GENEESKUNDIGE BIBLIOTHEEK. Spar/a colligit, froficua feligit; — ƒe miUm Bagliv: EERSTEN DEELS, Eerste Stuk. Te UTRECHT. By B. WILD, MDCCLXXXV. Ex Legato V E RRIJ ST.  1 1L  INHOUD VAN HET EERSTE STUK. 'JrJaAiÏk' iïV," r*.r,:s.l5l-i'.- Ook heeft men eene once in 12 oneen water met nut gegeven. In de Mémoires vindt men. de volgende Verhandelingen. 1. Geoffroy over de luchtsgejleldheid en heer' fchende zieken te Parys in Jaar 1779. 2. Coquerau geeft hier het vervolg van, al3 ook eenige byzonderheden omtrent den hoest, die op het einde van 't Jaar 1779 en in 't begin van 1780 aldaar algemeen heerfchte, door dat de koude fchielyk volgde op een zeer zacht weder, dat tot op 't einde van 't jaar had plaats gehad: deze hoest uit de belette doorwaasfeming ontftaande moest ook als zodanig behandeld worden. 3. Tessier , over de algemeen geheerfchd hebbende ziekte te Rouvray - Saint-Denis. 4- Caille over den Persloop, welke in den herfst van 't Jaar 1779 vry algemeen inde meeste Provinciën van Frankryk geregeerd heeft. Deze ziekte was dan eens vergezeld met eene ontfteeking-, dan eens met eene rot- gal-of kwaadaartige koorts: in het algemeen echter was zy van eenen rottigen galachtigen aart, en moest ook als zodanig behandeld worden. In de lyken vond men de buiks - ingewanden en de dunne darmen natuurlyk gefteld, doch de dikke waren fterk ontdoken,  ( 12 B ken, Ai op veele plaatfen tot verderving overgegaan. Voorts kwam de ziekte volmaakt overeen met die geene, welke in 'tjaar 1736 te Nimweegen regeerde, en zo fchoon door Degner befchreven is. 5. Galeron belchryft eene kwaadaartige rotziekte, die in den winter van 't jaar 1779 a^Semeen te Bois-le-Roy in Normandyen woedde. Van de 250 inwoonders werden 'er 143 door aangetast, echter zyn 'er maar 10 volwasfenen en 11 kinderen aan omgekomen. De oorzaaken worden toegefchreven aan het eeten van fchaapen-vleesch, door de claveau omgekomen, aan de nevelachtige lucht, het drinken van bedorven en flilüaand water, deszelfs uitwaasfemingcn en die der kerkhoven, welke in de Stad gevonden worden. 6. Jeanroy over de ziekte, welke te Dinan in Bretagne in '/ jaar 1779 onder de Engelfche Krygsgevangenen geheerscht heeft. Dit was eene rot- en kwaadaartige koorts, waarby zich een buikloop voegde: van Oftober 1778 tot April 1779 ftierven 'er van 1800 gevangenen 378 aan deze ziekte. 7. De Lalouette geeft hier een vervolg van , enbefchryft de veranderingen,welke by deze ziekte plaats hadden. 8. De Geneeskundige plaatsbefchryving v&n MonU tnorenci en haaren omtrek door Cotte , welke van de.  C 13 ) de Sociëteit bekroond is, wordt hier als een voorbeeld voorgefteld, waarna men dergelyke befchryvingen moet inrichten. 9. De Lassone over eenige gevaarlyke toevallen , die zich by kwaadaartige pokken en mazelen vertoonen, en de wyze om dezelve zeker en ichielyk te geneezen. Wanneer by de uitbotting eene llerke loop plaats heeft3 de kleur van het aangezicht verandert, de reeds uitgekomen puistjes inflaan en plat worden, zodat men niet dan eenige vlakken gewaar wordt, de pols1 gefpannen, fchielyk en ongeregeld is ,. wil hy 9 dat men melk, met een afkookfel van den Pieterfelie-wortel geduurende de geheele ziekte zal laaten drinken 3 waardoor hy alle die gevaarlyke toevallen heeft zien verbeteren en de ziekte gelukkig afloopen. Door dit middel wordt in famenvloeyende pokken het zwellen van de inwendige deelen, als de mond en keel fterk verminderd, en de pokken belet aldaar op te komen. Als voorbeelden van zyne gelukkig volbragte geneezingen beroept hy zich in de pokken op de Zusters van Lodewyk XV. en op zyne eigene Dochter 3 en inde mazelen op de Koningin zelve. — Om de kwaade toevallen op de oogen te beletten, raadt hy van het begin af de oogen met zuiver en fterk Roozen-water vochtig te houden. 10. Lorry geeft eene zeer uitvoerige Verhandeling over  ( 14 ) over den natuur ly ken en zieke ly ken ftaat van 't vet9 en daaruit volgende ongemakken. li. HALLé geeft verflag van de uitwerkingen van den wortel der Dentelaria of Plumbago in 't Sclmrfu Wy hebben reeds in de Hifloire gemeld, dat de Heer SuMEiREden prys behaald heeft op de Vraag, om 't fchurft door befmctting ontftaan, fpoedig en zeker te gencezen. Zyne manier is de volgende: men neemt twee of drie handen vol van den Plumèög-o-wortel, wryft denzelven met een pond kookende olyf-olie in een mortier, wringt de olie door een doek, maakt van de uitgedrukte wortels een popje , doopt dit in de warme olie , fineert hiermede 't lichaam alle twaalf uuren, en herhaalt dit drie of viennaalen. Hierdoor komt 't fchurft langzaam naar buiten, en droogt op, zonder eenigongemak te verwekken , gelyk de Heer Sumeire geduurende zyne veertigjaarige practyk altoos heeft waargenomen. In deze Verhandeling nu, waarin de proeven , met dit middel door de Akademisten genomen , van den Heer Hallc worden bekend gemaakt, vindt men eerst eene nauwkeurige befchryving van de plant, als ook dat dezelve ten dien einde reeds van anderen is gebruikt geworden. Voorts beantwoordde dit middel volkomen aan de verwachting in de proeven 3 door de Akademisten genomen, met  ( 15 ) met die uitzondering, dat hetzofpoedig niet werkte , dit echter moest aan de gedroogde wortels, waarvan ze gebruikt maakten,toegefchreven vV den. - De proeven te Verfailles hiermede in 't werk gevleid vielen zo gunstig niet uit, doch men moet aanmerken, dat ze den wortel in de olie hadden laaten kooken, waardoor het middel te fcherp en te bytend werd, het geen de Heer Sutvieire reeds omtrent de manier van Garidel had aangemerkt. De Heer Sumeire heeft waargenomen, dat een handvol keuken-zout het vermogen van den wortel merklyk aanzet, en hy raadt naderhand aan den bast des wortels alleen te gebruiken, en het houtachtige gedeelte weg te werpen. - Bouteille , een ander Geneesheer in Provence, fchryft, dat de bladen, fteelen en toppen dezer plant in warme olie getrokken, een gemeen middel onder de boeren aldaar tegen 't fchurft zyn, endatmenfomtyds eenafkookfel van dezen wortel in de olie in een hardnekkig fchurft gebruiken moet, waarvan hy een voorbeeld gezien heeft. -— Vicary een Geneesheer te Avignon heeft op dezelfde wyze in 't fchurft de Clematis vitalba (J'herbe aux gueux) xatt het grootfte nut gebruikt, als ook de nellebor. foetid. L. 11. Cornette over de manier om zuure zeepen te bereiden, en haar nut in de Geneeskunde' Deze worden het best gemaakt door middel van een zeer  C 16 ) zeer fterk vitriool -zuur , dat langzaam by eene uitgeperfte olie gedaan wordt; dus wordt het eene zeepachtige zei ['Handigheid, zonder dat echter (zo als hy zegt,)' de olie eenige verandering ondergaat: het overtollige zuur haalt hy 'er door middel van zuiver water af, op zulk eene wyze gaat hy met deOlyf-, Amandel-,en andere vette oliën te werk; doch met andere oliën, als "de Lyn-Olie, moest hy meer omzichtigheid gebruiken, om te beletten, dat ze niet te fterk'door het zuur aangedaan werden, derhalven maakt hy eerst eene koude van 10 gr. onder het vriespunt, waarin hy de beide vochten zet, alvoorens ze met elkander te vermengen. Dit middel geeft hy van 4 -12 gr. tweemaal daags, en getuigt, dat het eene fterk pisdryvende en oplosfende kracht heeft. 13. Odier. over het inwendig Waterhoofd , dat te Geneve niet zelden wordt waargenomen, dcwyl 'er jaarlyks 12 of 13 kinderen aan die ziekte lierven. Hy bepaalt, de oorzaaken , tekenen en toevallen van dit ongemak, naar de verfchillende voortgangen, die hetzelve reeds gemaakt heeft. De drie tyd-perken, in die ziekte door Wiiytt befchreven, zyn niet nauwkeurig. Om deze ziekte te erkennen, bepaalt hy zich tot eene zekere uitwendige gefteldheid, doch vooral de onregelmaatige en ftuipachtige bewegingen van den oogappel , die in  ( I? ) in geene andere ziekte gevonden worden, en m den hevigffen graad eindelyk tot eene volmaakte onbeweeglykheid, als in de fterkfte amaurofis , overgaan. Echter heeft hy van vier Zulks lyders maai een verloren. Dit ongemak ontfraat dikwils door uitwendige beledigingen, maar niet zelden wordt 't door naar binnen gedreven huid* ziekten voortgebragt; ook fchynt eene erflyke gefteldheid hieraan eenig deel te hebben. Behalven de water-dryvende en blaar-trekkende middelen , zyn de wyn en de akali volatilefluor , die geenen, Waarvan men de mecfte hulp verwachten kan. 14. SANcHés van ds Rusjifchs damp-baden, ah voorbehoed- en geneesmiddelen,, befchouwd. Hy vergelykt dezelve met de oude Gricklche en Romeinfche, en andere Turkfche en Europifche baden. Het middel, door hem in de Venus - Ziekte in 't jaar 1743 het cast gebruikt, beftaande uit gr. VI. Sublim. Corrof. in XII oneen Spirit, vini commun. Rutheni ontbonden, waarvan hy éene once, en fomtyds twee op cenen dag geeft, is zonder de baden en zweetingen min vermogend, ja zelfs fomtyds gevaaiiyk en doodlyk. 15. Varnier. over de Gierst-koorts, welke niet zelden in verfchillende plaatien van Normandyen, vooral die vochtig zyn, wordt waargenomen. Uit het zuure fweet, dat de lyders .by de uitbotting B uit-  C 18 ) uitwaasféiBèn, beiluit hy, dat eene acrimonia actda de naafte oorzaak dezer ziekte zou zyn, en verwerpt hierom alle zuure middelen in de geneeswyze. Eenige weeken te vooren worden de lyders door verfchillende zenuw-toevallen aangetast; indien dezelve lang duuren, is de ziekte gemeenlyk min gevaarlyk. 16. De Horne befchryft eene aanmerklyke Jlagaderbreuk van de arteria axillaris, welke na eene hevige gramfchap ontftond, en zo groot was, dat men hierdoor na den dood de tweede en derde waare ribben, waarop dit gezwel voornaamlyk zich bevond , afgeflceten en doorbroken zag ; waarfchynlyk hadden de punten van de gebroken ribben de zak doorftoken en dus den dood verhaast. Men moet hier echter by aanmerken, dat de lyder langen tyd de Kwik gebruikt had. 17. Saillant over de aangeboren vallende ziekte,' welke doorhem esfsntielle genoemd en voordewaare Morbus J'acer van Hippocrates gehouden wordt. 18. Tesster over de ongemakken , die uit kwaalyk gebouwde (lallen onder 't vee ontfiaan. Hy bewyst uit voorbeelden, vooral te Beauce, dat veele ziekten onder het vee hieruit haaren ooriprong hebben, en toont aan, hoe de ftallen, zal men die onheilen voorkomen, moeten gemaakt worden. , Vicq i/Azyr over de ziekte , welke onder het  ( 19 ) het vee in 't jaar 1779 in Picardyen gek.erscM heeft. Dit wordt ook als een voorbeeld opgegeven , volgens welke men zulke bcfchryvingen moet inrichten. 20. Chabert over den Droes, zyne onderfcheidende kenmerken van gelykfeortige ziekten, oorzaaken, toevallen en hulpmiddelen. Zyne zitplaats is in 't bloed. Kalkwater en Kwik doen veel tot de genezing, maar purgeermiddelen niets, 21. Varnier bewyst tegen Haller de prikkelbaarheid en gevoeligheid der longen , door proefnemingen op levende dieren. 22. Tiiouret wil bewyzen, dat een voornaam nut van de beweeglykheid der hoofds- beenderen van kinderen zyn zou , om de hersfenen geduurende de geboorte famen te drukken en hen daardoor gevoelloos te maken voor de pynen, die anders dezelve zouden verzeilen. ( Zouden wy dan allen met eene beroerte in de wereld komen, om ons de pyn te fpaaren, die wy anders uitftaan moesten ? Wist die Natuur, die anders nooit een zieklyken ftaat voortbrengt, om eene gezonde ver» richting te kunnen doen, nu geen raad om tot haar oogmerk te komen, dan met ons beroerd te maaken? Gelukkig echter, dat 'er geen meer verlamde onder ons gevonden worden.) 23. HALLé befchryft zeer nauwkeurig alle de ver. V> a fchyn-  ( 20 ) fdiynfèlen en veranderingen, welke -de pis van een gezond niensch aan haar zelve •overgclaaten, van liet begin dat ze ontlast is, tot aan haare volkomen verrotting toe, ondergaat. 24- Lassone de- Zoon en CoRnette over de le-anadeelen der Ipecacuanha en haare byzondere eigenfchappen. Hieruit blykt, dat de houtachtige deelen niet min vermogende zyn, dan de andere", insgejyks dat een aftrekfeJ met water byna even fterk is, als met Brandewyn fc den kinkhoest pryst hy zeer fterk aan m gr. Ipecacuanha in fes oneen water te kooken , en wèti eene genoegzaame hoeveelheid fuikers tot eene Syroop te maaken, waarvan men alle vier naren een eierlepeltje of meer, naar den ouderdom van den lyder, geeft: liet is ook zeer gemaklyk om in te neemen. ■25. Caille over de verfchillende wyzen, die tot hier toe gebruikt zyn, om den Tartar. Emetic. te bereiden. Om te zien, of 'er eenig merklyk ver fchil zou plaats hebben in de gedaante der cryftal-len en de hoeveelheid metaals, dat elk zout be« vat , indien verfchillende preparaten van 't Spiesglas ter bereiding van den Tartar. Emet. gebezigd worden, heeft hy Vitrum Amïmon. alleen, Crocus Metalhr. en ritrum Antimon. gelyke deelen , Mercurius Vit* , Calx Antimenii per Te, m .Regithts Antimomi ieder in 't byzouder met  ( 21 ) met eene gelyke hoeveelheid Cremor Tartari vereenigd. Alle deze verfchillende zouten waren elkander uitweadig gelyk, alle gaven ze ook door't bydoen van 't phlogifton even veel metaal, en 'er werd door 't byvocgen van de Hep&r Sulphuris uit allen eene gelyke hoeveelheid van een rood poeder afgefcheiden , ten blyke dat in allen even veel metaals ontbonden was. De Mercurius Vitne echter gaf de grootfte hoeveelheid en 't zuiverde zout, hierop volgde het Vitrum Antimonii. Uit dit alles befluit de Heer Caille , dat, daar deze zouten in haare werking ook gelyk waren, het niet ver/chille, welke eene bereiding tot dit einde gebruikt worde ? 26. andry 'en ïhouret, over het nut yan den Zeil-[leen in de _Geneeskunde. Deze Verhandeling bedaat uit;drie Deelen; het eerde bevat alles, wat van ouds' tot op onze tyden, te recht en onrecht, tot lof en nadeel van het in-en uitwendig gebruik des Magneets is gezegd geworden. Kla~ rich ,Geneesheer van den Koning van Engeland en Vhyficus te Gottingen, fchynt de eerde geweest; te zyn in onze dagen, die dit middel weder op de baan gebragt heeft, hy bevestigde deszelfs nut in 'tjaar 1765, vooral in tandpynen, door verfchillen» de proeven. Ten onrechte derhalven wordt dit het Engelsch middel genoemd, Dezelfde Schryver heeft ook zyne nuttigheid in verlammingen, doof, B 3 heid, \  C 22 ) heid, &c ondervonden. En van dien tyd afhebben verfcheidene beroemde Geneesheeren van dit middel in die ongemakken gebruik gemaakt, welke de Schryver allen naar orde optelt. In het tweede Deel verhaalt hy de waarnemingen , door hem zeiven genomen, aangaande de uitwerkingen des Magneets in verfchillende ziekten: dus zag hy door het aanleggen daarvan die hevige pyn in het aangezicht, welke men in vrouwen , als de ftondan beginnen op te houden, waarneemt, en door Fothergill voornaamlyk befchreven is, fterk verminderen; voorts ondervond hy deszelfs nuttigheid in tand- en andere foorten van krampachtige pynen en ftuipachtige bewegingen , ia zelfs in de vallende ziekte, en bevestigt dit alles door 48 waarnemingen, welke alle meeJ of min zyne kramp en pynftillende vermogens bewyzen, fchoon het de ongemakken in de meeste gevallen maar alleen voor een tyd verzachtte. In het derde Deel gaat hy over om de werkingen des Magneets op 't lichaam te verklaaren, en onderzoekt, of dezelve uit haare blykbaare hoedanigheden kunnen afgeleid worden: als daar is de wryving en drukking, die de plaaten op het lydcnde deel maaken ; de koude , die ze aldaar verwekken ; voorts vraagt hy, of de roest, die zich op de ftaa» ven vertoont, in de vochten opgenomen, hiervan de oor*  C 33 ) oorzaak zou kunnen zyn; en eindelyk of de Magneet door 't aantrekken van de yzer — deelen in 't bloed ook werken kunne. Doch op dit alles merkt hy aan 1) De roest, noch de yzer-deeltjes, kunnen hier niet in aanmerking komen; deze immers zyn in eene te kleine hoeveelheid tegenwoordig, dan dat men hieraan de werking zou kunnen toefchryven, ook is 't yzer in 't bloed niet in dien ftaat, dat het door den Magneet kan aangetrokken worden. 2) Somwylen werden de pynlyke en ftuipachtige aandoeningen bedaard, zodra men den Magneet aanleidde en kwamen met dezelfde hevigheid terftond weder, na het afneemen. 3) Niet zelden werden de toevallen door den Magneet naar een ander deel verplaatst. 4) Magneeten, die in 't begin niets uitrichtten, deeden fterker aangezet zynde d: gewenschte uitwerking. 5) Men zag fomwylen op 't aanleggen koorts, hoofdpyn en andere toevallen volgen , die aanftonds door het wegneemen bedaarden. 6) Sommige lyders gevoelden zelfs eene vermindering hunner ongemakken, als men den Magneet op eenigen afftand hield. 7) Warm geworden of bekleed zynde, deed hy dezelfde uitwerking. 8) Tn de meeste proeven door den Schryver genomen, zyn de garnituuren niet gebruikt, maaralleen ltaavcn, die op de deelen gelegt werden, en als de garnituuren zyn gebruikt geworden, heeft men deze'- B 4 va  ( 24 ) ye maar zo vast gemaakt, als genoeg was om ze :in plaats te houden, zonder echter eenige drukking of wryviug te verwekken. 9) Daarenboven zyn'er eenigen tyd naderhand op de lydende plaats en afgelegene deelen toevallen ontdaan, die men van de bekende eigenfehappen des Magneets niet kan afleiden , b. v. jeukingen en fteekingen over degeheelehuid, puistjes, roodheid,enz Daar nu dit alles door des Schryvers waarnemingen bevestigd wordt, en hy gemecnlyk op het gebruik Van dit middel de pynen en ftuipen heeft zien ophouden, verminderen of zich verplaatzen, befluit hy, dat de werking des Magneets zich byzonderop de zenuwen bepaalt cn tot die antispasmodica behoort, welke eene te groote prikkelbaarheid en gevotiig\md(irritabi/itas etfenfibilitas nimia) maatigen, en dus het tegenovergeftelde.doet van de EleSfri- cheit. Daarop volgt eene befchryving van de garnituuren en de manier, om ze aan te leggen. 27. Sonnerat over de eigenfehappen van den bast des booms, te Madagqfcar bekend onder den naam van Mé/a- Aije boom- Dit is een voortreflyk middel in langduurige buikloopen , 's morgens en 's avondstot 24 gr. gegeven; ook in hardnekkige bloedltortingen doet het veel dienst, zo als de Schryver in Zich zei ven ondervonden heeft. Een aftrek fel is minder werkzaam. «r I ï,  I I. Commentatio de Mins ac Progresfibus Doctrinae Irritabilitatis, cum Historici SenfihilU talis atqiïe Irritabilitatis paftium Morbofae. Auct. A. G. Weber, Mei et Chirurg. Boet. Halae] litteris OrpJianotrophei 1783. I PaS- 220. in 8°, d. i. 1 A. G. Weber Verhandeling over het begin en den voortgang van het Leerfhik der Prikkelbaarheid, enz. T As de Gefchiedenis der Geneeskunde in het algemeen van de grootfle aangelegenheid voor den Geneesheer, niet min belangryk is het voor hem, van alle de lotgevallen er. omwentelingen, welke byzondere Leerflukken , vooral zodanige , wier invloed zich in liet beoefenende deel der Kunst ten verften uitftrekt, beproefd en ondergaan hebben, eene nauwkeurige kennis te bezitten. - Onder alle deze Leerflukken is 'er voorzeker geen, datonB 5 ze  ( 20 ^ ze nafpeuringen zo zeer verdient, als het Levensbeginfel. De kennis van dit beginfel, dat zich onder zyne twee naafte üitwerkfels, de prikkelbaarheiden gevoeligheid kenbaar maakt, is in deze eeuw tot eene aanmerklyke hoogte geftegen ; en wie weet niet, welk eene volmaaktheid ons Geneeskundig ftelfel bereikt heeft, nadat het met deze ontdekkingen is verrykt geworden. — De arbeid van den Heer Weber verdient dan de grootfte toejuiching, daar hy de Gedenkfchriften der Kunst doorfnuffeld, en uit dezelve de verfchillende meeningen en gevoelens, welke men door alle tyden heen omtrent dit beginfel koefterde, opgefpeurd en by een verzameld heeft. Geleerdheid, oordeel en fmaak kenmerken overal deze Gefchiedenis van 't Levensvermogen , en derzelver waardye wordt door het gebrek, 't welk men tot nog aan zodanig een gewichtig werk had , aanmerklyk v ermeerdert. — Wy zullen hem zo veel mooglyk volgen. De eerfte Afdeeling, bevattende de oudfte of fabelachtige Gefchiedenis der Kunst ,begiut met het jaar 2328 tot 500. voor C. geb. — In dezen tyd ontdekt men niet, dan zeer duistere voetfpooren der IrritabUU leu. De Leerftelling der iEgyptifche Priesters, die teffens Geneesheeren waren, beftond hierin, dat 'tr over de byzondere deelen onzes lichaams Goden of Geesten gefteld waren, aan wien de gezondheid of ziek»  ( 2? ) zieklyke Haat dezer deelen moest toegefchreven worden.— Is hierin niet eenige gelykheid met den Archaus van van Helmont, 't zelfde dat naderhand irritabiliteit geheten is ? Heeft men ook niet in onzen tyd alle deelen een byzonder leven toegekend , en is de JrritabUitelt niet de oorzaak van 't leven, gezondheid en ziekte, even als de iEgyptifche geeften ? (ver gezocht!) Mozes noemt het bloed 't leven der dieren, en dus ziet men, hoe oud de Helling is der nieuwere Engelfchen , dat het bloed ook een levensbeginfel heeft, (dit gevoelen vanlIUNTERzoumenmet moeite in 't zeggen van Mozes vinden). De Ch'neezen, het oudiie volk, Helden eene oorfpronglyke warmte, en een eerst vocht; het eerfle is de leerftellingvan de ingeboren warmte, d. i. Irritabiliteit, het laatfte misfehien de lym of geley, de zitplaat van dit vermogen volgens Haller. (duister!) De tweede Afdeeling behelst de oude Gefchiedenis der Geneeskunde, van 500 jaar voor Christus geboorte tot de 160 eeuw onzer tydrekening. — Pythagoras en Empedocles , de oudften in dit tyd vak , hadden weinig begrippen van ons beginfel. Plato had duidlyker denkbeelden van een lichaamlyken levensgeest: behalven de ziel, welke haare zitplaats in 't hoofd had en onfterflyk was, ftelde hy nog een fterflyken geest , waarvan een gedeelte tusfehen het middenrif en den hals, liet 6*-  c 28 ) -gebied over de aandoeningen voerende, en een ander gedeelte , tusfchen het middenrif en den navel, dat-het eeten, drinken en de overige behoeften van het leven tot zich trok, gelegen was. —- De Vader der Kunst jMippocrates, begreep ten klaarften, dat ons lichaam van de levenlooze werktuigen verfchilde door een beginfel, 't welk alles in beweging bragt; en dit wilde hy, dat in den ftaat van gezondheid en ziekte door zyne leerlingen wel moest onderzocht worden. Men vindt het onder de naamen inepm , Qua-if, eil S-tep'iirvyyviU, ARïSTOTELES wist, dat de fpons op het aanraakeh zich in een trekt, dat doorgefneden isfekten zich beweegen. De ingeboren warmte befchouwde hy als de oorzaak van leven en dood. Praxagoras leerde, dat het hart en • dë fiagaderen eene byzondere po/smakende kracht-, hadden, -—- Erasistratus 1'cheen de wormwyze beweging der maag te kennen, en plaatiie het levensvermogen in 'thart. ■ ■ Herophilus ftclde zenuwen der zintuigen en andere, die tot 't gevoel en de beweging dienden. — Ciirysermus en Asclepiades erkenden het verwyden en famentrekken der fiagaderen, als Oorzaak van de pols. ,Het ftriSSum en laxum van TiiEMisoNhad eenig zweemfel van overeenkomst met de ziekten van 'tlevensbeginfel.-- Cicero toont op vecle plaatfen een duister denkbeeld van dit levens  ( 29 } vensvermogen te hebben. — Ovidius fchildert het trillan der pas "gedoode ledematen treflyk af. — De fpiritus van Athenaeus, (infteller der pneumatifche ectej waaraan de oorzaak van de gezondheid en /ziekten toegefehreven werd, kan eenigzins met de Vis Vitalis gelyk geftcld worden. — Galenus zegt reeds, dat de oorzaak der beweging van 't hart, 't hart zelf was, en geenzins van de zenuwen afhing. Meermaalen vindt men blyken, dat hy de verfchillen der Irritabiliteit, in den gezonden en zieklyken ftaat, en misfchien ook in de planten, kende. — Van Galenus verliepen 'er byna dertien eeuwen,, dat de Geneeskunde in denzelfden ftaat bleef; daar men het zich eene eer rekende Galenus natefchryven, en zyne Hellingen te herhaalen, zonder ze te verbeteren. In het 3de tydpérk, dat de nieuwe Geneeskundige Gefchiedenis bevat, (en 't welk onze Schryver in de derde Afdeeling behandelt, ) was Paracelsüs de eerfte, die Galenus ftelfel om verre ftootte. Hem komt de eer toe 't eerst op den Archaeus gedacht te hebben, welke toch niets anders is, dan de prikkelbaarheid. - Cardanus, Scaliger, Vesaliüs, Lord Bacon, zagen de fpierbeweging, vooral van 't hart, langen tyd na den dood overig blyven. — De Archaeus, dien van Helmont tot beftuurder van alle onze lichaamlyke verrichtingen maakte, ver- fchil-  C so ) fChilde niet dan in naam van 't levensbeginfel.—— Harvaeus zegt duidlyk, dat 't bloed, 'ï welk in 't hart bevat is, hetzelve prikkelt tot beweging.— Croone, Bartolus, Steno , Charas, Lovver, Willis, Boyle, kenden eenige verfchynfelen der prikkelbaarheid, maar gaven meeftal zeer verkeerde uitleggingen omtrent de oorzaak van het ftmentrekken der fpieren. — Glisson was de eerfte, die een inwendig beginfel. om zich famen te trekken, aan de vezels van 't lichaam toeeigende, 't welk van alle andere bekende vermogens verfchilde , en dat hy den naam van Prikkelbaarheid gaf. Het hart, leerde hy, dat door het bloed geprikkeld wordende zich famen trok, daar het wederom verflapte en in rust kwam, als de prikkeling ophield. Hy verklaart zeer duidlyk, wat prikkeling (jrritatid) zy, en hoe de vezels zich niet famentrekken , dan door het voelen dezer prikkeling, welk gevoel der vezelen {perceptid), hy wederom op verfchillende wyzen onderfcheidt. Zie daar reeds het Leerftelfel der Irritabiliteit door Glisson in 't midden der afgelopen eeuw voortreflyk afgefchetst; maar dat in een tyd ,toen men alle de werkingen van ons lichaam volgens wiskundige beginfels verklaaren wilde, toen de mechanifche Secle in de grootfte bloei was, al te eenvoudig fcheen, om navolgers te hebben. — Borel, een der hoofden van de  ( 3i ) de latromathematici, die de wiskunde op de Phyftologie toepaste en de werking der fpiervezelen uit haar maakfel vcrldaarde, verzon eene zekere famenftelling en werking dezer vezelen, en rekende, hoe veel vermogen ieder fpier bezat, volgens deze Helling op. — Perraült verklaart de werking der fpiervezelen uit baarc veerkracht.— A. R. RiriNUsnara etnArchaeus aan.—• S, Bellinus ftelde, dat de beweging der vezelen door prikkeling gefchiedt, maar verklaarde de oorzaak, even als de mechanici. — Saviolos, Vieussens, Tauvrï , zochten ze in de veerkragt der vezelen. — J. Dolaeus neemt weder geesten , de ^Egyptifchen niet ongelyk, aan , geeft hen eene byzondere zitplaats, en doopt ze metGriekfche en Hcbreeuwfche naamen. Stahl gaf het bewind van ons lichaam geheel aan de ziel over, welke hy als oorzaak van alle deszelfs verrichtingen, en als verdryffter der ziekten aanmerkte. Carte- sius warmde het calidum innatum weder op. - J. Bernouilli was een navolger van Borel. Chirac neemt de veerkracht van 't hart als oorzaak zyner beweging. Met het begin dezer eeuw vindt men by Baglivius eenige duistere begrippen omtrent de famentrekkende kracht der vezelen,en hy was de eerfte,die hetleerftuk der medelydenheid (.Confenfus), waarop men na Hippocrates byna geen acht geflagen had , weder op de baan bragt,  C 32 3 bfngr. '' Eelachlyk was zyne ftelling omtrent het kloppen der dura mater, waarin hy door PacchioNinaargevolgd werd De Berger, fpreekt duidlyk van de prikkeling van 't bloed, als oorzaak der beweging van 't hart. — Cheyne ontkende,dat de willekeurige bewegingen van eene werktuiglyke oorzaak konden afhangen. — Boerhaave , de mechanifche Secle toegedaan, ftelde echter eene verborgen helling tot beweging, en eene prikkeling, als oorzaak van 't kloppen van 'thart, welke hy van 't zenuwvocht afleidt. Hier en , daar neemt hy eene tegennatuurlyke prikkeling en famentrekking der vezelen, als oorzaak van zommige ziekten, aan. -Newton , Robinson en meer anderen van dien tyd hadden geen denkbeeld van ons beginfel. - Beter ftelde Hecquet, dat de bereiding en affcheiding van alle onze vochten door zekere kloppingen en bewegingen der vaste deelen en vaten gefchiedde. C. Malouin kent de vezels eene klopping toe, die van eene in haar bevatte lucht ontftaat. - Leibnitz beweerde tegen Stahl , dat 'er in ons lichaam ftoflyke bewegingen zyn, die van de ziel niet afhangen. - Rega, die door een nauwkeuriger onderzoek omtrent het famcngevoel der deelen een onfterflyken naam verworven heeft, ftelde deszelfs oorzaak ook in eene voortloopende trilling door de aaneenhechting der vliezen en vezelen.—Bernouilli en  C 33 ) en Tabor volgden de mechanici. Woodward zag het kloppen van 't hart en de beweging der fpieren in gcdoode dieren door eene prikkeling gaande maaken, en wilde hieruit bewyzen, dat de ziel daar van oorzaak was. — Robinson en Langrish Helden de oorzaak der fpierbeweging in de ophooping van een JEtherifch zenuwvocht. Junker volgde het ftelfel van Stahl. — Stuart kende eenige verfchynzelen der Irritabiliteit. — Zwammerdam zocht ook de oorzaak der fpierbeweging in de fpieren zei. ven. — Gohl was Stahl's gevoelen toegedaan. — Kruger volgde den middelweg tusfehen dcSlahliancn en mechanici. — Anderen zochten de oorzaak der fpierbeweging in de lucht. — F. Hoffman wederlei het Stahliaans fyflema, en hield ftaandc, dat het bewegings vermogen aan ons lichaam eigen was: hywas de eerfte, die de koortfen van eene krampachtige famentrekking afleidde. • Met Winter begint eigenlyk de voornaamfte tydrekening der Irritabiliteit in onze eeuw , die , het werktuiglyke ftelfel vaarwel zeggende, alle de werkingen onzes lichaams van eene prikkelbaarheid, door prikkeling in beweging gebragt, afleidde, en de oorzaak der beweging na de dood hieruit ook verklaarde. Zyne voortreflyke leerlingen Bikker en van den Bos hebben het ftelfel huimes Meesters door proefnemingen bevestigd. — C H/L-  C 34 5 Halleb., het voctl'poor van Winter volgende, (peurde de uitwerkfels en wetten der prikkelbaarheid door eene verbazende menigte van proeven na, en onderfcheidde ze van de gevoeligheid ). - De Gb&tER ftelde ook een byzonder vermogen en prikkelbaarheid in het dierlyk lichaam, en leidde ontfteeking van eene prikkeling al'. — Senac verklaart de beweging van 't hart uit de prikkeling van 't roodc bloed. — Sauvages en Niciiolls blyven het ftelfel van Stahl verdedigen.— IIaller,Zimmermann ciiBatTie vervolgen de uitwerkfels der prikkelbaarheid na te gaan, tervvyl Hambehger nog het uitzetten van *t bloed als oorzaak der fpierbeweging aanneemt, Fv. Wiiytt kleefde Staiil's ftelfel aan, met dit onderfciïeid, dat hy de beweging aan' byzondere prikkels toefchrvft. - Oeder5 Gastel, Zinn, Sproegel, WalstoRF 3 (Haller's leerlingen,) helderden het leerftuk der prikkelbaarheid door proefnemingen op 3 terwyl Haller uit zyne nafporingen fommige deelen van prikkelbaarheid en gevoeligheid fielt verftoken te zyn, en dc oorzaak der prikkelbaarheid in het gluten of lym zoekt. — J. Lups , de Vagny, la iVFoTTÊ maakten zich door het nnlpeuren der prikkelbaarheid zeer m-dlenftelyk. — Muller 3 Faere , Le Cat fchrevcn nog de fpierbeweging aan het uitzetten der vezels door dierlyke geesten toe. — B-ia-ni-w beweerde, dat het ganfche lichaam  C 35 ) lichaam gevoelig-en prikkelbaar was. —Wiiytt wilde deze twee begiufels niet van een geicheiden hebben. — De proeven van Caldanüs kwamen met die van Haller. overeen. Krause beweerde tegen Haleer, dat de prikkelbaarheid van het maakfel der ipieren en 't zenuwvermogen voortkwam. - Sciireiber 3 Cigna cn.Fo?;.tana verdedigden Haller. — Gaübius was de eerfte, die de ziekten van ,'t levensvermogen in de Pathologie invoerde. — Van Getjns helderde den aart van het lichaamlyk levensbeginfel voortrcilyk op , wederlei Wiiytts gevoelen, en ftelde alle deelen prikkelbaar. - Roger beweerde, dat de (piervezeleil in eene geduurige beweging en trilling waren. - De Haen was een groot vyandder prikkelbaarheid en zocht Haller's ftelfel te wederleggen ; tcrwyl Cranz zyne- tegenwerpingen oplost. — Goldhagen wilde de ris mfita van Haller. niet aanneemen ; hy gaf eerst nauwkeurige bepalingen van prikkeling,prikkel, prikkelbaarheid. . Pakendorf ftelde eenige algemcene wetten der prikkelbaarheid te boek. - Een zekere Fransman, Robert , maakte (even als Plato) de maag tot een dier, dat fomtyds Caprices had. — De prikkelbaarheid der- flagaders en. vaten werdt door VersciiüüRin eenheldererlichtgefteld. - MAzimzocht Haller te wederleggen, terwyl Caldanüs hem verdedigde. ~ Smitii wilde de prikkelbaarheid van 'de  ( 36 ) de mergachtige zelffhmdigheid der zenuwen afgeleid hebben. — Gmelin fpoorde de prikkelbaarheid der planten door proeven na. — Pressavin ftelde eene levende veerkracht. — J. Joiinstone, het nut der gangiïa meenende ontdekt te hebben, leidde de oorzaak der fpierbeweging van de zenuwen af.