g »e ONDERGANG DE RHIJNGRAAF. Nog meer KJipstein.' Nog meer! Hoor waart gij zulk een braaf Soldaat niet . dan zoude ik alle deeie Schenkrijen niet van u verdraagen; tllPSTHS. Dus ben ik dan alles aan mijn Moed verfchuldigt, die ik onder uwe Dienst hier in de Nederlanden zo roemruchtig heb kunnen doen uitmunte! Waarlijk ik ben zijn Exelentie veel verpligt. DE RHIJNGRAAF. Zwijg maar, er is tog geen goed aan u te doen- KLIPSTEIN. Het doet mij leed aijn Exelentie, maar wat doet den Heer k o z d met zo veel drift herwaards fpoeden ? DE RHIJNGRAAF. Hij is Daodelijk ontsteld! 11 Wat of het weeien mag? DERDE TOONEEL. JSe votrige ^ppaDJUDANX,hoed, Koed, buiten Aiem. Zijn Exelentie, ik ben blij dat ik u aantref, er is in de Stad een ijselijk gemonpêl. — Men zegt openlijk dat wij Verraaden zijn, dat men ons deeze Nacht zal overvallen, en dat 10 wij niet fpoedig een Uit'»1 doen, dat «lies verlooren is;  »br GEWAANDE VRIJHEIDS-ZOONEN. g de rhijngraaf. Koom, koom, het Volk is Zot. (jer zijde") Echter is dit fiuk zo heel zot niet. Maar ik moet vol houden toe het laatste toe. hoed. Het Volk heeft mij naar uwe Exelentie gezonden, om u haar Gedachten te doen verstaan. de rhijngraaf. En waar toe zal dit dienen, wat wil men van mij ? klipstein. Kan Uw. Exelentie dat nitt begrijpen, de Heer hoed heeft het immers duidelijk gezegt. Men wil dat uwe Exelentie order geeft tot eene generaale Uitval, om het Camp te verdrijven. Is dat niet zo heer hoed? HOED. Ja zijn Exelentie. de rhijngraaf. En zijt gij van gevoebn Heer klipsïïin, dat het van Nut zal weezen? klipstein. Dat juist niet uwe Exelentie, doch wat koomt dit er op aan, er is reeds al zo veel Volk, als per Exempel: te Soesdijk en Odek onnodig gefneuvelt, dat de Lijst der Pooden wel een weinig grooter mag worden. hoed. De Heer klipstein kon wel wat minder Satiriek sijn, en het nut van de Republiek wat beeter beoogen, A 5  i*> de ONDERGANG als door zulke fehertferijen de moed der waare Vaderlan» (Éers te befpotten-en te beneemen. klipstein, [pottende. De Heer Adjudant hoed heeft groot gelijk, en ik verzotfk zijn Wel Edelen onderdanigst om Excus. DE r H IJ N g R a A F, Maar in alle ernst Heer hoed, wat denkt gij' er van? hoed. Ik denk dat het hoogst noodzaakelijk is, het Volk is wol' vuur en moed; en zo immer de ijver der Patriotten Mts goeds beloofd heeft dan is het beeden! de rhijngraaf, En wat dunkt u er van Heer Overste? daar gij gedurende ons geheele gefprek, niet anders dan gedagt hebt. sans coeur, Men moet het Volk haar zin doen, het is gevaarlijk als men dit niet doet. d e r ii ij n g r a a f. En als men ziet dat het volk in zijn verderf loopt ? sans c o e u £c. Ja dat kan tog niet helpen; ik ben wel, om dat het Voift Bet Wilde Overste geworden, fchoon ife liever op mijn, Winkel gebleeven was. klipstein. Das heeft de Heer Overste juist geen fterke zugt tol Vegten!  die GEWAANDE VRIJHEIDS-ZOONEN. U sans coeur. Neen Brosrtj'j dat is juist ook mijn zaak niet, maar wat zai men doen , dat moet, dat mo.t. klipstein. Bravo! Heer Overste! Ook als men eens aan de gang is, krijgt men wel Couragé, sans c01ur., zugttnde. Ja.' dat hoop ik ook! de rhijngraaf tegen hoed. Nu, bericht aan het Volk dat ik hun voorstel in overweeging zal neemen, en dat ik nog van Avond mijn Orders gesven zal, hoed. Zeer wel uw Exelentie. klipstein te? zijde , tégen hoed. Laat met een zorg draagen dat de Patroontasfe Leedig zij'), op dat het vuilnis de Patroone niet bederft, nog de Jenever dezelve vogtig maakt, men zou in eene Attakke veel hier door verliezen. hoed. p.it *s m>jn zaak, gij zijt een GekS klipstein. Die heb ik de eer van te groeten. — Uwe onderdaan nigste Heer hoed. VIERDE TOONEEL. pe rhijngraaf, sans coeur, klipstein,' ; sans coeur. Zo zijne Exïlenriexl»evel tot eene Ataque geven iaogt,  ik de ONDERGANG zal ik dan de agterthoede Commandeeren ? eliestii n, ep ten Spottende Toon. De agierhoeJen,... uw Exelentie verstaat het. de rhijngraaf, glMachgende: Bekommer u desweegen niet, Heer saks coeuh, ik koop u te vreede te zullen (lellen. sans coeur. Dan*zal ik nouw maar weer zo lang aan me werk gaan ; ik heb nog een paar of twee Schoenen dat of moet, wijl bet Saturdag is. klipstein. Draag maar zorg dat gij u niet bezeert, want anders xoud gij den Haan niet kunne overhaalen. sans coeur. Ik draag immers geen Snaphaan. — Foeij is dat Spoa» ten. (hij vertrekt.) VYFDE TOONEEL. DE VOORIGE, lehalven sans cofur. de rhijngraaf. Nu Heer sltpstiih, gau gij meede naar mijn Logement? waarlijk mijn hoofd loopc mij om, door al de zottigheden die ik van dit domme Volk dagelijks zie gefcbieden, het wil alle ogenblikke Vegten, en als het er op aan Komt dan gaan zij zo te zeggen op de eerste Snaphaaafcjost ioopen; het is een elendig volk.  , « R GEWAANDE VRIJHEIDS ■ ZOONEN. 13 i; 1 i f s l ï in) m! Ernst. DeNeêderlanders zijn anders in hunne onderneemings en Kriigscnoed, voorbeeldig Standvastig. Maar ik weet 1 hoe het komt, dat dit gedeelte, dat zig Patriotten noemd, zo Lafhartig is. DE RHIJNSRAAr. Hoor n.rsT. -n, een goede zaak vind trouwe Voorftanders, het geweeten *egt al. dan niers, en men as den ! roost Maar met een fchuldig hart de Eeuw.gimi in te lppen, is waarlijt iets dat fcbrik verwekt en den noed beneemt. klipstein. Zo, denkt uw Exelentie dat het hun hier aan haapertf de rhijngraaf. Wat ral ik «egge, «.imt.i»* ik geloof mij genoeg te hebben doen verstaan: klipstein. Ik ben van uwe gedagten uw Exelentie, maar het geen -jij verwondert is, dat uwe Exelentie in weerwil d,er newustheid , het Commando van dit Volk op u hebt genomen. iii rhijnoraaf. Ik had hier toe mijne bijzondere inzigten, fchoon het mij nu genoeg faait. KLIPSTEIN. Wat denkt uwe Exelentie van de Piuijfeni  i4 dz ONDERG ANG DÉ RHIJNGRAAS. Zij kootnen zeeker! En den Stadhouder zal In alle zijne Waardigheeden hersteld worden. k L I P S T E I Hl En wat zal er dan van ons worden? want wij kunnen hen met dit rampzalig volk geen tegenstand bieden; DE S.HIJKORJ4Ï. ja dat weet den Heemel ! KLIPST-Ellf.- En van de voorgestelde uitval? DE R H IJ N G R. A A F. Och! Spreek mij daar niet van; ik zal van deeze Avond orders geeven, waar over moogelijk vrij wat te doen zal 2ijn. — Kom gaan wij? Zo als zij van het Tooneel af wille gaan, ontmoet hen dt Vrouw van Karei. ZESDE TOONEEL. L ij s j E, de Voorigti ~L IJ S J E, de Rhijngraaf met woede te rug houdende; Staa Biu! ! Wat hebt gij met mijn Man gedaan» in Arrest! In Arrest gezetl Is het niet genoeg dat hij Vrouw en Kinderen door dit verdoemde Bxrrceeren heeft arm gemaakt, moet gij hem de wjjni^e tijd die hij nog aan zijn Werk konzijn, door dat fatanfe Arrest beneemen! Toe Schurk, doe hem aanstonds loslaaten, of me handen zullen op jou bate hu's kermis houwen,  bi-s GEWAANDE VRIJHEIDS - ZOGNEN. i3 DE RHIJNGRAAF. Maar Vrouwtje, je verliest in 't geheel het onsag, da£ je aan een Man als ik verfchuldigd ben. t Ij S J Ei Ik jou ontzag verfchuldi^t! Wel Satans dat wou ik wel weeten waar dat van daan kwam. Wat ben je anders daa een Landverraader, een Moordenaar, die onze goeije Bisrgers misleid en arm gemaakt hebt; een Moff die om met de Hollandfa duite je zakke te vullen ; hier veel poheij maakt. Toe zei je me Man los Iaaten, of niet? KLIPSTEIN. Je verzoekt dat op zulk een beleefde wijs Vrouwtje; dat zijn Exelentie het jou zeeker niet weigeren zal. DE RHIJNGRAAF, Ga jij maar ftil na huis: of vrees anders dat ik je door het Gerecht zal laate weg brengen. h IJ S J E. Mij door het Geregt weg brengen. Ei wat Je zegt! dat zou weeder een Haaltje van je goedheid weezen. Kijk, je £an doen wat je wilt: maar ik laat je niet los, voor dat jij me Man uit het Arrest doet ontdaan. BE RHIJNGRAAF, zig Losrukkende en heengaande. Ik zal wel weete wat mij met jou te doen ftaat. LIJS JE, door Klipstein tegenhoudende. Houw me niet tegen Kaerel, of ik zei ... . SLIPS T E I N. Houw jé ftil Moedertje, je Man zal gaauwer uit het &&  ,6 D"a OND ES.GANG rest ontslagen worden als Jy denk. Je Haat de verkeerde weg maar in, zie eens wat daar aankomt. (er vcrfcheine eenige Dienaars va» 't Gerecht.') L IJ s J e, ii' Dienaars gewaar wordende. 