K Ë 1 Z E KAAR. SIBERIË. II. D E E L»   R E I Z E DOOR R U S L A N D NAAR SIBERIË, behelzende BESCHOUWINGEN VAN DE 2 EDEN, GEWOONTEN, REGEERING, KRY GS- EN BURGERSTAAT, GODSDIENST, KOOPHANDEL, NATUURLYKE HISTORIE, ENZ. VAN HET RUSSISC'H M. Y K; OP BEVEL DES KONINGS VAN FRANKRYK CEDAAN DOOR DEN ABT CHAPPE D'A U T E RO C H E. TWEEDE DEEL. MET KAARTEN EN KONSTPLAATEN, Te AMSTERBA M, by W, VERMANDEL en J. W. SMIT, M D C C X C.  WAARNEMINGEN GETROKKEN UIT HET TWEEDE STUK DES EERSTEN DEELS. LaND-BESCHRYVING. ]3] Tafel I. lengten en breedten van verscheiden plaatsen . in vrankryk enz. 237 Tafel II. lengten en breedten van verscheiden PLAATSEN in DüITSCHLAND enz. 238 Tafel III. lengten en breedten van eenige plaatsen in rusland. ^ Water-passing. 252 Tafel IV. hoogten van vele plaatsen tusschen Brest en Tobolsk boven de!oppervlakte van den oceaan te BrEST. d Aanmerkingen over de TOmcinanmth van den grond in Rusland van Petersburg tot aan Tobolsk. 266 Mineraal-kunde. 284 Elektriciteit. PLATEN DOOR DEN BINDER IN TE VOEGEN. De Plaat , verbeeldende de Tartaren omstreeks kazan. 214 De plaat , verbeeldende de Wotiaksche vrouwen in Siberië, ^ VtER,  Bladz. £ VERHAAL EENER REIZE NAAR SIBERIË. Van d-e Dieren , zo tamme als wilde, vanDde Vogelen, Visschen en gekurvenen in Siberië. ^N&A&A&^g N Rusland eet al het volk zeer liegt, 1 %^%} ^ vooral van. Mciscou af tot aan To1 % * bolsk, gelyk men uit myn vorig ver2H*£%Sjs haal heeft kunnen vernemen. Ondertuflehen vindt men op weg , tusfchen die beide plaatfcn, al wat tot het levens onderhoud noodig is, brood en wyn uitgezonderd, in grooten overvloed. De rivieren zyn overvloedig van vifch voorzien , en de velden van allerhande foort van wild. Een boer eet zelden geflagt vlcefch, en nog minder wild ; die kosit fchynt hem vry onverfchiÜig te zyn ; zyn vcornaamfte voedfcl beftaat in vifch , dewyl by die II. Deel, A mes  2 £ E I Z E met weinig moeite in groote menigte kan bekomen.- De vifch is zo gemeen, vooral in Siberië,' dat men , in plaats van die van de ViiTchers té koopen, veelmaals met dezelve overeenkomt voor het geen het net in eer.e of meer reizen zal opgeven ; men waagt dan den uitflag, doch kan altoos verzekerd zyn voor negen of tien Huivers vifch genoeg te zullen krygen , om een ganfeh huisgezin verfcheiden dagen lang te kunnen fpyzen. Wild kan men ook gemaklyk en voor weinig geld bekomen , maar de Ruiten maken het zeer flegt en met de uiterfte onzindelykheid toe. Op andere plaatfen vindt men lieden genoeg , die alleen voor 't vermaak van de tafel fchynen te leven; in Rusland gebruikt een vreemdeling geen voedfel, dan zo veel noodig is om het leven te behouden. Patryzen zyn te Tobolsk en door geheel Rusland zeer gemeen, zo wel als Korhoenderen , Hazelhoenderen en Kwartels; maar al dit gevogelte heeft een' onaangenamen moerafllgen fmaak.Men ziet insgelyks in den omtrek van Tobolsk, en overal in het Noorder gedeelte van Siberië, ontelbare zwermen van watervogels , maar de meefte zyn , zo wel als de roofvogels , ook in de overige ftreken -van Europa bekend. De nagenoemden zyn vogels, die ik uit de nabyheid van Tobolsk mede t'huis gebragt heb (i) : De CO [Wy zetten 'er de Franfchc benamingen van den Schrywr nevens , op dat de Kenners ons zouden kunnen verbeteren , imtien wy ons ergens vergist hsfabcnj  naar SIBERIË. 3 De Zee-paauw. QPaon de met:') £>e Schol-ackfter. QUHuitrier ou la Pie de mer.~) De Zwitfcrfche Kievit. (Le Vanneau Suijfe.) De graauwe Kievit. QLe Vanneau gris.) De Poel-fnep. QLa Barge brune.) De Pluvier. QLa grande Barge grife.) De Pyp-Eend. (Le Canard Siffleur.) De Pyl (taart. QLe Canard a lenge queue?) Het Toppertje of klein Bruinetje. QLe pei.it Morillon.) De dubbele en enkele Taling. QLa grande Sarcelle & la petite.) De gemeene wilde Eend. De groote Zee-Meeuw. QLa grande Moueite cendrée.) De Meeuw. (Z,n^a ' V vierhonderd mylen «ÏÏJSKff^ en daar, ge]yk in de iuWch.rt.TlJr wel andere vlakten tuffchen beiden li>gen ' wfer We omtrent tagdg ro£den ^gj w et die hebben weinig uitgeftrektheid, en komen n genoeg by de andere twee, doordien ze n mate men het Noorden nadert, lage worden »ch , als men Zuidwaards oPIt In i verheffen. Pg tj aIlengskens De bergjes en ryzende gronden bevinden zich voornamelyk op de grooter vlakte, die ik Op hTn derd en vyftig roeden heb bepaal . enhcd ar ^ ^ get^ haeze o ief boven t waterpas der Zee is tweehonderd en —g roeden, en zeventig boven debatten grond  naak SIBERIË. 33 grond waar op zy ftaan ; hare lengte is dikwyls van twintig mylen middellyns en fomtyds van meêr; men komt met een zagte ryzing, die men naauwlyks bemerkt, op derzelver top. Het bergagtig land bevat die keten , welke Rusland van Siberië affcheidt. Dit gebergte is het eenigfte dat men op deze uitgeftrekte oppervlakte * van omtrent zevenhonderd mylen in lengte en vyf honderd in breedte , vindt. Het ligt insgclyks op de tweede vlakte, welke honderd en vyftig roeden hooger is dan de oppervlakte van de zee. Ik heb uit een groot aantal van waarnemingen opgemaakt , dat de middelbare hoogte van deze bergen tweehonderd en negentig roeden bedraagt, cn gevolglyk zyn dezelve niet meêr dan honderd en veertig roeden boven de vlakte, waar op zy geplaatst zyn, verheven. Ettelyken zyn 'er echter in de nabyheid van Ekaterinburg en van Solikamskaïa , die een hoogte van drie honderd en negen, of vierhonderd en zeventig roeden hebben. Uit het gezegde blykt, dat dit gedeelte van het RuffifchRyk, in 't algemeen gefproken, niets oplevert dan groote vlakten, die genoegzaam waterpas liggen. Men vindt hier zulke oneffenheden niet als in Vrankryk, waar dezelve geen' geringen invloed hebben op het onderfcheid , welk men in den aart van den grond der verfchillcnde geweften , en in de geftcldheid van de lucht, die derzelver Bewoners inademen , kan ontdekken. Deze oneffenheden maken het land in het Zuidc-" II. Deel. 6 ly«  34 R È I 2 Ë lyke gedeelte van dit Koningryk bcrgagtig ; éi' in de overige Provintiên met heuvelen en hoogten , van meêr of minder verhevenheid , als doorzaaid. Van hier is het, dat fchoon Vrankryk van 't Oöften tot het Weften niet meêr dan tweehonderd cn veertig , en van 't Zuiden naar *t Noorden dan tweehonderd vyfentwintig mylen tellen, kan, bykans alle deszeifs Provintiên echter, ten getale van agt en dertig,' verfchillende voortbrcngfelen uitleveren ; en dat men tuffchen derzelver Inwoners , door 't algemeen karakter des Volks heen ,• zeer merkelyke verfcheidenheden kan waarnemen. Al dc wereld weet het onderfcheid tuffchen de Bewoners van Gasconje, Normandië, Picardië , Bretagne, Champagne, en Berry, en kent de fpot-namen, die uit dien hoofde aan dezelvcn gegeven worden. R ü s l a N d is in tegendeel byna overal even hoog; óbk vindt men tuffchen Petersburg en Tobolsk , fchoon omtrent zevenhonderd mylen (i) van den ander liggende, overal dezelfde aardgewaffen, een weinig koren en hennep; en van de poorten van de eene dezer Steden tot aan die van de andere (2), ziet men niet dan pyn- en fparre-boomen en eenige foortcn van wit hout.' Deze meêr dan gemeene eenvormigheid ftrekt zich tot de dieren en menfehen uit; de rivieren hebben dezelfde visfchen, uitgezonderd den Steriet, die, hoe men nader (O Tc weten van 2232 7'oifis of 25 in een graad, overKazan. (s.j Als men den v/eg over Solikamskaïa neemt.  naar SIBERIË. 35 der by Petersburg komt, zeldzamer wordt. De boffchen worden door dezelfde beeften bewoond. Het is waar, dat zich in den omtrek van Tobolsk, waar de grond moeraffiger is, een grooter menigte watervogels onthouden , waar onder eenige zyn die in andere gedeelten van'tRyk niet gevonden worden , als mede dat men in de nabyheid van Moscou vruchtboomen aantreft; doch deze kleine uitzonderingen zyn van geen belang, ten aanzien van den algemeenen regel , die volkomen ftand houdt. ', Wat de menfehen betreffe, kan men zeggen, dat die eene Provintie van 't Ryk doorreisd heeft* alle Ruffen kent. Zy hebben dezelfde ligchaamsgedaante, dezelfde hartstogten, denzefden draai yan geest, dezelfde zeden. Men bemerkt geen het minfte onderfcheid in hunne vermaken, hunne oeffeningen, hunne wyze van landbouwen, of hunne kieeding. Deze eenvormigheid ftrekt zich zelfs uit tot de huizen, die zy bewonen. Evenwelmoet ik, in fommige opzigten, van deze algemeene aanmerking de Wotiaken, de Czercmiffen, de Schuwafchi en dc Tartaren uitzonderen; deze Volken die kleine hoekjes van het Ruffich gebied, naar de Weftelyke grenzen van Siberië, bewonen, hebben hunne kleeding , cn fommigen ook hunnen Godsdienst en een gedeelte hunner zeden behouden ; dan in al wat van de luchtsgcfteldheid afhangt, zyn de natuurlyke oorzaken van zulk ceri C 2 • vér-  Sö R E I Z E vermogen, dat zy alle die Vólken onder dc klaffe der Rullen hebben gefchaard (3). Ik heb eenige verfcheidenheden befpeurd tusfchen het Volk, welk de verhevener plaatfen, en dat welke de vlakke landftreken bewoont; fommige van dezelve heb ik zelfs in 't verhaal van myne reize aangeteckend, fchoon ik toen op het gebruik , dat ik 'er ter dezer plaats van maken zoude, niet bedacht was. Op 't hooge land vond ik meêr levendigheid en vrolykheid dan in de lager {treken ; byzonderlyk zag ik dit onderfcheid te Makhneva (4) , en nog fterker te Ekaterinburg , waar van ik in 't vervolg zal fpreken. Allertreffendst loopt dit in 't oog , wanneer men de Inwoners van Moscou vergelykt met die van Petersburg ; doch zulk is, gelyk ik te voren (5) aanmerkte, grootendeels aan de Regering toe te fchryven. Met al dit zyn de verfcheidenheden tuffchen de Bewoners der hooger en lager geweften hier niet zo treffend, dan in andere gedeelten van Europa* Ir* deze onafmetelyke vlakten hebben de rivieren maar weinig verval , zo dat het water, welk zo van den regen als van de gefmolten fneeuw voortkomt , niet fchiclyk kan afloopen. Dit veroorzaakt dat het land in 't algemeen zeer wa- (3) Even we! zyn de Wotiaken , van welken ik elders fprefcen zal, van een kleine gefhlte. (4) Hier voor I. Deel Wadz. ï'17. (5) {. Deel ulaciz. 324.  NAAR SIBERIË. 3? waterig is; de bofdiaadje, die bykans overal dc oppervlakte yan den grond bedekt, helpt nog daar boven om den dampkring vochtiger te maken , en de zomer is altoos te kort, om aan de Zon tyd te geven tot opdrooging van het aardryk. Van daar die menigvuldige mocraüen , die men zelfs in 't hart van Rusland , op een' afltand van drie- of vierhonderd mylen van de zeeën , ontmoet. D e winter fchynt byna het eenigfte jaargety te zyn , waar in de Inwoners een zuivere lucht kunnen inademen ; doch dan wordt de koude zo overmatig fterk , dat men zeggen zoude, dat de ganfche Natuur in eene altoosduurende werkeloosheid ware gedompeld. Alle de Inwoners zyn dan in hunne digt toegemaakte ftoven als opgefioten, en leven in een lucht, die door de uitwaasfemingen en dampen, welke de doorwaaffeming veroorzaakt, is bedorven. Zy brengen den ganfchen dag in een fmoorende hitte, in ledigheid, en meestal flapende door , zonder bykans eenigerhande ocffening by de hand te hebben (6), Deze levenswyze en luchtsgefteldhcid veroorzaken en onderhouden eene zo fterke ontbinding in het bloed van deze Volken, dat zy gedrongen zyn het ganfche jaar tweemaal ter week den toevlugc tot hunne baden te nemen , om zich door een gedwongen doorwaaffeming van de vochtigheid , die in hunne geftellen heerfcht, tc ontlaften. C 3 Uit (6) I. Deel bladz. 63, 69, 92.  3* R E I Z E üit dit gezegde kan men gemakkelyk opmaken, dat het zenuw-fap der Ruffen dik, traag en werkeloos moet zyn, en beter gefchikt om rustige geitellen , dan vernuftige koppen voort te brengen ; hunne innerlyke deelen kunnen geene genoegzame veerkracht noch trilling hebben ; en alle de gevoeligheid van hunne uiterlyke gevoeldeelen wordt, door geeffeling die zy onophoudelyk in de baden ontvangen , en de hitte die zy daar uitftaan , ten eenenmaal vernietigd (f). Doordien de zenuw-tepeltjes voor geene indrukfelen meêr vatbaar zyn, kunnen zy dezelve ook aan de innerlyke werktuigen niet mededeelen; en hier mede overeenkomftig heeft de Heer de Montesquieu aangemerkt , dat men een' Rus villen moet, om hem gevoel te geven (8). Het gebrek van vernuft onder de Ruffen fchynt dan aan den grond en de luchtsgefteldheid geweten te moeten worden. Het zoude niet moeilyk zyn dit befluit nog met andere, niet minder gegronde bedenkingen, te ftaven; doch wyl dit Werk eigentlyk ingericht is om te verhalen wat is, en niet om de oorzaken der dingen na te fporen, zo gebiedt het ons deze uitweiding , die miffchien alreeds te lang 'is , hier by af te breken. Het is alzo zeldzaam vcrbecldings-kracht onder jf?5 I. Deel btadz. pos pi. cy Uv. xiv. ciisp.  naar SIBERIË. 39 der de Ruflen aan te treffen als vernuft ; maar zy bezitten eene meêr dan gemeene gave tot nabootfen. Men maakt in Rusland een' Slotemaker, een' Metzelaar, een' Schrynwerker, enz. gelyk elders een' Soldaat. Ook vindt men onder alle Regimenten zo veel handwerkslieden, als 'er, kunnen te pas komen ; zo dat men niet noodig heeft dezelven , gelyk overal elders gefchiedt, uit dc werkhuizen te trekken. Men ziet maar naaide ligchaamsgeftaltc, en bepaalt daar op aan welke foort van werk men dezen of genen best zal zetten. Men geeft, by voorbeeld , aan een' Soldaateen flot tot een modél, met bevel om naar het zelve foortgelyken te vervaardigen , en hy doet zulks met de grootfte behendigheid ; doch men moet zorge dragen, dat het ftuk, welk men hem in handen geeft , volkomen goed zy , wyl hy het zeker met alle deszeifs, gebreken, fchoon die ook nog zo ligt mogten te verbeteren zyn, zoude namaken. En dit gaat eenparig door , ten aanzien van alle werklieden , welke konften of handwerken men ook nemen moge. Deze zonderlinge gave der Ruflen is zo treffend , dat zy , zo dra men den voet binnen 't Ryk zet , in 't oog loopt ; en men bemerkt met weinig moeite, dat dit Volk dezelve in zulk een' uitmuntenden trap bezit, dat men 'er geheel andere menfehen uit zoude hebben kunnen maken, dan die waar uit het tegenwoordig beftaat. C 4 V«  49 R E I z E Ik heb elders gezegd, dat de Rullen van natuure vrolyk waren , en dac zy tot de 'famenleving gefchikt zyn en dezelve beminnen; en ziet men dit ook niet onder de Ruffen die buiten hun land reizen? Waarom is dit Volk dan zo verfchillcnd van het geen het, ten minnen in zekere opzigten, zoude kunnen zyn ? Óngetvvyffeld moet dé oploffing van deze vraag nergens anders dan in de opvoeding en in den vorm van Regering worden gezogt. ^ Onder een welgefchikt Staatsbeft'ier behoort de opvoeding der kinderen zo ingericht te zyn, dat zy de deugd en liefde tot het Vaderland inboezeme , en het welzyn van de Maatfchappye bevordert. ZuI!c een opvoeding is met de Staatkundige inzigten van een goede Regering ten haauwften verknocht; maar zy onderftelt, dat het belang van den Vorst het zelfde zy met dat van het Volk. In de onderlinge overeenkomst en naauwe verbintenis van deze beide belangen, vindt men de orde en eenftemmigheid cencr góede regering, en daar uit wordt de macht van den Vorst éri het geluk van dc Volken geboren. Waar dat plaats' heeft, ziet men de liefde tot het 'Vaderland opwellen; die liefde waar door geen Burger zich gelukkig fehat , dan voor zo verre hy zyn heil met het ganfche Volk moge deelen; de algemeene dankbaarheid ontwikkelt en voedt de zucht tot glorie , de moeder van die groote zielen , welke zich den eerbied xan het laatfte nageflagi mogen beloven, G f, Q-  naar SIBERIË. 43 Overeenkomstig met het hier verhaalde, zoude ik nog een menigte andere dingen kunnen aanvoeren, waar van ik zelf ooggetuige ben geweest ; dan wyl dezelve voor fommige lieden , die nog tegenwoordig in Rusland leven, onaangenaam zoude zyn, verkies ik die agter te houden. De verderflyke invloed van 't willekeurig beftier verfpreidt zich door alle Konften en Handwerken | geen werkhuis is 'er, waar in men dit niet duidelyk befpeurt. Verfcheiden malen heb ik gezien , voornamelyk te Moscou , dat de Konftenaars met ketenen aan hunne werkbanken waren vastgefloten ; en met zulk werkvolk is het, dat de Ruflen zich verbeelden de Lyonfche ftoffen na te kunnen maken. '.; i ii '3c:;A. '.. . i Peter L was overtuigd , en het ganfche Volk is het nog heden ten dage , dat dc Ruflen op geen' anderen trant beftierd kunnen worden. Het kan zyn , dat 'er by Peters komfte tot den troon, in fommige opzigten, reuenen voor zulk een gedrag geweest zyn; maar 't is wonderbaar, dat dit affchuwlyk vooroordeel voor altoos in dit Ryk geveftigd blyft. De hoogmoed der Ruffen is ook geen geringe hinderpaal voor den aanwas der Konften en Wetenfchappen onder hen. Dit gebrek is eigenaar? tig in dezen landaart; geen ievensftand waar in men het niet duidelyk ziet doorftralen. Een leerling hcefc niet zo dra eenige vordering gemaakt, of  44 R E I Z E of hy ftek zich gelyk met zyn' Meefter, en het duurt niet lang, of hy denkt denzclven te overtreffen ; ook is de landaart in 't algemeen onkundig genoeg, om hem metter daad die verdienfte toe te kennen. Behalven de nadeelen nu, welke deze verkeerde inbeelding na zich fleept, ftrekt dit gedrag ook nog om de onaangenaamheden , die de Vreemdelingen , welke naar Rusland be* roepen worden om onderwys te geven , ondervinden , te vermeerderen; zo dat de bukenlandfche Konftenaars zich dikwerf gedrongen achten, de vorderingen hunner leerlingen wat te matigen, om zich zeiven dus dies te noodzakelyker te maken. De meeften nemen hunnen post met weerzin waar, en leggen zich minder toe, om bekwame lieden uit hunne fcholen te doen voortkomen, dan wel om een beurs te maken , die zy echter zelden in hun Vaderland medebrengen. Ik heb geen' éénen Vreemdeling in Rusland aangetroffen, of hy toonde, op 't herdenken van den tyd, dien hy onder zyne landsgenootcn gefleten had , be.T rouw van deze!ven te hebben verlaten. De Adel, die tot den krygsdienst gefchikt is, zendt de kinderen naar dc Kadettcn-fchool (i), of voedt dczelven binnens huis op. De Gouverneurs, welken de opvoeding der kinderen toebetrouwd is, worden met zeer veel achting behandeld ; doch men is dikwerf genoodzaakt de jonge CO Deze is een fooort van KweeUfchool, die tot de ouvoeiag van den jongen Adel is ineer>k*.  52 R E I Z E welk in een diep ftilzwygen ftond te aanfchouwen , blootgefteld ; een der beulen neemt haar by beide handen , en zich omdraaiende hangt hy haar op zyn' rug, en ligt haar, door dien een weinig te krommen , ettelyke duimen hoog van den grond; dc andere beul vat hare tedere ledematen met zyne ruwe en agter den ploeg vereelde vingeren , en draait en fchikt haar , zonder ecnig inzigt te gebruiken, op den rug van zynen makker, om haar in die houding te krygen, welke tot deze ftraf best is gefchikt. Nu drukt hy met zyn grove hand haar hoofd ruwelyk naar beneden , om het haar voor over te doen houden ; en dan, even als een flachter die, een lam op de fiachtbank vaftbindt , fchynt hy haar te liefkozen, juist wanneer hy dc gunftige houding heeft getroffen. *ÉÊv e • a~ v-r -i-v-v rSm Hierop nam deze beul een foort van een zweep, die zy knout noemen, en uit een' langen lederen riem, welke daar toe voordachtelyk vervaardigd wordt, beftaat. Straks treedt hy eenige fchreden agterwaards, en meet met een gevefligd oog den afftand dien hy heeft te nemen , en ■met een vaart terug fpringende , geeft hy haar met het uiterfte van de zweep een' /lag, die een' riem veis , van den hals af tot onder aan den rug, medeneemt. Al tribbelende zoekt hy voorts van nieuws een /randplaats, om haar een' tweeden flag, vlak naast den eerften, toe te brengen; en in weinig oogenblikken ligt hy het ganfche vel aan  naar SIBERIË. 53 aan riemen , die meesc op haar hembd nedcrhingen , van den rug. Dit verricht zynde, rukte men haar onmiddelyk de tong uit den mond, en daar op werd zy ten eerflen naar Siberië in balüngfchap verzonden. Deze gebeurtenis is aan allen , die Rufland bezogt hebben, bekend (5). D e ftraf van de gemeene knout brengt geene eerloosheid mede , dewyl iedereen , onder een willekeurige regering als deze, voor dezelve blooc ftaat, en dikwerf door enkele Hof-partyfchap en kuipery daar toe kan verwezen worden. De Ruffen , die misdaden begaan hebben , welke tot de maatfehappy bctrcklyk zyn , worden tot de groote knout veroordeeld. Deze ftraf wordt doorgaans in dezelfde gelegenheden gebruikt , als in Vrankryk het rad. De groote knout is alleen maar in fommige opzigten van de gemeene knout onderfcheiden; men trekt den misdadigen over een katrol , 't welk aan een galg of dwarsbalk vaftgemaakt is , met een touw aan beide armen , die aan één gekneveld zyn , van den grond; men plaatst een' balk tuffchen zyne beenen, die insgelyks faamgebonden zyn, en dan zet men hem nog een' balk , op de wyze van een kruis, tegen 't weeke van 't lyf. Somtyds bindt men hem de handen wel agter den D 3 rug Cs) Zy werd in 1752. door Peter III. uit hare ballingfchap te rug geroepen.  £8 R E I Z E van een vreemde Mogendheid , die met Rusland verbonden was, en aan welke de Keizerin Elizabeth de kroon te danken had, een fomme gelds tot een gefchenk ontvangen, en dit gefchenk was de voornaamfte misdaad van den Graaf. In zyn verhoor beleed hy ook dat geld ontvangen te hebben, doch toen zyne Rechters hem vraagden, hoe veel de fom bedragen had, gaf hy ten antwoord: 't is my uit bet geheugen gegaan, indien gy bet -verlangt te weten, de Keizerin Elizabeth zal het u nog kunnen zeggen, en de zaak was ook zo; want hy had aan de Keizerin bekend gemaakt, dat hem dat gefchenk, uit hoofde van de gunst, waar mede zy hem vereerde, werd aangeboden, en zy had hem verlof gegeven om hetzelve te mogen aanvaarden. Mevrouw Leftock , die zo wel wist wat vonnis 'er vallen zoude , als zy van hare eigen , en haar mans onfchuld overtuigd was, verzogt geen meerder gunst van hare Rechters , dan .dat men haar mogt doen onthoofden en hare huid fparen, dat is te zeggen, dat men haar de knout niet mogt doen ondergaan. Dan , niet tegengaande al den liftigen handel van Beftuchef, kon de Keizerin Elizabeth nimmer overgehaald worden om toe te laten , dat deze Gevangenen tot de knout werden gedoemd; men verklaarde alle hunne goederen verbeurd , en zy werden naar Siberië in ballingfchap verzonden , en in onderfcheiden plaatfen opgefioten , zonder dat hun  haar SIBERIË. S9 hun vergund werd briefwiffeling met elkander te houden. Mevrouw Leftock had tot haar gebruik niet meêr dan één kamer , en haar huisraad beftond uit eenige ftoelen , een tafel , een kagchel , en een bed zonder gordynen , beftaande uit een matras van ftroo en een deken; het geheele eerfte jaar had zy niet meêr dan tweemaal fchoone lakens. Zy werd door vier Soldaten bewaard , die nimmer uit haar oog weken, en zelfs des nachts in hare kamer bleven , waar zy, zelfs tot hare noodzaaklykfte verrichtingen , niet buiten mogt komen ; ter naauwer nood had zy eenige hembden , om zich van tyd tot tyd eens te kunnen verfchoonen. Leftock verhaalde openlyk by zyne terug-komst , dat zyne vrouw zich nog niet kon begrypen , hoe zy 'er niet onder ware bezweken , alwaar het enkel geweest ter oorzake vaa het ongedierte , dat een natuurlyk gevolg was van de onzindelykheid, waar in zy gedwongen was te leven. Zy fpeelde met de Soldaten in de kaart, op hoop van een Huiver vier vyf te winnen , en die naar goedvinden te kunnen befteden; een zaak die haar nog niet altoos toegelaten werd. Eens tegen den Officier van hare wacht misnoegen toonende , fpoog haar deze in 't aangezigt, en maakte haar vervolgens hare gevangenis nog «nverdraaglyker. De Graaf was nog rampzaliger dan zyne Vrouw  ó° R E I Z E Vrouw , doordien zyn driftige aart hem onbekwaam maakte, om de geringfte tegenkanting geduldig te verdragen. Men gunde hem zelfs de vryheid niet van in zyn vertrek te mogen wandelen , dan onder het mits, dat hy niet te na by de venfters kwame. De Keizerin Elizabeth had echter aan Leftok, zo wel als aan zyne Vrouw, twaalf Franfche livres des daags toegelegd , 't welk voor dit land ganfch niet gering is ; doch uit vrees dat zy dat geld gebruiken mogten tot het omkoopen hunner wachters , had men zorg gedragen , dat zy dat geld zeiven niet in handen kregen. De Officier van de wacht had het in bewaring, en was te gelyk belast, om hun al het noodige daar vooste bezorgen ; ondertuffchen kwam hy die bevelen zo wel na , dat hy hun aan alles gebrek liet lyden. Na verloop van eenige jaren werd de Graaf wederom met zyne vrouw vereenigd; zy kregen toen verfcheiden vertrekken en een klein hofje tot hun gebruik. Mevrouw Leftock bearbeidde het hofje, droeg het water aan, maakte het bier, bakte het brood , wiefch het linnen , enz. De Officier van de wacht bezorgde hun ook nu en dan gezelfchap. Een van deszeifs goede vrienden , die bevel had een' troep knechten naar Siberië te geleiden , was begeerig Leftock te zien , en ftelde hem , na naauwcr kennis gemaakt  naai SIBERIË. 6i maakt te hebben, voor om te fpelen. Dc Graaf won vierhonderd Franfche livres , een fom die voor dit paar bannelingen van geen gering belang was ; ftraks daarop wordt hun bericht, dat die penningen voor het volk , welk deze Officier onder zich had , gefchikt waren. Mevrouw Leftock werpt zich daar op voor de voeten van haren man , en fmeekt hem het geld aan den onvoorzigtigen krygsman weerom te geven; Lestock beurt haar op , en zendt de fom naar 't naafte Dorp, om onder de behoeftigen uitgedeeld te worden. Naderhand, toen de Heer van Beftuchef ook in ballingfchap verzonden was, ondernam de Groot-Kancelier Graaf van Woronzof meêr dan eens de Keizerin Elizabeth te bewegen, om den Graaf van Leftock, van wiens onfchuld hy overtuigd was, te doen herroepen; doch de Vorftin wilde daar toe nimmer verftaan. Ondertuffchen gebruikte zy evenwel, 'twelk vreemd mag fchynen, de oplettendheid van bevel te geven , dat men hem van tyd tot tyd wyn zoude doen toekomen, waar van zy wist dat hy zeer veel hield. NA een ballingfchap van veertien jaren, wordt Leftock eindelyk met zyne Vrouw door Peter III. herroepen. Hy komt in een Moujic (7) te Petersburg aan. Alle de Heeren van 't Hof en alle Vreem- (7) Een klecding van 't gemeene volk. , gcmeenlyk van fchapenv»cht gemaakt.  62 R E I Z £• Vreemdelingen gaan , als om ftryd J hem bezoeken , en trachten hem zyne vorige onaangename dagen te doen vergeten. De betuigingen van vriendfchap, die hy ontving, waren oprecht,, wyl ieder wist dat hy onfchuldig was; de Keizerin Elizabeth had nooit een' onderdaan gehad, die •haar meêr aankleefde ; zyne ballingfchap zelve had zyne gevoelens voor haar niet kunnen uitwiffchen ; hy zeide openlyk, dat de Heer .van Beftuchef 'er de eenige oorzaak van geweest was, en dat de Keizerin 'er niet, dan op het herhaald en Iaftig aanzoek van dien Staatsdienaar, toe had befloten. De Graaf van Leftock had , fchoon nu vier en zeventig jaren oud, nog al de onverfaagdheid behouden, die hy noodig had gehad om de Prinfes Elizabeth op den troon te plaatfen. Hy fchroomde niet overal het ganfche beloop , zo van die gebeurtenis., als van zynè baüingfchap, te verhalen ; alhoewel hy niet onbewust was , dat zulks den Ruffen ten uiterftën mishaagde, en dat hy zich telkens in^ gevaar ftelde , van weêr op nieuws te worden verbannen. Zyne vrienden waarfchuwden hem wel, doch te vergeefs. Op zekeren tyd de eer hebbende met Peter III. aan .tafel te zitten , fprak by denzelven in dezer voege aan: Zyne Majesteit, myne vyanden zullen niet in gebreke blyven om my, zo veel bun mo. ■gelyk is, te benadeelen ; dan ik vertrouw dat U M. een' gryzaard, dit maar weinig dagen meêr te leven beeft ,  KAAR SIBERIË. 5g beeft, in rust zal laten fuffen en Jlerven. Hy dichte al het goed op, welk men hem, toen hy vaftgezet werd , had ontnomen ; hetzelve was onder verfcheiden byzondere perfonen, gelyk zulks de gewoonte is, uitgedeeld; hy verklaarde rondelyk, dat hy 'er overal, waar hy 't vond, de hand op zoude leggen. Hy eifchte ook, dat men hem rekenfchap zoude geven van zyne juweelen , en van het geld dat de Officieren van zy> ne wacht, geduurende zyne ballingfchap, hadden ontvangen (8). De Graaf van Munich , die de hoedanigheden van een' groot' Staatkundigen met die van een' groot' Generaal in zyn' perfoon vereenigde, hield een ganfch verfchillend gedrag ; hy beklaagde zich nooit , en van beide , zo Ruffen als Vreemdelingen, werd hem de hoogfte eerbied betoond. De Generaal Munich was lang van geitalte; hoewel oud en zeer mager, had hy de innemendheid van zyne wezenstrekken in zyne wederwaardigheden niet verloren. Door zyne beleefdheid en de Eilanden •.van den Dmcper , en een kleine (treek lands naar de Erin, Sn def£ 0,,d:fbe!dc» tb0m» «»» Kakken het be j Tan dtu iieer van Manstejjj pag. 20-26.'!  naar SIBERIË. IQS doch hy zelf werd geflagcn en genoodzaakt om vrede te verzoeken. Men kwam wederzyds over één , dat de Hoofden en cen gedeelte van 't krygsvolk zich, ongewapend, in een aan beide legers nabuurig gehugt zouden laten vinden. De Tfchukfchi kwamen de affpraak ftipteïyk na; ook verfchenen de Ruflen op dc beftemde plaats, en, zo het uiterlyk fcheen , zonder geweer , doch onder hunne kleederen hadden zy een foort van korte fabel, die het Ruffifch land-volk altoos op zyde draagt, verborgen. Al wat de Tfchukfchi hun voorfloegen , keurden zy goed , en lieren deze!ven zo veel brandewyn drinken, dat zy ten cerftcn dronken werden en in flaap vielen , gcduurende welken zy het grootfte gedeelte vermoordden. Dit verrigt hebbende, vielen de Rusfen ylings op het leger der Tfchukfchi , welke, hunnen Vorst en voornaamfte Hoofden door dit fchelmftuk verloren hebbende, aanflonds naar de gebergten op de vlugt llocgen. Dc Vorft der Tfchukfchi was Oom over een' jongen Prins, dien de Ruflen gevanglyk naar Tobolsk gevoerd hadden , en aan wien ik het verhaal van deze gebeurtenis fchuldig ben (4). Deze ongelukkige Prins, fchoon buiten (laverny, en fchoon hy door den Gouverneur werd onderhouden, leidde hier echter een zeer rampzalig leven , en zyn verlanger. , om zich in vryheid herfteld te zien , ging zo verre , dat hy my bidden liet, ik mogG'5 t*. (4) Het zelve werd my ook door de IUifien , die ik tot tolfeeri gebruikte , beveiligd.  106 R E I Z E te hem voor myn' bedienden aannemen en op dien voer. met my voeren (5). In 1761. waren de Ruffen nog bezig deze arme lieden te beoorlogen, in plaats van dezelve ongemoeid in hunne bevrozen gebergten te laten wonen. De meefte andere volken , als de Kamtfchadalen , de Jakouti , de Tungufcn , zyn wel ondergcbragt , doch houden zich echter alcoos tegen de Ruffen op hunne hoede ; zo dat, wanneer deze laatften eenige krygs-bouwmeefters zenden wilden , om den loop van de rivier Amour op te nemen, en na te gaan of men daar op geene fchecpsvaart zou kunnen aanleggen, de volken, die langs deze rivier hunne woonplaats hebben, hen noodzaakten van hun voornemen af te zien. D e Geweften ten Zuiden van Rusland worden door een groot aantal van Tartaarfche Horden heilagen, die de Ruflen noodzaken-op deze grenzen , van het meir Baikal af tot naar den kant van Poien toe , onophoudelyk groote benden krygsvolk op.de been te houden. Zelfs hebben de Ruflen daar op vele plaatfen , en dat wel- op geen' grooten afftand van elkander , linien en tokten doen opwerpen ; zo om het Ryk voor dc invallen der Tartaren te beveiligen, als om de zulken; die reeds ondergebragt zyn, in. gehoor- zaanj- 00 Hy gaf my tot dit einde een géfchrift over, welk by, 01.1 bet my te doen verflaan , in 't laryri had laten Idjryven.  „aar SIBERIË. iö$ vë waven onder de regering van Galdan-Tcheren, hunnen Kan , zö magtig geworden , dac beide zo Chinezen als Ruflen hen begonnen te dugtcn. De dood van dezen Vorst , die in 1746. voorviel , ontftak onder zyne opvolgers een' binnënlandfchen oorlog , die den ondergang van 't ganfche volk na zich fleepte. De Chinezen willen het zelve eerst te verzwakken , door beurtelings dan dezen , dan genen der Mededingers de behulpzame hand te bieden ; en na een' tienjarigen oorlog overweldigden zy in I757. den nieuwen Kan , en verdelgden zyne onderdanen zo kragtdadig , dat het rampzalig overfchot , ten getale van twintig duizend huisgezinnen, naar de overzyde van de Wolga , onder de befcherming van Rusland , cen fchuilplaats ging zoeken (7). Dit gedeelte van Afië wordt nog door Verfcheiden andere takken der Kalmukken bewoond, welke tot heden toe dezelfde onverfchrokkett dapperheid behouden hebben , die men ten tyde van Gengis-kan , en deszeifs opvolgers, in hun onderfcheidde. Het is met deze volken, dat die Vorften zo vele landen veroverd en de wet aan ganfeh Afië gezet hebben. De Mongalen , die zich tuflehen China en Siberië onthouden , zyft afftammelingen van dezelfde Tartaren , en niet minder door hun' moed bekend. De meeile liaan on- (?) Wy zullen deze merkwaardige gebeurtenis, waar uit men dit Volk beter kan leren kertnén , ' hier Ue'neclèn oriifhndiger verhalen  no R E I Z E onder de Chinezen , en zyn zo wel tot den fcryg afgeregt , dat de Keizers van China den oo log voornamelyk met die volken voeren (8). Wanneer ook de laatfte Kan in Siberië , werwaards hy zyne wykplaats had genomen, geitorven was, hield de Keizer van China niet af, denzelven met zo veel aandrang weder op te eis-v fchen , dat de RulTen , na vry wat zwarigheid gemaakt te hebben , genoodzaakt waren het lyk van dien Vorft tot op de grenzen van 't Chineefche Ryk te brengen ; gevende de Chinezen voor , zich op dien voet van de waarheid van 't overlyden van dien Kan , voor wïen zy nog altoos bcdugt waren, te kunnen verzekeren. De RufTifche volken, welke de Zuider-ftreken van Siberië bewonen , zyn wel tot onderwerping gebragt, doch niet zodanig, of men heeft 'er geduurig nieuwen opfhnd van te vrezen. Ik heb gelegenheid gehad , om my hier omtrent van de waarheid te verzekeren, dewyl ik in myne terug reis van Tobolsk naar Petersburg myir weg door deze geweften heb genomen. Uit deze befchryving van den inwendigen Haat des Ryks , kan men zonder moeite opmaken , hoe noodzaaklyk het voor de Kroon zy, altoos een groote menigte krygs-volk op de been te (8) Deze Volleen behoort men wel te ónderfcheiden van de Chinezen , op welker krygsbenden , naar de getuigenis van verfcheiden Schryvers , weinig valt te roemen.  naai SIBERIË. in te hebben , zo om hare onderdanen in gehoorzaamheid te houden, als om de invallen der Tartaren te fluiten. Alle deze troepen famen genomen noemt men het Regerings-leger , welk op omtrent iccooo koppen beloopt (9), en nimmer tot cen ander, dan het genoemde, oogmerk wordt gebruikt. Schoon 'cr oorlog in andere gewesten ontfta, trekken deze benden nimmer te velde, niet alleen doordien het te veel gevaars in hebben zoude, de Provintiên en grenzen dus te ontblooten, maar ook om dat het ondoenlyk is dit volk, welk over een ftreek lands van by de 2000 mylen in de lengte, en ongeveer 5co in de breedte door 't Ryk verfpreid ligt, ipoedig genoeg in beweging te brengen cn by elkander te trekken. In fommige omftandigheden zoude het gebeuren kunnen , dat dezelve niet voor 't eindigen van den oorlog ter plaatfe kwamen, waar men 'er zich van had willen bedienen ; want by zomertyd zyn de wegen byna altoos onbruikbaar , en het ontbreekt°op verfcheiden plaatfen aan bruggen, zelfs op den weg van Petersburg naar Tobolsk, welke echter zeer veel wordt gebruikt. Hierom reist men niet dan des winters en met lieden; en hoewel ik op mynen togt maar drie perfoncn by my had , kon ik nog in alle dorpen zo veel paarden niet vinden , als ik tot het voortzetten myner reize noodig had. Deze plaatfelyke hindermflen en de uitgeftrektheid des Ryks zyn oorzaak, dat de Regerings-troepen tot geen ander gebruik aan- (9) Zie : den Staat onder No. a. Madz. 99-  aangewend kunnen worden. Wy hebben bóven bladz. 98. reeds gezegd , dat dezelve noch tot den oorlog afgeregt zyn , noch in goede krygstucht gehouden worden; ook zyn zy by de Ruflen weinig of niet geteld. Hunne foldy bedraagt niet veel boven de helft van 't geen het ander krygsvolk geniet; dat is te zeggen, ieder foldaat omtrent elf penningen, Franfch geld, des daags 5 doch alle maanden krygen zy , even gelyk de veld-troepen, twee fchepels meël en een fchepel gort, elk voor zyn hoofd. Deze hoop volks, van bykans 100000 man, kost het Ryk in geld niet meêr dan een millioen 160000 roebels ,& of vyf millioenen 800000 livres Franfche munt; uit hoofde dat de ingezetenen gehouden zyn dén leeftogt, die tot deszeifs beftaan verei'fcht wórdt, in natuur op te brengen. Deze fchatting j dié boven 't Hoofdgeld en andere belastingen, waar van boven gefproken is (r) , betaald wordt, ftelt Rusland in ftaat om zulk cen magt van krygsvolk te onderhouden; nademaal het volk den zelfden leeftogt ook aan de veld-troepen moet befchikken , van den Schryver van den Commisfaris af, tot op den Denfchik (of Bedienden van de Officieren) toe. Om deze reden worden ook de veld-troepen naar de vruchtbaarfte Provintiên, of naar zulke die geen Hoofdgeld opbrengen , in bezetting gezonden. Door zodanig een' bellier is het, dat het geheele krygswezen van 't RuffifchRyk, zo te water als te lande, fchoon . mea CO Zie Madz. 88 en 89.   ffP R E I 2 E De Raad of Senaat heeft in tegendeel S9eaB wedden. • 9. Het Kollegie der Finantiën, dat de Inkomften van 't Ryk, uitgezonderd wat het Hoofdgeld en de Zoutwerken opbrengen , ontvangen moet Tegenwoordig is te Petersburg een Kantoor, welk de inkomften van de overheerde geweften onder zyn beftier heeft ; alle de overige kamers zyn te Moscou. Als ik van de Finantiën fpreek, begryp ik daar onder niet die menigte van bedienden , welke tot het inzamelen der opkomften , •van de zee- als land-tollen , van de belaftingen op de Zoutwerken enz. worden bebruikt ; want geene van dezen koften geld aan het Land , wyl zy van de Pagters , die Otkoupckikï geheten worden , hunne bezoldingen ontvangen. 10. Het Kantoor van Staat, 't welk de uitgave van 's Lands penningen regelt, en ordonnantiën flaat op het Kollegie van Finantiën. De Rente-kamers te Petersburg betalen niet dan op ordonnantiën van dit Kantoor. . 11. Ket Kollegie van .Herziening, dat de rekeningen van alle de andere Kollegien ontvang? en onderzoekt. 12. Het Kollegie van Koophandel. Deszeifs beftier gaat over de Mynen ? de Manufaktuuren , de Zee-tollen , de Haven-gelden ; en het ~ fee-  naar siberië. 121 fceflist alle gefchillen , die tuffchen kooplieden ontftaan. 13. Het Zout-kantoor, welk over de opkomftcn van de Zoutwerken opzigt heeft , en de penningen, die daar van aan de Keizerin komen moeten , ontvangt. Ten aanzien van deze beide laatfte poften , heeft men in 't voorbygaan aan te merken , dat dezelve niet ten lafte van de Keizerlyke Schat-kist komep. 