MAATSCH. DER NEDEIU. LETTERE. TE LEIDEN. Catal. bl. . Geschenk van Tooneelslukken , 1841.  TOONEELPOËZ Y, VAN DEN HEERE J. N O M S Z. TWEEDE DEEL. Te A M S T E L D A M, MDCCLXXVL   MAMA TXHf L1IAIÏT.   MARIA VAN LALAIN.   MARIA VAN LALAIN, O P DE VEROVERING VAN DOORNIK; TREURSPEL. DOOR J. N O M S Z. Te AMSTELDAM, By I z a a k Duim, op den Cingel, by de Drie Koningftraat. 1778. Met Privilegit.   VOORBERICHT. Zie hier een tooneelftuk , getrokken uit de vaderhndfche gefchiedenisfen. Ik heb my in de behandeling van hetzelve meer toegelegd op het eenvouwdige dan op het blinkende, en denk niet dat dit de waarde van het ftuk zal verminderen. Ik heb my hoofdzakelyk gedragen naar het geene eentivoglio en le clerq. van de heldin van dit ftuk zeggen. Zie hier de woorden van bentivoglio: De prinfes van Espinoi volbragt in dc belegering van Doornik, met eenc ongelooflykc wakkerheid, alle de pligten, die dappere mannen pasien, en die haar gemaal, indien hy tegenwoordig geweest ware, zou hebben kunnen volbrengen. Zy vermaande den ecnen, en bad den anderen; fomtyds dreigde zy, fomtyds gebood zy met groote zagtheid, dikwyls voerde zy hare eigene bevelen uit. Kort om, zy verzuimde niets dat tot verdediging der vesting kon dienftig zyn. * .3 Le  VOORBERICHT. L e c l e r o_ fchryft dus van haar: De heer van Estrelles was in Doornik gelaten met Maria van Lalain, prinfesfe van Espinoi, zuster van Emanuël van Lalain, heer van Montigni, die aan de zyde van Spanje was overgegaan. Deze prinfes, dochter van Maria van Montmorenci, zuster van den grave van Hoorne, door Al va onthalsd, was met haar' gemaal aan de zyde der Staten gebleven, en toonde in het verdedigen van Doornik eene dapperheid, die zelden in perfonen van hare fexe gevonden word. Parma had een' hevigen ftorm doen loopen, daar zy tegenwoordig was , en zich overal aan het grootfte gevaar blootftelde, de foldaten aanmoedigde, en den vyand met groot verlies afïloeg. Haar moed, eene wonde, die zy bekomen had, en noch veel meer hare rede, maakten de foldaten vurig en woedend. Die myn tooneelftuk onpartydig lezen, zullen my het recht doen van my toe te ftaan, dat ik myne heldin taanüyk naauwkeurig naar dg voorfchreven trek-  VOORBERICHT. trekken heb afgebeeld, uitgezonderd eenige dichter» lyke vryheden , die ik denk haar niet te benadelen. Wat het carafter van den prins van Parma^ die in dit ftuk geen geringe perfonaadje fpeelt, betreft, de fchryvers beelden hem af als een' prins die niet alleen een dapper krygsman was, maar tevens als een' man uiterst bekwaam tot onderhandelingen. In de jaarboeken van de groot word gezegd, dat de prins van Parma zich bedekter hield dan Don Jan van Oostenryk; dat hy uit Italië, nevens het goed geloof, ook de kunst van veinzen had medegebragt; dat hy de kunst verftond van zich te doen vreezen, en dat hy zich meesterlyk wist te bedienen van vergiffenisfe te belooven en tefchenken, 't welk, naar zyn zeggen, het rechte middel was om de Nederlanders in den ftrik te krygen; dat het hier van daan kwam, dat niemant Spanje in de Nederlanden meerder dienst gedaan heeft dan hy; en dat hy de zaken des konings zeer bevorderde, door dg gemoederen te winnen, enz. Het gedrag # 4 door  VOORBERICHT, ■door hem. in dit tooneelftuk, gehouden, wettigt my, myns bedunkens, deze trekken van zyn carabler hier aan te teekenen. Mag dit tooneelftuk zich eenmaal beroemen op het lot van mynen Hambroek, alsdan zal ik geene reden hebben my 'van mynen arbeid te beklagen. De  De Gecommiteerden tot de zaken van den Schouwburg, hehben, volgens Oétroy door de Heeren Staten van Holland en Westvriesland, den jden November 1772. aan ben verleend, het recht van deze Privilegie,' alleen voor den tegenwoordigen Druk van MARIA VAN LALAIN, of DE VEROVERING VAN DOORNIK, Treurfpel, vergund aan IZAAK Duim. AmfteUam, den j Augustus, 1778. PER.  PERSONAADJEN. maria van lalain, gemalin van den prins van esp in o i. estrelles, bevelhebber der bezetting. mondragon, Spaansch overjle. alexander farnese, prins Vün parjia. espinoi, zoon van maria van lalain. een bevelhebber der bezetting. Bevelhebbers, en wachten. Spaanfche legerhoofden, en lyfwachten van paema. Het tooneel is in het kasteel van doornik. M A-  MARIA VAN LALAIN, o f DE VEROVERING VAN DOORNIK; TREURSPEL. EERSTE B E D R Y F. EERSTE T O O N E E L. Het tooneel verbeeld een zaal, waarin de krygsraad vergaderd is. Maria zit in 't midden-s aan hare linker hand zit estrelles; verder ziet men de bevelhebbers aan hare rechter en linker zyde ,kringswyze, geplaatst. Aan de linker hand des bevelhebbers , die naast aan den linker kant des tooneels is, ziet men een' armftnel. De ingangen zyn met wachten bezet. maria. Doorluchte heldeniloet,die voor 's lands rechten ftryd, My eene erkentnis toont, die gy niet fchuldig zyt, En my.die niets verricht dan 't gene ik moet verrichten, Door uwe deugd verfterkt in 't doen van heldenpügten, Ja my, des dwinglands heir, dat ons omringt, ter fmaad, De glaats van myn' gemaal vergunt in uwen raad, A De  2 MARIA VAN LALAIN, De plaats die Espinoi in deze omftandigheden, Zo hy in Doornik waar', ineer roemryk zou bekleeden l Eenoverfte.uit het heir, dat dezen muur beknelt, Heeft zich dit oogenblik in onze magt gefield : Hy, door zyn legerhoofd tot zendeling verkoren, Eischt, uit Farnefes naam, dat hem de raad zal hooren. ESTRELLES. Heldin, wier moed de raad, na 't geen gy hebt verricht, Tot op dit uur 't behoud der vesting is verpligt; Wier invloed op 't gemeen, op krygs-en burgerfcharen, Ons daaglyks komt te ftade in 't heetst der krygsgevaren, Ja die geen hulde ontfangt dan die u toebehoort! Verfchoon my, zo myn raad u heden niet bekoort. Het voegt ons dien gezant der Kastiljaanfche benden, Ten fpoedigfte, ongehoord, naar 't heir te rug te zenden. Wat ook zyn voorftel zy, het kan, naar allen fchyn, Niet dan verwerpelyk, of uiterst grievend zyn. Zo hy de vesting eischt, voegt ons die op te geven, Zolang wy noch op hoop van byftand kunnen leven ? En was 'er immer grond te hopen dat dees wal De vrucht van 's prinfen vlyt eerlang genieten zal, 't Is heden: uw gemaal, beroemd in 't oorelogen, Op fchrandren Nasfaus last naar 't ftaatfche heir getogen, Eer Doornik voor 't geweld vanParma bloot moest Haan, Dringt, ongetwyfeld, fterk op Doorniks redding aan; De prins,die hem bemint, zal naar zyn'aandrang hooren. Doch fchoon de hoop op hulp voor eeuwig waar'verloren, Schoon Nasfaus oorlogsvolk, noch 't volk van Alencon, Die onze zaak omhelst, dc ftad ontzetten kon, Schoon  TREURSPEL. $ Schoon 't fchriklyk hongerszwaard ons dreigde, en de ootlogsknechten, Daardoor op 't wreedst gewond, bezweken onder 't vechten, En ons de Kastiljaan beloofde, op 't woord van eer. Dat hy dit arme volk door moord- noch krygsgeweer' Mishandlen zou, zo wy niet langer hem weêrftreven, Dan noch eischte ons belang de ftad niet op te geven. Wanneer toch, in wat oord, hield zich de Kastiljaan Aan zynen eed, fchoon vry en plegtiglyk gedaan? Wanneer verfchoonde hy als hy zyn' haat kon koelen? Deed hy niet Mechlens muur zyne yzren roede voelen? Deed AIva niet die ftad, die nimmer iets misdeed Dan dat zy Nasfaus heir, dat alle rampen leed, Den doortogt had vergund, dien zy niet kon beletten Zo trouwloos als ontmenscht, in lichte vlammen zetten? Heeft Haarlems dapper volk een beter lot gefmaakt, Ondanks het goed verdrag met Alvaas zoon gemaakt? Toont Romes aanhang niet, door duizend trouwloosheden Te fpelen met zyn woord ? te lagcben met zyne eeden?' Is de eedbreuk niet een deugd by Romes kerkgebroed Wanneer men flechts daardoor een' ketter nadeel doet? Is 't dus, wanneer men toch door 's moorden Haal moet derven, Niet beter in 't gevecht het levenslicht te derven? Te fneuvlen als een held, dan, als een rooversrot, Te fterven door een' beul,op 't fchandlyk ftraffcha'vot? Betaamt het ons, heldin! den afgezant te hooren Eens volks,belust dit volk in vuur en bloed te fmooren? Farnefes afgezant, ik hou dit voor gewis, Zal niet oprechter zyn dan zelf zyn meester is. A 2 Ti*  4 MARIA VAN LALAIN, Tirannen kiezen fchaars tot hunne zendelingen Dan monfters, kundig elk het dwangjuk op te dringen. Farnefe eisch' Doorniks muur door monden van metaal, En wacht' geen antwoord af dan van ons heldenftaal. MARIA. Ik acht uw heldendeugd zo veel men die kan achten; Msn kan van zo veel moeds het lloutst beftaan verwachten: Doch fchoon uw wondre deugd, in 't hevigst van den ncod, Myne achting te uwaarts meer dan ooit voorheen vergroot, En wy in Doorniks wal één zelfde wit bedoelen, Verfchillen we op dit uur, Estrelles! van gevoelen. Men wacht van een' tiran, 'k beken het, geen' gezant, Dan ieinant zonder deugd, begaafd met veel veiftand; Farnefe is ons bekend; verr' van zyne eer te krenken... Wy doen de bozen recht wanneer wy hen verdenken. Ik wenschte dat myn ftem uw oogmerk dienen kon; Maar 's vyands zendeling is de eedle Mondragon , Een held, alom geacht, zelfs door 't hoogmoedig Romen, 't Is niet genoeg, ó raad! tirannen in te toornen ; Neen! toont, ó helden! Rome en koning Phlips terfpyt, Dat ge achters van de deugd, zelfs in uw', vyand , zyt. Die glori moet ons meer dan beldenroem bekoren! Het voegt ons Mondragon om Mondragon te hooren. De deugd is altyd deugd, in vyand of in vrind; Zy eischt ons eerbied af waar zy zich ook bevind', 't' Is waar, de Roomschgezinde is fteeds tot eedbreuk vaardig, En is dus inderdaad ons wanvertrouwen waardig; Maar was 't zyn leer' die hem tot eedbreuk vryheid liet? De leer van 't koorgefpuis is Romes kerkleer' niet. 't Is onrechtvaardigheid een gantfche kerk te fchelden... Elk  TREURSPEL. $ Elk kerk heeft, in elk eeuw, haar fchelmen en haar helden. Verachting voor den geen, die niet juist denkt en doet Wat onze kerkleere eischt, betaamt geen braaf gemoed ; Zy is de bron van t woên der heilige aartstirannen, De grond van haat by'tgraauwjzy voegt geen grooten manTe haaten om 't geloof baart afkeer, twi .tery, (nen. Vervolgzucht, wantrouw, moord, verraad, en tiranny; 't Smoort alle broederliefde, en zucht tot fchuldvergeving. 't Scheurt, op een wreede wyz', den band der famenlcving. 