WAARNEMINGEN, OMTRENT DE NATUUR"EN GENEZING JDJER KOORTSEN.  iv VOORREDE des VERTAALERS. ecne al te groote veragting verworpen is. Met het tweede heb ik voornamentlyk ten oogmerk gehad te bewyzen, dat de algemeen aangenomene ieer omtrent de natuur der koorts, niet uit de Engehche, maar uit de Ncderlaudfchc School is voortgekomen. — En eindelyk bedoelde ik met het laatfte byvoegzel het thans in Nederland zo algemeen heerfchend misbruik van den koortsbast in de tusfchenpozende koortfen, een weinig te keer te gaan. Zo dra myne bezigheden my dit zullen toelaten, zal ik het volgende uitgeven , en zo veel mogelyk de waarnemingen van den Heer Grant vergelyken met die gene, welke in ons land genomen zyn.  VOORREDE. JO)at alle nuttige kennis het best door de befchouwing der natuur en harer wetten verkregen word, is een waarheid, die men nu voor algemeen aangenomen mag houden. Dit is niet alleen waar van alle wetenfchappen, maar ook byzonder van de geneeskunde, of de volkomene kennis der ziekten en hare geneezing. Deze kunst is minder met andere wetenfchappen verbonden, dan de oefenaren derzelve gaarne zullen toejlemmen: en zy heeft eer hare grootfte vorderingen aan naarflige en naauwkeurige menfchen, dan aan groote geleerden en fchitterende verjianden, te danken. Om deeze rede is het voornaamlyk, dat jonge lieden geen grote vorderingen in de kev>"** ziekten maken ,\ een aanhoudende oplettenheid op hunne zieken, of een dor verhaal van fadta, is voor hen een al te droge fludie , hierom zyn zy meer geneigd om andere wetenfchappen, die meer Jlofvoor hunne befpiegeling geven,na te fporen, offchoon zy weinig nuts opleveren, voor die wetenfehap, welke zy oefenen. Om deze dwaling tegen te gaan, en om hunnen aandagt tot het een noodzaaklyk ding te bepalen, heb ik cenige waarnemingen in het beloop van een praftyk van veele jaren verzameld, uitgegeven, waar by ik zedert, van tyd tot tyd, zo als ze zig opdeden, of na myn gedagte de gelegenheid van zaken dezelve fchenen te vereifchen, vermeerderingen gevoegd heb. Dit werk heeft nu zyn weg gevonden over de geheele waereld, en is in verfcheide talen overgezet, hier door ontfing ik, zo als gewoonlyk by zulke gelegenheden get 4  vni VOORREDE. fchied, een menigte vriendelyke brieven van Heer en van de kunst, die ik alleen by naam kende. Deeze. Heeren waren geen jonge lieden zonder ondervinding, waar aan myne fchrifien alleen gerigt waren , maar mannen in kennis en ondervinding boven my verheven, mannen die door hunne jaren en leevensgejleldheid de prafiyek reeds zouden nederleggen, en reeds gedeelte-tyk zig het woelig leven onttrokken hadden, maar beminnaars der kunst, de beste wenfehen voor hare beoeffenaren desden. ■ Tot voldoening, en op verzoek myner vrienden, heb ik een korte proeve dezer brieven, voor deze uitgaaf myner werken gevoegd, waar door ik jonge geneesheer en wensch over te haaien om een-be.hoorlyke agting- aan dat foort van fludie toe te- dragen,, het welk alleen de kunst verbeteren kan, en de oplettenheid van die Heeren van de kunst vergroot heeft, die het beste.de agting van aUf hunne tydgenoten verdiend hebben. Brieven aan Dr. G r a n t. Van Sir William Duncan. Valencia den 27 Febr. 1777. Ik heb den tweeden druk van uw boek niet gezien, maar Capt. Ogilvie is zo even eerst aangekomen, en byaldien ik van de eerfie uitgaaf mag bef uiten, ben ik verzekerd, dat er niets federt den tyd van Sïdenhajw, 20 nuttig in Engeland over de-geneeskunde is uitgekomen; de tegenswoordige genecsheeren mogen hier op vitten zo veel als zy willen, hun eigen belang zo niet dat van hunne zieken, zalmaken, dat zy het in het geheim ragd^  VOORREDE. IX plegen, en door dezen weg zal het menschdom daar uit nut trekken , het welk een der hoofdoogmerken van een welgeflelde ziel zyn moet, ikwensch oprcgt, dat gy daar Vit zo veel voordeel mogt trekken, als gy met regt ver* dient. % Van Dr. William Brownrigg. Ormathwaite den 2 Decemb. 1775. Ik heb myne tweede nalezing van uwe naauwkcurigt waarnemingen omtrent de ziektens dezer hoofdjïad, welke een uitmuntende verklaring zyn van het geen Stdenham over het zelve onderwerp gejchreven heeft, nog niet geëindigd, daar zy dienen om zyne fchrifter. op te helderen, en door nieuwe ontdekkingen de kennis en geneezing veeier ziektens bevorderen. Ik wensch u van harten athn voorfpoed in dcezc ca alle mi'e andere 077„ dernemingen tot yerligting en nut. van het menschdom, en dat uw' arbeid zyne verdiende, .beloning ontvangen mag. Van Thomas Glass, M. D. Exeter den .6 January 1776. Zedert mynen laatjlen had ik, het genoegen uwe proeve over de Febris Peftilentialis van Sydenham ÖV. te lezen, waarin gy zo wel als in uwe voorgaande fchriften, klaar en ten vollen bewezen hebt, dat zo wel de koortfen, die door besmetting , als door andere meer gewoone toevallen van het leven, ten naasten by in een geregelde opvolging ontfiaan, door de Jaifoenen van het jaar, en de merkbare hoedanigheden der htgt, gewyzigd worden, zo dat befmetlyke koortfen dikwerf met toevallen van de heerfchende gefleldheid van het jaargety, het Zy hetzelve ontjlekingaartig of rotagtig zy, vergezeld gaan, t -5  X VOORREDE. Overat, waar dit plaats heeft, kan men de befmèiie* lyke ziekte als zamengefteld befchouwen met een ontjlekingaartige of rotagtige koorts, en wanneer men ze dus zaamgefleld befchouwd met de koorts van het jaargety, moet men eerst deze koorts, en dan de befmetteiyke ziekte genezen. Gy verdient de dankbare erkentenis van het algemeen, voor deze gewigtige les, en nuttigen regel in de praftyk, voor het allernaauwkeurigst verjlag, het welk gy van de verfchillende foorten van koortfen, en de toevallen, die ieder derzelve byzonder zyn, gegeven hebt, en voor de edelmoedige mededeling van de wyze van genezing, die gy in het behandelen van ieder de beste gevonden hebt. Maar ik moet bekennen, dat ik niet ten vollen overtuigd ben, dat de Febris Pestilentialis van SydeNham , dezelve ziekte is, die 7ty nu de gevangenis, hospitaal, bluts, of petechiale koorts noemen. Maar, offchoon het my toefchynt, dat waarfchynlyk de pestkoorts van Sydenham het uitwerkfel van een gift is, verfchillend van datgene, 'twelk een gevangenis koorts voortbrengt, ben ik egter geheel en al met u van gevoelen, dat het zweeten, het welk hy voor het eigentlyke geneesmiddel in deeze koorts hield, ook het juiste geneesmiddel van deeze ziekte uitmaakt, by aldien zy niet met een andere ziekte vermengd is. Myn Heer! Niets kon my aangenamer zyn, dan uw brief van den 9 funy, niet alleen door dat ik my vereerd vond, door iemand, dien ik de grootfie agting en eerbied toedraag , maar vee' meer, door dien ik een wederkerige kennis te weeg gebragt heb, tusfehen twee mannen, die  VOORREDE. xi elkander zo ten vollen waardig zyn. Ik vertoefde geen oogenblik uwen heufchen brief met de ingejlotene aan Dr. Stoll mede te deelen, welke hem een onuitfprceklyk genoegen gaf, voor dusdanige, als alleen vatbaar zyn, die geene, welke hun leven aan de wetenfchapppen en het welzyn des menschdom: hebben toegeheiligd. Hy betuigt u zynen dank, en belooft zyn yiterfte best te doen, om zyne briefwisseling uwe agting waardig te maken. Hy i: voorneemen: u zyn boek te zenden zo dra het word uitgegeven, het welk oyer weinig dagen zyn zal. De aanbieding van u om uwe andere werken aan hem te zenden i: hem zeer aangenaam, daar hy den hoogflen eerbied heeft voor alle:, dat van uwe hand koomt. Uw boek over de koortfen in het Hoogduitsch i: het eenig boek, dat hy van uwe werken keg.**? welk u zeker een onjlerflyke eer doet, en u aan het hoofd der hedendaagfche genee:heeren plaatst. Ik zeg dit niet by wyze van pligtpleging, want de daaglykfche ondervinding heeft on: de waardy van uwe waarnemingen geleerd, en wy zyn overtuigd, dat uwe genee:wyze de eenige ware i: in de behandeling der hevige ziekten. Hoe welkom zullen dan uwe andere werken zyn, welke, daar hy in het Engelsch niet bedreven is, ik hem gaarne zal uitleggen, ja, by gebrek van tyd, zal ik ze ras in het Hoogduitsch doen vertalen, daar zy te voortreflyk zyn, dan dat de Britfche Natie ze alleen voor zig zoude houden. Dr. Stoll is u zeer vcrpligt voor het gevat van Dr. Brownrigg aan u medegedeeld. Gy kunt verzekerd zyn, dat wy zonder uitflel de proeven zullen nemen, daar wy helaas een groot getal tyders aan het kreeftgezwel hebben; wy hopen, dafwyfchielyk  3t« VOORREDE. inftaat zulten zyn iets beflisfends omtrent deeze zaak n kunnen zeggen. Gelukkig, dat wy zo ver boven de fchoolfche redeneertrant verheven zyn, dat wy geenzints door de eenvoudigheid van het middel worden afgeschrikt, ten vollen wetende, dat de natuur dikwyls haaregrootflt fchatten verbergt op die plaatfen, daar wy de minjle agterdogt op zouden hebben. God doe onze pogingen wet gelukken, de waereld zal fchielyk de bef ede zegen weeten , en de vereischte eer aan den eerften 'invoerder bewyzen. Dr. Stoll heeft een brief voor u- ingejloten, die hy na 's Lands gebruik in het Latyn gefchreven heeft. Ik twyfel niet of gy zult met zyne briefwisfeting ie vrede zyn, en inderdaad ken ik geen twee gefchikter menfchen om de geneeskunde van al het onkruid, en dwalingen&c. te zuiveren, welke de grilligheid, het vooroordeel, en kwalykgevestigde theorien hebben ingevoerd. Ik eindige - ik heb alreeds uw geduld te veel gevergd. Zo Jlreelend is het met een man te fpreeken, wiens verdiensten onz* agting en genegenheid gewonnen hebben. Ik wenschte dat het God behaagde, dat meer jaren en ondervinding my tot zulk een agtbare briefwisfeling regt gaven: egter ben ik gelukkig, wanneer ik deeze die alreeds gevestigd isi befchouwe. Jk blyve met verfchuldigden eerbied, Myn Heer, Uw verpligte Dienaar JOS. COÜFMAN. W EE N EN den i Auguft. IJ77,  Viro Clarissimo Wilhelmo Grant, Maxi- mimanus STOLIi, S. P. dicit. Vienna, Aug. 6. 1777. ]Ea lastitia me perfudit epiftola tua , ut eidem explicandse ncutiquam par firn. Id folum doleo, egréghim tuum de febribus trattatum hifce in terris ferius innotuifle , & quibus innotuerat, mecum fui'fle ob ignotum nobis idioma Anglicum ab ejusdem lectione prohibitos. Per aliquot jam annos cum methodos curandarum febrium diverfiffimos, quin & oppofitos contemplarer , audiremque djvcrfarum opinionum noa ignobiles magiftros, cum quacunque adhibita medendi rationc nihiiominus vidcrem auc funera perquam multa, aut tardam poft millenas cum morte luótas reconvalescentiam, nee hic nee ille fortunatiorem «gris medicinam faceret, faspiffime & artis noftras, & miferorum quam maxime mortalium forti indolui. Trepidus ob id ipfum acceffi, & animum defpondens ad artis ufum, quam primum in Hungaria exercui, Germana febrium popularium patria. Plurima animo paffus fum plurima etiam corpore, donec rejeclis, qui me feduxcrant, aut faltem non inftruxerant, autoribus, ftabiles mihi, tutosque medendi canones effbrmarem, quos affidua contemplatio febrium epidemice graffantium fibique reliftarum fuppeditaverat. Etenim cum & frequentiffimas e£e febres ibi fint, & ruri interte-  XIV nuiffiinas fortis homincs, aliis magnarum urbium, foxufve morbis non commiftse, fed fimpliccs , certo quotannis ordinc enafcantur, vigeant , emoriantur, nullisque remediis , utpote quibus maximam partem plebs mifera deftituitur , anomalae fadfcefmt, quid faciat, feratque natura fui confervatrix, hominem perattentum effugere haud potuit. Quantopere lsetabar, cum mea obfervata felici coronari exitu, tuisque alio fub fole colledhs obfervationibus confirmari, provehi eftringi, reótificari videram! Rem facio & muneri, quo nunc defungor , confentaneam, & auditoribus meis perutilem , ac amicorum meorum quibusdam gratiffimam, dum tuiun de febribus librum, quem nuper quidam duce bono genio in idioma germanicum converterat, pro viribus cbmmendo. Quud fi quid adhuc fcriptorum tuorum Anglia habeat, facqusefo, ut eorum quam proxime potiamur. Remedii contra cancrum laudati fimplicitatem neutiquam contemno ; didici dudum, nihil contcmnerc, quod alma Natura offert cxperiri omnia, atque optima retinere. Si quidam habeas, five litteras, five libros,mihi Viennam transmittenda, id nünori cum moleftia tua flet, fi, quae miffurus es, ea Secretario legationis Auftriacas Londini commoranti tradideris, & mittenda non mihi, fed Domino de Locher infcripferis fequenti modo. Sec. Primum obfervationum mearum tomulum proximis diebus expecla, & vale.  xv VlRO CLARISSIMO MaXIMILIANO stoll M. D. ö* Professori Celeberrimo Wilhelmus Grant, M, D. S. P. Dicit. '^jj^ua attcntionc dignas, pa'ucas quas feci obfervationes, te inveniffe lsetor, tuis vero conveniffe non miror nam obfervationes unius cujufque noftrum, ex eodem fonte hauriuntur, ex ipfa feilicet natura ubique femper eadem. Hippocratcs olim, nuper Sydenhamus, poft Iongum temporis intervallum, & in regionibus valde diverfis, morbos haud diverfos invenerunt: iUe chirurgo-medicus, hic folus Medicus; ille plures viderat morbos hic vero febres melius delineavit & tradtavit; quam ob rem Sydenhamum, febrium Medicum, nnncupavit Boerhaavius. Illi viri libris indodti; srte chemica, botanica, pharmaceutica, ipfaque anatomica parum mftrufti; morbos tarnen cognofcebant, & miro cum fucceffu, feliciter fanabant, tantum poffit induftria fagacitate conjtinéta! Sapientia vero, qua2 auro & gemmis emi nequit rieque affumi neque transferri poffit; donum eft, quod Deus nonnullis hominibus , folummodo dat, eofque non improprie, divinoS, quafi Deo fautos, appellamus. Tales igitur homines rari in ten-is funt, & ab initio hiftoriae Medicinse in hunc ufque diem vix viginti originales obfervatores , fideles, induftria & fagacitate prasditos, enumerare poffumus. Nam plerofque au-  XVI thorcs medicos, qüamuis optime merentes, tarnen obfervatores originales haud appello; ipfe e. g. Latinisfimus Celfus, qui Grascorum Medicorum obfervationes collegit, & nobis fermonc elegantiffimo tranfmifit, propriis obfervationibus , rem medicam non multum auxit, aut emendavit. Multa igitur cxplicanda, corrigenda, & inveftiganda nobis reftant, hic labor, hoe opus noftrum; & eo propofito obfervationes, quas vidilti typis mandavi, & anno fequenti, alterum tomum edidi, quem cur$ Rodoiphi Graeffer, Bibliopolse Vicnn«e, tibi tranfmifi. Ideam meam de malignitate & contagione eo invenies. Quandoquidem febres communes, excaufis communibus folummodo ortae, fecundum anni tempora, regulari ordine, fe invieem fuccedentes; neque malignse, neque contagiofe funt; fed corpus potius depurant} & vitam & fanitatem ferme confervaju; hinc benignse & utÏÏes funt, duce Natura. Febres vero, ex combinationibus raris & extraordinariis ortas, non adeo communes, neque falutiferas invenimus: tales combinationes feminium producunt, quod corpori noftro applicatum, indolem habet malignam , i. e. vim quamnam , non depurandi, fed contaminandi humores noftros, &eos in fuam naturam convertendi; ipfique humores, fic mutati & contaminati, maligni deveniunt ; hinc tales morbos plus minus contagiofos fempcr invenimus. Unumquodque feminium, non nifi fui generis morbum producat, neceiTe eft; quot igitur in rerum naturk feminia, tot morhorum malignorum genera; quot  XVü quot funt, vel faltem quot eo tempore videram libel- lo enumeravi. Genus morbi maligni, exproprio feminio ortum ejus- dem femper indolis eft; & propriis fuis fymptomatibus, omnibus anni temporibus ftipatur, & ab omni alio morbo diftinguere pofiumus : nonnunquam cum febre vero communi complicatum invenimus & in tafi cafu diverfam medendi methodum, neceffariam, certe fcio. Hujus rei exemplum dedi, primo in febre maligna Hifpanis Garrotillo, hic angina ulcerofa & gangrenofa difta, inhac urbe ab anno 1728. frequentiffima; an*o fequenti aliud dedi exemplum in febre caftrenfi < hic goal ftvsr) quam peftilentialem Sydenhdmi appello ob certam affinitatem, quam, non fymptomatnm folummodo, fed decurfus etiam & fanandi methodi inter has febres inveni. Anno 1775. febris catarrhalis epidemica Hippocratis, Epidem. lib. VU. fee. 31. orta eft; ftrpra etijus traftandi methodum, adhuc fEeviente morbo, pauca fcripfi in epiftola ad amicum Phil. Delacour, medicum. celebrem apud Bath; quam ille ibitypis mandavit, & hic poftea eoita, publicata fuit. Nuper aliam epiftolam fcripfi fuper febrem anginofam Huxhami, vel anginam mucofam Clariffimi Stork, quas hifce regionibus, anno proeterito epidemica fuit. Hasc funt opufcula mea, tibi tranfinifla, de quibus fententiam tuam exoro; doleo , quod idiomate Anglo fcriptafunt; fed amicusnofter,ClariffimusCoufman tibi omnia explicabit. Librum tuum interim anxie expeéto , & me tibi amicitia legatum credas, qusefo. Vale, t t  acvui Vmo Clarissimo Wilhelmo Grant, Maxi- milianus stoll, s. P. D. Vienna %amo- Oitobriis 1777. Egregia tua opera hifce diebus ad me pervenerunt, atque utinam par referre pari poffem! Bibliopolo nostro, Tomum J. Rationis Medendi nupcr a me editum tradidi, ut illum ad te cum fuis mittat. Addidi & alium librum a Barone de Stork idiomate germanico nitide confcriptum & ab alio fociali medico latinitati donatum non nitide. Quam multa funt in morbis, obvüs, & quotidianis nondum obfervata! nondum ftabilita! at obfervanda, at ftabilienda, dummodo obfervatorem eacresnan cifcantur induftrium & acri judicio pollentem, talem aio, qualem te tui loquuntur hbri, quem fuperi diu fervent in artis emolumentum, & miferorum. Litteras, quas nuper ad te primas dedi, non fcio, an receperis. Jofcphus Coufman Americanus Philadelphienlïs, quem mecum omnes boni plurimum amant, poftquam ingenium fingulare, doótrinam, induftriam, morumque infignem probitatem omnibus abunde comprobaflet, noftro Medicorum albo infcriptus eft, mihique traditus, ut fccundarii Medici vices in meo nofocomio obeat. Hunc tuas ego , meque una amicitse commendo. Vale. ymo  sax Vïro Clarissimo Wilhelmo Grant, Me- dico londinensi maximilianus StOLL, 5. P. D. Vienna 25 Julii 1778. H^ranfmitto tibi tomum IJ. Rationis Medendi, qu| eorre&ior atque au£tior prodiiffet, fi, priufquam vulgaretur tuum tractatum de febribus malignis antea confulere licuiflet: hunc enim Iibellum tuum ferius acceperam , atque eo licet accepto, expeftare debueram Germanicam ejufdem verfionem. Hinc quasdam in meis reperies, etfi certe perpauca , quae a tuis quibufdam forte videbuntur aliquantum difcrepare. Verum tarnen omnia reliqua convenient, utpote ex eodem fonte haufta. Quae malignitatem morborum concernunt, ubi fcilicet videor a te difcrepare, fpero conciliari poffunt; malignitates enim faclitias vidi, & defcripfi: Tu vero defcripferas febres vere Ö" originarie malignas, quas ego aut nondum vidi, aut prastervidi. Hinc ubi de morborum malignitate uterque fcribimus, reipfa nee in paucis hifce difcrepabimus, ut id circo prasclarus tuus libellus omnibus aequis rerum eftimatoribus acceptifiimus meo ipfius opufculo fidem omnem conciliet. Tomulo tertio Rat. Mcd. difiertationem quandam inferam, cui nomen tuum, fi per te licebit, lubentifflme praefigam , ut quanti te tuaque faciam, leftoribus conftet, atque extet quoddam mei erga te animi monumentum. t t ^  CoufFmanus nofter Pragse in Bohemia eft, ibique hoe belli tempore, quod inter Anftriacos & Boruflos fervet , nofocomio militari cum multa commendatione praeeft, quem ego meque una tibi multum com- nnendo.  ( VI ) N". X. Het clysteer van van Swieten voor de ontvelling des endeldarms na den persloop. Thereb. $L Vitell. ov. N°. I. folve & adde. Theriac. §j3. La£i. Recent. % v. m. f. Enem ftgna. Om bloedwarm alle avonden te bed gaande te nemen. XI. De gewoone rottingwerende drank.. Succ. Limon. %Q, Aq. Menth. Simpt. Syr. e C. aurant. 31.. m. ƒ. haujl & Jigna. Om alle drie, vier, vyf of zes uren te nemen. De rottingwerende mixtuur van Stork. Aq. Flor. Rhcead. gpj. Syr. Diacod. §j. Spir. Sulph. per campan.. Jj ƒ. mijl. ftgna Om het andere uur een lepel te nemen. NB. In gevallen van groote zwakheid , voege ik by ieder een weinig wel opgeloste campher, met amandelen en peperrrmntwater. N°. XII. Het Zweetdrankje. Julep. e camphor. Spir. Minder er. aa 3ÜJ'. Aq. Menth. Jimpt. §j. Catc. antim. iltot. gr. x. Syr. croci 3$. m. f. haujl. ftgna.  Alle vier uuren te nemen; en by de avond giften voeg ik dikwyls van tien tot vyftien droppen Laudanum. Pulv. contrajerv. tomp. Confecl. eardiac. 33. Bj. Aq. Alexit. Simpt. §j. Spir. Minder. Syr.. croci. 5$- «• ƒ• haujl ftgna. Wanneer er geen hitte aanwezig is, te nemen als. het voorgaande. N°. XIII. De rottingwerende mixtuur van Tisfot. Syr. violar. fij. Spir. Sal. marin. Sij- Mna' Al het drinken met een weinig van dit mixtuur aan te zetten. N°. XIV. Een zweetdryvend afkookfel van den koortsbast. Pulv. cort. Peruv. §j. Bals. Tolman. 3j- Aq. Fontan. mj. Coq. ad. & colaturte adck. Confetl. alkerm. §j. Drie of vier eetlepels alle vier, vyf of zes uren te nemen. « *4  ( VIII ) N°. XV, Dè'oplosftnde pillen van RuthelTord. '' Extracl Futigin. Sapon. venet aa 3jij. Gum. Ammon. 3$. Aloes. Succoterin. 31. Syr. Simpt. q. ƒ. ƒ f//..gr. fr jingul Jigna, Alle zes uren drie te nemen, en daarop zes lepels *an het volgend decoétum te gebruiken. . : N°. XVI. ql. Summ Centaur, min. abjinth. vuig. • Rut derdaad in weinig dagen, doch het duurt dikwyls zeer lang, vooral, wanneer er geen ftrenge koude tusfchen beide koomt, voor dat deeze koorts tusfehenpozende word: de bon vivant, die een goed vuur, goed voedzel en warme klederen heeft, ontkoomt het, wanneer hy niet door fterke ontlastingen verzwakt is. Deeze ziekte Word gewoonlyk de koorts, of ongeformeerde koorts (fever & ague) genoemd; maar, fchoon alle geneeskundige fchryvers hier in overeenftemmen, dat men ze van alle andere koortfen zorgvuldig moet onderfcheiden, heb ik ze intusfehen zeldzaam genoegzaam gekenmerkt gevonden. i°. Komt zy zelden in deeze Stad, dan in byzondere jaargetyden, wanneer er een heerfchende koortfige gefteldheid is, en dikwyls Noordelyke en Noordoostelyke winden waaijen, 2°. In den eerften aanval is de koude fterker en veel langer van duur, dan in de meeste andere koortfen , zo dat de zieken wel eens wanhoopen, ooit wederom warm te zullen worden. 3°. Een heete koorts, met alle zyne toevallen," volgt hierop, die by trappen zig verheft, tot dat er een remisfie volgt-, dan koomt er wederom een weinig koude, of fomtyds een neiging tot zweeten, dunne ftoelgangen, of een vermeerdering van fommige wateragtige affcheiding. Tc zelfden tyde is de pols onregelmatig, fomtyds vol en fterk, bywylen klein en hard, fomtyds matig zagt, maar altyd fchielyker dan natuurlyk. Het water is ook zeer verfchillend, bywylen bleek en raauw, dan eens raauw en hoog A &  (5) lyk aan de aaltjes die men in den azyn ziet) als het in een glas was overgegoten; koud geworden, vertoonde de witte wolk, die zig aan den top van het glas vormde, een netvormig weefzel, by aldien men het water er zorgvuldig afgoot. De wolk van het water van ongevormde herfstkoortfen is meestyds bruin of rosagtig, ftrekt zig van het bovenfte tot het midden of den grond van het glas uit, en is van een losfer maakzel. Ten vierden, is er een ander onderfcheid , 't welk mogelyk niet altoos aanwezig, egter dikwyls van my is opgemerkt; de remitterende koortfen van een continueelen aart zyn het gematigdfte van agt uuren 's morgens tot drie uuren 'snademiddaags; maar de tusfehenpozende koortfen remittceren op verfchillende tyden van den dag, ja zelfs fomtyds hebben zy twee en meer remisfies en exacerbaties op den zelfden dag. De koortfen, die van een prikkeling der zenuwen voortkomen, pynigen de zieken, zonder dat de geneesheer in ftaat is, voor de toevallen in te ftaan-, zy gelyken na de ziektens zonder ftoffelyke oorzaak, daar de koorts klaarblyklyk een ziekte is met een ftoftelyke oorzaak, (morbus cum materia) uit een koude lugtsgefteldheid, gevoegd by een verflapping der vaste deelen, een belette uitwaasfeming, een zekeren trap van traagheid in het bloed, of raauwheid in de eerfte of tweede wegen, voortfpruitende, zo dat de lyder als onder een zwaren last op een warmen dag fchynt te bezwyken. Ten vyfden, de meeste herfstkoortfen beginnen met deeze remitteerende koorts, die zo lang ongevormd aanhoud, tot dat zy de oorzaaken heeft weggenomen, of het weeA 3  der merkelyk koud word: hierom is het, dat hoe vroeger zy in het jaar begint, hoe langer zy werk zal hebben om zig (cseteris paribus) te vormen, en zo ook omgekeerd. Dit is een groot onderfcheidingsteken tusfchen de herfst- en voorjaarskoorts, want die voorjaarskoortfen, welke van den beginne af tusfchenpozingen hadden, ontaarten dikwyls, het weder warmer wordende, in continueele koortfen, en wanneer er een fchielyke vogtige hitte aankoomt, (zo als dit .dikwyls in laage landen in het voorjaar gebeurt) zal de koorts over het algemeen in een continueele koorts veranderen, even als dit door een onvoorzigtig gebruik van verhittende geneesmiddelen gebeuren zoude, en offchoon men door tydige ontlastingen fomtyds dezelve tot haren voorgaanden loop kan terug brengen, zal zy egter in veele gevallen tot een rotkoorts of plaatslyke ontfteking overgaan. Wanneer er een fchielyke koude in den herfst aankoomt, zullen de remitteerende koortfen zig vormen, en den loop der epidemifche gefteldheid of dier koorts aannemen , waaraan de lyder te voren onderhevig was. Veele waarnemers zeggen , dat de herfstkoortfen gevaarlyker zyn, dan die van het voorjaar. Ik heb voor verfcheide jaaren met de grootfte naauwkeurigheid de registers van verfcheide hospitalen, en het gevolg van byzondere praclyk, nagegaan, en gevonden, dat het getal der dooden in evenredigheid tot het getal der zieken, van het midden van January, tot het einde van May, - verre dat van de overige agt maanden overtrof. Ik wensch, dat die beter gelegen-  (8) nen, zo dat in dit geval onze geheele Apotheek zig tot wey, fappen van planten, middenzouten, zuuren en diergelyke dingen bepaalt, terwyl de zieke gethvrig in fterkte vermindert door gebrek aan kragten, die deze geneesmiddelen niet geven kunnen, en dié de geneesheer niet durft geven om andere oorzaken. Een zieke, die in de herfst door een heete koorts aangetast word, zal waarfchynlyk aan het overgeven en afgaan geraken, wanneer hy niet anders dan koud water drinkt, hierna zal zyn koorts eerst remitteeren, en daarna een geregelde alledaagfche, anderendaagfche of derdendaagfche koorts, zonder het behulp der kunst, worden; in het voorjaar is deeze opVolging juist het tegengeftelde, want dan zal een geregelde anderendaagfche koorts eerst alledaagseh, dan alleen remitteercn, dan heet en eindelyk rotagtig worden, vooral wanneer men verhittende middelen heeft toegediend. Met een woord, het is in het najaar moeilyk de tusfchenpozingen van een welgevormde koorts te verkorten, in het voorjaar is het ongemaklyk, dezelve te verlengen, zo dat een herfstkoorts, die kwalyk behandeld is, in een langdurige ziekte zal overgaan, en een voorjaarskoorts in een gevaarlyke koorts. De wey, melk en een groente dieet, buikzuiverende minerale middenzouten en waters zyn in het voorjaar koortsverdryvende middelen , daar in tegendeel goede rype vrugten en geestryke dranken in den herfst na het zuiveren der eerfte wegen, en het tusfchenpozen der koorts, deze ziekte wegnemen. Jn de meer zuidelyke deelen van Europa zyn de herfst--  befpeurd word, die zig verfpreit langs het hoofd, den hals, en borst, en eindelyk over het geheele lighaam; zodra de handen vogtig beginnen te worden, word de pols zagter, offchoon zy even vol blyft, de roodheid van het wezen blyft, maar de hitte der huid word minder, de dorst vermindert, en de zieke drinkt zelden, alhoewel hy in een fterk en algemeen zweet wegfmelt, maar wanneer hy drinkt, neemt hy een redelyken teug. Schoon hy zig niet gaarn beweegt, mott hy dit egter fchielyk doen om water te maken, het welk by wylen in een groote hoeveelheid isr en troebel als dun bier, doch het fcheid fchielyk, en laat op den bodem een zwaar zetzel vallen, latende een gedeelte van hetzelve aan de zyde van het vat hangen met een vlies op de oppervlakte, gelyk aan dat van de minerale wateren. Wanneer men dit zetzel onderzoekt, zal men daarin altyd iets vinden, gelykende naar het ftof van gebakken fteen, fchoon niet altyd in dezelfde hoeveelheid. In deeze herfstkoortfen heb ik dikwyls het water van een diepen rooden kleur, als of het met bloed vermengd was, gezien, en dan is het geheel befmkfel als gewreven fteen, zodat, zo ver als ik heb kunnen zien, Sydenham gelyk heeft omtrent zyne waarnemingen van het fteenagtig of galagtig fetzel in tusfehenpozende herfstkoortfen, doch het is geen toeval der voorjaarskoortfen. De lust tot flapen kom1 eindelyk aan, en na eenige uurefi word de lyder wakker , zonder eenige klagte, behalven van flap- en vermoeidheid en een weinig dorst, dc pols is zajt, niet  C is > den derden dag, een derdendaagfche; om den vierden dag, een vierdendaagfche koorts, en zo verder, terwyl men altyd (in 't Engelsch namelyk) den dag Van de vryheid van koorts en den aanval er by rekent. Er zyn koortfen, welke wederkomen op een zekeren tyd, na fommige weeken en zelf jaren; maar wanneer de aanval ten opzigte van den dag onzeker is, of wanneer die meer dan drie dagen is, noemt men ze nu gemeenlyk een ongeregelde koorts. Men moest de koorts pok nog onderfcheiden in een uitgezogte (exquifita), of zeer geregelde, die in minder dan twaalf uur door zyne tydperken gaat, de eenvoudige (fimplex), die boven de twaalf uren duurt, maar waarvan de tusfchenruimte grooter is, dan de aanval, en de voortgetrokkene (produfta or extenfa) , waarvan de aanval langer is, dan de tusfchentyd, en die dus een continuele koorts zeer naby koomt, en op welke men zelfs in den herfst naauwkeurig letten moet. De ouden zo wel als de latere fchryvers hebben, een andere verdeling in de koortfen gemaakt, onder den naam van dwalende, Tfj]« fpyzen en fterke purgeermiddelen, nemen in korter! tyd de veerkragt der maag en ingewanden weg; wy mogen hierom deeze zo wel onder de afgelegene oorzaken der koorts rekenen, als alle andere dingen, die de veerkragt der vaste deelen , vooral der eerfte wegen verminderen, en hierom een flegte fpysverteering en raauwheden veroorzaken , welke fchielyk de menging (crafis) des bloeds bederven, en verftoppingen in de grote ingewanden, vooral in de lever , daar de doorftraling het traagfte is, te weeg brengen: gelukkig wanneer er een koorts koomt om deeze raauwheden weg te nemen, deeze traagheid te verminderen, en alle deeze verftoppingen op te losfen; hoe gevaarlyk moet het dan zyn, deeze koorts te floppen, voor dat men deeze eindens bereikt heeft ? Maar, offchoon er veele menfehen in alle landen gevonden worden, die het geftel ('t zy natuurlyk, 't zy verkregen) hebben^het welk wy als de inwendige of voorbereidende oorzaak der koorts hebben opgegeven , zyn er egter landen, waarin men zelden of nooit koortfen ontmoet; zo dat er iets, behalven raauwigheden, verftoppingen, of zelfs rotting, fchyntnodig te zyn, om de koorts daar te ftellen. Ik befchouw daarom een byzondere hoedanigheid in de lugt, als de uitwendige naaste oorzaak der koorts. Deeze hoedanigheid noeme ik, de koortfige gefteldheid, (aguish conftitution) deeze heerscht het meest, wanneer de warmte nog koude op het hevigst is, in zagt weder, en wanneer de lugt het meest met vogtigheid bezwangerd is. De koorts is endemisch in de landen daar de lugt met dampen beladen is, voortkomende uit  K 22) het ongezond voedzel van het bedorven graan. Maar het is niet zo klaar, offchoon even zeker, dat de Noordelyke winden koortfen te weeg brengen en verlengen, want gefteld, dat deeze winden meer met falpeteragtige doelen beladen en ko.uder. zyn, dan die van eenige andere ftreek, hoe zullen die egter maken, dat iemand by wylcn geheele dagen agter elkander flaapt, en ieder deel van zyn lighaam aandoen voor dat hy uit zyn warm bed koomt ? Ik zal my niet vermoeten hiervan de reden op te geven, evenwel weet ik zeker, dat het waar is. De koortflge gefteldheid der lugt, of die conftitutie, welke de koorts heerfchend maakt, veroorzaakt een febris fui generis, verfchillende in verfcheidene byzonderheden van alle anderen, en die geene, welke ze eens gehad heeft, krygt ze gemaklyker weder. Om in eenigen opzigte de toevallen dcezer koorts te verklaren, befchouwe ik de koude deezer koorts niet anders, dan als het frigus fibrile, en als dc rilling, die aan alle koortfen ~ gemeen is, dog m deeze in een heviger graad. Wanneer een volmaakt gezond kind de kinderpokjes krygt, krygt het dezelve koude over het geheele lyf, dezelve pyn in het hoofd en in den rug, dezelve walging als in een tusfehenpozende koorts, alleen is de rilling mogelyk minder fterk; zo dat de koude koorts klaarblyklyk een zenuwtoeval is, het welk voortfpruit uit de prikkeling van eenige fcherpe deelen op de zenuwen, die in het lighaam door dc heerfchende lugtsgefteldheid gebragt zyn, en zig daarin onveranderd ophouden, 't zy door gebrek van behoorlyke werking der veerkragtige vaten, 't  Het geen wy van het zweet gezegd hebben, kw> hen wy te gelyk ook op alle de andere ontlastingen toepasfen, en men kan hare maat afnemen van de verligting, diezy toebrengen, cn de uitwerking, die zy op de kragten der zieken uitoefenen, maar in deeze koorts is er geen ontlasting critisch zonder zweet, en Wy hebben nooit een ftaat van volftrekte koortsloosheid zonder eenig zweet. Het is zo natuurlyk voor' de koorts om door zweet af te gaan, dat ik dikwyls vooral op de critifche dagen het zweet heb zien beginnen, voor en al eer er een koking plaats had; en dit gaf in weinig uren veel verligting; de pols was veel zagter geworden; maar bleef even fnel en vol, hierna kwam een fluimering of afgebroke fiaap en een foort van ongevoeligheid aan, waardoor de zieke niet ligt door gedruisch of ligt Word aangedaan; hy maakt daarna fchielyk water , 't welk hoger van kleur is als natuurlyk, valt dan wederom neder, fluit zyne ogen, en fchynt vryer te ademen, offchoon nog fchielyk eri met veel fteunen afgebroken, men zal hem by wylen horen zugten, maar zyne ogen gefloten viüden; waarfchynlyk zal hy verfcheide urén in deezen ftaat blyVen, en dikwyls zai men in het water, dat hy daarna maakt, tékenen van koking vinden i men zal dan de tanden van de tong zien fchoon worden, en er zullen door het wit beflag rode puntjes beginnen uit té fteken. even als nieuw vleesch in een zweer. Wanneer men hem aan de natuur overgeeft zal hy voor den nagt gemeenlyk een ontlasting krygen, maar wan* neer er een geneesheer by is, zal hy die fchielykef ©n gemaklyker door een verzagtend of laxerend cly- fteej?  ( 33 ) fleer Icrygen. Met opzigt tot dit zweet heb ik gezien , dat dit op de een of andere critifche dag voor-* viel, en dat het door een merklyke verheffing of perturbatio critica wierd voorgegaan; Dikwyls heb ik gezien, dat, offchoon dit zweet in het eerst niet veel verligting beloofde, egter een weinig bevorderd zynde een volmaakte crifis aanbragt, vooral wanneer het clyfteer floelgangen voortbragt, of een foort van natuurlyken buikloop veroorzaakte; by wylen was de koorts geheel en al weggenomen, fomtyds was er een wezentlyke tusfchenpofing, gevolgd door een wel gevormde en geregelde koorts. Tot hier toe heb ik getragt, de oorzaken van tusfehenpozende koortfen op te geven, namelyk vogtige lugt; in den leefregel, raauwe of moeilyk te verterene fpyzert; flerke ontlastingen; of al het geen een zwakheid der zenuwen geven kan,- belette uitwaazeming, raauwheden en verzamelingen in de eerfte wregen, en een zekere trap van traagheid des bloeds; deze gevoegd by de ziekteftof van de köortfigc gefteldheid veroorzaken de kramp j dié wy de rilling of koude koorts noemen; ik heb de heete koorts befchouWd als het noodwendig gevolg der koude, en het zweeten als de critirche ontlasting, of de erifis van de heete koorts. Wanneer deze crifis niet vol* komen is, volgt er geen afwezigheid van koorts, maar alleen een verligting Van toevallen, er zyn geen ware tekenen van koking, zodat er een continuele remitterende koorts volgt, maar wanneer de crifis volkomen is, vinden wy de tekenen van koking èrt een ware afwezigheid Van koorts. Er blyft nu nog C  ( 34) over om reden te geven, waarom voor eerst deeze aanval van koude wederom koomt? Ten tweeden, waarom zy op gezette tyden te rug keert ? Ten derden waarom by verfchillende menfchen deze tydperken in dezelve jaargetyden verfchillen, of by dezelve menfchen in onderfcheidene jaargetyden, en niet te min de ziekte dezelve tydperken doorloopt! of met andere woorden, hoe word een ongevormde koorts een tusfehenpozende? Ten tweeden, waarom is die tusfehenpozende koorts een regelmatige alledaagfche , anderendaagfche, of derdendaagfche koorts ? Ten derden, waarom zyn deze alledaagfche koortzen &c. fomtyds verdubbeld, onregelmatig in hare aanvallen, met elkander gemengd of zamengefteld met andere ziektens ( ailments). Wat deeze eerfte nodeloze (unprofitable) vraag betreft, een ongevormde koorts is een voortdurende koorts en zal zodanig blyven tot dat er een behoorlyke koking en naderhand een volkomene fcheiding volgt, en dan is er een afwezigheid van koorts of apyrexie. Maar by aldien dezelve oorzaken, die de koorts te weeg bragten, blyven voortduren, moest ook het zelfde uitwerkzel volgen, dat is, de koorts moet wederkomen, die wederom door eene andere koking en fcheiding gelyk aan de eerfte gevolgd word, zodat de tweede aanval eer een tweede koorts fchynt te zyn, niet uit de eerfte koorts voortfpruitende, maar van dezelve elkander in fchyn gelyke oorzaken afhangende, en deze gelykheid van toevallen in verfcheide op elkander volgende aanvallen, is moogelyk de rede, waarom men ze dezelve tusfehenpozende  ( ÈS > koorts genoemd heeft, offchoon zy in waarheid zo veele onderfcheidene koortfen zyn, voortfpruitendc uit dezelve of gelyke oorzaken, en dit is een kenmerk, waardoor men een wel gevormde koorts van een remitterende koorts kan onderfcheiden. Wat de tweede vraag belangt, waarom worden gevormde koortfen regelmatig in hare perioden ? Men kan zeggen, dat de koude koorts een krampagtige ziekte is, zo wel als een aanval van opftyging of diergelyke, nu weten wy, dat in alle krampagtige ziekte een twede aanval gemaklyker aangebragt word, dan de eerfte, en een derde dan de twede en zo ver' der. By voorbeeld. Wanneer een vrouw door fchrik een opftyging krygt, zal een veel minder fchrik haar in een tweeden aanval ftorten, en een nog kleinder in een derden, ja wanneer deze fchrikken en aanvallen geregeld gedurende zekere tyden herhaald worden , zo zal zy op het laatst op zekere tyden in dezelve aanvallen vervallen, wanneer er zelfs niets aanwezig is, dat haar verfchrikken kan, en het zelve is waar van alle krampagtige ziekten. Indien een koorts oorfpronklyk uit raauheden, lymigheid enz. voortkoomt, zal een kleinder hoeveelheid genoeg zyn om een tweden aanval te veroorzaken, en zo is het ook met de andere aanvallen; en wanneer deze accesfen dikwyls herhaald zyn, zal de koorts geregeld te rug komen, offchoon alle de oorfpronklyke oorzaken weggenomen zyn; uit deze aanmerkingen kan men de rede afnemen, waarom de koortfen niet alleen geregeld periodisch zyn, maar waarom ook men- C 3  C %6 ) fchen, die langen tyd aan koortfen gefukkeld hebben altoos een koortzige gefteldheid behouden. Wat de ongeregelde tusfehenpozende , of dubbelde koortfen belangt, deeze zyn lang zo gemeen niet, als men wel denkt, zy zyn dikwyls haaren oorfprong verfchuldigd aan een kwaden leefregel , gebrek aan geduld om de fcheiding aftcwagten, en aan het ontydig gebruik der koortsverdryvende middelen. Men ontmoet egter het meest dubbelde anderendaagfche, of derdendaagfche koortfen, die wel gevormd zyn; en ik heb dikwyls wel gevormde koortfen met andere ziektens verecnigd gezien, offchoon ik nooit dubbelde alledaagfche koortfen', die wel gevormd waren, heb waargenomen:. wie kan van deeze dingen reden geven ! Laten wy dan gistingen ter zyde leggen, en ons tot zaken bepalen. Beginnen wy met de voorzeg- . gingstekenen. i°. Koortfen zyn in 't algemeen niet zeer.gcvaar- . lyk; ik heb altyd gezien, dat koortfen met een harde pols, hooggekleurde urine, vogtigc huid, en open lyf (wanneer er geen byzondere ontfteking was) in weinig dagen, onder een bchoorlyke-behandeling, tot koking en fcheiding kwamen: en ik moet zeggen , dat het gevaarlyker is in een ongevormde koorts te veel, dan te weinig te doen ; niettemin kunnen de lighaamsgefteldheid, de manier van leven, voorgaande ziektens, het climaat, het jaargety, en de epidemifche gefteldheid, den geneesheer in ftaat ftellen, om met eenige zekerheid te bepalen, of de rentftteerende koorts op een interaitteèrende, en indien  C 49 > 'zullen wy vinden, dat dé genezing in een ftuiting dêf koorts beftaan moet, en de oorzaak en het uitwerkfel zullen te gelyk verdwyhen. Met opzigt tot de verzeilende omftandigheden der kóorts (behalven de voorgaande, of complicerende ziektens , die door de aanvallen kunnen vermeerderd Worden) moet mende byzondere gefteldheid (Idiofyn crafia) van ieder lyder wel in agt nemen; blinde, zwakke menfchen, tedere kinderen, en ftok oude lie-* den (*) vinden zig zelden beter na een lang aanhoudende koorts, en zwangere of zogende vrouwen kunnen door de kragt der aanvallen in gevaar geraken. Het jaargetyde maakt een groot verfchil, (tceieris paribus ), hoe nader aan den winter, hoe reegenagtiger weder, hoe langer de ziekte geduurd heeft, hoe langer de tusfchenruimte tusfchen de aanvallen is, hóe veiliger men de koortsverdryvende middelen geVen kan: want daar alle geneesmiddelen, met dezen naam beftempeld, of bitter, verhittend, of zamen" trekkend zyn* zyn zy hoofdzaaklyk nodig, wanneer de ziekte chronisch of van langen duur word, en uit kramp of zwakheid voortfpruit; en nooit wanneer er gevaar is om de intermisfie te verliezen, en de re- (*) Koning Jacobus de eerïle was aan een vooi-jaars koorts oiis derhevii, en vond zig daar beter by, hy was daarom gewoon té zeggen,''t welk een fpreekwoord wierd: „ een roorjaars koorts „ is een geneesmiddel voor een Koning , " maar wanneer hy iri zyn ouderdom door de koorts, waarvan hy ftieif; aangetast wierd, kwam iemand van zyn vrienden hem hiermede geluk wentellen , *n herhaalde zyn voorgaande zeggen, maar de oude marl SiiO voorde, „ Ik meende een jónge Koning. D  C 5° > mieterende koorts te rug te brengen; behalven ïh gevallen van de uiterfte noodzaaklykheid, en wanneer de koorts de gevaarlykfte toevallen , of andere ziekten te weeg brengt. Men kan dezelve leer op koortfen toepasfen, die van den beginne af aan intermitteeren : Zy zyn ook van twee foorten, de eene zo zagt, dat de oppasfer geen kwaad kan doen, en de andere zo kwaadaartig, dat de geneesheer het zeer moeilyk vind, eenig goed te doen. Gewoonlyk zyn zy inftortingen van voorgaande koortfen, en gelyken in dat geval haar voorgangers: maar wy hebben gezien, dat koortfen zig van den beginne af aan vormen, en zeer lastig en hardnekkig worden. In alle zulke gevallen moet het zeer fchadelyk zyn dezelve te Hoppen, voordat men de noodzaaklyke ontlastingen gemaakt heeft, en de traagheid der vogten gebroken is ; ik heb gezien , dat men door deze poging gevaarlyke continuele koortfen heeft voortgebragt; en ik heb gezien een regelmatige " koorts in een onregelmatige ziekte veranderd, die door gene geneesmiddelen, door verandering van lugt,, zeereifen, minerale wateren, of lange reizen te paard kon weggenomen worden. Een fchielyke toediening van den koortsbast, en een vertrouwen op een vermeerderde gift van dezelve, maakt, dat zy dikwyls het verwagte uitwerkfel niet voortbrengt. Daar, wanneer de zieke wel behandeld word gedurende de verfchillende tydperken der koorts, de nodige ontlastingen in de tusfehenpozingen veroorzaakt worden, zal de apyrexie, of koortsloosheid, alle dag volkomener, de aanvallen zagter worden, en mogelyk de  c 52-) ze beftaat het eerste onderfcheid tusfchen dubbeïde anderen- en derdendaagfche koortfen. In de anderendaagfche koorts klagen de zieken over groote koude , maar de koude is zo merkbaar niet by een ander, die ze onderzoekt, als in de derdendaagfche koorts; de lippen zyn niet wel zo bleek, de nagels niet zo wit, nog de toppen der vingers zo blond of purper; de voeten zyn koud, maar hebben niet, als in een derdendaagfche koorts, het onnatuurlyk gevoel, als van een dood lighaam. De trap van huivering is zo groot niet, de zieken kunnen duidelyk fpreken; maar in de derdendaagfche koortfen, is de beving dikwyls zo groot, dat hun fpraak belemmerd is, 20. de trap van beving is het kenmerk der derdendaagfche koorts, zy is als een kramp van ieder fpier, een jigt in iedere geleding, of zo als ik dikwyls zieken zig heb horen uitdrukken, het kloppen, kneufen, en breken van ieder been in de huid. 30. De benaauwdheid is een foort van inwendige rilling, het is een kramp in de maag en ingewanden, een zamentrekking der affcheidings - buizen van de groote ingewanden, een overlading der longen, groote bloedvaten en het hart, en een algemeen verhinderde en vertraagde omloop des bloeds. Met korte woorden, de koude van een derdendaagfche koorts is in allen opzigten zwaarder dan die van een anderendaagfche, en ook van een veel langer duur. De koude van een anderendaagfche koorts duurt gemeenlyk weinig langer dan een uur: wanneer zy twee uur duurt zullen wy bevinden, dat Zy na een derdendaagfche overhelt. De hitte van een anderendaagfche koorts koomt fchielyker aan, en ryst  ( 54 ) wekkende en zenuwfterkende (nervcms) middelen zullen vorderen: dat hoe fchielyker wy de eene van de andere kunnen onderfcheiden, hoe beter het is; en dat het gebrek van deze onderfcheiding eene der redens is, waarom koortfen door zulke verfchillende geneeswyzen worden weggenomen : wy hebben gezien dat koortfen door purgeren, Salpeter en Tart. folubilis genezen wierden, nadat men langen tyd zonder vrugt groote giften van besten koortsbast tusfchen de aanvallen had toegedient. Wy hebben koortfen gezien, waarin deze middelen nadeel gedaan hebben, daar de koortsbast zelve niet voldoen wilde, maar door byvoeging van andere geneesmiddelen gelukte. Ik wenfchte, dat wy de waare natuur der ziektens konden ontdekken, want wy zouden dan weinig (fpecifica) nodig hebben. Laaten wy nog eens opmerken, dat met opzigt tot koortfen, indien wy niet de natuur der ziekte, die de regerende ziekte gefteldheid algemeen maakt, in aanmerking nemen, indien wy niet weten of de koorts van den aart der anderen- of derdendaagfche koortfen is, en byaldien wy niet oordeelkundig onderzoeken, welke ziekten voorafgegaan zyn, en de ouderdom en gefteldheid der lyders, wy misfchien noodlottig kunnen dwalen in de hoeveelheid, den tyd, het aanhouden en herhaalen der koortsbast, in de foort van leefregel en geneesmiddelen ten zeiven tyde voor te fchryven, in de daaropvolgende noodzaaklyke ontlastingen, en in de natuur en geneezing der overblyvende toevallen. Voor dat ik voortga met de befchryving der manier van genezen, die ik voor koortfen in 't alge-  < 55 ) meen het nuttigfte gevonden heb , is het nodig de dringendfte toevallen , die gemeenlyk de gevormde Koortfen van dit jaar-gety verzeilen, te befchryven, voornaamlyk, wanneer zy verdubbeld zyn. Vooreerst zyn 'er (behalven de migraine, fcheele hoofdpyn, of hemicrania, van welke wy naderhand zullen fpreken, wanneer wy de ziektens van het voorjaar nader behandelen) twee foorten van hoofdpyn; de eene is krampagtig, en vergezeld het geheele beloop der koude, de andere is ontftekingaartig, en begint en vermeerdert met de hitte ■ zy gaat niet geheel af met de crifis, maar word nu en dan gedurende de tusfehenpozingen gevoelt; en ik heb ze zien woeden, na dat de koorts door den koortsbast geftopt was. De eerfte behoorde zorgvuldig van de tweede onderfcheiden te worden, dewyl de genezingswyzen tegenftrydig zyn; de eerfte moet men altyd door de koortsverdryvende middelen wegnemen, en de tweede alleen door aderlatingen, braakmiddelen , laxeermiddelen ; noch fpaanfche vliegen noch koortsverdryvende middelen zullen hier voldoen. Hier is dan een geval, in het welk aderlatingen noodzaaklyk worden 'in een gevormde koorts, zelfs in den herfst: zy is menigvuldig by dubbelde anderendaagfche koortfen, en na het aderlaten worden dc aanvallen zagter en de tusfehenpozingen gemeenlyk langer. Somtyds verdwynt eene der anderendaagfche koortfen na de aderlating , en de koorts word eenvoudig : ik zag nimmer dat een aderlating nadeel deed, wanneer de pols hard bleef, dc tusfehenpozingen verkorteden, ener gevaar kwam , dat men de tusfchenpozing zoude D 4  C 5« ) verliezen. In tegendeel brengt zy dikwerf de ziekt© tot haren natuurlyken loop te rug, en men kan naderhand met meerder gerustheid den koortsbast toedienen. Ik heb dikwyls gedurende het gebruik der koortsbast voor deze hoofdpyn een aderlating voorgefchreven en met het beste gevolg, terwyl ik zorgvuldig gedurende de operatie de uitwerking waarnam. Hier hebben wy dan een foort van hoofdpyn, waarin fpaanfche vliegplysters meer kwaad dan goed zullen doen. Het tweede dringend toeval is een lbort van worgende benaauwdheid gedurende de koude. Ik heb gezien, dat dit toeval braakmiddelen, Vlugtige zouten en borstmiddelen weerftond , en egter op eens door een grote fpaanfche vliegplyster wierd weg genomen. Zy verfchilt van die benaauwdheid, die in den beginne des winters gemeen is , wanneer de koorts met een (peripneumonia notha) vergezeld is (waarvan nader); zy fchynt eer uit kramp, dan nit flym (phlegm.) voort te fpruiten. Hier hebben wy dan een toeval in herfstkoortfen, dat men door fpaanfche vliegen kan wegneemen, en ik heb een vaste pyn in de borst door kramp veroorzaakt in de koude , door hetzelve middel op de plaats zelve aangelegd, in hetzelve jaarfaifoen, zien verdry ven. - De walging, fterke koking en braking, welke fommige koortfen verzelt, maken te zamen een ander dringend toeval, hetwelk men zorgvuldig moet onderfcheiden , dewyl het verfchillende foorten heeft. Het eerfte is dat geene, het welk gemeen is in de meeste koortfen, die uit verzamelingen en raauwhe,-  vallen (niet tegenftaande het braken ea zweeten) eer de toevallen vermeerderen als verminderen , indien er na de koortfen tekenen van vermoejing en lusteloosheid zyn , indien de tong als verfilvert fchynt (niet beladen of charge', zo als de Franfchen dit uitdrukken), by aldien er een geringe dog aanhoudende lust tot drinken is, en geen eetlust; dan mogen wy befluiten, dat de opzetting een uitwerkfel der ziekte is, en door het gebruik van koortsverdryvende artzenyen zal weg genomen worden. Maar wanneer in tegendeel de ontlastingen verzuimd zyn, wanneer de leefregel warm, en de fpys dierlyk voedzel, het drinken geestryke dranken geweest zyn; indien het wezen opgezet, de oogen uitpuilende en geel zyn, gepaard met eene volheid der aderen van de (tunica albuginia ;) wanneer de huid waskleurig is, de tong beflagen en geel, om met een riekender adem; wanneer de pols vol en hard is in de tusfehenpozingen, by aldien de aanvallen onregelmatig zyn, en de tusfehenpozingen niet zeer lang; wanneer de aanvallen en de toevallen eer fchynen te verminderen , dan te vermeerderen; wanneer 'er eea razenden honger is, en de zieke in de tusfehenpozingen gulzig eet, en by aldien het vroeg in het'jaar is, of voor dat de galagtige gefteldheid wel geindigd is , zullen de koortsverdryvende middelen de toevallen eer vermeerdeyen dan verminderen, en deeze zullen blyven vermeerderen na dat zelfs de koorts geftuit is, en kunnen misfehien niet worden weg genomen, voor dat de koorts te rug koomt: en in der daad is het zeer gelukkig, dat wanneer de koorts door de koorts-  tusfehenpozingen te verlengen en de koörtsloosheiij volkomener te maken. Na dat het purgeren begint , laat ik van tyd tot tyd wat bouillon nemen , met gerst of zuring gemaakt, of met zo veel citroenfap gemengd als genoeg is om ze aangenaam te maken. De tyd van den aanval, en de trap en voortduring van ieder tydperk diende naauwkeurig opgemerkt cn aangetekend te worden, om dat men dit met het geen op den volgenden woensdag gebeuren moét, vergelyken kan, en de gift van het purgeermiddel moet niet verwaarloosd worden, niet tegenftaandedeongefchiktheid van den nagt; mogelyk heeft de zieke geen dag of nagt als die hy zelf maakt, want hy moet zyn fiaap nemen, als hy die vatten kan. Na de werking der purgatie zal de zieke den volgenden morgen beter flapen. Donderdag, zal hy zig zeer verligt gevoelen, offchoon men geen opiaat of opwekkend middel heef;; toegediend; deeze verligting zal egter van geen langen duur zyn , want allerwaarfchynlykst zal de koude van den tweeden aanval eenige uren vroeger komen, dan die van den vorigen dag, maandag, en de aanval zal alsdan gemeenlyk veel heviger zyn; er zal meer huivering of rilling en de koorts van langer duur zyn, vooral de koude: en dit moet men naauwkeurig optekenen, dewyl het de eerfte aanval van de tweede koorts is; al het onderfcheid tusfehen dezen aanval en dien van maandag moet zorgvuldig worden vergeleken , vooreerst op dat wy zouden kunnen weeten welke van deeze beide de fterkfte is, en dan op dat wy op den volgenden donderdag (de morgen na de terugkomst van de koorts van maan-  C 65") tusfehenpozende, dan in de ■ meeste andere koortfeii te betragten; want een anderendaagfche koorts is zelden met een derdendaagfche koorts vermengd, ten zy de natuur van den weg gebragt is: de natuur verbint een anderendaagfche met een anderendaagfche, en een derdendaagfche met een derdendaagfche koorts, zo lang als de ziekte verdubbeld blyft: en eindelyk zal. eene koorts ophouden, terwyl de andere voortgaat : een .dubbele anderendaagfche koorts zal in een enkele overgaan, en een dubbele derdendaagfche in een enkele. Het is.niet gemeen, dat de twee koortfen te gelyk afgaan, maar de zagtfte gaat eerst af, en de andere blyft aanhouden; Maar om tot de anderendaagfche koorts weder te keeren: ftel dat er vrydag geen koorts,koomt, maar faturdag morgen, dan vergelyk ik die van faturdag met den aanval van donderdag; het is de derde aanval van de overblyvende eenvoudige anderendaagfche koorts; en by aldien zy niet fterker is, dan die van donderdag, ver wagt ik, dat een geregelde leefregel, warm kleden, beweging, en het gebruik der voorgaande geneeswyze, met een braak- of purgeermiddel na omftandigheden, de aanvallen trapsgewyze zullen verminderen, en een volkomene genezing zullcrt bewerken ; voornaamlyk, wanneer de uitwaasfeming op de vrye dagen goed is i om deeze aan te zetten ^ gebied ik den zieken op deeze dagen een fpoelkom met een aftrekfel van de fcordium of veronica voor het opftaan te nemen t en laat hem oen pint vlierthee met fpir. Nitr. duk. fmaaklyk gemaakt, een uur voor .den aanval beginnen, en daarmede voortgaan. DsE  (66 y ze dingen, zo eenvoudig als zy ook mogen zyn,, matigen de koude, en by tedere en aandoenlyke zenuwgeftellen voeg ik er zo ik denk roet vrugt de Liq. anod. min. by. Dit is het, het geen men geduren- . de Zondag en Maandag tot dat de koorts, de vierde i aanval, aankoomt, wanneer ik verwagt, dat de ziek-' te oogenfchynlyk aan het minderen is; maar byaldien i er tegen myn verwagting meer koorts is, dan te voren, zoek ik op alle mogelyke wyzen daarvan de: oorzaak te ontdekken: vind ik de tong nog beladen, de adem ftinkende, oprisping, een kwade fmaak in, den mond, of tekenen van verzamelde ftoffen, dan . geef ik het emeticocatharticum N°. t. en dan ga ik Voort als te voren. Wanneer er tekenen van een fcherp zuur in de maag zyn, het welk ik zelf in den herftt gezien heb, matig ik de hoeveelheid van zuur in het voedfel, vermeerder de bittere dingen, en voeg er opflorpende middelen by; maar by aldien er een groote menigte dikke flym in den mond is, beproef ik een groote gift raauw ammoniakzout onmiddelyk voor de koorts, het welk in dit geval dikwyls gelukken zal; waarna ik voortga met N°. 17 als te voren, en ik wagt tot den vyfden aanval, wanneer deze fterk verminderd is, heb ik nog hoop, dat my deeze geneeswys gelukken zal •, maar wanneer er geen vermindering van toevallen is, en de koorts eerder fchynt fier'ker, langduriger en meer vermoeijende voor den zieken te worden, geef ik den koortsbast onmiddelyk nadat de hitte over is, of het zweet algemeen word, en laat een once van de poejer nemfo, voor dat de volgen-  de koorts verwagt word, volgende te gelyken tyd alle die fchikkingen van leefregel en kleding, en gevende de dranken, die wy te voren gezegd hebben. Ik kan niet vinden, dat ik op minder dan een once goeden koortsbast kan ftaat maken om een wel gevormde geregelde anderendaagfche koorts te ftuiten by een volwasfen mensch; zeer dikwyls zal er op den gewoonen tyd eenigen fchyn van koorts, en een ongewoone hitte, na het gebruik der koortsbast komen , in welk geval men een tweede once den volgenden dag moet nemen; maar wanneer de koorts gefruit is, zal een half onze genoeg zyn om ze voor te komen, dan drie dragmen daags, vervolgens een paar dragmen daags vier dagen lang, en eindelyk een dragma daags gedurende verfcheide dagen, of zeker zo lang de koortr fige gefteldheid blyft: zonder het welk ik dikwyls inftortingen zie van koortfen, die door de kina geftuit zyn •, ik zie ook niet, dat de koortsbast eenig kwaad doet, wanneer zy gegeven word na de bovengemelde behandeling. Maar wanneer de ziekte aan het afgaan is, zal een geringer hoeveelheid genoegzaam zyn om ze te ftoppen en het inftorten voor te komen. Ik heb deeze zelve geneeswyze altyd zien gelukken in dubbele anderendaagfche koortfen, alleen begin ik na den fterkften aanval den koortsbast te geven, wanneer ik daartoe gedwongen word, voordat een van beide verdwynt, dewyl ik dan de langfte tusfchenpozing verwagt. Ik ondervind, dat zes dragmen de zagtfte koorts zullen ftoppen , en een half once meer ftuit gewoonlyk den volgenden aanval in dit land. In Holland word er akyd een groter hoeveel* E a  ( 68 ) hcid vereischt,. ik geef den volgenden dag een haH Once, dan vier dagen lang twee dragmen daags, en dan even als te ;voren een dragme dagelyks. Wanneer de koortsbast in dén beginne, purgeert, doet ze geen nadeel, maar de aanval zal te rug komen ; zodat men deze uitwerking door eenige droppelen van ■de Tra Thebaiva by iedere gift te voegen, moet voorkomen, maar wanneer zy integendeel verftopt, zyn eenige greinen rhabarber gcnoegfaam, om ontlasing te weeg te brengen , en dit maakt de genezing grondiger/ ••' jiöiÉJj ÉrtOQ ' 9& iMMurW iAs n ; tamètl Na alles wat men van den koortsbast zeggen, kan, fchynt zy eer de uitwerkingen van de koorts te ftoppen , dan derzelver oorzaak weg te neemen, want. ik heb menfchen gekend, die wel bleven zó lang ais de koortsbast gebruikt wierd, maar de koorts wederkregen, zodra en zo dikwyls zy met .het gebruik daarvan ophielden. Ik heb ook gezien, dat deze lieden door £eereifen , lange reizen, minerale wateren, door andere bittere middelen; door middenzouten, en kragtige oplosfende artzenyen , grondig herfteld wierden. H o5 wov rtaHofii hd do craóqofi »j r ; rno irvs In het jaar 1749 dagt ik de verouderdfte koortfen door eenige braakmiddelen, ammoniakzout, camilb'oemen en geitenmelk, te kunnen genezen. Op dien tyd kwam er een groote menigte invalide foldaten van de fchotfche Brigade in Hollandfchen dienst m het land daar ik toen woonde .over, meestendeels de zodanige, die men na het gebruik van allerhande geneesmiddelen voor onherftelbaar hield, ik genas ze alle grondig in korten tyd. Ik nam myne aanteke-  ( 6 9 5 ningen na Westfriesland met my, maar m drie maanden tyds was ik overtuigd, dat myne arme foldatea eer door de lugt , als door myne geneesmiddelen geloipen waren. Door deze en een menigte andere waarnemingen, die ik op verfchillende tyden gemaakt' heb, ben ik overtuigd, dat hoe dampiger de lugt is, hoe noodzaaklyker de koortsbast is, en hoe grooter mate daarvan gevorderd word; dat wanneer het weer zeer nat en wolkagtig is, de zweetmiddelen, de theriaak, en fommige loogzouten met de koortsbast vereenigd, dienstig zyn; dat in tegendeel, in droog, helder of vorftig weer, met noordelyke, of noordoostelyke winden, het falpeter, de rhabarber, ja zelfde aderlating met de koortsbast verenigd, noodzaaklyk kunnen zyn, en ze in de grondige herftelling der koorts onderdennen kunnen. By het nazien van myn dagboek van myne zeven laatfte jaren, vond ik maar weinig zomerkoortfen, die tot een ware geregelde tusfehenpozende koorts kwamen voor het einde der hondsdagen; en ik vond geen derdendaagfche koorts voor de herfstnagtevening. In fommige jaren had ik veele tusfehenpozende koortfen, maar geene derdendaagfche koortfen; en hieruit befluit ik, dat derdendaagfche koortfen zo gemeen in Londen niet zyn, als in Holland. Ik heb te voren gezegd, dat wanneer ik zie, dat een koorts op een ' welgevormde * derdendaagfche koorts dubbeld of enkeld uitloopt, ik onmiddelyk tot den koortsbast myne toevlugt neem , dewyl ik niets anders weet om die te genezen. Ik heb getragt de warmte en het zweet te vervroegen door veel warme E 3  ( 7° ) uitwaasfemende dunne dranken en wey, na het braken en purgeren, toe te dienen; en door middel van de fpir. Mind. en warm te dekken, heb ik fterke zwetingen te weeg gebragt, en op deeze wys den aanval der derdendaagfche koortfen vertraagd: doch ik zag hier van weinig voordeel, in tegendeel kwam de koorts naderhand veel fterker. Ik heb een dubbelde derdendaagfche koorts in den grond zien geneezen door twee dragmen ammoniakzout in een fpoelkom wey met witte wyn opgelost, in den beginne koude toegediend, en naderhand in het bed Veel warm uitwaasfemend drinken daar op gegeven ; en er zyn zeker weinig dubbelde anderendaagfche koortfen, die de derde proef weerftaan kunnen: maar ik zag altyd, dat deeze manier niet wel ftrookte met de eenvoudige zo welals de dubbele derdendaagfche koortfen. Ik héb daarom zedert eenige jaren deeze pra&yk in derdendaagfche koortfen nagelaten. Ik beproef deze Hollandfche pratfyk nog wel in anderendaagfche koortfen, die lang dubbeld blyven, wanneer de zieke vet, opgezet, wateragtig van geftel en jong is. De tegenwerpingen hier tegen zyn i°. fommige magen kunnen het niet verdragen; 2°. wanneer de eerfte of twede proef niet gelukt, weigeren de zieken dikwyls het ten1derden male te beproeven; 3° zomtyds, offchoon zeldzaam, zal het misfen, en men zal op het laatst genoodzaakt zyn de koortsbast te geven ; 4°. ik heb drie of viermalen gezien, dat het een zwakheid der maag naliet, waarom ik genoodzaakt was, de koortsbast met rhabarber en bittere dingen toe te die-  C 7i ï nen. Maar om tot de derdendaagfche koortfen weder te keren. Ik zoek altyd koortfen van deeze zoort door den koortsbast weg te nemen (als er geene zeer goede redenen voor het tegendeel zyn ) zo dra zy wel gevormd zyn; vooreerst,, om dat ik geen middel weet behalven den koortsbast om ze met zekerheid te ftuiten: en ten tweden, omdat ik van de derdendaagfche koortfen hetzelve nut niet verwagte als van de anderendaagfche. Een derdendaagfche koorts zuivert het lighaam niet, •11 tegendeel, wanneer men de genezing aan dc natuur overgeeft, of indien men die zonder den koortsbast beproeft, zal zy by de meeste menfchen zo lang en met zulk een hevigheid voortgaan, dat het fterkfte geftel daardoor gekraakt, en veele langdurige ziektens zullen geboren worden, ja de zieke kan in de koorts zelf omkomen , byzonder wanneer hy oud of zieklyk, het jaargety koud, het weer nat en het huis dampig is. Het is wel waar, dat ik na het ftoppen van derdendaagfche koortfen verftoppingen gezien heb, maar ik heb N°. 6 nooit zien misfen in ze weg te nemen. De koorts kwam wel te rug, maar wierd een anderendaagfche koorts, die ik door een aanhoudend gebruik van oplosfende en bittere middelen genas.' Mannen van veel ondervinding in de behandeling der koortfen in koortfige landen hebben my verzekerd, dat zy by eenige jonge fterke lieden, die derdendaagfche koortfen hadden voor dat het jaar ver gevorderd was, alle middelen hadden aangewend om de derdendaagfche in anderendaagfche koortfen te veranderen, E 4  t 72 ) maar dat zy zelden daarvan eenig voordeel ondervonden hadden; dat de ziekte hardnekkiger wierd, en dat zy eindelyk genoodzaakt waren tot den koortsbast hare toavlugt te nemen; de genezing was verdrietiger , en liet een langduriger koortfige gefteldheid na. Zy waren daarom van gedagten, dat wanneer een herfstkoorts, in den beginne als een galkooits behandeld, tot een geVormde anderendaagfche koorts overging, men dezelve, zo mogelyk, zonder den koortsbast moest genezen; maar dat men in een derdendaagfche koorts zonder tydverzuim tusfehen de aanvallen den koortsbast in een groote mate diende te geven, en daarmede lang voort te varen, ten zy er byzondere redenen voor het tegendeel mogten zyn. Wanneer het jaargety niet ver gevorderd is, zal anderhalf once goeden koortsbast den aanval van een derdendaagfche koorts ftoppen, en de genezing zal volkomen zyn, by aldien men dagelyks een half once geeft tot dat er vier oneen gebruikt zyn, de eerfte anderhalf once er onder begrepen; en dan nog gedurende zeven dagen twee dragmen dagelyks; gedurende welken tyd men alle purgering, die zoude kunnen gebeuren door een1 warm opiaat by den koortsbast gevoegd, moet wegnemen; maar wanneer er geen ftoelgang is, kan men de Tra Rhei fpirituofa in kleine giften met den koortsbast zamen voegen , die desfelfs werking niet verhinderen zal. In de Franfche Nederlanden gebruikt men het eledtuarium N°. 18 (genoemd 1'opiate de Mr. Ie Cat) met een zeer goed gevolg, waarvan zy men dragme alle drie uren nagt ^n dag geeft tot dat de koorts gefluit is, en dan alle  É 7S > yier, Vyf, of zes uren, langzamerhand de gift verminderende , tot dat zy het flegts eens om de drie dagen geven: ik heb het hier dikwyls met een goed gevolg gegeven. Maar terwyl ik van den koortsbast fpreek, moet ik aanmerken, dat men omtrent de keufe daarvan grote zorg moet dragen, want er word hiermede meer bedrog geploegd , dan met eenig ander geneesmiddel , dat ik kenne. Dezelve geneeswvze voldoet ook in de tusichenpozende koortfen, die van den beginne af gevormd zyn: eerst moeten wy zien of de aderlating noodzaaklyk is, dan de eerfte wegen zo dra doenlyk met N°. i. zuiveren, en naderhand handelen zo als wy te voren gezien hebben , maar wpnneer het jaargetyde ver gevorderd is, en wanneer (zo als Hippocrates zegt) de ziekteftof boven het middenrif is, vorderen deeze koortfen een verfchillende behandeling ; dewyl zy waarfchynlyk met de zwarte gal, of een peripneumonia notha verenigd zyn , van welke ziekte er jaarlyks een grote verfcheidenheid omgaat, zo als wy in het vervolg tonen zullen. Inmiddels zal ik alleen aanmerken, dat de verftopping en hoest in den beginne van het faifoen , gedeeltelyk galagtig zyn, en dat dan braken, purgeeren en zuren nuttig zyn-, ten tweeden, wanneer het jaargety verder gevorderd is, de zuren (ryp fruit alleen uitgezonderd) zo wel niet gelukken als de zweetmiddelen enfubacida, en dat een dikwyls wederkeerend zagt zweet , verligting geeft, maar op het einde van deze gefteldheid de fterk prikkelende middelen en loogzoutige planten dikwerf noodzaaklyk zyn, behalven wanneer de ?. 5  C 74 > droge oostelyke winden en de vorst aankomen , in welk geval de ware ontftekingziektens boven de'andere de overhand zullen verkrygen. Dit kan men alle jaar waarnemen, offchoon men deze veranderingen niet altyd juist in hetzelve jaargety ziet gebeuren; maar fomtyds in de eene, fomtyds in de andere maand voorvallen, hetwelk men, na myn gedagtcn, van de onzekerheid van het weder in dit land, en het verfchil van de vrugten en het graan in verfchillsnde jaren moet toefchryven: zy komen egter in de volgende order voor: eerst koomt de peripneumonia notha bitiofa, ten tweden de atrabiliofa; ten derden, de Sydenhameana of pituitofa vifcida, of glutinofafpontanea. Dan koomt by zeer koud en fcherp weer de pleuritis fpuria, en de peripneumonia femiacuta, zelden de vera infiammatoria, behalven by jonge en werkende lieden, of dezulke die fterke beweging nemen, voor na kerstyd. De keelziekten volgen geregeld den zeiven loop, en voegen zig fomtyds by alle foorten van peripneumonicn, maar zy gaan meestentyds eerst af en laten de peripncumonie over , vooral kwalyk behandeld zynde. Hiervan daan is het, dat men zegt, dat koude en hoesten op zo veel verfchillende wyzen afgaan, fommige met een galagtige diarhé, fommige door fterk zweeten, fommige door een critifche uitflag over de huid, fommige door critifchen fprouw en fommige door een critifche bloedftorting. Hiervan daan is dezelve mensen aan het wederkomen van de koude en hoest onderworpen op hetzelve faifoen, hetwelk ten naasten by op dezelve tyd jaarlyks weder-  C 75 > toomt. Wat moeten wy dan van die geene denken,, die een geestryke tinclunr van balfamique middelen in ieder hoest, in iedere gefteldheid, in alle jaargetyden, en in iederen ouderdom, toedienen? Ik ben zeer zeker, dat hoesten en longverftoppingen, zo eenvoudig op zig zelfs niet zyn, als men wel gemeenlyk denkt, dat zy dikwyls met andere ziektens gepaard zyn, zo als wy op *yn plaats zien zullen; voor het tegenswoordigc zeg ik alleen, dat de winterhocsten dikwyls vermengd zyn met de koorts, en dat zulk een koorts een verfchillende behandeling verdient van die wy te voren opgaven; om dat de pcripneumonie in dit geval de voornaamfte ziekte, en de koorts alleen een bykomend toeval is: dit maakt het onmooglyk om een regel voor de genezing der koortfen voor te fchry ven, en toont de ongerymdheid van die gene welke voorgeven alleen een ziekte te genezen; want dusdanig is dé natuur dér geneeskundige kennis, dathy die alle ziektens niet verftaat in de ware kennis van alle andere gebrekkig moet zyn. Want gelyk de koorts voor in de herfst met de galagtige gefteldheid gepaard was , dat is met den buikloop, persloop , fprouw» galkoorts en roos; zo kan ook in het najaar dezelve koorts met verfchillende foorten van peripneumonia notha. (zelden met de vera inflammatoria ') met de verfchillende foorten van zwarte gal , de morbus hyvochondriacus en hyjïericus cum materia , aambeyën en podagra, gepaard gaan. Ik zal dit hoofdftuk met een ftuk van de Heer Alston, namelyk zyne negen-en-veertigfte les over de Mattr, Med. befiuiten.  <70 Men geeft den koortsbast in poeyer tot 3ijin een aftrekfel of af kookfel tot §(3. in extraö: tot Bj. ln •tinctuur kan men niet wel boven sj gaan op eens, of veeleer moet men ze fomtyds twee of driemaal herhalen op een dag, in die hoeveelheid en tusfehentyd als de zieke verdragen kan, en de ziekte vereischt. „ Maar om wat meer bepaald te fpreken: In tusfehenpozende koortfen is de gift van den koortsbast driefoortig. i°. De hoeveelheid, die men behoorlyk te gelyk (ten welken opzigte zy niet van andere geneesmiddelen van gelykfoortigc zwaarte verfchild) geven kan, behoeft zelden boven sj te gaan.. 2° De hoeveelheid vereischt om den volgenden aanval te verhinderen , verfchilt na mate van de foort van koorts, een alledaagfche koorts vereischt op zyn hoogste «rij, een anderendaagfche §&, en een derdendaagfche gj, Deeze in dragmen of in kleinder giften verdeeld, en gedurende de tusfchenpozing op behoorly^ fee tyden toegediend, zullen zelden onze verwagting te Ioor ftellen, en tyd geven om de derde gift te nemen , dat is zo veel als aodig is, om de inftorting te beletten , of dc geneezing volkomen te maken. Hiertoe vorderen alledaagfche |j poeder, anderendaagfche gij en derdendaagfche giij of iv, daarby gerekend het geen genomen was om den eerften aanval te beletten, cn hetgeen men van het overbly vende geeft, een dragma, eens, twee, drie of vier malen daags, tot dat alles is opgebruikt. En daar hier meer gevaar is by het te weinig, dan te veel geven , is het by wylen noodzaaklyk, en altyd veilig,  ( 77 > deeze derde gift .na een week pf twee eens of tweemaar te herhalen in derdendaagfche koortfen. Kleinere giften voldoen inderdaad .dikwyls, hetwelk veel afhangt van den ftaat des zieken en der koorts. Maar byaldienna dit alles de koorts wederkoomt,.' is het zeeker, dat men den koortsbast te 'vroeg gegeven heeft , en zonderdat men de aanvallen, lang genoeg zal laten voortgaan, en andere geneesmiddelen gebruiken, zal men te vergeefs tragten de ziekte hierdoor te genezen, en het geftel der lyders in groot gevaar brengen. Wat de hoeveelheid om in afkookfel te gebruiken betreft &c. kan ik alleen zeggen, dat wanneer men hier mede een koorts genezen wil, men met het gebruik daarvan moet voortvaren, tot dat men dit einde bereikt heeft, hoe groot de hoeveelheid ook zyn mag. „ Men kan de poeder nemen in wyn, in een conferf, of pillen, zo als de zieke het liefst wil, en een glas wyn met iedere gift geven. Alle fyropen mag men voor een conftituens gebruiken , zonder andere byvoeging, behalven fomtyds wat laudanum om het purgeren voor te komen. cum fane, qui aliquid cortici adjiciunt prater vehiculum eidem in rentri- culum tranfmittendo necesfarium , aut ex ignorantiapec„ cant ut tnihi videtur , aut dolo malo , a quo vir probus ex animo abhorrebit. Sydenham Epist resp. I. 308." Het extrafl: moet eerst met wyngcest getrokken worden, en dan met water. Wat meent raca met fat Tart. parum ? Ph. Edinb. 149. Dc nieuwe Londonfche Apotheek neemt alleen water, en herhaalt het afkoken tot dat het overblyvende vogt  C 78) koud geworden zynde helder blyft; eene zeer lastige bewerking ! de cod. Med. maakt het aftrekfel in wyn en water twee uren lang (in edit. 1748 is water alleen voorgefchreven vide p. 56,) en alleen eens. Ik zoude boven alles een aftrekfel in brandewyn verkiezen. „ Dat men den koortsbast te fchielyk in koortfen geven kan leert de rede, en bevestigt de ondervinding. Ik weet dat het tegendeel het gevoelen is van zeer geleerde artzen, want zy zeggen, dat hoe. langer de ziekte duurt, dies te meer de zieke verzwakt word, de geneezing moeilyk, en de gevolgen gevaarlyker zyn. En zeker, byaldien zulke koortfen altoos Voor het geftel nadelig waren , en hetzelve meer leed door dezelve eenigen tyd te laten voortgaan , dan door ze in den beginne weg te nemen , zoude men ze niet te fchielyk kunnen ftoppen. Maar dit is het geval niet, men moet ze niet zelden eer als geneesmiddelen, dan als ziekten befchouwen. Even als in de podagra , de pyn , ontfteking en het zwellen der voeten, niet de ziekte zelf, maar een critifche verplaatfing, tot genezing uitmaken; zo zyn ook tusfehenpozende koortfen gewoonlyk het werktuig der natuur , of het gevolg der pogingen, die zy in het werk ftelt, om iets te koken of uit te dry ven, hetwelk andersfints nadeliger en misfehien dodelyk zoude geweest zyn. En offchoon dit het geval in alle koortfen niet zoude zyn, is het zeker zo in alle die koortfen , die wy fympathetisch noemen, waar de koorts de voornaamfte ziekte niet is, maar de poging deinatuur om te genezen. In deeze gevallen moet men öe natuur byftaan, en niet ontwapenen, of van dia  < 79 > heilzame aanvallen beroven, tot dat de vyand overwonnen is; en dan zal men fchielyk op haar verwinnen de wapenen af te leggen, en de koorts veilig kunnen genezen worden. Koortfen hebben menige gebreklyke geitellen verbeterd, en veele hardnekkige ziekten genezen, 't welk al het vermogen der kunst niet zoude bersikt hebben. De Heer A. K. een ftudfent in de geneeskunde byna 20 jaren oud, wierd in November 1724 door een anderendaagfche koorts aangetast. Den eerften dag had hy een geregelden aanval; op den tweeden dag was hy vry van koorts en vry wel; den derden dag een fterker koorts dan de eerfte; want deze (of de derde, want ik kan my niet wel erinncren welke) begon met braken, waardoor meer dan een pond onverteerde flymige ftof wierd opgebragt; en dan volgde de koude, hitte en zweet, als gewoonlyk. Den volgenden vryen dag nam hy een gift van de Ipecacuanha, die zeer wel werkte, doch er kwam geen flym. De volgende aanvat begon als de voorgaande met het opwerpen van een gelyke hoeveelheid fiymftof; en dit duurde tien of veertien dagen.(bittere dingen en een goed dieet houdende gedurende dezen geheelen tyd) meer of min flym by iederen aanval opwerpende. Eindelyk verdween de koorts en na een paar aanvallen, zeer begerig zynde zyne ftudien te vervolgen, ftond ik hem den koortsbast toe, en hy bleef wel gedurende den geheelen winter. Hy was gedurende verfcheiden jaren agter elkander alle voor en najaar met een tering gedreigt; hierom raadde ik hem onder  C 8ó ) anderen, dat indien de. koorts, zo als waarfchynlyk was, in Mey zoude terug komen, hy zorg, moest dragen gedurende den zomer ze niet te ftoppen, maar by aldien zy tot den herfst voortging, of van zeiven fchielykcr weg ging., ;hy dan den koortsbast zoude nemen, welke zyne gezondheid zoude bevestigen. :. Omtrent drie of vier jaar naderhand kwam hy wederom in de ftad, en verhaalde my, dat in Mey de ■koorts was terug gekomen,' dat hy myne -.voorfchriften gevolgd had, en federt volmaakt gezond geweest was. Zyn gezigt was zo veel verbeterd, dat ik hem naauwlyks in het eerst kende. Kon het nu van eenig -nut geweest zyn , voor dezen jongman , om hem den .koortsbast fchielykcr in de herfstkoorts, of in den beginne van de voorjaarskoorts te geven? Zekerlyk niet. Men kan egter niet ontkennen, dat men veilig •en met een goed gevolg in Idiopathifche koortfen, in •den beginne den koortsbast gegeven heeft, vooral wanneer zy epidemifch waren; maar ik dagt altyd, dat er minder gevaar by was om ze later, als het nodig was , in zulk foört van koortfen, dan te vroeg te geven ; want daar het in der daad een goed geftel is , dat niet beter kan gemaakt worden, zo weet ik ook geen middel, om met meer zekerheid de natuur en neiging der ziekte te ontdekken, dan door een zorgvuldige oplettenheid op de toevallen en loop der koorts, gedurende verfcheiden aanvallen. Ik zal befluiten zo als Dr. Willis doet met eenige aanmerkingen omtrent het zelve onderwerp. „ Nunc autem hic pulvis Peruvianus fit unicum adhuc repertum febris guartance akxeterium, quod nimi- rum  C 81 ") ram ipjius atiarumque intermittentium paroxyfmos (tkei folum pro tempor e) inhibet: attamen dubitandum non eft, quin alia in rerum natura extent medicamina, qua funt aque febrifuga, atque fperandum erit ut novi hujus inventi exemplo ducli ad explorandas herbarum virtw tes adhuc fere ignotas excitemur e ita dum fingularium tentamini injijlimus, & medicina rationali, empirica adjangitur procul dubio quartanee, aliorumque herculeorum morborum curationes felicius procedent: quod eo lubentius faculo huk ; aut faltem pofteris fpondeo, cum manuducente corticis ijlius analogia, medicamentum ai profligandas febres non contemnendi ufus ipfe non ita pridem varia preecurrens adinvenerim, quod etiam pauperioribus quibusque, fuccedanei vice, bono cum fuc~ ceffu, propinare foleo. " Willis de febre Cap. 6. De koortsbast heeft ons ook geleerd, dat daar een of twee dragmen alleen uitftcl voor eenigen tyd geven, oneen eene genezing zullen te weeg brengen. Indien men daarom andere alterantia in zulk een mate toediende, is het niet onwaarfchynlyk, dat men daarmede grotere genezingen doen zoude. „ CL. D. D. Elisha Coysh, vir integerrimus, G? medicus expertiffimus, f0 zelve door behoorlyke geneesmiddelen gedurende de intervallen te herftellen , en dan door de nieuwe of volle maan den koortsbast te geven. Verders merkt hy aan, dat de affcheiding der gal gedurende de volle en nieuwe maan groter is, en dat door de opneming van gal alle zweeren erger worden, en dat deze verergering vooral ook met de perioden der maan gemeenfehap heeft. Dat alle verzuimde verftoppingen der lever met waterzugt vermengd, wanneer er een tusfehenpozende koorts bykwam, door kwikmiddelen geneeslyk waren. Dat de volle en nieuwe maan een ware crifis te weeg bragten, en dat de pisdryvende middelen dan ook het meest van nut waren. 