I   MEMORIEN RAAKENDE TWEE INTERESSANTE CRIMINEELE QU^ESTIEN, de e e n e, Over het /lellen van de Cautio judicio fisti , & pro expenfis Luis, dooreen Geaccufeerden: en de andere Over de vèrpligting van Erfgenaarrten tot het aanneemen der arrementen van een crimineel Proces, nopens het point der kosten: Beiden nu onlangs voor den Ed. Raade en Leenhove van Braband , in 's Hage, geventileerd: met De Sententien, door welgemelden Raade daar in gewezen : uitgegeven door Mi'. JOANNES van der LINDE Advocaat voor de refpective Hoven van Juftitie in Holland. Te UTRECHT, By B. WILD en j. ALTHEER, m d c c x c i.  — M*h dans les Etats moderês, cü la tête du mindre Citoyen est confidérable, on ne lui éte fon bomeur J/es hens, qu%*Pri* un long examen, on ne le privé de la vte que lorsque la Patrie elle- tnême Attaque &elle ne F attaque qu'en lui laisfant tous les moyens pfsfibles de la défendre. Montesqijieu rEsprit des Lozx Liv. 6. Cbap, 3.  AAN D Ë H LEZER* J3e reden, die mij eindelijk bewogen heeft j dit ftukje door den druk gemeen te maken, beftaat eenvoudig hier in; Het meer dan gewoon eclat, dat de zaaken van den nu overleden Heer van Slype, en van de verdere daar in betrokkene perfoonen gemaakt hebben, als mede de interesfance en zeldzaamheid der incidenteele qucestien, betrekkelijk de Crimineele Pra&ijcq, die in de zaak van den Heer van Slype gerezen zijn; veroorzaakten, dat, na het decideeren van dezelve quiestien 3 onophoudelijke aanzoeken aan mij gedaan werden, om de Memorien, daar toe behoorende, te leenen en af te fchrijven. Om deeze lastige aanzoeken af te fnijden, en zelfs voor te komen, (waar toe de vrees niet geheel ongegrond fcheen,~) dat niet een vitieus affchrift. A « van  (IV) van die Memorien in handen van den een of ander genaken mogte, die, daar op eenig voordeel ziende, het zelve op eene ongepaste wijze in de weereld zoude mogen zenden, heb ik mij op verzoek van veelen laaten overhaalen dit ftukje zelf uit te geven: en Ik heb daar toe te ligter befloten, om dat zekerlyk de verhandelde onderwerpen van gewicht zijn, en aan iemand, die lust heeft in de beoeffening der Crimineele Pra&ijcq, nadere ftoffe tot denken en onderzoeken verfchaffen kunnen. — Vaar wel. EERS-  EERSTE QU/ESTIE. Over het Jiellen van de Cautio judicio fifti, & pro expenfis Licis, door een Geaccufeerden.   CASUS. Mr. Jan Huybert van Slype, eerst Gedaagde bij Mandament van Dagvaarding in Perfoon , en nu Verweerder in Cas Crimineel, Contra Den Procureur Generaal van Braband en de Landen van Overmaze, eerst Impetrant, en nu Eisfcher in 't voorfz. Cas. IVÏr. JAN Huybert van Slype, OudBurgemeester der Stadt Maastricht, de Verweer, der in deezen, heeft het ongeluk gehad, om door den Procureur Generaal van Braband geaccufeerd te worden, in fubftantie, dat hij mede-pligtig zoude zijn geweest aan de corruptie van zekere getuigen, die eene valfche verklaaring zouden hebben gegeven wegens het aanwezen van den Colonel Seuillard de Leefdaal, inden Hooi]-rijd van 't jaar 1788. op het Buitengoed Haren, toebehoorende aan den Rentmeester Mr. Willem Hendrik van Panhuys; — dat hij voorts, fchoon wetende dié verklaaring valfch te zijn, in zijne qualiteit van Vice ■ Hoogfch mt der Stad Maaftricht, van die Getuigen den Eed had afgenomen, — dat A 4 hij,  (8) hij, na de revocatie van de zelve verklaaring, één der getuigen nog hadde aangezet, om dezelve te blijven ftaande houden,- — dat hij de hand z-.ude hebben geleend aan het vervaardigen en het doen crefenteeren van een Request door de Vrouw van één der getuigen aan de Heeren Gecommitteerden Van hun Hoog Mogenden te Maaftricht, inhoudende eene eedelijke affirmatie van het geen bij de voorfz. gerevoceerde Verklaaring door haar man was gedeclareerd; — en dat hij eindelijk de hand zoude hebben geleend aan het in de weereld brengen van eene onderhandfche Verklaaring door één der Domestiquen van den Lieutenant Colonel de Salve de Bruneton, «rekkende, om welgemelde Heeren Gecommitteerden te fugilleeren, als of zij één der Getuigen door belofte van eene 'notabele fomme gelds zouden hebben gecorrumpeerd tot het herroepen zijner gegevene Verklaring. (*) Het (*) Het is geheel buiten het bedek van dit ftukje, eo van de daar in verhandelde quieftien, om eeuigzints te'treden in de merites deezer pointen van befchuldiging. Men ?al zig dus vergenoegen met alleenlijk te remarqueeren, dat voor zoo verre de nu overleden Mr. J. H. VAN sly' n' dQ Verweerder indeezen, van het inwinnen der-VerUnriagvmNjttTracbfs, en Pieter fabels, ten procesfï? gemeld, bewustheid gehad heeft, en voor zoo verre hij over het beëedigen van die verklaaring mede geftaan heeft, 4% Verweerder altoos met fiducie heeft gefomeneerd, dat hij  C9) Het gevolg deezer befchuldiging is geweest, dat door den Ed. Raade en Leenhovevan Braband, en de hij in beide die adfpe&en zig direft of indireft niet hadde fchuldig gemaakt aan iets, wat naar induftien. corruptien, of andere ongeoorloofde perfuafien van Getuigen in het allerminste zweemen zoude, maar dat integendeel alle zijne gedragingenten dien refpeae met het carafter van een eerlijk man volkomen overeen(lemden;waarom dan ook hij Verweerdermet grond vertrouwen konde, dat de Procureur Generaal niet in (laat zoude geweest zijn, om het gunt in dit opzigt ten zijnen lasten gepofeerd was geworden, eenigzints te (laven door zulke dugtige bewijzen, waar op in judicando, vooral in Cas Crimineel, regard konde en mogte genomen worden. Dat wijders, voor zoo verre de Verweerder tot het in de wcereld brengen van zekere Requesten, zoo voor Pieter ffabels, als naderhand voor deszelfs huisvrouw, mitsgaders ook nog van zekere verklaaring van één der Domestiquen van den Lientenant Colonel de Salve de Bmtieion, alle breeder ten procesfe vermeld, eenigermaten zoude mogen hebben geconcurreerd, of daar toe de hand geleend , hij Verweerder al mede (leeds gemeend heeft gerustelijk te kunnen afwagten, hos de Procureur Generaal aan de eene zyde al zijn gepofeerde ten dien refpefte zoude trachten te verifieereu, en aan den anderen kant uit zijne bewijzen ten dien opzigte, bij wettige confequentie eenig (Irafbaar misbedrijf ten lasten van den Verweerder zoude kunnen elicieeren Op welke gronden dan ook de Crimineele Conelufie van den A $ Pro-  de Landen van Overmaaze, als tot de cognitie over deeze zaaken door haar Hoog Mogenden fpecialijk gedelegueert, aan den Procureur Generaal van Braband en de voorfz. Landen eerst is verleend eene auctorifatie, omine den Verweerder te ftellen in Civile Gijzeling, en vervolgens hem onder goede fecuriteit over te brengen in Gijzeling inden Hage, omme, zulks gedaan zynde, denzelven door Heeren Commisfarisfen uit welgemelden Raade te ondervraagen over de faiten, ten zijnen lasten gearticuleerd ; en dat naderhand, het zelve geëxecuteerd zijnde, de Verweerder wel wederom uit die Gijzeling ontflagen is geworden, dog niet te min tegen hem verleend een Mandament van Dagvaarding in perfoon. Uit kragte van dit Mandament den Verweerder in perfoon ter Rolle van welgemelden Raade gedagvaard zijnde, is hij ten dage dienende gecompareerd; hij is iterative maaien gehoord geworden op Articulen , en tegen onderfcheide perfoonen geconfronteerd, dog met geen ander gevolg, dan dat hij Verweerder eindelijk bij interlocutoire Sententie van welgemelden Raade ontfangen is in ordinair Proces. In deeze inftantie heeft de Procureur Generaal, na Procureur Generaal, tegen den Verweerder gedaan en genomen, door den Verweerder fteeds befchouwd is, als van het noodig fundament gedeftitueert zijnde. „  na het libelleeren van een aantal pofitiven , tegen den Verweerder Eifch gedaan en geconcludeert, ,, dat de Verweerder bij Sententie van meergemel„ den Raade zoude worden verklaard eerloos en „ infaam, en vervallen te zijn van alle zoodanige „ posten, ampten of bedieningen, als dezelve was „ bekleedende, en voorts inhabiel, om immer den „ Lande in eenig ampt, post of bediening weder te „ bedienen; en dat voorts de Verweerder zoude „ worden gecondemneert, met ongedekten hoofde it te verfchijnen op de Rolle van den Raade, en „ aldaar met luijder ftemme God en de Justitie, „ als mede de Heeren hun Hoog Mogende toenma„ lige Gecommitteerden naar Maaftricht, de Heer „ ren van Heeckeren tot Suyderas en Sta„ venisse Paus , het zij dezelve verkoozen daar bij prelbnt te zijn, dan niet, ora vergiffenis te bidden wegens de verregaande hoon, lasfie, be„ fchuldigingen, en verdenkingen, dezelve Heeren „ bij de middelen van de Requeste, door Anna „ Maria Heyenraad, huisvrouw van Bitter Ha„ beis , aan hun geprefenteerd, en door den Verweerder gefteld, gedaan overfchrijven, gecertifi„ ceert, endoorhaar gedaanprefenteeren, alsme„ de door het helpen in de weereld brengen van ee„ x\e. ioox Bertus Hauben onderteekende onderhand„ fche verklaaring, aangedaan, en daar bij voort,, gebragt, als mede om het zelve Request met ei„ gen handen telacereren, en geheel te exftinguee^ n ren. £n dat wijders de Verweerder ten eeuwi- „ gen  C 12) „ gen dage uit de Stad Maaftricht, en de Landen „ vanOvermaze, de Dorpen vanRedemtie, en het „ verder District van de Generaliteit, als mede uit „ geheel Staats Braband, zoude worden gebannen, „ zonder immer daar wederom in te mogen komen, „ op poene van zwaarder ftraffe. Met conderanatie „ van den Verweerder in de kosten van zijne voorfz. „ Gijzeling, mitsgaders in de kosten, zoo van de »* extraordinaire Procedures, als van den ordinaris Procesfe, ter tauxatie en moderatie van den Raa,, de. Of tot andere alzulke pcene, als bij wel„ gemelden Raade naar recht en juftitie zou bevon„ den worden te behb oeTT. ,, En dat voorts de Vermeerder bij provifte zcu,, de worden gecondemnetrt ten genoegen van den „ Impetrant te {lellen eene voldoende Cautie, fubjeSt „ de judicatuure van den Raade, ter montmte van „ eene fomme van twaalf duizend Florijnen Hol„ landfch, zoo dat de Verweerder zig op de terfte convenable reqwfitie van den Impetrant in per- foon zoude (isteeren ter Rolle van den Raade, ,, omme aldaar te hoor en pronuntieeren de dtfinitive Sententie, bij uiterlijk Arrest, of Gewijsde in ,, deeze zaak te vallen, als voor de voldoening van de kosten, in welke de Verweerder tn deezenmogt ,, worden gecondemneerd. — En dat bij ontftente- nis van het /lellen van zoodanige Cautie binnen „ een convenabelen t jd, bij den Raade te bepaa„ len, de Verweerder zoude worden geordonneert ?, te gaan in civiele Gijzeling in de Casteleneije „ van  C 13) van den Raade, omme aldaar ten zijnen kosten „ Gijzeling te houden, tot dat dezelve Cautie zoude zijn ge/lelt. En dat immiddels en tot daar aan, ,, de perfoneele comparitie van den Verweerder ter „ Rolle van den Raade zoude blijven continueeren. „ — Alles mede cum cxpenfis, in cas van con- tradiöie.' Na dat hier op door den Verweerder waaren gedaan eenige praeliminaire verzoeken, in Cas Crimineel gebruikelijk, mitsgaders door den Procureur Generaal aan dezelve was voldaan, heefc de Verweerder jegens