14. De verfchillende Kancelaryen, welke overal door dit groote Ryk verfpreid zyn; en alle de Gouverneurs en verder bedienden tot het krygswezen behoorende; mitsgaders een oneindige menigte van andere bedienden, die door het Hof worden te werk gcfteld. tj1 ï deze waarnemingen komt het niet waarfchynlyk voor , dat Rusland met zulke matige inkomften , zo het daar uit alleen komen moeste (3) , in ftaat zoude zyn om de noodzaaklyke H 5 on- C3) Het zal gemakkelyk vallen In 't vervolg dit onderwerp, verder op te hefderen, en ik zelf zoude het geduurende myn ver7 blyf in Rusland hebben kunnen doen, indien ik de fchets van c Ryksbettier in die orde gehad hadde, waar in ik die hier heb opgegeven ; dan eer men hand aan 't werk kon flaan was het noodig vooraf de werk-ftoffen op te zamelen en by één te brengen, en hier aan was reeds geen geringe arbeid vast. Voor t pverige is het zeker, dat de onkosten, die het Krygswezen bc-  123 R E I z E onkosten van 't Ryksbeftier goed te maken, en te gelyk driemaal honderd en dertig duizend man op de been te houden ; dan hoe zeer ik ook van het tegendeel overtuigd ben , zal ik eens ónderftellen dat deze Mogendheid ryk genoeg is, om, byhet onderhoud van zulk een krygsmagt, alle de overige koften, welke het beftier van een zo wyd uitgeftrekt Ryk noodwendig na zich Heept, goed te maken ; zeker blyft het ondertuffchen dat Rusland al dit volk, zo Regeringsals Veld-troepen, in vredes tyd, niet aanhoudt, dan uit aanmerking dat dezelve dan maar weinig geld kosten, en dat de Onderdanen in foort niet alleen den noodigen leeftogt voor het volk opbrengen moeten , maar ook het voeder voor de paarden van de Ruitery, welker grootfte gedeelte ten dien einde in de vruchtbaarfte geweiten wordt gelegd. Dewyl nu alle deze voordeelen m tyd van oorlog geen plaats kunnen hebben , om dat het onmogelyk is den leeftogt en 't voeder , uit alle oorden van dit wydluftig gebied buiten 't land te doen vervoeren, en de mati^ inkomften van Rusland tot het goedmaken van buitreffen zo wel als de wedden van fommige Kollegfën , uit de roebet^ t ^ ^ 5 <* ™ roebe C*3 zeker een vry fobér inkomen, fchoon 'er niet anders Rusla,5enin , ygSVOi,k ^ > m Zl"ks niet Rusland, in al wat tot het maken van wapenen en andere krvgs- behoeften en het onderhoud der zee-magt betrefflyk is, zo veel voor mt heeft door den «hen fta.t der Onderdaan, u hoofde van we ken een menigte handen tot kleinen prys künnfo worden te werk gefield. "t^ (*) Zie bladz. 117.  «aar SIBERIË. m buitengewoone onkoften niet toereikende zyn ; moet hier allerblykbaarst uit volgen, dat dit Ryk, met zyn eigen geld, geen leger buiten deszeifs eigen grondgebied kan onderhouden (4). Vit is een bekende waarheid voor'allen, die omtrent den toeftand van het Ruffifch Ryk eenige kundigheid hebben ; doch ik achtte het noodzakelyk de gronden , waarop dezelve fteunde , wat nader te ontvouwen. Op de onderftelling dat Rusland , zo te wate* als te lande , driehonderd en dertigduizend man op de been heeft, moet men rekenen dat tweehonderd en tienduizend van dezelve het ligchaam der Veld-troepen uitmaken (5) 5 zeftienduizend van dezen behooren tot de Lyfwacht van de Keizerin , en het overige van 't leger beftaat uit honderd vier en negentigduizend koppen. Men gebruikt een groot aantal van dit volk om de Misdadigen te bewaren en naar de Mynen te brengen. Het getal der foldaten, welke dus van de Regimenten afgezonderd zyn, is aanmerkelyk, en dat der onvoltallige manfehap is het niet minder. In dc Aanteekeningen , die ik in handen heb gehad , begroot men het laatfte by ieder Regiment, beftaande uit 2637 man , op zevenhonderd. De volgende oorzaken loopen famen , om hetzelve a hier (5) Zie den Staat No. 2. Sladz. §9.  124 R E I Z E hier te lande zo buitenfporig te maken. Het Krygs-kollegie trekt een gedeelte van het voordeel , dat de onvoltallige manfehap aanbrengt. De Geweiten , daar geworven wordt , liggen verre verfpreid, en de onbruikbaarheid der wegen is oorzaak , dat men 't volk, niet dan met moeite, kan famenbrengen. Hier komt by, dat de Ruffen den grootlten weerzin tegen den d'ienst hebben , zo dat niet weinigen hun heil in de vlugt zoeken , en vele anderen van vermoeienis den geest geven, eer zy by hun Regiment aankomen , om 't welk te bereiken zy dikwerf zeven of agthonderd mylen, en fomtyds nog wel meêr, af te leggen hebben. Ik ben zelf oog-getuige geweest van den afkeer , dien dc Ruffen, in de bmnenlandfche ftreken , voor den krygsdiensc voeden. In myne terug reis van Tobolsk naar Petersburg volgde ik zulk een bende van nieuwgeworven manfehap op de hielen, en het gebeurde met zelden, dat, wanneer ik my in- de eene of andere Stad , waar vvy te gelyk aankwamen , zeven of agt dagen had opgehouden, terwyl dezelve den weg intuffchen vervolgde , ik haar reeds den dag naar myn vertrek wederom inhaalde (6). Ik fprak den Officier , een' Rus , die dit volk geleidde, en vernam uit hem , dat zo veel van hetzelve geduurende den togt verliep dat hy zich niet dorst vleien de helft bin-  naar SIBERIË. i*S nen Petersburg te zullen leveren ; en zulks fchoon hy , ter verhoeding hier van , onder weegs geoeffende troepen had opgenomen. Op het aangezigt van elk foldaat was de wanhoop afgemaald , en men zoude , onkundig , de ganfche bende ligtelyk voor een' hoop misdadigen, welke naar de galeien gefleept werden , hebben genomen. Het kwaad gevolg , welk in dit verloop van volk voor 't Ryk fteekt , beftaat niet alleen daar in , dat het foldaten mist, maar ook daar in, dat deze gevlugte manfehap, waarvan niemand , uit vrees van in hegtcnis te raken , weêr te huis durft komen , famenrot , en het land door hare rooveryen verwoest. Wat ik hier verhaal , is niet van hooren zeggen , zynde ik zelf op myne terugkomst van Tobolsk genoodzaakt geweest eenig volk tot myn geleide mede te nemen, om met eenige geruftheid die gewesten te kunnen doortrekken (7). Als men dus zevenhonderd man voor ieder Regiment rekent, zal men vinden, dat het ontbrekende getal over alle de Veld-troepen, die wy op tweehonderd en tienduizend aangeflagen hebben , vyfenzeventig duizend koppen ten minften beloopt; en wanneer men hier nevens de Lyfwacht van de Keizerin , welke zestien duizend man fterk is , en nooit van derzelver perfoon wykt, 'er aftrekt, behoudt men een leger van omtrent hon- Cr) By 't.Verflag niyner terug reize van Tobolsk naar Petersburg zal men hier van brecder gewaagd vinden.  126" R E I Z È honderd en twintig duizend man. Dan van dit getal moet nog geen gering gedeelte worden afgetrokken , wegens al het volk , welk , fchoon het nimmer wapenen in de hand neemt, echter in Rusland onder het leger wordt begreepen. Hier toe behooren de Fourriers, Schryvers, Baardfcheerers, Smeden , Timmerlieden , de knechts van de Officieren en die by de pakkaadje of het gefchut geplaatst zyn , en verfcheiden andere bedienden (8). Al dit bytal van volk bedraagt voor ieder Regiment meêr dan driehonderd , en voor het geheele Veld-leger , famen genomen , meêr dan dertig duizend hoofden. Waar dan nog by in aanmerking genomen zynde het groot aantal van foldaten , die tot deze en gene oogmerken van de Regimenten afgezonden zyn , valt het gemaklyk te befiuiten, dat Rusland, niet tegenftaande het, zo te water als te lande, driehonderd en dertig duizend man in foldy heeft, niet in ftaat is een leger van meêr dan zeventig of tagtig duizend man geregelde troepen in het veld te brengen ; ja ik heb aan verfcheiden Officieren kennis gehad, die zich verzekerd hielden, dat zulk een leger, alleen het volk gerekend welk de wapenen voeren konde, nooit hoogcr dan op zestig duizend moest worden gefchat. Zeker is het , dat het krygswezen van Rusland , en te lande en ter zee, geduurende den laatften oorlog, in (8) Zie de Tafel, waar in de koften, die op een Regiment Ioopen , zyn opgegeven , bladz. 99.  fB° R E I z E merking komt. Ondertuffchen was het aantal van Ruffen , welke in den laatften oorlog , zo door de wapenen als ziekten, omkwamen, zo groot, dat vele Officieren van dat leger , aan welke ik kennis gehad heb, overtuigd waren, dat hetzelve zich ieder jaar, om zo te fpreken, ten eenenmaal vernieuwde. De fterfte, die uit de ziekten, waar aan het volk onderhevig js , voortkomt, fchynt voornamelyk op de volgende oorzaak gegrond te zyn (2). Uit het geen wy wegens de gewoonten en de luch tsgefteldheid van dit Ryk gezegd hebben , heeft men kunnen zien, dat het geitel der Ruffen tweemaal ter weke het gebruik der heete baden van hun vordert; nu zyn wel de Generaals , en fommige andere Officieren, in ftaat om den noo^ digen toeftel tot dat einde mede te voeren, maar het is niet mogeiyk dat een geheel leger zich daar van bediene ; en, zo het al mogelvk ware, zoude het nog ganfeh niet raadzaam zyn'zulks aan al het volk te vergunnen, dewyl op dien voet het geheele leger tweemaal ter weke ongefchikt zou zyn om te kunnen vegten. Het gevolg hier van is niet bezwaarlyk op te maken, namelyk, dat de gemeenen van de baden , die tot derzelver gezondheid noodzaaklyk zyn , verftoken zynde, aan vele ziekten moeten onderhevig worden, en dat 00 [De lieer van Manstein, die de veldtogten tegen de Turken tn Tartaren in den vorigen Turkfchen oorlog heeft bewoond en genoegzaam hetzelfde getuigt, nopens de aanmerkelyko fterfte der Ruffifche troepen als zy te velde zyn, rekent de ftrenge en byna geduurige Vaften der Griekfche Kerk onder de voorname oorzaken. Memoires pag. 221.]  N A A R SIBERIË. 131 dat een groote menigte daar onder moet bezwyfcen • te meêr dit, doordien hunne Hospitalen in zulken bedroefden ftaat zyn , dat zy den naam daar van niet verdienen te dragen. In Petersburg en Mofcou mangelt het aan Genees- en Heel' meefters ; hoe zoude men dezelve in het leger kunnen verwachten? D e Officieren zyn in 't algemeen maar weinig in de oorlogs-kunst bedreven. Deze wetenfehap is van grooten omvang , en beftaat uit zo vele deelen , dat zy een menigte van kundigheden , uit welker famenvoeging zy moet geboren worden , onderftelt. Naauwlyks vindt men in Rusland eenige weinige lieden , welke bekwaamheid genoeg hebben , om hen in die takken , welke Vooraf dienen geweten tc worden , te onderwyzen (3). Van de Krygs-ftelkunde hebben de Ruffen bykans geen denkbeeld. Xenophon , Herodotus , Polybius , zyn hun zelfs by naam niet bekend , en wat zy van de beroemde Veld-heeren, welke deze eeuw voortgebragt heeft , weten, beftaat meêr in de berichten die het Gerugt van derzelver overwinningen tot hen heeft overgevoerd, dan dat zy de verrigtingen van die groote mannen met eenige naauwkeurighcid zouden kennen. De ganfche Ruffifche Krygs-ftelkunde beI 2 ftaat Cs) Zie de Afdeeling over de Konften en Wetenfchappen in Rusland.  J3~ R E I Z E ftaat daar in, dat zy hun leger halve-maans- of ruits-wyze, in de vorm van een galg, of ook wel eens in een' drie-hoek fcharen ; en dan maken zy van de voordeden, welke de gelegenheid van den grond hun aanbiedt , by zulke voorvallen nog maar zelden behoorlyk gebruik , uit hoofde dat zy meêftentyds van die voordeden onkundig zyn. Schoon hunne meefte veld-troeoen volko* men wél afgeregt zyn , hebben zy echter geen verftand van de optogt een's legers in behoorlyke orde te fchikkcn. De pakkaadje en verdér Jegcr-trein , die van onnoemelyken omfiag is, plaatfen zy tuffchen de eerfte en tweede linie , en fomtyds alles door elkander; een gedeelte van het leger geleidt de leger-wagens; de meefte foldaten laden op dezelve hun geweêr ; kort om, daar heerfcht in den optogt van een Rufiifch leger zodanige wanorde , dat men denzelven eerder voor dc verhuizing van een ganfch volk zoude nemen. Het gebruik van kleine benden, of verfpieders , voor uit te zenden , is bv de Ruften luttel bekend , en hunne ligte troepen , welke voor de veiligheid van den optogt waken , de verdagte plaatfen doorfnuffelen, en op kondfchap uitgaan moeften, bemoeien zich minder met deze wezenlyke ftukken , dan met de plaatfen, die zy doortrekken, uit te pionderen en te verwocften (4). tó Men heeft my nogcbans verzekerd, dat "de Generaal Tot- iorW et Pb°re" ?™ W3S' °P 'C ™ ^ 00 ,og een gedeelte van de ongeregelde troepen onder faTOtoM  naa& SIBERIË. 133 Zie hier de gevolgen. Dc Marfchalk Apraxin werd in 1757, terwyl hy in optogt was, overrompeld. De Generaal Fermer, in 1758. by Kuftrin gelegerd liggende, kreeg het berigt van de aannadering des Konings van Pruiflen niet tydig genoeg, om den overtogt van den Oder aan dien Vorft te kunnen bctwiften. Sokikoff werd in 't jaar 1759.» in Silene trekkende , insgelyks verrast; de voorde Regimenten van zyn leger zich in de plaats , die hun was aangewezen, willende nederflaan , werden ftraks door den vyand op 't lyf gevallen, en zulks op een tyd-ftip, dat de Generaal bezig was zich met de jagt te vermaken. MiiTchien moet ook hier in de reden gezogt worden, waarom dc Rusfen , fchoon naar den kant van Silefië ftaande, evenwel alle jaren hunne winterlegering by de Weiffel kozen , op een' afftand van meêr dan ' tagtig mylen van het Pruiffifche leger. De Officieren zyn tevens onkundig in 't verdeden der Magazynen, en over 't geheel omtrent al wat den leeftogt betreft. Aan de foldaten wordt meel en gort uitgedeeld; by ieder twaalf man behoort een wagen, en elk moet voor zich zeiven zorgen om een' oven te vervaardigen en zyn brood te bakken. Vermoeienis en flofheid veroorzaaken dus dat het volk veelmaals zeer liegt eet. Men voege al dit famen , en men zal de reden befpeuren , waarom de krygsverrigtingen hunner legers met zo veel traagheid worden voortgezet. 1 3 Ik  134 R E I Z E I k heb hier nopens dit ftuk niets te blade geflagen, dat my niet, zo door alle de Ruffifche Officieren, die ik des aangaande onderhouden heb, als door Vreemdelingen, welke zich in derzelver legers onthouden hadden, is beveiligd. Wat ander befluit zal men 'er uit trekken, dan dat het ligchaam der Officieren zeer liegt in de krygskunst is onderlegd? Een Ruffich foldaat, niet uit verkiezing maar door dwang den krygsdienst omhelsd hebbende, wordt met geenerhande beginfel van eerzugt of dapperheid bezield; de vrees voor ftraf, de liefde tot het leven, en de brandewyn, zyn echter in zekere omftandigheden in ftaat, om .hem een foort van oorlogsmoed in te boezemen. De Artillery der Ruffen wordt treffelyk bediend en is altoos zeer talryk. De Ruitery beftaat grootendeels uit Regimenten Dragonders en Huffaren ; buiten die hebben zy niet meêr dan zes Regimenten paarden. Deze Ruitery is te ligt, om voor ander gewoon paarde-volk te kunnen beftand zyn; het gcwigt der laatften alleen is genoeg om dezelve over hoop te werpen. De paarden, die in't land zelf vallen, zyn fterk en onvermoeid en daarby zeer fnel in 't loopen ; doch te gelyk vallen zy zo klein, dat het gewigt deiRuiters hen doet bezwyken. Als een veld-togt (2ttelyke maanden geduurt heeft , ftaat een groot gedeelte van de Ruitery zonder paarden. Evenwel  naar SIBERIË. 135 wel heeft men my verzekerd , dat Rusland fomwylen paarden uit het Holfteinfche trok ; en dit kan zeer wel gefchieden, nadien de gelegenheid van dit Ryk daar toe niet minder, dan die van andere Europifche Mogendheden , is gefchikt ; doch het is, wegens de bekrompenheid der inkomften , onmogelyk deze bykomende onkoften goed te maken. Algemeen wordt van alle de Ruitery van Europa de Ruffifche voor de flegtfte gehouden ; dan van het Voet-volk kan men het zelfde niet zeggen. Men fchreef, honderd jaren geleden, dat hetzelve treflyk vogt , mits graften of ftorm-palen voor zig hebbende, waar agter het den vyand konde afwagten; maar lafhartig op de vlugt floeg , zo dra 'er in open veld moest gevogten worden. Opmerkelyk is het, dat dit alles nog met de zelfde juistheid ten huldigen dage op de Ruffifche Voet-knegten kan worden toegepast, niet tegenftaande zy thans onder veel beter krygstugt gebragt zyn. Wanneer de Ruffen ruimbaan zien om te kunnen ontvlugten, denken zy ook op niets dan zich te bergen; dan zo dra zy ingefloten en gedrongen zyn hun leven te verdedigen , worden zy ontzagchelyk. Een Rus vegt nimmer uit roemzugt, maar voor zyn leven. D e veld-togten in den laatften oorlog fchynen deze denkbeelden te bekrachtigen. Dc Koning van Pruiffen , naar den kant van Silefië , over de honderd mylen van de Ooftelyke grenzen zyI 4 ner  I3ö R E I Z E ner Staten, aan de ontzaglyke Duitfche legers het hoofd moetende bieden, heeft nooit gelegenheid gehad om een' onafgebroken veld-togt tegen de Ru Oen te doen. Geene dan kleine legers in dat gedeelte van zyn Ryk tegen hen kunnende ftellen , liet hy hen telkens zo lang voorttrekken, tot dat zy hem te na op de handen kwamen , fjoeg als dan fchielyk tegen hen op weg, met oogmerk om hen ten eenenmaal te vernielen , zyn volk gelastende geene krygs-gevangenen te maken; dan deze groote Vorst en zyne Veldheeren hebben de Ruffen altoos bevogten in omftandigheden, waar in geen gereede weg tot vlieden voor dezelve open was ; zy werden of tegen hunnen legertrein overhoop geworpen, of in een moeras, of tegen een rivier gedreven, waar zy moeiten fluiten. Deze zyn juist de gelegenheden, waar in de Ruffen , die blootelyk tot behoud van 't leven ftryden, meest te vreezen zyn; zy zullen geen' voet voor uit zetten om den vyand aan te vallen, maar, wordt de vlugt hun afgefneden, en wil men meefter van 't fiag-veld zyn , daar is geen ander middel dan hen tot den laatften man af te maken (5). W A N- Cp Het RufuTcJi leger fiond in 't jaar i;58. in Lyfland, en trok, ten getale van honderd en twintig duizend man, of, volgens anderen , yan zestig duizend werkelyke krygs-knegten op PruiiTen aan. De Generaal Lehwald trok hetzelve, aan't hoofd van dertigduizend man, in 't Pruifïich Lithauwen tegemoet. De Generaal Apraxin werd berigt , dat hy eerlang ftond aangetast te worden ; docii geen geloof aan deze kon'dfchap flaande, vervolgde hy zynen wog. Ldiwaid taftte hem ook 2net.de daad in: dazen  naar SIBERIË. 137 Wanneer men de veld-togten der Ruffen, welke gedurende den laatften oorlog zo veel gerugt hebben gemaakt , wat van nader by befchouwt, ftaat men verwonderd te zien, dat zy nooit andere geweften ingenomen hebben , dan I 5 die Zen optogt aan, en het Ruffifch leger fchlkte zich niet dan met haast in na-ord , na dat de eerfte vyandelyke kanonfchoten op Ïetzelve Ïaren gelost. Ook ging den ^ aanval alles naar wenfch ; zy wierpen het RumTch lege» ov Lp en dreven hetzelve tor aan den leger-trem te rug ; dan S wanorde, waar uit men deszeifs volftrekte nederhag.verwacht zoude hebben , was juist wat de Ruflen beh 18ld en l.en zelfs de overwinning deed behalen. De foldaten , zicli door t menigvuldige leger-wagens ingelloten en » hunne vlugt verhinderd ziende , voegden zich wederom famen en floeVgCn oP hunne beurt den verwinnaar terug. Lehwaldmoe in wanorde aftrekken, en , wat aanmerkelyker is , het ze «pralend Rufllch leger keerde ftraks den zeilden weg t^rug, om zyne winter-legerïng in .Koerland te gaan nemen. Wen wil dat Apraxin toen op raad des Graven van Beftuchef te ru* weck Zeker is 't, dat die Generaal in Wintermaand van i/5,. te Narva in heStenis gezet en door den Generaal Fermer opgevoed werd , en dat de Graaf van 'Beftuchef in Lentemaand des° j-nrs I&K in ongenade verviel. Reeds in Louwmaand van i7-,8. brak de Ceneraal Fermer zyne winter-legenng op. Ken kolom van zyne troepen trok, onder het bevel van den Generaal Romauzow , aan op Koningsberg,, cen Stad in net Hertoglyk PruiiTen gelegen. Op de aanna.lenng der Rullen verliet de Pruiffifche bezetting de Stad en de Vefhng van Pilhu, na het «efchut, welk niet konde medegevoerd warden, te hebben vernield ; waarop de eeritgenoemden zo de Stad als fterkte op den 21. van Louwmaand bezetreden. Ganfbn Pnuflen U« toen voor de Rulfcn open , en zy hadden geen' anderen vyand dan dc ftrenghcid van het jaargnyde te duchten. Het ontruimen van deze land.lreek , welke anders zo wel gefchikt is o'm cen' vyand den grond van ftap tot ftap te betwiften, gar genoegzaam te kennen, dat geheel PruiiTen van volk ftond ontbloot te worden , en dat des Konings beftek medebragt , zyne magt in eenen kleinen omtrek byéén te trekken. Op d tocnzy trouwden; hoe veel kinderen zy gehad hadden ; op welke wyze zy die opvoedden; aan welke ziekten dezelve onderworpen waren , en voorts al wat ik tot het bereiken myner oogmerken dagt te kunnen dienen. : ' Met al dc verfcheidenheid , die noodzaaklyk m een zo groote menigte van hyzondere gevallen moest plaats hebben, denk ik te mogen zeggen, dat men de kinderen doorgaans met hun agttiende, dikwyls ook veel later, en in fommige gevallen met hun vyftiende of zestiende jaar uittrouwt. De vrouwen kramen tot aan de vyftig jaren , doch dat is zeldzaam ; zy zyn my vruchtbarer voorgekomen , dan ik zou gedagt nebben, dewyl de meefle aan de witte vloed onderhevMgzyn, en dit ongemak overal elders aan de voorttecling nadeelig is. Dit volk heeft weinig behoeften, en is dus voor den last van een talryk gezin weinig beducht; ik heb 'er vrouwen aangetroffen, die agttien kinderen hadden ter we reld gebragt; doch dit is een vruchtbaarheid, die in de klaffe der zeldzaamheden moet worden geplaatst. OndernnTchen hadden 'er die vrouwen ■ uit zo groot een getal, niet boven twee Of drie in 't leven behouden. Verfcheiden byzondere oorzaken loopen 'er famen, om deze wyduitgeftrekte landuYeken van dag tot dag meerder van volk te ontblooteö. De  naar SIBERIË. 73 De kinderziekte fleept byna de helft van de kinderen weg (3; ; het blykt dat dezelve door Europa tot hier is voortgedrongen. Verfcheiden lieden hebben my de byzonderheid beveftigd, dat de zwervende Tartaren, welke het Zuiden van Siberië bewonen, deze wreede kwaal bykans niet kennen. De affchrik, dien zy'er voorhebben, is zo groot, dat zy, wanneer iemand onder hen 5er van wordt aangetast, dcnzelven alleen in een tent laten en van den noodigen leeftogt voorzien , terwyl zy elders een legerplaats gaan zoeken. De Tartaren, die in Siberië doordringen, worden 'er, om zo te fpreken, terftond van aangetast ; velen fterven 'er aan, en zulken, die dep ouderdom van vyf en dertig jaren bereikt hebben, komen 'er byna nooit van op. Hoe vreemder al dit my voorkwam, hoe meerder voorzorg ik gebruikte om my van de waarheid te verzekeren; ondertuffchen kan ik 'er echter geen fterker bewys van bybrengen, dan de getuigenis van verfcheiden kundige lieden, die ik 'er over heb geraadpleegd , en die geene beweegreden konden hebben om my te misleiden. De Venus-kwalen zyn door het ganfche Rusfifch Ryk en het Noorder-Tartaryë meêr dan ergens elders verfpreid (4). De Sodomy is onder de man-licden in Rusland zeer gemeen. Alle de E 5 VolCi) [Zie" hier voren de Aanteek. uit den Heer Soulozer. ï. peel bladz. 109.] C4) Zie aldaar.  naar SIBERIË. 8r, der kinderen verre te boven ga. Wy mogen dan befluiten i dat het getal der Inwoners van 't ganfche Ruffifch Ryk voor den jare 1747. op zeventien millioenen moet worden gerekend. Het blykt dat de vermaarde Schryver , dien ik hiér heb aangehaald , dezelfde aanmerkingen heeft gemaakt. Als men onderftelt dat Rusland bykans zo vele Inwoners bevat als Vrankryk , valt het ha deze onderfcheiden berekeningen gemaklyk te befluiten , dat dit getal in 't eerstgemelde Ryk in 1760. minder dan zeventien millioenen bedragen moest, allen zo vrouws- als mans-perfonen , zo die het hoofd-geld niet als al bètaalden, daar onder begrepen. Wat onderftelling men ook maken moge , zal men het getal der Inwoners in 1760. ■nimmer op negentien millioenen kunnen aanflaan, zonder de bevolking des Ryks boven alle waaffchynlykheid te vergrooten (7). II. Deel. F §. 2. (7) [Volgens de begrooting van den Heer van Manstein' zou men echter ongeveer iS Millioenen en 400000 mogen Hellen , namelyk : Mans-perfonen van vier tot zestig jaren , die hoofdgeld betalen, volgens de telling van 1744611 1745 7■> Millioen: Vrouwen , kleine kinderen , en gryzaards - - 8, Millioen: De Adel , zo mannen , vrouwen als kinderen - - ö, 500000 Commifen * Tol- en Kancelary-bedienden met hunne huisgezinnen °» 200000 De Geeftelykheid , met derzelver gezin - - o, 3000015 Lyflafid, Ingcmerlarïd, Finland - - - - 0,600000 De Kofakken van de Ukrainc , den Don , en de Jaïck, en de Heidenfche Natiën in Siberië - - 1 > Sbooob iiemoires &c. pag. 526.]  82 R E I Z Ê §. 2. Van den Koophandel. Peter t. liet geene middelen onbeproefd i om den koophandel van zyn Ryk uit te breiden; hy floot een verbond te dien einde met de Chinezen , met de Perlianen, en met verfcheiden Mogenheden van Europa. Tobolsk ,■ de Hoofdftad van Siberië, was het middelpunt van den handel met China , welke door middel van Karavanen gedreven werd, die van Moscou kwamen en drie jaren met dezen togt heên en weer toebragten. De trouwloosheid , zo der Ruffifche als Chineefche Kooplieden, maakte dat deze handel, al in den beginne, flappclyk werd voortgezet, en de verfchillen , die van tyd tot tyd tuffchen de beide Mogenheden ontftonden , deden denzelven ten eenenmaal te niet loopen. Deze verfchillen waren een gevolg der omwenteling, welke, naden dood van Galdan-Tcheren in 1746, onder de Zongorifche of Dfongaren-Kalmukken in den jare 1757. voorviel. Galdan-Tcheren was Kan van de Tartaren, die een gedeelte van het Zuiclelyk GrootTartaryë, tuffchen China en Siberië, naar den kant waar de Irtyfch haren öorfprohg ontvangt, gelegen, bewonen (8). Dit ganfche volk werd door de Chinezen uitgeroeid, en de genen die derzelver woede ontfnapten, vloden naar deWolga, en be gaven zich onder de befcherming van 't Rusfifch Ryk. De (8) Van dit aanmerkenïwaardig voorval zal ik elders /preken.  jj a a r SIBERIË. 83 De Ruffen hebben altoos hun best gedaan, om hunne grenzen naar den kant van 't Zuiden uit te breiden ; in .1761. ondernamen zy zich van een gedeelte der landftreek, welke door de Zenrrorifche Kalmukken verlaten was , meefter te maken, en ik heb zelf de kleine toerusting, die te Tobolsk tot dit oogmerk vervaardigd werd , gezien ; doch na myne terugkomst in Vrankryk hoorde'ik, dat de Chinezen hen genoodzaakt hadden die onderneming te ftaken. Het voornaamfte doel der Ruffen was, het gebergte in hunne magt te krygen , waar zy goud-mynen hoopten te vinden. D e Koophandel der Ruffen met de Perfianen is van geen'beter uitflag geweeft. DeEngelfchen hadden een Maatfchappy opgeregt, om dien handel te dryven over de Kaspifche zee; doch de Ruffen vatteden hier over misnoegen op, en eifchten dat 'er niet dan Ruffifche bootsgezellen toe gebruikt, en de fchepen door Ruffifche onderdanen gebouwd wierden. De onlusten, die in Perfië ontftonden, bragten dezen koophandel den laatften flag toe. Eenige Armeniërs en Boucharifche Tartaren brengen nog wel Lapis Lazuli, ongewerkte zyde, en eenige zyden ftoffen naar Rusland, en voeren 'er bont cn rus-leer wederom uit ; doch deze handel heeft, zo wel als die met de Turken gedreven wordt, maar zeer weinig om 't lyf. Deze laatfte is m handen van de Kofakken uit de Ukraine , welke de rivier den Don in fchuken afzakken tot aan F 2 dc  H R E I z E de Stad Azof, waar zy koffy en Turkfche floffen tegen bont en kaviaar verruilen. De meefte kanalen, die men, om den koophandel gemakiyk te maken, aangelegd heeft, zyn onvoltooid gebleven, en de andere geven zo veel nut niet, als men 'er van had verwacht. De eenigfte, welke verdienen gemeld te worden, zyn het kanaal van Ladoga en dat van Wisnei-Woloczok. Door middel van dezelven kan men van Petersburg te water tot aan de Kaspifche zee komen; maar hier gaat dit ongemak mede verzeld, dat de fchepen, de heen en terug-reis famen genomen , twee jaren op weg zyn , welk dralen veroorzaakt wordt door dat zy tegen den ftroom moeten opvaren, en te gelyk de reden is, waarom men 'er tot dit oogmerk bykans geen gebruik van maakt. Het kanaal van Wisnei-Woioczok vereenigt de Wolga met de rivier Mfta , welke zich in het meir Urnen werpt, waar uit de rivier Wolchow voortvloeit, die door middel van het kanaal van Ladoga gemeenfebap heeft met Petersburg. Dit laatst-genoemde kanaal is voor die Stad van het ukerfte belang ,• om den noodigen leeftogt derwaards te voeren. Nadien het bed van 't meir Ladoga (9) uit een zeer ligt zand beftaat, worden 'er door de ftormwinden banken verCs) OT Oz-larfozskoc.  naar SIBERIË. 8s veroorzaakt, die het onmogelyk maken het zeive te bevaren. . Uit al het gezegde kan men befluiten , dat de koophandel, die over land gedreven wordt, in Rusland zeer weinig om 't lyf heeft. De overmatige uitgeftrektheid , en de woeftenyen die men heeft door te reizen, maken denzei ven bykans onuitvoerlyk. Lieden van kundigheid, welke Petersburg en Moscou bezogt hebben, zyn alle deze zaken wel bekend. De Heer de Voltaire (i) geeft het zelfde denkbeeld van dezen handel , en door in 't binnenfte van het Ryk in te dringen ,• ben ik van de gegrondheid der zake overtuigd geworden. De vroeger Reizigers zyn in dit ftuk misleid , doordien toen het ganfche Volk zich met dit voorwerp, als met iets nieuws en 't welk groote voordeden beloofde , bezig hield. D e handel, dien de Ruffen ter zee met Europa dryven , is hun in tegendeel zeer voordeelig ; dewyl de uitvoer altoos merkelyk door den invoer wordt overtroffen O). In 1749. werd de uitvoer der onderfcheiden koopwaren , die uit de Ruffifche havens gingen , op drie millioenen Roebels , of vyftien Millioenen Franfeh geld, F 3 be- . (1) Tom. II. pag. au, (4) [En alle binnenlandfche handel, volgens 's lands wetten., den Vreemden verboden is , moetende alle Koopwaren door Ruffen alleen van en na de Zee-havens worden. af- en aangsvoerd. Manstein pag. 532.]  96 R E I Z E begroot ; terwyl men den invoer "op twee. millioenen en negenhonderd-duizend roebels , of veertien millioenen en vyfhonderd duizend livres fchattede (3). Het getal der fchepen , die te Petersburg, de voornaamfte haven van Rusland, aankwamen , was in 1744. van tweehonderd en zedig ; in 1745. van tweehonderd ; in 1759, van tweehonderd twee en vyftig ; en in 1751. van tweehonderd en negentig ; zo dat men zeggen kan, dat daar , het eene jaar door 't ander,, tweehonderd en vyftig fchepen ankeren. De Ruffen handelen met Zweden, Denemarken , Lubek, Hamburg, Engeland, Hollanden Vrankryk , doch meêr dan de helft van dezen handel wordt door de Engelfchen gedaan. Onder de andere volken zyn het de Hollanders, die de meefte fchepen naar Rusland zenden. Franfche fchepen ziet men in de havens van dit Ryk weinig , doordien de Franfchen door tuffchenkomst yan andere volken aldaar handelen, 't welk hun, zo wel als den Ruffen, al het voordeel van een* rechtftreekfchen koophandel doet milTen. D e Ruffen hebben weinig kundigheid in 't ftuk van handeldryven , en daar boven hangen de kooplieden veel te fterk van de. Kroon en yan de Ci') [ï« de iaren 1740 en 174:toen de Baron van Mengden liet opper bellier der Commercie in banden had, was , zo men Wil, de balans ten voordeele der Ruflen 300, 000 roebels , buiten de To}-geregt!gheden. Dezelve pag. 535.]  NAAR SIBERIË. 8? de Groeten af. Zy hebben noch geld noch erediet genoeg, om een' uitgebreiden handel te ondernemen. De voornaamfte Ruffifche kooplieden zyn eigenlyk niet meêr dan Commiffionnairen van Vreemden; en daar by gaan verfcheiden takken van handel alleen voor rekening van dc Kroon (4) , hebbende zich de Vorften de monopoliën voorbehouden, die zy aan dezen en genen der Grooten afftaan. Dit gezegde is genoeg, om de nadeelen van zulk een beftier aan den dag te leggen, en te doen bemerken, dat de koophandel van Rusland op een' veel voordeeliger voet zou^ de kunnen worden gebragt. Uitvoer van Russische Koopwaren. Vellen van Sabels, van zwarte en witte Voffen, enz. Hermelynen, Tygers, zwarte en witte Beeren , Wolven gemeene Marters, wilde Katten , witte Hazen, Beevers, Lochfen, Juchten, Talk, Honig, Pot-afch, Rhabarber, Teer, Lyn-olie , Vifch-lym , Kaviaar, gezouten Vifch, Harst, Vlas, Hennep, Garen, Wol, Matten , Zcil-doek , Masten , Yzer , Koper. Invoer van Koopwaren uit Vrank- ryk binnen rusland. De Franfchen zenden naar Rusland gouden, zilveren en zyden Stoffen, Vlas, Kattoen, en verfcheiden foorten van Lakenen en Stoffen zo voor mannen ais F 4 vrou- (4) Ziet de afdecling over de inkomften van Rusland.  as R E I Z e vrouwen, Kouflen, Laarzen, Schoenen, Hoeden pm men, Beurzen, Knoopén ; allerhande foorten van Snuiftery en Galantery-waren, Handfchoenen , Horofogies Spelden, Brillen , Kammen, Gordels, Neusdoeken* eu cen menigte andere dingen van dien aart; Wyn Bran'' dewyn, Azyn, Olie; allerleie foorten van Kr'uideryen , Porcelein , Kaas , Haring , Ansjovis , Suiker Kaarten Papier, Glazen, Spiegels, Tabaks-pypen! Wafch-kaarien? Tabak, enz. ' 37 | 3- Van de Inkomsten der Kroon. De Inkomften van het Ruffifch Ryk zyn federc den tyd van Peter I, merkelyk vermeerderd; en hoewel zy, naar de onhandigheden van zaken, dan grooter dan kleiner zyn, kan het onderftaa'np verhaal, welk ik uk, opgemaakte Staten van s Lands Inkomften , my door een' goed' vriend medegedeeld , getrokken heb , een genoegzaam' denkbeeld daar yap geven. Ieder hoofd, welk in de opfchrvving komt, betaalt aan de Schatkist voor hoofdgeld 70 kopeken of Franfche ftuivers, en alle de boeren, die aan de Keizerinne toebehooren, geven nog 40 kopeken daar boven. De Heer de Voltaire berekent .het getal der mans-perfonen , die 't hoofdgeld, opbragten in i747. , óp 6 mi]iioenen en .040, 000 (5); dus, wanneer men het zelfde ge: tal van Inwoners nog heden in Rusland onderftek, (5) Voltaire , Tom. ï, p\eg. 55l  Bladz. 89 TAFEL I. Staat der Inkomften van Rusland. Kocbels. Livres. Hoofdgeld, 6640000 mansperfonen , tot 70 Kopeken ieder hoofd - 4648000, 23240000 Boeren van de Domeinen 360000, tot 40 Kopeken boven 't gewoone hoofdgeld - - - - 144000, 720000 De huizen, daar bier en brandewyn getapt wordt, brengen jaarlyks op 2000000, 10000000 Zee- en Land-tollen, en de Tol-huizen van Petersburg, Archangel, Wyburg, Nerva, Revel en Riga - - 3150000, 15750000 Yzcr en Koper van de Mynen tot het Domein behoorende - - 240000,- iooococ Pot- en Weed-afch - - - 70000, 350000 Rhabarber - - - - - ' - - 3COO0, isccoo Teer en Traan - - ... 180000, occooo De Zout-keten - ... 1400000, 7000000 Gezegeld Papier en 't Zegel - - - - - 200000, iooooco De belafting op de Baden - - - ... 14000, 70000 De Handel in Zeildoek (O ' - - - - 1 ioooo, 550000 Opkomst van de Munt - - 250000, 1250000 van de Posteryen .... - 330000, 1650000 De handel in Tabak - ... _ - 76000, 380000 De regtcn op den Koren-handel - - - iócooc, 800000 De Zweedfche Win-geweften - - ioccco. 500000 De Perfifche Win-ge weiten .... 300000, 1500000 Totaal 13, 40000c, 67010000 Cl) Met uitfluiting aan een' Particulier afgeftaan, die daar voor deze Som aan de Kroon betaalt.   „Ut SIBERIË. $9 is het gemaklyk te bepalen, hoeveel dit hoofdgeld bedraagt. De andere Inkomften van de Kroon, welke in den Staat No. r. opgegeven zyn , heb ik uit de Staten van 's Lands Inkomften, die my ter handen gekomen zyn, getrokken. Deze door my gevormde Staat kan wel aan eenige tegenfpraak onderworpen zyn , want het verloop van tyd en omftandigheden moet daar in noodzakelyk verfcheiden veranderingen te wege bréngen ; maar zo de Inkomften in fommige opzigten minder worden , vermeerderen zy weer in andere, en in den ftaat, waar in Rusland zich tegenwoordig bevindt, ftaan dezelve, over 't geheel genomen, altoos ten naaften by op denzclfden voet. Ik heb geoordeeld eiken tak van Inkomften zo te moeten opgeven, als ik het in de papieren, die my onder 't oog kwamen , heb gevonden , zonder daar in eenige verbetering te maken , uitgezonderd in het getal der mans-perfonen, die het hoofdgeld betalen , welke onder de vrouwen waren vermengd. Volgens deze lyst blykt my, dat de Inkomften' van Rusland voor het jaar 1767. in gelde moeten begroot worden op een rond getal van 13 millioenen en 400000 roebels, of 67 millioenen Franfche munt.' De Heer de Voltaire bevond , uit een' Staat der Ryks-Inkomftcn voor den jare 1725., dat, wanneer men de fchattingen der Tartaien, met alle de belastingen en alle de regten, die in geld betaald worden, famenrekende, het geheel , buiten de fchattingen die in foort inkomen , op 13 millioenen roebels zoude bclooF 5 Pcn  54 R E I z E doch zy betalen thans geen hoofd geld, en deze matige inkomst fpruit uit de Domeinen der Ruffifche Vorften, welke door de giften, die zy aan verfcheiden byzondere perfonen gedaan hebben, dezelve vry wat hebben verminderd. De moeite die ik my gegeven heb' , om de Inkomften van het Ruffifch Ryk ftukswyze en in haren aart te doen kennen, geeft een denkbeeld zo Van den tegenwoordigen rykdom van dit volk, als van het inwendig vermogen des lands , met betrekking tot het toekomende. De aanmerkingen , welke ik ten aanzien van de Inkomften dezer Mogendheid gemaakt heb, fchynen te bevestigen, dat men dezelve in gelde op 13 millioenen én 40CO00 roebels, of 67 millioenen Franfch' geld, moge begrooten. Ik heb verfcheiden lieden aangetroffen, die in de zaken van Rusland zeer kundig waren ; fommigen fchatteden de Inkomften van 't Ryk op 15 millioenen roebels, en anderen op 13 , en zelfs daar onder ,- doch deze laatften trokken van de rekening af al 't geen werkelyk niet inkwam. §. 4- Van de Zee-'mact. Voor Peter I. had men in Rusland niet dan fchuiten of andere kleine vaartuigen , waar van men zich,op de Wolga en den Don bediende; doch tegenwoordig ziet men fcheeps-timmerwer- ven'  naar SIBERIË. 95 ven te Archangel, te Kroonftad, te Petersburg, en te Re vel, en een groot getal van inboorlingen wordt 'er tot den fcheeps-bouw gebruikt. Uit den Staat der Zee-magt van 1756, ftraks te melden , vergeleken met dien, welken de Heer van Strahlenberg daar van in 1730. gegeven heeft (7), blykt dat dezelve federt dien tyd heeft afgeno.' men; nogthans worden 'er in de onderfcheiden havens van 't Ryk byna alle jaren eenige fchepen aangebouwd ; maar om redenen , die men in 't vervolg zien zal, moeten ook weêr andere in de' zelfde evenredigheid worden gefloopt. De Oorlogfchepen liggen te Revel en te Kroonftad en de kleine vaartuigen te Petersburg ; doch deze havens zyn niet goed. De haven van Kroonftad heeft, volgens den Heer van Strahlenberg drie groote ongemakken (8). „ De zee heeft voor de , haven geen behoorlyke breedte, en is ook niet „ genoegzaam veilig, uit hoofde van de menig„ te rotfen en verborgen zand-banken , die de „ haven omringen , zo dat de fchepen 'er niet „ dan by gelegenheid van zekere gunftige win„ den kunnen uitkomen. In de tweede plaats „ blyft het ys 'er te lang zitten , waar van de zee niet voor het einde van Bloei-maand wordt ,, bevryd. Ten derden verrotten de fchepen in „ deze havens zeer fpoedig , doordien zy 'er „ altoos in zoet' water liggen , (men heeft my GO Hy fchreef in 1730. Tom. II. pag. 115 & ^Z('?0 Strahlenberg, Tom. II. pag. 12,7. Deze ongemakken " worden door allen, die te Petersburg geweest zyn, beveiligd.  96 R E I Z E „ my verzekerd dat zy het niet boven tien ja„ ren konden houden.) De haven van Revel is „ al te veel aan de ftormen blootgefteld, en de „ fchepen liggen 'er niet veilig, dewyl eens drie „ van de voornamfte op eenen dag in de haven „ zelve zyn vergaan". Ten tyde van Peter I. werden vele fchepen van Dennen- of Mast-boomcn-hout gemaakt; tegenwoordig zyn de voornaamfte (tukken ten minften van Eikenhout, waar uit de meefte fchepen zelfs geheel en al beftaan. Dit hout valt in den omtrek van Kazan (9) , een Stad die , als men den loop der rivieren , waar over hetzelve vervoerd moet worden , in acht neemt, over de vierhonderd mylen van Petersburg is afgelegen. In dit overvoeren heeft men de Wolga, ter lengte van tweehonderd en zestig mylen, op te varen; een zaak die het bekomen der werkftoffen, welke tot den fcheeps-bouw noodig zyn, zeer moeilyk maakt. Dit is ook de oorzaak, waarom 'er nog heden nu en dan wat Mast-boomcn-hout toe' wordt gebruikt, daar het anders by al de wereld uitgemaakt is, dat hetzelve nergens goed toe is dan alleen tot Scheeps-masten. In Rusland behoorde men het, uit hoofde van het zoete water , welk in de voornaamfte havens van 't Ryk gevonden wordt , en de fchepen in korten tyd doet aSIL!ïm ver*ekerd d« ook' iéts, doch weinig, van /ïrchangel kwam. °'  kaak SIBERIË. 