fVELMEENENDE RAAD AAN DE BELYDERS DER GEREFORMEERDE KERK, DOOR CORNELIS van CRUYSKERKEN, Lidmaat der Hervormde Kerk te Gorinchem. Te UTRECHT. r ABRAHAM van PADDENBURG ") „ \ Academie Drukker. / Boekver- y } en f koper», C HENRICUS van OTTERLOO. J MDCCLXXXV.  Geapprobeerd door Vifitatores Librorum der E. Clasfis van Gorinchem, denöjuly 1785.  tVE L ME E NE ND E RAAD AAN DE BELYDERS VAN DE GEREFORMEERDE KERK9 Dat wy rnenfcben, inzonderheid daar in van de redenloze dieren onderfcbeiden zijn , dat wy een redelijke zie!, een onfleifljke geest hebben, die voor de eeuwigheid is gefebapen, is aan min kundiger?, bekend. Het lot of deel van onze ziel, zal by het afderveu van 't lichaam, of eeuwig gelukkig zijn, en een zaligheid bezitten, dis geen oogen gezien, nog geen oore gehoort heeft, noch in geen 's menfehen harte gekomen is, en dat om God daar in eeuwiglijk te prijzen ; of zy zal overgaan tot een ftaat van ongeluk, daar geen vogtige vinger ter verkoeling van een vertchroeide tong zal genoocen werden; maar tanden geknars, en torgen gekaauw het deel der verdoemden zijn zal. Paültis zegt 'er van, met vlammende vuur wraakt doende over de geene die God niet en ken' tiet?, e'n over de geene die den Euangelio onzes lleeren Jezu Cbrifri niet gehoorzaam en zijn-} dewelke A a zul-  (4) zullen tot (Iraffe lijden het eeuwig verderf, van den aangezichle des Heeren ende van de Heerlijkheid zij ner flerkte. * Thesf. i. 8, 9. Paulus fpreekt van het ecuwig verdarf, geducht getuigenis voorwaar! men mag 'er met De Heer J. Hervey in zijne befchouwinge van de Graflieden op bladz. 108 en 109. wel van zeggen: „ O! Eeuwigheid! Eeuwigheid ! Hoe verflindt gy „ onze vermetelfte, onze flerkfte gedachten! wie kan „ een Eindpaal Hellen om uwe maate te bepalen ; of „ een Dieplood vinden om uwen grond te peilen ? „ Rekenkundige» hebben hunne Teekenen om alle „ d'opklimmingen des Tijds op te tellen; Sterrc„ kundigen hunne werktuigen om den Aftiand der Hemellichten af te meten; maar wat getaien kun„ nen de Lengte, kunnen de Breedte der Eeuwig„ heid berekenen, wat Lijnen kunnen de diepte pij„ len? zy is hooger dan de Hemelen, wat kunt gy „ doen ? Langer dan de aarde is hare mate, breader „ dan de zee. „ Diepe verborgenheid? magtige Beftaanlijkheid. „ Een fom die door den grootlien aftrek niet kan „ verkleind worden: Een uitgebreidheid', die door „ alle mogelijke verminderingen niet kan in eenge. „ trokken worden. Niemand kan met waarheid „ zeggen, dat 'er na de allerverwonderenswaardigfte „ verflindingen van Eeuwen iets het allergeringfte „ van  co van de ganfche Eeuwigheid weg is. Wanneer hon. „ derden van millioenen van Jaren verloopen zijn „ is 't niet meer dan een Begin, en wanneer nog an„ dere millioenen meer hunne wijduitgebreide Ron„ den voltrokken hebben , zal zy niet nader aan het „ Einde zijn. Ja, wanneer Eeuwen, zoo talrijk als „ de Bloemen der Lente; by alle de Kruiden in den „ zomer opgetelt; beiden vermeerderd met de Bia„ deren in den Herfst, en alle vermenigvuldigd door ,, deRegendroppelen van den winter, wanneer dezen en Tienduizendmaal Tienduizenden meer; meer dan door eenige Gelljkenisfe kan worden uirge„ drukt, of door eenig begrip verbeeld, allen zuilen „ zijn omgewemek; zal Eeuwigheid , ongemeten „ eindeloze, verbazende Eeuwigheid, Hechts begin» „ nen, of liever (indien ik de uitdruikinge gebruiken „ moge) beginnen te begjnnen. Wie kan deze ontzaggelijke befchrijving van de Eeuwigheid opmerken, en 'er zijne gedachten by bepa= len, zoider zich te laten bewegen om den toekomende Toorn te ontvlieden; met hoe veel reden mogt Paulus dan niet wel zeggen: fPy dan wetende den fcbrik des Heeren bewegen de menfchen tot 'f geloovt 2 Cor. 5. ti. en den Heere Jezus die hier van een volmaakte kennis had, wenende uitboezemde, och! ef gyook bekendet, ook nog in dezen uwen dag het geem A 3 dat  (O dat tot uwen -vrede dient: maar nu is hét verborgen voor uiv oogen Luc. 19-42. Het behoorde mede bekend te zijn, dat de eerfte Stamvader gefchapen ,is met Godsbeeld, dat is, in waare gerechtigheid en heiligheid, opdat hy God zij. nen Schepper recht kennen, hem van harte lief hebben, en met hem in de Eeuwige Zaligheid leven zonde, hem te Ibven en te prijzen; maar dat door den val en ongehoorzaamheid onzer eerile voorouderen Adam en Eva in 't Paradijs, onze natuur alzo is verdorven geworden, dat wy alle in zonden ontfangen en geboren zijn; en wel zo, dat wy ganfchelijk onbekwaam zijn tot eenigen goede, te weeten dat goed, 't gcene God de II. Geest in de wedergeboorte fchenkt en deelachtig maakt; waar uit dan voortvloeit da: aüe menfehen, door onnagaanbaare dadelijke overtredingen van de Godlijke wet, zich fcbuldig maken, en onderworpen zijn aan de bedrijgingen welke een Rechtvaardig God, aan de over. treders van zijn wet gedaan heeft. Wat zal de zo zeer verdorven mensch, die in 't gemis van Godsbeeld gefchapen is, en die door zo menigvuldige dadelijke overtredingen, welke in geta» len de haairen zijnes hoofds, en des zands dat aan den oever der zee is, te bovengaan, voor God fchuldig eti verantwoordelijk üaat, nu doen? Zij-  (?-) Zijne gedaane bedrijven, die voor zijn rekening leggen, en waar na hy geoordeeld zal werden , te herdoen, is volftrekt onmogelijk. Zei ve voor de gemaakte fchuld te betalen, is even onmogelijk; want in plaats van dat, maken wy ie fchuld nog dagdyks meerder-, en ergens een oiooc Creatuur te vinden , die voor ons betaalt, is even vruchteloos; naardien geen bloot Creatuur den last des Eeuwigen tooras tegen de zonden kan dragen, en « andere Creatuuren daar van verloszen; en des was al . Ie verwachting ter weder - deelachtig werding van de Godlijke gunde , voor eeuwig onmogelijk; naardien de wijde onder de Heidenen g,:?n middel hebben-weten uit te denken, om de Godlijke Rechtvaardigheid, nut de Godlijke Barmhartigheid over een te brengen. Ten waare een oneindig,onbegrijpelijk mensch — en zondaars-lievend God, zijn Heilig woord gegeven , en daar in bekend gemaakt hadde, dat hy in de eeuwigheid reeds gedachten des vredes heeft gehad; en ten bewijzen daar van, de waereld alzo' lier gehad heeft, dat hy zijnen eenig gebooren zoon in de waereld zond, die de menfchelijke natuur heeft aangenomen, zich ftelde onder de wet, en zich zeiven vernederde tot den dood, ja den dood