— S. Farr volgde zo zeer Staiil's denkbeelden, dat by zelfs aan de planten eene ziel toekende. • A. Monro heeft voortreflyke proeven omtrent de prikkelbaarheid genomen. ■ Rehfeld verklaart de prikkelbaarheid door het zenuwvocht, en eene byzondere vlociftof, door de fiagaderen afgefchei- den. Gullen erkende ook de vliezen met eene famentrekkende kracht begaafd te zyn. — Mackittrick , Baldinger en Gruner hebben zich verdienftelyk gemaakt, door de prikkelbaarheid op de Ziektekunde toetepasfen. Bartiiesius en anderen naamen echter nog den Archaeus van van Helmont aan. — Hunter bragt een nieuw gevoelen (waarvan men echter by Glisson reeds eenige fpoorenvindt,) op de baan, dat ook het bloed met een levensbeginfel begaafd is , 't welk Hendï heeft trachten te wederleggen, en Levison door nadere bewyzen aan te dringen. Maret heeft weder een byzonder half geestryk en half lymig zenuwvocht, als oorzaak der fpierbeweging, en een byzonder maakfel der fpiervezelen, aangenomen. fon-  ( 37 ) Fontana ftelde verfchillende nadere proefnemingen omtrent de prikkelbaarheid in 't werk. — Platner koestert een byzonder gevoelen, dat het midden houdt tusfchen Haller en Stahl. ïhourrt vertelt, dat in onze herfenen eene pofitive en negct~ the EleStricïteit huisvest, de eerfte in 't merg- , de tweede in de bastachtige zelfftandighcid, welke ieder zyne zenuwen als afleiders heeft, om deze vloeiftof naar en van de fpieren te brengen. — Sieqwart verklaart de fpierbeweging uit de zenuwen, vooral derzelver bekleedfels. —— Onlangs, heeft deberoemde C. L. Hoffmann verfchillende trappen van beweegbaarheid (agilitas), die in den gezonden ftaat aan verfchillende deelen eigen zyn , nagefpoord. Eindelyk heeft Daniël nieuwe lings de wetten van het famengevoel, dat in een, zo nauw verband met de prikkelbaarheid fta,at, voortreflyk nagegaan. CGemaklyk zouden wy by deze, anders zeer vol-, ledige, optelling , nog eenige Schryvers voegen kunnan, dan wy willen Hechts hier aanmerken, dat 't ons verwondert, den voortreflyken v^ndoeveren hier nier genoemd te vinden, daar men weet, hoe zeer deze Hoagleeraar zich met het nafpeuren Van dit beginfel hebbe bezig gehouden.) Tot hier toe de Gefchiedenis der Prikkelbaarheid behandeld hebbende, geeft de Schryverhihqt tweede C 3 De4  (C 38 ) Deel eene, zo hy het noemt, Gefchiedenis der zieklyke Prikkelbaarheid en Gevoeligheid. Uit dezen titel zou men misfebien eene befchryving der ziekten van 't levensvermogen verwachten; dan de Hr. Weber verftaat hier door eene verzameling van waarnemingen, die bewyzen, dat alle deelen,welke Haller gefteld had in den natuurlyken ftaat van gevoeligheid en prikkelbaarheid verftoken te' zyn, door eene zieklyke gefteldheid duidlyke blyfcen van de tegenwoordigheid dezer beide hoedanigheden gegeven hebben. Het zoude onnoo- dig zyn dezelve hier op te tellen ; wy gelooven met de voornaamfte Geneeskundigen, dat alle de deelen onzes lichaams met eene zekere maat van prikkelbaarheid en gevoeligheid begaafd zyn, of fchoon zy dezelve op het aanraaken der prikkels niet voor 't oog ver'toonen, en dat de verfchynfelcn van gevoel en prikkelbaarheid, welke men in eenen zieklyken ftaat, in zulke deelen, die Haller en zyne navolptó voor gevoelloos en onprikkelbaar gehouden hebben, waarneemt, genoegzaam doen zien, dat zy dezelve ook natuuriyk bezitten, dewyl 'er alsdan Hechts eefie vermeerdering dier uitwerkfels plaats heeft, waar ann wy de tegenwoordigheid dezer vermogens ontdekken , cn welke in eenen gezonden fiSfiït te gering zyn, om zich aan onze Siyituigen te openbaaren, I I L  111. J, P. Frank, M. D. Syjiem eincr volftdndü ■ gen medicinifchen Policey. Er fier Band, zwoter verbefserte Aitflage, Mauhcint 1784. pag. 694. in $0. J. P. Frank Stelfcl ener volledige Geneeskundige Staatsregeling enz. I Deel. Doctor Frank was de eerfte, die in liet jaa? '1778 het eerfte gedeelte van ene geneeskundig* Staatsregeling, in ene fvilematifche orde voorgedragen, in het licht gaf. -— Voor hem was 'er uremand geweest, die zich in dit vak zo verre had durven wagen, en, buiten enige byzonderc ftuki.cn over dit onderwerp, vond men nergens een volledig ftelfel. — Geen wonder dan, dat zyn werk getrokken , fchielyk uitverkogt en hy genoodzaakt werd, een tweden druk van het eerfte Deel te.laten opleggen. — Dit Werk is in Duitfchiand zo hoog gefchat, cn met zo algemenen yver aangenomen, dat wy ons verwonderen, dat het (immers zo, het O 4 003  ( 40 ) ons voorkomt,) in de Nederlanden weinig bekend en in de finaak is. — Wy zullen zien, of wy onze Lezers door een kort uittrekfel, 'er een goed denkbeeld van geven kunnen. — Geneeskundige Staatsregeling behelst zodanige lesfen, waardoor de menfch tegen de nadelige gevolgen ener maatfchappyelyke famenwoning befchut, en zyn lichaamlyk welzyn zo lang en zo veel mooglyk bevorderd wordt. — Voortyds bragt mén deze nuttige wctenfchap niet dan tot. het weren der Kwakzalvers , en der befmetting in Pest-tyden. — Naderhand, en wel in onze eeuw, werd hare invloed verder ten nutte van het algemeen uitgebreid, wanneer men genootfchappen dichtte, wien men de zorg, om de Geneesen Heelkunde te regelen , om de feilen in de Vroedkunde te verbeteren, de drenkelingen by te daan, eh andere nodige verbeteringen in het geneeskundige ftaatswezen, aanbeval. — En het was zo veel te nodiger in dit tyddip , daar de oorzaken der fterflykheid, zo door de weelde , als door een groot aantal oorzaken, uit andere bronnen voortvloeiende, dagelyks toenamen. — Om dan een delfel te geven, dat de oorzaken der fterflykheid, uit de maatfchappyelyke famenwoning voortvloeiende, zoveel doenlyk tegengong en verbeterde, diende iwen van de voortteling, als van de eerde ogenblik  ( 41 ) blikken der daarftelling van den mensch , te beginnen. — Ons allen is een zekere trek tot byflapen ingefchapen, dezen moeten wy volgen. — De te grote matiging is zo wel , als de te fterke ontlasting, in beide Sexen fchadelyk.— De Staatkunde heeft • dus het huwlyk, als het gefchikfte middel tegen de beklaaglyke gevolgen dezer twee overtredingen, ingefteld. — Dit vermeerdert de bevolking , en neemt de uitwerkfelen, uit de niet^of te veel ingevolgdentrek tot vermenging, in beide Sexen weg. — Dit verdient dus de groottle aanmoediging in het geneeskundige ftaatswezen. — Echter zyn 'er vele inftellingen, vele misbruiken, welke de volmaaktheid van het huwlyk zyn tegengegaan. — Verfchillende volken, die den ftaat des huwlyks aan de Geeftlyken verboden hebben. — Geeftlyken , die het huwlyk als een misdaad hebben afgefchetst. — Wereldlyken, die uit een of ander inzicht, dwepery, losbandigheid, enz. het ongetrouwde 1 ven boven den huwlyksftand verkozen. — Militairen eindelyk, wien het huwlyk niet vryftaar. - Alle deze verminderen het aantal der huwlyken, en ftremmen ene geregelde bevolking, zo nuttig voor den Staat. AHe deze verdienen dus de opmerking van den Geneeskundigen Staatsman. Derzelver bronnen worden aangeflipt, de nadelen, daaruit voortvloeiende, opgehelderd , en de behoedmiddelen daar tegen op*eC5 ge-  C 42 ) geven. Verder. — De huwlyken worden te vroeg aangegaan. — Men trouwt te jong. — Dit heeft enen nadeligen invloed op de kinderen, en op de ouders zeiven; men dient dus de te vroege huwlyken tegen te gaan, en zekere jaren in beide Sexen, Wanneer zy tot het huwlyk het best gefchikt zyn, te bepalen. . De ongelyke huwlyken doen geen minder nadeel aan het voornaamfte doelwit der verëeniging van beide Sexen, de voortteling. — Ook wanneer zy te laat worden aangegaan. — En in hoe vele opzichten zyn de echtverbintenisfen tusfchen ongezonde, fukkelende, zwakke'lieden, niet fchadelyk aan de voortteling. — Zy planten de erflyke kwalen meer en meer voort, en zyn de vermeerdering der bevolking geheel en al nadelig. — De Staatkunde diende» dus zodanige echtverbintenisfen te verbieden , en de ziekten, waarin het byflapeu geheel en al fchadelyk was, te bepalen, om de nadelen , daar uit voortvloeiende , te kunnen verhoeden. — Dus zyn longtering, uittering en vcrfcheidene langdurige krankheden , gegronde redenen tot het vermydcn des huwlyks. — Een mismaakt of nauw bekken maakt het huwlyk voor de vrouwlyke kunne zeer gevaarlyk. — En welk een heirleger ziekten, die het huwlyknadelig voorde bevolking maken. — Welk een aantal oorzaken, die de vruchtbaarheid der  ( 43 ) des echts tegengaan en verminderen. — Welk een aantal hulpmiddelen geeft de geneeskundige Staatsman daartegen niet op. — De verhinderde keus en vryheid in het kiezen van ene echtgenot is ook ene fchadelyke zaak voor de bevolking. — Immers zo nodig de liefde van beide echtgenoten tot de voortteling is, zo fchadelyk is de manier van uithuwlyken voor de bevolking. — Geneeskundige Staatkunde moet dus de vryheid in de keus der gelieven zo veel mogelyk trachten te bevorderen. —Zy moet de opvoeding van jonge meisjes, zo veel doenlyk tot het grote einde, de bevolking, regelen. •— Te meer, daar onze wyze van opvoeding geheel en al van het natuurlyke verbasterd, zo veele oorzaken van onvruchtbaarheid, van ziekten der kinderen , en wat dies meer is, daar ftelt. . Men moet de jonge echtgenoten omtrent de plichten des huwlyks onderrichten. — Een Predikant of Artz moet hun de voortreflykheid hunner ftaat afmalen, hunne betrekkinyen tot hun Vaderland, tot eikander, aantonen , cn dj <• w , voornamelyk in hare zwan^/rh-M hor :;, v;i 'it der /.elfsen vruchtsbehoudin^ doen kennen. — Ene zwangere vrouw heeft In alk !nr..:-u, by alle volken, zekere voorrechten. —- DezPkjiyiqQ nifitgenoeg vermeerderd, nog fcf k gemaaktVtdgéun, laar den Staat zo veel aan het behoud ener zwangere vrouwe gelegen is. De leveusregciiug ener zwan-  C 44 ) zwangere vrouw moet zeer bepaald en allervoorzichtigst gcfchikt worden. En hierin heeft onze Schryver zeer veel verdiensten. Heeft ene zwangere vrouw het ongeluk van onverlost te fterven, zo moet men de vrucht uit zynen kerker trachten te verlosfen, om hem, was het mogelyk, het levenslicht te doen genieten. Geneeskundige Staatsregeling geeft ook hiertoe de beste wyze en fchikkingen aan de hand. Barende vrouwen, en die moeders geworden zyn,hebben geen minder recht op onze zorge en tederheid. Zy zyn zelden in ftaat zich zelve de nodige voorzorgen toetebrengen. ■ Dat men dus al, wat mogelyk is, 'doe , om kundige vroedmeesters of vrouwen ten nutte der barenden aantekweken , derzelver hulp voor armen verkrygbaar te maken, en de zorg voor Kraamvrouwen te doen vermeerderen , de vooroordelen en misbruiken tegengaa, en de armoede dcrzelver door algemene fchikkingen en hospitalen verligte. Zie daar den inhoud ,van het eerde Deel dezes nuttigen werks. ■ Alles is met zo ene welbe- fnedene pen, met zo ene grote Geneeskundige kennis, met een zo juist overzicht op het algemene nut, met zo ene groote geleerdheid ter nedergefteld, dat men binnen een vry lang tydbeftek, weinig zo aan hunnen tytel voldoende werken heeft het licht doen zien. 1 Vm  I V. Della Nephrotomia e litotomia de Guiseppe Gui dette Genoveze, Florenza 1783. %vo. 140 pag. d. L G. Gui over de nier en blaasfleenfny. ding. E-en Italiaans werkje over de bewerking van den nier enblaasfteen, dat zyn nut heeft, door ineen klein beftek, wat 'er over deze bewerkingen reeds gedaan is, den Geleerden voor oogen te ftellen. - . Na ene voorafgegane ontleedkundige aanwyzing der pisbereidende, bewarende, en ontlastende werktuigen , na ene befchryving van enige natuurfpelingen, in het getal, plaatfing en gedaante der nieren, welke ontleedkundigen dagelyks aantreffen na ene beoordeling der verfchillende bewerkingen van fteenfnyding, zo verkiest hy de Hawkinsciie, die 'hy nauwkeurig befchryft. Hy geeft de voorzorgen op3 toont de beste wyze , en betoogt, dat  ( 46 ) dat Hawkins Gergeret ook by het fnyden van den fteen in vrouwen de voorkeur verdient. — Over de Nephrolomie is hy by de gewone regelen gebleven. Nieuws bevat dit werkje niet, zelfs gene aanmerkingen over de bewerking des fteens in twee tyden, die in onzen tyd , voornaamlyk te Amfteldam 3 zo veel geruchts gemaakt heeft. V.  V. Andreae Bonn Anat. & Chirurg, in illuftri Amftelaed. Athenaeo Profes/, defcriptio The- fauri ojfiurri morboforum Hoviani ; Adnexa eft Disfertatio de Callo. Amft. ap. J. C. Sepp. 1783. 200 pag. absque praef. indice etc. in /\.to. d. i. A. Bonn Befchryving van Hoviu's zieke beenderen Kabinet, &c. O Ochoou wy, zo door onzen eigen voorraad, als door het geen ons door uitlandfche Correspondenten toegezonden wordt, met die boeken alleen, die in vreemde landen het licht zien, ons inzicht, om onze landgenoten een denkbeeld van de uitlandfche geneeskundige litteratuur te geven, voldoen kunnen : zo zouden wy echter onze eigen natie te kort doen, indien wy onze Lezers de werken van Nederlandfche Geleerden niet in een kort tafereel voor oogen fielden Voornaamlyk, wanneer zy gefchreven zyn van Mannen, wier  ( 48 ) wier naam in de Geleerde Wereld bekend is, en wier werken zich door den naam alleen genoeg aanpryzen. — De Hoogleraar Bonn geeft ons in dit werk ene befchryving der zieke beenderen , welke de Heer Hovius, een beroemd Geneesheer te Amfteldam, vergaderd, en aan het Heelkundig Collegium gefchonken heeft. Hy verdeelt de ziekten der beenderen i) in ziekten der ruggegraat; 2) in ziekten der gewrichten ; 3) in ziekten der beenderen van ene uitwendige, en 4) van ene inwendige, of van zelfs ontdane oorzaak; 5) brengt hy alle beenbederf onder een vak, daar mede ophelderende hoe de natuur het bedorven been van het gezonde affcheidf; 6) voorts gaat hy over tot de aangeborene beengebreken, en voegt 'er.'eindelyk ene 7de ) verdeling by, waarin hy enige zeldzaamheden , zo van zieke, beenderen, als blaasdencn, enz. die onder de vorige vakken niet voegelyk behoorden, plaatst. s'Hoogleraars juistheid, oordeel en werkzaamheid dralente gelyk met zyne belezenheid en ontleedkundige kennis in deze verzameling door : daar hy tusfehen de nauwkeurige befchryvingen der beengebreken, oordeelkundige aanmerkingen over hunnen aart inlafcht, daar hy de platen s waarop die beengebreken by andere-Schryvers afgebeeld zyn, aanhaalt, en daar wy hoop hebben, om volgens s'Hoogleraars  V 49 ) ,-aars belofte van tyd tot tyd een bundel platen van de zeldzaamfte beengebreken, die nog niet afgebeeld zyn, onder zyn opzicht vervaardigd te zullen zien. En het is niet alleen deze verzameling, welks wy aans'Hooggeleerdens arbeid te danken hebben* — Dezelve heeft hem ftof geleverd, om a's door waar* neming alleen geleid, door deze alleen a zonder enig vooroordeel, tot bevoegd rechter in liet bekende gefchil, van wat aart de fioffe zy, wmrdoor de gebroken beenderen weder aan elkandergroeien, gaiMd, om, zeg ik, door deze verzamelingy derzelver waarneming en daar uit voortvloeiende gevolgen, ons ene fraje verhandeling over het weer der beenderen (Callus) te geven. Ene verhandeling, die wel waardig is, dat ze onze landgenoten nader bekend worde. In alle beenbreuken, in alle gevallen, waarin de zelfftandigheid van het been gekwetst is, komt ene nieuwe zelfftandigheid, die by de Franfchen ekairf grainues, by de Engelfchen granulated flesh, by ons, vleefch, vleefchkeuveltjes, genoemd wordt. — Hippocrates noemde deze zelfftandigheid reeds vleesch. Celsus ook; anderen zyn hen gevolgd. Daar komt dus in alle gevallen, waarin de zelfftandigheid van een been gekwetst is, Callus: en deze heeft, even als alle andere delen, bloedc naten.  Vaten en zenuwen, waar door zy gevoed wordt en gevoel heeft. Deze eerst vlies - dan vleeschachtige zelfftandigheid wordt, wanneer zodanig ene beenwond begint te genezen, leerachtig. Of zy daar op kraakbeenachtig worde , is nog een gefchil. Verfchillende waarnemingen echter tonen, dat zy den waren aart van kraakbeen niet aanneemt. • Die leerachtige zelfftandigheid verandert langzamerhand, dit tonen de waarnemingen, in been.— Voorts befchouwt de Hoogleraar de verfchillende wyzen , waarop de dallus de beenbreuken heelt. — Hy gaat als waarnemer na, wat de Callus doet, wanneer een been uit zyne holligheid ontwricht, ene nieuwe geleding maakt. — En het is vooral in dit geval, waarin des Hoogleraars waarnemingsgeest, beobachtungs-genie zouden de Duitfchers zeggen , uitblinkt. Hy fluit zyne fraié verhandeling met de vergelyking en de aantoning van het drideffcheid, dat tusfehen de natuurlyke en tegennatmirlyke beenwording, en de herftelling van ene beenwond plaats heeft. — En daar tilt betruit hy, Dat de aart van het beenweer in den beginne vliesachtig is, in den mensch ; — dat het langfamerhand meer volmaakter wordende, vleesachtig, en daarna leerachti; wordt; dat het in geen eigenlyk kraakbeen overgaat, doch ten tyde van zyne verharding, zy  C 5i ) zynen ïteetóhêchigen aart, met den beenachiigen Verwhfe/t i en /at Jus de' 'leerachtige ze/handigheid qanftonds in been overga*;. Dat het volmaakte beenzweer werkuilghk met bloedvaten en zenuwen voorzien, ten gedeelte wordt van het been zelve; -f dat het fimwylen als een ziek ongefleld been geheel tot een vast lichaam overgaat, of wel week en door bederf aangedaan wordt. Dat de wjze , waarop dit alles gefchiedt, onbekend is. En dat het dus het verfandigfle is, zich alleen te bepalen tot dat geen, dat men gebeuren ziet, en dat men met de uiter/yke zinnen kan onderfchippen. Gevolgtrekkingen, die de aandacht van de .Heelkundigen genoeg verdienen, om 'er enigen tyd met hunne gedachten op ftil te blyvea ftaan. D t  V I. Ueber die neuere Entdeckungen in der Lehre von der Luft, und deren Anwendung auf Arzneikunst, in Briefen an emen Arzt , von ]. F. Gmelin. Berlin, 17 84.. bei J. Paidi 272 pag. in ivo. d. i. J. F. Gmelin over de nieuwfte ontdekkingen in het Leerlluk der Lucht, en derzelver nuttigheid in de Geneeskunst. Onder de veelvuldige nieuwe ontdekkingen, waarop onze eeuw met recht mag roem draagen, behoort ook in 't -byzonder die van de verfchillende foorten der lucht. Eene ontdekking, die thans de aandacht der grootfte Natuur- en Scheikundigen bezig houdt, waarvan men reeds de gelukkigfte gevolgen in de verfchillende takken der Natuur- en Scheikunde ondervonden heeft, en waarvan men zich met reden nog zeer gewichtige voordeelen, zelfs in de Geneeskunde, mag belooven. Ongelukkig is het maar voor de bevordering der wetenfehappen, dat ook  C 53 ) ook deze nieuwe ontdekkingen hetzelfde lót ondergaan , als veele andere gewichtige uitvindingen, Sommigen, al te zeer voor het nieuwe ingeriönien, zoeken daarin alleen de wysheid van alle tyden te vinden , en maaken daarvan eene al te onbepaalde toepasiing; terwyl anderen, gewoon op hunnen ouden weg voort te wandelen, en verkleefd aan hunne denkbeelden , alle nieuwe ontdekkingen, als gevaarlyke dwaal-lichten fchuuwen, endoorden nevel hunner vooroordeelen verblind , alles met verachting verwerpen, wat ook maar den fchyn van nieuwigheid heeft. Geen wonder derhalven, dat ook de nieuwe ontdekkingen der verfchillende foorten van lucht nog by veele Geneesheeren, als niets beduidende kleinigheden, worden aangemerkt, als beuzelingen, die hunner opmerkzaamheid onwaardig fchynen. — Wy wenfehen derhalven, dat zy, die eenigzins lust hebben, (en hoe zou men hieraan durven twyffèlen!) om zich van de nuttigheid dezer nieuwe ontdekkingen en derzelver invloed op de Geneeskunst te overtuigen, deze Brieven, die met zo veele waarheids-liefde en kennisfe zyn gefchreven, met de vercischte onzydigheid mogen leezen, en wy houden ons verzekerd, dat zy van liet gewicht dezer ontdekkingen, en van de voordeelen , die PS dj  ( 54 ) de Geneeskunst daarvan nog te wachten heeft, tên vollen ovfistujgë zullen worden. Het kan niet ontkend, worden, dat de Chemisten, en voornaamly it in dat tydftip, toen men werklyk aanving de Geiieeskunsttot een hoogcren trap van volmaaktheid te brengen, door eene verkeerde aanwending hunner fcheik undige beginfelen groote verwarrin» gen in de Geneeskunst hebben veroorzaakt, en uit hoofde , dat zy met verachting van alle kennis des meufehelyke lichaams, deszelfs maakfel en verfchillende krachten, alle veranderingen en werkzaamheden des lichaams , de ziekten zelve , uit fcheikundige gronden hebben zoeken te verklaaren , indedaad de Geneeskunst meer voor- dan nadeel hebben toegebragt. Dan onze geleerde Schryver toont in zyne drie eerfte Brieven, dat de dwaa* lingen van Paracelsus en zyne naarvolgers gcenzins aan de Scheikunde , maar aan haare fantastiks beoefenaaren moest toegefchreven worden. Paracelsus, hoe groot een fantast hy ook moge geweest zyn, en hoe veele dwaalingen hy ook in trein heeft gebragt, behoudt nog in zekere opzicht zyne verdienden, doordien hy den weg tot nieuwere ontdekkingen gebaand, het aanzien der fchoolgeleerdheid ' .têgengegaan , en de hètu)ke geneesmiddelen , voornaamlyk die uit de me-  ( 55 ) metaalen, meer algemeen bekend gemaakt heeft. Tacheniu's dwaalingen werden reeds in zynen leef* tyd door Scheikundigen, en wel door Scheikundigen van Prg/w/fcjwederlegd, en Boeriiaave en HöFF» mann hebben den overgebleven zuurdeesfem van Sylvius geheel uitgeroeid. Wat Boerhaave en Gaubius daarvan nog hebben bygehouden, zyn niets beduidende vlekken , met betrekking tot de groote verbeteringen, die zy in de Geneeskundige Scheikunde gemaakt hebben. En wie warén toch die groote Mannen , aan welke men de grootfte verbeteringen te danken heeft? Het waren Scheikundigen van den eerden rang , die met geene andere wapenen , dan met naauwkcurige fcheikunclige proe-» ven, alle de dwaalingen te keer gingen , die langer dan eene eeuw haare heerfchappy over het gebied der Geneeskunst gehad hebben, en alleen door eene verkeerde toepasfing der Scheikunde zyn veroorzaakt geworden: zo dat de Scheikunde zelve, op welkers rekening men zo veele verwarringen in de Genees* konstdelt, het middel is geweest, waar door onze denkbeelden, omtrent verfcheidene geneeskundige leerdellingen , meer zyn verlicht geworden, éfij waar dóór zeer veele wanbegrippen zyn uitgeroeid. Eene grondige kennis der Scheikunde derhalven , met oordeel op de Geneeskunst toegepast, is. voorden Geneesheer van het alleruiteriïe gewicht, en D 4 W  C 56 ) verfpreidt over veele geneeskundige waarheden een helder licht. — Onder die leerftcliingen, welke in de Geneeskunst uit de Scheikunde als onbewezen zyn overgenomen , en welke door 't gezag van Boerhaave en Gaubius veel aanzien gekregen hebben, telt de Heer Gmelin het zuur in de vochten als de oorzaak der Engehche ziekte, en de vlugge loogzoutige fcherpte in het bloed: de bewyfen, welke hier omtrent bygeoragt worden, verdienen nadere overweeging. — De vraag, welken invloed hebben de nieu were ontdekkingen der verfchillende foorten vanluchtop de Geneeskunst, wordt door den Schryver in zynen vyfden Brief, allerduidlykst en voor een ieder, die niet moetwillens in 't duifter wil wandelen, allerovertuigendst beantwoord. De Schryver, die zyn onderwerp volkomen doordacht heeft, erkent aan den eenen kant het misbruik, het welk eene verkeerde aanwending zou kunnen ten gevolgen hebben ; dan hy bewyst aan den anderen kant, en beroept.zich op liet getuigenis van Syoenham en Boerhaave , dat de verklaring van den invloed der lucht op liet nienschlyk lichaam enden oorfprong der ziekten, alleen uit;de verandering van warmte en koude, vochtigheid en droogte , zwaarte, veerkracht, . 175 pag. d. i. C. de Mertens Geneeskundige Waarnemingen , II. Deel. D e Heer de Mertens is reeds door de uitgaaf van het eerfte Deel dezer waarnemingen by de Geleerde Wereld bekend voor een man van verdienden , geleerdheid en doorkneed oordeel. ■— Dit eerfte Deel, welk in 't jaar 1778 is uitgekomen, mogen wy vast vooronderftellen, dat den Geneeskundigen bekend is, en daar wy volgens ons plan ook geen verder gewag van hetzelve kunnen maaken, zullen wy ons vergenoegen, met onzen Lezer den inhoud van dit tweede Deel mede te deelen. Het Boekje is klein, doch de onderwerpen daarin voorkomende zyn des te gewichtiger: de ftyl is kort en aangenaam: het voorftel duidlyk. Geene ipisvindige redeneeringea, geene verre gezoehte ge-  ( 62 ; geleerdheid , geene opeenfrapeling van Fyt>ohefen, maar waare praktifebe kennis gebouwd op echte waarnemingen, by het bed des lyders opgetekend, onderfchciden dit werkje van veele andere hedendaagfehe fchriften. Dan ter zacke. In het eerste Hoofdftuk vinden wy eene Jeezenswaardige befchryving cener heerfchende Zinking-koorts, welke in den Jaare 1762. te Weenen door den Schryver is waargenomen. —'~- Vooraf eene patholog'ifche befebouwing van de gcfreldheld des wedèrs, zeer kort, en ter zaak dienende: dan eene opgaaf van de voornaamfte verfchynfeien der ziekte. Alle foorten van menfehen werden door die ziekte aangetast; zwaare hoo ) ziet men duidlyk uit de verfchillende befchryvingen dezer ziekte. In het vyfde Hoofdftuk befchryft de Auteur eene febris arthrhica , die hy in de jaaren 1782 en 1783 heeft waargenomen en dewelke epidemisch was. Uit de opgenoemde fymptomata zouden wy dezelve eene Febris rheumaüca non inflammatoria ïveaien. Kamfer, praeparaaten uit 't Spiesglas, decocia Ligngrum deeden weinig dienst. Baden uk 't Hepar Sulphuris met Calxviv.i gemaakt, en in water ont* bonden , bragten de beste uitwerkingen ie wege. In de tweede Afdeeling vinden wy in liet eerfte Hoofdftuk eene korte hiftorie van de Kinderziekte en derzelver geneeswyze voor onzen tyd. Het tweede Hoofdftuk handelt over de inenting: de Schry* ver zoekt eenige vooroordcelen tegen deze heilzaame geneeswyze, door bewysredenen uit de ondervinding genomen, te keer te gaan: alles zeer kort, befcheiden, en bondig. — De geneeswyze dezer ziek te , welke in het derde Hoofdftuk aangeprezen wordt, is die, welke thans byna algemeen in uebruik is. De verhandeling over de Lues venerea^ welke in het eerfte Hoofdftuk van de derde Aideeling voorkomt, behelst eigenlyk niets nieuws. De Schryver is geen vriend van de Mercurius du.'cis, het zy in- of uitwendig toegediend, en wel om die reden, om dat; E a daag».  < 68 >> daardoor te fterke kwylingen veroorzaakt worden', die het ligchaam te zeer verzwakken, en het virus niet volkomen uitgeroeid , maar allaen voor een tyd lang verzacht wordt. Het zo beroemde middel van van Swieten, door SANcHé's 't eerst bekend gemaakt, is volgens onzen Schryver niet alleen in zeer veele gevallen onvoldoenend , maar ook wegens deszelfs fcherpheid geen veilig geneesmiddel. De geneeswyze, welke de Schryver aanpryst, en die hy door eene 24 jaarige ondervinding als de beste heeft bevonden, is pramisjis pramittendis eene zalf uit een deel Kwik en twee deelen varkens-reuzel, en hiervan getuigt hy zelden eene kwyling gezien te hebben. — De Symptomata van de Lues worden afzonderlyk behandeld , doch hierin hebben wy niets merkwaardigs aangetroffen. Beter heeft ons het volgend Hoofdftuk deScorbulo aangedaan. Hy neemt by deze ziekte eene lenta degen oratio humorum putredinofa aan, en hierin zyn wy het volkomen met hem eens. Dit zyn s'Mans eigene wroorden : quando talis chylus fanguini mifcetur , dispoftthntm, quant humor es nostri jam per fe habent, auget, ficque fen/im atque fenfim Wam lentam degenerationem putridam inducit, quam Scorbutum oppellamus, cujus unicam tantum fpeciem , vafïtsgv(,dïbusdifiinUam, dart perfuafum habeo. — Weg dan  ( 69 ) dan met alle die niets beduidende onderfcheidingen! - Het heeft ons gewonderd, dat de Schryver in de geneeswyze geen gewag gemaakt van de Kina. Eindelyk komen *er in de vierde en laatfte Afdeeling vier zeer gewichtige waarnemingen voor. Eene verlamming aan de eene zyde, door de Elektriciteit genezen. Eene beginnende amaurofis van 't regter oog,door een Scrofuleus gezwel aan den hals veroorzaakt, de Schryver gaf alle morgen V gr. Spongia usta en zag na verloop Van 14 dagen de firums verminderen, en het gezicht herftellen. Ten derden eene verftyving van de beenen , op eene verlamming gevolgd, die gelukkig genezen werd. De vierde en laatfte waarneming is eene angina parafytica, men kon geen ongemak in de keel ontdekken en het bleek uit alles, dat 'er eene verlamming van die fpieren plaats had. By deze gelegenheid waarfchouwt ons de Schryver voor het in- en uitwendig gebruik der Lood-middelen. E 5 VIII.  VIII. An Esfay en laborious Parturition : in which the dhifion of the Symphyfis Pubis is particularly confidered. — By William Osborn, M. D. Phyfician, and Man-midwife to the general lying- in Hospital in ftorejlreet, andLeÜureron midwifery in London. jLond. printedfor T. Cadell in the ftrand ■ 2783- P- 255- d. i. W. Osborn over het mocilyk Kinderbaaren, &c. Jjy en der redenen , zegt onze Schryver in zyne Inleiding, waarom de Vroedkunde geene met haare verbazende nuttigheid geëvenredigde vorderingen, gemaakt heeft, is waarfchynlyk de verkeerde gedagte geweest, welke fommigen onder de wysgeeren en geneeskundigen gevoed hebben, dat, daar de  de redenloze dieren hunne jongen zonder ecnigen byftand der konst, met de grootftc gernaklykhcid Voortbragten; dezelfde verrichting ook met even wei* nig moeite en gevaar in het menschlyk geflagt ge* fchiedcn zou, indien men de bcftiering daar van alleen aan de Natuur overliet, en dat dus deze konst niet Hechts vruchtloos, maar zelfs onnuttig en fchadelyk Ware. —, Dan deze Helling is van allen grond ontbloot; het baaren van menfchen is altoos moeilyker, altoos gevaarlyker, dan het werpen van dieren , zelfs in den natuurlykftcn ftaat. — Zonder de Paradysvloek, met fmerte zult gy kinderen baaren , welke de dieren niet betrof, tot oorzaak in te roepen, is 'er in het verfchillende maakfel der menfchen van dat der viervoetige dieren eene genoegzaame reden van dit onderfcheid in den ge. zonden ftaat. God, die den mensch naar zyn evenbeeld fchiep, als magtvocrende over al het gefchapen, gaf hem eene andere gedaante dan de overige dieren: Coelumque tueri jusjit £? ere&os ad Jidera tollerevultus. Eene overeindftaande en opgerichte houding toonde zyne voortreflykheid boven alle de gewrochten der fcheppiug: dan het is zo met al het ondermaaufche gelegen, dat niets, hoe voortreflyk, hoe uitmuntend ook, volmaakt is; de grootfte voorrechten zyn altoos met eenige nadeden onaffcheidE 4 lïjk  ( 72 ) •3yk verknogt. Dit is het geval met onae opgerichte houding, deze blyk van voortretlykheid is ook oorzaak der ongemakken , die de nattmrlyke baaring vergezellen , waarvan des menfchen onderdaan het viervoetig dier, in zyne horizontale richting bevryd is. Immers, daar wy overeind ftaan, zou de zwaarte van het kind, vooral in de laatfte maanden der zwangerfchap, als de zachte deelen minder wederftand bieden, oorzaak zyn, dat de dragt haaren bepaalden tyd niet konde duuren , maar de geboorte zou te vroeg gefchieden , 't zou altoos eene partus prcematurus zyn. De Natuur moest dan op middelen bedacht zyn, om ditonheil af te weeren, en hoe gefchikt die ook zyn mogen, welke zy daartoe beraamd heeft, zyn echter ook deze de oorzaaken, waarom de baaring altoos zo moeilyk, zo ongemaklyk is. Deze zyn naainlyk i.) dat het bek« ken eene verfchillende richting heeft van de tronk, 2. ) De onregelmatige gedaante van het bekken. 3. ) Deszelfs tegenovcrgeftelde diameters in de twee openingen. 4.) De grootte van het kindshoofd, en de veranderde richtingen, die het ondergaan moet om gebooren te worden. 5.) De vastheid der baarmoeder. Dit alles maakt wel, dat het kind door zyne zwaarte niet uit het bekken kan vallen, maar • doet ook het kinderbaaren langzaam , moeilyk en pynlyk zyn. Alle deze omftandigheden hebben in de  ( 73 j de viervoetige dieren geen plaats, en dit is dereden, waarom zy zo gemaklyk haare jongen voortbrengen Daarenboven is 'er nog eene andere reden, waarom éwaare geboorten by de viervoetige dieren niet kunnen voortkomen : eene der voornaamfte oorzaaken van de moeilykc baaringen is een mismaakt bekken, en deze wanftaltigheid wordt veroorzaakt door eene byzondere kwaal van den mensen, de Engelfche ziekte, waarin de beeneu week worden, door de werking der fpieren buigen en van gedaante veranderen, en, daar de zwaarte van het lichaam op het bekken aankomt, verliest dit ook 't meest zyne natuurlyke ge ftalte. Van deze zyn de dieren ontheven; zy kan dus geene misvormingen in haar bekken voortbrengen , en zo dit ongemak al eens onder dezelve beftond, zou 't geen vermogen hebben deze holte te veranderen; dewyl het gewicht van hun lichaam geenzins door het bekken gedragen wordt. Men bedriegt zich dan , met uit de gemaklyke baaringen der dieren tot de menfchen te befiuiten, en het gevolg daaruit, totde nutloosheid der Vroedkunde afgeleid, kan geen fteek houden: neen, deze konst is van het uiterfte gewigt en aanbelang voor het menschdom ; daar zy de middelen aan de hand geeft en in 't werk ftelt, waar door de hinderpalen der baaring, met de meeste zekerheid voor 't leven van moeder en kind kunnen weggenomen worE 5 den.  c n ) den. (Omtrent dit alles moet Ree. aanmerken, dat het voortbrengen van jongen in de beesten zo gemaklyk niet is, als de Hr. Osborn fcheint te denken; de verbazende verwyding der teeldeelen, die ook in deze beesten gefchiedt, moet noodzaaklyk pyn veroorzaaken, en die by het kalven onzer koeien ooit is tegenwoordig geweest , zal de blyken hiervan uit hun gekreun duidlyk zyn ontwaar geworden ; daarenboven zyn ook de beesten van langduurige en zwaare baaringen niet altoos ontheeven, men vindt 'er niet zelden voorbeelden van in koeien, fchaapen, geiten , &c. Ja, men heeft meermaalen gezien, dat zy dezelve niet ten einde kunnende brengen, geduurende den arbeid bezweeken zyn. Aan den anderen kant is het ook zeker, dat de natuurlyke moeilyk» heid van 't kinderbaren in menfchen, welke de Hr. Osborn zo breed uitmeet, als noodzaaklyk verknogt met onze opgerichte houding , en dus den byftand der Vroedkunst niet kunnende misfen , zeer veel moet bepaald worden. Hoe gemaklyk valt het de zwarten van de Goudkust, de inwooners van Madagascar, Brafilien, de inboorlingen van nieuw Engeland, Noord-Amerika , Canada en meer andere woefte volken, die volgens de infpraak der natuur leeven en door de zeden en Ievenswyze der befchaafde volken nog niet bedorven  ( 75 ) ven zyn, hunne kinderen ter wereld te brengen, zo dat men gedacht en gcfchreven heeft, dat ze zonder pyfl baarden; dewyl zy terftond hunnen gewoonen arbeid hervatten , als of er niets gebeurd Was, en dus hunne kinderen met even weinig moeite het licht doen zien , als de beesten hunne jongen, en het verfchillende maakfel baart voor hen geene moeilykheden. — Dan daar met de befchaving deivolken de verzwakking der lichaamen in een gelyken trap toegenomen is, daar de opvoeding en levcnswyze een onnoemlyk aantal van gebreken hebben voortgebragt, is de mensch dikwerf niet in ftaat om deze verrichting zonder de grootfte moeilykheid te einde te brengen, en zou dikwils, zo de konst hem geene behulpzaame hand toereikte , bezwyken moeten, zonder zyn kroost het licht te kunnen doen zien. In dien bedorven ftaat van het mer.schdom, is dan het kinderbaaren den menfchen vetl moeilyker, dan het werpen voor de dieren, en de waarde der Vroedkonst, welker by" ftand zy nu niet misfen kan, is onfehatbaar.) Wy gaan over tot het Werk zelve. In het eerfte Hoofdft. handelt Osborn over de moeïïyke baaring. Hetzelve wordt in verfchillende onderdeden verdeeld. In het E bepaalt de Schryver,wat moeilyke baaring zy, en geeft te kennen, dat het onderwerp zyner verhandeling alleen omtrent die gevallen verkeert  C 76 ) keert, alwaar het bekken zo mismaakt en in zyne afmetingen zo verkleind is, dat een voldragen kind doormiddel van den tang of hefboom niet levend kan geboren worden: dit heeft plaats, wanneer het kinds-hoofd niet meer kan in een gedrukt worden , dan tot 3 duym in zyne dwarfche afmeting, d. i. tusfehen de uitftekken der opperhoofdsbeenderen. Wanneer derhalven de kleine afmeting ( conjugaal ) in de bovenfte opening van 't bekken Hechts 23 duim breed is, moet het volgende noodzaaklyk gefchieden: 1) na 't openen van 't hoofd, en 't uitnaaien der hersfenen , de verlosfingmetden haakten einde gebragt worden, 2) of de Keizer-fncde gefchieden, 3) of de Schaambeen-fnede, 4) of de moeder zal aan zich zelve overgelaten worden , 't welk, hoe wreed het ook zy, echter aan eene groot Vorstin van Rusland gebeurd is. — In deze gefteldheid van zaaken wil onze Schryver, dat men altoos de bewerking met den haak verrichten, 't leven van 't kind voor dat der moeder opofferen, en nimmer door de altoos doodlyke Keizer-fnede en de gevaarlyke Schaambeenfnede, de moeder ten koste van haar vrucht het leven zal doen verliezen. Het bewys dier Helling heeft hy tot 't doel van dit werkje genomen, wy zullen hem kortlyk volgen. Hy begint in detweedeAfdelingmeteene vergely- king  C 77 ) king tusfchen de waarde van het leven der moeder en dat van het kind. — Het leven- hoe zeer een zegen der Godheid, is echter van zo veele kommerlyke omftandigheden , zo veele rampen en tegenfpoeden vergezeld, dat de wysgeeren van de oudfte tyden af', het als twyfelachtig gefteld hebben , of de dood niet verkieslyker voor den menfehe ware, dan het leven. — Is deze vraag nog niet opgelost, dan moet het wegneemen van het leven voor de geboorte, het voorkomen van'tbeftaan, als een verlies van de geringfte waarde aangemerkt worden. (!!!')