97 doet rotten , minder dan ergens elders te gebruiken. Volgens de Lyften van de Ruffifche Zeemagt, die my onder 't oog gevallen zyn, bevind ik dat dezelve in 1756. beftond uit 22 fchepen van linie , waar onder één van 110, de overige yan 99 tot 54. ftukken gefchut , gedeekelyk in flegten ftaat; 6 Fregatten van 32 ftukken, 2 Bombardeer-galjoots, 2 Pakket-boten, 2 Branders en 99 galeiem Volgens den Heer van Strahlenberg beftond dezelve in 1730. op de Ooft.zee in 36 fchepen van linie, 12 Fregatten, 9 kleine Fregatten, en 240 Galeien. Als het Scheeps-volk van de Schepen en Galeien voltallig is, beloopt het getal der Officieren, fol daten en matrozen 20239. en dat der Bedienden van de Admiraliteit en der Werklieden in de onderfcheiden havens van 't Ryk 9879; doch daar fcheelt vry wat aan de voltalligheid der foldaten en matrozen. De Officieren hebben weinig kundigheid omtrent de gronden van de zee-vaart , en met de praktyk is het nog flegter gefteld, want zy komen zeer zelden ter zee. De fchepen vergaan in de havens midden in 't ys en 't zoete water. Menig fchip is voor uitgediend verklaard , II. Deel. G zon-  Bladz. 99 TAFEL II. Staat der Ruffifche Land-magt , de Regimenten voltallig zynde. Lyfvvacht van de Keizerin, die nooit te velde trekt: Lyf-Kompagnie - - - - 300 Lyf-Kurafliers - - - 846 Gardes te paard - - - - I223 fRegiment Preobragenski - 3245 Gardes te voet' Semenowski - - 2436 L Ifmaelpwskt - - 2456 Regiment van den Groot-Vorst - - - 846 Koften volgens No. 3. 5 Regimenten Voetknechten van 846 man - - 5076 Roebels. Livres. In 't geheel - - 16408 - - 251682, 1258410 Veld-troepen. Voetvolk. 46 Regimenten , voorheen fomtyds 52. Ieder regiment 3 battaillons. Elk battaillon 12 Kompagnien Fufiliers en 2Granadiers, famen 2128. Met de Officiers enz. 2637 - - I2i, 302_ « - 1887216, 9436o8o NB: Alle regimenten zyn zo talryk niet. Veld-troepen. Paarden. 4 Regimenten Granadiers te paard van 2489 man 9956 4 Kuraffiers van 1350 man - - 54°o 26 Dragonders Van 1350 man - 35100 6 Haüaren, door elkander - - 12860 633^6 - - 1677880, 8389400 Ingenieurs en Artillery. t Ingenieurs, enz. - - - - 75o Mineurs - - - - " 210 Artillery en Bombardiers - toooo 10960 - 300000, 1500000 Regerings-troepcn. Voetvolk. 20 Regimenten in de Zweedfche Win-geweflen van 1344 man - - . - - 26880 32 verdeeld in Rusland, Siberië enz. als een van 1992 , drie van 664, de andere van 1328 man — - - - - 41168 20 verdeeld in de Ukraine van 1077 man - - - - - 2I540 1 In de linien van de Ukraine - - I_24? 90836 ] Regerings-troepen. Paarden. j 4 Regimenten Dragonders van 1056 man - 4224 y _ 116US5, 5305775 3 — van 1220 man - - - 3660 —- ~ ' 1 Eskadron te Moskou ... 546 Totaal der Land-magt' - - - 3H252 kost - 5277933, 26389665 De Zee-raagt, voltallig, als boven - - 20239 - - 120C0002_6ccoooo_ Totaal der Krygs-magt en kollen van onderhoud 331491 - - 6477933> 3238966o   naar SIBERIË. lor onderhonden gecnerhande foort van krygs-tucht; zy worden het alleen uit hoofde van hunne rooveryen, ftroopendc en vcrwoeftende al het land, welk in hunnen weg komt , en bedryvende 'er daar boven nog de yffelykfte wreedheden. D e Rullen trekken uit deze troepen maar weinig voordeden in het bewaren van hunne Legcrplaatfen ; daar tegen worden dezelve, door het verteeren van den leeftogt en het paarde-voeder, dikwyls voor het leger zeer gevaarlyk, want altoos hebben zy een grect aantal van lofi'e paarden by zich , om den gemaakten buit daar mede te kunnen vervoeren. In de lyften van de Ruffifche Krygsmagt , die- ik in handen gehad heb , beloopen deze troepen fomtyds een getal van 30 en 40 duizend man, en fomtyds nog grooter ; zo dat, indien men dezelve mede onder de Krygsmagt van 't Ryk' wil trekken , deze uit omftreeks 360000 koppen zoude beftaan. - W anneer ik dit ontzagchelyk getal van troe, pen met de afnemende bevolking en matige inkomften van het Ryk vergeleek, begreep ik niet, hoe die dingen met mogelykhcid konden gepaard gaan ; dan ik heb de lyften van de Krygsmagt, met de namen en de fterkte der regimenten zelf in handen gehad, en volgens die ftukken lydt het geen twyffel , of het beloop is , in een rond getal , van 330000 koppen , zonder de onregelmatige troepen 'er onder te begrypen; ook heeft G 3 de  102 R £ I Z E de Heer de Voltaire het voor 't jaar 1725. ten naaften by op den zelfden voet berekend (3). Doch, mag men billyk vragen, waar in beftaat de kunftgreep der Ruffifche Regering, die haar in ftaat ftelt zulk een aanzienlyke magt op de been te houden ? Is dezelve voor den Vorst volftrekt noodzakelyk ? Is het niet , uit hoofde der afnemende bevolking zyner landen, zyn belang dezelve , zo veel mogelyk, te verkleinen ? En zo hy , zelfs in vredenstyd , genoodzaakt is dezelve op dien voet te laten , is dat een wezenlyk blyk van zyn vermogen ? Het onderzoek van deze ónderfcheiden punten heeft my van zo veel belang voor 't menfchdom, voor Europa, en misfchien voor 't Ruffifch Ryk zelf, toegefchenen 9 dat ik alle moeite aangewend heb, om daaromtrent eenige opheldering te kunnen geven. O m met orde hier in voort te gaan , is het noodzakelyk Rusland in deszeifs betrekking , zó tot Europa , als tot zyne Aiiatifche nabuuren te befchouwen, en tevens op de uitgeftrektheid van het Ryk te letten. De tocftand van Rusland' in zyne ftaatkundige betrekkingen met Europa is ten overvloede bekend; omtrent die, welke het' met de aangrenzende Tartaren heeft, ontbreekt het ook aan fchryvers niet; doch het zy de toeHand dier ónderfcheiden Mogendheden eenige verandering ondergaan hebbe , dan of zy op den O) Hy berekent de Krygsmagt, zo te water als te lande, op een getal van 33950q. Tom. J. pag. 59.  naar SIBERIË. 103 den zelfden voet gebleven zy , ik kan hier niet voorby dien weder onder 'c oog te brengen , 't welk dies te minder overbodig moet fchyncn, doordien al wat door vorige Reizigers des aangaande te berde gebragt is, daar uit nog meê* en meêr beveiliging zal erlangen. Naar mate men zich van Petersburg vcrwydert , en Kamtfchatka nadert, is het volk minder onder gehoorzaamheid , cn dat niet alleen uit hoofde van de bezwaarlykheid van volk en leeftogt naar die Ooftelykc ftreken van 't Ryk te voeren , maar ook doordien al wat derwaareks gezonden wordt , te ver buiten des Vorftcn bereik raakt; 't welk ten gevolge heeft, dat met alleen het Krygsvolk , maar ook de Gouverneurs en alle de Bedienden , van wat naam ook, het aan hun tocbetrouwde gezag misbruiken. Die volken ftaan onophoudelyk in gereedheid , om een' opftand te beginnen; een ongemak, welk aan wyduitgcftrekte heerfchappyen altoos is verknogt. Men vindt in Siberië zelfs Volken , welke Rusland , federt het veroveren van die landftreek , nog nooit onder 't jok heeft kunnen brengen. Onder dezen telt men de Tfchukfchi , wier nabuuren dejoukagiri, zo wel als de Koriaki, cenigzins onderworpen zyn gemaakt. Alle deze volken bewonen den uiterflen hoek van 't Noord-ooftelyke gedeelte van Siberië, en fchoon zy voor het Pvuflifch Ryk van weinig nut kunnen zyn, is deze Mogendheid echter onophoudelyk in de wecrs G 4 om<  J04 R E I z E om dezelve te beoorlogen en onder hare gehoorzaamheid te brengen. De Tfchukfchi zyn de ontembaarfte en verwoedfte vyanden der Ruffen, en hebben , niet tegenflaande het voordeel , welk krygstucht en buskruid aan dezen geven mogte, nog altoos hunne onafhanglykheid bewaard. Del wy! de Ruffen echter geduurig verfche troepen tegen hen aanvoerden , zouden zy'na verloop van tyd eindelyk onder het jok hebben moeten bukken , of uitgeroeid zyn ; indien hunne buuren dc Joukagiri hen niet gëwaarfchuwd hadden, dat dit ovcrmydelyk gebeuren moest, indien zy geen middel vonden , om zich tegen het fchietgeweer der Ruffen, met andere wapenen dan pylen, te verzetten. Dezelve gaven hun den raad van , zo dra zy hunne ' vyanden ontmoetten , ziéh op het gefchut te werpen en daar van meefter te maken, 'twelk, zeiden zy, gcmaklyk te doen was, wyl de Ruffen nooit in grooten getale by elkander werden gevonden. Ook bewaarheedde de uitkomst het geen de Joukagiri hadden voorfpeld. Ettelyke jaren voor myne komfte te Tobolsk , was een bende Ruffifch krygsvolk tegen de Tfchukfchi in aantogt; de Generaal zond eenige manfehap met wat gefchut voor uit; deze troepen werden op het oogenblik, dat zy 'er minst op bedagt waren , befprongen en in de pan gehakt , zo dat ter naauwer nood ecnigé foldaten ontkwamen , die de tyding aan hun Opperhoofd konden gaan brengen. Deze haaftte ïich om dit volk hun voordcel betaald te zetten, dqch  kaar SIBERIË. 107 zaamheid te houden. De mcefle dezer Tartaren leiden een zwervend leven , generen zich mee rooven , en hebben, van ondenkelyke tyden af, de gewoonte gehad de Ruflen in dit gedeelte des Ryks te ontruften. Niet tegenftaande de liniën en forten , kunnen zy, wat fterk in getale zynde , gemaklyk tot op 't Ruffifch grond-gebied doordringen , wanneer zy de dorpen uitplonderen ; terwyl men bezig is het naast bygelegen krygsvolk by één te brengen , en zo dra dat begint op hen af te komen, trekken zy met hun' gemaakten buit weêr te rug. Dit is de reden , waarom men de woeftcnyen van het Zuidelyke gedeelte van Rusland als de fterkfte verfchansfingen mag aanmerken, die tegen deze volken kunnen worden opgeworpen ; want wyl daar geene dorpen zyn , valt 'er ook voor hun niets te rooven. Binnen in het hart van 't land durven de meeften zich niet wagen , uit vrees voor de menigte van 't krygsvolk, welk dc Ruffen, die met de overigen in vrede trachten te leven , op deze grenzen geplaatst houden. Onoertusschen vegten de Ruflen tegen deze Tartaren met groot voordeel, wyl de meeften geen beter wapenen hebben dan pylen. Zelfs zyn 'er onder deze volken, welke, fchoon moed en oorlogszugt de grondflag van hun karakter uitmaakt , echter van fchietgeweer in 't geheel geen befef hebben. Een voorval , welk my , federt myne terugkomst te Parys, door den Ridder  io§ R E ' I 2 E der de Saint-Pierre medegedeeld is, kan hier vaq ten bewyze ftrekken , en te gelyk doen zien , met wat fiag van nabuuren de Ruflen te doen hebben. Een groote troep Van deze Tartaren naderde , yoor eenige jaren , de linien van Siberië i zo dra de Bevelhebber van eep der Rusfifche Sterkten dit vernam , liet hy dezelven , als niet wetende wat hun voornemen was, aanzeggen , dat zy hadden te rug te trekken , of dat hy anderszins vuur op hen zoude doen geven ; waar op de Tartaren , na onderlinge beraadflaging gehouden te hebben , hem lieten verzoeken, dat hy dat vuuren eens mogt doen werkHeUig maken, Dit gefchiedde; men liet het grof gefchut fpelen, en dit kostte verfcheiden Tartaren het leven. De anderen begaven zich een weinig te rug, en deden, na zich op nieuw beraden te hebben , den Ecyelhebber andermaal verzoeken om te laten vuuren ; hier op verwyderden zy zich nog wat van de vefting, en trokken niet volkomen af , voor dat men hen ten derdenmale uit het gefchut begon te begroeten, Dit Haaltje onderftelt een volk , welk voor de* Ruffen gevaarlyk zou kunnen worden , jndjen het in de oorlpgskonst vyare onderwezen. De voorgevallen Staats-omwentelirig onder de Zongorifche (6) Kalmukken , kan ons insgelyks cen denkbeeld van deze volken geven. Dezelve " CO Anderen fchryven Zunjorifche, ook wel Dlbngarifchc.  Jladz. 113 t a f E l iii. Staat of Begrooting der jaarlykfche koften, van cen voltallig Regiment van drie Bataillons; beftaandc uit 12 Kompagnien Fufiliers en 2 Kompagnien Granadiers; daar onder begrepen de Rations , die in gelde betaald worden. Soldyvanl . I I i i '. elk Officier Jaarlyldthé Ratron Duo i„ geide Getal Soldy en , Dtto ra o i,„n„„ des voor zes tegen oo der OfH- voeder in Eranicn geld. en Soldaat, konen. I • , maands maan- Kopeken Iciers gelde, ra c RANG Getil ' ,. den in 't het Radon knechts laar. uu voor medi- , J Jaar c amen ten ingefloten. Oppek-bevbihebbers. Roeb. Ko~ üoeb. "Ko- Rocb.Ko. Roeb. Ko. Livr. Sous. Kolonel - - ' - 1 585 c 585 c l7 102 9t 80 6 676 80 3384 o 1 Luitenant Kolonel _ - - 1 351 o 351 0 11 66 59 40 4 4>o 4° 2050 o Major - - ' - - 1 286 20 286 20 11 66 59 4© 4 345 40 1727 o Aides-Majors - - - ( 2 175 50 351 o 16 96 86 4c 4 437 40 2187 o Ü7£ hunner heeft een Kompagnie. Onder-bevelhebbers EnGeMEENEN. o 59 10 59 10 o o o o o 59 10 295 | Slotemakers - - - 2 6 57 13 14' o o o oj o 13 M 65 »4 Vreemde Smid - - 1 59 10 59 10 o o o oj o 59 »o 295 M I Smeden ... 5 6 5? 32 85j o o o o! o 32 85 164 5 I Timmerlieden - - '4 6 57 91 98: o o o oj o 9' 98j 459 >8 Knechts tot de bagaadje - 7M 7 2 498 42, o 00 oj o 498 4-: 2492 4 Denfchiks of Officiers-knechts 106 j 6 30 667 80 0 0 o oj o óc7 8oj 3339 |J I Artillery-knechts - - j 6\ 7 2| 42 I2; o o o oj o 42 !2' 210 I li In 't geheel - - U6373069 18I27209 92 101 2016 1814 40, 106 29024 32i45i3^ o  naai SIBERIË. 113 men het op 330000 koppen fchattcn moge, evenwel niet meêr kost dan ongeveer 6 millioenen 400000 roebels , of 32 millioenen 300000 livres Franfch geld. O m de onkoften, die op het krygsvolk loopen, beter te kunnen bepalen, heb ik die van één Regi,ment, zo als ik dezelve in een'Staat van de krygskoften aangetroffen heb, hier nevens onder No.3. opgegeven. Uit het navolgende zal men kunnen overtuigd worden, dat de middelen, waar van ik my bediend heb , voldoende zyn, om dit ftuk met zo veel naaüwkeurigheid, als ik tot het trekken der voorgenomen gevolgen noodig heb, uit te maken. Onder de koften, in dezen Staat vermeld, worden noch die der Hospitalen begrepen, noch die der genees-middelen, welke laatfte de Kroon ook geen geld koften. Mek- ziet 'er uit , dat een foldaat niet meêr dan 32 livres en 17 Huivers, Franfch geld, in 't jaar heeft, of een'Huiver en tien penningen omtrent 's daags , behalven de twee fchepels meel en één fchepel gort alle maand , zo als ik boven aanmerkte ; doch dit laatfte gaat de Kroon niet aan, wyl de onderdanen die dingen in natuur moeten Opbrengen. Boven dit betaalt de Kroon de kleeding der foldaten , en al wat noodig is om dezelve van hoofd tot voeten uit te ruflen, 't welk op een fom van omtrent 12 roebels, of 60 FranII. Deel. H febe  ii4 £ E I Z E fche livres komt te ïtaan. Deze fom wordt afgetrokken van het jaarlykfche beloop der leeninge van ieder foldaat , welke eigenlyk 10 roebels 98 kopeken, of 54 livres 18 ftuiver Franfch geld,., is, doch waar van hy niet meêr in handen krygf dan 6 roebels 57 kopeken ; ondertuffchen beloopen altoos de onkoften in gelde voor ieder fóldaat op 10 roebels 98 kopeken, dat is op 4 roebels 41 kopeken meêr, dan ik in den hier nevens ftaanden Staat heb onderfteld , zo dat men de koften van een Regiment 10293 roebels, of 51465 livres Franfche munt, omtrent hooger moet aanfiaan ; en dus zal de geheele uitgave voor een Regiment te begrooten zyn op 39317 roebels , of, in Franfch geld , op 196585 livres. Deze opgave gezien hebbende, kan men, met behulp van den Staat onder No. 2. bladz. 99, gemaklyk een voldoend denkbeeld krygen van het geen de Ruffifche land-magt moet koften. Zie hier de berekening, die ik 'er van heb gemaakt. Zes en veertig Regimenten Voet-volk, famen .121302 koppen fterk , ieder Regiment tegen 39317 roebels, koften 1887216roebels, 0^436080 ' livres Franfch geld. Een Regiment Ruitery fcoft 2630 roebels, of omtrent een twaalfde deel meêr, dan een Regiment Voet-volk; 't welk ongetwyfeld zeer gering moet fchynen, ten zy men in acht neme, dat  kai> SIBERIË. VS dat de onderdanen zo wel het voeder voor de paarden, als den lyftogt voor=de manfchap, in natuur moeten opbrengen , en dat de aankoop der marden, wyl 'er geene dan die in 't land vallen genomen worden , Ook maar weinig bedraagt. Een Regiment Ruitery komt by gevolg m geld» ftaan op 4*947 roebels, of 2o9735 H*W Franfch geld ; en de 40 Regimenten, famen 63316 man uitmakende , koften een fom van 1677880 roebels i of , op Franfch geld gerekend , 8389400 livres. De Lyfwacbt van de Keizerin beftaat uit 16408 man , en is dieshalven byna zo fterk als zes Regimenten Voet-volk of Ruitery. Het is bekend dat de Regimenten Lyfwachten altyd veel meer koften dan andere; doch echter zal ik maar onderftellen dat die op den zelfden voet met de Ruitery betaald worden, en dus op 4i947 roebels komen te ftaan; en dan kost de Lyfwacht van de Keizenn , zo groot als zes Regimenten, jaarlyks nog 251682 roebels, of 1258410 livres Franfche munt. Dit is het minfte , waarop men deze onkoften kan beorootcn , want het onderhoud van dit volk komt niet alleen veel hooger aan , dan dat van al het ander , maar de meeften van deze Regimenten trekken daar by nog dubbele foldy. Dan nadien myn oogmerk hier eigcnlyk is te onderzoeken , of Rusland vermogend genoeg zy , cm zulk een talryke krygsmagt op de been te houden , moet ik het beloop der koften liever wat II 2 te  ïiö" R E I Z E • te klein dan te groot nemen ; want zo men van dezen grondregel een weinig afweek, zoude het zo uitkomen., dat het voornaamfte gedeelte van 's Ryks inkomften blootelyfc tot onderhoud van •het krygswezen werden vereifcht. Als men de Ingenieurs, Mineurs, Artillerisftcn en Bombardiers famen neemt , krygt men een ligchaam van 10960 koppen, of zo veel als' Vier Regimenten Voet-volk ; waar op dan dezelfde rekening gemaakt zynde , als Op de Lyfwacht van de Keizerin, zo moeten dezelve 167788 roebels koften. Ondertuffchen vind ik in den meêrgemelden Staat een forhme van 300000 roebels , of 1500000 livres Franfch geld, welke ik onderftellen zal de ware te zyn. Deze berekeningen dan alle famen getrokken, zullen dc kosten der gezamenlykc Zee- en Land-magt, gerekend op 331463 koppen, voor zo verre dezelve in geld betaald worden, bedragen 6477933. roebels of 3238966J livres, zo als wy onder No. 2. bladz. 99. hebben opgegeven.' Volgens de lyften, die ik in handen gehad heb, bcloopen de onkoften van het Hof in geld kwal'yk twee millioenen roebels , daar onder begrepen het onderhoud van de Kadetten-fchool , van de Akademien en van de Afgezanten aan de vreemde Hoven; dus dat deze ónderfcheiden punten van uitgave, met die van het krygswezen, niet hooger loopen'dan op omtrent 8 millioeneji.cn 400000  naar SIBERIË. 117 400000 roebels , ■ of 42 millioenen Franfch geld; en , naar dc onderftclling , die- wy hier voor (bladz. 94.) gemaakc hebben , dat de Inkomften van 't Ryk 13 millioenen 400000 roebels bedragen , blyven 'er dan nog 5 millioenen roebels , of 15 millioenen Franfch geld, omtrent over, om de andere onkoften goed te maken , die geen geringe fqmrne bcloopen. Doch by gebrek van genoegzame berigten, ben ik buiten mogclykheid gcfteld van deze bykomende onkoften naauwkeurig op te geven; de aanwyzing echter der voorwerpen , hier toe bctreklyk , zal voldoende zyn om 'er ons een denkbeeld van te geven, en ter zelfder tyd een nieuw licht over al het hier voor gezegde verfpreiden, 1. Onder de boven opgenoemde onkoften der troepen zyn de wedden van de Generaals niet begrepen. Die van een' Veld-marfchalk bcloopE 8140 roebels , of 40600 livres Franfche munt , en die der overigen naar evenredigheid minder, Ook zyn daar de belooningen niet by gerekend, welke men den krygsHcden toelegt, het zy dat hun een penfioen , het zy een zeker aantal Boeren van dc Kroon, .worde gegeven; welk laatfte dikwerf gefchiedt , fchoon men 'er wel op moge aanmerken , dat deze manier van beloonen voor den Staat het koftbaarst uitkomt , wyl die Boeren , eens vervreemd, nimmer weêr in handen van de Kroon geraken , daar de penfioenen in tegendeel met het leven van de trekkers eindigen. Hg 2, DÉ  n8 R Ë I Z E 2. De wapenen en verdere krygs-behoeften s welke ontwyfelbaar merkelyke fommen wegflepen ; ondertuffchen vallen deze onkoften niet zo zwaar als in andere landen , nadien het arbeidsloon onder een volk, dat uit flaven beftaat, op geringen prys is. 3. Het onderhoud van de openbare Gebouwen , van het Hof, en eene menigte buitengewoone onkoften, betrekkelyk tot de Hof-houding en den perfoon van de Vorftin. 4. D e Staats-dienaren van de Keizerin , 'de Groot-Kancelier , de Vice-Kancelier , de GrootMeefter van 't Keizerlyk huis , de Groot-Schatbewaarder en de Opper-Stalmeefter. 5. De Krygs-Raad , betraande uit vier VeldMarfchalken , twee Generaals van de Artillery, en twaalf Lieutenant- Generaals. Dezen Raad is het onderhoud van 't leger toebetrouwd, als mede de bevordering van de Officieren, tot op den rang van Overfte-Lieutenant. Dezelve heeft onder zich de Artillerys-Kancelary, het Krygs-commiffariaat , de Krygskas , de Knncelary voor de kleeding , en die voor de mond-behoeften van 't volk , de Reken-Kancelary , en het Kantoor van 't Krygs-kollegie te Moscou, 6. Het Admirah'teits-kollegie , welk het beftier over alle zaken heeft die de Zee-magt betref-  naar SIBERIË. 119 treffen. Hetzelve heeft ook het opzigt over alle de boffchen en het hout langs de groote rivieren. Onder dit Kollegie ftaan : 1. De Kommisfaris-Generaal van de Zee-magt , wiens werk is voor de betaling van al wat daar toe betrekking heeft , als van den leeftogt en van de kaffe, te zorgen. 2. Het Uitruftings-kantoor , ingerigt tot het in orde houden der Magazynen , en 't aanfehaffen van al wat tot de uitrufting der fchepen noodig is, te voorzien. 3- Het Kantoor tot den aanbouw van fchepen en 't bezorgen van al wat daar toe wordt vereifcht. 4- Het Kantoor van de Artillery en de Zce-magt. 7. Het Kollegie tot de buitenlandfche zaken, welks werk in het afdoen der geheime zaken beftaat , en in het betalen van de Gezanten aan de vreemde Hoven , van de wedden en buitengewoone belooningen die aan dezelve, of aan Officieren of andere perfonen, worden gegeven. Dit Kollegie regelt ook alle buitenlapdfche zaken, en heeft een Kantoor te Moscou , 't welk het geld voor hetzelve moet ontvangen en overz inden. 8. Twee Gerechts-hoven, één te Petersburg en één te Moscou , welke de afdoeninge van Rechtszaken in handen hebben. Peter I. beval dat dezelve geene Gerichts-gelden zouden trekken , en leide zo aan de Rechters als Geheimfchryvers uit 's Lands fchat-kist wedden toe (2). H 4 De (2) Voltairb , Tom. 11. fai. 223.  naar SIBERIË. I27 in den luifterrykften ftaat was; daar men al het volk, zo veel mogelyk, uit het diepfte van'tRyk had getrokken, om een talryk leger naar Duitfchland te kunnen zenden ; met dit al zal men by onderzoek bevinden , dat het Ruffifche leger, in alle de veld-togten federt den jare 1757 tot 1761, doorgaans niet fterker geweeft is dan honderd duizend man , daar onder begrepen de ongeregelde troepen , waar van ik gefproken heb , de Ambachts-lieden , de knechts, en voorts alle de verdere bedienden, welke de Ruffen gewoon zyn onder hunne troepen te tellen (9). Het getal van (9) Het leger van den Marfchalk Apraxin verfcheen in liet begin van den Veldtogt van 1757 met ongemeenen luifter te velde. Hetzelve beftond , wanneer men alle de ongeregelde troepen en al het verder volk , welk geene wapenen voert, 'er onder rekent, uit honderd en twintig duizend koppen. Men ftelle nu het beloop der onvoltallige en van de Regimenten afgezonden manfehap zo gering , als met eenigen grond gefchieden kan; nog is en blyft het buiten tegenfpaak, dat de geregelde troepen op verre na geen tagtig duizend hebben kunnen befo*den aanvang Van den jare 1758 gaf de Keizerin bevel tot het aanwerven van tagtig duizend man (*). Op den derden van Lente-maand des zelfden jaars telde de Generaal Fermer, in het le-er onder zyn bevel, zestig duizend koppen, of daar omtrent C*"). de ongeregelde troepen, de knechts, het handwerksvolk enz. daar weêr onder begreepen. Hy verwachtte toen nog eenbe nieuwe manfehap , onder geleide van den Heer Browne, welke zich ook niet verre van Kuftria met zyne troepen vereenigde. . De Generaal Butturlin kreeg, in 't voorfte van Wyn-maand , bevel van de Keizerin, om een ligchaam van veertig duizend man by één te brengen, en met dezen begaf by zich den 20. (*) GaactteteFmncedu 18. Mars i?5& Artide de Pitersiourg, (**-)PMJ.ld%'il. Mars 1758. Artkls de Dantzick, pag. 14a.  I3S R E I 2 E van deze laatfien beliep op meêr dan vyfcien duizend , en dat der ongeregelde troepen was nog grooter ; zo dat het geregelde krygsvolk nooit meêr, en dikmaals wel vry minder, dan zestig duizend man heeft bedragen. Dat hetzelve, volgens myne berekeningen, fterker uitkomt, wordt daar door veroorzaakt, dat ik dé Ruffifche krygsmagt in 't geheel, by onderftelling, op drie honderd en dertig duizend man begroot heb, terwyl dezelve, in 't jaar 1760, niet meêr dan twee honderd vier en tagtig duizend koppen konde halen, naar van die zelfde maand op weg (*). En toen deze verfche troepen zich met die van den Generaal Fermer, welke zo door ziekten als door het treffen van den 25. van Oogft-maand merkelyk gefmolten waren, hadden famengevoegd, kon het Ruffifd, leger met over de zeventig duizend , regelmatige manfchan halen. ^' In het volgende jaar zoude het leger van den Generaal Fermer uit honderd duizend man beftaan , wanneer het de vo-frerkin* die reeds met den aanvang van Louw-maand was op weg eefla' gen, en met min dan twintig bataillons knepen, en twee en dertig kompagnien Granadiers bedroeg , zoude hebben ontvan gen (**) Men befeft, na al wat hier voor gezegd is, tinelyk dat ook dit faamgcvoegde leger niet fterkex heeft kunnen zyn ' dan omtrent zeventig duizend man, gefchikt om de wapenen te voeren. 1 ' De Marfchalk Soltikoff bad in 't jaar 1769. een leger onder zyn bevel van honderd drie en twintig duizend Ruffen Cf) ■ dan na dien en de ongeregelde troepen, benevens de omloop'van ''ton gewapend volk, en de ontbrekende manfehap hier onder moet-, begrepen worden, zal men het overfchot, de geregelde troe.en namelyk, wederom, even als in de andere jaren, op zesti- of zeventig duizend koppen mogen (chawen. Het leger van Bun turlm , in 1761 , was niet zo fterk. CO Gazelle de Francs du 20. Octobre 1758. Article de Péterslourg , peg. 573. C *) IMd. du 3. Mars 1759. Anicie dj Pétersbourg , Pag. 07 CD Oa. du l4.>;„ i76o. Article de Dantzick „pag. 277.  NAAR SIBERIË. 1*29 naar luid van den Staat , dien de Ruffen zelve daar van op den zestienden van Lentemaand des zelfden jaars (i>3 en gevolglyk op een' tyd, waar in zy de meefte troepen op de been hadden, in 't licht gaven. Hoe aanzienlyk een Ruffifch leger met den aanvang een's veldtogts ook moge voor den dag komen , wel dra doen het de ziekten merkelyk verminderen. Deze vermindering moet vreemd fchynen, doordien 't bekend is , dat de Ruffifche foldaten meeftendeel veel harder en ruftiger zyn, dan die van andere landen, en dat zy zelfs, zonder letfel daar van te hebben, zich met een bos ftroo of een plank tot een legerftede behelpen. Het is te gelyk waar dat de Ruffen niet uit het leger wegloopen, het zy dat hun daar toe de gelegenheid worde afgefneden, het zy uit een godsdienftig beginfel , het zy dat zy dom genoeg zyn om zelfs hunne ketenen te beminnen, het zy dat zy , uit onkunde van andere talen , geen waar heên weten , of eindelyk om dat zy het geluk nergens , dan in 't midden van Ruslands ys, wanen te huisveften. 't Is waar dat in 't jaar 1761. van 't Regiment van Azof alleen , binnen weinig dagen, honderd man verliep; dan zulke gevallen zyn zo zeldzaam , dat het verloopen van Ruffifche foldaten, als zy te velde zyn, niet in aanII. Deel. I mef- - (i) Gazeitc de Frame du 19. 'Jvril i?6o. Arlkle dc Pèlershourg, pag. 181. Het is zelfs wsarfchynlyk, «lat de ongeregelde troepen in dezen Staat van 't Krygswezen zyn begrepen.  138 * E I Z E die de Koning van PruiiTen onverdedigd had laten liggen, om dat zy te verre van zyn leger aflagen , en hy in dat gedeelte zyner Staten niet dan geringe legertjes tegen hen konde aanvoeren. Den ftroom liggen. Hun leger was den 3. van Lentemaand over de zestig duizend koppen fterk (*). Den 18. daar aan volgende trok hetzelve , zonder van de PruiiTen ontrust te worden , over die rivier, en vervolgde zynen weg naar den Oder, terwyl de Konm-r van Pruiffén eenen inval deed in Moravië , meer dan honderd mylen verre van dat gedeelte van het Pruilfifche, welk do Ru!T-n hadden ingenomen. Onderwyl dat de Generaal Fermer den Oder naderde, en op Kuftrin aantoog, was de Generaal Browne met een ander aanzienlyk aantal troepen in beweging, om d*o<- Pofen die z;Ifde piaats te bereiken. De Generaal Fermer was bezig Kuftrin te belegeren, en had reeds de verfterjdng van den Genet raai Browne by zich gekregen, toen hem des avonds op den 24. van Oogftmaand berigt werd, dat de Koning van PruiiTen met dertig (anderen willen veertig) duizend man op hem afkwam, en dat dezelve zich gereed maakte om den Oder over te trekken en hem flag te leveren ; ftraks zond hy den Overfte Cliomoutow met eenig volk dervvaards , om den overtogt te belemmeren, Haakte de blokkering en begaf zich naar Zorndorff Cr). De Konin», aan de andere zyde van de rivier en agter den rug van 't Ruffifch Wer gekomen zynde, gaf last tot den aanval en verbood krijsgevangenen te nemen ; voornamejyk muntte hy het op den regter vleugel, die in de zyde kon worden aangetast, doch dezelve°had aner zich een ontoeganglyk moeras. Na een al!erhardnekki"st . t'/J. Tof in de HolIanoTche Uitgave firn. IX. fag. ^S.)  naar SIBERIË. 163 Sj jaren voor Chriftus geboren werd , en in een 3, gedeelte van Indië , 't welk döor fommigen 3, Chang-tyen-cho geheten is, regeerde. Hy gaf 3, voor een God te zyn, die een menfchelyk lig,, chaam had aangenomen ; en toen hy fticrf, 3, verzekerden zyne Leerlingen, dat hy maar al3, leen voor eenen tyd verdweenen was, en wel 3, dra wederom te voorfchyn zoude komen, ge,, lyk zy ook niet miften zyne nieuwe verfchy,, ning , op den zelfden dag die door den God „ Fó voorfpeld was , ópenlyk aan te kondigen. 3, Deze overlevering, welke van eeuw tot eeuw voortgegaan is , heeft dies te meerder vaftig3, heid gekregen , doordien men dezelve by de ,, oude fchryvers dezer Natie beveftigd vindt, 33 en nog onafgebroken gearbeid wordt, om dit onkundig volk door een reeks van bedriege3, ryen daar in te beveftigen. ,, De Dalaï-Lama of Lama-E&Iaï wordt hief ,, te lande gehouden voor den God Fo, menfch geworden. Men noemt hem ook eeuwigen Va,, der , en fchryft hem alle de eigenfehappen „ van de Godheid toe, Gevolglyk moet hy ook ,, onfterfelyk zyn; een waan, dien dc Lamas of „ Priefters weten op te houden , door uit al„ le de kinderen van 't land één uit te kip,-, pen, welk eenigszins naar den Grooten Lama „ gelykt, en het zelve in 't binnenfte van zyn „ Paleis op te voeden , om by overlyden van „ dien Lama ftraks dc plaats te kunnen verL 2 - vut-  iö4 R E l Z £ »» vullen (9). Dit bedrog is zeer gemakiyk on* „ der dit volk te fpelen, doordien de Groote La„ ma nooit in 't openbaar verfcbynt, en het ook „ niet aan ieder geoorloofd is hem te genaken; „ immers heeft nog geen reiziger het daar toe is kunnen brengen". Groeber (i) verhaalt op de getuigenis der Inwoners van Barantola , „ dat, de Groote La„ ma op een foort van een bed , 't welk zeer „ koftbaar is , zit, in een der binnenfte vertrek„ ken van zyn Paleis, rykelyk met goud en zü„ ver verfierd , en met een groot aantal Jampen ,, verlicht. Als zyne ■ aanbidders hem naderen , »> werpen zy zich neder , buigen het hoofd tot j", op den grond, en kuilen hem met de uite-rfte „ eerbiedigheid de voeten. Zyn aangezigt is al„ toos bedekt, en wordt van niemand, dan die „ in 't geheim zyn , aanfchouwd. „De Groote Lama onvangt niet alleen deze „ Godsdienftige eerbewyzing van zyne onderda,, nen , maar ook van een menigte vreemdelin„ gen , die daar toe zeer verre rei2cn onderne„ men. De Kans en de andere Vorften komen „ mede om hem te aanbidden en hulde te doen, '3j en (9) [°e weinige wKarfciivnlykiieid van deze en andere vertellingen is door den oordeei-kundigen Scliryver der Wysgeerige Bcfeicgejingen oy;r Amerika, onlangs by den Drukker dezes uitgekomen , üangetoond 11. Deel VI. Afd.] CO OU. Tvm. VU. pag. 123. & Sidy. (Ilollandfche Druk T»m. IX. pag. 130. SS Suiy.~)  naar SIBERIË. ï6s „ en worden op geene andere wyze van hem be3, handeld, dan de geringfte hunner onderdanen. 3, De eenige gunst, waar mede hy zyne aanbids, ders verwaardigt, is het leggen van zyne hand 3, op hun hoofd, en daar mede houden zy zich van alle hunne zonden gereinigd. „De Groote Lama wordt in zulk een' diepen „eerbied, vooral in Thibet, gehouden, dat de „ Grooten des lands zich , naar 't fchryven van „ Grueber, met veel yver voorzien van eenige „ ftukjes van zyne uitwerpfelen, welk zy, op de 3, wyze van Reliquiën, om hunne halzen dragen. „ De Mongols, of Mongalen, zyn, volgens de „ getuigenis van Gerbillon, in het zelfde vooroor„ deel; en allen, die in den Lama gclooven, zyn 3, overtuigd dat men voor alle ligchamelyke on„ gemakken bewaard is, als men maar iets van „ deze fraaiheden heeft om den hals hangen, en „ iets van zyne pis onder het voedfel mengt , „ dat men gebruikt. Deze kostbare uitwerpfelen „ brengen den Lamas geene geringe inkomften „ aan , door het gene daar van aan de menigte ,, volkeren, die dezelve komen koop en, wordt „ geflcten. „De uitgeftrektheid van den Godsdienst des ,, Grooten Lamas heeft hem genoodzaakt Stede3, houders te hebben 3 om zyn' perfoon te ver- beelden , welke Kutuktus of Koutoukta gej, noemd worden, en wier getal nooit twee hour L 3 „ derd  166 R E I Z E „ dcrd overtreft. Zy worden aangemerkt als klef„ ne Goden , doch die van den Dalaï-Lama af„ hanglyk zyn; ondertuffchen hebben zich echter „ verfcheiden onder hen onafhanglyk gemaakt, door zich het vermogen van den Dalaï-Lama „ mede toe te eigenen; en zelfs is deze afzonde„ ring door fommige welberaden Vorften begun- ftigd, om deze zo uitgebreide magt dus, doende te fplitfen. „De Lamas of Priefters ftaan onder den Kou„ toukta, derwyze dat men in Thibet, tof on- derhoud der tucht, eene Kerk-regeringe heeft, '„ welke met die van de Roomfche Kerk in vele „ opzigten overéénkomt. Men vindt 'er verfchei„ den rangen, welke aan die onzer Aardsbiffchop„ pen, Biffchoppen en Priefteren beantwoorden. „ Ook ziet mep 'er Abten en Abtdiffen, Prioren, „ Provincialen , en andere Opperften in de zelf„ de graden , ter beftiering van de ge-ordende „ Geeftclykheid. De Lamas of Priefters, welke het ganfche Ryk door het opzigt over de Tem„ pels hebben , worden getrokken uit het Kolle„ gie der Leerlingen; die blootelyk Lamas zyn, doen dienst in de Tempels en Klooftcrs in hoe,, danigheid van Mede-hulpen. Het getal der laat„ ften is ongelooflyk groot, en de onkunde der 3, meeften verregaande. Bentink verhaalt, dat aan den voet van SJ den berg Putöla, waar de Dalaï-Lama zyn ver- » blyf  NAAR SIBERIË. 167 blyf houdt, meêr dan twintig duizend Lamas wo,, nen. Deze Lamas omringen den berg balvemaans „ wyze en op verfchillenden afftand, na dat hun „ rang of waardigheid hen min of meerder waar- dig maken hunnen Opper-priefter te naderen. De Groote Lama , zelfs na dat Thibet aan 3, hem gefchonken was , van het beftier aller „ tydelyke zaken afziende, kiest een' Onder-Ko„ ning, die op zynen naam en gezag zyne Staten ,, moet regeren. Dezelve is bekend onder de 3, benoeming van Tipa, anderen fchryven Deva, 3, en houdt zyn verblyf te Tonker , de Hoofd,, ftad van Thibet, niet verre van den berg Pu- tola gelegen. D e Vaders Jefuiten Grueber en Defideri heb3, ben , zo wel als de Vader Kapucyn Horatio ,, de la Penna, een groote gelykvormighcid tus„ fchen onzen uitwendigen Godsdienst en dien van Thibet gevonden. „ Sommigen van deze Zendelingen hebben „ zich verbeeld, dat de Chriftclyke Godsdienst 3, ten tyde der Apoflelen in deze ftreken gepre„ dikt was , cn dat daar van voctftappen in de oude boeken der Lamas zyn overgebleven. ,, Hunne gillingen fteunen op verfcheiden gron,, den. 1. Op de kleeding der Lamas , welke 3, naar die der Apoflelen gelykt. 2. Op de on3, dergefchiktheid van hunne Geeftelyken , die L 4 „ es-  168 R E I Z E „ eenige overeenkomst heeft met onze Kerkely? M ke regering. 3. Op eene tastbare gelykvor„ migheid tuffchen hunne Godsdienst-plechtighe„ den en die van de Roornfche Kérk. 4. Op hun „ begrip van eene menfehwoording. 5. Op de „ ftelregels hunner zedekunde. Geebillon merkt met verwondering aan, „ dat het Wy-water, het gezang in den Kerkss dienst cn flet bidden voor de dooden by de „ Lamas in gebruik is; dat hunne kleeding naar * die gelyk» 3 waar mede de Apoflelen afgebeeld j, worden ; dat zy myters dragen even als onze „ Biffchoppen ; dat eindelyk hun Groote Lama „ onder hen den zelfden rang bekleedt, als in de „ Roornfche Kerk de Paus. Grueber gaat verder, „ en verzekert , dat , fchoon zy nooit eenigen „ omgang met Europeërs gehad hebben , hun „ Godsdienst echter in alle wezenlyke punten „ met den Roomfchen overéénftemt. Zy ver„ richten een offerhande met brood en wyn; zy. „ geven een laatfte Olyfel; de huwlyken worden ■si onder hen ingezegend; zy doen gebeden voor i\ dekranken; zy hebben Ommegangen; zy eerii biedigen de overblyffels van hunne Heiligen, „ of liever van hunne Afgoden; zy hebben man,s nen- en vrouwen-kloofters ; zy zingen in de „ Tempels even als de Chriften-Monniken ; zy „ onderhouden verfcheiden vaftcn in 't jaar ; zy tuchtigen hunne ligchamen met gecffels; hun„ ne Biffchopen-worden ingewyd; zy laten Zen- „ de-  naar SIBERIË. 16$ „ delingen afgaan, welke in de uiterfte armoede ■■ leven, en tot in China toe bloots voets reizen. lk verhaal niets, zegt Grueber, dan het geen „ myne eigen oogen hebben gezien. „ Horatio de la Penna getuigt van zynen „ kant, dat de Thibetaanfche Godsdienst als een „ beeltenis is van den Roomfchen. Men gelooft i3 'er in een' eenigen God en een Drieëenheid, „ fchoon dit geloof met vele dwalingen vermengd „ is; men erkent 'er een Paradys, een Hel, een Vagevuur , te gelyk met een mengeling van „ allerleie verdichtfelen. Men deelt 'er aalmoes„ fen uit, en doet gebeden en offerhanden voor „ de dooden. Men telt 'er een groot getal „ Klooftcrs, cn daar in niet minder dan dertig duizend Monniken, die zich tot armoede, kuifch„ heid , gehoorzaamheid , en door verfcheiden „ andere geloften verbinden. Zy hebben Biegt„ vaders , die door de Opperften verkoren worden, en van den Lama, als van een' Biffchop, „ hunne magt ontvangen moeten; zonder 't welk „ zy noch tot het hooren der biegte , noch „ tot het opleggen van boete bevoegd zyn. De „ vorm hunner Kerk-regering verfchilt ooi; niet „ van de Roornfche ; want zy hebben mindere „ Lamas , die door den Grooten Lama aange„ fteld worden , en , elk in zyn afzonderlyk „ Stift, het gezag van Biffchoppen oeffenen; en ' dan nog ondergefchikte Lamas, welke men te3, gen de Priefters en Monniken kan overftcllcn. L 5 VocS  i'/o R E I Z E. „ Voeg hier by, zegt de zelfde fchryver, dat „ het wy-water, het kruis, de rozen-krans, en ,, meêr andere dingen der Chriftenen , ook on„ hen in gebruik zyn. „ Sommige Zendelingen , Regis by voor,, beeld , tellen met al dit de Thibetanen onder ,, de Afgoden-dienaars; terwyl anderen ons trach„ ten te doen gelooven, dat de Godsdienst dezer „ volken voormaals de Chriftelyke geweest zv, " weIke > bY verloop van tyd , ongelukkiglyk „ zoude zyn verbafterd. Andrada wil , dat zy „ nog heden cen , fchoon verward en wanfcha,, pen , denkbeeld van de Verborgenheden der „ Chriftenen voeden". Niet tegenftaande de bygebragte overéénkomftigheden tuffchen den Thibetaanfchen en Chriftelyken Godsdienst, befluit de Abt Prévöt (2) , dat de meening der genen, die den eerften voor een verbaftering van den laatften houden , niets dan een loffe en kwalyk gegronde gilling is (3). De C2) Liever de Samenfteller van de Alg. Hift. der Reizen, wiens woorden de Abt heeft vertaald. (Rem. de VEdit. Holl.) ' C3) [Deze goede Vaders waren niet onwillig te galooven, dat liet Evangelie in deze landen door de Apottèlen zeiven is verkondigd geworden; het is dus niet vreemd, dat zy wat meer overeenkomst tuffchen eenige Inftellingen der Lamas , en die van hunne Kerk, gezien hebben, dan 'er werkelyk was. La Croze, Bayer, en andere Geleerden van den eerften rang, dagten dat men in Thibet deze en gene gebruiken van de Neftoriaanfche Zendelingen konde overbehouden hebben. Dit zou beter lyken , inzonderheid zo de berugte Paap Jan geen ander geweest zy dan de Katholikos der Neftorianen, en deze juist dezelf-  naar SIBERIË. 