P R O E V E VAN EEN GEMEENEBEST VOLGENS DE LEERE VAN JESÜS; O F DE CHRISTELYKE GODSDIENST in zyn oogmerk, en als het éènige middel TER HERSTELLING VAN DE RECHTEN VAN DEN MENSCH: AAN ALLE GE M EENEBEST-GEZINDEN IN DEZE TYDS-OMSTANDIGHEDEN TER BEPROEVING VOORGESTELD, DOOR CHRISTIANtlS BATA VII.^ TE GRONINGEN, Bï THEODORUS SPOORMAKER, Boekverkoper. 1796.  Waar de Geest des Héeren (het Christendom) is, aldaar is vryheid. PAULUS. 2 Cor. 3: 17. Spreekt alzo, en doet alzo, als die door de wei der vryheid zult geoordeelt worden. JACOBUS. Jac. 2:12. Zy dan, die te zamen gekomen waren, vraagden hem, zeggende: Heere! Zult gy in defen tyd aan Israël het koningryk weder oprechten ? Ende hy zeide tot hun: het komt u nier toe te weeten de tyden of de gelegenheden, die de Vader in zyne eigene magt gefteld heeft. LUCAS. Hand. 1: 6, 7.  PROEVE VAN EEN GE M EENEBEST VOLGENS DE LEER VAN JESUS. BURGERS! JVXen verwagt gemeenlyk by de Christenen een Duifendiarig Ryk, of een Gemeenebest, het welk naar de wet van Christus beffierd^ zig zeer zal uitbreiden; in vnorfpoed onvergelykelyk; in maatfchappelyke plig* ten voorbeeldig ; en in geduurfaambeid alle vorige heerfchappyen oneindig overtreffen zal. Het fprcekt van zelve, dat zulk een Gemeenebest of Christus* regeering niet eensklaps zyne volkomenheid kan hebben, maar met alle andere dingen, uit zekere kleine beginfden, en voorbereidende fchikkingeu in de zedelyke waereld, tot zulk een hoogte en luister, zal opftygen. Ik had gehoopt, dat de grond daar toe in myn vaderland gelegt zou zyn geworden; en daar zulk een Godsryk gewis op de puinhoopen der aardfche ryken zal worden opgetrokken, zoo meende ik met de vryheid eene Ch'utelyle vryheid, en met den val yart het vorig bewind eene Godsregeering te zullen zien opdagen. < Dog indien het recht der natuur (het welk we2 goed en kwaad van eikanderen kan doen ouderfcheiden , dog ondeugenden niet verbeteren, en tot nuttige burgers maken) tot den grendflag der burgerlyke vryheid word aangenomen, dan is dit niet alleen hoopeloos, maar men mag veel eer met geen kleine A s waar-  C 4 ) waarfchynlykheid giffen, dat liet Gemeenebest uitzywfi» innerlyken aard bouwvallig, en teffens een vry algemeen verval van den Christelykcn Godsdienst, zeer naby op handen zy —. gy zult dit hier betoogd vinden. * % * Van onfe tegenwoordige vryheid kon waarjyk iets goeds worden. Wy fchynen, om meer dan éé- ne reden beftemd, om aan andere Christelyke Natien, het voorbeeld van een gelukkig Staats-beftier te geven. Dan, hoe zeer ik de bereidwilligheid der Nederlanders in 't algemeen daar toe onderltelle, egter heb ik een groot vermoeden, of zommigen in deze zaak wel genoeg zyn toegelicht; of men van den eenen kant de ganfehelyke ongefchiktbeid van de rechten van den mensch wel heeft doorgezien; en of men van den anderen kant wel op de gedagten gevallen is, dat de leere van Jefus waarlyk een Gemeenebest-leere is, en naar het oogwit van het Bataaffche volk, alle de eigenfehappen bezit, om tot de eenige vryheidswet van dit Land verheven te worden. Voor dezulken hoop ik nuttig te zyn. Gy vind hier een grondfehets tot eene zodanige Tegerings-vorm, als ik ten naasten by, het begin eener Christus-regering my zoude voorftellen. Ik hoop wegens myne wys van voordracht niet verandwoordelyk te zyn. Ik verkoos by wys van praeliminairc artikelen, alle die puntten te noemen, waar in men vooraf zoude moeten overéénkomen, om iets van die natuur daar te {tellen; en heb dan door aanmerkingen onder elk artikel, defi'elfs gewigt en  O 5 ) en waarde nader zoeken toe te lichten —ik dagt ook van cenvoudigen op deze wyfe best verdaan te zullen worden. Zie hier, wat onfe vryheid edel en geduw faam zoude maken; — het is de algemeene erkentenis en handhaving van de volgende waarheden: Art. x. „ Dat 'er dén God is." Art. 2. „ Dat alle Ongodistery verderffelyk is; en de Bron„ ncn van Burgerliefde doet opdroogcn." Art. 3. „ Dat alle ondcrfchcid tuflchen zedelyk goed en kwaad in God zyucu grond hebbe- ■ en gevolg- „ lyk, dat een Gemeenebest, waar in beide goed en „ kwaad moet onderdcld worden plaats te hebben, „ zonder den zegepraal van den Godsdienst niet be„ ftaan kan.'" Aanmerking. Een Ongodist verzaakt met God, ook te gelyk alle waar onderfcheid tusfchen deugd en ondeugd, en erkend zelfs de rechten van den mensch niet, als alleen in opzicht van zich zeiven. Als hy gelegenheid heeft, zoekt hy zig zeiven gelukkig temaken, al moest het Gemeenebest er ook aan gewaagd worden. Hy doet niets., als om zyns zelfs wil, of uit dwang, dewyl hy volgens zync groridheginfelen aan niemant iets A 3 ver-  ( tot deugd, tot menfehen liefde, en tot burgertrouw zig niet anders verpligt, als voor zoo verre hy gedwongen word, of voor zyn eigen perfoon gelegenheid vind, om in eene werktuiglyke betragting, zig er door gelukkig te maken. Indien men dan het gezag van eenen hcerfchappyvoerder wil wegueemen, dan moet men het  C 9 ) het gezag van den Godsdienst in de plaats (tellen — Indien men het beide wil wegneemen, dan geeft men den mensch aan zyn welgevallen over, om niet naar pligt, maar vryelyk naar zyne inzichten en ze fs liefde te werk te gaan. —— De rechten van den memch. kunnen de plaats van geen één van beiden vervullen. Wat zullen wy dan zeggen, deugen de rechten van den mensch niet? dat zy verre, zy zyn heilig, rechtvaardig en goed op zig zeiven, maar voor den zinnelyken mensch niet verbindend genoeg ,ten zy door het gezag van den Godsdienst en die nieuwe beweegredenen tot deugd, die het Christendom aan de hand geeft. Nimmer heeft men daarom de rechten van den mensch in de weereld op eenen vasten voet gezien , als in en door den Christelyken Godsdienst. Hoe vaak heeft men in Frankryk de wetten reeds veranderd, en nogthans telkens volgens de rechten van den mensch. hoe beveftigd dit het zeggen van Paulus: in de wysbeid Gods beeft de weereld God niet gekend in zyne wysbeid. I Cor. i: 23. Art. 6. „ Dat het Christendom, het welk alle ariflocratie „ en articbriptfcbe zelfsverbeffing wraakt; alle onder„ fcbeid van menfehen cjoet ophouden; en ze allen „ roept, om eikanderen als broeders lief te hebben „ en te befchermen, en des noods het leven voor „ eikanderen te ftellen, het voortreffelykfte Patriot' „ tisme zelve is, en het eenige middel, om een „ volk gelukkig te maken." Aanmerking. Alle weereldlyke heerfchappyen zyn in eenen eeuA 5 wi-  C io ) wigen frryd met het koningryk der waarheid; en zoo lange als andere dan Godsdienftige bevelen het volk beftieren, zal de Godsdienst van Jefus gebrekkig verachj, en maar door weinigen hier op aarde beleden worden, bet fcbepfel ah met opge/leken hoof Ie verwagt de openbaring der kindeten Gods', want het fcbepfel is der ydelheid onderworpen, niet getvilligt ntaar om diens wille, die het der ydelheid onderworpen bei-ft, op hope , dat ook bet fcbepfel zelve zal vry gemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vryheid der beerlykbeid der kinderen Gods. want wy weeten, dat bet ganfebe fchepfels zamen zucht, en zamen als in barensnood is tot nu toe: en niet alleen dit, maar ook ivy zelve, die de eer/lelingen des geeftes hebben, wy ook zelve, zeg ik, zuchten in ons zeiven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelyk de verlosfing onzes lichaams ie weeten, van het overheerfebend geweld der weereld -grooten. Zoo fchreef Paulus aan die van Rome, Rom. 8: 19-23. En wederom aan die van Epliefen: wy hebben den Jlryd niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de overbeden, tegen de mugten, en tegen de geweldhebbers der weereld, den Christenen vermaanende , om de geheelc wapenruftinge Gods aan te doen, en te ftaan in de vryheid, waar mede Christus bun had vrygemaakt. Eph. 6: ir, 12. Gal. 5: 1. En zie hier ook de reden, waarom Jefus, de zoon van David, weigerde, om de kroon van het Joodfche volk te dragen. Matth. 