des kruifes; en dus door een dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid, volmaakt voldaan heeft, en betaald, al' t A 4 gee-  C 8 ) geene de overtreder van de Godlijke wet fchuldig was in eigen perfoon te voldoen; en "r is op prond van deze voldoening des Borgs, dat die God die de beledigde — de eerstaanz'oekende parry is, ter herftel. ling van de verloren vriendfchap, 't geene onder de menfchen zeer zelden plaats heeft; maar het daaronder al verre gebracht werd, .alshy die beledigdheefr, hem die beledigt is, door velerley beweegredenen , tot herftel van de vriendfchap kan beweeq;en, \ geene veelal, nog maar ren deele gefchiedt. Daar nu, ó wonder J de God van Hemel en aarde de tegen hem gerebelleerd hebbende, en in die rebellie voortgaande zondaren, zijne vriendfchap aanbiedc, en met Ee* de verklaard in hunnen dood geen lust ie hebben; en op dat hy zijn gunlle tot iuifter van zijn deugden aan hun zoude kunnen fchenken, zijnen eigen zoon de diepfte vernedering heeft doen ondergaan; en dus aan de zodanige zijne gunfte heeft willen deelachtig ma • ken , het kofre wat het wilde , zelfs den vervloekten dood van zijnen eigen zoon; immers eindens der aarde laat toeroepen, wendet u naar my toe en wordet behouden Jef 45.-s». en derhalven de geene welke onder de verkondiging van 'c Euangelium leven , laat roepen, lokken, nodigen, ja bidden, zymogrenzich met hem in Chriftus laten verzoenen. Dat gaat hoe weinig het werd opgemerkt, alle menfchelijkverfland te boven; maar kan geen ander gevolg hebben, als dat  C9 ) dat die dat aanbod, en de veelerly aan hem te kosten gelegden arbeid der liefde, ten einden toe afwijzen en verzondigen , door het verwaarlozen van de verordende middelen, daarze als redelijke menfchen gebruik van kunnen maken; allerbülijkst zullen moeten hooren : Dewijle ik geroepen hebbe, ende gijlieden geweigerd hebt, mijne handen uit ge fi rekt hebbey en daar niemand was die opmerkte: en hebbet alle mijnen raad verworpen; ende mijne beftraffngen niet gewildt \ zoo zal ik in ulieder verderf lachen: ik zal [potten, wanneer uwe vretze komt Spreuk, i, 25, a6. Dus is ter bewaring voor dat onbefefbaar onheil, en de eeuwige verdoemenis, het deelgenootfchap aan den groten middelaar Jezus Chriftus, als den enigen naam die onder den Hemel gegeven is, waar door wy moeten zalig werden, volftrekt en onontbeerelijk noodzakelijk ; zullen menfchen van fchuld en ftraf verlost werden, en weder tot genaden komen. Jamaar! demensch is dodelijk onmachtig, hy kan zich zeiven niet bekeeren, nog zich in de gunst van God herflellen; dat is hy zeker, hy is van naruure geeftelijk dood, en heeft zo min vermogen, om zich zelve geeftelijk levendig te maken als de geftorven Lazarus had, om zich zeiven uit den dood op te wekken , zo dat nog in hem, nog in de geheele natuur, A 5 niets  ( lo) niets gevonden wordt, waar door het geedelijke levert in hem kan worden verwekt; naardien zulks alleen gefchieden moet, door een Almachtige werking van God den H. Geest, als een uitwerkzel van de verzoening des middelaars , naar Gods eeuwige genade verkiezing. Dan al is dit zo, en dit volmondig word toege. Hemt, moet hy dan maar ftilzkten, en lijdelijk wachten, tot dat God de vrije genaden aan hem geeft, en inmiddels de herrinneringen , indachtigmakingen, en aanmaningen tot 't gebruik van de verordende middelen, welke hy dagelijks by opmerkingen kan ontwaar werden, van de handwijzen ? of moethy op de her. inneringen , indachtigmakingen en aanmani.igen agtgeven, die opvolgen, en van de in \ woord voorgefchreven middelen, waar onder God in zijngewooDen weg de genade pleeg te werkengebruik maken ? bet eerde zal niemand daande houden, maar 't-laatfte ieder die enige kennis Van den Bijbel, en de leere van de Gereformeerde Kerke heeft, volmondig toeftemmen. Wel aan! men neeme "er de proef eens van, en make gebruik van den volgende raad, „ Men gaa nimmer uit zijn flaap vertrek, ten zy „ men alvorens zijn kniën geboogen , en bedankt „ heeft, voor de genoten zorge, en gebeden heeft, „ om 't geene men ziet nodig te hebben. „ Men  ( n ) „ Men begeeve zich tot zijn werk, of tijdelijke „ bezigheden , beijvere zulks met vlijt en naarftig„ heid, en ga, voor of na den eeten weder in 't een- zame, om te bedanken voor het goede, dusverre „•genoten; en by herhaling te verzoeken , om „ het geene men ziet nodig te hebben. Na dat de tijdelijke bezigheden, voor dien dag „ zijn afgelopen, zy't eerfte werk, zich naar zijn binnekamer of flaap vertrek te begeven ; zich daar ,, maar een korten tijd Uil neder te zetten, om zich „ zeiven af te vragen, hoe heb ik dezen dag door„ gebracht ? wanneer by opmerking , zulks wel zal „ herrinnerd werden; zo verre men daar in fchulden ., ontwaar werdc, is het billijk die te belijden; maar „ ook noodzakelijk, den volgenden dag zichtewach„ ten, voor het geene waar over 't geweeten thans „ befchuldigr; vervolgens buige men zijnkniën, her„ hale zijn ichuld belijdenis, en verzoeke, het geene men ziet nodig te hebben. „ Schiet 'er wat tijd over, men neemd den Bijbel „ in de hand, en leeze inzonderheid in de Euangelis„ tenj men fta wat ilille by de wonderen, welke de „ zondaars-lievende Heere Jezus in den tijd van „ zijn omwandeling op aarde gedaan heeft; en naar „ maate men overtuigd werd, dat men ook blind „ en melaatsch is, zal dit bidiloffe verwekken, om te  C " ) „ te verzoeken, Heere maakt my ziende, reijnigt „ my. „ Zy die minder door tijdelijke bezigheden belem„ merdzijn, en gevolglijk meer tijd hebben; behoren „ ook van boeken vanGodvruchtige Schrijvers gebruik ,, temaken; waar toe 'er zeer veele ,voor handen zijn. „ Men make op Zondag, en die 'er gelegentheid „ toe heeft, ook in de week, als men gezond is en „ cbor geen wettige verhinderingen belet werd, een „ naarftig gebruik van de openbare genade middelen; „ men denke, ga ik in de Kerk, mijne tegenwoor„ digheid zai daar een gedaante vertonen, dat ik 'er ,, kome om onderwijs aangaande den weg van zalig- heid te ontfangen; dit zal opmerking verwekken , * „ om inzonderheid te letten, op het geene, dat tot „ eigen perzoneel onderwijs meest gefchikc is; men „ gebruike den tijd welke van den openbaren Gods„ dienst over is, tot herdenking van het gehoorde, „ toe lezen, en beeft men 'er gelegenheid toe-, ter „ ontmoeting van zodanige, die zich liefst bezig hou„ den, om over 't weik der bekering, en over de „ lotgevallen, welke den Christen op zijnen weg „ wedervaren, te fpreken. Voor al wachte en ont„ houde men zich, van vrijwillige verkeering met „ menfchen, van wien men niet alsydelheid hoordt, „ en van waar men niet dan met een befchuldigd „ geweeten kan wederkeeren". ' Die  Os) Die nu niet goedvind van dezen weimenenden raad gebruik te maken, kan het nalaten daar van, meteen voorwenden van zijn onmacht niet goet maken ; naardien 'er niets de leere der onmacht kwetzende in is; maar z-?er wel met zuivere en rechtzinnige bevattingen v in de leere der onmacht overeenkomt; want wat is 'er doch in, daar een natuurlijk mensch of onbekeert belijder onmachtig toe zoude zijn; immers kan niemand traande houden , dat hy onmachtig is om zijn kniën te buigen, en te verzoeken om het geene hy ziet nodig te hebben; waar in ik hem ntet voorfchrijf, dat hij bidden zoude om iets, daar hy aangemerkt als een natuurlijk mensch geen grondgefteltheid toe heeft; maar datoverlate, naardien de trappen van de kennis die de menfchen hebben, zo zeer onderfcheiden zijn; en hy niet bidden kan om hec geene dat hem, zo lang hy in zijnen natuurftaat blijft, niet gevallig of begerelijk is. zoude hy onmachtig zijn, om tegen den avond eens te herdenken, hoe heb ik dezen dag doorgebracht? of om van de genade middelen gebruik te maken; daar zo veel onbekeerde belijders met 'er daad betonen, het vermogen toe te hebben; maar denke veeleer, dat het nalaten en veronagtzamen van deze middelen, een moedwillige ongehoorzaamheid is; en wel te groter, naar maate hy boven anderen, daar toe voordellen, herrinneringen, indagtigmakingen, en aanmaningen in zijn leeftijd is ont»  C H ) ontwaar geworden; en welke veronagtzaming en verwaarlozing, hem in de uure van den dood, en den groten oordeelsdag onverantwoordelijk zal ftellen ; wijle het niet gelden zal voor te wenden, ik heb het mij zeiven niet kunnen geven, en gy hebt 't my niet believen te geven , en daarom moet gy t my niet kwalijk nemen. Voor al, als hy zich gedraagt; als iemand, aan wien het dagelijKTzelfs onderzoek wierd aangeraden; die daar op zeide, dat zal ik den tweden dag niet doen; niet met voorwending van zijn onmacht; maar met uitdrukkelijke woorden, dat zal ik niet willen doen, en wel om reden, dat eer ik dat onderzoek begin, mijn geweeten zo veel zal zeggen, dat ik niet meer wil weeten, 't geene roet ontroering wierd aangehoord; maar is de rechte gefteldheid van een natuurlijk rfiensch, of onbekeerd belijder, die 't beftaan van zijn harte, door woorden uitdrukt; maar niet te min een moedwillige ongehoorzaamheid in zich bevat; die te groter is, om dat 'er een erkentenis in legt, dat het aan de zijde van den Heere, niet zoude ontbreken, om hem door herrinneringen van, en bepaling by zijn kwaad tot zelfs kennis te brengen. Wie moet niet erkennen, dat zodanig een, en alle die met hem de aankloppingen van een zondaars- lievende Heere Jezus aan hunne harten , ter herftel van de gebroken en verloren vriendfchap verfmaden, zich naar het verderf fpoeden. Men  Men zegge niet, als ik niet uitverkoren ben, zal 't gebruik van deze middelen my niet baaten. Men zoude daar op kunnen antwoorden, dan zult gy de middelen ook niet gebruiken, en blijft gy onbekeerd, het vonnis ten jongden dage, niet op de verkiezing, maar op uwe moedwillige ongehoorzaamheid, in 't veronagtzamen, en verwaarlozen van de verordende middelen gegrond werden. Daar en boven is het den mensch voor zijn bekeering voldrekt onbekend, of hy niet — of al uitverkoren is; en werd het leerduk der verkiezing nergens in de H. Schrift, tot een regel van 's menfchen doen, of laten voorgedeld; en in. dien 'er over dat leerduk waarlijk bedenkingen en bekommeringen in 's menfchen gemoed begonnen plaats te grijpen, zoude hy niet zorgeloos en gerust in de zonden kunnen voortgaan; maar hy zoude door eigen liefde bewogen , 'er verlegen over werden; werk by krijgen, en hem laten bewegen, van de aan hem voorgeftelde middelen gebruik te maken, waar inne hy onderden Godlijken zegen, bewijzen zoude ont. fangen, dat hy uitverkoren is. Maar nadien de zwarigheid tegen 't leerduk van de verkiezing, veelal, werd voorgewend, van menfchen die in de zonden , met verwaarlozing en veronagtzaming van de verordende middelen voordleven, is het maar loutere praat, en een Hehch bedrog. Men denke niet, dat ik aan 't gebruik der middelen  c 16) len een uitwerkende kracht toefchrijve, en een verband tusfchen de middelen en de genade ftelle; naardien ik zeer klaar begrijp, dat God de eerst werkende oorzaak of aanzoekende party is, en dat de vrucht der middelen van den vnjmachtigen Godlijken zegen geheel afhangt; en belijde met de Catechismua in de uitbreiding over de vierde bede, zo wel in 't geeftelijke als in 't natuurlijke, dat God de enige oorlprorg alles goeds is, en dat noch onze zorge, noch arbeid, noch zijne gaven zonder zijnen zegen ons gedeijen; dan wie is zo zinneloos dwaas, dathy wijgert teeeten, om dat de fpijze zonder den Godlijken zegen hem niet voedqn kan. Daar en boven, komt m ijne leiding van gedachten daar op uit; dat de genade, 't zy dan gemeene, (deze noem ik ook genade, om dat de gemeene werkingen van den geest mede verbeurt zijn.) 't zy de bijzondere, het gebruik van de middelen zo wel voorgaat als volgt; en hïerinne is een bewijs van de alle verftand te bovengaande, nederdalende Godlijke zondaars liefde; dat de Heere niet alleen, zijnen zegen op de middelen belooft; maar zelfs al is het dan maar door gemeene werkingen van zijnen geest, tot het gebruik derzei ve zijne indachtigmakingen en aanmaningen fchenkt; en dat zal ieder die maar eenige oplettenheid oeffend, dagelijks ontwaar worden; en na maate dat hy daar voor in zich zeiven bewijzen vind, maakt het de moedwillige ongehoorzaam-  C i? ) zaamheid, in het verwaarlozen van de verordende middelen, naar mijn inzien, onverantwoordelijk, tegroo ter. Men verge vooraf geen verzekering, wat indien men van de voorgefchreven middelengebruik maakt, de uitwerking daar van zijn zal. want, wat doclor die by een kranken patiënt gehaald werdc, zal hem verzekeren, dat indien hy, de aan hem voortefchrijven middelen gebruikt; zeker van zijn krankheid zal herfteldt