BERICHT. l. T t is geene verontfchuldiging, die ik ónderneemèn moet ; waar geene fchuld is, heeft geene verontfchuldiging plaats. Alleenlyk zal ik de zuivre waarheid aan den dag leggen, omtrent het geen men met betrekking van het laatfte Werk van mynen achtingsvvaardigen weldoener, den Hcere rendorp overal verfpreidt; en dat alsdan ieder oordeele van myn gelyk of ongelyk! Op Marquette gelogeerd zynde vroeg my de Burgemeester bendorp, hoe veel eene uitgaave van de Memoriën &c. zoude beloopen ? waarop ik naar zyn boekvertrek ging en zulks zoo naa ik konde, bereekende; En ik bood hem zelfs, als denkende Zyn Hoog Ed. Geftr. hier door dienst te doen, het lastig naazien der Proeven aan, het geen door hem  hem aangenomen en door my met het grootst vermaak wierd volbracht. Ik had de Papieren telkens van de Drukkerye terug ontvangen met de Proeven, en dezelve bewaard om aan den Burgemeester terug te kunnen geeven; doch naa het afdrukken van het Werk, heeft Hy gezeid, lewactrze mooglyk hoornen zy u te pas! Wat behelzen deeze woorden anders, als maak 'er naderhand een goed gebruik van! wanneer 2ulks te pasfe komt? Naa zyn verlies, dat voorzeker geen fterf3ing meer dan ik betreur; fchryf ik aan den jongen rendorp, om te weeten of er ook eenige orders omtrent het bewuste en onder vrienden uitgedeelde Werk nagelaaten waren , verzoekende in geval van uitgave, de eerfte te mogen zyn, (zyndc toen voornee. mens om 'er een Voorbericht tot ecre van mynen Weldoener voor te phatzen) dit was 's Dingsdags, waarop ik 's Woensdags van den jongen rendorp tot antwoord kreeg, dat iemand, waarin zyne Moeder een volkomen vertrouwen had, in de ft'ad kwame binnen i a 3 dagen, en 'er hein over fpresken zoude, Za- turdag daaraan volgende koomt een Boekhandelaar by my, bewust dat ik de Papieren had ,  had, verzekert my in tegenwoordigheid van myne Vrouwe, dat hy reeds bcezig is, om te copieeren en voornccmens het Werk te drukken; (of dit waarheid of onwaarheid is weet ik niet') Om cenc verminkte uitgave vcortekoomen, fchryf ik aan den Jongen rendorp, dat „ Ik, hoorende dat men ,, het Werk zal uitgeeven, vcorneemens ben zulks terftond te doen , om bovengem. reedenen. Waarop ik geen antwoord ontvangende, aan den Bockhandelaar de Papieren overhandigd heb: Dingsdags daarop volgende kreeg ik, ziek te bed leggende van Mevr. rendorp eenen brief, waarin zy my haar ongenoegen jegens my betoont: Maar waarom niet geantwoord op rnynen brief van Za. turdag, waarin ik myn voorneemen van uitgave te kennen gaf? — Ik door dit onverdiend verwyt getroffen, zend terftond naar den Boekhandelaar om hem de Papieren , op voorwaarde van ze terug te geeven , zoo eenige hinderpaalen mochten in den weg koomen hem overhandigd, weder af te vragen; Hy was toen uit. Naderhand koomt hy by my en zegt, zend om die Papieren i voor twee uuren by my en alles is afgedaan. Een hall uur daarnaa koomt hy terug en  en zegt: — Neen vriend ik heb my bedacht! -— Gy helt wel myne onderteekening verfcheurd , maar ik de uwe niet... En kon de Papieren niet terug krygen... Dit heb ik aan Mevr. rendorp gemeld, verzoekende dat, Haar Edele hem liet verzoeken niet voort te gaan, dat zulks mooglyk van grooteren invloed zoude zyn als van mynen kant. Zeedert dien tyd heb ik niets van den Boekhandelaar, noch v an wien het zy vernomen , doch vind my tot het bekend maaken der zuivre waarheid, ter voorkoominge van verkeerde uitlegging , die men tot nadeel van mynen goeden naam zou kunnen maaken, en reeds maakt, verplicht! FRIESE MAN. Amjlerdam den i November 1792.  MISSIVE VAN m E. F-VAN BERCKEL^ OUD PENSIONARIS DER STAD AMSTERDAM* AAN DEN HEERE M* N. Ni HOUDENDE 'Antwoord op eenige gevraagde Elucidatkw\ raakende den Inhoud der Memorien van den Heers fók. JOACHIM RENDORPi Te HAARLEM; , B ij C. P L A A T; WDCCXCfï.'   M 1 S S 1 V I AAN DEN HEER N. N. M Y N HEER? Gy zyt begeerïg van my te véfneemen, of, èn om welke reedenen, ik my niet zoude verdeedigen, teegen de beleedigingen, my, by de bewuste Memorien van wylen den Heere J. Rendorp, aangedaan. —. Waarop, ik de eere heb, U te antwoorden, dat ik niet voorneemens ben , dit te doen; om dat een iegelyk, die met de verèischte oplettenheid, de voorfz. Memorien leest, wel ras ontdekt de oorzaak van de woede; waarmede die Heer my aanvalt: — En, daarom myns bedunkens, zodanige aanrandingen, best, met «en verachtend ftilzwygen beantwoord worden. — A 3. Im«  co Immers heeft de Man zelfs begreepen, op pag. gi. van de Inleiding, voor die Memorien geplaatst, dat dezelve beeter hoorden tot de werken der duisternis, dan tot die des Ugts: Zeggende „ dat, in den beginne zyn voorneemen „ was, dit werk aan het publyk medeteelen; maar „ dat hy, voor als neg," (is dat ook te zeggen, zo lang ik leefde, en my teegen zyn lastertaal, byaldien ik het nodig oordeelde, verweeren konde?) „ het beeter geoordeeld had, dat gefchrift „ alleen te brengen, ter kennisfe van zommigen ,, van zyne goede vrienden." — Ook zyn deeze Memorien, niet als na het overlyden van den Heer Rendorp, en dus nog weinig tyd geleeden, eerst publyk gemaakt: en is my voorgekoomen, dat verfcheidene Lieden dat Huk, by 'sMans leeven, reeds gelcezen hadden; maar dat zyne beste vrienden hem hadden geraaden, daar mede niet, in het openbaar, te verfchynen: zeekerlyk begrypende, dat hem dat zaamenweefzel, by gefenfeerde lieden , geen cerc konde aandoen. — Gy zult, myn Heer, by aldien U deeze opmerking al geëchapeerd mogte zyn, by nadere lecture, nog gewaar kunnen worden, dat deeze Memorien het kenmerk teekenen van een Man, die met zig zeiven zeer is ingenomen; die begrypt, alleen de zaaken beerer te begrypen, als een ander; overal den baas wil fpeelen; en, daarom, niemand verdraagt  C 5 3 gen kan,' die hem in den weg kan zyn'. Is het nu te verwonderen, dat zodanig een Man, by zyne aankomst tot de Regeering, als Burge-* meester der Srad Amfterdam, en aldaar aantreffende een Penfionaris, die hy, op pag. 99. van zyne gem. Memorien, nog de genade bewyst, van een ervaaren Minister te noemen, des tyds zeer wel met Burgemeesteren zynde; begreep, dat zodanig Minister niet zeer gedisponeerd zoude zyn, om zo zeer in denkwyze, over 'sL-ands zaken, met hem verfcbillende, zig, blindelings, met de zyne te vereenigen; en nog minder, om hem, in zyne heerschzugtige voomeemens, de behulpzaame hand te bieden? — kan het U verwonderen, dat hy van toen af aan, met zyne Engelfche en Engelsgezinde vrienden, de handen in een heeft geflaagen , om my te vervolgen , en uit de Vergadering van Holland te houden; en tot dat einde, my, by de Heeren zyne mede Burgemeesteren, haatelyk en verdagt te maa^ ken, waarmede hy erkennen moest, zo als ik zoo even aanmerkte, dat ik vóór zyn tyd in harmonie Was geweest? kan het u verwonderen, dat hy zig daartoe bediende van de zwakheid van een oud Man, dien hij, met zyne medeftanders, een fchrik op den hals joeg, als of die. Heer met crimineele procedures, weegens de berugte Papieren van JLaurens, aangevallen zoude worden; maar weder A 3 op-  C6 ) êpbemde met de hope, van daar van bevryd ee kunnen worden, met my te abandonneeren; en te doen voorkoomen, als of ik in die zake verder zoude zyn gegaan, als de intentie van Heeren Burgemeesteren ware geweest: Zo als hy zulks in den mond legt van den overleeden Burgemeester ^emminck, op pag. 98. van gem. Memorien. Maar van wien hy , in een ander opzigt, op eene' verachtelyke wyze, pag. 5. van zyne voorz. Inleiding, zegt. „ De Man was 82 Jaarcn." De Eensgezindheid, dan, die de Heer Rendorp avoueerd, dat tusfchen Burgemeesteren en my, tot den tyd van zyn aankomst als Burgemeester, had ftand gegreepen, moest een einde hebben: wilde de Man zyn oogmerk bereiken: En daartoe, moest men vooral ge¬ bruik maaken, van twee voornaame omftandigheeden van dien tyd, namelyk de voorz. Papieren van Laurem; en het Traciaat van de GeWapende Neutraliteit', 't welk de Heer Rendorp, op pag. 132. van zyne gem. Memorien avoueerd, dat het Engelfche Ministerie zo dwars ïn de maag lag, dat het weezentlyk daarom; en niet om de Papieren van Laurens, de Repu- Wyk den oorlog had aangedaan. Welk ge- fcruik de Heer Rendorp, van deeze twee omftandigheeden, teegen my gemaakt heeft,- behoeve ik aan U, myn Heer, niet te zeggen: het gehee- le  En het Traftaat van Gewapende Neutraliteit (het eenigfte middel, dat 'er nog over bleef, om de Zeerooveryen der Engelfchen, waar van •onze Kooplieden zo deerlyk gevoel hadden, teegen te gaan; by aldien het, op zyn tyd, geflooten, en onder vergezogte pretexten, de fluiting va», hetzelve, niet waare geretardeerd, en alzo ontzenuwd geworden.). Dit Trablaat, zeg ik „ moest, naar zyne gedagten, niet in de waereld gekoomen zyn. 1 En deeze obfervatie zal U,,' fiu, in ftaat ftellen, om te beoordeelen, welk het oogmerk van den Heer Rendorp is geweest,, met zyne briefwisfeling met den Heere Prince Galützin, en den Agent Oldencop,, op pag, 88. van het eer ft e Deel der voorfz. Memorien ver- meU, Ik had, te vooren, met den Heer- Prince van Galützin, verfcheide onderhandelingen gehad, over de vereischte maatregelen, om, het voorfz. Traftaat der Gewapende Neutraliteit; set Conclufse te helpen brengen; voor dat dc A 4. Ea*.  fff* Êngelfchen middel konden vinden, om Jat werK .te traverfeercn: waar van ik breedvoerig opening heb gegeeven aan de doenmaalige Regeerende Burgemeesteren., Temminck, Boudaan, Huy^hens, en P. Clifort; waar by ook aalmeerde de Penfionaris Fisfcher. ~ Drie van gem. Heeren Burgemeesteren namen groot genoegen met deeze ouvertures: - maar de Heer Huyghens maakte bedenkelykheid, meenende dat haar Rusfifche Majeftcit, nog daarenboven, onze Oost-Indifche posfesfien moest guarandeeren. — Hier op, en na dat eenige andere Leeden van'hun Ed. Gr. Mog. Vergadering dit- ook begreepen , is gevolgd, dat 'er te veel tyd is vcrloopen, voor de accesfie van de Republyk tot deeze Gewapende Neutraliteit, om 'er het gewenscht Effect van te hebben kunnen genieten. Ik liet daarom , na dato van het uitbarflen van den Oorlog, niet naa, om my by den Heer Oldencop, die my yerfcheidene maaien bezogt, te beklaagen, over de weinige yver, die haare Majefleit betoonde, om zig van haare engagementen aan de Republyk, in deeze dringende omftandigheid, te aqquitteeren. En het moet, dan, by gedegenheid van een dier Cqnferentien geweest zyn, dat ik yerflag yan dezelve aan Heeren Burgemeesteren heb gedaan, in het Befogne ten hui?c yan den Heer Temminck, waar van de Heer Ren:  (9 ) Rendorp, ter gem. plaatze, mende, maakt. —— Ik yerklaare, op niyn woord van eer, dat na verloop van ruim tien jaaren, ik my niet meer kan herinneren de byzonderheeden, die in dat Befogne zyn voorgevallen: en dat te minder, daar myne Memorie, in eevenredigheid van mype klimmende jaaren, verzwakt; en daar ik geen reden had, om aantekeningen te houden van al wat in zodanige Befognes pasfeerde; niet kunnende denken, dat men daar van teegen my, paa verloop van zo veele jaaren, een zodanig gebruik zoude willen maaken, als ik nu, voor de eerfle reize0 van wege den Heer Rendorp , pndervinde. Maar wat daar van ook zyn moge, deeze gelegenheid kwam hem, zo her. fchynt, te voordeelig voor , om daar van niet te profiteeren, als een middel, om my, by de Heeren zyne Mede - Burgemeesteren, verdagt en yerachtelyk te maaken. Ik laat gaern aan Uw oordeel, en aan dat van alle gefenfeerde Lieden over, of 'er ecnige waarfchynlykheid zy, dat ik een Befogne met Heeren Burgemeesteren zoude hebben verzogt, om aan dezelven iets te vernaaien, het welk alle oogenblikken, door den Heer Oldencop konde worden teegengefproojcen: ja dat meer is, kan men oordeelen, of het yan een ervaar en Minister, zo xils de Jizer Rendorp my noemd, verwagt kan worden, dat ik A 5 aan  C IQ ) aan Burgemeesteren zoude hebben voorgemeld, aan haare Rus Keizerlykc Majefteit, door derzei' ver Afgezant, eene Dankzegginge te laaten doen, Voor eene belofte, die ik zelve zoude geweeten hebben, dat door haare Majefteit nooit gedaan zoude zyn. Dit zoude in plaats van er- vaarenis, inteegendeel, de grootiïe onervaarenJieid, ja eene volflrekte dwaasheid te kennen geeven; waarmede ik geen ander doelwit zoude kunnen gehad hebben, als my zeiven wnbefpotttng bloot te ftellen; en al myn credit, 't welk ik, volgens het zeggen van den Heer Rendorp, vóór zyn tyd, by Burgemeesteren had, den bodem in te flaan. En, byaldien ik dan, zo zinneloos op dien tyd, geweest mogte zyn, zoude ik dan niet veel eerder een voorwerp van deernis; als van die woede en kwaadaartigheid, hebben moeten weezen, waar mede die Heer my, in zyne voorfz. Memorien, is aangevallen ? — Daar moeten, derhalve , eenige omftandigheeden, of byzonderheeden, door den Heer Rendorp, ter voorfz. plaatfe, zyn bygevocgd of verzwecgen, die ik my niet meer kan rappelleeren; of ik moet, ter goeder trouwe, geloofd hebben, dat haare RusKeizcrlyke Majefteit, waar- lyk, zodanige belofte had laaten doen. Dit laatfte komt waarfchynelyk voor, uit den brief yan den Heer Oldencop zelve, agtèr het cerfïc Deel  C ii 3 •X> Iters name, en op wier last, ik alleenlyk werk* ïaam was geweest, moest er een nieuw ligt over deeze gebeurtenis verfpreid worden, om gem, Heeren Burgemeesteren te vriend te houden, en my alleen als crimineel te doen voorkoomen. — Wonderlyk is het in welke bogten de Man zig wringt, om dit nieuwe Ligt te voorfchyn te brengen. Op pag. 97. van het 1. Deel* tragt hy te doen gelooven, dat Burgemeesteren voorn, in den last aan my gegeeven, van geen Traclaat hadden gefprooken. ,, In dit al- „ les, zegt hy, word het woord Traclaat niet „ gevonden." Maar moet er niet eene mer- kelyke verduistering in het verltandvan dien Ligtyerfpreider, op dat zelfde ogenblik, geweest zyn? daar hij, op de voorgaande bladzyde 96. t met zo veel woorden fchryft, dat welgem. Heeren Burgemeesteren, door my hebben doen veikhaxen, cafu quo „ geneegen te zyn, om naar 5, hun vermogen, de zaakcn daar heen te diri„ geeren, dat tusfchen de gem. Vereenigde Staas) ten en deeze Republyk, een Traclaat van eeuwigduurende Friendfchap en Commercie „ tusfchen de Weederzydfche Ingezeetenen wor- de geflooten enz." — Is zo eene kort op een volgende teegenftrydigheid van gezegdens, niet «ene zonderlinge Ligtverjpreiding. —— Vervolgens avoueerd hy volmondige dat ik conform. dee-  (te 3 c'ëezen uitdrukkelyken last, genoegzaam wobrïïe* lyk, {zie pag. 96.) dog in 't Fransch, aan deri Heer Lee gefchreeven heb; en pryst deeze voorziening van Burgemeesteren als lofwaardig (zie pag. 98). — Maar ik ihoest, met dat alles,crimineel en alleen flrajbaar blyven: - Tot dat einde zegt hy (op pag. 98). „De Heer Temminck heeft my gezegd, nimmer het Trac* „ taat gezien te hebben; voor dat het ter Ver- y> gadering van Holland is bekend geworden." ; Maar ziende, dat dit pratenfelyk gezegde omverre moest geworpen worden; door het berigty daar naa, door Heeren Burgemeesteren zei ven y den Staaten overgezonden, waar by de ganfche handeling door die Heeren erkend wierd. U Weet onze Man zig niet anders te redden, dan met den Overleeden ouden Heer te doen zeggen :> „ dat zulks ten gevalle, en als tot redding van „ den Penfionaris van Berckel gefchied was." ~ Is dat niet eenfraay Ligt, 't welk aldus uit her duister graf gehaald word? — Ik, voor my, vèrklaare, nimmer zodanige complaifance, voor myn Perfoon, van Heeren Burgemeesteren nodig geoordeeld, veel min gevergd te hebben. En daar hoord al veel toe, om te gelooven, dat die complaifance zo verre gegaan zoude zyn, dat die Heeren, by een bericht aan den Souverain , de vriendelykheid zouden gehad hebben, van zigmyne com-  C n) complices te maaken.- Maar ondertusfeheri, kunt gy, Myn EIeer,Uvermaakenmet de wilde redeneer ringen, die 'er over het Concept Tractaat zelve, op pag. 99 Seqq. tot 107 voorkomen. — En gy Zult haast denken, dat de Heer Rendorp, aldaar , vergeeteh had, dat hymy Crimineel,desvveegens, wilde doen voorkoomen, — Dan, op pag. 107, tast hy de zaak weder aan; eri verhaald, dat het Hof van JufKcie van Holland zig in ftaat had gefield, om te voldoen aan de Refolutie van hun Ed. Gr. Mog. van den 21 'December 178c; mitsgaders dat, onder de hand, onderrigt was geworden, dat het befluit van het gereqilireerd advys van den Hove ,niet gunffig zoude zyn; en NB „ in ■J, 'tbyzonder niet voor den Penfionaris van Berc „ kei". — Ik heb hier bóven reeds aangemerkt, dat men , van deeze onderhandfche onderrigtingen, gebruik heeft gemaakt, om den ouden Heer Temminck, daarmede een fchrik op den hals te jaagen;maar wéder opgebeurd, met te doen hoopen, dat het onweder op myn hoofd alleen zoude né1 derkoomèn, byaïdicn men my wilde abandonnèeren: — En daartoo diende, dan, dat laatiTe gedeelte van deze onderhandfche onderrigtinge. -— Het gevolg daarvan is dan óók geweest, dat de Heer Témminck, die tot deze Epoque toe; niét my in vriendfchap was geweest, zig daarna van ihy afkeerig heeft getoond^gelyk het vervolgdsr ■: B voorfz,,'  (i8) Voorfz. mcftiorien ook aanwyst; by aldien men gelooven zal de discourfen, die de Heer Rendorp zegd, dat die oude Man van 82 jaaren, op myn fubject, in den oud-Raad gevoerd zoude hebben. En dus meende de Heer Rendorp* zyn oogmerk te hebben bereikt. \ Ik was nu aan my zclven overgelaaten; en zoude, naar zyne gedagten, wel voor altoos uit de Vergadering van Holland gehouden kunnen worden. — Waarinne hy, nogtans, zig, zo als gy weet, bedrogen heeft. Hier moet ik, om den leydraad van het gebeurde te volgen , noodzaaklyk melden , dat, nadat de Heer 2V£, uit naam van zyn Kooning, op den loden November 1780: ter zake van meergedagte Papieren van Laurens, een Memorie aan Hun Hoog Mog. had geprafenteerd , waarin de Regeering van de Stad AmlTerdam , in het generaal , doch zonder uitdrukking van naamen vanRegenten, op eene verregaande wyze, wierdgehoond; En van wege den Koning, eene voorbeeldige ftraffe van den Penfionaris van Berckel en zyne Complices wierd gevorderd, NB. als verhoorders van de algemeene rust, en [dienders van de Wet der Volkeren: . Ik aan Heeren Burgemeesteren reprefenteerde de woede van het Engelfche Minifterie, die aldus, bepaaldelyk, fceegen myn perfoon, losbrak; en den yver, waarme-  C ip ) 'mede cie lieer Prince Erfftadhouder de klagten van zyne Brittannifche Majefteit, ter zake van de bovcngem. Papieren van Laurens, op den 20 October daar te voren, in perfoon, ter vergadering van Hun Ed. Gr. Mog., had opengelegd; —— zo als te zien is in de Nieuwe Nee der l. Jaarboeken yan den -Jaare 1781 pag. 15?. Mitsgaders, dat ik daar/by voegde, dac, niettcgenftaande ik, jn de gem. zake, my, allcenlyk -had geacquitteerd van den last ., my door Heeren Burgemeesteren ge geeven, blykende uit het eigen Bericht, daar van, "door hun Ed. Gr. Achtbaaren, aan Hun Ed. Gr. Mog. ,■ op den 25ft.cn October daaraan volgende ■toegezonden; en te vinden ubi pup.pag. 206. — Ik des onaangezien, af zonderlyk, en, met naame in gem. Memorie van den Heer Tork, in myne eere wierd geattaqueerd; en voorbeeldige ftraffe, bepaaldelyk van .my , wierd. gevorderd: — Dat ik meende recht te hebben, om, weegens zodanige tefie , als Miniftcr de Protectie van Hun Ed. •■G.r. Achtb. te eifchen; en, mitsdien, my moest exc.ufeeren van in de Vergadering van Hun Ed. G.n Mog. te comparecren, zo lange Hun Ed. Gr. Achtb. my geene. farisradh'c, weegens zodanige Perjbneele Injurie, aldaar, hadden doen erlangen. •— Het was dit verzoek van fatisfactie, har welk my weerhield, om ter Vergadering van de Staacen van Holland te verfchynen, alvorens B % daar-  C *o 5 daaraan voldaan zoude zyn. Te meer, daar die ftrafoefening, zonder figure van Proces, wierd gevorderd; met bedreiging, van, in geval van langer uitftel, zelve die op zig te zullen neemen. Welk verzoek van fatisfactie, dan ook, te dier tyd, door Burgemeesteren wierd gebillykt. ■ Ik ontkenne, dat ik,anders , bevreesd zoude zyn geweest, voor den Heere Prince Erfftadhouder; mitsgaders dat, ter myner requifitie, de Penfionaris Visfcher naar 'sHage gezonden zoude zyn, om de intentie van zyne Hoogheid, omtrend myne perfoneele zeekerheid, te verftaan. —j Ik ben teegen die bezending geweest, en deeze heeft ook geene de minfte verandering in myn voorneemen gemaakt; zoo als de Heer Rendorp zelve avoueerd, op pag. 252 van zyne voorfz. Memorien. Naderhand heb ik getoond, dat ik geen vreeze, voor wicn het ook zyn moge, heb gehad, om myn post wéér optevatten: na dat ik my zelve fatisfactie voor het oog van de geheele waereld , op de naatemeldene wyze, heb geprocureerd. Na deeze uitflap, wederkeerende tot gem. Memorien, vind men aldaar, op pag. 109 deeze woorden. „ De Penfionaris van Berckel had, voor „ zig zeiven, en zonder medeweeten der Heeren „ van 1778,die nogin leeven waaren,eene Me?) morie ter Vergadering van Holland ingelee- verd  C ai ) ~ verd &c." Het is aanmerkelyk, dat dc Heer Rendorp niet zegt, wanneer ik dat ftuk, 't welk geen Memorie , maar een Request was; aan Hun Ed. Gr, Mog. heb geprefenteerd: Maar in de Nieuwe Neederlandfche Jaarboeken ubi fuprapag 1046, zult gy zien, Myn Heer, dat dit op den 4 Mey 1781, is gefchied. Te wee-; ten, nadat de Heer Tork, op den 12 December 1780, wederom eene Memorie aan Hun Hoog had overgeleverd, waar by op de voorfz. ftrafoefe-? ning nader wierd geinfteerd; en zelfs met bedreiging, dat in cas van weigering, of vanftilzwygen, 'twelk voor eene weigering gehouden zoude worden, de Koning zig zelve pratenfelyk rechtzoude doen; -En nadat ,niet lang daarnaa, Engeland den Staat den Oorlog had gedeclareerd; en daartegen was uitgekoomen het kragtig Contramanifest van Hun Hoog Mog., in dato den 12 Maart 17 81, te vinin gem. Jaarboeken, ubi pup. pag. 605; waarinne de laatfte periodes, beginnende op pag. 616: Zeer aanmerkelyk zyn, met betrekking tot de fri-i voliteit van het pretext van het bovcngem. Concept Traétaat met America, om de Republyk den Oorlog aan te doen: - Na dit een en ander , verbeelde ikmy, dat 'er geen de minfle politicque redenen meer konden zyn, om Engeland, waar-, mede men nu in Oorlog was, te menageeren ; en my de gevorderde fatisfaftie te weigeren, wegens. B 3, de  C 22 ) de verregaande Injurie, my, door het Engelsen Mi* niftrie, in voege voorfz., aangedaan. - Maar ik bedroog my, in deeze verwagting; Daar kwam niets van: Ik wierd aan my zeiven overgclaaren: En de Heer Rendorp reüsfeerde zo wel in zyne poogingen om Heeren Burgemeesteren tegen my voorinteneemen, dat men in der daad voornam , om my uit de Vergadering vanilol- snd te houden. Egter zonder my daar- van eenige reden te geeven. Alles ging agter myn rug om. Ondertusfchen, bemerkte ik, dat men my, zelfs in publyke Nieuwspapieren, verdacht maakte. Toen begreep ik , dat, van een iegelyk verlaaten zynde°, ik aan my zeiven verfchüldigd Was, mync Eer , op eene Eclatante en Efficacieufc wyze, te hand- haaven. Die deed ik, vervolgens, in de voorfz. maand van Mey , en dus korten tyd naa dat de oorlog der Engelfchen teegen de Repu- blyk, was uitgeborsten. Dit dcede ik by een Request, en niet by eene Memorie; waar in ik de zake, breedvoerig, onder het oog van Hun Ed. Gr. Mog. bragt, en verzogt, niet gelyk, op eene gemutileerde wyze, door den Heer Rendorp, ubi jup., word voorgelleld; maar zo als uit het voorfz. Request, in de gem. jaarboeken, ubifup.y zelve blykt, „ Dat  C *3 > Dat , by aldien door ofte van weegen - den meergem. Ridder Torke, of wie zuïks a) anders zoude mogen weezen, eenige be„ fcheiden zouden moogen zyn gefuppedïteerd, . „ waar in eenige fchyn van bewys te vinden „ zoude zyn, dat namelyk, boven en behalve. „ de verrigtingen van Heeren Burgemeeste„ ren en Regeerders, der Stad Aniflerdam, " 'en van den fupl. in zyn bovengem. qua-, liteit, by het voorfz. bericht ïnhetbreede- vermeld (en waar toe de fuppl. voor zo „ ver hy daar inne is geconcerneerd, de eere „ heeft zig refpeétueufelyk te refereeren; en „ al het zelve volkoomen te advoueeren) de •>■> fuPPl- buiten dien, een complot zoude heb" ben geformeerd; of, zo als in meergem. „ Memorie gezegd word, met zyne prat enfe Complicen de publyque vreede zoude hebl ben verfloord, en de wet der volkeren ge"„fchonden; zodanig dat hy, mitsgaders, , zyne voorn, pratenfe Complicen , daarom, '„ voorbeeldelyk zouden behoren te worden ge„ , (gelyk dit een en ander by de voorn. , Memorie, met uitdrukking van des fuppL naam, aan hem alleen en afzonderlyk, „ ten laste word gelegd) dat UEd. Gr Mog. „ als dan, deeze befcheiden, ten fpoedigfte, „ gelieven te zenden aan den Hoofd - Officier B 4 » gaan," Door deeze demarche, en ajternatif verzoek, meende ik in myne eer en goede naam, buiten aUe..attcinte gcfteld, en dus my zeiven die fatisfaaie,voor het oog der geheele waereld, te bet* ben gcprocurcerd, die ik te vergeefsch door Heeren Burgemeesteren had gctragt'te verkrygen; aan.witn ik, daar door, ook geleegenheid verfcbaftc, om zig zeiven Satisfactie, weegens de Mie, by de gem. Memorie van den Ridder Torke aan  ( H ) fm de Regeering der Scad Amfterdam in het generaal toegebragt, ter zei ver tyd te doen geer yen. Biiiyker verzoek, althans, konde 'er niet uitgedagt worden; en het was onmogelyk, zonder manifeste onrechtvaardigheid, beiden de alternativen aan den fup. af te liaan. Dit, is ook niet gefchied. Het voorfz. Request is door de Leeden overgcnoomen; en door my, aan het Publycq, met het te laaten drukken, bekend gemaakt, en in de Couranten geinfereerd. — Wat dunkt U nu, myn Heer, van de Remarque Van den Heer Rendorp, op pag. 109. voorn, dat ik dit Request, zonder medewetten van de Heeren van 177'!, die nog in leeven waaren, ter Vergadering van Holland zoude hebben ingelee- verd? Dit is, voor eerst, onwaar: want ik heb van hetzelve vier gefchreeven Copyen ter tafel van Heeren Burgemeesteren gelegd) toen jk hun Ed. Gr. Achtb. communiceerde, dat ik dit Adres aan hun Ed. Gr. Mog. zoude doen. — Maar daar en boven, wat wil de Heer Rendorp. daar mede tog te kennen geeven? — Dit Adres concerneerde die Heeren van 1778, (daar door verftaa ik de Heeren Burgemeesteren, die in. dat jaar my gelast hebben, met de Heer Lee, in de bovengem. correspondentie te treeden) in 't geheel niet. —— Dit Adres had alleenlyk zyne betrekking, tot de perfoneele en afzonderlyhe B' 5 be>  C ) befchuldlging, in de gem. Memorie van den Ri*. der Torke, ten mynen laste, vervat. . Maar ik geloove dat ik den Heer Rendorp begrypc. — Byaldien ik eenig Adres, met die zogenaamde Heeren van 1778, had willen onderneémen; zoude hy gehoopt hebben, dezelve daar van te kunnen detourneeren, en dus dit middel van Satisfactie my te beneemen. — En is deeze myne gisfing, omtrent deeze gemoedsgeiteldheid van den Heer Rendorp, ten mynen opzigt, niet gegrond? wanneer men aanmerkt dat hy, op pag. 110, wil doen voorkomen, dat, vermits myn voorfz. Adres aan hun Ed. Gr. Mog., door de Leeden isovergenoomen; en daar op geen dispofitie is gevallen; ik zoude kunnen aangemerkt worden, als of ik fub Reatu was gebleeven ? Ik ge¬ loove, dat de Man niet wel begreepen heeft, wat het is, fub Reatu te zyn. Daar ik, om zo te fpreeken, hun Ed. Gr. Mog. zo veel als gefommeerd had, my fub Reatu te brengen, by aldien zulks mogelyk was. — Maar welke eene wonderlyke teegenftrydigheid van denkbeelden zoude het niet zyn? my te onderftellen als fub Reatu gehouden te worden door hun Ed. Gr. Moog., die my in den jaare 1782, niet alleen met honneur in hunne Vergadering hebben gerecipieerd; maar my, daar 'en boven, beneevens den Heer Penfionaris van Zeebergh, met eene Ex-  ( ) Extraordinaire Commisfie ter Generaliteit hebben vereerd, om door hun Hoog Moog. geifcld te worden in de Commisfie, tot liet onder-zoek van de Non Executie jiunner ordres, tot het verzenden vün 10 Scheepen naar Br est? Hoedanig moet het verftand niet verduisterd zyn door drift, wanneer men zodanige ongerymdheedcn opdist? Maar het mag dan zyn zo als het wil, ik moet iri allen gevalle, in de oogeu van dén Heer Rendorp, de oorzaak van den laatftcn Oorlog zyn. — Hy zegt, op pag. 111 , dat die verderfelyke Oorlog , moogelyk nimmer plaats zoude hebben gehad, zo 'er geene verregaande verwydering, reeds £en geruimen tyd voor den Oorlog , ontdaan wis tusfchen den Engelfchen Ambasfadeur, den Raad Penfionaris, en den Penfionaris van Berckel. — Wat dunkt ü, nu, daar van, myn Heer? —— Eene verwydering tusfchen twee of meerder Per> foonen , onderlteld noodzaakelyk eene vereenïgring, of gcmeenzaame ommegang, die tusfchen dezelven, te vooren,zoude hebben plaats gehad.— Maar ik ben verzeekerd, dat de Ridder Torke, byaldicn hy nog leefde, zoude moeten bekennen, dat nooit een enkeld woord tusfchen hem en my gewisfeld; nog eenige correspondentie tusfchen ons voorgevallen is. Dit zal dan nog een goede fchcüt Ligts vereifchen, om de mogelyk- heid  C 28 ) heid van eene verwy dering, in zodanig geval, te kunnen begrypen: en wel eene zodanige verwering, die een Oorlog tusfchen Engeland en den Staat naa zig zoude hebben gesleept. Maar, mogelyk zal de Heer Rendorp hebben willen zeggen, dat de pogingen, die ik heb aangewend, om middelen te doen in 't werk fteilen, teegen de Zeeroveryen der Engelfchen; en byzondcr, de onderhandelingen over het Traclaat der Gewapende Neutraliteit, den Ridder Torke, zo wel als het Engclsch Ministerie, zodanige haat tegen myn Perfoon hebben ingeboezemd; dat daar uit is gefprooten de reeds herhaalde belagchelyke ftrafvordering, bepaaldeiyk van myn perfoon; mitsgaders dat, op de dadelyke accesfie van de Republycq tot dat Traclaat, eene oorlogsverklaa- ring van Engeland gevolgd is. Het is de moeite wel waardig, alhier hun Hoog Moog. de Heeren Staaten Generaal der Vercenigde Nederlanden, by hun voorfz. Contramanifest, zei ven te hooren fprceken. Na alvorens de verregaande Vexatien en geweldenaryen der Engelfche Scheepen en Commisfievaarders, op pag. 609. ub.fvp. aangeroerd te hebben; gaan Iioogstdezciven dus voort „ Geduurende deeze toe„ (land van zaaken, welke NB. voor hun Hoog „ Mog. geen andere keuze overliet, dan, of „ de Commercie van hunne Ingezetenen, waar ,, me-  ( 29 ) „ mede de Republycq (laan of vallen moet,ein„ delyk geheel en al verdelgd te zien; of wel „ middelen van nadruk, ter verkryging van re„ dres, teegeneen oude geallieerde van den Staat, „ by de hand te neemen: wierd het groot- „ moedig hart van haar Rus Keizerlyke Maje„ iteitbewoogen,om deezen Staat, behoudens des„ zelfs Trattaaten met alle andere Moogend„ heeden, zo goédgunftig als menschlievend, uk „ te nodigen; om met Hoogstdezelve, benee„ vens de andere Moogendheden, de Neutrali„ teky en de Rechten der Neutraalen, volgens „ het Recht der Volken, en ■ de fubfifteerende „ Traïtaaten competeerende, gezamenderhand „ te verdeedigen en te handhaaven, Hos „ aangenaam deeze aanbieding aan hun Hoog „ Moog. moest voorkomen, kan ligtelyk werden „ gepenetreerd; alzo daar door aan den Staat „ een deur geopend wierd, waar door zy, met „ behoud van haar Verbintenisfen, met zyne „ Gr. Br. Majefleit,- en Hoogstdeszelfs Ryken, „ als mede van die met de andere belligeree„ rende Mogendheeden ; de Commercie van haa„ re Onderdaanen, voor het vervolg, naar den „ teneur van de Traftaaten, en het recht der „ Volken, konde as'fecureeren; en haare inde„ pendenüe, teegen alle verdere infractiën be,, veiligen. Dan deeze deur is het, die  ( 3o) „ zyne Gr. Br. Majefteit getragt heeft voor de „ Republycq, vvaare het mogeh/k, te fluiten, '„ door tot die pracipitante uiterftens over te " Saan » van deszelfs Extraordinaris Ambasfadeur » by de Republycq , zonder affcheidneeming, te „ rappelleeren enz." En pag. 6l8> ^ uk dit verhaal van het gepasfeerde, in de voorn. „ zaak, zal de onpartydige waereld van zelfs „ moeten opmaaken, wat 'er te denken zy van „ het voornaam Motyf, of liever van het prx„ text, waar van zyne Gr. Br. Majefteit zig „ heeft bediend, om aan Hoogstdeszelfs vyan„ delyke oogmerken, teegeh dè Republvcq, den „ vollen teugel te vieren. - De zaak bepaald zig „ van zells tot deeze eenvoudige termen: zyne ü Majefteit ontvangt naarigt van zeekcre onder„ handeling, welke van weegens een Lid der „ Provinciaale Regeering, met een Reprrefentant „ yan het Noord Americaansch Congres, in den „ Jaaré 1778, plaats zoude hebben gehad, over „ het ontwerpen van een Traclaat van Commer„ cie tusfchen de Republycq en gem. Colo»' n,'en' cafu F*0 ï namentlyk, dan, wanneer der„ zeiver Indcpendentie, by de Kroon van Engeland zoude wcezen erkend, aan te gaan en te fluiten. „ Deeze onderhandeling fchoon conditioneel, ,, en ondergefchikt zyndc aan eene conditie, die „ van een voordaad van zyne Majefteit zelve „ Was  C v- ) s, was afhangende: Deeze onderhande» „ iing, die zonder de voorgemelde voorafgaande erkentenis of verklaaring van zyne Majefteit „ niets konde uitwerken, en geen het minfte ef„ fect konde forteeren; wierd door zyne Maje„ fteit zo euvel opgenoomeu, en fcheen Iloogst„ deszelfs heeyigst ongenoegen in dien graad, „ en tot dien top te verwekken; dat goedvond, „ om van den Staat een opcndyk desaveu; „ firafoefening, en compleete fatisfaétie, des„ weegens te vorderen. „ Het eerfte gedeelte van dien eisch, wierd ^ door Hun 'Hoog Mog. terftond, en zonder Di„ lay, of vertraaging ten vollen ingewilligd, maar „ de ftrafoèjfening was, volgens 'sLands funda„ menceele Conftitutie, geheel buiten hun magt „ en vermoogen. DeStaaten van de geconcerucer,, de Provinciën, waaren de eenige Souvcrainen, „ wien het toekwam,daar inne langs wettigewee- gen, en door rechtmatige middelen te voorzien." En, laastelyk , op pag, 6ac „ Edog, ter- „ wyl deeze- gepaste maatregulen by den Staat .„ wierden genoomen ; w^s men in s' Konings „ Raad reeds overgeflaagen tot den ftap, die het „ beginzel der rupture daar heeft gefteld: —„ men had in dien Raad, reeds vooraf befloo„ ten, niets onbeproefd te laaten , NB. om de n acces/ïe van dsRepublycq, tot dt Conventie met » dt  ï 32) » de drie Noordfche Moogendheeden, ware hef „ mogelyk, te verhinderen ; en de uitkomst heeft ,, geopenbaard, dat de haat, over die Conven„ tie opgevat, de dryfyeer der raadflaagen van „ het gem. Hof, en de waare bron der vyan„ delyke befluiten teegen deezen Staat geweest is." . Van zo groot gewigt hielden Hun Hoog Mog. het voorn. Traclaat van gewapende Neutraliteit, voor deezen Staat; en begreepen , dat de haat, daar over, door het Engelsen Ministerie, teegen de Republycq opgevat , de waare oorzaak van dien onrechtvaardigen oorlog was geweest. — Voegd men daar nu by, dat de Stad Amfterdam het ipoedig fluiten van dit Tractaat, ter Vergadering van Hun Ed. Gr. Mog. op de llcrkfte wyze aandrong: zo als te zien is uit de Refolutie van de Vroedfchap van die Stad, van den 29 Juni 1780; mitsgaders uit de Energiqus Infer tie, ingevolge dezelve, in de Registers van Hun Ed. Gr. Mog. gedaan , te vinden , in meergem. Jaarboeken over 1780. pag. 824. feqq. Dan kan men ligtelyk bq- grypen , dat ook myn perzoon het voorwerp van den haat van den Ridder 2"orke, en 't geheele Engelsch Ministerie moest worden ; om dat de zo evengemelde ftukken door mij gefield, en ter Hooggem. Vergadering, kragtig geapuijeerd wierden. — En, in der daad, het geéri  ( 33 ) geen, bij gem. Refoïutie en Infertie, vooripeld was, is'gebeurd.