K É 1 Z Ë ü a a a SIBERIË. I. d e e l.   R E I Z E DOOR RUSLAND NAAR SIBERIË, BEHELZENDE BESCHOUWINGEN VAN DE «dek, gewoonten, regeering, krygs- en burgerstaat, godsdienst, koophandel natuurlyke historie, enz. VAN HET RUSSISCH IYK; op bevel des konings van frankryk gedaan door den abt CBAPPE D'A UTERQCHE. EERSTE DEEL. MZT kaarten en konstplaaten» Te AMSTERDA M, by W, VERMAND EL en J. IV. SMIT, M D C C x C.   Bladz. in VOORREDE. óndericheiden Regeringen een aanvang nemen. Deze Wetten, door den aart der byZondere behoeften beftemd , waren eenvoudig in haren oorfprong, hebbende enkel 3s Volks algemeene welzyn ten doel. De aanwas van nieuwe kundigheden , ongelykheid van rang en middelen, Voiks-verhuizingen en duizend andere, zo zedelyke als natuurlyke, oorzaken hebben aanleiding gegeven tot nieuwe vormen van Staats-beftier , onderling zo zeer van eikanderen verfchillende, als de oorzaken , die dezelve hebben doen invoeren. Gelukkig zy, die onder alle de wiflelingen der menfchelyke zaken de cerfte grond-beginfelen der regerings-wyze, naar de gefchapenheid van hun klimaat, en 's Volks byzonderen aart en natuurlyken plooi gevormd, hebben weten te behouden 5 grond-beginfelen van z-ulk een * 2 we- ïT de eerfte oprechting van Maatfchappyen onder de menfchen, zag men tevens de ftellige Wetten en  iv VOORREDE. wezenlyk aanbelang in alle Wet-geving , uit hoofde van den invloed der Regering op de zeden ! . Het Menfchdom, in wel-opgeftelde Reisbefchryvingen uit deze verfchillende oog-punten befchouwd, ftelt ons eene fchildery, niet minder aangenaam dan nuttig, voor oogen, als zynde een der gefchikfte middelen om den menfch tot kennis op te leiden, en hem den weg tot zyn geluk aan te wyzen. De Filofoof ontmoet hier de hiftorie van den Menfch en die der Natuur; de Staats-man het Staatkundig ftelfel, de belangen en werkelyken tocftand der byzondere Volken* D e Ruffen, in 't begin dezer eeuw in hun land als opgefloten, hadden geene gemeenfchap met het befchaafder deel van Europa. Men wist ter naauwer nood , dat een ruw en ónwetend volk deze bevrozen landftreken bewoonde* Het gewigt, welk Rusland werklyk heeft in het Staatkundig Syftema van ons Wereld-deel , bewyst ten overvloede van wat nut het zy dit Volk en Land naauwkeuriger te kennen. Dcszelfs hiftorie te befchryven is buiten dit beftek, welk zich enkel bepaalt tot het  VOORRED E. v het voegen van eenige nieuwe kundigheden by de gene, die men reeds bezit, en het mededeeien van etlykc byzonderheden ter opheldering van deszelfs &irgerïyke , zedelyke en ftaatkundige gefchiedenis. Hier toe heeft de Heer Chappe het eerfte Stuk van 't eerfte Deel dezes werks gefchikt, waar van wy thans een gedeelte in onze taal geven, en het overige rakende de volkrykheid, den koophandel, de konften en wetenfehappen, geld-middelen', land- en zee-macht, benevens andere merkwaardigheden van Rusland in 't gemeen, of Siberië in 't byzonder, eerlang in een tweede Stuk zullen laten volgen. De teekeningen , naar welke de Konstplatcn, ter afbeeldinge van de kleeding , gebruiken enz. zyn vervaardigd , zyn van den beroemden Heer Le Prince, wiens zonderlinge gave om de Natuur en het Coftume te treffen, waar op hy zich in Rusland zelve heeft toegelegd , zigtbaar in dezelve doorftraalt. Het tweede Stuk des eerftenDeels behelft alle de verrichtingen van den Schryver, zo in Siberië als geduurende zyne reize, als Sterrekundige en Natuurbefchouwer , en is alleen * 3 vqo£  yi VOORREDE. voor eigenlyk gezegde Geleerden gefchreven 5 weshalven wy ons zullen vergenoegen met het weinige , dat den min geoeffenden weetlust van eenige aangenaamheid zou kunnen zyn, in onze Vertalinge uit hetzelve over te nemen. Een korte opgave van den zakelyken inhoud zal dit befluit, zo wy vertrouwen, doen billyken. De eerfte Afdeeling betreft de Land-befchryving. Men kende in 1761. naauwlyks enkele plaatfen, tuffchen Straatsburg en To* bolsk, zynde een' affland van ongeveer 1200. mylen, welker ligging wiskonftig was beftemd. De verbetering der oude Land-kaarten, volgens meetkundige waarnemingen, van de grenzen van Vrankryk af tot Wcenen in Ooftenryk, heeft men den Heer Caffini de Thury te danken. De Heer Chappe , geholpen door eenige waarnemingen van den Heer De Llfle, heeft veel vlyt aangewend om in zyne Kaarten alle de plaatfen, op dezen langen reis-tocht door hem aangedaan, volgens derzelver ware breedte en lengte aan te wyzen; te meer om dat zelfs deRuffifche Atlas, in 1745, voltooid, in dit opzigt zeer gebrekkig is, en hier en daar in een tuffchen-ruimte van hykans 100. mylen niet  VOORREDE, vu niet een enkele plaats teekent. De Schryver befteedt dit eerfte Hoofd-deel om rekenfchap te geven van de hulpmiddelen, waar van hy zich bediend, en de berekeningen, die hy daar uit ontworpen heeft, ten einde den des kundigen gelegenheid te geven om over de juistheid van dit gedeelte zynes Werks te oordeelen, en door nieuwe kundigheden, die men door den tyd mogt verkrygen, zyne mistastingen te verbeteren. D e tweede Afdeeling behelst een uitvoerig yerflag van een' niet min moeilyken dan langwyligen arbeid, het Water-paffen, namelyk, van den geheelen weg van Parys tot Brest, en van daar tot Tobolsk in Siberië , 't welk den Schryver heeft in ftaat gefteld om het gedeelte van onzen Aardkloot, tuffchen deze Steden begrepen, in een menigte van in 't koper gegraveerde Profïls af te beelden , makende in lengte een' afftand van ongeveer 1200. Franfche mylen, met aanwyzing op den kant van de ligging der byzondere plaatfen, rivieren, bergen , en voornamelyk der onderfcheiden Delf-ftoffen, ten aanzien van derzelver hoogten boven 't waterpas der zee. Een onderne-? ming gelyk deze , metter tyd verder agter* 4 VQlgd,  Vin VOORREDE. volgd wordende, werd geoordeeld een aanmerkelyk licht te kunnen yerfpreiden over de Natuurlyke hiftorie van onzen Aardkloot. Deszelfs korst, voor zo verre de kennilTe daar van onder ons bereik valt, beftaat, gelyk men weet, uit verfchillende lagen of beddingen van aarde, zand, mergel, leem, glas enkalk-fteenen, in alle welke men zee-fchelpen aantreft, fpmtyds in banken, die geheel e Pro vintien doorlqopen. Deze beddingen , voortgebragt door het zetfel, welk de wateren in de groote veranderingen, die onze Planeet heeft ondergaan, hebben agtergelaten, vertoonen ons in de Gebergten, Vlakten en Valleien, verfchynfelen met dezegewigtige gebeurteniffen overeenftemmende, uit welke de orde en tyd-beurten, • waar in zy elkander gevolgd zyn, kunnen worden opgemaakt. Om nogthans te dezen opzigte iets met zekerheid te bepalen , wordt vooraf vereifcht dat men de hoogte dezer verfchillende beddingen, ten aanzien van een gemeen waterpas, of hoogtepunt, kenne; als mede welke helling zy in de mcefte Gebergten volgen; de ïigting dezer helling; de ligging der metalen, der mineralen, en in 't gemeen van alle ftof, fen , uit het vergaan der dierlyke en groeiende zelfftandigheden voortgekomen. Een  VOORREDE. ix Een ding heeft men hier by geleerd, dat men niet zogt. Alle Reizigers genoegzaam hebben aan den grond van Siberië een ongemeene verhevenheid toegefchreven; Natuurkundigen hebben dit aangegeven als een waarfchynlyke oorzaak van de overmatige koude, die in dit gewest heerfcht. Uit deze waterpaffing blykt, dat dit een vooroordeel , en wel een zeer ongegrond vooroordeel, is. De Ruffen beelden ons Siberië af als een ander Peru, wegens de overvloedige Goud- en Zilver-mynen en edele Gefteenten, die aldaar gevonden worden. Zeker is het dat het bevrozen Aardryk aldaar Goud- en Zilver-mynen in zich bevat, even als de heete geweiten van de verzengde Luchtftrcek ; men zou zelfs Hgtelyk op de gedagten komen , dat de Natuur hier niet denzelfden weg heeft gehouden als in andere landen, zo men van de formering der Mynen in Siberië mogt oordeëlen uit de ligging der gene, die men dadelyk bewerkt. Te weten, de Mynen van dit land liggen niet befloten, gelyk overal elders, in den boezem van die vervaarlyke klompen rotfen, welker vastheid en aaneenfchakeling ketens van bergen vormen , die onzen Kloot byna rond loopen, * 5 Meest.  je VOORREDE. Meestal treft men dezelve hier aan in weinig verheven gronden, en flegts een of twee voeten onder het oppervlak der Aarde. De befchryving van de innerlyke gefchapenheid van deze, zo wel als van de Yzer- en Kopcr-mynen in het gebergte Poïas, tuffchen Solikamskaïa en Ekatcrinburg ; de hoedanigheid van derzelver erts, en de hoeveelheid van metaal, welke by fmelting uit de honderd pond getrokken wordt, maken het onderwerp van de derde Afdeeling. In de Vierde wordt de waarneming der verfchyninge van Venus in de Zon, het hoofdoogmerk dezer reize , benevens eenige andere Sterrekundige ontdekkingen , met alle vereifchte naauwkeurighcid opgegeven. Dit gedeelte des Werks is aan de liefhebbers der Sterrekunde reeds bekend uit de Memoires de VAcad. des Sciences voor 't jaar ïj6i. , en aan onze Landsgenooten in 't byzonder, uit het Vil. Deel der Uitgez. Verhandel, by F, Houttuin. D e donder wordt thans van de meefte Natuurkundigen tot de Elcktrifche verfchynfelen sets :  VOOR REDE. xi gebragt. Onze Schryver had te Tobolsk veelvuldige gelegenheid om een vermoeden, reeds te voren door hem opgevat, nader te beveftigen; dat, namelyk, de blikfem veelal van de aarde opwaards, en niet uit de wolken nederwaards fchiet, gelyk men gemeenlyk gelooft. Zyne Proef-nemingen des aangaande , en het onderzoek van eenige andere Vraag-ftukken rakende de Elektriciteit, zyn vervat in de vyfde Afdeeling, waar mede dit tweede Stuk ten einde loopt. ♦ De Heer Chappe,'andermaal benoemd om in 1769. ter nader ontdekking van het Verfchilzigt der Zonne mede te werken, had zich voorgefield foort-gelyke navorfchingen in Amerika te ondernemen. Kalifornië, noch veel minder bekend dan Siberië, niet tegenftaande de Natuurlyke en Burgerlyke Hiftorie van dit Schiereiland , onlangs uitgegeven ,, zou aan zyncn werkzamen geest een ruim veld tot waarnemingen hebben geopend; dan de dood heeft de uitvoering van dit zyn voornemen verhinderd , zynde hy in het Dorp St. Jofeph, naby Kaap St. Lucar in Kalifornië , aan een hcerfchende Volks-ziekte overleden, onmidlj-k na het gewigtig verfchynfel van Venus loop over de  xii VOORREDE. de Zonne-fchyf gelukkig te hebben waarge. nomen. He t tweede Deel, insgelyks in twee Stukken , geeft een omftandige befchryving van Kamtfchatka, door den Heer Kracheninnikow in de Ruffifche taal opgefteld , en onder het oog van den zeer kundigen Heer Muller, Sekretaris van de Akademie der Wetenfchappen te Petersburg, in 't Franfch vertaald, en verfierd met geheel nieuwe kaarten , en keurlyke afbeeldingen in prent van den dragt en de levens-wyze der Landzaten. De Heer James Grieve bragt in 1764. dit ftuk uit het Ruffifch in 't Engclfch over , met agterlating van het meerendeel tot de Land-befchryving betreklyk, en zonder Kunst-platen. Die Overzetting heeft men in onze en andere talen gevolgd , en dit ontheft ons van meer te zeggen. Eenige bladen dezer Vertalinge waren reeds afgedrukt, wanneer het Antidote , 011 Examen du mauvais livre, fuperbement imprimé, intitulé Voyage &c. te voorfchyn kwam. De titel, gclyk men ziet, is niet in den befchaafden ftyl, en de doorgaande fchryf-wyze van het  VOORREDE. XIIÏ het gefchrift zelve beantwoordt, in dit opzigt, aan den titel. Dit is te vergeven, alhoewel niet goed te keuren. De Schryver, die voorgeeft een Rus te zyn , was gebelgd wegens den hoon zyncn Landsgenooten door den Heer Chappe aangedaan, in 't geen deze van derzelver onbefchaafdheid heeft te boek geflagen. Men kan boos zyn en echter de waarheid aan zyne zyde hebben. Onze Reiziger heeft kunnen miffen ; hy was niet bedreven in de tale des lands ; hy heeft niet alles kunnen zien, niet alles kunnen nagaan; hy was een Franfchman, en een Franfchman, zo anderen willen, heeft zyne nationale vooroordeelen cn ziet fomtyds kwalyk ; hy heeft werkelyk mis gehad in zyne berisping van den Ambaffadeur Ysbrand Ides , nopens de bevaarbaarheid der rivier Karna voor groote fchepen , gelyk men uit de onlangs in 't licht gegeven Reizen van den Heer John Bell, een' oog-getuige, zien-mag (i). De innerlyke gefteldheid van het wyd-uitgeftrekt Rusland is op verre na niet ten vollen bekend. Dit alles heeft ons deze Beoordeeling, zo verre dezelve gaat (2) , met een' geest van (O I- t>ee!. tl. 187. (a) Namelyk tot bJ. 249. van dit Deel.  xiv VOORREDE, van leerzaamheid doen doorbladeren , met oogmerk om ons de beter onderregting ten nutte te maken. Het weinige dat de Lezer in de Aanteekeningen zal vinden, is al wat wy.'er uit hebben kunnen trekken.  INHOUD van het 1. DEEL. Tp^ag-verhaal der reize van parys over J-S Straatsburg , Weenen , Warschau , Grodno, Mittau, Riga, Petersburg, Mos- cou enz. naar ToBOLSK in SlBERIE. BI. i--I36 luchts-gesteldheid van SlBERIE en de andere Provintien van het Russische Ryk. 137-178 Tafel l van de grootste koude in Siberië en elders waargenomen. ij4 Tafel II. van de hoogten van die plaatsen in Siberië „ waar men de sterkste koude waargenomen heeft , met betrekking tot ce oppervlakte van de zee. i7r Regerincs-vorm in Rusland sedert het jaar 861 tot in den jare 1767. 179-206 Keur van Peter HL , wegens de vryheid van den Adel. 207 Van den Griekschen Godsdienst. 217-248 Keur van Peter L, hakende de hervorming cer Monniken. 249 Be-  INHOUD van het I. DEEL. Beschryving van de Stad Toeolsk derzelver Inwoners, als mede van de Zeden en Gewoonten der Russen enz. 267 DE PLATEN DOOR DEN BINDER IN TE VOEGEN. De algemeens Kaart tegen over BI. r Russische Sleden. 44 Russisch Avondmaal. 68 Een woning van binnen. 104 De Tafel van de koude in Siberië. 154 Gezicht van Tobolsk. 268 Kléeding van 't gemeene volk. 1277 VER-    Bladz. i VERHAAL E ENER R E I Z E n a fcA r SIBERIË. nemen , naa ik Deiioten in Holland fcheep te gaan , om den omflag te vermyden >-an ccn' aanmerkelyken toeftel van werktuigen, tot die waarneming noodig , van Parys tot Petersburg over land te laten vervoeren ; maar het laatfte fchip , welk dien togt ftond te doen, was reeds in zee , en ik dus genoodzaakt te land de reis te ondernemen , 't welk nieuwe fchikkingen vereifchte , die zeer veel van A de ït 'sKonings bevelen en voorfchryvings-brieven van de Academie voorzien , om Venus in haren loop voorby de Zon te Tobolsk te gaan waar-  2 R E I Z Ë de genen, waar op ik te voren ftaat gemaakt had, verfchildcn. Juist ftond de Heer Durieul, Overfte in dienst van den Koning van Polen, op zyn vertrek naar Warfchau ; ik deed hem den voorflag om famen deze reis te doen, en wy vertrokken op het einde van Slagcmaand des jaars 1760., hebbende ik des te meer reden van wel in myn' fchik te zyn , dat ik de gelegenheid van het Hollandfche fchip gemïst had , doordien ik korte dagen voor myn vertrek vernam , dat hetzelve op de Zweedfche kuften was- geftrand. De wegen waren door den menigvuldigen regen zo onbruikbaar geworden, dat wy eerst na agt dagen reizens te Straatsburg aankwamen, daar wy ons twee etmalen ophielden, in de hoop van onze rytuigen te kunnen doen herftellen; doch een menigte van toevallen had dezelve in zulken ftaat gebragt, dat wy' genoodzaakt werden ons van geheel nieuwe te voorzien. Alle myne barometers en thermometers braken in den nacht van den eerlien op den tweeden December, door het vallen van een der- rytuigen in een* floot, die wel vyf of zes voeten diep was. Ons verblyf te Straatsburg gaf my gelegenheid anderen in derzelver plaats te vervaardigen. D e zwarigheden , die wy op onzen togc door Vrankryk ontmoet hadden, deden ons duchtenïn Duitfchland nog erger te zullen ondervinden; ook bedrogen wy ons niec, ze vermeerderden zo raer«  naak SIBERIË. ' § merkelyk, en wy hadden zo veel toevallen door te worftelen , dat wy genoodzaakt waren ons te Ulm op den Donau te begeven; hoewel ik reeds voor myn vertrek van Parys niet onkundig was, dat het bevaren van dezen ftrcom , ter oorzaak van den nevel, diestyds niet zeer veilig was. Ook konden wy niet dan des daags , en dikwerf naar weinige uuren, onze reize voortzetten, zo uit hoofde van dien nevel, als van fommige gevaarlyke plaatfen op de rivier ; waar nog byJcwam, dat deze toen buiten hare oevers ftroomde, 't welk niet alleen den mist nog kwellendcr maakte , maar tevens uitwerkte, dat de bruggen maar een' zeer engen doortogt konden verleenen, zo dat men de bogen reeds op een' grooten afftand moest gade flaan, om die, waar de ftroom minst ihel was, te kunnen kiezen. D e Donau, na de ruime vlakte in den omtrek van Ulm doorfneden te hebben, vervolgt zynen loop tuüchen twee ketenen van bergen. Dezen hebben in den beginne maar een zeer kleine hoogte , en ftaan zeer ver van elkander ; maar verheffen zig ongevoelig meer en meer en komen nader by een , zo dat zy , op den afftand van eenige dagreizen van Ulm , twee onafgebroken ryen uitmaaken , die alleenlyk een keel of engte tufichen beiden laten. Doorgaans ziet men dan; ook op de oevers van de rivier niet dan fteile en onvruchtbare bergen; maar de heuvels, de weiden, en de hieren ginds verfpreide boffchen, VcrA st toö*  ■I li E I Z E toonen in de vruchtbare ftreken, te gelyk met de Steden en Vlekken, telkens nieuwe gezigtcn, die • het bcgeerig oog des Reizigers , die gerust aan boord zit, met cene verfcheidenheid van voorwerpen , het een bchaaglyker dan het ander, ' verlufligen. Het bed van den Donau is op fommige plaatfen van dit gebergte zo naauw ingcfloten , dat men zich wacht die engten op te varen , wanneer men andere vaartuigen befpeurt, die dezelve afzakken ; cn deze korte doortogten eifchen veel omzigtigheid aan den kant van 't fcheepsvolk, om dat deze rotfen , loodrecht oploopende , in geval van fchipbreuk alle hoop van behoudenis affnyden. Deze plaatfelyke omftandigheden noodzaakten ons met kleine dagreizen onzen weg te vervolgen ; dan wy hadden zo dra ons vaartuig niet ten anker , of ik begaf my op de naastgelegen bergen, om derzelver hoogte met den barometer op te nemen. Ik vond 'er geenen, die meêr dan driehonderd of driehonderd en vyftig roeden (Toifes^ hoog waren; hoewel anderen zich verre boven dezen verheften , en hooger werden naar maate zy zich meêr van den Donau verwyderden. Alle deze bergen waren bedekt met fneeuw, waar van men echter op de oevers van de rivier nergens het geringfte bewys konde vinden. Niet  naar SI BERIË. Niet ver van Regensburg verliet ik met den Heer Durieul ons boord, met oogmerk om het daar omliggende land te bczigtigen , en eenige dingen, bctrekkelyk tot de Natuurlyke Hiftorie, waar te nemen ; een oogmerk welk ons altoos bezighield, wanneer wy ons aan land begaven. De Heer Durieul voegde zyne poogingen tot dit einde met dies te grooter yver by de myne, doordien een meêr dan gewoone zagtaartigheid zich in zyn' perfoon met zeer uitgebreide kundigheden paarde. Wy waren pas buiten de fchuit, of hy ontdekte een vreemde Infcriptie, op een'-fteen digt aan den oever van de rivier. Fluks deden wy ons uit de fchuit fchoppen aanbrengen, om den fteen bloot te krygen, en wy begonnen dit jfchrift, welk ons onbekend was, af te teekenen; doch de lengte van hetzelve, zo wel als de fchcrpe koude, en de nacht, die begon te vallen, deden ons befluiten dit werk te ftaken, cn liever den fteen los te graven en met ons aan boord te brengen ; dan deszelfs grootte belette ons dit zonder behulp uit te voeren, 't welk wy gevolglyk in een nabuurig dorp gingen zoeken. De boeren , welke wy medebragten, zeiden ons , dat men een groot getal van diergelyke Infcriptien in den omtrek van deze plaats konde vinden. De menigte dcrzelve deed aanftonds het verwonderlyke, welk wy in deze ontdekking gefteld hadden, verdwynen. Wy zogten, hoewel vry wat Iaat, den waren grond dezer zaak na te vorfchen, en werden eindclyk ontwaar , dat onze ganfche A 3 ont*  6 R E I Z E ontdekking in verfcheiden graven van Jooden beftond, en dat die Infcriptien niet anders waren , dan Graffchriften in de Hebreeuwfche taal daar op uitgehouwen. Hoewel ons dit geval in 't eerft wat onthutfte , kozen wy de party van 'er ons mede te vermaken, en de grooter lighaams oefFening, die wy daar door gehad hadden , deed ons des avonds met dies te beter eetluft aanzkten. Naar boord willende keercn , hadden wy nog het geluk een' jongman, welke zich uit hoofde eener kwalyk heilagen liefde-drift in den Donau werpen wilde, het leven te behouden. Het gefchreeuw van eenige lieden, die hem naliepen , 'deed ons zyn voornemen begrypen, waarop wy hem tegenhielden en in hunne handen overgaven. D e n volgenden dag vertrokken wy, en voeren door de Regensburgfche brug, die men ons als zeer gevaarlyk had befchreven. Tot een beftiflenjd bewys hier van, verhaalde men ons, dat een Ambalfadeur daar was omgekomen ; maar wy bevonden, dat dit ongeluk des Ambafladeurs het eenige was, waar aan deze brug hare befaamdheid had te wyten. Dien zelfden dag omtrent den middag aan land geltapt zynde , om ons in een klein fteedje , aan den Donau gelegen, van mondbehoeften te voorden t vonden wy by onze terug komft , tot onze grao?  naar SIBERIË. 7 groote verwondering , een jonge Juffer t'fchecp ' van omtrent vyftiën of zestien jaren. Hare neêrgefiagen oogen , hare houding , bedeesdheid en kleeding, alles deed ons beflüftén dat zy een ordentelyk meisje was ; zo dat wy haar verzogten jn ons vertrekje te willen treden, waartoe zy zich ook liet overhalen. Verlegenheid en diepe droeffenis waren in hare oogen , die zy van tyd tot tyd flaauwelyk op ons vallen liet , gefchilderd. Wy zogten door alle mogelyke beleefdheden haar eenigen moed in te boezemen X en werden uit haar antwoorden gewaar, dat zy by een' oom woonde, die niet zeer ver van het fteedje, waar wy ons laatft hadden opgehouden, Paftoor was, en dat zy zich ter fluik uit dcszelfs huis had begeven, om dat hy haar, haar's ondanks, den geeftelyken ftaat wilde doen omhelzen. Wy reisden met haar tot aan PaiTau, daar hare vrienden woonden. Wy kwamen op den 24. van Wintermaand aan een groot Dorp, waar wy, als juist Kers-avond zynde , ter Kerk gingen om den dienst te aanhooren. Deze duurde byfter lang , en daar by ontdekte ik den volgenden morgen , dat myne Godsdienftighcid my 't verlies van een' mantelzak gekost had, waar in een groot gedeelte van myn linnen ftak. Dit was het begin van den ondergang myner garderobe , van welke ik zeer weinig tot Parys heb te rug gebragt ; zynde my ook het overige, in 't vervolg van myne reis , ontftolen. A 4 0p  * R E I Z , E O p den zeven en twintigften daar aan volgende kwamen wy teLintz, in den omtrek van wel. ke Stad wy een menigte graniet-fteen zagen, die reeds behouwen was, om tot trappen, fchooriteenen, en andere diergelyke huisveriierfels te dienen; cn het fcheepsvolk zeide ons, dat deze loort van fteen hier omftreeks in overvloed werd gevonden. De Donau verdeelt de Stad Lintz in twee deeIen, welke door middel van een houten brug met elkander gemeenfehap hebben. De lengte van deze brug bepaalde ik op 3J0. naauwkeurig gemeten fchreden, die ik honderd en vyftig roeden gelchat heb , tcrwyl ons fcheepsvolk de diepte van de rivier , ter dezer plaatfe , op honderd vceten , of zeventien roeden ongevaar , begrootte. De mist, die den geheclen morgen van den agt en twintigften boven mate dik geweest was, klaarde tegen den middag op, weshalven wy zonder dralen vertrokken; en dewyl het weêr zich de volgende dagen vry helder hield, werden wy weinig in onze reis vertraagd, en kwamen eindelyk op den 31. van Wintermaand des jaars 1760. te Weenen aan. Ik ontving in deze Hoofdftad een zeer gunftig onthaal van Hunne Keizcrlykc Majeftciten , diede Wetenfchappen en de Academie wel wilden vereeren, door hun believen te kennen te geven, dat ik aan hun wierde geprefenteerd, Terwyl ik  naak SIBERIË. | ik my hier ophield, ging ik 's Keizers kabinet van Natuurlyke Hiftorie bezigtigcn. Men kan hetzelve , uit hoofde der volledige volgreekfen, daar in vervat, onder de fraaiften van Europa rellen. Nergens heb ik een fraaier in de klaffe der Koralen gezien. Het veldtnighuis , waar over "de Prins van Lichtenftein 't bellier heeft, is dubbel waardig gezien te worden, niet alleen wegens de groote hoeveelheid van Artillery-behocften, waar mede die Prins hetzelve heeft voorzien, maar ook om de menigte van allerleie foorten van wapenen , die men 'er aantreft. Deze Prins deed, in 't midden van dit gebouw, een zaal in orde brengen, in welke hy twee fchoone marmeren ftandbcelden plaatfte, één voor den Keizer, en het ander voor de Keizerin. Hunne Majcftciten., het veldtuighuis op een' tyd gaande bezigtigcn, werden op een aangename wyze verrast, door 'er deze verfche blyk van 's Prinfen aankleeving te ontmoeten; doch nog meêr werd het deze, wanneer hy, korten tyd daar na, zyn eigen borst-becld in de zelfde zaal, vlak over die van Hunne Majefteiten, aantrof; een gunst-bewys, welk buiten tegenfpraak voor een' Onderdaan ten hoogftcn ftreelend is, en miffchien nog meerder eer doet aan Hunne Keizerlyke Majefteitcn zelve , wier goedheid en edelmoedigheid de harten innemen van allen , die de eer hebben hen te naderen. De meergemelde Prins bezorgde my een reeks A 5 van  *0 R E I Z E van verftecnd hout uit het Karpatifche Geborgd te, als ook Hukken marmer, en verfcheidenerleie keien, welke van geen minder belang waren. Wetende dat men te Weenen op alle inkomende goederen het ftrengfte onderzoek doet, cn uit dien hoofde vreezende dat myne Inftru. menten, die met de grootfte zorgvuldigheid ingepakt waren, daar door mogten befchadigd worden, had ik den Grave van Staremberg, Ambasfadeur van Hunne Keizerlyke Majefteiten te Parys, vcrzogt te willen bewerken, dat myne Inftrumenten zonder ontpakken mogten doorgelaten worden. Hy had de goedheid om 'er aan den Baron de Chotec, die het opzigt op de tollen had , over te fchryven , en ik had reden over de beleefdheden van dezen Heer, en over de bevelen die hy gegeven had , volkomen vergenoegd te zyn. G e d u u r e n d e myne reis op den Donau had ik de hoogte van den Barometer waargenomen; dan 't gebruik, welk ik voor had van die waarnemingen te maken , vorderde dat ik ze met de gene, die men te Weenen gedaan had, vergeleke. Ik vond 'er den Jefuiet Heil , Hoogleeraar in de Sterrekunde, bekend door zyn ongemeene kundigheid in die Wetenfchap, en door de Ephémérides, waar mede hy de geleerde wereld ieder jaar verrykt. De Jefuiet Licsganig, die zich met goeden uitflag in de zelfde Wetenfchap oeffent, had de  naar SIBERIË. i r de beleefdheid het doen der noodige waarnemingen op zich te nemen, met welke ik de gene, die ik in 't vervolg ftond te maken, zoude kunnen vergelyken ; my inmiddels die mededeclende , welke hy ten tyde van myne vaart op den Donau had aangeteekend. In zyn Obfervatorium bepaalden wy de afwyking van 't Kompas op dertien graden Westwaards , en vergeleken ter zelfder tyd onze barometers: D e Baron van Swieten , eerfte Lyf-arts der Keizerin cn Medegenoot van onze Academie , zeide my, dat hy de electriciteit met zeer goeden uitflag gebruikte , tot het genezen van vloeiingen en andere kwalen van dien aart ; terwyl echter in Vrankryk de lyders daar door zelden eenige verligting ontvangen. Zoude dit ondcrfcheid alleen aan het verfchil der luchtsgefteltcnis te wyten zyn, of is men den rechten weg van dit hulpmiddel toe te dienen nog niet ingeflagen ? Ik verliet deze hoofdftad op den agtften van Louwmaand, onder de grootfte verplichting aan den Hertog de Pralin , toen Ambaffadeur aan 't Weener Hof, voor de goedheid waar mede hy my had overladen. De Heer Favicr, die als Gchcimfchryver vanAmbaffade naar Petersburg ging, voegde zich by ons , en wy kwamen den volgenden dag te Nikolsburg, een kleine en vry wel bebouwde Stad, Men ziet 'cr een rcdelyk fraai ka-  fe R E I Z E kafteel en een fchoone fontein. Brunn, een Stad waar wy dien zelfden dag ftil hielden, is tamelyk fraai, en middelmaatig verfterkt. Het Kafteel ligt op een hoogte. Van Weenen af hadden wy door een vlakte gereisd en een' zeer goeden weg gehad; doch in de nabyheid van Brunn werd dezelve kwaad. Een onzer rytuigen , waar van een wiel gebroken was, bclettede ons voor des avonds om tien uur uit die Stad te vertrekken. Dit toeval had my een' myner barometers gekost, en de laatfte brak den volgenden dag, door 't vallen van den wagen in een' floot. Wy befteedden een gedeelte van den nacht om 'er dien weer uit te arbeiden, nademaal wy voor af de vracht moeiten ontladen, gelyk wy by ieder toeval gewoon waren te doen, 'c welk zo dikmaals gebeurde, dat ik in een geduurige ongeruftheid zat , uit vrees voor myne Inftrumenten. De fakkels , met welke wy ons te Weenen voorzien hadden , begonnen fchaars .te worden, en zonder die zouden wy onmooglyk by nacht hebben kunnen reizen, 't welk my bekommerd maakte dat ik niet tydig genoeg te Tobolsk mogte aankomen. Dien dag kwamen wy op den oever van de rivier Bianavoda , die my omtrent dertig roeden breed fchecn. Doordien zy niet dan aan de kanten bevrozen was, doorwaadden wy dezelve; doch, niet tegenftaandc het water op die plaats maar twee voeten diep was, hadden de paarden hier een' ergen post,  naak SIBERIË. '3 post , zo uit hoofde van het dryf-ys , dat hen zeer hinderde, als van het ys op de oevers, 't welk wy moeften doen breken. Eindelijk kwamen wy den elfden te Neutifchein, van waar wy» na 'er den nacht doorgebragt te hebben, op den: twaalfden 's morgens ten zeven uur weer vertrokken. Aan onze rechter hand , op den afftand van één of anderhalf uur , en fomtyds minder» hadden wy altoos de Karpaks of het Karpatifch gebergte. Wy hielden ons middagmaal te Friedeck , een kleine doch vry volkryke Stad in Silene , alwaar men een groote Jaarmarkt hield. De kleeding van het Stadsvolk hier , en van de boeren in den omtrek , fcheen my gelyk aan die der Inwooncrs van Moravic; de' vrouwen dragen kleine zeer korte rokjes, een foort van kcurslyf, 't welk doorgaans zeer bont is , en een' witten linnen Iluier, dien zy boven op 't hoofd vast maken. De boerinnen winden zich in dezen fluicr, die haar tot aan den gordel reikt; fommige echter hebben maar een wit floers dat op hare fchouders fpeelt. Hare kouffen zyn geheel geplooid, in dier voege dat men dezelve voor een grof lint, omdebeenen gewonden, zou aanzien; kortom hare kleeding en voorkomen zijn beide even belagchelyk. Voor 't overige is 'er 't manvolk redclyk wel gemaakt, en dcszelfs kleeding komt met die der Franfche boeren in vele opzigten overeen. Schoon  14 R E I Z È Sc kook wy nu den 12. van Louwmaand hadden , was de koude nog niec ftreng ; de thermometer ftond maar drie graden onder o ; het fneeuwde fterk. Den 13. daalde de thermometer tot op 5 graden, en hield zich den 14. op dezelfde hoogte ; maar 's nachts daar aan viel hy óp eenmaal tot op 141. Wy waren toen te Bilitz, en vertrokken van daar des morgens ten agt uur in dien feilen vorft, die my te meêr ongemak gaf, doordien ik nog van belang geene koude had ondervonden. Ten twee uur na den middag bereikten wy Zator , doch ons goed niet voor ten elf uur des avonds ; door de herhaalde fchokkcri , welke onze rytuigen hadden moeten doorftaan , waren wy verplicht geworden hetzelve op boeren wagens over te laden. Zator is een groot Vlek op de grenzen van Polen gelegen , waar van de Graaf van Dunin Starost of Heer is. Deze had niet alleen de beleefdheid ons vriendelyk te dringen, om by hem ons verblyf te nemen ; maar ziende dat onze rytuigen in een* zeer flegten Haat waren, deed hy het befte hout in zyn pakhuis opzoeken, en gaf ftipt bevel om dezelve in volkomen orde te doen herftèllen. Alle de verkwikkingen echter» welke 's Graven beleefdheid ons deed genieten , beletteden niet dat wy ons gereed hielden om , zo dra de wagens maar in ftaat waren, te vertrekken. Ondertuffchcn vernamen wy dat de Weichfel nog niet geheel was toegevrozen ; de kou»  naar SIBERIË. koude, die'den 15. zo hevig geweeft was, hield eensgangs op , en de thermometer was den 17. weêr tot o gerezen ; ook waren wy onzeker of die rivier wel binnen korten tyd ten eenemaal zoude digt vriezen, en dit deed ons befluiten het ys te laten in Hukken breken, gelyk gefchiedde; waar op wy dezelve den 18, niet verre van haren oorfprong, in een pont overvoeren, en voorts den 19. te Krakau en den 22. te Warfchau aankwamen. Warschau, de Hoofdflad van Polen, is een zeer fchoone plaats , en men ziet 'er zeer fraaie gebouwen; maar byzondcr is het dat men 'er niet een enkele herberg aantreft. Een vreemdeling, die met niemand bekend was, zoude in gevaar kunnen raken van op ftraat te moeten vernachten ; doch het is te gelyk waar, dat de Polen zo herbergzaam zyn, dat men zulke gevallen maar zelden ziet gebeuren. Ik ontving hier veel beleefdheid van onzen Ambaffadeur den Marquis de Pauhhy, die my op den 13. aan den overleden Koning en aan den Prins van Koerland prefenteerde. D e fchoone kunne verdient in 't algemeen met recht dien naam in Polen ; de vrouwen zyn 'er beminnelyk en haar geest is befchaafd, door hec lezen en door de kennis van verfcheiden talen. In ftaatfy zyn zy doorgaans op zyn Franfch gekleed; maar door den dag dragen zy een Poolfch gc  i6 R E I Z E gewaad, 't welk buiten gemeen bevallig ftaat, en wel wat overeenkomst heeft met het geen onze Dames gebruiken om te paard te ryden. In plaats van kapfcls dragen zy een mutsje a la dragonne, 't welk de welgemaakte onder haar by uitftek fraai ftaat. Zy beminnen het gezelfchap en de vermaken, doch die der liefde zyn hier weinig bekend; ondertulTchen heeft men hare. ingetogenheid ten dezen opzigte meer aan 't bygeloof, d^n aan de befchaving der zeden, aan de luchtsgefteldheid , of aan rechtaartige beginfclen van Godsdienst toe te fchryven. Wy waren hier juist ten tyde van 't Karnaval, en dus in dagen die aan de vrolykheid zyn toegewyd. De Gezanten, i en fommige Poolfche Grooten , gaven feeften van de uiterfte kostbaarheid; doch de verveeling, de gezellinne der ftaatfy en gedwongen plichtplegingen , miste niet daar altoos de eerfte rol te fpelen , terwyl de vermaken naar de Redoute vlogen. D E Redoute is een fchouwfpel, dat in eenige opzigten met het gemaskerd Bal te Parys overéénkomst heeft. Verfchciden vertrekken worden 'er toe afgezonderd; in fommige ziet men danffen, in een ander treft,men dobbel-fpclen aan, en in een ander worden ververfchingen aangeboden. De Polen verfchynen 'er in vermomd gewaad, en dikwils naar 's Lands gewoonte , in een' langen tabbaard met een onderkleed of kamizool 'er onder , en een muts op hun kaal gefchoren hoofd. In 't ge-  naar SIBERIË. 't gemeen zyn de Polen ryzig en' welgemaakt; in al wat aan hun is fchildert zich de Vryheid; hunne fiere houding ichynt te gebieden, dat men de jonge Poolfche Dames , die zy tot hunne dansgezellinnen verkoren hebben , met eerbied behandele. Het zagt en bevallig uitzigt dezer jonge Dames , de levendigheid harer oogen', hare luchtigheid en fyne leest , vormen met de hoedanigheden der Poolfche mannen een zeer byzonder ftrydige vertooning. Den Poolfchcn dans ziét men op deze bals het meest; de danffers fluiten een' kring zo groot als de zaal het toelaat, die zy , elk met zyn dansgenootje aan de hand , rond-danflen , hebbende de voornaamfle perfonen aan 't hoofd. De Heercn hebben weinig beweging; de Dames roeren zich wel wat meêr, doch de dans is met al dat zeer verveelend en verdrietig, en de muzyk , waar mede dezelve verzeld gaat , is het niet minder ; ondertuflehen acht men dien vol deftigheid te fteken. Na dezen dans zyn de Engelfche ContredaniTen meest gcbruiklyk, wier levendigheid genoeg in ftaat is het verdriet , welk de andere door hunne flaaprigheid veroorzaakt hebben , te doen verdwyncn. Polen is vry wel bevolkt; de Adel leeft 'cr in de grootfte onafhangklykheid, terwyl het ryk door de nabuurigc Mogendheden onder 't jok wordt gehouden. Men ziet in dcszelfs ordenB loo-  18 R Ë I Z E loQze regeering een1 Koning zonder gezag, een' Staat zonder tegenweer en opengefteld ter genade van den eerften, die 'er zich meefter van zal willen maken. De landeryen behooren aan de Edelen , welke een gedeelte derzelve onder de Boeren, die hunne flaven zyn , en die zy odk met vee voorzien, vcrdeelen. Zulk een boer behoudt alle de vruchten van 't hem toegewezen land voor zich ; maar hier tegen is hy verplicht vier dagen in de week met zyne offen en paarden zynen Heer ten dienst te Haan , het zy dezè goedvinde hem aan 't bebouwen zyner akkers te zetten , het zy aan eenig ander werk, 't welk in zyne huishouding te pas kan komen. Ieder Heer heeft een foort van Rentmeefler, Podftarost genaamd, dien hy een zekere inkomst in geld of landeryen toelegt. Deze heeft weeleen Wout of Onder-Opziender onder zich , die hem eiken avond omtrent den ftaat van zyn onderhoorig Dorp, en van het werk, rekcnfchap moet geven. Indien deze of gene Slaaf niet tydig genoeg op 't werk komt , of zich daar in niet naar 't goedvinden van den Opziener gedraagt, wordt hy op ftaande voet geftraft; men ontbloot hem den rug en ftrekt hem uit op den grond ; een der Slaven houdt hem vast by 't hoofd , een ander by de voeten , en een derde geeftelt hem met een zweep , die zy Kant'zouk noemen , dat 'er 't bloed by neer loopt. Deze Opziener dryft de Slaven met de zweep in de hand  naar SIBERIË. TJ> hand te werk , even of hy paarden voor had » en behandelt hen op de zelfde manier. Terwyl de mannen op het land bezig zyn, moet het vrouwvolk den hennip van haren Heer bewerken', de wafch opdoen en ander vrouwenwerk verrichten; en wanneer zy 't niet wel maken , doet men haar , zo wel als het manvolk, den Kantzouk gevoelen. Indien een Slaaf zich door de vlugt aan deze dwinglandy zoekt te onttrekken , wordt hy ftraks door de nabuurige Heeren , uit kracht eener onderling gemaakte overéénkomst, te rug gezonden; en de ftraf, die zulk een dan ontvangt, is zo ftreng, dat men maar zelden genoodzaakt is tot het ftellen van zulk een voorbeeld zyn' toevlugt te nemen. De Polen hebben altoos een groot aantal van. Bedienden , welke zy onder hunne Slaven uitkiezen. Elk van deze Bedienden krygt 's weeks een zekere hoeveelheid brood , en 's daags een potagie , die met een foort van gerst, kool en zout wordt toebereid; ook geeft men hun liverei, laarzen, kouiïen, cn des jaars een Louis tot hun verder onderhoud. D e manier, waar op de Polen reizen, noodzaakt hen een zeer groot gevolg van Bedienden 'by zich te hebben , want al wat tot het leven noodzaaklvk is , of tot deszelfs aangenaamheid dient, nemen zy mede; alle hunne mondbehoefB 2 ten,  sc & E I Z E ten , het keukengereedfchap om dezelve tebcreiden, tafels, ftoèlcn en bedden ,en dit zelfs fchoon zy by hunne vrienden gaan huisvesten, dewyl men nergens meêr bedden. vindt dan 'er voor 't huisgezin noodig zyn, en elk onderftelt, dat de reizenden het hunne met zich voeren. De fchattingen worden in Polen alleen dooide Boeren betaald, eri zyn zeer matig. De voornaamfte inkomften der Hecren beftaan in koorn, boter en honig, dien ze midden uit de bofichen halen , waar dezelve door de byen in de ftammen der boomen wordt vergaard. De genen, die overtuigd kunnen worden honigraten , welke hun niet toekwamen, geligt te hebben, moeten hun leven verliezen. Na dat hun vonnis geveld was plag men hen naakt aan den boom te binden, waar uit zy den honig geftolen hadden ; voorts fneed men hun by den navel den buik op, haalde de darmen door de opening, wond dezelve om den boom, en liet de lyders dus op de allerwreedfte wyze fterven ; doch deze ftraf is tegenwoordig naauwlyks meêr in gebruik. Het fcheelt veel dat al de Poolfche Adel op den zelfden voet zoude leven; de meeften hebben wel vafte goederen, maar daar zyn 'er ook die allccnlyk van des Konings weldaden afhangen. In dit ryk kan de Koning niet dan weldoen ; het kwaad doen is buiten zyne magt. Hy alleen heeft het recht om de Starostdyen , of groo-  naar S I B E R J E. 21 groote Landgoederen , weg te geven , en deze gifte gaat niet verder dan voor 't leven van den begiftigden , ten zy zyne Majefteit goed vinde deszeifs erfgenamen op nieuws daar mede te begunftigen. Hier door gebeurt het fomtyds, dat zeer ryke lieden op éénmaal tot de uiterfte armoede vervall"n , en zich gedwongen vinden, om zich met hun ganfche huisgezin in den dienst van de ryken , en dikwerf van de Vreemdelingen , welke zich in Warfchau ophouden ? te begeven. Deze ftaat van dienftbaatheid ftrekt in Polen tot geene vernedering ; als de. Ryks-dag komt verlaat de Adelyke Dic/iftknegt zynen Heer, om daar zyne ftcm tc gaan geven , en het kan 'er naar loopen dat hy een Starostdy verkryge , en een groot Heer worde op zyne beurt. Alle de Poolfche Grooten geven hunne wqningen den naam van Paleizen, fchoon men dezelve voor 't overige maar voor huizen van zeer gemeene lieden zoude aanzien. Eenigen zyn 'er nogthans onder die vry fraai zyn , voor al het Paleis van den Groot-Marfchalk. Op den 27. verliet ik Warfchau met den Heer Favier; wy bedienden ons van 't ys om over de Weisfel te komen, die ter dezer plaats omtrent zestig roeden breed is. Den dag daar aan volgende kwamen wy door het Dorp Pirdeleioya. B 3 Niet,  22 R E I Z E Niet verre van dit Dorp waren, eenige dagen geleden, vyf Franfchen, uit het zelfde huisgezin, door Ruffen vermoord. De Moeder,- welker toenaam Lebel was, dreef te Petersburg fterken handel in juweelen, en had een keer naar Vrankryk ge^ daan, om zich op nieuws daar mede te voorzien; middelerwyl had zy daar hare dochter uitgetrouwd , die haar nu , met haren Schoonzoon, een5 Kantoor-bedienden en een meid, weêr naar Rusland verzelde. Deze Reizigers werden , te Warfchau komende, ontwaar, dat 'er Ruffifche voerlieden waren, die naar Petersburg ftonden te rug te keeren; waarop zy, om zwarer reiskoften uit te winnen , met dat volk over de vracht koop floten , en zich op derzelver wagens plaatften. Tot Wegrow voortgereisd zynde, had de Moeder de onvoorzigtigheid van een gedeelte harer kostbaarheden te laten zien. Straks fmeedden de Rullen het voornemen om hen te vermoorden, en om dit, met dies te minder vrees yan ontdekt te worden , werkftellig te kunnen maken, fielden zy hun voor, dat het noodzaaklyk ware dien morgen om twee uur te vertrekken, onder voorwendfel dat zy anderszins gedwongen zouden zyn een zeer gevaarlyke rivier by nacht over te ïteken. De Reizigers volgden dezen raad ; de beide mansperfonen zaten in het eene rytuig en de drie vrouwen in het ander. Etlyke mylen van Pirdeleiova hadden de RulTen, terwyl deze menfchen in flaap gevallen waren , de beide rytuigen -v^n elkander yerwyderd, Zy begonnen met eerst; de  naar SIBERIË. 53 de beide mansperfonen , met een foort van ponjaarden , die zy altoos aan hunnen gordel dragen , af te maken en daarop begaven zy zich naar 't rytujg van de vrouwen. De jonge vrouw werd aanftonds zonder tegenftand vermoord ; maar de moeder verdedigde zich nog eenigen tyd met een mes , en wondde zelfs eenen der booswichten. De meid meende zich met de vlucht in een bygelegen bofch te zullen redden , doch zy vervolgden en benamen haar ir.sgelyks het leven. Alle deze feiten hebben zy naderhand zejven bekend. Na dus dit geheele huisgezin aan hunne roofzucht opgeofferd te hebben , . werden de koffers opengeflagen, waar zy de kostbaarfté dingen uitnamen en hunnen weg naar huis vervolgden. Een Officier , in dienst van de Keizerin-Koningin , naar Petersburg willende , en eenige uuren na dezen moord de plaats-voorby komende, keerde naar WegroW te rug, om dit droevig voorval aan dé Inwoners bekend te maken. De Prielter, van' wien'ik dit heb , gaf hem de noodige onderrichting y om deze fielten te kunnen nafporen , waarop hy zonder dralen weêr vertrok , en van Dorp tot Dorp na den weg , dien zy genomen hadden , onderzoek deed. Zy hadden den gemeenen weg gehouden , buiten twyffel om dus dies te eerder het Ruffifche Gebied, waar zy zich in zekerheid oordeelden , te bereiken; doch de Officier maakte zo grooten fpoed, dat hy hen, eer zy nog van den Poolfchen grond af waren , agterhaalde, en wel ten huize van Jooden, waar b 4 *y  ?4 R E I Z E ■ zy den buit gebragt en hunne huisveftin- seno'. men hadden. Hy deed hen, niet tegenftaande hunnen en der Jooden tegenftand, in hechtenis nemen , gaf 'er aan de Regeering kennis van, en vervolgde-zyne reis naar Petersburg. Deze gruweldaad maakte hier dies te meêr gerucht, doordien de Polen in 't algemeen zeer herbergzaam zyn, en men 'èr zelden van zulke feiten hoort. Zy konden 'er tegen ons zonder tranen ftorten niet van fpreken , en fchenen troost te vinden in het vertellen "der allergeringfte bedryven van "deze ongelukkige Reizigers, der. zeiver beleefdheid, goedaartigheid, en boven al de volmaakte eensgezindheid der jonggetrouwden , welker wederkeerige tederhartigheid zich by elke gelegenheid had doen zien. Het Ruffifche Hof was zo dra niet van dit voorval verwittigd , of het eifchte de Ruften op, die den moord hadden bedreven. De Polen., en de Vreemdelingen die te Petersburg waren \ itonden over dezen flap verbaasd. Het feit was op Poolfchen grond uitgevoerd , en gevolglyk «was men daar berechtigd om 'er ftraf-orffening over te houden; dan in Rusland oordeelde men het meer overeenkomffig met 's Ryks hoogheid, dat die booswichten niet wierden opgehangen , en het Poolfch Gemeencbest gaf een nieuw bewys van zyne zwakheid , door dezelven over te geyen»  Naar SIBERIË. 2$ Den 29. des morgens om tien uur kwamen wy in een zeer groote koude te Bialiftok; de thermometer ftond binnen in 't rytuig op elf graden onder o. Van Warfchau af hadden wy altoos over een fchoone vlakte gereisd , die van Wegrou, tot op zeven of agt uuren van Bialiftok, overal mét graniet bedekt was. Deze granieten zyn van verfcheiden foorten en verfchillende kleuren; men vindt ze overal ter grootte van vier voet tot op twee duim, en gemcenlyk van vier of vyf duim middelyns; de meeften hebben een ronde gedaante , 't welk te kennen geeft dat ze door het water gerold zyn geweeft. Warschau is geheel met deze granieten geplaveid ; doch in den omtrek van Bialiftok vindt men noch deze noch eenige andere foort van fteenen. Zo dra waren wy niet binnen dit Vlek, dat men als een kleine Stad aanmerken kan, gekomen , of wy gingen het Kafteel van den CrootMarfchalk van Polen, den Heer Braniskc, bezigtigcn, ■ Men komt op 't Kafteel door een groote ftraat, welke aan ieder einde met een fteenen poortaal voorzien is; het eerfte ftaat geheel op zich zelf en kan nergens veel toe dienen ; het ander, koepelswyze opgetrokken, ftrekt ten ingang voor 't Kafteel. Op dit laatfte ziet men een' zonnewyzer, en daar onder een' vergulden griffioen, die de wapens van den Groot-Marfchalk B 5 vaft-  ft E I Z E vafthoudt. Aan wederzyden van het voorplein, 't welk zeer ruim is, ziet men een'vleugel op zyn Romeinfch , en in 't midden van eiken vleugel een groot Paviljoen. Het Hoofd-gebquw zelf ftaat vlaktegen over het poortaal, en men komt'er met een klein voorhuis in. De trap, die op vier marmeren pielaren rust , is eng en verre van grootfch ; agter die pielaren moet men de vertrekken van den Marfchalk en van zyne Gcmalinne zoeken ; de eerften liggen aan de rechter zyde, en de laatften aan de flinker. De vertrekken van den Groot - Marfchalk zyn fchoon , en pronken met een aantal van fraaie. metalen beelden; die van zyne Gemalinne zyn prachtig; het goud, het fchilder- cn beeld-werk praalt daar aan alle kanten , en men moet in de fchikking van al dit den beften fmaak erkennen. Naar beneden gaande komt men vervolgens in baden , welke meêr dan twintig perfonen kunnen bevatten ; doch deze zyn niet in de befte orde. Op de eerfte verdieping vindt men eerst een fraaie zaal, waarin het beeld-werk nogthans maar matig gefneden is; ter rechter en {linkerhand treedt men in verfcheiden vertrekken, die wel zeer fchoon zyn, doch met minder fmaak ingericht, en in alle opzigtea voor die van 's Marfchalks Gemalin moeten wyken. Het vertrek des Konings is ook zeer fraai; dat der Koningin is zeer ryk , maar oud; het bed is geheel in goud geborduurd. D e hoven , de boffchen en de Oranjery zya  n a i i SIBERIË. 