• 'T kind in de baarmoeder gevoelt zyn verlies niet, heeft geene ziels-aandoeningcn, geen de minfte lichaamlyke pyn, als hy wordt omgebragt, en is dus ook bevryd van die fmerten, welke eenen natuurlyken dood in volwasfenen vergezellen. (!!!) Het kind heeft geen lichaamlyk gevoel, omdat het onvatbaar isvoorziels-ontwaarwordingen: immers hoe veele jaaren verloopen 'er niet, eer een kind door vrees of bewustheid van gevaar aangedaan wordt! hoe zal het dan zyn voor de geboorte — De moeder wordt van het ziek zyn of derven van haar vrucht niets ontwaar, daar dit na de geboorte altoos door het gevoel van angst en pyn van eenige bewegingen en tegenfpartelingen vcrzeld is. — Die ziekten, waaraan een vrucht derft, zyn niet pynlyk, maar beftaan alleen in verzwakking en uitteering. (???) Niets  ( 78 ) Niets echter bewyst meer de gevoelloosheid van een vrucht, dan de onthersfening zelve : wanneer een vroedmeester zich in die akelige noodzaaklykheid bevindt, om een levend kind het hoofd te openen, voelde het kind deze geweldige bewerking , het zou zeker eenige bewegingen maakcn , die de moeder in zo een gevoelig deel, als de uterus, moest ontwaar worden; dan zy kan nimmer iets 't minfte van dien aart befpeuren, zo als na een nauwkeurig onderzoek meermaalen gebleken is. — Aan een wezen, dat volftrektgevoelloos is, kan geen wreedheid gepleegd worden (????). Wat nu de waarde van 't leven eens ongebooren kinds met opzicht tot zyne ouders en de Maatfchappye betreft , deze is zeer gering. Ouderlyke liefde en aandoening vindt nog geen plaats. — 't Gemis van een gehoopt vermaak, en niet 't verlies van een voorwerp haarer vermogende liefdedrift, is het offer der ongelukkige moeder. ~ Voor de Maatfchappye is ook dit verlies van weinig belang, als men nadenkt, hoe veele kinderen dood ter wereld komen? hoe veele 'er de twee eerfte jaaren na hunne geboorte fterven, en hoe veele 'er omkomen, voor dat ze eenig voordcel aan de Sociëteit doen kunnen. — Alle deze redenen gelden echter alleen , wanneer men in aanmerking neemt, dat het leven der moeder hier tegen dat van haar kind wordt overgefteld, en hoe  ( 79 ) hoe veel moet deze nietlyden,zo voorals onderde Keizerlyke fnede, of deSchaambeen-verdceling! welkeen aantal toevallen volgen'er niet op deze bewerkingen, die een onvennydlykendood in het eerfte geval, en een niet zeldzaamen in het tweede , voorafgaan; welk een verlies is haar dood voor haare nabeftaanden en de Maatfchappye? in vergelyking van dat eens ongebooren. kinds! Het is dan m dit geval onze onvermydlyke pligt, om het leven van 't kind voor dat d :r moeder op te offeren. (De ongerymdheid van de mees.e dezer redenceringen, waar door de Schryver ae geoorloofdheid der Kindermoordery in dit geval tracht te bctoogen , loopt te veel in 't oog, dan dat wy dezelve zouden wederleggen. Indien het bewezen was, 't geen de H. Osborn fchyntte verondérftellen , dat in deze moeilyke baaringen , 't leven van 't kind altoos met den dood der moeder moest betaald worden, zou deze daad waarlyk vryftaan , zonder meer bewysredenen te behoeven : dan daar 'er zo veele voorbeelden zyn van gelukkig, en met behoud van moeder en Kind verrichte Keizerihcden, en daar deze bewerking nog veel minder doodlyk zyn zoude, wanneer . men ze ter behoorlyke tyd en niet, (zo als gewoonlyk) nadat allcrleie bonst-: greepen mislukt en de krachten der vrouw ieeds uitgeput zyn , in het werk ftelde; terwyl aan den anbe-  ( 8o ) anderen kant het ftukfnyden van het kind in een zeer nauw bekken niet min gevaarlyk voor de moeder is: gelooven wy, dat het gevoelen van den Hr. Osborn op veel te losfe gronden rust, dan dat het verdient aangenomen te worden; daar zyne voornaamfte bewysreden op de doodlykheid der Keizerfnede gebouwd, eene met alle ondervinding ftrydende veronderftelling is). In de derde Afdeeling, zegt de Schryver, dat de Ouden 't aan ftukken fnyden van kinderen inde geboorte alleen aanbevolen hebben, wanneer ze dood waren, en daarin door de meefteSchryvers gevolgd worden. (Uit Moschio, iETius, ^Egineta en anderen der Ouden, blykt het zeer duidlyk, dat zy ook levende kinderen in moeilyke baaringen in ftukken gefneden hebben.) Anderen wachten zolang, tot dat het kind geftorven is, maar juist dit is de oorzaak van den dood veeier vrouwen geweest; men moet nooit langer wachten, dan't behoud der moeder toelaat, en onze pligt vordert als dan on- befchroomd het kind om hals te brengen. In alle moeilyke baringen, waar eenige handgreepen noodzaaklyk zyn, is uitftel gevaarlyk. In ons geval moet men, zodra het zeker is, dat 't bekken zo veel van zyne afmeting alwykt, als te vooren bepaald is, om het doorboren van het hoofd nodig te hebben, terftond tot deze bewerking overgaan,  ( 5i ) want: zo b. v. 'de ffïïand tusfchen liet as hulk eti fnere 2 — 3 daim evenaart, en het hoofd in 't begin van den arbeid geüpend wordt, zal deszelfs grootte zo veel verminderen, dat de natuurkrachten genoegzaam zyn om hetzelve in het bekken te brengen, waar door dan het aanleggen van den haak of geheel en al onnodig wordt, of ten minften met vry meer veiligheid gefchieden kan : en indien het bekken H of' nauwlyks 2 duim wyd , en dus de vcrlosfing zonder de haak onmooglyk is , zal men door het fehieiyk openen van het hoofd , het wceken én rotten van des Kinds lichaam zo veel te meer bevorderen en het uitnaaien daarvan des te gemaklyker nsaaken. — In de vierde Afdeeling onderzoekt de Hr. Os. born , welke de nauwfte afmeeting van het bekken zy, waarin de verlosfing met den naaii kan ten einde gebragt worden ; en zegt, door Waarneming geleerd te hebben , dat' dit altoos nog doenlyk is , wanneer de wydte daarvan ' met de breedte der bafis van het kind's hoofd, zydewaarts gekeerd, d. i. n dtiim , gelyk ftaat. Deze afmeeting is dus kleiner, dan die, welke de Vroedkundige Schryvers, als het punt, waarin p dj  ( 82 ) de Keizerin ede onvemiydlyk was, hebben opgegeven. Dan om hier in wel te flaagen moet men het hoofd, zo dra mooglyk, openen, en daarna ten minden 30 uitren wagten, eer men pogingen doet tot het uichaalen van 't kind; dewyl die tyd juist genoegzaam is, om eene rotting in deszelfs lichaam voort te brengen , welke de verlosfing oneindig gemaklyker maakt, zonder echter zo hevig te zyn, dat zy eenige nadeden voor de moeder 7.011de kunnen vcroorzaakun, gelyk onze Schryver z.egt door eene latigduurige ondervinding geleerd te hebben, (en wy gaarne gelooven willen, terwyl wy niet begrypen kuunen, hoe een kind, dat gedu-, rende 't begin van den arbeid gedorven of omgebragt is, in den tyd van dertig uuren zo zou kunnen rotten, dat dit eenige ongemakken voor de moeder veroorzaakte: in tegendeel bekennen wy niet te verdaan, hoe 'er eene rotting kan plaats hebben, welke genoeg is, om de verlosfing daardoor zo gemaklyk te maken. Wy hebben zulk eene verrotting in kinderen , welker hoofd nog langer tyd was geopend geweest , niet Waargenomen: de vereeniging der heenen van de iujis cratsït was wel eenigzins losfer, en her ganfche lich iajn wee!... geworden, zonder dat'er echter tekenen van daadlyke rotting aanwezig waren. — Sclioon  ( «3 ) Schoon dan deze rotting ontwyffel&aar niet fchaden kan , moet echter 'c uitftel der veriosling eene aarfffiëfklyk nadeel- veroorzaaken, en tot koorts, ontfteeking, enz. aanleiding gecven. -) Hy eindigt deze Afdeling met eenige regels, die in jfièt gebruik des haaks moeten in acht genomen worden, cn wil ons verzekeren, dat deze garifche bewerking door niemand zo nauwkeurig befchreven isï a-ls door Celsus L. 7. C. 29.' In de 5de Afdeling verhaalt onze Schryver zeer om-; ftandig eene waarneming, welke cigcnlyk terbevestiging van zyne, in het voorgaande Hoofdftuk opgegeven Helling, dienen moet.- Een klein wanftaltig°en; door de engelfche ziekte misvormd vrouwtje raakte op haar 27 jaar zwanger. Na dat zy reeds 2 dagen in' arbeid geweest was,onderiloeg haar dc Hr. OsDoxn en vond het bekken zo nauw, dat de éfo/ógM geen 4 duim groot was, terwyl de tramverfa omtrent4J duim lengte had, zynde daarenboven dé ganfche opening zeer ongelyk en fcheef. _ De moederniond was weinig verwyd, week en zai* 't hoofd voelde men boven het beenig uitftek, dat de laatfte lendenvvcrvel en het heilig been maie; de baarmoeder lag zo laag als gewoonlyk op het einde der dragt Eenige der Genees- en Heel- meefters tot raad geroepen zynde, ktarnen overf 2 eea  ( U ) een om liever de verlosfing met den haak, dan de Kdzerfr.ede, te verrichten, dewyl men meer ge" neigd was te geloven, dat het kind niet leefde. De Hr. Osborn opende dan het hoofd, deed de herfenen ontlasten , nam de opperhoofdsbeenderen weg, en liet de vrouw vervolgens in dien ftaat, in verwagting dat de weeën een gedeelte der overgebleven hoofdbeenderen in 't bekken zouden brengen; — den volgenden dag, na dat des avonds deze bewerking gedaan was, had zy veel weeën, de ftof, die zy door de fchede ontlastte, was verbazend veel en ftonk ysfclyk: den tweeden morgen was 'er een gedeelte van het hoofd ïn 't bekken gezakt, en, terwyl de rotting nu reeds genoegzaam fcheen, ging onze Schryver over tot het uithaalen. Dit gefchiedde 56 utuen na dat het hoofi geopend was ; nogmaals vond hy den aftland der ba/Is van het os facrum tot de fymphyfis pubis, | duim, 't welk ook de ganfche wydte aan de eene zyde was, terwyl aan de andere zyde deze afftand nauwlyks 1 % haalde: de voor- en opper-hoofds beenderen cn het ganfche bovenfte gedeelte van 't hoofd, werd met den haak losgemaakt en door de tang uitgehaald. De bafis van het hoofd bleef nog boven den ingang van het bekken; deze echter kon hy op dezelfde wys niet van een breeken, wat moeite hy ook aanwendde, dan  r 85 ) dan na haar zydwaarrs gekeerd te hebben; wanneer hyzo gelukkig was,oin allengskens het hoofd niet alleen door het bekken te krygen, maar ook eindelyk het ganfche lichaam door middel van den haak, na het openen van de borst en buik, tc doen gebaren worden. Het kind was allerrotst, fchoon tamelyk groot, en naar 't fcheen, voldragen : fchoon deze bewerking drie uuren geduurd had, volgden 'er geene, als de gewoone toevallen op, en de Kraamvrouw was reeds den 7den dag zo wel, dat ze kon opzitten. Het bekken dezer vrouw, zegt de Schryver, is het nauwfte geweest, waaruit ooit een voldragen kind van gewoone grootte gehaald is; hy zelf In de gedagte, dat de verlosfing met den haak ondoenlykwas, zou de Keizerfnede verricht hebben, was hy zeker geweest, dat het kind leefde. — En dus ziet men, dat het ook in dit geval niet nodig zy, deze hachlyke bewerking te onderneemen. (Dit geval is zeker zonderling, zo met opzicht tot de mooglykheid der verlosfing van een voldragen kind door een zo misvormd bekken, als het gelukkig en gemaklyk herftellen der moeder; doch het kan daarom geen grond tot het maaken eer.eralgemeens gevolgtrekking geven: het is een zeldfaam geval, en wy geloven dat de uitkomst ook; zeer zeldzaam zo gelukkig zyn zoude, indien i: nu F 3 hej,  f ) het wilde navolgen, - De rotting, die ia zo een aanmerk] v ken trap aanwezig was, begunstigde zeker niet weinig de bewerking; doch wy kunnen niet begrypcn, hoede Schryver in ernst denken kan, dat deze rotting door zyn 36 uurig uitftel is voortgebragt, daar een leder, die ooit de konst geoefend heeft, uit zyn verhaal zeer gemaklyk kan opmaaken , dat het kind reeds eenigen tyd te vooren moet gekorven zyn; dewyi de verrotting in dien tyd tot zo grcot eene hevigheid niet kan klimmen , als waarvan den Hr. Oborn in zyne befchryving gewag maakt.) In het tweede Hoofdft. handelt onze Schryver over de Schaambeen-fnyJing. Hy geeft in hetzelve een gefchiedkimdig verhaal, en eene korte optelling van die gevallen , waarin deze bewerking (zo Teel hy wist) in 't werk gefield was, terwyl hy te gelyk de gevoelens van IIunter en Leake omtrend de mooglyke nuttigheid dier o;j;aiie wederlegt, en dezelve als fchadelyk geheel verwerpt. (Het zoude onnuttig q n, hiervan een uittrekfel te geven , daar 'er vollediger en nauwkeuriger verhandelingen omtre::d dit onderwerp voor Lauden zyn.) In herbjgcyoegd beüuit tragt de Hr. Osborn tegen den Edinburgfchen Hoogleeraar Kamilton , die in zyn vroedkundig ftelfel gezegt had, dat van 9 of IQ vrouwen ,die de Keizerfnede ondergaan hadden, Hechts  ( 87 ) Hechts i geftorven was, en dat van 50 andere, waarvan men te Londen de kinderen aan ftuk gemeden had, flcgts 4 of 5 behouden waren, te bevvyzen, dat juist het omgekeerde in die gevallen had plaats gehad; daarin het eerfte geval nauwlyks 1 van de 10 gered, en in het laatfte flechts 4 of 5 van 5c, geftorven waren. — Jammer is het, dat de Hr. Osborn geen tyd gehad heeft zyn plan te volvoeren, om dit werk met eene gefchiedkundige verhandeling van de Keizerfnede te verryken; daar immers, gelyk hy zelf zegt, zyn hoofdoogmerk was, 't gebruik der Keizerfnede als doodlyk te verminderen, zo niet geheel te verbannen en 't gebruik des haaks, als een veiliger werktuig, in te voeren, was het ter overtuiging zyner lezers vooral noodig geweest, dit onderwerp nauwkeuriger te behandelen, en vry noodzaaklyker, dan het omilagtige verhaal der Schaam* beenfnede. *4 X,  T v Beobachtungen der Epidemifchen und einigcr Sporadifclien Krankheiten am Oberharze, vom 1777. bisincl. 1782. von L. F. B. Lentin, mit einem Kupfer. DesfauundLeipzig in der j Buchhandlung der Gelehrten 1783. ui Boogen in 8vo. - ' d;' i; "m.b*/Jiff^ L. F. B. Lentin Waarnemingen der heerfchende en byzondere Ziekten in den Opperhaarst, &c. I^-ecds in de inleiding van dit Werk ontmoeten wy eenige aanmerkingen, die zo ten aanzien van de kennisfe der byzondere Epidemien, als met betrekking tot de geneeskundige Topograp/iir van den Iïaarst, zeer gewichtig zyn. - De Aiitheur fchryft de vermeerdering der inwooners in Claudhal van 7x25. tot 7996. alleen toe aan de zeldzaamheid der JEpidemifche '/lekten, die men in deze Stad hééft waargenomen. — Het is de plicht der Geneesheeren, de voorafgaande oorzaaken van algemeen heer- fchen -  ( 89 ) fcliende ziekten, die, volgens het oordeel van ze veele beroerde Mannen , niet zelden dc grootfte verwoestingen aanrechten, naar te fpeuren: Zuckert , Mozeau en anderen hebben hier over veel goeds gezegd. Men moet de nadeelige gefteldheid der lucht en haare fchadelyke uitwerkingen op 't menfehelyke lichaam , niet als de eenigfte bronwel der Epidemifche Ziekten aanmerken: de invloed dezer fchadelyke luchts-gefteldheid op de rypheid, bereiding en hoeveelheid der veld- en boemgewasfen, moet mede in aanmerking genomen worden. — Eene fchielyke verandering der luchts • gefteldheid en jaar-faizoenen tast zeer zelden onmiddelyk de gezondheid der menfchen aan, wanneer niet die daaropvolgende medewerkt: de eerfte befchouwt onze Schryver als dc voorbereidende, de laatfte als de aanleidende oorzaak der heerfchende ziekten. — By ontydigen en aanhoudenden regen zag hy weinig ziekten; doch, wanneer deze door groote hitte agtervolgd werd, dan befpeurde hy kwaadaartige catarrhi, neigingen tot bederf* fobr&mHda*.,M. wisfelde daarentegen de vochtigheid met km.de en vorst af, dan ontdekte hy rhcwnatfsmi, galkoóftfen , Ckc. (deze bemerking geeft een denkend menfeh te kennen, die de natuur van naby gezien heeft :Recens. heeft meer dan eens deze bemerking bewaarheidgevonden.) De kennis der gewasfèn, F 5 voor-  C 90 > vooral der geenen, die tot voedfel in den % iöftf gefchikt zyn, is eene noodzaaklyke vereisclue tot de kennis der voorjaars ziekten. De najaars ziekten zyn op den lïaarst veel goedaartiger dan de voorjaars ziekten, uit hoofde dat de gemeene man niet voor de maand Juny de jonge groenten tot voedfel kan verkrygen, en zich dus met meelfpyzcn en gerookt varkens -vleesch moet behelpen. — De fneeuw blyft tot de maand May liggen , derhalven is de grond koud, terwyl de lucht warm is: hiervan daan de febres catarrhales , anginae , &c. niet zelden wandelt men op den Haarst in regen en fneeuw, wanneer de landman reeds de vruchten van het jaargctyde geniet. De fchilderei, welke ons de HeerLEXTiN Van de aangenaamheid en gezondheid van den Haarst geeft, is allervoortrcffelykst, doch dit moeten wy met ftilzwygen voorbygaan, en ons alleen-tot dat geene bepaalen, wat ejgenlyk tot ons bellek behoort. De wyze, op welke hy zyne waarnemingen by ïe^e.c nieuwe epidemie gedaan, en waarvan hy ook eene fchets bygevoegd heeft , verdient door ieder Geneesheer naargevolgd te worden. Niet ieder lyder is tot nauwkeurige waarnemingen eener nieuwe epidemie gefchikt: zodanig een moet van een middelbaaren ouderdom zyn, vooraf volkomen gezond, en met geene plaatslyke zwakte, pynen •f  C 9i ) of erf-ziekte aangedaan geweest zyn, hy moet met geene vrees,,of, 't welk nog meer den geregelden loop en crijls der ziekte ftoort, hy moet met geen hart vol van ondeugd en gebreken het ziekbedde betreden: hy moet gehoorzaam, nauwkeurig in het waarneemen der veranderingen zyner ziekte, en oprecht zyn in alles, wat daarop eenigen invloed kan hebben. Waarlyk eene zodanige keus der zieken is ieder echten waarnemer hoogst nood« zaaklyk, en de nalatigheid in deze veelal de oorzaak van zo veele valfche en onw.aarfchynlyke waarnemingen. Na deze voorafgaande Inleiding, die met zeer Veel oordeel en praktiiche kennis is gefchreven, begint de Heer Lentxst met de befchryving der ziekten, die hy heeft waargenomen. i. DeGeluwe (/clerus) van'tjaar 1781.Deziekte was zeer algemeen , echter goedaartig. - De Zomer was heet en droog; de wind zeer ongeftadig en de vruchten zeer fpaarzaam. Zwaare drukkiugen pp de maag-holte , en eene algemeene loomheid des lichaams waren de voorboden dezer ziekte: de gewoone toe vallen waren, belui ven de geele kleur, herke neigingen tot braaken en koorts, eene hevige jeukte op de huid, vooral tegen het einde der ziekte: zo goedaartig de ziekte ook over 't geheel was, was ze echter by kleine kinderen doodlyk. ■ Pti/a-  ( 9* ) Ttifsnen en zachte verkoelende laxeer-middelen waren allerheilzaamst 3 doch, wanneer 'er tekenen van gsl- en ïlym-ftofTe in de maag waren, dan gaf hy emetica uit de Ipaacuanha: tegens het einde der ziekte waren zachte diaphoretica het beste gefchikt,om de nog in de vochten en vooral in de huid terug gebleven gal-froffe te ontlasten. 2. De Influenza van 'r jaar 1782.— De befchryving' dezer ziekte is zcernatuurlyk : wy vinden hier niets van eene diaihe/is infamma/oria, niets van den apparaius antiplilori(lki(s. Braak- zachte verkoelende laxeer-middelen en fpaanfchc vliegen waren de beste geneesmiddelen , waarmede dè Schryver in den tyd yan drie weeken meer dau 1400 lydcrs heeft zien genezen. De Heer Lentin vindt de Influenza van 1733 , die van Swieten (in Conflitutionibus Epidem. et Morb. potisflnium Lugdun, Batav. Obferv. edent. Stolt,.) befchryft , veel overeenkomst met deze te hebben: aanmerkiyk is het, dat jonge' kinderen veelal van deze ziekte zyn verfchoond gebleven. Het aantal van goede en flegte Boeken over deze Epidemie gefchreveu, is thans zeer aanmerkiyk ; het was derhalven te weufchen, dat een fchrander Geneesheer eens de moeite op zich nam van uit deze menigte overal verfpreid een geheel te maaken : zodanig een arbeid zou veel lichts over dit onderwerp verfpreiden, en mooglyk veele duis-  ( 93 ) duisterheden in de kennis der Efidemijchs ziekte» verkJaaren. nv • 3-De Pokken van 't jaar 1782. In de eerfte plaats over de inenting,'! welk met veele praktilche aanmerkingen doorweven is. — De Schryver fpreckt uit eene ongelukkige ondervinding aan zyn eigen kind het aangenomen gevoelen tegen , als of men een ingeënt kind gerustelyk aan .de natuuriykc befmetting kon blootftellen: hy zag daarvan de ongelukkigfte uitwerking ; reden en ondervinding, zegt hy, fpreeken ook deze onvoorzichtigheid tegen, die de Heer Dimsdale hief omtrent zo gerustelyk aan zyne ingeënten toeflond. — Ten aanzien der luchts-gefteldheid fchikt hy zich naar het klimaat, jaar - faizoen, weder, den byzonderen toeftand des lyders en den loop der ziekte: hy js een vyand van eene blinde navolging der Engelfchen die zonder dit alles in aanmerking te neemen, hunne ingeënten zonder onderfcheid aan de lucht bloodftellen. (Hoe wenschlyk ware het, dat deze waarfchuwingvan elk behartigd werde!) - Omtrent de natuurlyke pokken deelt de Schryver veele waarnemingen en aanmerkingen mede, die zo we] op het Pathohgifche, als Therapeutifchs dezer ziekte een zeer nuttigen invloed hebben. 4. Over de werking der Tztr gratmleer-Baden in verlammingen en verzwakkingen der ledemaaten. 5«  C 94 ) - 5. Over de Waterzucht, dat zeer leerzaam en met een praktifch oordeel gefebreven is. De Auteur bevestigt de van Hippocrates (Prognoft. S. 2. C. 5. Coac. pranoi. S. 3. C. 17. edit. Haller.) reeds opgegeven kentekenen ecner aanftaande Waterzucht en derzelver eigentlykc byzondere oorzaaken. « Hy vond, dat by perfoonen, welke volgens Hippocrates befchryving de voeten zwellen , en die daarby een aanhoudenden buikloop hebben, waar door de onderbuik niet dunder noch zachter wordt, eene verplaatzing der pis daarvan oorzaak was. Tot genezing der waterzucht uit eene verftoppmg der lever ontftaande , raadt hy Extr. Cicuta, Marrubii in Liquor terra foliatae Tartari ontbonden en het Injuf. Marrubii: uitwendig heeft hy veel nut gezien van een Unguent. uit 3 deelen Ung. alb. Camph. en een deel Ung. Mercurial. om daarmede den omtrek der lever te fmeeren. De kentekenen eener aanftaande waterzucht uit het misbruik der fterke dranken zyn eene witte beflaagen tong, mislykheid, hoest en buikloop , gezwollen voeten en handen , bevingen der ledemaaten , welke echter 'smorgens minder zyn, en na het gebruik van een glaasje Herken drank ophouden. Kinawyn met Limatura Marlis en Extr. Ligni Ottasfia, het langzaam verminderen der fterke dranken en veel beweging in de openelucht, deeden de meefte uitwerkingen  ( 95 ) in deze ioort van Waterzucht. ïn de Waterzucht na pokken, fchurft, mazelen, en andere txanthemata, pryst hy de baden en 't wasfchen der huid, open lucht en eene goede levensregel aan. Kamfer, Spiritus Mimiereri met Kina zyn zeer heilzaam, in de huid-waterzucht, die door belette zweetingen na fomintge Kuortfen (die hy uittereende noemt,) ontdaan. Dan het zoude te wydloopig worden, wilden wy al het nuttige en lezenswaardige, wat onze Schryver over de verfchillende foorten der Waterzucht bybrengt , mededeelen. Wy twyffelen geen ogenblik , of het gezegde zal overvloedig r-enoeg zyn, om onze Lezers uit te lokh n , om dit met met zo veel oordeel en waare praktifehe kennis gefchreven Boek zelve te leczea en te doordekken.- 6. De Angina polypofa. Ook deze Aldeeling bevat veel aanmerkingswaardig omtrent de natuur en genezing van dit byzondcr ongemak, 't welk voornaamlyk in nieuwere tyden (vooral door GHAëus,) recht befchreven is. Met het TFerlhoffihe fchurftfaltje, Spaanfche Vlieg-plêider, Spirit., falis Ammoniac, Salpeter en klydeeren, genas de Schryver twee kinderen zeer gelukkig. — Doch de ruimte verbiedt ons daarvan een breeder uitttekfel mede te deelen. X,  X. Josepht de Plenciz M. D. Paihologiae et Praxeos mediene in alma univerjitate CaroloFcrdinandea Profes/. R. P. et O. Orphano- ■ trophii ad S. jfoann. Baptistam et Domus, laboratoriae Phyfic.? Aita et Ob/ervata Medica. Pragae et Vieymae 1783. in 8vo. 187. pag. d. i. J. de Plenciz Geneeskundige Verhandelingen en Waarnemingen. Onze Schryver heeft by de inrichting van dit Werk den beroemden Stoll tot een voorbeeld genomen : alles is op dezelfde leest gefchoeit. — Vooraf eene befchryving van zyn praktisch Inftitutit in . Praag en de fchikkingen daaromtrent. —— Hy beklaagt zich over de flegte Policie der Stad, en tracht te betoogen dat de inwooners, zo wel uit hoofde van de verwaarloosde Policie, als uit- de ongezonde levenswyze, tot ilym - ziekten geneigt zyn.  ( 97 ) zyn. —— Hief wykt dus onze Schryver van den Heer Stoll af; deze immers ziet byna in ahe ziekte eene Jaburra biliofa in de eerfte wegen, als de voornaamfte oorzaak derzclver : onze Schryver daarentegen ziet overal flym, beide komen ze wederom by een en gebruiken emetica, om de vooronderftelde oorzaak weg te neemen. i—— Wy willen den Heer Plenciz gaarne toeftemmen, dat eene materies yifcida acris in fommige ziekten als de voornaamfte, in fommige als eene medewerkende oorzaak, moet aangemerkt worden: doch, wanneer hy dit op alle ziekten toepast, wanneer hy deze faburra als eene causfa endemica aanmerkt, en dit uit de levenswyze wil afleiden , dan komt het ons voor, dat hy zich, door zyn geliefd fyftema verblind , te verre van de waarheid verwydert. Een man, die Obfervata fchryft, moet zich miuder met Hypothefen-Kraam ophouden. — Dan wy zullen het byzondere van -onzen Schryver Hechts ter loops aanftippen. De befchryving der Epidemie van 't jaar 1780 en 81. en de patholegifche befchouwing des dampkrings zyn waarlyk zeer fraai, byna in iedere ziekte vindt hy, even als Stoll, de epidemifche conftitutie, en de daaruit veroorzaakte pita ita: hy yvert. fterk tegens ee Haen, die byna alle ziekten als inflammatorisch behandelde, veele G ader-  ( 98 ) aderlatingen aanraadde en de braakmiddelen verzuimde. Van. deze laatfte is hy een groot voordander , en hieromtrent zou men hem byna even eens kunnen belchuldigen; daar toch, hoe nuttig deze middelen ook in zeer veele ziekten zyn mogen, dezelve overal te pas te willen brengen, even zo onvoorzichtig zyn zoude, als de veelvuldige aderlatingen en de cura antiphlogiftica,— Medium lener» beat urn. De Heer Plenciz verdeelt zo wel de koude als heetc koortzen in febres nervofae, inftammatoriee, biliofa en putrida, naar maate van dit onderfcheid is dc genezing. De persloop, rkeumatismi en zelfs de podagra worden insgelyks op deze wyze verdeeld en behandeld. Veele borstziekten ontdaan uit den onderbuik. De angina petloris der Engelfchen. is een toeval, een nieuwe naam, geen byzondere ziekte. Wormen zyn in ziekten niet zo veel beduidende, als men gewoonlyk voorgeeft: het meefte doet de faburra, braakmiddelen zyn de beste worm-middelen. Vervolgens deelt onze ;Schryver eenige zeer belangrykc waarnemingen mede. In.heup-pynen deeden de Veficatoria grooten dienst. Eene langduu•rige herpes werd door een fontanel op den arm genezen. By eene phthyfis na de mazelen ontdaan, deed  ( 99 > deed een af kookfel van 't Lichen. Jfland., en Pslygala amara de gewenfchte werking. In venerïfche ziekten is . eeuerleie bereiding van de Kwik niet altoos van dezelfde uitwerking. Alle bereidingen kunnen fomwylen kwyling vercorzaaken. In eene arthritis venerea waren gelyke deelen Opium en Mercurius dultis zeer voordeelig. Eene zweer , by een kind door het ingezogen Venus ■ gift veroorzaakt , werd door het inwendig gebruik van 't Extract. Geuite en Mercur. ducis, en het uitwendig aanleggen van 't aqua deflillata Cicutee en Mercur. fubümat. corrofiv. volkomen genezen. In rhachitifche verlammingen deeden fontanellen veel voor-, deel. Hierop volgen verfcheidene fecliones cadaverum met het verhaal der ziekte, waaraan dezelve geftorven waren; hiervan kunnen wy niet wel een uittrekfel mcdedeelen. Eindelyk verhaalt de Schryver eene waarneming omtrent de nadeelige uitwerkingen der vaste lucht , die by 't kalk branden los gemaakt werd , en in een man , vrouw en twee kinderen zulke droevige gevolgen had, dat de vrouw en kinderen hieraan ftierven, en de man alleen herftelde. Uit dit korte uittrekfel zullen onze Lezers ligt kunnen opmaaken, dat onze Schryver j behalvea G 2 ee-  C 100 ) eenige lievelings-ide'én, dubbel waardig is, gelezen te worden, en geenzins tot die foort van ichryvers behoort s welke met een grooten ophef alleen dat geen te boek ftellen, wat reeds herhaalde reizen door anderen gezegd en gefchreven is. XI.  X I. Prattical Obfervations on the more ] obftinate and inveterate venereal complaints. By J. Swedia'r, M. D.London 1784. £«g. 233, d. i. J. Sweüia'r Praktifche Aanmerkingen over hardnekkige en verouderde Venerifche ongemakken. , >Schoon de fchriften van zo veele beroemde Geneesheeren, als Boerhaave, Astruc,van Swieten, Fabre, Plengk en meer anderen, den gemaklykften weg tot de genezing van 't vreeslyke gevolg der ontucht, de Venus-kwaal, fchynen gebaand te hebben , is het 'er echter verre van daan , dat men nieuwere waarnemingen omtrent dit onderwerp , als onnuttig en overtollig konne aanmerken. — Zo gemaklyk het is, de toevallen der verfchillende ongemakken, welke het Venus - fmet Voortbrengt, in haar eerfte begin te kunnen, fluiten G a ca  ( 102 ) en wegneemen, even zo moeilyk is het, wanneer verwaarlozing of verkeerde geneeswyze dezelve de diepfte wortels hebben doen fchieten, hen geheel en al te vernietigen. En hoe dikwils gebeurt dit ïpier- in onze dagen, daar de onkuischheid zo algeii)een is, en de fchaamte over een fchandelyk gebrek de ongelukkige lyders dikwils noodzaakt , hunne toevlucht in 't duister tot weetnieten en onbefchaamdc kwakzalvers te neemen. Met vermaak dan geevcn wy onze Lezers efca uitvoerig uittrekfel van dit allerfraayfte Werk des HeerenSwEDu'a, (wiens naam eigenlyk is SchweWatje* , als zynde een Duitfcher , die zich in Engeland heeft ter neder gezet,) een Man, die door eene langduurige ondervinding in ftaat gefteld zynde de beste en beproefdftc geneeswyzen tegen de verfchillende toevallen dezer ziekte, ook, in den verst gevorderden ftaat, te kennen en mede te deelen, deze ganfche dof met eene zo groote geleerdheid cn oordeelkunde behandelt, dat hy buiten tegenfpraak onder de beste Schryvers over dit onderWerp verdient gefteld te. worden, •I Hoofdftuk. Over eenige algemeene eigenfchapptn van H Fmus-fmet. - Hetzelve is in femm'gen vroeger, in anderen laater , werkzaam,  ( io3 ) zaam. De Schryver zag weinige uuren , ja zelfs eenige minuten na de befmetting, ckan* cres (zweeren) ontdaan. In 't gemeen ontdekken zich de eerde toevallen binnen drie of vier dagen, fomtyds echter vertooncn ze zich kater, ja 'er zyn voorbeelden , dat het gift jaareu lang in 't lichaam verborgen gebleven is, waarvan de Schryver een aanmerkiyk geval aanhaalt. — De uitwerkfcls zyn zeer verfchillende , dan eens vertoonen ze zich in de keel , dan eens op de huid, &c. de eene wordt gemaklyker befmet, dan de andere; ja zelfs vindt men 'er, waarop deze befmetting , even als het pok-gift, geen vat heeft. Die eens befmet zyn geweest , worden naderhand ligter aangedoken. De ziekte is, zo als Sanciiez en Hensler over-, vloedig bewezen hebben, reeds voor dc ontdekking der nieuwe Wereld bekend geweest. — Door een nauwkeurig" onderzoek heeft men bevonden , dat dit gift nooit in de vochten wordt opgenomen , zonder voorheen eenig ongemak te hebben voortgebragt op die plaats, daar de befmetting 't eerst gefchied is. De Schryver gelooft niet, dat een gezond mensch, door by een ander, die deze ziekte heeft, te flaapen , kan aangedoken, worden. Voorts zyn de wyzen, waarop dit gift voortgeplant kan worden, zeer verfchillende: voornaamlyk gefchiedt dit ook, door het kwetzen met; G 4  ( i°4 ) ecnig werktuig, dat befmet is; dus werd eene jonge juffrouw, nadat Zy zich een tand had laaten inzetten van een meisje, terftond na deze bewerking met zulke hevige toevallen van deze ziekte aangetast, dat zy 'er ouder bezweek, terwyl het meisje , waarvan de tand genomen was, uitwendig gezond fcheen en niet het minde ongemak had. —■ Dat deze ziekte 'zo hevig noch zo doodlyk niet meer is, als in vroegere tyden, kan niet van haar zachter aart of van de verfchillende luchtftreek afgeleid worden; dewyl men nogdagelykseven zulke vrccslyke en hardnekkige gevallen aantreft, als 'er in de 16 of irt het begin van de 17 eeuw befchreven zyn: maar dit verfchil moet aan de verbeteringen in dc geneeswyze en de goede fchikkingen , hieromtrent byna in alle landen genomen , noodzaaklyk toegefchreven worden, II. Hoofdft. Van de Druipert(gonorrhoea virulenta.) Dit ongemak befchouwt hy , als eene plaatslyke ontfteeking van 't inwendige bekleedfel der urethra of vagina, waarvan 't gevolg is eene vermeerderde ontlasting van 't flym, dat zich aldaar bevindt, en nu in kien en dikte veranderd is ; even gelyk wy zien, dat in eene verkoudheid 't flym uit de neus en longen ontaart, — Het is dus geen zaad d ietter, die  ( i05 ) die ontlast worden ; had 't eerfte plaats, dan zonden de lydcrs zulke fterke ontlastingen zonder eene merklyke verzwakking niet kunnen uitftaan; en wat het laatfte betreft, zelden heeft men eene verzwccring in de urethra gezien, en de beroemde Stoll, die voor eenige jaaren de gelegenheid had een man, die met eene gonorrhoea ftierf, te ontleeden , vond de urethra alleen van binnen meer dangewoonlyk rood en de openingen der vaatjes verwyderd, zonder de minfte tekenen van verzweering ofiontvelling. — Het gift, waardoor de gonorrhoea ontftaat, is hetzelfde, dat op andere plaatzen gebragt zynde, chancres of andere toevallen van de lues zou voortbrengen. Immers zag de Schryver niet zelden op eene kwaalyk behandelde gonorrhoea, of als 'er eene verzweering in de urethra plaats had, de lues volgen, fchoon men bekennen moet, dat dit in verre na zo dikwils niet gebeurt, als wanneer 'crchncres aanwezig zyn ; omdat alsdan het gift veel eer in de vochten kan opgenomen worden, dat zelden by eene gonorrhoea gebeurt, waar 't gift door de vermeerderde affcheiding van 't ftym ingewikkeld en ten deele ontlast wordt. Niet zelden, vooral als men de zuiverheid niet in acht neemt, word 'er door de ftoffe, die de go«orrAw» ontlast,chancres voortgebragt, tenbewyze, G 5 dat  C ïc6 ) dat de ftof dezelfde is, en het is zeker, dat de chanker - ftof ook eene gonorrhoea verwekken kan. Het is waar, dat fomtyds dc gonorrhoea zonder 't gebruik van de kwik genezen wordt. De