zyne harstogten wel in veel beweoinobrengen; maar tot bedaardheid komende, krygt hy gelegenheid om te merken, dat het maar een middel was, dat hy dikwerf daar aan toekende, dat geen, daar hy den Heere de eer van had .behooren te geeven; dat de wegneming van zoo eenen Leeraar billyk is, en voor hem nuttig, in zoo verre hy meer leerd, de middelen als middelen, in de hand van den Opperzegenaar te gebruiken: En gebeurt het, dat hy deeze of geene vermindering in zyne inkomften en bezittinge ontwaar wordt, 't geen een aakelig voorui?tzigt om tot armoede te vervallen, oplevert; doch waar in hy niet doet als een, die gewoon is, het kwaad dat hem wedervaart op rekening van den Heere te ftellen, als of die bittere dingen tegen hem fchreef, en het daar by laat, en niet beter of ryker word. Maar dit is ook zeer nuttig voor hem, als hy daar onder tot onderzoek gebracht word, of 'er ook ontrouw van eed of pligt, of 'er ook woeker in zyne handelingen by hem plaats (c) Jerem. 32; 39.  ZEDENKUNDIGE plaats heeft, of hy in alles rechte ellen, maaj ten en gewichten in zyn beroep gebruikt, of de waereld-gelykvormigheid in opfchik van huis en kinderen, zyn vermogen niet te booven gaat; of Salomons zeggen aan hem bewaarheid wor&v.een weinig jlaapens, een weinig jluimcrens, een weinig handvouwens al nederleggende, zoo zal uwe armoede u overkomen als een wandelaar, en 't gebrek a's eengewapend man (d). Krygt hy by een naauwkeurig onderzoek onder ft oog, dat 'er in dit of dat by hem wat gebreekt, en werktuigen van onrecht en hoogmoed door hem gebezigt zyn; hy belyd zyn fchuld voor den Heere, verzoekt vergeving in de Heilverdienften van den Middelaar; tracht al het verkeerde uit zyne tente weg te doen, en met een oog op een ander gezeg van den wyzen koning, de hand der vlytigen maakt ryk (e). Verdubbeld hy met opzien naa den Heer zynen yver, en ondervindt de Goddelyke zegen op zyne naarftigheid, eerlykheid en nedrigheid. Wie weet niet, dat door de algemeene verdorvenheid de een menfch den anderen verdriet en fmarten aan doet, doch waar van de wyzen. op welken dit gefchied, zoo verfcheiden zyn, dat in die op te tellen geen einde zou te vinden wezen; wat fmart en verdriet daar door ondergaan wordt, weeten zy beft, die daar van in byzonderheden ondervinding- hebben; dan zy, die meer zuchten om heiliging in de gelegenheden waar in zy ge- (d) Spr. 6: 10, i\l (e) S[r. 10: 4.  VERHANDELINGEN. g£ gebracht worden, dan wel om ontheffing van de kwaden, die hen drukken, moogen wel eens opmerken, dat of wel Simei in David te vloeken, zich tegen den Heer zeer bezondigde, David echter wel wift, waarom hem dit wedervoer, cn dat hen maar overkomt, ?t geen zy in voorlede tyden hunnen naaften hebben aangedaan.; dat de behandeling die hun wedervaart juift gefchikt is, om hen voor het uitbreken van kwaaden, die hun naby legoen ■ te bewaaren; dat, worden hunne kwaadcÖn°o-c' fhuikt, en t onder gebracht, in eenen weowaar in zy zoo veel voedzel ontvangen, zy te meer ftof krygen, de uitnemende grootheid van Gods kracht en vryë genade te roemen , die zich zoo veel aan hun laat gelegen leggen, om hen den Beelde zyns Zoons gelykvormig te maaken, die zich onder alle mishandelingen der menfehen, als >t groote voorbeeld van lydzaamheid gedragen heeft; en 's geen hun wedervaart, op deeze wyze befchouwd, is onder die dingen, van welke Paulus zegd, dat ze hun medewerken ten gcede(fj, Onder het verliezen van tydelyke goederen' is zeker zeer aanmerkelyk, dat de Chriften zyn wooning in brand gezet ziet, niet door eige onvoorzigtigheid, wyl die van zyns buurman» woonmg tot zyn huis overilaat, en wel met die fnelheid, dat hy werk heeft om zyn Jeven te redden, zonder genoegzaam iet van t zyne, daar hy jaaren om gezwoegt en orezweet heeft te kunnen bergen; zo°o dat hv aich van dit alles in zeer korten tyd ontzet C vindt ^ (f) R»m. 8: x%.  ZEDENKUNDIGE vind; Een treffend geval voorwaar! waar van men mag vragen, is dat ook onder die dingen, die hem nuttig kunnen zyn? dan van Goederen ontbloot, geraakt hy in eene eenzame plaats op zyne kniën, hy word bepaald by de Goddelyke grootheid die met het Heïr des Hemels en de inwooners der aarden doet naer haer welbehagen, daar door word^hy ootmoedig en kleen in zyn eige oogen; hy krygt te zien, dat hy de aan hem verleende zegeningen te veel misbruikt heeft, om zyn huis met Sieraden boven zynen ftaat op te pronken, in welker befchouwing en genieting hy te veel vermaak ftelde, zyn hart den Heere ontrok, en overgaf aan dingen, die geen we-, zen hebben; hier door begint hy de Goddelyke gerechtigheid te eerbiedigen, hy belyd zyn fchuld, hy dankt de Goddelyke goedertierenheid, in hem te ontnemen, daar hy zoo veel af-godery mede gepleegt heeft; hy vernieuwt zyne Verbónds-keus, geeft zich onbepaald aan zynen Verbonds-God over, en nu van alle fteunzels om zyn vertrouwen op te ftellen, ontbloot, word de Heer meer zuiver dan ooit te voren, 't voorwerp van zyn vertrouwen; hy wénteld zynen weg, hy werpt zyne zorgen op den Eleere, die gezegt heeft, uw brood zal zeker zyn, uwe wateren gewis; hy word op eene meer dan hem gewoone wyze gefterkt in 't geloove op de Godlyke beloften, ook met opzigt op 't tydelyke gedaan; dus bekragtigd in den Heere, ftaat hy op, hy ziet de puinhopen van zyn verbrande wodning met eene flille gelatenheid aan, hem word huisvefting aangeboden van iemand  VERHANDELINGEN-. iemand, van wien hy het ft minfte wachtel de werktuigen tot de oeffening van zyn beroep nodig, krygt hy ter leen; zyn beroep word boven maten gezegend, zoo dat hy het geleende rafch wedergeeft; zyne krachten en gezondheid, te voren verzwakt, nemen toe zoo dat al wat zyn hand vind om te doen' hy dat doet met alle zyne magt, onder opzien naar de Goddelyke zegen, die hy daar op ontwaar word; hy geraakt door voor hem onvoorziene middelen aan ft herbouwen van zyn afgebrande woning; de bouwftoffen daar toe nodig worden hem door byzondere beftieringen toegevoegt, ieder die hy tot de herbouwing gebruikt, bevlytigt zich met dubbele naarftigheidj binnen korten ziet hy zyne woning, naar het gemaakte beftek voltooid; ,hy trekt 'er in, zyn eerfte werk is te. danken dat de Heer niet laat befchaamd worden, dié op hem vertrouwen; hy bidt verder om de Goddelyke zegen, onder eenen ootmoedioen wandel voor den Heere, in een getrouwe waarneming van zyn beroep, waar onder de opmerking op den voorfpoed, welke hy daar m ondervind, hem dagelyks veel dankensftof oplevert; zoo dat hy binnen korte jaaren, zich ryk, ja met Job ryker dan hy voor ft om>-e^ val was, mag noemen. ° De rechtmatige droefheid over het af-fterven van naaftbeftaanden, heeft niet alleen hare trappen naar de graaden van betrekking, maar ook naar de eensgezindheid, üefde en hube ' welke tusichen dezen en den overgebleven plaats had; en onder deeze fchynt my vry aanmerkelyk, dat een Man met een, aantal van (- 2 jonge  $6 ZEDENKUNDIGE jonge kinderen zyne geliefde Huisvrouw door den dood verlieft, waar door hy zich van eene hem teederbeminnende, en tot zyne hulpe zoo rechtgefchikte Echt-genoot, en zyne jonge fpruiten, zich van eene haar liefhebbende Moeder ter haerer opkweeking onvermydelyk noodzaaklyk, ontzet zien. Een donker vooruitzien voorwaar! dan 't eenige, dat den door droefheid overftelpten Man onderfteund, is, dat hy zyn overleede Echt-genoot in geloove mag' naa-oogen, en tot verwondering van hun, die hem omringen, zich verblyden.in de verwachtinge, dat hy met haar, met wie hy hier geftreden, gebeden, zuur en zoet gefmaakt heeft, de kroon van vryë Genade voor de voeten van 't Lam zal nederleggen en hem, die op den tiiroon zit, eeuwige grootheid toebrengen. Dan zyne tegenwoordige ora- ftandigheden overwegende, is zyn verlegenheid zeer groot; te meer, daar hy door Amptsbezigheden bezet, zich zeer weinig met huiszelyke zaaken, of de opvoeding van de kinderen bemoeide; doch hy, die gezegt heeft: Ik zal u niet begeven ef ver laat en (g), gedenkt zyne toezeggingen, en beweegt 't hart van eene zyner naaft-beftaande, om den laft van de huishouding en de opvoeding der kinderen op zich te neemen; deeze komt, en kwydt z;ch in dien zeer moejelyken poft, met veel lof, en verwondering van hun die 7 er aanfchouwers van zyn; dan de onzekerheid op de geduurzaemheid van deeze hulp, beweegt de vrienden van den Man op eene ande- (g) Hebr. 13: f.  VERHANDELINGEN. 37 andere Echt-genoot, naar verloop van eenigen tyd te denken; de een fpreekt van deeze een ander van geene; zy fprekcn hem over de wclvoegelykheid van eenen tweeden Echt zoo voor hem als voor de opvoeding zyner kinderen; de hem tot noch toe bezettende droefheid over 't verlies van zyne geliefdeEcht genoot laat niet toe, dat hy in den beginne aan dat voordel gehoor geeft: doch van tyd tot tyd tot wat meerdere bedaardheid komende, begind hy aan deezen voorflag gehoor te geven, en de zaak zelve in overweging te nemen; hy laat zich gevallen, om van de hem aangebode gelegenheid, ter ontmoeting, van eene en andere gebruik te maften; hy kend den Heer in alle zyne wegen bidt om onderwys en een gunftige.beftiering' de Heer mogt, indien het tot zyn eer kan Sïnf* i < "Uttis is' aan hem eene geJcüLte Gezellin doen ontmoeten; hy begeeft zich ter beftemde plaatze, zyn oog veftigd zich inzonderheid op eene uit de hem voorgeleide, met goede hoedanigheden beo-aavt SJSf00? 7CAm°gen S^gend; dan hoé onwaarfchynelyk dit aan zyne vrienden voorkomt, dat hy daar in zyn oogmerk bereiken zal, onderneemt hy echter zyn voorftcl aan haar te doen; en hoe zeer hy naar het uiteriyke aanzien, niet dan een weigerend antwoord kon verwachten; zoo word naa hernaaide en aanhoudende pogingen, haar hart bewogen, om hem ter hulpe te willen zynde Echt word vervolgens voltrokken, en hy ontvangt in haar eene Vrouw met naar zyn gefteldheid allerlei gepafte hoedanigheden; C 3 voor-  ZEDENKUNDIGE voorzien met bekwaamheid ter beftiering van een talryk huisgezin, die de kinderen als of ze haare eige waren behandelt, en zoo eene goede opvoeding geeft, dat zy, die 'er toegang toe hebben, zich niet genoeg over het lot van hunnen vriend - kunnen verwonderen; terwyl het ingebracht vermogen van de Vrouw' aan 't huis-gezin veel nut toebrengt. Dus weet de Heer uit de duifternis 't Jicht te doen voorkomen, en aan zyn volk gelegenheid te geeven ter opzameling van wonderen, waar over zy hem eeuwig zullen verheerlyken. Eens 'sjaars word de Chriften met al Neerlands Volk geroepen tot eenen plegtigen Dank-, Vaft- en Bid-dag; ziet hy den daar toe rondgezonden Uitfchryvings-brief in, hy vindt 'er jaar op jaar ftoffen in opgegeven ter dankbare erkentenis over aan INeeiiand gefchonkene weldaden en zegeningen; maar ook tevens vermeld, dat aanhoudende Weelde, Overdaad en Ongodsdienftighcid in 't.midden van de voorfpoed kunnen doen vreezen vooroordelen en kaftydingen van den Hemel, met laft van te bidden om aanhoudenheid van de Goddelyke zege, om afwending van onheilen en zwarigheden, om met een waarachtig berouw en leedwezen, bclydenis en afftand doende van onze overtredingen, derzelver genadige vergeving af te bidden; te gelyk met pg verbetering en bekeering van een Zondig Land; om te bidden voor de Hooge Overheid, en^ den welftand der Proteftantxhe kerken in alle plaatzen, en inzonderheid die zich, jücr te Land bevinden: • Een zwaarwig- k  VERHANDELINGEN. 