462 A 26^     A 9f> d Te LEEUWARDEN, Bij D. v. d. SLUIS, Boekdrukker in m Hbbrkstrajx «798. i p L _ A N TOT HERSTEL DER A C. A B S M ï 1 T E F. R A N E K E R, DOOR HET PROVINTIAAL BESTUUR VAN FRIESLAND, Gedecreteerd op den 9 Junij 1797. en op deszelfs orde gedruktBENEVENS EEN BET O O O Over de Nuttigheid der nieuwe inrichting deezer ACADEMIE DOOR YME FREERKS T I G C HE LAAR,   BETOOG dat de Beoeffening des Verftands in nuttige Weetenfehappen' voor den Mensch noodzaakelijk is, en dat daar toe noodig zijn welingerigte Academiën. _Jeder Mensch, die met eenige oplettendheid den aart zijner verftandelijke vermogens, en de Kennis of Weetenfchap welke hij bezit, met de wijze hoé hij dezelve verkreeg naagaat en onzijdig overweegt, zal overtuigd worden, DAT HIJ ALLE KENNIS OF WEETENSCHAP, DOOR MIDDEL VAN OEFFENING HEEFT VERKREEGEN, en dat de . trap zijner vordering in dezelve, allengskens opklom naar evenreedigheid zijner oeffening en der middelen, ■welke hem. ter verkrijging derzelve onderfteunden. Deeze waarheid is niet minder duidelijk en zeker te ontdekken, door middel onzer waarneemingen op het Menfchelijk verftand in 't algemeen in de idagelijkiche zamenleeving. ■ . S Ter verkrijging van alle nuttige Weetenfehappen in eenen hoogen trap, is derhalven voor den Mensch noodzaakelijk, dat hij zijn verftand in dezelve aanhoudend oefiene, en dat hij de beste middelen hebben ter onderfteuning en bevordering zijner oeffening. i / , . De aankweeking van alle nuttige Weetenfehappen, is volftrekt noodzaakelijk in eene Maatfchappij, ter bevordering van het geluk haarer Leden, niet alleen ter vervulling van derzelver eerfte en noodzaakelijkfte behoeften, maar inzonderheid om den gropten heilzaajnen invloed welke die beoéffening des verftands op der Menichen zedelijk character heeft. II. Dat de beoefening des verftands (f) j voor den Mensch een bijzondere invloed •hebbe op zijn zedelijk. charaEter en lm zelve yormt, zullen onze ernjligt waarneemingen op ons zeiven , en ons onbevoordeeld terugdenken aan onze eigene ondervinding , ons duidelijk heren, . • • ■ Herinner U, Leezer! ten bewijze hier van, zodanig tijdperk van uw leeven, in;het welk gij uwen geest niet -bezig, hield met nuttige oeffeningen, nog dienftig tot uw noodzaakelijk onderhoud, nog ter veredeling uwer ziele door Wijsheid en Deugd, maar dat gij U in dit opzicht der leedigheid overgaaft. Konde uw verftand.in der daad waarlijk werkeloos blijven ? was niet de zelfsverveeling het eerfte gevolg ? en fpoorde deeze u niet aan tot daaden welke op -zijn best, eerst op zich zeiven belchouwd, onverfehillig genaamd worden, en kwamen bij aanhouding deezer werkeloosheid niet de eene of andere Hartstocht vervolgens in werking, welke, U tot misdaaden vervoerde? wierden.de Hartstochten in dat geval, van tijd tot tijd niet fterker en vrugtbaarder in ondeugden? worden , de ondeugden allengskens . niet gemakkelijker bedreeven, mee!: in getal en grootcr, en tevens minder misdaadig aangemerkt als in den beginne? hoe vermindert allengs de fmaak en achting voor de deugd, ja de mogelijkheid om te rug te keeren tot een enkel maatig leven ? worde het verftand van tijd tot tijd niet meer en meer beheerscht door de beoeffening der zondeen wordt het te rug keeren tot een deugdzaam leeven niet bezwaarlijk, naar evenredigheid van den tijd der volharding en naar de grootheid en het getal der bedreeven ondeugden? hoe wordt dit alles nog verhaasten vergroot, door eene ramp* . zalige verkcering? hoe gering ook uwe eigene ondervinding hier in moge zijn , van de waarheid zult gij met mij te vollen overtuigd zijn, door weinig onder- . vinding en waarneemingen buiten U., Herdenk1"hier tegen , geëerde Leezer ï uw charafterin die Jaaren uwes leeftijds > in welken gij u beftendig oeffende, bij het leeren of waarneemen eener noodzakelijke kostwinning, naar uwen fmaak en bekwaamheid gefchikt., in waare wijsheid en deugd.' Uw gevoel is reeds bij deeze eerfte.herinnering leevendig! verheven I troostend! overweeg den invloed welke gij gewaar wierdt, toen gij met A een (t) Poor di beeefT'ning des verftands verftaa ik niet alleen het opzettelijk ieeren eener Weetenfchap, haar liet oezig zijn des verjiands in 't algemeen.  \ ( 4 ) een heilig oogmerk tot nut van u zeiven enten dienfteder Maatfchappij, uw verftand tragtte te verrijken met Weetenfehappen, ter bevordering van uw eigen en uwer Medeiiienfchen tegenwoordig beftendig cn duurzaam zedelijk geluk. Toen een welgevestigd oogmerk, u bij aanhoudendheid bezig hield, ter beoeffening van zodanige Weetenfehappen, welke U uwe eigene waarde en die uwer natuurgenooten, als met redelijke zielsvermogens begaafde en voor deugd gefchiktu wezens, leerde kennen. Toen gij de behoeften der Menfchen en de middelen ter vervulling derzelve aandagtig beftudeerde, onder de riagehjkfche edelmoedige mededeeling uwer verkreegene heilzaame kundigheden; en in, het bijzonder j herdenk die Jaaren üwes leeftijds, in welke gij u aanhoudej|§ ernftig toeleide, op het leeren kennen der waare wijsheid en deugd, en-Jfe middelen ter algemeeue bevordering derzelve. Herinner u uwe gcwoQne gfc« moedsgefteldheid, ter tijd, toen gij met oplettende, geregeld agtereenvólgerw de, ernftige naavorfchingen, de werken der natuur beoeffende, door welke gij leerde zien en opmerken de groote zamenftelling m kunst in het maakzel van een enkel'bladvan eenen boom, of van eene grasplant, ja van eenen enkelvoudigen zandkorrel, welker befchouwingUopleide ter overweeging der wonderbaarlijke kunst en wijsheid-, in het maakzel des geheelen booms, en de zamenftelLng onzer Aardbol-, met derzelver onnoemelijk getal foorten van Boomen., van Planten, van Aard- en Bergftoffen, van Dieren, en van millioenen Menfchen, welk alles op onzen Aardkloot beftaat, in wezen gehouden en verzorgd wordt, en van het geen dat tot deszelis onderhoud noodig is; het welk u vervolgens deed opmerken, hoe tot den wasdom der Planten, en tot hetleeven en de voeding der Dieren en der Menfchen, de Lucht welke ons omringt, met de Zon en de Maan volftrekt noodzaakelijk zijn, hoe deze beide laastgenoemden weer in verband ftaan met, en betrekking hebben op eene foort van Sterren, welke Planeeten worden genaamd, die op vaste wetten rondsom onze Zon zweeven, waar door deizelver ftanden Jaaren voor af berekend worden, die volgens herhaalde regelma'atige en duidelijke waarneemingen, het licht van onze Zon ontvangen, dool- welke hooge opklimming van uwe oogen, uw verftand al yerder gewaar Wierdj het onnoemelijk getal andere vaste Sterren , welke gij op wiskundige grondden ontdekt verbaazend groote bollen te zijn, welke, niet tegenftaande alle, in eene ruimte zonder fteunpunten ais opgehangen, de afftanden van malkander naauwkeurig behouden, en die alle te zamenmet de Zon eh de Maan, in hunne ondeïicheidena gedaan te verwisfelingen, altoos als een zamenftel, volgens vaste wetten, zich geregeld door uwe oogen aan uw zo verwonderd verftand vertooi fiefij wanneer gij door dit alles, als van zelve en ongezogt, maar tevens overtuigend zeker ontdekte, de zo verwonderlijke zamenhang en éénheid in het gantfche Heelal, terwijl gij door deeze éénheid des Heelals opgeleid wierdt, tot een volftrekt overtuigend bezef van de éénheid en verèéniging der zo onbezefbaar groote Macht, der onbegrijpelijke wijsheid en der onbepaalde goed. heid IN EEN EN HET ZELFDE WEEZEN, als de éénige, eeuwige, noodzaakelijk bejiaande oorzaak cn onderhouder des Heelals. Geëerde Lezer! waardige Vriend! Gevoelde gij niet duidelijk, de trapswijze opklimming uwer kennis en zekerheid van Gods beftaan en aanbiddenswaardige Eigenfchappen, naar de maate uwer vorderingen in de kennis zijner Werken, en vermeerderderde niet fteeds in die zelfde evenredigheid uwe verwondering over Gods grootheid, uw eerbied voor zijne Magt, uwe heilige opgetogenheid voor zijne Wijsheid, uwe onbepaalde hoogachting en Liefde voor zijne goedheid ? en ontwrongen deeze denkbeelden U niet, meteen zeer gevoelig hart, de betuigingen: GOD IS VOLMAAKT, het Heelal is aan Hem zijn befiaan en onderhoud ver/chuldigd.' Hij kent alle zijne Schepfelen en verzorgt dezelve, op eene wonderbaarlijke wijze, zo dat het geluk V welk alle gevoeligs, en inzonderheid alle redelijkewezens, als de Menfchen, genieten, als een gejehenk zijner-Vaderlijke liep de moet w rden befchouwd, Hij bemind hen derkahen onbepaald. Klom niet naar denzelfden trap Uwer vorderingen in die groote ontdekkingen, Uw vertrouwen op? e« liefde tot God, en leidden die befpiegelingen U niet tot eene opregte liefde voor uwe Medemenfchen, door de gelijkheid van derzelver oorfprong en natuur, en der inftand- ~ - houding  C s ) houding van hun wezen, welke dus zulke naauwe betrekkingen op malkanderen hebben, en wier belangen zo aan elkander verbonden en door elkander geweevenzijn? vervulde toen niet Godsdienst en Deugd uw veredeld hart, naar den Trapuweryordenngenmdie groote weetenfehappen? kondt gij toen de eerbied voor, en Liefde tot God, met de opregte heilwenfehende genegenheid voor uwe Medeburgeren, uit uw zo gevoelig hart weeren? was het U mogelijk ongodsd^nftig en zonder deugd te leeven ? — naar evenredigheid uwer oefening in die zoheilzaame wijsheid, en naar gelange uwer vorderingen in die deugden is uwe betuiging met kragt, „ NEEN ONMOGELIJK." — we]k een heil? zaame mvloed heeft deeze beoeffening uwes verftands, nogindit oogenblik, op uw Charaéter? kunt gij wel meer bij eene heldere avondlucht, dat onnoemelijk getal Sterren aanfehouwen, zonder aan de groote Eigenfehappen van deszelfs Maaker, met nednge ootmoedigheid, en een waar Godsdienftiggemoed, te denken ? kunt gij| meer op de Aarde het voedzel voor Menfchen en Dieren zien groenen, zonder met ernftige dankbaarheid en liefde, voor de oorzaak van uw geluk, den Onderhouder des Heelals,. vervuld te zijn? neen, gij kunt niet meer een klem Diertje, nog eene enkelde Plant aanfehouwen, zonder daar door op te klimmen tot deszelfs grooten oorfprong. Daar in een weleer bij U veragtelijk blad eenes Booms, zulk eene kunst en wijsheid voor U voor uw onderzoek verborgen was, zijt gij door ondervinding nuklaar overtuigd, datm het grooter maakzel van deslelfs Boom, inhet EïïiëiZ? Pknten' Aard-. en Vloeiftoffen, in dat der Dieren en Menfchen, in het Gebouw onzer Aardbol, in alle Hemelfche Lichaamen, die milhoenen Sterren, en in de inftandhouding van hun wezen met de gant-' iche orde in t Heelal, naar evenredigheid nog onbegrijpelijk veele verborgenheden zijn, van onbezefbaar fierker bewijzen, van de grootheid der Magt\ der Wijs. heul en der goedheid van GOD, en van ZTNÈ Heilige oogmerken tot het geluk van alle zijne gevoelige, en inzonderheid van de door Hem met redelijke zielsvermogens begaafde, en daar door voor Deugd gefchifoe-. •wezens Gij gevoelde met de vermeerdering uwer kundigheden, en het bezefuwei verhevene Natuure, de geringheid uwer nog verkrgegene kennis, terwijl dit alles U opleidt tot de bewustheid uwer hoogere beitemming door uwe aanbid denswaardige oorzaak, om door {leeds toeneemende Wijsheid, Deugd en Godsdienst, een geluk te erlangen, evenredig aan de grootheid der eigenschappen van uwen Schepper , dat is : fteeds toeneemend en eeuwig. Deeze door oeftenmg yerkreegenezo edele Wijsheid, beheerscht noodzaakel|c h^tTerftand van deszelfs bezitter en beftiert daar door zijne daaden tot heil van SzSZ en der geheele Maatfchappij. z Dat het Characler der Menfchen in H algemeen , gevormd wordt door hunnedenkbeelden, en dat deeze afhangen van de wijze, der oefening hunnes Verftands, kan ons insgelijks duidelijk blijken, door onze waarneemingen in de Maatfchatt , hjke zamenleevmg, en door de gefchiedenisfen der Menfchen en Volken ' Jen bewijze hiervan, befchouwe men eens Menfchen, Welke Van hunne geboorte af altoos van de voordeden eener verftandige opvoeding en onderwik m kundigheden en Deugd volkomen beroofd waren, en men vergelijke dezelve met de zodamgen, welke van hunne ëérfte Jeugd af, altijd een welgeregeld en leidend onderwi,s, .in nuttige Weetenfehappen, Deugd en Godsdiens? genooten! eni welke van dat onderwijs aanhoudend het vereischte gebruik maakten. Hoe meedehjdens- en beklagenswaardig is de onkunde der éérften, niet alleen in de Godsienst en Zedekunde, maar zelfs in die zaaken, welke tot het noodzaakelijk onderhoud hunnes leevens behooren? hoe verbaasd weinig voordeel trekken zij uit hunne dagehjkfche ondervinding, ja hoe weinig zijn lij vatbaar voor de genoegens; deezes leeyens ? ~- waar mede zullen zij hi&ne rampen ver«agten, en wat zijn hunne uitzichten naaden dood ? zij leeven alleen om te W ften^nft-Tnïf ïf*^"J^ ê'evoe3d te hebben5 en waar zijn dedien- Iten die zij der Maatfchappij hebben aangebragt? hoe weinig verfehild Ta danig een leeven van dat der Dieren? £ welk een onte^VS^^ fchen ae eerst en laatst genoemden! zij die van hunne vroegfte jeugd af, op ^ 9- een-  (-6) , eene welgeregelde zagt opleidende wijze, beftendig önderweezen wierden in noodzaakelijke en nuttige Weetenfehappen tot wijsheid, deugd en Godsdienst* verkreegen hier door, de .beste middelen tegen de overheerfching hunner eigene driften en tegen de uitwendige verleidingen, en dat wel vroegtijdig voor de ontwikkeling hunner hartstochten, en dus ook 'voor hunne vatbaarheid voor verleiding, en daarom bijzonder wel toegerust, tot aanhouriinge hunner eigene oeftcningeu, vervolgden zij deeze oefening hunnes verftands in rijpere Jaaren door een vrij zelfbeftuur bij voortduuring; ó hoe gelukkig zien wij deeze Menfchen voor hun zelvcn, voor den geèncn met wien zij verkeeren, ja voor hunne gantfche Maatfchappij, door eene in alle hunne betrekkingen billijke en redelijke waarneeimng eenes beroeps tot een zelfbeftaan, overeenkomende met hunne verftandelijké vermogens, fmaak en omftandighéden, onder de fteeds aanhoudende aankweeking hnnner verkreegene nuttige kundigheden en waare deugden, door de vermeerdering hunner heilzaam e Weetenfehappen., hetwelk altoos zeer aangenaam is volgens het oorfprongelijk geitel van den Mensch, maar inzonderheid door hunne daar door toeneemeude daadelijke betrachting der deugd en Godsdienst, Inmaken zij genoegens die onbefchrrffelijk veel en groot zijn, en alleen door eigen ondervinding kunnen worden gekend, terwijl de rampen deezer Waereld hen door den Godsdienst onbedenkelijk veel minder treffen, door dien zij geleerd hebben dat de tegenlpoeden altijd iets nuttigs en fomtijds het.igrootfte wezenlijk duurzaamst en verheevenst geluk ten gevolge hebben ja veele verdrukkingen worden door hun flêgtt als voorbijgaande lchaduwen aangemerkt, en wat nog meer is, de dood. befchouwen zij, als den noodzaaklijken overgang.tot hunne waare beftemming, hun hoogst geluk! gaan wij oplettend haa , hunne werkzaamheden en invloed in de Maatfchappij,. tot welk eenen zegen zij aan dezelve verflrekken, is onnaaïpeurlijk, om dat zij hunne daaden. met nedrigheid, en daarom.veelen onmerkbaar verrichten; voor eene aanecnfchaakeling van ondeugden, zijn zij niet vatbaar. Hunne misdaaden berou» wen hun, naar evenredigheid, der/grootheid, terwijl zij die hunner Medemenfchen fpoedig vergeeven, zo geene opzettelijke volharding en geöuurige opeen* ftapeling , het voor hun ondoenlijk ja ongeoorlooft maakt naar de ftrengfte regelen der zedekunde en Godsdienst, tot verbetering van den h.irdnekkigen en tot algemeen heil, in welk geval de wraakzucht hun nog onmogelijk is, als zijnde doordrongen van innig m edelijden, met hunnen aanhoudend dwaalenden beleediger» onafgebrookenheerschtinhundc zeer ernftige begezne zot het geluk aller Menfchen, en daarom trachten zij bij alle gepaste gelegenheden nuttig te zijn naar hunne vermogens, die altijd groot zijn, als 'er de voorwerpen toegefchikt zijn. Inzonderheid'koesteren zij daarom eene zeer flerke genegenheid, OM DER ONTLUIKENDE JEÜGD NUTTIG ÏE. ZIJN 'inMe bevordering van noodzaakelijke Weetenfehappen , waare wijsheid, deugden Godsdienst, om dat deeze door deszelfs nog onbevooroordeeld verftand, nog onbedorven hart, en natuurlijke begeerte tot kennis, het vatbaarst is voor de lesfen der wijsheid en opleiding tot deugd, waardoor zij op dezelve den meesten heilzaamen invloed hebben, in welke begeerte zij inzonderheid nog zeer fterk worden aangeipoord door het bezef dat ieder wel gèoeffend» deugdzaam Jongeling, in vervolg van tijd, eene oorzaak kan worden van het waar en duurzaamst geluk van zeer veelen- en daardoor Zijn heilzaam e invloed in de Maatfchappij, weer onbepaald kan verbreiden en vermenigvuldigen. — Dc Beoéffening des Verftands, dat is de Denkwijs' van den Mensch is derhahen de oorzaak zijner dadden en vormt zijn Chara&er. . Dit, en dat wij alle onze kennis _ door oeflening verkrijgen , is het waarde Lezer ! het welk ik U niet nedrigheid en ernst, trachtte voor den Geest te brengen, of' Ü-daar van duidelijk te overtuigen. Door mijn Geloof, doch Voornaamelijk door mijne hoop, denk ik hier in iets geilaagd te zijn, waarom ik overgaa, om hier uiteenige daar in naar mijn inzien klaar opgeilootene gewigtige gevolgen, regelmatig af te leiden. ifte Gevolg. Ieder Mensch. die zijn verjland niet oefent dat is: nooit bezig houd, in de bevordering van kennis en deugd, blijft onkundig en ondeugdzaam. 2.de Gevolg. Ieder Mensch die zijn ver/land' altoos alleen oefent in ondeugden / heeft een. doorgaand beftendig ondeugdzaam chara&er. . %de  gitf Gevolg. Ieder Men.srh die zijn verftand oefent beide in nuttige en in §cka*dtlijke kennis, in deugd en in ondeugd, » va» een gemengd deugdzaam en ondeugdzaam Characier. . $de Gevolg.. Ieder Mensch die zijn verftand altijd alleen oefent tn waare wijsheid, deugd'en Godsdienst, heefteen doorgaand beftendig, wijs, deugdzaam en GoJsdicnJtig Characier. . ... . .. '. : • > £de Gevolg. Ieder daad (§) van den Mensch wordt veroorzaakt aoor de voorajgegaane dtnkbeddcn of gedagten zijnes, verftands. Dat is ieder wijze en deugdzame daad wordt veroorzaakt door voorafgegaane wijze en deugdzaame denkbeelden, en ieder dwaaze en zondige daad heeft voorafgegaane en zondige gedagten tot oorzaak. ' ...... ... 6de Gevolg. Dewijl alle nuttige kundigheden door de beoeftenmg des verftands moeten worden verkreegen, en de beoéffening des verftands het characier vormt, en daar het character van tijd tot tijd vaster en minder vatbaar \oor verandering wordt, zo moet de Mensch noodzaakelijk vroegtijdig in zijne Jeugd, en wel met het begin der vatbaarheid zijner verftandelijke vermogens , voor dezelve in nuttige en voor ieder in 't bijzonder gejchikte kundigheden wórden onderweezen. Dewijl dan de nuttige Weetenfehappen voor ieder Mensch, zulk' eenen groeten invloed op zijn zedelijk gedrag hebben en wel tot dién trap, dat de aanhoudende beoeffeningen van waare wijsheid, deugd en Godsdienst, zijn character vormt .tot de/.bëftendige bebagting van wijze, deugdzaame en Godsdier.ftige daaaen, tor wezenljkgroot en duurzaam geluk voor zich zeiven , vooralle Menfchen, met dewelke hij verkeert, ja voor de gantfche Maatfchappij, dewijl de Mensch de Weetenfehappen alleen deelachtig wordt, door de beoeftening zijnes verftands in dezelve, en. door de gefchikte middelen, welke hem hierin ter vordering moeten dienen; zo is dan der halven de beoefening zijnes verftands M nuttige Wceicnjchappen, MET DE MIDDELEN TER BEVORDERING DERZELVE van het .alletgi ootst aanbelang voor ieder Mensch op zich zeiven en voorde geheels Maatfchappij. . , >, ... De beoéffening des verftands i$ volftrekt het eigen-werk van den Mensch, maar iu de middelen kan en moet hij veel onderfteuning van zijne Medeburgeren ontvangen. Tot deeze onderfteuning is elk Burger naar zijn vermogen verpligt Het Hoogst Wetgeevend Beftuur van ieder Volk, heeft hier toe het meeste , ja al het yereischte vermogen. Derhalven is het Hoogst fV.etgeevendBeftuur van ieder Volk, volftrekt verpligt, en.de weidenkenden zijn,'er zeer toe genegen, am alle mogelijke middelen ter bevordering van alle nudige IVeejt'etifchffvpen aan te wendenen in daadehjke werking te brengen. Het Wetgeevend Volksbeftuur is verpligt op gronden van het Natuurrecht voor alle zijne Burgeren te zorgen; alie. Burgers hebben een geftk Natuurrecht op de middelen, om door wijsheid deugd en Godsdienst gelukkig te kunnen worden ; derhalven moet ied. r Ifetgeevend Volksbeftuur noodzaakelijk zorgni, dat dc middelen .ter bevordering van wijsheid deugd en Godsdienst, voor alle 'zijne Burgeren gelijk zijn • dat is : dat de middelen ter aankweeking en daa1 delijke bevordering, van alle noodzaakeiijke en nuttige Weetenfehappen, door ieder Wetgeevend Beftuur, over het geheele Volk dat zij beftuurt, gelijk moeten veripreid worden, en dat de minstbegoedigde Burgers, zo wel hun geluk door wijsheid deugd en Godsdienst kunnen bevorderen, als de mee -GE HOOGE SCHOOLEN-IN IEDERE MAATSCHAPPI J , ËN LNZUJNDERHEID IN ELKE REPUBLIEK, GENOEGZAAM IN GETAL, EN OP BEHOORLIJKE AFSTANDEN VAN ELKANDER, IN HET GEHEELE GEMEENEBEST CF IN EENEN STAAT VERSPREID ZIJN , op dat door de gemakkeiijkfte en minstkostbaare toegang tot dezelve, de middelen ter verlichting des verftands door nuttige Weetenfehappen, enter beiehaaving der zeden door Deugd , algemeen zijn, volgens het onvervreemdbaar Natuur recht van ieder Mensch. . Het zeer duidelijk bezef deezer-waarheid, en het gevoel der groote pligten hier in opgeüooten, deeden het Provintiaal Beftuur van Friesland, da:i o.amjffelbaar zeker Jh/len, DAT IN HET VOLKRIJK GEWEST OF DEPARTEMENT FRIESLAND, welks Huishoudelijke belangen aan hunne zorg zo duur aanbevolen, ZODANIG EENE ACADÉMIE VOLSTREKT NOODZAAKELIJK MOET ZIJN EN OP DEN DUUR BLIJVEN. De zeer ernftige, dringende klagten des ichoon kleinen, doch bij mij hcoggeachteti Senatus Generalis der Academie te Franeker, over den verbaasd ver vallen en onverfchoonlijk verwaarloosden toeftand, deezer zo oude en eertijds door geheel Europa hooggeroemde Hoogelchüol, moesten dus de aandagtwan het Beftuur deezes Gewests-, noodzakelijk tot zich trekken, en hetaanibooren om in deeze zaak volgens-deszelfs heiligde pligten herftèl te bezorgen Ingevolge hier van, gelastte clan dit Gewestelijk Beftuur, deszelfs Commisfie van Gedeputeerden , urn bier op te dienen van Conüderatien en Advis; welke Commisfie aan mij , als een haarer Leden , deeze voor mij zo waare, moetje, lijke als. allerbelangrijkfte zaak opdroeg. ^ Alleraangenaamst en itreeïenUst was mij in den beginne deeze opgedraagene Commisfie, als zftide vervoerd door eene welmeencnde Mg&eru, om hier door eeuF-en dienst te willen doen aan redelijke en voor deugd gefchikte wezens? Maar. een nader inzien van de grootheid deezer zaake, en de vergelijking mijner'vermogens met dezelve, benevelde mijn verftand zodanig, dat bet mij zeer bezwaarlijk feheen, door mijn groot geb.ek aan kundigheden, in deezen door mij zeiven iets van aanbelang hier in te kunnen uitvoeren , doch klaar overtuigd van het onberekenbaar groot, en uitgebreid geluk, dat een Volk kan, 'ia onfeilbaar zeker moet en zal erlangen, door welgeregelde Kweekfetoolen van wijsheid en deugd, bleef mijn befluit onwankelbaar, en ik zogtom hulp. Hierom verzogt ik den Burger Eifingaxot onderfteuning, het welk mij êoegeftaan wierd, en die dit als Voorftander van Weetenichuppeu- in 't algemeen, en der' Burgeren zijner eigene Woonplaats Franeker in 't bijzonder, ook gereedelijlc aannam. . Hier op ontvingen wij tot Authorifatie eene Extract-Rdolutie der Commisïie van Gedeputeerden, het welk behelsde: „• Gedelibereerd zijnde op eene Misfive van den Reetor Magnificus en Sera■ tus Generalis van 's Lands Univerfiteit te Franeker, enz. f, Is goedgevonden en verftaan,-den Burger Tme Er&crks Tigchclcar te com- mitteeren, gelijk gefebiedt door deezen, om mee adfumpde van een Burger " E. Ui/inga-, Lid van de Commisfie der Finantien, te xaaïnen in ( or.