't Is Hechts de geestlykheid die hierby voordeel vind. Men eere in ieder kerk den held, en menfehenvrind. Heeft iemant onzer re< ht om Mondragon te fchuwen, Myn reednen zyn daartoe veel ilerker dan al de uwen : Myn vuist heeft hem gewond, toen ik, door u verzeld, Een' feilen uitval waagde op Parmaas krygsgewcld; Toen ik , door overmagt gedreven naar dees wallen, Myn' waarden zoon, helaas! in Parmaas hand zag vallen. Doch fchoon ik Mondragon een wond' heb toegebragt, Ik fchuw zyn byzyn niet: ik heb myn' pligt betracht. Ik heb van zynen last veel meer dan gy te vreezen : Hy kan u haatlyk zyn, my moet hy grievend wezen; En echter haakt myn hart naar 't uur om in den raad Een' held te woord te Maan .wiens hart alle ondeugd haat. Dat hy ons kennen leere; en zo hy ooit mogt hopen Dat ik om 't heil myns zoons hem Doornik zal verkoopen; Dat hy geen vruchten trekk' van 't ampt van zendeling, Dan toorne, deernis, fchaamte... of hartsverwondering! ESTREXLES. Uw wil is onze wet; uw wet moet ons bekoren. Wie ftemt niet wat gy wilt, zodra ge u Hechts doet hooren ? A 3 Zo  6 MARIA VAN LALAIN, Zo ware heldenmoed alom ontzag verwekt, 'k Voel dat een edel hart onze achting tot zich trekt. Heldin! dat Mondragon, wat hy hier ook bedoele, U ziende aan 't hoofd des raads, dit nevens mygevoele. Gy, waphtenlleid hem hier. Tegen maria. ó Gy, wier deugd en moed Tot noch toe Doorniks val hoogst loflyk heeft verhoed! Spreek met den afgezant: gy moogt met recht verwachten Dat Doorniks oorlogsraad uw' wil zal heilig achten. TWEEDE T O O N E E L. maria, esteelles, mondragon, en bevelhebbers. De wachten leiden den afgezant binnen, waarna zy te rug wyken, en hy zich nederzet. mondragon. 6 Helden, en heldin, wier vuist 's lands zaak bepleit, En ons tot eerbied dwingt door uw grootmoedigheid! Staat toe dat Mondragon, eer hy zyn' last voltrekke, U.met een Neêrlandsch hart, zyne achting vry ontdekke. Toledo, 's lands tiran, hoe ook van deugd ontaart, Achtte altyd Mondragons oprechtheid achting waard'; Requéfens deed my recht, dit is al 't land gebleken; Ik wil dit oogenblik niet van 't verti ouwen fpreken Waarmee myNasfau heeft in Middelburg vereerd, Toen deze Had door 't zwaard des hongerswierd verheerd. Ik doem hen, die, in 't' veld niet durvende u befpringen, ü t  TREURSPEL. 7 U fchelden voor een' hoop van wederfpannelingen: 'k Weet dat gy ftryd om 't recht des lands te zien behoed, Een recht te wreed vertreên door Al vaas yzren voet; En zie dat in dien ftryd de mannen zich verneêren, Door van een vrouw het werk eens oorlogsmans te leeren, Een vrouw, die, zo men haar niet iets verwyten kon Dat aan geen moeder voegt... ESTEELLES, opftaande. Niet verder, Mondragon! Uwe achting is ons waard. Doch zo wy ons verlagen, Is niemant onzer waard' uwe achting weg te dragen. Wie ook ons cerbewys aan. deugd een laagheid noem'... Die laagheid is, mynheer! Estrelles hoogfte roem. Dit is de les dier vrouw voor wie wy ons verneêren: Licht zoud gy ongehoord naar Parmaas tenten keeren, Zo de eerbied voor uw deugd, door deze vrouw geacht, Niet fprak in 't hart des raads met onweêrftaanbre kracht. Ken voorts haar bloed en rang, en weet dat Neêrlands ftaten En Nasfau haar met vreugd, aan 't hoofd van 's lands foldaten, De woedende oorlogsmagt die ons dreigt neêr te flaan, Op Doorniks bolwerk zien heldhaftig tegen ftaan. In 't land door n(K>d geperst tirannen 't hoofd te bieden, Beftaat wat adem fchept welhaast uit oorlogslieden. Wat gaat het hem toch aan die voor de vryheid ftryd, Of 't land door man of vrouw van 't fchandjuk word bevryd. Lalain verfterkt's volks moed ter ftraf van's lands tirannen. Hoe menig vrouw befchaamde in deugd en moed de mannen? Had Phlips Margreethaas raad gevolgd in 't Iandbeftier, Had hy haar deugd geacht, noch heerschteuw koning hier. Vei klaar uw' last,mynheer! Gy moet myn drift verfchoonen, A 4 B*  8 MARIA VAN LAIJiN, Indien 't u belgt dat wy Lalain onze achting toonen, En is uw last tot ons, en niet tot haar, gericht, Dan zyn wy om uw' last te hooren niet verpligt. Wit allen hebben haar vrywillig trouw gezworen. De prins keurt goed dat wy Lalain tot hoofd verkoren. Verklaar ons min dan haar uw' last; fpaar uw verwyt, Of... Zich met fierheid nederzettende. këer tot hem van wien gy hier gezonden zyt. mondr ag- n. Uw fierheid, verr' dat die in 't mins my zou mishagen, Dwingt my om, meer dan ooit.u achting toe te dragen; Die teergevoeligheid toont my eene inborst aan, Wier edelheid elk' held moet doen verwonderd Haan. 'k Zie dat een zweem van hoon uw fpyt kan voedfel geven. Maar word gy door uw deugd niet wat te verr' gedreven? Gy waagt, door haar vervoerd, ontzind der burgren bloed, En 't heldenkroost van haar voor wie gy achting voed. Wel verr' van haar of u door fcherp verwyt te hoonen, Was myn begeerte u Hechts uw waar belang te toonen; Dit is myn afzigt noch, fchoon gy de vyand zyt Van hem, die u uit pligt en niet uit haat beftryd. Elk, weet gy.haat den held die my heeft hier gezonden; De reden dezes haats... Laat ons die niet dooi gronden! Dewyl gy 't zo begeert, vervoeg ik my tot haar Die.uwe wraakzucht dient, ten val der burgerfchaar'. Spreek, is 't uw pligt, mevrouw! om Nederlands foldaten, En uw' gevangen zoon de wraak ter prooi te laten ? Waarin beftaat uw hoop om dit gedreigd gemeen Van Parmaas heir te ontflaan? MA-  TREURSPEL. 9 MARIA, met levendigheid. In ons, in ons alleen. Spreek van geen pligtverzuim, van volk en zoon te wagen : Ik weet Ik ben verpligt hen liefde toe te dragen; Die hefde dringt me alleen dat ik de ftad behoe' Voor Parmaas oorlogsmagt, en Spam'es geesfelioe*. Gy kent Farnefes hart, gy kent zyne oorlogsbenden: Wat hoop om Parmaas wraak van zoon en Volk te wenden!... Het geven van de ftad? Dan had uw veldheer kans Den tedren zuigeling te moeren aan de lans, Tot moord, tot roovery, tot fchending van de vrouwen, En, eindlyk, om,ter ftraf van ons te dwaas vertrouwen, Myn" zoon, voor myn gezigt.het hoofd van 't Iyfteflaan, En door het zelfde zwaard ook my te doen vergaan. Ziedaar het zielvermaak der brave Kastiljanen! Hun oor vind vreugd in klagt, hun oog in bloed en tranen. Neen, Mondragon! dees raad vergaapt zich aan geen' fchyn : Het leven van myn' zoon zou niet meer veilig zyn, Nadat dees wal zich had in Parmaas hand gegeven, Dan nu myn waarde zoon in 's vyands magt moet leven; En fchoon myn wederftand myn' zoon gevaarlyk zy, Die weêrftand baat voor 't minst deze arme burgery. MONDRAGON. Die weêrftand baatte uw volk, zo gy met grond kost hopen Dat al uw wederftand gelukkig af zou Ioopen; Nu tergt hy Parmaas geest, 't Word u door hem vergund Dat ge in Farnefe noch Farnefe vinden kunt, Daar gy,door trotsheid hem in gramfchap doende blaken, Hem licht, met reden, zult tot een' Toledo maken. Hoop op Farnefes gunst, en fpaar der burgren bloed. : A 5 MA-  io MARIA VAN LALAIN, MARIA. 'k Heb u gezegd, myn hoop beftaat in mynen moed. MONDRAGON. Zeg liever dat gy hoopt op Nasfau en de Haten, Op 't volk van Espinoi, en Alencons foldaten, Maar inderdaad, mevrouw! wat hoopt gy toch hiervan Daar eer die hulp verfchynt men u vermeestren kan ? Die legers, naauw' te veld, en flaauwlyk voortgedreven, Zyn niet in Haat uw ftad de minfte hulp te geven: Zy morren op den togt, en worstlen met gebrek. Duld dat myn komst, heldin! uw volk tot heil verftrekk'. Hoe gaarne onttrok ik u aan Spanjes oorlogsroede! Ik doem Toledoos wrok, en zyner beulen woede; Geloof my dat uw heil my diep ter harte gaat; Maar 'k deed een' eed aan Phlips en Parma als foldaat : Ik kan als oorlogsman een eerloos hof vervloeken, Maar'k heb geen recht dezaak myns konings te onderzoeken; Zyn ftaatstwist raakt my niet. Intusfchen fmart het my Dat ik zo braaf een volk als Neêrlands volk beftry'. Het is myn pligt, heldin! myn' veldheer trouw te wezen j Daar uwe fierheid nu zyn gramfchap heeft te vreezei), Wilde ik hem dienen, en in dit beftaan metéén TJ en uw volk ontflaan van duizend oorlogsweên. Vertrouw myn woord van eer, gy kunt ons niet ontkomen; En zo dees bange muur door ftorm word ingenomen, Zal 't my niet mooglyk zyn, wat ook myn moed befta, Dat ik uw volk befchutt' voor Parmaas ongenae'. Ik fmeek u, geef de ftad. Ten minfte doe my hopen... MARIA. Dat ik, uit vrees dat gy gelukkig ftorm mogt loopen, De  TREURSPEL. u De ftad u overgeve ? om, in 't gemeen verdriet... MONDRACON. Vertrouw Farnefes woord: hy is Toledo niet. MARIA. Vertrouwen op het woord door Parma my gegeven! Dan ware ik billyk waard' door Parmaas byl te fneven. MONDRAGON. Gy doet hem ongelyk. Uw zoon is in zyn magt; Maar wierd hem 't minfte leed door Parma toegebragt ? Indien 't myn' meester lustte op 't hoofd uws zoons te woeden, Wie onzer toch zou 't hoofd van Espinoi behoeden ? Geef my gehoor, mevrouw! uw ftad moet overgaan. M A R I A. Gy hebt reeds meer geftormd, en 't heeft u duur geftaan. Deze arm... MONDRAGON, met drift. Ik heb daarvan 't vermogen ondervonden: Ik draag noch roem, heldin ! op myn bekomen wonden, En eisch, ter wraak myns bloeds dat ge in 't gevecht vergoot, Dat ge u, uw' zoon en volk beveiligt voor de dood. Myn veldheel- is geen man die ftrafloos zich laat hooaen. MARIA, metfcherpheid. Neen.maar een man hoogst waard'dat wy hem achting toonen! Een man niet loos van geest, een man van aart niet wreed, Die flechts graaf Rennenberg zyn' pligt verzaken deed, En dien verdoolden held, wiens hart van ftaatzucht blaakte,. Door Itaaljaanfche deugd tot een' verrader maakte; Een man die in Mastricht juist zelf niet heeft gewoed, Maar uit die vesting bleef, tot dat zyn beulenftoet, Door 't moorden afgemat, bezweek op puin en lyken . En  is MARIA VAN LALAïN, En komende in die ftad in 't eind' zyn deugd deed hlykcn, Toen hy, na 't folteren der burgren van Mastricht, De fiddrende overheid, met een bedrukt gezigt, Zyn fmart te kennen gaf om 't leed de ftad weervaren,' En minzaam 't middel toonde om voorts de ftad te fparen; Dat was zo groot een' fchat te levren in zyn magt, Als flechts by moogl/kheid icon worden faam' gebragt; Een man, die, om zyn .gunst aan jammrend volk te toonen, Het dwingt zyn plunderaars en folteraars te loonen Zulk een barmhartig held,een man van zulk een' aart, Is niet onze achting flechts,maar 't hoogst vertrouwen waard'. Hy zal dezelfde gunst ons, denklyk, waardig achten. Zyn woord... Wie zou niets grootsch van Parmaas woord mondragon. (vei wachten! Uw afkeer gaat te verr'. 'k Beklaag een misverftand Zo doodlyk voor uzelve als fchandlyk voor dit land. Mastricht, dat ons weêrftond, wierd ftormende ingenomen ; Het heeft ons fel getergd, en 't heeft zyn ftrafbekomen; Het had op Parmaas gunst alle aanfpraak zich ontzegd; 't Gedrag des helds, mevrouw! was volgens 't oorlogsrecht. Doch daar ik vruchtloos tracht uw volk aan wee te onttrekken, En my niets ovrig blyft dan u myn' last te ontdekken, Eisch ik, uit 's veldheers naam, de ftad van uwe hand. (*) maria. Hy eisch* die met de kling, niet door een' afgezant. Hoe! Parma doet de ftad door zynen zendling vragen Van volk dat zich door kling noch dreigen liet vertfagcn !... Doch waartoe tyd gefpild? Gy hebt uw' pligt voldaan; Ik zal myn' pligt voldoen. Zeg dit uw' meester aan. ^ „ n mon- C*) Hy flac: op, en ontd.kt z;ch.  TREURSPEL. 13 mondragon. Denk aan uw'zoon en'tvolk. Voor't laatst.laat my verwerven... MARIA. Spreek my niet van myn' zoon: ik heb hem leeren fterven. mondragon. Ik zal uw weigering, hoe fmartlyk 't my ook zy... maria, met fierheid opflaande. Bericht die aan uw' heer, en voeg 'er dit noch by: (*) Dat gy myn vuist, met drift, den fabel hebt ziengrypen, Om hem,die zyn geweer tot Doorniks val deed ftypen, Te wachten in de bres van deez' gedreigden wal, Daar ik, aan 't hoofd myns volks,hem antwoord geven zal.