Schryver zelf zag niet zelden dat ongemak, door het drinken van enkel water volmaakt verdwynen. En wat zal de kwïk doen in die gevallen, daar geene verzweering en dus 't gift in de vochten niet opgenomen is, dat in de meeste gonorrhoeae plaats heeft ? Echter hebben herhaalde proeven den Schryver overtuigd, dat verzachtende infpuitingcn met eene kwik bereiding vermengd, de zekcrfte, beste en ipoedigfte middelen ter genezing zyn, en aan den anderen kant is het ook zeker en bewezen , dat, wanneer 'er eene verzweering plaats heeft,de gonorrhoea zonder kwik niet kan genezen worden , zp als de ondervinding hem dagelyks geleerd heeft, en hieruit ziet men ook, in hoe verre het waar is, dat de lues op eene gonorrhoea niet volg:, hetwelk van fommigen altoos ontkend, doch door de ondervinding tegengefproken wordt. Hiervan zag de Schryver een aanmerkiyk voorbeeld in een jongeling , die eene gonorrhoea had zonder eenig ander ongemak , dezelve werd onvoorzichtig gefluit , hierop volgde eene volkomen opftoppiug van 't water, zo dat men met moeite den catheter kon in? brengen,dateindelyk evenwel, doch niet zonder kwet- zing  ( ior ) zing der urethra gefchiedde, dus werd de pis ontlast , de gonorrhoea herftelde zich , en werd op de gewoone wyze behandeld en genezen. Weinig tyds hierna kreeg de lyder , die nergens anders een venerisch ongemak had, eene hevige pyn met eene exoftofis op 't borstbeen, die door de kwik binnen vyf weeken volkomen weggenomen werd: waarfchynlyk was door het kwetzen der urethra by 't inbrengen van den catheter, het gift opgenomen. Een ander dergelyk voorbeeld wordt hier nog tenbewyze bygebragt. De Schryver ontkent geenzins, dat niet fomtyds eene gomrrhoa met byna dezelfde toevallen , als in de venerifche plaats hebben, door andere oorzaaken kan worden voortgebragt: hy heeft dezelve ia honden en in hengften niet zelden waargenomen, ook by getrouwde lieden, die voor 5t overige gezond waren; en om zich hier van nog beter te overtuigen , fpoot hy in zich zeiven eene ontbinding van 't alcali polatile cauflicum, dat eene allerhevigfte pyn verwekte, en alle de toevallen van eene gonorrhoea , die fes weeken lang duurden, reeds den volgenden dag tc wege bragt. De verandering in de kleur der ftoffe is geen bewys van beterfchap, dezelve blyft dikwils tot op 't laatst toe haare groen-geele kleur behouden: de beste tekenen zyn, dat de lyder geen branding meer in 't wateren gevoelt, fti het zelve naar welgevallen kan uitftellen, dat  C ioS ) dat de ftof dik wordt en de ereclie geen pyn veroorzaakt. In de geneeswyze moet men vooral op drie dingen acht geeven; i) 't gift ontlasten ; 2) de byliggende deelen daarvan bevryden; 3") de prikkeling daar door ontftaan verminderen. Infpnitingen met olieachtige flymige middelen , een weinig Opium en eene zachte Kwikbereiding, be'antwoordeu aan alle deze drie aanwyzingen, of anders een rykelyk gebruik van foortgelyke dranken, 'en 's avonds een pynftillend middel. Als de ontfteeking zeer hevig is, moet men fomtyds eene aderlaating doen. Maar is dc lyder zwak en gevoelig , de ftof dun, de pyn hevig en de pols fnel, dan is ook de Kina met, of zonder Opium, (dat van de omftandigheden afhangt, ) allernoodzaaklykst. Klyfteeren met Opium zyn dan ook zeer voordeelig en doen de erciïie, die altoos zeer pynlyk is, verminderen. Eenfuspeii/orium(Jchonha.nd) verhoedt de opzwelling der ballen en meer dergelyke toevallen. De middel-Zouten, als de affcheiding der pis fterk aanzettende en dus haare fcherpte vermeerderende , zyn zeer nadeelig; insgelyks ook de fterke purgeermiddelen, waardoor de ftof ligt opgenomen wordt, de ballen opzwellen, de proftata aangedaan en de pis opgehouden wordt ; verzweeringeu in de urethra en in de blaas zyn hiervan ook gevolgen. Aan het nalaaten derzclven heeft men voornaam-  v 109 ) naamlyk toe te fchryven, dat men zo zelden • i i in onze dagen de toevallen der lues op eene gonorrhoea ziet volgen. Indien de toevallen uit hun aart of door eene kwaade behandeling hevig zyn, moet men een kwik-fmeerfel op 't perinaeum en de dyen fineeren en dit is ook noodzaaklyk, wanneer de gonorrhoea onvoorzichtig opgeftopt is. Onder de toevallen, die na eene opgehoude gonorrhoea volgen, is de oog-ontfteeking de allergevaarlykfte, deze is allerhevigst en gaat niet zelden in eene volflagen blindheid over, men moet dan op alle mooglyke wyze de gonorrhoea zien te herftellen. In eene opzwelling der ballen, die hierdoor onftaan was, bragt de Schryver door middel van eene bougie het Venus-fmet in de urethra en herftelde dus de druiper in vier gevallen met het beste ge- III. Hoofdd. Boor Gleet (na Jruiper^vcrftzim de Engelfchen die hardnekkige druiper, welke langen tyd overblyft,nadatreeds alle de toevallen der ontfteeking ophouden, men kan dezelve ook gonorrhoea inveterata of benïgna noemen. De oorzaak beftaat veelal in eene verzwakking van de openingen der vaatjes door de voorafgegaane onfteeking, fomtyds ook in eene verzwecriug of uitknaging , die ergens in de  ( HO ) de urethra plaats heeft. — De eerfte zoort is niet gevaarlyk en kan gemaklyk door verfterkende en balfamieke uit- en inwendige middelen genezen worden; doch by de tweede ibort is 't ganfche lichaam vecltyds meer of min befmet. Intusfchen verfchilt dit ongemak zeer naar de plaats, daar zich de verzweering bevindt, als in 't voorfte gedeelte der urethra, de proftata, de openingen der vejlculae feminales, &c. in 't gemeen, hoe verder in de urethra de zitplaats der ziekte is, des te grooter moeilykheid ondervindt de lyder ook by de ontlasting van 't water, en des te ongemaklyker is ook de genezing. De tekenen, waaraan men dit ongemak kan erkennen, zyn de volgende: de ftof is met bloed vermengd, etterachtig, of dun en fcherp (ichoreus); de pyn bepaalt zich voornaamlyk tot eene byzondere plaats in de urethra , ■ die heviger wordt op het inbrengen des catheters, eene uitwendige drukking, en het ontlasten der laatfte droppels pis. Daar in dit geval 't gift veelal door 't lichaam verfpreid is, moet men eerst zyne toevlucht tot dc algemeenc middelen, die in de lues gebruikt worden, neemen, en daarna zyn infpuitingcn uit fublhnaat met Acetum Lithargyr. en water zeer dienftig. By deze infpuitingen moet men wel zorgen, dat de fpuit met een kort, dik, kegelvormig pypje voorzien zy, waardoor men het kwet-  ( i» ) kwctzen der urethra en het uitloopen van het ingeipoten vocht belet: als de verzwaering vooraan in de urethra is , moet men by 't infpuiten 't agterfte gedeelte toednikken, waardoor het vocht op de aangedaane plaats en ook niet verder komt. Deze infpuitingen moet men 4 — 6 maaien des daags naar de omftandigheden herhaalden , en hiermede zo lang aanhouden, totdat 'er geen vocht meer ontlast wordt. Als het ongemak dieper in de urethra is, kan men van bougies gebruik maaken; deze moeten niet te dik zyn , noch in 't begin te lang in de urethra gelaaten worden : altoos moet de lyder, zo als ook by de infpuitingen, eerst zyn water maaken: de omftandigheden befüsfen, of dezelve verzachtende of [prikkelende moeten zyn. . Cüllen heeft waargenomen , dat dit ongemak fomtyds na een fterk te paard ryden is opgehouden : de Schryver meent, dat dit aan de onfreeking , die daardoor mooglyk verwekt is , moet toegefchreven worden , waarom hy ook tot hetzelfde einde de zo even genoemde infpuitingen aanpryst Behalven dit alles is ook de Tinctura Cantharid. inwendig aangeprezen , infpuitingen met oleum Terebimh. een afkookfel van Galnooten, de eleclriciteit: ook heeft de Tinctur. Ipecucuanh. geholpen; door koude baden zag hy fomwylen 't ongemak vermeerderen, fom-  ( H2 ) fomwylen verminderen. — Inwendig worden Kwikmiddelen aangeprezen, deze worden dan het best met de Terpentyn ingenomen ; baliamieke middelen , waaronder voornaamlyk de Balf. Co^ païrae moet genoemd worden, deeze kan men van 50 — 100 droppels tweemaal daags geeven, om de ongemakken, die ze gewoon is in de maag te verwekken, voor te komen, moet men 20 - 50 droppels Elix. acid. Vitriol. 'er op neemen; onder de verfterkende middelen is de Kina in poeier, met rooden wyn , of Kalkwater, 't beste. — Wanneer de urethra door de zweeren zeer vernauwd is, moet men fomtyds tot eene operatie overgaan. — Dus zag de Schryver, iemand, na alles vergeefs gebruikt te hebben, eindelyk door 't onvoorzichtig inbrengen van den catheter, waardoor de zweer geopend werd, genezen, — Altoos moet men in die ongemakken de projlata onderzoeken, de hardpekkigfte verhardingen en opzwellingen dezer klier heeft de Schryver na 't gebruik van de Kwik, door het extraEt. Cictttbae en 't herhaald aanleggen van Spaanfche Vlieg - pleisters op 't perimeum,zkn\-t.xdwynen. Vervolgens gaat hy over tot de befchryving van de voornaamfte en gevaarlykfte toevallen, die op eene kwalyk behandelde Gonorrhoea gemeenlyk volgen,  ( "3 ) IV. Hoofdft De opzwelling der ballen ontftaat, Wanneer de Gonorrhoea kwaalyk behandeld, 't lichaam te fterk bewogen, of onvoorziens eene koude gevat wordt; veelal houdt dan de ontlasting eensklaps op, fomtyds echter gebeurt dit eerst eenige dagen naderhand. — Dit toeval meent de Schryver, dat niet door 't opneemen der ftoffe, maar door de prikkeling alleen ontftaat, dus zag hy hetzelve op 't onvoorzichtig inbrengen der bougies meermaalen volgen; ook ftelt hy, dat de bal zelye, ten minften in.'t begin, niet is aangedaan, maar alleen de epididymis. — Ter genezing moet mende ontlasting zien te herftellen, en de prikkeling verminderen. A's de koorts hevig is, kan men eene aderlating doen , daarna moet men een klisteer zetten, een fuspenjhrïum laaten draagen, de pen'tf' met eene verzachtende pap bedekken , den lyder in een lauw bad zetten : voornaamlyk pryst hy 't opium inwendig of in een klisteer aan, waardoor hy meermaalen binnen 24 of 48 uurea den druiper herfteld, of alle de toevallen aanmerkiyk bedaaren zag, waaruit dan ook de aart van dit ongemak ten klaarften blykt. —■ Door eene kwaade behandeling wordt de bal hard, echter vond de Schry ver veelal de epididymis dus gefteld, doch zeer zelden den bal zclvcn : de Kwik inwendig gebruikt, en uitwendig op 't perinaeum en ferttum met eene warme pap van den Mandra. H gora-  ( H4 ) gvwtt-wortel aangelegd, is in dit geval zeerdieniïig. De Cia/takm men ook uit-en inwendig beproeven. Somtyds is een braakmiddel van dienst geweest. Een afkookfel van dc Cort. Radic. Daphne Mezereum is tegenwoordig (vooral door Russel , ) zeer aangeprezen , maar zyne lyders kdhden dit middel , al was het zeer flap , niet verdraagen. Van Swieten verhaalde, dat hy in eene verharding der ballen, die niet pynlyk was en reeds lang geduurd had, met het beste gevolg gegeven had eenè once Kreeftsoogen in een pint goeden wyn , waarvan 's morgens en 's avonds drie of vier lepels genomen werden : dit zelfde middel vond dc Schryver ook zeer nuttig. — Wanneer de bal door den kanker is aangedaan , moet men den tyd met geneesmiddelen niet verfpillen, nfaar aanftonds tot de, exftïrpat'ie overgaan, deze echter is nutloos, wanneer de funis fpermaticus reeds aangedaan is. — Nooit zag hy in zyne lyders den bal tot verzweering overgaan. V. Hoofdft. Als de proflata ontftoken of verhard is, moet men de gonorrhoea, indien dit de oorzaak is, zien te herftellen. — Is ze verhard, dan zyn Spaanfche Vlieg-pleisters op \ perinaeum aangelegd, en een ruim gebruik van de Gtcuta allervoordeeligst.— Is 'er vrees, dat hierdoor eene opftopping van 't . waterontftaan zal, dan moet men alles aanwenden, Om die klier tot verzweering te brengen. 6.  ( "5 ) VI. Hoofdft. Van deVenerifchepis-opflopping(tschuria.) Deze ontftaat i.) door eene onrfteeking of krampachtige famentrekking van den hals der blaas, dewelke door het ophouden der druiper-ftoffe veroorzaakt is; 2.) door de vernauwing van een gedeelte der urethra; 3.) door de zwelling der proflata of eenige andere klier, waardoor de hals der blaas of de urethra famen gedrukt wordt; 4.) door een lidteken of fponsachtig uitwas in de urethra, dat men gemeenlyk vleesheuvel (carunculu:) noemt. — De behandeling verfchilt zeer naar die omftandigheden, vooral moet men onderzoeken, of een p'aatslyk gebrek, of wel een krampachtig ongemak de oorzaak zy. — Onder de hulpmiddelen dient voornaamlyk de catheter genoemd te worden. Voor het inbrengen daarvan doet men eene aderlating,die echter naar den aart van 'tsmgemak en tgeftel des lyders moet gefchikt zyn. Altoos moet men by het inbrengen van dit werktuig veel voorzichtigheid gebruiken, en zodra men eenigen tegenftand ontmoet, ophouden ; dewyl de urethra zich dikwils door de prikkeling krampachtig famentrekt,dat evenwel kort van duur is: ook moet men by deze bewerking den lyder verfchillende liggingen doen aanueemen: fomtyds wordt een dikke catheter; ligter dan een dunne, ingebragt; doch vooral moet men zorg draagen, van de urethra niet te kwetzen, waardoor dikwils eene H 2 vol-  C 116 > volflagen lues ontftaat. Kan men dit werktuig met ge'ene mooglykheid gebruiken , dan ziet men eene dunne fnaar intebrengen, waar mede men dikwils bet best Haagt. Wanneer het gevaar niet dringend is en de catheter zonder moeite niet kan gebruikt worden, brengt de Schryver, na den afgang ontlast te lubben, eene goede hoeveelheid opium met olie door middel van een klisteer in, 't welk naar belang van zaaken herhaald wordt. Alle pisdryvende en fcherpe middelen moeten inwendig zorgvuldig verroyd worden.— De Schryver zag eens eene opfropping van't water, na 't aanleggen van een gebraaden uyen op 't peri' meumy dat door een oud wyf was aangeraden, binnen twee uuren genezen: mooglyk zouden Spaanfchc Vlieg-pleifters of 't iinimentum volatile op dezelfde wyze gebruikt, zekerder en fchielyker deze uitwerking doen. Als 't water ontlast is, moet men de oorzaak van 't ongemak zien weg te neemen, 't welk gefchiedt, wanneer men met de opgenoemde middelen voortgaat, en vooral de catheter in de urethra laat zitten, tot welk einde die van Theden en Bernard 't best gefchikt zyn; daar de andere zyn te veel pyn verwekken.— Kan men - de catheter op geen mooglyke wyze inbrengen, dan moet de paracenthefis yefica verricht worden. Dit in 't algemeen gezegd hebbende, gaat hy nog tot eenige byzondere oorzaaken over. Is  Wanneer de pischdopping door een opgehouden druiper verwekt is, dan tragr men dezelve op de te voren befchreven wyze te herdellen ; doch, daar nu 't gevaar voor eene algemeene befmetting grooter is, wordt 'er in de overige behandeling Kwik vereifcht. Ontdaat de opftopping van 't wat°r door een verheven lidteken of ecltachtigheid iu de urethra, dan moec racn luugizs gebruiken , die van tyd tot tyd dikker gemaakt en allengskens langer in de urethra gelaten worden ; doch is de urethra te veel vernauwd, dan neemt men zyne toevlucht tot eene fnaar, die door de vochtigheid opzwellende de urethra zachtjes verwydt, en kan men die ook niet inbrengen, dan moet men eene infnyding maaken. Tegen uitwasfen der urethra heeft men in London het inbrengen van een bytmiddel aangeraden , waartoe ook een byzonder werktuig uitgedacht is, dit echter heeft de Schryver nog niet zien in 't werk dellen. Anderen hebben eene opening willen maaken, om op die wyze de verhevenheden weg te fnyden. Als de proflata zeer verhard is, kan men wel oplesfende middelen beproeven , intusfehen is het veel beter, deze klier tot verzweering te brengen. VII. Hoofdd. De Venerifche Zweer en zyn of alleen plaatslyk , of over 't geheele lichaam verfpreid. Men moet wel zorg draagen, om niet alle zweeren, H 3 dii  C »8 ) die zicli aan de teeldeelen of in de keel vertoonen, voor vencrifch te houden. Zweeren , die na de kwyling overblyven , die onder het gebruik der Kwik van aart veranderen , en waarmede eene fcheurbuikige fcherpte vermengd is, kunnen door dc Kwik niet genezen worden, maar worden daardoor verergerd. Schoon men deze zweeren niet altoos gemaklyk van anrlerpn hu rmHi>rfchr>iHen , zyn echter de harde randen, de fpekachtige korst, en de buitengewoone roodheid der huid in den omtrek van de zweer , vry gewisfe kentekenen, waar by men nog voegen kan de bykomende ongemakken en de uitwerkingen van de Kwik. Zweeren, die niet verouderd zyn , kunnen als plaatslyke ongemakken, zonder 't inwendig gebruik der Kwik, behandeld worden, maar wanneer ze eenigen tyd geduurd hebben, is de Kwik allernoodzaaklykst.—Tot verteering van de harde randen is de Mercur, prtscip. ruher 't best gefchikt: zweeren, die tegen de bepioefdfte middelen hardnekkig bleeven, zyn zeer dikwils door 't Koper-vylfcl genezen. -— Venerifche zweeren in den uterus en pagina worden dikwils om de pyn, die ze verwekken, en de dunne fcherpe ftof, die zy loozen, ten onrechte Voor kankerachtig gehouden; daar deze toevallen ©p 't gebruik der gewoone middelen verdwyïjeji. —— In waare kankerachtige zweeren is het pies,  C «9 ) mes, by tyds gebruikt, het eenigfte hulpmid- VIII. Hoofdft. In de phymofis mag men niet fchielyk tot de operatie overgaan, dewyl de ftof hierdoor ligt opgenomen wordt: wanneer ecliter de ontfteeking allerhevigst is, of andere gevaarlyke toevallen plaats hebben, moet men dezelve zonder uitftel verrichten. Intusfchen zyn ook weekmakende pappen en infpuitingen met de Kwikbereiding van Plenck allervoordeeligst. IX. Hoofdft. In de paraphymofts, die van geen gonorrhoea vergezeld is , kan men yskoud water beproeven, om de zwelling te verminderen. By het doen der operatie moet men zo Veel moog. lyk zorgdraagen, dat 'er niets van de ftof aan de wond kome. ' X. Hoofdft. Lafchbuilen (Buhones) ontftaan niet altoos door de opgenomen ftof, maar worden meestal door de prikkeling verwekt, en zyn daarom idiopathifch of fympathi/ch. — De eerllc ontftaan gemeenlyk, als 'er eene ontvelling of verzweering plaats heeft ; fomtyds echter wordt het gift onmiddelyk opgenomen, waarvan de Schryver eenige voorbeelden aanhaalt, die ook getuigt, dat zweeren van andere deelen bubones verwekt hebben. Het is niet noodzaaklyk de bnbo tot mverzweering te brengen, ja zelfs is het beter dcH .4 «1»  C 120 ) zelve te verdeelen, en men behoeft «iet te vreezen, dat hierdoor het gift zich door't lichaam zal verfpreiden , gelyk de Schryver overvloedig aantoont. De beste wyze, om eene bubo te verdeelen, is, tweemaal daags Kwik-fmceringen niet op de bubo, maar in de knie-holte en op de dyen te wryven, terwyl op 't gezwel eene Kwik-pleifter gelegd wordt. Van ibmmigen wordi tegenwoordig eene pap uit den Mandragora-wortel of Mezereum aangeprezen, die men beproeven kan, als de fmeeringen niet gelukken; ook dan heeft men zich van kopglazen op de gezwollen klier gezet met voordeel bediend. Anderen hebben herhaalde braakmiddelen en koude Hovingen aangeraden, dan deze middelen bekent de Schryver nooit gebruikt te hebben. — Men moet op de bubo zelve geen fmeeringen doen, dewyl ze door de prikkeling zeer ligt tot verzweering zou kunnen overgaan; doch deze geneeswyze kan geen plaats hebben, als de ontfteeking te hevig is, of Jer reeds beginfelen van verzweering aanwezig zyn. Sympathifche hibones verdwynen meeftal van zelfs, als de gonor- rhow wel behandeld wordt. Wanneer eene bubo zich niet laat verdeelen, neemt zy allengskens in grootte , roodheid en pyn toe : alsdan poet m?n op drie verfchillende omftandigheden ietten, waarvan ieder eene byzondere behandeling re?,  vereischt. i.) Wanneer de lyder fterk, de koorts en ontfteeking hevig is, moet men in 't gemeen eene antiphlosgitifche geneeswyze gebruiken. 2.) Maar ontftaat de ontfteeking door eene te groote gevoeligheid , 't welk men aan het geftel des lyders, en aan de kleine famengetrekken pols erkent, dan zyn alle ontlastingen nadeelig: Kina met opium kan dan alleen voordeel d»en. Intusfchen moet ; men hier nog aanmerken, dat, gedurende de ontfteeking, 't gebruik van de Kwik in 't gemeen allernadeeligst is. 3.) Is de pyn niet fterk, de lyder zwak of kwaadfappig, dan moet men de Kwik gebruiken met een verfterkend diëet en dergelyke geneesmiddelen , maar wel toezien, of de fcheurbuik 'er mede vermengd is. Wanneer de bubo tot verettering overgaat, is 't best de opening aan de natuur over telaaten, die dit op den rechten tyd doet, en de genezing dan ook veel fpoediger voortbrengt, zo als de Schryver heeft waargenomen: fomtyds evenwel, als 't gezwel hard en ontftoken blyft, moet men de natuur te hulpe komen, en dit gefchiedt 't best door een bytmiddel op de wyze van Plenck, anderzins moet men zeer voorzichtig met die middelen te werk gaan , en de Schryver zag hier door tweemaal doodlyke gevolgen ontftaan. • 8 S Tot  ( 122» ) Tot dit einde kan, men ook andere etter-makende middelen gebruiken. ~ Als -•: gezwel do, ; gebroken is, moet men naar de verfchillende omttandigheden te werk gaan , dc Kwik inwendig gebruikt is niet altoos noodzaaklyk. - Sqmwylen blyft onder >t gebruik der Kwik het ettergezwel in denzelfden ftaat, krygt flappe randen, 't vocht, dat 'er uitvloeit, is -dun en feherp , eu de lyder wordt van dag tot dag erger, alsdan moet men aanftonds de Kwik nalaaten , en in- en uitwendig verfterkende middelen toedienen. - Indien 'er, na het doorbreeken van 't ettergezwel, een gedeelte van de klier hard en gezwollen blyft, dan zyn herhaalde purgeermiddelen met 'tgebruik van de opgenoemde middelen vooral dienftig. - De pypzweeren, die echter zeer zelden overblyven, worden door 't mes weggenomen. — Ja knoest- en kankerachtige gezwellen van dien aart, is de Cicuta wel aangeprezen, doch nimmer zag de Schryver hierdoor de genezing volgen, de exflirpaüe van de klier moet dan hoe eer hoe liever, als 't mooglyk is, in 't werk gefteld worden. XI. Hoofdft. Van de Vemts-ziehe in H lyzonder. De toevallen dezer ziekte zyn of openbaar , en vertoonen zich door ontfteekingen en verzweeringen op verfchillende plaatzen, beenbederf, verhardingen, been-uitwasfen , enz. of verfchuilen zich onder de  de gedaante van andere ongemakken , als jicht- c« zinkingpynen , uitkeringen , enz.; deze noemt men vermomde venus-kwaalen; eindelyk zyn dezelve met andere ziekten vermengd, als de fcheurbuik , tusfchenpozende koortzen , tering, enz. — Het voornaamfte middel tegen deze ziekte is de Kwik , en fchoon het zeker is , dat 'er ook in het Plantenryk middelen gevonden worden, die, even als de Kwik 3 in ftaat zyn deze ziekte te geneezen, bekent echter de Schryver, dat dezelve of tot nog toe onbekend- of moeilyk te krygen zyn. — Op welk eene wyze de Kwik in deze ziekte werke, is duister ; daar echter fomtyds de hevig te toevallen dezer ziekte door eenige weinige greinen van dit metaal genezen worden, en hetzelve dikwils, zonder eenige ontlastingen te vermeerderen, of fchynbaare veranderingen in 't lichaam te maaken, zyne werkingen verricht, fchynt men hier op eene chemifche affiniteit te moeten denken : (Duncan verdient vooral omtrent dit onderwerp geraadpleegd te worden.) — By het gebruik der Kwik moet men wel aanmerken, dat niet in alle lyders dezelfde bereidingen toegediend kunnen worden ; dewyl fommigen het eene praeparaat veel beter verdraagen, dan het andere. — Behalven de Kwik-fmeeringen, zyn het mixtuur van Plenck tot pillen gemaakt, de levende Kwik met cenfirva Rofar., het Bydrargyr. nitrat. ciuer. van do nieu-  C 124 > nieuwe Kdinburgfche Apotheek, Kwik met fuiker gewreven, of de gecalcineerde Kwik met Opium , die bereidingen, welke de meeste lyders 't best kunnen verdraagen. Als 'er tekenen van kwyling zich vertoonen, laat men aanftonds met de Kwik na, terwyl de lyder zich vooral moet warm houden : als de Kwik te fterk werkt, is 't Opium en fomtyds eene aderlating dienftig. — In gewoone geval' lenis de genezing in 25 — 30 dagen volbragt, maar indien de kwaal verouderd is , zyn 'er 10 of 12 weeken noodig. — Het is allermoeüykst te bepaalen , wanneer de ziekte geheel dqor de Kwik verdreven is, derhalven doet men het veiligst, met nog eenigen tyd, fchoon reeds alle de toevallen bedaard en verdwenen zyn, met dit middel aantehouden: in zeer veele gevallen heeft de Schryver waargenomen, dat de lyders, zodra het gift volkomen uitgeroeid was, eene hevige Walging tegen de Kwik kregen. De Schryver heeft verfchillende proeven, en, zo hy meent, voldoende, proeven , omtrent dit onderwerp genomen, echter is het getal nog niet groot genoeg, om hieruit algeineene gevolgen te trekken. — Somtyds blyven 'er na eene volkomen genezing nog plaa'tslyke ongemakken, als uitwasfen der beenderen, beenbederf, enz. over, en deze moeten op de gewoone wyze behandeld worden. — Onder eene wanne luchtftreek wordt  ( i*5 3 worat deze ziekte veel gemaklyker genezen, dan onder eene koude , en dit is de reden, waarom Morit* feller zo vermaard is : een verftandig Geneesheer kan zich dit ten nutte maaken. XII. Hoofdft. Hier vinden wy eene Tafel van alle de verfchillende Kwik - bereidingen , die tot nu toe bekend zyn , volgens den onlangs, tot onherftelbaar verlies van de geleerde wereld ver» ftorven, Ridder Bergman. — Omtrent de voornaamfte en meest gebruiklyke maakt de Schryver eenige aanmerkingen. In 't XIII. Hoofdftuk fpreekt hy van de Kwik-be. reiditigen in 't byzonder. i.) Onder alle de manieren, om de Venus ziekte te geneezen, zyn de fmeeringen de werkzaamfte , veiligfte en gemaklykfte om te gebruiken; doch hier moet men vooral op 't geftel des lyders en de hevigheid der ziekte acht geeven, waarom men 't getal der fmeeringen niet bepaalen kan: ook moet men vooral zorg draagen, dat de Kwik hiertoe gebezigd zuiver en niet vervalschd zy; hierom geeft de Schryver eenige kentekenen aan de hand, waardoor men dit ontdekken kan, als ook eenige middelen om zuivere Kwik te verkrygen, welke men aan de volgende hoedanigheden kan erkennen. Haare bolletjes moeten rond, met geen vlies bedekt, maar doorfchynende zyn, met water of azyn gewreven, moet het eerfte niet zwartachtig of .vuil  C 126 ) vuil worden, en de laatfte geen zoeten finaak krygen, en over het vuur gehouden geheel vervliegen. Verfche reufel alleen , zonder Terpentyn, is het best gefchikt tot de Kwik-zalf, anderzins ontftaan 'cr dikwils puistjes, die niet ontfteeking verzeld en pjnjyk zyn, waardoor men met de fmeeringen niet kan voortgaan. Schoon de toevallen der ziekte fchynen bedaard, ja zelfs genezen te zyn, moet men echter niet terftond met de fmeeringen ophouden ; want hier gebeurt dikwils hetzelfde, dat wy waarnemen omtrent de Kina a waardoor wel de koorts geftuit wordt, maar, zodra men dit middel nalaat, wederkomt. — Als men tekenen van kwyling gewaar wordt, moet men eenigen tyd met dc Kwik ophouden. Wanneer de Kwik een fterk zweet of afgang verwekt» doet zy weinig dienst: deze toevallen kan de Kina voorkomen. 2. ) Kvlkherookïngen worden thans zelden en alleen in plaatslyke ongemakken gebruikt. 3. ) De Mercurius gimmofus van Plenck, is een zeer zacht en goed midde]: men kan dit ook in pillen geevcn, welke echter telkens vérfch moeten gemaakt worden; dewyl anders de lyders deze hoe hard en onveranderd door den Üoelgang loozen , zo als de Schryver menigmaal heeft waargenomen : ditzelfde moet men ook by de broodpillen aanmerken. De Kwik met  ( 127 ) met Terpentyn gemengd verwekt dikwils krimpingen in de buik en ftoelgangen. In-en uitwendig prysl hy zeer 't faccharum Hydrargyratuin : inwendig kan men 't van 4 — 8 gr. da- gelyks gceven. 'T Hydrargyrum calc'matum veroorzaakt altoos krimpingen in de buik. — 'T Hydrargyrum acetatum , bekend onder den naam van de pillen van Keyser , is als het beste en veiligfte geneesmiddel geroemd, dat de ziekte zonder kwyling of eenig kwaad toeval genas; tyd en ondervinding hebben echter het tegendeel geleerd. — 'T Hydrargyru/n nitratum cinereum van de nieuwe Edinburgfehe Apotheek, bekend onder den naam \xnpuhis Mercurii clnereus van Beack ,is een der zachtfte Kwik-bereidingen, en kan 's avonds ook wel 's morgens tot een grein gegeven worden : hetzelve beftaat uit de Kwik, in gelyke deelen falpeter - zuur ontbonden , en naderhand door de fpiritus falis Ammoniaci geprecipiteerd, het grauwe poeier wordt afgewasfen en gedroogd. De firoop van Bellot , voor een geheim in Frankryk gehouden , beftaat uit de Kwik, op dezelfde wyze door een vast loog-zout geprecipiteerd en naderhand in aeiher Vhrioli ontbonden, waarby eene aangenaame firoop gedaan wordt. — De Mercur. fublimat. corrofivus is of te fterk geprezen of gelaakt, fomtyds heeft ze de hardnekkigfte en verouderfte kwaaien genezen, fom-  C 128 ) fbmwylën ook de hevigfte toevallen veroorzaakt r in 't gemeen heeft men waargenomen , dat dit middel zeer fchielyk de gevaariykfte toevallen doet bedaaren, maar dikwils de genezing niet volkomen kan te wege brengen. In fterke menfchen en die gezonde longen hebben , kan men het veilig geeven, daar men het in zwakke, gevoelige voorwerpen , of die eene geneigdheid tot bloedfpuwen hebben, altoos zorgvuldig myden moet. In het toedienen van dit middel moet men vooral letten, dat het wel bereid en niet met Ratte-kruid gemengd is, zo als dikwils gebeurt; dit ontdekt men, metKalkwater by oene ontbinding van dit zout te doen , dat alsdan onder de gedaante van een zwart poeïer geprecipiteerd wordt. — De Mercur. du/cis en Calomel worden, om de verfchillende bereiding en onzekerheid in de uitwerkingen daardoor ontftaande, verworpen; echter kan men ze tot een mercuriaal purgeermiddel gebruiken, en voornaamlyk uitwendig in poeïer, of tot infpuitingen in Kalkwater ontbonden , waardoor ze onder de gedaante van een zwart poeïer geprecipiteerd worden. — Van de Ttirbith in zeer kleine giften zag de Schryver de hardnekkigfte huid - ongemakken verdwynen. — Het middel van Plummer, fchoon in huidziekten zeer voordeelig, is echter niet in ftaat de Venusziekte te geneezeu, gelyk herhaalde proeven den Schry-  C 129 ) Schryver- geleerd hebben. — Het water, waarin levende Kwik gekookt is, heeft hy nooit gebruikt , :échter zag hy, dïit en hond van een allerhardnek•kigst fchurft door dit middel bevryd werd. 4.) De: Kwyling, voorheen als het eenigfte middel ter genezing van de Venus-ziekte aangeprezen, befchbuwt de Schryver niet alleeiï als onnuttig, 'maar ook als onvoldoende en hoogst gevaarlyk. 'Men moet dus dezelve onder het gebruik van de Kwik altoos trachten te verhoeden , en dit gefchiedt, door eene zorgvuldige toediening van de Kwik, Zo omtrent haare bereiding, als hoeveelheid: het myden van eene koude en mistige lucht: 't gebruik van wannèkleederen, vooral een 'flanel hemd: war'me baden en zweet - of pisdry vende afkookzels : 't myden van eene té groote hitte: 't maatig bedekken van de hals en 't hoofd: verkoelende middelen : een niet te ftreng dieet. — Scherpe Kwik-bereidingen veroorzaaken ligt kwyling, vooral in eene dampige lucht; fommige geitellen , vooral die reeds meer Kwik gebruikt hebben', zyn hiertoe meest gefchikt. Eene Teeds ontflaane 'kwyling fluit men, door het ter zyde zétten van de Kwik, het warm houden van den'lyder, her gebruik van warme baden, wryvingen, zachte laxeermiddelen, en als dezelve dan nog voortgaat en de kwyl-buizen zeer verflapt zyn, een gorgeldrank uit I de  C 130 3 de Kina, bast van witte wilgen, waarby men fomtyds deTinktuiir van GummiLacca oi'Myrrhe voegen kan. Sulphur aurat. Antim. of de gemeene Zwavel zyn in die gevallen, als zweetdryvende middelen aangeprezen. In hardnekkige gevallen kunnen .Spaanfche Vlieg-pleisters, een feton in de nek, of 't Linimentum volatile op de keel gefineerd, fomtyds dienftig zyn, en in hoopelooze gevallen zou men 't hoofd en aangezicht met koud water kunnen begieten , terwyl de lyder met 't overige van 't lichaam; in een warm bad zit. XIV. Hoofdft. Over eenige redenen, waarom fommig» ongemakken tegen de Kwik hardnekkig biyven. Deze leidt hy af, 1,) van de Kwik en haare bereidingen; 2.) van de manier, om dezelve zo ukals inwendig toe te dienen; 3.-> van de grootere of mindere zwakheid en gevoeligheid van den lyder; en 4) van den aart der ziekte zelve. Wat het eerfte betreft, de Kwik is ofkwaalyk bereid , of wordt in geene behoorlyke hoeveelheid , of niet lang genoeg gegeven; fomvvylen heeft ook het tegendeel plaats, men geeft.naamlyk te veel, en daardoor worden kwylingen , fterke afgangen, zweet verwekt, eindelvk kunnen ook wel andere bygevoegde geneesmiddelen de Kwik werfc■loos maaken. ~- In zwakke en gevoelige menfchen .ïnoet men de Kina met de Kwik vaeenigen, en dan  ( 13» ) dan wordt 'er vooral een verfterkend diëet vereifcht. — Dc aart van het ongemak zelve moet hier ook in aanmerking komen, welke ibmtyds zo veranderd is, dat de Kwik 'er niets tegen vermag, gelyk wy tc voren reeds gezien hebben. XV. Hoofdft. Behalven de Kwik en derzelver bereidingen, zyn 'er ook verfeheidene andere geneesmiddelen 3 uit het Plantenryk, ter genezing van de Venus-ziekte, aangeprezen. Onder dezelve moet men voornaamlyk noemen den wortel van de Lobelia Siphilittca^ die de inwooners van Noord-Amerika , even als wy de Kwik, ten dien einde gebruiken, gelyk Kalm en Bartram getuigen. Indien de ziekte zeer hevig is, doen ze by deze plant een weinig van den wortel der Ranunculus abortivus, op de zweeren ftrooijen zy het poeier van den wortel der Geum rivale, of de binnenfte bast van de Ceanothus Americanus. — Een afkookfel van de Solanum Dulcamara , van den wortel der Daphne Mezereum en Sarfaparilla is van anderen aangeprezen. In Zuid-Amerika en in de West? Indien gebruikt men een afkookfel van de Guajak, Saffafras, &c. in Brazilien en in Portugal is zeer beroemd 't Decectum Lufitanicum, zynde een afkookfel van die zelfde houten, Rad. Mezerei, Spiesglas, &c. Intusfchen kan men met geene zekerheid bepaalen, of deze middelen ooit I 2 zon.  ( 132 ) zonder Kwik de Venus-ziekte genezen hebben, In warme Landen , alwaar de ziekte ligter is, kon dit mooglyk waar zyn. XVI. Hoofdft. Onder de toevallen, die do* de Venus-ziekte ontflaan , en eene byzondere behandeling vereifchen, zyn voornaamlyk de volgende. i) De Oog-ontfteeking: deze ontdaatallengskens, wanneer 't geheele lichaam befmet is; of eensklaps , als een dujper onvoorzichtig opgeftopt wordt, in welk geval men op alle mooglyke wyzen de gonorrhoea moet zien te herftellen; indien men dit verzuimt, dan is eene volflagen blindheid dikwils het gevolg van deze ontfteeking. — Als dezelve van eene algemeene befmetting ontftaat, moet de Kwik en vooral de Sublimaat toegediend worde» , uitwendig kan men ook een Kwik- fincerfel, vooral als de oogleden aangedaan zyn, inwry ven: eenige droppels Laudanum, of Sublimaat in veel water ontbonden, zyn als dan ook zeer dienftig. 