JEZUS CHRISTUS, DE WAARK f ï S G E I fc   JEZUS CHRISTUS, DE WA ARE W Y S G E E R: DE BESTE JD JE -R X ^ jR, EN DE GROOTSTE MENSCHENVR.IEND, DOOR &ERRTT PAAP& / , . EERSTE STUK. IN DEN HAAG E, Eï J\ PLAAT, Boekverkoper op de Kalvermarkt, 1796.   JEZUS CHRISTUS; D E WA ARE WYSGEEla U E BESTE VADERLANDER, , EN DE GROOTSTE MENSCHENVRIEND. EERSTE BOEK. Eens was 'er een verwonderingwaardijj Man, die het land der Joodcn doorwandelde: hy fprak de taal van het gezond verftand; hy gaf lesfen in de verhevenfte deugd, en alle zyne bedryven droegen het kenmerk der hoogfte menschlicvenheid: zyn naam was Jezus: zommigen noemden hem een zoon van God, en anderen - kreeten hem voor een vriend en werktuig des duivels uit. Deeze groote Man bekreunde zig geenzins, aan het oordeel der waercld; hy fprak fteeds de waarheid, en deed overal goed. Geene ellendigen liet hy agter den rug, indien zy zelve niet verkoozen, om, ongeholpen, hem voorby te looA 1 pem  i8öT8ij?iïo ■ ■ sar pen: niemand die het waariyk om troost te doen was, aanfehouwde hem ongetroost; het hoofd dat verlichten het hart dat verfïerkt ;\vilde weczen , vond in hein alles wat het verlangde, mits dat dcszelfs begeerte flcgts goeden ernst was. In de toenmalige gcftcldheid van zaaken kon het niet te mislên, of dit' wonder verfchynfel moest de ajgemeene opmerking- en nafpeuring. tot zig trekken. Nimmer, zo lang Gods fèhoone waereld ftond, ftrooktcn de waarheid, de deugd, de wysgeerte en menscbiievenheid, met 'de : -belagen der heerschzugt: het geen door den eerften vlytig gebouwd word, breekt de laatfte onvermoeid af, en nooit zal het arme menschdom die volkomenheid van geluk genieten, waar voor het bekemd fciiynt, en waar voor het vatbaar is, zo lang de vernielers van het Ichopne cn goede, dac m de dwingeüandcn, niet verdelgd worden. De ieerftellingen. van deczen godlyken Jezus, baarden niet weinig opziens by den Joodfchen Raad, ten meerendeelc zaamgefteld uit lieden, die derL-vetten altaar bedienden, of, op het fehittcréndc ecregefïoelte, de hulde en aanbidding der verflaafdc Hebreeuwen ontfingen; of die geen ander beftaan hadden, dan het geen de onderdrukking en. knevelary. hen bezorgden: deeze Raad  Raad voelde altaar en zetel., door de kragt der onwederftandlyke waarheid, derwyzen gelchud, dat ze omnogelyk.overëinde konden blyven, wanneer men ze niet fchielyk en met alle magt te? onderfteuning byfprong.- De fchranderc Cajaphas, thans het Hoogepricsfchap beklecdende, behoorde tot dat flag van weezens, die men aan de hoven als dooriugiïge ftaatsverftanden vereert, en zonder welken de trooncn en altaaren zouden inftorten, endeitervelingen gelukkig worden. Hy had eene heim* lyke raadsvergadering laaten beleggen, waarin hy thans voorzat. Zedert onheuglyke eeuwen heeft het, by alle Staatskabinetten van eenige aangelegenheid, in beftendig^gebruik geweest, om de zaaken, waarop, of waaromtrent zygewigtige befluitenftonden te.r,eemcn, zo veel de verlichting hunngr eeuwen toeliet, -in hun waar daglicht te befchou* wen, en ze, agter het ondoordringlyk voorhangzel der geheime raadzaal, onpartydig en onbevooroordeeld te rontlceuen. . Het was daar, dat men fteeds volmondig zeggen dorst: Wy hebben ongetyk en verdedigen eene kwaade zaak, doch wy moeten ze verdedigen, om dat wy heerfcherj willen, en pnj;e grootheid, ftaande houden» A 2 Hei  U 4 U Het is daarom, dat de eerlyke man van het iïaatskabinet grauwt, vermits hy 'er binnen trcedende,' zyn gewecten en menschlievenhcid niet op den drempel kan laaten liggen j het is daarom, dat de boozen 'er zoo vlytig heen ihellcn, om dat het hun hoofdelement is, waarin zy lecven, ên het is daarom, dat een volk, dat waarTyk vry en gelukkig is, geen geheime Staatskabinettcn behoeft, maar met opene deuren wandelt. Cajaohas gevoelde de noodzaklykhcid van dergelyk eene itaatsöpenhart'gheid, zo dikwyis hy onder.hen fprak, die in de ftaatsgcheimén waren ingelyfd , en thans oordeelde hy het inzonderheid zyn beiang te wcezen, om het hart op de. tong te hebben. ... ' » Dc Lceraar, " dus fprak hy, die onderons opgeitaan is j beiehouw ik als den gevaarlykften van allen, die immer de moeite naamen, om ons lastig te komen vallen. Allen, die deezen Voorafgingen, bepaalden z% tot altaarfpreukjes en cude duizendinaalcn herhaalde vertelzeltjcs, cfie de algemeene- oplettenheid en verbaazinggaande hielden \ Zonder ons gezag te ondermynen,-en zelfs dikwerf, fchoon op eene belachlyke en buitenfpoorige ■ wys, het bevestigende; maar de»è Jezus vestigt den aahtfcgt des volks op  op waarheden, waar van troon' cn altaar, om de gewigtigfte ftaatsredenen, fteeds een diep geheim gemaakt hebben, en die door.het gros. der menföhen niet gewecten kunnen worden, zonder ze tegen ons in 't harnas te jaagen, ten minften geweldig te verbitteren. Hy leert den (laaf zig zelve kennen, en deezc, zig zelve kénnende, grauwt van zyne ketens, en word een Mensen; op deezc wys, zegt hy, zullen vecle laatftcn de eerften, en veele centen de laatllcn worden. Hy vereert de deugd in de nederige hutten , en dondert over de boosheid in de trotfehc paleizen. Hy fchildcrt, met de fterkfte kleuren, die aller oogen doen fchitteren, de verdrukte onfchuld en het zegevierend geweld; voor de eerfle boezemt hy eerbied en medelyden in, en vertoont haar in een zo bcminlyk licht, als hy den laatften aflchuuwlyk maakt, dien hy den vloek van God en menfehen op den kop troont. " " Dit zyn de eerfee flagen, die hy ons gezag toebrengt, maar algemecne waarheeden, hockragtig aangedrongen, zyn over 't algemeen van te weinig uitwerking, om 'er een ftaatsomwenteling van te kunnen verhoopen: dit gevoelt Jezus , en en hy doet welhaast een tweede ftap, waarmede hy ons nader komt. Hy fchetst geestlyke en waercldlyke ftandperzoonen, waarin wy ons zelve kennen, ten minften, waarin het volk zeer duidelyk onze beeldtenis kan vinden: hf A 3 fprcekt  X 6 X fbféekt Van heerschzugtigen, yan huichelaars,, geveinsden, woekeraars, onderdrukkers, en de menigte ziet op ons j liy vaart hevig uit tegen alle deezc- gebreken, en die hem hooren blikfemt dc gramfchap tegen ons ten oogen uit, — en, of dit alles noch niet genoeg ware, zegt hy ons eindelyk in 't aangezigt: dat zytgy! " t, Na ons dus ten toon geftcld te hebben, gaat hy voort, om de gronden aantetasten, waarop wy, in weerwil van zo vecle aangetygdc gebreken, ons echter ftaande zouden kunnen houden. Hy doet den tempel boven onze hoofden fchudden en waggelen ; de altaartrappen ontzinken onze voeten , en de wetten van Mozcs, die Wy altoos overe'e'nkomftig onze belangen hebben kunnen doen fprceken, die fteeds blikfems in onze handen war:n , worden niets beduidende pergamente rollen in dezelvcn. " „ Hy breekt echter niets af, zonder alvoorens iets anders gebouwd te hebben. Dat geene, st wcik hy door het haatlyk en afichuwelyk te maaken, het volk uit dc handen praat, weet hy te doen vervangen door dat gecne, 't wcik hy wel zorg gedragen heeft, om het optehemeien, om het hoogst begeerlyk en volftrekt onmisbaar te maaken. Hy predikt een Ryk, dat hy geestlyk noemt, doch dat daarom niet naarlaat, om i n ■ "■ ri-V •> ."ï-^-... • jnci,9 n „ I>it groot heelal zou eensklaps m zyn voprig . Niet weg zinken, zo dra die alvermogend^ °:hep- B 2 pé'jf  per de onderhoudende hand'er aftrok. Elk oogenblik van het beftaan aller weczens mag een nieuwe fchepping heeten; zo zeker is het, dat God alles voor alles is." „ Vlytigen en maatigen! verbant alle wreedc bekommeringen, alle folterende zorgen voor uw levensonderhoud. Is uw leeven niet een oneindig grooter gcfchenk, dan het voedzel, dat voor uwe voeten groeit, en dat de vrugtbarc aarde u allerwegen aanbied ? Een vogel vind zyn aas, en vliegt echter onbekommerd daar heenen : vrolyk fpringt hy van tak op tak, fchoon hy niet weet, wat in het volgende oogenblik 'zyn voedzel zal weezen: Uw hemelfche Vader zorgt voor dit zyn fchepzel ; zou hy dan uwer vergeeten, daar hy u zo verre in rang boven den fchooniien vogel verheft? Gy, die zo gretig zyt, om u zei ven behoeftig te noemen, plukt den bloem, die u aanlacht, of het grasje, dat uwe bewondering uitlokt; ziet met welk eene heerlykheid God het bekleed heeft, en hoe weinig het tot zyn beftaan behoeft, en word overtuigd, dat een hooger zorg over uw aanzyn waakt; over u, die zo oneindige 'maaien voo rtrenykcr, en tot grooter einden gefchapen zyt dan een bloem of'een grasje: word overtuigd dat de natuur geen armoede kent; maar dat het uwe kunstbehoeften zyn, die u in veelvuldig gebrek dompelen. Volgt de voorfchriften, die God zelf u in uwe harten te leezen geeft, weest arbeid-  X 21 X beidzaam, weest maatig; vergenoegt u met hcc noodzaaklyke; befchouwt het overtollige als ontbeerlyk, en gy zult armoede noch gebrek kennen. " " Hy; die dus voor het geringere zorgt, zal het voornamere niet vergeetcn. Onfterflyke zielen! zulk een God is ook Uwe God! zulk een Al~ magt, zulk een Wysheid, zulk een Goedheid, heeft U gefchapen; onderhoud en verzorgt U, hoe weinig voegt u derhalven, dat kruipende, dat flaaffche, dat laaggeestigen, dat u, voor de trotsheid en den hoogmoed