MAATSCH. OER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  t) Ë IIANSCHE DEMOSTHE1ES, O F MI1ABEAU INDE EEISEESCHE VEEBEN, TONEELSPEL, 1$ EEN bedrijf,' ë n in ondicht, door CHABXES KEA1R.WAt, FRANS CIT BURGER; voor de EEK5TE KEIS vertoond tb ' parijs, op het THE AT RE PATRIOT IQJÜE van den heer S a Li E é , den 14 april I79 I. TE DUINKERKEN, Bij van SCHELLE & Comp., het Fransch vertaald, naar het handjehrift van den Auteur.  VERTOONERS. M1RABEAU. VOLT AIRE. JEAN JACQUES ROUSSEAtt FRANKLIN. DEMOS THENES, CICERO. SOCRATES, BRUTUS. WILLEM TELL. WILLEM DE EERSTE, Mns vaji Oranje. JJei Toontel is in de Elifeefche velden-  D Ë FlAISCHE ÖEMOSTHEIfES* OP ; M11A1EA IJ INDE ÉETISEÉSCHE VELDEN# EERSTE TOONEEL. jEAN JACQUES ROUSSEAU, FRANKLIN. j. J. R O U S S E A V. JHLoud op, mijn waarde Franklin, mij te verwijten, dat ik in deze woonplaatzc van eeuwige rust het aandenken aan de onrechtvaardigheden en trouweloosheden , waar vnn ik, geduurende mijn leven, het voorwerp en het flachtoffér was, nog behouden hebbe. Gij hebt dezelfde klagten niet te doen tegen tiwe tijdgenoten. Uwe arbeid en uwe dienften wïerdeh niet met de zwarrfte óndankbaarheid beloond, noch uwe dagen vergiftigd door hec A zwad*  ( » ï zwadder van den lafter. Toen wij nog bewoners der wereld waren, ademden onze werken en onze gefprekken niets, dan het geluk en de verlichting van het menschdom. Ik heb, ik durf het zeggen, in mijne maatfchappelijke verbindtenis (*) de eerfte gronden gelegd van die Staatsgefteldheid , waar van Frankrijk de gelukkige gevolgen begint te ondervinden. Gij hebt uw vaderland verlost van hecjuk, waar onder de dwinglandij eener Hoofd - Stad het zelve wilde doen bukken: maar ons lot was zeer verfchillende. - Gij zijt getuige geweest van de erkentenis, welke men U zo rechtmatig verfchuldigd was. Gij hebt mogen zien, hoe uwe landgenoten U ontvingen met alle de vervoeringen der Icvendigfte vreugde; hoe zij U aan hunne kinderen toonden, U den ftichter noemden van hunne onafhanglijkheid, en uwe beeldtenis der openbaare eerbewijzing toewijdden. Ik in tegendeel, vervolgd door dweepzieke Priefters, gebannen door Overheden, die zig tot werktuigen der overheerfching verkogt hadden, verraden door geleerden , die onder het masker van vriendfehap ïrouwelooze oogmerken verborgen ,. ik heb , zedett £•) Cent ma Soda},  C s > «•ederc het eerfte tijdftip mijner ongelukkig* vermaardheid, bijna alle de oogenblikken mijns levens met bitterheid vervuld gezien. Ik houde het nog ftaande, mijn Vriend, op eenige weinige uitzonderingen na, is het geluk daar boten flechts het deel der boozen. FRANKLIN. Verban, nog eens, die onaangenaame denk* beelden; zij hebben te dikwijls de rust van uwe dagen geftoord. Uwe genie had U moeten verheffen boven die onaangenaamheden, welke mannen van zo zeldzame verdienften, als de uwe, in alle tijden ondervonden hebben. Gij wildet misbruiken verbeteren ; vooroordeelen uitroeijen , welke zo veele lieden, die toen •alles vermogten, het grootst belang hadden om te doen voortduuren; het was natuurlijk, dat zij zig zamen verbonden tegen dui wijsgeer, die de edele ftoutheid had om waarheden t& leeren , die hunne aangematigde rechten om verre wierpen. Troost U wegens uwe vorige rampen, daar Gij ziet, dat de Vergadering der Vertegenwoordigers des Franschen Volks mver nagedachtenisfe eene eer bewijst, bijna gelijk aan A & die,  C 4 ) Aio, welke mm ïn de heldcn-eeüweft bewees aan die 1 weldoeners van het • rnenschdom, die ruwe volkeren tot de bcfchaafdheid gebragt, of het aerdrijk van monircr's en- geweldenaarai gezuiverd hadden. Uwe nagèJatene Echtgenote heeft haar weduwgcld ontfangen uit de handen van den doorluchtigen Raad vail een groot Volk, 't welk eindelijk Vrij geworden , en waerdig is om het eeuwig te zijn. Deze Vertegenwoordigers van een edelmoedig en gevoelig Volk hebben ook bcfloten, mij het vleijendst eerbewijs te doen geven, dat ooit de fchim van eeneh vreemdeling in het graf fcaji volgen,. . Demosthënes van Frankrijk, die doorluchtige Man , wiens uitgebreide kundigheden, donderende welfpreekendheid, en onverwagte, krachtige en zegepralende flagen de drogredenen der vijanden van het algemeen welzijn als kaf vernietigden, MAiabeau, noodigde, opdebekomene tijding van mijnen dood, gelijk gij weet, zijne medeleden om den rouw aan te nemen. Eene algemeene toefteraming maakte zijn voorftel tot eene wet, en alle de Franfchen, die waarlijk met het heilig ijvervuur der vrijheid bezield waren , maakten 'er zig eene eer van dit voor- beeld  C 5 V) beeld te volgen.