&renrie " te "treeden met den Senaat te Franeker-, ten einde zodani.e fehkkrngen tot "-Redres der Academie op te geevcn, .als dienftig en nuttig zuilen, oordelen-, T tot algemeen en beftendig belang der Maatfchappij, en hier van aairOns beZ hoorhjk en fchrifteftk Rapport te doen. „ En zal Extract deezes aan den Burger T, F. Tichelaar, om te dienen voor „ Commisfie, worden uitgegeeven." enz. . Ingevolge deezer Authorifatie, hielden wij verfeheidene Conferentren met den Senatus Generalis, in welker eerfte, ik in mijne Aarrfpraak als Axiomsta'ói eeuwig onveranderlijke, volkomen duidelijke waarheden, tot grundfiag lelde. i. Het  i. Het Folk van Nederland eischt verlichting in alle nuttige kennis, waare wijsheid en verlievene deugden. a. Ter bevordering deezer kennis, wffsteid cn deugden, zijn welingerigte Academiën , in welke die Weetenfehappen tot den lioog.fic trap , en tevens op de gemakkelijkfte en minst kost baar e wijze kunnen worden geleerd, ONONTBEERLIJK , , daarom begeert dit Volk dezelve ook. 3. Deeze Hooge Schooien, moeten op grond van Volkrijkheid, over de geheeh Republiek behoorlijk veijpreiJ zijn, op dat de toegang tot dezelve, - zoo gemakkelijk en min kostbaar zij als mogelijk is, en of dat hier iti ook de rechtvaardigheid keerfchè.-■ ■ v&»v • / . >> -v.;. ' -: ■ v.-j \ .a;VsV« Uit deeze waarheden leide ik dan af, dat door de Conftitutie , dus wel zeker zou worden gezorgd voor het behoud en verbetering onzer Hooge School, en dat wij daarom alle redenen hadden , aan derzelver Hcrftelling onvermoeid te . arbeiden. ' ... . 'De vriendfehap jegens ons cn het refpeél voor onze Committenten, met welke wij telkens door alle Leden des Senaats ontvangen wierden, toonden ons, dat geleerde Mannen, voor-de Hoogst geeonftitueerde Magt deezes Gewests, door hunne Medeburgeren daar toe verkooren, agting en eerbied aan hunne dualiteit wisten te betoonen. Hunne beftendige, volkomene eendragt met ons, om ons voor te lichten en te onderfteunen, in dit voor de Maatfchappij zoo heilrijk werk, beweezen ons de edele drijfveeren hunner daaden, ter bevordering van het groot algemeen welzijn. Dit alles eischt van mij bij deezen, de plegtigfte erkentenis van hoogachting en opregte dankbaarheid. Nog herinner ik mij met een zeer bijzonder' genoegen, de betuiging van den Rector Magnificus J. F. Schei* diusi tot flot der eerfte Conferentie , welke tot Onderwerpen had, eene fchoone voordragt der oorzaaken van het verval deezer Academie, met de middelen om dezelve op den ouden voet te herftellen, door den Senaat, en eene opgave, tot eene verbeterde Inrigting door ons, tot meer algemeen nut, welke betuiging eenen zeer diepen indruk op mi, behouden heeft, behelzende deeze met ernst uitgelprokêne woorden: „ Het is mij bijzonder aangenaam, dat alle Leden der Se„ naat, melde Commisfie uit het Broviniiaal Beftuur , het genoegzaam volkoomen eens zifn in alle Hoofd-poincten tot Hcrjlel. der Academie, en wij beveelen „ dezelve met -vertrouwen, aan de befcherming deezer Commisfie." Door zodanige Conferentien van öfts met den Senatus Generalis en derzelver medewerking^ door mijne ftandvastige begeerte, om door de algemeene bevordering van wijsheid, deugd en Godsdienst , het geluk der Maatfchappij iets mede te helpen vermeerderen en beftendig maaken, ware het mogelijk! is het volgend Plan ter inrigting der Academie te Franeker , door mij opgefteld, het welk ik op order van het Provintiaal Beftuur deezes Gewests, (welke hetzelve in eene extra Vergadering met éénparigheid van ftemmen decreteerde,) thands bij deezen door den druk openbaar maake. Onbedenkelijk veele zwaarigheden zag ik in de uitvoering deezer zaake, maar het Heilig oogmerk mijner hooge Committenten, doet mij alle moeite en zwaarigheden te boven komen , en fmeeke daarom, om verfchooning voor de gebreeken, meer als aan gebrek aan kennis, dan aan wclmeenendheid toe te fchrijven. ; Ik wijze U dan geëerde Leezer 1 tot het gedecreteerde Plan zelve. Onzijdigheid met oprechte begeerte tot het waar geluk van U zeiven-van -Uwe waarde Kinderen, en der gantfche Maatfchappij is het éenige 't welk ik fiegts van U ver-, zoeke in Uwe beoordeeling, over het Plan, en van mijn Betoog over de noodzaakelijkheid van de beoeffening des verftands voor den Mensch, en.de nuttigheid der Weetenfehappen welke aan deeze Academie kunnen worden gei leerd. • :: * i:'J ; v (P t-re-r..-■' vtyatwq^^pai È 'i EXTRACT  EXTRACT uit het Register der Decreeten van het PROVINTIAAL BESTUUR van FRIESLAND. JSTtfdW<;«* de Commisfie van Gedeputeerden \ waarneemende de zaaken van het Collegie, is ter Vergadering uitgebragt een Rapport, bij haar geformeerd, opztchtens de verbeteringen en nieuwe inrichting, welke tot bevordering der Weetenfehappen en befchaaving der zeden voor de Jeugd, op 'j Lands Hooge Scbool te Franeker zouden kunnen worden ingevoerd, agtervolgens de opge^cevene berichten van den Burger Y. F. Tigchelaar, Lid der gem. Commisfie* en E. Eifinga Lid van de Commisfie tot de Finantien; welk Rapport was van deezen inhoud; De COMMISSIE van GEDEPUTEERDEN waarneemende de zaaken van het COLLEGIE. Aan Het PROVINTIAAL BESTUUR van FRIESLAND. oor öns ontvangen lijnde twee Misfives van deri Rectoren Senatus Generalis van.'s Lands Univerfiteit te Franeker, hier bijgaande fub. Letr. A. en B. inhoudende de eerfte een beklag der Senatus Generalis over unze appoinctementen, op de Requesten van de Studenten om continuatie der Peniioenen ; en de tweede een zeer hartgrondig beklag over den tegenwoordigen deplorabekn toeftand en vervallenen ftaat van deeze onze eertijds zo allerbloeijendfte en alóm hooggeroemde Hooge Schóól; welke beide Misfives wij om derzelver zo gewigtigen en belangrijken inhoud en gegrondheid der redenen van dit beklag, hebben geoordeeld , naa deszelfs ontvang, ter uwer Tafel te moeten brengen, fchoon de direftie over de Academie tot onze Commisfie behoort. Dan Burgers! Gijl. hebt ons mer vereerend vertrouwen deeze beide Misüves ter hand gefteld, ten fine van Confideratien en Adv ijs s waar over wij het volgende de eer hebben te rapporteeren : Dat wij ueeze zaak, van een voor de Maatfchappij allergrootst aanbelang befchouwende, nuttig hebben geoordeeld, dezelve zaak te Hellen m Commisfie, en wel in handen van den Burger 1. F, Tigchelaar uit ons midden, met adfumtie van den Burger E. Eifinga, Lid uwer Commisfie van Finantien, ten einde zij beiden, zich zouden begeeven naa deeze Academie, om met den Senatus Generalis hier over in conferentien te treeden. tot uaauwkeuri >• onderzoek, om daar naa „ zodanige „ fchikkingen tot redres der Academie op te geeven als dienftig en nuttig zullen ,, oordeelen, tot algemeen en beftendig belang der Maatfchappij" zo heeft I 'deeze onze r Commisiie öp gisterenavond, een zeer breedvoerig Rapport daar over bij ons uitgebragt, uit welk Rapport wij uwe Vergadering een uittrekzelbij deezen zullen mededeelen, om te dienen tot onze Confideratien; ingevolge uwen last aan ons- over voorgemelde Misfives gegeeven, om dan daar op ons Advijs te gronden. De Rapporteurs beweeren op breedvoerige gronden en zeggen: het welk wij voor het onze aanneemen. I. Dat ter bevordering van het waar, beftendig en hoogst mogelijk duurzaam geluk van ieder Mensch in 't bijzonder, der geheele Maatfchappij of Volk in 't algemeen, en ter daarftelling en bevestiging eener waare Republikeinfche Regeeringsvorm, de algemeene aankweeking van alle nuttige kundigheden tot waare Wijsheid en verhevene _ Deugden, inzonderheid in eene Gem eenebest-regeering, volftrekt noodig, ja onontbeerlijk zijn, en dat het daarom de grootfte, aan- g i ge-  genaamfte en dringendfte pligt is van een Volksbeftuur zulks door alle mogelijke middelen kragtdaadig te bevorderen. * 2. Dat daar toe de grondfchoolen der Jeugd, en de hooge Schooien of Academiën tot hooger trap van Kundigheden en grootere Weetenfehappen ml ingerigt zijnde, ten uiterften noodzaakelijk zijn. 3. Dat deze twee dichtingen van publiek onderwijs tot nog op zodanig eene gebrekkige wijze zijn ingerigt geweest, dat het Friefche Volk alle regt tot klagten heeft, en dagelijks hartgrondig uitboezemt: want dat men in de grondfchoolen in 't algemeen, cenige weinigen uitgezonderd, daar alleen en nog op eene zeer gebrekkige wijze het Leezen, Schrijven en Cijferen onderwijst, en dat nog. zeer langzaam en zonder derzelver eerfte gronden. Dat de Academiën in 't algemeen, en onze Friefche hooge School in 't bijzonder, tot nog pok op eene zeer onvoldoende wijze tot algemeen belang, ja zelfs zeer verkeerd, zijn ingerigt geweest; om dat men aldaar ten koste aller Ingezetenen, niet alleen eene bijzondere en zo genaamde bevoorregte Heerfchehde Kerk onderfteunde en uitfluitend bevoorregte, maar inzonderheid en voornaamelijk dat alle Weetenfehappen aldaar fiUeen onderweez.en wierden, .door den langzaamen, moeijelijken en kostbaar en weg der geleerde vreemde taaien; — dat alle deeze gebreken der grond-fchooien en Academiën ten gevolge hebben, dat het Volk in 't algemeen en de.minst begoedigde Burgers m 't bijzonder over hunne waarde, hunne regten en de middelen ter bevordering van hun geluk volftrekt onkundig moesten blijven, cn dat daar tegen voor de vermogendften en bevoorregten des Lands alleen de Kundigheden te verkrijgen waren, waar uit volgens de ondervindinge der Volkeren in t algemeen, en des Nederlandfchen Volks in 't bijzonder, is voortgekomen dat onkunde aan behoefte, en Rijkdom en Voorregten aan kennis aanhoudend bléevenverbonden , het welk altoos de vaste gronclflag en zekere waarborg was van de overheeriching en onderdrukking dier weinige bevoorregten over geheele Maatfchappijen, Volkeren en bijzonder over de minstbegöedigden, om dat zij daar door het roer der Regeering, wisten te bekomen en in hunne handen te beklemmen, ter bevordering en inftandhouding hunner zo zeer verkeerd begreepene éigene belangen ten koste van 't algemeene welzijn. 4. Dat | de Inftandhouding der. grondfchoolen en Academie derhalven zeer noodzaakelijk en onontbeerlijk is, mits dat dezelve op Republikeinfche grondbeginfels tot algemeen geluk des Volks, worden verbeterd, waar toe wel enige ' weinige regtfehapenë Vaderlanders , doch alleen omtrent de grondfchoolen werkzaam zijn, maar wiens heilzaame poogingen ten algemeenen nutte over onze geheele Republiek, bijgeene mogelijkheid de bedoelde ennoodige voordeden kunnen aanbrengen , indien niet de Natknaale Vergadering en alle verdere Geconftitueerde Magt en zulks, ingevolge hunnen onvermijdelijken pligt kragtdaadig onder fteunen. 5. Dat bij dit alles nog komt de tegenwoordige verbaazend vervallene toeftand deezer Franeker Hooge School, ter befchaaminge van het Vrijheidminnend Friefche Volk, en tot grievend hartzeer van alle beminnaaren en opregte voorftan- . ders van algemeene Wijsheid , waare Vrijheid en Deugd, tot 's Volks duurzaam en hoogstmogelijk geluk door de menigvuldige Vacatures in deeze Academie waarom dan aan deze Vergadering tot een hoogmoedig Republikeinsch herftel in deezen wordt voorgefteld: L Dat de Vacante Profesforaaten ten fpoedigften worden vervuld, en dat dit Provintiaal Beftuur haare Commisüe van Gedeputeerden authorifeere en gelaste, om ten dien einde van, den Senatus Generalis eene nominatie van braave, bekwaame en zeer kundige Mannen verzoeke, om daar uit eene verkiezing te doen 5 en verders dan de beroeping daadelijk uit te voeren. — Hier toe zijn noodig; 1. Een Profesfor in het Natuur- Staats, en Volken- Recht. .2. Een Profesfor in het Burgerlijk en Hedendaagsch Recht. 3. Een Profesfor in de Kruid- en Scheid-kunde als mede in de kennis der Ziekten en beo effenende Geneeskunde. 4- Een Profesfor in de Ontleed- Heel- en Verloskunde, mitsgaders in % Natuurkunde van het Menfchelijk Lighaam. 5. Ben Profesfor in de Oosterfche Taaien en Oudheden. . C 4, Ddt  ( ï2 ) , ' 6. Dat tot Profesfor ik Matliefis, Vestingbouw- en Aardrijkskunde',in de Ne* derduitjche Taaie worde aangefield, den tegenwoordige» Lector in de Mathefis J. P. Tholen. f7. Dat tot Franfche Meester worde beroepen J. B. de Saint Lorent. II. Dat van de tegenwoordige aan de^Academie zijnde Pro restoren vast moeten aanblijven. 1. E. Wasfenberg, Profesfor in de Taal en Oudheden der Grieken. 2. A. Chaudoir, Profesfor in de Wijsbegeerte en Sterrekunde. 3. J. W. de Crane, Prof esfor in de Gcfchiedenisfen, Weifpreekenheiden Dichtkunde* III. Dat de twee Hoogleeraaren in de Godgeleerdheid en -Kerkelijke gcfchiedenisfen, welke zijn de Burgers J. van Voorst en L. Meijer, voor als nog aan deeze Academie moeten aanblijven , tot dat de binnen kort ophanden zijnde Conftitatie omtrent de Theologil'che Faculteit, in daadelijke werking we de gebragt, en op dat men door eene fpoedige ontijdige dinivsüe üeezer i-roiesforen en het weggaan veeier Studenten, de Academie daar door met noodeloos tot haar altoos duurend nadeel geheel uit een rukke, voor dat men dezelve hebbeherfteldi IV. Dat deeze voorgemelde Weetenichappen worden geleerd in die vreemae Taaie , waar in men zulks gewoon is te doen, op dat de Geleerdheid voor derzelver beminnaaren aan deze Academie, tot de hoogfte trap en uitgebreidfta wijze aldaar kan worden beoeffend. Dat boven dien tot bevordering der fpoedige en algemeene Volksverlichting^ ter aankweeking en uitbreiding van waare Wijfheid en verhevene Deugden, en ter bevestiging der Republikeiniche Regeeringsvoim, de Pröfesforen alle die Weetenfehappen welke voor nedeiduitsch Onderwijs gefchikt zijn, hier bij ook nog in onze eigene Nederduitfche Taaie moeten leeren. Hier toe kunnen de nieuwe te verkiezen^, Pröfesforen worden beroepen, terwijl de aanweezende hebben aangeboden, met eene vermeerdering van TraCtement gaarne ten algemeenen welzijn, daar toe alle huune poogingen te willen aanwenden. De Weetenfehappen welke daartoe nuttig en gefchikt worden geoordeeld zijn; 1. Het Natuur en Burger- Recht van ieder Mensch, op zig zelf e« Lid der Maatfchappij. 2. Het Recht der Maatfcliappijen en Volkeren, zo natuurlijk als door gemaakte contracten. 3. De gefchïedenisfcn der Volkeren in het algemeen en van ons Vaderland /■ in het bijzonder. 4. De Aardrijkskunde, 5. De Nederduitfche Taalkunde. - 6. De Wiskunst en Vestingboaw&ande* % f. Ds Natuur- en Werktuigkunde. 8. Ds Sterrekunde 9. De Ontleed Heel- en Verloskunde. ia. De Kruid- Scheid- en Artzemjmengjkmda Deze bovengenoemde Weetenfehappen kunnen worden onclerweezen, solider dat 'er een Leermeester om behoeft te worden aangefteld. , 11. De Zeevaartkunde. Hier toe zou men, zulks noodig agtende, een Lector benoemen kunnen. V. D't tot herftel en inftandhouding der Academie, ter bevordering van alle nuttige Weetenfehappen, en het waare Republikeinfche Volks geluk in % algemeen ; en bijzonder van het Natuurli jk Recht en' wezenlijk heil der minstbegoedigdeBurgers, aan de behoeftige Studeerende Jeugd, zonder ondtrfcheid Van Religie-of Godsdienst-gezinte eene onderfteuning uit 's Lands Casfa, nood- „ zaakelfk behoort te worden gegeeven en beloofd, waar omtrent het volgende tot eene aanVangelijke inrigting wordt voorgefteld, op dat men in den beginne het ontwerp niet te groot maake, en om dat men altoos tot vermeerdering en uitbreiding kan belluiten. I* Dat aan een getal van een en twintig zodanige Jongelingen welke zkh. in in de vreemde Taaien tot de Hooge Geleerdheid begeeren te oefenen., de geringe fonvvan een honderd Guldens Jaarlijks worde' gegeeven, onder der» %itoltot Heil tan het Vaderland, en zulks onder voorwaarde: U Dat 1  C 13 ) 1. Dat zij welke hier in zullen worden toegelaaten, tot eenen zekeren trap 'm , de Taalkunde moeten zijn gevorderd, en daar van voor Curatoren en Pröfesforen een behoorlijk Examen ten bewijze moeten doen; 2. Van een naarftig en deugdzaam gedrag, door goede getuigfcbriften bij dit Examen te toonen. g, 13 tdeeze onderfteuning moet ophouden wanneer zij 25 Jaaren oud zijn, een . Kostwinning iiebben verkreegen, of dec.ze Academie verhaten, of zich dezelve door wangedrag onwaardig maaken. 4. Dat zij bij hunne aankomst aande Academie bij ondertekening beiooven : dat zij alle deeze geuootene gelden, of een gedeelte daar van aan deeze Academie; tot bevestiging en vermeerdering van derzelver algeméén nut* zullen te rug géeven, indien zij hier toe in 't vervolg door fortuin mogen worden in ftaat gefteld. In den eisch hier omtrent moet1 mciï niet zien op de vooMeeien, alleen door hunne Studiën eerlijk verkreegen, om dat de Maatfchappij moet worden gerekend in zodanige gevallen haar' doel te hebben bereikt; ook moet daaromtrent geen aanfpnuk in Rechten, maar wei eene aanmaaning door Curatoren gefchieden. 5. Dat deeze honderd Guldens JaarLjks, naa en bij het Examen door een eigenhandig gefchreeven Rcquest aan Curatoren moet worden verzogt. 2. Dat aan 21 Jongelingen, welke tot de uitvoering zelf nog dé Ouders de kosten niet kunnen draagen, insgelijks mt Lands Casia eene lom van een hondert Guldens ieder Jaarlijks werde gegeeven, welke zich verbinden aan deeze Hooge Schoole, alleen door de Nederduitfche Taal in de Weetenfehappen dnderweezeu te worden, onder voorwaarde: 1. Dat zij die hier in op hun verzoek zullen worden toegelaaten, goed moeten kunnen kezen, fchrijven en rekenen, het welk ij in Periöon aan Curatoren en Pröfesforen moeten toonen. 3 Dat zij zich moeten verbinden tot de beoéffening van het Natuur- en Burgerrecht; der gefchied.nisfen in 't algemeen, en van ons Vaderland in .het bijzonder en in de Aardrijkskunde, in de Nederduitfche Taalkunde, in de Matheid of Wiskonst. Hier bij kunnen zij Worden aangemoedigd, om ook de lesfen in de Natuur en Sterrekunde bij te woonen indien hun dit niette veeltijd, tot de opgenoemde Studiën noodig, öntiieeme, gelijk ook de beoéffening der Zeevaartkunde hun zomtijds van grooten dienst zou kunnen zijn. Ziet daar Burgers! een middel om kundige Schoolmeesters te bekomen, waarom wij de verbindtériisfe tot deeze Studiën rot eenen pligt en voorwaarde voorlieden om de begeerde honderd Guldens te bekomen. 4. De tijd hoe lang dat deeze onderfteuning aan ieder Perfoonmoet worden ver ïeend, kan alleen door de ondervinding worden geleerd, waarom men oordeeh dat hier in voor als nog geene andere bepaaling kan plaats hebben , dan alleen eene zekere trap van Kundigheid in ieder der opgenoemde Weetenfehappen door een-openbaar Examen , voor Curatoren en Pröfesforen te doen blijken." ' 5. Onder verpligtiug van teruggaaf der ontvangene gelden aan de Academie als voorgezegd is, omtrent de 21 Eerfte Jongelingen. 6. Zeer natuurlijk, hoogst billijk, ja örivermijdelijk verpiigcend is het, en bi het oogmerk der inr.gting dezer Academie, tot hun eigen en 't algemeen' «Jfijfê van zelfsopgefioten, dat zij, die weldaaden van de Maatfchappij ontvangen "zich ook tot wedervergeldende diensten aan dezelve verbonden achten , en dat daaróm zij die door Nederduitsch onderwijs worden geleerd, zich bij den aanvang hunner Academnfche Oeffeniugen verbinden of . verbonden worden gerekend dat zij in eene School van dat Gewest of Departement uit wiens Casfazij beweJdaadigd ?ijn, de bediening als onderwijzer der Jeugd, volkomen met uitiluking van anoere bezigheden, voor een zekeren bepaalden tijd waarneemen* welke wij zouden fteilen op zeven aan een volgende Jaaren, op dat er behoorliike tijd zij, hunne Leerlingen de Kundigheden die zij bezitten genoegzaam te kunnen onderwijzen, mits dat zij voor deeze hunne bediening ook eene billijke beloonin>- tor kostwinning erlangen. ........... " 9 3- Dat de verbetering en algemeene bevordering der Verloskunde vaai Laaéswege worde onderfteund, en dat men ten dien einde een Plan van fn*Mini van den Profesfor in dien Tak verzoeke tot Nederduitsch onderwijs in dezv Jvc Ca 4. pat  ( 14 ) 4. Dat de honderd Guldens aan die 20 Jongelingen welke in het Nederduitsch alleen op voorfchreevene wijze worden onderweezen op de voornoemde voorwaarden, aanftonds naa dat de Vergadering dit Plan heelt goedgekeurd en gedecreteerd, en het Collegie in de vacante Plaatzen de Pröfesforen heeft beroepen, worde openlijk ter aanbieding bekend gemaakt en in werking gebragt.. Maar dat dit voordeel aan de in de vreemde Taaien ftudecrende Jeugd, wel worde gedecreteerd, maar dat dedaadelijke invoering daar Van worde uitgefteïd tot de kort op handen zijnde groote verandering der daadelijke Affcheiding der Theolo/dfche Faculteit van dezelve, en dat voor dien korten tijd de Alumniaaten, School- en Kostpenfien blijven op den ouden voet, op dat de Academie niet worde vernietigd voor dat dezelve herfteld zij. 5. Dat er Jaarlijks bij een openbaar Examen aller bevoordeelde Leerlingen . aan'de meest gevorderden van hun en van die, welke op eigen kosten ftudecren, en zich aan dit Examen ook willen onderwerpen, van. Landswcge extra belooningen worden gegeeven, op een nader te bepaalen Plan, door Curatoren en Proleslbren aan uwe Vergadering ter goedkeuring voor te draagen, waar Van de heoordeeling aan de Curatoren en Pröfesforen moet zijn, omtrent de uitdeehngen van die extra belooningen. VI. Dat ter daadelijke in werking brenging en duurzaame Inftandhouding deezer Republikeinfche Academie een vast bepaald en welgeregeld Hoofdbeltuur, volftrekt noodzaakelijk is, waarom wij oordeelen dat daar toe noodig zijn, vier Curatoren, van welke twee, die Taaie moeten verftaan, in welke de Hooge Geleerdheid wordt onderweezen, die met overleg, doch zonder ftem der Profesforen, door het Collegie moeten worden benoemd, op dat deeze, de vordeiineÊn en werkzaamheden dier Leerlingen, welke in de geleerde Taaie worden ondérweezen, kunnen naagaan en mede beoordeelen , en clan twee Curatoren , we^ke deeze Taaie der Geleerden niet moeten (*) verftaan, op dat men hier door te Wisfer waarborg hebbe, dat de bevordering tot algemeene kundigheid, door . 