-(j) Dat ge, op myn'wenk, den raad de klingen zaagt ontbloten; En dat ik deze rei van eedle lotgenooten Met nadruk fmeekte , dat ze alleen myn' dienst erkenn' Door 't fmooren van 't befef dat ik... Na een weinig zwygens, zuchtende, en daarna met de uiterjie fierheid: een moeder ben! mondragon vertrekt, met twee wachten. DERDE T O O N E E L. maria, ESTrelles. Bevelhebbers, en wachten. maria. En wy, ó helden! komt; laat ons den wal bewaken. Far- (*) Zy wenkt één' der wachten, haar de wapens te brengen, die op eene tafel, aan de rechter zyde dn tooneels, flaan; waarna zy, den helm met eene eedle fierheid op het hoofd zettende, vervolgt. CtP Zy wenkt met haar geweer de bevelhebiertn op te flaan, en den ie^en te trekken.  H MARIA VAN LALAIN, Farnefe zal gewis welhaast den muur genaken. Zyn zwaard is reeds gewet, zyn donder is gereed, Ons vonnis is geveld, en 't yzren juk gefmeed Voor hem, dien 't lot de dood wreedaaitig doet ontvlieden. Denkt dat ons heil beftaat in moedig wcèrftandbieden; Dat niets van Parmaas wrok voor u te wachten zy, Dan ftrop, dan fabelflag, of de ergfte flaverny. Vreest niet alleen het juk der Spaanfche dwingelanden, Maar Romes hovaardy, die 't hart verflaafd aan banden. Bevecht, in 't ftryden met Kastiljes moordgebroed, Den offeraar monarch, den dwingland van 't gemoed. Vreest Phlips , maar Rome meest: het hield in vroeger dagen Door wapenkracht al de aarde in ketenen geflagen, En 't fmeedde in later tyd, nadat zyn magt verviel, Voor 't menschdom fnooder juk, het haatlyk juk der ziel. Zyn heir is thans een drom van eerlooze outerknapen, Zyn fteunfel is zyn list, 't vervloeken is zyn wapen... Weêrflaat den Spanjaard flechts, den flaaf van 't Roomsch gebied : Als Spanjes donder zwygt, is Romes magt tot niet. Einde van het eerjlt bedryf. T W E E-  TREURSPEL. 15 TWEEDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld één der vertrekken van MARIA. EERSTE TOONEEL. MARIA, EEN BEVELHEBBER. DE BEVELHEBBER. Men heeft uw' last voldaan: men heeft alom de wallen Door dubble wacht gedekt voor 't fpoedig overvallen. Maar 't geen verwondring baart aan ieders hart, mevrouw! Is dat, toen Mondragon deez' muur begeven zou, Een legerbode een' brief, aan dien gezant gefchreven, Hem, by den buitenpost, in handen heeft gegeven; Waarna die oorlogsman hier is te rug gekeerd, En nu by u alleen een wyl gehoor begeert. Dekrygsraad, wien, als ons, uw deugden zyn gebleken, Laat u de keur om hem of al of niet te fpreken. Myn last behelst alleen dat ik u dit bericht. MARIA. Ik ben den raad myn' dank voor zo veel eer verpligt. Ga, zeg dat ik, om hem voor zo veel gunst te loonen, My hoogst verpligt acht my zyn goedheid waard' te toonen; Dat, in 't gefprek waartoe men my de vryheid laat, Ik niets beduiten zal dan met den oorlogsraad, En dat, wat Mondragon aan my ook voor moog' ftellen, Men tot niet éénen flap my zal zien overhellen Die, 't zy men vleije of dreige, in 't minst nadeelig zy Voor  16 MARTA VAN LALAIN", Voor de eer des oorlogsraads, of 't heil der burgery. Dat Mondragon verfchyn'. TWEEDE T O O N E E L. MARIA, alleen. "VVat mag zyn afzigt wezen Natuur!... zwyg in myn hart: 'k heb u alleen te vreezen! DERDE T O O N E E L. MARIA, MONDRAGON. MONDRAGON, een' brief in de hand houdende. Na.lat ik met een hart verwonderd om uw' moed, En tevens met een hart dat waarlyk deernis voed Om 't wee dat u genaakt, en gy niet af wilt weeren, Befloot naar de oorlogsmagt die gy trotfeert te keeren, Zond Parma my deez' brief, die u ontdekken kan Of hy den naam verdient van loozaart, of tiran, 't Schynt dat myn lang verblyf genoeg hem deed befeffen, Dat gy my weigren zoud de ftad aan ramp te ontheffen. Doorlees deez' brief, mevrouw! Zie, van vooroordeel vry! Of hy uw deugd veracht, en wantrouw waardig zy. MARIA, lezende. Indien, gelyk ik ducht, Lalain mogt weigrig blyven My te voldoen, (ik weet zy is daartoe bekwaam, Ze is uit den aart gefchikt haar opzet door te dryven,') Groet echter, Mondragon'. haar uit Farnefes naam. Laat ze, eer ons leger flormt, uit Doorniks wal vertrekken; Zy ga naarNasfaus heir, by haren echtgenoot. My-  TREURSPEL. i7 Myne achting voor haar' moed en deugden is te groot, Dan dat ik haar ter prooi des zwaards zou zien verjirekken. Zo zy die gunst verfmaad... Ik acht myn handen vry Van 't bloed haars zoons , van 't hare, en 't bloed der burgery. MONDRACON. Wfel nu! is noch myn prins en haat en wantrouw waardig? Hy acht u, acht hem ook; wees, op zyn fpoor, rechtvaardig. Ik ken u, ik ken hem: hy achtte uw deugden ftceds. MARIA, toornig. Zo gy my waarlyk kent, weet gy myn antwoord reeds. M ONDRA GON. Ik ken uw' fleren aart.'k weet wat ge u durft vermeten; Gy doet uw antwoord my zelfs zonder antwoord weten. In 's Hemels naam, heldin! wees met uzelf begaan. Kies, nu gy kiezen kunt. MARIA, met verontwaardiging, hem den brief wedergevende. Ik heb myn keur gedaan. MONDRAGON. Gy deed een keur! helaas! hoe doet die keurmy vreezen! Wat is uw afzigt ? Spreek ! MARIA. Uwe achting waard' te wezen, Geenszins die van uw' prins; te lagchen met zyn woên; Te doen 't geen Mondragon, waar' hy Lalain, zou doen. MONDRAGON. Ik zou, ware ik Lalain, 't gevaar der burgren keeren, De wet van 't lot als mensch, natuur als moeder eeren ; En zou door dit te doen niets doen dan mynen pligt. 't Is reedlyk dat de mensch, uit nood, voor 't noodlot zwicht'. B Geen  i8 MARIA VAN LALAIN, Geen onzer pligten eischt om in de dood te loopen, Zolang men zonder fchande op 't leven heeft te hopen, 't Verweeren zonder hoop is voor een' held meer fchand', Dan, door den nood geperst, het zwichten metverftand. 'kHeb Middelburg verweerd zolang ik 't kon verweeren; Ik zwichtte toen ik moest; kon dit myn' naam onteeren? In tegendeel, de prins, een vrind van heldendaên... MARIA, met drift. Elk kent prins Nasfaus trouw: hy is geen Itaaljaan. MONDRAGON. Vergeet gy wien gy hoont ? hem, die u wil verfchoonen, Hem,wien ge als landvoogd moest gehoorzaamheid betoonen, Hem, die uw' konings plaats in Nederland bekleed : Is 't mooglyk dat Lalain zyn' rang en magt vergeet! Weetgy niet dat de prins, wiens wraak gy durft ontfteken , Zo hy zich wreken wil, zich op uw' zoon kan wreken; En, zo ik 't zeggen moet, hoe ftreng myn taal u fchyn', Dat deze wraak in 't minst geen tiranny zou zyn ? Ik bid u, overweeg uw' zoons uitfporigheden: Heeft niet zyn voet alom altaar en beeld vertreden ? Heeft hy niet, door zyn' haat tot koning Phlipsvervoerd Ter gunst van Nasfaus zaak, alom 't gemeen beroerd? Het ftryden voor's lands recht, doorAlvaas vuist gefchonden, Heeft billyk de edelen tot wederftand verbonden; 't Zy verr' dat dit beftaan by my een misdaad zy Maar eischte 's lands behoud de beeldenftormery ? MARIA. Ik moet die lastertaal van Parmaas kant verwachten. De Hemel zy gedankt dat ik die kan verachten ! Doch't ware eens zo, mynheer.myn zoon had dit gedaan, Wat  TREURSPEL. io Wat kunnen fpyt en wraak de jeugd niet doen beftaan ? Waant gy dat Hoornes lot, 't lot van dien vromen broeder Van zyn doorluchtige en verdrukte moeders moeder, Een loutre beuzling is, die een groothartig man, Vol eer , in 't vuur der jeugd, flechts zo vergeten kan ? Doch (laken wy een' twist, ons beiden hoogst onwaardig. Uw veldheer kent my niet; hy hoont my onrechtvaardig, Of,'t geen hem even min ten roem verftrekt, mynheer, Verfchoon myn vrye taal, hy kwetst zyne eigen eer. Wat denkbeeld vormt hy zich van myne wyz'van denken? Hy wil flechts my-alléén den vryen uittogt fchenken, Opdat ik, als hy zegt, het oorlogswee ontga... Hy wil dus dat Lalain haar burgery verraê; Datzy een volk, door haar tot weêrftand aangedreven, Na haar vertrek.ter prooije aan 't Spaansch geweld zal geven; En dat zy dus dat volk een fchuld betalen doe Dcor haar gemaakt, ten trots van Spanjes oorlogsroe'. Zo uw doorluchte prins in goeden ernst kan hopen, Dat ik tot zulk een' prys zyn gunstbewys zal koopen; Zo hy in waarheid denkt, dat ik flechts moed bezat Tot weering van den val van een gedreigde ftad, En niet om in haar lot na haren val te deelen: Dan heb ik weinig reên my met zyn gunst te ftreelen. In waarheid, Mondragon! wat van zyn goedheid zy, 't Schynt dat hy in deez' muur geen ander vreest dan my; En dat zyn wondre gunst alleen is toe te fchryven Aan angst,wiens drang hem noopt my loos van hier te dryven. MONDRAGON. Ik zie met harteleed dien ingekropten haat, Die zelfs uw'geest geen kragt van overdenking laat; B 2 En  20 MARIA VAN LALAIN, En daar 't me onmooglyk is uwe achterdocht te weeren, Blyft my niets ovrig dan naar Parmaas heir te keeren. Doch, zo gy 't zwaard ontkomt na 't vallen van deez'wal, Wyt niemant dan uzelve uw' zoons gewisfen val. Vaarwel. MARIA. Ik zal myn lot, en't lot myns zoons verwachten. Ik kan by 's vyands gunst zyn dreigement verachten. Ik heb my nooit verneêrd tot dreigen. Mondragon, Zo ooit Lalain zichzelf zo verr' vergeten kon. Maar, ga! zeg Panna aan, hoe't ook hem moog' mishagen, Hoe 't aanbod van zyn gunst door my word afgeflagen; ' En dat hy op den muur van my het antwoord wacht', Dat ik zyn gunstbewys en dreigen waardig acht. VIERDE T O O N E E L. TT MARIA, alleen. -Hoe! ik myn vaderland, myn ftad, myn' roem verraden, Of Parma zal in 't bloed myns dierbren zoons zich baden! Afgrysfelyke keur! Maar kan ik twyflen , ik ! Wat ik verkiezen moet in zulk een oogenblik ? Voegt ons niet voor ons land de ftem van 't bloed te fmooren? Hoe menig moeder heeft haar' waarden zoon verloren, In Neêrlaods ftaatskrakeel ? Hoe menig vrome vrouw ' Zit om haar' echtgenoot gedompeld in den rouw? Heeft dappreNasfauzelf zyn broedren niet zien fneven, In 't ftryden voor ons heil? Ontzag hy ooit zyn leven?' Heeft hy zyn tranen niet in 't moedig hart gefmoord? En heeft zyn voorbeeld niet elks krygsmoed aangefpoord ? Hy,  TREURSPEL. 21 Hy, die zyn eigen bloed voor Neêrland niet verfchoonde.. • Moet ik meer moeder zyn dan hy zich broeder toonde! Natuur! verraad my niet. ó Dierbaar vaderland, Uw ramp, uw ramp-alléén , ontroere ons ingewand! Uw ftem-alléén verdient by ons gehoor te krygen! Zo gy ons leven eischt, moet alles if) ons zwygen! Wy zyn voor u gevormd, niet gy voor ons, ó neen! De groote fterveling leeft voor uw heil alleen! In't yvrenvoor uw zaak zalmy geen dood doen vreezen! De mensch kan groot zyn, ja! zodra hy groot wil wezen; Dat hy zich boven 't lot verhefP, hoe 't lot moog' woên... De fterfling, inderdaad, heeft kracht om goed te doen; Hy is geenszins zo zwak, gelyk men waant, geboren: De deugd is nimmer ftom, 't ftaat aan hém haar te hooren. ó Stem van Hoornes bloed, verfterk myn grootsch befluit! Dat zy en die der eer natuur in 't werken ftuit'. Zo Parma met het bloed myns zoons zyn vuist bevlekke, Dat Neêrlands treurend volk tot maagfchap my verftrekke. V T F D E T O O N E E L. MARIA) ESTRELLES. MARIA. I\.om, en verfterk, mynheer, myn felbevochten hart; 't Ontdekt aan u-alléén zyne overmaat van fmart. De fpyt, de toorn', de wraak, 't vermeesterd medelyden, Een angst, met pyn gefmoord... Zie alles my beftryden! ESTRELLES. 