% PRIJSVERHANDELING Maer laet ons die eene omftandigheit, dat hij namelijk door eenig ftellig bevel tot eene zoodanige levenswijze verpligt is, eens ter zijde ftellen, ftraks zal de zaek geheel van natuur veranderen. Zijn gelijkmoedigheit moge ons treffen, maer wij verliezen ten minften onze achting voor iemand , die zijn gemoed dagelijks blootftelt voor de heVigfte fchokken, zonder dat hij cenig lofwaerdig oogmerk kan te borde brengen , om daermeê zijne onbezonnene reukloosheit te verdedigen. Wil hij voorwenden , dat hij geen ander oogmerk behoeft bijtebrengen, dan om zich in die bezigheit zelve te vermaken? -— waeriijk, dit kan hij niet in ernst meenen ; of hij moet vergeten wezen, welken rijken voorracd van vermaek de Natuur den menfche aenbiedt, door hem eene zoo groote verfcheidenheit van vermogens bij te zetten, die voor zoo veelerleië foorten van oefeningen gefchikt zijn. Een zoo welvoorzien fchepfel alle zijne eigene vermogens te zien verwaerloozen, en toevlucht te zien necmen tot iets, 't welk hoofdzaeklijk herbet in het lqs geval, 'twelk noch zijne natuurlijke lusten itreelen, noch zijne verbeelding troetelen , noch zijne fchranderheit tot eenig goed einde beoefenen kan — dit te zien, is een voorwerp te zien , dat alzins belachlijk is. Maer ons lachen moet wel dra wijken voor ernfiiger gedachten, wanneer we het oog flaen op de groote onvoorzichtigheit van hem, die zijne middelen, of een aenmerklijk deel daer van, waegt aen den kans van het kaertfpel of aen een*worp van den dobbeliken. Ja deze gedachten, hoe ernftig, worden  I, AFD. 10 P R IJ 8 V E R H 4 K D ! U S 6 ftaende houden, dat hij, fchoon zijne bezitting , bij de winst of het verlies, in gelijke evenredigheit vermeerdert of vermindert, evenwel altoos in zijn nadeel fpeelt. Laet ons, om dit te toonen, weder eens het vorige geval nemen; alleenlijk onderftellende, dat hij, in ftede van drieduizend tegen drieduizend te zetten op gelijken voet, nu ('t welk hem echter geen Partij ligtlijk zal toeftaen) nu een gelijken kans heeft, om zijne bezitting in even groote evenredigheit, namelijk van twee tot drie^ te vermeerderen of te verminderen , zoo dat hij bij de winst negenduizend, bij het verlies vierduizend, bezit. — Men onderzoeke dan, of hij , zelfs bij deze gunftige onderftelling, in waerheit tot zijn voordeel, dan of hij in tegendeel niet met 'er daed in zjjn nadeel fpeelt. Om dit op de eenvouwigfte en onpartijdigfte wijze te beöordeelen, moeten we hem aenmerken als iemand, die tot nu toe van zijne bezitting (dat is: van z|jn jaerlijks inkomen) leven kon, en die dus , na deze e'éne verandering door den winst van drie-of het verlies van tweeduizend, ook weder van dit vermeerderd of verminderd inkomen moet leven, en dan zullen we ras konnen befluiten , of de winst hem even zoo veel zal doen toenemen in zijn welvaren, als het verlies hem doet afnemen, indien hij verliest, moet hjj leven van de vier-!  ©VER HET S f E Li 13 kwelling zou zijn bij het verlies, dan moeten we toeftaen, dat hij niet in zijn nadeel fpeclde. Maer het tegendeel zal na een weinig overweging blijken. Geld is geen geluk ; ja het is (in 't algemeen gefproken) geen rechtftreeksoh middel tot geluk; op het allerhoogst dient het flechts, om ons de middelen daer toe te bezorgenj maer hier verdient wel opgemerkt te worden, dat de prijzen der zoogenoemde middelen tot geluk evenredig rijzen met den, rang en levensftaet van den Kooper; zoo dat, wanneer tweè menfchen hunnen ftaet in 't oog der werelt in gelijke evenredigheit willen verhoogen, terwijl de eene duizend, de andere tienduizend guinies inko-! men heeft, de laetfte een veel grooter fom* me van noden zal hebben dan de eerfte; ja, fchoon de natuur der zake hier geenè juiste berekening toelaet, durven wc nochtans beweeren, dat de laetfte zoo veel meer zal moeten uitgeven dan de eerfte, als het verfchil was van hunne bezitting zelve, dat is zoo veel honderde guinies als de eerfte tienen behoeft. Derhalven, offchoon, in het voorgeftelde geval, dc winst van drieduizend en het verlies van tweeduizend evenredig mogen worden aengezien, met opzicht tot de uiterlijke en zoogenoemde middelen tot geluk of genoegen, — het nadeel nochtans van den Spe* ier zal fteeds blijken grooter te zijn, wan* neer I. AFDÏ /  OVER rfBT SPEL. Zg beelding ophelderen en verlevendigen. Maer de ftrenge ftilzwijgendheit, in het fterk fpelen nodig, en de geheele verbanning van alle denkbeelden behalven die op den hoogften trek, en op denkans, dien men op dezen heeft, en al de rest van die foort, fluiten alle aengenaeme verbeelding buiten de ziel (uitgezonderd die , welke een bedorven fmaek alleen voor aengenaem doet aenzien) en kluifteren het gemoed aen eenen arbeid, die zelfs voor eenen flaef fmartlijk zijn zou. ,, Ik wil mijne gedachten gaen verzetten ,, aen de fpecltafel" zegt de Speler; maer hij vergist zich. Hij mag deze of geene bijzondere gedachte verdrijven, maer hij zal zijn ziel te meer afmatten m et gedachten, die even zoo fterk als in foort nadeelig zijn. Zoo verre is het 'er van daen, dat het Spel den geest na den vorigen arbeid zou verfrisfehen, en bereiden , om den zeiven met frisfehen moed en lust weder aentevangen, dat het in tegendeel zelve met 'er daed een ftrenge arbeid is, en dus de plaets vervult van nuttige bezigheden; eifchende zelfs naderhand eenige uitfpanning of rust, in ftede van zelve eene uitfpanning of rust te zijn. Maer dit niet alleen ; het Spel maekt den mensch ongefchikt voor het genot van dat geene, 't welk andere ter uitfpanninge genieten. De ondervinding leert het, hoe vreemd het ook eenen opperylakkigen befchouwer voor- 2. ATül 't Verhindert zelfs het genot van aengenaeme din^ gen.  OVER HET ?S P E E. 4* dat ze zich van die lastige flavernïj ontflaen. Mogen we dan niet met reden den man beklagen , wiens neigingen dus geduurig met elkander ftrijdcn; daer hij in zijne ftille en eenzaeme oogenblikken een diepen haet en verachting heek voor de zelfde menfchen, tot welke hij , als door de toverkracht van den dobbelfteen of de kaert, telkens weder getrokken wordt, om zich met hun te vereenigen? — Lustte het ons, dit onderwerp tot het uiterftc door te denken , dan zouden we ons een man mogen verbeelden, die, beroofd van alle zijne guinies, en gebracht tot zijn laetfte fchelling , zoo dat men hem (als een geldlooze) niet langer dalden wil bij White en Stapleton, of op eenige andere fpeelplaets, — die (zegge ik) echter zoo verkleefd is aen de ondeugd zijner dagen van voorfpoed, dat hij zich vernedert, om met hergemeenftevolkop de ftraet te fpelen. Maer het dulden der onbefchoftheit van minderen is niet het eenige kwaed, 't welk; de Speler lijdt door het gezelfchap, waer meê hij zich vermengt Daer zijn nog verfcheidene andere nadeelcn; en een der zelve is de invloed, welken dit heeft op zijnen goeden naem. Misfchien zal 'hij in dit opzicht de werelt uittarten, en zeggen, dat niemand eenig belang daer bij heeft, hoedanig een gezelfchap hij verkiest te houden; — dat hij zich ook daerom niet zal ftooren C 5 aen 2. AFD. Sulk gezel 'chap beua leelc den ;oeden ïaem.  OVER. HE T S P E E. 43 foeilijker is dan wij zoo even onderftelden; — menfchen zonder eenig beginfel van zedelijkheit, en gereed, om alle fchelmftukken te bedrijven, die maer in hun oogmerk dienen. Menfchen van dezen ftempel, 't zij in een troep vereenigd of niet, zullen in de verbindtenisfen van de Speeltafel veele gelegenheden ontmoeten, om iemand te benadeelen, tegen wien zij hunne fnoode ontwerpen gefmeed hebben. Bij voorbeeld, indien een zoodanige booswicht een drift gevoelt voor iemands vrouw of dochter, (en wel zulk eene drift, als in het hart van een booswicht vallen kan~) hij zal niet fchroomen, hoe zeer ook ftrijdig met eiken eisch van waere liefde, haere bezitting te vernielen , om haer perfoon ïmagtig te worden; veel minder zal hij fchroomen, den man of den vader arm te maken, die haer zou moeten helpen. Denkt hij, dat het masker van vriendfehap best gefchikt is, om zijn oogmerk te bereiken, hij kan ,,door ,, vriendlijken lach en een innemend voor„ komen zijn oogmerk bedekken, en tef„ fens een fchurk zijn ". Onder dit masker zal hij u ongevoelig voortfleepen, en, indien herhaeld verlies uw vermoeden niet wakker maekt omtrent zijne verraderij, u allengskens tot dien ftaet brengen, in welken hij verwacht, dat hij met u en de uwen kan doen naer zi)n welgevallen. Indien gij dan, van uw eigendom ontzet, en ten vollen 2. Avai  44 PRIJSVERHANDELING S. ATD. : ] ] I ] i 1 l i 1 / ƒ e v c 11 v n h k v. e: ft len bewust van het oogmerk, dat hem bezielde, u zeiven tegen hem te weer ftelt, of hem met ftrafFe dreigt, dan zal het gevolg niet zelden wezen, dat gij ook nog uw leven ioor dien vallenen vriend verliest. Niet dat Iemand, die zoo verre gevorderd is in fchelnerij, zijn eigen leven in gevaer zal Helen, om u van het uwe te beroven; neen 'ij kent wel andere middelen , en gij kunt u looit geheel veilig achten voor vergif of noord. Deze zijn zekerlijk uiterften in dc gevaeen, en ik wil die geenzins opgeven als gelecht aen allefteië mindere verflaefdhcit aen iet Spel ; neen , daer dit bezwaerlijk de echtftreekfche oirzaek dier gevaeren geloemd kan worden , maer veel eer moet forden aengezien voor de aenleidende ge'.genbeit tot het plegen van zulke fchelm:ukkcn , zal ik mij niet ophouden , om enige andere bijzondere gevallen ter ftainge hier van bijtebrengen. Alles , wat ok van elders daer in met het Spel gelijk aet, dat het iemand even zeer blootftelt oor eene onvoorzichtige gemeenzatmheit iet vreemdelingen, zal hem ook even zeer lootftellen voor zulke verfoeilijke treeen der booswichten. Deze mogen gezegd orden , den menscb in bezit te nemen, i, dit eens verricht hebbende, zullen ze et lang toeven, om hem geheel en al naer in hand tc zetten, of met hem te leven, ZO 9  OVER HET SPEE. 45 zoo als best in hunne oogmerken dient ;docm het naeuwkeurig befchrijven van alle die oogmerken, of der treeken, waer door zij dezelve volvoeren, behoort niet tot het bepaelde oogmerk dezer Verhandelinge. Dus hebben we gezien, welken ruimen voorraed van genoegen de Speler baldadigJijk wegwerpt, en hoe veele bronnen van elenden hij voor zich zeiven opent. Maer welligtzal men zeggen, dat het dadelijk vermaek van 't Spel voor hem Jter vergoedinge van dit alles dient, en dat dit vermaek blijkbaer is uit de fterke neiging, welke hem daet toe drijft. Dit bewijs is onvoldoende. Wij weten, dat luiden, die door dronkenfchap bijna hunne zinnen verloren hebben, ffterker trek hebben nae den drank, die vooi hun ftaet, dan iemand , die flechts een natuurlijken dorst heeft-, en nochtans is het buiten twijfel, dat deze laetfte veel groote: vermaek zal hebben, in zijn glas te leegen, dan de eerfte. Ja daer zijn tallooze gevallen meer, waer in het vermaek, 't welk it eenig voorwerp te genieten is, geenzin: evenredig ftaet met de neiging, welke ibmmigen daer toe gevoelen; waer door du: het bijgebrachte bewijs, van het vermael des Spelers ontleend, van zelf vervalt. 2. Laat ons nu voortgaen, en onderzoo ken, op welke wijze de Speler blijkt aen gedaente wezen, geduurende den tijd, da hij met spelen bezig is, zoo wel als nader hand 't Vermaek in het Spel geeft geen vergoeding^ . Beroering door ver" fchillende >. driften.  3. ATB. y- < 1 i 1 i < X i 1 3 £ 4<5 PRIJSVERHANDELING hand; en wel eerst, lijdt hij, (onafhanglijk van den bijzonderen aert der verfchillende driften, waer door hij ontroerd wordt,) een algemeen nadeel van het geweld zijner gemoedsbewegingen. De genietingen , welke bij ondervinding blijken het meest toe. tebrcngen tot der menfchen geluk, zijn die welke zachtftrelende en gematigd zijn. We' mogen nu en dan verrukt worden door een [terktreiTend vermaek; maer hij, die eene apeenvolgende reeks van zulke verrukkingen verwacht in den gewoonen loop des evens, toont een groote onkunde van het nenschlijke leven. Maer de aendoeningen van een Speler Üe, wanneer hij grof fpeelt, veel al vervekt worden door zeer belangrijke toevalen, zullen natuurlijk, hoe ze ook mogen zijn n foort, dikwijls hevig zijn in mate; en hier ut kan men, louter bij afleiding, ligtljjk gisen, dat ze over 't geheel niet gefchiktzijn >m veel geluk aentebrergen, — maer wijIers, alle geweldige ontroeringen, 't zij van -reugde of droefheit, 't zij aengenaem of narthjk,zijn gewis vermoeiende en ontrussndevoor 't gemoed, en dit vermindert "J wat van het genoegen, 't welk zij geen, indien ze aengenaem, en vermeerdert e kwelling, wanneer ze fmartlijk zijn. Dit ;vert dan wederom een bewijs op volgens lgemeene gronden, ontleend uit het hevige er aendoeningen van den Speler, en doet ons  2. Af3. 54 PR IJ «VERHANDELING de uitkomst in eene volftrekte werkloos, heit moet afwachten. Laet iemand flechts eenige gelegenheit hebben, om zelve iets te doen, dan zal hij een reeks van droef, geeftige angstvallige gedachten verdrijven, «elft fchoon hij geen groote hope kon voeden, om in het einde wel te flagen. Maer, indien hij bepaeld is aen ééne plaets, in 't gezicht van gebeurdtenisfen, waer aen hem zeer veel gelegen ligt, en dan genoodzaekt, om, als met gebonden handen, den uit> flag dier gewigtige gebeurdtenisfen aftewachten, — dit moet een foort van pijniging zjjn, der Incjuifitie waerdig. De Speler nochtans is een zoodanig aenfehouwer van zijn noodlot als met gebonden handen ; hij kijkt al gapende den dobbelfteen na^ om te zien, wat lot die voor hem zal op' leveren, maer is (volgens de regelen van het Spel) geheel onmagtig, om die zijden boven te doen komen, welke hij wenscht.— Ondertusfchen is het eene aenraerkhjke bijzonderheit in deze drift, dat een geduurige herhaling veel toedoet tot haere hevigheit. Dit wordt aen dc Speeltafel in °volle kracht bewaerheid. Zoo dra de eene ftaet van onzekerheit tot een beflisfehend einde gekomen is , zoekt men eenen anderen, met een zoo fterke begeerte, dat men bijna denken zou, dat angstvallige onzekerheit het eenige middel ware, om gelukkig tc zijn,- maer de zelve is niet zoodra daer, of  56 prijsverhandeling; %. AFD. Wiaekïiichi in hem een haetlijke gemelijkheit verwekt , waer door de mensch niet alleen voor zich zeiven zeer lastig is, zoo lang de oirzaek daer van beftaet , maer die ook dikwijls een heblijke knorrigheit voortbrengt, en den grond legt tot tallooze onaengenaeme ontmoetingen in zijnen dagelijklcnen omgang met de werclt. Door deze gemelijkheit en het geleden verlies aengeprikkeld , is de Speler fi.ms zwak genoeg, om aen de Speeltafel te I lijven met een voornemen, om ziph te wreeken over hun, die zijn geld gewonnen hebben.« Een belachlijk voornemen, 't is waer , in 't oog van den koelen opmerker ; maer tcffens en met dit al, een bron van wacre elende in den boezem, daer het huisvest. Een gegrond misnoegen, dat is , een betaemlijke gevoeligheit over eenig geleden ongelijk , is dikwijls gepaerd met eenige aendoeningen van vergenoeging, door het bezef van eigen kieschheit in het zedelijke, en eenig denkbeeld van eigen waerdigheit of perfooniijke verdiende. Maer wraekzucht, vooral wanneer die ontftaet, zonder dat ons eenig wezenlijk ongelijk is aengcdacn, zal de ziel, die deze in zich gewaer wordt, laeg en verachtlyk doen voorkomen acn zichzelve. Dit is het geval van den Speler, indien hij zich wreeken wil over een fom, die men bij zuiver Spel van hem ge-  OVE R HET SPEL. 57 wonnen heeft; daer hij niet onkundig kan zijn, dat hem hier in geen ongelijk is aen-" gedaen; en, indien hij denkt, een prooi geweest te zijn der valfche Spelers, dan behoorde hij te bedenken, dat het middel, en van gewigt, die zijn aendacht innemen, :oo zullen beuzelingen hem bezig houden, lier uit blijkt, dat eenig doel te bejagen liet is, dit te doen in ftedc van niets, maer 'it te doen m placts van iets anders, in ftede van .et behartigen van andere doeleinden of logmerken, welke zekerlijk ook meer of irin de aendacht zouden bezig gehouden febbcn. Dc fpeler kan niet nae de Speelafel gaen, zonder iets te verzuimen, wat et dan ook moge wezen, 't welk hem beig gehouden zou hebben geduurende dien ijd, welken nu hij aen het Spel toewijdt. Voegt hier bij ('t geen de ondervinding :ert) dat een mensch, door zeker voorzerp voor eenen aenmerklijken tijd te beartigen, zoodanige vermogens aenwintj zul-  ö V * r H * t 6 r % L. 6? in tegenftelling van vlijt. Daer is in het gebruik ; der woorden gemeenlijk ee» geheime fpe- " Jing op het einde en oogmerk, Wacrtoe iets gedaen wordt. Schoon iemand veertien •uuren op een dag hard werkt met ftroo te pluizen, zal hij evenwel gezegd worden, ledig te zijn geweest; en even min zullen de lastigfte arbeid en moeite, in nachtvermaeken of andere plaizier-partijën ondergaen, iemand recht geven tot den naem van eeri zeer vlijtig man. De Speler is ongemeen bezig, maer tot geheel geen einde of oogmerk, en zijne beweegreden mag te recht omfchreven worden metdenadruklijke woorden van horatius: ,, Strenua nos exercet Inertia ". Indien hij dan ledig genoemd mag worden, eelfs in den ijver van 't geen voor'hem bezigheitheet,— veelmeer inde tusfehenpoozen dezer bezigheit', wanneer hij, met afgematte vermogens, met aendoeningen van teleurftelling en kwelling, en zonder begeerte, om eenige zijner mede fchepfelen goed te doen, geheel ongefchikt is, om zich te be- „,,.-. 'it —— goed omtrent ons woord ledightit, als wel omtrent heï Engelfcb woord Idlenesf, dat ook ijdtibsit beteken;. ;. j»b.  J. AFD. Deze ondeugdenverdienen die zachtheit niet, waermec men ze doorgaens behandelt. (*) Zie hier voor bladz. —— 2j. 18 HIJïTEIHAllDIIclK begeven aen eenig nuttig werk, dat met recht den naem van bezigheit verdient. De verkwisting is niet min een gevolg van het Spel dan de ledigheit. De verteering, waertoe de Speeltafel aenleiding geeft (buiten de fommen , welke bij in het Spel daedlijk verliest) hebben we reeds te voren doen opmerken (#), en, fchoon dittoen met, een ander oogmerk gefchiedde, te weten, om het nadeel van het Spel te toonen voor de bezittingen van den Speler, het daer ge-, zegde zal echter genoeg wezen ook tot het geen we nu overwegen, daer het ten blijk verftrekte, hoe zeer de ondeugd der onmatige verteeringe ofverkwistinge uu het fpelen volgt; dus behoeven wc dit niet te herhalen. Het is eene niet wel bedachte toegevendheit, wanneer men deze .ondeugden verfchoont, of, als 'tware, tracht goed te maken door de overweging , dat zij niemand benadeelen behalven den man, welke zich daer aen fchuldig maekt; en dit verdient hier te meer onze opmerking, om dat de zelfde toegevendheit welligt kan worden uitgeftrekt tot het fpelen zelve zoo wel als tot deze twee ondeugden, die onder de fchadelijke gevolgen van hetSpelbehooren. De-~  r» V E R HET S I» E L.' <5£ Deze verdediging is valsch ; niemand kan ledig en verkwistend zijn, zonder zoo we1 anderen te kort te doen als zich zelven. Om niet afzonderlijk te gewagen van alle dc meenigvuldige -'onheilen , welke; deze mensch den zulken toebrengt, tot welke hij de naèfte betrekking heeft, (daer mij 'dit te verre zou afvoeren van mijn voornaeme onderwep) zij het genoeg, aentemerken , dat heblijke ledigheit en verkwisting den mensch geheel onbekwaem maken, om zijne pligten in de facmenleving wel te betrachten. Het is niet genoeg, 'dat men in't wilde heen eenige weinige gevoelens van. goedwilh'gheit jegens zijne vrienden bezit, en van eenen minzaemen aert is in dc verkeering-, ter uitoefeningè van bijna eiken pligt wordt eenige mate van arbeid en oplettendheitvereischt; en hetis niet te wachten, dat hij, die door zijne eigene onmiddelijkc belangen niet aen het werken gebracht of bedwongen kan worden,' zich'naer behooren zal kwijten ten nutte van anderen ; fchoon 'er zich in de oefening der ge-^ mecne pligten jegens den naeften, zeker-; lijk, voor een welbcftuurde ziel niets opdoet, 't welk niet rijkiijk vergoed wordt door het vermaek der goedwilh'gheit, of door de bewustheit van rechtmatig gehandeld te hebben. Men behoeft niet te duchten voor del zelfde toegevendheit omtrent de ondeugd, E 3 wel- 3- ligenfcaet.  