6 Heere Jezus'. Dienders!!! Laat me Los!laat me Los.' Mijn arme Kinderen ! KLIPSTEIN. Loop al wat je kan Moedertje, je zeilen je zo gaauwniet krjjgen. ^ ^ ^ df.ft yan £ Toonell en it dienaars Jlaan een andere weg in.) ZEVENDE TOONEEL. KLIPSTEIN, alken. Het is gevallig, dat deeze Dienaars van *t Gerecht hier juist voorbij kwaamen, wat kan de Schrik niet al uitrichten, maar naar hst mij voorkomt, loopt de zaak der Patriotten bier fterk ten einde, ik weet niet wat de Rhijngraaf voortoeft; maar er legt mij iets fwaars op het hard, het fpijï mij dat ik mij in zijn Dienst begeeven heb, ik heb er in het geheel geen eer bij kunnen behaalen, een goede Soldijen braafeeten en drinken is alle mijne Overwinning, hoe veele Buitenfpoorigheden heb ik niet al zien begaan, en boe veel Buitenfpoorigheden zijn er Biet al begaan , zeden de opkomst der oneenigheeden, die door de Patriotten hebben ftand gegreepen. Slaan wij een oog op Hattem Elburg. S.csdiik, en andere Plaatfen, hoe belaggelijk hebben z.g daar die zogenaamde Voorstanders der Vrijheid gedraagen. t Wat moet een Patriot in de oogen der Prinsgezinden ,der beminnaars van Rust en Vreede een verachtelijk weeaen zijn. En kan het wel anders weezen? elk die tegen zijn wettige Overheeden opftaat. het recht en de billijkheid vertreed, U met recht Verachtenswaard. - lk ga naar den Rhijngraaf.Minde van het Ssrste Bedrijf.  r fcER GEWAANDE VRIJHEIDS-ZOONEN. i? TWEEDE B E D R IJ F. EERSTE TOONEEL. Het Ttoneel verbeeld een Vertrek, in het Logement van de Rhij" graaf. JAN, Bezig zijnde met eenige Goederen in Cojfers te pakker*, Alweer een nieuwe vertooning.' Wat ofz'yri Exekrtier.u weder in het hoofd heeft? zullen wij een ander Garnifosn gaan betrekken? of zuilen wij met een ÜiHa Trom het ha. zen pad kiezen? tot het eerste is niet veel waarfehijnüjkkeid , en tot het laatste mijn bedunkens zeer veel. Ja het zal wel zo weezen, want aijn Exelentie gebood mij deeze; Koffers te pikken, en verbood mijn deeze avond uit te gaan; ook beval hij mij zijn order voor ij der ftil te houden. Hier fchuiltniet veel goeds agter , deeze Morgen hoorde ik nog van een Uitval fpreeken, en bij zijn Exelentie befpeur ik daar toe geene de minste beweeging.—ó Utrecht'. Utrecht! Ik geloof niet dat wij u meer lang met onze Hoogwaardige Perfoonaadjes zullen vereeren , de Lugt Bol neemt een andere c>ers . . . (hij fluit de Coff'ers digt~) goed, dit is in order. Wat nu gedaan ! Ja de Tafel in gereedheid gebragt, om misfchien voor het laatst nog een Bachus Partijtje te houde, hier in heeft zijn Exjlentie altoos in uitge. munt. Qhij zet eenige Wijnkelken en Flesje Wijn op Tafel.) hoe groot het Gezelfchap weezen zal west ik niet, maar de Helden van deeze tijd zijn doorgaans zulke beminnaars van het Druivenat , dat zijn Exelentie altoos vriende genoeg aantreft, die hem in de Belegerisg op zulke Baterijen als deeze zijn, ^vijzende tp deFlesfen)moedig bjjilaan. — Maar B  i8 deONDERGANG aagt ik hoor gerugt, het is zijn Exelentie, met de Collorel Geheim - Schrijver, ö Jemep.ie Joostel wat zien zij er bedrukt uit. Dit is «eier voor mij een promemoria fpeculatLf. TWEEDE TOONEEL. de rh ij n graaf, de colonel, de heer n ar i en ja k. de rhijngraaf. Jan laat ons alleen, en laat geen Menfch buiten mijn oraer hier binne koomen. jan. Zeer wel ïijn Exelentie, ook zelfs de Heer klipstuit, saks coeur of hoed niet, die zekerlijk uwe orders zullen koome vraagen, wegens de Attaque van deeze Nagt. de rhijngraaf, driftig'. Neen ! Niet voor dat ik het goedvind, vertrek. DERDE TOONEEL. de rhijngraaf, de colonel, en de heer narï. de rhijngraaf. Ja Heer Colonel, ik beken u dat het mij innig Smart, dat de zaaken zulk een keer neemen. Schoon ik het wel had moeten voorzien, dan hoedanig verblind de Heerfch2ugt de Menfch niet. Ik had gehoopt nog Stadhouder ts worden, en zie nu klaar de onmogelijkheid daartoe. Wat ben ik Ongelukkig.' de heer narï. En ik waarlijk niet minder; moest ik van Vrankrijk hier  bêr GEWAANDE VRIJHEIDS-ZOONEN. 19 naar toe koomen , om deel in uwe Schande te neemen ; om al mijn hoop, daar ik zo veel om gedaan heb op eens te zien vernietigen. 