14: 23. Joh. 6: 15. en aan alle zijne navolgers, zonder onderfcheid, verbood, om iets van die natuur te aanvaarden, zeggende: gij weet,. dat de Overften der volkeren, dat is, der heideneu; beerfchappij voeren over baar, en de greoten gebruiken  ( II ) ten magt over haar; dog alzo zal het onder u niet zyn; maar zoo-wie onder u zal willen groot worden, die zy uwe dienaar, en zoo wie onder » zal willen de eerfte zyn, die zy uwe dienstknegt. Matth. ao: 25. 'tls waar deze bevatting is natuurlyk, en daarom oorfpronglyk in de rechten van den mensch gegrond, maar zy kan zig met de rechten van den mensch niet ftaande houden, want ^verwarringen in eene natuurlyke volksregering, dewyl zy de gemoederen niet verbindt, maken op hun beurt, ten laatften het koningdom wederom begeerlyk en noodzakelyk, zoo haast de eerfte vryheids-drift bekoeld is, gelyk ligtelyk te. toonen, en met de ondervinding van alle tyden te beveiligen was. Dan, om hier op tans niet te ftaan, herinnere ik liever, dat ook een geheel volk het nimmer, met verkiejïng, eens kan worden, omtrent een burgerwet, ten zy door een grondbeginzel, waar in zy geweetenshalven alle over eeu koomen; en zulk een grondbeginzel kan by het Bataaffche volk geen ander zyn, als de vrybeids-leere van Jefus. Men hoore hier den eerften verkondiger der menfchelyke vryheid: Jefus dan zeide tot de Joden, die in hem geloofden: indien gijlieden in myn woord hlyft, zoo zyt gy waarlyk myne discipelen; ende zult de waarheid verftaan, en de waarheid zal u vry maken. Zy andwoorden hem, wy zyn Abrahams zaad en hebben nooit iemant gediend, boe zegt gy dan, gy zult vry worden. Jefus andwoorde haar, voonvaar, voorwaar zegge ik u, een iegeïyk, die de zonde doet, is een dienstknegt der zonde; en de dienstknegt blijft niet eeuwiglyk in het huis, de Zoon blyft er eeuwiglyk. indien dan de zoone u zal vry gemaakt hebben, zoo zult gy waarlyk vry zyn, Joh. 8: 31—36. vergcl. maar  C ia ) Gal. 4: 22--3T. Eigenaartig heel de geopenbaarde of Stellige Godsdienst religie, om dat zy de gemoederen te zamen bind, en tot één doel veréénigd. — Laat ditvryheidlievend land; laten de vertegenwoordigers maar de leere van Jefus tot een wet maken, en de vryheid zal in ■hare waare, in hare grootfte majefteit te voorfchyn treden ; De verfchillen tuflchen provinciën en provinciën; tuffchen menfehen en menfehen, wie van hun de meefte oïmeest bevoorrechten zyn, zullen geheel ophouden; en zelfs de zaak in gefchil met dtStadboudersgezinden, zal daar door van gedaante veranderen; die verfcbr'ikkelyke en zoo veel onrust voorfpellende onderfcheidsnaamen van Patriotten en Prinsgezinden zullen verdwynen , en het geheele volk zal waarlyk vry zyn. Eph. 2: 14. En dit zou het Nederlandfche volk ook waarlyk tot een gelukkig volk maken; waar van (traks nog nader. Art. 7. „ Een vry volk heeft een Regeringsvorm nodig, „ die de pligten gemakkelyk maakt, en daarenbo„ ven niet ligtelyk aan verandering onderhevig is." Aanmerkin g. Eik ziet de waarheid van deze (telling; pligten zyn op zig zeiven nooit gemakkelyk. En al word een geheel volk in zekere omltandigheden ook bewogen, om het recht en de eeuwige rechtvaardigheid in te roepen, dit bewyst niet, dat zulks van duur zal zyn. Ik beweer daar en boven dat de rechten van den mensch, buiten het verband met den Euangelifchen Godsdienst, te zwaar zyn voor den vryen menfeh, om ze beftendig uit eigene beweging te vervuilen; en dat een volk, de rechten van den mensch aannemende, tot het onmogelykc zig verpligt, dewijl het  C 13 ) de pligten, die daaruit afgeleid mogten worden, uit baren aard niets in zig bezitteu , het welk tegen de kragt der zelfsliefde kan opwegen, of eeiligzints de pligts betrachting aanmoedigen, of gemakkelyk maken. En al zyn die pligten ook nog zoo overeenkomftig met het natmuiyk gevoel, zy zullen dog nimmer in alle omltandigheden en gevallen van dit leven voldoende, en in het oog des volks eenige andere kragt hebben, als die bet er zelve aan gegeven beeft. En wat zal er dan het gevolg van zyn? zullen die rechten van den mensen wel ooit vafiigheid knnnen verkrygen, zoo lang het volk in perzoonen en in denkbeelden veranderen kan, en van zyn recht gebruik maken, om die wetten te herzien, te verbeteren , of ook flegts te veranderen, het geen door anderen gefteld en ontworpen was? — Zyn daar in Frankryk niet al voorbeelden van ? Men fchryve dit niet telkens in dat Land aan verraad toe, want het was het werk der Conventie; en ik bewijze hier, dat het uit de rechten van den mensch, by een vry dog onderfebeiden denkend volk van zelve volgen moet. Men verkiefe dan liever de leere van Jefus, den Overften leidsman der Christenen, tot zyne burgerlyke wet, en de zaak zal er geheel anders uitzien. Het Christendom geeft kragt en gemakkelykheid aan de pligten, die het gebied. Zyne geboden zyn niet zwaar voor een volk, dat vry is, en door menfehen' geboden daar van niet afgetrokken of verwyderd word. Deze wetten hebben dan ook van zelve vastigheid by alle Christenen; zy brengen 's volks vryheid nooit in gevaar, en zyn zoo onveranderlyk, als de Christelyke Godsdienst zelve is. Wy zouden dan het woord van Jefus ten vollen bewaarheid zien: • ziet,  ( n ) riet, ik hen met ulieden, alle de dagen, tot aan de voleindinge der waereld. Matth. 28: -20. Art. 8. „ Het Christendom is de ware wet der Nederland» fcbe vryheid. Aanmerking. Het verwonderd my weinig, dat Frankryk de rechten van den mensch heeft ingevoerd. „Steld u eens, „ verlichte Nederlandfche Christenen! een volk voor, by het welke bet onderwys in de waarheden van ,, den ïiatuuriyfcen , en in den voornamen inhoud „ van den geopenbaarden Godsdienst verzuimd is, „ dog dat daar voor als Godsdienst heeft leren ken,, nen, de waarneming van een hoopdwafe, en be„ lachgelyke plegtigheden , zonder edele gefmdhe„ den, of waar gevoel, nagebaauwd en waargeno„ men; een volk, dat nevens eenen. God, die in ,, den hemel woond , een God geleerd had, dien het „ in een ouwel gefloten, opeet; nevens eenen alwe„ tenden Richter, eenen Stadhouder en plaatsbeklee„ der op de waereld, die voor geld zonden kwyt „ fcbeld, vryheid tot wanbedryven geeft, zielen uit „ het vagevuur verlost: een volk, dat door duifend 3, vonden geblinddoekt, in flaap gewiegd, en bedro„ gen is! field u eens voor, hoe zulken volk fchic„ lyk ontwaakt, het bedrog merkt! en denkt dan, „ of men van zuiken volk by deze ontwaking wat „ anders verwagten kan , dan wy thans by veele „ Franfchen zien! Hun koning heette ALLFR„ CHRISTELYKSTE Majefteit; hunne Priesters „ GODS dienaars; hunne redeloofe inftellingen Gods- „ dienst,  C 15 ) „ dienst. Wat beters kenden zy onder die heilige „ namen niet; is 't wonder, dat veelen onder dit volk, „ hunne koningen, hunne priesters, hunne inftellin„ gen, by nader inzien, als nietswaerdige dingen „ verwerpende, tevens al wat Cbristelyk heet,al wat „ zig Gods dienaars noemd, wat voor Godsdienst word „ uitgegeven, verwerpen? vooral, wanneer men in „ aanmerking neemt den onrustigen, beroerenden om-. „ wenteling- en oorlogs-tyd, die aan een volk zo „ weinig gelegenheid overlaat tot ernftig nadenken, „ en tot gezet onderzoek van een beter godsdienftig „ onderwys. Voeg er by, wanneer een volk, bla„ kende van yver voor de vryheid, geen anderen „ godsdienst kend, dan die der dwingelandy begun„ ftigd, welks inzettingen drukkende lasten, en flaaf„ fche dienstbaarheid zyn, • en welks