werden; maar hy zal, naar zijn kundigheid» de middelen welke hem meest gefchikt voorkomen, voorfchnjven, het gebruik daar van aanbevelen; en is ny een gemoedelijk man, erkennen, dat de Godlijken zegen ter her/telling van den patiënt, daar by, onvermijdelijk noodzakelijk is. De patiënt is zonder dat de Doétor hem verzekering van herfteliing geven kas, van zijne zijde, in de onvermijdelijke verpligting, om van de aan hem voorgefchreven middelen getrouw gebruik te maken; en handelt ten uicerften dwias, indien hy doet, als een zekere vrouw deed; by weike de Do&or alle dag kwam, Recepten voorfchreef, en 't gebruik van de opgefchreven middelen aanbeval; dog die in-plaats van de voorgefchreven middelen te laten klaarmaken en gebruiken, al die briefjes by haar hield; en welke na haar dood by haar gevonden zijn; en dus was de reden dat deze 3, vrouw  C i8 ) vrouw nier herfteld wierd, niet aan de ongefchiktheid van de middelen, noch han gebrek der kunde van den Doétor , noch aan 't ontbeeren van den Godlijken zegen toe te kennen; maar aan de dwaaze gedraging van deze vrouw. Dan hoe zeer ieder, die niet geheel van zijn zinnen beroofd is, het gedrag van deze vrouw moet en zal afkeuren, zo handelen veele van onze belijders in opzicht van den Godsdienst niet beter:, die zich alles laten zeggen; weigeren van de aan hun voor» gefchreven middelen gebruik temaken; en dan veejerleij uitvlugten voorwenden, om het onverantwoordelijk veronagrzamen en verwaarlozen van de voorgefteldemiddelen, veel al, tegen de herinneringen , indachtigmakingen, en aanmaningen van 't geweeten , van de hand te wijzen, en te verfchonen. Men beproeve ter goeder trouwe, van den voorgefchreven raad getrouw gebruik te maken, men lette naauwkeurig' op de uitwerkingen of vruchten, en werden die 'er niet op befpeurt, zal men ten minlïen over het verzuim en veronagtzamen daar van, niet veroordeeld werden; maar het hem, die van den hier voren befchre venraad een getrouw gebruik maakt, veelligt gaan, als iemand die zoortgelijken raad ontfong, daar van gebruik maakte, en na verloop van maar weinig  hig maanden kwam berJgc geven, van wat gezegends ui werkingen , het opvolgen van dien raad voor hem geweest was. Mi nfchen die aanvankelijk op hun zonden weg zijn ftaande gehouden en opmerken, dat den weg welke zy tot hier toe bewandelden van God afleid, en dat zy daar op voortgaande voor eeuwig ongelukkig zouden wezen, en dus van de noodzakelijkheid om van Haat en weg te moeten veranderen, zijn overtuigd geworden, met bewustheid hoe ongefchikt zy daar toe uit haar zeiven zijn; en dus meermalen in diepe verlegenheid vragen: Lieve Heere wat moet ik doen, op dat ik zalig werde. Hand. j6. to. Maar die ook door de verlichtingen van den H. Geest, «enige kennis van de getuigenisfen van 'tEuangelium ontfangen hebben, zo dat ze den weg van zaligheid in een gekruiften Chriftus leerden kennen» niet alleen in deszelfs noodzakelijkheid, maar ook in zijn beminnelijkheid en dierbaarheid, waar onder zy haar harte meermalen gewillig vinden, om in dien weg hun welgevallen te verklaren, en op de voordellen van 't Euangeiium ja en amen te zeggen; maar onaangezien dat een Heilvollen middelaar wagt, op dat hy hen genadig zy , en wil verhoogt worden op dat hy zich •ver hen ontferme Jef, 30. 18. hen perfoneei 70 welmeenend roept, dat 'er tusfehen zijne herhaalde en aanhoudende nodigingen, en hunne ernffige begeerB a tens  ( *o ) tens om deel aart hem te hebben, geen vergelijkingen te maken zijn; echter daar toe nog niet zijn gekomen, om zich aan hem te durven overgeven, zich op hem te verlaten, en zich ter zaliging aan hem toe te vertrouwen; en nog minder, zich in 't deelge rootfehap aan hem te verblijden. Deze behoren voor al, van den hier voren befchreven raad een gezet en getrouw gebruik te maken, met veel zuchtingen,"datze onder het terhandnemen van die middelen, de verlichtingen en bewerkingen van des Heeren Jezus verworven Geest, in een ruime hiaate mogen genieten. Nademaal ingeval zy de middelen, onaangezien dè indachtigmakingen, herrinneringen , en aanmaningen van den geest veronachtzaamden j en daer in veragterden, zodanige gevolgen zouden kunnen hebben, die ik liefst verzwijge. Dan deze arme Tobbers hebben noch meer raad nodig , naardien zy voor veel invallen van de Helfche treeften bloot leggen,- die haar wel zeer benaauwert kunnen- dan is het, als gy niet uitverkoren zijt, is al uw doen vruchteloos. Dan, uwe zonden zijn te jnoor, dan datze,zouden vergeven werden. Dan,gy hebt het te lang tegen den Heere uitgehouden, en te veel kloppingen tegengeftaan, nu is het voor u te laat; en veele andere. Geene van welke in de waarheid enigen grond hebben, maar rusten op aangenomenen aangeleerde vooroordelen, en hoe ongegrond ook  ( 21 ) ook , 'er zich zelve na beoordelen, en totonnagaanbsar veel zaken gehezigr werd. Onder deeze is de bekommering welke by verfcheide overtuigde menfchen wat vroeger of later, mee min of meer nadruk befpeurt werd, da<; zy de zonden in den H. Geest begaan hebben , en daarom op geen vergeving hopen kunnen. Het is zeker te bekiagen, dat deze menfchen zich bekom .neren over een zaak die zy veel al niet verfïaan; en dat die verlegentheid hoe ongegrond ook, wel eens meer benaauwtheid veroorzaakt, als 't groote getal van hunne onteibaare overtredingen vart de Godlijke wei. Immers werden 'er wel gevonden , dl* als zy Öpenb. 3, so zietikfia aan de dcure en ïkkkppè, hooren verkiaaren, en opmerken waar in dat kloppen beflaat, moeten erkennen, dat de Heere Jezus al lang aan haar harte geklopt heefts- maar zy dat veronagrl zaamt,verwaarloost en tegengegaan hebben, en daar uit befluiten datze aan de zonden in den H. Geest, waar van geen vergeevingte wagten is, fchuldfefhan. Dan hier mag ik wel vraagen, wie zal dan zalig worden ? naardien "'er geen mensch, geen Christen, ten zy hy zeer verre veragtert is, leeft, die niet erkennen za! dat hy van de herrinneringen en aanmaningen van den Geesr,ter aanfporingen tot het goede, dat betamelijke gebruik niet maakt, 't geene hy behoorden te doenj maafhy die hier op de meefte oplettenheid oef. B 3 ' fent.  ( 22 ) fcnr, ookdemeefte noodzake vind, om zich dagelijks, over gebrek van bedagtzaamheid tot 't opvolgen vaa de waarfchouwingen van den geest ichuldig te verklaren en vergeving te verzoeken Dan heeft de Heere, niet regenmaanden het lang uithouden en veronagtza. men van de aankloppingen, in de noodzakelijkheid gebragt, om te moeten erkennen: Heere gy hebt my overredet, ende ik ben overredet geworden, gy zift my te Perk geweest ende hebt overmogt. Jer. 20 7, dan legt 'er een bewijs in, van de onbezefbare nederdalende Godlijke liefde, dat de Heere, onaangezien al dien tegenftand, voor heeft, zulke zondaars zijn gun* fte deelachtig te maken,* en te gelijk van hun waar berouw, over den tegenftand, dat over de zonden in den H. Geest geen plaats heeft; en dit behoort al de verdenkingen over des Heeren Jezus gewilligheid uit der zodanige harten te verdrijven; en zy haar te verblijden , dat het bloed van Jezus Cbriftus zijns zoons rijnigtvan alle zonden ,1 Joh, 2. 7. en dus is dat lang uithouden en veronagtzamen van de aankloppingen aan de harten, de bedoelde zonden tegen den H. Geest niet. Zoude het dan zijn, die booze , lasterlijke gedagten, die in 't hart vaü een'beangdigd', zwak, vreesagtig mensch tegen zijnen wil opkomen, en die hem zeiven onverdraaglijk zijn, hem in de uiterfte droefbeid dompelen, en van dewelke men van harte wensen- n  ( *3 ) te los en ontheven te zijn, die men niet met welge. vallen , maar met den groocrten afkeer befchouwt. Deze lafterlijke gedagten, die ook in de opregfte harten oplhjgen kunnen . deze pijlen van den helfchen Satan, die't groocfte lijden eener aangevogren ziele zijn,.kan men in 't allerminst tot geen, laffefing des; Heiligen geest, voor dewelke geen vergeving nog in deze nog in de toekomende waereld te hopen is, brengen. Vraagt men, waar in bellaar dan de zonden in een H. Geest,.daar in 't N. Testament van gefproken werd, en waar over ik meermaal zeer bekommert ben, ofik niet aan dezelve fchuldig fta. Dit zal men best kunnen opmerken, indienmenMzms.aa-so voor zich legt, en daar in ontwaar werd : dat de Schrifrgeieerden, vol woede en nijd tegen Jezus, met opzet van Jerufalem waren gekomen , en onder't volk verfpreide, hy heeft Beëlzebul, ende door den overften der Duivelen werpt hy de duivelen uit. En 'er volgt na de woorden: wie tegen den Heiligen Geest — niet... zondigen maar lasteren zal, die heeft geen vergevinge in der eeuwigheid, maar hy is fchuldig des eeuwi« gen oordeels; en ter verklaring daar van, Haat 'er, want zy zeiden: hy heeft eenen onreinen geest. Dit was derhal ven de lastering des geest. Zy zagen de ' zigtbaare werken Gods van Jezus, en noemdenze met voordagt, tegen hunne betere overtuiging aan — B 4 wer-  ( =4) werken des duivels, Zy maakten den geest Gods toE eenen duivel, en dat niet uit zwakheid, niet dat hot hun flegrs zo tegen hunnen wil ingevallen was, dat hun deze gedachten tot eenen last ware —- maar zy was hun aangenaam, zy zogten dezelve door al hun gezag en aanzien, onder 't volk te verbreiden , om de harten van Jezus af te trekken. God had alles gedaan , wat mogelijk was, om hen te overtuigen, dat Jezus van Nazareth zijn zoon was, en in zijnen naam fprak en werkte. Niet alleen had zijne wijsheid door zijnen mond gefproken, maar ook zijn magthad zich in hem geopenbaard , en was door hem dadelijk werkzaam. Doch dit alles kon hen niet bewegen. By dit alles bleven hunne harten verftokt. Zy ver* fmaadden de waarheid, zy wilden hem niet. — Niet alleen wilden zy hem niet,- maar zy lieten ook niet toe, dat anderen hem aankleefden. Zy wilden redelijke zwakke harten doen dwalen. Zy verzonnen leugens en lasteringen, tegen de in hem wonende, en door hem op de zigbaarfte wijze werkende Godheid. En wijl zy de wonderen, die hy in den naam van Je-, hova verrigt had, niet konden lochenen^ de blinkende waarheid niet konde verdonkeren waren zy verkeert en boos genoeg , om den duivel tot zijn bondgenoot, en tot een werkmeeftervan zulke daden te maken, waar door des Satans eigen rijk regtftreeks in den grond verwoest wierd.' Zy woeden driftig tege0  C *5 ) gen God en de waarheid, en maakten zig daar door tot alle verdere lering en verbetering onbekwaam. Zodanig was de gemoedsgeileldheid dergeenen, die zich aan de lastering des geest fchuldig maakte. En de woorden van Marcus uit dit oogpunt befchouwr; ftaac het ieder vrij anders te denken; maar is het my meer ais bedenkelijk of de daar bedoelde lasteringen in onze latere dagen , waar in wy geen wonderwerken van , den doenmaal op aarden wandelende Heere Jezus, nog van de Leeraars meer zien gefchieden, wel plaats heeft en gefchieden kan; 't geene genoegzaam is, om de zwarigheid van hun die 'er mede gekwek werden, als of zy de zonden inden H. Geest ge. daan hadden te doen verdwijnen; naardien zy hun nimmer in de gelegentheidheid bevonden om zich aan zo booze lasteringen als de Schriftgeleerden pleegden, fchuldig te maken. En al was het dat de zonden in den H. Geest in onze dagen noch plaats hasJt, zo is het waar berouw over alle zonden, een zeker bewijs , dat men aan de zonden in den H. Geest niet fchuldig (laat. Daar komt meermaal by, dat deze geraken in verkering met menfchen, die ondernemen hunnen naailen te bellieren, en voor zich zeiven noch al heel wat beftiering nodig hebben. Ik zal niet al zeggen, welke bellieringen, ik in het belo'op van eengroote veertig jaaren, al aanovcrB j> tuigde  ( s6) tuigde menfchen hebbe hooren geeven; maar 'er zijn 'er, die aan bekommerde , of overtuigde menfchen niec als van elenden kennis, en verootmoediging ^aar over,fpreken , zonder van't Euangelium enden daar in bekend gemaakten zaligmaker enige melding te doen. Niet legenllaande her, nu buiten alle tegenfpnuk ze er is, dat een mensch, die over zijn eeuwige belangens tot nadenken begint' te komen , de overtuiging van zijn fchuld en fmette nodig heeft, de welke een reden van noodzakelijkheid in hem verwekt , om na een verloszing en verloszer buiten zich om te zien; zo behoort naar mijn inzien, de elenden kennis, zo niet te werden voorgefteld, om veel al onkundige menfchen, te brengen tot die gedachten, als of daar in, zo al geen gerechtigheid, een gefchiktheid, bevoegtheid, en grond van vrijmoedigheid gelegen is; om den Heere te bewegen, zich over zulke elendigen te ontfermen; en die verlegene aanfpoort, allerlei middelen te beproeven, omme daar toe te geraken; en krijgen zy 'er eens wat van ,moedfcheppen, doch datvoorby