den voorfz. Eisch antwoordende geconcludeert ,, ten fine van niet ontfankelijk, en bij ordine, dat aan den Procureur Generaal deszelfs Eisch en Conclufie op ende jegens den Verweer„ der in deezen gedaan en genomen, zoude worden „ ontzegt; En dat zoude worden verklaard, voor „ den Procureur Generaal, den Impetrant en Eis- fcher in deezen , geene Provifte te vallen; alles „ cum expenfisJ" Vervolgens is deeze zaak bij perfiftit voor Re-en Duplicq voldongen ,• mitsgaders op 't voorfz. verzoek van Provifie in 't Collegie van welgemeldea Raade mondeling bepleit. M E»  ,04) MEMORIE voor ANTWOORD (*). Mr.jAN Huibert van Slijpe, ge* weezen Viee Hoofd-Schout van wegens Haar Hoog Mogenden te Maaftricht, eerst Gedaagde bij Mandament van Dagvaarding in perfoon, en nu Verweerder in Cas Crimineel, ter eenre, Contra Den Procureur Generaal van Braband en Landen van Overmaze, eerst Impetrant en nu Eijsfcher in *t voorfchreeve Cas, ter andere zijde. jNfademaal de faiten en omftandigheeden, welke aanleiding gegeeven hebben tot de Procedures, waar in de Gedaagde en Verweerder het ongeluk gehad heeft door den Procureur Generaal van Braband en de Landen van Overmaze, R: O: betrokken te worden, (*) Deeze Memorie is geformeerd en gepleit door den Wel Edelen Heer Mr. D. J. Heeneman, Advocaat votr de refpeftive Hoven van Juftitie in s'Hage.  05) den, en waar door hij bereids zoo veele onaange» naamheeden heeft moeten esluijeeren, op de deciCe der teegenwoordige incidenteele quajstie, welke thans tusfchen partijen Mnc inch gedemelleert, en door de Rechterlijke uitfpraak van Uw Edele Mogende zal worden beflist, van weinig of geen invloed jkunnen zijn, zal de Gedaagde en Verweerder, zoo tot menagement van de pretieufe attentie van Uw Edele Mogende, als om deeze pleidoije, die eenvoudig op de genuine principes van het Recht en de heedendaagfche manier van procedeeren, zoo in 't algemeen, als bij deezen Edelen Raade en Leenhove in 't bijzonder, in Cas Crimineel vigeerende, moet berusten, niet met faiten te embrouilleeren, en met een drom van woorden ingewikkeld te doen voorkoomen de pointen van accufatie, door den Advocaat Fiscaal tegen den Gedaagden en Verweerder ingebragt, en uit welken hoofde hij gemeend heeft tegen denzelven R. O. criminaliter te moeten procedeeren, onaangeroerd Iaaten liggen. Zig de gelegenheid referveerende, om het gunt hij tot zijn onfchuld ten dien opzigte zal noodig oordeelen te avanceeren, aan de attentie van Uw Edele Mogenden voor te dragen, wanneer deeze zaak ten principaalen ter cognitie van Uw Edele Mogenden zal gebragt worden, welk tijdftip de Gedaagde en Verweerder met veel verlangen te gemoet ziet: daar hij zig verzeekerd houd, dat het crimen en de faiten, welk hem Gedaagden en Verweerder te laste gelegt worden, nimmer door den Ad-  C 16 ) Advocaat Fiscaal geprobeerd zullende kunnen wor* den, de Gedaagde en Verweerder eens eindelijk van den blaam, waar meede hij thans is bezwalkt, door eene juftificatoire Sententie van Uw Edele Mogenden zal worden gezuivert, en in zijn goeden naam en faam, waar van hij het geluk gehad heeft onder zijne meede-burgeren te jou'fsfeeren, volkoomen herfteld. Dan dit tydftip is nog niet gebooren; alvoorens dit te kunnen bereiken , vind de Gedaagde en Verweerder zig nog genoodzaakt eene provifioneele vordering van den Advocaat Fiscaal te moeten contradiceeren, die naar zijn inzien (onder eerbiedige correctie) nullo jure van hem kan geëischt worden, en die hier in beftaat. „ Dat de Gedaagde en Verweerder voor het on,, derzoek der principaale zaak zal worden gecon„ demneerd ten genoegen van den Impetrant en „ Eijsfcher te Hellen eene voldoende Cautie, fub„ jeél de judicatuure van deezen Raade, termon- tante van eene fomma van Tvoaalf duizend Flo„ rynen Hollandsch, zoo dat de Gedaagde, Ver„ weerder en Gerequireerde zig op de eerde con. „ venable requifide van den Impetrant, Eijsfcher en „ Requirant in perfoon zal fisteeren ter Rolle van „ deezen Raade, omme aldaar te hooren pronun„ cieeren de definitive Sententie, bij uitterlijk ar„ rest of gewijsde in deeze zaak te vallen, als s, voor de voldoening van de kosten, in welke de „ Ge»  C 17) „ Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde in dee,, zen mogt worden gecondemneerd." „ En dat bij ontftentenisfe van het Hellen van zoodanige Cautie binnen een convenablen tijd, „ bij deezen Raade te bepaalen, de Gedaagde, „ Verweerder en Gerequireerde zal worden gecon» ,, demneert te gaan in civiele Gijzeling in de Cas„ telenije van deezen Raade, om aldaar ten zynen „ kosten Gijzeling te houden, tot dat dezelve „ Cautie zal zyn gefteld." „ En dat inmiddels en tot daar aan, de perfo« ,, neele Comparitie van den Gedaagden, Verweer,, der en Gerequireerden ter Rolle van deezen Raa- de zal blyven continueeren." Hoe zeer nu, gelyk ik reeds gezegt heb, de fources en omftandigheeden, welke aanleiding tot de Procedures ten principaalen gegeeven hebben, wel niets tot de al of niet gefundeertheid van deeze Provifte kunnen te weeg brengen, zal egter zoo de loop, welke die Procedures hebben gehad, als de form, die daar in is geobferveert, in de behandeling deezer gefustineerde Provifie in aanmerking moeten koomen, en een grond van contradictie voor den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden opleveren. En het zy hem derhalven gepermitteerd, om al* voorens tot de zaak zelve toe te treden , wat hier vanzy, en het gunt daar in heeft plaats gegreepen, kortelyk te praemitteeren. B De  (18) De Advocaat Fiscaal, dus is het met de zaak, vond zig om reedenen, zoo by de middelen van deszelfs Mandament, als opgevolgde Conclufie van Eisch, in 't breede gedetailleerd, zoo hij meende R. O. verplicht zig aan Uw Edele Mogenden te adresfeeren, en het voorfchreeve Mandament van Dagvaarding in perfoon tegen den Gedaagden en Verweerder te verzoeken. Dan Uw Edele Mogenden als toen ex ofïïcio geoordeeld hebbende, dat tegen den Gedaagden en Verweerder moest werden verleend eene Gyzeling in perfoon, heeft zulks ten gevolge gehad, dat de Impetrant, Eijsfcher en Requirant den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden]van zijn Buiten-goed Zeveren heeft lasten haaien, en herwaards in het-Militaire Provoosthuis van de Generaliteit overbrengen, en aldaar doen logeeren buiten acces van Practizijns of Nabeftaanden, waarna de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde vervolgens confecutive reizen op diverfe vraag -pointen is ondervraagd en gehoord geworden. Alles met dat gevolg, dat op propofitie van den Impetrant, Eijsfcher en Requirant die civiele Gijzeling daar na is opgeheven, en aan den Impetrant, Eijsfcher en Requirant zyn bevoorens verzogte Mandament van Dagvaarding in perfoon is verleend géworden. Uit kragte van 't welk de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde ter Rolle van deezen Raade in perfoon gedagvaard zynde, ten dage dienende in  In perfoon is gecompareerd, en na het houden der gewoone Notulen te meermaalen is gehoord op articulen, en met diverfe andere perfoonen, geconfronteerd. Al wederom met dat gevolg , dat op propofitie van den Procureur Generaal de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde bij interlocutoire Sententie van Uw Edele Mogenden is ontfangen in een ordinair Proces, met vrijlaating aan den Impetrant, Eijsfcher en Requirant, omme ter Rolle van deezen Raade op ende' jegens den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden te fustineeren alle zoodanige Provifiën, als hij zoude te raade worden. Waar na dan ook de Procureur Generaal uit hoofde van het ftrafvvaardige, dat de faiten, die den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden te laste gelegt worden, (dog nimmer beweezen zijn) emporteeren, in Cas Crimineel Eisch doende heeft geconcludeerd. „ Dat de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde bij Sententie van Uw Edele Mogenden zoude worden verklaard &c. (yid. dispofilif van de Conclufievan Eijsch, hier voor en pag. ir. gemeld") en bij Provifie gecondemneerd te Hellen zoodanige Cautie, als ik zoo even aan de attentie van Uw Edele Mogenden heb voorgedragen. Tegen deezen Eisch vervolgens zoo ten princïpaalen als op de verzogte Provifie aan de zijde van den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden genoomen zijnde Contrarie Conclufie, mitsgaders hinc Ba in  C 20) , inde geperfifteerd voor Re en Duplicq, is deeze zaak alzoo op het verzoek van Provifie behoorlijk voldongen zijnde, in ftaat gebragt om heeden voor Uw Edele Mogenden te kunnen werden bepleit. De vraag derhalven, waar over de cardo qua-S' tionis in deezen moet rouleeren, bepaald zig hier toe: Of niet het voorfchreeve verzoek van Provifie „ is allezints ongefundeerd , en mitsdien be- „ hoord te worden verklaard, voor den Procureur Generaal in deezen geene Provifie te „ vallen ? " Het is de affirmative deezer vraag, welke aan de zijde van den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden met eene gepaste fiducie word gefus ■ tineerd, terwijl Uw Edele Mogende het tegendeel daar van aan de zijde van den Procureur Generaal hebben hooren beweeren. Uw Edele Mogende gelieven zig dan te herinneren , dat de Cautie van eene fomma van niet minder dan Twaalf Duizend Guldens, welke de Procureur Generaal vordert, dat ten zijnen genoege door den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden bij Provifie zal worden gefield, of dat bij ontftentenis daar van, de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde zal worden gecondemneerd te gaan in civiele Gijzeling ten zijnen kosten, en de perfoneele Comparitie zal blijven voonduuren, tendeert tot twee eindens. i. Namelijk zoo dat de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde zig op de eerste convenable re- qui-  quifitie van den Procireur Generaal in perfoon zal fisteeren ter Rolle van deezen Raade, omme al. daar te hooren pronuntieeren de defïnitive Sententie , bij uitterlijk Gewijsde of Arrest in deeze zaak te vallen. 