- Mijn waarde Rousfeau, daalde onveranderlijke en noodzakelijke natuurwetten gebieden, dat de ftof vernietigd worde oin onder andere iwijzingen weder te voorfchijn qe komen; zo is de eenige Vergelding, waar naar liet den wijzen geoorloofd is te ftaan,- dat hij zie, dat zijn naam met roem tot de volgende geflagten overgebragt, en nimmer dan met diepen eerbied en' aandoening worde .uitgefpro* -fcen;i-Jht*vr!o'tiès »B inrs .::/ t^Man^o' èh" • il-joi 'iëü ï'Jï'b'jlmv n^ïifaonriavnÖ iio :mv>i j. j. ROUSSEAU. Geloof vry, 'dat de herinneringen , die mij bedroeven, mij gcettzinS beletten:gevoelig te zijn aan de eerbewijzen, die de Franfche volksraad'goedgedagt. heeft mijner nagedachtenisfe aan'tedöcn , en voóraT aan deszëlfs edelmoedigheid omtrent''dé ■ getrouwe ' gezellin 'mijns'lévens en mijner rampen. Maar, aj zoudt Gij mij nog eens befchuldigen van dien ergdenkenden aart; ^e, voeden, 'die daar boven een deel van mijne pngelukkcn, uitmaakte,, ik kan voor U nier, «ontveinzen, eqne vrees, die mij vervolgt, en die ik te vergeefs-, zedert eenigen tijd tracb'te van mij. te wecren. Ik beminde-Frankrijk: het fa., mij nog dierbaarder geworden, na het tijdr A 3' flip  c * > £ip zijner vrijheid: ik vreeze, dat het eerlang beroo'd ilaa te worden van den beroemden man, aan wien wij beiden zulke groote verpligtingen hebben. De fchimmen, die van tijd tot tijd van de aerde hier aankomen, onderrichten ons van den onbegrijpelijken arbeid der vruchtbaare en verhevene pen van mira» e a u. Het Kabinet, de Comités, het Spreekgeftoelte, de post van Voorzitter, neemen alle de oogenblikken weg van dezen onverfchrokkenen en onvermoeiden verdediger der rechten en der waare belangen van zijn Vaderland: met weerzin vergunt hij zijne afgematte vermogens eenige korte uuren flaaps. Hoe zou hij lange zulke pogingen kunnen uithouden, welke ik geloove dat de menfchelijke krachten verre te boven gaan? Ach.' mijn Vriend, zij* verlies zou een algemeene ramp zijn. f r a n klik. Gij hebt gelijk; indien 't ongeluk, dat Gij vreest, gebeurde, niet alleen Frankrijk, maar Europa , maar 't geheel-al, zou in den rouw moeten gedompeld gaan. Geloof echter niet, dat ik voor Frankrijks Staatsherftelling vreeze, 2ü MJRABEAuaan dezelve kwame te ontval»  < 7 ) vallen; wij weeten, dat haar nog andere fterke fteunpijlaaren en doorluchtige handhavers zouden overblijven; zij kan niet meer omver geworpen worden; en het oudbeftier, 't welk het fchoonfte Rijk van Europa verwoestte, is voor altijd vernietigd. De zwakke pogingen des misnoegden zullen als verbrijzeld worden te-gen den wil van vijfentwintig Millioenen vrije lieden, en tegen de onverwinlijke macht van meer dan drie Millioenen van Burgers, die Soldaten, en van Soldaten, die Burgers zijn, gewapend voor eene zo fchoone zaak, en gereed ora hun bloed te ftorten, om dezelve te doen zegepralen. Maar de gefchiedenis van deze omwenteling, die eenig is in de jaarboeken der waereld, haare oorfprong, haare voortgangen, de gelukkige uitwerkzelen, die 'er 't gevolg van zullen zijn; zulk eene gefchiedenis, door mira b e a u gefchreven, kan het wetboek der volken worden. Die van het Ooften zelfs, hoe laag ook gezonken onder eene overheerfching, wier oorfprong zig verliest in den nacht der eeuwen, kunnen, op de Mem van dezen wetgever, uit hunnen fchandelijken doodflaap •Stwaaken, hunne ketenen affchudden, dezelve A 4 ver-  ( « ) verbrijzelen, en eindelijk eens de wanrdtgheid van hun aanwezen gevoelen, ja, ik befchouw mirabeau, als