REDEVOERÏN °f&t TEN BETOOGE, DAT ffi£y^j£ J E s u s DE LEERAAR IS VAN DIE GODSDIENSTIGE VERLICHTING, WELKE THANS IN EUROPA DOORDRINGT. Uitgefproken in eene bijeenkomst van vrije Christenen. Te bekomen: Amfteldam, bij Schalenkamp, Keizer, PVesfing, v. Vliet , ws. Haarlem. F. Bohn -, C. Plaat, en A. Loosjens. Leijden, Cijfvecr, Herding, Honkoopt v. Tifelen, Meerburg enz. Delft, de G oot en Roelofswaard. • Dordrecht, B/usfé , de Haas , v. Braam de Plugt, enz. Rotterdam, Hot hal v. d. Dries, Pais, D Fis, J. van Santen, Meijer, IVed. v. Heel enz. 's Hage , Thierij en M^nRm, Bouyink , Klis en Zoon, Lei üw.enflijn enz. Utrecht, G. T. v. Paddenburg en Zoon. Leeuwaarden Cahaü en v. Sligh. Groningen. Oomkens, IV. Zuiderita, Spoormaker enz. Hoorn , Vermande en Br eekaart. Deventer, G. Brouwer, Kerfenberg en Leemhorst. Arnhem, Moeleman, Troost en J. Nijhof. 's Bosch, Palier. Middelburg, IV. en J. Abrahams, Gillisfin, Keel enz. En verder alom in alle stee den en Plaatzen dezer Republiek.   jfohann. VIII, 12: Jesus dan fprak wederom tot hen, zeggende: Ik ben het licht der weereld. Die mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben. — Jhïet getuigenis, dat Jesus Christus van zich zeiven geeft, is allerwaarachtigst, wanneer hij het menschdom toeroept: Ik ben het licht der weereld. Jesus is in de weereld gekomen, om de dwaling te bevrijden , de kennisX der waarheid uittebreiden, en door den aandrang op deugd en gerechtigheid het menschdom gelukkig te maaken. Geert mensch had vóór hem dit werk met zoo veel ernst ontgonnen, met zoo veel ftandvastigheid voortgezet, noch voor het zelve zoo veele ea zoo groote opofferingen gedaan. De bedoelingen der Propheten, de Patrioten in Israël, bepaalden zich tot het Joodfche volk; ze waren ook niet van die uitgebreidheid, dat dezelve eene geheele verlichting, eene algemeene verA bs'  C » ) betering van kundigheden en denkwijze konden bewerken; en het werk der Wijsgeercn, de vcrlichters der overige volken, was ten allen tijde zeer gebrekkig, zeer onvolkomen. Deezen kanreden zich wel tegen de grooffte ongerijmdhcdeji, en deeden cenen aanval op de buite^fpoorigfte begrippen; dan hunne denkbeelden waren niet genoegzaam opgeklaard, om de waarheid alom in het zuiverde licht te kunnen p'aatzen, want daar zij de eene dwaling beftreeden, verdedigden zij vaak t!e andere. Hunne leeringen waren, meestal, binnen den engen kring van eene wijsgeerige fchool beperkt. —— De verbetering en het geiuk van het menschdom was ook niet bij allen het verheven doel der vverkzaame pogingen; eigenliefde, zugt naar roem was de drijfveer bij veelen; en weinigen hadden moeds genoeg, om te üaan ten tijde van vervolging, en groote opofferingen te doen ten nutte der waarheid. Jesus onderfcheidt zich hier op de voordeeligfle wijze; Hij is de groote verlichter, Hij is de waare menfehenvriend, ziV.e lecringen leiden het menschdom langs den veiligftcn en gemakkelijkiten weg ter opfpooring der waarl.eid, en gewillig wordt hij de mar-  ( 3 ) martelaar van zijne nutte ontdekkingen en vari zijne grootmoedige merifchenliefdé. Jesus is het licht de- weereltf; Hij verkondigt eéné Hemelfche Wijsheid op aarde, daar hij de volken leert in den God van het heel al den algemeenen Vader te aanbidden in g&est en ih waarheid. Aan de befchouwing der Godsdienjlige verlichting zal deeze redevoering gewijd zijn. Ik zal u den besten Leeraar Jesus als deii grooten verlichter voorftellen : Vervolgens aanwijzen , hoe bij het menschdom, van tijd tot tijd, Jesus heilvolle verrigtingen werden tegengewerkt. Ën dan een oog wenden naar de tegenwoordige tijden, in welken de glans der verlichting doordraait, en de uur gekomen is, dat de waare aanbidders den Vader aanbidden in geest en in waarheid, den Vader, die üit de duisternis het licht doet dagen. Het oogmerk van Jesus , den grooten Volks - leeraar, bedoelt den Godsdienst te rug te brengen tot deszelfs oorfpronglijke eenvouwdigheid, en eene algemeene Godsdienstleer te verkondigen voor alle menfchen. —— 'A z Hij  C 4 ) beijvert zich met den meesten ernst, om den Godsdienst der reden te heriiellen, dien te zuiveren van de bijvoegzels en verdichtzelen der menfehen, en den Eeuwigen aantewijzen in zijne Volmaaktheden, zoo als Hij is: nimmer tragt Jesus door het voortplanten van bijzondere, vreemde, nieuwe gevoelens zich eencn aanhang te bezorgen onder de volken; doorloopt zijne geheele levensgefchiedenis, vestigt het oog op alle zijne verrigtingen, nergens vindt gij grond, om hem van het tegendeel te verdenken. Men ■ had in 't algemeen zeer verkeerde, buiten fp orige , onwaardige begrippen van den oorfprorig der wezens: behalven een geheel rijk van Goden, door de verbeelding uitgedagt, aari wien men onderfcheidene vermogens eii bekwaamheden toekende, was het denkbeeld, dat men zich van den Oppcrlten eri Magtiguen Bettuurder vormde, zeer ongerijmd, zeer bekrompen; men hegte *er zwakheden en gebreken aan, en het geen men ih de menfehen hoog berispelijk vondt, erkende men in cc Godheid zelve. De offerhanden en plegtigheden, waar mede men den Vorst der weereld wilde bevredigen , zijn ook fpre- ken-  C 5 ) kende bewijzen voor de min verhevene Godsdienst-begrippen der volken; zij rekenden kleene, geringe opofferingen vermogend