2. Als voor de voldoening van de kosten, in welke de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde in deezen mogt worden gecondemneerd. Tot het een en ander nu vermeend de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde in allen deele ongehouden te zijn: nog tot het ftellen van een Cautie judicio fi(ii, waar toe het eerste Lid van des Impetrants, Eijsfchersen Requirants Conclufie tendeerd: nog tot het ftellen vaneen Cautio pro cxpcnfis tttii, welke het andere Lid dier Conclufie tot onderwerp heeft. Praeliminair moet de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde, voor en aleer tot nader adftructie der ongefundeerdheid van deeze tweeledige Pro. vifioneele vordering over te gaan, reraarqueeren. Dat de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde, die genoodzaakt is zig in Cas Crimineel te moeten defendeeren, hangende het onderzoek over de pointen, die ter zijner befchuldiging zijn ingebragt, voor en al eer dat door een Rechterlijke uitfpraak zal zijn uitgemaakt, of hij zig aan de hem aangetijgde faiten weezentlijk heeft fchuldig gemaakt, en de ftraffe uit dien hoofde tegen hem gevorderd, naar Regten heeft gemeriteerd? in die onaangenaame fituatie en voor een fatfoenelijk Man B 3 hart-  (22) hart grievende omftandigheeden meer dan immer van een a:quitabel Rechter moet verwagten, dat dezelve, de favor Rei in 't oog houdende, hem daar en boven niet dan in de uitterfte noodzaakelijkheid zal graveeren met het ftellen van eene zoo onereufe Cautie, als ten deezen van hem word ge" vorderd. Maar dat integendeel, wanneer de Procureur Generaal niet luce meridiana clarïus zal hebben doen zien, dat hij naar Recht en Praétijcq de bevoegdheid heeft om tot het ftellen van eene zoodanige Cautie bij Provifie te concludeeren, Uw Edele Mogenden, wanneer 'er maar eene geringe twijfFeling daar aan mogt overblijven, propenfiores ad liherandim, quam ad obligandum zullen zijn, en den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden van dat gravamen ten minsten zuilen ontheffen. In die billijke verwagting dan ook, waar op de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde met alle regt aanfpraak meend te kunnen maaken, en waar op hij zig dan ook gerust verlaat, treed de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde ter defenfie van zijn gefustineerde, beftaande in eene juftificatie van zijne contradi&ie tegen de bij den Procureur Generaal van hem Provifioneele gevorderde Cautiën. Ad I. En hij meend dan met opzigt tot het eeri fte Lid van den Eisch ten dien einde gedaan, welke tendeerd tot eene Cautio judicio fifti te moeten reflecteeren. Dat  03) Dat wanneer men de extenfie van die Cautie,, zoo als dezelve bij den Procureur Generaal word gefuftineerd, nagaat, het al aanftonds in 't oog loopt, en ftofFe tot verfcheide remarques opleverd, dat hier de Procureur Generaal vorderd, dat de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde bij Provifie zal [worden gecondemneerd ten zijnen genoegen te ftellen eene voldoende Cautie, fubjeér. de judicatuure van deezen Raade, ter montante van Twaalf Duizend Guldens, Zoo om zig op zijne requifitie, op requifitie van hem Procureur Generaal, en niet op requifitie van Uw Edele Mogenden, op de eerste convenable requifitie, te fifteeren ter Rolle van deezen Raade, omme te hooren pronuntieeren de definitive Sententie of Arrest, £in de zaak ten principaalen te vallen. Uit wat hooföe tog kan de Procureur Generaal vorderen, dat eenGedaagde in perfoon, die in een ordinair Proces ontfangen is, aan zijne requifitie zoude behoeven te defereeren? Zoo dra een Gedaagde in perfoon ontfangen is in een ordinair Proces, en hem de vrijheid daar door gegeeven word, om zijne defenfie in judicio contradiBorio te allegeeren, behoefd hij zig niet te fubmitteeren aan de requifitie van zijne partije, maar alleen aan die van den Rechter. Dit trouwens blijkt ook daar uit, dat zoo het waar was, dat een Gedaagde in perfoon, na in een ordinair Proces ontfangen te zijn, eenigermaate van de dispofitie van den Procureur Generaal afhing, B 4 een  ( 24 ) een Gedaagde in perfoon zig dan ook, als Verweerder in Cas Crimineel, om ontflag van de perfoneele Comparitie aan den Procureur Generaal zoude moeten adresfeeren;'t geen nimmer in iemand is opgekoomen. De Rechter en ook die alleen, heeft de bevoegdheid iemand tot het aanhooren van eene Sententie te requireeren, die is het, die oordeelen moet, of de perfoon van een Gecondemneerden al of niet daar toe vereifcht word ? Dit hangt niet af van den Accufator Publicus. Die extenfie derhalven leverd al quod adformam een grond op, dat de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde die gevorderde Cautie, zoo als dezelve was leggende, met eéhe contrarie conclufie heeft kunnen bejegenen. Maar daar en boven 't is niet alleen quod ad formatn, dat de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde vermeend, dat Provifioneel verzoek van Cautie judicio ft/li te kunnen querelleeren. De geheele vordering van eene zoodanige Cautio is naar zijn inzien ongefundeert, en koomt in cis fubjeér. niet te pas, zoo als de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde vertrouwd, dat uit het volgende klaar zal blijken. I. En wel in de eerfte plaats, om dat 'er geen wet exfteerd, die den Procureur Generaal tof het vorderen van eene zoodanige Cautie de bevoegdheid zoude geeven. Wanneer Uw Edele Mogende met derzelver gewoone attentie, zoo de Ordonnantie op de Crimineele Jufiitie, als de Stijl van Procedeeren in Crimineele zaa-  zaaken, zullen gelieven na te gaan, zullen dezelve bevinden, dat in geen van beide een eenig Articul gevonden word, dat op het incident, het welk wij thans demelleeren, van eene directe applicatie is. Het 53. Articul van de Crimineele Ordonnantie bij de Pleidoije van Eisch geallegeerd, en het 28. vandeStyl, de twee Articulen, welke daar toe rel al tief zouden moeren gemaakt worden, Iaaten onze incidenteele quaeftie onaangeroerd , ja gewagen 'er niets van. Het 53. Art* van de Ordonnantie handeld over een geval, daar iemand is geapprehendeerd, en in hechtenis gefield, en fchrijft een regel voor, waar naar een Rechter in het flaaken en relaxeeren van een zoodanigen Gevangen naar omftandigheeden van zaaken moet handelen. HetaS. Art. van de Stijl heeft meede alleen betrekking tot het geval, dat de geaccufeerde zig daadelijk in Crimineele gevangenisfe bevind, en bepaald hoedanig de Rechter moet handelen met een zoodanigen gevangen, of in deszelvs gevangenis te continueeren, of wel bij provifie onder handtasting en Cautie fidejusfoir of juratoir te ontflaan. Edog dit geval nu bemerken Uw Edele Mogende ligtelijk, dat op het geval in quaeftie niet van applicatie is. Wij fpreeken hier voor een Verweerder in cas Crimineel, die, na in perfoon gedagvaard , en na in perfoon ter Rolle van Uw Edele Mogende gecompareerd , mitsgaders na diverfe reijzen op articuB 5 len  ( 26) len gehoord, en met andere perfoonen geconfronteerd te zijn, zonder dat tegen hem een Decreet van Apprehenfie verleend, of in 't extraordinair Proces een verzoek van incarceratie gedaan is, bij interlocutoire Sententie van Uw Edele Mogenden in pen ordinair Proces is ontfangen. Die, na eerst in perfoon gegijzeld geweest te zijn, zonder eenige Gautien van die Gijzeling is ontheven. Zijn geval is dus van een geheel anderen aart, als bij de beide aangehaalde Articukn bedoeld word, en ftaat in geenen deele daar meede paralel, daar 'er een weezentlijk onderfcheid is, tusfchen een Gevangen die daadelijk uit kragte van een Decreet van den Regter geincarcereerd zijnde, in een ordinair Proces ontfangd word, en een Gedaagden in perfoon, die zig in geene detentie bevindende, in een ordinair Proces word ontfangen. Geene expresfe wet derhal ven exfteerd 'er, op fundament van welke een Accufator Publicus kan vorderen, dat een Gedaagde in perfoon, teegen wien hij in Cas Crimineel heeft eifch gedaan, zonder voor afin 't extraordinair Proces eene Provifie van incarceratie gefuftineerd te hebben , eene Provifioneele Cautie judicio fijli zoude kunnen eijsfchen. De Doétoren ook, die de manier van Procedeeren ' in Crimineele zaaken hebben verhandeld, laaten meede het geval in quaeftie onbeflist. Nog Bort in zijn TraStaat van Crimineele zaaken in de 8 7 nul: handelende over Provifien, zoo van incarceratie, als van ontjlaginge. Nog  C *7 0 Nog Damhouder in praxi rerum Criminaïium C, 20. No. 10. dezelve materie tra&eerende. •■ Nog Faber in Cod. ad Tit. de Satisdando L. 2. T. 39. gewaagen 'er iets van. Met regt dus mag ik. dén Procureur Generaal vraagen, waar is de Wet, die den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden tot het ftellen van de gevorderde Cautio judicio fifti obligeerd? Waar is de Wet (en dit verlangen wij bij Replicq te hooren,) die ftatueerd, dat een Verweerder in Cas Crimineel , teegen wien nimmer een Decreet van Apprehenfie is verleend, teegen wien in 't extraordinair Proces nimmer een verzoek van incarceratie is gedaan, teegen wien men in 't ordinair Proces geene Provifioneele incarceratie fuftineerd, tot eene Cautio judicio fifti zoude gehouden zijn ? Is 'er die wet niet, dan is die Provifioneele vordering ongefundeerd, en de contradictie van den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden gejuftificeerd, Obj. Artt. 457. & 453. van de InftruBie vandee* zen Raade. ——— Bort. van Crim. zaak. 1. Deel. Tit. 8. num. 1. 23. 18. —— Sententie van deezen Raade van ii. Mat] 1612. Resp. 1. De aangehaalde Articulen van de In* firuBie zien op een Gevangen of Gedaagden in Perfoon , die in 't extraordinair Proces onder handtasting word ontflagen, niét op; een Verweerder in Cas Crimineel, die in een ordinair Proces is ontfangen, zonder dat 'er eene incarceratie in 't extraordinaire  C 28) re Proces heeft plaats gehad, en zonder dat 'er in 't ordinaire Proces eene'Provifie van incarceratie is gefustineerd. Die articulen zijn dus niet applicabel op het geval in quaeftie. 2. Bort kc. all. art. i. 23. fpreekt van het zelfde geval. Alsmeede op art. 81. in 't geval van Mr. Hendrik Dirkz, Burgemeefter der ftad Amfterdam, alzoo hij zig daar beroept op het 53. Art. van de Crimineele Ordonnantie, en welk Art. alleen van een Gevangen, die in 't extraordinair Proces onder handtasting of Cautie fidejusfoir of juratoir ontflagen word, gewaagd.. II. Een tweede grond teegen de in deezen Provifioneele gevorderde Cautie judicio fifti beftaat ook hier in, dat de Eisch van den Procureur Generaal ten principaalen, als men het in den ruimften zin met den naam van een lijfftraf al eens wilde beftem* pelen, egter niet is een pxna corporis affliBiva, welke in een ftricler zin voor Lijfftraf word gehouden., volgens Bort, TraB. van Crimin. zaaken Cap. 8. Num, 7. leerende dat voor Lijfftraf werd gehouden punitic van lijve, leden, openbaar e fcha' votteeringe, geesfeling, £? quaelibet alia fangui< nis amisfto. Tot welk foort van ftraffe in cas fubjedl niet is geconcludeerd. Maar alleen tot eene arbitraire ftraffe, waar toe wel is waar, indien dezelve eisch wierd geadjudi/ ceerds  C 39) ceerd, de perfoon van den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden zoude gerequireerd worden. Dan welke op geene fpeciaale Wet is gefundeert, maar alleen naar het begrip van den Procureur Ge* neraal op de faiten, die den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden te laste gelegd worden» zoude te pas koomen. Indien nu de foort van ftraf op eene misdaad, die iemand te lafte gelegd word, dog waar] teegen hij zijne defenfie kan allegueren, niet bepaaldelijk bij eene fpeciaale Wet is gedetermi» neerd, maar alleen afhangt, uit welk oogpunt een Accufator Publicus die daad befchouwd , en met welke ftraffe hij vermeend, dat die geboet worden moet, laat defavor Rei niet toe, dat wanneer een Accufator Publicus ter zaake van eene zoodanige misdaad een zeeker foort van Lijfftraf vordert, die hij zelfs niet van dat gewigt rekend, dat hij eene provifioneele incarceratie