2,) Doofheid en zwaare oorpyncn ontdaan dikwils, als de tuba Eujiachii en de keel met zwee-> ren bezet zyn. Eens zag de Schryver eene volllagen doofheid na het opdoppen van een druiper volgen, 30 De Zweeren in de keel moeten zorgvuldig onderfcheiden worden van foortgelyken, welks door de fcheurbuik ontdaan, en door de Kwik erger  C 133 ) ger worden , het welk men ook dient in acht te neemen in het behandelen van die zweeren , welke door de kwyling verwekt pf in 't vervolg van tyd van natuur veranderd zyn. 4. ) In Venerifche huid-gebreken doet vooral de oplosfmg van de Sublimaat inwendig veel dienst, dikwils echter heeft de Schryver waargenomen , dat dit middel de gebreken der huid genas zonder de ziekte zelf volkomen weg te neemen.— Door geringe giften van de Turbith miner. zag hy ook een hardnekkig uitflag , dat naar niets wilde luifteren, verdwynen. 5. ) Venerifche uitwasfen, als wratten, en ande* ren, bekend onder de naamen van condylomata , ficus , marisca, &c. ontdaan veelal, wanneer de belinetting door het ganfche lichaam verfpreid is, derhalven kunnen dan inwendige Kwik - middelen dezelve alleen doen verdwynen. Intusfchen moet men den meeden tyd ook van uitwendige gebruik maaken. Van byt-middelen zag de Schryver de kwaadde gevolgen, en niet zelden kwamen ze na de uitfnyding weder te voorfchyn ; Kwik-berookingen, het poeier der Sabina, of het aqua cauflica pro condvlomwibus van Plenck, heeft hy 't meest nuttig bevonden; voornaamlyk had dit laatde middel byna altoos aan de verwachting beantwoord.— Wratten aan de genitalia verdwynen enkel door 13 de«  ( 134 ) dezelve 'met aqua phagaiaenica te wasfchen. —.... Als ze eene fmalle ba/Is hebben, kan men ze afbinden, op die wyze heeft hy eenige honderden wratten aan de baard van een zeker man weggenomen. 6.) Onvermogen tot de byflaap komt dikwils voort van overblyfzels der ziekte, die dan op de gewoone wyze moeten weggenomen worden. — De Liquor atiedyn. uit- en inwendig is in dit geval een ailervoortreflykst middel. 7i) "Venerifche pynen en krampen ontftaan van verfchillende oorzaaken, die wel onderfcheiden moeten worden. Somtyds zyn ze haarcn oorfprong Verfchuldigd aan eene onbehoorlyke toediening van de Kwik, en dan verdwynen ze op een gepast gebruik van dit middel. - Warme baden, Sulphuraurat. Antimon. met het ExtraSt. Cicut omtrek uitgezet. De flinker nier was daardoor int ■haare plaats gedrongen, en maakte het voorfte gedeelte van het gezwel uit. XVI. Dr. Smyth geeft een verllag van de uit. werkingen, die hy van fommige Geneesmiddelen in hardnekkige huid - ziekten {Lepra , Impètïgói .Herpes,") ondervonden heeft. Ten dien einde beproefde hy voornaamlyk de Tinktuur van Spaanfche Vliegen, Spiritus Vitrioii en de Tinktuur van den witten Nieswortel (.Veratrum Album.) — In een geval gelukten hem de Spaanfche Vliegen, doch in veele anderen gaf hy ze vruchtloos. Nimmer zag hy in zyne proeven, dat de pis• aficheiding daardoor vermeerderd werd. — De Spiritus Vitrioii gebruikte hy met veel nut niet alleen in 't fchurft, maar ook in andere huid gebreken. Hierdoor werden geene zichtbaars ontlastingen voortgebragt — Het Veratrum album, door hem in Zenuw-ongemakken dikwils met voordeel gegeven, bragt alleenlyk in een der drie gevallen, die hy aanhaalt, eene volkomen genezing te wege. Door groote gi ften van dit middel ontftonden dezelfde ongemakken, als die men op 't ruim gebruik der Cicuta ziet volgen: doch deze, zo wel als de andere, fchryft hy, dat altoos door een aftrekzei der Valeriana merklyk bedaard werden. XVII. Babington befchryft een geval van Wa* A 4 ter<  C 8 ) tervrees zeer nauwkeurig;' doch de genezing mis, lukte. In het ]yk werd niets tegennatuurlvks ge* vonden, alleenlyk zag men, dat 'er eene ligte ontfteeJdhg in 't tuottcuhoofd plaats had, die eenigzins in de lucbtpyp voortging. XVIU en XIX. In een man van ?ó Jaaren, die aan eene moeilyke neêrzwelging geftorven was, Vond men niet alleen in de flokbuis eene verzweeTing, die twee duimen groot was, maar by deopefling der borst ontdekte men, dat dat gedeelte van ft hart, 't welk op het Dtaphragma rust, geheel verbeend was. Dit is een zeldzaam geval, waar, van men flechts weinige voorbeelden by iMorgacni aantreft. Bordenave heeft ook eene dergelyke •beenwording waargenomen in Memoir. de ÏAcadem. des Sciences a. 1768. XX. Eene belette neêrzwelling van eene verzweering in den flokbuis ontftaan, befchryft Dr. Gartshore. De verzweering had plaats beneden de Verdeling der lucht-pyp. Aanmerkiyk was het, .dat de lyderes geduurende de ziekte fterk kwylde. XXI. In eene opftopping van water by een Jongetje van 5 Jaaren ontlastte de Heelmeefter Bentley de pis gelukkig, met de blaas op de wyze van Tlorakt uiiet Pouteau , te doorbooren. Binnen 6 dagen was de wond gefloten, en de lyder Raakte zyn water door den gewoonen, weg. XX IJ  C 9 ) XXTJ. Dr. S. Ciiapman befchryft eenige zeet aanmerklyke waarnemingen van vermomde tusfchenpozende of remitteerende koortfen , die zich onder de gedaante van andere gebreken, vooral Borstziekten, vertoonden, en door het gebruik der Kina gelukkig genezen werden. XXill- Over het vermogen van 't Opium in het geneezen der Venus - ziekte, door MicHA'éLis. Dit zelfde verhaal kan men in de Natuur-en Geneeskundige Jaarboeken vinden , waaruit het aan de meesten onzer Lezers zal bekend, zyn, weshalven wy 'tonnoodig oordeelen, dezelve hier te herhaalen. — Alleenlyk zeggen wy 'er van, dat de Uitgevers in de Voorrede opmerken, dat men uit deze proefnemingen geenzins tot eene nieuwe manier kan bclluiten om deze ziekte te behandelen, en dat dezelve eerder dienen om verdere nafporingen te doen, dan om allen twyffel weg te neemen. XXIV. Over de oorzaaken, toevallen en genezing der Long-tering en eenige andere ziekten der Longen, door den overledenen Dr. Stark. Dr. Smytii, aan wien wy het bekend maaken van deze keurige waarnemingen te danken hebben, ale Zynde na des Schryvers dood in bezit gekomen van zyne nagelate papieren, onderricht ons hier, dat het Traclaat van T. Reid, te Londen in het Jaar •3783. onder den titel van An esfay on the nature A $ w$  ( io ) mdCure of the Phthifi pulmonalit uitgegeven, niet anders behelst dan deze waarnemingen, met eene kleine verandering van ftyl en fchikking. Reh> naamlyk had by gelegenheid, dat hy het handfchrift van Dr. Smvth ter leen gekregen had, hetzelve fifl onder zyn naam doen drukken. Dan, daar hy veele aanmerklyke zaaken overgeflagen en 'er ook Van het zyne bygevoegd heeft, dacht Swvra 't van zyne plicht te zyn, om zyns Vriends naga, dachtenis recht te doen, een uittrekzel van dit handfchrift te moeten geeven, zo als 't ooripronglyk zich bevond. En hiermede nu vergenoegde hy zich niet alleen, maar hy verrykte ook dit Artikel roet eenige aanmerkingen, die veel geleerdheid e» oordeelkunde aan den dag leggen. XXV. MicriAëLis befchryft een ongemeen groot inwendig waterhoofd (Hydrocephalus internus) ia een volwasfenen. Deze Jonge was in 't Jaar iJ54. te Nieuw Jersey in Amerika geboren. Zyn hoofd befloeg 32 duimen in den omtrek. Zyne oog-appels waren niet fterk verwyd, noch trokken zich ook niet langzaam te zamen; hy was niet fiaaperig, terwyl zyn eet-lust goed, alle zyne ontlastingen geregeld, en geene andere deelen van zyn lichaam waterzuchtig opgezwollen waren. Voorts genoot hy eene vry goede gezondheid; zyn gezicht was (piet zeer fcherp, doch hy had een fyn gehoor en fterk  Jkerkgeheugen, en. fchoon hy 'er dom uitzag, wa? ren zyne ziels-vermogens niet gering. XXVI. Over eene nieuwe manier, om het water door middel van een/è«« in de Hydropthalmia te ontlasten, door Ford. Hy fteckt naamlyk de naald door den buitenften hoek van 't oog, een kwart duim van den rand der Cornea, haalt dezelve door de agterfte kamer van 't oog, en op denzelfden afftand van de Cornea , aan den binnenCten hoek naar buiten. In een maand of zes weeken is de genezing ten einde gebragt. XXVII. Een gezwel, dat tusfchen de valfche ribben en het Os Mum gevonden werd, waarby zich alle de toevallen van deen voegden, bleek naden dood te zynde nier, die in eene ruuwe beenachtige klomp ontaard was, terwyl de andere nier zeer klein en geheel veretterd was. Dit geval is door den Heelmeester Fearon medegedeeld. XXVIII. Over eene aanmerkelyke ontaarting der maag, door Dr. SïmS. Béhalven de gewoone toevallen als pyn, braking, &c klaagde de lyder over de ondraaglykfte pyn in een zyner hielen, zonder dat men op die plaats eenig gezwel of ontfteeking kon ontdekken. De maag was met knoes-tachtige verhardingen bezet, waarvan 'er zommige verzworen waren, dit echter fcheen niet lang voor den $oo& gebeurd te zyn; dewyl 'er inde holligheid Va»  < 12 ) ^Pyjorus was eenigzins dikker dan gewoonlyk, voor t overige gezond. ponder was in dit geval de klopping, die omtent de fcrohculus cor4is gevoeld werd, waardoor nen m verdenking kwamvan een ^yy^, doel* "a 0d b]eekhet'dat dit toeval ontdaan was, doordien de maag, welkers rokken verteerd waren, «*t de lever was famengegroeid, waaronder de «°rta klopte. In >j begin der ziekte bmkte de , der eene zeer fcherpe en zuure ftof, XXX. I„ eene hevige pyn van 't aangezicht, waarmede een vrouw gekweld werd, beiloot men emdelyk, nadat alles vergeefs beproefd was, >t omrum maxiUare, waar zich voornaamlyk de py„ bepaalde, te openen. Uit deze opening kwamen na eenige dagen te voorfchyn drie Infekten of Wormen, die 't naast by de larva van de Oefrus lori«w Linn. kwamen, en dus bedaarden de toevallen. Dit geval is door Dr. Heysham medegedeeld, en zal nader vervolgd worden. XXXI. Eindelyk befchryft de Heelmeefter Ford een hairachtig uitwas, dat in de keel van een oerftgeboren kind gevonden werd en het Hikken belette. Dit gezwel hong aan een dun ftseltje agter de  C 13 ) 4e 0*0/0 en't zachte verhemelte, zodat't gemak» lykkon afgebonden worden: dit gefchiedde niet zonder bloedftorting, !dock weinige miren naderhand kon het kind met het grootfte gemak zuiger» cn flikken. Van buiten was dit gezwel geheel met hair bedekt, en de binnenfte zelfftandigheid yras klierachtig.  f L \ Dr. Phil. Gabr. Henslers, Koningl. Lanifcher Archiaters, Stadsphyficus zu Altona, und Mitgl. der Köningl. Med. Snciet. Kopenhagen, Gefchichte der Lustfeuche, die. zu Ende des XV. Jahrliünderts in Europa aushrach. I. Band. Altona 1783. in 8v9* 333. S. und 134. S. Beylagen. d i. P. G. Hensler gefchiedenis der Venus-Ziekte • die zich op 't einde der XV Eeuw in Europa vertoonde. 2/edert lang hebben wy geen boek in het Hifu> rifche vak der Gcneeskonst gelezen, dat met zo veel oordeel, belezenheid en onpartydige waar-' heids-liefde gefchreven is, als deze gefchiedenis der Venus-Ziekte, die wy aan den onvermoeiden yver des Hr. Hensler verfchuldigd zyn. Deze ziekte, die op het einde der vyftiende en in 't begin der fcstiende eeuw, met zulk eene algemeene woede in Europa is uitgebroken; die op de gemoederen d*f  ( «5 > £r nakomelingen eenen zo vreeslyken indruk ge* maakt heeft, en welker gevolgen zich nog in onze dagen onder zo veele verfchillende gedaanten doet merken, heeft de aandacht van onzen Schryver tot zich getrokken , en hy heeft de moeite genomen, den draad der gefchiedenisfen zo verre «ïooglyk te vervolgen, en uit historifche faffa aan te toonen, dat men reeds in de middel-Eeuwen en nog vroeger, byna alle deplaatslyke gebreken gekend heeft, die men in onze tyden als gevolgen der Venus-Ziekte befchouwt, en dat de West-Indifche Eilanden niet behoefden ontdekt te worden, om ontucht door haare natuurlyke gevolgen te ftraffen. De Hr. Hensler heeft op dezen weg van nafpeuring van de fchriften zyner voorgangeren Luisinus, Freind en Astruc Sanchez, gebruik gemaakt, doch hy heeft dezen.niet blindling gevolgd, maar de bronwellen, waar uit deze Schryvers geput hebben, zelve opgefpeurd, zorgvuldig onderzocht, en als een echte kenner het goud van het fchuim, de faïïa en hypothefes der ouden behoorlyk onderfcheiden: hy heeft niet alleen uit dc Archiven der Konst alles by een verzameld, wat op de gefchiedenis dezer ziekte eenigen invloed kon hebben, ten einde aan zyn onderwerp van dezen kant de mooglykfte volmaaktheid te geeKfl> maar hy heeft nog daarenboven de gevolgen dezer  c té > dezer ziekte en de verwoeftm£en, welke dezelve onder de Opperhoofden van Kerken Staar, onder Geestlyken en Leek en, Monniken en Nonnen, Kryg* en Staatsdienaren in de-festiende eeu* aanrechtte, met znlke natuurlyke en affchrik verWekkende kleuren afgefchilderd, dat men zich over den verregaanden en byna ongelooflyken graad van het zedelyk bederf dier tyden verwonderen moet. Doch laat ons kortlyk den inhoud zeiven mede* deelen. ~ Het eerfte Boek behelst de Tyd rekerfng der Schryvers, die van de toevallen dezer ziekte gewag gemaakt hebben, en begint met het Jaar 1495. In de eerfte Afdeeling komen de fchriften voor, welke voor N,. Leonicenus gefchreven zyn. DeAftrologisten Joh.Muller, Paul Almann, J„ Lichtenberger, voorfpelden uit de conjunctie der Planeten, byzonder Saturnus enjupiter, in 'tjaar 1484- deze ziekte, en vervulden hunne tydgenooten metfehrik en angst. Zelfs de Genees-heeren en het verftandigfte gedeelte der menfchen, geloofden niet alleen aan deze voorfpellingen, maar fchreeven ook dadelyk deze ziekte, die zich voor het einde van 1493. overal begon te ontdekken, aan den invloed van Saturnus en andere Planeten toe. — Conrad Schelling Hoogleraar in de Geneeskunde te Heidelberg, is, volgens het getuigenis  C 17 > van onzen Schryver,een der öudfte Schryvèren over deze Epidemie, en het blyktuit de bygebragte Iristorifche facla en uit Wimphelingius Voorreden, voor het Werk van Schelling , dat de laatfte in her jaar 1494 geleefd en gefchreven heeft * en dus dat Astruc ongelyk heeft , wanneer hy dezen * Schry ver in het jaar 1500 plaatst. Schelling was, gelyk alle zyne tydgenooten, een aanhanger der Arabieren, hy neemt de vier byzondere Vochten van Galenus aan, eh beoordeelt hieruit en uit de ■ kleur en gedaante den uitflag en de natuur der ziekte, diehy enkel als eene huid-ziekte befchouwt; en hetgeen onze opmerking verdient, is, dat Schelling deze ziekte niet als iets byzonders, als iets nieuws befchryft^ maar integendeel als eerie reeds bekende befmetlyke ziekte. Jac. Wimphelingius, die als Gefchiedfchryver en Literator bekend is, leefde in 't jaar 1494 of 95. Hy heeft eene voorrede voor het Werk van Schelling gefchreven. die ■wegens de daarin voorkomende ómftandigheaen vry duidlyk te kennen geeft, dat deze zifttte reeds te dier tyd algemeen bekend was. Onder de byzondere oorzaaken telt hy voornaamlyk het meer algemeen geworden overfpel (fptrcisjimum, quoi invaluit, aduherium). Dat deze ziekte niet meer nieuw was, en dat men ze toen als epidemifch befchouwde , blykt, wanneer Wimpheïingius zegt:  ( i8 ) ^^•N,ookwe]naarzynegeboorte-p]aatsM1:cHiNGER genaamd, befchouwde de Venus ziekte, als zcer veel overeenkomst hebbende met de Formica vüa AsTRüC heeft wel is waar zeer wydloopig; en litterarifch van hem en zyne fchriften géhandeld, doch onze Schryver heeft hierop «og veele duifrerheden opgehelderd. - Marcellus Cuiianus, Venetiaansch Veld-Arts by de bele-e- ■ nng van Norara in >t jaar x405, WM gdyk dfi te Geneesheeren van dien tyd, een bloot empyricus, die echter nauwkeurig, hetgeen hy za„, tt boel gefield heef, Hy befchryft de zLeC>t ^ heel vry kenlyk, derzelver begin neemendc aan 'de tar.es genitale;, derzelver overeenkomst met de alleswegwreetende^™,, denacht-pynen, ckancm aan de penis en andere naby zynde deelen, de ve.lvuld.ge bubones, hetuitllagby kinderen van behnetu ininnen gezoogdj h£t om]a.ten yan ^ Ker voc^t „ft de pmes fa ^ ^ AHe deze Ventekenen, die MarcEllus van dez* iTett d f > °VertUigen °nS g—^aam, dat hetm de daad ten Wm wecst vy worden hierin „og meer bevestigd, wanneer 7nTn' d3thy al]e deze toevallen, als gevolgen van een conits impum, befchouwt. - Sebastiai* Brand,  C 19 ) Brand , een groot Rechtsgeleerde en Gefchïed* fchryver, heeft 1406. een gedicht op deze ziekte gemaakt, onder den titel fcpeflilentiali Scorra ,fir» Impeügim AnnïU96. 't welk hier in zyn geheel wordt medegedeeld. Deze Brand kende reeds de algemeene verfpreiding dezer ziekte, volgens hem hebben de Franfchen dezelve na Italien gebragt, van waar zy zich zydelings over de Alpen na Duitschlanden den Donauw verfpreid heeft; de Polak, zegt hy, -beeft voor deze ziekte; en de Brit is niet meer zeker. Zo veel kennis had Brand reeds van den loop dier ziekte, ook was hem met onbekend, welke pogingen de Geneesheeren aangewend hadden, om een zo verderflyk kwaad tegen te gaan. - Jos. Grünspeck heeft 1496 over deze ziekte gefchreven, waarvan wy by Astruc verfcheide merkwaardigheden vinden. Doch hetgeen de Hr. Hensler van deze Grünspeck aan. merkt, is, dat hy eene Kwikzalve tegens deze ziekte aanraadt. Daar nu de Kwik uiterlyk reeds langer dan 200 Jaaren in foortgelyke huidztekten als heilzaam bevonden is, zo is het hoogst waarichynlyk, dat men in H begin de Venus Ziekte voor eene huid-ziekte gehouden,en dus in gelykfoortige ziekten gelykfoortige geneesmiddelen toegediend heeft, waaruit dan verder Tolgt,dat de Venus-Ziekte reeds lang als eene huid-ziekte is bekend geweest. —? fc2 CoS-  :c ■ *o > Mèla Fra»zos; Venus is haar Moeder, en zonder derzelver invloed wordt geen Mensen befmet Zo groot een phantast Paracelsus ook was, en uit dien hoofde den fpot zyner tydgenooten en nakomelingen met recht verdient, zo doet toch onze Schryver zynen verdienften in de genezing dezer ziekte volkomen recht Nic. Massa ^eft een Boek gefchreven, dat door Luisjnus, Freind en Astruc voor het beste Werk van dien tyd over deze ziekte gehouden wordt. PIaller erkent de verdienften van Massa met onpartyd.gheid, en onze geleerde Schryver, die het Werk van Massa zelf gelezen en doordacht heeft, toont met de hem eigene nauwkeurigheid het goede en Hechte daarin aan, en geeft veele Historifche ophelderingen omtrent den eigentlyken tyd, waarin dit Werk is gefchreven en waaromtrent f reind cn Astruc zich fchynen vergist te hebben. - Met dezen Massa en Fracastorius, die in het Jaar 1546. nog een nieuw Werk gefchreven heeft, eindigt onze Schryver het eerfte Boek met de volgende aanmerking. „ Daar is over geene ziekte *s meer gefchreven, dan over de Venus - Ziekte ; « van Schelling tot Massa, in een tyd van óiu* trent 37 Jaarcn, hebben wy meer dan 50 Schry, j, vers, die wy kennen, en misfehien nog veelen, » d!c wy niet kennen. Luiswus heeft de meesten ;» ver-  C 2? > w verzameld: Astruc heeft 'er veelen bygevoegd, „ en ik heb het getal derzelver, door Pintor, ]] Schelling, Wimphelinguis,Steber, Grünspeck , „en Hock vermeerderd. Het ware my gemaklyk geweest, veele zeer beroemde Schryvers onzer " Eeuw te overtuigen, dat zy de Ouden dikwerf „ te onrecht beoordeeld, zonder genoegzaamen „ grond befpot hebben, en niet zelden hunne „ Schriften aangehaald hebben , zonder dezelve ge„ lezen ofverftaan te hebben. Freind en Astruc „ zyn de voornaamfte bron-wellen geweest, waar„ uit men tot hier toe geput heeft, en het aanzien „ van deze diende in plaats van bewyzen." Dit is de gewichtige inhoud van het eerfte Boek, waarmede wy ons wat lang hebben opgehouden. Het tweede Boek behelst de befchryving der ziekte , doch hiervan hebben wy nog maar de eerfte Afdeeling, waarin onze Schryver over de plaatslyke to»vallen der Ziekte handelt. Het is in de daad te bewonderen, dat de eerfte Schryvers over deze ziekte byna geen gewag maaken over de befmetting door de partes genitale:. ■ Widman befchouwt dezelve als voorbeduidende kenmciken der aanftaande ziekte. Zy verbooden denbyflaap metbefmette perfoonen, niet omdat zy hierin den oorfprong der befmetting zochten, maar om die zelfde reden, als by de pesten andere aan- ftcc-  r as > gekende ziekten. — De «fiffto&fcet^ nen o k te 2yn> ^ ^ y toetend der panes genitales fgelet heelt. Ligte ontneek.ngenderteeldeelen waren in Duitschland onder de naam van brandigheid, i„ andere Londen onder foortgeiyke benoemingen, reeds in de dertiende en veertiende eeuw bekend,' en zelfs reeds «n de twaalfde eeuw, als een gevolg van den omë»ng met onzuivere vrouwspersonen, aangemerkt, en dtensvolgens door eene ordonnantie van in Engeland, aan de opzichters der openbaare hut fcn byzwaare feffen Verb0den, zodanige vrouwspcrfoonen te dulden. Inde veertiende en vyftiende eeuw kende men toeis d:e moeilyke waterlozing, die met plaatslyke uitflag, pmllen en zweeren der manlyke roede L Paard gingen, of dezelve ten gevolge hadden. Dat dezaad-vloeijing by mannen, die i„ het begin derfestiende eeuw reeds onder den naam van L norrhoea, als een toeval der ziekte bekend is «e2 weest, bewyst onze Schryver tegen Freind en Astruc Zeer overtuigend. - Zelfs vondt men in de Schnften der Geneesheeren van de XV eeuw ^•arvan reeds melding gemaakt, en Gordoa fpreekt er van reeds in het begin van de XIV eeuw Oe onreine zweeren, waarvan Marcellusde eer» de  C 29 ) tfe befchryving gegeven heeft, kende men 'VöOT den inval der ziekte reeds in de veertiende en dertiende eeuw. — Zelfs Regerius (die ook van bougies fpreekt,) en Abil Casera waarfchouwden reeds in de XII eeuw, zeer ernftig voor allen onzuiveren byflaap. — De befchryving, welke zy van de onreine zweeren aan de manlyke roede geeven, komt volkomen met de natuur der chancres overeen. — De lasch-builen heeft Widman reeds waargenomen, en Benedictus zegt: de lasfchen zwellen fomtyds wegens onreine zweeren aan de teel-dee» Jen, deze opzwelling móet men wel van de pestbuilen onderfcheiden. . Men ziet uit dit alles, (naamlyk uit hetgeen on* ze Schryver wydloopig bybrengt en door de ge? fchiedenisfen bewyst,") dat de plaatslyke toevallen der ziekte, zo wel geduurende de Epidemie, als voor dezelve, aanwezig zyn geweest. s Vermits de Schryvers van de middel-eeuw de ziekte, naar de deelen, daardoor aangetast, verdeelden, zo kwamen de toevallen dier ziekte by hen onder verfchillende benamingen voor. Paülus ^Egineta kende reeds de onzichbaare zweertjes in de urethra; andere locaale gebreken der iteeldeelen, als decni/fa/linae, verrucae &c. waren -.reeds in de XII en XIII eeuw, ja zelfs nog veel vroeger, als gevolgen eenes onzuiveren byflaaps bekend. — Sponsachtige uit* was»  ( 30 > Wasfen hebben reeds Juvenalis en Martïalis, afa gevolgen der ontucht, ten toon gefteld. Onze Schryver haalt ten bewyze, dat deze ziekte reeds vroeg is bekend geweest, verfcheide Franfche en Latynfche Dichters aan , die lang voor de Amcrikaanfche befmetting gefchreven hebben. De brief van CoLüMBrs bewyst hier niets;- deze imthers is te vroeg gefchreven, dan dat Colu.mbus deinvvooncrs der nieuwe waereld reeds zo nauwkeurig kon kennen. - Ook uit de Gefchiedfchry Vers brergt de Hr. Hensler voorbeelden by, als Jos!.p..us, Puniüs de jongere, Palladius en anderen , als ook het droevig voorbeeld van een Hertog van Lancaster in de XIV eeuw. Onder Karel den Grooten werd by ftraffe verboden, vrouwen met befmetlyke ziekten in de openbaare hoer-huifen te dulden: ja zelfs de grootfte Van alle hoeren, Johanna V5*n Sicilien vergat «iet by de oprichting van het maagdenhuis een zo-danig verbód te geeven. Het befluit, dat onze geleerde Schryver uit allé* zyne historifche nafpeuringen trekt, is ten aanzien Van de gefchiedenis der Geneeskónst én in 't byzonder der Venus-Ziekte allergewichtigst, en verdient de aandacht der Genees- en Heelkundigen : dan wy moeten hier (hoewel ongaarne) af breeken. <• De zodanigen onder de Geneesheeren, die om-  C 3* ) omtrent alles, wat niet onmidlykop depraktyk in< vloed heeft, onverfchillig zyn, zullen zich misfchien verwonderen,' dat iemand zo veel tyd en moeite heeft kunnen befteeden, om de gefchiede^ nis eener ziekte te befchryven, die wy thans zo wel kennen én zo gelukkig weeten te geneezen. — Ondertusfchen houden wy ons verzekerd, dat zy, die den invloed der gefchiedenis op de bevordering van waare geleerdheid kennen, met ons de verdienden van onzen Schryver op den waaren prys ftellen zullen , en teffens wenfehen, dat hy dezen zynen geleerden arbeid vervolge, en ons volgens zyne belofte eerlang de verdere befchryving der ziekte mededeele.  I ï ï, Vtr. M. J. Marx , Churfürstl. C'óllnifchcrt Hofmedku^ Abhandlung von der SclwindLungenfucht mnd der Mitteln wider diejelbe.tiannover, in Verlage der Sckmichtfcheri Buchhandlung, 1784. in %vo. 239. pagt <:: 83, ' 4. % ' M. J. Marx, over de Longtering Ckc; X Xctis eene Prysverhandeling, door de Koning lyke Geneeskundige Sociëteit te Parys, 0p hunne in het Jaar 1782. voorgeftelde Vraage, bekroond, welke degel. Schryver ten nuttezynerLandgenoten nu in de Hoogduirfche taaie heeft overgebragt en uitgegeven. Daar dezelve onder de fchriften der Maatfchappye nog niet gevonden wordt, en 'er by deze Hoogduirfche uitgave aanmerklyke vermeerderingen gevoegd zyn, willen wy een uittrekfel *an dit fraay gefchrift, 't geen alle de kenmerken eener langdurige en verftandige ondervinding mede- brengt,  C 33 ) brengt, onzen Lezeren niet onthouden. In de I. Afdeeling geeft de Hr. Marx eene wel ingerichte befchryving van de eigenlyke Longtering , derzelver verfcheidenheden en kenmerken. Voor eigenlyke en waare Longtering houdt hy alleen de zodanige, die van eene verzweering in een of in beide de longen ontftaat of onderhouden wordt. — Het onderfcheid tusfchen dit gebrek en andere zoorten van teering, ook dezulke waar by eene etterige fluimlozing, maar uit verzweeringeu van andere ingewanden ontftaande, aanwezig is, wordt duidlyk en uit ondervinding opgegeven. De afwislelende Longtering, waarin de lyders dikwils tegens alle vermoeden , weder Ichynen gezond te worden, maar na korter of langer tydverloop in hun voorig ongemak op nieuw vervallen , is haaren oorfprong verfchuldigd aan het opdroogen des etterzaks; wanneer naamlyk alle de vochten uit denzelven in het bloed worden opgenomen, en 'er ais dan een harde droogc knobbel overig blyft, of wanneer dezelve batst en door de fluimlozing zijne bevatte ctterftoffen ontlast. -—— De voorbeelden, die de Schryver hiervan aanvoert, zyn zeer opmerklyk. Niet zelden is 'er indeloügen eene verzweering , lang voor dat de teringkoorts zich vertoont ; dewyl ie etter door den hoest ontlast wordt, wanneer de zak eene opening I. Deel. 2. Stuk. C heeft:  ( 34 ) heeft:daarenboven kan ook het opneemen des etters in het bloed, (waaruit de febris he£ltca ontftaat,) geheel belet worden, wanneer de randen eener opene zweer, of de wanden eenes etterzaks, zeer verdikt en vereeld zyn. By verzwecringen van andere ingewanden, als lever, milt, enz. waar de etterftof niet geloost kan worden, komt de teringkoorts kort na de verzweering te voorfchyn. De tweede Afdeeling behelst eene opgave van de oorzaaken der Longtering in 't gemeen. Daar het des Schryvers oogmerk niet is, van die Longtering, welke een gevolg is der ontftekingaartige borstziekten, te handelen, maar alleen van dezulke, die meestal uit eene zekere en gewoonlyk erflyke lichaamsgefteldheid voortfpruit, bepaalt hy zich alleen tot deze oorzaaken, welke beftaan in eenegefchiktheid tot bloedfpuwing, of tot Longknobbels ^uberculd), of tot verkouwdheden (catarrhï). De Bloedfpuwing,waarvan in de derde Afdeeling gefproken wordt, moet zorgvuldig van andere bloedontlastingen uit den mond , onderfcheiden worden. Hiervan geeft onze Schryver de onderfcheidende kentekenen nauwkeurig op. Eene ophooktog van bloed f&mgtftio fanguinis) is de gewoon11e en voornaamtte oorzaak der bloedfpuwing.Lieden, die volbloedig zynen een aandoenlyk vezel-gestelhebben,zyn het meest aan blocdftortingen •a-  ( 35 ) onderhevig. De oorzaaken, die de aandrang van het bloed naar de longen vermeerderen , zyn zo talryk als verfchillend, en volgens deze is ook de bloedfpuwing meer of min gevaarlyk. — Wanneer eene fpanning op de borst, een drooge hoest, engborftigheid, afwisfeling van koude en hette, groote dorst en zwakte na eene bloedfpuwing overblyven, alsdan heeft men met rede eene naderende Longtering te duchten. In de IV Afdeeling fpreekt onze Schryver van de Longknobbels (jubercula). — Meermaalen vond hy in doode lichaamen de glandulae bronchiahs gezwollen en verhard, door de ganfche zelfftandigheid der longen heen, zonder dat ze tot verettering waren overgegaan; echter waren zy met een etterigen flym omzet. — Zomwylen zag hy ook dat zy verzworen waren. — In andere gevallen was de ganfche long in een volkomen knoestgezwel veranderd. Men moet de oorzaak dezer verhardingen der glandulae bronchiales meestal in eene byzondere gefteldheid van het lichaam zoeken, die dikwils erfiyk is. Eene longtering , die wn een zodanige aangeboorene gefteldheid afftamt, is veeltyds ongeneeslyk. Dikwerf worden deze knobbels door het kropzeer-finet '\ oortgebragt; en men vindt by de ontleding fomtyds harde knobbels in da longen, die volmaakt naar de verharde klieren C 2 raa  ( 36 ) vnn fcrophuhufe lyders gelyken. Terug gedreven huid-uitllagen geeven ook dikwils aanleiding tot het ontftaan van long-knobbels. Het ontydig opdroogen van langduurige zweeren, gelyk ook jicht en podagra , wanneer zy na dc borst gevoerd worden, veroorzaaken dezelfde ongemakken. — Dat het inademen van ftuifmeel , fteendeeltjes , en andere dergelyke ftoffen , die in dc lucht omzweeven , onder de oorzaaken van dit gebrek geteld moeten worden , bewyst de ontleding der moolenaars, bakkers, fteenhouwers, fchaarenüypers, in welker longen men deze knobbels menigwerf aantreft. De kentekenen, uit welke men tot het aanwe» , zen der longknobbels met de meefte zekerheid befiuiten mag; zyn y]] eene door de geringüe oorzaaken ongeregelde ademhaling: - het niezen, eene fterke inademing, verwekken reeds hoest. •— «.) Eene toenemende vermoeidheid, bleekheid en vermagering, zonder dat de lyders eene hitte of pyn in de borst gevoelen. 3.) Nadat het ongemak meer gevorderd is, wordt de ademhaling kort en moeilyk, en 'er komt een drooge hoest by, waardoor eenige dunne flymige fluimen, die fomtyds met ligte ftreepen bloeds vermengd zyn, wordt opgegeven. 4.} De ftem wordt heefcher en fcheller. 5.1 In 't vervolg begint de lyder over eene onaangenaame gewaarwording en ligte fte- ken-  C 3? ) kende pyn, die zich ot over de ganfche borst verfpreidt, of eene enkele plaats inneemt, teklaagen, en kan ook op geen van beide, of Hechts op eene zyde liggen. 6.) Eindelyk gevoelt hy ook eene gedurige hitte binnen in de handen en onder de voeten, als welke het daarzyn der teringkoorts te kennen geeft. Men kan de knobbelige Longtering (phthifis nodefa>- gevoeglyk in drie tydvakk»n verdeelen: het eerfte , dat men het voorbereidende kan noemen, alwaar de knobbels Hechts een droogen hoest veroorzaaken; het tweede, of de ontftekings■ periode der knobbels; en het derde, of het tydperk der verettering. — Deze drie perioden worden door onzen Schryver naar de natuur afgemaald. — Wanneer de Longtering reeds verre gevorderd is, zyn de longen niet meer in ftaat haare verrichting te oefienen, en de uitwaasfemings-ftof uit het bloed tt doen ontlasten. Dit noodzaakt de natuur haar laatfte kragten in tefpannen, om zich daarvan door zweet en afgang te ontdoen, en deze ontlastingen wisfelen alsdan ook met elkander af. Tn de vyfde Afdeeling fpreekt de Hr. Marx van den Catarrhalen hoest. Eene kwalyk behandelde verkouwdheid wordt dikwils gevaarlyk. De borst heeft door den hoest en de fcherpte der ftof veel te lyden, en wordt aanmerkiyk verzwakt ; hierC 3 door  ( 3» ) door ontftaat 'er een grooter toevloed van vochten naar de longen, en daaruit een vermeerderde hoest, moeilyke ademhaling, borstbeklemming, en eene waare longtering: bloedfpuwingen en longknobbels zyn ook niet zelden de gevolgen van een Catarrhalen hoest. — Het aantal, zo voorbefchikkende als aanleidende oorzaaken der Catarrhi, i$ verbazend groot: onze Schryver telt dezelve zorgvuldig op, en verklaart haare wyze van werken. — By een beginnenden zinking-hoest is de pyn op de borst, welke dezelve verzelt, het gevolg eener ligte ontfteking van de kleine kliertjes en het binnenfle bekleedfel der longen; die, wanneer zy niet fchielyk wordt weggenomen , door den toevloed van vochten, en de geduurige en hevige beweging der longen, meer en meer toeneemt, en ten Iaasten op eene verzweering uitloopt. — Herhaalde aanvallen van huivering, de teringkoorts, eene etterige fluimlozing, een onvermogen om op beide zyden te liggen, en meer andere toevallen duiden het daarzyn eener zodanige verzweering aan. In de VI. Afdeeling, geeft onze Schryver de middelen op , waardoor men de bloedlpuwing kan voorkomen. — Bloedryke lieden, en die in hunne rkindsheid dikwerf aau neusbloedingen zyn onderhevig geweest, moeten zich vroegtydig aan. een matigen en niet al te voedzaamen eetregel gewennen.  C 39 ) ïien, meest groenten en zuurachtige fpyzen nuttigen , en alles, wat verhit, zorgvuldig meiden. Die bloedontlastingen , welke de natuur zelf voortgebragt heeft, of die door de konst gemaakt zyn, moeten onafgebroken onderhouden worden tot dien ouderdom toe i waarin het gevaar voor bloedfpuwing voorby is, enz. Die deelen, in welke het bloed 't meest wordt opgehoopt, moeten met koud water gewasfchen of met natgemaakte doeken bedekt worden.