27 buitengemeen wel aangelegd ; de wildbaan is uitgeftrekt, wel bepoot, en wordt wel onderhouden ; ze is vol reeën, ook ziet men 'er een fraaie faizantery. Men zoude, dit verblyf befchouwende, eer het paleis van een' Vorst verwachten te zien , dan van een' byzonderen perfoon. Hoewel de Groot-Marfchalk , toen wy daar aankwamen, ■van huis was, werden wy niet te min van zyne Bedienden met beleefdheden overladen, Bialistok is aan een groote onaangenaamheid onderworpen; het ontbreekt 'er aan water, 't welk men van zeer verre , cn gevolglyk met geene geringe koften, derwaards moet doen voeren. Deze Stad ligt midden in een ruime en zeer wel bebouwde vlakte. Wy vertrokken den zelfden dag van daar , cn kwamen ten elf uur des avonds te Sokolka, na van Bialiftok af vele bos■fchen te hebben doorkruist. De thermometer ftond den 30. 's morgens ten agt uur op 11 graad onder o ; niet tegenftaande deze groote koude vonden we echter nergens fneeuw, dan in de bollenen. Ten negen uur bereikten wy den oever van de rivier Memel, welker echte naam Nicmen is, en na deze, als nog maar alleen aan de kanten bevrozen zynde , in een pont overgevaren te hebben, kregen wy een ftraat die tot aan Grodno ftrekt, en, zo wel als die gehcele Stad , met granieten van allerleie kleur geplaveid is. Grodno wordt onderfcheiden in  28 R E I Z E 5h de boven-ftad en beneden-Had ; de eerfte is Jfiët een Kafteel of fterkte voorzien, die op zich zelve ligt, en door middel van een ophaalbrug over een zeer diepe' engte met de Stad gemeenfchap heeft. Van Warfchau tot hier zyn de wegen zeer goed; dan naar mate men het Noorden nadert wordt de grond oneffener en bergachtigcr. Een myl van Rotrica een kleine tocgevrozen rivier willende overtrekken, brak het ys, en een onzer wagens raakte zo vast in 't ilyfc, dat wy Jer dien met alle onze paarden, ten getale van tien, niet weêr konden uittrekken, en genoodzaakt waren nog vier anderen daar by te laten halen. Het was toen elf uur in den avond, en de koude werd boven mate fel. Na dat wy in 't midden van het ys en de fneeuw een vuur gemaakt hadden, en bezig waren onze avond-maaltyd te doen, kwamen de paarden eindelyk aan, en na veel moeite raakten wy uit deze ongelukkige plaats. Naar mate wy onzen weg vervorderden, groeide het getal der bergen, welke óns, fchoon ze ganfeh niet hoog waren, groote zwarigheid veroorzaakten , doordien ze meestal tot den top toe bevrozen waren, cn de paarden fn Polen'niet worden beflagen. Wy kwamen den 31. 's morgens om vier uur aan 'een rivier, die wy in een pont overvoeren, na twee uuren werk gehad te hebben met het ys aan de oevers tc doen breken.1  maai SIBERIË. 29 T e Mcreck , ccn Dorp aan de andere zyde gelegen, namen we nieuwe paarden en vertrokken ook aanftonds van daar. Tc Olitta gekomen maakten wy ons gereed om de Niemen voor de tweedemaal over te trekken, toen men ons kwam zeggen, dat de pont met den Herken ftroom was weggedreven , en dat we een' omweg zouden moeten nemen om te Kowno te komen. Ondertuflehen werd de weg allerergst, cn wy hadden pas een myl voortgereden , wanneer we weêr nieuwe bevrozen bergen ontmoetten, welker opgang zo fteil was 3 dat men alle de paarden voor éénen wagen noodig had om 'er boven op te geraken , zo wel als men 'er ecnigen moest agter aanfpannen , om weêr naar beneden te komen. Den ganfehen nacht tuflehen den 31. van Louwmaand en den 1. van Sprokkelmaand bragten wy door met op dezen trant te reizen , en op dien dag kwamen wy te Gniezno , een Dorp waar van de Graaf van Pafcy Heer is. Deze was toen te Warfchau. Hier geene paarden vindende, lieten wy den Opziener van 't Kafteel om eenigen verzoeken; ook bezorgde hy 'er die zeer goed waren, en ons, niet tegenftaande de afgryslyke wegen , nog voor den middag te Darszoniski bragtcn. In deze plaats ontdekten wy, dat onze voerlieden gedwaald , cn over de twee myien van den weg naar Kowno afgeweken waren. Te rug koeren was al wat wy doen konden ; en nadien de In-  %a R Ë I 2 E Inwoners van 't Dorp ons hoop gaven, dat de Niemen , een vierendeel uurs van daar , geheel zoude toegevrozen wezen , namen wy derwaards onzen weg ; maar dezelve genaderd zynde , bevonden wy het ys te zwak om 'er over te kunnen komen , en zagen ons gedrongen een' anderen weg te kiezen. Digt by het gehucht Podftrava ontmoetten wy een' berg , die wel laag, doch zo fteil en ftyf bevrozen was, dat we, van drie uur *snamiddags tot zes uur des avonds, vergecffch ons beft deden om denzelven te beklimmen. Wy keerden dan naar Podftrava , niet boven een' fnaphaan-fchoot van daar gelegen, terug, lieten de paarden eenige uuren ruften , en trachtten toen op nieuws om over den berg te komen. Ten dezen einde hadden wy alle de Boeren uit het Gehucht mede genomen, en toortfen van fparreboomen doen aanfteken, om onze flambouwen te befparen. Ook raakten wy, na de tien paarden voor éénen wagen gefpannen te hebben, tot op halverwegen van den berg ; doch verder te komen was onmogclyk, fchoon elk zyn best deed, fommigen om de paarden voort te zweepen, en anderen om het rytuig te helpen opfchuivcn ; en wy moeften dus andermaal naar Podftrava te rug keeren, waar wy onze nachtruft namen. Wy hadden, by 't beklimmen van alle die met ys bedekte bergen, altoos te voet moeten gaan , en dit had den Heer Favicr verfcheiden , en zelfs fommige zeer gevaarlyke , vallen veroorzaakt, waar van hy ver- fchci-  naar SIBERIË. fcheiden kneuzingen had weggekregen , die hem geen' geringe pyn deden gevoelen. Het huis, waar wy onzen intrek genomen haddan, was een foort van Herberg, en werd door een' Jood bewoond. Geen fchilder kon de uiterfte elende treffender hebben gemaald. Daar was niet meêr dan één bed voor den Vader en de Moeder; her overig gezin moest op den vloer en op dc walgelykftc leuren flapen. Deze menfehen hebben geen ander licht dan houten fpaantjes , die zy aanfteken en evenwydig met den grond in den muur vaftzetten. Des zomers voeden de Boeren, zo wel hier omftreeks als in Litthauwen , zich met brood ; maar dit ontbreekt hun 's winters, doordien zy het grootfte gedeelte van hun koorn verkoopen, en dan etenzy cacba, 't welk niet anders is dan gepelde gerst, even als ryst in water gekookt. De Polen, die het ftcllen kunnen, eten veel verkensvlccfch cn zuur-kool. Ook hebben zy een potagie die ze barfez noemen ; het nat hier van beftaat in 't fap van beetwortelen , 't welk zy ettelyke maanden in een ton laten zuur worden , en dan met water en room vermengen ; ook doen zy 'er vlecfch in als zy 't hebben , en fpreken van dezen kost als van een groote lekkerny. D e Bewoners van dit Gehucht leven in zulke armoede , dat wy niet dan met veel moeite eenige fchooven ftroo bekomen konden om op te flapen. Wy konden, hoe zeer ook vermoeid, maar wei-  R E I Z E weinig ruften, doordien de geduurige vertragingen, die ons op de reis ontmoetten, een groote ongcruftheid by ons veroorzaakten. De Heer Favier had papieren van groot belang by zich , die hy aan den Marquis de 1'Hópital moest overbrengen , en die zulken fpoed vereifchtcn, dat by al verfcheiden malen genoodzaakt geweest was, den Hertog van Choifeul nopens de menigte van toevallen , welke onze aankomst te Petersburg verwylden , verflag te doen. Een boer , dien wy uitgezonden hadden om nieuwe paarden op te halen, kwam ten vier uur 's morgens te rug zeggen , dat men 'er ons geenen dan ten half wegen had willen zenden, en op dien voet konden zy ons weinig baten; wy befloten dan te onderftaan, of men om den berg zoude kunnen heen komen, en wachtten ten dien einde tot dat het begon te dagen. Alle de Boeren van 't Gehucht, die wy konden by elkander krygen , namen wy mede, en met dezer behulp raakten wy eindelyk op den tweeden 's morgens uit deze plaats , waar wy reeds den dag te voren om drie uur des namiddags waren aangekomen. Wy kwamen des morgens .om elf uur te Kamftiski, en den zelfden dag ten vier uur 's avonds te Kowno. Op den 3. vart Sprokkelmaand rees dc thermometer van den Fleer de Réaumur in éénmaal tot op o, 't welk ons voor dooi-weêr deed duchten; maar den wind des avonds naar 't Noorden gedraaid zynde, daalde hy ook weêr met geen minder  NAAR SIBERIË. 33 der fnelheid. Dezen geheelen dag reisden wy over ecnen vlakken grond. Den vierden in den morgenftond werd de koude wat minder, ftaande de thermometer maar vyf graden onder o; ondertuffchen was de wind zo llerk, dat hy ganfche wolken fneeuw van den grond opjoeg', welke ons veel ongemak veroorzaakten ; eenen ' van onze voerlieden zelfs werd het te bang , zo dat hy ons in 't midden van een bofch verliet en weg liep, zonder dat het mogelyk was hem in te halen , 't welk ons noodzaakte uit het naafte Dorp een' anderen in deszelfs plaats te laten komen. Wy kwamen dien avond om elf uur te Kraski, en den 5. ten tien uur 's morgens te Mittau. Dezen laatften nacht hadden wy veel uitgedaan van de koude , zynde den thermometer tot op elf graden onder o gezakt. Mittau is de Hoofdftad van Koerland en de vcrblyf - plaats van den Hertog. De Stad is fraai, doch gl'ootendcels vry liegt bebouwd. By hét uitgaan ontmoet men het paleis, 't welk de Hertog van Biron, geduurende zyne gunfte by de Czarinne Anna , had doen ftichten , cn 't welk, indien 't voltrokken was, volmaakt fchoon zoude zyn. Van Kowno af waren de wegen zeer goed geweest. Dien zelfden dag bereikten wy de grenzen, welke Lyfland en Rusland van elkander fcheiden , cn trokken door Olin 'c welk een myl C ver-  |4 R E I Z E verder ligt. Het land was nu reeds geheel met fneeuw bedekt, en men begon zich reeds van lieden te bedienen. Ten tien uur des avonds kwamen wy te Riga , alwaar wy voor een Herberg, Krieq genaamd , aftraden. Wy vonden hier den maaltyd geëindigd ; 't gezelfchap was zeer talryk , en zat rondfom een tafel, waar op niets meêr te zien was dan Heffen en glazen. Alle de gaften hadden een pyp in den mond van bykans drie voet lang, cn hielden zich bezig met beurtelings te rooken cn te drinken; fommigen leunden op de tafel , en anderen hadden zich met een achteloze houding en losgetrokken kamifolen op hunne ftoelcn uitgeftrekt; men hoorde niets dan 't geluid, dat door het tegen elkander floten van glazen en nellen, en door de beweging'van de lippen der rookers werd veroorzaakt. Ganfche wolken van rook, niet min verveeleiide voor *t gezigt dan voor den reuk , zag men aan alle kanten opflygen; zo dat men de lieden, die aan't ander einde van 't vertrek zaten, naauwlyks kon onderfcheiden. Van tyd tot tyd kwamen 'er dienstmeisjes te voorfchyn , die wel gemaakt, netjes gekleed en ganfeh niet onbillyk waren , en genoeg zien deden dat ze voor gcene Veflaalfche maagden begeerden door te gaan» W y deden een' ftegten maaltyd, ook hadden wy meêr rust noodig dan eten. Des anderen daags gingen wy de Stad bezien, terwyl men ons fleden vervaardigde, waar op wy onze rytuigen deden plaatfen, R i-  naar. SIBERIË. 30 R i a A is een groote Stad waar fterke koophandel wordt gedreven. Zy ligt aan de rivier de Duna, die wy , om 'er binnen te komen, over 't ys moeiten overtrekken. Deze rivier is omtrent twee-maal zo breed als de Seine. Doordien de Stad niet boven twee mylen van zee afgelegen is, kan men de koopwaren daar heen gemaklyk doen vervoeren. Zy behoorde voormaals aan de Zweden, die dezelve ten tyde van Czar Peter I. verloren, en behoudt nog tot heden de Privilegiën, welke zy by 't verdrag, waar op zy zich aan Rusland overgaf, bedongen had. De inwoners zyn meest allen Kooplieden , en buiten de Vreemdelingen vindt men 'er weinig Adel. >• Na den eten wilden wy een bezoek afleggen by den Gouverneur, die van 't geflacht van Dolgoroucki is ; maar eene onpaslykheid , gevoegd by zyne hooge jaren, was oorzaak dat wy hem niet konden zien. De Heer van Wittinhof, Regerings-raad van Lyfland en Ridder der Orde -van den H. Alexandcr Newski, bewees ons zeer vele beleefdheden. Hy had de dochter van den berügten Generaal Munick , hoewel naar Siberië in ballingfchap ■verzonden, ten huwlyk genomen. Op den 7. waren onze fleden In gereedheid, en wy verlieten Riga dien zelfden dag des avonds ten zes uur; doch naauwlyks waren wy tot op C 2 eea  3« R E I Z E een halve myJ van de Stad gevorderd, of wy bevonden ons in een groote vlakte, die geheel van fneeuw ontbloot was , cn waar het ons dus onmogelyk was rhet lieden over te komen. Hier kwam by dat de nacht zeer donker was, en dat wy in de nabyheid geene hulp konden krygen. Wy ondernamen wcl.de rytuigen weêr op de raden te zetten ; doch , mettegenftaande wy met flambouwen voorzien waren, baarde ons de duiöerheid van den nacht, zo wel als de zwaarte van ons reistuig , onoverkomelyke hinderniffen. Door eenen Tolk, welken ik van Warfchau medegenomen had, deden wy den voerlieden voorflaan , om in 't naafte Dorp hulp te gaan zoeken: maar ftraks ontflond 'er tufTchen dezen en de Rufien een zeer hevig gefchih Onkundig in de taal zynde , was het ons onmogelyk het onderwerp van dit gefchil te ontdekken; en doordien de Tolk zich bezopen had , was 'er ook voor ons geen kans om hem naar reden te doen luimeren of tot zwygen te brengen. Ondertuflchcn waren wy altoos aan een boven mate fcherpe koude blootgefteld, zonder veel hoop te hebben van uit deze verlegenheid te geraken; tot dat wy ten laatften, na veel moeite, begrepen, dat de voerlieden, onder voorwendfel van de duifterheid des nachts, weigerden om byftand te gaan zoeken. I k trad hier op naar hen toe, en liet hun een' roebel (i.) zien; en ftraks vlogen zy allen te ge- 00 Een Ruffifche munt die 5. Franfche livres waardig is.  naar SIBERIË. 37 gelyk weg, zonder dat wy 'er ecnen by ons konden houden, en kwamen een korte poos daarna met eenige boeren te rug. Men begreep dat het genoeg zou zyn, de lieden, die den dienst van voorwielen deden, los te maken en agter de wa* gens aan te binden, 't welk gefchied zynde wy ons om de ftreek van elf uur weêr op weg begaven; maar naauwlyks waren wy eenige pallen voortgereden, of de touwen van de andere Heden braken. De boeren , die nog by ons waren gebleven, deden ons verftaan dat het noodzaaklyk zyn zoude ook de andere lieden los te maken , en dat zy daarin wel behulpzaam wilden zyn, indien wy nog een' roebel voor hun hadden. Twee hadden wy 'er hun reeds gegeven, en cenen aan de voerlieden , 't welk famen twintig livres Franfch geld bedroeg ; dan, hoezeer ook te onvrede van ons dus gedwongen te zien, Honden wy hun hunnen vollen eifch toe, door het groot verlangen 't welk wy hadden , om maar fpoedig van hier voort te raken. Het overige van den nacht, en een gedeelte van den volgenden dag , zetteden wy onze reis buiten tegenfpoed voort. Ondertufichen vermeerderde de fneeuw oogenfchynlyk, en men zag ook op den weg niet anders meêr dan Heden ; het gebeurde had ons doen befluiten ons daar van niet te bedienen , zo lang we anders voort zouden kunnen komen. Deze dag liep echter niet ten einde zonder ons een' allerhevigften ftormwind te doen wdervinden, die van alle kanten ganfche wolken C 3 va»  R E J Z E van fnecuw opjoeg, zo dat we de duidelykfle voorwerpen op eenige roeden afftand naauwlyks konden onderfcheiden. De fneeuw werd met zulk geweld voortgedreven , dat de paarden ieder oogenblik ftaan bleven , zonder dat 'er mogclykheid was om dezelve te doen voortgaan. Ons ongeluk vermeerderde nog, doordien de wagen, waar op ons reistuig was, -met paarden en al in een gat over hoop raakte, 't welk ons allen moed benam; doch wy verlieten ten fpoedigften ons rytuig , en na twee uuren arbeidens waren wy weêr in ftaat onzen weg te vervolgen, waar op wy eindelyk te Lenzenhof aankwamen. Kort daarna ging de wind liggen , en wy/ reisden tot Wolmar voort, zonder, 't welk iets zeldzaams was, eenigen tegenfpoed te ontmoeten. Het land was ten eenenmale met fneeuw bedekt, en tot aan Wolmar hadden wy een' zeer breeden weg gehad; doch van daar af werd dezelve zeer eng> enwy'moefleneen fpoor volgen, 't welk over opgehoopte fneeuw liep, :die de wind tufTcheri paalwerk op één gejaagd had, en waar mén, behalven op de bereden plaatfen , overal inzakte. De voerlieden gebruikten op dezen gevSarlyken weg alle mogelyke omzigtigheid , en wy Honden op 't punt van verlost te worden van dezen" angst, wanneer het rytuig, waar wy zeiven inzaten , in eenmaal verdween, zo dat men naauwlyks de koppen 'der paarden zien kon, en wy in hetzelve' als opgefloten zaten. • Alleen was 'er maar een kleine opening naar het boveneinde van '% por-  NAAR SIBERIË. 39 't portier gebleven, waar door wy 'er zogten uit te raken, zonder te wachten dat men ons kwam helpen. Vergeeffch beproefden wy alle mogelyke middelen om ons rytuig weêr los te krygen, zelfs met 'er alle ds paarden van het andere by aan te fpannen , en wy moeften uit het naafte Dorp fchoppen laten halen, waar mede wy, na een gedeelte van den dag met dien arbeid doorgcbragt te hebben, eindelyk zo wel den wagen als de paarden los groeven. In het eerfte Dorp, daar wy door kwamen, deden wy onze rytuigen op de fleden zetten, en op den 10. ten twee uur na den middag bereikten wy Derpt, waar wy uit eenige Ruften, die van Petersburg kwamen, vetftonden , dat de weg zo hoog met fneeuw bedekt lag, en daar by zo eng was , dat het ondoenlyk zyn zoude 'er met onze rytuigen over te komen; een denkbeeld waar in wy ook door den Poftmeefter werden beveiligd, die ons verzekerde dat wy het op dien voet in geen veertien dagen te Petersburg zouden kunnen brengen. Wy gaven 'er dan onze wagens aan , en verzagen ons in deze Stad van vier fleden, twee voor ons , en de twee andere voor den knegt en het reistuig ; en dus had ik voor de eerftemaal ondervinding van de gemaklykheid om met fleden te reizen. Wy raakten met den grootften fpoed voort , cn waren te gelyk van alle toevallen bevryd. Ondertuflchen werd de koude , naar mate wy Petersburg naderden , van dag tot dag Iterker; op den n. teekende de thermometer, C 4 roid-  4o R E I Z E midden op den dag, elf cn een' halven graad, en daalde geduurende den nacht nog vier of vyf graad lager ; en doordien wy in bykans opene lieden zaten , hadden wy van deze fcherpe koude, waar aan wy niet gewend waren , zeer veel ongemak te lyden. Eindelyk bereikten wy Petersburg op den 13. February, na een reize van derdehalve maand, waarvan ieder dag zo vele toevallen had medegebragt , dat my de hoop reeds was ontzonken geweest, van tydig genoeg tot myn oogmerk in Rusland te komen. Myn eerfte werk was een bezoek te gaan afleggen by den Marquis de 1'Höpital , onzen Ambafladeur, van wien ik veel beleefdheid ontving. Hy ftond op 't punt van te vertrekken , en de Baron de Breteuil bleef als Minifter Plenipotentiaris hier. "Myne reis was ondernomen op het verzoek, welk de Academie van Petersburg aan die van Parys gedaan had , om eenen harer leden naar Siberië te zenden , werwaards zich ook eenige Ruffifche Sterrekundigen ftonden te begeven. Dezen waren reeds voor meêr dan een maand vertrokken, toen ik te Petersburg aankwam; en dit, zo wel als andere zwarigheden, die voor myne aankomst ontftaan waren, had het twyffelachtig gemaakt, of 'er wel iets van myne reis naar Tobolsk zoude worden. Sommige leden van de Aeademie floegen zelfs verfeheiden andere plaatfen  naar SIBERIË. 41 fen van Rusland voor, daar men met vry minder moeite komen konde, en die veel nader by lagen dan Tobolsk; doch de tyd, dien Venus in haren loop over de Zon moest doorbrengen, was in deze Stad veel korter dan op eenige andere plaats van den Aardbodem , en gcene derzclve zoude in ftaat geweest zyn my de voordeelige plaatfing, die Tobolsk my geven konde, te vergoeden. Het kofte my weinig moeite deze redenen aan een' Staatsdienaar, die de kundigheid had van den Baron de Breteuil , te doen fmaken ; en deze vond even weinig zwarigheid by den Groot-Kancelier van Rusland, den Grave van Woronzof, die te gelyk een liefhebber cn een voorftander was van de Wetenfchappen; dus alle de geopperde zwarigheden aan een' kant raakten, en myn vertrek op den 10. van Lentemaand werd bepaald. De Keizerin Elizabeth gaf de naauwkeurigfte bevelen, om myne reis te bevorderen ; en den onderftand , dien ik in Siberië geduurende myn verblyf aldaar genoot , heb ik aan de befcherming, waar onder my dieVorftin nam, te danken. I k was nu , te Petersburg zynde , nog over de agthonderdmylen van Tobolsk; en deze nieuwe reis eifchte nieuwe fchikkingen, en wel van eene ganfeh andere foort dan die , waar mede ik my by myn vertrek uit Vramkryk had opgehouden. Ik moest niet alleen bedden en allerlei gereedC 5 fchap*  42 R E I Z E fchap, dat men in 't daaglykfch gebruik niet ontbeeren kan, medenemen, maar zelfs allerhande foorten van mondbehoeften voor de geheele reis; zulke niet uitgezonderd, wier gebruik het meest noodzaaklyk is, gelyk het brood. Een Tolk was my ook volftrekt noodig , zo wel als een Horologie-maker om myne Slinger-uurwerken, in gevalle van ongeluk , te kunnen herftellen. In alles had ik pas tyds genoeg om myne begeerte te kennen te geven ; altoos werd ik voorgekomen door den Baron -de Breteuil. Deze Heer toonde geen' minder yver voor deze waarneming, dan ik zelf, en het is voornamelyk aan hem dat de Wctenfchappen derzelver goeden uitflag hebben te danken; en war heeft ons Ryk niet boven dien aan dezen waardigen Staatsdienaar dank te weten ! Met al dit was het jaargetyde zo ver gevorderd , dat de dooi te vreezen ftond , voor dat ik Tobolsk bereiken konde, 't welk my dus zoude noodzaken in het midden der boffchen van Siberië te blyven, en gevolglyk het ganfche oogmerk van mynen togt verydelen. Myn eenige hoop plaatfte ik in den fpoed , waar mede het gebruik der fleden toelaat te reizen ; en ik vertrok met vier van dezelve, op den beftemden dag , des avonds uit Petersburg. 'Men onderfcheidt verfchillende foorten van deze fleden, hoewel derzelver maakfel in veler- leie  naar SIBERIË. 43 leie opzigten altoos het zelfde is. Het onderfte gedeelte beftaat uit twee houten, die, van agter af te rekenen, ter lengte van twee of drie voet omtrent zes duim breed en drie dik zyn , vervolgens naar 't ander einde allengskens dunner worden, en voor aan met een bogt, ter hoogte van een voet of twee, naar boven fchieten. Men geeft deze kromte aan 't hout wanneer het fappig is , met het dan in dien ftaat tegen de huizen vast te zetten , waar men het fomtyds een ganfch jaar laat ftaan. Midden onder deze twee houten, welke de voornaamfte ftukken uitmaken, ligt een yzeren beflag , niet dikker dan dat van fchaatfen en van het zelfde gebruik; en zy zyn op den afftand van derdehalf voet, wat meêr of min, door fterke dwars-bouten aan elkander verbonden. Op dit onderftel maakt men met houten pennen een' tweeden raam vast, die van minder zwaar hout wordt genomen; -cn dit met eenige daar in over eind ftaande ftyltjes, welke boven weêr in andere houten vatten die hen verbinden , maakt een geheele flede van 't gemcene flag uit, welk gebruikt wordt om allerhande waren en andere noodzaaklykheden van de eene plaats naar de andere te vervoeren. Deze Heden worden fomwylen door menfehen voortgetrokken ; doch gemeenlyk fpant men 'er verfcheiden paarden voor, en nog meêr óén alleen , door middel van twee boomen , die aan de zyden van de flede worden vastgemaakt. De Voerman gaat op de vracht zitten , en als de ile-  44. R E \ 'L E flede ledig is, ftaat hy 'er altemets overeind iny niet tegenftaande de paarden zo hard loopen als zy kunnen; De andere fleden, die men op reis gebruikt, zyn tweefoortig ; fommige zyn geheel, andere maar half overdekt. Deze laatfte zyn dè gemeenfte , en haar maakfel verfchilt weinig met die ik flus heb befchrevem Men plaatst op den tweeden raam agt regt opftaande ftylen , van dezelfde hoogte met de twee omgekromde einden van het onderftel, cn deze ftylen worden onder met pennen vastgemaakt, en boven 'aan elke zyde door een hout, waar in zy vatten, verbonden. Voorts zet men hier agter op eenige hoepels, welke aan alle kanten met leder, of, 't geen meêr gefchiedt, met Ragocbes (i) worden overtrokken ; in welken ftaat dit bovenftel van de flede niet kwalyk de rytuigen gelykt, die by ons onder den naam van Dormeufes bekend ftaan. Zulk een flede is uitermaten ligt, en om dezelve wat meêr vastigheid by te, zetten , maakt men op elke zyde onder aan een hout vast, 't welk fchuins opgaat, en deze houten of ftylen worden agter de fleden aan elkander vastgebonden. Om zich voor de ongemakken van de lucht te beveiligen, maakt men boven aan den ingang eene Ragocbs vast, die men , naar goedvinden , kan opflaan of laten vallen; en nog fpreidt men een andere over de voeten , om voor te komen dat de fneeuw CO fcgaches zyn matten uit vezelen van boom-bafien fa. inengeftcld.  Russische Iem « Yiagt«Sle»ei by ¥intei tx»o   naar SlBERIE. 45 fneeuw in de flede valle. De gemaklykfte van alle zyn de geheel overdekte fleden , beftaande uit een rondfom befloten kas van zes voet lang , drie breed , en vier of vyf hoog , met een deur en een venftertje aan elke zyde , waar in men geene der gerieflykheden , die men in een gewoon rytuig hebben kan , behoeft te miffen. D e flede , waar mede ik van Petersburg vertrok , was van deze laatfte foort; doch fchoon ze anders zeer ligt vallen , was deze , ter oorzaak van al het geen ik 'er in gepakt had , uitermate zwaar , en met vyf gaarden naast elkander befpannen. De Horologie-maker en myn knecht zaten in een andere , die half overdekt was ; een Onder-officier , dien de Kancelier de goedheid had gehad my tot een' leidsman mede te geven, had die, waar in onze voorraad was , voor zich verkoren; en in de vierde waren myne werktuigen. Begeerig zynde aan de genen die my verzelden alle mogelyk genoegen te bezorgen, gaf ik hun vryheid om alle zodanige mondbehoeften op te koopen, als het meest van hunnen fmaak waren , uitgezonderd wyn, dien het niet doenlyk was in genoegzame hoeveelheid voor 'allen mede te voeren. Ik wilde zelfs van den Baron de Breteuil niet dan eenige weinige flcffen, tot myn eigen gebruik, aannemen, hoewel zulks in der  46 ft .E I Z E der daad op de hoop afging , van te Tobolsk wel wyn te zullen vinden. Myn vertrek viel in de week van Maslinitfa, die voor de groote vallen gaat ; een tyd in welken de Rullen zich zelden op weg begeven, uit vrees voor 't gemeene volk, dat dan onophoudelyk dronken is en zich aan alle uitfporigheden overgeeft ; doch de vrees van in myn groote oogmerk te leur gefield te worden, liet my niet toe den raad te volgen , dien men my gaf, om myne reis nog wat te verfchuiven, en ik kreeg ook geene kwade ontmoeting met het volk op den weg. Ik reisde den ganfehen nacht zonder buiten myne flede te komen, doch kon voor den morgentyd niet in flaap raken. Den u. tegen den middag kwam ik te Tfchoudoiwa. Ik had , hoe wel ik ook in myne flede befloten en met bont overdekt geweest was, echter zeer groote koude gevoeld ; maar hoe groot was myne verwondering , wanneer ik uittredende om in een Stove te gaan , verfcheiden kleine kinderen naakt in de fneeuw zag fpelen , terwyl anderen, die wat ouder waren, zich vermaakten met 'er een ftuk vier of vyf in een flede voort te trekken ! Deze kinderen worden van hunne geboorte af aan de koude gewend, die hun nooit hindert, hoewel ze, ieder oogenblik uit en in hunne ftoven gaande, beurtelings een groote koude en een groote warmte ondervinden. Be-  'naar SIBERIË. 47 Bevel gegeven hebbende om het geen tot myn' maaltyd noodig was in de Stove te brengen, bevond ik , dat verfcheiden myner wynfleffen ledig waren, en dat een gedeelte van myn' anderen voorraad ook niet mêer was te vinden ; en toen ik onderzoek doen wilde hoe dit toegekomen was, kreeg ik van een' myner reisgezellen ten antwoord , dat zy het een cn ander tot hun gebruik genomen hadden , en dat, wat den wyn betrof, zy dien voor den brandewyn verkoren, en hem drinken wilden. Dit begin , en de befliïïende toon, waar mede men deze taal voerde, kwamen my dies te onverwachter voor, doordien ik niets verzuimd had om al dit volk in te nemen en aan my te verbinden. Het denkbeeld van alleen met kareis te moeten reizen , welke ik maar federt twee dagen kende, en zich in diervoege aanlteldcn, liet my niet toe het geringfte over'eg te maken , wat my in dit oogenblik te doen ftond ; myn antwoord was zodanig , dat myn Heer de Spreker ruim zo vaardig was om uit vrye beweging van de trappen te fpringen, als ik geweest was om hem te antwoorden. Eenige oogenblikken daarna was ik echter wel te vrede, dat hy-zo vaardig geweest was, hoewel myne haaftigheid my ook niet berouwde ; al te veel voorzigtigheid zou in dit geval van gevaarlyke gevolgen voor my geweest zyn , want de RulTen weten van geen gehoorzamen, dan op den voet van verachtelyke Haven , cn kennen geen' meefter, dan aan de harde behandelingen, die zy 'er van gevoelen. Ik  4s R E I Z E Ik kwam den 13. in het gehucht Gorodriia , tuffchen Twer en Klin gelegen , en was zo dra niet uit myné flede geflapt, of de Horologiemaker kwam 'er eene voor hem alleen vragen, zich beklagende dat het hem te ongemaklyk viel in die, waar in hy met den Tolk had gezeten ; doch behalven dat deze fchikking meerder koflen, buiten eenig nut , zoude veroorzaakt hebben , was de moeilykheid van zo vele paarden te krygen genoeg, om my dit te doen weigeren. Deze inval was nog dies te minder toe te geven, doordien deze manier van met fleden te reizen, hoe aangenaam ook in 't begin van den winter , op 't einde van dit getyde allerlastigst is , vooral wanneer men zich alleen in een flede bevindt ; de wegen zyn dan overal met evenwydige flooten, op een' afftand van zes of zeven roeden van elkander, doorfneden , en dikwils ontmoet men 'er van verfcheiden voeten diepte , waar in de fleden nederflortende zulke hevige fchokken veroorzaken , dat men gevaar loopt het hoofd tegen de zyden der flede in ftukken te floten, vooral indien men 'er niet in gaat neêrliggen; en niet tegenftaande deze voorzorg wordt men zo geweldig gefchud, dat de reizigers liefst verkiezen met mêer dan een' perfoon in een flede te zyn, om dat de fchokken dan minder gevaar inhebben. Den 14. des avonds bereikte ik Mofcou. Myne fleden waren, door de geduurige fchokken, geheel aan ftukken, en in zulken ftaat geraakr, dat ik  naar SIBERIË. 49 ik ze mee geene mogelykheid kon doen herftcllcm Myn Heer de Kancelier van Woronzof had my hier aan zyn' Broeder bevolen, van wien ik, zo wel als van Mevrouw de Gravin, zyne Gemalinne , vele blyken van vriendfehap ontving, Zy zyn in deze Stad in de hoogfte achting, en deze eerbied , welken men voor hunne deugd gevoelt, is zeer veel vleiender'dan die aan den rang, welken zy bcklceden, js vaftgebecht. De Graven van Woronzof zyn de- Vaders der Vreemdelingen ; openhartigheid en aanminnigheid , in Rusland zeldzamer dan ergens elders, zyn hoedanigheden die men by hen erkent, van het eerfte oogenblik dat men de eer heeft hen te zien: De Heer van Woronzof beveiligde, 't gced men my reeds te Petersburg voorzegd had, dat het weêr,- voor ik te Tobolsk komen konde, geheel tot dooien zou overflaan, in welk geval ik. noch die Stad zoude hebben kunnen genaken j noch aan het oogmerk myner zending beantwoorden; Ik had. tuffchen Petersburg en Moscou vier dagen doorgebragt , daar deze weg dikwerf in twee werd afgelegd; Dit wgs door een menigte van onvoorziene toevallen, uit hoofde van de flegte wegen , veroorzaakt. Daar by had de' koude my ook opgehouden ,■ door myn volk j' onder het verfpannen der paarden , te lang iri de Stoven te doen blyvcn; Al .dit deed my de wezenlykheid' der hinderniffen , die met hiy' voorfpcld had f begrypen , zo wel als de 6hD' ffió'pfr  go K Ë I Z Ë mogclykheid om , buiten 't maken van andere fchikkingen, Tobolsk te bereiken. I k gaf 'er dan de nieuwe fleden , die ik befteld had , aan , en kogt Zulken als de boeren gebruiken, die ik met meêr gemak en vaardigheid in orde kon krygen ; ik voorzag my op ' nieuws van mondbehoeften} waar van de voorraad in een' flegten ftaat was, of liever ik werd door den Heer van Woronzof mee het grootfte gedeelte van 't geen ik nóodig had voorzien, cn vertrok den 17. 's morgens, met het vast beiluit van my in 't geheel niet meêr op te houden. Ook verzekerde ik des anderen daags mynen Horologic-maker en Tolk, dat ik hen, zo zy weêr in Stoven gingen,-op den weg zou agterlatcn; welke bedreiging , die zy wiften dat ik zou nakomen , te gelyk met den brandewyn} dien ik aan de voerlieden deed uitdeden , ■ van zulke gewenfehte uitwerking was , dat ik in 't geheel niet weêr wierd opgehouden, en. dat mvnc Heden met een' fpoed zonder weerga voortgingen.. Dr. rivieren vriezen in 't Noorden zeer fchielyk toe, cn hare oppervlakten zyn niet hobbelig, gelyk die van de Seine by Parys, maar volkomen glad en effen. De fleden gaan daar over met zulk een fnelhcid voort, dat een onzer voerlieden op de Ocka niet in ftaat was een gat» waar het water open gebleven was, te vermyden, fchoon hy het op den afftand van meêr dan der-  naar SIBERIÉ. st dertig fchreden al had ontdekt.; één der paarden raakte 'er in, en de anderen zouden met al hunnen tegenftand, en de poogingen van den voerman, die niet ophield met de zweep te Haan, hebben moeten volgen, indien wy niet fpoedig waren toegefchoten cn de touwen doorgefneden hadden. Diergelyke gaten vindt men menigvuldig , waar het water nooit tocraakt, fchoon het ys drie voet dik, en de vorst zo ftreng is, dat zelfs brandewyn en voorloop bevriezen. Ik heb op die zelfde rivier een opening van meêr dan honderd roeden gezien, die in 't geheel niet bevrozen was. In den cerften opflag zoude men veelligt dit verfchynfel aan heetc bronnen, welke zich op den grond der rivier mogten bevinden, willen toefchryven; maar hoe zal men zich bronnen kunnen verbeelden, die overvloedig genoeg opgeven , om zulke aanmerkelyke openingen te •kunnen veroorzaken ? Daar komt by dat deze' rivier zeer diep is, zo dat het water van deze bronnen , hoe gering men deszclfs byzonderé zwaarte Ook onderftellen moge , tyds genoeg' heeft om een' graad van koude aan te nemen in den fchuinfen weg (4) , dien het , om aan de oppervlakte te komen , moet doorloopcn,, Eenvoudiger fchynt het my, de natuurlykc oorzaak hier van in het bevriezen zelf van het water de-zcr rivier te zoeken. Het is zeker dat de grootte rivieren in 't Noorden , zo wel als in orzo D 2 ftrè* (4) Namelyk door tle Diagonaal , of hoeldyfi.  52 R E I Z B ftreken, uit hoofde van den fnellen ftroom nooit zouden toevriezen , indien de ys-fchollen zich niet by de oevers, daar het water fliller is, begonnen te vormen; dit dryf-ys groeit aan, vernigvuldigt van dag tot dag , en bedekt wel dra de geheeie rivier, wanneer de ftcrke vorst, welke in 't Noorden heerfcht, alle die fchollen op éénmaal vast zet en de oppervlakte volmaakt effen doet blyven; daar in tegendeel het ys der rivieren, in onze gematigde lucht-ftreken, altoos bultig is , dewyl de vorst geen kracht genoeg heeft om deze vereeniging dus op éénmaal uit te werken.- Wanneer men deze onderftelling ten aanzien van de Noordfche landen aanneemt, begrypt men ligtelyk, dat de verfchillende gedaante der ys-fchollen hier en daar opene tuffchenruimten moet veroorzaken. De groote opening, waar van ik gefproken heb , had waarfchynlyk dien zelfden oorfprong ; zy was op 't midden van den ftroofn en flrekte zich in de lengte van boven naar beneden uit ; als men nu ondcrftelt, dat de rivier, duurende den ys-gang aan de oevers bcvrozen , en hare breedte gevolglyfc aan de oppervlakte van 't water merkelyk minder geworden was, zo konden de groote ys-fchotfen gemaklyk den doortogt benaauWen en zich vastzetten en dus dit groote gat open laten. Men zal ongetwyffeld, en met grond , hier op zeggen, dat fchoon de rivier van boven toegevrozen  - * naar SIBERIË. 53 zy, de ys-gang onder de oppervlakte nog blyft aanhouden, en dat die fchollen op de opene plaatfen moeten boven water komen, zich daar vastzetten en dezelve vullen. Dit nieuwe dryf-ys is, naar myne gedachten, de ware oorzaak waarom men zo weinig gaten op deze groote ftroomen vindt; maar daar uit volgt niet dat ze juist allen moeten toeraken; te min, doordien de ysgang, zo dra het ys vast zit, gering is, en in 't kort ophoudt. In onze gematigde luchtftreek heeft de koude weinig om 't lyf, wanneer men ze vergelykt met die der Noordfche landen , waar de thermometer tot twintig of vyfentwintig , en fomtyds tot zeventig graden daalt ; daar boven ondervinden wy by ons zulke mcrkelyke veranderingen in de luchtsgefteldheid , dat men niet zelden in eenen winter beurtelings verfchciden malen vorst en dooi weer heeft ; dus het geenzins te verwonderen is , dat onze rivieren geftadig vol dryf-ys zyn ; daar in tegendeel de ftrenge koude in 't Noorden op eens al het ys vast zet, en de wateren geduurende zeven of agt maanden van 't jaar zonder tuffchenpoozing gefloten houdt. I k heb in Siberië iets opgemerkt, 't welk ten bewyze kan ftrekken, dat de rivieren , zo haast zy bevrozen zyn, geen dryf-ys voeren , en dat de opene tuffchenruimten, daar de flroom gaat, den ganfehen winter niet digt worden. Terwyl ik op de Ocka en vervolgens op do Welga reis-. P 3 tmrs buiten de plaats woonden en wilde my daar heen brengen; maar ik was dermate vermoeid, dat ik met geene mogelykheid verder konde komen. Ik deed my onmiddclyk myne matras brengen en leide my neder , doch kon weinig Ilapen , wegens de pyn die ik door alle myne leden gevoelde , waar nog een verkoudheid bykwam, die my 'c vermogen van te fpreken had benomen. Des anderen daags Vroeg in den morgen kwam men my zeggen , dat de Bewindhebber van den Heer Dimidof verfcheiden fleden had gezonden voor my en myn volk, als ook paarden om myn reistuig te vervoeren; waar op ik my terflond op de been begaf en vertrok. Ik werd ontvangen door Juffrouw * *■ (7), die my door myn' Tolk deed zeggen, dat zy bevel van haar' Heer gekregen had, om my op den zelfden voet te onthalen , als of hy zelf ware tegenwoordig geweest, en dat ik haar geen grooter genoegen kon geven, dan met van alles wat 'er in huis was, als van myn eigen gebruik te maken. Na haar myne erkentenis hier voor betuigd te hebben, deed ik myne fleden ontladen,' en volk ophalen om dezelve weêr in orde te brengen ; 't welk echter alleen konde aangaarï met die waar het goed op was, terwyl ik, in plaats van de andere, nieuwe moefte toeftellen. Drie dagen, zeide men my, zouden 'er noodig zyn , (7) Ik vind haren naam niet in myn Dag-regifter.  tó R E I Z E zyn , om my in ftaat te ftellen van te kunnen vertrekken ; een uitftel 't welk my geene ongerustheid baarde , want ik was nu niet verder meer dan ongeveer honderd en vyftig mylen van het einde van mynen togt, Tobolsk. De thermometer ftond tuffchen tien en elf graden onder o , het land bleef by aanhoudendheid met fneeuw bedekt , en tot nog was 'cr niets dat een aanftaand dooi-weer konde voorfpellen. De woning van den Heer Dimidof ftaat op een klein bergje, aan den Ooftclyken oever van de Karna, met welke voordeelige gelegenheid hy alle de aangenaamheden vereenigd heeft , die met behulp van de kunst waren te bekomen ; zo ten aanzien van zyn huis , dat van hout is, als van zyn' tuin , die een zeer uitgeftrekte ruimte beflaat. Doordien de winters hier zo ftreng zyn , dat men daar door niet zeer veel 'in de hoven kan voortteelen, had hy 'er twaalf fchoone broeikaffen aangelegd , die vol citroenen oranje-boomen waren , en waar men allerleic Franfche en Italiaanfche vruchten vond, zo wel als een menigte van planten en heefters , uit verfchillende Iandftreken herkomftig. Deze broeikaffen waren de eenigfte , die ik federt myn vertrek uit Moscou had aangetroffen ; maar in deze laatstgenoemde Stad, in Petersburg, en in derzelver omliggende ftreken zyn ze zeer gemeen ; ook zoude men, uit hoofde van de langduurigheid van den winter , indien die kaften ge-  SAAfc SIBERIË. 8! gemist werden , voor 't grootfte gedeelte Van 't jaar , van alle groenten wezen verftcken. De Heer Dimidof had ook binnen zyn huis een zeer wel voorziene en wel geregelde Apotheek ; een man , die zyn ftuk wel verftondj had 'er het opzigt over , en moest de geneesmiddelen aan alle zieken van de plaats uitdeden, Zyn Hovenier was een Rus , welke kundigheden ten aanzien van de Natuurkunde had, dié men in een' man van zynen ftaat niet zoude verwachten ; zy waren , 't is waar , wel niet voldoende om hem voor een' rechten kenner te doen doorgaan , maar gaven de beste gefteldheid te kennen om het hem te doen worden. De Heer Dimidof zelf was niet onkundig genoeg , om de bekwaamheid van zynen Hovenier over 't hoofd te zien ; maar had hem böeken over de Wiskunde, de Natuurkunde, de Kruidkunde en allerleic foorten van werktuigen bezorgd. Myn verblyf ter dezer plaats my toelatende , in ftede van den barometer, dien ik óp weg niet verre van Kazan verloren had , een* nieuwen te vervaardigen, maakte ik 'er twéé te gelyk , en gaf dén eenen aan dezen Hovenier, die dcnzelven met geen minder vreugde ontving, dan of men hem de vryheid had gefchonken. S.0LIKAMSKA1'A is een kleine Stad, Op deri oever van de rivier Karna gelegen, Dc MoskoF ' vi-  82 R E I Z E vifchc Gpzanc, ¥*brantl*ies, geeft 'cr in zyne Reiz? van Moscou na.ir China (8) zulk een hoog denkbecid van , dat ik voornam dezelve van plaats tot "plaats :c lv.:i Op den 31. ftond lk zeer vroeg op, Om voor ik uitging de baden te gebruiken, welke men my des avonds te voren had aangeboden; ook kwam men my ftraks daar aan boodfehappen dat dezelve in gereedheid waren, zo wel als de flede, waar mede ik 'cr moest heen ryden , dcwyl zy op den oever van de rivier ftonden. Ik fchoot myne toulouppe (9) aan, nam myn' knecht mede , en men bragt my aan het bad. Ce koude was zo fel, dat ik met een' vaart een kleine voorkamer doorliep, cn een. deur ; die ik dagt die van het bad te zullen wezen , opende; doch een dikke wolk van verftikkenden rook , die myhicr op te gemoet kwam, maakte dat ik zoras wéér te rug liep als ik gekomen was, want ik dagt niet anders of de bad-kamcr ftond in brand; maar bemerkende , dat de Ruften alzo weinig begrip konden maken van myne wyze van doen, als ik van dit gebeurde , en van de reden van hunne verwondering , zo vraagde ik myn' knecht wat dit alles te beduiden had ? Dit is het bad, was zyn antwoord, gy moet u ontklceden en binnen gaan ; ook zag ik dat een Rus op nieuws de deur opende cn 'cr ook met der daad geheel ge C8) Recueil cle Voyagcs au Nord , Tom. VIII. paj^^ 12. Edrtion d Amftertfam. [*t Oerfpronkelyk Nederduitfch is te Amlt. r-04. 111 quarto gedrukt.] 60 Een foort van Japon of nacht-rok met bont geVoerd.  NAAR SIBERIË. 83 Weed binnen trad, en kon toen onderfcheiden, dat die rook niet anders was dan de damp van het bad, die een zeer dikke mist vormde, en wel ras, door de ftrengheid van de koude, in fneeuw veranderde. Ondertuifchcn kon ik de groote hitte , die ik gevoeld had, nog niet wel met myne denkbeelden ten aanzien van deze baden overéén brengen ; want ik meende dat dezelve alleen tot zinlykheid waren ingericht, en begreep niet dan na verfcheiden vragen daar omtrent gedaan te hebben, dat ze gebruikt werden om te zwceten. Nademaal ik niet te klagen had over den ftaat van myne gezondheid, bcfloot ik op deze onderrichting aanftonds naar huis te kceren; maar myn knecht hield my tegen, en zeide my, dat de lieden van het huis een gedeelte van den nacht doorgebragt hadden, met het bad gereed te maken , cn dat het hun een groot verdriet zoude geven, in gevalle ik dezelve nu niet wilde gebruiken. Deze reden en een weinig nieuwsgierigheid haalden 'er my roe over ; ik liet de deur openen en ftond dien aandrang van damp en hitte andermaal door ; ik ontkleedde my zo dra ik kon, cn bevond my in een klein vierkant kamertje, :t welk door middel van een kagchel zo heet gemaakt was, dat ik in een 00gcnblik ganfeh en al in zweet ftond. Op zyde van deze kagchel zag men een foort van houten flaapbank, omtrent vier voeten boven den grond, waar men met trappen opklom. De ligtheid van de vuurdcelcjes veroorzaakt, dat de dampkring F 2 naar  84 R E I Z E naar het bovenfte, van 't Vertrek zeer verhit wordt, terwyl hy op den vloer zeer gematigd is; in diervoege dat men zich door middel van deze trappen langzamerhand -voorbereidt tot de hitte, welke men op die rust-bank zal gevoelen; doch van alle deze voorzorgen was ik onkundig, enwyl ik verlangde om weer buiten dit bad te geraken , liep ik aanüonds op het hoogde dat ik kon. Op deze plaats had de vloer zulk een overmatige hitte aangenomen , dat de pyn , die ik onder myne voeten voelde, onlydelyk was, cn ik zoude het 'cr niet hebben kunnen houden , zonder de voorzorg, die men gebruikte, van 'er koud water op te gieten , 't welk echter aanftonds in damp verdween. Ik kreeg myn' thermometer , die in weinig minuten tot op zestig graden rees. Deze overmatige hitte taste wel dra myn hoofd aan cn deed my zeer kwatyk worden. Myn knecht, die voorgaf dit ftuk wel te verdaan, ried my te gaan zitten, onder verzekering dat die flaauwheid van geen gevolg zoude wezen; maar zyn' raad beproevende, voelde ik zulk een hevige pyn , dat het niet anders was dan of ik my op een gloeiende yzeren plaat had neergezet. Ik had geen' tyd om de oorzaak van myne fmerte te overwegen, of de trappen te zoeken ; in een oogenblik bevond ik my aan den voet van deze verwenfehte rust-bank, met myn' thermometer door den val gebroken. De hitte op den grond veel verdraaglyker zynde, bleef  NAAR SIBERIË. 8$ bleef ik plat liggen, zonder my te durven verroeren , en liet ten éerften de deur en de kleine venftertjes open zetten. Aan myne zyde ftond een ton vol water, met bakken daar by , van welke ik 'er een' deed vullen en daar in ging zitten, terwyl ik my met een' ander' het ganfche lighaam liet begieten. Na een weinigje tct my zelvcn gekomen te zyn, was ik op niets bedagt dan hoe best van hier te geraken , maar ik durfde niet opftaan , wyl my dat weêr aan de meer verhitte boven-lucht zou hebben bloot gefteld ; ik wilde my dan dus gebogen aankleedcn, doch nat zynde en wat te veel haast makende, bevonden zich myne kleederen te naauw , en hoe meêr ik my wilde fpocden , hoe minder ik voortkwam. Al dit gebrui maakte my onverduldig, cn ik fprong bykans geheel naakt in de voorkamer. Hier liet de ftrengheid van de koude my even weinig toe my te kleedcn; weshalvcn ik alleen myne toulouppe omflocg , flepende een gedeelte van myne kleederen , zo goed ik konde , mede naar de fiede, cn liet my met allen mogelyken haast naar huis brengen, waar ik aanftonds te bed ging liggen. Myn fchielyke te rug komst, en de manier waar op ik toegetakeld was, deden de Juffrouw van 't huis duchten, dat'my cenig toeval ware overgekomen, Zy kwam my ten eerften zien; ik ftelde haar gerust, en verzogt maar ongemoeid te mogen liggen, 't welk het eenigfte hulpmiddel was, dat ik behoefde. Hier op ging zy weg, maar F 3 kwam  86 R E I Z E kwam een poos daar na met een kom vol thee weêr te rug, en ziende dat ik weinig zin had om dien drank te nuttigen , deed zy my door den Ruffifchen Onder-officier, die al wat Franfch begon te verftaan , beduiden, dat ik veel te ras uit het bad te huis gekomen was , om genoeg gezweet te kunnen 'hebben, en dat ik dit vogt noo.dzaaklyk nemen moest , om de doorwaaffeming te bevorderen. Hoewel nu niets minder myn oogmerk geweest was, dan te willen zwee£en, kon ik de vriendlyke wyze, waarop zy dit aandrong, niet wederftaan , en dronk de thee op ; maar bemerkende dat zy beloofde binnen weinig oogenblikken my een tweede kom vol te zullen brengen, ligtte ik my, zo dra zy buiten de kamer was, uit het bed. Nadien ik myn'knecht, die in het bad gebleven was , na verloop' van een half uur niet zag te rug komen, wilde ik, in de verzekering dat hem het een of ander moest overgekomen zyn , door een' Rus om hem zenden ; maar zo als die wilde heen gaan , trad hy binnen , en wierp zich , zonder een woord te willen fpreken , op zyn bed. Na veel vragens zcide hy my ten laatften , dat hy in 't bad niet wel was geworden, en wilde my overtuigen dat hy nog werkelyk zo ziek was, dat hy 'er buiten twyffel het leven by zoude infehicten ; doch dcwyl ik wist dat hy aan deze baden gewend was , wwcef ik zyne ongefteldheid toe aan kwade dam-  naar SIBERIË. 