WERKTUIGKUNDIGE BESCHOUWING VAN DE UITWERKING DER WIND en ZE E OPEEN § C H I P, DESZELFS ZEILEN EN ROEK., EN DAAR UIT AFGELEID, HOEDANIG MEN MET EEN SCHIP MOET OM GAAN. WAAR BY GEVOEGD ZYN VERSCHEIDENE ZAKEN, DIE DAGELYKS VOORKOMEN TEN DIENSTE VAN JONGE % E E-O F F I C I E IL'E N. DOOR J. O. VAILLANT, CAPITEIN ter ZEE, TEN DIENSTE DER VEREEMGDE NEEDERLANDEN. MET KOP ERE PLATEN. Gedrukt te AMSTERDAM, By HENDRIK AREND S, irU.  Den Ondergetekende erkend geen Exemplaren voor de zyne, als die door hem Eigenhandig zyn on* dertekend.  AAN .HUNNE DOORLUGTIGE HOOGHEEDEN de 11 E E R E N WILLEMFREDERIK, E N WILLEM G E O R G E, F;RE DERIK, PRINCEN van Orange Nasfau enz enz. enz. WORD DIT WERK MET DE DIEPSTE EERBIED OPGEDRAAGEN, DOOR HUNNE DOORLUGTIGE H O O G II E E D E N S. Gehoorzame en ootmoedige Dienaar, J, O. V A I L L A N T.   FO O JBLJBL M JD JE 2ST. W^at men ook aanvangen mag om zig bekwaam te maken, tot het beroep dat men zig voorfteld zoo zal zulks niet gelukken , dan dooi* goede beginfels gelegd te hebben, dit ondervind een Iegelyk, én het is dus onnodig daar over uit te Weiden. 'Er zyn egter weinig Handen waar toe meer voor. lóopige ftudie nodig is, als tot de Zeedienst, want als men in zyn Jeugd,' en voor men begint te vaaren geen genoegzaame gronden gelegd heeft tot de verfchillende Wetenfchappen, die *er toe betrekkelyk zyn, zal men zelden 'er naderhand toe komen , want aan boord is weinig geïegentheid tot afgetrokkene Studiën, en als men eens Officier geworden is, heeft men zoo veele andere bezigheden, dat men geen tyd vind tot Studeeren, de Zeedienst is uit veel deelen zamengefteld, welke alle verfchillende kennisfen vorderen, de twee groote deeleri zyn de Zeevaartkunde, cn de Krygskundë Beide deeze deelen hebben ieder hunhe onderdeelingen, tot de Zeevaartkunde, behoord; i. De Stuurmans Konst, of die Konst om het. bellek op te maken , en de plaats waar het Schip zig bevind door reekening te bepaalen. Men krygt daar van niet dan een zeer onvolmaakte kennis, . als men die zonder beginfelen van de Geometrie magtig is geworden en vergeet dezelve als men die A 'niet '-  n VOORREDEN. niet dngelyks onderhoud, de ondervinding die daar verfcheide Lieden van gehad hebten, maakt da: dit meede geen betoog noodig heeft, onderrusfen is men door behulp van meetkundige zoo ver gekomen, dat men tot alk bewerking-en der Stuur.nans Konst zaer gemakkelyke tafels- heeft zamengefteld, een naauwkeurige volging daar van, field alle Lieden in ftaat, om zonder eenige kennis van Geometrie alle die bereekeningen te doen die 'er toe het door Zee brengen van een Schip nodig zyn. a. De kennis van Kusten en Haoens, deeze word door eigen ondervinding ten deelc;, verkregen, dog allermeest door de Zeeboeken te raad-pleegen, en de Kaarten. Dezelve dik wils in te kyken om de Kust die men. waarfchynlyk eerst zal zien in zyne gedagten te prenten ,■ de Reisbefchryvingen van voorname Reizibers, gelyk in onzé Tyd de Engelfche Zee Cap'tein Cook, (die maf regt voor de kundigfte Zeeman doorgaat die 'ei ooit geweest ïs J) die van de Heer Verdun de 1$ Crenne, in de Spaanfe Zee en We_t-Indien en in de Noordzee,- als meede die van de Heer DeFleu* rieux ~n meer anderen zyn onontbeerelyk voor hun 'die dee:e lak zig eigen willen maken. 3. De kennis tv.» Stioom n en Winden die op verfihiilendï plnatfei n lyden bevonden te zynt dit verkrygt men op dezelve wyze als van de evea voorgaande gezegt is. 4<  VOORREDEN. in 4. Foedanig men met een Sitiip mntt omgaan, en wet het zelve al'e bewee:if?g>n vol»tngen de vei eisci't ixorutn tot bei eenvoudig door /ee hr gen • an het Schip, die verkrygt men niet zoniet dadelyke oefFening, en deeze alleen is in fiaat o n ons'dezelve te doen kennen, zonder dat iemand dit alles verfiaat, kan hy geen goed Zeé-OrRicr penaamd wordén; dog het is 'er verre van daan hy niet anders dan dit wetende zig zou kunnen inbeelden een goed Zee-Officier té zyn , 'er word meer toe vereischt en wel het Tweede Deel de Krygskutide. Buiten dezelve is men maar alleen een Zeeman , die niet gefchikt is dan voor de Koopvaardy Vaart, tot de Krygskunde ter Zee word volflrekt vereischt, dat men zig de grondbeginfelcn der Geometrie eigen maakt, want men zal de duidelykfte boeken over de Zee-Tactiek ge» lchreven, niet dan zeer moeijelyk verftaan, zonder dezelve, alzo 'er in onze dienst te weinig gelegenehéid is, öm door ondervinding daar eenige voort» gang in te maken. Ik zal in dit werk niet* dan' tér loops van de Zee -Tafiek fpreeken, 'er zyn twee goec'e Werken daar óver in onze tad ^fcbrecVén , als de ZeeTactiek van de Graaf van Byknd en die ya'ri den van K'nsbergcn. Dog de" Zectactick v'erohHerteld"'en ieder Caprein of Scheepsbevelhebïerzëer we.1 met zyn Schip kan omgaan, en hei A a «er  iv V 0 0 R R E D E N, ter plaatfe hem in zyn divifie aangeweezen, be* hoorlyk kan brengen op zyn post houden en telkens met alle manoeuvres die bewaaren. Hier toe word vereischt, hy weet wat een Schip is, en hoe hy 't moet regeeren, om alle desordres te vermyden, die hem de onkunde daar van zou kunnen doen begaan ook voor te komen zoo veel in hem is, de ongelukken die hem andere in de vloot minder kundig dan hy, zoude kunnen toe brengen, daar toe is voor al bedaardheid nodig, en die verkrygt men niet zonder grondige kennis, dus dient hy te weeten de werking van de Zeilen en het Roer op een Schip , de ondervinding is in alles de beste Leermeester, dog wie heeft gelegentheid om alles te ondervinden, en is iemand die niet op een geregelde wyze heeft Leeren denken wel in ftaat om van zyn ondervinding een gepast gebruik te maken, en hoe ftaat hy niet bloot om zig zonder een geregelde wyze van denken te hebben, door vooroordeelen te laten inneemen of iets dat men ziet gebeuren, aan een verkeerde oorzaak toe te fchryven, .waar uit dan verder voortvloeit dat men de gepaste middelen niet in het werk fteld om fouten te verbeteren, of ongelukken voor te komen. Een Schip is een Werktuig van een zeer uitge» ftrekten Aard, en het moet dus gëhoorzamen aan de wil van die geene die het zelve na de grondbeginfelen van de werktuigkunde beftierd, en eens een  VOORREDEN. v een Zeeman zynde (dr.t 'k altoos veronderftel:) Leert men door Theorie onbegrypelyk fchielyk gebruik van de ondervinding maken, en een Schip volmaakt bellieren. Ik heb my voorgefteld het volgende ten dien einde tot een handleiding te doen dienen, voor jonge Lieden die lust tot Applicatie hebben, en 't Plan van de Manoeuvrier door Mr. Bourdé de Villehuet groocelyks gevolgt, zonder my aan een bloote overzetting te bepaalen , alzo 'er veele zaken in zyn die tot onzen dienst geen betrekkinghebben , de Letterlyke overzetting van dit werk in onze taal onder de naam van de Scbjepsb^ftierd i is in veele Officieren hun handen, dog die overzetting is in geen Zeemans taal gefchreven: --waarom al lang het verlangen geweest is dat iemand van'tCorps Zee-officieren eens op zig wilde nemen om die vertaling op nieuw te doen, dit ishet dat my aangemoedigd heeft zulks te verrigten. De Inleiding tot dit werk beftaat in een Reede voering over de uitwerking van zamengeftelde vermogens , dit heb ik nodig geagt te doen voor af gaan, om dat het een regtltreekfe betrekking heeft tot het volgende. Het Eerlle Deel bevat de Theorie van de werking der Wind op de Zeilen en van de Eigenfchappen derVloeiftoffen, en hoedanig een Schip daar in zyn weg vervordert, vervolgens gaan ik over A 3 tot  vi VOORREDEN. tot ccn beier opte verhandeling der Werktuigkunde, om het gecne volgt over het Centrum van draaijing en de werking der Zeilen en Roer op het Schip met meerder klaarheid te kunnen betoogen. Ket Tweede D.el bevat onderftheidexiemanccuvres, die men met een Schip in verfchilknde gevallen doen n oet, ik heb dit deel zeer -veel ornftandigcr verhandeld, dr-n de Franfe Autheur, en meer gefchikt na onze wyze van werken. In het Derde 2yn verjchéidene van elkander onafhahgelyke Zaaken by elkander gevoegt, die ik r.:y vlei dat aan jonge Lieden niet onaangenaam zullen weezen. Dit Werkje zamengefteld hebbende voor jonge Zeelieden, verondcriteld hetzelve, dat zy die het Leezen zullen , de Zee Termen, welke hier in voorkomen, verflaan, waarom ik my de moeite pok gefpaard heb, om daar van een uitlegging te geven. Zy die eenige vorderingen in de Wiskunde gerrrekt hebben, zullen het mogeïyk wat Langwcylig vinden, deg dceze gelieve zig te binnen te brengen dat hun de weg tot beter en meer doorkneede werken open faat, welke zoo in onze als in andere ta en ge chr v.n zyn. Let zal rry a. r/renaam wezen , als myrj moeite p^joond word, door te morren ontwaaren, ik aan jen^e. Lieden \:.n dienst gev/cest ben» IN-  vn INLEIDING. "t Ï^Ian dat ik my voorgefchreven heb véreischt hier allereerst een korte verhandeling, over de Eigenfchappen der Lighamen en van de bewce- § i. Door een Lighaam verftaat men al het geere wy met de hand voelen en tasten kunnen, of zodanig iets dat weerftand bied, wanneer mén 'er tegen aandrukt. Lighamen ook Listen, zyn benamingen van dezelve zfïl, in het Werktuigkundige. Men onderfcheid dezelve in Levendige en doode Lighaamen , de Eerfte worden verftaan een kragt te hebben on zig zelve te bewegen, de andere moeten door bykomende oorzaken in beweeging gebragt worden. § 2. De natuurlyke ftaat vm een iegelyk Lighaam , is de ftaat vm Rust, nimmer zal 't zelve van plaats veranderen, zo:id:r daar toe door een bykomende oorzaak verpligt te worden, en zoo dra deeze haar werking ophoud, zal het uit de ftaat van beweging wederom in die van Rust komen, door dien bykomemle oorzaaken het zelve daar toe verpligten, want als deze 'er niet waaren, zou het altoos in de aan het zelve mee gedeelde beweeging volharden. A 4 3-  VIII INLEIDING. § 3. Door fieiveegittg verftaat men dat vermom gen, dat men aan een Lighaam meedeelt, om het zelve de ftaat van Rust te doen verlaten, dat is, dat men het zelye van plaats doet veranderen, daar door op een of verfcheidene vermogens te doen werken, • Alle Beweeging gefchiet in tyd hoe fnel zy ook mag zyn, dus is het onmogelyk dat een Lighaam van plaats verandert in minder dan een oogenblik ? weshalven de voortgang van de tyd, zeer met die van de Ligbaamen verknogt is. § 4. Wanneer men van voortgang of plaats verandering der Lighamen fpreekt, dat is wanneer wy begrypen dat een Lighaam voort loopt, zyn wy gewoon de grpote van dat Lighaam uit onze ge? dagten te fteilen, even als of men van het vooii> lopen van een punt fprak, hier uit vloeit verder voort dat wy ons ook de Doorgelopen ruimte of afgelegde weg maar alleen in zyn Lengte voordellen , zonder agt te geven, wat breedte die mag hebben, en dus om zoo te fpreeken ons op dat Ogenblik het Lighaam als een punt voorftellen, en de afgelegde weg als een Lyn. Indien een Lighaam maar met een kragt bewogen word, moet het in de regte Lyn van de directie der kragt voortgaan , want het kan van die weg niet afwyken, ten zy 'er een andere bykomende oorzaak het zelv© daar toe verpligt.  INLEIDING. IX 5. De Leiding of direSie van de weg die een Lighaam moet aflopen, word begreepen of uitgedrukt door een Lyn, langs welke de kragt die de Beweeging voortbrengt, befteed word. Men kan een Lighaam langs de directie Lyn, der kragt doen voortgaan door meer dan een vérmogen, als deeze alle in dezelve directie-befteed worden, in dat geval zal de weg van het Lighaam dezelve als die van de directie der kragt zyn. Wanneer men op deeze wyze meer da*tt een vermogen doet werken, om een LlgKaarfl te doen voortgaan, zuilen dezelve alleen k;snnen dienen om deszelfs vaart te vcrfnellen, maur met o n 3è directie te veranderen. § 6. Wanneer twee vermoogens niet in dezelve directie befteed worden, zullen zy een Zamengeftelde beweeging veroorzaken. In deeze zamengeftelde beweeging heeft men te letten i°. op de weg die het Lighaam lopen moet door verfcheiden magten te gelyk gefloten of voortgeduuwd, 2". op de fnelheid waar mede het dan zal voortloopen, 30. op deszelfs weg en fnelheid te zavnen, welke het verkrygt en behoudt: als het na door deeze vermogens bewogen te zyn, wederom los en vry loopt. Wanneer men een Lighaam in beweeging wil brengen, kan men het zelve door een Schok of floot doen, of wel door het zelve voort te trekA 5 ken  X INLEIDING. Fig. I. ken of te fchuyven, deeze beide wyzen kunnen op dezelve voet verklaard en begreepen worden. Want het komt op het zelve uit of de Oorzaak der beweging aan het Ligchaam in e i.s al die kragt meedeeld, die het nodig heeft om eene voorgeftelde ruimte aftelopen, dan of men de oorzaak der beweeging fladig a,m doet voort düuren, tot het Lighaam de voorgeflelde ruimte afgelopen heeft. Laat ons eens zien hoe een Lighaam door twee kragten die niet in dezelve directie zyn bewogen, moet voortgaan. $ 7. AA en BB zyn twee Latten zoodanig gemaakt, dat BB door een fleufdie in AA is, kan voortgaan van A tot A, en dat door middel vin die zelve fleuf, de ry AA ook opgefchoven kan worden van B tot B, Sluit deeze twee Latten in eilander met een hoek nagevallen (wy hebben hier de regte hoek verkozen) in C, plaats daar een bal, deel die Latten in eenige gelyke deelen, by voorbeeld- in zes deelen, als men nu die Latten dus in elkander gefloten , op een tafel ligt en uit de differente pur.ten, 1. I en 2. II, en zoo voorts Loodregte Lynen trekt op die Latten, zoo zal daar door op de Tafel voortgebragt worden een vierkant van 35 Ruiten, ds men dan de Lat AA opfchuift tot in i. 1 gaat de tal lams de L; t BB en tot (1 c), indien nu terze.ver tyd de Lat BB ook in de fleuf vaa  INLEIDING. SU Van AA ingekhoven was, tot I, I zou de bal in (d) gekomen zyn, en dus een weg (Cd) hebj ben doorgelopen, op de zelve wyze als men de Lat BB üi fchuift tot aan VI: VI en AA op fchuift tot 6: 6 zal de bal in (e) komen, en dus een weg C e hebben afgeloopen. Hier kan men aanmerken dat de Bal in beide gevallen door twee kragten die met gelyk vermogen en fnelheid werken bewogen is, en dat regthoekig op elkander, weshalven die twee Latten het geheele Vierkant 6. 6. VI. VI afgelopen hebben, en ae weg der bal de hoeklyn is van dit Vierkant, en dat waar ook die Latten zig opgehouden hadden, op deeze wyze voortgeduuwt de weg van d» Bal altoos de hoek Lyn moest wezen van het afgelopen Vierkant. § 8. Stel nu dat die twee Latten niet met dezelve kragt voortgeltoten waaren, en dat terwyl de Lat BB ingefchoven wierd tot IV. IV de Lat AA opgefchoven was tot 2, 2 dan zal de bal in f leggen, en dus een weg C f befchrcven hebben, die de hoeklyn is van de Raam (2 f IV. C), en daar men de zyde dezer raam 2 f kan befchouwen, als een der kragten die op de bal werkten, door middel Van de Lat B B en IV f als de andere kragt, door middel van de Lat AA kan men uit dit en het voorgaande opmaken, dat wanneer een Lighaam door twee kragten bewogen word, welke verfchillende di-  Fig. 2, si INLEIDING. directie hebben, het zelve altyd een weg zal aflopen tusfchen deeze beide directies in, en dac deeze weg vallen zal zoo veel nader aan de eene directie als de andere, als de eene meer kragt gehad heeft dan de andere. En dat wanneer men zegt het Lighaam C is door twee kragten bewogen, waar van den eene met een fnelheid van 3 langs BB werkten, en de andere met een fnelheid van 4 langs AA, dat wanneer men dan een Raam maakt, waar van de eene zyde 4, en de andere 3 is, als Cabc de hoek Lyn Cb van dat Raam den weg zal aantonen, die dit Lighaam afgelopen heeft met een vaart, die men vind door de twee vierkanten der kragten by elkander te tellen, en daar uit de wortel te trekken als in dit geval 3 maal 3 ■= 9 4 maal 4 16 25 de wortel daar uit is 5, voor de Lengte der weg die het Lighaam C afgeloopen heeft. Men begrypt ligtelyk dat het even het zelve is, of het Lighaam door Schuiven van twee Latten uit Figuur 1. daar gebragt is, of door het zelve met twee Stooten te gelyker tyd aangebragt met de vereischte kragt, die weg te doen aflopen. Zoo als het geleegen is met kragten die elkander regthoekig fnyden, zoo is het ook met alle anderen,  INLEIDING. xin ren, wil men weten wat weg een Lighaam zal aflopen door twee kragten bewogen. Dan moet men eerst bepaalen de Lyn, der directie van deeze beide vermoogens, en dan met wat kragt ieder byzonderlyk werkt. Wy zullen hier tot een voorbeeld neemen twee kragten, die te gelyk op een Schip kunnen werken, namentlyk de Wind en Stroom. § 9. Wy veronderftellen dat een Schip met een Noordelyke Wind voor de Wind zeild, en dus Zuiden heen Steevent met 8 myls vaart, dat 'er in die zelve tyd dat hy die vaart gezeik heeft, een Stroom liep om de Z. W. met een 6 myls vaart. A zy het Schip dat van het punt B door het vermogen der Wind 8 myl verwydert is, terwyl 'er in die tyd altoos een Stroom met een zes myls vaart, om de Z. W. geloopen heeft, deeze Stroom heeft derhalven 't Schip A van zyn weg verwydert , als men nu een Lyn van 8 myl B A, en een van 6 myl BC trekt, en maakt daar op het Raam BCDA, zal de hoeklyn BD aantoonen, de weg die het Schip afgelopen heeft; want het is hier meede even als met het voorige, het Schip A is door twee vermogens, waar van het eene met 8 kragten, en het andere met 6 kragten werkten , voortgedreven en moet dus een rigting gehouden hebben tusf.hen de twee directie Lynen der vermogens in, en een weg afgelegt hebben. F'*g- 3.  xiv INLEIDING. ben, evenredig aan de twee kragten die 'er op omwerkt hebben, men kan deeze afgeloopen weg wederom btreckenen , dog nu (dewyl de Triangel DAB ftomphoekig is), door de regelen der driehoeks meeting: want AB is ~8,AD - 6 en de i BAD is 12 ftreéken, of 1350", en derhalyen vind men de zyde BD zoo wel als den Z ABD door de Regel van de Zommen der twee zydeh tof hun verfchil, gelyk Tangs de \ Som der onbekende hoeken tot Tangs van derzelver halve' verfchil. Ofte ook wel door een Figuur op de maac .te maken, na een gegeeven Schaal, en daarin dan de Lyn BD aftemeten, en de l ABD met de transporteur. § 9. Dewyl men dus door de twee kragten als zy den van een ruit aan te merken, en dezelve aan elkander te voegen met een hoek die het verfchil hunner directie aantoond, en dan verders de Raam befchryvende en in dezelve een hoeklyn trekt, welke de vaart en directie van het voortgéfloten Lighaam zal aantoonen, zal men zeer gemakkelyk in alle gevallen de uitwcrk'ng van twee kragten op deeze wyze kunnen ontbinden. Befchryft een Cirkel ABCD, verbeeld u een Lighaam O in het Centrum van dezelve gepliatst, de 'Radien AO ,a O, bO &c. verbeelden alle kragten die op het Lighaam werken, zodanig dat een iéder deezer kragten volgens de directie der Radien  INLEIDING. xv dien of bovengenoemde Lynen het Lighaam O met een kragt voortitoot, uitgedrukt door de Radien OC, Oz, Oy &c. de een regte Lyn uitmaken met A O, a O en b O en dus moet men alle de kragten, waar van in deeze figuur gefproken word, even groot aanmerken, hier door gebeurt dat i<\ Wanneer het Lighaam O door de kragten AO en EA gefloten word, die dezelve directie hebben, zal het een weg O F afloopen, en derhalven werken twee kragten dan het allervoordeeligtst, en even eens als een eenige kragt die het zamenff "voegde vermogen van beide had. cn. V. anneer het Lighaam O door twee kragten B en D gefloten word in tegengeflelde rigting met gel} ke kragt zal het zelve fiil blyven leggen,' en dan werken twee vermogens op zyn allernadeeligst wyl ze elkander als vernietigen. 3°. Hoe kle'inder of fcherper de hoek der twee directies aOb is, hoe meer zy de vaart van het door hun gefloten Lighaam zullen verfnellen; want (a) floot het Lighaam na (<.) b na y, dus vertonen o z en oy de twee kragten, waar mee het Lighaam gefloten is, als men dan de Ruit 02Fy formeert, zal OF de weg door O afgelopen aantonen, welke grooter is dan o c of o G wegen die het Lighaam O afgelopen heeft, dóór de twee kragten (ox,o w) enf^o v, o u) voortgéfloten. Gelyk men twee kragcen kan doen werken, dat ze" met* hun  m INLEIDING. hon rzajmen gevoegd vermogen het Lighaam langs derzelyer directie Lyn voordtoten, en ook dat ze elicandervernietigen, volgens het rj*. en & geval, zoo kan menook twee vermogens die dezelve kragt hebben, doen werken op een Lighaam, zoo dat de daar. uit voortkomende beweeging dezelve is, als of 'er een dier kragten alleen opgewerkt had. Dit kan men uit de figuur zien , alwaar de twee fcr.-gten Cx en Ow het Lighaam O de weg O C hebben, doen afleggen, gelyk aan Ox en Ow om dit teweeg te brengen, moet men de directies (Tc O}, en dO dezer kragten elkander doen ontmoeten met een hoek van 120 graden. § 10. Schoon men wanneer de directieLynen der vermogens en hunne kragten gegeven -zyn, wel kan ontbinden de directie en kragt die zy op een Lighaam ocfienen zullen , kan men niet uit de afgelopen weg ontdekken, door welke vermogens die.yoortgebragt is. Want men kan door verfchillende directies en verfchillende kragt een Lighaam dezelve weg doen atel' waM men heeft de afgelopen weg maar ais een(hoek lyn van een Raam aan te merken, en j men kan verfchillende Ramen om dezelve Lyn befehryven, op die wyze zal men volgens de diredie Lynen fo en eo door de kragt Ou; en Ov tot OI en OH te vermeerderen: het Lighaam O dezelve weg doen afleggen als het gedaan had, doen n het  INLEIDING. xvn het zelve met de kragten Ox en Ow wierd vóortgeftoten. Als men derhalven nagaan zal door welke twee vermogens een Lighaam een gegeven weg afgelopen heeft, moet men ten minflen een dezer vermogens bekend hebben. By Voorbeeld. 5 i i. Een Schip heeft afgelegd een weg van 4 myl regt Zuiden op, 'er liep in die tyd een Stroom Zuid West 2 myl, vrage? wat heeft zoo een Schip na een goede gisfing gezeild; trekt nu een Lyn AB regt Zuid 4 myl, merk hem aan als de hoek lyn van een Raam en de Stroom als een der zyde A C, trekt dan. uit het punt B een' Lyn B D evenwydig aan AC, en trekt CB en AD, dan zal AD aan: tonen een Coers van circa Z Z O \ O en een veerheid van kleine drie myl, die het Schip zal gezeild hebben. Deeze algemene Kundigheden van zamengeftelde kragten worden vereischt, om eenig begrip te formeeren van de werking der kragten op een Lighaam , dat zig fchuins tegen dcrzelver directie fteld. Het zal ons zeer,te pas komen,als wy van de werking der Wind op de Zeilen zullen fpreeken en van die van het water op het hol van een Schip. §12. Een Lighaam dat valt verfneld alle ogenblikken, om dat het in het eerlte ogenblik van zyn B val Hg. 5.  XVIII I N L E I D I G, val de fnelheid verkrygt door zyn Zwaarte, en dus dewyl dezelve kragt blyft werken, in alle punten van zyn val, moet het fteedsverfnellen, alzooer altoos by de reeds verkrcgene Snelheid een vermo-* gen in dezelve directie werkt, om het verder te doen vallen. In de Eerfle Seconde die een Lighaam Lood[. regt valt, d&ilt- hét -17 voet 4 duim ( Amfterdamfe maat) zoo het nu in het begin van ieder Seconde, i I rtZ'f "07" "~~ 17291; s J TaffH qiOSe _ .II,Q deszelfs' vaart vermeerderde,-zou het nu daar-het r • «riTc ma Dvï err: fii vgiï re ( qo BSorïiXJjpi mn reeds een Snelheid heeft, van 17 voet 4 duim "er nog een by krygen van 17 voet 4 duim, en dus in het ogenblik een Snelheid van 34 voet 8 duim, om de tweede Seconde aftclopen. Maar dewyl het geduurende die Seconde altoos vermeld , zal het ten einde yan de tweede Seconde tusfchcn de" eerfle en deeze, een weg van 51 voet 12 duim"af~ gelcgt hebben, en dus in het geheel met de eerHe 17 voet 4 duim, een Weg van 69 voet 5 duim, op dezelve wyze daar het Lighaam nu met een fnelheid van 51 voet 12 duim aankomt, zou heiindien 't geduurende de geheele dejde Seconde niets verfoeide, alleen maar 17 voet 4 duim meer als 51 voet 12 duim aflopen", dog dewyl'het in dezelve wederom zoo veel vermeld zal het tweemaal 17 voet 4 duim en 51 voet 12 duim tusfchön de derde Seconde en twede ■ afgelopen hebben en dus 86" voet 9 duim. En daar het in ; ■ :-."i ai :ed ■:. >  I N LEID IN G. XIX de twee voorgaande Secondes 69 voet 5 duim afgelopen had, zal het dus in drie Seconde 156 voet 3 duim afgelopen hebben. Hier uit ziet men dat 'er geduurende ieder Seconde altyd by de vaart die het reeds heeft 2 maal 17 voet 4 duim by gedaan moet worden, en dat het dus verfnelt op een eenpaarige wyze van 1 tot 3 van 3 tot 5 en zoo tot 7 &c. Want in de eerfte Seconde doorliep het zelve, v 17 voet 4 duim, in de tweede 4 51 * 12 * . in de derde r 86 * 9 -= in de vierde . 121 t 6 * ■ En dus is het na de Eerfte Seconde gcdaalt * 17 * 4 na de twede 1 69 * 5 * na de derde . 156 s 3 * na de vierde . 277 * 9 t § 13. Men is gewoon dit door de Driehoek A G H uit te drukken, waar in A G de Tyd vertoond die de Zwaarte valt en de Spaatzien B,C,D en G verbeelden de gelyke verdeelingen dezer tyd. Dooide evenwydige BZ,CV,DY en GH worden de Snelheden die het Lighaam ten einde ieder dezer tydftippen bekomen had uitgedrukt. En de oppervlakte van de Driehoek vertoond hoe veel het Lighaam ten einde van ieder tydftip in het geheel gedaald is op deeze wyze. B 2 Dt T\g. 6.  XX INLEIDING. De oppervlakte van de driehoek ABZ vertoond een doorgeloopen ruimte van 17 voet 4 duim voor de eerfte Seconde AB, Terwyl BZ de Snelheid die het Lighaam dan heeft vertoond, AC is de dubbelde tyd en CV toond de dubbelde verfnelling aan, alzoo die tweemaal grooter als B Z is, en de Triangel ACV die viermaal zoo groot als de Triangel ABZ is, toond een doorgelopen ruimte van 4 maal 17 voet 4 duim = 69 : 5 aan, terwyl de drie klei• ne driehoekjes tusfchen deevenwydige BZ en CV ieder even groot als ABZ. aantonen , deDaalim,tusfchen de eerfte en tweede Seconde. Op dezef ve wyze houd de Triangel AD Y 9 maal de Spaatzie ABZ in, en tusfchen de parallelle Lynen D Y en CV zyn ook vyf driehoekjes, ieder even groot als ABZ. Die aantonen dat het Lighaam tusfchen de tweede en derde Seconde vyf fpaatien gedaald is en eindelyk de driehoek AGHbefluit löTpaatzies even groot, als ABZ die aantoonen dat het Lighaam ten einde van de vierde Seconde 16 maal 17 voet 4 duim gedaak is. Tusfchen de Lynen D Y en GH zyn 7 driehoekjes die aantoonen, dat «et zelve Lighaam tusfchen de derde en vierde Seconde 7 maal 17 voet 4 duim gedaaltis, a]smcn wil weten hoe veel het in 5 Seconde .daalen zou en m meer, heeft men dedriehoek maar te vergroten door de Lyn AG te verlengen, zoo veel Seconaes als men begeert, en op ieder End dier  INLEIDING. xxi verdeeling een parallelle Lyn aan de voorige GHce halen, tor dat dezelve door de verlengderegteLyn AH ontmoet word, en dan de driehoek op dezelve wyze met kleine driehoekjes volmaaken, derzelver getal zal de geheele val van het Lighaam in de gehecle tyd uitdrukken. Wy hebben dus op verfchillende wyze gezegt dat een Lighaam in de Eerfte Seconde i Spaatzie valt in de tweede . . 3 * de derde. . .5 * en in de vierde . 7 * Als men nu wil weten hoe veel het in 7 feconde gaat, heeft men deeze voortgang maar met twee voor ieder tyditip te vergroten, om te weten hoe veel het Lighaam valt tusfchen twee Tydftippen in. En dat derhalven deeze verfnelling der val voortgaat in een Arithmetifche progresfie, waar van 2 de gemeene reeden is. Ook hebben wy gezegt dat het Lighaam in de eerfte Seconde gedaalt was 1 de twede . . . 4j Spade derde . . o I tien. en de vierde . . 16J § 14. Waar uit blykt dat de geheele daaling in ieder Seconde altoos gelyk is aan het geene het LigB 3 haam.  xxii INLEIDING. Fig. 7- haam in de eerfte Seconde gedaalt is, gemultipliceert door het vierkant van die Seconde, waar in men begeert te weten, hoe laag het Lighaam gedaalt is. Dat is te zeggen het Lighaam daalt in de Eerfte Seconde 17 voet 4 duim en dus in 4 Seconde vier • maal vier is 16 maal zoo veel, gely kaan 277 voet 9 duim, in de 50. 25 maai zoo vee]5 $g js maaj 17 voet 4 duim, en dat dus de geheele daaling van het Lighaam is als de vierkanten der tyden. Op dezelve wyze en in dezelve reeden, als een vallend Lighaam verfoeid, zoo vertraagt een Loodregt opgeworpen Lighaam, het geen, men het voorige wel overdenkende zonder moeiten hegrypen kan. Een Lighaam dat voortgeworpen wordt in een Lyn die niet Loodregt is, krygt twee beweegingen ^ de een is die van de directie waai- in hy geworpen is, en de andere die van zyn zwaarte, waar door men het zelve moet befchouwen als door twee kragten bewogen •, waar van de eene t-agt het Schuins op-of Horizontaal te werpen, en de andere dat de zwaarte is, het Loodregt te doen dalen. § 15- By voorbeeld, AB is] de directie die men geeft aan het Lighaam B, dit Lighaam tragt in een weg voort te gaan die tweeledig is, nament lyk in de hoogte als CB en Horizontaal als AC, maar zyn Zwaarte werkte in 't begin van zyn vaart ter-  INLEIDING. XXIII ..terftond tegen..-het ryzen CB in de directie dei Loodregte D E, F G, HI &c. en alzo de vertraging ■.van de Zwaarte kragt tegen 't ryzen op dezelve wyze werkt , als zyn verfnelling om het te doen daalen § 14, zal dat Ligchaam in plaats van in de Lyn A B voort te gaan, terftond zoo als het voortgeworpen is, beginnen te daalen en dus nooit in D komên , maar in x onder D, en zoo verder voortgaande in y onder F, alwaar het zyn hoog-fte top bereikt heeft, wanneer het door de Zwaarte kragt belet wordende te ryzen, aan het daalen gaat, dog niet Loodregt: om dat 'er' altoos nog op werkt die kragt,' waar mede het Horizontaal voortgeworpen wierd, maar in het punt (z) zal het de vcerheid AI bereiken, en zoo cindelyk op de Horizont in C komen, èn dus zal het Lighaam een kromme Lyn AxyzC in de Lugt befchryven, (die men een parabool noemt) en waar van de kromte afhangt van de Snelheid der voomverping, agt gevende het in het beginne der werping zig maar met een fnelheid van 17 voet 4 duim in een Seconde, tegen het ryzen fteld, dog naderhand meer, zoo als wy hier vooren verklaard hebben, hoe minder fnel dus het Lighaam voortgeworpen word, hoe meer cffefte de Zwaarte na proportie 'er op zal kunnen doen, en dus na maate dat het fnelder voortgeworpen word, zal het de hoogfte of laagfte boog van onze figuur befchryven. § 16. Wanneer men" eenigzints verheven boven B 4 den Fig. 3.  xxiv INLEIDING. i ] 1 < < I I | I 1 den Horizont AB ftaat als in C, en men werpt van daar een Lighaam evenwydig aan den Horizont in de Lyn CD dan werkt, terftond de Zwaarte kragt om het Lighaam te doen dalen , alzo 'er geen kragt is die het doet ryzeu, en daarom zal het de kromme Lyn C B befthryvende op den Horizont A B nederkomen. §17. Wanneer men op een hoogte AB ftaande uit A een Lighaam langs de regte Lyn AC werpt, zal het op gelyke wyze niet in C komen, want deszelfs Zwaarte werkt terftond om het Loodregt te doen daalen , en derhalven zal het een boog AD befchryvende in D nederkomen, tusfchen de voet ran die hoogte en het punt C, waarna toe het geworpen wierd. Ik zal dit niet verder uitbreiden, om dat men kar over veele goede werken ■ gefchreven heeft, mder dewelke (de artillerie doorfiezout) en Bel'idor cours de Mathematique zeer duidelyk zyn, roor die zulks verkiezen, nader te beftudeeren. k heb dit hier voor afdoen gaan om eenig denkbeeld van zamengeftelde bewegingen te geven van mderfcheidene aart, die men op veele gevallen lie dagelyks in de practyk der Zeevaartkunde voor:omen kan toepassfen, de Explicatien van de Figuen 71 8,9 hebben meest haar betrekking tot de rtillerie, moetende men de vlugt van een kogel liet anders, dan die van een vry geworpen Liglaam befchouwen, EER-  Pag. i EERSTE DEEL. De Theorie, waar van dir Deel zamen-» gefteld is, en welke tot een grondflag gelegd word van de volgende deelen, is niet anders, dan het bewys van de werking der Wind en Zee, mitsgaders die van de Zeilen en het Roer op bet Schip , na de verfchillende omftandigheden, waar in men zig bevind een korte Schets van de beginfelen der "Werktuigkunde befluit dit Deel, om de oorzaak der uitwerking van Kragten , waar van in het vervolg gefproken word, bevatbaar te maken. W anneer ik van Theorie fpreek, verflaan ik daar door niet alleen zodanige grondlesfen, als zig B 5 door EERSTE HOOFDSTUK. De werking der Wind op de Zeilen, en het Schip ah een Kragt befchouwd, die op een Lighaam werkt.  