- In plaats van, onmiddelijk, tot die Conventie der gewapende Neutraliteit toe te treeden; heeft men verkoozen, eene Commisfie van twee Heeren naar Petersburg, ter Generaliteit, te doen arresteeren, ten einde de verze= kering van de Oost en West-Indifche posfesfien van den Staat, aldaar, té bedingen: waarmede de tijd vrugteloos is verloopen; en de fchepen en goederen van de Ingezeetenen, geduurende hec overige van dat jaar, aan de Engelfche roverijen, zonder eenige befcherming, blood gefield zijn gebleeven : zijnde Hun Hoog Mog. niét voor den 20 November van dat zelfde jaar ^ zonder iets meerder bedongen te hebben, tot de voorfz*.' Conventie geaccedeerd. —— Terwijl de drié Noordfche Moogendheeden hunne Esquaders overal , in zee hadden; en hunne Commercie en Navigatie kragtdadiglijk protegeerden. Daarenboven , zoude eene fpóedigë accesfie tot die Conventie hebben afgefneeden- het pretext tot eene oorlogsverklaring van Engeland aan der* Staat; om dat men in Engeland , toen der tyd nog niets wist van de bovengem. papieren van Laurens: en -dus, dat pretext voor een ooriogs*. verklaaring niet hebbende; de accesfie van den. Staat tot de Conventie der gewaapende Neutraliteit, alszynde het waare motif tot dien oorloge C nog-  ( 34 ) nogthans,daarvoordoor Engeland, nieropenlyk, zoude hebben kunnen worden gearripieerd;om dat het 8fle articul van die conventie, in dat geval, de geallieerde Mogendheeden zoude verpligt hebben , eene gemeene zake daar van te maaken , en ons te verdeedigen: En, derhalve, ten minften geduurende het overige van dat jaar, onze fcheepen niet impuné, door de Engelfchen genomen zouden hebben kunnen worden: zó als nu gefchied is. ; En dit zy genoeg, Myn Heer, om U te doen oordeelen,waar uit, de afkeerigheid van den Ridder Torke van myn perzoon , waar van de Heer Rendorp, op de voorn. in. pag. geliefd te fpreeken, om my als oorzaak van den laatsten Engelfchen oorlog, te doen voorkoomen; - is gefprooten. Hugo de Groot zegt, in zyne verantwoording van de wettelyke Regeering van Holland, dat wanneer men iemand wil befchuldigen, die geen fchuld heeft; men gewoon is, hem het Crimen Lcefce Majestatis ten laste te leggen. •• Deezen weg heeft men met my , dan ook , ge- tragt in te flaan. Gy zult U herinneren , Myn Heer, dat er een Polityk Vertoogfchryver zig op het Toneel, teegen my, heeft opgedaan; mitsgaders, dat in dat gefchrift, en, zo als men zegt, in het bovengem. praatens advys van het Hof van Holland, deLex Julia Majestatis, ten my-  < 35 > mynen opzigte, niet vergeeten was. -—— Hecb waar, men heeft het niet gewaagd, my voor een incompetenten Rechter, zo als in de tyden van dien grooten man, te recht te ftellen; en neg minder verkoozen, de meergem. papieren van Laurens, niet tegenftaande myn ernftig verzoek, hier boven gementioneerd, ca/u quo, te ftellen in handen van den Hoofd - Officier en den Rechter , beiden ten mynen reguarde, daagelyksch en com~ 'petent: Maar men heeft getragt,my by het publycq verdagt te maaken; myn voorfz.Request buiten verdere deliberatie te houden; en dus te beletten, dat ik wederom in hun Ed. Gr. Mog.' Vergadering zoude verfchynen. Dit was, buiten allen tegenfpraak het oogmerk van den Heer Rendorp , zo als blykt uit pag. 110. van "het ïfie deel zyner gem. Memorien alwaar hy zege , i t-t!r, _ , _ „ Dewyl die Memorie (dat is het voorn. ?, Request) door de Leeden der Vergadering „ is overgenoomen; en dus verre zonder dis„ pofitie gebleeven: —— zo fchynt gem.Pen„ fionaris, nog niet NB. pntheeven te zyn van „ 'tgeen, in de voorige Refolutien,minder of „ meerder voor hem grievende legt opgefloo„ ten: Jaa zou hy moogelyk befchouwd kun-» „ nen worden, als fub Reatu zynde. Gelukkig is het, ondertusfchen, voor my, dat C a het  ( 3*5 %èi grievende , in de gem.. vorige Refolutien j waar by dé voorn, handeling met de Vereenigde Staaten van America door Hun Ed. Gr. Mog, "wierd gedesavoueerd, en de ftukken daar toe relatyf, in handen van het Hof, om advys, wierden gefteld; myn perzoon niet afzonderlyk, maar de geheele Regeering der Stad Amflerdam concerneeren zoude : zo als blykt uit de Refolutie van Hun Ed. Gr. Mog. van den 22/ïen November 1780., te vinden in gem. Jaarboeken over 1781. pag. 219, 220. In die Refolutie, is myne naam niet te vinden. Maar dat prcetens grievende was, reeds, door de Regeering der Stad Amflerdam voorzien, en, by derzelve bondige Refolutie van den 21 Nov. daar te vooren, zo wel ontzenuwd en omvergeworpen, als men zien kan in gem. Jaarboeken ubi fup pag. 221 ; dat er, daar na, geen replycq op heeft kunnen vallen. -* En , in de andere Refolutie van Hun Ed. Giv Mog. van den 21 Dcc. 1780. te vinden ubi fup. pag. 233., is niets anders te vinden, dan dat Hun Ed. Gr. Mog. om alle fuspicie van weigering van Juftitie tegen te gaan, de voorn, papieren van Laurens, benevens hef berigt van Burgemeesteren, dienaangaande, hebben gefield in handen van het gem. Hof van Juftitie; alleenlyk, aangezien de ridicule iterative ftraf vorderingen van den Ridder Torke, NB. om te exa- mi"  C 37) mïneeren, of in de gem. ftukken ietwes zoude worden gevonden , het welk naa rechten en „ NB. volgens de Conflitutioneele Wetten en „ Placaaten dezer Landen, materie zoude kun„ men opleveren, tot het wettiglek entameeren „ van Crimineels Procedures , teegens NB. de „ Burgemeesteren en Regeerders der Stad Am„ fterdam, die in den jaare 1778. ten tyde wan„ neer het zelve project Traclaat is ontworpen, „ geregeerd hebben: . Mitsgaders jegens den „ oudften Penfionaris dcrzelver ftad." By aldien , in deeze Refolutie, nu, iets, grievends is te vinden ('twelk geen gefenfeerd mensch zeggen, zal) zo zyn de Heeren Burgemeesteren der Stad Amfterdam, als zynde met hunnen oudften Penfionaris, de eenige perzoonen, die, in het jaar 1778, met de Americaanen werkzaam zyn geweest; eeven zeer als hunnen oudften Penfionaris gegriefd, en fub Reatu gefteld. Wie ziet. niet, dat deeze demarfche van Hun Ed. Gr. Mog. nergens anders toe heeft gediend, dan om voor de geheele waereld zig te zuiveren van de befchuldiging, als of, door Hoogstdezelven, geweigerd zoude zyn adminiftratie van goede Juftitie , by aldien daar voor eenige de minfte grond ware geweest? 1 mitsgaders dat niemand, dan de Heer Rendorp alleen, in deeze Refolutieeenig grief, voor wien het ook zyn moge, vinden zal.- c 3 Gy.  C 38 ) Gy begrypt met my, Myn Heer, dat niemand meer is blood gefteld, om bêfchuldigd te worden Van misdaad van gekwetste Majefteit, als Perzoonen , die in eene Ministcrieelc post zyn ge- field. —< Dit is, onder anderen, gebleeken in de Perfoon van dat juweel van ons Vaderland ^ den grooten Hugo de Groot. — Die, op de al* leronwaardigfte wyze, is vervolgd. — Hoe meer zy yveren voor s'Lands belangen , en die van deszelfs Ingezcetenen ; dies te meer, zyn hunne woorden en daaden aan captien en vitteryen van kwaadwilligen blood gefteld: zy doen of te veel, of te weinig. Dit blykt, in myn geval, zeer klaar, uit de pogingen, die de Heer Rcndorp heeft aangewend, om my als ftrafbaar te doen voorkoomen: ~ op pag. 97. van hei ifte deel zyner voorn. Memorien , vind hy zig gedrongen, als een pryswaardigen daad te erkennen. „ Dat Burgemeesteren , tot voorkoming, dat ter geleegenheid der handelingen, die tus9, fchenEngeland'endeAmericaanenreedsplaats „ hadden, niets nadeeligs, voor den koophandel „ der Ingezeetenen van deezen Staat, in 't al„ meen, zoude bepaald worden; hunne genee», genheid hadden doen te kennen geeven , cat, fu quo , de zaake, daar heen te dirio-eeren, „ dat tusfchen deeze Republyk, en de Vereenig» de Staaten van America, een Traclaat van „ eeu-  C 39 ) „ eeuwigdurende vriendfchap geflooten mogte „ worden." Maar, op pag. 98., heeft hy de vriendelykheid, er op te laaten volgen „Maar „ is hunne Minister buiten kennis zyner Prin„ cipaalen verder gegaan; Hy alleen is ftraf„ baar:' En dan tragt hy , in het vervolg, telkens, onder anderen, op pag. 23. van het 2de deel zyner Memorien, te doen voorkomen , als of ik die Heeren Principaalen , buiten hunne kennis, tot het een of ander zoude hebben verbonden. . Van zodanige verbintenis (die , in de daad , belaggelyk zoude zyn geweest; en nimmer effecT: zoude hebben kun < nen forteeren) is niet alleen, nergens, gebleekt. _ maar de Heer Rendorp fpreekt, ongelukkig, zig zelfs tegen, ibid pag. 104, en 105. alwaar hy zegt, dat er nimmer eenige verbintenis met de Americaanen was geflooten; mitsgaders, dat het zogenaamde Tractaat, met de Americaanen, niets was dan een Concept. „ De Inhoud der Vroedfchaps-Refolutie, zegt hy, „ van 21 November 1780. (hier boven reeds „ aangehaald) als protest in de Notulen van „ Holland geinfereerd, toond zulk duidelyk aan." Dewyl ik, dan, zo by het bovengemeld Bericht van Burgemeesteren , als by de zo eevengem. Re lblutie van de Vroedfchap der Stad Amflerdam, van zodanige prstenfe Clandestine verbintenis, ' C 4 Se  C4°) genoeg ben vry gefprooken; en deeze'Misfive geenfints is ingerigc, om myn gedrag re Justifi- Ceeren; zal ik my, hier ter plaatfe', be- paalen om U te herinneren, dat ik reeds,gezegd heb, dat een Minister, naarmaate hy meer yverd voor'sLands belangen; hy zig, in diezelfde evenredigheid, blood Held, om, wegens de aller' in. nocentfte daaden, betigt tè worden mét de misdaad van gequetfte Majefteit. Stel eens, dat ik dwaas genoeg ware geweest, om, buiten kennis van myne Principaalen, my in onderhandeling te begeeven met de Vereenigde Staaten van America, over een Tractaat van ecuwigduurende Vriendfchap en Commercie; zoudt gy dan denken, dat gem. Staaten eeven kindcragtig geweest zouden zyn, om zig in diergelyke handelingen met my in te laaten; zonder; dat ik aan hen een Credentiaal zoude hebben kunnen vertoonen, waar by ik tot zodanige onderhandeling door myne Principaalen,' behoorlyk, gemagdgd. zoude zyn geweest: .—( Maar ftel, wederom dat deeze dwaasheid aanwéérszyde plaats hadde gehad: dan vraage ik U, Myn Heer, als Rechtsgeleerde, en wel als zodanig Rechtsgeleerde, die deeze naam verdiend; welke Verbintenis er tog, uit zodanige onderhandeling, voor myne prctenfe Principaalen gebooren zoude zyn? — ftel, wyders, dat het dan maar een bloot ontwerp van een  (4* ) een Tractaat, waar over, in tyd en wylen, nader zoude kunnen worden gehandeld, zoude geweest zyn, het welk buiten kennis van myne Principaalen (des neen:) in de weereld zoude zyn gekomen? dan yrage ik,' wederom, waar is de wet, die, het maaken van ontwerpen van Tractaaten van Commercie, aan Ingezeetenen van deeze Landen verbied, daar de zodanige ontwerpen, zonder Concurentie van den Souverain, geen het minite effect kunnen forteeren? Eindelyk, vrage ik, of zodanige bloo.te ontwerpen van Commercie Tractaaten haatelyk kunnen voorkomen , anders als 'in de oogen van die geenen, die er altoos op uit zyn geweest, om , met andere Moogenheeden, Exclufive Tractaaten van Commercie te maaken, ten nadeele van deeze Republycq. — Ik geloove, dat zodanige poenaale wet, teegen het maaken van Concept Tractaaten van Commercie, met wien het dan ook zoude moogen zyn," aan U, zo wel als aan my onbekend is. ■ Maar, daar ik nu op koomen wil, in zodanig geval, moet er misdaad van gekwetfte Majefteit, om dat er geene andere is, gepleegd zyn: En het geen aan de minfte Ingezeetenen van den Lande vryftaat, moet in een Minister ftrafbaar weezen : daar toe, moet een politicq Vertoog fchryver op de Baane koomen, die zulks de waereld tragt wys te maaken: —■ *C 5 'De  C 42 ) De Minister moet Zyne Heeren en Meesters, bulten hunne kennis, hebben verbonden: Hy moet, met het maaken van zodanige ontwerpen, en met zyn yver voor een Tractaat van gewaapende Neutraliteit, twee zaaken, eeven haatelyk in de oogen van Moogendheeden, die de Commercie en Navigatie van deeze Landen den bodem tragten inteflaan ; oorzaake van den oorlog zyn. En wat dies meerder is. Is het niet te verwonderen, Myn Heer,dat,toen de Republycq in oorlog met Engeland was; deeze onze Vyand wist, wat 'er, in het Hof van Justitie van Holland, ten mynen opzigte, omging? Immers, by aldien men den Heer Rendorp moet gelooven, in alles, wat Hy van zyne onderhandelingen met den Heer Wentworth, in dien tyd, verhaald; is ditzeeker: want hy fchryft, op pag. 35 Pari het tweede Deel zyner Memorien: „ Dat Wentworth Hem en den Heer Deutz „ vroeg , of men gereed was, den Koning „ eene gevoegelyke Satisfactie te geeven, weegens de Papieren van Laurens, en NB. „ de daad yan denPenfionaris van/krekel?— „ Deezen Heer (yoegd de Heer Rendorp » er by) noemde hy, by herhaaling, al„ leen. En watlaager, gaat Wentworth dus voort, Die „ Satisfactie zoude waarlyk volleedig zyn, alsmen  ( 43 ) men den brief van 't Hof liet inkoomen: „ dewyl men, NB. in Engeland, wist, dat „ by dezelve de Penfionaris flrafbaar zou ver„ klaard worden. Dan zou de Koning te vree„ den zyn." Ik zeg nog eens , by aldien dit verhaal conform de waarheid is; wat moet- men daar van denken? wie correspondeerde tog, indien tyd, met onzen doenmaaligen Vyand; dat hy bewust was van de dispofitie van het Hof van Justitie, ten mynen opzichte? Daar die brief van het Hof nooit het ligt heeft gezien. — Ik zal zwygen, en U laaten oordeelen. Maar om tot den Heer Rendorp weder tdj keeren; zyne openhartigheid teegen Wentworth ging zo verre, dat hy, zie pag. 36 zeide: „ Dat men, in Engeland, verzekerd kon „ zyn; dat na het fluiten der Vreede, door „ de Heeren, die in de zaak betrokken waa„ ren geweest, aangedrongen zóu worden, onl j, het gem. advys te doen inkoomen enz. De uitkomst heeft aan deeze verzeekering van. den Heer Rendorp niet beantwoord, -"r Maar. het geen opmerkelyk is, hy voegd er by, in een Nootje, onder die pagina. „ 't Is te verwonderen , dat zulks door den Penfionaris van JBerckel, in den tyd, dat hy „ zoo'n aanzieniyken invloed had, niet gedaan „ is. Het  (44 ) /. Het komt my niet klaar voor, wat de Heer Rendorp : met dit Nootje, voor heeft, — maar by. aldien het zoude moeten dienen, om de waereld te doen gelooven, dat ik het advys van het Hof niet zoude hebben durven afwagten; is hy tegen ^yn beter weten aangegaan: nademaal hy wist, dat ik, by myn Request aan Hun Ed. Gr. Mo°\ hier boven gemeld , my had beklaagd over hec agterblyven van dat Advys, zie pag. 1049 van gem. Jaarboeken, over den Jaare 1781; mitsgaders, dat, in plaats van het zelve advys, eene niisfiye van het Hof in dato 2/ Maart iT8i, was ingekoomen , waarby in confidentie wierd gegeeven, of de reden, waarom het voorfzadvys wierd gerequireerd, niet was komen te cesfeeren; en NB. het daarom niet vreemd en ongefaifoneerd zoude zyn, ter contemplatie van den Vyand, in het voorfz. Examen te treeden: Dat zulks niet voldoende zynde, om myn Eer en goede naam, die in het openbaar geattaqueerd was, ook in het openbaar te zuiveren; ikmy nu genoodzaakt vond, totdat einde, de voorzienjnge van Hun Ed. Gr. Mog. te vraagen , in het flot van dat Request vermeld. Hier komen, in de daad, wonderlyke dingen voor: Men wist, in Engeland, dat ik by het Hpf ftrafbaar zoude verklaard worden: NB. dit zeide IVentwonh op den 28 July zie PM-  (45 ) pag- 33 van het 2de Deel der Memorien vah den Heer Rendorp.} • En het Hof van Holland had , op den 30/le Maart daar te vooren, by haar voorn. Misfive, HunEd. Gr. Mog. in confideratie gegeeven, of het niet vreerad zoude zyn, ter Contemplatie van den Vyand, inhet Examen van de zaak te treeden: het welk * vervolgens, door Hun Ed. Gr. Mog. van het Hof niet verder is gereqüireerd, — wat wil bet Hof tog zeggen met de woorden, ter Contemplatie van den Vyandï En wat had de vraag van Hun Ed: Gr: Mog , of, naamlyk , in dé ftukken aan het Hof ter hand gefteld, materié gevonden wierd tot Crimineele Procedures; - tog voor betrekking tot den Vyand? By aldien 'er materie tot zodanige Procedures, in gem. ftukken, wierd gevonden; vcreischte de administratie van de Justitie, dat deeze ftukken in handen van den competenten Rechter wierden gefteld; en zo hadden Hun Ed. Gr. Mog. hunne begeerten ook klaar geuit; zonder daarby te voegen, ter wiens Contemplatie, zulks zoude moeten gefchieden. En wierd er geen materié tot crimineele Procedures , in die ftukken, gevonden; dan vereischte de billykheid, luiten alle Contemplatie van den Fy'anh?,dat zulks verklaard, en de Eer en goede naam van de geenen, die in die zaak waaren betrokken, van allen laster gezuiverd wier-  C 4*> wierden. Men zal, in Engeland, ook wel geweeten hebben, dat ik, by myn V00rfz. Re. quest, my aan het flrengst onderzoek van myne aaaden cn gedrag, onderworpen had; mits dit onderzoek door den competenten Rechter gedaan wierde, zie Jaarboeken ubi fup. pag. 1052. — Maar, in zodanig onderzoek had men in Engeland geen zin; Men had itraf gevorderd, zonder eemg onderzoek: En, zo dra Hun Ed. Gr. Mog. zig bereid toonden, om de zaak te laaten onderzoeken: viel mende Republyk met den OorJog op het lyf. By aldien het dan waar was, dar men in Engeland wist, dat ik by het advys van het Hoïftrafbaar zoude verklaard worden (hoedanig advys door Hun Ed. Gr. Mog,, nimmer' van het Hof gevraagd was) dan had Went- worth veel reden, om overal waar hy invloed had, te bewerken dat een zodanig advys, ten mynen nadeele, wierde uitgebragt; en ik, naa zyne gedagten, dien conform geftraft: . ; want dan zoude alles, van den beginne tot het einde, eeven onwettig, en Tyrannicq, volgens de begeerte van hetEngelsch Minillerie, ten mynen opzigten, zyn toegegaan. — En dan zoude men hebben Kunnen zeggen, dat, ter Contemplatie van den Vyand, alzo met my gehandeld zoude zyn geweest. Dan waarvan Hun Ee. Gr- Mog. zigafkeerig hebben getoond: _ En hoeda-  C 47) danig advys, van een Hof van Juftitie, ook nïeê verwagt konde worden. ■ Ik geloove dan voor my, dac de woorden, ter contemplatie van, den Vyand, door het Hof, ter voorfz. plaatze, gebeezigd, zullen willen te kennen geeven, dac Hun Ed. Gr..Mog., zo fterk gedrongen door de meergem. Memorien van den Ridder Torke, alle pretexten hebbende willen affnyden, voor dato van het uitharden van den Oorlog, als of mert adminiltratie van Juftitie zoude hebben geweigerd; de meergem. ftukken in handen van het Hof hebben gefteld, alleenlyk en niet anders, als om te examineeren, of in die ftukken materie tot crimineele Procedures, te vinden zoude zyn: - Maar dat, de Oorlog des niettegenftaande uitgebarften zynde, en dus dezelve, door middel van zodanig nutteloosExamen, niet meer geprevenieerd kunnende worden • • het nu ongefaifoneerd zoude zyn, uit deference voor eene Moogendheid die onze Vyand was geworden , den tyd met een zodanig Examen te verkwisten. - Hoe, zeernu.de aart der Liefde zodanige explicatie van de voorfz. woorden vorderd; komt het my nogtaas, onder verbeetering, voor, dat het Hof beeter gedaan zoude hebben, haar Advys, byaldien het Hof 'er toen ter ryd al een mogte hebben gearresteerd, ter Vergadering van hun Ed. Gr. Moog. intelceveren: ten einde de Perfoonen, in de zake geconcer- neerd,,  t# J ncerd, daar door, geleegenheid te verfchaffen^ om zig, door bekwaame weegen en middelen ,vari allen blaam en laster te kunnen zuiveren. ■ Zo als ik, dan ook by myn voorfz. Request aan de Staaten van Holland, ten mynen opzigte,ten fterkften, heb aangedrongen; zieubifup. pag. 1050. Dan, het Püblycq hoeft nu met langer in het onzeekere té zyn, of 'er in de ftukken, in voege voorfz. in handen van het Hof van Holland, door hun Ed. Gr. Moog. ter Examen gefteld, materie tot crimineele Procedures, zo teegen Heeren Burgemeesteren, als teegen my, gevonden zoude worden. Alle die ftukken zyn te vinden in de meergemelds Jaarboeken, oyer de jaaren 1781, pag. 161. Seqq. . Maar waar toe dit alles ? ~ om ü, myn Heer, te doen opmerken, de middelen die de Heer, Rendorp in het werk fteld, om tot zyn oogmerk te geraaken. Dit oogmerk was, zo als ik hier boven heb aangemerkt, om my als een crimineele, en ftrafbaar voor te doen koomen; en, vervolgens, my in myn credit, te ruineeren; en buiten de Vergadering der Staaten te houden. —. Daar toe, moest dan, voor eerst, gebruik worden gemaakt van onderhand» fche onderrigtingcn, hier boven vermeld, dat, namélyk, het Be/luis \m het Examen der Papie» ren  ( 49 > ren van Laurens, by het Hof van Holland nieï gunftig zoude zyn; en daar mede moest een fchrik werden aangejaagd aan de Heeren Burgemeesteren, die in 1778. hadden geregeerd; maar hun moed moest weder opgewekt worden, met daar by te voegen, dat het voorfz. Bef uit, in 't byzonder, niet gunftig zoude zyn voor den Penfionaris van Berckel: Ten tweeden, toen 'er van dit Beftuit niets bleek; nademaal het voorfz. Hof, by haar gem. Misfive van 27. Maart 1781, hun Ed. Gr. Moog. vroeg, of het wel gefaifoTieerd zoude zyn, in een Examen van de meergedagte Papieren van Laurens te treeden; waar uit moest worden opgemaakt, dat het Hof zelve, dat is de volle Raad, de zaak nog niet had geëxamineerd, veel min een Beftuit gearresteerd, (hoe zeer het wel zyn konde, dat 'er een Rapport van Commisfarisfen van den Hove toen reeds, was opgemaakt) — moest, des onaangezien, de Penfionaris van Berckel, volgens dat Beftuit, het welk, nergens anders, als in de Harsfenea van den Heer Rendorp aanweezig was; ftrafbaar verklaard zyn. —. En om dit Beftuit, het welk zo ver nog te zoeken was, en in zo diepe duisternis lag verzonken, in het ligt te brengen; wist de Heer Rendorp, op den 28/le Juli daaraan volgende, raad; ■ Hy laat ffentworth vernaaien, dat men in Engeland wist9 D M dat  9, dat, als men den brief van 't Hof liet fa» koomen; de Penfionaris, by dezelve, fïraf- „ baar zoude verklaard worden. Dan, „ zoude de Koning te vreden zyn." Is dit niet een helder Ligt over het crimen van den Penfionaris verfpreid? ■ Het Hof van Holland gaf aan hun Ed. Gr. Moogi haar bedenklykherd te kennen, of het niet vreemden engefaifoneerd zoude zyn, ter contemplatie van den vyand, in het Examen van meergem. Papieren van Laurens te treeden: De zaak blyft dan daar ook by. — M.rar, in Engeland, wist men. eevenwel, wat het Hof doen zoude, als men een nadere brief van hetzelve zoude doen inkoomen. Is, hierin, ook iets aanftoote- Jyks voor het Hof van Jufiitie van Holland? —Ik heb, hier boven, aangemerkt, dat Ministers blootgefield zyn aan menigvuldige captien en vitteryen; mitsgaders befchuldigingen, van of te veel, of te weinig, te hebben gedaan. , Hier van ontmoet men wederom een voorbeeld, in het eer/Ie Deel der Memorien. van den lieer Rendorp, pag. 169. Seqq. — Daar . worde ik befchuldigd, eene uitlegging aan eene Propofide, door de Stad Amfterdam, ter Vergadering van Holland, den i8den Mey 1781, gedaan; te hebben gegeeven, buiten last van myne Committenten; ja zonder eens met deze! ven daar over  ( 5* ) gefprooken te hebben. — Wordende, voorts, deeze uitlegging door den Heer Rendorp, aldaar, ten fterkfte geblameerd, ■ Het is nodig, myn Heer, alhier aan te merken, dat, nietteegenftaande alle de bovengcm. woelingen van den Heer Rendorp, om my uit de Vergadering van Holland te houden: iknogtans, in het laatst van 178a, daarin wederom verfcheenen was. — Het is, derhalve, geen wonder, dat de Heer Rendorp alles bleef in het werk ftellen, om. myn© verrigtingen haatelyk te doen voorkomen. 3 En,daartoe, fcheen hem deezegeleegenheid wederom wel te kunnen dienen. De zaak is kortelyk deeze, (want nog het oogmerk, nog het bellek van deeze Misfive , kunnen eene Justificatie van myne verrigtingen doen verwagten.) — De verregaande, inactiviteit van de Marine van de Republycq, in den laatften Engelfchen Oorlog, had Burgemeesteren en Regeerders der Stad Amflerdam gedrongen, om. de zo eevengem. Pröpofitie, in den jaare 1781, ter Vergadering vanhun Ed. Gr. Mog., te laaten doen. — Zy zeggen, daar in „ dat, hoe zeer een tamelyk „ getal Oorlogfcheepen, van al het nodige voor„ zien, gereed was om in Zee kunnen ftee„ ken; en daar toe de pofitive ordres waaren „ gegeeven: Zy, tot hunne uiterfte furpri- „ fe, eenigen tyd daar naa hadden verftaan, dac D. 2, „ d&  *; de Officieren, de bovengem. Scheepen comSi mandeerende, op het oogenblik, dat zy lie,, den de bovengem. qrdres hadden behooren te „ executeeren, kennisfe hadden doen geeven, „ dat zy , NB. door gebrek aan Ammunitie, „ Proviiie en Victualie, voor eerst nog buiten „ ftaat waaren}> aan de opgenoemde ordres te' „ obedicercn. Zie gem. Jaarboeken, ove°4 h den iaare i78i, pag. 1056" En een weinig laager ' ' „ Dat zy niet kunnen afzyn, rondelyk té ,; declareeren, dat 'er wettige redenen zyn, „ om te vreezen, dat, door de gezegde inacïivi» teit, zig weinig hoop opdoet, voor de zö ., hoognodige befcherming van. de Commercie „ en Navigatie, welker totaale ibllïand groo„ te fchaarsheid, en binnen korten tyd, een „ gevoelig gebrek ten gevolge zal moeten „ hebben; om niet te ipreeken van de onmo„ gelykheid, om den vyand, die den Staat" 5, zeedert vyf maanden, met eenen onrecht„ vaardigen Oorlog, heeft aangegreepen; en „ zig reeds van een groot' aantal kostbaare „ Koopyaardye- en Óorlogfcheapen, en van „ eenige onzer buitenlandfche posfesfien, by „ verrasiing, heeft meestergemaakt; afbreuk „ té doen." Voorts op pag. 1057, „ Dac  f , - \ c si j Dat de Noordfche Moogendheeden, mee L welke de. Republycq in Alliantie (dat is de „ Gewaapende Neutraliteit) is getreedenj en j, op welker hulpe en- byftand zy genoegzaa„ me reden heeft te, hoppen" NB. Dit is, onder anderen, de Taal van den Heer Rendorp,. in dat jaar 1781, Re» geerend Burgemeester, en die.q^ pag. 170 van 't eerfle Deel zyner meergem. Memorien, zegt, met zyne doenmaalige Mede.-Burgemeesteren-^ de. beste uitlegger van deeze Propofltie te zyn:' • Maar, in die zelfde Memorien, zig zei-' Ven teegenfpreekende,-voorgeeft, dat van deeze , Gewaapende Neutraliteit Weinig te wagten Was. • / . , ; - „ Meer. dan, eens haare verwonderingë hebl, ben , getoond over onze inactiviteit; en NB„ „ over de gedfetïeerde Tranquiüteit,. waar „ mede, dè Republycq. alle. de Infultes van 5, haren- vyand verdroeg; zónder zig, in het „ min ft e, teegen dezelven te verzetten: —~„ Dat men, door onze Extraordinaris Ambasj*, fadeurs aan- het Hof van Petersburg, van. „ tyd tot tyd, gewaarfchuwd was, NB. dat ,, wy van het gezegde Hof, -nog van deszelfs „ Bondgenooten, geen meerdere hulp te wag,i ten hadden, dan die. geproportioneerd was D 3 „ aan  Có-4 ) h am de Ejforts, die de Republycq zelve . zoude doen" -jZlc daar» de waare oorzaak van het weinig Effect van deeze, voor het Engelsen Ministerie, zo gedugte Alliancie. Voorts, ,, Dat de zaaken aan bovengem. Heeren ,, Principaalen waaren toegefcheenen van zo >, veel gewigt, en zo een ver uitzigt; dat „ het meer dan tyd is, dat deeze Souveraine „ Vergadering, 20 fpoedig dcenlyk overgaa, „ tot &c." En pag. 1058. „ en inquireere naar de. middelen, die in het „ werk zouden kunnen en behooren gefteld te „ worden , om de Sources van de opgem. „. kwaaien te doen ophouden, en uit den we? „ te ruimen^ % Laatftelyk, op pag. 1059, „ Dac meergedagte Heeren Committenten „ van oordeel zyn, dat, om de Refolutien, „ welke tot de voorfz. eindens zyn ftrekken„ de, en dienen moeten tot hefcherming van „ den Lande, en van deszelfs bezittingen in „ andere Waerelddeelen; en om de beraad„ flaagingen daar toe,met de vereischte Secrej,, tesfe, te doen behandelen; eenige weinige i> Heeren, uit de refpeftive Provinciën, door „ de  C 55 j de Heeren' Staaten van dezelve, behoorden „ te worden gecommitteerd; en met de no~ ,, dige Inftructien en Magt behoorden te wor„ den gemunieerd en voorzien, om, geduu„ rende deezen Oorlog, met zyne Hoogheid den Heere ErfftadhoUder, de nodige Be„ foignes te houden, tot het uitdenken, be;, paaien en in het werk ftellen van alle zc,, danige middelen, als meest gepast en ge„ fcbikc zyn, om,onder den zegen en byftand „ van God Almagtig, het vervallene te her„ ftellen, de fmaad en fchande, waar mede „ de Republycq buiten 'sLands overlaaden is, „ uittewisfen; en, door eene vigöureüfe defen,, fie, het Vaderland, met alles wat in hetj, zelve lief en waard is, voor verdere ram„ pen en onheilen, by deszelfs duurgekogte „ vryheid,te bewaaren." Deeze Propofitie is, dan, reeds in de maand Mey 1781, gedaan; maar dat geheele jaar, er», het volgende, in deliberatie gehouden, zonder dat daar op ietwes is gedaan; — In al dien tijd, ben ik uit de vergadering van Holland gehouden; en eerst, in het laatfte van 1782 aldaar weder gecompareerd. — Toen is deeze Propofitie wederom leevendig gemaakt; en . in Januarii 17S3, daar over gedelibereerd wordende; ; hebben de Leeden van Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering D 4 bp  ('56 ) opheldering gevraagd, nopens den aard van zo éen Committé, óf toegevoegde Raad, als, in het zo eevengem. laatfte gedeelte van de voorn, propolitie, was voorgemeld. - En, daar op, heeft de Deputatie der Stad Amflerdam; en geenfins myn Perfoon alken, zo als de Heer Rendorp wil doen voorkoomcn; de opheldering, in gem. Deliberatie, gegeevcn: zo als die is te vinden, in meergedagte Jaarboeken, over den 3are 1783, pag. 89. Welke ophelde¬ ring, mondeling voorgedraagt, naderhand, op verzoek der Leeden van Hooggem. Vergadering, in fcriptis, aan dezelven is gecommuniceerd. Deeze opheldering was gegrond, op de uitgedrukte Intentie van de Heeren van Amflerdam, in hunne gem. propofitie: naamlyk, om de inactiviteit van 's Lands Marine, waar over zy zich zoo zeer beklaagden, efficacieufelyk tegen te gaan: en konde aan Heeren Burgemeesteren niet onbekend zyn, aan welken dagelyksch verfiagvan de deliberatien, in Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering vallende, by de Stads-Misfive, word gedaan- met overzending van alle gedrukte ftukken, daartoe relatif. i Zo dat Hun Ed. Gr. Achtb. hunne nadere bedenkingen, aangaande deeze gegeevene opheldering, en hunne ordres daar omtrend aan de Gedeputeerden van hunne Stad konden' overzenden; byaldien die gegeevene opheldering niet  C 57 ) niet conform hunne Intentie waare geweest. —1 Het is waar, dat men den Heer Rendorp daar over niet heeft gcconfuleerd: maar dat kwam niet te pas, omdat hy, in het jaar 1783, geen Regcerend Burgemeester; en ook geen Lid van de Vroedfchap was; maar gecommitteerd in het Collegie van Gecommitteerde Raden. Hy was, derhalve, buiten Directie van de zaaken van de Vergadering van Holland. En konde niet pretendeer en, daarinne, gekend te moeten worden ; zonder zigintebeelden, dat men zyne Directie niet misfen kon. De Commisfie, by de voorn. Propofitie van Amflerdam, op fpeciale last. van de Heeren Principaalen , voorgefleld, was in generale termen geconcipieerd; en moest dus, noodzaakelyk, tot nadere bepaalingen, door de Leeden van Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering, onder approbatie van de respective Heeren Principaalen, worden gebragt.— ïn de Deliberatieri, over dit Point, hebben de Gedeputeerden der Stad Amflerdam, dan,in confidentie gegeeven, dat, naar hunne gedagten, de inactiviteit en traagheid in de operatien van'sLands Navaale magt, niet efficacieufelyk konden werden tegengegaan, in bcfognes die in 's Hage met den Admiraal, over de Executie van reeds gegeevene ordres, zouden gehouden worden; maar, dat zodanige Commisfie alleen van. effect konde zyn, D $ ra  C 53 ) in zodanige pJaatfen, alwaar die Öperatieri moesten werden gedaan; mitsgaders de Refolutien van Hun Hoog Mog. moesten worden geëffectueerd • —. Ten einde, aldaar, en zonder uit ft el, de noodige ordres te kunnen gceven ; en de beste gelecgenheeden niet te laaten voorbygaan , om den Vyand fchade toe te brengen : Terwy] voor het overige, de Commisfie, in alles,met den Admiraal de Concert zoude moeten gaan: voor zo verre de omftandigheden zulks zouden permitteeren, en met 'sLands dienst konde beftaan; want, dat het met de gezonde reden niet overeenKomftig konde zyn, dat men favorable en gunfiige geleegenhecden zig liet ontfnappen, en dus het Wèfzyn van den Staat verwaarloosde, door operatien , welke fpoed vereifchen , uittefièlleu, onder voorwendfel, van daarover vooraf, te willen concerteeren met den Admiraal, die zig, op dat oogenblik, zeer verwyderd zou kunnen bevinden. Zie gem, Jaarboeken ubi fup. pag. 90, 91, 92. Ik zal my, by deeze Misfive, niet inlaatcn in eene wederlegging van het gunt de Heer Rendorp vMjup. daartegen heeft getragt in te brengen: dit zoude buiten myn befiek gaan. Maar ik zal allcenlyk aanmerken, dat het voorgeeven, als of zodanige voorzieninge van den Souvcrain ftrydig zoude kunnen worden aangemerkt teegen de Rechten van den Admiraal,_j)f die \un de Collegien van  ( 59) van dé Admiraliteit; —I—* Een zeer verkeerd denkbeeld van de Soüverainiteit zelve zoude verwekken : 'ais'of 'er Rechten zouden kunnen beftaan, die den Souverain zelve de handen zouden binden, om, in de zwaarwigtigfte gevallen , tot behoud van'het Land, en van deszelfs Ingezeetenen, de vereischte voorzieninge te doen. En dit zy genoeg, "Myn lieer, om ook metbetrekkinge tot dit geval, aanleiding te geeven, toe beoordeeling- van de gemoedsgefteldhcid van den Heer Rendorp, waarmede hy alle myne verrigtingen befchouwd. — Nog komen op pag. 243. Seqq. van het tweede Deel der Memorien van den Heer Rendorp, eenige ftukken en brokken', uit myne Brieven, aan Heeren Burgemeesteren der Stad Amfterdam gefchrceven, te voorfchyn: welke uittrekzels, geheel uit hun verband- niet het voorgaande en volgende gerukt, aldaar geplaatst worden, om my te doen voorkomen als geheel verblind te zyn, omtrend de denkenswyze van 't Hof van Frankryk, op het fubjcét van de Republycq. ~Hy 'fpreekt, aldaar, vwpratenfe geheimen, waar van ik wel onderrigt zoude zyn geweest; mitsgaders, dat myn drift my alles voor waarheid deed houden, het geen, tot het bereiken myner oogmerken, dienstig zoude zyn geweest. ~ Dit is zeekerlyk eene duistere Taal; En sr  (6o ) gy zult zo wel als ik, myn Heer, moeten raaden, welke die zogenaamde geheimen, en oogmerken mogen geweest zyn: Daar de Heer Rendorp niet heeft goedgevonden, dien aangaande, eenige opheldering te geeven. 'J. Her, zonde buiten het geilek van deeze Misfive gaan, als ik wilde onderzoeken de reedenen, waarom men te dier tyd heeft verkoozeu, geene afzon, derlykeonderhaHdelingen, met Engeland, zonder adfiftenrie van Frankryk, aan te gaan Ma-r dit remarqueere ik alleenlyk, dat men, .zonder verblindheid, mag zeggen, dat, zonder de generen% tusfchenkom^van Frankryk, onze buiten-' iandfche posfesfien niet wederom in onze handen gefield zouden zyn;- mitsgaders, dat, het voor-' uitzigt op zo eene aanmerkejyke dienst, een goede grond opleeverde, om Frankryk te vriend te houden. Gy kunt, op dit fubject,. nazien het vervolg van Wagenaars Faderlandfche Historie,zesde Heel, pag. ;j4. Seqq. _ het Welk zeer veel ligt, over deeze zake, verfprcid Dit is alhier genoeg. Qok worde ^ de aangehaalde plaats, door den Heer Rendorp nog zo genaadig behandeld, dat hy, in de voorfz" geheimen en.oogmerken, zo zeer geen crimen als wel verblindheid, meend te kunnen vinden. Dit zyn zyne woorden op pag. 245, *fc fup. „ Het was by hem geene bedriegerye I „ maar verblindheid" Maar  Mm,nog dit, nog al bet voorige,kanevenaa.ren de onbefchoftheid, waar mede die Heer my, aanvalt, op het laatst van het. ift.e Deel zyner voorfz. Memorien , van pag. 250 tot omtrend het -einde toe. — Nadat hy tig zeer had behaagd, met het verhaal van z.yne gehoudene conVerfatie mét den do.enmaalige.n Keizer, die hem Uïthoorde, zo als te zien is pag. '231 fel0' van Tiet gem. ifte Deel; en wiens geveinsde vriendelykheid teegen den zoopenhartigenHeer Rendorp, kort daarnaa, opgevolgd wierd, door een inval in Ons Land; groeide er een verbaazendeonwéérsbuy, in het hoofd van den Heer Rendorp, dje op myn' hoofd affloeg Ik moet dan, vol¬ gens pag. 251. „ my als aan't hoofd,gefteld heb,, ben dergeenen', diezederd 5 a 6 jaaren ( waarVan daan dit tydverioop gereekend moet worden,, ftaat 'er niet by:) „ getragt hebben, op eene ge weU „ dige wyze, alles naar hunne grilligheid te fchik„ ken, en de Wettige Cpnftitutie het onderst bo- ven te keeren; -r Der geenen , die het „ Volk, door bedriegelyke en muitzugrige gefchrif„ ten, opgeruid hebben , om hen in hunne doem,, waardige oogmerken behulpzaam te zyn: — \ „- Dergeenen, die een goed, deel der Ip-en' Op,,• gezeetenen de Wapens in de. hand gefield heb„ ben, om door hen, met geweld, onderfteund „ te worden: —• En, eindelyk, der genen, die „ de zaaken tot dat uiterft.e gebragt hebben, dat  < ** y ')} zy zelve geen meesters zynde, om het Paard darzy den breidel op de ruggefmeetenhebbenj 3, en door de fcherpfle fpoorflagen als tot razer» "ye gebragt hadden, te regeeren; de waare „ oorzaak zyn geweest, dat men vreemde troe„ pen heeft moeten toelaaten; ja zelfs over der„ zeiver komst, hoe ook in veelen opzigten nood„ lot tig voor den Lande, zig verheugen , om het hollend ros onder te brengM." Ik beroep my,op de bewustheid van. alle goede Burgers en Ingezetenen der Stad Amfterdam, af een eenige van henlieden zig kunne herinneren eene enkele daad, door my gepleegd, waaraan men my,in deeze fraaye fchilderye, zoude kennen. Het is voor een Eerlyk man onmooglyk, zig, teegen eene opecnftapeling van leugen °en laster^ anders te defendeeren, als met eene bloote ontkentenis, en het getuigenis van zyn geweeten.