I094J JS 4;->,  MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Calal. bl. Geschenk van Tooneelstukken , 1841.  DANKBETUIGING AAN DE H E E R I N ACTEERENDE LEDEN, VAN HET TOONEELLIEVEND KUNSTGENOOTSCHAP, TER SPREUXE VOERENDE, OEFENING KfTEEKT KUNST} BIJ GELEGENHEID VAN EENE REPRESENTATIE VAN HET TOONEELSPEL, J O A C H I M; O F, DE ZEGEPRAAL DER OUDERLIEFDE, DOOR MIJ IN VERZEN GEBRAGT: Gegeeven, den li September, MDCCLXXXV.   C5nj die mijn Joachim , dat kind van zo veel fmarten ("), Den vloek onttrokken hebt van 't fchandlijk onverftand, Dat, ongevoeüg voor de tederheid zijns harten, Zün deugden lasterde, en, door trotschheid overmand, Zijne ouderliefde hoonde, om dat zij 'c merk zal draagen Der ongeméenfte deugd, zo lang de wereld ftaat (t): Wat dank ben 'k u verpligt! het kon u dan behaagen Mijne eer te redden! welk een waarlijk groote daad! Wat blijk van vriendfchap, van onfchatbre gunstbewijzen! —> Mijn hart is niet gevormd voor fnoode ondankbaarheid; :Maar 't kan niet vleien; 'tzal u naar verdienste prijzen ; Want liefde voor de kunst heeft u dien roem bereiJ. .—Werd mijn Cfarisf door u ten eeretroon verheeven> Mijn Joachim roem' vrij op onverdiender gunst ' Dat de ijver ons bcziele om naar den prijs te ftreeven Des hoogften roems, zo kweeke onze oefening de kunst; (*_) Aangemerkt als de eer/leling mijner Dichtoefeningen; zijnde vervaardigd, in den jaar e, 1775. Cf J Toen de profa van dit Tooneelfpel in 't licht verfcheen, vond hetzelve wel veele toejuichers, maar niet minder verachters ; men oordeelde dat Joachim eene aandrift zijns harten volgde, die geheel ongeoorloofd was.  Een kunst van ouds bemind door de edelfle verftanden; Zelfs van den w.'jzen man met zorg en vlijt gevoedt; Sch >on ze. aan Natuur verknocht, door ongewijde handen Mishandeld en verkracht, haar' luister derven moet : Geen lange fpotter, zo hij ooit zig durft vermeeten Te dingen naar den prijs, wiens glans hem flechts bekoort, Om dat zij heerlijk blinkt, zij in uw' kring gezeeten, O edle vriendennj! ^'aar toe geen man behoort Die gantsch onwaardig is den tempel intetrceden, Daar kunst , daar zuivre deugd, het teder hart ontgloeit. Daar de onrfeugd wordt geftraft: hij worde niet geleeden Wiens al te onedel hart in uw vernedring groeit: Uw vriendfchap dulde niet dat zij, die roem behaalen, Die dubbeld waardig zijn te pronken met de kroon Der onvergangbaare eer, hun moeite zien betaalen Met fpotternij — weert ver van hun dien bittren hoon; Zo zult gij vrienden zijn van all' die kunst waardeeren; Eefchcrmers van een kunst, die, zonder deugd, zijn kracht Geheel en al verlie«t; zo zult gij fpeelend leeren; Zo blijve uw choor beroemd bij 't laatfte nageflacht — Het zii intüsfchen mij vergund, geachtfte vrinden! Om andermaal de vrucht van mijne liefde en vlijt U optedraagen, en volkomen te ondervinden, Dat gij der edle kunst oprechte vrinden zijt. WILLEM VAM O L LEF SN CASPERSZ.   ■