6 Rhijngraaf! Rhijrg-aaf! wat zal het laats Nagelligt uwe NagsJa^tenis cog vervloeken. DE ftH ij noraap. Ach verfwaar mij e foltering niet mesr.' Ik weetnaauwelijks Wat ik doe. DAAR! (op zijn hart wijzende) Daar heerst een Beul! die mij eeuwig vtrvo'g;n zal. Wéé mij.' be heer nari. Al mijn Fortuin te niet; gij hebt ten minsten nog zó vee! middelen om elders te kunnen bestaan. Maar ik Ramp« zalige ! . . . . de rhijngraaf, als ingepiins. Befpot, Veracht van geheel Europa, hoe zal ik mijne Schande kunne overleeven. de heer nari, vervolgende. Wat zal mijn Vrouw, wat zulle mijn Vrienden zegden ? de rhijngraaf. Gij zijt nog zo bekent niet ais ik, Uw Schande bepaald zig maar tot weinige, maar de mijne bij de géheele waè« reld. BS heer nari, Nuttelooze Klagt, wij moeten maar naar een goed heen-' koomen zien, en onze Schande en Vlugt, zo veel als mogelijk is, vooreerst nog een fchijn van billijkheid zien bij te zetten. BE RHIJNGRAAF. Ja , gij fpreekt gezond, help mij een middel «ftden*fes',j B 8  co erONDERGANG om der. fhg die het P-triotismus treffan ial, zo lang voor het geheel te bedekken, t->t dat wij buiten het beifcik van hunne wraak zijn, ik zal u altoos bijstaan, de HEER NARI* Wij moeten het Volk maar zeggen dat wij deeze Plaats verbaten, om de Frontieren van Holland te gaan bewaaken, dat aldaar thans meerder gevaar is dan hier, en dat zo men zig al van Utrecht meester maaken mogt, (dat nlt t te dekken is,) wij hen dan fpoedig zullen ontzetten , dat het een Krijgslist is, en dat zij de moed naar behouden moeten. DE RHIJNGRA'AF, hem omhelzende. U.tmuntend gefprooken, door u zie ik mij in het midden der zwiartste onheilen gered, vertrouw op mijne erkentenis, maar wie z;:l dit hst Voik bekent maaken? DE HEER NARI. Laat dit den Overste Sons Coeur doen , die zal het makkelijkste hier toe té beweegen zijn, laat ondertusfchen uw bizondere Troupen Marlchvaardig maaken en naar Holland trekken, daar wij dan nader overlegge kunne wat ons te doen ftaat. D K RHIJNGRAAF. Ik keur alle! volkoomen goed. Ach welk een ballem giet gij in mijne wonden. — Kom laat ons eens op het goed geluk van ons voorneemen drinken, deeze Nagt zal voor Utrecht gedenkwaardig zijn. PE HEER NARI. * Ja, wijl het tog niet anders zijn kan, laat ons zien of de Wijn de fmart van het harte verdrijven kan. {ter zijit)  DEE GEWAANDE VRIJHEIDS - ZOONEN. ?l Ach ! Ik zie wel dat een üegte zaak vroeg ef laat haare belooning wedervaart. de rhijngraaf, peinzende. Neen, het leid geen uitstel, deeze Nagt moet het gefchieden; de Vijand is nabij, en zou ons wel ligt overvallen, {tegen de Heer Nart) koom drinken wij, {het glas neemende,) gezeegent vogt, dat door uwe uitwaazeningê, het gevoel van een kloppend geweeten, voor eenyê ogenblikken kan doen zwijgen, (zij drinken.) VIERDE TOONEEL. De Foorige, en j a n. jan. Uwe Exelentie, de Heer Klipsttin verzoekt da eer te aioogen hebben, uwe Exelentie te fpreeken. de rhijngraaf, zijn glas fchielijk uitdrinkende, en ogenblikkelijk een tweede infehsnkendt en uitdrinkende. Laat hem binne kootnen, j a n, ter zijde. Zo gaat het goed, het h tog een dapper held. de rhijngraaf. Wat zegt gij? j a n. Niets uwe Exelentie, ik zing. de rhijngraaf. Schurk is dat de gek met mij fteeken? B 3  a? dkONDERGANG jan. ter zijde. Hij heeft gelijk, het kan er juist niet wel door, op zulk pen' wijs een Generaal te behandelen, maar het is er ook #en Generaal na! ! jan veruekt. VYFDE TOONEEL. »e rhijngraaf, de heer nari. de heer nari, Die Kaerel heeft al vrij wat praats over zig. de rhijngraaf. Ja, meer als hem voegt; maar met dit al is het een trouw Kaerel . . . Laat ons nog eens Drinken, want ik voel mijn hart geweldig kloppen. de heer narï. Schoon ik zo veel deel niet heb aan de gruwelen die hier in Neederland gedaan zijn als gij, is mijn het Hart ook niet gerust. pe rhijngraaf. Ach ik voel dat het geweeten veel fterker dan Donder; in het hart der fchuldige fpreekt. ZESDE TOONEEL. De voorige, klipstein. klipstein. Uwe Exelentie! DE RHIJNGRAAF. Wel nu KUpstein wat is de reede van u komst ?  