1 • * - 1 - . r*1 Dat van óVze vier Curatoren, tweede Lalijnjche Taaie NiM fuOGEN verftaan s i* niet eefteid om darde kennis der Latijnfche Taaie, iemand in 't algemeen01 .geUhikter maakt tot Curator der Academie. Dat zou eene zeer verteerde opvatting zijn. Dit Are. konde rk beter uitgedrukt hebben op deeze wijze, welke het bedoelde door mij was. Twee deezer Curatoren moeten de Latijnfche Taaie géU vetjtam,,- op dat deeze, met de Pröfesforen, kunnen naagaan én mede beoordeelen, de vorderingen -van die Jongelingen % welke door ariinfehe Ti>ale in de Weetenfehappen worden on-1 nvt zen. De twee andere Curatoren moeZ,vt l' ■ :"w omen uit die Burgers, weL aan GEKN E ACAHEMlh. HEbüEN ey-STUDLERD, Kb ÏrATilN'sche TAALE VERSTAAN , op dat da groot, e aeel des Volks eene RepteiNU^-u ul, ijal .jiNov-ri^ * ^„.„i hebbe, tot mÏÏMcibrengwg, beveru-èting en bevestiging ■ fentaUs wt deszelrstmddenaan de Hooge öcum mm , • ► ..jt t> t . . i nnïf r>tr ö van het ALGEMEEN NUTTIG en noodzaakelijk Onderwijs eter IVeetenJcltappen büOR DE Nb,. DEttüUiTSCHJi TAALE ALLEEN'. , Ni-mand kan ontkennen, dat een waar Voorftnrider en Beoefenaar eer Weetenfehappen, welke met het onkundigst en behoeftigst deel des Volks verkeert, veel meer innerlijk medehjden zal gevoelen, over den ongelukkigen toelhnd van deeze zijne waardige Medeburgers, dan die seened welke dezelve maar zeiden ziet,-'en dan nop. op ëehigen afftan'd. Geeft deeze gemeenzame verkeermg, niet alleen de gelegenheid , om de beste middelen tc ontdekken, op welke wijze de verlichting des verftands, en bfcffcbaavihg der zeden van die geenen, die dezelve het meest noodig hebben, kan worden bevorderd? fpoon de gtduurige naauwkeurige omgang met deeze Ongelukkige", het medelijdend deugdzaam harr dagelijks niet zeer flerk aan. ter daadelijke bevordering van Herftel voor deeze zijne Natuurgenoten? Het geen hier opmoet volgen, laat ik aan den Leezer ter onzijdige overweeging en befluit. . , , Indien ik de ondervinding in ?! algemeen, en van mij zelfs in t bijzonder hier Dreedvoerig voor mi n sevoelen wilde doen pleiten, zouden de redenen voor het zelve zeer vermeerderen cn kragtiger worden, maar hier in wil ik niet ueeden, om niemand te kwetzen, wa?r va" ik eene* ilerken afkeer heb. , . . Zolang het Nederduitsch Onderwijs in alle nuttige Weetenfehappen aan de Academica , met Joor eene algemeene vaste wet is in ftand gebragt en bevestigd, of.door bef Hoogst Befcur deezer Republiek niet met kragt onderfteund en in gebruik gehouden, zo lar-g «JP er ooi: Néderduitfche Curatoren aan de Hooge Schooien noodzaakelijk, ter kragr.daadige aanhoudende bevordering van het Algemeen Heilzaam Onderwijs door de Nederduitfche Taaie. De ondervinding bee.t dit geleerd en zal het bevestigen. , . . Ik wil niet ontkennen, dat men In deezen geene afzonderlijke voorbeelden iot tegenwerping^ aanvoeren, maar deeze doen niets af, zolang de algemeene wet tot de grOötile w^r^^lphdd van het algemeen nut, door ondervinding niet fohaadsbjk worde bevonden.  C 15 ) door middel der Nederduitfche Taaie alléén, overeenkomftig het bloeide groot Sen belang, beftendig worde waargenomen en duurzaam m ve. Alle deze Curatoren moeten bekend zijn en zelfs zeer plegtig in het openbaar b i bet aanvangen hunner bediening, met eigen mond verklaaren: tezijn waare VoorSS van de Gelijkheid der Rechten aller Menfchen en Burgers Tn de daarop gegronde Gemeenebest-Règeering, Beminnaars en zeer ernftige SS«^v£S?^k^. waare wijsheid en verhevene deugem, ter bevordering eh verbreiding derzelve tot het hoogstmoge ijk duurzaam* geluk van het VolK van Nederig en des ^^^l^^^S^t lofte dat zii deezen hunnen Post als Curatoren deezer Hooge Schoof, op die zo Ti^Gvonlb^i, ter daarftelling van het hier door bedoelde zo groote V^eluk met volftreÜe onzijdigheid en volkomene opoftenng van alle l e bijzondere eigenbelangens ^}^J^^r^^ eh getrouw zullen betrachten, endatAb jtegenftrqdige J^^iSi^tt. drge ftraffe des Vplks en der wettige Cnmmeele Rechtbank,-tot lied dei Maat- S^%^Z^^^ moet zi]n vergoeding hunner moeite en kosten, Om dat zij *>t ^.«^gj8^^ niet door ichraapzugt moeten werken, het welk met wel bepatud kan morden, ^m^kS^^il g«t f Plan zijn £ -nat zii in het vervolf de benoeming moeten doen dei iiolesloien mit> tó^NliSW den Rector Magnificus en Senatts een getal dat niet minder dan drievoudig, ^^S^S.''^^. door den 1 Senaat' miag gegeeven worden , en dat de Curatoren nteuwfc^W^I^^ISm^ Genomineerden voor de Verkiezing moeten verkiezen, worden benoemd en deugdzaame Republikeinen zijn * die belooven de aige •Vblk^erliditing kragtdaadig te zullen bevorderen, . A^WérGè* •Dat zij over de geheele Academie en wat daar toe behoort, en over derzelver Ge^ bouwen, de Adrniniftratie moeten hebben, ook naauwkeung ^lchd^d^'°fo°f tTcten U^nL over dat der begunftigden, alles op een nader te bepaa- vi^aien ten minften vast in 't Jaar te Franeker inde kamer der Curatoren op geregelde vaste tijden moeten Vergaderen, en voorts naar bevind d Dat tij Jaarlijks een openbaar Examen moeten doen houden door de ^ foren der van den Lande geld t&Me Studeerenden en ^ f^ ^lltn welke aan deeze Academie Studeeren en na de h^lf,^g^n ^ dingen, en dat voor af openbaar bekend maaken, wanneer t zal zijn. ^£S.«n het Collegie of zodanige; Hooge G^^Jg^ als daar voor in plaats mag komen, een nauwkeurig verflag van f ^^den^ in dat laar moeten geeven, als mede een waar en goed ber i dit aan hetVolk, op dat het zelve het Beftuur kan beoordeelen, van die zaak.welk? h^ zijn eigen is, daar van het goede en gebrekkig kunne zien, en ter veibetermg ^ZZfl^eene Republikeinfche Academie zeer zeker in dit Gewest moeten h!ebben,°daardeZelvetothet algemeen belang ™ont^^ Dat deeze Hooge School te Franeker moet blijven geve gd, ™ y^deü der Provintiaale Casfa, om dat de verbrengmg eene groote uitgaaf zeiven fchaadelijk zou zijn, vordert; als mede om dat deeze Stad voor or zkk zeiven met veel moeite, veele kosten en een lang tijdverzuim moest bouwen, om zijne behoeften uit het groot, en thands zo algemeen heilzaam Magazijn der Weetenfehappen te haaien. . Die groote verhindering ter aankweeking van noodzaakelijke en nuttige Weetenfehappen is uit den weg geruimd, die der Jeugd zo belette en zo veel tegenzin, m de noodzaakelijke beoeffening van hun verftand inboezemde. .. De weg na deeze verzamelplaats van waare Geleerdheid tut wijsheid deugd en geluk, is thands veel verbeterd; dezelve kan en moet door den tijd nog volmaakter worden, het welk zeer zeker ook zal gefefteden, indien hei Wetgeevend Beftuur deezer Republiek (het welk ik op goede gronden van het zelve verwagte) de oorfprongelijke natuurlijke voornaams wrftandige bdioeften, van alle zijne Medebargeren leert kennen, en aan dezelve alie de voor hun mogelijke middelen ter voldoening wil aanwenden, in ftand brengen en btTchennen. ~\' Het Provinciaal Beftuur van Friesland, heeft reeds daar toe het eerst den weg geopend. Hst is al eene aanmerkelijke verbetering, dat men tegenwoordig aan deeze Hooge Schooi, door geleerde Mannen, onderwiis kan bekoomen in onze eigene Ne;Vi\1mtfche Taak. (f) i- ' ■ futuur-cn Burgerrecht, vanhier Mensch, 0p zich zeiven, en als Lid der Maatfchappij. Het Natuurrecht leert den Mensch de groote waarde en de onvervreemdbaar bciangen , van zich zeiven en van zijne Mcdemenfchen, met de waare rechtvaardigheid grondig kennen'. - Het Burgerrecht leert hem de betrekkingen welke hij tot zune Medeburgeren, en zij wcêr tot hem hebben, tezamen in eene Maatfchappi; kevende, de pligten hier uit voortkomende, benevens de wederzijdfche en gemeenfehappeiijke belangen; Beide deeze Rechten, leeren rechtvaardigen billijk handelen, tot beftendige eensgezindheid, vreede en onderling geluk. ï. liet recht der Maatfchappijen en Volkeren, zo Natuurlijk als door gemaak' te Contracten. D 2 jDJt (f) In het groot Rapport aan het Collegie uitgebragt, bad ik de Confideratien en Redenen van het 6""™*' tusfchêp de voordellen in geplaatst. Dan de breedvoerigheid van het Rapport, *as niet gefchikt voor eene groote Vergadering, waarom de Gedeputeerden mij, op mijn voorftel erzosten, 0ffl tegen den eerst komenden avond, een Extract uit dat Rapport te ontwerpen, om oor hun aan het Pioymtiaal Beftuur te worden gepraefenteerd 't welk gefchied is, zo als dit De«Set woordelijk behelst- b . «iiïtwtó1 heC Detfeetfcrödw.'^èe de minfte verandering, moest gedrukt worden, en ik w % hdeeIde' het zelve ce doen vergezeld gaan, met de'redenen van dit Academie Plan, f JuimSÏ? ^rpligt gevonden, dit Betoog hier bij te voegen, om over het geheel. het groot ft^ppon te behelzen. Daar door is het dan, dat ik hier de voornaamrte nuttigbed van ieder ^etealcbap, VMf dm j elingen ter opwekking, tragte aan te flippen. JMaar dit is "< or - ileLTdkr't oog hout zl*s ?p heede" aU7 d'^epJu Bioet uitdenk. Dat d A-eezer ^ in 1 oog noude, is mijn verzoek ernïhg,  I ( 18 ; Dit Natuurrecht, is het zelfde als het bovengenoemde, maar zaamgefteH en uitgebreid , naar evenredigheid der Maatfchappijen en Volkeren. Hier door leeft mende waaie belangen der kleine en groote Maatfchappijen kennen, wat ieder op zich zelf onvervreemdbaar toebehoort, en in welke naiuiuhjke betrekkingen zij tot maliunderen Haan, als mede hoe hunne onderlinge overeenkomften behooren gemaakt te worden, om billijk en tot wederzijdsch gemk, duurzaam tc zijn. Door de kennis der reeds onderlinge contracten of verbintenisfen$ leert men wat de eene Maatfchappij aan de andere hier door verfchuldigd is, en welke verpligdngen het eene Volk aan het ander heeft. De Weetenfchap deezer beide Rechten is noodzaakelijk voor ieder Volks-beftuurder. 3. jJc y.eliiedeuisjen der Menfchen en Polkeren in *t algemeen, en van ons Vaderland in het blonder, Deeze Weetenfchap is zeer rijk in aUemuttigfte Lesfen voor Menfchen en Volkeren, indien dezelve beoe/jend wordt met eene opregie begeerte tot wijs* held en deugd. Die der Menfchen leert ons de verfchiliende characbers kenne n. Sommigen zijn groote zeer opwekkende voorbeelden tot eene heilzaame naavolgmg, anderen tot waarfchouwing fchrik en afkeer, terwijl eemgen in 't bijzoiiaer zeer gefchikt zijn om ons, door derzelver aandagtige beichouwing, tot groocc, nuttige ontdekkingen, over den aart en eigenfehappen van het Menüehelijk verftand en Hart. Z*j vertoond door eenen Indiaan, 01 eemg ander Mensch, welke altoos van alle verftaudelijke en redelijke opvoeding berooid was, éem laagenj ja buna Dierenftaat daar de Mensch in blijft, zo da beoéffening van Weetenfehappen en deugd zijn verftand niet verlichten en zijne zeden met befciiaaven. Zij tooad ons de groote nuttigheid der beoéffening van wijsheid j dettgd cn Godsdienst, dóór de bef.hrijving der characters van Menfchen * welke zich geduurende hun gantfche leeven, tot eenen hoogen ouderdom daar a^n toe wadden, welke genoegens deezen voor zich zelven fmaditen, en hoe onbefcnrijffeiiik veel en auurzaahi geluk, zij der Maatfchappij, ja fomtijds geheele Volfcen aaubragten. Zij béichr jfï ons ook Menfchen met groote Zielsvermog-,.s begaafd ,°die z ch alleen ©effenden in eemge Weetenfehappen en niet in oeugd, maar zich geheel overgaven h aan de overheerfching hunner fterkfte hartstochten, met de ongelukkige gevolgen daar van, voor hun zeiven, voor hunne k.itfchappij, ja zomtijds voor geheele Natiën. Zij leert ons algemeene Menschkuiide, en doet ons ontdekken hunne ondeugden, derzelver oorzaak en gevolgen, met de deugden waar Voor z-'aan'hunne op aller waare Rechten gegronde Wetten, oudergeichiktkeid aan°de hoopfte en laagerc Beftuurders hunner algemeene belangen naar bilhjkhe.dj aankweeking van nuttige kunften en Weetenfehappen, daadelijke betrachting van waare deugd en Godsdienst, cn door eene welgeregelde algemeene .zelfswape»mg en ééndragcige, moedige, ftandvastige zelfsverdeediging hunner wettige Rechten en Eigendommen, tegen de onrechtvaardige aanvallen hunner Vijanden," of ter herftelhhg van zeer groote, en der Oorlog waardige fchaaacn. Welk een"1 onberekenbaar gróót Vermogen, hebben dan de Weet enfe hap jen , dc'vgd eh Godsdienst, indien zij door EEN GEHEEL VOLK worden beoefenden betracht! De Historiën melden ons ook den totaalen ondergang van zeer groote* magtio-e rijke Natiën en Gcmeeuebesten, welke langen tijd gevestigd waren geweest op een vrugtbaar gedeelte van deezen Aardbol, en dat deeze ondergang, trapswijze wierd veroorzaakt, door hunne afwijking van voorfchreeven Volksdeu 'den, en verhaast naar evenredigheid hunner involging van de daar te^en©verftaande ondeugden. In 't algemeen leert zij óns» de oorzaaken d<* rampen en  C 19 ) en tegenfpoeden van groote en kleinere Maatfchappijen , met de middelen ter voorkooming en herftelling derzelve. Hoe allerijsfelijkst groot is derhalven het yermoogen der ondeugd! hoe rampzalig is zij dus voor een Volk! daar zij het gelukkiglie het ntagiigfte doet verdwijnen, als eene/chaduw! Welke''groote Lesfen geeft dus de Gejchiedkunde der Volken, zo door voorbeelden ter zo heilrijke naavolging, als tot eenen Hart gr-levenden affchrik, ter waarfchouwing. Zij is dus voor ieder Natie, voor eik Mensch, de zo bejawde wijze Leermèesteresfe van veele en groote ondervindingen. IS ZIJ DERHALVEN NIET VOLSTREKT ONMISBAAR VOOR IEDER STAATSBESTUUR, JA VOOR ELK LID VAN HETZELVE ? De Gefchiedenis van uw eigen Vaderland, waarde Leezer! de verbaazende lotgevallen, welker voortbrengzels wij thands genieten, en waar van wij de vrugteif tegenwoordig aankweeken, om door het ons dierbaar Naakroost, naar ons goed of kwaad beftuur genooten te worden, tot zijn zeker geluk of onverrnijdelkken ondergang l zouden wij deeze noodzaakelijke kennis vervvaarloozen, dezelve niet wel doordenken en ons ten nutte maaken, tot een zegen voor ons zeiven en voor onze Opvóïgèreh^ die reeds met een zeer angftig bevreesd gemoed, hun* me tcdei' fmeekende betraande oogen met verlegenheid op ons gevestigd hebben ? ditis onmogelijk ï de denkbeelden die zich aan mij terwijl ik dit fchrijf opdringen,persfen rob traanen ten oogen.uit. Ik zie mijne lieve Kinderen voor mij met bekommering en groote vrees! ik hoor hen met een zeer aangedaan gemoed en fterk op mij gevestigd gezicht, met vertrouwen mij teer omhelzende, zeggen: lieve Vader! in Gods naam en om onzen wil, doe uw best voor het Vaderland, wij zullen er, en wij moeten 'er de gevolgen van draagen! Leezerl ik ben fterk aangedaan, en uw hart zal niet ongevoelig zijn. < ' Geelt de Historiekunde der Menfchen en Volken zulke nuttige Lesfen J .hoe en veel te meer dan die van dat Land, waar in wij zelve gebooren en opgevoed zijn, waar aan alle onze tegenwoordige en toekoomende belangen, onmiddeiïjk zijn verbonden en ïri opg. booten! van onze eigen Natie, aan welker chara&er-kennis ons zoo veelgeleegeh is, en waar van wij zulk een allernuttigst gebruik kunnen, moeten, en heilig vérpligt zijn te .maaken, door ernftig daadelyk mede te werken ter verbetering van derzelver gebreken, en ter vermeerdering en vergrootins haarer deugden»;- op dat zij, en door dezelve onze waarde Opvolgeren gelufckig warden. Tot de zeer aandagtige beoeffening deezer gefchiedenis, moeten wij eenen ffierken geestdrift gevoelen, en dezelve moet eene duurzaame allernuttigfte groote invloed op ons hebben | door dien de voorleedene gebeurtenisfen onze Voorouders betroffen* en oorzaaken zijn der tegenwoordige groote Omwen. telingen welke wij ondervinden, die Weer hunne heilzaame of rampzalige gevolgen aan onze lieve Kinderen onfeilbaar zullen overbrengen, naar maate wij dezelve ten goede of ten-kwaade beftuuren. - Waarde Landgenooten! U aden wensch ik dat geluk toe, het welk ik in 't alp-emeen, en over de tegenwoordige tijds omftandigheden in 't bijzonder, voor mii léfven en voor mijne zo teder aan mijn Vaderlijk hart verknochte Kinderen, afSdie van ons aller AANBIDDENSWAARDIGEN OORSPRONG EN GROOTEN BESTUURDER DER GEHEELE WAERELD! dat wij ons allen toch vercènigen tot heil onzes dierbaar en Vaderlands! Dat ieder zijne vooroordeelen afleggel de waarheid is ondeelbaar en onveranderlijk, en fchikt zich nooit naar onze begrippen, maar wij moeten dezelve onbevoordeeld zoeken en onze denkwijs en daaden naar haar regelen en befluuren, willen wij ons in 't end niet deerlijk' misleid zien. De natuur der dingen is voor ons ook onveranderlijk, •wij weinig vermogende Stervelingen kunnen dezelve nooit dwingen, maar wel leiden tot ons geluk, indien wij overéênkomftig dezelve handelen. . .. Dat wij de groote gebeurtenisfen der weinige laatfte Jaaren onzes tijds onzijdig en oplettend naagaan, om daar uit de zekere gevolgen voor de tegenwoordige en toekoomende tijden af te leiden, op dat wij leeren ons in tijds te fchtküen, naar den vasten waaren loop der dingen, daar door wijs en gelukkig worden, en 0ns behoeden voor ijdele, en voor ons bij den uitkomst onfeilbaar rampzalige tegenkantingen. Gaat naa de Gebeurtenisfen zedert het begin des Oorlogs, E  C 23 } fchen het Vrijheid-eisfcheud America en Engeland. America wilde de Vrijheid en verkieeg dezelve. Welk' eene menigte gefchriften over de natuurlijke en eeuwige onvervreemdbare Rechten van den Mensch en Burger zijn zedertten voorlchim gekoomen, zelf toen m Engeland! Hier door zijn zij door de geheele 'Waereld verJpreid, en welk' eene wonderlijke invloed hebben die op den geest der Volkeren gehad, en hoe fterk vermeerderd dezelve nog dagelijks! en dat wel noodzaakelijk zeker zal vooitduuren, omdat ieder Mensch hier door zijne eigene waarde, zijne belangen en de middelen tot zijn geluk leert ontdekken. Welke groot! ontzettende Staatsomwentelingen zijn 'erin dit zo klein tijdvak, daar door°reeds voorgevallen, in weerwil der zo veele en magtige Tegenftanders, welke hier door de ongelukkigfte Slagtoffere hunner eigene vooroordeelen zijn geworden! Vermeerderen nog dagelijks niet de groote gevolgen deezer natuurwettige edele geestdrift der Menfchen? Wie zat derzelver bepaaling berekenen, anders aan door devolmaakteherflclling van het gantjcheMenschdom, m het aan hetzelve eeuwig toebehorend Recht der Natuur, dat gegrond is op aller oorfprongelijke behoeften en vermogen ? Zijn alle deeze zo verbaazende Gebeurtenisfen , met derzelver uitzichten in 't vervolg, niet zeer verre boven liet Mtnfchelijk vermogen ? Moeten wij dus niet buiten de Menfchen die groote oorzaak zoeken? Immers zeer zeker. Indien wij onze vooroordeelen, uit verkeerd begreepen eigenbelang, of te kort doorzicht ontftaande, een oogenbhk afleggen, en de Historieonzes tijds met een nedrig, onzijdig, waarheid-zoekend veritand, ernftig naadenken, dan worden wij gedrongen te erkennen, met volkoomene overtuiging, zo door de grootheid, als door den aart der gebeurde zaaken, DAT GOL) DEEZE GROOTE GEBEURTENISSEN BESTUURT, om alle Menfchen in dat Recht te her feilen, en daar door tot die deugden en dat geluk te leiden,, waar voor HIJ allen vatbaar maakte* is dit zoo, gelijk het dan zeker moet zijn, wat zullen dan onze zwakke tegenkantingen tegen aen ALiviAGiIGEN uitvoeren? wij zelve zullen daar mede, onfeilbaar ie flagtofters onzer v ooi oordeelen en ondeugden worden, en onze dierbaare Kinderen met ons:ten verderve fleepen! hoe veele duizenden Menfchen, hebben dit ter onzer waarichouwing in deeze weinige laatfte Jaaren ondervonden! ö Franfehe Republiek! wat zijt gij hier in eene groote Leermeesteresfe der Waereld! ach! dat ieder het oog onzijdig ter leering op U vestige! Dat wij allen dan onze vooroordeelen en ondeugden, die ontwijffelbaafe oorzaaken van rampzalige gevolgen, afleggen! dat Wij de gefchiedenisfen der Menfchen en Volken in 't algemeen, en van ons Vaderland in 't bijzonder, met een onpartijdig wijs oogmerk beoeffenen! dat wij alle die deugden, waardoor een Voik onfeilbaar duurzaam gelukkig worde, zelve altoos daadelijk betrachten, dezelve onzen Kinderen inboezemen, onze Meede burgeren daar toe vriendelijk trachten te leiden, en ons zeiven daar toe door hun gereedelijklaaten beftuuren, op dat wij allen, en het gantfche Vaderland, altoos gelukkig mogen zijn, en een licht en voorbeeld ter verlichting en naavolging mogen worden voor alle Natiën der Waereld, door hunne beoéffening onzer Gcichiedeuis! - de Gefchieokunde van Menfchen en Volken in 't algemeen, en van ons Vaderland in 't bijzonder, is derhalven noodzaakelijk voor teder Burger, maar volftrekt ONONTBEERLIJK voor ieder VÓLKS-REPRESENTANT. (*) 4. De Aardrijkskunde is onontbeerlijk voor de Gefchiedkunde, als behelzende de grondeigendommen der Volken, en moet voor dezelve, of liever te gelijk, met eenige der Jeugd aangenaame voorvallen uit de Historiën, ter opwekking hunner aandacht, worden onderweezen. Zij leert de geheele oppervlakte van onzen Aardbol kennen, als verdeeld in vastland, Eila noen enz. in Zeeën, Meiren, Rivieren enz. bewoonde en onbewoonde Landen, niet derzelver ver- (*) De Leezer zal mogelijk oordeelen, en ik beken het ook, dat ik over de Gefchiedkunde, zeer breedvoerig ben, naar evenredigheid der andere Weetenfehappen. De groote Gebeurtenisfen onzes tijds , de tegenwoordige toeftand onzes dieibaaren Vaderlands, het heilig bezef der noodzaskelijkbeid van de vcreeniging aller Burgeren tot deszelfs waar geluk, en mijn welmeenend oogmerk om, ware het mogelijk,"hier toe iets nuttig te zijn, vervoerden mijne pen, door eene groote toevloeijing van