genoeg, om het gebrekkige van hunnen zedelijken wandel aantevullen; wanneer flechts de altaar rookte, en de feesten op de beftemde tijden prachtig gevierd wierden, meende men de goedkeuring van den Almagtigen te hebben, en maakte aanfpraak op den naam van Godsdienftig: dan, door dit alles werd het hart niet verbeterd, de deugd en het heil der menfehen niet bevorderd. Jesus gaat deeze ongerijmde denkwijze tegen, daar Hij leert? dat zonder braafheid van zeden niemand de goedkeuring van zijnen God verwerft. J e- sus en zijne Apostelen bewerken de verlichting, wanneer zij ons verzekeren, dat de fchenker van alle goede gaven, de Vader der lichten van V menfehen handen niet gediend •wordt, ah iets behoevende. Daar Jesus fpreekt wijkt de duisternis. — Hij brengt het menschdom van den onteerenden dienst aan verworvene afgoden tot den waaragugen, den eeuwig levenden God te rug. —- Hij verkondigt waarheden door wanbegrippen verduisterd r A 3 1 k  Hij ontdekt plichten door bijgeloof in het hart gefmoord. Zijn mond ademt waarheid, liefde, weldadigheid, geduld, lijdzaam-, zagtmoedig- en gerechtigheid, en zijn uitmuntend voorbeeld geeft het fterkst vertrouwen aan zijne woorden zo wel, als den hoog nodigen aandrang ter beoefening van de verbevenfte deugden. Daar het bijgeloof, gewoon door fchrik en vrees over het geweten der menfehen te heerfchen, het hart vaak zidderen deed bij het denkbeeld der Godheid, heeft Jesus de beminnenswaardigfte eigenfehappen van zijnen en, onzen God ontdekt. Hij leert ons den Heer der weereld kennen, niet als eenen geftrengen en willekeurigen Vorst, maar als den besten, den welmeenendflen, den liefderijknen Vader, die niets vuuriger begeert dan het heil van zijne kinderen. In het Evangelie wordt de Schepper van het heel-al fleeds voorgefteld als de Vader van het menschdom. Hoe juist is dat denkbeeld berekend voor de verhevene i bedoelingen van den grooten Verlichter! Het bevordert den zuiveren, algemeenen Godsdienst, en bewer/.t die broederlijke vereeniging, welkte den mensch, vreede, genoegen en vreugde 'aan-  C 7 ) aanbrengt. Is de eeuwige God de Vader van het menschdom, dan zijn alle redenlijke bewooners der aarde zijne kinderen, en hebben tot den algemeenen Vader de zelfde betrekking; de Godsdienst wordt dan algemeen, de plichten gelijk, en de verplichting de zelfde voor alle gellagten. ,Hoe naauw, hoe teder wordt de band der onderlinge vereeniging bij de herinnering, dat wij allen gewrogten van de zelfde oorzaak, kinderen van, éénen Vader zijn? hier is de grondflag der verplichting om L~od te beminnen boven alles en den naasten als ons zeiven. In den natuurgenoot aanfcliouwt de mensch zijnen broeder; dit is hem de krachtigfte aandrang tot liefde en weldadigheid, een fcheYpe fpoorflag tot groote en edele bedrijven! zoo leidt Jesus het menschdom dooide verheeventle leeringen en de grootmoedigfie plichten tot het volzaligst geluk. Door de verlichting van het Euangelie wordt de afzondering, door het verfchil in Go.'!>dieaftige begrippen tusfehen de volken wel eer veroorzaakt, geheel weggenomen. Het bekrompen denkbeeld van befchermgoden, zoo vernederend voor den Almagtigen Beduurder A 4 der  C«3 der weereld, moet wijken voor die verhevene en waardige leeringen, welke verzekeren, dat uit alle volken zij, die deugd en gerechtigheid oefenen, Gode aangenaam zijn. Het bijgeloof, de werkzaamheden der Godheid naar den last van 'jsmenfchenarbeid afmetende, verdichte eenen tallozen drom van Gode.i, aan wier zorg men het beduur over de onderfcheidene deelen der weereld toeeigende: de bijzondere volken dienden meer bijzonder hunne befcherm-goden, en de beden, die zij bij de altaaren uitftorteden, waren vaak ten koste van andere volken. Hoe verkeerd is niet het denkbeeld, dat de jooden van hunnen jehova vormen, juist gefchikt om den trots der natie te vleien, der eigenliefde voedzel te geven, en te bewerken eene honende verrachting van het overige menschdom; het maakt den Israëliet laatdukend op zijne nietsbeduidende afkomst van Abraham. -— Wat laat hij zich niet voorftaan op weinig bereekenende Voorouderen, hij ziet met een fmadend oog op allen, die niet met hem uit denzelfden fiamvader gefproten zijn. Jesus vernedert dezen trots, daar Hij verzekert, dat V veelen zullen komen van Oost en IVest, en aanzitten met A c R A •  Abraham, IsaMk en Jakob in het Koningrijk der hemelen; (*) en de vraag van den Apostel: is God een God der Jooden, en niet een God der Heidenen? duidt de ongerijmdheid aan van dit hatelijk Volks-vooröordeel. Het is het doel van den grooten Verlichter, alle volken door de edelfte broederliefde te vereenigen, en - alle haat, voortfpruitende uit drjft en ijver voor bijzondere gevoelens, wordt vernietigd door de begrippen van éénen algemeenen Godsdienst, den welken Jesus verkondigt. Jesus beilrijdt ook het fchadelijke wanbegrip , dat de uitoefening van den Godsdienst aarf tempels en bijzondere plaatzen bindt: de uure komt, zegt Hij tot de Samaritaane, dat gijlieden noch op den Gerizim, noch de Jooden te Jerufalem, den Vader zult aanbidden; maar de uwe komt, en is nu, wanneer de waare aanbidders den Vader zullen aanbidden in Geest enin waarheid. Bedriegelijke Priesters, die bij de aankweeking van vooröordeelen