OVER HET S É £ L. 73 '. dier drift nimmer optegeven , — ftoort bij zich bijgevolg niet langer aen de ftcm der werelt, en verzaekt alle uiterlijke zorg voor zynen goeden naem. Onder alle ondeugden'fchijnt de gierig-1 heit nog allernacuwst verbonden met het Spel, beideals oirzaekenalsuitwerkfel. Dat zij een voornaeme oirzaek is , wordt vrij algemeen erkend; evenwel moet dit met eenige onderfcheiding begrepen worden. Want de ouderdom en gewoone geaertheden der zulken, die met fpelen beginnen, maken het hoog waerfchy'nlijk, dat gierigheit niet van ftonden aen het heerfchende beginfel is , maer dit naderhand eerst wordt. — Inderdaed, wat is de drift nae het fpelen, wel verftaen het grof fpelen , anders dan een greetige en onmatige drift nae het geld, dat in de wae.fchael gezet wordt? en wat is" een zoodanige- greetige en onmatige drift nae geld-anders dan gierigheit? —- Wanneer deze dan heerfchende geworden is, moet ze noodzaeklijk een zeer vermogende oirzaek zijn der fpeelzucht, fchoon der zeiver groei, van haere eerfte kindschheit tot de volwasfcnheit, voor een uitiverkfel van het Spel is te houden ; een uitwerkfel» ten hoogffen nadeelig, een ondeugd; van de haetlijkfte foort; en waer tegen ieder zorgvuldig op de wacht moet ftaen , om haer geen voedfel te geven , daer ze zoo bij uitftek geneigd is, om met het klimmen E 5 alCT 3- AF».' üerigheifc  74 PRIJSVERHANDELING 5» ATP. » < i j l 1 i i I < 1 Oneeilijk- Ier jaeren toetenemen. Het is voorwaer ;en haetlijk fchouwfpel, iemand te zien, iie in zijn jeugd, of in den bloei des manlijken mderdoms, door eenige jaeren van fpeelta'el nae fbeeltafel te vliegen, en overal de onde fchijven natejagen, reeds vooruitgeoopen is en zich gehaest heeft, om deze mdeugd zoo vroeg in zijn hart tot volle rijpheit :e brengen, deze ondeugd, die hem wel tot chanden ftrekken, doch nog eenigzins verchoonlijker zijn zou, wanneer ze tot die hooge was opgewasfen, tegen dat hij in hoogen niderdom ten grave neigt. Dat zij in dien vrocgcren leeftijd niet ;epaerd gact met die vrekke zuinigheit, jvelke haer gemeenlijk verzelt in de grijsïeit, is geen bewijs, dat ze geene gierigheit is. De fchetfe van catilina bij zijn Gefchiedfchryircr: „ alieni appettns, fuiprofufus," is geen »onderfpreukin dc tegenwoordige dagen; en van de twee foorten van gierigheit fchijnt die, welke in den zelfden perfoon verzeld gaet met weelde en verkwisting, gevaerlijkerdan de andere, die gepaerd gaet met vrekachtigen zuinigheit, en mogelijk algemeener is. De greetigeaert der gierigheit zal een gevacrlijke prikkel opleveren tot oneerlijkheit. Ik wil mij niet vermeten te zeggen, dat een Heer , die door zijne opvoeding de beginfelen van eerlijkheit ingezogen en eenen -deftigen rang en karakter verkregen heeft, om die beginfelen te onderftcunen, niet  0 VER H E T fl P E L. 75 niet wel langen tijd, met eenige inwendige tegenftribbelingen , alle aenvallen van dezen kant wederftaet, maer met den tijd worden deze aenvallen, zelfs voor den best gewapenden, gevaerlijk; en hij, die allerfterkst roemen durft op zijne eerlijke beginfe* len, uit hoofde zijner goede opvoeding en uit bezefvan rang en waerdigheit van karakter, mag beven voor zijne dapperheit, wanneer hy' zich moedwillens ;blootfl;elt voor zulke geweldige aenvallen. —- Immers, behalvcn dat de kracht, om ftaende te blijven, waer op hij betrouwt, wel eens blijkt pngenoegzacm te zijn , ligtlijk kan hij die kracht verliezen. Zuiver op te fpelen , gelyk hij onderfteld wordt, dus verre gedaen te hebben , is een bijna onfeilbaere weg tot armoede, zoo als in een vo« fig deel dezer Verhandelinge getoond is. Hoe natuurlijk nu verliest hij , die zich door zijn eigen dwaasheit in armoede voelt zinken, en evenwel een hardnekkigheit behoudt, die alle redelijker pogingen, ora zijne zaken op eenen beteren voet te brengen , verbant, — hoe natuurlijk verliest deze zeer veel van dat bczef van rang en waerdigheit, 't welk eene der bolwerken Was tegen de verzoekingen tot oneerlijkheit. Zijn gevoel der waerdigheit van karakter zal hem weldra verlaten, wanneer hij gewaer wordt, dat zijn goede naem niet meer zoo zuiver is voor de werelt als te va- 3.  76 PR IJ S VERHAND'ÈL I» f. i ( ( ] voren, ja fteeds van laeg nog laeger daelt. En wat betreft de waerc inwendige eerlijkheit, welke bij met de opvoeding heeft ingezogen, — deze, ontbloot van haere gewoone hulpmiddelen , zal zich waerfchijnlijk niet alleen konnen itaende houden in H midden dier algemeene verwoeftinge van zedelijke beginfelen , welke we toonden, dat uit het fpelen volgt. Van die middelen dan beroofd, zien we hem meer en meer aengevallen door eene dubbele verzoeking tot oneerlijke ftreeken- hij heeft geld van noden, ter vervullinge zijner behoeften in 't gemeen, en bijzonderlijk, om die heerfchende drift inteVolgen, welke in hem langs hoe fterker wórdt, en alle andere drijfveeren overtreft. — Eindelijk geeft hij zich toe in een gedrag, 't welk hij, den eerïten dag, toen hjj bij de fpe el tafel kwam, niet alleen met de hoogfle verontwaerdiging zou verworpen, maer waer van hij zelfs gedacht zou hebben, dat hij daer toe nooit zou konnen vervallen. Hij wordt een valfche Speler. Hij eert den dobbelfteegi valfch te zetten, de caerten te moffelen, en begint een nieuw bort van waerde in zich zelven te ftellen ïit hoofde zijner vorderingc in deze onrechtraerdige kunstgreepen. 'tls geen wonder, lat zijne vorige vrienden hem van nu aen Jat vertrouwen onttrekken, 't welk ze in lem gefteld hadden, — dat ze hem vlieden als  QV ER HET S P E L; als een man, die vatbaer voor oneerlijkheit en in ftaet is, om zijne oogmerken, hoedanige die ook wezen mogen, door de> fnoodfte middelen van verraderij en valfchheit te bereiken. Wat den zulken aengaet, die reeds.vooraf alle eerlijkheit en zuivere handelwijze hadden vaarwel gezegd, en Hechts nae de fpeeltafel gegaen zijn als de geiehikfte plaets, om de beurzen van den rijken te pionderen; —: derzulker fchelmfche aert, geen uitwerkfel van het Spel zijnde, valt hier niet onder: mijne overweging; en hoe veel de eerlijke; Speler van de zulken lijden moet, is te voren aengetoond (*). Behalven deze voornaeme ondeugden,] zijn 'er ook nog andere, welke ; aen -de< fpeelt.afel heur gepaste voedfel vindende,daer gevoed worden en kracht verkrijgen. Bij het zien van den voorfpoed vananderen rijst de nijd in den boezem op, endeze kan niet wel in een laege graed gehouden worden, wanneer een mededinger volkomen overwinnaer wordt; wanneer deze in één,-nacht zoo veel nae huis fleept, als (indien hij zich kon wederhouden van het eerlang op nieuw'in de waegfcbael te zetten) voor hem genoeg zou wezen, om zijn le- (*) Ziet hier voor bladz. 19 «-» ai.- 3- «t>* ïüd. rraekzucht az.  ?0 niJSVÏRHANDïljSg J. ATB* 1 "j| \ i ] ï I 1 ^ Hsdeel ^001 bijzondere per- \ • loon*:. ^ C T C j C c S d b eisch te krijgen op diegunften, welke fomtijds meer rechtftreeks voor geld gekocht worden. Indien de vrouw reeds zoo losbandig is, [Jat ze fmaek beeft in die vinding, en een man aenmoedigt, om met een zoodanig uitBicht zijn geld aen haer te verliezen, dan is het een geval, dat niet tot ons onderwerp behoort, alzoo het Spel dan flechts iet middel is, waer door listige onkuischleit haer oogmerk bereikt. Maer is de irrouw nog eertaer , dan loopt haer eer ;root gevaer door de vrijheden , welke hij sich bevoegd acht te nemen , uit hoofde der bmme , welke hij rekent , daer voor te lebben opgeofferd; en, indien hij haer weierachtig vindt, zal hij zich misfehien geechtigd houden tot alle middelen ter versidinge, om datgecne te verkrijgen, waer oor hij rekent zoo veel betacld te hebben. 2. Dus verre hebben we gezien, hoe eel vermogen het Spel heeft, om de zeelijke beginfelen te bederven en de ziel te . ntheiligen. Maer het is nodig, dat we meer echtftrceks het oog flaen op des zelfs invloed p der menfchen daden-, — de elcnden en immcren te befchouwen, welke het verirzaekt voor de zulken, die,'t zij door penbaere of bijzondere banden, met den pelcr zijn verbonden, en wel eerst voor e huis-de echt-genooten, en verdere loedverwanten. De  4 PR U S VER HANDELING g. AFD. Yiienden, ken, fchoon de kwelling, daer door ververoirzaekt, over 't algemeen, geen buitengemeen medelijden van ons vordert. Vn'endfchap wordt, in haeren ftaet van zuiverheit, a'tijd aengemerkt a's hot gewas van eenen deugdzaemen grond. Zij kan dus niet verwacht worden te bloeien in eene ziel, welke beftendig verontreinigd wordt door de werking der erglie driften aen de fpeeltafel. De zonderlinge kracht der bezigheit van het Spel, om het hart te ver., harden, te doen inkrimpen, en tc fluiten is rechtftreeks gericht tegen de zachte bewegingen, tegen de openhartige, edelmoedige en onbekrompene gevoelens van vriendfehap. Indien uw vriend zich overgeeft aen de leefwijze der Spelers , moogt ge onderftellen, dat het uit is met de weêrkeerige blijken dier gevoelens van tcderheit, welke , zoo dra ze niet wederkeerig zijn , ook allengs zullen afnemen in i wen eigen boezem. Dus fluit zijne gehechtheit aen kaert en dobbelfteen vooru de voor-» naemfte bronnen van zuiver vermaek, welke voor het menschdom openftaen. Maer dit is niet alles. Indien gij van zijne hand eenige grootere foorten van dienstbewijzen wacht, gelijk zelfs een gemcene vriendfehap vordert, zoo moet ge, om u zelven te bereiden tot de teleurftelling, niets meer van hem wachten dan beftaenbaer is met de bij hem zwaerder wegende eifchen der fpeelta- fels.  OVER HST SPEE. 95 fels. Vraegt ge een gedeelte van zijnen tijd, of eenisr geli ter leen , of zijne oplet- ' tendlieit, arbeid, of raed ten uwen dienfte* gij kunt d .-ze alleenlijk.ian wachten , — wanneer zijn tijd nietbeftemd is op eene fpeelpartij, - wanneer 'er geen gelegenheit is .omzijn geld op de fpeeltafel te zetten, — wanneer de vermoeijingen en fleehte uitflag van het Spel hem niet onbekwaem gemaekt hebben voor alle infpanning, of — wanneer de ongeduldige hoop op beteren uitflag niet alle de vermogens zijner ziel be;;ig houdt. Uwe ondervinding in eenige weinige voorbeelden van deze foort zal u toonen , in hoedanigen Hebt hij de pligten der vnen 1* fchap befchouwt; en , wanneer dit zoo duidlijk begint te b ijken , dat hij zelfs de vertooning van vrieudfehap niet meer kan ophouden, volgt weldra een rechtftreeklche vriendfehapsbreuk ; ja van dien tijd af acn gevoelt hij voor u, en ?ij ook omtrent hem, veel laltiger aendoeningen dan menfchen, die eikanderen altoos onverfchillig waren ; de wel eer gelukkige verbindten s zal welligt uitloopen op den onaengenaemften of zelfs eenen noodlottigen twist. — Men onderftelle , dat twee menfchen, die elkander vrienden noemen , malkander aen dc fpeeltafel ontmoeten, en men oordeele uit het geen te voren in 't breede gezegd is over het Karakter des foclers, of hun onderlinge verkeering op eenigerleië wijze van 3- afp.  ©VER. HET S P E E. t)$ aenzienlijk ampt, of door het bevorderen van vlijt, vrede, en goede orde, in deze* of die uitgebreide ftreek, waer hij zijn verblijf heeft;.— zoodra deze man verdoken -wordt van zijne bezitting en onafhanglijk eigendom, is hij (om zoo te fpreken) voor het algemeene welzijn verloren. De vermogens , om goed te doen, welke lnj bezat, zijn geknakt, en hij kan niet teritond andere in derzelver plaets verkrijgen, — om niet eens te fpreken van de haetlijke wegen, waer langs hij dan fomtijds gedreven wordt. Waren zijne vermogens om goed te doen flechts met zijn eigendom verplaetst, het onheil zou alleen hem in 't bij_ zonder treffen, maer, wel verre dat dit het geval zou wezen, is in tegendeel het verkrijgen van zijn eigendom door anderen dikwijls een tweede nadeel op zich zelven vour het Algemeen. Is het gekomen in handen van een perfoon van veel minderen rang; — fchoon ook deze, als door een wonderwerk, nadat hg Speler geworden was, wederkeerde tot een behoorlijk gebruik van geid, dan nog is hij, van wegen zijne houding en opvoeding,, ongeiehikt, om dien ftand te beklecden, tot welken hij nu verheven is, en de Maetfchappij lijdt in hem een wezenlijk nadeel, omdat hij buiten zijn eigen fpheer is. Maer is deze man van laegeren rang daer bij nog iemand uit de brocierfebap C % der 3- AFD»  IQO PRIJSTERHANfiUlSG 3-'ATT). Koophan. del. der valfche Spelers, of van de bijna even zeer haetlijke der woekeraers, dan is de buit, welken hij bekomen heeft, als een vloek voor het Algemeen, terwijl hij nu de magt bekomen heeft, om zoo veel meerder kwaed te doen. Schoon de Speler en de Handelaer een zelfden doel hebben, en beide winst bedoelen, nochtans ftaen de Speelzucht en zucht tot den Koophandel vlak tegen over elkander; en niets kan meer toebrengentot den ondergang van den Koophandel eener jNatie, dan wanneer het fpelen algemeen de overhand krijgt. Met de grootfte reden derhalven heeft de wetgevende magt van dit Koningrijk (Grootbrittanjen) zich zorgvuldig getoond, om den acrt van Spel uit alle bedrijven van den Koophandel te weeren. Verzekeringen zijn door dc wetten aengemoedigd en befchermd, in zoo verre deze dienftig zijn voor den Handel en voor de vciligheit van ieders eigendom, maer zij zijn alommc verboden, wanneer ze hieï buiten Ioopen, en ingevoerd zouden 'zijn onder de Hcerfchappij van het Spel; als daer zijn dubbele verzekeringen, cn zoodanigen, waer in hij, die de verzekering neemt, geen belang heeft bij dc uitkomst der zake waer op dc verzekering gefchiedt. — Verbindtenisfen omtrent den verkoop van eenig aendecl in de openbaere Fonfen zijn naer den zeilden regel bcpaeld. Wanneer ze ge- maekt  O V BK HST SPEL. I'g Maer het gebeurt dikwijls , dat hij niet te vrede is met zoodanigen' fchendnaem,l van flechts nutloos te zijn voor de Maetfchappij. Hij kan, door het verminderen en vervliegen van zijne bezittingen, cn ioor de trapswijzige verbastering' zijner beginfels, nietzelden vervoerd worden tot fcbandlijke euveldaden. Men onderfteïie hem eens, als gebracht op den rand van zijnen ondergang , door bij herhaling ongelukkig gefpeeld te hebben, of een flagtoifer te zijn geworden van de bcdricg'ijke loosheit tier valfche fpelers? — welken weg zal hij nu inflaen, om zijne zaken op eenen bcreren voet te brengen ? zal hij alle uitzichten op dien ftaet van overvloed , uit weiken hij dadelijk vervallen is , manmoediglijlc vaerwelzeggen , en zich overgeven aen vlijt erf zuinigheit? — Zulks is meer te wenfchen dan eenigzins tc verwachten. Dit ware niet flechts een middelmatige deugd, zoo als genoeg is,, om een mensch met achting door de werelt te doen komen, wanneer hij den zachten grond betreedt van voorfpoed en overvloed. Maer zou het geen dwaesheit zijn , een veel verhevener en heldhaftiger deugd te zoeken bij zoodanig foort van menfchen als de fpelers zijn? — Zal hij dan met drift voortgaen op het pad, waer op hij zich bevindt, fpelen zoo wel als leven op crediet, en zich in gevaer Hellen, om in eene meenigte van ftrikken te G 5 vcr- 3- tTn tisdaden  3- IOÓ" PRIJSVERHANDELING verwarren, die hij voor zichzelven gefpanficn heeft, op hope dat de zaken eens een anderen keer zullen nemen, en hij zijn geld te mg mag krijgen op de zelfde wijze, als hij het verloren heeft ? Misfchien is dit buiten zijne magt; misfchien is zijn toeftand te wel bekend, dan dat iemand het zou wagen , op zulke voorwaerden met hem te fpelen ; Of hij heeft misfchien te veel op met zijn goeden naem in het fpeelgczclfchap, zoo dat dit hem te rug houdt van op crediet te fpelen; hoe wel hij anders die zucht voor zijn goeden naem heeft verloren, welke hem behoorde te wederhouden van op crediet te leven, zonder eenig uitzicht om zijne fchulden aftedoen. — Zal hij dan een ander hulpmiddel bij de hand vatten, door op zijn beurt een valfche Speler te worden, en zichzelven te betalen uit de beurzen van bun , die nu even onvoorzichtig handelen, als hij wel eer gedaen heeft? Ook hier ontmoeten hem groote zwarigheden. Hij is moge'ijk tot nu een vreemdeling geweest omtrent het beftuur van den dobbelfteen , het moffelen van de kaert , en alle de andere loopjes en kunstgreepen des valfchen fpelers , welke hij nu niet zoo fpoedig kan leeren, als zijn oogmerk wel vordert; terwijl de vreze, van in eenen kring van fpelers hier op ontdekt te worden, grooter is dan die voor de galg. Dus dan neemt hij zijn toevlucht tot  O V E R H E T SPEL. 107 tot die bedrijven van bedrog of geweld, waer door hij zijn leven verbeurt aen de' beledigde Maetgefchappij. De Koopman, of Bankier, wordt door een valfche opgave bedrogen, en met een enkelen handtrek beroofd van een groote fomme , die den goe-. den ftaet van deszelfs zaken knakt, en vervolgens ook het welvaren vernielt van veeien , die met hem verbonden waren. Of de door behoefte in 't naeuw gebrachte Speler doethemeen zoodanig verlies lijden, door hem op een bedekte wijze te beiteelen, wanneer hij toegang kan krijgen tot zijn geldkist of papieren ■, en ieder Lid der Maetfchappijë ftaet bloot voor een diergelijk verlies van zijn eigendom, (en dat wel dikwijls niet zonder groote ontzetting en gevaer voor zijn eigen perfoon,) om de fchaden te boeten van eenen trouwloozen, welke nu eens de openbaere wegen fchendt dan in de huizen breekt, om maer geld te krijgen. • Schoon de cvcngemelde misdaden waer-' lijk gerekend moeten worden voor beledigin-j gen der Maetfchappijë, daer zijn nog andere, weike der Maetfchappijë nog meer onmiddelijk raken, en die ook meer bijzonder van ons verdienen gemeld te worden om eene andere reden, namelijk, om dat dc gelegenheit tot het plegen van de zelve zich gereeder voordoet in luiden van hoogen rang, onder welke het grof fpelen alge- 3, tros fadeel in et StaelS' ■eftel.  108 PR IJ S VERHANDELING 3- "!»■ gemeener heerscht en teffens fcbadelijker is dan onder andere menfchen. Wij mogen met reden beducht zijn voor 'sLands fchatkist, wanneer die betrouwd is in de handen van menfchen, welke geenen teugel vinden voor hunne fchraepzucht in de beweegredenen , die voorzichtigheit, Achting , Vriendfchap of natuurlijke genegenheit opleveren. Zal de ziel, die door alle deze middelen van bedwang henen breekt, beteugeld worden dooreenen wijsgeerigen eerbied voor het belang van een denkbeeldig lichaem , hetlichaem vanStaet? Al ftonden wij eens eene zoodanige wonderfpreuk toe, dat 'er nog eenige vonken Patriottisch vuur zijn in een hart , waerin alle rechtaertige en edele vlammen zijn uitgedoofd, deze zullen maer weinig kracht hebben, cn de opeengepakte flordige driften, welke, als zoo veele verdovende ftoffen, het hartfaemendrukken, zullen die vonken verhinderen, om eenen verhittenden gloed van zich te verfpreiden. Maer daer is nog iets, dat de fchaduw van redenkracht bezit, waer door iemand, die wel niet van ecrlijkheit overvloeit, maer daer van ook niet geheel ontbloot is, zich vrijheit zal ge» ven, om'sLands fchatkist tebefteelen. „ De fom, (zal hij zeggen) die in mijn „ bewaring is, is zeer groot; het gedeelte, „ 't welk ik daer van nodig hebbe, als een „ middel, om het getij van mijn geluk aen ,, de  6 v e k h e t spel. 109 -„ de fpeeltafel waertenemen , is zeer ge„ ring. Indien mijn hoop mij al bedroog, ti zal echter het verlies van een zoo kleen „ gedeelte nooit gevoeld worden bij een „ zbo groot lichaem als het geheele volk; — „ maer, ik wil dit niet eens onderftel„ len ; — neen ; — ik voel de fterkfte voor„ tekenen, dat mijn geluk eens een goeden „ keer zal nemen-, ik wil flechts een enke„ len dag iets borgen , dat mij van zoo we„ zenlijken dienst kan zijn , en dan alles „ eerlijk te rug geven, zoodra het aen een „ zoo goed oogmerk heeft beantwoord". Met deze overleggingen ecner kwijnende eerlijkheit in zijn hart, neemt hij dat kleen gedeelte met heiligfehennende. handen weg. Het geluk blijft hem tcgenloopen, of een valfche fpeler ontbloot hem ook van dat geld. Hij herhaelt de zelfde bedrieglijke redeneering, e'e'n en andermael. —■ Zij wordt meer ingewikkeld en verward, —* daer moet een grootere fom genomen worden, alles uit het enkele beginfel van eertijkbeit, — om naemlijk aen het volk te konnen betalen, 't geen reeds verloren is, en teffens, om het een en ander bedekt te houden, en de eerlijke man te konnen blijven. Bchalven dit, hoe grootere fommen reeds te voren zijn opgenomen, zoo veel kleener wordt naer evenredigheit iedere fomme, die'er word bijgedaen, en dacrom wordt hij langs hoe minder befchroomd, om 'er 3. afd.  