door 5c noodlot gefchikt om de verdelger der dwingelanden te worden. Men heeft mij de eer gedaan van te zeggen, dat ik hun hunnen fcepjer'uit de vuist ge* Wrongen had; maar raïjne overwinning bepaalde zig flechts tot ééne plaats, en de zegepraal van mirabeau over allerlcij. flag van onderdrukking zou algemeen zijn. Verwijder dus van U dat doodelijk voorgevoel van een zo onherfïelbaar verlies, en ontdoe U van -de gewoonte van alles van de zwartfte zijde te befc houwen. j. j. r o u s s e a U. Het is waar, dat de kennis 'van het menr fchelijk hart, welke ik mij tót mijn ongeluk verkregen had, mij op aerde naargeestig en wantrouwend maakte: thans doét 'mij mijne zucht voor het menschdom beven op het'denkbeeld van den dood van eenen van zijne ijverigfte belchermers. Maar zie daar Socrates ; lij fehijut in treurige overwegingen verzonken té ' . ' "" TWEE,  X 9 ) TWEEDE TOONEEL, ' J. J. ROUSSE^U, FRANKLIN , SOCRATES. FRANKLIN. Wijze Socrates, wat mag toch die helderheid benevelen, die anders zo ftundvastig in uwe ziel heerscht? SOCRATES. Bij mijn leven gaf men voer, dat ren ge-; meenzaame geest, mij van toekom lige rebeurtenisfen verwittigde. Dit verzinfel, waarmede ik bij mij zeLven den fpot drce^, kon geenen invloed vinden dan bij het onkundig gemeen, dat altijd tot het wonderbaafe overhelt. Cndertusfehen is het zeker, dat mijne lange overdenkingen mij een zeker voor itxicht gegeven hadden, dat in zommige omfïandigheden veel overeenkomst kon fchijncn te hebben met eene foort van voorzegging. Nu nog verheft zig mijn geest , zedert zo veele eeuwen van zijn {loffelijk bckleedzel ontflagen, in hettoekomftige^ en de kennis der groote veranderingen, die 'er in Frankrijk gewrogt worden, doet mij vreezen voor eenen nabijzijnden val A £ van  C lo > vam eene der voornaamfte pijlaaren van het grootsch gebouw der Vrijheid van het rijk. FRANKLIN. Onze vriend Jean Jacques heeft dezelfde vrees; bij hem is ze zelfs minder onbepaald; hij gaat zo verre van de pijlaar aan te wijzen, welke de hand des tijds zig gereed maakt om verre tfe werpen. SOCRATES. En welke is dan deze pijlaar? FRANKLIN. Eene der ftevigfte: de beroemde redenaar, wiens geest en zeldzaame vermogens Gij zo dikwils met ons bewonderd hebt. SOCRATES. De vrees van Rousfeau is misfchien maar al te wel gegrond; in alle landen vindt men Anijtusfen; en men ontfteekt niet ftraffeloos het licht der reden over hunne dweperij. Ik zelve ben 'er een bewijs van. J. J. ROVS-  X « ï> J.J. ROÜSSEAU Ik ftem U toe, dat de Franfche Ani;tusrent Zo zij 'er flechts de macht toe hadden, aüön ter dood veroordeelen zouden, die hen genoodzaakt hebben, om aan het Volk die goederen weder te geeven, welke men der ügtgeloovigheid in tijden van onkunde en bijgeloof had weten aftepersfen, en die alleen dienden ter onderhouding van eene fchandelijke weelde; maar, mijn waarde Socrates, de tijden van den giftbeker zijn voorbij. S O C RA T E S. Jawel, de tijden van den rechterlijken giftbeker; maar niet die van heimelijke wraak. J. J. RO U S S E A U. Gij weet, dat ik nooit den naam gehad hebbe van lofredenaar van het menfchclijk hart; misfchien zelfs heb ik mijne ongunftige vooringenomenheid ten deezen opzichte te vergedreven; maar, met dat al, geloof i k niet aan misdaaden zonder hoop van vrucht gepleegd; en zodanig een eou het zijn, indien men zig langs flingfche we*  ( ia ) wegen van de fteunpijlaaren der Franfche Staatsgefteldheid wilde ontdoen. De aanvoerders van eene zo verfoeijelijke misdaad zouden 'er geen vrucht van trekken } zij zouden de geheele Natie niet kunnen om hals brengen; , Ik heb aan Franklin de reden van mijne billijke Vrees gezegd; mirabeau wil zig boven de natuur verheffen door eenën bovenmatigen arbeid: deze ftrijd is te ongelijk j hij zal bezwijken. socrates, Dat hij nog lange leve! de waereïd kan hem nietmisfen. Wanneer hij zig. aan eenen onmatigen arbeid overgeeft, verraadt hij, zonder zulks te willen,de zaak van 'het 'menschdom.'Maar hoe zal men de overmeesterende 'drift der Genie betoomen ? men laat zig door haare onwederftaanbare aandrift wegvoeren, en verre van het einde der loopbaane te kunnen bereiken,, ziet men zig in het midden van zijnen loop .gefluit: maar ik zie . Cicero en Dcmo*thenes, die me.t verhaaste fchrecden zig tot ons ftoeden, ■ ■ i DER-  i n 1 DERDE T 00 NE EL, J. J. ROÜSSEAU, FRANKLIN, SOCRATES, CICERO, DEMOS I Ht NES. & DEMO S THE NES. Wij brengen U treurig nieuws: al wat zig in' de Elifeefche Velden bevindt van waare wijsgeeren, van vrienden des mcnschdoms, van bewonderaars van geestvermogen en welfprekendheid, houdt zig thans met de grootfte deel' neming bezig met de omwenteling, die Frankrijk herfchapcn , en met den grooten man, die den eerden fteen aan het onverganglijk gebouw der Vrijheid van zijri land gelegd heeft. Wij, Cicero en ik, waren bezig met daar over te fpreeken,- toen men ons is komen aankondigen , dat deze redenaar, die in de hoofdftad van zijn vaderland grootere vermogens ontwikkelt, dan die, welke mij ccnige vermaardheid bijgezet hebben, zedcrt eenige dagen door eene verfchrikkelijke kwaal is aangetast, waar van Esculaap zelf te vergeefs trachten zou hem te genee- zef  C 14 ) zen. De fchimmen zijner landgenoten, van welke wij dit noodlottig bericht hebben, zijn 'er meer over aangedaan, dan over het fterflot,dac hen in deeze fombere gewesten heeft nedergeftort. Zij hebben ons gezegd, dat eene meenigte Burgers van allerleijen rang dag en nacht d© ftraat vervult, en de poort bezet van 't huis, 't welk de doorluchtige lijder bewoont. Vcelen brengen daar geheele uuren door, door hoop en vrees gefiingerd, en met het grootfte ongeduld wagtende naar het gefchrift (*), dat hun den toeftand moet aankondigen van hem, aan wien het noodlot van Frankrijk hun toefchijnt verbonden te zijn. Dit papier, door de hulp der drukpers vermcenigvuldigd , gaat van hand tot hand, zweeft door de geheele Stad, en wordt het belangrijkst gedeelte der openbaare nieuwspapieren: men ontrukt het eikanderen; men leest het al bevende, herleest het nog eens, en zoekc 'er eenig voedzel in voor zijne hoop. FRANKLIN. En is de lijder onderricht van deze algemee^ r.e deelneming, welke zijn beklagenswaardige toeftand veroorzaakt? (*) BMetils.  c 15 ï CICERO. Hij is 'er niet onkundig van; en, niet tegengaande de ftilte, welke de meenigte van voor zijne deur vergaderde Burgeren in acht neemt, maakende vraagen van hen, die van tijd tot tijd komen, en de antwoorden, die zij ontfangen, hoe zagt ook gegeeven, een verward geraas, 't welk, hem ter ooren gekoomen, naar de reden daar van doet vraagen;men zegt ze hem: Wat is het aangenaam, (antwoordt hij) te fterven tn het midden van een volk, zoo teêrgevoelig% zoo waardig bemind te worden ! J. J. ROUSSEAU. Ik zou wel eens willen weeten, hoe zijne mededingers en zijne vijanden zig in deze om(handigheden gedraagen. CICERO. Zijne mededingers, zo zij dezen naam verdienen , zo zij waarlijk eenige talenten bezitten, moeten deelen in de algemeene droefheid; zo de naijver hun hart voor andere gevoelens opent, dan zijn ze den roem niet waardig, dien zij ver-  C 16 ) kregen hebben. Wat zijne vijanden betreft, irieri heef: ons gezegd, dat zij hunne barbaarfche' blijdfehap zorgvuldig verborgen, en dat zij voorzigtig deeden met dezelve niet openlik te toonen, SOCR A T E S. Zie daar dan mijn voorgevoel bewaarheid, en de vrees van Rou^feau gebillijkt! Het onverbiddelijk noodlot berooft de ftervelingen van den arbeid van dezen grooten man; het rukt hem weg in eenen tijd, waar in de jaaren en zijne ondervinding hem de middelen zouden aangewezen hebben tot het gebruik der bouwftofTen welke hij met zo veel moeke verzameld had, en waar uit hij oniteïfelijke' werken zou hebben zamen gefield. (Jrlij treedt voorwaards op den rand van het Tooneel. ó Gij, van wien ik een aanbidder en de eerfte martelaar was, toen de wereld nog in de dvask ternisfen van eenen dwaazen godsdienft, die uw onuitdruklijk wezen onteerde, gedompeld lag; Opperst Wezen, dat het noodlot der ftervelingen in uwe hand houdt, indien uw befluit nog ter-  < ff ) Vertraagd kan worden * gebied dan aan de Natuur een wonder te verrichten; gebied den doöd de dagen van hem, die de verlofser van den Ae'rdbodem kan worden, te ontzien: verhoor onz9 9'iyhfife dëftsg SOCRATES, !i99in3iluov 93i:oov.'9f'', '•.