en bijgelovige dwalingen hun belang, hun -voordeel vonden, hadden den dienst der Goden dusdanig ingerigt, dat (*) Matth. VIII. u. A 5  C 10 ) dat die noodwendig hunne tempels en hunne per-i ionen vorderde; geheel anders handelt de eer. lijke, de onbaatzugtige Jesus, die den weg naar Gods heiligdom aanwijst, en den toegang tot den Vader voor allen opent: listige Priefters, door fnoode hebzugt aangedreven, beweerden, dat hunne tusfchenkomst bij den dienst der Godheid onvermijdelijk, onontbeerlijk was; maar J esus erkent in eiken mensch eenen Priefter des Allerhoogften, en herftelt hem in zijn natuurlijk recht, om zelf de begeerte * van het hart aan den Vorst der weereld optedragen. Het is niet nodig, dat de Christen door den mond van zijne broederen den Algemeenen Vader aanfpreekej het is niet nodig, dat hij, alleen uit tempels, en kerken, zijne verzoeken ten hemel zende, of de dankbaare gevoelens der ziel in het midden der vergaderde menigte uitboezeme. Hij weet, dat de Eeuwige Geest in geene tempelen met handen gemaakt woone; de ftille oorden zijn hem ook gewijde tempels,gefehikt tot Godsdienftigen bepeinzingen, en ter overweging van zijnen plicht; J e s u s heeft hem ook den afgezonderden binne-kamer ter verrigting van het Godsdienftig werk aangewezen,en elke edele,Godvrugtige aan-  ( rt ) aandoening maakt hem dadelijk bevoegd tot dea troon der Godheid. De handelwijze van Jesus verfchilt ook geheel van die der verkondigers van nieuwe Godsdienftige gevodens: dee en vorderden vaak plegtigheden tot onderfcheidende kenmerken van hunne bijzondere Godtsdienst-leer; maar Hij, die geene vreemde leringen tot het voorwerp van 'smenfehen geloof fielt, die geene willekeurige plichten vordert , hecht ook nimmer eenige waarde aan de uiterlijke vertoning van den Godsdienst: en geen wonder; want, behalven dat plegtigheden min vermogend werken op de verbetering van het hart, zo waren ze ook ftrijdig met die algemeenheid van Godsdienst, welke Jesus op aarde herftelde. —■ Plegtigheden bevorderen afzondering, ze hebben eenen afgefcheiden aanhang ten gevolge; deezen te weeren, deezen te vernietigen is het groote doel van Jesus, den herfteller van den Godsdienst der reden; met den meeflen ernst gaat hij de denkwijze dier Jooden te keer, die de waarneeming van godsdienftige plegtigheden het werk van den Godsdienst noemden, hij fielt, ze hen als klenigheden, als beuzelingen voor, en  en zijne voorfchriften lopen op dcrzelver geIieele affchaffing uit — Jesus heeft de wet der vrijheid verkondigt; plegtigheden vernederen den Geest, willekeurige geboden zijn een teeken van flavernij, zij hangen af van het welbehagen van den Wetgever, en vorderen eene lijdelijke, flaaffche ziel; gij hoort ze uit den mond van den Leeraar der vrijheid niet; deeze noodigt, met alle vriendelijk- en hartelijkheid, tot de aanneeming en erkentenis van zijne vrije beginzels allen, die gedrukt werden door den last van niets beduidende plegtigheden en vervelende tempel - gebruiken. Komt herwaar a's tot mij, allen die belast en beladen zijt, ik zal u ruste geven, neemt mijn juk op u, het is zagt en de last ligt, (*) ligte gemakkelij-. ke last, die door geene andere, dan de plichten der natuur, de fchouders van allen gelijkelijk drukt! want Jesus kondigt de gelijkheid aan. En voorzeeker deeze werd nergens voortreffelijker geleeraard, op dezelve nimmer ernltiger aan- O Matth. XI. 28.  ( i3 ) aangedrongen, dan door den onvergelijkelijken Volks-Verlichter: het geen gij wilt dat u d& menfehen doen, doet hen ook alzoo, is de leer der billijkheid en der gelijkheid. In het Evangelie vindt men geen enkel woord van bevoorrechte Handen, den rijken den aanzienelijken wordt daar geene waarde toegekend. Jesus wendt zich naar de armen, Hij is de vriend, de Vorfpraak der verdrukten, der verfmaaden, ook Kimnehthalve" berispt hij met den meeften ernst de ongerechtigheden der grooten, de onderdrukkers van het volk. Hij ontmaskert de geveinsde fchjjnheiiigheid der Pharizeën en Schriftgeleerden, die het voorwendzel van den Godsdienst ter bereiking van hunne ftaatzugtige inzigten bezigden; tegen de zulken is Hij geflreng, maar tegen het misleide, het dwalende volk, grootmoedig, liefderijk. Hij vernedert den trots der grooten, terwijl hij den moed der armen, der nedrigen opbeurt. Hoe gunffig, hoe voordeelig. onderfcheidt zich hier wederom de edeldenkende Jesus van de verwaande wijsgeeren der Heidenen en van de opgeblazen leeraaren der Joodcn; Hij twist niet, hij*roept niet, hij verbreekt het gekrookte riet via; hij blust het roo'  C H) makende lemmet niet uit ! (*) Door een onbaatzugtig voorbeeld, en door nadrukkelijke vermaningen, dringt Hij zeer ernftig op de gelijkheid onder de zijner aan: wanneer de IVioedef van Jacobös en Johannes , geheel ingenomen met de hoop op een aardsch Koningrijk, de aanzienelijkfte eerposten voor haare zoonen bij de verheffing van den Messias begeert, beledigde dit verzoek de overige Apostelen, zij merkten het aan als ten hunnen koste gedaan; maar Jesus beftraft de onredelijke eifeheres en de verontwaardigden beidé, met deeze tot nedrigheid en zelf verlochêning dringende aanmaning: Be overfie der volken voeren heerfchappij, en de groote gebruiken macht; doch alzoo zal het onder u niet zijn, maar zco wie onder u zal willen groot worden, die zij uwe dienaar, en zoo wie onder u zal willen de eer(le, zijn, die zij uwe dienstknegt: (f) En op eenen andederen tijd veroordeelt Hij de heerschzugt der Apostelen met deeze gelijkheid ademende woorden: zijt niet veele mee/Iers, want gij zijt allen Broeders. Ne- £•) Matth. XII. ip , só. (t; Matth. XX. 25, lö, 27.  