kan fuftineeren; inmiddels, om dat hij Accufator Puülicus in 't begrip valt, dat hoe zeer hij wel geen fondament tot eene provifioneele incarceratie heeft, evenwel in plaats van eene zoodanige incarceratie eene Cautie judicio fijli_ kan vorderen, een Gedaagde daartoe zoude moeten werden gecondemneert. Wanneer de Wet eene bepaalde Lijfftraf vorderd op demisdaad, die eenbefchuldigde, welke in een ordinair Proces ontfangen is, word te laste gelegd; ja, dan kan een Accufator Publicus eene Provifie van incarceratie fuftineeren, of eene zeekerheid eisfchen, waardoor de befchuldigde geconftringeerd kan  C3o) kan worden zig .ter requifitie van den Regter tot het hooren pronuntieeren van zijne Sententie te fisteeren. Om dat het dan (in 't Sijftema van den Accufator Publicus geraifonneerd) vast moet ftaan, dat wanneer hij zijn eisch den Regter genoegzaam verifieerd, 'er naar de letter van de Wet eene Lijfïlraffe geinfligeerd zal worden. Maar als een Accufator Publicus eisch doet tot ee* ne arbitraire ftraf, daar geen fpeciaale Wet voor exfteerdj en 'er dus termen exfteeren kunnen, dat hoe zeer hij de faiten, die hij een befchuldigden te laste legt, volkoomen bewijst, de Rechter, die in dat geval aan geene lpeciaale Wet gebonden is, uit welken hoofde hij zelve gehouden is de daar bij gefielde Lijfftraffe volgens de Wet te infligeeren, in 't begrip kan vallen, dat hoe zeer depoinlen van accufatie adj'uris fnfficientiam geprobeerd zijn, de gevorderde Lijfftraffe niet te pas komt, 't welk dan ex arbitrio judicis alleen moet worden gedecideerd ; in zoo een geval, in die onzeekerheid of het arbitrium judicis, al bewijst een Accufator Publicus zijne befchuldiging ten vollen, tot eene Lijfftraffe zal inclineeren, moet de Rechter facilior ad liberandum, quam ad obligandum zijn. Partes enim Rei fuut femper favorabiliores quamA&oris, En een Verweerder moet derhalven in dubio niet gegraveert worden met het ftellen van eene Cautie judicio Jifti, wanneer het mogelijk is, dat al wierden  CsO, den de faiten hem te laste gelegd, beweezen, de Rechter hem'ex arbitrio tot geene Lijfftraffe, of zoodanige ftraffe, waartoe zijn perfoon gerequireerd wierd, condemneerde, en dus dezelve fuperflu zoude zijn geweest, ten minften van hem niet gevorderd zoude hebben worden. Dit nu heeft in cas fubject juist plaats. De Procureur Generaal concludeerd , voor zoo verre betreft de ftraffe, daar de perfoon van den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden toe zoude noodig zijn, dat hij bij Sententie van Uw Edele Mogenden zal worden gecondemneerd met ongedekten hoofde te verfchijnen ter Rolle van deezen Raade, en aldaar met luider ftemme God en de Justitie, als meede Commisfarisfen van Haar Hoog Mogenden, in den jaare 1789 te Maaftricht inCommisfie geweest zijnde, om vergiffenis te bidden, en te lacereeren en geheel te exftingueeren zeker Request, bij denzelven Eifch breeder gemeld. Deeze ftraffe nu is arbitrair. Uw Edele Mogende kunnen in 't begrip vallen , dat pofito, fed minime concesfu, de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde wierd eens fchuldig bevonden, die ftraffe egter niet te pas kwam, dewijl 'er geen Wet exteerd, die op het fait, dat den Gedaagde, Verweerder en Gerequireerden te lafte gelegd word, die ftraf ftatueerd. In die onzeekerheid nu, of, al was de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde niet ten eenemaal puur en innocent, tot de condemnatie ten zijnen lafte in dat  C 30 dat cas te vallen, zijn perfoon abfoluut wierd gerequireerd, ne fententia 'executione de/Iiiuereturi brengt de favor Rei meede, dat de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde niet in dulio gegraveerd moet worden met het ftellen van eene Provifioneele Cautie judicio Jijlis die maar alleen in geval de perfoon van den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden tot de executie van de Sententie gerequireerd word, van hem gevorderd kan worden. Ja temeer nog meend de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde dit argument te mogen urgeeren, daar Uw Edele Mogende op zijne Requefte omme ontflag van de perfoneele Comparitie bij Appointement op dezelve Requeste hem gratieufelijk daar van hebben gelieven te dispenfeeren. En dat wel na gehoord te hebben de mondelinge confideratien van den Procureur Generaal: mitsgaders gelet op het declaratoir, door den Gedaagden , Verweerde ren Gerequireerden bij dezelve Requeste gedaan , het welk daarin beftond , dat hij zig bereid verklaarde, zig ten allen tijde ter requifitie van Uw Edele Mogenden te zullen fifteeren. En hoe zeer bij het zelve Appointement het voor fchreeve ontflag wel is verleend, onvermindert het geen partijen bij vervolg deswegens ter Rolle van deezen Raade zouden fuftineeren: Meend de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde daaruit te mogen befluiten, dat, daar Uw fidele Mogende zijne praefentie , geduurende den oop van dit Proces niet van eene abfoluute nood- zaa-  C 33 V zaakelijJiheid oordeelden, en zoo veel vertrouwen in den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden gefield hebben, dat zij hem op zijn declaratoir van zig ter requifitie van Uw Edele Mogenden ten allen tijde te zullen fifteeren, van de perfoneele Comparitie hebben ontflagen; In de onzeekerheid, of, al wierd hij al eens fchuldig bevonden, 'er wel eene Lijfftraf zoude worden gedecerneerd, onder inhasfie van het zelve declaratoir, niet zullen bezwaaren met het ftellen van eene zoo enorme Cautie. Door dit gededuceerde vervalt dan ook het geargumenteerde uit de zaak van den Bailliuw van de Beijerlanden, Impetrant van Mandament van dagvaarding in perfoon, en Eijsfcher in Cas Crimineel, Contra Piet er van Gijt, ivoonende te Theemfe in Oost Vlaanderen, Gedaagden en Verweerder in 't voorfchreeve cas. Daar wierd op fundament van de expresfe letter van de wet een LijfftrafFe gevorderd. Zelfs was in die Conclufie niet eens gevoegd de falutaire claufule, of tot zoodanige andere ftraffe * als in goede Juftitie zoude bevonden worden te behooren. Vermits volgens het 15, articul van de Generaals Ordonnantie op de Gemecne Middelen in de Provincie van Holland eene directe Lijfftraf is geftatueerd tegen de geenen, die refiftentie bieden aan de Gaarders van de Colle&e, hunne Asfiftenten of Bedienden. C Wel  C34) Wel is waar, dat Gecommitteerde Raaden van de Staaten van Holland bij Refolutie de provifioneele incarceratie hebben ontzegt, en de Cautie van Drie Duizend Guldens, door den Gedaagden gefield, wanneer hij uit kragte van eene authorifatie defaclo uit zijne detentie was ontflagen, hebben verhoogd tot Zeeven Duizend Guldens: Maar Gecommitteerde Raaden hebben dien Gedaagden niet gecondemneerd, om bij ontfientenisfe van die Cautie te gaan in civiele Gijzeling ten zijnen kosten, maar alleen dat de perfoneele Comparitie zoude blijven continueeren. Ad fummum zoude men dus uit dit geval kunnen concludeeren, dat de perfoneele. Comparitie moest blijven continueeren, maarniet, dat de Gedaagde bij ontfientenisfe van de geëijschte Cautie in civiele Gijzeling zoude moeten gaan. De Gedaagde, Verweerder en "Gerequireerde erkend gaarne de verpligting, daar hij in is, om zig ter requifitie van Uw Edele Mogenden te moeten fifteeren: Daar toe heeft hij reeds gedeclareerd ten allen tijde bereid te zijn, dan dit dunkt hem ook dat voldoende is. De Procureur Generaal erkend zelve, dat de accufatie ten zijnen lasten niet van die enormiteit is, dat uit dien hoofde eene provifioneele incarceratie geëijscht worden kan. Dan hoe zeer hij dit zelf moet advoueeren, vordert hij egter, dat de Gedaagde, Verweerder en Ge-  ( 35) Gerequireerde zal verpligt worden te ftellen eene Cautio judicio fifti, van eene zoo aanmerkelijke fomma. Hebben Uw Edele Mogende op propofitie van den Procureur Generaal de Gijzeling in perfoon opgeheven, zonder dat 'er als toen eenige Cautie van wegens den Procureur Generaal is gevorderd; Hebben Uw Edele Mogende na het opheffen van die Gijzeling in perfoon den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden uit kragte van een Mandament van Dagvaarding in perfoon, bij den Procureur Generaal geimpetreerd, in perfoon doen dagvaarden, en diverfe keeren gehoord, en met anderen geconfronteerd, zonder dat er eenige Cautie van den Verweerder en Gerequireerden is gevorderd, veel min dat in het extraordinair Proces ooit eenig verzoek door den Procureur Generaal is gedaan, om den Gedaagden en Verweerder te doen gaan in beflotene hegtenisfe; is eindelijk de Gedaagde, Verweerder en Gerequireerde op propofitie al weederom van den Procureur Generaal in een ordinair Proces ontfangen, zonder dat Uw Edele Mogende hem ex ojficio het ftellen van eene Cautie geinjungeerd hebben, hoezeer de Procureur Generaal bij eene Memorie, waar bij de reedenen pro & contra in 't breede gedetailleerd waren, om of extraordinair Regt te doen, of den Gedaagdenen Gerequireerden in een ordinair Proces te ontfangen, zulks" in confideratie had gegeeven; moet de Gedaagde Ca ea  (36), en Gerequireerde thans met de geeischte Cautie niet geonereerd worden. Zijn 'er geene termen voor eene provifioneele incarceratie, kan 'er niets meer gevorderd worden, dan dat de perfoneele Comparitie zal continueeren. Dit zij genoeg tot adftructie van het eerfie point. Tranfcamus ad obje&ianes, voorzoo verre dezelve tot dat eerfie point relatif kunnen gemaakt worden. Obj. Wat betreft de preliminaire reflé'&ie van den Procureur Generaal , dat de Cautie namelijk weiketen deezen gevorderd word, gelijk ftaat met de Cautie, die in Ctvilibus in materie van arrest gevorderd word, en dus zoo aggravant niet kan gerekend worden: Temeer, om dat de Gedaagde niet zal gerequireerd worden , als zijn perfoon tot de executie der Sententie niet noodig is. Resp. Remarqueerd men. 1. Dat de comparatie van de Cautie, die in arrest gevorderd word, met deeze niet juist is. Want zoo men die Cautie op het Crimineele wil appliceeren, moet men fupponeeren , dat iemand gedetineerd is, of wel dat 'er eene Provifie van incarceratie gefustineerd word, Atqui dat is hier het geval niet. 2. Het argument uit het al of niet bezwaarende van de Cautie is een argument van convenientie. Non quaeritur of het bezwaarend is of niet, maar of de Gedaagde 'er toe verpligt is, quod negatur. 