der GEWAANDE VRIJHEIDS• ZOONEN. $3 klipstein. Uwe Exelentie zal dezelve ligt ver.noeden, wanneer het zig de belofte herinnerd, van aan het Volk deezen Avond rapport te geven, wegens de voorgestelde uitval. p E r h ij n g r a a f. 6 JU Dit is ook waar. het was mij waarlijk vergeeten. klipstein, ter zijde. Een fterk bewijs, hoe zijn Exelentie om de bslangens der Natie denkt. de rhijngraaf. Doe uwe Hufaaren en Curasfiers Marfchvaardig maaken, ik zal u ftiaks mijne nadere orders mededeelen. klipstein, ter zijde. Zoude wij waarachtig we;r een gekheid begaan moeten, en een aanval waagen? be rhijngraaf, het gezegde van Klipstein gehoord hebbende. Neen, wees daar voor riet bedugt. klipstein, Daar voorniet bedugtwêezen, en mijneTroupen Marfch vaardig houden, welk een eene tegenstrijdigheid! de rhijngraaf. Gij hebt gelijk Klipstein, maar belooft gij mij als een eerlijk Man te zullen fwijgen ; wanneer ik u een zaak open. baar? klipstein. Het fftart-mij dat uwe Exelentie mij gelijk field, met dsfc B 4  «4 deONDERGANG Nieuwba'^k^ foort van Krijgshelden, waarvan zig veele onder u Corps bevinde , een «raar Militair die weet waar toe hem de Krijgsdienst verpligt, behoefd zulk een vraag van «ijn Commandant niet gedaan te worden : ten zij deeze hem, of onkundig, of laaghartig befchoud- de r h ij n o r a a f. Uw netheid behaagd mij, zeeker, ik had op een man als gij, zonder dit te vrasgen (laat behooren te maaken, en .zonder dat ik u antwoord afwagtj zo zeg ik u, dat wij deezs Nacht Utrecht verlaaten, en naar Holland trekken. klipstein. Dat is dan te zeggen dat nu uwe Exelentie ziet dat de kans in het geheel niet aan uwe verwachting beantwoord. De Heere Vrijheids Zoon'jes, indien zij lust mogten hebben, nu zonder de Adfister.tie van uwe Exelentie de Kirflanjês wel uit het vuur moogen haaien. de rhijngraaf, drinkende. Schoon u antwoord wat vrij is Heer KHpstein, komt. het tog op het zelfde uit. klipstein. Bravo! Bravo! Wij hebben hier i-ei onsterfelijke roem verworvei men zal onze Hsldendaade nog ten Tooneele voeren. de rhijngraaf. Ik had mij geheel iets anders voorgesteld als zulk eene Schandelijke Retraite. Maar het komt mij beeter voor in tij Is te Rettreeren , dan de vlugt over haast te neemen. klipstein. Uwe Exelentie heeft groot gelijk, waarlijk groot gelijk!  bek GEBAANDE VRIJHEIDS - ZOONEN. vr dit toont een Man van Preroiance aan? de heer nari, die onder dit gefprek in diep gepe'mi heeft gezeeten. Heer Rhijngraaf ! derhijngraaf. Wel nu Heer Colonel, wat v ilt gij zeggen? de heer nari, Mijn dunkt de Heer Adjudant moet zijn Troupen maar vooruit doen Marcneeren, ais of zij op een Expeditie ging.-n, klipstein. Wel bedagt Heer Co.onel, het Volk zal dit ook wel weder gelooven willen, het is gewoon (lieds de Puste te betrekken, en de plaatze te verdeedigen daar geen gevaar en is, of daar zij niet noodig zijn, doch ik dei k dat hen dit wel de oogen zal openen; en dat er een fchriklijk ru> moer zal voorvallen. de rhijngraaf. 6 Wat kan ons d,t fcieelen, wanneer wij maar eerst uir bun handen zij''. Ook hebben wij reeds een andere List bedagt, om ons gedrag in deeze te billijken. klipstein, ?f zijde. Dat is moegelijk, maar of het nu zo wel als anders af zal lonpen weet ik niet, ik vrees dat als wij heen gaan elk de Waapenen zal neaderwerpen , en het geheele Patrietismus in duigen legt. B S  ?ö d2 ON DERGANG Dl RHIJNGRAAF, Dat moet zo gaan als bet kan, het lust mij niet langer dij met dit domme Volk op te houden. klipstein, ter zijde. Nu zijne Exelentie er geen voordeel meer inziet, welk een Edelmoedig gedrag; de rhijngraaf. Volbreng mijne beveele, en hou u Marfchvaardtg: doe de Buiten-Posten aflosten, en laat bet Gefchut vernagelen zo er tijd toe is, want voor Twaalf uuren moeten wij reeds weg zijn. klipstein. Nog eene vraag zijn Exelentie, indien gij 't mij vergeeven wilt, waarom dus zo fpoedig. x> z rhijngraaf. Ga heen, och het lust mijn niet uw daar uitleg van te geeven, volbreng mijn Orders maar. ZEVENDE TOONEEL. ie Foorige, jak, JAN. , Uwe Exelentie, de Heer hoed verzoekt gehoor. klipstein. i Zal ik maar heen gaan uwe Exelentie?  bes GEWAANDE VRIJHEIDS • ZOONEN. 