uwer onwaardigfte medeftervelingen, den gekluisterden hals doet krommen. Waarom fiddert gy voor den dwingeland, die wel het lighaam, maar geenfins de ziel kan dooden ? — Waarom vergeet gy j uwe eigen waardy; waarom doet gy ze niet tegenalle onrechtvaardige vernederingen en onderdrukkingen gelden? Vreest, vereert Hem, die, met een enkelen oogöpflag, ziel en lighaam vernietigen kan; maar ontëert het Opperweezen niet > door de tyranny te voeden of te dulden. Gehoorzaamt aan zyne beveelen, en deezeu gebieden u, dat gy Menfehen zult weezen; hy die u een ander gebod durft voorhouden, verheft zig tegen God; vernielt de eeuwige Order; keert dc gelukkige Maatfchappyen om, en verdient den dood. In dit geval, ftervelingen! ben ik niet gekomen, om den vrecde, maar om het zwaard B 3 °P  M 22 ):( op aarde te brengen, ' en om u zelfs in uwe hdsgenooten, heiilooze vyanden aantewyzen, die gy te beftryden h.bt. Ik wys het menschdom den waaren weg tot het geluk/doch het 'kan die nimmer betreeden, wanneer het niet 3c moedwillig in den weg geworpen ftruikelblokken opruimt; wanneer het den boozen niet wederftaat, die zig op zyn pad ftelt, en, briefchende als een leeuw, rondom den rechtvaardigen fnclt, -dc geleegcnhcid befpiedende, om hem tot zyn prooi te maaken. God begeert, dat gy zyner waardig zult weczen, dat is, dat gy gelukkig zult zyn; — waarom zoud gy dan den Tyran gehoorzaamen, die den hemel in 't aangezicht heet liegen, cn gebieden durft, om u in een afgrond van ellenden ncderteftorten ? Lasge, vcrachtlyke zielen ! die uwe armen naar de boeien uitftrekt, en juichende uwe fchandlyke ketens kuscht; verzaakt viy myne hemelfche leer, en blyft gewillige fiaaven; maar weet, dat de God der menfehen en hunne vryheid, u insgelyks zal verzaak en, en dat men, in de vernederende fchaduuw uwer aangebeden dwinglanden, zyn rechtvaardigen vloek op uwen eerloozen kop zien rusten zal. " " Hy, die, in de ftrafwaardige gunst van een Tyran, het behoud zyner ziel en van zyn leeven waant te vinden, zal beiden in de fchande en de ellenden verliezen; maar hy, die myne ge- pre-  X 23 X predikte lesfeü betracht, en daarvoor het leevefc durft opofferen, zal met de zalige onfterflykheid kekroond worden, f' „ Dit Israël! dit is het nieuwe koningryk, dat God onder de kinderen van Adam begeert opterichten, en dat hy , tot uw eigen heil, onder u geëerbiedigd wil hebben. In dat koningryk zyn alle menfehen broeders, en is het heil van allen de opperfte wet; die wet is door de eeuwige Rechtvaardigheid gegeeven, en door dc tederfte menscb.liever.heid bekragtigd, en wee de volken, die 'er zig niet aan onderwerpen. Bid ■uwen hemelfchen Vader, dat hy dit koningryk doe komen; dat hy het algemeen maake; dat hy u volgens dit zyn woord en bevel, volgens deezen zynen geest, regeere; en dat de natiën zig hoe langs hoe meer aan Hem onderwerpen, die niet anders dan hun vryheid en geluk begeeren kan. ■Bid .hem, dat hy u by deezc hemelfche regcering bewaare; dat hy alle de werken van den heerschzugtigeri cn onderdrukkenden afgrond verftoore, en alle geweld doe verftuiven, dat zig tegen uw heil verheft en aankant: maar, gelukzoekende ftervelingen! wanneer gy aldus bid, ■befpot, tergt dan den hemel niet, door werkeloos in het ftof derflaverny, in de vergiftigende fchaduuw der dwinglandy te blyven zitten! Om dit koningryk in te gaan, moet 'er geftreeden ■worden.; want zy, die alle magt op u overwelB 4 digd  X 24 X digd hebben, rekenen het van hun belang teweczen, om 'er u het bezit van te betwisten, vermits zy vaJlen moeten, overal waar de God der menfehen regeert. " " Ik ben geen bloedprediker; ik jaagde verbitterde volken niet, met het zwaard in de ccr.e en het vuur in dc andere hand, naar de trooncn en eeregeftoelten, om tegen dezelven in dolle woede, en vernielende raazerny uittebarften: Want wat zou 'er de menigtetoeh uitvoeren? de oude tyrannen •'er affmyten, en nieuwen 'er voor in de plaats zetten; zo dat de laatfte dwaalingen erger zouden zyn dan de eerften! neen! myne waardige leerlingen! ik verkondig u een zekcrer weg, om in dit koningryk in te gaan: ik geef u wapenen in de hand , waartegen geweld noch dwinglandy is opgewasfen; waardoor zy onfeilbaar geveld worden, en gy beantwooorden zult aan de zalige beftemming, die God over u gemaakt heeft. " ,, Gelooft de Predikers van den troon niet, die u lasten tragten opteleggen, welken zy zelve met den vinger niet willen aanroeren: die de muggen uitzygen en de kameel doorzwelgen; hunne heilige beuzelaary beleedigt den hemel en. het gezond verftand: hunne huichlary is de fteun der overheerfching, en wanneer gy, op hunne aanwyzing, den weg naar't maatfchappelyk geluk  X 25 X luk zoud trachten te vinden, doet dan u zelve eerst geweld aan, om te geloovcn, dat het in de verachting, in de fchande, in de flaaverny, in de ellenden en den dood gelegen is. " „ Wilt gy in Gods Koningryk ingaan, wilt gy de gelukkigfte maatfehappy oprichten, oeffent dan de onbepaaldfte broederliefde ; laat de een zig liet hooger fchatten dan den anderen, noch zich met -dat dwingend gezag bekleedcn, waar door het onwaardigst en nudoóst gedeelte van 't menschdom de vrugten der nyverheid en der fpaarzaamheid _vanhet beste.gedeelte verkwist, en waar door, -even als in den droom van Pharao, de magere koeien de vetten verflinden, zonder 'er voor zig zelve vragt van te hebben, of andere te bevoordeelen. Laat de rechtvaardigheid in uwe vierfchaaren het vonnis vellen: het goud ftrekke den ryken aldaar tot geen fchild, waar op het wreekende •zwaard der gerechtigheid afiluit; de fchuldigen bewindsman ontduike het niet agter zynen hoogen rang, die hem ilegts tc verantwooruelyker maakt en de armen gevoele deszelfs flagen niet dubbel, •om dat hy niets heeft, waarmede hy 'er zyn ongekleeden .huit tegen bedekken kan. Het zy de wet ■beloone, het zy de wet ftraffe, zymoet dezelfde voor allen weczen de gei echtigheid, waar door het volksgeluk bevestigd word, weegt de misdaad , en past 'er de ftraf naar af; zy ziet niet verder dan haar evenaar; en, in wat gewaad de B 5 boos-  >>( m X booswigt haar ook onder de oogen komt, als zf 'tiitfpraak doet, ziet zy hem niet; op het fchavot ■doet.zy zyne bekleedzels vallen, en de onpartydige waereld kent hem, voor den geenen die hy is. " „ Het recht is niet moeilyk te kennen; het -voorfchrift om rechtvaardig te weezen hebt gy in uw eigen hart: doet nimmer aan anderen, het geen gy niet -wilt dat u gelchied; ziet daar de eerIte wet van Gods koningryk, waaruit de vrcede de welvaart, het geluk en het genoegen onfeilbaar moeten voortvloeien. Deeze wet volgende, zult gy niemand onderdrukken; niemand opzet** :lyk belcedigen of verbitteren; zult gy u niet vetmesten met het zweet en biped der armen; zult gy niet trotschlyk uit de hoogte op hem nederzien, die uw brood bereid ; uw hout hakt en i w water haalt; zult gy den neus niet opfchortcn tegen den ellendeling, die uaanfehreit, noch ongeholpen tegen over hem voorbygaan; maar gy zult verzagtende olie en geneezenden wyn in .zyn fmar- •telyke wonden gieten; in zyne wonden, die hy, veelligt voor u arbeidende, vooru zig aan gevaaren blootftellende, ontvangen heeft. Overal, waar men deezc wet ter uitvoer brengt, verdwynt de overheerfching cn dc dwinglandy; want elknchtfchapen hart haakt naar de vryheid en vloekt de flaaverny; behandelt men zyne medemenfehea overeenkomftig hunne waardigheid; want die God kent.  K 27 K kent, kent ook zig zelve, en maakt men' allen gelukkig, om dat alle menichlyke bedoelingen en poogingen zig ceniglyk en onöphoudelyk naar 't geluk uitftrekken. " ,, Wanneer gy aldus uwen Schepper kent; wan* nccr gy/ Hem aldus -vereert; wanneer de deugd onder u betragt en verheerlykt word; wanneer dc boozen onder' u verdwynt, om dat 'er geen punt op de oppervlakte van uw gelukkig ryk gebied is, waarop hy zig vestigen, waaróp hy beftaan kan, dan beantwoord gy aan de groote oogmerken van uwe ichepping; dan bewyst gy de grootftc hulde 'aan den God van hemel en van aarde; dan zyt gy menlchen; zo als een verrukte verbeelding de engelen lèhildcrt; dan word gy dc waardige kinderen van den Allerhoogften; dan begint gy de zaligheid in dit leevcn, die de eeuwigheid verduuren moet, — en dan is het oogmerk myner prediking en zending bereikt. '' „ Menschdom ! deeze waarheeden .u te verkondigen zal my het leeven kosten; maar hoe gewillig zal ik my opofferen, wanneer deezo waarheden door u gevoeld worden , en zy diepe wortelen in uwe harten fchieten. ö Myne broeders! na u gelukkig gemaakt te hebben, ken .ik geen ongeluk: de prys > waarvoor ik uw heil koop, kan my niet te hóóg,zyn, De waereld is flegts een proeffchool .