3. Maar bovendien is, het raifonnement van den Pro-  CS7), Procureur Generaal, 'er ligt weinig be£waar in het ftellen der Cautie judicio fifti, alzoo de Gedaagde, indien hij niet gecondemneerd word tot eene zoodanige ftraffe, waar toe zijn perfoon noodig is, niet zal gerequircerd worden; niet over een te brengen met het dispofitif der Conclufie, die generaal legt, dat de Gedaagde zig zal fifteeren tot het hooren pronuntieeren van de defïnitive Sententie of arrest in deeze zaak ten principaalen te vallen: zonder claufule, indien hij tot zoodanige ftraffe mogt werden gecondemneerd, waar toe zijn perfoon vereischt wierd. De objectie, die de Procureur Generaal zig vervolgens voorgefteld heeft, dat wij zouden maaken, uit het zeldzaam geufiteerde van zoodanig verzoek van Cautie, hoop ik, dat hij mij zal dispenfeeren van op te neemen: Vermits ik gaarne met den Procureur Generaal wil inftemmen , dat hoe zeldzaam ook dat verzoek mogt plaats hebben, indien hij de jure kan aantoonen, dat het in het voorhanden zijnde geval te pas zoude koomen, niet met al zoude beduiden, ,dan het zij verre, dat wij door de pleidoije van Eisch daar van zijn overtuigd geworden. Al verder Edele Mogende Heeren! zijn wij het met den Procureur Generaal eens, dat hoezeer 'er ftrict genoomen, geen Cautie fidejusfoir kan geadmitteerd worden, wanneer 'er tot een Lijf ftraffe is geconcludeerd, vermits een Borg zig niet kan verbinden om de ftraffe van een ander te ondergaan; C 3 het  Cs'O het egter wel plaats kan grijpen, dat een Borg rnftaat, dat een befchuldigde zig zal fifteeren en zig verbind daar toe -met het ftellen van eene Cautie: waar dooreen Gecondemneerde tot eene ftraffe, waar toe zijn perfoon gerequireerd word, geëngageerd word om in oveiweging van de fchaade, die zijn Borg zoude lijden, indien hij zig niet fisteerde, zijne Sententie te komen aan hooren. Dan dit is hier de Quaeftie niet. De Quaeftie is hier maar, kan 'er een Cautie ge. vorderd worden ? kan de Procureur Generaal iets meer fustineeren, dan dat de perfoneele Compari • tie zal blyven continueeren? Dewijl hij geen Provifioneele incarceratie fuftineerd, is 'er geen wet die dat leerd. Bij eifch ten minsten is die niet geallegeerd. 'Er is aan aan de zijde van den Procureur Generaal altoos gerailonneerd in de hijpotbefe, dat iemand daadelijk in beflote hegtenis was, of dat 'er eene Provifie van incarceratie tegen hem gefustineerd wierd, dat hier het geval niet is. En het raifonnement, daar word hier een Cautie gevorderd, dog 'er word bij ontflentenisfe van die Cautie geeifcht, dat de Gedaagde zal gaan in civiele Gijzeling, het geen dus in effecte een verzoek van incarceratie is, die gemitigeerd is naar maate van de Perfoon en de zaak, doet, de zaak wel ingezien' zijnde, niets af; Want zoo dra de Procureur Generaal in 't begrip is, dat hij met eene Cautie kan volftaan, concedeerd hij  C 39 ) hij co ipfo, dat hij niet bevoegd is tot hetfustineeren van eene Provifioneele incarceratie. En dit ftrijd dan ook tegen de fpraeliminaire reflectie, dat die Cautie niet zoo bezwaarend is, zoo ze fubintreeren moet in de plaats van eene Provifioneele incarceratie. Wat doet het ook ter zaake, dat men zegge de geeijschte ftraffe is zoo zwaar niet, dat de Gedaagde, al wierd dezelve geinfiigeerd, intusfchen carcere zoude moeten gemacereerd worden. En egter is 'er vrees, dat de Gedaagde, indien hij eens gecondemneerd wierd tot een ftraffe, waar toe zijn perfoon noodig was, zig daar aan zoude onttrekken, vermits 'er bovendien nog geconcludeerd is tot een eeuwig bannisfement. En dus moet 'er een band zijn, eene zeekerheid, dat de Gedaagde zig zal fisteeren. Want wnar uit bewijst de Procureur Generaal, dat zoo hij geene Provifioneele incarceratie kan eisfchen, hij eenige meerdere zeekerheid kan vorderen, dan dat de perfoneele Comparitie blijft continueeren. Obj. Nog eene reflectie heeft men aan de zijde van den Procureur Generaal gemaakt, die niet zoo zeer op het ftellen der Cautie applicabel is, als wel nopens het geen hier quod ad formam had'moeten gefchieden, namelijk, dat de Gedaagde bij de pleidoij had moeten praefent zijn, vermits van de Sententie op deeze Provifie te vallen, geene provocaC 4 tie  C40) tle valt, gelijk blijkt uit Bort loc. all. 2. Deet Num. 7 — 13. Dat ook hoe zeer de Gedaagde bij appointement op zijne Requeste om ontflag van de perfoneele Comr paritie maar voor ééne keer, te weeten bij het dienen van de conclufie van eisch, daar van was ontr flagen; hij egter bij het verder voldingen deezer zaak niet was prtefent geweest. De Procureur Generaal heeft derhalven Uw Edele Mogende verzogt, dat de Gedaagde zoude gerequireerd worden om te aanhooren de Sententie op deeze Provifie te vallen. Resp. Op deeze refleéu'e kan ik niet anders antwoorden , dan dat de Procureur Generaal zig zelve moet imputeeren, dat de Gedaagde abfent geblee^ ven is. Vermits het ontflag van de perfoneele Comparitie door Uw Edele Mogenden maar voor ééne keer zijnde geaccordeerd, de Gedaagde, indien de Pro-, cureur Generaal het hadde gerequireerd, zig bij het houden der verdere Notulen zoude hebben moeten fisteeren. Dan hier toe is geen verzoek gedaan. Wat verder betreft, dat de Gedaagde zoude behooren gerequireerd te worden om te hooren promincieeren de Sententie op deeze Provifie te vallen, daar toe is de Gedaagde ter requifitie van Uw Edele Mogenden ten allen tijden bereid ; zoo als hij dit bij zijn voorfz. Request gedeclareerd heeft. Hoe  C40. Hoe zeer dit egter niet aller esfentiè'elst is, alzoo de Procureur Generaal geconcludeerd heeft, dat de Gedaagde zoude worden gecondemneerd de geeijschte Cautie binnen een convenablen ti'd te ftellen, en hij dus, indien hij eens buiten verwagting mogt fuccumbeeren, altijd nog zoude kunnen delibereeren, wat hij verkoos , of Cautie te ftellen, of in civiele Gijzeling te gaan. Obj. Eindelijk Edele Mogende Heeren! is 'er nog, (en hier op heeft men ten fterkften aangedrongen) tot een generaalen grond voor deeze gevorderde Cautiè'n gelegt: Dat deeze zaak bij Refolutie van Haar Hoog Mogenden van 29. Jar.uarij 1790. aan deezen Raade was gedelegeerd , en dat dus de Gedaagde vi jurhdiStionis niet onder de directe coërcitie van deezen Raade was. Dat de indivife Magiftraat haare remonftrantie teegen die Refolutie had gedaan, uit hoofde van het Privilegium de non evocando, waar van de burgers en inwoonders der ftad Maaftricht jouisfeeren. Dat 'er reeds difficulteiten waren ontftaan , om Jacobus Henne te fifteeren voor deezen Raade, omme getuigenis der waarheid te geeven. Dat de Praefident Burgemeester en Praefident Schepen van des Gedaagdens nabeftaanden en zeer geporteerd voor hem waren, Dat hij dus gemakkelijk de Sententie zoude kunnen eludeeren. Dat daar gegronde vrees voor was. C 5 Dat  C42 ) Dat bet Hof, om dezelve vrees, de Cautie van Hendrik Dirksz. had aangenoomen. Dat deeze vrees hier te grooter was, om dat Haar Hoog Mogenden op de remonftrantie van den Indivifen Raad, die zaak hadden Commisforiaal gemaakt met den Raad van Staaten, en de zaak dus in fuspenfo was. Resp. Door de Refolutie van Haar Hoog Mogenden behoord de Gedaagde onder de directe jurisdictie van deezen Raade. (Vide die Refolutie). Zoo lang die zaak in fuspenfo is, blijft die Refolutie in vigueur. De Gedaagde heeft zig nooit de judicatuure van deezen Raade onttrokken. Door dat die zaake in fuspenfo is, kan de zaak ten zijnen opzigte niet van erger natuur worden. 't Zou hard zijn van zijn Competenten Rechter te worden afgetrokken, en daar door boven dien nog gepraejudicieerd te worden. Maar is dit nu waar, dan vervalt de grond van den Procureur Generaal, die dan daar in zoude moeten gelegen zijn. Dat de Gedaagde een Vreemdeling is, van wien volgens Bort i. Deel Titul 8. Num. 19. Cautie kan worden gevorderd : Die de egestas nog wel tot een tweede grond legt, dan voor een egenus heeft de Procureur Generaal gezegt, dat hij den Gedaagden niet hield. Kan nu de Procureur Generaal het vreemdeling- fchap  C 4S ) fchap niet allegeeren, dan militeeren ook teegen hem de geallegeerde Exempelen, daar men bij Eisch zoo breed van heefc opgegeeven. Alzoo de] Procureur Generaal zelf gepleit heeft, dat daar geen Cautie was gevorderd, om dat die lieden onder de directe jurisdictie van den Rechter Honden. De vrees dan ook , dat de Gedaagde de Sententie ligtelijk zoude eludeeren, houd op. 't Is bovendien een weinig ongelcliikt, het Hof van Holland te taxeeren, dat het zelve uit Politicque inzigten de Cautie van Hendrik Dirkz zoude hebben aangenoomen, en men moet fupponeeren, dat de Familie van den Gedaagden fchuiken zijn, indien zij hem zouden onttrekken aan zijnen in deeze zaak competentcn Rechter. Voor 't overige hebben wij nooit voor een grond van contradictie teegen deeze Cautie willen allegeeren, de onfchuld van den Gedaagden. Dit zal ten principaalen te pas koomen. Nimmer is 't ook in den Gedaagden opgekoo» men zig in 't point 'van accufatie, betrekkelijk het Request aan Commisfarisfen van Haar Hoog Mogenden, aan de judicatuure van Uw Edele Mogenden te willen onttrekken. Hij heeft daar op geantwoord, en wij erkennen gaarne, dat de Refolutie van Haar Hoog Mogenden zig meede daar toe extendeerd. Dan dit doet niets tot de Cautie. In  , (44) In de geallegeerde Exempelen moesten 'er ook Papieren gelacereerd worden. En 'er wierd geen Cautie gevorderd. De Procureur Generaal heeft gezegt, dat de reeden was, om dat die Lieden onder de jurisdictie van den Rechter behoorden. Wel nu, daar behoord de Gedaagde ook onder, ergo ook geen Cautie. Hier meede gefolveerd hebbende de objectiën, gaan wij over tot het tweede lid der gevorderde Cautie. Ad II. Wat betreft de tweede gevorderde Cautie van den Gedaagden, Verweerder en Gerequireerden „ voor de kosten, in welke hij in deeze mogt „ werden gecondemneerd." kan men niet ontveinzen, dit Sijftema eenigermaaten met furprife door den Procureur Generaal te hebben zien voeren. Het is bekend, dat een verzoek van Cautie voor de kosten dan alleen te pas komt, wanneer een aanlegger een Vreemdeling is. Waar van de reeden eenig en alleen daar in is gelegen, om dat teegen zoodanig een vreemdeling, ofichoon in de kosten gecondemneerd wordende, geene Executie zoude kunnen worden gedirigeerd, en het dus aan een Vreemdeling vrij zou iïaan een ingezeeten ftraffeloos met vexatoire Procesfen te incommodeeren. Dan dit bepaald zig natuurlijker wijze alleen tot den adtar. Voet ad. Tit» ff. qui fatisd. cog. N. i. m medio. Er- \  C45) Ergo kan van den Gedaagden geene Cautie voor kosten gevorderd worden. Bij Eijsch zijn geene fpeciaale gronden tot fundament deezer gevorderde Cautie geallegeerd. 'Er is eene generaale adflructie zoo voor de Cautie judicio fijli, als voor de kosten gedaan. De geëischte ftraf ten principaalen kan geen fundament tot eene Cautie voor de kosten opleveren, nog ook de omftandigheeden, waar in ten deezen geverfeerd word. Het eenigfte dat men nog daar toe heeft kunnen allegeeren, is de delegatie deezer zaak, en dat de Gedaagde daar door niet direct onder de jurisdictie is, dan kan 'er eene Cautie judicatum folvi, daar de litis impenfx onder begreepen zijn, gevorderd worden. Bort / Deel Tit. 8. Num. 19. Resp. Zoo lang de Refolutie van Haar Hoog Mogenden van 29 Januarij 1790. niet is ingetrokken , behoord de Gedaagde onder de jurisdictie van deezen Raade. Vid. die Refolutie, in Verbis: „ NB. 'er zal behoorlijke Executie aan de Sen,, tentien gegeeven worden." De Gedaagde dus geen vreemdeling zijnde, vervalt al de grond voor deeze Cautie. Obj. 