4» . KLIPSTEIN, ter zijde. Een Moedig Vaderlender. Ja daar heb ik eens aangedagt toen ik zulke Helden aantrof. DE RHIJNGRAAF. Maar in het bijzijn van uw Generaal te willen duelleert, wie heeft dit ooit meer gezien? de Krijgswetten ver. bieden zulks op 't (hengst. KLIPSTEIN. Ja dit is waar. dog de Heer Hoed, heeft, toen hij onder het drinken van een glas Jenever en het rooken vaa een Pijp Tabak , zig dezelve deed voorleezen, Qwijl de Heer Adjudant dit juist niet te grif verstaat,) dit Articul niet gehoord, dit is Pardonnabel. Ik verzoek uwe Exelenï tie voor de Heer Hoed om verfchooning. SE RHIJNGRAAF, ter zijde, tegen de Heer Nart. Hoe Merk mijn hart ook is aangedaan voor het naaderend ogenblik, doet mij de Spotzugt van Klipstein Lachen, DE HEER NARI- Ja, hij is origineel, doch hoe krijgen wij deeze bestoove Held weg, zonder hem ons voornoemen te verklaaren» of orders tot een aanval te geeven. DE RHIJNGRAAF. Veifchoon mij Heer Colonel, maar het fchijnt als of gij door het besluit dat wij genomen hébben u verstand ■zijt kwijt geraakt, welke beufeügs vraagen doet gij mijl  &j beONDERGANG be hees. NARI, ter zyie. Hij heeft gelijk, mijn verstand is bedwelmd, ik wéét b jna niet wat ik doe. DE rhijngraaf. Heer Adjudant gij zijt hier gekcomen om mijne vooinéeineijs, wegens de voorgestelde uitval te weeten. hoed. Ja uwe Exelentie, en ik wacht uwe orders af, om te 31archeeren. de rhijngraaf, Gij kunt ze wel Marfchvaardig maaken, doch mijne na. dere orders, hier omtrent aal ik u door de Heer Overste over een uur dosn weeten. h o e 0. Ha! Nu ben ik Verheugd! Nu ben ik Verheugd! Vaarwel uwe Exelentie, eer dat het Morgenligt daagt, is al dat Oranjevéé na den Blixem! klipstein, ter zijdei Of al de Patriotten op de Vlugt, dat komt wat beter bi;, NEGENDE TOONEEL; DE VOORIGE, behalve Hoed. BE rhijngraaf. Bet Zal hem als een Donder in de ooren klinken, maa? .  *° 01 ONDERGANG »>oe veele waagens met Volk er de Poort uitrijde, bet is a" of de Turk zelfs de Stad bemagtigd had, en ondertusfcnen is er nog geen Vijandelijk Man voor de Stad Ut««« te zien— Foei k a a r i tl dat gij onder zulke LandVerJervers en Schijnhelde heb kunne verkeeren. K A A R E L. Het fpijt mij zeifs genoeg LijSJ-8( BMr Jk za] ^ |fc u gezegt beb door een vlijtig gedrag alles weer trachten te herstellen. L IJ s j E. Nu Goed, gaan wij dan heen? Zij vertrekken, en het Tooneel veranderd in het Vertrek van den Rhijngraaf. VIERDE TOONEEL. (*) BE RHIJNGRAAF, JAN DE HEER NA RI. . ! JAN. Dit is waarlijk de mooijste vertooning die ik van mijn (iO Men nebbe in acht teneemen , datgednurende detw-evoorige Tooneelen alles in de uiterste wanorde is gegaan , dat de gefprooken h.bbende Perfoonaadjes als te gelijk gefprooken hebben, en dat er als het waare, zodaanig een algemeene Onste'tems heerste, dat geen Pen dezelve uit kan drukken,alles wat Schuk, Woede, Berouw en Wraakeugt te weegkon brengen, zag men van de zijde der Voorstanders, van het Verderft PKriotismu» ten klmste, terwijl aan de andere kant de Voorftanders van het Doorluchtig Oranje Huis, met eene onuitfpree*ehj*e Vreugje, ng uit de handen hunner Verdrukkers verlost zaaien.  BBR GEWAANDE VRIJHEIDS - ZOONEN. 45 Beul nog een Offer, haapert U flegts om de 'Lijst, van uwe gruwele te volmaaken. Geef onze, onz* Vad,r weder, of floot ons alle drie door 't Hart. be & ii ij n g e. a a f. Ach Colonel, Antwoord baar, welkeen fchriklijk Tocv neel is dit voor mij! de heer. nari. Ik kan zo min als gij, haar Rechtvaardig verwijt. Haare Eittre Woede Stillen. grietje. Gij zwijgt Beulen, en U Moed 'zinkt geheel weg, op het zien van een Meisje en twee Kinderen, die U de billijke verwijting van hun Nootlot koomen doen, 6! Wat aal, Wat zal het dan weeze, wanneer een geheel Volk cer.s tegens ü getuigt. De Rhijngraaf, wet wroeging. ó! Waar berg ik mij. De gaapende afgrond verflind rrij reeds. Wat zie ik! onfchuldig Vorst, zijt gij het die mij aanklaagt, en duizendo van Inwooners met U. . . Ach... Ach help. Help • rietje,^ Rhijngraaf met leiaariheU lefch-ouwznie. Zo ftraft den Hemel de Schuldige, hij voert de Hel met Zi* in zijn Hart om. Kom Kinders laat ons gaan, welligt zien wij nog onze Ouders weêr als de goedertierende WILLEM de VIJFDE hunne Misdaad vergeeven wil. Vaarwel Graaf! —  %6 dV ONDERGANG enz. ö e rhijngraaf, tegen de Heer Ari en Jga Ik kan niet meer.