171 De kundigheden, welke ik omtrent den Godsdienst van Thibet, die mifichien door de Kalmukken-Zongoren bedorven is, heb opgezameld, onderftcllen dat deze volken een verward denkbeeld van den Chriftelyken hebben gehad. Het berigt , dat ik 'er hier van voorheb mede te dee- zelfde als dc Dalaï-Lama, gelyk de nieuwe Gefchied-fchryver van Siberië ons vertelt, (Fisciier, Sihirifche Gefchkhte, Emleit. § 42 Petersb. 1769.) die echter niet de ccr£le is' we,ke deZe gelukkige ontdekking gedaan heeft. Een geleerd Franfchman was hem daar in overlang voorgekomen (Recuett ie Voy. au Nori Tom X. pag. 103.) Wy vermeten ons niet met den Schryver der Wssgeerigé Bcfpiegelmge» enz. te zeggen , dat de Neftorianen nimmer verder geweest zyn dan Karamit en Mozal, Qm Mcfopotamië) alwaar hunne Patriarchen derzelver zetel geveftigd hadden , uit vrèes dat men ons cen reeks getuigeniffen van Syrifche Schryvers uit de BMotheca Orientalis van Assemani mon te gemoet voeren. Maar wat, zo 'er reeds vele eeuwenvoor de Neftorianen en voor der Chriftenen tydrekening een Dalaï-Lama in Thibet geweest zy, en de Lamifche Godsdienst van alle anderen de minfte veranderingen ondergaan hebbc ? £elyk dezelfde vernuftige Schryver (II. Deil, zesde Afd.~) beweerd, of moeten we zeggen bewezen? heeft. Indedaad, de plaats uit Strabo naflaande hebben we juist niet klaarlyk kunnen zien , dat de Oppcr-Priefter der Geten , op den berg Kogceon , noodwendig een Kutuktus van den Dalaï-Lama te Laffa hebbe moeten zyn; doch dit belet niet, dac reeds 1340 jaren voor de geboorte van Chriftus een Prasrinmo als Groote Lama aldaar geregeerd hebbe, agtcrvolgens de echte Gederikftukkcn in Thibet verzameld, in welke, ongetwyffeld , de geboorte van den God La uit de Maagd Lamogiiiupral , twee duizend jaren voor onze tydrekening , insgelyks geboekt ftaat. liet fpyt ons alleen dat de zeer kundige Schryver, ons ongelcerden en halfgelee'rden zo belezen onderftcllende als hy zelf is , niet heeft a?n"ewezen, waar we die echte Gedenkftukken m oeften zoeken. Dan wat 'er van de oudheid van den Lamifchcn Godsdienst zy weini«e waarfchynlvkheid heeft het ,. dat dezelve van de Chriftenen iets ontleend hebbe. Uit zekere plegtige gebruiken valt niets te befluiten , dewyl men foortgelykc m andere Godsdienften van het Ooften aantreft; en van het lcerftellige heelt men geene dan zeer gebrekkige kennis.]  ï?2 R E I Z E deelen , zal blootelyk beftaan uit het geen de Gezanten en de Lama, waar van ik gemeld heb, my verhaalden. De Kalmukken-Zongoren Hellen het aanwezen van Godheden van drieërleien rang. Die van den eerften zyn uit de wateren gekomen, en hebben die van den tweeden, de Sterren, de Zon, de Maan en de Planeeten , gefchapen. De Godheden van den tweeden rang fchiepen de menfehen, planten, bloemen en fteenen ; en de Goden van den eerften rang vergoodden , by verloop van tyd , zulken uit het menfehdom , die de deugd beminden. In het begin was de aarde geheel met water overdekt. Een fterke wind, die uit de vier hoeken der wereld opftak, veroorzaakte een zo groote beweging , dat alles het onderfte boven raakte. Tagtig bergen werden 'er toen opgeworpen, waar van veertig zich boven de oppervlakte des waters verheften en een klein vast land uitmaakten. Eenigen tyd hier na verfchenen 'er zeven Goden , die met vleugelen voorzien waren en ginds en herwaards over dit land henen vlogen. Vier van deze Goden deden hun behoef; hunne uitwerpfelen waren honig ; twee anderen , daar van genuttigd hebbende, werden van 't vermogen beroofd om met de anderen weêr ten Hemel op te varen, en moeften op de Aarde blyven;, welke vervolgens door hen werd bevolkt. De  naar SIBERIË. 173 De Goden van den eerften rang zyn duizend an getal; zy moeten elk op zyn beurt regeren, en van zes hunner, wier namen ik opgeven zal, is het ryk reeds geëindigd. Zy zyn: 1. Sandgi-namzic, 't welk betekent, goede opziener. 2. Zougdor , dat is , langhairige. 3. Tamdgetgob , dat is, barmhartige. 4. Korwa-dgiguedan, die de wereld verwoest door de zielen naar 't Paradys te voeren. 5. Serïoüpe , de Schepper van 't goud. 6. Ostroune, Befchermer der wereld. 7. Chaque-dcumeni is de gene die tegenwoordig aan de beurt is ; hy draagt den naam van cen voornaam huis , dat in Indië regeert. f. Maidiry , dat is , de Bezorger , in de Tangoutfche taal Dgamba. Deze laatfte moet Cbaque-dgumeni opvolgen; doch voor dat zyn ryk begint, zal het einde der wereld invallen, en hy is het welke deze gebeurtenis den menfehen moet aankondigen. D e Antichrist zal verfchyncn in 't midden der zeven zonnen , die al wat op den aardbodem is zullen verbranden. Een overvloedige regen zal het vuur uitbluffchen, en Maidiry zal ten hemel varen, om daar bezit van het opperbewind tc nemen.  ï?4 R E I Z E men. De bewoners der vorige wereld, zo vele *er de deugd behartigd hebben, zullen dan in 't Paradys komen ; terwyl de Aarde wederom bevolkt zal worden uit de Helle. Die de meefte zonden gepleegd hebben , zullen aanvanglyk de ligchamen der veragtelykfte gekurvenen bezielen, en na derzelver dood in die van andere en meêr volmaakte dieren overgaan, tot dat zy,, na veelvuldige verhuizingen, wederom tot den ftaat van menfehen geraken. In 't Paradys zal men geen ligchamen hebben, doch echter 't genot van alle mogelyke vermaken , welke dan naar den aart der zielen zullen zyn gefchikt. Ondertuiïchen kan niemand in 't Paradys komen dan op 't einde van elke wereld; maar de menfehen, die in heiligheid geleefd hebben , komen by hun overlyden in een groote plaats voor het Paradys gelegen, van waar zy, in afwagting der opftanding, dc Goden aanfehouwen. Deze volken ftellen een Helle, in welke de felfte pynigingen moeten verduurd worden; men laakt 'er uit op 't einde van ieder wereld , om de nieuwe weêr te gaan bevolken , gelyk reeds gezegd is, en men genaakt het Paradys niet, dan na de deugd , terwyl men op de aarde was, te hebben betracht. D e minst fchuldige verdoemden zitten op een metalen paard , dat door een vuur in deszeifs bin-  naar SIBERIË, 175 bïnnenfte geftookt wordende , altoos gloeiend heet is. Wanneer een verdoemde door dorst geperst wordt , heeft hy 't vermogen van zich naar een kanaal of rivier te begeven ; dan zo dra hy meent te drinken , komen 'er meffen en fabels uit te voorfchyn, die hem zulks beletten. De Hel ftaat onder het beftier van Duivelen. D e Antichrist zal geboren worden uit een maagd , een dochter des Konings van Japan, en uit den God der Helle , Herlick-han. I. Herlick-han beteekent Duivel, Satan, Koning. Hy is wreed en boosaartig ; hy is de rechter der menfehen. De Kalmukken gelooven, dat de ander Godheden te veel goedheid hebben, om de fchuldigen tc veroordeelen ; en uit dien hoofde doen zy menigvuldige offerhanden aan Herlick-han , om hem tot barmhartigheid te bewegen. Hy heeft by zich zestien rechters, agt uit de Godheden van de mannelyke, en een gelyk getal uit die van de vrouwelyke kunne. II. Jamandaga , volgens de Kalmukfche Gezanten , en Macha-alla, naar. 't berigt van den Priefter, is een Godheid van den tweeden rang. De Kalmukken hebben voor denzelven den uiterften eerbied. III. Amid-aba, desgelyks van den tweeden rang, wordt voor de Godin der bloemen gehouden,  l76 R E I Z E den, welke zy, enkel door haren wil, in menfehen kan herfcheppen. Zy wordt afgebeeld met lieden, die een foort van zegeteekenen voeren, op hare zyde; en deze moet men zich verbeelden toe die gene te behooren , aan welke zy 't leven heeft gefchonken. IV. Nahon-Douraky. Deze Godheid is een vrouw, bekend onder den naam van Godinne der Zagtmoedigheid. V. Tabounisorton is een Godheid van den tweeden rang, die twee en vyftig malen is opgewekt , en daarom ook door twee en vyftig gelykvormige figuuren wordt afgebeeld. VI. Nagumsana. Een God van den tweeden rang; de troofter der bedroefden. Hy had, een menfch zynde , zo vele wederwaardigheden ondervonden , en dezelve met zo groote ftandvaftigheid doorgeftaan , dat hy waardig gekeurd wierd vergood tc worden. Voor zyn' dood begaf hy zich naar een woeftyne , om daar als een kluizenaar te leven. VII. Boursa. Het afbeeldfel dezer Godheid is van leem. Zy heeft het vermogen van de fchoonheid te bewaren en van de Venus-ziekten te genezen. In het laatfte geval wordt zy tot een poeder gemaakt en in de fpyze gemengd. Zy vertrouwen op deze Godheid zo vaftelyk , dat  naar SIBERIË. 177 dat de meêrgemelde Kalmukken, deze ziekte tot vrucht van hun gezandfchap uit Petersburg mede gebragt hebbende, my lieten verzoeken , een weinig van het beeldje, welk ik bekomen had , te mogen affchrapen , waar in ik hun ook genoegen gaf; en fchoon dit poeder hen in den zelfden ftaat liet, in welken het hen gevonden had, bleven zy des niet te min even fterk van deszeifs vermogen overtuigd ; gelyk trouwens in andere landen insgelyks , omtrent dusdanige hulpmiddelen , gebeurt. D e Lamas of Priefters genieten alleen het voorrecht om deze Afgoden , waar voor zy groot geld maken , te verkoopen. Het leem daar toe nemen zy van den berg Putola, waar de Groote Lama zyn' zetel houdt ; en geen ander leem heeft deze wonderdoende kracht. Abourza-Soubourgan is de plaats des Tempels genaamd, waar het beeld, dat zy aanbidden , gevonden wordt. Het ftaat in 't agterfte van een foort van Tabernakel. VIII. Aioüschi. Een God van den tweeden rang , die aangebeden wordt om lang te leven, en om weêr jong tc worden. IX. Oïschirbanv is een God van den derden rang. Hy werd van den Hemel afgezonden,om de booze Geeften , die de Zon en de Maan II. De er.. M »«  i?8 R E I Z E in haren loop gefluit hadden, te beflryden. Verwinnaar hieuw hy dezelve het hoofd af, en maakte 'er een foort van krans van, die aan zyne ooren vastgehegt is, en hem tot onder den buik neder hangt. Van den mond dezes Afgods tot aan het aarsgat gaat een rechte pyp , van welke de Lamas of Priefters gebruik maken, om het heilig brood den zieken toe te dienen. Otfchirbany zit op den mond des lyders, wanneer men in den, zynen de gewyde pil legt, die door de pyp vallende , in den mond van den laatften nederkomt. X. Maidiry. Een God van den eerften rang. Hy verbeeldt den Antichrist, die, volgens hunnen Godsdienst , een menfehelyke gedaante zal aannemen en in den fchoot eener maagd, de dochter des Konings van Japan , ontvangen worden. Zyn Ryks-zetel zal te Jerufalem geveftigd zyn. Hy zal alle nabuurige Vorften den oorlog aandoen , en fchrik en verwoefting overal verfprciden ; doch maar zeer korten tyd regeren. De wereld zal door vuur vergaan , en de Aardkloot wederom van nieuws bevolkt worden. XI. Zoünkaba , de God der Dieven, van den derden rang. Volgens overlevering, bewoonde hy de aarde te zelfden tyde met Scakmoyny. Zounkaba was een groot roover , terwyl Scakmoyny, in tegendeel, het flelen voor een misdaad rekende. Beide predikten zy een zedeleer die met hun gedrag ftrookre, en gevoiglyk rechtsreeks  naar SIBERIË. 179 Itreeks tegen elkander over ftond. Zounkaba , deze verfchillen begeerende te eindigen , deed den voorflag aan Scakmoyny , om de Goden te fmeeken, dat dezelve dit punt mogten ophelderen , door een blom voor dien van hun beiden te doen opkomen , wiens begrip hun meest behaagde. Dit gefchiedde, en de bloem werd voor Zounkaba gevonden; doch de meefte Kalmukken willen, dat dezelve voor Scakmoyny was opgekomen , maar dat Zounkaba hem die, terwyl deszelfs oogen op den hemel geveftigd waren, had ontnomen. XII. Tarni-Nèconizan-Bourchan, of, volgens de KalmukfcheGezanten, Neduberouzekschy. Deze Afgod is van den eerften rang, én wordt voor de Befcherm-God der kinderen gehouden. Hem worden düizend oogen en cen gelyk getal van armen toegefchreven. XIII. Nangilma. Van deze Godheid beb ik geen omftandig berigt; zy fchynt my dezelfde toe met Tarni-Negonizan-Bourchatf, öf de Manippe van Thibet. Ik heb uit Siberië beelteniffen van alle deze byzonderc Afgoden medegebragt, welke de Rusfen van de Kalmukken, ten tyde van de groote Staats-omkeering in 1757 , gekregen hadden. Eenige zyn gcfchilderd , andere van metaal of leem. Kundige Kalmukken, en een hunner La* M 2 mas,  180 - R E I Z E mas , aan welke ik dezelve vertoonde , herkenden ze terftond, en willen my ftraks de namen en fabel-hiftorie op te geven. Afiffchien zon een naauwkeurige vergelyking dezer afbeeldingen met foortgelyke , uit andere afgelegen geweften tot ons gebragt , min of meer licht kunnen geven nopens den Godsdienst der Thibetanen. Xe-  naak SIBERIË. 181 Terug-reize van Tobolsk naar Petersburg. De fchikkingen, te Parys op myne reize gemaakt , lieten niet toe, dat ik my, na de waarneming van Venus, lang te Tobolsk ophield. Ik bereidde my dan in 't laatst van Oogftmaand tot den togt, wanneer ik door een byna geduurige bloedfpuwing aangetast werd , die my dermate afmatte , dat ik naauwlyks gaan kon en genoodzaakt was my mar myn Obfervatorium te doen leiden. Deze ongefteldheid verhaaftte nog myn vertrek uit een land, waar, buiten de badftoovcn , geene hulpmiddelen bekend zyn ; en het proefje, welk ik te Solikamskaïa van de baden genomen had, behoedde my voor de verzoeking om daar van andermaal gebruik te maken. Ik had, 't is waar, een zeer welvoorziene Apotheek by my, met een uitvoerig berigt wegens .de kracht der geneesmiddelen , daar in bevat; doch eens een' Rus van een geringe ongefteldheid willende afhelpen, had ik my zo wel gekweten , dat de gifte niet veel grooter moest geweest zyn, om hem miffchien naar dc andere wereld te zenden , en dit had my doen befluiten , eens vooral de handen van de Geneeskunst af te houden. Inmiddels echter maakten verfcheiden omHandigheden, myn vertrek bezwaarlyk. Myn M'3 knegt  182 R E I Z E t knegp had zich te Tobolsk , door al te galant te zyn, een gcvaarlyke ziekte op den hals gehaald , welke hem buiten ftaat ftelde my ergens in behulpzaam te zyn; daar by had hem, zo°wel als myn' Horologiemaker, de vrees beklemd, dat wy alle op deze reis zouden om hals raken, dewyl 'er een gerugt liep, dat de weg over Ekaterinburg , dien ik nemen wilde , door roovers bezet was, welke niet ophielden moord op moord te plegen. Ik verkoos nu dien weg te nemen , om dus gelegenheid te hebben , van de Mynen te Ekaterinburg re bezigtigen , en de verfcheiden volken, die deZuider grenzen van Siberië bewonen, van nader by te leeren kennen. Deze oogmerken fchenen my zo gevvigtig, dat ik allen raad, om my hier af te brengen, ten eencnmaal verwierp. De Gouverneur had de beleefdheid my vier foldaten aan te bieden , om my tot Petersburg te geleiden ; waar voor ik in 't eerst bedankte, nit de bedenking, dat, naar mate myn gevolg grootcr wierd , de omflag en moeilykheid der reize ook moeften vermeerderen ; dan de neêrflagtigheid van alle myne reisgenooten deed my vervolgens befluiten, van de goedheid van den Heer van Soimanof gebruik te maken, en 't geleide, betraande uit een' Sergeant en drie welgewapende Granadiers , aan te nemen. Ik kogt ook wapenen en krygsbehoeften voor al myn volk ,  naar SIBERIË. 183 volk , en boven dit alles, zette men my nog een Spingole by. Ik had een' grooten wagen laten maken, om alle myne inftrumenten, myn verder reistuig , als mede de eetwaren en 't keuken-gereedfchap daar op te pakken; en daar by had ik twee rytuigen, bekend onder den naam van Dor. tneufes. De foldaten verdeelde ik over de rytuigen , en had 'er een' met de Spingole op 't myne. Deze fchikking, en dc vertooning van krygstoerusting , bragt de gemoederen tot bedaren. Ik vertrok den 28. van Oogftmaand , tot groote blydfchap van 't gemeen te Tobolsk, welk zich verzekerd hield, dat de rivier delrtyfch voor myn vertrek niet weêr binnen hare oevers zoude keeren. Ik kon niet zonder veel aandoening van den Aardsbiffchop en de Heeren van Soimanof en Pouskin myn affcheid nemen. Schoon het jaargetyde reeds zo ver verloopen was, fcheen de Oogft nog in lang niet op handen te zyn ; de grootfte hitte was voorby; de Infekten , zo verveelend in deze gewesten , waren reeds verdwenen ; alles fcheen een tot reizen gefchikt faizoen aan te duiden; ook week myne ongefteldheid in de eerfte dagen van myn' togt, Dan met alle deze voordeden geviel my de r'eize op ver na zo wel niet , als ik my had verbeeld ; de geduurige regen , die het fmelten van de fneeuw opgevolgd was, maakte den weg tuffchen Tobolsk en het gebergte ten uitcrften moeilyk, zynde den grond, ter lengte van meêr M 4 daQ  1*4 R E I z E dan honderd mylen, zo moeraffig , dat ik genoodzaakt was een' der fo'daten voor uit te laten gaan, om de ergfte plaatfen met takkeboffchen op te vullen. Ik ondervond wel dra, welke onaangenaamheden het medebrengt, in deze ftreken des zomers , en vooral met groote rycuigen, te "reizen. Die, waar van de Inboorlingen zich bedienen, zyn zeer klein en ligt (4). Myn groote wagen , al het reistuig en de mondbehoeften ophebbende , was te zwaar om niet zeer ligtelyk in den modder te gaan vast zitten , en werd 'er niet dan met veel moeite, fchoon met een fpan van twaalf paarden , uitgehaald. Van den 28. tot den 30. van Oogftmaand doorreisde ik een gedeelte van het vlakke land tusfchen Tobolsk en het gebergte (Poyas Zemnoi) begrepen. De menigte van eenden was hier overal zo groot, dat ik 'er, zonder van den weg af te gaan , genoeg voor my en voor al myn volkkon fchieten ; een omtïandigheid welke ons tot geen geringe verkwikking ftrektc , aangezien wy bykans niets by ons hadden, dan gezouten kost. Men is op deze togten gewoon, hoenders, ganzen en tamme eenden, in kooien mede te nemen, en de Aardsbiffchop , de Heer van Soimanof en' de Heer Pouskin hadden my een genoegzame hoeveelheid van dit gevogelte bezorgd; ook had ik dezelve op de rytuigen een plaats gegeven; maar deomflag, dien zy veroorzaakten, verveelde my der- (A) Zy noemen dezelve Qtibict.  naar siberië. ï85 dermate, dat ik, weinig uuren na myn vertrek, een gedeelte van dezelve liet dooden en aan de overigen hunne vryheid fchonk. De eerfte dagen myner reize waren, niet tegenftaande de flegte wegen, vry genoeglyk; het faizoen was voordeelig; ik trof van tyd tot tyd dorpen aan, waar wy konden fptyzen; ook ftrekte ons de oever van deze of gene rivier wel eens tot rustplaats. Myn meefte ongemak bcftond , in geen ander brood te hebben , dan 't geen men daar in 't land bakte, waar aan ik my nimmer had kunnen gewennen. Op den 31. kwam ik te Tarnen , een kleine ftad , gedeeltelyk op een'berg ftaande, die ten. Zuiden aan den oever van de rivier ligt. Derzelver gelegenheid is niet minder vermakelyk , dan die van Tobolsk ; doch zy is liegt bevolkt. De Heer Ivan Afananfcoifk , die 'er Waiwodc van was, ontving my met alle mogelyke beleefdheid , en bcfchonk my met thee en zuikcr; verfcheiden der Ingezetenen kwamen my zien , en deden my ook eenige gefchenken ; welker aangenaamheid echter vry wat gematigd werd door 't verhaal , dat des daags te voren vier ftruikroovers , drie mylen van de ftad af, waren opgeligt , en dat ganfche troepen van dit volk , beftaande meest uit deferteurs van 't nieuwsgeworven volk, en vlugtelingen uit de Mynen van Ekaterinburg, zich langs den weg, dien wy hadM 5 dcn  I8Ö R E I Z E den te nemen , ophielden , en niet alleen de reizigers aantaftten , maar zelfs niet fchroomden kleine Dorpjes te plonderen. Dit nieuws bragt myn volk wederom in geen geringe verflagenheid, en deed my ook zeiven met meêr omzigtigheid te werk gaan. Ik zag alle de wapenen na , en verzuimde niet weêr nieuwen voorraad van brandewyn op te doen , om den moed van myn legertje voor zinken te bewaren. Méérmalen fchonk ik tot dit oogmerk zelf eens in 't rond, en dewyl ik nu volkomen in vorige gezondheid herfteld was , ging alles in een vrolyke luim voort ; ja dikwerf fcheen elk zo wel gemoed , als of ons geenerhande ontmoetingen zoude hebben kunnen deeren. Ik had agt wel gewapende mannen by my , en de Spingole , met fchroot geladen, ftond voor op myn rytuig; zo dat my niets te vreezen ftond , dan onverhoeds te wor* den overvallen, om 't welk te voorkomen ik alle de wagens voorzag met flambouwen , die ik te Tobolsk had laten maken , en die des avonds werden ontftoken. T e n drie uuren 's morgens bereikte ik op den eerften van Herfftmaand den oever van de rivier Pifzma, regt over het Gehucht Kila. Deze ftroom is veertig roeden breed. Ik wilde denzelven over een hout-vlot , dat voor een brug diende (5), overtrekken; doch het vlot was van zo 00 De meefte bruggen in Siberië zyn zulke vlotten , met de einden aan den oever vast gemaakt.  naar SIBERIË. 187 zo geringen tegenftand, dat de voorfte paarden van den grooten wagen 'er zo dra niet op kwamen , of zy zakten tot aan de borst door hetzelve heên, en verfcheiden half verrotte touwen braken in ftukken. Myn eerfte zorg was de trek» zeelen te laten doorfnyden; en fchoon 't zich ieder oogenblik liet aanzien , als of de brug met de paarden door den ftroom ftond weggevoerd te worden, kregen wy dezelve, na veel arbeiden, nog gelukkig weer aan land. Een der foldaten zwom over de rivier, om in 't Gehucht Kila hulp te zoeken. Dit Gehucht, uit vyf of zes huizen beftaandc, was , drie dagen geleden , door een bende der ftruikroovers , van welke boven gewaagd is, aangetast, en drie van de boeren hadden daar by het leven ingefchoten ; terwyl zy echter de booswigten, na twee derzelve gedood te hebben , genoodzaakt hadden de wyk te nemen. Den foldaat twee boeren, alle die hy had kunnen krygen , mede gebragt hebbende , floegen wy gezamenlyk handen aan 't werk , en tegen zeven uur was de brug zo ver herftcld , dat ik 'er myne rytuigen, hoewel één voor één, over konde krygen. Des avonds ten elf uur kwam ik te Kuiarowskaïa, waar ik my ophield om myne rytuigen , welke zeer veel geleden hadden , te laten herilellen; doch niemand hier vindende die tot dit werk in ftaat was, vond ik my gedrongen om een' wagenmaker, uit een nabuurig dorp, door een' fob  188 R E I Z E foldaat te laten halen ; want een' boer daar heên te krygen was onmogelyk, zo zeer had de fchrik voor de ftruikroovers alle de gemoederen bevangen. Het verhaal van derzelver euveldaden van mond tot mond overgaande, had, met de vrees gepaard, hun getal merkelyk vergroot, en hunne onverzaagdheid , als nergens voor ftilftaande, doen befchouwen. Ik fleet het overige van den nacht met myn tuig onder myne oogen te laten herftellen , en begaf my 's morgens ten zes uur weer op weg. De grond was , naar mate wy het gebergte naderden, meêr en meêr beteeld, en te Wolkava kon men' naauwlyks meêr eenige moeraffen befpeuren. De aarde was, even als langs den geheelen weg van Tobolsk af, zwart, doch tevens vader, en fcheen in den omtrek van dit gehucht een' ryken Oogst van rogge, gerst en haver te beloven; maar men was 'er bedugt, dat de koude het koren zoude beletten ryp te worden. Ik bevond my nu ter breedte van zes en vyftig graden en vyftig minuten, en ongeveer honderd en twintig mylen ver van Tobolsk. Deze ganfche vlakte was, om zo te fpreken, niet anders dan één aanééngefchakeld broekland , een' uitnemenden weide-grond uitmakende, zyndenergens bebouwd, uitgezonderd in 'dc nabyheid van Pokrowskaïa en Turnen, waar ik voornamelyk zeer goede rogge, haver, en ook eenige gerst zag. Deze onmeetbare vlakte is allerovervloedigst met gras heilagen;  naar SIBERIE. i8£ gen; men vond maar nu en dan een klein bofch hier en ginds verfpreid, bykans ten eenenmale uit wit hout beftaande , zo dat ik , voor wy Wolkava bereikten , maar zeer zelden een van dennen aantrof. In dit Gehucht was ik gedrongen geweest my op te houden , om myne rytuigen wederom in orde te doen brengen. De nacht was zo fchoon i dat ik in 't midden van een plein deed Uil houden; doch, niet tegenftaande wy een groot vuur ontftaken , kon men zich voor de fcherpte der koude niet befchutten ; en fchoon wy eerst den derden van Herfftmaand hadden, was de aarde reeds met yzel bedekt. Des morgens ten elf uur begaf ik my weêr op weg, en zag naby Kofulina, voor 't eerst federt myn vertrek van Tobolsk , weêr fteenen , ten teeken dat wy op 't punt waren van in 't gebergte te komen ; gelyk ook, zo dra wy dat Gehucht agter ons hadden, gebeurde. Hier werd de weg verfchrikkelyk, en de nacht maakte dien zo gevaarlyk , dat wy , fchoon brandende toortfen by ons hebbende , den meeften tyd te voet gingen; tot dat ik eindelyk, op den vierden van Herfftmaand, 's morgens ten één uur Ekaterinburg bereikte. Al myn volk was nu dermate vermoeid, dat elk zich , zonder op 't ontpakken van 't cen of ander te denken , in een rytuig nederleide , en het overfchot van den nacht doorbragt met flapen. Wat my betreft , ik liet myn matras op den vloer van een klein kamertje fpreiden, welk men  193 S. E I Z E men my aanwees, en te kennen gaf dooi den Kommandant van de Stad tot myn verblyf gefchikt te zyn , met aanduiding dat ik my niet vleien moest een beter te zullen bekomen. Ondertuffchen was dit vertrekje zo.klein, dat het my , als voorgenomen hebbende eenige dagen hier ftil te blyven, onmooglyk was daar zo lang te huisveften. Deze fchikking was vreemder, nadien ik den Kommandant van myn voornemen had laten verwittigen, door een' foldaat, dien ik altoos met de Bevelen van de Keizerin, welke ik hem toebetrouwde, vooruit zond- De inhoud der Bevelen was, dat men my zo veel onderftand en gemak moest toebrengen , als ik zoude kunnen verlangen; ook was dit de eerfte plaats, waar ik my over de uitvoering derzelve had te beklagen. Ik ftond vroeg in den morgen weêr op , met oogmerk om, alvorens eenige bezoeken af te leggen , van 's lands gebruikelykheden onderrigt te bekomen. Vervolgens een* foldaat naar den Kommandant gezonden hebbende om belet te laten vragen, kreeg ik tot befcheid, dat hy dien dag niet konde te huis wezen, 't welk ik in 't geheel niet verwacht had, en my ook niet weinig verlegen maakte. Ik had aan de voornaamfte Ingezetenen van de Stad brieven mede; doch het pafte niet dat ik hen eerder ging zien dan den Kommandant ; en aan den anderen kant was 't ook myne zaak niet, af te wachten of ik dezen op een' volgenden dag in beter luim mogt vinden. Ik befloot dan aan deszeifs huis te gaan, om my van  naar SIBERIË. Ifjt van den plicht, welken ik hem verfchuldigd tekende, te kwyten, en leide daarna myne verder bezoeken af, in 't vafte voornemen van aanftonds weêr op reis te gaan, indien ik daar op den zelfden trant 'als by den Kommandant wierd ontvangen ; dan het tegendeel gebeurde; men ontving my met zo vele beleefdheid, als ik zoude hebben mogen wenfchen , en ik keerde wel voldaan wederom naar huis. Het was nu twee uur na den middag; ik, noch iemand van de mynen, had federt den vorigen morgen om elf uur iets genuttigd ; en al onze voorraad beftond in twee gebraden eenden , welke voor agt monden niet ver konden ftrekken, zo dat ik bedagt moest zyn om eetwaren in de Stad te laten koopen. Dan terwyl ik bezig was hier toe de noodige fchikking te maken , werd my van alle de lieden , aan wier huizen ik geweest was, het een of ander gezonden. In een oogenblik bevond ik my, in myn vertrekje van tien voet vierkant, in 't gezelfchap van verfcheiden ganzen, eenden, hoenders, en van twee fchapen, die niet ophielden te blaten. Het geraas van al dit gedierte door elkander was zo groot, dat ik genoodzaakt was buiten 't huis te gaan , om te hooren aan wie ik alle die gefchenken had te danken. Een van de foldaten nam ftraks een fchaap met zich naar 't huis van een oude vrouw in de buurt, en het leed weinig meer dan een uur, of het  ïi>2 R E I Z E het was niet alleen geflagt 'en gekookt, maar ook bykans geheel opgegeten. Na den maaltyd ging ik de lieden , die my zo wel voorzien hadden , bedanken , en 't onthaal, 't welk ik op nieuws van dezelve genoot, was zodanig, dat het alle de nadeelige denkbeelden , die ik ten aanzien der Ingezetenen van deze Stad by myne aankomst had opgevat, ten eenenmale aitwifchte. Myn Heer en Mevrouw Am* bacher overlaadden my met beleefdheden. De Heer Artibacher, eerfte Raad van de Kancelary,was vrolyk , kundig , en van zeer aangenamen omgang, fchoon hy, uit hoofde eener onpaflykheid , het bed houden moest. Zyne Gemalin , 50 jaren , of daar omtrent oud , had alle de overblyffels van hare vorige fchoonheid nog niet verloren. Men las de deugd in haar wezen en houding , tevens met eene achtbaarheid , waar uit men den eerbied , met welken zy door de ganfche Stad behandeld werd , konde vernemen. Deze Dame was een groote voorftandfter der vreemdelingen, en liet nimmer een gelegenheid , om dezelven van dienst te zyn, voorby flippen./ Zy deed my door myn' Tolk, in tegenwoordigheid van haar' man en van 't gcheele gezelfchap j zeggen, dat zy, zo lang ik teEkatcrinburg bleef, my wilde' voor moeder dienen en 't beftel van myne huishouding op zich nemen ; voor welke blyk van goedheid ik zo gevoelig was, dat ik, zo als ik tiaderhand gewaar werd, 'er geen woord op  NAAR SIBERIË. 193 op antwoordde ; dan myne houding en myn ftilzwygen zelf gaf haar myne erkentenis genoegzaam te kennen. Haar man , die een weinig FranfcH fprak, herriep my uit deze foort van verrukking, door 'my verfcheiden vragen nopens het oogmerk myner reize voor te ftellen. Ons gefprek liep , onder anderen, over de bergen in de Maan waargenomen, over Jupiter, enz. waar van de vrouw hier en daar iets verftaan hebbende , deed zy my door haar' man voorftellen , of ik geen kans zou zien haar die door myne Kykers te toonen ? Men zal wel gelooven, dat zy voldaan was over myn antwoord. Straks kreeg ik een befiek in 't hoofd hoe dit uit te voeren, en daar mede geheel ingenomen, nam ik zonder dralen myn affcheid. Myne kamer was zo klein en tevens in zo fiegtè orde, dat ik 'er met geene mogelykheid iemand ontvangen kon, waarom ik geene poogingen tot het bekomen van een andere onbeproefd liet. Ik had een' brief van den Baron van Strogonof aan de lieden, die zyne zaken hier te lande waarnamen , met bevel van my allen noodigen byftand te bewyzen, en vernam, na eenig navragen, dat een van dezelve zich in de Stad bevond. Dezen liet ik verzoeken om tot mynent te komen, gelyk hy ook deed; doch den brief gelezen hebbende, zcide hy denzelven niet van zyn' Heer te komen, maar van een' nabeftaanden , die den zelfden naam voerde. Des niet te min bood hy my zyn' dienst aan 4 onder verzekering van zich byzonder by II. Deel. N W  194 R E I Z E zyn' Mecfter tc zullen veraangenamen , indien by gelukkig genoeg wezen mogt, om my ergens in te kunnen helpen. Ik moet, tot lof van het huis der Strogonofs , niet verzwygen, dat ik overal, waar ik goederen hun toebehoorende aandeed, reden had over het gedrag van de Rentmeefters zeer vernoegd te zyn. De liefde tot de Vreemdelingen is in dit voorname huis erfelyk; de Heer van Strahlenberg , en allen die na hem deze ftrefcen doorreisden, hebben het zelfde ondervonden (ö). Ik verzogt den Rentmeefter van den Heer van Strogonof, my de middelen, ter bekoming van een ruimer en gemakiyker verblyfplaats , aan de hand te willen geven ; ook bezorgde hy 'er my een , reeds den dag daar aan volgende , en na myn vertrek vernam ik eerst, dat hy my zyn eigen had geruimd. Ik betrok deze mvne nieuwe woning nog den zelfden dag, en maakte 'er een klein Obfervatorium ; want ik had voorgenomen hier eenige Sterrekundige waarnemingen te doen, ten einde my van de ligging dezer Stad te verzekeren. Den volgenden dag leiden de Ingezetenen van de Stad gezamenlyk een bezoek by my af, en boden my een wacht aan; welke ik hun evenwel, fchoon zeer gevoelig voor dit verfch bewys van ge- Cf> De Raadsheer Baron van Strogonof heeft een fraaie verzameling m de Natuurlyke Hiftorie.  n a a r SIBERIË. m genegenheid , ernftig verzegt my niet te willen zenden; want ik had genoeg aan 't volk dat by mv was, en had ondervonden dat zulk een vertooning van grootheid veelal haren last rykelyk medebrengt. Zo dra ik in myn nieuw vertrek op ftel was, maakte ik my gereed om Mevrouw Artibacher en eenige andere lieden uit de Stad , welke ik er gaarne by wilde hebben, te ontvangen. De jonge Graaf van Woronzof, die my op allerhande wyze dienst gedaan heeft, had my een'brief aan een' zvner Bedienden,- een vierendeel uurs buiten Ekaterinburg wonende , mede gegeven. Deze man was zeer verpligtend, had vry veel verftand, en fprak daar boven redelyk wel Franfch. Ik verzegt hem , hy mogt my tegen den avond daaraan volgende een' maaltyd voor veertig perfonen doen gereed maken , zo goed als dezelve maar eenigszins was te krygen; onder beding echter, dat niemand, buiten zyne vrouw, daarvan iets zoude weten. Men haalde van verfcheiden plaatfen eetwaren by elkander, en alles werd buiten '« huis bezorgd , zo dat 'er niemand, twee uur voor men ging aanzitten, iets van vermoedde. De lucht was federt eenige dagen volmaakt helder, en begunftigde myn voornemen. Ik ging des avonds naar 't huis van myn Heer Artibacher, en verzogt hem en zyne Gemalin , des anderen 'daags de Maan en Jupker te willen komen zien, N i w  J9<5 R E I Z E welke tegen zeven uur zigtbaar zouden wezen ; en daar by deed ik Mevrouw beloven, dat zy alle hare vriendinnen , en alle lieden van de Stad die van hare kennis waren, mede zoude brengen. Met deze wyze van doen had ik voor haar te doen begrypèn , dat deze kleine feest voor haar ingerigt was ; ondertuffchen zag ik gaarne , dat de voornaamfte lieden uit de Stad 'er by* tegenwoordig waren , doch wilde 'er zelf geene verzoeken. Te Ëkatcrinburg wonen zeer vele vreemdelingen , voornamelyk Duitfchers; en dit maakt dat de zeden en gewoonten hier minder met die van Rusland overéénkomen, dan in andere plaatfen van Siberië , waar het, uit hoofde van de gebondenheid der vrouwen , niet mogelyk zoude geweest zyn een onthaal als dit te volvoeren. Mevrouw Artibacher liet zich, ten gezetten tyde, met een talryk gezelfchap , alleen van" vrouwen, by my vinden. Ik bragt haar ter plaats waar ik een' verrekyker had gereed gezet, en zulks op een' goeden afiland van het huis, om dus daar alles, donder dat het iemand merkte , in orde te kunnen doen brengen. Het duurde niet lang eer de Heeren hier- by ons kwamen. Nadien ik vernomen had, dat by alle gelegenheden als deze , Muzykanten vereifcht werden , was ik bedacht geweest 'er eenigen tc doen halen. Zo dra alles in gereedheid gebragt was, kwam men my waar-  naar SIBERIË. 197 waarfchuwen, en toen verzegt ik Mevrouw Artibacher met haar gezelfchap om binnen te komen en zich tc ruften; dit werd aangenomen, en de muzyk begon zich by onze komst te laten hooren. Het ganfche gezelfchap trad m 't vertrek, waar de maaltyd gereed ftond,, en ik kon zecr wel in de aangezigtcn lezen, dat het geheim volkomen was bewaard; ik had niemand verzogt buiten Mevrouw Artibacher , en dieshalvcn verliet ik deze, om tc voorkomen dat iemand van de andere aanwezenden wegginge. Dan de zwarigheid lag hier in, dat het getal myner gaften vry grooter was , dan ik my voorgefteld had, en dat men dus alle geene plaats kon vinden om aan tc zitten- waarom ik aan de Heeren voorftelde, wy mogten , gelyk in Europa wel gcbruiklyk is, de vrouwen alleen laten aanzitten, en zeiven op de been blyven om haar te dienen. Hoe vreemd deze voorflag ook in Siberië , waar de vrouwen , in tegendeel , den mannen moeten ten dienfte ftaan, klinken mogte, werd dezelve nogthans aangenomen; waar toe de Heer Cléopet, een Rus, een man van geest en aangenamen omgang , my niet weinig behulpzaam was. Hier op deelde Ik ferviëtten uit onder de mannen, en my tot Mevrouw Artibacher keerende, zeidc ik, dat wyl zy de goedheid wilde hebben om my voor moeder te verftrekken , het dan nu ook hare zaak was zich als vrouw van 't huis tc gedragen. Zy antwoordde iets in 't Ruffifch , 't welk ik niet vcrftond, doch ik was niet weinig verwonderd ftraks N 3 een  J98 R E I z E cen gedeelte van 't gezelfchap, voornamelyk de jonge lieden, die my anders zeer vrolyk gefchenen hadden , te zien vertrekken ; en myn best willende doen om dit te verhinderen , werd ik daar in te rug gehouden door myn' Tolk, die my te kennen gaf, dat dit een gevolg was van Mevrouw Artibachers antwoord : „ Al wie bevoegd is te blyvcn, kan zich maar aan tafel zetten". OndertulTchen verminderde het gezelfchap hier door zo merkelyk, dat zo wel mannen als vrouwen een plaats konden krygen , en 'er evenwel nog verfcheiden open moeiten blyven. D e maaltyd liep zeer vrolyk af; alle plichtplegingen hadden wy 'er van verbannen. Mevrouw Artibacher bragt al toe wat mogelyk was, om de gaften te vermaken ; het zelfde deden ook de Heer Cléopet en zyne Gemalin. Deze laatfte was jong , levendig , en een liefhebfter van vrolykheid. Na den eeten floeg ik voor te danfen, en hoewel fommige Ruffen, van den ouden tyd zeker , hunne vrouwen halen deden , en men die moest laten vertrekken, vermaakte men zich zeer wel daar mede , tot 's morgens ten vier uuren wanneer ieder , zo 't my voorkwam, zeer wel voldaan zyn affcheid nam. Dit klein onthaal viel van veel meêr dienst voor my uit, dan ik zoude' hebben kunnen verjangen. Alle de gaften waren 'er zo mede ingenomen geweest, dat de Stad my 's anderen daags de  naar SIBEME. 199 de Staatfy-koets , met zes paarden bcfpannen , toezond, om my daar van, zo lang ik te Ekaterinburg vertoefde, te bedienen. De Gouverneur kwam een bezoek by my afleggen, en deed, door zyne opvolgende beleefdheid, alle de redenen van misnoegen, die ik te voren mogt gehad heboen, ia vergetelheid begraven. Ik ging de voornaamfte lieden uit de Stad bedanken, en verzogt.zulken, die over de Mynen opzigt hadden, my gelegenheid te willen geven van dezelve te bezien; ayade dit juist de reden , waarom ik den weg over Ekaterinburg verkoren, en voorgenomen had my daar eenige dagen op te houden Myn Heer Cléopet , die een van de voornaamfte opzigters Was "af my zeer hooge gedagten van dc Goudmynen&, door my ettelyke Haaltjes van den erts te laten zien, die zeer ryk waren. Deze Mynen waren maar weinig mylen van de otad afgelegen • de dag daar aan volgende werd tot cen toetje' derwaards beftemd , en wy vertrokken •s morgens zeer vroeg , verzeld van verfcheiden rytuigen, en daar by nog van ettelyke heden te paard De gehcele voormiddag verliep met het bezien van de Mynen. Tegen twee uur bragt mv de Heer Cléopet in een klein huisje, waar hy cen zeer kostbare tafel had doen aanrechten. Toen de maaltyd naar 't einde liep , werden alle de jonge meisjes uit het Dorp by elkander gehaald en binnen gebragt ; zy hadden elk haar Zondags-pak aan , en zongen zo lang wy aan tafel bleven zitten, waar na men begon te dan, N 4 ien'  200 « E I Z E fèn Ziende dat dit wat ftaperig voort ging, vante ik een van deze boerinnetjes by de hand en fprong er mede in 't rond; doeh ftraks deed men my begrypen, dat het in RusJand voor de hoogfte onvoeglykheid gerekend werd met een flavfn te danfen. Beter middel om dezen mifflag uit te wrffehen was 'er niet, dan denzelven met het geheele gezelfchap te deelen ; ik deed myn best om d,t te bewerken, en na eenige woorden en wederwoorden bragt ik 't zo ver, dat al wat beeren had, heeren en dames, boeren en boerinnen, famen aan 't danfen raakte, gelyk men in diergelykc onhandigheden overal elders zoude heb, ben gedaan. Ieder een was 'er zo wel mede in zyn fchik, dat het baal duurde tot men" Vavonds weer ging eeten. Hunne Muzyk-inftrumenten beftaan in de BaJalaïca en de Viool.. De balalaïca is een foort van guitarre ; die 'er op fpeelde was een Rus. De viool is maar een ftuk hout, op cen ruwe manier uitgehold , en heeft niet' meêr dan drie paardshairen fnaren; in plaats van harst bedienen zy zich van een ftuk denne-bast , dat met een touwtje aan de viool hrngt. Evenwel zag ik een' Tartaar, die een volkomener viool had. De Rusfifchê danfen fchenen my niets gemeens te hebben met andere Europifche, uitgezonderd met de Höögduitfche. 