zijnde, weder alle verwachting ontvalt, en eer» redenis, dat die zukkelaars tijden lang in 'tduifteren heenen gaan; daar en boven kan niemand ftaande houden, dat de elenden- kennis, hoe groot men die ook begrijpt nodig te zijn, en wat trap en maate men daar aan als noodzakelijk voorfchrijft, alleen en op zich zelve toerijkende is, om een verlegen mensch zijn bekommeringen te doen te boven komen, en vreede voor zijn zie -  C 27 ) le te erlangen", immers 'er zijn 'er, die zo veel van hunneelenden kennen, datze de grootheid van hun • fchuld, met de grootheid van de genade niet wecen overeen te brengen; en daarom ailchoon ze nu en dan wat van 't 'Euangelium, en eenen daar in bekend ge. maakten Middelaar hooren ; echter onvrijmoecjig en in hee duittere blijven voordgaan. VVerde 'er nu tot deze laatften van niet anders als van elenden - kennis gefproken, en een groote trap en maate daar van bepaald ; kan het onder bewustheid van de vruchteloze pogingen om daar toe te geraken; niet anders als de verwarde bedenkingen vermenigvuldigen', en aanleiding geeven, dat zulke menfchen in veel bekommeringen blijven heenen gaan. Hierom moest men tegen de zodanigen, niet alleen van de Wet, maar ook van 't Euangelium; niet alleen van de elenden, maar ook van den Heere Jezus fpreken; en dus 'c eene doen en 't andere niet nalaten; en had dit meer plaats, 'er was verwachting dat overtuigde menfchen niet maanden en jaaren in 't duiftere bleven omdoolen. Hier komt by, dat deze menfchen tot 't denkbeeld gebracht werden , als of 't wezen van 't geloof be. ftond in de ruime bewustheid, en verzekering datze aan den Heere Jezus en al zijn verworven heilgoederen deelhebben; en dat, al dat 'er, eer datze die verzekering deelachtig werden, gebeurt; maar gemeene werkingen van den geeft zijn; met dat gevolg, dat ie\ mand  C *l ) mand die {preekt niet alleen van zijn fchuld en fmette met erkentenis, zo gy Heere de ongerechtigheden _ gade(!aat, Heere wie zd beftaan Pf. 130. 3. maar ook door inlichtingen in de getuigeniszen van 't Euangelium van een kiezen, komen, wenden , en toevlugrnemen tot den Heere Jezus; maar door gebrek van kennis, het 'er niet voor durft houden , dat dit oeffeningen van 't waare geloove zijn, en zich dus in 't deelgenootfchap aan de verworve heilgoede* en niet durft verblijden; in plaats dat men beproeven zoude, om de nog plaats hebbende zwarigheden op te ruimen, van een waanwijs man vry fchamper werd toegevoegd , buiten is buiten , en hem daar door zo veel vooroordeelen inboezemt, welke de armen mensch in geen jaaren kan te bovenkomen ; en die dwalende bevatting heeft zijn grond, in die verbeelding, dat 't wezen van 't geloof in de verzekering van deelgenootfchap, aan al de verordineerde en verwoiven heilgoederen beftaat; en dat 'er een overgatsg in Christus, of een ftaattwerwiszeling uit de natuur in de genade moet plaats hebben,* welke na der zodanige bevattingen, niet gefchied in de mededeling van 't beginzel van 't geeftelijke leven, maar zo als men 't noemt, als de menfchen tot ruimte komen, en het 'er voor houden datze gelooven ; en die daar best van fpreken kan, houd men in de grond voor goed, al werd hy vervolgens zo liegt of nog fiegter, alshy te  C *9 ) te voren geweest is: niet lettende op de onfaalbare utfpraak van den Heere Jezus, dat ieder boom uit zijn vruchten gekend word, en dat volgens de leere van de Catechismus, elk by hem zelfs zijnes geloofs uit de vruchten verzekert zy. Dat nu het zaligmakend geloof niet is gelegen in een aangenaame verzekering, dat wy genade hebben en ons werk waarheid zy , fchoon het waare geloof ook van deze dingen een gegronde zekerheid hebben kan; was uic de natuur van de zaak wel te betoogen, en door aanhalingen van 't geene veele onzer Godgeleerden deswegens gefchreven hebben, te bevestigen; dan een voor alle zal genoeg zijn: ik bedoel den bekenden Godvruchtigen Wilhelmus a Brakel, die in 't eerde deel van zijn werk genaamt Redelijke Godsdienst, den veertienden druk op bladz- 775, m«t zo veel woorden zegt : „ De forme, 't ware wezen des geloofs bedaat „ niet in 't vertrouwen dat Christus mijn Zaligmaker „ is. Want, 1. Christus is niet voor alle menfchen „ gedorven, zo moei dan ieder voor zich zeiven vas« ,, te gronden hebben, uit welke hy zoude kunnen „ betluiten, dat Chridus voor hem gedorven, en zij- ne zaligmaker is. 2. God heeft wel alle die 't woord hooren, geboden te gelooven : maar niet al.„ len geboden te gejooyen dat Chridas zijn zaligma„ keris, daar toe is niet eea text in den Bijbel te „ vin  ( 3o) „ vinden; zo dat het enkele inbeeldingen zijn, te ge„ looven dat ieder een gelooven moet, dat Chriftus „ zijn Zaligmaker is; hy zoude leugen gelooven, en „ zoude met zulke inbeeldingen ter nelle varen. 3. „ gelooven dat Chriftus mijn Zaligmaker is, is ver„ zekeringe welke een vrucht is des geloofs , die „ meerder of minder kan zijn, ja geheel weg zijn, „ blijvende het waare geloove, ende hy een waar „ gelovige. 4. Veele tijd gelovige houden haar vast ,, verzekerd zonderde minfte twijfelinge, datChris„ tus hun Zaligmaker is, ende voor hen is geftorven, „ nochmans hebben zy het waare geloove niet,en zullen „ zich bedrogen vinden; dies is dan het waare geloove niet een vertrouwen, dat Chriftus voor my ge„ ftorven is." Alle met wien ik 'er overgefproken hebbe, ftemme my zonder 'er een van uittezonderen toe, dat den Heere de eerstwerkende oorzaak, of aanzoekende party is, ter herftelling van de door de zonden verloren vriendfchap, by aanvang en by voordgang. Dan 't i» my meermaalen gebleken, dat die aan dit voorftel de fterkfte.toeftemming gaven met te zeggen, 't is zo, 't is niet anders, de waarheid leid zo;, wanneer zy in de gelegenheid kwamen, om inzonderheid overtuigde menfchen te bellieren, ganschdaar tegenovergeftelde beftieringen gaven, en voorftelde, dat het - hen, met die entdeze hoedanigheden, ernst en aan hoe*  C 31) houdenheid, om den Heere Jezus moest te doen ziin, met toezeggingen dat naar maa-e dit by hun plaatshadde , zy den Heere Jezus wel vinden zouden, en de genade op hunne werkzaamheden Volger*. Ik ' weet zulken behandeling geen anderen naam te geven, als een omkeeren van de ordre des hei's, (dat meer nadeel doer als veelal werd opgemerkt:) Immers de Apostel Johannes zegd, met zo veel woorden. Hier in is de liefde, nk.t dat wyGodt liefhebkn, maar dat hy ons heeft lie f gehad, en zijnen zoone gezonden heeft tot een verzoeninge van onze zonden, 1 Joh. 4. 