'Er is tog een vrees, dat als de Gedaagde ten principaalen eens in de kosten gecondemneerd word, het Land daarbij te kort zalkoomen, vermits hij zig zal retireeren. Resp. Hoe nimium probat. Ergo nihil. Op  C 4 37> 5°- &c. y. Men vordert Cautie ter fomme van 12000 Flor. Holl. Dat is waarlijk geen peulfchel. \ Is een welgezeten man, die ƒ 12000 - : - : rijk ig. Men moet 'er zoo maar met een groove bijl niet inhakken; en een Ingezeten immodice onereren. De Procureur Generaal heeft zelf geallegeerd een Sen-  C49) Sententie van 161a, waarbij ierriand, tegen wieri een verzoek van tortuur gedaan was, is ontflagén onder cautie van ƒ 300 - .- : Schoon nu de Proces-kosten tegenwoordig hooger moogen zijn, dari ih 1612, de differentie is egter zoo extravagant niet. 5. De Cautie zou tendeeren om te aahhooren de definitive Sententie. Zonder bepaaling, en in omriem evemum; offchoon'er dus ook geen ftraf bij gedecernecrd wierd , waar toe de perfoon noodig was. Egter heeft de Procureur Generaal volmondig gepleit, dat in ditlaatfte geval dë Cautie niet te pasfe kwam. e. Het èffecT: der ontftentenis van het ftellen der Cautie, bepaalt de Procureur Generaal in het houden van Gijzeling in de Casfeleneje van deezen Raade. Maar waar is togdewet, die zulks justiflceerd? De Procureur Generaal heeft hier toe niets geallegeerd. Veel eer blijkt 't tegendeel: want in de Sententie van Heeren Gecommhtterde Raaden Contra van Gheijt is als een effecl van het niet ftellen der Cautie bepaalt de voortduuring van de perfoneele comparitie. Dit berust op gronden van 't Recht. Maar *t gaan in civiele Gijzeling is extra Leges. £ De Conclufie tot condémnatie in de kosten is hier ook wat vreemd. Op Provifien vallen regutariter geene condemnatien van kosten: En dat onzö contradidtie niet is D terne-  C 50) temerair, ftellen we met de volkomenfte fiducie. Obj. De Verweerder heeft contra formam gepecceert, door tegen het geheele verzoek van den Procureur Generaal, en dus ook tegen het laatfte lid, raakende de perfoneele Comparitie , contrarie Conclufie te nemen. Resp. r. Die contrarie Conclufie is genomen/» concreto, voor zoo verre die perfoneele Comparitie aan het ftellen der Cautie werd geaccrocheerd. 2. Maar anderzints erkennen we onze verpligting, om ons op de eerfte requifitie van den Raad te moeten fisteeren We hebben daar toe bij ons ge- prefenteerd Request offerte gedaan. — En we mogen wel lijden, zoo Uw Ed. Mog. het noodzakelijk agten, dat bij de Sententie, in deezen te wijzen, die verpligting geëxprimeert word. Dan dit alles ten overvloede, daar 't verzoek van provifioneele Cautie Quod ad Jus Is ongefundeert. — In generc, a. Is de favor reorum, voor al in cas Crimineel, zeer groot. J. Gothofredtjs adL.J2.S-f- deReg.Jur. b. 't Stellen van Cautie daar en tegen is odieus, en rejïricliva intcrpretationis. In zoo verre, dat iemand, die Cautie ftellen moet, als hij niet fpeciaal gecondemneerd is ad faüsdationem, velcautiomm pignoratitiam, kan volftaan met eene nuda repromisfio. > M L.  C 5» ) L. 3. Cod. de verb. & rer. fignif. (6: 38.) — In Specie. Om iemand meteen Cautie te onereren, moet 'er een wet zijn, die hem daar toe verpligt. Als de Procureur Generaal buiten ftaat is zulk een wet, applicabel op 'tcas fubjeft, te toonen, moet 'er notoir verklaard worden geene Provifie te vallen. En daar toe is de Procureur Generaal t' eenemaal buiten ftaat. Wij ontkennen, dat iemand, die alleen in Perfoon gedagvaard is; iemand, die niet uit kragt van een Decreet van Apprehenfie gevangen is; iemand, tegen wien in 't extraordinair Proces geen verzoek van incarceratie geadjudiceert is; iemand, die vervolgens , eb inopiam confésfio. nis 1 in ordinair Proces ontfangen word; tot 't ftellen van Cautie ulïo jure verpligt zou zijn» Waar is togde Wet, die van dat cafus fpreekt? Nergens. Erubescendum eft Jureconfullo, fine Lege loquenti. Alles wat 't Recht op dit refpect ftatueert, redigeert zig tot twee zaak en. a. a. Dat iemand, die dadelijk Gevangen is, en relaxatie verzoekt; als mede iemand, tegen wien, niet gevangenf zijnde, een verzoek van incarceratie gedaan word, en die daar tegen verzoekt, om bij Procureur te mogen occupeeren; tot het ftellen van Cautie kan verpligt worden. D 3 Of-  C50 Offchóon egter aan het arbitrium judioantium word overgelaten te bepaalen, overeenkomstig de omllandigheden van de zaak, of die Cautie moet zijn fide- jusforia; — pignoratitia; — j arator ia; . vel nuda repromisfio. b. b. Dat een Gedaagde in perfoon verpligt is en blijft telkens als zijn zaak di^r.t zig te fifteeren, ad finem usque litis, zoo lang hij van de perfoneele Comparitie niet ontflagen is. Om dat ontflag te bekomen, vordert de wet geen Cautie, maar een belofte onder handtasting. WIJ erkennen dus volmondig, dat de Verweerder nog op dit oogenblik verpligt is, om zoo dra Uw Ed. Mog. 't vorderen, zig te moeten fisteeren. Wij erkennen ook, dat de Verweerder verpligt is, om, daar toe van wegen Uw Ed. Mog. vermaand zijnde, zijne Sententie te komen hooren pronuntieeren. Maar we ontkennen, dat die verpligting, hoezeer geadvoueerd, hem immer tot 't ftellen van,Cautie kan obligeeren. Et hac efl fola cardo \quaftionU. De zaak tot deeze eenvoudige principes geredigeerd zijnde, folveeren zig de objeclien van den Procureur Generaal van zelf. Obj. Een verzoek van Cautie kan zoo wel in ordinair als extraordinair Proces plaats hebben. In beiden is de grond daar van volkomen dezelfde. Resp. We ontkennen niet, dat't ftellen van Cautie ook in ordinair Proces kan plaats hebben; maar 't is egter niet anders applicabel, dan om af te wenden  C 53 ) , den een verzoek van incarceratie. —— En dusdanig verzoek is in ordinair Proces zeer zeldzaam: want als de informatien van den accufator publicus daar toe in 't extraordinair proces niet voldoende waaren, hoe veel te minder zullen zij 't zijn in 't ordinair Proces. Sed fit ut fit. Hier is' geen verzoek van incarceratie gedaan. Ergo koomt hier geene Cautie te pas. Obj. De Crimir. Ordonn. Art. 53. — De /«- fir. van deezen Raad Art. 457 & 458. Bort van Crimïn. zaak. Resp. Spreeken alleen van 't geval, dat iemand, die dadelijk geincarcereerd is, of tegen wien incarceratie verzogt word, relaxatie uit zijne Gevangenis verzoekt. Maar geen één Art. is 'er in de Crimin Ordonn. — de Crimtn. Styl: — of in de Inflr. van den Raad, het welk de verpligting tot 't ftellen van Cautie injungeert aan iemand, dieniet gevangen is, en dus niet valt in de termen van een verzoek van relaxatie te doen. 't Is voorts wel waar, dat de Inftr. van den Raad fpreektvan Gevangen, of'Gedaagden in Perfoon, maar in die tweederleij betrekking fpreekt ze ook van een tweederleij relaxatie, of onder Cautie, of onder een gelofte. — Het eerfte is tot Gevangenen; het tweede tot Gedaagdens in perfoon betrekkelijk. Obj. Zekere Sententie van deezen Raade in dato D 3 xi.  C 54) . ir. Meij 1612, waar bij een relaxatie onder Cautie van ƒ 300 - : ■ : gedecerr.eerd is. Resp. Spreekt van een ontflag van iemand, die reeds gevangen was, ja wiens misdaad zoo zwaar was, dat een verzoek van tortuur tegen hem gedaan wierd. Beha!ven dat de differentie tusfchen eene fomme ven ƒ sco - • - ;, en van / 12000 - : - : zeer ten onzen voordeele geaccepteerd word. Obj. Bort van Crimin. Zaak. Tit. 8. meld een geval van een zeer zwaare Cautie in een zaak van Burgemeester Dirhz. van Amfterdam. Resp Dog 't geval heeft weder geene de minfte gelijkheid; daar in cas fubjedt niets te pas koomt van het geen de D. D. leeren nopens een relaxatie van een reeds Gevangen Perfoon, Obj. De geobjicieerde Sententie van Heeren Ge. committeerde Raaden in de zaak van den Bailltuvj van de Beijerlanden Contra Pieter van Gheyt. Rfsp. Is mede zeer inapplicabel; want 1. Was in die zaak, op grond van een Speciaale Wet, geconcludeert tot een Lijfftraf van geesfeling. 2. Was in die zaak door den Bailliuw gedaan een verzoek van provifioneele incarceratie. 3. Bij ontftentenisfe van het Hellen der Cautie is geen Gijzeling gedecerneerd; maar alleen het ver. zoek van ontflag van de perfoneele Comparitie ontzegd. —— Dit is ook naar regten het juifte effeét; feil. dat de perfoneele comparitie blijft voortduuren. Obj.  C 55 ) Obj. De Verweerder had bij deeze pleidooiie behooren prefent te zijn/ om, als de Sententie in zijn nadeel valt, dadelijk in hegtenisfe te kunnen gaan. Resp. i. In 't algemeen advoueeren wij des Verweerders verpligting, om zig ten allen tijde op requifitie van den Raad te fifteeren; Maar 'er is een zeer goede .reden, waarom hij thans hier niet verfchijnt; hij is nam: ontflagen bij een Appointement van den Raad, gelet of zijn declaratoir, van zig ten allen tijde ter requifitie van den Raad, weder te zullen fifteeren. — En zedert dien tijd heeft de Procureur Generaal altoos zijne dingtaalen gehouden, zonder op de abfentie van den Verweerder de minste reflexie te maaken: en de Raad heeft hem nooit gerequireerd. Maar word hij gerequireerd, hij zal zig wel fifteeren; en de Procureur Generaal heeft geen vrees, dat we hem 't advis zullen geven van zig te abfenteeren, zoo als in zeker Rotterdamsch geval, 't geen de Procureur Generaal Quenufte fatis, ac forfitan, ut rifum moveretf) bij Eisch genarreerd heeft. cl. Dog waar toe, als men het wel inziet, zou de Verweerder hier prefent wezen? Al wierd 't verzoek, zoo als 't legt, geadjudiceert (een cafus, naar ons inzien, non dabilis,) dan concludeert de Procureur Generaal zelf, dat de Verweerder een convenableen tijd moet hebben, om die Cautie te D 4 zoe-  jroeken. — Ergo zou de Sententie aan geene dtdelijke executie fubjeft zijti. Dit zij genoeg, om te toonen, dat in 't algemeen de Jure een verzoek van Cautie tegen iemand, die niet gevangen is, en tegen wien geen verzoek van incarceratie gedaan is, zeer ongefundeert is. De Procureur Generaal heeft zig verfcheide oh-, jeftien gepraefigureerd, en in avans opgenomen, dog welke door ons in 't geheel niet gemaakt wordende, dus ficco pede kunnen worden voorbijgegaan. Dan de Procureur Generaal fundeert zig ook eindelijk op eenige particuliere omftandigheden in deeze zaak: de quibus adhuc paucis dicendum. Obj. De Verweerder woonende te Maaftricht, is aan den Raad, vi JurisdiÊtionisfua,, niet fubjecl. De Raad doet hier alleen regt bij delegatie. De executie der te wijzene Sententie zou dus zeer moeijelijk wezen. Resp. 