— Kom help my in de Koets treden, die aan de agter deur klaar iïaat. jan. Dus zien wij nu de Ondergang der Vrijheids ■ Zoone rolkooxen, en den lijd zal alles zeeker wel weer iD een goede en geregelde orde voor het Lieve Vaderland brengen. EINDE,      D E ON DERG ANG d b & gewaande VRIJHEIDS-ZO ONE N, o f UTRECHT ONTRUIMT, S t If S FE L. Dienende tot een vervolg, op het B l ij Sm, de Dolle Dapperheid. in HOLLAND;  PERSOONAADJEN. De Rhijngraaf van sa lm, Commandant van de Uu\.chtfcfi8 Troupen. D2 Heer n a r 1, Colonel en geheim Schrijver bij den Rhijngraaf. sans coeur, Overfte ran de Burgers. Een Burgtr Onder • Officier. klipstein, Adjudant van de Hufaaren en Curaciers. hoed, Adjudant van de Jaagers. ka rel, Een Burger Militair^ l y s j e > Zyn Vrouw, jan, Knegt van de Rhijngraaf' .Verfcheide Militaire, zo van de Troïpeh van Zalm, als Burgers. grietje» Dochter uit het Ltgtment, waar den Rhijngraaf Legeert. Verfcheide Burgers, za Mannen, Vrouwen als Kinderen. ZWYGENDE. Eenige Dienaars van 'c Gerecht. Het Tooneel is in Utrtchs,  D U ÖNDERGANGj DER. GEWAANDE VRUHEIDS-ZOONEWj O F UTRECHT ONTRUIMT. È L IJ S P E L. imp ■ i;wiMim.iMWM>ri!W9fWB EERSTE B E D R IJ F. Het Tooneel verbeeldde Paradeplaats in Utrecht, cp de NeüdS het Volk jiaat in orde gefchaar.l, dng men bejpmrd onder dezelve verscheiden die hun Misnoegen te kennen ge. vtn, en op de Ccmmandoos weinig acht Jlaan. eerste tooneel. BE RHIJNGRAAF, SANS COEÜR, KLIPSTEÏN, kiH BURGER ONDER-OFFICIER, KAREL, verfcheide MILITAIREN, £0 BURGERS tf/j andere, in Gelederen,, de RHIJNGRAAF Commandeert de Parade,, dog alles gaat zo onregelmaatig^dct deeze verfcheide maaien de Schouders ophaaldj hij wenkt de OND ER-O FFICIER die hij hem komt,' en zegt hem in flilte van KAREL uit de Geleederen te doen gaandie zig o«» der alle andere buitenmaate ondtrfcheiden heeft; de Paraii defileert, en de aangekondigde Pcrfoonaadjcn Uyven $ behelven Si MILITAIREN het TooneeL K A A R E ti "% V 7at heeft dit te bsduiden , dat men mij mi de *V lederen doet gaan ? ik i ¥  4 de ONDERGANG DE onder'OFFIClER. Dit zal zijns Exe'entie u zelfs wel zeggen. k a a r E l, ter zijde. Zijn Exelemie is een Schurk, die ons alle misleid, tn op de flagtbank gebragt heeft. de rhijngraaf. "Waarom toont pij u zo wederfpannig, in het behandeleo der Waapenen? gij waard voor deeze een ieverig voorstander van dezelve, waarom zijt gij nu zo verandert? k a a r E l. Om dat ik 'er geen nut meer in zie, en dat ik my beklaag ooit dezelve opgevat te hebben. klipstein, ter zijiei Zo moet het gaan, om ons gezag zeer gaauw een einde te doen neemen. de r. h ij n o b. K a r.' Weet gij wel dat ik u kan doen Arreiteeren, gy dryfe met de goede zaak geheel den (pot. karel. Goede Zaak of niet, daar bekreun ik mij weinig over,' Ut zie maar al te klaar dat wij misleid zijn. de rhijngraaf. Men breng hem in Arrest. Ik zal nader overleggen wat flsij met hem te doen ftaat.  eei GEWAANDE VRIJHEIDS. ZOONSN. 5 sans coeur. Neem het niet kwaalijk uwe Exelentie, maar ik vreei dat als wij hem Arresteeren, er geen goed gevolg van komen zal, de meeste Burgers zijn misnoegd, men befchuldigd uwe Exelentie van werkeloosheid, en men zegt dat men geheel iets anders van uwe Exelentie verwagt had. klipstein. Een fraaij Compliment voorwaar.' Gij zijt gelukkig dat aijn Exelentie zig niet aan de waarheid ftoort. de rhijngraaf, tegen KlipsttiK. Men moet zig aan het onverftand van een Dorogemeen niet (loeren, klipstein. Uwe Exelentie doet de Natie veel eer aan: de rhijngraaf, trekt z'jn Schouderen op. Mijn Heer sak coeU k die zaak neem ik op mijn, gr} behoefd u desweegens niet te bekommeren; het Volk zal binnen kort geheel overtuigt van mijne denkwijze zijn. Klxpstein, ter zijde. Ja, als zy eens zo klaar als de middag zien, dat zij be. droogen zijn. dx rhijnqraa». Nog eens, men brenge karil in Arrest.' zulke Schandvlekken der Natie behooren niet onder de Braave Vaderlanders. karel. Gij denkt mij moeite aan te doen, mair ik verklaar uw A 3  O de ONDERGANG dat ik met bet grootfte genoegen eene Bende verlaat, dia onder het voorwendzel van onze Rechten te helpen bevorderen, maar gekoomen zijn om de Burgers te misleiden ea de Icgezeetenen arm te maaken. klipstein, ter zijde: Dat Is recht de Spijker op zijn kop geflaagen. karel, vervolgende. Het fpijt mij dat ik zo