- Wanneer dus b. v de mtgefiie. van het bloed naar de borst gericht is, moet men dezelve op deze wyze behandelen, om den toevloed der vochten te verminderen, dan men draage teffens zorg dat, terwyl ditgefchiedt, de lyders intusfehen met de voeten in warm water zitten. — Het gebruik der keurslyven wordt hier ook met recht door onzen Schryver gegispt. In de VII. Afdeeling toont de Hr. Marx, op welke eene wyze eene reeds ontftaane bloedfpuwing moet behandeld worden. —In eene bloedfpuwing, door het fcheuren der longvaten ontftaandc, zya zamentrekkende middelen tot het vereenigen daarvan noodzaaklyk. Indien men zorg draagt, dat deze vaten door het daarin bevatte bloed minder worden uitgezet , kan hun levensvermogen zelf hen des te fterkcr toefluiten ; en dit oogmerk bereikt men door lauwe voetbaden , aderlatingen, laxeerende C 4 dana  C 4® ) darm-infpuitingen , eene ftrenge rust en het vermeiden van alle gemoeds-aandoeningen. « Het koud water, of een afkookfel van Althaea, Salab, of ecnig andere gelykfoortige drank, welke de lyder drinkt, moet met Vitriool-zuur gemengd en voorts met zuiker zoet gemaakt worden: men geeft van dit zuur byna een Once gedurende 24 uuren, 't welk onbegryplyk veel dienst doet. Zo de prikkeling rot hoesten fterk is , zyn Opiata nuttig. Wanneer de volbloedigheid genoegzaam verminderd, de bloedfpuwing geftuit, geene koorts noch engborstigheid aanwezig, en 't gevaar voor ontfteking voorby is, komt de Kina met borstmiddelen vereenigd te ftade, en de lyder kan ruimer en meer verfterkend voedzcl gebruiken. Indien de oorfprong der bloedfpuwing van verftoppingen in den onderbuik afhangt, zyn oplosfende middelen dienstig, nadat de bloedontlasting gefluit is, Wydloopig handelt de Schryver van de bloedfpuwing , die uit eene rotte fcorbutieke ontbinding der vochten ontftaat. Deze is gemeen by ziekelyke lieden, die van een droefgeestig en oplopend geitel zyn, waarin de natuurlyke bloedontlastingen ophouden, die veel zoute fpyzen nuttigen, enz. — De kentekenen zyn eene byzondere verinoeidheid, eene zwakke ongelyke pols, jeukte over H ganfche lichaam, paarfche fcorbutieke vlekken, eeq  ( 41 ) een ftinkende adem , alk natuurlyke ontlastingen zvn met bloed gemengd , in de borst doet zich een drukking gevoelen, des avonds is 'erkoorts, eindelyk wordt 'er na eene voorafgaande kitteling en hoest, «en hoogrood, fchuimig bloed opgegeven, 't geen herhaalde reizen op nieuw gebeurt. Tegen dit on» gemak heeft de Hr. Marx het blauwe Vitriool een by uitftek vermogend hulpmiddel gevonden. Tien grein daarvan in 2 pond Kaneel- of eenig ander water opgelost zynde, doet men van dit mengfel ieder uur een eierlepel vol inneemen. Zeldfaam verwekt het braking, maar wel zagte afgang. Na den ouderdom en het geftel der lyders kan men ook met droppen beginnen en allengs opklimmen. Te gelyk is het gebruik van groenten, en tot drank, water met azyn vermengd nodig. Eene aderlating zou allerfchadelykst zyn. In de VIII. Afdeeling wordt een middel tegen de Longkuóbbels aan de hand gegeven. Vcrkeerdlyk raadt men gewoonlyk dc Longknobbels met verzagtende , flymige , inwikkelende middelen te behandelen. In lieden, die tot dit gebrek eene gefchiktheid hebben , verdient, tot het afweeren daarvan, het gebruik der akers (glandes quercinae) aanpryzing. Men neemt rype akers, die niet wurmftekig zyn, en, na ze gedroogd en gedopt te hebben , roost men dezelve op een zagt vuur en maalt ze tot poeier. Dit C 5 poeier  ( 4* ) poeier wordt even als kofFy gekookt en in plaat* van den gewoonen drank gedronken. Daaglyks neemt men 1--3 lood. Met even vee) fuiker kan 'er ook om de 2 of 3 uuren een coffylepel vol van gegeven worden. Een koud aftrekfel, of extrakt is ook nuttig. Met dit middel roemt onze Auteur het gebruik van zeepachtige geneesmiddelen en fpyfen; terwyl ook teffens de aandrang der vochten na de long verminderd, en de ontfteking en verettering der knobbels belet moet worden. De IX. Ardceling behelst dc middelen om den Catarrhalen hoest voor te komen , of, wanneer hy reeds aanwezig is , te genezen. — Voorts roemt de Schryver zeer het gebruik van het Ammoniak-zoutin Longziekten, waarby hy, wanneer 'er koorts aanwezig is, Salpeter voegt: in heete borstziekten niet alleen maar ook tegen verftoppingen der Longklieren, de engborüigheid,die na Catarrhale ziektenis overgebleven , en in fiymziekten prijst hij dit middel. Tot het beletten der ontftaking in de longknobbels en het verdeelen derzelven, dient ook dit zout hem by uitftek: waarom hy het gebruik daarvan ten fterkften aanbeveelt. Wyders berispt hy het te voorbarig toedienen van de Kina, vooral in borstziekten; en raadt tegen de chronifche en tot gewoonte geworden hoest, die door een taay flym, dat zich inde vaten der long verzamelt, of uit de Longknobbel*  C 43 ) bels uittypen, den Meekrap-wortel (RiAia tiittlon) als een algemeen nattig, openend, verdeelend en fluimlozend middel aan. In de X. Afdeeling wordt over de ontftekingkoorts en de daarop volgende verettering, of eigenlyke Longtering, gefproken. - Wanneer na eene bloedfpuwing, of het daar zyn van longknobbels, . of een zinkinghoest, zich daadlyke tekenen eener ontftekingkoorts [opdoen, moet de behandeling dezelfde zyn, als in een waar zyde-wee en longontfteking. nr De koorts, benauwdheid, pyn,moeilyke ligging op de aangedaane zyde, het opgezwollen rood aangezicht, de moeilyke ademhaling, zyn toevallen , die de noodzaaklykheid der aderlating te kennen geeven. Salpeter met Sal Ammoniac. Planten Delf - zuuren zyn onder de noodzaaklykfte middelen te ftellen. — Wanneer de pols zagter is geworden, moet eene Spaanfche-Vliegpleister op de borst of tusfehen de fchouder-bladen gelegd worden. Lauwe baden zyn dan ook nuttig. Kan de lyder het bed verlaten en opzitten , zulks is allezins diensf.g. Amandel-olie met Kamfer wordt ook met voordeel op dc borst gefineerd. Als eene flauwe en trillende pols de borstbeklemming verzeit, doet de Hr. Marx by het Ammoniak-zout en Salpeter dc Kamfer voegen, waarvan hy, Zelfs by eene naderende verderving- verzekert eene goe-  ( 44 ) goede uitwerking te hebben waargenomen. Wanneer de ontfteking niet wordt opgelost , alsdan Volgt 'er verettering, en eene waare longtering. De behandeling van dit droevig ongemak wordt door onzen Schryver zeer nauwkeurig voorgemeld; dan, hoe gaarne wy wenschten hiervan een uittrekfel te geevcn, zo is ons dit echter ondoenlyk; daar hetzelve , zonder gevaar van verminking, niet kan uitgetrokken worden , en de plaats niet toelaat het geheel en al af te fchryven: weshalven wy ons genoodzaakt vinden hierin onze bezeren tot het werk zelve te verwyzen. Eindelyk in de XI. Afdeeling ontvouwt onze Schryver eenige beletzelen, die den Geneesheer in het behandelen der longtering voorkomen. Tot aanpryzing van dit nuttige Werk, ('t geen wel verdiende ten algemeenen nutte onzer Landgenoten geheel vertaald te worden, ) dient men vooral niet te vergeeten , dat een aantal zieke verhaaien, welke by hetzelve gevoegd zyn, de nuttigheid der voorgetelde geneeswyzen , met eene zekere en onbedrieglyke ondervmcTing , bekragtigen. I Y.  I V. Theod. Gul. Schroeder, Med. Dott. fflftoria Febris biliofo - pituitofo putridae, quat al initio menfis Decembris 1783 ad finem vfique menfis Augufti 1784 in variis Has. fiiae Regionibus epidemice grasfata eft. Göttingae 1784. p. 35- in 8°- d. i. D. W. Schroeder befchryving eener heerfchende gal - flym - rotkoorts &c. In dit Werkje geeft de beroemde Casfelfche Hoogleeraar Sciiröder een nauwkeurig verflag nopens den aart en geneeswyze eener epidemifche koorts, zo als dezelve van het einde des jaars 1783 , tot over het midden van 1784 in twaalf Heslifche dorpen geheerscht heeft, en door hem, op last van het Collegium medicum te Casfel, behandeld is geworden.  C 46 J Hyfbeftempclt deze koorts met den naam eener pym-gal rotkoorts, d. i. eene koorts, waarby zich tekenen van deze driederleye ongefleldheden vertoonden. Het beloop dezer ziekte was vry algemeen het volgende. - Veelen gevoelden nog voor het begin der koorts, een gebrek aan eetlust, walging , dorst, trek naar zuuren, loomheid en zwaarte vooral in de beenen , drukkende hoofdpyn, fchemering der oogen, en eene ruifching in de ooren. - Tegens den avond volgde 'er een onrustige flaap, met angftige droomen verzeld. - Des anderendaags bleef de flaaperigheid voortduuren, gepaard metzwaare hoofdpyn/panrring voor de maag, benauwdheid, gallige fmaak in den mond, de tong was aan den wortel mer een wit geelagtig vastzittend beilag bedekt, de punt daarentegen rood en trillend: hierby voegden zich traanende oogen, verdopte neusgaten, fterk niezen, een gefpanncn onderlyf, vooral aan de regter zyde , hardlyvigheid, of ontlasting van harde, zwarte, groene drekftoffen, eene hoog roode pis, die met moeite en in g-eringe hoeveelheid geloosd werd, een ftinkende adem, moeilyke hoest, in fommige opgezwollen halsklieren, doch zonder eeniga belemmering in het flikken, inde meesten eene volle, zagte, rasre, doch in anderen vooral teergevoelige vrouwen harde, ftielle, ongelyke pols, die echter ligt verander-  C 4? > derde, eene meeren deels droogehuid, en in allen eene Zodanige verzwakking, dat zy niet meer in ftaat Waren , alleen uit het bed te komen. — Deze voorlopige toevallen duurden gewoonlyk tot den middag van den 2 of 3 dag, wanneer de koorts, met fterke koude, rillingen, en andere toevallen , eenen aanvang nam. Sommigen echter werden ook plotslyk en zonder eenige voorafgaande ongefteldheid, door deze koorts, met eene verbazende verzwakking en hevige galbraking , aangetast. In beide gevallen klaagden de lyders over de vreeslykfte hoofdpyn, en een allerlastigst gefuis in de ooren. De moeilykheid in 't ademhaalen , de benauwdheid, en hoest, nam dag aan dag toe , en gedurende de grootfte hevigheid der koorts floeg de pols 140 tot 150 maaien in een minuut. In fommigen was de pols klein, gefpannen, ongelyk en minder ras, en in deze was de grootfte helling tot rotting. De meesten vervielen in hevige ylingen, en de overigen in eene zo fterke verftomping van zinnen , dat men hen niets kon doen begrypen. De hoofdpyn , walging en bittere fmaak vermeerderden , weinigen echter raakten van zelfs aan het braaken. De meesten waren verftopt, en dus was het onderlyf hard, gezwollen en dikwils pynlyk op 't aantaaken. De pis was donkerrood, de hitte van hei  ( 48 ) het ganfche lichaam aanmerkiyk, en brandend op 't aanraaken. Deze toevallen bleeven tot den=2 of 3 dag na den eerden aanval der koorts voortduuren , maar op het einde van den 3den of gedurende den 4den dag, fomtyds ook laater, vertoonden 'er zich ftuiptrekkingen, opfpringen der peezen , trekkingen der gezich-fpieren, eene droogte in den mond zonder dorst, gevolgd van zweet, waarmede tevens eene menigte peteüüat, doch zonder eenige vermindering der ziekte, te voorfchyn kwamen : by kinderen zag men op dien tyd een Jcarlatina of tnitiares albae uitbotten. Van dezen herdelden 'er geene, dan die op den 7, 11 of ook wel 14 dag allengs door doofheid, gepaard met zwelling der parot ides en eene diarrhosa critica, werden aangetast. Onder die geenen , welke eerst kortlings met de Heslifche Troepen uit Amerika terug gekomen waren, ondond een derk fchurft, 't welk groote verligting aanbragt; terwyl in de kinderen, die ook in groote getale door deze ziekte aangevallen werden, een uitflag op het hoofd, dikwils gepaard met dooiheid en het ontlasten eener vuile etterige dof uit de ooren , eene waare crijis te weeg bragt. Die geenen daarentegen, by welke zich op den 7 of 9 dag eene verlamming der tong cn keel openbaarde, by deze was aile hoop van her-  ( 49 ) hCrftel veriaoren;, dewyl zy na het yoorafgaar£van fterke en duikende zweetingen, of het te voorfchyn komen van groote blaaren over het ganfche lichaam, die een rottig vogt bevatteden, onder de hevigfte ftuiptrekkingen ftierven. Dit was genoegzaam hetbe oop der ziekte, (.echter met eenige verfchejdenheid, welke de Schryver ook opgeeft,) wanneer zy aan zich zelve werd overgelaten, en zo als de Hoogleeraar gelegenheid had dezelve waar te nemen in haare verfchillende trappen en tydperken, by lyders, welke nog geene geneesmiddelen gebruikt hadden. De oorzaaken nu dezer heerfchende ziekte meent de Hoogl. gelegen te zyn in de verfchillende gefteldheid van het weder gedurende 't Jaar 1783, als wanneer na een droogen en heeten zomer, een zeer regenachtig en vochtig najaar volgde, waardoor noodwendig de doorwaasfeming belet en eene flymige en gallige Saburra in de eerfte wegen moest geboren worden. De lage ligging van het dorp Udenhaufen, van waar de ziekte 't eerst haarenoorfpong nam, en het voorgegaane misgewas, 't welk dc inwooners dier plaats in de uiterfte armoede gedompeld had, en daar door het gebruik van allerleie ongezonde en fchadelyke voedzels te weeg bragt, werkten ook tot het voortbrengen dezer ziekte grootlyks mede. L Dkjïi. 2. Stuk. D h»  ( 5o ) In de Geneeswyze, ging de Hr. Sciiroder volgens 3 aanwyzingen te werk: i.) de gal en flymige ftoffen uit de eerfte wegen te ontlasten: 2.) de rotting tegen te gaan: 3.) de pogingen der Natuur tot fcheiding te bevorderen. Tot het eerfte waren, na voorafgegaane digeftha, braak-en purgeermiddelen nodig; doch 'er had eene zo groote ongevoeligheid in alle deze lyders plaats, dat men de dofes dier middelen ten minften verdubbelen moest, wilde men daarvan de vercischte wer■ king erlangen: zo waren b. v. agt greinen wel bereide Tart. EmeU nauwlyks genoegzaam om 3 of 4 brakingeri voort te brengen. — Het tweede werd voornaamlyk dóór een ruim gebruik der Kina, en 't Vitrioolzuur bewerkftelligd; waarby naar de verfchillende omftandigheeden ook verfoheiden andere middelen gevoegd werden. — Het laatfte oogmerk werd grootendeels ook door het toedienen der Kina, met Sal Catharthkam, of Sulphur sluratum, gelukkig bereikt. En door deze middelen verzekert de Hoogleeraar zo gelukkig in het geneezen dezer gevaarlyke ziekte geflaagd te zyn, dat 'er "van de elf honderd zeven en negentig lyders, elf honderd een en twintig hunne gezondheid volkomen hebben wedergekregen, en dat het getal der 'gVeriën**'1 welke Hagtoffers dier kwaal werden, nog vry minder zou zyn geweest, indien niet r- * ■- ifiiO .ide  ( 51 ) de verfchillende vooröordcelcn dezer dorpelingen, hem de grootfte hinderpaalen in het toedienen der vereischte middelen gefteld, en dan nog door een verkeerden eet- en levensregel, de gelukkige werking derzelven dikwerf belet hadden ; iets 't welk in dit fiag van lieden altoos en qpalle plaatzen den Geneesheeren moeite en verdriet veroorzaakt. _ D * V.  Verhandeling over dtheg'.r -ziekten enz. doordefi Heere Joh. PringIÉ M. D. naar den laatften Druk, uit het Engelsch vertaald, met de nieuwJle waarnemingen verrykt, en vermeerderd met eene Geneeskundige befchryving der Hospitaalen, door den Heere Donale* Monro, M. D., meede uit het Engelsch Vertaald, door L. Bikker, M. D. Eerfte Secretaris en Mede-Directeur van het Bataaffche Genootfchap der Proef onder vi?idelyke Wysbegeerte te Rotterdam, en Lid van verfcheiden geleerde Genootfchappen. I. Deel. te Amjlerdam hy P. Conradi 1785. 298 Bladfy in 8vo. In het Jaar 1763. heeft de Hr. Hermans Chirurgyn Major reeds eene Vertaling, naar den derden  ( SS ) den Druk, van dit uitmuntend Werk bezorgd , e* daardoor de verdienden van den beroemden Prin\ gle aan zyne Land-en Kunstgenooten bekend ge-* maakt. Dan het gebrekkige in deze V erta¬ ling, de vermeerderingen en verbeteringen, waarmede de Schryver by de laatde en zevende uitgaavé dit Werk heeft verrykt; de nieuwere waarnemingen, welke men zedert zo in de Genees-als Natuur-kunde gemaakt heeft, en die op de kennis, den aart, de oorzaaken en geneeswyze der heerfchende ziekten eenen zo onmiddelyken invloed hebben; het üorlogs-vuur eindelyk, dat in het voorleden Jaar tusfehen onze Landgenooten en zyne Keizerlyke Majedeit Joseph II. dreigde uit te barden: - dit alles, en misfehien nog byzondere redenen, fchynen den.Hr. Bikker, aangefpoord te hebben, dit allezins nuttig Werk te vertolken, en met ophelderingen en aanmerkingen te vermeerderen en te verbeteren. De verdienden van den beroemden Schryver zyn zo algemeen bekend; het groote nut, 't welk hy door dezen zynen geleerden arbeid der Geneeskunde heeft aangebragt, is door de grootde Mannen in onze Kunst zo algemeen erkend en gewaardeerd ; en de Hr Bikker zelf heeft in zyne voorreden zo veele echte bewyzen en getuig-fchriften daarvan bygebragt, dat wy het ten eenemaal noï> 3 de-  ( 54 ) deloos oordeelen, in den lof des Schryvers eft zyne waarnemingen uit te weiden. - Even eens zouden wy aan de kunde onzer Geneeskundige Land-genooten, en vooral aan die der Lezers van ons Tyd-fchrift te kort doen, wilden wy den inhoud van dit Werk, dat reeds zo lang in onze taal bekend, en, zo wy vertrouwen, door allen, die eenige aanfpraak op den naam eens Geneesheers maaken, gelezen en herlezen is, door een beknopt uittrekzcl, gelyk wy van andere Werken gewoon zyn, bekend maaken. —— Laat het genoeg -zyn, deze waarnemingen onzen Kunstgenooten op nieuws aan te pryzen, als een Werk, 't welk niet alleen een fchat van kundigheden bevat, en waarin de oorzaaken,; ftaat en geneeswyzen der heerfchende ziekten, klaar, duidelyk, en als het waare van de natuur zelve ontleend, ontvouwd en befchreven worden; maar ook als een ïnecsterlyk voorbeeld ter naarvolging in het doen van goede, en ter bevordering onzer Geneeskundige irizichtcn, allezints nuttige waarnemingen. — En hier mede gaan wy over tot de vertaling van den Hr, Bikker, en zyne bygevoegde aanmerkingen. Deze, vertaling is, gelyk wy reeds gezegd hebben, naar den zevendenen laatften Druk, die door dea Schryver zeiven is nagezien cn vermeerderd.  ( 55 > Om deze reden verdient reeds deze Vertaling de voorkeur boven die van Hermans: om niet te zeggen, dat dezelve, vergeleken met het oorfproogJyke, veel nauwkeuriger en vloeiender is, en de Hr. Bikker zich daarin kentekent als een Man, die beider taaien volkomen meeft°r is. De bygevoegdc Aanmerkingen zyn, over 't geheel genomen, zeer van pas, tot opheldering en verder bewys van zommige Hellingen des Schryvers dienende; en men ziet wel, dat de Vertaler Pringle met oordeel gelezen, en de beste Schryvers daarover geraadpleegd heeft. Echter betieffen de meeste dezer aanmerkingen het bekende gelchil tusfehen de Heere.n Ypey en Mjchell, over de al of niet fchadelykheid der dampen van rottend water in de lucht veripreid, en het komt ons niet vreemd voor, dat de Heer Bikker het 'er op toegelegd heeft, van eene zo gunftige gelegenheid gebruik te maaken, om het geheele twistgeding ten voordeele van zyn Vriend Ypey te befiisfen; ten minften de veelvuldige herhalingen van dezelfde bewyzen geeven zulks niet onduidelyk te kennen. -— Wy hadden liever gezien, dat de Hr. Bikker dit gefchil daar gelaten, of ten minften niet dan van ter zyde, hadde aangeftipt. Immers wat volmaaktheid kunnen toch dergelyke gcfchiüen aan «en Werk, als dat van Pringle, dat de genezing det  . ( 56 ) der onderfcheidene Leger - ziekten alleen ten doel heeft, byzetten? — Aanmerkingen op een dergelyk Werk moeten alleen dienen, om het doel van den Schryver te bevorderen, zyne leerltellingen klaar en duidelyk,en voor min kundigen bevattelyk te maaken. Alle aanmerkingen, welke van dit fpoor afwyken, kunnen aan het Werk zelve niet den minden luister byzetten. — Hierby ,komt nog, dat de Hr. Bikker den ftaat des gefchils niet duidelyk voorgefteld , en de dellingen van den Hr. Michele uit haar verband gerukt en in een min gundig licht geplaatst heeft. En fchoon wy voor ons gaarne willen gclooven , dat dit geenzints met voordacht en ter kwaader trouwe, maar veeleer uit overyling (die by eene zo haastige uitgaave ligt kan plaats hebben,) gefchicd is: zo zouden toch misfchien anderen daardoor op het vermoeden kunnen gebragt worden, als of de Hr. Bikker in dit duk niet de dipde onzydigheid in acht genomen had; want men kan niet denken, dat de Hr. Bikker den waren zin der dellingen van den Hr. Michell niet zoude hebben ingezien. —— Ree. is een groot vijand van alle eontrovirfm, die toch gemeenlyk op woordendryd uitloopen; wy onthouden ons derhalven van geene aanmerkingen op aanmerkingen te maaken: de onzydige Lezer mag daaromtrent uitfpraak doen. Pit  C 57 ) Dit alleen zullen wy maar doen opmerken, dat, fchoon de geleerde Vertaaler het gefchil ten voordeele van den Hr. Ypey beflist, hy echter geene nieuwe bewyzen (ten minften geene, die beter zyn dan die van Ypey,) daar voor heelt bygebragt, en dus zyn wy daardoor in onze kennis omtrent dit ftuk geen hair breed meer gevorderd, dan datwy weeten, dat de Hr. Bikker het gevoelen van den Hr. Ypar is toegedaan. D5 VL  V I. E. P. Blech, Dis/, de Aëris dephlogifthati u/u inasphyxia. Goett. 1784. pag. 29. in 8ve. li d. i. E. P. Blech, Verhandeling"1 over her gebruik van gedephlogifteerde lucht in bezwymingen. H oe zeer de kennis en het recht gebruik dier hulpmiddelen, waardoor het kwynend leven in fchynbaar geftorvenen weder opgewekt en op nieuw in werking gebragt kan worden, in de laast verloopen Jaaren, onder de aanmoedigingen en mcnschlievende pogingen van verfchillende genootfchappen en maatfchappyen (waarvan ons Vaderland zich mag beroemen een der eerften het voorbeeld te hebben gegeven,) aanmerklyke vorderingen gemaakt en gewichtige verbeteringen ondergaan hebbe, is het 'er echter.,zeer verre van daan4 dat de behan- de-  ( 59 ) deling dier lydeTen tot zulk eene volkomenheid geraakt zy, dat het nutloos zyn zoude aan dit ftuk verderen arbeid te koste te leggen en naar andere en betere tot dit einde gefchikte hulpmiddelen om te zien. In tegendeel verdienen de po¬ gingen van hen, die hunne moeite en vlyt ter volmaaking dezer gewichtige taak aanwenden, de billykfte goedkeuring; daar zy het gegronde vooruit» zicht opleveren, om ook dit deel der konst zodanig te zullen verbeteren en uitbreiden , dat hier door nog een vry grooter aantal dier ongelukkigen , dan voor heen gefchied was, uit dc kaaken des doods gered en weder by het leven gebragt kunnen worden. Onder de nieuwfte foort van middelen, welke tot dit einde zyn voorgcilagen, is 'er een, 't welk voornaamlyk in aanmerking komt, en boven al de aandagt der Geneeskundigen verdient optewekken, om deszelfs uitwetkingen door meerdere proefnemingen verder naar te fpeuren; dewyl men daarvan, de grootfte voordeden en de kragtdadigfte uitwerkingen in het herftellen van .zodanige lyderen fchynt te mogen verwachten. —— Dit middel js de dephlogiftieks lucht, welkers aanpryzing den inhoud der voor ons liggende verhandeling uitmaakt , waarvan wy onzen Lezeren thans yerllag zullen geevcn, ten einde hen mat dit gewichtig onderwerp nader bekend te maaken, en het  C 60 ) het zelve aan hunne overweeging verder aan te beveelen. De Hr. Blech maakt een begin met de befchouwing der voordeden, welke de ademhaling in de dierlyke huishouding aanbrengt. Men heeft over geen ftuk der Phyfwlogie zo vee) getwist en gefchreven , en zo veele verfchillende gevoelens te berde gebragt. Het komt echter den Schryver voor, dat ïnen in laatere tyden in het ontvouwen hiervan min gelukkig gehaagd zy, en dat de meeningen der grondleggeren onzer Konst omtrend dit onderwerp vry meer byval verdienen, dan die , welke men nog voor weinige jaaren koesterde. Priesteey" heeft ongetwyfeld een groot licht over deze ftoffe verfpryd, met aantetoonen, hoe het inademen der lucht tot het opneemen van phlogifton, Jt weik uit de vochten in eene groote hoeveelheid zich telkens moet ontlasten, gefchikt en daardoor tot onderhoud van het leven Hoodzaaklyk zy: dan hoe Zeer deze (telling van veele beroemde GeEeesheeren thans omhelst worde, fchynt het den Hr. Blecit toe, dat men, om van de waare nuttigheid der ademhaaling goede begrippen te vormen, het gevoelen der Ouden te gelyk aanneemen > en die beiden met elkander vereenigen moet. Dezen naamlyk dagten dat 'er in de lugt eene zeer fyne dunne ftof omzwerfde, welke door de longen afge- fchei*  ( 6i ) fcheiden, ingezogen , in het bloed gebragt, naar alle deelen van liet lichaam heen gevoerd en eindelyk in delevensgeeften, of, zo als anderen met ronde woorden te kennen gaven, in de ziel zelve, veranderd werd. - - Zy noemden deze ftof het pabulum mm ~~ Deze ftof nu is, volgens des fchryvers oordeels niet anders, als de Aer dephlogiflicatus: deze meent hy, dat met den aèfhtt der oude Wysgeeren de grootfte overeenkomst heeft, en ook daadelyk in het bloed opgenomen, met het zelve door 't geheele lichaam verfpryd en tot voedzel van het kvensbeginzel gebruikt wordt; dewyl het door de proeven der hedeUdaagfchcn overtuigend gebleken is, dat zonder deze ftof geen lucht tot de ademhaling bekwaam zy,terwyl zy daarentegen tot het onderhoud en herftel van het dierlyfe leven te beter gefchikt is, naar mate zy een grootere hoeveelheid daarvan in zich bevatte: — en daar de lucht, welke wy uitademen van deze ftof geheel beroofd, en met phlogifton belaaden is, WOrdt dezelve waarfchynlyk telkens door de longen opgeflorpt , en in het lichaam gebragt. Dit gevoelen , 't welk grootendeels overeenftemt met dat van den Hr. Platner. in zyne Palaeo-phyftologia de injpiratione principii rita/is, Lipt. 1780, wacht hy, vervolgens te ftaaven door te bewyzen Bil  ( 62 > £ de fchriften van Ingenhous, gmeun en deren dat de nuttigheid, die men van de dampknngs ucht yds in z.ekten P ^en a],een afhangt van eene grootere hoeveelheid, iugt, waannede deze]ye bdadej !!1S; ~ f ^«'«gtdoorhet byntengen daarvan geheel kan verbeterd werden; JL d,t het tnademen van enkel gedepkkglfieerie W de aangenaamfte gewaarwordingen vfrwekt, de rag! ten opbeurt en alle verrichtingen verbetert; - dft eendIerondereen^>^,metde2e Platst zynde zesmaalen langerleeft, als i lug^enmeeranderediergelykebewysredenen H?e ^uenuithy,datdaardegemeenedafflpkrin: m genoegzaam is tot het onderhoud van het dierlyk ieven, de g^og^ ]lieht> J£ -ogender zynde, tot het opbeuren en oP vak Jr^ daarvan gefchikter zal zyn. ° Dit dan tot grondllag gelegd hebbende, gaat hv over tot zyn onderwerp, de nuttigheid der l i f t£ be7-»'^ by ^ die middelen, welke " eene zö groote hoeveelheid tegenbezwymin en worden aangeprezen, niet alleen het ge« der gedePUogifteerde m ^* -.datd^eookde voorkeur boven die allete^ dient, dewyl ,r geen-een,eenige gevonden wordt, dat  ( 65 ) dat aan alle mogelyke genezings - aanwyzingen zowel Voldoet. — De befchouwing der bezwymingen leert dit ten ! aHerdüidelykften. Men vindt naamlyk geene bezwyming onder welk eene gedaante zy zich ook vericone, of welke haare afgelegen oorzaaken zyn mogen, of'er doen z'ch in dezelve twee tegennatuurlyke omstandigheden op, welke als de naaste oorzaaken daarvan befchouwd kunnen worden. Eene ophooping naamlyk van phlogifion in de longen, en eene daaruit onftaande ongeregelde werking- of bezwyking van het levensbeginzel. Alle aanwyzingen, die het richtfnoer des Gcneesheers in dit ongemak uitmaakcn, moeten daarom het ontlasten van 't overtollig phlogiHon en het opbeuren der krachten ten oogmerk hebben. Dat tot het eerfte geen middel beter gefchikt is, dan de inademing der dephlogijlieke lucht, lydt geen bedenking, en hoewel tot het laatfte einde de prikkelende en opwekkende middelen die gewoonlyk in bezwymingen gebruikt worden meer vermogen fchyhen te bezitten, is zy echter ook met dit inzicht zeer nuttig en werkzaam. Deze en diergelyke redenen waaren dan ook oorzaak . waarom eenige beroemde Natuur- en Geneeskundigen, als Leonardi, Lichtenberg, Gmelin, Achard en anderen, Het gebruik der geJephlogifisêrds lucht tot het weder bybrengen van  ( «4 ) Tan fchynbaar geftorven aanranden. — De nuttigheid van het inblazen der gemeene lucht die reeds voor lang in die gevallen gebleken was, en die aan de daarmede vermengde dephlogiftieka lucht alleen toe te fchryven is, leverde reeds een bewys voor de heilzaamheid dier methode op, en maakte ook eene drangreden tot deszelfs gebruik uit. — Dan de zekerheid hiervan bleek ten alierduidlykften, toen de beroemde Aciiard opzetlyke proeven dienaangaande in het werk ftelde. Hy plaatfte naamlyk verfchillende foorten van dieren als konynen, honden, katten, muizen enz. onder een recipiënt, floot de gemeenfchap der buitenlucht af, en liet hen zo lang onder dezelve, tot men geene tekens van leven meer befpeurdc. — Vervolgens bragt hy eenige daarvan in de gewoone lucht, terwyl hy anderen in eene dephlogiftieke lucht plaatfte, of dezelve in hunne longen blies. Dc uitflag beantwoorde volmaakt aan de verwachting; die dieren welke in de laastgenoemde lucht gelegd waren, begonnen allen binnen weinige minuutcn weder adem te haakn, de oogen te openen, zich langzamerhand geheel te bewegen, en werdeH eindelyk weder in hunnen voorigen ftaat volkomen herfteld. — Die daarentegen, welke in gewoone lucht »an zich zelve overgelaten waren, kwamen niet weder by, fchoon zommigen daarvan zelfs in eea  C 65 > een open vengfler g&legd werden. Deze zelfde proevin werden ook met vasre en ontv'ambaare lucht ondernamen, en het gelukte den Kr. Achyro ook aan dieren, welke op deze wyze oo^enfchynlyi? waren omgebragt, door middel der gedepklogifleerde Auchx, het leven weder te geven. De Hr- Buten herhaalde deze proefnemingen, cn zag ook in dieren 'er de fchoonfte uitwerkzels van. Hoe zeer men nu tot hier toe dit middel in menfcl en nog niet beproefd hebbc, is 'er echter uit dit alles de fterkftc en gcgrondiïe hoop op eene niet min gunftige uitflag al'teleiden; temeer, daar het uit verfchillende waarnemingen cn vooral uit de talryke proeven van den Hr. .de Haen gebleken is, dat het veel moeilykcr zy, fchynbaar geftorven dieren, als menlchen weder by te brengen, en dat dikwerf de vermogendfte middelen, die met het beste gevolg in menfchen worden te baat genomen , by dieren niet het minfte uitrichten. Betreffende de wyze, waarop men de dephlogiftieke lucht in bezwymingen me' het meeste voordeel kan aanwenden, is de Schryver van gedachten , dat men hetzelve met de EleSt iriieit, althans in moeilyke gevallen, vereenigen moet, vooral iadien men de fchokken zodanig beftuurt, dat de tterpus phrenicus aangedaan, en daardoor het middenrif in beweging gebragt worde. Tot het L Deel. 2. Stuk. E in«  ( 66 ) inademen der lucht pryst hy eene ruime blaas , die met eene metaale buis voorzien is, en dooreen kraan afgefloten kan worden. Het eind dezer buis wil hy in de opening der luchtpyp gebragt hebben, om als dan door eene beurtelingfche drukking van de blaas en de Thorax, de inademing na te bootfen, en dezelve daardoor, zo mooglyk, alJengskens op te wekken. VII.  V I L Some New Hints relative to te Recovery of Pi rfens drowned, and apparently dead: with avi w to rénder that Practice more gentrally Ju esful. By John Fuller , Surgeon ut Ayion. London 1784. pag. 32. in 8ve. d. L J. TVller, eenige nieuwe raadgevingen tot net herftel van Drenkelingen en andere fchynbaar geftorvencn. D e middelen,Welke de Aytonfche Heelmeefter in dezen brief, aati de Londonfche Maatfchappye der Drenkelingen ter beproevinge voorfteit, als, velgens zyn oordeel , het best gefchikt tot herftel van het kwynend leven i 1 verdronkenen, en andere fchynbaar geftorven perzoonen, zyn voornaamlyk de Ele&riciteit, het inblaazen van gedephlogiftesrde lucht in dc longen , en de oyeitapping van £ 2 het  ( 68 ) liet bloed; "uit de arieria carotis van een lam of knaap in de rechter vena jugularis exierna, ten einde daardoor de rechter holligheid van het hart tot zamenlrekking aan te zetten en den omloop des bloeds te herftcllen. De Schryver brengt gee¬ ne proefnemingen op menfchen genomen ter ftaving zyner ftelling by; echter zyn wy van gedagten, dat de Ektlrkïuit waarlyk van groot nut in die gevallen zyn kan, gelyk dit door den Hr. Hufeeand in zyne Disf. fistens ufum vis eleÏÏricae in asphyxia Gbtu 1783. uitmuntend betoogd is, en wcarvan ons ook voortreflyk wel geilaagde proeven in verdronken dieren bekend zyn; fchoon wy de moeilykheid, om dit middel in verdronken menfchen werkttellig te maaken , zeer duidlyk bezeffen. — Omtrent dc dephlogiflieke lucht hebben wy ons gevoelen by hef voorgaand werkje te kennen gegeven, en worden hierin te meerder gefterkt, doordien wy in dit flukje leezen, dat de beroemde Foïhergill even als de Hr. Achard eene meenigte proeven op dieren genomen, en eene even gelukkige uitkomst ondervonden heeft. — Doch de transfufie van het bloed weeten wy reeds voorlang aan zo veele zwarigheden onderhevig te zyn, dat wy dezelve niet kunnen aanraaden. VIII.  