— Volgens den aard der zake, kan eene bloote nega- tive niet bewcezen worden, Hy,die befchul- digd, moet bewyzen ; wil hy niet voor een cahimniateur te boek Haan. - Maar het ging, in den tyd van den boven aangehaalde Hugo Grotius, ecveneens: ^ Men befchuldigde hem, van te hebben gefustineerd, en in \ werk geMd Exorbitante, en voor den Staat van den Lande perniceufe Maximen. — Maar, watanwoord de groote Man, ia het igde Capittelvan zyne bovengem• verantwoording van de wettelyke Regeering van Ho-  ( «3 ) Holland en West vriesland, pag. mihi —~ Hy zege, „ De Rechten leeren ons, dat men niet behoord „ met generaale woorden te. grasfeeren, tot na3, deel van iemands, goede naam: — Maar dat „ men de Fyten mpsit particiilarifeeren % 2, overzulks , haddeq hier moeten gefpecif„ ceerd zyn geweest, 4s.eze pr.elenfe Maximen. Ik verklaare niet te weeten, wat Ma„ ximen hiermede gemeend worden. Ik verklaare , ook niet te wecten, met welkefchriften, woorden, of daaden, ik de wettige Conftkutie deezer Landen zoude hebben getragt omver te werpen, - Ik beroep my op alle de ftukken , die jk, geduurende mynen Vyf- en- twïntigjaarigen dienst, voor de Regeering heb gefteld, en waar. van veele in de Scaats-Registers zyn geinfereerd; of dezelve eenige de geringfte kenteekenen, van oogmerk tot verandering in de Conftitutic deezer Landen, aan de hand geeven, — En, of dezelve , inteegendeel, niet getuigen , dat ik , deeze Conftitutie, tegen allen indragt en ufurpatie, heb getragt ftaande te houden. - En die my van morden of daaden wil bcfchuldigen; Hy fpecificeere en bewyze de faken," of bckenne een Lasteraar te zyn. De Heer Rendorp fchryft my, op pag. 250. ubi fup., wraakzugt toe, over den hoon, die ik  C 64 ) jkv, zo hy zegt, waande my aangedaan te zyn; mitsgaders, dat ik, uit zodanig beginzel,' de voorfz. gruwelen zoude hebben gepleegd. > Maar, zoude hier zyn eigene Confcientie ook wakker zyn geworden, ter zake van alle de bovengem. woelingen, waar mede hy zig teegen my heeft afgetobt; en die hy denkt, dat my tot wraakzugt zouden hebben aangefpoord? -—— Maar, waar zyn dan wederom de bewyzen van deeze gewaande wraakzugt? Ik verklaare, in gemoede, teegen niemand van de geenen, die my hebben vervolgd, wraakzugt te hebben: hen, van hanen, te vergeeven het kwaade, 't welk zy lieden my getragt 'hebben te doen, mitsgaders den Hemel te bidden, dat dit hen vergeeven moge worden. -— Maar, behoeft men te twyffelen aan de kwaadwilligheid van den Heer Rendorp, teegen mynPerfoon? Zyn zyne gem. Memorien'daar van niet de doorflaand- fte bewyzen? En fchynt het niet, dat hy deeze gemoedsgefteltenis, tot zyn dood toe, behouden heeft? Och of ik my hierinmog- te bedriegen! Aangaande het verder verhaal van den Heer Rendorp, het geen dan volgt, op pag. 251. Sega. ubi fup., heb ik U, myn Heer, reeds in ftaat gefteld, om dat verhaal, voor zo ver het betreft het geen, ter geleegenheid van de ontdekking  C 65 ) ïang der meergedagte Papieren van Laurens, re Amflerdam, gepasfeerd zoude zyn, —— op zyn rechte waarde te ftellen: En wat, wyders, betreft het geen te Amflerdam, in den oud Raad, aldaar verhaald word, ten mynen opzigte, omgegaan te zyn; alzo ik daar by niet prsefent ben geweest, ben ik ook niet in ftaat, over de waarheid, of onwaarheid van dat verhaal, te kunnen oordeelen. — Die Heeren die nog in leeven zyn, zullen, daartoe, beeter in ftaat weezen. — Alleenlyk ïemarqneere ik, dat, in dat verhaal, al weederom niets, bepaal'delyk, my ten laste word gelegd; het welk aanduiden zoude, dat ik my, in myn post, te buiten zoude zyn gegaan; waarom ik uit de Vergadering van Holland gehouden zoude moeten worden. Men is genoodzaakt zig als ïiog, van onbepaalde befchuldigingen te bedienen, als van brutaliteiten en oplooper.heid; mitsgaders dat de Prins, en de doenmalige Raadpenfionaris met my niet zouden willen fpreeken. Waarvan, nogtans, het tegendeel, naa myn retour inde Vergadering, gebleeken is. Zo als, onder anderen blykt, uit meergem. Jaarboeken over den Jaare 1784, pag. 1610, ióii. — Maar bet geen my imert, is, dat óp pag. 262, 263, De overleedenHeer Burgemeester Temminck, met wien ik, zo veele jaaren, een gemeenzaamen envertroüweiyken omgang had gehad; daar ter plaatze, op È' ee-  eene zolaagewyze, ten mynen nadeele; fpreè» kende word ingevoerd. Ik kan niet begrypen, dat die Heer, in dat discours, direfte teegenftrydigheeden op een zoude hebben geftaapeld; of het zoude, daardoor,moeten veroorzaakt zyn, dat hy door het gewoel van den Heer Rendorp, en door de verzwakking van den ouderdom, ver- byfterd waare-geworden. Die oude Man, zoude, in het begin van zyn discours, gezegd hebben, „ Dat ik, niet om de Americaanfche zaak, uit „ den Haag gehouden was; maar om dat ik, s, by de meeste Leeden der Vergadering, en naa„ melyk by den Prins en dellaad-Peniionaris, „ door myne oploopenheid en brutale wyze „ van handelen , my zodanig gehaat had ge,, maakt; dat ik Stads nut, aldaar, niet langer ,, kon bevorderen, enz. Byaldien de Heer Temminck dit nu, in deezervoege, hadbegreepcn; en dus my volftrekt onnut voor den dienst van de Stad, in Hooggem. Vergadering, had gekeurd,- hoe konde Hy dan eenige reegels laager, zonder zig teegen te fpreeken, zeggen, „ Dat ik, oorfpronglyk, zelfs oorzaak was , dat ik niet weder ter Vergadering was ge- „ zonden, door, in het voorig jaar,te hebben geweigerd derwaards te gaan, onder het beu-  t0$ . j, beuzelachtig voorwendfel, dat men my daarf „ uit hoofde der bewuste Papieren van Lau* „ rens, iets euvels zoude brouwen. En daar nu wel öp te letten ftaat, „ Nietcegenftaande Burgemeesteren van diefi ;,, tyd, en Hy Burgemeester Temminck in 'c byzonder, my 'daartoe hadden aangemoe99 digi. ; _ .. .. .. ... ... Hoe konde,hu,deeze aanmoediging beftaaiibaar zyn, met de pr zyn o-ewecsc: En van het zelfde alloy zullen zeekerlyk, de verdere brutaliteiten en oploopenheeden zyn, die de Heer Rendorp my ten laste legt. Alle zaaken hebben twee handvatten, zegt het oude fpreekwoord. Het geen, in het oog van den eenen, cordaatheid, en fermiteit is, als het 'er op aankomt, zig voor de gewigtigfte belangen van den Lande, in de bresfe te nellen, zonder vreeze voor wien hetzy tetoonen; word, door anderen, met den naam van brutaliteit en oploopenheid beftem- peld. s Maar zweemd het niet meer naar brutaliteit en woede, over myn retour in 's Lands Vergadering? als de Heer Rendorp, eindelek ,: in deeze temeraire woorden, teegen my, op pag. %$% ubi fup., uitbarst, zeggende: „ Dat ik, van het oogenblik myner terugkomst aldaar, met de bekende andere Pen„ fionarisfen, de grondflag zoude gelegd heb„ ben, tot die verregaande vermeetelheid, met „ welke wy alles naar onzen zin, 't fcheelde ons weinig, hoe wy 'er toe kwaamen, be„ fteld zouden hebben &c." Wat ik, van het oogenblik van myn Retour in Hooggem. Vergadering af aan, verrigt heb.; zulc gy, myn Heer, u kunnen herinneren: — Zeekere Vaandrig de Witte befchuldigd zynde van Landverraad;^ de Hooge Krygsraad, in 'sllage, E 3 ton~  C 7<» 5 ïcünnen goedvinden, zig de cognitie over dir; deliét aan te maatigen: waar op de Regeering der Stad Amflerdam, op den 16. Oftober 1782,' door haare Gedeputeerden ter dagvaard, de Propofitie heeft laaten doen, te vinden in meergedagte Jaarboeken, over 1782, pag. 1192 Seqq.z waar by verklaard wierd, dat men begreep, ,, Dat de Hoogheid en Sou.verainiteit, in „ allen gevalle, door een zodanig attentaat, ,, ten fterkfte, was geattacqueerd geworden; als mede, dat de allergewigtigfie belangen ,, van dezelve zodanig in deeze zaak waren „ geconcerneerd, dat de indispenfable pligt „ van hun Ed. Gr. Mog., naar de gedagten „ van de Heeren Committenten, vorderde, „ dat door het Gerechtshof van deeze Proj vincie, aangaande de waare omöandigheeden van het voorfz. verraad; en allen de ,, geenen die daar in gewikkeld- zouden njo,, gen zyn , naauwkeurig onderzoek wierde „ gedaan; en, op eene wettige en beftaanbaarewyze, tegen de delinquant, die zig actueel binnen het Territoir van deeze Provincie bevond, en teegen die geenen, die, „ na een wettig verhoor, bevonden zouden „ mogen worden, zyne complicen te zyn, „ wierde geprocedeerd; mitsgaders, dat het voorfz* Hof, ten dien einde, door hun Ed. „ Gr.  f \, Gr. Mog. wierde gequalificeerd en gelast, 5, de Delinquanten te doen apprehendeeren; 3, of, die reeds in arrest genomen waaren, „ overteneemen &c." Dit geval maakte de Deliberatien, over het Werk der Militaire Jurisdiclie, dan weder lee- vendig. Ik had, al omtrend tien jaaren geleeden, een ftuk over deeze materie vervaardigd, en in handen van de Regeering der Stad Amfterdam gefteld. Nu werd ik, door de¬ zelve, gelast, dat ftuk, naar 's Hage mede te . neemen; en de zaak daar heen te dirigeeren, dae van dit werk een fpoedige afkomst mogte worden gemaakt. En dit zal dan wel een der voornaamfte drangredenen geweesf zyn, om my te verzoeken,wederom naar de Vergadering te trekken; als het best gcfchikt, om myn reeds, begonnen arbeid,, in deeze zo gewigtige materie, verder, ten algemeenen. nutte, voort te zetten. Myne voornaame beezigheid, by myn retour inV Lands Vergadering, was dan, in de eerfte plaats, al myn vermogen, in het werk te ftellen, om,aan deeze Requifitie van welgem. Regeering te voldoen:. Ten dien einde, wierd het voorz. pluk , tot faciliteering der Befognes van Hun Ed. Gr. Mog., aan de Leeden, op derzelver verE 4 zoek,  C 7* ) •zoek, gefuppedkeerd. — En de zake was van zo gelukkige Rcusfice, dat, reeds op den 3. April daaraanvolgende, wierd verklaard, Dat de gronden, vervat in de Memorie van „ Confideratien, door de Heeren Gedeputeer„ den der Stad Amfterdam, aangaande het „ Point der Militaire Jurisdiclie, aan de „ Leeden van Hun Ed. Gr. Mog. Vergadering, op den 28 January van dit loopende jaar ge„ fuppediteerd, en onder de 'Notulen van den „ zelfden datum geinfereerd; En, over zulks, „ ook het Hot van die zelfde Memorie, aan„ gaande de Competentie van den Politiken » Rechter, in alle de gevallen, daar in ver„ meld, zullen worden geadvdueerd en gea„ dopt eer d; gelyk Hun Ed. Gr. Mog. al het „ zelve advoueeren en adopteeren by deezen ; „ En dienvolgende mitsdeezen verftaan en ver„ klaard ékc.: ' Zynde, voorts, op denzelfdcn 30 April 1783. de nodige'Publicatie gearrefteerd en afgezonden: — mitsgaders, op den 30 Mey daaraan volgende, door Hun Ed. Gr. Mog. den gem. Hoogen Krygsraad geinterdiceerd, „ om Collegialiter of anderfints, op het terri„ toir van deeze Provintie, eenige justiciecle „ Aflens of gezag te oeftenen. Zo als deeze Hukken allen te vinden zyn, in meer-  t 73 ) gedagte Jaarboeken, over den jaare *fd®<&$ 751,-752, 753- en 978' 979- Wat dunkt u nu, myn Heer? heb ik dan, met mynen arbeid, na myn retour in 'sllage, de Conftitutie van den Lande, volgens de befchuldiging van den Heer Rendorp, helpen omverftooten: of heeft deeze myne arbeid, inteegendeel, al aanftonds niet gediend, om diezelfde Conftitutie, en de Rechten van de Ingezcetenen, teegen alle willekeurige Rcchtsoeffeningen , te maintineeren ? Voor het overige, wat aangaat de volgende jaa•ren, die ik in 'sHage heb doorgcbragt, is het bekend, dat ik door Hun Ed. Gr. Mog. ben gecommitteerd, in de Perfoneele Befognes tot de Zaaken van de Oost- en West-Indifche Companie; mitsgaders in het Perfoncel Befogne, aan welkers Hoofd de Heer van Wasfenaar StarrenIer g , van weegen het Lid van de Ridderfchap , is geweest. — Boven eh behalve de Commisfie van Hun Hoog Mog., tot het onderzoek van de, Non Executie hunner ordres, tot het verzenden van io Scheepen naar Brest, waar van hier boven reeds melding is gemaakt. — Alle Befognes, die werk genoeg hebben verfchafr. ■ Dan waar van myne verrigtingen, zo wel als die wan myne doenmaalige mede Gecommitteerden, de goedkeuring van de refp. hooge Committenten heb-  £ ?4 } Rebben mogen wegdraagen , Het was da* te wenfchen geweest, dat de Heer Rendorp, voor de waereld, had opengelegd de zodanige van myne andere verrigtingen, die ik, van het ogenblik va» myne terugkomst in de Vergadering yan Holland, met de andere zogenaamde bekende Penfionarisfin., zoude hebben in het werk gefteld, om deeze Provintie, in, dien coeftand te brengen, die hy, aldaar, geliefd voor te ftellen. Dan, het is bet oogmerk van deeze Misfiye geenfints, om te treeden in een onderzoek, van de oorzaakenj vaa dien toeftand. -— De Posteriteit zal het best in ftaat. zyn, om een Neutraal oordeel, dienaangaande, te vellen. Maar, by aldien er, in. myn retour naarHa? ge, eenige kleinigheid voor Burgemeesters-kamer mogte gevonden worden;,(des neen) zoude mep die, in allen gevalle, moeten attribueeren aan de indiscretie van den Heer Rendorp, die heeft kun,nen goedvindenA het geen, ten mynen opzigte, in den oud Raad der Stad Amilerdam, is omgegaan, te reveleeren;; het welk nogtans nergens toe konde dienen, als om te bewyzen, dat hy de voornaame Roervink van al dat werk was. Ik, inteegendeel, houde het voor een Edelmoedige daad, dat Heeren Burgemeesteren een eerlyk en getrouw Minister in zyn gefchonden eer hebben herfteld. Dit oordeele ik nu genoeg, om aan uwe Re- qui-  ( 75 ) quiflde te voldoen. Ik heb u geen yolr leedige Apologie beloofd; die heb ik niet van node. - Ik heb U alleenlyk toegezegd eenige aanmerkingen, die ik meende U in feiat te fteljen, om te kunnen oordeelen, over den Geest, waar mede de voorfz. Memorien' van den Heer Rendorp gefchreeven zyn; ■ mitsgaders om de'vernaaien,'die daarin, byzonder ten mynen opzigte, vocrkoo.men, op hunne rechte waarde te ftellen, Hier aan meene ik te hebben voldaan. Waar mede ik de cere heb, in betuiginge yan myne byzondere Hoogachtinge voor uwe Perfoon, te blyven MYN HEER» AMSTERDAM ™ , Uw Dienstwillige Dienaaf den i5en December j -7 0 2< ( Was geteekend ) E. F. van BERCKEL;       RONDBORSTIGE; DOCH ONPARTYDIGE AANMERKINGEN, OP DE MEMORIEN van den wel ed. gr. achtb. heere Mr. joachim rendorp, jn zyn Wel Ed Groot Achtfa. leven Vryheer yan Marquette, Burgemeester te Amflerdam, enz. enz. enz. EERSTE STUK JEN. Te AMSTERDAM, b y D. M. L A N G E V E L D, M D C C X C LI.  I  EERSTE B R I E f, myHSéer kit vriênd! kan een beminnaar van zyn Vaderland.4 en die niet gaarne als een blinde in bet zelve* flechts omdwaalt, niet dan ten hoogften aangenaam weezen, als Regenten zeiven de pen opvatten , om hem opening van zanken te geeven j zy tog die de raadzaalen betreeden, kunnen weeten, bet geen de ingezeten, offchoon met betrekking tot het Land zelf, vooral zo hefc eene Republiek k4 in dezelfde betrekkingen met den Regent flaande, nooit ter oorsn kan komen, zo het de Regenten flechts belieft herïi desaangaande onkundig te houden — een bram* dend verlangen werd men voor eenige tyd alorrime gewaar, toen het gerucht liep, dat de deductie van den Heere Burgemeester rendorp op de pers was _ die Heer was, ftaande onze jongstledene troubles onder grouwzaame verdenkingen gevallen, waaronder vooral behoorde , dat zyn Edele Groot Achtbaare niet ftand'. vastig eene. zelfde party toegedaan bleef, maat' gig keerde en wendde, al naar de zaaken keer*  co den — nu evenwel zoude de befchuldigde zig verdedigen, en die verdediging moest, ware dezelve oprecht, noodzaakelijk veele duistere pointen in 't gedrag van 'c beftuur over Nederland, ten gezegden tyde, ophelderen, daarom verlangden de beminnaars des Vaderlands zo hartlyk na het in 't licht verfchynen van dat verdedigfchrift; men wist dat de Heer rendorp het ter perfe gelegen had, men wist dat het reeds gedrukt was, maar — niemand konde het magtig worden en welhaast werd men ver¬ zekerd , dat de druk bepaald was geworden op flechts twee douzyn exemplaaren, die aan de goede vrienden ten gefchenke gegeven waren — eene te leurftelling van dien aart, deed zig met kracht gevoelen; men Jtonde de reden van die terughouding niet ploojen; men begon te twyfelen aan de geldigheid der. verdediging; men ftelde het mogelyk, dat 'er veele ingezetenen van hooger en laager Hand in aangevallen waren, en dat eene gegronde vrees voor gevolgen, oorzaak van de terughouding was _ vrienden hadden de verdediging, dit ftelde men vast, minst noodig, en vooral geene vrienden van zo een vermogend man! want in dat geval is de vriendfchap wel 't minst fcherpziende en meest toegee»  C 3 ) velyk — kort gezegd, duizenden waren in hunne verwachting bedrogen,en duizenden zyn derhalven onlangs verheugd door het openbaar in 't licht verfchynen van het gezegde ftuk, by den arbeidzaamen Amfteldamfclaen Boekhandelaar, johannes allart, onder dèn tytel van Memorien , dienende tot opheldering van het gebeurde , geduurende den laatften oorlog, door Mr. joACHiM rendorp, Vrijheer van Marquette, enz. enz.: het overlyden des Sehryvers heeft den Heere Boekhandelaar zekerlyk de uitgaave van dat ftuk, daar hy het had weeten magtig te worden, vry gefteld, en geen wonder dat hy 't zig niet beklaagt; de teleurftelling boven gemeld, moest de eindelyke vervulling van 't verlangen wel een onbegrypelyk groot tal van deelneemeren verwekken. Na een zorgelyk overflag en berekening myner penningskens, (federt den Engelfchen oorlog is de overvloed juist de Huisg;odinne van ons Nederlanders niet'; heb ik my onder dat tal begeeven; de Memorien van den Heere rendorp gekocht; meer dan ééns gretig gelezen, en by myne laatfte leezing '«r eenige reflexiea op gemaakt, die ik u, myn waarde vriend! niet wil onthouden; mogelyk vult gy ze wel A a  ( 4 ) aan, met anderen door u zeiven gemaakt. Neem het werk van den Heere rendorp naast u, en volg my van bladzyde tot bladzyde, zo als ik dezelven aanhaal; indien gy echter den tusfchentext dien ik voorby ga, mede leest, zult gy het geheele verband van zaaken te beter begrypen: het onderwerp van myne aantekeningen, letterlyk uit het Werk overgenomen, (daar ik om de zamenbinding een woord moest bydoen, is dat woord tusfchen twee haakjens gefteld,) is ter onderfcheidinge met twee commas op den kant getekend: ik begin met de inleiding; en om lastige herhaalingen van overledenen, wyles of de Heer rendorp zaliger, enz, te vermyden, zal ik fchryven als of zyn Ed. Achtb. nog niet geftorven ware, ik zal ook, om de lamheid van ftyl voortekomen, het toekennen van den behorelyken eernaam dikwyls overflaan;#y en gy is zelfs meer Vaderlandsch—vooreerst zegt dan de Schryver: (Bladz. i.) „ Ik wil boven al myne Leezers me„ dedeelen, die omftandigheeden, die zelden by an„ deren, dan die in 't beftuur der Zaaken geweest „ zyn, bekend zyn. En vley mydus, dat de „ openiDgen die ik geeven zal, de oplettendheid  (5) myner Leezers zullen verdienen, en teffe-ns „ ftrekken, om re doen verdwynen de voor„ oordeelen, die zommige zig bevlytigd heb„ ben te doen opkomen: waardoor hecbeftaan „ van eenigen ten Hemel verheeven, en dat „ van anderen, als verderffelyk voor den Lan- de, uitgekreeten is geworden." »■ 1 Hoe wenfchelyk ware het, myn vriend! dat de Heer eendorp deeze taak ter hand genomen hadde toen de vooroordeelen, waarvan zyn Ed. Gr. Achtb. fpreekt in werking waren, en de hanen zodanig verbitterden, dat zy dikwyls zelfs door de woede ingenomen werden! — zeker 't is nu te laat! indien de gezegde vooroordeelen, waarlyk vooroordeelen zyn geweest, hebben de befchreiënswaardige flagtofFers daarvan zig zeer te beklaagen, dat hy die het licht in zijne hand droeg, hetzelve voor hen verborgen , en hen overgelaten heeft, aan de verblia. ding die hen medefleepte; ook ware alsdan het Vaderland zekerlyk bewaard gebleven voor die rampen welken het nu heeft ondergaan, en waarvan het nog de naweeën gevoelt. (Bladz. 2.) „ Alle die niet hebben willen mede„ werken tot oogmerken, die in 't begin wel onder „ den fchyn van Vaderlandsliefde, en vanhet voorA 3  co „ neemen om des Ingezeten! gerechtigheeden „ te handhaven tegen den machtigen invloed „ van den Stadhouder bedekt waren, doch „ waar van de fchadelykheid allengskens ©pen„ baar geworden is: alle die voorzagen, dat „ wanneer eens de yver van de Gemeente gaan. „ de zeu zyn gemaakt, dezelve niet langer „ beftuurd zou kunnen worden, en dat als dan „ eene volftrekte Regeeringloosheid zou ge* ,, booren worden, wierden ten toon gefteld, „ ais laage Vleyers, als Slaaven van den Stad„ houder, als Verraders van hnn Vaderland, „ als Pesten die men uit de Regeering en uit „ het Land moest verbannen." — De oogmerken van het Patrioti«mus, waren in 't begin zekerlyk niet met een* fchyn van vaderlandsliefde bedekt, maar uit zuivere vaderlandsliefde geboren, en zouden, waren zy niet ontaart,den Lande heilzaam geweest zyn: zo veele braave mannen als zig daarmede gemoeid hebben hebben het verderf der Republiek niet kunnen willen — de ijver der gemeente zou zig waarfchynelyk ook w&l binnen de behoordyke paaien gehouden hebben; de Batavifche aart is tog nog niet geheel uit de harten geweeken! maar als ik de onpartydige gefchiedenisfen van  Cr) dien tyd naga, myn vriend! vind ik, vooral wegens de zeerooveryen der Engelfchen, dingen, die alle befef van getrouwe waakzaamheid te boven gingen — 't zy verre van my dat ik iemand zoude befchuldigeh, ik behoor tot die geenen welke onbekend zyn met de omfiandigJieden die zelden by anderen dan die in 't beftuur der zaaken gemest zyn, bekend zyn; neen geene befchuldiging, liever eene rondborftige belydenis van onbewustheid; maar dit is zeker, dat, hadden de Patriotten, (wy volgen den Heere rendorp in 't gebruiken van dat woord,) verlicht geworden in 't geen hun onbegrypelyk voorkwam, zy zouden niet vervallen weezen tot die uiterften, waartoe zy nu vervallen zyn — zag men toen niet reeds dat zy zig, in hunne nafpeuring wegens de oorzaak des kwaads , door vooroordeelen lieten medefleepen? — ongetwyfeldi — ach hadde men hun toen verlicht! — dierbaar Vaderland! voor wat al rampen zoudt gy niet gefpaard zyn geworden!— 't komt des weder op 't zelfde uit — helderen de Memoriën van den Heere rendorp alles op, dan komen zy veel te laat in 't licht» Dat de geenen die onder verdenking vielen uitgemaakt werden voor laage vleiers, flaaven A 4  C 8 ) fan den Stadhouder, verraders van hun Vader-, land, is waar; en offchoon het tevens waar zy dat zulks uitvloeilelen waren van wanhoopende harten, die, volgends den Heer rbndorp in doolingen (taken, maar die evenwel ook van hunne doolingen niet te rug gebragt werden, hadden echter die Schryvers in dergelyke onbefcheidenheden moeten beteugeld zyn geworden ***— "er is gefcholden , en dat .is zekerlyk een nusbruik van de edele vryheid. der drukpersfe. (Bhdz 2.) „ Ik hadde meerder dan andere mynen Mederegenten re lyden van die razerny."— Geen wonder! gy vielt ook llerkst onder verdenking, daar gy eerst de hand geleend had aan eene zaak die men niet vry kan pleiten van verdenkingen pp den Stadhouder doch daarvan nader. (Bladz. ö.) „ In 't einde van 'tjaar 1781 toen het ji Cabinet van Verfailles voornaamlyk begon te yve?, ren ,en van deszelfs verkreegene invloed gebruik „ te maken, om alle afzonderlyke handeling ?, met Engeland te beletten, en ons in den Oor„ log,dien men ons berokkend had,te houden, .„ heeft men reeds getracht, dewyl ik die maatv regelen niet blindelings wilde goedkeuren, „ my verdacht te maken, met my te doen vocr„ komen als een dnglomane, als eenen die de  C9> „ oprechte Vaderlandfche gevoelens had verlaa„ ten, en op eene laage wyze trachtte,de gunst „ van den Stadhouder te winnen." — 't Was echter niet puur liefde voor Frankryk, die de ftemme des volks op de hand van dat Ryk deed weezen! geeozins! dit werd al mede uit vaderlandsliefde geboren, en ook al wederom mede daaruit, dat de vooroordeelen, by den Heer rendorp dus genoemd, niet opgeklaard werden : dit alles wordt duidelyk, wanneer men de "zaak maar wèl inziet; dat de Engelfchen onze commercie grouwzaam benadeelden, is buiten alle kyf; getuigen de bittere klagten van duizende kooplieden, by den Souverain gedaan; nu zag men tegen die beledigingen, welken de bron van elks beftaaa naar den hartader (lak, niet waaken, ten minden men verbeeldde zig zulks, (want ik moet in 't oog houden, vriend! dat de Heer rendorp in deezen flechts vooroordeelen fielt.) 't Hof van Verfailles had zig het vertrouwen des volks verworven; was het des niet zeer natuurlyk dat men vreesde , de Engelfchen zouden, in afzonderlyke onderhandelingen, te toegeevend behandeld worden? — 't is zo klaar als de dag, dat alles uit eene zelfde bron ont. fprjngt! derhalven nog eens: hadde de Heer A 5  ( io ) Rendorp getracht het volk te verlichten, toen hy zag dat het. dwaalde, hy zoude het Vaderland een waaren dienst beweezen hebben. (Bladz. 3.) „ Met den bynaam van Bruggemaaker „ wilde men my befpottelyk maken, en verneederen „met dien van eenen Brouwers Zoon."—Dit waren overylingen die berispelyk waren, en niets ter zaake deeden; ook de aandacht van een ver» ftandig man geheel onwaardig: het volgende zegt meer — {Bladz. 3.) „ Dit alles zoo hetlcheen was „ ik verfchuldigd aan hetfchryven vaneen briefje „ aan den Burgemeester Temminck, die des tyds „ op den Dagvaart was, terwyl ik in Gecom„ mitteerde Raaden zat. In dit briefje vreeg „ ik dien Heer, of hy al wist dat Gyzelaar en 3, Visfcher, den Generaal Dundas, laast naar „ Engeland verreisd, gelast hadden, om met „ het Ministerie aldaar over Vrede te handelen: „ in zodanige of diergelyke woorden in fubftan:3 tie. „ Tot dat fchryven had gelegenheid gegee„ ven, dat op een ochtend by my was geko„ men een Man van aanzien, die my die zelf„ de vraag deed: myn antwoord was geweest, „ neen, nog dit niet te geloven, om dat ik be„ greep, dat die twee Heeren beide het Sys*  C n ) „ tema yan Frankryk te veel waren toegedaan, „ om Vrede met Engeland te zoeken. Dan die „ Heer, die betrekkingen had, door welke hy 3, van 't geen Dundas in Engeland zou kun„ nen betracht hebben, onderricht konde zyn, „ verzekerde my dat het doch zoo was. Na „ dat hy was heen gegaan, dacht ik, dat zeld„ zaam nieuws aan den ouden Burgemeefter te „ moeten melden, en fchreef het op een ftuk„ je Papier, dat ik hem, alleen toegevouwen „ doch onbezegeld, toezond. Het antwoord „ was, dat hy het om dezelfde redenen die ik „ had, niet geloofde. „ Hoe of de inhoud van dit Briefje aan den 5, Schryver van den Politieke Kruy'er, of om be„ ter te zeggen, aan zyne Bejluurders geko„ men is , weet ik niet. in 't Schendblad „ wierdt voorgegeeven, dat de gefcheurde 3, ftukjes op de trappen van 't Stadhuis ge„ vonden waren. De Burgemeefter Temminck, „ die ik 'er naar vroeg, zeide my 'er niets van s, te weeten, maar verzocht teffens dat ik 'er niet meer van fpreeken zou. De Man was „82 Jaaren." —— Laat ons hier een weinig ftilftaan «——- Vooreest komt het, dunkt my, vreemd voor, myn vriend! dat een Regent van  C » ) net Land, dat was de Heer rendorp rog,twy. felde, of het niet wel waar moge zyn, dat twee perfooneu. als de Heeren gvzelaar en visser, zy zyn u zo wel als my bekend, vooral in de qualiteiten welken zy bekleedden, voor hunne byzondere verkiezing last hadden gegeeven om over vrede te handelen; de Heer rendorp geeft alleen voor reden van zyn ongeloof in deezen, dat hy begreep, hoe de Heeren (gyzelaar en visser,) het Systevia van Frankryk te veel toegedaan waren, om vrede met Engeland te zoeken; indien dit nu geen plaats gehad hadde, vraag ik eenvpudig, doch met reden, zoude het dan mogelyk hebben kunnen weezen, dat twee zulke Staatsleden, voor hunne byzondere verkiezing, order hadden gegeven, tot het bandelen oveï vrede, vooral in een' tyd, waarin de gantfche natie, immers het voornaamite gedeelte van dezelve, den oorlog begeerde, op fundament van aanhoudende beledigingen in het beftaan niet alleen van enkelde perfoonen, maar van geheel de Republiek, en derhalven op een waar Batavisch, op een oprecht Patriottisch fondament? de Nederlander heeft tot na toe geloofd, dat het handelen over vrede of  ( 13 ) oorlog, wel degelyk moet komen uit den boe* zem van den Souveraiu! — hoe zou dan zulk een gewigtig point hebben kunnen ftaan in de willekeur van enkelde Ministers? of vooronderftelt de Heer rendorp, dat zy zulks'op hooger order zouden hebben kunnen doen? hoe kan hy dan den grond van zyn ongeloof in deezen, aanvoeren, als daarin betraande, dat beide de Heeren, bovengenoemd, het Systems " van Frankryk te veel toegedaan waren? dit betrof toch die Ministers in 't byzonder! of zou die trek hier flechts aangevoerd, en met een curfyve letter gedrukt zyn, om dat die Heeren, juist die Heeren zyn? Verdér — 't klinkt iemand die nog al eens over de gewigtige post van Regent denkc, en 'er alle de waarde aan hecht die er aan gehecht behoort te worden, zal de maatfchap« py by eene goede orde bewaard blyven; die 'er ook het gewigt van befeft; 't klinkt zo iemand zekerlyk vreemd in de ooren, dat een man als de Heer rendorp , eene zaak zo gewigtig als waarover thans ons gefprek is, flechts gefchreven heeft op een ftukjen papier, en dat zyn Ed. Gr. Achtb., wat meer is, alleen* lyk toegevouwen, doch onbezegeld, den Hee-  ( 14 ) re temminck heeft doen toekomen _ hoe is 't mogelyk dat een man van 20 veel doorzicht, verftand en oordeel, eenig boodfchapper met dat briefjen heeft kunnen belasten, zonder vrees dat het, (wy zyn tog allen kinderen van moeder eva ,) gelezen zoude worden 5 de inhoud van 't briefjen kon tog in zyne 00gen geene onverfchillige zaak weezen? — 't is te vreezen dat deeze wyze van Correfpondentie tusfchen 's Lands beftuurderen , en wel over zaaken van niet minder gewigt dan het bandelen over vrede mee den vyand, en wel met eenen vyand die zig den haat van geheel de Natie op zynen hals geladen had, ter oorzaake van zyne ongeftoorde ongeoorloofde handelwyze, 't is te vreezen, zeg ik, dat deeze wyze van correfpondentie, door den Heere rendorp verkozen , geene goedkeuring, hoe genaamd, zal wegdraagen. En daar de Heer rendorp zyne onvoorzichtigheid in deeze openhartig belydt, hoe kan hy zig dan nog verwonderen dat de inhoud van hetzelve aan den Politicquen Kruier gekomen is? — maar, wél gelezen heeft deeze verwondering eigenlyk ook geene plaats, alleenlyk zegt zyn Ed. Gr, Achtb. niet te weten,  ( 15) hoe de zaak in questie zig heeft toegedragen —"■"■» 't is mogelyk! maar ik verwonder my dat zyn Ed. Gr. Achtb. geen onderzoek desaangaande gedaan heeft! — 't was tog als de dag zo klaar dat of zyn boodfchapper, of voor 't minst iemand in zyn huis, of wel iemand in 't huis van Burgemeefter temminck, verftandhouding met den Politicquen Kruier, of deszelfs Befluurders gehad heeft! en was zulk een voorwerp niet gevaarlyk in zulk een tydsgewricht; in zulke eene conftellatie van zaaken, en dac in 't huis eens Burgemeesters van zulk een aanzienlyke ftad? — in zulk een huis zyn tog dikwyls ontdekkingen te doen, of al ware het maar gisfingen te maaken, die nadeelige gevolgen kunnen hebben. 'T komt veelen byzonder vreemd voor dat dit geval in de Memorien van den Heere rendorp met zulk eene zicbtbaare koelheid geboekt is geworden, als of 't eene gewoonte ware de gewigtigfte zaaken dus onvoorzichtiglyk te behandelen , *t geen echter by voorzichtige Regenten geene plaats kan hebben — de Heer rendorp ondeivroeg den ouden vader temminck over 't gebeurde met het briefjen; deeze zeide, (hoe koeltjes is alles daaromtrent \  ( «6 ) in 't werk gegaan!) V niets van te wèeterii en verzocht tevens 'er niet meer van te fpreeken — was de zaak dan van geen gewigt genoeg ? — was het n;et een tyd dat Heeren Burgemeesteren wel dienden te weeten, wie van hunne bedienden den Politicquen Kruier (tof voor zyn fcherp weekblad bezorgde? of heeft de Heer temminck voorzien dat die, in deeze gevaarly» ke perfoon, onder zyn dak fchailde? — hoe het zy, 't blyft te bewonderen dat de Heer rendorp de zaak niet verder onderzocht heeft De man (de Heer temminck) was 'êa Jaar, zegt hy ten flotte van deeze periode % maar wat betekent dit? — wil het zeggen dat zyn Ed- Gr. Achtb., de Heer temminck naamlyk, reeds zo wat fufte, en niet meer fchrander genoeg doordacht om het gewigt der zaake te befeffen? maar, lieve Hemel! de man zat toen evenwel nog aan het roer van 't ftads bewind! werd hem dan in zulk een ftaat van hersfens,als wy hier voor een oogenblik vooronderftellen, zulk een gewigcige post toebetrouwd? — zeker, vriend lief! door het wèl inzien van deeze vraag, vervalt de gedaane voorondérftelling "" •-' 'er moet dan iet anders fchuilen achter de woorden, de man was 8 a Jaar — al ftellen  ( 17 ) len wy dat zy betekenen, de man was reeds zo hoog bejaard dat hy de behoorelyke oplettendheid op zyne zaaken niet meer nam, en des waarfcbynelyk het briefjen verhoren zal hebben —* zeker dit zoude nog niet gunftig zyn voor het denkbeeld dat de ingezetenen vormen moeten van de eerwaardige mannen, in wier handen zy hunne veiligheid, rust en welvaaren betrouwen. Om hier op per flotte nog eene algemeene aanmerking te maaken, komt het my voor, dat de Heer rendoup zyne bekentenis in deezen, dat naamlyk de Voliticqüe Kruier, omtrent het. bewuste briefjen niet mis getast had, wel had mogen verzwygen; want het is te vreezen dat men dit voorval zal aanvoeren als een medebewys voor de geloofwaardigheid van den Kruier took in andere opzichten waarin hy ftout en fterk is. £ Bladz, SO „Noodlottig alleen was het, dat daar „ veele, en de meefte van die Papieren,(de Politic„ que Kruier, Historifche, Diemermterfche en „ Zuidhollandfcbe Couranten,) of met publieke „ Auctoritdt, of ten minftefi met toelaating der „ Regeering verfpreid en verkocht wierden, de „ goede Gemeente in de waan moest vallen, „ dat, dewyl de Achtbaarden befchimpt en befpot wierden, zy dit minder of meerder verB '  ( i8 ) » diend hadden." — Zyn Ëd. Gr. Achtb. heeft gelyk, dat de drukpers ten dien tyde zeer misbruikt is geworden — indien de Schryvers intusfchen meer zulke ontdekkingen gedaan hebben , als de Politkque Kruier, in het zo even verhandelde geval van het brief jen, is 't niet te verwonderen dat zy ftout geworden'2yn: die zulke papieren behandelen, hebben dikwyls eene correspondentie, waarmede wd eens nut te doen was. Loflyk gedacht zeker is het geen de Heer Rendorp, Bladz. 8. 9. 