't Vertrouwen daar Lalain my gunstig meê vereert... B 3 Ik  22 MARIA VAN LALAIN, Ik'hoop het waard'te zyn; dit 's't geen myn hart begeeft. Gun my gehoor, mevrouw! Ik zal geenszins u vragen Wat Mondragon terftond aan u heeft voorgeflagen; Ik wacht niets van zyn' last, die u-alléén betrof, Dan 't geen men wachten moet van een arglistig hof. Gy zult een' gryz' foldaat, gewoon aan 't oorlogsleven. Ten minfte hoop ik dit, zyn vrye taal vergeven. Dees ftad leed zonder u reeds 'twee van 't fier Mastricht; Ik ben u achting, trouw... ik ben u meer verpligt: De waarheid, die flechts fchaars de grooten kan bekoren, Dit is myn grootfte pligt, moet ik u vry doen hooren; De man,die haar verbergt, of haar geftrengheid vreest, Verdient onze achting niet; hy heeft een' lagen geest. Uw hart befchreit een'zoon!...Die droefheid fteunt op reden. Natuur laat in den mensch niet licht haar kracht vertreden; Te zwichten voor haar ftem is helden niet onwaard'. Farnefe zal uw' zoon verwyzen tot het zwaard: Indien gy Parma dringt van Doorniks muur te vlugten, Dan heeft uw zoon de dood voor 't oog van't heir te duchten; En zo de dwingeland begunstigd word door 't lot, Dan fterft uw zoon gewis in Doornik op 't fchavot. Zyn hoofd is in gevaar; men heeft my dit doen weten; Doch Parma is op hem min dan op my gebeten. Duld dat, voor 't geen gy deed, ik u erkentnis toon': Sta my één' voorflag toe, ter redding van uw' zoon. M ARIA. Een' voorflag om myn' zoon aanSpanjes wraak te onttrekken! Estreltes!... Welk een hoop! Wat kunt gy my ontdekken ?.., Gy hoopt dan dat men hem 't gevaar onttrekken zou! Wat kunt gy -/oor hem bien? Es-  TREURSPEL. 23 ESTRELLES, kniekr.de. Dit gryze hoofd, mevrouw! MARIA, met verbaasdheid, van hem afdeinzende. Estrelles! ESTRELLES, met levendigheid opjlaande, en naar haar toetredende. Sidder niet. Laat my den vyand nopen Uw moedig kroost te ontdaan; voor't minst laat my dit hopen. Farnefe zwoer myn' val; ik kan zyn wraak ontgaan, Wanneer 't ons volk gelukt hem uit het veld te flaan: Vergun me, eer wy zyn heir naar dezen muur zien fnellen, Dat ik, uit mynen naam, den dwingland voor doe Hellen Dat hy uw' zoon ontfla , dat die in vryheid leev', En ik me, in plaats uws zoons, gevangen overgeev*. 'kZal bygefchrift, met vreugd, my tot die daad verbinden. Myn voordel zal gewis by Parma ingang vinden. Hy haat my, om myn trouw voor Nasfaus prins betoond; Ik heb de hofparty veel vrinden afgetroond; Dit 's wanbedryfs genoeg. De zucht om zich te wreken Is by de grooten fterk; dit lyd geen tegenfpreken : Hun hart, éénmaal vertoornd, helt meest tot tiranny. Stel vast dat myn ontwerp uw' zoon ten nutt'gedy'! Een oude vyandfchap , die wortels heeft gefchoten, Werkt krachtigst in het hart der onverzoenbre grooten. Ik zeg,Farnefe haat me; ik kan zyn wraak ontgaan: Laat ons, tot heil uws zoons, zyn wraak ten dienfte Haan. Gelegenheid, heldin l om zeker my te vellen, Z ü Parma Espinoi licht doen irr vryheid Hellen. Deze Itaaljaanfche leeuw, reeds happend' naar uw' zoon, B 4 Ver-  2+ MARIA VAN LALAIN, Verlaat' die prooije, om 't aas door my hem aangeboón. MARIA. AU' wat ik hoor verbaast me! Estrelles! hoe! kan 't wezen. ó Hemel! moet dan vrind en vyand my doen vreezen ?' "' Wat dnngt u tot een taal, die zo uitfporig is? ESTRELLES. Myne achting voor uw' moed, en myne erkentenis. MARIA. Die beiden zyn my wreed, als zy myn glori krenken Hy,d.e my waarlyk kent, moet beter van my denkenIk waar' verachting waard', zo ik u toe kon Haan t Geen uw te woeste moed my zinloos voor durft flaan Gykent myn'zoon, enmy; en durft... Hoe kunt gy hopen Dat hy of ik zyn heil voor iemants val zou koopen? Myn zoon kent zynen pligt; wat ftorm hem ook beftook', Hy zal zyn' pügt voldoen; voldoe den uwen ook. Tot noch toe eischt uw pligt datgy voor 't land zult leven. ESTRELLES. Nooit kan ik 't land meer blyk van zuivre liefde geven, Dan dat myn trouw, daar ik byna heb uitgeleefd, 't Een' jongen held hergeev', die moed en oordeel heeft En van wiens oorlogsdeugd, die zich alom deed achten' 't Mishandeld Nederland den grootften dienst kan wachten! MARIA. 't Mishandeld Nederland eischt noch niets, dan uw' moed En arm, in 't oorlogsveld; 't eischt uw verderf, noch bloed Geeft vaderland gehoQr: dit 's de cerftevan uwpligten Befcherm 'tzolang gy kunt, en zwicht, als gy moet zwichten Ge ontwerpt voor 't land een daad, die gy 't niet fchuldig zyt • 't Eischt datgydaarvoor vecht, niet dat gy fchuldloos lyd. Die  TREURSPEL. 25 Die woestheid, daar ge uzelv' door wilt verwareloozen^ Strydmet uw'pligt,alsmensch;als held,moet ze u doen blozen. ESTRELLES. Het fmart my dat myn trouw zich dus beantwoord ziet! Ik hoorde altyd den moed, de wysbegeerte niet. De haat voor 't Spaansch gebroed, de Item der oorlogswetten, Het buldrend fchietgeweer, de klank der krygstrompetten, Het romlend tromgeluid, 't geklap door 't heldenftaal Verwekt op yzren helm, of beuklaar van metaal, 'tGekerm, t gebriesch van't ros,ten ftryd genoopt door fpor en, Ziedaar al 't gene ik was en ben gewoon te hooren. Zo jeugdige Espinoi flechts naar myn' zin zich fchikk'... AI A R I A. Hy ftemt in uw ontwerp gewis zo min als ik. Hy, op wiens hart, mynheer, uw reden niet kan klemmen, Is onbekwaam om ooit in uw ontwerp te ftemmen. Te verr' getrokken deugd bar.rt woestheid, en men kan Die licht verfchoonen in een' gryzen oorlogsman; Maar jongen Espinoi, zo hoog door u geprezen, Heb ik iets meer geleerd dan oorlogsman te wezen. Doch zo't almoog'yk waar', 'tgecn niet waarfchynlyk is, Dat Spanjes legerhoofd, in dees gefteltenis , Gehoor gave aan 't ontwerp dat gy hem voor wilt ftcllen, En jeugdige Espinoi daartoe kon overhellen... Myn fierheid zou de fchand' van Espinoi verhoên : 'k Zou om zyn zwakheid hem zichzelv' verfoeijendoen. ESTRELLES. Uw ftrenge fierheid ftreeft verr' boven myn verwachting. Ik waande dat een held, alleen door doodsverachting, B s Door  26 MARIA VAN LALAIN, Door ftoutheid in 't gevaar, by 't klinken van 't geweer, Den roem bejagen kon... MARIA. Keer naar den wal, mynheer! Ik hoopte dat uw deugd myn' moed, ter prooi gelaten Aan 't geen... ZESDE T O O N E E L. MA UIA, ESTRELLES, EEN BEVELHEïEEr! DE BEVELHEBBER. Daag op, mevrouw! aan 't hoofd van uw foldaten. De vyand nadert ons. Men hoort aireede alom, By 't klinken der trompet, de fluit en oorlogstrom. Verfchyn, om de oorlogsdeugd der benden op te wekken , Ten val der overmagt, die we op ons aan zien trekken. MARIA, tegen ESTRELLES. Welaan! dat thans uw arm het fiddrend Neerland dien'. Thans eischt uw pligt geen wee,gecn doodsgevaar te ontzien. Ik eisch geen ander blyk van dankbaarheid en achting, Dan't ftryden voor's lands zaak.Voldoe aan myn verwachting. Verfterk me, ó wraak! op 't zien van Spanjes moordgebroed! Verfterk me in 't heetst des ftryds, 6 ftem van Hoornesbloed! Gaan wy,mynheer! gaan wy: laat ons op nieuw doen blyken Dat dreigen noch gevlei dit volk kan doen bezwyken. Het Spaanfche blikfemvuur dreig' vruchtloos Doorniks wal ; En zo men vallen moet... gaan wy met roem ten val. Einde van het tweede bedryf. DER-  TREURSPEL. 27 DERDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld eene zaal. EERSTE TOONEEL. PARMA, MONDRAGON, Spaanfche legerhoofden, en lyfwachten. PARMA. Kastiljes oorlogsvolk voldeed aan myn verwachting, 't Heeft heldenroem verdiend;het winn' Farnefes achting. De Kastiljaan zoek' meer dan de eer van een' foldaat; Hy zy, na zyn' triomf, 's verwonlings toeverlaat. Zyn ftaal, in 't veld ontbloot, zy voor al de aard' te vreezen; Maar, na zyn zegepraal, voegt hem een mensch te wezen. De naam van Kastiljaan, door Alvaas woede onteerd, Verftrekke op nieuw ten roem waar Parma triomfeert. GantschNeêrland hoor'hoe grootsch myn gunst deesburgrea fpaarde! Men brenge Estrelles lyk met krygsmans eer ter aarde. Ik haatte hem met recht... Zyn dood heeft my voldaan; Ik haat geen' vyand meer als hy niets kan beftaan. Tegen één der legerhoofden. Gy, dat uw zorg de Had voor moord en brand behoede; Onttrek de vrouwenfehare aan onzer benden woede; Tcrwyl ik uit deez' wal, benevens Mondragon, Een oog houde op Oranje, en 't heir van Alencon. Te-  23 MARIA VAN LALAIN, Tegen alle de anderen. Vertrekt. Tegen MONDRAGON. Gy, blyf. TWEEDE T O O N E E L. PARMA, MONDRAGON. PARMA. Uw arm heeft my doen triomferen. In waarheid,Mondragon!gy dwingt me uw deugden te eeren: Gy zyt niet flegts een held in 't hevigst van *t gevecht Maar ook een eerlyk man, die my de waarheid zegt. Een vrind zo ongemeen verdient al ons vertrouwen, 't Is tyd myn hartsgeheim volledig u te ontvouwen; Maar zeg me, eer ik myn hart oprecht aan u ontdekk', Bewaakt uw Waalfche wacht Lalain in haar vertrek ? ' Spreek! hoe gedraagt zyzich, nadat zy Doorniks wallen, Die zy onwinbaar achtte, in onze hand zag vallen ? MONDRAGON. Zyword veel min bewaard, dan heuschgediend, mynbeer. Wat haar gedrag betreft, 't is moedig , als weleer : Wy hoorden haar, met drift, Estrelles lor benyden; En zy befchouwt de dood als 't einde van haar lyden. Zy wacht niets dan uw wraak, zy wacht niets dan haar'val. PARMA. Weet zy reeds dat haar zoon gebragt is in deez' wal ? MONDRAGON. Dit is my onbewust. Ik kon nift lang haar fpreken; Ik  TREURSPEL. 29 Ik ben , na hare komst, terftond dit flot ontweken: Myn byzyn wierd vereischt, om overal de ftad De dekken voor al 't wee dat zy te wachten had. Gy kent uw benden: zy, die zich den buit beloofden... De wreedheid des foldaats bezwalkt de legerhoofden. De zorg, dat 's krygsvolks woede uw glori niet bevlekk', Verbood my met Lalain, dit uur, een lang gefprek. PARMA. 'tVerheugd my haar te zien myn grimmigheid verwachten: Hoe meerder zy myn hart tot wraak bekwaam zal achten, Hoe meer zy van den haat eens overwinnaars vreest, Hoe meer myn heusch onthaal zal werken op haar'geest. Hoor eindlyk myn ontwerp, tot heden u verzwegen. Ik heb voor weinig tyds van 't hof bevel gekregen, Om, zo ik Doorniks muur deed vallen door 't geweer, Lalain te handelen met alle heldeneer; Haar vrindfchap niet alleen door heuschheid op te wekken, Maar, zo 't gefchieden kan, haar aan myn zy' te trekken; En, zo zy weigrig blyft, en 's konings gunst verfmaad, Haar' zoon te ftrafFen, als verrader van den ftaat. Die last ftrookt met myn wit. Ik heb haar aan doen bieden, Om,vóor den ftorm,deez'miiur en haar verderf te ontvlieden; Doch wist, eer ik tot haar u met dit aanbod zond, Dat zy 't verfmaden zou: dat aanbod was een vond, Door Parma uitgedacht, om 't fier gemoed te vleijen, En 't.