2 Be werking van de Wind en Zee. door Linien en Figuureri, maar ook dezulke, die Zig.by gevolgtrekking uit een andere gebeurtenis die wy ondervonden hebben laten bewyzen. Dog zal men uit zyn ondervindingen goede gevolgen trekken, moet men zig gewennen om op een gefchikte wyze te denken en te oordeelen. De Werktuigkunde is een Theorie die uit gevolgtrekkingen van eenvoudige zaken zamen gefield is: zy is veel aan het geval verfchuldigd, waar van oordeelkundige Lieden de nuttigfte toepasfmgen gemaakt hebben. Een Schip moet als een dood Lighaam aangemerkt worden, of als een last die zig niet bewegen kan, zonder een kragt die hem daar toe noodzaakt, en is daar in aan alle Lighaamen gelyk; want even als wy in een vaart een fchuit door eenig vermogen zien voort duwen of trekken , en wanneer hef zelve ophoud deeze kragt te oeffenen, dezelve ftil leggen, zoo zien wy dat een Schip door de kragt der Wind word voortgedreeven en' als die ophoud zien wy het op.gelyke. wyze ftil leggen. Het eerst dat ons voorkomt hier te-moeten be-. f:houwen, is de vloeiftof of de Zee waar in het Schip zyn weg moet afleggen, en daar omtrent kan men niet klaarder zyn, dan de manoeuvrier te volgen. Voor af moet ik op zyn voetfpoor van de werking der kragt deeze befchryving geeven. toob . I Wan-  De werking van de Wind en Zee, 3 -Wanneer een vry Lighaam door eenige kragt gefloten word, zal het zelve aan die kragt gehoorzamen, op de volgende wyze. Wanneer AB door ] een kragt DC die Loodregt op het zelve werkt word voort gefloten, zoo zal die kragt het meeste geweld, waar toe hy in flaat is daar op oeffenen en het Lighaam AB voort fchuiven langs CF, maar wanrieer die zelve kragt DC fchuin op het zelve Lighaam AB werkt, zoo zal hy een gedeelte van zyn vermogen verfpillen , terwyl hy het langs C F maar voort zal duwen, met zoo veel minder kragt, als door de Lyn D G aangetoond word, (die Loodregt op AB vak) dat is te zeggen dat de kragt nu zoo veelminder zal zyn als DG korter is dan D C, terwyl de kragt D E die langs het Lighaam AB loopt en zoo groot als GC is verfpik word, zonder ecnig effect voort te brengen. Men moet wel verdaan hoedanig hier de kragt, afgemeetèn moet worden, men moet CD aanmerken als een zekere maat van kragt, by voorbeeld, een die met een geweld van 1000 werkt, ftcl dan de Lyn CD gelyk 1000 de i GCD is met een transporteur te meten of mogelyk bekend, dan is door de driehoeks reekening, die men in de Stuurmans Konst geleerd heeft, de Lyn GD als eèn der Regthoeks zyde , van den Regthoekige driehoek te bcreekenen,door de regel Rad:CD = Sin. Z GCD:DG. Dit word korter in de ma- noeu- Fig 2.  4 De werking van de Wind en Zee. noeuvrier gezegt, dat de kragt die fchuins op een Lighaam werkt, dezelve maar voort floot met een fnelheid, gelyk aan de Sinus van Invalling der hoek, waar meede hy dat Lighaam gefloten heeft. Dat het zelve is als de bovenflaande regel aantoond, want de Radius is als de Sinus totus of de Grootfte afmeting aan te merken. En die ftaat tot de heele kragt C D, gelyk de Sinus van de hoek van invalling GCD ftaat tot dat de Gedeelte van de Kragt die de geheele Kragc Loodregt op het Lighaam oeffent. Dit voor af hebbende laten gaan, kan men daar b gevolgtrekking uitleeren. Dat wanneer een Schip voor de Wind zeilt, de Wind het zelve met al zyn kragt voort ftoot, dus het dan de meeste vaart zou moeten loopen, dit zal ook waar bevonden worden wanneer men altoos dezelve Zeilen byzet die voor de Wind kunnen dienen, dog niet wanneer men alles byzet wat dienst kan doen, dewyl men meer oppervlakte van Zeilen aan de kragt der Wind kan bloot ftellen, met een Bakftage Wind, dan met een regte voor de Wind. En dewyl de Zeilen na de Wind kunnen gebrast worden, word daar door meer kragt op de Romp van 't Schip gebruikt en het moet dus fnelder voortgaan, waar by nog deeze omftandigheid moet in agt genomen worden, dat een regt voor de Wind Zeilend Schip, de oorfprong der Wind regt-  De werking van de Wind en Zee. 5 regtftreeks ontvlied; dog een' Schip daar de Wind fchuins opwerkt minder en een halver Wind zeilend Schip in het geheel niet, waar en tegen een Schip dat de Wind voorlyker heeft als dwars den oorfprong der Wind nadert en dus meerder koelte oploopt het geen in een niet voor de Wind Zeilend Schip de directie der Wind zelf verandert, en de vleugel langs de Raa doet waaijen, als men by de Wind zeild. * Laat ons eens zien hoedanig een Schip door zyn Zeylen word voort gedreeven. Fig. 3. Toond ons een voor dc wind zeilend Schip, het welk zonder eenige verleiding langs de Lyn D E voort gaat, alzoo de kragt der wind C D Loodregt op h Zeil AB werkt, en dat Zeil Loodregt op 't Schip. Fig. 4. Toond een Bakftaag wind Zeilend Schip, 't Zeil AB is nu gebrast de wind valt 'er langs CD op en de kragt die zy daar op oeffent zou het Schip in plaats van Langs D E Lang D F doen voortgaan zoo 'er geen reden was die uit de Weerfland vanhet Water voortkomt die zulks belette. Wanneer een Schip by de wind zeyld en de wind voorlyker als dwars komt, zoo werkt die wind om het Schip agter uit te floten met een kragt die in vergelyking van het gantfche geweld dat de wind oeffent is als C G tot C D en die kragt oeffent zy op de geheele Breedte van 't Schip (a b) ter-  Fig. 6 ê -De- werking van de Wind eh Zee. terwyl het andere gedeelte van de kragt C D uit gedrukt door D G het Schip dwars neer zet. Dog wanneer 't Zeik AB' by ftaat en by de wind, of zodanig gebrast is dat de kragt der Wind CD Schuins op 't zelve valt, dan moet die kragt altoos maar alleen befchouwd Worden als werkende Loodregt, met een kragt die in vergelyking van de geheele-:kragt der wind is, als CB tot C D en op die zelve wyze werkt de wind op alle punten, van het zeil A B terwyl het andere gedeelte van de kragt C D door G E uit gedrukt langs het zelve waayt en' dus van geen dienst is, of geen werking doet, daar de Werking C B of ED het Schip Langs DF voortftoot waar door het voorwaa-rds gedreven word als"DG en in die tyd dwars afdryft als GF het is 'eregter verre van daan dat een by de wind zeilend Schip langs de Lyn D F zou voortgaan waar van nader gehande! t' zal worden,'wanneer wy een denkbeeld gegeven zullen hebben van de werking der vloeyftof, waarin het Schip zyn weg moet volbrengen en den aart daar van zullen hebben leeren kennen, dit maar alleen vooraf hebbende Laten gaan Sin den Lezer in ftaat te ftellen van over de fchuins op een Lighaam werkende kragt te Oordeelcn, en hem een denkbeeld te geven, dat mén de kragt die de wind oeffent even op dezelve wyze kan aanmerken als of een Zeil door eenig Menfchelyk vermogen t of  De werking van de Wind en Zee. *$, efwcrkruiggeftote'n wierd, cn men dus de kragt der wind met alle andere.Vermogens kan vergclyken. TWEEDE HOOFDSTUK. Van deEygenfcbap en Werking der Vloeyftofen- Ï3C Vloèyftoifen zyn als alle andere Lighamen zanten geiteld uit verfcheidéne kleine deeltjes, en het water dat wy hier vodrnamenttyk te bcfchouwen hebben is zamengeftéld uit zodartigc •deelt-^ jes, die wy druppels noemen, en als ronde bolletjes aan moeten merken , en dewyl de"befchouwing van een groot gedeelte ronde Bollen op eikanderen gcftapcld ons doet zien 'er veel leedige ruimte tusfchen hunne ronde oppervlaktens overblyft, ziet. men te gelyk waarom' het warter zoó ligt wy kt voor een vast Lighaam ondertusfchen kan men door de geftadige Lekking van een drup een ftccn doórbooren, en naar mate dat die drup van een meerdere Hoogte op dezelve nedervalt zal zy .haar uitwerkfel fchielyker Voortbrengen, en dus ziet men het water daar in met alle Lighamen gelyk is namentlyk dat het groter uitwerking voortbrengt _ na -mate het met meer fnelheid op een ander werkt. Derhalven is de algemeene regel van de uitwerking der kragt van een Lighaam ook toepasfe- ' " lyk  8 De werking van de Wind en Zee. lyk te maken op de werking van het zelve, en niet alleen op de werking van water, maar ook op die van alle vloeyfloffen gevolgelyk ook op de lugt, het welk de wind is, die niet anders aangemerkt moet worden dan als voortgedreeven Lugt, welke naar mate der fnelheid waar meede zy voort gaat ook groter uitwerkfelen Voortbrengt. De algemeene Regel van de Werking der kragt is zeer bevattelyk want zy beflaat daar in, dat hoe Specifik (*) zwaarder een Lighaam is, hoe meer zyn val op een ander Ligham het zelve zal aan doen, waar omtrent men deeze Regel waarneemt. Dat de Kragt van het eene Lighaam op het andere, berekent moet worden, door hun Zwaarte met de Snelheid (die men aan dezelve geeft) te multipliceeren , dus zal het Zeewater dat circa 850 maal zwaarder is als Lugt, met dezelve fnelheid aangevoerd, ook met 850 maal meer kragt werken. , Hoe wel de vloeiftof even eens werkt als alle noo ri£v 'pnb:aib;3^b.:.sanm ggp a*-,,.fmop.toder 0) Specifikzsaaidcr: is 'dat een Lighaam van dezelve inhoud, naarder is, dan em ander Lighaam van ge/j. ken inhoud; dus zal een loden Kogel van ïflffi kleMer W dan een y*ere v<™ lï®, vanneer dan een Lighaam van lood even groot is, als een van yzer zal het gemgt van V Lood . 13 wezen, als dat van V yzer 76 is; dus verkt V Lood met mCer kragt, als het dezelve fnelheid heeft ah yzer.  j De werking der Wind en de Zee. - Q andere Lighamen , zoo verdiend de Eigenfchap derzelve nog een andere uitlegging, waar uit men dezelve beter zal begrypen. „ De Heer Musfenbrock , geeft 'er deeze be„ fchryving van, een vloeiftof word genoemt een „ verzameling van zeer kleine Lighaamtjes, waar „ van ieder in het bezonder genomen en be„ fchouwd zoo klein is: dat het voor onze uitter.„ lyke zinnen onkenbaar is, en wegens zyn klein„ heid en losfc aaneenhanging van den anderen „ wykt voor een zeer geringe en aan ons onbe„ fef baare kragt, naar de eene zyde meer dan na „ de andere zyde beftuurd, en in dit wyken gc„■ makkelyk over de andere Lighamen heen rold „ en bewogen word, zonder dat de geheele Ver„ zameling in beweging raakt, daar en boven „ word tot een vloeiftof vereischt dat .ieder deelt„ je zoo fyn zy, dat het onze zintuigen ontvlied, „ want zoo lang men de deelen in het bezonder ,, tasten, voelen of zien kan heet men het Lig„ haam geen vloeiftof, en eindélyk word 'er ver„ eischt, dat de deeltjes niet alleen zeer ligt van „ een wyken, maar ook over malkanderen bewo„ gen worden, door de geringfte kragt, welke „ zelf niet of weinig groter dan hun eigen Swaar,, te is, dit doen de deelen van andere fyne Lig,, hamen niet^ alsby voorbeeld Meel, want fteekt „ 'er den Vinger in 'er blyft een put over, de C „ weg-  io De werking van de Wini en Zee. „ weg gewceken deelen hangen te veel aan elkan„ deren en worden zamen gehouden, fchoon de „ kragt die hun deed in wyken niet meer beftaat, »» d°g wanneer men in water, wyn , oly of an„ dere Vloeiftof de vinger geftoken hebbende, die „ 'er weder uithaald, komen de weg geweeken „ deelen aanftonds die plaats weder vullen, men „ kan van de Vloeiftoffen zeggen, dat het Ligha„ men zyn, welke gemakkelyk door andere Lig% hamen bepaald worden, maar niet irt ftaat zyn „ zig zelvcn te bepalen. „ Dewyl dan de Vloeiftoffen uit vaste deelen „ beftaan, zal een deel hoe klein het ook zyn mag „ alle kragten, werkingen en leidingen hebben, „ welke men in alle grote Lighamen waarneemt, „ weshalven alles wat in dezelve van kragt, zwaar„ te beweegingen en tegenftand plaats heeft, ook plaats heeft in ieder deel der Vloeiftof. Uit al het voorgaande blykt dat de Zee een Vloeiftof, en dus van een oneindige menigte zeer kleine deeltjes of Bolletjes zamen gefield is , en dat de kleinheid dezer Bolletjes oorzaak is, dat zy door hunne Botzing maar zeer weinig kragt oeffenen in de eerfte ogenblikken van hunne werking, hier uit volgt dus dat.zy op een wyze werken die by herhaaling gedaan moet worden, om cenige gevoelige beweeging voort te brengen in het Lighaam dat, door hun bewogen zal worden ,  De werking van de Wind en Zee. 11 den, nog is het zeer ligt te begrypen dat hoe zwaarder een Vloeiftof is, hoe fterker zyn uitwerking wezen zal, en dus dewyl het Zeewater 850 maal zwaarder dan de Lugt is, moet het ook 850 maal meer kragt doen wanneer het in dezelve rigting bewogen word op een gelyke groote oppervlakte. . Desgelyks is het klaar dat hoe groter de oppervlakte is, hoe meer uitwerking dezelve daar op zal voortbrengen , wanneer alles met opzigt tot de Vloeiftof het zelve blyft. Een oppervlakte van twaalf voet vierkant zal ook twaalf maal meer van de Vloeiftof die op alle zyn deelen werkt gefchokt worden, dftn een andere van een voet vierkant, dewyl het zeer weinig verfehild of de werking van de Vloeiftoffen ftaan tot elkander als de door hun gefloten wordende oppervlaktens. Uit de zamenftelling van een Vloeiftof en de daar in over elkander rollende Bolletjes is het wederom zeer klaar: dat wanneer aan dezelve een meerdere Snelheid gegeven word, deszelfs kragt oeffenende uitwerking ook op tweederlei wyze vermeerdert , want ieder Bolletje ftoot. i°. met meer kragt, om dat het meer fnelheid heeft 20. worden 'er in dezelve tyd meer Bolletjes aangevoerd , om op de oppervlakte aan de Vloeiftof bloot gefield te werken , zoo dat hoe C 2 meer-  ia De werkinng van de Wind en Zee. meerder fnelheid de deelen van dezelve hebben, hoe meer 'er ook zyn: die deel aan de werking hebben en hoe groter ook de weêrftand is die zy bieden, voor dat dezelve hun regtflreekfe beweeging verliezen. Dus wanneer de Vloeiftof vyf of zesmaal meer fnelheid heeft, is 't blykbaardat, ieder Bolletje vyf of zesmaal meer kragt oeffent op de oppervlakte die zig tegen deszelfs doortogt kant, en dat 'er vyf of zesmaal meerder van die zelve Bolletjes in dezelve tyd op die oppervlakte werking doen. Gevolglyk zal de oppervlakte dewelke zig tegen de werking dier Vloeiftof fteld met 25 of 36 maal meer kragt gefloten worden in dezelve tyd dan een andere, dewyl 'er vyf of zes maal meer Bolletjes werken, met 5 of 6 maal meer kragt. En daar uit mogen wy befluiten, dat de kragt door de werking van een Vloeiftof voortgebragc, vermeerdert in de vierkante reden der fnelheden. i Of dat de uitwerking van twee Vloeiftoffen tot elkander flaan, als de vierkante van hunne fnelheden, wanneer alle andere omftandigheden dezelve zyn. Uit deeze Grondlesfen kunnen wy op de volgende wyze redeneeren. Dat wanneer een oppervlakte bloot gefield is aan de loop eener Vloeiftof de uitwerking dezelve blyft, 't zy dat wy ftellen dat de Vloeiftof op . de  De werking van de Wind en Zee. 13 de oppervlakte of dat de oppervlakte op de Vloeiftof werkt, of dat: en de Vloeiftof en de oppervlakte ieder een gedeelte van die fnelheid hebben, waar door die oppervlakte van de Vloeiftof gefloten word. Het geen wy van de Vloeiftof gezegd hebben, laat zig op de werking van het Water zoo wel, als op die van de Wind toepasfenhet geweld dat dus door deeze beide kan voortgebragt worden, is zeer groot en men mag befluiten dat wanneer zy Loodregt aangevoerd worden op een Lighaam dat zig met een grote oppervlakte tegen dezelve fteld, het zelve een zeer groote vastheid zal moeten hebben , om de kragt daar door voortgebragt te wede rftaan. De ondervinding bevestigd deeze waarheid, want een Schip dat dwars Winds legt, dryft niet dwars neer, en dus word het Water niet regtftreeks door deszelfs breede zy verdeelt, om dat de lengde van het Schip veel meer is als de breedte, hier door vind het Water op de Boeg en agterfteven weinig weêrftand , waarom men zien zal dat de weg die een Schip dan befchryft tusfchen de perpendiculair op deszelfs breede zy en de kiel invalt, en duS in het Water dat hem van ter zyde weêrftaat, fchuins voort glydt. Tot nog toe hebben wy de werking van de Vloeiftof maar als Loodregt op de oppervlakte beC 3 fchouwd,  Fig. 7. 14 De werking van de Wind en Zee. fchouwd, maar wanneer dezelve een fcheeve of fchuinfe rigting neemt, word daar door de Beweeging die zy voortbrengt minder en daar dezelve in allen opzigte als een vast Lighaam werkt, word hier bevestigd het geene wy verhandeld hebben, toen wy van de werking der Wind op de Zeilen fpraken. Namentlyk, dat dezelve afgemeeten word door de perpendiciüair die over de hoek ftaat, waar meede de Lyn dier kragt op de oppervlakte vak en genaamd word de Sinus van invalling om ree-: den daar brecder verhaald. Dit vooraf overwogen hebbende, en zoo klaar mogelyk aangetoond de werking van een afzonderlyk bolletje der Vloeiftof worden wy geleid, om de Vloeiftof zoo als ze uit ve-rfcheidene dezer bolletjes is zamengefteld te befchouwen. Een oppervlakte aan de fchuinfe werking van alle deeltjes , die een Vloeiftof uitmaken bloot gefteld befchouwd, is de Lyn E F, waar op maar zoo veel deelen werken, als 'er tusfchen (a b) zyn, dog wanneer dit Lighaam als A B die gelyk E F is Loodregt door de Vloeiftof ontmoet word, werken 'er in dezelve tyd zoo veel deelen op, als 'er tusfchen O D zyn. Dus word de helft der werking die de Vloeiftof op de fchuinfe oppervlakte voortbrengt =fC , en de helft der werking Op AB = AC, en derhalven ftaan de deelen die te  De -werking van de Wind en Zee. 15 te gelyk werken tot elkander als AC:fC,nu is fC de Sinus van de Hoek fEC, waar mede de Vloeiftof de oppervlakte raakt en AC de Radius gevolglyk ftaat de Loodregte kragt tot de fchuinfe invallende kragt, als de Radius tot de Sinus van invalling, of als AC:fC, en daarom Maan de deeltjes die in dezelve tyd werken tot elkander als . AC : fC En de kragt die ieder deezer deeltjes oeffent ftaat ook tot elkander als . AC:fC En dus word de uitwerking deezer beide oorzaken bereekend tot elkander te ftaan als . . ACxACrfCxfC Dat evenveel gezegd is als, dat zy tegen elkander ftaan, als de vierkanten van hunne Sinusfen van Invalling. Wanneer men dan weet,hoe veel de kragt is die een Loodregte uitwerking der Vloeiftof voortbrengt, kan men een fchuins werkende vergelyken by het vierkant der Sinus van Invalling en dezelve tot elkander ftellen, als het vierkant van de Radius tot het vierkant der Sinus van invalling. C 4 DERDE  16 De werking van de Wind en Zee. Fig. 8. DERDE HOOFDSTUK. Van de voortgang van bet Schip door de werking der Wind. 't (jcvolg dat men uit het zoo even gezegde moet opmaken is, dat men niet verwondert moet zyn, wanneer men de Vaart van een Schip waar meede men eenige tyd voor de- Wind'gezeild heeft, fterk ziet verminderen, wanneer wy met het zelve by de Wind opfteeken, alz'oo het blykbaar is dat alle de Zeilen die men dan kan byzctten, maar zeer weinig kragt van Wind ontfangen kunnen. Uit 't Figuur zien wy dat 'er de Wind maar met een hoek van ruim 30 graden invallen kan, een Schip dat by de Wind zeild, als VA, zeik op zes Jïreeken , en dus is de ZWCV, die de wind met de kiel maakt = 6y°n 30 , het Zeil fta-o.' volgens GR, en maakt met de kiel de l G C V tusfchen de 30 en 40 graden, dus zal 'er voor de ZWCG, waar meede de Wind op het Zeil werkt, maar ruim 3oo/' overblyven. En dewyl de Radius tot de geheele kragt der Wind WC ftaat, als de Sinus van de ZWCG: WG kan men de kragt die de Wind oeffent door  De werking van de Wind en Zee. \y door deeze fchuinfe invalling in vergelyking van de kragt die hy oeffenen zou, als hy Loodregt op 't Zeil viel, dus bèreekenen. Stel dat de Loodregte kragt zou wezen iooo, Rad. : iooo = Sin. van 300" : WG — 500. En dus ftaat de heele kragt tot de fchuinswerkende kragt, als 1000 : 500 of als 2: idog dewyl men om voorverhaalde reeden die der Vloeiftoffen reekend, als de vierkanten van hun Sinus van invalling, ftaat de geheele kragt tot de fchuins invallende als 2x2 : 1 x 1 of als 4 tot 1, waar uit blykt dat de Zeilen maar een kleine kragt- van de Wind ontfangen , waar by komt dat die kragt nog befteed word & een fchuinfe rigting op de Coers van het Schip , en wel als CE, evenwydig aan WG, waar döor het Schip ter zyde uitgedreeven word, gelyk D E en voor uit als CD, en derhalve doet de regtftreekfe 'rigting dier kragt een Schip veel meer zywaarts, dan voor uitgaan , waar by men nog twee andere oorzaken moet voegen, die de voortgang CD minder doen zyn. i°. Dat het Schip niet regtftreeksmet zyn boeg het water weêrftaat, maar met een gedeelte van deszelfs zy, waar van de oppervlakte groter is, als de grootfte breedte. 2°. Held een Schip dat by de Wind zeilt over en dus word daar door het gedeelte van het zelC 5 ve  18 De werking van de Wind en Zee. F'g. p. ve, waar op het Water tegenftand bied meer in die Vloeiftof gedompeld, en over zulks word de oeffenende kragt door drie fterk werkende oorzaa ken in zyn werking om het Schip langs A V voort te doen gaan vermindert. Waar by men nog kan voegen een andere rceden, die dezelve kragt vermindert, en deez.e befta'at hier in, dat wanneer het Schip overheid, (gelyk een by de Wind Zeilend Schip altoos doet, naar mate van de meerdere kragt der Wind) 'er wederom veel kragt: verloren gaat, 't geen uit de nevenftaande Figuur klaar-word VC, verbeeld de geheele kragt, die-de Wind op een regtftaand Zeil G D oeffend, dan dewyl die kragt op G M vallende , [ een hoek V C G maakt, kan men voor de resteerende kragt op deeze hellende oppervlakte, maar reekenen VF de Sinus van de l VCG. Waar omtrent wederom de voorige vergelyking plaats grypt, dat de uitwerking derzei ve ftaat toe de uitwerking door VC bepaalt. Als het vierkant, van VF tot het vierkant VC, dus ziet men dat in een by de Wind Zeilend Schip de kragt op de Zeilen door twee oorzaken vermindert word, als eerftelyk door de fchmnfe ftand der Zeilen, en ten tweeden door de Overhelling van 't Schip, en dat wel volgens een zamengeftelde regel van de Sinusfen van Invalling. AAN-  Be werking van de IVind en Zee. ig AANMERKING. Wanneer wy een Lighaam zien vallen, kunnen wy het zelve aanmerken als in een Vloeiftof (dat de Lugt is) voortgaande, en alzo0 de kragt die het zelve doet' voortgaan zyn Zwaarte is, beftaat deeze werking zoo lang deszelfs val voortduurt. Van zoo een Lighaam verfneld de vaart van ogenblik tot ogenblik, waar van de bewyzen door ons zelve teikens by ondervinding ontwaard worden, en ook door Phyfifche Experimenten gedaan zyn. Zie Inleiding § 12. en dewyl een Schip meede een Lighaam is dat m een Vloeiftof voortgaat, en waar op geduurig dezelve oorzaak werkt dat de Wind is, moet men ook befluiten dat deszelfs vaart van ogenblik tot ogenblik vermeerdert, dit zien wy ook gebeuren, wanneer men Zeil meerdert of onderzeil gaat', tot zoo lang de tegenftand die het Water, na mate dat het Schip het zelve met meer kragt weg ftoot, daar omtrent een zekere eenparigheid te weeg gebragt heeft, want in de eerfte ogenblikken werkt de wind met de meeste kragt op de Zeilen, en het Water bied dan de minfte tegenftand als een Schip van de Wind zeilt, alzo het dan nog weinig kragt op het Water oeffend, en de oorzaak die het beweegt (dat de wind is) nog niet ontwykt: dog wanneer  so De werking van Wind en Zee. neer weinig tyd daar na de vaart vermeerdert, zoo vermeerdert te gelyk de weêrftand van 't Water op de Boeg, en het Schip tragt de oorzaak die hem beweegt te ontvlieden, waar door de uitwerking der Wind op de Zeilen vermindert. Hier door word de geduurige verfnelling verhindert door twee aanhoudende oorzaken. i°. Dewyl de Wind met minder kragt op 'c Zeil werkt. 2°. Dat het grootfte gedeelte van zyn uitwerking vernietigd, word door de weêrftand van 't Water op de boeg. Een weêrftand, die telkens te gelyk met de Vaart van 't Schip vermeerdert, want deze tegenwerking vim 't Water vermindert de uitwerking der Wind, dewyl zy 'er een gedeelte nutteloos van maakt. En hier uit kan men dus opmaken dat een Schip de fnelfte vaart bekomen heeft, wanneer de kragt der Wind op de Zeilen zoo veel vermindert zal wezen, en de weêrftand van het Water op de boeg zoo veel vermeerdert, dat deeze, tegen elkander aanwerkende kragten op een eenpaarige wyze voortwerken, dan kan de vaart niet meer vermindert worden, en dus moet het Schip voort Zeilen, als of het aan geen uitwendige kragt oeffening gehoorzaamde, dewyl de Wind de vaart van het zelve niet kan vermeerde¬ ren.  De werking van de Wind en Zee. at ren, om dat de tegenftand van het Water op de boeg zulks belet, en aan de andere zyde belet de uitwerking der Wind, dat deeze weêrftand van het Water-geen meer hinder aan de Zeilagie toebrengt. OPHELDERING. Na al wat wy hier voor af hebben laten gaan, word iemand geleid tot deeze bedenking, dat dewyl 'er zoo veel oorzaken zyn, die de uitwerking van de kragt der Wind verminderen, wanneer een Schip by de Wind zeild, om het zelve in de lyn van zyn kiel te doen voortgaan, zodanig Schip dus maar zeer weinig vaart zou kunnen loopen, niet te min leert ons de ondervinding dat een Schip een zeer groote vaart by de Wind kan zeilen, de reden daar van zullen wy door de volgende Figuur tragten bevatbaar te maken. Fig 10. verbeeld een byde WindZeilendSchip, voortgaande in de lyn A X. AC is deszelfs lengte gelyk gefteld aan . . - . 150 voet. UU de wydte . 40 * B,G,F zyn de plaatfeo der . Bezaans ^ Groote / en f S FokkeJ • RR zyn de Raas eigen aan deeze drie masten. RGC Fig. »o-  22 De -werking van de Wind en Zee. RGC is een hóek van 320" , die de Raa met de Kiel maakt, zynde dit de hoek waar op wy verkozen hebben de volgende bereekeningen te doen* WGC is een hoek van 6jo11 30, waar mede de Wind inkomt of zes flreeken, zoo als ik een by de Wind Zeilend Schip zal aanmerkeri, éindelyk WGR is de hoek, waar meede de Wind op de Zeilen valt, de Letters K,V, S , S verbeeldend kluyver,VoorftengeftagZcil, groot ftenge Stagzeil en. Bezaans Stagzeil; men ziet uit de fiand van deeze Zeilen dat de Wind genoegzaam onver? hindert op haar alle werken kan, vooral wam, neer men aanmerkt dat de Wind in . de vaar; deelt, en dns in het Zeilen een meerdere fnelheid als ZG, die groter als WG is, zal bekomen, en te gelyk meer tnsfehen,. het groot Zeil en de Fok zal doorwaaijen, alzoo de wind, voor■ Jyker inkomt, hier door komt dan voort, dat een by de Wind Zeilend Schip meerder kragt der -Windontftmgt, en de Zeilen elkander minder wind benemen, dan op eenige andere Coers^ waarin zy, elfea.nder dekken en dus de Wind maar op een gedeelte hunner oppervlakte, werking doet. En over zulks zyn 'er twee oorzaken die tragten , om een by de Wind Zeilend Schip meer voort te,doen gaan, als wanneer hetzelve ruim heen Zcild. Dit voor afhebbende laaten gaan, kunnen wy over-  De werking van de Wind en Zee. 23 dvergaan tot de bereekening van de kragt , die de Wind doet op een Zeil dat by de Wind gebrast is, eerst regtfbmding befchouwd, als in Fig. 11, vervolgens overhellende, als in Fig. 12. •' Ten derden, wat uitwerking die kragt doen moet op het Schip, en' hoe deeze het zelve langs de Lyn D E Fig. 11. tragt voort te doen gaan, ten laasten van de weêrftand die hei Water doet, en hoe daar door veroorzaakt word 't niet langs die Lyn, maar- langs de Lyn DM Fig. 13; voort gaar*. A - — —~ °£§ " FG zy de Kiel van het Schip. ■ W D de Wind 6 ftreeken inkomende en makende dus met de Kiel een hoek van 67o//3Ö W V is de kragt, die de Wind loodregt óp de zyvan't 5chip en Wy die geene, die 'tegen de Boeg aanwaait = V D, - dus doen- deeze beide uitwerkingen der Wind het Schip agter uitgaan en dwars neer dry ven: met zoo veel meer kragt, na mate het Schip hoger boven water is en breder dan een ander. Gevolglyk is deeze werking fchadelyk aan de Vaart en aan het Loef houden, en te gelyk ziet men dat de-hoogte van een Schip boven water fchadelyk is aan het by de Wind zeilen: dog deeze oorzaak van vermindering der Zeilagie, roeren wy maar ter loops aan én zullen dezelve niet in de bereekening te pas brengen, dog als wy ftrak van de weêrftand van 't water op Fig. 1 r.  524 De werking van de Wind en Zee. op de Boeg fpreeken, dezelve nog eens deen . opmerken,' f.j ... s • FG is de Kiel, lang j50-voet. , (ab) de grootfle breedte 40 voet. GZ is de Lyn, waar in het Schip FaGbF deszelfs weg tragt te volbrengen , AB is de raa welke te gelyk het Zeil verbeeld, gebrast met een L AD F = GDB - 300. WD is de windftreek , welke met D F eendioek maakt van 6 ftreeken — 6701130 — l W D F 32°-=UDF Rest 350// 30 voor L WD A. dus W D A = 35°// 30 de hoek die de wind ftreek met het zeil maakt, WA de Loodrechte van het punt W op A vallende, welke de, werking op 't Zeil uitdrukt = XD, terwyl de . kragt W X langs het Zeil waait en geen effect doet. De lengte van W D drukt de geheele kragt uit, die de wmd op een voor de wind Zeilend Schip of een vierkant gebrast Zeil doen zou, en (WA) het gcene 'er, nu van die kragt W D overblyft, om het Zeil regthoekig voort te ftooten langs DE, waar door het Schip door 't Zeil voortgedreeven, langs DE zou moeten voortgaan en dus in de Lyn GZ, maar het ftuk DC winnen zou, terwyl het langs CE afdreef. Tjzm 3% m„7 basöïêüw sb riav i.rril yyi dit fph Om  De werking van de Wind en Zee. 25 Om tot de bereekening der voortgang D C en drift CE over te gaan, zullen wy ftellen dat; de wind met een kragt WD, op een vierkant gebrast Zeil van dezelfde oppervlakte, als 'tnu fchuins gefielde A B werken zoude, om 't Schip langs de Lyn GZ te bewegen, even als of'er 1000 Menfchen voor het zelve gefpannen waaren om het voort te trekken, en daar uit dan bereekenen hoe veel 'er van die kragt befteed word in de rigting WA of Loodregt op 't Zeil. Aldus Rad. : WD ::Sin.