•••:;,cnj ■<. > Zoo veel heldenmócds, en 'dit laatst bewijs vaTj ' genegenheid moeten het gevoel der fmerten, welke "zijne medeburgers thans óndergaan '. ver* grooten. H D B a v o e»  C ao 3 volt ai re. Zij 'hebben dezelve aan den dag gelegd op eene wijze, die zoo wel hun, als hem, die 'er % voorwerp van is, eer aan doet. Nauwelijks heeft men de zekere tijding van zijnen dood, of het volk, in de ftraat zijner woning bij een vergaderd, verandert dcrzelver naam, en noemt haar de ftraat; van Mirabeau. Vervolgens roept men van alle kanten: Geene Schouwfpelen op dezen dag', de verlosfer van Frankrijk is niet meer! men eiseht en verkrijgt zonder moeite het ftilfïaan van alle openbaare vermaaken op dezen dag van rouw. j. j. rousseau. Hoe veele Vorften hebben na hunnen dood geene andere eerbewijzen ontvangen, dan die eene ijskoude' plegtige gewoonte voorfchreef! Deze, welke men aan mirabeau bewijst, komen uit het hart voort; welk een onderfcheid, en welk eene les voor hun., die zig meesters der wereld noemen! Cr*  ( M ) cicero. Deze blijken van algemeene verflagenheid herinneren mij een gelijke gewoonte van 't oude. Rome, wanneer het heilig vuur in den tempel van Vefta uitgeblufcht was; het volk van Parijs lijdt een gelijk verlies; zijne droefheid moet zig door dezelfde teekenen doen kennen. franklin. De fchïm van mirabeau ftaat zo firaks in deze gewesten aan te komen; laat ons'gaan om haar te ontvangen. voltaire. Brutus en Willem Teil wagten haar op; zij hebben gemeend, dat zij hier behoorde ingeleid te worden door de grondleggers der vrijheid van Rome en van Zwitzerjand.  VIJFDE T O ONE EL. J, j, r o u s s e a V, cicero, demo? [5 t h e n e s , brutus, mirabeau, willem t e l l, volta ire, socrates, f r a n k.l i N4 brutus. ' ' Zalige zielen, ontvangt onder u de fchim vaw eenen fterveling, die in geencn opzichte voor u behoeft te wijken. Zijne menigvuldige welgelukte ondernemingen maakten dikwijls het onderwerp uit van onze geliefdlte gefprekken; boven al juichten wij zijne behaalde overwinningen' op de overheerfching toe. Ik verdreef de gekroonde Dwingelanden uit Rome; maar ik liet 'er de Raadsheerlijke Adelregering ftand grijpen: m irabeau, gelukkiger dan ik, heeft zijn vader land verlost van honderd - duizend bevoorrechte roovers, die deszelfs inkomften verflonden, en wier trotschheid en weelde met de algemeeng ellende den fpot dreven,  I =3 > WILLEM TELL. De pijl, die door mijne hand afgefchoten, en het hart van eenen ondergefchikten dwingeland doorboorende, het teken wierd der vrijheid, welke mijn vaderland nog geniet, had geene fpoediger noch zekerder uitwerking, dan de pijlen, die van uwe welfprckcndc lippen vlogen.' Ik trof den wreeden Gcslcr, en met hem nam; het willekeurig gezag een einde; en Gij, 'donderende van het hooge fprcekgeftocltc, gij ftert de trotfche leenregering , de willekeurige en roofzieke lastvordering (*), ' de dweepende fchijnheiligheid , en alle de mo lifters, die zedert dertien eeuwen uw vaderland verwoestten, in den afgrond van het niet ter neder. MIRABEAU. ■ Matigt deze loffpraken: ik heb nog te veel van de menfchelijke zwakheid: ik zou vreezen, dat 'er weder eenige beweging van trotschheid in mij mogt ontwaaken, waar voor men zig op de aarde niet geheel wagten kan; doch waar van de ziel, van die banden ontdaan, geene aan* (*) Fiscalltê. B 4  C = 4 ) aandoening meer moet hebben. Indien ik ee* tlige begaafdheden gehad hebbe; indien min dood de rouvvklagten mijner medeburgers verbekt heeft; indien ik mijn vaderland van nur. geweefl ben; het is aan {Jlie.den, die mij om, »?