10. Welke tegen de waarheid llrijdende behandeling dan ook geen andere gevolgen kan hebben, als dat overtuigde menlchen , veelerlei vruchteloze pogingen aanwenden, om zich overeenkomftig de ontfangen beftieringen te gedragen, en maanden en jaaren in veele verwarringen en duifterheden daar heenen gaan. Om dit voor min kundigen, zo klaar my mogelijk is, begrijpelijk te maken; zo merke men op, dat'twerk der genade in de H. Schrift onder anderen voorkomt, onder de gelijkenisze van een Huwelijk, waar in een Man zeer nauw met zijne Vrouw vereenigt werd ; daarom komen ook de geloovigen in het Hooglied Salomons voor, onder de naam van zijn Bruid, en gelijk in een Huwelijk wederzijdfche perfonen voorkomen, welke een Huwelijks verbond metmalkandc ren opregten, even zo gaat het in deze Huwelijks ver-  ( 3* ) vereeniging; die hier aan de eene zijde een Huwelijk fluit, ii geen bloot fchepzel, maar de waaragtige en algenoegzame God; die wil zich in een Huwelijksverbond aan zijn volk verbinden : door wien wy in 't algemeen verftaan kunnen, alle Drie de perfoonen in de aanbidlijke Drie- eenheid, Dewijl alle de werken Gods na buiten, de Drie perionen in het Godlijke wezen gemeen zijn. Maar in "c bijzonder is onder de Goddelijke perforen, dit Huwelijk- fluiten eigen aan den tweeden perfoon , den Heere Jezus Chriflus, die de Bruidegom en man eigenlijk van de Kerk is. Daarom werd. de Mesfias genaamt de Liefde van de lfraëlitifche Kerk. Ik zal mijnen Beminden een lied mijnes Lief/ien zingen van zijnen Wijngaart Jef. 5. 1. Gelijk hy ook genaamt werd, de man van een geloovige ziele. Paulus zegd, ik hebbe ulieden toebereid, om u als een reine maagd, eenen man voor te ft ellen, namelijk Chriftus. 2 Cer. 11. 2. Aan de andere zijde, zijn het de uitverkoren, die deze He. melvorst wil verwaardigen tot zijn Egtgenoot aan te nemen , en een Huwelijk met haar te fluiten, daar op ziet Gods troostrijke beloften, ik zal u my ondertrouwen in Eeuwigheid: 'ja ik zal u my ondertroü' wen in gerechtigheid en in gerichte, en in goedertie* tentheid, en barmhartigheden. Hof. 2, 18. Hier uit is overgenoeg klaar, dat niet de zondaar, maar de Heere Jezus Chriftus, de eerstweikendcoorzaak.»  C 33 ) zaak; de aanzoekende party, en mag ik my zo ukdrukken , den geedelijken minnaar is , die twee beweegredenen gebruikt , om arme zondaars te bewegen, dit Huwelijk met hem aan te gaan. De eerde is, dat hy hen door de verlichtingen van den H. Geest doet zien , wie en wat zy in zig zelve zijn, en wat zy in dien daat blijvende,in 't toekomende te wachten hebben; de tweede beweegreden is, dat h.yzich zelve , zo als.hy in 't Euangeiium befchreven werd, in zijne uitmuntende eigenfchappen en hoedanigheden , als wijs , magtig, goedertieren, en zieiinnemende gewillig, om haar in een Huwelijks gemeenfchapop en aan te nemen,bekend maakt,na maate zy nu door de verlichtingen van den H. Geest, zich zelve, endezen geedelijken minnaar, niet'alleen als noodzakelijk , maar ook als by uitnemendheid dierbaar keren kennen; werden zy gewillig gemaakt om met verlochening van alle eigen waardigheid,tan zijn voordellen gehoor te verkenen , dezelve fn te willigen, op de nodigingen van 't Euangeiium ja en amen te zeggen, en aan deze haar zo welmenende minnaar, het ja woord ce geven; en na maate de/e geloofswerkzaamheden onder de toenemingen van meerdere kennis , ( ter opruiming van haare zwarigheden , als by voorbeeld om 'er maar een te noemen, over de ongelijkheid van de party) verdwij nen; herhaald werden, en zy daar in largs zo zuiver- der  ( 34 ) der mogen werkzaam zijn , krijgen zij langs hoe meer vrijmoedigheid en fterk'e om haar op hem te verlaten, en ontfangen zy den geeH die uit Gvdt is: op dat zy zouden weten de dingen die haar van Godt gefibonkeuzijn ï Cor. 2,12. en dus leeren ,dat hare werkzaamheden, oefeningen van 't geloove zijn,komen zy, onder de medewerking van God de H. Geesctot een verlaren van haar zelve op den Heere Jezus en naar maate zy , volgens de leere van den Catechismus , uit de vruchten van de opregtheid haares geloofs verzekert werden , leeren zy haar over 't deelgenootfehap aan haien beminden Bruidegom en man verblijden. Dus zoude mijn raad aan overtuigde menfchen zijn. zy mogten tog opmerken, dat zy zich niet na haare bedorve en aangenome of aangeleerde vooroordelen; • maar naar den Bijbel moeten gedragen en beoordelen. Zy behooren minder afhankelijk te werden van menfchen , en niet alles voor waarheid aan te nemen, 't geene hun van menfchen gezegd werd, maar 'er al eens nadere verklaring van vragen , (by voorbeeld, waar in verftandswerk van harten werk is onderfcheiden) en inzonderheid 't geene zy hooren,aan den Bijbel vergelijken, gedachtig zijnde aan 'e zeggen van den Apoiïel Johannes, geliefde en gelooft niet eenen iegelijken geest, maar beproeft de geeflen ofzy uit God  ( 35 ) God zijn : want veeïe valfcbe Prepheten zijn uitgegaan in'de waereld i Job. 4, j. Zy behoren te onderzoeken, om overeenkomftigde waarheid te leeren, w&chet is in den Heere Jezus te gelooven; wat het geloove in den Heere Jezus vooroaderfteld, wat 'er de eigenfchappen van zijn , hoe dit toegaat , wat de ziele onder '1 genot van 's geeftes bewerkingen dan doet ; en wat 'er de vruchten van behooren te zijn, om daar uit van de oprechtheid hunnes geloofs verzekert te werden; by voorbeeld , laat ik dit ter onderrigting van de zodanigen, op aanleiding van Joan. 3, 36. die in den zoone gelosjt , beeft het eeuwige leven, hier nog bijvoegen. Dan dit vooronderlïelt, dat hy die in den zoone gelooft, van de waarheid van zijn fchuld en fmet, zonder de 'trap of maate te bepaalen, en derhalven van de volftrekte noodzakelijkheid, om in den Heere Jezus te moeten gelooven, zal hy immer behouden werden, overtuigt is. Het fluit in: a. Die in den zoone gelooft , moet de van hem [in het Euangeiium gegeven getuigeniszen kennen , enerkennen waarheid te zijn. b. Die in den zoone gelooft, moet die van den zoon gegeven getuigeniszen goedkeuren , toeflemmen, 'er in betrekking op zich zelve een welgevallen innemen, en hem met des Heeren wil, om langs dien C 2 weg.  ( S6- ) weg, en door dien zoone gezaligd te worden,door genade vereenigen, en zo willen als den Heere wil dat anders genoemd word , een toeftemmen van *t verbond der genade, een ééns werden met den Heere over de voorwaarden des verbonds. c. Die in den Zoone gelooft, moet de getuigeniszen , welke van den zoone gegeven werden aanne» men, voor waarachtig houden, en vertrouwen, darde, beloften aan de zodanigen, die den zoon aannemen, zijn gedaan , zekerlijk zullen vervuld werden ; en die zo fn den zoone gelooft, daar van zegt, die zelve Johannes, die heeft het eeuwige leven. ' De vruchten van deze geloofs werkzaamheden, behooren te zijn, dat die indiervoegen, den naame van Christus noemt,affta van ongerechtigheden; dat is te zeggen, dat hy niet leeft met het aan de hand houden , en moedwillig , tegen waarfchouwingen en afmaningen, begaan,vanjbekende zonden,waar door den geest bedroefd werd. Zo lange nu zulke menfchen geen vasten regel hebben, om zich zelve natebeoordelea , maar door allerky wind van leere heen en weder gedreven werden, kunnen zyjtot [geen gegrond beoordelen van zig zeiven , en van hunnen ftaat geraken ; maar leeren zyzo veel van de waarheid kennen, dat zy het 'er voor hoi\denjdurven, datdie door genade zo doet, dat die in den zoon gelooft, dan krijgen zy een rigtfnoer om zich  ( 37 ) zich zelve naar te beoordeelen, en zoude in de vergelijking van zig zeiven ny de waarheid, voorfpoediger zijn ,' en hunne zwarigheden, onder den Godlijken zegen, te eerder te boven komen. En aciiof zy,*'die wat anders van zich zeiven den. ken, hun mede den hier vooren befchreven raad lieten gevallen , en daar van een getrouw gebruik maakte ; tot dat einde, vraage een ieder hunner zich zelve. „ Maake ik 'er wel zo veel gebruik van, als voor „ deezen, om dagelijks meermalen in mijn binneka„ mer te gaan, en mijn kniën te buigen, om des „.Heeren aangezicht te zoeken in den gebede? of „ ben ik daar van afgeweken, niet tegendaande het ,, my, ten minden in 't begin van mijn veragtering , „ aan geen herinneringen, en indachtigmakingen van „ 'sHeeren wegen ontbroken heeft, die ik in den „ beginnen, eerst met dit en dat veronagtzaamd heb,. be, tot dat my de gelegentheid benomen wierd, „ en'er een verder verzuim, zo geen geheel nala„ ten, opgevolgt is? „ Ben ik wel zo oplettende als voor dezen, om „ den tijdt, welke van mijne noodzakelijke bezig „ heden overfchiet, te gebruiken, tot't lezen van den „ Bijbel, en boeken van Godvruchtige Schrijvers ; m en zo ik al leze, bedeede ik buiten noodzake , C 3 „ niet  C 33 ) „ niet teveel tijd aan boeken, daar ik voor mijn gee,, fteiijk befraan geen nut uit kan haaien ? „ Kan ik het niet gemakkelijker (lellen als.voor de„ zen, in vrijwillige verkering met menfchen, van „ wien ik my een tijd lang onthouden hebbe; en daar „ men zig flegts bezig houd om wat nieuws te hoo. ,, ren, en te zeggen, zo niet erger? Dan hoeveel hier nog kon worden bijgedaan, zy het genoeg om gelegenheid te geven, dat ieder de hand in zijn eigen boezem (leeke, en wie die dat doet, zal 'er die niet melaatsch uitnaaien, En ach! hoe beklaaglijk is het, dat 'er zijn, by welke kenbaare bewijzen van nalatigheid,en verzuim van middelen plaats heeft; die de redenen waarom zy minder als voordezen, van den Heere zien en kennen ; niet in die nalatigheid en verzuim van de verordende middelen zoeken en vinden; maar die veel eer aan een zo genoemde geefteloze eijdt; het ont • rekken van licht; en het inhouden van den Geest toefchrijven; even of de Heere de eerde oorzaak van de vermindering der gemeenfchaps oefFeningen en veragteringen is. Daar de geheele Bijbel vol is met klagten die de Heere doet, dat zijn volk hem verlaat; men zie degts, uit zeer veele eene plaats. Ik hebbe tegen «, dat gy up eer ft e liefde hebt veriaten, gedenkt dan , van./waar gy uitgevallen zijt, en bekeert a, en doet de eerfle werken, Openb, 2,4-5. en  C 39 ) en blijft men by die dwalende bevattingen, die onder eenen fchoonen fchiju van de noodzakelijkheid der. Godlijke genade werkingen; als by voorbeeld; als 'c * den Heere beliefd, als den Heere zogoet is, zolang den Heere niet en werkt, en diergelijke gezegdens meer; zonder te onderzoeken, hoe men den geest bedroeft heeft, door het uitwijken uit den weg van zijn getuigenis zen; even of een luijaard die zijn beroep verwaarloost, de fchuld van zijn armoede, by gebrek van zegen., aan den Heere mogt toekennen, terwijle zijne handen wijgeren te werken, voordel, len i en praat men dit aan malkanderen voor, dan is het te dugten, dat onder ons zal waarheid wer» den. Ik zal hemen gaan en ketren weder tot mijns plaatze , tot dat zy haar zeiven fchuldig kennen, ende mijn aangeziebte zoeken' als haar bange zal zijn, zullen zy my vroeg zoeken- Hof. 5, 15. Daar ingevalle, ieder met belijdenis van zijn fchuld over het verwaarlozen van de verordende middelen, daar men zig voor-dezen zo wel by bevondt, tot't gebruik daar van wederkeerde,. en maar agt gaf en gebruik maakte, van de herinneringen, indachtigmakingen en aanmaningen, die hy by opmerking zal ontwaar werden; men ras zoude ervaaren , dat de Heere, die zo wel in den voordgang, ais in den beginnen, de eerstwerkende oorzaak, of aanzoekende party is; ter herftel van de verminderde gemeenfehaps» oef.  (40 oefeningen, zich zeer'bereid zoude betoonen; de vereischte genade verlichtingen en bewerkingen, van den verordineerden,verworven,; en beloofden geest te fchenken, om op te wasfcben m de genade en kennis fe onzes Heeren Jezus Chriftus a Par. 3, jg. Daat ik dit maar met eene plaats bevestigen; hoe beweeglijk roept de Heere zijn van hem afgekeerd volk toe, keert weder gy afkerige kinderen; en op darze door bewustheid van haar groote fchuld, niet onvrijmoedig mogten te rugge blijven ; 'er die troostrijke beloften op laat volgen, ik zal uwe afkeringen genezen, en wierd dan onder het hervatten van de verordende middelen, het laatfle gedeelte van dat vaars bewaarheid: Ziet hier zijn wy, wy komen tot u. want gy zijt de Heere onzepod. Jer. 3, 22. Dan zoude ons tegenwoordig Cbriftendom wel ras een ander gedaante krijgen, en meer betoont werden,' dat waarheid is Zalig hy die met 'er daat, In gewaad, gelaat en praat, In het eenzaam en op itraar, Of by zit dan of hy ftaat;, Roept en roemt waar dar hy gaa? Jezus is mijn toeverlaat!