^WDA : AW: 100000 1 iöoö :: 35°"S-3°' : 5Sl- Dog fchoon de rigting D E dezelve is als AW; ' hêeft DE een andere reden tot W D als WA; mei herinnere zig dat de Vloeiftoffen werken, volgen de vierkanten van hunne Loodrecht vallende kragt en dus ftaat VV D tot D E — 1000 x 1000 :5 81 x 5 8; dat is als 1000, 000 rot I . $37, 66t Of 1000 tot 337 a 338 Voor de uitwerking DE, dat de zyde is van een regthoekige Triangel CDE, in welke CD verbeeld wat gedeelte van de uitwerking 338, 'er béfteéd word, om 't Schip langs GZ te doen voortgaan, en CE wat gedeelte van 338 dat 'er befteed word , om 't Schip dwars •te doen nederdryven. D & Fig. it, L >  i6 De werking van de Wind en Zee. In de AD CE is ons terftond bekend de zyde DE -338 en de regte l DCE = 90°,, De i C ED is = aan de i AD F, die de Raa met de Kiel maakt (*), dus de ZCED 32°.., en derhalven Rad. : DE :: Sin ZCED : CD 338 :: S: 320" : I?9 Rad. : DE :: Sin /CDE : CE 338 :: S: 58°" : 287 en dus CD 179 en CE 287. wanneer een Schip niet overheid. Fig. 12. Verbeeld een overhellend Zeil met een i ACD (*; RDE + EDC = qo CED + EDC = 9o RDE== CED RDE+EDC= 90 ADF + EDF r: ©o RDE-f EDC = ADF-f EDF EDC - EDF ZRDErriADF RDE = CED ^ADF = ZCED;= 32©»  De werking van de Wind en Zee. 27 L A C D- io°,( , waar in WA loodrecht op 't Zeil AC werkt met een kragt die — 338 gefteldword. Dog het zelve nu overhellende als CD, Doet de kragt WA = ML,maar een uitwerking als MB, loodrecht op CD. In de A MLB is dfi^MBL = 9o»«r Regt de ZB ML = iog- 13. I 1 1 | -t i t afdryven of io|, dus word de voortgang in de lyn der Kiel 174 en de afdrift 19*, waar uit de A MD Q in Figuur 13 voorkomt, waar in QM= iof en QD 174 is, nu ftaat QD : Rad. :: QM : Tang. ZQDM 174 •• 100000 :: ipf : 5°" 54'iQDM om de Vaart DM te vinden. Rad. : QD :: Sec. ZQDM : DM 174 :: Sec. 5°" 54. j i?5 en derhalven de Vaart DM 175. Dewelke 't Schip voortzeild langs DM met een afdryving van 50'' 54' circa een halve ftreek. Uit het geene hier gezegt is, zal men een denkbeeld kunnen formeeren op wat wyze een by de ivind Zeilend Schip zyn weg volbrengt, dog bykomende oorzaken van hooge Zee en de hoogte van :en Schip boven water, maken hier in vry wat verandering. Dezulke die deeze ftoffe grondiger verlangen te /erftaan, wyze ik na de uitmuntende werken van ie Heer Bouguer Traité du Navire en Traité du Manxuvre. Voorbedagtelyk zal ik 'er hier niet neer van zeggen, om dat myn voornemen alleen naar geweest is, om aan jonge Zee-Officieren de veg te vvyzen, waar op zy hunne gedagten moeen vesdgen. In welbezeilde Ooriogs Fregatten 5 de weêrftand van het water op de Boeg nog onindig minder zynde, 'er veele die genoegzaam in  De werking van de Wind en Zee. 31 't geheel geen wraak hebben, als zy met flegt water by de wind Zeilen. Ondertusfchen ziet men dat een diepgaand Schip grooter voordeden boven een ondiep gaand moet hebben: wyl de weêrftand van het water op de breede zy het Schip belet te dryven, hier by kamt dat de Scheepen na rato van hun vlot gaan, boven water niet kunnen verlaagd worden, en dus in een vlotgaand Schip twee oorzaken zyn, die de dryving vermeerderen. 1. De mindere weêrftand van het water. o. De meerdere windrang, om dat het zelve na rato meer hout boven water zal hebben, en dus 't effeft ,WV & WY. Zie Fig. 11 ve reerdert word. D 4 VIER-  33 Van de Werktuigkunde, VIERDE HOOFDSTUK. Van de Werktuigkunde* $ tl |3e Werktuigkunde Mechanica is die wetenfchap, die ons leerd op wat wyze wy onze eigene en andere kragten met het meeste nut kunnen befteeden, deeze kunde word zeer eigentlyk de Weegkönst genaamt. § 2. Alle Lighaamen zyn zwaar, en hebben een Punt waar in men begrypen kan, dat alle hun Zwaarte vergadert is (dit Punt noemt men 't middenpunt van Zwaarte of Centrum Gravitatis) het welke onderfleund zynde, word het geheele Lighaam gedeund; in een Schip zou het vinden van zodanig" Punt zeer zamengefleld weezen, dog men weet dat het voorfte gedeelte van een Schip, meer inhoud heeft dan het agterfte : dus is. het zwaarheids middenpunt van een Schip, ineen Puntvoormidfcheeps. En nademaal het Tuig meede tot de deelen van 't Schip in zyn geheel genomen gereek«nt moet worden; zal het in een onbeladen Schip hooger zyn; dan wanneer het toegeladen is, alzoo het zelve don dewyl al de Last onder in het hol komt, zakken zal, eft wanneer men de last voorlyker of agterlyker brengt j zal het Centrum Gravitatie  van de Werktuigkunde. 33 vkatis de Legging der Last volgen, en voorlyker of agterlyker gaan. §. 3. In kleine Lighaamen, by voorbeeld, een Balk, kan men't zwaarheids middenpunt vinden, op deeze wyze: leg die Balk op een driehoekig Lighaam, en verfchuift hem zoo lang tot hy in evenwigt is, dan is het zwaarheids middenpunt in de Perpendiculair AC, en als wy de Balk van dezelve ftof en vierkant of regehoekig veronderftellen, in het midden der Lyn AC in D. %.a. Wanneer 'er dan eenig gewigt aan E gehangen word, raakt die- Balk 't evenwigt kwyt: en het gedeelte E moet zakken en F ryzen. ^ §.5. Wanneer men boven op 't Lighaam FE een ander regulier Lighaam ligt, als, by voorbeeld, een gelykzydig driehoekig blyft het zwaar heids middenpunt wel in dezelve Lyn CA; do; het moet ryzen na B,cn over de helft der Per pendiculair CA komen, dit is duidclyk te be grypen. §. 6. En laat zig tocpasfen op de ftuurlastig hcid, en boven- of onderlastigheid van eci Schip, men zal altoos in een Schip een Ly: AC kunnen begrypen, waar in zig het zwaar heid middenpunt E onthouden moet, ten op zigte van zyn lengte, en een andere BD di dwars fcheeps loodregt deeze Lyn AC,;in h< zelve Punt E fords als men in het Punt E D 5 da; Ei£> 15. Fig. IS. ■ Fig. J7cn li. 1 1 e •t > x  34 van de Werktuigkunde, daar die zig fhyden een Schip ophangen kon, zou hec in balance of evenwigt hangen. §. 7. Het zwaarheids middenpunt kan men derhalven in een Schip verplaatfen, door het hooger oflaager te brengen, voorlyker of agteriyker, naarmaten men het Schip ftuwen wil, waarom men alle aandagt noodig heeft om zulks wel te doen, want alle goede qualiteiten die een Schip hebben zal, hangen 'er van af, nademaal het zwaarheids middenpunt te gelyk het punt is: om't welke de Scheepen al hun beweegingen var! ilingeren en ftampen doen, en dus moeten die beweegingen harder of zagter zyn, naarmate dat het zelve geplaatst is, is het te hoog, word een Schip rank, en is het te laag, zal het zelve zeer fterk flingeren, en zyn Tuig in gevaar brcngen van overboord te gaan; men neeme maar'in opmerking om zig van het laatfce te overtuigen, dat Zouthaalders zeer hard flingeren, ('s Lands Fregat Argo, werkte zeer wreed tot men 'er Ballast uit genomen had,en doen was het een zeer gemakkelyk Schip. De Medea, met een veel grooter Tuig toegerust, hoewel- genoegzaam van dezelve conftructie als de Argo, heeft excellente qualiteiten gehad, om dat men even veel Ballast 'er in gedaan heeft, als men in de Argo goed bevonden had,) plaatst men dat Punt te voorlyk, wil een Schip niet vallen, plaatst men het  van de Werktuigkunde. 35 het te agtcrlyk, niet loeven, en doordien de Tuigagie zig rigt na de ftrekking dér Kiel, gaan de i\lasten en Zeilen'■ voorover, met een voorlastig Schip, cn agtcrover, met een agterlastig Schip, en daarom valt 'er dan de wind niet zoo voordeelig in, als meest tot het 'wclzcilén kan contribueeren ; is het Centrum Gravitatis te hoog, kan het Schip geen Zeil voeren, 'is het te laag, flingerd en werkt het te wreed, en het legt niet ftil genoeg' oni met' gemak het water te klieven cn 'er zyn wég door 'te vervorderen: het is niet ondieilftig dit wel te befchouwen, •want dikwils. word het'hard werken of flegt zeilen, aan verkeerde oorzaken toegefchrceven, en ■men heeft meerendeels geen denkbeeld dat het zoo na verknogt is aan de ftuwagie eer Schccperi. ■ "' x ;"- 1 § 8. Oorlog-Schecpert in t byzohder, vereisfchen, men hun zeer naauwkcurig by de lasC houd, als men verlangt, zy, zoo goed mogelyk, zullen zeilen, hier door alleen kan men hun beter doen zeilen, en niet door kleinigheden, of door hun met Lostuig (dat altoos gevaarlyk is,) te laaien varsn, nimmer heb ik daar goede uitwerkzelen van gezien , hoewel ik meermaalen zulke fyne zetten in liet werk heb zien ftel- § 9. Dog men kan in alle Lighaamcn nog een an-  Fig. zo 3 6 van de Werktuigkunde. ander Punt Hellen, en du is het Centrum of Punt van Draaijing, waarop een Schip zyn w dingen volvoert, dit verandert, na dat men de kragt, die het Lighaam moet doen draaijen aanbrengt, het zy voor of agter, en zal hei zelve' altoos aan de andere kant van het zwaarheids middenpunt zyn, als de bewegende kragt. Of anders gezegt, het zwaarheids middenpunt zal, tusfchen het Punt daar men de kragt befteed, en het Punt daar het Lighaam door de werkingvan die kragt op zal draaijen, in zyn. En hoe verder men de beweegende kragt van het zwaarheids middelpunt af be, iteed, hoe meer 't Centrum van draaijing het zwaarheids middeipuntza! naderen; en, integendeel, hoe rmder men de fegtaan 't Centrum Gravitatis beueed, hoe verder zig het Centrum van draaijinoaan de andere kant van het zelve zal bevinden0 ■ By voorbeeld, 't zwaarheids middenpunt van 't Lighaam A B is in E, befteed men nu de W m A zal t Lighaam Qp C draijen, en aan B op D. , Men kan daar van iigt cc„ experiment nemen;. leg ecnig lang Lighaam, by voorWfo ff OP ^ kant van u hand cox zy balanceert, geeft daar een ftreepje met kryt leg hem dan op Dek op een Piknaad, en. draai hem met „ vinger aan een der einden, doet.gy zu{ks m Cj ZQQ zaI hy dg p.k_ naad  van de Werktuigkunde. 3? naad in D kruyfen, om dat men veronderfteld 't zwaarheids middenpunt in A is, en dus'moet zy, is ons gezegde waar, op D draaijen, als men zig daar van wel overtuigd, zal men gemakkelyk naderhand begrypen, wat werking 't Roer, voor en agter Zeilen doen; wy gaan nu over tot de befchryving van de differente eenvoudige Werktuigen. § 10. Het -allereerst is de Balans of Schaal, een ieder weet wat het is, dezelve heeft twee armen en in 't midden een rustpunt, als de Balans goed is, moeten deszelfs armen even lang zynde, hy in rust blyven hangen. Een Schyf van een Blok is een Schaal, want zy is rond," en dus deszelfs rustpunt in het gat A op de Nagel deszelfs armen AB of AC zyn halve middellynen, en daarom even lang, cn dus -, als beide de gewigten D en E even zwaar zvn, moeten zy balanceeren en elkandercn met kunnen overhaalen, waarom een enkeld Blok, op die wvze gebruikt, wel tot leiding kan dienen om iemand zyn kragt op de beste wyze te doen hefteden, maar nimmer om kragt te yermeerderen. § I2. De Hefboom is een werktuig waar mede wy kragt kunnen vermeerderen, zoo. veel wy willen, met dezelve beweegt men alle zwaare lasten, een Handfpaak is een zeer eenvoudige Hefboom. 21. 3.  Fig. 2: 1 1 j 3 ï ï r i $ 1 3* $88 de Werktuigkunde. u §. 13. Als men een last die in A legt bewegen zal met een Spaak AC, zoo legt men dieSpaak- op een blokje in B, en hoe nader men dit blokje aan de last brengt, hoe voordeeligcr het geplaatst zal zyn om de voorgeftelde last te bewegen, hier van is geen Mensch onkundig, en hoe langer dan het End BC blyft, hoe meer kragt 'er gedaan kan worden, of om beter te zeggen, met hoe veel te minder kragt men in ftaat weezen zal de last in A op te ligten, dat dit zoo is kan men dagelyks ondervinden, en nademaal ik, om een volflagen bewys te geven, een wat ingewikkeld raifonnement zou moeten aanvangen , zal ik , een ieder die lust leeft om deeze waarheid zeer klaar te ondervinïen, wyzen, om zig door proeven daar van te ^zeekeren. Als AB ^ BC was, zou 'er evenwel kragt vereist worden om het Lighaam D e bewegen, als het zelve zwaar is; maar als JC driemaal zoo lang als AB is,word 'erdrieaaal minder kragt als het gewigt is vereischt om et zelve te ligten. §. 14. En dus ftaat de kragt die men beftederi ïoet tot de last die men bewegen moet,als de iftantie van de kragt tot het rustpunt, tot de iftantie van de last van 't rustpunt. §. 15. Overal waar men drie Punten in een egte of kromme lyn heeft, kan men zig een Hef-  van de Werktuigkunde. 39 Hefboom voorftellen. Want aan het eene punt kan men de last, aan het andere punt de kragt, en aan het derde punt het rustpunt veronderstellen. §. 16. Tweederlei wyzen van werken zyn 'er met een Hefboom, en beide deeze moet men met een Handfpaak doen, in het balden enftellen van een Canon. §. 17. Wanneer men, by voorbeeld, een ftuk vlugten of dompen zal, fteekt men de Handfpaak onder het ftuk, cn legt hem vast op een der pallen in de Zyftukken als in B, en men ligt aan C dan het ftuk, zoo als men het hebben wil* doordien het andere eind van de Handfpaak dan 't Canon in A opligt. Hier nu is dezelve wyze van de Hefboom te gebruiken, als even van gefprooken is. Want in A de last en C de kragt, en in B tusfchen beide deeze punten in, het rustpunt, weshalven hier de Pal B 't zelve doet, als het driekante blokje in de voor gaande Figuur, en dus ftaat C B tot A B als de kragt in C tot de kragt die men gebruiken zou moeten, om 't ftuk in A op te ligten zonder Hefboom, is dus 'tEnd CB driemaai of zesmaal zoo lang als AB, zal een man zoo veel in C ligten, als drie of zes man in A doen zoude. 18. Maar wanneer men de Handfpaak gebruikt om het ftuk te Bakfen, word de bewerking van de Hef- Fig. S3« Fig. 24.  40 Van ie Werhuigkundei Hefboom anders, want dan rust zy op 't Dèk in B* De Last dat 't Canon is, is in A, en de Bewegende kragt is aan C,'weshalven hier dé last tus* fchen het Rustpunt, enjde kragt in is, nu werkt men met de Handfpraak wrikkender wyze, dog dezelve regel houd ftand, dat CB tot BA ftaat, als de kragt aan C tot de last in A. Dit kan al wederom ligt door ondervinding bewezen worden, want men merktdeHandfpaak daar zy onder 't ftuk komt met krytj en meet de distantie tusfchen het rustpunt en dat merk in en dan de Handfpaak tusfchen het rustpunt gemeeten en de plaats daar men de kragt befteed, die twee gemeetenedistantien in elkander deelende, zal deeze uitkomst aantoonen hoe veel men de kragt vermeerdert. By VOORBEELD. De Handfpaak op de eerfte wyze gebruikt zyn*de § 17, is van onder 't ftuk tot 't rustpunt op de Pal 4 duim. Van de Pal tot daar men die nederdrukt vyf voet 9 duim, dan is 5 voet 9 duim p 64 Duim gedivideert door 4 komt 16 maal dat men de kragt vermeerdert, en dusligt een man 3000 ff met een kragt van 187^ ffi zynde, de uitkomst van 3000 gedivideert dóór 16, als men nu 187I ffi aan 't End C hing, en de Pal was driekant, en dus  van de Werktuigkunde. 41 dus dat B op een punt droeg, zou men het ftuk daar meede ligten, hoe minder de Handfpaak onder 't ftuk fteekt, en hoe meer waterpas men dezelve houd , hoe meer kragt men doen zal; want als men dezelve vry hoog fchuins onder 't ftuk fteekt, als AC, werkt men maar als of men aan een Eind, dat de lengte BD had werkten. Wyl de oeffening der kragt perpendiculair op de horifont gerigt word, en de meeste - kragt word geoeffent, als de Handfpaak Horizontaal, in de rigting door AC verbeeld legt. Fig. 23. Hoe minder mén de" Handfpaak Onder het ftuk fteekt, hoe korter AB word, en hoe langer BC, dus wint men dan dabbeld; want de Handfpaak, 6 voet 2 duim lang zynde, als AB korter, by voorbeeld maar 2 duim word; dan blyftBC 6 voet of 66 duim, welke door 2 duim gedeelt, aantoont men de kragt 33 maal vermeerdert, met dezelve Handfpaak, daar menzoc even maar 16 maal kragt mee vermeerderde.- : Eveneens is' hét geleegen met de andere wyze van de Handfpaak te bewerken; want, hoe minder, men de Handfpaak onder 't Rólpaarc fteekt, hoe korter 't End tusfchen dé Last ei 't Rustpund word en hoe minder fteii de Hand fpaak gehouden word, hoe meer de uitwerking der kragt zal weczen, waarom het veel voor E dee Fig. 2** pig. a's»' t l \ït sik i f  F'S- 25 42 van de Werktuigkunde. deel doet, de Zydeftukken, agter de agterfte wielen, zeer na aan 't Dek te laten koomen, want daar door brengt men 't Rustpunt zeer naby de de Last, en de Handfpaak kan zoo ligt niet uitglippen , wanneer men de vermeerdering van kragt met deeze Hefboom wil bereekenen, devideert men de Distantie van de Last tot het Rustpunt, Fig. 24. in de Distantie van de kragt tot het Rustpunt of het End dat onder 't ftuk fteekt, in tfe geheele Spaak, en dus ziet men hoe veel de kragt met de Handfpaak, op deeze wyze gebruikt, kan vermeerdert worden. §. 19. Al wat in de Werktuigkunde voorkomt, alle zamengeftelde Machines, werken meest door een Hefboom, op de laatfte wyze aangebragt, en wy zullen die een Hefboom van de tweede foort noemen, en dan verftaan wy dat het Rustpunt aan 't eene eind, de kragt aan 't andere en de Last inde midden is. §.20. Daarentegen zullen wy van een Hefboom van het eerfte foort , fpreekende, 'er-een begrypen, die het Rustpunt in de midden, de Last aan 't eene eind, de kragt aan het anderö beeft. . . ; §. 21. Wanneer gy een end Touw om een Balk fteekt in A, en over een Katrol EDF fcheert, en dat end weder na boven in B brengt, en de aan die Katrol of Schyf hangende Last C nu in B optrekt, • - rijm  van dé Werktuigkunde* 43 dan hangt de Last in 't punt D of in *l midden, 't Rustpunt is in E en de Kragt in F, die by B befteed word. §. 22. Dus ziet men dat een Schyf op dezelve manier werkt als een Handfpaak, wanneer die gebruikt word om een ftuk te bakfen, dat is als een Hefboom van de tweede foort. Want het Rustpunt is' op het eene end der Schyf in E, de kragt op 't andere eind in F, en de Last in 't midden in D, en dus ftaat de kragt tot de Last als FE tot ED, dat is evenwel gezegt als gelyk de-geheele Diameter tot de halve, en dus is de kragt tweemaal grooter als de Last, waarom meri met een Schyf, waar aan een Last van 10 fg in 't midden hangt, maar 5 £g noodig heeft in B om die Last te ligten; dog dewyl men ongemakkelyk ter plaatfe B zou kunnen gaan, en meestentyd in 't geval zal wezen, om, op Dek ftaande te werken, hangt men een tweede Blok of Schyf in B, waarover men'de Looper fcheert, omdie na om laag in G te leiden, en daar de kragt te oeffeneh, of men fcheert het als een Talie. Nu hangt het Blok A aan een Raa, by voorbeeld, de vaste part is in (a) onder 't Blok vast, de Looper fcheert zig over B en rystdoor't Blok A, en gaat, even als te vooren, in G; men ziet klaar dit hetzelve voortbrengt als van Plg! 25 gezegt is. §, 23. Wanneer in het bovenfte Blok twee SchyE 2 vetó Fig. ié.'  Fig. 27. j 3 i i fig. 28. ] i 1 ■ 1 44 Van de Werktuigkunde. ven waren geweest ,|zoumen, in plaats van tweemaal driemaal kragt hebben kunnen vermeerderen. Dan fteekt men het end by (a) aan c'onderfte blok vast, feheert het over de onderfte fchyf, van het bovenfte blok, dan in (e) ligtende, ligt men de Last die in C hangt als over een Schaal met twee egale Armen, en dus befteed men al zyn kragt, met een uitwerking van een of gelyk aan zyn kragt, dan de Looper over de onderfte Schyf fcheerende, als in (d) ligt men in nog met tweemaal kragt die zelve last, en dus heeft men driemaal kragt vermeerdert, want dat men het over de bovenfte Schyf fcheert om in Cg) te werken, dient maar even als 't blok B in Figuur 25 tot leiding na G. § 24. Dit laatfte hoe zeer ik getragt heb my daaruit te drukken, zal mogelyk zoo ligt niet Devat worden, en terwyl ik dit fchryf, ontwaar k meer en meer de moeilykheid zoo niet de onnogelykheid te veronderftellen, myne Lezers de :erfte gronden van Geometrie niet kennen, en eger klaarte willen zyn. Dog ik zal myn best doen iit laatfte door hetgeen wy gezegt hebben wegen ie Hefboom van de tweede zoort, op te helcle•en. Laat A 't rustpunt zyn, E de Last 180 lie in 't punt C hangt, wanneer iemand aan L igt, indien AC=LC is, dan zal hy met 90 £g -.ragt die Last opligten , na K en dus tweemaal kragt  Van de Werktuigkunde, 45 kragt vermeerderen, dog wanneer men veronderfteld dat de Last E van 180 ffi met een kragt van 60 fg in B word opgehouden, dan blyft die Last op de Hefboom in C maar met 120 fg drukken, en dit kan door de helft 60 worden opgeligt, dusdanig is het ook gelegen met onze even1 voorgaandeïchyf Figuur 27 de last aan't onderfte Blok hangende, wordmet 't Touw(ae) opgeligt met Een kragt. Dus is die last eer de kragt in (h)geoeffend word: dat gedeelte ligter, en derhalven wanneer 'er die zelve kragt in (h) befteed word , alwaar men tweemaal kragt vermeerdert, § 22. zal men die nu in (e) reeds door een kragt opgehoude Last in (h) met 3 maal vermeerdering, van kragt: ligten. Zoo een Talie noemt men een gefchut Talie of derde hand, in de Figuur word het Noktakel vertoond. AANMERKING. . Men moet evenwel niet denken, dat als men met een Talie als in Figuur 27 werkt, men met 60 EB aan (g) te hangen 120 ffi die in C hing opligten zou, het is 'er ver van daan. De vryving der verfchillende deelen van de blokken op elkander beletten, die 60 fg zyn uitwerking, voeg hier by het geen [de vryving van [de Looper op de Schyf doet, en dan de kragt die 'er nodig is om de Looper over de Schyf te buigen, iPit E 3 a1Ies  1 ] i I J 1 \ Fig. 29. i j 46" Z7^» rfl? Wcrhuiglunde* alles zaamen nrakt dat men eer;t zoo veel kragt aanbrerigcn moet als vereischt wórd, Q,m alle deeze belerfefs te overwinnen eer men iets moet vèrwagten van de kragt die men befteeden wil, agt geevende dat de vryving vermeerdert, na mate de Last die men Ligten wil zwaarder is en de kragt die men befteeden moet grooter wórd, want omtrend het werk met blokken heeft men in agt te nemen , by voorbeeld in Figuur 21. 25. 26 en 27 iat de fchyf waar over de leidende part of LooDer vaart, altoos omaren: tweemaal delast draagt % vant het volk dat aan het End G werkt en de ^ast zelfs wegen op de Nagel, even als de twee ;ewigten in de Schaalen öp de as van een Balans lóen, de ftrop van dit Blok moet dus zoo veel runnen houden, als al de parten van de Loper. Vis men een Raa borgt om een zwaare last te bys:en, moet de Borg zoo fterk .zyn, dat ze het te-? jen die ftrop kan uithouden, en de Borg moet geleld worden op de plaats daar dit blok aan de Raa jenaait is. ■ f j § 25. Het Spil is een zamengefteld werktuig waar n de werking van de beide Hefboomen op verehillende wyze kunnen befchouwd worden en het :al mogelyk vi.n dienst zyn, dit hier wat omftanligcr uit te leggen, als met de andere werktuigen gedaan heb. De dikte van het Spil is AD de Kabellaring FE  Van de Werktuigkunde. w FE zit om het zelve heen, en is met het End E opgezeist, cn dus moet men de last in het Punt D befchouwen , en het Rustpunt in (e) het midden van het Spil. Iemand die nu in C werkt na II, werkt met een hefboom DC van de eerfte zoort, die het rustpunt tusfchen beide in (e) de kragt aan het End C befteed, terwyl de Last in D weegt s o0 , iemand die ondertusfehen terwyl het Spil rond gaat in B werkt, drukt het na G zodanig een werkt met een Hefboom van de tweede zoort S 19, want het Rustpunt blyft in (e) de Lastm D, dog de kragt in B aan dezelve zyde van het rustpunt als de last , maar de kragt word even veel in beide gevallen vermeerdert, want in de Metboom CD, is de kragt en last even ver van het Rustpunt (e), als in de Hefboom Be , en dus ftaat in beide Ce • De 1 >als de kragt tot de last § 14. Be : De J Stel nu dat het Spil een Diameter heeft AD 4 voet, danis (D e) i voet, dediftantie der Last van het Rustpunt ftel dat de Boomen van het End tot midden in het punt (e) verlengd 16 voet.zyn, endusCe : Dej ^.^^ , . | Be ^DeJ..; ;,v; jfo r?e:i .-4, afc ~ en dus vermeerdert men agtmaal kragt, dog ook ■maar alleen aan het einde der Boomen , en men E 4 ree*  Fig 30. 43 Fan ie Werktuigkunde. reekent dat een mensch maar met 25 g kragt werkt aan een Spil ter oorzaake van zyn onvoordeelfee ftand, en om dat het zelve rond gaande de kratc ontvlied , dog wanneer het eens aan de gang is werkt een mensch met dezelve kragt eenpaarig voort, ten zy het zelve harder of zagter begon te draaijen. Men vind in h Spil maar alleen twee boomen te gelyk , die als regte Hef boomen werken, en deeze bevinden zig in de Punten B en C, al de andere werken als geboogen hefboomen van de eerfte en tweede zoort, dog met even vèel vermeerdering van kragt, wyl de Cabellaring rond om het Spil gaat, kan men de Last op het Spil in meer dan een punt begrypen, en dus de boomen IK aIs zo° veel verfchillende gebogen Hefboomen van de eerfte en tweede zoort aanmerken 't Rad van het Roer is een en het zelve werktuig als het ipÖ, dog iemand werkt daar aan met meer kragt om dat hy voordeeliger ftaat en al zyn gewigt behalven nog de kragten van zyn Spieren gebruiken kan. (ab c) is de Diameter van de Trommel waarom de ftuurreep zit , en dus (ab) de verwydering van de last van h rustpunt en (bd) de Hefboom =r bf, dog ora dat de Spaaken die wat boven de hand zyn aeest gebruikt worden, gebeurd het iemand de Epaak(bd) preferabel boven (b Q»|gebruiken,en daar  Fan de Werktuigkunde. . i voet- Derhalven vermeerdert men vyfmaal kragt; met een Rad dus zamengefteld. .Datis tezeggen, dat een man zoogemakkelyk aan het rad werkt, als 5 man om laag aan het eind der roerpen doen zoudeHet Braadfpit werkt even als het Rad van het Roer, en dient om anker te ligten, het eenige onderfcheid is, da; het Braadfpit telkens palt, ik agt overtollig my hier verder meê in te laaten, ieder Koopvaarder heeft 'er een. Alwaar men het kan gaan zien, dog alzoo men maar aan een kant, by het zelve kan komen, werkt het altoos als een Hefboom van de eerfte zoort. § 26. Al het geene wy van de Hefboom gezegt hebben, laat zig ook op het Schip toepasfen , want dewyl het punt van Draaijing altoos aan de voorkant van 't Centrum Gravitatis is, als de kragt om het Schip te draaijen agter aangebragt word, kan men zig dan weder een HefE £ boom  fïg- 23- Van de Werktuigkunde: boom van 't Schip verbeelden, waar van de kran is aan de Agterfteven, 't rustpunt in het Centrum van Draaijing en de last in het Centrum Gravitatls, en dus -als de kragt om het Schip te doen draaijen, door 't Roer Lword te weeggebragt kan men zeggen, die kragt wyl ze zeer ver agter uit befteed word met een groote Hefboom werkt, en wel met een van de tweede zoort, zoo als men de Handfpaak gebruikt om 't Stuk te bakfen. BYVOEGZEL. * In het Werktuigkundige, moet men zig dit wel te binnen brengen, dat men zoo veel in tyd verliezen zal, als men in kragt winnen wil, want veronderltel de Hefboom AC Fig. n *, waar mede men hetgewigtP wil ligten , hebbende het rustpunt in E i voet van C daar het gewigt aanhangt, en 4 voet van A daar men de' kragt befteed, zoo zal de Boog BA 4 maal grooter zyn dan DC, en na mate men de Boog AB kleinder wil maken (als in ab) zalmen in tyd winnen, maar in kragt verliezen, om dat de Distantie aE nu kleinder word, terwyl die van EC het zelve gelaten is. Zoo is het gelegen met de vermeerdering van 3ïokken, want daar door word het Touw langer  Van de Werktuigkunde. 51 srer, en dus moet men om de Blokken eikanderen te doen naderen, maar meerder End na zig halen. Uit dit gezegde blykt ook dat de kragt op de last werkt, met zooveel meer geweld, als de doorgelopen ruimte van de kr.igt groter is, als die van de last. Of AB grooter DC. Daarentegen zal men zoo veel te meer tyd nodig hebben, als men de kragt vermeerdert; want indien men met een Hefboom de kragt driemaal vermeerdert, moet de last een voet reizen, terwyl de kragt drie voet daalt. Men moet zig niet verbeelden , dat men tot vermeerdering van kragt komen kan, zonder aan deeze wetten onderhevig te zyn, alles waar men de Werktuigen meê kan perfectioneeren , is met hunne deelen op elkander minder te doen wry ven, en ze ten dien einde uit verfchillende fpeaen zamen te ftellen, en zoo veel mogelyk zorg te dragen , dat Houten van dezelve zoort niet op elkander wryven, In Blokken neemt men dus Pokhoute fchyven, de binnenkante van het Blok maakt men Zoo glad mogelyk, in de Schyf een metale bos daar de yzere nagel door komt, welke best is gedraaid te hebben, om dat ze dan zoo veel te gladder word, en minder in de Bos zal wryven. En zoo is het met alle machines gelegen ,men kan iiiet te accuraat zyn, in het vervaardigen van dezelve „  0 Van de fVerktuigkuude. zelve, want 'er blyven altoos nog veel onvolmaaktheden ovet. AANMERKING. §. 27. Uit al het geene vooraf gegaan is, zal men kunnen opmaken, dat als men een oneindige lange hefboom had, men met een oneindige kragt zou kunnen werken, dog alzoo men by alle werktuigen zoo veel in tyd verliest als in kragt wind, heeft men van deeze kragts vermeerdering al het voordeel niet, want een Handfpaak langer dan ordinair zynde, kan men hem om de langte niet beheeren, als de windboomen in een fpil lang zyn, moeten de uitterfle einden der Boomen een heele groote weg afleggen eer zy rond zyn, weshalven men de kragt door werktuigen niet meer dan nodig is vermeerderen moet, om dat het overtollige, nutteloos tyd verfpillen is. Ik zal vorders niets van den Hefboom zeggen , Musfchenbroek en Wolf, en dan de grondbeginzelen der Werktuigkunde, van Blasfierre zyn daar toe gefchikter en uitgebreider, voorhebben, de, over de manoeuvres van een Schip te fpree-. ken, is het ook buiten myn beftek. Dit weinigje vooraf hebbende laten gaan, om die lust hebben zig daar in te oeffenen, aan te toonen dat de beginfelen van de Werktuigkunde zeer eenvoudig zyn,  Van de Werktuigkunde. 53... zyn, en om naderhand het gezegde aantehaaien, wanneer ik van de Werking van de Zeilen en het Roer tot beweeging van het Schip, zal ipreeken. §. 28. Ik denk men na het geene hier voor afgezegd is het volgende, dat gevolgt is na de (Manceuvrier) beter zal verflaan, wyl het een beknopte herhaling van het zelve is. Wy veronderilellen een Balk AB, die lang is, jo voet, vierkant en regulier van gedaante, wegende 4®. dat dezelve in' het zwaarheids middenpunt C opgehangen is, dus zoo zal A C = C B zyn §. 3. ieder-5 voet,wegende afg, laten wynog veronderftellen dat die Balk aan het gedeelte AC, 6gg zwaarder, (regulier over het halve lighaam heen) is gemaakt. Dan kan men aanneemen, dat AC een Lighaam is van 8fg, en CB van 2©, en dat de zwaarte van ieder derzelve in hun middenpunt D en E vereenigd is. Dog) het gedeelte van AC zwaarder geworden zynde als C B, zal het Lighaam de directie als in Fig. 32 nemen, zoo lang het alleen in het punt C hangt, Wyl de zwaarte aan AC gevoegt, als vereenigd met het geheele Lighaam AB moet worden aangemerkt, en dus dat het zelve, nu 10 in plaats van 4gg weegt. De lengte BC 5 voet zynde =AC is C E - CD 5 Fig. 31. l 1 Fig. £2.  04 Van de Werhutgkuude. zi voet, en dus DE gelyk 5 voet, of de afltartd der zwaarheids middenpunten der gedeeltensCB en AC, als twee hyzondere Lighaamen befchouwd, wanneer men nu het zwaarheids middenpunt , van het nu 6 Éê zwaarder geworden Lighaam wil vinden, zoo ziet men uit Fig, 32. dat het zelve in het gedeelte A C moet wezen, dewyl dit na beneden daalt, hier moet men denken om de Hefboom. De last die te ligten is hangt in D, men moet die Horifontaal brengen, om hem in evenwigt te doen zyn, en daar toe moet kragt gevoegt worden aan E, als wy nu ons voorftellen,- dat D E een Hefboom is, waaraan wy geen denkbeeld hoegenaamd van zwaarte zullen hegten, alleen maar opmerken zyn lengte van 5 voet, en dat de last die aan D hangt, 8Êg is, en die aan E 2 fg. Men ziet eens aandagtig onze § 13 en 14 na, dan zal men zig overtuigd vinden, dat het rustpunt Fig. 31, in F moet zyn 1 voet van D na E. Want nu is de kragt in E, 4 voet van F de last in D, 1 voet van F en dus de kragt tot de last — 4: 1. dat ook wezen moest om dezelve in evenwigt te doen hangen, wyl het gedeelte AC 8(5 woog, en het andere gedeelte B C 2 gg, waar uit blykt dat men om het punt van evenwigt of Centrum Gravitatis van een Lighaam te vinden, welkers zwaarte van'  Van de Werktuigkunde. 55. van de eene' helft grooter is, als die van de andere. Maar behoeft de zwaarte van de eene helft door die van de andere te deelen, en daf de uitkomst dat gedeelte van de lengte geeft, welke het zwaarheids middenpunt van het geheele Lighaam : van het zwaarheids middenpunt, van de zwaarlte helft af is. Dus zou men het nu verzwaar: de Lighaam in F moeten op hangen, om het in evenwigt 'te doen zyn. VYFDE  5^ Van de Werktuigkunde; Fig. 33- VYFDE HOOFDSTUK. Opheldering van het geene omttent het centrum van draaijing gezegt is, dienende om te beto.gen, dat bet zelve altoos is aan de andere kant van het Centrum Gravitatis met opzigt tot de kragt die men 'aanbrengt om een Lighaam te doen draaijen, $• 2Q.TT7anneer een Lighaam BD eênige fchok ontfangt in zyn zwaarheids middenpunt G, als het zelve volkomen in'rust is, zoo is klaarblykelyk, dat beide de uiteindens evenveel zullen voortgaan, en dus „het geheele Lighaam evenwydig aan zig zelfs. §. 