ééns vermurwd,met vrucht een' ftrikte kunnen fpreiên. Het is myn grootst belang dat ik haar' haat verwinn': Haar fierheid drukt dit volk die eedle ftoutbeid in, Die ons hoogst fchaadlyk is in 't wit waarnaar wy ftreven: Dat is, dit land met fpoed den koning weêr te geven. Dat  30 MARIA VAN LALAIN, Dat Parma, zo 't kan zyn, zich met Lalain verzoen'! 't Geen zy in Doornik deed, kan zy weéï elders doen. Haar invloed op dit volk, op Nasfau en zyn grooten, Is u en my bekend, en al myn togtgenooten. 't Is noodig dat myn list den prins dien fteun ontneem', En zyner vrinden hart allengs van hem vervreem'. Het baat ons niet den prins door kryg-alléén te drukken; Men moet van tyd tot tyd zyn vrinden hem ontrukken. De woeste Rennenberg kon Parma niet weêrflaan, En waant gy dat Lalain myn ftrikken zoude ontgaan ? Ik zal, door zagt onthaal, haar tot myn vrindfchap nopen. Hoe Hout die toeleg zy, 'k durf op 't gelukken hopen : Zeis moedig, vol van haat, en Nasfaus prins getrouw; Dit 's alles my bekend; maar echter ze is een vrouw. Haar kunne is uit den aart, hoe trots in 't wederftreven Genegen om gevlei in 't eind' gehoor te geven; Dit volk, in 't algemeen, word best daardoor verftrikt. Daar is op de aard' geen volk dat beter is gefchikt Om 't juk der liaverny met lydzaamheid te dragen, (Mits dat het door gevlei in kluisters word' geflagen,) Dan 't volk van Nederland: geen Nederlander klaagt, Wat fchatting gy ook eischt,mits gy die minzaam vraagt. Dit volk is, inderdaad, niets dan een kudde fchapen, Vernoegd op fchralen grond te weiden, en te flapen; Maar als men 't onbedacht zyn flaafschheid voelen doet, Verkeert die Iamrenkudde in eenen leeuwenftoet. Toledo heeft verzuimd dit volk in flaap te laten; En, nu 't ééns wakker is, kan ons geweld niet baten: Het worde door gevlei weer in den flaap gefust, Waarin Toledoos roe' het zinloos heeft ontrust. Laat  TREURSPEL. v Laat ons door minzaamheid dit moedig volk doen Lukken. MONDRAGON. Uw vreemd ontwerp verbaast me; ik twyfel aan 't gelukken. Uw fchranderheid, myn prins! doorgrond der volken aart; Gy vormt een groot ontwefp, een'loozen ftaatsman waard'. Maar 't geen ik billyk ducht, of ik moest my bedriegen, Is, dat uw kunst Lalain niet licht in flaap zal wiegen, 't Zyn niet alleen haar haat tot ieder' Kastiljaan, En hare onkreukbre trouw, die uw ontwerp weêrdaan; Neen! noch iets anders prins (trekt uw ontwerp tot hinder: .Zo gy haar' landaart kent, zy kent ons volk niet minder. PARMA. Gevlei met kunst gebruikt kan hopen op geluk, 't Verwinnen van Lalain zy Parmaas meesterftuk! Indien ik, tegen hoop, door haar worde afgewezen, Kan ik meteenig recht haar 's konings wraak doen vreezeit. 'k Zal zorgen dat myn toorn, indien die ééns ontbrand, Niet haatlyk zy in 't oog van 't volk van Nederland. Wie Neêrlands volk belaagt, gy kent te wel hun zeden, Veste all' wat hy bedryft.met kunst,op fchynvan reden; En zorg', dit moet vooral zyn grootfte kunstftuk zyn, Dat zelfs zyn wraak hen niets dan harde nooddwang fchyn'. De koning moet door ons hier weêr 't gezag bekomen... Tot zulk een roemryk eind' zy alles ondernomen! Men myd', zolang men kan, den minden zweem van dwang, En winn' voor eerst Lalain, ten dienst van ons belang. Indien flechts Mondragon, wiens deugd dees volken achten, My helpt... dan durft Farnefe een heilryke uitkomst wachten. MONDRAGON. Wacht van myn hulp, myn heer, al 't geen men wachten kanVan  32 MARIA VAN LALAIN, Van een' getrouw' foldaat, en van een' edelman-' En daar myn eerlyk hart, zo dikwyls u gebleken' Uwe achting tot zich trok, zal ik vrymoedig fprêken Zo uw ontwerp bedoelt om 't lydend Nederland Te onttrekken aan zyn wee, en aan den oorlogsbrand; Zo gy 't zyn' opperheer bevredigd weer wilt geven, En , naar uw'pligt, den bloei des lands wilt doen herleven ; Indien gy, op een wyz', die onzer waardig Zy, Lalain te winnen tracht, ter gunst der hofparty;' Haar niets belooft .dan 't geen gy waarlyk na wilt komen • Vertrouw dan dat het bloed van Mondragon zal itroomen ' Eer hy, ten diende eens wits zo nut, zo gloriryk, In yver, trouw, en moed, wat ge eifchen moogt, bèzwyk' Maar zo ge een fchuldloos volk, gehoond door Al vaas woede' En deerelyk gezweept door Spanjes yzren roede, Door voorgewende deugd, of liefst, ronduit gezeid Door valsch gevlei belaagt, en fchandlyk (bikken fpreid; Dan heb ik ééne gunst, met ernst, van u te fmeeken - ' Dat is, my nooit van hulp, ten dienfte uws wits, te fpreken. PARMA, Kan't wezen dat gy't volk van Neêrland fchuldloos heet? Een volk , dat 's konings eer verwoed met voeten treed ; Dat van de moederkerk zich godloos los dorst rukken • De Roomfche geestlykheid onmenschlyk durft verdrukken : Is 't mooglyk dat dit volk onfchuldig heten kan ? MONDRAGON. Ik ben geenbisfchop, prins! ik ben een oorlogsman. Ik acht de Roomfche kerk, maar doem een woest vermeten Van volk, dat niets bedoelt dan dwang van't vry geweten. Ik zwoer,als krygsman,trouw aan u, myn legerhoofd...! Wat  TREURSPEL. 33 Wat raakt toch een' foldaat wat Neer lands volk gelooft? Ik ben door koning Phlips naar Neerland niet gezonden, Tot onderzoek of 't volk zyn pligten heeft gefchonden; Doch zo veel weet ik toch, dat nooit dit volk voorheen Des vyfden Kareis wet baldadig heeft vertreên; En ik vertrouw dat nooit dit volk ons had bedreden, Had koning Phlips in 't land des keizers fpoor betreden. PARMA. Kan 't wezen, Mondragon! dat gy een volk beftryd, 'tWelk gy, dit blykt te klaar,zo hoogst genegen zyt?... Myn hart wenscht, inderdaad, uw dwaling u te ontrukken. MONDRAGON. Ik wil 't beftryden, prins! maar niet door list verdrukkenMisbruikt de vorst zyn recht, herfteld door onze kling, Hy doe den Hemel van dat misbruik rekening. PARMA. Het is genoeg. Myn wacht! dat hier Lalain verfchyne. Tegen MONDRAGON. Ga, dat alle achterdocht uit uw gemoed verdwyne. Vervoeg u by den zoon van Nederlands heldin; Dat Mondragon dien held ten dienst des konings winn'. Stel hem myn heusch onthaal met kracht van taal te voren; Doe hem zyn waar belang... doe zyn gevaar hem hooren! Die last is uwer waard'. Ik zie zyn moeder. Ga! Zy kiez', dit Haat aan haar, geilrengheid, of genaê. C DER.  34 MARIA VAN LALAIN, DERDE T O O N E E L. PARMA, MARIA. Lyfwachten. ,, PARMA. -INeem hier uw plaats, heldin! Hy wenkt de wachten achterwaarts te wyken, zet zich neder, en vervolgt. Schoon 't lot myn' moed beloonde En Parmaas hoofd met de eer der overwinning kroonde ' En 't oorlogsrecht den man, die overwonnen heeft, Eene uitgeftrekte magt op zyn gevangen geeft, Farnefe acht zich verpligt die eedle fierheid te'eeren, Die hem bezwaarlyk maakte om Doornik te overheer'en In waarheid, deze ftad is u-alléén verpligt Dat haar het lot niet treft van 't ftreng geftraft Mastricht. Uw zoon danke u al de eer, door Parma hem bewezen k Heb duizendmaal myn volk uw voorbeeld aangeprezen En roemde altyd met vreugd die gadelooze vrouw Wier moed zelfs in een' held ten wonder ftrekken'zou De roem van myn' triomf kan iny die vreugd niet geven Die 't gunstig lot my geeft door 't fparen van uw leven ' Ik zag met zielvermaak hoe Hout gy ons beftreed En dat ge in 't heetst des ftorms de grootte wondrendeed. De blydfchap van myn hart, hoe groot, zou grooter wezen, Indien heldin Lalain, nooit hoog genoeg geprezen' Vrindin eens konings waar', die hare deugd waardeert, En zy een beter zaak zo moedig had verweerd. 'k Beklaftt^nmi3^rftand; doch 't fcherpst vernuft kan Het  TREURSPEL. 35 Het fmart my dat ge u deed door Nasfau overhalen... Doch ieder kent zyn list; elk weet dat min zyn moed Dan 't werken op 's volks hart den koning afbreuk doet. Zyn valfche minzaamheid verleid de wyste mannen, En doet hen tegen ons onzinnig famenfpannen; Dus is dat gy door hem uw oog verblinden liet Zo groot een wonder, of zo groot een misdaad niet. Myn koning, tegen wien Oranje u heeft doen woeden, Wel verr' van in zyn hart de minfte wraak te voeden, Beklaagt uw wanbegrip, en drong my ernftig aan Te zorgen dat ons ftaal Lalain niet neer zouflaan: Ik, zonder dit bevel, tot uw behoud gedreven, Heb Mondragon den brief, aan u vertoond,gefchreven; Ik heb uw lyfsgevaar meer dan gyzelf gevreesd, En zwyg hoe uw gedrag te mywaarts is geweest; Uw antwoord... Doch waartoe door twistreên ons te kwellen! Gy kunt uw misgreep noch met allen roem herftellen: Myn koning, met dit volk, maar meest met u, begaan, Bied, door zyn' landvoogdzelv', u zyne vrindfehap aan. 'k Durf hopen dat Lalain, beroemd door eedle daden, De gunst haars opperheers niet roekloos zal verfmaden; Ten minfte hoop ik , dat ze erkentlyk wezen zal Voor de eer aan haar betoond, en 't fparen van deez' wal. MARI A. 'k Ben dankbaar voor uw gunst, en dank den Spaanfchen koning Voor al zyn eerbewys, en al zyn gunstbetooning. Het fmart my, inderdaad, ik zeg 't met hartsverdriet... Uw koning was altyd zo edelmoedig niet! Had Phlips zich als de vorst van Nederland gedragen, C 2 Waar-  3 Ik, die u van de gunst myns konings noch verzeker', Indien ge een' muiteling, gedoemd om hoog verraad,' Oranje, en zyn belang niet meer ten dienfte Haat, Verklaar 'er tevens by, uit naam van uwen koning, Dat, na 't verfmaden van zyn hooge gunstbetoonïng, En 't weigren van den pligt die u word opgelegd, Gy niets te wachten hebt dan de uitfpraak van *t gerecht. VIERDE T O O NE E L. maria, parma, espinoi. Wachten. Espinoi, zyne moeder omhelzende. iVlyn moeder! ma-  TREURSPEL. 41 MARIA. ó Myn zoon! p A R M A , haar fterk aanziende. Doe hem uw liefde blyken, Door 's konings grimmigheid, die gy trotfeert, teontwyken. Keer tot uw' pligt, mevrouw! bedwing uw woeste fpyt. Denk dat uw koning dreigt, en... dat gy moeder zyt. V Y F D E T O O N E E L. MARIA, ESPINOI. Wachten. MARIA. Tiran!... Maar 't is gedaan: ik moet... kan ik verkiezen? Uw moeder moet deez' d:ig hare eer of zoon verliezen!.,. Estrelles! waar'Lalain, door Parmaas krygsgeweld, In 'tftryden op den wal, met u ter neêr geveld, Aan hoe veel bittre fmart had haar de dood onttogen! ESPINOI. Voor 't minst laat noch ons lot een keur in ons vermogenDe held voldoe zyn' pligt, of't fmart ver wekke, of vreugd! De mensch betree' met moed het doornig pad der deugd: By 't inflaan van dien weg is zelden vreugdvoorfpclling, In 't voortgaan vind de mensch doorgaands min rust dan kwelling; Doch aan het eind' des wegs bekroont de roem zyn' moed: Daar heerscht de rust der ziel, en alles is vergoed. Uw keur ontzette u niet: gy móet uw' zoon verliezen. Of moet uw eerverlies voor zyn behoudnis kiezen; Is 't ruooglyk dat Lalain, die nooit de dood ontzag, Met haar verkiezing mart, nu zy noch kiezen mag? Cs MA-  42 MARIA VAN LALAIN, MARIA. Zo ik tot myn bederf het moordgeweer zag frypen, Zo Parmaas beulenftoet Lalain dreigde aan te grype'n Vertrouw vry dat Lalain, ten fchimp van 's vyand* wo'ên , In 't minst niet aarzien zou te doen 'tgeen zy moest doen;' Maar zoud ge, indien myn lot geil eld wierd in uw handen... ESPINOI. 