87 dampen, in welk geval verfche lucht het eerfte en befte gneesmiddel is , cn liet om die reden de venfters open zetten, te gelyk bevel gevende van hem met rust te laten ; waarop hy na verloop van twee uuren ook volkomen herfteld was. Deze eerfte proeve had my zulk een' weerzin in de Ruffifche baden gegeven , dat ik my, niet tegenftaande het menigvuldig aanzoek dat ik daar over kreeg , vyf maanden te Tobolsk ophield, zonder een tweede te willen ondergaan ; al het geen ik echter in die Stad, en in 't vervolg op myne reize, omtrent de manier van deze baden te gebruiken en derzelver nuttigheid , hoorde verhalen , prikkelde dermate myne nieuwsgierigheid, dat ik het te Ekatcrïnburg, op myne te huis reize, andermaal waagde ; maar ik kon de overmatige hitte , welke ik daar gevoelde , niet verdragen , en Rusland niet willende verlaten, zonder met eigen oogen al wat men 'er van vertelde gezien te hebben, herhaalde ik het nog eens ten huize van een' byzonder perfoon te Petersburg, twee maanden voor ik naar Vrankryk vertrok. Deze baden zyn over geheel Rusland in gebruik ; alle de Inwoners van dit uitgeftrekte ryk, van den Vorst tot den geringften van zyne onderdanen , baden zich tweemaal 's weeks en op de zelfde manier. Elk die maar de ge. F 4 ring»  SS REIZE ringfte middelen bezit, heeft een afgezonderd bad in zyn huis , waar vader , moeder en kinderen zich fomtyds gelykerhand van bedienen. Het gemeene volk gaat naar de openbare baden, waar van 'er doorgaands fommige voor het manvolk , en andere voor de vrouwen zyn afgezonderd , wordende dan de beide kunnen door een houten befchot van elkander gefcheiden ; doch moeder naakt uit de baden komende , zien cn onderhouden zy elkander dikwerf over de onverfchilügftè zaken , en dompelen zich vervolgens famen zonder onderfcheid in 't water of in de fneeuw. In arme en ver afgelegen gehuchten zyn zy dikwyls alle te famen in het zelfde bad. Ik heb in de zoutmynen van Solikamskaïa gezien, dat de mannen, welke zich daar baadden, van tyd tot tyd aan de deur kwamen om zich te verfrilfchen , en met de vrouwlieden , die rneeft al daar kwamen om den werk-lieden brandewyn en Quouas aan te brengen, zo naakt als zy waren gingen ftaan praten. De baden van de vermogende lieden verfchillen nergens in van die van 't gemeen , dan in hunne grooter izinlykheid ; voor 't overige is de bad-kamer altoos geheel van hout, cn bevat een kagchel, eenige kuipen vol water, en een foort van tooneel, waar men met verfcheiden trappen opklimt. De kagchel heeft twee openingen , ge, lyk aan die van de gemeene ovens , waar van de benedenfte tot het ftooken van 't hout dient, en dj andere een ganfeh aantal fteenen bevat, wel»  naar SIBERIË. 8s> welke op een' yzeren roofter liggen , en geftadig gloeiend worden gehouden ; derzelver gebruik zal uit het vervolg blyken. Zo dra men in het bad komt, voorziet men zich van een' handvol roeden , en een emmertje van zeven of agt duim middellyns vol water , en plaatst zich op den onderden of op den tweeden trap. Hoewel de hitte hier veel geringer is dan op andere plaatfen , is men echter wel ras in 't volle zweet , en dan giet men 't emmertje op zvn hoofd uit, 't welk men na eenige tulfchenpoozing nog eens en tweemaal herhaalt. Vervolgens klimt men wat hooger en doet wederom het zelfde , tot dat men eindelyk komt op het tooneel, (gelyk wy 't noemen zullen,) waar de hitte allergrootst is. Hier rust men een vierendeel uurs of een half uur omtrent, en ftort zich middelerwyl verfcheiden malen laauw water over 't lighaam. Een karei , die voor de kagchel ftaat, fmyt van tyd tot tyd water op de gloeiende fteenen ; ftraks vliegt een zware' damp met gedruis de kagchel uit , klimt tot aan den zolder , en valt neder op het tooneel, in de gedaante van een wolk , die een brandende hitte medebrengt, 't Is dan dat men gebruik maakt van de roeden , die men zeer buigzaam heeft doen worden, door haar, op 't oogenblik dat de damp 'er uitberst, daar in te houden t, men legt zich namefyk op het tooneel neder , en die het naast by u is , kwispt u met een' handvol van die roeden, in verwachting dat gy F 5 hem  S>o R E , I Z E hem vervolgens den zelfden dienst zult doen; en in vele baden zyn vrouwen , die dit werk te verrichten is opgelegd. Zo lang de bladen nog aan de rysjes zitten, weten zy behendiglyk een groot deel van dien brandenden damp daar in te vatten , welke dies te flerker op het lighaam werkt, doordien de zweetgaten dan zeer zyn verwyderd en men den heeten waaifem een' Herken aandrang geeft met de roeden , waar mede men niet ophoudt u onophoudelyk over 't ganfche lyf te kwispen. In het afgezonderd bad, waar in ik my baadde , gevoelde ik zulk een verflikkende" hitte , wanneer men my dien damp met de roeden tegen het aangezigt dreef , dat ik , zo het telkens niet maar een korte poos geduurd had , daar niet beftand voor zou geweest zyn. Ik wilde gaarne eens weten, welke graad van hitte door dit handgebaar werd veroorzaakt, en gebruikte diensvoigens de roeden op myn' thermometer ; doch die rees 'cr niet hooger door dan drie graden. N a dat ik dus gekwispt was , goot men my water over 't lyf, en befmeerde my met zeep; men vatte toen de roeden by de beide einden, en wreef my met zulk een geweld , dat de doorwaafleming van den wryver niet minder was dan de myne. Voorts goot men op 't nieuw water over myn lighaam en op de gloeiende fteenen, en  naar SIBERIË. 91 en wilde my van voren aan gaan kwispen; maar de rysjes hadden nu hunne bladen verloren, en ik fprong op den eerften flag met zulk een' vaart op de been, dat de vent, die my lloeg, hals over hoofd van den trap op den vloer tuimelde. In weinig minuten had men my 't vel zo rood gemaakt als fcharlaken , en ik bedankte my om langer gekwispt of gewreven te worden. Op het tooneel kon ik het in 't geheel niet houden ; maar ik liet 'er myn' thermometer neerzetten, die tot vyf tig graden opklom, daar hy, op de plaats, waar ik my hield, op vyfenveertig ftaan bleef. Ik vertoefde maar korten tyd in deze baden; maar de Ruffen verhouden 'er zich fomtyds meêr dan twee uuren, en herhalen verfchciden malen alle de bewerkingen, waar van ik heb gefproken. De meeften wryven hun lichaam daar boven nog met uien, om fterker aan 't zwceten te komen, en dan gaan zy zich dus in 't volle zweet, buiten de baden , in de fneeuw wentelen , fchoon de vorst ook immer zo fterk moge wezen ; zo dat zy in 't zelfde oogenblik een hitte van vyf. tig tot zestig en eerï koude van over de twintig graden uitftaan , zonder dat hun daar door het minfte ongemak overkome. D e Rullen van aanzien gaan, uit het bad komende , te bed liggen om daar eenigen tyd te ruften ; doch men zegt in 't algemeen , dat de ba-  93 REIZE baden aan 't gemeene volk, 't welk zich ftraks uit de hitte aan de koude blootftelt, veel meêr dienst doen , dan aan hun die zich daar op naar bed begeven, Het volk is hier in 't gemeen zeer aan de icneurbuik onderworpen ; den ganfehen winter m hunne ftoven opgeftoten zynde , veroorzaakt hunne logge levenstrant en weinige lighacmsoeffenmg, dat zy weinig uitwaafttming hebben en dat hunne vochten zeer vermenigvuldigen. Om deze reden zyn de baden voor hun een onontbeerlyk hulpmiddel , buiten welker gebruik zy aan een menigte kwalen zouden onderworpen zyn De ftoven brengen een groote gisting voort m het bloed en in de vogten , en vel oorzaken overvloedige ontlaftingen door de uitwaaffeming ; en de fcherpe koude hefftdt de eentonigheid en >t evenwigt door de te rtó kaatfing van de vogten , die dus naar de huid waren gedreven. Het zy deze beftuiten gegrond zyn dan met , zeker is het door de ondervin-dmg , dat oeze baden in Rusland van zeer heil zame uitwerking zyn; en buiten twvffel Z0l!d.n ze door geheel Europa met vrugt gebruikt kunnen worden voor vele ziekten, voor al zodaöi ge die onder de klaffe der vloeiingen behooren Deze kwalen kent men bykans niet onder de Ruften, en zeer vele Vreemdelingen zvn 'er, met behulp der baden, in den grond van geneC Des  naU SIBERIË. 93 Des daags voor myn vertrek van Solikamskaïa ging ik de Koper-gictcry en de Zout-keeten bezigtigen» De gietery ligt twee werften van de Stad aan het kleine beekje Talitza , en beftaat uit drie ovens , waar van maar één in goeden ftaat was. Ik had voor den Heer Tourchemin , die 'er Opziener van is , te gaan zien , doch die was afwezig ; ik vraagde dan naar zyn' Onderbaas , maar die was , fchoon ik alle de byzondere behuizingen doorzogt, nergens te vinden. Ik keerde derhalven naar de gietery te rug , en zeer begeerig zynde om nopens verfcheiden dingen eenige opheldering te erlangen j vervoegde ik my by de werk-lieden , die my meest kundig fchenen ; maar met Tolk en al kon ik 't zo ver met deze Rullen niet brengen, dat wy elkanders meening begrepen. Eindelyk kwam de Onderbaas, maar zeer kwalyk te fpreken , voor den dag. Hy vatte een' fchop en ging aan 't werk; ik trad naar hem toe, groette hem, en deed hem door den Tolk myn leedwezen betuigen dat ik hem niet had kunnen aantreffen , en te gelyk verzoeken , dat hy my de Mynen eens mogte laten zien. Die zyn midden op de plaats, was 't antwoord, en met een keerde hy my den rug toe. Deze Lakonifche trant benam my den lust , om my langer met dien vent op te houden ; doch ik liet daarom niet na alle de Myn,en te gaan bezien, waar uit ik ftaaltjcs mede nam. Voor  94 REIZE Voor 't overige, indien men uit de goede orde, welke in deze gietery heerfchte, mag oordeelen, was deze Rus zeer kundig; zyn aant zien was ichrander en geeftig, en hem ontbrak, zo t my voorkwam, niets dan meer met menfchen omgegaan te hebben en minder met de beeren, en in een vry land te leven. Door het ganfche beloop van myne reize heb ik opgemerkt , dat men altoos op die manier ontvangen wordt, zo dikwerf men geene brieven van voorfchryving heeft aan de byzondere perfonen, die het opzigt over de Manufakturen hebben ; terwyl men, in tegendeel, daar mede voorzien zynde, met beleefdheden wordt overladen. Deze menfchen, onder 't onbepaald gezag van hunnen Heer als Haven gebogen, zyn meeftal onwetende en bovenmate wantrouwig • hun gedrag ftrookt met het algemeen beloop der dingen. Niet verre van daar ziet men een Fabriek, waar het meefte koper van de gietery bewerkt wordt; men maakt 'er keuken-gereedfehap, tabaks-doozen, en ander goed van die foort; maar 't is alles zeer ruw bewerkt. Ik werd hier niet beter ontvangen , dan in de gietery , en hield 'cr my ook maar een' korten tyd op. De Stad is overvloedig voorzien met zoutwater-bronnen, waar van men 'er over de zestig telt; evenwel gebruikt men niet meêr dan twee ketels , welker eene dertig voet in 't vierkant be-  NAAR SIBERIË. 9$ bcflaat cn twee voet diepte heeft , terwyl de andere iets grooter is (8). Deze beide ketels ftaan elk in een byzonder gebouw, op vyftig roeden afftand van de bronnen ; men pompt het zoute water door middel van paarden in een' vergaarbak , van waar het door Volgens Ysbrant Ides, naar de Franfche vertaling in Rccueil de Voyages au Nord, Tom. VIII. p. 9. is Solikamskaïa een groote en zeer 'handelryke Stad , vooral vermaard door hare zout-werken , waar in men het ganfche jaar door vyftig ketels aan den gang houdt , welker kleinlten tiert roeden [zestig voeten] diep zyn. Men maakt 'er een groote menigte zout , dat in"-zware fchepen, alleen tot dit gebruik gefchikt, vervoerd W/prdt. Deze vaartuigen zyn zestien of agtien roeden lang, voeren zeven of agt honderd man , en honderd of honderd en twintig duizend pucl, dat is agt honderd of duizend ton. Het getal der ketels kan in vorige tyden wel grooter geweest zyn ; maar dezelve tien roeden diepte te geven is ongerymd. Daar is by Solikamskaïa geene rivier die een vaartuig van duizend ton kan dragen, en nooit heeft men'er een met agt honderd man bemand om het zout te vervoeren. De Karna is hier wat dieper dan de Seine als ze hoog is ; en men bevaart dezelve met even zulk flag van fchuitcn als men te Parys ziet, uitgezonderd dat ze een weinig langer vallen. [De Karna , tot aan de plaats waar de Wiatka in dezelve valt , is alleen bevaarbaar met de hooge watervloeden van 't voorjaar , en wordt alsdan werkelyk bevaren met groote barken, LntTti genaamd, die tot agt honderd man op hebben de Karna afzakken en de Wolga weder opvaren tot aan Kafan en Kiznei Nowgorod , alwaar de waren ontladen en op kleiner fchepen, Strouga in 't Ruffifch, worden overgefchcept. Deze fchepen , waar van fommige 200 Man voeren , brengen de goederen lot boven Yaroslaw, alwaar dezelve in kleiner fchuitcn worden overgebragt, en tot aan Petersburg vervoerd. L'Antidoïe p. 69. Ed. d'Arnft. ijjri.j  5)6 R Ë I Z E door loóden pypen, welke over houten fchrageö liggen, naar de ketels loopt, De gebouwen Wa-> ren uitermaten vervallen , 't welk my te meêr verwonderde, om dat ze maar van hout zyn, dac hier te lande zeer gemeen is ; doch het fcheen my toe , dac men zich meêr aan de opkomften dezer zout-werken , dan aan het in orde houden derzelver liet gelegen liggen. In tweemaal vier en twintig uuren verricht men één kookfel , 't welk vyftig zak zout, elke zak van vier Pud, en dus twee honderd Pud (9), of zes en zestig Franfche Kwintalen , gemeenlyk uitlevert. Als men dan elk jaar op honderd en twee en tagtig kookiels rekent, en dat ieder Pud zout voor vyftig kopeken (1) verkogt wordt , zo zoude deze ketel jaarlyks opbrengen 18200. roebels, of 91000. Franfche livres, de opkomst van 12012. Franfche Kwintalen. VoörMaals had men by ieder ketel tien werklieden , doch nu niet meêr dan zes ; de voornaamfte verdient des daags dertien Kopeken , van de andere fommigen tien, en fommigen agt; men da het door elkander aan op negen, dan bedraagt het arbeidsloon agt en vyftig Kopeken des daags, en tweehonderd en elf roebels in 't jaar. Tot Co) Een Pud weegt veertig pond Ruflifch , en drie en dertig Franfch gewigt. CO Een Kopek is omtrent zo veel als een ttitiver Franfche munt.  naar SIBERIË. 97 Tot iederkookfcl verbrandt men tien vierkante roeden hout, zynde elke roede zo veel als drie cn een halve Arfchins of Ruffifche ellen; de vierkante roede kost dertig kopeken, en de tien roeden drie roebels; dus bedragen de jaarlykfche onkoften aan hout vyfhonderd en zes en veertig roebels. B Y ieder zout-keet zyn vier of zes paarden ; men Helle het op vyf; elk paard kost daags aan voeder twintig kopeken ; dit maakt jaarlyks een uitgave van drie honderd vyf eq zestig roebels. Men onderftelle voorts dat 'er nog zes man noodig is om op de paarden, pompen, enz. te pasfen , en dat die hoofd voor hoofd zes kopeken daags krygen. Hoewel het onderhoud van de huizen , door den flegten ftaat waar in ik ze vond , op niets zoude kunnen gerekend worden, zal ik dat echter eens op twee honderd roebels fchattcn. Het aankoopen van paarden loopt op zeven of agt roebels, en wyl 'er alle jaren geene ftervcn , kunnen de onkoften hier van nimmer tien roebels in 't jaar bedragen; doch, wyl het onderhoud van de getuigen ook in de rekening moet komen , zullen wy 'er honderd voor zetten , en dan zullen alle de onkoften , welke op het gaande houden dezer zout-kecten vallen , nog nooit hooger loopen dan zestien honderd roebels , of agt duizend livres Franfch geld. De opkomften bedragen agttien duizend tweehonderd roebels, of een en negentig duizend Franfche livres. Gevolglyk geeft deze eerfte;ketel een zuiG ve-  9* REIZE vcre winst van zestien duizend zes honderd roebels, of drie en tagtig duizend Franfche livres, en loopt de winst van beide famen op meêr dan drie en dertig duizend roebels , of honderd zes en zestig duizend livres Franfch geld. De Heer Tourchemin heeft het bewind over deze zout-werken. In 1762. Honden ze onder het beftier van wylen den Heer van Schouwalow. Al wat overblyft, na dezen betaald zyn , komt in de fchatkiften van de Keizerin. Ik deed onderzoek naar de reden, waarom men maar twee ketels aan den gang hield , en kreeg ten antwoord dat het aan hout begon te ontbreken , 't welk vyftig werden of twaalf Franfche mylen ver, langs de rivier Karna derwaards wordt gevoerd. 1 n deze zout-werken trof ik eenige Inboorlingen van 't Land aan , die 'cr de baden gebruikten , 't welk op de zelfde wyze toeging als ik boven , van de gemeene baden fprekende , heb verhaald; na 'er cenigen tyd in geweest te hebben , liepen zy moeder naakt naar buiten , cn wentelden zich , zo bezweet als zy waren , m de fneeuw. Buiten de Zout-werken en Gieteryen niets aanmerkenswaardig in deze kleine Stad gevonden hebbende , vertrok ik , by uitftek over de beleefdheid der bedienden van den Heer Dimidof voldaan, op den tweeden van Grasmaand des a- vonds  naar SIBERIË. 99 vonds om drie uur van daar, en bevond my wel ras by de Poias bergen (2), die een keten vormen, welke men als een' tak van de groote keten van den Caucafus kan aanmerken, en uit het zuiden voortkomende Afia van Europa tot aan de Ys-zce affcheidt. De bergen van deze keten zyn zeer klein , meeftal niet hooger dan van vyftig tot tagtig roeden [300. tot 480 voet] ; maar hun opgang is uitermaten fteil , en zy zyn overal met berken- pyn- en denne-boomen bedekt. De wegen waren boven befchryving erg, cn dies te fchroomlyker , om dat de donkere nachten my eik oogenbiik in gevaar fielden van onder de fneeuw, die zeer aan inflorten onderhevig is, te worden begraven. Ook ftond ik voor de grootHe onheilen bloot , ingcvalle ik maar eenige weinige voeten van den gemeencn weg afraakte. Myn volk , zo wel als de voerlieden , ried my niet Jangcr by nacht te reizen ; dan , den wind naar 't zuiden gedraaid zynde, was de vorst op eenmaal veel minder geworden ; de thermometer kwam niet meêr dan twee graden beneden , en klom 's namiddags tot op drie graden boven o, al 't welk my voor dooi-wcêr deed duchten. Dit werktuig was echter het eenigfte teeken, dat de nabyheid daar van voorfpelde. De hoogfle denne-boomen fchenen nog onder 't gewigt van de fneeuw te krommen , cn het aardryk was 'er 0veral meêr dan zeven voeten hoog mede bedekt. Men hoorde nog geen gevogelte de aannadering G 2 van (2.) Of Poias Zcmnoi.  ioo REIZE van 't nieuw getyde aankondigen ; de ekfters en kraaien zelve , welke men in menigte door. geheel Rusland langs de wegen aantreft , hadden deze -wilderniffen verlaten. De Natuur fcheen hier als in flaap. Het fpcor van de fleden was het ecnigfte, waar aan men zien kon dat het land bewoond was; Overal heerfchtc eenc nare ftilte, die niet werd afgebroken , dan fomtyds door 't gefchreeuw van iemand onder ons , wiens flede omgevallen was, cn die om hulp riep. Het volk is hier geduurende negen maanden van 't jaar in de hutten opgefloten, en komt 'er den ganfehen winter naauwlyks buiten. De fneeuw vertoont zich in deze gebergten in den beginne van September , en valt in zulk een menigte, dat men bykans geen fpoor of toeken vinden kan dat het land bewoond is. De menfehen zyn in die omftandighcid genoodzaakt zich door de fneeuwbergen , die de wind op één gejaagd heeft, een' weg te banen. Het dooi-weer begint hier later dan in de vlakte, en zelden voor het einde van Grasmaand , en de ihceuw is voor de laatfte dagen van Bloeimaand niet volkomen verdwenen ; zo dat men 'er de zoetigheden van den zomer niet boven drie maanden geniet. In dit korte tyd-perk zaait men evenwel rogge, haver, gerst, en erweten, welke op het einde van Oogflmaand worden ingezameld ; doch deze granen komen zelden tot een volmaakte rypheid. In deze gebergten worden de landeryen bemest. j -  naar SIBERIË. lor Ik kwam den 3. op middernacht te Rostefs , zeer vermoeid zynde door het fchokken en tuimelen van myne flede , 't welk ik had moeten ondergaan. Op deze plaats gcene paarden kunnende bekomen, was ik gedrongen met de zelfden myne reis te vervolgen. De fteifte van de bergen, die wy beklimmen moeften, veroorzaakte dat ik toen zeer langzaam voort raakte. Den 4. des morgens ten half tien uur zag ik my op den hoogften van allen, die in dit gedeelte van de keten gevonden wordt , en deze was evenwel , van den voet tot aan den top, niet hooger dan tagtig roeden ; maar fchoon deze bergen , met betrekking tot den grond waar zy ftaan, maar weinig verheven zyn, is hunne hoogte veel aanmerkelyker , met betrekking tot de oppervlakte van de zee , om dat die grond zelve meêr dan gemeen hoog is. Toen ik de hoogte van dezen berg opnam, was ik nog maar anderhalf uur weegs van Paiudinska , welk ik den 4. op den middag bereikte , en ook ftraks wederom verliet. Ik trok over het beekje Padira, waar een yzer-gictcry , Spaskoe geheten , gelegen is , waar toe men de erts in de nabyheid van Werkhotourie gaat halen. Men verhaalde my in dit gehucht, dat'er in 't begin van den winter een .vrouw door een' beer verflonden was; doch , hoe gemeen de beeren ook in deze gebergten wezen mogen, zyn dit echter toevallen die zelden gebeuren. Deze dieren zyn meest allen zwart; op het aannaderen van den winter verG 3 fchu>  1 k>3 REIZE fchuilen zy zich in holen , of onder oude zeer digtc denne-boomen, waar zy dit getyde, zonder eenig voedfel te nuttigen 3 doorbrengen. Het volk hier gaat , in 't afgaan van den winter, op de becren-jagt; zy bedienen zich van plankjes onder de voeten, om op de fneeuw te kunnen gaan ; zyn met pieken gewapend , en nemen kleine hondjes mede , om die dieren te tergen. Zy wachten den beer buiten zyn leger af, om dat hy binnen hetzelve te veel voordeel boven hen zoude hebben ; want de fneeuw daar zeer lievig zynde, zoude hy alle zyne krachten kunnen infpannen , daar hy , in tegendeel, --erbuiten komende ftraks in de fneeuw zakt , en dus , terwyl hy bezig is met daar weêr u'it te worftelen , gemaklyk met de pieken van de jagers wordt gedood (3). Deze jagt ftrekt alleen om het vet en de huid van die dieren te bekomen. In de boft'chen van dit gebergte vindt men ook een groot aantal van wolven , voflen , hazen , eekhoorntjes cn meêr andere dieren; 'maar men ziet 'er geeiie witte beeren.. Dezen houden zich meêr naar 't Noorden oP , aan de ftranden van de Ys-zce ; doch derzelver huiden worden door geheel Siberië vervoerd. Ik heb te Petersburg drie van die heeften levendig gezien ; zy waren in 'c midden van een plaats aan een' paal vastCO Ai dit is my té Spaskoe verkaard en 'k Tobolsk beveiligd , zo «el als het gen?-«er ten aaiuier. van de ha der Bit» betrei; ftaat te volgen.  naar'SIBERIE. po* vastgemaakt, cn hadden niets om op te liggen, dan een korst ys van vyf of zes duim dik, die zo van hunne uitwerpfelen als van de gefmolten fneeuw daar was famengcgroeid. De witte beer is boven mate wreed; hy is veel vlugger en vaardiger dan de zwarten ; ook is hy langer en beter befneden van leest , en heeft een' langer fnuit. Men behoeft hem maar te zien , om overtuigd te worden, dat hy zeer fnel moet kunnen loopen, cn het is deze fnelheid zelve, die men te bate heeft weten te nemen , om hem gemaklyk te vellen; doch deze onderneming vereifcht onvertfaagdheid. Men heeft my te Tobolsk gezegd, cn dit is al de zekerheid die ik 'er van geven kan, dat men op de witte beerenjagt niets dan een enkele piek gebruikt. Deze dieren houden zich by de Ys-zee op , waar de fneeuw zo Hevig is als het vafte land , en zy loopen met zulk een' vaart op de rfienfchen aan, dat een Jager niets te doen heeft , dan zich op zyde te draaien om het beest te ontwyken , en te gelyk met zyne piek te doordeken. Dien zelfden dag kwam ik nog te Melechïna, doch zo vermoeid dat ik voornam daar een gedeelte van den nacht uit te ruften. Ik klopte aan de eerde deur daar ik aankwam, cn moest, wyl 5cr het volk reeds in flaap was, een' tydlang ftaan wachten. Die my kwam openen, was een Rus, met een loucbine (4) in de ecne hand om my te G 4 Hdu C4) Brandend ftuk hout, waar van ik boven gefproken neb»  i°4' £ E I z E lichten, en zyne muts in de andere, wiens aan, gezigt, in 't midden van zyne over-eïnd ftaande hairen en langen baard, die tot op de borst reikte, naauwlyks was te vinden. Ik trad binnen , en het eerfte voorwerp, welkmy trof, was een oude vrouw, die onder 't wiegen van een kind, dat in een' korf aan den zolder hing, was in flaap gevallen. Haar gerimpelde en berookte vel gaf ganfch geen aangenaam gezigt, en dit werd nog veel affchuwlyker gemaakt, door de manier waar op zy was toegetakeld. Digt by haar op een bank lag een jonge vrouw , die meêr werk maakte om hare nieuwsgierigheid te voldoen, dan haar hembd, welk hare geheele kleeding uitmaakte , in orde te fchikken. De wanorde, welke daar in plaats had , gevoegd by hare houding, ontdekte de fchoonheden, welke aan'dien leeftyd eigen zyn, en haar hagel-witte vel ontving zelfs nieuwen luider van de oude vrouw , die by haar zat. Digt by de bank had zy een paar kleine kinderen op den grond liggen flapcn, even als jonge kalveren in een' flral. Het overige huisgezin lag door elkander , gedeeltelik boven de kagchel, en gedeeltelyk op een foort van hangzolder; fommigen fliepen, en de anderen flonden niet minder verfleld , dat zy my in hunne hut zagen , dan ik over den toeftajad, waar in ik hen aantrof, verwonderd was. Hst kind , dat in den korf lag , was nog geen maand oud; = het fliep op wat flroo, en had 3  MUSSISCHE WOHING VAW BIMEN, BY NACHT. ..   naar. SIBERIË. ïos had, om dat het zo jong geboren was, een lap linnen over , daar anders de kinderen na dien tyd in Siberië , zo wel als door geheel Rusland , mecftal naakt loopen. Zy worden niet gezwagteld en kunnen vryelyk met armen en beenen in hunnen korf fpelen. Deze korf wordt aan een' langen veerkrachtigen ftok, die langs den zolder loopt en daar aan vast gemaakt is , opgehangen , in diervoege dat men , het kind willende wiegen , dit toeftel gemaklyk met den voet kan in beweging brengen; en de vrouwen, die dit doen , houden zich te gelyk met hennip fpinnen bezig. Men voedt de kinderen met beeften-melk , door middel van een hoorntje, welk men vooraan met den tepel van een koe voorziet; en de moeders geven hun ook nu en dan de borst. Deze kinderen hebben, hoe teder zy ook wezen mogen, de vryheid om zich op den grond -te rollen en te fpelen ; zy doen hun best om op de been te komen , tuimelen, en fchoon ze veelal naakt zyn , of maar een enkel hemd aanhebben , laat men hen , zonder 'er naar om te zien, begaan. Na weinig maanden raken ze aan den gang, in een' tyd dat ze in Vrankryk nog ter naauwer nood zouden kunnen over eind ftaan , en het duurt niet lang of ze loopen overal en gaan in de fneeuw fpelen. Keurslyven , en de groote menigte van andere naauwfluitende kleedingen en bindfelen , daar men by ons zo veel werk van maakt om de kinderen mede te prangen, zyn hier onbekend. G 5 Dit  106 REIZE Dit tuig is niet alleen nadeclig voor de ontwinding van de fpieren, maar ook de voornaamftc oorzaak, dat men zo vele mismaakte menfchen onder de andere volken van Europa vindt, terwyl men .'er in Rusland maar zelden een' aantreft. De menfchen , welke hier worden opgevoed , zyn natuurlyker wyze < aan minder ongemakken onderhevig , en zy zouden langer leven dan ergens elders, indien zy zich van hunne verregaande onmatigheid en ontucht wilden onthouden. Het volk is hier zo gehard , dat de foldaten van myne lyf-wacht te Tobolsk , welken ik, terwyl ik met myne waarnemingen bezig was, in myn Obfervatorium wilde doen flapen, liever verkozen den nacht op het gras door te brengen, waar zy zeer gerust diepen; en fchoon, wanneer zy 's morgens opftonden, hunne kleederen zo nat bedaauwd waren, als of ze in 't water gelegen hadden, voelden zy daar van niet het geringde ongemak. Deze derke lighaamsgcdeldheid beeft; veel invloed op hunne geheele levenswyze cn alle hunne ceffeningen en maakt dat zy, in oorlogs-tyd, de grootde vermoejingen kunnen doordaan , zonder dat hunne ge- zondheid daar door worde gekrenkt. Het lighaamlyke heeft op het zedclyke een' merkelyken invloed ; groote hartstogten maken veeltyds de groote Mannen , terwyl bykans altoos rudigc gedellen daar by worden onderdek]. Welke voordeden zoude zulk ccne Rus- Ü-  naar .SIBERIË. 107 fifche opvoeding niet aan een volk geven, welks regerings-vorm en zedelykc opvoeding famenloopen , om den menfch heldhaftigheid in te boezemen en tot eer en roem aan te fporen ? Geene geringe zeker; want wie ziet niet, aan den anderen kant, dat overdaad en verwyfdheid famenwerken met de lighaamlyke opvoeding, om alle de beginfelen van die zedelyke opvoeding uit te roeien. Men moet onderwyl toeftaan , dat de vooroordeelen ten aanzien van de lighaamlyke opvoeding in Parys , federt eenigen tyd , zyn gefletcn ; want fommigen beginnen het zwagtelen van de kinderen ageer te laten , en in ettelyke huizen worden ze zelfs bykans naakt opgebragr. Onder de menigte van vooroordeel en, welke in de opvoeding van onze kinderen plaats hebben, kan het gebruik van ons alleen van de rechter hand te bedienen, als een der grootfte misbruiken .worden aangemerkt. De tecre leden van een kind beginnen niet zo dra eenige Hevigheid te krygen, of men dwingt het om zyn voedfel alleen met de rechter hand aan te vatten; dit, zegt men, behoort tot een ordentclyke opvoeding. Wel ras krygt het de hebbelykheid van by voorkeur de rechter hand te gebruiken, cn ongevoelig wordt het gevolg hier van, dat het in alle zyne lighaams-oeffeningen niets met behendigheid verrigten kan , dan wat rechts gedaan moet  Ï0S REIZE moet worden. De moeite, die men in 't eerfie heeft, om de kinderen hier toe te gewennen , feewyst ten hlaarften , dat dit misbruik de Natuur wederftreeft ; en de verlegenheid en onhandigheid van die genen , welke den flinker arm maar alleen meêr overig hebben, ftrydt niet mmder voor de oorbaarheid , om den kinderen de vryheid te laten van zich onverfchillig van beiden te bedienen , en voor de noodzaakiykheid, om hen in 't vervolg alle gewoone oefeningen zo wel flinks als rechts te laten verrigten. De lighaamlyke opvoeding, die ik in Siberië gezien heb, is door ganfch Rusland in gebruikuitgezonderd by de Grooten, waar zv, naar mate dezelve hebben beginnen befchaafder te worden , eenige veranderingen heeft ondergaan. Dan hoe veele voordeden deze opvoeding ook hebben moge, boven die der volken, welke m overdaad en verwyfdhcid bedolven zyn, kan men echter niet ontkennen, dat hier, vooral onder 't gemeene volk, een verbazende menigte kinderen fterven ; zelden blyft het derde deel van dezelve in een huisgezin over , en . men ziet dikwerf ouders die 'er van zestien of agttien niet meêr dan drie of vier hebben behouden. Doch verfcheiden oorzaken loopen 'er famen, welke de bevolking in de gehuchten, die door deze uitgebreide wildernSfen verfpreid liggen , dagdykfch doen verminderen.' Bykans de helft  NAAR SIBERIË. i ':5 helft van de kinderen , en fomwylen wel meer, wordt door de kinderziekte weggerukt (5) ; de fcheurbuik en 't ontuchtig leven van de ouders veroorzaakt hun ook een aantal van kwalen, waar aan kinderen elders niet zyn onderworpen. De reden hiervan is miflehien, dat men hier te lande geene hulpmiddelen kent, buiten de baden, welke zeer heilzaam zyn voor zulken, die geene ongemakken hebben , buiten die welke uit de luchts- (5) De Heer Prof. S*chloZeR , in tegendeel , heeft aangemerkt , dat de Kinder-pokjes in Rusland min doodlyk zyn , dan elders , cn fchryft derzelver goedaartrgheid toe aan het geduurig gebruik Van de warme baden en Stoven. In T764 ftierTen te Petersburg 3084 ptrfooncn , waar onder flegts 17 aan de kinder-ziekte, die 'er toen heerfchtc. Van-deze 17 waren allcenlyk 8 Ruften, de overigen Vreemdelingen, Hy erkent echter dat het getal der kinderen , die in het eerfte jaar hunnes Ouderdoms fterven, dat van andere landen ver overtreft. In 'r. jaar 1764 had men te Petersburg „37C0 geborenen , en 3084 dooden. Van deze 3084 telde men 980 beneden één jaar. N.iar evenredigheid vaa andere landen moest het getal niet boven 745 beloopen hebben. Van het tweede tot het 15 jaar is de fterfte veel minder. Onder de 3084 dooden , ftraks gemeld, waren maar.380 tuffchen 2 en 15 jaren, dat is, 121 in duizend. Elders telt men ongeveer 237 van die jaren in duizend. Van het 16. jaar af is de fterfte verbazend onder 't Manvolk. Van •luizend dooden fterven 'er te Petersburg 268 luffcheu de 20 en 40 jaren. Volgens den gewoonen loop der Natuur moest het getal niet boven de 113 gaan. Van dezelve 3084, in 1764 overleden , rekende men 1105 tuffchen de 16 en 65 jaren. In andere deelen van Europa zou het evenredig getal omtrent de 470 bedragen. De. oorzaak fcliynt voornamelyk gezogt te moeten worden in 't onmatig gebruik van fterken drank, om dat de evenredigheid, ten aanzien der Vreemdelingen , te Petersburg gezeten , en zelfs der RómTche Vrouwen , dezelfde is als in andere landen. Zie: Von der unfchadlicftkeit der Pochen in Rus^ land and ron Ruslands ber&lkenmg uberlailpU Gott. 1768. en, Bibl. des Sc. et des beaux Arts Tom. XXX. P. I. p. 195. De  iio R E I Z E luchtsgefteldheid voortkomen, maar die de Venus-ziektcn wel voor een' tyd ftillen maar nooit kunnen genezen (6). Deze laatstgenoemde kwalen zyn hier gevaarlyker dan elders, om dat 'er bykans altoos fcheurbuik mede vermengd is, en dat een geneesmiddel , welk voor écn van deze beide ziekten dienftig is, altoos te gelyk ftrekt om de andere aan te zetten. In Siberië en het Noorder -Tartaryë zyn de Vcnus-kwalcn zodanig verfpreid, dat het ganfche menfchelyk gefiacht, in die geweften , gevaar loopt, van daar door" by vervolg van tyd verdelgd te zullen worden ; en de wyze, op welke deze volken in hunne hutten leven , ftrekt natuurlyk om dat tydftip te verhaaften, uit hoofde van de onmatige ontuchtigheid, die daar uit geboren wordt. Zy kennen geene bedden, maar fiapen byna naakt op banken cn CO Sommige Schryvers geven evenwel voor, dat de Ruffen m deze ziekte van het fublimaiwn córmftyum gebruik maken ia t byzonder de Heer Macquer in zyn 'mkionalre de Chymh p- X IIet is beltend> ^gt hy, dat het inwendig ge-' brink van het fuUimaHim corrofmim federt langen tyd , ' m^t goed gevolg , is ingevoerd geweest by de Tartaren en' by de RuiTen, welker onhandige levenswyze, met allerlei vrouwvolk hen geduung bloot ftelt om de eene Venus-kwaal op de ander* te ftapelen. Ik heb, in myne reis Van Petersburg naar Tobolsk, nergens gezien dat men dit hulpmiddel gebruikte , en weet zelfs dat ryke heden , welke van die ziekte aangetast werden , zich wel naar Europa begaven, om zich te doen genezen. Het kan zyn, dat men dcszelfs gebruik hebbe opgegeven , ter oorzaak van de beklaaglyke gevolgen , welke dit middel, wanneer liet met met behoorlyk toeverzigt wordt aangewend, kan na zich liepen.  naar SIBERIË. in cn boven op de kagchels zonder onderscheid door elkander , zo dac de ouders de huwelyksplichccn niet volbrengen kunnen , dan onder de oogen van hunne kinderen, welke dus eerder dan op ander plaatfen onderricht worden, cn te gelyk al te gemaklyke gelegenheid hebben, om zich niet aan ontucht over te geven. Hoewel ik eerst voorgenomen had den nacht in 't gehucht Melechina door te brengen, noodzaakte my echter de onlydelykc flank , welke het vertrek , waar ik my bevond , vervulde , weinige uuren na myne aankomst myne reis te vervolgen. De Inboorlingen , het grootftc gedeelte van 't jaar in hunne hutten opgefloten zynde, hebben geene gemeenfehap mee de buiten-lucht, dan door venflertjes van een'voet vierkant , die altoos gefloten zyn, en door een klein lucht-gat, welk zy 's morgens eenigen tyd open zetten, om den rook te doen naar buiten vliegen ; zo dat zy by aanhoudendheid vuile dampen inademen , welke negen maanden van 't jaar daar hebben kunnen giften. Melechina verlaten hebbende raakte ik buiten het gebergte, en bevond my in een ruime vlakte ; de fneeuw verminderde op éénmaal zo merkelyk, dat ze op fommige plaatfen naauwlyks de oppervlakte der aarde bedekte. De thermometer teekende ondertuffchen nog zeven graden onder o , wanneer ik op den 5. ten vyf uuren 's mor-  IT2 REIZE Js morgens het gehucht Lialinskoi bereikte. Dien zelfden dag kwam ik om één uur na den middagte Werkhotourie, een kleine Stad in Siberië niet ver van de rivier Tura gelegen. Dezelve ftaat op een rots , en is omringd met eenige flegte vcftingwerken , welke door de Ruften , federt dat die Siberië in bezit gehad hebben, zyn aangelegd. Sedert Gagarin , Gouverneur van dit Gewest, was deze Stad de eenigfte, waar door men uit Rusland in Siberië konde komen. Dezen Gouverneur onder Peter I. het voornemen gefmeed hebbende , om Siberië onder zyn eigen gebied te brengen , eifchte zyn beftek dat hy den weg over Ekaterinburg , die toen als de kortfte meest gebruikt werd, affloot (7). Vervolgens lag deze weg geheel verlaten, en werd niet voor in 't jaar 1761. door een Ordonnantie van de Keizerin Elizabeth wederom geopend. Ik was te Petersburg onderricht geworden , dat te Werkhotourie een Tolhuis aangelegd was , waar een allerftrengst onderzoek gefebiedde , cn had dienvolgens den Kancelicr verzogt orde te willen geven , dat de kiften , waar in myne Inftrumenten waren , en die van Parys af nog altoos gefloten waren gebleven , ook daar niet mogten geopend worden ; welke gunst ik, niet tegenftaande de ftrengheid der Ordonnantiën, verwierf. Dit brengt my een Ordonnantie van Peter 00 Om geene andere reden , dan 0111 't (luiken te beletten. Sedert de Keizerin Elizabeth in 1752. alle binnenlandfche Tollen affchafte , ftaan alle wegen open. L'Antid. p. 84.  NAAR SIBERIË. "3 tér I. in 't geheugen , die aan den fmaak van dien Vorst voor de Kunften en Wetenfchappen te 'veel eer doet, om dezelve hier ftilzwygend voorby te gaan. Zy hield in , dat geene werktuigen , die tot de Kunften en Wetenfchappen betrekking hadden, aan eenig onderzoek zouden onderworpen zyn; dóch het misbruik, welk van deze vergunning werd gemaakt, noodzaakte wel dra zyne Opvolgers om dezelve in te trekken (8). De Beftierder van den Tol, Michitas Ivan Soubatof genaamd (9), eifchte my blootelyk een lyst af van myne goederen , en betoonde my zeer veel beleefdheid. Hy fchonk my een paar Sabel-vellen, eenige ponden thee , en verfcheiden foorten van eetwaren , en toen ik gereedheid maakte om te vertrekken , kwam hy my met de voornaamfte lieden uit de Stad bezoekem Ik had nog eenige liqueurs van Luneville over, als mede ettelykc Heffen Bourgogne-wyn } welke de Baron de Bretcuil my j by myn vertrek van Petersburg, had mede gegeven , waarop ik hen onthaalde. Men heeft in Siberië geen' wyn* dan dien de Reizigers mede brengen ; de Boutgogne-wyn was zeer naar hunnen fmaak , maaf onze liqueurs waren hun veel te laf cn te flapj zy zyn gewoon zulke fterke dranken te gebruiH ken, (ï) Al wat konten en wetenfchappen raakt , is siiog heden ten dage tol-vry , alhoewel onderworpen aan het onderzoek der Tol-bedienden. L'Antid. p. 85. (9) Waarfciiynlyker : Nikita Iwanowitz Zoubatow. Twee doopnamen zyn by de Grieken niet in gebruik. L'Antiö< p< S'7«  "4 R É I z E ken , dat de 'Franfche ter naauwernood eenig ligt gevoel aan hun verhemelte kunnen geventDeze lieden hielden zo. fterk aan, dat ik my té Werkhotourie wat mogt onthouden, dat ik myn vertrek tot den nacht vc;fchoof. De Heer Soubatof noodigde my ommy ten zynen huize te gaan ververfchen, en ik vond daar zyn geheele gezin , Zyne vrouw, die 'er zeer wel uitzag en ook zeer wel gekleed was, zag ik alleen door de deur van hare kamer, die half open ftond, en daar was geene mogelykheid om haar voor den dag te doen komen.- Ik vertrok om agt uur des avonds , met een zeer donkere lucht cn langs een' kwaden weg ,zo dat ik befloot alle de flambouwen te doen ontfteken; dan, hoewel men my te Werkhotourie veel ongemak voorfpeld had , reisde ik den ganfehen nacht zonder dat my eenig toeval bejegende. Om de ftreek van drie uur 's morgenshad ik het genoegen te zien, dat het weêr, welk by myn vertrek uit de laastgenocmde Stad zeer zagt geweest was, op éénmaal kouder werd, en dat de thermometer tot op negen graden onder 'c vriespunt was gevallen; maar de zon verfcheen niet zo dra boven den gezigt-einder of dit werktuig rees ten fnelften weder om hoog. Ik zakte nu onophoudelyk af naar 't Zuiden, en de fneeuw werd van tyd tot tyd minder, welk my befluiteö deed geen oogenblik meêr te verliezen, uit vrees van door dit dooi-weêr te worden Overvallen, Dien  waar SIBERIË. ii- jDicn zelfden dag brak de flede van den Horologie-maker midden in 't veld aan tweeën. Hier geene hulp by de hand hebbende , bonden wy dezelve weêr met touwen famen , en bragten haar, niet zonder vele moeite, tot aan Makhneva , waar ik voor had dezelve te laten herdellen ; maar wyl ik niemand vinden kon, die dat werk op zich nemen wilde , moest ik overgaan om een andere te koopen. Terwyl men bezig was die nieuwe flede in orde te brengen , deed ik in een huis van dit gehucht myn middag-maal, en had te gelyk gelegenheid om myne voerlieden hunnen maaltyd te zien houder; Zy hadden zich by eenige andere Ruffen gevoegd, die voorraad naar Wcrkhotourie moeften voeren, en elk plaatfte zich, de een op een bank en de ander overeind ftaande, rondsom een kleine tafel, de ecnigfte die 'er in huis was. Eerst diende men hun, zonder dat zy een bord of tafel-laken hadden , in een' kleinen houten bak een pottagie voor , die van zuurkool cn gort, zonder brood, gekookt was, en die zy met houten lepels aten ; hun brood* 't welk ik , niet tegenftaande het zo zwart als inkt was , ondernam te proeven , was van een' ónverdraaglyken fmaak. Dezen eerden bak weggenomen zynde , werd 'er een tweede opgezet met zuurkool, die rfict olie van vifch was toebereid. Somtyds wordt die kool ook wel toegemaakt met olie van hennepzaat of van beeren: Hun drank bcflaat in Quouas j of Kwets , derf zelfden met dien der RuilenJ waar van ik reeds H & WW  lïö REIZE heb gèfpróken. Deze maaltyd kwam hun den man op een' Huiver te ftaan. Zy eeten ook wel erweten , rapen en radys in water en zout gekookt. Het was toen ter tyd in de vasten, geduurende welke zy noch vleefch , noch boter, noch melk , noch vifch durven eeten. Zy gebruiken het naauwkeurigst toeverzigt , dat niet het geringfte kruimeltje van hunne fpyze op de tafel blyve liggen ; zy nemen 't ftraks met de grootfte zorgvuldigheid op en fteken 't in den mond ; zo dat hunne tafel na den maaltyd het eenigfle zindelyke ftuk is , dat men onder al hun huisraad kan vinden. Doordien ik hier by myne aankomsL eene bykans verflikkende hitte gevoelde, plaatfte ik myn' thermometer op den hangzolder, waar zy des nachts, en een gedeelte van den dag, liggen te flapen; dezelve klom tot op veertig graden , dat is byna tien graad hooger dan in de grootfte zomer-hitte te Parys. Vier of vyf vrouwen , die wy in dit huis vonden, verborgen zich, op onze aankomst, agter een foort van gordyn ; 'doch zy werden langzamer hand minder belchroomd , en fchenen ten uiterften verbaasd te ftaan , toen zy ons vleefch en allerlei flag van kost zagen eten, welke haar in dezen haren vasten-tyd was verboden. Dit volk is zo naauw gezet in de onderhouding van denzei ven , dat ik aan een kind van omtrent drie jaar een ftukje gebak gegeven hebbende, de moeder aanftonds toefchoot om het dat te ontnemen, en het kleinftekind, een maand ze-  naar siberië. ii7 zeven of agt oud , was het ecnigfte aan welk vergund werd daar van te eten. Ik moest wegens de groote hitte myne toulouppe afleggen , en trok een redingote aan naar de Franfche manier; dit fcheen deze vrouwen zeer te behagen, ookbefchouwdenzy alle de ftukken van myne kleeding met de uiterfte nieuwsgierigheid , en alles geleek haar nieuw te zyn, fchoon deze de ecnigfte post-weg is , die 'er wordt gebruikt. Deze vrouwen waren levendiger , dan ik fcdert myn vertrek van Moscou , cn vooral aan dien kant van de Wolga, noch had ontmoet; daar boven waren zy fraaier gemaakt , grooter, en van friffer kleur , dan men ze anders , op dit gedeelte van den weg, te zien krygt. Twee dochters uit het huis waren voornamelyk zeer bevallig; zy hadden zelfs foorten-van lubben aan hare hembden , 't welk ik in Rusland nergens onder de Boeren had aangetroffen. I k had van de Wolga af noch niet anders dan door het zelfde bofch gereisd , en daar meestal niets aangetroffen dan gehuchten , welke de grootfte behoeftigheid vertoonden; dan naar mate ik verder van de bergen raakte , vond ik ook meerder bloot land en beter bevolkte woonplaatfcn. Het Siberifche vrouw-volk heeft, in 't gemeen, de zelfde kleeding met het Ruffifche; de meisjes gaan op de zelfde wyze met het haft gevlogten, 't welk ook tot zy trouwen haar ecnigfte kapfcl uitmaakt; doch voor getrouwde H 3 yïou-  ïJ8 reize vrouwen is 't geen gebruik in 't hair gekapt te gaan. Z o dra de lieden in gereedheid waren vertrok ik van hier, en kwam den 7. tegen den middag in 't gehucht Babikhina. Het weêr was nu zo volkomen tot dooien overgenagen, dat de fneeuw, op den bereden weg uitgezonderd , overal was gefmolten; en het water, dat op het ys van de rivieren ftond , kondigde het gevaar aan , welk men met 'er over te trekken zoude loopen. Deze vrees, gepaard met het verlangen van Tobolsk, waar wy nu niet boven een zeventig mylen meêr af waren, ten cerften te bereiken , ftrekte om den moed van ieder op te wakkeren, en elk deed aan ieder Posthuis om ftryd zyn best, om alles te befchikken. Dien zelfden 'dag kwam ik op middernacht te Turnen, en had voor ftraks weêr van daar te vertrekken, maar kon niemand vinden , die wagen wilde om my over de rivier te brengen , zeggende het volk in 't Posthuis dat het ys ieder oogenblik ftond los te breken. Vergeeffch beproefde ik alle mogelyke middelen om hen over te halen; zy wilden, om zich te bepalen, yolftrekt den dag afwachten. Ik was nog zestig mylen aan deze zyde van Tobolsk 3 het verlies van dezen nacht kon de oorzaak zyn, dat ik 'er voor het losgaan van 't ys niet konde komen, in welk geval ik zoude hebben moeten blycu waar ik was; want het is dan volftrekt onfflRggjft te reizen, zelfs in een fchuit, doordien  naar SIBERIË. 119 dien het ganfche land dan door ftroomen , die zich overal verfpreidcn, wordt onder water gezet. Op dit befef fprak ik myn oude voerlieden aan, en ftelde hun voor, dal zy my dien geheelen dag over verfcheiden rivieren gevoerd hadden , zonder dat zich eenige fchyn van gevaar had opgedaan , en dat het gevaar in die weinige uuren niet zo veel grooter had kunnen worden ; ik beloofde hun tevens dubbel loon, en gaf hun zo veel brandewyn te drinken, dat zy befloten het te ondernemen , en na ik de lieden uit het Posthuis ook overgehaald had, om paarden aan te fchaffen , trokken wy de rivier zonder eenig toeval over. Op den 9. bereikte ik Sozonowa, om de ftreek van vyf uur in den morgenftond. Ik werd in dit gehucht vry wat opgehouden , doordien 'er by myne aankomst ftraks geene paarden waren te krygen. Ik deed wel myn best om dit tydverlies "in te winnen , door de voerlieden onderweef wakker op brandewyn te onthalen, om hen dus tot het maken van meerder fpoed aan te zetten ; maar wyl de fneeuw op de meefte plaatfen ten eenenmaal verteerd was , kon ik het, wat ik doen mogt, niet voor des avonds ten vier uur te Barozoviar , eri ten negen uur aan de Post van Wakfarina brengen , by welke laatfte plaats ik over de rivier Tobol moesc trekken,  REIZE Hier gekomen eifchte ik zonder dralen paar, den; dan die werden my met dezelfde vaardigheid geweigerd, als ik dezelven gevorderd had, en na hier over een uur getwist te hebben was ik nog zo ver als te voren. Ik konde nu ook voor my zeiven 't gevaar niet langer ontveinzen van deze rivier over te trekken , en de redenen der Inwoners van dit gehucht haalden my zelfs in 't begin over, om my hier neêr te zetten en 'er myne waarnemingen te doen ; maar behalven dat de ligging van de plaats niet zeer gevoeglyk was , had ik noodig met het gezag van de Keizerin onderfteund te worden , zo tot het bouwen van een Übfervatorium , als om niet geiloord te worden in myne verrichtingen ; en 't een en ander fcheen my toe hier onuitvoerlyk te zyn, Ik begon dezen land, sart reeds genoeg te kennen , om niet onkundig te zyn , dat ik de beleefde behandelingen, die ik op myne reis ondervonden had , alleen aan de ontmoeting van eenige wel opgevoede lieden, en vooral aan de voorfchryvings-brieven van den Heer van Woronzof had dank te weten ; want in alle gevallen , waar het alleen op de natuurlyke geaartheid der Inwoneren aankwam , had ik zeer vele moeilykheden morten doorftaan, en in het tegenwoordige had ik daar boven nog het bygeloof van een onwetend VQlk te dychten. dit alles kwam dat ik nu nog maar vyf ea  . I NAAR SIBERIË. 