8°. Dit kan dus den geneesheer in het voorzeggen van veel nut zyn. III. De invloed der maan in koortfen heerscht op een gelyke wyze, in alle bewoonde plaatfen der aarde; en bygevolg is een gelyke oplettenheid op dit ftuk van het grootfte gewigt in de praótyk der geneeskunde. Offchoon hy niet in ftaat is, dit door een volkomene inductie te bewyzen, kan hy egter uit eigene ondervinding zeggen, dat de invloed der maan in koortfen van den 13 tot den a6 graad Noorderbreedte plaats heeft, dat wy gelyke autoriteiten hebben in Perfien, en Arabien, en dat in Griekenland dit door Hippocrates is waargenomen. En daar wy nu weeten, dat de invloed der maan op de ebbe en vloed overal plaats heeft., meent hy dat dezelve invloed ook op de ziekten zal plaats grypen. * IV. De geheele leer der crifes in koortfen, kan gemaklyk  C 97 5 maklyk uit de te voren gefielde premisren ten opzigte van deze ziekten op de volle en nieuwe maan verklaard worden. Uit het geen hy gezien heeft, dat na het overgaan der periode van de volle of nieuwe maan tot de intervallen , altyd een vermindering van toevallen, of een volmaakte fcheiding volgde, befluit hy, dat de overgang van de volle en nieuwe maan tot de intervallen een gunstige critifche periode in koortfen is, en dat alle de dagen der intervallen ook gunftig zyn, en omgekeerd , dat de overgang der intervallen tot de volle en nieuwe maan een ongunftige critifche periode is , en dat alle de te voren befchreven zes dagen ook ongunftig zyn, of met andere woorden, dat met de volle en nieuwe maan er ftandvastig een ongemeene of bykomendc ftaat of hoedanigheid der lugt geboren word, die de koorts vermeerdert, en een neiging tot een ongunstig einde of crifis aanbrengt, en dat met de intervallen even ftandvastig een ftaat in de lugt wederkoomt, tcgenovergcfteld aan de voorgaande, die de koorts niet aanzet, maar vermindert, en tot een gunftige fcheiding overhelt. Dewyl de gefchiedenisfen der ziekten van Hippocrates zonder aantekening der dagen van het jaar zyn, en zo zeer met zyne eigene denkbeelden ver■ ward, dat men er geene regte uitlegging van kan geven , heeft hy by naauwkeuriger onderzoek geene vaste dagen gevonden, die hy niet uit de voorgemelde dagen konde uitleggen. Wat nu de leer van Pringle , Tissot , en anderen betreft, die hier tegen fenynt te ftryden, dat nameG  lyk de koortfen den 14, 17 of i9den dag eindigden; hier omtrent maakt hy de volgende gisfing: Dat met opzigt van de koorts die den i9den dag eindigde, de rotagtige neiging met den koortfigen invloed dezer dagen zamenwerkendc, een koorts op den tweeden dag der volle of nieuwe maan te weeg bragt, en dat deze te hoog lopende om fchielyk te worden tegengegaan, de periode der eerfte en tweede volle of nieuwe maan en de intervallen doorliep, maar dat de jrotagtige neiging nu door geneesmiddelen gebroken, en de koortsverwekkende invloed van de volle en nieuwe maan weggenomen zynde door de aankomst der intervallen, onmiddelyk hierna een crifis plaats greep, juist omtrent 19 dagen na haar begin. Met opzigt tot de koorts,die den i^detl dag eindigde, dat in deze de rotagtige neiging een weinig minder zynde, en de koortsverwekkende kragt der maan geen vermogen hebbende om de ziekte voor den 4den dag, wanneer de rotagtige neiging meer gevordert was, te weeg te brengen, de koorts even eens de twee perioden der volle cn nieuwe maan doorliep , en juist op het begin van den tweeden tusfchèntyd, zynde de 17de dag der ziekte, eindigde. Eindelyk, dat die op den 34den d£ig fcheidde, eerst begon op het laatst van de volle of nieuwe maan, even eens voortliep, en op het begin van den tweden tusfehentyd, eindigde. • Zedert dien tyd heeft hy dit viermaal in rotkoortfen bewaarheid gezien, en de crifis op den juiste» tyd voorzegt. Uit dit alles wil hy egter niet befluiten dat er geen ziekteftof zoude zyn, maar alleen;  C 99 > ie Dat de ftoflyke oorzaak weinig invloed op de trifis heeft. 2°. Dat in pokjes, mazelen &c. de voortduring der koorts hoofdzaaklyk door de natuur der infectie fchynt bepaald te worden, dat men niet te min op deeze gunstige en ongunstige dagen letten moet, doordien zy de toevallen verzwaren, den natuurly» ken loop der koorts verhinderen en dezelve verlengen. 30. Dat ér in rotkoortfen eene rotagtige neiging in het geitel de overhand neemt, die tyd vereischt om overwonnen te worden, en dat hare fchynbare geregelde voortduring van byzondere dagen, uit den in» vloed der voordelige en nadelige critifche perioden, te voren befchreven, ontfpruit. 40. Dat de natuurlyke neiging van het geitel, met andere toevallige oorzaken zamenlopende, ook in de tusfehentyden koortfen kan veroorzaken, die van den invloed der maan niet afhangen, en dat men dus dezen invloed niet altyd verwagten kan. 50. Dat wanneer de inwendige oorzaken der koortfen zeer vermogend zyn , en de toevallen zeer hoog lopen, men de uitwerking der gunstige en ongunstige critifche perioden niet altyd kan waarnemen, offchoon de invloed egter blyft voortduren. Hy voegt hier nog by, dat men dus doende nader zal komen, om de meer onmiddelyke oorzaken der koortfen te kunnen ontwarren, en dat men het door naauwkeurige waarnemingen zo ver met er tyd zal kunnen brengen, dat men de gefteldheid der lugt, die kier te weeg gebragt word, zal kunnen aanwyzen. G a  Ten dien einde moest men een naauwkeurig dagboek houden van alle de omftandigheden van weer en wind, koortfen &c., en de veranderingen op het gezonde en zieke lighaam, die op zulke dagen voorvallen, om dus hare betrekking als oorzaak en uitwerking te kunnen nagaan. Men moest daarby den graad van warmte, vogtigheid, rotting &c., de verfchillende revoluties der zon, maan, ftarren &c, naauwkeurig optekenen. Noch merkt hy aan, dat het vleesch ligter op dien tyd, bederft. Dat in alle jaargetyden de volle en nieuwe maan een ongemeene kalmte, hitte, en vastheid in de lugt te weeg brengen, en dat deeze mogelyk den grond tot die winden leggen, welke alsdan veel de overhand hebben. In een medifche Thefis van den Heer Jackson te Leiden in 1785 uitgegeven, vinden wy deeze vier aanmerkelyke ftellingen. In fommige landftreken fchynt de maan fterk op het menfchelyk lighaam te werken. —- In de West-Indiën, vooral, op het Eiland Jamaica is de aanval van een remitterende koorts op een wonderbaarlyke wyze met de nieuwe en volle maanen verbonden. —■ En deeze heerfchappy fchynt op een gezonden tyd, dat is, op een tyd, dat er geen regen valt, fterker te zyn. — En zy fchynt meer op de remitterende koortfen (deze zyn de landziekten van dit Eiland) dan op de epidemi» fche, of kwaadaartige koortfen te werken. Uit het geen wy tot hier toe, uit de waarnemingen zo wel van andere fchryvers, als van den Heer Balfour gezien hebben, blykt het, dat de .maan zekerlyk. een groten invloed op de ziektens  C «o! ) heeft/ Ik' wenschte, dat wy uit andere fchryvers; die geregeld de epidemifche gefteldheden zo wel van ons vaderland als van andere landen, hebben waargenomen, iets met eenige zekerheid of tot ftaving of omverwerping Van dit ftelzel, hetwelk eenigfints beflisfend was, konden opgeven. Dan daar de juiste aantekening der dagen by de meesten ontbreekt, en er zekerlyk jaren verlopen moeten, waarin men dc naauwkeurigfte waarnemingen van veele natuuronderzoekers op verfchillende plaatfen genomen, onderling moet vergelyken, voor cn al eer men iets zekers hieromtrent kan vastftcllen, kunnen wy dienaangaande niets beflisfends met betrekking tot ons vaderland zeggen, wy verwagten, dat men met den tyd, uit de verhandelingen van de Haagfchc correspondentie meer zal kunnen befluiten. Ik moet bekennen,- dat ik in het optekenen myner gevallen van ziekte hieromtrent geen agt geflagen hebbe, en dat ik flegts zedert het laatst van voorleden jaar, alle eenigzints merkwaardige gevallen, met het weer cn wind en den ftaat des dampkrings, met de vereischtc oplettenheid heb aangetekend, zonder op dien tyd op de nieuwe cn volle maan, veel min op de andere ftanden en punten agt te flaan. Intusfchen moet ik hier aanmerken, dat by het overzien van myn dagverhaal , ik hier en daar aanmerklyke veranderingen op de dagen der nieuwe en volle maan heb waargenomen, waarvan ik hier een proeve zal laten volgen. Ik heb hier zeven dagen genomen voor de periode der volle cn nieuwe manen, offchoon de Heer Toaldo , daar voor agt en de Heer Balfour flegts zes dagen neemt., G 3  ( i°4 ) De vyfde kwam aan op den dag dei- nieuwe maan zelve, was kwaad tot aan den tweeden dag na dc nieuwe maans-dagen. Van zes boorden en colieken, die ik aantekende, zag ik dat vier merklyke veranderingen ondergaan hebben door de maans dagen, doch dat twee geheel niet waren- aangedaan. De eerfte kwam op een tusfehendag aan, doch wierd op den dag voor de nieuwe maan, doodlyk. De tweede kwam aan op den tweeden dag der nieuwe maan, op den dag der nieuwe maan verergerde de ziekte zeer, vooral ook op den daarop volgenden, en wierd daarna beter. De derde, een boord, kwam op een tusfehendag aan, was zeer verergerd op den tweeden dag der volle maan, op den dag zelve wierd zy door een koorts aangetast, die daarna beter wierd. De vierde, die op den tusfehendag, welke den eerften nieuwe maansdag voorging, aankwam, liep deze periode zeer kwaad door, tot aan den vyfden tusfehendag daaraanvolgende. Een anderendaagfche koorts, die met fymptomata apopUüïca verzeld was, kwam op den derden vollemaansdag aan, was zeer gevaarlyk in de drie volgende aanvallen, en wierd toen nog gelukkig door den koortsbast hcrftold. Ik had op een en denzelvcn tyd, namentlyk den vyfden en- zesden dag der volle maan twee plaatslyke koortfen in het hoofd, die ik beide met den koortsbast heb weggenomen, Een zenuwkoorts, typhus nervqfa, die op den dag  voor den eerften nieuwe maansdag aankwam, wierd zeer gevaarlyk op den derden, vierden, vyfden en zesden dag der volle maan, en genas daarna langfaam door wyn en koortsbast. By drie kraamvrouwen, die in den voorleden winter en het voorjaar veel geleden hebben, wierd ik ook den invloed dezer dagen gewaar. By de eerfte kwam na een moeilyke verlosfing een zware diarhe op den dag der volle maan, zy was zeer erg op den zesden dag, en bleef gevaarlyk tot daags na de volgende nieuwe maans dagen, wanneer er een merkelyke verandering ten besten kwam. By de tweede begon de diarhe daags voor den eerften dag der nieuwe maan, den tweeden dag verergerde de ziekte aanmerklyk, na het aflopen dezer dagen begon zy aanmerklyk beter te worden. Het derde geval was een delirium post partum, dit kwam op den vyfden dag na een moeilyke verlosfing, zynde den tweden vollemaansdag , het verdween langfaam, tot dat de volgende volle maan een nieuwe aanval kwam, toen verminderde dit wederom tot aan den aanvang der nieuwe maan in de volgende maand. In het najaar van het voorlede jaar, vertoonden zig hier de pokjes, zy wierden Epidemisch gedurende den winter, en woedden fterk in het voorjaar en den zomer. Ik heb alleen tweeentwintig aanmerklyke gevallen dezer ziekte aangetekend, de overige waren zeer regelmatig, en hierom heb ik onnodig geagt het beloop naauwkeurig op te tekenen, van deze tweeëntwintig kwamen er tien aan op de volle of nieuwe G 5  Hiaansdagen. In alle deze verergerden de volle en nieuwe maanen elf zieken, in de overige heb ik den invloed niet kunnen befpeuren. Van vier geftorvenen is er een op een volle maansdag, een andere op den vyfden dag der volle maan, en de twee overige op tusfchendagen geftorven. Ik meende duidelyk te hebben waargenomen, dat de uitbotting, die op deze dagen gebeurde, ongunstig was; dat offchoon de uitbotting op deeze dagen niet gebeurde, de volle en nieuwe maansdagen de koorts vermeerderden, de tweede koorts vervroegden, de zwelling der pokjes verhinderden, en dat over het algemeen de pokjes, die op de dagen der volle en nieuwe manen uitkwamen in den beginne erger waren, daarna zagter wierden op de tusfchendagen ; dat de kwaadaartige kinderpokken ,die op een tusfehendag aankwamen, altyd door deze dagen verergerd wierden. Ziedaar het geen ik by het nagaan van myn dagboek omtrent de veranderingen op de dagen der nieuwe en volle maan voorgevallen, heb kunnen waarnemen. Ik wil egter geenzints zeggen, dat dezelve alleen, en zelf niet ten deele van den invloed deimaan waarlyk afhangen. Ik heb met dit geheel byvoegzel alleen getragt de aandagt der vaderlandfche geneesheren op dit ftuk te bepalen, het welk byna zo oud als de geneeskunde zynde, thans geheel van de artzen verwaarloosd is. (#) (_*"t Na het arVrakken van het voorgaande, en onder het drukken van dit blad, koomt my in handen een Hoogduitsch Boekje, Chr. Gotl.Krstzsnft.ins abhandlung yon dem einflufs des Mol-}  C top 9 I I. Over de natuur en naaste 'oorzaak der^ koorts. jf^AGLiVïüS merkte reeds in zyn tyd aan, quod febris, fi phanomena fpeclentur, reliquis morbis fit notior, fi conftitutionem Ü? caufam omnium ignotijfmus. Dc gevoelens der oude en latere fchryvers omtrent dit ftuk lopen zo uit een, dat het wel der moeite waard is, dit ftuk, het welk als eentheoretifche questie door den auteur word voorbygegaan een weinig naauwkeuriger te befchouwen. De ouden hadden geen duidelyke denkbeelden omtrent de natuur dezer ziekte, dewyl zy den omloop des bloeds cn dc natuur des levensbeginzels cn der zenuwen, niet kenden. Zedert de ontdekking en omtrent deze gewigtige Hukken, heeft men ook geregelder denkbeelden omtrent de ziekten kunnen vormen. De Hoogleeraar F. de le Boe Sylvius was de eerfte, die een tcgennatuurlyk fchielyke pols voor de naaste oorzaak der koorts hield. De groote hervormer der geneeskunde, de onfterflyke Boeïihave volgde hierin het ftelzel van Svlvius , en hield ook de fnelheid der pols voor dc naaste oorzaak en het onveranderlyk kenmerk der koorts, hy leidde dezelve af van een wederkerige invloed des zenuwvogts in de fpieren en het hart, en tegelyk van den invloed des bloeds in deszelfs holligheden, waardoor een fchielyker toetrek-  oorzaak der koorts in een verfnelde beweging des fearts en der flagaderen ftellen, de koorts en de uitwerkingen van den fnellen omloop, onderfcheiden en tot verfchillende hoofddelen gebragt hebben. A. S. Rega, heeft op het voetfpoor van Boerhave ook de fnelheid der pols als het zekerste kenteken van koorts aangenomen, doch tegelyk ook de wederftand der kleine vaten, gewoonlyk van een krampagtige zamentrekking afhangende, daarby in aanmerking genomen. F. Hofman had egter reeds voor Rega aangemerkt , dat geenzints een vermeerderde omloop des bloeds en der hitte, altyd een koorts te kennen gaven, maar dat cr een dubbele beweging in elke koorts plaats had, de eene, die het bloed van den omtrek na het uitwendige gedeelte des lighaams bepaalde, de andere, die van het middenpunt het bloed na de oppervlakte dreef, dat egter van deeze beide de oorzaak gelegen was, in een krampagtige zamentrekking, van de zenuwen en lp iervezelen, welke uit het ruggemerg voortkwam. J. de Gorter is de eerfte , die in Nederland de duidclykfte denkbeelden van het levensbegïnzel gegeven heeft, cn de koude en rilling der koorts van een tegennatuurlyke aandoening van dit beginzel afleid , zowel als van een verminderde toetrekkingskragt van het hart en der flagaderen, en de warmte en zweet van een vermeerderde werking van dit beginzel. Dan deze ftelling is niet voldoende en genoegzaam om de ziekte te verklaren, dewyl hier alleen wederom maar een teken, een te grote fnelheid der wer«<  king van het hart, een uitwerkfel der ziekte word opgegeven, het welk geenzints alle de toevallen van zwakheid, rilling, koude, en andere toevallen, die in het beloop der koorts voorkomen, opgeeft. Van Swieten, de groote bewonderaar en verdediger van het ftelzel zynes groten meesters, heeft ook de gedagte van Boerhave geheel aangenomen, en het kenmerk en naaste oorzaak der koorts in de meiheid der pols gefield. Intusfchen fchynt hy in de comm. ad § 755, waarin hy nader de naaste oorzaak der koorts verklaard, ook op een zekere werkeloosheid der zenuwen te letten, die oorzaak zoude zyn, dat het hart en de vaten zig minder fchielyk toetrekken , het bloed om hetzelve blyft hangen, en daardoor een koude en krampagtige beweging der uiterfte vaatjes veroorzaakt word (*). Intusfchen gaat deze verklaring ook niet door, want dit zoude eerder een uitwerking der aanwezende koorts zyn, en zelf bevat deeze redenering eenige tegenftrydigheid. De Heer van Doeveren heeft reeds voorlang in zyne byzondere lesfen over het levensbeginfel een geheel ander denkbeeld over de naaste oorzaak der koorts medegedeelt, het welk men thans voor algemeen hier aangenomen houden kan. Zyn flelzer koomt na genoeg op het volgende uit. In alle koortfen is een ongeregelde ongelyke beweging der vaste en vloeibare deelen, waardoor het evenwigt der gezondheid, of de gelyke werking der vaten in alle C*) Comment. t. IX p. «6-7.]  C ii3 ) deelen word weggenomen, £eeze irreguliere beweging noemen wy ' krampagtig I zy vertoont zig zodanig in eiken aanval, dat in den beginne de vogten van de oppervlakte des lighaams na binneiC^en daarna door dc vermeerderde werking van het hart en andere deelen, na buiten gedreven worden. Dit toont, dat of de oorzaak van een onregelmatigen invloed des zenuwvogts in het hart en andere deelen, of van een al te groote gevoeligheid der vaste deelen voor de prikkelingen, afhangt. Al wat dus door deze prikkeling zodanig een krampagtigen omloop geeft, kan diensvolgens koorts veroorzaken. Te onregt word dus de oorfprong der koorts van een eenig deel afgeleid, dewyl ze van alle deelen afhangen kan, en door de fympathie tusfehen alle de deelen des lighaams aan het geheele geftel kan medegedeeld worden. Hieruit kan men begrypen , hoe zommige koortfen uit kwade Moffen in de ingewanden, andere uit een prikkeling in de herfenen enz. kunnen voortvloeiden ; als ook hoe er plaatslyke koortfen zyn kunnen, gelyk als cr ook plaatslyke krampen zyn. Er kunnen koortfen zyn met en zonder ftoflyke oorzaak; alle prikkelingen kunnen koortfen te weeg brengen , die by Boerhave 5 586 worden opgegevea, geven koortfen cum materia. Die zonder ftoffelyke oorzaak (fine materia) zyn, zyn meestendeels tegennatuurlyke gefteldheden des lighaams, waardoor de geringfte prikkeling tcgennatuurlyke bewegingen veroorzaakt. De naaste oorzaak der koorts is dus een krampagtige zamentrekking van byna het geheele geftel der gevoelige vaste deelen, veroorzaakt door allerhande H  ( ii4 > prikkelingen, zig zodanig vertonende, dat zy haare uitwerking oeffent door de haerbuisjes zamen te trekken , de, vogten na binnen te dry ven, en op deeze w^gfc min of meer blyft'voortduren, (zo als de natuur van alle krampagtige ziekten medebrengt) niet altyd met dezelve kragt voortgaat, maar na eenigen tyd vermindert, en dan tot de hitte, zweet, en de andere toevallen van koorts aanleiding geeft. Hieruit volgt dan de volgende definitie van koorts, dat het is een algemecne krampagtige ziekte (zeldfaam plaatslyk) waarin dc krampagtige beweging der vaste deelen zodanig gewyzigd word, dat een rilling of koude, een fnelle pols en warmte, op elkander volgende, in het lighaam plaats hebben, met belediging van verfchillende functien. Deze definitie zal door een korte befchryving der toevallen opgehelderd worden, waardoor wy de koorts als een algemeene krampagtige Ziekte van zyn foort befchouwen, waarin in den beginne de krampen het geheele geftel der vaste deelen P die gevoelig zyn, bevatten, namelyk de vliezen, fpiervezelen, vaten, zenuwen en het hart zelve, bvzonder de uitwendige deelen, de uiterfte deelen en bekleedzelen, de gevoeligheid in dezelve verminde* rende, koomt er een krimping der vaten, een vernaauwing, drukking, een verhinderde toe en terugvloed der vogten, en een daaruit volgende beletting van een vryen doorloop van het bloed uit de flagaders in de aders, en dus een grote tegenftand van den omloop der vogten, een terugdry ving derzelve na ongewoone plaatzen, vooral na de pracordia, Mervan daan een fterke en ongewoone prikkeling van  C "5 ) liet hart en de grote vaten, een fterke, fchielyke en ongelyke wederkerige werking dezer deelen, terwyl de overige een groter tegenftand bieden, waaruit de werkingen van het eerfte tydperk gemaklyk kunnen verklaard worden. Deze krampen verminderen vroeg of Iaat, er blyft egter nog een grote prikkelbaarheid der vaste deelen, vooral van het hart en de flagaders over, waardoor zy door de tegennatuurlyke prikkeling, en het bloed zèlvë:, het 'welk na binnen gedreven is, fterker en eerder geprikkeld worden en zig ongelyk toetrekken, cn de opgehoopte vogten tragten te rug te dryven! zy vinden egter nog een tegennatuurlyken wederftand, en veroorzaken dus een grotere wryving en hette, tot dat de krampen zig meer en meer ontlatende, de vogten vry er en fterker door de kleine vaten worden voortgedreven, hiervan daan het fterk zweeten, het dik en troebel water, het welk een zetzel laat nederzinken; en eindelyk* de krampen geheel over zynde,. de koorts zelve ophoud, en de vogten tot haren natuurlyken loop wederkecren. Wanneer wy naauwkeurig het gevoelen van den Heer Grant nagaan, zullen wy hem volkomen overeenftemmende vinden met het zo even opgegeven denkbeeld omtrent de naaste oorzaak der koorts. Hy vooronderftelt wel een zekere zwakheid van het geftel , vooral vaa de ingewanden, doch hy befchouwt deze alleen als een voorbereidende oorzaak, waarby zig dan een uitwendige of toevallige oorzaak moet voegen, namelyk een zekere gefteldheid in de lugt, die hy een koortfige gefteldheid noemt, een damp, welke uit laagc en mocrasfige gronden opflaat, H a  het welk een miasma fui generis geeft, dat in eeri kalm en niet zeer koud weder op de gezondheid werkt, en een koorts te weeg brengt. Dan de koorts zelve of het uitwerkzel dezer oorzaken is een ziekte van een krampagtigen aart. Hy zegt, er is een algemecne fpanning van alle de zenuwen,- hiervandaan de. huivering, koude en een ajgemeene zamentrekking van alle' kleine vaatjes, waardoor een trage omloop en een vermindering van alle affcheidingen en uitwerpingen veroorzaakt word. Het bloed hoopt zig in alle de vaten op, en hierom kunnen zy zig niet behoorlyk zamentrekken. De warmte is een gedeeltelyke ontlating der kramp even als in alle andere krampagtige ziekten een atonia volgt, wanneer het hart vryheid krygt tot werken, en de kramp overwint. Met weinig woorden verklaart hy zyn gevoelen op p. 3,5, tot hier toe heb ik getragt de. oorzaken op te geven, namelyk vogtige lugt, raauwe fpyzen, fterke ontlastingen, of al het geen een zwakheid der zenuwen geven kan, belette uitwaasfeming, raauwheden, en verzamelingen in de eerfte wegen, en een zekere trap van traagheid des bloeds, deze gevoegd by de ziekteftof van de koortfige gefteldheid veroorzaken die kramp, welke wy rilling of koude ' der koorts noemen, de heete koorts is het noodzaaklyk gevolg der koude, en het zweet is de crifis derzelve. Veele der hedendaagfche fchryvers zwygen geheel omtrent dit ftuk, gelyk de Heer Stol, QuariN, Senac (die het verfchilftuk in 't midden laat) en andere; de Heer Stbagk drukt zig met korte woorden  < "7) zeer wel omtrent dit ftuk uit (*). „ Ego vpro ma* xime fic put?: febrim intermittentem tune effe, quando miasma febrile tanquam caufa excitans cum vitiato in corpore fomite, tanquam caufa difponente convenit, eidemqus conjunxit fe. Ambo juncla per univerfi corporis vafa agitantur, miasma crudum vafa vehementer irritat, atque nimio fuo ftimuto conveilit, atque ad nimiam contraclionem cogit, ita arteriarum pulfus parvus, convulfivus, varius ÖV. evenit. Hoe frigoris fladium eft. Contrito interea temporis aJiquantum miasmate mitior ftimuius evenit, ficque fortior & liberalior vaforum aftio fit, indt febrilis calor oritur: poftremo quando miasma ita per febrim circumagitatum lene inerfque, faBum eft, fudor erumpit, qui contritum miasma & veiuti confriRum etiminat. De Heer Profesfor Gullen van Edinburgh, heeft een nieuw ftelzel omtrent de naaste oorzaak der koorts aangenomen, het welk hier op uitkoomt i Dat er een ftaat van zwakheid der zenuwen, een defeclus energia nervofa, of atonie, in het geheeie geftel, vooral in de uiterfte vaten, door de voorbereidende en toevallige oorzaken te weeg gebragt word, waardoor de toevallen van zwakheid, braking &c. veroorzaakt worden; dat deze zwakheid een indirecte prikkeling (ftimuius indireclus) aan het vaatgeftel geeft, waardoor, door de tusfehenkomst der koude, en daarmede verbonden kramp, de werking van het hart cn de grote flagaders vermeerderd word, die zo lang voortgaat, C * D Obfervationes Medicinale! de febribus intermittemibus, f- 25—26 II 3  ( u8 ) tot datze dc werking der hcrfcncn, de energia cerebri, herftcld, ca deze energie aan de ujterfte vaten medegedeeld, cn daardoor hare werking terug gebragt, en byzonder daardoor dc kramp , die daarin plaats had, overwonnen heeft; en wanneer deze weggenomen zyn, de afzondering van het Zweet, en de andere tekenen van ontfpanning der affcheidings•werktuigen plaats krygen (*). Dit gevoelen koomt dus in veele opzigten overeen met dat van van Swieten ; het is er intusfchen verre van daan, dat dit buiten alle tegenfpraak zoude zyn. Zeer kort na het algemeen maken der laatfte editie van dit werk, kwam er een navolger van Dr. Brown, die dezelve .fterk aanviel (f). Hy ftemt den Heer Cuxlen toe, dat de naaste oorzaak der koorts in een 'zwakheid beftaat, dochhy poogt met verfchillende bewyzen aantetoncn, dat deeze leer tegenftrydigheden influit, en dat er uit zwakheid geen kramp kan voortkomen. Hy leid alle de toevallen van dezelve oorzaak , namelyk een verzwakking van het geheele geftel , af. Zyne fterkfte tegenwerpingen neemt hy uit de werking der geneesmiddelen: hy zegt, dat in elk tydperk der koorts verzwakkende geneesmiddelen na- (*; Frist lines of the praftice of phyfic, t. ï. 5. XLVI. id. uk. p. 46, 47. (t ) An enquiry in to the nature & caufes of fever with a reView of the feveral opinions concerning its proximate caufe, as advanced by different authors & particularly as delivered from the praöical chair in the univerlity of Edinburgh, including fome obfervations on the exiflence of putrefaftion in the living body , by Caleb Dickinson , M. D. Edinb. 1785.  C 119 ) deel toebrengen, dat aderlaten, purgeermiddelen en weekmakende middelen nadelig zyn, dat integendeel de prikkelende, aanzettende en verfterkende dingen alleen van nut zyn kunnen. Vooral bouwt hy dit gezegde op de naaste oorzaaken, die (na zyn gedagten) verzwakkende zynde, moet noodwendig het geheel beloop der ziekte uit zwakheid voortfpruiten. Over het algemeen, zegt hy, zullen de geneesheeren de koude aan zwakheid toefchryven, en de opwekkende middelen als dan toedienen, daar zy integendeel in de hitte alle ontlastingen tocftaan. Doch hy is overtuigd, dat de hitte van dezelfde oorzaak afhangt als de koude, en dat dezelve middelen deze ook zullen wegnemen, en hy kan niet bcgrypen, dat in eert zo korten tyd de zieke van de grootfte zwakheid , tot de grootfte kragt, zoude kunnen overgaan. Intusfchen kan hy geen reden geven, waarom de zieke, daar hy te voren een fchielyke en zwakke pols had, dan een fterke, volle en kragtige pols krygt. Wy zien dit (na zyn gedagten) als een factum, doch Dr. Lind gaf in de hitte met nut opium, dit nam fchielyk de hitte en hoofdpyn weg, en veroorzaakte een ruim zweeten. De Heer Dickinson had dit eveneens in continueele koortfen door wyn, hartshoorn, en andere prikkelende geneesmiddelen zien gebeuren, en hy verklaart dit op een byzondere wyze. In iedere ziekte werken de oorzaken of door de toon van het geftel weg te nemen , of aantezetten en te vermeerderen, (na het fystema van Dr. Brown) en wy worden dit door de pols gewaar. In een typhus is er een vermeerdering van polsflagen, H 4  ( 120 )) terwyl het momentum of de kragt zeer verminderd is.' In koortfen, die van zwakheid afhangen, is altyd een hitte, die boven den trap, die tot zwecten vereischt word, verheven is; dit kan dus alleen aan het getal der polsflagen en aan het verminderd momentum worden toegefchrevcn, hierom moeten de middelen, die de fnelheid verminderen, en dit momentum vermeerderen , hier gebruikt worden. De Heer Lind nam dit waar van de opium, en L ets om van den koortsbast. Ik wil hier gaarne byvoegen, dat ik het zelve van den wyn heb waargenomen en ook van de opium en kina, en dat ik dikwyls in typhi nervoji, of mites van Cullen, de zogenaamde flow f evers van de Engelfchcn heb waargenomen, zodanig dat de pols 112 en 140 zynde, door go droppen iaudanum, of telkens een glas wyn te geven tot op 100 en minder, in weinige uuren wederkwam, en zekerlyk in fterkte veel had toegenomen. Doch dit bewyst niets, dewyl in alle de interminentes niet alleen het getal der polsflagen, maar ook het momentum vermeerderd is, cn hoe zullen wy het dan met de ontftekingaartige koortfen ftellen, die ook met koude beginnen en zeker met een brandende hette, volle, fterke en fnelle pols gepaard gaan. Ongelukkig die lyders, die onder de handen der volgers van Dr. Bhown vallen! hoe menig deerniswaardig voorbeeld heb ik daarvan in Schotland niet gezien ! Wy moeten met groter lof gewagen een verhandeling, die in het jaar 1785 aan de Harderwykcr Hoogefehool in het licht kwam, byzondcr tegen het gevoelen van den Heer Cullen gcrigt, waarin deze  C 121 ) nieuwe leer op een grondige, zedige en voortreflyke wyze door den Heer F er iet wederlcgd, en het gevoelen van den Heer van Doeveren met nieuwe bewyzen zeer duidelyk bevestigd word (*). Hy merkt aanftonds aan, dat het denkbeeld van kramp en atonie tegen elkander overftaande, te gelyker tyd onmooglyk beftaan kan, en de eene onmooglyk uit de andere kan voortkomen, dewyl uit tegengeftelde oorzaken , tegengeftelde , en niet dezelfde uitwerkingen moeten voortkomen. Ten opzigte der oorzaken , welke de Heer Cullen ftelt het contagium humanum, of de befmetting, en het miasma paludofum, of damp van laage gronden, erkent de Heer Cullen zelve, de manier van werken niet te weten. Onder de afgelegene oorzaken noemt hy eerst dc koude, hy zegt, dat een matige koude de veerkragt des lighaams vermeerdert, en is dus een tonicum, een al te ftrenge koude kan het koud vuur veroorzaken, door de fpiervezelen te zamen te trekken, de vogten te verdikken , en dus de doorftraling te beletten, even als dit gefchieden zoude door de vaten toe te binden, hier ziet hy dus wederom geen neerzettende kragt. Men zoude dus eerder hier voor moeten houden een fchielyke verwisfeling van warmte en koude, waardoor de poren fchielyk gefloten worden, cn de uitwaasfeming belet word; hier uit ontftaan een bleekheid, ruwheid der huid, rillingen cn andere toevallen. Deze oorzaak is dus geenzintsneerzettende, maar waar.- (*) P. Feriet dhquifitio inauguralis, qua febris natura 6- caujte, recentiorumque, hprinus Cülleni Jenunti* expemiuntur. H 5  ( 122 ) lyk prikkelende , waardoor niet alleen gevoelige, maar zelfs gezonde menfchen de koorts krygen. De fterkfte krampagtige ziekte, de tetanus, koomt meest uit koude voort. De fterke gemoedsbewegingen worden door hem als de tweede oorzaak van koorts aangevoerd, en daar onder vooral de fchrik en vrees; dan deeze beide werken even als de koude, door een fterke krampagtige aandoening in het geftel te veroorzaken. Hy merkt op, dat de Heer Cu li, en verfchillende oorzaken der koorts hier vergeet op te tellen, als alle onreinigheden, fcherptens &c. Ten opzigte der toevallen ontkent hy, dat het tydperk van zwakheid alleen en afgezonderd beftaat, zonder dat er te gelyk andere toevallen van kramp bykomen, als een geeuwing, droogheid van huid, Jigte rillingen, gevoelloosheid, welke alle eerder de uitwerkingen, dan de oorzaken der kramp zyn, en deze zelfde toevallen bewyzen, dat de beweging der Vogten door de uiterfte vaten belet is, waardoor zy na binnen gedreven, de werkingen der deelen verhinderen moeten; hier van daan de flaperigheid, die dikwyls in het eerfte begin befpeurd word. De Heer Cullen brengt de braking en walging by in den beginne der koorts, welke van een gebrek aan veerkragt zouden afhangen; dan de Heer Feriet merkt hier by aan, dat alle dingen, die als braakmiddelen werken, dit niet door een gebrek aan veerkragt doen, maar dat dit veel meer van een byzondere prikkelende kragt afhangt, waardoor de maag krampagtig word toegetrokken. Wat het delirium betreft , hangt dit meest van de tegengeftelde oorzaak  C 123 ) af, en is eerder in de hitte, dan in de koude aanwezig. Eindelyk is deeze kramp eigentlyk geen heilzame poging der natuur, maar veeleer het uitwerkzel deiafgelegene oorzaken, en de ziekte zelve, welke de natuur door tegenovergeftelde pogingen zoekt te ©verwinnen. Wanneer hy eindelyk het oog flaat op de geneezingswyze van den Heer Cullen, vind hy niet dat zyne praftyck met de opgegevene theorie overeenftemd, daar hy in den beginne alle warme waterdranken, baden enz. aanpryst, welke eerder krampftillende, dan veerkragtgevende middelen zyn.  C 124) 11 L Over de geneezing der koorts. een invloed het verfchillend begrip omtrent de afgelegene, zo wel als de naaste oorzaaken der koorts op de praftyk zelve hebben,blykt uit de zo verfchillende gedagten, welke de geneesheren hebben omtrent het gebruik van den koortsbast. Veele beroemde artzen willen aanftonds de koorts wegnemen, terwyi anderen dezelve als heilzaam en nuttig voor het geftel aanmerkende, ze aan de natuur overgeven, of ten minftcn den koortsbast als nadelig voor het'lighaam befchouwende, daarvoor andere geneesmiddelen in de plaats ftellen. Het gevoelen, dat men aanftonds in den beginne een tusfehenpozende koorts moet wegnemen, heeft groote mannen tot zyne voorftanders gehad. WerlHOFzegt, dat hy aanftonds, na den eerften aanval, dc koorts wegnam, dat zelf na het fchielyk ftoppen' derzelve zware ziekten genezen wierden, en dat tien zieken, waarin de koorts aanftonds was weggenomen, zig zeer wel hadden gehouden Morton raadde niemand een tweden aanval aftewagten (&) Fordvce geeft aanftonds den koortsbast, zodra er Ca) Sefl. iv. f. 3. C*) Exerc, i, c*p, j,:  een tuifchenpózing is' (a). Lind getuigd meer dan 420 pond kina aan zyne zieken gegeven, en alleen in twee gevallen daarvan eenig kwaad gevolg onder* .vonden te hebben (è). Cullen, die geheel en al de theorie der verftoppingen en de 'ophopingen van fchadelyke- ftoffen in het lighaam als oorzaaken der koorts , .verwerpt, wil den koortsbast aanftonds gegeven hebben, zodra er geen ftaat van ontfteking is (c). De redenen, die voor dit gevoelen pleiten, zyn de volgende: Zy zeggen,.dat de koorts altyd een tegennatuurlyken ftaat van het lighaam medebrengende, die aan het zelve niet dan nadeel kan toebrengen, men dezelve aanftonds in den beginne moet wegnemen, dewyl men dan gemaklyker en met. meerder vrugt de oorzaaken zal kunnen aantasten, daar men dus alleen een ziekte te genezen heeft. Dat de koorts een zenuwziekte van een krampagtige natuur zynde, de ziekte ongemaklyker te genezen word, na mate de aanvallen vermeerderen. Dat de koortsftof zich vermenigvuldigt door te verouderen , even als wy dit in de dyfenterie en andere ziekten zien. Dat een koorts , die kort geduurd heeft, met minder koortsbast genezen word, dan die lang heeft aangehouden. Dat de koortfen, die. lang geduurd hebben, ligt in elkander lopen. Dat het lighaam altyd aanmerklyk daardoor verzwakt word, en dat hierdoor dikwyls gevaarlyke f_«) Elem. of the theory Sc praftice of Phyfic , p. 180. (_b~) Maceride introd. in theor. & prxx. med. t, II, c»j. VM, CO Fir«t ünes &c ui, 5- 49- ftqq.  < 13° ) dat de tong beflagen, de fmaak bedorven, de eetlust gering, en in plaats daarvan een walging plaats heeft, dat er een gevoel van benaauwdheid, volheid, en drukking omtrent de plaats der maag, een traagheid des buiks, of wel een fterke buikloop, braking en andere toevallen en kentekenen van onreinheden in de eerfte wegen aanwezig zyn. Zoude men nu in dit geval den koortsbast aanftonds durven aanraden, of wel vooronderftellen kunnen, dat deze de koorts zoude wegnemen, zal niet veel meer de koortsbast hier het lighaam verhitten, en een kwade continuele koorts veroorzaaken ? Onlangs verzogt een jongman van omtrent 18 jaar mynen raad, die gedurende vier weken een anderendaagfche koorts gehad had: nadat hy eens eenige purgeerpillen had ingenomen, was hem aanftonds de koortsbast in grote giften toegediend, doch de koorts werd alle dag heviger en langduriger, hy had byna geen koude, maar een brandende hitte, 't welk door weinig zweet, en geen zetzel in het water gevolgd wierd, de buik was hard en opgezet, de ontlasting traag, en de tong beflagen, niet te min had hy een tamelyken eetlustik gaf hem tweemaal een verkoelende openende purgeerdrank, waarna de koorts wegbleef en nimmer wederkeerde. De gewoonfte, en hoofdoorzaak de| tusfehenpozende koortfen is zonder tegenfpraak in de eerfte wegen te vinden, en beftaat meestentyds in een ophoping van tegennatuurlyke ftoffen. Deeze maken de voorbereidende oorzaak, de fomes morbi uit, waarby zig het miasma febrile voegt om de tusfehenpozende koorts daar te ftellen. Men Kan zig daarom geene volk®-  (III) mene en duurzame genezing beloven, voor en al eer men de eerfte wegen behoorlyk gezuiverd heeft. Deze ftoffen zyn intusfchen altyd zo beweeglyk niet, dat men ze aanftonds door een braak- of purgeermiddel kan wegnemen ; dikwyls zyn zy zo taay en zodanig aan de ingewanden vastgehegt, dat het niet moogiyk is, dan door een aanhoudend gebruik van openende, fineltende, en verdunnende middelen»' dezen vyand te verdryven; wy zullen als dan dikwerf zien, dat deze middelen genoegzaam zyn, om de geheele ziekte weg te nemen. De ouden waren zeer bevreesd omtrent het gebruik der purgeermiddelen, voor dat er een koking plaats had, dewyl zy meenden , daardoor de werkingen der natuur te verhinderen , zy vertrouwden daarom dikwyls meer aan de natuur toe, dan zy behoorden te doen, hunne purgeermiddelen waren heviger, en meer prikkelende, en hierom konden zy ligter nadeel toebrengen. Door zagte en openende laxeermiddelen toe te dienen, nemen wy als het ware de natuur het werk uit de hand, en wy ontlasten op een gemaklyke en veilige wyze die ftoffen, zonder dat wy dit aan de blinde werking der natuur, die dikwyls veel tegenftand in zyn werk vind, overlaten. Niet te min zyn er gevallen,waarin de beweging, die de koorts in het lighaam veroor-i zaakt, oneindig meer nut doet, dan alle onze geneesmiddelen, en dit is het geval van veele langdurige en hardnekkige ziekten, welke halsftarrig tegen alle geneesmiddelen zynde, foms voor een tusfehenpozende koorts wyken. In deze omftandigheden is het van het grootfte aanbelang, dat de geneesheer ge» I a  ( i32 ) duldig de uitwerking der koorts op het lighaam afwagte, en niets beproeve, dat hy daarna zelf de heilzame pogingen der natuur onderfteune, en op deze wyze, beide ziekten tot een goeden uitflag brenge. Wanneer door deze middelen de aanvallen verminderen, minder hevig worden, de ontlastingen natuurlyk zyn , en de tekenen van onreinheden in de eerfte wegen verdwynen, is het een teken, dat de voorbereidende oorzaak, Aefomes morbi overwonnen is, en dikwyls zal als dan ook het miasma door de natuur overwonnen worden. De naauwkeurige waarnemer de Heer Strack heeft opgemerkt, dat de koortfen die eenvoudig zyn, by jonge lieden gemaklyker dan by lieden van jaren genezen. Dat, wanneer na ieder der drie eerfte aanvallen veel zweet van een zuuren aart uitbreekt, en daarop een troebel water met een fteenagtig zetzel volgt, deze koortfen of van zelve ophouden, of gemaklyk worden weggenomen; dat, wanneer in deze na den vyfden aanval het water helder is, en het zetzel laat neerzinken, het volgende acces niet komen zal; dat byaldien het water na iedere koorts helder is met een zetzel, en de vyfde aanval een fedimtntum lateritium heeft, die koorts volkomen gefcheiden is; dat het derde acces fterker dan het voorgaande zynde en veel zweet en bezinkfel gevende, het vyfde acces even zo zal zyn, en de koorts geëindigd; en dat eindelyk het water een wit, ligt, effen zetzel hebbende, geen inftortingen te vrezen zyn. Dit zyn alle tekenen , dat de ingewanden niet alleen zuiver, maar dat de natuur ook zig zeiyen volkomen ontlast van, die ftoffen, welke het zy doo*  ( *32 ) de koorts, hetzy te voren reeds, zig tegen natuurlyk in de vogtftroom onthielden. In de voorjaarskoortfen, welke hier dit jaar in menigte voorhanden waren, heb ik genoegzaam geen zetzel in het water befpeurd, integendeel fcheen de natuur eer den weg der huid en der uitwaasfeming te verkiezen , de lyders waren na de koorts als met een vette, kleverige olieagtige ftof bedekt, die zeer zuur van reuk was, intusfchen was deze crifis onvolmaakt, en geene van myne zieken, die ik eenigen tyd aan de natuur overliet, genas, de zweetmiddelen verdubbelden de koorts, de bittere maagmiddelen verergerden ze zodanig, dat ik aanftonds daarmede moest ophouden-, Openende , verkoelende laxeermiddelen vooral de zuuren,. als de oxymel, de Tamarinde, de zagtfte middenzouten bragten de koorts tot zyne voorigc eenvoudigheid weder, ontlasteden een menigte van galagtige ftoffen, en maakten, dat men daarna de koorts veilig door den koortsbast konde wegnemen. Allen , die ik genoodzaakt was de koorts vroeg te ftoppen om dringende toevallen, hadden by den eerften oostewind, by de geringfte overtreding in den leefregel, of door; gevatte koude, inftortingen. By fommige kwamen langzaam tekenen van ophoping van ftoffen in de eerfte wegen, waarop fchielyk een koorts volgde^ welke nu fpoedig door braak-en zagte laxeermiddelen wierd weggenomen. Intusfchen moet ik aanmerken, dat in deze gefteldheid, by allen tekenen van een galagtige geneigdheid aanwezig waren. Dikwyls is het genocgfaam om de fomes weg te nemen, wanneer het miasma zyn kragt verliest, doch I 3  ( 134) feenfmts is dit altyd het geval, het miasma doet by vvylen de koorts aanhouden, het welk men dan niet meer door laxeermiddelen enz. kan verdryven. De koorts een krampagtige ziekte zynde, krygt de natuur een hebbelykheid tot dezen kramp, en de Heer Grant vergclykt zeer wel de koorts by een opftyging, hoe meer zig de accesfen vermenigvuldigen, hoe groter de neiging tot koorts word. Men moet daarom de koorts niet laten inwortelen, dewyl zy dan niet alleen het geheele geftel verzwakt, maar ook veele andere ziekten, vooral des onderbuiks, te weeg brengt. Veilig kan men daarom de koortsbast voorfchryven, en door ruime giften van dit waare fpecificum dezelve wegnemen. Te regt zegt de Heer Senac : Ita fidum rjf innocuum efl hoe remedium, ut ex tot agris, quibus id praescripji, mllum viderim, gui de hoe merito queri poffit, non tantum inducias dare Jolet, aut ut dicitur febrim ad certum tempus refranare, fed eam radicitus pramifjis tarnen pramittendis toltere poteft ,• quin imo ftomacho eft amicifftmum, tranfpirationi promovenda idoneum, fanguinis fiuori 6? cotori intendendo aptiffimum, in nervorum morbis proficuum ($ adverfus primarum viarum putredinem antifepticum praftantifjimum. (a). Wanneer na den eerften dag van den koortsbast de koorts fterker dan gewoonlyk opkoomt, is het een teken, dat de natuur een volmaakte fcheiding zal voortbrengen, en dat de koorts zal ophouden, doch (<0 Dt rtcond. febr. intirm. £f rtmitt, ttatur. L. II. c. it. p. 19*.  ( 135 ) nadat de koortsbast in een genoegzame hoeveelheid gedurende een week gebruikt zal zyn, zal de zieke langzamerhand tot zyne vorige gezondheid weder keren , zyn honger zal zo lang buitengewoon fterk zyn, tot dat het lighaam wederom zo veel heeft aangenomen , als het door de koorts verloren heeft. Men kan alsdan een ruimer dieet toelaten, en een weinig wyn en wit vleesch geven, gemeenlyk volgt er een fterke vloed van een dunne wateragtige pis, waardoor het overtollig water, 't welk in de koorts gedronken is, weggenomen en den lyder vry van waterzugt gemaakt word. Hierna komen de vorige kragten, kleur en gezondheid geheel en al weder O). In alle tusfehenpozende koortfen egter kan men niet altyd, offchoon de eerfte wegen gezuiverd zyn, den koortsbast aanftonds veilig toedienen , veele omftandigheden kunnen hieromtrent eene merkelyke verandering te weeg brengen. De voorjaarskoortfen hebben minder den koortsbast nodig, dan de najaarskoortfen. De voorjaarskoorts is zelden van den beginne af aan gevormd, na eenige dagen ongeregeld geweest te zyn, word zy meesttyds een anderendaagfche koorts, welke min of meer tekenen van ontfteking vertoont, het lighaam is zo zeer niet met onreinheden vervuld, en de natuur is op dien tyd werkzamer, de ftof beweeglyker, en dus meer geneigd tot koking en een volkomen crifis, welke dikwyls door een ruime uitwaasfeming {4) Stuack de ftbrib. iotirmitt. p. 77-80, 14  (10) ■gefchied. Ia deze moeten wy diensvolgens niet al.Ieen de eerfte wegen zuiveren, maar ook vooral de uitwaasfeming door zagte, verdunnende, ontftekingwerendc, en verkoelende middelen, openhouden waardoor de natuur geholpen zynde, de ziekte dik, wyls met den vyfden of zevenden aanval gefcheiden word. De fomes morbi is hier dikwyls belette uitwaasfeming, welke door bekwame geneesmiddelen, door warm kleden, gemaklyk verteerbaar en ligt uitwaasfemd vocdiel, herfteld moet worden; wanneer dan niette min de koorts blyft aanhouden, kan men den koortsbast toedienen. In volbloedige jonge menfchen heeft de voorjaarskoorts dikwyls tekenen van een ontftekingaartige neiging by zig, het welk men uit de volle en harde pols, de benaauwde ademhaling, opzetting der oogen en des aangezigts, droge cn brandende huid, rood helder water, kloppin- en zwaarte des hoofds met ylhoofdigheid gepaard ,* kan afnemen. Een gepaste aderlating, verdunnende cn verkoelende middelen aanhoudend gebruikt, zullen dikwerf deze koorts geheel wegnemen, of ten minsten dezelve bekwaam maken, om door den. koortsbast te worden weggenomen. De najaarskoortfen , die gewoonlyk met dc galagtige gefteldheid gepaard gaan, vercifchen nog meerder oplcttenheid van den kant des geneesheers, in het toedienen van den koortsbast. In den beginne hebben zy meest alle de gewoone tekenen van galkoorts, cn behouden daarvan eenigzints dc natuur; de fomes die hier met het miasma zamenloopt, is diensvolgen/ erger, dan in voorjaarskoortfen. Dewyl in deze koort-  C iS7 ) fen altyd eefi menigte kwade ftoffen in de eerfte wegen , vooral ook ia de maag gevonden worden, moet men, hoe eer hoe liever, een braakmiddel geven, de Tartarus Emeticus voldoet hier beter, dan de Ipecacuanha; zy. ontlast niet alleen de maag, maar werkt ook langzaam naar beneden, en zuivert dus de ingewanden. Meermalen heb ik my nog dit jaar van dit voortreflyk geneesmiddel in de tusfehenpozende koortfen, welke zig in het laatst der maand Augustus vertoonden, bediend; wanneer ik na den eerften aan.val geroepen wierd, kwam een braakmiddel uit kleine giften van den Tart. Emetic. met fal polychrest, alle quartier uur gebruikt, tot dat er een overvloedige braking, volgde, het tweede acces voor; wanneer dit niet gebeurde en een tweede aanval volgde, was het altyd veel zagter, en het Emetico-catarticum van Tissot was meest altyd voldoende om alle verdere gevolgen voor te komen. — Wanneer het faifoen verre gevorderd is, vinden wy gemeenlyk, dat de koortfen hardnekkiger, langduriger, en verdrietiger worden. De vogten worden als dan trager, dikker, en minder vloeibaar, de natuur is werkeloos, en niet genegen om de fomes morbi te koken en door een heilzame poging uit te dryven, de eerfte wegen zyn vervuld met ftoffen, welke taay, dik, lymig, en zeer vast aan de wanden der ingewanden zyn vastgekleefd. Wy moeten dus door vermogende middelen deze oorzaken zoeken te verdryven, de ftoffen langzamerhand wegnemen, doch tegelyker tyd zorg dragen, dat wy de kragten behouden en de ingewanden niet te veel verzwakken, wy kunnen in dit geval geene fterke I 5  \ (138) braak- of purgeermiddelen toedienen, en hier geld het zeggen van Hippochates concocla medicamentis cggredi oportet & movere, non cruda, neque in principiis, Ji non turgeant, plurima vero non turgent (0) want, ft qualia oportet purgari, purgentur, confert facile ferunt, contra vero difficulter i_b~). Sterke purgeermiddelen zullen hier geen nut doen, en het lighaam niet van de taaije ftoffen zuiveren, welke al te zeer aan de ingewanden gehegt zyn. Zagte middenzouten , gepaard met de zagtfte antimoniaal bereidingen , als de fpiesglaszwavel (Julphur auratum antimonii) de kermes minerale , de Ipecacuanha en dierge» lyke flymbrekende middelen werken het zagtfte ett veiligfte: nadat men eenige dagen met deze middelen heeft aangehouden, zal men gewoonlyk of braking, of menigvuldige ftoelgangen van taaije, lymige en flymagtige ftoffen verkrygen, en de koorts zal dan minder hevig en korter van duur worden. De Tart. Emetic. in zeer kleine giften met magnefie, kreeftsoogen enz. gepaard, zodanig dat zy flegts een geringe walging geeft, zoude ik byna, boven alle andere middelen den voorrang geven. Wanneer wy lang genoeg deze middelen gegeven hebben, zodat wy verzekerd zyn, dat de eerfte wegen gezuiverd cn de verftoppingen weggenomen zyn, kan men met gerustheid den koortsbast voorfchryven. — Somtyds is de oorzaak der koorts niet zo zeer in de eerfte, als Qa") Se,t. I. apb. 23 &" i5- (*) iipb( 3. SeO. III. &■ aph. 3, SeS. IV.  C 139 > wel in de tweede wegen te zoeken; dit heeft voorat plaats in de najaarskoortfen, by oude, zieklyke en zwartgallige menfchen; by dezen is den omloop der vogten traag, het bloed verzameld zig in de takken der poortader, blyft daar door deszelfs dikte , zo wel als door de werkeloosheid der vaten, hangen, verhinderd de behoorlyke affcheiding en uitlozing der gal, belet de ontlastingen, verftopt de chylbuisjes en de klieren van het darmfcheil, veroorzaakt hier door een geluw, vermagering, uittering, en eindelyk een hardnekkige waterzugt. Men behoort daarom m deze omftandigheden met alle oplettenheid agt te flaan op de voorgaande gefteldheid des lyders, cn op de uitwerking, die ieder aanval op het lighaam te weeg brengt. By aldien deze toevallen voor de koorts reeds aanwezig waren, en wy bemerken, dat de ziekte het geftel verbetert, en na ieder aanval een vermindering der voorgaande toevallen volgt, moet men deze heilzame koorts niet ftoppen, maar door openende en oplosfende middelen de natuur ondcrfteunen. Zagte antimoniaalbcreidingen, de braakwynfteen in kleine giften, gepaard met de bittere oplosfende geneesmiddelen, zullen hier ongetwyfeld eene volmaakte genezing te weeg brengen. Zien wy integendeel, dat zy het uitwerkzel der koorts zelve zyn, moet men de koorts, hoe eer hoe beter, met den koortsbast wegnemen, en daarna de uitwcrkzels derzelve door gepaste oplosfende middelen tragten te boven te komen. Meermalen veroorzaakt het te vroegtydig of ongepast, gebruik van den koortsbast deze verftoppingen, offchoon de koorts voor een tyd  ( 140 ) fchynt weggenomen te zyn; wy vinden hiervan voorbeelden in het werkje van den Heer Grant zelve, en by de meeste fchryvers. De Haen verhaalt ver^ fcheide gevallen van koortfen , waarin door den koortsbast een zwaarte en opzetting des buiks geboren wierd, ■welke door een fterk afkookzel van de graswortel; paardebloemen, met oxymel. en fal poiy'chrest genezen wierden O). Somtyds is men genoodzaakt den koortsbast, om dringende toevallen wegtenemen; aanftonds toe te dienen. Dus zien wy, da^t fommige koortfen reeds in den beginne een flaapziekte veroorzaken, welke reeds met den tweden aanval dodelyk is; fomtyds geven zy andere hevige toevallen, wanneer de koorts meer byzonder op het een of ander deel zyn kragt fchynt uit te oeffenen t». Hier moet men dan niet aarzelen den koortsbast te geven, en zelf die gevolgen afwagten, welke uit een al te vroegtydig gebruik van dit middel zouden kunnen ontitaan. Dikwerf, wanneer de koorts lang genoeg, na onze gedachten, geduurd heeft, zyn wy geneigd dezelve door den koortsbast weg te nemen, en te beproeven of de ziekte op deze wyze te overwinnen is. Wy moeten alsdan uit de uitwerking beilisfen, of wy den koortsbast te vroeg gegeven hebben. Wanneer de lyder, na veel koortsbast gebruikt te hebben, de koorts behoud, zeer zwak blyft, een bitteren fmaak heeft, van alle fpyzen walgt, een raauw water Ca} Bat. Mtd. tom. XI. O) D« Heer Strack heeft hierover byzonder fchoon gefchreven. 1. c.  C I4I ) maakt, cn geel word, is het een teken, dat de koortsbast te vroeg gegeven is, en dat er nog ftoffen overblyven. Sömtyds gebeurt het egter, dat de lyder, onder het gebruik van den koortsbast, een fterken buikloop krygt, en op deze wyze genezen word. — De ontlasting onder het gebruik van denkoortsbast,traag, zwart, brandig en galagtig wordende, zal de koortsbast niet helpen , maar veeleer nadeel doen, men is alsdan genoodzaakt zyn taevlugt tot laxeermiddelen te nemen. — Word de ontlasting traag, en de buik hard en opgezet, dan heeft men verftoppingen te vrezen, welke men door openende en oplosfende middelen moet wegnemen. Wanneer de koorts, eens door den koortsbast geftopt, dikwyls wederkeert, hangt dit meestentyds van een te vroegtydig gebruik van den koortsbast af, dewyl de fomes morbi niet genoegzaam was weggenomen; hierom moet men dan de oplosfende en laxeerende middelen beproeven, voor dat men weder tot den koortsbast overgaat. Dan dit hangt by wylen af van een koortfige neiging, die lang in het lighaam overblyvende, door elke toevallige oorzaak wederom in werking gebragt word. De oosten wind, fommige harde en onverteerbare fpyzen, en de koude lugt, waar door de uitwafeming belet word, fchynen dit vermogen te bezitten. De Heer Senac liet zyne zieken te bed liggen, openende middelen gebruiken, en geeft ze byna niets dan water, gedurende dc eerfte dagen, waardoor hy de hardnekkigfte koortfen overwon; het lighaam behoorlyk gezuiverd zynde, kan men wederom met alle veiligheid den koortsbast geven.  ( M2 ) Omtrend de wyze van toedienen, en de verfchillende bereidingen van den koortsbast, Hemmen genoegzaam alle hedendaagfche artzen hierin overeen, dat zy liever den koortsbast ïn poeder, dan in afkookzel, aftrekzei, tinctuur of extract verkiezen; men kan op deze bereidingen niet genoegzaam ftaat maken, ten minften heb ik meermalen een fterk afkookzel vrugtloos beproefd, wanneer het poeder aanftonds de koorts wegnam. Wanneer de maag het poeder niet alleen verdragen kan, moet men het met bittere maagmiddelen of fpeceryen verbinden, of wel met een fpeceryagtig water afmengen: de opium gevoegd by de kina, maakt dat dezelve by zeer aandoenlyke lyders beter verdragen word. Het vitrioolzuur tempert de verhittende kracht van den koortsbast, vermeerdert deszelfs rottingwerend vermogen, en word daarom niet ten onrecht door den Heer van der Haar (a) aan dezelve toegevoegd. Wanneer de koortsbast purgeert, ftopt zy de koorts niet, ten zy er mogelyk zig kwade ftoffen in de irgewanden onthouden, die wel eens door een heilzame poging der natuur hier door, te gelyk met de koorts, worden Weggenomen, anders is het purgeeren zeer nadelig, en men is gedwongen, dit door een opiaat weg te nemen. Ik heb gezien, dat de koortfen hardnekkig den koortsbast tegenftonden, en den lyder verzwakten, om dat men den koortsbast, met rhabarber vereenigd, bleef toedienen. Zodra men de kina alleen gaf, ver- (0) Ctnetsk. «n Heel*. Wiarn» p. i66> No. tïfi  C *44 ) fchen, dan die nieuw zyn. Zeldzaam is er eenig byvoegzel by den koortsbast nodig, hoewel ik galoof, dat hardnekkige derdendaagfche koortfen gemaklyker overwonnen worden, wanneer men by den koortsbast een goede hoeveelheid Tart. Emet. en fat Ammoniac voegt; ten minften heb ik van deze byvoeging nut gehad, wanneer de koortsbast alleen niet genoegzaam was, deze verouderde koortfen weg te nemen. De geneesheren verfchillen ook omtrend den tyd der toediening van dit middel. Sommigen zyn van begrip, dat de koortsbast alleen plaatslyk op de maag werkt, en geven daarom groote giften van den koortsbast, kort voor den aanval. Anderen zyn integendeel van mening, dat de koortsbast niet eerder zyne werking doet, voor dat zy in het bloed gebragt is. De Heer Strack verkiest den koortsbast in kleine giften van een fcrupel alle uur te geven, dewyl zy. dan niet bezwaart, gemaklyk verteert, en beter in de vogten doordringt. Hy neemt ook geen al te fyn poeder, dewyl hy, even als de Heer Senac, van begrip is, dat de minder werkzame houtagtige deelen gemaklykst fyn gewreven worden, en door de zeef doordringen , daar de fynere gom en harstagtige deelen op de zeef blyven liggen. Alle genees¬ heren keuren byna af, den koortsbast kort voor den aanval, of in het acces zelve, te geven, daar zy denken, dat de krampagtige aandoening door de adftringerende kragt vermeerderen zal. Onlangs heeft men egter begonnen den koortsbast ook in den aanval zelve toe te dienen. Een Heelmeester op het eiland  ( ) eiland Jamaica, die een kleinen voorraad van koortsbast en veele koortfige lyders had, beproefde het eerfte om in den beginne van den aanval der koorts de kina te geeven. Hy gaf zyne lyders met het begin der koude twee dragmen koortsbast in een gift, cn vond dat dit beter en zekerder de koorts wegnam , dan wanneer hy ze op de gewoone wyze in kleine giften tusfehen de aanvallen toediende. Dr. Clarck van Ncwcastle volgde dit voorbeeld na in zyn hospitaal, en daar hem dit zeer wel voldeed, prees hy deeze geneeswyze aan den Heer Profesfor Gregory , een der gencesheeren van het koninglyk Edinburghs Hospitaal aan, daar nu dit een merkclyke bezuiniging voor de kosten van het Hospitaal zoude kunnen uitmaken, was men aanftonds gereed, hieromtrent proeven in het werk te ftellen, waarvan ik gelegenheid had, ooggetuige te zyn. — Een jonge van zestien jaren had gedurende agt dagen een anderendaagfche tusfehenpozende koorts gehad, wanneer hy den i^en February van 't jaar 1785 in het hospitaal wierd ingenomen, ' nadat men hem een braakmiddel van de Ipecacuanha gegeven had, gaf men hem den volgenden dag een uur voor de koude eene dragme koortsbast, en de koude beginnende, wederom een dragme: de koorts bleef aanftonds weg, doch kwam fchielyk te rug, en wierd eerst een anderendaagfche , daarna een alledaagfche koorts; by de koorts voegde zig een hoest met een fterke ophoesting van een dikke flym. Op den ioden Maart kwam hy in het hospitaal terug, zonder verdere voorbereiding wierd op den elfden voorgefchreven, om zo dra K  ( 14* ) de aanval begon,twee dragme koortsbast,en midden in de koude, wederom twee dragmen te geven. Hy nam diensvolgens den i2den den koortsbast op de voorgefchrevene ,wyze, en had een veel ligter aanval, hy was niet benaauwd of kwalyk, maar van de tweede gift had hy een ligte walging, hy was vry wel op den en had den i4den geen aanval, offchoon hy geen koortsbast meer gebruikte. Door een fcherpen oostewind kreeg hy wederom de koorts, en den 26ften kwam hy met de koorts weder, de aanval begon nu geregeld om den anderen dag 's morgens om 7 uur, waarom men hem den 2 8ften om 6 uur twee dragmen koortsbast, en wederom te 7 uur twee dragmen gaf, hy kreeg nu een weinig gewïng, doch geen koorts: den goften gebruikte hy wederom om 6 uur den koortsbast, voor dien tyd had hy een weinig koude, doch deege verminderde door de eerfte gift, en verdween geheel door de tweede, hy kreeg tegelyker tyd een weinig walging, gewing en rekking, doch geen aanval van koorts. Den iften april wierd hy met de koorts gedreigd, doch zy wierd door den koortsbast voorgekomen, die hem zeer kwalyk maakte, zonder dat hierop egter eenige braking volgde. Om verdere aanvallen voor te komen, gaf hy hem op de koortsdagen twee reizen, 's morgens en 's avonds, ieder maal een dragme koortsbast, Waardoor de koorts genezen wierd, en niet weder kwam. In twee andere zieken had de toediening van den koortsbast genoegzaam dezelve uitwerking , behalven dat zy by de eene bezwaardheid, en eens braking veroorzaakte, Ik heb eeaige reizen beproefd  ( 147 ) den koortsbast op de voorgaande wyze toe te die-» nen, de lyders gevoelden een meerdere of mindere benaauwdheid, en een zekeren trap van koorts, doch de koorts fcheen daardoor altyd gefluit te worden. Intusfchen heb ik niet gezien, dat dit zo veel koortsbast fpaarde, dewyl de lyders altyd een zeer langen tyd den koortsbast moesten gebruiken, wilde men verzekerd zyn, dat zy geene inftortingen naderhand krygen zouden; ik heb daarom geheel en al deeze wyze van koortsbast te geven laten varen. Men ziet egter hieruit, dat men zo bevreesd voor het toedienen van den koortsbast in den aanval zelve niet behoefd te zyn; en dat dit zulke gevaarlyke toevallen niet geeft, als fommige fchryvers voorgeven. Een lyder, die langen tyd de koorts gehad had, en die daarom over zyne ziekte ongeduldig wierd, voelde de koorts-aankomen, nadat hy byna een half once koortsbast genomen had, hy nam daarom, niet tegenftaande de waarfchouwing des geneesheers, agter elkander byna anderhalf once, met geen ander gevolg, dan dat hem de koortsbast bezwaarde, en. walgde, doch de koorts daarna zonder eenig nadeel te veroorzaken, geheel agter bleef. De Heer F. Home heeft omtrent den tyd, waarop men den koortsbast in tusfehenpozende koortfen geven moet, opzettelyke proeven genomen , waar uit hy bew'yst, dat men de koorts veel beter en zekerder wegneemt, wanneer men ze aanftonds na den aanval, dan voor dezelve toedient. Dat de koortsbast kort voor den aanval gegeven, dezelve fterker maakt, en hierom denkt hy, dat de koortsbast een K 2  ( 14» ) geruimen tyd nodig heeft tot zyn werking, en dat dit de rede is, waarom de koortsbast, die gedurende den geheelen tyd van den vryen dag gegeven word, niet den eerften, maar den tweeden aanval wegneemt. Hy is daarom ook met den Heer Strack van begrip, dat de koortsbast niet alleen op de maag en derzelver zenuwen werkt, maar in de masfe van het bloed indringt, cn daar zyne werking verrigt. In dertig of veertig uren heeft zy tyd genoeg om dit uit te voeren. Dat de pilaatslyke werking op de maag niet noodzaaklyk is, blykt hieruit, dat de koorts ook weggenomen word, door een uitwendige aanwending van een bad van koortsbast. Wanneer zy grotendeels op'de zenuwen werkt, moet zy een groter veld om te werken en een grooter gevoeligheid in het geheele vaatgeftel dan in de eerfte wegen, (a) vinden. De Heer S'. Pye heeft veele proeven met den koortsbast, uitwendig aangewend, genomen, en deszelfs gebruik by kinderen vooral aangeprezen (b). Rosen van Rosenstein genas zig zeiven van een febris femitertiana door uitwendig een pap van kina gedurende verfcheide dagen op den buik te leggen, (d) O) Clinïcal experiments hiftories & diir/eftions ed. 3. f. 1—13. £ £ ) Medical obf. & enquiries vol. II. C O Over de liektens der kinderen, Hoofd. xx. f d~) Over de genezing der koorts verdient byzonder gelezen te worden het onlangs uitgegeven werkje van den Heer Stoil, epborimi dt cognosceudis 6* curandis ftbribus van $. 430--467.  ( i49 ) De Heer Grant fpreekt in het voorbygaan van eenige andere middelen, welke ter wegneming der koorts zyn voorgefchreven, welke ik hier alle niet kan nagaan, de Heer Lind heefc de moeite genomen, van alle de geneesmiddelen welke hier toe worden voorgefchreven, naauwkeurig te onderzoeken, waarvan men een kort begrip in de Intrad, in Theor. & prax. Medicin. van Macbride kan vinden. Wy zullen ons tot eenige weinigen der voornaamften bepalen. De opium is reeds voor langen tyd in dc behandeling der tusfehenpozende koortfen gebezigd. Sydenham gebruikte reeds in zyn tyd de opium als een zweetmiddel, het welk hy eenigen tyd voor het aankomen der koude zodanig gaf, dat het op dien tyd een ruim zweet veroorzaakte, waardoor het tydperk der koude niet alleen voorgekomen, maar de natuur in haare geregelde werking geftoord, en de geheele tusfehenpozende koorts verdreven wierd. Deze wyze van Sydenham is in lateren tyd gevolgd, ook door den Heer Grant, die in plaats van de opium de fal Ammoniac voorfchryft. Dr. Odier van Genevc verhaalt in een brief aan Dr. Duncan, dat hy een geval gezien heeft in het hospitaal van St. Thomas te Londen , waar in Dr. Fordyce dc opium onder dc vorm van het Pulvis Doveri voorfchrecf met een drankje van zout van hartshoorn twee uur voor het aankomen der koorts. Dit gelukte zeer wel, er brak een overvloedig zweet uit juist voor het uur, dat de koude koorts gewoonlyk wederkwam, cn hier door wierd dc aanval voorgekomen. Naderhand gaf men eenige giften koortsbast, en deeze koorts, die te K 3  voren verfchcidene middelen wederftond, wierd toen in weinige dagen geheel weggenomen. Dr. Odieb herhaalde verfcheidenmaal deze proef zo- wel in derdendaagfche , als in anderendaagfche koortfen, vond , dat altyd, wanneer de zieke aan hef zweeten konde gebragt worden, de koorts gefluit was, en wanneer dit niet gebeurde, dc koorts zeer veel van zyn kragt verloren had. (a) Fordyce fchryft met het zelve oogmerk een drankje van caneelwater, Tart. Emet. en opium in het begin des aanvals voor. (è) In de tusfehenpozingen heeft R i v e r i u s reeds in hardnekkige anderendaagfche koortfen een dragme Theriaca 's morgens gegeven , cn daardoor dezelve in drie dagen weggenomen. Dr. Goodwin genas veele hardnekkige anderendaagfche koortfen, door alle drie uur in dc tusfchenpozing vyf droppen Laudanum toe te dienen (c). Heuerman overwon een zwaare hoofdpyn cn hitte, die ook buiten de koorts aanwezig waren, door om den anderen dag twintig droppelen Laudanum met den koortsbast 's avonds te vermengen. De' Heer Lind , die men vooral voor den eerften voorftander van het gebruik der opium in tusfehenpozende koortfen mag houden , heeft tweemaal de koorts verdreven, door in de koude de opium te geven. Berryat gaf de laudanum met een aftrek-? (a) Mcd. oomment. t. vi. & Dickinson 1. c. p. 184. ( è) l. c. p. 18. (_ c) Reimarus diff. de ufu opii prcecpuie in febrib. interm.  zei van de centaureum in het begin der koude O). Dr. Gregory gaf, volgens het getuigenis van den Heer Reimarus, in den aanvang der koorts een drankje , beftaande uit dertig droppen laudanum, met een dragme Spir. Lavend, comp. en een once aq. Menth. Piperit, waar door fchielyk een zagte hettc volgde, welke dra in een overvloedig zweet overging (è). Ik heb hem verfcheiden malen met een gewenscht gevolg deze geneeswyze zien volgen. Een man van 22 jaar kreeg in het graaffchap Esfex een anderendaagfche koorts, welke anderhalf jaar duurde, zonder dat hy daar voor eenig geneesmiddel gebruikte ; hy had op dien tyd een gecle koleur, opgezette buik, en een begin van buikwaterzugt; Dr. Gregory fchreef hem alle uur twee dragmen koortsbast voor, cn een haustus met 40 droppen 'laudanum, by het aankomen der koorts. De cerftemaal kwam dc koorts met koude en beving aan, hy nam de haustus, en de koorts wierd aanftonds gefluit, zonder dat er hettc of zweet volgde, alleen was hy gedurende den dag een weinig flaperig. Men gaf den volgenden dag den koortsbast alleen, waarvan dc lyder een diarhe'kreeg, welke te gelyk met de. koorts door een conferf van een once koortsbast, 40 droppen laudanum, en een genoegzame hoeveelheid wyngcest, wierd weggenomen. — Een ander lyder kreeg in de maand Augustus in Lineolnshire een anderendaagfche koorts, die f a) Mem. de 1'Acad. Roy. des Sciences, T. ÏI (£) Disf. cit. p. 23. K 4  ( !52 ) tot Oftober daaraanvolgende duurde, toen ophield, doch in November, onder de gedaante van een alledaagfche koorts, wederkwam; iedere koorts vervroegde een uur, en was met hoest verzeld. Men gaf hem in den beginne van den aanval 40 droppen laudanum, welke de koorts aanftonds deden ophouden , doch zy kwam een uur daarna weder met koude; de koude en warmte duurden twee uuren en wierden door geen zweet -gevolgd. Het zelve gebeurde ook in den volgenden aanval, waarna de koortsbast wierd toegediend, die dc koorts aanftonds ftopte. De Heer Lind was de eerfte, die de opium als een verdovend en bedarend middel in de hette der koorts heeft durven voorfchryven. Het geval gaf hem daar toe aanleiding: in een tusfehenpozende koorts, welke met zwaare hoofdpyn verzeld ging, gaf hy een haustus anodynus in de hette der koorts, en vond, dat dit niet alleen de hette matigde en de hoofdpyn wegnam, maar ook den aanval verkortcde, en fchielyk een heilzaam zweet te weeg bragt. Hy gebruikte het volgende middel: j^. aq. Fontan. |i/3, aq. atexct fpirit. fyrup. e mecon ana 3ii. Laud) Liquid g". xv. vel, xx,. het welk hy in eens gaf, na dat de warmte begonnen was. Hier door verminderd de hette en het gevoel van branding, het zweet word fchielyk over het geheele lighaam verfprcid , en het veroorzaakt daarna een genisten ilaap, waarna de zieke verkwikt wakker word. De antimoniaalmiddelcn werken langzamer , en het zweet bepaalt zig alleen tot de borst cn het bovenfte gedeelte van het lighaam, terwyl dc  ( 153 ) uiterfte ledematen koud en droog blyven, daar de opium een algemeen aanhoudend en niet zo zeer vermoeijend zweet te weeg brengt. Lind en Gregory zyn van gedachten, dat na het gebruik der opium de koortsbast beter verdragen, en de koorts fchieiyker gefluit word, en dat de opium, gevoegd by den koortsbast, gemaklyk verdragen word van die geene, welken de koortsbast alleen bezwaarde. De Heer Lind meent ook waargenomen te hebben, dat de opium het lighaam verflerkt en de geelen waterzugt voorkomt. Zcdert dat hy in de tusfehenpozende koortfen van de opium gebruik maakte, had hy nooit deze ziekten op de koorts zien volgen. Men begrypt echter ligt, dat de opium niet dan met veel omzigtigheid behoord gegeven te worden. De opium kan niet op de fomes morbi werken; wanneer cr een ftoflyke oorzaak der koorts aanwezig is, verhit zy het geheele lighaam, verhindert de behoorlyke ontlastingen, en fluit meer en meer den vyand op, die uitgedreven behoorde te worden; zy veroorzaakt yling en een heete aanhoudende koorts. Wanneer er een groote volbloedigheid is, en er de minfte neiging tot ontfteking befpeurd word, is dc opium allernadeligst. Over het algemeen is zy diensvolgens in voorjaarskoortfen aftekeuren. In de najaarskoortfen, welke na een behoorlyke zuivering der eerfte wegen, en oplosfing der verftoppingen, uit zwakheid, aandoenlykheid, en een groote gevoeligheid der zenuwen, blyven voortduren, kan men de oDium zomtvds met nut toedienen, en in de derdenK 5  ( *54 ) waaraan ook de Heer Clóssius zyn zegel hangt (a). Dan met noch meer nauwkeurigheid heeft myn hooggeachte leermeester, de Heer Profesfor van Geuns van Hardcrwyk, hier omtrent met den Heer Med. Doet Koning proeven genomen, van welke een breedvoerig verflag gegeven is in zyne inwyings-vcrhandeling (6). Naderhand heeft ook myn hooggeachte leermeester, de hooggeleerde Forsten , in de gencesk. jaarboeken deze proeven verder geftaaft, en hier uit zoude blyken, dat de witte wilgebast een uitftekend rotting werend vermogen bezit, cn zelfs hierin voor den koortsbast niet behoeft te Wyken; het welk ook reeds door den grooten Camper, in zyne verhandeling over dc veepest, bewezen was. Boven alles word echter deszelfs vermogen geprezen in hardnekkige tusfehenpozende koortfen, welke, zelfs na het gebruik van den koortsbast, bleven voortduren, en door dit middel genezen zyn. Intusfchen word deze bast in groter giften gegeven, dan de koortsbast, zo dat men in plaats van een, ten minften anderhalf of twee oneen daarvan dagelyks bezigen moet. Wilde kastanjebast, ( Cortex Aesculi Hippocastani. L.) de bast van de zogenaamde wilde castanje heeft zo veel overeenkomst met den koortsbast, dat men ligt iemand zoude kunnen bedriegen met een dusdanig afkookzcl voor dat der china te geven; dit is echter kenbaar aan een blaauwe gloed, welke er altyd zelfs in een zeer verzadigd afkookzcl van den kastanjebast ( kan men ook de antiphlogistica niet gebruiken' in rotziekten. Zodra de koking begint, bekoomt de zieke over het algemeen een huiverigheid, of een trap van koortfige koude, met een weinig rilling, doch niet veel fchudding: deze word vervangen door een vermeer^ derde hitte en verheffing van koorts ; en zonder deze is de crifis zelden volkomen. Deze hitte, of perturbatio critica, is het einde van het eerfte of raauwe tydperk, en het begin van het twede, of etterend tydperk der koorts; want, by aldien de natuur niet al te zeer verzwakt is, zal de koking op deze exacerbatio critica geregeld volgen, en de etter zal door de gewone ontlastingswegen in korten tyd ontlast worden. Men moet daarom geenzints deze hitte tragten te' verminderen door zodanige ontlastingen te verwekken , als in den beginne of raauwen ftaat nodig Waren* Door zulk een handelwyze zoude men de natuur in hare werking vertragen, en de koorts verdrietig en onregelmatig maken: alles wat men doen moet, beftaat hierin, dat men de zieke veel laat drinken , opdat de etter verdund zynde, gemaklyk door de verfchillende wegen uitgevoerd worde. Van dit tydftip af moet men zorgvuldig de ontlastingen gadeflaan , en die affcheiding, welke gebrekkig fchynt, voorzigtig bevorderen, om de crifis zo volkomen als het mogelyk is te maken ; wy moeten tegelyk zorgdragen , dat wy die ontlasting, welke de eerfte en fterkfte verligting in het begin der crifis aanbragt, niet vertragen*  ( 278 ) Somtyds zal deze ettering en ontlasting, zonderdat er een.ge huivering wederkoomt, geregeld tot het einde der koorts voortgaan. Ik erinner my egter niet ooit een volkomene crifis gezien te hebben, die met eerst met een gevoel van kruipende koude begon en waarop een vermeerderde warmte, en naderhand tekenen van koking, 0f door zweeten, of door afgangen, of door watereri of kwylen volgden. Dit » myn denkbeeld, het welk ik my van, de oplosfing (refolution) gemaakt heb, want offchoon fommige ontftekingen in het eerfte begin „ door de open mond der ader", zo als Sydenham dit uitdrukt, kunnen weggenomen worden, ZOnder dat er koking of fcheidmgte wagten is; kan dit egter alleen plaatsvinden, voor dat er zig veel ontftekmgftof gevormd heeft, zodat, wanneer de koorts flegts eenige dagen geduurd heeft, er altoos een foort van koking of fcheiding volgen moet. Het is dikwyls fchadelyk den koortsbast te geven zo dra er tekens van koking zyn, doch in geene koorts is ditfehadelyker dan in een eenvoudige ontfteking, vooral wanneer het waarfchynlyk is, dat zy door dc natuurlyke ontlastingswegen zal afgaan. Wanneer de koorts met een kloppende vaste pyn in het een of ander deel verzeld is, heeft men grond te vermoeden, dat de natuur voor heeft een gedeelte der ontftekingftof aldaar neer te zetten, om ze eindelyk door een verzwering te ontlasten: men kan daarom zulk een zweer aanmerken, als een nieuw werktuig van ontlasting; en daar dit dikwyls een gebrek van een andere ontlasting vergoed, dient men die te  < ï?9 ) bevorderen, by aldien de zitplaats der zweer in een gedeelte is, het weik men zonder gevaar kan toelaten te zweeren, als de liezen enz.; maar wanneer het deel zeer vliesagtig of zenuwagtig is, als de testikels, moet men de zwering voorkomen, en de ontfteking oplosfen; men kiest evenwel in dit geval het kleinfte van twee kwaden ; want de oplosfing vertraagt dikwyls de crifis, en maakt dat ze minder volkomen is. Wanneer dus een flepende ontftekingkoorts door het verdry ven van het zog ontftaat, en er een critifche verplaatfing der ziekteftof na een van beide borsten gemaakt word, verlengt dikwyls het gebruik van verdryvende middelen de crifis, en brengt het leven der zieke in gevaar; daar, wanneer de borst gepapt, en de ettering bevorderd word, alles gemaklyk door een ettergezwel eindigt, het welk egter niet eer moet geopend worden, dan na dat het geheel ryp is, ten zy de flepende koorts mogt tonen, dat de etter begint opgenomen te worden. Wanneer men een plaatslyke ontfteking wil oplosfen , of een ettering voorkomen, kan dit alleen gefchieden, door de levensgeesten, of de kokingskragten (concoóting powers) te verminderen, door een fpaarzamen leefregel, aderlaten, en het vermeerderen der gewone ontlastingen, tot welk oogmerk men als antiphlogistica, purgeer- en pisdryvende geneesmiddelen , toedient; maar deze behandeling vertraagt noodwendig de werkingen der natuur, en verandert een hevige en korte, in een minderhevige doch langdurige ziekte , dc ondervinding heeft ons egter geleerd, dat het in alle inwendige ontftekingeu het veiügfte is, cm M 3  C 180 ) van den weg der natuur af te gaan, en de oplosfing te bevorderen , dewyl het in veele gevallen onmooglyk is, de etter te ontlasten. Het gebeurt egter dikwyls, dat de beste aangewende pogingen om de ontfteking op te losfen, en de ettering voor te komen, onvermogende zyn; wy moeten in dit geval, zodra wy weten dat een ettergezwel gevormd, of de etter inwendig ontlast is, onze behandeling veranderen, en na mate der plaats een uitgang voor de etter tragten te bezorgen. Wanneer een ontftekingkoorts verzeld is met een drogen afgebroken hoest, pyn en drukking der borst, of een fcherpe pyn in de zyde, heeft men rede genoeom te denken, dat de natuur voor heeft, een plaatst lyke ontfteking der longen te verwekken , cn de genezingsaanwyzing is, dezelve op te losfen; doch wanneer wy, met dit oogmerk gedurende eenige dagen een antiphlogistifche geneeswyze volgende, befpeuren, dat de ademhaling gemaklyker, de'pols voller en zagt word, en dat er een gekookte ftof door een fterkeren hoest met verligting van pyn overvloed^ word opgehoest, dan ziet men duidelyk, dat de nat tuur, in fpyt der kunst, een nieuwen weg, dat is een ontlasting van etter, door de longen, heeft yoortgebragt; in dit geval moet men daarom de pols niet verder verzwakken door aderlatingen en purgeermiddelen , welke men vooronderftelt, dat in het begin of den raauwen ftaat der koorts verligting gegeven hebben, maar men moet nu de ophoesting door zagte verkoelende borstmiddelen, dampen en ftoovingen bevorderen en de ettering.  