• de ..deugd word 'er gelouterd: de  X 28 ):C de rechtvaardigheid is 'er in een gcduurigen tweeftryd met de gcwelddryvende godloosheid; maar houd moed! cindelyk zal zy zeegepralen, cn het koningryk Gods zal hier op aarde aanvacglyk, en in de eeuwigheid zyn volle beflag verkrygen. " Jezus zweeg; hy hief de zegenende handen op, en liet de menigte vertrekken, die het verhevenfte genoegen in deeze oogenblikken gefmaakt had. Nicodemus hield zig ter zydc: hy wilde deezen godlyken leeraar ook in zyn eenzaamheid befpieden, en volgde hem ongemerkt, naar een der afgeleegenfte cn cenzaamftc oorden van dit groot gebergte. De Heiland hield ftil; twee zyner leerlingen waren hem gevolgd, die, zig op een grashoogte zettende, in een ligte fluimering vielen ; terwyl de raadsheer zig in het diepfte hout van een klein boschje verborg , van waar hy alle beweegingen van den Godsman gadeflaan, en zelfs zyne ftille zugten hoor en kon. f Met dc handen zaamgevouwen, en de oogen naar den hemel geflagen, zat dc Heiland der wacreld, een goede wyl, als in diepe gedagten verzonken: de gewigtigfte belangen fcheenen zynganfche ziel bezig te houden; zomtyds glipte 'er een traan uit zyne oogen, die langs zyne bedaarde wangen nederrolde: nu en dan loosde hy een kleine, veelal bedwongen zugt, zo als den boezem der grootmoedigheid ontfnapt, wanneer zy aan den goe-  U 29 ):< goeden uitflag haarer weldaadige poogingen twyffeit. Eindlyk wierp hy zig biddende op den grond; maar vermits zyn ziel alleen bad, hoorde Nicodemus niets van 't geen deezen hemelzoon aan zynen godlyken vader voordroeg. Met bewondring befpeurde de Raadsheer een meer dan gewoon licht, dat, even gelyk een glanschryken dampkring, den biddendcn Menschgod omgaf. Het hemels Weezen rees overëinde, 'en een gloed van ftraalen, luisterryker dan die van de zon, maar in 't geheel niet verblindendef ftroomde van zyn gelaat, en herfchiep alles om hem heenen, als in een eeuwigen dag, waarin de engelen en gezaligden lecven. Jezus ftond te midden van deezen aardfchen hemel, die geene befchryving duld; hy ftond 'er, gelyk God zelve 'er ftaan zon, wanneer hy, - in eene zigtbaare gedaante, te midden van de 'fchepping, zig ver'ieerlyken wilde. Purperwolken, gelyk aan die, welken den morgenzon vöoruitdryven, of de avondzon, als eenhemelfche agterhoedeopvolgen, zweefden ftaatiglyk rondom den groenen bergtop ; zy zakten met een pragt, die door de -ieevehdigftè verbeelding niet gefchapen kan worden, tot op de " hoogte, waar de verheerlykte Jezus ftond, en vormden een verfchiet, waarop de majefteit van den godlyken Zaligmaaker., op den voorgrond pry-  x $ê x jSrykende, by honderdvoudige verdubbeling af» ftak. Nicodemus kon zig niet langer wederhouten : hy verbeelde zig in de zalige gewesten der ■eeuwigheid overgevoerd, te zyn ; knielde; neder en aanbad. De wolken openden zig aller gskens en de Raadsheer: keek twee hemelen- tenens binnen: geen ftcrfiyk ocg aanfchouwdG- immer dergelyk eene hccrJykheid, en wiedie de wonderen der aardfche kunfienaars kent, zal den, geringften wensch in- zig voelen opyze.i, -dat wy hem de puik-.. gewrogtcn van den formeerder van 't heelal foefchryven ? . noo ni : Twee gezaligde grysaarts, —-— ons entbree■ ken andere woorden om hen tc noemen, —[ traden uit de wolken tc voorfchyn: deftigheid en - maj ettert waar en in hunne houding en uitdruk¬ king; zy naderden den grootften der menfehen, en boogen zig ecrbiediglyk voor hem neder. Zoon van God! " dus fprak de een, „ uw gebed is verhoord. Wy hebben bevel van den Alwcctenden, om U alles te zeggenA wat uwe leer betreft. " —— „ Oe weg, diengy deftervelingen tot het waare en hoogfte geluk aanwyst, is de eenigüe- weg , waarlangs zy het vinden kunnen. De erkente nis  X 31 X- sis van een Opperweezen, is de eerfte trap ter volmaaking van het verftand. In God, vind de, mensch alle de. raadfels opgelost, die hembuiten deeze verheven kennis, verbysteren; vind hy een fterkte, die alle gevaaren trotfeert ert. alle zwaarigheeden overwint; vind hy een troost, waarvoor gee.ne verdrieten noch hartzceren beftand zyn, en eene eindeiooze vergoeding voor ai dat geene,- waarom een Godverzaaker zya. eigen aanweezen vervloekt. " „ In alle de betrekkingen der menfehen, bo* ftaat het geluk alleen in de beoeffening der deug-den , die gy hen aanpryst: deezen te betrachten is niet anders, dan zig zeiven, dan. de maatiehappy, waarin men leeft, tot de hoogstmoogelyke volkoomenheid te brengen! is niet anders? dan het ontginnen van dat-'gelukkig beftaan, sonder het welk 'er. geen eeuwigheid voor de Iedelyke ziel weezen kan. " „ Het menschdom behoorde zig door de kragfc der waarheid; door het gevoel eencr juiste. rede-v zieering tc laatén overtuigen, zonder dat het Wonderen van den hemel vergde, .waardoor het eene zielszwakheid, eene verfiandsziékte verraad , dïe .deszelfs Schepper ontëert, en voor deszelfs vyanden een breed en effen pad baant, om Met ontelbaare rampen en de verfchr&lykfte onheilen op den hals te fchuiven. " « De  H 32 ):( „ De ondervinding van de verderflykc gevolgen der zonde, had de kinderen van' Adam de oogen moeten openen, om ze te vermyden: even gelyk zy vlytig rondzoekcn naar geneesmiddelen , wanneer ziekten of kwaaien hun geringfte deel aantasten , hadden zy voor de ongciïeldheeden van hun voornaamst en onfterflylc deei, ook de redmiddelen moeten opfpeuren, die zy, met veel minder moeite en blyder ondervinding, in de betrachting der deugd ontwyfelbaar zouden geworden hebben, zonder daartoe eene onmiddelyke aanwyzing van den hemel te behoeven , die indedaad rechtvaardig is, wanneer rTy hen aan hun eigen lot overlaat, na dat hy de' önwederftaanlyke aandrift tot geluk hen inge'fcha-7 pen, en de zekere middelen, om het te verkrygen, in hunne magt gcfteld heeft. " „ Dan, zo goed was de Almagtige, zo lief had God de waereld, dat hy' u, zyn éeniggeboo-" ren zoon, tot haar. afzond, op dat allen, die in uwe prediking geloofden, die uwe lesfèn betrachteden, het geluk en het leeven mogten vinden, en het' zekere'verderf ontvliedeh,'dat het misdryf óp de hielen ftapt.. God wilde voor eenige oogenblikken, de wetten der natuur doen zwygen, en de eeuwige order der dingen opschorten, ten einde de zwakken en kIeingcloo„ *^igen te gemoete te komen, en de ftervclingen len vollen te overtuigen, dat Hy hen volmaakt' be-  H 33 X bemint, en met anders dan hun hoogst en eeuwig geluk begeert. " Van hier dat wonderdoend vërmoogen, waarmede gy Israël verbaasd doet ftaan, en dat u de aanbidding van een reeks van eeuwen zal bezorg gen ! vanhier, goddelyke Jezus! den zeldzaamen, of liever deneenigen weg, die de alleibeftuurende voorzienigheid met u Verkiest in te liaan; een weg, waar Voor men de fpreekendfte bewyzen heeft» om ze te ftaaven; waarvoor men de ovcrtuigendfte redenen heeft, om ze te gelooven, en het allerdringendfte belang, om ze het dwaalende en ellendige menfchdom voortehouden. *' „ Doch, waar' de waarheid zelve niet overtuigt , zullen de wonderen niet dan een zwak ge¬ loof aantreffen: wanneer men de deugd niet be- dan is alle aanpryzing, fchoon ze onmidlyk uit den hémel zelve gegeeven word, van weinig betekenis. Dc onkunde en de vooröordeelen, worden door geen wonderwerken verholpen of uit den Weg geruimd." „ Maar hemelfche "Wonderprofcct! gy zult niet al dc vrugten van uwen godlyken arbeid aanfehouwen, die men 'er billyk van verwagten zou. God wil verheerlykt worden in dc handhaaving der eeuwige beftemming, die hyvolgens zyne C hoo^  X 34 )•'( hoogfte wysbeid en oneindige goedheid, over de menfehenkindcren gemaakt heeft, en waarvan de zalige uitkomst alleen de verbyfterende raadzels zal oploofchen , waaróp de wysgcerte al haar vernuft en redeneerkragten verfpilt, en waarvoor de verdedigende rechtvaardigheid veritonit. De loopbaan , voor de fterveiingen afgetekend, loopt niet regt uit naar het geluk: om het geluk te beter te fmaaken; deszelfs waardy hoogcr tc jchattcn, cn tiaar deszelfs duurzaamheid te vuuriger tc verlangen , mpeten. zy eerst het ongeluk kennen cn ondervinden; dc volmaaktheid van den mensch beftaatin, eene volledige weetenfehap cn ervaaring van het kwaadc zo wel als het goede. Zulk eene ver-, heven, zulk eene uitgeftrekte beftèmming word ter uitvoer -gebj-agt, door die verwonderiyke eigenlchappcn, die- alie weezens .