121 en twintig mylen van Tobolsk af was ; in twaalf uuren kon ik 'er komen , en op het punt, dat ik zo het einde van alle myne ongemakken ftond te bereiken , bevond jk my in de afgryslyke omftandigheid van myne waarneming te'zullen miffen. Dit was te veel voor my om te kunnen wederftaan; het koude zweet verfpreidde zich over alle myne leden, en werd door een algemeene onmagt gevolgd ; maar ftraks herriep de wanhoop alle myne vermogens. Ik deed een voorftel om met planken of takken van boomen een foort van een vlot op 't ys te maken , maar de hoofden van al dit volk waren zodanig op den hol , dat zy al wat ik voorfloeg onmogelyk keurden en met barsheid verwierpen. Hunne weigering maakte zulk een' indruk op my , dat het weinig fcheelde of ik zoude hen gedwongen hebben om my over te helpen; maar my viel in dat ik hunne paarden zoude kunnen koopen en dan naar ons eigen welgevallen voortreizen , en dit ontwerp bragt myne zinnen weêr tot bedaren. Ik trad een oogenblik buiten om te bedenken wat my te doen ftond ; myn laatfte overleg fcheen my 't waarfchynlykst te zullen flagen , en ik maakte hier te meêr ftaat op , wyl ik dagt te kunnen vertrouwen , dat myn byhebbend volk my niet zoude willen verlaten. Ik ging dan tamclyk bedaard weêr naar binnen , en liet het een en ander tot den avond maaltyd voor den dag krygen s zo wel als brandewyn om daar mede al H 5  J2z REIZE het volk te onthalen , 't welk noodzaaklyk was om alle de hoofden, die door al wat 'er voor? gevallen was gemelyk waren geworden, weêr te recht te brengen. Te gelyk met dit alles bragt men my myn' thermometer , dien ik tegen den muur plaatfte om de hitte van dit vertrek , welke fmoorende was, op te nemen. Dit volk zag alzo vreemd op over dit werktuig , als die van Kuzmodemiansk gedaan hadden over myn' barometer , dien zy voor een uurwerk namen. De thermometer maakte op die van Wakfarina dies te fterker indruk , doordien dezelve , uit de koude lucht in die heete ftove komende , met veel vaardigheid opklom. Ziende dat zy met groote aandachtigheid op dit verfchynfel ftaroogden, zcide ik hun, zonder eenig byzonder inzigt, dat die thermometer de hitte cn koude aanwees; dat de kwik in het eerfte geval rees en in het tweede zakte ; maar deze uitlegging , fchoon natuurlijk, was niet zo voor hun; zy fchreven dit werktuig iets wonderdadigs toe. Ik merkte het, en bleef niet in gebreke van 'er mijn voordeel mede te doen. De thermometer klom ten eerften tot op vyf en twintig graden , waar op ik hem in de hand nam en hun inet een' befliflcnden toon verzekerde , dat dit ding , als men het buiten de deur bragt , ons zoude aanwyzen of men de rivier zonder gevaar konde overryden dan niet, cn dat het in 't eerfte ge*  naar SIBERIË. 123 geval "beneden een zeker flip (i) , welk ik hen deed opmerken, zou dalen. Ik had zo dra niet gefproken, of zy maakten den thermometer buitens huis vast , cn ik ging terftond weêr naar binnen, zonder meêr van vertrekken te fprcken. Ik bemerkte aanftonds de gifting, welke de onwetendheid en 't bygeloof in alle deze herffenen veroorzaakte, die behalven dat reeds verhit waren door het hooren van eenige woorden omtrent het oogmerk van mijne reize, welk zy alzo weikebegrypen konden, als't gebruik van fommige myner werktuigen, die hun onder 't oog waren gekomen. I k was nu bezig met eens onder hen te doen rondfehenken , toen een karei , die zich het derkde tegen my had aangefteld , en zonderdat ik het bemerkte naar buiten was gegaan , met grooten ophef kwam binnen duiven , en my zeggen dat het dier tot onder het aangewezen dip gedaald was. Straks liepen ze allen naar buiten , om zich hier van met eigen oogen te verzekeren, en ik had nu niets meêr te doen om op reis te komen, dan mynen.Tolk den mond te doppen, die hun wilde uitleggen dat de kwik geen dier was, Binnen korten tyd waren de noodige paarden in gereedheid, en ik droeg ' wel (O Namelyk iéa graad onder o, en gemeenlyk teekende de thermometer om dezen tyd van den nacht twee of drie graden daar beneden. Dit ftip was mcèr dan vier duim Ver van dat van vyf cn twintig graden.  124 REIZE wel zorg dat men op my niet wachtte. Een van de voerlieden , die den geheelen dag de weerbarftigfte geweest was , werd op dit oogenblik de yverigfte van allen. Ik zette hem op de flede waar op myne werktuigen waren , en liet hem voor my uit ryden , terwyl de andere fleden my volgden. Wy waren niet zo dra buiten het gehucht gekomen of wy ontdekten de rivier, welke het eenigfte voorwerp was dat zich in 't midden der duiflerniflen , die dit werelddeel bedekten , aan het oog vertoonde. Het flaauwe Herren-licht door het water, 't welk over dit bultig ys (2) ftroomde, te rug gekaatst, deed deze rivier van verre onderfcheiden , en maakte door dcszclfs flikkering de vertooning van zagtelyk voortgeftuwde golfjes. Wy geraakten wel dra aan den oever, alwaar de diepfte ftilte heerfchte. De voorfte voerman , op 't punt van de rivier te kruiflen , blyft op eens ftil ftaan. Ik ftond over eind op myne flede ; ik roep hem toe fioupai, (dat is , ga -voort,-) en ter zelfder tyd geef ik myn' voerman zulk een' wakkeren floot, dat die ftraks op de gang raakt. De voorfte wil niet agter blyven ; hy neemt zelfs nog fterker vaart; de overigen volgen ons, en in een oogenflag ftaan wy allen op de overzyde van de rivier. Dit 00 Deze oneffenheden , veroorzaakt zynde doordien het ys aan 't fmelten was, maken geene tegenwerping tegen het geen ik elders gezegd heb, dat de oppervlakte der bevrozen rivieren glad was.  naar SIBERIË. i2S Dit tydftip deed my echter zulk een ukftekend vermaak niet gevoelen, als men 'cr van zoude mogen verwachten. Ik was naauwlyks op gindfchen oever van de rivier , of ik gevoelde eene becving door alle leden , welke van ftuiptrekkingen werd gevolgd ; myne krachten , die tot hier toe hadden gefchenen grooter te worden , verheten my op éénmaal , en ik moest tot een overfchotje van ftcrken drank , welk ik by my in de flede had , myn' toevlucht nemen. Dit verkwikte my ten eerften , ik raakte in flaap , en flicp nog toen wy aan de post van Cheftakova kwamen. Deze plaats verliet ik terftond en bereikte eenige uuren daar na Dektezava, waar ik voor de laatfte maal frisfche paarden moest nemen. Nadien ik nu nog door de rivier Irtyfch van de Stad Tobolsk afgefcheidcn was, verwachtte ik in dit gehucht weer nieuwe zwarigheden te zullen ontmoeten , doch vond my hier in gelukkig bedrogen. Het ys van deze rivier werd toen te Tobolsk nog bereden, ongetwyffeld doordien de weg hier meêr gebruikt wordt , en dus de fneeuw , door menfehen en beesten plat getreden , als tot één lighaam met het ys geworden was en het zelve hadde verdikt en verflerkt. Eind el yk kwam ik op den 10. van Gras^ maand, zes dagen voor het losbreken van'tys, te Tobolsk aan, na, niet tegenftaande de menigvuldige toevallen die my opgehouden hadden, en de moeilykheid om paarden te bekomen, omtrent agt  125 É. E I Z E agt honderd mylen, of drie duizend één honderd en agtien werften , van Petersburg af met een flede in een maand te hebben afgelegd. Straks na myne aankomst ging ik den Heer Soimonof, die hier Gouverneur was, bezoeken. Hy liet zyne dochters binnen-roepen; de oudftei die weduwe was, kwam naar my toe en zoende my eerst voor den mond, en vatte daarna myne hand om die ook te kuffen. Ik , die op deze Ruffifche plichtplegingen ganfeh niet afgericht was, werd hier door in 't eerst een weinig verlegen , doch herftelde my wel dra weêr, en toen de beide andere , waar van de jongfte negentien of twintig jaar was, tot het zelfde oogmerk my naderden , trad ik naar haar toe , en , na haar volgens haare manier omhelsd te hebben , kuste ik hare handen en trok de myne te rug. Ik had hier in mis; ik moest, ingevolge van 't gébruik , wel hare handen gekust hebben terwyl zy de myne het zelfde deden ; maar ik had Op myne plaats moeten blyven ftaan , tot dat zy ftry kwamen omhelzen. De Gouverneur ontving my op de bcleefdflc wyze , en betuigde my zyne achting voor de Wetenfchappen, die hy bemint en oeffent. Hy bezorgde my een wacht, beftaande uit een' Onder-officier en drie Grenadiers, en boodmy voorts de behulpzame hand in al wat ik noodig had. Van  NAAR SIBERIË. Ï27 Van de eerfte dagen af hield ik my bezig met het doen in orde brengen van myn Obfervatorium , cn in 't gemeen van alles wat daar toé betrekking had ; doch met al mynen yver kon ik het niet voor den elfden van Bloeimaand afgedaan krygen. Ik bragt 'er ftraks myne werktuigen heen, en had den 18. van de zelfde maand, niet tegenftaande de betrokken lucht , gelegenheid om verfcheiden Gedaanten QPbafes) van de Maan-taning waar te nemen. Op den 3. daar aan volgende had ik my ook tot de Waarneming van die aan de Zon gereed gemaakt, welke in Vrankryk onzigtbaar , en voor my van groot belang was , doordien ze my een van de beste middelen aan de hand gaf, om de lengte van Tobolsk met naauwkeurigheid te bepalen, en ik, wyl de zon dit wereld-deel in den zomer bykans onafgebroken befchynt, genoegzaam geene hoop had van de taningen der Wachters van Jupiter te zullen kunnen waarnemen ; hier by kwam dat deze zon-cclips in Zweden , in Denemarken en te' Petersburg ook konde gezien worden, en ik dus verzekerd was myne waarnemingen met die van anderen te zullen kunnen vergelyken. In 't begin' tan deze taning was het ook betrokken lucht, cn hoewel we reeds in Wiedemaand waren, viel 'cr nog vry wat fneeuw; doch het einde kon ik met de grootfte naauwkeurigheid gadeftaan , en de lengte van Tobolsk, met betrekking tot de Middags-lyn van Parys , die uit deze waarneming , vergeleken met die van Stokholm , welke de Heer TV.  REIZE Delifte my wel heeft gelieven mede te deeJen , kan opgemaakt worden , komt uit op vier uuren drie en twintig minuten en vier en dertig feconden. D e Inwoners van de Stad , die niet gewoon waren dikwyls vreemdelingen te zien, waren zeer verwonderd over myne aankomst ; ftraks daar aan zagen zy het oprigten van myn Obfervatorium , welk zeer veel in gedaante van hunne woningen verfchilde ; hier fchuilde naar hunne gedachten iets geheimzinnigs onder , te meêr dewyl het een vierendeel uurs van de Stad en op een' berg gelegen was , van waar ik den geheelen gezigt-einder konde ontdekken, In 't eerst vormden zy alleen maar loffe en misfelyke gillingen , dan zo dra zagen zy niet myn Quadrant, myne Slinger-uurwerken , het konftwerktuig ter bepalinge der Verfchil-zigten (Parallaxen) en een' verrekyker van negentien voeten, Inftrumenten, die alle volftrekt nieuw voor hun waren , of ik was buiten tegenfpraak een Toveraar. By dag hield ik my geduurig bezig met de Zon waar te nemen , om myne uurwerken te regelen, en de verrekykers te beproeven; by nacht nam ik de Maan en de Herren waar; ik maakte veel gebruik van een klein lampje , aan myn Quadrant geplaatst, om de draden van den Micrometer te kunnen onderfcheiden ; ik kwam dikwerf niet voor 's morgens zeer vermoeid in de Stad te rug, en de ongedaanheid yan myne kleeding,  naar SIBERIË. 129 ding , waar ik my op die tyden weinig mede bemoeide , hielp nog om hen in 't denkbeeld, dat zy van my opgevat hadden, te beveiligen. D e Gouverneur en eenige weinige andere lieden waren alleen overtuigd, dat de waarneming van Venus togt voorby de Zon het oogmerk van myne reis was; al het overige van de Stad hield zich aan 't bygeloof. De minft onkundigen vertelden de handtaftelykfte zotternyen nopens deze waarneming , terwyl anderen het oogenblik van dezelve als het laatfte van de wereld afwachtten. Zy befchouwden my als de oorzaak der overftrooming, die door delrtyfch werd gemaakt, en dit jaar zo groot was , dat een gedeelte van de Stad , daar ze laagst is , tot aan de daken onder water raakte. Verfcheiden menfchen, die hunne goederen uit den vloed, welke hunne huizen om ver wierp en weg ficeptc , redden wilden , fchoten 'er 't leven by in ; op meêr dan eene plaats fcheurden ganfche brokken van den berg af, cn Hortten met een yffelyk gedruis in de rivier, cn fommige lieden, wier huizen dicht by dien berg ftonden , werden genoodzaakt dezelve te verlaten , uit vrees van mede daar in gefleept te zullen worden. Het zout-magazyn liep geheel onder , en fchoon men de gereedfte middelen in 't werk ftelde om het zout te bergen , ging nogthans het grootfte gedeelte daar van verloren. Beneden den berg van Tobolsk vertoonde zich aan de genen , die op dcszelfs I top  13® REIZE -top waren, niets dan eilandjes, welke over dc .ondergeloopen vlakte, die zich zo verre als het; gezigt reiken konclc uitftrekte, waren verfprckl. Het is w'aa'r dat deze rivier alle jaren, met het fmelten van de fneeuw, buiten hare oevers ftroomt , maar het heugde niemand dat ze ooit zulke verwoeftingen had aangerecht, en dit veroorzaakte alle dc buitenfporige herffenfehimmen by het volk , welk geene hoop voedde van verlost te zullen worden van deze rampen, voor dat ik Tobolsk weêr had verlaten. Ik, die niets dan myne waarneming in 't hoofd had, was van ,al wat 'er ten dezen opzigte omging volftrckt onkundig , en zo gerust, dat ik altoos myne wacht aan myn huis liet, en met myn' Tolk, of nu en dan met den Horologic-maker, alleen naar het Obfervatorium ging ; doch de wacht kreeg bevel om my niet meêr alleen te laten , en fommige Rullen waarfcljuwdcn rny , cm niet meêr onverzeld naar myn Obfervatorium te gaan, cn op myne hoede te zyn tegen de baldadigheid van 't gepeupel, welk, het hoofd, by eene gelegenheid als deze, verhit hebbende, voor niets zoude ftil ftaan. Deze raad was te voorzigtig om niet gevolgd te worden; ik befloot zelfs in 't vervolg de mec-fte nachten op het Obfervatorium door te brengen , uit vrees dat het volk eens in den zin mogt krygen het te willen om ver halen. Oï  naar SIBERIË. tji Op den 4. van de zelfde maand liep ik het grootfte gevaar van zulks door den wind te zien gefchieden. Deze was zo hevig en zo aanhoudend , dat ik niet voor op den 5. gerust gefteld werd , wanneer hy tegen den middag ging liggen. De tyd , waarop het doelwit myner reize ftond getroffen te worden , was nu op handen; de volgende dag , de zesde van Wiedemaand , moest alle myne verlangens vervullen. Myn Heer van Soimanof , vde Graaf van Pouskin en de Aartsbiffchop van Tobolsk , van wicn ik met geen te groote erkentenis kan fpreken , hadden my betuigd geene geringe begeerte te hebben, om ook van dit verfchynfel ooggetuigen te zyn, cn om daar aan te voldoen liet ik een tent opflaan , waar in ik, om geduurende myn werk niet geftoord te worden, voor hun en hunne huisgenooten een' verrekyker plaatfte. Den dag van den 5. befteedde ik aan 't in orde ftellcn van myne werktuigen , cn ik befloot den nacht op myn Obfervatorium te flyten. Ik had niets te wenfehen. Alles beloofde my een' goeden uitflag van myne waarneming ; de lucht was helder , en de zon ging onder zonder dat men dampen aan den gezigt-einder befpeurde ; het teder fchynfel van het twee-licht, en de volmaakte ftiltc 'die in de Natuur heer:elite, ftorttrn het genoegen in myne gerufte ziel. Ik liet al myn volk hunnen avond-maaltyd houden. Myn gelukkig vooruitzigt ftrekte my alleen genoeg tot I 2 voed-  132 REIZE voedfel; doch dit geluk was van korten duur ; om de ftreck van tien uur eens buiten tredende, om 'er my in ftilte mede te verlustigen, was het of ik in den grond zonk, wanneer ik een gedeelte van het fterren-licht door den nevel zag gebroken. Ganfch verflagen doorloop ik met myn oog den gezigt - einder ; aan alle kanten vormen zich reeds wolken ; dezelve worden ieder oogenblik dikker ; de duifterheid van den nacht vermeerdert ; de hemel wordt niet meêr gezien , en 't ganfche zigtbaar halfrond , wel dra met een eenige nare wolk overtogen , doet alle myne verwachting verdwyncn en fiort my in de alleryffelykfte wanhoop. D E waarneming , die ik nu ftond te doen , bood der wereld voor dc eerfte maal het middel aan, om de parallax of het Verfchil-zigt van de Zon met naauwkeurigheid te bepalen. Dit vcrfchynfel , federt meêr dan een eeuw verwacht, vestigde de verlangens van alle Sterre-kundigen; allen wenfchtcn in den roem van deszeifs waarneming te kunnen declcn. De vermaarde Halley, die het eerst aankondigde , vertoonde te gelyk het groot belang , welk 'er in ftak , en daalde met de fpyt van het niet te kunnen beleven ten grave. 't Geheel geleerd Europa had tot den goeden uitflag van deze waarneming de handen in één geflagcn. De Vorften hadden, in 't midden van een' kostbaren oorlog , niets verzuimd om dezelve te doen gelukken; de onfterflykheid vat  naar SIBERIË. 133 Tan hunnen roem was 'er mede verbonden, en de grootfte voordeden konden 'cr, zo voor hunne onderdanen, als voor 't menfchdom in 't gemeen, uit worden geboren. I n Vrankryk weêr te komen zonder aan 't oogmerk van myne reis voldaan te hebben; beroofd te zyn van de vrucht van alle de gevaren, die ik had doorgeworfteld, en van alle de ongemakken , die de verlangst en hoop van een' goeden uitflag my alleen hadden kunnen doen verduuxen ; hier van door een Wolk beroofd te worden op het oogenblik dat ik het zelve dacht niet meer te kunnen miflen ; zulk een' toeftand kan men alleen maar gevoelen. Mv ontbrak zelfs in deze uiterfte wanhoop de flaauwe troost van iemand te hebben , die 'er deel in nam. Al het volk, dat ik by my had, was 'er getuige van geweest; zy waren weêr binnen het Obfervatorium getreden, en ik vond hen daar in een' zeer diepen flaap. Ik wekte hen allen ; zy lieten my alleen ; ik was daar door min ongelukkig. In deze wreede omftandigheid fleet ik den geheelen nacht; ieder oogenblik ging ik in en uit; ik kon noch blyven ftaan noch zitten , zodanig was ik ontroerd. Min moet juist zulke yflelykc oogcnblikken I 3 heb»  i34 REIZE hebben doorgeftaan, orn zulk een uitnemend vermaak te kunnen fmaken , als ik by 't herryzen van de zon genoot , wanneer myne hoop eeniger mate werd herboren. Ondertuffchen waren de wolken nog zo dik, dat wy, fchoon by fchy, nende zonne , in duifterniffe bleven bedolven ; een roodagtige weerfchyn, over de wolken ver! fpreid, was het eenigfte kenmerk van derzelver tegenwoordigheid ; dan een Ooftewind jaagt dit fomber voorhangfel naar den kant van 't Weften, en ontdekt wel ras aan den gezigt-einder een gedeelte van den Hemel ; dit wordt ongevoelig grooter ; de wolken vertoonen reeds een witagtige kleur, die ieder oogenblik verlevendigtde blydfchap ftroomt door alle myne ledematen, en geeft een nieuw leven aan myn ganfeh beftaan. De wolken verdwynen hoe langs hoe meêr; de Natuur herneemt een lagchend aanzien ; alles verkondigt de komfte van een' fchoonen dag, en myne verrukte ziel put onophoudelyk nieuwe vermaken uit myne verlangens , die nu door hoop worden gevoed. De Gouverneur en de Graaf komen met hunne huisgezinnen en deelcn in myne vreugde. Zy worden door den Aartshiflchop en eenige Archimandriten van naby gevolgd. Uit vrees van door een' grooten toeloop van nieuwsgierigen overval, len te worden , had ik myne wacht doen ver, dubbelen ; maar deze voorzorg was onnoodig, wyl alle de Inwoners zich of in de Kerken , of ia  •NAAR SIBERIË. 135 in hunne huizen, hadden opgefloten. Men kon onderwyl tot nog toe de zon mee zien , maar men kon uit alle omftandigheden afnemen dat zy op 't punt ftond van zich te vertoonen. Ik maak my dan gereed tot myne waarneming, cn myn gezelfchap treed in de tentf, die ik voor hun had doen in orde brengen. Ik had myn' Horologie-maker bevolen te fchryven en het oog op 't uurwerk te hebben , en myn Tolk moest tellen. De kalmte cn helderheid van de lucht hadden my doen befluiten om myne werktuigen buiten het Obfervatorium te brengen, om dezelve dies te gemakiyker te kunnen bewegen. Het duurde niet lang of ik zag een van de kanten der Zonne ; dit was juist op den tyd , waar op Venus aan den anderen kant op dit Hcmel-licht moest komen ; maar die kant was nog in de wolken verfcholen. Onbeweeglyk , en het oog by mynen verrekyker gevestigd, doorliep ik met myne begeerten duizenden van malen ieder oogenblik de .onmeetbaare ruimte, die my van dit Hemellicht affcheidde. Hoe traag fchynt my de wolk te wyken! Zy verdwynt ten laatftcn; ik zie Venus , die reeds op de Zon was, en maak my gereed om het voornaamfte verfchynfel, te weten het tydftip van den geheelen ingang , waar te nemen. Hoewel de lucht volmaakt helder is , wordt echter myn vermaak nog door de vrees geftremd. Het gewigtig oogenblik nadert; ik gevoel eene beeving door alle myne leden ; ik moet al myne aandacht infpannen om niet in I 4 my»  I3<5 REIZE myne waarneming te miffen; eindelyk komt het, ik doe de waarneming, en een inwendig gevoel verzekert my van de naauwkeurigheid myner werking. Men mag ibmtyds ook in andere ge. legenheden vermaken van dezelfde levendigheid kunnen fmaken ; maar in dit oogeblik genoot ik te gelyk dat, het welk my de waarneming zelve vcrfchafte, cn de hoop dat de voordeden, welke daar uit te wachten waren , ook na myn' dood tot nut der nakomelingschap zouden kun. Den ftrekken, Nadien de lucht den geheelen dag helder bleef, kon ik buiten verhindering myne andere waarnemingen vervolgen; en by gelegenheid dat de Gouverneur, eenige dagen daar na, een' Koerier naar 't Ruffifch Hof deed vertrekken , verzond ik twee affchriften derzelve naar Europa ; Eén namelyk voor de Akademie van Petersburg en een ander voor die van Parys. Ik bleef echter nog tot den 28. van Oogllmaand te Tobolsk, ten einde 'er nog andere fterrekundige waarnemingen te doen , en geduurende dien tyd deed ïk myn best om kundigheden ten aanzien van Siberië te verzamelen, welke ik, gevoegd by'tgeen |k op myne reize naar en van Tobolsk heb opgemerkt, tot onderhoud van den Lezer zal medededen, LOCHTSa  Mit SIBERIË. 137 LOCHTSGESTELDHEID VAN SlBERÏE en DE andere PrOVINTIEN VAN HET Russische Ryk. Het wydluchtig Ruffifche Ryk ftrekt zich uit ter lengte van omtrent negentienhonderd mylen (i) van 't Westen naar het Oosten, dat is van 't eiland Ago tot aan Kaap Tchuktfchi, deszelfs oostelykfte Uithoek (2). Siberië bellaat in dit wereld-deel van 't Westen naar 't Oosten byna veertien honderd en zeventig, en het overig gedeelte van Rusland vierhonderd en dertig mylen. De breedte van dit laatfte gedeelte beloopt vyfhonderd vyf en twintig mylen, af te rekenen van Azow tot aan deszelfs grenzen in de Ys-zee (3). Siberië heeft in zyn grootfte breedte, te weten van de Zuider grenzen naar den kant van Selinginsk (4), omtrent zeven honderd mylen (5). I 5 In (1) Deze mylen zyn van vyf en twintig in een graad, of van tweeduizend tweehonderd twee en tachtig roeden , (toifes) onderitellende den midden-graad van dc Middag-lyn van zeven en vyftig duizend en zestig roeden. (jö Het eiland Ago ligt op de lengte van omltrecks veertig graden , en Kaap Tchuktfchi op de lengte van tweehonderd cn negen. (3) Azow heeft zeven en veertig graden breedte , en de Noorder grenzen ftrekken zich uit tot omtrent agt en zestig graden. (4) Namelyk van negen en veertig graden breedte tot aan de zeven en zeventig graden. fa) Dit is alles op zyn hoogst genomen. De middelbare Jcngte van Rusland tot aan Siberië is van omtrent driehonderd en  REIZE In myne reize door Solikamskaïa, een ftad op de Wester grenzen van Siberië gelegen (6), werd my gezegd, dat de thermometer van den Heer Deüile in dat'zelfde jaar 1761 gedaald was tot op tweehonderd en tachtig graden , 't welk uitkomt tegen omtrent zeventig graden op dien van den Heer dc Réaumur. Deze yffelyke en byna ongelooflyke koude verwonderde my dies te meêr , doordien men een open plaats moest overgaan om op den thermometer, die tegen 't Noorden aan een' muur hing, te zien, en ik in de verbeelding was, dac geen menfch zulk een hevige koude konde verdragen. De koude, die ik zelf in Rusland gevoeld had , bevestigde my ook in dit denkbeeld ; ik had meêr dan eens gevreesd 'er onder te zullen bezwyken , fchoon de thermometer van de Réaumur niet lager ftond dan op omftrecks twee en twintig graden ; myn adem bevroos rondsom myne lippen en maakte een' yskegcl met myn' baard , dien ik fcdert myn vertrek van Moscow niet meêr dan éénmaal had gefchören, te Niznowogorod namelyk, waar ik eenigen tyd had ftil geweest. De menigte van 't bont, waar mede ik my had toegedekt, bclettede de koude wel tot op het overige van myn lig- chaam en vyftig, en deszelfs middelbare breedte van vierhonderd mylen. Wat Siberië betreft , men mag deszelfs middelbare lengte op veertienhonderd cn zeve;itis , en deszelfs middelbare breedte op vyl honderd mylen Hellen. _ (6) Ter lengte van vier cn zeventig graden en vier cn twintig minuten, en ter breedte van negen en vyftig graden cn vyf en dertig minuten.  KAAR SIBERIË. 13? chaam door te dringen, en zelfs hielp de fneeuw, die by wylen vyf of zes duim hoog op myne flede lag , hier mede toe ; maar de lucht, die ik inademde, deed zulk een hevige werking op myne borst, waar aan ik te voren nooit ongemak gevoeld had, dat de geduurige onlydelyke pyn my bykans deed bezwyken. Deze fmertelyke ondervinding deed my een koude van zeventig graden verdacht houden ; te meêr doordien de kwik in den thermometer, tot op een' zekeren graad verdikt, een veel fterker koude noodig heeft om zich vervolgens in de zelfde evenredigheid te verd;kken , in dier voege dat als men eene koude wilde onderftellen , welke vier maal grooter was dan die ik ondervonden had, dezelve, hoe weinig men 'er ook een denkbeeld van vormen kunne, nog merkelyk zagter zyn zoude , dan die waar aan de Inwoners van Solikamskaïa waren bloot gefteld geweest. Ik wilde omtrent dit punt gaarne alle mogelyke opheldering hebben , en ging dicshalven den thermometer, waar van de Rus, die de waarneming gedaan had, zich bediende, bezigtigen; dezelve was op een koperen plaat, volmaakt wel afgedeeld , vastgemaakt cn de hoogte van de kwik , naar de bekende regels tot een andere fchaal overgebragt, kwam dezen dag volkomen met die van den mynen over één , welke met de ftiptfte naauwkeurigheid volgens dc manier van den Heer dc Réaumur was vervaardigd,  I4P REIZE digd, zo dat ik ten aanzien van de juistheid van dit werktuig geene twyffeling meêr kon voeden. Ik verzogt om het Dag-regifter der Waarnemingen van het geheele jaar, en den loop van den thermometer nagaande , zag ik met de grootfte klaarblykelykheid de waarheid dezer buitenge woone gebeurtenis. Zeker moet men de ongelukken , die den Reizigers in Siberië ibmtyds overkomen, aan zulk een invallende koude toefchryven. Men verzekerde my te Solikamskaïa, dat dezelve ibmtyds binnen eenige uuren zo fterk konde toenemen, dat zo wel de menfchen als de paarden 'er het leven by moeften infchieten , indien zy te ver van eenig huis waren, om zich daar in ipoedig te kunnen bergen. Het gebeurt niet zelden, zelfs met een gewoonlyke vorst , dat iemand het een of ander lid van 't ligchaam bevrieze ; men vergenoegt zich met in die gevallen zulk een deel met fneeuw te wryven , waar door de omloop der vogten ten eerften weder herftcld wordt. Wanneer het aangezigt, welk by zulk weêr weinig gevoel heeft, op deze wyze wordt befchadigd, is het noodig dat men 'er door een' ander van worde gewaarfchuwd ; het is de gewoonte elkander onderling dezen dienst, die van zo veel gewigt is, te doen, dewyl men anderszins wel ras geheel van zulk een bevrozen deel zoude beroofd zyn. De  naar SIBERIË. 141 De luchtsgefteldheid is te Tobolsk ook zeer koud ; de thermometer van Réaumur teekende 'er in 1735- dertig graden- (7) ; doch echter blykt het dat 'er de winters niet zo ftreng vallen , als te Solikamskaïa , en fchoon die van 17Ó1. in die Hoofdftad al hevig koud was, kwam zulks toch by de koude , die men in de laatstgenoemde plaats gevoelde, in geene vergelyking. D e grond is in den omtrek van Tobolsk zeer gefchikt tot den akkerbouw ; men vindt overal een korst van zwarte aarde van één tot twee voeten dik, welke zo vet is, dat men ze nooit bemest, en te gelyk zo ligt, dat ze met één paard kan worden bearbeid. Met alle deze voordeelige omftandigheden voor den Landbouw , wordt dezelve hier zeer verwaarloosd , zo ter oorzaak van de luiheid der Inwoners , als wegens de hevige koude , de langduurigheid der winters , en de bykans onophoudelyke regens die op het dooi-weer volgen. Deze onderfcheiden natuurlyke oorzaken maken ook dat het weinige koren , welk 'er gezaaid wordt, nog zelden een volkomen rypheid bekome. In onze gematigde ïuchtftreken heeft mea Bloeimaand zo dra niet, of de herboren Natuur fchynt aan al wat groeit en adem haalt een nieuw leven by te zetten; de boomen tooien zich met nieuwe bladen , en de velden worden overdekt met (7) M. Dehsle, Vol. Ac*d. 1749- pas- 2. dos Memoires.  W REIZE met een lieflyk green , welk door zyne onein. dige verfcheidenheid de behaaglykfte tafereelcn aan het oog vertoont. De vogels hebben reeds hunne gaden uitgekoren ; zy vervrolyken al dertelende de Natuur met hun gezang, en maken boom en ftruik getuigen van hunne vreugd. De Leeuwrik heft mee het aanbreken van den dageraad het eerst zyn' zang aan, hy neemt zyne vlugt tot aan de wolken, doet de lucht van zyn geluid weergalmen , en ftort zich ftraks in 't midden der bloemen , waar mede de weiden en velden zyn gefchakeerd. Alles ontfangt nu in onze ftreken een nieuw fchoon ; alles ftort de blydfchap en 't vermaak in onze harten ; terwyl de Natunr ter zelfder tyd by Tobolsk niets aanbiedt dan de akeligheden van den winter. In plaats van dit groen en deze bloemen, welke hare lieflyke geuren rondsom verfpreiden , veroorzaakt en onderhoudt de gefmolten fneeuw in 't gebergte geweldige vloeden , waar van fommige , zich in de rivieren uitftortende , dezelve doen zwellen en de bygelegen landen overftroomen, terwyl andere het Wyduitgeftrekte vlakke land ih allerhande ftrekkingen kruiden en doorfnyden , en overal wanorde en verwoefting medevoeren. Als men op dezen tyd de vlakte van een verheven plaats overziet , vindt men een nieuwe zee op éénmaal in 't midden van het vaste land gevormd, De lucht is dan bykans altoos mistig , en de dampen, na eerst wolken gemaakt te hebben, vallen doorgaans in regen neder; fomtyds ook wel als  NAA* SIBERIË. 143 als fneeuw, of onder de gedaante van bevrozen mist , waar aan men zich dies te meêr vreesc .bloot te ftcllen , wyl dezelve door hevige winden voortgedreven nog gevoeliger finart veroorzaken, dan anderszins een fcherpe koude zoude doen. Onder zodanige beurtwiiïelingcn van regen , fneeuw en nevel brengt men hier dit jaargetyde ten einde. Den 4. van Wiedemand werd de aarde driemaal met fneeuw bedekt , die ook driemaal verdween ; maar vervolgens maakte de zon, den keerkring naderende, de lucht gematigder. Dit Hémel-licht is om dezen tyd byna altoos boven den gezigt-einder, zo dat men te middernacht met veel gemak kan zien te lezen. Hoewel de warmte hier van zeer korten duur is, krygen de veldgewaffen, geduurende dat bekrompen tydperk, op eens hunnen groei. Op den 22. van Wiedemaand ftond het koren reeds een voet hoog; dan in plaats van vruchtboomen, die men bykans overal elders aantreft, vindt men in deze, meest al woeste en verlatene, velden niets dan fparren , welke de aarde in ouderdom fchyncn te evenaren , en wier gelykvormige gedaante en fombere kleur het vrolykst hart met naargeeftighcid vervullen. Niets ontmoet men in deze eenzame boffchen dan eenige arme Inwoners van het land, die 'er de berkenboomen opzoeken, waar in zy infnydingen maken , om het fap derzelve in potten op te vangen. Uit dit vogt bereiden zy een foort van meê. Ir  144 REIZE I k heb menigmaal een wandeling gedaan langs de oevers van de rivier Ircyfch, tot op verfcheiden mylen afftand van de Stad. Myn verlangen was welbewoonde landouwen aan re treffen; doch ik vond niets langs deze geheele rivier dan een wyd uitgeftrekt vlak land, bedekt met het fiyk, welk door het water, ten tyde der overftroomingen , wordt ageer gelaten, en ftinkende waterplaffen over 't ganfche land verfpreid , en met dorre takken en ontwortelde ftammen van boomen omringd. Op het laatfte van Hooimaand 'had de grond nog geen genoegzame Hevigheid bekomen, om zonder gevaar te kunnen betreden worden. Ik had lust gekregen om eenige vogels, die my onbekend waren , wat nader te bezien en te dien einde te fchieten ; met dit ^ogmerk bleef ik ettelyke minuten op de zelfde plaats ftaan, dan door my al te zeer met dit voorwerp bezig te houden , bemerkte ik niet dat de grond ongevoelig onder my wegzakte, voor dat ik eetf van dezelven had getroffen. Ik wilde den vogel gaan opnemen , maar was zodanig in het fiyk gezakt, dat ik my in 't geheel niet kon bewegen , en ik moest myn' fnaphaan gebruiken , om zo veel vastigheid te krygen dat ik my kon redden. Ik liet den vogel liggen, zonder eenige verzoeking om 'er meer te vangen, en begaf my voorts weêr in de fchuit, waar mede ik de rivier was afgezakt, en bleef 'er in tot aan het naafte dorp , welk op vry hoogen grond was gelegen. Alles gaf hier blyken van de uiterfte elende. Ik liep  NAAR SIBERIË. 145 liep het omliggend land eens over , en vond dat men op fommige plaatfen koren had gezaaid , welk zo wel ftond als men verlangen konde , doch , met betrekking tot het jaargetyde , zo weinig gevorderd was, dat de Inwoners de hoop opgaven van het ryp te zullen zien. Men ziet te Tobolsk geenerhande foorten van Europifche vruchten, uitgezonderd de doorn-bes» die men hier en daar in de boffchen aantreft. De vruchten van 't land beftaan in de gleuguat cn een foort van frambozen. De glouguat heeft veel overeenkomst met onze aal-beffen. Deze vruchten hebben een' zuurachtigen fmaak, en worden als zeer heilzaam tegen de fcheurbuik aangemerkt. Noch zamelt men hier met veel zorgvuldigheid de vruchten in van een foort van pynboom, die vry wat naar den ceder gelykt, waar van 'er evenwel weinig by Tobolsk wallen, maar een groote menigte in den omtrek van Werkhotourie. Deze vruchten zyn hier zeer gezogt ; men eet dezelve raauw, cn trekt 'cr ook een olie uit, die daaglyks op de tafels wordt gebruikt. Vergeefsch heeft men getracht te Tobolsk groentens te Zaaien; radys, fommige foorten van falade, en een ftag van groene en gekrulde kool is al wat heeft willen gelukken; maar de Inwoners hebben Rhabarber van de tweede foort in hunne hoven, waar van zy de bladen als falade eeten. Ook maken zy een falade van paarK de-  I4ö R Ë 8,1 Z E deblocmcn en van brandnetels, wanneer dezelve eerst beginnen uit te fchieten. Een Rus had een' jongen appelboom van Mos-cou medegebragt, en kweekte denzclven in eenbroeikas. Dit jaar-(17-61) had hy 'er één vrucht aan, zo groot als ecu Pomme d'Apis. Deze werd, ter gelegenheid van een' plechtigcn maaltyd, in een groote fchotel op tafel gezet cn in kleine linkjes gemeden , die aan fommigen der gasten werden omgedecid. • Men deed my de eer van my ook een ftukje voor te dienen-, welk my zö zuur en onfmaaklyk voorkwam, dat ik 'er niet toe komen kon om het te kaauwen, en om aan de beleefdheid, die men my toonde, te beantwoorden , genoodzaakt was hét als een pil door te flikken. In tegenflelling van dit zyn de weiden hier by uitftek goed. Het gras groeit overal even welig, ook-houden de Inwoners veel vee. Ik had in dezen of genen Reisbefchryver gelezen,dat de grond te Tobolsk nooit geheel dan alleen maar ter diepte van eenige voeten ontdooide , cn werd door een' Inwoner van de Stad in dat denkbeeld bevestigd ; ondertuffeben maakten myne dagelykfche waarnemingen het gezegde van dezen , zo wel als van den Schryver dien ik gelezen had , zeer verdacht , en ik ondernam herhaalde reizen om de aarde te doen opdelven. De bezwaarlykheid om in dit Land ,- waar  NAAR SIBERIË. waar alles flaaf is (8) , werkvolk te fcrygen , deed my befluiten om my by den Gouverneur te vervoegen , die de goedheid had my een dozyn misdadigen toe te fchikken, welke in ketenen geboeid en tot het lands-werk veroordeeld waren 5 even als de Galei-boeven die men in onze havens ziet. Na een kuil van tien voet diep te hebben doen graven \ vond ik de aarde nog onbevrozen, en nam voor myn onderzoek nog verder voort te zetten. Ik dacht dat het niemand fchadcn konde , wanneer ik het dag-loon dezer elendigen , welk maar een ftuiver daags bedroeg j een weinig verhoogde , en deed dienvolgens eenig geld onder hen uitdeelen ; doch ftraks lieten zy een menigte brandewyn komen , maakten dc wacht dronken , en ontvluchtten terwyl dezelve fliepa Eenige dagen daar na vond ik hunne boeien in de boffchen; Den Gouverneur niet raadzaam geoordeeld hebbende my anderen in derzelver plaats toe te zenden , was ik gedrongen dit werk te ftaken. Zy hadden nog vier voeten dieper gegraven , zonder dat de aarde bevrozen was, en toen ftak ik 'er myn' degen nog tot aan 't gevest in (9) , zonder eenigcn tegenftand te gevoelen ;■ zo dat men veilig moge befluiten , dat de grond K 2 te f8) Geheel Siberië is een Domein van de Kroon. Byzöndere Edellieden bezitten hier geene eigendommelyke Landgoederen, üe boeren van 't Domein hebben Vryheid hun beftaan te zoe^ ken, zo zy kunnen'cn willen. Na hunne fchatting betaald t« SéWën, is al wat zy winnen hun eigen. L'AaitiD. p. n-. (y) Men moet hier in aanmerking nemen , dat ik in de het!' danigheid van een' Leek reisde*  148 REIZE te Tobolsk , wyl ze ter diepte van zestien voeten onbevrozcn is , ook ten eenenmaal ontdooit. Indien deze proefneming myne denkbeelden , die ik met betrekking tot de luchtsgefteldhcid van Tobolsk gevormd had , te recht zette, dezelve bevestigde my niet minder in myn begrip, omtrent de hagchelykheid van dingen op 't bloote gezag van overlevering of hooren zeggen na te vertellen, en ik ben van gedachten dat men de menigte van leugens, die men in de werken van fommige Reizigers aantreft, meêr aan derzelver ligtgeloovigheid hebbe toe te fchryven, dan wel aan kwade trouw. NademaAl myne reize niet verder gegaan is dan tot Tobolsk, kan ik uit eigen waarneming over de luchtsgcfteldheid van het overige gedeelte van Siberië niet fpreken; maar dewyl de later Reizigers, met den thermometer in de hand , en met een' geest van waarneming, die alle hunne voorgangers ontbroken had , dit land doorkruist hebben, is men in ftaat gefield de naauwkcurigfle denkbeelden omtrent dit onderwerp mede te deelcn , en wy achten het nqodzaaklyk in dit werk daar toe eenige bladzyden te hefteden. Volgens de waarnemingen door den Heer Gmclin in de Stad Argunskoi (i) in Siberië gedaan , is de lucht daar omftreeks zo koud , dat men f O Liggende ter breedte van vyftig graden en drie en vyftig minuten en ter lengte van honderd zes en dertig graden en twee en veertig minuten.  naar SIBERIË. f49 men verfcheiden plaatfen vindt, waar de aarde niet boven drie voet diep ontdooit (2). Het volk , welk in de nabyhcid' van deze Stad in de zilver-mynen werkt, beeft in dc uitgegraven gangen kelders gemaakt, om hunnen leeftogt voor de groote koude , waar aan men 'er zelfs in den zomer onderworpen is, te bcfchutten; cn in deze fpyskelders is de lucht nog zo koud, dat het ys , welk 'er in den winter vriest, des zomers niet weêr fmelt. Op den 17. van Hooimaand 1735. ftond 'cr de thermometer echter eeri weinig boven 't vriespunt, D e zelfde Reiziger ondervond in de Stad Jenifteik (3) , voor de eerftemaal , omtrent het midden van Wintermaand , de grootfte koude van Siberië (4). „ De lucht was als bevrozen „ en geleek naar een' nevel , fchoon 'er geen „ wolk aan den hemel was te bcfpeuren. Deze „ foort van nevel , of liever deze ongemeen verdikte lucht, belette den rook uit de fchoor„ fteenen op te klimmen ; de vogelen vielen ter „ aarde en bevrozen, ten zy men dezelve fchie„ lyk by een warm vuur bragt ; als men de deur „ van een vertrek opende, vormde zichaanftonds „ een nevel by de kagchel; en binnen een etK 3 „ maal (2) Gmelin , Reize door Siberië II. Deel p. 64. Tde Neêrduitfche vertaling beeft anderhalf Elle.] (3) Ter breedte van agt en vyftig graden en zeven en twintig minuten , en ter lengte van honderd en tien graden en veertig minuten. (4) Gmeun , L Deel p. 2S6,  153 ' REIZE „ maal waren de venfiers met een ys-korst van „ drie linien dik ten eenenmaal overdekt." Het blykt dat de Heer Cmelin op zyne te rug reize naar Petersburg in 1739. de zelfde Stad nog eens bezogt, en 'er verfcheiden waarnemingen deed , om uit te maken of de vorst daar altoos zo fterk is (5). „ Op middernacht van „ den 22. van Wynmaand Hond de thermometer „ van Dclifie op honderd en negentig graden , ti welk naar den thermometer van de Réaumur „ op een en twintig graden onder 't vriespunt „ uitkomt. De thermometer van Deliflc daalde „ tejenilfeik, omtrent het einde van Louwmaand S, des zelfden winters, tot op tweehonderd vyf3, tien graden, of op agt en dertig naar de fchaal „ van de Réaumur. Na dien tyd had men 'er geene koude meêr; de rivier de Jeniffei was op „ den 8. van Grasmaand open, en binnen drie weken 3, waren de velden met groente bedekt; waar 3, uit men zien kan dat de winters, zo wel hier als overal elders , op een mcrkclyke wyze „ van elkander verfchillen. „ Naar het verhaal van den zelfden Reizi3, ger (6) , begon de koude zich te Olekmins3, koi (7) in den jare 1736. omtrent het laatfte ,, van (5) Gmelin , DZ Deel p. 14S. (6) Gmelin , II. Deel p. .517. en 334. 00 Qp de breedte van zestig graden en twintig minuten, et |j) de laigte yan honderd zeven en dertig graden*  naar SIBERIË. 13* „ van Oogstmaand eerst te doen gevoelen ; in de eerfte dagen van Herfstmaand lieten de boo" men hunne bladen vallen ; al het kruid ver" dorde ; daar viel fneeuw cn de vorst veroor„ zaakte yzeh „Den 19. van Herfstmaand begon de ysgang „ op de rivier de Lena, en weinig dagen daar na „ haalde men 'er brokken ys uit, die over de „ twee voeten dik waren , waar van het volk 9, hier te lande een zeer nuttig gebruik weet te „ maken ; hunne venfters namclyk fluiten zeer , flegt , en de gewoone hulpmiddelen , zo als mist 'cn huiden , zyn niet genoegzaam om de „ fterke vorst buiten de kamers cn kelders te " houden ; zy nemen dieshalven zulke ftukken ", heel zuiver ys, zo groot als het venfter, daar Z niets meêr aan te doen is, dan 'er dezelve van , buiten voor te zetten en met water te befprcnT " gen , waar op het venfter klaar is. „Te Jakutsk (8) is de vorst zo hevig dat „eenige jaren voor 1736- een' Waiwodc , van zyn huis naar de Kancclary , die maar een ' , tagtig treden ver was, gaan moetende, ondcrl] weegs de handen, voeten en neus bevrozen, en hy veel moeite had om dezelve weêr herfteld te krygen; en zulks niet tegenftaande hy » zyn ganfche ligchaam wel met bont toegedekt K 4 » e« (8) Ter breedte van twee en zestig graden , en ter lejigte yan honderd Yyf en veertiS graden en twee en veertig minuten,  552 REIZE „ en een pels-kap op 't hoofd had (o). Op „ het laatfte van Wiedemaand gebeurt het, dat men drie voeten diep delvende den grond nog „ bevrozen vindt. In 1685. wilde men een' put „ graven en bevond dat de aarde , fchoon in „ Hooimaand, ter diepte van dertien roeden (1) „ bevrozen was. Ondertulfchen ging het ys op „ de rivier in 1737. op den n. van Bloeimaand „ los, en op den 14. van dezelfde maand werd „ geen ys meêr gezien. „ In de Stad Tomsk, fchoon veel meêr naar „ 't Zuiden gelegen (2) , is de koude echter „ zeer ftreng. Van half Grasmaand af was de „ lucht warm en aangenaam ; maar omftreeks „ den 15. van Bloeimaand veranderde dezelve „ op eens, en wy kregen fneeuw- en regen-vla„ gen, yzel en op zekeren dag een koude, die s, in zulk een faizoen ongehoord was." De luchtsgefteldheid van de Stad Mangafea , aan de rivier de JenhTei gelegen (3) , is ook zeer koud. Zie hier wat de Heer Gmelin (4) 'er van Cq) Gmelin , II. Deel p. 376. Ci) Ik denk die een drukfeil te zyn , en dat men lezen moet dertien voeten. [In 't Neérduitfch ftaat 13 Vadem. II Deel P- 43I-] (2) Op de breedte van zeven en vyftig graden en drie minuten , en ter lengte van honderd en twee graden en agt en dertig, minuten. pD Ter breedte van vyf en zestig graden en zes en dertiz fjunuten , en ter lengte van honderd en zeven graden. C4) CiiEUü , III. Deel. p. J64.  naar siberië. 153 van verhaalt. „ Ik heb , zegt hy , van het „ fchoone weêr gefproken, 't welk wy , voor ,, ons vertrek van Jenifleik , in het laatfte van „ Bloeimaand, hadden. Toen wy te Mangafea „ kwamen, was het niet anders dan of wy van „ den zomer tot den winter overgingen; wy „ hadden evenwel reeds den 10. van Wicde„ maand ; doch te gelyk is waar , dat we nu „ reeds op vyf en zestig graden en zes en der„ tig minuten Noorder breedte waren gekomen. „ De aarde was met fneeuw bedekt , en deze „ hield nog niet op te vallen ; het ys was zeer „ dik, en lag zelfs over dag zonder te dooien. „ Dan dit nare weêr nam fpoedig een einde. De „ fchielyke verandering , welke bykans onder „ onze oogen voorviel , verwonderde ons niet „ weinig. Zo dra de lucht eenige warmte bcko„ men had, behield ze dezelve; de dampen en „ wolken , die den hemel overtrokken hadden, „ waren op éénmaal verdwenen, cn op den 12. „ konden wy het vuur reeds ontbecren. Den „ volgenden dag vertoonden zich de zwaluwen. „ De kracht der zon nam toe ; op den 14. zag „ men geen fneeuw meêr, en het gras groeide „ ziender oogen. In der daad, zo iemand ooit „ het kruid hebbe zien groeien , moet het te „ Mangafea zyn geweest." D e Heer Delifle , Lid van de Koninglyke Academie der Wetenfchappen, heeft, ter gelegenheid van zyn langduurig verblyf te PetersK $ burg,  154 REIZE burg , alle de waarnemingen , door verfcheiden leden der Academie , uit Rusland naar Siberië gezonden, gedaan, by één verzameld; en doordien hy met dc meeften derzelven by hunne te rug komst verkeering had, heeft hy alle de opheldering , die hy verlangen konde , daar omtrent ontvangen. Zyne befebryving der koude in Siberië isvaii'te veel gewigt, om hier niet aangehaald te worden (j). Hy heeft daar by alle die waarnemingen in ééne tafel gebragt , door middel van welke men met een opflag van 't oogeen naauwkeurig denkbeeld kan Vormen van de byna ongelooflyke koude, die in Siberië, en yan die welke door geheel Rusland hcerfcht. Uit deze tafel ziet men dat in 1735. de thermo, meter van de Réaumur te Jeniffeik tot op zeventig graden daalde , even als in den winter van 1761. te Solikamskaïa werd waargenomen. In het zelfde jaar 1735. was de vorst te Tomsk op verre na zo fterk niet, komende, naar den thermometer van de Réaumur, maar uit op vier en vyftig graden en een halven, Te Irkutsk (6), een Stad in een der Zuidelykfte Provintiën van Siberië gelegen , teekende dezelve twee en dertig graden; en te Tobolsk maar dertig, fchoon de? ze Cs) Vol. de I'Acad. Royale des Sciences dc Paris , anne'c 1749. pag. 1. des Mémoires. (6) Op dc breedte van twee en vyftig graden en agttien minuten , en de lengte van honderd en twee en twintig graden en agt en dertig minuten.    