1 o en u wegens den ftaat zyner voorouderen, zyne geboorte en verdere leven zegt; en God gave dac alle Grooten hunne zoonen leerden \ geen hy van zynen vader geleerd heeft: dus zegt hy desaangaande: „ Ook „ is my wan myn Jeugd af, door eenen allër„ waardigften, en onbaatzuchtigften Vader in„ gefcherpt, en hoop het mynen eenigen Zoon „ ook in te boezemen, dat geen ingezeten van „ een vry Land, die genoegzaam van middelen „ veorzien is, wil hy waarlyk vry en onafhan„ gelyk blyven-, trachten moet Ambten of Be„ dieningen door gunst te verkrygen: dewyl hy „ door die gunstbewyzingen zich altyd minder „ of meerder verplicht maakt, en zich dikwyls „ in gevaar fielt, of minder rondborftig zyn ge-  ( tg ) „ voelen te kunnen zeggen, of van ondankbaar-» „ beid beticht te worden" — -Alleenlyk wenschte ik, en ik geloof alle myne weldenkende tydgenooten wenschen het ook , dat de woorden, die genoegzaam van middelen voorzien is, 'er niet in gevonden werden — dit voorondernelt,by gevolgtrekking, dat de geene by wien die genoegzaamheid niet aanwezig is, wel trachten mag amten of bedieningen door gunst te ver\rygen, én, 't geen van zelf fpreekt, dat die amten en bedieningen dan ook door gunst te verkregen zyn: dit, zeker, behoorde geen plaats te hebben, naamlyk met betrekking tot zulke amten en bedieningen , welken tot het bewind behooren : of een klos, zonder verftand of doorzicht, met zyn' ftok de wanden van het Raadhuis doet wedergalmen, om ruimte te maaken voor de aannaderende Heeren, die 't bewind over de ftad in handen hebben,, komt 'er weinig op aan; by blyft voor de deur der raadzaal; maar wie 'er binnen gaat, dat yerfchïit alle de ingezetenen, ook de heffe, (zo als de Heer rendorp fpreekt,^ oneindig veel. Zie daar, waarde vriend! eene proeve van myn oogmerk, verwacht binnen weinige dagen B 2  C *o ) een tweede: meldt my intusfchen of myn arbeid u bevalt. In verwachting daarvan heb ik de eer my te noemen Uw vriend. TWEEDE BRIEF. allerbeste vriend! ooit ben ik aangenaaroer verrascht geworden dan door uwe letteren van den ... . deezer, in.fubftantie bevattende eenige aanmerkingen , op het werk van den Heere rendorp;ik ben u daar voor oneindig verpligt, en bid ernftig,dat UEd. op die wyze het gezegde werk geheel doorloopt: uwe aanmerkingen bevatten, naar myne gedachten, zulke waarheden, die geweeten moeten worden, om over de voorgeevens,in de gezegde Memorien vervat, grondig te oordeelen ; ik twyfel niet Mynbeer of gy zult 'er nog diogredenen in ontmoeten, waardoor veelen zig zulien laaten medelleep™, 0m de zaaken des Land» ten dien tyie, (de jongstledene Engelfche oorlog,) uit een verkeerd oogpunt te befchouwen; om die reden neem ik de vryheid UEd voortefïeJIen, uwe aanmerkingen ter drukpersfe te leggen, op dac zy onder de oogen van het algemeen ko-  ( 21 ) men, en gy het uwe moogt toebrengen om uwe landgenooten te beveiligen, voor het maaken van befluiten die mogelyk voor veele waardige mannen , en yveraars voor 's Lands welzyn, nadeelig zouden weezen; want het is als de dag zo klaar, dat die befluiten uit de Memorien van den Heere rendorp getrokken kunnen worden; ook hebt gy immers reeds overtuigend getoond, dat dé Heer rendsrp dingen zegt die beter gezwegen waren, waardoor die zelfde aanmerkingen ook kunnen dienen om anderen van zynen ftand, by volgende gelegenheden, voorzichtiger te doen weezen. In hoope van by een gunftig antwoord, op deezen, weder een gedeelte uwer aanmerkingen te zullen ontvangen, heb ik de eer my met alle mogelyke hoogachting te noemen , waarde vriend! enz. DERDE BRIEF. GEëERDE VRIEND! Jk ben verheugd dat myn arbeid u eenig genoegen geeft; de betuiging daarvan verftrekt my ten fpoore om-met verdubbelden yver voordtegaan, waarvan de tegenwoordige u, vlei ik my niet ongegrond, voldoende zal overtuigen. B 3  ( 22 ) Wat betreft uw voorftel om myne aanmerkingen ter drukpersfe te leggen; de redenen die gy daarvoor bybrengt, zyn bekwaam om my van de nuttigheid van uw oogmerk in deezen te .overtuigen ; dan , myn vriend! ik huiver om 'er myne toeflemming aan te geeven — heb ik de eer van eenigen te voldoen, anderen zullen zig aan myn fchryven ftooren; wy kunnen niet lochenen, dat wy nog in een' tyd van verdeeldheid leeven, hoe zeer alles uitwendig in rust fchyne; ik weet wel dat de groote huydeccper, zegt: Die nimmer kwaad wü doen , die flaape nacht en dag, Maar daar tegen ftaat weder de vraag, die ik by voorraad my zeiven doe, en waarfchynelyk door anderen gedaan zal worden: wie heeft u geroepen om aanmerkingen te maaken ? — wel is waar dat het geen gy ter billiking van uw oogmerk zegt, eene bevoordeeling van het algemeen, en by veelen ook van het byzonder belang, influit— dan maar .genoeg; ik verkies geene te- gcnbedenkingen meer te maaken; de vriendfchap en oprechte vaderlandsliefde fpreeken, en haare ftemmen Jdinken te welluidend om 'er geene peren aan te leeaen —ik ftel alles, in uwe handen,  ( 25 ) beste vriend! en vertrouw u de zorg der uitvoer ringe toe, terwyl ik intusfchen voordga met de gefchorene webbe afceweeven. Ik neem het werk van den Heere rendorp wederom ter hand; wy zyn op.de twaalfde bladzyde daarvan gebleven; aldaar zegt de Schryver: „ Maar eene der voornaamfte befchuldigingen „ die tegen my ingebracht wierd, was die van „ Anglomanie. Ik beken zeer gaarne, dat ik „ den Oorlog met Engeland, in deszelfs oor„ fprong, voortgang' en einde, als roekeloos ,, ondernomen, Hecht gevoerd,'en fchandelyk „ geëindigd, volkomen heb afgekeurd: dat ik „ gaarne zou gezien hebben, dat men getracht „ had, door afzonderlyke handeling, eene be„ tere Vrede te verkrygen: of dat men ten min„ ften niet door een roekeloos vertrouwen op „ het Hof van Verfailles, zich in de noodzake., lykheid had gebracht, om zoodanige Vrede te „ moeten aanneemen, als dat Hof ons daarna „ heeft opgedrongen." — Hoe wonderlyk komt uit den mond van een Regent het afkeuren van den oorlog tegen eenen vyand, die onzen 'koophandel benadeelde; eenen vyand die in zyne onderneemingen zeer verre ging! — immers,myn B 4  Cm) vriend, krielen de Historiën van dien tyd van . de bewyzen daarvan; en wiste ik nu niet voor het publiek te fchryven; en vreesde ik derhalven niet, voor befchuldiging van partydigheid, cf het aannaaien van onwettige getuigen, ik zonde duizende bewyzen kunnen aanvoeren kom, lieve vriend ! laat ons alles in ééns voldingen: zie hier een tafreel van den ftaat des Lands ten dien tyde; de Kooplieden, die noeste beiën, uit wier comptoiren, als de honigraaten van den algemeenen korf, al ons heil moet voordkoinen, hebben het zelve voor de oogen van 's Lands vaderen opgehangen: partydigheid komt in dit geval niet in aanmerking; 't zyn gtbeurtenisfen die zy voordroegen; gcbeurtenisfen, waarvan geheel Europa getuigde, en vooral getuigden daarvan onze Landgenooten, die voor alle de zwarte trekken, welken daarin waren, gruwden, of'er met verontwaardiging op nederzagen: „ Het kwaad,'' dus luidt het geen wy desaangaande geboekt vinden: „ Het. kwaad ging van ftap tot ftap verder; „ by het aanhouden, en, opbrengen, kwam nu „ ook het noodzaaken, om hunne ladingen aan  C 25 ) 9; de Commïsfarisfen ter Admiraliteit, - ten dien-" „ fte van de Kroon van Engeland te verkoopen, „ tegens betaalingen der vragtpenningen en waar„ de; hoedanig willekeurig ingevoerd gebruik, „ geheel ongehoord, en met. de aart der Neder„ landfche Koophandel en Zeevaart in geenen „ deele overeenftemde; zy hadden daarom ge„ hoopt , dat Hunne Hoog Mogende , naar hoogst derzelver gewoone. oplettenheid voor „ het welzyn der Commercie, op de eerst ingeko„ mene klagten, door derzelver Envoyé by het „ Hof van Groot Brittannien, nodige en ernftige „ vertogen zouden hebben laten doen, dm , „ geduurende de deüberaden derrefpeóliveBondger.ooten over het al of niet Convoijeereu van „ Hout Schepen naar de havenen van Vrankryk, „ intusfchen van alle ongehoorde aanrandingen „ beveiligd te blyvcn; daar zy, in teegendeel „ onder de Vlag van den Staat geene befcherming hadden kunnen vinden, maar alleen hun„ ne Schepen, met Hennip en Yzer, voor Nan„ tes, 1'Orient, Bourdeaux, en Rocheforc, be„ vragt, onder het geleide van 's Lands Convoy , zee hadden kunnen doen kiezen, vertrouwen» , de in dezen op eene onmiddelyke protectie, „ hoe wel het een gansch tegengeftélde uitkomst B 5  „ had, tot verbaazing van geheel Europa; aan„ gezien zy, op de hoogte van Portland door de „ Engelfchen Commandeur Fielding waren aan„ gedaan, niettegenftaande den tegenftand van „ het Hollandsch Eskader, gehomeh , en te „ Portsmouth opgebragt: Een ftap, waar door „ de wetten der Kaden, het Recht der volken „ en Traftaaten, openlyk gefchonden, en de „ Republyk zulk een openbaar ongelyk wierd „ .aangedaan, dat zy, als welmeenendé ingeze„ tenen van dit Gemeenebest, oordeelden, met „ fchuldigen eerbied te mogen voordragen de „ deerniswaardige gevolgen, welke men uit de„ ze Groot • Brittannifche mishandelingen had te „ duchten. Engeland eenmaal een begin „ gemaakt hebbende, met tegens den uitdrukke„ lyken letter der Traftaaten te handelen, op „ de ingebeelde grondflagen van eigenbelang, „ zoude geen zwaarigheid maaken, van tyd tot „ tyd daaromtrent verder te gaan, en op de on„ rechtmaatigfte wyze van het eene tot het an„ dere artikel van den Koophandel te befluiten; „ dus, na de regelen van zelfverdeediging, zig „ eindelyk van de Zeevaart en negotie der Re„ publiek meester te maaken , en de welvaart n en het behoud van dit gemeenebest, dat  (27) „ onmiddelyk daar aan is verknogt geheel te raï„ neren Het Tydftip van eene diergelyke Brittannifche .aanflag lag nog levendig in geheu„gen, en die behoorde 's.Lands vaderen te „ fterker aan té zetten, om zulk eene gereede „ bèfcherming te verkenen, als de dringende „ noodzaaklykheid vorderde; Engeland gedroeg „ zig thans als of 'er geen belang* was dat haar „ aan dezen of dien verbond, of aanfpooren }, konde tot een gedrag met de Traétaaten over„ eenkomftig: het liet zig aanzien, of dit Hof „ deszelvs ongehoord gedrag zoude willen „ rechtvaardigen met het aanbod, om de opge„ bragte Koopmanfcbappen tegens betaaling der „ waarde en vrachtpenningen over te neemen, „ een voorftel, dat in geene deele de overtree„ ding van het verbond en de verregaande hoon „ den-vlag der Staat aangedaan, vergoedde, „ maar behalven dien, de bevrachters beroofde „ van de gelegenheid ter volbrenging van de „ verbintenisfen met hunne buitenlandfche Cor„ respondenten gemaakt, en alzo bloot ftelde „ aan Me vordering van vergoeding der fchaade 3, hier uit te veroorzaaken Deze voorftelling „ konde by iemand die daar onpartydig over „ oordeelde , niet anders befchouwd worden  ( ) „ d-?" eene verregaande willekeurige overheer„ fching der Engelfchen, en zulks niet alleen „ over de goederen der Nederlanders, maar „ ook over die van hunne vrienden, in deze „ Neutrale Schepen gelaaden; voorzeker een „ ondragelyk lot voor een onafhangiyk vry Ge„ meenebest, uit welker goedwillige onderwerping volftrekt de ondergang van haare Scheep. 3, vaart moest volgen Voorwaar deze gebeur„ tenis maakt een zonderjing tydperk in s Lands „ gefchiedenis, de toegebragte beleediging was „ eene berooving van de algemene zekerheid; 3, het plegen van geweid en bedryven van onge„ rechtigheid door den Britiannifchen Kroon „ aan deszelvs getrouwden Bondgenoot, be„ loofde niet veel meer zekerheid aan de andere „ Natiën; op den flam van Eigenbcboud kon alles geënt worden; deze waarheid ftraalt ner„ gens duidelyker in door dan in de bedryven „ welken thans dit onderwerp uitmaaken: Een „ overheerfchend geweld te oeffenen, was het „ troetelkind van de Engelfche Natie; Het fchen„. den van het Recht der Volkeren wierd by de„ zelve gebeterd met de uitvlugt van noodzaak„ lykhtid voor eigenbelang; zy wilden onder „ den dekmantel der woorden verbergen , dat  ( 29 ) £ zy met de daaden in een vol daglicht bloot ftelden: daarom drongen de Hollandfche Koop„ Heden te kragtiger aan, om hunne genGomene „ Schepen en ladingen volftrekt te rug te heb„ ben, met alle de gevallene kosten, fchaden „ en intresfen, en eene verdere genoegzaame „ befcherming van de algemeene geoorloofde „ handel, benevens d'e handhaving van de eer „ en vryheid van dezen Scaat; zy vervoegden „ zig met zulk een verzoek, niet alleen by „ Hunne Hoog Mogen Ie, maar ook by de ' „ Heeren Staten van Holland, op dat zy der„ zeiver veel vermogende invloed by de verdere „ Hooge Bondgenooten, en Lands vaderlyke „ zorg mogten erlangen." —-—> Oordeel nu, waarde vriend! of de oorlog, waarvan de Heer rendorp fpreekt, roekelooslyk ondernomen is : indien zyn Ed. Gr. Achtb. de kracht van dat woord gevoelt, zo als ik dezelve gevoel, zal het by hem betekend hebben, onberaden ,' indiervoegen dat men denzelven hadJe behooren te myden — maar, goede God! op dien voet zoude ik, als particulier, indien iemand, lierker dan ïk, my in myn huislyke rust en welvaart komt flooren, alieeniyk moeten zwygen en zwichten, en aan bet recht des fierkften alles moeten over-  ( 3° ) laaten! zeker dat ware te veel gevraagd van iemand die van-de Natuur een vry en dapper hart had ontvangen •—— ja_ roekelooslyk. werd, aan den anderen kant, den Engelfchen oorlog ook ondernomen, als men in 't oog houdt dat het Land in geen behorelyken ftaat van verdediging was; maar dat juisc was het waarover de Vaderlanders morden! dat was het waarover zy zig beklaagden, en waarvan de fchuld niet by hun lag; 'maar zy wilden, de fchuHigen'kennen; daarom drongen zy te emttigcr om convooi, om onbepaald convooi -— zo dat, de roekeloosheid was hier niet by de geenen die den oorlog vorderden. Van dien oorlog zegt de Heer rendorp verder, dat dezelvfe slecht gevoerd is —niet echter in deszelfs begin ; de flag op Doggersbank getuige daarvan; maar is dezelve slecht, (eene ontroering als eene overftoning van fmeltend ys , bevangt my , als ik dit vonnis over 's Lands Regeering uit den mond van een lid van dezelve hoor : '-■-» en, hoe waar is dat vonnis echter! 11 ' « hoe billyk daarom ook de murmureeringea des volks, die door de bedodde flechte direclie op den oever van hunnen ondergang gebragt waren ! ——* hue billyk vorderden zy  ( 31) rekenfchap van den waarom van dat slecht beftuur! . intusfchen ja Hecht is die oorlog) gevoerd; en dat flechte, ik herhaal het, mya vriend! billykt de poogingen van de weldenkende Patriotten; ten bewyze van dat flechte, getuige een fchers daarvan door de Staaten van Zeeland zeivan ontworpen; deezen tog waren, zo wel als de Heer rendorp, leden der Cabinetten, en kunnen derhalyen niet onder de verdenking vallen, als of de rechte toedragt der zaaken hun niet bekend zoude geweest zyn ——- 't komt hier niet in aanmerking welke party zy toe. gedaan waren, zy verhaalen flechts gebeurtenisfen, die voor het oog van geheel Europa voorgevallen waren, en die ten eeuwigden dage den kundigen ftaatsbefchouwer, in verbazing zullen doen uitroepen: is dit hatavieren gebeurd! >\.,.... en zy bleeven als uitgeflrekt op bun leger liggen? —— zy waren als hy die in den top der mast flaapt9 terwyl een orcaan om hem heen giert; de donders boven zyn hoofd ratelen,en de blikfemftraaien de kruinen der woelende golven verlichten i -1 is dit Batavieren, geborene vryheidszoonen gebeurd, en zy togen niet op als jonge leeuwen.»., genoeg, myn vrisnd! zie hier het tafreel waarvan ik boven fprak: „ zy betuigden zich de  ( 3») gemeene befcberming niet te willen onttrek„ ken, maar met vereenigde kragten, en boven „ vermogen, te willen mede werken, in het ne„ men van gepaste maatregelen tot beveiliging „ van het vaderland, met alles wat in en buiten „ het zelve dierbaar was , tot vergelding der „ vyandlykhedén, en op die wyze, tot bevorde„ ring van eene eerlyke, voordeelige, en duur„ zaame vreede: Van al het welke de door deze „ Provintie gedragene lasten,en reëele verflxekte „ confenten in zo veele buitengewoone en druk„ kende petitiën, de bewyzen opleverden. Wan„ neer dan eindelyk, zeiden de Heeren Staaten, „ zy, met alle welmeenenden, met hetgrootfte „ genoegen, naa eene langduurige verwagting, „ en reikhalzend verlangen, een bekwaam aan- tal oorlogfchepen en fregatten in gereedheid „ zagen, om tot de waare eindens te worden ge„ beezigd; na dat een ieder verwagtte,dat door derzelver fpoedig en gepast gebruik, het lang„ duurig uitllel, zo veel mogelyk ftond te wor,, den vergoed, had zulks echter, tot fl_jgts kor„ ten tyd geleden, niets anders dan eene byna „ al^emeene en gansch onvervvagte werkeloos- he;d ten gevolge gehad: ——• De lchepen 5, met zo veel moeiten en kosten in gereed- „ heid  C 83 ) „ heid gebragt, lagen als 't ware voor hunne „ ankers te verrotten; het moedeloos volk , „ het geen getoond had bereid te zyn, om al„ les voor het vaderland optezetien , wierd , „ by gebrek aan bezigheid, door gevaarlyke „ ziektcns aangetast; de kusten, welke alleen „ door eene bekwaame vloot tegen alle aanval„ len konden worden beveiligd, bleven by aan„ houdenheid bloot gefteld: de zuchtende koop„ handel riep vruchtloos om befcherming, de „ nog overgeblevene volkplantingen, welker be„ houd tot hier toe aan geene menschlyke voor. „ zigtigheid, maar alleen aan het gunstig beftier „ der Voorzienigheid te danken was, bleven , zonder byftand, en fchreeuwden van 't gebrek „ aan allerlei noodwendigheid: De fchepen „ reeds in 't voorgaande jaar tot dat einde in ge„ reedheid gebragt, hadden, zo wel als de kost„ baare en zo zeer verlangde retouren, eenen „ zeer langen tyd vruchteloos eene gelegenheid „ afgewagt: De poogingen der welmeenende „ ingezetenen om door kaap - rederyen, den , vyand alle mogelyke afbreuk toe te brengén, „ bleven verydeld, en de fchepen, met zo veel „ vaderlandfche yver, tot dat einde uitgerust, „ aan hun eigen noodlot, en ten prooi van eeC  (34) „ nen listigen en waakzaamen vyand overgelaa„ ten ; De vyandelyke convooijen , flegts in „ eene kleine magt beflaande, waren voor by „ deze kusten zonder verhindering heen en we» )» der gevoerd, en "s Lands oorlogfchepen op „ de eigen rhede, volgens de algemeene gerug„ ten, dcor een geringer magt fchandelyk inge„ flooten geworden; alles tot de innigfte fmarc „ van alle weldenkende ingezetenen, tot ver« „ wondering van vrienden en vyanden , tot „ billyke verontwaardiging van geheel Europa: sy — Het was derhalven met het grievendfte „ leedweezen, betuigden de Heeren Staaten , dat zy aan hunne Hoog Mogenden een gedeel„ te der fmertelyke gevolgen van zodanige han,, delwyze moesten vóórhellen, en plegtig be„ tuigen de reden daar van niet te bezemen, al* „ zo dezelve niet alleen volftrekt aanliepen te„ gen het fystema van verdeediging, door de „ brave voorvaderen in diergelyke gelegenhe„ den, zo mannelyk, met zo veel roem, en „ met zulk een goed gevolg, vast gehouden; „ maar ook ten gevolge moest hebben, dat de„ ze, wel eer bloeijende, door de grootfie hel- dendeugden gevestigde, en alom beroemde „ Republiek, by de geheele waereld tot een  ( 35 ) „ voorwerp van verachting wierd, ietwyi dé fchier onnoemiyke geld fommen, door Zee„ land en de verdere Bondgenooten zo blymoe„ dig ingewilligd, dus doende , als geheel „ vruchteloos verfpild, moesten worden aange„ merkt, en het in dusdanige behandeling raadzaamer zoude zyn geweest, niet alleen in gee. „ ne petitiën hoe genaamd toe te (temmen * „ maar zelfs liever de voorhande zynde fchepen af „ te danken, dan 's Lands penningen op zulk eene „ gansch nutteloozè wyze te verfpilien." Wat voords het fluiten van den vrede betreft, ' de Rebupliek zoude ook by dat fluiten troonen de wet hebben kunnen ftellen, gelyk zy meermaals gedaan heeft , ware het flechts dat alle de voorgaande aanmerkingen geen plaats gehad hadden. By een volgende gelegenheid meer. Intusfchen betuig ik met alle hoogachting te zyn, Uw, enz, € è  C 3«> VIERDE BRIEF. ALLERBESTE VRIEND.' .fjet berouwt my niet aan uw voorfteI,ora myne aanmerkingen op de Memorien van den Heere rendorp, in openbaare druk te laaten uitgaan, het oor geleend te hebben; het heeft my nog niet anders dan genoegen gegeeven — ook heb ik het vermaak te mogen ondervinden, dat anderen, die van de zaaken zeiven, in gezegde Memorien vervat, meer weeten, naamiyk by eigene ondervinding,dan ik,'er niet onvoorfchillig voor zyn — 't bewys daar van ontvangt UEd., en het geëerd publiek mat u, in de volgende Misfive, voor weinige dagen mynen Boekhandelaar toegezon» den, om dezelve my te overhandigen: ik'dank by deezen den geëerden Zender daarvoor, en bedenk my geen oogenblik, om zyne Misfive letterlyk aftefchryven, alzo ik 'er die befcheidenheid en bepaaling by het eigenlyke onderwerp in vinde, welken ik zelf beflooten heb naauwkeurig in 't oog te zullen blyven houden, ten einde de waarheid te volgen, en zo veel snogelyk nut te doen, zonder iemand te hoo;  I 37 ) uen ■■- gy begrypt, waarde vriend! dat-de saaken waarover wy fpreeken van die uitgeftrektheid en zamenhang zyn, dac ik eene menigte byperfoonaadjen op bet tooneel zoude kunnen brengen; doch daar zulks onaangenaame gevolgen na zig zoude kunnen fleepen, be« paal ik my zorgelyk by myn' hoofdperfoonaadje. Lees dan het ingefloten copy met opmerking, en vaar wel. UEd., enz. -Aan den Schryver der rondborflige; doch onpartydige aanmerkingen op de Memorie» van Mr. j. rendorp. Zoo verlangend als ik geweest ben naar het publiek maaken van de Memorien van Mr. j. rendorp , devvelken, volgens de begrippen van veelen lieden, dienen moesten tot het verfpreiden van een boognoodig ligt ©ver gebeurtenisfen in ons Gemeenebest, zedert denjaare 1781 voorgevallen, zoo verftomd ftond ik, wanneer ik in het doorbladeren van de gezegde Memooien, zeer weinig gewaar wierd van dat geen, C 3  ( 38 ) waar op my, de op het Titelblad beloofde ophelderingen, aanleiding gegeeven hadden , te moeten hoopen. Het is toch onweederfpreeklyk, dat de Vry. heer van Marquette in zyne twee Boekdeelen, genoegzaam alleen getragt heeft zig te disculpeeren van de verdenkingen, waar onder hy zig door zyn ongeftaadig en wyffelend gedrag gebragt had, en daar en tegen andere Mannen , die by de Vaderlandlievende Ingezetenen geacht wierden, onder verdenking van Gallomanie, met agterftelling van 't heil en geluk van 't Vaderland, te brengen. Om hier van overtuigd te zyn, heeft men ge. zegde Memorien maar te doorloopen , en men zal, van derzelver Inleiding af tot aan het einde van dat Werk, eigen lof en verfmaading van anderen vindén. Hoe rouwelyk worden de verdienftelyke lieden , temminck , hooft , bicker , van der hoop, van lennep, van berckel, visscher, de gvzelaar, brandsen , en meer anderen , befpottelyk gemaakt, ja als Hoofden van een oproerig graauw ten toon gefteld! Dan , daar myn oogmerk voor als nog niet is, yoprfz. Memorien te refuteeren, of derzelver  ( 39 ) valschheid en onnauwkeurigheid, (waartoe ik anders genoegzaame ftoffe heb, en overtuigende bewyzen zou kunnen aanvoéren) aan te toonen, zal ik my thans vergenoegen met aan den Schryver. van de rondborfiige ,* doch onpartydige aanmerkingen op de meerged. Memorien, van tyd tot tyd eenige ophelderingen te geeven, die hem eenig ligt in. het bewerken zyner reflexien zullen kunnen byzetten. . Vooraf moet ik zeggen , vooreerst, dat de Schryver my geheel onbekend is, en dat ik dus genoodzaakt geweest ben my aan hem, door middel van den Uitgeever zyner brieven,te moeten adresfeeren. Ten tweeden, dat ik hem kan verzeekeren, dat hy op myne elucidatien volkoomelyk ftaat kan maaken, doordien ik met alle de perfoonen, hier boven opgenoemd , zeer gemeenzaam bekend waare, en gelegenheid gehad heb verfcheiden van de zaaken, handelingen en gebeurtenisfen , door Mr. j. rendorp verhandelt, van naby te zien ■»■'•—■ dan ter zaake. By de aanmerking , door den Schryver der Brieven gemaakt over de reede, welke Mr. rendorp belet of gehindert hebben zyn werk by zyn leeven te verfpreiden, zoude men mögelyk nog wel deeze of geenen kunnen byvoegen: als C 4  C 40 ) vooreerst dat het zelve (en hier van was hy in zyn geweeten overtuigd, zo als in het vervolg zal blyken) was opgefchikt met valfche betigringen van lieden, die de ftukken in handen hadden, juist gefcbikt om zulks in den helderften dag te ftellen. ——■ Veelen met welken hy briefwisfeling gehouden had, waaren nog in leeven: onder dezelven was de wel eer gemeenzaame vriend van den Vryheer van Marquette, Mr. visscher , die, hoe zeer door den Burgemeester in heteerfte jaar van deszelfs Regeering geacht, en met onderfcheiding behandelt, naderhand het voorwerp van zyn haat, en nu in deze Memo» rien van zyn hoon geworden is: ik ken. «e dien Man te wel, dan dat ik zoude durven twyffelen, of hy zou, zoo Mr. j rendorp nog in leeve waare, direft tegen de bedgtingen, zoo tegen hem als tegen de andere Heeren in 't Burgemeesterlyk werk gezaaid, zyn.opgekoomen, en de goede naam van hen allen tegen de voorfz. lasteringen hebben verdedigt. Dan, de Schryver was dood, de geremoveerde Penfionaris had deszelfs werk niet geleezen, hy kon hem dus niet befchaamd maaken, of tot het inhaalen van zyne aantygingen dwingen; ook kon hy niet ontduiken de reflexie, welke ge-  ( 4i ) maakt zoude hebben kunnen worden, dat namelyk , daar de Vryheef van Marquette overleeden was, ook tenens de onmogelykheid daar was geftelt, om op de aanmerkingen van den geweezen Penfionaris, een Burgemeesterlyk replicq te gemoet te zien. Ten tweeden, dat Mr. j, rendorp, met het in deWaereld zenden van een gering getal exemplaaren zyner Memorien, genoegzaam een gelykfoortige manoeuvre gemaakt heeft, als weleer r. m. van goens, die mede zyn befaamd Politicq Vertoog, OBder den naam van een manufcript in 't ligt gaf, en aan weinige goéde vrienden uitdeelde ; door zulk eene listige handelwyze wierd het vertoog overal verfpreid, en kon (fchoon de uitdeeler buiten fchoots bleef) aan het oogmerk voldoende uitwerkingen hebben: dan daar het den Burgemeester wel eens meer gebeurde, dat zyne drift zyn oordeel verraste, zoo zal die al mede hier het geval geweest zyn, en de openlyke uitgave zyn verhindert geworden door de afraading van meer bedaarde vrienden , die , na eene herhaalde leclure , zullen begreepen hebben , dat bet verfpreiden van die ophelderingen gevolgen konden na zig fleepen, die voor verC 5  C 4= ) fcheidtn lieden van rang niet zeer gewenscht tonden zyn. Evenwel de Burgemeester was verliefd op de vrugt zyner harfenen, deze moest eens ter waereld,gebragt worden, daar toe had hy gelegenheid gegeeven door aan een en ander zyner goede bekenden een exemplaar te fchenken: hier van is dan ook door één der houders gebruik gemaakt; en aan dien man heeft men te danken, dat dit werk, waar van de Opfteller zou hebben kunnen zeggen: Parve, nee in video, fine me Liber ibis in Urbem, thans het ligt ziet. Nu overgaande tot de beloofde ophelderingen, betreffende de aanmerkingen van den Schryver der Brieven, zo valt myne aandagt in de eerde plaats op het veel gerugt gemaakt hebbende zogenaamde briefjé aan den Burgemeester temminck, waar van het verhaal in de Inleiding van Mr. j. eendorp, op pag. 3 en vervolgens, te vinden is: de aanmerkingen op dit verhaal, en den inhoud van het voorfz. zogenaamde briefje gemaakt, zouden op een geheel andere wyze hebben kunnen voorgedragen worden; dan, de Schryver der rondkrfiige ,  C 43 ) doch onpartydige aanmerkingen , is van den waaren toedragt dezer gebeurtenis onkundig geweest. ' De Vryheer van Marquttte heeft kunnen goedvinden deze gebeurtenis, naar zyne manier opgefcbikt, en teffens vervalschc, voor te draagen, 'er een gefingeerde hiftorie inlasfendej die den fchyn heeft als of hy in de verpligting was, als Regent aan zynen Mede - regent, eene . gewigu'ge ontdekking te doen , waar van 's Lands welzyn afhing, en teffens deed zien, welke fchandelyke en verraaderlyke machinatien de gyzelaar en visscher , die by het Publicq voor yverige Patriotten te boek ftonden, in hunnen boezem koesterden: om hier aan eenige waarfchynlykheid te geeven , heeft hy, na verloop van jaaren , en na het affterven van den Burgemeester temminck. , uitgedagt de vifke van dien Man van aanzien, op zékeren ochtend aan hem Gecommitteerden Raad gedaan , mitsgaders de vraage, met de Informatien die gezegde Man van aanzien konde hebben» aangaande het geene dundas in Engeland zoude kunnen betracht hebben: indien de geweezen Generaal Major dundas aan den Schryver der Blieven zo wel bekend ware geweest, als aan de Pen-  C 44 ) fionarisfèn de gyzelaar en visscher, zo zou. de hy het zottelyke van deze miferable 'uitvinding meer of min hebben kunnen in 't ligt ftellen: men weete dan, dat dundas, Chef van een der geweezene Scbotfche Regimenten, met den Cölonel van het zelfde Regiment, bentink, thans Generaal Major, over hoop liggende, wegens zaaken het huishoudelyk bellier van dat Regiment betreffende, en desaangaande (naar zyne begrippen,) door den Capkein Generaal verongelykt zynde, elders redres zogt, zig onder anderen te meermaalen dies wegens aan de Staaten van Holland adresfeerende, uic dien hoofde kennis had tragten te maaken en ook gekreegen aan de twee bovengemelde Penfionarisfen, ten einde aan hen zyne zaaken tot eene fpoe- dige afkomst te beveelen dat dundas, hangende de deliberatien over zyne zaak, eene reize' naar Schotland gaande doen, ook by voorfz twee Heeren is affcheid koomen neemen, zonder immer of ooit noch van Oorlog, noch van Vreede, noch van den Staats-Secretaris fox, noch van eenig ander Engelsch Minister gefprooken te hebben; dit gerelateerde moet dienen om den aandagtigen Leezer te doen opmerken de reede waarom Mr. j. ren-  (45 ) dorp in zynen brief aan den Burgemeester } temminck fchreef, yan van berckel weet men zulks nog niet zeeker. Hem was toch bewust, en daar op moest de aandagt van den Burgemeester temminck ook natuurlyk vallen, dat Mr. van berckel den Generaal Major dundas noojt gefproken had, zynde laatstgenoemde Penfionaris van den 4 November 1780 tot den 14 November 1782 niet in 's Hage geweest, en dus zoude het diredt by Heeren Burgemeesteren van Amjleldam in 't oog geloopen hebben, als van berckel met de twee andere meergenoemde Penfionarisfen, de gyzelaar en visscher , over eenen kam gefchooren was, en In een gelyken graad ware befchuldigt geworden, wegens clandeffine onderhandelingen door middel van eenen Man, den Penfionaris van berckel geheel onbekend. Wat de waare reede zy waarom Mr. j. rendorp nu in deeze Inleiding den naam van van berckel geheel verzwygt,als of dezelve in het zoogenaamde briefje niet gefpeld was geweest, betuig ik niet wel te begrypen \ dan, als ik naar de oorzaak van deeze uitlaating gisfen mag, dan zou het deeze moeten geweest zyns  ( 46 ) de Vryheer had in zyn briefje gefchreeven van van berckel weet men zulks nog niet zeeker\ deeze onzekerheid ftond tegen over de zekerheid, die men had van de daaden van de gyzelaar en viso, zo, beste vriend ! ga op die wyze voord; loop my vooruit, dan zal ik welhaast de pen kunnen nederleggen - intusfchen draagt het geen gy zegt myne goedkeuring volkomen weg, en onze eenftemmigheid verftrekt my tot bemoediging, zo wel als zulks doet zekere inderdaad recht Vaderlyke vermaaning, my gedaan van eenen kant, dien ik verkies u mondlings te doen kennen, wèl verzekerd zynde dat gy denzelven met my zult eerbiedigen, en de vermaning zult toekennen aan die achtenswaardige zorgvuldigheid, die bet hart met het aangenaamfte gevoel moet aandoen , ten ware het zulk een verroekeloosd hart mogte weezen, het welke zulke eene bezorgdheid niet verdiende ik vat den draad myner aanmerkingen weder Op. Of de naam van Jrijïocraat, dien den Heer rendorp gegeeven is, zyn Wel Ed. Gr. Achtb. toekomt, het geen hy {bladz. 13 enz ) onder bepaling erkent, zal nader blyken. {Bladz, 14.) „ Het eenigst doel", gaat ,;de Schryver voord, „ van allé Regee„ ringen is, het meest mogelyk welzyn der D 4  C56) s, Leden, die onder de Maatfchappy behoorea: „ zoo deeze gelukkig zyn, en hun gelukftaac „ door eene behendige ondervinding befrempeld „ is geworden, zoo wordt de vraag, of eenige s> andere Regeeringsform, dan die, onder welke ,-> dis Leden leeyen, beter zy , eene zuivere be« „ fchouwende quajstie. Dit hadden de Hoofden „ der geenen, die in de laatfle onlusten het niet „ onduidelyk op de verandering der Conftitutie „ hebben toegelegd, ten mjnfle zoo zy in de „ goede trouwe waren, in den beginne behooren onderzocht te hebben." —— De Vryheer van Marquette, heeft hier in, voor zo verre men het gefielde op zig zelf befchouwd, gelyk; maar met betrekking tot onze Republiek, bevatten zyne woorden eene zuivere Ariftocratifche drogreden, genoeg ingekleed om het eenvoudig gemeen te verblinden — het eenigfte doel van alle Regeerifig moest zekerlyk zyn het meest mo« gelyk welzyn der leden die onder de maatfehap. py behooren: zo deeze gelukkig zyn ja maar lieve vriend ! hier fchuile het bedriegelyke ——« toen in de jongstleden Engelfchen oorlog, de oogen van de Vaderlandlievende burgeren open gingen, zagen zy dat ze niet gelukkig waren — herlees myne voorgaande brieven — wel verre  ( 57 ) dat hun gelukftaat door eene beftendige ondervinding beftempeld zoude geworden wèezen , geloofden zy dat hun gelukftaat verroekeloosd was geworden ; dat hen hunne rechten ontnomen waren; dit zeker waren de grondflagen van hun* ne pogingen , en daarom was de yraag naar eenige andere Rpgeeringsform by hen geene loutere befchouwende questie — en ook, wèl ingezien, hebben de Burgers toen eigenlyk geene andere regeeringsform , geene verandering in de confti. tutie gedocht; neen! zy hebben over 't algemeen flechts tegen de ingeflopene misbruiken geyverd; die misbruiken wilden zy geweerd, en des, cm recht te zeggen, de conftitutie flechts gezuiverd hebben zyn zy een enkelde keer tot iet inconllitutioneels overgeflagen, 't was uit hoogen nood, (ik fpreek met betrekking tot hun plan,) en deeze breekt toch alle wet; toen zy zagen dat zy met ftrikt by de conftitutie te blyven , hun geluk niet konden vestigen, dat is de ingeflopene misbruiken niet konden weeren,door dat 'er partyfchappen plaats hadden , en in de hooge vergaderingen de meerderheid tegen hen was; toen begonnen zy te befeffen, dat zy. in hunne oogen , niet naar hunne Lands conflitutie geregeerd wordende, vryheid hadden om zulks te D 5  \ 58 ) vorderen, en begreepen dat die vordering niet konde baaten zo zy daartoe geene krachtige middelen ter hand namen; 't kwam 'er nu maar op aan, of de volksflem die de conftitutie begeerde gehandhaafd te hebben, zig fchuldig maakte maar ik ga te ver, ook zullen wy den Heere rendorp op dit point nader hooren - al- leenlyk wilde ik, maar zeggen, dat, hadden de burgers' van hunnen gelukftaat verzekerd geweest, zy zouden ook geen ingeflopen misbruik getracht hebben te weeren; want dan zouden zy dat zelfde misbruik aangezien hebben voor eene verbetering op de conftitutie. van hun Land ; derhalven dient het aangevoerde van den Heere rendorp alleenlyk ter verblindinge van bet publiek, om zyne eigene gedragingen goedrekeuren, en die van anderen als vergrypingen legen het licht der zuivere reden te doen befchouwen. Ka dac de Vryheer openhartig, beleden heeft, (Bladz, 14 en 15) dat het ftadhouderlyk gezach niet genoeg omfchreven is, waardoor de Stadhouders dikwyls de paaien van het zelve te buiten gegaan zyn; dat de Regenten in ftadhouderlooze tyden, dikwyls door ftedelyke , ja byzondere inzichten vervoerd, het algemeene welzyn verwaarloosd hebben, (inderdaad pointen, of liever bekenterjiifen, welke zyn Edele  ( 59 ) Gr. Achtb. omzichtiger hadden moeten doen fpreeken, van de welmeenende onder de Patriotten, die woarlyk niets anders voorhadden dan hunne Landgenooten van die droevige ondervindingen te verlosfen; na gemelde belydenis,) zegt hy verder: (Bkidz. 15.) „ Ik wil dus gaarne, bekennen, „ dat 'er eene betere Regeeringsform zou heb*.' „ ben kunnen uitgedacht worden. Maar de „ vraag is, zou het geluk van Land en Ingez.ee„ tenen, door verandering te maken in de tegen3, woordige Conftitutie, vermeerderd zyn gewor„ den ? of zoo men dit al wilde onderftellen, zou „ men zich. hebben kunnen vleijen, dat die ze„ dert meer dan tweehonderd Jaaren op den te„ genwoordigen voet gevestigde Conftitutie zou „ kunnen veranderd worden, zonder het Land 3, eene fchok te deen ondergaan, waar door ten ,, minften voor eenen geruimen tyd, alle de dee„ len van het publiek beftuur, op losfe fchroe„ ven zouden gefteld zyn geworden? En ein„ delyk zouden de In- en Opgezetenen in 't al„ gemeen, ik meen de Gegoeden, (ik fpreek „ niet van de heff C*)j met den invloed, met (*) De Vryheer van Marquette fchynt zeer verliefd op  ( *5o ) „ eene zeer onbepaalde uitdrukking, veelal de „ Volks invloed genaamd, dien men hun geven „ wilde, gelukkiger zyn geweest? dat is, zou „ onze Koophandel bloeijender, onze Perfoonen „ en Goederen meerder voor alle geweld gedekt; „ in één woord , onze Burgerlyke Vryheid groo,, ter zyn geweest, dan in de 200 Jaaren, die „ ftaande de tegenwoordige Conftitutie verloo„ pen zyn ?" —— Hier moeten wy den Vryheer weder eens nader onder de oogen zien, myn vriend! vooreerst ontken ik nogmaals dat de Patriotten, aanvanglyk, (ik fpreek weder niet van die bedryven, waartoe zy, door tegendruifchingen vertoornd, befloten; toen zy, "naar hun inzien, niet naar de dit woord, zo vernederend voor zyne Natuurgenooten, voor dat gedeelte van dezelven, wier nutbaarheid hy in beide zyne uitgegevene boekdeelen, niet zoude hebben kunnen beichryven: inderdaad, de gepurperde zou welhaast tot den rang der hefte nederzinken, zo die heffe niet beftond —— te meer, myn vriend! hindert my die ditdrukking, om dat de Heer bendorp de cegenoverftelling daarvan maakt door het woord gegteden —- myn God! zoude de waardigheid van den mensch in zyne fchatten beftaan ! integendeel, leert de ondervinding, dat de waare mensch minst gevonden wordt in verguldena zaaien, alwaar de troonen der weelde en wellust opgericht zyn: deugd en verftand fchoolen al vry dikwyls onder ichamele daken.  C 6t ) vastgeftelde conftitutie geregeerd wordende <, de rechten die, zeiden zy, de Natuur en de reden hun toekenden , deeden gelden - —■ '* ik ontken dan dat de Patriotten aanvanglyk,) verandering in de wettige conftitutie des Lands zochten te maaken; zy begeerden dezelven alleenlyk gezuiverd te hebben van de ingeflopene abuizen , die 'er zekerlyk, zo als de Heer rendokp zelf belydt, in gevonden werden ten anderen durf ik op de vraag van zyn Wel Ed. Gr. Achtb., of eene betere regeeringsform, gelukkiger land en volk gemaakt zoude hebben ? rondborftig ja antwoorden: en wie zal dit myn antwoord niet bevestigen! wie zal ontkennen dat betere huishoudelyke regelen, ook beter, gelukkiger huishouden moeten maaken! wie anders dan die by de verbetering vreest te zullen lyden in zyn gezach en grootheid; twee zaaken welken in de oogen van een weldenkend Vaderlander geene waarde hebben , zo zy niet tot 's volks geluk in werking gebragt worden;geene waarde hebben niet alleen, maar zelfs verachtelyk zyn, om dat zy eene onderfcheiding veroorzaaken, of, liever vorderen, welken den waarlyk verdienftelyken man hoonen. Wat de tweede vraag van den Vryheer be-  ( 62 > treft, of naamlyk het Land geen gevaarlyken fchok zoude ondergaan, door eene verandering in de conftitutie? hier op kan, onder noodzaakelyke voorbepaalingen, volmondig neen geantwoord worden: van waar zoude toch dien fchok ontftaan , zo by niemand het eigenbelang boven dat van Land en Volk gefteld wierde ? indien zy die van het te verbeterene jouïsfeerden, dat genot recht patriottisch aan't welzyn van 't algemeen opofferden, en liever minder groot en meer deugdzaam waren ; o myn vriend! hoe gemaklyk ware dan de verbeteringen te maaken?