39 tig werk voorwaar! denkt hy aan het vrugtelooze van vorige J3id-dagen, hy ftaat bedugt, of deeze wel beter uitwerkingen zal hebben; denkt hy aan de gedragingen van Neerlands Volk, en leverd zyn afgezonderde levens wys niet veel gelegenheid op, om in veele byzonderheden te weeten, wat 'er al gebeurd; in 'c gemeen echter begrypt hy, dat Neerlands Volk het fchandelyk bederft tegen den ileer, die ten bewyze van zyn ongenoegen, by aanhoudenheid Oordeelen zend; maar die echt r met veel goedertierenheden en zegeningen als doormengd zyn; de gefteldheid van Neerlands Volk komt hem niet ongelyk voor aan die van 't Koningryk van Juda in zynen laatften tyd, voor de gevangelyke wegvoering naar Babel, ja noch erger, naadien by dat volk onder de Godvrugüge Koningen Hiskia en Jofia noch een hervorming befpeurd wierdt; waar van hy zich, over 't gemeen genomen in Neerland niets herrinneren kan; en dus bedugt ftaat, of niet wel de Goddelyke langmoedigheid over Neerland, door de Goddelyke gerechtigheid zal verwiszeld worden, met de oefeningen van gerichten, we.lke die dan ook zyn mogen; waar door een Volk dat Gods langmoedigheid tergd, en onder mindere oordeelen Ongevoelig blyft, zal geflagen worden dat 't hun aan 't harte raakt. Begint de Bid-dag te naderen, en denkt hy, hoe Neerlands Volk in de vergader-plaatzen te zaamen fchaart met eene uitwendige vertoninge, als of het kwam om zonden te belyden, vergeving en verbetering af te bidden; terwyl de groote meenigte tot niets minder dan tot perC 4. fonele  40 ZEDENKUNDIGE fonele erkentenis van zonden te brengen is; en niets minder bedoelt, dan met aiitand van zonden-zich tot God te bekeeren; doet hem dat huichelagtig en bedricglyk Bid-dag houden verwondert Haan over de Goddelyke langmoedigheid, die die zoo veele jaaren gezien en gezegd heeft: Daarom dat dit volk tot my nadert met zynen monde, ende zy my met hunne lippen eer en, doch hun harte verre van my doen: en hunne vreeze daar mede zy my vree zen, menfehen gebeden zyn, die hun geleerd zyn: daarom zal ik voorts wonderlyk handelen met dit volk, wonderlyk en won - de/baarlyk(h). De overweging hier van kan hem wel voor een ontzaggelyk teeken van Gods verbolgenheid bedugt maken, en bracht hem haait tot bezwyken, ten waare hy zich den laft herririnerde, om het onkruid en de tarw te -zaamen te Jaaten opwasfehen tot den oogft, en dat in den tyd des oogfts tot de maaiers zal gezegt worden: vergadert eerfl dat onkruid, en bindt het in- buszelcn, om het zelve te verb/anden: maar de tarwe brengt te zaamen in myne {chnure»{\), \ geen hem doet zuchten, dat de oprechte met de geveinsde niet te zaamen omkomen mogen. —• Dan hoe betreurenswaardig hy dc gefteldheidvan ■kLand en Kerk hefchouwc; de Bid-dag ftrekt hem ten nutte, als hy tot zich zelven inkeert, zyn hart en gedrag onder zuchtingen om de verlichtinge van den H. Geelt, en bepaiinge by zyn gebrek, cn ongelykvormigheid aan >t gene hy behoorde te zyn naauwk'eurig onderzoekt; (10 'H V' '3> r4- (i) ulatt. 13: 30.  zoekt; en 't gebrek dat hem onder h oog komt, niet verbloemd, of zyn zonden bedekt maar openhartig belyd, vergeving zoekt in de Heil-verdienften van den Middelaar, zyn Verbonds-keus vernieuwt, en onder uitzien naar bekwaammakende Genade, zich van nieuw aan den Heere en zynen dienft overgeeft; zoo dat hy gefterkt in God, zich bemoedigt vindt door >t zeggen van den Propheet Jeremia m des Heeren laft tot Baruch: ziet dat ik gebouwt hebbe breek ik af, ende dat ik geplant Lebbe, ruk ik uit, zelfs dit gantfche Land, en zoudt gy u groote dingen zoeken, en zoekt ze niet: 7vant ziet ik brenge een kwaad. over alle vleefch fpreekt de Heere; maar ik zal u uwe ziele tot eenen buit geeven Ql), dus voor zich zeiven beveiligd in >t geloove op de Goddelyke beloften, dankt hy in eenzaamheid voor 't goede dat hem onder 't oog komt aan Land en Kerk gefchonken te zyn; hy bidt om 't achtervolgende genot van de zegeningen, om heiliging en afwending van de oordeelen, om de uitbreiding en opbouwing van 'c Koningryk van Cliriftus, om wysheid en Godvrucht voor de Overheden, en dus om de groei en bloei van alle de Proteftantfche Kerken, en inzonderheid van die in ?t Vaderland; Vervolgens gaat hy op ter plaatze daar de gemeente te zamen komt, met zuchtingen, dat het den Leeraren gegeven worde met wysheid en vrymoedigheid te fpreken, dat zy door den H. Geeft verlicht en beftierd, mogen danken voor, en bidden om dat c S geen., (k) Jercm. 45: 4, f.  42 ZEDENKUNDIGE geen, dat tot eer van God en 's Volks nut kan ftrekken; merkt hy dat zy een woord ter rechter tyd fp-eken, hy dankt al hoorende den Heer, met. biddingen om een gezegende uitwerking; ziet hy op de te zaamgevloeide fchaar; wordt hy met medelyden aangedaan, over zoo veele zyner medemenfehen, als die daar maar eene u;twendige vertooning maaken, en niets minder dan de behoudenis van haere koftelyke en voor de eeuwigheid gefchapene zielen ter harte neemen; zyn medelyden met, en liefde tot zyn Land- en Stad-genooten, doet hem zugten, dat de voorgeftelde Waarheden aan veeier zielen geheiligd mogen worden, met verlangen, dat 'er door de bekeering van menfehen nadrukkelyke bewyzen van goedkeuring op Neerlands Verbods-dag befpeurt mogen worden: word hy van achteren daar wat van ontwaar, hy dankt 'er voor, en verblyd 'er zich over, terwyl de aanhoudende onbekeerlykheid en onverbeterlykheid van een groote menigte hem doet duchten voor zwaarer oordeelen, en hem dagelyks geduurige bid-ftoffen voor Land en Kerk opleverd. Een zwak catyvig lichaam pm te draagen, dat door veelerlei fmarten geioltert wordt, is niet zelden des Chriftens lot, vooral in klimmende jaaren: zoo- lang hy blyft ftaeroogen op 't geen hy voor dezen genoot, en anderen zyner med-gezellen zommige van nog meerder jaaren genieten, vald hem dit zeer fmartelyk, en hy begrypt al veele reden van,beklag te hebben; door dien hy zich ontzet vindt van 't gebruik van de openbare Genade-middelen; aan zyne lees-luft door zyne zwakheid niet  VERHANDELINGEN. 43 niet voldoen kan; in zyn gemeenfcliaps oefeningen van zyne vrienden moet afhangen, Wanneer die goedvinden hem te koomen bezoeken; en dus met de daar mede vergezeld gaande ligehaams fmarten, wel eens oordeelt, het al zeer kwaad te hebben. Doch komt hy tot bedaardheid, en ziet hy, dat deeze zwakheid hem niet overkwam, doe de bezigheden van ampt of beroep meerder krachten vorderden; maar nu die vermindert, of zyne tydelyke bezittingen vermeerdert zyn, dat hy van llaafachtig werk ontheft, alles geniet, ft geen hy ter vervulling van zyne behoeften en verkwikking begeert; dat hy, in plaatze van anderen te moeten dienen; opgepaft, en hem door de zynen, ft zy naaftbeftaande, of dienftbare alle hulp en gemak toegebracht word ; dat te vooren gelezene waarheden hem nu aangename ftoffen van overdenking opleveren; dat hy uit ft verhaal van eenen vriend, van eene gehoorde Leerreden, meer fterkte voor zyn Geloove trekt, dan hy voor deeze uit een aantal, die hy zelf hoorde, getrokken heeft; dat woelende verdorvenheden, welke hem te vooren zorgelyk waaren, de krachten ontvallen; dat beftonden zyn gebeden te vooren in veele woorden, hy nu met weinige zyne gedaante vertoond, en zyn verzoeken met meer Geloov op de Goddelyke waarheid en trouwe in Chriftus mag voordragen, en de vervulling van alle de aan. hem gedaane beloften, met meerdere geruft- heid en fterkte te gemoet ziet. Dit, en wat hem verder onder 't oog komt maakt hem. ftil, gedwee, en onderworpen, dankbaar voor ft goe-  44 ZEDENKUNDIGE h goede, dat hy geniet, gepaart met een wentelen van zynen weg op den Heere, in vertrouwen, hy zal het maaken, krygt hy daar by onder 't oog, dat de dienft van den Heere boven den dienft der waereld onder Ligchaams zwakheeden onbezefbaar hoog te fchatten is, naar dien hy die in de zichtbaar e dingen van de waereld zyn vermaak zoekt, ontwaar word, dat by het ontvallen van de ligchaams kragten, alle de vermaaken en zoo genoemde uitfpanningen ftilftaan, en haar aandoenelyke kragt verloren hebben, terwyl hy in >t ontberen van die zienelyke genoegen met den Dichter in gelöove mag zeggen: bezwylt myn vïeefch en myn harte zoo is God de Rotsfteen van myn harte en myn deel in eeuwigheid'(1), dan word hem zyn voorrecht, dat hy in' eeuwige liefden gekend, en in den tyd om de volmaakte genoegdoening van den nu Verheerlykten Middelaar tot Gods Zalige gemeenfehap toegebragt is, boven alle verwondering groot, en kan hy zich in \ goede dat hy van den Heere in zyne zwakheid geniet, dankelyk te erkennen, niet voldoen. Vermeerdert zyne zwakheid, nemen zyne kwaaien toe, zoo dat de teekenen tot eene aanftaande verhuizing zich. fterker dan te vooren doen zien. In eene ftille gelatenheid herdenkt hy zynen weg, waar onder het onfehatbaar voorrecht, dat hy zyne bekeering tot op geen ziek- of dood-bed uitgefteld heeft, hem uitnemend groot voorkomt, kunnende niet genoeg erkennen, dat hy in de bloem van zyne jeugd, of de kracht van zyne jaaren, in zynen zonden-loop gefttiit, tot kennis van zich zel- 0)Pf- 73'26.  