'k Zou doen 't geen ik moest doen, ter fpyt der dwingelanden. Ik kan alleen, ten troost van uw te bittre fmart U wyzen op myn deugd, en op myn heldenhart, Dat ,eer myn bloed door 't zwaard van Parma word vergoten, Zal toonen uit Lalain te wezen voortgefproten. Weleer beftond uw troost in een gegronde hoop, My nut voor 't land te zien in al myn' levensloop. MARIA. 't Verydlen dezer hoop baart my de wreedfte pynen. Ik leef voor 't vaderland; zyn rampen zyn de mynen : Het gruwzaam lot ontrukt, door wetteloos geweld, My niet alleen een' zoon , maar 't va Ierland een' held. Ik heb u opgevoed om voor uw land te leven, En... Espinoi. Ook om voor myn land, als 't wezen moet, te fneven. De dood eens helds, mevrouw! hoe fchandlyk, hoe vol pyn, Kan voor zyn land meer nut dan zelfs zyn leven zyn. Vergun dit land al 't nut van myne dood te trekken: Myn trouw.met bloed geftaafJ,zal't volk ten prikkel ftrekken, Om flraks, als 't lot hun bloed ten dienst eischt van't gemeen, Het u/oor van Espinoi groothartig na te trcên. Myn dood ontfteekt in 't volk de zucht om my te wreken , En  TREURSPEL. 43 En zal in 't hart meer haat tot Spanjes dwang ontfteken. Het bloed ééns helds, door moord, ten dienst des lands vergaan, Brengt duizend helden voort, om naar de wraak te ftaan. Doch daar de tyd verloopt, en gy my toch moet derven Vertroost my door één woord: fpreek, kunt gy my zien MARIA. (derven? Doorzoek niet watik kan... Maar zoude ik 'tmóeten zien! ESPINOI. Ontwyfclbnar, mevrouw! 'k zal Parma niet ontvliên. Belang en wraak alleen bcheerscht de Kastiljanen ; Zy vinden hun vermaak in 't zien van Ncêrlands tranen. Het Spaansch belang vcreischt door list, ofwi ecden dwang, Naar Nasfaus val te Haan, tot Netriands ondergang. Kastilje kan dien prins niet beter ondcrdi ukken, Dan door hem overal zyn vrindenrci te ontrukken. Uw' invloed op dit land kent ieder Kastiljaan; Die invloed doet dit volk voor Nasfau 't aU' beftaan, En helpt het, hoe 't ook lyde , alle oorlogswee te boven; Farnefe noet den prins van zulk een hulp berooven; Van daar zyn vleijery! En, nu hy vruchtloos vleit, Beproeft hy al de kracht van zyne grimmigheid, 't Is noodloos verder 't wit van Parma na te fporen: De krygsman Mondragon heeft my genoeg doen hcoren: Hy heeft zyn' meesters wit getrouw ten dienst geftaan... Toch kondigde ons zyn fmart genoeg ons noodlot aan! De Spaanfche koning eischt dat wy den prins begeven, Of liefst, hy eischt myn dood, of dat wy eerloos levon; Want, om onszelv' te ontdaan van Spanjes tiranny Door afval van 's lands zaak, onteert en u en my. Hier  44 MARIA VAN LALAIN, Hier is geen uitkomst, neen ! het hoofd, of de eer, te misfen Maar... Wat verwilderd oog doet my uw wanhoop gisfen' Wat is uw oogmerk ? MAria, uit een diep gepeins bekomende, en wanhopig uitbarstende, zonder haar' zoon aan te zien. Ja! 't kan met myn' pligt beftaan! ., espinoi, met ongerustheid. Wat wilt ge? MARIA. Uw hoofd terftond van Parmaas wraak ontflaan. * Heb Nasfaus zaak u fteeds op't krachtigst aangeprezen; Had ,k dit niet beftaan, gy ZOud niet fchuklig wezen. Uw 2l,cht tot hem, uw haat tot Spanje fproot uit my; Dat de oorzaak van uw fchuld daarvoor getuchtigd zy' Vaarwel. espinoi, haar wederhoudende. Myn moeder, blyf i Wat weg hebt gy verkoren !... MARIA, zich net kracht losrukkende. Sta af! Is 't nu noch tyd uw tederheid te hooren ? Tegen de wachten. Leid ow' gevangen weg. Tegri ESPINOI. . Wie van ons beiden val'. Vertrouw, eer 't daartoe koom', dat Doornik dav'rcn zal. Einde vim ha derde bedryf. VIER-  TREURSPEL. 45 VIERDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. PARMA) MONDRAGON. Lyf'wachten. PARMA. Myn wacht, weêrhou' Lalain. Tegen MONDRAGON. Men dreigt ons op te komen; 'k Heb Nasfaus optogt reeds met zekerheid vernomen. Die prins, door Alencon verfterkt met Vrankryks magt, Wierd noch door u noch my zo ras te veld verwacht. Dit faamgevoegde heir rukt aan met fnelle fchreden. Uw veldheer heeft geen keur in deze omftandigheden, Dan daadlyk van 't ontwerp, tot Spanjes dienst gefmeed, Voor eeuwig af te zien, met fchaamte en harteleed, En dus, hoe 't my ook fmart', naar 'skonings welbehagen, Het wraakzwaard door den hals van Espinoi te jagen... Ziedaar 't geen ik befloot! MONDRAGON. Wat zegt gy my, mynheer! Wie fchryft die daad u voor? fpreek! is 't uw pligt, of de eer? PARMA. Die beiden dringen my, zo fterk als myn belangen, Het hoofd te treffen van myn' jongen krygsgevangen, Wiens fiere moeder ik, na zyn' verhaasten val, Opdat ze ons hier niet deer', naar Spanje zenden zal. Het fmart my, Mondragon! dat ikmyftrengmoettoorenj Maar  46 MARIA VAN LALAIN, Maar nood, en 's konings last, kan my genoegverfcboooefl. MONDRAGON. Hoe! nood, en 's konings last, belang, uwe eer, uwpligt... P A R M A. Ja... In één woord gezegd, 'tfchavot word opgericht. MONDRAGON. Is dit een middel, prins! om 't volk in fla2p te wiegen? Waar dwaalt gy? Wilt gy my, of wilt geuzelv' bedriegen? PARMA. De ftraf van Espinoi belet myn oogmerk niet, Dewyl zo ftreng een daad op naam van recht gefcWed Ik zocht door zagt onthaal het hart des volks te winnen, En wilde met Lalain dat groote werk beginnen; Ik vleide, en door haar wrok in myn ontwerp gefluit, Barstte ik, door nood geperst, in dreigementen uit; ' En, ééns hiertoe gebragt door haar verwaand trotferên, Is my niet mooglyk nu tot zagtheid weêr te keeren. Wat fchandvlek voor den vorst, Farnefe en Mondragon, Zo 't heir des muitelings, verfterkt door Alencon , De Spaanfche Iegermagt voor Doorniks muur deed bukken Om daarna ons Lalain en Espinoi te ontrukken! Dit denkbeeld is voor my veel wreeder dan de doodt Myn itrengheid, Mondragon! gy ziet het, fpruit uit nood; Zy kan met de eer beftaan , zy ftrookt met myn belangen ' En is voor niemant wreed dan voor myn' krygsgevangen! MONDRAGON. Neen! zy is wreed voor u, voor koning Phlips en my Ze ontluistert u; ze is kwaad voor 's konings heerfchappy • Ze onteert my, nevens u;zeis doodlyk voor dees landen ' En zal hier 't vuur van haat verwoeder doen ontbranden! Is  TREURSPEL. 47 Is dit de weg tot rust? Is 't heilzaam voor den ftaat, Dat gy in koelen bloede een' held ter neder flaat ? PAR MA. Gy kent den aart noch niet der fchrandere Itaaljanen: Zy Horten met een hart dat heimlyk lagcht hun tranen, En minzaam, fchoon vol haat, zo 't flechts hen dienftig zy... Der meesten grooten deugd is niets dan mommery. Myn tranenvloed, by 't lyk van Espinoi vergoten, Wint, zelfs daar ik my wreek, het hart van volk en grooten. MONDRAGON. Die tranenvloed, wel verr'dat zy hier't wraakvuur blusch', En dit ontwaakt gemeen op nieuw in fluimnng fusf, Is een vlamkwekend vocht, in 't brandend vuur gefmeten. Neen, prins! met myne hulp zult ge u geen' moord vermeten. Gy weet dat Mondragon een' andren aart bezit. Uw hart weêrfpreekt uw' mond , ten minfte hoop ik dit. Uw wraak is uit uw fpyt, te fel ontvonkt, gerezen. Gy zyt Toledo niet, gy zult het nimmer wezen! Volvoer geen' kon-ings last, uw'grooten naam ter fchand'; Stel liever Phlips uw ampt met glori weêr ter hand. Myn meester, zo beroemd door honderd kloeke daden, Zou, op een'zweem van recht, in fchuldloos bloed zich baZyn magt misbruiken op een hopelooze vrouw; (den; Haar kerkeren, ten loon van haar roemwaarde trouw; Onze eedlen, in den kryg in Nasfaus boei geflagen , Ter wraak van Espinoi, aan Nasfaus gramfchap wagên; 't Hier dryven doen van bloed , en, in dat wreedbeftaan, Een' moordgalm tegen zich ten Hemel op doen gaan! Neen, eer zal Mondragon voor uwe wraak bezwyken, Dan dulden dat ge uzelv' dus zult verongelyken! Ver-  48 MARIA VAN LALAIN Verfchoon een' gryz' foldaat, wiens hart u teder mint Verfehoon den yver, prins - van een' beproefden vrind' Myn meester kan myn drift my met myn hoofd doen boeten • Befchouw dit gryze hoofd, ik breng het aan uw voeten \ De dood ftrekt Mondragon tot minder py„, dm 'tzien' Dat ooit zyn vrind den naam van dwingeland verdien' Spaar Espinoi, myn prins! om uw gevangen grooten Om uwen roem, om my, om al uw togtgenooten Gy zyt ontroerd! Uw ziel, ó biydfchap ! hoort naar de eer!... Hem de hand kusjchende. De Hemel zy gedankt, ik vind myn' meester weêr! PARMA. Rys op, zo veel ik kan zal ik vergenoegen Uw meester is geneigd zich naar uw' wensdr te voegen De fiere, die myne eer, en die des konings fchond Wier vuist u in den ftrydgevaarlyk heeft gewond,' En fchaamtloos toonen durft ons zinneloos te haten Danke u dat noch haar lot worde aan haar keur gelaten. Kfloeg haar zond* vrucht myn'konings vrindfchap voor; Wdaan d,e trot e geve een nieuw verzoek gehoor: *Moet haar de koning wil *, voor Nasfau nutloos maken; De febrandre Mondragon kan dit ontwerp niet laken • Dat zy en haar geflacht, inftaats-en krygsbedryf, Zolang hier de oorlog duurt, volftrekt onzydig blyv'. Weêrfpreek dit opzet niet; 't zy fpoedig doorgedrevenGy ziet het Mondragon! 'k wil u voldoening geven; Doch ftaat de trotfe lny dat heusch yerzoek n.et ^ beklaag u dan geenszins als ik myzelv' voldoe Ik zie haar'zoon. Ga heen! Blyf Parmaas vrindfchap waarHou al ons oorlogsvolk ten rasfen optogt vaardig, (djg. TWEE-  TREURSPEL. 40 TWEEDE T O Ó N E E L. parma; espinoi, geboeid. Lyf'wachten. espinoi. Het beige u niet, mynheer! dat ik, in Doorniks (lot, Gekluisterd op uw' last, gedoemd tot Hoornes lot, Vol hoop dat uwe gunst myn doutheid zal verfchoonen, My zonder uw verlof durf voor uw oog vertoonen. Verwacht niet dat de man, wiens fierheid nooit bezweek, Op 't zien van 't moordfchavot u laf om 't leven fmcek'. 'k Ben de eerde krygsman niet die Spanje heeft bedreden, En die ten loon daarvan een drafplaats zal betreden; 'k Weet dat de Kastiljaan ons muitelingen noemt, En 't voordaan van ons recht in ons als fnoodheid doemt. Doch fchoon myn fier gemoed u duurzaam is gebleken, Zie Espinoi verneêrd door u voor 't eerst te fmeeken; Dat Parmaas moedig hart daarmeê zich vergenoeg', En zich, zo 't mooglyk zy, naar myne bede voeg': Ik tracht door myn gefmeek geenszins uw wraak te hindren, Ik wil alleen daarvan de haatlykheid vermindren; Dus eischt zelfs uw belang dat gy, hoe fel verdoord, De beê van Espinoi voor zyne dood verhoort. Ik toonde, als oorlogsman, in 't veld geen dood te vreezen, Thans is 't myn pligt ? mynheer! meer zoon dan held te wezen: Kan 't met uw wraak bcdaan, verzend, vóór mynen val, Een moeder die my mint uit deez' verwonnen wal. parma. Die moeder, die u kan, maar u niet wil verfchoonen , D \ Die  SO MARIA VAN LALAIN, Die moeder, die myn gunst zich durft onwaardig toonen, Die moeder, die haar zaak met fchampre taal bepleit, Verdient noch gunstbewys, noch mededoogendheid. Myn inborst vind nochtans in 't wreken geen behagen; De gunst, die Espinoi zyn' landvoogd af durft vragen, Kan ik, die liefst u fpaarde, indien dit kon gefchiên, U toeflaan, mits Lalain myn goedheid eerst verdien'. Zy durft, wat fpoorloosheid! den muiter Nasfau ftyven, Die Vrankryk tegen Phlips arglistig aan durft dry ven; Die niet één pooging deed om haar ten dienst te ftaan, Niets deed om dezen wal van ons beleg te ontflaan, Lalain ter prooije liet aan 't heir der Kastiljanen!... Verr' dat zy zich een' weg tofs konings gunst zou banen, Verr' dat zy zich verzoen' met haren opperheer, Die haar zyn vrindfchap bied, bezwalkt zy 's konings eer, Verdubbelt al haar fchuld, en, 't blykt uit haar gepeinzen... ESPINOI. Zy heeft één deugd, mynheer! ze is trouw,en kan niet veinzen; En, 't zy zy dole, of u met reden weêrftand bied', Eerbiedig deze deugd, en hoon prins Nasfau niet. Laat koning Phlips zyn zaak, Iaat Nasfau zich verweeren j U voegt het koning Phlips, my voegt het Nasfau te eeren'. Indien ge op 's koning last my ftraft,van 't licht berooft, Voldoet gy flechts uw' pligt;myn bloed zy op zyn hoofd! Wel verr' van Phlips ofu om myne ftraf te hoonen, Kan ik in hem de wraak, in u den pligt verfchoonen. Doch fchoon myn moeders moed u ftof tot gramfchap gaf, Vermoord haar niet, mynheer! door 't aanzien van myn ftraf. Zie Espinoi bereid terftond ter dood te treden. Cy hoort... P A R-  TREURSPEL. 