— doch van dien kant komen de fchokken ——— en nu zoude men kunnen vraagen, is een Volk verpligt die fchokken te vermyden, en zyne verbetering aan die vermyding opteofferen, dat is, met andere woorden, opteofferen aan hun die hunne eigene grootheid boven den welvaart van het Vaderland ftellen ? deeze vraag te beantwoorden veroorloof ik my niet — dit mag ik als be« fchouwer zeggen, dat de vorderaars hier bedoeld, in één opzicht gelyk ftaan met de tegendruï-' fchers, dat is, zy betrachten bun eigen belang, want dat is onaffcheidelyk verknocht aan 't belang van 't algemeen, en om die reden, (welke het andere opzicht uitmaakt,) begeeren zy dat hunne hemmen gehoord worden om dat het algemeene welzyn daarby gevorderd wordt,  ( 63 ) Het verder aangevoerde van den Heere rendqrï is aan evengelyke bedenkingen onderheevig — ja, zeiden de fpreekers van den tyd welken wy bedoelen, ja, het volk zoude mee een, NB. behoorelyken invloed, gelukkiger weezen; de Koophandel zou bloejender, onze perfoonen en goederen meer voor alle geweld gedekt, en onze burgerlyke vry beid grooter weezen; want, de volksflem, of, dac het zelfde is, 't volk over 't algemeen , heeft geene andere, byzondere uitzichten, dan die onaffcheidelyk verknocht zyn aan 't algemeen welzyn; derhalven zouden die byzondere uitzichten , waardoor het algemeene vjelzyn dikwyls verwaarloosd is, (de Vryheer heeft, gelyk wy gezien hebben , zelf erkend , dat zulks plaats heeftniet werken, om dat zy niet beilaan: ware het, (ik ver-onderftel thans het geval,) dat de zogenaamde notabelen eens geenen oorlog begeerden , om dat zy met den vyand, in bezittingen of andere verbintenisfen, te byzonder geallieerd waren; geenen oorlog begeerden, offchoon ook de algemeene commercie des lands, de bron van den welvaart des geheels, door den vyand gtouwzaam benadeeld Werd; ja dan zou de volksinvloed , die meer 't belang van 't algemeen voorftaat, qm dat het, gelyk gezegd is, ieders byzonder belang bevat, heilzaam weezen; dan zou-  ( H ) de de handel bloejender, dan zouden onze rJerfoonen en goederen meer gedekt zyn voor geweld; want dan zouden, door de voorheen plaats gehad hebbende waakzaamheid der belanghebberen, alles in orde weezen; dan zoude men met vlooten als die de ruiter en tromp onder hun bevel hadden, de fchrik der zee, of met legers als onder Prins maurits, de verbazing van geheel Europa zyn ——- deeze bedenking, dunkt my, voldoet; en ieder zal "er zyn zegel aan hangen; maar alles vervalt , wanneer 'er by de meervermogenden byzondere belangecs zyn, die hen noodzaaken, anders te handelen , dan de In en Op-gez°Jenen in 7 algemeen, al waren het dan ook maar de gegoeden, uit eene behartiging van het algemeene belang, handelen zouden uit dit geargumen- te blykt wederom, dat het gezegde van den Heere rendorp in deeze, nergens anders toe dient dan om zig vrytewaaren voor de befchuldiging van anders gehandeld te hebben , dan een waar Republikein, vry van alle Ariftocraiie, zoude hebben gehandeld; en derhalven om zyne Leezers door drogredenen daarheen te brengen, dat zy een gunftig oog op hem mogten liaan. Op.  C «5) Op Bladz. ir> fchynt de Vryheer wel de familie-regeering aftekeuren; maar waarlyk , mya vriend! zulks is niet meer dan fchyn; want zyn Ed. Gr. Achtb yvert al te ernftig tegen de wegneeming van dezelve < als de verkiezingen der Regenten door de Burgers , (waarom bepaalt de Vryheer hier juist de gemeens Burgers, op welken hy anders zo uit der hoogte nederziet? — waarom anders dan om op nieuw eene drogreden aantevoeren ?) dat is naamlijk door medeftemming van hunne Gemagtigden gefchiedde; ja dan is het, voor 't minst theoretisch ,mogelyk, dat 'er meermaals waardige en kundige lieden verkozen zouden worden —— -k wil, in 't openbaar fchryvende , hierover niet breeder weezeh; dit alleen dunkt my 'er onbefchroomd te mogen byvoegen, dat/a de kuiperyen en begunftigingen altoos plaats zullen hebben, zo lang de menschlyke maatfchappyen, niet'voor 't minst door Engelen beftuurd wordenmaar, goede God! zou, bij voorbeeld, deNederlam der, dan moeten vooronderftellen dat de verkiezingen'zyner Regenten nu altoos door den invloed van famillezucht of begunftiging gefehiedt? tot welke gedachte de Heer rendorp niet weinig aanleiding geeft! 'er zullen immers nog wel eenk E  C 66') ge waare Vaderlanders zyri, die te veel éerbfeds hebben voor de roeping van Regent, te veel be* fef van de moejelyke verantwoordi? g daaraan gehecht, dan dat zy hec wer/vn van Land en volk aan gunst of famillezucht zouden opofferen ? wel nu! nog meer goeden zoude men on» der minder aanzienlyken kunnen vei wachten; want hunne liaifons onder die geenen welken , wegens den ftand waarin zy zig door de Voorzienigheid geplaatst bevinden, tot het regeeren bevoegd zyn, zouden minder weèzen — 't gevolg dat hieruit te trekken is, doet zig zelf voGr. .Denk niet, waarde vriend! dat ik met myne aanmerking op den (land van die ik tot de regeering bevoegd oordeel , wil ftellen , dat verfhmd, en de noedige regents-eigenfehappen, aan den rykdom verknocht zyn! verre daar van daan! ik weet, by voorbeeld , dat eens een fchatryk Regent een Oostindisch Capitein vr-ea;, of hy op zyne reis naar de Indien 0ok 's nachts doorzeilde ? - neen, ik wil alleenlyk te kennen geeven, hoe ik onderftel dat de regeering met vrucht in handen van de Ryken kan gefteld worden, zo wel om de nuttige onderfcheiding en de hoogheid des anus in ftand te houden, als om dat de mindere , offchoon alle regents-  bekwaamheden hebbende, te veel verpligtin^gèT^alynë eigene örïïftaTT^gtedOT; te veel zorgs voor zyne behoeften heeft, om voor de behoeften dès algemeens rriét geheel zyn hart te kunnen zorgen — 'i komt 'er alleenlyk op aan , om uit de Ryken de waardigen te kiezen, en dit zoude,dunkt my, gewisfer gaan, op.den voet boven verhandeld, en tevens zuade op die wyze de familie - regeering geheel weggenomen worden, 't geen,"onbe.voordeeld gefproken, te wenfchen is: want wel zyn 'er onder de menlchen zulke fchikkingen gemaakt, dat de adeldom van den vader to: den zoon «vergaat; de wetten verzekeren dien zoon ook van &de fehatten door zynen vader natelaaten j maar nog fchikkingen noch.wetten verzekeren hem van's vaders verftand, en Regènts-eigenfcbap * pen: nu ligt 'er het volk weinig aan gelegen wie met adeldom pronkt, en of de man van capitaal, zo als men fpreekt, een zot is ; maar of die zot zyn Regent, en hem des 's volks belang toevertrouwd wordt, o daaraan ligt hem fchromelyk veel gelegen! ' Ik moet eindigen,'met de herhaalde betuiging dat ik ben, enz. E 2  (68 ) ZEVENDE BRIEF. MYNHEE R! Ik heb uwe aanmerkingen over de ftemme van het volk, in de zaaken van een Land, inderdaad met eene volkomene toeftemming gelezen, en zie thans maar al te duidelijk dat de vraag naar eene betere regeeringsform, of liever naar verbetering! in de plaats hebbende, toen naamlijk, toen ons Land in de ■ jongfte fchokken van huishoudelijke verdeeldheden heeft moeten gevoelen, geene loutere hefcbouwende questie was; wèl in de oogen van hun,die,gelijk gij te recht zegt, bij de verandering of verbetering in hun aanzien en gezach ftonden te lijden; ja, voor deezen was het opperen van die questie zelfs geyaartijk — ik geloof, op uwen gelegden grondflag, dat de ftemme des volks in het verkiezen van hunne Regenten ook van heilzaarae gevolgen kan weezen, (indien alles  (69) desaangaande flechts niet door geweld gefchiedde, maar conftitutioneel ware,) hoe zeer de Heer rendorp ook ijvere tegen de kuiperijen welken alsdan plaats zouden hebben : (zie zijne zestiende Bladzijde:) goed, dat 'er kuiperijen plaats hebben; maar hebben die thans geene plaats? — en wanneer zouden zij minder gevaarlijk weezen , bij weinigen of bij veelen ? — zeker bij veelen! 'er zouden alsdan meer tegenijveraars , de kuiperijen zouden meer verdeeld, en daarom ook minder gevaarlijk zijn eene aan¬ dachtige befchouwing van dit onderwerp, berustende op eene grondige kennis van den aart en bekwaamheden des volks , waarover men bepaalt te handelen , (gij doet wèl, waarde vriend! dat gij niet rechtftreeks over een of ander volk fpreekt, en de zaaken meer behandelt als wijsgeer dan als hiftoriefchrijver; daardoor zult gij de aanleidingen tot ongenoegen verminderen;) zulke eene aandachtige befchouwing zou overtuigen dat de Heer rendorp ongelijk heeft, wanneer hij twijfelt dat de ftemme des volks niet gefchikt zoude weezen om waardige en kundige Regenten te verkiezen: hoe veele honE 3  C 7° ) derden van Burgers zijn'er niet in eene ftad, die allen tot de clasfe der weldenkende en oordeelkundige lieden behooren; die zeerwel weeten wat 'er toe vcreischt wordt om een waardig Regent te zijn, (en indedaad, bij deeze moet men het gezond verftand , gelijk bij eene hoogere clasfe het geld, en bij eene langere de kracht der fpieren, zoeken;) alle deeze leden nu hebben te veel belang bij het gedrag en de eigenfehappen van een' Regent, dan dat zij zig zouden kunnen laaten beleezen om voor onwaardige perfoonen te Hemmen : dat belang heeft onder de vermogenden onderling juist zo geene plaats, mijn vriend: en zou de Heer rendorp waanen, dat de oplettende burgerftand niet genoeg bewust konde zijn van den aart, de talenten en de kundigheden der Grooten , om eene keus van Re-enten onder hen te doen? - o zeker! dan dwaalt zijn Wel Ed. Gr. Achtb. grovelijk; immers leert de ondervinding dat de gedragingen der Aanzienlijken, zeer welbekend zijn bij die van den minderen burgerftand, (en op deezen moet men voornaamlijk in dit geval het oog vestigen,) welken in de wereld verkceren : hoe veele zamenkomften  (70 zijn 'er niet waarin die beide Handen elkander ontmoeten ? hoe veele gelegenheden heeft de burgerftand niet om van het gerucht allerleie tijdingen te hooren ? zelfs is in de zamenleeving tusfchen de gezegde beide {tanden eene zekere verkeering ,naamlijk onder de mannen; de vrouwenbonden zig gewoonlijk op eenen verren aftland — met één woord, de Grooten in alle Landen zouden waarlük verkeerde rekening maaken, als zij geloofden dat hunne aart en gedraagingen bij de burgers niet bekend waren: immers overtuigt de ondervinding van het tegendeel? — daar nu dieweetenfehap waarlijk plaats heeft.hoe heeft de Heer rendorp dan kunnen ftellen dat de Burgers niet in ftaat zouden weezen om waardige Regenten over zig te verkiezen? r vindt gij dit niet met mij zodanig lieve vriend ? maar ik loop u weder vooruit; des leg ik de pen neder met u hartlijk te vermaanen tot het yverig voordweeven van uwe opgezette webbe, terwijl ik mij met alle mogelijke onderfcheiding, noeme, Uw vriend, enz. E> 4  C7* ) AGTSTE BRIEF. Iet nieuws, beste man! —«—. naauwlijks had ik de voorgaande naar UEd. afgezonden, of iemand mijner goede bekenden komt een bezoek bij mij afleggen, en welhaast viel ons onderling gefprek over uwe, zo veel geruchtsmaakende Aanmerkingen op de Memorien van den Wel Ed. Gr. Achtb. Heere rendorp; ik had het gènoegen van dezelven te hooren goedkeuren, als behandeld zijnde op eene wijze die volftrekt niemand buitenaf aanvalt;die het gezonde oordeel op 't fpoor volgt, en van het algemeen geleezen kan worden , zonder gevaarlijke gevolgen na zig te fleepen; want immers kan het ontdekken der waarheid niet gevaarlijk weezen; ook niet het onderzoeken van pointen Land en Volk betreffende, zo lang dat onderzoek befcheiden, en uit waare vaderlandsliefde, gefchiedt ■ onder het fpreeken over het belang van uwe Aanmerkingen, en van de behoedzaamheid waaïmede gij dezelven behandelt,zeid©  C 7% ) •mijn vriend: „ Hoe jammer is het dat zulk. „ een taak opgenomen is door iemand die „ de achting van zijne tijdgenoqten verbeurd „ heeft!" —~— met twee groote bewonderende oogen zag ik den fpreeker aan; wèl verzekerd dat hij u niet konde bedoelen; want ik had hem zo weinig als iemand anders eenige opening van zaaken gegeven; nieuwsgierig vroeg ik naar den Schrijver ~~ en het antwoord was jan nomsz—'t fpijt mij, waarde vriend ! dat dees man de eer van uwen arbeid zal ontvangen, of liever dat uw arbeid door dat gerucht in deszelfs eer benadeeld zal worden - ik heb gezegd op mijn Hollandsen. woord te kunnen verzekeren , dat de bedoelde perfoon de fchrijver niet is , en dat is alles wat ik heb kunnen doen. Ik heb gemeend u terltond kennis van dit gebeurde te moeten geeven; handel 'er in naar uw goedvinden, en zijt verzekerd dat ik ben, Uw gehoorzaams Dienaar* E3  ( 74 ) NEGENDE BRIEF. ".langs deed een zamenloop van omftandigbeden in mijne gewoone boekoefeningen , mij ondervinden , hoe 'er geen zoet op aarde genoten kan worden, zonder dat het, al ware 't nog zo weinig, met zuur vermengd is; en mijne jongde bemoejingen , bet maaken van aanmerkingen op de Memorien van den Vrijheer van Marquette, toonen mij zulks andermaal: ik zwijge van het geen UEd mij bericht wegens het benoemen van een ander in mijne plaats als de fchrijver dier aanmerkingen; ik ben van dien kant fchootvrij voor alle beledigingen; wèl verzekerd zijnde dat het minde onderzoek, het voorgeeven, hier bedoeld, zal logenfliarfen -r—*-- ik heb iet anders, , iet meer gewigtigs , en waarin ik derhal ven ook 'grooter belang ftel, op 't oog >—— ik heb naam lijk het verdriet, dat men mij begint te befchouwen als iemand die de gelegenheid van aanmerkingen op de MemoriSn van den Vrijheer van Marqueite te kunnen maaken , aangrijpt  C 75 ) om het gevreesde vuur van tweedragt aanteftooken, en den volke aantemoedigen tot het hervatten van eene taak, waarvan zij gedwongen geworden zijn aftezien; alsmede om vrijlijk dingen te kunnen zeggen die bij veelen aanftoot moeten geeven ——<é ïntusfchen verklaar ik heiliglijk, voor God en de geheele wereld, (om mij eens van die gemeenzaame fprcekwijze te bedienen,) dat niets minder dan iet van dat alles mijn oogmerk is: ik wil mijne aanmerkingen op de meergemelde Memorien, flechts gehouden hebben voor ééne der ftemmen van twee lieden die in de fchoole over eene of andere opgehangene ftelling disputeeren; de andere Hem is de Fleer rendorp: gij zelf hebt immers reeds opgemerkt, Mijnheer! dat ik meer als Wijsgeer, dan als Hiftoriekundige, fchrijf; ik disputeer met een' man, die, of uit oogmerken, of uit waan, ftout Helt, het geen ik meen te kunnen, en het geene ik ook meen te mogen1 ontzenuwen; ik behandel alles Hechts als een point van ftudie, en 't geen dat vak te buiten gaat, het geen louter hifioriëel genoemd mag worden, en door den Heer rendorp op eene verdraaide wijze is voorgefteld , ftel ik in tegendeel in zijn waare licht voor —■" zie daar mijn oogmerk, zie daar mijne wijze van behan-  C?6 ) delen: hoe kan ik in deezen van kwaade oogmerken verdacht worden? — op grond verdacht worden? —wat intusfchen daar van ook zij, ik herhaal nogmaals, geen ander oogmerk te hebben dan het gezegde ,• althans voorzeker geen oogmerk , 't welk door mijne Lands- of Stedelijke Re gering afgekeurd kan worden, uit voorzienig van gevaarlijke gevolgen: als ik over confHtu. tie, enz. fpreek,noem ik Land noch Volk,ten zij in gevalle ik voorbeelden noodig hebbe; en derhal ven lpreek ik als wijsgeerig twistredenaar. De overtuiging dat al het bovengezegde de eenvoudige en naakte waarheid is, bemoedigt mij om op het ééns ingeflagen pad te blijven voordgaan , en mijne aanmerkingen te vervolgen , ik doe het op deeze wyze. Bladz 17, zegt de Vrijheer van Marquette. „ 'T is zeker dat nergens eene beetere en „ gefchiktere wijze van begeeven van Amten „ zou kunnen zijn, dan daar dezelve aan éènen „ is toebetrouwd; dewijl de bijzondere betrek„ kingen van deezen tot alle de Leeden der s, Maatfchappij, volftrekt minder moeten zijn, „ en hij dus onzijdiger; zoo de ondervinding „ niet geleerd hadde, dat die betrekkingen ge> „ multipliceerd worden ,docr het getal der gee-  C 77 ) „ nen, die bijzonder in de gunst ftaan: en dit „ in de daad niet de Vorst, maar zijne Gun„ {telingen de Ambten begeeven." — In den aanvang van dit argument ziet men wel wien de Heer rendorp met het woord éénen bedoelt ; maar waarlijk , zijn Ed. Gr. Achtb. maakt dien éénen niec zeer groot in de oogen des volks! — het is dan maar al te waar, zullen deezen zeggen, dat de gunftelingen ten have, eigenlijk die geenen zijn welken 't roer van het bewind in handen hebben, en die men flechts te vriend behoeft te houden om bevorderd te worden? — maar hoe vernedert dit niet den man van talenten, den eerlijken en belangloozen man, die nimmer zal kunnen befluiten te kruipen aan de voeten van een dikwijls onwaardig gunfteling! béhalven dat, hoe billijk zou 't volk, ingevolge den grondflag door den Vrijheer gelegd, het oog op de Gunftelingen ten Hove liaan, en alles ter hand neemen wat dienen konde om de onwaardigen onder hen van daar te weeren ? is 't zo, dat het volk zijne amtenaars, waarbij het zo veel belang heeft, en met reden, om dat hun geluk en welvaart in de handen van deezen gefteld is geworden j is 't zo, zeg ik, dat het volk, zijne amtenaars,  C 73 ) om zo te fpreeken, uit handen van de Gunftelingen ten Hove bekomt, ja zeker dan hebben zij 'er groot belang bij, om te weeten wie gunftelingen zijn,op dat zij de kwaaden verdrijven: maar een Vorst behoorde cok zijne gunftelingen niet zo hoog te fchatten, dat hij het welzijn des volks jn hunne handen fielt,öp dat ze over hem voldaan mogen weezen; zeker, dan fchat hij zijne gunftelingen boven zijne kinderen, en hij wordt een onwaardig Vorst. 'T is verders aan groote tegenfpraak onderhevig, mijn vriend! dat de beste wijze van amten te bsgeeven daar zouden Zijn , alwaar hetzelve aan éénen is toebetrouwd, gelijk de Heer renHorp ftelt, zo'als wij boven gezien hebben; ja dit is niet -alleen aan tegenfpraak onderhevig, maar h is zelfs eene volftrekt valfche Helling : de Vrijheer zege wel, ten bewijze dier ftelling: „ Dewijl de bijzondere betrekkingen van ,, deezen tot alle de leden der Maatfchappij, „ volftrekt minder moeten zijn , en hij des „ onzijdiger:" dit geargumenteerde bevat, zeg ik, eene volftrekte onwaarheid: is deeze ééne waarlijk braaf, dan heeft hij alle mogelijke betrekkingen op alle de individu's van den Staat; bij moet het heil van die allen trachten te  ( 70) bevorderen,"of hij is zijnen ftand, en het vertrouwen dat het volk in hem ftelt, onwaardig ;erj, zo deezen hem alsdan trachten te weerea, of ce beteugelen in zijne averechtfche gedraagingen ten hunnen oprichte, zijn zij onfchuldig; warit her bevorderen van eigen heil is dat altijd fpreekend inftinct in ons, waarmede wij ais alle andere fchepfelen door de hand van de altijd goeddoende Voorzienigheid , zo doorgróndeloos wijs, bei. deeld zijn. ! Nog meer: is het vermogen van amten te kunnen uitdeelen in de handen van een eenigen gefteld , hoe loopt mén dan niet gevaar, dat hij in den blinde zal rondtasteft ? -itü-i met welk èëii bovenmenschlijk vermogen zoude hij niet begiftigd moeten weezen , om onder zo veele duizenden van menfchen, als waaruit een Volk gemeéni lijk beftaat, de waardigen te leeren kennen èfi beoordeelen ? zou een mensch wel zulk een' kring van verkeering, als wij in dit geval moeten vooronderftellen, kunnen beheeren ? —» maar 't gebeurt wel meermaals, dat een eehig man zo veele uitoefeningen opgedragen worden, als twintig fchrandere mannen naauwlijks zouden kunnen waarneemen — dit is niet goed. Ik heb reeds getoond, dat ajs hst volk öera  C 80) hèefr in 't begeeven van amten, of,'tgeen hier op hetzelfde uitkomt, in bet verkiezen van nieuwe Regenten, dat men beter op den weg is, om altoos de waardigfte mannen aan het roer van 't bewind te krijgen : 't volk is in dit geval niet onzijdig t (welk woord de Vrijheer in 't bovengemelde door hem geargumenteerde , verkeerdlijk bezigt;) het is volftrekt éênzydig, naamlijk aan den kant van hun geluk; want dat ftaat of valt, met den goeden of den kwaaden Regent: al te wèl bewust dat een man, die zijne beste jaaren in grouwzaame losbandigheid doorgebragt heeft, en nog werkelijk op de lijst der ligtmisfen gebragt wordt; een man die zig zei ven niet kan regeeren , maar een flagtoffer van zijne driften is, dac die man niet gefchikt is, om het heil van een gantsch volk te bezorgen, zal het zulk een voorwerp niet tot de hooge waardigheid van Regent verkiezen; veeleer zou 't middelen beraamen om hem in een verbeterhuis optefluiten, op dat hij de maatfchapij door zijne flechte gedraagingen niet meer bedierve — 'c volk zal immers met reden vreezen , dat hij nu zijne godlooze weelde nog ruimer teugel zal vieren, om dat hy minder voor ftraf te vreezen heeft? zeker, hij zal zig minder ontzien ,bij voorbeeld, om ongelukkige dochters te maa-  ( 81 ) . maaken, daarop bouwende , dat hij met de bedeeling van een of ander amt, de klagten van het diep gegriefde hart der onteerde ouderen wel zal fraooren — maar hoe zeer te vreezen is het dat de éénige dien de Heer rendorp op het oog heeft, zulk een fchandelijken Groote niet genoeg van nabij kent om over zijn charakter te oordeelen? Bladz. iq, zegt de Vrijheer van Maquette , dat zekere opmerking hem , federt hij eenig inzien in de zaaken van ons Land heeft gehad, heeft doen befluiten , „ dat het „ Stadhouderfchap een noodzaaklijk onderdeel „ onzer Conftitutie is: en dat, offchoon er tij„ den zijn geweest, dat men vermeend heeft ee„ nen Sesdhouder in deszelfs onderfcheidene „ hoedanigheden te kunnen misfen, die tijden „ altoos met oproer en geweld, een einde heb„ ben genoomen; eensdeels, om dat bet Neder„ landsch Volk , in 't algemeen , van hunne „ jeugd af, voor het Huis van Oranje voor- iri„ genoomen wordt: anderdeels, om dat de gee5, nen, die geen deel aan de Regeering, ten minflen niet naar hun gemoegen hebben , geene gelegenheid laaten voorbij gaan, om van die geneigcheid van 't volk gebruik te maaken, „ in hoope van op hunne beurt de zoetigheid F  C 8» ) „ en voordealen der Regeering te zullen genie„ ten." -—■— Hoe rou.v en onvoorzichtig is dit alles gefteld en gezegd, van een' man, die zig tusfchen beiden eene eere gemaakt heeft, van een vriend van het hu:s van Oranje te zijn! ~r,-,x.» Niemand zal 't zijn Ed. Gr, Achtb. trachten te ontwringen , dac het Scadhcudcrfchap een nuttig onderdeel in de conftitutie van Nederland kan uttmaaken ; maar te zeggen dat de Stadhouderlooze tijden altoos geëindigd zijn met oproer en geweld , en, 't geen de Vrijheer 'er eigenlijk zou hebben moeten bijvoegen, op. roer en gemeld van den kant van het laaglte gemeen,, da waare heffe (*) des volks, zeker dat vereen het huis van Oranje weinig, en 't moet de overige vrienden van dat huis doen bloozen: evenwel fchijnt de Vrijheer op het voordraagen dier waarheid zo verlf.fd te weezen, dat hij dezelve nog aandringt, door de oorzaaken van dat oproer en geweld, waardoor 't huis van Oranje weder aan 't bewind gekomen is, optegeeven, als gelegen zijnde naamlijk, niet in eene bewustheid van de nuttigheid des Stadhouder. (*) Waarom of de Heer ueneoep hier dat zijn zt geliefd woerdjen niet bezigt 1  ( 83 ) fch. ps, of van de braafheid en wijsheid der telgen uit het meergemelde huis, maar flechts uic eere vooringenomenheid vcor h uelve , welke vooringenomenheid, volgends den Vnjheer van Marauette, hen van der jeugd af aan wordt ingeboezemd ; en aan den anderen kant in de ftokerijen van eigenbelangzoekers: zeker het-is be'agcheiijk deeze o\;rzaaken aa^tevoeren tot bewijzen, dat het S■•adhouderfchap een nosdzaakehjk onderdeel onzer conftitutie is.'zij bewijzen niet anders , ais dat het gemeen en de baac/.uehti^en altoos eenen Stadhouder uit het huis vmOra t/a begeerd hebben -— hoe durft een man, die ais ichrijvcr ten tooneele treedt, en zïg ze'ven zo gaarne zoude doen gelden, op deeze zotte Wfljae argumenteeren ? De zegging dat het Dvederlandiche volk oy.r 't algemeen, van hunne jeugd af, voor het huis van Oranji vooringenomen wordt, verklikt hier weder eene zichibaare onoprechtheid en berispelijke vleierij; want het kan den Vrijheer niet onbewust geweest zijn, dat. laas! de verdeeldheid in Nederland, omtrent het huis van Oranje, zo aanhoudend en tot zulk een hooien graad geklommen is , dat het befehaafde deel des volks, in zijne jeu^d, niet ten voordeele van het gezegde huis vooringenomen worat; ik beflis F 2  ( 34 ) niet of zulks goed dan kwaad zy, alleenlyk be weer ik dat het zo is, en ik ben wèl verzekerd, dat iemand, die geen volflagen vreemdeling in ons Land kan genoemd worden, my zulks zoude willen ontwringen. Meermaals betrap ik den Vryheer op zulke en dergelyke onvoorzichtige uitdrukkingen; zo lpreekt hy in het Hot van zyn laatst by my opgegeven argument, van de zoetigheid en' voordeelen van de Regeering -r ■ » Waarlyk vriend, de Regeeriog geeft geene zoetheid, dat? die van nuttig te weezen aan Land en volk; maar voor hoe veele zorgen, bekommeringen, en pynlyke overweegingen wordt dezelve niet gekocht ? het zoete dat een braaf Regent fmaakt, kan ieder ander lid der maatfchappy ook fmaaken, want het is geen ander zoet dan dat de deugd , zonder aanzien van perfoon, uitdeelt aan allen die haar beminnen ; en waarlyk, vriend-lief! niemand verwerft dat zoet moejelyker dan een Regent,'; dit gaat zelfs zo verre , dat een weldenkend man zig moet verwonderen , hoe niet elk verkozene fchoorvoetend tot de aanvaarding van het Regentfchap toetreedt, en 't voor zéker houdt, dat ai wie 'er naar hunkert, oogmerken moet hebben, die meer regeerzuchtig en eigenbelang*  C *5 ) zoekend, dan volftrekt deugdzaam zyn —— wat het voordeel, aan het regentfchap gehecht, betreft; zeker dat kan althans niet verlokken, indien men ftrikt eerlyk wil blyven; of heeft men het voordeel op 'c oog dat in vermogen beftaat ? dat beftaat in anderen te kunnen bevoordeelen.? o! hoe moejelyk is het niet, voor een deugdzaam man, om daarover te befchikken ; zodanig te befchikken , dat de deugd hem den krans toekent , en zyn geweeten gevolglyk te vreden is! f*—— alles op deezen voet, en derhalven uit het ïechte oogpunt befchouwende, moest men noch oordeel , noch gevoelig hart hebben , indien men niet eene onbepaalde achting én eeibied voor een deugdzaam regent hadde ; zeker hy draagt den last, en de ingezetenen fmaaken de vruchten van zynen yver, van zyne zorgen en yermoejingen. zo achtenswaardig als zulk een regent is, zo verachtelyk is een aristocraat of despoot. My blyft thans nqg een oogenblikjen tyds over, waarde vriend! derhalven zal ik myne aanmerkingen nog wat voordzetten; wordt deeze brief wat lang, ik hoop, dat hy q, ter yergeldinge, niet minder dan myn voorgaande zal voldoen. ' ■ pp bladz. 2 r, boezemt de Vryheer de bitter» F 3  ( S6 ) fte klakten uit over de wyze, waarop hy in de rpenhaare nieuwspapieren en anoere ichriften, ten bedoelden en bekenden tyde, behan .leid is geworden; en beklaagt z'g wel dégelyk dat men fcfnyvers en ubgeevers niet geftraft Heeft: ,, Men '„ wees my", zegt zyn Ed. Gr. Achtb. „ naar de „ ordinaire Juftitie: daar kon ik eene AStio la,, jura inftiuiëeren, en dus aan myne hrfgena„ men overlaten, een geding, dat mogelyk by „ hunnen dood niet geëindigd zou zyn. En dat „ was de weg dien men algemeen aanwees, aan ,, de geenen die door de Courantiers, en de be„ kende Week- of IVLiand- Blad Schryvers, in hunnen goeden mam op het grievendst beiee„ digd waien Men beweerde, dat de Graaftyk„ heids Officieren niet gefchikt waren, om daar over eenige aéYie, hoe klaar de bewyzen ook ,, waren, te inftitüëeren " De Vryheer beklaagt zig hier over iet h t geen imusïchen waarlyk eene uiterfte billykheid was ——~ de daaden waarvan hy gewaagt vielen immers diretl onder de termen van Ittjurhï 'er bleef derhalven alleenlyk over, dat dezeiven beweezen moeften worden , als waarmede al her injurieufe terftond vervalt; en de aankl.-iager verpligt is zig het gezegde van den aangeklaagde te laaten welgeval-  ( 87 ) ]en die ingezetene van eenig Land, een Land alwaar 't recht waarlyk geoefend wordt, welke zynen Regent van eenig pligtloos bedryf befchuldigt, kan niet rechiflreeks gezegd worden, eene injurie gedaan te hebben; hy is inderdaad nog niet ftrafbaar; die dat wilde ftellen, zoude tevens ftellen, dat geen ingezetene de daaden van zyn' Regent mag beoordeelen , en hy maakte daarmede dien Regent tot een fouverain despoot; maar daar het gezegde onder de termen van injurie valt, moet by gedaagd worden, om zyn gezegde te bewyzen; geeft hy dat bewys, dan is de aangeklaagde ftrafloos, en vry ———• daar het den Heere rendorp nu niet gewild heeft deezen bil!yken weg inteflaan; hoe kan hy zig dan beklaagen over het gebeurde ? ——- 't is tog duidelyk, myn vriend, dat het fait waarover hy klaagt niet onder het Graaflykheids officie viel ? ~- zyn Wel Ed. Gr, Achtb. zegt wel hoe klaar de bewyzen ook waren; maar vriend, dit is immers weder ongelukkig geredeneerd? welke bewyzen waren toch klaarï zekerlyk bedoek de Vryheer de bewyzen van de daad, naamlyk dat de voorgewende injurie gefchied ware; maar dat waren nog geene bewyzen van fcbuldlof zyn Wel F 4  ( SS ) Ed, Gr. Achtb, moet de fchuld weder gronden op zyn eigen ftand en ftaat, 't geen wy boven zagen dat hoogftens onbillyk zoude weezen! de bewyzen van fchuld kunnen niet gezegd worden klaar te zyn, voor dat de aanvaller gedaagd, en gefuccombeerd is, doordat de vooronderftelde geinjurieerde, de befchuldigingen, tegen hem aangevoerd , krachtloos heeft weeten te maaken. Maar nog ongelukkiger redenkavelt de Vryheer van Marquette vervolgends ; ja zodanig dat men, zyn argument kezende, moet zeggen: 'hoe is 't mogeJyk dat een man van die jaaren, van die ondervinding, en van die kunde, de pen op die wyze heeft kunnen roeren ! hoe is 't ook mogelyk dat niemand in zyne environs, (Vis tog bekend dat verftandige mannen zyne memorië'n gelezen hebben, alvorens zy ter perife gingen,) hem de dwaasheid van zyn argument heeft doen zien! maar waarlyk, geen wonder is het dat zulke argumenten geen' ingang hebben gevonden —. dus zegt hy: QBladz. 23.) „ Ik ftelde te ver„ geefs voor, dat zulks noch billyk noch recht„ matig was : dat alle Ingezeetenen, van den „ voornaamften af, tot den geringften toe, rechc „ hadden om zoo wel tot befcherming van hun- nen g°eden naam als tot die van hunne goede-  \ ( 89 ) n ren, het publiek gezach in te roepen: — „ dat het vreemd zou klinken , dat een Graaflyk :' Officier, aan wien ik eenen gepleegden diefftal, „ met aanwyzing des diefs, aangaf, my zeide.' si 't is my leed, maar gy kunt den dief dagvaar- k din om u bet gefloolen weder te geeven: „ dat het onderfcheid van eenen rover van myn goed , tot dien van mynen goeden naam, niet ,, anders was , dan dat deeze veel fchuldiger „ moest gehouden worden: — dat alhoewel „ het niet ongefchikt was , dat de eene Ingezee■„ ten den anderen beleedigende, niet aanftonds „ tot de Vindi&a publica toegelaten wierd, maar „ tot den burgerlyken Rechter zynen toevlucht iy moest neeraen , doch dat wanneer iemands ;, goede naam in publieke gefchriften, en wel j, zoodanige, die met publiek gezach of toela- ting verfpreid worden , gefchonden wierde, it het myns bedunkens, eene baarblykelyke ons, rechtvaardigheid was, zoodanigen de publieke hoede te ontzeggen, en hem tot langwylige j, Procedures te verwyzen. Doch alles was te i, vergeefs." ——™* Wie ziet niet de ongegrondheid van deeze redenering! en bevat niet hoe iiatuurlyk het is dat de Heer rendorp dezelve  C 9* ) geenen ingang heeft kunnen doen vinden ! Immers heeft de Vryheer zelf gezegd , dat de ingezetenen , zonder onderfcheid, het recht hebben om zo wel tot befcherming van hunnen goeden naam , als tot die van hunne goederen, het publiek gezach interoepen; en dat recht heeft Ook zelfs de heffe; maar wy hebben tevens gezien dat zyn Wè\ Ed Gr. Achtb. dat recht niet heeft willen aangrypen \ hy heeft een' rechter begeerd in eene zaak waarin die recrtte-r niet, maar een andere rechter gezach had ; hy hseft voor bevvezene fchuld willen gehouden hebben, het geen nog eerst bewezen moest worden fchuld te zyn; des heeft hy vbor zig fineer of ander recht begeerd, dan by zelf, als rechter, ooit een ander toegedaan zou hebben - Verder — Een Graafiyk Officier, die wèl by 't hoofd was, zou op de door den Vryheer voorgeftelde aanklagte van, ik ben beftolen, en N. N. is de dief\ zekerlyk niet antwoorden; "t is my hed; maar gy kunt den dief dagvaarden, om u het geflolene wedertsgesven; hy zou, beter dan de Heer rendorp den aart des gevals penetreerende, en tevens niet, zo als zyn Wel Ed, Gr. Achtb. hier febynt te vooronderftellendat gefchieden moest, zyne aanklagte voor eene bewezene waarheid houdende, dien N. N< ook niet als een  ( 9* ^> dief by den kop laaten vanen, en als een' dief ftfaffeö ~—~ goede God ! ware dat de aart der rechtsoefeningen , dan ftond alle eerelyk man bloot van op de aanklagte eens vertoornt n kwaadwilligen , of ook eens bak'aadi^en fchofts , als dief by deukap gegrepen te werden •;—* rseea; de aanklaager zou voorzeker eerst waarfchynelyke bewyzen van fchuld moeten-produceeren, en die voldoende bevonden worder.de, zoude de a?:ngeklaagde nog eerst, vrank en vry.gedaagd,en verhoord worden, op dat de gegrondheid der waarIchyoelykheid raogte blyken — de Rechter zou zekerlyk een duldVtoas fouverain despoot wei.z:-n, die m dergelyken gevalle anders, ik meen (brenger, handelde ziet gy des wel, myn vriend! dat de Heer rendorp hier weder een geval aar.voért dac niets uitdoet, om dat het geheel gedrochtelyk is, offchoon het eenen fchyn lubbe, die de oogen van een gedeelte des publieks kan verblinden? — wèl in gezien ftaat iè dief van iemands göed, in alle gevallen, gelyk mét den dief van iemands eer; maar in beide gevallen moet eerst bewezen worden dat hy een dief is -~—** dat de Rechter in het eerde geval meest altoos rechtftreeks tegen den fchuldigen kan ageeren, is om dat deeze meest altoos  f9» ) pp de daad betrapt wordt, of dat ten minften de waarfchynelyke bewyzen van zyne fchuld by den Rechter in handen zyn. Al het overige dat de Vryheer verder bybrengt om zyne (telling te doen aanneemen, vervalt met hetgeen ik boven heb doen vervallen evenwel moet ik nog aanmerken, hoe hy zig zeiven fchroomelyk tegenfpreekt, daar hy nu weêr goed vmdt,dat de ingezetene die zyne mede-ingezetenen beled.gt (*), flechts vryheid heeft tot den burgerlyken Rechter zynen toevlugt teneemen; want hy zegt immers: „ Dat alhoewel het (N. B ) nieton„ gefchikt was, dat de eene Ingezeten, den ande, „ ren beledigende, niet aanflonds tot den Vindicia ,, publica toegelaten wierd; maar (N.B.) totden „ burgeriyken rechter zynen toevlucht moest neemen;" maar, of zyn Wel Ed. Gr. Achtb hier die tegenfpraak geveeld heeft, dan of hy in ee„e compleete verwarring van denkbeelden is geweest, weet (*) Injurie is eigenlyk maar eene belediging; flrikt beroofd te zyn vM het geen hem ontdooien is; maar de **d der ^genaamde eerdievery heeft die berooving n|e< ten gevolge - „ wie van de valsheid der injurie overtuigd *i of er flechts aan twyfelt, zal bekennen, dat de zoee^de be(bIene nog •„ h££ vo][e bez. — de daad is derhalven flechts eene belediging.  