VERHANDELINGEN. zeiven , tot kennis van God in Chriftus, verwaardigt is, zoo dat hy in dien weg van Za1' ;he-id een welgevallen genomen, en metverlochening van alle eige waardigheid, den kostelyken Middelaar, vervrymoedigt op zyne eige verklaaringe, door ft Geloove omhelft en hem onbepaald aan eenen Drieëenio-en Verbonds-God overgegeven heeft; dat zyn aannemen van en overgeven aan den Heere met maar een voorbygaande daad' waare' maar vervolgens meer en meer, 't leven van zyn leven geweeft is: dat hoe zeer hy op o-evaarlyke poften is geplaatst geweeft, en door nadere kennis van zyn verdorven hartso-eftel bloodftondt voor het uitbreken' van de kwaaden, en 't vallen in ergerlyke zonden; hy echter door eene genadige Gods-zorge daar voor bewaard gebleven, en niet gefteld is tot een imaad der dwaazen; maar ten deezen opzichte zyn hoofd mag opfteken, cn de verhoorinovan die Gebeeden; dat hy met eere moot ten grave daalen, nu als naby mag te gemoed zien; dat hy onder veel gebrek en klaoten over ongclykvormigheid, het in al den weg aan de zyde van den Heere heeft mo*en houden m ft genot van zyne gunft en vriendfchap ft hoogfte belang ftellen; in aUe zyne ongelegenheden derwaards zyn toevluot o-enomen, in onkennis Raad; in zwakheid"sterktein donkere wegen onderfteuningen en onver' wachte uitkomften heeft genoten; en heeft hy op den weg van Heiligmaking die voorderingen met gemaakt, die hem beaamden hv beklaagt zyn gebrek, oeffend Geloov ter'ver geving van alle zyne bekende en onbekende te  4^ ZEDENKUNDIGE te kort-komingen op de Heilverdienften van den Middelaar, herhaald zyne keus,. vernieuwt zyn overgift aan den Heere, in verwachtinge dat hy haalt genieten zal, '/ einde van zyn Geloove, de zaligheid zyner ziele (m), ■ Dus zich bereid vindende de waereld te verIaaten, beveeld hy zyne naaft-beftaande aan de Goddelyke Barmhartigheid in Chriftus, inzonderheid die geene onder hun, om welker bekeering hy veel gebeden, doch de bewyzen daar van in zyn leeven niet naar wenfch belpeurd heeft; zyne bezittingen laat hy onwillig aan hun, die hem de naasten zyn; zyn ligchaam geeft hy aan 't graf, in hoope van eene zalige opftanding; zynen geeft beveeld hy in de handen van zynen getrouwen Schepper en Herfchepper, in verwachting, dat de dood voor hem geen dood is, maar een doorgang in >t eeuwige leeven; dus fterft hy in dat Geloove, waar door hy leefde, en het wordt in hem bewaarheid: Let op den Vroomen, ende ziet naar den Oprechten, want het einde van dien man zal vrede zyn (n). , Dus heb ik naar myne geringe kennis in eenige byzonderheden getracht te toonen, hoe h geen den Chriften wedervaart, ten zynen nutte ftrekken kan; wel wetende, dat ik niet alles heb opgenoemt; naa dien de o-evallen zoo menigvuldig zyn, dat daar geen einde aan zou te vinden wezen; ik denk echter, dat het gemelde eenen genoegzamen 'voorraat opleverd, om in des Geeftes handt ■ , aan (in) i Petri u 9. (11) Pf. 37: 37,  VERHANDELINGEN. 47 aan 't Vroomen volk, het bedillen van 's Heeren weg, af te leren; En mag het daar toe dienen, om den Chriften tot meerdere verëeniging met, en onderwerping aan den Heere, in den weg, langs welken hy geleid wordt te brengen, zal de fchryver zich overvloedig beloont vinden. Einde der Eerfte Verhandeling.   T W E D E VERHANDELING. BEDENKINGEN OVER DE GEESTEEYKE GENEZING E ENES ZONDAARS, ]iï AAN- EN VOORDGANG, DOOR DEN EENIGEN MEDICYN-MEESTER JESUS CHRISTUS. Waarde Lezer 1 DE luit beving my, om u, onder een zinbeeldig vertoog, een menfch te fchetzen, die van zyne Geeftelyke Ellenden door den eenigert Geneesheer Jefus Chriftus wordt genezen: ft Is waar, gy treft welligt hier iets aan, dat zoo zeer met het zinbeeld in alles niet fchynt te ftrooken; doch men heeft dit meer in dergelyke voorftellen, en het is myn oogmerk, niet zoo zeer om kunftig te zyn dan wel om te ftichten. Elk zal ligtelyk vatten Wat ik bedoel. Het is my genoeg, wanneer ik u dè Geeftelyke kwaal eenes Uitverkoren Zondaars en zyne genezing, by aan- en verderen voordgang, door den groten Medicynmeefter, die ook tevens als een onbedenkelyk goeddoend en barmhartig Menfchen-vriendt handelt, naar den eifch der zaake voorfteljé. ■ Dan ik kom aanftonds tot myn bedoelde, P Een  gO ZEDENKUNDIGE Een Man met een zeer gevaarlyke kwaal bezet, leevt daar mede geruft voord, en hoewel hy veele voorbeelden voor zich heeft, die door hetzelve, onbedacht en onverwacht, worden weggerukt, kan dit geen zorg over 't gevaar, waar in hy zich bevindt, in hem verwekken. Word hy van zyne medegenoten, die zich met dezelve kwaal bezet leerden kennen, en zich den ervarenften Geneesheer in handen ftelden, gewaarfchouwt, kan hy die over hunne waarfchouwing wel eens zeer onvriendelyk behandelen, immers de gedachten over zyne kwaal tracht hy op allerleië wyzen te verdryven. Komen die tegen zynen wil by hem op, hy onderdrukt ze, door middelen, die dezelve van dag tot dag erger, en de genezing zorgelyker maaken. En fchoon wei een allerervarenfte Geneesheer, die in deze geen weergae heeft, hem zelfs laat waarfchouwen van \ gevaar, waar in hy zich bevindt, niet verklaring van zyne bereidvaardigheid ter hulpe, zoo verwaardigt hy hem niet;" eenig gehoor te verleenen, maar .vermaakt zich met hun, die dezelve kwaal hebben, en even .als hy, alles verrichten, om hunne kwaal zoo langer zoo erger te maken; doch de Genees-heer, door enkel medelyden tot hem bewoogen, onderneemt, zonder dat hy merkt, dat. die daar in de hand heeft, zyne genezing, en bezorgt, dat hy, door herhaalde waarfchouwingen, eenige bezeffen van zyn kwaal, begint te krygen, zoo dat hy de waarheid daar van niet meer gelyk voorheen, kan tegenfpreken. In plaats dat hem dit zoude bewegen, zich naar den Genees-heer . te  VERHANDELINGEN, gz ie wenden, onderwindt hy zich, om de genezing, door van hem zeiven uitgedachte middelen te beproeven, daar hy zich al eenen tyd lang mede ophouden en veel*goeds van belooven kan. Doch neemt de kennis van zyn kwaal daar onder toe, zoo dat hy in \ gebruik van de door hem zeiven uitgedachte middelen, niet voor- maar agter-uit gaat, kan hem dit wel zoo verlegen maaken, dat hy zich genoodzaakt vindt, onderzoek te doen, wie die Genees-heer is, die hem voor lang^ als zoo ervaren, is aangeprezen; wordt die aan hem by naame genoemt, komt hem aahftonds te binnen, dat hy jaaren lang dien Geneesheer , allerleië fmaad en veragting aandeed zyne genezing aan anderen geoeffend befpotte^ en des niet denken durft, dat die na zoo vee! van hem ontvangene befpotting en vcrachting zyn oog naar hem zal willen wenden, veel min zyne genezing ondernemen- des hy zyne pogingen,, om zich zeiven te genezen verdubbelt, en zich, door een ganfeh andere gedraging als hy voor dezen hield, by den Genees-heer aangenaam zoekt te maken. ■ Dan wat hy doet, zyn kwaal wordt fteeds erger, en de bezeffen van h gevaar, waar 'in hy zich bevind, van dag tot dag grooter; dus wordt hy genoodzaakt, aangemoedigt door de getuigenisfen, die hy van den Genees-heer ontvangt, dat die, onaangezien alle de hem aangedane verachtingen ; bereidvaardig is, zyne genezing ter hand te vatten, om zynen nood aan hem te kennen te geven, en zich over zyne tot hier toe gehoudene dwaaze gedragingen te beklagen, met verzoek, om hem D a doch  Si ZEDENKUNDIGE doch naar zyne dwaasheid niet te handelen, maar zyne genezing te ondernemen. De Geneesheer, ten bewys van zyne bereidvaardigheid, onaangezien de hem aangedaane fmaad en veragting, ilaat hem verder aan, doch vindt goed shem eerft tot eene meer onderfcheidene. kennis van zyne kwaal, en 't gevaar, waarin hy zich bevindt, te brengen, op dat hy daar door bewogen mogt worden, om van 't gebruik van zelfs uitgedachte middelen af te zien, zich aan de behandeling van den Genees-heer te onderwerpen, en de genezing te hooger te leren fchatten, dit vermeerdert zeker de vrees voor \ gevaar, waarhy zich in vindt, en de ftof van beklag over zyne tot hier toe gehoudene dwaaze gedragingen; fchoon hem egter die gefteldheid blyft aankleven, dat, kon hy door uitgedachte middelen zyne genezing bevorderen, hy den Genees-heer, die zich aanvangelyk zoo bereidvaardig aan hem betoonde, liet vaaren. Dan de uitwerking van de middelen, welke deze, om hem tot nadere kennis van zyn kwaal te brengen, aan hem geevt, houdt hem in de noodzaaklykheid, die van dag tot dag grooter wordt, om zynen nood aan den Genees-heer te klagen, en van hem zyne genezing te verzoeken. Begint die in meer nadruk daar werk van te maaken; dan word de natuur van zyn kwaal meer openbaar, en van daar de tegenftand tegen de wyze van genezing, welke de ervarenfte Genees-heer, naar zyn geftel, voor hem het nuttigft oordeeld, onbezefbaar groot; want daar hy te vooren fchuuw was, om zyn kwaal te leeren kennen, verbeeld hy zich nu, dat  VERHANDELINGEN. S3 dat met genoeg te zien, en onderfteld dat de bezeffen van ft gevaar, waar in hy zich bevindt, fteeds grooter en grooter moeten worden; des agt hy geene andere middelen dan die naar zyne bevatting daar toe gefchikt zyn, of wel de Geneesheer beft weet dat geen grooter kennis van zyn gevaar, Voor het tegenwoordige nodig noch nuttig is; blvft hy daar dag op dag -om roepen, en 'krygt % erJ^S^1 meer dan gewoonlyk van te zien fte d hy zyne genezi hopeioos h verdenkt de bekwaamheid van den Geneesheer en durft hy het al niet openlyk zeggen fpreekt hy echter tegen andere verachtelyk van den Geneesheer, dat die hem niet meent, echter0^ Tet',dat ^ hem niet helPen kan echter dat hy hem met helpen zal, dat zvn kwaal te groot, te veroudert! en te ongeneeXiyk is, want dat hy noch dagelyks nieuwe kwaaien ondekt, en dus toond hy wel verre at te zyn, om in den Geneesheer dat vertrouwen te ftellen, dat die hem zou kunnen en willen helpen. De ontfermende Geneesheer fchoon de gefteldheid van zynen Lyder grondig kennende, vergeeft die verdenk!™ te" Eer" ZUlkG g-e--middeln to^ te dienen, als zyne wysheid hem aan de hand geen. Zyn die eenigzints balzemiék en verzagtend de Zieken weigert 'er ™ bruik van te maaken, en ondoet 4 zich van ZOo fpoedig hem maar mogelyk is, ja ontziet" zich wet, om aan den Geneesheer de wys hoe hem te behandelen, voor te fchryveT en midPdPiaanh0Udende: & moet ™*bytende middelen gebruiken, ik moet meer fmarten "e- D 3 VQQ-  54 ZEDENKUNDIGE voelen, en die fmart, die ik nu en dankgevoel, moet onafgebroken zyn, ja zoo, dat ik dag of nacht nietvruften kan; zynde dwaas genoeg, om in 't gevoel van zyn kwaal een verwachting van genezing te zoeken; daar die nergens anders, dan in de bekwaamheid en verklaring van de bereidvaardigheid van den Geneesheer te vinden is. Deze, die al dat voorfchryven van behandelen en ongeoorlooft tegenfpreken, met eene onnavolgbare zachtmoedigheid verdraagt, onthoud hem wyslyk, voor eenen tyd, alle verzagtende middelen, cn onderrigt hem tevens, dat die middelen, daar hy noch te veel verwachting op fteldt, niet de minfte kracht ter bevordering van zyne genezing kunnen hebben. In die verwachting zich dan te leur gefteld ziende, en het vruchtelooze van die middelen, waar op hy zoo veel verwachting gronde, ondervindende met de fteeds toenemende kennis van dc natuur van zyne kwaal, wordt zyn droefheid groot, en 't beklag over zyne dwaaze levenswyze- zeer uitgebreid, waar onder hem veele uitdtukkingen ontvallen, die te kennen geven,'dat hy zyne genezing hopeloos fteldt, cn doen vrezen, dat de zoo lang ongeachte kwaal, hem haaft aan *t einde van zyn leven brengen zal. De Genees-heer draagt, door voor den Lyder onbekende middelen zorg, dat die niet te verre gaat, en brengt hem voorbeelden van zulken die door hem genezen zyn, onder 't