'Somtyds danfen de Ruften een dozyn te gelyk , en fomtyds maar een man en vrouw alleen. Hunne "danfen zyn meeftendeels, wat  naar" SIBERIË. 201 wat men danfen van Karakter noemt, en fchenen my meest van oude herkomst te zyn , en geen verband te hebben met den flaaffchen ftaat, waar in de vrouwen door de mannen worden gehouden. In de danfen van Karakter geeft een minnaar zyne liefde met een wulpfche houding en gebaarden aan zyne meeftereffe te kennen. Deze beantwoordt, en maakt dezelve nog kittelender dooide aanlokkelykheden, die aan hare kunne eigen zyn ; aanlokkelykheden die nog meerder uitwerking hebben , doordien hare werkelooze levensw-yze aan al wat zy doen een zekere kwyning indrukt , die tot het verwonen van tedere hartstogten uitnemend is gefchikt. By wylen zet het meisje hare beide handen in de zyden , en flaat twee groote zwarte oogen over dwars op haren minnaar, terwyl zy haar hoofd en ganfche ligchaam naar den anderen kant doet overhellen , fchynende als of zy hem door deze trotfche houding wide afwyzen. Hier op komt de jongman, als fmeekende, met gebogen hoofde en de handen op de borst, haar naderen, en neemt dus de houding aan van onderwerping en droefheid. Dan welke overéénkomst de Ruffifche danfen ook met de Hoogduitfche, ten opzigte van hunne levendigheid of kracht van beteekenis hebben mogen, zyn zy in andere betrekkingen zeer van dezelve ónderfcheiden. De Hoogduitfche danfen zyn, over 't geheel genomen, zeer lugtig en vroN 5 !yk3  202 R E I z E ]yk , en gaan doorgaans met een menigte van fprongen verzeld ; in de Ruffifche houdt men zich, in tegendeel, altoos by den grond; dezelve fchilderen 't verlangen meêr dan 't genot, zy zyntederer, en van nadrukiyker uitbeelding. Een Ruffifche dans is fomwylen een Pantomime , die al zeer loffe en geoeffende leden vordert Jonge lieden alleen zyn 'er toe gefchikt, en deze weten 'er zich met een wonderbare behendigheid van te kwyten. Zy draaien zich oP één been, op de hurken zittende, in 't rond, richten zich fluks weêr op, om deze of gene grillige en groteske houding aan te nemen, en veranderen die ieder oogenblik, terwyl zy dan voor, dan agter uit gaan, en dan het vertrek eens rond loopen. Zy danfen veelmalen alleen ; ook wel met een vrouw, die bykans in 't geheel geene beweging maakt. Wy hadden , toen wy uit Ekaterinburg gingen , niet voorzien , dat deze vrolykheid ons den ganfchen dag in die eene plaats zoude ophouden , en ik had den Heer Cléopet verzogt my ook in de andere Mynen te willen brengen. Hier toe was de tyd verloopen; men befloot dieshalven zulks den volgenden dag werkheilig te maken , en dien nacht in dit Gehucht te blyven flapen. Men fpreidde matraflen, die met vry wat moeite by elkander gekregen werden , op den vloer, in de kamer waar wy gegeten hadden; hier op  NAAK SIBERIË. 20% op fliepen fommigen, terwyl anderen voor zich een plaats zogten in de rytuigen. OnderruiTchen, in plaats dat al deze wanorde en dit leven iemand zoude verveeld hebben, gaven dezelve in tegen» deel aanleiding, om 't gezelfchap op nieuw te vermaken. Den volgenden dag keerden wy te rug naar de Stad , waar ik op myne beurt door de voornaamfte Ingezetenen werd onthaald. Ik hield 'er my nog eenige dagen op , met oogmerk om nog eenige Stcrrekundige waarnemingen te doen, en ook de Mynen dies te beter te leeren kennen. Ekaterinbu.ro is een kleine Stad, ^1723. door Peter I. geftigt , en behoorende onder het Gouvernement van Tobolsk. Zy is het middelpunt van alle dc Mynen en Gieteryen in Siberië, en heeft ook, om zo te fpreken, geene Inwoners, welke niet meêr of min betrekking hebben op de Myn-werken. De Ingezetenen beftaan meest uit Duitfchers. Door dien de zeden 'er, meêr dan elders , met die men in Europa gewoon is overéénkomen, is 'er de famenleving genoeglyker dan in eenige Siberifche Stad. Ekaterinburg heeft een' Kommandant, wiens gezag zich alleen uitftrekt over't krygsvolk. Alle andere zaken moeten voor de Kancelary gebragt worden , welke ook het algemeen beftier heeft over de Mynen , niet alleen die daar omtrent gelegen zyn , maar ook over die van Solikamskaïa, Kazan en Orenburg ; het zy dezelve aan  2Q4 & E I 2 E aan de Kroon of aan byzondere perfonen toebehooren. De Kancelary heeft de zelfde magt en hoedanigheden met een' Gouverneur, en ftaat onmiddelyk onder het Keizerlyk Kollegie der Mynen te Petersburg. De Mynen van Colivan en Nerezinsk hebben ieder haar afzonderlyk rechtsgebied, en behooren niet onder de Kancelary. De Kancelary van Ekaterinburg heeft vyf rechtsgebieden onder zich, welke den naam van Kantoren dragen. Het werk van ieder Kantoor gaat over de rechtsoeffening, de fchattingen, 't bewerken van de Mynen, derzelver opkomften, en 't bellieren der Domein-goederen van de Kroon. De Keizerin heeft binnen deze Stad cen Manufaktuur tot het bearbeiden van marmer- en porphier-fteen. Ook polyst men hier Kornalynen , fardonix-fteenen en een bruin kriftal, uit de omliggende Mynen gehaald. Al dit gefchiedt door middel van verfcheiden werktuigen, die door 't water gaan. D e bezetting beftaat uit drie of vier honderd man. Men heeft hier een Zicken-huis, een Apotheek, en verfcheiden huizen voor de tollen en tot het verkoopen van brandewyn. De Amptenaren , welke over deze laatfte het beftier hebben, maken een rechtsgebied uit, dat het Kommiffariaat geheten wordt , en ondergefchikt is aan de Kancelary. Pe-  naar SIBERIË. 205 Peter L had bevel gegeven tot het oprichten van een fchool, waar de jeugd in de Latynfche , Hoogduitfche en Italiaanfche talen , als mede in de Mathefis en Teekenkunde, zoude onderwezen worden. Ik vond 'er noch meefters noch leerlingen; de Geeftelyken verftonden zelfs geen Latyn. Al wat van deze inftelling te vinden is, beftaat in eencn Schoolmeefter, wiens jaarwedde honderd roebels, of vyf honderd Franfche livres , beloopt. Deze Schoolmeefter was cen van de lieden, die my terftond by myne aankomst met een bezoek vereerden. Schoon een man van zestig jaar , was hy zo vrolyk ep levendig van geest, dat ik 'er van verfteld ftond. Hy trachtte verfcheiden malen met my in gefprek te raken; maar dewyl ik geen Ruffifch verftond , en daar by zeer bezet was met het ontvangen van al 't gezelfchap, wds 't my onmogelyk hem toen daar in genoegen te geven ; doch wanneer ik van 't bezigtigen der Mynen te rug keerde , kwam hy andermaal by my , en gaf my 'te kennen dat hy de kleinzoon was van een' Franfchen Vlugteling. Zyn groot-vader, Mouiffet genaamd, kapitein in de Franfche Lyfwachten, had zich, ten tyde der herroeping van 't Edikt van Nantes , naar Rusland begeven. Den volgenden dag ging ik hem in zyn klein hutje bezoeken. Hy was getrouwd en had vier of vyf kinderen. De goede man was als in verrukking met-het geluk van een' Franfchman onder zyn dak te hebben ; hy kende onze natie en zeden niet verder, dan uit het geen hy van  166 R E I Z E van zyne voorouders had hooren verhalen, welke 'er, zo hy zeide, nimmer zonder fchreien van konden fpreken ; ook kon hy zich zeiven niet wèêrhouden eenige tranen te Horten. Ik was zeer over zyne gevoeligheid aangedaan. Hy vertelde my al wat hy ondergaan had , om het fober beftaan , waar toe hy geraakt was , te bekomen. Toen het gefprek op de herroeping van 't Edikt van Nantes te vallen kwam , borst hy met veel hevigheid uit, dat dit het bedryf van Vader la Chaife was, en dat de Jefuiten Vrankryk in den grond zouden helpen. Juist was men in dezen tyd bezig dezelve uit dat Ryk te verdryven , en ik zoude hem geen grooter genoegen hebben kunnen geven , dan met hem hier van te onderrichten ; doch reeds in 1759. myn vaderland verlaten hebbende , was 't my onmogelyk deze gebeurtenis te kunnen voorzien. Hy had van. zyne voorouders , te gelyk met hunnen haat tegen de Jefuiten , eenige kundigheid in 't land-meten en teekenen overgeërfd ; behalven dat hy de jeugd onderwees, gebruikte men hem ook tot het afteekenen der Mynen. Ik had in dezen Franfchman zo veel genoegen , cn was zo aangedaan over zyne omftandigheden, dat het my by myn vertrek niet weinig deernis gaf, hem niét mede te kunnen nemen. OndertulTchen moet ik zeggen, dat hy zeer vergenoegd met zyn' ftaat leefde , en zeer in achting was onder de Ruffen. Hy bezat een' kleinen tuin , dien hy zelf bearbeidde en die hem allerhande groente opleverde. Hy  naar SIBERIË. 207 Hy bood my wat van dezelve aan , onder verzekering dat. ik die vergeeffch elders zoude zoeken ; ook was ik hier in niet weigerig, te min, nadien ik, geduurende myn verblyf in Siberië, geene groenten had gegeten* N a nog ettelyke dagen te Ekaterinburg doorgebragt , en aan de verfcheiden oogmerken van dit verblyf voldaan te hebben , vertrok ik den 50. van daar. Ik had een lange keten van bergen over te trekken , 't welk nieuwe fchikkingen vereifchte ; want nadien myn groote wagen met geene mogelykheid tegen die hoogten zöude op te krygen geweest zyn , moest ik dien affchaffen en zeven kleiner in de plaats nemen. De Ruffen noemen dezelve Quibiks , en gebruiken nimmer andere tot het verbrengen van hunne goederen. Zy zyn zeer klein , en gevolglyk kunnen zy maar weinig beladen worden, 't welk een noodwendig vereifchte is in een land als dit, waar de wegen zo kwaad zyn * dat 'er anders niet door te komen zoude wezen. Dat nu deze verfchikking, welke ik niet had voorzien, my geen' geruimen tyd langer te Ekaterinburg ophield , had ik in geene geringe mate aan den Grave van Woronzof te danken; de Rentmeefter van dezen Heer, en de Kancelary-raad Cléopet, bragten zeer veel toe , om my alles gemaklyk te maken, Den eerflen dag reisde ik vry voorfpoedig'; doch naar mate ik Verder in 't gebergte raakte ver-  208 R E I Z E verergerde de weg ; waar nog by kwam , dat ik 24 of 25 paarden noodig had , en 'er overal zo veel niet kon bekomen. In het doorreizen van dit gebergte treft men verfcheiden Sterkten aan. Die van Grobowa ligt in deszeifs midden , en de laatfte die men ontmoet, Aftchitzkaïa genaamd, is in de vlakte gelegen. Deze fterkten zyn niet meêr dan houten torens , omringd met paliffaden , en gebouwd met oogmerk om de Baskirs, die Rusland met zo veel moeite onder 't juk gebragt heeft, in gehoorzaamheid te houden. Dit volk meende , tot op dien tyd , onder de befcberming van deze Mogendheid te leven, en niet als onderdanen van dezelve aangemerkt te zullen worden. A l s men het gebergte agter den rug heeft, vind men het land zeer vlak ; ik zag hier en daar wel een heuveltje , doch van geen meêr belang dan men in alle vlakten aantreft. Het geboomte lag altemaal aan kleine bofchjes ginds en hier verfpreid. Al wat ik zag was wit hout, voornamelyk Berk. Op den 23. bereikte ik de Smitzen van Souxon, en hield 'er ftil, met oogmerk om 'er eenig bericht van de daar omtrent liggende kooer-mynen te bekomen, welke ik wist een voornaam voorwerp van nieuwsgierigheid te zyn ; onderwylen, den Bewindhebber onbekend zynde , vleide ik my  naar SIBERIË. 209 ffly in geenen deelc met het onthaal , welk ik daar ftond te ontmoeten , of met de gelegenheid van myn' weetlust te zullen kunnen boeten; en daarom liet ik de rytuigen ook maar blootelyk op een plein ftü houden , zonder de paarden te doen omfpannen. De Bewindhebber, alhoewel vry beleefd , veroorloofde my niet dan met moeite de Smitzen en verdere dingen, welke tot dit Werk behoorden, te bezigtigen; dan een van de werk-lieden, die my te Solikamskaïa gezien had, en wist dat de Heer Dimidof, wien deze nieuwe Manufaktuur mede toebehoorde, bevelen had gegeven, ten einde my daar wel te doen ontvangen, gaf zulks aan zyn' Meefter te kennen; en 't gevolg hier van was, dat deze, terwyl ik my bezig hield den erts , die in een open plaats aan hoepen opgeftapeld was, onder 't oog tc nemen, by my kwam, en zich over de door hem gemaakte zwarigheden verontfchuldigde , en my vervolgens op nieuws overal begeleidde, waar iets van belang was te zien. Wat meêr was , toen ik myn affcheid meende te nemen, vond ik, dat hy myne rytuigen tot zynent.had doen brengen, en tevens een' trcflyken maaltyd voor my gereed gemaakt. 'Deze Bewindhebber was niet alleen zeer kundig in zyn bedryf , maar ook omtrent de gefteldheid des lands , invoege, dat hy my * zo ten aanzien van de Mynen , als van de Aardryks-befchrwing , niet wéinig licht byzettc. M den eeten bragt hy mv in een kamer , waar h? zulke ftukken erts , welke byzondere aandaent II. Deel. O ver-  2ro R E I z E verdienden , had byéén gezameld. Deze verzameling beftond uit ftukken hout, die door een ontbinding .van koper gemetallifeerd waren , en zelfs op een' afftand befchouwd, door de daar in heerfchende verfcheidenheid van kleuren , een ongemeen treffend gezigt gaven , terwyl zy, van nader by bezien, de oplettendheid nog fterker naar zich trokken, door de verfcheiden foorten van kryftalliferingen, welke zich daar in hadden gevormd. Ik kon my zo weinig inhouden het overbodig vermaak, welk my deze vertoo™g gaf, te doen blyken , dat dc Rus, dit bemerxende , in de verbeelding raakte van een' ichat m dit vertrek te hebben opgefloten. Ik zogt ettelyke ftukken van dit hout voor mv uit en zorgde wel de fiegtften niet te nemen;'doch bemerkende dat hy, die eerst vermaak fcheen te icheppen in my te helpen uitzoeken , over deze myne fchikking ganfch niet vergenoegd was, liet ik dezelve liggen en vergenoegde my met eenige kleine brokjes ; middelerwvl hem radende , om noch zyn eigen , noch zyns Meefters rykdom, naar de grootte van deze verzameling af te meten' als zynde dezelve wel zeer opmerkelyk voor een* liefhebber van de Natuurlyke Hiftorie, maar van zeer geringe aangelegenheid, wanneer men niets m aanmerking nam dan de innerlyke waardy. I lK vertrok zeer voldaan over al de beleefdheid van den Bewindhebber dezer Gietery , en kwam den 24. 's morgens om vier uur te Tiko- nos-  naar SIBERIË. 211 noska , waar het zo veel werk in had paarden te krygen, dat ik niet voor negen uur weêr konde op weg raken. Uit dit Dorp komende, ontdekte ik bykans aanftonds een nieuwe keten van bergen , die zich ongevoelig voor my verheften. Dc ruimte tuffchen dit en het vorige gebergte wordt door een groote vlakte, waar men hier en daar een verhevenheid vindt, heilagen. Het land was alleen op fommige plaatfen beteeld , en dat nog wel alleen met gerst; ik, ten minften , zag 'er geen ander koren. D e weg werd erger naar mate ik verder in dit gebergte kwam, 't welk my in alle opzigten ónderfcheiden toefcheen van het vorige , waar de bergen fomtyds een langwerpige gedaante hadden en zeer fchuins opliepen, daar dezelve, in tegendeel , hier , fchoon ganfeh niet hoog , zo fteÜ waren, dat men 'er niet dan met de uiterfte moeite konde op komen. De grond zelf was van een' verfchillenden aart; want tuffchen Tobolsk en dit «ebergtc vond men overal een zwarte en vette aarde, die, zo dra wy het zelve genaakten, voor een geele en veel vafter verwiftèld werd. Eenige mylen van Birna fcheelde het weinigj . of de roekeloosheid van myn' voerman had my 'c leven gekost. In plaats van by 't afdalen van kleine bergjes omzigtigheid te gebruiken, gelyk men elders gewoon is, zetten de Ruff.fchc koetziers het dan op een' galop; jagen met dezelfde O 2  212 R E I Z E fnelheiü over de fmalle brug tuffchen beiden en bereiken met een vaart den top van een' volgenden heuvel ; wanneer 't nu gebeurt dat zy den overtogt niet volmaakt wel treffen , moet het rytuig aan fpanen vliegen, zonder dat 'er eenig middel zy om zulks te voorkomen, dewyl 't in die öogenblikken onmogelyk is de paarden op te houden. De rivier Tourka overgetogen zynde , liep onze weg over een bergje, van 't welk wy, bykans zo dra het beklommen was, ook weêr moeften afdalen. Dc afweg liep kronkelagtig en langs den kant van een diepe fteilte ; des niet tegenflaande holde myn voerman met zulk een' vaart naar beneden, dat hy in een kromte niet fchielyk genoeg wendende , de paarden uit het fpoor raakten, en op 't punt ftonden van met wagen en al van de fteilte te tuimelen. Tot alle geluk raakte één paard te vallen , en ik fprong ylings van 't rytuig om de anderen by den toom te grypen; waar op men ook aanftonds tot hulp kwam toefchieten, zo dat dit geen verder kwaad gevolg had , dan alleen voor den voerman. Een gedeelte van zyne makkers fleepten hem, zonder dat ik het merkte, in het bofch, waar zy hem voor over op den grond gelegd hebbende zo verwoedelyk met ftokflagen onthaalden, dat ik, op 't hooren van zyn fchreeuwen , bevreesd wierd , dat hy niet levend van onder hunne handen zoude komen, en toefchoot om hem te redden. Ik deed hem een glas brandewyn geven, en een oogenblik daar na was hy weêr even vrolyk als te voren , klom op den bok  NAAR SIBERIË. 213 bok en zong een deuntje , zonder meer aan 't voorgevallen te denken; zelfs, niet tcgenftaande dit en myn uitdruklyk verbod , om anders dan zagt naar beneden te ryden , was hy telkens in verzoeking om de bergen op cen galop af te jagen, 't welk my noopte een' ftok by my in den wagen te nemen, dien ik hem op ieder afweg op den fchouder leide , om hem tc waarfchouwen van myn bevel niet te overtreden. Eindelyk bereikte ikBirna, een Dorp welk bewoond wordt door Tartaren, waar van verfcheiden my een werst van daar te gemoct kwamen, en met- hunne gebaarden de uiterfte vriendlykheid te kennen gaven. De oprechtheid en vreedzaamheid , die in hunne wezens doorftraalde, beletteden my ook de minfte agterdogt te voeden, zo dat ik hen zonder eenige ongeruftheid volgde. Voor myn rytuig gaande, geleidden zy my naar de woning des Opperften van hun Dorp , welke in de allervolmaakfte achting leefde, cn, zonder dat 'er eenige verkiezing plaats had gehad , blootelyk door zyne deugd cn verdienden het recht had gekregen om over hen tc gebieden. Zy hadden my een foort van middagmaal doen bereiden , beftaande uit honig , boter en eenige moes-kruiden. Zo morffig als de huizen in Siberië waren , zo zinlyk vond ik die hier ; fchoon zy voor 't overige mceftal den zelfden levenstrant volgen, uitgezonderd dat zy den Mahome, taanfehen Godsdienst zyn toegedaan. O 3 Hos»  2i4 R E I z E Hunne kleeding heeft eenige overeenkomst met diê der Rnffen. De Tartaren dragen een wolen onder-kleed dat zy met een' gordel vast maken , en daar over een' wyden en langen rok dien zy los laten hangen ; zy gaan aIt00s . laarsd; hun hoofd is gefchoven , uitgezonderd een gedeelte van 't agterhoofd, welk zy met een lederen ondermutsje bedekken , en dan hebben zy een muts op met een' rand van een of an der vel geboord. Deze kleeding ftaat hun bvzonder wel ; daar by zyn zy groot, ruftig en wel gemaakt. Hunne wezenstrekken zyn zagt aartig , doch des niet te min leest men daar in de krygs-haftigheid en onafhanglykheid van een volk, welk tot op den huldigen dag zyne aloude voorrechten heeft weten te bewaren. Zy leve ren aan Rusland, in tyd van oorlog, een zeker getal van manfehap , welke dat Ryk zeJf moet onderhouden. De Weeding der Tartaarfche vrouwen vèrfchilc weimg van die der mannen ; dezelve is korter en de gordel gaat over den bovenften rok. Haar kapfel beftaat in een muts, die veel al de gedaante heeft fvan een zuiker-brood, en met kopeken en kleine ftukjes glas bedekt is ; en aan deze muts is een groote lakenfche lap vast, die tot over den middel, langs den rug nederhangt. Zy dragen laarzen, zo wel als 't manvolk, en zonder het kapfel zoude men haar, met den eerften op. fja| j pok ligtelyk yoor mannen nemen. Weinige din-    NAAR 5 I ï E R I E. 215 dingen uitgenomen, deelen zy het werk met hare egtgenooten , van welke zy met zagtheid en op een' voet van onderlinge geiykheid worden behandeld. De gehuwde vrouwen fchcnen my in de volkomenftc vryheid te leven; in tegendeel worden de dochters zeer naauw in den band gehouden ; en echter verzekerde men my daf deze , niet tegenftaapde der ouderen waakzaamheid, den toom wel eens witten af te ftryken, en dan ook niec verzuimden van de kortfeondige vryheid goed gebruik te maken. In Siberië heeft juist het tegendeel plaats ; de vrouwen leven afgezonderd, en de meisjes in zeer groote vryheid, welke zy, gelyk wy gezien hebben, zich ook ten nutte maken. Ga waar gy wik in deze gewesten, overal is men met de jonge meisjes verlegen. De kleeding-wyze der Ruflen is hier in van de Tartaarfche ónderfcheiden, dat zy in plaats van het lang onder-kleed maar cen foort van kamizooltje dragen, en veel al hun hembd over de broek los laten hangen ; terwyl hun boven-kleed beftaat in een foort van lofle kiel, die zy met een' gordel vast maken. Ook dragen zy geene laarzen, maar rollen hunne beencn in een lap laken, die zy aan 't beneden-eind met een' band omwinden; en hunne fchoenen zyn gemaakt van de bast van hoornen Het volk heeft in Rusland overal den baard nog "behouden, en deszeifs hoofd-dekfel beftaat in een muts. Indien men een vergelyking wilde maken O 4 Wil  116 R E I Z E tuffchen de mannen-kleeding der Ruffen , en die der Tartaren , zoude men de voorkeuze in alle opzigten moeten geven aan de laatfte , die een deftig aanzien heeft, terwyl de Ruffifche by uitftek lomp is; doch ten aanzien van. het vrouwïyk gewaad zoude men het zelfde oordeel niet vellen kunnen; dat der Tartaarfche vrouwen is doorgaans kostbarer , maar veeltyds ftaat het minder wel. De Ruffifche vrouwen dragen binnenshuis, over het hembd, een kieed dat haar tot op de enkels hangt en van voren geknoopt wordt. Als zy uitgaan, trekken zy nog een ander kleed hier over, en fomtyds komt hier nog een mantel by. Haar kapfel gelykt op niets beter dan oP een foort van hoed, en is gemeenlyk met kopeken en glaswerk verfïerd. De jonge dochters klecden zich op den zelfden trant als de vrouwen, alleen met dit onderfcheid, dat zy altoos in 't hair gekapt zyn, en niet anders op 't hoofd hebben dan een lint,'dat rondsom 't hoofd gaat. By myn vertrek van Birna namen de Tartaren, uit aanmerking van de bergen die wy ftonden te' ontmoeten, een dubbel getal van paarden, zonder eenige meerder belooning daar voor, of ook iets voor de verteering , die ik by hen gemaakt had , te willen aannemen. Een weinig buiten dit Dorp werd de weg alJer-yffelykst. De bergen waren wel ganfeh niet' hcoó, doch zo fteii en zo glad geworden door den re-  naar SIBERIË. 217 regen, dat men, niet tegenftaande de voerlieden hunne uiterfte poogingen aanwendden , en de meefte paarden voor één rytuig gefpannen werden , de grootfte moeite had om dezelve te beklimmen, fchoon ik met alle de mynen 'er te voet by ging. Men befeft ligtelyk , hoe zeer dit cn menfehen en paarden moest afmatten , wanneer men in aanmerking neemt, dat elke byzondere wagen de een na den anderen op die zelfde wyze moest naar boven gewerkt worden , en dat de eene hoogte niet zo dra beklommen was, of men had weêr een volgende voor de voeten. Nadien myn rytuig het ligfte van allen was , befloot ik voor uit te trekken , en de overigen uit het eerfte Gehucht waar ik aankwam hulp toe te zenden; doch dit mislukte, want men kon my niet verder brengen dan een vierendeel myls van de plaats, daar ik de anderen had gelaten. I k bevond my nu op den oever van een beek Tourka geheten, in een laagte die rondsom met bergen omringd was; myn Horologie-maker en Tolk volgden my kort op de hielen; doch de andere wagens verwagtte ik hier twee uur lang vergeeffch, en zond toen aan dezelve eenige Tartaren, met een gedeelte van de paarden die ik by my had, te gemoet , waarop zy ten één uur na middernagt verfehencn. De flambouwen, welke ik aan de voerlieden had gegeven, en die zy ontftoken hadden, deden hen van verre ónderfcheiden; en daar op trokken de Tartaren, die by my gebleven waren, hun ook O 5 tc"  2iS R É I Z E tegen, en ftaken, om hen te lichcen, van afftand tot afftand eenige fparre-boomen , die langs den weg ftonden, in brand. Deze boomen, fchoon zeer hoog , ftonden in een oogenblik in lichte laaie vlam , en gaven , behalven 't nut dat zy deden, een niet min fraaie dan zeldzame vertooning, gelykende naar zo vele vuurwerken, op de toppen en op het hangen van deze bergen ontltoken. Ik liet alle de rytuigen rondsom een vuur plaatfen, en agter dezelve bond men de paarden aan ftaken vast. Hier op liet ik brandcwvn rond ichenken aan alle deze lieden, welke, zo wel als ik zelf, met zeer goeden eetlust tot het doen van hun avondmaal gingen nederzitten. Na een uur ruitens ging men aan 't herftellen van de wagens , terwyl ik my by het vuur op een beerenhuid nederleide; ik flicp weinig, ftond ettelyke uuren daar na weêr op, en terwyl men bezig was alles tot het vertrek in gereedheid te brengen, ging ik wat wandelen door het gebergte. Van 't begin van hetzelve af had ik langs mvn' weg niet anders aangetroffen dan berken-boomen, maar fcdert zes wersten van de plaats waar ik nu vernagc had, vond ik overal dennen, even als in 't eerfte gebergte; met dit onderfcheid echter, dat het geboomte hier|vecl dikker en zeer hoog was, en^in alle opzigten uitnemend fcheen te tieren; invoege dat deze beide gebergten, beide ten aanzien van grond en voortbrengfelen, ten eenenmale van aart fchynen ónderfcheiden ; want in plaats van een' zwarten vond ik hier een' geelagtigen grond. Ik  n aa r SIBERIË. 219 I k vertrok ten zeven uuren, ontmoette ftraks een' zeer hoogen en fteilen berg , dien wy niet dan met veel moeite konden beklimmen, dewyl de regen, die 'er viel, den weg zo onbruikbaar maakte, dat wy zelfs te voet veel werk hadden om 'er tegen op te komen, 't Was omtrent middag toen wy eindelyk het post-huis van Piffc bereik.. , een Gehucht op den oever van een kleine rivier van den zelfden naam, en niet ver van 'c einde van dit gebergte gelegen. Ik vond nog overal dennen en een' geelagtigen grond. De dennen of mast-boomen hadden drie tot vyf voeten middel-lyns, en waren by de tagtig voeten hoog. Het bofch was zeer digt , door de menigte van ruigte en heefter-gewaffen die 'er groeide ; daar de grond in 't eerfte gebergte, vooral in de nabyheid van Ekaterinburg , in tegendeel bloot was, en men daar niet dan lage, kromme en liegt tierende dennen aantrof. Van den aanvang van dit gebergte af had ik nog geen bouwland aangetroffen ; ik zag het in den omtrek van Piffe , waar het bofch begint op te houden. Het koren, maar korts gezaaid, was nu reeds over de twee duim hoog, en dus verder dan by Tobolsk in 't begin van Hooimaand, My in dit Gehucht niet langer hebbende opgehouden, dan noodig was om friffche paarden te bekomen, bereikte ik ten drie uur na den middag de kleine StadOffa, liggende op den oever van de Karna, in 't midden van een zeer openc en bykans ten ec- nen-  220 R E I Z E nenmale bebouwde vlakte. Een gedeelte van dezelve, middelmatig verfterkt, ftaat op een hoog, te. Van hier vertrekkende, volgde ik den oever van de gemelde rivier, en .raakte twee mylen verder wederom in het bofch, ,welk ik aan gindfchen kant van de Stad, ten naaften by op een' gelyken afftand, had verlaten. De regen had den weg zodanig bedorven, dat ik, fchoon den ganfchen nagt by toorts-licht voortgereisd hebbende, niet voor een uur in den morgenftond te Cracova aankwam, m welk Gehucht geene paarden te krygen waren' weshalven ik befloot 'er den nacht door te brengen. Men maakte midden op de ftraat een groot ' vuur, om 't welk ai myn volk op ftroo ging !ig gen flapen, terwyl ik, ten zelfden einde, myn matras m het naafle huis had laten brengen. Ik werd al zeer vroeg weêr wakker en begaf my ftraks voor de deur, waar ik al myn volk in zulken diepen flaap vond , dat ik niet van my verkrygen kon hen in hun geluk te ftooren , maar hen, tot het licht was, vredig liet rusten; my onderwyl bezig houdende met het vuur, dat bykans uitgegaan was , wederom aan 'c branden te helpen , en met het nazien van de rytuigenTen agt uur begaf ik my weêr op weg , en kwam ten twaalf uur op den oever van de Karna Deze rivier , die wy met een roei-fchuit overftaken, fcheen my meêr dan honderd roeden breed te zyn; wy bragten met vier riemen agttien minuten door met overvaren, en men verzekerde my dat zy dertig tot veertig voeten diep was. De over-  naar S I B E R T E. 221 óvertogt heeft vry wat gevaars in , uit hoofde der kleinte van de pont, waar men genoodzaakt is groote rytuigen dwars op zetten, in diervocoe dat, inval men niet met dc uiterfte voerzigtigheid te werk ging om dezelve voor glyden tc bewaren , de fchuit met de geringfte beweging zoude moeten omflaan. Ik hoopte, nu de Karna agter myn' rug was, beter weg en een meêr bewoonde landftreek te zullen ontmoeten. Het had nu reeds tweemaal gevrozen, zo dat het in den ogtendftond zeer koud was ; ieder morgen was de aarde met ryp bedekt, en bladen cn vruchten begonnen af te vallen en lagen overal in dc wegen ; alles ftrekte om den aannaderenden rouw der Natuur' aan te kondigen ; het treurig groen der denne-boomen was 't eenigfte dat zich nog vertoonde. In deze omftandigheden was ik nog vier of vyf honderd mylen ver van Petersburg, en dus in de vrees van op weg door den winter te zullen overvallen worden ; 't welk de reden was, dat ik my nergens lang durfde ophouden. Na het ontmoeten van verfcheiden toevallen, in een van welke twee foldaten gekwetst waren, kwam ik den 28. in het Gehucht Sowialova, welk door Wotiaken wordt bewoond. De byzonderheid van dit Volk en deszeifs kleeding deed my befluiten, hier een gedeelte van den dag te blyven. Sommige Schryvers tellen de Wotiaken onder de Tartaren; doch ik heb geen overeenkomst tus-  222 R E I z E tuffchen die beide Natiën kunnen befpeuren. De Wotiaken, zo mannen als vrouwen, zyn'door gaans niet meêr dan vier voet en eenige duimen lang, en van een zwak en teder geftel. Het <*e waad der mannen verfchilt niet van het Ruffifche ; maar dat der vrouwen heeft geen gelyke Pis met iets, dat ik in Siberië heb aangetroffen" Zy dragen, even als de mannen, een grof linnen hembd, met een fpleet op de borst, die met ga ren of wol van verfcheiden kleuren is beboordj en dan hebben zy aan de regter zvde van het hembd nog een klein drie-kantig borduurfeltje, Haar kleed, van wol gemaakt, heeft veel gelykheid met dat der Jefuiten , wanneer die in 'c Kollegie zyn ; de mouwen van dit bovenkleed zyn in 't midden opgefneden om 'er de hand door te fteken , en het onderfte gedeelte laten zy gemeenlyk hangen. Dit kleed wordt van voren alleen met een kondig geborduurden gordel vast gemaakt , en hangt neder tot op het been Zy dragen grove Jakenfche kouflen en voetzooien op zyn Ruffifch. Haar kapfei is inzonderheid vreemd; zy omwinden eerst haar hoofd met een' groven doek; hier boven op binden zy met twee koorden een foort van helm, van boom-bast gemaakt, en van voren met een lap ftof en kopeken verfierd ; en over dit ding komt wederom een neusdoek, met garen en wol van velerhande kleuren geborduurd en met franjes omzet. Dit kapfei maakt haar bykans een voet hooger. Hare toen zyn in twee ftrengen gevlogten, die op de  kaar SIBERIË. 223 de borst nederhangen, met een' halsband van het zelfde maakfel , als die by de Tartaren in gebruik is. Een van myn byzynde volk , dit wat naauwkeuriger willende opnemen , opende het hembd van een dezer vrouwen , in diervoege dat haar boezem geheel en al bloot lag ; en fchoon dit in 't openbaar gefchiedde, wel verre van het kwalyk te nemen , lachte zy over zyne nieuwsgierigheid» De Heer vart Strahlenberg is van gedagte, dat dit volk voor het oudfte van Siberië moet gehouden worden (7). Het is, jaren herwaards, van de Chriften belydenis , doch zo onkundig , dat het van dezen Godsdienst geen het minfte denkbeeld heeft. De Ruffen zonden te gelyk Priefters en foldaten om hetzelve tc bekeeren. Hier te Sowialova zag ik een' Ruffifchen Zendeling , die gelast was deze lieden te onderwyzen en te doopen , en die, fchoon hy in de land-taai onkundig was , noghtans niet mifte hen Chriftenen te maken. Ook hadden zy, gelyk natuurlyk was, alle de bygeloovigheden van hunnen ouden Godsdienst behouden. Myn verlangen te kennen gegeven hebbendes om een vrouwen-klceding te koopen, bragt men 'er my eene, welke ik voor vyf en twintig Franfche livres bekwam. Dan dit was niet zo dra onder het volk rugtbaar geworden, of het rotte te (7) Tom. II. pag. 155.  224 & E I Z E te famen , en wilde het kleed te rug eiiïchen, befchouwende deze verkoop als een heilig-fchennis, waar van hun dorp het fiagt-offer zyn zoude ; nadien hun Godsdienst medebragt, dat de vrouwen met hare kleederen wierden begraven» ' Men bragt de- vrouw, die my het kleed verkogt had, te voorfchyn ; zy ontkende het ftuk niet, maar ontfehuldigde zich daar mede, dat het gewaad tot het lyf van wylen hare moeder behoord had , die nog in leven was geweest, toen zy tot Chriftenen gemaakt werden, wanneer de Keizerin had doen verbieden de lyken met dc kleederen te begraven. De vrouw werd hier op wel onfchuldig verklaard , doch echter wilden de Wotiaken my noodzaken het kleed te rug te geven , gelyk ik zoude hebben moeten doen, indien ik my niet van de foldaten bediend had, om hen van my af te weeren. De vrouwen onder de Wotiaken zyn , in 't gemeen gefproken , zeer lelyk en' raüfffiger dan onder eenige Noordfche natie , uitgezonderd alleen , indien ik 't verhaal der Ruflen , die daar gereisd hadden, gelooven mag, de vrouwen der Samojedcn. Deze dragen nimmer een hembd ; haar kleed wordt uit de huid van rendieren gcgemaakf!,, en heeft de gedaante van een' zak 3 hare koufïen zyn - van de zelfde ftoffe , en fomtyds dragen zy voetzooien op zyn Ruffifch. Het werd vry laat eer ik van hier wederom op  ^WotïaïlscheTiioweh in Siberië,   naar SIBERIË. 125 op weg geraakte ; en na verfcheiden gehuchten < door Wotiaken en Tartaren bewoond , doorgetogen te zyn , kwam ik den 29. 's avonds ten agt uur aan de rivier Wiatka , welke men met een brug , die op twee fchuiten lag en met riemen voortging , moest overftekcm Deze rivier is , fchoon niet zo breed als de Karna , veel fterker van ftroom , en dermate gevaarlyk , dat de fchuite-voerder ons , uit vrees voor dc daar in zynde rotfen , wegens den fterken wind niet wilde ondernemen over te zetten; weshalven ik befloot den volgenden dag op dezen oever af te wagten. Men ontftak dan een groot vuur, waar by ik van takken van boomen een foort van tent deed oprigten ; en na eerst gegeten te hebben , leide ik my op een beeren-huid ter rust. Omtrent middernagt ftyf van koude ontwakende , bevond ik my geheel overdekt met fneeuw, en wist in den eerften opflag niet, of ik myne oogen gelooveri mogt , dan of ik droomde ondertuffehen bleef de fneeuw den ganfchen nacht aanhouden,- cn des morgens lag dezelve meêr dan een half voet dik op den grond. In twaalf minuten tyds raakte ik met dedryvende brug aan de overzyde van het water, waar de menigvuldige fneeuw de wegen zo Onbruikbaar gemaakt had* dat het de grootfte moeitti koftte het niet ver van daar liggende Gehucht Scynd te bereiken, fchoon al het volk, tot verligting der paarden, dien weg tc voet afleide. Ik was nu zeer verlegen te weten, op welke wyze ik myne reize van hier had voort te zetten , en II. Deel. P brags  225 R E I Z E bragt een gedeelte van den morgen door met te overleggen, of ik fleden nemen, dan wagen zoude myne rytuigen te behouden. Het laatfte was vol gevaars ; maar aan den anderen kant verzekerde men my ook , dat ik in de nabyheid van Kazan geene fneeuw meêr vinden , en dus genoodzaakt zyn zoude de fleden weêr te laten varen. Ik floegdan, alhoewel het fterk fneeuwde, met myne rytuigen oP weg, verdubbelende het getal van paarden , welk.nu twee en veertig beliep. Deze dieren liet ik rykelyk haver voederen, en onder de voerlieden brandewyn rondfehenken , door welke voorzorge ik nog dien zelfden dag des avonds om tien uur, niet tegenftaande de ysfelyke _ wegen , te Sicchi aankwam. Ik trok inmiddels door verfcheiden Dorpen, bewoond door Tartaren , wier klecding-wyze in fommige opzigten van die der Tartaren in Siberië is ónderfcheiden; ook zyn deze volken meêr befchaafd, hoewel zy hunne eenvoudigheid en zuiverheid van zeden bewaard hebben. D e fneeuw verminderde naar gelang wy nader by Kazan kwamen , en te Wifocogora zag men dezelve niet meêr. Een uitgeflrekte weide-grond, waar het gras op nieuw was opgefchoten , was voor my een vertooning van 't eerfte lente-groen; op ieder voetftap werd de landouwe vermaaklyker en de lucht helderer; de ryp had de boomen nog  naar SIBERIË. '227 ho<* niet van hunne bladeren beroofd. In dc buurfchap van Kazan zag ik eiken, voor dc eerfte maal federt ik my in Rusland had opgehouden , en gaarden vol vrugtboomen verwiiïclden de bevrozen ftreken van Siberië, en dc wocstenven waar niets groeide dan dennen, en die bykans niet bewoond werden dan door dieren, waar van de meeften in Europa onbekend zyn. Myn •weg liep over heuvelen, bcflagen met bofchjes, welker fchaduwe my nu vermaak gaf, terwyl ik dezelve korte dagen te voren zoude hebben zoeken te vermyden. Ryke Dorpen waren hier getuigen van de vruchtbaarheid des lands; men zag 'er konftig aangelegde tuinen, die nog met bloemen waren voorzien. Al wat my omringde fcheen my de grooter nabyheid myns Vaderlands aan te kondigen, een omftandigheid van welker aangenaamheid men geen denkbeeld vormen kan , alvorens dezelve te hebben gemist. I k kwam te Kazan op den eerften van Wynmaand. Èen Tartaarfch Prins , die 'er Gouverneur was, had veel goedheid voor my, en zelfs bevelen gegeven om een verblyf voor my gereed te maken ; dan dit was onnodig uit hoofde van de beleefdheid van den Heer Werofkin, een' Rus , met wien ik de eer had gehad tc Petersburg kennis te maken , en die het zelfde ten zynen huize had laten doen, waar hcên meö my ook geleidde. Pa D ? *  225 R E I Z E Den volgenden dag, ging ik een bezoek doen by den Gouverneur. Na eenige plicht-plegingen, welke ik niet verftond, gingen wy aan een tafel zitten, welke met een fraai tapyt overdekt was, en met vier groote pypen en een porceleinen kom met Chineefche tabak werd voorzien. Ik rookte een poosje en zag toen verfcheiden fterke dranken , zo als 't land opgeeft, als meede eenige confituren en vruchten op tafel verfcbynen. Onder de laatfte was een water-meloen'!, die my zo geurig en lekker voorkwam, dat ik niet anders proefde. Deze vrucht is te Kazan zeer gemeen , en veroorzaakt, fchoon al onmatig gebruikt, geene ongefteïdheid. Ik keurde dezelve zo verre boven al wat my immer in die foort was voorgekomen, dat ik 'er zaad van mede naar Vrankryk nam , waar het echter niet gelukte. De Aardsbiffchop liet my op zyn buitengoed, niet ver buiten de Stad gelegen , noodigen , en had de goedheid verfcheiden rytuigen te zenden, om my en myn gezelfchap daar te brengen. In hem trof ik cen' Kerk-voogd aan, die in de Wetenfchappen , de Gefchiedeniffen en de fraaie Letteren wel was bedreven, en uit dien hoofde ook door ganfch Rusland met veel eerbied werd behandeld. Onder alle de Geeftelyken , weke ik in deze uitgebreide geweften ontmoet heb , was hy de eenigfte , die niet verwonderd fcheen te ftaan , dat men , om den loop van Venus over de  naar SIBERIË. 