-zyn ingedrukt, van voortbrengen., van onderhouden en vernielen. Daarom zyn 'er Predikers van dc deugd, van die eenige moeder des waaren gpluks ; daarom zyn 'cr aanhangers en voortplanters van haarc.zali- . gendc leer; maar daarom zyn 'cr ook tegenftreevers, die deezc bedoeling wraaken, cn het goede zo fchielyk afbreeken, als dc anderen het yverig gebouwd hebben. " „ De voortreflylcheid van uwe leer,.de godlykhcid uwer zending .zal u derhalven niet beveiligen tegen de ichadclyke cn doodlyke uit wcrkzcls van den onyeranderlykeu loop der din_ - . jii , gen  X Sê X gen 06 Jezus ! gy zult de menfehen den eenigen' weg ten hemel aannwyzen; gy zult hen de waa«* re wfs'gèerïej dé befte Vaderlandliefde prediken, en de eeuwen zullen geen voorbeeld kunnen bybrengen , dat van uwe menfchlievenhcid het geringfte denkbeeld kan geeven, en echter zullen Hechts zeer weinigen, naar evenredigheid van de overigen, zig door u laaten overtuigen; zig door u iaaten -overreden, om het aangeweezen hcilpad in te Haan, en zal de grootfte hoop, die ondertusfehen het grootfte belang by uwe bedoeling heeft, het tegcnövergeftelde doen van het geen gy'hen geleerd hebt,— Gy, die de Waereld poogt te zaligen, gy zult door haar gelasterd, vervolgd, gedoemd en gedood worden: naar maate gy het menschdom te hooger hebt willen verheffen, za het u te dieper tragten te vernederen ! Zoon van God ! by alle de Wonderen, die gy verrigt, moet gy 'er nog één voegen , dat het nuttigfte van allen is ; gy moet naamlyk hen, die uwe leer' zullen aanneemen; zullen opvolgen en- voortverltondigen, door uw grootmoedig voorbeeld, ftandvastigheid en geduld inboezemen, ten einde een ondankbaare boóze waereld tc blyven weldoen, en de belooning nergens anders, dan in God ën iri hun eigen deugdzaam hart te zoeken, '" ■ „ In de Weinigen,- die uwe leer getrouw zullen blyven, en die, dezelve opvolgende", 'er daMaatfchappyen door zegenen znllen, zult gy vér** G a heer*  X 3* ):( heerlykt worden. Uw naam zal de eeuwen over^ jeevcn, en het uitmuntende, het hoogst nuttige van uwe leer zal erkend en bewonderd worden, zelfs by die volken, welken zig verpligt zullen achten uwen naam te verzaaken. Heiland der waereld! gy hebt geen andere vyanden, dan hen Wier fnoodheid in geen volmaakt Oppcrwcezen durft gelooven, en wier hcerschzugtigc boosheid niet kan duiden , dat de itervelingen genot hebben ' van dc gaavcn en gelukken, die God zelve hen in dc handen gaf. „ „ De zegepraal der eeuwige waarheeden, die gy moeds genoeg hebt, om onder het weerbarftüge menschdom te prediken, zal deezc uwe vyarden ten gcweldigfte verbitteren en tegen u in 't harnasch jaagen. Eerst zal men in uw dood, zal men in uw bloed die godfpraaken poogen te imooren , die de Itervelingen tot het onveranderlyk geluk, tot het eeuwig leevcn roepen; dan zal men. het op uwe leerlingen verhaalen, die men van'r leeven zal beroovcn, om'dat zy de fioutheid hadden, van de menfehen met zig zeiven cn hun befter.dig heil bekend te maaken. Decze bloedgetuigen egter zullen van dc fchavotten, zullen te midden uit de vlammen, de waarheid - verkondigen , en de dwinglanden der aarde zullen het folterend verdriet hebben van te zien, dat de ongelukldgen onder de hoorders dezelve gelooven zullen. % De  C 37 ) „ De vorstlyke vernuften zullen zig uitputten om, en uwé leer en derzclvcr aanhangers van den aardbodem te verdelgen: het geweld ech'.er zal niets vermogen op de zielen, die befioot.cn hebben, zig niet anders dan door de reien te laatcn overtuigen; het zal niets anders uitrigtc0 dan de waarheid oj meerder te bevestigen, en de algemeene nieuwsgierigheid tc kragtigcr optewekken, naar dc kennis van het voorwerp eener zoo heftige vervolging. Dc woede der trooncn zal hunne haatlykheid en .fchande in een te fterker licht plaatfen. Wanneer men je, zus en dc koningen met elkander vergelykt, dan zal men in de eerftcn een God, cn in dc laatftcn een eedgefpan van duivels vinden, en men zal niet lang in bedenken ftaan, wien te gehogrza' men, wicn te verëeren. * " Dan zullen de kroonen waggelen, op de hoofden der waereldtyrannen; maar, op 't punt van het aan uwe leer gewonnen te moeten geeven, zal hunne nimmer uitgeputte loosheid van ftaatkunde en van handelwys veranderen. " ,, Ziende dat het geluk, onveranderlyk, het hoogfte voorwerp der onvermoeide bejaaging van de volken' blyft, die zy in de ellenden, dat is, in hunne kluisters begeeren te houden eh zelve gevoelende, dat dit geluk ontwyffclbaar cn alleen verkreegen word, door uwe C 3 voor-  (3S) voorfchriften te volgen, zullen zy eensklaps van taal verwisfelen , en de waereld diets maaken , dat de hemel hen een wonderdaadigen wenk gegeven heeft, om insgclyks uwe aanhangers te worden. " „ Onder hunne heiligfehendende handen zal de bemmlyke, de zielinnemende eenvoudigheid van van uw godlyk euangelie verdwynen : men zal uwe hemelsehe leer met de heillooze belangen van den overheersenden troon en den gierig ichraapenden litaar doen ftrooken : men zal uwe zaligende voor* fchriften derwyzen verwrikken en verwringen datze eene tegenovergeftelde uitwerking, dan gy 'er mede bedoelt, zullen her voortbrengen.• zy zullen dienen, niet flegts om de Volksonderrirukking en de naaverny te heiligen, maar tcftèns om 'er pligten van tc maaken , waar van het verzuimen of verwerpen als doodmisdaaden, in do wetboeken der gekroonden, zullen aangetekend ftaan. Uwe leslen , zo zeer gefchikt, om den mehsch zig zelve tc doen gcveelen, om hem zyne uitmuntende waardigheid te doen bezeffen , en hem, ingevolgen deeze onöntbeerlyke kundigheid , te doen handelen, zullen zodanig mismaakt zyn, dat ze hen, die dwaas of dweepachtig geioeg zyn, om ze zig ter naarvolgin'( 40 )=C „ Evenwel zullen de waarheid en deugd één? maal zeegepraalen. Zoon van den Allerhoogften! de leer die gy predikt zal cindelyk de misvormende en geweldaadige handen der heerszugtige grooten ontworfteien; zy zal eindlyk wederom zo zuiver en eenvoudig aan de meer verlichte volken verkondigd worden, als ze heden van uwe godlyke lippen is afgevloeid. Dan zullen de tyrannen Adderen,- dan zullen zy van de handen der geenen, die zy alle kwaad toegevoegd en van alle goed verftecken hebben, denverdienden loon ontvangen, en het felbcleedigde, het wreed gekluisterde menschdom zal zig volkomen op hen Wreeken, door zig zclven vry en gelukkig te maaken. '' Hier zweeg de voorzeggende Grysaart. De wolken flooten zig, en dreeven flaatig hemelwaards. Het licht verminderde allengskens en verdween. De opgevaaren heerlykheid hing nog eenigen tyd boven den top des bergs , even gelyk een zwarte, zwaarbezwangerde donderwolk: verfcheide blikfems fchooten 'er uit voort. Nicodemus ftaarde op dit verfchynzcl, met eene zekere beklemdheid om 't hart, en diepe treurigheid in den boezem hy verbeelde zig de geheelc natuur, als treuren.! de over de verdrietigfte omftandigheeden, waarin haar onverwrikbaar lot haar dompelde; eindlyk dagt het hem, dat de ganfche fchepping een zwaare zugt loosde, en dat 'er, met eene godlyke weemoe-  X 41 X moedigheid, uit de wq Ik * geroepen werd: Volken waarom hoort gy naar den zoon van Gqd niet ? Jezus wekte zyne nog flaapende leerlingen, en vertrok van den berg, en de Raadsheer, in een zee van gedagten verzonken; keerde naar zyn huis te rug. Cs JE,  X 43 X JEZUS CHRISTUS. X oen Israël zigaanhetjukdcrEgyptiföhcdwingIandy onttrok; toen het, op bevel van God, naar de vryheid cn een vaderland zogt, getroostedc het ter verkryging van deeze hemelfche zegeningen, zig allemoeiIykhceden.cn opofferingen, die men noodwendig zig getroosten moet, wanneer men door geweldige tyrannenagtervolgd , en door niet min vreeslykc tyrannen ingewagt word: veertig jaaren lang zworf dit vryheidlievende cn vaderlandzoekende volk inde afgryslykc wildernisfenvan Arabien: het wederitond honger en dorst; koude en hitte, en woonde m tenten, waaronder het liever de ellende en het gebrek kloekmoedig verduurde, by de voorfinaak der vryheid, dan, in de Ichaduuw van den troon dcnvolftenovervloed tc genieten, cnfiaaf tewcezen. Zulke mocilyke en grootfche poogingen, om te worden, die God wil, dat wy zyn zullen, vryë menfehen naamlyk, verdienden ongetwyffeld de dankbaare gedagtenis van hen, die 'er dc gezegende vrugtcnvan plukten ; verdienden al de plcg. . - • tig- DERDE BOE IC  K43 )-C tigheedcn en vrolykheeden, die men aan een nationaal feest, kon byzetten. Zy, die, zelfs nog in onze eeuw, den groottenen eernaam van Gods volk draagen, waren ia deeze duure verpligting van gedenken en erkennen gansch niet naarlatig. 's Jaarlyks vierde de Joodfche natie een groot en ftaatig feest, bekend onder de naam van dat der Loofhutten. Dit feest was het vrolykfte van alle de andere, die de Hebreeuwlche dankbaarheid, ter eere van- groote mannen, of dappere verlosfers, had ingelteld. Dan verzamelde al wat manlyk en godsdienftig jn Israël was te Jeruzalem: daar bouwde men dan Hutten van het loof der olyven, der myrthen en palmen >. men fierde ze op met bloemen en zinnebeelden, en gaf ze van binnen het aanzien van lusthuisjes, waargemak, pragtvertooning vrolykheid en overvloed voor ecnigen dagen te huis langen, onder het onöphoudlyk gezang, fnaarenfpel, danzen en offeren van een geheel crkentlyk volk, dat zig de weldaaden van God en van zyne voor* vaderen errinnerde. Te midden van dit nationaale feest, vertelleen de Leeraar van waarheiden recht; de uitgelaatenv blyfchap danste hem te gemoete; de volle vrien-« • ccr.beker werd hem aangcbooden, en de maagdlyke .reien, door harpen en luiten gefteund, zongen den lof  X 44 X (of der menschlievenheid, en vestigden de oogen op Jezus: in bekoorlyk feestgewaad, met bloemen en jeugdig-groen verfierd, traden zyhcm nader, kusten zy hem welkom, en noemden hem, in hunne flotzangen, den grootften en besten der menfehen. Cajaphas had allerwegen zyne verfpieders; zyn voornaamfte bezorging was, om deezen gevaarlyken volksvriend met honderd oogen te laaten gadeflaan, en om, by dc minftc vergryping, die ilegts een fchaduw van misdaad kon heeten, honderd handen gereed te hebben, om hem ter gerechtlyke verantwoording, voor zyne vierfchaar te fleepen. • De dweepcry cn huichelary inzonderheid floopen hem op zyde, om, even gelyk de fpinnen uit de keur der bloemen, uit zyne verhevenfte- en nuttigfte lesfen hun fchadclyk vergift te zuigen : deeze gedrogten, die, voor 't oog der menigte, op een vrolyk lachje verbleekten, cn op een lugtigen flap fidderden, hadden al voor lang den godlyken verkondiger der waare blyfehap vcrwceten , dat.hy verkeering hield met Tollenaars en zondaaren-, en niet fchuuw was, om zig aan den fmultafel van den overvloed te laaten vinden: thans, nu, volgens hunne uitdrukkingen, de volle teugen en het verleidlyk muziek, de dartelheid uitlokten en aanvuurden; nu de ongebonden volks- vrcugd,  H 45 H vreugd, wars van allen ernst, den ftraffbn zeden* meester niet in haare zingende reiè'n of dan zende rondenkringen duldede, zonder hem te befpotten ofte beleedigen, thans verbeelden zy zig, dat Jezus, of aan het volk ergernis zou geeven, ofdat hy,, ingevallen, hy met de fpoorbystere menigte heulde, ryke ftof aan hunne kwaadfpreekenheid en lasterzugt zou verfchaffen, om hem als ten zondaar en godlooze ten toon te Hellen, i . Even gelyk eene weldaadige Godheid, op eiken flap wonderen . verrigtendc , of we.ldaaden beVvyzcnde, was Jezus altoos door een ontzaglyk aantal volks omringd: nieuwsgierigheid om dien veiwondciiyken man te zien, en dringende bfisft hoeftc, om- zyne reddende hulp te ondervinden,, deed alles om hem heen fehaaren, wat nieuws-* gierig of hulpbehoevende was, en dit getal was| op Gods aardbodem nooit het gcringfte. Zonder hoogmoedig te zyn liet Jezus zig zien, en zonder-, moede te worden hielp hy de ongelukkigen, hoe, kon het hem dan immer aan een groeten toeloop ontbrceken? ^ • .'. ,-jy büijaoöïbw enacd vs ncqss ei [ Vooral was dit het geval in deeze tegenwoordige^ oogenblikken. Gansch Israël was thans als in één punt zaamengekomen; gantsch Israël had van Jezus gehoord., en' vermits de Israëliërs menfehen warenv zo als de menfehen altoos geweest zyn en weezen zullen, hoorden ze gaarne de  X 4* X de waarheid, mits dat ze zo zuiver en belangryk ware, als ze van den hemel was nedergedaald i en aanfchouwden ze gaarne een greot en beroemd man, mits dat hy teffcns een menfchenvriend was! Dat gcene, 't welk de grynzende dweepcrv voor waarheid uitvent, is alleen by 't algemeen gevoelen veroordeeld en gelchuuwd: dat gec.se 't welk de huichelaar als grootheid en roem betyteld, is alleen verachtlyk of haatlyk by het gros der Itervelingen, dat, als door een onbekend inftinét aangedreeven, door algemeene daaden, het valfche van het waare weet te fchiften. Geen één oogeirblik liet Jezus immer verboren gaan, om de menfehen ofwyzcr, of beter, of gelukkiger te maaken. De gelcegenheid lachte den leeraar thans tc vriendclyk aan , om ze voorby tc laaten flippen: hy zettede den ftap naaiden tempel; ftraks verdrong de meenigtc zi°om het digtfte by het fpreekgcftoeltc te weezen: dc dwecper en huichelaar knersfetandeden, want zo dikwerf deezen gewoon waren, den mond te openen, om de Godheid te laaten bulderen of vloeken, zagen zy hunne toehoorders verdwyncn, of in flaap vallen. Israël! dus fprak de geliefde prediker, wie, dio de zegeningen, der vryheid, en dewaardy van het Vaderland kent, zou thans uwe vrolykhcid kunnen wraaken? Het 'Opperweezen heeft dar treu-  X 47, X treurige»- dat grynzende aanziea,.iiiEt,' dat uwe' geveinsden en dweependen -*er 'aan trachten te 'geeven. De bfydfchap is zyn gelieffte dochter, die hy itithuuwt aan het hart,- dat-hem waariyk bemint. Vergenoegen en. vreugd'zyn-hèt doel, dat hy , ter uwer bejaaging heeft . voorgefteld; om de welken te bereiken hy u eene onwederftaiidlykq neiging heeft rngefchapen» eh welken te-genieten niet anders is dan de zaligheid, die^ hy u beloofd heeft:, welk eene' onzinnigheid of barbaarsheid is dan de dryfveer van hen, die van uwe vrolyke zangen en onfchuldige danzen gruu- ' wen, en, in den naam van God, een Vloek over .uwen rondgaanden beker uitdondcren^ . God heeft. u niet aan de dwinglandy der Pharaö's ■ onttrokken; hy heeft u geen Vaderland ge- • geeven noch de: vryheid gefchonken, om by zo veele zegeningen te zuchten, te fchreïen en .uit-. tqteeien. Dat de flaaf zynen boezem lucht, en zyne-traanen den vryén loop geeve.; dat hy kwy- : nende zyne kluisters' toriche, cn allerweegcn de lachende natuur aangrynze; dat hy zyne bcfiem- ; ming vloeke en het leevensiicht. verwenfehe! . wy zullen hem- beklaagen, om-dat zyn ongeluk geene vertroosting duld, wy zullen :caits verontwaardigen, om dat hy of zyn tyran leeft;- wy £ zullen zyne droefneid en wanhoop eerbiedigen, en op zyn graf, waarin hy en zyne ketens verzinkt, een traan Horten , .en de menschlievcnd- heid  heid zal die traan en ons mëdelyden zegenen; terwyl God door deze onze grootmoedigheid verheerlykt zal worden: maar Israëliërs> gy die heden den ondergang der dwinglandy, dc zegepraal der verdrukte onfchuld, de glorie der Volksvryheid, de herftelling uwer rechten en den bloei van uw Vaderland viert, gy kunt heden uwen God niet anders verëcren, dan door het aan den dag leggen der onwederfpreeklykfte blykenvan uwe innige zielsblyfchap / die voorzeker door geen knyzend geween, of treurig hoofdhangen zig uit; maar die in blyde gezangen eri luchtige danzen, zich zeiven gevoelt, en aan alles, wat dankbaarheid kent, zig mededeelt. Het ryk der dwinglandy heeft dien geemlykcri, dien eeuwiggrommenden en ligtgcraaktcn God gefeaapen, die u,van dc Altaaren, toedonderten vervloekt ; die om een lachje der fchuldlooze dartelheid den dankbaaren fterveling verdoemt, en die, naast den bekrompen hemel, een oneindige rtüme hel plaatst, om dat het getal derflaavenj die, tot in de eeuwigheid toe^ het vertrapte, het gefolterde uitfehot der groote aanzienlyke waereld moeten blyven, het getal der overheerfchers, onëindig overtreft: zulk een God kunnen de tirannen niet misfen, zy hebben hem noodig, om 'cr zig' telkens op te beroepen; om de geweetens der vernederde ftervehngentc beangftigen cn te verfchrikken ; om de zielen tc bedroeven, tc vernederen , en  k 49 ):( feft 'er de zaaden van zelfs waardigheid en vryheid in të verflikken, die, opichietende, hunne trooneri zonden ontwortelen. — Maar, Israël! de Heere iiwe God, is de God der menfehen-, is de God der wcidaadigheid ; der vryheid en der vrolykhcid; hy heeft u tot eene eeuwige hemelfche vreugde geichapcn en geroepen, hoe' zou' Hy dan fteedsVlietende traanen, altoos zugtend boezem verdriet van u kunnen vorderen ? moet gy niet volmaakt worden, even gelyk uw Vader in deri hemel het is, en kunt gy het worden, wanneer' nutloos hartzeer uW gezondheid ondermynt; wanneer heillooze zwaarmoedigheid uw verhand verbystert ? kunt gy de gelukkige volmaaktheid agterhaalen, wanneer gy , als wandelende geraamten , als eliendige doodfchaduüwên haar achter naar kruipt ? Wcest derhalven waardig den God die u geIchapen heeft; het Vaderland dat u voed, en dei Vryheid die n betaamt. Betracht de lesfen der blymocdige deugd; volgt de voorichrifteri dér' vergenoegde menschlievenheid , en eerbiedigt de wetten der juichende rechtvaardigheid! daiï zult gy fteeds vrolyke gezangen aanheffen; dan, zullen uwe .danzende reien geduurigé volksfeesten' vieren , om dat voorfpoed en geluk ü ailerwee» gen op de hielen volgen, en gy uwe vyandert door uwe deugden vernietigen zult. D Wy zyn eenvoudige bedienden, die, in dit ge* val, niet anders dan een hart en gevoel bezitten, dat zich door de waarheid laat verrukken en medefleepen 5 maar de Pharifeen en Wetgeleerden , luiden, die het hun daaglyks werk is, om zulke predikers te wederftreeven en tc wederleggen, ftonden 'er weinig beter by dan wy : 't is waar, zy betoonden zo veel overtuiging niet; maar hunne vrees en zwakheid bleek des te fterker, vermits zy den prediker ontliepen, even gelyk men  X 53 H men den vyand ontloopt, dien men zich als den zekeren overwinnaar voorftelt. „ Maar heeft Jezus dan, te midden van zo veelvuldige gclegenheeden tot vergiyp, geen ééne misftap begaan ? " Verre van daar; hy heeft zelfs het volk belet, om dergelyke gelegenhceden te doen gebooren worden. Zonder hem ware 'er voorzeker duizenden misftappen gefchied; maar "nu heerschte 'er eene vrolykhcid, een genoegen, die wy dc grootfte deugd zouden noemen, indien onze geestlyken ons niet daaglyks . verzekerden, dat het godtergende zonden waren. Het zy men at, het zy men dronk, fpeelde , zong of danste, alles, als wy ons zo eens mogen uitdrukken , — alles gefchiede ter eere van God; alles deed ons ten ftcrkftcn gevoelen, dat het Opperweezen ons lief heeft, en dat een Vaderland te hebben en vry te weezen, zyne grootfte zegeningen zyn. — Onder dc redenvoeringen onzer Priesters worden onze harten zwaar en koud; maar hier worden zy als vuur, enonzebecnen geraakten door diezelfde heilige drift in beweeging., welke David bezielde, toen hy danzende de ark vooruittrok; — cn wie zou decze drift zondig durven noemen ? D 3 °l>  X 54 X Op deezen openhartigen toon gingen de dienaars nog een goeden wyl voort. Cajaphas befloot 'er andermaal uit, dat Jezus indedaad de kunst dier grooten en ftaatzugtigen bezat, die zig in de gunst des volks weeten te dringen , door hetzelve te vleien en zig in alles naar deszelfs grillen en zwakhccden te fchikken. En daarom dacht hy, is hy ons