C 181 ) door meer voedzel te geven, aanzetten, waardoor Z de kragten tot koking vermeerdert, en de natuur ITin ftaat ftelt om de fcheiding volkomen te maken. Men mo^ de buikontlastingen vertragen, offchoon m B«g aam verdunnende dranken geeft Wan„eer de ftof zich op de lever plaatst, -durende den ftaat van raauwheid , hetzelve zyn Sat de bereiding gefchied is, moeten wy ook op a ,p werk Kaan. Behalven dat, daar wy dezelve wyze te werk gaa iddelen aan. in de peripneumome dampen en oor a „m<\e longen te zuiveren, wy m de ïevcr wenden om de ïonj^" t^Mmcn • ann een zvde zetten. In envondige ontftekingen worden de koortfen van elkander onderfcheiden door den naam van het deel, ta in de natuur de ontfteking verwekken wi , maar rZ mengeftelde ontftekingen worden de koortfen met " zeer door de zitplaats der ontfteking als door desrelfs byzondere omftandigheden onderfcheiden Stel, toeenjong, bloedfyk, gezonden fterk mensch, die t d di t bloed heeft, gedurende een koud vorsZ 'wéér, wanneer de Noordoostelyke winden wa, ;en door een befmettelyke koorts aangedaan word, dan' zal deze koorts zekerlyk van een ontftekmgagtien a,t zyn, men zal dan gemaklyk kunnen om de ken dat de ontfteking niet eenvoudig is, n aar dat et S^eenulö«| %o1geii^; doehinen^déneige» Z*U* dé toe geven, voorde ^ M 4  C i8j ) by wylen tot dit oogmerk gebezigd worden; men behoorde daarvan nimmer gebruik te maken, dan in zulke gevallen, waarin de natuur traag fchynt te werken. In die gevallen, welke ik hier befchryve, heb ik altyd gevonden, dat de zogenoemde hartfterkende mid-, delen,- de ftof in een ongekookten ftaat deden ontlasten, waardoor de natuur eerder vermoeid dan verligt wierd; fomtyds wierden hier door de tusfehenpozingen weggenomen, er wierd een nieuwe ontfteking voortgebragt, en er was alsdan weder eene nieuwe antiphlogistifche behandeling nodig om de koorts weder tot zynen gewonen loop te brengen. Zommigen nemen, zodra de koorts een tusfchenpozing heeft, hunne toevlugt tot den koortsbast, en in den beginne zal hy waarlyk aan het oogmerk fchynen te beantwoorden, (want de kina is minder verhittende en meer opwekkende dan eenig ander hartfterkend middel) de koorts houd op, en alles fchynt wel te gaan. Meestentyds zal men egter rede hebben , wegens deze overhaasting berouw tc hebben ; want de ziekteftof, die dus in 't bloed terug gehouden word, brengt by wylen een andere ziekte van nadeliger gevolgen voort dan de eerfte, welke dikwyls moeilyker is om weg te nemen; daar integendeel als men met geduld gewagt had, en gedurende de tusfehenpozingen de kragten had opgebeurd, tot dat de natuur het grootfte gedeelte van defchadelykc ftof had gekookt en uitgedreven, de geheele ziekte of grondig genezen zoude zyn, of de koortsbast tc regt en niet nut had kunnen toegediend worden. Andere daarentegen zondigen in het tegenover geM 5  rorst en droge Noordelyke en Noordoostelyke win-i den, die zeven weken aanhielden: dit maakte, dat et een ontftekinggefteldheid ontftond, die zo fterk was els hier maar zelden gezien word. Een zeker heelmeester moesten 100 oneen bloed in eene weck afgelaten worden , voordat de pols in kragt verminderde, offchoon hy niet anders dan gerstewater en zoete wey gebruikte, en de ontlasting altyd open gehouden wierd. By deze zieke had de plaatslyke ontfteking zig op de funiculus fpermaticus en testikel gezet. Een man van zestig jaren verloor twee pinten (quarts) bloed uit de neus, en men tapte hem nog tien oneen af gedurende den tyd van drie dagen, voordat de hardheid en volheid dar pols verminderde. En een vrouw verdroeg een verlies van veertig oneen bloed in een beroerte, offchoon zy zeven en zestig jaar oud was. Nadat deze ontlastingen gefchied waren, week de kragt der koorts by alle deze zieken, en er volgde een goede koking. Ik heb gezien, dat een pleuritifche koorts door eene ruime aderlating in weinig uren wierd weggenomen. Maar wanneer door de vorst des winters een ontftekingaartige gefteldheid by eene reeds aanwezende fcherpte in het lichaam gevoegd word, is het geval geheel anders, zo als Sydenham dit in zyne befchryving van de bastard pleuris en peripneumonie van het jaar 1675. cap. V. art. 1. zeer wel aanmerkt, wanneer hy zegt: „ In het jaar 1Ó75 bleef het wéér „ ongewoon warm even als in den zomer, tot aan „het einde van October, en gedurende al dien tyd „woedde de galkoorts, maar tegens het einde van ot O&ober verdikte een fchielyk opkomende koude cn  C i8tf > „ vogtigheid der lugt de vogten , en veroorzaakte „ een hoest en pyn in de borst met een aanmerkely„ ken trap van koorts, welke veele menfchen bedroog „ en deze ziekte vooreen waare pleuris en periprfeu' „ monie deed houden, doch het was inderdaad niet „ meer d&n een voortduring van dezelve galkoorts, „ waarby nog de toevallen kwamen, die uit dc' „ fchielyke verandering van het weêr voortfproten. „ Art. 2. want zy begon nu even als altyd, met pyn „ m het hoofd, rug en ledematen; toevallen, welke van „ iedere koorts in deze ziektegefteldheid wierden „ waargenomen, met die uitzondering, datdekoorts„ ftof, die zig overvloedig op de long en pleura ge„ plaatst had, door den hevigen hoest zulke toevallen „ te weeg bragt, als by de ziekten dezer delen ge„ meenlyk voorkomen. Maar, des niettegenftaande, „ was de koorts, zo ver ik zien kon, dezelve, wel' „ ke tot op den dag, wanneer de hoest zig het' eerst „ openbaarde, geheerscht had. Men zag dit ook dui„ delyk uit de geneesmiddelen, waarvoor zy gemak„ lyk week. Offchoon de ftekende pyn in de zyde „ de moeilyke ademhaling, de kleur van het afge„ trokken bloed, en de overige toevallen van pleuris „ fchenen aan te duiden, dat het een waare pleuris „ was, vereischte niet te min deze ziekte geen ande„ re geneeswyze, dan die met deze ziektegefteldheid „ ftrookte, en liet geenzints die behandeling toe, „ welke in een waare pleuris te pas koomt. Voe°„ hier by, dat wanneer een pleuris de oorfpronglyke „ ziekte is, zy gcwoonlyk laat in de lente voorvalt, « daar de ziekte, waarvan wy nu fpreken, op eea  C i?8 5 VAN HET CATARRHALÉ' OF ZINKINGAGTIG JAARSAISOEN.- M adat wy dus een-korte gefchiedenis van den ob>fprong, voortgang, en uiteinde van een eenvoudige ontfteking gegeven, en de natuur van de zamengeftelde ontftekingen befchreven hebben, gaan wy nu over tot een korte behandeling van die zieklyke gefteldheden, welke, gevoegd by een ontftekinggefteldheid, de koortfen uitmaken, welke wy hier eiken winter ontmoeten. Van de eerfte derzelve, of de winterkoorts van Syd en ham, heb ik reeds ter loops gewag gemaakt, en gezegd, datzy door de vereniging van het begin der ontftekinggefteldheid, en de overblyfzels van de zwartgallige gefteldheid ontftaat; en inderdaad, wanneer de winter zeer zagt blyft, word deze koorts algemeen en verdrietig, maar omtrent het einde van January, nadat de ontftekinggefteldheid eenigen tyd plaats gehad heeft, maakt zy voor een ziekteftof van een verfchillende natuur plaats, die ik de catarrhale noeme; wanneer deze zig met de ontftekinggefteldheid verenigt, vertoont zy zig onder vier verfchillende gedaanten; hoest, rhumatismus, roos, en pers-  loop Ik houde deze alle genoegzaam voor ziektes van denzelven aart, omdat zy gedurende de laatfte veertien jaren geregeld en ftandvastig op denzelven L wierden waargenomen, en denzelfden leefregel en behandeling vereischten. Door een ongefchikt» behandeling heb ik ook de eene in de ^re -en overgaan. Zy verfchillen hoofdzaaklyk m de zitplaats derbastaardontfteking, of van het deel, waarop * ■ i„ni-c«- rippft Hippocrates de de zinking zig geplaatst heelt. tii** mm Se*. IV. gewaagt van een roos der longen met een overvloedige dunne ophoesting, welke een long* ontfteking voortbrengt; hy merkt op dat zodra als de opgehoeste ftof dik werd,^de^ penpneumome ophieldde vet. Medicin. SeS. XXXIII. (a). Op eenen tyd van het jaar neemt men de catarrhale ziektegefteldheid in geheel Europa waar. La fluxton Ipoitine is zo wel in Vrankryk bekend, als de catarrhale voorjaarshoestin Engeland; doch de ziekte * om twee oorzaken hier zeer veel gevaarlyker; vooreerst om de fchielyke overgangen van koude toe warmte, cn van warmte tot koude; en ten tweden, om de dampagtigheid van onze lente. De laatfte ontftelt onze zenuwen, de eerste vertraagt onze uitwa- t .ongterlngen. en veele ^ citarrhale ge„eH- Dic gebeurd - in *t jaar 175* vroege. ^ ^ heid gewoonlyk epidenu.ch word; maar d ' C° ■ dese ziekien va* dezelve natuur zyn, en tegelyk *>W>  C 190 ) ffeming; zodat wy in dezen tyd eerder een fchcurbui-i kige fcherpte zullen verkrygen. Voeg hier nog by • dat wy byna niets als vleesch eten, en niets byna als gegiste dranken drinken. De vlecschfpyzen en de gegiste dranken hebben meer Engclfchen vernield, dan het zwaard, de pest en hongersnood met elkander; en het is in dit climaat onmooglyk, by menfchen, die aan deze ziekte onderworpen zyn, een verkouwdheid te geneezen of voor tc komen, zonder dat men ze een warmere kleding en fpaarzamer leefregel aanraad. Wy moeten ten opzigte der ziekten van deze gefteldheid vier dingen in agt nemen. Vooreerst, moet men den trap van ontfteking door een gefchikte antiphlogistifche behandeling matigen. Ten tweden , de fcherpte verdunnen en inwikkelen. Dit gefchied door een zagten verkoelenden leefregel van honig, fuiker , groentens, meel vrugten, zoete wèy, en rype verfche of droge vrugten, waardoor de pyn, en bygevolg de hevigheid der beweging en hitte, gematigd worden. Ten derden moet men dien ftaat der vaste deelen, in aanmerking nemen of zy verftyfd of verflapt zyn; want wy zien, dat de rhematismus, by oude lieden, wier vaste deelen verftyfd zyn (rigid habit) langdurig en moeilyk te genezen zyn, offchoon zy gemaklyk van een zinkinghoest genezen worden; maar deze hoest is langdurig en gevaarlyk voor jonge lieden van agtien tot zes en twintig jaar, byaldien zy aandoenlyke vezelen, en tedere longen hebben. Ten vierden, moet men op den ftaat der vogten agt geven, welke niet altyd van den ftaat der vaste delen alleen afhangt. Want ik heb zo wel ge-  ( i9i ) zien dat een bejaard, fterk, werkman, wiens vezelen fterk en veerkragtig waren, tegelyker tyd een fcherp en zelf ontbonden bloed had, het welk door het eten van fcherpe dingen, en fcheurbuik veroorzaakt wierd, als jonge tedere vrouwen, wier huid week, en kleur blozend was, en die niet te min een zeer ontdoken bloed hadden. Deze aanmerkingen zullen ons gemaklyk de middelen aan de hand geven, om deze foort van koorts zo lang onder behoorlyk beftier te houden, tot dat de natuur tyd gehad heeft, om de koking te vcrrigten, en dan zal zy ons leiden tot de uitdryving der ftof op den behoorlyken tyd, en op die wyze, welke voor ieder het gefchiktfte is. Ikbehandele, terwyl ik dit fchryve, op den 4 February 1769, drie verfchillende menfchen, die door rooskoortfen aangetast zynde, nu door middel van een zagte, gekookte, en gemaklyke flmmlofing genezen worden. Ik heb een hevige rheumatismus gedeeltelyk door een zinking op de borst, doch meer met een persJoop , of pyniyke ftoelgangen zien eindigen. Dit bragt mogelyk Sydenham tot de gedagte, o.m de rheumatismus door laten en purgeren alleen te behanlen, voor dat hy nog de uitwerkingen van zoete wey en een fpaarzame leefwyze, zo als uit zyne latere werken blykt, ontdekt had: de grootfte misflag, dien men nu nog in de behandeling van alle de ziekten van deeze geheele jaarsgefteldheid begaat, beftaat vooral hier in, dat men op de fpyze niet genoegzaam agt geeft-, de zieken worden ongeduldig voor dat nog zes weken of veertig dagen verftreken zyn, zy verN  ( i96 ) afgangen aan die zelve fcherpe ziekteftof toe, die zig in de keel, op de lippen, den neus, en op de fchouders vertoonde. Wy hadden dan hier een waare zamengeftelde ontfteking, welke agtervolgens de bovengemelde aanwyzingen moest behandeld worden. Met dit oogmerk , liet ik den zieken vooraf een ruime aderlating doen, fchreef hem een verzachtend clysteer met honig voor, en liet hem lynzaad, als thee getrokken, met oranjefap fterk zuur gemaakt, drinken ; zyn drank wierd met honig zoet gemaakt, en ik liet hem den warmen damp daarvan dikwyls inademen. Eenige uren daarna vermeerderde de krimping, 't welk aan de honig en het zuur wierd toegefchreven : ik was daarom verplicht de honig achter te laten , en fuiker daarvoor in de plaats te ftellen; maar ik bleef aandringen op het gebruik der chinaasappelen , en fchreef, om ontlasting te verwekken, een amandelmelk voor, waarin manna en Tart. Solub. gefmolten waren. Op den zeventienden dag 's morgens onderzocht ik het bloed, en vond, dat het met een dikke gele korst bedekt was; de wey vond ik zeer geel, en in een geringe hoeveelheid; de zieke had gedurende den nacht verfcheide ftoelgangen zonder pyn gehad, en, zyn ingewanden waren nu ook rustig; de pols was nu ook voller en fneller, en zyn ademhaling was veel ruimer; de hoest bleef met dit alles zeer lastig, en de rheumaticque pynen vermeerderden. Dit alles bevestigde myne gedagten , dat er ontlastingen nodig waren, en dat de vermeerdering van hoest en rheumaticque pynen alleen door een vryer omloop des bloeds  ( *9? ) veroorzaakt wierden. Ik zag zyn water niet; maar de pyn in de keel was verminderd, en hy had veel zure dranken van allerley foort gedronken, 's Namiddags vond ik, dat al de krimping en het purgeren over was; de urine was veel vermeerderden minder hooggekleurd, doch bleef noch raauw. Hy klaagde nu het meest over den gedurigen fterken hoest, en dc folterende pyn in beide de zyden: ik liet hierom een twede ruime aderlating doen, en met het dampen en de dranken aanhouden , waarby ik een likpotje van gelyke delen olie, honig en geley van besfen voegde, 's Avonds was de pols zagt, regelmatig en fnel, de ademhaling was natuurlyk, maar de hoest aanhoudend, en fcheen dc pyn in de zyde te doen aanhouden. Ik liet toen een ftoving op de zyde leggen, en voegde een weinig diacodium by de UnSus, en een weinig falpeter met gewone oxymel by het drinken , 't welk uit thee van lynzaad, een borstdrank, en zoete wey beftond. Het voedzel beftond uit fago, broodfap, watergruel, brood met fruit, of geleien van vrugten. Het twede bloed was vaster en dikker van korst dan het eerfte, maar had meer wey, en was zo geel niet. Den agtften dag vond ik 's morgens, dat hy wat getlapen had, hy klaagde zo veel niet van pyn in de keel en in de borst, maar de pyn in beide de zyden was verbazend fterk; deeze delen fchenen gezwollen te zyn, en waren op het aanraken pynlyk; er wierden koppen op elke zyde gezet, waarop de lyder zich 'savonds beter bevond; de pols was flechts honderd in een minuut, zagt en regelmatig; de vlakken N 4  ( i98 ) op de nek en fchouders waren doof, de ademhaling was goed; de huid was niet meer heet, maar droog: terwyl de zieke geen ftoelgang had, wierd hem 's avonds een clysteer gezet. Deze behandeling wierd gevolgd tot op denveertienden dag, wanneer de rhumaticque pynen geheel verdwenen waren, maar de hoest bleef zeer hard en droog; de pols was nog omtrent honderd in een minuut; de urine was veranderlyk, maar in een behoorlyke mate, en de ftoelgangen waren vry geregeld. Hy begon nu een amandeldrank met campher , fpiritüs Minderen, en fpiesglaskalk tc nemen; en al zyn drinken wierd met een grotere hoeveelheid oxymel vermengd. Op den tweeëntwintigften dag kwam er een ophoesting met een weinig bloed gemengd, welke tot den vierentwintigften dag vermeerderde. Hy moest nu de amandeldrank agterlaten, en niets anders dan de oxymel voortgebruiken, doordien de ophoesting nu genoeg bevorderd was. De ontlasting wierd door clysteren geregeld'gehouden, er wierd oP ieder arm een etterdragt gezet, en hy mogt niets als melk, vrugten en zaden voor fpys gebruiken. Hy voer dus voort met hoesten en opwerpen tot den tweeènveertigftendag toe, wanneer hy begon in kragten aan te winnen; de hoest was matiger en minder hevig, maar hield niet voor den zesenzestigften dag geheel op ; hy begon toen daaglyks eens een weinig ligt vleesch tc eeten, wat beweging te maken, en de landlugt te nemen. Het blykt nu hier uit, dat een gedeelte van deze ziekteftof, in het eerfte begin der ziekte, door  ( 203 ) ■drinken; doch zy kreeg geen ontlasting in vierentwintig uren. Vyftiende dag: Zy had een zeer flcgten nagt gehad; zy had wel een weinig uitgewafemd , 'c welk ook nogaanhielt, maar zonder daarvan verligt te worden; want de hitte was groot, de pols vol en zeer fhel, maar niet hard. Zy had veel gewaterd, en in elk glas was een zetzel. Haar mond was droog, en de dorst aanhoudende. De hardheid verfpreide zig nu langs dc regte zyde beneden langs de lever: de zieke was mistroostig, en fcheen vermoeid en neergeflagen te zyn. Men herhaalde de zoute drankjes met manna, men zette een clysteer, en men voegde het rustmiddel alleen by de avondgift. Zestiende dag: Op dezen dag wierd zy 'savonds nog erger, en had een aanval van huivering, waarna zy in een algemeen fterk zweet kwam. Het clysteer werkte eens, egter kon ik geen verandering, ten besten bemerken, want de hardheid en pyn in de maag bleven voortduren, cn hare ogen wierden geel: de afgang was zeer geel, en zy gaf wat gal over. De dorst bleef onleschbaar, de tong was vuil en beladen (charge). De pols was vol , foei en zagt; de huid was warm en vogtig ; egter bleef de lyderesfe wonderbaarlyk hare kragten behouden. Men herhaalde de clysteer: zy nam een amandeldrank met twee oneen manna, en alle zes uren een zout drankje met ftroop van violen, 's Avonds had zy drie afgangen, en was tegens tien uren zeer verligt. Zy wierd na het zweten verfchoond, en fcheen nu tot flapen ge-  ( 10% ) den zevenden dag ging alles wel, wanneer er een aanmerkelyke verligting van toevallen kwam, en er zig tekenen van koking, zo wel door een zagte ophoesting, als een weinig zetzel in het water, opdeden. Op den agtften dag waren de tekenen van koking fterker , terwyl het zetzel in het water vermeerderd was , en de maandftonden zig een weinig vertoonden, met een fterke vermindering van alle de toevallen, maar zy had noch dezen, noch den vorigen dag ftoelgang gehad. Den negenden dag kreeg zy nog geen ontlasting , en het water wierd hoger van kleur, en nog raauwer. In deze gefteldheid gaven wy, in plaats van ontlasting te bezorgen, en de ziekteftof door dien weg, die verligting had toegebragt, te lozen , twintig droppen TinS. Castoreien Salvolatile, om de maandftonden te bevorden, wy ontdekten egter den tienden dag onzen misdag, en lieten een purgerend clysteer zetten, het welk dien dag drie maal werkte, en waarop zig den elfden dag gunftige tekenen opdeden. Op den twaalfden dag ging alles wel, maar' hiermede niet te vreden, gaven wy als een koortsverdry vend middel zes oneen camillen-thee, en vermeerderden dezelve den dertien en veertienden dag tot negen oneen, gevende tegelyker tyd wat vleesch en een glas wyn by het middagmaal. Een kramp in de maag, en verfcheidene toevallen van een rotkoorts, waren de gevolgen van deze behandeling, want de ziekteftof, welke na de koking ontlast moest worden, wierd door de bittere middelen en het Vleesch weerhouden, en nog fcherper gemaakt. Den zestienden dag wierd wel een gedeelte daarvan door  ( aio ) gen een zwakheid was overgebleven, welke naderhand nimmer kon weggenomen worden. Van dezen tyd af befloot ik de catarrhale koortfen op een verfchillende wyze te behandelen. In het volgend jaar I wierd dezelve arme jonge vrouw, in het zelve jaargety, wederom door dezelve koorts aangetast, ik liet haar onmiddelyk een ader openen, en een braak- ; middel 'savonds toedienen, en den volgenden morgen gaf ik haar een laxeermiddel: zy wierd gedurende den gantfehen loop der koorts koel, en de buik open, gehouden, over dag mogt zy niet in het bed blyveiï, en men ftond haar geen dierlyk voedzel toe. Deze koorts kwam fpoedig tot tusfehenpozingen, en wierd in negen dagen in een geregelde tusfehenpozende koorts veranderd: op den vyftienden dag wierd de koortsbast begonnen, welke fchielyk de koorts wegnam: maar de hoest bleef verfcheide weken voortduren, en ik had berouw, dat ik den koortsbast zo vroeg gegeven had. Des niet tegenftaande herftelde zyinjuny, door een goeden leefregel, de Iandlugt en beweging. In de volgende lente kwam dezelve koorts met meer geweld dan te voren weder, en zy wierd ook door dezelve antiphlogistifche geneeswyze weder tot een tusfehenpozende koorts gebragt. Maar nu was de vraag, of deze koorts zoude geflopt worden, dan of men ze haren gang zoude laten gaan. Men twistede hier langen tyd over, en eindelyk befloot men tot het laatfte. Men wierd eindelyk ongeduldig, een ieder ftelde geneesmiddelen tegen de koorts voor, en wy waren verpligt om het afkook-  ( 2H ) zcl van den koortsbast te geven. Deze koorts was hardnekkiger dan de voorgaande, waardoor wy genoodzaakt waren, om nog wat poejer by het afkooksel te voegen, en hierdoor wierd de koorts geftop maar de hoest bleef zeer lastig. De zomer, de melk en de landlugt namen het geweld van den hoest weg, maar er bleef daarvan des morgens nog zo veel over, dat door de prikkeling der longen een bloedfpuwing aankwam, nadat de zieke reeds haar vleesch en kleur in den zomer had wedergekregen. Dit toeval wierd weggenomen, door behoorlyk ader te laten, en vrugten en karnemelk te geven, maar er bleef een korte hoest over, die door den gewonen voorjaars zmkmghoest nogverfterkt wierd, en eindelyk tot een waare longtering overging. Alle geneesmiddelen wierden te vergeefs daar tegen beproefd, en het wierd nu onmogelyk het dierbaarfte leven des waerelds te behouden , het welk dan ook in de volgende maand van oaober weder in de handen van dien wierd overgegeven , van wien het gegeven was. Laat dit voorbeeld van de kwade uitwerking van den koortsbast in een voorjaarskoorts, verzeld met een zinking op de longen, altoos in gedagten gehouden worden. Ik heb verfcheidene dusdanige meer gezien ; én heb daarom alreeds voor verfcheide jaren deze'praftyk verlaten, en een andere met een beter ge vol- aangenomen. Een fchone jonge van omtrent zeven jaren, (de zoon van Mr. F. in Kings arms yard) kreeg in het voorjaar van 1769 den kinkhoest; nadat men hem behoorlyk gezuiverd cn een goeden leefregel had voorgefchreven, kreeg hy een tusfehenpo0 3  C 313 ) zende koorts, welke zig fchielyk tot een dubbelde geregelde anderendaagfche koorts vormde; nadat ik hem herhaalde ligte braak- en buikzuiverende middelen had toegediend, en hem alleen een ftrengen leefregel van groenten en vrugten had laten houden, verdween er een van de koortfen, en er bleef met den kinkhoest alleen een fterke eenvoudige anderendaagfche koorts over. Myn gevoelen was, dat men deze ziekte aan de natuur moest overgeven; maar om dat die waarfchynlyk eenige maanden zoude aanhouden, fteide ik voor de gedagte van Sm Wuliam Duncan in te nemen; daar hy nu volmaakt met „ inftemde, wierd dezelve leefregel vervolgd, en men wagtte de anderendaagfche koorts , gedurende drie maanden, gerust af. m july verlieten hem beide ziekten, zonder eenige kwade uitwerkzelen na te laten. Het bleek kort naderhand, dat de longen niets geleden hadden, want in de volgende maand September wierd het kind door een kwaad zoort van maze len, met een fterken hoest en benaauwdheid, aangetast: na de eerfte ruime aderlating kwam er een vrve en overvloedige ophoesting; en na de twede lating verdwenen de mazelen zb wel als de hoest op de zagtfte wyze. Dit zoude waarfchynlyk niet gebeurd zyn.byaldicn de longen door den kinkhoest befchaó>d geweest waren; want de mazelen zyn meer dan eenige andere ziekte geneigd om verzweringen te Veroorzaken, wanneer de longen met verftoppingen of knobbels bezet geweest zyn. In alle dusdanige gevallen moet men, vooral by jonge heden, den zinkinghoest of catarh, als het ge-  C 2I3 ) vaarlykfte gedeelte der ziekte, en de voorjaarskoorts, aTs i ts van minder belang, befchouwen; zelf wantl de eenige maanden mogt voortduren, welk men reeds lang wist, voordat de kragten van den koHst bekend waren. Ik ben altyd wel te vreden wanneer ik een tusfehenpozende koorts m jonge menM n die aan voorjaarskoortfen onderworpen zyn lantreffe, dewyl ik reden heb te verwagten, da * doo midael der" tusfehenpozende koorts de *s wanneer men myne voorfchriften gedu g v g , grondig genezen zal. Maar is er geen koorts diede ftof van de longen kan afleiden, en is de toevloed van Sjpe ftof, bedoor den hoest -deophoesung moet uitgeworpen worden, zeer groot, de zieke jong SZ U tedere longen , en maakt hy ter zelve fyd gemaklyk veel bloed, dan is er vooral in onze !ug.ftreck, voor hem een ogenfchynlyk gevaar van te- ^3^3^ ~ behoorlyk behandeld zynde, za verftoppingen, knobbels, verzweringen, en terende koortfen te weeg brengen, die in Mey oveT'!ï algemeen dodelyk worden. Maar wanneer die wel behandeld is, zodat men bchoorlyke ontlastingen heeft laten voorafgaan, en men een nauwkeurig leefregel, tegens de fcherpte gerigt, in acht ge* „omen heeft, dan maakt de zomer daarvan zodanig een einde, dat er het minfte fpoor niet van agter blyft. Men moet egter denken, dat zy het volgend voorjaar zal wederkomen, en daarom moet men zorg dragen het lichaam, en byzonder de longen, gedurende dO 4  ( 2i4 ) zomer, herfst en wintermaanden, door reizen, den koortsbast, «taalmiddelen, en het koude bad te verfterken, en daarby tegelykertyd denzelfden fcherpte en rotnngwercnden leefregel in acht nemen. Deze hulpmiddelen zyn zeer vermogende, en wanneer de ziekte eens overwonnen is, kan men daarmede deszelfs terugkomst voorkomen; maar wanneer zy te vroeg of voor dat de verkoudheid geheel over is, worderi toegediend, zullen zy onfeilbaar den lyder het grootHe nadeel toebrengen. Wy hebben nog een vermogender wyze om de wederkomst van deze ziekte voor te komen, namelyk de heete lugtftreken ; en van deze hebben de West-Indifche eilanden by myne zieken het best geftaagd: zy dienen derwaards te gaan, en daar te blyven tot dat zy over de vyfentwintig jaren zyn. Ik heb na alle delen van Europa zieken gezonden, en offchoon er eenige ontfnapt zyn, zyn egter verre de meeste omgekomen; maar alle die na de West-Irdien gegaan zyn, zyn behouden; uitgezonderdeen eenige (de Heer Lodewyk Cordon) die reeds een ten' vollen gevormde tering had, voor dat hy vertrokmaar zyn broeder (de Heer Willem Cordon) herftelde in Jamaica, offchoon men dagt, dat hy hier met moer herfteld konde worden. (De Heer Mal com), een ander myner lyders, herfielde in de Franfche eilanden, offchoon men hem wegens de hevigheid der fluipkoorts, en het groot verlies van vleesch en kragten, welke op den vierden aanval van de voorjaarsverkoudheid volgden, reeds voor vcrlo-  C "5) ren achtte; en (Mifs. GraUt), een dogter van een myner nabeftaanden, bekwam in Antigua, nadat ik zelve, en al die haar zagen, dagten, dat zy reeds de volle tering had. Zy was drie jaar te voren het eerst door een verkoudheid aangetast, welke geregeld alle voorjaar wederkwam, en die, in fpyt van het Bristolwater, en alle andere mogelyke zorg, haar op het laatst in deze omftandigheid bragt. In het behandelen van een hardnekkige catarrhus, gedurende de maanden van Maart, April, Mey, en mogelyk Juny, moet men grote oplettendheid op den wind en het weêr hebben: gedurende dit faifoen hebben wy droge, koude noordooste winden, welke een aderlating kunnen vorderen; en fchielyke overgangen van deze tot dampig, warm, donker weêr, hetwelk ons in denoodzaaklykheid kan brengen om ligte braakmiddelen te geven, die anders niet nodig zouden geweest zyn. Men moet ook niet te fchielyk , en zeker niet voor dat de koorts geheel over is, het paardryden toelaten, want er is geen reden om meer beweging te geven, zo lang er veel koorts nog over blyft; maar nadat de koorts verdwenen is , en de hoest overblyft, is het paard de beste geneesmeester, waarmede men dan nog het gebruik der ezelinnenmelk verbinden kan. Voor dat de ophoesting overvloedig, of in evenredigheid met den hoest en andere toevallen is, is de warme lugt het best gefchikt om dezelve te bevorderen : maar nadat de koking gefchied is, en dc opwerping genoegzaam is, word de vrye landlugt het beste middel om de long te vcrfterken. Eveneens is O 5  C 318 ) VAN DE STNOCHUS NON PUTRIS, (OF VOORJAARSKOORTS.) Jk ben nu gekomen tot de befchouwing van die ziektegefteldheid, welke 'sjaarlyks geregeld , tegens bet einde van de ontftekingsgefteldheid, word waargenomen, en in zommige jaren zo algemeen is, dat zy den naam van eene epidemie verdient. Zedert dat Huxham zyne verhandeling over de zenuwkoorts gefchreven heeft, hebben veele dezelve voor een nieuwe koorts gehouden; dit kon egter alleen hier uit voortkomen, dat men niet genoeg gelet heeft op het geen de ouden daarvan gezegd hebben. Hippocrates bekommerde zig niet veel omtrent de namen; hy tekende de zaken op zo als zy hem in de praftyk voorkwamen, en hy zette dezelve waarneming voort in een menigte van koortfen, zo wel met opzigt tot deonderfcheiding-als voorzeggingstekenendan wanneer wy zyne opvolgers naaukeurig nagaan ' zullen wy bevinden, dat de epialos, de febris pituitofa, de fynochus non putris, en de febris humor atis, dezelve als de zenuwkoorts van Hüxham zyn, welke hier den een of ander tyd in Maart begint, en lan-  C aio 3 ies ventos habuit, ver autem auflros & ptwias exhibet fere fubeunt lippitudines, tormina, febres, maximeque in molliaribus torporibus. Se£l. III i9. Non quo non cmni tempore, in omni tempeftatum genen, omnis ha~ litus hominesper omnia genera morborum & agrotent J moriamur, ftd quod frequèntius tarnen quadam eveniant Dit fchynt door de tegenswoordige epidemifche gefteldheid van Maart i769 bevestigd te worden Ife hoorde van geen zenuwkoorts, voor dat het warme weêr in den aanvang van deze maand begon, en toen zag ik er verfcheiden. By een naaukeurige vergelyking der toevallen van deze koorts met de h*mitrit* fcheidene namen gegeven heeft. Wanneer namentlyk het fuccus biliarius overtollig, dun en fcherp is, koomt daaruit de rotagtige gefteldheid der vogten voort: wanneer het overtollig dik en fcherp is, geeft het die gefteldheid, welke wy gewoonlyk galagtig noemen; rnaar wanneer het zeer dik en van een donker geele kleur is, word het, offchoon nog met het bloed verecnigd, zwartgallig vogt / fuccus atrabihrius genoemd, en veroorzaakt de peripneumonia notha, wanneer het fyccus atrabihrius van het bloed reeds afgefcheiden zynde, zich op een ingewand plaatst, of daarop als 't ware word uitgcftort, kan men het by onderfcheiding het melancholisch vogt, humor melancholicus,noemen, omdat het de gewoonfte oorzaak is Van de meiancholit, de hypochondrie (morbus hypachondriacus) en uit, opftyging,van een ftorlyke oorzaak voortfpruitende, (hyfiericus cum materia): deze verftoppingen eindelyk opgelost zynde, gelykt de ftof, die ontlast word, na pek en teer, en wierd daarom piXaiva, , of zwarte gal (atra bilis) , ge¬ noemd. Deze zyn de veranderingen, welken het fuccus biliarius in dit land eiken zomer en herfst ondergaat, wy moeten nu de daaruit voortfpruitende ziekten onderzoeken, zo als wy die geregeld onveranderlyk waarnemen, en daarby ook in aanmerking nemen de gevolgen, welke uit verzuim , of uit de verfchillende door de geneesheren aangenomene behandelingen in ieder derzei ve voortfpruiten. . In zuIk een gewigtige zaak behoort men alle theo*ie en gisfmg te vermyden; de praftyk moet niet  ( 323 ) door vooronderfteUingen, of proeven buiten het lichaam gemaakt geregeld, of iets toegeftaan worden, het welk niet op waarneming rust. Dit eens vastgefteld zynde, loopt men geen gevaar, wanneer men dezelve zoekt te verklaren, om hierdoor ons oordeel te bevestigen, en ons geheugen te hulp te komen: het is om deze reden, dat ik hier en daar een uitftap gedaan heb, om myne denkbeelden des te duidlyker melken» Het humor Uliarius is natuurlyk zeer dun en doordringend, zo als wy zien, dat het dikwyls het wit der oogen geel verwt; het word daarom in een zekere mate, behalvcn door de lever, ook door verfcheidene andere klieren afgefcheiden. Er is ook geen zekerder kenteken van het aanwezen eener overvloed van dit vogt in het bloed, dan de geele kleur, welken het aan de pis mededeelt, en die weder verdwynt, zodra het geheel, of voor het grootfte gedeelte, ontlast is: zodra deze ftof zich op een der groote ingewanden geplaatst heeft, en bygevolg buiten den omloop der vogten is, verliest de pis deze geele kleur, en word fomtyds even zo bleek als in den ftaat van gezondheid. Men kan egter over het algemeen beftuiten, dat alle foorten van voedzel, welke de pis geel en fcherp maken, ook de fcherpte van het humor biliarius vermeerderen, en dat aan den anderen kant, al het geen de pis bleek en zagt maakt, ook de fcherpte van dat vogt vermindert of verbetert. Wanneer de tongen de mond beflagen zyn, en de adem ftinkende is, dan kan men met zekerheid beT 4  ( 294 ) fluiten, dat het galagtig vogt in eene te groote hoeveelheid aanwezig en fcherp is, en hierom kan men vastftellen, dat alle die fpys, welke de mond zuivert en den adem verzagt, de gebreken van dit vogt verbetert , en dat integendeel al het geen de mond vuil en den adem ftinkend maakt, dit vogt vermeerdert en een fcherpte daar aan geeft, en hierom behoort men deze te vermyden, tot dat alle de toevallen zyn weg genomen. Dit gefchied zynde, kan men zeker den leefregel weder veranderen, ten einde niet door een al te langdurig overtollig gebruik van deze galverbeterende fpyzen in een ander uicerfte te vervallen , welke de gal te flap voor de chylbereiding zoude maken. Wanneer het voedzel der zieken peftaat uit graanen, vrugten en andere planten, dan is de ontlasting gemaklyk, het water bleek en zagt, vooral'wanneer men enkel water voor drank gebruikt. Honig en zoete wey hebben deze uitwerking in een fterke mate. Wanneer men integendeel veel vleesch eet, word de mond beflagen en de adem ruikende, het water word ftinkend en hooggekleurd: alle deze toevallen vermeerderen nog door het drinken van geestryke of gegiste dranken; ja het bier heeft deze uitwerking fterker dan de wyn, als ook alle foort van fpeceryen, de zogenaamde loogzoutige planten, waarby men nog voegen kan fpruitkool, voornamentlyk witte kool, asperges en artifchokken. De opium geeft een hooge kleur aan het water en vermeerdert deszelfs fcherpte maakt den mond beflagen, het vel heet, verftopt de buiksontlasting meer dan men van de geringheid der  C -S5 > gift zoude kunnen verwagten, en hetzelve is waar va* fpaanfche vliegpleisters, en van de meeste loogzoutige of rotagtige dingen. Deze eenvoudige waarnemingen kunnen van nut zyn in het behoorlyk regelen des leefregels, gedurende de ziekten, welke uit deze foort van tegennatuurlyke gefteldheid der vogten voortfpruiten, en kunnen op de behandeling zelve een grooten invloed hebben; ja, de purgeermiddelen, welke het water zeer fterk kleuren, ziet men by ondervinding, dat eerder de fcherpte van het galagtig vogt vermeerderen dan verbeteren; hetzelve is ook waar van de geheele clasfe der bittere middelen , en hierom is het ook misfchien, dat zy nooit een goed gevolg hebben, voor dat al de fcherpte verbeterd of uitgedreven is; maar in gevallen van een ilapheid van de gal, doen zy een uitnemende werking. Nadat wy dus een algemeen denkbeeld van deze clasfe van ziekten gegeven hebben, zullen wy ze nu ieder afzonderlyk in die orde befchouwen, waarin zy elkander geregeld en agtervolgend, wanneer alle de overige omftandigheden gelyk zyn, ook ten opzigte van de veranderingen van het jaarfaüoen, vervangen. Ik ben niet voornemens, o,m elke verandering, of ieder verfchynzel, hetwelk door een verkeerde behandeling in elk foort word te weeg gebragt, breedvoerig te behandelen, dewyl dit een werk zonder einde zoude zyn. Ik zal my daarom alleen zoeken te bepalen tot de gefchiedenis der ziekte zelf, tot deszelfs natuurlyken en ongeftoorden loop, cn tot het geen ik heb kunnen waarnemen om dezelve gelukkig te beT 5  handelen. Ik wil alleen, in het voorbygaan, hier en daar de verkeerde behandelingen aanwyzen, daar ik alleen voorgenomen heb den aart der ziekte te verklaren, en de oorzaak aan te wyzen van die verfchillende toevallen, welken men in deze ziekten gezien heeft, en die den jongen geneesheer in verlegenheid kunnen brengen, offchoon veelen daarvan de uitwerkzelen Zyn van de geneesmiddelen en de behandeling, en geenzints voor de waare eigenaartige toevallen der ziekte moeten gehouden worden, zo als zy ook inderdaad niet voorkomen , wanneer de ziekte van den beginne af aan wel behandeld is.  VAN DE $ T JSI Q C H U S PTJTRIS, o F N adat ik een denkbeeld gegeven heb van de epidemifche gefteldheid, welke in dat jaargety regeert, 't welk Sydenham tusfehen de lente en zomer noemt, ga ik nu over ter befchouwing van het geen gedurende tiet midden van den zomer gebeurt, wanneer meer dan in eenig ander faifoen, de vaste deelen zeer verflapt, en het bloed meer ontbonden is , vooral wanneer het weêr regenagtig en de lugt dampig is. In de fynochus non putris hebben de vaste deelen haar veerkragt, en het bloed haar vastheid en zamenhang niet verloren. Hiervan daan is er in deze ziekte een koking en crifis, volgens Hippocrates, „ ptpasmi cauffa tffeclrix eft partium folidarum vitale principium Ö" vivifica vis, qua? mar.at e, f orde. " En Galenus in zyne 2de Comment. op het I. boek Epid. apud Lucanum, „ porro concoRionem humorum „ fieri a folidiSf corporis fani, effe opus nature."  ( 298 ) Maar wanneer er een gebrek aan behoorlyke. kragt in de vaste deelen was, en het bloed zyn natuurlyk zamenweefzel had verloren, dan was er geen volmaakte koking. Het denkbeeld van Hippocrates, omtrent dit ftuk, word op de volgende wyze uitgedrukt; „ Febris eft tanquam abfceffus generalis venarum, loco tantum differens; quod pus eft extra vafa, idem eft hypojlafu in vafis." Wanneer daarom een zweer goede etter opgaf, befloot hy, dat de vaste en vloeibare deelen in een goeden ftaat waren; maar wanneer integendeel de ontlasting kwaad was, dagt hy, dat het bloed ontbonden, of de vaste deelen verfiapt waren, of dat er een gebrek was van die vis vivifica, qU* manat e eerde. Eveneens befloot hy in ziekten met koorts verzeld, dat de vogten en vaste deelen in een behoorlyken ftaat waren, wanneer er een goed zetze! m het water was, maar wanneer dit zetzel niec behoorlyk gefteld was, noemde hy de koorts rotagtig„ Si enim vinceret aut infignis humoris effet putredo, „ pus non fier et laudabile, nee notas pr.oprias habens Hetwelk Galenüs in zyne Comment. dus uitlegt: „Etter, zegt hy,,.is het. voortbrengzel van goed „ blQedNen volkomene koking; daar een dunne rotag, „ tige etter (fanies 6 ichor) de voortbrengzelen zyn „ van f egt bloed en rotting." Het denkbeeld hetwelk zy zig van rotting vormden, fchynt daarom beftaan te hebben in een ftaat der vaste deelen en vogten, 't meest tegen een ontftekingaartigen ftaat overgefteld. Zy merkten, dat een zweer een goede etter, opgaf, en dat de vorming  ( 209 ) Van niëuw vleesch wel gefchiede, wanneer de vasté deelen gezond waren, en het zamenweefzel des bloeds goed was (of gedeeltelyk ontftoken), maar dat de vaste deelen flap, en het bloed ontbonden zynde, een zweer een dunne bloederige fanies, of fcherpe wateragtige ichor opgaf, zodat de zweer zig niet wel met vleesch vulde, maar in tegendeel vuil, invretend, ftinkend wierd, en zig verder uitbreidde. Dat eveneens, wanneer een koorts by toeval in een gezond lichaam, wiens fpièrvezelen veerkragtig , en wiens bloed vast en digt was, óntftond , de koorts geregeld en van korten duur was, dat de koking volkomen gefchiedde, en het water wel afzettede. Maar dat dezelve koorts in een ongezond geftel met flappe fpièrvezelen, en een ontbonden cn zomtyds fcherp bloed voortgebragt zynde, onregelmatig , langdurig en van een flegt foort was, dat de koking flegts voor een gedeelte en zonder vrugt plaats had, en de fcheiding niet gunstig was. Volgens de leer van Hippocrates en zyne opvolgers, kwam dit denkbeeld van rotkoortfen niet zo zeer voort uit de oorzaak, die onmiddelyk de koorts te weeg bragt, als wel uit den toeftand van het geftel, waarin de koorts voorviel. En Galekus Meth. Med. Ub. IX. cap. 3. fchynt van gedagte te zyn, dat er geen rotkoorts ontdaan konde, zonder dat er zulk een ftaat van het lichaam voorafging. „ Nee conti„nua excitetur febris infrigida atate, nee in frigido „corporii tetnperamento, five ab initio fuerit, five „ nunc frigidum fuerit faclum: nee in gracilibus, vel qui raro corporis funt habitu. 'I  C 300 ) Voor eenige jaren verzogt men my een Juftr* Cope, een meisje van tien jaar, aan het huis var! Mr. Johnson in Hummerton te zien. De Apo* theker Fisher verhaalde my, dat zy den dagen de koorts gehad had zonder eenig kwaad toeval, en dat zy daarvoor zoute dranken met wat confeüio cardiaca genomen had, de rede waarom hy om my zond was dat ik een hevige blocdftorting uit den neus en mond zoude zoeken te floppen, waarvoor alles tc vergeefs gegeven was, en uit het linnen, het welk vuil gemaakt was, fcheen het, dat zy veel bloed verlo ren had Ik Vond de pols f„el, enigzints vol, maar niet hard, de huid was zeer heet, én als met *«eehue overdekt, waarvan zömmige Zo groot als een kroon, met een onregelmatigen oriitrek, andere niet groter als een vlobeet waren; het water was dik (jumentofa) de tong beflagen, én de adem ftinkende: ik het haar in myn tegenwoordigheid aderlaten, en men moest agt oneen aftappen, voordat de pols flapper wierd: ik liet toen een purgerend clysteer zetten, het welk fchielyk een ruime ontlasting gaf zo als dit gewoonlykna een aderlating plaats heeft ik het haar veel gerstewater met fp. vitr zuur ge' maakt,drinken,zigzeer ffilhouden,lugtigdekken, en in een ruime lugt plaatzen. Ik befchouwde dit geval by een jong teder meisje, als een uitwerkzel vaneen overvloed van ontbonden en fcherp bloed in het midden van den zomer, én de hoogte van de rotagtige gefteldheid van het jaar. Ik dagt, dat men hier te vergeefs een geregelde koorts en crifis zoude afwasten j en liet daarom tegelyk met de voorgemelde drank;  C 301 ) een ligt afkookzel van koortsbast met Elixir vitrioti; gemengd met een weinig diacodium van tyd tot tyd gebruiken. Ik fchreef de koortsbast hier niet als een koortsverdryvend, maar als een verfterkend genees* middel voor, om de veerkragt der fpièrvezelen en de vastheid des bloeds te herftellen, en hier door dagt ik, dat de natuur in ftaat zoude gefteld worden om de ziekteftof te koken. Den volgenden dag vond ik het afgelaten bloed zeer ontbonden, de neusbloeding was opgehouden, de pols was matiger, de dorst verminderd , en veele van de blaauwe vlekken waren nu geelagtig bruin; de urine was troebel, gemengd vari kleur en in een aanmerkelyke hoeveelheid. Ik het met den drank en de geneesmiddelen aanhouden, en gaf haar tot voedzel aardbeden, en een kop karnemelk 'smorgens, 'smiddags en'savonds: hierdoor verminderden de vlekken daaglyks: zy hield natuurlyke ontlastingen, begon flaap te vatten, en in kragten toe te nemen. Op den negenden dag kreeg zy een algemeen critisch zweet, waarna zy drie zware Hinkende zwarte ftoelgangen had, en hierop verliet haar de koorts. Dit fchynt overeen te komen met het geen Galenüs zegt, de febr. diff. Ub. I cap. 7. atque hcec putredo non ftmpliciter putredo eft] fed etiam aliquid concoSionis habet; manente enim adhuc concoquendi facultate vaforum putrescens tune humor ad talem alterationem deducitur. Ik het haar toen alleen karnemelk, vrugten, brood, ryst en gort eten , de vitriool cn koortsbast in een kleine hoeveelheid voortgebruiken, en alle morgen, gedurende een langen tvd, het koude bad nemen; dan deze leefre-  ( 3°2 S gel wierd dra verwaarloosd; zy had een fterken eetlust, en de lieden, daar zy in de kost was, lieten haar toe alles te eten, wat zy wilde; het koude bad wierd ook verzuimd, en hierom kwamen de blauwe • vlakken, doch zonder koorts, weder; ik gaf haar dézelve voorfchriften, en zy herftelde in den tyd van zes weken. Dit geval verklaart de natuur van een rotkoorts, als zy eenvoudig en niet vermengd is met een andere fcherpte, beha'lvefi, dat het galagtig vogt een weinig te fcherp is (*). Maar wy ontmoeten dikwyls rot* koortfen met een andere ziekte vermengd, zo als het geval was met deze jonge jufvrouw. De moeder befloot, omtrent een jaar naderhand, om alle haare kinderen tè laten inenten; ik had er egter veel tegen om dit aan myne ïyderes, wiens geftel my hier toe geheel niet gefchikt fcheen, te verrigteni ik moest egter eenige dagen daarna, op de menigvuldige lastige verzoeken van moeder en grootmoeder , het opgeven, egter niet als onder die voorwaar^ dc, dat het meisje gedurende een langen tyd zig aan een ftricten leefregel zoude onderwerpen, waardoor ik haar gezondheid geheel hoopte te herftellen. Wanneer zy nu naar allen fchyn gezond was, wierd zy C*) Huxham Angina Maligna, p. 53. „ Het woord koorts, 7.0 als het over het algemeen in de praftyk der geneeskunde gebruikt word, is niet weinig onbepaald. Er zyn zommige ziekten die onder dezen algemenen naam doorgaan, welke zelfs door een koorts te verwekken het best genezen worden, zo als by voorbeeld zommige derdendaagfche koortfen. Een soede doorfpoeling is buiten kyf in alle koortfen nodig, maar fommigen vemsfchen zeker meer dan gerstewater en lim> nadï."_  C 324 ) worden zyn. Hetzelve is ook waar van de vertering der planten, welke ook geenzints door gisting get fchied. Wanneer men een fchaap opent, zal men in de eerfte maag de planten, die het dier gegeten heeft, met flym vermengd, zagt en geweekt vinden. Maar men zal ze in de tweede maag, nadat zy wel door de herkaauwing gemalen zyn, in den waaren ftaat van vertering, maar zonder eenig teken van gisting, aantreffen. De dierlyke fpysvertering is diensvolgens eene bewerking, welke even zeer van de gisting als van de rotting verfchilt. Geen van beide kan in een gezonde maag, zo lang de fpysvertering behoorlyk gefchied, plaats hebben; en hierom zynde winden, rotagtige oprispingen, en 't zuur in de maag, zekere tekenen van een bedorven fpysvertering, die, wanneer zy niet fpoedig worden weggenomen, tot verfchillende ziekten aanleiding kunnen geven. Onder de delfftoffen, die de grootfte kragt hebben om het bloed op te losfen, behoort vooreerst het kwikzilver, welke het bloed ook ecnigzints rotagtig maakt, zo als men uit den kwalykriekenden adem en het zweet, en de kleur van het water van die menfchen ziet, die het kwikzilver in een zekere hoeveelheid gebruiken. Dit water is troubel, en gelykt na die dikke troebele pis (urina jumentofa), die 'men in rotkoortfen waarneemt. Ik geloof, dat het reguline deel van het fpiesglas eenigermate dezelve uitwerking heeft. En hierom zyn, myns bedunkens, de heilzame gevolgen, die men aan de fpiesglasmiddelen toefchryft, in waare rotkoortfen twyfelagtig, ten zy men ze als braakmiddelen, of anders wc getemperd toediene.  ( 3=9 ) Hen, enkel aan de natuur met een behoorlyken leefregel was overgelaten tot den veertienden dag f Wanneer men een volkomene fcheiding door het zweet verwagtte &c., die ook aankwam met een doorloop ) hadden geen volkomene crifis, zo als die in het voorjaar plaats heeft 5 de pols wierd in tegendeel fnel en klein, de huid bleef heet, de mond vuil, en de urine hoog gekleurd en raauw (gelyk Huxham zegt,als dik fterk bier) de flaap wierd onrustig, de zieken zweetten fterk alle nagten, maar het zweet en de ontlastingen gaven zo veel verligting niet, dat de remisfies korter wierden. In deze gevallen geleek de ziekte pogenfchynlyk na een rotkoorts, offchoon zy dit in het begin niet geweest was, wanneer het bloed nog ontftoken was; maar zy had door de langdurigheid der koorts, het warme regenagtige weer, en de zuidelyke winden deze gedaante aangenomen. Wanneer dit geval by (Mr. Belson) een myner zieken gebeurde, liet ik al zyn dranken met zwavelt geest zuur maken, en twee dagen daarna een afkookzcl van koortsbast gebruiken. Ik liet hem aardbcfiën eten, en wat citroenfap cn wyn by al de panade en havergruel, die hy nam , voegen, buiten dien liet ik hem behalven de wey, niet anders gebruiken tot den agtienden dag, wanneer ik hem 'smiddags wat foupe met citroenfap toeftond. Deze koorts eindigde op den eenentwintigften Juny met een crifis. Ik zoude hier nog verfcheide voorbeelden kunnen byyoegen, dit eene zal egter genoegzaam zyn. Ik wierd kort daarop by verfcheide menfchen geroepen, die alle door een onverdraaglyke pyn en  ( 34° > voor voedzel niets toe, als meykerfen en aardbefiën, die toen zeer ryp waren, en al haar drank wierd met citroenfap ZUUr gemaakt. Het tweede afgetapt bloed was helder rood, maar minder ontftoken, en na de aderlating waren ook de toevallen zeer verminderd. De zieke begon nu alle vier uuren den zwavelgeest in drankjes te nemen, en voer nog vier dagen lang met hetzelve voedzel en drank voort. Ik hield het ïyf gedurende dien tyd open, en de ziekte was toen geheel over. Hieruit befluit ik dan, dat de epidemifche ziekte de hoofdziekte was, en dat dc hoest alleen uit de byzondere gefteldheid voortfproot. Sydenham maakt een aanmerking, die hier zo wel te pas koomt, dat wy die met geen ftilzwygen kunnen voorby gaan. (cap. IV. fe£t. 4. art. 6.) „ De „ hier opgegevene omftandigheden tonen duidelyk, 5, hoe moeilyk het is om uit de verzeilende toevallen ,, altyd het foort van koortfen tc bepalen. Maar mert „ kan dit genoegzaam doen, wanneer men aandagtig „let op de andere ziekten, die op denzelven tyd „ plaatshebben, en de toevallen , welke byzonder san dc epidemifche ziekten eigen zyn (ftationary fe„ ver), in zo verre zy van eene byzondere ontlas„ ting afhangen. De overweging van die geneeswy-» „ ze of van die artzenyen, waar voor de ziekte ge„ maklyk wykt, kan ook ter ontdekking der eigent„ lyke natuur.en foort van koorts veel toebrengen. Even als de koortfen, die in de maand van July *, waargenomen worden, van de zigtbare hoedanig9# heden der lugt afhangen, zo moeten ook de ver-  < S5ö ) komen, geheel en al de tegengeftelde is van die, welke uit galfteenen voortfpruit, moeten wy die nauwkeurig van elkander onderfcheiden. Ik zal daarom Van elke foort een geval opgeven, offchoon dit eigentlyk niet tot myn tegenwoordig oogmerk behoort. Omtrent drie jaar geleden, wierd Mevr. B. door verftoppingen der gal wegen aangetast, welke eengeelen waterzugt te weeg bragten. Zy was byna veertig jaar oud, zy had een flets en zwaarlyvig lichaam, ieide een zittend leven, at veel vet vleesch, en dronk bier of portwyn, maar zy deed in dit alles niet meer, dan andere menfchen in deze ftad gewoon zyn te doen. Om dit gebrek weg te nemen, liet ik haar het conferf van Störck nemen, beftaande uit poeijer van jalappenwortel, fal polychrest, en wilde valeriaanwortel, van elk een drachma, en vier oneen oxymel fcilliticum, en daarvan zo veel te nemen als genoeg was, om een geregeldcn ftoelgangte houden , en ik liet haar tegelyk van alle vleesch, boter en fterk bier onthouden. In zes weken tyds fcheen zy uitwendig volkomen herfteld te zyn, maar zy ftortte na zes maanden weder in. Dezelve geneesmiddelen en leefregel genazen haar ook nu weder, en daar zy nu veel beweging nam, bleef zy een jaar lang gezond , wanneer zy fchielyk met toevallen van een galkolyk aangetast, en niet tegenftaande zy veel gal van boven en onderen geloosd had, over het geheele lichaam geel Wierd. Deze toevallen kwamen alle twee of drie dagen weder, en begonnen even als of het een onregelmatige tusfehenpozende koorts was met koude, waarop hitte en zweet volgde; maar ik ontdekte fchielyk  ( 35* ) Bét onderfcheid; want de braking hield niet met de koude der koorts op, maar duurde ook terwyl zy heet was en zweette, zo dat het zweet en de geele galag* tige doorloop op den zeiven tyd kwamen. Zy was buiten den aanval vry van alle koorts, maar het wa^ ter1 was den dag daaraanvolgende nog geel, ja zelf zwart, en wierd eerst den tweeden dag helderder. Daar nu het geneesmiddel van Störck geen verligting gaf, raadde ik haar langen tyd buiten op het land te blyven, alleen van vrugten, wey en groentens te leven, dun bier, appeldrank en limonade met honig te drinken, en door middel van de openende middenzouten en manna open lyf te houden. Een ander geneesheer, die zy op het land raadpleegde, zond haar na Bath, daar men haar den koortsbast gaf: eerst dagt zy, dat zy beter was, maar zy wierd fchielyk haare dwaling gewaar. Weder hier komende, onderzogt ik haare ftoelgangen, en vond daarin eenige galfteenen, hetwelk nog meer myne gedagte bevestigde. Zy vroeg nog andere geneesheeren raad, die haar alle morgen lieten purgeren, waarop altyd een opiaat in gereedheid was, om te nemen zodra de aanval terug kwam; dit deed ook geen nut. Ik bleef nog altyd by myn gedagten, dat zy' zich van vrugten, wey, groentens en middenzouten, met honig en manna moest blyven bedienen, veel beweging nemen, en van alle foorten van opiaten en vleesch zich nauwkeurig moest wagten. Eindelyk befloot zy dezen leefregel te volgen, en herftelde langzamerhand volkomen. Opmerklyk was het, dat in dit geval een glas ufo* Z  ( 352 > geperste fap van chinaasappelen de pyn en kramp beter ftilde, dan een opiaat. De lyderesfc ging daarna, om een nieuweinftortingte verhoeden, zeewater drinken, en zich in de zee baden, cn zedert dien tyd is zy van deze ziekte bevryd gebleven. Ik wierd voorleden zomer, in dc maand van Augustus 1788 van Mr. Hayward van Hackneï verzogt om een van zyne zieken te bezoeken, een jonge jufvrouw, die hy dagt, dat een galkolyk had, en waarvoor zy ook op de gewone wyze behandeld was, maar de pyn en andere toevallen waren na de ontlastingen eer vermeerderd dan verminderd, de huid van het geheel onderlyf was zeer aandoenlyk, en de buikpyn was zomtyds zo groot, dat men meende, dat zy gevaarlyk zoude worden, dc pols was met dit alles zagt en niet fnel of fterk, de tong was zuiver, de pis bleek, en zy klaagde over koude voeten, nicttcgenftaande zy in een warm bed lag. Ik liet haar een pynftillend clysteer , en alle vier tiren het volgende drankje geven, tot dat de pyn zoude ophouden. Sal. vol. c. c. pulv. Castor. a gr. V. Confecl. Card. 3j. aq. alexit fimpl. §i,3. Tinei. Theb. gun. V. Syr. Croci 3j. m. Het derde drankje matigde de toevallen, en nadat zy dat eenige dagen gebruikt had, was zy volkomen herfteld. Ik gafhaar daarna ftaalpoeder, en eindelyk liet ik haar het koude bad gebruiken, en zy heeft ook zedert dien tyd geen aanval daarvan gehad. Het onderfcheid tusfehen dit laatfte geval en dat van Mevr. B. is zo duidelyk, dat het geen verdere verklaring vereischt. Wat betreft het zogenaamde drooge kolyk (dry grt-  C 353 ) pes) het kolyk van Poitou, het kolyk van Devonshlre, en het windkolyk, 't welk uit een kwaade fpysvertering voortkoomt, zyn zy alle van dezelve aart als het galkolyk, en vereifchen ten naasten by dezelve behandeling. In het kolyk van Poitou, of dat geen, 't welk uit het gebruik van zuure zamcntrekkende dingen of vergiften ontftaat. moet men de genezing agtervolgens de natuur van de fchadelyke ftof aanvangen, welke men eerst regt dient te kennen, voordat men de regte middelen daartegen kan geven. Het is zomtyds moeilyk om een graveelkolyk van een gal en hyfterischkolyk te onderfcheiden. De volgende toevallen kunnen ons egter hier omtrent licht geven. Het water is in het galkolyk geel, daar het in het graveel en hyfterisch kolyk bleek is, wanneer het niet . ten deele met het galkolyk gepaart gaat. In dit geval moet men ze beide als galkolyken zo lange behandelen , tot dat al de 'gal is uitgedreven, waarna men ze gemaklyk van elkander zal kunnen onderfcheiden. Want het graveelkolyk is van een ontftekingagtigen aart, en word altyd door tekenen van een fterke ontfteking verzeld: de pols is voller dan in eenig ander foort van kolyk , het aangezigt is niet bleek, de zieke is niet neerflagtig, en de ledematen zyn zo koud niet als in een hyfterisch kolyk. Men heeft egter in alle die gevallen , waarin de ingewanden aangedaan zyn, 't zy dat in dezelve de zitplaats der ziekte is, (protopatheia) of dat zy door medelydenheid (deuteropatheia) aangedaan worden, zekere algemeene practifche regelen zorgvuldig in agt te nemen. Het grootfte nadeel, het welk ik in de siekZ a  ( 354 ) ten der ingewanden gezien heb, kwam meestendeels daar uit voort, dat men de gevolgen voor de oorzaak der ziekte zelf aanzag. Syd enham zag dit zo wel in, dat, offchoon hy reeds in het jaar 1676 het hyfterisch kolyk befchreven had, het nochtans na tien jaren langer ondervinding nodig oordeelde zyne voorgaande gedagten te verbeteren. Hy heeft daarom in het jaar 1682 dit ftuk weder op nieuw onderhanden genomen, in zyn brief aan Dr. Cole, en maakt de volgende aanmerking (art. 121.) „Maar ten zy de pyn, die door de „braking veroorzaakt word, onlydelykzy, moeten „ wy ons zorgvuldig wagten, die door geen opiaten „ te matigen, voordat men behoorlyke ontlastingen te weeg heeft gebragt. En (art. 122) daarom heb „ ik door langer ondervinding bevonden, dat men eerst behoorlyke ontlastingen moet maken, voordat „ men de opium, onder wat vorm dit ook mag zyn, toediene. " De ingewanden zyn vliesagtige deelen, die met veele zenuwen voorzien zyn, en zy zyn daarom by elke aandoening zo gevoelig, dat daardoor het geheele zenuwgeftel in wanorde gebragt word; het hart word verzwakt, en hierdoor word de omloop des bloeds-onregelmatig en langzaam. Dit maakt, dat onkundigen zich bedriegen en denken, dat er een leegheid (inanition) der vaten is, daar doch waarfchynlyk het gebrek uit volheid en drukking voortkoomt. Men begrypt ligt, dat wanneer de ingewanden pynlyk zyn, er een prikkelende oorzaak moet zyn, die deze pyn te weeg brengt. De natuur doet gemeenlyk pogingen om dezelve weg te  ( 355 ) nemen, of door pogingen tot braken of krimpingen. De meeste geneesheeren geven, om de natuur te helpen, om zich van de opwellende ftof te bevryden, een braak of purgeermiddel, 't welk in de meeste gevallen een goed gevolg heeft. Maar wanneer de aanyal zeer hevig en de kramp algemeen is, dan geraakt het lichaam in zulk een wanorde, dat geen geneesmiddel zyne behoorlyke werking doet, voordat deze bewegingen eerst tot ftilftand gebragt zyn. Dit bragt Sydenham het eerst tot het al te vroegtydig gebruik der opium in deze ziekte. Hy zag het zeer wel in, dat de pynftillende middelen de ontlastingen, gedurende hare werking (die hy op twaalf uren ftelde) verhinderden, intusfchen dagt hy dat de pynftillende middelen volftrekt vereischt wierden, om daar door te maken, dat de ontlastende middelen lang genoeg bybleven om hare werking te verrigten. Intusfchen leerde hy door verder nadenken, en langduriger ondervinding, dat ruime aderlatingen alle die voordelen hadden , welke hy van de pynftillende middelen verwagtte, doordien zy niet alleen de kramp wegnemen, maar ook de werking der laxeermiddelen helpen, en de natuur byftaan om zich van de verftoppingen te ontlasten. Ik ben in der daad dikwyls verwonderd geweest te zien, dat een enkele ter regter tyd gedane aderlating de natuurlyke werkingen der delen herfteld, en de pols tot een zekere vast en regelmatigheid gebragt heeft. Byaldien de aderlating niet genoegzaam is, om alle onze inzigten te vervullen, dan zyn dc verzagtende en weekmakende dingen, die men uit en inwendig gebruikt, Z 3  ( 35^ ) na een ruime aderlating, dikwyls van grooten dienst. En wanneer deze ook vrugtloos mogten zyn, geeft het warme bad meestentyds zo veel verligting, dat de laxeermiddelen werken kunnen. Men moet daarom de opium het laatst van alle krampftillende middelen en zelf niet eer gebruiken, tot dat alle andere krampftillende middelen zonder vrugt geweest zyn. Sydenham fpreekt van een dubbel nut, hetwelk hem deze behandeling gegeven heeft. „ Er zyn zegt „ hy eenige menfchen, vooral bloedryke fterke vrou„ wen, die zulk een overvloed van bloed en fappen „ hebben, dat zelfs de fterkfte opiaten, offchoon zy „ ook nog zo fterk genomen worden, om die rede ,, zonder werking blyven; in diergelyke geitellen is „ de aderlating niet te ontberen, en men moet daar„ op een purgeermiddel geven. Wanneer men dit s, op de behoorlyke wyze verrigt, voordat men tot „ de Laudanum overgaat, dan zal dit nu in een „ kleine hoeveelheid aan het oogmerk beantwoor,, den, daar het te voren in een groote hoeveelheid „ niets uitrigtede. Ten tweden, hcbbe ik door dc „ ondervinding geleerd, dat wanneer de zieke Jang,, zamerhand aan de opium gewent, en men te voren „ niet de behoorlyke ontlastingen gemaakt heeft, hy door het wederkomen der pyn genodigd word , om a daaglyks het opiaat gedurende eenige jaren te gc- bruiken, en daarvan de giften te vermeerderen, „ zodat het hem eindelyk onmooglyk is dit middel te s, ontberen, offchoon daardoor de fpysvertering aanS3 merklyk lyd, en de natuurlyke werkingen zeer « Verzwakt worden. Ik begryp intusfchen niet, daf  ( 357 ) „het gebruik der opium de herfenen, zenuwen, en "dierlyke kragten (animal faculties) onmiddelyk L krenkt. " De derde trap van deze ziektegefteldheid is de rotagtige loop, die weder of eenvoudig, of met koorts verbonden is. De vogten worden in dit jaar..etyde ligt fcherp en na de ingewanden gebragt, daar L veel hitte, een zeer onaangenaam gevoel, en een gedurige neiging tot ftoelgang veroorzaken. Het water heeft dezelve kleur, die het in het galkolyk heeft. Deze toevallen komen dus van dezelve oorzaken voort, en zyn alleen maar van het galkolyk in zommige opzigten onderfcheiden, dus is b. v. in het kolyk de buik eenigzints verftopt, daar in de loop op 4e pyn ftoelgangen, of liever een neiging tot ontlastte-volgt, want na de eerfte of twede ontlasting is de°afgang gering. Een lyder verhaalde my, dat hy in een nagt twintig ftoelgangen had, en dat al wat hy was afgeweest, behalven dc urine, geen half pint bedroeg. Ik heb altyd opgemerkt, dat de pyn dies te minder is, hoe fterker de ftoelgangen zyn, en daarentegen, dat wanneer de zieke weinig afgaat, hy veel meer en pynlyker ftoelgangen heeft. Ik ben van geda-te, dat de ftof by de loop fcherper is als in ahdere"ziekten van deze gefteldheid, omdat de zieke meer over verlies van kragten klaagt en de pols zwakker is en dat men daarom hier meer verdunnen en ook meer zuren gebruiken moet als in het kolyk. Hierom is het ook zeer gevaarlyk om den afgang van deze fcherpte in het minste te ftuiten. Want, byaldien zy niet onverhinderd door den afgang kan geloosd Z 4  ( 35* ) worden, word zy ligt door het warme weer en de neiging tot zweten in het bloed opgenomen, daar zy alle dc vogten befmet, en zich daarmede zo fterk vermengt, dat zy naderhand niet dan zeer moeilyk daarvan wederom kan afgezonderd worden. Dit geeft aanleiding tot het ontftaan dier koorts, welke Sydenham de dyfenterifche koorts noemt, die altyd van een boosaartige natuur is. in de behandeling der persloop koomt het vooral hier op aan, dat men vooreerst alle dag genoegzaame gebondene ontlastingen bezorge , welke altyd evenredig moeten zyn aan de ftof, die ontlast moet worden, cn dat men zich ten tweeden van die middelen bedient, welke de ftof verdunnen , en deszelfs fcherpte inwikkelen. Hierdoor word niet alleen het bloed langzaam gezuiverd, maar de ingewanden worden ook hierdoor voor ontvelling bewaard; en ik kan uit ondervinding zeggen, dat er weinig perslopen zyn, die uit déze oorzaak ontftaan, welke niet door deze behandeling kunnen herfteld worden, byaldien men daarmede maar vroeg genoeg begint, de behandeling zelve behoorlyk gefchied, men daarmede lang genoeg aanhoud, tot dat dc oorzaak overwonnen is, cn eindelyk men den leefregel ook zo inrigt, dat niet alleen de ziekteftof verbeterd, maar dat ook, wanneer de trek tot vaste fpyzen wederkoomt, geen nieuw voedzel aan dc ziekt-p gegeven worde. Het beste voedzel is brood, gort, ryst, of vrugtert, hetwelk men met citroenfap, fuikcr of honig aangenaam kan maken, cn wanneer dit den zieken gevalt, kan- rnen er ook wynftccnroom, bjyocgen,.  C 359 ) Veelen hebben aan de braakmiddelen een fpecifique kragt tegens den persloop toegefchreven, en zy zyn ook buiten twyfel nuttig om in het begin de maag te ontlasten; ik heb intusfchen veele honderden van den persloop • zonder braakmiddelen genezen. Ik geef zelden een braakmiddel, wanneer ik zie dat de gal door zagte ontlastende middelen na beneden gevoerd word, en dat de zieken daardoor verligt worden, byaldien er geene tekenen van opwellende ftoffen in de maag aanwezig zyn, die een braakmiddel vorderen. Maar wanneer de zieken wateragtige afgangen hebben, die niet zo veel verligten als ik verwagt had, vermoede ik, dat de galbuizen verftopt zyn, en daarom geef ik een fchielyk werkend braakmiddel, waarna de gal in een grootere hoeveelheid uitgevoerd word. By eenige menfchen van een zwartgallig geftel, ben ik genoodzaakt geweest om den anderen dag een braakmiddel te geven, en dit drie of viermalen te herhalen, voordat ik de verlangde uitwerking verkrygen konde. Dit is egter noodzaaklyker in dc maanden van September en Oftober, dan in de loop, die vroeger in July word waargenomen. Want de geele gal is veel dunner, zeer fcherp, en word veel ligte? 5n beweging gebragt. Daarenboven zyn de aalbesfen, kruisbesfen en kersfen in dit faifoen zo volmaakt goed, dat zy alleen genoegzaam zyn, om de gal op te losfen cn beweegbaar te maken. Het vooroordeel, hetwelk men te voren tegens het rype fruit had in de persloop, is eindelyk door het eenftemmig getuigenis van alle kundige artzen gelukkig weggenomen, zo dat ik daarvan niets yerder behoeve te zeggen. Het pür2 5  ( 56o ) geermiddel, hetwelk ik gemeenlyk in dit geval geef, beftaat uit manna en Tartarus folubilis, die ik by kopjes, in gerstenwater of amandelmelk ontbonden, alle uur laat toedienen, tot dat er behoorlyke ontlasting volgt. Hierop laat ik daarmede tot aan den volgenden morgen ophouden, wanneer ik het op dezelve wyze herhaale, en daarmede alle morgen voortga, tot dat de ziekte ophoud, zonder daarby een opiaat of zamentrekkend middel te voegen. Na iedere ontlasting, die de zieke by dag of by nagt krygt, laat ik iets van een zagten zuuragtigen drank drinken. De eerfte tekenen van beterfchap zyn, dat de zieke geen pyn meer gevoelt, wanneer hy ontlasting zal krygen, de pols en welgemoedheid der zieke vermeerdert, den ganfchen nagt door te bed kan blyven liggen , zonder dat hy behoeft op te ftaan om ftoclgang te hebben. De ontlastingen beginnen daarna lyviger te worden. De eetlust word nu ook beter, en de zieke krygt meer lust tot vaste fpyzen, en eindelyk komen er zuure oprispingen, welke Hippocrates reeds onder de goede tekenen van een langdurige loop gehouden heeft. Aph. Secl. VI. en Epidem. lib. II. Sed. 2. „In „ diutumis lavitatibus inteflinorum; fi, acidus ruclus „ Juperveniat, qui prius non extiterit, bonum eft fignum." Wanneer men dit teken gewaar word, zal de rhabarber dienstig zyn , en de warme opiaten, wanneer zy aangewezen worden, zullen nu geen nadeel meer toebrengen. Ik kan intusfchen uit herhaalde ondervinding geen van beide nuttig vinden in het eerfte begin der ziekte, offchoon zy, nadat de ziekteftof door  t > zagte purgeermiddelen weggevoerd, en door rype vrugten en zuure dingen verbeterd is, van dienst kunnen zyn. Alle die den persloop gehad hebben, moeten nog gedurende eenige dagen een zeer ftrengen leefregel houden, en eenige weken veel beweging maken en de vrye landlugt genieten. Doen zy dit niet, dan lopen zy gevaar van weder inteftorten. Ik ben niet van voornemen, om hier van alle foorten van dyftnterie, of van derzelver verfchillende behandelingen in alle gevallen te fpreken, maar ik zal alleen de natuur van die foort van persloop verklaren, die hierin July en Augustus dikwyls epidemisch heerscht. Ik geef hier alleen een algemeen ontwerp van behandeling, om een denkbeeld der ziekte te geven. De eerfte tekenen der ziekte zyn een gevoel van zwaarte en benauwdheid; hierop volgt een ligte huivering, en daarna eenige hitte cn pyn in het hoofd, den rug en ledematen, die egter fchielyk weder bedaren, en opgevolgd worden door pyn in de maag en onderbuik. Na eenige uuren komen er afgangen , die de voorgaande toevallen wegnemen, in welk geval de ziekte een eenvoudige dyfenterie is. Maar wanneer des niet tegenftaande de toevallen eer vermeerderen , dan verminderen, en gedurende den buikloop blyven aanhouden, dan is het een dyfenterifche koorts, welke de laatfte periode van deze ziektegefteldheid uitmaakt. Het groot verlies van kragten , en de neêrflagtigheid, die dikwyls met deze koorts vergezeld gaan, hebben gemaakt, dat snen ze onder de kwaadaartige koortfen rangfehikte; en de groote geneigdheid tot zweeten, die men dikwyls in deze  C 3*2 ) koorts gewaar word, konde ons ligt in het denkbeeld brengen, dat de natuur hier even als in de pestkoortfen, de boosaartige ftof door de huid zogt uit te dryven. Dc ondervinding leert egter genoegzaam, dat niet alleen het vroegtydig zweeten fymtomatisch of 3, herfst, even zobeftendig, als de zwaluwen in het begin van het voorjaar, en de koekoek tegen het mid- den van den zomer." Maar dc dyfenterie en de dyfenterifche koorts waren nog niet geheel overgegaan, want ik had nog verfcheide zieken, die beide ziekten te gelyk, en ook anderen, die een galkolyk hadden. De cholera fchynt inderdaad van dezelve natuur te zyn, en uit dezelve oorzaak voort te fpruiten als het galkolyk, maar zy verfchild daarvan. Vooreerst, dat $ het galkolyk de loop der gal yerftopt is, daar inte-  ( 373 ) gendecl in dc waare cholera een o vervlo eijing van gal plaats heeft. Ten tweeden , fchynt de cholera meer te ontftaan by zulke menfchen, wier bloed en vaten in een goeden ftaat zyn, waardoor ook de koking en crifis fchielyker tot ftand komen, dan in het galkolyk. Ten derden, is het niet nodig in een cholera de natuur aan te zetten, dewyl zy van zelve werkzaam genoeg is, en er voor de kunst niet ovcrblyft, dan om de ftof door veel drinken en zagte clysteeren te verdunnen, tot dat de ftof geheel, of voor het grootfte gedeelte ontlast is, waarna, en niet eer, de opium van nut kan zyn. Men behoeft geheet en al op dc krampen en fpanningen geen agt te geven. De fcherpte van de geele galftof, is de oorzaak van alle de toevallen, en deeze zullen aanftonds bedaren, zodra deze fcherpte is weggenomen. Een van de eerfte drie zieken, vereischte een fterke aderlating, en het afgetapte bloed was zeer ontftoken en geel. De andere twee liet ik zo dikwyls als zy braakten veel gerftenwater, watergruel of hoendernat drinken, en alle uur een pint van dezelve dingen door een clysteer inbrengen. Zodra de afgangen niet meer ftinkend of donker van kleur waren , en het geen zy braakten niet meer bitter fmaakte en een tegennatuurlyke kleur had, liet ik haar de mixtuur-van van Swieten N°. 3 gebruiken, endaarmede voortvaren tot dat de braking opgehouden was. Maar als de braking van zelve ophield, liet ik hun geen opiaat nemen, zelf wanneer het purgeren aanhield. By een van myne zieken was ook alleen het opiaat maar nodig, en de derde lepel ftilde reeds dg Aa 4  (374 y braking. Ik heb intusfchen verfcheide gevallen gezien , waarin veel meer gevorderd wierd , en ik weet gevallen, dat men in de West-Indien in deze ziekte eene zeer groote hoeveelheid opium heeft moeten geven, voordat men de algemeene kramp heeft kunnen wegnemen, die in deze landen gemeen fchynt te zyn. Ik liet myne zieken den volgenden snorgen een zagt purgeermiddel nemen, en alle morgen den buik open houden met manna en Tartar. fadub., tot dat de tong geheel zuiver, de huid koel, en de pols langzaam wierd. Gedurende dezen tyd verbood ik hun alle vleesch en fterke dranken, maar ik Met hun rype vrugten, wey, en zagte dranken gebruiken. Door deze behandeling hadden wy geene kwaade gevolgen of inftortingen. Op dezen zeiven tyd, den 20 Augustus 1769, zag ik drie menfchen, die een waare galkoorts hadden. De maag was by hen niet fterk aangedaan, zy hadden geen pyn of gevoel van volheid in de ingewanden, of tekenen van doorloop , intusfchen was de tong als in de dyfenterifche koorts, en zodanig was ook het water cn het bloed gefield. De pyn in het hoofd en ïn de lenden was zeer hevig, de hitte zeer fterk, en de onrustigheid zeer groot. By twee van deze lyders verdween de koorts zeer fchielyk op de gewowe wyze, maar by een ander duurde zy veertien dagen, en veranderde toen in een dubbele anderendaagfche koorts. Ik kwam by dezen lyder niet voor den twaalfden dag der ziekte, wanneer de lugt door den regen zeer verkoeld Was. Den 2 2ften wierd de Wind noordelyk, en de avonden wierden koud. Dqn  ( 377 J Door alles wat ik uit het lezen der beste fchriften, den omgang met de kundigftc artzen > en myne eigene veeljarige ondervinding heb kunnen leren, ben ik overtuigd, dat men de koorts en dc toevallen van de rotagtige ziektegefteldheid, best volgens de regelen door Sydenham opgegeven behandelen kan; en dat deze ziekten nu juist dezelve zyn, en gene anderen als zy in zyn tyd waren, dat zy even min als de planten veranderd zyn, en ook altyd dezelve blyven zullen. „ Iedere foort van ziekten, zegt Sydenham, (SeS. 11. cap. s. art. 9.) bezit zo wel-, „ als ieder foort van planten en dieren, zekere by„ zondere en gelykvormige eigenfchappen, die van „ haar wezen en natuur zelf voortkomen, en daarom „ ook altyd moeten voortduren, offchoon wy ze door „ onze bepaalde vermogens niet bevatten kunnen. „ Intusfchen kunnen wy tog de ziekten met een goed „ gevolg leeren behandelen, offchoon wy de oorza„ ken niet kennen, dewyl het by de behandeling der „ ziekten niet zo zeer op de kennis der oorzaken, „ als wel op een goede en door de ervaring beves„ tigde geneeswyze aankomt. " Offchoon het onmooglyk is om een vaste wyze van behandelen van die ziekten, die van een rotagtige gefteldheid ontftaan, vastteftellen, die aan gene uitzonderingen onderworpen is , zullen egter de volgende regelen over het algemeen nuttig zyn. Eerste Regel. Daar het aderlaten nodig is, moet dit de eerfte ontlasting zyn, die men begint, waarna de andere des te onfchadelyker en vermogender zullen zyn.  C S7§ ) Tweede Regel. By velen word een braakmiddel vereischt, dewyl de onreine ftof in de maag in beweging geraakt is. Derde Regel. Het purgeren is altyd noodzaaklyk, en men moet de geheele ziekte door open Jyf houden. Vierde Regel. JSwetcn voor fchynen. Zesde Regel. Rype vrugten en zuuren zyn de eigenlyke oplosfende en verbeterende middelen dezer rotagtige ftoffen. Zevende Regel. Allp dierlyk voedzel is ten hoogften nadelig, zo lang de hevigheid der ziekte niet verminderd is. Achtste Regel. Alle opiaten, heete zweetdryvende middelen (alexihp armics) en ipaanfchevliegpleisters zyn ongefchikt en nadelig, zo lang de pols niet zwakker geworden is. Negende Regel. Een matig en van zelf komend zweet gedurende den nagt is nuttig, nadat de koking gefchied is, en tegens het einde der koorts. Maar de koorts moet van het begin af wel behandeld zyn, anders zal het fchadelyk zyn. Tiende Regel. De koortsbast is nuttig, wanneer er tekenen van koking en fcheiding voorafgegaan zyn, vooral wanneer de pols gezonken, cn de mond niet zeer droog is.  C 379 } Elfde Regel. Wanneer er by deze foortvaü koorts een hevige hoofdpyn is, geeft het aderlaten meer verligting als de fpaanfchevliegpleisters of campher. Men kan, wanneer de pols gezonken is, in plaats van aderlatingen bloedkoppen zetten. Twaalfde Regel. Alle dranken moeten kond, maar de clysteren warm zyn, en de zieke moet overdag opzitten. Moeten wy dan niet vragen, als wy deze regelen overwegen, wat de reden is, waarom mannen, die zelf Hippocrates en Sydenham gelezen hebben, een tegengeftelde behandeling niet zelden volgen? Dit fchynt in den eerften opfiag vreemd te zyn; maar wy behoeven ons niet meer te verwonderen, wanneer wy in aanmerking nemen, dat er een groote trap van geduld en oplettenheid vereischt word, om de natuur in haar trage manier van werken te volgen. Artzen, die een levendige verbeeldingskragt hebben, dringen er altyd op , dat men zich altyd van geneesmiddelen bedienen moet, die regt tegen de natuur der ziekte overgefteld zyn. Maar Hippocrates zegt: „ contraria paulatim adhibere oportet, & inter„ dum quiefcere. Periculofius cenfeo incidere in Medicum, „ qui nefciat quiescere, quam qui nefciat contraria ad„hibere, nam qui nefcit quiefcere, nefcit occafiones „ contraria adhibendi; quare nefcit contraria adhibere. „ Qui nefcit contraria adhibere, tarnen fi prudens ejt, „ feit quiefcere, atque fi prodeffe non potest, tarnen non „ obest. PraftantiJJimus vero eft Medicus eruditus pa„ riter ac prudens, qui novit feftinan lente f pro if*  i 38° > if fius morbi wgentia, auxiliis inflare, atque In occa* fione uti maxime opportunis alioquin quiefcere. " Sydenham verkreeg zyne groote kennis van hevige ziekten daardoor alleen , dat hy de natuur in hare werkingen geduldig waarnam. (Secl. V. Cap. XVII. art. 10) „ Ik rekcne het zegt hy, in het „ geheel geen fchande te bekennen, dat ik in de ge„ nezing der koortfen, wanneer ik geene duidelyke „ aanwyzing had, die my toonde, wat ik doen moest, „ geheel niets gedaan heb. Ik zorgde dus op de „, beste wyze, zo wel voor het leven van myne „ zieken, als voor myn eigen goeden naam. Want „ terwyl ik zorgvuldig de ziekte waarnam , om daarV, uit te leeren, hoe ik die zoude behandelen, genas „ de ziekte of van zelve , of zy wierd zodanig ver„ anderd, dat zy my genoegzaam toonde, welke S) middelen ik gebruiken moest om die weg te nemen. Het is in der daad te beklagen, dat de zieken over het algemeen niet weten, dat het zomtyds zo wel de pligt van een kundig geneesheer is, niets te doen als op andere tyden, de kragtigfte „ geneesmiddelen voor te fchryven. Want daar zy „ denken, dat de geneesheer altyd en op het oogen„ blik als hy by de zieken geroepen word iets doen moet, beroven zy zich, in zo verre de geneesheer zig na hare vooroordelen fchikt, van die .