«gt, dat ik dit alles v.erfchuldigd ben; ik ber \™ Werk. Ik leerde uit de fchriften van Rousfeau de verlichte gronden van het onvervreemdbaar recht der volken : ik vond in die van Voltuire de hoofdregelen der verdraagzaamheid, en den haat tegen de dweperij: Demofthenes en Cicero waren mijne meetfers in de welfprekendfceid: Brutusen Teil hebben mij door hun voor- . beeld den moed ingeboezemd, om den troon der dwingelandij om verte werpen: Socrates eindelijk was.mijn voorbeeld in mijne laatfïe OogenblikW. Gij ziet, dat, zo elk van U vati hnj te rug nam, 't geen ik van hem ontleend heb, mijne perfoonlijke verdienfte, op zïnen rechten prijs gefchat, zeer veel van zijne waar. de zou verliezen.  C «5 ) ZESDE TOONEEL, j> e v o r i gen, wllem de eerstb prins van oranjê, willem de eerste. Ik kom hier een recht te mg e;fc!vn, waar van ik onrechtvaardig b:roofl b-n; ik heb mij voor al van Wilbm Teil te beklagen. Ik heb, evenals hij, het huis van Ooftenrijk een gedeelte van £ijne bezttingen doen verliezen; hij had mij pok mo.ten nodigen, om defchim van mirabeau hier binnen te leiden. Mi r a b e a u tegen ie n, r Wie is deze fchim, wier rechtsvordering zoe yleijendj voor mij is; WILLEM DE EERSTE' Ik ben Willem de Eerfte, Prins van Oranje, en g-ondlegger van dj vrijheid der Bataven: en aï zodanig heb ik het zelfdj recht als Brutus ea Tdl o.n U te verzeilen, B 1 WIRA*  t/*4 Jh mirabeau.' 0*' ifct XJ Vj i ^1 v-i C Verfchoon mijne vrijmoedigheid; maar 't is hier het verblijf der waaarheid. Teil kon U nieterkennen voor de (lichter der Bataaffche vrij» heid, willem de eerste. Heb ik dan niet het eeril de wapens opgevat,, om Philips die geweften te ontwringen , die thans 't Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden uitmaken, n: mirabeau. Gij waart ik erken het, een groot Krijgsman, een loos flaatkundige; maar Gij zogt zelve de plaats te vervullen van den Heer, tegen wien Gij de wapens h'adt opgevat; en, zonder den moeJ' digen tegenfhnd van de Regeering van Amfter* dam, waart Gij tot Graaf van Holland uitgeroepen. Deze eene-trek fluit U buiten den rang van de Grondleggers der vrijheid» , . * j > « :n wil-  < £ 3 WILLEM DE EERSTE. Indien Gijniet gelooft, dat die eertijtel mij toekomt, zult Gij mij ten minfte dien van eerde ftachtoffer van de onafhanglijkheid der Bataven aiet kunnen weigeren. MIRABEAU. Egmond en Hoorne verloren hun hoofd voor diezelfde grootfche zaak, terwijl Gij in veiligheid waart. De flaaffche en bijgelovige zoon van Katel den vijfden hitfte moordenaars tegen U op, en verfpilde aan hun goud en beloftenj dweepzieke geeftelijken zetten fchelmen aan om op uw leven toe te leggen, onder voorwendzei van de belangen van eenen godsdienst te wreeken, dien Gij hadt afgezworen. Een van deze monfters,diemen in tijden van burgerlijken tweedracht maar al te veel vindt, en tot gruwel* ftukken overhaalt, beroofde U van herleven, zonder die noodlottige fchoot was het oppergezag de beloning geworden van uwe dienften, en uw vaderland zou Hechts van Heer veranderd zijn., Uw zoonMaurits, even eerzuchtig als Gij, en wanhoopig, dat hij geen opperheer kon worden,  C ) den, vervolgde de voorlanden der vrijheid. Een godgeleerd verfchil verfchafte hem de gelegenheid om den eerbiedwaardigen Barneveld, die hem tot een vader geweest was, en wiens eenige misdaad was, dat hij zijn vaderland voor de aantegen der Stadhouderlijke Dwingelandij wilde behoeden, op het fchavot te doen fterven Volgde uwlaatfte afllammeling, Wdlem de derde, h t voorbeeld niet, dat Gij en Maurits hem gegeven hadt? was hij niet de willekeurige overheerfcher van zijn vaderland? Om hem dit heilloos gezag te verzekeren, wierden de Broeders de Witt, die waare Martelaars der BataafTche Vrijheid, verfcheurd door het Haagsch gemeen, dat doorhem en zijne zendelingen daar voor betaald wierd. Deze Prins fchaamde zig niet een jaarlijkfch inkomen toe te ftaan aan den lagen en eerlozen Meraar, die Cornelis de Witt befchuldigd had van hem te hebben willen verleiden, om den Prins van kant te helpen., WILLEM DE EERSTE» Waartoe my misdaden te verwijten , die Ik piet begaan heb; waar voor ik niet verant- wocr-  woordelijk kan zijn; en mij de eer te ontroven