des te onöntbeerlyker, of des te gevaarlyker. Een ongelyk beter nitflag vérwagtede Cajaphas van de poogingen der Raadsheeren: decze toch behoorden niet tot de heffe des volks, zo als hy het noemde i zy waren de zeer aanzienlykcn en hoogèërwaardigen; bekend met de geheimen van den ftaat en van den kanzei, en hadden by den Welvaart en de glorie van beiden hét grootfte belang: zy waren verheeren boven die laage en vuige vooröordeelen, boven het kinderachtig gevoel van dat verachtlyk 'gemeen, dat door eenen Jezus gemaklyk te overtuigen was; maar dat men als volfirekt onvatbaar moest befchouwen, voor de edele bevatting cn denkwyze der lulden van een hooge geboorte, en priesterlyke opvoeding. Jezus zelve had zig, uit het Niet zyner laage herkomst, tot hunne hoogte weeten optcbeuren, en het gebrek van geboorte of opvoeding aangevuld door de verdienften der groote of geestlyke waereld ; en zo hy met dien rang, die onder de zon altoos den boventoon  X 55 >C toon flo'eg, al eenig vefchil had, dan was dit verfchil niet anders gelegen dan in Lhet heersenzugtig oogmerk. Zo dra Cajaphas in den Raad vcrfcheen, ontwaarde hy het bedrieglyke van zyn vleiend voorgevoel. Het gelaat zyner Raadsheeren ftond ernftig en dieppeinzende, en over 't algemeen hcerschte 'er een zoort van verlegenheid, die te aarzelen fcheen, om den uitliag te melden en zich te verantwoorden. Wy hebben, zeiden zy, toen de Hoogenpriester hen tot fpreeken drong, niets verzuimd, om een gevoegzaame geleegenhcid te vinden, ten einde deezen verwonderlyken Leeraar tot onze belangen overtehaalcn. Duizendweryen openden wy onze lippen , om hem onzen ftaatkundigen tovcrzang te doen hooren; maar, even als lag de grond onzer harten voor zyn aldoordringend oog bloot cn open, deed hy ons door een enkelen oogöpflag, of een eenig woord > verftommen. Wy keeken op hem, zo als wy op dc zon zouden kyken, wanneer wy dol genoeg geweest waren , om een zaamenzweering aantegaan, om dit hemellicht, door ons kyken, in een duisteren klomp tc herfcheppen. Naar Jezus hoorende, met voorneem en om hem van taal en oogmerken te doen veranderen, deec'en wy niet anders dan ons zcWq in diervoegen te verwarren en verbysteren, D 4 dat  ):( 5« )tC dat wy, wiklefl wy zelfs nic,t dc grootfte veranderingen onderdaan, hem fchielyk verhaten moesten. Het belang van troon en altaar was alleen in ftaat, om ons de ooren voor zyne lesten te doen ftoppen, of te vlieden, waar men hem niet hooren kon; want met andere hulpmiddelen is 'er niets tegen hem uitterigten. Voorzeker, zeiSimon, is 'er geen andere wog voor deezen achtbaaren Raad, ter weering van alle gevaareo, die deezen Jezus ons kan berokkenen, dan hem om hals te brengen. In het ftaatkunclige doen'er zig zomtyds gevallen op, waarin men niet redeneeren , maar toeflaan moet. Het recht van troon en altaar is niet altoos op redenlykc overtuiging gegrond; het is nu en dan. het recht van den fterkften, en dit is gewoon, om met het zwaard te pleiten. God gaf ons, toen hy ons tot zyne ftcdchouders aanftelde, niet flegts de reden, maar ook het zwaard, en wy zyn, in zynen naam, bevoegd, om van het laatfte gebruik tc maaken, overal waar de eerfre te kort telnet. Wy moeten regeeren en meester blyven! dit is onze eerfte en onveranderlyke grondregel ; een grondregel door onze godlyke wetten zelfs ge-r hei'igd, als die onderwerping en gehoorzaamheid gebieden, aan alle onderdaancn, jegens de Magteiï, die God over hen gefield heeft; alles, wat dit grondbeginsel beftryd of ondermynt, moet jKjod'A'endig valseh en ftraftehuldig weczen, hoe groot  H 57 >^C groot een vertoon van waarheid en deugd, men dan ook maaken mag. Gehoorzaam of fterft moeten wy zeggen, tegeneen iegelyk, die ons het gezag en de magt uit de handen zoekt te praaten, en wee onzer, wanneer wy, al was het een praater uit den hemel, dit niet volhouden; want dan verdwynt alle order, en de maatfehappyen keeren tot hun voorigen bayert, tot de verfchriklykfte verwarringen, weder te rug. De meeste Raadsheeren vielen het gevoelen van den ftaatkundigen Simon toe. Hetis oninooglyk, zeiden zy, deezen Leeraar in ons belang tc krygenentcovertuigen, dcrhalven moet hy fterven, of wy moeten het ons getroosten van vèrlooren tegaan. Hytast de zaaken indiervoegen aan, dat hy of wy gelyk moeten hebben; dat 'er geen middenweg overfchiet, en dat een vcrgelyk volftrekt onmooglyk word. Hier zyn twee gelykeicragten, die tot een eeuwigen ftryd gedoemd zyn, wanneer de een de ander niet te vernietigen weet, en waarvan wy de eene moeten handhaaven ten koste van de andere. De rechtvaardigheid willen wy zeer gaarne onder de grondregels der maatfehappy tellen , mits dat men ons toefta, dat 'cr geea regel zonder uizondering is. Thans ftond Nicodemus op : hy had te veel van Jezus gehoord, en gezien, om niet, ten minften D 5 van  \ K 58 ):( van ter zy Jen, zyne verdediging op zig te neemen. Het kan zyn, dus fprak hy, dat 'er eene ftaatkunde is, die den gcenen gebied te verdelgen, welken men niet door reden en volgens rechten kan overwinnen; maar dan gebied die zelfde ftaatkunde teffens, om aan zodanig een moord, ten minften een fchyn van recht by te zetten: dan vordert het belang van zulk eenen ftaatsman, dat hy den naam van moordenaar ontduike, als die duizend deuren tot gerechtlyke wederwraak tegens hem ontfluit. Verraaderlyk op deeze Jezus aantevallen, en hem te dooden , zo als de Raad te begeeren fchynt, fleept ontelbaarc zwarighceden met zig. Ik wil hier riet eens het wonderdoende vermoogen van dien ontzachlyken leeraar in aanmerking necmen ; ik zal u alleen bepaal en tot het uitwerkzel, dat zodanig een verfoeilyk bedryf op het volk noodwendig hebben moet. De grondflagen van zyn leer leggen reeds onuitroeibaar in de harten; een moord zal den Verkondiger tot den rang van martelaar verheffen, en het geen gy, door zyn dood, zult tragten te voorkomen , zal dan eerst in volle kragt tot ftand ge-, raaken: die leer zal zig wyd en zyd verbreiden, oas  ):( 59 X pm dat men altoos haakt naar het verboodene, en men het vuurigst begeerte te kennen, dat men met geweld verdonkeren wil. Die leer zal men als onwederleglyk befchouwen, vermits het eerwaardig lichaam van den joodfchen Raad, uit zo vcelo en zo fchrandere fchrift cn wetgeleerden zaamengefteld, geen andere kans zag, om ze te wederleggen, dan door een moorddolk. Die leer zal men als goeden nuttig moeten keuren; v.ant, zal men vraagen, was zy zulks niet, waarom floeg men dan niet den weg van rechten in? Waartoe dan deezc moorddadige handeiwys • té* Edelmoedi- '' ge ziel! hoe zeer wy uwe grootheid en menfehenliefde bewonderen, moeten wy echter eene vermetelheid ln uafkeuren en bejammeren, die u aan dc zaamenleeving ontrukt, welken gy ? in uwen kring, van zo groot een dienst zoud kunnen weezen, „ Hoe!  H 78 ):( „ Hoe! van zo groot een dienst ? — en op welk een wyze ? -— " Door met de vastgeftelde magten der waereld de handen in één te flaan: door met hen mede te werken, om die order tc bewaaren, die zo veeJe eeuwen geblceken is, de beste te zjn in de menschiyke omfiandigheeden: door deugden te prediken e:r eene wyjiheid te verkondigen, die met dc oude wetten en dc ftaat^bclangen ftrooken, en eir.dlyk, door geene vooröordeelen en gebreken aan te tasten, die de ftcrvclingcn niet kunnen afleggen, zonder 'er anderen voor in dc plaats te ftcllcn, die op zig zelve duizendmaalen erger, en voor den fraat oneindig verderflyker zyn. „ Gy toont dat gy de groote waereld kent, maar de ziel van een groot man kent gy niet: of, waant gy, dat deeze zig vernederen kan, om den heerfchenden booswigt en dc huichelende volkspesten tc vleïen cn hunner gelyk te worden? waant gy , dat cenige oogcnblikken lecvens • dat een hand vol nietig goed; een fchaduuw van verganklyke eer in ftaat zy, om hem zig zelve te doen verzaaken? Zo duurbaar als de aangebeden troon aan den kleinhartigen vorst, en de bewierookte altaar aan den trotfehen priester is, zo dui rl aar is de deugd en dë weldaadigheid aan een rechticnaneu wysgeer ; en nog oneindig minder dan deezen kan hy zyne geliefdkóosde voorwerpen vaarwel zeggen. Kan het Opperwcczen kv/aad  ):( 19 )■•( kwaad doen ? kan het tegenftrydig met zig zelve handelen ? even zo min kan het Hem gelykende hart., tot opzetlyke misdaaden befluiten. Dc menfchenvriend verdient dien heerlyken naam niet,, wanneer hy het menschdom vyandig behandelt, én hy behandelt het vyandig, wanneer hy met deszelfs onderdrukkers en verdervers de handen in één flaat; wanneer hy het uit den afgrond van ftaatsëllendcn kunnende redden, het 'er in verlooren laat'gaan: wanneer hy de leer van God voor het zelve verloochent, en wanneer hy, om eer en voordeel wil, zyn licht, wel verre van het voor de menfehen te laaten fchynen, onder een' koornmaat verbergt. " „ Het leeven en deszelfs gelukken is niet alles voor den grootmocdigen vaderlander; neen! het is het minitea' : het word zelfs. haatlyk in zyoogen, wanneer hy het niet met gelukkige medeburgers dcelcn kan : even gelyk de v/aare held f weet hy flegts van overwinnen of fterven, en Cajaphas! •—— " De Hoogepriester