51 PARMA. Ik hoor den drang van myne omftandigheden. Uw moeder heeft uw lot en 'thaar' noch in haar hand: 't Geen ik haar voor zal flaan {"trekt u noch haar tot fchand'. Schoon zy my gruwzaam hoonde, ik kan dien hoon vergeten; Zy weet' haar' pligt, mynheer! den mynen moet ik weten. Maar... DERDE T O O N E E L. PARMA, ESPINOI, MARIA. Lyfwachten. MARIA, in het verfchiet, tusfchen eenigt foldaten •vorftelende. "Wederhoud my niet. Barbaarfche beulenftoet, Uw woeste wederltand verdubbelt flechts myn' moed! Met drift op PARMA toefchietende. Tiran! is dit de gunst my door uw' vorst befchoren ? Gy durft my hoonen? my! Gy weigert my te hooren? Gy richt fchavotten op in 't fchuldloos Nederland! Kom, laffe koningsflaaf! zie hier uwe offerhand'. ESPINOI. Myn moeder!... MARIA. Die barbaar zal nooit zyn wit befchieten: Hy, die uw bloed vergiet, zal tevens 't myn' vergieten. Farnefe, indien de wrok op Nederlands tiran, Eén fterfling in uw oog doemwaardig maken kan, Zo haat,in 't hart ontvonkt om 't moorden onzer magen, Om't fchenden van's lands recht.om gruwzaam burgerplagen, Om brand, om moord, om roof, om vrouwenfeheadery, D 2 In  52 MARIA VAN LALAIN, In 't kort, zo ooit de haat tot de ergfte tiranny Strafwaardig is, en 't bloed dat uit my is gefproten Daarom op 't moordfchavot verdient te zyn vergoten,... Zie hier dan 't fchuldigst hart van 't Iydend Nederland; Straf haar, die al haar' haat haar' zoon heeft ingeplant. Barbaar! zie hoe Lalain, wier aart u is gebleken, Haar' dwingland voor haar'zoon om lyfsgenae'durft fmeeken. PARMA.' Lalain is my bekend : ik ken haar yzren hart, Onvatbaar voor de vrees, en moedig in de fmart. ' kDucht,dat, welk gunstbewys de vorst haar moog' betoonen, Haar onverzoenbaar hart haar' opperheer zal hoonen, En dat ik, wat vermaak ik ook uit weldoen fchepp', Niets dan de Iaagfte fmaad van haar te wachten hebb'; Doch fchoon zy Parma fart door onbetaamlyk fpreken, 't Is hem genoeg terflond zyn' hoon te kunnen wreken, En dat hy magtig is oin in dit wreed gefchil Te toonen dat uw lot flechts afhangt van zyn' wil; Ja dat hy u, gedriegd door zyne geesfelroede, Uzelf vernedren ziet tot zulk een lage woede. Maar ftaken we een gefprek dat nutloos is, mevrouw! En dat,zo 't langer duurde, ons faam' onteeren zou. Myn koning heeft de ftraf uws zoons zelf onderfchreven... Welaan! ik neem 'top my.'k zal hem zyn fchuld vergeven. Befchouw hoe fpoorloos gy, door overmaat van moed, Op de eer van Parmaas prins, uw' overwinnaar, woed. 't Schynt dat die vreemde taal uw woede doet bedaren! Geloof me, ik tracht uw' zoon, zo 't mooglyk is, te fparen. Ik waag in waarheid veel door zo veel gunstbewys; Nochtans ik doe 't met vreugd; maar hoor tot welk een'prys. Dc  TREURSPEL. 53 De verst, door u gehoond, vergunde uw' zoon het leven, Mits dat ge u aan de zyde uws konings zoud begeven; Uw weigring treft uw' zoon, zy dringt my tot zyn ftraf: Welaan!zie van 't verbond met mynen koning af, liet word u toegedaan; maar deze gunstbetooning Verpligt voor 't minst Lalain tot zo verre aan haar'koning, Dat zy, die zyn vrindin voldrekt niet wezen wil, Zyn vyandin niet blyve in Neêrlands daatsgefchil. Verklaar flechts, (doe uw' held en zoon dit onderfchryven,) Dat gy, benevens hen, onzydig weuscht te blyven Zolang de kryg dit land, dit fchuldig land! beroert. Gy ziet, mevrouw, waartoe de vrindfchap my vervoert: Ik waag me aan's konings haat, ondanks uw vinnig fmalen. Wilt gy myn gunst op nieuw met bittre fmaad betalen, Ben ik op nieuw by u een loozaart, een tiran, Bedenk dat ik myn gunst niet verder rekken kan, En dat, indien uw' zoon het hoofd word afgeflagen, Gy van die drenge daad niet meer u kunt beklagen. M A R 1A. Een heerlyk gunstbewys! Eerst eischt gy landverraad, Myn' afval van Oranje en 's lands getrouwen daat; Nu word een andre gunst my fchaamtloos aangeprezen. Gy wilt dat myn geflacht voor 't land zal nutloos wezen! Een edele eisch, mynheer! Te leven in de fchand', Of niet meer nut te zyn aan 't lieve vaderland... Ik zal Farnefes gunst niet verder onderzoeken, Maar 't voordel van dien held, gelyk'tmy past, vervloeken. PARMA. Het fmart Farnefe fel dat hy uw hardheid ziet; Uw ramp, de ramp uws zoons... D 3 E s"  54 MARIA VAN LALAIN, espinoi. Spreek van den mynen nie;; Straf Espinoi, voor 't oog van alle uwe oorlogsbenden. De dood ééns mans is niets in de algemeene clenden. De mensch ontfing het licht om 't éénmaal af te ft aan ; De dood is waarlyk niets, als wy met roem vergaan. ' Wat baat den man van ftaat de vryheid, en het leven, Als hy zyn vaderland niet langer hulp kan geven? Wat baat hem rykdom, rang, of de eer van edel bloed, Wanneer hy in zyn land vergeten leven moet ? Myn moeder, zo myn volk in nood myn hulp moet derven , Dan is uw grootfte gunst dat gy uw' zoon laat fterven. Kom, dat uw moed, heldin! in t ftiyden met natuur Zich zo ftandvastig toone als ooit in 't oorlogsvuur. Myn dood plaatst me in 't getal dier groote ftervelingcn, Die van 't befchikkend lot de wondre gunst ontfingen Dat zy door deugd en moed, 's verdrukkers wrok ter fpyt, Hunn' naam ontrukten aan 't vermogen van den tyd. maria, na een weinig zwygens. Welaanldat dwingland Phlips het zoet der wraakzucht fmake; Maar dat ik nevens u myn' naam doorluchtig make ! Dat ik hier Hoorne zy, bekleed gy Egmonds plaats, Dat Parma AIva zy voor de oogen zyns foldaats. Tegen parma. Zie onze trouw, tiran! in ketens triomferen. Uw zwaard kan onzen hals, nooit onze glori deeren,. Ons lot zal heerlyk zyn! De ftraf, ons toebereid, Vereeuwigt u en ons, doch met dit onderfcheid: Het late nagedacht zal onze deugden roemen, En a?als een gedrocht, als een' Toledo doemen, Als  TREURSPEL. 55 A!s een' geveinsden fchelm, en wreedcn moordenaar. Haar' zoon in de armen nemende. Kom, fcheur, tot zulk een' prys, ons naar 't fchavot, barbaar \ PARMA. Gy wilt het dus, welaan! 'k Zal u voldoening geven, Hem ftraiTen met de dood, u ftaffen met het leven : Leef, trotfe vyandin! geteifterd door de fmart Dat gy den Spaanfchen dolk verwoed hem drukte in 'thart* Myn wacht! VIERDE T O O N E E L. PARMA, MARIA, ESPINOI, MONDRAGON. Lyfwachten. MONDRAGON, fchielyk uitkomende, tenvyl de wachten toetreden. 't "\Vord tyd, myn prins! voor uw belang te zorgen: Verwacht Oranjes heir voor dezen muur op morgen. Uw volk, dat vaardig is om tot den itryd te treên, Streve.op uw fpoor,met my,door duizenddooden heen. P A R M A. Ik zal in 's vyands bloed myn' koning wraak verfchaffen; Maar eerst in Espinoi Lalain gevoelig ilraffen. Ga, voer hem ftraks ter ftraf, ontziel hem voor 'tgezigt Van haar, wier vyandfchap ons tot die wraak verpligt. MARIA. Voldoe hem, Mondragon! voldoe den Spaanfchen koning; Vertrap uw' adeldom door zulk een dienstbetooning. PARMA. Volvoer terftond myn' last. D 4 MOK-  56 MARIA VAN-LALAIN, MONDRAGON. Ik volgde uw oorlogsvaan , 1 Niet om uw' beulenftoet, maar krygsvolk voor te gaan. Kan een' uws volks de naam van opperbeul behagen, Prins, ik beny' 't hem niec dien grooten naam te dragen. PARMA. Weêrftreeft my alles dan in 't nypendst van den nood! ó Hemel, is dan 't volk van Nederland zo groot! Kan zelfs hun tegenfpoed de harten onzer vrinden, Dat onzer helden zelf, ó fmaad! aan hen verbinden! Maar, ondanks Mondragon, en al myn oorlogsrot... Tegen MONDRAGON. Tegen de wachten Weêrfpreekmyniet. Engy... Men voer'hen naar't fchavot. MARIA. Gy kunt uw volk, barbaar! die wreede moeite fparenj Ikzelf, ik vlieg vernoegd naar uwe beulenfchareu. Maar eer myn zoon zyn hoofd zal misfen voor myn fchuld, Verwacht een fchouwtooneel waarvan gy fiddren zult. Zy vertrekt. PARMA. Men rukk' hem uit myn oog, en zorge voor haar leven. Hy vervolgt, terwyl de wachten met espinoi vertrekken, en MODRAGON een beweging maakt om hen te volgen. Waar gaat gy, Mondragon ? Gy, die my durft weêrftreven!... MONDRAGON. 'k Ga zorgen voor uwe eer, dit heb ik fteeds gedaan, En zal daarvoor dit uur meer dan voorheen beftaan. De vyand nadert ons. Zo gy met fchand'wilt flerven,... Ontziel eerst my! " Hy vertrekt mtfpoed.'" p A R-  TREURSPEL. 57 PABMA, terwyl MONDRAGON vertrekt. Neen, blyf. Ik zal myn' roem niet derven. Alleen. Is 't mooglyk dat de deugd, zelfs als zy ons weêrftreeft, Ja zelfs op 't grimmig hart, zo veel vermogen heeft! Einde van het vierde bcdryf. Dj V Y F»  53 MARIA VAN LALAIN, VYFDE BEDRYF. Het tooneel verheeld één der vertrekken van MARIA, EERSTE TOONEEL. MARIA. Lyfwachten van PARMA. MARIA. Barbaren! aan wier zorg uw meesters my vertrouwden, Doet Mondragons bevel my hier gevangen houden ? Hy fcheurt my van de markt, ontvoert my 't moordtooneel, En wil niet dat Lalain daarop de hoofdrol fpeel'!... Dank, Hemel! 'k ben voor 't minst op myn' tiran gewroken; 'k Heb reeds de morrerry in Parmaas volk ontdoken. Dc Waalfche legerfchaar', bekoord door mynen moed, Doemt opentlyk Farnefe,om 't woeden op myn bloed. Myn gillend wraakgefchreeuw, myn wanhooop, fpyt.en tranen, r V3 Beroerden zelfs het hart der wreedeKastiljanen; En fchoon hun fmart myn' zoon de dood niet doet ontvliên , Hun morren doet voor 't minst myn dwingelanden zien Dat hunne benden zelf, daar myne tranen vloeijen, Hun meesters fnooden dwang en tiranny verfoeijen. Ziedaar den laatden troost, die thans my overfchict! Hoe veel wilde ik beftaan!... Waarom vermogt ik 't niet? 6 Noodlot!... TWEE-  TREURSPEL. 