bedienaars in „ hunnen kring geestelyke geweldenaars mogen hee„ ten; kan 't 'dan anders zyn, of zulk een vryheid„ minnend volk moet ongodsdienftig worden? —— „ Dat dit zoo gaan zoude, en, zonder eene byna „ wonderdadige tuiTchenkomft der Almacht zelve, gaan „ moest, hebben alle menschkundige ,en opmerkende „ Godsdienstvrienden voorlange gezien en voorfpeld." Zie Pt of. Heringa, Leerrede over bet betamend gebruik der vryheid, in het byvoegfel, pag. 54en55. Neen, het verwonderd my weinig, dat Frankryk de rechten van den mensch, als de grond/lag zyner vryheid, heeft ingevoerd; maar het zoude my zeer verwonderen, indien dit in het godsdienftig Nederland wierd nagevolgd. Het Chriftendom gebied niet alleen die zelfde pligten, maar is daarenboven alles, wat het zyn moet, om een gelukkig volk te vormen. _ De  C 16 ) De rechten van den mensch onderftellen, dat alle menfehen naruurlyk niet alleen even waardig, maar ook even goed zyn, en daar in aan eikanderen gelyken, dat zy dezelve als een vrybeids-wet, met eene gelyke bereidwilligheid kunnen en willen volgen. Dit word onderfteld, zeg ik, wanneer men ze als een vrybeids-wet aanneemt, met verwerping van dat gezag, het welk te voren plaats had. Trouwens , indien men de rechten van den mensch tot zyne grotidflag neemt, dan moet de vorige overheerfching onder wat naam het ook wezen mag, volkomen blyven voortduren, dewyl zy het volk beter onderftellen, als het is. Men zal dan vryheid en phgt dikwyls tegen eikanderen zien ftryden, en de volksvertegenwoordigers zullen gebod op gebod, en regel op regel, even als by het afvallig Israël, van noden hebben, om eene ftrydigheid te vereffenen, die nimmer vereffend kan worden; dog indien men waarlyk vryheid wil, dan kunnen de natuurlyke rechtan van mensch de wet niet zyn; vooral niet, in een gemenebest-bellier, daar niemant verpligt kan worden, eer hy zich zeiven verpligt heeft. Exod. 19: s! en welke daarom niet beftaan kan, als onder zulke menfehen, die het zelfde willen en gevoelen, en vrywi/lig zig verbonden hebben, om elkanders belangen naar zekere wetten te bevorderen en te handhaven, vryheid, gelykheid, broederfchap zyn anders ydele klanken. _ Maar zulk een broederlyke 0vereenkomst en verbintenis in het burgerlyke beftaat niet in Nederland, zedert de laatfte omwending, en en zal ook volgens de rechten van den mensch, nooit by het geheele volk tot fbmd komen. En wil men de rechten van den mensch, naar de wyze van de  C t? ) de geweldhebbers der waereld, met geweld invoeren, en anders denkenden daar aan onderwerpen , dan verliest men het denkbeeld van een gemeenebest; men verwoest de denkbeelden van vryheid en gelykheid; en men wind daar mede dan nog niets, als dat eene geftadige en koftbare overheerfching in dit Land moet blyven voortduren, om de zwakfte parthy, doch wel* ligt de meeste menfehen met geweld te beteugelen. En hoe beftaat dit alles met een gemeenebest-beftier? Ik weet, in het gemeenebest van Israël moesten de Cananiten, als verfakers van den éénigen waren God, en die der Godsregeering zig niet onderwierpen, worden uitgeroeit; dog dit was een ftellig gebod, en is hier het geval niet, dewyi volgens de rechten van den mensch de eene over den anderen niets te zeggen heeft. Ik weet, dat de verftandigfte Patriot zyn doorzicht er by verliefen moet. Maar wat dan? Er is maar een éinig middel, om het gewenschte doel te bereiken. Men ontwerpe, gelyk gezegd is, een regeringsvorm volgens de leere van Jefus, en elk Christen zal dezelve goedkeuren i - en hoe veele Christenen dan niet in dit Chris-telyk Land. Was het Stadhouderfchap een wefenlyk deel van de vorige regeringsvorm; het Christendom moest in de tegenwoordige nog metr, het moest aU les zyn. dan zal het laatfte het eerfte overtreffen, en het geheele Christen - volk zal het in den grond/lag der Conftitutie terftond eens zyn. Het Stadhouderfchap zal dan niet meer in de harten der Nederlanders opkomen, en de geheele Nederlandfche Christenheid zal met de burgers van een voorbeeldig en fchaduwagtig Gemeenebest overeenftemmen, en zeggen: alle deze woorden, die de Heerc gefproken beeft, B zul'  C 18 ) zullen wy doen. Exod. 24. 3. Het Christendom, zoo ryk in burgerpligten, geeft teffens overvloediger beweegredenen aan de hand, en heeft boven de rechten van den mensch het innerlyk vermogen, als men bet zig tot een wet maakt, om een volk by zyne vryheid te bewaren, het boven zyne driften te verheffen, en hoe langer hoe meer vry te doen worden. Men hoore hier nog eens de beroemde Heringa pag. 50. „ikkengee„ ne zoo edele, zoo zuivere, zoo kragtige, zoo be„ ftendig werkende beginfelen, die een volk op den „ duur en in alle omftandigbeden, kunnen beftuuren „ tot de erkentenis zyner rechten, en het betamend „ gebruik zyner vryheid, als juist die, Welke het „ Euangelie leert, en die de geest van Christus „ in de harten der menfehen, door middel van dit Euan„ gelie werkt. Ik ken geen wet, zoo duidelyk, zoo „ overtuigend, zoo kragtig, zoo veele gewigtige drang„ redenen opgevende, zoo veele en vermogende hulp„ middelen aanwyzende, ter befturing van een volk, „ dat zyne rechten gelukkig hernemen, bewaren of „ handhaven zal, als juist de wet des dierbaren „ Euangelies."-—— Die zelfde pligten, die uit de rechten van den mensch worden afgeleid, zyn in de leere van Jefus, van een nog veel gewigtiger aanzien, en met tydelyke en eeuwige voorfpoed verbonden. Zy bevelen de broederlykö liefde, zonder eene grote omflag van wetten, in gelykheid van de zelfsliefde. Zy beveftigen de algemeene vryheid , zonder de byzondere ooit te benadeelen. Zy bedoelen de voorfpoed van allen in 't gemeen, en van elk in 't byzonder. Zy hebben niet alleen gezag; maar zyn zoo opzettelyk, zoo eigenaartig naar den toe- ftand  ftand der menfehen hier op aarde ingericht, dat een iegelyk by dcrzelver betragting gelukkig, voor eene toenemende vordering vatbaar, en in zyne vryheid gehandhaafd is, naar mate de voorfchriftcn van den grootften REPUBLIKAIN worden gevolgd en in agt genomen* Gal. 6: 16. i Tim. 4: 8. Hield dan het Nederlandfche Christendom zig te vreden, met zyne ketenen verbroken te hebben, en belloot het, om voortaan met veragting van ellc vreemd en onchristelyk Staatsbeftuur, alleen naar de inzettingen van zynen Meester te leven! Het Bataaffche Volk zou hier door aan zynen godsdienst eene nieuwe hulde doen, en de vryheids-leer van Jefus zig recht gewigtig maken. Het Volk wierd dan tot God ert den eenigen heerfcher Jefus Chriftus te rug gebragt; door godlyk gezag beftierd; door Chriftelyk geloof vertrooft; tot burgerlyke en gezellige pligten sp de meest verbindende wyze aangemoedigd, en te gelyker tyd voor de eeuwigheid toebereid. 