van mijn land behouden te hebben ? MIRABEAU. Ik ontrove U die eer niet; zij heeft U nooit toebehoord. Ik heb het U reeds gezegd, uw dingen naar de oppermacht was ook altijd tegenwoordig voor den geest van hen, die uwen naam erfden; zij allen wilden zig een willekeurig gezag aanmatigen; Gij zijt dus de eerde en alleen fchuldige aan hunne wanbedrijven. Indien Gij op eene grootfche wijs, van de hand gewezen hadt, 't geen eene dankbaarheid, die- geene paaien kende, U opdroeg; zo Gij aan 't Volk het recht hadt wedergegeven, van zyne vertegenwoordigers aan te dellen; eindelijk, zo Gij U als een' waar' Burger gedragen hadt, dan zou¬ den uwe onvolirers genoodzaakt p-eweest zim.n- we belangeloosheid na te volgen, en de nakomelingfchap - zou U dien fchoonen naam gegeven hebben, dien Gij hier komt eisfchen, zon¬ der 'er recht van aanfpraak op te hebben. . : v WILLEM DE EERSTE., Maar heeft het Volk, d„c Gij in Frankrijk Sou-  ( 3o ) ^onrerèïn gemaakt hebt, het recht niet van ȧ eefien meester te geven? de Batavier, Philips afzweerende, wilde mij tot het hoogst gezag verheffen; hij kon dit doen, volgens uwe eigenff grondbeginzelen, en 't geen ik voor hem gedaan,'t geen ik verloren had, verdiende , ge* loof ik, deze beloning. mirabeaü; Gij bedriegt U ten hoogffe, Willem, of Öy fprcekt niet ter goeder trouwe. Het Ópperge- : zag is de eigendom der Volken, maar van dïc recht, dat zij van dé natuur ontvangen hebben, mogen zij geen affland doen, noch het zelve vervreemden; zij moeten' het zelve ongefchonden en in alle zijne zuiverheid overleveren aan de volgende gedachten. De Franfchen kozen, even als;anderevolken 'zig voorheen hoofden, maar geen meesters; deze hoofden, misbruik makende van de hun opgedragen macht, veranderden dezelve in eene volkomene overheerfching. Het Vb Ik, bezwijkende onder 't gewigt der belastingen, en 't ' ilachtoffer van allerleij flag van onderdrukking, heeft  < (V ) f1ieeft zijne 'reclit'en terug geeischt, en dezelve hernomen, om ze nimmer-weder üf te liaan. Indien Gij gelooft, dat de Bataven uwe dienden moesten beloongn, door. het Oppergezag, dan dwaalt Gij: de eerzucht alleen was uwe leidsvrouw , en deze drijfveer verlaagt de fchoonde cdadcn. Dus gedroeg zig de doorluchtige was'ïiincton niet: zijn moed en zijne kundigheden 'dellen hem ten minde met U gelijk; maar zijne Vaderlandsliefde verheft hem oneindig verre 'boven U. Te vréde met zijn Vaderland onaf* hangelijk gemaakt 'te' hebben, heeft hij zijn ge:zag'neérgeftegd; en is vrijwillig weder tot den ' daat vaiY -énkelen Burger nedergedaald. Hij is *oolc vóór Zijne edele belangeloosheid beloond; :'hij heeft verdiend door de eenparige dem van ' zijii Volk'" tot "hööfd'van het wetgevend lichaam - cn van de opp'erntagtige Vergadering benoenid ' te worden. Vergelijk nu uw gedrag met het Zij"ne,en oordcel zelve, of Gij die vergelijking ' kunt doordaan. WILLEM DE EERSTI, «-1C-07 ---S t f'»n^ jt'if r-n'.'i(iJ8JCB)t5 noi);>''.-.v>.'d tioit | Ik had op ZQlk eene fcherpebeoordeclingmtf-gen daat' maaken: hij, die tegen- het -Stadbou< 3 / der-  C 3» ; derfchap gefchreven heeft, is hier tevens mijn rechter en mijn partij. MIRA8KA V. Het is waar, ik heb gefchreven tegen het Stadhouderfchap, tegen dat onbehoorlijk en wanftaltig gezag; en het is uit de gefchiedenis dat ik de bewijzen gehaald hebbe, wa s mede ik het zelve beftreden heb. Wat waren de Stadhouders in hunnen oorfprong? De plaatsbekleders van den afwezig zijnden Opperheer. Toen nu. het Bataaffche Volk zijne vrijheid herwonnen had, was het zelve Oppermachtig geworden, en dus moest het Stadhouderfchap op dat tijdftip van zelfs ophouden, dewijl het Volk, de waare Souverein, altijd aanwezig was. Een lange oorlog, en de listige kuiperijen van uw huis deden deze waardigheid voortduuren, welke thans het ongeluk, en den ondergang van een eertijds zo bloeijend Gemeenebest veroorzaakt. De verbasterde Bataven beven tegenwoordig voor hunnen eer* ftcn bezoldigden Staatsdienaar, en'hij, die voor* Zit in de Vergadering der Vertegenwoord