O V B R HET SPEL. III (helheit, waer mee de dobbelfteen of kaert, en zij, die 'er behendig meê weten om te gaen, hunnen buit weten magtig te worden, is zoo groot, dat 'er geen genoegzaemc grond is, om ftaet te maken op de duuring zijner bezittinge, hoe groot ook dezü nog voor het tegenwoordige wezen moge. Weldra vervliegen zijne goederen en met de zelve zijne onafhanglijkheit; hij is, wat hij ook vertoonc, niet langer inderdaed een rechtftreeksch Dienaer van den Stact, maer een flaef van deszelfs Dienaeren. Het is waerfchijnlijk geen geheim voor de zulken, die zich met hem in den dienst van den Staet bevinden, dat de voordeden, uitzijn ampt fpruitende, volftrekt noodzaeklijk voor hem zijn geworden. Hier van daen zal hij ongetwijfeld niet durven handelen , gelijk eenen getrouwen Staetsdienacr bctaemt, en kloekmoediglijk zoodanige maetregelen voordellen en ftandvastiglijk doorzetten, welke hem heilzaemstfchijnen voor het algemeene welzijn, zonder aenmerking, wat zc zijn voor zijn bijzonder belang; — neen,hij moet zich latenbeftuurendoor zulken, die hem in vermogen te boven gaen, en vaek tegen wil en dank zijn item geven tot de maetregelen, welke de eerzucht of verkeerde Staetkunde den zulken inblaest, en aen de hand geeft. — Maer wat fpreke ik van tegen tvi cn dank deze verderfIjjke, maetregelen tocteftenanen ? Hij zou,  3- ÜTO. Vier* zélve dacf in de eerfte zijn / ware het in zijn magt; indien ze maer gefchikt zijn om tc beantwoorden aen zijne bijzondere oogmerken. Een man van eenen ontredderden ftaet, die teffens een man is van flcchte beginülen, zal duizenden zijner medeburgers tot armoede brengen, ja een geheel volk aen den ondergang blootu.cllen', om zelve gelegenheit te vinden tot het weder opvullen van zijn eigen fchatkist. Hij zal zijn Vaderland in de rampen des Dorlogs dompelen, op hope van zijn voordeel te trekken uit eenige verbindtenis met ie eene of andere Partij in de Regeering, of met een uitzicht, om het ampt, 't welk hij bekleedt, voordeeliger te maken , en niet ilechts met ongevoeligheit, maer zelfs met sen oog, dat blijmoedig uitziet nae den winst, die jammeren van zijn Volk befchoutvcn, welke uit zijn oneerlijk gedrag oir* pronglijk zijn.  © V E E SET SPIE. II VIERDE AFDEELING. ISfiets is 'er fm meer overig als nog twee frakken, welke, wel Is waer, vroeger konden zijn bijgebracht, als genoegzaem verbonden met hetvoorgaende, maer het kwam mij welvoeglijker voor, die te bewaren tot eene'afzonderlijke overweging. Ze zijn de Tweegevechten en de Zelfmoord. Deze, in den ruimftcn zin genomen, zouden overvloedige Itoffe opleveren tot eene opzetlijke Verhandeling; maer, in zoo verre ze tot ons tegenwoordig onderwerp behooren, zullen ze geen zeernaeuwkeurig onderzoek vereifchen. i. De Speler laet zich ligtlijk veel voor^ i ftaen op zijn punt van eer, — inderdaed v met een zeer fober recht, indien debefchnjving juist is, welke wij van hem gegeven hebben. Het punt van eer is, in deszelfs onverbasterden ftaet en volle uitgeftrektheit, een zaek van oneindige waerde en een krachtig hulpmiddel ter deugd; maer ongelukkiglijk is deszelfs werking, door een zeer magtige partij in de werelt, tot een zeer engen kring bepaeld, en gefchikt, om alleenvan dienst te zijn tot ééne enkele deugd , tot kloekmoedigheit; deze deugd weder.©mis?inbetrekkiBg tof dat zeer onvohnaekt H ' he¬ li 4. AFB. Twes (lukken zijn noj* OTcrig. Veege. echten.  114 PRIJS VÏRHAND EX ING 4. ATP. 1 bèginfel of punt vain' eèf; door de zelfde partij indewerelt, bcpaeld tot eenige oefcningen , waer aen noch eenige andere deugd, noch ook het echte, waere en uitgebreide punt van eer, e enigen . onderftand kan bijzetten. Deze bijzonderheden moeten we hier flechts ter loops aenftippen ; een naeuwkeuriger ontleding van de zelve zou ons te verre van ons onderwerp verwijderen. Het is nu onze zaék, liever t welke het als zoodanig teelt. Inde eerfte plaets is het Spel in 't algemeen gefchikt, om eene twistgierige geaèrtheit te verwekken door deszelfs invloed op het vcrftaiid en hart. Het bedrijf ren de Speeltafel wekt zoodanige driften op, welke den mensch achtloos doen worde-, in zijn gedrag jegens anderen , én ligt veruoord maken ook over de nietigfte beuzelingcn. ■Vuu* rig en ongeduldig, om den buit nae zich tc ftrijken, weder op te zetten, en verduhb'ejdnogeens te winnen ; ja om tcdoen, dat hij naeuwhjks weet, wat hij'doet; — bekommerd, over het lót dér nog hangende fommen, die, naer debefljsfehing van het Spél ^ hem rijk of arm zullen maken; — trotschv hoven alle grqnzen van waeren moed door een trek van goed geluk — of korzel en gemelijk door tegenfpoed ; — vol vermoeden van  OVER H B T S P E E. IlfJ van vaischheit tegen hun,' die met hem fpelen, of door nijd geprikkeld op den geVakki? a, die den buit nae zich trekt; —- op-s ge'' okt cnve:hit door zulke driften als deze i is hij gereed, om bij het minste vonk» je vuur te vat*en, en, daer hij het zelfbeftuur heeft verloren, is hij niet in ftaet, cm die woedende vlammen uittedoven. Het meenigvuldtg opwakkeren dezer gemoedsbewegingen heeft eenen blijvenden invloed op zijne geaertheit, die veel toebreng;- | ;t de ouniiddelijke kracht der driften , zoo als deze rechtftreeks door het Spel gaende.gemaekt worden, en die teflens den mensch doet neigen tot een grillig en twistziek gedrag ook in de dagelijkfche bedrijven des levens. In de tweede plaets is ook het Spel, na dus eene tot twist overhellende geaertheit verwekt te hebben , zeer vruchtbaer in gelegenheit te verfchaffen tot gefchillem De gunftigfte gelegenheit, welke het hiertoe oplevert, is, wanneer men geld verloren heeft, en de betaling weigert, uitftelt, of poogt te ontwijken. Maer dit is niet alles. Aen de fpeeltafel ontmoet men elkander als verklaerde vijanden; en, terwijl men zaken van zoo veel gewigt onder handen heeft, laet men geene omfrandigheit der hoofdzaek ongemerkt voorbijgaen; alle overtollige pligtplegingen houden op ; de regelen van welvoeg]ijkheit, (welke men H 2 een 4. Am  lïcT PRIJSVERHANDELING 4. Am; een ftelfel van kunstdeugden noemen mag) zoo nuttig in het gemeene leven ter bewaringe van den vrede der werelt, moeten dikwijls opgegeven worden. Het minfte vermoeden van oneerlijk Spel, een onverhoedfche blijk van iets , dat inderdaed flechts toevallig is, kan een hacstig en driftig woord verwekken, 't welk, uitgehouden zijnde, met de punt van 't zwaerd moet beflischt worden ; daer de bewustheit van zuiver gefpeeld te hebben, of een verfchillend begrip van het voorgevallene bij den tegenpartij een even driftig vocrftaen zijner zaek verwekt , eri alle hope van bevrediging affnijdt. — Wanneer ooit iemand zijn perfoon en leven op zulke gronden kan in gevaer Hellen, het is uit de talrijke gelegenheden tot twist onder de fpelers blijkbaer, dat het Spel ons hier in een gevaer brengt, 't welk niet gering is te fchattcn. Wijders , indien een Heer van rang en acnzièn in het Spel wordt ingewikkeld met eenen laegencn verachtlijken Speler, en indien hij op de voorgeiieide wijze acnleiding krijgt, om met dezen te vechten, dan is 'er een fchreeuwende onevenredigheit in de waerdc van het leven van twee menfchen, die geenzins op gelijken voet ftaen; en, indien men al dit onderfchcid niet zoo gereedlijk toeftaet ten aenzicn der perfoonen 'zelve , het is althans geheel onlochcn» baer  OVER H ET SPE L. 117 baer ten aenzien der Maetfchappij ë.- Het is ftrijdig met alle gezonde Staetkunde, toe-" ielaten , (indien-men anders magt heeft om zulks te verhoeden ) dat het leven van een Lid der Maetfchappijë, 't welkdoor deszelfs ftaet en middelen gefchikt is, om haer dc -verhevenfte dienften te'doen, gelijk op gefield wordt tegen het leven van iemand , die door zijn fiecht Karakter beneden het graeuw gezonken is. Behalven dit is het ook ftrgdig met het algemeene welzijn, dat eenig leven in de waegfchael geftcld wordt, uitgezonderd dan , wanneer eene voldoende reden zulks vordert. Maer in het tegenwoordige geval is 'er niet eén eenige voldoende reden , — de bezigheit der fpeeltafel, welke daertoe aenlciding geeft, is niet flechts onverfchillig, maer ook om andere redenen beledigend voor de Maetfchappij en dat in zoo hooge graed, als nu in ft breede getoond is:* — en dus hebben wehier eene opeenftapeling van het eene kwaed op het andere. — Met het hoogfte recht dan maekt de Wet bijzonderlijk gewag van de gefchillen , uit deze bron oirfpronglijk. Een der voornaemfte wetten tegen het fpelen heeft eene bijzondere ftraf bepaeld voor alle geweld, dat iemand wordt aengedaen , en voor iritdagingen, die gefchieden, uit hoofde van geld , dat door het Spel gewonnen is. H 3 Men 4- AFD  II 8 PRIJSVERHANDELING 4. Am. Zelfmoord Men lette- hier bij op de droefheit en hei: verdriet, dat het huisgezin en de bloedverwanten van den Speler moeten lijden door dé geduurige vrees voor dc gevaercn, waer aen hij bloot ftaet; daer bij komt nog, In fommige gevallen, de vreze voor eene omftandighcit, die ook voor deze bloedverwanten de oirzaek kan zijn van veele onacngcnaemhcden en onderlinge gefchillen door hun ganfche leven heen; ik meen die, dat een fchielijke dood de zaken van den Speler geheel verward laet, zonder dat- hij daer over heeft konnen befdhikken. En , fchoon 'er ongetwijfeld, veele .kanfen. zijn, dat hun dit onheil. nooit zal. treften, het is nochtans in zichzelyen een Onheil zoo groot, datde vreze voor het zelve aileen, natuurlijk en uithaeren eigen aert, een aenmcrkhjk kwaed genoemd msg worden. 2. Wij komen nu tot het laetfte in de lange reeks der fchadelijke gevolgen, welke die zeernadcelige oirzaek, hetSpel, acn onzen geest vertoont, —totde treurige daed van Zelfmoord. Dit is een bedrijf, dat, buiten alle nadere overweging van het 'misdadi. ge, een Tchok geeft aen het allcreerfte begin» \fcl, 't welk.der mcnschlijkc natuurc is ingeplant, ikmeen dat van zelfbehoud. Eij nader onderzoek vertoont het zich, in den Speler, als een laege en lafhartige vlucht voor de opeengeftapclde zwarigheden, waer in lnj zich heeft ingewikkeld; een verraderlijk ver-  a V . E I H ET' S P E L, ■ 112 verlaten van die gecnen, aen welke hij door de fterkfte l-sud-en van plyt, belang, " en gencgenhei; verknocht was $ en een misdaed van den hoogden rang tegen die Maetfchappij ; welke bef leven van alle haere leden en.ier nuer bijzonder toevoorzicht genomen heelt. 3 ... ' Dat ienuni , — beroofd van zijn goeden naeai en goederen, na dat hij zelve de bronnen van zijn genoegen geftopt, en zijn ziel beroerd heeft door de incest pijnigende driften,—bewust', dat bij die geenen fterk beledigd heeft, welke eene andere behandeling van hem konden-verwachten, —-.terwijl hij niet. te rug kan zien op zijn verlopene levensdagen zonder de bitterfte wroeging, en naeuwlijks eenigen' ftrael van hope kan ontdekken, om.-acn zijne uitzichten in het toekomende een gunfeiger iicht bijtczetten, — dat zoo iemand gereed kan zijn , om zijn leven te verwenfehen, en te bijgen nae de rust van het ftille graf, is niet zeer te verwonderen; maer /lan moet men wel naeuwkeurig opmerken , dat zijne keuze hier onderfteld wordt bepacld. te zijn dooide zucht voor zijn eigen geluk alleen., met uitfluiting der belangen van hun, welke bij zoo fnood verlaet, en zonder eenige uitzich• ten op hetgeen hem na den dood zou mogen overkomen. In deze zeer bepaelde onderftelling echter'is 'cr nog veel reden, om te twijfelen, of hij wel een verftapdjge H 4 keu-» !-■ A-F»».  120 PRIJSVERHA NBELING 4. AFD. keuze doet. De groote zwarigheit in een Ian». ger leven ligt in de moeite, die 'er voor hem aen vast is, om weder te keeren tot een deugdzaem en geregeld gedrag; wilde hij hier toe befluiten , dan konnen we geenzins wanhopen, of hij zou, zelfs in dit leven, nog tot een tamelijken trap van genoegen en geluk opklimmen. Dan, dit zij zoo 't wil, het is gepaster in ons oogmerk aentemerken, dat de omftandigheden van den Speler, welke tot uiterften vervallen en in zijne beginfelen bedorven is, vol zijn van verzoekingen tot de vreeslijke misdaed van zelfmoord, — en 't geen dus waerfchijnlijk is uit de natuur der zake wordt bevestigd, ja maer al te fterk bevestigd , door de treurige ondervinding dcz.r dagen, welke ons talrjjke voorbeelden oplevert van menfchen, die voor deze verzoeking, hoe aenftootlijk hoe onnatuurlijk zij ook fchijne, met 'er daed bezwijken. Het moge ijdel fchijnen, te hopen, dat eenige ^overweging der belangen van anderen, eenig gevoel van verpligting jegens dezen, hem zal wederhouden, die nietafgefchrikt wordt door het akelig aenzien van den poel, in welken hij zich gaet nederftorten; maer wie weet nochtans, of men niet nog door zulke voorftellen eenige verholcne overblijffels van edelmoedigheit in de ziel des fpelers zal opwakkeren ? — en zo al niet; laet nochtans de fchuU alleon nis-  OVER H ET SPEL. 121 rusten op den fchiiïdigen, en laet hem, die onderneemt, de nadeelige gevolgen van het' Spel voortedragen, een zoo gewigtige bedenking niet uit wanhoop achterlaten! De Speler dan, die bezig is te peinzen op zoodanige vlucht uit de hem prangende kwelling en onrust, keere voor een oogenblik zijn oog nac de elenden van anderen!—nae de elenden, welke zijn lafhartig vertrek uit deze werelt brengen zal op hen , die het ongeluk hebben , van met hem vermacgfchapt te zijn, of in andere vcrbindtenisfen te ftaen. Hij weet waerfehijnlijk, dat zelfmoord, volgens de wetten van zijn Land, de verbeurte van al zijn perföoneelert eigendom aen de hoogfte Magt van den Staet ten gevolge heeft; en fchoon al een' uitftekende tedcrhartigheit den Rechter een zoo gunftig vonnis mogt doen vellen, dat deze verbeurtverklaring geen plaets grijpt, — dit is iets, waer op hij geen vasten ftaet kan maken-, en 't is, op zijn best, aen die -tederhartigheit in den Rechter, niet aen zijne voorzichtigheit of deugd te wijten, wanneer zijne Nabcftaenden iets van. zijn Eigendom blijven bezitten. Maer men zal zeggen, dat het eigendom van een fpeler, inde omftandigheden, waer van we nu fpreken, niets, of te gering is, om onze aendacht te verdienen. Dikwijls zal dit zoo zijn; en laet ons nu onderftellen, dat dit het geval is, dan zijn 'er nog H 5 eeni- 4-  122 PRIJSVERHANDELING: 4. AFD. eenige beweegredenen over, van zeer veel kracht, om een eenigzins edelmoedige ziel te rug te houden van zulk een verlaten van zijnen poft. — De ftaet eener weduwe wordt gemeenlijk befchouwd als wanhopig en akelig; maer weduw tc worden, door de hand van den Echtgenoot zelven, verdubbelt al het akelige, dat het denkbeeld van dien ftaet oplevert. Immers, in andere gevallen zien we, dat, nadat de tijd het hevige der droefhet over het verlies van een geliefden vriend een weinig heeft doen bedaren, dc langstlevende zich ftreelt met de nagedachten aen den overledenen, onder een mengfel van droefheit en vermaek. Maer in het geval, 't welk we nu voor ons hebben, is ieder erinnering van den overledenen verzeld met een gevoel, 't welk alle aengenaem e gemoedsbewegingen verbant. — Wijders, wanneer iemand door de ondeugden van den fpeler zijn huisgezin in armoede heeft gedompeld, kan men hem geene vrijheit toekennen, om zijne eigen belangen aftezondcren van die zijn'S huisgezins ; hij ligt onder de verpligting , om zijn uiterfte best te doen voor het zelve , — om zijn tijd, zijnen arbeid en alle zijne vermogens daer toe aentewenden, dat lnj het, indien mogelijk, in den vorigen ftaet herftelle, of ten minften alle mogelijke vcrligting toebrenge. Dezen geheelen pligt verwaerloost hij , welke , in een zoodanigen ftaet, de dracd 1  OVEK HET SPEL; IS3 draed zijnes levens zelve affnijdt. Hij, het lijden van anderen vergetende of niet opmerkende en alleenlijk ingenomen met zijn eigen gevoel van finart, verraedt, met dieii ftap, eene laegheit van ziel, welke geheel niet ftrookt met die verhevene beginfelen van eer, waer op hij zoo verwaendlijk pleegt te roemen. . Maer de Speler kan een nog ongehuwd perfoon zijn, en dan zal men tegenwerpen, dat zijn dood geen trootlooze weduw noch verlatene kinderen :zou veroirzaekcn; — dit verlicht de daed van zelfmoord wel eenigzins, maer kan die geenzins rechtvaerdigen. Misfchien heeft hij aen de fpeeltafel het geld verfpeeld van een wees of van eenen vriend, 't welk hem was toebetrouwd, of dat naer rechten het eigendom van een ander was, en dan laet hij deze door zijnen dood buiten alle hope van- fchavergoeding. Dc verpligting, waer onder hij ligt, om deze fchulden te betalen, is inderdaed een verpligting, om zijn eigen leven te bewaren als het noodzaeklijk vereischte, om de zelve aftedoen. Dan laet het gebeuren, dat 'er ook geene zoodanige bedenkingen ten zijnen laste zijn, hoe zeer moet echter ieder man van eer getroffen worden door het denkbeeld der fchande, welke een dood, door zijn eigen hand veroirzaekt, op zijn gellacht en nabeftaenden brengt. Het was veel beter , dat hij zich bevlijtigde, om te leven toe 4. AF».  124 PRIJSVERHANDELING 4. jifj». (*) Zie hier voor bladz. 00. É tot het afkeeren en uitwisfehen derfchande, "welke hij reeds op hen gebracht heeft, dan dat hij nog die onuitwisbaere vlek daer bijdoct van eenen fchandelijken dood. — Hetgeen te voren gezegd is ten aenzien der Tweegevechten , nopens de verdrietlijkheden, welke een Speler zgnen vrienden aendo.ct, van wegen de geduurige vreze, waer in deze leven, is zoo toepaslijk op den zelfmoord , dat het genoeg is, den lezer derwaertte wijzen alleen.mogen we hier ;bij voegen, dat dit kwaed in het tegenwoordige geval merklijkgrooter is, zoo om dat de gevreesde gebcurdtenis misfchien waerfchijnlijker, als ook om dat ze nog ruim zoo fterk treffende en meer akelig is in hacren aert. In dit laetfte bedrn'f van den Speler zien we hem nogmaels zondigen tegen de Maetfchappij , welke hij door zijn leefwijze reeds zoo zeer beledigd heeft; — daer hij de ftoutheit heeft, om iets te doen, om eene magt te gebruiken , waer toe geen gezach op aerde, behalven dat dier Maetfchappijë, gerechtigd is. Of zijne misdaden van dien aert zijn, dat zc dc doodltraf vorderen, ftaet de Maetfchappij door der zelvcr Gevolmagtigdcn te beoordeelen; aen deze heeft hij alle zoodanige beoordeclingen over-  OVER HET S P E E. 125 overgelaten, door zich te {tellen onder de befcherraing der wetten. Het leven van' een ander wegtenemen is buiten kijf eene der gruwlijkfte beledigingen van de Maetfchappij, en wordt ook gemeenlijk als zoodanig geftraft'naerde wetten van zeer veele Volken-, indien nu het wegnemen van zijn eigen leven ook nog dat bijzondere kwaed in zich heeft, dat men daer door de beledigde Maetfchappij belet in het uitvoeren der welverdiende ftraffe ten fpiegel voor anderen, dan zal de Zelfmoord bij ieder groot en edclaertig gemoed uit dien hoofde niets minder fchuldig gerekend worden. Maer, naerdien de ziel van den Speler of reeds met »cr daed het omgekeerde is van al wat groot en edclaertig heten mag, of allengskens tot die laegte verzinkt, is hij de man niet, van wien we een zoo naeuwkeurig en juist begrip van pligt te wachten hebben ; en, indien we nu den ele'ndigen toeftand, in welken hij gevaer loopt te vervallen, vereenigen met zijn te voren befchouwde Karakten, leidt ons dit alles als van zelven, om deze lafhartige, wanfehapene, en verderflijke misdaed veel eer van hem dan van iamand anders te verwachten. 