oog, welkers kwaaien ruim zoo erg als de zyne, en noch meer veroudert waren, dit veroorzaakt wel cenige verandering by hem, waar onder hy zomts denkt-, dat de Ge; * ■• ■ ••* •. ■ ■• ■ nees-  VERHANDELINGEN. gg nees-heer de bekwaamheid heeft, om hem ook te helpen; Dan zyn twift-ziek beftaan, weet 'er al ras weder wat tegen in te brengen, als of zyn kwaal, zoo al niet erger, dan die van anderen, echter die en deze byzonderheden heeft, welker genezing de bekwaamheid van den Geneesheer te boven gaat; Word hy van anderen, welker genezing reeds merkelyk gevordert is, over die verdenking van den Geneesheer beftraft, en eenfégifter van voorbeelden, door den Genees-heer aanvangelyk geholpen, en van anderen, die volkomen genezen zyn, onder't oog gebracht, durft hy wel zoo fterk dan te vooren, de bekwaamheid van den Genees-heer niet meer verdenken, maar al ftaat die hem 't aller uure te fpraak, en al geeft hy zoodanige middelen, welke zyne wysheid naar de gefteldheid van den Zieken noodig oordeelt, is hy dwaas genoeg, om de gewilligheid van den Geneesheer, om hem te helpen, op eene verregaande wyze in verden kmg te houden. Dat die gewillig is om an deren te helpen, kan hy door de meenit oog te brengen, en tot meerdere onderwerping aan de wyze van genezing, welke de Geneesheer voor hem nuttigft oordeelt, te bewegen. Daar en boven geevt hem de Geneesheer gelegenheid ter ontmoeting van de zoodanigen, welke hem een .ander getuigenis van hem, dan hy wel eer ontvong. onder >t oog brengen, en met onwederlegbaare bewyzen, niet alleen des Geneesheers bekwaamheid, maar zyne onverbeeldbaare gewilligheid, om hem te helpen beveftigen; Hier door komt hy tot meerdere bedaardheid, en begint de aan hem voórgeftelde ■ bewyzen met minder vooroordelen te onderzoeken, en hoe meer hy daar aan denkt, en die overweegt, hoe meer hy van de waarheid derzclven overtuigt word. Des begint hy befchaamt te worden over zyne verdenkingen van des Geneesheers bekwaamheid en gewilligheid, om hem te helpen, en over zyn ongeloov aan zoo veele getuigenisfen, als aan hem van de gewilligheid van den Geneesheer van tyd tot tyd zyn onder >t oog gebracht; die befchouwdt hy nu met een ander oog' en wordt van derzelver geloofwacrdigheid, hoe meer hy die inziet, te fterker overtuigt, des hy by zich zeiven erkent, dat zyn verdenking en ongeloov alleen, zonder zyne voor-  TERHAKDÏ1IHGIW. £Q voorheen dwaaze gedragingen in aanmerking te nemen, aan den Genees-heer alle redenen opleveren, om de hand van hem af te trekken, en hem hulpeloos te laaten, hier door raakt hy in de uiterfte verlegenheid, en weet niet wat te doen; zich zeiven te helpen of andere Geneesmeesters te zoeken, is vrugteloos, by zich zeiven met zyn kwaal te blyven zitten, befchouwd hy doodelyk; en naar den Geneesheer zich te begeven, dien hy door zyne verdenkingen zoo ontëert heeft, durft hy niet ondernemen; Dan recht tydig komen hem verfeheide getuigenisfen van den Geneesheer onder 't oog, dat die, niet tegenftaande zyne voorheen dwaaze gedragingen, en onaangezien alle zyne verdenkingen van deszelfs gewilligheid onverbeeldbaar gewillig is, om hem te helpen; en nooit geene der zoodanigen, die zoo waren als hy is, van de hand gewezen, maar die allen geholpen heeft: dit vervrymoedigt hem, hy onderneemt zich naar den Geneesheer te begeven, en doet eene openhartige belydenis, niet alleen van zyne voorheen gehoude dwaaze gedragingen, maar ook van zyne verdenkingen van des Geneesheers gewilligheid, om hem te helpen, erkennende, dat hy daar door alle rede heeft, om hem hulpeloos te laaten: dat hy nu den Geneesheer bekwaam en gewillig erkent om hem te genezen; dat hy zich aan de wyze,lioe de Geneesheer goedvindt hem te behandelen, onbepaald onderwerpt, dat hy zich aan hem ten duurften verpligt rekend, om zich naar zynen wil alzints te gedragen, en de aan hem voor te fchryvene geneesmiddelen  Co ZEDENKUNDIGE delen met alle bereidvaardigheid te gebruiken De ontfermende Geneesheer, zonder hem zyne voorheen gehoude dwaaze gedragingen, oi al die verdenkingen, waar mede hy zoo lang,is bezet geweeft, te verwyten, geeft bewyzen van zyne bereidvaardigheid tot zyne hulpe, en toond dat hy uit louter ontferming tot hem bewogen, het doodelyke uit zyn! kwaal, fchoon hy om wyze redenen daar van onkundig gelaten is, heeft weggenomen; Dit ontzet hem, dat durft, dat kan hy niet gelooven; dat hy boven zoo veele anderen d;e met dezelve kwaal bezet zyn, en 'er 'door worden weggerukt, met zulk een geluk zoude verwaardigt worden; de herrinnering van de ïmaad en verachting, welke hy zoo lange jaaren, en op zoo veelerleië wyzen den Geneesheer heeft aangedaan, ftellen 'hem buiten ftaat, om de goedheid van den Geneesheer met het billyk ongenoegen, dat hy zich duizendmaalen heeft Waardig gemaakt, over een te brengen; dan of wel de Genees-heer, door deeze nieuwe verdenking redenen had, zich zyner te ontrekken, gaat die voord met' hem aan te toonen, dat het doodelyke uit zyne kwaal weg is, met verzekering, dat hy 'er niet van fterven, maar leven zal. Dus door de zoo klaare aan hem voorgeftelde bewyzen overtuigt, kan hy nu de waarheid niet langer ontkennen, maar verheft zich in verwondering dat zo een als hy is, met dat voorrecht word beweldadigd; hy kan zyne dankbaarheid onder geene woorden brengen, hy vernieuwt de verklaaring van zyne onbepaalde onderwerping aan, en 't vertrouwen, dat hy voorts in de bekwaam-  VERHANDELINGEN. 6"ï kwaamheid en gewilligheid van den Geneesheer fteldt, om vervolgens aan hem wel te doen, met erkentenis van zyne duure verplichting, om zich alzints naar 't welbehaagen van den Geneesheer te gedraagen. De Geneesheer neemt daar genoegen in, doch brengt hem tevens onder ft oog, dat, of wel ft doodelyke uit zyne kwaal is weg genomen, hem echter onvermydelyk nodig is, om zich dao-elyks aan hem te vertoonen, en gebruik bte maken van die genees-middelen, welke aan hem zullen worden voorgefchreven, om van de overblyfzelen van zyn kwaal vry t verkeer met zyne oude bekenden, alhoewel hu wat vermindert, mogt genieten, merkelyk verandert, en aan zyne benauwdheid, door het beipeuren, dat hy hun zoo gelykvormig is zeer veel voedzel geeft; zyn angft dus grooter en grooter wordende, weet hy nu nergens dan by den Geneesheer, raad en hulp te zoeken doch hy word noch meer ontzet op 't ontwaar* worden, dat die met zoo veele bewyzen van ongenoegen zich aan hem vertoond, hem zyne dwaze en ondankbare gedragingen onder >t oog brengt„ en, zonder zich verder met hem m te laten, wegzent. Noch grooter word zyh angft, daar hy niet weet, wat 'er van hem zal worden. Hy gaat derhalven zynen nood aan zyne hem welmenende vrienden klao-en die op zvn verhaal, hoe hy zyne voorftelleii . aan den Geneesheer heeft ingericht, hem onderrichten, dat bedekken van gebrek en ver bloemen van fchuid by den Geneesheer niet gangbaar is en dat zoo lang hy daar mede voor hem komt, hy niet de minfte aanblik van zyne gunft, maar meer en meer bewyzen van zyn ongenoegen te verwagten heeft- dat er geen ander middel tot zyn hcrftelling is dan dat hy met een openhartige belydenis vah zyne dwaarheid, ondankhaafheid, en Mtè gedragingen, gepaard met afftand van die ver'■ . E 2 - ke-  ÓS ZEDENKUNDIGE l ering., daar hy zoo befmet door geworden. ,s, den Geneesheer te voet valt, en even als in dan beginne, met eene onbepaalde onderwerping zich van nieuws aan hem overgeefL Dezen raad vindt hy wel goed, maar daar over by zich zeiven denkende , kan hy zoo ver niet komen, om kwaad te noemen, dat hy als goed ten nutte van zynen naaften heeft befchouwt, bcgfypende, dat als hy het nu als kwaad verklaart, hy dit met daden zoude moeten tonen, vervolgens het als kwaad erkennen, en door die belydenis zich onder een' verpligting brengen, om hem van een vrywillig verkeer met hun, by welke zyn kwaal zoo verergerde, te moeten onthouden, en daar en boven, zich zeiven de gelegenheid benemen, om ft verzuim van die en-deze middelen , en 't dagelyks vertonen van zich zeiven aan den Geneesheer, met opgezochte omftandighcden te bedekken; des wendt hy het over eenen anderen boeg, en gaat, in plaats van zyn fchuld te belyden, zich over zyn doodelyke onmagt aan den Geneesheer beklagen, verzoekende, dat die zich daar in zyns ontferme, hem niets oplegge, dat zyne niet noemenswaardige kragten te boven gaat, en hem 't vermogen fchenken wil, om zich hem welbehagelyk te gedragen, op dat hy van nieuws de bewyzen van des Geneesheers gunfte mag ondervinden, en, fchoon hy op dit voordel niet ft minfte gehoor ontvangt, zoo vervolgd hy echter op dien trant, te meer daar hy verneemt, dat anderen voorgeven, zich by die Voorftellen, en ft dagelyks beklagen van hun Onvermogen zoo wel bevonden te hebben. Dan  VIRHANDELIWCJEN-. op Dan ft ontberen van de bewyzen van des Geneesheers gunft, en de vrees voor bedrog houden hem in een gedurige angft ■ dat hy noch fterven zal; des hy gelegenheid zoekt, om met een man van jaaren over zyne gefteldheid te raadplegen, en dien vindende, docthy ' daar aan een openhartig verhaal v,n al ft geene dat hem van dien tyd af, dat hv ft doodelyke van zyne kwaal leerde kennen' is wedcrvaaren, wat de Geneesheer aan hem gedaan en hem te kennen heeft gegeven, dat het doodelyke uit zyn kwaal was weggenomen, hoe hy zich daar over eenen tyd lang heeft kunnen verblyden; maar op ft ontwaar worden dat zyn kwaal van nieuws zeer verergerd is met aUeen die blydfchap mr ontbeert, maar in twyfehng ja m grote vreze leeft, dat hy zich m die blydfchap heeft bedrogen/want dat hy t wegnemen van ft doodelyke uit zyn kwaal met het fteeds erger worden daar van, niet weet overeen te brengen, en dat, hoewel hy zich even als anderen, over zyn doodelyk on- W°f U fn[ëen *d aan den Genees¬ heer beklaagde, hy geen gehoor kreeg, of eenige bewyzen van gunft ontving. De oude vriend geraakt inzonderheid over zyn laaft gezegde, met hem in gefprek, en onderzoekt of hy het onvermogen bedoeld van de zooda? nigen die met de doodelyke kwaal bezet daar henen leven, en vohtrekt afkerig zyn * zoo om ft doodelyke van hunne kwaal te ken nen, als om door den Geneesheer op die wv•ze als die gefchikt oordeelt, genezen te woeden of dat hy de onmagt der genen bedoeld die door den Geneesheer reeds zyn aanS * p gen,  70 ZEDENKUNDIGE gen, en uit welke die volfbrekte afkeer tegen de wyze van genezing, welke de Medicynmeefter gebruikt, by aanvang is weggenomen: Zyn antwoord is , dat of fchoon hy zich onder het laatfte zoort thans niet durft rekenen, hy de onmagt van hun bedoelt, uit wiens kwaal de Geneesheer ft doodelyke heeft weg genomen, en die hem dagelyks verzoeken om van de overblyfzelen meer en meer vry gei smaakt te worden. Dit geeft den ouden vriend gelegenheid,' hem onder ft oog te brengen, dat 'er een groot onderfcheid is, tusfchen de genezing zelve, welke de Geneesheer op zich heeft genomen te volvoeren, en 't gebruik van de .geneesmiddelen, welke met wysheid aan hem wierden voorgefchreven, en dat, in geval hy 't verzuim van 't gebruik der aan hem voorgefchreve geneesmiddelen, daer hy zoo wel kragten toe heeft, als om te haan, te gaan, te fpreken, en wat des meer is, als hy door verdorve vooroordelen en hardnekkigheid in te zondigen, daar van niet te rugge gehouden wordt, met het onvermogen, om zich zeiven van de overblyfzelen van zyn kwa-al te genezen, verward en bedekt; hy, hoe fchoon eenen fchyn dit ook heeft, zeer bedriegelyk handeld, en zoo doende niet het minfte gunftbewys van den Geneesheer te verwachten heeft, dit raakt hem, hier'ontvallen hem de bedekzelen der fchande, daar hy zich onder trachte te verbergen, hy begint zyn fchuld en dwaasheid, te bclyden, doch wordt, om dat te doen naar den Geneesheer zeiven gezonden, hy begeeft zich daar henen, doch kan geen woorden vinden, pm zyn fchuld en dwaasheid, zoo als hy die  VERHANDELINGEN. 