zot geweest ben, immer een oo. genblik aan uw bedriegelijke verzeekeringe geloof te flaan. de r h ij n o r a a V, Maar Heer Onder. Officier, waarom hebt gij mijn Orders niet volbragt, en hem doen Arresteeren ? de onder - officier. O ai dat ik van het gevoele van den Heer sans coeur ben, dat dit meer fchaa dan vooldee! aan zal brengen. de rhijngraaf. Zag immer em Generaal zo flegt zijn Orders respedteeren! Volvoer mijn Bevel; of ik zal wel andere middele» Vinden om mij te doen gehoorzaamen. sanscoeur. Nu ik roep den Hemel tot getuigen; dat ik er mijn b% Williging niet in gegeeven heb. de onder-officier. Ik wafch er ook mij») handen af. {hij gaat na de Hoofd» •wacht, htald eenig Manfchap , en brengt jubel in Arrest.)  der GEWAANDE „VRIJHEIDS - ZOONEN. | TWEEDE TOONEEL. BE RHIJNGRAAF, SANSCOUR. KLIPSTEIN._ èLIPSTEIN. Den Heer Overste i» voor zo iemand bedugt dunkt mij! SANS COEUR. Niet zonder reeden, ik hoor wanneer ik in de Kreeg, zo onder mijn Schoenmaakerijes zit, wel wat er onder het Volk omgaat. D E R H IJ N g R A A f. Gij zijt al van een allooij met de geweeze Heer Oversté point du-tout, dog deeze bezat nog een grijn meer Couragé als gij; het fpijt mij dat ik geen andere heb kunnen verkiezen, maar het Volk wilde het zo, dewijl gij nog al eenig vermooge bezat. SANS c. O E U n..' Dat al mooijtjes verteert is; waar over mijn Vrouw en Kinderen niet weinig klaagen.- KUISIEl N. Zij hebben ongelijk, men moet voor zijn Vaderland, zig zelve, en alle zijne Medeburgers arm maaken, dat is zo de trant. DE R H IJ n g 'R. A A 'ï>.. Maar! Klipstein! Gij drijft nog als vopr heen den Spot, met alles wat met ernst verdiend beantwoord te worden.-* «;»> -■ J'i 3t!j-iiw-Pirf j a h." ito tu .cw..BM|pp| Daar kan uwe Exelentie zijn vermaak van neemen, het zat dan moogelijk het eerste Bloed zijn dat uwe Exelentie doet ftroomen. DE HEER NARI. Maar Jan! Maar Jan! ziet gij niet dat het u Heer genoeg fmart, dat de zaaken zulk een fatale keer genoomen hebben. JAN. Ja dat kan nou niet veel helpen , waarom heeft hij zulk een Zot ftuk begonnen? Een waarlijk verstandig Man moet altoos weeten, dat de Deugd ter verdrukken het Volk tegen zijn wettige Overheeden te heipen opzette, en d»  Dti GEWAANDE VRIJHEIDS • ZOONEN. 4} Waapess voor een onregtvaardige zaak op te vatten. Altoos met fcnande oneer en vloek geftraft worden. PJt rhijngraaf* Ach jan, moet ik voor U, voor u ook bekennen, dat gjj gelijk hebt. Ik vervloek mij zelve. Ik vervloek mijne Geboorte Dag. jan. Ja, als het daar (op zijn kart wijzende,) niet gost is, dan mogt den duivel ons bijftaan, om gerust te zijn. Maar wat wert er geweldig op de deur geklopt, ó.' Ik hoor het al, het is Juffrouw gr 1 kt je, de Duchter van de Kaste» lij'}, Zil ik haar binne laate koomen. de rhijngraaf. Ja laat haar binne koomen, ik moet tsn minste mijn fchuit voldoen eer ik gaa. VIJFDE TOONEEL. DE VO ORIGE, grietje met nog twee Kinderen. grietje, met los hangende Hairen haar gelaat is tleti en vol Woede, Waar is hij! Waar is hij. ... de Moorder der Onfchult. Waar is hij die mij mijn Vader en Broeder ontrukt heeft, Haa zijt gij daar, kom Monster, ziet wat gij gedaan hebt. Zie mij ellendige aan. Ik ben zonder Vader, zonder een Sterveling, die mij bij kan ftaan. Zien ij aaa  4+ n&ON DER GANG VERRAADER! Zie deeze Kinderen; de Kinderen van mijn Btoeder, zie hunne, zie mijne Traanen. En voei hoe fterk, hoe Sterk zij ü bij den Rechter van ons alle aaokUagen .... Ach verlaate Wceze, wat zult gij, wac zai ik br&inncr. ? bs * h ii n g r a a f. Bedaar Mejuffrouw, alles (laat mogelijk nog zo hoopetoos niec, alt gij denkt, Gy zult uw Vader en U Bros. eJcr oicgtlijk ras weeder aint'cbouwen. grietje. ' Neen, Nimmer durven zij hier weder in Utrecht koonen, U Vervloekte aanhang, is daar oorzaak van. de rhijngraaf. Wei ga hen dan Opzoeken, zij zullen U ook wel Schrijven waar zij zijn, daar is het gek, dat ik U Vader fchuldig ben. • grietje. Weg met U geit, ik vervloek het, tot in de Hel vervloek ik het, en U daar bij. (De Kindere H'eenen Uiterlijk.') Ach Onnozele wichten, U gefchrei doorboort mija Eici. Ik ben Raadeloos. (Mei Woeie naar den r h ij n g ra a f gaande.')