denkbeelden en een daar door zeer getroffen hart!  verfchfflende Luchtgeftellen. Door uitbreiding deezer oeffernw, leerdt men de zo menigvuldige fooiten van voortbrengzelen der onderfcheidene Gewesten en Landen kennen, met derzelver zo veelverlchfllenden oppervlakkigen toeftand als Hemelhooge Bergen en diepa dalen, verbaazend groote Bosfchen, ondroog baarebioote onbevolkte Velden, benevens allervrugtbaarfte en als met Hmzen bezaaijde oorden, als mede ook het groot onderïcheid van inwendige 1 i ckh^d oer Aarde , als weeke Moerasgronden en rotzen van allerlei foortïn van ucrlijke Marmerfteenen, dorre veen- en zandgronden, vette Kleilanden, Bergen van Krijt, Bergen van alle ioorten van Metalen, alsYzer, Lood Koper Zilver en Goud, zeer groote onpeilbaare diepe Zeeën en allerijsfelblfte Vuur- kolken en vuuruitbraakende Bergen! — doen deeze wonderen U met vemaasd liaan Leezer! als gij daar bij overweegt, hoe dat alles is veroorzaakt en in ftand blijft! boezemt het U geen zeer verbeven denk beeld m, van deszelfs OORSPRONG en ONDERHOUDER! zekei-t voor ieder Mensen dan ts ook de Jardmjkkun.de nuttig. _ voor den Landbouwer, voor den Koopman, voor den Zeevaarder enz. is zii voordeelig ter aan* brenging var. wiuftem Men vergelijke bij iemand in deeze Weetenfchap hedreeven, .een afgelegen Eilanacr, ene met buiten zlm plekje gcondsia *eweest noch door iemand van buiten is bezogt, deeze mm denken dat de Aardë niet grooter is dan hij heeft gaz.en; nog vm.it men Menfchen in onze Maatfchappij die m«nen dar de Lucht op den grond ftaat. Hoe weinig bezef hebben deezen dan de wei-Ken dor Natuur en doe bekromp moet dus hun denkbeeld van deszelfs Onderhputm zijn! \ J t. De Nederduitfche Taalkunde. Indien wij over onz Taaie de dagehjkfche ondervinding, (die getrouwe wegwijster ter w.iameiu) raadpleegen, zo wel in de gemeenzaamfte gefprekkcn,, ,ais m opzettelijke redeneeringen, ondervinden wij dan niet geduurig, dat wij onze gedachten niet naar onze begeerte aan anderen kunnen te kennen gfeven en gevoelen wij dan niet, dat ons daar t,e woorden ontbrceken? ondervS ' wij ook met vee maaien, dat wij een ander niet kunnen verftaan door Jbr k *a« .orden, zelfs Zoo dat hij femelende ftil wordt, of J w| fLrbJ^i t uij Zich geheel verkeerd uitdrukt door ongepaste woorden? zijn de gevoelen over eene zaak daar men bepaald van fpreekt, ook hier door in 't be hf waarlijk voor mij wel onmogelijk iau^n die nooit eene pen heeft gevoerd om zich in het openbaar te w-uWn en te meer om dat ik niet mijne afgefchrevere /tukken vol mfhe\\ l^folh^ SS tTZ "'i Cene T8elmat^e orde « Proportie te linnen Z^n ^nt Xwi ' *f i "T \ mgtS d°e) mrdt miï wiens door def afgehaald en ter Persje gebragt. De kundige Leezers begrijpen duswd h,Z veel recht ik heb om toegeeveiijke verfchooning te vraagen ITuerfaVen hS groot aanbelang der onderwerpen welke ik behandel^t^%£^"'é^ üit den Leezer zegge, op dat de overheerlijke zaaken, Som ZfAien et het heihg oogmerk door mijne gebrekkige uitvoering niet minde? ! u i r/ ^ nuttigs en wee.ekijLul^SSs ft^SSE" ^mÉT ke pen heeft uitgedrukt, of bij mogelijkheid kan befchrijven ' D n te zaakT Indien men in het afgetrokkene den Mensch befchouwt als ee wezen be en waaie beftemming.1 ^^^0 die op de beste wijze gewapend en wel geoeffend is om een aanmerken'Tmll zijner oorlprongehjk zo verhevene Natuurgenooten in eenen zeer korten E endoor de onderandingzelve, ben ik thands van het tegendeel ten vdlen óver' ungd. Itandsj ta, nnj het gestekt van een op de valischte Ti,den wel.°wa SX'0'"' MbtV°'*"'!g ™ —dengd^zïet gSLf !oS/S De oudeGefchiedenisfen * en die van onzen tegenwoordigèn tijd in't hb'znnVW leeren ons onweclerfpreekelijk dat de deugdzaamJte Menfchen en M^tfcSn^ welke niets begeeren dan hunne eigene wettiae Recht™ v .™nmi Phen, ke niet flegts dat Recht aan alle aifdere MeS ' en weL Meïch!tóS^^kJ^^r'*li^ mtUUrIiikc Egenfchapvai, den ' .. ^'Uigcvauen vvoiaende over zune wettiop Rprht-pn />t, r>„ v tingen, of op zijn leeven , gevoelt aanftonds «S£ Sgg en 5S verontvvaarcuging tegen den Aanvaller, welke hem, doofde zekere LwuSefd KiSBgfhSSS?*^ " Be2itti"geil'Id0or ^.na^S iïSt^S^^ «en aan ■hij f ijne geheele waarde en ^ ten ^ JstS til leeven^ zal hu eerst trachtenden dood zijnes VijandsVoor te to^SfaSLiTL^ fcheden, naai zijn uitzicht in dat oogenblik, dan gevoelt hij het zijneTjt. zijn, en voor zich zeiven en voor hun de tot* leeven eene SwMX kihg  ( 29 ; king hebben, om zijnen ontmenschten Aanvaller van het keven te beroovenj, 't welk hij dan manmoedig, zonder fehroom ten uitvoer brengt, en waar over hij ook nimmer eenig naaberouw met. reden kan gevoelen. De gezonde rede eischt ook tot weizijn der geheele Maatfchappij den dood van hem die de moord bedoelde, in plaats van die.des braaven Burgers, in zodaanig geval, als 'er volftrekt voor den aangevallenen geen middel is, naar zijn uitzicht in dat tijdftip, om den Aanvaller behoudens zijn leeven bet vermogen ter uitvoering zijner daad te beneemen: want indien de deugdzaame en der Maatfchappij zo allerwaardigst Man geen tegenftand bood en niet aan den anderen den reeds verdienden dood toebragt, dan wierd hij zelf gedood volgens de onderftelling des gevals, waar door de zarnenleeving, in plaats van een allernuttigst Lid en waaien Vriend, haaren ergften vijand, den Moordenaar behield. Indien dus dan zodanige fterke zelfsverdeedigingen geen plaats mógten hebben en nooit hadden, wat zou dan binnen zeer korten tijd, het lot zijn der braaffte Menfchen en der deugdzaamfte Volken! ieder deugdzaam Mensch mag dus niet alleen , maar is verpligt tot de zelfs verdeeaiging, zelfs ten koste van het leven des geenen die hem tracht te docden, indien 'er volftrekt geen ander middel tot zijn leevensbehoud, naar zijn oprecht inzien in den tijd des gevaars, voor hem is. Dat Recht en cue Pligten, die ieder Mensch op zich zelf heeft, heeft ook ieder Maatfchappij en Volk. Derhalven is het dan ook ieder Deugdzaame Maatfchappij en Volk niet alleen, geoorloofd, maarzij isverpïigtter zelfverdeediging, tot zo verre dat zij genoodzaakt zijn de ; aanvallers op hun Leeven te Dooden, indien 'er volftrekt geen ander middel over is, tot behoud van hun leeven. Daar nu de zelfverdeediging een pligt is van ieder Mensch, Maatfchappij en Volk, niet alleen overeenkomftig met, maar volftrekt volgens.de ftrengfte Deugd; (het welk ik hier alleen maar wilde en behoorde aan te toonen, en geenzins het recht des Oorlogs in 't algemeen,) zo is dan ieder deugdzaam Mensch, Maatfchappij en,Volk ook verpligt, zich tot de zelfsverdeediging, op de beste en volkomenfte wijze, in tijds bekwaam te maaken, en daarom is dan derhalven de algemeene Burger-wapening, als het beste middel der kragtdaadige Zelfsverdediging, ook. een pligt voor ieder Mensch, die daar toe bekwaam is, en ieder Voiks-beftuur, moet dezelve dus ook op de beste wijze in ftand brengen , en altoos welgeregeld bevorderen en voorftaan. De Vestingbouwkundc is eene Weetenfchap, om eene groote menigte Menfchen te geli.k, ja om geheele Landen en Volken te verdeedigen. Hoe noodzaakelijk is dus de Vestingbouwkunde voor een Volk, ter zelf befcherming! Daar nu de algemeene Burger- wapening, dat onontbeerlijk middel tot verkrijging en behoud der veiligheid van Leeven, Bezittingen, Rechten en Vrijheden, thands is tot ftand gebragt, hoe, nuttig is het dan, dat deeze Weetenfchap tegenwoordig aan de Academie te Franeker, door de kortfte en minstkostbaare weg onzer eigene Nederduitfche Taaie, kan worden geleerd! weikkeene fterkte kan dus hier door onze Gewapende Burgermagt verkrijgen, tot fchrik voor onze Vijanden, welke altijd bet eerfte gevolg is eener geduchte Burgermagt, en die tevens de beste waarborg is, tot behoud der Vreede, indien onze waare Vrijheidzoonen daar van het vereischte gebruik maaken, tot groote eer en voordeel voor hun zeiven, en tot welzijn der geheele Maatfchappij ? 7. De Natuur- en Werktuigkunde. Welk grootsch onderwerp zal thands mijne Pen aanvaarden ? De Natuurkunde.1 Hoe veel beduidend en uitgebreid, is hier de betekenis van het woord Natuur k en wat behoort dan al tot de Natuurkunde ? Door het woord Natuur verfta ik hier het gantfche zamenftel der geheele Waereld, alle wezens en dingen welke buiten deszelfs eerfte oorzaak in 't Heelal zijn, derzelver eigenfehappen, werkingen beweegingen en betrekkingen. Zoo dat dan het wToord Natuurkunde betekent de Weetenfchap van de Eigenfehappen, van de werkingen, van de beweegingen en van de betrekkingen allet wezens en dingen, welke in het Heelal zijn, buiten derzelver oorzaak. Welk' eene uitgebreide diepe en verhevene Weetenfchap voor den Mensch! De aan* G a da#-  C 30 ) dachtige Jongeling ftaat verbaasd, dat zijn verftand voor de bedeffeWng van dik zo groote zaaken is berekend en gefchikcl Het menigvuldige aantalTooi^erpen dcrze Ve, brengt zijnen Geest in verwarring, om de nuttigheid deezer kemi ft? kunnen ontdekken, 0 waardige Jongelingen! U^h^föo^lnS^tl g nwoordige ernftige zorgen! .Ik ben verpligt en zal ttagten Ul a ££L Hartsvrienden, iets voor te lichten in de nuttigheid deez^èKnfcSP™SS onoerekenbaar groot en duurzaam geluk Wiskundig zeker zal aanbrengen indien Uwlieder verftand word beheerscht door eene oprechtWeerc fot waai: genoegen indit Leeven en tot dat onbezefbaar groot fteeds 3Kcï*S zaam Heu, waar yoor de aandachtige en wel erelde befchouwmg Uwer eigéné Natuure, UI. Zal leeren vatbaar en beftemd të zijn ë De uitgebreidheid de diepte en de verhevenheid des onderwerps, de onnoerh. hjk veele en onoekhnjffelijke groote nuttigheden van de beoéffening der Natuurkunde, mêtde geringheid mijner vermogens in deezen en de kortheid van mijnen tijd en bellek, brengen mij in verlegenheid Van welk deel deezer Wetenfchap ik iets, en dat dus zeer gebrekkig zal zeggen. Ik moet kiezen en bepaalt; mij daarom. * Het is eene op aller Menfchen ondervinding gegronde waarheid, welke ook ^^^^atydeberltad; dat wi, van die zaaken, met welke wi noodzaakehjK te doen heb ben, en door welke wij-onze behoeften moeten vervullen, volftrekt noodigeenigekenmsmoeten hebben. Daar alle Menfchen nu in zodanig verband met d. Na uur liaan, dat zij tot dezelve behooren, en dat uit dezelve, alle hunne behoeften door middel Hunner werkzaamheden moeten worden vervuld zó moeten .aarom oo,c al ie Menfchen, volftrekt noodig, eemge kenni^ van d^N^ tuur nebben. Maar zullen wij onze behoeften, (dat isahes wat wij nóódighebben rot ons leeven en geluk,) vervuilen, dan moeten wij die behoeften ook kennen. De k. mus van deeze onze behoeften kan alleen verkreegen wordeö door eene volkomene kennis van ons zeiven; Dus is eene volkomen!zelf kenn£ voftrekt noodzaakelijk totje bevordenog van ons geluk. Deeze zelfkennis* beftaac m eene kWe duidelijke kennk van aiia Ue E^fchappen onzer ver! ftandehjke vermogens of Ziele, en van de Eigenlek^ pen van onsLighaam met de wederzijdlche mvloedop elkander, benevens van alle onze Natuurlijke betrekkingen , en wordt de Natuurkunde van den Mensch genaamd. Dernuiycn is aun de r^rit^T Naimikmae Mensen voor ons allernoodzaakelijksP tol-ons gi luk, .en is ook ae.eerfle Grondflag om het zein zeker te bevorderen ' Deeze Natuurkunde van ons zeiven is voor ons van een oubeichri-ffelijk nut ter bevordering van ons waar en duurzaam gelukk, en is daar .toe onontbeerlijk. Zij leert ons voor welke genoegens wij vatbaar zijn, niet derzelver Veilchillendeu aart van grootheid en dtmnng* en leidt ons daar door natuurlijk ter betrachting van dat geen, het welk voor ons het noodzakelijkst te en ons «luk het meeste kar. aanbrengen, terwijl deeze kennis ons ook bekend maakt, voor welke zwakheaen en rampen wij bloot ftaan. Daar wij nu uit het groot zamei ftel der gantfche Natuur, onze behoeften moeten vervullen en ons geluk ontieenen, door middel onzer beoeffening derze ve, en onze welgeregelde werkzaamheden, zo moeten wij dan ook noodzaakelijk tieeden tot eene werkdaadige aanhoudende beoeffening deezer groote Natuurkunde, op dat wij uit dezelve die genoegens en dat geluk ontieenen, waar voor wij vatbaar zijn, want de voordeden welke wij"van eene bdanmhke zaak trekken zijn altijd evenredig aan onze kennis van dezelve, en aan de vlijt die wij daaromtrent aanwenden, volgens onze dagelijkfche ondervinding in kleine en m groote zaaken. ö lc Welk een onnoemelijk getal Planten en Vrugten, ontdekken wij door de b.fchouwmg der Natuur, die dezelve voortbrengt veelen zonder onze medewerking ■ en anderen door onze Natuurkundige werkzaamheden, door welke het gantfche Ménschdom, en dat verbaazend getal van ontelbaare fooiten van Dieren hun noodzaakelijk voedzel en eene groote menigte verkwikkingen erlangen en ad,deren die ons tot Geneesmiddelen dienen, daar fommigen ons tot kl«edin■■>•' cis dat wij noch veel meer nuttigs door dezelve nog kunnen bekoomem, dror'é-'-u meerdere kei.nis van dieWeetenlc'a'.p. Wij ontdekken daar door dat' foiinnije foorten van Dieren, die wij uk zeer fchaadelijk voor ons befcho"'uw4en intèegeüdeel zeer nuttig voor 't ltelzel der Natuur ïu 't algemeen , en vior ons in t bij onder zijn, terwijl onze voortgaande ontdekk.ngen ons a.o d in alle gevallen leeren dut 01 ze berispingen over. oe werken in de Natuur:, n hun oovlbrbng h bben uit onze eigene irotfei e domheid Hoe meer wij'ili de N.i«-.;uiku:.ue vorderen, zo veel te meer leeren wij bok ontdekken aal \aile'der: ei ver inrichtingen der volmaakte wijsheid en goedheid waardig zi,n...^ . /iele/; uwen wij dgtereenvolgehd oplettend en naauwkeurig de gedaanteverwisfeUrn? var, jammige infekten; hoe een geheel ander- gevormd wezen, dat veel vi.'L-er is, in het voorgaande traage en aan den grond of planten verbondene w--h° ipgt flooten'' en-daar uit voortkwam * en vergelijken wij daar bij onze waaru.^en door ons inwendig gevoel van onze verftandehjke vermogens of ziele, welke opleidende' befpiegehngen voor-eene gelukkige gedaanteverWisfeling van'ons zeiven ontdekken wij dan door die overeenkomst. Dat is: dat gelijk het vliegend Diertje, de Vlinder öf Capel genaamd, uit het ftervend lighaam van dentraacen Rups, als deszelfs afgediend en verlleeteubekleedzel voortkomt cn daar uit worde gebcoren, dat ook alzo onze ziel, die door onze inwendige gewaarwording en gevoel, in ibmmige opzigten, (fchoon aan ons lighaam verknocht) echter iets zelfftandigs op zieh zeiven te zijn, en niet in alle deelcnvan on's li£haam vorftrtkf afhaugelijk is, ook insgelijks gefchikt is tot de aflegging van ons rraag lighaam door den dood, tot een veel vlugger verbeterd en veel verhevener wijze van beftaan, meer overeenkoomende met deszelfs ontwikkelde n.cn Wa.artn aart. Hoe veel komt deeze belpiegeling overeen , met onze dagehjkfchè eigene ondervinding der eigenfehappen en genietingen van ons dierlijk zwak lighaam, en van onze denkende, en voor groote wijsheid en verhevene deugden gefchikte'ziele ! Is de ontwikkeling en vermeerdering' der vermogens H v»R  C 32 ) van ons lighaam niet binnen zeer weinige Jaaren bepaald ? zijn' die genietin, gen welke wij met de Dieren gelijk hebben, en meest tot ons i ghaam behöo. jen , met 'zeer kort van duur en zijn dezelve niet fpoedig verveelend en walgeIijk? boe kort is het vermaak eener aangeuaame maaltijd, en binnen hoe wem-s tijds,. ftaan ons de beste fpijzen die wij in den beginne met graagte en finaal gebruikten, fomtijds door te veel genot tegen? is daar en tegen ae vermeerdamg onzer zielsvermogens niet veel duurzaamer? ziin de genoegens . onzer ziele door wijsheid en deugd, in plaats van verveelend niet altijd toeneemend en beftendig? gevoelen wij niet duidelijk dat ons lighaam al afneemt en vervalt op dien tijd, m welke onze ziel de waare genoegens van haare voortgaande wijze, deugdzaame en Godsdienftige werkzaamheden eerst recht begint te Irnaaken en te ondervinden? gevoelen wij niet onze lighaameJijke verniaaken Jaarlijks verminderen en merken wij niet derzelver einde naderen, terwijl wij de aherttreelendfte waare genoegens onzer ziele nog voelen toeneemen, genoegens tot weker eeuwige, voortduurmg wij ni ons zeiven eene gefchiktheid, ïnnerli 1 e begeerte, ja een Godsdienftig vertrouwen, zeer duidelijk ontdekken, indien wif maar door ouafgebrokene ondervinding en trapswijze opklimming, die vreueoe en dat geluk hebben gelmaakt en nog gevoelen, het Welk alleen en ook altoos -zeker op een doorgaand deugdzaam en waar Godsdienftb leeven volgt. \ eele eente getmgemslen zouden hier ter ftaavmg kunnen worden biig.bragt. maar m tut geval mag dat niet, deeze zaak Is daar toe ve -l te zeyimv Geen tSBFSS? n^eTrTec^AAR HEÏ 0NZIJD1G ZELFONDERZOEK ■MOd/1 HIER BESLISSEN. DIT BETREFT ONS HOuGST BELANG^ lot weme verhevene ailernutugfte befpiegelingen leidt ons dus de Natuurkundige öelcnoüwing der Dieren pp! zij is dus onze beoeffening allei waardigst zo om het verftandig nutals om voordeden welke wij door dezelve verkrijgen Bejchouwen wij onzen Aardbol, op welke wij met zo veele millioenen gwcihè Wezens woonen, en uit welke voor hun allen die onderfcheidene voedzels en vei kwikkingenvoortkomeii, welke voor ieder foort van leevende Schepzelen in't bij. zoncer geictnkt is* dan ontdekken wij ccne v^xw-juaeriijkc verlcheidc; heid van .groneen, voor ieder foort van gewas gefchikt, met welke kennis wij veel voordeel kunnen doen in den Landbouw en nuttige Plantenteelt. Dringen wij dieper in onze Aarde met onze Natuurkundige naavorfchingen, dan vinden wij ook hier eene verwonderlijke yerfcheidenheid van nuttigheden in derzelver inwendige zamenfteunB. Daar door zijn gevonden allerlei foorten van nuttige Bouw en Molenfteenen, de aerHjke Marmerfteenen 4 het voor ons onmisbaar Ijzer, het Lood, het Koper, het Zilver, het wel gebruikt wordend zo nuttig, m»ar te dikwijls zo zeer. misbruikt, en zijn eigen Meester en geheele Volken zo allerijsfelijkst verraadendGoud, ja eene ontelbaare verfcheidenheid van andere dingen meer Hoe werpt de grondelooze Zee het voor ons allerheilzaamst Zout uit haaren zo hollen boezem op de Aarde, alwaar het wordt verzameld, en door de ons zo veel noodzaakelijke en aangenaame dingen aanbrengende Zeevaart tot ons wordt overgevoerd. Hoe veele Menfchen leeren door de Natuurkundige naavorfchingen der inwendige gefteldheid onzes Aardbols den weg tot geluk voor hun Zelven kennen, en worden door hunne kunften nuttig voor de Maatfchappij! Maar hoe veei er ook ontdekt zij, nogveelmeer is 'er verborgen tot nader onderzoek zelfs in de ontdekte zaaken. Klimmen wij met onze zo nuttige Natuurkundige haavorjehingen hooger op tot de Lucht, den Vampkring genaamd, welke onze geheele Aardbol omringt zonder welke geen Mensch nog Dier één oogenblik kan leeven, noch geen Plant of eemg Gewas kan groeijen, welke wonderen ontdekken wij dan in die dunne vloeijftof en hoe veel voordeden brengt ons de kennis daar van aan! onze gezondheid leeren wij door de luchtkunde bevorderen en ongefteldheden voorkoomen. De kennis van de veerkracht en zamenpersfing der Lucht, doet de Natuurkundigen wonoeren verrichten; de Werkingen die wij in de Lucht aanfehouwen en gewaar worden zijn verwonderlijk en tevens allen allerheilrijkst. Hoe klimmen m dezelve de dampen op van de Aarde, die de zo groeibevorderende daauw en de voor ons in menigerlei opzichten onontbeerlijke Regen veroorzaaken, door zaamen- ' werking  C 23 > werking der Lucht en Zon! De Winden, welke zijn ftroomen of beweegingen der Lucht in eene voortgaande richting, gelijk het ftroomen van hetwater, hoe heilzaam en ontontbeerlijk zijn die voor ons! ja de Stormen zijn ook voor 't algemeen weizijn noodzaakelijk, zegt ons de Natuurkunde klaar en duidelijk. Maar » nog meer: zij leert ons ontegenlpreekeltjk dat die wonderbaarlijke en zo veel vermogende Blixemftraaien met dat zo waarlijk grootsch, verheven, en dikwijls zo veel eerbied voor den REGEERDER DER NATUUR verwekkend geluid der klaterende en Huizen fchuddende Donderflagen, welke wij in de Lucht gewaar worden, en daar altoos bepaald zien, om nooit groote algemeene rampen te veroorzaaken, zij leert ons, zeg ik, dat deeze, bij fommige Menfchen -zo ijsfelijk Veel fchrik en vrees aanjaagende gebeürenisfen, Volftrekt noodzaakelijk zijn voor de gezondheid van al wat door adèmhaaling moet leeven, om dat zij de Lucht die wij inademen zuivert van de zeer verderffelijke ftoften, die door den tijd j van de aarde in dezelve opklimmen, welke zonder die zo heilzaame herftelmiddelen in de Natuur allerverdervelijkst zou word&n. Ook leert deeze Weetenfchap ons, hoe wij ons tot onze veiligheid bij haderende Dónderbuijen moeten gedraagcn. 