71 die nn beziet, uit te drukken, hy belyd zyne ondankbaarheid, hy bekent dat .ft verderf uit hem is, dat hy eerft achteloos, en vervolgens nalatig is geworden, om zich dagelyks, daar hy wel eer zich zoo wel by vondt,, aan den Geneesheer te vertonen, dat hy zich aan 't verwaarlozen van andere geneesmiddelen almede fchuldig heeft gemaakt; dat hy zich in vry willige verkering heeft ingewikkelt met menfehen, tegen wier verleiding-hy niet beftand was, en merkelyk daar door is befmet geworden, en eindelyk, dat hy d;t alles, door ft voorwenden van zyne onmagt gepoogt heeft te bedekken;, dat hy om deze en andere kwaden, zich alle gunft onwaardig gemaakt, en de Geneesheer alle reden heeft, de hand geheel van hem af te trekken, de bewyzen van zyn ongenoegen te doen ondervinden, en hem in zyne dwaasheid te laaten voordgaan eh omkomen. Het vriendelyk gelaat, dat hy boven en tegen zyne verwachting - in den Geneesheer befpeurt, maakt hem te meer befchaamd over zyne dwaasheid.. des hy zyne belydenis herhaald en uitbreid, ja! onder de meer en meer vriendelyke trekken, die hy in 't aangezicht van den Geneesheer ontwaar wordt, krygt hy vrymoedigheid hem van nieüws te kiezen en aan te riemen, hy geeft zich onbepaald aan hem over, met verklaring van onderwerping, zoo als hy maar goedvind met hem'te handelen, ja! verzoekt zyne waarfchouwingen, ingevalle hy daar van afwyken mogte. De ontfermende Geneesheer geeft hem wel te kennen, dat zyn eige dwaasheid, het hem zoo bang en benauwd gemaakt heeft; doch E*4 dat  72 ZEDENKUNDIGE dat by in al die afzwervingen 't oog op hem hield, en zorg gedragen heeft, dat hy 'er niet geheel, ten proije van zyne vyanden, door is weggevoerd, dat hy hem gelegenheid heeft doen voorkomen ter ontmoeting van iemand, die hem het b'edriegelyke van zynen handel, ter verbloeming van zyn fchuld, onder ft oog bracht en aan hem.zoo eenen nuttigen raad gegeven heeft; hem verder vertonende, dat het doodelyke uit zyn kwaal is weggenomen, met byvoeginge van nieuwe verzekeringen van zyn behendige gunfte, en voornemen, om hem meer en meer van de overblyfzelen van zyn kwaal te genezen en vry te maken; doch dat dit wel het voorlpoedigfte zal voordgaan, naar mate hy, volgens zyn eigene betuiging, zich aan de wyze van genezing, welke hy ten zynen beften nuttigft oordeeld, onderwerpt, en van de aan hem voortefchryve geneesmiddelen een geduurig gebruik maakt. Hier geraakt hy opgetogen van blydfchap en verwondering, hy kan geene woorden vinden, om die uit te drukken, hy hervat zyn keus, vernieuwt zyn aannemen cn overgeven, met herhaalde verklaringen van zyne onderwerping aan des Geneesheers behandeling; doch uit kragt van zyne vorige afwykingen, durft hy voor het toekomende niets beloven, maar verzoekt des Geneesheers waarfchouwingep en onderrichtingen, in gevalle hy dqór de hem byliggende kwaden of liftige vyanden' mogt verleid worden; dus gefterkt in de bewuftheid . van de vriendfehap des Geneesheers, 'cn verwachting op eene volkome genezing, blyft hy zich dagelyks. meermalen aan den Geneesheer, frjj(i • ■ - - . - ■ ■ • ver-  VERHANDELINGEN.' 73 vertonen; qn gebruik maken, van de aan hem voorgefchreve middelen, en gaat daar onder eenen tyd lang vry voorfpoedig voord, maar de Geneesheer wetende, dat een groot deel van de overblyfzelen zyner kwaal beftaat in een verdorven eigen zin en wil, oordeelt nodig dit kwaad wat meerder aan te taften, door middelen, die hy, ter zyner vrymaking daar van, nuttigft en noodigft oordeelt; dan dit een hardnekkig en verouderd kwaad zynde, vereifcht het onvermydelyk fcherpe en bytende middelen, waar van de uitwerking hem zeer pynelyk en fmartelyk vald, des geraakt hy door h pynelyke getroffen, aan >t klagen en kermen, dat de Geneesheer 't gebruik van zoo veel fmartverwekkende geneesmiddelen voorfcliryft; hy blyft wel de vrymaking en genezing van de overblyfzelen van zyn kwaal verzoeken, doch oordeeld, dat dit einde door andere en zagtere middelen wel te bereiken is, en verzoekt dus, dat de Geneesheer hem, van die zoo veel pyn verwekkende middelen, wil ontheffen, en zagtere aan hem toe dienen: — De Geneesheer herrinnert hem zyne betuiginovan onbepaalde onderwerping aan zyne behandeling, en dat hy hem geen ongelyk doet, daar van de proef te nemen, doch laat zich met bewegen, om in de voorgefchreve middelen, als wetende dat die hem ter genezing van dat hardnekkig en veroudert kwaad onvermydelyk nootzaeklyk zyn, eenige verandering te maken. De. herrinnering hier van, terwyl hy niet durft zeggen ik heb 'er berouw van en verzoek ontfiag van die verbintenis, brenof hem wel tot bedaardheid en onderwerpin| E S doch  74 ZEDENKUNDIGE doch maar voor eenen korten tyd,'terwyl het pyn verwekkende van de miaueien, en zyn gedachten, dat hy door zagtere middelen wel te genezen is, zyne klachten en onvtrgci.oegtheid over de wyze, op weike de Geneesheer hem behandelt, telkens opwekken, waar aan zyn verbeelding, dat anderjn, naar zyne mening, zagter behandelt worden, afaoëde voedzel geeft; dus hy in zyn verzoeken' aan den Geneesheer om genezing, al veel tyd verfpildja ook over de wyze, op weilce hy goedvind die te bevorderen, zich zeirén dus berovende van ft genoegen, dat hy, in meerdere- veré'eniging met des Geneesheers wyze, goedertiere, en, naar zyn geitel, zoo nodige behandeling, genieten zoude; welk ongenoegen nieuwe ftof van beklag ontvangt, als de Geneesheer, wetende, dat ft zelve hardnekkig kwaad verfcheide fpranken heeft, goedvindt in 't-voorfckryven van de geneesmiddelen etnige verandering te maken, recht gefchikt om een ander gedeelte van het zelve kwaad aan te tasten. Hier van de uitwerking op nieuws fmartelyk vindende, geraakt hy aan ft kermen, en kan de wys, op welken hy behandelt wordt, met de blyken van des Geneesheers liefde' waar van hy nu reeds zoo veel ondervinding heeft, niet overeenbrengen, en komt bykans tot eene gehele ontkenning daar van; Dan tot zyn geluk ontmoet hy den zeiven ouden vriend, Welke aan hem ft bedrieglyke van zyn handelwyze onder ft oog bragt, en zoo eenen goeden raad gaf, waar voor hy in deze ontmoeting zyn dankbaarheid betuigt, maar bitter klaagt, over de wyze, op welke hy be- han-  VERHANDELINGEN. 75 handelt wordt, over 't fmart-verwekkende van de geneesmiddelen, welke hy gebruiken moet, dat door zagtere middelen zyn genezing wel te bevorderen was; dat anderen niet zoo hard als hy behandelt worden; dat hy de wys van behandeling, met des Geneesheers bekende goedheid niet kan overeen brengen, en dat alle zyne verzoeken aan den Geneesheer, om op eene andere wyze behandelt te worden, ten eenemaal vrugteloos zyn. De oude Vriend hoord hem met gedult aan, doch in plaats van aan zyne klagten voedzel te geven fteld die een en andere vraag aam hem voor^ en wel, of hy zyn kleên verftand met de onbezefbare wysheid van den Geneesheer in vergelyking durft: brengen? en zoo neen; gelyk hy vaft fteldt, of hy zich dan aan de behandeling van eenen zoo wyzen Geneesheer niet behoord te onderwerpen, die zeker door de befte middelen >t befte einde bereiken zal? Hy vraagt aan hem, of hy de goedheid van den Geneesheer verdenken durft? 'die, niettegenftaande, de naa zoo veele jaaren ontvange fmaad, verachting en befpotting, hem aanfloeg, en daar .hy zich ten eenemaal buiten hulp en raad bevondt, zoo allervriendelykft behandelde, het. doodelyke uit zyn kwaal wegnam, en hem daar van verzekering gaf? die op zyne trouwelooze verlating, en hem zeiven zoo zeer benadelende gedragingen, op zyne eerfte openhartige fchuldbelydenis, hem weder aannam, vernieuwde verzekering van zyne gunft en beloften van verdere genezing deed? • Dit treft hem, hy»zit eenigen tyd fprakeloos hy wordt befchaamd, en begint zyne dwaas' beid  7<5 ZEDENKUNDIGE heid te-beklagen, Maar de oude Vriend gaat voord, en brengt hem verder onder ft oc." dat de Geneesheer, lang voor dat die hem aattt floeg, by zich zeiven ft Plan beraamd heeft hoe hem naar zyne gefteldheid, cp de zagtfte wyzen te behandelen, dat zyn eer of wysheid met toelaat, daar in verandering te maken en gevolgelyk al zyne klagten en onvergenoe'o-dheid, over de wyze, hoe hy behandelt word ten eenemaal vrugteloos zyn ; dat de eer van den Geneesheer in zyne volkome genezing zelfs belang heeft; dat die naar de natuur van zyn kwaad Heer evenredige middelen gebruikt; zoo dat, kon hy door zagtere zyn oogmerk bereiken, hy geene fcherpe gebruiken zoude; dat, zyn de geneesmiddelen wat.pyn verwekkende , hy dat aan geene liefdeloosheid van zynen Geneesheer, maar enkel aan de hardnekkigheid van zyn kwaad heeft toe te kennendat de geneesmiddelen op zich zeiven zoo' pynwerwekkende niet zyn, maar zyn grootfte fmarte ontftaat, uit zyn murmurerend, onwillig en wederftrevend beftaan, dat in geval de Geneesheer hem naar zyne dwaaze begeerten behandelde , zyn kwaad van verdorven eigen wil, en zin, in plaats van te verminderen, tot Hoogmoed, Laatdunkenheid en allerlei dwaaze handel uitbreken zoude; dat eene bedaarde overweging, van al het gezegde hem behoord te bewegen, om in fchaamte voor zynen Geneesheer te vallen) zyne dwaasheid en fchuld te belyden; vergeving te verzoeken ; van nieuws zich aan den Geneesheer in handen te nellen ; en die. voords met hem behoord te laaten handelen, zoo als die weet, ter  VERHANDELINGEN. ter bereiking van ft hoogfte einde, meeft bevorderlyk te zyn. Met deze Les, keert hy tot zyne woning , en begind daar in ftille eenzaamheid te herdenken, hoe de ontfermende Geneesheer, hem van den beginne af tot hier