't Is waar, de Raad is hier een Judex delegatus. Maar moeten wij daarom Cautie ftellen ? De Verweerder word door die delegatie afgetrokken van zijnen ordinairen, dagelijkfchen en compe^enten Rechter. Maar permitteerd nu recht of billijkheid, dat zoodanig iemand door die delegatie van erger conditie worden zoude? Behalven, dat de Refolutie van Haar Hoog Mogen-  (57) genden, waar bij die delegatie gedecerneerd is, ook op het point van executie heeft voorzien. Inst. De Magiftraat der Stad Maaftricht heeft, door herhaald fchrijven aan haar Hoog Mogende, ingeroepen het privilegium de non evocando, en dus kan de Verweerder daar agter zeer gemakkelijk fchuilen, en de Sententie eludeeren. Resp. Op allegatien, die door de gedaane over-> levering van den Procureur Generaal tot fundament van zijne Provifie niet geverifieerd worden, mogen Uw ED. Mog. geen regard nemen. Dog we kunnen ook die vrees van den Procureur Generaal niet zeer gegrond achten. «. Zoo de Verweerder agter den Magiftraat fchuilen kon, waarom zulks dan niet gedaan op de dagvaarding in perfoon, ten einde een crimineel verhoor en confrontatie voor te komen? (3. De ongegrondheid van die vrees van den Procureur Generaal blijkt uit een zeer recent be-< wijs. Men heeft bij den Magiftraat geweigerd getuigen van den Verweerder te hooren, zonder voorgaande requifitoir van deezen Raad. En haar Hoog Mogenden hebben dat geapprobeerd. Obj. De Cautie is hier noodig, om dat de Procureur Generaal mede concludeert tot een ftraf, waar toe de perfoon van den Verweerder noodig i«, feil. *t lacereren van zeker Request, en 'tdoen van amende honorable. Resp. i. Men moet een zeer notabel onderfcheid D 5  (58 ) maken tusfchen een poena corporis afflidtiva, en een ftraf- waar toe de perfoon noodig is. Het eerste zoort, qua. ipfi corpori infligiiur, bij voorb. een geesfeling, geeft alleen grond tot een incarceratie, en tot het ftellen van Cautie. Maar het tweede zoort is geen poena corporalis, nemaar, daar van gefepareerd, en t' eencmaal onderfcheiden. Tract. tusfchen Holl. & Zeel. van 20. Sept. 1596. art. 11. agter de Inflr. van den Hoogen Raad. En nergens word geleerd, dat dit laatfte zoort van zoogenaamde Lijfftraffen grond geeft tot incarceratie; en dus ook niet tot 't ftellen van Cautie. Hasc enim funt relata & correlata. 2. Om dat nu de Procureur Generael enkel pro lubilu, (nam poena hic foret arbitraria, nee certa Lege definita) goedgevonden heeft zulk een zoort van ftraf 'er bij te voegen, waar toe de perfoon quafi zou noodig wezen; moet de Verweerder uit dien hoofde niet aan den last eener Cautie gefubjedteerd worden. Zoo die executie aan difficulteit onderworpen kan wezen, moeten we den Procureur Generaal te gemoet voeren , fibi hoe imputet. Waarom neemt hij zulke Conclufien? Waarom doet hij niet, zoo als 't Hof in de zaak van Mr. A. van der Mieden gefententieerd heeft, in dato 17. Maart 1747. door te verklaaren, dat zekere Memorie was een , - ,5 vuil,  C59) „ vuijl, lasterlijk en fameus libel, en te ordon* „ neeren , dat hqt zelve publiqudijk, door han„ den van den Dnfsfard van den Hove, in de Au„ dientie van de Rolle zoude worden gelacereerd." Sed fit ut fit. Zulke Conclufien kunnen ons aan geene Cautie fubje&ceren. Dit is in terminis verftaan bij een Sententie van 't Hof in de zaak van den Officier van Deift contra Philippus Verbrugge, in dato 24. Mei] 17^4. — De Officier fuftineerde, dat vermits *t Placaat van 1754. tegen fchrijvers van oproerige Libellen ftatueerd een arbitraire correctie, en dat die zeer gemakkelijk op 't lacereren , of doen van amende honorable kon uitloopen , dus geene relaxatie voor Verbrugge vallen kon ; maar des niet te min heeft 't Hof de relaxatie geadjudiceerd. De Procureur Generaal moet ook niet zeggen, dat zijne Conclufie, om te gaan in civiele Gijzeling, in effecre een verzoek van Incarceratie is. Want dan fpreeken we dat verzoek wel uitdrukkelijk tegen op deezen grond, dat op fundament van een Conclufie tot een ftraf, waar toe quafi de perfoon noodig is, maar die evenwel niet is poena corporis afflicliva, nimmer een verzoek van incarceratie gedaan kan worden. — Conf. Bort van Crim, zaak. Tit. 5. n. o. en Tit. 8. n. 7. Oisj. U it de door den Procureur Generaal overgelegde declaratoiren blijkt, dat des Verweerders vaste goederen zeer bezwaard zijn. — Zijne kinderen hebben op zijn boedel een recht van Legaal  C6o) gaal verband. — Ergo de executie kan moeijelijk wezen, en de Procureur Generaal is verpligt voor 't intrest van de Hooge Overheid te zorgen. Resp. De allegatie van dit Legaal verband is buiten bewijs. De Procureur Generaal heeft tot fundament zijner Provifie daar toe niets overgelegt. Ergo daar op mag geen regard genomen worden. — Behalven dat 't argument niets zegt; want dan moeten alle Voogden, criminaliter geaétioneerd woror een onderzoek van de fchuld of onfchuld van wijlen Mr. J H. van Slype aan de hem te last gelegde pointen van accufan'e. IIis pramisfi , quaritur de Jure\ Zijn de Erfgenaamen gehouden, om van een crimineel Proces, in dien ftaat zijnde, de arrementen aan te nemen ? Voor zoo verre de Eifch tendeert ad pcenam, is 't in confesfo van neen. Maar 't gefchil is, of dit ook plaats heeft, zoo verre de Eisch tendeert ad expenfas iitis ? De Impetnst ajjirmat. Nat  Nos vehemtnter negamus. Wij ipreeken de ,jure niet tegen. 1. Dat als de Erfgenaamen willen, zij de facuU teil hebben, om een crimineel proces te vervolgen, en de innocentie van den overledenen aan te toonen. L. uit. §. uit. ff. de bon. eor. qui mort, ftbi confciv. „ De illo videamus, fi quis confcM morte, nul„ la" jutti cauf^ praecedente, in reatu decesferit: an „ fi parati fuerint heredes caufam fufcipere, & j, innocentem defunctum ostendere, audiendi funt? „ i Divus Pius refcripfit, fi parati fint heredes defenfiones fufcipere: non esfe bona publicanda, „ nifi de crimine fuerït probatum". Boehmer Elem. Jurispr. Crimin. SeSt. I. Cap, 20. §. 345. „ Perfecutio criminalis fufcepta continuari potest, „ fi heres ad maculam & fuspicionem abolendam cognitionem postulat". 2. Dat eene refufie van kosten van de Erfgenaamen van een geaccufeerden gevordert kan worden, wanneer de geaccufeerde is geftorven na de condemnatie , maar voor de pronuntiatie. L. zo. ff. de accus. „ Ex judiciorum publicorum admisfis non alias „ tranfeunt adverfus heredes pcena» bonorum adem„ tionis, quam fi lis contestata & condemnatio fue~ „ rit fecuta. Coccejus in Exerc. Curios. torn. i. difp. 77. de F 2 Ob.  & reus morte crimine libsra'tur." L. uit. ff. de requir. vel abs. damn, F 4 „  C 88 ) „ Si reus mortuus fit, criminis caufa expirat & perit, & bona ejus ad fuccesfores transmittuntur," Add. t. p. C. Si reus vel accus. mort. fuerit. Matthaeus de Crimin. Lib. 48. Tit. 19. Cap. 3, Daar dus 't Regt geen Erfgenaam wil noodzaaken pm met den Accufator in een demellé te treden over de fclnfid of onfchuld van den overledenen, maar het onderzoek daar van, post mortem, Sumrno Numini moet worden overgelaaten: zoo is 't onmoogelijk, om het point der kosten in eenig onderzoek te brengen , om dat zulks zou introduceeren een demellce over de principaale zaak, waar toe we nobis invitis niet mogen gedwongen worden, Tot verdere confirmatie voege men bij dit alles de autoriteit van CaRPZOVIUS in Prax. Crim. part. 3. quast. 138 n 31 — 37- „ Quasritur hic: fi reus ante executionem pcenaï moriatur, num ejusdem riteredes expenfas litis s, refundere teneantur? Exiftimo ego, difiinguen„ dum esfe, an reus antequam moriatur, conderanatus fuerit, nee ne. „ Priori cafu, quando reus jam condemnatus „ fuerit ad relegationem, vel carceris poenam, aut „ mulctam pecuniariam, ac fimul restitutionera ex„ penfarurn» etiamfi moriatur ante poens executi„ onem, attamen quin ab heredibus fumptus litis „ exigi queant, dubium non est, fi quidem ipfe„ met reus ex fententia condemnatoria ad refuiio-  (89), 59 nem expenfaruni fuit obligatus, quas obligatio „ ad haeredes quoque |tranfit. „ At cafu posteriori, defundlo fcilicet Reo nondum eonaemnato, ad rcjlitutioncm expenfarum here„ des nequaquam teneniur; turn quod nee ipfemet ,, Reus ante condemnationem latamque fententiam „ fuit obftriétus ad refufionem expenfarum; tum ,, quia ejus caufa, qui ante condemnationem in „ reatu moritur, melior & tolerabilior est quam e,, jus, qui ad mortem condemnatur." Tranfeamus ad Objedtiones. De pleidooije van Eisch folveert zig van zelf, wanneer men maar wel diftingueert, en niet confundeert, het geen in Civilibus plaats heeft, en «i Criminalibus geen applicatie vind. Dus vervallen van zelf deeze Objectiën. Obj. Tusfchen den Impetrant en wijlen Mr. Jan Huijbert van Slijpe is gelitiscontefteert. Die litis conteftatie opereerd eene obligatio quafi ex contrailu , die in hcredes overgaat. R, Dit alles is waar in Civilibus, maar niet in Criminalibus. Als 't argument doorging, dan moesten de arrementen van 't geheele Proces, ook voor zoo verre 't ad poenam tendeert, worden aangenoomen; want over dat alles is gelitiscontefteerd. Zoo men een obligatio quaji ex contraStu per litiscontejlationem in Crimineele zaaken ftellen kan; dan bepaald ze zig perfoneel tot den geaccufeerden. E 5 Ma«  C 9° ) Maar met deszelfs dood pendetite lite judicium folvitur. ■ L. 15. §• 3« ff- a(l Senatusc. Turpil. Daar is derhal ven thans geene litispendentie meer, Conf. Cöccejus Exerc 'Cur. loc. laud. §. 36, Obj. Acliones poenales post litem conteftatam in heredes tranfeunt. R. Geheel mal a propos. Een aSlio poenalis, en een aStio • criminalis ex deliclo, qua judicio publico intenditur, zijn hemelsbreedte van elkander verfchiliende. Conf. tit. lnst. de aclion. Obj. De praétijcq leerd dagelijks, dat Erfgenaamen geroepen worden om de Arrementen aan te neemen. R. Dat is waar in Civilibus, maar geen één exempel is van die piaclijcq in Criminalibus bijgebragt. Daar is dit idéé monftreus, om dat de litispendentie door den dood geperimeerd is. Obj. 'T geval van Gijsbert vau Beverwijk; daar is ook gevraagt een Mandament om de arrementen aan te neemen. Daar is door de Erfgenaamen bij accord betaalt ƒ 13000 —: — — Voornaame Practizijns bedienden die Erfge. naamen, en die zouden dat niet aangeraaden hebben. R. Wat die Practizijns betreft, die ftaan in ons idéé; en ftonden 'er toen reeds in. Dus is dat ac. cord door hunne aanraading niet in de weereld gekoomen. Maar  C 9' ) Maar 't geval bewijst niets. 