C 15 > Nedrigheid en zelfsvcrlochening is meest kenbaar in de daaden en in het voorbeeld van den Verlichter: boven zijne Apostelen zoekt Hij geen voordeel, geen gemak; Wil eene verbaasde en dankbaare menigte Hem ten troon verheffen, Hij weigert hunne fchitterende aanbiedingen met eene verhevenheid van ziel,zijn edel eharacter waardig. Zoo toont Jesus door woorden en voorbeeld in alle gevallen, dat Hij niet zijne, maar de eer van zijnen Hemelfcheti Vader en het heil, de verlichting der menfchea bedoelde. Dan, ten koste van de rust, den voorfpoed en het geluk der menfehen, werd dit licht verduifterd; verkeerde en zondige bedoelingen kanteden zich vaak tegen de verlichting, door Jesus Christus zoo gezegend bewerkt. Naauwiijks had de groote Verlichter den Godsdienst der reden herfteld, naauwiijks had Hij den Godsdienst terug gebragt tot de oorfprongelijke eenvouwdigheid, of de wijsgeeren dier eeuw ontluiiterden denzelvcn door verkeerde en fchadelijke bijvoegzcls. Reeds ten tijde van Jesus Apostelen zag men in de gemeente mannen voortreden, die de belijderen van  C iO van het eenvouwdige Christendom tot hunne vorige Godsdienftige gebruiken wilden verpligten, en men hoorde eene verkeerde leer, vol dwalingen, verkondigen. De Joodschgezinde Christenen wilden de wet en de plegtigheden handhaven, zij beweerden dat de Heidenen geen deel konden verkrügen aan de beloften van het Euangelie, als door middel der befnijdenis. Verderfelijk voor de verlichting werden ook die Wijsgeeren, die de dwalingen djr volken vermengden met de waarheden van den Godsdienst. Onder deezen waren de Gnostiken het meest gevaarelijk; zij kwamen uit het Ooften te voorfchijn, uit de Alexandrijnfche fchool; hunne leer was een wangedrogt, geteeld uit de Pijthagorifche of Platonifche te gelijk met de Oofterfche Wijsbegeerteen hunne fchadelijke gevoelens lieten zich in zo veele onderfcheidene vormen gieten, als 'er verkeerde bevattingen der menfehen waren, die dezelve op verfchillende wijze voorftelden; want de een voegde 'er iets bij, de ander deed 'er wat af. Door dit alles werdt het licht van den besten Godsdienst beneveld, de waarheid door Jesus verkondigd bedreden, en de deugd, de hoofdzaak  C 17 ) zaak van alles, uit het oog verlooren: Men hield zich druk bezig met twisten over de ongerijmdfte gevoelens, men durfde Heilig beweeren, dat de waereld niet van God, den Eeuwigen, den alleen Magtigen, maar van eenige mindere wezens gefchapen zij, die zij nevens de overige geelten en 's menfehen ziele zelve uitvloeizels uit de Eeuwige Godheid, de Volheid noemden: tegen hen fchijnt Johannes het eerfte Hoofddeel van zijn Evangelie te hebben gerigd: deeze is de Wijsbegeerte, door den Apostel Paulus met recht als ten hoogfte gevaarlijk voorgefteld, en met zoo veel verachting behandeld. De twisten de Gnostiken vonden nog geen einde toen de verregaandfie trotschheid anderen fnodelijk deed voorwenden, van Jesus zelve gezonden te zijn ter verbetering van den Godsdienst, gelijk Manes de Perfiaan, die de eenvouvvdige leer van Jesus verduifterde door het oude bijgeloof der Perfen; door hem werd het wangevoelen der Ooftcrlingen, ten aanzien van twee Eeuwige geheel itrijdige beginzelen, met eenige verandering van bekleedzei, beweerd; Hij bezwalkte, hij verminkte den besten Godsdienst door de ongerijmdite leeB rin«  C 18 ) ringen: Omtrent dezen tijd trad Origenes als uitlegger van de fchriften der Euangelisten en Apostelen te voorfchijn; hij zogt alom bij de eenvouwdige gezegden van Jesus ingewikkelde bedoelingen, en eenen verbloemden, geheimzinnigen, zoo genaamden geeftelijken zin in woorden, welker klaar- en duidelijkheid genoegzaam berekend is voor de min opgeklaarde en bekrompene verftanden; dus werd de Godsdienst aan het verdichtzel der verbeelding en aan de grilligheden der menfehen onderworpen. De vierde en vijfde eeuw waren vrugtbaar in nodeloze gefchillen en onzalige fcheuringen. Zij bragten D onatus, Arius, Pelagius, Nestorius, Eutijches en anderen voort, welker aanhangeren en voorftanders eikanderen onderling verketterden, verdoemden en met vuur en zwaard vervolgden: de duiilernis nam meer en meer de overhand, van het helder Euangelie - licht bleef naauwiijks eene flaauwe fchemering overig. Zij, wier plicht het boven anderen was de waarheid aan te wijzen en het menschdom voor te lichten, hadden flinkfche bedoelingen, offerden braafheid, eerlijkheid en deugd op aan baatzugtig'eigenbelang, en maakten  C 19 ) ten gebruik van de diepe onkunde van het domme volk. Zij zeiven belemmerden den vrijen mensch den door Jesus geopenden toegang toe God, en waren oorzaak, dat elk bijzonder genootfehap, ja elk mensch zich eenen afgeftorvencn natuurgenoot als befcherm-engel koos, dien eerbiedigde, en om deszelfs hulp en voorfpraak bij den Almagtigen fmeekte. Men deed al verdere flappen tot de woestheid ,der barbaarfche