2 Pet. 1: 5--11. Er gebeurde dan, waar van het vooruitzicht reeds den ouden vermaakte: zekerlyk zyn heil is naby den geenen, die hem vreezen, OP DAT IN ONZEN LANDE EERE WOONE. de goedertierenheid en waarheid zullen' malkanderen ontmoeten; de geregtig' heid en de vreede zullen zig kujjen. de waarheid zul uit der aarde fpruiten, en de geregtigbeid zal vinden hemel nederzien. ook zal de Heere bet goede geven , en het land zal zyne vrugt geven; de geregtigbeid zal voor zyn aangezichte heenen gaan, 1?» by zal ze zetten op den weg zyner voetflappen. Pf. 85:10-14. Onze vyanden zöuden hier door befchaamd zyn; en met de onbeftaanbaarheid van onze vryheid zig niet langer behoeven te vleien, als zy de omwenteB 2 ling  ling dadelyk tot voordeel van den Godsdienst zagen uitvallen. Pf. 48. Joh. 23: 10, 11. De Gemeenebestgezinden zouden dagelyks zig vermeenigvuldigen. De koningryken der aarde wierden Godes en zynes Chrifti — wy zongen dan in dit Land: wy hebben een flerke Stad; God flelt heil tot muuren en voorfcbanjjen. Art. 9. „ De herftelling van de rechten van den uienfch, ,, kan, behoudens den godsdienst, niet als door den godsdienst gefchiedcn." Aanmerking. Dit zegt in den grond zoo veel, als de herftelling van de rechten van den mensch is onmogelyk, zonder den Christelyken godsdienst daar toe aan te wenden, by Christenen is dit een geloofs-ftuk, Hand. 3: 21-23. en de gegrondheid blykt aan een iegelyk, uit de meerdere verlichting in het burgerlyke, die er in Christelyke landen plaats heeft, boven zodanige andere werelds-deelen, daar men van dat Godlyk onderricht nog verftoken is. Wat denkbeeld heeft men buiten de Christelyke landen van de rechten van den mensch? ten blyke, dat men dit aan den godsdienst verfchuldigd is — en nogtans word in deze tyd, dit zo onedelmoedig miskend. En met welke gevolgen? Als het vrye Nederland zig de rechten van den mensch tot een wet en het richtfnoer zyner daaden maakt, wat zal er dan van den Godsdienst worden? deze blyft voor een iegelyk vry, zal men zeggen; het zy zoo, maar word dezelve dan niet veel onver- fcbil-  C ai ) fchilliger behandelt, als de rechten van den menfch, die men omhelst en zig tot een wet aanneemt? Ik erken als Chriften de rechten en pligten van den mensch; maar als men dezelve buiten haar verband met den godsdienst, en in bet afgetrokkene zig tot een wet maakt, word dan Christus niet onnut? blyft dan de godsdienst nog zynen invloed behouden op alle onze daden? en kan men tot eer van God, met verhiefing, wel een andere wet aannemen, als de Chriflelyke Godsdienst zelve ? Neen, de godsdienst word in dit geval, door de wil der natie verdrongen en buiten kragt gefield. ■ Deze bedenking word nog ernftiger door de godsdienst -fcéten en de onderfcheidene belydenis des Christendoms, in ons vaderland, hoe moet men volgens de rechten van den mensch zig daaromtrent gedraagen? alzo; men moet alle godsdienst-feften op gelyke wyze bevoorrechten , door er geen één te bevoorrechten. Men kan wegens derzelver tegenfirydigbeid dezelve niet alle erkennen, en wegens derzelver gevefligdheid, en om dat juist het geheele volk daar in begrepen is, dezelve niet als onverfchil- lig affchaffen; En nogtans is de vernietiging der godsdienflige gefindheden, zoo wel als derzelver voortduring voor de vaderlandfche vryheid beide even bedenkelyk. Welk een dwang en onoverkomelyke belemmering voor de burgerlyke vryheid, volgens de rechten van den menfch! het eerfle Hoort de rust des gewetens , en zou van de bangfle vooruitzichten zyn; en het laatfle kan niet wel een ander, als één van deze twee gevolgen hebben , dat of elke godsdienflige gefindheid, nu in vryheid gefield, een klein gemeenebest op zig zeiven, B 3 en  ( 2- ) en voor altoos met het zaad van tweedracht zwanger blyve; of dat te gelyk met de Seéteu ook bet Christendom zelve verloren gaat — in beide deze gevallen is het met het gemeenebest en het geluk des volks volkomen gedaan. Wil men dan vryheid, wil men de rechten van den mensch, men heeft ook in dit geval een gezag nodig, het welk een vry en gemoedelyk volk aan zyns gelyken niet kan toekennen. Men heeft een he~ gin/el nodig, hetwelk niet alleen de rechten en pligten van den mensch volledig in zig bevat, maar het welk ook daarenboven beflisfend, aan de behoeften geevenredigd, in elke omftandigheid voldoende, en met zig zeiven beftaanbaar is, / • ■ aan alle deze vereifchten beandwoord de Chriftelyke leere; en dewyl dezelve uitdrukkelyk tot een wet der vryheid verordend is, zoo zal men bevinden, dat door Chris-? tus in alle mogelyke zwarigheden op den weg der vryheid voorzien is, en dus ook in die zwarigheid* welke uit de verdeeldheid van het hedendaagfehe Christendom ontleend is. —r De Godsdienft Secten, indien zy voor het geluk des volks hinderlyk zyn, zy zyn he* alleen daarom, om dat zy met de ware en algemeene godsdienftigheid onbeftaanbaar zyn. Zy mogen in het Christendom geen plaats hebben, i Cor, i: 10-13. iCor, 3: 4-15, Gal. 6: 3, 4. Eph. 4: 4--15, 1 ThefT. 5: 21. zy zullen fpoedig, van zelve, en met bet meefte voordeel voor het gemeenebest en den Godsdienst vervallen,wanneer, de leere van Jefus aangeno» men, in werking gebragt, cn als een wet gevolgd wordende, deze godsdienflige hoogten, die tegen de gehoorzaamheid van Chriftus zig verheffen, door de wil 4er wik, en volgens de Qbristelyke leere zelve geflegt zul-  C 23 ) zullen worden. Deze weg heeft Jefus met zyn voorbeeld ons aangewezen. Hy beleed en leerde de waarheid zuiver. Hy was in zynen tyd zoo wel de berfiellert als de vervuiler van den waren godsdienst, en indien men hem had gehoor gegeven, dan was het Land van zyne ondergang bevryd gebleven. Joh. I. 9-12. Luc. 19: 41-48. Art. 10. „ Eene byzondere kerkelyke magt kan onder eea 9, volks-regeering geen ftand houden." Aanmerking. Als men de rechten van den mensch, zoo als die enkel door het redenlicht gekend worden, zig tot eenen grondflag neemt, dan bemoejen de volksvertegenwoordigers met den Christelyken Godsdienst zig niet, en moeten, gelyk van zelve is, bet bellier der kerke, op den ouden voet, aan de onderfcheidene gefindheden, elk in de zyne, overlaten. Maar hier door word het volk van Nederland dan tweemaal vertegenwoordigd, in bet burgerlyke volgens de rechten van den mensch, en in bet godsdienflige volgens de wet van Jefus. — Dan, hoe is dit met een volksregering over een te brengen? Hier word dan wederom bevestigd, het geen ik in de vorige aanmerking beweerde — maar daarenboven, moet niet altyd de ééne wet iri het oog des volks merkelyk minder zyn, als de andere? Matth. 6: 24. En indien ze ook gelyk, en beide even gewigtig waren, dan zou dog de éénheid nuttig, voor de gehoorzaamheid gemakkelyk, en voor het gemeenebest zeer beveiligend zyn. Maar hoe? verëenigd kunnen deze B 4 bei-  beide wetten niet worden, ten zy één derzelver de plaats van beiden kan vervullen; en dit kan de Ghriftelyke godsdienst. voorwaar, alleen dan, wanneer men de Chriftelyke leere, als de eenige proefhoudende wet, als de van God verordineerde wet der vryheid, zig omhelst, dan zal het Christen-volk, in gehoorzaamheid aan zyn Hoofd zig zeiven bellieren, en den zaligenden invloed van den Chriftelyken godsdienst in alles, en tot alles onder* vinden, Dan word het Nederlandfche Chriftendom , voor het eerst, een Cbrifielyk hurgerfcbap , en in het volle bezit gefield van het geene, waarop het reeds zeventien eeuwen recht had, en waar van Paulus fpreekt i Cor. 3: 21—— niemant dan en toeme op menfehen, want alles is uwe. het zy Paulus, het zy Jlpollos, het zy Cephas ; het zy de waereld; let zy leven, het zy dood; bet zy tegenwoordige, het zy toekomende dingen; zy zyn alle uwe. Dog gy zyt Christi, en Christus is Gods. ——- Dit heeft nog pooit aan de kerk mogen gebeuren. Het Christendom, hoe zeer ook zyne eigene wetten hebbende, heeft van zyne eerfte wording af, vreemde heeren moeten dienen, het heeft wel in ondergefchiktheid , eerst aan een Joodsch, en daarna aan een Heidenfcb min of meer befchaafd Staatsbeftuur, ten allen tyde zich zeiven, eenigzints gehandhaaft —dog nimmer gebrekkiger, als zedert men door Chriftenen zelve, de leere der gelykheid gefchonden zag, en men het gezag van Christus voor een zogenaamde Chriftelyke Overigheid begon in te rui-» men; waar door, gelyk van zelve fpreekt, de kerkelyke magt de gedaante van eene politieke vergunning kreeg, en te niete liep, naarmate zy #1 of niet met  ( *5 ) met het waereldlyk gezag van deze zoogenaam de Chriftenen overeenftemde. Dan, hoe zeer dit een inbreuk was op het recht van Chriftus, en