naar SIBERIË, i5s ze laatfte Stad omtrent zes graden ten Noorden van Irkutsk gelegen is (7). Het is niet zeldzaam tot op de grenzen van China een koude te ontmoeten , die den thermometer van de Réaumur tot op dertig graden doet dalen, fchoon deze plaatfen omtrent op de zelfde breedte liggen met Parys , alwaar de grootfte koude in 't jaar 1709. van vyftien graden en een vierde was. De waarnemingen, die men te Aftrakan nopens de koude gedaan heeft , zyn niet min aanmerkenswaardig , dan die ik nu reeds heb bygcbragt. In deze Stad, die met het hart van Vrankryk op de zelfde breedte gelegen is (8) , heeft men geen minder koude dan in de Noordelykfte ftreken van Europa. Volgens de waarnemingen van den Heer Lerch (9) bcvroos de rivier do Wolga in 1745. op den 14. van Wintermaand, en werd de koude van dag tot dag fterker, zo dat de thermometer van Deliilc op den 27. daar aan volgende honderd vier en tagtig graden toekende, welke tegen zestien graden op die van dc Réaumur uitkomen. In 't begin van Louwmaand was de vorst aldaar, naar dezen laatften thermometer bc- (7) Ter breedte van acht en vyftig graden twaalf minuten twee en twintig feconden, en ter lengte van vyf cn tagtig gra, den zes en vyftig minuten veertig feconden. (8) Ter breedte van zes en veertig graden vyftien minuten , en ter lengte van agt en zestig, graden twaalf minuten. Qj) Volume de 1'Academie de Berlin, année 1746. p, 257.  156 REIZE berekend , twaalf graden , cn vermeerderde alle dagen tot op den 16. dier zelfde maand , wanneer de thermometer van Delifle op honderd vyf en negentig en een halven graad ftaan bleef, welk op de Réaumurs thermometer uitkomt tegen vier en twintig en een halvcn graad; en geduurende deze felle koude te Aftrakan had men in de Noordelyke gedeelten van Europa een' zeer zagten winter. Wanneer men, na dus den graad van koude , die in Siberië plaats heeft, befchouwd te hebben , overga om te onderzoeken wat te dezen opzigte in het overige vm Rusland plaats hebbe , zal men wel een zeer verfchillende , doch des niet te min zeer koude luchtsgefteldheid aantreffen. Deze wordt gematigder , naar mate men de Westelyke grenzen van het Ryk nadert. Dc tafel van den Heer Delifle leert ons, dat de vorst te Petersburg (i) den thermometer van de Réaumur van zeventien tot dertig graden doet dalen. Ik heb nergens waarncmin-,gen aangetroffen, die te Moscou gedaan waren; doch men weet in 't gemeen dat het in die ftad, fchoon veel zuidelyker liggende dan Petersburg (2) , zo fterk vriest, dat de Inwoners in fom- mi- (0 Op de breedte van negen en vyftig graden zes en vyftig minuten , en de lengte van zeven en veertig graden drie en vyftig minuten. . (2) Namelyk ter breedte van vyf en vyftig graden zes en veertig minuten , en ter lengte van vyf en vyftig graden zeven minuten.  naar SIBERIË. 157 mige winters werk hebben de overmatige koude door te ftaan , en dat , als men water in de lucht om hoog fmyt , het zelve dikwyls bevrozen naar beneden komt. In deze twee laatfte Steden duurt de winter doorgaands zeven of agt maanden, en femtyds nog wel langer. Hoe men meêr naar 't Zuiden nadert , hoe gematigder luchtsgefteldheid men aantreft. Die van de Ukraine is zeer zacht. Met al deze koude wast echter op fommige dezer plaatfen nog koren. Dc grond is, in een gedeelte van Siberië , in 't algemeen zeer "wel tot den akkerbouw gefchikt. Men vindt 'cr , even als te Tobolsk , eene zwarte en bygevolg zeer vruchtbare aarde , en dat 'er niet overal koren groeit , komt alleen voort uit gebrek van de noodige warmte. De Provintie Nertfchinsk is zeer vruchtbaar, en wel de vruchtbaarfte van geheel Siberië. Het koren wordt 'er ryp , en zy brengt allerhande vruchten voort. Dit ftuk wordt eenparig door alle Reizigers bevestigd. Hoewel de grond te Argunskoi op een zekere diepte altoos bevrozen blyft , wast 'er evcnwel nog een foort van wilde boekweit, welke daar in van de gewoone verfchilt, dat ze kleiner is, en geene regelmatige hoeken heeft (3). Tus- C3)_Gmelin , ii. Deri. p. 66.  is$ R É I Z E Tusschen de Sterkten Olekminskoi .en Wittimskaja tiert het graan ook vry wel , niet tegenftaande de hevige koude die daar heerfcht (4). Op den 10. van Oogstmaand had men te Wittimskaja het hooi reeds binnen ; het meefte koren was gemaaid , en als dc jaren goed zyn komt de Oogst-tyd ook niet later. Men had evenwel toen reeds des nachts vorst gehad. D e bevrozen grond der Provintie JeniiTeisk , Ccn der uitgeftrekfte van Siberië , en de luiheid der Inwoners werken famen , om dezelve byna geheel onbebouwd te doen liggen. De Provintie Irkutsk is ook zeer uitgeftrekt, onbebouwd en onvruchtbaar ; men ziet 'er niets dan woefte en dorre vlakten , waar men dagen agter een kan reizen zonder een' enkelen boom aan te treffen. Deze Provintie bevat verfcheiden zoute meiren. De luchtsgefteldheid van Jakutsk deugt in 't geheel niet voor 't koren ; nogthans heeft men 'er gerst zien waffen en tot rypheid komen, maar doordien zy 'er menigmalen mislukte , is men reeds voor lang uitgefcheiden met dezelve te zaaien. Van de andere foorten van granen heeft men 'er nooit eene zien ryp worden. Deze landfireek ligt niet alleen te veel naar 't Noorden , maar ook te veel naar 't Ooften. Ondertuffchen is C4) Gmelin , IL Deel. p. 282. en 308,  naar SIBERIË. 159 is 'cr , zo wel als in dc befte ftreken van S£S berië , een zwarte en vette grond (5). Al het overige van Siberië , van de Stad Uimsk af tot aan de zee van Kamtfchatka , is woest , dor en onbebouwd (6). De Bewoners van hetzelve kunnen het brood gemakkelyk ontbeeren , en leven van kruiden , vifch, wild , en het fpin van jonge pynboomen. Na dit afgefchraapt te hebben laten zy het droogen , en maken 'er vervolgens een meel van, welk zy onder hunne fpyze mengen (7). Evenwel wordt 'er nog graan naar deze ftreken van Siberië vervoerd ; doch maar zeer weinig, ter oorzaak van de langheid der wegen en de moeilykheid om voeder voor de paarden te bekomen. Men vindt in den omtrek der Stad Ochotskoi, naar 't verhaal van den Heer Gmelin, geheel (8) , geen weide. Al wat 'er wast beftaat in eenig klein rys-hout , waar van de paarden de jonge fcheuten kunnen eeten (*). Het gebeurt niet zelden dat de menfehen tuffchen de-* ze (5) Gmelin , II. Deel. p. 43°- (6) Defcription de 1'Empire de Ruflte par M. Ie Baron do Strahlenberg , Tom. I. p. 28. (7) Gmelin , II. Deel. p. 389. (8} Gmelin , Ü. Deel. p. 448- (*) De Franfche Overzetter van Gmelin heeft pelits ozkri; de Neêrduitfche kleine Weilanden : beiden miflehien kwalyk. De Vert.  i6o REIZE ze Stad (9) en Jakoutsk , of Jakutskoi', waar heen men de paarden te rug moet brengen, op reis door den winter worden overvallen ; de meefte paarden raken dan om hals en van de honderd wordt 'er naauwlyks één overgehouden. De Zuidelyke ftreken van Siberië, die naar de grenzen gelegen zyn , brengen geen of zeer weinig koren voort, tot in den omtrek van Astrakan toe (1). Ondertuffchen is dit, om zo te fpre- C9) Liggende aan de Zee van Pengina. Zy heeft een haven, waar men fcheep gaat om naar Kamtfchatka over te fielten. (1) De Noordelyke geweiten van Siberië zyn zekerlyk door de Natuur minder gefchikt tot de graan-teelt dan de Zuidelyke, ecliter hebben gene, wegens het voordeel van de jagt , cie oplettendheid der Regering vroeger tot zig getrokken dan deze, aan welker verbetering thans met vlyt gearbeid wordt. Zie hier wat 'er van is. Nertfchinsk , de eerde dier Zuidelyke Provintiën naar' de grenzen van Siberië , is zeer vruchtbaar , gelyk de Heer Chappe boven blad. 157. erkent. Die van Selinginsk, daar aan volgende, heeft een' goeden grond , ên voorziet, met de vorige, de min beteelde geweiten van leeftogt. Irkoutsk brengt mede eenig koren voort. Jeniffeisk en Krasnoiarsk zyn weinig gefchikt tot de teelt. Kousnetsk , in tegendeel, cn het land tuflchen deze Provintie en de Irtyfch is 'er zeer bekwaam toe, ook vermeerderen 'er de woningen van tyd tot tyd, zo dat de Step of woeftyn Barabinsk reeds geheel met beteelde velden en gehuchten heilagen is. De Irtylch overtrekkende , heeft men het land tuffchen deze rivier en de Tobol, alwaar Siberië eindigt, een der vruchtbaarfle en best bebouwde. Het Gouvernement van Orenburg trekt 'er gedeeltelyk zyn' voorraad uit. Omftrceks Orenburg heeft men landeryen aan de uitgediende foldaterr toegewezen , en een fluit gronds , welk men voor 30 jaren tot 15 plag te koopen , geldt nu 300 tot 400. De Provintie Oufa wordt bewoond van Tartaren, die zig geheel van den landbouw generen. Uit het Orenburgfchc komt men in het Kafanfché Gebied, tuffchen de Karna en Sajnara. Het land is Dier uitfte- kend,  NAAR S I B Ë R I E. lót fpreken, het eenigfte gedeelte van Siberië, dat gefchikt fchynt om door menfchen bewoond te worden ; dé luchtsgefteldheid is 'er zagt , cn alles duidt een landouwe aan die uitnemend vruchtbaar £yn zoude , indien ze maar beteeld ware, maar by gebrek van bewoners vindt mert 'er niets dan woeftenyen , die echter nog dezen; dienst doen i dat ze de invallen der Tartaren op eéne krachtdadige wyze duiten. De koude is hier wel fomtyds , zo als ik reeds gezegd heb , zeer hevig ; doch wanneer dit gebeurt j moet men 't als een verfchynfel aanmerken, welk geene algemeene wet volgt; Het overige gedeelte van het Ruffifch Ryk is op velé plaatfen bebouwd. Dit gedeelte heeft , gelyk wy in het begin dezer afdeeling zeiden , in zyn middelbare lengte omtrent! driehonderd én vyftig mylen van 't Wèften naar -1 Ooften, en Vierhonderd van 't Zuiden naar 't Noorden. Het is niet overal even wel bevolkt nóch even gunftig voor den landbouw. Al het L land, L_4 over.il bebouwd en bevolkt met uitgediende krygslieden j die in de jaren 1763 en ,764 nog met meer dan 100c.huisgezinnen uit de Lyfwachten zyn vermeerderd. De KalmiiWcen beLn de vlakte tuird.en de Wolga en dejaik, en leven alleen van dê'Vee foW-ery. De Wolga afzakkende vindt mén aan derzelver;e„ter oever, behalve,, de oude bewoners, 27 duizend menwe kofönirten van allerleie natiën van de Samara af tot aari Tzarintzhi. Van hier tot Aftrakan heeft men de kofakken van de Woha, bebaiven de Hernhutfehe Volkplantingen. Men loet hier by in aanmerking nemen, dat het tyd Vcvilcht-Vee^ hoedende Natiën , hoedanig de meefte in Siberië Waren , t«4 akkerlieden te maken. L'Antid. p. 125--129.  ïfia R E I Z E land , welk tuffchen de Ys-zee en de Parallel van Petersburg, dat is, van zestig graden breedte ligt j is bykans onbewoond ; men ■ ziet 'er niets dan boffchen en moeraffen , en 'er groeit geen of ten minften zeer weinig koren. Vruchten vindt men 'er in 't geheel niet, en zelfs geene van de gemeene moeskruiden (2). Deze landftreek, bykans geheel woest en dor, beflaat een uitgeftrektheid van driehonderd en vyftig mylen van 't Weften naar 't Ooften, tegen tweehonderd van 't Noorden naar 't Zuiden. Het 0verige van Rusland ftrekt zich nog tweehonderd ' mylen uit naar 't Zuiden , en hier alleen vindt men een landouwe die tot den akkerbouw gefchikt is. De Ukraine is een zeer vruchtbare Provintie, en waar de overvloed in alle opzigten heerfcht (3). De meeftc landeryen worden ook bebouwd in alle de andere Provintien, van zes en vyftig graden breedte af tot aan de Parallel van Petersburg, doch het graan heeft 'er niet meêr dan middelmatige tier (4).; jwLflL; .wuodM" 03b .iecv gSfcag ^sva i 'M (2) Strahlf.nberg , Defcripti'on de 1'Empire de Ruflie, Tom. L p. 26. en alie andere .Reizigers. (3) Her zelfde kan men zeggen van het Gebied van Bielogorod , van de Ukraine SIdbodskaia, van Woronez, van Nizne? Tiowgorod , en vooral van Kafan. Ook is de vruchtbaarheid niet tuffchen den 56 en 60 gr. bepaald. Zelfs in de gekoleurde Kaart van den Abt begint het roode, merkteefcen van beteelde landen, met Riga, en gaat tot Kiow en Azof, op den 50. en 47. gr. , wordende de oevers van de Samara , het vruchtbare gedeelte van Kafan aan de overzyde van de Wolga , de geweften tuffchen de Samara en de Kama , en aan de overzyde Van de Kama, buiten reden, uitgefloten. L'Antid. p. 134—139. qq Strahlenberg , Tom. i. p. 28.  NAAR SIBERIË. 163 In gevolge der hier opgegeven befchryving » welke op de waarnemingen van alle de Reizigers, die dit uitgeftrekte Ryk doorkruist hebben, gegrond is, heb ik een algemeeneKaart opgemaakt, die men aan het hoofd van dit werk zal vinden, en Waar in men met een opfiag van het oog zien kan, welke ftreken bebouwd zyn, welke onbebouwd liggen, fchoon de grond tot teelt wel zoude gefchikt zyn ; en welke eindelyk door natuurlyke omftandigheden den akkerbouw volftrekt verhinderen , om dat 'er, zo te zeggen , een eeuwigduurende winter heerfcht , en niets dan dorre woeftenyen , uitgebreide boffchen en moeraffen wordt gevonden. N & tot dus verre de luchtsgefteldheid van het Ruffifch gebied., met betrekking tot deszelfs voortbrengfelen, befchouwd te hebben, zal het .Natuurkundige ons geen min gewigtige ftof tot bedenking aan de hand geven. Het is een in 't gemeen aangenomen waarheid , en wy vinden dezelve hier wederom beveiligd, dat, hoe meèr men: onder dc zelfde -Parallel , van Europa af. gerekend, het Ooften nadert, hoe fterker koude men ondervindt ; en deze waarneming ftrekt zich ook uit tot Amerika , gelyk uit de Verhandeling van den Heer Delifte (5) waar van ik reeds gefproken heb , blykt. Zie hier hoe dezelve zich over dit onderwerp uitet. „ Uit het „ het geen my bekend is omtrent de wyze, cp' L 2 » wel-- (5) Volume de 1'Acadcmie dc Paris de 1749. p. i&  If>4 REIZE „ welke men zich in Rusland en Siberië tegen „ de fcherpe koude wapent , en van het gene f, men in de heete vertrekken, zelfs in de fterk„ fte vorst , ondervindt, geloof ik niet dat 'er ,, fterker kan zyn, dan die de Kapitein Middle-* „ ton in de woning der Engelfchen by de Hud„ fons Baai , op de breedte van zeven en vyf„ tig en drie vierde graad, heeft ondervonden, Si waar van hy 't verhaal aan de Koninglyke ,, Maatfchappy van Londen heeft medegedeeld. iy Hoewel de huizen , Waar in men zich ,, vyf of zes maanden van 't jaar genoodzaakt „ is op te fluiten , van fteen zyn opgetrokken „ en muuren hebben van twee voeten dikte ; 'h hoewel de openingen zeer klein en met zeer ,, dikke venfters voorzien zyn , die agttien uu'„ ren in de vierentwintig gefloten blyven, en „ men in die vertrekken viermaal-daags, in byzon,-, der daar toe gemaakte kagchels, groote vuuren ,, ftookt ;• de fchoorfteenen , zo dra het hout ver„ brand , en 'er niets meêr dan de gloed overig „ is , dicht toefluit , om dus de warmte beter ,, binnen te houden ; met al dat zet zich langs „ het ganfche binnenfte der wanden en bedfte„ den een korst ys van drie duim dik, die 'er ,, alle dagen, moet afgefloten worden. Het ee„ nigfle licht, welk men in die lange nachten „ geniet, beftaat in yzcren kogels, vierentwintig ponders , die in 't vuur gloeiend gemaakt 9i en voor de venfters opgehangen worden. „ Geen  kaar SIBERIË. i6s „ Geen vocht , hoe genaamd , is in deze ver„ trekken voor de vorst bewaard ; de brande„ wyn zelfs bevriest in de kleinfte kamertjes , „ fchoon 'er ook onophoudelyk en fterk moge „ worden geftookt. „Die zich in zulk een koude in de buiten„ lucht begeven , fchoon zy zich ook in twee „ of drie dubbele pelfen gewonden , en daar „ mede niet alleen hun lyf maar hoofd , hals, „ handen en voeten mogen bedekt hebben, voe„ len zich ten eerften verftyfd van koude , cn „ kunnen op geen warme plaats weêr komen , „ zonder dat het vel van hunne handen en aan„ gezigt afga , en fomtyds zyn de teenen hun„ ner voeten 'er by vervrozen, „ Men kan zig daarenboven een denkbeeld „ van de koude , die daar plaats heeft , vor„ men, uit het gene de Kapitein Middleton ver„ der verhaalt, dat de meiren , waar in het „ water ftil ftaat, en die niet meêr dan een „ voet tien of twaalf diep zyn, tot op den „ grond toevriezen ; en dat het zelfde ook in " de zee plaats grypt, die tot op dc zelfde diepBJ te bevriest, hoewel het ys niet boven negen , of tien voet dik wordt in de rivieren, die „ naast by de zee zyn en fterke eb en vloed hebben. „De fterke vorst doet dit ys fomtyds met L 3 ti ee«  i6(j R ' E I Z E „ een gedruis• berden , welk. dat van een kanon „ evenaart. ,, Wat de aarde betreffe , is de Heer Mid„ dleton van gedachten , dat dezelve nooit ge„ heel en al ontdooit, om dat hy, geduurende „ de twee maanden die de zomer hier duurt, „ een' kuil gedolven hebbende , dezelve ter „ diepte van vyf of zes voeten nog bevrozen ,, en zo wit als fneeuw had beyonden. „Zie daar nog fterker uitwerkfels van de „ koude , dan men gemeenlyk in Siberië aanr „ treft ; waar uit men befluiten zoude dat de „ vorst in Hudfons Baai, en daar omtrent, ten ,, minifen zo groot moet wezen., als de grootfte 3, die men in Siberië gevoelt ; dan dit is een ,, ftuk waar omtrent men geene volkomen ze„ kerheid erlangen kan , dan door middel van „ waarnemingen , die , gelyk in Siberië ge? „ fchied is , met naar de konst gemaakte thcr? mometers worden gedaan," Deze laatfte waarnemingen bevestigen meêr en meêr, dat de koude , naar mate men het Ooften nadert, fterker wordt, en men kan aan de waarheid daar van niet langer twyftelen. Ten aanzien van Siberië heeft men de voor, naamfle oorzaak van dit vcrfchynfel meencn te Vinden in de ontzaglyke hoogte , die men aan gen grond van dar'land toegefchreven , en aar»  naar SIBERIË. 167 den grooten overvloed van zout, dien men 'er gevonden heeft ; waar by nog eene bedenking komt, die de hellende of fchuinfche ligging van het land heeft aan de hand gegeven. De grond, namelyk , loopt , van de Ys-zee af, altoos op tot aan de grenzen van China, waar hy hoogst js, wordende daar de twee Ryken door een keten van bergen van elkander afgefcheiden ; en dus kan de zon , die van den kant dezer bergen dit wereld-deel befchynt, 'er de aarde maar weinig warmte byzetten , dewyl hare ftralen door de fchuinte niet kunnen indringen , maar op de oppervlakte affluiten. De vereeniging dezer verfcheiden oorzaken geeft, het is waar, eene voldoende uitlegging, waarom dit land noodwendig zeer koud moet zyn; dan daar blyft nog over te vragen , in welke betrekking elke van deze oorzaken op dit haar gemeene gewrochte invloed heeft ? en of de grond van Siberië wel in der daad zo hoog is , als men tot nu toe heeft gemeend V Vragen die . wel waardig zyn een weinig nader opgehelderd te worden. Laurens Lange fchryft het gebergte, dat de fcheiding maakt tuffchen Siberië en Rusland, een hoogte toe van meêr dan twee mylen (6), „ Het gebergte van Werchotourie , zegt hy , , ligt tuffchen deze laatfle plaats en SolikamsL '4 » kaïa, (6) Journal du Voyage de Laurent Lange a la Chine, Tom. V. pag. 378. du Recueil des Voyages au Nord, édition d'Am ftstdam . chez Jean Frederic Bernard,  i6S REIZE „ kaïa. Toen wy 'er over trokken was de vorst ,, zo fterk, dat wy ons, fchoon we in over7 dekte fleden zaten, niet dooi konden houden; „ en wy liepen 30 veel gevaar van den neus 3, te verliezen , dat we niet boven twintig „ werften wegs konden afleggen zonder ftil te „ houden; vyftig werften hadden wy in 't geheel „ door dit gebergte te reizen , welk daar het ,, op 't hoogst is, zo ik denk, negen van des, zelve zal kunnen houden," 1 Van dien aart zyn de waarnemingen , waar pit de eerfte Reizigers de groote verhevenheid der Siberifche bergen bepaald hebben , en deze vooroordeelen zyn door de meeften van hunne opvolgers aangenomen en bevestigd, in dicrvoege , dat ze op geen' anderen voet dan als van bekende waarheden wierden aangemerkt; in tegendeel echter heb ik my op myne reis door proeyen verzekerd, niet alleen dat deze bergen ganfch niet hoog, zyn , maar zelfs dat het land in Siberië , ten minften tot aan Tobolsk , zeer laag is. De hoogfte plaats van allen, die in 't ïïiidden van dit gebergte digt by het gehucht Rostefs is , bevond ik vierhonderd een en zeventig roeden QToifes yan zes voeten) boven de pppervlakte der zee by Brest, in ftede van vyfduizend roeden daar Laurens Lange derzelver -hoogte op begroot; en de Irtyfch heeft by To, bpjsk niet meêr dan negen en zestig roeden bo't Waterpas der zee, vierentwintig roeden bo^  naar SIBERIË. 169 boven dat van de groote zaal van 't Obfervatorium , en agt en veertig roeden boven dat van de Seine by de brug Pont-Royal. Wat de andere plaatfen van Siberië, daar men zulke overmatige koude waargenomen heeft, betreffe , is het my , nadien ik 'er zelfs niet geweest ben , onmogelyk derzelver hoogte met naauwkeurigheid te bepalen. De Heer Gmelin heeft op die plaatfen wel waarnemingen met den barometer gedaan, waar van de Heer Braun een Uittrekfel in de Verhandelingen der Academie van Petersburg (7) heeft ingelafcht; doch, behalven dat dit Uittrekfel geen licht genoeg geeft „ zyn dusdanige eenvoudige waarnemingen met den barometer niet altyd voldoende , om daar uit , met eenige naauwkeurigheid , de hoogte van de plaatfen , waar ze gedaan zyn, te bepalen ; en die van den Heer Gmelin behooren mede onder dit getal. Men kan evenwel uit het verval der rivieren , die Siberië van het Zuiden naar het Noorden doorloopen, gevolgen trekken, welke, fchoon niet volmaakt naauwkeurig , echter genoegzaam zyn om ons te doen zien., of de grond in Siberië hoog genoeg is om daar aan, als aap de voornaamfte oorzaak , de koude , die 'er heerfcht, toe te fchryven. De rlvjer de Loire heeft een meêr dan geL 5 meen (7) Mémoires de 1'Academie de Saint-Petersbourg, Tom. IV.  170 REIZE meen fterk verval ; wanneer ik dan onderflel dat de rivieren in Siberië, die door vlakke landftreken van vyf- of zeshonderd mylen ftroomen, een gelyk verval hebben , kan het niet miffen of dc hoogten , welke ik daar uit zal afleiden, moeten al te groot worden. Men neme nu aan, dat het middelbaar verval van dc Loire op ieder myl , van twee duizend roeden , vier voet zeven duim en agt linien bedraagt (8) ; zo zal men de hoogten der plaatfen zodanig bevinden, als in de hier nevens ftaande tafel ftaat uitgedrukt, Indien men de onderflelling wilde maken, dat alle de rivieren , waar van ik gebruik gemaakt heb, het zelfde verval hadden met de rivier de Irtyfch , zo zoude de hoogte van alle deze plaatfen omtrent op een vierde minder uitkomen. Het Meir Saizan namelyk, waar uit-de Irtyfch voortkomt, is, wanneer men den ftroom van de rivier volgt, zevenhonderd zestig mylen van de Golf Oblkaïa afgelegen; wanneer wy nu de helling van deze rivier gelyk ftellen met die van de Loire , dat is yan vier voet zeven duim en agt (S) Het verval van de Loire beloopt by Rouanne ieder myl Van tweeduizend roeden op . 6 voet u duim 4 linien, 'by Orleans op 4 ? IO by Angers op-.-.. 2 3 n Dus is, het middelbare verval - - 4 7 8   BI. 171' TWEEDE TAFEL Van de hoogten van die plaatfen in Siberië waar men de lterkfte koude waargenomen heeft , mep betrekking tot de oppervlakte van de Zee. (Zie Tafel I, Bh 154.) ~ ~ j Hoogten boven de Hoogten boven dei Middelbare N AM E N Afftand van de oppervlakte van de oppervlakte van de hoogten boven DER Lengte Breedte nonden «Ier ri-Zee by Brest, uit Zee by Brest, uit-de Zee by „, . .mep», ° /ieren. gerekend naar het gerekend naar het Brest. middelbare verval middelbare verval van de Loire. van de Irtyfch. gr. min. gr.rnin. mylen van Franfche Franfche Franfche 2000. roeden. roeden. roeden. roeden. Aftrakan - - ^8. I2|4Ó. 15 waargenomen Solikamskaïa - 74- 24 59- 35 waargenomen 187 Ekaterinburg - 7^* 4°06. 44 waargenomen 220 Tobolsk - - 85- 57 58. 12 waargenomen 69 Tomsk - - - 102. 3857. 3 500 426 132 279 Irtyfch-Meir-Saizan i 18 9oo 775 236 505" Kiringa - - - I25- 54 57- 3° 750 618 197 407 Nertfchinsk - - 133- 48 5l' 4» 660 549 172 T549 in het gebergte. L53I Argunskoi - - I3Ö- 42 5°. 53 637 531 166 Olekminskoi - 137- 20 640 533 167 350 Jikutsk - - - 145- Sai62. o 400 349 105 227  naar SIBERIË. '17* agt linien op een myl van tweeduizend roeden, z0 volgt hier uit dat de oppervlakte van het Meir Saizan zeshonderd zes en twintig roeden boven het waterpas van de zee is. Uit myne waarnemingen heb ik afgeleid dat de helling van de Irtyfch by Tobolsk, welke men voor de middelbare zoude kunnen nemen , in dc myl van tweeduizend roeden op één' voet cn zeven durm uitkwam, en dan zou het Meir Saizan maar tweehonderd en eene roede boven de oppervlakte van de zee verheven zyn. Doch deze hoogte moet grooter zyn , om dat het verval van deze rivier vermeerderen moet, naar mate zy nader by haren oorfprong komt; en ik denk dat men , tusfchen deze beide uitkomftcn een' middelweg kiezende , zeer naby de waarheid zoude komen, Deze middelbare uitkomst geeft ons voor de hoogte van 't Meir Saizan boven de oppervlakte van de Ys-zce vierhonderd en dertig roeden. Op de zelfde wyze heb ik met het bepalen der hoogten van de andere plaatfen, die op deze Tafel gevonden worden , gehandeld , behalven met de vier bovenften, welke op andere waarnemingen ruften. De hoogten van Nertfchinsk cn Argunskoi zyn alleen maar berekend naar de. helling van de rivier de Loire , om dat ik onderftel dat de rivier Amour , wier loop altoos door't gebergte is, een zeer fterk verval moet hebben , terwyl dat der andere rivieren van Siberië, die van dit gebergte af tot aan de Ys-zee y^y ■ een  172 REIZE een onmeetbare vlakte doorftroomen , veel geringer moet zyn. Voor het overige heeft men hier, gelyk ik reeds gezegd heb, geene volftrekt naauwkeurige waarnemingen te verwachten; dan ■wel zodanige die ons ten minften eenig denkbeeld van de ware ligging dezer plaatfen geven kunnen , terwyl alle de andere Reizigers ons verteld hebben , dat Siberië een zeer hoog land was , zonder de minfte bepaling te geven omtrent die hoogte, en die genen, welke zulks gedaan hebben , als Laurens Lange, in de aller. grofftc dwalingen zyn vervallen. U i t deze Tafel wordt bevestigd, het geen alle de Reizigers aangemerkt hebben , dat de grond van Tobolsk af naar bet Ooften geduurig hooger wordt, Deze Stad, die op agt en vyftig graden breedte ligt, fchynt van alle de plaatfen in Siberië, onder de zelfde Parallel gelegen, de laagfte te zyn; ook ftorten zich alle de rivieren, die ten Wellen en ten Ooften van de Irtyfch ontfpringen , in deze laaffte uit, gelyk men met :een oog op de kaart te liaan zal bevinden. De plaatfen in deze Tafel gemeld, die nahy de Parallel van Tobolsk liggen , zyn Solikamskaïa , Tomsk , Jeniffeik , Kiringa en Olekminskoi, en behooren alle onder die, waar men de fterkfte vorst van Siberië heeft waargenomen. In 1735. was dezelve te Tobolsk van dertig, te Tomsk van drie en vyf, tig en een halven, en te Jeniffeik van zeventig gra-  naar SIBERIË. 173 braden (9); dus bedroeg het onderfcheid tuffchen de koude te Tobolsk en te Jeniffeik niet minder dan veertig graden , terwyl de hoogten dezer beide plaatfen boven de oppervlakte van de zee maar agt en zeventig roeden verfchillen , welke Jeniffeik hooger is. Zulk een gering verfchil in de hoogte heeft in 't geheel geene evenredigheid met het magtig onderfcheid tuffchen de koude , die men in die beide Steden gevoeld heeft; en daar by was in dezen zelfden winter de koude te Tomsk agttien graad minder dan te Jeniffeik, fchoon Tomsk het hoogde ligt, op tweehonderd negen en zeventig roeden namelyk, en Jeniffeik maar op tweehonderd zeven en veertig. Dan ik denk het onnoodig breedvoeriger te zyn, om te bewyzen dat het weinige verfchil tuffchen de hoogte-der bovengenoemde plaatfen niet genoegzaam is, om als een oorzaak van het groote onderfcheid , dat de Reizigers 'er in de koude waargendmen hebben, aangemerkt te worden. D e ware oorzaak van het verfchil tuffchen de koude, die men in Siberië ondervindt, denk ik in plaatslyke omftandigheden en in de groote menigte zout, die men op verfcheiden plaatfen aantreft , gezogt te moeten worden. De volgende aanmerkingen zullen nog tot een nieuv» bewys daar van ftrekkem Volgens de hier voor bygebragte waarne- miiK £9) Figwe de la Terre , pag. 48,  174 REIZE mingen van den Heer Gmelin was te Jakutsk dé grond, op het einde van Hooimaand, nog niet ontdooid , en zelfs gifte hy dat in die ftreek nergens eene wél te vinden zou zyn , doordien 'er de aarde nooit anders dan bevrozen was. By Argunskoi hoewel byna onder de zelfde Parallel met Parys gelegen, vindt men verfcheiden plaatfen ,. waar de aarde nimmer boven de drie voet diep ontdooit , en deze plaatfen kan meiv als beftcndige vriespunten aanmerken ; ondertuftchen h'gè" die Stad niet meêr- dan omtrent vyfhonderd een en dertig roeden boven de oppervlakte van de zee. De Heer Bouguer heeft in Peru het ftandvastig vriespunt gevonden op tweeduizend vierhonderd vier en dertig roeden boven de oppervlakte van de zee (i) , en hy berekent dat het onder de Parallel van Parys op vyf of zestienhonderd roeden zal moeten aangetroffen worden; gevolglyk moest dit punt te Argunskoi het zelfde zyn, doordien deze Stad ten naaften by op de zelfde breedte is gelegen. Deze aanmerking zoude ic,mand in de gedachten kunnen brengen ,• dat de grond van Argunskoi veel hoogcr is, dan ik onderfteld.. heb-; doch hier ftaat te letten ,- dat men het ys-punt, door den Heer Gmelin in Siberië waargenomen , niet verwarren moet met ,dat, welk de Heer Bouguer waarnam in Peru , dewyl dezelve van zeer onderfcheiden oorzaken afhangen. Ik geloof zelfs niet dat Siberië berden bevat , die hoog genoeg zyn om 'er' dat be- ' CO Zie de Eerfte Tafel,  ii a a e SIBERIË. HM bcftendige punt , waar van de Heer Bouguer fpreekt , te vinden ; ook hebben alle de Reizigers, die over de bergen, welke tuftchcn China en Siberië liggen, getrokken zyn, hetzelve nergens kunnen aantreffen. Maar om tot ons onderWerp weêr te keeren. Het ftandvastig ys-punt, waar yan de Heer Bouguer melding maakt, heeft zyne oorzaak in de ontzaglyke hoogte van de Cordelieres ; want het is bekend , en de Heer Bouguer ontvouwt 'er de redenen van , dat de koude; fterker wordt naar gelang dat men hooger in den dampkring komt. Doordien de lucht, namelyk , naar mate van haren verder afftand van de aarde dunner en yler wordt, ontvangt ze ook zo ■ veel minder warmte door den onmiddelyken. invloed van de zon , om dat een zeef yl ligchaam de ftralen gemaklyk door laat; daar in tegendeel de grove lucht , digt by de opperylaktc van den aarbodem ,, door de bloote werking van de zon veel meêr moet verhit worden. Voeg hier by, dat de aarde en de ligchamen op dezelve , wegens hunne meerder digtheid een' grooter trap van warmte aannemende, dezelve aan de beneden-lucht mededeelen. Als men een' thermometer in. de zon , en een' ander' in de fchaduw hangt , zal men by zomer* tyd den eerden fomtyds veertien graad hooger zien teekenen dan den ander' ; in welk geval deze laatfte den ftaat van den dampkring aanwyst, en de eerfte wat uitwerking de zon op de aarde doet, die onmiddelyk aan hare ftralen is blootgeftekL De-  ijè R E I Z É Deze korte aanmerkingen op het ftandvastig vries- of ys-punt, welk de Heer Gmelin waargenomen heeft, toegepast zynde, bewyzen ten klaarften, dat deszelfs oorzaak niet in de groote hoogte van Argunskoi gezogt moet worden , en dat deze oorzaak met die' van het ftandvastig vriespunt op de Cordelieres geene gemeenfchap altoos heeft. Ware het anders , zo moest de aarde te Argunskoi, zo wel ais in Peru, al tyd met fneeuw bedekt liggen; daar by moest de koude fterker worden naar mate men hooger' in den dampkring kwam ; en juist heeft het tegendeel plaats , want men vindt te Argunskoi geen' bevrozen grond dan op drie voet diepte , terwyl de bovenfte korst volmaakt ontdooid is. Op fommige plaatfen is' zelfs de luchtsgefteldheid zeer gematigd , wyl 'er veldgewaffen kunnen groeien. Die van Nertfchinsk , welk onder de zelfde Parallel en maar vyftien mylen ten Noordweften ligt, is niet alleen gematigd maar Zelfs zeer vruchtbaar , fchoon deszelfs hoogte die van Argunskoi nog ettelykë roeden overtreft Het is dus zeker , dat de oorzaken van het ftandvastig vriespunt in Siberië cn Peru van elkander onderfcheiden zyn, en dat het niet noodwendig met een groote hoogte is verbonden ; dus het een misvatting is, de hevige koude vaii Siberië als een gevolg van de overmatige hoogte, die men aan den grond te onrecht toefchryft , te willen aanmerken. De hevige koude heeft zonder twyffel hare oorzaak in de menigte zout 3 dis  NAAR SIBERIË. die in Siberië wordt gevonden ; in 't byzonder treft men hetzelve veel aan in den omtrek van Solikamskaïa, te Jeniffeik, te lrkutsk, en in de woefteny Baraba. Men beiluite dan , dat het aan plaatslyke en byzondere oorzaken is dat de koude, waar van wy hier gefprokén hebben, muet toegefchrevcn worden. Onder het getal der algemeenc oorzaken heeft men ook de verwaarloözing van den akkerbouw te rekenen; want naar mate men verder Oostwaards komt vindt men het land meêr en meêr onbevolkt, onbearbeid en woest. Men ziet 'er niets dan onmeetbare boffchen , die de werking van dc zoii op de oppervlakte der aarde beletten, en Mocraffen en Meiren , welke derzelver ftralen inflorpcn en maar weinige te rug kaatfen. Het lydt geen kyf , dat de menfehen , door het land te 'bearbeiden , vry wat tot de hoedanigheid van de luchtsgélteldheid kunnen toebrengen. Men ziet öndertuffchen dat de merifcheh ih Siberië kunnen leven, niet tegenftaande zy dikwyls eenige minuten lang aan een koude blootgefteld zyn , die den thermometer van de Rériumur tot op zeventig graden doet dalen ; aan den anderen kant ftaan zy in hunne baden eene hitte door, die den zeiven tot op zestig gradert doet klimmen; en de Heer Tillet heeft ons het verhaal medegedeeld , van een vrouwsperfoon in Vrankryk , die geduurende tien minuten een hitte' geleden had , waar door de zchde therM  17$ R E I Z Ë mometer tot op honderd cn twaalf graden waS gerezen (2). Voortyds was men met Boerhaave van gedachten , dat een menfch geen grooter hitte dan van vier en vyftig graden lydcn konde, en dat geen dier noch gewas in een fterker koude dan van vierendertig graden konde leven ; en dus heeft men ook langen tyd voor waar aangenomen, dat 'er geene kunst-koude, die twee en dertig graden te boven ging , ware te maken ; daar ondertuffchen de Heer Braun , Lid der Academie van Petersburg , de kwik heeft doen bevriezen tot op vierhonderd en zeventig graden op den thermometer van Delifle, dat is, naar den thermometer van de Réaumur gerekend, tot op honderd en zeventig graden (3). Deze waarheden toonen den aanwas onzer kundigheden in het gene dat is , en fchynen ons zelfs nader te brengen by de kennis van het waarom, of van de eerfte oorzaken, welke ons echter met al dat miffchien altyd onbekend zullen blyven. (2) Volume de 1'Académie des Sciences , de 1'année 1764. pag. 195. des Memoires. (3) Uiflercation de M. Braun fur le froid artinciel, impriJae'e a Saint-Peterbourg en 1759. Re-  „aar. SIBERIË. 170 Regeringsvorm in Rusland sedert het jaar 861. tot in den jare 1767. Volgens de Jaarboeken van Polen cn Rusland is dit laatftc Ryk federt liet jaar 861. (i) tot in 1596. door ccn volgreeks van Vorften, onder den naam van Groot-Hertogen of Czaars , beftierd geworden, welke allen uit het zelfde Stamhuis waren gefprotcn. De eerfte dezer Vorftch droeg den naam van Rurich, cn dc laatftc dien van Fcdor Iwanowitz. Geduurcnde dit tyd-perk van meèr dan zevenhonderd jaren genoot de oudftc zoon altoos het recht van opvolging , zonder daar omtrent, of van zyne broeders, of van zyne onderdanen , eenige tegenkanting te ontmoeten ; uit welke omftandighcid men mecnen zoude te mogen befluiten , dat de Ruften toen onder een vryc regering leefden , indien die zelfde jaarboeken cn alle dc Hiftoric-fchryvers ons niet verzekerden van dc volftrckte cn goeddunkelyke fnagt, welke altyd over dit volk door deszelfs Vorften is gcocffend. Naar alle gedachten is evenwel de ftrengheid dezer regering door byzondcre gebruiken gematigd geweest, dewyl men niet ziet dat dc Staat , tot op het overlyden van Fcdor Iwanowitz , door eenige merkelykc onrust is beroerd geworden. U z Fe- O) Vulgcns fomunsc andere Gefcliiod-rdiryvcrs , federc liet jaar 700.  iSo R E I Z É Fe dor Iwanowitz ftorf in 1596. zonder kinderen. Sommige Gefchied-fchryyers willen dac hy met zyne dochter,, die nog voor hem overleed, door Boris Godonou, zyn' Staatsdienaar en Gunfteling , werd vergeven. Deze , onder de regering van Czaar Fedor tot een alleruitgeftrekst gezag gekomen zynde, liet in 1597. den jongen Demetrius , half-brocder Van Fedor uit eene andere moeder , en wettigen Opvolger van 't Ryk, te Uglicz van kant helpen , en ontdeed zich daar op ook van den moordenaar, dien hy hier toe had gebruikt. Ondertuflchcn evenwel voor onichuldig willende doorgaan, en zelfs een doorflaand tecken geven van zyne gehechtheid aan het Vorftelyke huis , liet hy niet alleen 't Kafteel van Uglicz tot op den grond Hechten , maar gaf zelfs bevel tot het om hals brengen van een gedeelte der Inwoners van die Stad. Zich hier mede nog niet veilig oordcelende , deed hy alle de Prinfen *, welke recht tot den troon zouden hebben kunnen voorwenden , het zelfde lot ondergaan , en met hun alle de genen welke in bedieninge waren en derzelver belangens aankleefden ; en dus misdaad op misdaad hoopende beklom Boris in 1598. den troon, en liet zich door het verbaasd fiaande volk de kroon op 't hoofd zetten. Dan hy was naauwlyks op den troon gezeten , dien hy met het bloed der wettige Vorften had geverfd, of vrees en wantrouwen zyn ftraks zyne onaffcheidelyke gezellinnen ; hy ziet niets anders rondsom zich dan ver-  naar SIBERIË. 1S1 verraders, en zulken die hem op zyne beurc naar de kroon deken ; het geringde vermoeden doet hem een doodvonnis uitfpreken tegen den genen , die het heeft doen geboren worden ; 't onfchuidig bloed wordt onophoudelyk geplengd; het zwaard der dwinglandy fchittert aan alle kanten; wanbedryven worden deugden, en de mis ■ moedige en vertrapte deugd durft haar aangezige niet meêr vertoonen. Boris fpaart geene misdaden (2) om de afgryslykfte flaverny tot ftand te brengen , en meent dus zich zeiven vader op den troon te vestigen ; doch het duurt niet lang of hy wordt 'er door een' nieuwen Dwingland afgebonsd, die ook op zyne beurt in 1606. wordt vermoord. Van dezen tyd af vertoont Rusland ons niets dan een' verwarden ftaat; telkens doen 'er zich op, die den troon wagen te beklimmen, en telkens worden zy weêr verjaagd of ontzield ; van dag tot dag vermeerderen de onlusten , en blyven voortduuren tot in 1613. Alhoewel de Opvolging in het Ruffifch Ryk nimmer kiesbaar was geweest, verplichtten echter de tegenswoordige omftandigheden het volk om zich eencn Vorst te verkiezen. Michiel Romanow, de Grootvader van Czaar Peter, werd nog het zelfde jaar in een vergadering van de M 3 roor- (2) Boris was ongelukkig; de Ongelukkigen hebben altyd ongelyk. Vele van die misdaden zyn nimmer bewezen. I/Antid* pag. 149.  -?3 REIZE voornaamfte Bojaren (3) tot Alleenheerfcher uitgeroepen , en de Ruilen onderwierpen zich aan een' jongeling van vyftien jaren , zonder eenigerhande voorwaarden met hem in te gaan (4). Men mag onderftellen dat de Rullen , het toen in hunne hand hebbende de oude regeringswyze te veranderen , en evenwel alles op den ouden voet latende , toen of geen begrip altoos van Vryheid hadden , of dat hunne zielen te zeer verlaagd waren om dezelve te kunnen genieten, Zyn Zoon, Alexis Michaelowitz, beklom, zonder verder plcgtige verkiezing, in 1645. den troon. De regering van dezen was zeer onruflig, uit hoofde van muiteryen en inlandfche oorlogen , welke , zo 't fchynt , meest veroorzaakt werden door de willekeurige ftrengheid, waar mede Morozow (5) , de Gunfteling van den Czaar , het Ryk beftierdc. Het is een aanmerking van den Heer de Voltaire , „ dat de menfehen in dit 3, wereld-deel door geene zeden in toom gehou3, den wordende, 'er niets dan ftraffen overbleef . 3, om hen te beteugelen; en dat uit deze yffelyke s, ftraffen de flaverny werd geboren (6) ", De f>9 Dus noemen de Vreemdelingen alle Ruffifche Edellieden, ftndertuüchen plag die tytel alleen door den Souverein gegeven "te worden aan eenige voorname Amptenaren des Ryks , 2on-der erllvk te zyn. L'Antid. pag. 132. C4) M. de Voltaire Tom. I. pag. 80, édit. de Paris, ches Jpanckoucke. fj3 Schoonbroeder van den Czaar, en van een' al te bekrom'pen geest , om veel deels te hebben in de toenmalige oi> ïuften. L'Antie. pag. 153, &j Aldaar pag. 83.' ' ~  naar SIBERIË. 1*3 De banden der llaverny werden na den dood van den Czaar Alexis , die in 1677.^voorvic1, hoe langs hoe naauwer toegehaald. Deze Vorst 2 wfeMaal gehuwd geweest. Hy het mt het Lite bed twee Prinfcn na , Fedor cn Iwan rn ts-aders zes Prinfeffen ; en uit het tweede Peter den I. en ééne Prinles. Fedor beklom met zyn velende jaar den troon , en ftorf zonder kinderen in 1682. (7.) Voor zynen dood had hy, uit bezef dat zvn Broeder Iwan, die al te zeer door de Natuur misdeeld was, geene genoegzame vermogens had tot de regering, zynen tweeden Broeder Peter, welke nog maar tien jaren. bereikte , tot zvnen Opvolger benoemd. Onderbenen fineedt de Prinles Sophia, doehter van Alexis uit het eerfte huwlyk, Vrouw van meêr dan gemeenen, doeh te gelyk zeer onrusngen geest, het ontwerp om zieh aan 't hoofd van 't Rvks-bcftier te plaatfen , en houdt niet op , -eduarende omtrent zeven jaren , de bloedigfte oproeren te verwekken. Verraad en openbare moord is alles waar van men in deze onrustige tvden hoort. Het ganfche ryk is in wanorde en verwarring. De Strcltzi of Strelitzen doen het bloed aan alle kanten ftroomen en bedryven de onmenfchclykfte wreedheden. Het leven van den Vorst is in geen grooter zekerheid dan dat van ZYne onderdanen. Sophia wordt eindelyk in een kloofter opgefloten, dan het volk is zodanig aan ftraffen en wanbedryven gewend , dat het nog M 4 Ce <7) Aldaar pag. 87. en vervolg  i84 REIZE even zeer als te voren blyft te vreezen. Peter de I. , die in 1689. alleen de regering in handen krygt, vat het voornemen op van zyn volk te hervormen en te befchavea ; doch zyn gezag is nog willekeuriger dan dat van iemand zyner Voorzaten en de fiavernv wordt door hem nog zwarer gemaakt dan zy tot hier was geweest (8). De uitgeftrekte ondernemingen van dezen grooten Vorst zyn ten overvloede bekend. De dood verrast hem in 1725. mjd_ den in de uitvoering zyner ontwerpen , 'en de Keizerin Katharina , zyne Gemalin , volgt hem in 1727. naar 't graf.' Peter Alexiowitz, kleinzoon van Peter den I. beklimt den troon , en fterft in 173c. De Prins Dolgorouki en de Graaf van Otterman , die den Hoogen Raad uitmaakten , hielden het Teftaraent van de Kcizerinne Katharina onder zich , en verfpreidden het gerucht dat Peter de II. op zyn fterf bed de Prinfeffe Anna , Hertoginne Weduwe van Koerland , tot zyne Op-! yolgfter had benoemd (g). Deze was een dochter van Iwan den oudtten broeder van Peter den £8) De Natie te befchaven; den Senaat te magtken tot liet doen van vertogen , byaldien zyne Ordonnantiën tegen 's Ryks wetten of belang aan'iepen ; bet land voor Vreemdelingen open te zetten ; zyne Onderdanen op zyne korten te doen reizen en pnderwyzen , fchynen geen gepafte middelen tot zulk een einde. L'Antid. pag. 160. C9l Beter : yerfchejden Prinfen uit de huizen Dol?orouki Palfyzin, en vele andere Ryks-Grooten, den Hoogen-Raad uit* fakende, verkozen de Ppnfeflfe Anna, L'Antw, pa». 161  NAAR SIBERIË. i85 den I. (O maar uit een ander bed ; zo dat zy eigenlyk door de kinderen van Peter den I. van den troon was uitgefloten. Dit noodzaakte haar voorwaarden aan te nemen , die haar gezag beperkten ; de Prins Dolgorouki en de Graaf van Otterman hadden, namelyk, voor om het Ryksbeftier in hunne handen te houden; dan zy was zo dra niet op den troon gezeten , of zy hernam al het gezag , waar mede hare voorzaten waren bekleed geweest. De Prinfeffe Anna werd verzeld door haren Gunfteling Biron, een' geboren Koerlander, die de RtiiTen in haren naam met een' yzeren fcepter beftierde. Het fchynt dat hy van toen af het voornemen fmeedde , om dezelve eens als Vorst zelf te regeren. Hals-ftraffen en verbanningen naar Siberië waren de middelen , waar door hy 't volk onder zyn jok deed buigen. Na den dood van den laatften Prins uit het huis van Kettler maakte hem de Keizerin Hertog van Koerland, en by haar overlyden in 1740. ftelde zy hem aan als Beftierder van 't Ryk, tot dat de zoon van hare zufters dochter , die toen twee maanden oud was , meerderjarig zoude zyn geworden. Deze jonge Prins werd onder den naam M 5 van (1) De niterfte wil van de Kéizerinne Katharina , waar van de inhoud niet openbaar gemaakt werd, bevatte eene fchikking omtrent de Opvelsnng tot den Ruffilchen troon : de Hertogin van Holflein en de Prinfes Elizabeth , dochters van Peter den l. en de gemelde Kéizerinne , moeiten Peter Alexiowitz in de regering volgen. Strahlenserg , Tom. I. pag. 225,  i86 REIZE van Iwan of Jan den III. voor Keizer erkend ; en Biron , fchoon in grooten haac by 't volk s behield den titel van Regent, De Prinfeffe van Brunswyk, Moeder van den Keizer, welke deze heerfchappy van Biron zeer in de oogen ffak , befluit tot de onderneming om hem uit het bewind te zetten , en verkiest den Generaal Munich, een' Vreemdeling in-Rusland , om haar beftek ten uitvoer te brengen (2). Munich, die en Biron en de Ruffen grondig kende , gaf der Prinfeffe ten antwoord dat zy, dit voornemen in 't hoofd hebbende , ieder oogenblik gevaar liep van met haren aanhang opgeligt te worden, indien men zich binnen vierentwintig uuren niet van Biron zeiven verzekerde; hy zelf neemt dezen last op zich , en begeeft zich zonder dralen van daar. Om alle vermoedens voor te komen, Haat hy zelfs den weg op naar het huis van Biron, met cogmerk om een bezoek hy denzelven af te leggen; doch halver weegs CO Het ontwerp was oorfpronkclyk dat van den Veldmaarfchalk Munich , die het eerst aan de Prinfeffe Elizabeth voorfioeg, en, door dez" afgewezen, aan de Regenteüe, welke hy vele moeite had over te halen. Hy fpysde dienzelfden avond met den Hertog van Koerland. L'Antid. pag. 166. [Men vindt een zeer omftandig en, naar alle aanzien, echt verhaal van den aanleg en de uitvoering van dezen aanflag , in de nieuwlings uitgekomen Gedenkl'chriften van den Baron van Manftein , Luitenant-Kolonel en Aide de Camp genera! van den Maarfclialk Munich , den eigen perioon die den Hertog gevangen nam. itemoirs of Rufia , hiftorical , poütkal and military from the year 1727. lo 1744. tranjlated from the trigirial manufoript sf General Manjlein. Lendo.'i 1770. 4/0 J  naar SIBERIË. 18? weegs ftapt hy van dit voornemen af, uit vrees van door een' zendeling der Prinfes gevoed , en als een verrader by haar verdagt te worden. Hy begeeft zich dan naar zyn eigen woning, • en komt 'er niet weêr uit voor op middernacht, zynde die van den 18. van Slachtmaand des iaars 1740. Door eenige vertrouwde foldaten gevolgd neemt hy Biron op deszelfs bed gevangen, en zendt hem eenige dagen daar na als balling naar Siberië , waar hy in een huis , in 't midden van een moeras opgetrokken , wordt bewaard , terwyl de Prinfeffe van Brunswyk als Regenteffe van het Ryk wordt erkend. De menigvuldige Staats-veranderingen, welke Rusland tot hier toe ondergaan had , baanden nog den weg tot nieuwe , en maakten de middelen daar toe langs hoe gerecder. Het volk, welks ketenen, wie ook regeren mogt, dezelfde bleven , was noch door de wetten , noch door toegenegenheid aan zynen Vorst verbonden; hst en geweld ftelden den troon open voor elk, die moeds genoeg had om dcnzelvcn te bemagtigen. Le stock, een buitenlandfch Hcelmeeft er , gehecht aan de Prinfes Elizabeth , dochter van Peter den I. beraamt een' aanflag om deze op den troon te zetten , waar in hy door zekeren Staats-dienaar cener Europifche Mogendheid wordt geholpen; en men is op 't punt van denzelven uit te voeren , wanneer de regerende  tit REIZE Vorftin daar van , door een tyding uit Bruffel, (3) wordt verwittigd. Straks doet zy de Prin* fes Elizabeth ontbieden , en maakt aan dezelve bekend welke berichten zy had ontvangen , in 't vast vertrouwen dat deze, in zulk een oogenblik van verrafling , niet in ftaat zoude zvn , om voor haar , wat 'er wezcnlyk van de zaak zyn mogt , te verbergen ; dan de houding van de Prinfeffe , gepaard met derzelver zagtaartigheid, overtuigen haar dat dezelve cnfchuldig is. Elizabeth keert naar huis, en zejt aan Lefrcck dat de famenzwering ontdekt is , en dat zy afziet van de regering. Lestock hoort Kaar , en vliegt ftraks naa:- buiten, ten einde alles in gereedheid te brengen , om haai' binnen weinig Huren den troon te doen beklimmen. Zyn eerfte werk is de voornaamfte Eedgenooten te gaan fprekeen , waar op hy zich om de ftreek van agt uuren 's avonds naar de billard begeeft, en daar een' verdachten perfoon aantreft, dien het noodzaaklyk was toen van de ftraat te houden. De gezetheid van dezen verfpieder op 't fpel geeft Lestock een gevoeglyk middel aan de hand, om zyn oogmerk met hem te bereiken; hy verzoekt hem namelyk om eenige partyen famen te fpelen, en houdt hem daar mede op , tot hy eenen van zyn eigen zendelingen ziet inftappen. Terftond haast hy zich om de party te eindigen, en gaat daar op uit en doet een wandeling ronds- Ci) Anderen zeggen Breslan, De Vert.  n a A * SIBERIË. 