59. TWEEDE T O O N E E L. maria, parma. Lyf wachten. m a r i a. Beul! treê toe. Is dwingland Phlips bevredigd? Heeft Espinoi, wiens vuist 's lands rechten heeft verdedigd, Zyne onbezweken trouw, voor 't oog van 't oorlogsrot, Reeds met zyn hoofd geboet op Doorniks moordfehavot ? Ducht dat myn wraak, tiran! zyn fchim voldoening geve;... ja! dat zolang ik leev' de Spaanfche Nero beve! Vrees my zelfs in uw boei, vrees 't volk van Mondragon, Uw volk, myn' echtgenoot, Oranje en Alencon. Dit 's 't eerst dat zich Lalain door dreigen moet onteeren; De moordhaars zoons alleen kan haar zo laag verneêren: Maar fldder, of voorkom myn woede door myn' val; Vertrouw vry dat Lalain niet vruchtloos dreigen zal. Het bloed myns zoons, myn bloed! op uw fchavot vergoten, Eischt door myn' mond al 't bloed van uw gevangen grooten. parm a. De ftraf van Espinoi, fchoon op myn' last gefchied... Wyt ze uw hardnekkigheid , Farnefes wreedheid niet. Het bloed uws zoons', dat gy, niet ik, dit uur deed ftroomen, Schreeuwt tegen u, mevrouw; van my zal 't wraak bekomen; Van my, die door uw' drang 'tmet droefheid heb geftort. 'k Zal 't wreken op den geen' die u heeft aangepord Niet naar uw' konings gunst, u aangeboón, te hooren; Op hem, uit wiens bedryf 's lands rampen zyn geboren ; Op hem,wiens vallche deugd het Neèrlandsch oog verblind; Op  6o MARIA VAN LALAIN, Op hem, die u door list aan zyn belang verbind; In 't kort, op Nasfaus prins, de pest van Neêrlands Maten ; Op Nasfau, zonder wien ge uw' koning niet zoudbaten; Op hem, die, door dien haat, door hem u ingedrukt, Deez' dag, door Parmaas zwaard, Lalain haar' zoon ontrukt. Zo diens bedriegers list uw hart niet overheerde, Gy had gewis voldaan aan 't geen uw vorst begeerde; En uw ontzielde zoon... Helaas ! hy leefde noch ! Dus fproot uw' zoons bederf uit Nasfaus fchelmsch bedrog. Kan Parma in den flag den booswicht zelv' niet Mraffen, li Zal in zyn krygsvolks bloed uw' zoon zyn wraak verlchaffen, My wreken, wyl zyn list u tot een hardheid drong Waardoor ik naar het hoofd van myn' gevangen dong. Des muiters heir rukt aan, en enkel op zyn nadren Kookt myn ontMokcn bloed van gramfchap in myne adren. Zo hy , ter wrake uws zoons, durft op myne eedlen woên . Voor elk dier eedlen zal één held van u voldoen. Voorts hoopt ge op Mondragons door u beroerde fcharen, Eén opflag van myn oog bragt reeds die tot bedaren; En daar uw zoon dit uur zyn hoofd derft op 't fchavot, Komt Parma zich van u verzekren in dit flot. Ik heb tot op dit uur de vryheid u gelaten; Maar nu gy't muitvuur Mookt in't hart van myn foldaten, Vergun me, eerdat geuzelve en my meer leeds verwekk', Dat, in dit Mot, ikzelf u tot een wacht verftrekk'. DER-  TREURSPEL. 61 DERDE T O O N E E L. MARIA) PARMA, MONDRAGON. LyJ'wachtenMONDRACON. Kom, Parma! zie 't ontwerp, door u gefmeedmislukken, Uw offer door myn volk het zwaard uws beuls orttrukken, En met triomfgefchal naar Nasfaus heir gevoerd. MARIA. 6 Hemel! PARMA. Vyandin! die 't Waalfche volk beroert, Uw ftraf... MARIA. Barbaar! ik tart uwe yzren geesfelroede. Genoeg dat 's Hemels gunst het hoofd myns zoons behoedde. Genoeg dat zelf uw volk my byftand durfde biên , En dat Farnefe nooit my heeft gedwee gezien! PARMA. Is 't my mislukt, ö trotfe! uw hart gedwee te maken, Gy zult n'et ftrafloos my op nieuw in toorn' doen blaken. Verwacht, nadat myn wraak de hoofden van het rot, Door u beroerd, heeft doen kastyden op 't fchavot. Uw ftraf... Ik vlieg, om 't volk dat my verraad te ftraffen. MONDRAGON. Blyf, prins! Op Mondragon moet gyu wraak verfchaffen. 't Volk, door Lalain beroerd , en weer door u bedaard, Ontrukte op myn bevel uw offer aan het zwaard. P AR-  62 MARIA VAN LALAIN, PARMA. ó Hemel! Mondragon! kuntgy uw' vrind verraden? MONDRAGON. Ik heb myn' vrind belet in fchuldloos bloed te baden... Ik zorgde voor uwe eer, ik had u dit beloofd, En boet dat Hout verraad gewillig met myn hoofd. MARIA. Doorluchte Mondragon! deugdlievend held! myn vader!.. MONDRAGON, zyn kling ontblootende. Zie hier myn zwaard, uw'fteun! het zwaard van uw' verrader, Van hem, die u belet dat gy uwe eer verkort; Zyn kling voor de voeten des landvoogds werpende. Aanvaard het van myn hand, eer 't u gevaarlyk word'. PARMA. Uw ftoutbeid werkt op my verr' boven myn verwachting: Gy hitst my op u aan, en dwingt myn hart tot achting. Ondanks myn' boezemftryd... Vermeetle Mondragon! Zo 't leger van Oranje en van prins Alencon Op morgen in 't gevecht onze oorlogsmagt doet bukken, En 't Nasfaus prins gelukt Lalain myn hand te ontrukken, Denk dat gy rekenfchap aan Phlips verfchtildigd zyt. MONDRAGON. Ik geef hem rekenfchap na 't einde van den ftryd. Indien hy, na een' dienst van meer dan veertig jaren, My, om een daad verricht om zynen roem te fparen, Om de eer van u, myn' vrind! zyn' landvoogd! voor te ftaan, Om zyn gevangen volk van Nasfaus wraakte ontdaan, Om, inéén woord gezegd, een blaam van Spanjes benden, Door Alvaas woede onteerd, trouwhartig af'te wenden; Indien hy, en zyn hof, my doemt om zulk een daad, ' Als-  7 R E U R S P E L. 63 Alsof ik fcbuldig ware aan fchandelyk verraad, Zie hier myn gryze kruin; ik fterf op 't hoogst te vrede: Hy neme in 't graf al de eer van zulk een vonnis mede; En geve aan Nederland en gantsch Europa biyk, Wat dienaars hy begeerde in Neerland, en zyn ryk. VIERDE T O O N E E L. MARIA, PARMA, MONDRAGON, ESPINOI, gewapend. Spaanfche legerhoofden, en lyfwachten. MARIA, haar' zoon ziende. Wat zie ik! ESPINOI. Mondragon! zie my uw volk ontvloden! Op welk een vreemde wyz' hebt gy my hulp geboden ? Hoe! wilt gy Espinoi van Parmaas wraak ontflaan, Om zelf aan 't wraakgeweer van Spanje bloot te ftaan? Zou 't bloed van Espinoi zich van de dood bevryden, Door eenig' eerlyk' man te doen een fchandftraf lyden? Doorluchte Mondragon! hoe! acht gy my bekwaam, Ten hoon van myn geflacht te leven met die blaam? Tegen PARMA. Het hart van dezen held te mywaarts v/as te teder. Geef hem uw vrindfchap,prins! geef my myn kluisters weder. Zie hier myn wapens; kom! ken Neêrlands volk , mynheer! Zie wat het kiest, de dood, of 't leven zonder eer. MARIA. Gy zyt myn liefde waard' veel meer dan ooit voordezen. Ik dank des Hemels gunst die u myn zoon deed wezen 1 Ik  6i MARIA VAN LALAIN, Ik juigchte toen ge ontkwaamt aan uw' geweldenaar, Thans juigch ik om uw deugd, ondanks uw nieuw gevaar. Tegen PARMA. Dit 's 't eerst dat voor uw oog barbaar! myn tranen ftroomen; De heldendeugd myns zoons doet die te voorfchyn komen. Indien die heldenmoed uw ziel niet treffen kan , Zie hier uwe offers; kom ! wees meer dan ooit tiran. MONDRAGON. Beraad u kort, mynheer. Oranje*heir komt nader, En nevens dezen prins komt uw gevangens vader: Myn kling is in uw magt; ik roer die niet weêr aan, 't En zy uw deugd mynoop' daaraan dehandteflaan. ESPINOI. Zo gy de kracht niet kent van 't moederlyke harte, Gy kent het harte eens zoons op 't zien van moeders fmarte: Ach! toen ge in Brusfels hof de Neêrlandfche edeliiên 't Beruchte fmeekgefchrift uw moeder aan zaagt biên, Toen zy een' opftand vreesde, en gy, door fchrik bevangen t In uwe tedre jeugd, met tranen op de wangen,. Haar fidderende kniên omarmende, in haar pyn... Die ééns elendig was kan die wreedaartig zyn! PARMA, ontroerd. ó Hemel! was 't myn lot naar Neerlands val te dingen! Door welk een heldenvolk ziet Parma zich omringen! Wat baat myn loos beleid, en fnerpende oorlogsroe' ? Dit volk is vreeslyk, zelfs tot in zyn vrouwen toe. 't Durft in zyn kluisters zelfs myn hart bcoorelogen, 't Ontfcheurt my held by held!... J¥a een weinig zwygens. 't Perst tranen uit myne oogen! Mogt  TREURSPEL. cS Mogt zulk een volk, zo groot, door kracht van ziel zo fterk, De vrind zyn van vorst Phlips, en van de moederkerk! Kun afval van de leer', door Rome voorgefchreven. Maar Nasfau heeft alleen daartoe hen aangedreven! ó Rome! 6 Nederland!óPhlips!.. Maar'tmoet gefchiên! Tegen maria. Gy zegepraalt! Myn hart hebt gy ontroerd gezien! Tegen espinoi, hem naar zyne moeder leidende. Lest, edelmoedigheid! Omarm uw dappre moeder. m a ri a j haar' zoon omhelzende. Myn zoon! espinoi. Myn moeder, ach! parma. Gy zyt myne eerbehoeder, Doorluchte Mondragon! Aanvaard uw ftaal van my. Dat Mondragon noch lang Farnefes leidsman zy. Ons ftaat de haat van 't hof,om ons gedrag,te vreezen; Maar 't lust my by den vorst een' Mondragon te weezen! Gy weet dat Phlips dit volk met grimmige oogen ziet; Maar Phlips is uit den aart zo wreed een dwingland niet; Zyn ftrengheid fpruit uit hen die zynen troon omringen... Wat vorst is niet omringd van fnoode hovelingen! Doch daar de koning word door kwaden raad geleid, Beftryden wy dit volk met edelmoedigheid, •k Wil Neêrlands volk Oranje als vyand doen befchouwen, En hen, door zagt bellier,hunn' opftand doen berouwen! maria. Verwacht van Neêrhnds volk een onverbreekbre trouw, Zo 't zich met Phlips verzoen', maar nooit zulk een berouw, E Denk  66 MARIA VAN LALAIN, Denk ook niet dat dit volk, hoe temloos in zyn woede, Een' prins met ondank loon' die't land voor't juk behoedde: Erkentnis is dit volk, in voor-en tegenfpocd, Zo eigen als de trouw, ftandvastigbeid en moed. Uit welk een' grond, mynheer, uw goedheid zy gerezen, Het zy ze een veinzery ,het zy ze oprecht moog'wezen, Duld dat ik, fchoon 't me op nieuw mogt Horten in gevaar. By myne erkentnis, u myn meening vry verklaar', 't Is niet voor ons-alléén dat wy uw' vorst beftryden, Wy moeten 't nagedacht van 't Spaanfche juk bevryden; Want wie by ons zyn'pligt dechts voor zichzelv'betracht, Verdient, naar ons begrip , geen' roem by 't nagedacht, 's Volks haat tot koning Phlips en zyne hovelingen, ('t Gevolg der zucht om ons uw dwangjuk op te dringen,) Is al te diep gevest', dan dat men hopen kan, Dat zich dit volk weêr buige in 't juk van zyn' tiran; Maar wilt gy dat dit land met Spanje zy bevredigd, Bewerk dat koning Phlips, die 't vinnig heeft beledigd, En al zyn recht verloor als Néér lands opperheer, Ons eeuwig vry verklare, en als zyn vrinden eer'. Dit 's 't eenig middel, prins! om 't oorlogswoên te ftaken. Indien uw opperheer hier naar 't gezag blyft haken, En door zyne oorlogsmagt dat gruwzaam ftaven wil, Verwacht dan tusfchen ons een eindloos ftaatsgefchil, Waarin gy, wat de vorst zich ook moge onderwinden, Uw' fchat vergillen zult, en veelLalainen vinden. FARM A. 'k Ben zelf een vorst, heldin! myn glori laat niet toe Dat ik zyn majesteit ooit zulk een' voordag doe; Dat voordel voegt alleen aan de algemeené daten. In-  TREURSPEL. <5: Intusfchen, zo 't u lust, kunt gy deez' wal verlaten. Ga heen, verzei uw' zoon naar Nasfaus Iegerfteê; Vertrek naar uw' gemaal, en voer myne achting meê. Op morgen moet myn vuist uwe oorlogsmagt bevechten... Mogt deze ftryd 's lands twist, naar beider wenscb.beflechten! Tegen MONDRAGON. Omhels uw' prins, voor 't oog van dezen oorlogsftoet. Wat eischt gy voor uw' dienst ? MONDRAGON. Een ongeveinsd gemoed, Een zucht tot weldoen , prins! niet fpruitende uit belangen. Nooit tracht ik ander loon voor mynen dienst te ontfangen, Dan Parma groot te zien, en dat hy denk' dat de eer Meer blinkt verdiend door deugd dan door zyn krygsgcwcer. 1773. EINDE.