30. Dog, wanneer de kragt die het zelve zal doen bewegen, aanvalt op een punt F eenigzinfs verwydert, van het zwaarheids middenpunt, gelyk alhier door de kragt A is het even blykbaar dat die kragt twee verfchillende uitwerkingen op 'tLighaam B D zal doen §. 31, Eerftelyk Zal het geheele Lighaam, dewyl 't zwaarheids middenpunt door niets wederhouden word, langs een Lyn Gg moeten voortgaan , dog dewyl het end D niet zoo veel uitwerking van deeze evenwydige directie gevoelt, als . .. M B  Van ds Werktuigkunde. S7 B volgt daar uit, dat het Lighaam BD de Rigting (bd) zal aannemen, en dus als om een Punt Pv zal draaijen* dat zig bevind in de verlengde BD van de eerfte legging van 't Lighaam BD-, en die van de door defchokte weeggebragtel(b d). Dog wanneer die zelve kragt blyft aanhouden, word het Centrum Gravitatis (g) al verders langs de aan de kragt evenwydige Lyn G g voortgedreeven , het geen dan veroorzaakt dat 't centrum van draaijing R verplaatst raakt in K, alwaar de Lyn EH van de volgende rigting van 't Lighaam EH; de verlengde Lyn van de eerfte pofitie van het Lighaam fnyd , en dit punt K zal nader aan het punt G komen, als R en op die wyze zal het Centrum van Draaijing geduurende de draaijing vah het Lighaam altoos van plaats veranderen, maar zig egter aan de ahdere kant van het Zwaarheids middenpunt blyven bevinden, met opzigt tot het punt waar in het Lighaam gefloten word, tot dat eindelyk de Lyn der kragt langs het Lighaam BD heen gaat, Wanneer het zelve zal ophouden te draaijen. AANMERKING. §. 32, Wanneer men het voorgeflelde Lighaam met meerder fnelheid wil doen draaijen, zoo behoeft men maar meer kragt te gebruiken , om zulks te weeg tc brengen, of de kragt die men aanbrengen wil verder van 't Centrum Gravitatis F te  58 Werking der Zeilen. te befteeden, ook is klaar, dat wanneer 'er twee tegen elkander overgehelde kragten op een Lig* haam werken, even verre van het Centrum Gravitatis dezelve elkander zullen vernietigen, en niets te weeg brengen, cn wanneer 'er veele kragten te gelyk zamen werken, om een Lighaam te doen draaijen op verfcheidcne punten van het zelve, zoo zullen derzelver uitwerkingen in een middelbaarpunt van. alle deeze kragten zig vereenigen, en daar als een kragt kunnen aangemerkt worden, die zyn uitwerking wederom zal doen, als of 'er maar een eenige kragt gebruikt wierd om het Lighaam te doen draaijen. (Zie de Inleiding.) GRONDLES. §. 33. Een Zeil doet altoos twee uitwerkingen op een Schip, zoo dra het zelve niet vierkant gebrast is. B E W Y S. i°. 't Zeil AB maakt een fcheeve hoek met de kiel CD en met de wind E F, en dewyl de wmd er volgens het geen wy by de verklaring van Fig 6 gezegd hebben loodregt opwerkt, volgt daar mt dat het Schip DC door het Zeil na G gedreven word, en dat dus het Zeil-een gedeelte van zyn uit-  Van de Werking der Zeikn. 59 uitwerking befteed om het gedeelte IG, en een ander om het gedeelte FI te bekoomen. 20. Hoe fcherper de Raa gebrast is, by voor ■ beeld als (ab) hoe grooterFH worden zal als hier Fh, en derhalven zal de weg die het Schip afleggen zal, FG veel meer zydwaarts gaan als te vooren, en gevolglyk minder voorwaarts als F i, men kan hier uit opmaken, men het Zeil niet meer kragt der wind kan doen ontfangen, waneeer het eens goed gebrast is, zonder op de Vaart te verliezen als de wind en Coers het zelve blyven. 30, Wanneer het Zeil AB van een Schip te- Fig. 35,gen. gebrast is, werkt de wind E F 'er Loodregt op langs FG waar door wederom als te vooren twee uitwerkingen voortkomen, namentlyk een om het 0 doen draaijen na II en de tweede om het agter uit te doen gaan na % F s ZES-  6q Van de werking der Zeilen. ZESDE HOOFDSTUK. Van de werking der Voorzeilen, of wel van zo~ danige Zeilen , als 'er voor het Zwaarheids middenpunt geplaatst zyn. Deeze zyn eerftelyk de Kluiver, voorftengé ftagzeil Storm Fok, Blindens en de vierkante Zeilen van de Fokke Mast, de fokke Hals word op de Botteloeven die ver uitfteeken toegezet, dit maakt dat dit Zeil zeer vlak kan gezet worden, de Botteloeven zoo geplaatst zynde, dat de Nok'bindzels wanneer de fokke Raa fcherp by de wind gebrast is en het Schip regt legt, Loodregt boven het eind van dezelve komen , men kan niet te naauwkeurig letten op het wel Hellen van de On derzeilen, want de Marszeils en Bramzeils volgen de goede of flegte Helling van dezelve. De Strgzeils tusfchen de Groote en fokke Masten behoort n onder die Zeilen die aan de voorkant van Centrum Gravitatis geplaatstzyn , en dus ook op het Schip dezelve werking te weeg brengen, de Manceuvrier geeft hier een befchryving hoe die zeilen geplaatst zyn, en op wat wyze men hun effect verminderen kan , ik 11a dezelve met voordagt over,als veronderftellende deeze zaken  Van de werking der Ztilen. 61 ken aan myne Lezers bekend zyn, en gaan over tot de Stagzeils die aan de voorkant van het Zwaarheids middenpunt geplaatst zyn. De ftand yan deeze Zeilen is oorzaak 'er de wind met eenheele groote hoek op valt, en dus moet men hun aanmerken als Zeilen die zeer fcherp gebrast zyn, zie Fig. 34 (ab) en daar door wordde uitwerking (ig) zeer groot om het Schip met veel kragt te doen draaijen, en alzo zy aan de voorkant van het Centrum Gravitatis G geplaatst zyn ] moet hun kragt befteed worden , om een punt M agtcr het zelve waar door gebeurd zy het Schip met de Neus omdrukken, yan de wind af, en wanneer men meer Voorzeilen byzet, vermeerdert men de kragt, om daar door 't Schip met meer fnelheid te doen vallen § 32. AANMERKING. Hoe voorlyker men de Zeilen kan ftellen, hoe voordeeliger om het Schip te doen vallen, § 32 en daarom zal de Kluiver of Voorftenge Stagzeil daar toe van de meeste dienst zyn, of fchocn hun oppervlakte kleinder is dan die van de Stagzeils tusfchen de masten zamen genomen, behalven het geen van zelfs voort vloeit uit het geen van § 29- § 32 gezegd is, moet men ook nog aanmerken dat het Zwaarheid middenpunt hier F 3 als 'ig. 36.  6ï Van de werking der Zeilen. als de plaats der Last kan aangemerkt .vorden en de Kluiver als de kragt die men befteed om die Last •te bewegen. Het Centrum van draaijing plaatst zig in M agter G § 9, en moet als het rustpunt aangemerkt worden. Waarom men hier § 15 drie punten in een regte Lyn aantreft, en dus de lyn KM als de lengte van een Hefboom kan aanmerken, waar in de kragt ftaat tot dc last als KM :MG, wyl dezelve § 19 als een Hefboom van de tweede Zoort werkt. Dewyl al de Stagzeils zodaanig geplaatst zyn, dat hunne rigting een zeer fchcrpe hoek met de kiel maakten dus hetgrootftegedeeltevanhuneffect.befteed word, om hetSchip zydwaarts te dringen, volgt dat zy na mate van himne groote ook niet zooveel toebrengen, als de andere Zeilen, om het Schip voor uitte doen gaan, waarom nten hun niet gebruiken moet, dan om de ledige ruimtens tusfchen de andere Zeilen te vervullen : en dezelve bergen' zoo dra (dié wind zoo ruim komt) zy die doen lëeven, dog by de wind zyn zy van onbegrypelyk veel dienst, vóór al tot de differente beweegingen, die men een Schip wil doen volbrengen de Kluiver in 't byzonder kan men met veel voordeel gebruiken , wyl dezelve, met een ruime wind een Schip zeer gemakkelyk doet ftuurcn, alzoo hy op een lange Hel boom werkt. A ANr  Van de werking der Zeilen. AANMERKING. Van de we\khg der vierkante Zeilen, die voor bet Centrum Gravitatis geplaatst zyn. Wanneer de Fok YZ by de wind gebrast is, dan valt de wind 'er in als E F, welke daar door even als in Fig. 34 verklaart is § 33 een effedl IG voortbrengt, om het Schip van de wind af na G te doen draaijen, en dewyl men § 36 de geheele kragt van de Fok in het punt F kan vereenift {tellen, word dezelve op een diftantie vry wat voor het Zwaarheids middenpunt in het werk gefield, waar door dan gebeurt het Centrum van Draaijing § 9 zig bevind, in V agter het Centrum G dog het punt V zal verder van G afflaan, dan het punt M § 36, wyl de Kluiver'verder voor het punt G ftaat §9. weshalven de Hefboom waar aan de Fok zyn kragt befteed, om het Schip te doen draaijen, veel onvoordeliger is als die der Kluiver, want dezelve is lang als F V, en de Diftantie van de last tot het rustpunt G V is veel grooter in proportie tot FV als GM was, in proportie tot KM, dus men hier te denken heeft dat zulks het zelve kan verftaan worden, als wy van de Handfpaak die minder of meer onder het Rolpaard geftoken was gezegd hebben §18. F 4 Maar Fig. 36*.  Fig. 36. 64 Van de werking der Zeilen. Maar de Fok zal egter altoos wegens zyn meer-* dere oppervlakte de draaijing meer verfnellen, als de Kluiver, want hoe grooter FI word of hoe meerder de Vaart aanneemt, hoe meer het Roer (dat de werking der Zeilen bevordert, om het Schip te doen draaijen) uitwerking zal te weeg brengen. § 38. Het Schip afvallende, komt de wind hoe langer hoe meer regthoekig op zyn Zeilen, en als dezelve 'er eindelyk Loodregt opvalt, langs WE word het effeér. FG gelyk aan de geheele kragt die de wind op het Zeil oeffend, en dus IG op zyn allergrootst, dit gebeurd wanneer men voor de wind om wend, als de wind drie {treeken agterlyker als dwars komt, terwyl de Raa nog by de wind ftaat. § 39. Hoe de wind ook moge inkomen zoo lang ze tusfchen de punten WYZ in blyft, zal ze met eenige verandering in de vermeerdering of vermindering der kragt het Schip egter altoos langs de Lyn F G doen bewegen, dog zoo dra zy langs YZ waait, word het geheele effecl: der wind tot niets, en 't Zeil begint te leven, dog wanneer de wind dan voorlyker inkomt, werkt dezelve op de voorkant tan 't Zeil, en als dan word die werking befteed om het Schip om te doen gaan van F na W, wyl de wind haar kragt altoos Loodregt op 't Zeil oeffend. f • 49.?.  Van de werking der Zeïleu. §5 % 40. Wanneer een Schip de wind voorlyker als Dwars heeft en men de Voorzeilen tegenbrast, is hun kragt om het Schip te doen vallen oneindig veel grooter dan wanneet zy volftaan, want de wind valt 'er dan vlakker op en doet dus meer werking, wyl 'er zoo veel van deszelfs kragt niet langs het Zeil heen waaijende verlooren gaat, gelyk men zien kan. E F zy de ftreek -der wind wat voorlyker als dwars over in komende , zoo dat zyn l E F A met de Kiel AB — 8o°" zy. GFA de L van dc Raa met de Kiel zy = 320", dan valt de wind mei een Z EFG van 480" op het Zeil, en dus is dc 'geheele kragt die het oeffent, maar evenredig me de Sinus van Invalling van een hoek van 48 gra den , (zie uitlegging Fig. 2) verbeeld dooi E G. Als men nu de Raa even fcherp ombrast al: (yz) is de l BFy — 32°'*, en de wind valt m op het Zeil met een l E F y ( welke gelyk is aai BFE— BFy= (ioo°«-32°") = 68°", waarvai de Sinus van Invalling Ex tot die van 48 EC flaat, byna als 5 tot 4, hoe fchraalder de wini komt als ( e F ), hoe meerder de werking van te gen gebraste Zeilen vermeerdert, in vergelykin van hun vol gebrast te laten ftaan, want al wat d i EFG kleinder word,zoo als door(eFG) vei toond word, vergroot de ^eFy, en derha F 5 ve Fig- 37. 1 t 1 r i r 3 e i1  Fig. Si Fig. 37- 66 Van de werking der Zeilen. ven hunne Sinusfen van Invalling ook, by voorbeeld: Laat de L eFA met de Kiel =45°"zyn, dan Wyft 'er voor de l eFG 130" over, waar meede de wind op het Zeil GZ valt, en dus word L éFz = 77°'',en dan ftaan deze werkingen tot elkandér in de reden van de Sinusfen van Invalling dezer hoeken, dat is als 3 tot 13, zoo dat het tegengebraste Zeil (yz) ruim 4 maal meer kragt doet als 'tvolftaande GZ. GEVOLG. * § 41. Wanneer men eenige Coers zeild en de wind fchraald zoo veel dat zy, van vooren in de Zeilen waait, zal daar door gebeuren het geen in 't Slot van § 39 gezegt is , dat de Voorzeilen 't Schip nog meer aan de wind doen komen, als by voorbeeld de wind langs VF waaijende op het Zeil GZ, zal zy het Schip om doen gaan van F na L, cn men zal zulks niet kunnen beletten dan door dat Zeil tegen te halen als (yz),dan zal het Schip gedwongen worden om volgens FH te draaijen, het is dus door het ombrasfen der Voorzeilen dat men het Schip dikwils beletten zal 'er door te draaijen, op dezelve wyze betoogd men dat als de wind zoo fchraal, komt de Agterzeilen dan werken om 't Schip te doen vallen. ZE-  Van de werking der Zeilen. ZEVENDE HOOFDSTUK. Van de werking der Agterztïlen. of die geenen die agter bet Zwaarheids middenpunt geplaatst zyn. § 42. /\ 11e de Zeilen van de Groote Mast zyn agter het Zwaarheids middenpunt, zy zyn tocgetuigd en worden op dezelve wyze als die van de Fokke mast bewerkt, daar en boven is .ook agter dat Centrum geplaatst de Bezaans Mast, dewelke zeer agterlyk ftaande een groote uitwerking doet om de fnelheid der draaijing te bevorderen tusfchen deeze Masten in, is het Bezaans en Kruisftengc Stagzeil, welke de ledige ruimte tusfchen beide vervuilen. Van de Sta; zeVs die agter de Zwaarheids middenpunt zyn. % 43. Het punt waar in de kragt der Zeilen zamen vereenigt is, agter het Centrum Gravitatis ?ynde: zoo volgt daar uit dat zy hunne kragt befteeden om het agter Schip van de wind te duwen, en dus 't Schip aan de wind doen komen of oploeven zoo dra 'er de wind inkomt. Want het agter  6*8 Van de werking der Zeilen. agter Schip kan niet van de wind afgaan, zonder dat het Voorfchip oploeft. AANMERKING wegens de Stagzeils. § 44. De Stagzeils zeer fcherp kunnende gefield worden , volgd daar uit dat zy by de wind van veel dienst zyn, ook moet men niet verzuimen ze in dat geval zoo veel mogelyk by te zetten, dog daar ze gefchikt zyn om de ledige ruimtens te ven-uilen tusfchen de vierkante Zeilen, moet men zorg dragen zy geen wind aan dezelve benemen. Van de werking der Zeilen van de Groote Mast en van bet Kruiszeyl in bunne verfchillende Standen. § 45. Uit het geene wy met opzigt tot de Voorzeilen gezegt hebben, zal men kunnen nagaan dat de Agterzeiien even eens moeten werken om het Agterfchip die beweegingen te doen volbrengen, die de Voorzeilen het Voorfchip doen: en uit het geen wy (31) aangetoond hebben zal men begrypen dat het punt waarom deeze Zeilen het Schip doen draaijen , in A moet zyn ergens voor het Centrum Gravitatis Fig. 36. §46;  Van de werking der Zeilen. 69 •. § 46. Wanneer de Agterzeilen tegen leggen, by de wind gebrast zynde, moeten zy uit het geene Fig. 35 § 33 getoond is, 't Schip ook doen Loeven dog te gelyk agter uit doen gaan. § 47. Als de wind van vooren komt en op deeze manier op de Agterzeilen werkt die by de wind gebrast zyn,doen dezelve het Agterfchipomgaan, zoo als § 41 Fig. 37* getoond is, en dus als de wind in het by de wind Zeilen zoo veel fchraalt datze op de voorkant van de Agterzeilen valt, werken dezelve om het verder door draaijen te beletten, waarommen om dat voor te komen, alleen maar de Voorzeilen moet doen ombrasfen. § 48. Wanneer de wind van vooren komt, zal zy het Schip doen draaijen , na mate de Zeilen meer of minder aangebrast zyn, dog wanneer men dan alle de Zeilen vierkant brast, kunnen zy maar alleen werken , om het Schip agter uit te doen gaan, zonder dat zy Contribueeren kunnen ofa het zelve na d'eene of d'andere zyde te doen draaijen. Als men de Bezaans Schoot midfcheeps aanhaald, kan dezelve niets tot de vaart Contribuee- , ren, maar alleen om 't Schip te doen loeven. AG-  fó Van dè werking der Zeilen. AGTSTE HOOFDSTUK. Kg- 38. Van '/ Evenwlrt dat men móet in agt neemen in het (lellen dir Foor- en Agterzeilen , om daar - door te weeg te brengen dat dezelve het Schip ■ gemdkkelyksr doen pluuren en de Vaart bet meest vermeerderen. -'isyr r ::?x r.^iioswpA oh riev mBjfcooy^b oo s ■'. 5 49- "N"a het geen gezegt is van de werking der Voor- en Agterzeilen, kan men bcgrypeh dar wanneer men zig alleen van de Voorzeilen of van de Agterzeilen bedienden , als' een Schip by de wind zeild, dat het zelve als dan niet alleen niet 'wel fluuren zou, maar ook dat het zoo veel Vaart niet zou loopen, dan wanneer die zelve oppervlakte van Zeilen agter en voor verdeelt was. Laat ons veronderftellen een Schip't welke zyne Voorzeilen by heeft, en dat men vervolgens daar' van de helft afnemende, dié zelve quantiteit vair Zeil op de beide agterlie masten verdeelt. Dan zal men klaarlyk kunnen opmaken dat de kragt CT om het Schip voor uit te doen gaan dezelve blyft, wyl de wind' met dezelve kragt en' rigting op dezelve oppervlakte van Zeilen valt. ^ Het eehige onderfcheid dóór deeze verdeeling te weeg gebragt, is dat deeze kragt ook verdeelt is?  Van de -co er king der Zeilen. y\ fs, door dan te werken op de punten CCC aan den voor en agterkant van 't Centrum Gravitatis van 't Schip. Dog met de werking CD om het Schip te doen draaijen of afvallen is het zoo niet gelegen, wyl het zelve mi op de :différente deelen van het Schip overgebragt is, en voor de helft CE maar op de Voorzeilen werkzaam gebleven is , terwyl de we. derhelft op de Agterzeilen met gelyke kragt werkende het Schip belet af te vallen, en dus aan de wind houd, en zig als een Evenwigt tusfchen de voor en agterzeilen vestigd, ik zeg een evenwigt om dat men inderdaad wanneer men by de wind zeild en het weder zulks toelaat door het verminderen of vermeerderen van. Zeil een evenwigt tusfchen hunne uitwerkingen kan te weeg brengen, en het Schip de by de wind Coers zonder het R-ocr te verdraaijen kan doen1 houden, wanneer men dit' evenwigt wel getroffen • heeft, zyn de Zeilen op de beste wyze gefteld, om de meeste Vaart te loopen. Indien men hun te gelyk op de voordceligfte wyze gebrast heeft om de wind 'er zoo veel mogelyk in de Lyn deiKiel op te doen werken. Dit evenwigt wel waar te nemen tusfchen het vermogen der voor en agterzeilen j is ook zeer voordeelig voor het Roer, want door dien men het zelve dan minder zal behoeven te gebruiken, zal zyn oppervlakte zig maar weinig en zelden te-  7 2 Van de werking der Zeilen. tegen de loop van het water langs de zy Hellen, het geen altoos de Vaart vermindert en het Schip ongemakkelyk doet ftuuren of wild maakt, het isdus noodzakelyk dat men de Zeilen of door ze voor of agter te vermeerderen of te verminderen, hier of daar fcherper te brasfen, zodanig field dat men zoo weinig als mogelyk-gebruik van het Roer behoeft te maken. AANMERKING. § 50. Wanneer men ' de Voor en Agterzeilen zodanig gefield heeft dat 'er in hunne werking dit evenwigt plaats heeft, zo is de weêrftand van het water'op de Boeg overeenkomftig met die Van het vermogen der Zeilen: en werkt 'er regtflreeks tegen, zoo als in onze 38fle Figuur door AB word aangetoond, want nu werken de Zeilen op een eenparige wyze om het Schip langs B A voort te doen gaan,het zy dat deeze Lyn die de regtftreekfe kragt oeffening van alle de Zeilen zamen gevoegt ( hier in 't punt H ) veronderfteld, door het Zwaarheids middenpunt gaat, of door eenig ander punt voor of agter het zelve in de Lyn der Kiel. En dan kan het Schip even gemakkelyk afvallen als oploeven, ten opzigten van de weêrftand van het water, op het Lighaam van het zelve, wyl alles elkander opweegt, namentlyk de weêrftand '. van  Fan & werking der Zeilen.. 73 van 'c water op de boeg, en de werking der wind op de Zeilen. §51. Maar men moet agt geven dat de zamem gevoegde kragt der wind op alle de Zeilen op het Schip werkt volgens dc Lyn BA, Loodregt op de oppervlakte van deeze Zeilen, van' welke kragt de oorfprong in 't punt H is, waar irt wy het middenpunt van werking der Voor- cn Agterzeilen bcfchouwen^ en Welke als 'er evenwigt plaats heeft naauwkeürig moet overeenkomen, met de weêrftand van het water van A na B, zoo dat het Schip door de werking der Zeilen beneden deszelfs Coers IK gedreevcn word, door dien zy 't zelvë langs B A tragten voort te doen gaan, maar de weêr ftand die het zelve van het Water, het welke vlak er tegen in werkt van A na B ontmoet,belet.deeze afdryving door dien het er zig tegen field,- op zodanige wyze welke voort vloeit, uit de Conftructie der Scheepen, en na mate dezelve het watei gemakkelyker met de Boeg verdeden, als met de breede zy, zoo dat het langs NR zal voortgaan, welke nader by de Coers. komt die- liet zelve tragi Cé ftuuren als BA , en daarom is de hoek dei Wraak K H R evenredig aan dc meer of mindere Weêrftand die het Schip ontmoet van de werking van het water op deszelfs breede zy * in' opzigi Van de meerdere of mindere gemakkelykhcid oir het zelve met de Boeg te verdeelen, zoo cl.it dc G wraai Fig, 38.  74 Van de werking der Zeilen. Fig. 38. wraak genoegzaam van geen belang is dan wanneer men by de wind zeild, en hierom reekent men dezelve ook niet wanneer de wind agterlyker als dwars komt. § 52. Men kan hier uit verder door ondervinding redeneeren, welke bewyzen zal, dat niet alleen de wraak van de Conftrudtie van het Schip afhangt, maar nog meer van de meerdere of mindere Vaart die zy zeilen, en zeer zelden van de meerdere of mindere fcherper ftand der Zeilen zoo als zommige hebben willen ftaande houden. Want wanneer een welbezeild Schip met alles by en de Zeilen by de wind gebrast zeild, met een flaauwe koelte die hem naauwlyks doet ftuuren, zal de wraak aanmerkelyk zyn, hoe flegt het water ook mag weezen, deeze groote afdrift komt daaruit voort, dat dit Schip zeer zagt word voortgedreeven, met weinig kragt en het water dus met geen geweld gefloten wordende, bied het zelve weinig weêrftand, en daarom word het door de Zeiiep zeer gemakkeiyk langs BA voortgedreven, en wanneer men daar by in aanmerking neemt de zyde van het Schip boven water, welke een vry groote oppervlakte aan de werking der wind bloot fteld, zal men waarneemen dat het zelve nog meer dwars neêr gedreeven word, als volgens B A. Maar zoo dra de koelte fterker werd, vermeerdert  Van de werking der Zeilen. 75 dert de Vaart aanmerkelyk, en het Schip floot het water met een kragt, die uitgedrukt word, door het vierkant van 2 a 3 myl Vaart van B na A, en dan weêrfhat het water dezelve van A na B, en weêrftaat dus de afdry ving in een reden van 't vierkant van de laatfte tot de eerfte Vaart, en derhalven wykt het water niet meer met gemak, de wraak vermindert eensklaps, en bepaalt zig tot een halve ftreek of iets minder zoó de Vaart van het Schip' nog vermeerdert. Wanneer men dan in het ogenblik dat het Schip reeds een vry groote Vaart heeft, een a tweeftreekert afhoudzonder de Zeilen breeder teftellen, zou het Schip volgens de Theorie der geene die ovei de Manoeuvres van een Schip gefchreven hebben, dezelve wraak moeten behouden, dit nogtans za] nimmer gebeuren, de Vaart vermeerdert om dal de wind ruimer in de Zeilen valt, en dezelve daai door meer vermogen bekomen, terwyl het watei op de Boeg altoos op dezelve wyze werkt, ér hierom vermindert de wraak nog meer', om dai het water nog meer tegenftand bied ter oorzake van de meerdere Vaart die het Schip bekomer heeft, en meer weêrftand op' de zyde van 'tSchi| Oeffent als op de Boeg die minder aan de Schol van 't zelve bloot gefield is, hier uit kan men be fluiten,- dat van hetzelve Schip de afdry ving z\ niet bepaald aan de zetting van zyn Zeilen, en dai G 2 h F'g.38.- f 1 r f  Fig. 38. 76 Van de werking der Zeilen. in verfchillende Scheepen de wraak ook verfchild om dat hunne Conftructie niet dezelve is: en hunne Zeilen niet even eens gebrast kunnen worden, wanneer zy by de wind moeten Haan, en eindelyk om dat ze met het zelve Zeil een verfchillende Vaart lopen, dit alles bewyst dat de wraak altoos in een zamengeftelde reeden is. Van de Vaart van 't Schip, van zyn maakfel die hem meer of minder weêrftand doet bieden, met zyn breede zy:, als met de Boeg en van de ftand van zyn Zeilen na mate dezelve fcherper gebrast worden. $ 53. Dog om weder te keeren tot de befchouwing der werking van het water op het Lighaam van 't Schip, uitgedrukt door AB moeten wy agt geeven dat dezelve gefchied op het Voorfchip en dus moet mede werken om het Schip te doen oploeven , zoo dra de Agterzeilen meerder kragt oeffenen als de Voorzeilen, wyl deszelfs werking het Loeven bevordert, alzoo zy voor het Zwaarheids middenpunt werkt in 't punt M en dus het Voorfchip in de wind opduuwt, dit doet de Scheepen altyd traag vallen om dat de geheele kragt AB op de Boeg zig tegen die beweging aankant, door dat deel met veel kragt in de wind op :e duuwen, men moet zig dan niet verwonderen wanneer men ziet dat een Schip ongemakkelyk of langzaam valt, voor al die welkers boeg zeer lang is, dewyl 'er twee kragten zyn die tegen elkander aan-  Van de werking der Zeilen: 77 aanwerken, en dat dus die van de Zeilen boven die van het water moet gebragt werden, eer een Schip vallen kan, her geen egter ligt te weeg gebragt word, door het opbrasfen der Agterzeilen en aanbrasfen der Voorzeilen en door zig van het Roer te bedienen welks vermogen zeerfterk is, het zy het Schip voor of agter uitgaat. Dog wanneer een Schip aan zig zeiven overgelaten wierd , in eenige dwars winds coers, en men alle Zeilen eensklaps weg nam, zou het in de wind opfchieten, fchoon men het Roer midfcheeps lag, om dat het water op het Voorfchip meer aan de eene zyde dan aan de andere werkende de Boeg na die kant duuwt, daar de minfte weêrftand is tot dat dit vermogen geheel vernietigd word door het geheel ftuiten van de Vaart. WAARNEEMINGEN. §54. Wanneer men met een ruime wind Zeilt, gebeurt het dikwils dat de Agterzeilen de wind uit de Voorzeilen nemen, en hier door worden de Scheepen dan Loefgierig, wyl de werking der Voorzeilen zeer vermindert word , waarom men wel doet van de Agterzeilen wat breeder te (lellen, op dat daar door de Voorzeilen die men wat fcherper zet, meer wind ontfangen kunnen, en te G 3 gelyk  «r53 Van de werking der Ztlïejh gelvk dat zy de Vaart vermeerderen ook meede werken om het Schip gemakkelyker te ftuuren. Dus kan men aanneemen dat wanneer een Schip met alles by zeild zoo veel de geleegenheid het toelaat, het zelve zyn fnelfte Vaart bekoomen heeft wanneer de Zeilen zoo breed ftaan als de wind het toelaat zonder elkander die te benemen, en dat te gelyk door hunne ftand veroorzaakt word men zig van het Roer niet zeer veel hoeft te bedienen. TOEPASSINGEN, § 55. Uit het geen Ivoor afgegaan is, kan men afleiden, hoe men verpligt is zig te gedragen in verfcheidene gevallen de Zeemanfchap betreffende, by voorbeeld, wanneer men verpligt is met een ruime wind bp eenige plaats te ankeren, en men al afhoudende het anker moet laten vall:n, zoo is het klaar men dit niet danmetweir nige der Voorzeilen moet doen, om dat een Schip ruim Schoots zeilende, altoos Vaart genoeg zal hebben , ten tweeden om dat het de weêrftand van het water AB (Fig. 38) op de Boeg moet overwinnen die zig tegen het vallen fteld. §56. Wanneer men integendeel aan de wind moet fchieten, als men het anker zal laten fiilen, kan men zoo veel Zeilen byhoudeji, als men  Van de werking der Zeilen. 79 men gevoeglyk kan bewerken, om dat deeze beweeging van het Schip altoos zeer fnel is, en dat zoo dra de wind op de Zeilen valt, de Vaart geftuit word, daar dezelve door het afhouden vermeerdert, en men altoos best ten anker komt met de minste Vaart. Vyf de Aanmerking over de Werking van het Groot of Schoover Zeil. g 57, In het ftellen der Zeilen moet men agt geeven op de werking van het Groot Zeil, welke zomtyds niet is die van het Schip te doen loc ven, want zoo een Schip te Stuurlastig legt, zou het kunnen gebeuren dat het Zwaarheids middenpunt H agter de groote mast C gekoomen was, en dan zou de zamengeftelde werking van dit Zeil als vereenigd in 't punt C begreepen wordende voor 't Centrum Gravitatis komen, en dus het Schip doen afvallen, in plaats van het aan de wind te houden, maar indien dat gebeuren zal, moet een Schip al zeer kwalyk geladen of gemaakt zyn, of men moet zig vergist hebben in het plaatfen der masten. Ondertusfchen zal men altoos het groot Zeil kunnen doen dienen om het Schip te doen afvallen, of fehoon het Centrum Gravitatis voor het punt C is, waar in wy de kragt van het groot Zeil vereenigt befchouwen, om dit te doen beG 4 hoefc ' Fig. 38.  8o Van de werking der Zeil -n hoeft men de Groote Schoot, maar los te gooiJen, en daar door het agterfte gedeelte van het groot Zeil buiten werking (büen , als dan zal de kragt die het groot Zeil oeffend niet meer als in 't punt C^veréênigd kunnen aangemerkt worden, maar voorlyker moeten-komen, en wel voor het Zwaarheids middenpunt, en om die reeden zal dan het Grootzeil de Werking van een Voorzeil moeten doen. TOEPASSING. § 58. Wanneer een Schip aan zig zelfs overgel .te nis zonde,- Zeilen by te hebben, zal het altoos dwars winds leggen, om dat de wind de. meeste kragt kan oeffenen op deszelfs breede zy.] Wanneer een welbezeild Schip by de wind zeilt met alle Zeilen by, zal het met flegt water aks men het Roer' midfeheeps legd door'de wind' draaijen, Dus meet in zodanig Schip het roer in dat geval altoos ecnigzints te Loefwaart vaaren om hem zulks te beletten. Dit aan Loefwaart vaaren van het roer ftuit wel eenigzints de-Vaart, dog men moet om zulks te beletten geen Agterzeilen weg neemen, (ten zy het Schip al te loefgierig is) want in het by de windfzeileH komt het voornamenthyk daar op aan,  Van de werking der Zeilen. 