189 om het Paleis, met oogmerk om te vernemen, of zich daar alles in den gewoonlyken ftaat bc^ vond. Van daar begeeft hy zich naar de markt, en wacht tot elf uur een' anderen zendeling op, d!e het huis van den General Munich cn dat van den cerften Staats-dienaar Ofterman had gade te flaan, om te zien of ook daar alles in rust ware. Hier van gewenfeht bericht ontvangen hebbende, keert hy te rug naar dc Prinfeffe Elizabeth , en bezorgt dat 'er twee fleden op het voorplein tot harent in gereedheid ftaan. Hy zegt haar met eentoon van 'vertrouwen , dat alles befchikt is om haar op den troon te plaatfen; dan zy flaat alle voorftel af, en weigert 'cr meêr van te hooren fpreken. Hier op trekt Lestock twee kleine printjes uit zyn' zak, die in haast op een paar fpeelkaarten waren ontworpen. Het eene verbeeldde Elizabeth in een Kloofter, waar men bezig was haar het hair af te fnyden, en Lestock zag men 'er nevens op 't fchavot, In het ander was de Prinfeffe afgebeeld als klimmende , onder te toejuichingen van het volk, op den troon. Kies, fprak hy, haar deze beide teekeningen in de hand gevende, kies welken ftaat van deze twee U het best behaagt. De Prinfeffe verkoos dan den troon. Lestock*onderhoudt haar nu niet meêr dan over den goeden uitflag van de onderneming; hy noopt haar het lint van de Ruffifche Orde om te hangen , en geleidt haar naar de flede, die voor haar was beftemd. Hy zelf plaatst 'er zich achter op,  190 REIZE op, met wylen den Heer van Woronzof, die toen Pagie was by de Prinfeife. In de andere flede zaten twee Officieren. Met deze vier perfoonen verzeld, flaat Elizabeth den weg in naar 't Paleis, om zich meeflcr te maken van het Ryk. Nog ftonden twintig foldaten, in haar belang overgehaald , onderweegs gereed om de Prinfeffe op te wachten. Zy zetten het ten eerften naar dc wacht. Op het zien van dezen kleinen hoop maakt de trommelflager zich gereed om allarm te flaan ; doch ftraks vat Leftock een mes cn doorftoot het vel van de trommel. Op het zelfde tydftip verfchynt de Prinfes met die edele houding , waar mede zy allé harten gewoon was in te nemen; zy houdt den foldaten kortelyk voor , dat zy, 'als de dochter van Peter den I., alleen recht had tot den troon, dien de tegenwoordige Regentesfe onrechtmatig had ingenomen ; voorts beveelt zy hun den eed van getrouwheid in hare handen af te leggen , en haar te volgen. Zy fprafc tegen flaven , die zich terftond voor hare voeten werpen , en daarop fcharen onder haar gevolg. Lestock verdeelt- de poften van de grootfte aangelegenheid tuffchen zyne vertrouwelingen, 'en houdt de overigen by zich , gerust op derzelver getrouwheid , om dat hy hen altoos onder zyn bereik heeft en in ftaat is te gebieden.Alle de wachten van 't Paleis geven zich, op 't enkel gebod van Elizabeth, over. Eindelyk nadert zy de deur van het vertrek der Rcgcntefle, welke , met haren zoon, den jongen Keizer Iwan, aan  „au SIBERIË. 191 aan hare zyde , in een' diepen flaap gedompeld lag. Hier ontmoet Elizabeth den eerften tegenftand; de Officier, die 'er de wacht had, houdt haar 't bajonet voor, en ftelt zich niet alleen in de weer om den ingang te verdedigen, maar dreigt zelfs den dood aan allen, die zich zullen onderwinden te naderen. Met roept hem Lestock toe , „ Karei, gy zyt bedorven! wat doet gy? fmeek ,, dadelyk uwe Keizerin om genade" en ftraks verraadt de flaaf zyne Meeftcreffe. Elizabeth treed met haar gevolg binnen , en vertoont zich de eerfte voor de Rcgenteffe , welke door het gerucht, dat zy gehoord had, reeds was ontwaakt. Wel zo! zyt gy het, Mevrouw, fprak de Vorftin, en werd ten eerften in verzekering genomen , en met den kleinen Iwan buiten 't Paleis en naar het huis van hare Mededingfter gevoerd , in de zelfde fleden waar mede deze hier was gekomen. Men bewaarde haar daar zeer zorgvuldig. Elizabeth , op den troon van hare Voorvaderen, deelt als Keizerinne hare bevelen uit in het Paleis en wordt overal gehoorzaamd ; terwyl Lestock eenig vertrouwd krygsvolk afzendt , om Munich en Ofterman mede in verzekering te nemen. Het houdt flegts weinige uuren aan , na dat de Prinfeffe Elizabeth hare woning heeft verlaten , of de Regenteffe is onttroond , alle verdachte perfonen zyn opgeligt, en Elizabeth ontvangt den eed van hulde van vyf of zesduizend menfehen , die allen gereed ftaan op haren wenk der Regenteffe en hunnen Keizer het leven te bene-  193 REIZE nemen , of haar zelve om hals te brengen , zo maar de Regenteffe het zo verre brengen kan , dat zy één oogenblik over hen gebiede. Onderwylen begon zich het gerucht te verfpreiden, dat de Prinfeffe Elizabeth op den troon zat ; doch zy , die deze nieuwstyding onder het gemeen verbreidden , werden als gevaarlyke lieden aangezien , en men ontweek hen zonder hun antwoord te géven. (4) I Lestock had alles voorzien. Terwyl hy zyne Vorftinne naar den troon geleidde, was men bezig met het Manifest te drukken (5), waar in E- (4) De Schryver is niet wel onderrecht geweest, nopens verfcheiden kleine omfiandigheden dezer gewigtige gebeurtenis. De geheele Natie wenlchte Elizabeth den Scepter in handen te zien nemen ; Lestock deed haar tot dien Hap befluiten. Het vertuonen van de printjes gebeurde eenige weken vroeger. Zy was omhangen met het Ordens-lint van St. Katharina, toen zy vari huis ging , en nam dat van St. Andries in de Kapelle van 't Paleis , na het ontvangen van den Eed van getrouwheid. De «Graaf Michiel Woronzof was Edelman van de Kamer, en niet Pagie. Omtrent vier hondert Grenadiers van de Lyf-wachtea verzelden haar naar 't Paleis. De Wacht van 't Paleis zwoer haar onmiddelyk getrouwheid, hebbende deze gebeurtenis voor lang gewenfcht. De tamboer roede de trom niet. Geen Officier bood tegenftandof dreigde ; want boven (tonden alleen twee Schildwachten voor 't Slaap-vertrek , en de Prinfeffe bleef beneden , zonder in of na dit voorval de Regentcffj te zien. De Bena.ming van Slaven is op 't Rusfifch Krijgs-vo'k niet toepaslyker, dan op dat van Vrankryk, Zweden, Pruiffen enz., alwaar het voltallig maken der troepen doorgaands op gelyke wyze scfcliiedt als in Rusland. Ieder Gewest, namelyk, is verpligt een bepaald aantal van manfehap te levéren. L'Aktid. pag. 177--100. (5) Na dat de Regenteffe, en derzelver Huis, in verzekering was gebragt, deed de nieuwe Keizerin alle de troepen , toch in Petersburg, vergaderen , en den Senaat en de Synode in 't Paleis by een komen , alwaar het Manifest onder hare oogen •wsrd opgefteld. L'Antid. pag. 191.  naar SIBERIË. 193 BÜfeabeth tot Kcizerinne werd verklaard 9 cn naauwlyks was de zon boven de kimmen , of zy werd in die hoedanigheid door de geheele Hoofdftad, en ftraks daar aan door 't ganfche Ryk, erkend. D e Regenteffe werd in 't eerst met haar' Zoon naar hare Staten te rug gezonden, en was reeds te Riga, toen zy, ingevolge nader bevelen, naar Petersburg werd te rug gebragt. Hier floot men haar, zo wel als den jongen Iwan, voor altoos op ; en Munich , gelyk "ook Ofterman , wordt naar Siberië in ball.ingfchap verzonden. By deze geheele Staats-omwenteling, welke in den nacht van den 5. op den 6. van Wynmaand des jaars' 1741. voorviel; werd geen enkele druppel bloeds vergoten. Dc Keizerin Elizabeth regeerde tot in 1762. ,' zynde dikwerf ook ganfeh niet van de vrees bevryd, van weêr op hare beurt van den troon te zullen verftoten worden. Zy ontbood den Hertog van Holftein, haar Zufters zoon, by zich,' en deed hem een Prinfeffe van Anhalt-Zerbsb ten huwelyk nemen. Lestock, die aan Elizabeth Van hare kindsheid af gehecht geweest was , genoot het zeldzaam geluk, dat zy hem een ongeveinsde genegenheid toedroeg , fchoon hy de man was, dié haar de kroon had op 't hoofd gezet; Hy wordt Graaf van het Ryk , cn trouwt* eene der Staatjuffers van de Keizerin; Hare Majefteit hoüdé  194 REIZE niet op hem met weldaden te overladen ; dari juist als hy tot den hoogften top van gunst en gezag geftegen is , weet Beftuchcf, een doortrapt en liftig man en Lestocks gcflagen vyand, eene myn tegen dezen te doen fpringen , waar aan reeds fédert langen tyd was gewerkt. Hy verwerft, namelyk, op de zwakheid der Keizerinne, dat zy Lestock met deszelfs vrouw doet in hechtenis nemen, cn vervolgens, met verbeurdverklaring hunner góederen , in ballingfchap naar Sibe ië verzendt. Beftuchef wordt ook naderhand op zyne beurt verbannen. Uiterlyk fchynt het Ruftifch Hof nu geduurende eenigen tyd in meerder kalmte ; doch nyd , nayver en wantrouwen fmeulden heimelyk in 't binnenfte van dit uitgeftrekt Paleis. De Groot-vorst houdt zig afgezonderd van zyne Gemaalin. De Prinfeffe van Anhalt-Zerbst, in een vry land geboren en in het midden der wetenfchappen en der konften opgevoed , laat om dezen tegenfpoed den moed niet zakken; haar verheven geest, gepaard met veel verkregen kundigheden , verfchaft haar genoegzame bezigheid ; en zy weet de ftille rust in 't midden van het Hoovs gewoel te vinden.Deze Vorftin had den Hertog van Holftein alleen getrouwd op het recht van opvolging tot de Regering , welk haar was toegeftaan. In hare afzondering bemoeit zy zich eeniglyk met het verkrygen van menfehen-kennis, en de bekwaamheid om dezelve te bellieren ; en in geen ding «nkundig begerende te blyven, befteedt zy hare Ie.  naar SIBERIË. 195 ledige oogcnblikken in 't beöeffenen der Wetenfchappen , der Konftcn , cn der fraaie Letteren, Zy bemerkt meêr dan gemeene vermogens in de Prinfeffe Dafchkof, en doet dezelve in hare uitfpanningen deelen ; doch de Groot-vorst , wiens wangunst zich zelfs tot hare vermaken uitftrekte , noodzaakt haar met omzigtighcid te werk te gaan, "om met die jonge Prinfes, zufter van de Freule van Woronzof, te kunnen verkceren. Ik heb een' brief over de Vriendfchap , door deze jonge Prinfes opgcfteld, gelezen, dien onze befte Schryvers zich niet fchamen zouden voor hun werk te erkennen. Ik was nog te Petersburg, toen een langduurigc ziekte telkens voor het leven van de Keizcrinne Elizabeth deed vreezen. Zy was onder al het volk bemind, en men zag dé regering Van Peter den HL met fchroom te gemoct. Haar dood viel voor in Louwmaand des jaars 1762. Peter de III. beklimt waggelende den troon, welken hy miffchien nooit zoude beliegen hebben , indien de Keizerin zeven of agt dagen langer had mogen leven. Op het zelfde tydftip dat hy de regering aanvaardt, worden 'er, door eenige kwalyk begrepen bevelen , verwarringen veroorzaakt , die een omwenteling , van ieder een verwacht , fchenen te voorfpellen. Verfcheiden byzondere perfoncn hadden zelfs hunne goederen by de Staatsdienaars van hunne Natie N 2 'n  jgö REIZE in bewaring gebragt. Ondertuffehen echter was 'er een Rus , de Heer Glebof namelyk , die harts genoeg bezeten had om Peter den III., geduurende de ziekte der Keizerinne, met zynen raad by te ftaan. Zo als deze den laatften fuik geeft, deelt Peter zyne bevelen uit, en is Keizer van het Ruffifch Ryk. De Keizerin zyne Gemaalin koomt zich voor zyne voeten nederwespen, ftoot met haar voorhoofd tegen de aarde , en doet hem hulde als de eerfte zyner Slavinnen. Alle zyne onderdanen leggen den eed van getrouwheid by hem af ; hy zit vreedzaam aan het hoofd des Ryks, en doet allen , die federt de regering van Anna verbannen waren, "uit hunne ballingfchap te rug keeren. Dit verfchafte my , te Petersburg zynde, de zeldzame vertooning van Biron , Munich en Lestock by elkander te kunnen zien. Peter de III. verlaat zijn oude Paleis en gaat in 't nieuwe wonen, latende de Keizerin in het eerfte haar verbiyf houden. Hy geeft zich onbetamelyk aan zyne vermaken over, en recht telkens feeftcn aan , waar men echter de Keizerin , by de Ruften fteeds in den grootften eerbied gehouden , nimmer ziet verfchynen. Na 't verloop van min dan een maand na zyne komst tot de regering , doet Peter zich naar den Raad brengen , en verklaart daar dat hy  NAAR SIBERIË. 197 hy dc vryhcid fchenkt aan zynen Adel (6). Deze nieuwstyding verfpreidt ccn onbefchryflyke vreugde over het ganfche Ryk. In het eerfte oogenblik van vervoering , wil men hem een ftandbeeld oprechten van louter goud ; doch op de aanmerking , die iemand invalt , dat in 't geheele Ryk geen gouds genoeg zoude gevonden worden , om dat ten uitvoer te brengen , bepaalt men zich tot een beeld van een voet hoog, welk in dc Raadkamer zal worden geplaatst; niet lang daar na befluit men tot een ftandbeeld van metaal, en eindelyk is men 't algemeen nopens een marmeren ftandbeeld eens. N 3 On- f6) Van euds her had men in Rusiand tweederleie foorten van Land-goederen i fcigendommelyke , namelyk , erflyk aan den Adel behoorende , en Lheenhoorige , die onder verpligting van Krygs-dienst van de Kroon gehouden werden. De Lheeuminnen, iierSop hunne aloude Adelyke af komst, eifchten , ter Krygs-tocht opontboden , naar de oudheid hunner byzondere Stam-huizen In de Legers geplaatst te worden. Dit gaf aanleiding tot veelvuldige gelchi'llen , en fmeek-fchriften aan den Souverein oin befliffing. Hy , die zij by de uitfpraak verongelykt waande , bield zig t'huis met zyne Vafallen. Met het invoeren der geregelde troepen, verviel van zelve deze eifcn der Lheen-bez'tters , waar door dezen , vooringenomen met hunne oude gewoonten , weigerden te dienen , en op hunne Land-goederen bleven. Peter de I., na den flag van Narva, grootlyks m de enne gebragt zynde , zag zig genoodzaakt den Adel tqt den Krygs-dicnst te verplichten door een ftrenge wet, die echter na verloop van eenige jaren veranderd en gematigd werd. De fchadelykheid dezer wet voor de Landeryen en Eigenaars deed vervolgens op derzelver affchaffing denken, gelyk dan ook dezelve werkelyk werd vernietigd door het Edict: van Peter III, waar by de Ruffifche Adel Vry verklaard wordt, om te dienen, cf niet te dienen, namelyk; 't welk 'er bepaaldelyk had moeten bygevoegd worden, gelyk de doorgaande inhoud van het Edicl; zefve genoegzaam aanwyst. In alle andere opzigten waren de Edelen vry, en altoos vry geweest. L'Antid. pag. 201-304,  198 REIZE Ondertusschen eifcht de vryheid , door den Keizer aan zyn volk verleend, dac daar omtrent een Ordonnantie worde gemeen gemaakt, By deze wordt, op 't voorftel van eenigen zyner Staats-Dienaren , de gunst bepaald tot ontflag van Krygs-dienst voor den Adel , en verlof om met 's Keizers bewilliging buiten 's lands te mogen reizen (7). Een Ruffifch Officier wil, ingevolge van dit befluit, zich buiten dienst begeven , en gaat des Keizers toeftemming te dien einde verzoeken, Welke is uw rang ? Kapitein. Goed , ik maak u Luitenant en gy hebt te dienen ; en hy diende in 't vervolg als Luitenant, 's Keizers gemeenzaamheid onderwylen wint de harten van een gedeelte zyner onderdanen , doch zyn gedrag, zo in 't openbaar als in 't afzonderlyk , maakt de verftandigftcn afkeerig, Terwyl hy enkel op zyne vermaken bedacht is, bonsc een nieuwe omwenteling hem van den troon, en ftelt de Keizerin in zyne plaats. Van dac oogenblik af ftaat het blootelyk aan den wil dezer Vorftinne , om over het leven en de bezittingen van hare onderdanen te befchikken (8); men verfebynt niet in hare tegenwoordigheid, zon- (f) Zie de Ordonnantie op 't einde dezer afdeeling. (8) Xe v/eten: even eens als in vele andere Souverèine Staten Europa. Niemand woidt gevonnisd zonder te rccht-flelling; • aiie verbeurd-verklaring van goederen is afgefebaft ; en lyf eiï gtigd wordt in Rusland , zo ergens , 'befchermd door menigvuldige formaliteiten of gebruiklykheden van Rechts-pleginge, L'AltTHjo pag.  naar SIBERIË. 199 zonder zich voor hare voeten te werpen , en haar de volmaakfte trouw te zweren , even gelyk' men aan hare Voorzaten had gedaan. De onverwachte dood noghtans van dèn Keizer, en die van den jongen Iwan, beveiligen haar meer dan eenig ding in 's Ryks bewind. Z o haast een Vorst den troon beklimt, wordt hy onderfteld geene bloedvrienden meer te hebben , en niemand durft zyne verwandfehap met het Keizerlijk huis doen gelden (9). Een buitenlandfch Hoveling , vernomen hebbende dat Mevrouw dc Gravinne van Woronzof met de Keizerin Elizabeth vermaagdfehapt was , meende een ontdekking van belang te hebben gedaan, en zuimde niet zyne plicht-plceging deswege by haar af te leggen; de Gravinne verbleekte, en voegde hem toe dat hy zich vergiste. Het was op doods ftraf verboden een ftuk gelds onder zich te houden, welk op naam van den jongen Iwan was gemunt. Het gemeen zoude met geen' roebel , die met het beeld van den Vorst beftcmpeld is , durven fpelen (1). Men mag het Paleis , aan den kant waar des Keizers N 4 ver- (9) 't KdZerryk huis werd al van ouds gerekend te beilaaii uit de Afftammelingen in rechte linie. Die van de Zy-linie werden met aanzienlyke Lyf-tochten begiftigd, cn als Printen van den Bloede behandeld. De Aanverwandten van de zyde der Vrouwen worden hier, gelyk elders , niet geteld tot de KeizerJyke Maagfchap. L'Antid. pag. 214- . . (O De hazard-fpelen zyn ftrikt verboden. Voor 't overige U «is Abt yerkeerdelyk onderregt, L'Amtid. pag. 217.  2o3 REIZE vertrekken zyn , niet voorbygaan , zonder den hoed af te nemen, of, zo men in een rytuig zitten mogt, zonder 't glas te laten vallen , byaldien men aan de onbefchoftheid der Soldaten niet wi! blootgefteld zyn ; gelyk men zich ook een' zware ftraf zoude kunnen op den hals halen , indien men waagde den naam der Kcizerinne met kleine letters op een' brief te fchryven. I k verhaal deze kleinigheden alleen maar, om te doen zien , hoe verre de onbepaalde magt •der Ruffifche Vorften zich uicftrekke. Een Edelman nadert niet dan bevende den troon. De geringfte kuipery is genoeg om hem naar Siberië in ballingfchap te doen verzenden , wanneer de verbeurdverklaring zyner goederen zyn ganfche huis tot een flachtoffer maakt van des Hóveïings list (2). My te Petersburg ten huize van een vreemd Heer bevindende, die aldaar in bediening was , wilde ik myne nieuwsgierigheid voldoen , ten aanzien van den Prins Iwan, en vraagde of dezelve levendig dan dood ware? tot antwoord luifterde men my zagtjes in 't por , dat men in Rusland van. dien Prins niet fprsk. Ondertuffchen waren wy met ons drie Franfchen alleen in 't vertrek , en dat vertrek had meêr dan dertig voet in 't vierkant. Des daags (2) In zw.-.nnvigtige gevallen itrafts de Wet niet verbeurte ïm, G9ilL s.edett «"? Rcgeringe van Katharina H. is dit buiten |fibr^ik. I'Antid. p-ig. 220» '  NAAR SIBERIË. 20- daags voor 't overlydcn van de Keizerinne Etö&i beth had men *t hart niet naar hare gezondheid te vernemen ; en toen zy dood was , en ieder 't reeds wist , fchroomde men nog om daar over onderling te fpreken. Het wantrouwen, waar in men hier te lande leeft , en de volftrekte ftilzwygcndheid der Ingezetenen , omtrent- al wat eenige betrekking heeft tot de regering , of den perfoon van den Vorst, zyn voornamelyk gegrond op de vryheid, die ieder Rus , zonder onderfcheid , geniet, tot het opentlyk uitroepen van Slovo i delo , dat is, ik befchuldige u van misdaad van gekwetfte Majefteit zo in woorden als werken (3). Op dit N 5 gc- (35 Slovo i delo zegt in 't Ruffifch , letterlyk , niets meer dan IFoord en Daad. Ds zaak zelve , of liet onmidlyk beroep op den Keizer, is van de Romeinen , met een gedeelte hunner wetten tot ons overgekomen , en wegens het ondraaglyk misbruik, dit 'er van gemaakt werd, afgefchaft, te gelyk met de geheime Kancelary, dieper over te recht zat. De onlusten op 't einde der vorige eeuw deden dit Gerechts-hof invoeren , dat zich inzonderheid geducht maakte , door een diep geheim in alle zyne rechts-plegingen in acht te nemen ; alhoewel voor 't overige , zo veel men weet , naar de gemeene wet van den Lande vonnilTande. Deze wet is ten uiterfte ïtrêng ten aanzien van den Aanbrenger, die , indien hy geen getuige had, en de Beklaagde het feit ontkende, aan de paleie werd gebragt. De aanklagte als dan niet herroepende , wérd de Beklaagde tot drie byzondere reizen gerechtelyk ondervraagd, en vervolgens tegen den Aanbrenger verhoord, waar na in de zaak gewezen werd. De ftraf voor den valfchen Aanklager is dezelfde, welke de Beklaagde zou hebben moeten ondergaan , ware hy fchuldig bevonden. Wyders, Nabeflaanden in de Op- en Afgaande linie, en zelfs alle Zy-magen , worden door de Ruffifche wet uitgefloten van het geven van getuigenis in gewigtige zaken. L'Antid, gag, 222-227.,  so2 R E I Z E geroep zyn alle byftanders verplicht den befchuldigden te helpen vatten. Een vader leent zyne handen tot het verzekeren van zynen zoon; de zoon de zyne tot dat van zynen vader , en de Natuur durft niet dan in 't heimelyk zuchten. De befchuldigde wordt met den aanklager ftraks naar de gevangenis gebragt, en vervolgens*naar Petersburg gevoerd , waar hunne zaak in de heimelyke Kancelary wordt afgedaan. D i T Gerechtshof, beftaande uit ettelyke Leden welke door den Vorst daar toe verkoren worden, handelt met het leven en de bezittingen van alle de huisgezinnen des Ryks , naar geen' anderen regel , dan hun door hunnen byzonderen haat wordt ingeboezemd. Deze rechtsoeffening is zo hatelyk , dat een onderdaan , die de gunst van deze dienaren der dwinglandy niet voor zich heeft , dikwyls als fchuldig veroordeeld wordt ; fchoon de aanklager niet in ftaat is voldoende bewyzen van deszelfs misdaad by te brengen. Dit heeft plaats in de gevallen , wanneer de aanklager zyn' rug ten besten geeft, om de gegrondheid zyner befchuldiging te bewyzen , daar in beftaande , dat hy zich onderwerpt aan het ontvangen van de knout. Indien hy die , zonder zyn gezegde te herroepen , doorftaat, wordt niet alleen de beklaagde fchuldig en des doods waardig geoordeeld, maar men verklaart ook een gedeelte zyner goederen, ten yoordeelc van den aanbrenger, verbeurd. Gebeurt he;  naar SIBERIË. ao3 het nu dat , des niet tegenftaande, door buitengewoone omllandigheden des gevangens onfchuld blyke , zo moet de befchuldiger andermaal de zelfde'ftraf ondergaan ; gelyk hy ook , fchoon maar voor eens , daar toe veroordeeld wordt, wanneer hy niet verzogt hebbende om tot het bewys van de knout toegelaten te worden, niet in ftaat is het feit te bewyzen. In deze Rechtsoeffening hebben de dienaren en werktuigen der dwinglandy niets anders op 't oog gehad , dan alle verdachte perfoncn vryelyk aan dezelve te kunnen opofferen. Dus was het noodig, dat de misdaad van den valfchen aanbrenger niet met den dood geftraft wierd, en dat zelfs de ftraf van de knout altoos voor denzelven wierd verzagt. De Adel in dier voege onder het jok der yflykfte flavemy gebukt gaande (4) , doet dat zelfde jok met geene minder ftrengheid gevoelen aan het volk , welk alleen uit flaven beftaat, behoorende of aan den Adel, of aan den Vorst zei ven en aan de Waiwoden, die deszelfs perfoon vertreden (5). Men fV) Dit kan alleen zien op de verplichting tot den Krygsdienst, en het misbruik van het Slovo i delo, beide, gelyk gemeld , reeds vernietigd. In andere opzigten genoot de Adelftand voormaals, en geniet noch thans, aanzienlyke en heerlvke voorrechten. L'Antid. pag. 229. _ _ fO' De Waiwoden verbeelden den Souverem wet. Zy heb-  .204 REIZE Men onderfcheidt namelyk onder het Rusiifch volk twee foorten van Slaven , waar van fommige aan den Vorst in eigendom behooren , en andere aan den Adel. De eerftgenoemde betalen alleen fchatting aan de Keizerin , en de andere betalen en aan de Keizerin en aan hunnen byzonderen Heer. De Edelen zyn gewoon hunnen rykdom naar 't getal der Boeren, die hun toebehooren , af te meten. De Haven van de Kroon betalen aan de Keizerlyke fchatkist honderd en tien kopeken , of vyf gulden én tien Huivers Franfch geld ; de andere geven maar drie gulden en tien duivers aan de Kroon; doch hunne Heeren leggen hun een fchatting op naar goeddunken , en berooven hun daar boven nog fomtyds van het weinige, dat zy door hunne bekwaamheden hebben weten te vergaÉhen. Wanneer deze Haven , zo met het bebouwen hunner landeryen , als met hunnen verder arbeid, niet genoeg winnen kunnen om hunne Heeren te betalen , geven hun deze de vryheid om zich aan kooplieden , vreemdelingen , of andere lieden , welke geene Haven hebben , te verhuuren. Zy krygen te dezen einde een' vrybrief, die echter maar tot een-zeker getal van jaren wordt bepaald, en de flaaf blyft gehouden jaarlyks zyn loon aan zynen fleer over tc geven , welke 'er hem ben geen gezag, dan dat van klagten en reebts-zaken, die ter eerfter aanïeg voor hun gebragt werden, aan te nemen. Schattingen kunnen zy niet opleggen , maar alleen de opgelegde invorderen , indien dc Dorpen, tot hunnen Kreits behooreudes ■alatig blyven. I/Atmo. pag. 234,  naar SIBERIË. 205 hem niet meêr van houden laat dan met deszelfs goeddunken overéénkoomt (6). De Heeren verkoopen hunne flaven (7) even gelyk men elders de heeften doet, en kiezen uit dezelve zulk een getal van huisbedienden, als zy noodig hebben. Deze worden zeer hard van hun behandeld. Zy hebben naar de wetten geen recht van leven cn dood, noch over hunne huisbedienden , noch over hunne overige Haven ; doch wyl het hun vry ftaat met de Batagen te doen ftraffen, weten zy dezelve wel zo te doen geeffelen , dat zy , zedelyker wyze gefproken , het recht van leven dood verkrygen. , 1n C6-) V«or Czaar Fedor Iwanowitz, zoon van den Czaar Iwart Wafiliewitz , kende men geene Lyf-eigenen in Rusland. Deze vond goed den Akkerman aan den grond te verbinden om dat het Ryk toen min bevolkt zynde dan nu, elk dte geen lust bad tet werken, zich naar onbewoonde ftreken begaf, en van daar de s-roote wegen door rooven en andere ongeregeldheden onveilig maakte. De ftaat der Lyf-eigenen, ondertulTchen isver van ondraaglyk. Die van de Kroon , van 't Hof en van de Kl.ofters betalen een bepaalde en matige Schamng, waar na zy volkanen meelters zyn van 't geen zy verders kunnen winnen On de meefte Landhoeven van den Adel en andere ryke Heeren houdt men denzelyen voet, zo dat het niet ongemeen-is ryke boeren te zien. Daar by ftaat het den boer vry zich in deSteden burger te laten maken , wanneer hy voldaan kan met de enkele belasting als boer te betalen , waar over by met zyn lieer verdraagt, of ook wel, met deszelfs bèwilhging , zich Vrv koopt. De Land-eigenaar kan , 't is waar , zyne onderboorigen te fterk bezwaaren , doch niet dan met zyne Landeryen en dus zich-zelven te bederven. Het recht van den Adel ftrekt niet verder dan tot het inwendig beftier en 't houden Van oocde tucht. Het Hals-recht en andere zware ftraffen behooren tot de Vierfchaar vau den Waiwode. L'Antio. pag. 231-235. O) Te weten , by 't verkoopen hunner Land-goederen. In vele andere gevallen is zulks door de Wet verboden. L'Antid, pag» 23Ö.  ioG REIZE In gewigtige zaken moet een Heer, volgens de wet , zynen Haaf voor de gewoonlyke rechts» banken brengen, om daar gevonnisd te worden. In 1761. gaf de Raad een keur uit, by welke aan alle Heeren vergund werd de Haven , die tegen hen misdoen mogten , naar de Mynen té verzenden; doch de Heeren verkiezen , en zullen altoos blyven verkiezen , dezelve te kaftyden en te behouden: Dit zo flaaffche volk is het , welk de Prinfeffe van Anhalt-Zerbst als Keizerin befliert. Haar uitgebreide geest ziet ten vollen door het gebrekkige van dusdanig eene Regerings-vorm , en houdt zich ftandvaftig bezig met het beftek om hetzelve te verhelpen. Zeker zal zy zich niet bepalen by het verleenen van de vryheid aan den Adel , maar zullen alle hare onderdanen deel hebben in het zelfde geluk (8). De menfehlievendheid eifcht dit, de Staatkunde zelve flemt het toe ; en zonder dat zoude het Ruffifch Ryk Ons niets anders vertoonen dan eene regering van Lheenheeren, welke, in dit één oogpunt befchouwd , de kleine dwingelanden zoude vermenigvuldigen , en alle oppermagt ter zelfder tyd vernietigen. Gelukkig het volk, indien het den ze- (8) [Die dag is nog niet gsboren. Óndertuffchen heeft meni in 1768. te Petersburg openlyk ter Prys-vrage voorgefteld : Of het voordeeliger zy voor eer? Staat dat de Boeren Landeryen tri eigendom, dan alleen roerende Goederen bezitten, en hoe verre die eigendom behoore te gaan ? Hoe vernederend voor de menfeheIykheid , dat dit immer een Vraag heeft kunnen worden'!]  naar SIBERIË. 207 zegen inziet van door zulk eene Vorftin te worden beftierd ! Alle hare ondernemingen (trekken tot heil van het volk, 't welk onder Peter den III. op 't punt ftond van weêr in zyn vorige woestheid neêr te zinken. Zy doet voor Peter den I. een gedenkteeken oprechten , om het geheugen van dien grooten Vorfl by het nagedacht te vereeuwigen ; hare aanmoediging ftrekt zich uit tot alle konften en wetenfchappen , en tot alle de onderfcheiden deelen van het Staats-beftier , en zy toont aan dit zelfde volk, dat zy alleen waardig was den fchepter van Peter den h te zwaaien. Keur van Peter III. (s>> Door de genade Gods: Wy Peter III. Keizer en Zelfheerfcher aller Rullen , enz. enz. enz. H e t is niet alleen Europa , maar het grootfte gedeelte der wereld , welk een onftraflyke getuigenis kan geven van den oneindigen arbeid en moeite, die de zo voorzigtige als geliefde Vorst, onze Voorvader, Peter de Groote, Keizer aller Ruflen, onfterffe]yker en roemruchtiger gedachtenifie, heeft moeten door- (9) Deze Keur is, zo als men dezelve hier ziet, te Peterburg in 't Franfch gedrukt.  2o8 REIZE doorftaan , alleenlyk om het geluk en nut vsn zyn Vaderland te bevorderen , door Rusland tot de volmaakte kennis zo vaii krygs en burgerlyke als Staatszaken op te leiden. Dan dewyl liet ter bereiking van dit oogmerk, in de eerfte plaats, noodzaaklyk was den Adel, als de eerfte ftand des Ryks, te döeii befeffen , hoe groot, ten aanzien van den voorfpoed des menfehelyken geflachts, de voordeelen zyn, welke verlichte fiyken genieten , in vergelyking met de ontallyke volken , die in den afgrond der onkunde liggen gedompeld , zo verplichtte hem de uiterfte nood in dien tyd, den Rusfifchen Adel , onder het uitdeelen van verfcheiden teekenen zyner goedgunftigheid, te gelasten , dat zy zich of tot den krygs- of tot den burgerlyken dienst 2ouden moeten laten gebruiken ; en daar boven, dat de jonge Edellieden niet alleen in vericrieiden wetenfchappen , maar ook in een aantal van nuttige konften zouden moeten onderwezen worden , zo door hen naar verfcheiden landen van Europa te zenden, als door middel van het oprechten van verfcheidenerleie fcholen, tot dat einde gefchikt, om dus dies tè. fpoediger de gewenfehte vruchten te kunnen rapen. JIbt is waar dat deze fchikkingen in den beginne den Adel. gedeeltelyk hard en onverdraaglyk voorkwamen , wordende hunne rust gefloord, en zy van hunne huizen verwyderd, terwyl men hen, huns ondanks , tot den krygsdienst of andere bedieningen gebruikte. Daar waren 'er die zich verborgen , en dus bloot'lelden niet alleen voor de ftraffen , maar dok voor 't verlies van hunne goederen , als lieden die  naar SIBERIË. 209 die hun eigen welzyn en dat van hunne nakomelingen verzuimden te behartigen. Deze inrichting , fchoon in 't eerst met éenigen dwang verzcld geweest zynde, is naderhand door allen, die na Peter den Grooten den Ruüifchen troon bezeten hebben, met veel vrucht gevolgd; en wel in 't byzonder door onze zeer geliefde Moeie de Keizerinne Elizabeth Petrowna, gelukkiger gedachtenifle, welke, in navolging van den Keizer haren Vader, de kenmffe der Staatszaken en de onderfcheiden wetenfchappen, door hare befcherming, in het Ruffifch Ryk zeer heeft uitgebreid en vermenigvuldigd. Wat de uitwerkfelen betreffe, welke hier door voortgebragt zyn, wy zien met genoegen , en elk recht geaarc kind des Vaderlands moet erkennen , dat zulks ontelbare voordeden heeft doen geboren worden. De ruwheid der zulken, die te voren geenen yver altoos voor 't gemeene welzyn hadden , is uitgeroeid ; de onkunde heeft plaats gemaakt voor de gezonde reden ; het Krygswezen heeft dappere en ervaren Veldheeren , en in de Bur~ Terlyke zo wel als Staats-regeringe vindt men lieden van kundigheid, en die zich bekwaam gemaakt hebben tot het waarnemen der zaken. Eindelyk met één woord , verheven gevoelens hebben een onbepaalde getrouwheid en liefde jegens ons aller harten ingedrukt , te gelyk met een groote drift en een' meêr dan gemeenen yver voor onzen dienst 5 waar door uitgewerkt wordt, dat wy nu dezelfde noodzaaklykheid om tot den dienst te perfen , die tot hier toe heeft plaats gehad, niet meer vindan. Om deze reden dan , da omftandigheden die hier O b0~  4io REIZE boven uitgelegd zyn in acht nemende, geven wy uit kracht van: het vermogen , welk ons God gegeven heeft, door onze hoogfle Keizerlyke genade, voor altoos en voor de geheele nakomelingfchap , aan den ganfehen Ruflifchen Adel de vryheid en willekeur om, zo in ons Ryksgebied, als in de Staten van Europa die met ons verbonden zyn, te mogen dienen, en zulks ingevolge den inhoud van het geerl hier beneden ftaat te volgen. - I. Alle de Edellieden, die zich, in welken fiand het ook zyn moge, in onzen dienst bevinden, kunnen daar in voortvaren , zo lang zy het goed vinden en hun zulks door hunne byzondere omftandigheden wordt toegelaten. Evenwel zal geen Officier zyn affcheid mogen vragen , het zy geduurende den veldtogt, het zy drie maanden voor dezelve wordt geopend; maar na het fluiten van den veldtogt zullen allen, die zo in als buiten 't Ryk in Krygsdienst zyn, hun affcheid van hun Opperhoofd mogen verzoeken; en alle de genen, die in onzen dienst zyn, m wat fiand het ook wezen moge, te weten zulken als tot de agt eerfte klaflen behooren, zullen ons hoog befluit en beveftiging moeten afwachten ;■ gelyk die der overige klaffen het befluit zullen moeten afwachten van de onderfcheiden Kamers, waar onder zy behooren, II. Elk Edelman, die ons wel en onberispelyk gediend heeft, zal, by het ontvangen van zyn affcheid, tot een belooning eenen trap in rang verheven worden , in gevalle hy, ten tyde van 't bekomen van dat affcheid, langer dan een jaar den rang, dien hy dan bezit, heeft bekleed. Dit betreft die genen, welke ter-  naar SIBERIË. verzoeken in 't gehee! buiten alle bediening te mogen blyven; maar belangende zulken, die den krygsdienst zullen willen verlaten om tot den burgerlyken over te oaan dezen zal men insgelyks, wanneer ze by 't open vallen van plaatfen in bediening gefield worden, bevorderen , na eerst onderzogt te hebben, of zy drie < maanden in den zelfden rang hebben gediend, in dien namelyk waar in zy zich bevinden, als zy den burgerlyken , of eenigen anderen fiand in onzen dienst, omhelzen. III Al wie geduurende eenigen tyd buiten dienst geweest is, of den krygsdienst verlaten hebbende den burgerlyken of eenigen anderen fiand heeft omhelsd, en naderhand wederom in den krygsdienst begeert te treden zal, zo hy dies waardig gekeurd wordt, wederom in'den rang, waar in hy zich dan bevindt, aangenomen worden, en zulks met verandering van zynen tytel in den daar mede gelykftaanden rang in het krygswezen ; doch ingevalle alle die reeds zyn bevorderd, zal de gene, welke ten tweeden male den krygsdienst aanneemt, zyn'ouderdom moeten rekenen van den dag van zyne aanneminge, het welk wy aldus vastftellen, 0p dat de zulken die werkelyk dienen daar uit eenig nut en voordeel trekken mogen, boven de genen d.e buiten dienst zyn. Insgelyks, ingevalle iemand, m den burgerlyken (land gediend en zyn ontflag bekomen hebbende, naderhand weêr in den zelfden burgerlyken of eenigen anderen ftand, den krygsdienst uitgezonderd, begeert te treden , zal men ten zynen opz.gte, uitgenomen de verandering van tytel , naar den inhoud van dezen artykel te werk gaan. O 2 IV.  3i2 R E T Z E IV. Indien iemand, na onzen dienst neergelegd te hebben, naar een' anderen Staat win Europa begeert te vertrekken , zal oiize Kamer tot de buitenlandfche zaken hem zonder verhindering de noodige vrybrieven uitreiken, na hein te hebben doen beloven, dat hy, wanneer de toeitahd van zaken zulks v'ereiTchcn roogt, Cgelyk alle de Edellieden, welke buiten ons Ryk verreisd zyn O z° dra de noodige afkondiging daar van gefcbicd is, in zyn Vaderland te rug zal keeren. In dit geval zal ieder gehouden zyn onzen wil met alles mogelyke vaardigheid naar te komen , op ftraffe dac anders zyne goederen in bewaarderhand zuilen worden gefield. V. De Ruflifche Edellieden , die in dienst van andere Europifche Mogendheden geftaan hebben , kunnen, in hun Vaderland te rug gekeerd zynde, in onzen dienst treden, en zullen naar hunne begeerte en bekwaamheden , wanneer 'er plaatfen open vallen , worden gebruikt; namelyk zulken, die in den dienst van gekroonde Hoofden geweest zyn , in den zelfden rang, -dien zy met open brieven zullen kunnen toonen gehad te hebben , en die in den dienst van andere Mogendheden hebben geftaan, eenen graad lager, gelyk zulks reeds is vastgefteld geweest by eene vorige verordening, die ook tor op dezen tyd is agtervelgd. VI. Nadien nu, uit kracht van deze onze genadigfte verordening, geen Edelman in 't vervolg meêr zal gehouden zyn tegen zynen dank te dienen, zo zal hy ook door geene van onze Kamers mogen gebruikt worden in eenige zaak betreklyk tét de Landgoederen  naar SIBERIË. af 3 ren C0> tcn z>' eene buitengcwocne noodzakelykheid het mogte. vcreifehen, in welk geval dat dan nog niet dan door een uitdruk!}k bevel, eigenhandig door ons onderteekend, zal kunnen gcfchieden. Het zelfde zal plaats hebben omtrent den Adel van Smolensko. Insgelyks is by een Keur van Peter I. vastgefteld , dat een zeker getal uit de Edellieden, die van den dienst ontflagen waren , te Petersburg en te Moscou by den Raad en deszelfs Kantoor zouden moeten blyven, om by opkomende voorvallen des noods gebruikt te kunnen worden. Wy gebieden , dat van nu af by den Raad dertig, en by 't Kantoor twintig perfonen zullen moeten tegenwoordig zyn, welke alle jaren afgelost zullen worden. Tot dit einde zal de Wapen-kamer ieder jaar een verdceling maken, naar evenredigheid van de Edellieden, welke in de Gouvernementen wonen , en niet van de genen die in dienst zyn; alles echter zonder iemand met name te noemen : maar zullen de Edellieden .zeiven onder zich de verkiezing doen m de Gouvernementen en Provintiën , en dan alleen maar aan de Kancelaryen bekend maken wie verkoren is, op dat die daar van kunnen verfiag doen aan de Wapen-kamer, en den verkorenen afvaardigen. VII. Hoe w Et door deze onze genadigfte Keure aan alle Ruffifche Edellieden , dc Odnodwortzys uitgezonderd , .voor altoos de vryheid gefchonken wordt, gaat echter onze vaderlyke zorg voor dezelve nog verder , zich uitftrekkende tot hunne jonge kinderen j O 3 wal* CO De meening is niet duidelyk. Deze Ordonnantie fchoon te Petersburg in 't Franfch vertaald, is , volgens den Schryver yan de Antidot», niet zonder gebreken»  214 REIZE welke wy bevelen dat van nu af, alleen maar ten einde daar van behoorlyk onderricht te zyn, zo dra zy twaalf jaren bereikt hebben aan de Wapen-kamer zullen worden aangegeven , en wel in die Gouvernementen , Provintiè'n en Steden , waar het door eik oorbaarst zal geoordeeld worden en hem best zal flagen. Te zelfden tyde zal men berigt innemen wegens derzelver ouders en andere vrienden , onder welker opzigt zy gefield zyn, wegens het gene men hen tot op den ouderdom van twaalf jaren heeft laten leeren, en waar men hen hunne oeffeningen wil laten vervolgen; Of het zelve zy binnen ons Ryk in eene der fcholen , welke op onze koften zyn opgericht, of in de andere landen van Europa , of in derzelver eigen huizen , door kundige en bekwame meefters, indien de middelen der ouders hun zulks toelaten. Maar op dat niemand, niet tegenftaande ons uitdrukkelyk verbod„ de roekeloosheid hebbe van zyne kinderen op te brengen , zonder dezelve in de Wetenfchappen, die een* Edelman panen , te ondenyyzen , bevelen wy , op ftraffe van onze verontwaardiging, aan alle Edellieden, die niet meêr dan duizend Boeren hebben, dat zy hunne kinderen terftond zullen aangeven by onze Kadetten fchool, waar men dezelve met de grootfte zorgvuldigheid alles zal leeren , wat tot het onderwys van den Adel behoort; en na het voleinden hunner oeffeningen zal men dezelve daar doen uittrèden, en tot belooning een' rang geven elk naar evenredigheid van #yne verdienden ; waar na iedèr zich kan verbinden en dienen, volgens het gene hier boven is beraamd. Vlff. Men zal geen affcheid geven aan de Edel, ïigden, welke tegenwoordig in onzen krygsdienst zijn als  naar SIBERIË. m als Soldaten, of lp minder rang dan van Officier, en die nog niet lang genoeg gediend hebben om Officieren te kunnen zijn , ten zy dat zy over de twaalf jaren in den krygsdienst hebben doorgebragt, in welk geval zy hun affcheid zullen kunnen bekomen. IX. Maar rredemaal wy deze onze gcnadiglte verordening vastftejlén , om ten allen tyden en ten eeu.wigen dage tot een onveranderlyke grondwet te ftrekken , zo beloven wy op ons Keizerlyk woord in de plechtigfte wvze, dat wy dezelve voor altoos, volgens den zin daar in uitgedrukt en volgens de handverten , heilig en onfehendbaar zullen handhaven ; en onze wettige Erfgenamen en Opvolgers zullen niets vermogen te doen , 't welk daar tegen op eenigerhanda wyze zoude ftryden ; want wy befchouwen de onfchendbare handhaving vsm deze onze keure als het onwrikbaarfte fteunfel van den troon onzes Ryks. Van den anderen kant hopen wy dat de Ruffifche Edellieden, gevoelig voor de groote weldaden, die wy hun en hunne nakomelingen bewyzon, door de getrouwheid en den yver, welke zy ons als onze Onderdanen fchuldig zijn, zullen opgewekt worden, om geenen weéïzin tegen den dienst te voeden, en zich niet te verfchuilen om denzelven te ontwyken; maar dat zy zich met nayver en vrywillig daar toe zullen verbinden , en 'er zich met al hun vermogen en loflyk en buiten opfpraak in gedragen, als ook hunne kinderen yverig en zorgvuldiglijk in alle zodanige wetenfchappen , als voor dezelven gefchikt zijn, laten onderwyZen-, want alle de genen, dié in luiheid en ledigheid gedompeld , zeiven in genen flaat op eenigerhande wvze gediend hebben, en daar by verwaarloozen hun. '  » pag. 250-  23ï REIZE volk, of uit kinderen van Priefters, wier zedert dikwerf nog meêr zyn verdorven. Beiden ontbreekt alle beginfel van opvoeding, en dus zyn hunne onkunde en verbastering niets anders dan uitwerkfels, welke op een natuurlyke wyze aan derzelver oorzaken beantwoorden (4). De magt van dit Ligchaam is nooit volftrekt gevaarlyk geweest, dan in de tyden van de eerfte Kerk, toen hetzelve in beter orde was, en het ganfche volk van yver blaakte ; een yver dien men nu niet meêr dan onder de lage gemeente kan vinden. Doordien de Geeftelyke goederen geduurig aangroeiden , en tot op den tyd van Peter I. nooit onderhevig zyn geweest aan de wiffelvalligheden , waar aan die van byzondere perfonen zyn bloot gefteld , is de Geeftelykheid ryker geworden dan het grootfte gedeelte van den Adel; en na dat onder dezen de Godsdienstige yver allengs verflaauwd was, zagen zy niet zonder ongenoegen de Monniken in 't bezit van onfchatbare rykdommen, gedeeltelyk door verbeurdverklaring van die van hunne voorouders verkregen. Van toen af vond de Geeftelykheid, in plaats dat haar dit Ligchaam van den ftaat ten fteun verftrekt zoude hebben, niet dan vyanden onder den geheelen Adel. Peter 1. had moeds genoeg om de groote magt der Kerkelyken te fnuiken; hy fchaf- te (4) De Kinderen van Priefters worden al vroe» in Kweefefeholen geplaatst , en aldaar onderwezen. L'Antid. pag. 250.  naar SIBERIË. 229 te de waardigheid van Patriarch af (5), en wist het bygeloof en de misbruiken te keer te gaan, zonder den Godsdienst, dien hy eerbiedigde, te kwetzen, of deszelfs vermogen op het volk te verzwakken. Hy had het voornemen gefmeed om de inkomften der Monniken te befnoeicn, en hen tot hunne eerfte inftelling te rug te brengen; met welk oogmerk hy de keur deed afkondigen, die men op het einde van deze afdeeling zal vinden. Het Gemeen is tot dweepens toe aan den Grickfchen Godsdienst gehecht , en deze dweepery befpeurt men meer en meer, naar mate men verder van de Hoofdftad komt. Ter zelfder tyd is het in 't ftuk van zynen Godsdienst zo onkundig , dat het in 't algemeen zich verbeeldt deszelfs plichten wel te beleven, wanneer het zich van zekere uitwendige oeffeningen naauwkcurig kwyt, en boven al wanneer het de Vasten met de allergrootfte geftrengheid onderhoudt. Voor het overige geeft het zich zonder nadenken aan de ontucht en aan a le zyne verdorven neigingen over; zo dat de goede zeden zeldzamer zyn onP 3 der C5) De Vader van den Czaar Michcl FeodorovvitJi was Patriarch, en tevens een Man van uitmuntende hoedanigheden. In hem eerbiedigde men den Vader van den Czaar en de Waardigheid van Patriarch. Zyn Zoon , die in hem een' voortreflyken Raadsman had , gaf hier van het voorbeeld. De volgende Patriarchen eifchten , als hun wettig recht, dezelfde eerbewyzingen , die men 's Vorften Vader had bewezen. Van hier alle de gefchillen, die met het vernietigen van het Patriarchaat , en, het oprichten van 't Synode een einde namen. L'AriTtD, p, 25U  23o REIZE der de Ruffen , dan onder derzelver Heidenfche gebuuren. De denkenswyze der Rullen omtrent den Chriftelyken Godsdienst is zo miffelyk, dat men in vermoeden zoude raken , dat die Godsdienst, welke recht begrepen zynde zo krachtig tot het geluk en de goede orde der famenleving medewerkt , hier nergens toe gediend heeft , dan om het Gemeen van kwaad tot erger te brengen. Het gebeurde dat men een' Moordenaar , die gevat en ter dood veroordeeld werd, by de ondervraging die men hem ondergaan liet, mede voorhield, of hy zich in den Vasten-tyd wel van de verboden fpyzen had onthouden; welke vraag den booswicht al zo zeer deed verbaasd ftaan, als een volmaakt deugdzaam man zou geweest zyn, indien men zyne eerlykheid in twyfFel had geT trokken; ook antwoordde hy met een zekere hevigheid, dat hy onbekwaam was om de plichten van zynen Godsdienst te verzuimen. Deze karei was Opperhoofd van een bende rovers, en wanneer zy eenige Reizigers in hunne magt kregen^ gaf hy den ganfchen buit aan zyne makkers over, mits dat dezen hem die ongelukkige flacht-offers levende in handen fielden. Zyne gewoonte was dezelve, zonder onderfcheid van kunne, moedernaakt te ontkleeden en aan een' boom vast te binden ; waar na hy hun den boezem , juist ter plaats van 't hart, opende en zich met derzelver bloed verzadigde. Zyn grootfte vermaak beftond, zo hy zeide, in de yflelvke bewegingen en doo* de,  naar SIBERIË. 