den godsdienft zyn invloed benam tot verbetering van het bart, egter was zulks, om dat eene byzondere kerkelyke magt daar benevens gefteld wierd , flegts wandrogtelyk, en tot aan dezen tyd toe, zonder eenig gevaar voor de Chriftelyke leere zelve, zoo als het nu worden zou, om dat eene onderfcheidene kerkelyke magt, ondereen volksregering, zoo als getoond is, geen kragt nog werkfaamheid kan hebben. Het zoude my dan daarom nog zoo veel te meer verwonderen, indien Chriftenen, nu eenmaal vry geworden zynde, hunne eigene wetten niet aannamen, waar door hun geloof bloeien, en eene byzondere kerkelyke magt, juist wanneer zy verdrongen en onbeftaanbaar zoude Worden, te rechter tyd met voordeel vervallen kon. Men vergelyke hier mede de zoo zeer bedenkelyke voorfpelling van Daniël Dan. 7: '24, 25. en welke voorzeker dan vervuld word, wanneer eene Christelyke natie tot de wet der natuur wederkeerde 2 Petr. 2: 21. dit is tot nog toe in Neerland het geval niet. Art. 11. „ Een Nationale Conventie kan alleen in een M Chriftelyk gemeenebest begeerlyk zyn. Aanmerking. De zeer geachte Schryver van den Post van den Nederrbyn, heeft de gegronde zwarigheden van zyjien Correspondent tegen een Conventie, in plaats van B 5 ze  C 26* ) « op te loflèn en weg te neemen, flegts beandwoord, door de tegenovergeftelde zwarigheden te vermelden, die uit zeven afzonderlyke gouvernementen voor het gemeenebest geboren zouden kunnen worden; even als of er geen midden-weg was, en men jimt genoodzaakt zoude zyn, om, in een zaak van zoo veel gewigt, wanhopig uit twee kwaaden betbefie te verkiefen. Men zie nieuwe Post van den Nederrhyn, No. 37. en volgenden. Met dat alles blyft dan de zaak dog zeer bedenke. Y* VoI8ens de rechten van den menfch, komen de volksvertegenwoordigers uit alle geweiten van Nederland te zamen, en vereenigen zig tot een één en onverdeelbaar lichaam, om de algemeene belangen van het geheele vaderland, gelyklyk te bevorderen eu te handhaven Dan, dit behelst reeds aan- aanftonds eene tegenflrydigheid. Een zodanig één en onverdeelbaar lichaam, volgens de rechten van den menfch, is wegens de menigvuldige onderfcbeidene en ftrydige belangen, met zig zeiven onbeftaanbaar, en kan niet anders uitwerken, als dat de vertegenswoordigers het nimmer eens zyn; dat elk hunner dat gedeelte des volks zal zoeken voor te ftaan, waar door hy is afgevaardigd; dat de Conventie in Factiën zig zal verdeden, en dat altyd maar de belangen van deze of geene gedeelten, maar nooit van het geheele vaderlend gelyklyk gehandhaaft zullen kunnen worden. En meend men, dat op deze wys de rust en het geluk van het volk ooit tot ftand kan komen? zal men wel ooit, onder de naam van vryheid, gewilliglyk aan een nadeelig en krenkend beftier (al is het gebrek ook nog zoo zeer in de wet zelve} van eene bovendryvende Faélie zig willen onder-  ( 27 ) derwerpen? en indien deze, gebruik makende van de éénheid en onverdeelbaarheid der republiek, hare ontwerpen met geweld doorzet, zulien dan de klagten van het volk niet ten hemel ryzen? en hoe is dat dan beltaanbaar met een gemeenebest-regering, met de rechten van den menfch? hoe kan het gemeenebest gelukkig zyn, zonder zyne byzondere dec- len in agt te neemen? En dat in dit alles den bal niet is mis geflagen, blykt hier uit, om dat de rechten , van den mensch de Conventie wel tot recht en Kllykheid verpligten, dog in geval van mderfcheU dene belangen niet he/Iisfen-, wat billykheid is; en daarom de nadere bepaling aan eene meerderheid van ftemmcn doen onderworpen blyven; waar door men dan wezenlyk niet van de wet, maar van /»triguanten zoude afhangen, en daarenboven by elke nieuwe vertegenswoording te vreezen hebben, dat de billykheid, by zoo veele onderfcheidene en ftrydige belangen, dan eens voor dit gedeelte des volks, en dan wederom voor een ander zig verklaren zoude; waar door dan het volk, als een Schip, aan de omftuimige baren overgegeven, gins en herwaarts, (naar dat de eene of andere faélie boven dreef) geflingerd, en het geluk voor altoos van onzen grond verwydert zoude worden. Dan, alle deze nadelen, die volgens de rechten Van den mensch zoo gegrond vooruit gezien worden, zouden door de Christelyke leere, als de wet der ■ware vryheid, vermyd en volkomen voorgekomen worden, de Christelyke wet is geheel naar vereifch van zaken en oroftandigheden, naar de behoeften van den menfch bepaald. Zy vereenigd alle Christenen tot één doel; maar is zoo wel met hyzonder- lyke  ( a8 ) fyke tydtlyke belangen , als met de verfcheidenbeid van gaven en talenten beftaanbaar. Zy beveelt een iegelyk, zyne eigene dingen te doen. i TheflT. 4: 1;, dog om dit als leden van één lichaam te doen, malkanders laften te helpen dragen, en alzo de wet van Christus te vervullen. Gal. 6: 2. Erkenden Christenen flegts hunne eigene wet, dan was de vryheid zoo wel van allen, als van elk in 't byzonder, in een veilige haven. Men was dan aan de atgemeene Chriftelyke volkswet verbonden, zonder dat een provincie of eenig volksgedeelte daar door belemmerd of benadeelt wierd, of zelfs konde worden. Men was vereenigd, waar in men vereenigd moefte zyn, om eikanderen tot nut en tot fterktete zyn ; en nogtans gefcheiden, om eikanderen door onderrcheidene belangen niet te verzwakken. Er was harmonie en verbintenis op de meest beduidendfte wys, en nogtans vryheid, om onderfcheiden te handelen, in zyne grootfte volkomenheid. Men was vry, dog niet als tot voordeel van het gemeenebest. ! Een nationale Conventie had dan niet anders te doen, als Christelyke gemoederen, in het gezag van Christus, hunnen meester, te beftieren tot éénigheid des geloofs; dezelve als leden van één lichaam tot nut van 't algemeen vereenigd te houden; in elk geval dezelve hunpligt als Chriftenen ontegenzeggelyk, volgens eenen onveranderlyken regel, aan te wyzen; het pligtverzuim Cbristelyk te tugtigen; en alzo de onderlinge behulpfaamheid en onderfteuning niet werktuiglyk, maar uit een beginfel van pligt, en volgens eigen overtuiging; niet door bedwang, maar gewUliglyk te doen gefchieden. —- En hoe kragtig en voldoende dit zou  ( 29 ) zou zyn, indien de Chriftelyke leere als een wet gehandhaafd wierd, zal het vervolg nog nader leeren. Art. 12. „ Eene Chriftelyke Conventie is een meefterduk s, van godlyke wysheid." Aanmerkin g. Door eene Chriftelyke Conventie wierd het gemeenebest van zelve in den fterkftèn zin één en onverdeelbaar i Cor. i: 13. zy had, tot voordeel van het gemeenebest een veel kleiner getal van leden nodig, als er anders vereifcht zouden worden, dewyl men alleen in het godsdienflige één en onverdeelbaar zynde, zoo min voor byzondere tydelyke belangen behoefde te waaken, als er tegen te dryden; zynde eene geoorloofde verfcheidenheid, overeenkomftig deze eenheid, iuist dat geene, waar in eeniglyk de vryheid van een Christen-volk kan gelegen zyn. —» zy kon, als de hoogde Chriftelyke vertegenswoordiging, uit een hooge Raad van 70 of 72 Oudden bedaan. Dit oordeel ik door het Sanhedrin, inhetkerkelyk gemeenebest der Joden voorbeeld, en door Jefus goedgekeurd te zyn —— en zou buiten dat, wegens de min kostbaarheid gevolgd kunnen worden. De Conventie daar en boven was dan geen wetgevende , maar eene Richterlyke en uitvoerende magt, in naam van eene Christelyke natie, en mits dien van Christus zelve, Dan. 7: 26, 27. De geheele wetgevende macht wierd door de omhelfing der Christelyke vryheidsleere uitgewonnen. Het bede delfel van de waereld zou alleen maar uitvoering nodig hebben; en hoe veel zou dit niet befparen voor het Gemeenebest? mis-  ( 39 ) miiïchien een millioen 'sjaarlyks. Het werk der Conventie zou beftaan,in eene handhaving van de Christelyke vryheid. Zy zou de vertegenswoordigfter van Christus op aarde zyn; zyne wetten in train brengen; de hoge Kerkvergaderingen vervangen; verbonden maken; fchattingen opleggen; de zaak des Cbristendoms tegen in en buitenlandfche vyanden befchermen, en het volk des noods, in den weg Van pligt, daar tegen aanvoeren ; dog geen werklaamheden zig ouderneemen, welke voor het eene of andere gedeelte des volks onderdrukkend, en dus wefenlyk tot nadeel van het geheele Gemeenebest verftrekken zouden; dewyl één lid niet lyden kan, zonder dat zy allen lyden. 