tijden. In de dertiende eeuw na het opgaan der verlichtende heilzon, dwong men den mensch doodde hevigfle vervolgingen tot het erkennen van uitvindingen der verbeelding, die door de zintuigen zelve werden weêrfproken. Eindelijk herleefden de letteren in de vijftiende eeuw, en hier uit werd eenige jaaren laater de hervorming geboren, aangevangen door Luther, Zwinglius, Calvijn en andere kundige, gewigte mannen. Dan ook deezen hebben het Christendom niet herfleld, zij hebben den Godsdienst niet terug gebragt tot de oorfprongelijke eenvouwdigheid. Aan het geen zij in anderen te keer gingen, maakten zij zich zeiven fchuldig. Zij veroordeelden de bijvoegzels der menfehen, en maakten te gelijk B 2 zeiven  C 20 ) zeiven geloofsbepalingen. Met de eene hand verbraken zij het juk, terwijl de andere kluifters voor het geweten fmeedde. Men hield ook van tijd tot tijd menigvuldige Sijnodens en Kerkvergaderingen; dan deeze, wel verre van het kwaad te heelen of mede te werken tot de verlichting, verwijderden onophoudelijk de breuken, voedden de twisten, vermeerderden de fcheuringen, en fielden door nieuwe geloofs artikelen nieuwe beletzeis aan de verlichting. Dus werkten Jesus belijderen tegen de bedoelingen van hunnen grooten Meefler aan, en handelden geheel flrijdig met den aart van den besten Godsdienst, die alleen liefde ademt, en de verlichting, de welvaart van het menschdom beoogt. Wie zijn dan de vijanden der Goddelijke | verlichting? men vind ze bij ce vooruanders van eene verkeerde Wijsbegeerte, van eene Godlooze flaatkunde, en bij de baatzugtige en onwaardige leeraaren van den Godsdienst. 'Er kan niets zoo: [ongerijmd uitgedagt worden, het welk niet door eenen der Wijsgeeren beweerd wordt, zegt de geleerde Cicero; en de volgende eeuwen hebbben de gegrondheid  C ai ) beid van dit zeggen mede bevestigd: door den zeer digten nevel der heidenfche Wijsbegeerte werdt de heldere glans van het Evangelielicht verduisterd; de Wijsbegeerte Her volken heeft den Godsdienst met veele bijvoegzels, ongerijmdheden en dwalingen befmet. Uit de fchool van Plato kwam het denkbeeld van de Goddelijke uitvloeizels te voorfchijn, in het brein der Platonisten zijn de onderfcheidene rangen en heerfchappijen van Geesten en Engelen geboren. De duistere bovennatuurkunde der Peripatetifche Wijsgeeren was oorzaak, dat men onder de Christenen over eene eerfte en eeuwige flof, over de gedaante en zelfsftandigheden beuzelde. Men wilde alles in den vorm der Ariitotelifche Wijsbegeerte gieten; en hoe veel invloed maakten niet de gevoelens van des Cartes, Leibnits, Wolf en anderen op de Godsdienflige denkbeelden . der • menfehen? In de toetreding der volken tot het Christendom vindt men ook de bron van veele dwalingen en verkeerdheden. Het was niet mogelijk alle vorige gevoelens, gewoonten en gebruiken in 't algemeen geheel te verzaken, B 3 te  C *9 ) te meer, daar zeer veelen niet genoegzaam ingelicht waren in den aart en de bedoelingen van Jesus Godsdienst; nan eenen zigtbaaren eerdienst, aan plegtigheden, aan de pracht van vrolijke feesten gewon, zagen zij dit alles gaarne in de Kerk van Jesus ingevoerd: baatzugtige bedienaren van den Godsdienst maakten gebruik van deeze verkeerde volks - neiging ter vermeerdering van hunne fchatten, en vestigden hun'aanzien, hunne macht en grootheid op de onkunde van het domme volk: Geheel ltrijdig met de oogmerken van den nederigen Jesus was de pracht, het vermogen en de heerschzugt der Bisfchoppen met de helft der derde eeuw zoo zeer toegenomen, dat een der Heidenfche Keizers (*) verklaarde, minder eenen mededinger naar den troon, dan eenen Bisfchop op den lToel van Rome te dugten. De Kerk zag van tijd tot tijd in haaren boezem onwaardige leeraaren, die bij de verduistering van het licht der reden, bij de aankweeking van dwalingen hun voordeel, hunne grootheid zogten; de verfoeieüjkfle baatzugt ken- (*) Decius,  ( 23 ) kende hier geene paaien; zij ondernam den fchandelijkften en bedrieglijkfteu handel, zij dolf de overblijfzels der geftoryencn op, en loog van de zeiven veele wonderdadige krachten en verrigtingen. De zugt tot heerfchen, de begeerte naar tijdelijke voordeden is nog heden de drijfveer der handelingen bij zommige leeraaren van den godsdienst gebleven, zij werkt in hen de verlichting tegen , voedt de onkunde en fpreekt naar het welbehagen van den Overwinnaar. Door de toetreding der Vorilen tot het Christendom werdt eene zeer diepe wonde toegebragt aan de uitbreiding der waarheid en der verlichting. Spoedig maakten de geweldenaars der weereld den Godsdienst ondergefchikt aan hunne baatzugtige bedoelingen; Wetende, dat domheid eenen geringen tegenftand kan bieden aan de pogingen der overheerfching, floegen zij met de Priefteren de handen in een ter onderdrukking van hec volk, en ter voortplanting van onkunde en bijgeloof. Uit ftaatkunde werd dat verfchrikkelijk wangedrogt, de zoo genaamde heerfchende Kerk, geboren. — Staatkunde deed de Synoden ca Kerkelijke Vergaderingen bijeenkomen, zij zat B 4 in  C 24 ) in de zelve voor, zij deed aldaar befluiten: Alle eeuwen zedert den tijd van Keizer Comsta ntinus leveren hier van onwraakbaare bewijzen, en Nederland werd 'er in zijnen boezem van overtuigd, toen laage, heerschzugtige