toe behandelt heeft, waar in hem ontelbaare bewyzen van goedheid en ontferminge onder ft oog komen; zoo dat hy zyn dwaaze gedragingen omtrent den Geneesheer, daar by vergelykende, by zich zeiven zeer befchaamt wordt, en ten waare hy-door ft indachtig worden van getuigenisfen, daar zyn aandacht by bepaald wordt, van des Geneesheers goedheid en bereidvaardigheid, om belede misdaden te vergeven, niet wierd opgebeurt, hy ook o-een vry moedigheid zou durven nemen, om in zyns Geneesheers,tegenwoordigheid te verfchynen: dan daar-door aangemoedigt, begeeft hy zich daar henen, en doet een uitgebreide belydenis van zyne dwaasheid, en inzonderheid, van het den Geneesheer honende, van zyn t'eoenfprekcn en onvergenoegtheid, over zyne°tot hier toe zoo ontfermende behandeling Het vriendelyk gelaat dat hy op zyne fchuldbelydenis in den Geneesheer ontdekt, vervrymoedigt hem zyne onbepaalde overgift te-vernieuwen, met verldaringe van zyne onderwerping aan deszelfs behandelingen, en verzoek van de vervulling der meermalen aan hem gedane beloften. De Geneesheer brengt hem onder ft oog, het noodzakelyke en nuttige van de aan hem voorgefchreve geneesmiddelen als recht gefchikt, naar de natuur van ft kwaad waar van hy de vrymaking zoo menigmaal verzogt heeft, De opmerking daar op brengt hem  7 8 ZEDENKUNDIGE hem tot meerdere onderwerping, des hy in ft gebruik maaken van de aan hem voorgefchreve geneesmiddelen voordgaat; meer lenende op het nuttige en zorgdragende voor hem, dat hy 'er in befpeurd, dan op het pyn-verwekkende, dat met ft gebruik derzelve vergezeld gaat, en komt 'er nu al wat in zyn hart tegen op, de meerdere eerbied voor, en kennis van des Geneesheers wysheid en goedheid, zyn voor hem zeer nuttige middelen, dat zyn tegenfpreken zoo lang niet duurt als voor dezen, maar het hem meer een van zeftsheid wordt, om zich gedwee onder zyns Geneesheers behandeling te gedragen, en die met hem te laaten geworden, waar onder hy veele bewyzen van des Geneesheers gumt geniet, en zich al meermalen in de verwachting van eene volkomene genezing mag verblyden; dus blyft hy zich dan dagelyks aan den Geneesheer vertonen , en maakt van zyne voorgefchreve geneesmiddelen gebruik, onder die bevinding, dat, al durft hy zich op den voordgang van zyne genezing niet beroemen, hy echter ontwaar' Avordt, dat die en deze kwaden, zoo veel vermogen, als wel eer, niet op hem oefFenen, en hy den Geneesheer niet meer, zoo ver uit ft oog verheft, maar zyne gunftige tegenwoordigheid dikwils geniet, hem meer dankt voor al "ft goede tot hier toe genoten, met een onderworpen verlangen na de volkomene genezing. En ziet! de Geneesheer maakt hem eindclyk in een oogenblik vry, van alle de overblyfzelen van zyne kwaal; brengt hem over in zyne ongeftoorde tegenwoordigheid, daar al zyn klagen in juichen verandert word, en  VERHANDELINGEN. 79 en hy niet anders doet, als zich verwonderen, en den Geneesheer danken, over het voorrecht dat die hem boven 'zoo veele anderen heeft aangeflagen, en over de wyze, op welke hy behandeld is, die hy nu ziet, dat" zoo juift gelchikt was, om eene zeer uitgebreide ftof van dankzegginge op te leveren. .Mogen deze vrugten van Eenzame Over' denkingen, dienftbaar gemaakt worden tot heil van den Lezer, om eenigen, die in hunne achteloosheid omtrent hunne eeuwige belangen, onaangezien alle waarfchouwingen en genoten arbeid der liefde, voordgaan, tot nadenken te brengen; of zulken die zich aanvangelyk aan den Geneesheer in handen Relden, tegen het verlaten van -hunne eerfte liefde te waarfchouwen, en tot eene meerdere onderwerping aan, en betrouwen op hem aan te lpooren, bereikt de Schryver zvn EINDE Der Twede Verhandeling.   DERDE VERHANDELING. AAN EEN CHRISTEN, DIE OVER. DE ZWAARTE VAK ZTN KRUIS KLAAGT. C^r zegt my door uwen brief, dat gy oriH der Gods tuchtroede• leeft, zoo wel irtals uitwendig; gy zult menen, althans gy had wel mogen zeggen, dat de Heer wat na* drukkelyker middelen, dan in voorige jaren, gebruikt, Om u vry te maken van kwaden, waar van gy door zachtere middelen, in yroegeren tyd reeds meer vrygemaakt had belhoren té zyn. Dan, hoe groot is uw voorrecht! dat gy den Heer tot eenen vriend hebt; want zeker zou een vriend onder de menfchen, die ont» waar word, dat zyne pogingen, om u te verbeteren, vrugtéloos waren, en na herhaalde waarfchouwingen en onderrichtingen de gewenfchte en verwachte uitwerkingen niet hadden , al voor lang de hand van u afgetrokken, en gedacht hebben, daar gy naar geen goeden raad, die hy enkel ten uwen befte gaf, wilde luifteren, en daar van geen gébruik maken, ik trek myne handen Van u af, gy zelf moogt zien hoe het met u. uitkome. Maar, ö Onbegrypelyke Liefde? F zoo  Hz ZEDENKUNDIGE zoo doet de Heer niet; al heeft zyn raad en onderwys, in vroegere jaren door ü genoten, de vereifchte uitwerking niet gehad, hy laat u echter geenzints aan u zeiven over, cn wil noch kan ook uit zyn oogmerk niet vallen, om u tot een beter ftienfch te maaken, en tot eene zalige onfterdykheid voor- en toetc bereiden. .Wel myn vriend! wat is'er doch aan u, dat God zoo veel belang in u fteld, en zich zoo veel aan u laat gelegen liggen? my dunkt, gy kunt den Heer niet -genoeg danken over het grote voorrecht, dat u ten deel vaki; ai! klaagt dan niet, maar dankt veel den Keer, dat die, onaangezien al dén tcgenltand, zyn eigen werk ten uwen . befte in u voortzet. Denk of zeg doch niet: ja maar de middelen zyn zoo fcherp, zoo bytehde, ik onderga zoo veele fmerten, dit en dat vak my zoo hard; Want mag ik op die. Óagten niet wel verzoeken: ftel u doch niet gelyk, aan zommige jonge lieden, die, als zy uit noodzakelykheid Adergelaten worden, hunnen arm alrcde te rug trekken, als zy het Lancet maar zien, eer de°Chirurgyn hen no;h aanraakt, endaar door tegen zyn oogmerk zich zeiven eert Wond kunnen toebrengen; daar zyt gy te oud, en behoord 'er te verftand;g toe te zyn; immer* gy zoudt van een bekend en ervaren Geneesheer in het natuurlyke niet denken, veel minder zeggen, dat, indien hy oordeelde, u met Balfemieke of zagte middelen te kunnen genezen, by fcherpe middelen gebruiken, veel • min'dat hy 't Lancet in de hand nemen en u fnyden zoude; of deed' hy dit, het geichiede ■ zeker  VERHANDELINGEN-. #j zeker niet, dan in de uiterfte noodzaaklykheid' en uit overtuiging, dat u kwaad van die natuur was, dat de zachtere middelen niet toereikende zyn, en het kwaad, het gebruik van de fcherpe middelen onvermydelyk maakteen zoudt gy dan van den barmhartigen Geneesheer denken of zeggen, dat hy fcherp ere geneesmiddelen gebruikt, dan noodzaaklyk zyn om u van uw kwaad te genezen? ó neen' hy gebruikt de zachtfte, die zyne wysheid hem , aan de hand geeft, zoo dat, indien de zachtere toereikende waren, hy nimmer fcherpere gebruiken zoude; komen ze u wat fcherp voor lchryft het doch nooit aan onmedogendheid van uwen Geneesheer toe, maar aan de natuur van uw kwaad, dat ze noodzaaklyk maaktgy zyt door geen zachtere middelen te genezen; was dat zoo, de fcherpere wierden ras weggenomen, en gy zeker zachter behandeld'' Hebt gy dan te klagen? gedenkt aan dat woord: Wat klaagt een levendig menfeh, een tegelyk klaage van wegen zyne"zonden • Gy zyt het met uwen groten Geneesheer eens ih het einde; zyn einde of oogmerk is, u te heiligen, en uwe aucht: Heilig my, dat ik hetItg zy als gy. • Maar aan wien ftaat dan het verkiezen van de middelen, die gefchikt zyn ter bereiking van dat einde? aan uwe dwaasheid, of aan zyne wysheid? gy kunt niet nalaten te antwoorden: aan zyne wysheid- hy weet oneindig beter dan ik, wat middelen ter bereiking van zyn qinde en myn welzyn nodig zyn. Waarom dan zoo wel u niet vereenigd met de middelen, als met het einde s Underwerp u dan aan zyne behandeling, geef' F 2 & tt  ZÏDÏNKUNDIGI u dagelyks aan hem over, beveel u aan zyne" zachte "en ontfermende genezinge; verlaat u op zyne wysheid, goedheid en trouwe; maak doch gebruik van de door hem voorgefchreve middelen, onder de verzuchtingen, dat, fchoon wel eens, in ongeneeslyke kwalen in het natuurlyke, de geneesmiddelen vruchteloos worden aaWewend, gy echter de genezende k-acht van die middelen, welke uw Geneesheer voor uw gebruikt, moogt ontwaar worden. Geef voorts alles aan hem over, hy zal zyn'einde wel bereiken, en u gelegenheid doen voorkomen, om hem te danken, dat gy naar uwe gefteldheid op de befte en zachtfte wyze van hem behandeld zyt. Gelievt gy dit in bedaarde overweging te nemen, zoo kan het dienftbaar zyn, om u tot" meerdere vereenio-inv met, en onderwerping aan een hoogwyze,° goedertierene, en uw Heil bedoelende Godsftegerin? te brengen. Dan, alzoo daar aan by u al heel wat gebreekt, zal ik, in bewuftbeid, dat het gebrek van meerdere vereenioins; en onderwerping een inëetende Kanker hi de welgefteldheid van het Geeftelyke leven is, en een groter kwaad, dan de rampgevallen zelve, welke ons in dit jammervolle leven wedervaren, u nog gelegenheid geven het een en ander op te merken. Jet eens op Jef. 4°: *5- ' Daar leeft ^: Ziet, de volkeren z.yn geacht als een droppel - van eenen eemtr. en als een ftof ken van de ivceifetike j word dit nu van gehele Volkeren gezegd; welk een dm&endfie gedeelte van zoo een ftofken en drupken moet dan niet een ieder onzer in de oogen Gods wel wezen? zou-  VUSA8DÏL1H9EN, 8^ zouden wy, dit gelovende, wel een enkele gedachte by ons kunnen laten vernachten, om een hoog-wyze Gods-regering van onb'llykheid te verdenken, veel min tegen te fpreken? zouden wy niet veel eer, met eene'onbepaalde onderwerping, ons eerbiedig -^nder dezelve gedragen? ja denk het meê eens in, welke onbepaalde overgift van u zeiven gy aan den Heere hebt gedaan, om hem na te wandelen, zoo wel door onbezaide als bezaide landen, onder de fterkfte uitdrukkingen, dat geen Kruis te zwaar kon zyn, of gy wilde het op u nemen; en zoudt gy dan nu, die noch niet durft zeggen, ik heb 'er berouw van, ik verzoek ontflag van myne verbintenisfe; zoudt gy nu klagen, dat uw kruis te zwaar is, en u onvergenoegd gedragen willen ? gewis dat was een -dwaasheid zonder wedergaa: mag ik meer zeggen, behoord de onvergenoegdhëid over eene hoogwyze Godsregering wel plaats te hebben by eenen Man die kinderen heeft,- en dus weet dat zoo hy hen zonder tucht liet henen «raan' zy onvermydelyk ten verderve Iepen; waarom hy dan ook, overtuigd dat hy hun beft bedoeld in alle zyne handelingen, zich aan hun tegenfpreken en klagten in het minft niet ftoort, maar voordgaat, in hun zulke Leszen en vermaningen te geven, als niet èf\ maar hy weet, dat zyne Liefde en Vaderlyke betrekking vordert, en waar door hy bedoeld om hun ware het mogelyk gelukkig te maken! Daar nu de Hemelfche Vader, hoewel met ■ oneindig meer bewyzen van ontferming, met u op dezelfde wyze, als, gy met uwe kïndefén handeld, moet hy ook al uw tegenfpreken «e lyk  85 Z E D E N K U N r> I & E gy dat van uwe kinderen, horen? Gy beiyd Gods eeuwigen Raad en Voorzienigheid te geloven; wel nu, in dien eeuwigen onveranderlyken Raad is, naar de ondoorgrondelyke rykdommen van de Goddelyke Wysheid, de weg door u te bewandelen, afgetekend, en wel zoo als dit de meefte gelegenheid zoude leveren ter opzameling van wonderen van Onderfteuning, Staandehouding, Raadgeving, Door- en uithelpingen, waar over gy God eens eeuwig de grootheid zult - toebrengen, dat de weg zóó lag en niet anders; en nadien nu in die eeuwige Bepaling, gene verandering kan of zal gemaakt worden, zoo is al uw tegenfpreken en onvergenoegdheid volftrekt vruchteloos, en gy behoord van deze dwaasheid, door genade, afftand te doen. Ja maar! wat hoor ik? gy kunt 'er gemakkelyk over fchryven, gy zyt in myn weg niet, myn eigenlievend hart wil 'er niet aan. : Dat myn weg met den uwen in alles niet gelyk is, ftem ik toe; maar dat de myne met meer rozen beftroid is dan de uwe, zoude een nauwkeurige vergelyking van alle dc byzonderheden ons moeten leren, wTanneer wy veelligt met Sluiter zouden zingen: Bat elks Kruis ter markt e kwam, En menig daar zyn keur uit nam, Welk allerligst lag op zyn leen; fiy ging wel met zyn eigen heen. Dan uw_eigenlievend hard, wat is dat? is daft het verftand des Fleefches, dat vyandfehap tegen God is, dat de Bybcl noemt' Fleefch, den ' * l • "". > - Ou-  VERHANDELINGEN. 