8r aan, dat men in de wind opgaat, en het Roer teLoefwaard vaarende, maakt dat het Voorfchip zig- fterker tegen de werking van het water op de Boeg aankant en dus de weêrftand van 't zelve vermeerdert , en hier door word het Schip in de Jvind opgedrongen door dien het water dat op zyn Lyboeg aandringt zulks te weeg brengt, terwyl het Roer belet dat het Schip niet door de wind draait. Een Schip dat in proportie zyner breedte langer is dan een ander heeft voordeel in het by de wind Zeilen, om dat de weêrftand van het water op de Boeg minder is en op de Lyzyde meerder. Dus kan zodanig Schip zoo veel niet afdryven als een die zoo veel weêrftand niet bied in proportie van zyn breedte. Hoe minder hout een Schip dat by de wind Zeild boven water heeft, hoe minder zal 't hol van 't Schip aan de werking der wind gehoorzamen en hoe minder hout onder water hoe meerder, wyl al het geen dat Lighaam belet dwars weg te waaijen, alleen voorkomt door de weêrftand die het water bied, op het daar in gezonken hout. Dus is 'er tegen een Vlotgaand Schip, dit te zeggen dat indien het evenveel hout boven water heeft als een diepgaand, het ook veel meerder aan de Invloed der wind zal gehoorzamen en uit het hier gezegde volgt van zelfs, dat als het G 5 meer-  8 2 Van de werking der Zeilen. meerder hout boven water heeft, het nog meer aan de wind gehoorzamen zal. Men moet uit het geene hier gezegd is omtrend de mindere weenïand op de boeg der fmalle Scheepen niet befluiten dat het genoeg zou zyn de Scheepen maar minder wyd te bouwen, om ze beter te doen Zeilen, wam als men niet teffens het geheele Lighaam van het Schip veranderde, zou men dan door een onoordeelkundige Conftruócie de Scheepen te rank kun* pen maaken, en dus het effeft der wind op de Zeilen verminderen , te gelyk met de weêrftand op de zyde, terwyl men die op de Boeg vermeerderen zou, en in Oorlog Scheepen , zou men daar door dikwils veroorzaaken dat door dien zoo een Schip natuurlyk dieper moet gaan, het zelve de Battery te laag droeg, of wel dat 'er geen genoegzaame ruimte voor het behandelen van 't Gefchnt overbleef, waarom men niet denken moet het zeer gemakkelyk is om eenige verandering in de Conftructie te maken van een Oorlog Schip: maar dat hier toe al de bekwaamheid van een goed Scheepsbouwkundige vereischt word. De ondervinding en Theorie bewyzen ten klaarften dat een vlotgaand Schip veel meer af, dryven zal, als een diepgaand, en dus moet men zon<  Van de werking der Zeilen. $3 «onder noodzaakelykheid het diep gaan van Oorlog Scheepen niet verminderen. Uit het voorgaande kan men zien op een eenvoudige wyze, hoe de wind op het hol van het Schip en deszelfs Zeilen werkt, en daar uit afleiden dat de kragt der wind altoos loodregt op 't Zeil valt, en dus hoe meerder oppervlakte van het zelve 'er aan de wind bloot gefteld word, dat is hoe beter de Raas volgens de wind gebrast zyn, hoe meer werking de wind doen zal, de voordeeligfte manier om de Zeilen te ftellen is, dat de hoek die het Zeil met de Kiel moet maken, zodanig zy dat de Tangens van dezelve gemultipliceert met twee, gelyk zy aan de Tangens van de hoek daar de wind meede op het Zeil valt, dog men kan met een ruime wind de Zeilen meest al zoo niet ftellen, om dat dan de Agterzeilen de wind uit de Voorzeilen zoude nemen, en in het by de wind Zeilen belet het uitfpatten van het wand en de ft nd der ftagen, zoo een fcherpe brasfing die minder als een hoek van 25° voor de Raa met de Kiel overlaat, ©p onze Oorlog Scheepen kan men de Raas egter iets fcherper brasfen, zoo dat zy met de Kiel een hoek van a40 maken, en 'er zyn zelfs Scheepen daar men ze fcherper als dat kan zetten, dus men (op onze Scheepen altans) de Raas zoo fcherp brasfen kan als nodig is om by de wind te Zeilen op zes ftree- ken,  84 Van de merhirg der Zeilend ken, dog deeze Theorie heeft weinig te beduiden (*), voor al als men in aanmerking neemt, dat de vaart van 't Schip de directie der wind verandert het geen men aan de Vleugels zien kan, welke een wind aantoonen tusfchen de Coers die het Schip zeilt en de waare windftreek in, is de vaart Zeer fnel, gebeurt het dikwils dat de Vleugels langs de Raas waaijen , met een labber koelte komt zy genoegzaam dwars over, om dat dan een Schip niet aan de wind wil, het is met de rigting door de Vleugels aangetoond dat de wind op 't Zeil werkt, en dus zou men genoodzaakt zyn, wanneer 'er geen hinderpalen tegen waaren telkens als de vaart vermeerderde, de Zeilen fcherper te brasfen. Het vlak zetten van 'de Zeilen is"?zeer voordeelig net zoo wel in het van als by de wind Zeilen, want het Zeil vertoond daar door meer opper- (*) De hoek van 250 hier boven vermeld, die de Raa met dé Kiel moet maken is in de Veronderftelling mea niet nader als op zes Streeken zeilt, dog Oorlog Seheepen Zeilen dikwils fcherper als dat, dit maakt dat dan de hoek waar meede de wind op het Zeil vslt, weer kleinder is, en derhal ven zou mén dan al weer fcherper moeten brasfen, behalven dat is het zeker dat de voordeeligfte wyze om de Zeilen te ftellen voor alle gelegentheden niet dezelve is en dat de Con« flruftie der Scheepen, daar ook verandering in te weeg kan brengen.  Van de werking der Zeilen. $5 oppervlakte aan de wind , het is geheel buiten den haak geredeneerd, dat de wind in de Buik van het Zeil zou blyven hangen, 'er is Lrnners een altoos duurende aanvoering van wind, in tegendeel moet uit de Buik van een Zeil de aangevoerde wind ongemakkelyk uitwerken, en fteld Zig dus tegen die geene die op nieuw aangevoerd word, en maakt een warl wind uit. nsz asm f n&vM'af "iiflV §rtl\r^tfljb'öö"ttö» ft* mö BYV'OEGZEL. Het geene wy gezegt hebben van de Zydelinge Perfmg van het water en van de gebreeken die het vlot gaan mee brengen, toond aan de noodzaakelykheid der Zwaarden aan onze kleine Vaartuigen, en hoe veel 'er aan gelegen is om die op een behoorlyke plaats te brengen, waarom ook zommige Vaartuigen dezelve zoo aanhangen, dat ze verfchoven kunnen worden van agteren na vooren , om daar door die perling voorlyker , of agterlyker op hun vaartuigen te doen werken. I NEGEN-  §6* Van bet Roerl NEGENDE HOOFDSTUK, F& 39 $ 59% ï~Ïe£ k°er is een werktuig te veel bekend om 'er een omfchryving van te geven, men kan het zelve aanmerken, als een verlenging van de agterfteven, alzoo het midfcheeps gelegd wordende, daar meede in een regte lyn is, dog wanneer men het zelve eenigzints verdraait als BD maakt het een hoek met de Kiel, en hier door fluit het water, wanneer het Schip eenige Vaart loopt daar tegen aan en tragt het Schip van agteren om te floten. -:> ' Ik zeg wanneer het Schip eenige Vaart loopt, Want als het ftil legt, kan het Roer geen uitwerking doen, ten zy 'er ftroom gaat, en een Schip ten anker legt, ook als het Schip agter Uit gaat door de wind die op deszelfs Lighaam of Zeilen werkt, want het Effect is even eens, of men het Roer tegen het water doet werken, of het water tegen het Roer. § 60. Laat ons eerst zien hoe het Roer werkt wanneer een Schip vooruit gaat van B na A, en het Roer ftuurboord aanboord legt gelyk B D, het water dat langs de zyde van 't Schip loopt van voo-  Van htt Roer. 87 vooren na agteren als van A na B ftoot het zelve en doet het Agterfchip waar aan het vast is na de têgengeftelde zyde van B na b gaan, zoo dat het geheele Lighaam van het Schip draait op een punt C voor het Centrum Gravitatis G(§ 9), alzo de kragt agter het zelve is aangebrag], terwyl het Voorfchip van (A na a) draait. Dog het water dat wy hier veronderftellen als evenwydig met de Kiel lopende op 't Roer te vallen, valt op een tegen die loop fchuins gefielde oppervlakte B D, en werkt 'er dus maar op met die kragt die het zelve volgens de Sinus van Invalling kan oeffenen inde Lyn NP met een vermogen dat van de fnelheid der Vaart en van de hoek die het Roer met de Kiel maakt afhangt. En derhalven word de uitwerking der kragt meerder of minder in een Reden die zamengefleld word, door het vierkant der meerdere of mindere vaart, van het Schip en die van het vierkant van de grootfte tot de kleinfle Sinus van Invalling na de verfchillende omflandigheden, zoo dat wanneer een Schip drie of viermaal meer vaart loopt, de uitwerking van het water op het Roer negen of zestien maal grooter zal zyn met dezelve Invalling, en vermeerdert in een grooter maat als de invalling vermeerdert, in de reden van het vierkant van zyn grooter hoekmaat, deeze werking op het Roer blyft egter zeer kragteloos, als men de-  88 Fan bet Roer. dezelve vergelykt by de geheele Zwaarte van het Schip dat het moet doen draaijen, dog dezelve word geoeffend op een zeer lange Hefboom het geen veroorzaakt de weinige kragt zeer voordeelig befteed word, om het Schip te doen draaijen. Want het Roer hangt zeer ver af van het Zwaarheids middenpunt G zoo wel als van het punt C, waar op het Schip gefteld word te draaijen, alzo het punt waar aan de kragt befleed wqrd in B (het einde der agterfteven) kan aangemerkt worden. Nu valt het water langs het Schip op het Roer en alzo het Loodregt 'er opwerkt als NP, zoobcgrype men deeze als verlengt tot R: daar zy Loodregt valt op GR, een Lyn uit het Centrum G getrokken. - . .; - t cb j-r; ï:k.:; , ;;l § 61. Als men nu veronderfteld dat 'er een Hef boom als GR in het Zwaarheids middenpunt van een Schip geftoken kon worden, op.welkers uiteinde R al die kragt befteed wierd indeRigting^ RP kan. men begrypen dat daar'door-een zeer groote kragt te weeg;zal gebragt worden, om het Agterfchip van B na (b), en het Voorfchip van A na (a) te doen gaan en zelfs veel verder wan* neer de vaart in 't Schip blyft, want de uitwerking van het Roer blyft duuren, zoo lang als de vaar'tf. van't Schip. De hoek Lyn.NP van de Raam. IL verbeeld de geheele kragt,, waar mede het' water op het Roer werkt, NI drukt dat gedeelte der'  Van het Koer. 39 der kragt uit dat nadeelig is aan de voortgang, en welke het Schip evenwydig met de Lyn der Kiel agter uitfloot \ het is ligt te zien dat dit gedeelte NI de regtftreekfe kragt van 't Roer zeer weinig toebrengd, om het Schip te doen draaijen, want indien men IN verlengt, zoo ziet men dat de Lyding van dezelve heel na aan het Zwaarheids middenpunt komt, zoo als door GV word aangetoond en dat de Hefboom BN=GV, waar aan de kragt befteed word op zyn allermeest gelyk is, aan de helft van de breedte van het Roer, maar zoo is het niet gelegen met de daar toe behoorende kragt NL, welke Loodregt op de Kiel werkt, want daar de Eerfte NI genoegzaam onnut is en zelfs fchadelyk, om dat zy de vaart verhindert, zoo is de tweede NL van een zeer groote uitwerking, nademaal dezelve op een zeer verre afïïand van het Centrum Gravitatis GinE befteed word, en dat dus het Centrum van Draaijing C, dat zig aan de andere kant van het zelve bevind § 9, als het rustpunt moet aangemerkt worden. Van een lange Hefboom C E, waar van de kragt in E en de Last in G is, waar uit verder blykt dat van de twee uitwerkingen NL en NI die uit de kragt oeffening N P voort komen, 'er een is die de vaart vermindert en maar weinig dienst doet. Om het Schip te doen draaijen, terwyl de anH dere  oo Van bet Roer. dere alleen dit te weeg brengt zonder de Vaart eenigzints te verhinderen. §62. Uit deeze befchryving van de werking van het Roer volgt dat 'er een hoek is die men het zelve met de Verlenging der Kiel kan doen maken, ivelke veel voordeeliger is dan alle anderen om het Schip te doen draaijen met de meeste Snelheid , want als men het Roer te veel draait zou het zelve daar door minder Effeét doen, als dat men het op zyn behoorlyke plaats lag, het geen klaarder zal worden als men het volgende in overweeging neemt. Als men in plaats van het Roer te leggen als BD het zelve lag als BH, zou de werking van het water op het zelve met meer kragt gefchieden, dog te gelyk ook meer hinder aan den voortgang toebrengen , alzo het Roer zig nu met meer oppervlakte en meer regtflreeks tegen de Schok van het water field, maar daar te vooren NP de directie van het water Loodregt op het Roer aantoonden, en deszelfs verlengde NR dem Hefboom GR bepaalde, zoo word (nu door QS de werking van 't water Loodregt (op het Roer BH) aangetoond, en deszelfs verlengde QT bepaald den Hefboom GT, welker korter zynde als GR minder voordeelig werken moet om het Schip te doen draaijen, dog daar word  Van het Roer» 91 word meerder kragt aan befteed, ter oorzake dat het water in dezen ftand met meerder kragt Werkt, dog; daar meede zal men niet altoos vergoeden, het verlies van kragt; door op korter Hefboom te werken, indien men het Roer al te dwars voor het gat gelegt heeft. Want de Lyn Q Z word door zoo een dwarfe Legging in proportie van N L veel te kort om door deszelfs meerder vermogen hier uitgedrukt door Q U boven NI het verlies van het beter Effect N L te kunnen opweegen. Waar by nog komt dat QZ op een Hefboom gelyk C Y werkt die kleinder is als CE, waar by nog gevoegt moet worden dat na mate de kragt nader aan G befteed word, het Centrum van draaijing zig verder na de andere kant van het Centrum G plaatzen zal in X § 9., dit doet het vermogen van de Hefboom door twee oorzaken verminderen , want de Last die te bewegen is, in het Centrum Gravitatis G zynde , het Rustpunt in het eerfte geval in C, en in het twede in X. Zoo word de Reden van X G tot X Y veel kleinder als van CG tot CE, en dierhalven vermindert de uitwerkingvan het Roer om het Schip te doen draaijen door drie oorzaaken. ie. Door het verminderen van het vermogen QZ in vergelyking tot NL. H 2 2e'  92 Van bet Koer. 2e. Om dat het Rustpunt zig verder van de Last die bewogen moet worden geplaatst heeft § 18. 3e. Om dat de Hefboom waaraan de kragt befteed word korter is. § 63. Op deze wyze veronderftellende dat BH de eerfte Legging van het Roer geweest is, of die welke wy in onze veronderftelling als de voordeeligfte willen befchouwt hebben, kan men het tegengeftelde ook beredeneeren , namentlyk dat men indien men het roer niet genoeg Draaid de directie N P van het water op het zelve fchoon voordeeliger, om het Schip te doen draaijen egter wel te weinig kragt ^an hebben, om de draaijing van het Schip te weeg te brengen, en om alle deeze Reedenen, kan men befluiteu dat 'er een wyze is tusfchen alle deeze uitterftens, van het Roer te leggen, die de aller voordeeligfte is, om het Schip met dezelve vaart het fnelfte te doen draaijen. § 64. De Meetkundige-hebben de hoek van 't Roer met de verlengieg van de Kiel als de allervoordeeligfte bepaald , wanneer dezelve gelyk is aan 540 44' in de veronderftelling, dat het Schip even breed aan de bovenfte waterlyn was. Als aan de Kiel, dog deeze veronderftelling is klaarblykelyk vals, wyl alle Scheepen in breedte toenemen van onder na boven tot aan hunne uitwa- 21e  Fan het Roer. 93 tering. Zoo volgt daar uit dat deeze hoek te groot is, want het water valt boven veel meer Loodregt op het Roer, als om laag alwaar het Schip zoo veel breedte niet heeft, wyl het water juist de lyding van het hol van het Schip volgt. § 65. Op dusdanige wyze als men zulks uit Fig. 40. ( 1 en 2) zien kan, vergeleken met die werkingen die wy in Fig. 39 aangetoond hebben, waar in wy veronderftelden dat VN de weg was van het water langs het Schip of de Kiel, dog hier in Fig. 40. word getoond dat men moet aanmerken dat het water niet evcnwydig met A B de Lyn der Kiel op het Roer valt, maar evcnwydig met het beloop van het hol AMB, zoo als zulks door de differente Lyntjes V i, word aangetoond, welker rigting in Fig. 40 , 1 en 2 zeer verfchillend is om dat Schip van boven als in Fig. 2 breder is ,als onder in Fig. 1. en deeze verbreeding heeft langs het geheele hol van beneden tot boven plaats , en dus is de bereekening van de voordeeligfte hoek voor de legging van het Roer op alle plaatfen verfchillende, weshalven men tusfchen -zoo veele verfchillen , voor de meeste Scheepen een middelbaare hoek gevonden heeft die gelyk moet zyn aan 46 graaden 40 minuten, welke de voordeeligfte legging voor de uitwerking van het Roer wezen zal. H 3 66.  94 Van het Roer. § 66, Dog wat ook de voordeligfte hoek wezen mag, men kan in geen een Schip het Roer zoo veel draaijen, en in onze Oorlog Scheepen kan men op zyn meest het Roer maar 24 a 250 hoek met de Kiel doen maken, wyl de Luiwagen der Roerpen maar een. boog is van 45 a 50 graden , indien men de Roerpen verkorte, en de Luiwagen agterlyker bragt, zou men het Roer meer over en weer kunnen Draaijen, hetgeen dikwils en voor al in groote Schepen ter volbrenging van verfcheidene Èvolutien , veel dienst doen zou, door deeze verkorting van de Roerpen,, zou het voor de Lieden aan het Rad boven draaijende, zwaarder werk worden r dog men zou door de proportien van dat Rad te veranderen, die meerdere kragt welke 'er vereist wierd zeer ligt kunnen fuppleeren, dog niet zonder verlies van tyd. § 67. Na al dat geen wy hier vooren gezegd hebben, kan men wel begrypen, dat hoe meerder de vaart van het Schip is, hoe meerder uitwerking het Roer doen zal, wyl het zelve tegens de loop van het water werkt met een kragt welke in een vierkante Reden der fnelheid van deeze vloeiftof werkt, het zy dat het Schip voor of agter uit gaat, agt gevende dat in deeze twee omhandigheden de uitwerkingen omgekeerd zyn, want indien het Schip deinst word het Roer gefloten in de rigting van I na N en in plaats van, van  Van het Koer. 95 van N na P gefloten te worden , zoo zal het zyn van N na R en bygevolg zal het Agterfchip ook op dezelve wyze omgezet worden, en het Voorfchip in een tegengeflclde zin en dus na die zyde daar men de Roerpen gelegt heeft. GEVOLG. § 68. Dewyl uit bet geen hier gezegt is, ook volkomen bewezen is, dat hoe men het Roer ook legge , het zelve altoos aan de vaart zal hinderen, meer of min, na mate vankle hoek die het met de Kiel maakt, volgt daar uit dat men het Schip zoo moet ftuuwen, en deszelfs Zeilen zodanig ftellen, men het Roer maar weinig behoeve te gebruiken, of zoo als men zulks uitdrukt, dat het Schip maar weinig Roer nodig heeft. De groote Scheepen langer zynde dan de kleindere, zoo kunnen zy hun beweegingen zoo fpoedig niet volbrengen als de laatfte, en dit verfchil ftaat tot elkander, als hunne lengte, zoo zy op dezelve principes gebouwd zyn, zoo dat een Schip van 150 voeten 6 minuten werk zal hebben tot de Evolutie die een Schip van 10b voeten in 4 minuten doet, want 150 : 100 — 6:4 — H 4   97 TWEEDE DEEL. .HUT 2 G1 GOH 3T2iï3n Handelende hoedanig men met een Schip omgaan moet in verfcheide gevallen die dagelyks vóórkomen, en waar in het geen hier vooren Theoretisch befchouwd is, op de dadelyke Praétyk \vord toegepast. ]Vf et regt kan men zeggen dat de kennis van dit gedeelte der Zeevaartkunde een der moeijelykfte en teffens een der noodzaakelyfte van een Zeeman, en vooi al voor een Zee-Officier is, waar in hy allermeest zal gewaar worden , hoe ver de grondige kennis van de Theorie hem in allen gevallen zal te hulp komen , om zig uit veel gevallen te redden, welke hem voorkomen, fchoon hy die nooit heeft bygewoond, en niet in twyffel te ftaan over de wyze, welke hy daar toe in 't werk moet ftellen , als wetende dat een Schip een Werktuig is, dat aan het Roer en het ftellen der Zeilen moet gehoorzamen. \a név/uovfwfr zla few cos ?gi gifxrn hvw ïib,*3PJ obv i3lu 3r»5E'rÏ3ni . r^K'basA "10b \6 t >•'$''*■ H 5 EER-  98 Fan bet onder Zeil gaan. EERSTE HOOFDSTUK. [n namsiasfoaori atofeï • Van de wyze om met een Schip onder „ï ,ec „ . Zeil te gaan,. . ö EERSTE 'G ®<«fr ^38. jlyfifi iSl djtyfebfib 3b qo < ai bwuoii'jl Onder Zeil gaan wanneer men .ergens geankert is, daar geen ftroom gaat en het Schip op de . wind legt. ; - OPLOSSING. nsv üinxipi -ó 2.*.:b usgg^s iwïtt nsjf tgs? 33 j L .Men yeronderfteld, dat men niet vertuid legt, maar voor een Anker , dat de .^gillen gereed en al het loopendc Touw - werkjak"- Marsfchooten en Vallen agter de hand zyn, cn verders dat" alles zoo isjn.ordre gebragt, dat men op de ÊeMjT ordre * alle "zodanige zaken Executceren Kan, als de geene die Commandeert zal gelasten zoo wei in dit als volgende gevallen, zynde dit het werk det Subalterne officieren die op de differente posten verdeelt zyn , ook dat die geene, aan vviëh de zorg o.mtrend het inwinden der zwaare Touwen aanvertrouwd is, de Stoppers, zwakke halzen, naaitouwen, zyfings en wat 'er verder tot dit werk nodig is, zoo wel als wuytouwen by 't Spil, by der hand heeft, men dient hier van zeker  Van het onder Zeil gaan. 99 zeker te zyn, want het fucces van alle Manoeuvres hangt af van de fchikkingen die 'er te vooren toe gemaakt! zynU'r • W?? c .'. -•;'; -!I '■'■>■: ''■ '■ Weshalvert men niet te naauwkeurig de Vasrgefteldc fchikkingen kan doen obfervceren, dit alles gereed zynde wind men op' het Anker , tot het Touw Haags wyze ftaat. Men maakt de Zeilen los, en laat in deMarfeils zoo veel reeven nemen, als men bekwamelyk denkt te kunnen voeren, haalt de kluiver uit cn Marsfchooten voor, heist de Marfeils op , en indien men over bakboord vullen wil , brast men de Voorzeilen Stuurboord en de Agterzeilen faSiboord aan, indien 'er weinig koelte is en men bcdugt was het Schip dc gier ibmtyds verkeert zou noemen, heist men nog de kluiver cn voórftengé ftagzeil halende de fchootcn fruurboord' op', en legt het Roer Bakboord aan boord, dan Ligt flfei het anker het welke gesprongen zynde,-'zal het Schip over Bakboord beginnen te Vallen, en acter uitgaan of deinzen. Wanneer het zoo ver gevallen is dat de Asterzeden volftaan, welke by de-wind gebrast zyn aan Bakboord of de wind dwars overkomt, zal men voor kunnen afhalen en de Bezaan byzetten, om dus by de wind op zyn koers'te ftellen , of zodanige koers als men zal moeten houden. Dog wanneer men de ruimte heeft, dat is  i.op Van het onder Zeil gaan. is als men nergens te naby legt, zal men best doen de Voorzeilen tegen te laten of bygedraaid te blyven leggen , tot men het anker voor de kraan geheczen en de Boey gevat heeft, en dan moet men de Bezaan byzetten indien het Schip te veel af en aanvalt. .1 a-n o\vw en haald nu de Bezaan ook weer uit en zet de Stagzeils by, zoo dra de wind aan de andere zyde inkomt om het aanlqeven te'bevorderen, en te gelyk brast men de Zeilen alle by de wind om het Schip in devaart te houden, en zoo dra mogelyk weer by de wind op te zeilen, men geeft agt het Roer weer pp te halen als het Schip halver wind legt, om dat men het nu nodig zal hebben om het Schip tegen het te hoog oploeven te Hutten. VIERDE GEVAL. '• Foor de wind om te wenden , zoo fcbielyk mogelyk , door de Zeilen teegen te balen. OPLOSSING. Men legt het Roer te loevert aan boord, brast de Agterzeilen leevendig, geid het Groot Zeil, de Bezaan en al de Stagzeils, men brast de Voorzeilen fcherp tegen, halende de Lyfokkehals en Boelyns voor uit, men haalt de Kluiver en Voorflenge-Stagzeilfehcot te loevert op, en zoo dra het Schip ftil begint te leggen, legt men het Roer midfcheeps, en als het begint te deinzen, haald men het Roer aan ly, zoo dra de wind agterlyker als dwars komt, brast men de Voorzeilen om, en Iaat de Agterzeilen vierkant ftaan, en als 'er weer vaart  Van bet Wenden. 12$ vaart in 't Schip komt, haald men het Roer op» om nu verders de Evolutie met vojle Zeilen te volbrengen, zoo als hier vooren gezegt is. Redenen waarom men zoo werkt. Men legt het Roer te loevert aan boord, om dat het Schip in den beginne nog vaart fchiet, men brast de Agterzeilen Leevendig, oó} dat ze op die wyze geen effect doen, wyl de wind langs de Raa, waaid, §. 39,, men geid de Bezaan om dat deszelfs werking §. 48. nu geheel moet weggeno• men worden, zoo wed als de Stagzeils van de Bezaansmast en de andere Stagzeils om de vaart te fluiten, men brast de Voorzeilen tegen, cn haalt Kluiver en Voorfteuge-Scagzeiifchoot te loevert op,, om. d^t hun werking om 't Schip te doen vallen, dan allerilerktst is; §. 40 en 36. men haalt, om de wind op de Voorzeilen zoo veel mogelyk te doen vallen, de Fokkchals cn Boelyns vooruit, en zoo dra hef Schip ftil begint te leggen, gooid men het Roer aan ly, (wyl het Schip nu welhaast zal beginnen te deinzen) om dat het dan tot het verder afvallen medewerkt, 67. als men zoo ver gevallen is dat de wind agterlykcr als dwars komt, brast men de Voorzeilen vol, om dat hun werking om te doen vallen dan grooter is, §. 38. en men gooit het K 5 Roer  Van het menden, Roer weer over te Loevert, zoo dra *t Schip vaart begint te fchieten, § 60 alzoo dan aktes in dezelve omftandigheden is , als ia het 3e,, Geval. AANMERKING, Dit Manceuvre kan te pas komen, wanneer men niet by de wind over wenden kan, ter oorzaake men ergens te naby is, en men voor uit geen plaats heeft van voor de wind om te wenden, (op de Wyze in het derde geval verhandelt) wegens de vaan welke men zoo fpoedig moet fluiten als men kan, dog allermeest zal men het met voordeel kunnen te werk ftellen, wanneer men getragt heeft by de wind over te wenden, en 't Schip heeft geweigerd; zie 2e. Geval, want dan is 'er de vaart uit en meesten tyd Deinst men, het Schip begint van Zelfs te vallen , het Roer legt aan Ly, en mén heeft het volk by alle het Lopende Touw-werk klaar ftaan, om de Zeilen te brasfen die dan meest leevendig zyn, de wind komt dan heel voorlyk, en dus doen de Voorzeilen tegen gebrast veel dienst om de afvalling te verfnellen § 40, BY-  V&n hei wenden. ï 31 BYVOEGZEL. -Wanneer men zeer fchiclyk iets moest vermyden, door het doen van even gezegde Manoeuvre , zou men om nog fchielyker te Deinzen en te vallen , in plaats van dc Agterzeilen Levendig tc halen, dezelve alle regt vierkant brasfen, om dat zy op die wyze niet anders werken, dan om't Schip agter uit te doen gaan ( zonder tot de draaijing meede te werken § 48 en dus zal het Roer dat nu ook aan Ly gelegt is meer kragt doen om 't Schip te doen vallen, § 67 men geycl in' dit geval het Groot Zeil niet, dogAnders alle de Stagzeils hier vooren bepaald. AANMERKING. Om dit Manoeuvre te volbrengen, moet, men wel agt geven op 't Roer wyl het Schip in dc eerfte oogenblikken vaart fchiet.dan door het tegen brasfen der Zeilen ftil legt en agter uit gaat, vervolgens wanneer 't Schip afgevallen is tot de wind agterlyker als dwars komt, weer ftil legt, en dan weer voor uit fchiet, door alle deeze Veranderingen der Werking van de wind op de Zeilen zal het Schip ook onder het uitvoeren dezer beweging, ecnigen tyd niet draaijen, dog in die oogenblikken legd het zelve ook onbcwceglyk zonder voor of agter uit tc gaan , weshalven men zig hier over niet  I32 Fan [bet wenden. niet behoeft te ontrusten, de kaste wyze Van Wérken met de Agterzeilen vierkant zou ik altoos boven de eerde van het vierde geval ftellen, ; TWEEDE BYVOEGZEL. Wanneer een Schip een Uyl vangt, zal men net verder doordraaijen dikwils niet kunnen beletten, dan wanneer men de Voorzeilen fpoedioombrast, § 4I men moet om dezelve reeden de Agterzeilen laatén ftaan, van 't Roer bediend men zig na mate van de omftandigheid, als 't Schip voor of agter uit gaat, § 67 men begrvpt ligt uit al het voorgaande, dat men in deeze de Bezaan en agter-Stagzeils moet geijen, men kan zig dit geval niqt beter voorfteüen, als zig te binnen te brengen, waarom men de Voorzeilen in 't by de wmd over wenden, ie. Geval als men de Agterzeilen heeft omgehaald nog zoo lang laat tegen leggen, tot de Agterzeilen weer volftaan, " DERDE BYVOEGZEL. Wanneer men onverwagts voor al met liegt * eer van hooge Zee en harde wind een buy uit de LY krygt, kan men daar door in zeer gevaarlyke omftandigheden gebragt worden , voornamentlyk als men het Grootzeil by heeft, want geijen kan men  Van hst wendetu 133 men het zelve niet, om dat het tegen het wand aanlegt, ondertusfen zoo moet men in deeze omftandigheid voornamentlyk, het eftecl van de Agterzeilen (om het Schip aan de wind tc houden) Weg neemen, wyl het geen 'er in deeze vereischt word is het Schip te doen vallen, en de Zeilen dus weer vol te krygen, men legt nu wanneer het zeer boos komt, onbeweeglyk, dog met de geweezene Loefzyde daar de Zee nog opftaat aan 't water, en door dat de Zee nog na de voorige wind loopt krygt men veel water in , en zoo veel dat men onder de last van het ingekreegene water zou zinken, indien men 't Schip niet fpoedig aan 't vallen kon krygen. Om dit dan te weeg te brengen, gooit men *t Roer aan de zyde daar 't Schip overvallen % moet, § 67 wyl het zelve met alle de Zeilen tegen, Deinzen moet, geyt de Bezaan, en laat het volk aan de geweezene Ly Groote en Marfe Boelyn, als meede aan de Brasfen werken, en tragt maar de geweezene Lykant van 't Zeil van de Mast te halen, latende de groote Hals voor eerst alleen maar los gooijen en uitfteeken, om reeden dat de voorkant van 't Zeil, Contribueert ©m 't Schip te doen vallen § 57 en om dat men al het volk wel nodig heeft, indien het niet allemaal aan de Boelyns en Brasfen is, om ook de Lyhals voor uit te krygen, wanneer men dus met  i34 Van het wenden, met veel moeiten 't Zeil van de Mast genaak" heeft, kan men het aan Ly opgeijen en gorden en de hals ook op geijen, en verders Ombrasfen, voor het overige werkt men dan als in het vierde geval van voor de wind omwenden gezegt is. Als men het wenden by de wind over (ie. Geval) wel begreepen heeft, kan men dit Manoeuvre 'er wederom uit afleiden, men heeft zig maar voor te ftellen men te lang gewagt heeft om de Agterzeilen te laten gaan, en 'er dus de wind Van vooren opkomt, wanneer men even als in de aanmerking na gemelde geval gezegt is met de' Boelyns 't Zeil van de Mast moet halen. Voor al moet men zig in deeze omftandigheid te binnen brengeir, het geen § 57 gezegt is en werken dus maar om de geweezene Lykant van 't Zeil weg te nemen, men kan in de noodzakelykheid komen, 't Groot Zeil 'er om van de Raa te' moeten fnyden, dog dit gaat ook zoo gemakkelyk niet, als men zig wel verbeeld, wyl het Zeil daarom tegen 't wand blyft leggen en dus gefteunt word, en deszelfs werking daarom blyft voort duuren, men word door de weevelingen belet hetGytouw op te haaien, maar men kan op de Gordings werken , uit het geene hier gezegt is volgt dat men in 't eerfte oogcnblik 't volk meest aan de Ly Boelyns moet zetten en Gordings* als meede aan d©  Fan bet wenden, 135 de Lyhals, zonder hun vergeefs aan 't Ly gytouw tè ftellen, men dient ook zeer voorzigtig te zyn, om wanneer de Zeilen beginnen te leeven en dus van de Mast komen, de tegenwoordige Loef bras by tyds te ftoppen, wyl anders het Zeil met zoo veel geweld om vliegt, de Raas da "r door kunnen breeken , en voor al attent te weezen, om de Voorzeilen zoo dra de wind agterlyker als dwars» Jfeomt af te haaien. DERDE  ig(? Van 'iet ttgen Gebrast leggen. DERDE HOOFDSTUK. Handelende van hettcegen Gebrast, of hy gedraau leggen. Doorteegen Gebrast, Opgebrast of Bygedraaic te zyn, verdaan wy het Sehip zoo ftil te doert leggen als'mogelyk is onder Zeil zynde. Dit word te weeg gebragt door de Zeilen zodanig te ftellen, zy tegen elkander aanwerken, en dus elkanders uitwerkingen als vernietigen. Ten dien einde brast men het eene Marszeil zoo fcherp tegen , als men kan en laat het an«< dere volftaan,waar door het eene Marszeil wcrl t om 't Schip agter uit en het andere om het voor uit te doen gaan, wanneer men het Voor* Marszeil tegen Brast, zal men om dat hetzelve kleinder is als het Groot Marszeil, zig dan ook van het Kruiszeil moeten bedienen , om daar' meede te werken na de omftandighede zoo als hier na volgen zal. Deeze Manoeuvre komt te pas wanneer men een Schip dat op Zeild wil inwagten, ook om wanneer men in een goede Politie is om met voordeel (op een voorwerp dat ook ftil legt) te vuurem EER.  Van het tegen Gebrast leggen. n? EERSTE GEVAL. Wanneer men op vuil Brasfen met bet Groot Marszeil teegen te halen. iisob qg J93W bnojh-* o das isrf kaal vJ cêc Jsb OPLOSSING. Men Brast het zelve aan de andere zyde aan en zet de Bezaan by, latende het Kruiszeil en Voormarszeil vol ftaan, en draait het Roer aan Ly, op deeze wyze zal men genoegzaam ftil leggen, dog indien men bevind dat het Schip nog eenige vaart Schiet, zal men het Voorftenge Stagzeil kunnen hysfen met de Schoot te Loevert op, en indien dit wat veel; toebrengt om het Schip te doen vallen, kan men 't groot Marszeil wat meer tegen halen, om teegen deeze werkfng van het Stagzeil op te weegen. - Reeden waarom men zo werkt. Het Groot Marszeil teegen Gebrast zynde,doet twee werkingen, namentlyk die van 't Schip de vaart te beneemen, en van 't zelve aan de wind te houden § 46 , en dus weegt het tegen het effeft van het Voor-Marszeil op, dat het Schip doet voortgaan , en alzo het groter is als het Voor-Marszeil, ook eenigzints tegen het effect dat het Kruiszeil aan de voortgang toebrengt, L welke  i 3 8 Van het tegen Gebrast leggen. welke laatste.mét de Bezaan dienende onl 't Schip te doen oploeven, zoo zal te gelyk het Schip niet heel veel kunnen afvallen, en1 wanneer het zulks al een enkèlde keer doét; zal het Roer dat aan Ly legt het zelve terftond weer op doen Loeven, wêslfalvén' zoo een ^S chip niet anders dan ftil kan leggen.. AANMERKING. qp cv J ...... is»ö/I vA w ;il 09 ,m;al iov • •. i Die- dit Manoeuvre doen wil, dient in. aanmerking te neemen, dat .fhet-om het Schip zoo ftil te doen leggen mogelyk., veel afhangt: van de qualiteiten van het Schip omtrend aan de wind te willen of niet en men dus de Zeilen daar na dient te ftellen , men kan pok-, het groqt Marszqil wel vierkant Brasfen , . indien men onverfchülig is of het Schip wat, af cn aanvalt. BYVOEGZEL. Hoe men wederom in deeze Tofitie zynde - ■•'"■■>?. jj' ffB*/ oib Jvün'jncn .Sè^ftbftöw "a-éwj ' Wanneer men- op die^wyze'öp-G^bïaSt Iegd, en men. wil weer -vol Brasfen c èti- lfct Schip in de vaart bréngen , kan: men. dit niét spoediger verrigten, dan dat men eerftelyk obferveert of het Schip eenige vaairloopt, ftil legt, ofwel déynst, Om daar na met het Roer te . werken § 67 e« ook  Van het tegen Gebrast -leggen. 