Iprong eenige fchreeden agter uit. Hoe! vroeg hy met de uiterlïe verwondering , Gy kent my ? Zo goed als gy my kent: antwoorde Jezus.1. Ëanis het veinzen uit; ging Cajaphas voort, na  X 8o >:( at hy zig fchielyk h'erfteld had, en dan kari ik u ronduit myn voorneemen verklaaren, 0, En uw voorneemen. is ? " Om u uit naam van den Joodföhen Raad, dat is, uit naam van de Hebreeuwlche maatfchappy, te verzoeken, niet verder voort te vaaren, met de prediking ecner leer, die niet anders kan bedoelen, dan dc omkeering van onzen ftaat en onzen godsdienst: ten minften i om 'er niet meede voorttevaaren, dan in diervoegen, datzy, wei verre van deeze twee, geheiligde panden aante-* tasten en overhoop te werpen, dezelvcn veel eer in gezag en in magt bevcstigc ! — Jezus i gy zyt te verftahdig om niet te befpeuren, dat wz ons in de noodzaakiykheid bevinden, om' dit verzoek aan u te moeten doen: en de Raad heeft 'er zig wel toe willen vernederen, uit aanmerking van uwe uitmuntende verdienftenen verheeven bekwaamheeden. Jezus zweeg, en Cajaphas dit voor eene aanvangjyke zweem van goedkeuring neemende, vervolgde onbewimpelder aldus: Groote man! waarom zoud gy zo moedwillig ü zelve aan de onuitputbaare vooröordee'en ; aan dc zwartfte ondankbaarheid van het gemeen «poneren? waarom zoud gy den dóodlyken haat der  ):( 8i' >C; der geestlyken -op den hals haaien, en onder den wreekenden dolk der alvermogende heerfchers bezwyken? uw- oogmerk mag grootsch cn heilzaam weezen;, -maar gy kunt, gy zult het nimmer bereiken!: De held overwint of fterft, 't is waar; maar nuttelooze vermetelheid, is geen dapperheid; zyn lecven baldaadig wegtefmyten, komt nooit in 't hoofd van den waaren- held op: hy waagt het nimmer, dan wanneer 'er ten minnen eenige kleine kans is, om het met vrugt voor zyn vaderland tc-verliezen. Dc prediker, die van de domme cn - verkeerde ftcrvelingen engelen wil maaken, word belachlyk in de oogen van allen, die deeze voorwerpen kennen, waaraan hy zyne bekw.aamheeden en moeiten verfpilt. Dit alles weet gy. oordeelkundige Wysgcer! echter zoud gy,- tegen u beter weeten aan., verkeerd cn vrugtloos blyven handelen ? zoud gy u zo vccle moeiten , zo vcele gcyaaren en den dood ger troosten, om eindlyk,. als een krankzinnigen of landverraader, ten toon. geftcld en vervloekt te .worden.? , , . -' Vermits Jezus even bedaard den verzoekenden Staatsduivel bleef aankyken, | dagt deeze half gewonnen fpel te hebben en vervolgde. Indien het u om cere en aanzien, om roem, en vermaardheid te doen zy, dan is de weg daartoe voor u gebaand : de Raad kan u dat alles verf fchaf-  K 52 K fchaffen . op het leergcftoelte kunt gy iehitteren, cn dc toejni gingen der aanzienlyken en grooten zullen u, in eene ryke maate, worden medegedeeld r het volk zal u bewonderen cnveré'eren, en uwe Wonderdaadige verrigtingen kunnen ten kragtigften medewerken, om tempel en troon te fteunen en opteluifteren. Wy zullen u zelfs de vriendfchap en gunft van Romen en deszelfs ftedehouders bezorgen , zo dat gy by vorften in aanmer* king komen, cn hunne goedkeuring en dankbaarheid uitlokken zult. Uw nederige ftaat, dien gy wel door uwe verdienften weet te verheffen, maar die echter aan veele behoeften onderhevig blyft, en ongetwyffeld nu en dan onöverkoomlyke bezwaaren op het eerepad finyt, dat gy u voor— ftclt afteloopcn, zal zig uit de laagte van het nypende gebrek opbeuren, vermits de fchattcn u van allen kanten zullen toevloeien. Dus zal de grootfte hoop u als zyn afgod bewierooken, cn zy, die den grootftcn hoop onder hun bedwang moeten houden, zullen uwe veelvermogende vrienden, uwe rykmaakende weldoeners en verheerlykende bewonderaars worden. Een fterkfprcckende verontwaardiging begon zig ©p het gelaat van den Heiland te vertoonen: Cajaphas wilde dezelve door bedreigingen doen verdwynen. Ingevallen echter, dus voer hy, op een hooge- pries-  X 83 X priesterlykemtoon, voort, gy zulke groote aam biedingen van de hand zoud durven wyzen, en voortgaan, met tegen onze eergeftoelten en kanzeis tc prediken, en gy aldus u als onzen ppenbaaren vyand zoud blyvenopwerpen, dan is uw val onvermydlyk •, dan zal een ichandlyke dood uwe vermeetelheid ftraflen, en onzen hoon wreeken. CZyn ftem verzagtende, en zyn gelaat in een vriendlyke plooi zettende.^ Maar grootmoedige man! ik heb te veel verwagting van uw doorzigt en liefde voor de gevestigde order, dan dat ik, in deeze, misfchien beflisfchende, oögenblikken, een antwoord van u te gemoct zou zien, datmy in 't minften zou doen aarzelen, om uw vriend tc worden, £ Zyne armen uitftrekkendc, 2 Laaten wy broeders zyn, die tot eene bedoei Iing zaamenwerken! Laat ik u omhelzen, Cajaphas trad met een toe, om den Eeuwigrechtvaardigen in zyne onwaardige armea te drukken; dan even als wilde hy een blikiemftraal omvatten, werd hy te rug gèfchokt. Jezus ftond voor hem als een God, wiens oogöpflag, den boazen voor zyne voeten doet vallen. De natuur F 3 HM  X «4 X fidderdc. Alles werd donker voor de oogen. van den verfchrikten Hoogcpricfter. Rommelende donderflagen gingen 'er van het hemelfche Weezen uit, dat deeze Satan aan zig zelve had tragten gelyk te maaken t ware hy geen geestlyke geweest, hy zou-zig bekeerd hebben. Waggelende en kruipende verwyderdc hy zig va.il deezcontzachlyke plaats. Op elke trede reezen hem de hairen te bergen: hy voelde de grond fchudden en bewcegen, even gelyk een awaargolvcnde zee, door tegenitrydige winden beroerd. Hy verbeelde zig gaapende afgronden om zig heen tc aanfchouwen,' en al de akeligheeden en furiën te zien, die de digterlyke verbeelding in haarc kindfchc buyen lèhept, of waarvan de zwartgallige dweepcr, met zo veele heilige bewyzen, droomt• Het was hem onniogelyk, om dien vreeslyken Jezus langer aan te zien. Het was de gramfchap van een god die hem aanblikte. Hy» vergaderde alle zyne kragterx, erivlood eindelyk fchielyk van daar. JE,  X "5 W JEZUS CHRISTUS. VYFDE BOE K. Het leed niet lang of Cajaphas fchaamdc zig ■ over den fchrik, dien hy zig door een man, van zulk een laage geboorte, a'.s^czus was, had laaten aanjaagen. Liever dan dc kragt der waarheid tc erkennen, (want hy was ccn hccrfchcr en een priester, ) drong hy zig op, dat ccn icbie- ' lyke ongelteldheid van bloed of zenuwen, hem deeze verdrietige trek gefpecld had, en weldra . was hy zo verre, om andermaal aan de verdelging van deczen geduchten vyand te durven denken. In dien tyd werd een gedeelte van Isracls erfgrond , onder den naam van i&alilea bekend, door ccn zoort van koning, of viervorst behcersht: Herodes Antipas, de zoon van Herodes den grooten, had cr het bewind in handen, en regeerde, op den naam van Romen, ervry onbepaald. Tot deezen Hcrodcs vervoegde Cajaphas zig, ten einde zig in feite met hem te bcraaden, over F 3 'c lot  K 85 K *t lot van dien gehaatten leeraar, die hem thans hoe langer hoe gevaarlyker voorkwam. Wat dunkt u dat ons te doen Maat ? vroeg hy aan Herodes, na dat hy hem, op zyne wyze> de gefchiedenis van Jezus verhaald had. De koning van Gallilea haalde de ichouders op, en zweeg een goede poos ftil, om 'er iets op uittevinden. Ik weet waarlyk niet, dus fprak hy eindlyk, Tvat het beste in dit geval zy. De ondervinding leert ons daaglyks, dat deeze nieuwe predikers hoe langer hoe grooter waardy verkrygen, naar maate wy meer belang in hun ftcllen. Ik geloof dat, by aldien wy hen geheel over 't hoofd konden zien, zy weinig of geen opgang zouden maaken. De gemeente ziet ons ftee'ds naar de oogen, en is meest al in het goede geloof, dat wy ons nimmer vernederen, om klcinigheeden met onze ernftige en belangryke befchouwing te verëeren; zo dra derhalven befpeurt zy niet, dat wy met gerugtmaakende deelnccming ergens naar kyken, of zy vestigt 'er insgelyks de oogen op, en vind 'er doorgaans meer in, dan'cr weezenlyk in is. Is nu het voorwerp onzer befchouwing indedaad in ons nadeel; verkondigt of behelst het waarheeden of ontdekkingen, waardoor onze zwakheeden en gebreken ten toon gefield en ten breedften uitgemcetcn worden, dan wer-  werken veelal onze poogingen en naarfpeuringen ftcrker in ons nadeel, dan de zaak zelve zou gedaan hebben, welke wy vreesden, en waarvan wy aldus de gevolgen wilden voorkomen. Deeze zelfde Jezus bewyst myn gezegde. Myn vader liet zig in 't hoofd brengen, dat het oude fpreukje van der Jooden Mesfias op 't punt was van zyn vervulling te krygen, en dat 'er te Bethlehem een kind gebooren was , in zulke verwonderlyke omftandigheeden, dat men aldaar niet twyffelde, of het was de zolangverwagte verlosfer en koning van Israël. Hy iloeg geloof aan dit dwaaze gerugt, dat van zelve verdweenen zou zyn, zo hy het niet met zyne vorstlyke opmerking vereerd had; aanftonds geloofden zyne hovelingen het ook, cn hunne vrienden cn aanhangers twyffeiden 'er vervolgens niet aan. Straks vliegen de gewapende benden van myn onvoorzigtigen vader naarBethlehem enzetten het in een verfchriklyk bloedbad, en toen geloofden al de Israëliërs, die belang by een ftaatsömwending hadden, dat de zogenaamde Mesfias indedaad gebooren was, en thans gelooven zy het des tc meer, nu dit