87 Oudenmenfch, het Ligchaam der zonden, en wat niét al? ja dat fpreekt wel, doch heeft geen recht van fpreken meer; maar moet gekruid:, gedood en begraven worden: met een woord, dat moet 'er onder; de vrymaking daar van hebt gy duizendmalcn verzogt, en gy behoorde dankbaar te zyn, dat deszelvs krachten gefnuikt en ingekort worden. Maar aldus vervolgt gy: gy neet niet, hoe veel 'er ter onderwerping nodig is, als de Heer bittere dingen tegen iemand fchryvt. — Laat ik u daar op mogen vragen, voor wie? voor wat zoort van menfehen ü 'er zco vul toe nodig, om zich met geivilli heid aan een hoogwyze Godsregering te onderwerpen ? gewis voor zulken, die in hunne eigene oogen groote lieden zyn, die het maar zeer zelden naar den zin gaat, die, al genieten zy veele voorrechten , nochtans als 'er maar dit of dat, naar hunne dwaze bevattingen, aan ontbreekt, zich wel zeer beledigt achten, ja zich den hoogmoedigen Haman gelyk ftellen, die, wat eer hem door den Koning van Perfië ook wierd aangedaan, te minder verdragen kon, dat hy van den geringen, en in zyne oogen verachten Mordechai, in zyne hooge waardigheid niet genoeg geëerbiedigt ' wierd; voor menfehen, die zich verbeelden, dat God cn Menfehen, Hemel en Aarde, Zon en Maan, Regen en Droogte, Koude en Hitte, dc Wind Stilte, en wat niet al, hun alleen ten dienfte moeten ftaan; voor menfehen, by welke dc verdorvene, nadelige, zondige, walchelyke eigenliefde, zoo al niet heerlchende, nochtans te veel kracht heeft, en zich tel veel laat zien; F 4 waar  88 ZEDENKUNDIGE waar aan ook te veel voedzel wordt gegeven; voor zulken is 'er zeker veel nodig, en zy. hebben maarvoor weinige ogenblikken, 'tgeen het meelt hcerfchende in "hun leven behoorde te zyn. Maar voor ?nenfchen, die Geloven, met een Geloof, waar van de waarheid dodr zyne eigenfehappen en vrugten openbaar wordt, dat al wat zy boven .Hel en" Verdoemenis genieten, vryë goedheid is; die verwondert ftaan, dat God de Vader hen van Eeuwigheid lief gehad; dat God de Zoon hen door zyn bloed gekogt; God de Heilige Geeft hen, door vrymachtige heerfchappy voerende Genade van Hellewighten tot Hemelingen, van Vondelingen tot Bondelingen, en dus tot Erfwagters van een uitnemend gewicht van Heerlykheid gemaakt heeft; die erkennen moeten, gy handelt met my niet naar myne zonden, gy vergeld my niet naar myne ongerechtigheden ; die nooit getuchtigt zyn, of daar was altyd honig aan de roede; die, als zy te rug denken, erkennen moeten, dat wanneer zy het roer van regering in handen hadden, zy het fchip op de klippen geftierd, en voor lange fdiipbreuk geleden zouden hebben; die geloven, dat, als'er in het toekomende leven fchaamte kon plaats hebben, het daar over zyn zou, dat zy niet altyd dit hadden erkend, datal des Heeren wegen lieflykheid, en alle zyne paden vrede waren; voor den zoodanigen is het zoo een onbereikelyke zaak niet: wyl deze, hoewel met ongelyke fchreden, hunnen Heer en Hoofd ten voorbedde van navolging ftellen, wiens fpys het was, te doen den wil van zynen Vader, die in dc Hemelen is. Nu  VERHANDELINGEN. 89 Nu vertrouw ik, dat gy liet tot hier toe geftelde meer goedkeurd dan tegenfpreekt. — -Doch ik weet gy klaagt: myn vertrouwen is zo» zwak, dat de Heer het maken, en uit aeze duiflernts het licht zal doen voorkomen. Dan waar zit de reden hier van? moogt gy die niet billyk zoeken in uwe onvergenoegdheid, en gebrek van onderwerping? immers wanneer gy de beftelling over uwe belanden aan iemand onder de menfehen toevertrouwt word daar toe onvermydelyk vereifcht, dat gy uwe zaken aan hem in handen geeft en oe uitvoering aan hem overlaat, op zulk éene wyze, als niet gy, maar hy oordeeld, aan het vertrouwen, dat gy in hem fteld, te be. antwoorden; en veronderfteld dan het vertrouwen van eenen Chriften op den Heere niet zyne onderwerping aan, en vereeniging met Hem 111 den weg, langs welken het hem behaagt te leiden? Ontbreekt het u aan het eerfte, zoo kunt gy de reden van uwe zwakheid 111 het twede vinden; en dit heeft weder- veftigt op uwe omftandigheden naar buiten daar gy met uwe zeer bekrompene bevatting den famenhang der zaken noch begrypen noch doorzien kunt, hoe dit en dat, tot eer e Gods en uw nut kan ftrekken. Van'daar dan ook uwe onvergenoegtheid over des Heeren han^lingen; terwyl, indien uw oog door het Geloof op den Heere was geveftigd, gy Gelegenheid zoud krygen te erkennen, dat 4r eene eeuwigheid in zyne deugden', en by den Heer niets te wonderlykls. Het «I ■noeglyke van eens Chriften/ leven, ligt £ ■ $ voor-  QO ZEDENKUNDIGE voorname dele, niet in den weg, dien hy bewandeld, maar in de wyze, op welke hy die befchouwt, zoo als de heer Rervey in zyne befpiegeling over den Starrenhemel, bladz. i8ó. zegt: „ Terwyl wy het Tapyt, (indien ik de „ grootfte Waarheden door laager gelykenis„ len mag opheldere:i,) terwyl wy liet Tapyt „ aan de avrechtfche zyde belcheuwen, is het „ geheel en al ontblood van alles, wat eenige „ deftigheid verbeeld; zonder eenige trekken „ van kunft; 't is niet dan een verward men„ gelmoes van draden zonder famenhang. „ Zoo rafch word het huk niet in zyn be„ hoorlyk aanzien befchouwd, of de inge„ beelde ruwheid verdwynt, en de keurlyk„ fte fchikking vertoond zich; wy worden be„ koord door Tekeningen van den fraiften „ fmaak, en Beeltenisfen van de bevalligfte ge„ daante: alles is met evenmatigheid gevormd; „ alles met fchoonheid gekleed. " Nu verwacht gy mogeiyk opgaef van de gronden, om in uwen weg op den Heere te vertrouwen. Dan, daar is de Bybel vol van, en gy kunt die by onze fchryvers overal vinden. Des zal ik aan u, als een man die kinderen heeft, dit nog maar in bedenking geven. Stel eens, dat een van uwe Zonen, die den ouderdom van 20. of 25. jaren had bereikt, aan u dit voorftel deed: Vader! ik kan uwe aan my geoeffende liefde nooit dankelyk genoeg erkennen, ik moet belyden, dat ik meermalen verkeerd van uwe handelingen 't mywaards heb gedacht, ja zie, dat gy in die, welke my het meeste tegenhouden, zelfs myn beft  V.B R HANDELINGEN. 'beft hedoeldej in één woord, dat ik my zeer gelukkig van agter moet rekenen, dat L Z « myne dwaasheid zyt tegengegaan mf 3 Snï tanrrn -We teSenwoor<%e behandenng itaat my met aan, zy omvalt mv in u mm niet, gy maakt het7fle^r meTmy dt ik het ooit met u heb eemaaVc ^ f « j' toch.niet V^fc zeiven, dat gy uwe liefde van my ontrek ■Zer°Të °Ver my Cen dnde genomen" immers geven uwe behandelingen iwZ" veele bedenkingen, die myn verSmwïï^S g voorts aan my zult weldoen, zeerTerzwak ken. Hoe zoud gy a]s Vader, w en.TiÏt en 7° tCederi ds °oit> over wen Zoon ? en d e niet anders dan liefde aan hem oeffend Ji zulk eene ontmoetingu gedragen? ^mS* De overweging hier van alleen mogt u wel Gn^ f i Mla&£te 0Ver de verdenking0Van de Goddelyke hefde en trouwe, brengerl u hl wegen tot het zoeken van v'ergevfn £ d," Heüverdienften van den Middelaar, en u aan iporen, om, onder uitzien naar de veriirhS?" en bewerking van zynen Geeft u ve^Zr ger omtrent den Heere te "edrao-en J l~ zoon omtrent « daar deed! & g "> dan W i"oX g6ringe P°gin^en dienftbaar „tmaakt worden, om u tot vernedering vonr «fata^ tot, meer .ereemgin^ ™°ern' ver-  £2 {ZEDENKUNDIGE vertrouwen op den Heere te bewegen, geef 'er hem alleen de eer van. EINDE Der Derde Verhandeling.  VIERDE VER HANDELING. INVALLENDE GEDACHTEN OF O E AANGENOME ZOON. Bene Gelykenis. f6"?1 aCkig' W^s> Weldadig, en alBeer worSVn-d£n hrgften *** bezittend JHeer, word uit zich zeiven en op de voor fpraak van zynen oudften Zoon bewoon om~ tot zyn eigen Kind aan te nemen eeVien Z jaren van onderfcheid gekomen Zoon zv nen grootften vyand. Deze Zoon vin dfë aanneming bewuftheid ontfan-en hehhU en befchouwcnde het grote vooSecht dat hï' gebeurd was, met de voordelig^elu^ gevolgen van het zeiven, wasbdaar over of mt prexelyk verbiyd, en deed zynen SLyen Vader de fterkfte betuigingen van erken eIS en zyne vuurige zugt om door een^Xh onderdanig en gehoorzaam pedrao- l,f h verplichting eénfgzintsb te bealitt^den b^ vende, zich m alles naar 's Vaders wite' fch k" ken, en 'er zich met ernft en aanhoudt S op toe te leggen, om den VadS be-  S>4 ZEDENKUNDIGE behagen, met verzoek om onderrichting, ingeval hy door onkunde of onbedachtzaamheid van zynen pligt mogte afwyken. De Vader nam in deze betuigingen van zynen aangenomen Zoon genoegen, en toonde hem al meer, welke fchatten en voorrechten hy gewoon was aan • Kinderen, die zich hem welbehagelyk gedroegen, uit te delen; waar over de Zoon zich uitermaten verblyde. Hy ontvangt tevens onderrichting, hoe hy, om zich naar 's Vaders wil te gedragen, noodwendig zyne vorige ongeregelde en tegen 's Vaders welbehagen ftrydende zeden en levenswys moeft afleren; en dat de Vader, tot dat einde, en om hem daar tegen in alle goede zeden te doen onderwyzen, hem beftellen zou in het daartoe beft gefchikte fchool, waar hy hem van al het nodige zoude voorzien, en hem daar en boven een Af-fchrift mede geven van zyn Teftament, op dat de Zoon daar uit de voorrechten welke hy reeds bezat, en die hy na het ailopen der fchool-jaren voords te wachten hadde, meer zoude