'T is niet in judi. eio contradiEtorio gedemelleerd. Of een ander uit bijzondere reedenen zwak genoeg is, om zijn regt over te geeven, zulks opereerd niets in cafu fimï* li tusfchen andere perfoonen. Obj. De actie tot de Proces-kosten is een fequeele van een acltio ex dehclo , fed c.vilis & reiperfecutoria. R. Zeeker is ze een fequecle van ttnailio ex deleto. Maar deeze door den dood geperimeert zijnde, geld de Regel van de L. 178. ff. de R. J. „ Cum principalis caufa non confiftat, plerum„ que ne ea quidem , qua; fequuntur, locum ,, habent." Zeer veel valt 'er voor te zeggen ; dat een Eisch tot betaaling van Proces-kosten in een Crimineel Proces, een geheel ander ding is, dan een a£tio civilis rei perfecutoria. Maar dit eens pro momento toegegeeven, wat zal dan de geheeie reflexie uitdoen? Die aclïo rei perfecutoria immers moet hebben een fundamentum pelend', een caufa obllgationls. Maar waar in zal die hier beftaan? Is 'er' een Condemnatie ? Is 'er een Confesfie? Is de misdaad onder de cafus Lege exceptiP • Nthll horum. Waar zal het dan uit gededuceert moeten worden, dat de Gedaagdens tot refufie van kosten zijnverpligt? Uit  C 92 ) Uit een dernellée van de fchuld of onfchuld vaa den geaccufeerden. Maar juist dit dernellée mag nobis invltis niet geobtrudeert worden. Laat dus de aétie zijn rei perfecutoria of niet, ze competeert tegen ons niet, om dat de dood een einde heeft gemaakt aan het onderzoek, waar uit de verpligting tot betaaling der kosten eeniglijk zou kunnen gededuceerd worden. Obj. De Impetrant is gehouden voor 't belang van 't Gemeene Land te zorgen. R. Dit neemen we den Impetrant niet qualijk. Maar dit kan geen verpligting conftitueeren, daar ze naar Regten niet is. Dikwils zijn de Geaccufeerden inopes. Dan is 'er een phijfique onmoogelijkheid om de kosten te verh aaien. Hier heeft een cafus fortuitus mortis de Litispendentie geëindigt. Dus is hier een moreele of juridique onmoogelijkheid. — En daar mede kan de Impetrant zig voldoende juftificeeren. Maar wat zal dit belang van 't Land hier opereeren, in hac quaftione, qua faltem est dubia. L. 10. ff de jure Fisci. „ Non puto delinquere eum, qui in dubiis qua;* „ ftionibus contra Fiscum facile refponderit." M E-  C 93 ) MEMORIE voor D U P L I C Q. Anna Susanna van Sltjpe, C. S. Gedaagdens bij Mandament om de Arrementen van den "Procesfe aan te neemen, en Procureur Acceptant te ftellen, Contra Den Procureur Generaal van Braband, en de Landen van Overmaze, Impetrant. N otanda duo: A. De grond, waar op de Procureur Generaal wil fouteneeren de gehoudenheid der Gedaagdens tot 't aanneemen van de arrementen, is onvoldoende. B. De gronden integendeel, waar op de Gedaagdens hunne ongehoudenheid ftaande houden, zijn in 't Crimineele Regt gefundeert; en door den Procureur Generaal bij Replicq niet gefolveert. Ad A Obj. Op 't ogenblik van het committeeren van 't delict word gebooren een Obligatio, zoo voor de ge*  (94) gelaedeerde partije, als voor de Hooge Overheid. Die Obligatio tendeert meede, tot refarcitie van alle fchade, door 't delict veroorzaakt. , Onder die fchaden behooren de expenfae Litis. En de obligatie tot het refundeeren derzelve gaat dus over tegen de Erfgenaamen. Resp. Gefupponeerd, dat alle die raifonnementen van een Obligatio, die de Delinquant delinquendo contraheert, doorgaan; dan nog is't zeek er, dat die Obligatio geen effect forteert, dan ten zij de delinquent door eene Sententie van den Regter fchuldig word verklaard. Zonder dat *er deeze omftan j digheid bij koomt, is die Obligatio enkel ideaal. — Is 'er die fchuldig - verklaaring, dan erkennen we de verpligting der Erfgenaamen tot refufie der kosten. — Maar hier is een novum emergins, een cafus fortuitus, de dood, tusfchen beide gekoomen, die veroorzaakt, dat'er zulk een fchuldig — verklaaring nooit koomen kan ; en dus is die Obligatio ob defectum conditionis geè'vanesceert. Obj. De Fiscus heeft voor de kosten een jus tacitae hijpothecae. Dit regt cesfeert niet, dan wanneer 'er blijkt de deliSto non commisfo. R. Zonder al weder te onderzoeken, hoe ver die leer van een tacita hijpotheca waar is, zoo is dit zeeker, dat dit jus tacitae hijpothecae niet anders werkt, dan wanneer de Delinquant fententia judicis fchuldig is verklaard. Maar dit Cafus kan uit hoofde van des gcaccufeerdens dood nooit meer exfteeien. feer-  ( 90 Ergo is dit jus tacitae hijpothecae in cas iubject napplicabel. Obj. De Erfgenaam zou hier gebaat worden door de dood van den overledenen. R. Men fpeelt pasfim met deeze uitdrukking, maar misbruikt dezelve. Wat is het in 't Regt, gebaat te zijn ? Wat is lucrum facere, het geen 't Regt niet wil dat een Erfgenaam doen zal? Dit heeft alleen plaats , fi quid ad heredem ex deliSto pervenit. L. 38. ff. de R. 1. „ Sicuti poena ex delicto defuncti hseres teneri „ non debeat, ita nee lucrum facere, fi quid ex ea re ad eum pervenisfet." Conf. I. Gothofredus in Comm. ad h. I. Maar kan men nu hier zeggen, dat 'er uit 't delict van van Slijpe fgefupponeerd dat er waarlijk; een delift door hem begaan was) iets tot zijn Erfgenaam gekoomen is? Dit zijn ook juist de aSlioncs rei perfecutoriae, qut'bus perfequimur quod nobis a patrimonio abest. Inst. Zijne Succesfie zou van een onus gelibereert worden , waar meede die bezwaard is. R. Dat is 't noodzaakelijk gevolg van zijn dood. L. 5. C. fi reus vel accus. mort. fuer.s „ Defunétis reis publicorum criminum pendente accufatione bona fuccesforibus eorum non dener „ gari, notisfimi juris est." Obj. 'T geval van Beverwijk. R. Reeds bij antwoord gefolveert. De  De qusestie is niet gedecideert, maar bij accórd afgedaan. Daar voor kunnen zijn geweest particuliere reedenen; bij voorbeeld: de Confiscatie had toen nog plaats; de Procureur Generaal fuftineerde die ook na de dood;. de boedel van Beverwijk was luculent; dat wilde men niet waagen. Inst. Dat accord is aangegaan onder approbatie. Dog zou de Raad dit Verbaal geapprobeerd hebben, als zij begreepen had de ongehoudenheid der Erfgenaamen. R. De Raad heeft in het onderzoek van die qua»* ftie niet behoeven te treden. Het Hond de Erfgenaamen vrij juH fua te renuncieeren. Het accord was voordeelig voor 't Land, en dus kon de Raad 't gemakkelijk approbeeren. Inst. Als der Gedaagdens fustentie gdwettigt word» koomen misfchien de Erfgenaamen van Beverwijk hun geld repeteeren. R. Dat zou een fuftenue weezen van dien aart. dat de vrees daar voor chimericq is. L. 10. C. de jur et faB. ignor. ,, Cum quis jus ignorans indebitam pecuniam „ folverit, cesfat repetitio." Een repetitie tegen een Tranfaétie, met condemnatie en approbatie gefïerkt. Waar zou dat heen ? Ad B. i. Het fundament van de Gedaagdens is zeer een- vou-  C97) voudig. Door de dood van den Geaccufeerden is de litispendentie geperimeert. Morte rei folvitur criminale judicium. L. 15. §• 3-/• ^ SCf; Turp. Dus wat 'er ook van de gehoudenheid der Erfgenaamen weezen moge, 'er exfteeren geen arrementen van dat Crimineel Proces. Wanneer 'er termini babiles zijn, om refufie van kosten van Erfgenaamen te vorderen, moet daar toe geopend worden een novum judicium. L. 6. ff. de pull. jud. L. I. ff. de priv. del. In dit novum ' judicium moet geallegeerd kunnen worden een beftaanbaar fundamentum petendi. Deeze fielt 't Regt van driederlije zoort. ct. Als de misdaad nominatim geëxcipieerd is. (3. Als 'er voor de dood een condemnatie legt. y. Als 'er Confësiie is. Buiten die gevallen leerd 't Regt nergens een ver. pligting van Erfgenaamen tot refufie van kosten. Daar voor is een folide reeden; want het fundamentum petendi zou hier geen ander kunnen weezen, dan een dernellée van de fchuld of onfchuld van den overleden. We zouden moeten pieken precies of hij nog leefde. Dit juist verbied het Regt: niet willende, dat Erfgenaamen tot dat dernellée gedwongen worden. Omme crimen, omnis accufatio morte exftingui~ tur, G Der-  CS8 ) Derhalven zijn we in 't cas fubjecr. niet in 't ge» val, dat 'er termini habiles exfteeren, om of door aanneemen van arrementen!, of zelfs in een novum judicium dit point te juftificeeren. Obj, In dat onderzoek van fchuld is zoo veel ongerijmdheid'hiet. Bij voorbeeld, iemand [heeft een fchaap geftolen. Dan competeerd tegen zijn Erfgenaamen aan den eigenaar van 't fchaap een actie tot reflitutie. In die actie moet dus ook onderzogt worden, of de oveiledene een fchaape - dief was. Resp. ï. In dat geval behoeft juist niet beweezen te worden, dat de overledene een dief was. 'Er moet geprobeerd worden, gelijk in alle reclames, dominiuma parte actoris; posfesfio a parte Rei. 2. 't Geval is niet paralel. Hier zou de onfchuld gederneleerd moeten worden in judicio publico. Dat is infameerend. L. 7. ff. de publ. jud. Dat mag niet gefchieden. Hierom competeerd tegen Erfgenaamen nooit de aBio furti. Maar men moet ageeren ad exhibendum; vindtcatione; vel condictione. L. 1. /. de priv. del. — §. uit. I. de oblig. qua ex del. nafc. Obj. Om de kosten te krijgen behoeft juist niet beweezen te worden, dat de geaccufeerde aan alle de pointen van accufatie fchuldig Hond, maar 'r  C99) 't is genoeg, als de Procureur Generaal toonen kan een wettige reeden gehad te hebben, om een Crimineel Proces te entameeren. R. Die Helling zou vrij wat bepaaling vereisfchen. Maar fit ut fit: Waar uit zal de Procureur Generaal toonen, die wettige reeden gehad te hebben ? Zeeker niet uit 't verleend Decreet. Want 't is een cafus dabiüs, dat de kosten, van een crimineel Proces, fchoon op Decreet begonnen , gecompenfeerd worden , ja zeifs dat een Fiscaal gecondemneerd word in de kosten. In/Ir. van dezen Raad art. I io. Dus moet 't blijken door een detail, dat hij fchuldig ftond, ten minsten aan 't een of ander point, en dat hij ten minsten eenige ftraf gemeriteerd had. Dat zou in een condemnatie van kosten leggen opgefloten. Dat is een overleden Judicio publico infameeren na zijn dood. Dat ftrijd tegen alle regt en recden. Wij befluiten gerust in de verwapting, dat deeze de laatfte pleidoij mag zijn over dit onaangenaam werk. G 2 SEN.  ( 100 ) SENTENTIE VAN DEN RAADE van BRABAND. In der zaake hangende voor den Raade en Leenhove van Braband en de Landen van Overmaaze , tusfchen den Procureur Generaal van Braband en de voorfchreeve Landen, Impetrant van Mandament om Procureur Acceptant te ftellen, en om de arrementen van den Procesfe, tusfchen denzelven, als Impetrant van Mandament van Dagvaarding in Perfoon en Eisfcher in cas Crimineel ter eenre, ende Mr. Jan Huybert van Slype, geweezen vice Hoogfchout van wegens haar Hoog Mogenden te Maastricht, ter andere zijde, voor deezen Raade gevoerd geweest, aan te neemen, voorzoo verre in dezelve Procedures tegens gemel denMr. Jan Huybert van Slype is geconcludeert tot condemnatie in de kosten, ter eenre, Ende An-  Ooi) Anna Susanna van Slijpe, Mr. Pieter van Slijpe , Johannes Cornelis Godardus van Slype, Godardus van Slype , Mr. Isaac Hendrik Geyer , als in huwelijk hebbende Johanna Catharina van Slype , en dezelve Johanna Catharina van Slype met evengemelden haaren Man geadfisteerd, en Mr. Quirinus Alexander Collard , als in huwelijk heb. bende Sara van Slype , en dezelve Sara van Slype , met evengemelden haaren Man geadfisteerd, als zijnde de eenige nagelaaten meerderjaarige kinderen, en alzoo prasfumtive Erfgenaamen van Mr. Jan Huybert van Slype voornoemt, meestallen woonende te Maastricht, Gedaagdens in het voorfchreeve cas, ter andere zijde. J3e Raad, 'gehoord de mondelinge Pleijdooijen in het Collegie van den Raade gedaan, en voorts met rijpe deliberatie van Raaden doorgezien en overwogen hebbende al 't geene ter materie dienende was, en in deezen eenigzints heeft kunnen ofte mogen moveeren, doende Recht, ontzegt den Procureur Generaal zijnen Eisch en Conclufie op ende G 3 je'  C 102 ) jegens de Gedaagdens in deezen gedaan en genomen, en compenfeert de kosten van deezen incidente, om redenen, den Raade daar toe moveerende. Aldus gedaan in 's Gravenhage bij de Heeren Mrs Willem van Laar, Prasfes, Carel dé Verdun, Frederik Willem Chion, Nicolaas JacoblButeux, Nicolaas Willem Hartman , Paulinus Philippus Henricus de Dompieres de Jonquieres, An• thonij Gerard Drijfhout, Daniël Jan Steijn Parvé, Lambert Engelbert van Eek, Johan Hendrik Stvellengrebel, en Cornelis Braams, Raaden in den gemelden Raade, deezen 28. OStober 1791. (was geteekend*) C. A. Maclaine.