23: delyke ftuip-trekkingen van deze rampzaligen te befchouwen (6). Dusdanige feiten zyn evenwel in Rusland zeldzaam , en ik verhaal dit alleen maar om te doen zien, dat men zich hier in 't ftuk van den Godsdienst niet zo zeer toegelegd heeft, om het volk goede zeden in te boezemen, als wel om hetzelve zekere uitwendige oeffeningen, die niet altoos gefchikt zyn om de menfchen beter te maken , ftiptelyk te doen betrachten. De Griekfche Godsdienst heeft bykans geene fcheuringen geleden, het welk milfchien aan de onkunde van de Geeftelykheid moet dank geweten worden, De Raskolniki, welker eerfte opkomst door den Heer de Voltaire op de twaalfde eeuw wordt te huis gebragt, zyn de eenigftcn die zich tot op dezen tyd hebben ftaande gehouden. De lieden van deze gezindheid hebben noch Priefters noch Kerken , en houden hunne Vergaderingen in byzondere huizen; zy leven vreedzaam en broederlyk onder elkander in hunne hutten, en vermyden de gemeenfehap met de Ruften , wier bedorven zeden hunne famenleving zouden ontrusten. Hunne onkunde is groot by uitftek; zy gelooven dat het een grove zonde is driemaal Halleluja te zeggen , en doen het zelve maar tweemaal; de Ruffifche Biffchoppen geven den P 4 ze- (fl) Dit feit, hoe ongelooflyk ook, ia my door geboren Rus» fen verteld,  REIZE ^egen met den voorften en middelften vinger; doch zy leeren in tegendeel dat men dien nooit dab met de drie andere vingers moet geven; ook willen zy niet dat een Prielter, die brandewyn gedronken heeft, den Doop zal bedienen. Om deze, en eenige andere malligheden van de zelfde foort, hebben de Raskolniki zich van de groote Kerk afgezonderd, Ondertuffchen hebben de wreede vervolgingen der Ruilen deze lieden tot zulk een verregaande dweepery vervoerd , dat zy gelooven, dat men zich zeiven om de liefde van Chriftus vryelyk mag omhals brengen ; en deze leer blyft met hun niet by woorden , want wanneer ze vervolgd worden verzamelen zy zich in een huis, fteken het in brand, en laten zich met hetzelve door de vlammen verteeren (7). De- (7) Raskolniki beteekent in 't Ruflifcb Scheurmakers, of wel Ketters, waar van men in Rusland verfcheiden Gezindten telt. Eenige willen noch Priefters noch Kerken ; andere hebben niets Tegen Priefters en Kerken , maar willen geene Diakenen. Die van de laatfte foort hebben Kapellen in vaTclieiden gedeelten van *t Ryk , vooral in de Ukraine. Andere wederom , zonder zig van de Heerfchende Kerk af te zonderen , onderfcheiden 3ig door eenjge gebeden en bet maken van het teeken des Kruis met den duim en den derden vinger, in plaats van met den duim eri de twee voorfte vingers, gelyk de rechtzinnige Ruffen. Men heeft 'cr onder deze Gezindten . die in 't lesdtukkige van de Gtiekfehe Kerk verfchülen, als by voorbeeld, met het verwerpen van alle Sakramenten , terwyl andere met eenige bygejoovige gebruiken veel op hebben. Vervolging aan den eenen kant , Dweepery san den anderen , heeft hen te mets aangezet om zig te verbranden. Thans wqrden ze geduld en veracht, en het verbranden houdt op. In den aanvang dezer eeuw hield Iplf Rusland bet met deze Scc>riflen , openlyk of heimelyk, tr-fgenw.oordig is hun getal klein cn zonder aanzien.. L/AjmD,,  naar SIBERIË. 233 Deze dingen, door de Heeren de Voltaire en Strahlenberg te boek gefiagen , en van welker echtheid ik my te Tobolsk verzekerd heb, behoorden de Bedienaars van de Kerk aan te zetten , om de oeffening van den Godsdienst met meêr zagtmoedigheid te paren. Onze gezegende Godsdienst predikt die deugd op elke bladzyde van het Euangely , en wraakt alle dwingelandy en bloeddorftigheid; nimmer ftrydig met de wetten der Zedekunde noch met die van den Staat, doet dezelve ons onze broederen als kinderen van den zelfden Schepper liefhebben, en maakt de menfchen ware Chriftenen en rechtfehapen Burgers tevens. D e vervolgzucht heeft Rusland van meêr dan honderd duizend huisgezinnen , die tot de Tartaren , de gefiagen vyanden van dit Ryk , zyn overgegaan, beroofd, en de overige Sectarisfen, die in 't Ryk gebleven zijn , des te hardnekkiger gemaakt in hunne gevoelens, zo dat zy dezulken uit de hunnen , welke in de pynigingen hun leven verloren hebben, als ware Martelaren ceren. Zekere vrouw, (want in 't ft uk van dweepery zyn het altoos de vrouwen die fterkst dryven ;) zekere, vrouw zeg ik, die befchuldigd was het kruis-teeken met drie vingers gemaakt te hebben , en ook om die reden ter dood veroordeeld werd , ftaat boven aan op de lyst van hunne Heiligen. Terwyl men haar ter ftrafplaats geleidde , had zy niet opgehouden hare GeloofsgeP 5 noo-  234 REIZE nooten te vermanen , ftandvaftig te blyven by het geloof van hunne vaderen; en ieder oogenblik had zy hare handen ten Hemel geheven en het kruis-teeken met drie vingeren gemaakt, niet tegenftaande alle de ftokflagen waar mede men haar onophoudelyk begroette. Door deze vervolgingen groeide het getal der afvalligen dagelyks meêr en meêr aan ; vele leden van de Kerk verzaakten eenen Godsdienst, wiens dienaren niets dan moord en bloed ademden , en zulken als men zoude hebben kunnen bekeeren , werden 'er dies te fterker door in hunne dwaling beveiligd. Men kent geen voorbeeld van 't bekeeren van een' enkelen Raskolnik. In deze omftandigheden komt de Vorst zyne getrouwe onderdanen , gelyk een vader zyne kinderen, te hulpe ; de Godsdienst gebiedt, en de zekerheid des Ryks eifcht het van zyne hand. Peter de I. , van alle deze waarheden ten vollen overtuigd , gaf dan ook de ernftigfte bevelen , ten einde alle vervolgingen tegen de Raskolniki te ftaken, cn door het Hellen van eenige ftren, ge voorbeelden maakte hy zyne hooge Geeftelyken tot ware Chriftenen en rechtgeaarte Burgers, Na den dood van Peter I. werden de vervolgingen , door de zwakheid der Opvolgers van dezen grooten Vorst, wederom vernieuwd. Toen ik te Tobolsk was, zaten verfcheiden dier ongeluk-  n a a r SIBERIË. 2ZS Jukkigep in de kerkers opgefloten. Op de hooge Feeftdagen werden zy daar fomtyds uitgehaald , om de Kerk-plechtigheden te kunnen aanfchou-. wen en bywonen; en dit gefchiedde in de ydele hoop, dat zulks iets ter bevordering van hunne bekeering zoude toebrengen. In myne verkeering met den Aartsbiffchop en de Abten yan dit land viel het gefprek fomtyds wel op de gezindheid der Raskolniki. Eens vraagde ik kortswylende aan ***. of die heden, welke niet meer dan tweemaal Halleluja .wilden zeggen , naar de Hel of naar 't Vagevuur gaan zouden; want wat het Paradys betroffe, het was zeker genoeg dat ze daar niet konden komen? Straks werd zijn aangezigt als het levendigfte fcharlaken, en yoor hy den mond opende, zag men aan 't vonken van zyne oogen , waar zyn antwoord in zoude beftaan. „ Wy hebben geen Vagevuur, fprak hy , als gy-lieden m uwe '', Latynfche Kerk; zy zullen zekerlyk verdoemd zyn, verdoemd zonder hoop van vergeving." Meêr kon hy my niet zeggen. Deze dienaar van Gods Kerk, een man voor 't overige van een voorbceldelyk gedrag , en wiens handen altoos tot hulp van ongelukkigen gereed Honden , zoude gemeend hebben een zeer verdienstryke daad te doen , indien het in zyne magt geweest ware my op dit oogenblik te vernietigen. Qnper de Heiligen , wier Feest-dagen by de  236 REIZE de Ruffen gevierd worden , is de H. Andries, na den H. Nikolaas , een van de genen waar op zy 't meefte vertrouwen dellen, en deszelfs overblyffels worden te Nowogorod bewaard. De Geeftelyken verhalen dat deze Heilige, ten tyde der fcheuring van de Griekfche en Latynfche Kerken , zich te Rome op een' molendeen infcheepte en over zee van daar vertrok ; de riem bedond uit een riet , dat by 't van land deken van den molendeen ook terftond in fteen veranderde. Zyn goed, 't welk , naar 't zeggen van den Aardsbiffchop van Toblosk , in Kerkgereedfchap beftaan had, volgde hem in een foort van koffer over zee na. Na een lange reis belandde hy te Nowogorod , en ettelyke dagen daar na kwam ook zyn koffer. Een' viffcher by zich hebbende doen komen, beloofde hy denzelven een zekere belooning , voor het geen deze met den eerften trek van 't net zou vangen ; de belofte fcheen den viffcher zo voordeelig toe, dat hy dezelve dadelyk aannam ; doch in plaats van een' hoop viiïchen, dien hy verwachtte, een koffer in 't net vindende , hield hy ftaande dat de vangst aan hem moede vervallen. Na vele woorden-wiffelingen bragt men de zaak voor de Rechtbank van de plaats. De Heilige gaf, om de deugdelykheid van zyne zaak te toonen, een lyst op van de goederen , die in het koffer vervat waren ; waarop, na dat men by 't openen alles bevond juist uit te komen , dezelve ook aan hem werden toegewezen. Hier op zette hy zich te  naar SIBERIË. 237 te Nowogorod neder , waar hy ook in den reuk van heiligheid het leven afleide , en waar men nog heden ten dage , volgens de getuigenis der Ruffen , zyne overblyffels met den molenlteen en het koffer, die nog telkens wonderwerken doen , kan bezigtigcn. Ook gaat men van alle oorden derwaards ter bedevaart (8). Ik heb te Parys een' Rufïïfchen Abt gefproken, die my al dit van punt tot punt beveiligde , en liever zyn' baard zou gemist hebben, dan aan een enkele jota van dit verhaal willen twyfelen; 't welk my van dezen man te meêr verwonderde, om dat hy voor 't overige niet onkundig was, en ook met het kloofter, waar de overblyffels van dien zogenaamden Heiligen beruften , niets te doen had. Dusdanige overblyffels dienen , zo in deze als in andere Abtdyen , om tot fchande van den Godsdienst de Monniken onophoudelyk te verryken. Toen ik den Aardsbiffchop van Tobolsk naar de Hiftorie van de Ruffifche Heiligen vraagde , noemde hy 'er my maar zeer weinigen (9). Het misbruik, zeidehy, van fommen gelds naar Rome te (8) De legende van den molenfteen behoort tot den H. Antony , die te Nowgarod in grooten eerbied gehouden wordt. L'Antid. pag. 264. (9; Veertien Folianten, met de Hiftorie of Legende der Rusfifebe Heiligen befchreven , zouden de nieuwsgierigheid van den Abt hebben kunnen verzadigen , zo hy de Ruffifche taal had verftaan. L'Antid. pag. 264.  238 REIZE te zenden om Heiligen te maken i is onder ons onbekend; men erkent dezelve hier, zo dra het Synode hert daar voor verklaard , én de Keizerin het befluit van die Vergadering goedgekeurd heefti Ik had nooit de eer dien Kerkvoogd te fprekenj of hy onderhield my over den Godsdienst, ert voornamelyk over den Paus. Hy kon in 't geheel niet goedvinden, dat Zyne Heiligheid, by zekere plechtige gelegenheden, in een' leunftoel zittende het Avondmaal gébruikte ; en toen ik wilde verzekeren dat hy hier omtrent kwalyk onderrecht was , noemde hy riiy een' Rus , die het by de inwijing van den laatften Paus zelf had gezien ; zo dat ik, om alle gefchillen te vermyden , de party koos van hem te Vertellen dat de Paus kreupel was. Dë Aardsbiffchop had met de Sterrekunde niet veel meêr op dan met den Paus. Dc beweging Van den aardkloot, voornamelyk, bragt altoos zyri bloed aan 't zieden. Hy bragr. my plaatfen by j die hy zeide van den Apoftel Paülus te wezen; van mynen kant ftelde ik hem Sterrekundige waarheden voor ; dan in 't ftuk van Sterrekunde was zyn Hoog-Eerwaarde een ketter. Schoon de Ruffifche Geeftelyken , uit hoofde hunner onkunde , weinig gefchikt zyn om anderen tot hunne gezindheid over te halen, zyn zy daarom niet minder bezield met'den yver, vart elk die hun voorkomt te willen bekeeren. Eens by een'  NAAR siberië. 2.19 feen' van die Heeren ter maaltijd zynde , kreeg die , na een ftyf glas gedronken te hebben , in 't hoofd om zyne gaven aan een' myner bedienden tot dit einde te koste leggen. Deze karei was Lutherfch, én diende my te gelyk als Tolk en als Kok , in beide welke' hoedanigheden hy zich niet te beftig kweet. Dan zyn Hoog-Eerwaarde had zo dra niet uitgefproken , of hy kreeg in grammen moede ten antwoord , dat een Lutherfchman ten minften zo goed was als een Schismatyk. De eerfte beweging van den Kerkvoogd was om een tafelbord op te vatten, en daar mede het aangezigt van den ketter te begroeten; doch ik weêrhield zyn Hoog-Eerwaarde , en ftelde hem voor nergens in de Schrift gelezen te hebben , dat de Apoftels gewoon waren iemand de kaak aan ftukken te flaan , om denzelven op den weg naar 't Paradys te brengen. Te gelyk liet ik myn' Bediende gaan eeten ; en na eenige glaasjes crematum was de rust in 't gezelfchap weêr herfteld. Dé Kerken zyn te Tobolsk en door ganfch Rusland zeer flegt, en men vindt 'er nergens die fchoone Konst-ftukken , welke men overal elders in Europa aantreft; zy zyn in tegendeel hier zeer klein , meestal donker , en zeer kwalyk aangelegd , en noch flegter met fieradien voorzien. Men ziet 'er wel een menigte fchilderyen, maar noch aan ontwerp noch aan uitvoering is iets gelegen ; dezelve hangen alle boven elkander tegen den  i4o REIZE den muur van 't midden. Te Tobolsk maken vier ryen van zulke fchilderyen alle de fieradien van de Hoofdkerk uit. Het Koor ftaat, even als m de meefte van onze Kerken , in 't midden, doch met dit onderfcheid, dat men de plechtigheden, die binnen 't Koor verricht worden, niet kan zien. Die plaats is heilig, en niemand buiten de Priefters mag 'er binnen komen; de deur blyft bykans altoos gefloten , en wordt alleen maar nu en dan geopend, om het volk den zegen te geven of iets anders van dien aart te verrichten , cn by gelegenheid van de groote plechtigheden, welke buiten 't Koor moeten gefchieden. B ï zulke gelegenheden wordt de Aardsbiffchop door zyne onderhoorige Geeftelyken voorgegaan; hunne kleeding is by uitftek deftig, en hun baard en hangende hairen geven hun, als men de flordigheid voorby ziet, een achtbaar aanzien. Zy maken, met de diepfte ftilzwygendheid en in de ftiptfte orde, een halfrond uit aan eike zyde van de deur, en fchynen door de plechtigheid zeer te zyn aangedaan. Ten laatften verfchynt de Aardsbiffchop in hun midden, met den Myter op 't hoofd en 't Kruis in de hand; of ook wel zonder den een' of 't ander met een' kandelaar van drie armen, met kaarden voorzien, in ieder hand, en fomtyds met overblyffels van Heiligen ; .en met deze overblyffels of kandelaars geeft hy den zegen aan 't volk. Deze gewoonte van de Griekfche Kerk boezemt het Gemeen zulken eerbied in,  naar SIBERIË. a-M in, dat alle wanorde, die hier , even als in de meefte Latynfche Kerken, nu en dan voorvalt, dadelyk ophoudt, zo dra de deuren van 't Koor maar worden geopend. En wyl deze vertooning maar zelden gebeurt , wordt dezelve met de grootfte betamelykheid door het volk bygcwoond en aanfehouwd. Met al hare deftigheid zyn de plechtige Kerkgewaden der Ruffifche Geeftclyken zeer lastig. Het Koor-kleed in plaats van vooropen te zyn» gelyk in de Latynfche Kerk, heeft niet meêr dan èene opening om 't hoofd door te fteken, en het geheele voorfte gedeelte van dit kleed wórdt over de armen opgeflagen. D e Abten hebben Mytefs van de zelfde foort met de Biffchoppen , maar zéér verfchillende van de gené die mén by ons ziet. Men kan 'er geen juiftër denkbeeld van krygen dan uit de vergclyking met een' byenkorf; zy zyn met fieradiën en geftcenté, 't welk doorgaans valfch is, everdekti De wyl de Heer Ie Prince de Meedingen van de Griekfche Kerk heeft uitgegeven, en men uit die platen met een opflag van 't oog daar een beter begrip van kan Vormen, dan uit de breedVoerigfre befchryvingen , die ik 'cr van zoude kunnen geven , zo moet ik die van myne LeQ zei*,  242 REIZE zers, welker nieuwsgierigheid hier op vak, daar henen verzenden. Df. nperbare Godsdien?t-oefFenjngcn beftaan in de Griekfchc Kerk meestal in v.iterlyke vertocningen . welke wel een' grooten indruk op het Gemeen maken , maar belagchelyk worden zo dra 'er wat aan de uitvoering hapert. Ik was eens by de plechtigheid des Avondmaals tegenwoordig. Petrus werd verbeeld door een' dikken vetten Monnik, die 'er wel uitzag, doch maar fober op deze foort van ocffeningen fcheen afgerecht. Deszelfs houding was zeer ftyf en verlegen , terwyl in tegendeel die van den Aardsbiffchop zeer ongemaakt was, en men in de levendigheid, waar mede hy alles verrichtte , de hitte van zynen gecftclykcn yver zag doorftralen. Toen deze de voeten van elf Monniken gewaffchen had, en ten laatften by Petrus kwam, ontftond 'er een groot gcfchil, welk men echter niet verdaan kon , doordien de Kerkvoogd aan eene van zyne mouwen een lap dof had , waar aan verfcheiden fchcllctjcs hingen , die een groot geraas maakten; doch men kon uit de droevige en gedwongen houding van den Monnik , die de Perfonagie van Petrus fpcelde , genoeg afnemen , dat het twisten niet van zyne liefhebbcry was. Wat hem nog meêr in de war bragt was , het, gefchater der omftanders , dat niet gcftïld kon worden daa met hem fchielyk dc  naar siberië. ^43 de voeten te waffeben , en dus een einde van zaken te maken. Daarop hield de Aardsbiffchop een redevoering over de ncdrigheid , en verdween , in welk voorbeeld hy door my werd gevolgd. Mén* dient in de Griekfche Kerk het Avondmaal toe zelfs aan kinderen van vyf of zes maanden , waar van ik te Tobolsk zelf een voorbeeld heb gezien. Het kind , welk men tot dit einde wakker maakte, gaf door zyn gekryt ten vollen te kennen, dat men het ruim zo wel ongemoeid had mogen laten liggen ; doch fchreien of niet fchrcien de zaak moest gefchieden ; waar na men het de borst gaf en dus weêr te vrede zogt te ftellen. Op Paafchdag is het in Rusland de gewoonte elkander te bezoeken , gelyk men in Vrankryk op Nieuwjaarsdag doet. Onkundig van 's Lands gebruik had ik het ongeluk my, onfchüldig, eenige mocilykheden te verwekken. ï~k was des morgens bezig met eenige Sterrckundige berekeningen, en merkte daar door niet dat een Rus in myn kamer gekomen cn zich , dcnkclyk om my niet te ftoren, aan myne zyde geplaatst had, beide zo voor my als voor hem zeer ter kwader uure; want ik fchielyk opftaande, met oogmerk om wat door 't vertrek te treden , raakten onze hoofden zo onzacht tegen elq 2 kan-  244 REIZE kander, dat we beiden van- de been raakten, en hy op den vloer en ik op een koffer neèr kwam. Schoon nu dit toeval, zo wel als 't zien van een' Rus, dien ik niet kende, binnen myn vertrek, my zeer onthutfle, trad ik echter naar hem toe om my te verontfchuldigen , en bood hem de hand , om hem aan 't zitten te krygen ; doch ik ftond op nieuws te kyken , als hy my zyne liand toereikende , een ei in de myne flopte ; te meêr doordien ik van ons vorig hardebollcn nog niet recht was bekomen. Ik was bovendit alles niet weinig verlegen om al wat hy my zcidc te beantwoorden , want hy hield niet op met praten , even ais of ik zyne taal had kunnen verftaan; terwyl ik myn uiterfte best deed om hem door teekenen "met myn hoofd , handen cn voeten, en door onophoudelyke buigingen te doen begrypen , hoe gevoelig is was voor zyne beleefdheid ; cn zo raakte ik hem ten laatften kwyt, doch, gelyk 't my toefcheen, ganfeh niet wel te vrede. Ik wilde hier op myn werk hervatten , wanneer een tweede. Rus binnen trad, uit wiens gang zeer wel was af te nemen , dat hy dien.morgen niet doorgebragt had, zonder al een glaasje voor de koude te nemen. Hy kwam op my af om my te omhelzen, en fchoon ik, om de onaangename brandewyns lucht , die hy afgaf, door een draaijing van 't hoofd trachtte te beletten, dat hy my voor den mond kuste , kon ik dit evenwel niet ontgaan. Deze Rus vereerde my ook met een ei ; doch ik was nu reeds genoeg af-  naar SIBERIË. Ü'45 afgerecht, om'hem het ander, dat ik eerst gekregen had, in plaats aan te bicden. Met al dat vertrok deze niet beter te vrede dan de vorige. Deze twee bezoeken hadden my ook zo weinig genoegen gegeven, dat ik, voor een derde beducht zynde , de deur van myne kamer niet alleen toèfloöt , maar geene grendels hebbende, dezelve met twee fpykers, een onder cn een boven , verzekerde. Eenige uuren hier na werd ik gewaar, dat het de gewoonte was zich, gelyk ik gezegd heb, op dezen dag tot het afleggen van bezoeken tb verledigen. Dc mannen gaan des morgens naar elkanders huizen , cn geven hunne komst te kennen door te zeggen ; Jefus Cbrijlus is opgeftaan ; waar op men hun antwoordt; Ja, by is opgejiacm; cn dan volgen de omhelzingen en 't wederzyds geven en ontvangen van eieren, cn men bcfluit met het drinken van een lengte brandewyn. Gccnë van deze gebruiklykheden had ik agtervölgd, wcshalven ik nu de reden van 't ongenoegen der beide Ruffen, die my 's morgens bezogt hadden, gemaklyk kon begrypen. Dit fpeet my, te meer daar ik toch al den last van de plechtigheid gehad , en hun zo gerccdelyk , door Jt fchenkeq van ettelyke roemers brandewyn, genoegen had kunnen geven. Voor 't overige gebruikte ik altoos de ftipfle oplettendheid om my naar de aar.-, genomen gebruiken te fchikken ; en dit is volQ 3 ftreft  246 REIZE ftrekt noodzakelyk, zo men zich geene vyanden wil makci], en al dc wereld van zich verwyderen. Des namiddags gaat men de vrouwen zien , die op dien tyd mede de gewoonte hebben bezoeken by eikander af te leggen. Doorgaans doen zy dit in gezeïfchap met de mannen , en fchcppen 'cr veel vermaak in, doordien zy deze vryheid maar zelden genieten. Het manvolk doet den geheelen dag niets dan zuipen. Het vertrek , waar in men dc bezoeken ontvangt, wordt zo fraai als 't mogelyk is opgefchikt ; aan 't einde van hetzelve ziet men een foort van Aanregt of Buffet, in de gedaante van een' altaar, welk met de kostbaarheden van 't huis, zo van borden , fchotels , tafel-goed , als Heffen , glazen , kandelaars enz. in verfcheiden verdiepingen , netjes .boyen elkander gefchaard , is voorzien. In 't midden van dc kamer ftaat een tafel met een tapyt overdekt, en daar op heeft men Chmeefche confituren en een foort van frambozen , die in 't land zelf vallen en in de zon worden gedroogd. Zo dra men binnen komt plaatst zich elk , eerst de vrouwen en dan de mans , Jang» de banken die rondsom ftaan , en houdt zich daar overeind, tot dat de Vrouw van 't huis het ganfche gezeïfchap , met de grootfte deftig? heid en zonder een woord te fpreken, heeft omhelsd en gezoend ; waar op de mannen zich in pen ander vertrek begeven , en de vrouwe^ ia fte? ggrfte a!Jeen Uten, 1»  NAAR SIBERIË. 24? In het vertrek , voor dc mannen gefchikt, vindt men insgelyks een tafel met een tapyt en confituren, cn de Heer van 't huis onthaalt daar zyne gasten, gelyk de Vrouw de hare in het ander doet. Sommige Reizigers hebben verteld , dat de vrouwen hier te lande veel Herken drank gebruiken; ik voor my heb dat niet gezien. M8* dient haar koffy voor , die op water gezet is , als mede een foort van flegt bier cn thee; cn dit drinken zy zelfs meêr om aan de Vrouw van 't huis genoegen te geven, dan om dat zy 'cr fmaak in vinden. Dan met de mannen is het gamai anders gelegen, want zo dra die drie of vier bezoeken afgelegd hebben , zyn ze meest allen ' dronken; en dit is geen wonder , want men is zo dra niet aan 't zitten , of dc Huisheer komt met een foort van fchenkbord , vol glazen mee brandewyn en meêr diergelyke geestrykc dranken, voor den dag , en biedt dezelve alle zyne gasten aan; ook zoude het grootelyks tegen dc welvoeglykheid ftryden, indien iemand daar van weigerde te drinken. Daar na wordt 'er een foort van Mede en Koffy voorgediend , en dan ook nog brandewyn van tyd tot tyd. Van alle deze tekkernytjes moet men iets gebruiken , zo wel als van de confituren; en het bezoek duurt gemcenlyk een half uur , ten einde van 't welk men weêr naar de kamer der vrouwen terug keert, waar men andermaal omhelsd wordt, en vervolgens gaat men famen in 't naafte huis de zelfde plechtigheid verrichten. Op dezen trant Q 4 brengt  248 ' REIZE brengt men den geheelen dag . met door de Stad te loopen en drinken , ten einde. Ik had naauwlyks twee bezoeken afgelegd, of ik werd door eene onlydelyke hoofdpyn gewaarfchuwd, dat ik noodig had wat te rusten ; en den anderen dag was ik nog zo erg, dat, hoe gaarne ik ook deze bezoeken , met de lieden die my de per deden van 't my voor te flaan , vervolgen wijde, ik daar van zoude afgezien hebben, indien men my niet verzekerd had, dat ik my, door by dc vrouwen in 't vertrek te blyven, van 't drinken zoude kunnen onthouden. Ik deed zo, doch bemerkte al aanftonds by 't eerfte bezoek, dat dit gedrag den mannen mishaagde ; en wyl een Rus , die meermaals de goedheid had my met zyn' raad ,by te flaan , deze myne opmerking bevestigde, zo begaf ik my weer naar de tafel van de mannen ; ik had echter de voorzorg gebruikt van verfcheiden neusdoeken by my te fteken, welke my nu uit den nood moesten redden. Zo dra ik myn glas met brandewyn geleegd had , hield ik my als of ik den mond afwifchtej en liet onderwyl het vogt ongemerkt in den neusdoek loopen ; door welken vond ik den geheelen dag, zonder ongemak, met het bezoeken geven kon vervolgen. Deze be» zoeken duuren doorgaans drie dagen; In de weck voor Paafchen , zag ik hoe gemaklyk de ryke lieden in Rusland zich van het deen dev gebruik] yke Gebeden kunnen kwyten. ' De  naar SIBERIË. 249 De Priefters komen met de Kerk - gereedfchappen , en al wat naar tyds gelegenheid tot den Dienst vereiicht wordt , aan derzelver huizen, en verrichten daar den Dienst voor een klein fommetje , terwyl de Ruffen te bed liggen , of zich in hunne andere vertrekken onthouden. Keur van Peter I., Rakenpe de instelling en hervorming der Monniken, gezonden aan het Synode op den 31. van Louwmaand des jaars 1724. CO- Ui t het hier aan volgende zal kunnen gezien worden , welke Verordeningen wy ten aanzien van de Kloofters vastgefteld hebben , door welke redenen wy daar toe bewogen zyn , en wat wy aan het Gemeen ten dezen opzigte in onze Verklaring hebben bekend gemaakt. Voor alle dingen zullen wy moeten nagaan en op vafte gronden zetten , weike de oorfprong en het oogmerk van den Momiiken-itand geweest zy, en hoedanige levenswyze de Monniken oudtyds hebben geleid; het geen ons in ftaat zal dellen, om tot de hervorming der hedendaagfehen over te p-aan, ten einde derzelver levenswyze , zo wel als Q 5 het (*) Deze Keur is te Petersburg uit bet Ruiïifch oorfpronglyke vertaald , en ik geef dezelve hier in dier voege als. men my die heeft medegedeeld.  250 REIZE het beltier en gebruik vaa derzelver goederen , tm die eerfte inltelling wederom gelykvormig te maken. In dc Verordening op het ft uk der Kerkélyke zaken zyn wel reeds eenige regels met betrekking tot de Monniken voorgefehreven ; maar deze gewigtige zaak is daar in niet naar vereifch uitvoerig behandeld. De grootfte noodzaaklykheid lag toen in het behoorlyk bepalen van de magt der Biffchoppen , welkefommigen derzelve, op 't voorbeeld van den Rcomfchen ftoel, fchoon tegen den uitdruklyken wil van God, onophoudclyk zochten uit te breiden ; dan uademtal dit ons bcfiek nu, niet tegenftaande alle de hindcrnifTen welke de oprecht waarheid-lievende perfonen hebben moeten overwinnen , zyn volle bellag heeft gekregen , en de tegenwoordige om Handigheden ons toelaten alle dingen in ons Ryk in orde te brengen , zo oordeelen wy ons verplicht al wat 'den MonnikenRand betreft , met meêr naauwkeurigheid op eenen vaften voet te brengen , en zulks onder het in 't oog houden zo wel van de eeuwige zaligheid als van het welzyn der Maatfchappy. In de eerfte plaats zal het Heilige Synode zich wel kunnen herinneren, met overtuigende redenen de verkeerde Helling, welke door ons ganfche Ryk wortelen gefchoten had, wederlegd te hebben , dat namelyk de oorfprong van het Kloofter-leven in de woorden van Jefus Chriftus, Die zynen Vader en zyne Moeder verlaat , enz. , moet worden gezogt. Gy lieden hebtdoen zien , dat deze uitlegging aan de Ketters moet worden toegefchreven, en tevens den waren zin van die woorden opengelegd, gelyk uit de Verordening op het ftuk  NAAK. SIBERIË. 25; ftuk der Kerkélyke zaken kan worden vernomen. Eer wy dan nu tot het beramen der fchikkingen, met betrekking tot den Monniken-ftand, overgaan, zal het dienftig zyn te doen zien, welke de ware oorfprong der Monniken zy, en wanneer, door wien , op welke wyze en met wat oogmerk dezelve zyn ingevoerd. Uit het VI. Hoofddeel van Numeri blykt, dat ouder dc Hebreen een Orde ftand greep , welke met die der Monniken veel overeenkomst had, cn de Orde der Nazareërs genaamd werd; maar de Geloften waren daar in niet voor altoos , dan alleen maar voor een' tyd , en men verbond zich door gecnerhanden eed. Insgeiyks zyn het zeer Godvruchtige beweegredenen , die in den aanvang van 't Chriftendom aanleiding tot den Monniken-ftand gegeven hebben: terwyl het intufl'chen den beften en verftandigftcn bekend is, welk een nadeel d.ezelve by verloop van tyd aan de Maatfchappy heeft toegebragt , cn welke ergernifien daar door zyn veroorzaakt ; en liet is om alle deze misbruiken aan zulken, die dezelve mogten in twyftel trekken, dies te beter te doen inzien , dat wy dit ftuk voorgenomen hebben wat omftandiger open tc leggen. Vooraf dient men te weten wat het woord Monniken-ftand beduide , wanneer en waar men 'er zich van bediend heeft, en of men hetzelve overal kan gebruiken. Het woord Monnik is van Griekfche afkomft en ïjeteekent afgezonderd, eenzaam , iemand die zonder, gezeïfchap , buiten de Maatfchappy leeft. Het  352 REIZE Het woord 't welk een Kloofter beteekent, kan ook een Maatfchappy of Genootfchap van ettelyke afgezonderden te kennen geven. Twee redenen gaven, in den beginne van het Chriftendom , aanleiding tot het omhelzen van den Monniken-ftand. Sommigen verkoren denzelven uit eigen beweging van hun geweten, en volgden eene natuurlyke neiging in, die hen tot de eenzaamheid noodigde , zonder daar toe door eenige menfchelyke inzigten aangefpoord te worden ; van gedachten zynde dat het hun onmooglyk was, hunne zaligheid midden in 't gewoel der wereld uit te werken. Dan volgens dit gevoelen zouden niet alleen de brave Vorften en andere Opperhoofden van Staten , welke God geroepen lieeft om de menfchen te bellieren , en die deszelfs beeldtenis op de Aarde vertoonen, van het Koningrvk der Hemelen verftoken zyn, maar dit zoude zich ook •uitftrekken tot de Eedienaars van het Eaangely, geduurende de drie eerfte eeuwen van het Chriftendom, cn tot de Apoftelen zelve; want ten tyde der Apoftelen was 'er geen zweemfel van Monniken bekend, gelyk ons door den H. Cbryfoftomus in deszelfs LIL Redevoering over den Brief aan de Hebreen wordt geleerd. Anderen namen de wyk naar eenzame plaatfen om de wreedheid der Dwinglanden en Vervolgers van het Chriften-geloof te ontvlieden , naar het fchryven van Sozomenes in het XII. Hoofddeel van het eerfte Boek zyner Hiftorie, en van Nicephorus Calliftus , B. VIII. Hoofdd.LIX. Dus mogten die Chriftenen, welke zich ter bevordering van hunne zaligheid in de woeftynen verborgen, en voorgemelde woorden van lefus ChnTtus naar de letter opvattende, alles om zynen wil-  naar SIBERIË. *53 wille verlieten, met recht Monniken of afgezonderden genoemd worden; wyl zy, verre van iets van andere menfchen te vergen , dezelve ontweken en zelfs niet zien of hooren wilden ,. gelyk uit de getuigenis van Sozomenes en meêr anderen blykt. Zy hielden hun verblyf in Paleftina , in Egypte , Afrika en andere zeer warme plaatfen , waar de aarde hun , zonder door menfchen handen bebouwd te worden, overvloedige vruchten opleverde. Zy hadden noch kleederen noodig , noch huizen , noch iets hoe genaamd ; doch weigerden ondertulfchen niet de handen aan 't werk , te flaan , om daar door wat de aarde i hun niet van zelve opgaf te vervullen. Ten bewyze van het geen wy hier verhalen kan een aantal Hiftorien van die oude Anachoreten of Kluizenaars aangevoerd worden, gelyk die van Theodoretus in bet boek 't welk Philotheus ten titel heeft; die van Joannes Mofchus; die van Palladius in zyne Hifioria Lauf.acd , en vele anderen meêr. Dezen hadden volftrekt geen Kloofter ; zy leefden elk op zich zeiven in de woeftynen, gelyk men uk het vorige heeft verftaan. Ziet hier wat aanleiding gaf tot de famenwoning der Monniken. De Ketteryen overal begonnen hebbende in de Kerk te' fluipen, bemerkten deze afgezonderde Kluizenaars, die, fchoon elk op zich zeiven in de woeftyne levende, echter nu en dan gelegenheid hadden elkander te zien en tot onderling onderwys famen te fpreken, dat de kwalen, die de kettery na zich fleept , tot hunne fmerte, ook in hunne afzonderingen hadden doorgedrongen ; 't welk hen deed be-  =54 R E F Z E befluiten voortaan , ter bevordering van hunner aller heil , in maatfchappy famen te leven, onder het opzigt van verlichte lieden, welke in ftaat waren hunne twyffelingen op te loffen , en de valfche gevoelens , die onder hen mogten geboren woFden, uit te roeien. Deze verandering was in dien tyd heilzaam, en dit deed verfcheiden Heilige Vaderen , en in 't byzonder Bafilius den Grooten , befluiten om aan de uitvoering va» dit- bellek te arbeiden , zo om ce aangehaalde als andere godvruchtige beweegredenen ; gelyk te zien is by Socrates in de Kerkelyke Hiftorie B. IV. Hoofdd. XXI. en Rufinus B. II. Hoofdd. IX. Dan het befte bewys van 't geen wy hier verhalen geeft ons Bafilins zelf aan ce hand, in de Regels welke hy by zyn antwoord op de eerfte vraag der Monniken voorfchryft, waar by met vele uitvoerige redenen bewijst, dat het beter is, dat de Monniken famen in Kloofters dan afgezonderd in de woeftynen leven. Ook toont hy in 't zelfde werk, dat het eenzaam leven aan groote gevaren is blootgefteld en vele fchade aan onze ziet kan veroorzaken. Ondertufieben waren deze Kloofters in de zelfde afgelegen plaatfen gebouwd, en de Monniken leefden 'er op den zelfden trant als de Kluizenaars te voren gedaan hadden ; zy kregen hun begaan niet ten kosten van andere menfchen , en hunne Kloofters waren verre van de Steden en van alle andere woningen. Dus was het Kiooftef van Bafilius in een woeftyne, die Pont genoemd werd , opgericht; en wanneer de H. Chryfoftomus in zyne XLIII. Rederoerig over Geneös van de Monniken fpreekt, noemt hy dezelve altoos de Bewoners der bergen. Ziet zyne Redevoering over Mattheus en zyne drie Boeken tegen de genen, weike het Kioofter-leven laken, met vele art-  NAAR SIBERIË. 25 $ andere plaatfen in zyne werken meêr. Daar zyn ontelbare bewyzen voor banden, dat de Monniken toen niet ten kosten van hunne medemenfehen zogten te leven ; de H. Cbryfoltomus zegt in zyne Redevoering over dit onderwerp, dat de Monniken niet alleen blootelyk uit het werk hunner handen hun beftaan trokken , maar dat zy de herbergzaamheid jegens Vreemdelingen ocfTenden, en de zieken ondci hun dak ontvingen , oppasten, en van het noodwendige voorzagen. Bafilius de Groote bewyst met bondige redenen ja zyne Regels voor de Kloofteriingen en in zyn Antwoord op de XXXL Vraag, dat de Monniken verplicht zyn te werken , met verwerping der uitvlugten van zulken, die alleen den tyd met Pfalmzingen wilden fiyten ; en in zyn Antwoord op da XXXVIII. Vraat; onderzoekt hy, welke foort van arbeid best met den ftaat der Monniken overeenkomc ; waar hy dan nog in 't Antwoord op de XLII. Vraag byvoegt, dat dezelve niet zo zeer tot hun eigen voordeel moeten werken, dan wel voor de armen, die zy met de vruchten van hunnen arbeid verplicht zyn te onderdennen. In den XLIX. brief van den H. Ifidorus van Pejufium gefebreven aan Paulus, Opziener van een Kloofter, die vele Monniken onder zyn beftier had, welke in ledigheid leefden, ziet men welke fcherpe verwytingen hy ten dezen opzigte uitboezemt, en met welke kracht hy tegen die Monniken uitvaart, die- in hunne levenswyze reeds zo ver van hunne eerfte inftelling begonden af te wyken, welker grondflag beftond in armoede, arbeid, en het doen van boete. Wy lezen in den Kerkelyken Hiftorie-fchryver Socrates B. IV. Hoofdd. VIII. dat een van de oude Kluizenaars aanleiding tot het fpreekwoord had gegeven, dat een ledigloopende.Monnik een dtorjlepen ret-  i56 R É I Z E roover is. Wy weten ook dat 'er, honderd jaren na' den eerften oorfprong der Monniken , luiaards onder dezelve opltsnden, welke, om op het zweet van anderen te kunnen leven , hunne vadzigheid door een verkeerde uitlegging der woorden van Jefus Chriftus wilden goed maken , wanneer hy zegt : aanfchou-xt de vogelen des Hemels, zy maaien niet, zy verzamelen niet in hunne fchuuren ; maar onze Hemelfche Vader geeft hun fpyze: zyt gy lieden niet veel meer dan deze vogelen? Dan de valfchheid van dit gevoelen werd ftraks ' door de rechtgeaarte Monniken wederlegd, gelyk men in het leven van de oude Kerkvaderen kan lezen. D e beroemde Leeraar Auguftinus heeft deze gevaarlyke ftelling, in een Boek over de onnutte en lediggaande Monniken , wedef'.egd. Jefus Chriftus waarfchuwt ons alleen in de aangetogen woorden om geen te fterk vertrouwen op onzen arbeid en ondernemingen te vestigen, en wil dat wy onder het behartigen van ons werk onze' hoop bouwen op de Goddelykc Voorzienigheid: maar verre van daar is het, dat hy ons met dezelve'het werken zou voorgehad hebben te verbieden , daar by op verfcheiden plaatfen van de Heilige Schrift den arbeid niet alken aanp'ryst , maar' zelfs uitdruklyk beveelt. Boven allen bedreigt hy zulken in den dag des Oordeels met eeuwigduurende 'ftraffen, welke de armen zullen verzuimd hebben te •onderfteunen ; en toen hy zo het leven 'ftond af te leggen, betoonde hy nog zyne dienstvaardigheid door zynen leerlingen de voeten te wallenen , ge'yk hy hun ook gebood aan anderen te doen. Deze liefde-daad van Jefus Chriftus overtreft mee alleen het hedendaag- fche,  naar siberië. 357 fehc , maar zelfs het voormalige Kloofter-Ieven toen het in deszelfs grootfte volmaaktheid was ; want hoe pryslyk ook het middel zy, welk de oude Kluizenaars tot het uitwerken hunner zaligheid verkoren hadden, het is en blyft een menfchelyke inftelling, terwyl het weldoen aan armen door God zeiven is bevolen. Indien de Chriftenen de leer dezer kwalyk feegrepen Godsvrucht hadden ingevolgd , zouden zy der Heilige Schrift den bodem hebben ingeflagen, welke aan ieder beveelt om volgens zyn beroep te arbeiden. Deze woorden van Jefus Chriftus : aanfchauwt de vogelen des Hemels, enz. dienen niet alleen voor de Monniken , maar voor alle menfchen in 't gemeen; en dus zoude men , die verkeerde uitlegging aannemende , moeten ftaande houden, dat niemand arbeiden mogt, en dat het menfcbdom zich uit eigen beweging in de akelige noodzaaklykheid zoude moeten brengen , om van honger te vergaan. Men zoude op dit punt een groot aantal van redeneringen, zo uit de Heilige Schrift als de Werken der Kerkvaderen , kunnen aanvoeren; maar het hier gezegde is genoeg. Wat gebeurde 'er vervolgens toen fommige van die gewaande Heiligen zich by de Griekfche Keizers, en wel voornamelyk by derzelver Gemaalinnen hadden weten in te dringen ? Men zag hen wel ras Kloofters bouwen, niet in de Woeftynen, maar in de buurfehap der Steden , of in de Steden zelve; waar toe zy zich, onder voorwendfel van de godvruchtigheid des werks, met geldwiften te doen onderfteunen; en wat het ergfte was , is dat zy geen ander doelwit hadden , dan om ten koften van anderen op eene aangename wyze in werkeloosheid te leven. De Keizers, r door  153 REIZE door uiterlyken fehyn van heiligheid bedrogen , of door deze of gene byzondere hartstogt aangezet om hen te begunftigen, deden wat rechtftreeks tegen hunnen plicht aanliep, en veroorzaakten daar door geen gering nadeel, zo aan zich zeiven als aan hunne onderdanen , gelyk uit de Hiftorie van Konftantinopel gemaklyk is af te nemen. Men telde meêr dan dertig Monniken-kloofters alleen pp de oevers van 't Kanaal dezer Stad, welk van de zwarte Zee af tot aan Konftantinopel niet boven de dertig werften of zeven en een halve myl lang is. Hoe veel waren 'er niet daar boven in alle de Provintiën van het Ryk ? en allen hadden zy aanmerke'.yke inkomften. Door dit misbruik , zo wel als door de weinige zorg , die men aan 't bellier van 's Lands zaken betteedde , werden de Griekfche Keizers tot zulken rampzaligen ftaat gebragt, dat men, toen de Turken het beleg voor JConftantinopel fioegen, geen zesduizend knechten tot befcherming van de Stad kon byéën brengen. Dit kwaad begon zich by ons, onder de befcherming der Patriarchen , zo wel als te Rome, vry fterk uit te breiden , gelyk wy reeds hebben gezegd : doek de Godlyke Voorzienigheid gedoogde niet dat onze Voorgangers de Griekfche Keizers, in hun verzuim om deze wanorden te weeren, navolgden. De Rurllfche Vorften zyn het miflehien, die ten dezen opzigte de gepastfte palen wifren te zetten. Zo dra men op verfcheidenerhande wyze zyne goederen en landeryen aan de Kloofters begon te verkoopen of weg te fehenken , weerde men zulk een misbruik, om redenen die wy reeds hebben opgenoemd; en wanneer het Wetboek, 't welk Ou: .genie genoemd word:, ingefteld werd, da:  maar SIBERIË. 259 dat is in 't jaar 1669, vernieuwde men dat zelfde verbod , gelyk uit het XII. Hoofdftuk, Art. XLII. daar van kan blyken; wordende daar gezegd dat niemand, onder wat voorwendfel het ook zyn moge , zyn landgoed aan de Kloofters of Geeftelykheid zal kunnen geven of verkoopen. Ook is het den Monniken, op ftraf van verbeurdverklaring, verboden eenig landgoed te koopen of uit hoofde van uiterften wille te aanvaarden: en dan is nog in Art. XLIII. bepaald , dat niemand, zonder onderfcheid van kunne , welke het geeftelyk kleed aanneemt , de landeryen die hem toebehooren aan het Kloofter zal kunnen geven, of daar van 't ge^ not voor zich zeiven behouden; terwyl naar Art. XLIV. alle genot en bezit van hunne landgoederen aan zodanige perfonen van beide kunnen, als reeds te voren den geeftelyken ftaat omhelsd en tot hier toe dat genot behouden hadden, wordt ontnomen. Na deze ophelderingen gegeven te hebben, zullen wy overgaan om de maatregelen , welke tot het uit den weg ruimen dezer misbruiken zullen dienen genomen ; en de verordeningen, welke ten dezen opzigte zullen moeten beraamd worden, open te leggen. Wy beginnen met het onderzoek, of de Monniken onder ons aan alle de verplichtingen, Welke de Monniken-ftaat medebrengt, kunnen voldoen. De ftrengheid van onze Noordfche luchtsgefteldheid laat zulks niet toe, en het zoude hun, gelyk ieder weet, onmogelyk zyn te beftaan, zonder dat zy of zeiven arbeidden , of anderen voor hun arbeiden lieten. Deze waarheid dan vaftgefteld zynde , dat de R 2 guur-  zóo REIZE guurheid van onze luchtsgefteldheid den Monniken niet toelaac in eenzaamheid als Kluizenaars , volgens hunne eerfte inftelüng, te leven ; zo zal men op middelen dienen bedagt te zyn , om hen op den voet van brave en rechtfchapen Geeftelyken te houden. Twee redenen kunnen alleen den Monniken-ftand. noodzaakJyk maken. - h O m die genen ,• welken een waarachtige roeping tot dien ftaat noodigt, te kunnen voldoening geven. II. Om de plaatfen der Biffchoppen te vervullen , nademaal het onder ons eene oude gewoonte is, dat geenen dan Monniken tot die waardigheid kunnen geraken ; hoewel eertvds en in de drie eerfte eeuwen na den dood van Jefus Chriftus de Biffchoppen geene Monniken waren. Dewyl het dan, als gezegd is , uit hoofde van onze koude luchtsgefteldheid vol ftrekt onmogelyk is de Monniken hier tö lande tot hunnen eerften oorfprong terug te brengen , zo moeten wy een ander middel trachten uit te vinden, dat Gode behaaglyk en voor de menfchen ftichtelyk zy : waar toe wy dies te meer reden hebben , doordien het leven der hedendaagfche Monniken niets is dan een bedrieglyke fchyn. De Monniken zyn een fteen des aanftoots en een voorwerp van verachting voor andere Gezindheden geworden, en een fmaad voor de onze ; en zy zvn zelfs gevaarlyk voor het Ryk, wyl hun grootfte getal uit onnutte lediggangers beftaat , welke door de begeerte tot een ledig leven alleen in Kloofters getrokken worden , en het is maar al te wel bekend, hoe  NAAR SIBERIË. aói hoe uit de ledigheid allerhande bygeloof, kerkscheuringen en zelfs oproeren worden geboren. Onze mccfte Monniken zyn Landlieden, die, wel verre van een zagt en gemaklyk leven te verzaken, alleen het geeftelyk kleed aannemen, om tot zulk een leven te komen , en zich aan fchattingen, welke hunne luiheid hun ondraaglyk maakt, te onttrekken. In hun Dorp hadden zy den drievoudigen laft van voor hunne huisgezinnen te werken , en te zorgen dat zo de Staat als hun byzondere Heer het zjne kreeg: dan zo dra zyn ze niet Monniken , of zy weten niet meêr wat zorgen is ; hun onderhoud is altoos klaar; indien zy by geval eens eenig werk doen, is het eeniglyk voor hun zeiven ; en van den dricdubbelen last , dien zy als bouwlieden op hunne fchouders hadden , word 'er naauwlyks één in den Monniken-ftand door hun gedragen. Ziet men ook wel dat zy zich toeleggen op het recht verftand van de Heilige Schriften, of op de onderwyzing van het volk ? Maar , zeggen zy , wy bidden. Bidden dan niet alle menfchen ? De H. Bafilius heeft deze ydele verontfchuldiging omver geworpen. Welk voordeel trekt de Maatfchappy dan uif de Kloofters ? Men kan niet anders antwoorden dan met het pude fpreekwoord , geen, noch voor God, noch voor de Menfchen. Qiidertuflchcn is 'er wel een andere arbeidzame, Code behaaglyke, en in de oogen der menfchen eerwaardige levenswyze voor deze ledige en onnutte Monniken uit te denken ; en die zou,de daar in beftaan, dat zy wezenlyke armen, kinderen , en oude lieden met hunnen dienst te hulpe kwamen. En deze zyn de redenen , die ons bewogen hebben het Heilige Synode te gebieden , om de voegende punten ter uitvoer te brengen. R 2 1>.  REIZE I. Men zal de Soldaten , die buiten (laat zyn om langer te dienen , of hun affcheid gekregen hebben en niet kunnen arbeiden , en andere wezenlyke behoeftigen, over de Kloofters, naar evenredigheid van derzelver inkomften, verdeelen; en Hospitalen luchten , gelyk zulks by de beramingen daar op gemaakt is bevolen. II. Men zal een zeker getal van Monniken uitkiezen , om die lieden ten dienst te ftaan : waaromtrent zorg zal gedragen worden, dat het getal dier Geellelyken naar gelang van de onderfcheiden trappen deiziekten worde vergroot, in diervoege dat die genen, welke minder kwalen hebben, of alleen door ouderdom verzwakt zyn, ook minder oppaflers krygen dan de anderen: al het welk zal uitgevoerd worden ingevolge de Verordening op de Godshuizen vastgefteld; en zullen die Monniken ten minften dertig jaren moeten hebben bereikt. III. Aa n die Monniken, welke niet tot de verzorging der zieken zullen gebruikt worden, zal men landeryen tot het Kioofter beliooreude toeleggen, op dat ay die bebouwen en dus voor hun eigen onderhoud zorgen mogen. In gevalle 'er onder de Monniken, die de zieken oppaffen, plaatfen open vallen , zal men dezelve uit de overigen, dien den akkerbouw bevolen was, vervullen, 'en in plaats van deze laatften zullen geen nieuwen worden aangenomen ; doch wanneer 'er van deze laatften niet meêr gevonden worden, om in de plaats van de eerften te kunnen opvolgen, zal men pieuwen mogen kiezen , en dezelven de Orde laten aanpemep. Op dezelfde wyze zal men handelen met  naar SIBERIË. 263 de Geeftelyke dochters, die niet tot dienst der Kranken gebruikt worden, welke in plaats van het land te bearbeiden , met het werk harer handen dc kost zullen moeten verdienen, door namelyk voor de Manufakturen te fpinnen. Ook zullen dezelve niet buiten de Kloofters komen, en den Godsdienft in de voor haar gefchikte geftoelten byvvonen, gelyk reeds ter gelegenheid van de orde op de Kloofters voor de Weesmeisjes is vastgefteld ; cn op dat andere menfchen, die ter Kerk komen, haar niet mogen zien, zal men die geftoelten met zeer digte traliën moeten voorzien. IV. Men zal twee Koks houden, éénen voor de Leken of Kranken, en den anderen voor de Monniken. V. De Monniken, die de zieken bezorgen, zullen geene afgezonderde cellen hebben ; maar men zal in dezelfde vertrekken, waar de zieken hun verblyf houden , affchutfels voor dezelve maken. VI. Zy zullen geene byzondere Zangers hebben , maar de Priefters en Diakens, die niet met de zieken te doen hebben, zullen by 't verrichten van den Dienst moeten zingen. VII. De Priefters en Diakens zullen ook dit werk in diervoege onder zich verdeden, dat twee Priefters alleen over een zeker getal van kranken het ©pzigt hebben; op dat, wanneer één van beiden mogte ziek worden of genoodzaakt zyn den Dienst te verrichten, de andere altoos in ftaat zy om het bezoek te doen, j6 REIZE had opgelegd, en het onderfte gedeelte was verzilverd. Beide deze brooden lagen elk op een baar , die op een tafel Honden met een groen tapyt overdekt; over dat, 't welk voor den Czaar gefchikt was, Jag een ftuk rood met goud geborduurd fluweel, en over dat der Czarinne een gouden ftof. In een vierde vertrek vond men op een tafel, waar een tapyt overlag, twee wafchkaarfen van een kegelachtige gedaante, maar aan 't benedeneinde afgekapt ; die van den Czaar woog drie Pud of negen en negentig Franfche ponden, en die der Czarin twee Pad of zes en zestig ponden. Deze kaarfen waren met vier gouden ringen omgeven, en de tuffchenruimten waren met verfcheiden kleuren befchilderd. Op een groote tafel , die ook met een tapyt overdekt was, zag men in een vyfde vertrek , twee groote huwlyks-Iantaarnen , beide van zilver verguld , doch van een onderfcheiden maakfel ; die des Czaars was grooter en fpits gelyk de gemeene torens , terwyl die der Czarin de gedaante van een koepel had. Den eerften dag van de Huwlyks-plechtigtigheid trad de Czaar in zyn Koninglyk gewaad uit zyn gewoone vertrekken ; over hetzelve droeg hy een foort van tabbaard, die zeer prachtig w?.5, en een' fluweelen met goud geborduur, dén  kaar SIBERIË. 