139 Óók mee d: Zeilen, want indien het ftil legt of deinst,' dat veroorzaakt word door dien het in dat moment wat hoog opgeloeft. is, moet men terftond dc Bezaan geijen, het Kruiszeil en groot Marszeil vierkant brasfen § 48 en Voor-Marszeil tégen halen, § 40 latende dan 't Schip zoo jang afvallen,. tot de wind agterlyker als; dwars komt,fwanneerv(wyl men zig in dezelve omftandig heden bevind', als zie de Oplosjing van het vierde geval der wending) alles wederom vol gehaald "kaw worden:" 1 ö «1 ... Indien men zoo vol: legt dat het Schip ceni;ge vaart fchkt, brast men de Agterzeilen leeven:dig en geid 'dé Bezaan op, ook kan in beide •gévallen het hcisfen van de Kluiver byzetten van dc Fbk in. dit' geval, - affchaken van Gordings en Gytouvven in ,het bovengenoemde, veel drenst toe brengen en als 'er haast by is, moét me» altoos met zoo veel Zeil werken moogelyk.- T W E E D' E GEVA L. iVahneer men op voïl Brasfen met het Voer-* ' Marszeil teegen. O P L O S S I N G. -§«3^ 0^.19113007 fRhtsvxuLdra-jam .joorn < Dan brast men het zelve aan de andere zyde aan, en zet de. Bezaan by , latende het groot : Marszeil en Kruiszeil voldaan, en legt het'Roer aan Ly. L c K'Jefi  140 Van het tegen Gebrast leggen. Reeden waarom men zoo werkt. De groote quantiteit van Agterzeilen zal veroorzaaken, dat zodanig een Schip hard aan Loeft, waar tegen zig maar alleen het VoorMarszeil" aankant, dat alzo het tegen legt egter kragt genoeg zal hebben om het Schip het hoog op Loeven te beletten , § 40 wanneer men dan te veel vaart blyft fchieten , kan men het Kruiszeil nog tegen brasfen, valt het Schip veel af en aan, het Voor-Marszeil of meer tegenhalen of meer vierkant ftellen, ook het Voorftenge Stagzeil gebruiken, Holle Zee, veel of weinig koelte geven veel verandering om het begeerde te weeg te brengen, en dus moet men dat een weinig zoeken, men kan ook wel het Voor-Marszeil maar alleen vierkant brasfen. BYVOEGZEL. Hoe men wederom in deeze Pofitie zynde Af brast. Men moet het groot Marszeil en Kruiszeil levendig halen, leggen het Roer aan de vereiste zyde § 67 en letten wel wanneer men het overleggen moet, maken Kluiver en Voorflenge Stagzeil by, met de Schoot te Loevert op, en fchaken de Gordings van de Fok af, en als men dan de wind agterlyker als dwars krygt moet men vol halen. DER  Van het tegen Gebrast leggen. 14* DERDE GEVAL. Wanneer men opbras/en wil met alles tegen te halen. OPLOSSING. Men bergt alle de Stagzeils tusfchen de Grooteen Fokke-Mast, alsmede de Kluiver en Voorftenge-Stagzeil, en vervolgens brast men alle Zeilen om, haaiende de Ly-Boelyns uit, om de Zeilen meer aan de werking der wind bloot te ftellen , men haald de Bezaan uit, en legt het Roer te loevert aan boord. Reden waarom men zoo werkt. Men bergt de gezegde Stagzeils om dat zy alle voor het Centrum Gravitatis geplaatst zyn, en dus een werking doen §.35. die alleen wel door de Voorzeilen verrigt kan worden, alzoo die kragt genoeg hebben om tegen de werking der Agterzeilen op te wegen, welke op dezelve wyze tegengebrast leggende, elkanders werkingen als vernietigen zouden, indien de Voorzeilen de Agterzeilen niet een weinig bedekte, waartegen men de Bezaan wederom uithaald, en alzoo het Schip door alle zyne Zeilen gedrongen word, om agter uit te gaan, moet men het Roer aan hecLoefboord leggen §. 67. om het Schip te doen oploeven, L 3 Men  1:42 Van het tegen Gebrast t"ggen. Men zal dit voorenftaande ook nog kunnen esecuteeren, door het Voormarszeil maar alleen vier-? kant te brasfen, en de Agterzeilen geheel tegen. BYVOEG ZEL. Qm. in deeze pofitie zynde, ivederam af ie brasfen, ■ „ Men brast de Agterzeilen vierkant en geid de Bezaan, §. 48. legt het Roer aan ly §. 67. om 't Schip te doen afvallen, heist Kluiver en Voorflenge Stagzeil met de Schoot te loevert op, §. 36. en als de wind agterlyker als dwars komt kan men vol brasfen. AANMERKING. Wanneer men een Schip wil praaijen of dat 'erzen! by de Commandant van een Esquader word gedaan om agter hem omtekoomen, en dezelve op de eene of andere manier tegengebrast is, moet men eerftelyk agt geeven hoedanig dezelve legt, en daar na zyn manier van werken inrigten: want als men een Schip goed wil praaijen, moet men het zeer na durven neemen, en daar in handelen na de geleegendheid van Wipd en Zee,,vcrdagt zynde, dat, wanneer het Schip dat men zodanig nadert, Gröoter is, deszelfs Zeilen dan de Wind uit  Van bet tegen Gebrast leggen. f43 uit dc uwe ncemen, als men het zelve agterom onder de ly fchiet, waardoor eerst de Voorzeilen blind flaan, en hier door gaat het Schip aan het loeven, en men loopt gevaar het andere aan boord te gieren: daarom moet men zoo iets niet doen als met een levendig Kruiszeil, gegeide Bezaans en Agter-Stagzeils, met de Kluiver en alle Voorzeilen by, en gereed zyn het groot Marszeil op te brasfen. Die geene die op deeze manier genadert word, zal een kwaad manoeuvre van den andere, die te fpoedig aanloeft, ontwyken kunnen, door dan terftond Zeil te maken en voor uit te fchieten, het zal best zyn een grooter Schip dan het uwe, te loevert langs te komen: dan kan men veel naderen en alle beide zeilende bly ven, verdagt zynde dat als men zo voorlyk kwam, dat men dezelve de Wind uit de Zeilen nam, van dan Zeil te meerderen, ten einde voor uit te fchieten; men moet in zodanig geval , als men een Schip te loevert wil langs lopen, de Kluiver en Voorltenge-Stagzcil neerhaalen, cn alles agter byhouden. Kortom men moet vcrondcrftellen, ieder Zeeman weet wat hy in zoodanig geval doen moet; dog men moet altoos gereed zyn om een flegt manoeuvre van een ander te repareeren, zo lang men de Wind in de Voorzeilen kan houden, is men van het Schip meester: dog, die 'er uit rakende, moetenen op L 4 zyn  •144 Van het tegen ïebrast leggen. zyn hoede zyn, en vooral zig te binnen brengen, wat wy van het tegehhaalen der Voorzeilen, §. 40. gezegt hebben: want het Schip oploevende, is de wind fchielyk zoo fchraal dat die voor op de Zeilen valt, en dus zoude de Voorzeiden kwaad doen als men ze niet omhaald. Men moet, als men niet verzeekert is van het wel werken van een Schip dat men naderen wil, altoos het Groot Zeil geijen, om dat het zelve b&lemmerd met ombrasfen, en ook zoo fpoedig niet geborgen word. Als men een Sloep aan boord wil zenden van een ander Schip, doet men zulks best, door dezelve op een lange Paarlyn aan ly te laten agter uitfleepen, dan zeilt mefl digt te loevert langs en in de Wind, van hetzelve zynde, flipt de Sloep de Paarlyn daar ze eerst mee overgegiert is, en dan komt dezelve, als het vaarbaar weer is aan boord, zonder eenige moeite, als men dan voorovergezeilt is, laat men zig weer aan ly agter uitzakken , en dan krygt men de Sloep met gemak weerom, VIER-  Fan bet Byleggen. HS VIERDE HOOFDSTUK. Fan bet Byleggen. 13yleggen is het Schip zoo na aan de Wind te houden mogelyk, met weinig Zeil, en het Roer aan ly gedraait, en dewyl men dit meestentyds doet, doordien men door de kragt der Wind en hooge Zee, daartoe genoodzaakt word, het zy dat men, om de laatfte reden, verpligt word van een goede Wind een kwaade te maken, of wel dat men wanneer de begeerde coers by de Wind valt, belet word het noodige Zeil te voeren om die te behouden, in beide deeze gevallen verpligten Wind en Zee ons, om zoo veel Zeil by te zetten mogelyk, om het Schip by de Wind te houden, en dus op de Zee. Namate nu de Wind flerker is, kan men daar minder Zeil toe gebruiken, om het Schip zoo weinig te doen werken mogelyk, en dus word daartoe in de eerfte plaats vereischt, men weet wat qualiteiten het Schip heeft, want 'er zyn Scheepen, die veel Agterzeilen begeeren, en andere die de kragt der Zeilen willen verdeelt hebben, om door wat vaart te fchieten, meer werking op 't Roer te hebben, zoo verfchillende als de hoeL 5 da-  146 Van het: KByZeggen, danigheden der Schecpenzyn, zoo verfchillende zyn ook de Zeilen die fflen by moet Éetten, om wel by te leggen; dog welgemanierde Scheepen zullen wel byleggen, voor een gebolde of gereefde Bezaan, Bezaan-Stagzeil, groot Stagzeil en Stormfok, en deeze Zeilen hebben dit voordeel, dat zy een Schip in ftaat ftellen om alle bewegingen te doen, door de Agterzeilen weg te nemen, welke gemakkelyk kunnen geborgen worden, want wanneer de koelte by dc vlagen vermindert, zal men het Schip door het bergen van de Stormfok, even na aan de Wind kunnen houden als te vooren, en als de koelte aanneemt, zal men gemakkelyk zoo veel verminderen als vereist word. Het waaid zomtyds zoo hard, dat men genoegd zaam geen Zeil kan voeren, of zoo weinig dat men verpligt is, alleen zoo ver agter uit als mogelyk, eenig Zeil by te zetten, met oogmerk om 't Schip, dat anders geweldig flingeren zou, op de Zee te houden, dog deeze gevallen zyn zeldzaam ; ondertusfehen is het niet raadzaam een ogenblik zonder eenig Agterzeil te leggen, vooral met hooge Zeeën, en in 't byzonder voor OorlogScheepen, die veel bovcnlast hebben, want door het geweldig flingeren, kan zig zomtyds het een of andere bcgeeven, het geen het verongelukken van het Schip tot zyn gevolg zou hebben. Stormwinden kunnen zeer onverwagt opkomen, tor.  Van b$t Byleggen» 147 tot Orcaancn overfkan, cn in zoramige Gewesten de Zee tot een vervaariyke hoogte doen ryzen; ja zelfs zoo, dat men ter naauwernood de Zeilen kan bergen, de volle Bezaan dan by te laten liaan is niet mogelyk, en om dezelve zoo ver gegeid te krygen, dat men die bolle of recvcn kan dikwils ondoenlyk zonder de Roe te llryken, waardoor men een geruime tyd van dat Zei} beroofd is, het eenige dat in die ogenblikken, door zyn.agterlyke (land het begeerde uitwerkzel kan te weeg brengen , in die.gevallen heb ik met goed gevolg om niet zonder Agterzeil te zyn, de Bezaan zoo ver gegeid als mogelyk, tegen het Lywand laten leggen, dan een Lyer om de Top van de BezaansMast gedoken, die door dc Ringbout, die op de Knie van de Vlaggefiok isgefchoorcn, en meteen Taly aangezet, langs welke Lyer dan een Voorftengc-Stagzeil gehcezen wierd, waar van de Schoot voor uit gebragt wierd te loevert op, dat Zeil geheezen zynde, kwam de Bezaan-Blind, en geide gcmakkïiyk, het haalt zig met vcrhalzen fpoedig neer, en heist zig gelykerw}^ zoo dra men dooide wind is; ik fpreek hier van hevige Stormen, want met mindere graden van harde Wind, zal men, het zy met het gereefde groot Zeil of de gereefde Bezaan, beter byleggen; men moet zig daaromtrent, na omftandigheden van koelte en Zeegedragen. Men  Ï48 Fan het Byleggen. Men bedient zig ook om het Schip op de Zee te houden, van een Dryf Anker het geen een Zeil is, in een driehoekig Raam gefpannen, het welk over boord gegooid-zynde te Loevert opgaat, aan het zelve is een Kabeltouw vast, dat men voor over de Bak neemt, en om de Fokke mast fteekt, dit Zeil te Loevert opgaande, komt het Kabeltouw ftyf, men legt dan als ten Anker, dit werktuig en deszelfs gebruik word befchrevcn in de Zeemans Oeffening over de groote Zeevaart in het ligt gebragt door Jan de Boer, Examinateur van de O. I. C. te Amfterdam. met dat ik het nooit heb zien gebruiken , wyze ik myne Leezers tot dit werkje, meerder hier over uit te weiden, agt ik onnodig, de werking der Zeilen op het Schip hebben wy bier vooren breedvoerig genoeg befchrevcn, dezelve blyven met ftyve koekens even eens werken, het zy genoeg dat men in 't oog houde om voor het gemakkelyk werken van het Schip te zorgen als men de ruimte heeft om te dryven, en daar na Zeilen byzet. in andere gevallen, daar men ver-t pligt word de hoogte zoo veel mogelyk te houden, moet men wederom zoo veel Zeil voeren als men kan , agt gevende dat men zoo weinig afdryft mogelyk, waar toe laage Zeilen beter zyn als hooge. AAN«  Fan het Byleggen. 149 AANMERKING. Men kan zig zomtyds van Storwinden en hooge Zeeën aangevallen vinden, die de Scheepen zoo geweldig doen flingeren en werken, dat dit door het overnemen van water, en door de vrees die 'er is, dat zig het eene of het andere begeeven zal gevaarlyk word, deeze hooge ongemakkelyke Zeeën loopen meest in Golven, en de felfte winden zyn de aflandige, en die hebben hun ■meeste kragt op eenige affland van Land, als men in zoodanig geval komt, doet men wel van voor de wind weg wat verder van Land te Zeilen, om de fterke kragt der wind te ontwyken. fFy gaan nu over tot het Befchryven van de wyze hoe men by leggende verbalzen moet. Men heist de ftorm Fok wanneer men voor het Groot Zeil by legt, en neemt het oogenblik waar dat het Schip begind af te vallen. Om dan het Roer te Loevert aan boord te leggen. Viert dan de groote Schoot, en als de wind iets agterlyker als dwars komt, de Boelyn en haald . dc Loef brasfen ftadig aan door, zoo dat men de wind in 't Zeil houd, zonder het Zeil ooit te doen leeven, halende ondertusfchen de Lyhals door,en wanneer men zo ver afgevallen is, dat de wind vier ftree-  lga Van het Verbaken* ftreeken.agterlyker als dwars komt, fteekt men de groote Hals op, en haalt het Zeil vierkant om de Hals over de anderen. Boeg wederom toe te zetten, men haald.de Stormfok neer zoo dra het Schip' voor de wind legt, en werkt met het Roer zoodanig dat het groot Zeil, door het te fpoedig aanloeven van .het Schip: niet leevendïgïétfet/:|do OTjoorf 3s33b t:6ib*v/ ..,, ~y_ -ie* 9k iu tnüvlor> nr üoïkn n$q , • . r..-,.r Reedenen, waardin men zoo werkt* Men heist de Stormfok, om dat dezelve zee? voordeelig geplaatst is, om het Schip te 'doen afvallen. Men legt het Roer te Lcevert aan boord in 't oogenblik als 't Schip afvalt om dat het dan zyn vaart vermeerderende, het Roer meer werking doet, men vierd de groote Schoot om daar door de werking van dat gedeelte van 't Zeil dat het Schip aan de wind houd te vernietigen Zoo veel mogelyk, men viert de Boelyns'niet, voor dat de wind iets agterlyker als dwars komt, om de- werking der wind op 'de voorkant van het Zeil niet tc verminderen, § 57 daarom haalt men de brasfen ook niet eer op, om dat daar door al meede dc voorkant van het Zeil minder voordeelig zoude komen te ftaan, men fteekt om die zelve reeden , de groote Hals niet op voor dat de wind vier ftreeken agterlyker als dwars  Van he Verhuizen. 151 dwars komt \ welke bepaaling egter kan verandert worden, na dat het Schip fpoedig valt, het oograeck.ran.kdöeze-.liepaalmg zynde, om temaken men de andere hals toe heeft, als het Schip voor- de- wind legt-, de Storm fok haalt men als ^ .dan. neer., om dat dezelve nu niet meer kan toebrengen tot de wending , en „om i dat rhèn sdèzejve moet neer. halen Om óver de andere JBoeg weerrrby.'ftej^etrjen. .Men moet het Roer geb'rnïkfin om hef Schip.' te beletten yan aan te Loeven VjOor men het. groot Zeil weder bered heeFc-'an..zou het zelve flaan, cn men zou de hals piet kunnen toe,.%geny dan met veel moeiten, die men door het te 'fpoedig aan Loeven te beletten bad kunnen vermeyden. BYVOEGZEL. Men zal op, deeze wj'zc met het groot Zeil alleen zonder Stórm fok met een wel gemanierd Schip kunnen verhalzen. Wanneer men voor enkelde Stagzeils legt, of voor top en Takel. Moet men een Schip door de Storm .fok en groot Stagzeil teheyzen of de erfte alleen, voor de wind om doen gaan, wanneer men meer werking op het Voorfchip wilde hebben, kan men met eenig volk in het Loef fokke wand te doen gaan, zomtyds het oogmerk bereiken. AAN-  *5a Van bet Verbalzen. AANMERKING. «00 toé ?'-<■'■ f vibro.'i qiris3 J*f 3sb *sn «.rciyiosv Wanneer men met Storm weer verhalzen moet, met een hooge Zee, zal men dikwils veel gevaar lopen, van als het'.Schip dwars Zees komt , een ftort Zee over te. krygen , waarom men wel zal doen de prefenningen te laten fchalmen,:voor men dit Manoeuvre begind, en de Fok los te laten maken om by te halen, als het Schip zomtyds traag valt. ook ten einde de vaart te kunnen vermeerderen, wanneer't Schip voor de wind legt, om de Zee te ontlopen, die anders wel eens agter over zou kunnen komen, in het kort het voor de wind om verhalzen met hard weer is een beweeging die met veel voor. zorg en voorzigtigheid moet uitgevoerd worden. VYF-  Van het Ankeren» f53 VYFDE HOOFDSTUK. Handelende van de zvyze hoe men in verfchillende Gevallen, met een Schip zal ten Anker komen* Dewyl men dikwils genoodzaakt is met allerhande zoort van weêr te Ankeren en op verfchillende plaatfen, heb ik voorgenomen hier te laten volgen, hoe men dit in verfcheidene gevallen ten uitvoer brengt, voor af Hellende, dat men altoos moet tragten op de begeerde Ankerplaats te komen, met zoo weinig Zeil mogelyk ten einde dezelve in 't oogenblik te kunnen bergen. Want indien men veel Zeil by heeft, zal men de vaart zoo fpoedig niet kunnen fluiten als vereischt word, en dus als men de nodige ruimte niet had verpligt zyn, het Anker te laten vallen voor dat de vaart uit het Schip is, waar door men wel eens gevaar zou kunnen lopen van een flag van het Touw om de hand van het anker te krygen, het geen daar door zou belet worden ter houw te komen , een omflandigheid waar op men wel letten moet, in allen gevallen wanneer men ten Anker komt. Wl Men  J54 Van het Anker. Men kan egter wel eens verpligt zyn om veel Zeil by te houden, ten einde de begeerde Ankerplaats te bereiken , en 'er niet beneden te vervallen, weshalven men het hier even gezegde van met weinig Zeil ten anker te komen niet als een generaale Regel moet aanmerken, maar als iets dat men verkiezen moet, als de omflandigheden het toelaten, voor al zorg dragende van niet beneden de ankerplaats te vervallen. Wyl men dan dikwils verpligt word, van op een onbekwaame plaats ten anker te komen, en om dat men zig te veel beneden heeft doen vervallen, zomtyds genoodzaakt word twee ankers te laten gaan, om zoo veel te zekerder ter houw te komen. EERSTE GEVAL. Met mooy Weer te Ankeren, wanneer men by de wind zyn Ankerplaats moet bereiken. Men geeft agt op de vaart die het Schip loopt, en bergt by tyds de onder Zeilen, Bramzeils en Stagzeils, en wanneer men gist twee k drie Scheeps lengtens van de plaats waar men wil Ankeren af te zyn zo begind men de Marszeils te geijen, dezelve niet ftrykende voor ze half gegeid zyn, en legt het Roer aan Ly, halende het Kruiszeil tegen, de Bezaan uit en het Voor- ftenge  Van het Ankeren. 155 ftenge Stagzeil neer, en viert het Anker voor de Kraan wanneer de vaart uit het Schip is legt men het Roer midfcheeps, en zoo dra als het Deinst, legt men het Roer over, en laat het Anker vallen, fteekende ftadig aan, het touw toe, om het Anker te doen vatten, wanneer men denkt genoeg Bot uit te hebben, houd men aan en legd het Roer midfcheeps, en geyd de Bezaan zo dra 't Schip opgetornd is, waar meede men dit Manoeuvre volbragt heeft. Reden waarom men zoo werkt. Men legt het Roer aan Ly, om het Schip op te doen Loeven, en daarom haalt men ook het Voorftenge Stagzeil neer, door dien het zelve dan in de wind zal opfchieten, zal men fchoon men dit begint op twee Scheeps lengtens afftand van de Ankerplaats , meest nog boven zyn Ankerplaats komen, waarom men als het Schip zoo ver opgeloeft is, dat de Marszeils beginnen te leeven, dezelve geyt om datze dan gemakkelyk kunnen geborgen worden , om die zelve reden ftrykrmen de Marszeils ook niet voor men ze half gegeyt heeft, om dat ze dan onder het ftryken van zelve in de Mars komen, men moet met dit bergen van de Marszeils niet langer wagten, want anders zou men te veel Zeilen tegen krygen, als bet Schip M a op  156 Vari het Ankeren. op de wind lagy. en dus zou het zelve zomtyds beneden de Ankerplaats dryven, men zou ook wanneer het Anker gevallen was te veel Zeil tegen hebben, en daar door te hard afvallen, het geen zomtyds het Anker beletten zou te houden, of weer uit de grond doen fpringen, dit is ook de Reeden waarom men het Touw wat toe fteeken moet, indien 't Schip door 't Kruiszeil dat vierkant tegen gchaalt is niet genoeg Deinst. Men heeft de Bezaan uitgehaald , om de Torning te verligten , door het Schip met de Zeilen op de wind te doen komen, men geyd de Bezaan als dia begind te leeven, om dat ze dan geen dienst meer doet en legt het Roer midfcheeps, om dat .deszelfs werking ophoud , het Kruiszeil kan men vierkant laten ftaan als 'er te weinig koelte is om het Schip agter zyn Anker te houden. m t> •• -fis gfföjsnol ij&foZ ssv,'.' qo mhs < jjijo neoocuoó ipD ououïJlffOjJ Als men ten Anker legt en men ziet een Vyan- delyk Schip aankomen., zal men aanftonds Anker moeten Ligten, zonder in gevaar te komen N 4 eenig  ï."6 Fan het Gevegt. eenig Vuur van het zelve te moeten afwagten, terwyl men ten Anker legt, want een Schip dat onder Zeil is, heeft te veel voordeel op een ander dat ten Anker legt. TWEEDE GEVAL. Handelende over de wyze hoe men een Vyandelyk Schip zal Enteren, en hoedanig zig tegens zoo een aanval te defendeeren. Wanneer twee Scheepen eenige tyd met elkander geflagen hebben en dat den eene door een voordeelige pofitie te hebben gehad, of door Superioriteit meer bedreventheid van de geene die het Commandeert ofte eenige andere redenen veel voordeel op den Vyand behaalt heeft, zoo dat men ziet dat deszelvs Vuur verflaauwt en daar uit ongemaakt dat hy veel Dooden moet hebben, zoo kan het dikwils geraden zyn om meester van zoodanig een Vyand te worden hem aan Boord te klampen of te Enteren, want het zou kunnen o-ebeuren dat zoodanig Schip , indien gy uw Tuyg verloor het door de Vlugt ontfnapte, deeze ma^ nier van Vegten is thans zeer uit het gebruik, en de Conftructie der Scheepen belet of maakt het zeer moeilyk dezelve te onderneemen, zoo dat het een wyze van Vegten geworden is, die-van het aller ongelukkigfle gevolg kan zyn, om dat die  Van het Gevegt. x-jj die geene die zig 'er voor wagten moet op zyn hoede zynde, men zig in de Waagfchaald iïeld, om alle de te vooren behaalde voordeden te verliezen niet alleen, maar om zelfs door die geene, die men Enteren wil genomen te worden, want "er word tot deeze aanval een zeer bekwame Equipage vereist en veel Fcrmiteyt in die geene die hem Commandeeren zal. Wy houden dan hier voor af voor een der vereistens die iemand in 't oog moet houden, om eenig fucces van een Entering te wagten, dat de Vyand hem voorkomt door een flaauw Vuur dat dezelve maakt, zeer verzwakt tc zyn. En voor een Reden die hem moet aanzetten om dezelve te onderneemen de vrees die 'er is om door een gelukkig Schot van zyn Vyand, in zyn Tuyg ontreddert te worden , terwyl dezelve Vyand daar in niet ontreddert zynde een middel overblyft van door de Vlugt te ontkomen , de Vcrdcclingen die 'er om zoo iets te ondernemen, ten opzigte der Equipage nodig zyn, zyn zoo verfcheiden als de denkbeelden van die geene die dezelve onder nemen wil., onze Matroozen behoorden , met goede mesfen voorzien te zyn van wat grooter zoort|als de gevvoonen, de Zoldaten met Houwérs en Bajonetten en een ieder met een Pistool, de Enterbylcn cn Pieken dienen om eeu N 5 En-  178 Van het Gevegt, Entering af te keeren, en kunnen van geen nuc zyn om dezelve te doen. Wanneer men een ieder behooriyk gewapent heeft, en het oogenblik :s daar dat men de Equipage Commandeert van over te gaan , moet men zorg dragen 'er twee [platons goede Soldaten agter aan geplaatst zyn om op die geene die aarfeien in het overgaan te Vuuren , want komt 'er de minlte vertwyffeling is de aanflag mislukt, en de Vyand heeft daar door veel gewonnen, men moet een Attaque van dien Aart aanmerken , als iets dat niet ten halve kan gedaan worden, en eens begonnen 'er door moet, het was ook niet ondicnffig, om de Equipage door een Scheeps teken te kennen, op dat men in de furie die zoo een Masfacre aanregten moet elkander niet komt tc vermoorden. Voor dat men tot Enteren overgaat moet men ook door Handgeweer en Granaaten voor al door het Vuuren met Schroot, en uit de Marien, de Vyand het dek van zyn Schip doen ruimen, ook moeten die geene die eerst overgaan twee Granaten en. een brandende Lont hebben, om wanneer de Vyand na geretireerd te zyn, wederom een uitval deed, dezelve op nieuw te rug te dry ven, dus zal men moeten trageen dezelve van vooren aan te klampen . want als men elkander langs de zyde iogt, is 'er geen voordeel voor die geene die at- ta-  Van het Gevegt. 179 taqueert boven hem die dezelve defendeert. Men moet ook wanneer men een Schip aan Boord gelegt heeft, Kettingen cn Enterdreggen in menig!e klaar hebben, om vastigheid te krygen, zoo op de Nokken der Onderraas als Bak en Half Dek, want men moet wel zeeker zyn niet weer van elkander vry te zullen raken voor men al het Volk over heeft doen gaan , wanneer dit wel gelukt, is de overwinning genoegzaam gedecideert, ondertusfchen moet de geene die men op deeze wyze aan Boord gelegt heeft, tragten alles wat men vast maken wil, met de Enterbylcn, aan Stukken te kappen, en wel zorg dragen het Handgeweer, Pieken cn Sabels uitgedeeld, is, al het Gefchut laten ftaan cn zig maar alleen toeleggen om de Vyand het overkomen te beletten , de Battery van het Half Dek langs Schceps poincleeren, cn met Schroot 'er Ondcrvuuren ook eenige der agterftc Stukken in de Kuyl met Schroot Laden cn langs Schceps halen, en het overige Volk onder de Bak met dubbeld geladen Geweer gereed hebben, om wanneer 'er eenige overgekomen zyn uit te vallen, wel agt gevende of 'er ook kans is om los te komen om daar van terftond gebruik te maken. Men moet om een Schip aan Boord te leggen eerst Voorwaarts van het zelve zien te komen en werken om de Boegfpriet van het te Enteren Schip tusfchen het Groote en Fokke Wand te brengen, dan  i8o Van het Gevsgt. dan zal men een zeer voordeelige pofitie bekomen , en na genoeg aan Boord Zwaaijen om over te gaan over de Bak heen. Hoedanig men moet Manoeuvreeren om dat Einde te bereiken, en wat 'er van de kant van deVyand gedaan moet worden om het te vermyden is met geen mogelykheid te befchryven, want dit is voor ieder oogenblik zeer veele Veranderingen onderhevig, wanneer men het voorgaande wel na Leest zal men uit de werking dat ieder Zeil op het Schip doet kunnen nagaan, wat men daar toe in het werk moet ftellen zoo door tegen als vol Brasfen, in het kort wy zullen ons hier vergenoegen met te zeggen dat men aan een Schip dat béter Zeild dan een ander hetaan boordleggen nietzal kunnen beletten, indien hy zulks met ernst, en opeen goede wyze zoekt, dog men zal altoos meest kunnen beletten hy niet de favorabelfte pofitio neemt, om te Enteren met hoop van Succes. Wanneer men een Schip dat ten Anker legt, aan Boord leggen wil, het zy dat het u afwagt of by verrasfing moet men tragten boven winds van het zelve te komen, «n voor zyn Boeg tegen Brasfende , zal men dwars voor hem overleggen, en dan zal men hem zeer voordeelige Lagen kunnen toebrengen, en digt genaden zynde, laat men een Anker even buiten hem vallen, daar door Zwaait U Schip in dc wind op, en  Van het Gevegt. i8t eti dan kan men zig met het Touw te fteeken aan Boord vieren. Zoo men verpligt is geweest de attaque ten Anker af tc wagten , moet men het oogenblik waarnemen, dat de Vyand ten Anker komt om het Touw te kappen, dan zal men Dwars winds vallen, een voordeelig Vuur op den Aanvaller kunnen maken, en de Aanklamping vermyden, zoo hy ook niet wederom Touw kapt, daarom zal men best doen wanneer men een Schip dat ten Anker legt, abordeeren wil, het Anker niet te laten vallen voor men zeer na het zelve aan Boord is. Ais men door naby Land te leggen, of andere Redens verpligt is, de Vyand ten Anker af te wagten, moet men voor al zorgen van Springen op het Touw daar men voorlegt te zetten, ten einde het zelve zodanig te kunnen omhaalen, dat men zoo veel mogelyk het Vuur van den Vyand beantwoorden kan. % ' AANMERKING. In beide deeze gevallen heeft men veronderfteld, het Schip in gereedheid was om te liaan, hoedanig het in die ordre moet gebragt worden, is by anderen te vinden, een Oorlog Schip moet veronderiteld worden, altoos in die ftaat te zyn voor  ita Van bet Gevegt, voor al 's nagts, wanneer men dikwils geen tyd heeft om zig daar toe gereed te maken voor de Vyand attaqueeren kan, waarom men zig des avonds altoos gereed moet maken, en alles by de ftukken hebben, en het geene 'er voor de Battery inde weg is, opruimen over al daar men Balies moet hebben die neerzetten, als-mede de Drinkcns Va* ten, zoo tusfchen Deks als op 't Dek en kort om wat 'er meer moet wezen, op dat het Volk niets te doen heeft dan zig by hunne Stukken te begeeven, de Officieren die de divifies van deBatteryen Commandeeren , moeten 's avonds hun Stukken Completeren voor die geene die Ziek zyn, het zy •uit het Corps de Referve of uit de Soldaten die by die Divifien verdeelt zyn, welke zulks aangezegt moet worden, ten einde die 's nagts metalarm zig terftond aan de Stukken begeven. TWEE,  Bergen en byzetten van Zeilen. 183- ■ TWEEDE HOOFDSTUK. Omtrent het Bergen van Zeilen, en bezetten. Daar omtrent kan eene Reis iemand meer onderrigting geven, als geheele Boeken Schrift, wyl het zelve alleen een werk is van Practyk en oplettendheid, het geene 'er in waar te nemen is, beftaat daar in dat men de Zeilen belet van te flaan, en dus van Hukkend te gaan, waar door men in veel ongelegentheid zou kunnen komen. Wyl het kan gebeuren,men het Schip zou kunnen behouden, met dezelve wederom als het Weer wat bedaard by te zetten, daar men die anders mist, en het dikwils niet mogelyk is, al heeft men al waarlooze-,-die zoo fpoedig weer aan te flaan als de nood wel vereisfehen zou, om ze weer by te metten. Weshalven men omtrent het bergen van Zeifen Wel alles in agt mag nemen, ten einde dit .