1 Cor. 12: 12-22. Voor alle andere dingen moest zy een algemeen Christe/yk ivetboek vervaardigen, waarin alle de leeringen en pligten, zoo omtrent de geenen, die tot de Christelyke maatfchappy behoren, als die er niet toe behoren; mitsgaders de Euangelifche drangredenen, om algemeen deugdfaam te zyn; als mede de maatfchappelyke ftraf, volgens Chriilus ordonnantie volledig begrepen waren ; zonder er iets af of toe te doen; leerende het volk onderhouden, alles wat Christus hun gebodpn heefr. Matth. 28: 19. ■ ■■ Dit wetboek moest zy aan het volk ter ombelfing aanbieden, met vryvergunning niet alleen, om het zelve aan de openbaar bekende leer van Jefus en zyne Apostelen te mogen toetfen, maar ook, om het zelve in zyn geheel te mogen verwerpen, en zig daar door van de maatfchappy af te zonderen; mits dan ook van de voorrechten des Cbristendoms verftoken te zyn; nergens inzage in te hebben; dog de lasten der maatfchappy, wiens befcherming zy genoten, te helpen dra-  C 31 ) dragen; en voorts als bywoners en vreemdelingen behandeld te worden. Matth. 17: 25, 26. De Christelyke vertegenwoordigers moesten zig 'sjaarlyks een lyst laten overgeven, wie al en wie niet, in elke gemeinte, de wet hadden aangenomen. Zy moest door Euangelifche vermaningen , naar vereisch eri niet naar flenter, dit aanmoedigen, en namens het geheele Nederlandfche Christendom, op alle hyzondere Christelyke hefiieringen agt geven, om de wet van Christus na te komen, en te doen nakomen; en niets te bepalen, het geen Christus, ter bewaring van de byzondere vryheid, onbepaald gelaten heeft. Hier mede zoude men ondervinden, dat het alleen aan de Christelyke vryheid eigen is, dat zy het volk niet in fchyn, maar waarlyk vry maakt daar in tegendeel elke andere wet, geen wet der vryheid is, maar den mensch drukken zoude. De rechten van den mensch hadden dan eenen bepaalden en zekeren zin; en de Conventie zou flegts de handhaaffter en uitvoerder zyn van de wet van Christus. De wet was dan niet van de Conventie , maar de Conventie van de wet afhanglyk. dan had dadelyk plaats, 't geen het Bataaffche volk begeert.— Men zou de voordeden van éénheid en ondeelbaarbeid genieten; en teffens de nadeden vermyden, welke uit de algemeene en onbepaalde rechten van den mensch, zoo onvermydelyk geboren zouden worden. Er zal eene nuttige gelykheid en verfcheidenheid teffens plaats hebben; de wet zal de gemoederen veréénigen en tot één doel doen zamenftemmen, en nogtans aan elke provincie , aan elk volksgedeelte, aan elk mensch de vryheid laten, om op zyne wyfe en naar dat de omftandigheden het vorderen, dit doel te  ( 3* ) te bereiken. Elke provincie zal in de hare kunnen doen, wat met den godsdienst der natie beftaanbaar is. De onverbreeklykfte verbintenis, en teffens de uitgebreidfte vryheid zal er uit geboren worden; het volk zal één lichaam zyn; dog de onderfcheidene leden zullen waarlyk onderfcheidene leden blyven. Rom. 12: 4. Boven dit alles, zou de godsdienst het gemeenebest onderfteunen; en het gemeenebest den godsdienst naar zyn oogmerk doen vervullen. Het zou , alle gelegenheid tot godsdienflige en burgerlyke verdeeldheid affnydende, de harten van het Nederlandfche volk (daar het geheel uit Christenen beftaaf) door een algemeen aangenomen beginfel, tot eikanderen doen wederkeeren, en een gemeenebest doen geboren worden, het welk de glorie der ganfche aarde zoude zyn. Eph. 4: 4—16. De conventie zou meer dan ooit een ontzaggelyk en teffens bemind en begeerlyk lichaam zyn, en zoo wel de wil als de magt van de geheele Natie in zig vereenigen. Zy zou beandvvoorden aan de befchryving, Hoogl. 6: 10. wie is zy, die daar uitziet als de da* geraad, fchoon gelyk de maane, zuiver als de zonne, fchrikkelyk als Jlagordens met banieren. Overheerfching was er dan ook nimmer te vreezen, dewyl het geheele Volk, volgens eene bekende en onveranderlyke wet over de volksvertegenwoordigers kon oordeelen, of zy hun pligt deden. Willekeurige ontwerpen hadden dan geen plaats, als met dat gevolg, het welk onder een Christusregering voorfpeld is , Openb. 22: 18, 19. En te minder, wanneer zy 's jaarlyks vervangen en afgewisfeld wierdea — de conventie was in allen gevalle een bedienende magt. Zoo  ( 33 ) Zoo had. men alle de voordeden van een ééne en onverdeelbare republiek, dewyl het ganfche christenvolk met onverbreeklyke en Godlyke banden door een beginfel van den werkdadigften invloed, aan eikanderen was vastgefnoerd. het gemeenebeft zou gebouwd zyn, op bet fundament der dpojlelen en Propheten, waar van Jefus Cbristus de uiterfle boekfteen is, op welken het geheele gebouw bekwamelyk zamen gevoegd zynde, opwast tot eenen heiligen tempel in den Here Eph. s: ao, 21. Ziet daar godsdienst, en dezelve als de bron van het nationaal geluk. Art. 13. „ De kerkenraaden zouden dan Nationale Cora„ miffien worden." Aanmerking. Ik heb te voren reets op verfcbeidene wyzen aangetoond, dat een volksregering, volgens de natuurlyke rechten van den mensch, een waar mon/Ier, en zoo wel voor de deugd als den godsdienst verwoeftende is; —— en dat in tegendeel, door een Christelyk volksbeftier, naar het voorfchrift van Jefus en zyne Apostelen, beide godsdienft en burgerftaat gelyklyk winnen, en eikanderen in de hand zouden werken. De onderfcheidene Christelyke gezindheden, wierden, in het laatfte geval, niet naar byzondere formulieren, maar naar eene eenige wet, de wet van Jefus gehandhaafd; met gevolg, dat het geheele Christendom èénen regel volgende, ook de byzondere kerkelyke zamenkomften er door vervallen, en de kerkenraaden natuurlykerwys, in dat geval, niet aan ClasC *"e«  C 34 ) fen en fynoden, maar aan een olgemeene Chriftelyke volks-vertegenwoordiging, ondergefchikt zouden moeten worden. . » zy zouden nationale Commisfien worden, om in elke Had of dorp, tegen het bederf der Christelyke natie te waken, als infonderheid tegen ongodiftery; verlochening van den eenigen heerfcher Jefus Christus; menfchen-haat; bedrog; ongebondenheid; en in één woord, tegen alle ondeugden, die met het ware Patriottismus, met de maatfchappelyke verbintenis, en de Christelyke broederliefde onbeftaanbaar waren. Rom. 12. iCor. 13. Eph. 4: 25. Col. 3: 8, 9. Zy moesten Cenfureodfenen, met alle mogelyke ftiptheid, onder appel aan de algemeene volks-vertegenswoordiging. Dit zoude in zyne gevolgen een zagt, broederlyk, geregeld, en gelukkig volks-beftier uitleveren. Eigcnaartig wierd een Christelyk volk gehandhaaft, volgens de inzetting van Christus, Matth. 18: 15. indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, enz. En hoe voldoende zou deze tucht niet zyn, om het gemeenebeft te handhaven, daar de geenen, die alzo gecenfureert wierden, gedurende de Cenfure voor geen leden der maatfchappy erkend konden worden, en gevolglyk geen /lemrecbt, geen ambten of bedieningen zouden konnen waarneemen. Er gebeurde dan in dit Christelyk gemeenebest, het geen Jefus zegt, Matth. 