6 'Diepte des Rijkdoms Van wijsheid eii goedheid''bij den Regeerder der Waereld! die de verfchrik'kelijkfte gebeürenisfen, altijd tot heil uwer Schejjzelen in 't AL1GEMBEN beftuurt! Gij zult ook wel voor ieder onzer in 't bijzonder zorgen voor ons duurzaam hoogst geluk, voor ons geheel beftaan, zo wij door zwaare, rampen worden getroffen! dat wij dan op U vertrouwen! dat in ons zeiven nimmer eenige reden tot twijffeüng ontfta, waar door wij zouden ziddèren voor liet denkbeeld uwer volmaaktheden. , , i Thands bemerkt Gij, waardig Jongeling! waar op nu mijne aandacht op behoort gevestigd te zijn. Gij begrijpt dat wij eene Zon noodig hebben en dat eene Maan ons 'zeer nuttig zbü zijn. Zo klaart uw verftand van tijd tot tijd door oeffening op. In het begin der ontwikkeling uWér verftandelijke vermogens dacht gij niet bekwaam te zijn tot de beoeffening van het éénvoüdigfte deel der Natuurkunde,, en nu met weinig oeffëning klimt gij al op tot derzelver grootfte voorwerpen. Hierdoor zijn alreeds in uwen Geest de bekwaamheden en de . rechte beginzëls tot nog veel hooger befchoirwingen deir Natuur, waar van gij al wat begint gewaar te worden, dat uwe zo edele, nieuwsgierigheid reeds heeft gaande gemaakt, welke door de aanhouding uwer oeffeningen de grootste belooningen niet Alleen aan u kunnen, maar zeker zullen bezorgen. Maar laaten wij een klein oogenblik te rug treeden tot de voorwerpen onzer tegenwoordige korte befchou» wingen tot cle Zon en de Maan, die in de óns zo naauwkeurig verzorgende Natuur beftaan tot zulke groote oogmerken. De Zon is het groote Beweegmiddel van alles wat op Aatde leeft en groeijt en maakt het Water tot eene Vlöeiftof. Zonder de Zon zouden de oripeilbaare Zeëen tot den Bodem bevrooren zijn, en zo wij van derzelver koesterende ftraalen volkomen Wierden beroofd, dan Weet gij uw lot en dat van alle Menfchen^ Dieren en Gewasfen, wel te voorfpellen door Uwe eigene ondervinding ■aanu zei ven, en door Uwe waarneemingen in de Natuur in zeer ftrenge koude Winterdagen, en dat nog in weerwil van de heldere fchijning der Zonne. De Maan, die ons bij nacht beurtelings,20 aangenaam verlicht, Waar vari de Zeeman een nog nuttiger gebruik weet te maaken dan de Landbewooners, dient öok tot berekening der Getijden of klimming en daahng der groote wateren, vloed en eb genaamd, om dat de loop deezer Wateren altoos overécnkoomen met de gedaanteverwisfelingen derMaane, indien er geene zeer hevige ftorm/plaats heeft die daar in wel eën weinig verandering maakt geduurende dezelve, maar zo ras de wind bedaard is, herftelt Weer die orde in de waterloop, welke ook zeer noodzaakelijk is tot zuivering dier vloeijftof, om dezelve voor bederf te bewaaren. Ik zeg Zeer weinig van de Zon en Maan, om dat mijn tijd ten einde fnelt die ik tot dit op mij genomen werk heb, en daaróm moet jk het Vervolg ook bekorten, fchoon zeer tegen mijnen zin. Leerzaam- en wij-sheid-minnènd Leezer! beoeffen deeze voorwerpen natuurkundig, om dat gij overvloedig zult beloond worden. • Jï 2 «ft  C 34 ) Over de Maan kan ik niet naalaaten mijne volgende aanmerking hier nog hij te voegen, om den Jongeling die wijsheid zoekt en de deugd betracht te troosten ovvï i*et geduurig gemis van het Zo aangenaam Maanlicht, en dat wel om reeoenen die ik hier voor meer heb gezegd. Gaarne wenschte gij, aandachtig Jongeling! bij nacht altoos lichte en volle Maan te hebben, dat zou, zo onze onkunde yermoeat, zeer aangenaam en nuttig voor ons zijn, maar dit aangenaame en nuttige mislen w: j zeer dikwijls. Hier moeten, zeker voornaante en wijze redenen voor zijn., nademaal alle onze naauwkeurige ontdekkingen in de gantfche groote Natuur, altijd met volmaakte wijsheid en goedheid volkomen overeenkomen. H.t :-naauwkeuiig. onderzoek. van de invloed der Maane op onze Aarde zal u. bit wel duidelijk ophelderen,. waarom ik u aaar heenen wijze tot uwe volkomene overtuiging. Maar.ik. geloof dat hier in nog iets geheel anders en waarlijk zeer verheven nuttigs ligt opgeüooten. ik zal u, mijn Jeugdige vriend! mijn gevoelen openhartig zeggen, onder voorwaarde dat gij mij n.et aanjionds gelooft, maar dat gij het zelf onzijdig en oplettend naadennt en overweegt, het welk gij in alle groote zaaken zeker zult doen , om dat dit de eenige weg tot aaugenaame en zekere vorderingen is. Mijn gevoelen hier over is dit: üoor het aaugenaame van Zeer donkere Avonden, met de geduurige veranderingen van de gedaante der Maane, wordt de aandacht van oplettende voor: ftanders en beminnaars van Wijsheid en onderzoek opgewekt. Daar uit moeten noodzaakelijk deeze vraagen. bij hun ontftaan: Waarom is het niet altijd Lichte Maan ? Maar bovenal en voornaamelijk deeze allerbillijkfte nieuwsgiere vraag , WAAR DOOR VERANDEREN DE VERTOONINGEN DER MAANE ALTIJD, EN ZO GEREGELD ? Indien deeze vertooningen onze beipiegelingen ermlig neb oen in werkng gebragt ên getroffen, dan befchouwes wij met veei ictie.p/.itnder Oogen die onteibaare Lichten boven ons, om de oorzaak hier yan te ontdekken, en zie daar onze. opleiding als van zelve tot die groote en zo verhevene Weetenfchap DE STERREKUNDE,.- en dat door de veranderingen der Maane. Zijn de gedaantcverwisfelmgen der Maa..e dus voor u niet bijzondèr oplektend tot de Sterrekunde ? . < ■ . , . U ' Werktuigkunde. Dit is eene Weetenfchap en deel der Natuurkunde in dewel]aiveel meer nuttigheid s opgeüooten, dan.zejfzij, voor welke deze;ve n.oodzaake- • lijk is, en die daaruit de meeste, ja zeer groote voordeden zouden trekken, in 't algemeen weidenken, waar door deeze in der daad zo voornaame kunst, veel te man geacht,. en door fommigen tot hun eigen en der Eigenaarcn van hun werk groot nadeel, door hunne ongelukkige.onkunde.ïiiec genoeg.,-ja bijna in 't geheel niet wordt beoeffend. D eze Weetenfchap op Wiskundige gronden geleerd (gelijk ik hier voor, over'de ZO bemtnaelijke' Wiskunde fchnjvende , heb aailgeuüid,)' is'.allernuttigst voor ieder Jongeling die. door de Bouwkunst zijn beftaan wil zoeken, en wel inzonderheid voor allen die door het vervaardigen van gaande Werken , als Tijdwijzers, Molenwerken enz. hun Brood willen trachten te winnen. Welke onbedenkelijke voordeden zouden de door ondervinding een zeer klein weinigje , Werktuigkuneie geleerd hebbende Moleninaakers, uit de Wiskundige en du$ grondige beoéffening' der•-Werktuigkunde onfeilbaar zeker verkrijgen, . zo, om de Molenwerken fpoediger, naauwkeuriger en minder kostbaar te leeren maaken, (het welk altijd- het zeker.gevolg is van toeneemende kennis,) als ook wel inzonderheid om die fchoone en zo allernuttigfte Kunst, dat egt Bataaf sch Kind, in Holland te Uitgeest gebooren, tot meerdere volmaaktheid te brengen, waarvoor die Weetenfchap, ikweet het door ondervinding, in 't bijzonder zo zeer vatbaar is. Hoe nuttig zoude de Werktuigkunde zelfs zijn voor de Eigenaaren der Molenfabrieken zelve, zo tot eigen zeergroot voordeel, als tot opwekking en onderwijs van veele Braave, Naarftige en voor Weetenfehappen vatbaare Jongelingen, die zij fomtijds met medelijden in hun werk zien, om dat' zii tot de Molenmaakkunde opgeleid wordende, in weerwil hunner leerlust, door gebrek aan gelegenheid tot de ontdekking der nuttigheid van de beoeffening der Wis-en Werktuigkunde, tot eene altijdduurende onweetenheid in die voor hun zo allernuttigfte Weetenfehappen dikwijls blijven veiWeezén. » • ». Het  C 3; ) -,. Het geen ik hier van, de Wis- en Werktuigkunde heb gezegd omtrent de If&Ierimaakkundé» is ook op zeer veele andere Handwerken toépasielijk; hoe nutLg is het oerhalven voor 't algemeen, dat deeze Weetenfehappen thands in de IVeacrduitjche Taaie kunnen worden geleerd, aan de Academie te Franeker! Nog eene aanmerking moet ik bier over dit onderwerp bijbrengen. Wat is 'ie teaen dat fommige waarlijk geleerde Mannen, welke het belang der MaatIcnapp , door eene waare en oprechte geestdrift trachten te bevorderen, fomtijds Kin. deun immer befpiegelende werktuigkunde tér Waereld brengen, die aanftonds in de eeütc handen der ondavincingfterven? waar door brengen fommige Bouwmeesters fomtijds zulke wangedrogten van nieuwe uitvindingen ten voorlchijn, en waarom itaan zij fomwijlen in hun eigen werk verlegen ? de eenige, zekere algemcene reden van die gebeurtenisjen is, ' om dat de tot goede uitvindingen onontbeerlijke wiskundige werktuigkunde met de daar toe ook volftrekt noodzaakelijke groote Leer meest er esfe, de ondervinding, niet wel waren in echt getreeden of genoegzaam vereend in den Autleur. Leer aan grondig, gij der Bouwkonst beoeffenende Jongelingen, deeze uwe Weetenfchap met de wiskunde en werktuigkunde; dat zal U wonder veel voordeel aauDiengen en gij zult daar door Leermeesters van geleerden worden. 8. De ulerrekunde. Zo ziet gij dan nu, waardig Jongeling! dat wij allengskens Verder opklimmen tot deeze zuo veel, ja verwonderlijk veel beteekenende Weetenfchap, de Sterrek undc.' welke hoe groot derzelve ook mooge zijn nogthands een deel genoemd wordt van de Natuurkunde des Heelals, en daarvan de hoögfte fchakel is in de befchouwihg en beoefïening. , ■ , Toen uw verftand zich Oeffende in de Wiskunde, die eerfte en Zekere grondflag aller Weetenfehappen, maar wei voornaamelijk der Sterrekunde, welke zonder dezelve niet kan geleerd worden, en toen gij vervolgens onder de voortzetting deezer oeflening, uwe aandagt bezig hield met eene welgeregelde trapswijze opkammende hefchouwing der eigenfehappen van die dingen welke ons omringen, en omtrent welke gij door de ondervinding der Natuurkundige wisfe en herhaald proefneemingen, derzelver aart en hoedanigheden leerde kennen, ïeide gij den grondflag tot de beoeffening der Sterrekunde, en hier toe wierd ook uwe lust, tot dezelve gebooren en aangekweekt. De wijsheid en goedheid van den ONDERHOUDER DER NATUUR ontdekte gij in eene enkele Tiara. Uwe algemeene en grootere befchouwingen van de Menfchen, van de Dieren, van de Planten en Vruchten die dezelve voedeh, en van die groote middelen, door welke dat alles in weezen Wordt gehouden, tot geluk van zoo veele Millioenen gevoelige Schepfeleu én inzonderheid voor de tot deugd en Godsdienst ooriprongelijk gefchikte Menfchen, leerde gij die eigenfehappen en de Magt van GOD nog veel duidelijker en in een onberekenbaar veel hoger graad kennen, en gij wierd daar door opgeleid tot eene volkomene overtuiging, dat HIJ niets zal hebben yoortgebragt noch in wezen houdt ^ dan met zul* ke groote oogmerken die Volftrekt overeenkoomen met dié Zo Onbegrijpelijke volmaaktheden van HEM. Dat düs alles wat in 't Heelal beftaat, het geluk van gtvo lige en inzonderheid voor wijsheid en deugd gefchikte wezens, moet bedoelen. Met deeze zo verhevene en welgevestigde gevoelens, uwe thands geodftnde en daar door zeer opmerkzaame oogen om hoog wendende, ontdekt gij die duizenden Sterren, welke U toen in verrukkingen vervoerden en U in u zeiven deeden zeggen „ welke nog grooter bewijzen der Magt, wijsheid en „ goedheid van MIJNEN GOD zijn daar dus nog al voor mij verborgen. Ook „ wil ik ZIJNE volmaaktheden dóór de Sterren nog beter leeren kennen * „ en hier toe zal ik die nuren of zoo veel tijd gebruiken , als mijn noodzaakelijk ?> leevensonderhoud en omftandigheden toelaaten, en mijne wiskunftige zekere « ontdekkingen zal ik tot eer en lof van den OORSPRONG en ZOO WEL„ DAADIGEN ONDERHOUDER DER WAERELD bij alle gepaste gele" f^,5deri bekend maaken, op dat ook mijne Medemenfchen hunnen grooten „ Weldoener beter leeren kennen, ter bevordering van hun geluk." Verftandig Jongeling! allerheilzaamst is dit uw voorneemen. Breng het in werking, en gij zult ï U  ( 36 ) U zelvcn eenen fchat vergaderen , welke aan geen verlies of vermindering ka® noch zal onderhevig zijn, zoo lang gij uwen GOD lief hebt, naar evenredigheid uwer kennisfe en der weldaaden die gij van Hem ontvangen hebt. •— Om U" tot de uitvoering van dat U zoo heilrijk oogmerk aan te fpooren, of liever te onderfteunen, zal ik U iets zeggen van het geen de 'Sterrekunde U kan leeren. Volg mij dus, mijn Waarde Vriend! met uwe aandacht. gij zal U leeren dat onze Aardbol, welke door de zo nuttige en der Natuurkunde zeer veel voordeden aangebragt hebbende Zeevaartkuhdë, beweezen en hoogstwaarfchijnlijk ook ontdekt is, een ronde bol te zijn, om dat dezelve geheel in 't rond wordt bevaar en, alléén de twee kleine verfte Plaatzen in 't Zuiden en Noorden uitgezonderd , welke de Zuid- en Noordpool genoemd worden , om dat dezelve door de groote koude aldaar, ongenaakbaar zijn, de Sterrekunde zeg ik, zal U leeren , dat onze 'Aardbol met zijnen Dampkring, (dat is, de Lucht in en dour welke wij leeven,) alk dagen, gelijk een tol om zijn punér., geheel in 't rond draaijt, het welk de Op- en Ondergang der Zonne en van die hiillioeneri Sterren veroorzaakt. Dat onze Aardbol met zijnen Dampkring ook alle Jaaren eenmaal rondom de Zon wentelt gelijk een fteen aan een touw om UWe hand doet, het Welk de oorzaak is van de veranderingen der Jaargetijden van Winter, Lente, Zomer, en Herfst; zij zal U de beweegingen der Maane om onze Aarde met derzelver gedaante veranderingen, welke gij zo dikwijls met eigene oogen hebt gezien veele Jaaren vooraf naauwkeurig leeren berekenen; zij zal U bekwaam niaaken -om Ecl'ipfen of verduisteringen aan de Zon en Maan ook zeer lange tijd vooraf Wiskundig en naauwkeurig te bepaalen , naa dat zij U eerst derzelver oorzaaken duidelijk zal hebben getoond. Zij Zal U door uwe eigene oogen doen zien en waarneemen, dat fommige Sterren, Planeeten genaamd, volgens eene nette orde cn in vast bepaalde regelmaatige tijden rondom onze Aarde zweeven , 't welk voor die Sterren dc Jaaren maakt, en aan fommige derzelve die niette digt bij de Zon ziui (welkèr gróót licht zulks tot nu toe heeft verhinderd) zult gij d 'or dpZO vernüfti'" en nuttig uitgevondene vergrootglazen ontdekken j dat ztj ook Llié een tol in V rond draai jen en dat ook in regelmaatige vaste tijden, dat dus VOtr hun dagen maakt; Ja gij zult zelfs Mannen om eenigen zien hopen, gelijk onze Maan om ons doet; ja nog meer, gij zult door middel der beste vergrooto-hzen door aanhoudende waarneemingen met uwe eigene oogen duidelijk ontdekken dat ten min ft en die Planeet-fterren welke verst van onze Zon afzijn op zich zeiven' c1 viller e Lighaamen zijn, die gelijk Onze Aardbol, hun Licht van onze Zon ontvalleen/zoo dat wij dus in de groote voordeelen der Zonne met die sSïren te zamen deelen, en dat die Sterreu met onzen Aardbol dus zeer vee! overeenkomst hebben; ook zult gij leeren berekenen dat deeze Planeeten zeer 'groote Bollen zijn, waar van fommige onzen Aardbol in grootheid verbaazend ver overtreffen; en ook zal deeze zoo hooge Weetenfchap U leeren berekenen dat deeze "Sterren een verbaazend grooten affiand van ons zijn. Dit alles zult gij kunnen leeren door dc Sterrekunde op wiskundige gronden. „ WELK' EENE GROOTHEID DER MAGT EN WIJSHEID VAN GOD ontdek ik " hier in op het nieuw i" zegt gij bij U zeiven , „ maar hoe ftraalt daarin zijne ** groote goedheid door!" Hier over zal ik ftraks onderneemen U iets voor te lichten m?ar eerst moet ik over twee andere foorten Sterren lpreeken, en deeze ziinStaartfterren, welke Comceten genaamd worden , en de vaste Sterren. De Comeeten of Staartfterren, welke zich met verlichte breede ftreeken of ftaarten, aan één hunner zijden aan ons oog, doch zeer zeldzaam vertoouen, (door welke zoo zeldzaame verfchijniiig de beklagenswaardige, zoo bijgdotivige, en in de Natuurkunde geheel ohUdreevene Menfchen eertijds afleiden, dat dezelve voorbooden waaren van zwaare Rampen.,) ^ze hunne verfchijmngen zult gijdoor de verdere Sterrekundige beo effeningen ook leeren berekenen, om derzelver omloopstijden rondsom de Zon, met de"wonderlijke loopwegen die zij om dezelve maaken, benevens de tijden en Plaatzen wanneer onwaar zij Zich aan 0ns zullen vertoonen, veele Jaaren vooraf naauwkeurig te bepaalen, want dit wordt reeds zoo wel wiskundig voorzegt (hetwelk door de ondervinding is ge- Dieeken^  ( 37 ) bleeken) als de tijden der Volle Maan; Zoo dat dan in de verfchijning. der. Staartsterren geene fchrikbaarende voortellingen van GODS wreedheid zijn opfc gelluoten, maar alleen nieuwe en meerdere bewijzen van ZIJNE reeds door Ü onsdekte volmaaktheden. De vaste Sterren, die Millioenen Hemelfehe Lichten, deeze zijn niet alleen geichikt, maar moeten in alle aandagtige Bel'chouwers derzelve, en inzonderheid in't verftand der Sterrckundigen, door hunne meer geoeffende oogen en veel dieper dóórdenkenden geest, eene nimmer ophoudende onbepaalde verwondering te weeg brengen! De ongeocft'ende oogen, met een verftand alleen verbonden aan den Mensch onteerencle zaaken, mogen met een gemoed, vervuld door eene verwatene trotschheid, het Sterrenheir kunnen aanmerken als hunner aandacht o.n-. waardig; dit denkbeeld ontroert mij innerlijk , maar ieder redelijk denkend Mensch, moet op het gezicht des Hemels doordrongen worden met een innerlijk zeer verheven Heilig gevoel der onbezef baare grootheid en volmaaktheid van D AT WEEZEN, waar door alle die Sterren en o ok hijzelf aanweezig zijn , en dit doet hem in 't geheim tot zijnen oorfprong uitroepen: ó GOD! WA £ ZIJT GIJ GROOT! waf ben ik! die ieder, ademhaallng vJftrekt van U afhangt en geen enkel oogenblik door mij zeiven kan leeven! Kan dan zodanig een Mensch ook meer trotsch zijn ? Kan dan in hem, een zoo zwak behoeftig Schepfel, en zijne geringheid zoo klaar gevoelende , ooit meer eene opzettelijke en duurzaame begeerte plaats hebben tot zodanige daaden, welke hij duidelijk weet te ftrijden tegen den welbekenden wil des ALMAGTLGEN ? Moet hij dan niet zeggen: ö GOD ! mijn bef aan en leeven is geheel aan UWE ALMAGT onderworpen ! mijn wil zal ik ook geheel naar de UWE REGELEN? waarde Jongelingen! voor dew eiken mijn gevoelig hart en welmeenend verftand niet zullen ophouden te werken zoo lang ikleeve,, zoo langikeemge deugd kan betrachten en gelegenheid hebbeUl. nuttig te zijn (en hier toe onderfteutié mij den God uwes Heils!) Het is bij mij zoo zeker als het eenyouwigst bewijs der nooit feilende Wiskunde zelve, dat ieder Mensch, welke van zijne vroegfte jeugd af welgeregeld,, aaneenvolgend, overeenkomftig zijner verftandelijke vermogens en oorip ongelijk characier, wel onderweezen en geoejfend is m de waare kennis van zich zeiven, in de onfeilbaar dc Liefde toe God inboezemende Natuurkunde, in dc waare Zedekunde en zuivere Godsdienst, en onder die onderwijzingen toe eene verftahdige en deugdzaame eigenoejfening en zelfsbefiaur trapswijze en allengskens is opgeleid^ het is bij mij, ik herzeg het uit.de volheid mijnes harten, wiskunftig zeker, dat zoodanig een Mensch onfeilbaar verftandig, deugdzaam en waar Godsdienftig zal zijn. Indien dit dan waar is, overdenkt dan met de grootfte ernst uwe duure pligten. leert dezelve kennen en betracht hen ftandvastig, gij Vaders en Moeders omtrent uwe dierbaare Kinderen ; gij Leermeesters aan dewelke Jongelingen ter opvoeding zijn toevertrouwd; en inzonderheid gij Hoogleeraaren en Beftuur der s der-Jeademien, in welken men de vereischte kennis en deugd toefchrijft en erkent bij UI. A'anftelling, en die dus moet uitmunten in de bevordering van- waare wijsheid, deugd en Godsdienst, betracht dan omtrent de Studeérelide Jeugd aan uwe Hooge Schooien, die door hunne Ouders of Voogden, door de Maatfchappij (in welker, naam en tot welker duurzaam heil gij aangefteldzijt,) ja die door God aan uwe zorg en toezicht zijn aanbevolen , niet alleen om kennis te verkrijgen die zonder deugd allerverderffelijkst is voor ieder Mensch zelve, en voor de geheele Maatfchappij, maar om opgevoed te worden in waare wijsheid en deugd, die geene andere voorlichting en opleiding aan de Hooge Schooien hebben dan het Uwe, betracht zeg ik gij Hoogleeraaren en Curatoren der Academiën^ (ikipreek hier ook tot mij zeiven, in de laatstgenoemde qualiteit over de Hooge School te Franeker, om mij in die betrekking ten klaaren fpiegel en fterke aa.fpooring te verftreis.ken,)*betraclit met den grootften ijver en ernst die pligten die gij kent tot het hoogfte Heil van ieder. Jongeling* voor wien gij verantwoordelijk zi t aan uw eigen geweeten, aan die Jongelingen zelve, aan hunne Ouders of Voegden, aan de Maatfchappij en aan HEM' die de eerfte en alle beweegredenen uwer daaden kent. Dat toch geene valfche of verk erde toegeeflijkheid $ een van die dieï- I 2 feaarc  C 38 ") zij zullen «0», tó«>i,d^her4SSn^^?e S,Udenten' raaar Ge^/%* Leden der Maatfc^ Academie-Beftuurders deezer ReDUhliek'"dn gJ' HooSlceraaren en ten geftcld zijt, die ^^^cpÊh^^^ aller«^ P0Sphgce n betracht, naar evenredigheid^uWc? kS^"6^0-- ^ UW* ken naa mijnt vermogens nn H-ft- rlnnrS waereld! Ik koope mede te wer^ BamaffcheVol^ mün m waare Si/skeiaj de u gd tG^ ^ w&nS -ide! Leertnwe Voogden, Vermeestert e ^'X^tZ^J^Z^ ™* 0udere» gefteld zijn, in ernftige overweeSS? ■föftg UWer bdanêen van debefchonwing der fSS^^SS^^JSS^ over welke ik nog iets zeggen moet onu%wbaare bron zijner wonderen, Schip, hetwelkafmeenigmaalen isTd^ ronareist met een zulk eene menigte Sterrenen zo gij nm* n'tSsc^6^? ro^a vergrootglazen voor de Sterrekufdigen) om (^tlS,e?nYerkt,flginet en klaaren Hemel, dan ontdekt gij IgZZn^ hun getal door onze onderzoekingen altijd vermeerdert J •■ Wemelingen tot welke de Sterrekunde door gezonde redenen onleidr zijn wonderbaar aanmerkelijk! wi .weeten dat een exo^^Z^^ fchen en Dieren op onzen Aardbol leeven en geluk S« 1 V uitmuntend Microscoop (dat is een Inftrun enf iIndien m ecn voorwerpen ^mb&^Ml^^^^ ™ vergrootg azen om kleine menibmtijizelfs y*# zo JEHgS&d^oSïiSS ken, zoo meer ontdekken wij dat alles vervuld if met lecv^T n/ / °nde.zoein hunne foort door het leeven geluk genten DeTJ"9 e*** yekpr hpwppT^n rht- cnmm\no C^1U1V gieten jje Sterrekunde nu heeft ons zeKei beweezen, dat lommige Sterren (zo als ik te vooren zeïdei welke niet £ digt bij de zon, of te ver van ons af zijn, ook gelijk onze Aarde mJu V* verbaazend groote bollen zijn, welke het licht ook van Zll V £ Cn dat die ook gelijk onze Aarde in 't rond draa tn f Z°" °ntv™ë™; Sterren de Zon ook op en onderlat et dat zn nnl *?'* waarAdoclr N ^ , „ ^ uuucibaat, en aat zn ook even als onze Aardp rnnri om de Zon zweeven waar door zij ook verkillende TaSdrahebbS" en dat zij ook Maanen hebben die hen verlicht™ 1,? b•nebben' fcheidene; daar deeze Sterren dan zoo veel S^«W tohbrr, «^"^ 7?' wij bewooneiu dat onze Zon ook aan hm,ZZ nebben »w den Bol die die Sterren ook dagen! mLTj ^^Z^Ï ™ Z° dat in zij ook door l«^v3^Sï&PS?i^FI•• ifSWij he^'endat grinden. Zijn nu £n^? s^^^ weinige ontdekkingen die wij omtrent deze]ve £S5^£Ki£3&lf f rJr°W " TI?" gelijk onze Aardbol? of zouden die verwonde Ste^t te bollen, met al die groote magt en wijsheid door welke ^ft^n^T danig ingericht zijn, ook geene bewijzen van GODS GOEDHFm naar 1 digAeidm zich bevatten? zal onze kennis nu nieV74e?