229 de zonne-fchyf waar te nemen, een reis van Parys naar Tobolsk ondernam. Te Kazan hield ik my verfcheiden dagen ops en maakte 'er eenige fterrekundige waarnemingen, om de ligging van de Stad met naauwkeurigheid te bepalen. Schoon haar Koophandel meestal is tot niet geloopen, heeft zy nog eenige overblyffelen van haar' ouden luifter behouden. De huizen zyn wel voor 't grootfte gedeelte van hout, doch zeer wel gebouwd. De Adel heeft zich hier famen begeven en leeft 'er gezellig. Al wat tot onderhoud des levens noodzaaklyk of nuttig is, kan men hier overvloedig bekomen ; wild , vifch en vruchten zelfs niet uitgezonderd. Ook heeft men 'er wittebrood , welk men in Siberië alzo weinig als ananaffen behoeft te zoeken. Wyn alleen is te Kazan zeldzaam ; dan de Inwoners verftaan de kunst om uit verfcheiden vruchten een' drank te perfen , die, wat de kleur en fmaak betreft, wel weinig van opregten wyn verfchilt, maar ondertuffchen, wegens den brandewyn , welke altoos de grondflag daar van uitmaakt, zeer nadeelig is voor de gezondheid. Tüsschen de zeden hier ter plaats en in Siberië is geen minder onderfcheid , dan tuffchen de luchtsgefteldheid. De vrouwen deelen hier, zo wel als te Moscou en Petersburg , in 't gezellig leven; men vindt haar mede aanzitten en op zich nemen de gaften te onthalen en tc vermaken. P 3 De  233 R E I Z E De Tartaren maken onder de Inwoners van Kazan geen gering gedeelte uit, en zyn niet alleen voor geenerhande vervolging blootgefteld , maar worden 'er zelfs met zonderlinge oplettendheid behandeld, 't welk hen ook van hunnen kant zeer gehegt doet zyn aan de Kroon. Deze Tartaren hebben de zuiverheid hunner zeden nog bewaard; zy zyn braaf en eerlyk , en zitten meest alle in vry goede omfhndigheden. Hunne kleeding is veel koscbarer dan die der Tartaren , van welke ik te voren gewaagde ; en die der vrouwen is 'er zelfs in eenige opzigten mede verfchillende , voornameiyk met betrekking tot het hulfel, dat ik nooit in de gedaante van een zuiker-brood onder haar heb aangetroffen. Zy kappen zich veelal op den zelfden trant als de Ruffifche vrouwen; uitgezonderd dat zy de hairen doorvlegten met paarlen en edele gefteenten , waar van zy ook tooifels op de mouwen van hare kleederen zetten , en andere om den hals dragen en op den boezem laten neder hangen. De Stad is zeer uitgeftrekt en wel bevolkt. De Heer van Schouwalof, een der grootfte voorftanders van geleerdheid in Rusland , had by de Keizerin Elifabcth weten te bewerken , dat hier een Gymnafiuin of School tot onderwys der jeugd wierde opgerigt. Het bellier van dezelve werd opgedragen aan den Heer Werofkin , een' Rus van afkomst , die agt Leeraren onder zich had, twee in de Franfche taal, twee in de Hoog-duit- fche,  haar SIBERIË. 231 fche, even zo veel in de Latynfche, één in de Ruffifche , en één die het fchermen en danfen onderwees. De wedde dezer Leeraren bedroeg niet meêr dan honderd en vyftig roebels , of zeven honderd en vyftig Franfche livres; doch, fober als dit uitkwam , wist de Heer Werofkin door zynen yver en waakzaamheid uit te werken, dat alle de oeffeningen met zeer gewenfehten uit* flag wierden voortgezet. Deze man had vele kundigheden , en bezat tevens de groote konst, om zo de lieden , welke hem ondergefchikt waren , als de jonge lieden , wier opvoeding hem was toevertrouwd, naar zyn' zin te leiden. Hy was, wat maar al te zeldzaam gevonden wordt, een man die geboren fcheen voor de plaats, die hy bekleedde; doch welke hem, ter kwader uurc voor deze opkomende fchool , niet langen tyd daar na , wederom werd ontnomen. Zyne ongemeene verdienften maakten hem allen, die, in het zelfde perk ftrydende, alleen zyne mededingers moeiten geweest zyn , tot vyanden. Nyd en jaloersheid waren overal op zyne hielen. Vier honderd mylen afftands van de Hoofd-ftad konden hem voor onophoudelyke onaangenaamheden niet beveiligen; en de Hagen, die men hem toebragt, troffen te wiffer , doordien hy , zich in Kazan met niet anders bezig houdende, dan om zyn Vaderland dienst te doen, niet zien konde van welken kant dezelve kwamen , en dus buiten ftaat was die af te keeren. Nyd en jaloersheid zyn zelfs in landen , waar de wetenfchappen meest P 4 bloei-  222 R E I Z E bloeien, de gevaarlykfte geeffels van geleerde lieden ; doch onder een onkundig volk zyn zy oneindig meêr te duchten. In een verlichte maatfchappy keeren de pylcn , in derzelver gif gedoopt, eindelyk tegen de genen, van wier handen zy voortkomen, en behalen uitmuntende verdienften, vroeg of laat, den verfchuldigden eere-krans; doch waar de onkunde heerfcht, zyn de weinige kundigen juist de genen, die het fterkfte belang hebben , oni een' man van overtreffende gaven den voet dwers te zetten , en zy de eenigfleo zynde , wier gevoelens de domme menigte kan opvolgen , mist het niet dat hunne booze oogmerken met den begeerden uitflag worden bekroond. Zo lang de Heer van Schouwalof, een gunfteling van de Keizerin Eiizabeth , zyn gezag behield , vond de Heer Werofkin in "dezen een' befeberrner; doch dat gezag met de dood van die Vqrftjn een einde nemende, maakte de nimmer fluimerende wangunst hem wel ras haar flagtoffer , en men heeft het nog voor een geluk te rekenen , indien hy , met het verlies van zyn ampt, niet tevens het getal der rampzalige bannelingen in Siberië heeft moeten vergrooten. T e Kazan zynde deed ik overal in dén omtrek Onderzoek naar de berugte plant, Borameïz genaamd , waar van de Abt Lambert in zyne Burgeriyke en Mvuaüyke Hijicrie gewag maakt. Volgens dezen Schryver gelykt dezelve in allen deele uaar een lam, en heeft cen zeer fyne vacht, wel- ke  NAAK SIBERIË. ke de vrouwen tot hoofd-dekfel gebruiken. Zy heeft een weinig bloed en vleefch , doch geene hoornen, maar pluimtjes van wol, die naar hoornen zweemen. Zy leeft en voedt zich, zo lang ter kruiden onder haar bereik groeien ; en wanneer deze verdorren, volgt de dood van dit plantdier te gelyk. Men verbeelde zich niet, dat de Abt Lambert deze buitenfporigheden heeft willen opdifl'chen voor waarheden , van welke hy zelve overtuigd was ; ongetwyfFeld heeft hy dezelve blootelyk bygebragt , om de Reizigers tot het onderzoek te leiden, wat toch de oorfprong van een zo belagchelyk vcrdichtfel moge geweest zyn. Wat my betreft, ik konde met alle aangewende moeite deze plant niet bekomen (8) , en dezelve is te Kazan onbekend. Men vindt haar in 's Konings tuin , en fommige fchryvers plaatfen dezelve in de klalTe der moffen ; dan zy heeft geenerhande overéénkomst met het verdichtfel, ons door den Abt Lambert opgegeven. Ik verliet Kazan des avondsom vier uur, en bereikte den oever van de Wolga om zeven uur en agttien minuten. Deze rivier fcheen my hier ter P 5 plaat- (8) [De beroemde K^mpfer is niet beter gedaagd. Dr. Bf.ll beeft in der daad de plant gezien, aan welke men in 't RumTcli den naam gaf van Tartarsky Barashka, of Tarterfch Lam, zon, der iets wonderbaars te zien. Reizen. I. Deel. bladz. 64. Leid. 1769. Zie wyders , nopens deze fabel , Bomare op 't woord Sdytiefch La;n. JU. Deel. bladz. 504. van de Holl. Verr.J  3S4 R E I Z E plaatfe ongeveer twee honderd roeden breed te zyn , en men verzekerde my dat zy tien roeden, of zestig voeten, diepte had. Het weder was ftil, en dus ook het water van dezen ftroom , dien men een' der fchoonften van Europa mag noemen. Zes roeiers bragten my met een fchuit in zeventien minuten aan de overzyde. Te Tobolsk en Kazan had men my verhaald , dat op de Wolga een meenigte van die foort van eenden gevonden werden, welke men in 't Franfch Pirates de mer, Fous of Gekken noemt , en dat men zich zelfs vermaakte met 'er jagt op te maken en 'er op te fchieten , even als op eenden ; doch fchoon ik een' weg van honderd mylen langs hare oevers moest afleggen , heb ik geen' enkelen van deze water-vogels aangetroffen. Op den agtften van de zelfde maand kwam ik te Kuzmodemiansk , na alvorens nog het land van een andere natie te hebben doortogen. De Schuwafchi , dus wordt dit volk genaamd, verfchillen in hunne kieedingwyze weinig van de RufTen; zy zyn Chriftenen, doch, niet min onkundig dan de Wotiaken, hebben zy , even als deze , alle hunne vorige bygeloovigheden behouden. Te Kuzmodemiansk raakte ik weêr op den zelfden weg, dien ik in myne reize naar Tobolsk had gevolgd. Naar mate ik Petersburg naderde , 't welk Noordelyker aan ligt, deed zich de vorst meer en meer gevoelen, waar door de hinderpalen vermeerderden om met rytuigen op wielen  naak SIBERIË. 333 ien te reizen. Sommige rivieren waren zelfs reeds toegevrozen. Echter bereikte ik die Stad eindelyk op den eerften van Slagtmaand des jaar 1761., en fleet 'er den winter by den Baron van Breteuil, die my op nieuws met heufchheid overlaadde. In 't voorjaar , zo dra de zee open was , ging ik fcheep naar Vrankryk , waar ik in Oogftmaand van 1762., na een afwezigheid van omtrent twee jaren , te rug kwam. Waar.    Bladz. 237 • -TAFEL 1. Van de lengten cn breedten van eenige plaatfen in Vrankryk enz. NAMEN y«fcb» der Lengten. I Breedten. I „ Middag-cirkels. DER, ° l_ ! PLAATSEN. Uur. Min. Sek. Gr. Min. Selc. Gr. Min. Sek. Abbeville - - - °* 2 1 W. 19 24 o 50* 7 1 Altorf - - o* 35 25 O. 28 45 o 49 >7 3» Angers - , . - O* 11 35 W. 17 o o 47* 28 8 Avranehes . . o* 14 51 W. 16 11 o 48* 41 18 Auxerre - - °* 4 57 0. 21 8 o 47* 47 54 Bafel - - 0 21 o O. 25 9 o 47 35 o Befancon - - °* '4 50 °' 23 39 0 47* 13 45 B.tfch . o* 20 25 O. 25 o o 49* 2 28 Bourdeaux . - O* 11 39 W. 16 59 o 44* 5° 18 Brest - - o* 27 23 W. 13 3 o 48* 23 o Caen - o* 10 47 W. 17 12, o 49* 11 10 Chalon-fur-Marne - - °* 8 9 O. 21 56 o 48* 57 12 Chartres - - - °* 3 24 W. 19 3 o 48* 26 49 Cherbourg • - - - °* »« 53 W. 15 50 o 49* 38 26 Coutances - - - °* J5 10 VV. 16 7 o 49* 2 50 Dyon -.. o* 10 50 O. 23 36 o 47* 19 22 Do! en Bretagne - - °* 16 25 W. 15 48 o 48* 33 9 Evreux - - - °* 4 45 W. 18 43 o 49* 1 24 Frankfort aan de Main (O 0 35 o O. 26 9 o 50* 6 o Granville - - - °* 15 48 W. 15 57 o 48* 5° 11 ngolftadt (a) - - °* 36 10 °- I 28 $7 O 48* 47 ° Landau ... o* 23 10 O. f 25 42 o 49* " 40 Mentz - - 0 24 o o.i 25 54 o 49 54 o Meaux - - °* 2 10 O. 20 27 o 48* 57 37 Metz - O* 15 24 O. I 23 45 o 49* 7 5 Munich C3) - - °* 37 13 O. ' zg 12 o 48* 9 55 Nancy - - O* 15 26 O. j 23 46 o 48* 41 28 Nantes - o* 15 35 W. ifj o o 47* 13 17 Noyon ... o* 2 43 O. j 20 35 o 49* 34 37 Orleans ... O* 1 43 W. 19 28 o 47* 54 4 Parys . - - o* o o 19 53 45 48* 50 10 Sennes - - - o* 16 8 W. 15 S2 o 48* 6 45 Rheims o* 6 52 O. 2I 37 0 49* 14 36 rtouaan - - °* 4 59 W. 18 39 o 49* 26 43 Ryfiel ... o* 2 57 O. 20 38 o 50* 37 50 Saint-Malo ... o* 17 29 W. f~ 32 0 48* 38 59 Saint-Omer - - o* o 20 W. 79 49 0 50* 44 46 Saint-Paul-de-Léon - °* 25 21 W. j3 ^ , 0 48* 40 55 Séez - - - o* 8 41 W. i7 44 0 48* 36 21 Senlis - - - O* 1 o O. 20 Q Q 49* 12 23 Sens - - - o* 3 48 O. 20 51 o 48* 11 56 SoilTons - o* 3 58 O. 20 53 o 49* 22 32 Straatsburg - - - o* 21 45 O. 25 20 o 48* 34 35 Toul ... o* 14 r5 O. 23 28 o 48* 40 27 Tours °* 6 35 W. j8 is 0 47* 23 44 Troijes °* 7 O O. ai 39 . o 48* 18 2 I Verdun ... O* 12 11 O. 22 57 o 49* 9 18 | Verfailles - - - O* O 51 W. jg 4I 0 48* 48 18 CO Voyage de M. CaJJini en Memagne pag. 22. (2) Ibid. pag. 139. C3) Md.  NAAR SIBERIË. 337 WAARNEMINGEN BETREFFENDE DE LAND-BESCHRYVING, Water-passing, Mineraalkunde en Elektriciteit, getrokken uit het tweede Stuk des eersten Deels. Land-beschrïving. In myne Voorreden heb ik reeds te kennen gegeven, dat men tot het jaar 1761., de ligging van maar weinige plaatfen , tuffchen Straatsburg en Tobolsk , volgens derzelver ware lengte en breedte bcftemd had. Sedert heeft de Heer Casfini de Thury (1) hier in merkelyke verbeteringen gemaakt; doch hy gaat niet verder dan tot Weenen in Ooftenryk. Ik heb my meest met Rusland , als zynde minst bekend, bezig gehouden , en myn' Geographifchen arbeid enkel bepaald tot de reis-route , om dat het voor een' Partikulier niet mogelyk is , een volledige kaart van "dit wyd- (O fayagc cn Attcmasne.  238 R E I Z E wyd-uitgeftrekt Ryk te vervaardigen. Zo verre myn arbeid gaat, heb ik getracht naauwkeurig te zyn, te meer om dat de Ruilifche Atlas, in 't jaar 1745. uitgegeven , ten hoogften gebrekkig is in de aanwyzing der plaatfen. Die Atlas echter, onvolkomen als hy is , doet aan de Uitgevers veel eer , en zou alleen genoeg zyn om den naam van Peter den P0" te vereeuwigen. Voor de regering van dezen Vorst, mogt men zich, op hals-ftraf, niet onderwinden dit Land te Ieeren kennen , maar van dien tyd af heeft de Akademie van Petersburg aanmerkclyken voorraad byeen gezameld , ter verbeteringe der Land-befchryving van Rusland , en kundige Lieden werken reeds federt vele jaren om die ftukken in orde te fchikken, van welken arbeid het Gemeen, ongetwyffeld,- eerlang de vrucht zal zien. Ik oordeel het niet ondienftig, in de nevensgaande Tafel I. de lengte en breedte van verfcheiden plaatfen in Vrankryk en aangrenzende landen aan te wyzen. De meeflen zou men elders kun1 nen vinden (2); maar de befte kaarten en boeken zyn juist niet in ieders handen. De lengten en breedten met een fterretje geteekend , zyn door bekende Aflronomisten met groote netheid waargenomen. Die met een kruisje CO [By voorbeeld in de Inl. tot de Alg. Geogr. van den lieer Struyck bladz. 145.]  Bladz. 238 TAFEL II. Van de lengten en breedten van eenige plaatfen in Duitfchland enz. NAMEN Verfchil der Lengten. Breedten. D E R Middag-cirkels. PLAATSEN. "üu7 Min. Sek. Gr. Min. Sek. Gr. Min. Sek. AgTh - - - I 1 ïï 1p~ 37 47 o 47 42 o Breslau ... o 59 15, 34 42 o 51 3 Cafchau ... 1 4 30 38 32 o 48 27 o Dillingen - - - c* 31 38 27 49 ° 48 30 o Grats o 52 44 33 5 o 47 17 o Lints o 4ö 30 31 31 0 48* 16 o Neuftat - - - o 56 58 34 9 o 47 58 o Neurenberg - - - o* 34 56 23 38 o 49f 26 o OfTen - - - - it 9 52 37 22 o 47T 28 o Olmuts - - 1 o 49 35 6 o 49 43 PaiTau - - o* 42 50 30 37 o 48 30 o Pest - It 9 55 27 25 o 471 29 o Polling CO - - - °* 35 o 23 39 o 47* 48 8 Presburg 1 o 33 35 2 o 48 8 j Regensburg - - - o 38 25 29 30 ° 49 2 Saltzburg o 41 3° 3^ 17 0 47 S4 ° ! StoelweilTenburg - - 1 5 10 36 12 o 47 J3 Tyrnau - - 1* o 55 35 * o 48* 23 30 Vilna - - ' - 1 ^ 33 25 43 IS o 54 24 o I Uhn - - - o 30 25 27 3c o 48 23 o Weenen - o* 56 10 33 57 o 48* 12 32 (O Voyagc de Af. Catftni en AUemagnt pag. 140.   haar'SIBERIE. 239 je zyn niet volkomen zo zeker. De ongeteekende rusten op de begrooting der Reizigers. De tweede kolom bevat het verfchil der Middags-lynen , tuffchen het Obfervatorium van Parys en de plaatfen van de eerfte kolom , in tyd , of uuren, minuten en fekonden. De lengten zyn gerekend van het Eiland Ferro, en de lengte van Parys gefteld op 19 graden, 53 minuten, 45 fekonden , volgens de laatfte waarnemingen van de Akademie. (of 20° , <ï! , 34" ten Ooften van den eerften Middags-cirkel, als men dien trekt door de West-kust van het Eiland Ferro , wanneer men i°, 9' ■> 32//, heeft af te trekken, in^ dien men met de Neêrlandfche Aard-befchry vers de lengte wil rekenen van de Piek van Teneriffe.) ,(3) Ik heb langs de geheele reis-route den afftand der plaatfen, die ik doorgetrokken ben, van de eene tot de andere opgenomen. Die der Hoofdlieden is als volgt, in mylen van 2282 roeden (Toifes') of 25 in een graad , j-Brest — 127 1 Straatsburg 120 _ Weenen — — qo8 van Parys tot < T,r r , : i Warfchau ■ 467 I Petersburg 762; L Tobolsk over Kazan - — 1447 van Brest tot Tobolsk 1574 Als (3) [Lulofs Inleid, tot de Befcli. des Aardkl. bladz. 6or.]  243 R E I Z E Als men van Wefterftaedten te land naar Weenen gaat, in plaats van over Ulm langs den Donau, is de weg 15 mylen, van 2000 roeden, korter. Ook heeft men 77 dergelyke mylen minder, wanneer men over Kazan den weg neemt naar Kuzmodemiansk, in plaats van over Solikamskaïa naar Turnen , alwaar beide wegen weder vereenigen. De Duitfche myl reken ik op 3804 roeden , nemende 15 mylen voor een graad, en den middelbaren graad van den Meridiaan voor 5706a Toifes van het Chatelet te Parys. D e Ruffen , gelyk men weet , rekenen met Werften. Een Werst maakt 500 Sagenen , en een Sagene 3 Arfchinen. De Franfche voet, door den Heer de Mairan naar Petersburg overgezonden , en in 1738. door de Heeren Delifie en Winsheim , op order van de Regering, met de Ruffifche maat vergeleken zynde , werd de Arfchine bepaald op 26 duimen 6T35 linien van een' Paryfchen Konings-voet; de Sagene op 6 voet, 7 duim , 6t9ö linie ; de Werst op 552 Toifes , 3 voet, i\ duim. 1031 Werften'zyn gelyk aan één graad van den Meridiaan, gerekend, als boven, op 57060 Toifes. [De Regering heeft 104 Werften voor een graad vastgefteld. De Werst in gebruik, was dezelfde als de Griekfchc myl van \ By-  naar SIBERIË. 241 *t Byzantynfch Keizerryk, volgens D'Anville (4), namelyk van 90 ongeveer op een graad.] De Kaarten van Polen zyn ten uiterften gebrekkig. Men kent in dit geheele Ryk niet een enkele plaats, welker lengte en breedte volgens wiskonftige gronden is uitgemaakt; ook liet my de tyd niet toe , om des aangaande iets met de vereifchte naauwkeurigheid te verrichten. De tegenwoordige Koning Stanillaus Poniatowski , een kenner cn voorftander der wetenfchappen , nam reeds by den aanvang zyner regeringe het bcfluit, om een kaart van het geheele land te laten vervaardigen j waar toe de Marquis de Montalembert, van dc Akademie der Wetenfchappen te Parys, zyn opzigt beloofde. Dus hebbenwe reden om metter tyd iets beters te hopen, te meer om dat men reeds federt verfcheiden jaren werkt aan de Aftronomifche waarnemingen , hier toe noodig. [By aldien maar de tegenwoordige onluften dë uitvoering van dit ontwerp niet beletten.] Men vindt in de Gedenkfchriften van de Akademie te Petersburg (5) de waarnemingen van den Heer Kracheninnikow, in 't jaar., 1750. in de Provintiên van Lyf- en Estland gedaan, waar uit de Heer Grifchow de ware ligging van Riga, Revel, Narva en het Eiland Ago heeft opgemaakt. Die II. Deel. Q zelf- (4) {Traité des mefures Itineraires. Paris 17ö0.} (5) Tom. VIII. voor de jaren 1760. en 1761.  242 R E I Z E zelfde Gedenkfchriften behelzen mede eenige Sterfekundige waarnemingen van den Heer Delisle, naar welke de Heer Grifchow de lengte en breedte der plaatfen in Rusland, alwaar zy gedaan zyn, bepaald heeft. De meefte dier bepalingen onderftellen, dat de ligging van Kazan naauwkeurig zy getroffen. Ik heb in myne terugkomst van Tobolsk gelegenheid gehad deze laatfte netter te beftemmen, naar welke de andere, uit die van Kazan berekend , evenredig moeten verbeterd worden. Men kan in de bygevoegde beknopte tafel de voornaamfte uitkomften zien. Als men deze lengten en breedten vergelykt met die van de befte kaarten van Rusland , zal men fomtyds een' misflag van één en een halven graad ten aanzien der lengte, en van een halven graad ten aanzien der breedte , befpeuren. De kaarten van den RuiTifchen Atlas zyn in dit opzigt niet beter. Het geen ik wyders op dezen reis-tocht, met betrekking tot dc Aardryks-kunde, heb waargenomen , komt kortel'yk hier op uit. Na dat men het Schwartze Wald, zig evenwydig uitftrekkende met het Vogefifch Gebergte , doorgetrokken is, komt men in het Wirtembergfche. Dit land , alhoewel vlak, wordt doorfneden van een menigte niet zeer verheven heuvels. De bergen langs den Donau beginnen omftreeks Dim,  Bladz. 242 TAFEL III. Lengten en breedten van eenige plaatfen in Rusland. NAMEN Verfchil der Lengten. Breedten. Middags-cirkels. DER 0 PLAATSEN. Uur. Min. Sek. Gr. Min. Sek. Gr. Min. Sek. Kazan - - 7 38~ 66 48 15 55* 47 22 Ekaterinburg - - 3 55 o 78 4o 45 56* 51 42 Eiland Ago - - it 1» 20 39 28 45 58* SÖ o Moskou - - - 2* 20 53 55 7 0 55* 45 46 Nerva 0 0 00 o o 59* 23 27 Novo Ufolie 3t 36 52 74 6 45 59* 23 54 Revel 1 27 50 41 5i 15 59* 26 22 Riga it 25 15 4i 12 30 56* 56 24 Saigatka 3t 24 38 71 3 15 56* 43 IS Petersburg - - - I* 5* o 47 53 45 59* 56 o Sarapul 3t 22 38 7° 33 15 56* 26 45 Tobolsk --- 4* 24 18 85 58 15 58* 12 22 Veretia 3T 37 1 74 9 8 59* 22 41 Ust-Ykskoi 3 18 38 69 33 15 I 55* Si 50   kaar SIBERIË. 243 Ülm , op den afftand van etlyke mylen. Eerst zyn het flegts heuvels, die elkander meer en meer naderen en hooger worden , naar mate men digter by Weenen komt. Het bed van den Donau is fomtyds zeer naauw , tuffchen deze twee ketenen van bergen ter weêrzyde; op andere plaatfen wyken zy verfcheiden mylen van elkander, en maken tuffchen beiden groote kommen of holten. Van den top dezer bergen ontdekt men die van Bohemen ten Noorden, en die van Tirol ten Zuiden. Deze laatsfte zyn een tak van de groote reeks, die van de kant van de zee van Gallicië voortkomende , een gedeelte van den Aardkloot van 't Weften naar 5t Oosten doorfnydt, en uit Spanje door Vrankryk en Zwitferland fchietende, zig uitftrekt tot aan China. DE inboorlingen des lands gaven my te verftaan , dat de bergen langs den Donau lager zyn dan die van Bohemen, en dat die van Tirol hooger zyn, dan alle andere in Duitfchland. Ik ben langs het Karpatifch Gebergte gekomen , welk eenige mylen van ons af lag. Het neemt zynert aanvang ten Ooften van Weenen, en fcheen my hooger dan de bergen aan den Donau. In eenige kaarten worden deze bergen verward met andere ten Westen van de Oder , die men had moeten ónderfcheiden. Deze laatfte verfpreiden langs den weg door Polen flegts kleine heuveltjes of hoogten , die allengs wat verhevener worden, als men Q 2 de  244 R E I Z E de bergen van Bohemen nadeft, waar van ik gis daü zy een tak zyn. Te Weenen werd ik onderregt dat de keten, die zig ten Noorden van Stoel-Weisfenburg naar 't Ooften van Gratz uitftrekt , en zig met die van den Donau vereenigt, genoegzaam dezelfde hoogte heeft, als die welke men langs deze rivier ziet. M e N vindt naby Brünn eenige bergjes , die by Friedeck, alwaar men maar etlyke mylen van 't Karpatifch Gebergte af is , wat hooger worden. Deze bergjes houden aan langs den weg naar Kfakau , maar worden kleiner , hoe verder men Van de Karpaks afwykt. De weg van Krakau tot aan Grodno is een zeer ruime Vlakte , daar men nieuwe bergjes aantreft, welke hooger en menigvuldiger worden tot aan Kowno. By myn vertrek van Ollita in Lithauwen van den weg geraakt zynde , kwam ik over Gniezno , of Gnefen , Ponorei en Podftrava , en had de grootfte moeite om dit zeer bergagtig gedeelte van het Groot-Hertogdom door te trekken; alhoewel die bergen , wegens hunne geringe verhevenheid , flegts als hoogten kunnen aangemerkt worden. Het overige gedeelte van Polen is niet anders dan eene enkele vlakte tot aan Riga. Het zelfde kan men zeggen van den weg van Petersburg tot aan Moskou , ter lengte van 200 mylen , uitgezonderd dat men te Waldai , ten zuiden van den reis-weg, eenige bergen, of liever klei-  naar SIBERIË. 2-1.5 kleine verhevenheden ziet. De weg tot aan Moskou is meest overal belegd met ftukken van fparreof denne-boomen, van 3, 4 of vyf duim middellyns , zonder met eenige aarde bedekt te zyn; hier en daar ook met takke-boffen, die men nevens elkander legt , waar over men dan vier of vyf duimen aarde brengt. Als de weg niet meer deugt , maakt men een' anderen , ter zyde van den ouden. Deze manier van de wegen aan tc leggen en te onderhouden , vernielt een groote menigte van hout; men ziet ook van tyd tot tyd geene andere dan Denne-bofchjcs langs den weg. Voor 't overige is deze weg fchoon en aangenaam , het land beteeld, voornamciyk digt naar Moskou toe, en de bruggen worden wél onderhouden ; maar als men verder komt deugen de wegen niet. Van Petersburg tot Waldai is de grond niet meer dan 45 roeden (Toifes') boven de zee verheven; van daar ryst dezelve fchielyk tot omtrent 200 roeden. Moskou legt in een groote vlakte, welker hoogte van 259 Toifis is , boven 't waterpas der zee. Wolodimer ftaat op een' heuvel van omtrent 30 roeden boven de rivier Kliazma, die 'er nevens ftroomt, en ongeveer zo breed is als dc Seine, met moeraffige oevers, gelyk de geheele vlakte tot Murom. Het land tuffchen deze beide Steden is meest onbebouwd ; zand en Denne-boffchcn die meest Q 3 $  24<5 B. E I Z E al zeer fiegt groeien , is al wat men hier aan? treft. Voor 't overige heeft Wolodimer een' Aards-biflchop. Murom is een kleine Stad, gedeeltelyk op een' berg gelegen , die zig omtrent 20 roeden boven de Ocka verheft. Deze rivier is 4 roeden diep , en 100 breed. De Wolga is een van de fchoonfte bekende rivieren, hebbende aan de zuid-zyde een'heuvel van Niz-Nowogorod af tot aan Kuzmodemiansk. Al de grond ten zuiden der rivier is 50 roeden, of daar omtrent , boven derzelver oppervlakte verheven, en volmaakt wel beteeld tot aan Kazan. Men heeft 'er weinig hout, en is fomwylen genoodzaakt hetzelve tien mylen ver te gaan halen; aan de noord-zyde , daar tegen , ziet men niets dan onmeetlykc boffchen. K a z a H is, van Moskou af gerekend, de la3gfte oord langs dezen geheelen reis-weg ; Noordwaards aan trekkende , wordt de grond terftond ryziger, en de aangenaamheid der landouwe wykt eerlang voor de Denne-boffchen. De landftreek, voortaan weinig bebouwd , vertoont een vlakte tot aan de rivier Karna, die men overfteekt om tot Cracova te komen, alwaar het gebergte aanvang neemt. Voos dat men te Kazan komt, vindt men te Ku-  naar SIBERIË. 247 Kuzmodemiansk een' anderen weg , die insgelyks naar Siberië gaat, langs welken ik op myne heenreis naar Tobolsk gekomen ben. Hier was het land meest onbebouwd, uitgezonderd in den omtrek van Chlinow , en men zag byna niets dan digte Denne-boiïchen tot aan Solikamskaïa , aan den oever van de Kama , alwaar de reeks van bergen begint, die onder den naam van Poïasr zemnoi bekend zyn. Ik ben tc dezer plaatfe, toen ik naar Tobolsk ging, dit Gebergte doorgetrokken, en nog eens 60 mylen zuidelyker , toen ik op myne te rugreis den weg over Ekaterinburg , Offa en Cracova nam. In die twee tochten heb ik deze bergen afgeteekend, derzelver hoogten met den Barometer genomen , en de afftanden met myn zak-uurwerk, dat fekonden wees, bepaald. D1e reeks of keten van bergen is te Solikamskaïa 40 mylen breed. Verder op worden deze bergen al geduurig hooger , tot omtrent halver wegen of naar 't midden van de keten, van waar zy onmidlyk beginnen af te nemen, makende dus een foort van ezels-rug , hoog in 't midden met afloopende kanten. Zy zyn hoogst te Jaiwa en naby Kiria; namelyk ter eerst-gcmelde plaats 376 roeden (Toifes) boven 't waterpas der zee, en by Kiria 440 roeden. Dewyl nu de rivier Kama 187 roeden boven de zee is , volgt hier uit dat deze bergen niet zeer verheven zyn , ten aanzien van q 4 den  24» R E I Z E den grond, waar op zy ftaan; doch zy Ioopen fteil af. Op derzelver kruin heeft men fomtyds vlakten van verfcheiden mylen. Op myne terugreize van Tobolsk naar Petersburg hield ik den weg bver Ekaterinburg. De keten begint vier mylen van deze plaats, wordt hooger naar mate men aan 't midden komt , en eindigt by 't Fort Bifertzkaia. De lengte is ongeveer van 40 mylen ; deze bergen fchenen my niet zo hoog; naar 't midden hadden zy maar 250 roeden. De berg van Klcnouskaia is van 309 roeden. Als men deze ry of keten door is, heeft men een vlakte van 20 mylen, waar na men aan een andere ry bergen komt , die allengs hooger worden tot aan 't midden, en als dan afnemen, eindigende aan den oever van de Kama. Deze tweede ry heeft niet meer dan 30 roeden ongeveer in de breedte, en de hoogfte bergen van dezelve zyn van 212 en van 287 roeden , en dus kwalyk 150roeden verheven boven den grond, op welken zy liggen , zynde de oppervlakte van de li vier by Offa 153 roeden boven die der zee. De keten van bergen, die men Poïas noemt, wordt op alle kaarten aangewezen , maar in geene vindt men de tweede keten, welke men doortrekt , als men naar Offa gaat , en die op den Oofrelyken oever van de Kama vervolgt. Dewyl ik my eenige dagen te Solikamskaïa en te Ekateïinburg heb opgehouden, heb ik gelegenheid gehad  naar SIBERIË. 249 had om de ophelderingen , die ik verlangen konde , nopens deze landftreek te bekomen; welke tuffchen beide deze Steden tamelyk wel bekend is , zo ter oorzake van de Mynen , als van de lieden die geduurig heên en weêr trekken. Buiten dat had ik eenige byzondere grond-teekeningen , nevens welke ik alle de aanmerkingen opteekendc, die ik zelf maakte, of van elders magtig werd , nopens de plaatfen welke ik zelf niet konde in oogfchyn nemen. Alle deze bergen zyn met Denne- of Sparre-boomen bedekt. De tweede keten of ry heb ik alleen , in 't doortrekken , van Orda af tot aan Offa gezien. Zy is geheel en al ónderfcheiden van die van Ekaterinburg ; echter ben ik niet volkomen zeker , dat zy voortgaat langs den Oofteiyken oever der Kama j gelyk ik onderftcl. De Poïas bergen zyn een vervolg van het Rhymnifche Gebergte, waar van deze tweede of nieuwe keten my insgelyks een tak fchynt, die zig omftreeks Kongour met de Poïas vcrecnigt. De grond van myne giffing is deze. D e keten , welke ik doorgetrokken ben, van Orda tot aan Offa, vervolgt naar 't Zuiden. Dit konde ik ónderfcheiden in 't voortreizen , na dat ik de Kama over was, cn komt over een met het berigt van de genen, die ik deswegen ondervraagde ; maar nopens de eigenlyke rigting yan het gedeelte dat zich naar Menzelinsk uitftrekt, konde ik niets met zekerheid vernemen, Het komt Q 5 my  350 R E I Z E my echter waarfchynlyk voor, dat men uit den loop der Kama aangaande de rigting dezer bergen veilig mag befluiten. Men ziet uit de kaarten , dat deze rivier aanvankelyk van 't Weften naar 't Ooften vloeit, vervolgens, door de ontmoeting van de Poïas by Solikamskaïa, genoodzaakt wordt een' regten hoek te maken, en zich zuidwaards rigt, houdende ftecds haren loop nevens den buitenkant dezer bergen , die haar, by Offa gekomen , weder een nieuwe bogt doen nemen ; cn 't is waarfchynlyk, dat verder benedenwaarts cen dergclyke bogting van 't Gebergte haar weder naar H Weften doet keeren , alwaar zy in de Wolga vak. Deze keten bergen agter zich latende, verT toont zich de verdere landftreek tot aan Tobolsk als een aanhoudende vlakte vol moeraffen. I k zal deze afdeeling befluiten , met eenige aanmerkingen wegens de grcns-fcheiding van Europa en Afia. Eenige Landbefchryvers hebben daar toe, met den Heer Gmelin, de Oby verkoren ; doch die ftelling is van de meeften niet gevolgd, en kan niet aangenomen worden, zonder ingebeelde liniën dwars door groote woeftynen te trekken; men heeft zich, om die reden, liever aan de fcheiding , door 't gebergte Poïas aangewezen, willen houden. Deze bepaling echr ter vordert desgelyks ingebeelde liniën, op verfcheiden plaatfen ; het zy om dat men de ftrek* king dezer bergen niet volkomen kent, het zy om dat dezelye geen aaneenvolgende reeks maken  naak SIBERIË. 251 ken van de Ys-zee af tot aan het Kaukafifch Gebergte , waar van zy een tak fchynen te zyn. Hoe het zy, deze grenzen zyn op fommige plaatfen nog wat onzeker. Het zou ondertuflchen niet oneigen zyn , zich te dezen aanzien te houden aan den loop der grooter en kleiner rivieren, die langs de aan elkander volgende bergen ftroomen, zo als de Baron van Strahlenberg die bepaald heeft. Te weten, als men begint van den mond van den Don in de Zwartc-zce , en deze rivier volgt tot op den 49. graad breedte , trekt men een linie van flegts 10 mylen in de lengte op dc Wolga by Tzaricin , alwaar die rivier een' bykans regten hoek maakt. Vervolgens kan de Ooftelyke oever van de Wolga tot grens-fcheiding dienen , tot aan de uitmonding van de Kama , die men dan moest volgen tot aan den mond van de Koiwa. Deze rivier zou men dan tot fchciding moeten nemen tot aan haren oorfprong, en regtftreeks Noordwaards aan gaande vindt men , vyf mylen van daar, de rivier Petfora , die tot aan de Ys-zee loopt en zich in dezelve ontlast. Deze grens-fcheiding, door de Natuur zelve bepaald , neemt alle onzekerheid weg , en ftrekt zich bykans overal langs de keten van bergen , welke Afia van Europa fcheiden. Wa-  253 R E I Z E Water-passing. Tpv e Natuurlyke HiftöWe van onzen Aardkloot, JL/ gelyk in de Voorreden van dit Werk met een woord is aangemerkt, zou geen gering licht ontvangen , indien men genoegzame waarnemingen had , nopens de hoogte der verfchillendc lagen of beddingen , waar uit deszeifs korst beftaat , met betrekking tot een gemeen Waterpas of hoogte-punt; nopens de helling, welke zy in de bergen volgen; de rigting of ftreek dier helling; de ligging der metalen , mineralen en andere' bergftoffen ; de verhevenheid der bergen en rivieren, cn derzelver verval enz. Dit nu beoogt de Water-pafling. Tot hier toe heeft men in het water-paffen byna geen ander gebruik van den barometer gemaakt , dan alleen om dc vcrfchi'lende hoogten der bergen te bepalen ; ongetwyffeld wegens de zwarigheden , die uit de geduurige veranderingen van den damp-kring geboren worden. Men kan, inderdaad, in weinige uuren de hoogte van een' berg vinden , en het is even gemaklyk op te merken , of de damp-kring in dien tuffchen-tyd eenige verandering ondergaan heeft, als zich daar naar te fchikken in de berekening. Wil men , daar tegen , zich van den barometer bedienen, om ien' grond van eenige uitgeftrektheid te waterpaffen , alles fchynt zich te vereenigen om de be-  naar SIBERIË. 253 bewerking onzeker of valfch te maken. In Europa ryst en daalt dat werktuig ongeveer twee duimen , gevolglyk zyn de berekeningen , die men 'er uit afleidt, aan gelyken misdag onderhevig in dit wereld-deel, als men waarnemingen , ter zelfder tyd op verre van elkander gelegen plaatfen gedaan , vergelykt; maar in kleine afftandcn kan men zich op de naauwkeurigheid der uitkomften verlaten , om dat de veranderingen van den damp-kring gemeenlyk eenparig zyh, over zekere uitgeftrektheid lands. Allcenlyk dient men vooraf de barometers te vergelyken, en in de proefnemingen acht te flaan op het klein verfchil, welk doorgaans in de ónderfcheiden werktuigen van deze foort plaats heeft. Uit de waarnemingen, tc Parys en tc Perpignan op een' zelfden tyd gedaan , is werkelyk gebleken, dat de veranderingen in den damp-kring byna dezelfde geweest zyn in beide plaatfen (1). Ook wordt de gemaakte onderftelling beveftigd , door vergelyking der waarnemingen te Parys en op den Goud-berg in Auvergne (2), te Genua (3), in Spanje, Italië en Engeland gedaan (4). Myne eigen waarnemingen te Bïtfch , en die van anderen te Parys en te Brcst , op éénen tyd gedaan, komen daar in wederom over een; dus ik meen te mogen aannemen , dat de veranderingen van den damp-kring gemeenlyk eenparig zyn in een tuffchen-wydte van 150 CO Cassini FoI. de PAcademie 1740. (2) Maraldj Fel. de PAcad. 1705. peg' 219. (3} Fo!. de Accid. 17&3. (4) Fol. de PAcad. 1703.  2$4 R E I Z E 150 mylen ongeveer ; gevolglyk dat nlen in een' afftand, die niet grooter is, de opzjgtelyke hoogte van twee plaatfen kan bepalen, uit de waarnemingen met den barometer ter zelfder tyd gedaan, mids dat men een groot getal waarnemingen met elkander vergelyke ; want in vele gelegenheden is deze wys van werken ganfch niet vry van te misleiden. Onweêrs-buijen, Orkanen, en andere verfcbynfelen van dezen aart, kunnen bepaaldelyk in één gewest plaats hebben, zonder in andere , fchoon niet ver afgelegen , eenige merkelyke verandering te veroorzaken. I n groote af/landen zyn de veranderingen van den damp-kring zo verfchillend, dat men in zekere gevallen mifflagen kan begaan van meer dan 260 roeden, by aldien men enkel waarnemingen, op zeer verre van den ander gelegen plaatfen met den barometer gedaan, onderling vergelyke; dan dit kan men voorkomen, als men in 't reizen zyne waarnemingen over de rivieren en bergen vermenigvuldigt , en een net dag-regifter' houdt van de andere plaatfelyke omftandigheden; inzonderheid zo men de grond-teekeningen van het land , welk men doortrekt , onder 't oog heeft. Men weet alsdan in welke gevallen de gcfteldheid van den damp-kring aan veranderingen is onderhevig geweest , en men kan die gade flaan in 't opmaken van 't bcfiuit. De waarnemingen over de rivieren ftrekken om derzelver verval te begrootcn. De  kaar SIBERIË. -55 De Heeren Mariotte, Cafiini, Maraldi, Bouguer , en vele andere Natuurkundigen hebben regels vaft-gefteld van de verdikking en van de uitzetting der lucht. Deze regels, alhoewel van elkander veel verfchillende, ftemmen tamelyk wél met het geen men in kleine hoogten van 200 roeden , of daar omtrent, waarneemt; maar ten aanzien van groote hoogten, gaan zy niet door. Als men de hoogte van een' berg van 2000 roeden volgens den regel van Mariotte berekent, zal men omtrent 300 roeden te min krygen (5), en ten naaften by een gelyk getal van roeden te veel (6) , als men den regel van Maraldi volgt. Die van Caflini geeft een midden-getal tuffchen de beide vorigen, en zyne onderftelling is, dat de uitzetting der lucht gefchiedt in de omgekeerde reden van de vierkanten der gewigten , waar meede zy gedrukt wordt. D e Heer Bouguer was van gedagte , dat de zwaarte der boven-lucht, naar mate men hooger klimt boven de oppervlakte der zee, vermindert in Geometrifchcn voortgang, terwyl de hoogten vermeerderen in Arithmetifchen voortgang. Dcwyl nu de Tafelen der Logarithmen niets anders zyn, dan een reeks van getallen in arithmetifchen voortgang , die beantwoorden aan andere getallen in geometrifchen voortgang , onderftelt hy, dat C5) Cassini Vol. de TAcad. 1705. pag. 61. C<5) Cassini Vol. de VAcad. 1733. pag. 40.  256 R E I Z E dat de getallen de hoogten van den barometer aanduiden, en deLogarichmen de hoogten van dó lucht. Deze regel wordt bekragtigd door alle de waarnemingen , die hy op de Cordelieres gedaan heeft, mids f5 van de hoogten aftrekkende (7). Hy meent echter, dat deze regel alleen doorgaat, in de tuffchenwydte tuffchen 600 Toifes hoogte en 2500 (8). I n het water-paffen tuffchen Parys en Tobolsk heb ik nooit gelegenheid gehad groote hoogten te meeten. In alle gevallen bevond ik, dat de regel van de verdikking der lucht, door Maraldi uit de ondervinding opgemaakt, naauwkeurig myne waarnemingen uitdrukte, mids ik voor eiken barometer , dien ik gebruikte , de hoeveelheid luchts bepaalde , die de Kwik op ééne linie aan ftrand deed ftil ftaan, Zy die nopens dit ftuk proeven genomen hebben, teekenen meest allen' verfchillende uitkomften aan, gelyk blykt uit het geen volgt. Volgens Mariotte komt ééne linie kwik aan ftrand overeen met - 10 Toifes 3 Voeten. Maraldi - - 10 - - - Caffini - - - 10 5 — De la Hire - - 12 Picard - - - 14 1 De- ■'CO [Men z'e dit duidelvker by den Heer Lulofs pag. 438.] (8) Figure dc la Tem pag. 39. en Vol. dc VAcad. 1753. pag. 5=9-  naar SIBERIË. 257 Deze enkele fchets is genoeg öm te doen zien, welke misdagen men begaan zoude, indien men zich van Tafels , naar deze waarnemingen berekend, wilde bedienen. De reden van dit verfchil fchryft men toe aan de lagen van dampen j die in zekere gedeelten van den Damp-kring kunnen plaats hebben, en deszeifs zwaarte voor een' tyd vermeerderen ; aan de ligging der plaatfen, alwaar men deze proeven doet, en aan de werkelyke veerkracht der lucht j die van den een' tot den anderen tyd verfchilt. Deze natuurlyke oorzaken doen waarfchynlyk veel tot de verfchillende uitkomften , boven aangegeven , nopens de hoeveelheid luchts 3 overeenkomende met ééne linie kwik aan ftrand. Ik geloof echter, dat de voornaamfte oorzaak moet gezogt worden in de barometers , waar mede men de waarnemingen doet. Als deze met dezelfde omzigtigheid , en van evengroote middelyn gemaakt, en met dezelfde kwik gevuld worden , ftemmen zy altyd volkomen over een in hoogte, en in ryzen en dalen ; maar deze evengelykheid houdt op, als zy in maakfel verfchillen. Om my hier van door de ondervinding te verzekeren , vervaardigde ik 'er vyf te Bitfeh in 't jaar 1753 ; de pypen waren van een cn ech halven tot drie duimen middellyns; zy verfchilden, daar boven, alle van elkander , deels ten aanzien van de manier, op welke ik de kwik deed kooken , deels ten aanzien van het glas , of de kwik zelve , die min of meer gezuiverd was. Door een reeks van waarneminII. Deel. R &cö  35 S E I Z E gen bevond ik, dat deze barometers byna nooit overeenftemden in hoogte , noch in 't klimmen en dalen. Men kan ook het byfter groot verfchil, tuffchen de opgave van Picard en die van andere Natuur-kundigcn , aan geene andere oorzaak toefchryven, dan aan het maakfel van zyn' barometer. De Heer Du Hamel heeft een' grooten barometer, die maar een halve linie ryst, als andere een linie ryzen. De kwik , waar mede hy gevuld is, heeft niet gekookt, en men gist dat dit verfchil in 't ryzen komt van een laag of kring luchts , die aan de binnen-zyde van de pyp kleeft. Men verhelpt alle deze ongemakken , met voor eiken barometer te bepalen, hoe veel luchts aan de ftrand der zee gelyk is aan ééne linie kwik in de pyp. Die hoeveelheid kan in alle niet net evengroot zyn, als men aanneemt, dat zelfs wél gemaakte barometers iets kunnen verfchillen in 'c ryzen en zakken. Als dit verfchil merkelyk is, zullen de misflagen, daar uit geboren, naar evenredigheid groot zyn; ftel, by voorbeeld, dat de kwik twee liniën ryze in eenen barometer , en ééne linie in dien van Du Hamel, 't gevolg zal zyn , dat men denzelfden gtond met deze twee barometers waterpaffende, de hoogte van dezelfde voorwerpen bykans eens zo groot zal vinden met den tweeden barometer als met den eerften, in-  naar SIBERIË. 