VIII. Medical Commentaries, for the ïears 1783-84. exhibiting a concife View of the latest and most important discoveries in Medicine and Medical Philofophy, Colletted and published by Andrew Duncan, M. D. F. R. & A. S. Ed. Phyfician to His Royal Highnefs the Prince of Wales for Scotland, Fellow of the Royal College of Phyficians at Edinburgh, and Member of the Royal Societies of Medicine of Paris , Copenhagen , Edinburgh, &c. VolumeIX.London.1785.Pflg.516'. in 8vo d. i. Geneeskundige Aantekeningen, verzameld door Dr. Duncan. IX. Deel, V an dit uitmuntend geneeskundig Tyd-Schrift, hetwelk onder "t opzicht van eenige Geleerden, waarvan toen ter tyd de Hr. Duncan Secretaris E 3 was,  ( 70 ) was, ïn 't jaar 1775. begonnen is, zyn de fès eerfte Deelen , onder den naam van Medical and Phihfophtcal Commentaries , by a Sotieiy in Edinburgh, uitgegeven. Naderhand heeft de Hr. Duncan die taak alleen op zich genomen, en dit Werk onder den boven ftaanden titel vervolgd, fchoon voor 't overige 't plan hetzelfde gebleven zy. Hetzelve bevat maniljk vier Hoofd - Afdeelingen. ïn de eerfte vindt men eene vry uitvoerige beoordeling van eenige nieuwe Boeken , die meest in 't Engelsch gefchreven zyn, en tot de beoeffcnende Geneeskunde haare betrekking hebben. De tweede behelst oorfpronglyke gevallen en waarnemingen , door verfchillende Genees- en Heelkundigen aan den Uitgever medegedeeld. De derde Afdeeling is voor 't Geneeskundig Nieuwe gefchikt, as nieuwe ontdekkingen, ftichtingen , prys vraagen , bevorderingen en fterfgevallen van voornaame Mannen , &c. Agter aan is een lyst van nieuw uitgekomen Boeken gepLast, die vooral ten opzichte van Engeland vry compleet is ; hier zyn nog bygevoegd de dis/ertatien , welke jaarlyks te Edinburg uitkomen, en dit maakt de laatfte Afdeeling van dit Werk uit. Van de tweede Afdeeling, als behelzende byzondere gevallen en narichten, die men nergens «iders aantreft, en ook 't gewichtigfte gedeelte van  C 7i > van dit Werk uitmaaken, zullen wy onze Lezeren alleenlyk een kort bericht geven. I. De voortreffelyke uitwerkingen der Kwik in de moeilyke lever-verharding, die na eene voorafgegaane ontfteeking in Oost-Indien zeer gemeen is, en de Europeaancn aldaar voornaamlyk aantast, zag ook Dr. R. Hamilton in zyn landfchap, (Lyntt in Engeland, eene zeer vochtige en moerasfige plaats,) alwaar dit ongemak niet zeldzaam is, bevestigd. Hierdoor aangefpoord kwam hy op de gedachten, om deze Oost Indifche geneeswyze ook in alle ontfteekingaartige ziekten zonder onderfcheid te beproeven. En deze methode heeft hy geduurende agttien jaaren, dat hy zich hiervan bediend heeft, allervoordeeligst gevonden; gelyk dit uit de getuigenisfen van de voornaamfte Geneeskundigen van die Stad en den omtrek nader zou kunnen blyken. Evenwel ging hy tot die methode niet over, dan na alvorens de nodige aderlatingen gedaan, zachte laxeer-middelen en klisfteeren gegeven, ook fomwylen Spaanfche- Vlieg-Pleifters aangelegd te hebben. Dan eerst gaf hy de Calomel met Opium vereenigd, om de pyn te bedaaren, en wel zo lang, tot dat'er eene ruime ontlasting, hetzy door zweet, kwyling of ftoelgang ontftond, waarop de ziekte gewoonlyk gelukkig eindigde; fomwylen werd 'er alleenlyk eene ligte pis - lozing E 4 voort-  / ( 72 ) voortgebragt. Indien de 'koorts niet verminderde , doch fterk b eef aar houden , en de huid zeer drong Was, gaf hy te gelyk Tartar erna. met Kamfer, waardoor zeer IchieKk en zeker de huid ontmannen werd, en een overvloedig'zweet, met eene gélukkige fchciding der ziekte, te voorfchyn kwam. ^— i Indien men deze geneeswyze meï de OostIndifche vergelyke, zal men weldra een groot onderfcheid tusichen beiden gewaar worden; immers kan men zeggen , dat in de Lever-verhardingen dc Kwik alleen, en wel voornaamlyk de Kwik - fmeeringen , alles aldoen, zo dat men met Li d de Kwik in deze gebreken als een fpecifkk zou kunnen aanmerken. Integendeel maakte Hamilton niet eerder gebruik van de Kwik, dan nadat hy die middelen, welke alleen en altoos het fcrafgtdadigftfc in ontfteekingaani^e ziekten zyn bevonden, had aangewend, zo dat men gcenzins ten onrechte zyne gelukkige ge ezingen voor het grootfte gedeelte aan dezelven moet roefchryven.' Voeg hier by, dat de landftreek. die hy bewoonde, zeer gefchikt zynde om eene zinkingaartige ongefteldheid voort te brengen , men geiedelyk vermoeden kan, dat de meesten zyner behandelde ongemakken, wel verre van ontfteekingaartig geweest te zyn , door 't ophouden der doorwaasfeming en het verplaatzen derzelve 3aar 't een of ander deel, veroorzaakt zyn. Dit b;ykt  C 73 ) fclykt nog nader uit de voordeelige uitwerkzels va» 't Opium, 't welk in die gevallen de krampachtige toevallen doet bedaaren , de ftof zelve naar de huid brengt en door 't zweet ontlast: om nu niet te fpreeken van de kleine giften Tartar. emet. en Kamfer , die hy te gelyk toediende. En in deze gebreken . kan ook de Calomel, door het verdunnen en uiidry ven der opgehouden zinking - ftof,. allervoordeeligst zyn; gelyk dit de waarnemingen van voorname Mannenj als Musgrave, Huxham, Fothergill en anderen, reeds voorlang geleerd hebben. En hieruit zal genoegzaam blyken, in hoe verre Hamilton's nieuwe methode, om ontftcekingaani^e ziekten te genezen , konne aangenomen worden.) II. Dr. Adair , die eenisjen tyd te Antigua onder de ilaaven eene vry aanmerklyke praktyk geoe'Tend heeft, geeft een bericht van zommige geneesmiddelen, die hy aldaar met het beste gevolg gebruikt heeft. — Onder de Stimulantia roemt hy vooral het Mostaart-zaad. Dit gaf hy in Brandewyn met water en Spir, Sal. Ammon. in eene zwakke maag en ongemakken hieruit ontftaande , vooral oezigde hy dit middel met voordeel in de Anafarca Atnericana Sauvag., die eene zeer gemeene en gevaarlyke ziekte onder de flaaven is. De Ptper Caijenenjis van 5 tot 8 gr. in pillen was E 5 nog  ( 74 ) nog veel vermogender tegens deze ongemakken. De Canella alba, dat geenzins de waare (SoruWinterattus is, was zeer gefchikt om het vermogen der Kina in tusfchenpozende koortzen aantezetten: by ieder dragma deed hy 5 gr. — Onder de Adiringentia zag hy veel voordeel van Aluin met Arabifche gom vooral in persloopen, en in de diarrhoea cachectica, waartegen hy ook de Lapis cala. minar. van 5 gr. tot een fcrupe/zeer nuttig bevond. Het Acetum Lithargyr. van 20 droppels tot een dragma in een klifteer gegeven. pryst hy zeer in den ver gevorderden ftaat des persloops, om de Irritabiliteit van 5t Inteftinum rectum te verminderen. En in de Diarrhoea cachecfica fcheen het met een afkookfel van Teer en Spirit, rini Camphor. op dezelfde wyze een zeer verfterkend vermogen te hebben. — 't Opium gaf hy nooit alleen, maar met een byvoegzel van Ipecacuanha, Tartar. Emet. of Alcali Volatïle. Dus werden altoos die toevallen, welke anders op een ruim gebruik van dit middel gewoonlyk volgen , voorgekomen: 't hoofd was niet aangedaan, en de lyders werden niet benauwd noch kwynende. — 't Extraïï. Cicutae met Kamfer vond hy zeer voordeelig in een persloop, waarby zich eene kwaadaartige koorts , gepaard roet fchielyke verzwakking, benauwdheid, flaaploosheid, voegde; hierdoor bedaarden alle deze toe-  ( 75 ) toevallen en de koorts werd veel geregelder. In een of twee gevallen bragt het de opgehouden maandftonden\ aanftonds weder te voorfchyn. — Onder alle de worm-middelen was de Anthelmia BermudctiJJs of Occidentalis 'ï. zekerst en veiligst. Deze plant, in 't Engeisch Common Worm- Gras/ geheten, is 5t volgens den Hr. Adair , welk 't zaad, by ons onder den naam van Hem. Santonic. bekend, voon;r. ngt. — Le Naufeatiya („kleine gitten van braak-middelen») gaf hy gemeenlyk in 't eerfte tydperk der koorts , om de kramp te verminderen. — De fpecacuanha fielt hy verre beneden de Braak-middelen, die uit 't Spiesglas bereid worden. - Door de vaste lucht op de wyze van RivERius toegediend, zag hy de walging en braking bedaaren en veele andere gevaar.yke toevallen, die zich by fommige afgaande koortfen vertoonden , verminderen. In h graveel en rot-koorfen pryst hy dit middel ook fterk aan. —— Het Koper- Vitriool had hy in een aantal ziekten een zeer voortreflyk en veilig middel gevonden, Ein- delyk beproefde hy 't Ratte - kruid, en dit getuigt hy met den besten uitilag gebezigd te hebben in verfchillende hardnekkige huid-gebreken, ah herpes, eene foort van Elephamhiafis, de vrecslyke Tam , welke allen in de West-Indien zeer gemeen zyn en de beste middelen gewooniyk wederftreeven, doch  ( 76 ) doch dewelke hy niet zelden door 't in-en uitwendig gebruik van 't /ïtfeniciïm bekent volkomen genezen te hebben. lil. Een jongetje van vier jaaren, dat altoos vry gezond was geweest, werd op 't onverwachtst door zeer ongewoone toevallen aangetast. Te vergeefs beproefde men verfchillende middelen , tot dat eindelyk de Heelmeefter R. Calderwooo befloot worm-dryvende middelen te geeven , en hierdoor ontlastte het kind eene menigte van dieren, die 't naast by de gewoone rups (common Caterpillar) kwamen , waarna zich alle de toevallen bedaarden. Men had nooit te voren eenige tekenen van wormen befpeurd, en het is waarfchynlyk, dat deze dieren in 't lichaam zyn gekomen , doordien het kind de gewoonte had, van de jonge blaadjes van verfchillende plant-gewasfen, als hy in de thuin wandelde, af te plukken en op te eeten. IV. Dr. J. Fitzpatrick bevestigt wederom door een zeer aanmerkiyk voorbcc-M her nut van 't koude water in eene bloedftorting der baarmoeder, welke na de verlosfing door de atonia van dit deel ontftaan was. V. In de flinker lasch, onder den ring der buikfpieren, had een man een gezwel ter grootte van een didven-ei. 13y een nauwkeurig onderzoek bleek het, dat 't noch een bubo noch de testkulus was, DU  ( 77 ) Dit ongemak van tyd tot tyd pynlyker wordende baarde den lyder eenige ongeiustheid. De Heelmeetter j. Bowen , dien hy 'er over raadpleegde, befloot om 't weg te neemen, en dit gcfchiedde zeer gelukkig. Het gezwel zat rondom vast in zeer veel cehyyze weesfel en bevatte over de anderhalf once dnn vocht. De genezing werd fpoedig volbragt, en nog twee jaarcn naderhand had 'er zich geen 't minne teken van eenig nieuw ongemak geopenbaard. VI. De Febris fiava Amricana (¥è/!o.w Fever)% die in de West-Indien zo algemeen en doodlyk is, behoort volgens de waarneming van Dr. S. Curtih tot de remitterende koortfen. Gewoonlyk zag hy om den derden dag duidlyk eene remisfie van agt o tien uuren. De Kina is het vermogendfte middel in deze ziekte, en verzuimt men die van 't begin af te geevcn , dan gaat ze fchielyk in eene aanhoudende koorts over. Aanmerkiyk is het, dat, volgens het getuignis van byna alle Geneesheeren in die landureek, de inboorlingen zelden door deze ziekte aangetast worden , en onder dezen alleen de Mulatten en huis negers, die op de wyze der Blanken leeven. VII. Dr. A. Campbell geeft wederom een nieuw bcwys van de werkzaamheid der Kwik, in de hydrocephalus intsrms. ©oor dezelver uit- en inwendig  C 7* 3 dis gebruik werd een jongetje van vyf laarcn rafi dit vreeslyk ongemak bevryd. (iMeer ge'ukkige voorbeelden van dien aart hebben Dobson, Vekcival en anderen in de vier laatfte deelen van dit Zelfde Werk befchreven.) VIII. Dr. C. Bjsset deelt eenige waarnemingen mede, aangaande lymphatifcke beurs-gezwellen, die uitwendig aan 't lichaam gevonden werden. Aanmerkiyk is de historie van een juffrouw , die eene menigte van water-blaafen (hydatides) met geel flym vermengd door den afgang kwyt raakte. IX. Een geval van Angina polypofa, befchryft Dr. J. Dixon zeer uitvoerig. X. In eene allerhevigfte Heus, uit gevatte koude ontdaan, werden te vergeefs de meest beproefde middelen, ais herhaalde aderlatingen, verzachtende klisteeren , Tabaks - klisteeren, Opium, Muskus, patio Riverii, en andere krampftillende middelen gegeven. Eindelyk werd 'er eene vry groote Spaanfche Vlieg-pleifter op de buik gelegd: weinig tyds daarna verminderde de pyn, alle de toevallen bedaarden , de lyder kreeg twee ftoelgangen , die hem aanmerkiyk verligtten ; toen viel hy in flaap en ontwaakte, zonder eenig toeval van die vreeslyke ziekte meer te befpeuren. Door het gebruik van verfterkende middelen werd hy volkomen herfteld. Dit geval is door den Heelmeefter D. Furies befchreven. XI,  ( 79 ) XI. De Heelineefter R. Atciiison maakt eënige aanmerkingen omtrent den persloop, die onder de Negers op de kust van Guiné heerscht, voornaamlyk als ze van daar vervoerd worden. Dezelve is van een rottigen aart, en ontftaat door dat ze op de fcheepen in eene zeer enge plaats by elkander opgefloten worden. XII. Dr. J. Gerard zag in een hooldwond na 't zetten van de Trepaan, waardoor een klein ftukje been, dat ingedrukt was, uitgehaald werd, ia eens alle de toevallen ophouden. XIII. Uit een gezwel, dat in de regter borst by een meisje van 20 jaaren zonder eenige oorzaak ontdaan was, haalde Campbell eene groote naaide uit. Hy is niet ongeneigd om te gelooven, dat deze naald in de vroege jeugd ingeflikt zynde zich derwaards een weg gemaakt heeft. XIV. In een hevige Heus, die naar geene middelen wilde luisteren, werd een ftuk darm met het Mefenierium, dat agttien duimen lang was, door den afgang geloosd, Na dien tyd leefde de vrouw nog veertien dagen. By de opening van 't lyk bleek het, dat het ontlaste ftuk darms een gedeelte van 't Ileum was, hetwelk in elkander gefchoven zynde een Volvulus gemaakt had. Dc twee eindens van den darm waren met elkander, hoewel zeer los,vereenigd en de opening daarvan was zeer nauw. XV.  ( 8o ) XV. Uit een aanmerkiyk gezwel, 't welk een man in de flinker zyde van de buik had, ontlastte men door middel van 't troïkart tien pinten bloederig water. Na dien tyd leefde by vry gezond, doch allengs begon 't gezwel weder zodanig toe te neemen , dat hy twee jaaren naderhand kwam te fterVen. In 't lyk vond men op die plaats een groot gezwel, hetwelk by nader onderzoek bleek de (linker nier te zyn, die dusdanig uitgezet was. De pisleider was byna geheel gefloten aan die zyde, doch niet tegennatuurlyk vervvyd aan den regter kant. Dit ongemak wordt door den Heelmeefter P. Mart.inf.au Hy drop: Rem: genoemd, waarvan men ook eenige voorbeelden by Lieutaud aantreft. XVI. Over de voordcelen, om in de waterzucht buikzuiverende met waterdryvende middelen te vereenigen, fchryft de Rusfifche Geneesheer J. Grieve , cn bevestigt dezelve door een zonderling voorbeeld. XVII. Dn W. Knox zag door de Eleclnciteh op beide oogen de cataract verdwynen. XVIII. De Apotheker Darbey befchryft eenige goede uitwerkingen van de warme dampbaden, in de waterzucht. De lyderes, waarvan hier gefproken wordt, had te vc;;en ook Titrff. Camharid. en 't Oxymd Scili-t in eene ruime maate gebruikt. XIX.  t tl 3 . XIX. Dr. R. Hamilton ove? eens Angina Pee* ioris, welke in eene familie erffelyk fcheen te zyiu (Men weet, dat Heberden in Medical TranfaSiont V. 2. p. 59. dit ongemak 't eerft dien oneigentlyken naam gegeven, en hetzelve als nieuw befchouwd heeft. Anderen daar en tegen, waar* onder voornaamlyk de Eoninglyke Deenfche LyfArts, de Berger , die hierover opzettelyk in Nop. A&. Suecic. T. 1. a. 1780. p. 67. gefchreven heeft, beweeren en met recht , dat dit geenzins eene nieuwe ziekte, maar alleen eene foort van afthma is: dit zelfde bewyst ook de Plenciz in Aïït et Obfervat. Medic.} XX. Dr. F. Armstrong over byzondere ftuip. trekkingen, waarmede drie kinderen in een huis te gelyk en op gezette tyden overvallen werden. XXI. De Heelmeefter T. Jones verhaalt twee gevallen van zeer welgefiaagde afzettingen met de lap (Flap-Operation), volgens de nieuwlings aangeprezen methode van den Hr. Alanson, in zyne Prailical Obferpations en Amputation and the Aftertreatment, to vfhkh is added an Account of the Am* putation above the Ancle mth a Flap. II. Edite Lond. 1782. XXII. In een meisje van 20jaaren, die een amfr norrhoea had en aan dc gevolgen daarvan zeer ztikkelde , ontdekte de Heelmeefter D, NiveH , dat h h Deïl. 2. Stuk. F )r}  < 82 ) hymen gefloten was1. Dit geopend zyndé, ontlastte 'er zich eene menigte bloeds. Van dien tyd' af werden de Honden geregeld en haare gezondheid Volkomen. ' 1 . . - . XXIII. Na eene:kwalyk behandelde gonorrhoea werd de flinker bal by een man van 50 jaaren zeer pynlyk, ontdoken cn allengs zodanig uitgezet, dat hy de grootte van een eerstgeboren kinderhoofd kreeg. I Dr. YV. Gourlat, dien de lyder raadpleegde, fehommeling in 'tfcrotum voelende, was van oordeel, dat hier eene opening moest gemaakt worden. Hierdoor werd zeer veel goeden etter ontlast, en toen ontdekte men, dat 'er hydrc'cele plaats had. 'De tunica vstginahs geopend zynde , kwam 'er eene menigte vocht en ftinkende ftoffe te voorfchyn, die voor 't grootfte'gedeelte in een foort van waterblafen (hydatides) was befloten, van waar ook de naam van encyfted Sarcocele aan dit ongemak gegeven is. De bal was dusdanig on- 'taard, dat men tot de exftirpatie moest overgaan, die ook gelukkig verricht werd. Het fcheen, of de bal geheel en al in die waterblafeh was veranderd. XXIV. In een jongetje van 9 jaaren, die te voren zeer rachitisch geweest was'i en daarvan eene zo zeer gekromde rtiggegraat had' overgehouden, dat de eerfte lenden wervel naar buiten en naar den flinker  C 83 ) flinker kant uitllak, en hét flinker darm-beén geheel naar het heilig been gekeerd was , vertoonde zich in de rechter zyde even boven de nier een gezwel, gepaard met eene hevige ontfteeking , die zich over het os Jlium en de buik-fpieren verfpreidde. De Heelmeefter T. Collingwood op geene wyze deze ontfteeking kunnende doen verdwynen, maakte daarin eene opening, waardoor binnen een half uur zeven ponden ftof ontlast werden, die de kleur en gedaante van verfchen room had zonder eenigenreuk of fmaak. Na deze ontlasting kreeg de lyder alle de toevallen van eene tering-koorts, die echter door gepaste middelen fchielyk verbeterd werden. Naar maate zyn eetlust aanwakkerde, was ook de ontlasting fterker. Het vocht, dat uit de mond kwam , had geen kwaaden maar veeleer een zoétachtigen fmaak, doch een zuuren reuk. In eene'gefloten vlesch bleef 'het onveranderd drie a vier weeken, doch ïn de open lucht ging het binnen 24 uuren tot verrotting over. Daar nu de ftof, die ontlast werd, "zo veel overeenkomst met de chyl had, en de openiwg juist op die plaats gemaakt was , daar de chyl-buis gevonden wordt, kwam de Hr. CollIngwood op de gedachten, of hy niet 't nceptaculüm chyli gekwesthadde: ofmooglyk, dat 't dwarfche' uitftéekfel van den eerden lenden-wervel dit vat zódanig F 2 druk-  < &4 ) drukte, dat hierdoor de chyl belet werd, op te klimmen en dus ontlast werd. En in dit vermoeden werd hy bevestigd, doordien de krachten dagelyks afnamen, terwyl de eetlust goed bleef. Daags kwamen 'er twee oneen vocht uit de wond. De ontlasting was sWgens grooter dan 'savonds, en altoos fterker 4 of 6 uuren na het eeten. Door uitwaasfeming verloor het vocht 4 gedeelte, en dit was zuiver water; het overige was eene geele aardachtige zelfftandigheid, die reuk noch fmaak had, en in geene zuuren of loog-zouten kon ontbonden worden. Het vocht zelve bruisde ook met deze zouten niet op.. Eindelyk vermaagerde de lyder van dag tot dag, hy werd waterzuchtig en ftierf geheel uitgeteerd vyfmaanden na de opening. (Jammer is het, dat men door de ontleding de oorzaak van dit gebrek niet hebbe nagegaan.) XXV. Dr. S. M. CoRiuiCK over een Diabetes, die na de beproefdfte middelen wederftxeefd te hebben , eindelyk door 't Pubis Doperi genezen werd. Hierdoor ontflond een ruim zweet, waardoor de pisvloed zodanig verminderde, dat de lyder, die byna geheel uitgeteerd was, binnen zes weeken herftelde en door gepaste middelen zyne voorige Krachten wederkreeg. De Dofis was 20 gr. alle avonden en werd in den tyd van drie weeken tot 7o gr. vermeerderd. —— in een ander geval gaf hy dit  ( 85 ) dit middel met hetzelfde gevolg. Daar nu in dit ongemak de uitwaasfeming gemeenlyk zeer verminderd is5 gelyk dit ook in de befchreven gevallen plaats had, zo dat de Schryver zegt, dat de huid zo droog als leder was, moeten deze gelukkig volbrag* te genezingen ons tot nadere proeven aanfpooren. XXVI. Over de voordeelige uitwerkzels van de Kina en Madera- Wyn in eene zeer kwaadaartige zweer aan 't been , daar men reeds de afzetting had voorgefteld, door den Heelmeefter W. Rait. XXVII. Door gevatte koude werden de lochla in een vrouw van 26 jaaren kort na de verlosfing opgeftopt. Terfiond klaagde zy over eene hevige pyn in de rechter zyde, waardoor de pisontlasting verminderd werd cn de buik opzwol. In weerwil van allerleie middelen nam deze zwelling zo toe, dat men na verloop van drie jaaren de aftapping tot drie maal toe verrichten moest. Na hierdoor Go Engelfche pinten van een etterig wei-vocht te zyn kwyt geraakt, kreeg zy, onder het voortkomen van een ultflag over de ganfche huid , haare gezondheid weder. XXVIII. In eene dyfenleria perminofa, welke onder de kinderen te Grenada vry algemeen heerschte, en in veelen doodlyk was, gaf de Heelmeefter W. Grieve, na alvoorens de beste worm - middelen vergeefs beproefd te hebben, een afkookzel van den bast des {Angelme - tree.) Dit vol- F 3 deed  ( 96 ) deed zo wel aan 't oogmerk, dat van dien tyd af geen kind meer aan die ziekte overleed. Vier oneen van dien bast werden in 3 r.uart water tot 2 verkookt, en hiervan gaf hy eene gewoone lepel aan kinderen onder de twee jaaren. Het verwekte huikpyn, den anderen dag gaf men een purgeernrddcl, waarop eene ontzaglyke menigte wormen te voorfchyn kwamen: in een kind werden ineens 2? ronde wormen ontlast. Dit middel was hem door eene oude. baker aan de hand gedaan. ^vXDv. Dr. A. Broughxon verhaalt zeer omHandig twee gevallen van waterzucht, waarin voornaamlyk de Kwik dienftig was. XXX. De Heelmeefter W. Ci-eavasse bevestigt het nut van 't Opium, tot eene aanmerklyke hoeveelheid gegeven, in eenTetatius 9 die op een beenbreuk volgde; XXXI. Fielding-Best Fynney over eene verlosfing, waarby zich zulke ongewone en hevige ftuiptrekkingen voegden, dat de onderkaak daardoor gelaxeerd werd. De vrouw fchielyk door behulp der Tang van tweelingen verlost zynde, werd de kaak wel gelukkig in haare plaats gebragt, doch Zy ftierf kort daarna, XXXII. In een vrouw van 45 jaaren, die 't Ole* cranon brak, werd door eene uitgeftrekte richting ec ftyf verband de breuk zodanig herfteld, dat zy bin-  ( 87 ) binnen weinigen weeken het vryc gebruik van baar-, arm wederkreeg. In een ander lyder, zynde een jongetje van 15 jaaren, wiens arm g behandeling gebogen was gehouden, waren de deelen zo aan elkander gegroeid, dat hy zyn arm naderhand op geen mooglyke wyze meer beweegen of uitftecken kon. De Londonfehe Heelmeefter ]: Haighton, die deze gevallen mededeelt, bewyst zo uit het maakzel van den elleboog, als uit den loop der fpieren, die zich aldaar bevinden, dat de" uitgeftrekte houding in deze breuk het natuurlykfte en het gefchikfte is, om zonder eenig letfel in de beweging deze deelen wederom te herftellen. C. Pott, die in anüere been-breuken en met recht de fchuinfche ligging zo zeer aanbeveelt, wil ook hiervan de Fractuur van 't Okcranon uitgezonderd hebben. XXXHÏ, Dr. J. 'Joiunstone over eene paraly/ls rheumatka van den arm, die, na de beste middelen wederftaan te hebben, eindelyk door 't gebruik van dc TitiSur. Guajac. Volatil. en het uitwendig aanleggen van Caujhca op den arm genezen werd. Onder het Geneeskundig nieuws verdient vooral onze opmerking de befchryving van de Epidemifche Zinking-koorts die in den winter van 't jaar 1275 in Engeland regeerde, door de Ber. Fotiiergill, waar agter dan ook verfchillende beF 4 fchry-  fchryvingen van de bekende Zinking-koor», die i, het jaar ir82. door gansch Europa hecrschre, ge. voegd zyn, zo als dezelve door eenige beroemde Geneesheeren in onderfcheidene gedeelte yaa ingeland is waargenomen.  J. P. Frank } M. D. Syftem einer volftdndigen Medicinifchen Policey. II.Band, Manheim 1780. pag. 692. III. Band, Manheim 1783. pag. 1004. in Zvq. J. F. Frank, Stelzel ener volledige Teneeskundige Staatsregeling, enz. II. en III. Deel. W y gaven reeds in het eerfte ftukje van d<_ Bibliotheek onzen Lezers ene korte Ichets van d n inhoud van het eerfte deel dezes voortreflyl.en Werks , dat om de graagte , waarmede l et in Duitschland is aangenomen, reeds ten twedemaal ter Drukpersfe was opgelegd; — en wy twyffelen niet, óf men zal uit de fchets, welke wy van ieze Delen geyen zullen, in ftaat gefteld worden, F 5 •» d. ï.  ( 90 ) om te beter over de voortrefielykheid van dit ftelzel te kunnen oordelen. Eerst over de zorg, welke men in het algemeen voor het leven van onechte kinderen, en hunne moeders verfchuldigd is. - Menfchenkennis, befchouwing van onze eigen zwakheden , het medeiyden daaruit tot anderen voortvloeiende, fpoort ons aan tot behouding van de ongelukkige moeder en hare vrucht. - Ene zwangere vrouw heeft altyd recht op den eerbied van het algemeen. — Zo wel de door den echt met haar man verbondene, als de ongehuwde, draagt onder haar hart een fchepzel van God gefchapen, geheel en al onfchuldig aan s'moeders zwakheden, — een fchepzel, dat volgens het natuur-recht, aanfpraak heeft op alle de voorrechten, den mensch en het alge-' meen gefchonken. — Godlyke en menschlyke wetten hebben echter palen gefteld aan de onechte zamenleving; dewyl zy ftrydende was met den bloei der menfehelyke maatfchappy. — De bron derzclve is de ontucht, — deze moet dus uitgeroeid worden, — dit heeft, men pogen te doen door de fchande, welke men op onechte zwangere vrouwen en hare vruchten gelegd heeft. Dan deze heeft der ontucht niet alleen gene palen gefteld, maar de voor verachting en fchande bevende moeders tot kindennoord aangezet. Maar  ( 91 > Maar kan men de fchande van de oneerlyke vermenging wel afnemen, zonder het euvel zelv» menigvuldger te maken? - Kan men de hoe- rery ftrafloos dulden; daar zy den Staat om verfchillende redenen zo nadelig, en het welzyn der menfchen zo uittermaten fchandelyk is? Te vergeafsch heeft de Predikant op den kanfel, de Rechter met het zwaard, de Geneesheer met de vertoning der akelige gevolgen tegen dit ondier geyVerti; daar de onmooglykheid, om deze euveldaad uitteroeien, velen tot nog erger fchandda- den aanfpoorden. Van oudsher hebben dus ftaatsmannen geyverd, om publicque aanfteilingen te maken, waarin men de hoerery, uit vreze van erger gruweldaden, dulde; en daar de uit- roeying van dit euvel onmooglyk is, moet men Hechts hetzelve binnen de engfte palen beperken, en deszelfs fchadclyken invloed op de volkrykheid en de gezondheid der Inwoneren trachten tegen te gaan> En hierin verdient het verhoeden der kindermoord in de eerfte plaats de nauwkeurigfte aanmerking. — Een doodlyke fchrik, het vooruitzicht van de akeligfte gevolgen, bevangt het ongelukkige meisje, zodra zy zich het eerst doorj oneerlyken byflaap bezwangerd gevoelt; het tedere vruchtje , dat zy onder haren boezem draagt, befchouwt zy als de oorzaak harer aanftaande elen- de,  ue, • en zy wroet in hare eigene ingewanden, om het nakende gevaar af te weren: het af- dryven der vrucht, hoe zeer door volken, die de vrucht in is'móeders ligchaam, als ene eenvoudige plant aanmerkten, gebillykt, is altyd door verftandige Wysgeren, uit het recht der natuur tegengcfproken en als verfoeilyk gelaakt. De Christejyke Godsdienst heeft daarna de fterkfte wapenen gebruikt, om dit gruwelftuk te ftraifen en uit te delgen: fchoon zy niet in ftaat is geweest deze fchenddaad uit te roeien. Immers ziet men zo ene ongelukkige moeder, wanneer de pogingen tot afdryven harer vrucht mislukt zyn, dikwerf met eige handen het onnozel fchepzel ombrengen; of zode natuur nog vry genoeg is, voor zodanig een gruweldaad te fchrikken, het teder wicht elders aan zyn lot over te laten. Ene wel ingerichte Geneeskundige Staats - regeling moet dus in de eerfte plaats zo veel mogelyk de gelegenheden tot afdryving der vrucht affnyden:— de willekeurige aderlatingen, — het verkopen van afdryvende geneesmiddelen moet tegengegaan, — cn de fchande van een onechten bydaap weggenomen en verminderd worden r — en in de twede plaats moet zy de kindermoord krachtdadig tegengaan. — Daar men nu dit laatfte oogmerk te vergeefsch door firaflen, door fchavotten en folteringen heeft pogen  ( 95 ) gen te bereiken, — Zo is de beste weg, om daartoe te komen, datde Overigheid zich der ongelukkige of onbezonnene zwangeren erberme, en haar gelegenheid verfchaffe tot de verlosfing, tot het verbergen van haar ongelukkigen misllag, — en dus in het vervolg tot het aangaan van ene echtlyke verbintenis. Tot dit oogmerk moet men dichtingen oprechten, gelyk op meer dan ene plaats in Italien, in Parys en Wenen, met een goed gevolg gefchied is. Men moet de gelegenheid voor onechte zwan- .gere vrouwen, om hare zwangerheid by tyds aan te geven, zo gemakkelyk mooglyk maken, — haar geheim zo veel doenlyk bedekken, — en haar in alles de vaderlyke hand van behulpzaamheid toeryKen. En deze zyn de onderwerpen, waarvoor de Geneeskundige Staats - regeling voor de geboorte van het tedere wicht met allen yver zorgen moet. Dan het namvlyks geborene vruchtje heeft gene mindere aanfpraak. op hare zorg. De grote fterflykheid in de eerfte kindsheid toont de nood- zakelykheid van eene nauwe voorzorge. Hoe dikwerf gebeurt het niet, dat een kind fchynbaar dood ter wacreld kome ? —• en hoe dikwerf kost dan niet de onvoorzichtigheid van vroedvrouw of baker, het teder wicht het leven? Genees- kun-  C 94 ) fctmdige Staats -regeling moet dus de middelen om deze ongelukken te voorkomen ,■ Opgeven en waereldkundig maken. Men moet op het in leven brengen van zo een fchynbaar dood kind, dezelfde beloning Hellen, die men ten opzichte van verdronkenen en verdikten aan het algemeen uitloofd. Het binden der naveldreng, — het onderzoek, of men ook enige lichaamlyke ge ireken aan het nieuwgeboren wicht ontdekt, — het verhoeden van misvorming des in dc zware geboorte famengedrukten kinder-hcofds', zo menigmalen door vroedvrouwen met droevige gevolgen ondernomen, —- een regel, hoe vroedvrouwen zich met opzicht Van misgeboorten gedragen moeten, -~ hetfnyden Van de tongriem, het gevaar van het flapen der kinderen by hunne moeders of minnen, de voorzorgen by het dopen, —— het bakeren, het wiegen, het onachtzaam alleen laten van een jong kind, het leren lopen, ■ de oppasfing, de ruwheid in de manier van opvoeding , het affehrikken van kinderen door fpoken, de Jckkernyen, die men hun geeft, de onreinheid, de ziekten der kinderen, en meer andere dingen der opvoeding betreffende, zyn zo vele voorwerpen van aanbelang ter Ge-  c 95 > Geneeskundige Staats-regeling, in dit Werk uitvoerig behandeld. Het fogen der kinderen wordt daarna als een raoederlyke plicht aangedrongen , het verzuim daarvan wordt met de hatelyke kleuren , welke het verdient, afgefchillerd: —— de eenvoudige oorfprong van het gebruik omininhen voor de kinderen te zoeken, opgedolven, — en dc oudheid van hetzelve aangetoond, het vermenigvuldigde misbruik van dit plichtverzuim moet men van de vermeerderde weelde en overdaad afleiden. De droevige gevolgen komen op de nalatige moeders, zo wel als op hun onfchuldig kroost 'thuis, —— en de derflysten worden door beiden oneindig vermeerderd. Het is echter niét raadzaam alle vrouwen het fogen aan te raden. Zwakkelyke moeders, of die gebreken aan de borden of tepels hebben, — kwaadfappige vrouwen moeten uitgefloten worden: — het voedzel, dat zy hun kroost "verfchaffen, is nadelig. In het geval daarenboven, waar meer kinderen zyn en de moeder geen zog genoeg heeft, — waar eene ziekte het zogen verbiedt, — kan de moeder, het zogen nalatende, niet van plichtverzuim befchuldigd worden. De voorrechten zogende vrouwen gefchonken, verdienen ongefchonden gehouden en zelfs vermeerderd te worden. Het byfiapen is ene zogende  { gó > dat hunne krachten te boven ging. -- Voorts verdiende de aanlegging en bouw der fcholen de op nerking des Geneeskundigen Staatswezens; — de ruimte, — het verwannen der vertrekken, — de zindelykheid verdienden behooriyk geregeld te worden. — 'Er verdiende meer'opmerking op het Zedelyk karakter der Schoolmeeliers en mcefteresfen genomen te worden, — de jongens moetien van de meisjes gefcheiden cn deze van een meefter, -— gene van ene meeftres onderwezen worden. — De fchoolftraffen yereisfehen ook bepaling, — en byzonder moet 'er tegen de zelfsbevickking een ondeugd in de fchoolen zo gemeen , alleryvrigst gewaakt worden. Dc ligchaams beweging moet in het plan van opvoeding ene voorname plaats beflaan. De Gym- , nastica der Ouden verdiende weder in onze fcho-, len te worden ingevoerd ; — daar Geneeskunde leert., hoe veel 'er van de beweging des ligchaams ten opzichte der gezondheid afhange. Het Staatswezen moet dus de fpelen, die in ligchaams beweging beftaan, regelen — en naar den yer« fchillenden ouderdom der kinderen op de fcholen doen inftellen, — en daarby altyd de zekerheid en veiligheid der jeugd in het oog houden Het onderzoek dezer gewichtige frobkmata is het onderwerp des tweeden Deels. , G 2 Het  ( ico ) Het derde Deel handelt over de voedzelen woningen — de publieke influuten - en de zindelykheid. Eerst over het voedzel der menfchen. — Ver^ fchillende Natiën hebben zich van verfchillende voedzelen. tot onderhouding des levens bediend. — De ondervinding leert, dat ene vermenging van voedzels uit het planten en dieren-ryk den mensch niet ongefchikt zy. — Voedzels uit het dierenryk veroorzaken in grote hoeveelheid gebruikt ene eigenaartige gefchiktheid tot zommige ziekten, — zo ook uit het planten-ryk; — een gemengd voedzel is dus het verkiesbaarfte. Wat het dierlyk voedzel betreft, verfcheide Natien hebben daaromtrent publieke wetten en bepalingen gehad. — Getuigen zyn de Joden, de Egyptenaren, Mahomedanen, en de oude Christenen zelve. En daar het eten van vleesch van ongezonde dieren dikwerf fchadelyk bevonden is, zo is 'er door verfcheide ftatuten by verfchillende Natiën ook voor gewaakt. ' Het zwynenvleesch heeft verfchillende lotgevallen ondergaan, dan eens is het voor gezond en voedzaam, dan eens voor zeer ongezond an fchadelyk gehouden. —• Galenus was van het eerfte gevoelen. Het laatfte heeft verfchcidene pu- blicatien omtrent het febouwen, verkopen, en gebrui-  f IOI ) bruiken van de varkens veroorzaakt. — Ook ver diende de Staatsregeling het oog te houden op den vreemden invoer van lever-en bloedbeulingen, als_ die niet zelden van zieke of befmette dieren ge maakt worden. De fchapen zyn zo Wel als het rundvee vele ziekten onderhevig, — en dus is bet nodige dat de Geneeskundige Staatsregeling ook hier de grootfte zorg aanwende. — In Brunswyk cn Bruchfal heeft men 'er publieke wetten en bepalingen op. — Ook het gevogelte is ziekte onderhevig; — in Genua zag men ene aanftekende ziekte onder de hoenders heersfchen, en dit gaf aanleiding, dat de regering ook een verbod publiceerde, waardoor het verkopen en gebruiken van hoenderen, van die ziekte aangetast of geftorven, op het ftrengfte werd tegengegaan. — In Toulon heeft men een dergelyk reglement doen uitgaan. — Op het wild zyn verfcheidene- bepalingen en wetten gegeven. Ook de gezonde dieren behoren niet te jong gcflacht worden. — Het opblazen van de kalven onder de huid na de flachting kan fchadelyk zyn , en moet dus ook, gelyk reeds in Hanover gefchied is, verboden worden. — Het vleesch moet niet te versch , noch te oud zyn. — 'Er dient gezorgd te worden, dat de zindelykheid op de plaatfen, daar het vleesch geflacht en verkocht wordt, heer* G 3 fche.  ( 102 ) fcfie. Dat 'er geen vet, noch vleesch' 'van ongezonde dieren verkocht worde. — Ook verdient 'er omtrent het vleesch by de vastentyden der Roomfchen, voor zogende vrouwen, zieken, enz. gezorgd te worden. In dc voorzorgen, welke het Geneeskundig Staatsgeftel omtrent het dierlyk voedzel dragen moet, verdient de melk ook te delen- — Dikwerf wordt zy in kopere ketels vergaderd, — en dus door koper rood vergiftigd, — dikwerf door het voedzel der dieren zelve bedorven. - Men moest dus een ieder, die zich roet het verkopen van melk bezig hield, omtrent deze voorzorgen bepalen. — 'Er moeften énigé ezelinnen op Stads kosten onderhouden worden, tot lavenis der zieken, wien dezelve nodig geoordeeld werd. — De melk van zieke dieren moest niet verkocht worden. Omtrent de boter en kaas moest men dezelve reglementen maken en in acht doen nemen. —■ Te meer daar de boter dikwerf door lood vervalscht en uit de melk van zieke dieren bereid wordt. Omtrent de eyeren zelve behoort de Geneeskundige Staatsregeling omzichtig te zyn. - Omtrent de visch heeft men van ouds reeds in Geneeskundige Staatsreglementen geyverd. ■— Immers , hoe zeer de gezonde visch een goed voedzel üitmake, zo is de Hechte, rottende zeer nade- üg.  