ï£ dat wij op de eerfte grondflag der Wiskunde en vl , v«ncnc moeten zijn gens opklimmende, « dt^W gedrongen zijn te moeten erkennen door de volheid derJoveituigingen onzes redelijken yerftands, dat m die. Sterren ook leevende en daar dol vet gedak vat-  C 39 > ïatlaare Schepzels zeer zeker zijn? maar nog meer: zijn redelijke wezens, die vcor wijsheid en deugd vatbaar zijn, en die'.dén SCHEPPER door zijne werden kunnen leeren kennen, dienen en verheerlijken, niet yecl verhevener en nog meer dt voorwerpen DER GUNöT VAN GOD, dan de Dieren die geene andere genoegens ol' geluk kennen, dan dé voldoening hunner Lighaamehjke behoeften V Is dan de vermeerdering van zodanige véritanuige en voor Godsdienst gefchikte wezens, zoo als wi] Menfchen zijn, niet op zedelijk zekere onfeübaare gronden volftrekt overeenkomftig met de bij ons duidelijk wel bekende volVÓI.MAAKIE ElGENSCHAiPEN van GOD? Is liet dus niet zedelijk zeker cat in aeeze Stenen , welke zoo veel overeenkomst met onze Aarde hebben, ook niet alleen redelooze Dieren, maar ook tettelijke, Voor wijsheid, deugd en Godsatenst yatbaare wezens zijn, die GOD op hunnen Aardbol, door zijne werken aldaar, kunnen leeren kennen, diei en en verheerlijken, gelijk wij hier moeten doen? Jongeling! die door uwe gedachten met de mijne dus tot de Hemeliche bdciegelingen opklimt, ik zal l mijn geloof in deezen, met eenen heiligen ernst rondboiitig zeggen: IK BEN VOLKOMEN VERZEKERD DAT OOK En DIE STERREN WEZENS ZIJN DIE GOD KUNNEN EN MOETEN DIENEN. Dit mijn zeker geloof beeft tot Fundamenten: 1. De Wiskunde, <2. De Natuurkunde, 3. De zedelijke zekerhe.d, welke in fommige gevallen, (fchoon dezelve niet voorde Wiskundige berekeningen vatbaar is, om dat zij niet onder de waarneemingen onzer zintuigen behoort,) bij mij even zeker en duidelijk is als de Whkonst zelve.. Want daar de deugd het voorn'aamfie van alles is, "zoude het dan geene allergi ootfte onvolmaaktheid Zijn in de zedelijke Waereld, indien daar ab.es op onwdsfe gronden fteuhde? zeër zeker ja! en dus moet daar pok eene duidelijke zekerheid plaats hebben. En ten 4. de Eer van den Schepper en Onderhouder des Heeials, welke door dit gevoelen onbefchnjffei jk veel verheerlijkt wordt, en daarom ook zeer bijzonder kan dienen om ons naar evenreeuighejd op 'te, wekken tot eenen vergrootenden eerbied Voor HEM, tot eene vermeerderende Ltiu.. jegens» DEM, endaar door tot eene bereidvaardiger en ftanövastiger' betrachting van ZIJNEN WIL tot ons oök fteeds toeneemend zeker geluk. ..,.,,«< Mna* waardig Jongeling! Vriend van mijn hart! nog hebbefl wij te zamen niet het'einde der bezegelingen van GODS ONEINDIGE GROOTHEID 1 ■Ik zal U opieioen tot net klaar en duidelijk bczéf, ja tot de voikomene overtuiging, dat de volmaaktheden van UWEN EN MlJNENGOD v lftrekt onbpuald zi-jt, indien gij mij, maar met eene heilige Aanüatht in die overweeging volgt. De Sterrekunde leert ons deeze zo itraks befchreevene Sterren, de Planeeten» wearneemen, om dat dezelve daar toe cigt genoeg bij ons, en niet te digt bi] de Zon zijn, MAAR DIE M LLIOENEN VASTE STERREN, WIER GETAL NOG ONBEREKENBAAR VERMEERDERT, als onZe oogen door beste Telescoopen of vergrootglazen geholpen worden, deéZe vaste Sterlen zijn nog veel verder van ons af dan de Planeeten, hét Welk door zekere waarueemingen is beweezen Doof deezen gróoteren afftand der vaste Sterren van ons, kunnen wij niets anders aan dezelve ontdekken voor zo ver mij bewust is (*) oatv dat zij altijd dezelfde alftanden van elkander behoudendat zij ons biet naderen noch zich van ons verwijderen, maar op dezelfde plaatzen dus blijven en tevens ook dat zij geene verduisteringen ondergaan, maar altijd even lichrgecveud blijven 3 zo dat het allerwaarfchijnlijkstis, dat zij het licht in hun ze'lven hebben. Nademaal wij nu zeker weeten, dat onze Aarde en alle die Sterren1* welke wij duidelijk genoeg kunnen waarneemen, ronde Bollen zijn, zóo hebben wij (buiten andere en veel meer beflisfende natuurkundige redenen) allen erond óm te geïooven, dat ook de vaste Sterren alle ronde Bollen zijn. Na. K demaal (*) Ik 7.eg ]lier uitdiukkelijk voor zoo ver mij bewust is, want de Natuur, en S:errekundigeontdekldHgeh kennen geene èaa'én; Dagelijks worden deskund.ge beoeffenaars iers nieuws vcor hun g. vim Veor wein.ge laaien ontdekte de Enpelfche Sierrckundige Birfchel e*» rog nooit vuf 'hem waarsenooraen Planeet, die om onze Zon loopt en de Planeet üranus genoemd wordt.  C 40 > demaal nu de vaste Sten-en hoogstwaarfchijnelijk uit zich zeiven lichtgeevend fchiL nen te zijn, zoo is het dan ook hoogstwuarlchijnelijk dat de vaste Sutren UIT ZICH ZELVENLICHTGEEVENDE RONDE BOLLEN Z;JN, eh dat ii dus met onze Zon zoo veel overeenkomst en gelijkheid hebben, dat wij eetni reden hebben tusfchen de vaste Sterren en onze Zon fan-dit omzicht eenig undericheid te onderitellen. Weshalven wij dus dezelve ook -hoog iwaurjWjkgttjk VOOR ZONNEN MOETEN HOUDEN. Geen bewijzen tip hie* tegenin te b.engen, maar zeer veele Natuurkundige, Sterrekundige en Zedekundige redenen zijn wel voor dit gevoelen op redencerkundige gronden aan te voeren zoo dat hetzelve meer als hoogstwaarichijnhjk wordt. Nog zekerder is het, dat alle die vaste Sterren verbaazend groote Lighanmen zijn , waar van veelen ten mnjten onzen Aardbol m grootheid zeer verre overtreffen, hetwelk duidelijk blijkt uit hunne grootere afftandèn van ons dan die der Planeeten, om dat fommige Planeeten zeker berekend worden grooter te zijn dan onze Aardbol, en die vaste Sterren zich aan onze oogen zo groot yertoonen als die Planeeten, en dat niet tegenitaande hunnen onberekenbaar veel verderen afftand. Wamde ondervinding leert ons datalie dingen zich alkleinder en kleinder vertoonen naar dat zij verder van ons afzijn. Daar dan die millioenen vaste Stenen zulke verbaazend groote Bol3e" TZV" welke a3Je 1,1 zodanig eene nauwkeurige orde in ftand blijven, ïuT WELKE GROOTE BEWIJZEN DER ÜNEiNDiGE MAGT EN WI1SHliD VAN DL OORZAAK EN DEN ONDERHOUDER DES HEELALS yerflrekken .ons derzelver betchihiwingcn l zouden alle die zoo groote Liehaainen, mdien het geene Zonnen zijn, dan ook geene blijken van GODS GOEDHEiD m zich bevatten zoo wel als onze Aarde? of zouden zij nutteloos zijn? cLtis yoigensde beweezene EtgeU/chappen van derzelver OORZAAK EN INSTANDHuUDER _ONMOUEUJK 1 onze Aardbol is vervuld met leevende engelukgenietendc Schepzelen; zetjs Udet druppel water is op zieh zeiven een bcwuonde Waereld, cn .wi, redelijke wezens laren her onzen GOD kennen en verheerlijken Êrtf-Kff?L— DIE AARDB0LLENdie wij als Sterren aan den Hemel zien MOEIEN, indien % door hunne vreeslijke vuurpoelen niet'ter weilichting en Verwinning vn zt»da,iigc bollen dienen, GELUKKIG LEEVENDE SCHEPSELEN ZijN om de weldaaden DES SCHEEPERS TE GENIETEN, EN OüK REDELIJKE WFZENS , die HEM Hdaar uit zijne Weiken leeren kennen, dienen en verheel Eken, ó waarde Leezer! hoe verliezen wi ons ielven in deeze bespiegelingen!, Ho., zijn wij dóó. drongen van een heilig en waar ver neven g. voelt Maar indien alle aie v.ste Sterren Zonnen, indien het zulke groote bollen zijn van vuur gelijk'onze Zon, dan moeten zij gelijk deeze nuttig is, ooK hunne groote nuttigheden bebben, dan zullen zeker om ieder derzeive o k eenige Aardb nen zweeveti, gelijk als om onze Zon, die alle met Sehèozelen vervuld zijn, dewelke GODS goedheid■,.ndervinden cn tiHt'vtrftandige wezens om hem • alfaar tc csren> 'u ^heerlijken, cn daar door altoosduurend gelukkig re wordenh,e.grout wordt aan het gaat der uewronde Bollen! hoe verwonderlijk onna ifpeurlijk, ja oneindig VLRMEkRDERT DAN' HIER DOOR HET ONNOEMELIJK ONBEREKENBAAR GETAL DER WEZENS DIE GODS GOEDHEID EN L.EFDE ÜNDERViNDEN , en die HIJ gefchapen heeft, om door wusiwid, oeu.o en-eene oprechte liefdé tot Hem altijdgelukkig te worden' w^?-^.S™eSZV rrC cn.ftaadcr.kef.de Leezer! wat zuilen Wij hier op zeggen?' pNEiNidG. IVDAN ONZE GOD iN MAGT! -VOLSTREKT VOLMAAK! IN VyjJSHE'iD EN GOEDHEID! wij weeten dit nu zeker ! dat, wrj dus van dit oogenbhk af hier naar leeven. 6 Sierrekunddl wat zijt"gij m den Godsdienst opwekkend! en wat al Hiih zult gij uwen Beoeffenaaren aanbrengen aocr hun 'te 'brengen :iot God! p. De Ontleed- 'He l- en Próedkande. ó Gij noodzaakelijke onontbeerlijke Weetenfehappen, voor het zo wonderbaarlijk bewerktuigd, zeer zwak, fpoedig gekwetst en tedergevoelend Menfchehjk lighaam.! hoe nuttig, hoe heilrijk, hoe pijnverlichttnd en fchielijk berftellend zijt gn, indien gij werkdaadig b.handéld wordt door eerlijke Menschhe"Vende ftandvastige en kundige Mannenó aan deerniswaardige, door hevige • pijnen  ( 4» ) pijnen fterk gefolterde en om hulp jammerende Lijderen! hoe ongelukkig, hoe bwklaagenswaaruig zijt gij Lijders, die bijna onder uwe .fmerten bezwijkt en om bij ftand en onddf leuning ten leeven en verhgting uwer fmerten zugt, indien gij vervalt in de khumwen van drieste, baatzugtige, domme, trotiche . ontniinschce handen! en hoe dikwijls gebeurt dit? Indien een m deeze Weetenfehappen zeer geleerd en bijzonder groot Vriend van mij. aan mijn verzoek, voldoet, dan zult g.j daar van», waarde Landgenooten! echte en ten Hemel fchreeuwende^ ja het fehavot verdienende en eisfchende bewijzen ontvangen. Hoe menigvuldig zijn alle' dagen overal de gevallen;, in welke men de hulp van in de Heelkunde en in ae Vroedkunde welgeoef ende en daar toe zeer gejehikte Perfoonen. volftrekt noodig heeft; en hoe allernoodzaakelijkst en onontbeerlijk is het ueihalven voor ieder Lid der Maatfchappij dat dezelve genoegzaam in getal zijn, en bekomen kunnen worden door alle Burgeren, zo wel door de Armen als Rijken. Maar gij behoeftige Vrienden! hoe ongelukkig is van veelen. uwer in deeze Repubhek het lot, welke op eenen grooten afftand van deskundigen woonen! ö A ine aan alles gebrek hebbende baarende Vrouwen! Waren uwe kermende ftemrnenin de ooren des buatsbeftuurs doorgedrongen, tot een redelijk, ja verpngt medegevoel, van uwen kundige hulp eisfehenden toeftand! waren die duizenden Kindermoorden, welke "er wed door domme, in hun beriep geheel onkundige, en daarom zelfs oolmenschle Vroedvrouwen en Vrpcdmeesters gepleegd'zijn, tot het onbedorven Menfchelijk verftand en hart, dan van waardige Volks beftuur ers doorgedrongen, zou ook dat hartgrievend gebrek in de MuatJchappelijke orde reeds zijn herfteld geweest, en veelen dier Menlchenmoorders de welverdiende ftr.vf hebben bekoo.neii, en men had fier ke en n nauwkeurige muldelm ter voorkoming der zelve in ftand gebragt, en met alle oplettendheid en ernst deezer zo allerbelangïijkfte zaake waardig ook in werking gehouden. Dat zulks dan nu met allen lpoed.gefch.ede, duo: hun in wier handen de bevordering van het heil ader ïnwooiidereo deezer Bataatfche Republiek is toevertrouwd en in het vervolg zal aanbevolen worden; dat men deeze zo algemeen onontbeerlijke IVeetenfcIiappen oj> de iiaauwkeurigfie ,wzl gegrondfte, gemakkelijkjle , minstkostbaarfte wijze doe onderwijzen , op een daar toe gen egzaam aantal Academiën in dit Gèmeenebest, op dat het Bataaffche Volk het ver eischic getal van braave en doorkundige Perfoonen verkrijge, om alle in deezen om hulp jammerende lijderen op het jpoedigst uit hunne ellenden te redden. Ik kan mijne Pen niet te rug houden , om hier mijne hartgrievende verontwaardiging ook daar over te betuigen, dat men ook de grondige kei nis deezer zo volftrekt algemeen noodzaakelijke Weetenfehappen, door de langzaam e bezwaarlijke en kostbaare weg der vreemde Taaien, maar voor weinige vennogenden verkrijgbaar maakte. Moeten de in alles behoeftige Burgers , (ik fpreek toe hun die dat ontmenscht gevoelen over de leerwijze in ftmd hielden en nog voordüMi) moeten zeg ik .de. Arme Menfchen niet gered worden uit hunne f nertcn die hun in fommige ja in veele gevallen veel jlerker treffen dan deil Rijken,* om dat zij alle ve>z:igtende. en verkwikkende m ddelen, ja het noodzaakef jk brood dikwijls daar nog bij njisfen ? ïk laat aan U ze ven over om door te denken, wie met de . zekerfte en duidelijkfte waarheid gefteld moeten worden in den g ond voor de eerfte oor zaaken van alle die Kindermoorden gehouden worden ? en wie het in 't vervo-g zullen zijn. Nooit heb ik mijne Pen zo fterk moeten bedwingen dan no. . Ik danke God dat -ik-.aan die misdaad des Staatsbeftuur onfchuldig ben, om. geene nuttige, veel min noodzaakeh.ke Weetenfehappen voor mijne minstbegoedigde Medeburgers en Vrienden te verbergen ten dienste v n de grooten der Aarde. Laateu wij aan deezen het veilige, vrije redelijk gebruik hunner Goederen, tot geluk, van hun ■ zei ven, en ten dienfte der Maatfchappij onbenijd bézittenen genieten Zij zijn in de tegenwoordige orde van Wereldfche zaaken nuttig en noodzaakelijk, mits, dezelve wel gebruikende. En laaten wij aai den Armen alJff muttige Weetenfehappen tot waare wijsheid en deugd uitdeden, dan verkrijgen deezen het beste deel, dat ook volgens het onvervreemdbaar Natuurrecht Eeuwig aan hun heeft behoord en ook Eeuwig zal toebehooren. WEE HEM DIE DAT TEGENWERKT ! Ka Schoon miO .* shaosjjd üd ni ;.vbx u . yjowbaoiV  ( 4a ) gehoon 'er eerstdaags op verzoek van de Curatoren der Academie te Frrneto, ingevolge hunnen last daartoe, van de Commisfie van Gedeputeerde! uk het Provmuaai Beftuur van Friesland, eene uitmuntende verLdehlfoyerJL Z ^at in 'tLicht te koomen, kan ik eehter niet nalaaten hier over ni 2tlT]T S Sè zeerb£hoeftiSc P<* te fehrijven, voor zoo ver r JJV n it?^ 0,n dat miine be^"e en hartenweusch tot hel Geluk van alle mijne Mcdemenfchen mede te werken, het van mij eisfehen * nademaal ^TI^rST1^ frezen worden door fommigen welke die ichoone en allernuttigfte verhandeling, met zullen zien. uJiL hfA t0t voorwerPen de voikoomene Herftelling van alle Ge¬ breken welke tot het uitwendig geftel, of zamenftelhug des Menfchetóken Ligliaams behooren, en dus niet alleen de uitwendige kwetzingen SdlS enz. maar ook de verrukkingen der Leden, het breekfn va 2 £ van ruggegraaa van ribben enz. welke in-de-daad waarlijk met alleen Vr^S maar wel ponder tolde inwendige zamenftdling det' Meufi^ltjLS£t behooren. Kan nu oo.t een Heelkundige of Cnirurgün weeten hoe die verr kkmgen gebrokene armen, voeten, ruggegraad, ribben enz. moeten word n heriteld, en kan hij weeten wanneer dezelve wel in orde gebragt zijn -onder te weeten de kentekenen,wanneer dat wel is uitgevoerd? Kan hij deeze kentekenen weeten zonderde inwendige gesteldheid van die bezeerde deden wel onderzogt te hebben, hoedanig dezelve zijn zamengefteld en wat noch ai verder invloed heelt op en verknocht is aan het gekwetste ? Kan hij hierin kund7zijnp ja ik mag meer zeggen, kan hij daar van ééuige kennis hebben zondervlhtZï geoefend te hebben in de Ontleedkunde van het zoo VttWoSjffl^lS^ en zoo verbaazend bewerktuigd Menlcheiijk Lighaam? Zouteee»ttffiS rene welke ook nooit geen ichrijven geleerd heeft, niet even goed, ja beter Si fenoon gejehrecven gelchrift kunnen vervaardigen dan ecn Heelmeester zonder Ontleedkunde die gebreken kan herftelien, in welke nog veel meer zamenftel liug en inwendige invloed plaats heeft? ik laat voor als nog de beantwooS deezer yraagen over aan ieder eerlijk en genoegzaam kundig Menfchenvnend. Een l^h%r^rtlX^^T^ ongelukken overkomt, leere hier uk hoe hiftot. Zijne neiltelling en zijn geluk moet handelen. De MoedkUftdè wordt U\.;olgmeen wel gehouden voor eene noodzaakelijke en zeer belangrijke Wectemchap, maar wordt dezelve door Men die haarwernaL dig beoeffenen van genoegzaam gemgt befchouwa? Weeten zij allen fik inreek hier met van ontmenschten maar alleen van welmeenenden, W^onköfide irt de uitvoering van deeze zoo zwaare zaaken, niet welmeenendheid kan beftaan ? weeterl .;ij allen zeg ik genoegzaam wat tot de Vroedkunde behoort,' Wat men daar bij hcobe m acht te neemen en waar op men al moet letten beide in '•ewoon'e en in minder voorkoomende gevallen V Is deeze Weetenfchan niet volfirrit <*» grendöpheri^ ook met het inwendige ten onderwerp? Deeze twee eérfte vraagef iS f door de overvloedige bewijzen der ondervinding met Neen beantwoord" De laatste vraag ö in zich zeiven klaar, duidelijk en ontegeöfbreeke'hk' en wordt door een ieder bevestigd met een rondberftie - IA 2FKFR"' Du. kan dan de Vioedkunde. niet beftaan, noch dien nfamdraaienGeheel a^FFmimAtU^?^™c} d£en draagen GEHEEL ZONDER ONTLEEDK UL^HE. Indien dit aan waarheid is, dan geef ik aan het oordeel Van ieder fe^fjf^f^^ befltsfen, of iemand tot de werkdaadige behandeling der Vroedkunde WEL MAG toegelaaten worden, zonder ten minsten dat geene van de Ontleedkunde te verftaan dat tot deeze Weetenfc/tap onmiddelijk \ Tv.ZZ\ "C °°k met, dat ieder 2Ü«e kunde door een opL baar Examen bewees voordiij 0f zij tot dc uitoeffening wierd toegelaaten?^ Ik worde dit fchnjvenae van de noodzaakelijkheid hier van hoe langer hoe meer overtuigd, en wel om de volgende redenen : j i. Om dat het openbaar vertrouwen op kundige en tot de werkdaadige beoeffening der Verloskunde wel gefchikte Perfoonen, eene zaak is van openbar en zeergroot Algemeen belang voor de Maatfchappij, en voor de Vroedmeesters en Vroedvrouwen zelve in het bijzonder. a! Om  C 43 ) Om dat de privaate of geheime Examens niet altijd het openhaar af gemeen vertrouwen hebben behouden, om als zekere bewijzen van de vereischte kennis, cn fit vnyódige gejehtktheid der geëxamineerde Pe;iconen tot cie daadelijke uitbeten ng der Weetenfehappen, over welke zij zijn geëxamineerd, te worueu aaugcdicrkt, om mees meer te zeggen. ..... 3.. Om dat zij hunnen hartstochten, door een vast vertrouwen op hunne kennis, ai. lijd velkocmen Meester moeten , zijn in de altijd min of meer aandoenlijke g,vallen in hun beroep, hunne ftandvastigbeid.moet zoo fterk zijn, dat zij in de uitoefening hunner zaaken niet zodanig kunnen worden aangedaan door "omflank.giltoon van tuiten, noch door eigene inwendige zwakheid, dat zulks eenigé belemmering aan hun kan veroorzaaken ten naadeeie eener goede uitvoering hunner gcvvigtige bezigheid. Zoo dat zij ten minfteu voor eene openbaare beproeving hunner kundigheden en Itandvastigheid moeten kunnen pal liaan cn onaandoenlijk zijn inhunne verrichtingen, dewijl het hier nog niet aankomt op het leeven vmi mee dierbaare Menfchen, gelijk als in het werkdaadige , maar men echter van hunne ftandvastigbeid, zo wel als van hunne kunde dient verzekerd te zijn, is het noodig dat men zich, door middel van "een examen, en van hunne ftandvastigbeid , en van hunne kunde vergewisfe. Maar zoude die trap van Ontleedkunde wel genoegzaam zijn tot de Vroedkunde, meien men daar'toe alleen verftaat een zeker gedeelte vim 't Menieheiijk lighaam ? dat wij dit overweegen, de zaak verdient ja eischt het wel. . Indien wij onze eigene duidelijke ondervinding van ons inwendig geftel eens raaopieegen volgens onze voorgaande menigvuldige waarneemingen', dan ontdekken-wij ontegerdpreekelijk klaar, dat ons Lighaam een' zeer grooten invloed heejt op erts verpand, zo.dat kwetzingen van hetzelve in 't algemeen'werken op on■zen geest. Door nog .naauwkeuriger en bepaaïder waarneemingen, bemerken wk zeer duidelijk ja zeker, dat de ongefteldheden. aan ons hoofd nog wel den meesteir invloed hebben op ons denkvermogen, en wel tot zodanig eenen graad, dat het verftand daar door geheel kan ontftcld worden. Daar die nu kan plaats-bebbén aan volwasfen.e en wel bevestigde geitellen, hoe verbaazend veel meer dan, en hoe veel fpöedigér kan zulk gsfehieden aan een Kind bij zijne geboorte, van het. welk alle. lighaamsdeele» ->o»*crb*arlijk teder en vatbaar zijn om verzet of .verrukt te worden, ja welks dik ft e en vaste beenderen zelf zeer buigzaam zijh! hoe fehiehjk derhalven kan een kwalijk beftuurde hand een zo allertederst geftel befchaadigen, maar inzonderheid het zo zaamgefielde hoofd en daar door het hersfengeftel en verftandl Zouden dan de Vroedmeesters en Vroedvrouwen met noodzaakelijk dienen te weeten het inwendig lighaamsgt/U van dat verbaazend teder, zo ligt deerlijk en fomtijds vooraltijd, ja dikwijls weldood iejehadigd, voor zijn Ouders en voor de Maatfchappij zo alïerwaardsf. en lijdelijk Sehepfeltje ? En moeten zij allen ook niet volftrekt noodzaakekjkgro/tógwc^*», hoe Zij dat voorwerp van medelijden en MenschlieVendheid moeten behandelen, om dat deszelfs eerfte leeven, de grondflag van deszelfs volgenden welftand, geheel in hunne handen is ? Is het. ook geen. noodzaakelijk vereischte en voor hun eene aller» heiiigite pligt, om de,zo bezorgde Ouders, tot welzijn hunnes lievelings, naauwkeurig en meteen edel zeer gevoelig hart te .onderrichten, om dat verrede meeste Ouders daarvan geene kennis kunnen hebben ? Is dus ook de Ontleedkunde van eer etgeboor ene .Kinderen enz. ook niet onontbeerlijk? kunnen zij dezelve bi" mogelijkheid wel misfen tot eene maar maaiige pligtsbetrachting in hunne zo dikwijls •veel te ligt geachte, in de daad alierzwaarwigtigfte bediening? Indien men eens van eenige voorwerpen de gevolgen naauwkeurig wist, van de kwaade en zeer verkeerde behandeling der eerst gebooreue Kinderen, zo aan hun lighaam in 't algemeen, alleen maar door het ijsjelijke naauwe zwagtelen en inpakken, en in 't bijzonder aan hun verftand door liet voorgewend, veel beter in malkander zetten der dan nog zo buigzaame deden van "t hoofd , het maar een weinis gevoel hebbend Menfchelijk hart zou 'er van ijzen ! Nademaal deeze Weetenfchap nu aan de Academie te Franeker in de Neder* düitjche laai wordt onderweezen, zo hoop ik tot heil der Maatfchappij, dat daar van het vereischte zo nuttige bedoelde gebruik zal worden gemaakt; Hoe groot en uitgebreid is deeze nuttigheid wel, indien het gedecreteerde Plan h m  < 44 ) in voile werking gebragt, wel in ftand gehouden, en nog verder verbeterd wordt ^ daar de Hoogleeraar m deeze Weetenfchap (in welke Aapt hij reeds zedert eenigen tijd is werkzaam geweest, zo wel door het geeven van openbaar e lesj'en voor een ieder die 'er lust toe heeft om zich door dezelve te bevoordeelen als door bijzonder onderwijs voor zijne Studenten) is beroepen tot Proffeslor inde Ontleed Heel- en Verloskunde in het Nederduitsch, met Commisfie om alle Heel en Vroedkundige Operatien aan de onderhoud'genietende Armen vangehedFriesland, in'tbijzijn zijner Leerlingen gratis te verrichten; dus is dit onderwijs aan de HOOGE SCHOOL TE FRANEKER, niet alleen in de befchouwdijke kennis* maar ook (en dat eene voornaame zaak is)in 'werkdaadige ondervinding. Ach! dat deeze ' voor de Maatfchappij zo aiierheiizaamfte inrichting in de BESTE WERKING WORDE GEBRAGTi, niet alleen aan deeze Academie, maar IN ALLE HOOFDVERDEELINGEN DEEZER REPUBLIEK, voigens de algemeene zo groote behoejte des Bataaffchen Volks, in deeze zoo algemeen om fpoedig herftcl fchreeuwende zaake, en AAN ALLE ACADEMIËN OOK MET GELIJK RECHT op grond v tfe kennis van derzelver inwendigen aart, dat is, uit welke veifchülende foorte*? van ftoffen ieder Kruid is zamengefteld, en welke evenredigheid derzelver hoeveelheid tot malkander heeft in ieder Kruid of Plant, om derzelver geneezendj tochten aart te kennen, en tot welk gebruik dus ieder Plant op zich zeiven gelcniKü is Zoo dat dus de Kruidkunde onontbeerlijk is voor de Geneeskunde, om dat de Geneeskunde beftaat in de grondige kennis der Ziekten en in de middelen welk» tot derzelver herftelling mosten dienen. De Heelkunde Zoude die ook de Kruid, kunae kunnen ontbeereh? .. .. ik kan niet voorbij hier twéé aanmerkingen te maaken, welke bij