bedienaaren van den Godsdienst, ten gevalle van M au rits dwingelandij, te Dordrecht kluifters fmeedden voor het geweten van den vrijen mensch. Het is de ftaatkunde, die in latere, die in onze tijden en in dit land de leeraaren der heerfchende Kerk vleide, en* veelen van deezen voldeeden vaardig aan de bedoelingen der Grooten; in plaats van werkzaam te zijn aan de verlichting van het mensch ■ dom, verzaakten zij hunnen plicht en kweek' ten veroordeelen, dwalingen aan. Was het iets vreemds in zommige Godsdienstige bijeenkomften Neerlands Stadhouder aan het hoofd der Kerk te horen plaatfen, en hem het min kun. dige volk voorteftellen als den besten befchermer van Godsdienst en deugd ? daar men zelf gevoelde, dat niet de godsdienst, maar flechts het gebouw der Dordfche rechtzinnigheid, en dus ook eigene macht en grootheid, met hem ftaan of vallen zoude. Ramp-  C *5 ) Rampzalig zijn de gevolgen van dit alles, de gevolgen der afwijking van de verlichting voor het menschdom geworden! uit de ongerijmde bijvoegzels eener beuzelagtige Wijsbegeerte is het ongeloof geboren: het zijn niet de eeuwige, de onveranderlijke, de eenvouwdige waarheden van den Godsdienst , die vaak werden tegengefproken; maar de bijzondere gevoelens, de bijgevoegde leeringen der menfehen; en veelen niet doorzigtig genoeg, om het wezen der zaak van het verdichtzel te onderfcheiden, hebben het een met het andere ongelukkig verward, en den Godsdienst veracht om de verkeerde uitleggingen en dwalingen der menfehen. En hoe rampzalig is de heersch- en baatzugt der bedienaaren van den Godsdienst en de doemwaardige (taalkunde der Vorften voor het menschdom geworden? Hier van daan de wreede vervolgingen, hier van daan de onmenschte inquifitie. Zij, wier post het is de gevoelens van liefde en zagtmoedighcid voortteplanten, en zij, die met eene vaderlijke tederheid het heil des volks behooren te bewerken, verzaakten beiden hunnen plicht. Op B 5 bun  hun bevel werden moordtoneelen en brandfïapels opgericht: Hemel! welke wreede offers! men zag de aftchuwelijke tijden der fnood misleide heidenen herleven, men pijnigde, folterde en vermoorde zijne natuurgenooten, niet om dat de uitdrukkelijke taal van Jesus Evangelie, of de item der eeuwige Reden hunne gevoelens weerfprak, maar om dat de zeive niet orthodox, dat is: niet initemmende waren met de heerfchende denkwijze der tijden. Trotfche eigenliefde, gevloekte heerschzugt deeden na de hervorming eenen Beza openlijk de geoorloofdheid van het ketterdooden beweeren,, en porden eenen C a l v ij n aan, om Servetus tot den brandftapel te vervolgen , wannneer deeze weigerde geloof te geven aan de leeringen van dien wreeden, wel eer zijnen vriend. Overwegen wij dit wel, hoe dierbaaar, hoe gewigtig, hoe wenfchelljk moet ons dan de verlichting worden, welke in deeze tijden daagt : zij verdient wel, dat wij agt geven op al het geen de zelve bevorderd heeft. De gezuiverde Wijsbegeerte komt hier voornamelijk in aanmerking. In de plaats van tot fchan-  C *7 ) fchande van het gezond verfhnd zich langer optehouden met de fpitsvindigheden der beuzekgtlge fchoolgeleerdheid, heeft men de wijsheid gezogt, daar ze waarlijk en zeker te vinden is; men heeft zich met allen ijver toegelegd op de proefondervinderlijke Wijsbegeerte, en verbazende vorderingen gemaakt in de kennis' der natuur: voor haare ontdekkingen moet het bijgeloof wijken. «— Zij leert ons uit de verfchijnzels der Schepping den Schepper van het heel al in zijne waare grootheid kennen. Zij doet ons de onzienlijke dingen uit de fcheplen ver ft aan en doorzien, dus worden beide de eeuwige kracht en Goddelijkheid van den Almagtigen gekend. (*) Daar niets beduidende bovennatuurkundige fpitsvondigheden de zaaken op losfe fchroeven fielden, leert de waare Wijsbegeerte niets dan op gronden van zekerheid, zij bouwt op ontdekkingen en levert bewijzen. Zeer veel heeft dan de edele wijsbegeerte toegebragt tot die verlichting in Godsdienftige en burgerlijke begrippen, welke wij thans zien herbcrea worden. Te onderzoeker der Natuur be- (*) Rom. I, 20,  bemerkt in de fchikkingen van het heel al een alles overtreffend veritand, ze doen hem in den oneindigen Schepper de Opperrte Wijsheid eerbiedigen; de geheele natuur, opgevuld met zegeningen en weldaaden, verkondigt hem den besten, den weldadigflen, den liefderijktten Vader, en fpoort hem tot liefde en dankbaarheid aan den Eeuwigen Weldoener. Groot, verheven wordt hier het denkbeeld, dat de mensch zich van zijnen God vormt, en waardig het beste Wezen; bijgeloof en verkeerde eerdienst moet voor het zelve zwigten; de waaragtige, de eeuwige, de onveranderlijke Godsdienst wordt 'er door herfteld; deugd, waarheid en gerechtigheid worden 'er door aan het licht gebragt. De nafporingen in het rijk der natuur ontdekken ook den mensch aan den mensch zeiven, zij leeren hem zijne eigene krachten, waarde en beftemming kennen, overtuigen hem van zijne vrijheid, en ontvouwen hem de plichten en rechten van den mensch. Deeze verhevene Wijsbegeerte toont den mensch zijne oorfprongelijke waarde en grootheid, en doet hem overeenkomitig dezelve handelen : hij knielt niet voor den dwingeland, daar deeze  C 29 > deeze van den gulden troon zijne beveelen zendt, hij buigt zich