259 indien men onderftelt dat ééne linie in beide barometers ftaat tegen eene gelyke hoeveelheid van lucht ; maar dit verfchil in 't ryzen belet niet dezelfde hoogten te bekomen , als men door proef-nemingen heeft opgemaakt, welke hoeveelheid van lucht overeenftemt met ééne linie in ieder barometer. Om die reden heb ik voor eiken barometer, waar van ik my bediende, een Tafel gemaakt, die aanwyst hoe veel luchts tegen elke linie kwik ftaat, naar mate men boven de oppervlakte der zee klimt. De wyze , die ik in dezen gevolgd heb , is eenvoudig. Ik klim met een' barometer op den top van een' berg, ftekende een ftok of baak op elke plaats , waar de kwik ééne linie zakt, en na iny door herhaalde bewerkingen verzekerd te hebben , dat de Dampkring geene verandering ondergaan heeft, bepaal ik met cen Waterpas de hoogte van elke ftand-plaats ; en de hoogte van de eene met betrekking tot de oppervlakte der zee weetende, weet ik insgelyks de hoeveelheid van lucht, die aan ééne linie op ditzelfde hoogte-punt beantwoordt. Men kan zelfs volftaan met den barometer aan den voet en op den top van den berg waar te nemen, als men den regel van Casfini of Maraldi, wegens de verdikking der lucht, als bewezen aanneemt. Ik heb bevonden dat die van Maraldi net overeen kwam met myne waarnemingen ; echter moet ik hier by aanmerken, dat R 2 die  26o R E I Z E die waarnemingen gedaan zyn op plaatfen , niet hoog boven de oppervlakte der zee verheven. Om zig eenig denkbeeld te maken wegens de verfchillende verhevenheid der gronden, in zulk een aanmerkelyke tuffchen-ruimte , als die tusfchen Parys of Brest en Tobolsk, kan men het oog flaan op nevensgaande Tafel , waar in de hoogten van fommige voorname plaatfen boven de zee worden aangewezen , zo als dezelve uic veelvuldige waarnemingen zyn opgemaakt (9). TAFEL IV. Behelzende de hoogten van vele plaatfen tusfchen Brest en Tobolsk, boven de oppervlakte van den Oceaan te Brest. ToiT. Voet. Duim. Brest, Oppervlakte der zee 000 Brest, de Stad - - - 18 o o Belle-Isle - - . 41 4 o Berg | myl van Dinant > - 55 2 o Dinant - - . 27 3 4 Dol . - . 055 Avranches - - - 37 5 o Berg 1 myl van Pontfarci - 134 o o Ca- (9) Deze korte tafel is getrokken uit eene veel uitvoeriger, zynde de LVfte van de Afdeeling over de Water-pafHng , in welke Afdeeling de Waarnemingen , en daar uit afgeleide berekeningen,, in 't brecde worden voorgelleld.  NAAR SIBERIË. 261 Toif. Voet. Duim. Caën, Rivier d'Orne - 1 4 5 Marché Neuf - - 75 1 0 Mantes, Riv. de Seine - 12 2 7 Saint-Germain op den berg - 60 o 5 Parys, by de Pont-Royal - 21 1 7 Parys, Zaal van 't Obfervatorium 45 3 5 Denainvilliers - 85 5 7 Meaux, Riv. de Seine - 32 5 7 Chalons, Riv. de Marne - - j6 2 3 Bar-le-Duc, Riv. d'Orne - - 70 1 o Toul, Riv. de Moefel - 105 o o Bitfch , Rivier - - - 155 5 o Straatsburg, de Rhyn - - So o o Berg van Donon - - - 524 2 o Berg Sainte Marie - - 447 o o De Kesfelberg - - - 219 o o De Grebentenberg - - 230 o o Ulm, de Donau - - 189 4 o Regensburg, de Donau - - 154 3 o Weenen, de Donau - - 80 o o Obfervatorium der Jefuiten - 107 o o Brünn - - - 108 o 8 Warfchau , de Weiffel - - 98 o o f Grodno, Rivier Niemen - - 120 o of Derpt - - - 18 o o t Nerva - - - ij o o f Petersburg, de Neva - - 17 4 3 Jachelbiza - - 44 4 0 Torjofc - - - 189 o o R 3 Twer, Het t duidt aan, dat de waarneming niet volkomen zeker is,  2(52 R E I Z E Toif. Voet.DuL Twcr, de Wolga - - 178 3 ï Gorodnia - j.85 1 0 Moskou, Rivier Moskoua - - 269 o o Wolodimer - 230 o o Rivier Kliasrna - . 2Q2 2 Muron - . . 158 o o Rivier Ocka - . . 152 1 o Rivier Tioffa - - - 158 1 o Kusmodemiansk - . . 120 o o De Wolga - - . in 3 9 Kazan , de Wolga - - 96 4 8 Scynd, Rivier Wiatka - . 128 o o Ofïh, Rivier Kama - - 1 *2 5 o Top van den berg naby de Riv. Tourka 287 1 o Rivier Tourka - - . 210 5 o Orda - - - - 175 1 o Bilimbaeuskoi, Rivier Ozaufova 252 511 Platte Berg - - - 269 1 o Ekaterinburg , Rivier Ifet - 220 o 1 Turnen , op den Berg - - 146 2 o Rivier Tura - - - 110 3 o Berozoviar , Rivier Tobol T - 89 5 4 Rivier Irtyfch te Tobolsk - 68, 4 10 Tobolsk op den Berg - - 97 1 1 Sojikamskaïa, Rivier Kama - - 187 1 6 Jaiwa, Rivier - . . 375 5 o Sicchcma, Rivier - 26o 2 o Top van den Berg - . . 340 2 o Rostcfs - - . . 404 o o ' Begin van 't Gebergte - . 440 2 o Top,  naar SIBERIË. 263 Toif.Voet.Dui. Top van den Berg - - - 471 2 o Melechina - - - - 262 5 o Werkhotourie, Rivier Tura - - 160 o o Makhneva - - - - 211 3 o Men zal ligtelyk begrypen , dat ik met de breuken , of voeten en duimen, niet wil te kennen geven , dat het werk tot die uiterfte nauwkeurigheid te brengen zy; maar alleen dat de berekeningen dusdanige uitkomften geven. Het verval der voornaamfte rivieren, tuffchen Petersburg en Tobolsk , is volgens myne waarnemingen : [Van Kazan tot Nisz-Nowogorod op 100 mylen van 2000 Toifes, verval in de „,.1 Vo.Du. 10de De Wolga j mvi * deel. 1, 10, % Van Kazan tot de Kaspifche zee op 363 mylen, verval in de myl - 1, 7, o fVan Muron tot deszeifs I mond op 35 mylen, verJ val in de myl - 4, 2, ó De Ocka< De mond is 127 Toifes 3 Voet 6 Duim boven den Oceaan. R 4 Van  R E I Z E f Van Boinkova tot den mond I opic8my].,midde!b.verv. 6, o, <ï j De mond is 145 Toif. 1 V. [ o D. boven den Oceaan. f Van Offa tot den mond op J 185 mylen, verval in de myl r, 11 2 De Kama, de mond £ 9i tq.^ ^ y> [ 1 D. boven den Oceaan. fVan Bilimbaeuskoi tot den | mond op 83 mylen , verDeCzausova< val in de myl - - 6, 7, 4 j De mond is 161 Toif. 2 V. (_ 7 D. boven den Oceaan. fVan Belojarskaia tot den' I mond op 78 mylen, midDe Pyszma^' delbaar verval - - 5, 9, 9, j De mond is 103 Toif. 1 V. [_ 10 D. boven den Oceaan. fVan Werkhotourie tot den I mond op 115mylen, mid- P« TüRA^ ddbaal. vervaj . . 3j 7) Q j De mond is 89 Toif. 5 V. L 4 D. boven den Oceaan. f VanBerozoviar tot den mond | op 45 mylen , verval in DeToboiX p van etly- ke maanden nam ik echter bel weifc weder by de hand , cn hield my oeniglyk aan de waaraemingen. Eene ccrltc berekening, in 't ruwe gemaakt , deed niy door de eenparigheid der uitkomften , die ik kreeg > befcflfen, 'dat ik op dert regcen weg was. Allengs liet ik een vooroordeel varen, dat door alle myne waarnemingen weder8 a fprö-  2-Ó" R E I Z E fproken werd , en floeg alleen acht op de ondervinding. Ys brand Ides fchac de hoogte der bergen van Werkhotourie op 5000 Toifes. Ik heb den hoogften van allen, dien van Kyria namelyk, gerekend op 471 Toifes boven de oppervlakte der zee , en met opzigt tot den grond, waar op hy gelegen is, flegts op 286 Toifes. Dit befluit, op naauwkeurige waarnemingen gegrond, lydt geene tegenfpraak. De Heer Gmelin brengt waarnemingen by} den 4. van Wintermaand 1742. met den barometer te Kyria en te Werkhotourie gedaan (6), maar vergenoegt zich met enkel de waarnemingen op te geven, zonder 'er eenig gevolg uit te trekken. Volgens zyne aanteekeningen ftond de barometer te Werkhotourie 17 linien hooger dan te Kyria , 't welk uitkomt op -269 Toifes (7). Het (6) „ Eer wy Werkhotourie verlieten , wilden wy met den „ barometer de hoogte nemen van de nabuurige bergen , Oural ,, of Rypheefch gebergte genaamd, in het dorp Kyria, liggende ,, ten Weften van 't gebergte, maar niet op den top. De Heer „ Muller bevond dat de barometer dei 4 van Wintermaand » 0742) van agt uuren 's morgens, tot twee uur 's namiddags ftil ftond op 26 duimen en 2c honderdfte gedee'ten. Diea „ zelfden dag, ftond hy op dezelfde uuren te Werkhotourie op „ 27 dénnen en 63 honderdfte. (Paryfche maat.) R'ixc door „ Siïeriê IV. Deer. (7) Hoogte van den Barometer te Werkhotourie - 27 d. £*3 Te Kyria - . - . . 26 , 2ö Opzigtelyke hoogte tufichen 'Werkhotourie en Kyria 1 , 37 Stel-  NAAR SIBERIË. 277 Het Gehucht Kyria ligt in een vlakte, die een deel maakt van den berg ten Ooften van hetzelve. De hoogte van den berg op den top heb ik op 471 Toifes boven zee berekend. Ik heb niet te Kyria, maar in de vlakte naby dit Gehucht, alwaar ik eenigen tyd ftil hield , den barometer waargenomen. De plaats, waar ik was, is 280 Toifes 2 voet hooger dan Werkhotourie ; terwyl de waarnemingen van den Heer Gmelin, volgens myne berekening, alleen 269, of 11 Toifes minder uitbrengen (8). Vólgens hem ftaat de kwik te Werkhotourie 17 liniën hooger ; naar myne waarneming moet het 18^ liniën bedragen. Dit gering verfchil kan veroorzaakt zyn door het verfchil in de barometers zelve ; door de ligging van de plaats , die niet volmaakt dezelfde was; ook kan 'er dc luchts-gcfteldheid wat toe gedaan hebben. Maar het is van minder belang zyne cn myne aanteekening over een te brengen , dan uit S 3 die Stellende voor de middelbare hoogte van den barometer te Werkhotourie 27, o, 6, vindt men dat 1 Duim 37 honderdften, of 17 liniën, gelyk zyn aan 269 Toifes. [Te welen, volgens de xx. Tafel door den Schryver, in deze afdeeling van 't pórfpronkelyk Werk , medegedeeld.] (8) Hoogte van dit gedeelte der vlakte boven de zee - - - - 440 Toif. 2 V. Hoogte van Werkhotourie - - - 10° 0 Opzigtelyke hoogte - 280 , 2 , En de verbeterde hoogten van den barometer , met opzigte tot de oppervlakte der zee, mede vergeleken zyride, komt het uit , dat de barometer te Werkhotourie 18 liniën 4 twaalfde hooger blyft ftil ftaan , dan te dezer plaats in de vlakte.  3?S . R E I Z E die van den Heer Gmelin zeiven te doen zien s dat dit gebergte niet zeer hoog is (o). Men zal in *t vervolg, uit dezelfde waarneming, zien, dat de grond , ten Ooften van hetzelve, mede zeer laag is; en heeft de Heer Gmelin van dit gewest willen fpreken , als hy fchreef (i) : „ dac >er ,, groote Vlakten in Siberië zyn , (vaftos ibi ex. „ tare campos) die niet minder boven het overige „ gedeelte des Aardkloots verheven , noch min„ der verre af zyn van deszeifs middelpunt, dan „ vry hooge bergen in andere landftreken (mon„ mm non exiguas molis)" zo heeft hy niet de waarnemingen met den barometer, maar veel eer het begrip der Reizigers , die hem voorgegaan zyn, m dit ftuk gevolgd. De Baron van Strahlenberg heeft zich mede duideiyk voor de groote hoogte van dit gewest verklaard , cn geeft ons in dit geval een nieuw bewys , hoe gevaarlyk het zy , in dingen van dezen aart, naar begrooting te werk te gaan, zonder proefnemingen voor zich te hebben. In andere opzigten hebben wy hem vele wetens-waar- di- C9) Men zal my mogclyk voorhouden, dat ik geen' acht heb geilagen op de verbeteringen, welke de luciits-gefleldheid vordert. D;ze gelegenheid is de eenige, waar in die verbetering van eenig aanbelang is. In myne waarnemingen , in den zomer Gedaan, zou dit een verfchil van a of 3 Toifes, en fomtyds van 6 of 7 „ebben kunnen maken; maar hier wordt het grooter, verre eenter dat dit gebergte daar door hooger zou worden T-vordt het m tegendeel lager. De hoogte van Kyria zou IOz wet of 17 .odes minder bedragen, en Werkhotourie 7 Toifes. CO fo een pkus door den Heer de Mairan aangetrokken.  naar SIBERIË. 279 dige kundigheden nopens Siberië te danken. Zyne woorden zyn deze : „ De Noordelyke landen „ van Afia, zyn zeer veel hooger dan die van „ Europa , even eens als een tafel , in verge" lyking van den vloer, waar op dezelve ftaat; H want als men van 't Weften en uit Rusland komende, Oostwaards aan trekt, door *t Riphee" fche en Rhymnifche gebergte, om naar Siberië [, te gaan , loopt de reisweg fteeds meer op„ waards dan nederwaards (2) ", Uit dit verflag, en dat van den Heer Gmelin, befluit de Heer dc Mairan met reden, dat zomen fteeds eerder opklimt dan daalt, als men van 't Riphecfch gebergte naar 't Ooften trekt van die keten bergen, welke Europa van Afia fcheidt, hoe weinig aanzienlyk ook anderzins hunne hoogte zyn moge , het nogthans niet wel anders zyn kan, of de groote Vlakten van Siberië moeten ten minften zo verheven zyn als tamelyk groote bergen. Myne waarnemingen zyn volftrekt ftrydig , met het geen hier wordt ter neêr gefteld , cn bewyzen dat van 't Rypheefche gebergte Oostwaards aan den grond meer en meer afloopt, tot aan de Irtyfch; en dit is zelfs, buiten alle myne waarnemingen , wel te bewyzen. Men fla flegts het oog op een kaart van dit Gewest, en men zal terftond zien , dat een menigte rivieren in 't Rypheefch gebergte ontfpringen , OostS 4 waards (a) Mem. de VAcc.d. Roy. des Sc. 1765, getrokken uit: Be, fchryving van Rusland Tom. I. pag. 32*. van de Franfche Vert.  e8o r e i z e waards aanloopen , en in de Irtyfch vallen, en gevolglyk , dat men ter lengte van léó mylen geduurig afzakt. Uit naauwkeurige waarnemingen heb ik het verval dezer rivieren, van 't gebergte af tot aan Tobolsk , opgemaakt, en bevonden van 107 Tvijh; de hoogte van de Irtyfch te Tobolsk 68 Tvifis boven de zee , en 47 boven de oppervlakte der Seine te Parys. De Heer de Mairan brengt een andere plaats by (3) uit Cellarius, waar in deze geleerde Aardrykskundige verzekert, dat het Rvpheefch s ebergte akyd met fneeuw bedekt is. Dit zcu no? geen bewys zyn , dat de bergen in deze Ncordfche landftreken een groote hoogte hebben; maar buiten dat ontken ik het ftuk. Ik ben dit gebenjte te Ekaterinburg in Oogftmaand doorgetrokken , "en vond geene fneeuw. In de bergen 'van Solikamskaïa, fchoon hooger en Noordelyker dan die van Ekaterinburg, verdwynt de fneeuw in 't laatst van Bloeimaand ; en zo de verzekering van CeNarius gegrond was , moeften Gmeiin , Strahlenberg , Muller, en zo vele andere reizigers, die daar tc lande geweest zyn, de zaak hebben opgemerkt. Uit al het gezegde blykt onlochenbaar, dat dit land niet zo verheven ligt, als men gedacht heeft. Men kan dit, daar beven , met andere bewys-redenen fterken, die alleen genoeg zouden zyn om het ftuk te beiliflen. , , r . Ar,* C-J; w de aan«eL-aalda Memorie pag. 256.  naar SIBERIË. 281 Alle Natuur-kundigen weten, dat de veranderingen van den barometer minder worden, naar mate men hooger in den damp-kring komt; zo dat in groote hoogten enkele waarnemingen van die werktuig, vergeleken met deszeifs middelbare hoogte aan ftrand, volftaan kunnen om de hoogte van zulke plaatfen te bepalen. Indien men onderftelt , dat deze landftreek flegts een halve myl boven de oppervlakte der zee verheven zy, in plaats van twee en een halve myl met Ysbrand ldes , dan moet de kwik in den barometer zes duim lager zakken op deze bergen , dan aan 't ftrand der zee; en de middelbare hoogte van de kwik in de pyp zou op 22 duim uitkomen, zonder ooit tot 23 te klimmen. Nu heb ik in de plaats, die van alle Reizigers erkend wordt voor de hoogfte in deze keten bergen, de hoogte van den barometer waargenomen 25 duimen, 11& liniën , namelyk op den top van den berg te Kyria, den 4. van Grasmaand ten agt uuren des ogtends; en de Heer Gmelin , op een plaats die wat lager was, 26 duimen 5 liniën. De kwik, derhalven, blyft in 't gebergte alhier om endc by 4 duim boven de ftraks gemelde middelbare hoogte van 22 duimen Ril ftaan , en toont dat deze bergen 400 Toifes, of daar omtrent, hoog zyn, in plaats van 2500 , gelyk Ysbrand ldes wil. Alle myne waarnemingen, in Rusland gedaan , op dezelfde wyze nagaande , vinde ik dat dit Land lager is, dan men meende, dewyl dc S ^ kwik  282 R E I Z E kwik overal zeer hoog ftond. Duurende myn verblyf te Tobolsk, van den 23 van Grasmaand, tot den 28 van Oogstmaand , ftond dezelve den 28. van Grasmaand op 28 duimen ioé liniën, ten naaften by overeenkomende met het geen men te Parys waarneemt ; en nooit lager , dan den 24. van Zomermaand , op 27 duimen 6 liniën. De ondervinding fpreekt hier zo klaar, dat men geen' fchyn van reden kan inbrengen, ten bewyze dat deze landftreek hooger ligt, dan ik gefteld heb. Het is derhalven zeker , dat alle Reizigers zich in die ftuk bedrogen hebben ; en even zeker, dat men afzakt in plaats van op te klimmen, als men van 't gebergte Oostwaards aan voortreist, gelyk ook dat het land , Oost-v aards van het gebergte gelegen, wel verre van zo hoog te zyn als tamelyk groote bergen, in tegendeel lager is, dan de meefte middelmatig hooge vlakten in Europa ; dewyl de Irtyfch te Tobolsk , 120 mylen yan de bergen, maar 68 Toifes hoogte heeft boven de oppervlakte der zee. Ik heb met deze aanmerkingen alleen voorgehad tc doen zien, dat het gedeelte van Rusland, welk ik doorgereisd heb , zo hoog niet is , als men meende, zonder eenig oogmerk om de vernuftige gedagtcn van den Heer de Mairan , nopens de oorzaken van de koude in den winter, en van de warmte in den zomer, te willen betwiften. In de Afdeeling over de luchts-gefteldheid heb ik getoond, dat Siberië ten Ooften van To-  naar Sl-BERIE, 283 Tobolsk niet zo zeer verheven is, dat men de ongelooflyke koude , die men daar ondervindt, aan dc hoogte van den grond zou kunnen toefchryven ; dus men genoodzaakt is byzondere en plaatflyke oorzaken te onderftellen. Die, welke ik heb aangegeven, laten zich met de gedagten van den Heer de Mairan gemaklyk vlyen. Mi-  284 R E I Z E MlNE RA AL-K U ND E. Xn 't Jaar 1758. las ik aan de Akademie der X Wetenfchappen te Parys een omftandig Gefch'rift voor , rakende de Elzas en het Vogefifch gebergte, waai- van ik hier in weinige woorden een korte fchets zal mededeelen. Het Vogefifch gebergte fchiet bykans loódregt tegen die groote reeks bergen , ' welke van 't Noorden van de zee in Gallicië afkomende 3 door Spanje, Vrankryk en Zwifferland loopt, en zich van het Weften naar 't Ooften over een gedeelte van den Aardkloot tot aan China uitftrekt. Men mag hetzelve aanmerken als een tak van deze groote reeks, die van 't Zuiden naar 't Noorden gaande , Lotharingen van de Elzas fchcidt, een gedeelte van de Palts doorgaat, en beneden Pingen eindigt. Het ftrekt zich ten Weften van den Rh'yn , van welke rivier het doorgaans agt mylen af is , uitgezonderd op die plaatfen , alwaar het infpringende hoeken maakt. Z o men nu 't gebergte van het Schwartze-Wald aan den Oost-kant van die rivier, en omtrent even verre van dezelve gelegen, befchouwt, zal men zien dat hetzelve insgelyks aan de groote reeks of keten ftoot, en na een gedeelte van Zwaben en de Palts doorgegaan te zyn , insgelyks te Pingen eindigt. Dus ligt dc Elzas en een gedeelte van  naar SIBERIË. 285 van de Palts gehcelyk tuffchen deze twee ryen van bergen als ingefloten , makende de grond • tuffchen beiden een vlakte van omtrent zeventig mylen van 't Zuiden naar 't Noorden, en zestien van 't Ooften naar 't Weften. Als men cen lyn onderftelt, die van 't Zuiden naar 't Noorden midden over 't Vogefifch gebergte gaat, vindt men dat de hoogfte bergen onder dezé lyn komen, en dat zy vervolgens aan weêrskanten meer en meer afnemen, naar mate zy verder afwyken van die lyn , en naar den kant_ van de Elzas en Lotharingen nader aan de vlakte komen. Men bemerkt tevens , dat de grond aan denLctharingfchen kant ongevoelig hooger wordt, naar mate men de bergen nadert, en dat deze, aan dc zyde naar de Elzas, byna loodregt ftaan. D E bergen, onder de gemelde lyn , zyn van verfchillende hoogte. Men onderfcheidt 'er vier voorname, die zig kegels-wyze of in de gedaante van een zuiker-brood 600 Toifes ongeveer boven de zee verheffen; als de Berg Belch, Balon, die van St. Odilia en de Franckenberg (ij. Deze vier bergen liggen in een ry, omtrent even ver van elkander, en worden door andere van allerhande gedaante aan den ander gehegt. Dan deze laatfte heb- (i) [Onze Schryver heeft de Bon-homme tegen over, en zeven mylen van Schlctflad ; de Donon waar uit de Saar ontfpringt; dc Pigeontüer of Duivckot, naby Weiffenburg , en de Tonnesb'erg by Falckenltein.J  286 R E I Z E hebben flegts een hoogte van 300 of 400 Toifes 3liggende onder dezelfde lyn als de vorige. De andere bergen ter weêrzyden , zo na de Èlzas als Lotharingen , worden kleiner , zynde weinig meer dan 200 Toifes hoog boven zee; met dit onderfcheid, dat die naar de zyde van de Elzas fteiler zyn, dan die naar de zyde van Lotharingen. Onder deze zyn 'er nog die veel lager zyn , en op zyn best maar jo of 60 Toifes boven de vlakte uitfteken, en dit zyn de eenige die beteeld worden. De andere zyn met bofch beflageri, en fchynen ook daar toe alleen gefchikt; het zy wegens den rotsachtigen grond , het zy wegens derzelver fteilte. De beste boffchen heeft men aan den voet, om dat de regen een gedeelte van de aarde van derzelver kruin medevoert. Op de kruin ziet men maar hier en ginds eenige hoornen, die weinig tier hebben, en meest al klompen van naakte rotfen. Somtyds ftaan onder deze klompen groepen van andere rotfen, van 40 tot 50 voet hoog , waar van eenige boven broeder zyn dan onder, en door hare onregelmatige gedaante , vervaarlyke grootte , en ftcile kanten, een yslyke vertooning maken. Naar 't uiterlyk aanzien zyn deze bergen van binnen op verre na niet van gelyken aart. Dc meefte , en de hoogfte doorgaans, zyn niet dan rots, zelden in beddingen ef lagen. Meest al beftaat de geheele berg uit een enkele rots, van den top tot aan den voet , zonder dat zich een eenige horizontale laag  naar SIBERIË. 287 laag vertoone. Men vindr in deze bergen koper-, lood- en zilver-groeven , zo als te Geromany en St. Marie. Alle fchenen zy my, van hier tot aan Walsbron , van graniet en levendige rots , óf quartz uit één ftuk, waar in men nooit fchelpen aantreft. De bergen van de tweede foort, die, gelyk ik gezegd heb, van de middelfte ry of keten af te rekenen, fteeds afnemen zo naar de Elzas als Lotharingen, volgen geen* vasten regel in hunne famenftellinge , dan alleen dat zy meest alle in horizontale lagen zyn. De meefte beftaan uit beddingen van rots, die in fommige plaatfen op zand liggen , in andere liggen de beddingen van zand op de rots. Behalven dat heeft men 'er agaat, fchelpen , pot-aarde. Andere beftaan alleen uit zand-fteenen van middelmatige hardheid, die in beddingen van twee voet dikte op elkander liggen , doorgaans van het bovenfte van den berg tot aan den voet. De meeste in 'c Graaffchap Bitfch zyn van dezen aart. Schelpen vindt men in dezelve niet, maar alleen eenige verfteende aardgewaflen. Deze laatst gemelde bergen bevatten gemeenlyk yzer-erts , dat men Rots-erts noemt, loopende met aderen in den zand-fteen, waar van wy gefproken hebben. Het blykt, dat de rots gedeeltelyk geformeerd is door het zand , waar in het yzer gemineralifeerd was. De erts, voor 't overige , levert niet veel uit. Men vindt ze overal in 't Graaffchap Bitfch , over cen opper-  238 R E I Z E pervlakte van meer dan dertig mylen in 't vierkant. De bergen die de Elzas bepalen , en ongeveer 240 Toifes boven de vlakte verheven liggen, zyn voor een gedeelte even eens van verfchillenden aart. Vele beftaan enkel nit Podding-fteenen , of Engelfche Kei-fteen , gelyk die van Prés, Vangenmille, Neuweiler en daar-omftreeks. Alhoewel men in de laatst-genoemde weinig fchelpen aantreft , bemerkt men echter dat zy hunnen oorfprong aan de zee-wateren fchuldig zyn, die dit gewest bedekt hebben. De fchelpen zyn in de vlakten van de Elzas en Lotharingen even zo gemeen, als zy zeldzaam zyn in de Vogefifche bergen. Men vindt in deze landftreken vele Gapers , Bontemantels, Posthoorntjes (2), moffelen, oefters, etitroquss (3) es andere meer. Alle deze fchelpen liggen verfpreid in dc Elzas , welks gronds veel lager is op dezelfde Pools-hoogte , dan de grond van Lotharingen en Wurtemberg , zo dat deze Provintic een kor» maakt, van welke de Rhyn de laagfte plaats is; waar uit men mag afleiden , dat deze vlakte nog lang met zee-water is bedekt gebleven , na dat het- (2) Chama: , Pectines , Corrm Ammonis. (SJ [Rolletjes van op één geftipelde Troehites, volgens Boinare, op 't woord Pahücr marin.]  naar SIBERIË. 389 hetzelve Lotharingen en Wurtemberg had verlaten. Men heeft in deze Vlakte van den Elzas een menigte yzer-mynen van verfchillende foort, gelyk by Mulhaufen , Altorf, Utweiller , Meltzenheim, Saar-Louis, een zeer ryke naar den kant van Vaudrevange , en elders meer» Neemt men thans de hoogte dezer Mynen in aanmerking, ten aanzien van de oppervlakte der Zee, dah is Vangenmille de laagfte plaats, zynde 95 Toifes boven dezelve verheven, en Bitfch, 156 Toifes , de hoogfte ; Hellende Saar-Louis , S. Avod , Vangenmille en Walsbron tot grenzen van den omtrek, binnen welken de Mynen liggen. Vast gaat het, dat in de ftreek lands, tuffchen deze plaatfen begrepen , makende Oost en West 20, en Zuid en Noord 14, of 280 vierkante mylen, yzer-erts gevonden wordt van 95 Toifes boven zee, tot 156 , 't welk 125 Toifes geeft voor de middelbare hoogte. De Mynen van St. Marie zyn naar 't midden Van de reeks bergen , en leveren voornamelyk zilver ,. koper en lood. Die van St. Nikolaas is de diepfte , en had in 't jaar 1758; een diepte5 van 606 voeten. De hoogfte plaats of ingang van de Myn is 286 Toifes boven zee , en de laagfte 185, zo dat men tot de oppervlakte van dc Vlak-te op verre na niet gevorderd was , nademaal Chatenoi, aan den voet der bergen gelegen , maai* 112 Toifes hoog is boven het ftrand. II. Deel. T D?,  2qo R E I Z E De ftreek om ülm is kalkachtig ; men heeft 'er een menigte fchelpen, voornamelyk een halve myl van de Stad, langs den weg naar Straatsburg. In 't afgaan van een bergje zamelde ik Zee-paddcftoelcn, Madreporen, Gapers, Bontemantels, Pofthoorntjes enz. De celletjes dezer laatften zyn dikwils gekriftallifeerd , en het kriftal van een kalkachtige ftoffe. De Stad ligt in een ruime vlakte aan den Donau , die hier 190 Toifes boven de zee is , en het even-gemelde bergje ongeveer 50; weshalven men mag ftellen, dat de laag van Kalkaarde in deze ftreek 190 Toifes boven de zee is, en gaat tot 240 Toifes. Tusschen Donawert en Lintz , den Donau volgende, zyn de bergen vol graniet, gelyk mede veel quartz en mica. De graniet van Donawert is redelyk hard, grof gekorreld en van een leikleur. De omtrek van Lintz gefcft veel graniet en kalk-fteenen , waar in men fomtyds gekriftal-, lifeerd Spath ziet. De kalk-fteenen zyn onder aan de bergen ; de graniet, van verfchillende foorten, hooger, gelyk mede het zwarte, roode en grauwe marmer, en de jaspis, van kleur trekkende naar de Seringe-bloem. Donawert heeft 176 Toifes, en Lintz 115 hoogte boven de zee, en deze merke ik aan als de laagfte plaatfen , waar ik de gemelde ftoffen tuffchen beide Steden heb aangetroffen; vermoedelyk echter heeft men dezelve tot aan den top de-  NAAR SIBERIË. 291 dezer bergen , ten minften de graniet. Immers ik heb die befpeurd op hoogten van 300 Toijes boden de zee. Van daar tot Weenen heeft men genoegzaam dezelfde ftoffen. Deze Hoofdftad hgt 80 Toifes boven de zee, en is gevolglyk de laagfte plaats, daar men graniet aantreft; ülm, welk ik op 189 Toifes ftel, daar tegen de hoogfte, als men alleen de ftoffen, die aan den voet der bergen liggen , in aanmerking neemt. Van de Delf-ftoffcn in Polen heeft de Heer Guettard (4) een naauwkeurig verflag gegeven. Hy verdeelt den grond van dit Ryk in vier riemen of ftreken lands , die zich door het zout , het metaal, den mergel en het zand laten ónderfcheiden. Myn reis-weg liep genoegzaam alleen door het zandachtig gedeelte, welks hoogfte plaats, te Malagoszcz, ik op 153 Toifes boven het ftrand der zee gefchat heb. De zand-grond ftrekt zich vervolgens uit tot aan den oever der zee, en byna door geheel Rusland , tot aan de bergen die Siberië van hetzelve fcheiden. Vermids ik in het Verhaal myner reize reeds eenig denkbeeld heb «egeven van de gefteldheid der boven-gronden , in dit Land , zal ik my hier alleen bepalen tot eenige aanmerkingen nopens het gedeelte van t Ripheefch gebergte , tuffchen Solikamskaïa en Ekaterinburg begrepen, 't welk ik met byzondcre vlyt heb onderzogt. £ Voofi- (O Mem. * TAccd. 1762 , «7$&  292 £ E I Z E • Vooraf zal ik alleen met een woord zeggen, dat men aan de Ocka , aan de Wolga, ten zuiden van Kazan, en in 't gebergte Poïas, verfcheiden foorten van gyps vindt, die alle eenige opmerkelyke byzonderheden hebben , voornamelyk de Mica , waar van men zich hier te lande in plaats van glas bedient. Men vindt deze foort van Gyps hier en ginds in Rusland, byzonderlyk in Siberië, alwaar men 'er glas-ramen van maakt. Deze Mica is fomtyds twee en een half voet in 't vierkant, en gemeenlyk vyf of zes duimen. Dezelve is een derde van een linie dik , en doorfchynend genoeg om 'er door te kunnen lezen; de kleur is helder bruin trekkende naar 't geele. Zy knarst, als men ze met de punt van een mes of ander werktuig fchraapt, en is zo taai, dat men ze dikwils heên en weêr moet buigen, om ze te doen breken. Zy beftaat uit een menigte van bladen , waar van men 'er ten eerften zes of zeven met groot, gemak over de geheele lengte kan affcheiden , en ieder blad wordt daar door buigzamer en doorfchynender. De oppervlakten zyn zeer glanzig, en zo glad als gefiepen glas. Elk blad laat zich dan wederom gemaklyk in drie fplitfen , en wordt hier door zo doorfchynend , dat de kleur der voorwerpen maar weinig verandert, en zo buigzaam, dat het zich om den vinger laat rollen als papier , en ftraks daar  naar SIBERIË. 293 daar aan zyn gewoone gedaante weder aanneemt. Zo men een dezer bladen nog verder verdeelt , krygt men niets dan fchilfers, die op het minfte geblaas weg vliegen. Deze Mica wederftaat de zuuren en het vuur, waar in het niet knapt, maar alleen cen geraas maakt als boter , die in een pannetje begint te fmelten , welk geraas fchynt voort te komen van de bladen, die van een fcheiden. Dc dikte , te voren van een derde linië , wordt nu van yier liniën, en men onderfcheidt een dertig ftuks bladen , meer of min van den ander gefpleten , die met den vinger te faam gedrukt, zich flraks weder in vorigen ftaat herftellen» Na in 't vuur gegloeid te zyn, blyft zy nog buigzaam, en neemt een witte zilver-kleur aari. De doorfchynendheid gaat weg, als men de dikte tot op een derde van een linië vermindert, en tot twintig bladen gefpleten, wordt zy half-doorfchynend , latende zich wyders in een menigte grooter of kleiner bladen fcheiden, die veel gelykenis hebben met het blad-zilver , waar van de vergulders gebruik maken. Als men de Mica lang in 't hol van de hand wryft, fcheidt dezelve in fyne fchilfertjes , die aan 't vel kleven. Betreffende de Mynen of Erts-groeven T 3 vaa  294 R E I Z E van dit Land, het meefte gedeelte des jaars met ys en fneeuw bedekt, de Ruffen verbeelden ons hetzelve als een ander Peru , overvloeiende van goud, zilver en edel-gefteentens. Alhoewel men dit veih'g als een grootfpraak mag aanmerken, is het echter zeker, dat men Goud- en Zilver-mynen vindt in de bevrozen gronden van Siberië , zo wel als in het brandend aardryk onder de ver. zengde luchtftreek ; met dit onderfchcid , dat deze Mynen , ten minften die van 't gebergte Poïas , nooit worden aangetroffen in 't hart dier vervaarlyke blokken van rotfen , welker famenfchakeling ketens van bergen vormt van een onmeeteiyke uitgeftrektheid. Die van Siberië liggen in de vlakten op de laage bergen , op één of twee voeten diepte, 't welk, gevoegd by derzelver uitgeftrektheid en fchikking, den Natuurbefchouwer een nieuwe en ongewoone vertooning yerfchaft. De koper- en yzer-mynen zyn niet minder opmerkens-waardig. De laatfte zyn alle in ftukken of klompen , zonder eenigen vaften regel ten aanzien der ligging te volgen (5). In alle de byzondere Ertzen dezer Yzer-mynen is het yzer gemineralifeerd door de zwavel, en verbonden met een aarde, die tot glas overgaat, dikwyls met pot-aarde, maar nooit met kalk-aarde, zo veel ik heb kunnen merken. Ik heb my hier yan in Siberië verzekerd , in de groeven waar £5} [De Schryver geeft vervolgens een uitvoerige befchryving ^an velerhande Yzer-mynen,]  NAAR SIBERIË. W waar in ik geweest ben, en een naauwkeurig onderzoek , by myne terugkomst te Parys, heeft my daar in beveiligd. Geene dezer byzondere Yzer-ertzcn, ten getale van een en zestig, van verfchillcnde plaatfen genomen , is in groeven , maar alle in ftukken of klompen , hier en daar verfpreid. Eene foort alleen wordt door den zeil-fteen aangetrokken ; alle de andere moeten eerst geroost worden , en laten zich dan min of meer aannekken. De erts, alhoewel niet in aderen, maar in fchyn zonder orde verftrooid, houdt nogchans zekeren regel. De foorten, die in den omtrek van Ekaterinburg vallen, hebben veel overeenkomst met* den Bloedfteen, en zyn de rykftc. Die van Bilimbaeuskoi hebben meer overeenkomst met de rots-erts ; ook fchynen eenige in brandende bergen aan het vuur bloot geftaan te hebben. De Mynen zyn hier genoegzaam alle in de laage bergen , er* naby de beeken. Gemeenlyk heeft men de erts reeds op drie voet onder de oppervlakte , gaande weinig dieper dan tot 24 of 30 voeten, cn dikwyls minder. Het onderfte gedeelte der Mynen is met de oppervlakte deirivieren gelyk , waar uit men de hoogte van elke Myn in 't byzonder boven de zee wel zou kunnen opmaken; doch 't zal ons genoeg zyn, door middel van 't hoogfte en laagfte punt, de midT 4 del-  390 R E I Z E delbare hoogte van de yzer-bedding in 't algemeen te bepalen. De hoogfte plaats, alwaar men yzer-erts vindt, as aan de rivier Czaufova , agtien mylen ten zuiden van Bilimbaeuskoi , ter hoogte van -72 Toifes boyen het oppervlak der zee (6). Den mond van de rivier Koswa mag men aanmerken als de laagfte plaats, daar yzer-erts -evonden wordt. De mond dier rivier is 184 Toifes boven de zee (7). Het gaat derhalven vast, dat de hoogfte yzermynen , in 't Ripheefch of Poïas Gebergte, 272 Toifes boven de zee verheven zyn, en de laagfte J84, 'c welk voor de middelbare hoogte der bekende yzer-mynen geeft 228 Toifes ; terwyl de hoogfte gemeten bergen zig ter hoogte van 471 Toifes verheffen , andere tot 309 , en de middelbare hoogte dezer bergen op 290 kan gefteld worden , en de grond of vlakte , waar op zy ftaan , op 159 Toifes, Voe- - (6) Bilimbaeuskoi ligt hoog 252 Totfis 5 voet 11 duim. 'tVer Val van d9 Czaufova 6 voet 7& duim in de mvl, of na genoeg ^Toifes in de 18 mylen , of 272 voor de geheele hoogte. vE? n K03Ta V3lt in de Kama 26 myhn verre van Solikamskaïa. Deze plaats ligt 187 Toifes boven zee • \ verval der Kama 1 voet HfVduim in de myl. Dus 184 Toifes voor de Jioogte van den mond der Koswa. [Dit is niet al te naauwkeung. Volgens deze opgave komt 181. In de Afdeeling over de W«er-paffing No. CCCII. heeft hy 173 Toifes 3 voet , (tellende 3.2 mylen voor den afltand , en 2 voet 6£ duim, voor 't ver*, f al der Kama in de myl, boven Offa.]  „aar SIBERIË. 197 Volgens deze berekening liggen de yzermynen 70 Toifes ongeveer boven den vlakken grond, of in de laage bergen, 't welk met de plaatfelyke omftandigheden volmaakt overeenftemt ; zelden vindt men dezelve in de hooge bergen en in 't midden van de keten. Alle deze foorten van erts worden in de open lucht gecalcineerd, voor dat zy in dc fmeltovens geftort worden. Men legt dezelve in drooge plaatfen op hout-myten, aan hoopen van twee voet dik. De erts-klompjes hebben gemeenlyk maar drie of omtrent vier duimen middelyns. De ónderfcheiden erts-foorten geven yzer van verfchillende hoedanigheid, zagt, wreed, brofch. Die wreed en brofch yzer geven zyn doorgaans de rykfte, gelyk de Zeilfteen-erts, en het meerendeel omftreeks Ekaterinburg, alwaar de meefte foorten tot de klaffe der Bloedfteenen behooren; doch men voegt verfcheiden foorten famen, mengende de zagte en taaie, met de ryke, wreede en brofphe. Het yzer, dat uit deze mengeling komt, is volmaakt goed, en beter, voor fommige werken, dan dat van Zweden en Spanje; het is zagt, fmydig , en behoudt echter een zekere Hevigheid , die men in 'tSpaanfch yzer niet heeft; het is taai', zo wel koud als heet; als men 'er met de fcherpe punt van een' hamer op Haat, maakt men 'er een T 5 dufc  398 IR E I Z E duk of del in , even als in lood. Koud zynde laar. hec zig bezwaarlyk breken. Hen is zo fyn van korrel , dat men die met het bloote oog naauwlyks kan ónderfcheiden , gelykende naar ftaal in de doorbraak, en daar door tot het fynfte werk bekwaam. Ik nam eens een ftaaf van 15 voet lang, drie duim breed en zeven liniën dik, ftak dezelve tuffchen twee takken van een' boom, en wond ze vervolgens met gemak om den boom heên. Even gemaklyk weder regt gebogen zynde , konde ik noch fpleet noch fcheur in de bogten bemerken. De ftalen , die ik 'er van medegebragt heb, deden onze werklieden over de goede hoedanigheid van die yzer verbaasd ftaan. Het is in Vrankryk niet heel zeer bekend, hoewel het voor ons, zo wel als voor de Ruffen, van dienst zou zyn , dat het daar beter bekend ware. Men gebruikt tot de 100 Pud, of 3300 pond Franfch gewigt, een maat houts-koolen , hoog drie , lang drie, en breed twee arfchinen, dat is tc zeggen, hoog zes voet zeven duim, evenzo veel lang, en breed vyf voet vyf duim , zynde de arfchine gelyk aan 2 voet 2 duim 6^ linië, Konings voet , Paryfche maat. Eenige Smelteryen brengen aan de eigenaars 4000 roebels op, of 20000 livres Franfch geld, na aftrek van de koften, en 2000, roebels tot betaling van de werklieden en andere onkoften. Het  NAAR SIBERIË. »99 Het yzer komt den Ondernemer te ftaan op 12 Franfche ftuivers de Pud; wordt op de plaats zelve verkogt voor 50 ftuivers, en te Petersburg in 't gros voor 80. Men voert het in den winter derwaards met fleden, en gedeeltelyk in den zomer langs de rivieren. Het wordt verkogt aan de Engelfchen, die 'er den meeften handel in dryven. Ik heb deze byzonderheden van lieden , die te Ekaterinburg het voorname opzicht over de Mynen hadden. Nergens heb ik yzer-werken gezien, die beter waren aangelegd, en beter onderhouden werden, dan die, naby Ekaterinburg, aan den Grave van Woronzof toebehooren. De Opzichter was een van de aller-kundigfte Ruflen in dit ftuk. Dc Graaf van Strogonof is eigenaar van die van Bilimbaeuskoi. De Smeltery beftaat uit één' Oven en drie hamers , en levert jaarlyks 20000 Pud , of 660000 quintalen Franfch. Deze Smeltery was in 1761 in flegten ftaat ; de meefte werklieden waren weggeloopen. Men vindt in den omtrek van Kazan het koper in Schist van een vuil grauwe kleur , en op twintig ónderfcheiden plaatfen in grauwen mergel , en groenachtigen kalk-fteen , met weinig ander onderfcheid, dan dat de erts van deze wat ryker is, dan die van gene. Men treft hetzelve ook aan in zuiver zand , zonder byna eenig mengfel van kalk-aarde. In 't laatfte geval is het me-  30O R E I Z E metaal in lagen , en dient fomtyds om de zandachtige deelen te verbinden, die zich echter ligt tot fyn zand laten wryven. Omstreeks Solikamskaïa beftaat de kopererts uit groenachtige , roodachtige of zwartachtige kalk-fteenen ; zwartachtigen , bruin-grauwachtigen, vuil-grauwen mergel. De koper-mynen zyn menigvuldig in het Ripheefch gebergte, van den 58. graad breedte, tot Noordwaards van Solikamskaïa ; ik heb erts van tagtig verfcheiden plaatfen medegebragt. Het koper is 'er overal verbonden met het krytachtig gedeelte van den mergel, en wordt gevonden in de laage of nieuw-gevormde bergen , die geheel uit mergel, waar in het krytachtig deel de overhand heeft, en uit kalkfteenen , fomtyds zandachtig , fchynen te beftaan. In een' omtrek van 130 wersten , of 30 mylen, om Souxfon , ligt de koper-erts in bergen , die tot honderd Toifes hoogte hebben, en wel voornamelyk in dezulke, welke merkelyk fchuins afloopen. De beddingen rigten zich naar die helling , makende onregelmatige Worften of dikke adderen , -die zich gemeenlyk aan ééne hoofd-ader, als een middelpunt, vereenigen; terwyl de takken zich fomtyds ter lengte van een vierde myl uitftrekken. Doorgaans heeft men de Myn ter halver hoogte van den berg, die in de zyde geopend, en met gaanderyen bewerkt wordt. De diepte is yan 78 voeten ongeveer. Zy leveren  naak SIBERIË. 