4- AFD.   R. KËÏ OVE t 'T SP E I. R. HET otir *r S E E U      PRIJSVERHANDELING OVER DE SCHADELIJKE GEVOLGEN V A N H E T SPEL.   PRIJSVERHANDELING OVER DE SCHADELIJKE GEVOLGEN VAN HET SPEL; door RICHARD HEY, L- L. D. LID fAN HET H A G D A L B N A - C O LZ. E GIM , WIEN Dl HOOGESCHOOL VAN CAMBRIDGE IN I783. OEN EERUJS HEEFT TOEGEWEZEN. Naer den tweeden Engelfchen druk gevolgd. ,r« AMSTERDAM, It W. HOLTROP, 1785-  Stremt tios exercet inertia. HORATIUS.  A E N DE ' NEDERLANDERS. Het beige u niet, geachte Landgenooten! dat ik u eene Verhandeling aenbiede , welke over 't geheel eene algemeener en grooter heerfchappij onderftelt van het kwaed, waer tegen de zelve is ingericht, dan ik denke, dat bij u plaets heeft. Ikvertrouwe, dat het grof fpelen, waer toe zich deze Verhandeling hoofdzaeklijk bepaelt, ten dezen dage geen zoo algemeen of zoo heerfchend kwaed is in ons Vaderland als in 't nabuurig Engeland; altans in zoo verre, wij ten aenzien van dat Rijk mogen opmaken, niet alleen uit deze en geene aenmerkingen en fterke trekken van onzen Schrijver, maer ook uit mondelinge en elders voorkomende berichten. Met dit alles meene ik nochtans, dat men onze Natie te zeer verheffen, ja dat de ondervinding tegen ons getuigen zou, indien men haer * 3 €e*  TI AEN Dft NEDERLANDERS. geheel zuiver hield van deze misdaed, en volkomen veilig achtte voor der zeiver gevolgen; en fchoon men al voor een oogenblik zoo gunflig wilde oordeelen over onze Landgenooten, en denken, dat Nederland flechts op weinige pketfeny en dat in deze flechts een kleen getal der Inwoonders, met dit euvel befmet was, — wie toch durft de-mogelijkheit ontkennen, dat dit befmetlijk, kwaed , 't welk nergens weliger opfchiet dan uit eenen grond, daer de weelde te gelijk met het verval van Koophandel en Fabrieken aenwast, ook eerlang op den Bataeffchen grond een zeer nadeelig en verderflijk onkruid worden, en de overblijffels veeier volksdeugden verflikken zal. — Is dit mogelijk, — is dit waerfchijnlijk, -— dan zal ook mijne poging, om dien groei van, dit onkruid te fluiten, door het gemeen maken dezer Verhandelinge in onze tael, bij rechtaertige liefhebbers van ons Vaderlandgeene verdediging behoeven. De bekende fpreuk: niemand is van Jiondenaende kwaedjle, is misfehien ruim zoo zeker ten aenzien van een geheel Volk als van bijzondere per- foo-  aen ïïe nede-rxakders: vtft {bonen. De volksgebreken hebben gemeenlijkflechts kleene beginfelen, bij enkele menfchen, en zijn vaek zoo gering, Zoo zeldzaem, bij der zeiver eerfte opkomst, dat het wel haest dwaesheit zou fchijnen, daer tegen te ijveren, —ter-; wijl men echter binnen weinige jaeren zal moeten erkennen, dat het verzuim van een tijdig aeiiwenden der nodige behoedmiddelen tegen den groei dier gebreken een inderdaed grooté dwaesheit en zorgloosheit heten mag. Laet ons dit bijzonder toepasfen op het. onderwerp dezer Prijsverhandelinge. Laet ons bedenken , hoe fterk de zucht tot fpelen in ons. Land federd eenige jaeren is. toegenomen, eri wel vooral tót die Spelen, waar in het voor of nadeel geheel of grootdeels afhangt van het ge-» val, — die weinige of geene Lichaems - bewe» ging vorderen, — waertoe een domme winzucht vaek genoeg is, — of die, indien ze het verflandaleenigzinsfcherpen , dit dan fpitfen op listige treeken en flinkfche bedriegerijen. Laet ons opmerken, hoe zeer de toenemende weelde, gepaerd met het kwijnen veeier neeringen en hand* * 4 tee-  *?ft AJS.N PB HEBERLAHDEKSt tepingen, het getal dagelijks vermeerdert der zulken, die van hun tijdlijk beroep of andere inkpmften niet konnen beftaen; en hoe moeilijk het valt, hoe zelden het gebeurt, dat deze het te hoog getrokken zeil bij tijds inhalen , hoe zeer ftreelende daer en tegen voor hun het uitzicht is op den eenen of anderen kans, om door een fpoedige begunfliging der Fortuin in de hoogte te konnen blijven, of zelfs eensklaps tot nog grootere hoogte opteflijgen. —Eindelijk, laet ons overwegen, dat verfcheidene nadeelige gevolgen van het Spel, in deze Verhandeling opgegeven, ook in mindere graed toepaslijk zijn op het fpelen tot loutere uitfpanning, en dat dit zoo ligtlijk en zoo dikwijls een fpelen uit geldzucht, en daer door, eer men'er bijna om denkt, een grof fpelen worden kan; — en dan, dit alles bedacht, opgemerkt, en overwogen zijnde, zal niemand twijfelen aen het nut van mijnen arbeid, en het tijdige van de uitgave dezer Verhandelinge voor Nederland, Ik weet wel, daer is weinig grond van hope, dat zij, die wel aen het grof fpelen fterk over-  AEN DE NEDERLANDERS. II overgegeven, doch nog niet geheel daer door bedorven zijn, (en voor dezen immers was deze Verhandeling vooral gefchikt) tijd of lust zullen hebben, om de zelve te lezen; zelfs durve ik mij niet zeer algemeen de aendacht beloven, der zulken, die nog maer alleen ter uitfpanninge^ fpelen, en zich bij alle gelegenheden voor vijanden van het grof Spel verklaren. Immers, hoe fterk ook deze laetfte aen hun geliefde uitfpanning verflaefd zijn, en hoe zeer aenlokkende deze is, toont de ondervinding onzer dagen, waer in (op dat ik flechts dit ééne voorbeeld te borde brenge) waer in het verlevendigde ja bij fommigen brandendvuurige Patriotismus niet in ftaet is, om het Spel te weeren uit die GezelfchappenofBijeenkomflen, wier aenleg alleenlijk ten doele had , de verftanden te oefenen en de harten aentevuuren voor Vrijheit en Vaderend t ten zij men door verftandige wetten zorgdraegt , dat die Bijeenkomften niet ontaerten in fpeelgezelfchappen, en dus dienen ter verhaeftinge van het verderf der Burgerijën in 't algemeen, en in 't bijzonder ter vermeer* ? de-  X AEN BE NEDERLANDERS. deringevan het getal der zulken, die, door be-, hoefte gedrongen, om de Grooten en Rijken nae de oogen te zien, flaeffche werktuigen worden der omkoopinge , en hunne vervallene zaken' gaerne willen herftellen door blinde aenharigers' en flaeven te worden van een ieder vermogend man, die hunne hulp ter bereikinge zijner heerschzuchtige, nijdige, of eigenbatigc oogmerken van noden heeft. Dan hoe weinige Lezers ik dus ook te gemoete zie onder hen, die, fchoon geen grove Spelers, echter zoo fterk verflaefd zijn aen het Spel ter uitfpanninge, dat 'er naeuwlijks tijd overfchiet tot het lezen der nieuwspapieren en ftaetkundige gefchriften, ten zij ze dezen afknippen van den werktijd, of van die uuren , welke zij wel eer nog voor denOpenbaeren of Huis - Godsdienst overhadden; — misfchien nochtans komt dit Stukje nog wel eens ten rechten tijde in de hand van dezen of dien Jongeling, om ter gepaste waerfchouwinge te dienen ; —. mogelijk doet het hier of daer nog eenig nut bij fommige Ouderenj al ware het alleen, dat het deze hun eigen  AEN DE NEDERLANDERS. XI eigen fpeelzucht leerde bedwingen, uit aenmerking van den invloed, dien zij op hun volgziek kroost bezitten ; altans dit durve ik mij voordellen, dat het nog wel eenige Lezers vinden zal, welke in ftaet zijn, om de hier aengevoerde bedenkingen ten rechten tijde te pas te brengen en aentedringen bij die hunner vrienden en bekenden , welke, of groot gevaer loopen van door dit kwaed bedorven te worden , of reeds dagelijks voortfneüen tot het verderf. Ja ik vermoede, dat veele uwer, mijne Landgenooten 1 nog te veel belang Hellen in de behoudenis van hun Vaderland, in de verbeteringvan het Volks-Karakter, in het afwenden der onheilen , welke uit de weelde en andere heerfchen le gebreken onzer dagen voortvloeien, en in den bloei en de welvaert van hun eigen huis, hun kroost en vrienden , dan dat ze niet één uurtje zouden willen bededen tot het doorbladeren eener Verhandelinge, die, wel gebruikt, een heilzaem tegengift kan zijn tegen alle deze gebreken, zoo wel als tegen die haetlijke bezigheit, hier in alle haere akelig- heit  3TI1 AEN DE NEDERLAND ÏR J, heit ten toon gefield, voor zoo verre het belang der Maetfchappijè' in 't algemeen, en de tijdlijke rust en het genoegen van ieder in 't bijzonder betreft; — eene akeligheit, die nog zèer veel toeneemt, wanneer men het Spel in 't algemeen , ook dat ter zoogenoemde uitfpanninge, meteen Christelijk oog befchouwt, en nagaet, hoe veele nadeelen het zelfs in zijne minst fchuldige beginfelen kan toebrengen aen de belangen van den Godsdienst, en het welzijn onzer onflerfiijke zielen. Hoe veel tijd toch, hoe veele edele vermogens, worden 'er verkwist aen de Speeltafel, welke aen God en Godsdienst toebehoorden, of der aenkweekinge onzer verflanden en der verbeteringe onzer harten moeflen zijn toegewijd! — Hoe veel geld verfpild, dat tot nutte ja nodige einden befteed, of der weldadigheit opgeofferd behoorde te wezen! •Het kan zijn, en ik zal het eens voor een oogenblik toeflaen, dat het zoogenoemde Spel ter uitfpanninge fomtijds het eenige middel is, om de gemelijkheit van den ouden dag voor een poos te  AEN DE NEDERLANDERS. XIIÏ te verdrijven; — om de kwaedfprekendheit te doen zwijgen, of — den tijd te dooden, bij menfchen , die niets zaeklijks weten, en daerom ook niets zaeklijks praten konnen; — maer, zoo vaek ik deze verdedigingen van het fpelen hoore, bedroeve, ja fchame ik mij over zoo veele mijner zoo verlichte en met zoo veele verftandlijke en zedelijke voorrechten begunfligde Landgenooten, welke grond verfchaffen tot zulke voorwendfels; — en wie, vooral,moet niet het verzuim bejammeren der betere opvoedinge van het zoo beminlijk deel des mensehdoms, van de fchoone Sexe, wanneer men, zoodra 'er in een gezelfchap eenig verftandig of belangrijk gefprek gevoerd zal worden , de vrouwen, moeders, en dochters j met eenige uit de manlijke Sexe, die alleen tot verwijfde vleierij en laffe pligtplegingen fchijnen opgekweekt, hier en daer bij troepen ziet bijeengefchoven, op dat zij fpelen, zwijgen, en dus de mannentael van het overige gezelfchap door geen laf gefnap of ijdel gefchater flooren zouden. Welk eene vernedering voor U, o! lievenswaerdige Kunne ! die an-  tl* AEN DE NEDERLANDERS. anders gefchapen fchijnt, om door uw vlug vernuft, vaeidigbegrip, en geefhgeinvallen het meerftroeve oordeel der mannen te verlevendigen, en een aengenaemen geur te geven aen de nuttigfle gefprekken! Inderdaed, deze vertooning, en die dér gebrild- fpeiende, fchoon nog niet voor" kiridsch verklaerde, Grijzen, behooren gewis onder-de meest kwellende verfchijnfels, welke een Christenwijsgeer in onze fatfoenlijke gezelfchappen aentreft; — en hoe veel meer nog moet het hem ergeren, wanneer hij een aental Lraeve en verstandige menfchen geheele uuren in het Spel ziet flijten; uuren , die zoo nuttig konden befteed worden in heilzaeme gefprekken ter verlichtinge der verftanden, ter verbeteringe der harten en zeden, tot heil, rust, en welvaert van het lieve Vaderland, en tot den bloei der nutte kunften enwetenfchappen! Men voege dan bij dit alles, dat de fterke zucht voor die Spelen, welke de overhand in onze gezelfchappen verkregen, en de plaets ingenomen hebben van gezonde, meer tot nutte en verkwik-  j -AEN- 2>E NEDERLANDERS. XV kwikkende uitfpanning gefchikte, en lichaemsbeweging-vorderende Spelen van vorige dagen, — dat die zucht (zegge ik) niet zelden een begïnfelis van dat grof fpelen en dobbelen, waer over deze Verhandeling loopt, — dan zal men, ond er het aendachtig lezen der ijslijke gevolgen van het laetfle, ook beteugeld worden in de vooringenomenheit met de eerlle, en een beter middel zoeken ter weeringe der kwaedfprekendheit uit onze gezelfchappen, en ter .yeilevendiginge onzer onderlinge verkeeringe, dan eene uitfpanning , die zooligtlijk, en zoo dikwijls, de bron wordt der haetlijkfte ondeugden eh der grootfte nadeelen hier in den tijd, ja de bron Van 't verderf der zielen voor tijd en eeuwlghèit. r n-  I N II O U D. ïnleidin6. ————— bladz. i — 3. -ad c--- n;s {•-' '. '.' Jaous stb J&ö zerste afdeelin8, behelzende den Invloed van het Spel op de tijdlijke bezittingen van den Speler — Bladz. 4—1£. tweede afdeeling, behelzende de elenden van den Speler, * '• i. Uit veelerléië bijzóndere bronnen — bladz." 15 — 43. Uit de bevige beroering der driften '•—bladz. 25. —61. oerde afdeeling, behelzende de nadeelen, .welke hij -aen. aridefen toebrengt, en wel 1. Die, welke fpruiten uit 't bederf zijner beginfels en zeden — . ——— bladz. 61 -— 80. a. Die, welke hij voor bijzondere perfoonen veroirzaekt, — -«a» ■ bladz. So — 112. vierde afdeeling, behelzende nog twee onderwer. pen, die eene afzonderlijke overweging verdienden, 1. De Tweegevechten, —— bladz. 113 — 118. 2. Zelfmoord, ——— bladz. 118 — 126. F R IJ S.  PRIJSVERHANDELING OVER DE SCHADELIJKE GEVOLGEN VAN HET SPEL. INLEIDING, Indien men eens, voor een oogenblik, kon onderftellen, dat iemand door cenig ftellig bevel, 't zij dan Godlïjk of menschlijk , verpligt was, om be* ftendig bezig te zijn aen dc fpecltafel, — en deze mensch, in die omftand^gheden , met naerftigheit, blijmoedig en ftandvastig , aen zijnen pligt voldeed, behoudende eene eenparige bcdaerdheit van geest in alle de groote en fchielijke ftaetsverwisfelingen, waeraen hij daer door zou zijn blootgcfteld, — dan zouden we geen oogenblik in beraed ftaen, om hem grootlijks toetejuichen', en eene zoo zwaere proef van getrouwheit aen zijnen pligt, zoo wel uitgehouden, zou ongetwijfeld onze achting, onze bewondering , trekken, ja een bewijs ople veren van een waeriijk wijsgeerige ziel. A Maer  O V K K. JK £ T S * * X. * fien in nog crnftiger verzwolgen, wanneer we letten op het geen den fpeler meer onmiddelijk in zijn eigen perfoon betreft ; wanneer we zien op zijn hart en gemoedsbeweging, daer hij , door een ftorm van geweldige aendoeningen geflingerd , beroofd wordt van alle de gemeene geneugten des levens. Hier zouden we konhen berusten in een gevoel van medelijden met een zoo elendig man, wierden we niet nog verder heengeleid, tot daer hij alle echte beginfelen van deugd en menschlievendheit vaerwel zegt, en in gevolge daer van jammer en elende uitgiet over allen, die door algemeene of bijzondere banden aen hem verknocht zijn; terwijl het treurig bedrijf niet zelden afloopt met eenen ontijdigen dood , hem door zijn eigen hand of die eenes aenzieniyken makkers toegebracht. Zoodanige zijn de vertooningen in 't algemeen, welke zich voor ons opdoen, wanneer we onze aendacht vestigen op het leven van eenen fpeler-; maer wij moeten dit nader in deszelfs bijzonderheden befchouw en ; — en hier toe, fchoon 'er ruime ftoffe was , om uitteweiden over het beuzelachtige en belachlijke van het fpel, in zich zeiven en als de bezigheitvan een wezen gelijk den mensen befchouwd, zal hetnochtans meer gepastzijn, het voorgeftelde onderwerp meer van nabij te volgen en •ns tot de gevolgen van het fpel te bepalejj. A 2 EER-  4 PRIJSVERHANDELING EERSTE AFDEELING. 3. 1FD. Invloed op de tijdlijke fe&dttiug, «nbepael-1 de Terfpil ons eerst' die 'gevolgen in aen* merking nemen , welke het fpelen heeft voor de tijdlijke welvaert of bezitting van den Speler; en, om ons in dezen te ftrikter te bepalen tot 't geen de voorzichtigheit eischt en verbiedt , voor tegenwoordig flechts zijne goederen bcfchouwcn, als alleenlijk gefchikt voor zijn eigen gebruik, zonder acht te geven op alle die eifchen , welke anderen, uit hoofde van bloedverwantfehap of andere verbindtenisfen, mogen hebben op zijne bezittingen. Daer is e'ene bijzonderheit in de natuur 'dezer verkwistinge, welke dezelve fterk onderfcheidt van allerleië andere; — en deze is , dat zij geene paclen kent. Men flae het oog op alle andere foorten van geldvcrfpilling en overdaed , zoo zal men overal een foort van natuurlijke grenzen ontdekken , ter welker overfchredinge de verkwister zelfs niet eens op de proef ger bracht wordt. De man, die , 't zij uit gulzigheit of uit zucht om vertooning te maken, op zijne dagelijkfche tafel een tweede gericht doet komen , ligt geenzins onder dezelfde verzoeking, om 'er naderhand  OVER HET SPEL. g hand een derde bijtedoen. Het is niet alleen op zich zeiven waer, maer ook de ■eigenlijke brasfert en de praelzuchtigfte trotsaert zelve begrijpen het, dat hunne geneugten nooit zoo fterk aenwinnen door een derde bij het tweede gericht, als door het tweede bij de eerst eenvouwige tafel ; — ja , niet alleen niet zoo fterk , maar zelfs veel minder naer evenredigheit van den aenwasch der onkosten. Of, indien 'er al nog een derde ja zelfs een vierde gericht bij moet komen, wij durven echter, — zonder het juiste getal, waerbij het ophoudt, te bepalen , — wij durven veiliglijk verzekeren , dat 'er een perk moet zijn , waer boven alle onkosten teh eenenmael verloren zouden zijn, en geen doel bereiken, ja den man flechts belachlijk maken zelfs in het oog van den buitcnfpoorigften verkwister. Dit is even zeker omtrent alle foorten van overdaed en pracht, 't zij in huizen, huisraed, bedienden, of wat dies meer is, en gaet even goed door omtrent de hoe-danigheit als de hoeveelheit. In dit alles is een allerhoogst ,'t welk niet kan overtroffen worden, of een uiterfte ,'t welk te overfchreden niets kan toebrengen, 't zij tot de meerdere zinlijke genieting, 'c zij tot den roem der kostbaerheit en uiterlijke vertooning. Maer, wanneer de overdadige verkwisting enkel beltaet in het wagen van geld op A 3 de i. af»;  I I. A?Ö. Bit is een recht ftreeks berwaer te£e» het fpelen. 5 PRIJSVERHANDELING de Speeltafel, dan verdwijnen alle grenzen; en alles vertoont zich in een tegcnoverge» field licht. Speelt iemand uit gierigheit, zoo zal deze hem ligtlijk doen denken, dat, hoe meer hij waegt, hij zoo veel meer met winst zal inzamelen; — Doet hij het uit een trotfche zucht, om rijk te robijnen, dan verbeeldt hg zich, dat, hoe meer ftapclshij terneder zet, hij zoo veel grooter man zal vertoonen , en dat men zijne vermogens zal berekenen maer het getal der geldftapels, welke hij in de waegfchaal zet; — Of fpeelt hij!zonder eene zoo onderfcheidene beweegreden, louter uit gewoonte of als in den blinden heen, — de zelfde kragt, welke genoeg was, om hem tot den eerften ftap te brengen, voert hem al verder en verder, indien bij zwak genoeg blijft, om zich maar te laten voortfleepen. De natuur der zaek levert geen perk op, waer bij hij 7 ftuit, gelijk in andere verkwistingen; zoo lang hij geld of vertrouwen genoegheeft, is hetgetal der ducaeten, waer om hij fpelen wil, even zoo oneindig als dat der talletters, die de fomme uitdrukken; en de voortgang van eene kleenere tot een hoogere fomme is even natuurlijk, even mogelijk, van honderditot duizend, als van tien tot honderd, of van één tot tien. Vergeefs poogt de liefhebber van het Spel te beweeren, dat dit alles niets ter zake doet, door intebrengen, dat een voorzichtig  ©VER HET SPEL. JT iig man geen fom zal wagen, wier vérlies eenen wezenlijken krak kan geven aen zijn welvaert,en dat, indien iemand onvoorzichtig genoegis,om zoo veel te wagen, deze dan, niet als fpeler, maer als een onvoorzichtig man, befchuldiging verdient. — Het antwoord is gereed: Wij allen weten, dat 'er veele menfchen in de werelt zijn, onvoorzichtig genoeg , om hun geld, in dien kring van verkwisters, onder welken zij behooren, zoo verre te verfpillen , als de verzoekingen «muren , waerdoor zij vervoerd worden. Indien 'er dan een foort van verkwisting is , gelijk het Spel inderdaed is , welke (geen teugel in zich zelve hebbende, die ons van de uiterften te rug houdt) geduuriglijk nieuwe verzoekingen oplevert zonder einde, zoo verdient deze verkwisting in haeren eigen aert befchuldigd te worden, en men moet de onvoorzichtigheit aen de fpeeltafel niet verwarren of vermengen met de berispenswaardige onvoorzichtigheit der menfchen als menfchen in 't gemeen De liefhebber van het Spel kan met geenc reden verwachten, dat hij eenig meer vermogen zal hebben op zig zeiven, om optehouden, wanneer hij wil, dan de verkwister of overdadige in eenig ander opzicht. Een koelzinnige overweging van het Spel, in het afgetrolckene befchouwd, mag dit zoodoenfchijnen,omdathij, die eerly'kfpeelt, nooit aengemoedigd kan worden door een zeA 4 t$t i. A?J>.  