•net voorzigtigheid te doen met het byzetten van Zeilen moet men het zelve in het oog houden om gelyke Redenen. Men moet nog in agt neemen, dat het bergen van Zeilen om twee redenen kan gedaan worden, als eerftelyk met beftendig flegt Weer, en ten tweeden met het aankomen van een Zwaare buy7  i?4 Bergen en byzetten van Zeilen. in hec eerfte Geval kan men altoos de veiligfte wyze om het Zeil te behouden in het werk ftellen, in het tweede moet men dikwils het behoud der Rondhouten en dat van het Schip alleen in het oog houden, voor beide deeze gevallen moet men op verfchillende wyze handelen. Want in het laatfte Geval moet men de Lyfchotender Zeilen zeer fpoedig los gooijen, om de werking der wind op dezelve te doen ophouden, en om dat anders de Marszeils niet ftryken willen, door dien het Schip te veel overhangt, en het Zeil het Rak van de Marfe Raa teveel tegen de Stengaan dwingt, hetgeen aanllonds los komt, zoo dra het Zeil leevendig begind te flaan, terwyl het Schip terftond ryst zo dra de kragt der wind op de Zeilen benomen is, met zoodanig Buijig Weer kan men het ftryken der Marszeils ook veel bevorderen, door het Schip in de wind op te doen fchieten' het welk te gelyk het effect der wind vernietigd,'door de Zeilen te doen leven, ik zeg men in zoo een geval de Lyfchoten dikwils maar mpet Los gooijen, zonder om het behouden van het Zeil te denken, want het is in alle geval beter het Marszeil alleen te-verliezen, als de Stengen daar en boven, en beter de Onderzeilen als de Masten of het Schip, in zodanige gevallen, komt 'er niets Geval,  Bergen en byzetten van Zeilend 185 Geval; als men met harde wind een Zeil zal bergen, dient men om het Slaan vöor te komen, de wind 'er zoo lang in te houden mogelyk, en derhalven dezelve te Loevert eerst te bergen, en laten hun Gebrast ftaan, zoo als ze zyn, dit is zekerlyk het beste met de Onderzeilen om dat men htm Raas niet ftrykt, en om dat de Brasfen en Toppenants die Raas onbeweeglyk houden. Dog met Marszeils welke geftrooken moeten worden, moet men aan Ly beginnen, om het ftryken van de Raa te bevorderen, welke voor die tyd geen fteun van zyn Toppenants heeft, waar by nog komt dat dezelve op zoo een tyd doorgaans niet in het Top ftaat, en dus de wind meest door de Boelyn in het Zeil gehouden word, welke wanneer men te Loevert eerst gcyd^ lös komende is de Lybras iiiet genoeg om de Raa die Stand te doen houden die het Zeil belet van levendig te flaan. Waarom men zig best bevind met een Marszeil eerst aan Ly té bergen: De Voorzorgen daar by ih agt te neemen zyn, dat men voor als men de Lyfchöot op fteekt, eerst al het Volk wel aan het Ly Gytouw , Gordings en deRiftalys verdoekten de Ly Marfe Bras ftyf vast zet, om het flaan van de Raa voor të komen en zoo draa als het aan Ly geborgen is de Loefbras wat ophaalt, te gelyker tyd, dat. men het te Loevert bergt, zoo dat men maar zorg draagt O hec  186 Bergen en byzetten van Zeilen. het Zeil niét tegen komt te leggen, waarom men de Raa ook wat fcherper als vierkant moet laten, om dat anders het Volk op de Raas niet goed uit enteren kan, en het Zeil dat onder de Raa door waait en tegen legt geen Meester kunnen worden. Het byzetten van Zeilen moet altoos eerst aan Ly gefchieden, om dezelve redenen, waarom men ze aan Loevert eerst bergt, van de Onderzeilen word de Schoot maar even zoo veel aangehaalt, dat het Zeil uit flag is, om dat men anders de Hals niet toe krygen kan. Dog de Marfe Schoot moet men terftond voor halen, om dat men de Loef Marfe Schoot daarom even gemakkelyk kr}rgt. Omtrent het Reeven . der Marszeils , moet men wel in het oog houden dat het Volk niet. uit Entert voor de Riftaly te Loevert genoeg op gehaalt is, om welke genoeg te krygen men dikwils de Loefmarfe Schoot zal moeten opfteeken , en de Raa zoo veel opbrasfen, dat de Riftaly goed over de Schyf op de Nok haald, waar toe vierkant het best is, men zal dikwils niet dan met veel moeite een Riftaly kunnen voor halen wat men ook doet, het geen dan komt dat de Raa gedraaid is, met de Schyf na agteren of na vooren, dat men in tyds veranderen moet, hoe gering dit werk ook mag wezen, alles vereist attentie, het is 'er ook verre van daan, dat ik denk men niet op een andere wyze te werk kan gaan, en het zelve oogmerk be-  Bergen en hy zetten van Zeilen* 187 bereiken, ik heb hier alleen maar eenige algemeene bedenkingen opgegeven, wel wetende dat het detail in het geheel niet verkregen word, als door een geftadige oeffëning. Het Scheeren der Gordings en het vaaren der Gytouw blokken op de Raas brengen, veel toe om dit alles wel uit te voeren. ó ï DERDE  i88 Van de Stuwagie. DERDE HOOFDSTUK. Omtrent de Stuwagle van de Scheepen. I~ïoewcI men ook met een Schip om mag gaan, en al het geene voorichreven is in agt neemt, zoo is het zeker, dat wanneer men niet bevoorens zorg gedragen heeft , een Schip behoorlyk toe geladen is, men dikwils niet in ftaat zal zyn om een voorgenomen beweeging uit te voeren. Dus zal een Schip dat te voor lastig legt iemand in veel ongelegentheid kunnen brengen , door niet voor de wind om te willen wenden, en een Schip dat te Stuur lastig legt, zal daar en tegen weigeren van by de wind over te gaan, en zal in flegt Weêr niet byleggen en daar door veel ftort Zeeën overkrygen, als mede wanneer men bydraaijen wil zeer traag Loeven, het geen van het uitterfte gevaar kan weezen. Behalven dit alles is het noodig, men een Schip zyn behoorlyke waterdragt geeft, indien men verlangt, dat het zoo fnel mogelyk zal Zeilen het welke daar van meestendeels afhangt, hierom hebben verfcheidene Lieden hun gedagten laten gaan om. uit te denken zoodanige werktuigen welke men in de Scheepen plaatfen kon, om dit ten allen  Van dj Stuwagie. 189 allen tyden te obferveeren, de Engelfche hebben agter in de Konftapels kamer en voor tusfchen Deks daar wy de hel hebben twee'Kokers, die door een Kraan met het water buiten boord Communiceeren, deeze Kraan doen zy open en als dan ryst het water zoo hoog in deeze Kokers als het buiten Boord ftaat, de boven kant van die Kokers komt met een bekend merk van de diepgang over een, dan laten zy een Pyl ftok (daar onder aan een vierkant plankje is, dat de Pyl ftok belet van op zy te gaan,) in die Kokers dryven , deeze is in duimen gemerkt, en daar door ziet men, hoe veel het water beneden het bekende merk op de Koker ftaat, dit is volftrekt noodzakelyk, want door het verminderen der Victualy welke niet altoos even veel agter en voor verdeelt is, verandert zulks alle oogenblikken, en de minfte Deining die 'er ftaat, word het nazien buiten Boord'onzeker, Behalven dat is men verpligt, zig door Proeven van de beste waterdragt te verzekeren, nademaal die niet met alle gclegentheden dezelve is, nog ook met alle Diepgangen. Dat is te zeggen dat die aan verandering onderhevig is, na mate de Scheepen door Confunrptie van Victualy en bchoeftens Vlotter, of door geequipeert te zyn voor lange Reizen dieper gaan, indien men dan zodanige Machine niet heeft is men altoos verpligt 'er maar na te raden, daar O 3 men  19° Van ie Stuwagie. men met deszelfs behulp zig vry na van de vereistens in alle deeze verfchillende omftandig* heden verzekeren kan. De Stuwagie is in allen opzigte een zaak van veel aanbelang, het leggen van de Ballast is het eerfte en voornaamfte deel derzelve, deeze is in Oorlog Scheepen gemcenelyk meest yzer, en in zommige wat fteen 'er by, men moet zoo veel mogelyk zorg dragen het yzer in het hart van het Schip te brengen, en voor al tragten voor te komen, dat men geen yzer of andere Ballast verder .brengt, dan de voorkant van het voor Ruim en agterkant van het agter Ruim, dc Piek en hel zyn daar toe zeer ongefchikte plaatfen, want het Stampen word door de Last zoo ver na de Uitterftens van 't Schip te brengen zeer vermeerdert, en dit moet met de minfte Zee hoe goed het Schip ook op zyn Last legt, de voortgang verminderen, weshalven de Waterdragt moet gevonden worden, door eene langzaame Vermeerdering der Zwaarte van agteren na vooren, en van vooren na agteren op die Wyze zal het Tuig ook zoo weinig mogelyk lyden,- want een Schip kan dan niet ver door Stampen. Nog moet men in agt neemen, dat de Stuwagie en toeladiug ook gefchikt moeten zyn, na mate van de Conftruitie der Scheepen, want wan-  Van de Stuwagie. 191 wanneer men veel ballast in de Scheepen doet, zullen zy dikwils wreed Slingeren, het geen hun Tuyg verbaast : doet lyden , en de Lighamen zelf uit elkander werkt, waarom men dan verpligt word, minder Ballast te neemen, of wel als het Schip vclftrekt die hoeveelheid van Ballast of fomtyds nog meer moet hebben, om dat het zelve anders te rank zyn zou, moet men fteen in plaats van yzer inneemen , om dat een Schip gèmakkelyker werkt, na. mate zyn Zwaarheids middelpunt op een behoorlyke plaats gebragt word, als de Lading zoodanig geplaatst word, dat dezelve Laag in het Schip het Zwaar • fte' is, zoo als met veel yzere Ballast het geval is, worden de Slingeringen kort en het Schip werkt wreed, leid zelfs veel en doet zyn'Tuyg ook veel uitllaan , Schepen. met Zout geladen zyn in dat geval, dit gebrek kan men remedieeren door de Lading te veranderen, het zwaare goed boven en het ligte onder te leggen , dog dit kan men in Oorlog Scheepen niet veel anders vinden , als met Steen in plaats van yzere Ballast te nemen , en als men Yzer heeft het zelve boven op de Steen te leggen, hier door zal een Schip langzamer beweegingen hebben, en zoo min als zyn Tuyg veel lyden. Dog door dit verhogen der Lading word een Schip Rank, y O 4 dat  Van de Stuwagie. dat ook van erge gevolgen kan zyn, en altyd aan de Zeilagie nadeel moet doen. Derhalven moet men tusfchen de Uitterftens een midden zoeken, het geen men niet vind dan door het Schip , wel te kennen. In het toeladen van Oorlog Scheepen, kan men alleen maar met bet leggen der Ballast alle goede qualiteiten aan een Schip geven die hetzelve door de Stuwagie verkrygen kan. Want het overige der Lading beflaat in Water en Levensmiddelen, voor welke men aparte plaatzen heeft die alleen daar toe kunnen dienen, met de Win- der Ballast moet men opk zorg dragen , dat * Schip geen ilagzyde krygt, en als het Schip 'er Natuurlyk een heeft, het met dezelve wat tragten voor te komen. Verders wel zorg dragen dat men alles vast legt, en onder de Uitterftens der Vaten kop houten die dezelve beletten om op hun buik te dragen. VIER-  fan het Kooperen* 193 ...... VIERDE HOOFDSTUK. Omtrent het Kooperen der \ Scheepen, ^3nder de menigvuldige dingen die men uitr "gevonden heeft, om de Schecpen beter te doea Zeilen is 'er geen zoo algemeen aangenomen, als dezelve met Kooper te verdubbelen. Deeze wyze van doen is zeer lang bekend geweest, men wil dat dezelve door den Admiraal Piet JrJeyn eerst in het werk gefteld is, dog wederom nagelaten, waarom zegt men niet, dog waarfchynelyk om die zelve defecten die wy 'er thans van vinden, de Engelfchen zyn de eenigfte Natie die deeze wyze niet geheel uit het oog verloren hebben, en zy kunnen daar aan toe fchryven het geluk dat zy in dezen laatften Oorlog gehad hebben van door de Overmagt waar tegen zy te doen hebben gehad, niet vernield te zyn. Het is thans algemeen bekend, dat de Scheepen die Gekooperd zyn veel fneller Zeilen, dan anderen en daar door beter gemanierd zyn, het KoO 5 per  *S>4 Van het Kooperen. per belet het aangroeijen (*) van alle Zee-gewasfen,ZOo wel groente als horens, dewelke van de Scheepen daar zy aangroeijen het Zeilen vertraagen,men behoeft'dus gekoperde Scheepen niette kielen, en zy zyn ten allen tyden voor den dienst gereed , de Engelfchen hadden alle hunne Scheepen gekoperd ,, daar door konden zy zig met kleine Esquaders vertonen aan een Overmagt van Franfche: en Spaanfche Schelpen, van welke 'er,maar eenige weinige gekóperd waaren, dit'heeft hun behoud eewe°cst'doen den Admiraal Ho-Jie , Gihraher gevictuaüeerd heeft: en in meer andere gelegentheden. En zy hebben door deeze manier eer ih een algemeen gebruik te brengen, boven andere Natiën veel avantage gehad, éh dezelve verpligt hunne Scheepen ook te Koperen. Want het' & met den Oor log ter Zee even zoo gelegen als met alle andere Oorlogen, men moet zyn Vyand. geen voordeel geven van beter wapenen tc hebben, deeze wyze van doen is'zeer kostbaar , om dar! het niet raadzaam is dat een Schip langer als rêêr Jaar op zyn hoogst met de Koopere huid 93 bi •;■1 -v jam t hertog nsaosf! ciaob ti vx ns» " vaart? (*) Daar is etn zoort vau Koper -dat het aangroeien niet voikomen belet, .dog ik -fPreék hier van het goedei Zoort, het Koper dat om de Medea zat, groeide «ooit aan ren (*) Op 's Lands Werf te Amfterdarn, is ia gevolge hei Projea van de Heer Equipagie Meester May, de TnETiseen Fregat van 20 Stukken gebouwt, waar in'de Communicatie van het Zeewater met het yzer belet word, deeze wyze is minder kostbaar als dc gewoone manier van bouwen, het is te denken dat deeze methode eerlang algemeen aangenomen zal worden, fcéooii ze thans nog het lot ondergaat van afie Nieuwe Uitvindingen, namentlyk die van "-eenige tegen bedenkiugen te ontmoeten.  ïJ f neiseft ; li'f' ntjmcfstóav/ f. Derde Werktuig Fig. 44. Dit is een Steng waai- onder aan, een kas zit;: waar in Yzeie ballast gedaan word. Deeze Machine moet men tragten op en neer te doen ftaan langs  Verlies van het Roer. 229 langs de agterfteven door verfcheidene grond touwen, waar van de onderfte (abb) door een der voorfte Gefchutpoorten, of zelfs patrys Poorten moeten ingenomen worden: terwyl die van(cdd) twee poorten agterlyker, en die van (eff) weer twee Poorten agter deeze kunnen ingenomen worden, en'eindelyk die ghh welke door het henne gat komen, alwaar zy vast moeten gemaakt worden om het Werktuig op te houden. Men moet eer men de kas aanfpykert zoo veel boven van de Steng afzagen, dat het vierkant van de hieling in de Cajuit komt, en men direót onder de Schyfgaaten (alzoo de fteng nu verkeert ftaat) daar dezelve op het dikfte is. Een vierkant gat kan maken, waar in men de Roer pen fteekt en fluit, cn dus even als een ordinair Roer gebruikt. De onderkant der kas moet met de kiel gelyk komen. Men kan de Steng met eiken hout verbreeden of met windbomen, en 'er koevoeten en kneppel Koogèls op Sjorren, om dezelve te doen zinken of wel worsten van zwaare Touwen. Deeze Machine kan van dienst zyn met mooi weer, indien het mogelyk is dezelve door de grond touwen aan te houden, het zal veel zwaarigheid in hebben, .om het gat voor de Roerpen het fplyten te beletten, indien men geen Yzere Roerpen  230 Verlies van bet Roer. pen heeft, weshalven men het zelve wel onder eii bovenmet goede woelingen moet verflerken. Verders kan men van dit Werktuig geen gebruik maken , als men in flegt Wéér het Roer veoliest, om dat het dan niet mogelyk is het aan te hangen. Alle deeze drie opgegevene Werktuigen zyn aan het verflyten van veel Hout en Touw-werk onderhevig en op een lange Reis zou men het mogelyk niet uithouden kunnen, om dezelve telkens te voorzien. Het volgende is een IVerkiuig van een bogt Zwaar Touw. Welke my meede opgegeven is, en welke ik omfhmdiger kan befchryven, om dat 'er de afmeetingen van al zyn deelen by heb bekomen, het zelve word in Figuur 45 vertoond ABA is een Dubbelde bogt Zwaar Touw, de Enden AA worden de Gefchutpoorten nevens de Groote Mast ingenomen, en om dezelve Mast of door twee Poorten heen: vast gemaakt, verders gaat die bogt agter om de agter Steven C, alwaar dezelve aan een der vingerlingen zoo die 'er nog zyn word vast gemaakt, ten einde het Werktuig zoo veel te vlakker op het water te doen leggen, is 'er deeze Vingerling niet, of heeft men geen gele-  Verlies van het Roer. 231 gelegentheid om het vast te maken zal hec niet veel hinderen. De twee parten komen nu agter de Agterfleven zamen, en worden daar vereenigd met een zeer fuffifante naaijing die in DD word vertoond, vervolgens bind men van die naaijing af tot agter aan de bogt toe boven op beide parten eenig waarloos Rond hout, boven Bramraas, Lyzeils Spieren, Sloeps Masten, Windboomen , kortom alles wat men wil, mits dat het zoo veel is, dat het Touw blyft waken, en dit verbind men in de naaijingen die van DD verder na de Bogt in B gaan, om de beide Parten aan elkander te houden , dan fteekt men een end Kabeltouw F E op ieder part van 't Zwaare Touw by B vast, waar van de enden E aan weerszyden de Poort by de groote Hals klamp ingenomen worden, uit welke Poort ten dien einde een Spier uitgevoerd is, op welkers end een blok zit waar door deeze enden Kabeltouw eerst gefchooren worden. Dit is de korre Befcbryving van bet Werktuig Figuur 4.5 De Lengte van de bogt DBD, dat is van daar de beide parten agter de Steven zamen genaaid worden, moet na mate de groote der Scheepen genomen worden, om die te bepalen kan niet dan  .232 Verlies van bet Roer, dan.door ondervinding gedaan worden, om egcef iets te zeggen, dat na myn gedagre voldotnde zal zyn, zou ik tweemaal de Lengte van de groote Marfe Raa neemen voor de geheele bogt DBD , daar door word het agter uit fleepende gedeelte dan zoo lang als die R.aa, en die maat aanneemende word de geheele Bogt ABA dan zoo lang, als tweemaal van de Poort daar de enden A inkomen, tot de Agterfteven; gevoegd by tweemaal de lengte van gezegde Raa,.waar by nog genomen word, zoo veel end als 'er aan weerskanten nodig is, om het of door twee Poorten of om de groote Mast vast te maken, dit is dan de lengte die het Werktuig heeft als het gereed is, en agter uit fleept. Ik heb gezegt men 'er zoo veel Houtwerk boven op binden moet, als genoeg is om 't te doen waaken, om dat het niet meer dan even waken moet, wyl het onder water gedompelde deel, alleen die weêrftand bied waar door het Schip geduurd word, wyl men moet begrypen dat men het Voorfchip met de twee.Kabeltouwen om haalt na het Werktuig toe,- waarom wy dezelve ook voor in neemen. Om de Bereekening van het benodigde Houtwerk tot dat einde te doen, heb ik genomeneen vaam Zwaar Touw van 18 duim, dit woog 60 fa een ftuk greene Rondhout van voetlang en X duim  Ver Hes van bet Roer. 233 duim diameter daar op gebonden hebbendé, bleef het zelve zoo verre waken dat het gemelde ftuk Hout half onder water kwam, dit Touw diende voor een Fregat van 40 Stukken, de Groote Marfe Raa van het zelve is lang 66% voet, dat is 133 voèt voor de Bogt DBD of 22 vaam, dus was daar toe nodig 55 voet Rondhout van 7^ duim diameter, dat voor de drie vaam een Cubicq voet hout is, de Lyzeils Spieren van de Groote Raa zyn 6 duim diameter en lang 32 voet, drie van dezelve zoude juist voldoende zyn geweest cm dit Werktuig voor zóo een Fregat gefchikt te doen waken, het zal niet veel fchéelen, of drie Lyzeils Spieten zullen op allé Scheepen voldoen. Ik verkies dezelve 'er boven op te binden, om dat het evenveel ftyfte aan de bogt Touw geeft en het water dah op meerder oppervlakte werkt, als dat tusfchen de bogt in gebonden waaren, vind men dat het te veel zinkt kan men 'er ter gelegener tyd wat ander Hout by brengen. Vind mei. dat het Werktuig niet genoeg werkt, kan men de Bogt DBD wat langer' maken, 'door van weerskanten de Enden AA wat te fteeken , en voor D D een andere naaijing te maken, dan moet 'er ook meer hout opgebonden worden, denkt men dat het te lang is kan R mea  234 Perlies van het Koer. men de naaijing by DD los maken en de parten AA in winden, dit Werktuig kan aan het Schip geen fchade toebrengen, alzo niets dan de naajing D D tegen de Agterfleven komen kan, en dus met Rammen geen fchade kan toebrengen. Om het zelve gereed te maken, haald men een Zwaar Touw op, fteekt het de Poort uit nevens de groote mast aan Ly, en haald met een Kabeltouw het zelve agter het Schip om 'in de overftaande Poort aan de Loefzy , en daar vyf a zes Vaam binnen en fteekt het vast, haald dan verder zoo veel bogt over het Lyboord heen na vooren toe, tot gy de lengte van tweemaal de Groot Marfe Raa hebt, naait die bogten tegen elkander met de Spieren 'er op, fteekt dan een Kabeltouw de Loefpoort uit by de hals klamp, Mant het agter om over het Lyboord heen, en fteekt het op een van de parten van het Zwaare Touw by B, en een ander Kabeltouw uit de Lypoort by de Halsklamp over het boord heen genomen opgelykewyze, als het alles gereed is zet men het met Takels aan Ly over Boord, vierd de Kabeltouwen en geeft depart van het Zwaare Touw aan Ly zoo veel loos, dat het Werktuig als het Zwaait agter het Schip kan optornen , dan haald ^men de beide Parten in met een gein tct dat de Naaijing DD, tegen de Agterfteeven komt, en kapt dan het Zwaare Touw af op dé behoorlyke lengte. Men moet in agt neemen  Verlies van het Koer. 235 men, dat het gevoegelyk zal zyn zoo veel end aan Ly binnen te houden, als men bevind dat 'er te Loefwaart nodig geweest is, om wanneer me» zulks nodig oordeelde, het Werktuig aan de beide kanten weer binnen Boord te kunnen krygen. Egter kan men toe met de lengte van Zwaar Touw, die ik eerst heb opgegeven , als meh de maat juist wil hebben, want men kon het met Kabeltouwen de Loefpoort in gehaald hebben. BYVOEGZEL. Als men zoo gepresfeert is , dat 'er geen tyd is dit klaar te maken hoe weinig werk zulks ook mag fchynen, kan men zig helpen met een dubbelde bogt Zwaar Touw alleen agter over het Hakke bord te fteeken met kurke Boeijen 'er op, om het wat te doen waken, daar op twee Kabeltouwen bIs vooren om het Schip mee te ftuuren. AANMERKING. Dit laatfte Werktuig heeft het voordeel dat men fchoon het Roer nog aan is, kan probeeren hoe het voldoet, en dus weeten wat ftaat 'er op te maken is, dit kan men met het tweede en derde niet doen, het zal ook zeer gemakkelyk zyn om over Boord te zetten , zonder het zelve of het Schip te befchadigen. R a NE-  236" Toeken over de Zeedienst. NEGENDE HOOFDSTUK. Van de Boeken, daar een Zee-Officier • de PFetenfchappen tot zyn beroep betrekkelyk in kan verhandeld vinden. erftelyk van alle die in de Nederduitfche Taal zyn gefchreven , of zeer goed in dezelve overgezetTot Handleiding voor de Wiskunflige Wetenfchappen. De Euclides van de Heer Stecnfira, derde Druk. De KlootJche Driehoeks Meting, door dezcdve. De Algebra van Hammond. De Kegel/nee, door Ypey. De Stüurmans Konst, door Struyk. Grondbeginfelen van alle de Mathematifcbe Weten jchapptn, doof den Profèsfoï, Wolf, bet Origineel is in het Hoogduits gefchreven. Meetkundige Grondbeginfelen der Natuurkunde , door Stecnfira^' Hollets Natuurkundige Lesfen, dit Werk is zoo goed in de Hollandfche Taal overgezet, dat boven het Origineele in de Franfche Taal te verkiezen is, het zelve is zeer klaar en in een aangename Styl gefchreven. ver-  BoeUn over d:n Zeedienst. 237 Voor meergevorderde da Natuurkunde van MusJenbroek, en Defagulicrs Natuurkundige Lesfln, drie Deelen in Quarto, is een Origineel Engelsch werk. Over de Werktuigkunde, Bk.sfierre Grondbeginfelen der Werktuigkunde. Over de Sterrekunde, bet Werk van Strenftra* in twee Deeten , dit Werk is zeer klaar voor eerst beginnende, dog het Compleetfte Werk is dat van den Heer La Lande. Over de Scheepsbouwkunde Du hamel du Mon. ceau, beide deeze laatfte Werken zyn Origineel in 't Fransen gefchreeven, Aelou.de en Hedendaags. Scheepsbouw , door den Lieer Wazen, waar in men verfcheide zaaken tot de Zeevaart betrekking hebbende verzamelt vind. Over het Militair bellier en Huishouding aan Boord van Oorlogfcheepen , Zeemans Handboekje door den Schout by Nagt, Ridder van Kinsbergen, als meede de Algnneene- Scbeeps Dienst door denzelve , uitgegeven door den Luitenant ter Zee Verhuell, Tot verkryging van Zeevaart kennis, zyn Reis-, befchryvingen zeer dienftig. In onze taal zyn verfcheide zeer goede werken, dog alle van cle voorige Eeuw, en daar door zyn ze thans niet heel verftaanbaar, ook hebben ze niet tot oogmerk gebad om, een Zeeman eenige onderrigting te geven. R 3 Men  238 Boeken over de Zeedienst, Men is egter aan de goede aanteekeningen van deeze Reizigers zeer goede Zee-kaarten en Zeeboeken verfchuldigt, zy fchynen voor een gewoonte gehad te hebben om al wat tot de Zeevaart betrekking had, van hun Befchryvingen af te fcheiden. En na de opregting van de OostIndifche Compagnie is de lust tot ontdekking geheel vernietigd, terwyl dezelve Compagnie van haar belang gerekend heeft om al de ontdekkingen die op haar ordre gedaan zyn geheim te houden, In deeze Eeuw heeft den Heer Anfon een Reize Rondom den Aardkloot gedaan, waar van de Befchryving uit het Engelsch in onze Taal is overgezet, benevens die van het Fregat de Wfc ger dat van zyn Esquader was afgeraakt. De Reis van Bougainville Rondom den Aardkloot, is uit het Fransch in onze Taal overgezet. In dezelve zyn zeer veel goede Aanmerkingen over het Vaarwater in de Moluques, en in OostIndiën, als meede eenige kleine Kaartjes van zommige gedeeltens der Zuidzee. Verders is nog in onze Taal door den Heer Steen/tra, overgezet. Verhandeling over bet Vaarwater naar Oost-indiè'n, door Uaprès de Manevillette. Den geweezene Examinateur der Oost-Indifche Compagnie ter Kamer Amfterdam de Heer Jan de Boer, heeft twee Verhandelingen uitgegeven over de groote Zeevaart, in dezelve vind men  Boeken over dc. Zeedienst. 239 fnen zeer goede zaaken, fchoon op een aan hem eigene bezondere wyze voorgefteld, onder anderen word het Dryf Anker daar in befchreeven. Voorts, Korte onderwyzlng in de Mond Examen door een Voornaam Liefhebber der Zeevaart. In dit Werkje word het Vaarwater uit Texei naar OostIndiën befchreven, benevens alle de Banken in de Noordzee en Kanaal, de Loop der Stroomen en Eigenfchappen der Winden in dit geheele Vaarwater. De miswyzings daar in opgegeven zyn niet te vertrouwen. dezelve zyn aan veranderingen onderworpen, waar van wy de wet niet kennen, dus moet men als men in een Boek of Kaart dezelve bepaalt vind, zig niet daar op verlaten , ten minden behoord men het Jaar van zodanige Obfervaties te weten: 'er zyn ook Kaarten van de miswyzing, die aantonen hoe dezelve volgens Obfervatie verandert. De Portulan of kennis der Kusten in de Middelandfche Zte, agter dezelve heeft men de Plans van veele Havens. In 't Fransch word thans een vermeerdering by dezelve gedrukt, wegens de Kusten van Barbaryen. De Hollandfche Zeeboeken van van Keulen zyn over 't algemeen de beste die 'er bekend zyn, het is nodig dat men die dikwils inziet om een Denkbeeld van alle Vaarwaters te bekoomen, en R 4 dat  £4® Boeken over de Zeedienst, dat men dezelve ip alle gelegentheden yan Und en Havens aandoen Raadpleegt, de fouten die men in dezelve denkt te vinden -verbeeterd, als men deeze Waarneemingen aan de Heer van Keu? len opgeeft, verbeetert hy die gaarne, en dus doet men aan andere Zeelieden dienst. Tot verkryging van Zeevaartkunde, moet men vooral een Exafft Journaal van zyn eigene Reize houden, alle Kusten die men ziet afteekenen en befchryven; ook Plans van.de Baaijen en Havens opneemen. In gemelde Zeeboeken vind men ook alle Hollandfche Zeekaarten, dog behalven deeze zyn 'er anderen die daar niet in zyn, of welke men egter los nodig heeft, en alle meede by van. Keulen te bekomen zyn. Eerftelyk, van de Noordzee de Ka&t. in groot bef}ek van Ten-el tot de hoofden. ae. Van het Vaarwater tot aan Hitland. 3«. De Kaart na het Rond benoorden Engeland om, groot beftek. 4e. Het Kanaal van Halley, (*) 5e. De groote överzeildtr van Lezard tot de L.. 6e, Het Kraal, door Bertrand. 7e. Van de West-Indien, door Sikkena, O Die begeerig is een Excellente Kaart yan het Kanaai te hebben, moet de Engelfche Kaart van Iefferys, in é Jladen kopen.  Boeken over de Zeedienst'. £4.1 8C. De Caiques, door Frezier. pe. Drie beelen van de Kust van Surinamen. 1 o8. «Het naaum van de Straat en Kust van Portugal, door den Heer Lynflager. j 1e. De vyf Franfche Deelenvan de Middelandfche Zee,\vza.r by behoort de Kaart van de Archipel, Van de Middelandfche Zee heeft men geen goede Kaarten tot nog toe, dog men,heeft hoop dat men eerlang zeer goede Kaarten der Kusten van het Koningryk van Napels zal hebben, dewyl men op ordre van den Koning daar mee bezig is, 'er zyn reeds drie Kaarten van Gedrukt, dog dezelve zyn nog niet algemeen. De Heer De iujinu is op ordre van den Koning van Spanjen, bezig aan het opmaken van Kaarten der Middelandfche Zee. By de vyf eerstgemelde Franfche Deelen heeft men nog nodig een algemeene Kaart van de Middelandfche Zee, onze twee Hollanfche Deelen syn zeer flegt, die van Olivier zyn beter, en met deeze en de meergenoemde vyf Deelen kan men de Middelandfche Zee vry veilig bevaaren, het zelve is een Kust Vaart en men kan zig dus aan geen groote misgisfingen bloot gefield vinden: ook moet men door zoo veel moogelyk het Land in het gezigt te houden die voorkomen. 'Er is een zeer goed Franfche Kaarten Boek, ^aar in verscheidene Havens van de MiddelandR 5 fche  242 Boeken over de Zeedienst. fche Zee in 't groot vertoond worden, genaamd de PUote Ayrouard, by het zelve zyn zeer goede Land vertooningen. Voor Scheepen na Oost-Indien gedestineerd heeft men nog nodig de üverzeikler groot beftek van de Urne m de Kaap, en die van de Kaap tot China , dog onze Scheepen krygen in zodanige gelegenrfcden van . de Oost-Indifche Compagnie de Kaarten mee, welke by van Keulen te bekomen zyn, dog niet dan met voorkennis en toeitemmingvande Oost-Indifche Compagnie Het volgende is een opgaaf van zeer goede Werken in de Franfche en Engelfche Taal Gefchreven, en waar van my geen goede Hoiiandfche Overzettingen bekend zyn. Cours de Mathématique par Bezout, a Fufage de Meffieurs les Gardes-du Pavillon &> de la Marine , en 5 Volumes. Dit Werk word daarom nodig om dat andere Franfche Autheurs de Arti culen uit het zelve aanhalen. Hier by is een 6de Deel over de Stuurmans-Konst gevoegt. Element, *f Naviganon, by J. Robertzon^ /,, , volumes, agter dit Werk is een Verhandeling over de Fortificatie, voor zoo verre die een Zee-Offi cier nodig beeft. Dit is in alle opzigte een zeer Compleet Werk over de Stuurmans-Konst, dog nietgefchikt-voor eerstbeginnende, alzoo het te kort is. The  Botkin over dt Zeedienst. 243 The Vraiical Navigator , by Jobn Hamilton Moore , dit is meede een zeer goed Praéticaal Werk over die Konst, men vind daar alles in wat een Zeeman nodig heeft. Guide du Nuvigateur , par Levequt, in he: zelve vind men een, zeer goede Befchryving van de Sextant, en andere zaken tot de StuurmansKonst betrekkelyk, onder anderen veele goede Tafelen. Zynde die voor de bereekening van de breedte buiten de middag van Douwes overgenomen, dog van 10 tot 10 feconde bereekend. Tot bereekening van de lengte op Zee, docr de meeting van de Diitantie tusfchen Zon en Maan, vind men veel in de drie laatst genoemde Werken , men moet zig tot dat einde voorzien vau de Nautical Altnanach, die 6 Jaar in voorraad te bekomen is, of wel van de Connoiffance de temps, waar in de berekende Diftantie Tafels uit de Nautical Almanacb worden overgenomen, dog dezelve worden zoo accuraat niet nagezien, in de ConnciJJance de temps, worden van 3 tot 3 Jaar nieuwe Tafelen opgegeven, de best bekende Lengtens en Breedtens van de meeste Plaatfen ook zeer naauwkeurige Sters Tafelen. Ten einde de bereekeningen voor de lengte zeer gemakkelyk te doen, heeft men nog nodig de folio Tables to Correct the apparent Diftance front tbeeffects off'Rtfraction and Parrallax , benevens de Requifite Tables  244 Boeken over de Zeedienst, Tables to be Ufed witb the Natt-ical Ahnanadh hoeianig dezelve gebruikt moeten worden /vind men daarin befchreeven in het Engelsen, het gebruik van de eerstgemelde groote Tafels heb ik onlangs aangetoond in een Verhandeling over de Stuurmans Konst, by van Keulen gedrukt. Deeze Methode is door de naauwkeurigheid waar meede de Inflrumenten thans in Engeland gemaakt worden, zoo voldoende als men begeèren kan, doornen moet zig vooral verzeekeren van de naauwkeurigheid van de Sextantwaar meede men die afmeetingen doet. Die verlangen eenige naauwkeurige Sterrekundige bereekeningen te doen , hebben nog nodig de Tafels van Gar diner. waar in de Logarithmis, Sinus en Tangens Tafels van 10 tot 10 Seconde berekent zyn , men heeft ook een Editie van dezelve in Oclavo , chor Gallet. De Heer Bouguer heeft verfcheidene goede Werken in de Franfche Taal gefchreven, als: Traiti de Navigation, dit Werk heeft hy in Quarto uitgegeven, dog het is naderhand verbeterd en vermeerdert, door den Heer La Caille,in O&avo uitgegeven. Traité de la, M-aneeuwe- des Vaiff'éaux, dit Werk verhandelt alles wat 'er in het Werktuigkundige, op een Schip en alle zyne Deele betrekking heeft. Traité  Boeken over de Zeedienst. 