18: 18. Onwettige en kragteloze Cenfuren zouden geen plaats hebben. Art. 14. „ Zy, die geen Chriftenen zyn, kunnen, in ge„ val van overtreeding, als broeders niet getuch-. ,, tigd worden." aan-  C 35 ) aanmerking. Joden, Deïsten, Naturalisten, en diergelyke, zyn geen Christelyke broeders. Zy moeten als menfehen , volgens de Christelyke wet, met befcheidenheid be« handelt, dog kunnen als verwerpers van de Christelyke vryheids-kere niet broeder lyk getuchtigd worden , en zyn daar door altyd een" fcbrede nader aan hun verderf. — billyk word in allen gevalle gehandelt, volgens de leere van Paulus, Rom. 2: 12. Zoo veelen, ah er zonder wet gezondigt hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan; en zo veele, als er onder de voet gezondigt hebben, zullen door de wet GEOORDEELT worden. Dit Richter - ambt kon en moest door de Conventie zelve worden waargenomen. Haar werk dog zou bcftaan in het volk te bellieren en te richten, volgens de vryheids leere van Jefus; welke tiveeledige bezigheden door onderfcheidene Committé's bediend konden'worden, en ook te naauw aan eikanderen verwand zouden zyn, om van eikanderen gefcheiden te worden. En behoef ik er hier wel by te voegen, hoe kragtig de volksvertegenwoordigers, in naam van een Chriftelyke natie, en mits dien van Christus zelve, het kwaad in het gemeenebeft zouden konnen voorkomen? gewis, niets zoude hier mede te vergelyken zyn. Art. 15. „ Er 2ullen zeker in elke Stad, in elk dorp of „ diftric~t, 'sjaarlyks eenigen tot Richters gekozen „ moeten worden, om alle gefchillen, naar de wet „ der geregtigheid te beflegten en recht te doen." C o Aan-  ( 3* ) Aanmerking. Dit dog zal de rechtspleging overeenkomfrig de volksvryheid, eenvoudig, min kostbaar, (en indien de wet van Christus gevolgd word,) onder den onmiddclyken invloed van den godsdienst zelve, zeer fpoedig en getrouw doen uitvoeren; ter vervulling van de voorfpellende leer van Paulus, i Cor. 6: 2. weet gy niet, dat de heiligen de waereld zullen oordeelen? Men verzuime niet hier op te merken, dat zulk een ruim genot der vryheid met de verdeeldheid des volks onbeftaanbaar is; en daarom geen plaats kan hebben, als door een zodanig grondbeginzel, waar door men de godsdienftigheid en de broederlyke liefde in de harten doet wederkeeren. ■■ i Dit kan alleen door de Chriftelyke vrybeids-wet worden uitgevoerd, hier door wierd het gefchil met de Stadhoudersgezinden gefleten,'met gevolg, dat de vaderlandfche vryheid onderfteund zoude worden, door de geenen, die ze nu belagen; en dat het geheele volk, tot één doel zamenwerkende, telkens de verftandigfie, braaffte en geoeffendfte Chriftenen, tot zyne rechters zoude kunnen en willen verkiefen; en nogtans dezelve weinig nodig hebben, dewyl elk Christen als dan zyn recht kennen, en het pad der ondeugd ten eenenmale glibberig zoude worden, zynde elk onrechtvaardig twistgeding een fchending van de maatfcbappelyke orde, en een ftrafbare misdaad tegen de gehandhaafde Christelyke broederliefde, Matth. 5:22. Art. 16. Deze. Rechters zullen zekerlyk ook gemagtigd „ wor-  ( 37 ) „ worden, om voor de algemeene veiligheid te waa„ ken, en de geenen, welke lyfftrafelyk tegen de ,, vryheids-wet van het Gemeenebeft, zig fchuldig " maken, aan een Juftitie-Committé over te zenden." Aanmerking. Dan, hoe naauw fteekt het zig met een vryheids-wet? en hoe flordig of geweldig zal dezelve, zonder den godsdienst, zig gehandhaaft zien. Integendeel, indien deze Rechters allerwegen met eene Chriftelyke volksvertegenwoordiging, of liever met den godsdienft der natie zelve in verband ftonden, en alzo uit naam van de geheele Nederlandfche Chriftenheid werkfaam waren, dit zou er nadruk aan byzetten, het zoude liefde en de eerbied van allen opwekken, en op het volks-charaéter eenen zeer byzonderen invloed hebben, het zou de boosheid volkomen de nek doen gebroken worden. aPet. 3: 13, 14. Men denkt misfchien, dat zulk een éénig juftitiewezen, als de Conventie of een hooge Raad, in zulk een verband met alle deplaatslyke gerechten, daardoor al te veel te doen zou krygen. Dan, dit is niet zeer waarfchynlyk, en waarom meer, als eertyds onder de duizenden van Israël. De leden van het gemeenebeft waren door hunne godsdienftige belydenis en de wet, van dc overigen onderfcheiden; het gemeenebeft zou fcherp 'gewroken worden; de wet had op de harten invloed, en de geheele ftaatsgefieldheid had eene (trekking, om het goede aan te moedigen 1 de beloonde en gehandhaafde braafheid de nooit vrugteloze burgerdeugd —- de zekere ftraf des bozen de agtbaarheid der vertegen¬ woordigers in elk dorp, en de zigtbare fterkheid ddar door van de algemeene zaak — de goede voorbeelC 3 den  C 38 ) den ■■ ■ het ontzag ——* dit alles zou tot gemak van den zhtenden Raad, het kwaad in het gemeenebelt verminderen, weeren, onpleegbaar doen worden, en de deugd volkomen doen zegepralen. Trouwens, er moet maar een éènige hoge rechtbank zyn. Men denke hier aan de uitdrukkelyke verordening van den koning der kerke. Matth. 5: 1726. meint niet, dat ik gekomen ben, om de wet of de Propheten te ontbinden, ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen. Voorwaar zegge ik tt, tot dat de hemel en de aarde voorby gaan, zal daar niet een jota of een tittel van de wet voorby gaan, tot dat bet alles zal zyn gefchied. Zoo wie dan één van deze minfte geboden zal ontbonden, en de menfehen alzo zal geleerd hebben, die zal de MINSTE genaamd worden in bet koningryk der hemelen; maar zoo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het koningryk der hemelen. Want ik zegge u, het en zy uwe geregtigheid OVERVLOEDIGER zy, als der febnftgeleerden en pbarizeen, dat gy in het koningryk der hemden geenftnts zult ingaan. Gy hebt geboord, dat tot den ouden gezegt is, gy en zult niet dooden, maar zoo wie doodet, die zal ftrafbaar zyn voor bet gericht. Dog ik zegge u, zoo wie te onrecht OP ZYNEN BROEDER TOORNIG is, die zal ftrafbaar zyn voor HET GERICHTE. Ende wie tot zynen broeder zegt RAKA, die zal ftrafbaar zyn voor den GROOTEN RAAD ; maar wie zegt, GY DWAAS , die zal ftrafbaar zyn door bet HELSCHE VUUR. Zoo gy dan uwe gave zult op den altaar offeren, en aldaar gedagtigword, dat uwe broeder iets tegen u beeft, laat daar uwe gave voor den altaar, on  ( 39 ) en gaat beenen, verzoend u eerst met uwen broeder, en koomt dan, en offerd uwe gave. Weest baaflelyk wel gezind tegen uwe wederpartye, terwyl gy nog met bem op den weg zyt, op dat de wederpartbye niet misfcbien u den Rechter overlevere, en de Rechter u den dienaar overlevere , en gy in de gevangenis geworpen word. Voorwaar zeg u, gy zult te weeten (in myn koningryk) daar geenzints uitkomen, totdat gy den laat(ïen penning zult betaald hebben. — dat deze leere alleen onder eene CHRISTUS-REGEERING tot dadelykheid kan komen, behoef ik niet nader aan te toonen. Men kan door het gerichte verftaan eene broederlyke rechtspleging in burgerlyke gefchillen, in ondergefchiktheid aan den grooten Raad. Art. 17. „ De leden van een Christelyk gemeenebest, kun„ "en geen anderen zyn, als die in leer en leven „ den Christelyken Godsdienst zyn toegedaan." Aanmerking. Dit is een nieuw voordeel, het welk de Christelyke vrybeids-wet, boven dc rechten van den menfch, aan het gemeenebest kan toevoegen. Niet alleen de loden, die het hoofd vol hebben van een aardsch 'koningryk; maar ook alle Ongodistcn , die pesten der menfehelyke zamcnleving, die volgens de rechten van den mensch, zonder verongelyking met geweerd konden worden, waren dan van zelve wettig uitgefloten. Want die in een Christelyk Land wil leven, moet zig ook aan de Christelyke wet onderwerpen. ik heb er my over verwonderd, dat de Schryver C 4 van  C 40 ) van den Nieuwen Post van den Neder-rhyn, No. 29. de