leren kennen. De Zoon opgetogen van blydfchap, dat hy, met voorbygaan van zoo veele Broeders en Zufters° tot een Kind van zoo eenen Ryken, Wyzen, Goeden en getrouwen Vader was op- en aangenomen, betuigt zich daar toeten ui'terfte gewillig, en verklaart, dat geen fchool te verre zoude zyn, om zich der waards te beoeven, en gene Lesfen te zwaar, om zich niet met alle naarftigheid te bevlytigen dezelve te leren/ verzoekende, om daar onder d.s Vaders gunft fteeds meer te mogen ondervinden, en, van alle zyne vorige kwade zeden vry-  VEE. HANDELINGEN. p^ vrygemaakt, eenmaal na het eindig van ^ gmg, m zyn Paleis te worden m„ l"raegom daar alle de voorreelten aa^ X?' nemmg verknocht onafgebroken te ^fni^S" De Vader, over deze betuigingen van* " aangenomen Zoon verheugd, ^erhlak beloften, en befteld den Zoon in w y"e hem beft gefchikte fchool D7 AVodr vaardig heen; en zoo lang £m C ^ V°l~ zyner aanneming, het wefdS " voorreckt nes Vaders, en^Vverw cS M*,^ komende goed, klaar onder het oo" bit? r fend hy zich naarftig fe het leren di n \° voorgefchreve Lesfen; hy g?eft ont ^ Vader, door drie brieven eiken h °oktzvne" van zynen toeftand, tevem met vS' alles wat hy vindt nodio te 'Sen Van hem ook van tyd tor tyd dom■ i? N?CJ geen ruimte belchkt wordt De 7n * Xader in ren ondervindende , dat daar foe H ^ lee" keid en gezette o&g^^^tS^8' gint nu en dan eens over Z WkT^ te" zien Hier door verzuimd hy tyd - en * tusichen zyne oude kwade zeden zich T *' weder aan hehi vert(;genwoordigende hl g* hy te begrypen, dat het onderen 7^Li ëm gemakkelyk niet toew a derf ^e zoo begin had vooral i F, 7 fcl? ,m he* ding hier van, Set!had iS^^IS* om zyne vlyt en yver te verIhk ten einde door het aanS^an^fe"^ voorfpoediger in de bevry£'^n ^ te oe zeden te foo-^n ™~ , zyne kwa- vry  0<5 ZEDENKUNDIGE vrv gemaakt te worden van zyne oude kwade zeden, wordt hy gewaar, dat het herdenken daar aan, dezelve fteeds meerder voedzel geeft, tot dat zy zich bykans m hare vorige onoeregeldheden wederom uidaten. Ondertusfchen word het dagelyks brieyen fchryven «an zvnen Vader, indien niet al verminderd of verzuimd, althans aanmerkelyk verkort, en veeltyds maar als ter loops verricht. By dit dies komt noch, dat door het weder ontmoeïf van oude Brokers en Zufters de oude kwade zeden niet weinig in hem verlevendigd worden zoo èat de Leerling de beoeffening der aan hem voorgefchrevene lesfen byna geheel vereeer De Vader, die het gedrag van zyne? aangenomen Zoon nauwkeurig gadeflaat, word ras uit de brieven gewaar, dat de eenJe liefde en yver zyns Zoons trapswys verflauwd zyn; en vind daarom goed zyne.be£*en en gunftbetoningen aan dezen zich ganfch niet lonyk gedragenden Zoon wyslyk L ^P^tvaardio- te verminderen; ue ^oon dTt ziende, - herdenkende wat liefde hy van '^vnen meuwen Vader genoot, en wat hy nu zynen me™c &» gedachten, dat hy uv rVeTSdeVtooPl beleid is; terwyl hem hei fchool naar mate hy vertraagt m het leeren e beo effenen zyner lesfen, hoe langer JSSfc. « in onafgebroken gepot™  V E i i A Jl D' K t I Bf G I iï. $ f- zyne gunft gefteld te worden. De Vader wetende den Zoon in het befte fchool befteld >te hebben, en hoe nodig hem het afleren zyner kwade zeden is, alvorens hem in zyri Paleis over té. brengen, laat die verzoeken onbeantwoord; maar blyft by aanho.udenh.eid den Zoon het leren zyner lesfen voorfchryvën en zulks zonder de te voren aan hem gedane* beloften zoo mtdrukkelyk te herhalen. De' Zoon, te onvrede dat hy op zyn verzoek «reérf antwoord ontfangt, en boven dien dè bewyzen van zyns Vaders toegenegenheid zoo na* drukkelvk in zyne brieven niet meer lezende •klaagt zynen nood aan anderen kinderen van den zeiven Vader. De onderrichtingen d e hy van. dezelve verkreeg, waren vérklfleS de naar elks onderfcheide gefteldheid èn mi TnieLVan Onzoete hy zuïken, 7e hl of ™Tnë ?n gchoor^amheid even als 2' ■ J ,verder waren achteruit gedaan „ s Vaders gewoonte, dat hy in het begin i, zyne aangenome Kinderen troeteld maar « vervolgens zich van hun ontrekt; en dit g" „ macht, waar aan men zich moet onderwerpen. Undercusfchen vermelden zy l^en woord van het verzuim van leren, of van de ontrouw en het wangedrag der Kinderen als de naafte oorzaken van >s Vaders ongenoegen en van de ontrekking. Men kan'liJdöSSr dat hy door-zulke redenen voor /niet bier" word gemaakt Trof hy anderen aan, wélen 5ideTen r°°d 16 kCnnen gaf> en ^ hS OTiden. „ Gy moet in uwes Vaders Tcfta- ® ment  '5>8 ZEDENKUNDIGE» „ ment uwen naam lezen, en u verblyden dak „ gy een Zoon van zoo eenen ryken Vader „ zyt; " dan beproefde hy wel dezen raad te volgen, maar vond, dat 'er fchellen op zyne oogen waren; hy kon althans op verre na zynen naam met die klaarheid niet lezen dan weleer, en moeit zomtyds al vry lang zoeken, eer hy zynen naam vinden kon. Klaagt hy over de mindere bevinding van 's Vaders toegenegenheid, aan eenen derden, welke hem tracht te beduiden, „ dat de genieting van „ 's Vaders gunfte tot het aflopen der fchool„ jaren word bewaard; " Dan kan zulks zynen ernft, in het verzoeken om uit het fchool te huis gehaald te worden, wel eens aanwakkeren, maar krygt hy daar op geen gehoor, en bedenkt hy, hoe vele jaren zyn fchooltyd noch wel zou kunnen duuren, dan gebeurd het niet zelden, dat hy gantfch verdrietig word, het fchoolgaan hem hoe langer hoe moeielyker vald, en hy, zonder veel te leren, als zynde in meer dan één opzicht van het rechte fpbor geweken, zynen beften tyd verkwift met het beknibbelen en bedillen der lesfen, die hy ontfangt. Ontmoet hy nu gene Leerlingen die zich beter gedragen dan hy, of valt hy den Leermeefter, wiens Onderwys hy dagelyks nodig heeft, niet te voet, dan word hy ook niet veel wyzer, geniet in den gantfchen loop van zynen fchooltyd niet veel vrolyke dagen, en ontfangt op het einde van denzelven wel eenen groten, doch op verre na niet den grootften Prys. Maar komen hem Leerlingen voor, die wy'zcr zyn dan hy; of liever, wend by zich oot- moe-  ▼ 8 * * A V D B L I ff & E N. 00 SSX -ynen L,eenneefter, die altoos bereiclvaardig is om hem te onderrichten dan „ nen Zoon ftaat met zynen Vader te rwis * ten op welk fchool hy zal befteld of wTt n lesfen hem aldaar te leren zuhen -eLven » worden. « Men herrinnerd hem: g dat de!nVdadrerV°rnaamfte vo°™aarden waar op „ de Vader hem tot zynen Zoon aannam " tXr: d3t hy Zkh geheel aan'. V& welbehagen zoude onderwerpen; en dat hv „ verphgt is daar in woord te houden 7 » ïebh^ «th meer dan eenma at de b * „ ftuuring van zynen Vader onbepaaldelvk n * vergelen, en verklaard in zynK^Z : wefk ?chmoolJVot £ ffbel^" ^ * oude kwade zeden te'ndlef ^et* wet " eis^kar^6 " f me5 k*n mgaan, maar waar van hv^l „ duurende den fchooltyd, onder clTZrüt „ leren en getrouw beoeffenen der aan J g v voorgeftelde lesfen, moet tïachïn i „ te worden. " Naar mi^f T ^ flagen met hem voorte*: T " hct bete ever het fd^l „J„VC™ lde" z^ twi1™ vind, en*,y begin,Telegry^ Z'dt « vc  ICX3 .ZEDENKUNDIGS yene lesfen naarftig te leren en nauwkeurig 'ïa acht te nemen. Tot dat einde'zet hy ziek dagelyks aan de voeten van zynen Leermeester, om zyne leslen te ontfangen. Voeld hy van tyd tot tyd zyne oude kwade zeden en hebbelykheden weder in zich opkomen, hy begeeft zich telkens tot den Leermeefter, klaagt hem zynen nood, en verzoekt hem om onderwys; deze is altyd gereed om hem zulks te geven, en onderricht hem liefderyk, op wat wyze hy beft de gelegenheden, waar door dè oude kwade zeden voedzel ontfangen, zal ontgaan; hy brengt hem onder het oog de voorbeelden van andere voorfpoedige Leerlingen, ja wyft hem op zyn eigen voorbeeld, ter navolging. De Zoon'nu eenige meerdere vatbaarheid voor onderwys ontfan■gen hebbende, beproeft, met een oog op zynen Meefter, van het verkrege'onderwys gebruik te maken; en fchoon hy, voor al in het begin, gewaar word, dat het leren en beoeffenen van lesfen, zop gantfeh' ftrydig tegen zyne oude aangeboren kwade zeden, een moeielyk werk is, yind 'hy nochthans, dat de oeffening en dé vordering ' zeer naauw aan eikanderen verbonden zyn. Hy word dus', hoewel hy op zyne vordering niet durft roemen," door' de ondervinding overtuigt, dat }iet voor hem 'verre 'het beft isj zich digi: by zynen Leermeefter te houden en op zyne lesfen nauwkeurig acht te geven, en dat hem, dus doende, het opvolgen en beqeffenen derzchr Van tyd'tot tyd ligter en aangenamer wordt. De'Vader die ihtusfehen het gedrag yan. zynen aangenomen Zoon oplettend waar' ' ' ' neemt;  VIHHASBEii» G E.N. XCÉ neemt, en zyne aanvangelyke vorderingen met genoegen ziet, vermeerdert de' bewyzen zyner gun ft, en geeft hem zelfs al eens van de lekkernyè'n van zyn Paleis te fmaken, met herhaalde verzekering, dat hy na het aflopen van den fchooltyd, voor altoos in 's Vaders Paleis zal overgebragt worden. De Zoon door de blyken van 's Vaders liefde en door zyn onthaal, verheugd, krygt fteeds. meerder en dieper inzien, in het grote .voorrecht, van zoo ongehouden tot een' Zoon van eenen zoo ryken en goeden Vader te zyn aangenomen ; hy begint hoe langer zoo meer het doeleinde van zynen Vader, als waarlyk tot zyn beft ftrekkende, intezien"; dit maakt zyne onderwerping aan alle de beftellingen van zynen Vader fteeds gereder en algemener; terwyl de bevinding van 's Vaders zorg en. liefde, en van de gadeloze nuttigheid van zyns Mees^ ters onderwys, aan zyn vertrouwen daar op voor hgt toekomende fterkte byzet. Het een en ander is van zulk eene uitwerking, en heeft ten gevolge, dat hy in het leren en beoeffenen zyner lesfen, en het afleggen van zyne bedorven zeden, aanmerkelyke vorderingen maakt; en eindelyk na in ontelbare gevallen de kenneiyke blyken van 's Vaders gunftryka verfehoning, wonderbare redding, machtige onderfteumng, en getrouwe bewaring ondervonden te hebben, zich by het aflopen van den fchooltyd met eenen groten en uitnemenden Prys van Overwinning over alle zyne oude kwade zeden bekroond ziet, en in 's Vaders Paleis ingevoerd zynde, voor altoos ftof vindt om den Vader over zyne KindcraanneG 3 ming  fcoa ZBDpsrEuüTDïes ming te danken, en zyne Wysheid en Goed- flM.mrreE,Uitkiezen van een zo° recht KeJchikt fchool, als waar in hy befteld was |eweeft, te roemen en te verheffen. ^M£gln gelükkigfte onder de menfehen, Kt£?t G°J!r vrywiUige liefde tot zyne Kinderen en Erfgenamen in Chriftus Jefus aangenomen zyn, uit de voorgeftelde Gelykenis die zekerlyk voor hun gene verklaring zal beÏIT^ leren' mec onderwerping aan 's Hee™ r !n unaarffig en blymoedig te arbeiden, Sïn, ; u Unnen,uVader te gehoorzamen, en Hem m aU,s welbehaagiyk te zyn; d**™» WA/ weder cp de trage hadden ende Jlappe **ie»; m maakt rechte paden voor uwe i ten, op dat het gene kreupel is, met