niet voor de ftar, die op het kleed van eenen niets beduidenden hoveling glinftert, en vaak verworven werd door de plonderingen en wreedheden van onrechtvaardige Voorouderen; wetende, dat aller lighaamen van dezelfde ftof gebouwd zijn, en dat één bloed van gelijke verw door aller aderen Itroomt, veracht hij laage, kruipende vlijerij; de waarde der onafhangelijkheid en der vrijheid gevoelende, beurt hij moedig het hoofd op, hij kent geene onderfcheiding, dan die van verdienden er» van deugd. Eene grondige kennis van zich zeiven verzekert den mensch van zijne natuurlijke vrijheid ; daar de menfehen gelijk, en de rechten voor allen de zelfde zijn, eerbiedigt hij geene bevelen, dan de onveranderlijke wetten der natuur en die verordeningen en voorfchriften, welke door de maatfehappij zelve, in welker kring, hij leeft, bepaald of goedgekeurd werden; willekeurige bevelen der overheerfching hebben bij hem de minde kracht van verplichting niet; allerminst laat hij zijne denkwijze bepalen, het geweten duldt geene banden: daar de denk- beel-  C3o) beelden zelfs niet onder de beheerfchinp- van eite* tien wil Haan, kan hij hier geen gebod van anderen erkennen; het hangt van ons niet af in veele gevallen, wan en hoe wij denken, en nimmer kunnen wij verzekering geven van onze gevoelens voor den volgenden leeftijd (de eeuwige, onveranderlijke waarheden uitgezonderd.) Deeze echter is de onredelijke eisch , de ongeoorloofde afvordering van hen, die het geweten hunner medemenfchen willen beheerfchen, eigene begrippen anderen opdringen, en geloofs-artikelen fmeeden; zij gebieden eene flaaffche onderwerping van ziel, daar zij den onafhangelijken mensch de aangebooren vrijheid van denken betwisten, het onderzoek verhinderen, en de ontdekking der waarheid en de verlichting belemmeren. Hoe verachtelijk wordt niet in het oog van den opgeklaarden Wijsgeer dat wangedrogt, geteeld uit maatkunde en baatzugt, de heerfchende Kerk? hij ziddert op het denkbeeld! wangedrogt! bron van domheid, onrust en eerloosheid! de mensch heeft durven beftaan de denkwijze van zijne mede menfehen te bepalen, aan de belijdenis van bijzondere gevoelens, fchreeuwende onrechtvaardigheid! tijde-  C 31 ) tijdelijke voordeden te verbinden, en de vrij heid van denken met meerdere of mindere vervolging te ftraffen: zeer groot is daar door het getal der huichclaaren geworden, zeer veelen hebben zich tegen de overtuiging van het geweten bezondigd. Deeze tijden van geweld j list en bedrog eindigen, daar de zuivere wijsbegeerte haare Hem verheft, en de rechten van den mensch geleeraard worden. De Wijsbegeerte werkt verlichting, zij maakt de waarheid openbaar. Zij bevordert op> recht-, eerlijk-, braafheid en deugd, zij doet het geluk en heil voor het menschdom dagen. Dan ook uit de duisternis is hier het licht geboren: het drukkend geweld en de toenemende fnoodheid van de. machtigen der aarde hebben met het laag en fchandelijk gedrag der bedienaaren van den Godsdienst medegewerkt tot de algemeene verlichting en de vrijheid bevorderd. De mensch is van dien aart, dat hij, te zeer gedrukt, te zeer mishandeld, naar de gelegenheid grijpt, om zijne boeien te. verbreken, en het juk der overheerfching te verbrijzelen; onze leef-  CsO leeftijd geeft 'er bevestigende berigten van: het toeneemend geweld en de ffeeds vermeerderde onderdrukking der Engelfcbe S taatsdiemaren was voor den mishandelden Americaan de eerfte wenk naar vrijheid; de ondragelijke trots van dartele hovelingen, en de drukkendHe lasten verfpild tot de doemwaardigfte eindens deeden den Franfchen burger moedig ontwaken, de kluiflers der dwingelandij van een rukken, en de geweldenaars verpletteren; de mensch, die zijne vrijheid gevoelt, is gefchikt tot de gewigtigfte onderneemingen, heldenmoed ontgloeit 'er in zijnen boezem, en fpoort hem tot de grootfte en edelfte daaden. Eene verkeerde ftaatkunde heeft met het fnood bedrog van onwaardige Volks - leeraaren , tegen het oogmerk aan, vrijheid en verlichting bevorderd. Hoe meer het licht der kennis alom doordraaide, en de befchaving van den geest grootere vorderingen maakte, des te meer bevlijtigde zich de ftaatkunde, om deeze ontwikkelende kiemen te verflikken, en door hulp van listige, bedriegelijke Volks - leeraaren het menschdom in ketenen van domheid en flavernij te kluifte- ren.  C 33 ) ren. Met de hatelijkfte naamen beftempelden zij de waare Wijsbegeerte, die met den zuiveren Godsdienst der reden, en met de Christelijke Openbaring in een zeer nauw verband Haat. Men fchilderde de zelve als hoog gevaarlijk, als de bron van ongodisterij en zedenloosheid, men poogde door iedel -gefchreeuw het nafpoorend onderzoek en de ontdekkingen te fluiten; dan hunne laage werkzaamheden hadden eenen regenovergeflelden uitflag, veelen ontwaakten door dit iedel roepen, werden begerig naar onderrigting, en het getal der onderzoekeren vermeerderde. Ook was het gedrag dier leeraaren weinig ingericht, om kracht van geloof bij te zetten aan hunne bedriegelijke woorden. Hoe fnood waren de zeden der Priefters, in het rijk der Franfchen! befmet met veele gruwelen leefden zij in onmatigheid; hunne ongerechtigheden hebben de oogen van het volk geopend, en, eenen billijken afkeer van deeze gevaarlijke leidslieden