wonderkind, het koninglyke zwaard ontkomen, door nog verwonderlyker omfiandighecden dan by zyne geboorte omringd, als een groot manen uitmuntend prediker ten toneele treed. F 4 , Ife  H 88 X Ik moet rechtvaardig zyn, en ten grootfiea dceJe tnyns vaders voorbaarigheid de fchuld g'eeven, van de gefchiedenis die ons thans belemmert < had hy met deczen Jezus in zyn wieg gelachen, wy zouden voorzeker thans niet weeten, dat 'er zodanig een man in de waereld was. En ik zelfs, ik heb, dc waarheid van myn gezegde ondervonden. Een zeldzaam man , Johannes de dooper gehecten, verfchyntaan myn hof: zyne leevcnswys was weinig minder dan woest, en zyne zeden in 't geheel niet befchaafd; hy bezat echter eene zeekcre inncemenheid, die dezuivere oprechtheid doorgaands vergezelt: hy verkondigde Waarhccdcn, die, hoe verdrietig ook voor ons vorstlyk belang, echter, door de wy/.e van ze voorteftcllcn, niet gansch cn al op myn hart afftuitcden. Hy had by my den vryen toegang, cn, tegen de beftendige gewoonte aan van allen, die ten hove verfchcencn, maakte hy 'er nimmer een cigenbaatig of fiegt gebruik van: zekerlyk week hy verre af van de grondbcginzcls, zonder welken dc troonen niet lang beftaan kunnen ; maar die afwykingen zelfs moesten by hem dienen, om myn weczenlyk welzyn te bevorderen. Met een woord, hy had eigcnlyk vuurigc liefde voor myn perzoon, maar onverzoenlyken haat tegen het geene hy als gebreken in my bcfchouwde. Zo  H sp )•( Zo lang ik deezen 'man liet geworden, hoordé men zyne predikatiën eerst met nieuwsgierigheid en ' vervolgens 'met onverfehilligheid. Zomtyds bewonderden zyne - toehoorders dc Tchoone zaaken, die hy hen vertelden; maar byden grootfteri hoop bleef het loutere bewondering : cenigen lieten zig door hëm'doopëh, en anderen, misfehien op'hoop van door' deezen nieuwen meester hunnen ftaat tc kunnen verbeteren, werden zyne aanhangers , of leerlingen, en alle deezen waren indedaad onfehadelyke infecten/zo lang'zy niet getergd werden.' Myn huuwlyk met Herodias, met de vorstlyke bcginzels, maar gansch niet met den Joodfchen Godsdienst, ftrookende, had het ongeluk vanheni geweldig tc mishaagen • hy nam dc moeite om my déswegens te koomen onnderhóuden, cn op een bitfeier toon te beftraffe, dan hy anders gewoon was. Ik, oirvoorzigtig genoeg om het den 'wclmeenenden prediker kwalyk te neem'en, laat hem in de gevangenis fmyten, en zie daar het eerfté oogenblik, waarin hyvan belang voor het volk en gcvaarlyk voor myn rust word. ;Een iege- lyk herdenkt de waarheeden die Johanncs gezegd heeft een iegelyk past ze op my toe, cn myn huuwlyk, dat men airede genoegzaam vergeetcn had, word het voorwerp der algemecnen overwecging , berisping, en afkeuring.. Zyn aanhang, tot nog toe, zig by bcfpicgelingen opgehouden F 5 heb-  X 90 >.< hébbende, waar by het gemeen genoeglyk voortdroomt zonder den ftaat te benadeelen, vestigt de oogen op my, en weldra vind het in my een egtbreeker, een godlasteraar, een dwingland en dergelykea. Deeze eerfte flap bragt my, ondanks my zelve tot een tweede, die nog erger was. De berispingen van Johannes zweefde op aller tongen , en werden te bitterer, naar maate men in het lot ▼an den gevangenen deelde. Myne koningin trok dit zo zeer ter harte, dat zy een toeleg fmeedde om den prediker haare wraak te doen gevoelen : op een vrolyke maaltyd, waar ik niets minder dan op Johannes dagt, verrascht zy myne gulhartigheid : ik zweer aan haar dogter de vervulling van een eisch, die nog niet gedaan was, en het looze meisje, my op het woord vattende, vordert het hoofd van Johannes: myn eed was niet te her» roepen; de prediker verliest het leeven, en zie daar het oogenblik; waarin men my, met al de affchuuwlyke naamen bctyteld, waarmede men den ergften moordenaar en het vloekwaardigst monfter kan affchilderen. En wat denkt gy, dat ik, behalven dit, 'er by gewonnen heb, met betrekking tot de haatlykc waarheeden, die de vroome man van te vooren, zonder cenige nadeelige gevolgen voor myn ryksgebied, gepredikt had? — die zelfde waarheeden wor-  X 91 X worden nu met den grootften yver voortverkondigd; breiden zig allerweegen uit; vinden geloof t cn worden door den dood van Johannes, die men als het flagtöffer van dezelven befchouwd, voor volkomen bevestigd gehouden. Niets van dit alles ware 'er voorzeeker gebeurd, had ik my de godvrugtige vitteryen van deezen Johannes niet aangetrokken ; had ik hem met die onverfchilligheid befchouwd, waarmede allevorften de naauwgezette zedenpredikers behoorden te befchouwen: zy verdwynen wanneer zy niet in aanmerking komen, en verftrekken het gemeen tot een fpeelpop of bullebak, overal waar het oppergezag handelt, als of'er deeze kaakelaars niet waren. Het is een flag van menfehen dat gehoord wil worden en van belang wil weczen, het zy dan in de paleizen of in dc hutten ; gelukt het hen in dc eerlten, dan ondermynen zy weldra den troon; maar beperkt men hen wyslyk tot de laatften, dan is het hoogftc kwaad, dat zy uitrigten, dat zy hier of daar een ftrooije dak of een kleien wand doen fidderen. ' Begrypt nu zelfs, Cajaphas! wat raad iku in deczen kan gceven. Naar het my voorkomt hebt gy u'reeds te fterk met deezen man ingelaaten, en elke handeling, die gy met hem verder onderneemt, is een ftrik, waar in gy u.te meer verward, en waarvan de uitkomst nooit tot uw \ctr-  ):( 92 ):( Vóordcel kan zyn. Jezus verkondigt waarheeden , haatlyk [voor de grooten; maar gaarne gehoord by het flegte volk : hy doet wonderen; bcwyst weldaaden en word algemeen bemind; hoe kan men de geweldige vyand van zulk een man worden , zonder hem te meer gezag by te zetten, en een gevaarlyken aanhang tegen zig te formeeren? De Hoogcpriester had geheel andere taal vervaagt van een koning. Dat de grooten, die de fpil zyn, waarop de troonbelangcn draaien, de waarheid dorften weeten ea belyden ; kwam hem niet vreemd te vooren ; maar dat een vorst zig vernederde om de menfehen en zig zelve te kennen, en moeds genoeg had, om 'er openhartig vooruit te komen, fcheen hem een tegenftrydigheid te weezen. Hy begeerde deezen Herodcs nader te kennen. Maar, Vorst! vroeg hy, moeten wy dan den prediker van zulke haatlyke waarheeden dulden ? kan onze grootheid ongeftraft zo fel een hoon vcrduuren? De koning lachte. Meent gy dan, Cajaphas! zei hy, dat wy vorsten en heerfchers indedaad die geenen zyn, waarvoor wy by de menigte, die door onzen glansch is blind gefchitterd, te boek ftaan? Verbeeld gy u, dat wy fteeds zonnen zonder vlekken zyn; dat onze troonhemel altoos on- be-  X 93 X bewolkt is., efi dat ons hoofd nimmer duizelt?; onze kniën nimmer tegen ekander ftoot en, waar neer dfc vreeslyke hand van den gedügften God, van het «Igemeen gevoelen, op de wanden van onze paleizen.fcbryft: Gy zyt byons.gewocgea en te ligt bevonden'? Ce waarheid is aan den biikfem gelyk; zy word door' niets gefluit, en men brengt -flegts zyn dwaasheid én zwakheid in den hèïlto 'dëg , door 'cr zig tegen te willen verzetten. - Een koning is gelyk aan het doel, waar op de boogfchutters mikken i onder de veelvuldige pylrn, die op hem worden afgcfchooten. moeten 'èr ■voorzeker eenigen zyn , die hem treffen, het zy zulks aan louter toeval, of aan de bedreevenhetd van den fchutter te wytén zy: moeten 'er zoratyds eenigen zyn, die hem, op ongeleegen plaatfen, fmartcl'yke v/onden v'erooïzaaken; die he$i Zelfs ter neder kunnen vellen i maar van welkeen nitwerking, dénkt gy, dat het op de boogfchatters wëezeh zon, wanneer het getroffen doel Z% deswegens beklaagen wilde ? Immers zouden zeggen , hebben wy u aldaargeplaatst om, dóör ons getroffen te worden? — Wat doet men-te de hoogte, wanneer men niet gezien wil weezen', en waarom maakt men het verfchriklykst gcrugt, wanneer men niet gehoord wil worden ? -— Tégen dergelyken vraagen kan niemand indruisfchën zonder zig befpotlyk te maaken; zonder al den in  X 94 X Invloed, gezag en magt te verliezen, die hy op de ernffige vraagers hebben mogt. De waarheid te willen doen zwygen, en te (Willen beletten dat het dag worde, is genoegzaam iet zelfde. Wanneer dc helfchynende zon onfec zwartheid-of; naaktheid openbaar maakt, is het dan onze zaak, tym vloekende en raazende tegen -dat hemellicht uittevaaren ? Is het niet voorzigtiger en béter, om ongemerkt onzen fpyt te verkroppen, of onze gebreken te yerbeteren ? Dat men niet kan weeren moet men dulden, Onze weezenlyke grootheid beftaat in dc verbeelding van onze onderdaanen; wanneer wy dezelve recht willen leeren kennen, dan moet het hart van -Jde tong fpreeken, en in dit geval is dc zuivere -{waarheid ons van oneindig meer dienst dan dc leugenachtige vleiëry. De onverfchrokken hand,, die ons de fmetten durft aanwyzen, die buiten ons iwceten of fchuld, door onze hovelingen, onzen ikoninglyken mantel zyn aangewreeven , of die het ions weinig moeite kost, om te verhelpen, verdient ioiet afgekapt tc worden: wyst dezelvcn nu en 'dan ook op onze gcliefdkoosde gebreken, wy moeten het door de vingeren zien, om der gevolgen ,Wil; want in dit geval zouden wy alle handen moeten afkappen, of volmaakt geene gebreken moeten hebben.