gers van een Volk, dat z-g Vrij noemt, komt bij'den Stadhouder, om hem van de befluiten dier hooge ver»  C 33') Vergadering kennis te geven, en onderweipt dezelve aan zijne goedkeuring. Uw tégénv, oordigê erfgenaam, fclioon uit eenen zydtak gefproten,' heeft zljh vaderland verraden, toen hy eene ' vreemde kryjsmacht heeft ingeroepen, om hec zelve in die fchandelijke fiaverny te dompelen, waar onder het thans zucht ; en Gij durft mij verwijten, dat ik mijne pen gebruikt hebbe, orrt deze fchenddaad aan geheel Europa bekend te maaken! weet, dat ik altijd de willekeurige' heerfchers en oproerftokers beftreden heb, en dat ik hen nog beftryden zou, zoo de dood mij niet verhinderd had in deeza onderneming, de fchoonfte, welke een burger zig ooit kan voorhemen, en tot welker volvoering ik geloofde irf ftaat^e zijn. Ik ben uw rechter niét; ik ben de verdediger van het recht der volken, en zederc lang hebben de waare Wijsgeeren, de vrienden' der Vrijheid, het vonnis tegen U en tegen uwe nakomelingfchap uitgefprokert. Ik beroepe mij tip hen, die mij hooren, fu An klin. De daden getuigen hier ten voordeele Van mirabeau. Willem, wij hebben U altijd geplaatst in den rang der beroemde mannen; C maar  C 34 ) snaar 'er is een groot onderfcheid tusfchen dezéri tijtel, en dien van verlosfer der volkeren, Van grondvefter der Vrijheid : zo de vluij .-rij U dezen op de aaide gegeven heeft, wij moeten dat voorbeeld in het verblijf der waarheid niet navolgen, willlem de eerste. ïk gaa mij over uwe uitfpraak trooften bij de fchimmen der Veroveraars en der Oppervorftcn, die mij zeker mijne eerzucht tot geene misdaad zullen rekenen. ZEVENDE en LAATSTE T O O N é e L. bë vorigen, behalven w i r> l e m de e r r s te. soc rates. De eifchen van Willem den Eerden,■ en.'t geen gij hem geantwoord hebt, geven ons een nieuw blijk van uwe liefde voor de Vrijheid, enuwe bekwaamheden in het ftaatkundige, en wij beklagen het menfchdorn, dat zo ras van dezelve is beroofd geworden. lyi i ra*  C 35 ) M irabeau, . Indien mijn dood, gelijk gij wilt, een verlies voor hen is, zij moeten het zelve wijten aan den onmatigen ijver, dien ik had, om hun nuttig te zijn ; en zie daar'teenige, waar over ik mij beklage. Ik had gewenscht, ik beken het, dat de dood zig nog eenigen tijd van mij verwijderd had, en mij vergund de laatfte hand te leggen aan die werken, welke ik geloofde noodzakelijk te zijn ter voltooijing van onze ftaatsgefteldheid; .maait ik laat mannen na, die mij met een gewenscht gevolg vervangen zullen! Gij kent hunne vermogens en hunnen volksijver; vreest dus niet voor mijn Vaderland , hetzelve is vrij, en zal vrij zijn, tot dat deze geheele aardbol verdelgd worde. franklin, Voltajre heeft ons gezegd, welke openbaare blijken van droefheid uwe medeburgers gegeven hebben, toen zijn hoorden, dat Gij hun vooraltijd ontrukt waart, mirabeau, Ach J het geheugen van zoo veel genegenheid, van eene zoo algeme ene erkentenis, zooaandoenC s lijk  C 36 ) lijk uitgedrukt, zal eeuwig in mijne ziel leven. Gij weet nog niet, met welke bukengewoone eerbewijzen men mijne dienden beloond heeft.Ach J Frankrijk ! Ach! dierbaar vaderland, waarom kan mijn zielloos overfchot zig niet eennrai nog uit den donkeren grafkuil oprichten, om U al het gevoel mijner dankbaarheid uit te drukken. yOLTAIRE, Gij zult ons zeker het verhaal dier fchatting ' Zo billijk aan uwe fchim betaald, niet weigeren? MIRABgAU. Gij eischt het;ik moet gehoorzaamen. Weet, dan, dat mijne medeleden in de hooge Volksvergadering, zoo draa zij vernomen hadden, dat ik niet meer was, bij algemeene toejuiching befloten, met het geheele lichaam der vergadering mijne lijkftaatsie bij te woonen. Op het zelfde oogenblik kwamen de wijken en het Departement van de Hoofdftad eischen, dat men mij eene eer bewees, welke tot dien tijd toe nimmer aan eenen enkelen burger beweezen was. Eene geestvervoering maakte zig meester van allen, Cjri, dewijl 't mij niet geoorloofd is, u eene voor mij al te roemrijke waarheid te Verbergen, ik Wier