Joden alleen daarom wil uitfluiten, om dat zy berugte voorftanders van Orange zyn, want hoe kan dit zelfs volgens de rechten van den mensch door den beugel? en moeften dan ook niet alle andere Orange-gezinden teffens worden uitgefloten? Maar hoe kan dit gefchieden, wegens de groote meenigte, en zonder ze allen te verongelyken, te overheerfchen, en een geweld over dezelve zig aan te ma-, tigen, het welk zelfs ter dezer tydt omtrent de wilden van dfrica algemeen veroordeelt word. Men heeft dit in Frankryk ook heel wel opgemerkt. — Ik ffem den Schryver ten vollen toe, dat het dwaasheid zoude zyn, om zulke yverige tegenffandet s van het gemeenebest, als de Joden zyn, tot leden, tot Citoyens aêïifs te verklaren, en hun neffens de gemeentbest-jezinden, niet alleen het recht van ftem, maar ook ambten en bedieningen te laten toekomen. Dog hier ontdekt zig al wederom de eindeloze ongefchiktheid van de rechten van den mensch. Zy kunnen de nadeelige leden niet.uitfluiten; de Joden behoeven volgens dezelve, niet tot burgers van de republiek verklaard te worden, maar zyn bet van zelve neffens alle andere menfehen. Met alle zulke zwarigheden heeft men niets te doen, als men de Christelyke vrybeids-wet omhelst, of liever, wanneer men maar geen nieuwe aanneemd. De Joden zyn dan van zelve buiten het burgerfchap, dog kunnen als vreemdelingen, gelyk zy waarlyk zyn, in de befcherming der republiek genomen worden, indien zy fKl en gerust zig gedragen. Art.  ( 4» ) Art. ï8. „ Niemand kan een Christelyk volk vertegenü „ woordigen, zonder wegens zyn Christendom met „ lof by het volk bekend te zyn." Aanmerking. Dit zou zelfs in een minder godsdienftig gemeenebest eene welberadene en voorzigtige wet zyn-, om, daar de ondervinding leerd, dat op enkelvoudige loffelyke daaden geen ftaat te maken is, alle eigenbatige en beerfchzugtige lieden, die met den nedrigen en republikainfcben geest van Christus niet bezield waren, regulier uit het bellier te weeren.— Dan in een Chrifteïyk gemeenebest wyst zig dit van zelve. Art. 19. „ Een Christelyk gemeenebest kan geen andere „ Staatkunde volgen, als getrouw aan God en d'e „ broederfchap." Aanmerkin g. Het fpreekt van zelve, dat dit de ware grondregel in een gemeenebest moet zyn, dewyl men anders met de eene hand afbreekt, het geen men met de andere opbouwd; — en dog kan dezelve maar alleen dan, wanneer de godsdienst, even als oudtyds onder Israël, de wet van den burgerftaat is, zig (taande houden, hy alleen kan den mensch in tegenheden goedsmoeds doenblyven,en heeft ook de heuchelykfte belofte aan gemeenebestgezinden, Jef. 33: 5, 6. de Beer is verbeven, want hy wotnd in de hoogte; hy heeft Zon vervuld met gericht e en geregtigheid. En by (zoo ftaat er eigenlyk in den grondtext) zal de C 5 vas-  < 42 ) vaftigbeid uwer tyde» zyn. de fcbat van behoudenis/en is wysbeid en kennis, en de vreefe des Heer en is deszelfs fcbat-kamer. Art. 20. „ Ondenvys in den godsdienji en de gronden der „ Christelyke vryheid, is onontbeerlyk in een Chris„ telyk burgerfchap." Aanmerking. Deze Helling zoude men ook konhen omkeeren, en zeggen: onderwys in den godsdienst en de gronden der Christelyke vryheid is in een Chriflelyk burgerfchap niet nodig, dewyl een volk, het welk de wet van Chriftus aanneemt, om in alle omftandigheden zig er naa te gedragen, veronderfteld moet worden dezelve te kennen, van den kleinften tot den grootflen, en alzo niet nodig te hebben, dat de eene broeder den anderen leere Jer. 31: 34. Dan, hoe zeer wy zulk eenen tyd in het geloof te gemoete zien, wyst het zig nogtans van zelve, dat het Christendom uit de bedendaagfcbe onwetenheid en onverfchilligheid, niet in eenen fprong, tot die rypheid en volmaaktheid zig herftellen kan, en dat er daarenboven altyd aankweekelingen en kinderen der gemeinte zullen gevonden worden , welke tot een Chriftelyk burger-leven voorbereid, en in de gronden der godsdienflige vryheid behooren onderwezen te worden. De volksvertegenwoordigers behoorden een Christelyk volks-boek tot onderwys in de gronden en pligten der Christelyke vryheid, by het geheele Nederlandfche Christendom, en zoo veel mogelyk, met al-  ( 43 ) ajgemeene goedkeuring van alle Christelyke gemeenebestgczinden, in te voeren. Dit boek moest i beknopt, volledig en wel zamenhangend uittrekiel van den Bybel zyn, zoo na tnogelyk met de woorden van de H. Schryvers voorgedragen; en vergezeld met bygevoegde aanmerkingen, tot onderrichting, waar in het Christendom bedendaagsch over een ftemt, en wat by de onderfcheidene gezindheden nog in gefchil blyft. Dit zou het Nederlandfche volk dadelyk in ftaat {tellen, om de onderfcheidene gevoelens tegen eikanderen te overwegen en de waarheid te zoeken. Men zou dan niet langer blindelings en uit navolging, het goede en kwade van zyne zoogenaamde parthyen verwerpen. Men zou uit zyne eigene oogen beginnen te zien en een praêlicaal Christendom, als de wet van den ftaat, zou alle Religie-haat fchielyk doen verdwynen, en de zaak op de meefte wys begunftigen. Men denke, hoe veel eene verwarde overeenftem» ming in het burgerlyke, reets tegenwoordig daar aan heeft toegebragt. Ziet daar, Christelyke Medeburgers! tot welk eene gefmdbeid gy ook in het godsdienflige mogt behaoren < ziet hier uw gemeenebest-bellier, het welk door Christus zelve verordend, dog een reeks van zeventien eeuwep, door waerehllyke regeeringen verhinderd wierd, om tot ftand te komen —— en waarlyk, het Christendom is ook nu, voor het eerst, daar toe ryp geworden. Ik heb getoond, dat de rechten van den menfch (in-  ( 44 ) ("indien het niet uit Christelyke oogmerken word.nagelaten) uit baren aard te weeg brengen, om de tydrekening en de wet van Christus te veranderen, Dan. 7: 25. en dat dit het verderf der Natie onmiddelyk met zig fleept — Men oordeele daar en tegen over de wet der Christenen zelve, die men op het punt ftaat, om uit vrye verkiezing aan een zyde te fchuiven, of zy niet in honderd opzichten de voorkeur verdienen zoude ■ of zy niet de eenige waare gemeenebeft-wet is, en waar mede een volk kan gelukkig zyn. Het Christendom fchuuwd het waereldlyk gezag, en is beproefd het zelve niet van nooden te hebben. Het kan gedvjongen eene andere burgerwet gehoorzamen, maar dezelve niet gewillig aannemen (Rom. 8: 20.) zonder zig zeiven in onmacht te brengen. Hierom oordeele ik,, onder verbetering da| het volk niet alleen over de Conftitutie, maar wel allermeest ook over deszelfs grondflag behoorde geraadpleegd te worden. Ik geloof, dat in dat geval de rechten van den mensch niet zoo algemeen zullen goedgekeurd worden, als een genoegzame grond der burgerlyke vryheid. ——— in tegendeel, het vryheidademend Christendom heeft de belofte van dit en van het toekomende leven iTim. 4: 8. het is de beproefde vryheidswet der Christenen. - —- Bleef dan het Chriften-volk in de leere van Jefus — wierd dezelve tans alleen behouden, algemeen in werkingj gebragt en gehandhaaft, dan zag ik myn vaderland in alle mogelyke opzichten gelukkig, en onder den invloed der hemeifche wyshcid: men had dan cenfundament, en een onfeilbare toetfteen voor de rechten van den mensch; een zuiver, edel, onbe- drieg-  ( 45 ) drieglyk en vrugtbaar beginfel tot burger-deugd, Jac. 3: 17. en onder dit geleide zou het gemeene» beft fteeds toeneemen in verlichte burgerdeugd, en geftadig gelukkiger worden. Ziet hier, wat men dan te verwagten heeft. De bergen zullen vreede draagen, De heuvels heilig recht; Hy zal hun vrolyk op doen daagen Het heil hun toegezegd; 'tEllendig volk word dan uit lyden, Door zynen arm gerukt; Hy zal nooddruftigen bevryden; Verbryzlen, wie verdrukt. Pf. 72.