297 den en met fabel gevoerden mantel. Vooraf ging een rei van Zangers , welke vreugde-liederen aanhieven , cn door de Kamerheeren en Edellieden van het Hof werden gevolgd ; hier na kwamen de Staats-dienaren en voorts de Geheime-raden, de Kancelier, en die Bedienden welke de trouwplechtigheid moeiten helpen uitvoeren, en Brucbi werden genaamd. Voor den Gzaar gingen verfcheiden Prinfen, en de Vorst zelf leunde op den arm van den eerften der Bedienden, die tot de plechtigheid waren beftemd , terwyl de ftoet door deszelfs ganfche hofhouding , zo edellieden , als minder bedienden en lakkeien , werd gefloten. Binnen 't eerfte vertrek , waar van boven gewaagd is, gekomen zynde, maakte de Czaar, zo wel als zyn gevolg , verfcheiden buigingen voor de vier Beelden , die in de vier hoeken van hetzelve geplaatst waren ; zette zich recht over de groote tafel op den troon , en deed daarna ieder zitten. Terwyl nu de Czaar naar dit vertrek getreden was , had de Czarin ook het hare verlaten, en zich met al haar gevolg naar een ander begeven, waar zy de bevelen van den Czaar afwachtte , om zich in de huwlyks-zaal te laten vinden. Na dat de Czaar dus op den troon in 't eer5 T 5 fte  2p8 REIZE He vertrek gezeten was , beval hy den Ceremonie-meefter zynen wege de plichtpleegingen by de Prinfeffe Eudocia te gaan afleggen, en te verzoeken dat zy zich naar de groote huwlykszaal geliefde te vervoegen ; welke boodfchap zo dra niet verricht was , of de Prinfeffe , die als Czarinne uitgedofcht was en de Kroon op 't hoofd had , begaf zich op weg door de groote Gaicry van 't Paleis, welke tot aan den grooten trap met kostbare tapyten was belegd. D e ftoet werd geleid door de twee Heeren , die de wafchkaarfen droegen , waar van ik hier voer heb gefproken. Die de bropden droegen waren daarna dc eerften , en op dezen volgden de dragers der lantaarnen. Straks hier op kwamen de Bruilofts-bedienden, ten prachtigften gekleed, en met mutfen, met zwarte voffenvellen gevoerd, op hunne hoofden; en voorts de dragers van de Drie-koningen-kaars, welke brandde, daar in tegendeel de huwiyks-kaarfen niet waren ontftoken. Vervolgens zag men den eerften Raadsheer , dragende een groote fchotel , met tarwe, garst, haver en alle foorten van granen, die in Rusland vallen, opgevuld; agter hem traden twee anderen, de een met een vat vol honig , cn de ander met een' kam op een platteel. 'Nog werd de Czarin door vyf Heeren voorgegaan ; de eerfte droeg zeven en twintig Sabelvellen en een gelyk getal neteldockfche neusdoeken met goud geborduurd ; de tweede zeven en  naar SIBE R I E.. , 299 en twintig Hermelynen-vellen; de derde een zelfde getal huiden van Eekhorens ; de vierde een fchotel waar in een-en-vyftig fluks Ruffifche zilvermunt; cn een vyfde een diergelyke met negen ftukken goud. Alle de bedienden der plechtigheid droegen groote fervietten op de wyze van draagbanden. Na dezen ftoet kwamen de overige bedienden der plechtigheid ; als mede het ligchaam der Geeftelykheid , voorafgegaan door een' Aardspriefter, die alle de plaatfen , welke de Czarin moest doorkomen , met wywater befproeide. Eindelyk zag men de Czarin midden in een' kring, die door de Hofdames uitgemaakt werd , verfchynen , leunende op den arm van de eerfte Swcscby of Staat-dame , en gevolgd door een andere Swachy, welke op een gouden platteel neteldoekfche en met goud geborduurde neusdoeken droeg, die voor den Czaar, den Patriarch, en de Moeder van den Czaar waren beftemd. D e Czarin kwam met haar gevolg in de huwlyks-zaal, waar van ik reeds gefpröken heb, en die naast het vertrek was, waar de Czaar zich bevond. Na dat zy zich, zo wel als allen die haar verzelden, gekruist en voor alle de Beelden gebogen had , naderde de Aardspriefter den troon , fprak den zegen uit over de twee armfloelen die daar op ftonden, nam de veertig Sabelvellen welke op die der Czarinne lagen , cn gaf  REI Z E gaf dezelve aan een' Heer, die ter rechter zyde van den troon ftond , te houden. Hierop geleidde de eerfte Swachy de Czarinne naar den leunftoel , die ter flinker zyde op den troon geplaatst was, en in den anderen zette zich een der voornaamfte Ruffifche Grooten, welke uit dien hoofde ook de Plaats-bewaarder van den Czaar werd genoemd. 5 De Vader van den Czaar kon , om dat hy de hoedanigheid van Patriarch bekleedde , niet by de plechtigheid tegenwoordig zyn, noch ook de Moeder , doordien zy den Geeftelyken ftaat had aangenomen; zo dat hunne ftoelen open gelaten moeften worden. Dezelve Honden een weinig verheven ter flinker hand van de Czarinne. De andere vrouwen , die de ftaatfy by woonden, plaatften zich vervolgens rondsom de tafel , na dat zy eerst verfcheiden liederen , die op de omftandigheid pasten , hadden gezongen. Men plaatfte de Couraway (8) of huwlyksbrooden met de baar recht over den troon , en de wafchkaarfen met de Drie-koningen-kaars ter rechter , en de lantaarnen ter flinker zyde. Na dat dus alles in orde gefchikt was, zond de Beftierder van de feest twee Heeren tot den Czaar, om de komst der Prinfeffe Eudocia bekend te (3) Men noemt dezelve in 't Ruffifch ook KourakL  naar SIBERIË. 301 te maken , en haar verlangen om denzelven te zien te betuigen. De Czaar deed tot antwoord brengen, dat hy zich ten eerften in de huwlykszaal zoude laten vinden, en zond den Prins Iwan Nikitycz Romanow, onder een groot gevolg, om de plaats van zyn' Vader te bekleeden. Deze maakte, binnen komende, diepe buigingen, eerst afzonderlyk voor ieder Beeld , en vervolgens voor de Czarinne , doch alles zonder fpreken. Hy zette zich ter flinkerhand van de Czarinne en naast zyne Gemaalin , die de Moeder van den Czaar verbeeldde, aan tafel, en verklaarde, na een poos gezwegen te hebben , aan den Prins Iwanowitz Szuiski , dat hy hem met den Prins Daniël tot Gezant verkoor om den Czaar goede tyding te brengen, dat dezelfs Vader, Moeder, en de Prinfeffe Eudocia hunne Dochter , hem. met ongeduld in de huwlyks-zaal verwachtten. Straks verlieten de beiden Prinfen hunne zitplaatfen, en begaven zich, na voor de Beelden, voor den Vader en Moeder van den Czaar, en voor de Czarinne gebogen te hebben , naar het vertrek van den Czaar, en de Prins Daniël, het woord voerende , fpraak den Czaar in dezer voege aan : „ Groote Vorst en Hertog van Rus„ land , onze allergenadigftc Heer , de Prins „ Iwan Nikitycz, die de plaats van uwen Vader ,, bekleedt, zendt my om u bekend te maken, „ dat het tyd is uwe Huwlyks-zaak te vervorde„ ren, en te verzoeken dat gy u naar 't huwlyks- „ ver-  REIZE „ vertrek begeven moogt, waar het ganfche1 ge„ zelfchap u afwacht , ongeduldig u vereenigd „ te zien met eene Prinfeffe, welker deugden en verdienden het geluk en genoegen van alle „ uwe Onderdanen zullen uitmaken". Hier op begaf zich de Czaar naar de huwlykszaal op weg, en zo dra hy binnen trad Honden de Czarin en alle de aan wezenden op. Na dac hy midden in 't vertrek was blyven daan, en de vier Beelden begroet had , werd hy door den Aardspriefter dus aangefproken : ,5 Groote Vorst „ Michel Fedcorowitz , onze genadigde Heer, „ onze Moeder de Heilige Kerk ftaat u toe om u „ met de Prinfeffe Eudocia wettiglyk te verbin„ den ; gy kunt u aan hare zyde nederzetten"; en ontving voorts van denzelven de zegening met het gouden kruis. De Prins Czerkavifei vatte den Plaats-bewaarder des Czaars, die naad de Czarin zat, by de hand, en plaatde den Czaar ter rechter zyde van de Prinfeffe op den troon ; alle de Amptenaren en Heeren die tot de daatfy behoorden , zetteden zich ter rechterhand van den Czaar, die te gelyk het ganfche gezeïfchap gebood te zitten. N a ettelyke oogenblikken begon de Aardsprieder de gebeden. Daarop naderde de Prinfeffe 'Sancho en de Raadsheer Demetri Obrarcou den troon. De laatde droeg een vat met honig, en de Prinfeffe Sacho een' kam dien zy daar in doopte. Zy  naar SIBERIË. 303 Zy kamde beurtelings den Czaar en de Czarinne, ftekende ondertuffchen van tyd tot tyd den kam weêr in den honig. De Heer Theodorus Lichaczou had een groote fchotel met tarwe , garst, haver, en andere Ruffifche granen onder elkander gemengd, en beftrooide daar mede de hairen en 't aangezigt van den Czaar en de Czarinne, zingende , zo wel als de Prinfeffe Sancho onder 't kammen , vreugde - liederen onder dit bedryf. Ter zelfder tyd ontftak men de wafchkaarfen en lantaarnen , waar van ik reeds gewaagd heb. De Drie-koningen-kaars was altoos aan 't branden gebleven. D e Prinfeffe Sancho zettede , met behulp der aandere Dames die tot de ftaatfy behoorden, de Kroon wederom op 't hoofd van de Prinfeffe Eudocia , gelyk den Czaar insgelyks de zyne wederom werd opgezet. Eene andere Dame , in 't Ruffifch Sibacha geheeten , nam op nieuws een groote gouden fchotel vol granen, en beftrooide daar mede wederom het hoofd en aangezigt van hare Majefteiten, tot dat ze geheel ledig was. Zy vulde de fchootel nogmaals en bragt dezelve op een kleine tafel , die daar toe voordachtelyk in de voorkamer van de groote Zaal was geplaatst. Toen ftond de Beftierder der plechtigheid op van zyn' ftoel, en een groot mes in zyne rechterhand houdende , en het woord tot den Prins Iwan Nikitycz , die "des Czaars Vader verbeeldde, richtende^ verzogt hy denzelven uit naam van de ge- hee-  304 REIZE heele vergadering verlof om de huwelyks-koek en de kaas op te fnyden; welk bekomen hebbende , fneed hy daar van eerft voor den Czaar en de Czarinne, en zond het aan dezelven door drie bedienden op neteldoekfche neusdoeken. De één droeg van de koek, de andere'van de kaas en de derde van de confituren; de drie cenigfte dingen , die , gelyk ik gezegd heb, op de tafel waren» Men zond diergelyke afgevaardigden, met de zelfde gefchenken, naar den Patriarch, en naar de Moeder van den Czaar, die in 't Kloofter was; Wat 'er overfchoot werd onder alle aanwezenden rondgedeeld, en de voornaamfte Hof-dames ontvingen neteldoekfche neusdoeken uit naam van de Czarin. Wanneer nu alle deze plechtigheden afgeloopen waren, gaf de Beftierder van de feest bevel om zich naar de Kerk te vervoegen. Naauwlyks hadden hunne Majefteiten den troon verlaten, of het tafellaken, waar op de huwlyks-koek en kaas gefneden was , werd weggenomen ; en ter zelfder tyd beval de Czaar aan den Groot-Kamerheer van zyne Kleerkas, omdat tafellaken zorgvuldig te bewaren, en de kas, waar in het weggelegd werd , met een dubbel. fiot te fluiten en met het zegel van het Ryk te verzegelen. Voorts klom de eerfte Bedienaar van de bruiloft op den troon , en leide het kulfen van den Czaar op dat der Czarinne, te gelyk met veertig fabelvel- ieny  NAAR SIBERIË. 305 'len; en de Prins Daniël bleef by den troon terwyl hunne Majefteiten naar de Kerk waren, waar heen de andere veertig vellen werden gebragt. B Y het uitgaan van 't Paleis ftond een Turkfch paard, ten kostbaarden uitgedost, voor den Czaar in gereedheid , en een rhertigte andere paarden voor zyn gevolg. Een prachtige flede was voor de Czarinne vervaardigd , en andere van minder aanzien voor alle de Vrouwen van haar gevolg. De Czaar deed , opgeftegen zynde , dc ronde over 't voorplein van het Paleis , waar alle de Heeren en Dames zich in een' kring hadden gefchaard. Vervolgens begon de optogt met zes Stalmccfters en eenige andere Bedienden van het Hof ; de voornaamfte Grooten gingen daarop voor den Czaar, die weêr door het overige van zyne Hofhouding werd gevolgd. De ftoet der Czarinne kwam agter dien van den Czaar ; de Heeren zaten te paard en de Dames in fleden. Wederzyds ging een ry van jongelingen , allen in het zelfde gewaad , op dat de faamgevlöeide menigte geene fcheiding tuffchen het gevolg van den Czaar en dac der Czarinne mogte maken. In de Kerk gekomen, plaatften hunne Majefteiten zich op twee Bid-bankjes, tegen ovcf de deur van 't Heiligdom buiten het Koor; de bruilofts en Drie-koningcns-kaarfen met de brooden en lantaarnen zag men ter rechterhand , cn de oorkuffens van hunner Majefteiten bed ter flinker. V H e y  joS REIZE Het Koor der Zangers begon de plechtigheid niet verfcheiden liederen ; men opende de deur van 't Heiligdom, en de Aardspriefter kwam aan 't hoofd der Geeftelykheid te voorfchyn ; toen plaatften zich hunne Majefteiten op fabelvellen, ten getale van veertig , welke men op wit taf over den grond had uitgefpreid. Na het doen van eenige gebeden fprak de Aardspriefter den zegen uit over de lantaarnen , de brooden, de kaarfen, de oorkuffens, en den wyn die in een groote gouden kruik door den Heer Petrowitz Mazura , eerften Keldermeefter van den Czaar , was aangebragt. Deze was by die plechtigheid door alle de Onderkeldermeefters verzeld. Zo dra nu dit verricht was, trouwde de Aardspriefter den Czaar en de Czarinne , en liet hen driemaal van den gewyden wyn uit een' gouden beker drinken. Onderwylen werden 'er vreugdeliederen opgezongen, en den overgefchoten wyn zetrede men op 't altaar om tot den dienst gebruikt te worden. Voorts werd den Czaar uit naam van 't volk en van de Kerk geluk gewenfeht. D e huwlyks-plechcigheid dus geëindigd zynde, vattede de Czaar de Czarinne by de hand, en geleidde haar naar de flede. Voor dezelve, gelyk ook by 't paard van den Czaar, had men den grond met wit taf overdekt. In het terug kee-  NAAR SIBERIË. 307 keercn naar 't Paleis, begon de Czarinne den optogt, en de Czaar volgde haar te paard. Voor denzelven droeg men de huwlyks-koek en de gewyde kaarfen en lantaarnen. Zo dra de Czaar voor de deur van 't Paleis van 't paard geftapt was, werd hetzelve door den Groot - Stalmeefter met uitgetogen degen beklommen , terwyl de Heer Boehdan in de flede der Czarinne zitten ging. Beiden deden zy verfcheiden keeren rondsom 't Paleis en door de Stad. Toen hunne Majefteiten het Paleis bereikt hadden, geleidde de Czaar zyne Gemaalinne naar de Bruilofts-Zaal , en zettede zich met dezelve op den troon; terwyl men de kaarfen, de lantaarnen , en de koek, even als te voren aan de zyden plaatftc. Hierop beval de Czaar het ganfche Hof zich aan tafel te zetten , waar met groote pracht werd opgedifcht; doch hunne Majefteiten hielden zich geduurende het maal altoos op den troon , zonder iets te nuttigen. Na het eeten meest gedaan was , bragt men recht voor de plaats Van den Czaar en de Czarinne een' gebraden kapoen , een confituur-taart , een koek en een zoutvat met zout. De eerfte Staatfy-dame naderde eerbiediglyk den troon , wond alle deze onderfcheiden gerechten in een tafellaken, en gaf dezelve over aan de vier eerfte Mond-bedienden van den Czaar, om alles naar 't vertrek te brengen , waar de Czaar en de Czarinne zouden flapen, alwaar het ten zorgvuldigften werd bewaard. V 2 Na  3©8 REIZE . Na het afloopen van den maaltyd ftonden hunne Majefteicen op, om zich naar dat vertrek te begeven; alle de Heeren fchikten zich ter zyde van den Czaar, en alle de Dames aan die van de Czarinne. De Prins' Nikitycz , die het werk van des Czaars Vader verrichtte, gaf de hand aan de Czarinne ; het geheele Hof geleidde hunne Majefteiten' in twee ryen tot in een groote zaal, die voor de llaapkamer was, en in welker midden de Czaar met den ganfchen ftoet bleef ftaan. Toen gaf de Prins de Czarinne aan den Czaar over, en 'opende, na een redevoering die op de omftandigheid pafte gedaan te hebben , de deur van de kamer , waar hunne Majefteiten zouden fiapen. Eerst deed men' alle de Swacby of BruiloftsDames gelyk ook alle de Heeren die Brucbi genoemd werden , daar binnen treden; de Dragers der kaarfen, lantaarnen en Couroway ftapten vervolgens in, en leiden dezelve daar neêr. De Czaar en de Czarinne volgden onmiddelyk op deze laatften. Hunne Majefteiten bleven in den ingang van de deur ftaan en keerden zich naar 't gezeïfchap om. Toen trad de Prinfefle Nikitycz , die met een groote gouden fchotel, vol tarwe, garst en andere granen, ter zyden van de deur was blyven ftaan , naar hunne Majefteiten toe. Zy droeg een' langen tabbaard van fabel-bont met het hair naar buiten gekeerd. Naar zich vlak voor den Czaar en de Czarin geplaatst te hebben , wierp de  naar SIBERIË. 3®9 de Prinfeffe , terwyl 'er vreugde-liederen opgezongen werden, alle de granen, die in de fchotel waren, in het aangezigt en over het ligchaam van hunne Majefteiten ; en die plechtigheid voibragt zynde , traden hunne Majefteiten met den Prins en de Prinfeffe Nikitycz in hun vertrek , cn de deur werd gefloten. Hunne Majfteicen waren naauwlyks gezeten, of de Staatfy-Dames begonnen de gezangen aan te heffen , die op het maken van het bruidsbed paften. De onderfcheiden ftukken , waar uit hetzelve beftaan moest, werden ftraks door de Bedienden by de hand gebragt. Eerst werd het houtwerk gezet , waar over men een fluweelen tapyt fpreidde , en daar op twee fchooven koren. Hier over fpreidde men weêr matralfen, lakens, een zeer koftbare deken, en de kuffens die in de Kerk waren gewyd. Vervolgens nam een Priefter twee Beelden en plaatfte dezelve aan hec hoofdeneind van het bed , het óéne boven het hoofd van den Czaar , en het ander boven dat der Czarinne. N a dat het bed in orde was, naderden de Prins Nikitycz en zyne Gemaalinne , die de plaats van Vader en Moeder bekleedden, hunne Majefteiten en geleidden dezelve naar het bruidsbed; en daarop keerde elk naar de Bruilofts-zaal te rug. Hier zettede zich het ganfche gezeïfchap wederom aan tafel, die nu met geen minder praal dan op den V 3 • m{i*  31© REIZE middagmaaltyd werd toegerecht. Alleen had dit onderfcheid plaats , dat de vrouwen nu van de mannen afgezonderd in de vertrekken van de Czarinne waren, daar ook een diergelykc maaltyd voor dezelve in gereedheid was gebragt. Men hield zich aan tafel tot 's anderen daags 's morgens om negen uuren , wanneer de Czaar den Prins Nikitycz cn deszelfs Gemaalinne deed roepen, die zich daarop met de Bruilofts-Dames en Bedienden naar het fiaapvertrek begaven. Toen hunne Majefteiten zich gekleed hadden, bragten de Heeren den Czaar in deszelfs vertrek , waar hun een ontbyt van koek en overgehaalde dranken werd voorgezet. Insgelyks werden ook de Dames, die de Czarinne naar derzelver vertrek geleidden , onthaald. Des Maandags, den derden dag van de huwlyks-feest, begaf zich de Czaar met de voornaamfte Heeren , en de Czarinne met de voornaamfte Dames van 't Hof, naar het bad. Hunne Majefteiten gebruikten hetzelve naar 's lands wvze , fpysden 'er afzonderlyk , en lieten hun gezeïfchap aan andere tafels opailTchen. Vervolgens werden de Czaar en de Czarinne naar de flaapkamer terug geleid, en daar heen door alle de Heeren en Dames van het Hof vcrzeld. De Czaar trad eerst binnen; de Czarinne, die een' fluier over 't hoofd had , volgde , en zettede. zieh naast denzelvcn in 't midden van 't vertrek neder. De Prins Nikitycz nam met een' pyl den fluier van het hoofd der Czarinne , op dat het  naar SIBERIË. 31x geheele gezeïfchap hare Majefteit zoude kunnen befchouwen. De Groot - Kancelier deed ftraks met trompetten gefchal in 't Paleis afkondigen, dat de Czaar verlof gaf om de Czarinne te zien. leder werd toegelaten om hunne Majefteiten op de Ruffifche wyze hulde te doen , dat is , met zich voor dezelve op den grond neder te werpen. Dien zelfden dag gaf de Czaar des avonds een' grooten maaltyd in zyne vertrekken , en den volgenden dag was 'er een diergelyke by de Czarinne , waar zo mannen als vrouwen toegelaten werden. Hunne Majefteiten fpysden aan een afzonderlyke tafel , die een weinig boven de andere verheven was, De Patriarch, dien de Czaar door den GrootKancelier deszelfs verlangen had doen betuigen om hem te zien , begaf zich aan 't hoofd van de Geeftelykheid ten Hove. De Czaar ontving den Patriarch aan de deur van de Gehoorzaal , welke tot het ontvangen van denzelven was gefchikt. De Kerkvoogd gaf eerst den zegen aan zyne Majefteit, en zat toen aan deszelfs zyde neder in een' grooten armftoel , die een weinig verheven ftond , gelyk ook die van den Czaar, welke zich alleen op den troon bevond, Na eenige gefprekken kwam de Bewaarder der Staats-gefchriften met het Regifter , waar in des Czaars huwlyks-verbindtenis geboekt ftond, om die door den Patriarch te doen onderfchryven, Daar op deed de Geeftelykheid den Czaar hare V" 4 M*  312 REIZE hulde , en bood de gewoone gefchenken aan » die uit gouden en zilveren bekers, ftofFen en koftbare pelfen beftonden. Een poos daar na ftond de Czaar op , vatte den Patriarch by de hard, en bragt hem naar \ vertrek van de Czarinne ; deze ontving hem in hare voorkamer , en deed eerst den Patriarch en toen den. Czaar binnen treden. De geheele Geeftelykheid volgde de Czarinne , welke den zegen van den Patriarch met het gouden kruis ontving. Na dat dezelve ook het ganfche vertrek gezegend had , bewees de Geeftelykheid ook hare hulde aan de Czarinne , en gaf haar gefchenken even gelyk zy aan den Czaar had gedaan. Na deze plechtige verrichtingen bragt de Vorst den Patriarch met de ganfche Geeftelykheid in een groote zaal , waar een treflyk middagmaal vervaardigd was, by het welke, buiten de genen die de tafel bedienen moeften , niemand werd toegelaten. Alle deze plechtigheden , die tot op den tyd van Peter I. ftand hielden , doen ons te gelyk zien , tot welken trap het gezag der Patriarchen in Rusland was geftegen ; een gezag 'i w-elfc zy in 't vervolg hun best deden noch êelkens meèr en meêr te vergrooten. „ De }1 Vorst leidde, naar 't verhaal van den Heer de „ Vol.  NAAR SIBERIË. 313 „ Voltaire (9) , eenmaal des jaars blootshoofds " zyn paard by den toom voorby den Patriarch. " Nicon , dien de Monniken als een Heiligen " befchouwen , en die ten tyde van Alexis , „ Vader van Peter den Grooten , den zetel be" kleedde , wilde denzelven boven den troon „ verheffen , en matigde zich niet alleen het „ recht aan, om ter zyde van den Czaar in den „ Raad zitting te nemen , maar hield zelfs ftaan„ de , dat men , buiten zyne toeftemming, noch vrede mogt maken noch eenen oorlog ■■„ beginnen ". I n het begin der regering van Peter li werden de huwlyken in Rusland gefloten , zonder dat de jonge lieden elkander immer hadden gezien. De ouders van den jongeling ftuurden een bedaagde vrouw by die van 't meisje : „ Ik weet „ dat gy ware hebt " , zeide die tegen hen , „ en ik "heb koopers''. Hierop verklaarde men zyne meening nader , en na eenige dagen onderhandelings kwamen de ouders by elkander. Indien nu die van 't meisje den jongeling voor haar dochter goed oordeelden, werd de dag van de bruiloft vastgefleld. Twee dagen voor dien van 't huwlyk bragt men den jongeling by zyne aanftaande bruid , die hem zonder fpreken ontving , terwyl een van hare nabeflaanden by haar zat, wiens werk het was hem te onderhouden. Den volgenden dag zond de jongman een geV 5 fchenk (9) Hütoire de Ruffie , Tom. I. pag. 67. & 68.  314 REIZE fchenk aan de Juffer , beftaande uit confituren , uit zeep , en uit diergelyke dingen meêr. Zy opende de doos niet dan in tegenwoordigheid van hare vriendinnen , welke zy daar toe halen liet, en waar mede zy zich opfloot , onophoudelyk fchreiende , terwyl de andere liedjes op. deunden , die op de gelegenheid pasten. Men vindt geene voetftappen meêr van deze laatfte gebruiken dan onder het Gemeen. De Europifche zeden , die Peter h in zyne Staten getracht heeft in te voeren , hebben op fommige plaatfen een gedeelte van de oude vooroordeelen uitgeroeid. Sedert dien tyd is het vryen in gebruik. Onder de Grooten is geld en aanzien het beweegrad der ouders , en de neiging der kinderen wordt , gelyk overal elders , maar zelden geraadpleegd. D e Europifche zeden hebben ondertuffchen in Rusland nog maar geringen voortgang gemaakt, doordien ze met het flaaffch beftier , welk daar ftand grypt, zo weinig ftrooken. Zy hebben 'er de weelde ingevoerd en de Ruffen meêr gemeenfchap doen krygen met de Buitenlanders ; doch het reizen heeft hun ongeluk flegts vergroot , doordien zy daar door gelegenheid gekregen hebben , om hunnen ftaat met die van vrye menfchen te vergelyken. Ik heb dezen landaart op agthonderd mylen af-  naar SIBERIË. 3i5 afftand van het Hof gezien , en dus middel gehad om denzelven te kunnen kennen. De aangenaamheden der famenlcving zyn in Rusland in 'f algemeen, en vooral aan gindfehen kant van Moscou, maar z?er weinig bekend. En hoe zouden ze bekend zyn onder een Staatsbeftier, waar niemand die vryheid geniet, welke overal elders de zekerheid van een' Burger uitmaakt ? Al de wereld vreest onderling elkander ; van hier mistrouwen, dubbelhartigheid cn bedrog. De Vriendfehap , dat gevoel waar in het vermaak des levens gehuisvest is, heeft men in Rusland nimmer gekend ; zy onderftelt een gevoeligheid van ziel. die twee vrienden als in één fmelt, en een wederzydfche uitftorting der harten , die hen alle fmart en genoegen onderling doet deelen. Doordien de mannen aan gindfchc zyde van Moscou weinig achting voor de vrouwen voeden, hebben deze zo goed als geen deel in de famenleving ; en wat toch is de famenleving zonder vrouwen ? Dezelve leven meest altoos als opgefloten binnen hare huizen , daar zy hare dagen in 't midden van hare flaven, zonder gezag en zonder bezigheid , in verveeling flyten ; en zelfs kunnen zy het vermaak van Ie, zen niet genieten , dewyl de meefte die konst nimmer hebben geleerd, Ondertuffchen is de onkunde der mannen niet minder dan die der vrouwen. Van tyd tot tyd bezoekt men elkander in groote ftaatfy; en de Gouverneurs en eerfte leden van  3i« REIZE van de Regering geven verfcheiden reizen in Jt jaar deftige middagmalen. Nabeftaanden komen fomwyien ook wel ter eere van den Heiligen van hun Stamhuis by elkander; doch op deze feeften worden zelden lieden, die niet verwant zyn, toegelaten. Op groote maaltyden noodigt men zo wel de vrouwen als de mannen, maar elke kunne zit aan een byzondere tafel, cn zelfs in een afzonderlyk vertrek. De Vrouw van 't huis komt niec in de kamer van de mannen, dan op 't oogenblik dat deze zullen gaan aanzitten ; zy is voorzien van een groot fchenkblad met glazen vol brandewyn, welke zy met een nedrige houding aan alle de gasten voordient, die zich niet eens verwaardigen haar te aanfchouwen. Men geeft haar de glazen weder , en ftraks daar op verlaat zy het vertrek. Hunne gastmalen zyn altoos zeer talryk, en lieden van allerlei ftand worden 'er verzogt; de Krygsman , de Geeftelyke , de Regent en de Koopman zitten allen aan dezelfde tafel ; doch met dit onderfcheid, dat de rang hier nog ftipter dan aan eenig Hof van 't Duitfche Ryk in acht wordt genomen. De Krygs-lieden worden elk naar den rang, dien zy bekleedden, aangezet, en 't zelfde heeft omtrent de andere ftanden plaats , zonder dat 'er eenige acht op de geboorte wordt gefiagen. Alle de fpyzen worden te gelyk opgezet; vleefch  naar SIBERIË. g 17 vleefch aan kleine brokjes gefneden in nat maakt hunne pottagie uit. Men ziet 'er nu en dan Ragouts , maar men moet 'er aan gewoon zyn om dezelve te kunnen eeten. Doorgaans is de tafel vol met verfcheiden piramiden van gebraden vleefch, beftaande voor 't grootfte gedeelte in wild , en de overige in flacht-vleefch. Men difcht ter zelfder tyd Chineefche konfituren op, en ook zulke die van de Lands-vruchten worden gemaakt; Hunne manier van aanzitten en hunne gebruiken fchynen veel overéénkomst te hebben met die van fommige ftreken in Duitfchland ; doch zy hebben 'er niets dan 't belagchelyke van overgenomen, en dat belagchelyke zelfs nog verergerd. Geduurende den maaltyd houdt ieder een diep ftilzwygen , dat niet dan door de gezondheden , die men van tyd tot tyd drinkt, wordt afgebroken. Zo dra is men niet gezeten of elk vult zyn glas met een' nagemaakten wyn, dien ik elders befchreven heb, en ftraks ftaat het geheele gezeïfchap op, om elkanders gezondheid te drinken. Men noemt ieder van de gasten by zyn' Doopnaam en Toenaam, en by ieder gezondheid flikt men een dropje van den wyn. -Meer dan eens heb ik by zulke maaltyden geweest , waar over de zestig perfonen tegen- woor-  3T$ REIZE woordig waren; en alle dezen dronken elkanders gezondheid op 't zelfde oogenblik. Hunne houding , en 't verward geroep van zo vele Hemmen , maakten al eene vry zeldzame vertooning. Peter, die Jacob niet aan 't gehoor kon komen, rekte zich over de tafel uit en begon uit al zyne magt te fchreeuwen ; op dit oogenblik Hoort hem Frans, die deszelfs gezondheid drinkt, of hy krygt een' duw van Philip , die zich van de rechter naar de flinker zyde omdraait, en geen' acht op zyn buurmans houding gegeven had. Wel dra krygt Philip ook zyne beurt, want zo als hy 't glas aan den mond wil zetten , Hoot hem een ander aan den elboog , en doet hem een gedeelte van den wyn over de tafel plengen. Zulke vertooningen, op allerhande wyzen veranderd, zag men bykans aan ieder hoek van de tafel ; en dit was dies te koddiger om te zien , doordien alle de perfonagien op verre na' niet even geduldig waren. Wat my belangt, ik kon nooit een oogenblik treffen om iemands gezondheid te drinken ; doch zorgde evenwel om al dien tyd het hoofd rechts en flinks en vooruit in beweging te houden. Het wordt hier voor een groote gave gehouden, als iemand zyn' tyd zo wel weet waar te nemen , dat hy ieders gezondheid drinke, zonder zyne deftigheid te verliezen, of eenig averrechts toeval te ondervinden. Wanneer dit eerfte gezondheid drinken tên einde is, gaat men zitten , en dan heeft men ce-  naar SIBERIË. 319 eenige oogenblikken vryheid om te eeten. Op fommige plaatfen van de tafel worden glazen van ïen rolronde gedaante neêrgezet, die zes duim hoog en vier duim wyd zyn. Ieder van de gasten , die een van deze glazen onder zyn bereik heeft, vat het aan en drinkt 'er uit naar believen ; en het zoude een groote onwelvoeglykheid zyn, indien een ander, die naast hem zat, een afzonderlyk glas nam, om niet met hem uit het zelfde te drinken. Dit gebruik is niet alleen vies, maar zelfs fchadelyk, uit hoofde van de fcheurbuik , die in Rusland zeer gemeen is. Naauwlyks heeft men eenige oogenblikken aan 't eeten geweest, of men drinkt op de gezondheid van den Keizer. Dit gefchiedt op een' byzonderen trant. Men zet een' grooten glazen bokaal , met een dekfel van de zelfde ftorfe , voor den aanzienlykften perfoon die aan tafel is; deze ftaat op, en zo doet ook die aan de rechter hand naast hem zit, aan wien hy het dekfel overgeeft ; dan , het glas ingefchonken hebbende , buigt hy zich voor 't ganfche gezeïfchap, ftelc de gezondheid van den Keizer in, en geeft het, na hetzelve geleegd te hebben, aan zyn' buurman over , van wien de volgende dan wederom het dekfel ontvangt ; en op deze wyze wordt des Keizers gezondheid van alle de aanwezenden gedronken , terwyl een troep Muzykanten bezig is eenige gezangen, welke daar toe betreklyk zyn, aan te heffen. Men  329 REIZE Mèn drinkt insgelyks , en in de zelfde orde, op de gezondheid van de Prinfen en Prinfelfen van des Keizers huis, en vaart weêr een' tyd lang voort met eeten. Vervolgens begint men de gezondheden van alle de gasten met een' ander' glazen bokaal, die niet zö fraai is als de eerfte , en een korst brood tot eert dekfel heeft. Voor 't overige gaat dit met dezelfde flaatfy voort , alleen met dit onderfcheid , dat men het dekfel aan zyn' buurman overgevende, hem den Toe- en Doopnaam van den perfoon , op wiens gezondheid men gaat drinken , opnoemt ; en deze namen moet ieder by 't drinken van de gezondheid weêr herhalen ; een ftuk dat voor een' Vreemdeling ganfeh niet gemaklyk valt, doordien de Ruffen drie of vief Doopnamen voeren (i). Deze plechtigheid' wordt met de grootfte ernsthaftigheid verricht , en men moet zorg dragen van alle deze kleinigheden ftiptelyk in acht te nemen. Ondertuffchen, fchoon ik 't beste voornemen van de wereld had , raakte 't ftuk, als 't aan my kwam , altoos in 't war ; het was my onmogelyk alle de Heiligen, die men my opnoemde, en waar van ik de meeften nooit in onzen Almanach gelezen had , te onthouden. Dit fpeet my evenwel ; te meêr, om dat ik doorgaans naast een' Rus zat, die zeer op het onderhouden van den regel gefield was. Déze Ci) [Dit ilemt niet met het geen de Schryver van de Antidote verzekert. Zie boven bi. 113.]  naar SIBERIË. 321 ze had het door'zyne kundigheid in dit ftuk zo verre gebragt , dat hy altoos als Wetgever over de Tafel-orde werd aangemerkt , en zo dikwerf fnen zich daarin vergreep was hy zeer kwalyk te vrede. Echter had hy altoos de goedheid my in mvne onbekwaamheid te hulp te komen ; doch "eens gebeurde het dat hy byna alzo zeer verlegen ftond als ik zelf. Twee korften broed, waar van de eene, tegen de orde, verfcheiden maal op de tafelborden en in den bokaal fchipbreuk geleden had, kwamen my gelykerhand van beide zyden aan ; zo dat ik met wist wien ik befcheid zou doen , of wat met die beiden aan te vangen. Ik gaf dan de geheele zaak in zyne handen , en ging zitten. Men hield hem voor , dat men , om dat het gczelfchan zestig menfchen fterk was , een' tweeden bokaal had laten komen, met oogmerk om dus fpocdiger voort te raken ; doch zyne uitfpvaak was , dat het beter ware een paar uuren langer aan tafel te blyven, en geen inbreuk te maken op de aangenomen gebruiken. Eindelyk ftond men van tafel op en ging raar een ander vertrek. Myn eerfte gedachten waren dat de maaltyd nu geëindigd was, en dat 'er niets meêr overfchoot dan te gaan koffy drinken 5 doch tot myn groote verwondering vond ik daar een kleine tafel met Chinccfche konfituren , en vier kareis die 't gezeïfchap met flellen opwachtten. Dc dank b-ftond in mede, X bier,  322 REIZE bier, en verfcheiden fterke dranken van brandewyn gemaakt. Anderen bragten fchenkborden met glazen aan , en men zette zich op nieuws aan 't pooien ; doch dan is alle ftaatfy van de feest verbannen. Schoon nu de Ruilen aan deze levenswyze gewoon zyn , kunnen zy echter zelden de overmaat van Herken drank , dien zy na den eeten drinken, wedcrftaan; te min daar dezelve zeej geestryk is en zy niet ophouden tot aan den avond te zuipen. Als men eene wandeling buiten de Stad gaat doen , moeten de Heffen en glazen het gezeïfchap overal volgen ; en dit noemt men wel onthalen. Sommige Reizigers hebben voorgegeven , dat de vrouwen , zo wel als de mannen , zich in 't drinken te buiten gaan. Ik heb overal het tegendeel opgemerkt. De vrouwen blyven na den maaltyd in 't zelfde vertrek , en varen voort zich te verveelen ; want wat zouden dertig vrouwen, waar onder geen één mansperfoon is , anders doen dan zich verveelen ? Men geeft den Inwoneren een groot genoegen met hen te gaan bezoeken. Zo dra men in huis is , komt de vrouw met den man en verwelkomt het ganfche gezeïfchap met een zoen. Dikwyls is 't een oude bes van zeventig jaren, die met een beevend hoofd en ettelyke overblyffels van verrotte tanden komt aanffompclcn; maar oud of jong, klyk of mooi, doet niets ter zaak ;  naar SIBERIË. 323 zaak ; alles moet met de zelfde ftaatfy voortgaan , en het zoude in alle omftandighcdcn een misdaad zyn, dit op een luchtigen trant te willen behandelen. Ik heb een' jongman in Siberië-gekend, die, als 'er de zaak naar gefteld was, de Dames wel eens te gemoet trad , en wiens ftuurfch gelaat, welk hy naar 's Lands wyze toonen moest , altoos door een bevallig bakkesje werd opgehelderd. Een van zyne goede vrienden hield hem voor dat hy zich in dezen zeer vergat, zo jegens de vrouwen, die 'cr zich echter niet over beklaagden, als jegens de mannen, die 'er zeer over misnoegd waren. Na deze eerfte ftatclyke verrichting treedt de vrouw buiten , en komt ten eerften met een fchenkblad vol glazen met fterken drank terug; elk ftaat dan op~, en zy dient het in 't ronde voor; men wenfcht elkander gezondheid, drinkt cn eet een' tydlang , cn gaat vervolgens weêr heên. In de tuffchenpoozen beginnen de mannen fomtyds wel een gefprek, maar de vrouwen hebben 'er nimmer deel in. In gevalle 'er een vreemde op inkomt, verzoekt die het gezeïfchap om hem te komen bezoeken ; en dit wordt nooit geweigerd. Dezen verlaat men niet , dan na wel gepooid te hebben , en met oogmerk om .het zelfde by een' ander' uit dc buurt te gaan doen ;. en op deze wyze brengt men den geheelen namiddag met bezoeken door en gaat gemecnlyk befchónken naar huis. X 1 Dit  3-24 REIZE D i t is al het vermaak der famenleving , dat by dezen ganfchen landaart, van Moscou af tot aan Tobolsk , bekend is ; enkel wordt 'er gedanst, doch, op bruiloften uitgezonderd, is dat zeer zeldzaam (2). T e Moscou en te Petersburg hebben de vrouwen federt een vyftig jaren het jok der flavernye , waar onder zy door de Mannen gehouden werden , afgeworpen. Voor dien tyd was hare levenswys en de behandeling die zy ontvingen, dezelfde die overal in Rusland plaats heeft. Indien de zeden niet veel by die verandering gewonnen hebben , zulks moet daar aan toegefchreven worden , dat dezelve reeds te voren al te zeer waren bedorven. In 't algemeen is 't zeker , dat een man over geheel Rusland meèr hoedanigheden dient te bezitten , dan die van een beminlyk menfch te zyn. Het verblyf te Moscou fcheen my , in verfcheiden .opzigtcn, verkieslyk voor dat van Petersburg. Doordien de Stad Moscou niet boven een paar honderd kleine mylen van Petersburg afligt, zyn de Gouverneurs te na onder het bereik van 't Hof om zich als Dwingelanden te durven gedragen , en de Inwoners te gelyk verre genoeg van daar, om uit hoofde van kleine onbedachtzaamheden , in den gemeenen omgang begaan, het CO Van hunne baaien zal ik elders fpreken*  naar SIBERIË. 325 het fchavot niet te vreezen te hebben (3). Te Moscou zoekt men zich te vermaken; te Petersburg durft men 'er naauwlyks van fpreken. Het gemeene volk in Rusland, welk in 't geheel geen denkbeeld van vryheid heeft, is veel minder ongelukkig dan dc Adel. Het heeft daar boven weinig begeerten en gevolglyk-minder behoeften ; en de voordeden , die de koophandel en handwerken ons aanbrengen zyn hetzelve vooral aan gindfehen kant van Moscou , te eenenmalc onbekend. Een Rus , niets hebbende dat hem toebehoort , is meestal onverfchiliig omtrent al wat zyne bezittingen zoude kunnen vermeerderen. De Edelen zelfs , die ieder oogenblik ballingfchap en verbeurdverklaring hunner goederen te vrcezen hebben , zyn minder bedacht om dezelve te verbeteren , dan om 'er al wat mogelyk is uit te halen , cn daar mede hunne tegenwoordige lusten te voldoen. De Rulfifche Boeren eeten zeer flccht , gevolglyk geven zy zich ligt aan werkeloosheid oX 3 ver, (3) De Heer de Montesquieu handelende over onbedachtzame gel'prekken (de VEft.it des Lolx Liv. XII. Chap. 12.) voert dasr by aan , dat in bet Verkiaarfchrift, door wylen de Czarinne Anna tegen het huis van Dolgorouki in 1740. afgegeven, een yan die Prinfen ter dood veroordeeld wordt om het uiten vap onbetaamlyke woorden , die op den perfoon yan de Czarinr^ betrekking hadden ; en een ander , om dat hy de wyze fchik kingen , die zy in 't Ryk gemaakt had , kwaadaartiglyb liadde tutgelegd, en voor baren gehciligden perfoon in't fpreken t« weinig ontzag getoond.  naar SIBERIË. 3*7 fchynt my voldoende , om reden voor deze tegenftrydigheden te vinden , onafhanglyk van de andere oorzaken, welke daar mede hebben kunnen gepaard gaan. Een flaaf in Polen heeft landeryen die hy in eigendom bezit , en dus is 't natuurlyk dat hy geneigd is om dezelve te doen gelden , wyl hy op die wyze de noodzaaklykhcdcn, cn zelfs de aangenaamheden, van het leven verkrygcn kan, zonder dat hy die door euveldaden behoeft te koopen. Voeg hier by, dat hy onder de gehoorzaamheid ftaat van een' vryen Adel, die in alle gevallen de deugd ongeftraft kan betrachten. Dat hy dom is , vloeit uit zyne dienstbaarheid voort. Een Ruffifche flaaf heeft geen voet gronds waar van hy meefter is , en gevolglyk is hem dc akkerbouw onverfchillig; hy wil altoos maar genieten ; hy is verzot op brandewyn , doch kan dien veelal zonder diefftal en 't pleegen van wanbedryf niet bekomen ; de vrees voor ftraf maakt hem dus liftig en doortrapt. De flaverny heeft alle de banden der Natuur onder dc Ruffen verbroken ; een menfch is by hen een koopware , die fomtyds voor kleinen prys wordt gefleten. Niet zelden ziet men de kinderen uit de armen der moeders weggerukt, om aan verachtelyke dienaars der ontucht te worden verkogt. Het vermaak, dat andere volken , by 't in de wereld brengen der vrachten X 4 van  8?S REIZE van hunne wettige liefkoozingen , genieten , is den Ruffen onbekend; in tegendeel is deze omftandigheid een bron van bekommering voor een jonge vrouw, doordien zy weet , dat haar kind haar , op 't oogenblik dat het op haren fchoot ligt te fpelen, kan worden ontnomen. Zy voedt het met hare melk en fpaart geene moeite om het op te brengen; doch naar mate het grooter wordt nadert , meer en meer de tyd , die 'er haar miffchien van zal berooven; nooit durft zy zich vleien in dat geliefde kind een' vriend en ftcun in haren ouderdom te zullen vinden. Wanneer hetzelve , wat meêr in jaren gevorderd , de tranen , welke deze bittere overdenkingen • der moeder a'fperflen, gadeflaat, vraagt het naar de reden van hare fmerte, omvat met beide handjes hare koonen en bedekt die met kullen ; dan al de troost dien 't geeft eindigt daar mede , dat het zyne tranen onder die van zyne moeder mengt. De geringde dieren toonen dat het voortbrengen van jongen hun geneugte geeft; de menfch is in Rusland dc cenigfte , aan wien dit vermaak is geweigerd. Deze verbastering vernielt daar alle zaden van menfehlykheid en- alle foort van gevoel. Op myne terug reize van Tobolsk naar Petersburg in een huis tredende, met oogmerk om 'er myn verblyf te nemen , vond ik den vader van 't huis in 't midden van zyn gezin met een keten aan een' paal vastgeboeid; ik be- flooc.  naar SIBERIË. 329 floot, zo uit zyn gefchreeuw, als uit de onachtzaamheid waar mede zyne kinderen hem behandelden, dat hy onzinnig was; doch ik vond my wel ver in myne meening bedrogen. Zy die in Rusland gelast zyn om de troepen voltallig te maken , doorloopen de dorpen , cn kiezen de manfchap uit, die tot den dienst bekwaam is, even als elders de Slagters in de fchaapsftallen gaan en merken wat hun best behaagt. Den Zoon nu van dezen gevangen was de dienst aangezegd, en die had zich weggepakt, zonder dac de Vader hec merkte; deze was daarom in zyn eigen huis gekerkerd; zyne kinderen verftrekten voor Stokbewaarders , en zyn vonnis werd ieder oogenblik verwacht. Dit verhaal , en het fchouwfpel welk zich voor my vertoonde , gaf my zulk een afgryzen , dat het my onmooglyk was my daar langer te onthouden en ik dieshalven een ander verblyf zoeken moest. Deze handelwyze maakt dc Ruffen wreed en woest: het zyn dieren, welken hunne meefters denken , terwyl zy onder 't jok zyn , met een' yzeren ftaf te moeten temmen (4). De (4) De verdorvenheid vin 't Ruffifch volk in. den tegenwoordigen ftaat eifebt dat men het, zo lang het flaaffch is, in ftrenge onderwerping houde ; doch die gewoon is te denken , begrypt ligtelyk, dat men het, onder behoorlyke voorzorge, tot de vryheid zou kunnen terug brengen , zonder de zwarigheden , die zich in den eerften opflag voordoen, te moeten vreezen. Zo lang de flaaffche ftaat van dit volk diurt , zal ooi deszelfs verdorvenheid niet ophouden.  33o REIZE De Ruffifche Adel, die altoos wrecde en zedelooze flaven onder de oogen heefc, verkrygt daar door een hardheid en ongevoeligheid van ziel, welke niet oorfpronklyk is in deszelfs karakter ; een Edelman kruipt voor den Vorst, voor zyn' Meerder, en voor allen die hy denkt hem van dienst te kunnen zyn , en neemt de verregaandftc ftrengheid aan tegen allen, die hy onder zyn magt heeft , of die maar geen vermogen hebben om hem te wederftaan. Doordien het gemeen in Rusland niets met den Vorst te doen heeft, zou men denken dat onder die klafle van 't volk ten minften de vermaken konden aangetroffen worden. Men ga waar men wil , overal vindt men op de Feest-dagen het landvolk byéén ; de ouden vergeten hunne zorgen onder de fchaduw van een linde , of in de herberg van 't dorp , onder 't drinken van een kan wyn, en praten daar hoe zy best hunne hoeven zullen doen gelden, of fomtyds van ftaatszaken , terwyl het jonge volk , onder 't kraffen van een boere Vedel, eens helder in de bogt fpringt. Dan deze vermaken zyn onder Ruffen onbekend; het gemeen danst fomtyds nog wel , voornamelyk op zekere Vaften-avonds dagen ; doch dan is het zodanig aan 't zuipen en allerleie ongeregeldheden overgegeven, dat men de gemeene wegen niet gebruiken durft , uit vrees van door dien woeften hoop aangerand te zullen worden. Op  naar SIBERIË. 331 Op de Feestdagen blyven de boeren doorgaans in hunne ftoven , of ftaan voor de deur zonder op eenigerhande oeifening te denken ; na den brandewyn en de vrouwen is de ledigheid hun grootfte geneugte. Wanneer een Ruffifche boer eenig geld meefter is , gaat hy in zyn' ecnigheid naar de Cabat of herberg, waar hy 't binnen weinig minuten verteert en zich volzuipt; op dien trant heeft hy niet meêr te duchten dat men hem zyne fchatten zal ontrooven. Als 't mooi weêr is vermaken de jonge boerinnetjes zich wel eens met wippen, door middel van een plank , welke zy dwars over een' balk leggen , die op den grond ligt ; zy gaan ieder op een einde van de plank overeind ftaan en wippen zich dan beurtelings met veel behendigheid vyf of zes voeten hoog. Manlieden treft men by deze fpelletjes nimmer aan , en trouwens gebeurt het maar zelden , dat men die buiten de hutten in gezeïfchap van de vrouwen ontmoet. Einde van het eerste Deee. Drukfeil. Bl. 60. reg. 17. Een roebel, lees : zeventig Kopeken (drie en een halve livres Franfcli geld.)  By den Drukker dezes zyn gedrukt, de volgende Werkjes van fmaak. 7} eizen van een Philofooph. Uit het Franfch van den Heer Poivre. in 8vo. 1770. ƒ o - 11 - o Verhandeling over het Huwelyk , door Wylen den Heere J. J. Burlamaqui , aan Milord Killmorey. Uit het Franfch , naar een echt handfchift. in Svo. 1770. ƒ o - 6-0 Mondor en Charid.eme of onderlinge trek der eenltemmige Zielen. En de Huichelaars of de geveinsde en waare Deugd. Uit het Franfch van den Heer Mercier. in 8vo. 1770. ƒ o - 14 - o Zedenkundige Proereu. Uit het Engelfch van de Heeren Oliviek. Colus«itb en Dr. Samuel Jo'hn'son, met een Aanhangfel over de Zedelyke Opvoeding, u Deel. in 8vo. 1770. ƒ o - 15 - o De Wysgeerige Landman of Jacob Gouyer, een Landbouwer en Wysgeer in Zwitserland , in de befriering zyner Landeryen en Huishouding, de Opvoeding zyner Kinderen, zyn Godsdienst en zedelyk Karakter, gefchetst door Dr. Hirzel. Uit het Franfch. in 8vo. ƒ o - 16 - o De Predikant van JVakefield, door Olivier Goldsmith. Uit het Engelfch. 2 delen, in 8vo. f 1 - 12 - c Ernjlige en Leerzame Briefwifeling tuffchen Theodosius en Constant-ia , federt hun eerile Kennismaking tot aan bet vertrek van Theodosius , door John Langhorne. Uit het Engelfch. in 8vo. ƒ o - 12 - o Wysgeerige Befpiegelingen over Amerika. OT gewigtige Hukken tot opheldering der Hiftorie van het Menfchdom. Uit bet Franfch van den Heer Mm™