mi] ontftaan, gedeeltelijk door eigen ondervinding en door getuigemsfen van anderen, en wel voornaamelijk door mijn aangenomen Principe, dat de Natuur voor ons volmaakt in haare werkingen moet zijn, mits dat wij dezelve dooi onze eigene welgeregelde werkzaamheden tot ons nut en voordeel weeten te lcniKKen, en te leiden, ten welken einde wij ons verftand en vermogen tot werken ook neDben ontvangen, terwijl ik de volkomene beilisfmg hier van overlaate aan net onbevooroordeeld, eerlijk en naauwkeurig onderzoek van des kundigen, we Ke ÏÏÏ^SÏÏow den tijd hier in groöte eh voot het Menfchelijk geflacht allerheiizaamfte ontdekkingen, zeer zeker zullen doen, en welke zullen vordeien naar evenredigheid van het naarftig, onzijdig en naauwkeurig onderzoek, net welk men daar toe zal aanwenden. . i Miineeerfte aanmerking is deeze: dat fchoon de Menfchen over den geheeien Aardbol onder alle Climaaten of Luchtgeftellen woonen, des iuettegenftaande het hun gewoone Luchtgeftel, volgens de algemeene ondervinding* met de Spijzen welke aldaar voor hun groeijen eene bijzondere Jterke invtoea en Gewoonte ter meeste overeenkomst op hun heeft, tot welftand hunner geitellen en hume opvolgende geflachten worden daaraan meer en meer gewoon, zelfs zoo dat men dageliiksch ondervindt en ook zegt: „ de gewoonte is de tweede futuur Daar nu ieder Luchtgeftel bij de aan het zelve bijzondere eigene fpijzen,, wedce voor derzelver bewoonelers het best gefchikt zijn, en dewijl onder ieder Lucntgeltel natuurli-kzonder behulp der kunst zo veele verfchillende foorten van Krulden groeiien • zouden dan de Kruiden van ieder Climaat, ook niet hetbest gefchikt zijn voor de nnftfeft^dhedenvan derzelver bewoonders, miis ook in tijds enwel gebruikt? Indien gvSSSêffi^^èïïdaa^iih dan de Natuur niet allergebrekkigst? LeiSphdl onJidiae waarneemiugen ons hier toe niet meer en meer op? Indien wijde rennis dér Ziekten van ons Land met de Kruiden welke hier groeijen onzijdig en naauwkeurig onderzochten, zouden Wij daar ih dan niet nog meer vorderen? ' 's Daar de Natuur zoo wonderlijk rijk is door haare zö menigvuldige voortbrengselen in ieder Land, en zo kunstig in derzelver zamenjielling en verfchcidenheidvan aart, daar wij de volmaaktheden vart de werken der Natuur en onze eisen* onkunde meer en meer ontdekken naar evenredigheid wij deze ve Ortzifdie en naauwkeurig onderzoeken, zullen de Kruiden dan op zich zeiven ooit n et veel volmaakter zijn als dezelve in 't algemeen tot nu toe in de Geneeskunde crehouden worden, en zouden dezelve door alle kunstbewerkingen wel zoo veel nuttiger en beter worden ter Geneezing, als men onderftelt? Indien een onkundig jyjVnsch de Geneesmiddelen van een kundig en waardig Doétor veranderde en met veele andere zaaken vermengde, zou dat wel verftandig en tot veiWheid des lijders zijn? zijn wij nu kundiger en meer genegen tot de bevmSmio U het geluk der kranken dan de SCHEPPER DER NATUUR? Ts het dus niet veel voorzichtiger, veel wijzer, en zou het dan ook met veel heilzaamer ziin voor de zieken en ongeftelden in't algemeen, dat wij ons behoeden voor die verkeerde Geestdrift om de Natuur te willen verbeteren en dwingen? Leert niet de dagelijkfche ondervinding dat wij wonderbaarlijk veele voordeden van de kennis der Natuur hebben, wanneer wij de aanwijzing van haare wijze van werken van volgen, en dat onze tegenkantingen aan dezelve altijd naadeeligzijn «« dikwijls bij voortzetting voor ons doodelijk zouden worden? Het volgend geftacht geloof ik, zal hierin wel wijzer worden dan wij zijn. Ik voorzie hier omtrent ook al eene groote Revolutie, die insgelijks ook op de Natuur der dingen gegrond zal worden,  ( 48 ) De Scheidkunde is eene Verwonderenswaardige Weetenfchap , zo om derzelver algemeene en onberekenbaar vceie groote nuttigheden, als oai derzelver pnnoeme.ijke cn zo geheime ontdekkingen ten aanziene van de foorten der ftoften uit welk© de iMbuuur haai e Lighaam en en vioeijftoffen zamenftelt, en wel zodanig dat Qa groote Schéidkunftenaar telkens als op getoogen ftaat over zijne nieuwe en nuttige ontdekkingen, in de zo heilzaame verborgenheden der Natuur. Zij is de OntleétilFer en ontbindfter der vioeijftoffen j der Planten en der vast, Lighaamefl en leert ons uit welke onderjcheidenefoorten van Sloffen teder is zamengtfiela, benevens c e hoeveelheid van ieder joon van Stoffen uit welke dat voorwerp dat zij onderzoekt beftaat, met den aart en de kracht van ieder aerzelve en dus ook ucn aart kracht en hoedanigheid van het geheele voorwerp van haar onderzoek. Haare onoegnjpelijk groote en veele nuttigheden op te tellen en te befchrijven is mij onmogelijk. Zij is de zekere en vaste grondflag van onnoemelfk veele noodzakelijke eii nuttige Weetenfehappen. Zij is dtó volftrekt onontbeerlijk voor de Geneeskundigen die, den aart der Ziekten kennende, ook moeten weeten welke miadelen voor dezelve gefchikt zijn; en zouden de Heelkundigen niet behoeven te weeten den aart en kracht der Heelmiddelen die zij gebiuncen, als zij den aart der ongemakken die zij behandelen wel kennén?'zeer zeker.' Dut zij dan beiden de Scheidkunde naauwkeurig vraagen. Begeert een Jongeling eene Fabriek te leeren, waar in eene zamenmenging van onder jcheidene jiofen piaats heeft, in welke foort van Fabrieken dikwijls zeer naadeeJige ontmoetingen voor vallen, van welke men ge,nc oorzaak kan vinden, dat hij dan ter voorkoming van u;t fchaade zich eerst in de Scheidkunde oeffene* en zijne moeite en kosten zullen vtemudlg beloond worden. Begeert men de nuttigheid of fdaadehjkheid derjpijzen te wteten, dat men de Scheidkunde wel roadpiecgc, en zij zal tot onze vmtghetd kiaar antwoorden: Begeert g;j, waarde Jongeling.' de wonderen der ■ Aaiuur grondig te onderzoeken, met een zéér verheven hedz'iam oogmerk, en hebt gij de vereischte gelegenheid en middelen daar toe, leer dan de zo wonder ijk nuttige Scheidkunde zo naauwkeurig als gij kunt, zij is onuitputtelijk in ontdekkingen dewelke gij daar toe zult doen, die U zelfs zeer belang- r.jk zullen *.ijti„ en waar door gij der MaaH>haPpij «nWtaalbaare dienften kunt doen, indien gij uwe kundigheden tot haar heil niet in U zeiven vcrlmcort ' maar aan dezelve mededeelt, door het edelmoedig bezef dat gij niet alleen voor U zilv.n leeft maar ook voor uwe Medemenjchen, die in de Natuur der duiden tot uwe Broederichap behooren en van welke gij zelf ook groote voordeden ontvdnèt, , Indien dan de Kruid en Scheidkunde der Maatfehappij zo veele zulke onontbeerlijke cn wonderlijke groote voordeden aanbrengen, hoe noodzaakelijk is het dan derhalven dat die beide Weetenfehappen in da iVederdiiitjche Taaie worden Onderweezen tot algemeen heil voor het Bataaffche Volk! hoe nuttig is dus deeze inrichting aan de Academie te Franeker! hoe waardig om tot de grootrte volkomenheid aldaar gebragt en alommeingevoerd te worden! De Arlzenijmengkundb is eene Weetenfchap van de groote zamenmenging der veele enkclde en ook op zig zelve nog zaamgejlelde Geneesmiddelen , waar door de berekening van den waar en aart en kracht, mij onmogelijk töefchi nt te meer om dat dezelve ook ftrijdt tegen mijn principe van dc volmaaktheid der voortbrengzelen der Natuur, welke men r.aa een weinig ©effening en met eenige oplettendheid niet dan met verwondering en eerbied kan btfihouwen. Zekerlijk zal deexe Weetenfchap ook haare nuttigheden hebben, maar deeze zullen mijns oordeels evenredig zijn, naar gelange men in dezelve de Natuur zelve tracht te volg n en tot wijze Leermeestereslè en getrouwe geleidflxr aanneeme. Tot eer voeler groote Geneeskundigen moet ik hier aanmerken, dat dezelve van tjd tot tijd het Sijsthema van de enkelvoudigheid der Geneesmiddelen ook meer en meer daadelijk volgen. Zeer zeker zal het nuttig zijn voor de Maatfchappij in *t algemeen en tot verbetering deezer Weetenfchap zelve in 't bijzonder, dat dezelve ook in de Nederduitfche Taaie geleerd werde. Dit zal dezelve meer en meer berocven van de ichaadelijke bekleedzelen van het naadeelige deezer kunst, en zij zal daar door Q0k  C 49 > 2«2K&S?Ö£& ^Kommen zich UrimS* t * 'f,r dcT ***** zcive no: dza.L/i/i. ï J l Mtvatrt, zo moet de bevordering van de*cive nouU^auuMjk. cte aandacht en zarpe bvïrwtttrJf» ~ % ' , // , x aftüürtfe pt'tufr™fiBtedeezes Vüiks eene düure belofte. p^n op zien Lebben genomen, mee We^,Ss K™?'™^ dagelijks leert dat de grondige kennis deezer ÉtvóecÉit zuude hei- ?Hn ï, . "KBrfteuning van Latidswege, Zeer FfifwIlltSSlltó il,riChti"g- ?°k "°8 ontkennen ja, zcifi K%^xW?Wa5^e^«^&„e" toa,ajds T' aI ,!,et Ti ^ •• ' " "-ene wijze welke men in zeer veele ffevalkn fes toSSfH? ïmarenis in dee- Weet^p-Tkweet StoSe SÈ1^^?f dath^ Aeademieieh- en School Onderwijs der ^Süèts^M^ ?- bdehomvn.g fa en dar de Ondervinding zelve-het vuoinaamite is, dit üaa ik ook volkomen toe 'maar wie zal hst best irehWiiV gafi oe ondervinding maaken ? hij die gewoon is ^e^fSeïS» §3 ke en zekere gronden het welk door d. ^kc^^^'^^gS^ Zeeyaortkunae .an de Academiën en in de Schooien wordt geleerd, rf^dl nooit_ bepaald heelt leeren denken en daarom niet weet waar op hi ShTail Sg^entffi de ondervinding gepaard wèt|PM denkwii^ meè veel bekwaamer §f lïütü^^ fiet jlffi maar half Man, en dat ISSfSfe fV? "1C?1 ^ Laadingen en Menfchen KSS^ ?e£ de der Zeevaarenden? Hoe ^IwSSlS^ uoo\Senocgzaarae kennis crediet zullen daar door ook ^^SSW^^^^^ En welk P4an.. ter her/telling derzelve. Hierom onn 'ppldp na « y , fc-* nin^ Sffi SS e" ^ L tQOm deeze redenen behelst dan dit Decreet tot aanvangelijke inrichting daar ïiïiMiï*" èlMfftHï ee^mffë Z0dan& is We rnimthegudigh'.y {den fdiW' JÊ m de Vreffd! 2"a}M ™ ^ ïloogë Geleerdheid begeer en g oc]j*Tiea, ae geringe hom van één-honderd Guld,m 7aarti/£t \»^a ö * onder den titul tut Heil van *i Vaderland ,n dn jaarlijks, w^dc gegeeven reniiaaiide Decreet 4^ •™ " M 3 Zulh m^a^h ™ ^]  gfe C So ) De reden waarom volgens dit Academie Plan zoo veele Weetenfehappen m de Nederduirfclie Taaie aan deeze Hooge School moeten worden onderweeg, cn dat ikin dit Betoog deeze inrichting zoo fterk voorftaa, zijn ë^»^t de Latiinfthe en andere zogenaamde doode Taaien der oude Vodken m tegeuoVer^S 4& £ leevenae Taaien der thans beftaande Naden, als nutteJxK* SSwd3 immers het Gedecreteerde Plan behelst uitdrukkel„i* Inftandhouding van het onderwijs in de eer ft en, om dat dezelve ,n g daaa zeer nuttig ja noodzaakelijk zijn voor een ieder die genegen is tot , en ztch kan toeJeggen opgde hoogfte endtgebreidfte beoéffening der Weetenfehappen, zn zijn onontbeerlijk om de regte kennis te verknjgen van de oude Vuikcn a beheizen dm door een groot Gefchiedkundig nut; zij leeren Wj^-^ ichappen in 't algemeen dc eerfte bronnen of opkomften met deizJver xo.deringen en ontdekkingen; terwijl zij ook tot het verkrijgen eener diepemim|efcreide kennis in de Weetenfehappen onontbeerlijk zijn, om dat oebe ^ meest alle in de Latijnfche en andere oude Taaienhebben gelchreeven Dejwe^ de Taaien der tegenwoordige Volken zijn nuttig en noodig tot het yttkrngen derS van hl™ eichledenisfen en Charters van hunne We^ap|eh van hunne vorderingen en nieuwe ontdekkingen in dezelve, ter onzer keimg ento. e bevordering van den Koophandel met hun. Daarom is het or^erwijs m de -t;,geu fche en Hoogduitfche Taaien ten mmften ook nog aan deeze Academie hoog. 710 Door het bezef van voorfchreevene en meer andere nuttigheden, welke de kennis der vreemde Taaien kan aanbrengen, is dan door het Beftuur deeze*! Gewests gedecreteerd, dat ook 21 der minstbegoedigde Jongelingen, zonder ondeaeheidvan Godsdicnftige gevoelens, die voordeden kumjen f^^> ™* zoo ver de toezegde Som zulks toelaat, maar welke ond^fteï;i?fl^^ van tijd noodzaakelijk moet verhoogd worden , om dat anders het bedoelde oog merk niet wel kan worden bereikt. . . tt,„w«** Welk een nuttig gebruik kunnen dan ook de met Rijkdom gezegende burgers van deeze Academie maaken, door hunne Kinderen aan dezdye totdej^ogdtó ♦nn «in VVeetenfcbappcn ©p te leiden i welt» Coatten van wijsheid ^nucu * ^££S«a^ doen, welken het aan geene middelen ter verknjgingont. Wk " Celukkig kunnen zij dus voor zich zeiven worden, en welke onhete* S^^C^menigviildige voordeden kunnen zij daar door der MaatM aanbrengen tot eene hunne eeuwige zogenaamde naagedachtems. l^SSSb^to* Jongelingcn%elke\och zelve , noch welker Ouders in Haat ziin om de kosten tot de uitvoering te draagen, insgelijks uit *La™s,La/~ 1 fatneSornZneen honderd Guldens ieder Jaarlijks werde gegeeven , wf'^f %^%7£^ooge School, alleen door middel van de Nederduitfche Taal, onderweezen te worden in de volgende Weetenfehappen, als: ï In het Natuur- en Burgerrecht. 2. In de Gefchiedenisfen, en van ons Vaderland m t bijzonder. 3. In de Aardrijkskunde. 4. In de Nederduitfche Taalkunde. ti. In de Wiskunst. > , „. En zulks met oogmerk en uitdrukkelijke verbintenis, dat deeze n Jongeling^ de vereischte kundigheden en bekwaamheden verkreegen hebbende, zeven aaninvolgende Jaareniu tot HET ONDERWIJS DER JEUGD, m eene der Grondfchoolen deezer Republiek, moeten verpligten, onder verdere bepaahngen in het gedecreteerde Plan vervat. . Daai-deeze Weetenfehappen van een allergrootst belang voor een Vdk zfln, ia onontbeerlijk ter bevordering en bevestiging van deszdfs waar en duurza m geluk, (waar van ik hier voor maar zeer weinig, m vergelijking van t_ze groot %heel, heb aangehaald ,) hoe allernuttigst en heilzaamst kan dan de«el "«cfmng door den tijd voor het gantfche Bataaffcbe Volk worden , en inzonderheid warineet-men dez Ive in 't vervolg tot die volmaaktheid brengt, waar voor zi, vatbaar kl Die Weétenfchppe» welke voor ieder Mensch nuttig en noodzaakelrk zij» ter bevordering van zim geluk, moeten ook door *&^*^J«!^ worden, want het Recht der Natuur, om door wijsheid en deugd S^£kig *J  € 51 $ -Kunnéti worden; is niet alleen voor allen Menfchen gelijk, maarook de uitoeffening ■ Van clat Recht mag nooit door iemand worden verhinderd, en htt Maatschappelijk .. belano ën daar uit gebooren Recht /eiichen derzelver daadelijke fa... acung voor ■eiken*burger. Daar nu die Weetenfehappen, weïke voor ieder Mensen nuttig cn noodzaakelijk zijn ter bevordering van zijn geluk, pok voor_ ieder ■ Mensch verkrijgbaar,motten zijn, en dewij: er tot het verkrijgen van W.eeten- ■ ichappen gefchikte middelen .noodig zijn, moeten 'er derhalven in ïeotr Maat- ■ fchappij ook geichikte middelen zijn■, ifibor welke die Weetenfehappen door ïeüer ;Mchsch kunnen verkreegen worden. Deeze middelen zijn algemeene o, Grondjchoolen^w Academiën, of Hooge Schooien. Alle Burgers nu kunnen onmogelijk hunne Kinderen aan-.deeze Academiën doen Onderwijzen, maar de Gronajdooien zijn de irmchtingemot algemeen Onderwijs-.gejehikt. Zo dat derhalven mfte Grondjchoolen alle die Weetenfehappen moeten Oudeiweczcn worden, wélke voor fllle Menfchen.ter.bevordering van hun geluk nuttig en noodzaakelijk zijn, en dezelve moeten-aldaar, ook voor ieder een zonder een tg onderfcheid even goed vertembaar zijn, dat is VOOR DE KINDEREN DER ALLERBEHOEFT IGSÏE BURGERS EVEN GEMAKKELIJK EN VOLKOMEN ALS VOOR DIE DER RIJKSTEN; Weshalven alle onvermpgenden hier in moeten wor•den bevrijd van de kosten. ..Maar wie kan wel onderftheiden welke Perföo.nen die kosten kunnen betaaien en welke daar van bevrijd moeten zijn ? Zal zelfs daarom de eeiiijkfte en welmcenendfte Rechter hier in zeer zeker niet dikwijls onrechtvaardig zijn ,tot groot naadeel van het noodzaakelijk algemeen Onderwijs, en daar door ook tot billijk en fomtijds hevig ongenoegen. der. anders vreedzaa■mc''Burgers? Zou het dan daarom niet zeer nuttig zijn, dat het algemeen ön- ■ dei wijs der Grondfchoolen geheel uit eene. algemeene Cas/a wierd. .betaald, het •zij uit eene Diftricftv Departements-Cas, of uit de algemeene Naubnaale Gas'? Zoude zodanig eene inrichting de algemeene beoéffening der W etterde happen niet zeer fterk bevorderen en daardoor het geluk der Maatfchappij over het geheel, en van zeer veele haarer Leden ïn\ bijzonder, niet verwonderlijk veel ver- : meerderen ? ik denk zeer zeker van JA, en daarom oordeelc ik dat deeze, in de ■da-a -ahergewigtigfte zaak, de aandacht enerrftige overweeging van deskundigen, Cll inzonderheid van die geenen wcUre in decisn c)e magt van Wetgecving, ■ oi het vermogen om het openbaar Onderwijs grondig te kunnen verbeteren, is toevt-rtrouwu en aanbevookn, met allen fpoed verdient en eischt. Zon het hier bij ook niet zeer noodzaakelijk zijn,: dat 'er een welgeregeld naauwkeurig Tóezicht op het School-ondeiwijs in ieder plaats ware, en dat deeze in betrekking ftonden en ondergefchikt waren aan een Hooger Beftuur over het openbaar Onwijs? ja wat al meer ve rbeten: gen tot Heil des Menschdoms kunnen en moeten hier'nog worden ingevoerd! waar zal de pen van deskundigen een eindpaal van ! nuttig fchnjven vinden* indien hun verftand zich bepaald heeft, tot de naauwkeungfte en uitgebreidfte befchöuwiiig der oorfprongelijke vermogens van den Mensch! voor welk eene groote groote wijsheid en onberekenbaar verheven geluk hij door zijne Natuur vatbaar is! welke Weetenfehappen hem daar toe al kunnen dienen ter zekere en onfeilb.aare bevordering van hetzelve, met de middelen door welke Hij die zo heilzaame kundigheden kan verkrijgen \ een einde zullen zij nooit hier in zien, maar wel eene fteeds toenecmende vermeerdering deezer vatbaarheid van den Mensch voor geluk, door wijsheid, deugd en Godsdienst! en cit denkbeeld zal vergrooten naar evenredigheid der töeneeming hunner kennis hierin! welk' éen verrukkelijk denkbeeld! welk een verheven heilrijk uitzicht in 't vervolg, voor allen die eene voorjmaak door ondervinding hebben van dat geluk, het welk door een wijs, deugdzaam en waar Godsdienftig liè} ven wordt aangebragt! dat het algemeen gekend worde! , Dat wij nu de Inrichting deezer Academie eens kort befchöuwen met opzicht tot den invloed welke zij kan hebben op het algemeen Onderwijs der Jeugd in dé Grondfchoolen * en het welk zij ook zeer zeker zal hebben, indien de Academié en de Schooien door een. goed toezicht wel worden beftuurd. De Jongelingen die aan deeze Academie tot Onderwijzers der Jeugd in 't algemeen worden opgeleid en aangekweekt, verkrijgen daar zeker de zo allernuttig; R ■• ft*  C 52 ) fte kundigheden van die Weetenfehappen welke aij verpligt zijn te leeren è maar buiten die worden ook aan deeze Hooge School in de Nederduitfche Taal onderweezen: de Vestingbouwkunde , de Natuurkunde, de Werktuigkunde} de Sterrekunde, de Ontleedkunde van het Menfchelijk Lighaam, de Kruidkunde cn de Scheidkunde. Daar nu deeze Weetenfehappen allen, (fchoon den een meer dan. den anderen ) zo algemeen nuttig zijn$ en in hunne eigene Taal, en wel aan de '.zelfde School worden onderweezen daar zij leeren, daar zij met die geenen verkeeren, welke in die Weetenfehappen lludeeren, kunnen zij nu welbij mogelijkheid geheel onkundig van die allen blijven, indien zij een werkzaam en vatbaar veritand en lust tot Weetenfehappen hebben? en aan de zodanigen kan ea moet alleen dat voorrecht toegeftaan worden $ maar te»meer door hunne eigene oeffening verkrijgen zij ook meer vatbaarheid voor$ en lust tot kundigheden, zullen zij nu door dat alles niet eenig denkbeeld van alle die Weetenfehappen bekoomen, en zal niet zeer zeker de eene of andere derzelve, bijzonder hunne aandacht tot eenig naadenken en verder onderzoek opwekken, en wel inzonderheid nog te meer, om dat hunne eigene Hoogleeraars hen daar toe wel zullen opleiden, ten minften in 't laatst hunner Academie Oeffening? Ik ftel vast dat wel zeer zeker dit gefchiedenzal, fchoon door den eenen meer dan door den anderen. Hoe veele Weetenfehappen worden dan daar door overgebragt en algemeen veiipreid uit de Academie in de algemeene Schooien en door de geheeie Maatfchappij: hOli UITGEBREID NUTTIG WORDT DUS IN KORT EN TIJD HET NEDERDUITSCH ACADEMISCH ONDERWIJS! HoeaUergeJihikist enonbezefbaar nuttig is derhalven liet aankweken van Schoolmeesters aan zodanig eene Academie! Zo wel als deeze Academie nog verder verbeterd kan worden door meer Taaien aan dezelve te doen leeren, gelijk ik boven reeds aanmerkte, zo nuttig en noodzaakelijk is het bok dat men nog meer Weetenfehappen aan dezelve onderwijze. De voorzichtigheid om deeze zo veele onderfenejdene herftehïngen eislchende Academie, niet door een al te groot en te kostbaar Pian onverbeterd te laatcn blijven, is hiervan de reden. De Muficq, de Tekenkonst en meer andere Weetenfehappen zijn geenzins vergeeten, maar deeze kunnen altijd in ftand gebragt Worden 3 Eene We*t*nfi,Lap ie 'er nog welt» .-><-^~aVi;^lijk'algemeen dóCT aUe Menjcneu moet geleerd worden, en waar omtrent geen het roinfte tijdverzu im mag plaats hebben, over welke nog geene daadelijke bepaalde ichikking is gemaakt. Deeze Weetenfchap is: liet Onderwijs in den Godsdienst, welke zeer zeker voor ieder Mensch zonder eenige uitzondering de allernoodzaakelijkfte kennis is. Maar wat n Goesdiensr? wat moet men daar door verftaan? wat bchoordt al tot denzelven? Welk' eene wonderlijke zamenloop van omftandightden ontdekt zich hier aan 'mijn verftand! Alle Volken hebben door alie djden de noodzaakelijkbeid van den Godsdienst erkend, en doen het nog. Welk' eene groote Eensgez-ndheid in gevoelen! welk een onnoemelijk aantal van Getuigen ter bevestiging van deeze zelfde zaak! Kan een valsch gevoelen zo langen tijd door zo veel Menfchen van zulke onderfcheidene kundigheden in ftand blijven? Neemt de reden cm eene zaak voor waar te houden niet toe naar evenredigheid van het Getal der Getuigen voor dezelve, en bekrachtigt de langduurigheid des tijds, in welke eene zaak voor waar is gehouden, ook niet zeer fterk de redenen tot die waarheid ? Maar nogmeer: de'wa;aheid,vandenoodzaakelijkhe'ddes Godsdienstsfteuntniet op oude Gefchiedenisfen alleen, in welke men op Gctuigenisfen van anderen alleen afmoet, maar'zij' rusi!