t PRlJSTERHJSÜElISe r. afd. »e bedrieg. lilkheii Voorgefic^d ker uitzicht op winst, — maer bevestigde ondervinding zegt ons, dat 'er bij de liefhebbers van de fpeeltafel ten minften even fterke verzoekingen piaets hehben, om al meer en meer orteofieren , als bij eenig ander fbot van verkwistende overdoe! Daer is een groote bedricgiijkheit in het fpelen op gelijke kanfen, die wel verdient ovei-wogen te worden. Men zou ligtlijk denken, dat iemand, die fpeelt met een gelijken kans tot verlies en winst, of zoo, dat hetongeüjke der kanfen, door eene wiskundige berekening aen wi derzij ie, gelijk gebracht wordt, ook dan geen gevaer loopt» waerovei hij befchuldnjd zou konnen worden van onvoorzichtigheit. Maar het tegendeel ksn genoeg bewezen worden. Ik erkenne wel, dut dit van weinig betekenis is in rtc kle ne fommen, waer om men gemeenlijk fpeelt in het huislijk kacrtfpel, maer hu wordt van zeer veel belang, wanneer de inlage een gioot deel bcvut vr.n iemands bezitting. Laet ons eens onderfiellen , dat iemand , die zesduizend giiinies bezit, nae den dobb Jttf'el gaet, en, zoo dra de fteenen geworpen ?ijn , drieduizend guinies opzet ; Itrikt genomen heeft hij dan eenige oneven getallen in zyn voordeel; maer. veer zoo verre de tegenwoordige aenmerking betreft, mogen wij wel onderftellcn, dat hij fpeelt met eenen gelijken «kans; zootiatj zijn uitzicht  OVER HET S F E L. 9 zicht drieduizend gninics waerdig is, zijnd-e juist zoo veel, als hij heeft opgezet, en, wiskundig fprek nde, moeten we erkennen, dat hij fpeelt zonder voor- of nadeel. Maar, indien wij acht geven op de gevolgen van zijne winften en verliezen, zal zich de zaek in een gansch ander licht aen ons oog vertoonen. Indien hij wint, verhoogt hij zijne bezit- £ ting tot negenduizend guinies, en dus vermeerdert dezelve in de evenredigheit van drie tot twee. Indien hij verliest, brengt hij zijn bezitting tot op drieduizend guinies, en dus vermindert dezelve in de evenredigheit van twee tot één. Zoo dat hij flechts gelijken kans heeft, om zijne middelen te doen toenemen tot "eene zekere evenredigheit, die minder is dan die, waarnae hij dezelve kan doen afnemen. Schoon hij derhalven op gelijken voet ftaet met den man, tegen wien. hij fpeelt , voor zich zei ven nochtans, en met opzicht tot denaenwasch of vermindering van zijn eigen goed, fpeelt hij vast in zijn nadeel; want het is verre van daer, dat een gelijke fom een gelijken invloed heeft op iemands geluk, 't zij ten voor- of ten nadeele, naer dat die of gevoegd word bij, of genomen wordt van," zijne vorige bezittingen; daer dit in de opgegevcne gevallen een zeer gewigtig ver•fchil maekt. Doch men kan zelfs verder gaen , en A 5 ftaen- f. AF», ïdcel !fl i lpelen.  ©VER HET SPEU tt vierduizend, dus van twee derden zjjner vorige inkomften, en derhalven zijne uitgaven een derde inkorten. "Welk eenen gevoeligenfchok cn te leurftelling moet dit geven aen zijne reeds natuurlijk geworden hebujkheden en de ftreelende uitzichten, die hij van tiji tot tijd vormde! Wij zijn toch allen meer of min flaeven van heblijkheit en gewoonte. Wij zien ons voedfel, Huisraed, Bediening, Woning, en Sieraeden zelfs, zoo wel als andere gerijflijkheden des gemeenen levens, aen welke wij gewoon zijn geworden, met den tijd als noodzaeklijk en onontbeerlijk aen, en derzelver bezit geeft ons nooit zoo veel daedlijk genoegen, als het gemis na het bezit ons bloot fielt aenhet gevoel van kwellende armoede en rechtftreeksch verdriet; Het gemis veroirzaekt dan een ledig vak, dat wij nimmer gekend zouden hebben, hadden wij het nooit vervuld gezien; waer bij nog komt de fmartlijke verpligting, om het gezelfchap der geenen, met welke wij gewoon waren te verkeeren als met ons gelijken, of te verlaten, of als hunne minderen onder hen te blijven; de verpligting tefTens, om hen, die wij tot hier toe als onze minderen befchouwden, nu aentezien als ons gelijken, met wien we op gelijken voet ftaen. Daer zijn 'er, wel is waer, die zich konnen, ja met blijmoedigheit konnen, fchikken naer eenen minderen levensrang dan die, aen welken zij gewoon i I. KtDi  12 PRIJSVERHANDELING 1. ATt. woon waren, — die met een zekere deftige weltevredenheit eenen nieuwen levensftand aennemen , en met een goed gclact cn ongemaekte houding fchijnen te vergeten, drtzij we eer cenenhoogeren rang bezaten. Maer dit zeldzaem verfchijnfel moet men zoeken onder menfchen, welke in de laegte geraken door rampen, niet onder hen, die ,door hunne eigene dwaesheit ongelukkig worden. De man, die los en onbedacht reld acn de fpeeltafel ftelt in handen var. het grillige geval, latende het aen die wil keurige Godinne Fortuin over, om het hem te rug te geven, ofin een's anders beurs te doen komen, — deze man heeft geen gr< nd van troost in zijnen tegenfpoed; hij kan noch bij zijne vrienden, noch bij zichzclven, iets inbrengen ter zijner verdedigingc, 't welk anders zoo zeer van kracht is, om'de kwellingen van eenen ongelukkigen te verzachten, ja zelfs te verzoeten, en hem aenfpraek geeft op de achting van den meêdogenden menfehenminnaer. De ongelukkige Speler is hier van beroofd, — en wie ziet dan niet, wat het gevolg moet zijn van zijn verlies? Maer gefield, aen de andere zijde, dat hij minne, en dus een vermeerdering in zijne bezitting verkrijgt van drieduizend guinies, dus van een derde meer, dan hij te voren bezat; indien nu dez.3 vermeerdering hem -even zoo groot genoegen' oplevert, als de kwel*"  34 PRUSVERHABDELING neer we het oog flaen op de waere en wezenlijke genieting zelve. Daer wordt altijd vooraf een zekere gefteldheit of vermogen van gewaerwording vereischt, gepast naer het voorwerp, 't welk we bezitten, en gefchikt, om daer van eenig genot te hebben. Hier wederom zijn we gehecht aen heblijkheit en gewoonte. Wie zal iemand geld bijzetten, om fchilderftukken van de beste foort te koopen, die geen fijnen fmaek genoeg heeft in de fchilderkunst, om in die beste eenig meer genoegen te vinden dan in een minder foort? -— Of om fpeeltuig en muziekftukken optedoen, wanneer hij noch zelve fpelen, noch de uitvoering van anderen beöordeclen kan? — Of om kostbaerder kleederen en een aenzienlijker huis te koopen, daer zijnegewoone leefwijze hem in minder klccding en huis met gemak en genoegen doet leven? — Of eindelijk, om toegang te krijgen tot gezelfchappen van zoodanigen rang en fmaek, bij welke hij, uit hoofde zijner opvoeding en gewoonte, veel meer last dan lust zal vinden? — Ik wil intusfehen geenzins beweeren, dat een aenwasch van middelen nooit door een gepast gebruik eenigen aenwasch van genoegen zou konnen voortbrengen; maer dit fchijnt mij blijkbaer toe, dat die aenwasch over 't geheel veel zwakker en onzekerder is, om dit meerdere genoegen te weeg te brengen, dan de vermindering van middelen toebrengt tQt  o v s & a'* » « p B x.. 15 tot vermindering van genoegen. Wij mogen derhalven met grond befluiten, dat de Speler, in het opgegeven geval, met opzicht tot zijn wezenlijk genoegen of geluk, meer zal lijden door het verlies van tweeduizend, dan hij winnende bevoordeeld wordt door drie duizend guinies; en dan blijkt het ook, dat hij zeer fterk in zijn nadeel fpeelt, wanneer hij, zoo als wij de zaek eerftvoorfielden, en zoo als 't geval veel meer zal voorkomen, met een gelijken kans, drieduizend tegen drieduizend opzet. Daer is dezelfde bedrieglijkheit in het leggen der onevene getallen. Bij voorbeeld: indien, in het Hazard-ofdobbelfpeldeworj zeven zij, en de kans van den werper vier, zoo zijn de wiskundige oneven getallen twe< tot één, ten voordeele van den Zetter Nochtans zou het ten hoogften onvoorzichtii zijn, dat iemand eenig aenmerklijk dee van zijne bezitting op zulke onevene getallei waegde, en dat wel om gelgke redenen, al; wij reeds hebben bijgebracht. Wij mogei met recht zeggen, dat, in dit geval, fae leggen van vierduizend tegen tweeduizend guinies voor een gfooter onvoorzichtighei is te houden, dan het opzetten van driedui zend op eenen gelijken kans; omdat mei een grooter deel van zijne bezitting waegt en, op denzelfden grond van redeneering zou het nemen dezer onevene getallen in eei mindere mate onvoorzichtig zijn. Schooi ze- | t 1 L l t > l  T. ATO. : < ] i < ] { • ) i i i TeerVind Tan iemand,. óm n tfi Di'' de veruit. IÜ 9 K rj S VERHANDEL! N'Ö Eekerlijk het leggen dezer onevene gctal:allen, het nemen van de zelve , en het metten van geld op een gelijken kans, een pelen zonder nadeel genoemd zou konnen ivofden, wanneer we de zaek alleenlijk in :en wiskundig licht befchouwen. Indien wij, in ftede van te onderftelen, dat de winst of het verlies enkel onttact uit éen enkelen zet, of weddingfchap, :ens het geval nemen van geld, dat op jerfchillende tijden, door om kleenere fomncn te fpelen , gewonnen of verloren vordt , zal de hier aangetoonde bedriegpheit fteeds de zelfde zijn , mits dat het rewonnen of verloren geld , te faemen gelumen, even veel bedracgt; en indien ierand, door een geruimen tijd als fpeler te even, de hier bovengeftelde en,.bij vergelijking gcfproken , matige palen nog te builen gaet (gelp te dikwijls gebeurt) dan sal de redeneerirg , ten bewijze der on/Qorzichtigheit in dezen , nog te fterkcr loorgacn. Het is een treurige vertooning, eenen nan, in hoogen rang geboren, en weleer bezitter van een jaerlijksch inkomen van hon3erd of twee honderd duizend guldens 3'Jaers, te zien vervallen totfd'e armoede, iet a'les, wat hij nu bezit, in zijne dagen ircn voorfpoed , niet meer zou geweest zijn dan een zakftuiver , gefchikt, om beuzelachtige kleenigheden te voldoen, Laet  OVER HETSPEL. *7 Laet ons voor een oogenblik: ftilftaen bij den toeftand, in welken hij zich gebracht heeft. Hij heeft ten eenenmaele het vermogen verloren, om onafbangtijk te leven in den rang, acn welken hij gewoon was. Zal hij de uiterlijke vertooning van dien rang nog behouden , dan moet het zijn, of door middelen, die al, wat eer en eerlijkheit bezit, doen bloozcn, — of door zekeren grooten toeflag der fortuin, ('t zij door bevordering tot eenig voordeelig ftaetsampt, door groote mildheit van vrienden, of iets diergelijks ) welke inderdaed zoo zeldzaem is, dat het de hoogfte fonvoorzi'chtighèic en dwacsheit wezen zou, zich in het vooruitzicht daer op als op een zekere toevlucht te verlaten. Maer, wanneer we integendeel onderftellen, dat hij zich, zoo goed hij kan , onderwerpt acn het kwaed, 't welk hij zich zeiven heeft op den hals gehaeld, en,- zonder uitvlucht te zoeken, plaetst in eenen minderen levensrang; —• dit levert ons het echte denkbeeld op van zijn verlies, wanneer we den ftaet hier tegen overftellen en hier meê vergelijken , tot welken hij gerezen zou zijn, had het geluk hem meêgeloopen , zoo als het hem nu tegenliep. Daer is geen deel der huishoudlijke uitgave, 't zjj van noodzaekJijkheit of tot gerjjf, waerrn bij niet eene geheele verandering moet ondergaen. Zijn woning, zijn huisraed , zijn fpijze zal eene B hem I. AFD«  18 PR IJ S VERHANDELING . AFD. hem treffende vertooning van laegheit hebben , en ieder dag ja elk uur een gevoeligen fchok geven aen die aendoeningen, welke hem reeds heblijk waren geworden. • Al zegt hij tot zich zeiven.- „Ik heb „ evenwel genoeg voor de natuur, ja meer „ clan duizenden, welke ik dagelijks ver. genoegd en vrolijk zie arbeiden" ; ook dan doen hem de bij hem heblijk gevestigde begeerten j een geduurig ijdel vinden, en hij is, wat hij ook moge zeggen en in fp'ijt van alle zijne voorgevens , elendig. Hij is ecriigzins gebannen uit de faemenleving, — zoowel, door de minderheit van zijnen tegenwoordigen rang, uit die gezelfchappen , waerin hij te voren behoorde, als 'ook uit die, welke nu in zijnen tegenwoordigen toeftand voor hem gepast zijn, van wegen zijne ongefchiktheit, om daerin te verkeeren ,'doorde overblijt'fels zijner vorige meerderheit. Zijn tijd valt hem verdrietig, ja drukt hem gis een zwaere last, uit gebrek aen bezigheit, tenware b.jj, (en dit valt hem niet minder fmartlijk) gedreven'worde tot eenigen arbeid van lichaem of geest, om bij zijn fober inkomen nog iets te /verdienen. Ik zal deze fchets^niet naeuwkeuriger uitwerken, maer aen ieders eigene overdenkingen overlaten; het gezegde zij genoeg, om het blijkbaer nadeel te toonen van hetSpcl voor den Speler. Hij heeft niets, dat eenigzins kan op-  OVER HET SPEL» IJ opwegen tegen het gevaer van zich zelvcn in dien toeftandte brengen, buiten den met dit gevaer evenredigen kans om ziehte verheffen tot eenen ftaet, in welken hij flechts pracht bij pracht kan voegen, en den overvloed vermeerderen, dien hij reeds bezat. Gelukt hem dit, dan verdubbelt hij , 't is waer, een groote bezitting, maer mislukt het hem, dan verzinkt bij ,tot 't geen iemand van zoo veele middelen, zonder veel zwier van redeneerkunde , niets kan noemen. Kct verfchil tusfehen een zoodanig verlies, als wc even overwogen, en een verval tot volftrekt niet is, bij vergelijking, zoo gering, over 't geheel, dat het verdrietig zou vallen , indien ik dit tot een bijzonder onderwerp van onderzoek wilde nemen; en, wat aengacthet fpelen op crediet boven iemands daediijk vermogen, dit behoort tot een ander deel dezer vcrhandelinge, en zal ter zijner plaetfe -overwogen worden; — deze e'éne bedenking zij hier van voor tegenwoordig genoeg, dat zulke fchulden, welke hij op die wijze maekt, gelijk alle andere, reeds een inbreuk maken op 't geen hij in het toekomende verkrijgen zal, en in dezen zin hem reeds voor ons vertoonen in eenen laegcren ftaet, dan die, in welken hij zich opdoet, wanneer hij flechts beroofd wordt van alles, wathij reeds waeriijk bezit. Wijders is 'er, onafhanglijk van het nadeel, ^ t welk we dus verre toonden, dat aen het i< B a fpe- V. AFD. alfshe fps>  20 PRIJSVERHANDELING I. Arn. » "pelen indeszelfs eigenaert verknocht is , nog een groot bijkomend nadeel, ontftaendcuit het jevaer van te vallen in de handen van valfche fpelers. Ieder, die veel met de werelt te doen heeft, is nu en dan blootgefteld acn eenig gevaer van deze foort, in yerfchillende ontmoetingen dezes levens \ maer de fpeeltafel is het hoofdverblijf van die hactlijkfte onder de menfchco, welke zich toeleggen op het bedriegen van hunnen nacsten. Tot hier toe onderftelden wij iemand, die, zoo als men 't noemt, zuiver op fpeelt; zoodat het geval alleen beflisfchcr van zijn lot geweest is; — geene valfche dobbelfteenen, geen bedrieglijke handgreepen, om eenkaert of fteen te verruilen, noch eenige diergelijke kunftcn kwamen hier in aenmerking. Maer men erinnere zich eens de verbazende behendigheit, welke de menschlijkc hand door oefening verkrijgt! — Weinige zijn'er, welke geen openbacre vertooningen gezien hebben der kunstgreepen van eene hier op bedrevene hand. Een behendige knaep, met zoodanige bekwaemheit voorzien, en toegang krijgende tot een gezelfchap van Heeren, die zuiver en voor de vuist fpelen, zal buiten twijfel grooten buit behalen, 't zij wat Spelof op welke voorwaerden men ook verkiest te fpelen. Zij, die zuiver fpelen, zullen weldoen, wanneer ze bedenken, dat het verlies,'t welk ze van zulke valfche fpelers lij-  OVER HET SPEL. 21 lijden, niet gelijk is aen dat, wanneer 't geluk hen in een ander geval tegenloopt, en 't welk ze misfehien op een ander tijd weder te rug halen-, neen, de heufche fpeler, die zich onvoorzichtiglijk waegt aen vreemdelingen, of menfchen, die hij niet genoeg van nabij kent, lijdt bijna onvermijdJijk zeker, indien 't gebeurt, dat deze onbekenden valfche fpelers zijn • en al is hij gelukkig genoeg, om in betere handen te vallen, dan ftaet hij nog op gelijken voet met zijn partij , en dit geeft hemgeene vergoeding voor 't geen hij op een ander tijd 'moet lijden door het onheufche fpelen. Daer nu het hier uit fpruitende gevaer voor den heufchen Speler geheel onderfcheiden is van het te voren verklaerde nadeel van het Spel in 't algemeen, zoo moete« we ook dit met het vorige in onze gedachten vereenigen , om een volkomen denkbeeld te krijgen van de onvoorzichtigheit dezes bedrijfs. Waeriijk deze onvoorzichtigheit is zooB groot, dat elk, die êenigzins gewoon is, zijn ?< gedrag interichten naer de regelen der wae-J1^ re voorzichtigheit, hier over verbaesd moet ftaen. In zaken van Koophandel zoekt de Handelaer alle gevaer te ontwijken , 't welk niet noodzaeklijk is tot het doel, 't welk hij bereiken wil, en, wanneer hij dit gevaer kan verminderen, doet hij zulks, 't zij door verzekering te nemen, of door eenige andere middelen van voorzorg; — wanneer deze zich B 3 bloot- I. AFD. e zeer oote onotzichtigit van het  22 PRIJSVERHANDELING ï. AFD. Bijkomende Kosten van het fpe-. (en. blootftelt aen gevaer, gefcbiedt dit als een noodzaeklijk kwaed , 't welk onvermijdlijk verknocht is met den kans tot het verkrijgen van een grooter goed. Maer de Speler fchijnt het gevaer wel te zoeken, om het gevaer ; en, voor zoo verre we nu zagen, dat de balans fteeds in zijn nadeel overflaet, handeithij als iemand, die, uit louter vermaek, een gedeelte zijner goederen aen de genade der golven of der zeerovers ovcrlaet, zonder hope op eenige vergoeding. Zoo veelaengaende derechtftrcekfche onvoorzichtigheit van het Spel; — maer we moeten de als toevallig bijkomende fchaden niet ongemerkt voorbijgaen, welke het fpelen doorgaens verzeilen. Hij , die zijn ziel zoo gemeenzaem gemaekt heeft met honderden en duizenden , dat hij een vrij groote fom kan zien vervliegen of tot hem komen met eene zekere Stoïfche onverfchilligheit, zal deze fchaden welligt konnen voor bij zien als van geen belang; fchuun hij zekerlijk beter doen zou met te bedenken, dat, hoedanig ook zijn lot zij in andere opzichten , dit toch als een beftendige belasting voor hem is, een zuivere en zekere korting van zijn winst of vermeerdering van zijn verlies., Dan laten 'er al eenige zijn, .van zoo groote vermogens , dat ze zich .vrguit en behoudens de voorzichtigheit mo;gen ontflaen van eenige groote oplettend- heit  OVER HET SPEL. 23 heit op dit ftafc.; — daer is zekerlijk een veel grooter getal der zulken, bij wien liet der ernftigfte overweginge overwaerdig is. Menfchen van weinig vermogen, menfchen, die, fchoon van laegen rang, evenwel, als Spelers , toegang krijgen tot de gezelschappen der aenzienlijkften , geraken in de fterkfte verzoeking, om in veele gewoone uitgaven de grenzen te buiten te gaen, wcike hun le-^ vensftand hen voorfchrijft. De onkosten van een herberg of Collegiekamer konnen zeer weinig betekenen voor de beurs van een groot man, en ten zelfden tijde buitenfpoorig zijn voor zulke perfoonen , als wij zoo even befchreven, en die zich om het Spel derwaert begeven; even zoo worden zij; in veele andere gevallen, door de volgzucht verleid , om de grenzen eener hun betamende uitgave in zoo hooge mate te buiten te gaen, dat -dit hen of arm maekt., of, 't geen nog erger is, oneerlijke wegen doet inflaen, om zulks te verhoeden. Bij voorbeeld ; zij worden gewoon aen het zien van ..kleederen, die onder hun's gelijken-voor louter overtollige pracht worden aengezien., maer waer van die luiden, met wien zij als Spelers verkeeren, gewoon zijn te fpreken als van noodzaeklijke behoeften; deze houden op, die meerderheit of overtolligheit in hun oog te hebben, welke de zelve voor hun noodloos ja niet begeerlijk moest maken. Het gevolg is, dat hun gewoone B 4 klee- I. AFD.  I. AFD. Voeker. 24 PRIJSVERHANDELING kleeding , aen hunnen rang en waeren levensftaet pasfende, niet langer aengenaem .