301 ren niet veel uit, gevende de rykfte maar vier ten honderd, en de andere veel minder. Uit deze Mynen'van Souxfon haalt men hout, waar in het koper gemineralifeerd is. Ik heb 'er eene verzameling van gezien , die een vry groot vertrek bykans geheel beftoeg. Daar ter plaatfe zeide men my , dat nu en dan geheele boomen in de erts-beddingen gevonden werden. Uit het ftuk, welk ik bezit, kan men oogfehynlyk zien, dat hetzelve behoord heeft tot een' boom , die ten minften een voet over 't kruis dik was. Het binnenfte gedeelte is byna tot kool geworden, die zich heel ligt laat wryven , alhoewel de deelen door een vette ftof aan een hangen. Hier en daar ziet men het koper gekriftallifeerd in kleine celletjes of huisjes , maar meest tuffchen de vezelen van het hout, dat zyne eigenfchappen geheel verloren heeft. Duidelyk kan men de fchors zien , beftaande uit twee lagen, de eene hemels-blaauw, de andere bleek groen, trekkende naar 't Koper-rood. De Malachiten van Siberië zyn zeer fchoon, bekwaam om gepolyst en tot allerhande foorten van fraai werk gebruikt te worden. Men vindt deze fteenen in de holligheden der koper-mynen, ten Zuiden van Solikamskaïa , en ten Noorden van Souxfon. De meefte fchyncn voortgekomen te zyn uit naby den ander liggende StalaCtiten, die  302 R E I Z Ë die met lagen van dezelfde ftof zyn bekorst geworden. De foorten, die ik heb medegenomen , verfchillen zo ten aanzien van de mengeling der kleuren , als door de fchikking der deelen. De Heer Le Sage gelooft , dat deze fteen geformeerd wordt door de verbinding eener vette ftof met het koper. Agtervolgens dit grond-beginfel gelukt het hem Malachiten door konst te maken, die, fcheikundig ontbonden, dezelfde deelen geven als de natuurlyke. Uit de proeven , op die van Siberië genomen , is hem gebleken , dat zy 62 en 63 pud koper op 't honderd uitleveren. In 't algemeen ftaat nopens de Koper-mynen van 't Ripheefch gebergte aan te merken, dat dezelve in bergen van weinig verhevenheid gevonden worden , nooit met groeven loopen , maar doorgaans in beddingen, hier en ginds verfpreid, en dikwyls verfcheiden takken maken, die in een' enkelen uitkomen. Die van Solikamskaïa zyn meestal van de eerfte foort; die van Souxfon van de laatfte, en van des kundige lieden is my berigt, dat de andere dezelfde fchikking volgden, 't welk ook uit derzelver erts waarfchynlyk wordt,■ als zynde in alle van eenzelfde foort. Eenige omtrent Ekaterinburg maken een uitzondering op den regel. Ik heb honderd en zestig brokken koper-erts ovcrgebragt, van verfchillende plaatfen gehaald; alle zyn of in mergel , of in kalk-fteenen , ge- deel--  naar SIBERIË. 303 deeltelyk uit zand beftaande, doch de metaalachtige zelfftandigheid onthoudt zich meest altyd in het krytachtig gedeelte, en fomtyds in het hout, gelyk in die van Souxfon. De natuur dezer Mynen geeft duidelyk te kennen , dat dezelve van nieuwe of later vorming zyn. Het zou in den eerften opflag fchynen, dat het koper in een' ftaat van ontbinding zynde , vervoerd geworden en bezonken zy op de ónderfcheiden plaatfen, daar men het nu aantreft; maar dan moest het zich onverfchülig verfpreid hebben over alle de verfchillende ftoffen, waaruit deze bergen beftaan, terwyl men, in tegendeel, hetzelve alleen verbonden vindt met kalkachtige ftoffen, het zy dat deze met leem of zand gemengd zyn. D e erts alhier is meerendeels van een hemelsblaauwe kleur , andere van cen groene fomtyds donkere water-kleur, en Spaanfch groen. Volgens de ftelling van den Heer Le Sage wordt de hemels-blaauwe erts gemineralifeerd door het vlug Alkali, en het groen gedeelte door een vetachtige zelfftandigheid uit het ontbonden vlug Alkali voortgebragt , derwyze dat het blaauw vervolgens tot den ftaat van groen overgê. De Koper-erts van den 58. graad breedte tot Solikamskaïa, liggende op den 60., is overal in mergel, waar in het krytachtig, en fomtyds het kernachtig deel de overhand heeft; en dus is het mede met die van de iaage gebergten, ten Westen  304 R E I Z E ten van de Ripheefche , van graad 58 tot 60. De erts ligt op weinig voeten diepte, volgende de ónderfcheiden grond-vlakten , tot dat deze met de oppervlakte der rivieren gelyk worden» Hier uit, cn uit het water-paffen , wordt de middelbare hoogte der koper-erts-beddinge, van Offa tot Solikamskaïa, beftemd op 172 Toifes boven de oppervlakte der zee. Men heeft desgelyks kopermynen in de ftreken ten Ooften van de Kama toe aan Menzelinsk ; maar zo arm , dat zy niet bewerkt worden. Ik heb weinig kennis van dit gedeelte des lands, doch uit de erts-brokken, die ik van daar gehad heb, komt my voor dat de grond gelyk moet zyn aan die, waar .van ik gefproken heb. Men kan de hoogte der metaal-beddinge omftreeks Menzelinsk ftellen op 126 Toifes boven zee, 't welk vergeleken met die van Offa , namelyk 152 , voor de middelbare hoogte dezer Metaal-lage, van 551 graad tot omtrent 57»-, geeft 139 Toifes, terwyl ik die van Offa tot Solikamskaïa op 172 begroot heb; zo dat dezelve hooger wordt, naar mate zy langs de Kama verder Noordwaards ftrekt. D e Mynen omftreeks Ekaterinburg, gelyk gezegd is , verfchillen van de andere , en liggen in een andere grond-vlakte. Uit de water-paffing volgt, dat de erts op den 57 graad breedte, ifl den omtrek dezer Stad, in quartz door zwavel gemineralifeerd, 238 Toifes boven de zee ligt; dus men een midden nemende tuffchen deze drie koper-.  naar SIBERIË. 305 per-beddingen, voor middelbare hoogte zou hebben 183 Toifes. De Goud-mynen in Siberië omftreeks Ekaterinburg zyn ten getale van vyf , welker namen , ligging en hoogte men beneden in de Aanteekening zal vinden (8). In die van Piszminskaïa , met welke de andere veel overeenkomst hebben, is een witte aarde trekkende naar 't grauwe, gemengd met eenige lagen yzer-aarde, eenbewys van Goud-erts. Naauwlyks heeft men ter diepte van twee voeten gegraven , of de aderen vertoonen zich , hebbende van 't Weften tot het Ooften 10, en fomtyds 30 Toifes , cn in de breedte vier of vyf duimen naar den boven-kant , die altyd rykst is. De ader vermindert vervolgens in breedte en deugd , naar mate men lager komt. Deze aderen vertoonen vry naauwkeurig het vlak van een' halven cirkel, waar van de middellyn den boven-kant maakt, liggende 1 of 3 tot 10 Toifes van elkander, een weinig hellende naar den gezigt-einder. De ftof, waar door zy van een gefcheiden worden , is een blaauwachtige verII. Deel. V har- (8) 1. Die van Pisznrnskaia. Lengte -£°. 48' Breedte 570 4j 2. Die van Berefouskoi - ,51-" - 1 3. Dito tweede - - 5°' " ,° 4. Die van Öuktous - ■ '- 49' - 5C 5° ,5. Die van Chilovoitfetfe - 79fl- '7; ' " 31 Het laagfte gedeelte van de ifte Myn is 306 Toifes \ ', 21U - - 200 | hoven de i . jde - - 2ot . )-oppervlakte 4«ie - - 216. | der zee. 5de - - 207 J  306 R £ I Z E harde pot-aarde, waar in asbeftas fchynt te zyn, gelyk in de witte aarde boven gemeld. ■ Men vindt 'er desgelyks aarde van middelbare hardheid, die tot glas overgaat, en vry hard geel , zwart en rood oker. De laatfte is een zeker teeken, dat de ader niet ryk is , weshalven men den arbeid ftaakt, zo haast men deze foort in menigte aantreft. De erts eindigt naar onder meest altyd met een laag van dezen oker. De diepte dezer Myn is van 14 Toifes , waar na men aanftonds water heeft. Gemeenlyk beftaat de ader uit quartz, op verfcheiden plaatfen afgebroken door andere verfchillende ftoffen , die weinig aan den ander hangende, noodzaken de gaanderyen met balk-werk te ftutten, waarin men dezelve fchikking volgt als in de Ruffifche woningen; zo dat men op fommige plaatfen geheel geen' grond kan zien tuffchen de balken. Het goud is meest in de quartz, en ook dikwyls in een' zeer wryf baren oker , in de gedaante van kleine brokjes , die men , gelyk elders , door waffchen affcheidt. De werklieden brengen alle de ftoffen, die men opgraaft, buiten dc gaanderyen , waar na men dezulke, die goud fchynen te bevatten , in hoopen lege by de misdadigers, welke tot de Mynen veroordeeld zyn. Deze , aan de voeten gekluifterd, en vast-geklonken aan een bank van rots , fcheiden met den hamer de erts van de andere deelen, die geen metaal aanduiden.  naar siberië. 307 den. Andere werklieden komen de erts afhalen $ en brengen dezelve naar de molens, om geftampt en gewaffchen te worden. De quartz-aderen worden gefcheiden door zand, door de voor-gemelde witte aarde, door pot-aarde, fomtyds hard, fomtyds zagt, en door een' grauwen tamelyk harden glas-fteen; ondertuflchen geven de gedaante alleen van de groeven, en derzelver rigting van 't Weften naar 't Ooften, een beftendige orde en wet te kennen, die my moeilyk fchynen over een te brengen, met dat mcngfel van alle de andere ftoffen, waar van de meefte van tyd tot tyd naar deze plaatfen blyken overgevoerd te zyn. In de quartz vindt men eenig lood , Pyriten , maagden-zwavel , en vele kriftallen van bruine kleur, gelyk die van Bohemen en Saxen, verfchilende alleen van die, welke men Topazen noemt , door dat zy wat harder zyn. D e Myn van Beresouskoi is de rykfte ; doch over 't algemeen leveren deze goud-mynen zo weinig uit, dat men niet altyd de onkoften kan goed maken ; niet tegenftaande de arbeid hier onbedenkelyk goed koop is, nademaal men 'er flaven toe gebruikt. De zilver-mynen verdienen niet dat men 'er van fprekc, en zyn van veel minder belang voor de Ruflen , dan voor de Natuurkundigen , die 'er ryke ftof tot gewigtige befpiegelingen zouden kunnen vinden. V 2 Dé  3o8 R E I Z E D e grootfte hoogte dezer mynen , gelyk wy hebben aangeteekend, is van 216 Toifes boven de zee, namelyk die van Ouktous, en de laagfte, die van Bercfouski, van 200, waar uit wy voor de middelbare hoogte dezer metaal-beddinge krygen 208 Toifes. Die van de koper-erts heb ik gefteld op 183, en van de yzer-erts op 228 Toifes; gevolglyk zyn deze laatfte, en die van't goud, na genoeg van gelyke hoogte. Ten aanzien van de yzer-ertfen is gebleken, dat zy alle in ftoffen liggen, die tot glas kunnen worden, zonder dat ik het geringfte deel van kalkachtige ftof in dezelve heb befpeurd. Die zelfde aanmerking houdt goed ten opzigte van de goud-erts, in meer dan tagtig onderzogte brokken; met dit onderfcheid, dat de goud-erts voorkomt in quartz , zynde de koper-erts de.eenige, welke met kalkachtige ftof verbonden is. Hier uit fchynt men wegens de hoogte der glas- en kalk-ftoffen in deze gebergten te mogen befluiten , fteunende op een menigte van overeenftemmende waarnemingen , die daar en boven door alle de navorffchingen worden beveftigd, welke ik op de plaatfen, die ik doorgetrokken ben, zo naar 't Noorden als naar 't Zuiden, heb gedaan. Overal heb ik in de lage landen van dit gebergte kalkachtige fteenen befpeurd, en in de hooge, fteenen die tot glas worden. Uit alles famengenomen blykt dan, dat de kalkachtige ftoffen gaan tot een hoogte van 183 Toifes en de glasachtige tot 218. De laatst-gemelde bevatten de yzer- en goud-erts, de eerfte, de koper-erts. V oor-  naar SIBERIË. 309 Voorheen heb ik de hoogst-verheven vlakte van Rusland, tuffchen Petersburg en Tobolsk, gefchat op 185 Toifes, boven de zee, en de middelbare hoogte van de reeks bergen, op die vlakte geplaatst, op 270 ; waar uit volgt, dat de kopererts en de kalkachtige aarde een einde nemen ter hoogte van deze eerfte grond-vlakte , en dat de goud- en yzer-erts gevonden wordt in het benedenfte gedeelte der glasachtige ftoffen , op 52 Toifes boven de middelbare hoogte van de reeks bergen. Dewvl de meefte ertfen op de plaatfen zelve my voorkwamen van nieuwer vorming , en derwaards overgevoerd te zyn, had ik my verbeeld, dat men de regte erts-groeven naar 't midden van de reeks bergen , op verhevener plaatfen moest zoeken; maar alle de Opzigters en Myn-werkers gaven my te kennen, dat men dit meermalen te vergeefs ondernomen , cn 'er daarom van afgezien had. Ik zal deze Afdeeling befluiten met eenige aanmerkingen over de Mammoutbs tanden , waar van de Reizigers zo dikwyls gefproken hebben. De Heer D' Aubenton heeft getoond , dat deze tanden ware fiag-tanden van Oliphanten geweest zyn. Ik heb ftukken meê gebragt , die blyken dragen, dat zy aan een' Oliphant van de grootfte foort behoord hebben ; ondertuffchen geeft ons de Hcmel-loop-kunde geene de minfte mogelykV 3 heid  ?ro R E I Z E heid aan de hand om te denken, det dit land ooit eene gematigdheid van lucht gehad hebbe , ge, Iyk aan die, onder welke deze dieren geboren worden. De beroemde Engelfchc Natuurkenner Franklin , te Parys zynde, verhaalde my, dat hy in Amerika vele flag-tanden had gevonden , welke men onder de Maffe van die der Oliphanten bragt; daar by voegende, dat men 'er vele kaak-beenen vond, welke tot hetzelve dier behoord hadden. Ik verzogt hem my één dier kaak-beenen te bezorgen, 't welk hy deed. Men heeft hier bevonden , dat hetzelve niet van een' Oliphant was , zonder te weten aan welk beest het toe te eigenen. By aldien ujt naauwkeurige waarnemingen konde bewezen worden, dat 'er in Amerika flagtanden zyn (9), gelyk aan die van den Oliphant, zo O?) [Het is thans bewezen, dat 'er in Amerika Dag-tanden uitgedolven worden, volkomen gelyk aan die van den Oliphant. Twee derzelve , door de knndigfle Handelaars en werklieden iij ivoor onderzogt, werden verklaard echte Oliphants-tandeu , en één derzelve doorgefneden zynde , opregt Oliphants ivoor te zyn. Het fchynt even zeer uitgemaakt, dat de groote beenderen , welke aan de Qhio gevonden worden , niet aan den Oliphant , maar aan eenig ander onbekend Dier behoord hebben. Hen leze de naauwkeurige proeven van Dr. W. Hdnteb over dit ftuk Philofoph. Trans. Vol. LVIII. en vertaald in de* A. Vod. Lctt. IV. D. No. 5. pag. 195. die een groote menigte beenderen, in Amerika opgegraven , en onlangs in den Tower gebragt, benevens een andere verzameling door Dr. Fraxkli.v yan de Qhio , en een derde aan den Grave van Shelburne overgezonden, zorgvuldig onderzogt, en met de hoofden, tanden, kaak-beenen van Oliphanten, Hippopotami, en andere groote dieren , in het Britfclie Mufasum, in dat yan de Kpninglyke So- Ci':  kaar SIBERIË. ' 3ii zo als D'Aubenton gedaan heeft, ten aanzien van de Siberifche , en men tevens konde aantoonen, dat de kaak-beenen, die ik van den Heer Franklin bekomen heb, tot hetzelfde beest behooren , zou het uitgemaakt zyn , dat een ander dier , met flag-tanden van een' Oliphant , geweest zy, en dat die dier voormaals in Siberië hebbe kunnen beftaan. V 4 E: • cieteit, en byzondere kabinetten, vergeleken heeft. Het blyft, met dit alles, vreemd, dat het zelfde dier, Oliphant of Animal incoguitum, waar van men maal-tanden in Brafilie en te Lima \ gevonden heeft, binnen 12 graden van de Linie, en in Siberië zoude hebben kunnen leven ; en niet minder vreemd , dat de Paftoor van het Dorp Tec-ali niet lang geleden beenderen van een verbazende grootte zou ontdekt hebben , en Graf-plaatfen evenredig aan die beenderen , volgens het geen de Spaanfche Natuurkundige Joseph Antonio Alzate onlangs van Mexiko heeft berigt. Joum. des Scav. OA. 1771- Pag- 133- Ed- d'Amft. De Hr. Alzate (om 'er dit in 't voorbygaan by te voegen,) had aan den Hr. Chappe , in Amerika zynde , een' maal-tand van ongemeene grootte toegezonden, wegende agt pond, lang over de tien duim, en 't overige naar evenredigheid.]  3I-S R E I Z E Elektriciteit. T""\e donder wordt nu genoegzaam algemeen ■ J erkend onder de Elektrifche Verfchynfelen te behooren ; dit hebben we derhalven , in het onderzoek van deszeifs uitwerkingen, fteeds in 't oog te houden. Ik was in 1757. vast van gevoelen , dat de onweêrs-wolken altyd met een elektrifche ftof omringd zyn , en aangemerkt moeften worden als zo vele Geleiders, waar uit de blikfem-ftralen voortkwamen, die door -de lucht op het aardryk nederfchietende, niet zelden yan verfchriklyke gevolgen verzeld gaan. Agcervolgens dit denkbeeld plaatfte ik, naar de 'gewoone wyze , een yzeren ftaaf in de open lucht, met oogmerk om de uitgeftrektheid van den elekcrifchen damp-kring, en de meerder of minder elektriciteit te bepalen , die zich vertoonen mogte naar evenredigheid van de omftandigheden , en de verfchillende afiTanden der ftaaf tot de wolk, daar ik onderftelde dat de ontfteking of vlam begon. Welhaast bevond ik en hield my zeker , dat in myne meefte waarnemingen de vlam aan de oppervlakte van den grond begonnen , en de blikfem vervolgens opgefchoten was, in plaats van uit de wolken neêr te vallen. Ik merkte dit aan als een ontdekking, te dien tyde niet wetende, dat de Markgraaf Maffei (1) reeds in 1713 op (i) Brieven yan den Mïtigrave Maffei, gedrukt te Yeror.a,  naar SIBERIË. 313 op die gedagte gekomen was, en dezelve had bewezen ; alhoewel hy in een misvatting was , nopens de ftof waar uit de blikfem beftaat. Ook heeft de beroemde J. B. Beccarïa (2), den blikfem aanziende als een elektrifche ftof, zich lang bezig gehouden met dit verfchynfel , en bevonden dat de blikfem dikwyls van den grond op. ryst , in welk gevoelen de meefte Natuurkuudidigen tegenwoordig medeftemmen. De middelen, waar van ik my bediend heb , om my des aangaande te verzekeren, zyn eenvoudig en klaar. D e afftand van de plaats, daar ik myne waarnemingen deed, tot die van den blikfem, wordt uit de Natuurkunde bepaald door het verloop van tyd , tuffchen het zien van 't licht cn 't hooren van den ftag, Hellende dat 173 Toifes (1038 Konings-voeten) overeenkomen met een fekonde tyds. Deze afftand is de fpan-zyde van een' regthoekigen driehoek, welks eene zyde raaklyn is van de oppervlakte des Aardkloots , en de andere de loodlyn neêrgaande van de plaats des blikfems. De plaats van de aarde, daar deze loodlyn valt, noem ik het culminerend punt; de raaklyn ftaat voor den afftand tuffchen den Waarnemer en het culminerend punt, en de fpan-zyde voor de lengte der gezigt-ftraal. Met een Quadrant neemt men gemaklyk den V 5 hoek f2) Brieven over de Natuurlyke Elektriciteit door J. B. Beccarïa, Hoog-leeraar in de Procf-ondervindelyke Natuurkunde te Turin , gedrukt te Boulogne i/ö3.  314 R E I Z E hoek by den Waarnemer , begrepen tuffchen de gezigt-ftraal en de raaklyn, die den afftand van het culminerend punc uitdrukt; dus kent men al 't noodige tot het berekenen van de zyden des driehoeks ,. en gevolglyk ook den afftand des Waa rnemers van het culminerend punt , zynde de plaats op de oppervlakte des aardkloots, van waar de vlam. is opgegaan , benevens de fchynbare hoogte van dezelve, die men dan tot de waT re moet brengen. Deze verbetering is juist van geen groot aanbelang in dit geval, om dat een misdag van twee of drie Toifes niets te beduiden heeft , ten aanzien van de uitkomst , die men uit deze waarnemingen trekt. Ik heb 'er nogthans acht op geftagen. M e t hetzelfde gemak kan men, by elke waarneming, bepalen het Azimuth van den blikfem, gemaakt door de middags-lyn van de plaats, en den afftand van den Waarnemer tot het culminerend punt (3). Uit verfcheiden waarnemingen het azimuth van het wcèr-licht kennende ,. benevens den afftand van den Waarnemer tot het culminerend punt, berekent men uit deze bekende beginfelen de ruimte, welke het onweêr doorgeloopcn heeft in den tuffchen-tyd der waarnemingen, ' (3) De Qiiadranten hebben gemeenlyk een' cirkel evenwydig met den gezigt-einder, en een' wyzer. Stellende dit werktuig in die voege , dat het punt o.' in de middags-lyn zy , neemt men den Azimuths-hoek van het licht , terwyl men deszeifs hoogte waarneemt. In het bepalen van den hoek der hoogte '-eb ik fteeds acht gegeven op de Straalbuiging.  naar SIBERIË. 313 gen > en by gevolg deszeifs fnelheid; want men heeft een' driehoek met twee bekende zyden, en den hoek tuffchen beiden , tegen over de zyde van het onweêr doorgeloopen. Deze hoek is het verfchil van het azimuth ten tyde der waarnemingen , en de zyden zyn de afftanden van den Waarnemer toe het culminerend punt , ter zelfder tyd bepaald. Naar deze verfchillende uitkomften zou men een kaart kunnen maken van den weg, dien een onweêr heeft doorgeloopen , waar uit men met zekerheid zou kunnen beoordeelen , wat invloed bergen, bosfchen, rivieren op de onweêrs-wolken hebben. Deze waarheden , vergeleken met die, welke men uit andere waarnemingen krygt, zouden een groot licht aan dit onderwerp geven ; inzonderheid zo men meceen'Elektrometer de graden , van meer of minder mate van dc elektriciteit, in acht nam. Myne ftand-plaats te Bitfch liet my niet toe ' alle waarnemingen te maken; men dient een plaats te hebben, van waar men den gezigt-einder kan zien. Ik bepaalde my derhalven toe het waarnemen van den afftand, tuffchen de plaats van het licht en myn Obfervatorium , uit het verloop van tyd tuffchen het licht en het geluid. De graden van Elektriciteit heb ik in alle myne proeven , zo te Parys als te Tobolsk, beftemd volgens de wyze , door den Heer Noliet ih zyne Brieven over de  5i6 R E I Z E Elektriciteit opgegeven. Doch de ftand van myn Obfervatorium te Tobolsk zeer gelegen zynde tot de waarnemingen, die ik voorgenomen had te doen, verzuimde ik 'er geen ééne, gelyk uit het vervolg zal blykeu. Uit myne waarnemingen volgt , dat de tyd tuffchen het licht en 't geluid fomtyds geen fe-' konde bedroeg , waar uit volgt dat de vlam, in die gevallen, aan de oppervlakte der aarde heeft begonnen, digt by de plaats daar ik ftond ; dewyl 'er een fekonde zou verloopen hebben, indien de afftand der ontfteking 173 Toifes had bedragen; ook heb ik dikwyls, te Parys en te Tobolsk, den blikfem van de aarde zien opgaan. Zelfs rees dezelve den 11 van Wiedemaand te Tobolsk uit de yzeren ftaaf ; terwyl ik bezig was met de waarnemingen te doen. De lucht was dien dag zeer helder; evenwel fcheen alles een onweêr te voorfpellen ; naauwlyks kon men adem halen , fchoon de Thermometer maar op 18 graden ftond. De ongemeene ftilte der geheele Natuur maakte den geest neêrilagtig; alle dieren fchenen het onweêr te voorzien en een' fchuilplaats tc zoeken. Tegen den middag vertoonde zich een zeer donkere wolk aan den gezigt-einder, die zagtjes opklom, en dooreen zeker geruifch aanduidde, dat zy nader kwam. Ondertuffchen zag men nog geen weêrlicht , noch hoorde men donder. Het dof geluid werd gevolgd van een' hevigen wind; men zag van verre draai-kringen van ftof zich in de lucht ver-  naax SIBERIË. 317 verheffen, die voor de onweêrs-wolk gingen. Eerlang begon het te blikfemen, en de donderflagen volgden kort. op elkander; het licht van de zon werd flaauw ; 28 minuten over middag zag ik zeer onderfcheidenlyk den blikfem, onder de gedaante van een loop-vuur van dc aarde opryzen, 2592 Toifes verre van de plaats waar ik ftond, en zich 110 Toifes in de hoogte verheffen, op welken tyd de ftaaf flaauwe blyken gaf van elektriciteit ; doch 38 minuten na middag vermeerderde dezelve der mate , dat men de ftaaf niet meer dorst aanraken. Men trok 'er vonken uit op den afftand van vier duimen , met een yzer aan een glazen pyp vaft-gemaakt. Het lichten werd menigvuldiger, en de donder rommelde zonder ophouden. De elektriciteit werd zo fterk, dat zy een verfchriklyk gefluit veroorzaakte , welk ons noodzaakte naar 't ander eind van 't Obfervatorium te wyken; dezelve nam echter nog al toe, niet tegenftaande den regen, die 47 minuten na middag begon te vallen. Aan de beide einden van de ftaaf vertoonden zich twee dikke boffen elektrifch vuur, van de grootfte helderheid; de geheele ftaaf was 'er meê bedekt, en gaf van alle kanten vonken , met een geknap dat men zeer verre zou hebben kunnen hooren. Terwyl ik my bezig hield met deze verfchillende voorwerpen gade te fiaan, die alle de aanwezenden met fchrik vervuld hadden , raakten 48 minuten 2 fekonden na middag de ftaaf en dit gedeelte van het Obfervatorium oogenbliklyk in vlam, en ftraks volgde  3?S R E I Z E de een donder-flag zo fchielyk en geweldig, dac alle de byftanders, zich zoekende te bergen, ovef elkander tuimelden. Het oogenblik daar na verdween deze vlam , en de ftaaf gaf flegts fïaauwe teekenen van elektriciteit ; ik naderde dezelve eerst met een ftuk yzer aan een glazen buis, en haalde 'er vervolgens kleine vonken uit met den vingen Dén io van Hooimaand zag ik 'zeer onder^ fcheidenlyk, tot drie verfcheiden reizen , deö< blikfem van de aarde opfchieten. In eene dezer waarnemingen was ik 7250 Toifes $ of meer dan drie mylen , van de plaats af daar het vuur ontftak , en de blikfem vloog tot een hoogte van 485 Toifes. In de tweede was nlyn afftand van 2753 Toifes, cn de hoogte van den blikfem 283 Toifes. In de derde was ik niet verder van 't vuur dan 1878 Toifes , cn de blikfem rees tót 306 Toifes in'de hoogte. Deh 13. derzelfde maand fchoot de blikfem van de aarde opwaards ter hoogte 522 Toifes , 689 Toifes verre van myn Obfervatorium. Het verfchynfel was in dit geval zo klaar , dat de blikfem, zo ik meende, naby het Obfervatorium op-  kaar SIBERIË. 319 opging ; gelyk dan ook allen die by my waren .zeer verfchrikten. 1 n hetzelfde onweêr bemerkte ik nog eens, dat het vuur van den grond beneden naar boven fteeg. De plaats was 3603 Toifes van my af, en het klom tot 477 Toifes. Den it. van Wiedemaand 1757. hadden wy een donder-bui te Bitfch, doch buiten zynde konde ik geene waarnemingen doen; ik vernam echter dat een boer van Sirfthal, een gehucht twee mylen van Bitfch, van het onweêr getroffen was, zonder het leven te verliezen. Den vyfden van Oogstmaand daar aan volgende, was de boer, met name Jan Bernard Meyer, genoegzaam herfteld, cn ik liet hem, met denHeelmeefter Cheizer, die hem verbonden had , by my komen. Hy zeide my , dat hy den 11. van Wiedemaand om negen uuren des morgens in 't veld werkende, de lucht betrok en een onweêr fcheen op te komen. Ten elf uuren blikfemde het geftadig agter een , en donderde zonder ophouden. Een hevige wind kwam voor af. De boer begaf zich eerst onder een' kleinen boom, met zyn jongetje van 14 jaren, maar ziende dat de bui toenam, terwyl een zware pias-regen viel , ging hy fchuilen onder een' grooten beuken-boom, houdende zich echter van den ftam af, onder de uiteinden der takken tegen over den kant van waar de regen kwam. Hier werd hy van den blikfem geflagen, die hem over cen'  32ö R E I Z Ê een' grooten boom , meer dan zes voeten van bem af op den grond liggende, deed fpringen. De jonge , die onder den kleinen boom was gebleven , zyn' vader niet meer ziende, en den blikfem boven den beuken-boom bemerkt hebbende, liep derwaards , en vond hem zonder beweging, met het aangezigt tegen den grond. Na dat hy volk gehaald had, plaatfte men den vader in een' wagen, om hem naar 't gehucht te brengen. Zyn mond was vol van aarde en bloed. Vyftig Toifes -van de plaats daar hy getroffen was, kwam hy weder byzyne kennis, verloor dezelve op nieuw, en bleef in dien ftaat tot aan huis , van waar men den Heelmeefter deed halen. D e blikfem had hem het geheele aangezigt verbrand , als ook de lenden en het hair van de borst; de linker bal was tot op de helft verminderd , en hy leed in die plaats onverdraaglyke pyn; de huid, die dezelve dekte, was niet gefchroeid, maar alleen wat blaauwachtig. Den 5. van Oogstmaand was dit deel nog doof , gelyk ook alle de andere, daar de blikfem teekens had gelaten. De hairen van dit gedeelte des ligchaams waren geheel verbrand ; de huid onbefchadigd , uitgezonderd op plaatfen alwaar het hair dun was; de dyën hadden niet geleden. Men merkte van de knie-fchyf tot aan de teenen van het linker been een ftreep , gelyk aan die welke een aangeftoken loop buskruid agterlaat; de kleine en middelfte teen waren geraakt. Aan 't regter been be- fpeur-  naar SIBERIË. 3:1 fpeurde men geen blyk van blikfem, behalven aan de voet-zool; onder de hiel was een merk ter grootte van een Franfche 'Ecu van 6 livres. Het fchynt dat dit deel eerst van den blikfem geraakt was , welke dienvolgens van onder naar boven moest gewerkt hebben; te meer om dat de man over een' boom gefprongen was, over welken hy, Volkomen wél zynde , niet zou hebben kunnen heên komen, wegens zyne hooge jaren en de dikte des booms. De jonge verzekerde my den blikfem eenige Toifes van den boöm af gezien te hebben, fchynende hem van boven te komen; maar het vooroordeel van een kind, en deszeifs onduidelyke antwoorden , laten niet toe dat men daar op iets bouwe4 D e eerfte reis, dat deze boer weder by zyne' kennis kwam , voelde hy over zyn geheele lyf grooter koude , dan hy in de felfte winters had ondervonden. Die koude bleef hem drie of vier dagen by, waar na by dezelve niet meer gevoelde , dan wanneer men het verband afnam. 1 k vraagde den man , of hy den bbkfem gemerkt, en wat hy gevoeld had, toen hy 'er van getroffen werd ? Hy antwoordde , dat hy niets gezien noch gevoeld had. Dewyl ik geen ander antwoord uit hem halen konde , bragt ik hem by de elektrifeer-machine , vulde de Leidfche bouteille , en Het 'er hem een vonk uk trekken naar de gewoone wyze. Naauwlyks had hy de fchudII. Deel. X ding  322 R E I Z E ding gevoeld , of hy riep dat het de donder was, en beleed, zonder gevraagd te worden, dat hy juist hetzelfde gevoeld had. Hier door was hy zo verbaasd, dat ik hem niet bewegen konde de proef te herhalen , dan met een' elektrifchen kring van verfcheiden perfonen te maken. Deze tweede proef , die hem had moeten gerust ftellen , maakte in tegendeel zulk een' indruk op hem, dat hy weg liep, zonder naar de verecring te willen wachten , die ik hem beloofd had; en als hy my naderhand op markt-dagen in de ftraat tegen kwam , floeg hy terftond een' anderen weg in. De waarneming te Parys aan 't Obfervatorium , den 6. van Oogftmaand 1767 , is een nieuw bewys, dat de blikfem van de aarde opwaards ryst. In 't begin dier maand was het weêr zeer heet; de thermometer van Reaumur ftond den 3. op 21 graden, ten drie uuren na den middag. De hitte nam ieder dag toe , zo dat de thermometer den 5. rees tot 26} gr. den 6. tot 25. gr. 's middags om 't zelfde uur ; de barometer op 28 duim , en de wind West ten Zuiden. Ten vyf uuren des avonds kwam een zeer duiftere wolk aan den gezigt-einder onweêr voor. fpellcn ; de zon verduifterde meer en meer; omtrent zeven uuren begon het weerlicht te flikkeren , en werd ieder oogenblik fterker , zonder dat men donder hoorde. Ik ftond toen aan een <« ven-  naar SIBERIË. venfter van den Wefter toren, om met meer gemak de bui waar te nemen. De wolk fpreidde zich uit , beflaande , omtrent agt uuren , een' boog aan den gezigt-einder van meer dan no graden van 't Weften tot het Zuid-Zuid-Oostcn. Het Oostelyk deel van de wolk fcheen my 40 graden hoog; hqt Weftelyk deel was onder de kimme. D e lucht ftond geheel in vuur ; drie vierde uur na agten blikfemde het genoegzaam zonder tuffchenpoozen , en fomtyds was een gedeelte van het zwerk, van meer dan 32 graden evenwydig aan den gezigt-einder, ter hoogte van 15 of 20 graden, verlicht. Sedert zeven uuren had ik niet een' enkelen donderfiag gehoord; omtrent negen begon het te rommelen, doch als van verre. Ik had nog maar twee of drie malen ftralen gezien; eens in de gedaante van een loop-vuur, van beneden naar boven, zo 't my toefchcen, zonder donder te hooren. Het onweêr kwam onderwyl nader. Een fterke wind begon op te fteken, cn wekte cen' ftorm, die de lucht met zo veel ftof vervulde, dat het licht van den blikfem daar door grootlyks verflaauwde. De bui, Parys fteeds naderende, een weinig Zuidelyk gekeerd zynde, klom ik af naar de eerfte verdieping, om myne waarnemingen te agtervolgen. Den Heer Caffini den Zoon van myn oogmerk verwittigd hebbende, voegde deze zich by my, benevens de Heer de Prunclé. Wy X 2 gin-  3=4 R E I Z E gingen ftaan aan een der venfters van het klein Kab'net van waarnemingen, 't welk door zyne kleinheid en fchikking ons beveiligde voor ftorm-wind, voor den regen , die begon te vallen , en voor ongelukken , die by de andere groote venfters van het gebouw zouden hebben kunnen gebeuren , ter oorzake van derzelver menigvuldig yzerwerk! Allen zagen wy zeer duidelyk den blikfem, naar den kant van Chatillon , als een loopvuur om hoog gaan, welks dikte en helderheid verminderde naar mate het in de hoogte fteeg. De donderdag , die 'er op volgde , was echter niet fterk. De wolk ftrekte zich uit over Parys, ten minften naar den kant van het Obfervatorium; het weerlicht en de donderflagen volgden elkander zonder poozcn. Wy hielden ons fteeds op dezelfde plaats, met het aangezigt gekeerd naar den mast, die op het terras van het Obfervatorium ftaat. Deze mast , vol fpykers jn de fpleeten , om de pleifter , waar meê de fpleeten gevuld zyn, vast te houden, ftaat op zich zeiven , 22 Toifes yan het gebouw, en 31 van de plaats daar wy ons bevonden. Omftreeks half elf uuren klom de blikfem langs den mast, en wy zagen dit zo klaar, dat ik uitriep , zie , daar is by. Dc donderflag volgde oomidlyk, Eenige bedienden namen de vïugt in 't naafle vertrek ; anderen kwamen by ons , en in de buurt was elk van gedagten dat de bi'kfem kort by gevallen was. f Ik was by my zclven zeker, dat de blikfem by  naar SIBERIË. 325 by den mast was opgeloopen , niet alleen om dat ik het onderfcheidenlyk had gezien, maar ook om dat ik na den fiag even klaar vonken bemerkte , gelykende naar die , welke een voetzoeker agterlaat. Zo my voorkwam, waren deze vonken gekomen van de ftukjes hout, door den blikfem los gemaakt en in brand geftoken; ook zag men 's anderen daags aan den mast , van onder tot boven, de merkteekenen van alle deze verfcbynfelen. Het bout was op fommige plaatfen verbrand , de fpykers gedeeltelyk gefmolten, en uit alle omftandigheden was duidelyk te befpeuren , dat de blikfem van de aarde opwaards was gefchoten , al hadde ik het niet gezien. In de eerfte byeenkomst van de Akademie deed ik vcrllag van deze waarneming, en toonde het hont en eenige fpykers. Dewyl dit ftuk het licht ftaat te zien, zal ik hier flegts ééne wezenlykc waarneming opgeven. Ik bemerkte zeer klaar een' kleinen tusfchentyd , tuffchen het geluid en het oogenblik dat de blikfem onder aan den mast verfcheen , zo dat dezelve zonder geluid opklom , en de flag eerst kwam, op 't oogenblik dat de blikfem verdween, of liever van een borst; want zo het geluid was veroorzaakt geworden door de vlam, zo haast deze van de aarde opging, moest ik geen' tyd tuffchen beiden waargenomen hebben , om dat ik niet verder dan 32 Toifes van den mast was, welke ftand geen' merkharen tuffchen-tyd tuffchen het licht en het geluid toeliet. X 3 De-  326 R E I Z E Deze waarneming toont dat de donder niet op het weerlicht volgt , ten zy 'er losbarfting plaats hebbe , en dat 'er om die reden , gelyk men dikwyls ziet, veel weerlicht kan zyn zonder eenigen donder. Ook kan de blikfem dikwyls ftilletjes opryzen , door Geleiders die voor ons onzigtbaar zyn, en eerst op zekere hoogte losbreken. De fjangs-wyze ftralen , die men in de lucht ziet, kunnen van deze foort zyn. Indien de mast van 't Obfervatorium van yzer was geweest , zou waarfchynlyk de blikfem niet zigtbaar geworden zyn, dan na dezen Geleider verlaten te hebben ; en zo dezelve van eenige lieden in de buurt gezien is , zullen zy hem eerst gezien hebben op zekere hoogte, en zekerlyk gedagt hebben dat hy uit de wolk kwam , fchoon dezelve van de aarde oprees , en de wolk niet bereikte. De grootfte hoogten van den Barometer terwyl ik my te Tobolsk ophield, dat is, van Grasmaand tot Oogstmaand 1761, waren van 28 duimen i-ft linie, tot 28 duimen 10$ linie, en de kleinfte van 27 duimen io^ linie, tot 27 duimen 6 liniën. De kwik in den Thermometer op 'e hoogst 26| gr, den 19. van Hooimaand, en op 't laagst 71 gr. onder 't Vriespunt , den 27. van Grasmaand. Het ys brak los den 16. van dezelfde maand. Den  naar SIBERIË. 327 Den 15. van Bloeimaand was de vorst zo fterk, dat men zyne pels-rokken weder aantrok , even gelyk in 't midden van den winter. Het regende in deze maand meest alle dagen. De netels en de paarde-bloemen waren de eenige planten, die begonnen te fpruiten. In de eerfte dagen van Wiedemaand was 'er vorst en fneeuw, die over dag fmolt. Omtrent den 15. fcheen my het koren voor den dag te komen; den 25. was het 10. duimen hoog. Op 't einde van Oogstmaand, toen ik vertrok, was het nog niet ryp. Den 19. van Hooimaand nam ik de afwyking van de Kompas-naald met veel naauwkeurigheid waar , op 3 graaden 45 min. 58 fek. Oofterlyk, 't welk ik federt ten naaftcn by altyd zo bevonden heb. De lengte van Tobolsk is 85 gr. 58 min. 15 fek. De Heer van Strahlenberg teekent aan dat de naald tc zynen tyde geene afwyking had te Tobolsk ; de verandering derhalven federt dien tyd is 3 gr. 46 min. Oofterlyk , terwyl men die te Parys vindt 10 min. Wefterlyk. Den 15. van Herfstmaand vond ik de afwyking te Ekaterinburg o gr. 50 min. Oofterlyk, en den 5. van Wynmaand te Kazan 2 gr. 25 min. Wefterlyk. De eerfte plaats ligt op de lengte van 78 gr. 40 min. 45 fek. Kazan op 66 gr. 48 min. 15 fek. Einde van het tweede en laatste deel.  By den Drukker dezes zyn gedrukt, de volgende Werkjes van fmaak. Tuizen van een' Philofooph. Uit het Franfch van den Heer Poivke. in 8vo. 1770. fo - 11 - o P'erhanieling over het Huwelyk , deor wylen den Heere J. J. Burlamaqui, aan SIHord Killmorey. Uit het Franfch, naar een echt handfchift. in 8vo. 1770. ƒ o - 6-0 Mondor en Charideme of onderlinge trek der eenftemmige Zielen. En de Huichelaars of de geveinsde en waare Deugd. Uit het Franfch van den Heer Mercier. in 8vo. 1770. ƒ o - 14 - o Zedenkundige Proeyen. Uit het Engelfch van de Heeren O livier Goldsmith en Dr. Samuel Johnson, met een Aanhangt over de Zedelyke Opyoeding. 1. Deel. in 8vo. f o - 15 - o Het Tweede Deel , ftaat in kort uit te komen. De U-'ysgeerige Landman of Jacob Gouyer, een Landbouwer en Wysgeer in Zwitserland , in de beftiering zyner Landeryen en Huishouding, de Opvoeding zyner Kinderen, zy,. Godsdienst en zedelyk Karakter, gefchetst door Dr. Hirzel. Uit het Franfch. in 8vo. ƒ 0 - 16 . o De Predikant van Wakepeld, door O li vier Goldsmith* Uit het Engelfch. 2 deelen. in 8vo. f 1 -12-0 Ernftige en Leerzame Briefwijfeïing tuffchen Theodosius en Constantia, federt hun eerfte Kennismaking tot aan het vertrek van Theodosius, door John L a n ghorne. Uit het Engelfch. in 8vo. ƒ o - 12-0 Wysgeerigc Befpiegelingen ever Amerika. Of gewigtige ftukken tot opheldering der Hiftorie van het Menfchdom. Uit het Frani'ch van den Heer de„P .... 3. Deelen. 8vo. l7?2' ƒ 4 - 10 - c