-op den aart der dingen, welkt ieder Mensch met eigen oogen altijd dagelijks biji houwt en op den Aart en Eigenjchappen van hem zeiven. De grond deezer waarheid is dus altijd nabij ieder Mensch en inzonderheid in hem zeiyen. Hoe groot was en blijft ons altijd de gelegenheid, om de onwaarheid van zulke nabij ons zijnde zaaken te ontdekken, en hoe lang moest dezelve dan al door bet een of ander groot verftand ontdekt zijn, het welk nog nooit door tén eenig Mensch in de geheele Waereld is gedaan. Welk eene menigte derhalven van groote redenen voor de waarheid der noodzaakelijkheid vun den Godsdienst in 't algemeen! welk een genoegen fchenkt U dit, mijn waarde en zeer aandachtige Jongeling! Maar dit is nog maar eene peer kleine voorfmaak der.groo- 1 - se*  te, ja van de voor U nog onbegrijpelijk veel grooter vreugde, welke gij zuk liuaaken door. het eigen onderzoek air waare redenen waar op de nóodzaakel.jkhèid van den Godsdienst fteünt. Welk een verheven genoegen en waare vreugde onoervind ik zelfs op dit oogenblikT Ik herinner mij nu dat ik in dit Betoog zo web ineenend en zo ernfidg heb getracht om U de nuttigheid van die Weetenfehappen' onder *t oog te brengen, welke U dat zeker bewijs duidelijk, en volkomen zullen • ontdekken; ik heb getracht U de nuttigheid en noodzaakelijkheid aan te toonen van de beoéffening der Wiskunde, Welke'U wel en"geregeld leert denken en" redeneer en'om waarheden'te ontdekken, als mede van de kennisfa van U zeiven, op dat gij weet wie en wat gij zijt en wat gij noodig hebt ter bevordering van dut geluk waarvoor gij vatbaar zijt; gelijk ook van de Natuurkunde, door welke'uwe behoeften worden vervuld en uw geluk bevorderd, en in welke gij GüD ontdekte als de Oorzaak en den Ouderhouder van U zeiyen en van de geheeld Waereld, als een Weezen dat eene voor U onbezefbaare Magt heeft, dat ook voor U onbegrijpelijk wijs is, en welks goedheid al uw begrip en verwondering te boven gaat, en dat gij zelf door Hem het Beftaan hebt ontvangen en alles wat tot uw keven en geluk gediend heeft; als eerfte oorzaak van alles waar door gij leeft ert geluk geniet, en dat gij ook ieder oogenblik-van HEM afhangt en door Hem' moet ontvangen, wat gij tot uw keven en geluk in 't vervolg noodig hebt. Door mijne poogingen om U aan te toonen'de nuttigheid van de aandachtige bed fchpuwïng en waarneeming der Sterren, wierdt gij opgeleid tot een klaar bezef dat daar door de, volmaaktheden van God nog grooter en uitgebreider wierden bowèezeri. Zo dat gij dan, ö wijsheidzoekend en deugdbetrachtend Jongeling laboor uwe beoéffening van alle dij onfehatbaare Weetenfehappen, de'zekerheid' der noodzaakelijkheid van "den Godsdienst leerde ontdekken , en ook wierd gij daar door een klaarftcn overtuigd, dat GOD ALMAGTIG, ONEINDIG, WIJS en VOLMAAKT GOED iS! Maar hoe eensgezind' de Volken der Aarde ook altoos dachten over de noodzaakelijkheid val den Godsdienst 'in 't algemeen, zo verfchillend-zijn ook ten allen tijde geweest eh zijn nu nog hunne onderfeheidene begrippen waar tn de Godsdienst bepaaldeli -k 'cftaat, en' wat al tot d : zelve behoort. H >e veele onderfcheidehe Godsdienstgeziuthede11 heeft men daar en boven nog niet onder fémtaigp Naden. En dat nog meer is hoe veel zijn de gevoelens van die onderfcheidene Godsdienst gezintheden 'van tijd tot'tijd niet veranderd? Wie kan dus eene naauwkeurige aigemeene bepaaiing maaken, en Wel befchrijven waar in de Godsdienst der Menfchen beftaat op' zodanig eene wijze, dat daar in alles vervat is wat iedere Gezindheid daar in'noodzaakelijk oordeelt ? En hoe fchielijk zoude die beichrijvmg, (zo men dit al'èens kon'de doen) valsch worden, door de verandering van de begrippen der Menfchen hier over? Zeer zeker hebben zij dus allen geene gelijke klaare en örifeilbaare grondregelen gehad en gevolgd waar uit zij de pligten van den Godsdienst regelmaatig afleiden. Daar nu dan de noodzaakelijkheid en de zekerheid van den Godsdienst in het tdgemeen gegrond is op den aart en dé eigenfehappen van den Mensch zeiven en op den aart der dingen welke ieder Mensch dagelijkse!! met eigene oogen befchotiwt, dat is: daar de noodzaakelijkheid van den Godsdienst voor den Mensch is gegiöhd op zijne eigenfehappen, als een wezen dat zijn beftaan en alles wat tot zijn leeven en geluk noodig is niet van zich zeiven heeft, maar die dat alles aan GOD is v.erfchuldigd, en die door zijne verftandelijke vermogens en alle zijne natuurlijke eigenfehappen zodanig voor den Godsdienst is gefchikt, dat dezelve niet alleen overeenkomt met den welftand van zijn wezen, maar dat daar in zijn waar en duurzaam geluk beftaat en uit voortkomt, en wiens behoeften vervuld worden door de voortbrengzelen der Natuur welke hij dagelijkse h befchouwt en welke met alles wat daar toebehoort ook door GOD beftaat'en ftand blijft houden. ^aar dus de noodzaakelijkheid van den Godsdienst voor den Mensch gegrond is 0p zijn natuurlijk geftel en vermogen en op de eigenfehappen y\n GOD, welke wi'i ontdekken door de beoeffening der kennis van de gantfche Natuur, dat is van dat Heelal dat wij kunnen waarneemen* het welk alles dójt Na rfP  ( 54 ) HEM beftaat, is daar in nu dan oök niet opgeüooten Jen bepaald waar m déGodsdienst in V algemeen voor de Menfchen beftaat, en moet daarom dezelve daar uit ook niet Worden afgeleid? Moeten alle andere hulpmiddelen ter bevordering van den Godsdienst dan hier niet mede overeenkoomen als derzelver eerpen en waaren grondflag? bij mij is dit eene duidelijke zekerheid. Want mets kan met eenigen fchijn van redenen geëischt worden van iemand,' als hij niec in ftaat is zulks te doen, en alles wat hij kan doen tot zijn geluk (waar m de Godsdienst dus voor hem beftaat) daar toe is hij van zelfs iïerpligt* (-*) Dewijl nu de Algemeene Godsdienst voor alle Menfchen gegrond is, or be« paard en ontleend wordt uit alle de eigenfehappen en vermogens van alle Menichen, en uk de VOLMAAKTHEDEN van GOD, dat is uit de Natuurkunde van den Mensch en uit de Natuurkunde des Hèelals, door welken wij G ODS volmaaakthedén leeren kennen, dewijl deeze Weetenfehappen aan de algemeene. Academiën geleerd worden;, en nademaal deeze GodMietfst-kenhts voor -alle Menleken noodzaakelijk is, en door allen ook als zodanig wordt erkend, zo moet da., derhalven ook deeze ALGEMEENE GODSDIENST-KENNIS aan alle algemeene Hooge Schooien worden onderweezen. Maar tot Welk eenen trap van 'duidelijkheid'eh zekerheid kan dezelve aldaar worden geteerd, indien derzelver beoeffening regelmaatig en bij eene trapswijze opklimming gefehied! Dan is de aanvang en het eerfte Fundament de Wiskunce 5 Op deeze is de Natuurkunde gebouwd, die op zekere pfoefneemingen rust; dan klimt men door de gronden volgens de regelen der Wiskunde en door de wel door proeven bevestigde Natuurkunde op tot de Sterrekunde, en dus verkrijgt men op zekere en duidelijke gronden kennis van het zbo groot Heelal in 't algemeen, en van den Mensch in 't bijzonder. Dan worden hier ut, naar de re-gelen der Wiskunst, regelmaatige en klaare Zcdekundige gevolgen afgeleid, cue te zamen de algemeene noodzaakelijke Godsdienst behelzen. Welk een uitmuntend wel zamenhangend allerheerlijkst Geheel! Dat men hetzelve algemeen keilde! welk eene duidelijke, uitgebreide en verhevene kennis van dén zuivtrlten Godsdienst zou zich dan in de Maatfchappij verfpreiden, eii Welke groote deugden zou men tot Med des Volks zien betrachten! Maar daar deeze algemeene gronden van Godsdienst eh Zedekunde, welke de grondflag is van allen Godsdienst, voor alle Menfchen noodzaakelijk aan de algemeene Academiën moeten worden onderweezen, om dat zij ook in de algemeene Weetenfchap, de Natuurkunde des Heelals liggen opgellootei., en daar van alleen de regelmaatige gevolgen Zijn , zoo is nu de vraag: Hoe het Onderwijs der bijzondere Godsdienst-geyoelcns der onderfcheidene Godsaienstaenootfchappeh , welke ieder op zich zeiven alleen voor waar houd, ter aankweeking van Leefifaren voor ieder in 't bijzonder, tot het meeste geluk der Maatfchappij en op gronden van Natuurlijk Recht, voor alle Burgeren behoort te worden geregeld? De Academiën welke Worden betaald uit zodanig eene Casfa, tot welke onderfcheidene Godsdienstgezindheden hunne Belastingen opbrengen, zijn ook een. gemeen eigendom v'an nun allen. -- Van een gemeeh eigendom eener Maatfchappij of Compagnie mag de eene niet meer Voordeden eislchen Uog veel min genieten als hem naar evenredigheid van zijn wettig aandeel toekomt. Daar nu de Lands-Académiën uit zodanig eene algemeene Casfa worden onderhouden, zoo mag derhalven aan zodanige Academiën geene bevoorrechte Godsdienstgezindheid plaats hebben. Geen eene Gezindheid mag daar dus aan zulke Hooge Schooien zijne Leeraars aankweeken ten koste der anderen, zonder uitdrukkelijke toeftemming. Dus moet dan eene door het algemeen onderhouden wordende Hooge School, ook voor het Algemeen, op rechtvaardige gronden even nuttig of dienstbaar zijn. Zoude <*) Ik beweer hier niet dat 'er voor de Menfchen in 't algemeen ook geene andere huiprbid' delen ter bevordering van deugd en Godsdienst noodig zijn. Geenzins, yan het tegendeel ben ,ik overtuigd. Ook geloof ik, dat die middelen moeten verfcbille» naar de oadetfcheidccé Charafters der Volken en tijdsomftandigheden, chfc  C 55 ) Zoude het m, zonder krenking der rechtvaardigheid in eens meerdere of mindere maate, wel mogelijk zijn, om aan.zodanig eene Academie, Voor alle Ge-" nooachappen welke daar van gebruik willen maaken, op Algemeene Kosten, Leeraars aan te kweeken voor hun in't bijzonder? Maar geheld zynde, het konde eens Wutoaftemmnig der anderen gefchieden, welke naadeeüge gevolgen zouden daar waaiichijnhjk uit voortkoomen? Was het niet een gefchikt^ middel om het geuif oei veiiclnllende Gezindheden te vermenigvuldigen, en moet men niet we; ken tot vereenigmg der Menfchen; ook in den Godsdienst, behoudens ieders volkb, mene Vrijheid? En zouden onder zo veele verfchillend denkende Hoogleeraaren^ en studenten, en dat wel in het tedere en dikwijls al wat fterk getrokkene punt van Godsdienst met veelmaalen cn fomtijds zeer hevige twisten plaats heboen welke hunnen zeer nadeeligen en fomtijds. allerverderffelijkften invloed in de maatlcliappij zouden verfpreiden, en de anders vreèdzaame Burgers tegen elkander m net harnasch jaagen ? Zoude het daarom totvoorkoming van alle die naacieelen, en ter bewaaringen verdere bevordering der algemeene vreéde en eensgezindheid, met veel beter zijn , dat ieder Godsdienstig gemotfehap. vior de aankweeSTtT Leeraars,fzonderlijk zorgde,. én dat aan de Nationaale Academiën die Taaien en die Weetenfehappen door hun allen konden worden, geïeeiu welke zij noodig hadden, en dat dus daar door ook hunne bijzondere -huishoudelijk Academiën veel minder kostbaar behoeven te zijn? naar mijn onzndioinzien, ten minften voor zoo verre ik nog die zaak heb doorgezien, koomt het mij dus voor. . Maar hier moet ik ook Opmerken dat men alle veranderingen van deezen aart met voorzichtigheid en met overdreeven behandele, en dat men van weerskanten , z.enzeiven m des anderen plaats Helle, om daar door të leeren wat billijk en Keent is, en om de zaaken met Zagtzinnigheid en behoud van Vriendfcbap Uit te voeren. r k^^T^öTrtt^ °ndndig belanêriife Weetenfchap, de Godsdienst-ken. AAN* HET PRÖVrNTIAAL BESTUUR VAN FRIESLAND. . Ziet daar dan, Burgers Medeleden van het Beftuur in dit Gewest! het mü opgei draagen werk om het Plan door UL. tot Herftelder Hooge School te F ndfer Gedecreteerd, door de Drukpers der Waereld.aan te bieden, volgens Ulieder hst volbragL ^Onhebepaald was ik in de wijze hoe, dat uituvoerm Gijl vereerde mij met het volkoom en vertrouwen om daar in te handelen zoo als 'ik zelf zoude oordeélen: en Ook M uwe Mondelinge en herhaalde Lastgeving daar toe genoegzaam. Ulieder zoo groote en zoo .heilzaame oogmerken bier m doorziende,, en gaarne daar aan, naar mijne hier toe niet eeholffzaame vermogens willende voldoen, hebbe. ik deeze zaak met grooten fchroora aanvaard en met veel moeite bewerkt. Daar ik wiskundig zeker ten vollen overtuigd beu, dat er mets nuttiger en noodzaakelijker voor ieder Mensch is dan de verlichting van. zijn verftand door noodzaakelijke en nuttige Weetenfchaw pen , ter belchaaving zijner zeden en ter opleiding tot deugd en Godsdienst, om daar door dat onberekenbaar grooten tevens duurzaam geluk te te gemeten , waar voor hij oorfprongelijk vatbaar is, zo heb ik nieis ontzien om raar mijn inzien uwe zo heilige oogmerken te helpen bevorderen. Ik hoop en verzoek dat mijne welmeenende bedoelingen bij Ui. en bij ieder een verfchooaiing zullen erlangen voor de gebreken der uitvoering ^Nademaal de Ned^landfche of Bataaffphe Jongelingen ifl deezen de hoofdvoördeh^u , °0r?ekje * h£t noodzaakelijk en tot Uwl. oogmerken onmkL toi^S^°7en* ?i UW Pkn- Terg^eld Wierd met eene korte aanhaaling ^éyM^t^nttf^ ™nfCV WeetenfchaP in het bijzonder, waar fZ vooSdeTS W df§eDrelder ^ geworden, dan ik mij bij deszelfs a#, vang vooriteldc en het welk mij zeer veele moeite heeft gekost. Dat dan, waarde Medeburgers! dit uw Decreet, het welk door uwe Com- 0 ' • - ' mis-*  C 56 > misfie valt Gedeputeerden reeds is in werking gebragt en uitgevoerd, den Volke het bedoelde heil aanbïengel Dat de bijna vernietigde, doch thands volgens een nieuw Plan herftelde Academie te Franeker, tot uwe eeuwige eer de zo noodzaakelijke en nuttige Weetenlchappen in de gantfche Bataaffche Republiek onder alle haare Burgeren verfpreide en algemeen maake, op dat deeze Hooge School niet alleen haaren ouden roem en luister herkrijge, maar dat zij Van het algemeenfte nut z*)',.waar toe dezelve thands is ingericht, en zo eigenaardig gefchikt ter bevordering van het grootst en duurzaamst geluk voor de tegenwoordige en alle de ons opvolgende Burgeren van dit Gettieenebest! AAN DE HOOGST GECONSTITUEERDE VERGADERING DER BATAAFSCHE REPUBLIEK. Met groot vertrouwen op uwe Republikeinfehe Grondbeginzelen, volgens het onvervreemdbaar Natuurrecht aller Menfchen, heb ik in deeze zo belangrijke zaak onvermoeid gewerkt; dit vertrouwen heeft mij dezelve doen uitvoeren , en nog koestere ik het met eenen heiligen ernst. Dat dan deeze, in de daad zoo waar Republikeinsch, en volgens hec Recht der Natuur, verbeterde Academie altijd uwe in deezen alles vermoogende befcherming, ter inftandhouding en verdere verbetering erlange, tot voorkooming van den totaalen ondergang der altijd zoo Vaderlandlievende, en daar door zoo veel gele eden hebbende Stad 'Jbraneker! En inzonderheid tot het waar hoogstmogehjk en duurzaam Heil van zuik een groot gedeelte, altijd oprechte Vrijheid-minnende Burgers deezer Re publiek , welke Gij vertegenwoordigt, en die de Heiliglte belangen van hun zeiven en van hunne dierbaare Kinderen * volkomen aan U hebben toevertrouwd. Dat dit Vertrouwen wegens de algemeene bevordering der nuttige Weetenfehappen $ en in 't bijzonder wegens de inftandhouding deezer Academie, U eeuwig zq toegewijd'} en Gij de toejuiching van dit en ae yolgenae gejlachten daar voor moogt mofigfiem AAN ur BATAAFSCHE BURGERS IN 'T ALGEMEEN. EN aan DIE VAN DIT GLyVJiöT t/r »ürAiv ir!ti,dduurend geluk uwer waarde Kinderen ook kunnen bevorderen , en overweegt naauwkeurig voor welke oeffening ieder den meesten fmaak en gefchiktheid heeft, tot hun grootst en uitgebreidst welzijn i De aanfpraak welke onze Kinderen thands op ons hebben tot de beoéffening der voor hun heilzaame kundigheden, is nu veel fterker en onze pligt daar toe is zeer vermeerderd, om dat de middelen veel uitvoerbaarder zijn. Dat wij ons dan wagten voorde zwaare befchuldigingcii^van ons eigen geweeten wegens het grootfte aller plichtverzuimen, voor befchuldigingen* die zij, dewelke ons zo na aan het Hart liggen \ dan tegen ons zouden inbrengen 1 Laaten wij ons dus beveiligen tegen onherfteibaar naaberouw in deeze zoo eeuwig belangrijke zaak; en, gij meer begoedigde Burgers! ook voor U is den weg opengelaaten en moet het ook dus blijven, om uwe Kinderen door middel deiVreemde Taaien tot hooger trap van Weetenfehappen en uitgebreider kennis te kunnen opleiden, op dat zij daar door gelukkig, en allernuttigfte Leden der Maatfchappij mogen worden.- f AAN DE BATAAFSCHE JONGELINGEN, EN IN 'T BIJZONDER AAN DIE IN DIT DEPARTEMENT. ■ Uw geluk, dierbaare Vrienden van mijn voor U gevoelig hart! Uw geluk be-  ( 57 ) bedoek ik voornaamelïjk in alle deeze mijne werkzaamheden. Ik heb den Taakj om li.daar door nuttig te zijn, vrijwillig en met ijver door hoog'en last op mi genomen, en ik betracht denzelven met eenen Heiligen ernst. Ach! datikU nuttig wierd tot uw hoogst en altijdduurend geluk! dat ik \r weldra de rrewenschte vruchten van mogt zien! Dan zal ik niet bezwijken in dit mijn zoo belangrijk werk zoo lange als er nog eemge liefde tot de deugd in mij huisvest. Ik heb U in dit betoog iets gezegt van de nuttigheden der Weetenfehappen in welke gij U aan deeze Academie kunt oeflenen* om die geenen uwer, welke daar van onkundig waren een wemig voor te lichten. Gelooft niet mij alleen, maar raadpleegt daar m ook andere van uwe waare Vrienden, die de deugd beminnen en betrachten en weiKe cue Weetenlchappen door hunne beoéffening derzelve wel kennen. Beoordeelt dan welke Weetenfehappen. voor U gefchikt zijn, om uw tegenwoordig en duurzaam geluk tot den hoogften trap te bevorderen. Zo gij de kostbaard! beoehenmg door de vreemde Taaien niet kunt onderneemen, of is uwe fmaak alleen om nuttige Weetenfehappen te verkrijgen, en U dan middelen te bezorgen tot een eerlijk en noodzaakelijk zelfsbeftaan, waar van de Studie niet het Hoofdwerk tt: komt dan aan deeze Hooge School, en leer daar die Weetenfehappen welke O tot uw tegenwoordig en volgend welzijn het meest kunnen dienen, Mdar boven alles leert U zeiven en uwen GOD wel kennen in uwe jeugd, het welk ü onfeilbaar tot waare deugd zal leiden en U zeker gelukkig zal maaken. AAN DE CURATOREN DER ACADEMIE. ïtidien de beoeffening van nuttige Weetenfehappen van een zo bnfthatbaar aanbeiang is voor ieder Mensch in 't bijzonder, cn voor de Maatfchappij in 't algemeen ; muien deeze Hooge Schoole, daar toe welbeftuurd zoo onberekenbaar heilzaam kim zijn; indien de Jongelingen, welke ten dien einde door hunne Ouderen aam deeze Academie gezonden worden , met een welmeenend vertrouwen ook mede op ons, ter bevorderihg van waare wijsheid en deugd, ook onzer zorg& dan zo auur zijn aanbevolen; Indien het oog der gantfche Maatjchappij Op onze daaden m iW*»« gevestigd *u «^ïd w« haai vertrouwen óm door ons Beftuur deezer Hooge School, dat zo groot heil aan deeze Ac?demie verkrijgbaar te makken, waar toe dezelve ingericht en zo uitmuntend gefchikt is: welk eenen verf dazend'zwaaren taak hebben wij dan daar doof op ons' hoe allervreesfe hjkst fchuldig zijn wij, als wij deeze zó aUerduurfte>pligtên verzuimen' ho» nuttig zijn wij als _deeze Academie door een voornaame hulp van ons aanhet oogmerk haarer inrichting voldoet; dat eene volmaakte vriendfehap en völkomene zamenfpanmng van alle onze wel verëende vermogens met de vuürigfte begeerte tot het heil des Nederlandfchen Volks, en in 't bijzonder der Studenteri onzer zorge mede aanbevolen, met den bijftand der Hoogleeraaren en de krachtdadige onderfleunmg van HEM die ieder Mensch noodigt óm door wijsheid en aeugd gelukkig te worden, ons daar toe in ftaat ftellel dat wij alle deeze ónze zó' groote phgten volkomen leeren kennen en volmaakt betrachten! AAN DE PROFESSOREN DEEZER ACADEMIE. Met een zeer bijzonder groot genoegen heb ik altijd onze confefentien over aïSÖ deeZ5 Academie, met. UI. gehouden, geleerde Mannen, oude Leden des bij mij zo agtbaaren Senaats! een ieder uWer was doordrongen en Wierd gehee beheerscht door eene fterïe begeerte ter herftefe deezer Hooge Schoole tot hed des Volks. Ook deeidet gij nieuw aangeftelde Hoogleeraaren; met welken ik gelegenheid had te verkeeren, niet |£gifffSS werkzaamheden. U allen betuige ik! in deezen miine ^egtige J^^ol en die yrtenojchap, welke daar uit tusfehen ons gebóören zijn en welke ia AcS^ 0?^°^ r het gl'°0t bed0dde 00§merk door deeze Academie, tusichen alle Leden des Senaats en de Curatoren niet alleen voortduure , maar van tijd tot tijd volmaakter werde ! dat ieder uwer in zijne facuhek, aan deeze Academie Mannen aankWeeke, welke tri» alken beroemd woïden doS 0 2 lum -  hunne Weetenfehappen, maar wel inzonderheid ook door hmrte verhevene-déugï den , op rat deeze Hooge School niet ftrekke ten bederve der Jeugd en -del Maatfchappij, maar tot aller waar en duurzaam geluk, en tot een kclit ter ver* lichting der Waereld én'tevens ter befchaaving der zeden tot heil der Natie. AAN DE STÜDEERENDE JEUGD DËEZÈR ACADEMIE. Ik ben verpligt niet alleen ate Mensch, maar ook door mijne betrekking in mijn» qualiteit tut deeZe Academie, en door mijne zo p egtig eh erribg gedaant belofte, bij de aanvaarding van dien zoo belangrijken Post , om voor kun die daar toe, zo als gij, zeer geagte Studenten! tene naaüvve betrekking nebben^ on- • vermoeid té zullen zorgen, het hoogst belang te feiten in de bevorder Mg fan UL waar en duurzaamst geluk. Dat geluk zult gij deelachtig kunnen worden inzonderheid door eene naarftige en naauwkeurige beoéffening van die Weetenicbuppen tot welke gij u bepaald hebt, gij zult hetzelve bereiken voornaamc-luk door de feêoeffeUing der zekere gronden van deugd en Godsdienst, gepaard met derzelver daadelijke betrachting. Mijne poogingen zullen zó lange en zoveel M mijn vermogen is , daar toe pekken, dit hoop ik uit den grond mijns harten, door de voorlichting en kragtdaadige onderfteuning van HEM die U het weezen gaf, om door wijsheid, deugd en Godsdienst ten allen tijde gelukkig te zrn Vöor U zeiven, en om te dienen tót lichten in de wijsheid, en tof verbeelden ter opleiding en naavolging in de Maatfchappij, ter bevordering vim deszelfs duurzaam Heil* Dat dit gefchiede, dat Gijl. daar door de roem deezer Academie wordt, is mijn erufbgfle wensen. DAT DEEZE ACADEMIE TE FRANEKER, DOOR DÉ KRACHTDAADIGSTE ALGEMEENSTE BEVORDERING VAN WiJbHEïD DEUGD EN GOOSu.LNST, STREKKE TER DAARSTËLLiNO EN DUURZAAMSTE INSTANDHOUDING VAN HLT HO()GSTMOGe^ LITK GELUK DER BATAAFSCHE NATIE, EN TOT iEEN LICHT en voobrrrlü VOOR T MENSCHFjniC GESLACHT un * ai^ GEMEEN,' WEiNSUHE TEN BLSLUiTE IJ. F. T ï 0 C H\ï t A A É DRU KFOUTEN. Pag. 4 reg. ia vpn ond. lees vermeerderde Pag. 5 reg. i3 van ond. lees sisatfcfiap. - ^— 9 l6 bov. Leden -— 17 17 bov. ontoegangbaa* ; ai 15 Aardrijkskunde 22 7 uitdrukke* ^. ,— 2i f8 — ona. VïflSfafcfiap « 5 ond. — middelen jin plaats van Vriendfchap -— 27 -1— 18 ond.—— heeft 23 —1 bov. —Wetenfchappsn —• 39 —• 8 —*•» volweg. <»— 3$ —*> 2? — bov. • Zon in plaats van Aards •