■ fraei of zelfs draegljjk voor hun blijft; zij zien die aen als heg en flordig; en, verge_ tende het verfchil van leevensftand en vermogen, maken ze zich zeiven weldra wijs, dat zelfs de welvoeglijkheit van hun vordert, zich zoo te kleeden, en die houding aentenemen , welke zij zien , dat hunnen meerderen zoo natuurlijk, zou wel, ftaet. Even dit is ook toepaslijk op andere bijzondere frakken der verteeringe. Deze dwaesheit ftijgt tot eene nog grootere hoogte bij fommigen, die, niet te vrede met hunnen meerderen te evenaeren, dezen zoeken te overtreffen in pracht en •verteering. De poging, om door deze buitenfpoorigheit het gebrek aen geboorte, befchaefdheit, zeden, en allerleiè andere verdienften te vervullen, kan niet anders dan even zoo nutloos als onvoorzichtig wezen. Daer is eene geldvcrfpilling, dikwijls door het fpelen veroirzyekt, die bijzondere melding verdient, daer ze niet zonder gevaer kan worden over 't hoofd gezien zelfs door luiden van groote middelen; —— Ik meene die, welke vuortfpruic uit fcet opnemen van geld op buitenfpoorig woekerende voorwaerden. Ik behoeve niet in 't breede uitteweiden over de vrekgierigeftreeken en kunstgreepen der woekeraers, om zich' te bedknen van de verlegenheit der Spe-  OVER HET SPEL. 25 Spelers, of omftandig te fpreken over de zonderlinge zwakheit der geenen, die zich getrooften, geld optenemen op zoo harde voorwaerden en tot een oogmerk, zoo verderflijk als de bezigheit van de Speeltafel; want de rechtflreekfche onvoorzichtigheit van het Spel is zoo groot, dat we, na gezien te hebben, dat zich iemand daer aen fchuldig maekt, niet verwonderd konnen zijn, dat hij verder gaet, om zijn zinkend welvaren te doen voortfhellen nae het zeker daer voor beftemde niéts. TWEEDE AFDEELING. Ik zal nu de overweging der gevolgen van' het Spel op de tijdlijke goederen: van deni Speler laten varen, om voorttcgacn tot die, welke reehtftreeks zijn pérzoon, zijn gemoed, en zijne aendoeningen betreffen; en hier zullen we eene mcenigte van elenden ontdekken, ontftaende uit eene verkeerdheit, veel haetlijker dan kinderachtig, hoe zeer ze anders dezen laetften naemverdiene: — Wij zullen een redelijk fchepfel de goederen zien verwaerloozen of wegfmijten, welke eene weldadige hand binnen zijn bereik geplaetst heelt, en voor zich zeiven alle dé elende des levens zien opzamelen uit den gcmengdenvooriaed, diende Fortuinaenbiedt. B £ , Daer 2. AFD. ïlenden an ctenSpa* n*  26 PRIJSVERHANDELING fi. AFD. Verfchillende nappen dier elende. Det zelver «erfchiliende bronnen. Onjezondheii. Daer zijn, wel is waer, trappen in deze elende, zoo als uit de opgave nader blijken zal, en men moet geenzins ftaende houden, dat ze alle de zekere gevolgen zijn der overgegevenheitaen het Spel, ook in haere mindere graeden. Neen, de elende volgt op eene zeer evenredige en onpartijdige wijze de verkeerdheit der keuze van hem, die zich de zelve op den hals haelt. Laet niemand, die 'er reeds een groot deel van gevoelt, befluiten, dat'er niet nog meer voor hem achter de hand is, — dat hij reeds het ergftc beproefde , en nu gerust kan voortgaen, zoo ver't hem lust] — neen, dat hij fteeds vermeerdering van elende vreze! i. Ik moet dan nu een verflag geven van veelerlcië bijzonderheden, welke te faemen' zoo veele bronnen van elende uitmaken voor den Speler. Voor eerst is de overgegeven zucht voor het Spel zeer dikwijls fchadclijk voor de gezondheit. Dit is ze in gemeenfehap met eenige andere oirzaken, door die uuren wegtenemen, welke beter befteed konden worden tot eenige manlijke oefening, of welke de natuur blijkbacr beftemd heeft, om de lichaemen en alle de vermogens der menfchen door den fluep te verfrisfehen. Maer het Spel brengt dit gevolg meer bijzonderlijk te weeg , door geduurig aenleiding te geven tot het gewoel der hevigfte driften, "welke het geheele mcnsehlijkgeftel aendoen, fchok-  OVER HET SPEL. 2$" fchokken, en ontftellcn, en waer van we in 't vervolg nadere verfchijnfels zullen terbane brengen, daer ze ieder op zichzclve ook onmiddelijke oirzaktn zijn van groote elende. Het is een erkende waerheit, dat eene te fterke aendoening of gemoedsbeweging ten hoogften nadeelig is voor de gezondheit; en de ondervindig leert , dat gezondheit een noodzaekiijk vereischte is tot der menfchen geluk, daer we zonder dc zelve geen rechten fmaek konnen hebben van de genietingen dezes levens; uit het gemis dezer fchatfpruit, beh'alven de onmidlijke clenden der ziekte of pijnen , ook een geftadige vermindering onzer 'dagelijkfchc geneugten. — Voegt hier bij de onachtzaemheit in kleeding en uiterlijke houding , waer meê men niet zelden na middernacht te rug keert van de bezigheden en zorgen der Speeltafels op een uur, wanneer een verltandiger deel des menschdoms het bedde vcrlaet, om zich te klecdcn en aen het werk te gaen. Dit is zeer nadeelig voor de gezondheit , en gaet vaek verzeld met eene zoodanige lustlooshcit en mistroostigheit van geest, welke niemand gemaklyk kan leeren verdragen , die eenige ondervinding heefl van de vaerdigheit, vlugheic, en, (als ik het zoo noemen mag ) de veerkracht dei ziel , wanneer alle haere vermogens ns eenen natuurlijken verfrisfehenden ilaep tol nieuwe werkzaemheden zijn opgewakkerd. Een 1, ATD.  z8 PRIJSVERHANDELING 3. AFD. Uitfpanning wordt gezocht , cier gevonden. ] ( ) 4 1 r è c P Eene der einden, welke mendenken mag, dat de Speler zoekt te bereiken, is uitfpanning. Maer op die wijze en in die mate, als het Spel doorgaens beijverd wordt, moet het een gevolg hebben geheel verfcbillende van uitfpanning. De eigenlijke Speler is een man van bezigheit; en zijn werk iezit geene der voordeden van die bczigjeden, welke of uitfpanning of vermaek verchaflen, noch van die, welke kracht bijzetten if voordeel geven. De eerfte moeten van iien aert zijn , dat ze de aendacht veel sachter bezig houden dan het Spel; en de aetfte moeten eenig nuttig voorwerp ten loei hebben, of de vermogens opwekken ot eenige redelijke oefening , ten eenennaele verfchillcnde van de wilde en ongeegelde gemoedsbewegingen, welke den ipeler ontrusten. De vermaeken der vericeldinge zijn door Mr. addison zeer epast aengeprezen als middelen ter uitpanninge; maer wij konnen naeuwlijks iets ftdenken, dat hier meer vlak tegen over ^aet dan het ingefpannen Spel. Zelfs de ewoone bezigheden, waer door ;de men:hen hun brood winnen, zijn niet zoo fterk 'erfchillende van uitfpanning; l?et een bcoep zoo werktuiglijk en dof zijn , als het n\, het is, ten minften doorgaens, nog cmengd met eenige toevallig bijkomende mftanchgheden, welk nu en dan, al is 't uk voor eenige oogenblikken, de verheel-  30 PRIJSVERHANDELING 3. AFD. ) voorkome, dat de verflaefdheit aen het Spel eene der fterkfte is, waer aen de xnensch zich kan overgeven ; en even zoo leert ook de ondervinding, dat ieder fterke gehechtheit aen eenig voorwerp of bezigheit ons aftrekt van alle andere dingen. Bij voorbeeld: de plannen van den ijverigen ontwerpenfmeeder, 't zij in het ftaetkundige, in den Koophandel, of elders, nemen hem zoo geheel in, dat ze naeuwlijks plaets overlaten voor eenig vermaek, 't welk niet op de eene of andere wijze verbonden is met zijne begunftigde bezigheit. Op de zelfde wijze zal de drift voor het Spel den geheelen mensch inne^ men, enhemoverheerfchenmetde willckeurigfte geweldcnaerij. Men kan hem geenc zaken voorfteilen, die hem innemen-, terwijl zijne verbeelding geduurig werkzaem is op de kaert of den dobbelftecn; hij kent geen grooter geluk, dan in den hoogften trek te hebben, en geen toeval is hem fmartiijkcr, dan^het laegfte getal te gooien. Nodigt men hem, om zijne oogen te verlustigen en zijn geest te vermaken met de fchoonheden, op het gelaet der natuur verfpreid, of met de verhevene trekken van eenen Raphaël of Michaël Angelo, — om zijne ooren te ftrcelen en alle zijne aendoeningen in eene zachte beweging te brengen door de verrukkende klanken der Muziek, — of om alle zwacrmoedige denkbeelden te verdrijven door de gulle blijdfehap eener aengenacme verkee- rin-  OVER HET SPEL. 3! ringe, —— men zal bij de uitkomst zien, dat dit bijna even zoo veel is, als of men iemand, wiens ledendoor beroerte verftijfd en gevoelloos geworden, en wiens zintuigen belemmerd zijn , nodigde, om zijn voedfel, de lucht, en al wat rondsom hem is, éven zoo te genieten, als of hij volkomen gezond ware. Wilde ik al het verlies van den Speler berekenen, door een onderzoek van alle bijzondere genietingen, waer van zijn drift voor het Spel hem berooft, 't zij die dooi natuur of kunst worden aengevoerd, 't zij hij die kan fmaken voor zich zelvén alleen, of als een lid der faemenleving en uit hoofde der betrekkingen, welke hij heeft in dc Maetfchappij, — wilde ik alle deze optellen, mijn taek zou vcrveelend zijn, en alle d< grenzen te buiten gaen, welke de edclmoe' dige en menschlicvende aenbieder van dei eerprijs eenigzins bedoeld kan hebben. Ik kan mij niet één geval erinneren/twelk de fterkte dezer drift, en, ten zelfden tijde de verhindering onzer geneugten,daei acn verknocht, duidüjker aentoont, dar .wanneer we opmerken, hoe veel fterke •zij is dan de innemende bekooringen ei aentreklijke eigenfehappen der vrouwlijk •Sexe. En, indien we acht geven op dc groo te gevolgen, die gemeenlijk verknocht zijl aen eene bijzondere verliefdheit op de een of'andere Vrouw, en de verbazende. ui! werk ■2, ito; 1 ; Drift voc* het Spel 1 heerscht over de lief. de tot de . fchoone r Sexe. I l  33 PRIJSVERHANDELING 8. AFD. Wat men daerdoor a] vciliest. werkfels, welke daer van fomtijds gezien worden, dan moeten we gewis een bij uitftek groote kracht toefchrijven aen die drift, welke het vermogen dezer verliefdheit door haere meerdere kracht kan vernietigen. . Maer het fchijnt voor tegenwoordig meer gepast en tijdig te overwegen, hoe ve'el zoets ons de drift voor het Spel ontneemt, door deze natuurlijkitc aller menschlijke driften te overweldigen. De zucht voor de fchoone fexe toch is zoo natuurlijk en zoo algemeen, 't zij dan in meer ©f minder graed, dat een man, welke hier van geheel ontbloot is, fchoon hij in den lijst' der menfchen voor een perfoon geteld wordt,nochtans verdiende gerekend te worden voor een wanfcbepfel in zijn foort. Maer hier, gelijk in veele andere zaken, zijn 'er tallooze trappen van kieschheit en kcurigheit, v/elke de aendoeningen der menfchen wijd en verre doen verfchillen. Dan dit is aenmerkenswaerdig, dat zij,die eene geaertheit bezitten, best gefchikt om veel genoegen te fcheppen in de verkeering met de fchoone fexe, dikwijls beheerscht worden door de ftcrkfte drift voor het Spel. De reden ;hier van volledig natevorfchen zou mij te verre van mijn onderwerp verwijderen, maer, opdat men hier uit, door vewarring van denkbeelden, geen befluit trekke ten voordeele van het Spel, zal ik mij  O V « R HET SPEL. 33 tnij alleenlijk beroepen op eene bekende ftelling, die even zoowel toepaslijk is op de beste geaertheden als op andere dingen, die in beur foort de beste zijn, dat ze namelijk door misbruik welligt de flechtfte worden. Het is zeer onaengenaem , een jongman van goede geboorte en opvoeding , van vlug verftand en levendigen aert, van groote bekwaemlieden naer ziel en lichaem, al dat genoegen, hetwelk deze hoedanigheden hem aenbieden , en bijzonderlijk dat,'t welk te vinden is in hetbjjzijn der fchoone fexe, geheel en al te zien verwerpen, om zich alleen te bepalen tot kaert, tot dobbelfteen en ander Spel. Wij konnen naeuwlijks nalaten , hem te beklagen, zelfs fchoon hij ook nog dit ée'ne geluk heeft, dat hij door een zoo laeg vermaek wordt afgetrokken van een onverdedigbaere verkeerïng met Hechte vrouwen; maer hoe veel meer moeten we hem beklagen, wanneer we hem verftoken zien van het zuiver en edelaertig genoegen, dat hij kon fmaken in het fchoone, bevallige, levendige, vrolijke, en teder vleiende der bemdnnenswaerdige vrouwen. Vooral, wanneer we hem, door het gemis eener zoete verkceringe met de Sexe in 't gemeen, nog grooter nadeel zien lijden door het ontbeeren dier manlijke, fchoon zachte, aendoeningen, even gefchikt om den mensen te verheffen en tot werkzaemheit aentezetQ te% a. AFD» / f  9, AFT-, Daer 34 PRIJSVERHANDELING ten, als om hem teffens te befchaven en te vermaken; ik meene die, welke men gewaer wordt bij de eerlijke en welflagende poging nae het volle bezit eener waerdige uit deze fexe , ' door natuur en rang en opvoeding voor hem gepast, en geheel gefchikt, om, met hem op het nacuwst vereenigd, zijn deelgenoot te zijn in vreugde en droefheit door zijn ganfche leven heen. — Gebeurt het niet dikwijls, dat een jongeling, alleen door het gezelfchap der vrouwen geheel te verwisfelen met dat der fpeeltafels, ■zich berooft van een der grootfte genoegens des natuurlijken levens? daer hij fomtijds, fchoon met de fchoonftc der fchoonen aen een ipeeltafel gezeten, en in een ernftig Spel ingewikkeld , allen onderfcheid van Sexe vergeten en zich geheel overgeven zal aen de harde en naergceftige denkbeelden op kans en kansrekening, terwijl hij nacst of bij een voorwerp zit, geheel gefchikt, om de zachtfte en acngenaemfte gemoedsbewegingen in werking te brengen. — Dus wordt hij blind voor bekoorlijkheden, ingericht tot zijn vermaek , en dus trekt deze looze drift (want zoo mogen we de liefde tot het Spel met recht noemen) de natuurlijke neigingen en aendoeningen geheel tot zich, welke beftemd waren, om hem optevoeren tot eene aardfche gelukzaligheit.  OVER HET SPBL. 35 Daer is een ander genoegen , zeer na vermaegfehapr aen het evengemelde, waer van de Speler zich zeiven of. geheel berooft, of 't welk hij altans grootlijks vermindert; ik meen het vermaek der verkeering in 't algemeen. Dit gevolg komt op de zelfde wijze te voorfchijn ; namelijk , door de heerfchende drift voor het Spel over den geheelen mensen te laten heerfchen, waer door alle die aendoeningen en vermogens als verftikkken, welke de bronnen zijn van gezellig vermaek. Wanneer iemands ziel geheel ingenomen is met een reeks van denkbeelden , is hij gansch niet gefchikt, om deel te nemen in die verfcheidenheit van onderwerpen, welke in de gemeene verkeering voorkomen. Zijn die denkbeelden daerenboven van een zoo ernftig foort, als die van den Speler noodzaekhjk moeten zijn , omdat hij dagelijks een goed deel van zijn eigendom in de waegfchael ftelt, terwijl hg zich met de hope ftreelt van eerlang het vermogen van een Vorstte bezitten, of met de vreze pijnigt, van in korten tijd een bedelaer te worden, — en hebben die denkbeelden, door geduurig weder te keeren, een vol bezit genomen van zijne ziel,— dan geven ze den doodfteek aen die vrolijke luimen der verbeeldinge, welke zoo veel toebrengen tot een onfchuldig vermaek in het gezellig leven, en de aendoeningen van vriendfehap tusfehen menfchen en menfeherr C a op« 2. AF». Het genoegen der vei-! keering voor den Speler verloten.  3. AFD. 6 PRIJSVERHANDELING opwakkeren. Alle die luchtige fprongen der verbeeldinge moeten ongerijmd cnbeuzelachtigjfcbijnen voor het ftreng, ernftig, en geheel met zijn zaek ingenomen gemoed van den Speler, enkel uit hoofde van zijn eigen bedorven fmaek; daer een man van blijmoedige deugd, die zich met vlijt beijvert op eenig nuttig beroep, in die zelfde geeftige invallen, ten gepasten tijde voorkomende, zoo wel eene nutte als vermaeklijke uitfpanning ;eniet. Nopens de teering, welke men fomtijds uit de gezelfchappen trekken kan, zal ik mij hier niet -breed uitlaten, want, fchoon iemand, die geheel dooi drongen is met eenig bijzonder foort van overleggingen, ook in dezen veel zal verhezen, dit toch is niet zoo geheel ftrijdig met de peinzende zielgefteldeit van den Speler, als het meer levendige der verkeeringe. Dan dit mag men zeggen, dat al het voordeel, al het vermaek, 't zy dan ook van welken aert, 't welk de verkeering oplevert, geheel en al verloren gaet geduurende al den tijd, die met fterk en ernftig fpelen wordt doorgebracht ; en dit is nog onderfcheiden van het reeds overwogene kwaed , van wegen den invloed, dien dc heblijk geworden drift tot het Spel heeft op het verftand , door het zelve ongefchikt te maken, om deel te nemen in het genoegen eener gulle verkeeringe , zelfs wanneer 'er een ledig uur hier toe overfchiet. Dc  OVER HET SP EL. 37 De aendoeningen en bezigheden van Echtgenooten, Ouders, en.andere, die uit huislijke betrekkingen voortvloeiën, mogen te recht aengemerkt worden als natuurlijke en rijke bronnen van menschlijk geluk. Maei deze worden bij den aen het Spel overgegevenen mensch geftopt, of zelfs verkeerd ir even zoo veele bronnen van elende. Die elende, welke hij veroirzaekt voor hun, die in deze betrekkingen aen hem verbonden zijn, zal naderhand in overweging komen ; voor tegenwoordig bepalen wc on: tot die, welke hij zich zeiven veroirzaekt En waeriijk, het is geen beuzeling, zoodanige bronnen van dagelijksch, van aenhoudend. genoegen te floppen! Dit verdient wel cm ftig te worden opgemerkt. We neigen, ge. loove ik, in 't algemeen te zeer, om die fmarten of vcrmaeken, welke bij uitftekftert zijn, doch zelden voorkomen, te hoog te rekenen, in vergelijking met zulke, welke meer gematigd doch meenigvuldiger zijn. Ii een welgeregeld huisgezin zijn ontelbaere kleene trekken van vermaek en genoeger onder des zelfs leden, ook in dc gemeene voorvallen van eiken dag, buiten en behalven de meer levendige geneugten, welke heuren oirfprong nemen uit het deelnemer in de grootere doch zeldzaemsr gebeurdtenisfen van elkanders leven. Die mindere trekken van genoegen verwekken, door de C 3 ver' 2. AFD. Genes vanhuislijk genoegen. I  a. af». 