245 Traité du Navire, dit Werk is het volkomen* fte en geleerdlte dat 'er over de Scheepsbouwkunde gefchreven is , dog hoe zeer het zelve daar door in zyn geheel niet bevatbaar voor alle Lieden is. Zyn 'er veele goede gevolg trekkingen in, die een ieder verftaan kan, en waar uit men veele goede denkbeelden kan halen om een Schip te leeren kennen, en wat men in de Conftru&ie van het zelve in het oog moet houden. Nog is 'er een Werkje over de Scheepsbouwkunde in 't Fransch, genaamt Fjfai Geometrique cï? Pratique fur rArchitecture Navdle a Vufdge des Gens de Mer, par M. Vial de üerbois. Dit Werkje is Excellent voor hun die Scheepsbouwkunflige Teekeningen willen leeren doen, 'er zyn ook . veele korte aanmerkingen over de Scheepsbouwkunde in. Men heeft een Franfche en Hollandfche Dictionaire de Marine, dit Werk word raar, maar bevat veel goede Zaken. Vocabulaire de Marine, par l'Efcalier, dit is een goed Werk, veele Zeetermen in 't Frans, met de Explicatien in het Engelsch worden in het zelve verhandeld, en 'er zyn veele uitvoerige Plaaten in van verfcheidene Zaken die tot een Schip betrekking hebben. Manuel des Marins, par Bot/rdé de Villehuet, Sc&ryver van de Manoeuvrier. Dit is een Dictionaire  146* Boeken over de Zeedienst. naire yan alle Franfche Zeetermen en benamingen, die tot de Zeevaart en een Schip betrekking hebben, met hun Explicatien welke alle zeer bevatbaar zyn voor iemand die een weinig van de Zeevaart weet. In 't Engelsch heeft men de Marine Dictionary van Falconer, agter dit Werk vlqd men een kleine Diétionary om de Franfche Zeetermen in 't Engelsch over te brengen, en de Artillerie word 'er zeer uitvoerig in verhandeld , en hoe men een Brander moet vervaardigen, alles met zeer fraaije Platen opgehelderd. Over het maken van Touw-werk heeft men een Excellent Boek in 't Fransch. Traité de la Corderie, par du Hamel du Monceau, in dit Werk worden verfcheidene Proeven opgegeven van de voordeelen die 'er zyn om het Touw-werk, op deeze of geene wyze te flaan, wat het verliest in kragt door het Teeren, en al wat 'er verder over Touw-werk kan gezegt worden. Over de Artillerie, heeft men vier Deelen in 't Fransch, genaamt Cours de Mathématique a Pu^ fage de Mejjieurs les Officiers du Corps Royal de f Artillerie & du genie, par Bezout, dit werk haalt het van de eerfte beginfelen op even als de Cours voor de Gardes de la Marine, en is in alle opzigten klaar en bevatbaar vooreerst beginnende. Cours  Besken over de Zeedienst. 247 Cours de Matbematique par Belüdor, dit is een zeer aangenaam Werk, waar in de Artillerie zeer duidelyk verhandeld word. ' VArtillerie par Scheel, dit werk is Excellent, daar in worden de voor en nadeelen van het verkorte Gefchut gediscuteerd , alles door opgaven van Proeven. Mullers Artillerie in het Engelsch een korte Verhandeling , waar in veel goede denkbeelden voorkomen, en de Artillerie op een nieuwe manier befchouwd word, en eenige Boeken over dezelve gediscuteerd. Tot verkryging van Zeevaartkunde zyn nodig, de laatfte Reizen van de Engelfchen, rondom den Aardkloot, eerftelyk de Compilatie van Hawkes ffortb, waar in de Reize van de ComodoreByron, de Capiteins Wallis en Carteret en de Luitenant Cook. Men .vind in deeze Verzameling veel over het Vaarwater in de Oost-Indièn. Het object van deeze Reis was hoofdzakelyk de vermeerdering van de Geographie , de wyze om de lengte op Zee te beps alen door diftanties aan Zon en Maan, heeft deeze Reizigers gelegentheid gegeven, om verfcheidene Landen in de Zuidzee op hun waare plaats te leggen en de voorige zeer onvolkomene Kaarten van dit Vaarwater te verbeeteren. De tweede Reis van de Heer Cook na de Zuid- pool,  Ê48 Boeken over de Zeedienst. pool , deeze beide Werken zyn ook in dë Franfche Taal overgezet, van dit laatfte zyn de Eerst Edities in het Engelsch een eenvoudig Journaal doof de Capitein Cook zelfs gefchreeven , dog in de Franfche Overzetting heeft men 'er de Bëfchryving der Reis van, de Capitein Furneaux die met Cook was uitgevaren en van hem afgeraakt was tusfchen gevoegt, als mèède de Natuurkundige aanmerkingen van de Heeren Forften Dit is ih de laatfte Engelfche Edities gevolgt; De laatfte Reize van Cook, welke meede in 't Frans overgezet, en waar van het oogmerk ge^ v/eest is om een pasfagé uit de Zuidzee in de Occeaan te vinden, om daar door te ontdekken öf America aan Afia vereenigd, dan of'er een Doortogt was * dit Was te vooren dóór de Rusfen onderzogt, en het Werkje van Muller befchryft hun verrigtingen , de Zeevaartkunde tot een hooge "trap van volkomenheid gekomen zynde, en bezonder die van de Heer Cook maakte het voor dé Aardrykskunde zeer iriteresfant om zulks door dezelve op nieuw te laten onderzoeken, verfcheidehe Onderneemingen vart de voorige Eeuw en in deeze en wel laatftelyk door Lord Mulgrave, om die paslage van om de Noord te vinden waaren vrugteloos geweest, en men Was even zeer in de onzekerheid gebleven , deeze Reis bewyst voldoende dat 'er een doortogt j dog dat dezelve door  ^Boeken over de Zeedienst. 249 door het Ys te zeer belemmerd is om te hopen men 'er ooit eenig gebruik van zal kunnen maken. In alle deeze drie voorgemelde Reizen zyn veele Kaarten van hunne ontdekkingen, opdoeningen vau Land, plans van Rheede en Havens die alle voor* de beste in hun zoort bekend zyn. t)e Franfchen hebben ook eenige zeer interresfante Reizen gedaan , die van de Heer de Kerguelen, welke bezuiden de Caap de Bonne Efperance op 48 Zuider breedte Land ontdekt heeft, dit Werk is niet meer te bekoomen, men vind de discufien van zyne ontdekkingen in de laatfte Reis van Cook, en in De twee volgende Werken welke zeer Interresfant zyn"7 als de Reis van de Heer d'Eveux de Fleurieu, dewelke tot voornaam oogmerk had om alle de bekende Methodes om de lengte op Zee te bepaalen, te beproeven * en daar door de Zeekaarten te verbeeteren, zynde dezelve van de Rhee van het Eiland Aix na Cadix gezeild, van daar na de Canarifche Eilanden, de Kust van Guinée, de Zoute Eilanden, Martinique, St. Domingo, de Caiques, de Antillifche en de Vlaamfe Eilanden, Madera, en zoo weder na Teneriffe, en van daar na het Eiland Aix, de Kaarten van alle deeze Vaarwaters en Kusten worden daar in gediscuteerd, en S een  250 Boeken over de Zeedienst. een nieuwe Kaart uit hun ondervindingen opge maakt met eenige plans van de Rheede aan de Zoute en Vlaamfe Eilanden. In dit Werk is een zeer uitgebreide Verhandeling over de wyze om door Tydmeeters de lengte op Zee te bepaalen, waar in de Details die daar toe betrekking hebben, zeer naauwkeurig worden opgegeven. De Reize van de Heeren Verdun de la Crenne Borda , en Pingré had het zelve oogmerk dog meer uitgebreid, de Waarnemingen van de Heer de Fleurieu worden daar in overzien. Deeze Heeren voeren uit Brest na Cadix, van daarna Madera, de Canarifche Eilanden , de Kust van Guinée, St. Jago, Martinique, Guadeloüpe, Antigua, St. Domingo, St. Euftatius, andere WestIndifche Eilanden , vorders van St. Domingo na de Eilanden St. Pierre en Miquelon by Terré Neuf, van daar na Ysland, Hitland. Langs de Kusten van Noorwegen na Elzeneur, Koppenhagen , Duinkerken en zoo voorts na Brest. Drie Excellente Kaarten zyn door hun opgemaakt, als een Overzeilder van Hyzand tot 13 graden Noorder breedte, bevattende in lengte van 2 graden bewesten Parys tot 78 graden. Dan een Kaart van Terre Neuve benoorden Schotland om, en zoo voorts de Noordzee en 't Canaal tot Brest, de derde is een Kaart van de An-  Boeken owr de Zeedienst. 251 Antillifche Eilanden, in de twee eerfte deezer Kaarten zyn Tafels, waar in aangetoond word op wat grond zy de voornaamfte brecdtens en lengtens daar in geplaatst hebben, dezelve zyn zeer klein bellek dog nuttig om hun naauwkeurigheid. In deeze Rcisbcfchryving vind men nog, alle de Kaarten van het geheele Vaarwater dat zy gezeild hebben beoordeeld, en nog veele kleine plans van de Rheeden en Havens daar zy gelecgen hebben, en Landteekeningen van de door hun geziene Kusten , behalven veele andere zaaken die de Zeevaart een nieuw ligt byzetten, deeze Reizen zyn zeer nuttig om dat zy een Vaarwater befchryven dat wy dikwils bevaren moeten, ons waarfchouwen voor de fouten der Kaarten ,die Wy mogtcn gebruiken, en de beste aanraden. In het Engels is een Werk in Octavo, 3 Deelen , genaamd Calender of Ptyagefj in het zelve vind men een korte Befchryving van alle togten en hun oogmerk die door verfchcideno Zeelieden na de Zuidzee gedaan zyn, fchoon dit Wérk zeer kort gefchreeven is * geeft het een denkbeeld van al het geen 'er in dat Vaarwater is voorgevallen. De volgende Franfche Kaarten hebben ook cenige Reputatie als de beste van die Vaarwaters , behalven de zoodanige welke in voorgemelde Rcisbeichrwingen te vinden zyn. fel 1. Car-  252 Boeken over de Zeedienst. 1. Carte de la Cöte d'Or. 2. Vyf Deelen van de Kust van Africa. 3. J. St. Domingo. 4. Carte Reduite des Debouquements de St. Do- mingue, ('er is ook een Werk in Quarto van de Heer Beltin des Debouquements de St, Domingue ) 5. Mer Pacifique, ' 6. De couvertes des Rulles. Uit de Hydrographie Francoife van No. 17 tot 30 incluis. Dit zyn alle Kaarten van de Kusten' van Frankryk, van Nieuwpoort af tot de Rivier van Bourdeaux. Golphe de Gascogne, par Perigny. De Nepthune Oriental van Daprès de Manevillette, dit zyn Kaarten van Oost-Indiën. Nepthune Americo Septentrional, dit begint met Terre Neuf en eindigt by Penfacola, deeze Kaarten zyn zeer fraai en uitvoerig, dog die over Noord-America, iets heel Compleet wil hebben, moet de groote Engelfche Atlas kopen, dog dezelve is zeer duur. Dit voorige heeft alles direétie betrekking tot de Zeevaart, dog een Zee-Officier kan de kennis der Historiën niet ontbeeren, zoo min als die der Geographie, over de eerfte zyn een aantal goede Werken, als: Hi/ïoire Anüenne^ par Rollin. Hiftoire Romairn, door' dezelve. His-  Boeken over de Zeedienst. 253 Hifloire Philofophique & Politique, par VAhbè Raynal. HHijloire General * par VAbbè Millot, Contenant V Hifloire Anciehne moderne. Cours dEtude. pour PlnftruElion du Prince de Parme, par l'Abbé de Condillac. De Vadêrlandfche Historie, door Wagenaar en meer andere. Van andere Landen en Volkeren, de verfchillende Historiën van het geene'er ter Zee voorgevallen is , als het Leven van den Admiraal de Ruyter. Leeven en Daaden van Neêrlands Zee Helden , i In 't Engelsch zyn verfcheidene Editien van hunne Oorlogen ter Zee, dog dezelve zyn alle zeer Partydig, die van Burchas is een van de beste. Over de Geographie heeft men Hubner. Struyck, Inleiding tot de algemeene Geogra- -Jtffó.--! ::u £I?#Cml° niir;v.\:-A nad^wt■•fföüvi.t sg Geographie modernepar du Bois. Dog het Cómpleetfte. Werk is dat van Bus- fcbing. 'Eet zyn veele andere goede Boeken die zeer nuttig voor een Zee-Officier kunnen weezen, welke ik alle niet aangehaald heb, niet om dat ik hun waardy eenigzints in twyffel trek, maar om dat dezelve my minder bekend waaren, en ook om dat myn voorneemen met dit laatfte S 3 Hoofd  254 Boeken over de Zeedienst. Iloofdfluk niet geweest is om een compleete Catalogus te fchryven, maar veel eer om jonge Lieden aaan te wyzen, welke boeken zy veilig koopen kunnen om eenige Wetenfchappen tot hun Metier betrekking hebbende te beftudeeren, B E S L U Y T. Ik hoop het voorgaande nuttig mag gevonden worden, om tot een handleiding te dienen, voor jonge Lieden, die zig in den Zeedienst bekwaam willen maken, ik heb getragt zoo klaar te zyn als mogelyk om myne denkbeelden bevatbaar te maken voor Eerstbeginnende. Voor meer Kundige zyn 'er een aantal goede en meer doorkneede Werken, zoo in onze als in de Franfche en Engelfche Taal gefchreven, waar van de voornaamfte hier vooren heb opgegeven. Jonge Lieden hebben kunnen opmaken uit het verhandelde, dat een Zee-Officier zyn tyd aangenaam doorbrengen kan , met het befchouwen van de verfchillende kundigheden tot zyn beroep betrekkelyk. Een Schip wel te kennen en wel te bellieren is hem volflrekt noodzaakelyk zoo wel als de kennis der Zeevaart en Zee Taétiek, zonder dat is iemand geen goed Officier , dog het is *er verre van daan alle deeze kennisfen alleen f vol-  BESLUIT. 255 voldoende zyn voor iemand die hoopt t'eeniger tyd en Chef te Commandeeren, 'er fchiet voor zodanig een nog een ruim veld tot ftudie over, als daar is het Combineeren van Expeditien tot verfchillende Eindens en in Differente Saifoenen, om dus een behoorlyk plan van operatien te formeeren , ten einde men de aan zig betrouwde magt, ten meesten nut, en eer voor die Mogentheid die men dient gebruike. Want het is niet genoeg men met de Vloot maar na Zee gaat, 'er word nog vereist men die te vooren voorziet van al het geene 'er tot de bepaalde Expeditie nodig is, want dikwils zouden dezelve door gebrek aan het nodige te niet lopen, men kan ook in alle Jaargetyden niet over al na toe gaan, het zy dat de winden zulks beletten, of dat te vreezen is, men in een kwaad Saifoen Kusten zal moeten aandoen, op welke de Vloot geëxponeerd zou raken, of dat men voorziet (gelyk zulks op alle zodanige ryzen waar toe men pasfaat winden nodig heeft gebeuren kan) door in een ongunftig Jaargetyde uit te gaan, een lange Reis te zullen hebben , 'er dient ook gezorgt te worden voor den x\anvoer van Levensmiddelen en Scheeps benodigdheden , en dat men die in een ruime maat en opgefehikte tyden na de Vloot arend. S 4 Zon-  a56" BESLUIT. Zonder dit alles yoor af bepaald te hebben, moet men niets van de Executie vervvagten, der Orders, wyl men zig verfteeken zou vinden van de benodigdheden, de kennis der Kusten, en Havens, goede Reisbefchryvingen kunnen niet ontbeerd worden, men moet weeten wat 'er op de gedeflïneerde Plaats te bekomen is of in het Trajedt na dezelve , hoe de gelegenheid daar omtrent is voor de beveiling van een Vloot, al dit zal een Chef die geen goed Zeeman is flegt beoordeelen , en daar door de Vloot aan ongelukken Exponeeren, 'er word in een Commandant en Chef nog vereist, dat hy een Exacte Discipline onderhoude, onder de Scheepen van zyn Vloot, en zorg draagt dat den dienst op alie Scheepen op een egale wyze word waargenomen, daar door worden de differente Scheepen tot een Lighaam, en een Officier van het eene Schip op het andere overgaande is terftond onderrigt van alle arrangementen tot den dienst betrekkelyk, en het Volk van hec eene i>chip op het andere over moetende, weet direct waar zy zig na te rigten hebben , het onderhouden van een goede Discipline in zoo verre die binnen Scheepsboord na de gefielde ordres van den Admiraal plaats móet hebben, is aan de' Capiteinen aanbevoolen , en 'er is niets wat hun meer ter harte moet gaan, dan het  BESLUIT. 257 het in ordre brengen van hunne Scheepen, door alle deelen tot de Discipline betrekkelyk, wel Exact na te gaan, bekomt mén die geest van ordre zoo noodzakelyk vooreen Officier en zonder dewelke iemand geen Officier mag genaamd worden. En wanneer men in het klein al de zaken leert voorkomen die aanleiding 'tot disordre geven , valt het naderhand zoo veel te gemakkelyker in het groot. Den Oorlog ter Zee brengt een Vloot dikwils in het geval van Steeden te moeten belegeren , een yyandelyke Vloot op zyn eigen Rheede of Haven aan te tasten. Landingen te moeten doen , en deeze wyze van Oorlog vereist dat een Admiraal ook een goed Jngenieur moet weezen, om van zyn magt frt beste gebruik te maken, daar toe moet hy voornamentiyk weten de iierkte van zodanige te attaqueerene plaats, niet alleen ten opzigte van de artificeele Sterkte of defenfië, maar ook wat de gelegentheid van Zee, Wmden, Ondiepcens en Klippen daar aan toebrengen om zig een goede juitflag van zyn onderneeming te' beloven, de difficulteiten die 'er in kunnen voorkomen, en voor al die van zig by een" kwade uitflag een Retraite te verzekeren, en óf fchoon men aan een Admiraal bekwaame Ingenieurs kan toevoegen, blyft hy altoos voor de gevolgen aanfpraa- S 5 *e]yk3  258 BESLUIT. kelyk, en moet dus in ftaat zyn de ontworpen plans tot de attaque te beoordeelen , om zig door geen fchynbaare Zwarigheden te laten intimideeren, de defenfie van een plaats daar hy zig met zyn Vloot verpligt is te onthouden. Verpligt hem tot dezelve kennis, dus kan een Officier zig niet te naauwkeurig wanneer hy ergens is voor al in vreede na de Sterkte van zodanige plaats informeeren, en andere aanleggende plaatzen, ook zig plans verzorgen, van onderfcheidene Baayen, Havens en Rheeën met de Sterktens en Garnifoenen die daar in onderhouden worden en wat 'er voor Levensmiddelen te bekomen zyn, of men 'er zig van Wa* ter en Brandhout kan voorzien, voor een Vloot of voor u?n minder getal Scheepen , dit komt voornamendjk te pas wanneer men de Vyandelyke Havens moet obferveeren, en men daar omtrent Neutrale Havens heeft, op dat dus de Vloot zig niet met de last van Victualy Scheepen ontydig hoefs te belemmeren, het is voor een Admiraal zeer nodig hy een genoegzame kennis heeft, van de Politique gefteldheid van zyn eigen Land (ten einde hy met de magt hem aan vertrouwd het zelve op de beste wyze kan dienen ) ook van dat van zyn Vyand, op dat hy wete hoedanig die het meeste te krenken, cn daar uit volgt, dat dewyl men nooit kan weeten  BESLUIT. «55 weeten met wie men in Oorlog zal raken , hy die kennis moet hebben van alle Landen, en de tra&aten kennen die men met dezelve heeft aangegaan , om op een wyze overeenkomftig het belang en de hoogheid van die Mogentheid die hy dient derzclver Vlag te doen refpecteeren. Hier moet egter de omzigtigheid niet alleen het Rigtfnoer wezen van zyn gedrag, alzoo men zig door dezelve dikwils te veel laat affchrikken, hy moet zig altoos te binnen brengen hy als een Officier moet handelen, en de Eer van de Vlag moet Handhaven, en over al daar hy die door omzigtigheid zou krenken, moet hy de omzigtigheid laten vaaren, en alleen zyn Eer, en de Magt die hy in handen heeft raadplegen. Men kan van hem niets meer vergen, en een Admiraal die dit tot zyn Rigtfnoer neemt, mag het flagtoffer der Politique eens worden, maar hy zal by alle Eerlyke Lieden zig roem verwerven, uit het geene ik hier heb laten vooraf gaan, kan men zien dat een Zee-Officier zig bekwaam willende maken, geen tyd moet laten verloren gaan, wil hy ooit een goed Admiraal worden , en zyn Land van dienst wezen, zig by hooge en lage in het zelve doen hoog agten. Men moet egter niet denken dat alle deeze voorloopige Studiën genoeg zyn om iemand on. feilbaar te doen Reusfeeren, want fchoon men ' ' ' ' al  2Óo BESLUIT. al die takken wel beftudeerd, heeft men egter altoos de vereiste vermogens riet óm van zyn Talenten gebruik te maken. De aétiviteit zoo nodig in alle Militaire,' hangt van onze Conftitutie af, weshalven men zelfs de opvoeding van Lieden tot den Zeedienst gefchikt daar toe moest inrigten, een voornaam vereiste voor alle Militaire is, zig met weinig te kunnen behelpen, dit komt op Zee meer als ergens anders te pas, en wanneer men zig gewend heeft, aan weinig noodzakelykheden, is een Officier in het' geval van zig independent te kunnen maken, en zal zig dus geen kleinigheden laten aandoen, die de Ziel verlagen en de courage beneemen. De Eer zal alleen zyn Leidsman zyn , en over al daar men die krenkt, zal hy zig niet langer laten de wet ftellen. Zonder dit Principe is' geen Mensch een Officier, want hy kan geen Fermiteit hebben, en vind zig altoos in vertwyffeling wegens zyn perfoneele Interest, en de vrees van zig van de gemakken des Levens ontbloot te zien , maken , hy' zig kleinigheden die Wel'haast tot laagheden overgaan , moet laten aandoen, zonder zig van veele Zaaken te kunnen priveeren, en zig alléén tot het Phyfique noodzakè lyk te kunnen bepaalen, zal hy niet Edelmoedig of mildadig kunnen zyn, het welk voor iemand die groot wil worden een vereiste is, men be-  BESLUI^ 20, bekomt daar door een faciliteit in zyn Cara&er, om met alle menfchen te kunnen omgaan, dezelve te leeren kennen, zig die tot vriend te maken , en aan zig te verpligten, men moet zig verzekerd houden, dat een Admiraal niets meer moet agten, dan van alle de onder hem gefchikte Officieren en gemeene bemind te zyn, zonder dat zal hy niets uitvoeren, en met dat alles, want ieder waagt [zyn Leeven , zonder bedenken voor de Eer van zodanige Chef. Men ziet hier uit welk een zwaare post het is om teeniger tyd en Chef te Commandeeren, wat word 'er geen aanhoudende vlyt en Applicatie vereist om zig daar toe m ftaat te bevinden, de befchouwing daar van moet ieder Zee-Officier te binnen brengen, dat hy het nimmer voor zyn Landgenoten verantwoorden kan zyne tyd in leedigheid te verfpillen, neen, maar dat hy verpligt is alle' zyne vermogens in 't werk te ftellen, om die Kundigheden te verkrygen die zy van hem moeten verwagten, wanneer zy hem t'eeniger tyd het Commando van hun Zeemagt vertrouwen. RE GIS*   REGISTER VAN DEN INHOUD. INLEIDING. Lighaam, wat 'er door veirftaan word. . . VII. Derzelver val befchouwd- . . XVII. Verfoeid alle ogenblikken. ... —— Word door een Driehoek uitgedrukt. . XIX. Verfneld in een Arithmetifche Reden* . . XXI. Daling der Lighamen neemt aan als de Vierkanten der Tyden daar toe befteed. . . XXII. (Vry geworpen) deszelfs weg befchreeven: . Beweging (befchryving vau de) . . VIII. ( zamengeftelde ) . . , IX. Hoedanig dezelve werkt. . . . X. Hoeklyn van een Raam als de weg befchouwr. door dezelve voortgebragt. . . _ Ontbinding derzelve. . , . XIV. Toegepast op de Strgom ert Vaart van een Schip. XVII. Stroom en Paart, hoe die op een Schip werken. . XIII. EER-  II REGISTER EERSTE HOOFDSTUK. Be Werking'der Wind op de Zeilen en het Schip als een kragt bejchouwd, die op een Lighaam •werkt. . . . pag>i x Een Schip , als een dood Lighaam aangemerkt. . fl Kragt, afmeeting derzelve befchreeven. Sinus van Invalling, wat die is. Voor de Wind (Schip) Zeilend befchreeven. " . t Bakftaag Wind. , -4-5 Bj de Wind Zeilend. . ' ^ TWEEDE HOOFDSTUK. Van de Eigenfchap en Werking der Vloeiftof- Vloeiftofen, zyn Lighaamen en Werken als zodanig. De Lugt is een Vloeiftof. . . g Wind is voortgedreeven Lagt. Specifique Zwaarte ( Befchryving van ) Vloeiftof, nader befchreeyen. • , # De Werking derzelve ftaat tol elkander ais de door hun gefloten wordende Opperviaktens-. . x r Werkt in een Vierkante Reeden der Snelheid. . 12-15 Zeewater, 850 maal zwaarder dan Lugt. . DERDE HOOFDSTUK.- Van de Voortgang van 'het Schip door de -werking der Wind. . l6  REGISTER. ni de wind Zeilend Scbip, hoe het zyo weg vervorder:. • . . J714 Berekening van deszelfs voortgang met een gegeven kragc. - . . 23-30 Nadeel der Overhelling. .: ; 18 Nadeel van het Vlot gaan. ; . 31 VIERDE HOOFDSTUK. Van de Werktuigkunde. 32 Centrum Gravitatis, ("Befchryving van het) waar het zelve in een Schip is. . . — Wyze om het zelve in kleine Lighaamen te vin- den. . . 33 Hoe hef zelve verplaatst kan worden. . -— Toegepast op de Stuurlastigheid. . - Is te gelyk het Centrum van alle Slingerende en (tampende Beweegingen. . . 34 Nader Befchryving van het zelve. . 53 55 ■ Centrum van Draaijing, (Befchryving van het) 36 Balans of Schaal, (Befcbouwing van eën) , 37 Toegepast op een Enkeld Blok . . —— Hefboom, (Befchryving van de) . . 37.39 Toegepast od Het Ligten en Bakfen van Gefchut. 39-42 Van de Tweede zoort befchreeven. . 42 Van de Eerfte zoort. . , —. Èen Scbyf of Catrol, werkt als een Hefboom van de Tweede zoort. . . 43 Takel, op wat wyze hetzelve werkt om kragt te ver» meerderen. . , 43 45 ffryving der Werktuigen aangemerkt. 45-46 Spit, (Befchryving van het) . 4*48 Rad von het Roer, . .48 T Braad-  Aan zig^zeif overgelaten , diaaid 'er door . —T a Lengte  vi REGISTER. Lengte van een Schip (voordeel der) in het by de wind Zeilen. . . .81 Hoogte boven water ^Nadeel de:) . Conjlructie van Oorlogjcheepen, de groote kunde die 'er tce vere;st worc'. • . .82 Fiotgaand Sebip dryft meerder als een diep gaand. ~~~* Brasfin der Zeilen , (voordeeligfte wyze van het) 83 84 Zwaarden aan kleine Vaartuigen voordeel en uit. werking derzelve. , . . . 85 NEGENDE HOOFDSTUK. Van bet Roer, . .85 Roer, hoe het zelve werkt al$ een Schip voor uit. ga^. . . . g5.9+ Idem, als het Schip agter uit gaat. , ^ Het zelve brengt nadeel aan de Vaart toe. . 95 Plet water werkt 'er op met een vermogen dat door de Sinus van Invalling van de Hoek, waar mede het op het zelve valt , uitgedrukt word. 87 De werking van bet zelve als een Hefboom be- fchouwd. . . . 88.p2 Voordeeligfte hoek met de verlenging der kiel. 32-93 Hoe groot de hoek in onze Oorlogfcheepen is. 94 Hoe men die zou kunnen vermeerderen. . .. Tyd om een Schip te doen draaijen, is iu de reden van hunnelengte. , .95 Ta TWEE-  REGISTER. vn TWEEDE DEEL. EERSTE HOOFDSTUK. Fan de vjyze om mei een Schip onder Zeil te gaan. . . . 98 Onder Zeil gaau, wanneer men ergens geankert is daar geen Stroom gaat , en het Schip op de wind legt. . . 98-103 Waneeer de Stroom regt van vooren komt en het Schip onder de wind gezwaaid legt. 103-107 Men doed ieu!ks best en gemakkelykst van fiii Loef Anker. . . 107 Van een Spring. . s 107-110 Byvoegzel, over het onder Zeil gaan in het algemeen. . f , . - ui Voorzorgen, daar omtrent voorgefchreevea. TWEEDE HOOFDSTUK. Handelende over de wyze om met een Schip te wenden. , , na By de wind over te wenden op zodanige wyze dit m-m zo veel mogelyk in de wind opfchier. —* Aanmerking omtrent de Eseciuies der Comman< doos in dit Manoeuvre. , , 119-120 Tweede Aanmerking over het zelve. . 139 A'leea agt gevende om het Schip 'er met zoo veel zekerheid mcgelyk door te doen Draai, jeru * , 120133 T 3 By-  vin REGISTER. Byvoegzel op dit IsatSe Manoeuvre. • 123 Tweede Byvoegzeï, wat te doen in een verhaast geval. . . 124 Voor de ■wixd »m te wendsrt me: vo'le Zeilen. . 125 Z-j fchielyk mogelyk door de Zeilen tegen te haaien. • • l38 Aanmerking op dit laatfte Manoeuvre. . 13q Byvoegz»!. . . ' j3i Aanmerking omtrent de agt die meu gecvea moet op het Roer. . . . — Tweede Byvoegzel, wanneer een Schip e&a Uyl vangt. . . • .13S Buy uit de Ly, wat men dan moet ia het w-.rk flsfe len. . . , . 122 125 DERDE HOOFDSTUK. Fan het Teeger gebrast of Bygedraait leggen- • . |35 Teegetibratfen, waarom men zafks doet. ~ —— Met her Groot Marszeil Teeger. . 137 Aanmerking deswegen. . j^o • Afbrasfen als mee zo legt. Met het Voormars Zei! tegea. . • 139 Afbrasfen als men zo legt. . I40 Met alles tegen te haaien. . . Afbrasfen uit deeze Pofitie. . . ,42 Agierom komen om te Praaijen, hoe ditgefchied.. 142-144 VIERDE  register. tx vierde hoofdstuk. Van h'et Byleggen, ~. , ly ~ In Storm weêr als bet Schip hard werkt, geen ogenblik zonder agter Zjü zyn. . l^ Stormen kunnen zeer onverwant opkomen. . 146-147 Storm Zeil voorgefchreeven. . , Dryf Anker (Aanhaling van liet) % n Aanmerking over de Stormen in Golven. I j^p Verhalzen, als men bylegt. . „ Met het Groot Zeil alleen. , . Voorzorgen daar by in agt te neemen. . ÏS3 vyfde hoofdstuk. Handelende van de wyze hoe men in verfchillende gevallen mes een Schip zal tin Anker komen. ; . Ankeren me: mooi Weêr, wanneer men by de wind yyn Ankerplaats moet bereiken. ... * 54 AEnmerking wegens de voorzorgen, . j^g Wanneer men met een ruime wind na de Ankerplaats Zeild. . . Byvoegzel indien 'er Stroom gaat. ; Isg Al Zeilende. , . t^ In Storm Wéér, als men voor de Fok lenzende aan- ' Somt. . . l6o Aanmerking wegens de voorzorgen daar by in agt te neemen. , , I$l Met Storm Weêr op een lager Wal. . 163 T4 By.  x REGISTER. Ankeren, Byvoegzel, wanneer men voor het Plegt An« ker zou moeten ten Anker komen. . i$s Aanmerking wegens het Ankeren in de Noordzee. 167 Met Springen op de Touwen om terftond de breede zy in de wind of ftroom te doen opzwaaiien. —. Ten Anker leggen, algemeen Byvoegzel over hetzelve1 169 Waar op men agt moet geven. , _r DERDE DEEL. EERSTE HOOFDSTUK. Handelende over de ivyze om zig met een Pyandelyk Schip in Gevegt te begeeven. 171 Anker grond hebbende , wat men dan kan doen. 175 Ten Anker leggen is nadeelig als men door een Zeilend Schip geattaqueerd word. . . 176 Enteren, wyze om zulks te verrigtcn, en hoe men zig tegen zodanig een aanval zal defendeeren. Ook als men ten Anker legt. . i8r Aanmerking over de voorzorgen voor het begin van een Gevegt. . . . TWEEDE HOOFDSTUK. Omtrent het Bergen van Zeilen en byzetten. 183 Bergen van Zeilen met een Buy. . 184 Met beftendig flegt weêr. . . 185 Byzetten van Zeilen. . . 186 Reven der Zeilen» » ; Anhf  REGISTER. DERDE HOOFDSTUK. Omtrent de Stuwagie der Scbeepen. . 18S Stuurlattigbeii noodzakelyk j van dezelve te wee. ten. . . . m__m Werktuig by de Eugelfche in gebruik om dezeJve geduurig te obferveere». . 189 Stuwtgie, wat men daar byin agt te neemen heeft. 190.191 VIERDE HOOFDSTUK; Omtrent bet Kooperen van Scbeepen. : 193 Vtrdubbden met koper, (de Scheepen) vermeerdert hun Snelheid in het Zeilen. • . Nadeel dat zulks aan het yz?r toebreng:. . 195 Project van de Heer Equipagie Meester May om zulks voor te komen. : . _ Oplettendheid die men moet hebben als men met gekoperde Scheepen vaart. , 196 VYFDE HOOFDSTUK. Over bet Formeeren van Lieden tot den Dienst. . , Ip8 Cadetten Corps als een middel ten dien einde vow- geflagen. . . k . t Zeedienst, Opvoeding van Jonge Lieden daar toe ge- fchikt moet 'er na ingerigc worden. . 199 Theoretifche kennisfen die men nodig heeft om zig in dszelve bekwaam te maken, , — V 5 Zee.  ih R E G ï S T E R. Zeedienst, Sirióte Subordinatie in dezelve zo wel als in andere Militaire Standen aangepreezen. . 20» Manoeuvreer en met Scbeepen, men moet Jonge Lieden daar toe zeer vroeg gelegentheid geeven. 203 Bejluiteioos'teid een der groote ondeugden voor een Zeeman, . . — Vreemde Dienften , het gaan in dezelve behoorde aan. gemoedigt worden, om daar door Jonge Liede.. te Formeeren. . . 205 Onder-Officieren, gebrek aan dezelve in onze Dienst zo wei als aan Stuurlieden. . . 207 Reeden van het gebrek aan dezelve, . 20Ö Middel om zulks voor te komen. . 207 ZESDE HOOFDSTUK, Over de Zee-Tactiek. . I 209 Linie vvn Oorlogfcbeepen, waarin deszelfs fterkte be» ftaat. . . . -— Contre maren . bedenkingen over de) . Word thans meest nagelaten. . 210 Exerceeren (met een Vloot moet meu dikwils) —. Engageeren over de tegengeftelde Boeg was een voorname oorzaak van de Neerlaag van de Graaf de Grafje. . , ,.L — Zeinboeken, aanmerking over dezelve. . ziï ZEVENDE HOOFDSTUK. Bedenkingen over het Gefchut voor Oorlog Scheepen. . 212 Canon, deszelfs lengie voor Oorlog Scheepen. 212-213 Zwaar-  REGISTER, xïu Zwaarte die dezelve behoorden te hebben. . 215 Verligten van het zelve overwogen. . ojy Rolpaarden (oedenkiDg van de) . AGTSTE HOOFDSTUK. Bedenkingen wat 'er in het werk kan gefield worden, als men het Roer verloren Werktuig van Olivier, (Befchryving van 't) 221 Bedenkingen daar tegen. . . zinder Werktuig van een Steng. . 22(j Bedenking over het zelve. . . >2g Derde Werktuig , meede van een Steng. —— Bedenking over dezelve. . 22p Werktuig van een Zwaartonw, hoe het zelve ge, bruikt word, . m 230.235 .Byveegzei In gepresfeerde gevallen. . 235 NEGENDE HOOFDSTUK. Van de Boeken daar een Zce-Qffitier de I-Vttenfchappen tot zyn beroep betrekkelyk in kan verhandeld vinden. , z^ Hollandfche Boeken, of in 't Holiandsch overge. zatte' • • Ü 236-235 Miswyzing van hetCowpas, Aan-nerking daar over. 239 Zeekaarten (Hoilandfche) die men nodig heeft. 240-241 (Frame) idem. . . 242 zie oo