C 103 ) lig. « Het vleesch van zieke visch is aller- fchadelykst. Sommige visch is uit haren aart vergiftig. Hiervan vindt men reeds by de Egyptenaren, Joden en Turken reglementen op het verkopen en gebruiken van visch tot voedzel. — Het is dus allernoodzaaklykst, dat dc vischkopers door ene publieke auttoriteit gefteld en bepaald Worden. Omtrent de oefters, mosfelen, haring, bokking, ftokvisch, dient ook de nodige voorzorg in het oog gehouden te worden. Het voedzel uit het Planten-ryk verdient niet minder de aandacht der Geneeskundigen. — Galenus toonde reeds de noodzakelykheid der voorzorgen hier omtrent. Men moet zorgen dat 'er aan dergelyk voedzel niet ligt gebrek zy; *é men moet voornamelyk een voorraad zoeken voor dergelyke plant-vruchten, die het gebrek des broods!by fchrale tyden vergoeden kunnen. *~~ Op het koorn dient een waakzaam oog gehouden te worden ; — dat 'er geen giftige zaden mede vermengd, of dat het niet op enige andere wyze vervalscht worde. — Op het malen van het meel dient de Geneeskundige Staatsregeling ook vooral hare aandacht te vestigen. Het broodbak¬ ken zelfs moet haar fcherpziend oog niet ontflippen s zullen de Ingezetenen zeker zyn van G 4 de  de heilzaamheid en zuiverheid van dit, thans ZO algemeen geworden voedzel. En welk ene voorzichtigheid wordt 'er niet ver- eischt omtrent andere planten? hoe dikwerf zyn niet vergiftige planten voor Pieterfelie, Kervel en andere dagelyks gebruikt wordende kruiden, tot dodelyk nadeel van de menfchen, die 'cr gebruik van maakten, geplukt? welk ene voorziehtigheid wordt 'er in het plukken en uitkiezen der Champignons niet vereischt? Het is dus allernoodz,aaklykst, dat het algemeen door de Artzen van de giftige planten, die in hunne landftreek groeijen, gewaarfchouwd, en de kentekenen, waardoor zy van de voedzelen verfchillen, algemeen gemaakt worden. Het eten der boomvruchten, hoe zeer in het algemeen tot de gezondheid aanpryzenswaardig, verdient ooi? bepaling. ~- De erwten, bonen en verdere peulvruchten zyn ook fomwylen fchadelyk bevonden ; immers in die landen , waarin zy met giftige, planten door hare geiykheid niet zelden verward worden. Onder die dingen, welke in de toebereiding der fpyzen een groten invloed op de gezondheid van het algemeen hebben, —; behoort gewis het zout. Nier alken zyne hoedanigheid, maar ook de be- rei-  c .05 ) leiding vereischt het oog des Geneeskundigen Staatsmans. —— De azyn, de« olie, de fpeceryen, en derzelver misbruik, zyn waardige onderwerpen voor zyne verbeterende macht. Dan de drank is een voornaam ftuk der Geneeskundige Staatsregeling des voedzels voor het algeiue^. Water is de zuiverfte, de beste, de gefchikftc drank voor den mensch. « De zuiverheid van hetzelve is een noodzakelyk vereischte voor de gezondheid der inwoneren, en dus een waardig onderwerp voor de Geneeskundige politie. Men moet den volke een voorraad van zuiver water veifchaffen, men moet de kentekenen van goed water algemeen maken, het onderfcheid tusfehen bron, regen, ftroom, en fneeuwwater doen kennen, ~ de vreemde delen, waar mede het bezwangerd is, onderzoeken, ; men moet het regenwater door gene lode maaryzere goten in de bakken leiden, kortom de Geneeskundige Staatsregeling vindt hier een aantal onderwerpen ter befpiegeling en verbetering. Het bier, reeds over 2000 jaren in gebruik, is thans een volksdrank geworden, wiens algemene invloed op de gezondheid der inwoneren,de attentie der -Medifche Policie met recht tot zich trekt: het water, de hop, de mout en andere by- voegzelen moeten eerst onderzocht en beproefd G 5 wor-  C 106 ) worden, eer een brouwer van dezelve bier brouwen moge. ——- Op het brouwen zelve verdient ene regeling gefteld te worden. Het bier moet niet te versch gedronken en de kunstgrepen, waarmede de brouwers een mislukt brouwfel verbeteren, zo ver zy het algemeen fchadelyk zyn, verboden worden. He wyn, hoe zeer uit zynen aart meer tot Geneesmiddel, dm tot een algemenen drank gefchikt, is thans mede onder de volksdranken aangenomen. — De gewoonte vermindert hare fchadelykheid. — Echter hebben verfcheidene volken met reden tegen het algemeen misbruik des wyns gewaakt. De hoedanigheid van verfchillende wynen is ook zeer verfchillende. • In het algemeen moet dezelve uit rype druiven geperst en behoorlyk bereid worden. Omtrent het zwavelen van den wyn vindt men verfcheide ftaatsrcglementen. — Omtrent het verkopen van te jongen wyn, zo fchadelyk voor de gezondheid, verdiende ook nauwer toezicht gehouden te worden. Het vervalfchen der wynen, zo dodelyk voor de ingezetenen , verdient de ftrengfte ftraffen. —— Het lood, een vry algemeen inmengfel van den wyn , is een vergift, waardoor een aantal menfchen in kwynende ziekten geftort worden. — Niet zelden wordt de wyn ook door andere byvoegfe- len  ( i°7 ) kn vervalscht en bedorven — die , fchoon minder vergiftig , echter het algemeen zeer fchadelyk zyn. — Men moer. dus de middelen algemeen maken, waardoor een dergelyk bedrog ontdekt kan worden , — en de vervalfchers der wynen op het ftrengfte ftrafFen: gelyk door verfchillende Vorften reeds op het nadruklykst geboden en ter uitvoer gebragt is. Het gebruik des brandewyns, dat algemeen geworden zo vele duizende menfchen wegdeept, moet onder bepaling gebragt worden, — de vervalfching op het fcherpst verboden en geftraft, -— en de vreemde Jigueurs verboden, of ten minften niet zonder den proef ondergaan te hebben, verkocht, word eh. Het drinken van warm water, eerst door Geneesheeren in zommige ongefteldheden aangeraden, is reeds vroeg tot ene wellust, en daarna tot eene mode geworden. — Ondertusfchen is het algemeen gebruik van hetzelve allerfchadetykst. Men meende, door 'er thee of koffy in af te trekken, de nadelen des warmen waters te verbeteren, — dan men heeft het gebruik daardoor Hechts algemener gemaakt, zonder de fchadelyke gevolgen te voorkomen. — Het is dus een der aanmerklykfte onderwerpen geworden voor het Geneeskundig Staats-  ( ioS ) Staatswezen, dit algemeen misbruik op het fterkde tegen te gaan. Het keukengereedfchap, de potten, pannen en ketels, waarin het voedzel bewaard en bereid wordt,hebben velen menfchen het leven gekost.— De kopere ketels en keukengereedfchappen delen niet zelden hare giftige eigenfchappen aan het voedzel mede. Het tin is mede verdacht, wyl het zelden zuiver, meest met lood vermengd is. Hierom heeft men te Brunswyk reglementen gefteld en gepubliceerd op het verbannen van het koperwerk : op andere plaatfen heeft men het gebruik van koperwerk tot keukengereedfchap geheel en al willen affchaffen. Aarde potten en pannen kunnen door het verglaa sde fcliade doen — daarvan zy a menigvuldige voorbeelden: — voor dit alles moet dus de ■Medsfche Politie op het ftrengfte waken. Dan vooral verdient de matigheid in het algemeen aangeprezen en aanbevolen te worden. Overdaad in fbys en drank hebben gehele volken ter ondergebracht, en onze verzwakte ligchaams-conftitutien en vermeerderde kwalen hangen grotelyks daarvan af. De overdaad was met het vallen der Roomfche vryheid tot den hoogden top geklommen. In de middel - eeuwen werd 'er weder door  ( lOQ ) door fterke wetten en reglementen vooral inDuitfchland, tegen de overdaad gewaakt en met expresfe ftraffen tegen de dronkaarts geyverd. Hoe noodzakclyk was het nu niet de grenzen der onbepaalde weelde te beperken, en de zwelgery en overdaad door wetten te beteugelen. — Waarlyk een grootfch ontwerp voor de Geneeskundige Staatsregeling — doch ten uiterften moeilyk in de uitvoering. Dus verbood de Koning van Zweden in het jaar 1766. den invoer en het gebruik vanKoffy, Chokolade, Arak, Punch, liqueursen alle vreemde wynen, buiten dc rode en witte Franfche-de Graaffche-Portugifche en Rhynfche wyn. . Het gaan in drinkhuizen is door het Fran- fche Parlement aan gehuwde perfonen, kinderen en dienstboden, door placaten verboden , — en buiten deze vindt men reeds vele wetten en reglementen tegen de overdaad, welke verdienden in een algemeen gebruik aangenomen te worden. ■ Op het tabaksroken zyn ook door verfchillende reglementen nodige bepalingen gemaakt ; en daar over blyft ook nog een ruim veld open voor den Geneeskundigen Staatsman. De klederen verdienen ook geen minder oplettenheid. Zodra deze van haar waar oogmerk, de befchutting namelyk der ligchamen tegen de on-  C "O ) ongemakken der lucht en wisfelvalligheden des weders, afweken, zo zyn zy de oorzaken geWorden van een heirleger ziekten en ongemakken. Het hoofddeklel het hairtooifel het bJanketfel - de halsdasfen of droppen - de keurslyven - doen zo veel nadeel aan de inwoneren van een ftaat, dat de Regering wel verdiende een Waakzaam oog op dezelve te daan. De Staatsregeling moet daarenboven het volk gelegcnheid tot uitlpanning en vrolykheid geven, om haar van fchadelyke geneugtens af te trekken; zodanige vindt men in de Schouwburgen - openbare concerten, &c. Zy dient te zorgen, dat de vergaderplaats ruim en gefchikt zy,— dat de onderwerpen in de Schouwburgen leerryk en gefchikt voor het algemeen zyn, — zal zy hec rechte nut uit deze volksuitfpanningen trekken. Het danfen — renfpelen — en de jagt kunnen ook onder zekere bepalingen het algemeen worden toegelaten. In het uitkiezen der gezondde woningen moet de Staatsregeling niet nalatig zyn. Woningen op hoge bergen op vlakke gronden • iu diepe valyen hebben haar voor-en nadeel. - Woningen op moerasfige plaatzen zyn allezints fchadelyk voor de gezondheid der inwoneren. De  ( III ) De overstromingen en ftilftaande wateren zyn altyd fchadelyk, wanneer zy in of om de woningen der menfchen .voorvallen. De Staatsregeling be¬ hoort dus tegen, dezelve alle voorzorg aan te wen. den. In het aanleggen van Steden in het planten van bomen in het bouwen van byzondere huizen en gedichten moet de Geneeskundige Staatsregeling altyd op de gezondheid der bewoneren het oog houden. De zindelykheid moet vooral zo veel mogelyk bevorderd de wegen fchoon de wateren zuiver en vlietende -—- en de bomen behoorlyk gefnocid gehouden worden de uitvverpfelen en andere onreinheden moeten verre van de woningen der ingezetenen gebragt en voor rotting bezorgd worden. ——- Men moet door reglementen, zo veel mogelyk, de oorzaken van rnorsfigheid en onreinheid uit de particuliere huizen uit den weg ruimen: de fabrieken, die door haar damp en waasfem fchadelyk zyn , niet in de Steden dulden , kortom alles , wat mogelyk is, tot zindelykheid en zuiverheid der ingezetenen aanwenden. Zie daar dan G. L. den inhoud dezes voortreffelyken Werks, ü door ene Schets, die betrekkelyk tot  ( 112 ) tot den inhoud nog zeer onvolmaakt is , kenbaar gemaakt. Alle de aangeftipte ftukken zyn met zeer veel menfchenkennis, oordeel, wysgeerte en diep Geneeskundig doorzicht behandeld en wy hebben in lang geen fraijer folk van den Duitfchen drukpers zien te voorfchyn komen. X.  X Defcription de Pyrmont de Mr. Marcard, Médécin de la Cour de S. M. Britaniqut ti Hanovre &c. enrichie des planclies. Tom. i. Leipz. 1785. 314 pag. Tom. 2. Ibii, 1785- 365 P"ë>in 8vo. d. i. Marcard Befchryving van Pyrmont, I en II. Deel. Ï Iet {trekt ons wederom tot geen gering genoegen onze Nederlandfche Lezers , met eenDuitfch Werk bekend temaken, dat zo voor de Genees- en Scheikunde, als natuurlyke Hiftorie een gefchenk is van het grootfte aanbelang, cn dat daarenboven alle aanpryzing, als een Werk van verheven fmaak, aan het algemeen verdient. ■ Het bevat ene befchryving der bronnen te Pyrmont — I. Deel;. 2 Stuk» H van  C 114 ) van Pyrmont zelve en de omliggendeMandftreken, — van de levenswyze en vermaaklykheden der bron-gasten — ene bepaling van de beftanddelcn des waters — en van de gevallen, waarin het al, of niet te ftade komen kan , als Geneesmiddel. Na dat de Hr. Marcard de ligging en de fchocnhcden van Pyrmont kortlyk heeft afgefchetst, toont hy, welke vermaaklykheden het gezellige leven te Pyrmont — welke verkwikking en aangenaamheid zo de plaats zelve, als de inftellingen aldaar den vreemdeling verfchaffcn — wat 'er aanmerkclyks in Pyrmont te befchouwcn zy — en eindelyk welke aahtmerkclyke poinften in de hifiorie van Pyrmont des weetgierigen aandacht voornamelyk verdienen. — Daarna gaat hy over tot het befchouwen der eigenfchappen 'van den grond' — van de onderaardfche holen, waarin de dampen worden voortgebragt —- tot het onderzoek van den aart dier dampen — derzelver verfchil en uitwerking — tot enige algemene aanmerkingen over de bronnen van Pyrmont in 't algemeen, om daarna zo veel te duidelyker den aart des waters, waarvan men inwendig gebruik maakt, na te gaan en deszelfs beftand- delen fcheikundig te ontleden. Waarop hy, na kortelyk over de baden gehandeld te hebben, overgaat tot een onderzoek, uit deze fchcikundige ontleding getrokken j . welke eigenlyk de werking  ( "5 ) king moet zyn van het Pyrmonts water op '*s menfchen geftcl, en in welke ziekten en ongefleldheden het als geneesmiddel kan en moet befchouwd Worden, en deze is de inhoud van het eerfte Deel. —— Het is verrykt met 8 fchone platen, welke de aangenaamheid van het oort, en de fchoïie ligging van Pyrmont voortreflelyk affchilderen. In het twede Deel gaat hy over tot een Geneeskundig onderzoek over de ziekten, waarin het Pyrmonts-water als geneesmiddel te ftade komt. Tot dien einde gaat hy eerst de voornaamfte oorzaken der langdurige ziekten , of liever der ongefteldheden, die het leven en de gezondheid van den menfch langzaam, en als het ware liftelyk ondermynen, na. • Hy brengt dezelve tot de ver- fiappingder ligchaamsgefteldheid — tot de verftoppingen in de onderbuiks-ingewanden — tot de ophoping der vochten in de onderbuik — tot de fcherpheid en ontaarting der vochten — en tot de te grote gevoeligheid der fpier- en zenuw-vezelen. Deze oorzaken gaat hy alle in haren aart en uitwerkfelen na -- hy toont, dat verflapping van de ligchaams-gefteldheid te onrechte meermalen met ene zwakheid der zenuwen verward wordt, —— hare bepaalde onderfcheids-tekenen — en de kracht van het Pyrmonts - water tot verbetering der ver« flapte vezele». H s. Daar-  C «6 ) Daarop gaat hy de verftoppingen der onderbuiksingewanden geneeskundig na — hy befchouwt deze oorzaak > als ene der voornaamfte der zo genaamde langdurige ziekten — en na de gebreken 'der gewone geneeswyze in een klaar licht gefteld te hebben, zo bewyst hy duidelyk het onderfcheid, dat men in de genezing der verfchillende graden van die verftoppingen maken moet; — hy beweert op goede gronden, dat 'er graden zyn van verftoppingen, waarin gene verfterkende middelen — en dus ook geen Pyrmonts - water van dienst kan Zyn — dat in dezelve Kun en zachte temperciid& middelen alleen verdienen aangeprezen te worden. • Maar hy1 leert ook, dat in een minder graad van die verftoppingen waarlyk verfterkende middelen nodig zyu; — daar de zwakheid en vermindering van bewegingskracht Qatotiia) der bloed- en water-vaten dikwerf de oorzaak van die verftoppingen , uitmaken. Daarentegen toont hy duidelyk aan, dat vuiligheden in de eerfte wegen dikwerf de oorzaak dier verftoppingen zyn — en dat in dit geval alleen zachte losmakende en ontlastende middelen te ftade komen; — daar het door verfterkende erger, ja dikwils ongeneeslyk gemaakt wordt: terwyl na het gefchikt gebruik dezer middelen, de warme baden en het Pyrmonts water zelve, in een beginnenden graad de-  ( H7 > dezer verftoppingen , gepaard met een goed dieet, alleen genoegzaam zyn dc ziekte te herftellen. De ophoping van bloed in de onderbuik verdient geen minder aandacht omtrent de genezingswyzen. . Deze oorzaak is van vele Geneeskundigen geheel over het hoofd gezien. Kaejiff de Vader heeft het eerst veel licht over deze ftoffe verfpreid — cn' zyn Zoon heeft ons een voortreffelyk Werk over dit onderwerp onlangs geleverd. .— Onze Schryver befchouwt hare oorzaken cn gevolgen in alle haar uitgeftrektheid — hy toont, dat de haemorrhoides, hoe zeer als ene poging der Natuur van velen gelief koofd, waarlyk een Symp-' torna zyn van deze ophoping van bloed in de onderbuik, — dat zy uitwerkfelen zyn van een ongercgeldenbloedömloop, — en dus alle aandacht des Geneesheers, tot herftel en verbetering dier oorzaken, die 'er aanleiding toe geven, in 'slyders gelid vereisfchen. Op dezelfde wyze befchouwt hy de overige onnatuurlyke bloed ontlastingen. Hy toont, hoe dikwerf deze oorzaak met hypochondrie verward worde, —— hoe weinig zy bekend zy — en welke toevallen zy kan veroorzaken. Ry heldert de gevolgen op door de ontleding van een man, die een haastigen dood, alleen van die ophoping van vochten in de onderH 3 buik,  C HÈ ) buik, ondergaan had. Hy toont de nuttigheid der Klisteren, door Kaempf zo fterk aam geraden in dit geval. Hy geeft verder de ge- fchiktfte geneesmiddelen op en leert, in welke gevallen men tot dit einde het Pyrmonts - water gebruiken moet. ■ • Voorts gaat hy over 'tot dederde oorzaak, de fcherpheid en ontaarting deivochten , in dewelke hy ook het Pyrmonts - water nuttig oordeelt — en levert ons daarop zyne gedachte over de te grote gevoeligheid der Spieren Zenuw - vezelen , dubbelwaardig om door alle Artzen te worden nagefiagen en overdacht. Daarop geeft hy enige oordeelkundige aanmerkingen over de behandeling der zo genaamde langdurige ziekten , uit deze oorzaken oorfprongkei lyk — en levert ons een hoofddeel over de Zenuw - ziekten in het algemeen en over de hypochendrie in 't byzonder, dat zeer veel geneeskundig gevoel en waar vernuft kentekent. Hy bepaalt het gebruik van het Pyrmonts - water in de verfchillende graden dier ziekte — toont a waar het niet of al te ftade komt en geeft de voorzorgen op, waar mede het in dc geval-, len a daar het te pas komt, gebruikt moet worden, Yoorts geeft hy enige aanmerkingen over de jicht  ( H9 > jicht — de ziekten der watervaten, der klieren en huid, — de toevallen, welke zich in het hoofd, de borst, dc buik, de werktuigen der urin en de voortteling, van de te voren gemelde oorzaken opdoen — en belluit eindelyk met de voorzorgen en omftandigheden, welke de lyders by het gebruik des Pyrmont waters moeten in acht nemen. H 4 XI.  Fragyienta Qiirurgica 6? Medica, Auttore Q. Fcrdyce, M.D.Eq. Aur. hond. ex Offlcina f, Spilsbury, 1784. Svo, p. 102, d. i, W- Fordyce , Heel & Geneeskundige Mengelftukken, De Ridder Fordyce geduurende den langen loop zyner iritgeftrekte Konstoefening, van tyd tot tyd eene menigte waarnemingen , zo omtrent den aart, als dc geneeswyze van onderfcheiden Ziekten, verzameld hebbende, had een plan gevormd om uit dezelve, een uitgebreid geneeskundig werk zaamen te Hellen, — Dan by het klimmen zyner Jaaren, meer en meer door bezigheden pverladen wordende, veranderde hy van bcilnit, en X I,  C 121 ) en verkoos liever een gedeelte zyner aantekeningen, zo gelyk by dezelve had te boek gefteld, het licht te doen zien, dan door eenig verder uitftel misfehien geheel en al in zyne voornemens verydeld te worden. ■—■ Zie daar dan den oorfprong en inhoud van het tegenswoordige werkje, waarin de Schryver, wars van alle fyn gefponne theorien, niet anders als de vruchten eener langduurige en menigvuldige ervaring, ten dienfte van min geoeffende Kunstoefenaaren, mededeelt. De onderwerpen daar in voorkomende, zyn meestal zeer belangryk en kunnen den meer geoefenden zelfs tot onderwys verftrekken, en hen in het onderkennen en geneezen van verfchillende ziekten, gelukkiger doen flaagen. Wy zullen omtrent eenige der behandelde ftoffen de aanmerkingen des Schryvers mededeelcn. In de Amborftighesd der oude lieden zyn vooral de pisdryveude middelen, als(r. Ammov, Millepe* des en Scilla dienftig. In het Alihma nervofum, kan niets by de Kina haaien. Eenige aflhmatici , die op het punt waaren van te flikken, kwamen door het drinken van koud water en azyn weder by. Een galblazs(leen veroorzaakte een haastigen dood, door het maaken van een fchetir in den darm, by de vahula eelt. Eene hardnekkige hooldpyn, die naar niets luifteren wilde, H 5 werd  werd door het aanleggen van een Spaanfche-Vliegpieifter op den rug, en 5t gebruik van de Rad. Valerian. fylv. binnen een week tyds genezen: in een ander geval hielp het aanleggen van bloedzuigers op het voorhoofd. Het draagen van een baad met kwik tegen de Wurmen verwekte de hevigfte toevallen. Kanker gezwellen, die reeds pynlyk begonden te worden, had het uit- en inwendig gebruik der Cicuta dikwils doen verdwynen. Door het middel van Plunket (of Guy, 't welk voornaamlyk uit Rottekruid beftaat) had de Hr. F. meermaalen kankerzweeren geneezen 3 wanneer derzelver middellyn niet grooter dan i duim was; in meer uitgebreide zweeren was het fchadelyk , ja zomtyds doodlyk. — Hardnekkige tus~ fchenpoozende koortfen, die de Kina zelfs weerfireefden, werden menigwerf door een poeder van Harpjs voorgefchreven, (en dat zeer veel overeenkomt met het pulp, Cornachini) genezen. Onder de Engelfche Troepen, die geduurende den oorlog van 't jaar 1748 ïn de Spaanfche Nederlanden gelegerd waren , vondt de Schryver geen middel zo vermogend tegen deze koortfen, als eene aderlating en het gebruik van falpeter, of fal. Amman, met Contra]'erva: een oud geneesheer te Eindhoven , had hem deze geneeswyze als de werkzaam» fie in tusfehenpozende koortfen, die in deze moeras-  rasfige landen voorvallen, uit menigvuldige ervaring aangeraden, — (dat zy echter in onze Nederlanden als dusdanig niet befchouwd moeten worden , leert de dagelykfche ondervinding.) Vrouwen, die tegen den witten Vloed allerleie inwendige middelen zonder eenig voordeel gebruikt hadden, zag de Hr. F, door infpuitingen uit i drachma Calomei, IJ Oneen Kalkwater, IV Oneen bronwater, en I Dr. Arabifche Gom, in de vagina gebragt, binnen z of 3 dagen volmaakt genezen. — Kina, Cicuta, trekfels van Rusmaryn, Millefolium, een Meel. aitvifcus quercinus metEywit, zyn ook zeer dienfiig. Eene door koude' veroorzaakte opflopping der flonden, werd eindelyk, na 't vruchtloos beproeven van allerleie middelen, door 't zetten van fontanellen , genezen. Het Epfoms Zout, herhaalde reizen gebruikt, doet meer af tot het ftillen van bloedflortingen, als de beste Adjlringentia, volgens den raad van F, Hoffmakt. Wanneer de Amhyen hevige toevallen verwekken , die na de gewoone middelen niet luisteren, is niets beter, dan het openen der penae haemorrhoïdales, ten einde het bloed te doen ontlasten: niemand der lyders, aan wien de Hr, F. dit verrichte , had naderhand op nieuw zyn ongemak weder gekregen. In de Waterzucht roemt de Schryver het volgende: it, Pulp. Sciiï. arid.  C I24 > grid. a gr. X-XV. Piper. nigr. Sal. nhr. a gr. X. Pul». Rad. Jpecacoatt. gr. V. IQp. pur. gr. IJ. vel IJ?, met fyr. alth. of honig tot pillen van V. greinen gemaakt, en 's avonds met een lepel Aq. Menth. of Brandewyn ingenomen. Dit middel werkt zeer fterk op het zweet en de pis. Somtyds echter is het nodig eene mindere hoeveelheid daar van in te geven. — Behalven eenige andere middelen pryst hy in de buikwaterzucht vooral het volgend likpotje: R. Cremor. Tart. dr. VI. Pul» Rad. RJiab. Sper.. Aromat. ai Dr. I. Oxytll. SciJl q. f. ut F. Confeclio tenuior: waar van in een etmaal 3 of 4 reizen een eyerlepel moet ingenomen worden. Het lixiriiw Tartari of faponarium, met i gedeelte extrakt van Rhabarber of Kamille, had hy ook als een voortreflyk Dhtretkum in waterzuchtige gebreken, meermaalen met zeer veel voordeel toegediend. Een Soldaat, die de Borstwaterzucht had, werd door het gebruik van een fiikbrok uit 3 gr. Scilla, 10 gr. Rhabarber en 1 Scrupel Theriaca Androm., 10 of 12 maaien tegen den nagt ingegeven, genezen. Tweemaalen verrichte de Hr. F. de Paracenthefis thoracis, en ontlaste daardoor eene groote menigte vochts uit de borstholligheid, doch beide lyders ftierven 6 weeken na de Operatie. —- ■ De kwikfineeringen , die men in O. Indien tegens eene zoortvan waterzucht ge-  gebruikt, hielpen in Engeland niets, zo 'er geen Venus -fmet oorzaak van was. Die zoort van waterzucht, welke door Aderlatingen enAntiphlogistica moet genezen worden, heeft ook de fchry ver waargenomen ; en wel voornaamlyk in lieden tusfehen de 40 en 50 jaaren. Driemaal had hy de methode van Mutzell tot het genezen da Dolheid met het gelukkigst gevolgd gebezigd: en was meer dan dertigmaal ooggetuigen van de gelukkige genezingen , die de beroemde G. Battie , door middel van groote dofes tartara: regenemus en G. Ammon. of Sagapenüm verrichte. Eene Teringkoort: werd in een Kind van 12 jaaren, • door het zuigen van eene min volmaakt verdreven. Ze ere oogen werden eens door het Tabaks- rooken tot genezing gebragt. -— Hardnekkige Rheumatismi, waartegen niets geholpen had, deed het extr. Aconiti geheel verdwynen. Ter loops handelt ook de Schryver over de Influenza van het jaar 1782. en toont op een zee: fraai uitgedagt plaatje den ftand des Barometers gedurende de Maand May van dat jaar. ~— In de Kinderpakjes moet men zomtyds het gebruik van dierlyk voedzel toeftaan, vooral in lieden die aaneen zodanig diëet gewoon zyn: In een kind, dat ingeënt was, wilden de pokjes, zelf niet door 't gebruik van Cortex, Wyn, zuureu, Opiata en dier-  C 126 ) gelyke, uitkomen, voor dat men het vleesch had te eeten gegeven. In aandoenlyke, gevoelige geitellen is vooral het gebruik der Opiata noodzaaklyk. Eene hardnekkige Maagpyn, van braking verzeld werd door het het gebruik van een trekfel F/. Chamaetnel. met OU Tart. per deliq. en pillen uit bittere extrakten, en ftaalvylzel betraande, overwonnen. Ten befiuite eindelyk geeft de gel. Schryver het verhaal van 2 zwaare buikwonden, d^e gelukkig tot genezing gebragt werden; als ook dat van een Jongeling, welke na een val van 't paard in allerleie ongemakken, vooral van de hersfenen en het zenuwgeftel verviel, en eerst na verloop van ruim twee jaaren, door de trepa* vatie, waardoor men een ingedrukt en gebroken fuikje been der hersfenpan, uitnam, daarvan volkomen ontheven werd. X I li,  X I I. Ricerche Julia Natura e fugli uji del fnco gastrico in Medicina e in Chirurgia, di Bassiano Carminati, Prof. di Med. nella reg. Vniverf. di Pavia. Milano 1785. p. 130. 4to. d. i. B. Carminati, Hoogleer aar in ds Geneeskunde te Pavia, Proeven over den aart en het nut van het Maag-fap in de Genees- en Heelkunde. D e beroemde Geneeffche Wysgeer Senebier, had in zyne aanmerkingen by de vertaling van het uitmuntend Werk des voortreflyken Abts Spallanzani, over de Spysverteerfag, gezegd; dat het maagfap waarfchynlyk als een rottingweerend en opi  C ia* ) oplosfend middel, in eenige maagziekten uit bederven fpysverteering voortfpruitende, als ook in verouderde wonden, en kwaade zweeren , een nut- ' tig middel zou kunnen zyn; Dit fpoordeden Hoogl. Carminati aan, om eenige proeven dien 'aangaande in liet werk te dellen; by welker uitkomst hy de gegrondheid van des Hr. Senebier. 3 .gisüng, niet alleen ondervond, maar ook meer andere geneeskrachten in dit fap ontdekte. Voorts ondernam hy ook het fcheikundig onderzoek dezer doffe , en vondt dat dezelve in verfchillende dieren ook verfchillende bedanddeelen had. • Om eenen grooten voorraad maagtap ta verzamelen, ging hy op deze wyze te werk. — Jonge, gezonde en eenige uurennuchtcren perfoo- • nen deed hy, naar het voorfchrift van Spaleanzani, eene groote hoeveelheid lucht doornikken en den adem inhouden, waar na zy een groote mecnigte maagfap uitbraakten; of hy deed, hen een braakmiddel, welk aan dit fap geene verandering aanbragt b. v. Ipecacoanna., gebruiken. De Roofvogels, als Kraaijen, Rygers, Uilen, Valken enz. deed hy, volgens de manier van SpallanZANiblikke ofyzerepypjes, die met gaatjes voor- • zien waren, cn een of meer dukjes wel gedroogde fpons bevatteden, infiikken. Na eenigen tyd lpuwden de dieren deze buisjes van zelfs weder, uit.  ( lap ) of zy Werden er door eéh draad, die 'ér aan vast Was gemaakt, wedet uitgehaald, zynde alsdan de fpons niet eene genoegzaame hoeveelheid fap's gevuld. — Somtyds liet hy een fpons zonder buis doorzwelgen, en trok die met een draad 'er weder uit. In viervoetige dieren nam de Hr. G meestal het ftuk uit de maag zelf, die hy alsdan Vooraf na den dood der dieren opende.' Dit ïhaag-fapis geen eenvoudig, maar een zaïtiengefteld vocht, 't welk uit fpeekzel, het fap der maag zelve, dat der llikbuis, en alvleesch-klier beftaat, waarby in zommige dieren nog de gal komt. . Getuigen dezer proeven waren de Hri Nessi, Scarpa, Spallanzani, Cera en Rolland*, 't welk voorzeker derzelver echtheid niet weinig gewicht byzet. Dat maakt den inhoud der Inleiding uit. ■ "Wy gaan over tot het Werk zelf. Het I. Hoofdftuk handelt over de uitwerkingen van het maag-fap in zweeren, het heet vuur en den kanker. Men beproefde hetzelve in allerleie zoort van zweeren, zo wel verfche en goedaartige; als verouderde en kwaadaartige, ftinkende en rottige, zonder dat men zich van een eenig ander middel, 't zy in- of uitwendig, bediende. - . Eenvoudig plukfel werd eenige maaien daags daar mede bevochtigd en op de zweeren gelegd, In 't I. Deel, 2 Stuk, I eerat  C *s° > eerst veroorzaakte dit een gevoel van hitte en fteeking, maar in weinig dagen verbeter.de het reeds het uiterlyk aanzien zelf der kwaadaartigflre zweeren , en na een korten tyd heelde het dezelve volkomen. In het heet Vuur en Kankerachtige zweeren was deszelfs uitwerking even voordelig, en. het was bewonderingswaardig, in hoe weinig tyds de ondraaglyke ftank van de laastgenoeinde gebreken verdween. Het maag-fap, welk deze dienden deed, was van Roofvogels• genomen* als Raven, Uilen, Reigers en Valken. Het maag-fap van grasëetende dieren was niet fiegts van geen nut, maar verergerde zelfs den toeftand dezer ongemakken. Tot ftaving van dit alles verhaalt de Schryver 14 waarnemingen , in alle haare byzonderheden. In die' gevallen, waar eene prikkeling op dc zweer nadeelig_ is, moet het maag-fap van Vleescheetende dieren niet gebruikt, of ten minften met water verdund worden. Pynlykheid der zweeren verbiet daarom niet altoos het aanleggen des maagfaps, dewyl dezelve dikmaals onder het. gebruik daarvan verbetert. Spax,« lanzani ondekte het eerst de rottingweerende kragt van het maagfap in vleesch en alles zonder onderfcheid eetende dieren : zy is echter zwakker als die des Koortsbasts en dus in het koud vuur minder voordeelig, dan deze. Of het maag- fap in het beenbederf ook nuttig zy, heeft de Hr.  < -3* ) C niet ten vollen befiist. Wilde men hieromtrent proeven neemen, dan moest men zich van het maag-fap der Valken bedienen; daar het zelve, gelyk Spaixanzani getoond heeft , flegts de bovenfte beenplaten oplost, zonder de onderliggende te veranderen of week te maaken, terwyl daarentegen dat dér Uilen en Rygers het ganfche been zyne natuurlyke hardheid beneemt. De Hr. Ca^ïuinati eindigt dit Hoofdftuk met te vraagen: of ook met ft uitwendig gebruik des maag-faps, te gelyk het inwendige dienftig zal zyn ? en of de zo merk* baare .verbeten:-g -in het ganfche lichaams-geftel, zelfs van zeer vermagerde en uitgeteerde lyders, door het opneemen van het maag-fap in het bloed, of alleen door het verminderen der verettering, en het geneezen van het ongemak, moet toegefchreven worden ? In het 2 Hoofdftuk wordt de nuttigheid van het uiterlyk gebruik des maag-faps aangetoond, in langdurige pyncn, kwellingen en allerlei gezwellen. Venerieke, fcropluleufe, ontfteken, en waterzuchtige gezwellen , werden zo. als uit 12 bygevoegde waarneemingen blykt, in weinig tyds daardoor opgelost. Hier toe was het maagfap der grasëetendc dieren even werkzaam, als dat der vleeschëetende. Zonder het voor een alge¬ meen middel te willen gehouden' hebben, meent de Hr. C. echter dat het ook in Rheumatieke en I 2 Jicht-  i 13* 3 ^chtpynen, als mede in verfcheiden verlammin4 gen nuttig kan zyn. -.— Dan men draage altoos zorg zich van het maagfap uit gejonde en nuch" tere dieren te voorzien. ——ri Het 3 Hoofdftuk bevat een door veele waarneemingen geftaafd onderzoek" wegens de uit» Werkfelen van het maagfap als inwendig geneesmiddel toegediend in allerlei maagziekten, en afgaande koortfen. Verfchillende ziekten, die uit eene gebrekkige fpysverteering voortkwamenwerden daardoor in de meefte gevallen genezen. Men deed tot dit einde het fap zo van vleesch- als plant- eetende dieren eens of tweemaal daags tot een half once te gelyk inncemen. In verfchillende afgaande koortfen was ook dit fap vooral van vleesch eetende dieren zeer werkzaam, wanneer ?er, na 't zuiveren der eerffce wegen, op den vryen dag, om de 3 of 4 uuren 3 of 4 dragmen van werden ingenomen: in andere gelykfoortige getallen deed het echter weinig dienst. —In Rotkoorfen, die uit bedorven ftoffen der maag of ingewanden voortkwamen, was het gebruik van het maagfap, zelfs na het toedienen van Braak•*n Purgeermiddelen, fchadelyk: ook dat van Vleesch eetende dieren, hoe zeer ft ook uiterlyk aangelegd de rotting tegenhoude, deed inwendig Ingediend in dit geval niet dan nadeel.  f -33 J Het 4 Hoofdftuk bevat het onderzoek van het inaagzap in dieren van verfchillende Clasfen, langs den natten weg. Het maagfap van vleesch- eetende dieren, Rygers, Valken, Uilen enz. vond de Hr. Carminati zamegefteld te zyn uit eene harstachtige zelfftandigheid, water, eenige feepachtige deelen, Keukenzout, Ammoniak-zout, en een zagt zuur. • Weinig onderfcheid was 'er in dat der greinëetende Vogels, als Hoenders enz., behalven, dat de ftof na het uitdrogen overgebleven, niet in water oplosbaar was, nog met kalk gewreeven geenen Urineitfe reuk opgaf. < Dezelfde beftanddeelen had ook het maagfap der plant-eetendc en niet herkauwende dieren; — dat der zwynen echter was volmaakt gelyk aan dat van vleesch- eetende dieren. —— Het maagfap van herkauwende en met '4 maagen voorzien, dieren, als Schaapen, Bokken, Koeijen &c. beftond uit water, een weinig keukenzout en eene dierlyke zelfftandigheid, en werd, naar den verfchiiknden «uderdom, 't onderfcheiden voedzel, en verblyf in de maag, nu eens loogzoutig dan weder zuur bevonden. In een Schaap , dat men xx dagen achter een niet als vleesch te eeten gaf, werd het. maagfap dat te vooren loogzoutig was, duidelyk Zuur, en het is zonderling, dat het dier geduitrende dien tyd niet herkauwde. In dieren weleer voedzel uit vleesch en plantfpyzen is zaamgeI 3 M$  irefd als Katten', Honden &c. is het maagfap mid* delzoutig, maar het wordt zuur als men hen een, tydlang "alleen'Vleesch te eeten geeft. Het maagfap van menfclren is ook nog zuur nog loogachtig ; of het door aanhpude'nd Vleesch eeten zuur werde, irad de Hr. C. nog-niet beproefd. Het 5 Hoofdd.' behelst de fcheikundige ontlading van het maagfap door't vuur. Dat der Vleesch eetende dieren gafby de DeftiUaiie, water, zuur, olie, een weinig vlug, loogzout", een gering gedeelte keukenzout en aarde. Dat der plant eetende met een maag, loogzoutig water, een zuur, olie, Ammoniakzout, keukenzout, eenig vast loogzout en aarde. Dat der herkauwende, loogzoutig water.-eenige olie, keukenzout, loogzout, en eene sarde, die met celfzuuren opbruisde. Dat van ■vleesch en plantfpyfen levende dieren eerst een fuiaakloos water, dan een