38 PRIJSVERHANDELING vermeenigvulding, een allerwezenlijkst fons van vermaek; een fons, waerop men veel meer ftaet kan maken dan op de meer treffend verrukkende voorvallen,cn,dat,doorgeduurig wedertekerren, veele naeuwe verbindtenisfen teelt, of die verfterkt, welke reeds beftaen, en zoo wel alleraengenaemst als nuttigst zijn in heure gevolgen. Van alle deze gelukzaligheit nochtans onttrekt ziek de man, die zijn hoofdzaek maekt van het Spel. Behalven dat hij dikwijls de aengenacme tooneelen van huislijke geneugten ontwijkt, maekt bij zich ook onbekwaem, om die te genieten, zefs wanneer hij al tegenwoordig is. Dat geduurig hunkeren nae de kaert en den dobbelfteen, 't welk van tijd tot tijd bij hem veld wint, overftelpt zijnen geest, ook wanneer hij te huis is, en maekt hem gevoelloos voor de bekoorlijk lieve gefprekken eener braeve Eahtgenoote, voor de tedere kusjes en ongeveinsde vleierijen van een blijgeeftig kroost, — het belet hem, zijnen geestin dien bedaerdenftact te brengen, welke hem zou uitlokken, om zijn genoegen daer te zoeken, waer het dagelijks binnen zijn bereik is, in plaetsvande grillige gefchenken der Fortuin buiten's huis en in't wilde natejagen. — Ook zal de bewustheit van die vrienden te- verwaerloozen, welke het meeste recht en den grootften eisen hebben opzijn gezelfchap, hem te rug houden, om zich tot een vol gehot van hun bijzijn  OVEK HET SPEL. 39 zijn over te geven. Want, indien zij hem koel ontvangen, voelt hij zijn welverdiende ftraf , — indienvriendlijk , — dan zal (heeft hij anders nog een vonkje edelmoedigheit over) dan zal zijn onedelmoedig enlaeg gedrag jegens hun hem als voor 'thoofd fpringen en zijn ziel met zelfverwijt vervullen. Maer, wanneer hij daerenboven een aenmerklijke bresfe gemaekt heeft in het inkomen, 't welk zijne huisgezin doet beftaen, of het Erfgoed heeft verminderd, op welks bezit zijne huisgenooten in vervolg van tijd een billijke verwachting hebben, wat wonder is het dan, dat het gezicht zelfs van de zulke, die voor hem dierbaerst behoorden te zijn, hem van dien tijd af aen fluit eh fchokt? —■ wat wonder, dat hij eerlang fehroomt, zijn voet te zetten op zijn eigen drempel , even als een misdadige, die ontvlucht is, voor deboeiën en kerker vreest. Het laeg en flordig gezelfchap, waerbij een Heer van rang en opvoeding zich moet ophouden, om zijn getroetelde Speelzucht te voldoen, en een kans te wagen, is dikwijls zoo flecht, dat hij het zekerlijk als een ondraeglijke vernedering zou hebben aengezien, indien men van hem geeischt had, deze enkel op den voet „van medgezellen toetelaten. Zij, die in geenen deele uitfteeken door geboorte, rang , oflevenftand, ontbeeren alle perfoonlijke hoedanigheden, om zich C 4 eenig- 2. AFD. Lieg ge. zeü'chap.  40 PR IJ S VERHANDELING 2. ATD. eenigzins draegfijk te maken in het gezelfchap van luiden van den hoogften rang. Maer, indien icmand's geheele verdienfte bevonden wordt te beftaen in zijne febranderheit aen de Speeltafel, konnen zijne Meerderen zijn gezelfchap niet dulden, zonder zich zeiven een zwaere ftraf opteleggen. Daer zij geen rang hebben optehouden, noch het crediet van eene Familie te handhaven, zijn ze vrij van allen bedwang omtrent het welvoeglijke van hun gedrag, en zullen wel draonderftellen, dat, wanneer ze flechts één of twee algemeen erkende punten van eer in acht nemen, dan alle andere vryheden, welke ze nemen, indien ze maer met deze beftaenbaer zijn , noch onwellevend noch ontëerende konnen fchijnen. Wie ftaet niet toe, dat wanneer een aenta! menfchen zich te faemen tst het Spel verbindt, de natuur der zake dan ook vordert, dat ze, voor dien tijd altans, en in alles, wat tot het Spel betreklijk is, op gelijken voet ftaen? Maer, als dit één en andcrmael gebeurt, zullen menfchen, die juist geen groote kiescbheit van gevoel bezitten, deze Dnderfcheiding weldra over 't hoofd zien, En ook in andere zaken en bij andere gelegenheden de zelfde vrijheden gebruiken; Jit kan wel niet dan onaengenaem zijn voor* mnne meerderen, maer deze moeten zulks lulden vanwegen hun eigen blinde gehechtheit iem die medgczellen, welke niet gehengt, dat  42 PRIJSVERHANDELING «. AFD. 1 I 1 i 1 0 i I t i 1 i r 1 k % Nog giooteie gevaeteiu T 4 X aen alles, wat men daer van zal willen zeggen. Maerheefthij zijne eigene gevocligheit in dezen zoo geheel onder zijn bedwang ? Zekerlijk niet, voordat hij door den tijd eene aendoening heeft afgelegd, die allen menfchen, meer of min, natuurlijk eigen is. re verdragen, dat men in een flechtennaem •taet» — zelfs maer onder een bijzonder kort van menfchen, of voor eenen tijd, ot dat zekere gcbeurdtenisfen van twijfeltehtigen aert konnen worden opgeklaerd, — seifs wanneer men gefterkt wordt door de lewustheit van welgedaen en lofwaerdiggetandeld te hebben, — dit zelfs te verdraen is een bewijs van geen geringe kloeknoedigheitvan geest; — maer in het geval, t welk we nu voor ons hebben, wanneer zmand zich veracht ziet door zijn's gelijen, omdat hij zich zeiven verlaegt tot ene gemeenzaeme verkeering met men:hen, die verre beneden hem zijn, nietalïen in rang,macr ook in alle de hoedanigheden ran mensch en burger; in dit geval is de oem van onverfchill'gheit omtrent zoodaige verachting, of een rechtftreekfche mis:iding der werelt, of op het allerbest een laerfprekend bewijs van zelfbedrog, altans j iemand, die nog niet geheel bedorven is. Daer zijn nogverfcheidene andere gevae;n , waer voor het gezelfchap van den Speler lezen blootftelt. Hij kan in de handen vallen an menfchen, wier Karakter nog veel ver- fbei- \  OVER HET S F E L. 47 ons denken, dat ze niet zeer wenschlijk zijn, hoe veel gehechtbeit en fmaek hij ook( toone voor zijne levenswijze. . i Eer ik voortgae, te gewagen van eenige ! bijzondere driften , welke den Speler beroeren, verdient het nog vooraf wel opgemerkt te worden, dat hij dikwijls gedrukt gaet onder een mengfel van veelerleië driften, welke ten zelfden tijde op het gemoed werken , het zelve of verteeren en verfcheuren, door hem nu gins dan derwaert te voeren, of, indien ze den zelfden weg heen werken, drijven ze hem tot fchandlijke uiterften, zoo dat, fchoon we in 't vervolg verfcheidene driften afzonderlijk zullen noemen, moet men zulks geenzins zoo opvatten, als of ieder van deze altijd, of zelfs doorgaens, afzonderlijk werkte, en flechts een enkelvouwig en onderfcheiden uitwerkfel had. De vcreenigingen van verfchillende aendoeningen zijn in den Speler, gelijk in andere menfchen , in 'ü oneindige verfchillende, en konnen daercom niet juist opgeteld worden; maer we zullen'er eenig denkbeeld van krijgen, wanneer we verfcheidene der voornaemfte driften, ieder op zich zelve, onderzoeken, als zoo veele Hoofddeelen , waer uit de mengfels beftaen. Om dan te beginnen met eene, die zeer zacht is in haere natuur. De Speler geeft zichzelven vaek toe in eene hope, ten een- 2. Aï». 5p ftapeing van lrirtenj Onredelijke hope.  48 PRIJSVERHANDELING «. AïD. i ] ] ■ 1 1 j 1 < J eenenmaele onmatig, zoo wel als onredelijk om de blijkbaere tegenftrijdigheit of onbeftaenbaerheit zijner verwachtinge % Want zij ftrijdt inderdaed met de berekening van de waerfchijnlijkheit der kanfen in het Spel, volgens de beste gronden der wiskunde. Laet hem flechts tien guldens in zijn zak hebben, wanneer hij ergens gact fpelen, hij zal zich troetelen met de hope, dat hij met honderd terug zal keeren. Ja, fchoon hij reeds ongelukkig genoeg was, om een uitmuntend Landgoed te verfpelen, indien maer 't geval wil, dat hij een geringe fom wint, ftraks zal hij bij zichzc'ven zeggen: „ Zoo maer „ de kaert of dobbelfteen dus in mijn voor, deel voortgaet, zal ik langs dezen weg , alle mijne Landerijen, mijne bosfehen , en mijn Landhuis herwinnen". En onJer dit zeggen : ,, indien maer de kaert , of dobbelfteen wat in mijn voordeel , is" koeftert hij, en bedekt hij, reeds de ïopc, dat zij dit zal zijn ; daer deze ïope 'inderdaed weinig vcrfchilt met dolieit, en tot geen ander einde zal dieïcn , dan om den grond te leggen tot eene >ittere teleurftelling. Anders is het in het bezige leven; daer s de hope een fpringbron van werkzaemleit, en als zoodanig, (al fchoon ze ook ;ens boven het redelijke gae) kan ze ienand bekwaem maken, om altans iets tc ver-  O f TE » H E T S P E L 49 verkrijgen, hoe veel minder het ook zij, •dan hij gehoopt had. Maer in het fmjjtenvan den dobbelfteen wordt de mensch niet uitgelokt óm zijne vermogens te oefenen. Hij verlaet zich geheel'op den kans, en poogt flechts de gunst der Fortuin te winnen, zoo als hij het noemt; ten ware hij de geheime treekefi der kunst te bate neemt; maer deze komen hier niet verder in aenmerking, danvoor zoo verre de valfche handtekeningen ofandere ongeoorlofde bedrijven verdienen berekend 'te worden bij het waerdeeren der voordeden Van den Koophandel. — Wil men intusfehen ftaendc houden, datdehope, a/rhope,eene aengénaeme aendoening is, cn daerom, wat 'ook het gevolg 'moge wezen, niet befchouwd kan worden als een rechtstreekseh kwaed op 'zich zelve ? Ik verbeelde mij , dat dit 'zelfs geen fteek zal houden. De waerfchijn'lijkheit loopt zoo duidelijk aen-tegen .zooctoï/'gehbpe, dat de man, die de zelve voedt, zulks naeuwlijks kan doen, zonder bewust te Zijn van zijne dwacbheit in'dezen. Zoo verre .hij waeriijk hoopt, is dit een'fterk bewijs van zelfbedrog; zijn hope op goed geluk is het dekkleed, waer onder hij zijn flacffche gehechtheit aen het Spel voor zich zei ven verbergt; en wij konnen niet denken , dat zulke wilde verwachtingen als dezé hem het ftreelende vermaek konnen geven een er gegronde hope; zij moeten veel eer inzijnen boezem een onrust verwekken, D die i. kt Bi  50 PR IJ S VB BH A N D El IN G a. aio Uitgelatene vreugd of vetflagcnheit. die beroert, in ftede van verlevendigt, tervijl hij, een verward bezef hebbende van zijn eigen dwaesheit, vreest nae binnen te zien, om de zelve naeuwkeung te onderzoeken , en, onvoldaen over zich zei ven, voortdruist onder een voorgewende blijdfchap in liet vertrouwen op de Fortuin. Al gelukt het htm, n eer te winnen, dan hij redelijker wijze kon verwachten, ook dan vinden we hem geenzins in het bezit van dat geluk, 't welk we natuurlijk onderftellen mogten, dat zijn boogfte bedoeling was.. Een, dien hij veracht, een, uien bij bejammert als een elendig kruipend werkman of arbeider in eenig laeg beroep, verkrijgt doorgaens veel meer geluk, met flechts even zoo veel te winnen, als hjj wint. Eentrapswijzigeopklimming, gcpaerdmet het denkbeetd, dat men door voorzichtighe.it en vlijt zelve de oirzaek dier vorderü geknal het gemoed bezielen met moed en levendigheit, verre boven alles, wat men kan verwachten uit eenige weinige gelukkige trekken van louter geval. In het gemeene leven is hij zeer te'beklagen, die groote en fchieiijke veranderingen ontmoet in zijnen ftaet; vooral wanneer hij zich zeer zwak toont, in uitgelaten vrolijk te zijnbij eenen gelukkigen, enzeerverflagen bij eenen ongelukkigen keer zijner zaken. In dit licht moeten wij den Speler befchouwen. Maer de grootheit der veran- de-  OVER HET SP S 5* deringen overtreffen hier die , welke in het gemeene leven voorvallen, in zoo ver-' re, dat een omwenteling der fortuin , welke bij de fpeeltafels weinig opmerking baert, elders de aendocning en het medelijden .van duizenden gaende zal maken, 't Is waer, de Speler geeft vaek voor, bij zulke gelegenheden eenStoicijn te wezen; maer ik gelore, zonder genoegzaemen grond. Daer mogen zulke voorbeelden zijn, maer ze zijn te zeldzaem, om onder onze meer algemeene voorl'tellen plaets te verdienen. Het gebeurt veel meer, verbeelde ik mij, dat de ongevoeligheit zich bepaelttot het gelaet en de houding, — dat, terwijl de winkbraeuw zacht ftaet, cn dc fpieren van 't gelaet in haeren gcwooncn ftaet blijven, het hart, door dcszelfs krimpingen en. kloppingen , telkens fterk deel neemt, indien, niet in iederen fmeet of worp, ten minften in eiken grooten trek van voor- of nadeel. Daer zijn ondertusfchen yeelen, welke ons niet zoo laten gisfen nae het geen in hunnen boezem omgaet; hunne woorden^ hunne wezenstrekken, hunne houdingen tekenen duidelijk genoeg, en overtuigen ons, dat menfchen, die zich zeiven dus achtloos in deze beproevingen brengen, niet vrij zijn van uitgelatene blijdfchap' in voor- en van verftagenheitin tegenfpoed. — Hoe elendig moeten de aendoeningen zijn van eenen man, die, nadat h'y zich één en D i an- 2. *i?P.  a. AFD. Vuurige 'jver en ongeduld. 52 P R IJ S V E R H A N D E L I N G andérmaél in armoede geftort en buiten ftaet bevonden heeft, om zulks met bedaerdheit te verdragen, echter niet kan dulden,: dat men hem een les geeft tot zuinigheit; maer die, na dat hij nog weder eens gelukkig is geweest, zwak genoeg is gebleven, om zijn nieuws verkregen fom andermael te wagen, inftede vande zelve tot eerlijker oogmerken en met voorzichtigheit te belleden.'-In fpijt der duurst gekochte ondervinding ziet men den Speler even driftig wedcrkceren nae de fpeeltafei, als ofliïj, bij vorige' gelegenheden, zijne buitenfpoórigfte verwachtingen vervuld gezien had. Zoodanige drift, verzeldmet een onrustig ongeduld, isop zich zelve een ftrenge, doch natuurlijke en gemeene, ftraf voor onze onbetacmUjke begeerten; cn, hoe verder iemand het fpoor der rede en voorzichtigheit heeft verlaten in het involgen zijner neigingen, of in het aenkweken van kunstdriften, zoo veel te meer ftelt hij zich aen deze ftraffe bloot. De Speler, het ruime veld van genietingen, 't welk hem de natuur aenbiedt en de rede aenwijst, verlaten en verwisfeld hebbende met dc akelige gewesten van geval en1 kunstneigingen, heeft zich zclven in gevaer gebracht, om op eene bijzondere wijze geteifterd te worden door déze ftraf. Ja, hij wordt niet flechts in 't algemeen onrustig voortgejaegd door een hevige drift vooi-'t Spel, maer, 't geen zoo wel voliirekt ongerijmd; • al»  •OVER H ET S P E L, 53 als boos is, wanneer hcrhaeld verlies hem nabij op het punt van den ondergang gebracht heeft, toont hij zich nog ongeduldig neigende, om voort te loopen tot den rand der (kilte, en zich in onherftelbaer verderf te ftorten. Een dolheit als deze is niet alleen oirzaek van toekomende elende, 'maer eene reeds daer zijnde allèrdeerlijkfte' elende zelve. Naest grenzende acn dit ongeduld , even- ■ wel nog onderfcheiden van het zelve , is de angftige verwachting, waerin de Speler zoo vaek in 't onzekere wordt opgehouden. Dit is een kwaed , waer over zeer algemeen en hevig geklacgd wordt in het gemecne leven. Hoe dikwijls hooren we, bij verfcheidene gelegenheden deze of diergelijke uitboezemingen : „ Help mij toch „ uit den twijfel! daer is niets erger „ dan deze ftaet van onzekerheit." De Speler nochtans brengt zichzelven met opzet en geduurig in omftandigheden, bij uitftek gefchikt , om die lastige gemoedsbeweging te verwekken. Immers dc omftandigheden, welke meest gefchikt zijn, om eene zoodanige angftige verwachting te baren , zijn die, waer in, behalven het gewigt der in 't onzeker hangende gebeurdtenisfe , ook deze bijzonderheit plaets heeft, dat men door gcencrleië eigene pogingen iets kan toebrengen, om dezelve dus of zoo te doen uitvallen, maer de beflisfehenD 3 d.0 2- AFD, Vrijs t.  OVER HET SPEE. 55 «f de begeerte, om ook deze tot een be< flisfehend einde te zien komen, overtuigt ons van het tegendeel. Het is geen wonder, dat zoo ernftige bezigheden als die van het Spel de achterdocht gaende maken en kwaed vermoeden teelen. De Speler weet, dat hij valfche Spelers kan ontmoeten, en hij vreest, dat zij hem beet zullen zoeken te nemen , niet alleen om dat hij geld , maer ook omdat hij aenzien^ heeft. Ook houdt hij het niet onmogelijk, dat een Heer, die anders wel ter naem en faem ftaet, bij .deze en die gevallen, welke in het Spel fomtijds voorkomen, vervoerd zal worden, om zich op eene niet ten vollen eerlijke wijze van eenige voord elen te bedienen. Hier van dacn zal hij fomtijds reeds op den pijnbank liggen van kwaede vermoedens , fchoon hij zich nog genoodzaekt vindt, om de zulken befcheiden te bejegenen, van wien hij niets meer kan doen, dan eenig kwaed vermoeden te voeden. Ja zelfs dan, wanneer hij geen voldoende reden heeft, om dezen of geenen rechtsftreeks te verdenken, lijdt hij nochtans den pijn van een angftig vermoeden, alleen uit het algemeene denkbeeld, dat hij bloot ftaet voor de treeken van be-> drog. Laet ons hier l ij flechts onderftellen, dat hij den eenen of anderen tijd on„ gelukkiglijk fpeelt, en wij zullen gereedijjk bezeffen, dat dit alles met elkander in D 4 hsni 2. AFO, Swaed vergoeden en ;emeli)K» ïeit.  5». AFD. Wanhoop, fchiiic en uiuinnigheit. OO PRIJSVERHANDELING pijnigen met deze vergelijking. Op andere tijden wederom poogt hy zich zeiven optebeuren, door de fchuld te werpen op zijne makkers, op de ftarren, op den onbezieldendobbelfteen of' kaert; maer dit is in den grond niets anders, dan een verfchillende wijze van betreuren dier gelukzaligheit, welke hij zelve verfmeten heeft. Alles is troostloos, — alles, de tael der elende.' Maer nog grooter elende wacht hem, indien hij nog blijft voortgaen. Laet hem nu, terwijl hij nog iets over heeft, terwijl hij nog eenigcn fceun heeft behouden, of altans zijn huis en huisgezin nog op een goeden voet van beftaen kan houden door zuinig overleg, —< laet hem nu nog zijne oogen openen, en zijn voeten keercn nae den weg van eer en geluk! — Anderzihs zal hij , wanneer alles veriaoren is, alle hope verdwijnt, wanneer bezitting, achting, huislijk genoegen, en gcmoedsvrede onherroeplijk zijn wcggevloden, te laet gewaer worden, welke helfche driften zijn ziel als hae, ren wettigen prooi verfchcuren! Straks tast hem de wanhoop aen, verzeld van fcherpe knaging en magtlooze woede, en pijnigen hem zoo geweldig, dat de menschlijke kracht pijna te kort fchiet, om dit te dragen; terwijl een verbijfterende nevel van verfchrik-f fcing op het verftand nederfchiet, en aen ieder voorwerp der verbeeldinge en der zinnen een allerakeligst acnzicn geeft. Door een  O V B 8 HET SPEL. 6» eulke heblijkheden verkrijgt, welke herri hiertoe gefchikt maken. Van hier verliezen wij, door zeker voorwerp te behartigen, niet alleen de gelegenheit tot het behartigen van eenig ander voorwerp, maef ook tot het verkrijgen én aenkweeken van die heblijkheden en vermogens, weikc het behartigen daer van zouden veroirzaekt hebben. Bij voorbeeld : geven we onzen tijd aen het Spel, zoo verliezen wij de gelegenheit, niet alleen, om op dien tijd eenig deugdzaem of menschlievcnd oogmerk te bereiken, 't welk wij ons konden gevormd hebben, maer ook, om die hcblijkh 'den van deugd en goedwilligheit te verkrijgen, welke het behartigen van dat oogmerk in ons zott doen toenemen. Wederom ; - ind'en men al toeftaet , dat 'er evenwel nog gelegenheit genoeg overblijft, om deugdzaeme heblijkheden te vormen, al fchoon iemand zich fterk overgeeft aen het Spel, en indien hij dadelijk een gedeelte van zijnen tijd befteedt tot een zeker loflijk oogmerk, tot een bedrijf, dat natuurlijk gefchikt is, om zijne zedelijke neigingea te verbeteren, — hier nochtans ftaet de fpeelzucht hem in den weg, en verwoe&t het veelbelovend uitzicht. Dit doet ze, door een fterk bezit te nemen van het hart , wacromtrent we ons op fprekende daden, op de ondervinding, durven beroepen; en hei 3. *r«.  64 PRIJSVERHANDELING J. ATB i i j i 1 < j 2 1 3 1 i ) ) 1 het is vergeefsch, een rijken oogst te hopen van een zoo keurig gewasch, als dat' der deugdzaeme en menschlievende neigingen, wanneer een drift, zoo fterk als dietoê het Spel, de ziel beheerseht. Deze ver-i Hikt ieder fpruitje in-des zelfs groei, zoo ira het boven den grond komt, en eer het 2ene genoegzaeme kracht verkregen heeft, am zoo veele aenvallen doorteftaen , als iet nog te wachten heeft. — Wijders nog; iet is zeker , dat de 'zedelijke beginfelen xefening eifchcn , niet alleen om aengerweekt en verbeterd, maer zelfs, om in lién ftaet van volkomehheit gehouden te vorden, welken zij reeds bekomen hebben: ndien daerom iemand, die totnuonberispeijk leefde, onder den verderflijken invloed ran het Spel vervalt, behoeven we niet :ecr verwonderd te ftaen over het daerop volgende bederf zijner zeden. Niemand, loe heblijk, hoe geregeld ook, zijne gehechtïeit moge geweest zijn aen iedere deugd, rïcië zich met de hope, dat hij, nadat hij sich met ernst heeft begonnen overtegeven ien het Spel als eene bezigheit, in ftaet salzijn, om zijn voorheen waerdig karak;er ongefchonden te bewaren. — Deze zijn de gevolgen van het Spel ot bederf der beginfelen in 't algemeen; nacr het zal der moeite waerdig zijn, meer volledig natefpeuren , hoe zeer het den nensch berooft van eenige bijzondere deugden  O VB K MET SPIL. 6$ den, en daerentegen zekere bijzondere ondeugden in zijnen boezem aenkweekt. Vooraf nog moeten we aenmerken, datj het algemeen bederf van iemands beginfelen,; 't welk we even toonden, dat uit den aert van het Spel zei ven ontftaet, grootlijks ver-, meerderd wordt door de befmettende zeden van het gezelfchap , waermcê de Speler zich vermengt. Dat hij zich daedlijk voegt bij menfchen van een ongebonden Karakter; en dat zulk gezelfchap een groote kracht heeft tot het bederven van alle goede beginfelen, is zoo bl'rjkbaer, dat het genoeg zal. zijn, dit maer even aengemerkt te hebben , bijzonder na 't geen (fchoon met een ander oogmerk) reeds te voren van het *gezelfchap des Spelers gezegd is (*). Maer op dat we nu overgaen tot eenige j bijzondere uitwerkzels van het Spel op der? menfchen zeden, merken we voor eerst aen, dat het zeer veel toebrengt tot het invoeren of aenkweeken eener reeks van ondeugden, welke dikwijls, wanneer men die beftraft, zeer zacht en toegevend behandeld, weinig geteld , ja fomtijds wclligt geheel Verfchoond worden, in het denkbeeld, dat ze alleen nadeel doen aen hem, die zich daer aen fchuldig maekt. Onder deze zijn le- (*) Zie hier roor bl. S9 — 41. s- in: 3e beimtt ing van iecbtgenJh ichap. -edightit 11 verkwiv .tijen.  (*) Deze senmerking, fchoon ook op fommige Nederduitfche woorden toepaslijk, geldt niet zoo goed 66 PRIJSVBB.HA ND E II N p. ecrier yoor de deugd ecnei vrouwe. (*) Bkdz. 56, 57. Ct> Bladz. 