C 93 ) ik niet; dit is zeker, dat hy gezegde tegenfpraak verder fchynt te willen doen biliyken, door te zeggen, ten bewusten tyde geargumenteerd• te hebben ; „ dat wanneer iemands goeden naam in „ publieke gefchriften, en wel zodanigen, die „ met publiek gezach , of toelaating verfpreid „ worden, gefchonden wierd, het, zyns bedun„ kens, eene baarblykelyke onrechtvaardigheid „ was, zodanigen de publieke hoede te ontzeg„ gen, en hem tot langwylige procedures te „ verwyzen." Wat doet hier de publici¬ teit der befchuldiging uit? — als de fchryver gedaagd wordt om zyne gezegdens te bewyzen , en hy bewyst ze , worden die gezegdens immers waarheden ? en wie zou hem willen ftraffen omdat hy waarheden gefchreeven heeft? hier zou alleenlyk weder de hoogheid des perfoons in opzicht moeten komen; maar deeze mag in geen Land in aanmerking genomen worden, of men zou tevens willen ftellen dat de aanzienlykenvryheid van doen , zonder vrees voor beoordeeling hebben m » neen, myn vriend 1 dit kan geen gezond hoofd en eeriyk hart ftellen! en ook daar¬ om heb ik, \ zy met alle menschmogeiyke oprechtheid gezegd , zo. hooge achting voor het unt van Regent; daarom heb ik zo veel eer-  ( 9\ ) bieds voor een braaf Recent, om dat hy zuiken zwaaren taak op zig genomen, en zo veele verpligtingen, zo hooge verantwoording heeft . . maar my dunkt iK heb deezen lang gfinoeg gemaakt, derhalven eindig ik, met u te verzekeren datgy, binnen weinige dagen, nader fchryve»s zult ontvangen, van Uiv, enz. TIENDE BRIEF. ALLERBESTE VRIEND! Jk ga zonder eenige vooraffpraak tot het vervolgen van mynen taak over —-—> maar evenwel moet ik u eerst vraagen, of gy de verdediging van- den Heere van berckel , tegen de Memorien , welken wy onderling een weinig napluizen, reeds gelezen hebt? ik denk we] ja ; want daar gy omtrent myne aanmerkingen niet onverfchillig zyt , kunt gy de verdediging van dien rondborftigen Nederlander niet laaten liggen —— nu, myn vriend! wat zegt ge 'er van? — toont zyn Wel Ed. niet duidelyk, op welke eene verregaande wyze de Vryheer van Marquette zig tegen zyn Wel Ed. vergrepen heeft? met welk eenen geest de Memorien opge-  C 95 ) fteld zyn, en hoe wenfchelyk bet ware dat aüe anderen, in dat werk besrokken , zyne treden volgden, op dat de tydgenoot zo wel als de nakomeling overtuigd wierde van den waaren aart eens werks, het welk welligt, ware het ongemoeid blyven liggen, eenig credit zoude b.'komen hebben, op grond van den ftand zyns ftellers! —*' en, o! van welke nadeelige gevolgen zoude zulks niet hebben kunnen weezen ! «—> allerovertuigendst heeft den Heer van berckèl bevestigd, het geen ik aangemerkt heb op het terug houden van de Memoriè'n, (taande het leven van den Vryheer ; en het uitdeelen van flechts eenige exeroplaaren van dezelvcn onder 's mans goede vrienden : op myne tweede Bladz. zeg ik naamlyk: „ Men konde da reden „ van die terughouding niet pioojen; men be„ gon te twyfelen aan de geldigheid der ver„ dediging; men /lelde het mogelyk dat er vee„ le ingezetenen van hooger en laager ftand „ in . 'aangevallen -waren, en dat eene gegron„ de vrees voor gevolgen oerzaak , van de Terughouding , was ; nu ziet men duidelyk dat dit vermoeden maar al te gegrond is geweest; en nu mag men met reden vraagen; hoe is 't mogelyk dat iemand, in zyne  C 96) birnekamer opgefloten , in de fiilheid der dieplïe overleggingen, derhalven zonder beroeringen des harten , kan befluiten tot het zamenftellen van zulk een werk ; cf liever, dat befluic genomen hebbende , daaraan van tyd tot tyd kan arbeiden ! want op éénmaal worden geene twee deelen Memorien op 'c papier gebragt! nog meer; hoe is 't mogelyk dat men onder het bezig zyn van de langzaame drukpers , flaande welk bezig zyn, men zyn werk ftukswys nog meer dan ééns ter hand krygc, en 'c met alle mogelyke aandacht moet leezen, dat men echter nog een zelfd oogmerk kan blyven involgen ? de menschlievendheid verbiedt my hier een vonnis te wyzen.dat anderen, wat heeter van bloed, geredelyk wyzen zouden.' Nu ga ik voord. (Bladz. 25 ) „ Ik heb dan zedert , gelyk alle andere fatzoenlyke en deugdzaame „ Lieden , met verachting aangezien, de be„ 1'chimpingen, bynaamen en leugens , die aan „ my gedaan, gegeeven en tegen my verfpreid „ zyn," Achting zeker kan de Vryheer daarvoor niet betoond hebben; maar bedoelt hy met het woord Her achting, dat hy dat alles zyner aandacht onwaardig hield , gelyk hy zekerlyk hier zal willen doen gelooven ? o! dan maakt dit zeggen een vreemd contrast met zyn Wel Ed. Gr.  ( 97 ) , Gr. Achtb.5 bittere klagten, daarover, dat zyne aanvallers nietgeftraft zyn. —„Het zoudebeneeden 't geen een onbefproken mensch aan zich zel„ ven verfchuldigd is," gaat hy voord ,„ geweest „ zyn,zich tegen die Schotfchryv er s te verantwoor9> den," ——* Hoe! wat taal is dat nu weer! zal ik den Vryheer dan altoos aan zig zeken ongelyk vinden? — eerst vordert hy ftraf over zyne aanvallers; befchuldigt rechter en wet van onrechtvaardigheid, om dat ze zyn Wel Ed, Gr. Achtb. geene wraak verfchaft hebben — verder ziet hy zyne aanvallers met verachting aan; en dan acht hy eene verantwoording beneden zyne waarde zou zyn Wel Ed. Gr. Achtb. dan waarlyk in het denkbeeld geverfeerd hebben,dat men die lieden, Ichoon nu gedaagd, of gegrepen zynde, zo maar zonder forme van proces zoude hebben geftraft, alleenlyk om dat de Heer rendorp , juist de Heer rendorp was? - geloofde hy dat hy de befchuldigingen niet valsch zoude hebben moeten maaken, en zig derhalven zoude hebben moeten verantwoorden? o waarlyk ! dit zoude allerhoonendst gedacht weezen over de billykheid en rechtvaardigheid die altoos in de Nederlandfche raadzaalen voorzit- ten, maar nog meer! < hoe heeft de Vryheer kunnen fchryven dat hy eene yerantG  Cs>s) woording tegen zyne befchuldigers beneden zyne waarde hield; daar hy, toen die lieden, door het lot dat hun, ter gelegenheid van eene geheele ommekeer van zaaken, trof, zig niet meer mogten noch konden roeren, niet minder dan twee boekdeelen met zyne verantwoording vult ! dit is immers waarlyk gefchied, myn vriend ? wy hebbes die beide deelen voor ons! en, offchoon om redenen meermaals gemeld , en door den Heere van berckel bevestigd, die verantwoording den ooge van 'c alguneen onttrokken zy, zo lang tot de Heer kekdorp overleden zouden zyn; het oogmerk van de opftelling was tog anders! - en behdven dat alles: vergelyk het hacstgeme!de geargumenteerde van den Vryheer eens met her geen hy op Bladz. 5. gezegd heeft; zynde in deeze woorden bevat: „ Het is }, den mensch wel eigen niet ongevoelig te zyn „ aan lasteren, fchelden, befpotten en befchim„ pen; maar die aandoening verliest aanmerkelyk „ van haare kracht, wanneer dezelve door ver„ verachtelyka lieden, en zondeï- fchyn van re„ den gefchiedt. Een fchryver van een Politieke „ Kruyer, een Fynje, een Schuurman, of „ Nomsz, een Costerus of Paling, Schryvers, „ Drukkers of Uitgeevers van de Hiflorifche,  ( 99 ) - Diemermeerfche, en Zuidhollandfche Couranten, en andere Nieuws- en Weekblad - fchryZ vers, konden weezenlyk geen eerlyk man deeren; zy vereerden die zy laakten, en onteerden die zy preezen" — zy vereerden die zy laaktenl zy onteer den die zy preezenl gfa lieve Hemel! hoe d'isfoneert dit zeggen met al het voorgaande ten deezen opzichte! — zulke lieden kunnen geen eerlyk man deerenl maar zy hadden den Heer rendorp evenwel tot zo verre gedeerd,dat hy zig op hen heeft poogen te wreeken! - ik wil geene gevolgen trekken, vriend lief! en meen dat de geheele wereld hier duidelyk zal zien hoe de Vryheer aan zig zei, ven ongeiyk is; hoe hy martelt om zig en zy ne zaak in een groots en aangenaam licht voor«•ftellen, en dac hy althans de man niet was die de pen had moeten voeren. „ Ik dacht, en denk nog," zegt zyn Wel Ed" Gr. Achtb. Bladz 27- » dat de Regeering van Amfterdam, willen 's Lands zaaken wel gaan, Z metzyneHoogLingoedeharmoniemoetleeven: , en heb deeze Leere altoos, zoo verre ik zulks " als Regent en Ingezeeten in gemoede heb 11 kunnen doen, aangekweekt" — Waartoe deeze redeneering dient, zal waarlyk niemand, G a  C 100 ) die de Memorien van den Heere rendorp , bedaard , en mee oordeel leest, befeffen —— lieve Hemel! wat Regent of Ingezetene, zou het tegendeel kunnen leeraaren ! naamlyk, dat de Regeering van Amfleldam>niet in harmonie met den Stadhouder behoeft te leeven! ——r- harmonie is de kracht der Republiek, en een Stadhouder zou voor dezelve wel een fchadelyk voorwerp weezen, indien haare voornaamfte ftad, de ftad waarop , om zo te fpreeken, alle de overige fteden altoos het oog gevestigd houden, zig genoodzaakt zage, met dat voorwerp in disharmonie te leeven niet alleen Amfleldam , maar ook alle de lieden in ons Land, ja alle de ingezenen moesten met den Stadhouder in eene goede harmonie leeven, en daartoe is de Stadhouder verpligt, ook al wat hem eenigzins mogelyk is, bytebrengen; als een getrouw Regent en kinderÜevend vader, moet hy,om zo te fpreeken,geheel het volk, als in een tafreel, voor zyne oogen hebben, in alle hunne onderlinge betrekkingen, in alle hunne belangens, in alle hunne zegeningen en nooden; en in de minfte zyner regentlyke daaden moet hy doen blyken dat hy dat tafreel geraadpleegd heeft; dat alle zyne gangen op een zelfd middenpunt, 's volks geluk naamlyk , za-  ( 101 menloopen; hy moet geene kuiperyen dulden, en althans geene hovelingen ,\ (waarvan de Heer van Marquette ons zulk een akelig denkbeeld gegeven heeft ,) gehoor verleenen ; als een hoogwys man, moet hy hunne vleieryen met eene vernederende glimplach beloonen , indien zyne geaartheid al niet toelaat dat hy hen van zig verwydere, en die meestal laaghartige en gevaarlyke meubels verzende, tot het fchoonveegen van de openbaare^wegen , of eenigen anderen noodigen arbeid, op dat zy, vóór hunnen dood, der zamenleeving nog eenig nut mogen aanbrengen, en hunne landbedervelyke oogmerken met zweetdroppelen boeten «—— daar die zelfde amtsverpligting nu op alle Regenten ligt, myn vriend, (zeker,ik zonder desaangaande niemand uit,zelfs niet den Burgemeester van het geringfte dorpjen;) daar derhalven Stadhouder en Magifïraaten , een zelfd doel voorgefteld is, zy allen een zelfden weg loopen, (ik vooronderftel dat ze allen goed zyn,) hoe zou het dan mogelyk weezen, dac 'er disharmonie tusfchen deeze byzondere Magiftraatsleden zoude mogen plaats hebben; of liever , hoe zou iemand het in zyn arm hoofd kunnen krygen om te leeraaren dat die disharmonie plaats moet hebben? de Heer rendorp G 3  ( IOS ) munt derhalven in deeze kering niet uit! — maar zyn Wel Ed. Gr. Achtb. heeft zekerlyk op 't oog dat 'er in de huishouding van Staat, tusfchen de ouders wel eens gekrakeeld wordt; nu, eene kibbeling over niets betekenende zaaken breekt geene harmonie, en zal ook Land noch volk bederven; maar als de gedraagingen van den Stadhouder eens by de Regeering van Amfieldam, (ik blyf by die ftad, om dat de Vryheer verkozen heeft dezelve in 't byzonder te noemen,") afgekeurd wierden; als deeze eens oordeelde dat hy 's volks belangen verroekeloosde, en meer zyne eigene grootheid, of het believen zyner hovelingen in 't oog hield, dan het voldoen aan de duure en waarlyk allermoejelykfre verpligtingen die op hem liggen, dan, myn beste vriend! oordeel ik dat de ftedelyke Regent met zyn gemoed niets te doen heeft, in zo verre naamlyk, dat hy hetzelve nog zoude noodig hebben te raadpleegen, of hy niet wel iet konde laaten flippen, om den Stadhouder te believen : neen! - . zo hy den naam van Regent waarlyk verdient, zal hy alle grootheid, ten koste van 's Lands welzyn gekocht, of in werking gebragt, als verre beneden zyne veeten zien ; dat is, in het aller-  ( i°3 ) verachtelykfte licht hy zal de raadzaal van zyne veroordeeling doen wedergalmen; hy zal zyne Mederaaden voor den troon van den Almagtigen geleiden, en hen voor oogen ftellen, hoe, ten eenige dage, alle hunne landgenooten tegen hen zouden getuigen-, en hy zal liever hec uiterfte waagen, ja liever het zwaard aangorden, dan gedoogen dat zyne kinderen in hunne rechten en welvaart benadeeld worden — zie vriend» lief, dat, zeker, is, in dergelyke gevallen, hec gedrag van een goed Regent, van zulk een beminnelyk wezen, 't welk onze hoogfte achting, onze diepfte eerbiedenis, al ons vertrouwen, en eene aankleeving verdient , die niet losgemaakt kan worden , al werden ook alle de legermagten van geheel Europa op ons afgezonden, om ons, volhardende, met den zwaarde te verdelgen. Na dat de Vryheer zig veroost heeft, daarover, dat hy zig nu voor de Prinsgezinden, dan voor de Patriotten berispelyk gedragen heeft, zegt hy verder, Bladz. 28. „Ik eer en acht zyne Doorl. Hoogheid, en doe hulde aan deszelfs hoedanighe„ den: en byzonder aan deszelfs ingetogenheid, „ wegens het verkrygen van meerder gezach, „ daar men hoogstdezelve zoo fchandelyk by de „ goede gemeente ©ver verdacht heeft gemaakt; G 4  C 104 ) „ maar nimmer heb ik zyne Hoogheid in den „ tyd, dat deszelfs gezach en invloed tot het ,', hoogfte punt gereezen waren, en veele der „ geenen die hoogstdezelve in zynen tegenfpoe„ digen ftaat befchimpt hebben, hun hof tot „ bejaging van eenig voordeelig ambt, voor hun „ zeiven of voor hunne vrienden maakten, iets voor my of voor de mynen gevraagd. Ik heb „ ahyd onaf hangelyk willen zyn, om dus myn „ gevoelen op eene vrymoedige, doch gepaste „ wyze te konnen uiten," Deeze taal zeker is inneemend, en zou allen Republikein als eene hemelfche melody in de ooren-klinkenJa waarlyk' zoude hy, in verrukking uitroepen:' ja waarlyk \ dit is de'rechte aart van een'vader des •volks in een vry Land; weg alle vleiery, om voordeel of bevordering ; als Regent is de Stadloudtr zyns gelyk; als mensch is by zyns gelyk, en is by in deugd en trouw hem ook gelyk, dan zal hy ook geene vleiery dulden: als eene hemel, fche melody, zeg ik,zou deeze taal allen waaren Vaderlander in de ooren klinken; maar de Heer bendorp zou verftandiger gedaan hebben, met dezelve terug te houden , na hy zynen levensftand op de voorgaande Bladz. dus befchreven had: „ Vry als de lucht die ik inadem 5 door myne  C 105 ) 4, omftandigheden volftrekt onafhangelyk ; ge„ gezeegend met goederen; gereezen tot den „ trap van eer, tot welken iemand van mynen „ ftaat kan komen; kan ik zelf geene aanvech„ ting gevoelen , om my anders dan myn ge„ weeten en oordeel voorfchryven , te gedraa-. „ gen." Immers, myn waarde vriend!' zegt de vaderlandfche taal, boven gemeld , nu geheel Biets! en een welgeoefend fcbryver, of man van gezond oordeel, zoude zig wèl wachten van eenen dergelyken zamenhang in zyn werk te brengen hebben de autheurs nu dik¬ wyls vry wat veel te lyden van de opgeworpene boekbeoordeelaars, om dat één zot meer wartaal kan uitflaan, dan honderd Wyzen kunnen ontwar. Ten; offchoon dat lyden tevens van dien aart zy, dat het geen vleesch eet, aangezien elk autheur, die watbetekent.op zulke martelaars nederziet,als op een beklaagelyk gewormte, dat hun brood in 't ftof moet zoeken "» wilt gy een bewys van hunnen beklaagelyken toefïand , beste vriend ? neem dan flechts in aanmerking hoe dikwyls een bekwaam fchryver, jaaren lang arbeidt aan hec zamenftellen van een werk, en dat onbekwaame lettergewormte heeft zig voor het fobere dageJyks broodjen verbonden, om zulke werken, na G 5  ( io6 ) de eerfte doorleezing, te beoordeelen ! ja dik^ wyls vordert de haast dat het flechts na eene doorbladering, zelfs wel uit den inhoud, uit eene voorrede, uit eene additie of randtekening, of ook uit een register gefchiede maar, waar dwaal ik heen! ik wilde alleenlyk zeggen, dat, kwamen *er van bekende autheurs, (maar 't moeten geen Wel Edele Grootachtbaarheden weezen! want die eigenfchap bindt de handen vreezelyk!) zulke werken aan hec licht , de Recenfenten fcheurden ze gewis aan flarden, aangezien men weinig oordeelkrachts behoeft, om het valfche, het gedrochtelyke en het tegenftrydige daarin te ontdekken dat zouden eerst recenfies weezen !! . genoeg , ik zeg dat het weinig krachts heeft, als een man, die, wegens zynen ftaat ea ftand, ook zelfs geene aanvechting tot gunstvordering kan gevoelen , by niemand eenig gunstbewys verzoekt —- 'c is geen deugd dat de Souveraine Vorst, op wiens wenk duizenden van de hand vliegen, niemand om een gunst bidt! 't is geen wonder dat de capitalist den minderen burger niet om een teerpenoingsken fmeekt!— neen, zoude die taal van goede betekenisfe genoemd mogen worden, zo zoude de Heer rendorp, in plaats van zyne grootheid en onaf hangelykheid  ( *°7 ) uitgeftald te hebben, hebben moeten betoogen , dat hy wel degelyk aanvechting tot gunstvordeï ring gevoeld had, want danizou zyn opgegeven gedrag eerst als een deugd befchouwd kunnen worden —zig zeiven te beftryden is eene heldendaad; en die wil roemen zig niet fchuldig gemaakt te hebben aan 't involgen van menschlyke zwakheden, moet eerst toonen dat hy menschlyke zwakheden gevoeld heeft, of zyn roem is enkele fnoevery zonder verdienden. Na dat zyn Wel Ed. Groot Achtb. nog eene allerzwaktfte reden, flechts aan de waarfchynelykheid ontleend, (en hoe bedriegelyk is deeze, in alle gevallen van ftaat-of vlei zucht,) heeft bygebragt, wegens dat men hem befchuldigd heeft van zig als vleier en hoveling omtrent het huis van Oranje gedragen te hebben , gaat hy dus voord: {Bladz. 30.) „ 't Is waar, dat ik eenige wee„ ken, na het op den 8 Juny voorgevallene be„ trekkelyk den Heere Hertog," (hierover zullen wy nader handelen,) „ toen ik als Burge„ meester over 's Stads zaaken zyne Hoogheid „ onderhouden moest, weder ten Hove ver* „ fcheenen ben, en aldaar gegeeten heb. Maar „ zou men gewild hebben, dat ik na den ftap  ( i©8 ) „ nopens den Heere Hertog, alle gemeenfchap „ en alle ommegang met zyne Hoogheid vermyd „ hadde? Zou men begreepen hebben, dat als „ een Regent in zyne qualiteit iets zegt of doet, ., dat aan zynen Mederegent, ('t zy my geoor„ loofd voor een oogenblik zyne Hoogheid dus „ te noemen,) niet aangenaam is, zulks dezelve „ dan in alle andere zaaken van elkander moet „ verwyderen ? In dat denkbeeld ben ik zekerlyk „ niet: maar geloof integendeel, dat geene on„ derfcheidene wyze van denken, hoe verfchil„ lende die ook zy, Regenten van elkander zoo„ 'danig mag verwyderen, dat zy te zamen de „ gemeene zaaken niet kunnen betrachten," — —-. Van een' man, vast van charakter, zo als men het noemt, en die vordert den naam te verdienen van altoos zig zeiven gelyk te weezen , verwacht men, in het breedfte verhaal, geen enkel woord te hooren, dat hem onder eene nadeelige verdenking desaangaande kan brengen ; evenwel is dit hier weder het geval van den Heere rendorp ; ik heb, zo ik my niet te onvoorzichtig vieie, reeds getoond dat hy zig zeiven op meer dan ééne plaats rechtflreeks tegenfpreekt, en derhalven op geen vasten grond redeneert; hier, in de opgenoemde woorden, vinden wy de allerongelukkigite uitdruk:  C l°9 ) king, die zyne verweering , nopens de befchuldiging van een' vleier van het huis van Oranje te zyn, byna belagchelyk maakt, althans voorzeker alle credit beneemt, en den fchryver in een licht fielt, waarby men,niet zonder grond, kan meenen te zien, dat het charakter, 't welk hy zig zeiven toekent, flechts voor een oogenblik aangenomen js , van zyne Hoogheid, den Stadhouder, gewaagende, noemt hy denzelven ,als Burgemeester van Jmfieldam. fpreekende, zyn Mederegent; doch laat 'er onmiddelyk op volgen: „ 'T zy my „ geoorloofd, voor een oogenblik, Zyne Hoog- '„ heid dus te noemen" wat dunkt u, myn vriend! is dit niet zig fchuldig maaken aan het geen waarvan de Vryheer zig zo zeer tracht .te zuiveren? —— hy zou zekerlyk een zeer onguaftig denkbeeld van den Stadhouder gehad moeten hebben, indien hy waarlyk had kunnen gelooven, dat deeze het zig tot eene vernedering zoude hebben kunnen toerekenen, wanneer een Burgemeester van hetm^gtig Atnfleldaat, hem mederegent noemc ... hoe heeft de Vryheer kunnen (tellen, dat zyne Hoogheid zig, met betrekking tot onze Republiek, anders kan befchouwen dan als Regent? inderdaad bekleed Hoogstdezejve wel charges die minder zyn, (naamlyk allen die tot  C HO ) de uitvoerende magt behooren; want in deezen volbrengt zyne Hoogheid flechts befluiten;) maar geene tytels, hooger dan dien van Regent, kunnen hem met recht gegeven worden: gy zult ■my tog toeftaan, dat 'er tusfchen de waardigheid van Regent en Vorst geene graaden liggen; nu, Vorst over de Republiek! dien naam komt, te» onzen opzichte, immers geheel in geen aanmerking? , Regent is zyne Hoogheid, zonder eenigen twyfel, en daarom Mederegent van alle die eerwaardige mannen, welken, even als zyne Doorl. Hoogheid,aan het roer van Staat geplaatst zyn: is het derhalven wel anders dan gedeclareerde vleiery, wanneer de Vryheer oorlof bidt om zyne Hoogheid, voor een oogenblik, met dien naam te benoemen? ——• 'u's, ingewikkeld te zeggen, bevreesd te zyn dat Hoogstdezelve dien naam voor eene vernedering zoude kunnen houden; welke vrees eene waare vernedering is aan den kant van zyne Hoogheid, en eene onwederfpreekelyke vleiery aan den kant van den Vryheer — dit 's als de dag zo klaar. Wat verder het gedrag van den Heere rendorp , in de bovenaangehaalde woorden van zyn Wel Ed. Gr, Achtb. nopens den Stadhouder, zo wel in opzichte tot het gebeurde met den Hertog,  (III) als daarna met zyne Hoogheid zelve, betreft; dat gedrag is, zo niet aan volflrekte berisping onderhevig, ten minften niet toetekennen aan een open Batavisch charakter : de bedriegelyke grond, waarop zyn Wel Ed. Gr. Achtb. zig, dat gedrag betreffende, verdedigt, is, dat hy gelooft, hoe geene onderfcheidene wyze van den» ken, zo verfchillend als zy eek mogen weezen, Regenten van eikanderen tot zoverre mag verwyderen , dat zy zamen de gemeene zaaken niet kttnnen hetrachien; dit zal den Vryheer van alle menfehen toegedaan worden; maar een gewigtig point komt intusfehen in aanmerking, en dat maakt den gezegden grond geheel onvast: de zaak in verfchil beftond hier niet in eene onderfcheidene wyze van denken, over eene of andere fiaatsaangelegenheid; zeker, zoude dat 's Lands beftuurderen van elkander verwyderen, dan zoude meesttyds geheel geene harmonie onder het gantfche corps van Nederlandfche Regenten plaats hebben; want men weet tog dat de verfchillende denkbeelden de raadzaalen vaak doen wedergalmen van driftige beweeringen , en poogingen om tegengeftelde gevoelens te ontzenuwen: 't ïs tog de aart van den mensch, dat zyne eigene meeningen zyne ge»;  (I»*") liefdfte poppen zyn; fchoon 't een' Regent vry betef voege, dat hy bedaardlyk de contrameeningen hoort, en met voorzichtigheid overweegt, in de vaste vooronderftelling dat hy, ook maar een mensch zynde, gevaar loopt van te dwaalen —— 'c geen in de zaak van den Vryheer van Marquette, met betrekking tot den Stadhouder, 't geval is, is dat zyn Wel Ed- Gr. Achtb. zyne Hoogheid zekerlyk moet gehouden hebben voor zwak genoeg om aan de kwaads raadgeevingen (*) van den Hertog het oor te leenen; dat is met andere woorden, die echter het zelfde zeggen, of verblind genoeg om het kwaade daarvan niet te zien; of t« weinig Vaderlandsliefde hebbende, om die raadgeeving, en met dezelve de vriendfchap van .zyn' Voedfterheer, opteofferen aan den welvaart van 't algemeen 'ziet gy wel, myn vriend! dat de questie hier niet flechts een ver- fchil (*) lk zeg hier niet meer dan de Vryheer van Marquette zelf zegt; want hij -betuigt hoe Burgemeesteren van Amjleldam van gedachten waren, „ dat de raadgeeving „ van den Hartog, met het waare nnt van den Lande „ niet erereenkomflig was :" derhalven heeft die raadgeeving niet gedeugd, en is kwaad geweest.  C 113 ) fchil van denkbeelden, maar eene volftrekte vernederende , ja, befchuldigende verdenking Wegens zynen Mederegent was ? des is de aangevoerde (telling alleenlyk gebezigd , om te blinddoeken,zo zy waarlyk met oogmerk aangevoerd zy; want, na den Heere rendorp op zulke onvoorzichtigheden, en tegenfpreeking, ja dwaaze gezegden, betrapt te hebben, als wy hem reeds betrapt hebben, zou men ook wel mogen ftellen, dat zyn Wel Ed. Groot Achtb- hier weêr flechts aan het dwaalen ge(weest is. Op den gezegden grond nu bouweade, is zeker de Heer rendorp te verfchoonen, daarin, dat hy, ex officia, niettegenftaande het voorgevallene met den Hertog, weder ten Hove verfcheenen is; want in die verfchyning zeive zoude men den waare Batavier, den edelen Hollander, gekend hebben; de man die onwankelbaar in zyn amt ftaat; ook niet fchroomtj Koningen, hoe zeer op zyne vaderlandlievende gedraagingen gebelgd, onder de ot%en te zien; de ongenade der Overheerfching te trotfeeren, en zelfs zyn hoofd te waagen om zyn dierbaar amt, dierbaar voor veele duizenden , naar de voorfchriften der heilige vaderlandsliefde, te H  C«0 blyven waarneemen —■ » neen, myn vriend ï voor dat ten Hove verfchynen zoude de Heer rendorp door den lof der menigte beloond zyn geworden ; maar, (en hierin bedaat de zwaarigheid, hierin ligt de grond der afkeuring van zyn gedrag;) hy heeft ten Hove gegeten; zie Vriend 1 du ligt den ruiter geheel uit den zadel; hier heeft eene blyk van vriendfchaplykheid plaats:hoe heeft de Vryheer de uitnodiging tot die gemeenzaamheid kunnen aanneemen! hoe heefc hy kunnen vooronderftèllen, dat dezelve meer geweest is dan eene ftaatkundige verfïelJing! — wat figuur heeft hy tog aan den Vorstlyken disch gemaakc? hy zag daar tog den man, dien hy, ingewikkeld, had helpen befchuldigen van 't geen wy boven zagen dat hec Voordel van Amft-eldam^ wegens den Hertog, inhield! "«■ moet men niet bekwaam weezen tot eene verregaande veinzery, indien men zulk eenen maaltyd kan doen? en is dit niet zo, dan heeft de Vryheer, de zaak wegens den Hertog , gewis niet van harte gemeend —- „ Maar zoude men gewild hebben," zegt zyn Wel Ed. Groot Achtb., „ dat ik na „ den ftap nopens den Heere Hertog, alle ge„ roeenfchap en alle ommegang met zyne Hoog-  C H5 ) „ held vermyd moest hebben?" «—— ja, zeg ik" ronduit; ja, dit mag men gewild' hebben, ten opzichte van allen ommegang, niet officieel zynde; de Vryheer konde tog niet onkundig weezen van de hooge gevoeligheid des Stadhouders,over den flap ten opzichte van den Hertog gedaan;dat Heogstdezelve dien ftap maar in 't geheel niet goedkeurde; neen maar den Hertog zelfs van alles kwaads vrykende en verontfchuldigde: was 't nu, voor de vuist gefproken, waar, dat de Heer rendorp den Hertog niet flechts als in commisfie, maar waarlyk voor zig zeiven, en uit grond van zyn hart , verdacht hield, van het niet wèl met de Republiek te meenen, dan kon zyne Hoogheid, die zig openlyk ten voordeele van den Hertog verklaarde, immers de volkomene achting van den Vryheer nist meer wegdraagen ? en evenwel heeft deeze nog eenen gemeenfchaplyken ommegang met dat voorwerp kunnen blyven houden! ——» ik zeg, vriend-lief! dit ftrookt geheel niet met elkander , en ik ken aan zulke gedraagingen den fermen Batavier niet ■— die eene byzondere genegenheid aan de Vaderlandsliefde niet durft opofferen, kan zyn gemeenfchaplykea vriend niet weezen;en die niet kan zien dat men H a  C «6 ) herfigran de liefde tot het Vaderland tracht afteleiden, kan hy zyne blyken van hoogachting, als Mederegent, niet waardig keuren. 'T zal niet ongepast zyn, hier alle myne Leezers te herinneren, dat ik alles wat het verhandelde point betreft, ter neder gezet heb, in de vooronderftelfing dat de Antagonisten van den Heere Hertog gelyk hadden; ik ben niet onkun. dig van het geen 'er naderhand, omtrent dat voorwerp, is gebeurd; maar ik moet immers , met den Vryheer Ipreekende over eene afgelopefle gebeurtenis, de zaaken zodanig neemen, als zy ten tyde dier gebeurtenisfe ftonden ? al hadde men toen in alles gedwaald,'t zy zo, maar de Heer rendorp was toen dan ook een van die dwaaters; en derhalven vraagt men: heefc hy zig, die dwaaling voor waarhtid neemende, zodanig gedragen, als een rondborftig, vaderlandlievend, en geene hoogheid fchroomende Nederlander, in Zulk eene dwaaling verkeerende, zoude gedaan hebben? op dien voet, zeg ik, ingevolge myne bygebragte argumenten, neen. (Bladz. 30.) „ Hoe zeer Burgemeesteren in „ 't Jaar 1781 van gedachten waren, dat de „ raadgeeving van den Hertog, met het waare „ nut van ilen Lande niet overeenkomfiïg was,  ( "7 ) „ en gemelde Hertog voor de voornaame oor„ zaak hielden, dat de Regenten in zyne Hoog,. „ heid het zoo noodzaakelyk vertrouwen niet „ konden ftellen , zoo waren Burgemeesteren niet te min overtuigd, en booden zich daar* „ toe aan, als uit de bekende Memorie aan „ zyne Hoogheid overgegeeven blykr, dat zy „ fleeds moesten trachten, gemeenfchappelyk „ met zyne Hoogheid mede te werken , tot „ bevordering van het algemeen welzyn." Waartoe deeze redeneering ? —— en boe wonderlyk hangt dezelve zamen ! —— ik zie dit duidelyk *—- waarlyk, vriend-lief! hoe meermaals ik dezelve in haare zamenhang met het voorgaande lees, voorzichtigheidshalve, ten einde niet befchuldigd te worden van den text uit zyn verband gerukt te hebben, hoe minder ik haar kan ploojen r- 't geen die redeneering bevat is eigenlyk eene volftrekte waarheid; eene (telling die wy reeds gezien hebben, dat niet alleen by Burgemeesteren van Jmfteldam, maar by alle Nederlandfche Regenten , voor onwederfpreekelyk aangenomen moet weezen: Burgemeesteren van Amfleliam waren in 178(, overtuigd, dat zy fieeds moesfen trachten, gemeenfchaplyk met zyne HoogH 3  C «8 ) beid medetiwerken, tot bevordering van hst al* gemeene welzyn > wel zeer zeker! Burgemeesteren van Amfteldam kunnen nooit twyfelen, of zy naar die wenfchelyke gefleldheid tusfchen Regent en Regent wel moeten trach» ten! ——• en hoe dwaaslyk zegt de Vryheer van Marquette, in den aanvang deezer periode: „Hoe zeer Burgemeesteren in 't jaar 1781 „ van gedachten waren, dat de raadgeeving „ van den Hertog met het waare nut van den Lande niet overeenkomflig was;" hoe zeer zy dat begreepen,fielden zy echter vast,wil de Heer rendorp zeggen dat zy moesten nachten met den Stadhouder gemeenfchaplyk medetewerken tot bevordering van het algemeene welzyn de Vryheer heeft hier zyn Logica geheel den zak gegeven, en het paard achter den wagen gefpannen : hy zou, in deezen, ordelyk geredeneerd hebben, zo Burgemeesteren, roet zamenwerking van hunne Mederegenten, 't vermogen niet gehad hadden, om den Hertog de zyde van den Stadhouder te doen verhaten; dan zouden zy tnisfchien hebben kunnen begrypen, echter te moeten trachten met den Stadhouder in goede verflandhouding te leeven, niettegenflaande de kwaade raadgeevingen van den Hertog, dien zy  ( «9 ) niet konden fluiten, en, niettegenftaande deeze, de oorzaak ware, dat zy 'i zo noodzaakdyk vertrouwen in zyne Hoogheid niet konden ftellen _ ik zeg, zy zouden zulks alsdan mhfchien hebben kunnen begrypen; want ik geloof dat zy nin> mer in dat begrip geftaan zouden hebben; als braave Regenten zouden zy, gelyk ik hier voor, (Bladz. io* en 103) beredeneerd heb, liever bet zwaard aangegord, dan gedoogd hebben, dat hunne kinderen in derzelver rechten en welvaart benadeeld wierden — maar nu, nu zy vooraf vastftetden dat zy met zyne Hoogheid gemeenfchaplyk moesten werken, tot bevordering van het algemeene welzyn; zagen ze dat zy zulks niet konden doen, om dat zy den Stadhouder niet konden vertrouwen, daar zy den Hertog hielden voor een' man die hem raadgeevingen aan de hand deed, ftrydig met het waare nut van den Lande; nu vloeide daaruit het gevolg,dat zy den Hertog moesten verwyderen, daar zy, vooraf dorften vastftellen, zulks te kunnen doen zie, myn vriend! op deeze wyze zou de Vryheer, (die waarlyk niet bevoegd is de pen te voeren,) ordelyk geiedenkaveld hebben; hy zou hebben doen zien, dat Burgemeesteren van Jmfieldatn vastilelden met den Stadhouder de H 4  C "O ) concert te moeten handelen, en dat zy daarom het ftruikelblok , 't welk hen daartoe in den weg lag, opgeruimd hebben; 't geen geheel wat anders is , dan te zeggen: Burgemeesteren begreepen dat zy met den Stadhouder de concert moesten handelen, offchoon de Hertog hen daarin hinderlyk ware dit betekent niets; want, naar het begrip van die Heeren, konden zy, niet den Hertog, als een derde man, aan hunne duu. re verpligdng nooit voldoen. Maar dit alles bewyst nog nietdenoodzaakelykheid der aanvoering van deeze geheele periode, en ik begeer niet langer te peinzen om die noodzaakelykheid uitte vinden; ik wil waarlyk ook wel een einde van deeze misfive maaken, dezelve gaat de gewoone grootte van een' epistel reeds verre te boren; derhalven voeg ik *er alleenlyk nog by ,dat ik met alle mogelyke oud - nederlandfche oprechtheid ben, BESTE VRIEND! Urn , enz.  ( 1*1 ) ELFDE BRIEF. WAARDl MEDEBURGERt yn genoegen in het leezen van uwe aanmerkingen, neemt toe, met het toeneemen van uwen yver in de behandeling derzei ven: ik bid u, ftoor u toch niet aan de gewoone maat van eenen epistel; ik wenschte dat gy my telkens een geheel boekdeel deed toekomen, en ik verheug my van gantfcher harte te mogen verneemen, dat onze landgenooten met my desaangaande van hetzelfde gevoelen zyn; gy moogt veiliglyk vertrouwen dat zy, als ik, telkens een volgend gedeelte van uwen arbeid met brandend verlangen te gemoet zien. Zoude het u niet belgen, dan verftoutte ik my op het laacfle gedeelte uwer jongst ontvangene misfive eene kleine reflexie te maaken ~—< gy zegt, naamlyk, niet te kunnen zien, waartoe de Heer rendorp de periode nopens het gevoelen van Heeren Burgemeesteren van Amjieldam in 1781, omtrent de kwaade raadgeeving van H5  den Hertog, aan den eenen,en omtrent de noodzaakelykheid van hunne gemeenfchaplyke werking met den Stadhouder, aan den anderen kant, aanvoert; waarlyk ik geloof dat gy 'er tsiet ernftig over nagedacht hebt; want my dunkt die •waarom is geheel duidelyk dus begryp ik het oogmerk van den Vryheer te zyn — hy had, in zyne onraiddelyk daar voorgaande rede < neering, gefield, dat een Regent met zynen Mederegent verfchillen konde hebben , en echter de algemeene zaaken dés Lands onderling, met gelyke oogmerken, blyven behartigen en behandelen ; woorden waarover gy zo zeer naar myn genoegen hebt gehandeld,- nu wilde zyn Wel Ed. Gr. Achtb die ftelling met een voorbeeld aandringen, en daarsoe verkoos hy de Heeren Burgemeesteren van Amfieldam , ten jaare 1781, in opzichte van het voorgevallene met den-Hertog; dit voorbeeld geloofde hy wèl ter fnede te komen, en ftelde zekerlyk, dat het van te meer krachts zoude zyn, om dat het zulke voornaame Regenten betrof; die Regenten waven het met zyne Doorl. Hoogheid niet ééns over de raadgeeving van den Hertog, en echter bleeven zy ftellen dat zij met hem gemeenfchaplijk moesten werken tot bevordering van het algemeene wel.  ,'C "3 ) Zyn zie daar duideïyk de reden waar* toe deeze periode' aangehaald wordt; maar hoe te onpasfe en dwaaslyk, is uit uwe gedaane redeneeringen, daaromtrent, optemaaken. Het geen gy,(bladz. 104 en vervolgends,) zegt, wegens den lof dien de Heer rendorp zig zeiven toezwaait, daarover dat hy by den Stadhouder nooit eenig verzoek tot bevordering , noch voor zig , noch voor zyne vrienden gedaan heeft, behaagt my by uitneemendheid, om den vasten grondflag waarop gy bouwt, naamlyk de betuiging van den Vryheer, dat hy desaangaande ook geene aanvechting heeft kunnen gevoelen —~~- wei zegt gy, beste vriend! zig telven te befïryden is eene heldendaad, en die wil roemen zig niet fchuldig gemaakt te hebben aan 't involgen van menschlyke zwakheden,moet eerst toonen dat hy menschlyke zwakheden gevoeld heeft,' of zyn roem is enkele fnoevery zonder verdienflen o hoe wenfchelyk ware het, dat de zo ftrenge zedemeesters, de dikwyls onverdraagelyke berispers, van de daaden hunner natuurgenooten, deeze waarheid beftendig voor oogen hadden ! hoe dikwyls zouden zy zig niet bedwin-  ( ) genf in het berispen, zo wel als in het kwalyk geplaatfte lofzingen over zogenaamde vroomen, en lieden van een volftrekt eerlyk gedrag ■ als ik in myne eenzaamheid de zamenleeving der menfchen, zo eens bedaardlyk overweeg, vindt ik uw gezegde in deezen zo gegrond, dat ik hetzelve niet genoeg kan overleezen > ja waarlyk! het zondigen , is flechts een bezwyken voor aanvechting; dat een zieklyk, geheel ongefteld jongeling, een levend watervat, om zo te fpreeken; een ligchaam, wel voorzien van de behoorelVke aderen, maar door welke naauwlyks bloed vloeit, dat zulk een wezentjen in den hoogden graad kuisch is, verdient indedaad weinig lofs; en men kan in deezen niet zeggen dat hy een deugdzaam jongeling is; - hy heefc geene aanvechting te beftryden — indien ik de ftraftooneelen raadpleeg , vindt ik dac de dieven , (om my by een enkel point te bepaalen,) die aldaar hunne ongeoorloofde bedryven boeten, altyd voorwerpen uit het laage gemeen zyn (*); immers, nooit C) Ik zwyge van de Helling dat 'er ook tebtrene dief *f»,zo als men ze noemt, zouden weezen; fchatryke ftee-  wordt een ryke, om het hefteden van wooningen of pakhuizen, om het fteelen van een koperen ketel of andere kleinigheid ; even min om het afzetten langs de openbaare wegen, aan den lyve geftraft ? ——- van waar dat ? -—— niemand zal tog durven onderftellen, dat de ryke, een zeker ander, een zeker meer begenadigd wezen is, en dat hy daarom tot zulke berispelyke daaden niet kan vervallen ? neen zeker! maar hy kan 'er geene aanvechting toe gevoelen, om dat de overvloed, waarin hy leeft, hem in ftaat ftelt, alle zyne behoeften, (niet alleen de wezenleken, maar ook de valfchen, [dus noem ik naamlyk zyne begeerten,]) te voldoen ; waarom zoude hy kleinigheden fteelen, daar hy geene kleinigheden noodig heeft? — ik zeg als nog, hy gevoelt geene aanvechting, en daarom wordt hy 'er ook niet door overwonnen ■— dat lieden van zynen ftand,tot dezelfde misdryven wél inftaat zyn, heeft de ondervinding onwederfpreekelyk getoond ; maar 't zyn dan -in hooger graad dezelfde Iers: deeze Helling houde ik nog voor een zaak in 'vet' fchil, offcboon men dezelve met eenige, echter zeer weinige voorbeelden, tracht te bevestigen.  ( "6 ) "misdaaden^'tis listig roovcn vaa zulke capiraalen of goederen, die hunne bezittingen, naar evenredigheid, kunnen vermeerderen, en hen dus beveiligen van door hunne levenswyze te kort te fchieten; of wel het gefchiedt om hunnen roem van magtig te zyn te vergrooten; met ée'n woord, het gefchiede waarom 't ook gefchiede; 't gefchiedt ongetwyfeld door eene bezwyking voor aanvechting — voor alle list echter worden geene ftraftooneelen gebouwd. De Heer rendorp heeft zekerlyk dit ftuk niet ryp genoeg doordacht ; hadde dit by zyn Ed. Gr. Achtb. plaats gehad, hy zoude anders geargumenteerd hebben. Zo vindt ik ook van weinig krachts, zo niet aan volftrekte jokkerny onderworpen, het geen waarmede zyn Wel Ed. Gr. Achtb. de inleiding van zyne Memorie befluit: „ Heb „ ik," zegt hy, „ gedwaald in myne iïaat„ kundige inzichten en gedrag, het is ge„ weest ter goeder trouwe:" hiertegen kan niemand iet inbrengen;zeker,dwaalen is zelfs zo verre menscblyk, dat ook de eerlykfte man, wat hooge waardigheden by bekleede, daaraan onderworpen is; hy kan zig een plan ontwerpen, dat hy in gemoede, zonder eenig eigenbelang te volgen, kan gelooven het bes-  ( 127 ) te té zyn, en evenwel kan de uitkomst lée» ïen, dat juist het zelfdeplan'tflechtfte was. —» „ lk kan," gaat de Vryheer voord, „ geen „ ander oogmerk hebben, dan 't welzyn van „ myn Vaderland;" voldoende, hoogst voldoende, zoude die fterke ftelling weezen; alleraangenaamst zoude dezelve klinken, komende uit den mond van een' Burgervader, ware het, dat 'er, ten be wyze daarvan, een toerykend tal van vaderlandlievende daaden, van opofferingen , bewyzen van dierbaare burgertrouw, van in de nypendfte aanflagen ter overheerfchinge niet gezwicht te zyn, met voorbyziening van goederen en waardigheden, en dergelyke bewysgronden meer aangevoerd werden —maar de eenige vastigheid, waarop de Vryheer zyne veelbetekenende ftellingbouwt,is: „ Myn geheele beftaan is aan hetzelve," (aan het Vaderland,) „ verbonden; alle my,, ne goederen zyn binnen myne geboorte„ ftad, en binnen deeze provincie gelegen, „ of van dezelve afhangelyk; 't geen ik „ daar buiten bezit is niet noemenswaardig'* —- o hoe weinig kunnen deeze, quafie drangredenen , uitdoen, by die geenen welken gewoon zyn de zaaken op den keper te bef  C 1*8 ) fchouwen! zyn dit, eigen haven en goed, zal zulk een zeggen, de dryfveeren van dien man, die zo gaarne den edelen naam van Vaderlander, (dat is , getrouwlyk vertaald, van Patriot,) wilde waardig weezen; zeker dan heeft men te vreezen , dat hy, op dat beginfel zyn plan bouwende, het nut van 't algemeen wel eens uit het oog zou kunnen verliezen ; behoudens evenwel dat' hy zou kunnen zeggen: „ Myne gedraagingen zyn die welken ik my gedrongen gevoeld heb, enz. in gemoede gedrongen „ gevoeld heb, te moeten volgen;" want dat alles kan plaats hebben als men eerst grond geeft van te kunnen vermoeden, dat het fchitterende van zyne bezittingen hem de oogen verblind heeft; 'er is tog wel eens meer eigen behoud, behoud van eigene goederen, en meermaals nog van eigene grootheid, gezocht, ten koste van Land en volk...... maar, genoeg! — ik heb het vermogen niet van myne pen zo voorzichtiglyk te kunnen belïuuren als gy, daarom leg ik haar neder, met het herhaalde verzoek van tog fpoedig het vervolg van uwe bedenkingen te willen zenden, aan Uw vriend, enz. TWAALF.  f IS9 ) TWAALFDE B R I Er.- mynhee'r! .- - o Uwe reroarques over het flot der inleidinge .van den Heere rendorp , zyn juist, en hebben nyy weder een gedeelte wer.ks uit de hand genomen ■ « nu, ik oordeel dat het elk om 'e even is wie fpreekt, indien het geen gezegd wordt, maar goed is; intusfchen. zoudt gy, waarde vriend! myns bedunkens, uit dat zelfde flot nog een trekjen hebben kunnen overneemeq , ten betooge, dat de Vryheer van Marquette met de taai van een oprecht'vaderlander niet zeer bekend rr,oet geweest zyn: ik kan my niet voordellen, dat zulk een alles waardig voorwerp, immer zoude hebben kunnen zeggen (*): # Engeland, o£ „ Frankryk, kunnen niet verzachten het verlies " dat ik door den ondergang van myn vaderland " zonde lyden, en deelen, (NB,) derhalven niet met myn vaderland en gebooneftad,..in het ti belang dat ik in het beftaan en welvaaren van (*) Zie Memorie, bladz. 32.  C 130 ) deeze neem" > . zo zyn eigene bezittingen dan ook, volgends deeze redeneering, de eenige oorzaak der vaderlandsliefde,in questie; daar een, naar het algemeen gevoelen , waar vaderlander, die allen voor een enkeld niet acht, als 't op 't behoud van vryheid en vaderland aankomt ——— hce kan men dergelyke grondflagen voor die van de waare vaderlandsliefde neemen ? " keer de zaak , ten proeve , eens om; laaten die groote bezittingen eens elders, by voorbeeld in Engeland, gelegen weezen; dan bad, uit kraeht van eene wettige gevolgtrekking, dat Land op de hoofdplaats in 't hart van iemand die zulke grondregels volgt te hoopen, en niet het Vaderland! ——- God bewaare ons Land voor veele Grooten, althans voor Regenten,die zulke gevoelens koesteren dit is, ten opzichte van den Heere rendorp, niets te veel gezegd; zyn Wel Ed Gr. Achtb. is dood: bedenk eens, myn vriend, hoe het, zulke principes volgende, met zulke voorwerpen gaan zoude, wanneer 't 'er eens op aankwam, om, als in den tyd van de Spaanfche beroenens, vaste en losfe goederen, meubelen en kleinodiën te moeten verkoopen, om, door kracht van wapenen, welke kracht in ftandvastigheid en geld gelegen is, de zaak des Lands  ( I3i ) tegen den onderdrukker te moeten verdedigen! met het verdwynen der oorzaak zou ook het gewrocht , dat is, met de goederen zouden ook de vaderlandsliefde verdwynen ■- maar ik oordeel dat wy desaangaande nu reeds genoeg gezegd hebben, daarom ga ik tot iet anders over. Wy hebben andermaal een correfpondent gekregen , waarde vriend ! — en uit den aart zyns fchryvens meen ik te mogen onderftellen, dat zyn Ed. geen onervarene leerknaap, maar gerechtigd is de pen te voeren, en die zulke zaaken en omftandigheden kundig is, welken ons, in het vervolg, zeer te ftade kunnen komen . gy ontvangt een affchrift van zyn ons toegezondene bericht hier nevens; terwyl ik de volgende regelen ter nederftel, om zyn Ed. daarvoor te danken: WEL EDELE HEER! Na u myne hartlyke dank betuid te hebben voor uvje Vriendlyke deelneeming in den taak dien ik zo vry* willig opgenomen heb, als met vermaak bearbeid, verzeker ik u met alle mogelyke oprechtheid, dat my niets aangenaamer kan zyn, dan den by ftand in deezen van lieden, die met my een zelfd, niet alleen cnfcbadelyk, maar zelfs hoogstIa.  nuttig oogmerk hebben, en vooral van lieden dis my verzekering kunnen geeven, van alle die bedenkingen op de Memoriën van den Vryheer van Marqaette, die wel de boog/ie waarfehynelykheid aan haare zyde hebben, maar waarover de voldoende, alles afdoende bewyzen , by my niet kunnen berusten —— van dien aart is zeker het point -waarover uwe geëerde letteren handelen; en uwe vrees over myne flilzwygendheid daaromtrent was indedaad gegrond; ik belyde in goeden ernst dat ik desaangaande niets zoude gezegd hebben; doch zulks zal by u, voor het groot/Ie Gedeelte gcbillykt worden, door de bedenking, dat ik desaangaande geheel geene bewyzen, noch met de/lukken zeiven, veelmin aan de oordeelkunde, of eenige andere gronden ontleend, konde produceer en, offchoon ik in deeze de waarfchynelykheid in myn voordeel zoude gehad hebben ; doch tevens is het waar, dat ik myne byzondere reden had om dat point niet aanteroeren , deeze echter 'is van te weinig gewigts om uwe verzekering desaangaande geene plaats in myn werk interuimen ; gelyk ik vervolgends gewillig doe, onder het ernfligst verzoeken om hy alle verdere gelegenheid, deezen zelfden arbeid betreffende, in uwe geëerde corres-  ( -33 ) pondemie 'te mogen deelen, waarmede ik de eer heb mj met allen ernst te noemen ff EL EDELE HEER! Uwer Wel Edelens onder- daanige Dienaar DE SCHRYVER. Zie hier, waarde vriend! het ontvangene: AAN DEN SCHRYVER DER AANMERKINGEN OP DE WEilORlëN VAN DEN HEERE R.ENDOUP. M Y N H E E R ! In het tweede ftükjen uwer aanmerkingen gezien hebben de, dat gy ook wel van de berichten van anderen, dat werk betreffende, gebruik maakt, heb ik befloten u het volgende , onder adres van uwen Boekhandelaar , te laaten toekomen; niet twyfelende of gy zult het, hoe gering, wel een plekjen gronds op uwen bodem willen vergunnen; ik meen te mogen gelooven, dat anderen,. iet zelfde belang by de Memori5n van den Vryheer van Marquette hebbende, ter oorzaake van de voorbeeldloosfte onheufche behandeling , zullen , van tyd tot tyd, dezelfde 1 13  C 134 ) gelegenheid aangrypen, om zïg voor *t oog der wereld te verdedigen. Uwe reeds in 't licht gegeyene dukjens, bevattende de meergemelde aanmerkingen, die my, ik beken het oprechtlyk, over het geheel genomen, buitengemeen fmaaken, en die ik oordeel dat u tot eer verflrekken (*), een en andermaal doorgelezen hebbende, telkens met u in het werk van den Vryheer zelf te volgen, zag ik u in het derde ftukjen genaderd tot bladz, 25 der Memorien, dat is juist op die bladz. waarop de bekende jan nomsz, dien gy, zo wèl gepast, een geftolen pluim uit den dikken vederbos van die zelfde eigenfchap, waarmede de man, naar men my verzekert, (ik ken hem niet van naby,) gewoon is zig te verderen, getrokken hebt, een ftreek van den Vryheer van Marquette krygt: het werk zelf eenige bladzyden verder doorloopende, met oogmerk om, uit liefhebbery, eens te gisfen, over welke gezegdens van den fchryver uwe aandaande aanmerkingen zouden gaan , las ik ook de noot aan de voet van gemelde bladz 25 (f; : f*) Men zal V my wel ten beste willen houden dat ik deezen brief onveranderd plaatfe. (f) Ik zal die noot hier uitfcbryven, op dat myn Leezer dezelve, in bet werk van den Heere rendorp niet  ( 135 ) óp dezelve peinzende, vond ik die zo vernederend voor de Edele Heeren hooft , bicker en van lenkip, dat dezelve my eene billyke verontwaardiging voor derzelver fteller deed gevoelen: ernftig wenschte ik dat gy uw oog op dit gedeelte der gemelde bladzyde mogt Vestigen, en hetzelve met uwe gewopne fcherpte mogt beoordeelen; dan, tevens gevoelde ik eenige werking van vrees, daarvoor naamlyk, of de Heeren, door den Vryheer zo vernederend genoemd, wel genoeg by u bekend waren, om 'er met zekerheid over te fpreeken: ik ken u niet, Mynheer! maar ik meen uit eene en andere van uwe gezegdens in de behoeve op te flaam dm luidt dezelve: „ jan noms, een dier Courantenfchryvers, heeft, toen de tyden veranderd waren, en hy bevreesd was over zyn euvelfchry. ven, in rechten aangefprooken te worden , zich niet ontzien te zeggen, dat hy alleen de zaraenfteller (re„ dacteur) van een dier Couranten geweest was: dat te„ gelaar, de vriend van den Burgemeester hooft, en de „ Burgemeester zelve hem opgaveH, 't geen hy fchryven , moest: en dat hy menigmaal daer over in gefprek was * geweest met de Schepen bicker en van lrnnep, ik „ wensch, ja wil vertrouwen, <■■ at de deugniet deeze Lie„ den genoemd heefc, om zyne misdaad, als 't waare, door den naam van groote medeftanders te verkleenen." 14  C *3* ) reeds uitgegevene ftnkjens , eenigen grond voor die vrees re vinden; om dan voorrekomen dat gezegde vrees door de uitkomst niet bewaarheid wierde,nam ik de pen op, om u, (mo. elyk te voorbaarig ,) het-volgende te berichten ——. weet dan, Myn heer! en ik durf'tu op myn woord van eer verzekeren, dat de edele grysaart hoopt, nooit met tegelaar gecorrespondeerd, veel min jan nomsz. opgegeven heeft, het geen hy moest fchryven; die rouwe fchryver, (vooral rouw met betrekking tot zynen courant O heeft by den Heere hooft altoos in minachting geftaan; ik ,ken den waardigen hooft genoeg van naby, om u zulks te kunnen verzekeren; en waarlyk, men moet hem geheel niet kennen, of de couranten, door"nomsz. gefchreven, geheel niet gelezen hebben, zo men de onwaarfchynelykheid van het pretenfe voorgeven van nomsz. niet kan bevatten; de Heer rendorp moet die onwaarfchynelykheid zeker wel duidelyk voor den geest gehad hebben; en derhalven heeft hy zeker de noot in questie alleenlyk geplaatst , niet om jan. nomsz , maar o«n den gryzen hooft , eh de andere Heeren, daarin genoemd, een vinnige ftreek te geeven: wegens die zelfde Heeren zyn de gcfprekken tusfchen hem en laatstgemelden fchry.  ( 137) ver, over het zamenftellen of den inhoud zyner couranten even valsch, en , zo ik u zulks al niet zo fterk durf verzekeren, ten minften even hoogst onwaarfchynelyk ——— hoe ftaauw is, in het flot der noot, gefteld: „ Ik wensch, „ ja wil vertrouwen , dat de deugniet deeze „ lieden genoemd heeft, om zyne misdaad, als „ 't waare, door den naam van groote mede„ ftanders, te verkleenen" —r~ is h zo, inde'daid ! heeft rendorp waarlyk vertrouwd, dat dit meergemeld pretens zeggen van nomsz. , valsch ware; waarom dan dat valfche geboekt? waarom de geheele noot bygebragt? waarom anders, als, om, gelyk ik gezegd heb, de daarin genoemde Heeren een ftreek te geeven, en hen -te .doen voorkomen, als correspondenten van nomsz. ; een fchryver, van wiens letter-razer-ny de weldenkende Patriotten zo hartlyk afkeerig zyn geweest, als van zyn gedrag onder de Patriotfche wapenen zelf —— om deezen man doorteftryken, om hem deugniet te noe. men, daartoe had hy reeds meer dan ééns gelegenheid gehad, onder anderen op zyne vyfde bladzyde, daar hy hem, in den text, by naame noemt —— en al hadde de Heer rendorp verkozen, zulks hier ter plaatze te doen,  03&) zoude hy immers, wilde hy onberispelyk gehandeld hebben , het, gedrag van nomsz hebben moeten verhaalen , zonder de Edele Heeren hooft , bicker en van iennip genoemd te hebben? hy had het met de onbepaalde bewoording van aanzienlyke mannen, of eenige derge- lyke kunnen afdoen ? 1 dan had hy waarlyk getoond aan het pretens zeggen van nom?z geen geloof te flaan maar, gelyk gezegd is, Mynheer! niet dit was het geen de Heer Rendorp voorhad; 't was om de Heeren hooft, bicker en van lennip te doen — een man als nomsz, die, na de omkeering van zaaken, gelyk men verzekert, Mevrouwe de Prinfesfe van oranje op zyne knieën om vergiffenis gebeden heeft kan den Vryheer ook zo veel omflags niet waardig geweest hebben. Onder herhaalde verzekering dat de gryze Nederlander hocft, zig nimmer met jan nomsz heeft ingelaten, het geen de Heer rendorp ook wel heeft kunnen weeten, ten minften heeft kunhen onderzoeken, alvorens den grysaart dien fireek te geeven, heb ik de eer my te noemen, enz. Ziedaar de ontvangene misfive, waarde vriend, met de verzekering, dat ik ben Uw ttegenegene, enz.  C '39 ) DERTIENDE BRIEF. beste vriend! J~Jet deel dat ik in uwe aanmerkingen op de Memorien van'Men Heere Mr. rendorp neem, doet my hartlyk verheugd zyn, by 't verneemen dac gy weder een andere correspondent bekomen hebt, en waar/yk wegens geen minder point, dan waarover de eerfle correspondentie gaat ; want te toonen dat de Heeren, over welken uw geëerde correspondent handelt, vry zyn van de ingewikkelde befchuldiging, door den Vryheer hen zo onheus aangetygd, is iet, vooral met betrekking tot den gryzen Vaderlander hooft , waarin alle onpartydigen belang moeten neemen. Intusfcheu kan ik u het vermaak aandoen, van, volgends de loopende geruchten , te berichten, dat eene verdediging van den Heere hooft , eerstdaags 't licht zal zien ; 'c ftukjen is, zegt men, echter niet door den grysaart zeiven gefchreven, maar door een onzer Medevaderlanderen, die de eer des Grysaarts genoeg ter harte  C 140 ) neemt, om hem voor 't oog van geheel de wereld te verdedigen; waartoe hem zekerlyk den lof van duizenden zal navolgen » zyn ftukjen draagt, zegt men, den ty tel van, de advocaat van vader hoopt : ik zie deezen arbeid met vernoegen ten gemoete, gelyk ik weder een volgend gedeelte van den uwen doe, terwyl ik de eet heb my te noemen, waarde vriend! Uw, enz. VEERTIENDE BRIE F.. vriend ! Va» harten wensch ik dat het gerucht, waarvan gy in uwen voorgaanden kennis geeft, met de uitkomst bewaarheid moge worden; want ik ftel met u, dat, wordt het naar behooren behandeld , den lof van duizenden daarop zal rusten — dan het zyn flechts geruchten, en wat is van deezen? 'c zyn dikwyls boden van de  ( 14* ) alleraangenaamfte logens ■ hoe dikwyls is zulks door de ondervinding niet bevestigd! — hoe dikwyls hebben de geruchten bedrogelingen gemaakt! — en dikwyls zyn die boden zo ftout dat zy i dag en uur bepaalen , man en paard, (zo als men fpreekt,) oorzaak en gevolg, onderhandeling en befluit noemen! welke ftoutheid .vaak van de grievendfte teleurftellingen gevolgd wordt heeft men niet federt eenige jaaren zo veele en zulke pofitive geruchten zien misloopen, dat men naauwlyks meer op een eenige van; die zo vaak valfche boden durft vertrouwen? — en zulks blykt zeer natuurlyk te zyn, wanneer men in aanmerking neemt, hoe veele belanghebbers 'er dikwyls in de goede of kwaade geruchten zyn: een ftaatsman, of wel vooral fchryvers van nieuwspapieren die den fiaatsman in de hand werken, gebruiken de geruchten niet tot uitzondering der hoopende gemoederen van hunne tegenparty ! en men ziet dat, zo deezen de heerfchende zyn, zy, tot honnens toe, verre durven gaan; zulke fteliige geruchten durven laaten loopen, dat de aanhang dezelve niet op de rolle der logens durft ftellen, ja niet eens op die der twyfelachtige berichten; en deezen weg wordt niet zelden ingeflagen om de verdeeldheid leevendig te houden, en daar-  C 142 ) door voor verandering in degroote zaak beveiligd te weezen — gy weet, zo wel als ik, waarde vriend ! dat dit een werktuig van de kunst van regeeren genoemd mag worden; dit is tog eene waarheid der ondervinding, lieve vriend! en daarom mogen wy, als een wysgeérig voorfchrift dier zelfde ondervinding aanneemen : bekommer « niet over eenig nadeelig gerucht, en hoop op de waarheid 'van de gunfligen maar 't wordt tyd dat ik den afgebroken draad van mynen opgenomen taak weder aanknoop'. Na de Vryheer van Marquette op bladz. 33, 34, enz. zig opzettelyk vermoeid heeft om alle waare Vaderlanders, die oordeel genoeg bezitten, om het jongstgebeurde in Engeland, met zyne fchetze die hy van de natuurlyke fterkte, voordkomende uit de desaangaande gelukkige ligging van ons Land, te vergelyken , de traanen uit de oogen te perfen, daarover, dat door een averechts beft uur dat geluk zo weinig heeft kunnen gelden; na hy die vaderlandfche traanen beeft doen vermeerderen, door een betoog, dat de rykdom der ingezetenen , bloeit anders het Land , toerykende is om den Staat te kunnen fourneeren, het geen noodig is ter goedmaakinge van buitengewoone oorlogskosten; want ze-  ( 143 ) ker moeten de gezegde traanen vermenigvuldigen, als men inziet hoe die welgefteldheid deiingezetenen, reeds ten bedoelden tyde, en heden nog veel flerker, zodanig was en is verminderd geworden dat ook de vermogenden hunne?penning-kens naauwkeuriger beginnen te berekenen; de burger grys wordt onder de bezorgdheden voor zyn gezin , en het gemeen ncauwlyks de uiterfte behoeften des thans zo kosibaaren levens kan bekomen: en waardoor dit alles? waardoor anders dan door een totaal verval in de commercie des lands federt den jongstledenen Engelfchen oorlog, die van zulke nypende gebeurtenisfèn voorgegaan , en van nog nypender verval gevolgd is geworden! na verder de Vryheer heeft gezegd, en 't geen niemand, die in ftaat is een recht denkbeeld van den aart onzer Republiek te maaken, hem zal trachten te ontwringen, dat onze betrekkingen tot de overige Mogendheden van Europa, ons almede tegen buitenlands geweld, of liever buitenlandfche overweldiging, beveiligt, uit aanmerking van de balans, die, volgends de hedendaagfche ftaatkunde, onder de Europafcbe Vorflen ftand moet grypen; na dit alles zegt zyn Wel £d. Gr. Achtb. {Bladz.  ( M4) 36.) „ Geene Mogendheid heeft daar in meer,, der belang dan Engeland; de Republiek kan „ genoemd worden de Zeetel van deszelfs invloed „ op het vaste Land, en,zoo zy vernietigd, of „ van alle vermogen ontbloot wierdt, zou dac „ Ryk van het Staatkundig Bellaan van Europa „ geheel als afgefneeden zyn." • Dit fchynt oppervlakkig waar, myn vriend! evenwel heefE de droevige ondervinding geleerd, hoe de ftaatsman, op deezen fchyn niet te vast moet, ver trouwen '" wat hebben wy niet al door de Engelfchen geleden! !■■ hoe dikwyls hebben zy niet getcond, dat zy 'er zeer gereedlyk toe overflaan, om onze ccmmereie naar den hartader te fteeken! — heb ik niet in een vroeger gedeelte van deeze myne aanmerkingen de kooplieden , klaagende over de zeerooveryen der Engelfchen + toen wy nog in vrede mee hun leefden, fpree* kende ingevoerd? en zegt niet de ervaren, en van het inwendige van 's Lands zaaken kundigen van berckel , zelf, dat het bewuste tractaat van gewapende Neutraliteit , (waarvan nader ,") het eenigfte middel was, „ cm de zeerooveryen der „ Engelfchen , waarvan onze kooplieden zo deer„ lyk gevoel hadden, tegen te gaan; byaldienhet 9, op zyn tyd gefloten, en, onder vergezochte „ pre-  ( 145 ) & préréxtcn, de fluiting van hetzelve, niet watê „ geretardeerd, en alzo ontzenuwd geworden?'* 't blykc dan dat men de voorgewende ftaatkundë van Engeland, omtrent den bloei van onze Re* publiek, niet zeer verre kan trekken, zonder iri 't hart Engelschgezind te weezen ; zeker, dié ftaatkunde verftrekt ons tot geen bolwerk -■. *m en ook, wat zal men van de ftaatkunde der Vofften in 't algemeen, omtrent ons Land, zeggen I de ondervinding leert dat geen van allen zig ontziet ons te verzwakken, zodra 'er zig de gelegenheid flechts toe opdoet, en die gelegenheid met den mantel der rechtvaardigheid omhangen kart worden: ik geloof, ja, myn vriend! dat geen Vorst zoude dulden,dateen andere Vorst ons geheel aan zyne kroon hechtte; maar om ons te verzwakken , en de bronnen van ons beftaan te floppen $ daarin, dit is ten allen tyde gebleken, ontzien zy" zig niet; des moet daarvoor gewaakt worden, willen wy ons niet geheel ten onder gebragt zieri« De Vryheer van Marquette fchynt dit zelf ge* voeld te hebben, daar hy, onmiddelyk na zyné gemelde redeneeringen, zegt: „ Deeze voor ons beftaan zoo gelukkige geftel„ tenis, kan doch niet tegen daadelyk geweld onwrikbaar gemaakt worden ^ dan door tê E  ( MO „ zorgen, dat onze Land- en Zee-macht, benef„ fens onze Frontieren in behoorlyken ftaat on„ derhouden worden. Daar toe is de Republiek, „ en dit vermeen ik met zeekerheid te kunnen „ zeggen, volkomen in ftaat."-Goed; dit is ook de waare reden, waarom, in den aanvang der jongstledene troubelen, zy, die in Nederland het hooge bewind in handen hadden , zo byster lastig gevallen zyn; de ingezetene begreep, dat'sLands defenfie in orde had behooren te weezen , om dat zy in orde had kunnen weezen, aangezien de daartoe benodigde penningen niet geweigerd waren • ik vind, over 't algemeen genomen, dat de Heer rendorp , misfchien onwillens, alles aanvoert wat te grypen en te vangen is, gelyk men fpreekt, om de klagten des volks te wettigen, en deszelfs uitzichten op, en poogingen naar herftel, te billyken o! hoe ver- fcboonelyk zyn niet die bittere klagten, en hoe verfchoonelyk de'zuchten en traanen der fchranderen , der verftandigen, ja ftaatsgeleerden, dercordaaten en dapperen onder hen; (en deezen zyn'er, in den achtenswaardigen en allerwenfchelykften burgerftand,veelen!)hoe billyk, zeg ik, zyn niet de zuchten en traanen van deezen, daarover, dat het hun niet vryftaat te trachten naar verbeterin-  (147) gen in het geheel! daar een Burgemeester van het magtig Amftddam, van een ftad die zo veel invloeds op het geheel heeft, zelf uitroept: rBladz 37.) „ M^r eilaas ! hoe zeldzaam „ hebben de geenen die aan 't hoofd van het 3 bellier zyn geweest, het belang van hetVa„ derland uit deszelfs waar oogpunt , zonder „ vooroordeel, befchouwd of betracht!" Goede God ! (deeze uitroep van den burger moet natuurlyk die van zyn Wel Ed. Groot Achtb. volgen 0 Goede God ! is het maar zeldzaam dat de Landsvaderen ons belang uit deszelfs waar oogpunt befchouwenl ja, wat meer is heeft 'er meest altoos vooroordeel plaats! wat zyn wy dan te beklaagen! ~r~* en zouden 'er dan met geen mogelykheid mannen te bekomen weezen, vèrftandiger cm 't belang van Nederland uit het waare oogpunt te befchouwenl -mannen, die minder medegefleept wierden door vooroordeelen! wy. begeef en geene Engelen, maar de verftandigfte en eerlykftö mannen, tot vaders zie, vriend! hoorde men deeze klagten, en ja al waren zy vergezeld van morringen, alles zoude een gevolg kunnen weezen van het onbedacht fchryven van den Heere Ka  C HS ) «endorp,- alle regenfpreker kan nu den mond geflopt worden, door het zeggen: zie daar de bekentenis van één' uwer Burgervaderen zeiven; zyne waardigheid maakt hem geloofwaardig, geeft zyne woorden klem ; hy heeft de gedragingen, de oordeelingen, van nahy gezien en gehoord — Ik wil hiermede alleenlyk aanduiden, myn vriend! hoe onberaden de Heer rendorp gefchreven heeft, want by was tog voorneemens zyn werk onder de oogen van het publiek te brengen! en hoe pryslyk hem dat publiceeren, ook ten deezen opzichte, is afgeraden; zeker, zyne raadslieden zullen, het gevaarlyke zyns fc .ryvens, beter dan hy, ingezien hebben beh.lven dat, wat verklikt deeze zo ftoute berisping, welke zyn^7el Ed Gr. Achtb. de NederlanJlche Regenten in 'c algemeen, uit zynen mond doet hooren, eene voorbeeldelooZe verwaandheid! hoe dikwyls zyn niet de waardiglte, de verrtandi^fle, de deugdzaamfle, de y^riglte, de bel.mgiooste mannen, aan hec roer der Kegeenng over Nederland geweest! waarlyk ik kan het den Heere van bekckel vergeeven als hy zegt: „ Dat deeze Memonën „ het kerjmerk ttkenen van een' man, die met „ zig zei ven zeer is ingenomen; die begrypt,  C M9 ) „ alleen de zaaken beter te begrypen, als een „ ander;" zyn Wel Ed- voegt 'er by, overal den baas wil fpeelen; doch tot zo verre behoeven wy zyn Ed hier niet re volgen — wat my in 'c byzonder betreft, myn vriend ! ik geloof dat 'er ten allen tyde mannen aan het roer van Staat geweest zyn, die hec belang des volks uit het waare oogpunt befchouwd hebben , en dat hy, die, op geleide van den Viyheer, het tegendeel gelooft, onmogelyk de zo hoognoodige achting voor, en 't even hoognoodig vertrouwen op,zyne Regenten niet kan voeden. Maar nog iet moet ik den Heere rendorp hier onder 't oog brengen; dit echter weder in 'c algemeen, zonder bepaaldlyk op Nederland het oog te vestigen; ik meen alleenlyk, als disputant, over zeker algemeen point in verfchil — hoe onberaden naamlyk zyn Wel Ed. "Groot Achtb. de Volksinvloed in de zaaken der regeering verworpen heeft.: beftaat 'er waarlyk zodanig Land , welks Regenten byna altoos bet geluk des volks, dat is, het belang des Vaderlands uit het verkeerde oogpunt befchouvien, en zig door vooroordeelen laaten medejleepenï (dit is tog-de naakte ftelling van myn party!) hoe wenlchelyk ware het dan niet, dat, daar het tevens in alle landen K 3  ( 150 ) waar is, dac, wel altoos de vermogendften, maar niet altoos de verftandigften en braafften , tot be» windsleden verkozen worden; hoe wenfchelyk ware het dan niet, zeg ik , dat de ingezetenen het recht en de vryheid hadden, om hen hunne dwaalingen en vooroordeelen onder 't oog te brengen! daar het tog door de ondervinding, van eeuwen oud, bevestigd is, dat het fchrandere doorzicht en gezond verftand meer gemeenzaam by den burger wordt gevonden Pen wie zou ook de braafheid uit 's burgers gelukkigen kring willen fluiten? —— wat het verftand betreft; o myn vriend ! hoe menig uurtjen brengt de nyvere burger, na afgelopene bezigheden, na 't zwoegen voor zyn gezin , met zyne boeken, of geleerde vrienden, door! deeze uurtjens zyn hem die van uitfpanning — aan den arbeid gewoon, durft hy blokken, en fchroomt geen hand vol arbeids zyne ftudiën en oefeningen zouden hem het waare belang van den Staat leeren kennen, en zyn ftand zou hem bewaaren voor flinkfche oogmerken , voor vooroordeelen ; want deezen hebben dikwyls hunnen grond in een en dezelfde beginfels; met één woord, zyne vertoogen zouden meesterftukken van verftand zyn, en zeer krachtig  ( «5» ) op de harten der Regenten werken, ten beste van het algemeen -— of die Regenten zouden willens blind blyven. Ik weet het niet, myn vriend! maar 't is of de Vryheer van Marquette met voorneemen alles opgezocht heeft, wat mogelyk is, om de Nederlandfche regeering zwartternaaken voor de oogen van hunne ingezetenen ; als of hy bewoordingen uitgedacht heeft, om deezen te doen befeffen hoe flecht hun belang gehandhaafd wordt: zo zegt zyn Ed, Gr, Achtb. van de bewuste barrières, waarvan Keizer josepH ons zo fchrander ontflagen heeft, dat die barrières ons fchatten hebben doen verkwisten , en oorzaak geweest zyn, „ dat, daar het ge„ vaar verder fcheen te zyn, het verfterken der „ eigenlyke frontieren in Braband en Vlaande. „ ren verwaarloosd zyn geworden" * verwaarloosd \ o hoe akelig klinkt dat woord, als 't op Regentlyke bedryven ziet! —— volgends den Vryheer zei ven, kan men de Republiek, wat haar financieel vermogen betreft, in eenen behoorelyken ftaat van tegenweêr houden; en de fronderen kunnen niet anders als daaronder betrokken worden; het geld, tot derzelver genoegzaam onderhoud, is des aanwezig, maar K 4  ( 152 ) evenwel worden de frontieren verwaarloosd; des kunnen de klagten, die daarover gedaan zougo kunnen worden, niet anders dan billyk wee?en, en kunnen niet beledigend genoemd worden. Wilt gy, myn vriend, nog een trekjen ter ftaavinge van myne voorgemelde gisting omtrent het oogmerk van den Heere rendorp, in'c zamenftellen van zyne Memorien, met betrekking tot de Nederlandftbe Regenten, en tevens van be* gevaar voor den 'min doorziehtigen ingezetenen , 't welk uit zyn gefchryf kan voordvloejen ? dus zegt zyn Wel Ed. Gr. Achtb, (Bladz. 40.) „ Wenfchelyk was het dan, dat door wyze „ en voorzichtige fchikkingen de Republiek, zoo „ te Water als te Lande, akyd in ftaat gehou„ den wierdt, om met nadruk te kunnen hand„ haven, al 't geen Haar als eene fouvereine en „ onafhangelyke Mogendheid , voornamelyk be- trekkelyk den Koophandel en Scheepvaart haa„ Ter Ingezetenen, de bronnen haarer welzyn, „ met recht en rede, 't zy uit hoofde van het „ algemeen Recht der Volkeren, 'c zy uit hoof,, de van wederzydfche Commercie Tractaten, s, niet betwist moest worden, zonder nodig te ,, hebben Verbintenisfen aan te gaan, by wal-  C 153 ) „ ken zy zich verpligt, te geeven of te ontvan- „ gen zekere hulp te Land of ter Zee." — Hemel! Wel Ed. Groot Achtb. Heer! hebben in onze raadzaalen dan geene wyze en voorzichtige maatregelen plaats! geen plaats onder zulk een tal van mannen als 'er beftendig aaa het roer van Staat zitten! —— wordt onze Republiek te water en te land dan niet altoos in ftaat gehouden, om , vooral haar' koophandel, de bron des beftaans van ons allen, te befchermen! myn God! boe gaat het dan in 't werk; daar U Wel Ed. Gr. Achtb. zelf ons verzekert dac het kan gefchieden! want U Wel Ed. Groot Achtb, zegt (Bladz. 37,) „ Zy kan, zonder haare Ingezee„ tenen te bezwaaren , in Vredenstyd haare „ Landmacht op 40000 geregelde Troupes hou„ den, en 30 Schepen van Oorlog van 50 tot 00 ftukken, tot protectie haarer Koophandel „ in geftadige Equipagie brengen-, terwyl zy „ teffens in haare Havens kan onderhouden 20 „ Schepen van Linie, en een evenredig getal „ Fregatten, om by de eerfte gelegenheid geë„ quipeerd en in Zee gebracht te kunnen wor„ den: terwyl zy teffens de bygelegene Mogendheden kan fubfidieeren, om, des noods, een " > »» 1 goed aantal Militie te bezorgen. K 5  . C 154 ) Waarlyk, Ed: Gr, Achtb. Heer! gy doet de . fcbadelykfte gedachten by ons geboren worden ! _ daar gy (Bladz. 44.) belooft, dat het tafreel Ti welk gy zult ophangen, fmartlyk voor alle waare vaderlanders zal weezen, had gy 'er wel mogen by voegen, gelyk het geen ik van- de verwaar. hozing van Lands zaaken gezegd heb, ook voor alle waare vaderlanders niet anders dan fmertlyk kan zyn « — en hoe is 't mogelyk, Wel Ed. Gr. Achtb. Heer! dat gy u nog hebt kunnen laaten overhaalen , om mede een hand te flaan aan het roer van Staat, daar gy ïog Wel kondet voorzien alleen geen vermogen genoeg te zullen hebben om alle de anderen, uwe Mederegenten , hunnen weg te doen verlaaten, en het heil van den Lande, dat gy alléén kendet, en waaromtrent gy alléén zonder vooroordeel waart, te behartigen! .■ Dit woordjen, myn vriend! had ik in 't byzonder tegen den Vryheer te fpree ■ ken; thans wend ik my weder naar u. Niet alleen dat de Heer rendorp alles wat mogelyk is bybrengt, om ons te doen befeffen dat het Nederlandsch hulkjen maar geheel kwalyk géftuurd wordt, fchynt hy ook 't voorneemen gehad te hebben, om niemand, die in Hoogheid gefteld is, te fpaaren: (Bladz. 42.) zegt zyn Wel Ed. Groot Achtb. „ Van Koningen en Vor-  C 155 ) „ ften te verwachten dat zy zich naar Tractaaten „ vrywillig zullen fchikken, wanneer zy met hun „ belang ftrydig zyn, is onbezonnen" —• onbezonnen is dit ook ter nedergefteld; wat noemt de Vryheer een vrywillig fchikken naar tractaaten ? by die verbindenisfen aangegaan heeft, kan niet meer gezegd worden vrywillig te kunnen handelen, in die zaaken waaromtrent de verbindenislen gefloten zyn ; hy moet zig nu fchikken naar de kracht en uitfpraak dier verbindenisfen, en, wil hy den lof van eerlyk te zyn blyven verdienen, dan moet hy zyne gemaakte verbindenisfen volbrengen , al ware het ook dat die volbrenging met zyn belang ftreede: 'c is den Heere rendorp toeteftemmen , dat een ervaren fr.aat.sman niet ligtlyk met eene Mogendheid verbonden zal fluiten, welke bedingen inhouden die met het belang dier zelfde Mogendheid ftryden; maar 't hoont de Vorflen in 't algemeen, te zeggen, dat zy die bedingen , het geval daar zynde, niet zullen vervullen — is 'er onder de Vorften dan waarlyk geene eerlykheid ? — waarom zoude ik my verheugen , zegt de burger nu, dat de Staat een voordeelig traclaat gefloten, en de allergunftigiie voorbedingen daarby gemaakt heeft; dat wy nu, door de heiligheid der tractaaten, daar of daar voor bevei-  ( I5< ) ligd zyn! de Koningen binden zig niet aan de tractaaten, wrnneer hun belang, by 't volbrengen derzelven , lydt; oflehoen die zelfde verbindenisfen vaak in den naame der Heilige Drieè'enheid gefloren worde — o hoe akelig wordt hec leven voor den burger als hy deeze zwarte denkbeelden omhelst,* en hoe verzwakt men daarmede de hoognoodige eerbied en achting voor alle hoogheid en gezach! De Vryheer dringt zyn gezegde of ftelling aan, door het voorbeeld van den jongstledenen Engel- fchen oorlog „Onze redeneeringen, onze ,, betoogen om het onrechtvaardig en het gewei„ dig gedrag der Engelfchen aan te toonen, wa„ ren fraai en gegrond; maar de kiem ontbrak 'er aan: deeze kon niet gevonden worden, dan in „ 't getal onzer Ooriogfchepen, en die hadden „ wy niet. Hec was dus wenfchelyk geweest „ dat men begreepen had, dac mee ons goed, ja ontwistbaar recht met geweld, doch zonder kracht of macht door te zetten, niets verricht j, zou worden, dan onze Ingezeecenen blooc te „ ftellen, aan de met macht en kracht gepleegde geweldige daaden der Engelfchen " — Ooriogfchepen hadden wyniei / ja, Wel Ed. Achtb. Heer! gy hebt gelyk, die hadden wy niet, en  ( 157 ) ? van daar, ik moet het nog eens herhaalen , van daar de bittere, de grievende klagten des volks, over de geenen die aan 't bewind waren; van daar dat de Patriotten zo verre gegaan zyn, om dat zy begrepen gelyk te hebben, en Hemel en Aarde in hunne vorderingen moesten temmen; zy zagen dat hun belang, als ingezetenen, verroekeloosd werd-; dit vergramde hun, daar zy tog wel geweten hebben, tot hoe verre 't vermogen des Lands gaat; dat zy, onder een wys en eerlyk beituur, met eigene krachten, tegen hunne vyanden befchermd konden worden; en nu werden zy niet befchermd, derhalven moest'er een (trafwaardig verzuim plaats hebben ik zou nopens dit alles zo tlellig niet fpreeken, goede vriend ! ware het niet dat de Vryheer van Marquette, zelf verzekerd tudde, (en hy is, als Regent zynde, in deezen geloofwaardig,) dac onze Repualiek, uit haare eigene middelen, genoegzaame verdedigingskrachten kan putten —hieraan kan "t volk niet belust zyn, of zy, welken die middelen nutloos verfpilden, of onbehoorelyk adminiftreerden, worden in hunne oogen ftraffchuldig; want die middelen, waarvan wy hier fpreeken, zyn eigenlyk s volks middelen; zy fchaffen ze a in- Na den Heere rendorp aangetoond heeft, op  C 158 ) welke wyze de toetreeding van onzen Staat tot de gewapende Neutraliteit, nog vertraagd hadde kunnen worden; welk tractaat zyn Wel Ed. Gr. Achtb. zo zeer tegen de borst was, waarvan naar de reden niet gebist kan worden, zonder tot harde verdenkingen overteflaan 5 want ik begeer volftrekt niet zo verre te gaan als de yverige van berckel doet, die, van den Vryheer fpreekende, zegt: „ met zyne Engelfchen, en Engelsge„ zinden vrienden (*);" ik volg dien Heer in deezen niet, even min als in de memorien, waarover wy fpreeken, „ een Eetro„ vend libel (f) te noemen — na, zeg ik , de Heer rendorp het bovengemelde heeft aangetoond, fchetst hy verder den gelukkigen ftaat des Lands, vóór het uitbarften van den jongften oorlog, en verdedigt daardoor nog te fterker den opftand, (op dat ik my eens van dit woord bediene,) van de burgeren ten dien tyde; want door die fchetfe demonftreert zyn Ed. Gr. Achtb. allerovertuigendst, dat wy in ftaat van tegen- (*) Zie de bewuste Misfive ven zyn Wel Ed, bl. 5. (t; Ibid, bladz. 