veroorzaakt. Verachting-waardig was ook het gedrag van veele leeraaren in dit land, niet weinigen hebben zich naar de gangen van het werk gefchikt, en na de Stadhouderlijke omC wen-  C 34 ) wenteling dingen gewraakt, die zij te voren den volke als plichten hadden aangeprezen ; veelen hebben zich betoond kruipende flaaven, laage vleijers der heerschzugt; de eerbied volle naamen ran Godsdienst en Vrijheid werden door hen ontheiligd: op de plaatzen beftemd ter verlichting van het menschdom en ter voortplanting der waarheid, leerde men in 't oog lopende dwalingen en fnoode leugens. Uit den mond van hen, wier post het is den zagtmoedigen Godsdienst van Jesus te bevelen, gingen vervloekingen uit, en zij, die den vrede op aarde moeiten verkondigen, blaasden de bazuine van oproer, hun hatelijk gebed was den He ere een gruwel: hunne pogingen mogen eenigen invloed gemaakt hebben op het domde gedeelte der natie, dan, daar ze het hart van den opmerkzaamen befchouwer met verontwaardiging vervulden, hebben die het groote werk der verlichting bevorderd. De verlichting is dan ook tot ons doorgedrongen: de uwe komt en is nu, dat de waare aanbidders den l 'ader aanbidden in geest en in waarheid. Voor deeze verlichting moeten hatelijke twisten, fcheuringen en verdeeldheden wij-  c 35; wijken, de een zal zich niet boven den anderen om zijne bijzondere Godsdienftige gevoelens vernt'ffen, men zal van geene ketterijen meer hooren, en de vervolgingen om de zelve worden niet meer gevreesd. Te vergeefs roepen baatzugtige Priesters, dat men het boek der waarheid en der verlichting voor de oogen-van het volk gefloten houde, te vergeefsch tragt men, den onderzoeker der natuur van zijne nafporingen aftefchrikken, te vergeefsch het volk met den naam van duivel, fpook en toverij langer vervaard te maken ! de mensch is zijne kindsheid ontwasfen: vrugteloos zouden anderen met het vloekwoord van ketterij dreigen..! hunne gewaande rechtzinnigheid wordt niet geteld. De formulieren hebben hunne kracht verloren; de mensch is vrij, de mensch heeft zijn natuurlijk recht hernomen; elk mag naar de overtuiging van het geweten handelen; de deur tot de kennis der waarheid ftaat voor allen open; nu mag men de gevoelens van een eerlijk hart vrijelijk aan den dag leggen; het juk van gewetensdwang is verbroken; de fnoodheden der geweldenaaren worden ontmaskerd, en de bedriegerijen van listige en hcerschC % zug-  C 3*) zurige volks - leeraaren alom veracht; zij hebben geen vermogen meer ter aanhitzing der gemoederen; de mensch omarmt thans zijnen broeder, hij erkent in hem het kind van den zelfden Vadér, buigt zich nevens hem voor den zelfden Gon en zegent de verlichting. Heilvolle verlichting! onwaardeerbaar gefchenk der Godheid! Nederlanders maakt 'er een recht gebruik van i Volgt de verlichting op het fpoor ter navorfching en ontdekking van gewigtige waarheden, en ter vermeerdering van nutte kundigheden! veronachtzaamt de vrijheid niet, door God zei ven met uw aanwezen vereenigd, en maakt gebruik van die vrijheid.' zij roept u tot werkzaamheid, tot onderzoek, zij biedt u de hand, en leidt u naar de bron der waarheid; wagt u boven alles voor zorgelooze vadzigheid: verlichting en vrijheid hebben geen gevaarlijker vijand dan deeze , verlichting (laat met vrijheid, domheid met flavernij in het naauwst verband; in den fchoot der zorgelooze rust vergeet de mensch zijne meest gewigtige belangen, aan ijver en werkzaamheid is de welvaart en het geluk des levens verbonden: waakt, zijt opmerkzaam, zet de onder- zoe-  (37 ) zoekingen voort; Uwe vijanden, de vijanden vati het menschdom rusten niet; Hoe meer gij door de aanhoudende voortzetting van gewigtige bezigheden in nutte kundigheden toeneemt, des te meer word gij belTand tegen hunne aanvallen, en het gebouw der vrijheid en der verlichting zal daar door bevestigd worden. Draagt zorg, Nederlanderen! dat nimmer drieste domheid weder indringe of gevloekte dwingelandij hareri fchepter herneeme, ziddert op het denkbeeld zelve! niets minder dan waarheid, deugd en geluk zouden als dan voor'eeuwig den voorouderlijken grond verlaten; Vestigt het oog op de Franfchen thans in het midden van u: verbazende reuzeniïappen heeft dat vertrapte volk afgetreden, hun moed zegenpraalt over de ondernemingen van verraad en geweld; door dapperheid, onbezweeken ijver en aanhoudende werkzaamheid komen zij de haggelijkite gevaaren te boven. Landgenooten.' voigc hen op het voetfpoor in ijver en moed: laat boven alles deugd, eerlijk-, braafheid en waare Vaderlandsliefde, de begeerte om nuttig te worden voor land en volk de drijfveer uwer daaden zijn, beteugelt de verkeerde eigenliefde; het  (38) / liet fchitterende eener waardigheid of het daar aan gehegre voordcel moet voor u geen lokaas hebben. Waare Vaderlanders! legt ook alle onderlinge haat en vijandfchap af, het algemeen belang vordert het van u. De broeder mag met zijnen broeder niet twisten. Verdeeldheden verzwakken, verraaden de zaak des Vaderlands; eendragt moet aan uwe pogingen kracht bijzetten. Bouwt met vereenigde handen en harten het gebouw der vrijheid, op in vertrouwen op den bijftand des Hemels, en de God der liefde, der vrijheid en des lichts zal uwe pogingen onderfteunen, helpen en zegenen.