55. JS- 78 PRIJSVERMAWDElINa leven genoeglijk te flijten. — Van de wraekzucht maekten we reeds gewag (*) als van een der driften, die rechtftreeks fmartlijk'zïjn voor den boezem, in welken zij huisvesten^ Hier komtzein aenmerkirg als een ondeugd In het een en ander licht vertoont zij zich onder de haetlijke gevolgen van het Spel; maer daer is geen reden, om hier meer naeuwkeurig daer over te fpreekeh, dan ik reeds te voren gedaen hebbe. — Even zoo is het ook, ten aenzien der heblijk achterdochtige, gemelijke, en knijsachtige geaertheit der ziele, waer van we te voren gewaegden (f) als van wezenlijke deelen der elende, welke een Speler zichzelven op den hals haelt; 't is genoeg, den lezer te wijzen nae 't geen we reeds daer van gezegd hebben; hoe wel zij hier niet geheel verzwegen konden worden onder de ondeugden, welke door het Spel worden aengekweekt. Ik zal hier nog maer ée'n voorbeeld bijbrengen van de flechte uitwerkfels, welke van het Spel te vrezen zijn voor de deugd en zedelijke beginfelen. Een vrouw, die zoo onvoorzichtig is, dat ze zich in grof ipelen inlaet, brengt haer zelve in een zeer ge-  ©VER HET SF E t. gevaerlijken ftaet ten aenzien dier deugd welke in haere fexe als bet groote punt van eer gerekend wordt. Eehalven de zeer groote gemeenzaemheitmetde andere Sexe, waertoe ditaenleidinggeeft,(daeralle pligtplegingen aen een kantgefchoven worden,wanneer men met zoo gewigtige zaek'bezig is), is'er daerenboven eennog meer rechtftreekseh gevaer, wanneer ze meer verliest, dan ze betalen kan. Indien de man, aen wien zij haer geld verloren heeft, eenigzins los is van beginfelen, zal hij haer welligt voor bekwaem houden, om de fchuld aftedoen, al had ze geen fchelling om te betalen. "Weigert ze op die wijze de zaek aftedoen als hij oppert, dan bedreigt hij haer, omhaer fchandhjk ten toon te ftellen voor die geenen, wier goed gevoelen omtrent haer zij veel te hoog waerdeert, namelijk voor hun, met welke zij in de fpeelpartijën verbonden is* Derhalven, fchoon het inwilligen van zijn voorftel haer metterdaed eerloos maekt, komt ze in verzoeking, om ondeugd bij ondeugd te voegen, in de hope, dat alles een geheim zal blijven, liever dan die mate van fehande te ondergaen, welke haer wangedrag in het Spel alleen over haer gebracht zou hebben. — Daer is nog fomtijds een ander gevaer in dit zelfde geval, doch met eenig verfchil van omftandigheden. Men gebruikt het loopje, om zijn geld aen eene vrouw te verliezen, om naderhand ecnigen «isch 3- AFQi  8i PRIJSVERHANDELING 3- ondervinding beantwoordt (in zoo verre name'ijk menschiijke zaken ge.voon zijn, daer aen te beant-wootden~) aen haere ververwachrmg. Maer na verloop van eenigen tijd ondergaec haer uitzicht eenig verandering ; zij fmaekt niet langer, — fchoon /e misiehiea nog niet weet, waerom, en van waer, — datzelfde aengena-me zoet in zijn gezelfchap-, daer komt een-ge koelhcit in zijne liefde, die hier- vreugde benevelt, in weerwil van alle zijne pogingen, om uiterlijk de zelfde vertooning te maken; de zelfde fchikkingen, op zij t verzoek gemaakt, of ingericht, om hem genoegen te geven, hebben niet langer h-t pewenschtc gevolg, dat ze te voren hadden. Weldra ontdekt zij een nieuwe verbindtenis, welke hij aengaet, of wel eene oude, welke hij tot hier toe voor haer had konnen verbergen — Het voorwerp daer van is — de fpeeltafel ! een voo;\\t;p, 't is waer, waerom zij zich niet behoefde te ontrusten, indien maer deszeifs bekoorlykheden en de haere, bij de vrije keuze van eenen niet bedorven fmaek, /iiiverop nae de voorkeur dongen, terwijl ze zich dan, zor.der eenige verwaendheit , de overwinning mogt toeëigenen. Maer zij btv;ndt inderdaed, dat dit lokaes hem medefleept met een Kracht, die het verctnigd vermogen van alle hae-  OVER H X T 5 P E L. 83 haere bekoorlijkheden overtreft. In 't kort, de grondflag van haer geluk is ondermijnd," en het gebouw zelve ftort. in. Ware haer het een of ander bijzonder onheil overgekomen, dan kon ze welligt toevlucht genomen hebben tot zekeren anderen huislijken voorraed, welken zij door zuinigheit voor zich had opgelegd, om dit onheil of te vergoeden of te verminderen. Maer hij, aen wien ze zich voor haer ganfche leven had toebetrouwd , blijkt trouwloos te zijn, en onttrekt zich zijner verbindtenisfen met haer; hij, die haer Trooster geweest moest zijn in allen tegenfpoed, is zelve de bron, waer uit dagelijks haere tegenhcden voortvloeien. Hij ftoort haere uuren van natuurlijke rust, ofis,gcheele nachten, van haer afwezig; dan dompelt hij zich in den flaep, wanneer ze verwachten kon, zijn gezelfchap aen haer tafel te genieten, of hem wakker en blijmoediglijk bezig te zien ten nutte van haer en anderen. — Nadat hij haer geluk en zijn eigen zoo verre vernield heeft, dat hij zich niet langer ftoort aen het genot der gezellige faemenwoning van man en vrouw, is het geen wonder, dat hij ook haere belangen begint te verwaerloozen, en geen zorg draegt voor die bezitting, welke zij als haeren fteun befchouwt. Zij kan niet meer verwachten, dat hij zijn tijd geven, of zijne vermogens belleden zal, om haere welvaert in de weF a relt 3- A">>  ©VER HET SPEL. 87 zal tot het elcndig vermaek der fpeeltafel, (misfchicn flechts voor een enkelen dag) is hij vol twijfelen oiizekcrbeit-, terwijl hij verpligt is, zoo omzichtig te handelen als met eenen vijand omtrent iemand, dien hij meende voor zich verzekerd te hebben, als een hartlijk vriend. Ook zal het vooruitzicht der armoede, fchande , en elende^ waer in de zoon zich waerfchijolijk Horten zal , wanneer deze eens geheel zijn eigen meefter is, en van de daer uit volgende oneer, die eenigermaete op de ganfche Familie komt, allerakeligst en fterk bedroevende zijn voor den braeven vader, in zijnen hoogen ouderdom! — Dit eindigt onze overweging der huislijke rampen, of der elende , welke de Speler brengt op dat huisgezin, waervan hij zelve een lid is. Maer zijn zijne goede beginfelen zoo zwak, zijne behoeften zoo dringend , en zijne driften voor het Spel zoo fterk, dat hij het goed van vrouw en kinderen in de wacgfchacl ftelt, — wie begrijpt dan niet, dat het eigendom van iemand anders zeer onveilig is onder zijne bewaring? De overledene vader van eenen nu hulploozen wees ha t vóór zijnen dood eenen vriend uitgekozen, wkn bij, zoo hij dacht, de goederen en opvoeding van zijn kind gerust kon toebctrouwch. Deze vriend neemt; dien last op zich met e a algemeen oogF 4 merk, 3- Weezen en anderen  O V E S HET SPEL. 89 lijks kan gebeuren met het goed van eenen bloedverwant of vriend, bij hem uitgezet,' en ook, behalveh door het verbandi'chnft, nog bij hem vast gemaekt door onmiddelijke en perfooncele banden van namaegfehap of vriendfehap. Wij hebben hem reeds fterkcre banden zien breken, om zijne verzotheit op het Spel intcvoHgcn , en daer zijn dus geene bewijsredenen nodig, om te toonen, dat het hem mogelijk is, ook voor ■deze geenerleië achting te doen blijken. 'Even min konnen we .bij hem eene be-( fchroomde angstvalligeit wachten omtrent het betalen zijner- fchulden. Schulden van eer, gelijk hij die noemt, mag hij zoo fpoedig mogelijk en gereed betalen , maer dir geeft geen grond, om te vermoeden, -dat bij zijne andere fchulden zal afdoen. Het is noodzaeklijk voor dc leefwijze, welke hij heeft verkozen, en ter voldoeninge zijner heerfchende drift, dat hij die fchulden van eer betaelt; verzuimt hij dit, „zoo zal niemand meer met hem willen fpelen; —— maer, wat betreft den eerlijken winkelier cn werkman , welke hem, in betrouwen op zijn uitgedrukte of onderfteldc belofte, ' goederen geleverd , of Hunnen tijd en arbeid voor hem hefteed hebben , waerin zij hun beftaen moeten vinden, — de eifchen van dezen verwaerloost hij met een koele on- -gevoeligheit, en trekt een lafhartig voordeel uit hunne omilandigheden, welke niet toeE 5 la- 3. AFr>. >chu!d el. chers.  $° PRÏJSVERÏÏA N D E L I K O laten of gchengen, dat ze hem fchielijk en fterk maenen- Drijft hen de noodzaeklijkheit, om wat fterker aentedringen, of gebruik te maken van de dwangmiddelen, in rechten gebruiklijk, waer toe hij zich fcbamen moest, hen te drijven, indien hij iets bezat van het kiesch gevoel van eer, 't welk eenen man van rang of zelfs eenen braeven burger bctaemt, — dan ziet men hem vaek laeg genoeg, om een verachtlijk gebruik te maken van al de ftreeken der rechtgeleerdheit, om de ciichen van den eerlijken fchukU cifcher onwettig te doen voorkomen, of om al van tijd tot tijd de betaling uitteftellen. De winkelier blijft vcrftoken van dat geld, 't welk hij beftemd had, om zijn eigen fchulden te betalen, of een nieuwen voorraed van waeren op te doen ; en de werkman is gedwongen, de nooddruft voor hem en zijn huisgezin te borg te nemen, of op zeer nadeeligc voorwacrden bij kleene gedeelten te koopen, en dus ten duurften te betalen, zo al niet om iets, van 'tgcen hij niet volftrekt nodig heeft daer voor tc pand ;e geven. Dus lij Jen ze, indien ze nog al einde'ijkhungeldkrijgen, door dit uitftel, behaiven Je onkosten der vorderingen in rechten, dikwijls een nadeel, drt, bij een gerekend , eene aenmerklijke fom zou beloopen ; — maer het gebeurt dikwijls, dat zij op 't laest nog hunnen billijken fcücü Ücchti ten dcc ■e b in ö , 3- ATT). Nadeel vnn het Algemeen. Verwarring Van rang. van eene vricndlijke natuur zal zijn. Of laet men het vonnis qpmaken uit ,het geeii men te dikwijls ziet ge beuren hij, een gemeen Kaertfpcl, -waernt.rnen niets, anders ajs uitfpanning bedoek; men vergroóte dc uitfpoorigheden d^r-driften, welke daer befpeurd woi^len. naer evenredigheit van het grooter geWigt-def zwaerder fpelen ; of de mindere lommen,• - welke daer verfpeeld worden, bij .vergelijking van 't geen men in het grof .fpelen w^egt, — dan zal men ligtlijk begrijpen, dat., wanneer eens een. vijftig guinies ftaen, waer anders een fchclling- gezet wordt, alle cdelacrtigc overeenstemming, onderlinge achting-, en zucht voor elkanders belangen, die zekere kenmerken van echte vriendfehap, zullen worden omgekeerd in de afleren vrieivJlpftc partijdigheit van nijdige mededingers; en de eene zaljniet alleen gereed zijn, om zijn buit nae zich te ftrijken door hit bederf van den andeten,~ maer zelfs leeren'juichen in den ondergang van zijnen makker, ja, als een lielsch wezen, lachen, daer hij weenen moest. 3. Nu mocuen wc nog onderzoeken, welke nadeelen het Spel verwekt, voor 't Algemeen. Een dier nsdeelcn is het wegnemen dier nuttige onderf-ltei.lingc der menfchen in verfchillende rangen, welke uit-het natuurlijk beloop der dingen voortvlo.ic, cn die de burgerlijke Maetichappij nuttig acht te handha-  O V 2 R 'H'Ie't g ? E L. 97 haven. De grove Speler draegt, uit hoofvan zijne bezigheit, den naem van Heer, ■ fthoon noch zijn geboorte , noch zijn opvoeding, noch zijne middelen herri daer toe recht geven. Hij wordt op gelijken voet aengenomen onder zijne meerderen , en verkrij 't eene heblijkheit , van met deze onbedwongen en gemeénzacm als met zijn's gelijken té ve.keeren. Maer deze verwarring van rangen is-nadeelig voor het ..algemeen, door -haeren invloed beide op den, hoogeren en laegeren rang van menfchen» Daer is eene denkwijze, gepast voor eikenrang op zichzelven , welke ieder mensch aehz'et tot eene zekere welvocgendheij; én betaemüjkhcit, welke hem heblijk worden, en die hij als van zelf zonder opzet volgt. Icmap.1 vanhoogen rang kan zich bezwacrlijk vernederen bij de zulke, .die verre weg zijne minderen zijn, cn hen toelaten tot eene beftendige gemeenzaemheit, zonder ten zelfden tijde zijn verftand tot op de hoogte hunner denkwijze, of ten minden verre beneden zijne eigene denkwijze , te doen dalen. Daer zijn hier zekerlijk uitzonderingen te maken; wij 'm-oeten alle menfchen van laegere rangen niet voor onbekwaem verklaren, om onder hunne meerderen te worden toegelaten ; maer deze uitzonderingen zullen niet vallen onder die of diergelijke Karakters, alt wij zagen, dat de Spelers bevitten; en wjj behoeven niet te fchroomen G ftaeo- 3- «»•  r 3. Aïn. Sehieüjke veranderin pen van lUei. P J IJ S V ! II H * N n ü L I K 6 ,ftacnde te houden, dat hc.. gezelfchap van deze geheel ongefclnki is voor hun, die de hoogfte rangen in den Staet bikleedcn. — Aen den anderen kant verdient ook de invloeddezer gemeenzaemheit tusfchen menfchen van zeer verfchillende rai gen op die, -welke van laegenrang ?ijn, met een waekzaem oogen vol van ergd enkend vermoeden, aengczien te worden. Door deze vermenging worden zij zoo gemeenzaem met de denkbeelden van overvloed en .onafhangklijkheit en met derzelver natuurlijke gevolgen, dat zij de nedriger denkbeelden, welke beter met hunnen toeftand ftrooken, beginnen tc verachten en vacrwel tc zeggen; zij krijgen tenen vreemden en verkeerden zwaei, en worden onbekwaem, om voor het Algemeen in hunne laegere doeh noodzaeklijke ftanden van dienst te zijn. Dit kwaed is nog grooter, wanneer de ' menfchen bij het Spel door eene ichielijke en onregelmatige verwisfelmg van eenig eigendom uit de eene in de andere hand meterdaed verheven of vernederd worden tot eenen geheel nieu wen rang. Verbeeld u eenen man, in een acnzienlijken üact geplaetst, en voorzien van de daer toe vereischte hoedanigheden, welke hij trapswijze bekomen heeft, — die tellens met deze vermogens in ftaet is , om dc wezcnlijkfte dienften te doen aen zijn Vaderland, 't zij door het waernemen van eerig gewigtig en aen-  O V E R " 'H E T SPEL. IOI maekt worden tot de overdracht van eenig eigendom, bond fide, worden ze door de wet onderfchraegd, maer zoodra zij verbasteren in dobbelfpel en wèddingichappcn, beginnen ze onwettig te worden. • — Daer is eene bijzondere gepastheit in de ftraf, welke de wet den zulken oplegt, die, terwijl zij zich wenfchen „tc bedienen van de voordeelen, om bankbreuken inden handel voortekomen, hun geld weggefmeten hebben op den verkwistenden trant der Spelers. Deze zijn van aMe deze voordeelen uit" gefloten, zoodra zij vijf ponden op e'e'n tijd, ofin't geheel honderd ponden binnen een jaer, vóór dat .zij een bankbreuk maken ,door eenigcrlei Spel of weddingfchap verloren hebben.. — De vinding, om eenig eigendom bij wijze van Loterij over te dra^, ' gen, is door dc wetgevende Magt met nadruk betwist. Alle loterijen (niet uitdruklijk gewettigd door een befluit van het Par-i lement) zijnverklaerd van gelijken aert te-we-." zenmet hetgeen de Speelhuizenzijn volgens' het gemeene recht, namelijk pesten der Maetfchappijë. De talrijke uitvindingen,, gefmeed om het oogmerk der wetgeving'e tel verijdelen, zijn, te gelijk met alleheurekunftige draeiën en fchelmfche treeken,te.kecrgegaen door een reeks van nuttige' Keuren.: In deze Keuren zien wc een bijzondere op-< lettendheit doorblinken op den. Handel.van G 3 hcfj 3. afd:  fj. AFD. 102 PRIJS VERHANDELING. het Koningrijk, welke doorgaens wordt bijgebracht als de voornaeme reden , waerom die Keuren zijn bekrachtigd , en de Loterijen worden behandeld onder het denkbeeld, ja zelfs onderden naem, van Spelen. Over 't geheel heerscht in deze Keuren dit juiste denkbeeld, dat fchoon de menfchen zwak genoeg zijn, om den aenwasch van hun geld te betrouwen aen ontwerpen, die geheel en al rusten op het los geval, in ftede van het in den Handel te bezigen, het aigemeene welzijn echter vordert, dat ze daer in bedwongen, daer van te rug gehouden worden; en het verdient onze opmerking, dat de bepaling niet zoo gemackt is , dat ze allen toekeer tot het lot, bij het overdragen van eenig eigendom, uitfluit, maer al. leen in die gevallen, waer zulks nutloos en onnodig is; dit blijkt zoowel uit het algemeen beloop der wetten omtrent den Koophandel, in welken men uit de natuur der zake eenig gevaer loopt, als bijzonderlijk uit een befluit van het 1^ jaer van George dc Tweede , (opzetlijk gemaekt tegen het buitenfpoorig grof en bedrieglijk fpelen) 'twelk alle wettige verdeeling van goederen bij het lot duidelijk bepaelt. — In Loterijen die uitdruklijk beftemd zijn door een befluit van het Parlement, heeft de wet fteeds zeer zorgvuldig geweest, dat dc zucht voor het Spel zich niet onder het volk verfprcidde. Tot dit einde zijn 'cr verfcheidene fchikkin- gen  ©V ER. ME T SPEL. I©J gemackt omtrent de Loterij -comptoiren, ingericht ter vcrhoedinge van alle waegpartijën met de briefjes, uitgezonderd die, welke noodzaekljk behooren tot den daediijken en vrijen verkoop dër loten. Laet ons nu overwegen, hoedanigen karakter de fpeler bez;t als een Lid der burgerlijke Maetfchappij , van wegen het gebruik , 't welk hij maekt van zijn tijd en bekwaemhcden. Een Maetfchappij wordt in ftand gehouden door de verecnigde werkzaemheit der ' bijzondere Leden, en, wanneer we ons een zeker getal bijzondere perfooncn voorftellen, welke een plan maken tot eene Maetfchappij, waerin zij zich door een plegtig verbond zullen 'vereenigen, is het blijkbaer , dat niemand zal worden toegelaten, welke weigert zijn aendeel toetebrengen tot on.lerfteuning ea welvaert der Mactfchappijë. Op dezen grond vervalt des fpelers recht op de voordeelen der Maetfchappijë. Hij heeft noch tijd noch bekwaemheden over voor het algemeene welzijn; deze zijn elders bezet; en van daer kan hij onmogelijk eenige zoodanige pligten volbrengen, welke op een nieuwgemackt plan de noodzaeklijke voorwaerden zouden geweest zijn , waer op hij in de Maetfchappij was aengenomen. Deze zoo wel als andere ftellingen in deze Verhandeling moeten intusfehen meer of min fterk opgevat worden, naer gelang zich iemand in G 4 >#fle«. Tijd enbe kwaemhe den verfpili  IC>4 PRTJSVERHANDELIWC. 3. *tn. hoogeren graeci aen het Spel overgeeft; maep moeten niet in heure volle kracht verftaen worden dan omtrent hem, die daer van zijn geheele of voornaeme bezigheit maekt. Het is geenzins waerfchijnlijk, dat iemand, eep ftandvastig en getrouw dienaer van den Staet zal zijn in eenigen openbaeren post, wanneer zijn heerfchende drift hem zoo fterk wegdrijft buiten allepaelen van voor-, zichtighcit, en den invloed aller bijzondere verbindtenisfen en betrekkingen zoo geheel overwint. Wij bebben gezien , dat deze. voor zich zelven geen gezach heeft over zijn tijd en vermogens , en dus is 'er geen hope, dat de meer algemeene en afgetrokkener overweging van het algemeene welzijn zijnes Vaderlands dien invloed behouden zou. — Zelfs konnen wij van hem de pligten niet wachten van een bijzonder Burger. Een beftendige oplettendheit en zorg voor vrede en goede orde, een algemeene matigheitvan gedrag, een geregelde bezigheit van dien aert, dat die dienc tot het algemeene welzijn, (het zij dan rechtftreeks, of door middel van bijzondere belangen,) deze alle zijn wezenlijke dcelen van het karakter eenes rechtfehapen burgers, waernae men vergeefs zal zoeken in den Speler , welke ■ geduurigiijk geflingerd wordt door het geweld van rustlooze driften, en wiens aendacht fteeds gevestigd blijft op dat éêne gewigtige voorwerp, de fpeeltafel. Maer  110 P I 1) S » E K H A N D l ï I N G Ars. 'er nog me.er aftenemen. Dus kan het gemaklijk gebeuren , dat de geheeie fchatkist, onder hem beruftende, op zulke losfe gronden verfpild wordt, en, daer de verfpilling van dien aert is, dat ze naeuwlijks paelen kent, konnen wij onsgcenzins vleien met dc bedrieglijke redeneering, waer meê de plonderaer zich in den beginne zelf bedroog, te weten met het denkbeeld , dat het verlies voor het Gemeen van geen belang zal zijn. Maer daer zijn nog andere wegen, langs welke de Maetfchappij rechtftreeks te kort gedaen wordt, en die ook uit het Spel oir_ fpronglijk zijn. Het is een vereischtc in eenen Staetsdienaer, die een hoog ampt bekleedt , dat hij een welgefteld man is; dit kan hem te rug houden van die overmatig ftrikte en inhalige oplettendheit op de mindere voordeelen zijner Bedieningc, welke hem van de hoofdpligten zou verwijderen, en dit verbindt hem ook naeuwer aen de belangen van het Algemeen, als waermeê dan zijn bijzondere voorfpoed cn veiligheit verknocht zijn , zoo dat elke volksfchadc ook een fchade is voor hem in zijn bijzonder vermogen. Op dezen grond is de Speler een zeerongefchikt perfoon , om den Staet in eenige hooge ampten te dienen; want, al is hij niet reeds fterk achteruitgegaen, wanneer hij een ampt aenvaert, de verbazend* fbel-