14.  ( 159 ), weer hadden kunnen geweest zyn, en dat derhalven een grouwzaam Hecht beftuur plaats moet gehad hebben —-f— hy, de Burgemeester van Jmfteldam, betuigt zelf, dat de Republiek in een weereïoozen ftaat was; wel nu, dan hadden de geenen die over de defenfie van de Republiek het opzicht toebetrouwd was, zig ook niet pligtmaatig gedragen! en het blykt dat de aanklagten der burgeren op de rechte voorwerpen gevestigd waren: ik lpreek nu flechts by gevolgtrekking uit de gezegden van den Heere rendorp; zyn Wel Ed. Gr. Achtb. heeft denkelyk die gevolgtrekking ook wel voorzien, en daarom getracht dezelve te verzwakken, zo niet geheel uit den weg te ruimen, door drangredenen, van welken ftraks nader. Eerst moet ik u nog onder 't oog brengen , waarde Vriend! hoe de Vryheer, in zyn fchetfe bovengemeld, de waarheid hoog» lyk te kort doet : het geen hy, wegens den gunftigen toeftand der Republiek, op zig zelve zegt, ga ik met ftilzwygen voopby ; maar ik kan niet voorby aantetekenen hoe deerelyk hy zig mistast,. daar hy zegt dat de O. ƒ. Compagnie, toen niet verre was van  C i& ) haare oude fchulden te hebben afgedaan, en weder aanzienlyke uitdeelingen te kunnen doen 1 waarlyk, myn vriend! dit is zö niet; het gewigtige werk over den ftaat van dat weleer aanzienlyk doch nu verkankerd ligchaam , onlangs by den Heere allart van de pers gekomen, blykt, dat de Compagnie toen op zulk een voordeeligen voet niet geftaan heeft; maar men fchynt 'er hier blind voor geweest te zyn; het bederf was te ver van de hand; tonnen fchats werden door middenmaatige amtenaaren in de Indï'ên overgewonnen; en hoe is 't mogelyk, myn vriend, dat een huishouden , zo uitgebreid, op de zuinigfte wyze geadminiItreerd zoude worden, daar men 'er, meestal, -^ten dien einde, lieden heenzendt, die in 't vaderland hunne eigene zaaken, door de grootfte negligence; in de war geftuurd, ja dikwyls de achting van alle braave lieden verbeurd hebben! Wat nu betreft het geen ik boven zeide dat de Heer rendorp voorzien zoude hebben, naamlyk op wien de befchuldiging van verzuim, of liever verwaarloozing , konde vallen ; dit tracht hy afteweeren , door te zeggen (Bladz. 46.) „ Aan wien is daar „ van  ( i6i ) „ van de fchuld te wyten? zal een vreemde; „ ling die onze Regeeringsform niet kent, of „ een Inboorling die dezelve niet genoeg ga„ de heeft geflaagen, vraagen. Gerustelyk „ kan men zeggen, aan niemand! Ik zeg aan niemand in V byzonder" Maar hoor eens, vriend! hoe de Vryheer die fchuld, daar de* zelve toch wezenlyk plaats heeft gehad, uitdeelt; waarlyk op eene wyze, die de allernadeeligfte gedachten van ons ftaatsbondgenootfchap doet opvatten; eene wyze die voor het volk wel verzwegen had mogen worden — niet dat het zeggen van zyn Wel Ed. Groot Achtb. geheel zonder grond zoude weezen; maar de grond dien hy had, is, dunkt my, zeer verkeerdlyk bebouwd , voor 't minst kwalyk voegende aan een' Burgemeester van Amfleldam, die gevaar loopt van maar al te blindelings geloofd te zullen worden — dus vervolgt zyn Wel Ed. Gr. Achtb. dan zyne redeneeringen in deezen: „ Het kwaad is voornaamlyk voortgekomen „ uit onze Regeeringsform; en mogelyk ook „ wel. uit het Caracler onzer Natie. Dezelfde „ bedaardheid van gemoedsgefteltenisfe die „ ons eigen is, en in de dagelykfche zaamenL  ( i6* ) 5, leeving een gerust en ftil leven doet lei„ den, de veel gevestigd is, op het genot van aewoönlyk genoegzaame middelen van „ bdlaan, flaat dikwyls over tot onverfcb.il5, ligheid: minder vatbaar zynde voor aan„ doening over zaaken die reeds zyn, kun„ nen wy het noch minder weezen over die „ noch gebeuren moeten: en wat onze Rege^ringsform en haaren invloed op het be,, ftuur, en voornaamlyk op de uitvoering „ betreft, is 't fchier onbegrypelyk dat „ deeze Republiek zoo lang geftaan , en „ fchitterende oogenblikken, zelfs in Oorlogs,, tyden , gehad heeft" ——* De regeeringsform van onze Republiek roert zyn Wel Ed. Gr. Achtb. hier flechts aan; doch fpreekt in het vervolg desaangaande breeder ; waarom ik myne bedenkingen over dat point ook zal befpaai en, tot dat wy met onze naleezing zo verre zu'len gekomen zyn ■»■■■— hier oreert zyn Wel Ed. Gr. Achtb. hoofdzaaklyk over ons Nationaal charakter, dat hy, ten deezen op.ich e, naam'yk in deezen éénen trek daar van , vry wel getroffen heeft; intusfchen kan dit treffen h'er aan het oogmerk van zyn Wel Ed. Gr. Achtb., myns bedunkens „ niet vol-  C «*3 3 ^oen bedaard van gemoedsgefteiténiS» ja, dat zyn wy Nederlanders; deeze bedaard* heid flaat ook dikwyls over tot onverfehilligheid,Jk hang hieraan mede myn zegel; wy zyn dikwyls, ja, onvatbaar, voor dingen die nog gebeuren moeten; maar wat doet dat alles hier ter zaake ? - de Vryheer Wil 'er ze* kerlyk mede zeggen, dat onze Lands vaderen, uit een gevolg van het deel dat zy in ons Na-* tionaal charakter hadden , te lang getwyfeld hebben of 'er waarlyk wel een oorlog met Engeland zou kunnen uitbarften maar ik vraag nogmaals; wat doet dat hier ter zaake? —■ vooreerst, kunnen onze Landsvaderen , daar zy het gedrag der Engelfchen voor oogen hadden, en daar het hun, ten overvloede, in de bittere klagten der kooplieden, dagelyks ten krachtigften gefchetst , voor oogen gefteld werden ; uit aanmerkinge hiervan, zeg ik , hebben onzen Landsvaderen niet kunnen twyfelen aan een' oorlog met Engeland, ten ware zy de behoudenis van het Land, en de befcherminge van de bezittingen hunner ingezetenen niet ter harte- genomen mogten heb" ben; of ook, ten ware zy met den Heers rendorp van gevoelen geweekt warirs, dan La  Dien de Engelfchen moest toegeeven...., Hemel! hoe moeien die woorden (*> van den Vryheer elk weHenkend vaderlander treffen, wanneer hy befeft dac een Burgemeester van Amfteldam, de hoofdftad van gant?ch de Republkk , en eene ftad wier aarzienlykfte inwooners, nyvere en eerwaardige zuilen, ja de voornaamfte zuilen van bet vrye Nederland, zo grouwzaam door de Engelfchen geleden hadden ; wonden ontvangen hadden, die nog niet geheeld zyn, en, mogelyk, nooit geheeld zullen worden; hoe moeten de gemelde woorden van den Amjleldamfehen Burgervader tuffen ,indien m< n in aanmerking neemt op welken groncflag zy gebouwd, aan welke beginfels zyn Wel Ed Gr. Achtbaare de by hem zo wenschlyke toegeevendheid voor de Engelfchen ontleend heeft , naamlyk aan onze ongereedheid tot verdediging: „ Wenfchelyk," zegt zyn Wel Ed. Gr Achtb , „ was het geweest, „ dat wy vóór het uitbarften der Onlusten, of Engeland op de best mogelyke wyze hadden „ toegegeven, of, de zaaken dragende gehou„ den, tot dat onze zeemacht in beteren ftaat „ zoude zyn" —-— zo was onze Zeemagt dan in geenen goeden ftaat ? en evenwel heeft zyn (*) Zie Bladz. 43 der memm-ün.  Wel Ed. Gr. Achtb. zelf bevestigd, dat zy in eenen geduchten ftaat had kunnen weezen, zonder de ingezetenen te bezwaaren niemand, van gezonde hersfenen, zal des ontkennen dat *er een onverfchoonlyk verzuim plaats gehad heeft een Burgemeester van Amfleldam verzekert ons, dac wy in vredenstyd, zonder de ingezetenen te bezwaaren, dertig Schepen van oorlog, van 50 tot 10 ftukken, tot befcherming van den Koophandel,in geftadige Equ;pagie kunnen brengen; terwyl wy tevens in on/;e havens twintig Schepen van lienie, en een evenredig getal Fregatten,, fteeds in gereedheid kunnen houden, om, by de eerfte gelegenheid, geëqub peerd, en in zee gebragt te kunnen worden dit zeggen van den Vrjheer is ixéér , neem het vry als waarheid op, myn vriend, want een Burgemeester van Amfteldam heeft het gezegd...... en evenwei hebben wy op Doggersbank zien vechten, met een klein getal van fchepen ——• was 'er dan geen verzuim aanwezig! .... maar ik vergeet den text waarover ik eigenlyk fpreek, en evenwel 't komt op hetzelfde uit; de Vryheer van Marquetts begeerde dat wy de Engelfchen zouden toegeeven neen, dat meen ik niet, lieve vriend! ik ben verward in den doolhof waaiL 3  ( 166 ) in de Wel Ed, Gr. Achtb. Burgemeester van Am- fleldam my gebragt heefc ■ —» ik wilde maar zeggen, dat, hoe zeer de aart der Nederiandfche Natie by onze Landsvaderen plaats moge gehad, en ook , hoe zeer zy den oorlog met Engeland verre moge gefteld hebben, dat 'er echter een fchroomelyk verzuim in de .uitvoerende magt plaats moet gehad hebben; des doet de fchets van zyn Wel Ed. Gr. Achtb. van den aart der braave, der lofiyke, der achtenswaardige Nederlanderen, van dat volk, het welk de achting van alle dapperen en geleerden, ten allen tyde heeft; weggedragen, hier weinig ter zaake » '- '£ verzuim had , volgends de grondftelling van zyn Wel Ed. Gr Achtbaare zeiven, plaats, en 't was ook alleenlyk over dat verzuim, waarover het volk klaagde —— wat doet het chajakter, in't bekleeden van gewigtige amten? dit moet het charakter van allen amtenaar in alle Landen weezen, dat hy eerlyk is, en zyn amt Wèi waarneemt; gelooft men dat zyn Nationaal charakter hem desaangaande binderlyk zoude wee«en, dan was het in onze Republiek, (waarin men tog niet rechtftreeks tegen de vreemdelingen is,) beter, dat vreemdelingen in de amten geMi wierden «jm* met één woord, myn  ( 1*7 ) vriend! hoe ook hec charakcer der Nederlande* ren moge weezen, dit Mytt zeker, dat 'er geen verzuim plaats gehad moest hebben; en dat ook. het charakter der Nederlanderen, by- den waarlyk braaven, by den vaderlandlievenden Regent, niet kan bewerken dat by de zwaarwigtige zaak des vaderlands verzuime ; dan, waarlyk, zouden de Nederlanders een befchreienswaardig charakter bekleeden, daar hun eigenlyk, door geheel Europa, een benydenswaardig charakter toegekend wordt —de Nederlanders zyn oorfprongiyk eerlyk, getrouw, en ftrenge opvolgers van hunne pügten; die deeze drie edele eigenfchappen niet bezit, is geen Nederlander,offchoon hy op onzen bodem geboren zy; hy verdient den eernaam niet, en behoorc buiten alle beftuur gehouden te worden ; 'c beduur geeft hem gelegenheid'om braave Nederlanders te bederven hy is, als aterling, tot dat grou- welyk misdryf ook bekwaam de eer myns Vaderlands verflindt my, myn vriend; ik loop gevaar van afcedwaalen, daarom ftaak ik deezen toon, en hervat een anderen, offchoon ook deeze met die een accoord zal maaken; als men over het land der harmonie ipreekt, kan men niet gesiaklyk disfonanten in zyne compofme mengen; L 4  C 168 ) de disfonanten worden in het algemeene ftaats-concert veroorzaakt door die partyen welken buiten de maat fpeelen ■ ■'■ ik ga voord. „ Zeven Landfchappen, geheel onafhangelyk „ van eikanderen , hebben ieder haar byzondere Regeeringsform: het beftuur in dezelve is aan „ meerder dan 1200 Perfoonen toevertrouwd, j, Als men zich nu voorftelc, dat gewoonlyk „ eerst in de byzondere Vergaderingen der Stem „ in Staat hebbende Leden , en vervolgens in „ de Staats - Vergaderingen , een befluit moet ,, genomen worden, voor en al eer de Gedepu- teerdens ter algemeene Staats - Vergadering „ gelast kunnen worden om aldaar te mogen hel- pen befluiten , is het fchier onbegrypelyk hoe „ noch een afkomst van zaaken kan gemaakt wor„ den." ——— Gaarne merkte ik aan, waarde vriend! hoe de Vryheer, die beloofd heeft licht te zullen verfpreiden, zelf in het duifter omgedwaald heeft; ik meen omtrent de waare inrichting van ons Bondgenootfchap , welks vereent, ging zo bloedig gekocht, en , volgends de beiydenis van onzen Amfteldamfchen Burgervader, zo beklagenswaardig verroekeloosd is geworden — de eenvoudige Nederlander heeft tot nu toe gemeend, dat de Zsven vcreenigde Provinciën een m  zelfd lichaam uitmaaken, en, wel verre van onafhangelyk van elkander te weezen, elkanders belangen wel degelyk moesten helpen bevorderen; de Heer rendorp predikt intusfchen geheel anders; hy leert dat ieder Landfchap geheel onafhangelyk van het andere is; deeze onafhangelykheid heefc zekerlyk plaats, wanneer men dezelve fielt in het vermogen van elkander te kunnen bederven ; dan, ja , myn vriend, is iedere Provincie Souverain;ook heefc die Souverainiteit plaats in opzicht van elks inwendig huislyk beftuur; maar als 't het geheele Bondgenootfchap raakt; als 't 'er op aankomt om oorlog te voeren of vrede te maaken, dan zyn de Landfchappen niet onafhangelyk van elkander; dan moeten zy elkander helpen befchermen: en offchoon 'er meer dan twaalfhonderd perfoonen aan 'c bewind zyn, zyn 'er evenwel maar zeven ftemmen in den hoogen raad; zo die twaalfhonderd menfchen meer dan zeven ftemmen uitmaaken, zyn 'er ariftocraaten onder, die hun byzonder belang dryven ; dit alles, waarde vriend! en nog meer, zoude ik gaarne aanmerken, maar de tyd ontbreekt my; myn rechtftreeks oogmerk is alleenlyk om in overweging te geeven, of niet de Stadhouder, in L 5  ( i7o ) die qualiteïc, voornaamlyk dient, om de zeven ftemmen, en, wilt gy ook in de Provinciaale vergaderingen de ftemmen der gemagtigde fteden, indien zy verfchülen, te vereenigen ? daarom noemt men dien Stadhouder wys en voorzienig ; daarom moet hy volftrekt belangloos weezeu, dat is, voor de eene Provincie dezelfde genegenheid hebben als voor de andere; daarom is hy zo achtenswaardig een voorwerp, en daarom ook valt de verachting zo grouwzaam zwaar op hem, als hy van pligtverzuim, in deeze, verdacht, of liever overtuigd wordt! waartoe baat dan het argument van den Vryheer; het argument waarover wy thans fpreeken? waartoe anders dan om de befluiten, die uit de voorhanden zynde gedragingen getrokken kunnen wordem, afteleiden? ——«* geen zwaarigheid, al waren 'er aan het beftuur twaalf duizend , in de plaats van twaalf honderd leden, geplaatst; zo men Hecht» geene anderen dan waare vrienden des vaderlanders, en daarby verftandige en doorzichtige lieden verkiest, worden alle de byzondere ftemmen, beftuurd door dezelfde grondbeginfelen, door waare Batavifche Vaderlandfche Gezinningen, tot zeven gehragt, TO dan, dan heeft het heil des Lands, den on-  C 171 ) partydigen, wyzen en voorzienigen Stadhouder aan deszelfs rechte hand , derhalven geen vrees; derhalven nihil op 'c request voor den Vryheer; zyn ingeleverd bezwaar tegen onze wenfchelyke regeeringsform, hoe langzaam dezelve ook zy, bevat niets aanneemelyks. Nu vervalt daarom ook het geen zyn Wel Ed. Gr, Achtbaare verder zegt. (Bladz. 47.) „ Voornaamlyk is de moeilykheid om tot „ een befluic te komen groot, wanneer in ee„ ne of andere Petitie door den Raad van Staa„ te gedaan, Confent moet gedragen worden. , Zoo de Petitie de zaaken van de Zee be„ treft, is Holland dadelyk gereed; Zeeland „ en Friesland draalen .ook niet; ten minften voor zoo verre by hunne Admiraliteiten hun„ ne aandeelen hefteed kunnen worden: maar „ de andere Provintien komen 'er niet dan „ fchoorvoetende toe. Doch is de Petitie ge„ daan tot verbeetering of vermeerdering der „ Landmacht, zoo zyn de eerstgenoemde zoo „ ongereed, als de andere het gewoonlyk ^ voor de Zeemacht zyn, Hier uit komt na„ tuurlyk voort, dat dikwils noch tot het een, „ noch tot het ander beflooten wordt." - " Ik zeg, dit alles gelezen hebbende, laaten de  ( *7* ) Provinciën zulke belangens hebben als zy willen; laaten zy, tot ichuimens toe, kyven en .elkander dwarspaalen ; ik beroep my op den Stadhouder; hy is de bemiddelaar; alle de Provinciën zyn hem even na; by zal, naar zvne hooge wysheid, wel zien wie best het heil van den Lande fp 'c oog heelt, en alles aanwenden wat mogelyk is om diens ftem te doen mampheerenj daartoe is zyn krachtige invloed den Lande beijzaam: dierbaars Stadhouderƒ roep ik, .dunkt my, uit, in de veronderftelling dat alle ce ingezetenen dir Republiek in zyn perfoon verenigd zyn ; dierbaare Stadhouder ! gy Zy) de tenige, rots van ons vertrouwen -- ■» en waarjyk, mvn vriend! een Stadhouder die tl alen, ook in deezen opzchce, zyn zwaare post verantwoordjyk waarneemt, is een aller- Waardigsc llaatslid de Heer r£indorp i r \i dat rcnkbeeld niet van gehad hebben, anders had hy den Stadhouder wel n.ede in z\ne averechtfche argumenten betrokken, liet vcidcr g-argumenteerde van den Vryheer ten deezen opzichte, vervalt hier mede geheel cn al —— maar de nadeeiige indruk die het ' fchryven en rooaloos omhaalen .van'den ftaat der Landszaaken, 't welk de Vryheer dost, op  < «73) de banen des volks maakt, vervalt daarmede geheel niet, integendeel, die indruk wordt krachtiger, en des ook gevaarlyker; toont derhalven te meer dat de Heer rendorp wel een man was ten opzichte zyner jaaren, maar een onbezonnen losbol ten opzichte van penvoerder —-— waarlyk, lieve vriend! zyn Wel Ed. Gr Achtb. moet bet opzettelyk toegelegd hebben, op het. vergrammen des volks, en om hetzelve alle de zo hoog noodige eerbied voor zyne Regenten te. doen verlaaten, of by is fteeke blind geweest voor 'c geen hy uit zyne pen heeft laaten vloejen — ei hoor, hoor eens hoe nadrukkelyk hy met de ftukken bewyst, dat 'er in de waarneeming van 's Lands defenfie een alleronverfchoonbaarst, ja ftrafbaarst verzuim plaats gehad heeft, en hoe hy daardoor de bittere klagten des volks, ten bewusten tyde, wettigt; de klagten van dat volk op 't welk de Vryheer anders uit der hoogte nederziet als op een hoop geboefte , het welk geen ander oogmerk had, dan dat geen 't welk ftruikroovers en vagebonden op roof dset uitgaan —? en niet alleen tekent zyn Wel Ed. Gr. Achtb, roet de zwartfte verwen het beftuur van dien tyd; ^aar ook dat van heden, van den tyd toen zya. Wel Ed. Gr. Achtb, zyne memorien fchreef i.—-  C 174 ) Hemel! hoe is 't mogelyk, dat een Regent zyn* Mederegent dus, voor 't oog van al het volk, kan laaken, zonder te fidderen voor de gevolgen! wat moeten toch die kinderen van veekn hunner vaderen denken, indien zy den Vryheer gelooven! en gelooven kunnen zy hem; gelooven mogen zy hem; hy is ook Regent, hy kan 't weeten; hem zyn bewust „ alle die omftandigheden die zelden by „ anderen , dan die in 't beftuur der zaaken ge- „ weest zyn, bekend zyn (*/' laaten wy hem hooren..,.. maar ik moet deezen fluitenj men roept my. Ik ben UEd., enz. VIJFTIENDE BRIEF. GOEDE VRIEND! Jk had gehoopt, na het afzenden van mynen laatstvoorgaanden, eenige letteren van UEd te zullen ontvangen, dan, tot nog toe, moet ik (*) Zie 'j Vryheers Memorien, bladz. i.  C 175) desaangaande hoopende blyven ; want , onder alle - de brieven, die ik ontving, heb ik geenen van UEd. ontmoet ; nu , ik vertrouw dat noodiger bezigheden u zulks belet hebben, en, in dat vertrouwen , ga ik voerd met het maaken van aanmerkingen. Myn jongfte letteren moest ik afbreeken, toen ik u wilde doen hooren, hoe de Heer rendorj» zyne Landgenooten wel duidelyk aan het verftand brengt, dat de defehfie der Republiek weleer grouwzaam verwaarloosd is, en zig ook werkelyk, toen zyn Wel Ed. Gr, Achcb fchreef, in den aller bckiaagélykften flaat van verwaarloozing bevond hoor dan hec Burgemeesterlyke' verflag aan het volk, desaangaande, zelf: (Bladz uo ) „ By den aanbouw van fcheepen „ van Linie, ter gelegenheid van den Engelfchen „ Oorlog, zyn 'er zes aan de Admiraliteit van „ Noord - Holland te beurt gevallen : vyf zyn 'er „ van gebouwd, doch de zesde hebben ze niet „ kunnen in 't werk ftellen by gebrek aan Pen„ ningen. Maar wat gebeurt 'er ? Het Collegie, „ door zich zeiven geene middelen hebbende, „ om fcheepen van kleiner Charter te bouwen, „ heeft tegenwoordig vyf fcheepen van Linie , „ (van welke reeds één, dat nimmer in Zee is  ( 176) ' „ geweest, zoo vervuurd is, dat het zonder aanmerkelyke reparatie onbruikbaar zal zyn,) en „ daar tegen maar twee Fregatten. By de Maas, „ daar men mede gereedelyk aan 't bouwen van „ de fcheepen van Linie, die men volgens de „ verdeeling leeveren moest, voldaan heeft, is ,, men zoo weinig van Fregatten voorzien, dat „ men een Vyftiger heeft moeten equipeeren, „ om op de Oost-Indifche fcheepen te kruisfen, „ in plaats van een Zesendertiger of Twintiger, „ die daar gewoonlyk toe gebruikt worden" —— beklaagelyk zgker, en harttreffend voor een Vaderlandlievend ingezetene, is dit klein maar veel betekenend bericht van den Vryheer van Marqueue, wegens den gewezenen en tegenwoordigen ftaat der Zeemagt van de Republiek; en dat het meest treft, en de fchadelykfte invloed moet maaken, is de Burgemeesterlyke verzekering aan zyne Mede-landgenooten, dat een nieuw fchip, 't welk nooit in zee geweest is, zodanig ïs vervuurd, dat het, zonder aanmerkelyke reparatie, niet bruikbaar zal weezen ■■ Hemel' Hemel.' een nieuw fchip reeds te moeten repareeren; zonder dat ooit de onwaardeerbaare Koophandel 'er befcherroing van genoten heeft; of een vyand, uit deszelfs metaalen monden , Nedeilandfche helden-  dentaal heeft hooren fpreeken ^ zeker, vriend! het valt hard zulke berichten uit den mond van eenen Regent te moeten ontvangen; te harder, daar ieder maar al te wèl gevoele de onmogelykheid waarin hy is, om zulke fchroomelyke en fchuldige verroekeloozingen wegteneemen ik ben een liefhebber van zo het een en ander te doorfnuffelen,- althans wat de zaaken myns Vaderlands betreft;ik heb daardoor ook eens het inwendig huishouden van den Staat rondgekeken, en zulks doet my thans duidelyk befeften, hoe fchadelyk het voor de algemeene beurs des Lands is, wanneer'er fchepen gebouwd worden, die, zonder eenigen dienst gedaan te hebben, in de havens liggen te vervuuren — elders fchreef ik desaangaande iet het welk ik hier voor u zal overneemen; beste vriend! gy zult zelf de bedoelde gevolgen 'er wel uittrekken, en ik inmiddels kunnen voordgaan. , In 'ons land kosten, volgends zekere be„ rekening, in den jaare 1789, door den Makelaar ploos van amstel C«fc,, 0P " verzoek van den Hoog Ed. Geftrengen Hee. " re Fiscaal van der hoop, gedaan, en van " de authenticiteit der opgave wy onzen LeM  C ü* ) , j> zer kunnen verzekeren, voor een fchip van 24 ftukken. „ De Knieën. . . ƒ 16095 : - : - „ De Blaauwe planken *7595 •* - : - „ De Krommers . . 2*927 : - : - „ De Balken . . 9603 : . : - ƒ 6612.0 :!'-':„ Derhalven kosten deeze vier artykelen » reecis omtrent zeventig duizend guldens, voor „ ieder fchip, en flechts van 24 ftukken; hoe „ veel verhoogt die. fom nu niet wanneer men „ alles wat verder tot zulk een fchip behoort, „ aleer het tegen den vyand opgtz.mden kan „ worden , daarby voegt! hoeveel hooger is „ zy ook niet voor een fchip van meerder „ rang! voor een van 74 ftukken bedragen de „ Knieën . . ƒ 45690 : - : ,, Blaauwe planken „ 4Ö020 : - : „ Krommers . . 67035 : - : „ Balken . . 900^,8 : - : - „ Zamen ƒ 248783 : - : Zou men hieruit niet kunnen begrypen , waarde vriend ! hoe fpoedig een aanzienlyk capiraal, door wanbeftuur, en Hechte direótie, verwaarloosd kan worden ?  Indien gy, verders, de Mernoriën van den Vryheer, nu eenige eerstvolgende bladzyden naflaat, zult gy zien hoe die Heer zig vermoeit, om den volke aan 'c verftand te brengen, hoe, federt niet minder dan vyftig jaa= ren, nu deeze dan die Provinciën, nalaatig geweest zyn in het opbrengen van hunne gecon» Tenteerde aandeelen iq de jaarlykfche quoten , en waarin by zynen Leezer wil opdringen, dat het verval van Zeemagt en Landdefenfie gezocht moet worden ——« vooreerst is, dunkt my, hier onpartydig op aantemerken „ dat men dergelyke vertoogen voor het volk wel mogt verbergen; dat het, myns bedunkensi althans geen Burgemeester van Amfteldani voegt, dezelven te openbaaren,en zo breedvoerig ten toon te, fpreiden —-—• in gevalle het volk gerechtigd ware op die abuizen hunne meeningen ter verbeteringe te mogen zeggen , (en ik twyfel niet of 'er zouden burgerlyke koppen gevonden worden, die toonen zouden kunde en oordeel te bezitten,) dan ware het nuttig hun den vervallen ftaat des Lands te openbaaren, op hoop dat zy Vaderlandsliefde genoeg zouden hebben, om den fchuldigen..... neen, daar begeer ik niet van te fpreeken; ik zeg* oïö M 2  C 180) de dwaalende Regenten het rechte fpoor aantewyzen, en hun als by de hand op hetzelve te leiden; maar nu , nu de inwoorters niets tot herftel kunnen toebrengen; nu zy flechts hunne lasten optebrengen hebben zonder murmureering, nu kan het vertoonen van zulke tafreelen hen niet dan hartgrievend weezen; en 't is niet Burgervaderlyk dus onbarmhartig met hun te handelen; hun niet anders vóórpredikende dan den elendigen ftaat van hun Land,dan het deerelyk verval van hun defenüewezen, en dat zy derhalven gevaar loopen, van, by de minfte vredebreuk , een prooi der vyanden te zullen worden —— hen, tot vermoejens toe, voortehouden, hoe zy bet ongeluk hebben van te leeven in een bondgenootfchap, dat waarlyk, in gevolge het fchryven van den Heere rendorp , wel, zogenoemd, gebynaamd mogt worden, om reden dat nu deeze, dan die leden, volgends hunne byzondere belangen, het belang van 't algemeene bondgenootfchap verroekeloozen; om zo te fpreeken hun hoofd'er niet mede breeken, hoe 't met het geheel ga, als elk van hun in 't byzorder de penningen maar binnen de kas houdt inmiddels blykc over¬ tuigend, dat alle deeze vermoejingen van den Vryheer, alleenlyk dienen om de verdenkingen  c »c« ) van het een of ander ftaatslid in 't byzonder 'mïttwenden, en de fchuld te fchuiven op de verfchil- I lende belangens der Provinciën, en op de nalaatigheid van fommigen, in het voldoen van hunne geaccordeerde portiën in de bezwaaren des gehee- len ligchaams ja maar, ik weet niet, lieve vriend! of zyn Wel Ed. Gr. Achtb., by den doordenkenden burger, het bedoelde oogmerk wel zal beryken — ieder, die geen vreemdeling in het huishoudelyke befluur des Lands is, weet, hoe jaaren lang het verval der algemeene' zaaken op diezelfde post afgefchreven is geworden ; maar daarom is 'c juist met by ieder voor goede munt aangenomen; en hoor, myn waarde vriend! laat ik hier een krachtig, maar geoorlooid, woordjen, zeggen: fommige ProvinciSn zyn, ja, met betrekking tot de jaarlykfche petitiën, of weigerig in de confenteering, of nalaatig inde betaaling maar zou de weige¬ ring in de confenteering niet altoos gewigtige grondftagen hebben? want immers moet het voor ieder afzonderlyk Lid van het Bondgenootfchap allerduidelykst voor den geest komen, hoe hy, by het verval van het geheele bondgenootfchap, zelf ook moet vervallen F hoe hem dan vooral de grouwzaamfte rampen te duchten fhan, M 3  s C 132) indien het Bondgenootfchap, in oorlog komende, niet bcftaanbaar is voor zynen vyand; my dunkt geene Provincie kan in het ongeluk vallen van door zulke domme Regenten befluurd te worden, die zulks niet zouden befeffenJ — en genomen dit ware al eens het geval, dan kan immers de Stadhouder gemagtigd worden om die Regenten van hunne waardigheden te ontzetten, en andere, fchranderer, wyzer mannen in derzelver plaatfen te eligeeren? met die magt wordt de Stadhouder, in andere gevallen, tog wel meermaals bekleed! neen, my dunkt, dit kan nooit het geval weezen: mogelyk zien die weigerige Provinciën we! in, dat de bygedragene fommen niet naar behooren hefteed, worden.... dan genoeg hiervan. Ik ga over tot het tweede point, betreffende de nalaatigbeid van fommige Provinciën in het betaalen van hunne geconfenteerde aandeelen _ laaten wy hier weder ten grondflage neemen het geen wy hiervoor gezien hebben, dat de Vryheer zelf pns leert, naamlyk dat de Republiek, zig, zonder bezwaar van haare ingezetenen, in een formidablen flaat van defenfie kan houden; dit nu rust pngetwyfeld op het mits, dat iedere Provincie haare aandeden in de lasten van het geheele  ( 1*3 ) Bondgenootfchap draage, en betanle —— goed . maar die betaaling gefchiedt nu niet! dan worden immers of de Provirciaale penningen niet naar behooren geadminiftreerd, of de confenten zyn voor de nalaatige Provinciën te zwaar -<•waarom nu den Stadhouder dan weder niet gelastigd te onderzoeken, welke van deeze beide pointen plaats heeft? en in het eerfte geval de noodige krachtige middelen, ten genoege des volks, gebruikt; of in het andere eene andere verdeeltng, ten welzyn van het gantfche Bondgenootfchap, gemaakt? hoe ik het keere of wende, myn vriend! maar dus voordgaande, zoude ik eigenlyk over den inwendige» ftaat van Nederland beginnen te fpreeken , en mynen Vryheer uit het oog verliezen , dat evenwel volftrekt niet moet gefchieden; daarom keerjk tot zyn Wel Ed. Gr. Achtb. weder; gy zelf zult by het voorgaande wel kunnen voegen, het geen ik 'er in myne eenzaamheid bygevoegd heb; en mo* gelyk komt het u cok zo weinig troostlyk voor, als 't my troostlyk voorgekomen is. Lees dan, waarde vriend, om tot myn eigenlyke taak wedertekeeren, lees dan eens, het geen de Heer rendorp in de noot op Bladz. M 4  C 184. ) 51 zegt; dus luidt het: „ Zo 'er eene beftiering „ in de Republiek is , in welke de daadelyke „ invloed van een Hoofd noodig is, is het die ,, der Admiraliteiten,' de geftadige verwisfeling, „ die maakt dat de Gedeputeerden de noodige „ kunde niet kunnen verkrygen, of die verkree„ gen hebbende, van dezelve een nuttig gebruik „ te maken; de gewoonte van die Commisfien „ te befchouwen als voordeelige posten; de by„ zondere Scedelyke belangen; de verfchillend„ heid in de onderfcheidene huishoudingen der „ Collegiën; de tegenftrydigheden die daar uit voordvloeijen in de algemeene beftiering, en „ wat des meer is, maken dat het al'erwenfche„ lykst zou zyn , dat de Admiraal Generaal niet „ afgetrokken wierdt door deszelfs menigvuldige „ bezigheden: het zou derhalven een allergrootst „ geluk voor de zaaken van de Zee zyn, dat ter„ wyl de oudfte der twee Prinfen zich toeleide „ op de Militaire zaaken te Lande, om t'eenigen „ tyde op 't fpoor zyner doorluchtige Voorou„ deicn, over 's Lands Armeen in perfoon te „ kunnen gebieden, Prins Fredrik aan 't hoofd „ der Marine, als Reprefentant van zynen Heer „ Vader, gefteld wierde: en daardoor verkreeg  i 185) , de noodige kennisfe en hoedanigheden om te gelyk de huishoudelyke zaaken van de Zee te „ beftuuren, en om teffens by tyde en wyle den „ naam van Orange Nasfau, zo roemruchtig ter „ Zee te maken, als zy zedert zoo veele eeuwen „ te Land is." » In dit gedeelte van's Vryheers Memorien, lees ik, dunkt my, niet on. duidelyk, dat de Heer Stadhouder te veele charges te gelyk bekleedt ; want immers wenschtzyri Wel Ed. Gr. Achtb. dat de Admiraal Generaal niet afgetrokken wierde door deszelfs menigvuldige bezigheden; zyn Ed. noemt het verder een byzonder geluk voor de zaaken van de zee, dat Prins frediuk, als reprefencant, aan 't hoofd der Marine gefteld wierd, terwyl de oudfte Prins zig op de zaaken der Militie, te Land, toelegde; waarlyk, myn vriend! de Heer rendorp redeneert hier wel op een' toon die hem aan 'c Hof van den Stadhouder in een aangenaam licht kan ftellen; maar zyn Wel Ed, Gr. Achtb. heeft, voor 'c overige, den aart der zaake, en de gevolgen derzelve, niet naauwkeurig genoeg doordacht: als weinig betekenend individu van den Staat, die zyne penningskens , welke hy verpligc is tot onderhouding van denzelven optebrengen wèl natelt, oordeel ik 'er anders over; echter ftel ik myn M 5  r i8*) gevoelen in deezen, (ik doe zulks wel doorgaands, maar vooral in deezen ,) onder verbetering: ik meen, myn vriend,dat de jonge Prinfen riet rot de waardigheden, by den Vryheer bedoeld , kunnen beroepen woroen, zonder aanzienlyke jaarwedden, voor hen op 's Lands tekening van uitgaave te Hellen? of de Stadhouder moest, uit liefde voor 't Vaderland, zyne Reprefentanten voor zyne eigen bezwaar neernen, 't geen te meer mogelyk kan gefteld worden, aangezien zyne Hoogheid de verligting, daardoor ten we- ge gebragc, zoude genieten maar behal- ven dat, myn vriend, hebben de beide Zoons van zyne,Doorluchtige Hoogheid nog geen hooger trap Van ouderdom bereken, dan dien van *t jongelingfchap; zy hebben derhalven geene ervarenis, zo hoog noodig tot het wèl waarneemen van die gewigtige posten, waartoe de Heer rendorp hen, in zyn fchryf cabinet, heefc voorgefchikt: zo 't, volgends het denkbeeld van den Vryheer, inderdaad beter ware, dat Zyne Doorl. Hoogheid, de Erfftadhouder, in zyne zwaarwigtige en veelvuldige amptsbezigheden verligt wierde, dan zyn 'er immers ervarene mannen genoeg aanwezig, die de bedoelde posten konden waarneemen, en die ook geene  C 187 ) vorstlyke inkomften noodig hadden? want het gezich zoude daarom 't zelfde zyn; dat wordt ontleend van de magt waarmede men bekleed is, en van h verftand dat men heeft om die magt wèl te gebruiken ——■» hoe dwaaslyk is het geredeneerd, te zeggen: 't ware te wenfchen dat de, „ Admiraal Generaal niet afgetrokken wierde „ door zyne menigvuldige bezigheden ," (dit wenfchen, ik moet het andermaal zeggen , fluit immers in , de vaste vooronderftelling, dat Hoogstdezelve alles niet waar kan neemen , zo als het ten ftrikftèn geëischt kan worden?),, daarom moeten zyn beide zoons, nog „ jongelingen, zig bekwaamen om Hoogstdezel„ ve in zyne moejelyke posten te verligten, en tot zo lang," (dit volgt van zelf,) „ moeten „ de oorzaaken, waarop de gedaane wensch ge„ grond is, al zyn zy niet heilzaam voor den „ Lande, maar voordduuren; offchoon 'er een „ aantal manuen, grys geworden onder de beoe„ fening ter verkryginge van de in deezen voor* „ onderftelde kundigheden , voorhanden zyn 1" Nog eens, vriend: ik geloof dat geen verftand dig man , kinderen of jongelingen zal voorbefchikken tot eenige waardigheden, alvoorens hy verzekerd zy, dat die kinderen of jongelingen de vereischte bekwaamheden, of de vereischte nei-  ( 188 ) gingen, ter verkryginge van die bekwaamheden, hebben; want zonder dat geeft eene waardigheid wel aanzien, maar kan het verwachte nut niet ten gevolge hebben ——- nu, 't is te vertrouwen dat de Heer rendorp, in deezen gevalle, wel zéker zal geweest zyn, offchoon hy 'er geheel van zwyge —— trouwens J men kan op den man geen vasten ftaat maaken, ook niet omtrent uitdrukkingen die het Stadhouderlyke huis betreffen; want, gelyk wy in onze reeds geboekte reflexiën gezien hebben, dat zyn Wel Ed, Gr. Achtb. nu op verre na niet ten voordeele van dat huis argumenteert , en dan weder eens alle zeilen aanfpant, om 't hoekjen van verdenking te boven te zeilen, zegt hv verder op Bladz. 5 j: „ Maar zo men in Stadhou„ derlooze tyden de gebreken van onze conftitu- tie , voornaamlyk aangaande de zaaken der „ algemeene verdediging, en al wat daartoe be„ hoort, en in 't algemeene eene verregaande traagheid — —' ondervonden heeft, is 't in „ dit opzicht niet veel beter gegaan, toen wy „ eenen Stadhouder hadden." Het g