„ voordelen, welke een goede en behoorlyke behandeling zoude te weeg brengen , maar zy bena,> delen zynen goeden naam zeer, en fchryven het 4i aan verzuim of onwetenheid toe, wanneer h/  C 381 ) }, deugd en-eer genoeg bezit, om te weigeren zicS „ na hunnen wil te fchikken. De onkundigfte kwak„ zalver weet zo goed als de beste geneesheer zyne „ zieken met artzenyën te overladen, en doet het „ gewoonlyk nog veel fterker. " Op een andere plaats zegt hy: „ dat het een godslastering zoude zyn, wanneer men geloofde, dat de natuur onbe„ kwaam zoude zyn om ziekten te genezen, dewyl ,, men dan God een onvolkomenheid zoude toefchry„ ven, die zo veel zorg voor de bewaring van het „ dierlyk leven gedragen heeft. " „ Wy weten alle, „ zegt hy op een andere plaats, dat de natuur een „ koking der ziekteftof te weeg brengt, maar niei, mand onzer begrypt, hoe dit gefchied. Wy kun„ nen daarom deze werking niet als toevalliger wyze „ byftaan. Maar wanneer wy de ziekte genoegzaam „ kennen, dan weten wy ook, welken weg de na„ tuur verkiest om de ziekteftof met het beste ge,, volg na de koking te ontlasten, en hier kunnen „ wy van dienst zyn. " Met een woord, ik vind dat de kunst zo wel als onze artzen heden ten dage nog dezelve zyn, als ten tyde van Sydenham, en daarom zal ik van hem affchryven, wat hy over dit ftuk gefchreven heeft, in die orde waarin hy fchreef, waardoor ik misfehien eenige vooroordeelen beter dan door myne eigene woorden zal uit den weg ruimen. Verfcheiden geneesheren befluiten naar de theorie, dat wanneer men een ader opende, voordat men de zieke purgeerde, men daardoor de opflorping van de onreine ftoffen in het bloed zoude bevorderen. De ondervinding leert  t s3« ) Intusfchen, dat daardoor de ontlasting door ftoelgan-? gen nog eerder bevorderd word. „ Maar in het eerfte tydperk van epidemifche ziekten, moet men wel it zorg dragen, dat men voor het aderlaten geen purgeermiddel toediene. Ik houde dit altyd ftaan„ de, offchoon men in de tegenswoordige praétyk „ purgeermiddelen voor het aderlaten geeft, of het „ geen nog gevaarlyker is, zonder in het geheel ader „ te laten, daar tog een purgatie na de aderlating „ genomen, gemaklyker werkten minder prikkelt, dan voor de aderlatingi Ik ben geneigd om te geloven, t, dat veele, die dezen regel niet gekend of denzelven .,, verwaarloosd hebben, hier door om het leven ge„ komen zyn. Ik heb dit uit een lange ervaring ge,i leerd, die in deze gevallen de zekerde wegwyzer „, is, en het zoude, wanneer wy onze praftyk niet „ daarna moesten inrigten, beter zyn om de kunst geheel weg te werpen. Men gaat met het leven j, des lyders maar al te nalatig om. Aan den eenen „ kant gefchied dit door de kwakzalvers, die de ge„ fchiedenis en geneeswyze der ziekten geheel en al „ niet kennen, en alleen van recepten voorzien zyn*, „ en aan den anderen kant ook door ydele ingebeelde „menfchen, die zich op de theorie alleen verlaten. „ Beide foorten van artzen fchaden met vereenigde „kragten, en doden meer zieken, dan de ziekten „ aan zich zelve overgelaten, doen zouden. Die me„ thode, en wel die alleen, zal de zieken hulp ver„ fchafien, die haare geneezingsaanwyzingen uit de „ pathognomonifche kentekenen der ziekte opmaakt, >, en die door de ondervinding bevestigt* jHierdopx  ( 383 ) *, verwierf zich Hippocrates dien grooten roem. „ En byaidien de geheele kunst door iemand op deze „wyze behandeld was, zo zoude, offchoon de gc„ neezing van een of twee ziekten voor den gemee„ nen man geen geheim zoude zyn, de kunst meer „ voorzigtige en kundige lieden vorderen, dan nu „ gefchied, en egter niets van haar aanzien verliezen. „ Want daar de werkingen der natuur , op wiens „ waarneming de geheele pracTyk gebouwd is, veel „ fyner dan in eenige andere kunst zyn, die op de „ waarfchynlykfte vooronderftelling gebouwd is, zo „ zal ook de geneeswyze, die de natuur ons aan de „ hand geeft, veel meer de gewoone bekwaamheden „ overtreffen, dan die, welke de philofophie leert. „ Wy hebben hiervan een bewys in koortfen, (die „ twee derde uitmaken van de ziekten waarvoor een „ geneesheer geroepen word) en ik kan my hier op „ het getuigenis van elk verftandig man beroepen. „ Is er wel een kwakzalver, hoe onkundig ook, die „ niet denkt, dat hy een koorts behandelen kan, by„ aldien hy (na het in het algemeen aangenomen ge„ voelen) deze twee aan wy zingen maar in het oog „ houde: vooreerst, om de ziekteftof door zweetmiddelen uit te dry ven; en ten tweeden, om de „ toevallen te verligten, die uit dat foort van ontlastingen voortkomen. Want het is zeker, dat hy „ door het gebruik der theriakel , de zamengeftelde ., pocijer van kreeftenfeharen (Gafcoin's powders), „ pestwater &c. en een daarmede verbondene heete „ behandeling het zweet zal uitdryven, hetwelk alles „ is, wat hy zich in de genezing dezer ziekte voorBb  ( 3*4 ) s, field, vooral als hy hy geval van eene met de ziek„ te zamenlopende kwaadaartigheid gehoord heeft, „ En met betrekking tot de verligting der toevallen* „ heeft hy ftroop van ilaapbollen in gereedheid, orn" „ hem flaap te bezorgen, wanneer hem *ust ont» breekt, en een clysteer, wanneer de zieke hardlyvig „ is enz. Wat het intusfchen voor een foort van „koorts is, die hy genezen wil, dit kan hy nog „ van zich zelve, nog uit de uitwerking der voorfchrif.„ ten ontdekken, byaldien wy alleen maar geloven, at zo als onze nakomelingen zeker doen zullen, dat „ er verfchillende foorten van koortfen zyn, die meestendeels ieder een byzondere behandeling ver>, eifchen, en dat verder dezelfde koorts een geheel >, andere behandeling in het begin, dan in het verB, volg nodig heeft. Maar kan nu iemand, die geheel br onwetend is omtrent de natuurlyke gefchiedems der 3, ziekte, die ons alleen de waare wyze van behane, deling kan leren, wel uit een weinig in 't ooglo„ pend toeval de ziektenaanwyzingen opmaken, daar >, hy niet beoordeelen kan, of die een gevolg zyner 3) behandeling, of der ziekte zelve zyn." Het purgeren voor de koking wierd te voren ook door de befpiegelende artzen verworpen. Daar intusfchen dit vooroordeel nu gelukkig weggenomen is, aal ik my nu hier by niet langer ophouden. Sydenham zegt, dat de regel incocla non movendafunt alleen op zweeten kan toegepast worden , en dat in de meeste koortfen, in de meeste tydperken derzelve, vooral by die geene, die van een galagtige of rotagtige natuur zyn, het allernodigst is,open Jyf te houden.  ( 335 ) Het derde gemeen vooroordeel was, dat het gevaarlyk was, de zieken de vrye lugt te laten genieten , hen uit het bed te nemen, en koude dranken te geven. Wat de verfche lugt en de koude dranken betreft, word tegenswoordig derzelver nut in alle rot- en galziekten zo algemeen erkend, dat men niet nodig heeft, dezelve verder aan te bevelen. Daar het intusfchen by ons nog geen doorgaande gewoonte is, de zieken uit het bed te nemen, en ze door den dag te laten opzitten, en dat hetzelve nog die geene niet allen doen, die Sydenham en de Haens fchriftcn gelezen hebben, zal ik uit de eerfte hier eenige plaatfen aanhalen, waarin hy deze behandeling aanpryst. „ Ik weet wel, zegt hy, (epift. ad G. Cole art. j,, 19.) dat men tegen myne gedagten, om den zie„ ken gedurende den dag te laten opzitten, veel kan „ inbrengen, 't welk op de gemoederen van 't ge„ meen indruk kan maken, en waarop zig de ge„ neesheeren van een lager foort gewoonlyk beroe„ pen, op dat die door hunnen invloed deze kwalyk ge„ vestigde redeneringen onderfteunen zouden, die „ zich beter naar hunne inzigten fchikken, dan die „ geene, welke het gevolg zyn van een ryp overleg „ van veel meer doorziende menfchen. Daar nu de „ grootfte hoop alleen de dingen oppervlakkig zien „ kan, en weinigen tot den grond der dingen door„ dringen, zo behouden deze flegte artzen, onder de „ befcherming van den grooten hoop, ligt de over„ hand boven die geene, die meer doorzigt hebben, Jïb s  ( 386 ) „ en die dikwyls bloot geftcld zyn aan den laster, „ maar dezelve geduldig verdragen, om dat zy de „ waarheid en de verftandige lieden, die egter het „ kleinfte gedeelte der menfchen uitmaken, voor zich „ hebben."• Na eene lange ondervinding , en een overvloedige behandeling van rot- en galziekten, zegt hy in een van zyne laatfte werken (Schcd. monit art 15.) Daar deze ziekte ligter het hoofd aantast" „ dan eenige andere ziekte, die ik gezien heb, en ». daar van daan 00k "iet zonder veel moeite en'ge„ vaar kan gehragt worden, rade ik myne zieken al„ leen des nagts ongekleed te bed te liggen. Maar „ als zy zo door de ziekte verzwakt zyn, dat zy „ niet overeind kunnen zitten, laat ik ze gekleed op „ een bed of rustbank zitten, zo dat het hoofd wat » hoger ligt, en ik draag zorg, dat er niet meer ,> vuur in de kamer gemaakt word, dan waaraan zy, v gezond zynde, gewoon zyn." Ik heb boven in het hoofddeel van de fynochus non putris reeds gefproken van het nut, hetwelk het overeind zitten teweegbrengt in alle zulke gevallen, waarin de koorts het hoofd aandoet, en ik zal dit zo dikwyls herhalen, als ons dit toeval weder voorkoomt terwyl ik volkomen van dc waarheid dezer zaak overtogd ben, en daarom gaarne het algemeen vooroordeel daar tegen uit den weg wilde ruimen. Wanneer een koorts de herfenen dreigt aan te doen vertonen zich de volgende toevallen: vooreerst, is pr een gevoel van verwarringen zwaarte in het hóófd' met vliegende of fchietende pynen, die langzamerhand fterker en aanhoudender worden, tot dat zy ein-  C 3*7 ) delyk blyven voortduren, waarna de pyn ondraaglyk word; hierop volgt aanftonds de yling. Zodra de zieke begint te yïen, verdwynt de pyn, of liever de zieke klaagt nu niet meer daarover, en fchynt die niet meer tc gevoelen; maar hy antwoord, als men hem vraagt, hoe hy vaart, fchielyk en afgebroken , dat hy zeer wel is. Een fransch geneesheer plagt te zeggen: „ Als de zieke antwoord, ik ben „ wel, dan is dit woord alleen genoeg om te denken, „ dat hy ylt." In alle deze gevallen zoekt dc zieke uit het bed te komen, op te zitten, en zelfs van de eene kamer in de andere te gaan. Ongelukkig* zyn de oppasfers al te zorgvuldig om hem dan in het bed te houden , cn warm toe te dekken. Ja men laat hem dikwyls drie of vier dagen lang met twee fterke menfchen worstelen, en die op hem leggen. Om nu al deze elende voor te komen, weet ik geen beter raad, dan dien ik te voren reeds gegeven heb. Men laate naamlyk den zieken toe, dat hy zichklede, en in een armftoel zitte , men fcheere zyn hoofd kaal, men wasfche het wel met azyn, en zette hem een dunne linnen muts op. Als het den zieken verveelt langer op te zitten, dan kan men hem gerust op een bed of rustbank leggen, als men maar zorg draagt, dat zyn hoofd hoog geplaatst zy; zyn voedzel moet verkoelend zyn, en men moet den buik door clysteeren, die na omftandigheden herhaald worden, open houden. Met deze behandeling dient men voort te varen , tot dat de yling ophoud, of dat de pols zinkt en de zieke geheel uitgeput fchynt te zyn, dan zal hy misfehien op zyn Bb s  C 388 ) ftoel beginnen te fluimeren, hetwelk hem geen kwaad zal doen. Byaldien de tong vogtig, de buik open, de pols zagt, en de zieke zwak is, dan, en niet eer, moet men het hoofd met een fpaanfche vlieg bedekken, enhemjuleppenmetcampher, Spir. Mindertr., en antim. diapkoret. geven. Wanneer de zieke, na dat dit gefchied is, na bed wil gaan, moet men hem dit toelaten, en wan" neer hy ftil mogt blyven liggen, in flaap vallen, of zelfs aan het zweeten raken, moet men hem ftil in het bed laten liggen, dewyl dit alles te kennen geeft dat het toeval verdwynen zal. Maar byaldien des mettegenftaande de fterke razerny mogt wederkomen, moet men hem weder uit het bed nemen , en als te voren behandelen. Ik heb op deze wyze een menigte van zieken behouden, daar men my toeliet myne begrippen te volgen, en ik geloof, dat er ook eenige door een tegengeftelde behandeling geftorven zyn, die op deze wyze zouden hebben kunnen behouden worden. Het gelukkig gevolg dezer behandeling word ook door de waarnemingen van Sydenham, niet alleen in de rotkoortfen van den zomer, de galkoortfen van den herfst, en de kinderpokjes, maar zelfs m de ontftekingaartige borstziekten, bevestigd, zo als men overal uit zyne werken zien kan. Hy ftelt overal ontwyfelbaare waarnemingen tegen de ongegronde vooronderftellingen der befpiegelende artzen over, voor welke hy zyne vcragting in de volgende woorden, in den brief aan D'. Cole, art. s6 uitdrukt. 0 „ Deze veerkeerde behandeling, zegt hy, berooft  $ niet alleen het menfchelyk geflagt van die byzottdere voordelen, welke het van de openhartigheid " van veele geneesheeren gewinnen zoude, maar zy ** maakt ook de geneeskunde meer een kunst van „ praten, dan van genezen. Het is helaas zo ver „ gekomen , dat leven cn dood alleen daarvan af" hangen, of de philofoof wel of kwalyk geraden "„ heeft, iets het welk altyd zeer wisfelvallig is, daar "„ de eerfte uitvinders van zulke befpiegelingen en „ hunne blinde navolgers, omtrent hunne hersfenfchim„ men met de grootfte hitte geftreden hebben, of„ fchoon zy ook geen van allen gelyk hebben. Want offchoon wy door groote oplettenheid ontdekken '„ kunnen, wat de natuur doet, en de werktuigen die " zy daartoe aanwend, zal de manier van werken voor ons tog altyd een geheim blyven. En niet „ tegenftaande het duidelyk genoeg blykt, dat de 1 „ hcrfcnen dc oorfprong van gevoel en beweging, „ en de bewaarplaats der gedagten en der geheugens „ zyn, zo is het egter onmooglyk, dat dc ziel zelfs (] „ door de naaukeurigftc befchouwing en overweging , „ het zo verre zoude kunnen brengen, dat zy zoude „ kunnen begrypen, op wat wyze zulk een dikke; '„ ftof, een foort van pap, die niet eens zo heel "„ kunstig gemaakt fchynt te zyn, tot zo een edel „ gebruik en voor zulke uitmuntende werkingen ge„ fchikt kan zyn; en men kan ook geenzints uit den l, aart en het maakzel van deszelfs delen begrypen, „ hoe of de een of andere byzondere werking daar'„ door kan verrigt worden. " (/. c. art. 42.) Wan,} neer ik getoond heb, hoe de hier opgegevens Bb4  ( S9° ) „ hoofdaanwyzingen, die men in de behandeling volm gen moet, kunnen vervuld worden, dan heb ik „ mynen pligt als geneesheer vervuld, doch niet als „ receptfchryver, welke beide kunsten, talenten of » amPte"- zo als men die ook noemen wil, hemels» breed van elkander verfchillen. "  ( S9t ) ie voren gezien had, en van de bastaard longomfte* king, in veele opzigten verfchilde. De oorzaak, waarom de galkoortfen by ons zo gemeen zyn, is het al te overvloedig en algemeen doorgaand gebruik van vet vleesch en boter. Dit maakt, dat een ieder altyd de zaden van die gele ziekteftof met zig voert, die wy gal noemen. Wanneer nu de uitwazeming door het een of ander toeval, vooral door de dampigheid van het weêr belet word, dan moet er of een doorloop ontftaan, of deze fcherpe ftof moet zig in de vaten ophopen, hetwelk men uit de kleur van het weivogt, en zomtyds zelf van den koek in het afgetapte bloed zien kan (*). Offchoon Sydenham deze ziekte het eerst in February 1685 opmerkte, moet men egter dit jaarfaifoen niet houden voor het geene , waarin de galagtige gefteldheid natuurlyker wyze ontftaat, men moet dit als een buitengewoon toeval befchouwen, het- (*)Dc xotvcro?) of heete koorts van Hippocrates, was engetwyfeld een ontftekingkoorts, die met gal vermengd was. Ik heb deze koorts te voren onder de ontftekingkoortfen geteld, omdat zy hier meer in het voorjaar, dan in den herfst word waargenomen, en een fterke antiphlogistifche behandeling vordert, voor dat men purgeermiddelen durft te geven. Een heete koorts , vereischt zelf in het fterkfte van het galagtig jaarfaifoen, veel meer aderlatingen, als een gemene galkoorts, en offchoon er gal mede vermengd is, kan men ze eer een ontfteking- als, galkoorts noemen. Ik heb die daarom in 't voorjaar eenvoudig caufus, maar in den herfst caufus biliofus genoemd. Deze ontftaat, wanneer in een volbloedig geftel een galkoorts voorvalt. In dit geval komt er een remisfie, nadat men eene behoorlyke aderlating gedaan heeft. De waare heete gntflekingkoorts krygt in tegendeel zo fpoedig geen remisfie.  ( 394 ) Welk uit: de toenmalige ongemeene warmte en dam- ' pigheid der lugt in dit byzonder jaar, en geenzints uit de natuurlyke gefteldheid van de maand van February zyn oorfprong nam. Als Sydenham de gefchiedenis van de catarhaalkoorts van February 1686, na de felle vorst van dien winter befchreven had, dan zouden wy het toneel geheel veranderd gevonden hebben. Dan zouden wy gezien hebben, dat, wanneer de zwartgallige gefteldheid door de vorst, die in December en January voorviel, overwonnen was, de zinkingkoorts van February weder deszelfs natuurlyke gedaante had aangenomen, en in July na gewoonte verdwenen was. Ik ftel daarom het natuurlyk begin van het waare galagtige jaarfaifoen in Augustus, en ik volg hierin Hippocrates, die reeds opmerkte, dat de zomer een gele gal maakte, die zig in den herfst openbaarde, maar dat de herfst een zwarte gal te weeg bragt, welke in den winter te voorfchyn kwam. Dit zal in alle Europifche landen het geval zyn, daar de lugtsgefteldheid regelmatig is, of daar de inwoners minder vleeschfpyzcn gebruiken, dan by ons in Engeland , vooral in en omtrent Londen. Dit galagtig jaarfaifoen neemt zyn begin met de cholera, welke volgens Sydenham Cap. 11. art. 11. behoort tot de epidemifche herfstzickten, in Au„ gustus begint, en zyn loop binnen een maand vol„ eindigt, offchoon er ook tegclyk andere ziekten „ plaats hebben, die wel op dien tyd beginnen,maar „ tot den winter voortduren; waartoe de persloop „ van den herfst, en dc anderen en derdendaagfche  ( S95 ) 5, koortfen behoren; welke alle, offchoon zy by eenige weinige een kortcren of langeren tyd du„ ren, gemeenlyk binnen twee maanden ophouden. " Dat is, in de maand van Oftubcr, wanneer dc zwartgallige conftitutie op de galagtige volgt. Wy hebben hier dus een naamlyst (catalogue) van galziekten, of eigenlyk van die ziekten, welke uit de geele ziekteftof voortfpruiten. Deze zyn de cholera morbus (het boord) de diarheen van de herfst, cn de anderen en derdendaagfche najaar§koqrtfen. Men kan ook nog hier toe brengen de galkoorts, en de ongevormde naiaars tusfehenpozende koorts, welke even eens uit de galkoorts voortfpruit, en daarmede verbonden js, als Aq fynochus non putris met de ongevormde voorjaarskoorts. Deze waarneming is, zo als ik boven aanmerkte, Sydenham nietontfnapt, Cap. II. art. 14. zegt hy : „ Tusfehenpozende koortfen ontlenen ha„ ren naam van den tusfehentyd van twee aanvallen, ' en men kan dezelve door dit kenteken genoegzaam onderfcheiden, als men maar agt geeft op de twee ,, verfchillende jaarfaifoenen, namelyk het voor- en „najaar, waarin zy zig vertonen. Intusfchen zyn „ zommige koortfen waarlyk van de natuur van intermitterende koortfen, zonder dat men dit door „ eenig zigtbaar kenteken onderfcheiden kan. Wan„ neer by voorbeeld de tusfehenpozende herfstkoortr "fen vroeg, als in July (ouden ftyl) verfchynen, „ dan nemen zy gewoonlyk aanftonds haare regte ge„ daante niet aan, zo als dit in voorjaars tusfehen„ pozende koortfen plaats heeft, maar zy komen „ zodanig met de aanhoudende koortfen overeen ,  X 296 ) -i, dat men ze niet dan door de grootfte oplettenheid i} kan onderfcheiden; maar zy vertonen zig eerst duï„ delyk, wanneer de heerfchende ziektegefteldheid i, eindelyk iets van zyn volle kragt verloren heeft, „ en op het einde van den herfst verliezen zy haar mas„ ker, en zy vertonen zig alsdan duidelyk te zyn, „ of anderendaagfche of derdendaagfche tusfchenpo*,zende koortfen, zo als zy tog in der daad van \>, het eerfte begin af aan niet anders waren. De geneesheeren zullen zig hierin tot groot nadeel hunner „ zieken bedriegen, wanneer zy uit gebrek van be„ hoorlyke oplettenheid zulke tusfehenpozende koortt, fen voor waare aanhoudende koortfen aanzien. " Sydenham heeft hier een regt denkbeeld der tusfehenpozende herfstkoortfen opgegeven. Zy komen zeldzaam eenvoudig en ongemengd vroeg in hetfaifoen voor, maar zy zyn dan gewoonlyk met een heete koorts verzeld, die in dit jaargety epidemisch is. Dit is de koorts, die Tissot te Laufanne waargenomen, en die Sydenham onder den naam van nieuwe koorts befchreven heeft, dezelve die wy gemeenlyk galkoorts noemen. Ik zal daarom de ziekte eerst eenvoudig, en vervolgens meteen tusfehenpozende koorts verbonden, behandelen. De gewone toevallen van een galkoorts zyn volgens Sydenham twaalf in getal, waarvan er zeven tot het wezen der ziekte behoren, en vyf toevallig zyn. Ik zal die hier met de woorden van Sydenham opgeven, en er alleen eenige aanmerkingen byvocgen. Eerfte toeval. „ Een afwisfelende koude en hitte. "  C 397 ) Dit is een gewoon toeval in veele koortfen, vooral waar onreine ftoffen in de maag voorhanden zyn; wy zien het dikwyls voor de werking van een braakmidV del, offchoon er geheel geen koorts is Tweede toeval. „ Dikwyls een pyn in het hoofd en „ door de leden. " Waarby hy had kunnen voegen pyn in den rug en de lendenen, en alle de alreeds opgegevcne toevallen van een opwellende ftof in de eerfte wegen; byzonder de toevallen , die wy van de geele gal, uit Hippocrates in de fynochus non putris te voren hebben opgegeven. Derde toeval. „ Een pots niet ongelyk aan die var. „ een gezand mensch. " Dit moet men alleen verftaan van het begin, of gedurende de voorboden der koorts. Want zodra de waare rilling begint, cn de werklyke koorts zyn aanvang neemt, word de pols fnel, en overtreft, wanneer men de behoorlyke ontlastingen verzuimt, weldra de fnelheid der pols van de ontftekingkoortfen, Vierde toeval. „ Het bloed koomt overeen met dat ,, van iemand die een borstontfeking heeft. " Dit hangt grootendeels af van de lichaamsgcfteldheid (temperament) der lyders, van de fterkte der rilling, en van den wind, die er waait. In het eerfte begin is het bloed niet zeer ontftoken, maar na eenige dagen krygt het bloed meestentyds een fterkeontftekingskorst, dienaar oude of geele ongel gelykt, de wey is altyd geel; maar op het einde der koorts word het bloed zeer ontbonden. Vyfde toeval. » Meestentyds is er een hoest, die te rii gelyk met de andere toevallen van een ligte tongont-  C 39S ) ■>,Jleking, des te eerder verdwynt,na mate men nog „ verder van den winter af is. " Dit alles is zeer waar, want in Augustus is er byna nooit, en in Sepr tember nog zelden hoest by; maar in October is zy algemeen, en in November zo hardnekkig, dat zy zelden zonder een gekookte fluimlozing afgaat, zq als ik nader op zyn plaats verklaren zal. Zesde toeval. „ Somtydsis er een pyn in den hals en de „ keel in het begin der ziekte , doch deze is zo hevig niet, als in een keelontfteking. " Zevende toeval. „ Offchoon de koorts aanhoudend is, „ vermeerdert zy egter dikwyls des avonds, even als of „ het een alledaagfche of dubbelt anderendaagfche koorts. „ was. " De remisfie kan men zelfs van het begin af aan bemerken, en duurt de geheele ziekte door,wanneer zy behoorlyk behandeld word. Het is een kwaad teken, wanneer men de remisfie verliest en een goed teken, wanneer zy langer word. Is de koorts met een tusfehenpozende koorts verbonden, dan zyn deze remisfies meer volkomen. Beginnen de verheffingen met huiverigheid en rilling, dan kan men verwagten, dat de koorts fchielyk tot een waare tusfehenpozende koorts zal overgaan, vooral wanneer er zig tegelyker tyd tekenen van koking opdoen, en wanneer het water een geel en na geftoten fteen gelykend zetze^ krygt, 't welk in deze meer dan in eenig ander foort van koortfen plaats heeft, Agtfie toeval. „ Er is zulk een groote neiging tot „ (phrenitis) raazing, dat die dikwyls fchielyk van „ zelve aankomt; doch zy koomt niet tot dezelve hoogte „ als inde pokjes en andere koortfen; terwyl de zieke.  C È99 ) y, hier eer ftil 'als hevig ylt, en maar tusfehen beidé wild fpreekt. Dit toeval word zeer vermeerderdi ,i wanneer de zieke altyd, offchoon dun gekleed, te bed a Hg1) want de koorts hier door na het hoofd gebragt zynde, volgt er fchielyk een razerny of Jlaapzugt. " De koorts van den beginne af behoorlyk behandeld zynde, word de zieke niet dikwyls ylhoofdig, en de yling is dan ook gemaklyk weg te nemen. Maar wanneer men, voordat de eerfte wegen gezuiverd zyn> het zweet fterk aanzet in het begin der ziekte, word het hoofd fchielyk aangegrepen. Dikwyls heb ik het nut van een regtovereind zittende houding in gevallen van razerny ondervonden. Ik behandelde voor eenige jaren een fterk jongman ( een leerling van Mesfrs Ws. en G.) die een kwaad föórt van pokjes had. Men was wegens de hevige yling genoodzaakt, hem handen en voeten door middel van een daartoe vervaardigde kleeding vast te binden. (*) Men befpeurde wel dra het nut van een overeind zittende houding, want de razerny, die door deze opzitting wierd weggenomen , kwam weder zodra hy een uur te bed gelegen had. Om dit nu voor te komen, zorgde men , dat hy dag en nagt overeind moest zitten, door hem riemen onder de armen te doen, en die aan het boveneind van het bed vast te maken. Dit middel gelukte niet alleen , maar had ook nog andere voordelen voor den zieke; want de zieke dronk meer, loosde gemaklyker de fluimen, en het koud vuur, het welk (*) Men noemt deze kleding of kamizool, waarvan men zig jn Engeland veel tot dit oogmerk bedient a a Jirait viaisicm- v, Ce  t 4°o > op het darm en heilig been ontftaan" was, heelde ge* maklyker. Negende toeval. „ De petechiee of andere foorten » van uitflag ontftaan dikwyls door een ongepast ge* „ bruik van hartfterkende middelen en een al te fterk ->i broeijen, en in jonge menfchen, die een verhit geftel j, hebben, komen er purper e vlekken, welke zo wel in „ deze als in alle andere hevige ziekten zekere tekenen „ zyn van een aanmerklyke ontfteking. " Ik heb dikwyls petechiae en purpere vlekken gezien by fcorbutieke menfchen, zonder de minste koorts, en in deze gevallen, was het bloed eer ontbonden als ontftoken. Ik erinnere my niet, dat ik dezelve in een waare ontfteking gezien heb, en zy zyn ook van kersmis tot July zeldzaam, maar van July tot Qctober ingefloten, zyn zy, vooral gedurende de hondsdagen, zeer gemeen. Zy zyn niet anders dan een weinig bloed, 't welk door de verilapte flagaderlyke haarbuisjes doorgeperst, en in het eellenweefzel is uitgeftort. Om deze te weeg te brengen, moet er of een zeer groote overmaat van bloed zyn, of het bloed moet zeer ontbonden zyn, of het moet met een groote drift voordgeftuwd worden, of de fiagadcrlyke haarbuisjes moeten zeer vcrflapt zyn. Alle deze veranderingen kunnen nu gemaklyk door dit jaarfaifoen in het lichaam geboren worden. De aanhoudende hitte' verflapt de uiterfte vaten, zet het bloed uit, en vermindert deszelfs digtheid, de zouten olieagtige deelen des bloeds worden insgelyks zo fcherp gemaakt, dat zy het hart zodanig prikkelen, dat het bloed met al te veel drift word voordgeftuwd..  ( 4°i ) Hieruit ontftaat een valfche eri fchynbare volbloedig^ heid (pkthora ad vires), die alleen van een dun fcherp bloed, en een verflapping der vaste deelen, afhangt. Om nu alle deze oorzaken weg te nemen i moet men op de volgende- aanwyzingen agt geven. Vooreerst dient men den grooten overvloed des bloeds door aderlatingen te verminderen, en daardoor te maken, dat de flappe vaten gemaklyker het overige bloed bewerken kunnen. Men moet de aderlating zo dikwyls herhalen, tot dat er een behoorlyk evenwigt tusfehen de bloedvaten en het bloed plaats heeft. Ten tweden behoort men zo fpoedig mogelyk de prikkelende oorzaak te verbeteren en te ontlasten, om daardoor het hart en de vaten tot rust te brengen, hierdoor zal niet alleen de beweging des bloeds gematigd, maar ook de opflorping van het reeds uitgeftorte bevorderd worden. Ten derden moet men zoeken den geest en het lichaam tot rust te brengen, tot dat de natuur een weinig tot verhaal gekomen is. Ten vierden, moet men tragten door gefchikte middelen het bloed zyne behoorlyke digtheid weder te geven, en eindelyk ten vyfden het ganfche vaatgeftel zodanig te verfterken, dat het zyne natuurlyke werkingen weder kan verrigten. Dit gefchied zynde , kan men met grond verwagten , dat de natuur ter regter tyd de ziekte tot een volkomene fcheiding zal brengen , zo als wy in het geval van Misf. Copk, in de behandeling der rotkoorts, gezien hebben. Om aan alle deze aanwyzingen geregeld te voldoen, heeft de ondervinding ons zelf in rot- en galkoortfen ger CC 2  leerd, dat eene aderlating na mate van de omftandigheden' gefchikt, zeer heilzame uitwerkingen kan hebben. Wy moeten echter hierin zeer behoedzaam zyn, en zo wel naaukeurig op de omftandigheden des zieken, als op dc kragt en fnelheid der pols, en de hoeveelheid van het uitgeftort bloed agt geven. Alhoewel het nodig kan zyn een weinig ader te laten, moeten wy dit altyd in rot- en galkoortfen alleen als een palliatief middel aanzien, waardoor wy alleen zo lang een uitftel en verligting kunnen krygen, tot dat wy de pols langzamer cn zwakker kunnen maken, en de opflorping kunnen bevorderen, door andere middelen, welke in deze ziekte, die uit een fcherp en ontbonden bloed en zwakke vaten ontftaat, veel kragtiger zyn, en de oorzaak zelf uit den weg ruimen. Wat het twede ftuk aanbelangt, weten wy, dat de prikkelende oorzaak in een geele galftof beftaat, die door geen braken, noch purgeren kan ontlast, maar die alleen door vrugten, zuuren, koude dranken, en verfche lugt kan verbeterd worden, maar die door opiaten, zamentrekkende dingen, en door alles wat de hitte en beweging vermeerdert, verergerd en in het lichaam te rug gehouden word. Met opzigt tot het derde ftuk, dat men de zieke de grootfte rust moet bezorgen, hebben wy zo wel op den geest, als op het lichaam te letten. Wy moeten om deze reden alleen zomtyds onze toevlugt tot opiaten nemen, wanneer wy het anders niet doen zouden, om een grooter kwaad voor te komen; voordat men evenwel hier toe koomt, moet men alle andere pynftillende middelen te voren beproeven, en  C 4°3 ) alles uit den weg ruimen, hetwelk de zintuigen des zieken eenigzints fterker zoude kunnen aandoen. Dwingt ons eindelyk de nood tot het gebruik der opiaten, dan moeten wy altyd in het oog houden, dat zy den afgang ftoppen, en de gal fcherper maken. Het opiaat moet daarom van het verkoelendfte foort zyn, in een kleine gift toegediend, en niet zonder de uiterfte noodzaaklykheid herhaald worden. Ik ken geen geneesmiddel, hetwelk zo veel kennis van de lichaams-, gefteldheid des lyders vordert, als de opium. Het vierde ftuk, om namelyk het opgeloste en ontbonden bloed zyn natuurlyke digtheid weder te geven, hebben wy in de behandeling der rotziekten, reeds befchouwd. Het koomt hier vooral op een leefregel, uit vrugten, brood, groentens, en plantzuuren aan, waarmede men nog, nadat mende noodzaaklyke ontlastingen gemaakt heeft, de nood zulks vorderende, delfzuuren verbinden kan, zo als ik boven in de rotkoorts, waarvan dc pctcchias een toeval zyn, gezegd heb. Wat eindelyk de verfterking des ganfchen vaatgeftels betreft, dit kan men het best door koude dranken, verfche lugt, een regtopzittende houding, wyn, en door de ter regter tyd, en in een behoorlyke gift toegediende koortsbast, bereiken. De door Macbride voorgedragene mening bevalt my zeer wel, en ik twyfele niet, of de lugt, die uit de gis-, tingvan planten ontftaat, kan opwekkende voor de zenuwen, en zeer rottingwerende zyn, zo als wy dagelyks in de genezing der zeefcheurbuik zien. Tiende toeval, „ Zomtyds koomt er nog een gierig Cc 3  C 4®4 ) i, 'uitflag over het geheele lichaam te voorfehyn. Deze s, gelykt veel na de mazelen, maar zy is veel donkerder rood , en by het afvallen laat zy dusdanige fchub>, ben niet na, als in die ziekte, offchoon deze uitaflag zomtyds van zelfs ontflaat, word zy egter veel *> meer door de warmte van het bed en verhittende P> geneesmiddelen uitgedreven. " Behalven de petechia en purpere vlekken, zyn er nog vier foorten van kleinen uitflag in koortfen dikwyls waargenomen. De eerfte ontftaat by zieken, die fterk zwceten, en is deze uitflag, die men fudamina noemt. Zy verdwynt, zodra het lichaam aan de koude lugt word bloot gefteld. De twede foort beftaat in kleine blaasjes, die in veele koortfen, nadat de koking heeft plaats gehad, voorkomen, ftof bevatten, kleine korsten maken, en ook een teken van koking zyn. De derde foort is de rode, en de vierde de witte gierstuitflag. Offchoon de gierstuitflag een zeker teken van groote fcherpte is, zyn fommigen niettemin van oordeel, dat fcherpe middelen hier dienstig zyn: dit noem ik fcherpte by fcherpte voegen, en olie in 't vuur werpen! Volgens alle waarnemingen, die ik gemaakt heb, zyn de voorjaarskoortfen, wanneer zy kwalyk behandeld worden, meer tot gierstuitflag geneigd, dan de galkoortfen. In het voorjaar van 1769 zag ik verfcheide kwalyk behandelde voorjaarskoortfen, waarmede de gierstuitflag by allen vergezeld ging. Daarentegen waren er onder het groot getal herfstkoortfen, die even flegt behandeld waren, flegts twee, die gierstuitflag hadden, de eene was een dienst-  ( 4»S ) snaagd (van Mevr. F. in Cornhil), de andere eea werkman (by Mevr. J. in Little Moorfields). Ik zag beide deze zieken zeer laat, doch zy hadden egter nog kragten behouden. Daar deze uitflag geen verligting te weeg bragt, behandelde ik de ziekte, als of er geen uitflag aanwezig geweest was. De dienstmaagd had een roode gierstuitflag (purpura rubraj. Op den eenentwintigften dag wierd zy zeer zwak, en had een tegenzin in alle voedzel , haar pols wierd daarby zagt en klein. Ik gaf haar een zagt purgeermiddel van rhabarber, en daarna een flap afkookzel van koortsbast met citroenfap. Dit herftelde haaren eetlust, en fcheen de koking te bevorderen; de pols bleef nogthans gedurende verfcheide dagen fnel, hoewel dc andere toevallen vry fchielyk afnamen. De arbeidsman had een zeer fterke uitbotting van witte gierstuitflag, die hem in het geheel niet verligtede; hy wierd daardoor meer verftopt, en diensvolgens ook bezwaarder en ongevoeliger. Na weinig dagen verdwenen de witte puistjes, en hy wierd door een benauwdheid in het ademhalen aangetast, waartegen men hem fterke fpaanfche vliegen lag, welke wel de ademhaling, maar geenzints de andere toevallen verligteden. Zyne kragten wierden ondertusfehen door watergruel en panade zo veel mogelyk onderfteund, en men deed honig , azyn en witten wyn in alle zyne dranken. Hy nam alle vier uuren een drankje, hetwelk uit citroenfap , campherjulep, en kruizenmuntwater, van ieder een half once, en agt greinen antimpn. diaphoretic. beftond. Men hield den buik, door Van tyd tot tyd clysteeren te geven, open, en ik liet Cc 4  C 5 hem alle dagen, zo lang de remisfie duurde, in het bed opzitten. Nadat de borst vryer was, gaf ik hem een braakmiddel van Tart. Emetic. in veel water ontbonden; het braakmiddel verligtede hem zeer, en hy wierd daarna langzamerhand beter. Ik dagt te voren, dat de fpiesglaskalk met zuuren gemengd, even als de braakwynfteen, een braking zoude veroorzaken; ik ben nu van het tegendeel verzekerd , en ik heb zedert' eenige jaaren daarvan veel gegeven met citroenfap of honig en azyn vermengd, en niet gezien, dat cr braking door veroorzaakt wierd. Elfde toeval. „ De tong is, naar mate van de be„ handeling des lyders, vogtig of droog ; wanneer zy „ droog is, is zy bruin in het midden en wit om de ran„ den; maar vogtig zynde, is zy wit en vuil." Zy gc<» lykt in kleur wel iets naar mostaart. Twaalfde toeval. „ Het zweet hangt insgelyks van „ de behandeling af, want byaldien rfezc verhittend is, „ is het eenigzints kleverig, vooral aan 't hoofd, en of„ jchoon het ook fterk en algemeen is, geeft het toch „weinig verligting, waaruit dan ook'volgt, dat dit zweet alleen toevallig en geenzints critisch is. Wan„ neer men in het begin der ziekte een zweet door artze„ nymiddelen verwekt, word de ziekteftof gemeenlyk, zo „ niet naar het hoofd, ten minften naar de ledematen ge„ bragt. Maar wanneer de koorts het hoofd aangetast „ heeft, en er reeds een yling plaats heeft, verdwynen „ de tekenen der koorts." ( Dat is, het zweet houd op, de huid word heet en droog, de mond word als verdroogd, de tong word bruin, raauw en hard, de buik word of verftopt, of de ontlastingen worden  C .408 ) een braakmiddel, beftaande uit een once vin. Jpecacuan. en een half once vin. antim. en daarop een purgatie. De lyder was den volgenden morgen door dc werking dezer geneesmiddelen zeer verligt. Ik liet hem hierop alleen vrugten eeten, zuure dingen drinken, en middenzouten gebruiken. Men hield daarenboven den buik door clysteeren open tot aan het einde der maand, wanneer de remisfies langer wierden, en de mond vogtig en de pols langzaam wierd. De yling en gierstuitilag verdwenen, en hy had duidelyk beurtelings een goeden en een kwaden dag. Ik verwagtte toen dagelyks, dat de ziekte tot een tusfehenpozende koorts zoude overgaan, en dat er tekenen van een volkomene koking zouden verfchynen. Dit gebeurde pok op den 2 Öctotjer met een fterk fteenagtig zetzel in het water, en verfcheidene galagtige ftoelgangen, cn er bleef niets dan eene zekere zwakheid over. Offchoon nu deze srifis in den eerften opflag volkomen fcheen te zyn, ontbraken er echter twee dingen aan. Vooreerst, was er geen huivering voorafgegaan, en ten tweeden, was de huid droog. Daar niet te min de zwakheid groot was, oordeelden wy het dienstig den lyder een afkookzel van koortsbast te geven. Dit had intusfchen een zeer flegte uitwerking, want den volgenden dag kreeg hy alle de toevallen van N°. u. en fommigen van N°. i2. weder, en vooral een 'fterke yling. Ik gaf hem hierop aanftonds een purgeermiddel, en liet hem het drankje van citroenfap, campher en kalk van amimonie gebruiken, en daarop tot den tweeëntwintigften dag der ziekte den voorgaanden leefregel in agt nemen, waarby de buik,  ( 495> ) tfoor van tyd tot tyd toegediende clysteeren , wierd .opengehouden. Op den drieëntwintigften dag 's morgens kreeg hy den hik. Ik fchreef dezelve aan onreinheden der maag of ingewanden toe, en purgeerde hem daarom met rhabarber en crem°r Tartari, maar de hik nam hierop toe, en de pols wierd klein: om 4e pols op te beuren, liet ik aan beide enkels een fpaanfche vliegpleister leggen, en met dezelve geneesmiddelen en behandeling voortvaren. Dit had de begeerde uitwerking, de hik verminderde, en de pols •wierd fterker en regelmatiger (fteady). In deze omftandigheden bleef de lyder tot aan den agtentwintigften dag der koorts, maar toen kwam de hik erger weder, dan te voren, en zy fcheen toen met het koud vuur te dreigen. Nadat ik egter alle de toevallen met elkander vergeleken had, kwam het my voor, dat de hik door zwakheid, en mogelyk ook door het fterk drinken van dunne zuure dranken veroorzaakt •wierd; ik liet hem daarom een fpaanfche vlieg tusfehen de fchouders leggen, en by ieder drankje een half once van dc muscusdrank voegen. Dit had een voortrefiyke uitwerking. In tien uuren verdween de hik met alle de andere toevallen. De zieke begon toen trek na vast voedzel, koud dun bier, en appeldrank (*) te krygen, waarna wy alle geneesmiddelen agter lieten. Den vicrendertigften dag kreeg hy van zelfs een doorloop van galagtige ftoffen, en hy had >s nagts in het bed liggende een zagte uitwafemende C*}Deze man was ïb Devonshire geboren, en gewoon om apfeldrank te drinken.  ( 420 ) wyn tegens liet einde der ziekte. Zommige zwakke menfchen , die een zeer aandoenlyk zenuwgeftel hebben, moeten na de ontlastingen een hartfterkend middel gebruiken; en dan is de opium het fpoedigfte en zekerfte hulpmiddel. Men dient intusfchen dan wel zorg te dragen, dat men eerst alle ontfteking of het ontftekingagtig gedeelte der ziekte wegneme, dewyl er anders een groot nadeel uit ontftaan zoude. Ik zoeke altyd deze zenuwtoevallen van kramp of zwakheid door een weinig wyn, en door het toeftaan van meer voedende fpyzen weg te nemen, en ik vinde, dat ik daardoor meer vordere dan te voren, wanneer ik de opium ruimer toediene. Harde appeldrank of bier met geroost brood en notemuscaat, hebben dikwyls zeer wel aan dit oogmerk beantwoord. De dclfzuuren kunnen fomtyds dienstig zyn, maar ik houde ze-onnodig, wanneer er geene tekenen van een ontbinding des bloeds, of petechia aanwezig zyn; want offchoon de galkoorts wel tot hetzelve foort van koortfen als de rotkoorts behoort, geloof ik egter niet, dat zy zulke fterke rottingwerende middelen vordert. En daar over het algemeen een lange tyd vereischt word, eer de galagtige ftoffen op een zagte wyze uit het lichaam gevoerd zyn, zyn alle zamentrekkende middelen by zulke lyders fchadelyk, tot zo lang dat alles wel ontlast is. Ik vinde, dat dc zecpagtige plantzuuren, die een openende kragt hebben, betere diensten doen, zoals b. v. honig en azyn, tamarinde, pruimen, rype vrugten, en diergelyke dingen, waarby men fomtyds purgerende middenzouten voegen kan. Na myne gedagten , is de tegenwerping  < 423 ) ?, fcheen dit geneesmiddel zyne gewoone kragten, „ die het in voorgaande jaaren getoond had, nu ver„ loren te hebben, ten minden met opzigt tot de te„ genswoordige koorts, welke na een alledaagfche „ koorts geleek, maar in een waare anderendaagfche „ of tusfehenpozende koorts, die om den anderen dag „ wederkoomt, doet de koortsbast ook nu zo veel „ goed, dan zy ooit te voren deed. Het blykt hier „ uit, dat de befchrevene koorts geheel en al van de „koortfen der voorgaande epidemiën verfchilt, de„ wyl de koortsbast niets helpt, en dat zy door wyn, >> hartfterkende middelen, en andere heete dingen „ vermeerderd word, welke zich anders vry wel met „ den koortsbast en de koorts zelve verdroegen, na „ dat er een waare remisfie was ". Ik wenschte, dat men op dit duk zo veel agt gaf, als het "verdiende. De koortsbast zal in galkoortfen altyd nadeel doen, zo lang de ziekteftof geen tyd genoeg gehad heeft om zich los te maken en te ontlasten, en dan is zy alleen dienstig als een verfterkend cn niet als een koortsdryvend middel, behalven wanneer de koorts tot tusfchenpozing koomt; de koortsbast geneest dus eigenlyk niet de galkoorts, maar de tusfehenpozende koorts, die veelligt reeds in het begin daarmede vereenigd was, maar die zich niet eer ontdekte, voor dat de gal overwonnen of uitgedreven was. In het 24. 2,5. 26. 07-. en 28. artikel deelt deze groote man zyne gedagten over de persloop vart dit jaarfaifoen mede; en in het 29. artikel over dezelve ziekte, die door een verkeerde behandeling tot een ontfteking der ingewanden is overgegaan. Artik. 30.   . WAARNEMINGEN OMTRENT DE NATUUR JEN GENEZING " DER NAAR HET ENGELSCH VjIN DEN HEER WILLIAM GRANT, M. D. DOOR E, J. THOMASSEN A THUESSINK ui. L. M. P/ii/. en 9sLands Medicina Do&or ■ Li/) v/m de Zonmglyke Maatfihappy der Geneeskunde, en van Natuurt Htftone te Edinburgh; van de Holland, fche en Zeeuwfche Maatfchappyen ; Van het Utre™_ fche Genootfchap, Vlyt is de Voedfter der Weten fchappen ; van het Mufeum te Parys; en van de Genees- en Natuurkundige Correspondentie in 'sHage. EERSTE STUK. IN 'sG R A V E N H A G E, By I S A A C van C L E E F, Boekverkooper. M. DCC. h XX XIX. Ex Legato VERRIJST.   VOORREDE- DES VER TJL JL JLE R S. Het werk, het welk ik mynen Landgenoten vertaald aanbicde, heeft van myne zyde geen aanpryzing nodig. Uit de brieven voor dit ftuk geplaatst, zal men zien kunnen, wat beroemde mannen omtrent hetzelve geoordeeld hebben. Men zal daarin een volkomene uitlegging van den groten Svdekham vinden, wiens getrouwe waarnemingen hier geftaafd,in een geregelde orde voorgedragen, en door nieuwe en bondige bewyzen bevestigd zyn. Ik heb verkozen , om het werk by ftukken uit te geven, eensdeels om myne amptgenotcn van het lezen van twee zwaare boekdelen niet af te fchrikken, alsook om dat ik opdeeze wyze^hetzelve fpoediger en gemakkelyker konde uitgeven. Eerst was myn voornemen, om hier en daar een ophelderende note oy te voegen , dan daar dezelve te omflagtig worden , en den aandagt van het werk zelve aftrekken zouden, heb ik liever dezelve afzonderlyk agter dit ftuk willen ftellcn. Met het eerfte byvoegzcl heb ik alleen bedoeld, de aandagt myner amptgenotcn te bepalen op een ftuk, het welk van de ouden zeer wel waargenomen, van de latere Geneesheren misfehien met t 3  B E R I G T. 3Q)e geneeswyze der ziekten kan even als alle andere takken der natuurlyke wysbegeerte alleen door ondervinding verbeterd worden, hierom zat de geneesheer de goedkeuring zyner medemenfchen verdienen, die een getrouwe befchryving der ziekten, welke hy heeft bygewoond, der gebruikte geneesmiddelen, en van den verfchillenden uitflag der behandelingen, geven zal, hier door zal hy den jongen en onervarenen beoefenaar byjlaan, en zyne eigene ondervinding by die van andere voegen. Deze overweging noopte my cm het eerjle gedeelte der Volgende bladzyden het publiek aan te bieden, waarin ik getragt heb, het foortgelyk onderjcheid tusfchen de koortfen , welke in verfchillende jaargetydcn te Londen worden waargenomen, te befchryven, en de verfchillende behandelingen der ziekten, die by name dezelfde fchynen te zyn, aan te tonen. De gunflige behandeling van dit gedeelte, heeft my aangefpoord om dit niet alleen te overzien, en daarin te verbeteren, die onnaauwkeurigheden, welke ik er zeden in heb kunnen waarnemen ; maar ook om er een tweede deel by te voegen , het welk myne waarnemingen bevat omtrent de kwaadaartige en befmetlyke koortfen in het algemeen , en de kwaadaartige keelziekte in het by zonder, met de eigentlyke manier van behandeling, opgehelderd t t 3  SXÏI B E R I G T. door een reeks van gevallen in een geregelde opvolging] gedurende een geheel jaar voorgevallen ; waarby ik eenige gevallen te Parys in het jaar 1748 gemeen gemaakt, gevoegd heb, om de ongeschiktheid van een regimen antiphlogisticum in deeze byzondere koorts aan te tonen. In beide deelen heb ik zeer veel oplettenheid gebruikt om de kenmerkende toevallen van iedere byzondere koorts te befchryven, om den jongen geneesheer bedagtzaam te maken, dezelve niet alle zonder onderfcheid op dezelfde wyze te behandelen ('twelk ik een al te gemeene praclyck offchoon zeer gevaarlyk gevonden heb) en zyne aandagt op die onderfcheidende toevallen te bepalen, welke tot een eigenaartige behandeling der ziekte leiden. Ik zal mynen arbeid dubbel betaald rekenen, wanneer men bevinden zal, dat ik iets tot dit gewigtig einde heb. toegebragt, overtuigd zynde, dat dit myn doel geweest is, kan ik in deeze myne beloning niet geheel te hor geJield worden. Voor-  co Vborfchriften van middelen, die ik over het algemeen in gewoone koortfen gebruike. N°. I. Het Emetieo-catarticum van Tisfot. Tar*. £mei. gr i/3 Man»: opf. §j. ■ Aq. Fervid. gf j folve & Jigna. Een vierde van te némen, tut Uat het Van boven of van onderen werkt. Een gewoon Braakmiddel» Vin. Ipecac. gj. Vin. antimon. J fs m.f. haujl. Een vomitif en layage. Tart. Emetic. gr iv Aq. Fervid. fa v. fotve & Jigna Een pint bloedwarm te nemen, en zo dikwyls te herhalen als het nodig mag zyn qm de maag te zuiveren.  C H ) N". II. Stork's Mixtuur om de ingewanden van woï«>. men en taaje flym te zuiveren, Sal. Potychr, Pulv. Jalap. Pulv. valer. fylv. $.3. 3j. Oxym. Sciltit. §iv. m. & figna. Een eetlepel 'smorgens, 'smiddags, en 'savonds eenige dagen na elkander te nemen, tot dat het zyne uitwerking doet. Men kan een kind een thelepel geven. N°. III. De opium Mixtuur van van Slieten voor het boord. Aq. Hord. § viij. Extr. Thebaic. gr iij. Lapid. carter. 3$. Aq. cinam. ten. §L Syr. Diacod. §i|S. m. & Jigna. Alle agt of tien minuten een eetlepel te nemen tot dat de braking ophoud. N°. IV. Om ontlasting te'bezorgen in de CoticaPic tonum, Piclorum, of Devonienfis, dry bellijach. Sach. alb. Tinei, jalapp. Pharm. Lond. 25 3i. tere Jïmul & adde Man. opt. 01. Ricin. americ 25 §i. Syr. Solut. q. f. f. Itnclus. Signa. Alle half uur twee thelepels te nemen ;• en daarop  Cm) tte drinken een [tafellepel van de volgende mixtuur N°. V. tot dat er ontlasting koomt. N°. V. Sal. Cathart. amar. (vel Sal. Rochel.') gj. Aq. Menth. pip. f vi. m. & ftgna. Een eetlepel alle half uur te nemen tot dat er een purgering volgt; waarna de volgende emulfie genoeg zal zyn om deze te doen aanhouden tot dat de toevallen bedaren. yl. Man. opt. gij3. Tart. folub. §(3. . Amygd. dutc. decort. N°. XVI. Contunde Jimul optime, dein pautatim adde, Aq. Rofar. §xii. Suc. limon. (.vet aur. civil.") gij. ƒ. Emuls. cola & Jigna. Dikwyls een theekop te nemen, om het lighaam ©pen te houden. N°. VI. De oplosfende mixtuur van van Swieten. yl, Oxym. fcillit. gii. 5a/ polychrest. — Tart. viir. jj. Aq. Fontan. §viij. — Menth. fpir. gj. m. & Jigna. Naar mate van het effect alle drie of vier uren vier eetlepels te nemen, en daarna een kop van de volgelde decodtum te nemen. ♦ 2  ( tv ) , Rad. recent, gramin. gviij. - Tarax. cum toto. 3*iv. Aq. Fontan. tg nB. Coque per femihoram & colatura adde Mell. opt. fij, m & Exhibe. N°. VIL Om de ontlasting geregeld te houden, nadat de verftoppingen in gewone buikweën zyn weggenomen. Ï$J. Sapon. Venet. Rhei Elecl. 3i. Syr. de cichór cum Rheoq.f. ƒ pi/.N°.L5C ftgna. Vyf 'smorgens en 's avonds te gebruiken; maar in zwartgallige geitellen zyn de volgende beter. Sap. Venet. Sal. Polychr. Rhei elecl. Alóes purisf. Extr. Flor. cham. 22 gj. Ol. Stilt. flor. cham. gut xii, Elix, af. q. f. f. masf. dividenda i» pilulas mediocres, ftgna. Drie of vier alle avonden te nemen om den buik geregeld open te houden , in November en December. { Een kragtige purgatie voor taaje flym of zwarte gal, in den onderbuik opwellende. Sal. Polychr. 3/3. Crem. Tart. Pulv, Jalap, a £j m. F. pulv.  (v) N°. VIII. De purgeerdrank, ten naasten by die van Sydenham. Tamarind §i|S. Aq. Fontan. ^xii. Tart. Solub. |/3. Coq. ad folut. & colat adhuc fervidee adde man. opt. |i0. Tinei. fen. ^j. ƒ. mijl. Jigna. Ses tafellepels alle uur te nemen, tot dat het genoegfaam purgeert. N°. IX. Een verfterkende purgatie, na koortfen van Tisfot. Rhei elecl. Crem. Tart. 5.5. Sacch. 3i tere Jimul' adde. Aq. Puleg |ij. m. f. haujl. Jigna. Om te bed gaande te nemen Een verfterkende en een weinig zamentrekkende conferf na buiklopen. Conferv. Menth. Miv. cydon. aa §i|S. Rad. Helen, condit. $B. Rhabarb. veri. 31 m. f. Eleü. Jigna. De grootte van een muscaatnoot 's morgens, 's middags en 's avonds te nemen, * 3  IN EE 133 IN fi. ]P^en oud en zeer voornaam geneesheer, die, toen ik nog zeer jong was, myne Medifche letteroeffeningen beftierde, plagt te zeggen ■ » dat men geene ziekten door kunst genezen kan, zonder dat men „eerst weet, hoe de natuur dezelve geneest;" na deze grondwaarheid zyn alle myne ftudiën en myn pradtyck geregeld geweest. Een dier, op een byzondere wyze gevormd, en op een byzondere tyd ter waereld gebragt, komt by trappen tot rypheid en volmaaktheid, en wanneer het blyft voortleven, word zyn gezondheid zelden gedurende een groot gedeelte van zynen gewonen levenstyd door ziekte afgebroken; en wanneer het by toeval door een ziekte word aangetast, zal de natuur gewoonlyk alleen, door langzame, maar zekere middelen, de gezondheid herftellen, niets kan er daarom nuttiger, en voor een welgeftelde ziel aangenamer zyn, dan de natuur tydig en gepast in haar heilzaam werk by te ftaan, niets kan er in tegendeel vcrderflyker zyn, dan dezelve te verftoren en tegen te werken. Een verftandige aanwending der hulpmiddelen, kan alleen verkregen worden, door een volkomene kennis van de natuur der ziekten, van de pogingen der natuur, die geholpen moet worden, en van de  *rt INLEIDING. verfchillende geneesmiddelen en andere zelfstandigheden, die de vereischte hoedanigheden hebben om dit uit te voeren. Iedere ziekte heeft een oorzaak, die hetzelve lighaam, anders welgefteld en gezond zynde, altyd op dezelfde wyze aandoet. Hoe eenvoudiger de oorzaak is, dies te eenvoudiger is ook de ziekte. Van alle kwalen is een verfche wond (green wound) in welkers genezing wy een geregelden, en altyd onveranderlyk denzelven voortgang , zien kunnen, de een-voudigfte. Hier na volgt een buil, waarin wy hetzelve geregelde beloop befpeuren, tot dat de ftof ontlast, de korst weg gevallen, en de zweer tot den ftaat van een verfche wond gebragt is, wanneer er een eenigfins vcrfchillend, dog altyd geregeld en eenparig beloop begint, even als of de verfche wond in den beginne aanwezig geweest was, zo dat de pap en de ftoving , welke in den beginne vereischt wierden om de natuur in hare pogingen by te ftaan, op het laatst onnodig worden. De volgende clasfe maken de ziekten uit, die uit verfchillende gebreken der lighaamsgefteldheid voortfpruiten. De vierde zyn die geene, welke uit dwalingen in het geen men de niet natuurlyke dingen noemt, als te veel of te weinig eeten, drinken, of flapen, voortfpruiten. De vyfde komen voort uit een vermeerdering of vermindering van fommige der natuurlyke affcheidiugen en uitwerpingen. De zesde uit de veranderingen in de merkbaare hoedanigheden der lugt. De zevende van dp geregelde veranderingen van de jaargetyden. De zes eerfte heeft men wel genoeg begrepen, en haare-oor-  INLEIDING. xai zaken, toevallen, en geneezingsaanwyzingen genoegzaam verklaard : maar de ziekten van de zevende ciasfe, of die gene, welke door de geregelde veranderingen der faifoenen , niet enkel door de gefteldheid der lugt, maar door den overgang van de eene lugtsgefteldheid in de andere worden voortgebragt, fchynen niet met devereischte oplettenheid befchouwd te zyn. De ziekten van deeze clasfe zyn wel is waar ieder afzonderlyk behandeld, maar niet in haar verband met de faifoenen, noch ook als elkander in een geregelde orde opvolgende, het zy enkelvoudig, of met andere ziekten vermengd , hetwelk my egter toefchynt van zeer groot gewigt te. zyn , daar het den geneesheer ten minften altyd met eene ziekte bekend zal maken, die hy met een andere ziekte vermengd kan vinden. Ik heb, zedert meer dan zestien jaren een viy naauwkeurig dagverhaal van de epidemifche ziekten gehouden, zo wel van haare eerfte verfchyning, als haren aanval, haar toppunt (height), wanneer men ze kon rekenen ftil te ftaan, en haar afnemen; en door de uitkomst van myne geheele ondervinding ben ik overtuigd geworden, dat wanneer het weer en de winden zo ftandvastig en geregeld waren als de lengte van de dagen en nagten, de epidemiën zig even geregeld zouden opvolgen als de dagen van elke. maand: maar in dit land hebben wy in elk jaargety zo wel vogtig als droog weer, en hiervan zyn do uitwerkingen juist tegen elkander overgefteld , • wy, hebben ook in alle faifoenen winden uit alle hoeken , en de uitwèrking der winden van het Oosten na het  INLEIDING. art 4e ziekte ftof (morbid lentor) voornaamlyk na de ingewanden te voeren, om daar op eens door een cholera morbus of boord ontlast te worden , of door kleine en herhaalde ontlastingen, hetwelk de buikloop van den herfst (autumnat flux) uitmaakt; of door ontlastingen, die om den anderen of derden dag voorVallen , als in de nieuwe koorts van Sydenham s en deze neigingen der natuur onderfcheiden het geen men noemt de galagtige conftitutie, door de vermeerderde affcheiding van gal en de kleur der ontlastingen , offchoon de vermeerderde affcheiding van gal het uitwerkzel en niet de oorzaak der ziekte is: deeze gefteldheid eindigt in een roosfcoorts, die in verfcheiden byzonderheden van de voorjaars-roos onderfcheiden is i deeze word opgevolgd door de glutinofa fpontanea, die in twee verfchillende gedaantens voorkoomt, de peripneumonia notha van Sydenham en de atra bilis, of de morbus hypochondriacus cum materia: deze duurt gewoonlyk tot dat de vorst aankoomt, en word dan gevolgd door de waare inflammatore conftitutie, die meer of min na mate van het weer en wind, gedurende den geheelen winter en een gedeelte der lente, blyft aanhouden; maar in het voorjaar word zy vermengd met de epidemiën, die aan dit jaargety eigen zyn, de catarrhale koorts, voorjaars tusfchenpozende koortfen, buiklopen, roos, en de febris humorahs, of de fynochus non putris der ouden. Deze gefteldheid duurt eenigermate tot het midden van den zomer, wanneer zy plaats maakt voor de fynochus putris. Wanneer het nu blykt, dat de op elkander volgende Saizoenen onveranderlyk zodanige  *n INLEIDING. veranderingen in onze lighamen te weeg brengen, dié baar voor deze verfchillende ziekten vatbaar maken, welke, daar zy uit eene gemeene oorzaak voortspruitende veele op den zeiven tyd aangrypen, epidemisch genoemd worden, zal men zekerlyk toeftemmen, dat niemand eigentlyk geregtigd is de geneeskunde te oeffenen, die dezelve niet op het eerfte gezigt, en in ieder tydperk, eenvoudig of met elkander-, of met een andere hevige Of langdurige ziekte vermengd, kan kennen; en dat die gene, die het durft onderneemen in een koorts voor te. fchry ven, zonder dat hy de heerfchende conftitutie kent, een kwakzalver is, die als een pest uit de burgerlyke maatfchappy behoorde verdreven te: wordem Deze invloed der jaargetyden toont ook de ongerymdheid der voorgeving van algemeene middelen en de dwaasheid van na fpecifica te zoeken, welke men zonder onderfcheid in alle faifoenen, voor ziekten, die in naam en fchyn dezelve fchynen te zyn, zoude kunnen geven, zonder dat men het onderfcheid der jaren, van het geilagt, of de gefteldheid in aanmerking zoude behoeven te nemen: dit toont ook het gevaar van een eenig fyftema aan te nemen, of van alle de ziekten van den zeiven naam uit een en dezelve oorzaak af te leiden, en van het volgen van een zekeren llender van pradtyk in het genezen van dezelve ziekten, op wat tyd van het jaar deze ook invallen mogen. Ik vrees egter, dat dit een misvatting is, welke zelf maar al te gemeen is by veele geneesheren, en ik zal daarom dit door een gemaklyk voorbeeld tragten te ontdekken, Wy weeten door het menigvuldig gelukkig gevolg  INLEIDING. xni gevolg der inenting, dat de kinderziekte, by gezonde menichen, een eenvoudige ziekte is; de puisjes komen na een korte koorts uit, rypen zagtjes, en vallen af zonder eenig kwaad gevolg na te laten, offchoon men geheel geene geneesmiddelen heeft toegediend, en juist den ftrengften leefregel niet heeft in agt genomen. Maar de pokjes kunnen ook met epidemiën van ieder jaargety vermengd worden, en dan kunnen de geneesmiddelen en een ftrcnge leefregel volftrekt noodzaaklyk worden, maar indien deze niet verfchillende zyn en gefchikt naar de natuur der heerfchende epidemie, zullen zy meer fchade dan voordeel aanbrengen. Zodat die gene, die een vaste en onveranderlyke manier heeft om kinderpokjes te behandelen, zo dikwyls zyne zieken vermoorden, als genezen zal. Vooronderftel, dat een man van een galagtig geitel gewoon zynde veel dierlyk voedzel en geestryke dranken te nemen , in den tyd, dat de galagtige gefteldheid epidemisch is, door de pokjes word aangetast, zullen heete middelen, warme lugt en opium hem ongetwyfeld doen fterven : en waarfchynlyk zoude hy behouden worden, door dezelve purgatien, dezelve koude lugt en water, en dezelve zuuren en vrugten, welke in de galkoorts zonder pokjes vcrëischt worden; genees de galkoorts, en de kinderpokjes zullen u weinig moeite kosten. Maar vooronderftel, dat een vet opgezet mensch met een korten hals, benaauwde ademhaling, door de pokjes wierd aangetast, wanneer de conftitutie der peripneumonia notha op het hoogfte is, en dat de uitbotting op den vierden of vyfden dag gebeurde, zon-  xvi ir INLEIDING. der dat de moeyelykheid der ademhaling verligt was; zoude niet deze zelfde man dezelve honig en azyn, zeeajuin, antimoniaalmiddelen en fpaanfche vliegpleisters vereifchen, even als of er geen kinderziekte zig by de heerfchende ziekte van het jaargety gevoegt had ? en moest men niet in dit geval, vooral op de opwerping der fluimen letten ? Laaten wy ten derden vooronderftellen, dat midden in den winter, gedurende een droogen Noordoosten wind, iemand door een waare pleuritieke koorts word aangetast, en dat de pokjes fchielyk daarna verfchynen, moet men dan niet de aderlating herhalen ? moet niet al het drinken van den zieken laauw zyn ? moet niet de ziekekamer matig warm gehouden worden? en moet men niet, zonder op de pokjes agt te geven, alleen op de pleuris, en den ontftekingaartigen ftaat der ziekte letten, en in plaats van den koortsbast falpeter toedienen ? Vooronderftel eindelyk, dat de kinderpokjes by iemand verfchynen , die een voorjaars zinkingkoorts heeft, zullen hier niet laauwe dranken, zagte borstmiddelen, en ftrelcnde pynftillende middelen, noodzaaklyk zyn ? en dus zullen mogelyk iedere maand of zes weken in het jaar, zulke veranderingen in de epidemifche gefteldheid te weeg brengen, die een verfchillende manier van behandelen van dezelve ziekten ter herftelÜng der gezondheid volftrekt noodzaaklyk maken. Laat daarom de jonge geneesheer zig in de eerfte plaats wel met alle de epidemifche gefteldheden bekend maken, laat hem zorgvuldig aantekenen de uitwerking der koude en warmte op iedere derzelve, de uitwerking van drooge koude, cn drosge warmte; van  INLEIDING. xix natte koude, en vogtige hitte, en van de verfchillende winden afgefcheiden van deeze gefteldheden; laat hem daarna befchouwen de uitwerking van iedere byzondere epidemie, met alle deze verfcheidenheid van omftandigheden, op peribnen van verfchillende temperamenten en gefteldheden: want dezelve zamenloop van omftandigheden, die by den eenen een pleuris te weeg brengt, zal den anderen alleen tot het toppunt van voikomene gezondheid brengen: men moet ook in aanmerking nemen de Woonplaats en lcvenswyze der lyders; de ongefteldheid waaraan zyne familie, zyn land of beroep het meest onderworpen is, en wat uitwerking de verandering der faifoenen gewoonlyk op hem doet. Door het in agt nemen van deze regels, zal een man van geduldige naarftigheid en vlytige oplettenheid, zonder aanfpraak op meer dan goed natuurlyk oordeel (ptain good fenfe') , in ftaat zyn om de opvolging der epidemiën van het jaar van elkander te kunnen onderfcheiden, en hy zal weeten, of zy eenvoudig dan met elkander vermengd zyn , of met ziektens , die aan alle gemeen zyn; hy zal by gevolg veel voordeel boven andere lieden van de kunst hebben, die niets bezitten om haar oordeel te beftieren, dan de aanwezende toevallen , het onvolkomen verhaal van een ongeftelden lyder, of een eenvoudigen oppasfer, waar, door zy mogelyk zo noodlottig kunnen misleid worden, dat zy herhaalde aderlatingen in galziekten, en fterke braakmiddelen in ontftekingziekten kunnen voorfchryven. Deze onderrigtingen, welke voor den jongen geneesheer gefchijet zyn, leiden my natuurlyk tot een ** 2  xx INLEIDING. algemeene waarfchouwing van het grootfte belang voor den lyder. By aldien het waar is dat er „ geen „ genezing der ziekten door kunst zyn kan, zonder „ dat mén eerst weet, op wat wyze zy door de na„ tuur zouden genezen worden, is het van een on„ eindig gewigt de natuur in haar beloop te fchet„ fen : " dit is egter in deeze Hoofdftad maar al te dikwyis onmooglyk, dewyl zy gewoonlyk geftoord is voor dat de geneesheer word "te hulp geroepen. Wanneer iemand door een hevige ziekte word aangevat, geeft men het een of ander geneesmiddel zo ras dit maar kan gereed gemaakt worden, en van dit oogenblik zyn de toevallen der ziekte zodanig met de werkingen der artzeny verward, dat het altyd moeilyk, en by wylcn onmooglyk is, de eene van de andere te onderkennen : Ik bid daarom de zieken ernftig om geduldig, en den geneesheer om omzigtig te zyn; men neeme gcenerhandc artzenyen zonder voorafgaande raadneming, en laat er geene toedienen, voor dat men uit een fpecifieke kennis der ziekte, een ontwyfelbare genezingsaanwyzing hebbe. Maar wy moeten nu aanmerken, dat er, behalven de epidemifche ziekten uit den hcerfchcnden invloed der jaarfaifoenen voortspruitende, ook nog koortfen zyn, die men als epidemisch befchouwen moet, deeze zyn van tweederhande foort. Eerst een byzondere eigenaartigc (fut generis) befmetting aan eene landftreek eigen. Ten tweeden toevallige verbindingen (combinations), die in alle landen kunnen plaats grypen. Van de eerfte foort zyn de pest, de kinderpokjes, en verfcheide andere ziekten, de natuurlvke  INLEIDING- xxi voortbrettgfels van fommige landen, die door onmiddelyke aanraking zyn overgebragt (tranfplanted by intercourfe ), en alleen door befmetting verbreid, tot het tweede foort behoren de koortfen der legers, gevangenisfen, ziekenhuizen, fchepen en dergelyke plaatfen, die zig niet dan door gemeenfehap met de plaats, daar zy oorfpronglyk voortgebragt wierden, kunnen verfpreiden: van dit foort zyn ook de koortfen, die uit toevallige veranderingen der lugt, des leefregels en des weders, voortfpruiten i maar alie deeze zullen zelf door de epidemifche conftitutie van het faiiben worden aangedaan: en wy zien in der daad , het eene jaarfaifoen haren voortgang bevorderen , een ander dezelve vertraagen, of mogelyk geheel en al wegneemen. Deeze ziekten zyn daarom zelden eenvoudig , en hare vermenging is een zeer gewigtig ftuk voor onzen aandagt. Tot opheldering van deze grondbeginzelen , zal ik in de eerfte plaats een verflag geven van de koorts (ague), die ik om verfcheidene redenen het eerfte verkozen heb. Vooreerst om dat zy wel bekend is; Ten tweeden om dat, wanneer zy eenvoudig is, zonder gevaar is. Ten derden, om dat zy in deezen ftaat door een fpecifiek middel kan geftuit worden, en ten vierden, om dat zy gemeen is aan alle faifoenen , en dat zy by gevolg beurtelings vermengd is met de epidemifche gefteldheid, die in ieder de overhand heeft, een omftandigheid, die ons de rede aan de hand zal geven der verfcheidenheid, die zo wel in deeze, als in alle andere koortfen befpeurd word. Ik zal dan overgaan om een verflag van elke der ** 3  (2) zyn, welke iedereen, die een koortfige gefteldheid heeft, aandoen; fommigen van hun kunnen, voor dat zy uit het bed opftaan, zeggen, of de wind uit dc eene of andere ftreek tusfehen het Oosten en Noorden waait. Wanneer het einde van July, of het begin van Augustus regenagtig, en deeze door Noordelyke winden gevolgd geweest is, worden zy door eejn flaaperigheid aangevallen, en fommigen fluimeren verfcheide dagen agter eikanderen: maar wanneer de wind lang uit eene van de Noordelyke ftreeken waait, vooral wanneer er regen of fheeuw bykomt, komt er een koorts aan, welken die lieden wel kennen, en in weinig dagen zal deeze, aan de natuur overgelaten, zig tot een anderendaaglche, derdendaagfche, dubbelde anderendaagfche, of dubbelde derdendaagfche, na ieders verfchillende lighaamsgefteldheid, vormen: zo dat dezelfde uitwendige oorzaken, welke een anderendaagfche by den een, een derdendaagfche koorts by den anderen zullen voordbrengen: in fommige jaren egter ziet men, niettegenftaande de verfchillende lighaamsgefteldheden, de derdendaagfche koortfen de overhand hebben. Vreemdelingen; fommige menfehen die nooit een koorts gehad hebben; kinderen en lieden, die armoedig leven; die vogtige huizen en flegte vuuren hebben ; die dun gekleed gaan, of aan de nagtdampen zyn bloot gefteld; die flegt water of flappe dranken drinken; groentens, flappe vrugten, en zelfs weeke visch eeten, krygen fommigen een loomheid en gebrek aan eetlust, die fchielyk zeer fterk vermeerdert, en in een koorts eindigt} deeze koorts remitteert in-  C 4 ) van kleur i wannéér het koud is, zal er fomtyds een wolk in dryven, naderhand zal men er geene in vinden, en egter, na verloop van eenige uuren, zal het, koud geworden zynde, troebel worden. De pyn in het hoofd, fchouders, rug en buik, zyn ook zeer veranderl>k, en de groote onregelmatigheid in de koorts zo wel, als in de bykomende toevallen, is een kenmerk van de ongeforméerde koorts, of van een koort,, die waarfchynlyk, na verloop van eenige dagen , tusfehenpozende worden zal. 4°. In weinig dagen word de remisfie zeer merkbaar, en dan gelykt deze ziekte zeer naar de zogenaamde zenuwkoorts, galkoorts of geerstkoorts: zy word onderfcheiden van de febricula. Voor eerst, door het getal van zieken te zelfden tyde aan deze koorts, welke de heerfchende gefteldheid te kennen geven. Ten tweden, koomt de febricula langzaam aan, daar de koorts zelf van het eerfte begin na eene heete koorts gelykt. Zy begint met een groter trap van koude, en deeze koude is ook van langen duur, waarna de hitte en koorts zeer aanmerklyk zyn. Ten derden, in de waare zenuwkoorts is de pols het kleinfte en meest ingetrokken in de verheffing, en als de huid zeer heet is, maar in de koorts, gaan de hitte, pols en koorts altyd hand aan hand. Het water blyft in de ongevormde koorts niet lang bleek, maar verandert dikwyls drie of viermaal daags; ja, offchoon de koorts nog niet regt gevormd is, zal een hooggekleurde, verzadigde en fterk neergezakte pis fomtyds waargenomen worden. Ik heb gemeenlyk in het water in de febricula kleine haartjes waargenomen, (ge?  heid heeft, dit verder onderzoeke (#). Voor het tegenswoordige ben ik van begrip, dat de ongeAeldheden in den herfst talryker, minder gevaarlyk, en het gemaklykst te genezen zyn tegens het aannaderen der lente; en dat de ziekten in het voorjaar minder in getal, gevaarlyker, en gemaklykst te herftellen zyn, tegens het begin van Jury, wanneer zy haaren loop hebben afgedaan, en de epidemifche conftitutie van het eene Saifoen plaats maakt voor die van het volgende: de oorzaak of zitplaats van de remitterende najaars koortfen is vooral in de eerfte wegen, en nadat men deeze behoorlyk gezuiverd heeft, kan men de kragten door opwekkende middelen (cordials) onderfteunen, zonder dat men behoeft te vrezen, daar door de koorts in een aanhoudende te zullen veranderen, immers komt dit de koude voor, door de fpiervezelen zamen te trekken, en de remisfie in een tusfchenpozing te veranderen. Maar in het voorjaar brengt de aannaderende hitte een neiging tot ontbinding of rotting in het bloed te weeg; de lugt is vervuld met dampen en kleine diertjes, het bloed ontbind ligt (ik had haast gezegd gist), en dezelve oorzaken, die een vermindering van kragten te wege brengen, maken het onmooglyk, om die door opwekkende middelen weder te krygen, zonderdat men het gevaar vermeerdert, om de remisfien te verliezen , en de koorts aanhoudend te maaken. Zelfs kan men niet altyd den koortsbast, de koelfte van alle opwekkende middelen, en zelfs in zommige gevallen wyn, van wat foort ook, toedie* (*) De Haen had toen «yn Ratio Medendi nog niet uitgegeven. A 4  (9> koortzen zeldzaam, het welk ik geloof te moeten toefchryven aan het goede rype fruit en het gematigde helder weeder tegens het einde van den herfst of het begin van den winter, maar voorjaarskoortzen zyn er zeer gemeen (vooral in Roomfche landen) tegens het einde der lente; hiervoor laaten en purgeerenzy ruim met het beste gevolg, om dat het-warme weder nadert, offchoon mogelyk deeze zelfde geneeswyze in Noordelyke ftreeken zo wel niet gelukken zoude. Maar om tot ons ftuk weder te keeren. Wanneer deze ongeregelde koorts verfcheiden dagen heeft aangehouden, worden de remisfies langer en geregelder; de verheffingen zyn korter, maar heviger; het zweet of de waterige affcheidingen fterker, en de zieke klaagt naderhand over verlies van kragten; dan word het water, koud geworden zynde, zeer troebel en er is een volmaakte fcheiding, naar allen fchyn eindigt de koorts (uitgezonderd alleen de fnelheid der pols) voor eenige uren, gedurende de welke de zieke een gezonden flaap heeft, en wakker geworden zynde', zig veel verligt gevoeld en trek tot eeten heeft: hy verandert van linnen, en denkt zyne ziekte over te zyn, tot dat hy eindelyk begint te klagen over lusteloosheid , en geewerig word, hy krygt pyn in den rug, het hoofd of de beenen, en gevoeld koude over het gehecle lighaam; er volgt eene huivering, die gemeenlyk in de tanden en knaken begint, met bleekheid of bywylen blaauwheid der nagels, lippen en neus , een korte, fchielyke, bevende en moeilyke ademhaling, dan volgt een oppresfie of benaauwdA 5  C 10 > heid, walging en fomtyds braking, de pols word hard, klein en fchielyk, de mond en keel worden beflagen en droog, en het water word helder en bleek, of raauw en brandig. Deze zyn de verfchynzelen van de koude koorts of van het eerfte tydperk der koorts. In dit tydperk zag ik niemand ooit fterven, maar in de koude der derdendaagfche koortfen, heb ik, behalven de gewoone reeds opgetelde toevallen, de volgende waargenomen; hevige buikpynen, zamentrekkingen des onderbuiks in verfcheide harde knobbels, de borst tot berstens toe gezwollen, de oogen ftyf, dc kaken aan een getrokken, het wezen verdraaid, de pols bevende (fiuttering) de geledingen krakende met zaamgetrokken fpieren, het geheele lighaam in ftuipen, met yskoude ledematen. Na deeze algemeene fpanning volgt een loslating of ontfpanning (atonia)-, de lyder word geruster, en ademt vryer met afgebroken zugtingen, de pols begint onderfcheidener, offchoon nog fchielyk en hard te flaan; de lyder lekt zyn lippen, en haalt nu en dan zyn adem dieper op; dan word men eene warmte over de geheele borst gewaar, die zig langfaam over het geheele lighaam verfpreit, en tot een groote hitte vermeerdert, met een fterke pols, rood weezen , glinsterende oogen, en dikwylïr een zekeren trap van ylhoofdigheid: de overige pynen bh/ven voortduren; indien er eenig water geloosd word, is het raauw en hoog van kleur, hy roept gedurig om drinken , doch neemt maar weinig te gelyk, en heeft alle de toevallen van heete koorts; dit duurt, tot dat er een weinig vogtigheid in de handpalmen  C 12 ) vol, en een weinig (hél. Men zonde denken, dat, wegens het fterk zweeten de ontlastingen hard zouden zyn; maar, wanneer de fcheiding volkomen is, zyn zy dikwyls dun, veel, en altyd zagt, en dit is het kenmerk van een volkomen fcheiding, en onderfcheid zig van een onvolkomene of gedeeltelyke crifis; want gelyk een koorts een algemeene kramp, of zameurekking is, zo moet ook een volkomen fcheiding een algemeene ontfpanning en openzetting van alle affcheidingen en uitwerpingen zyn, en eene gedeeltelyke crifis is niets anders dan een gedeeltelyke opening van fommige affcheidingen en uitwerpingen, terwyl andere ïteeds verdopt blyven. Hieruit blykt het onderfcheid tusfehen een zenuwkoorts (flow fever) die veel tyds vordert tot zyn groey, volkomenheid, en afneming, en een heete koorts, die in een korten tyd met groote hevigheid door zyne tydperken loopt en in een volkomen fcheiding eindigt-, en de reden, waarom er een volmaakter apyrexia (zonder koorts) is in de tusfchcnpozingen van derdendaagfche, dan van anderendaagfche, en van anderendaagfche, dan van alledaagfche koortfen; want de aanval van derdendaagfche koortfen is veel fterker, dan van anderendaagfche, en van anderendaagfche, dan die van alledaagfche koortfen. Men moet nog verfcheiden andere verdelingen in koortfen opmerken, wanneer er maar eenen aanval is; die door zyn drie tydperken loopt, zonder weder te keeren, noemt men ze een ephemera of koorts van eenen dag; dagelyks weder komende, een alledaagfche ; om den anderen dag, een anderendaagfche; om  04 ) koorts, waarin de verheffing alle dag wedef komt. Gel sus noemt de f,fu\pTOHov een koorts, die zig om den anderen dag verheft; terwyl de aanval 3 6 van de 48 uren duurt, en zelden een volledige apyrexia plaats heeft. Indien wy nu hier by voegen den zamenloop van een continuele koorts, met de aankomst van een tusfehenpozende op zekere tyden wederkerende, hebben wy drie onderfcheidiagen van Erraticce, die van een aanmerklyk nut kunnen zyn in den loop en behandeling van koortfen. Wanneer een koorts alle dag doch op verfchillende tyden van den dag, aankomt, noemt men ze een dubbele alledaagfche koorts; wanneer de aanval den eene dag beter, den anderen dag erger is, een dubbelde anderendaagfehe, b. v. maandag een matigen, dingsdag een fterken, woensdag een matigen, donderdag een fterken aanval, welke de gewoonfte dubbele herfstkoorts in Londen is. Maar indien er eene tusfehentyd is van eenen dag, dan een matige koorts . en de volgende een fterke koorts, noemt men het een dubbelde derdendaagfche koorts, en zal dus loopen, maandag een matige koorts, dingsdag een fterke, woensdag geen koorts f donderdag een matige > en vrydag een hevige koorts : deze is in Holland gemeen, maar niet in Londen. Wanneer iemand in plaats van geregelde aanvallen, elkander in de te voren gemelde orde opvolgende, alleen door koude en heete aanvallen zonder zweet, maar, met een fterken pisvloed, kwyling of buikloop, word aangetast, is hy zelden of ooit, in den tusfehentyd, zonder koorts. Maar wanneer de koude en hitte door  gtcne waterige affcheiding gevolgd worden, heeft men reden van te vreezen, dat de koorts de natuur van een continueele koorts zal aannemen, wanneer dit niet by tyds word voorgekomen. Het blyft egter nog een ongeformeerde of een galkoorts. Maar, wanneer de hette aankoomt, zonder eenige voorafgaande koude, gevolgd door een afmattend zweet, een groot verlies van kragten, en een neiging tot een gedurig vermagerend (wafting) zweet van fommige deelen, dan word zy gezegd te ontaarten in een fispende koorts, die het gemeenfte is in de lente. Sleepende koortfen (Hedlic Fevers) zyn alledaagfche intermitteerende koortfen van het voorjaar, doch geen koortfen (agues). Zy zyn gemeenlyk van driederhande foort. 10. De Febris Hectica Anglicana, of Anaftomoils van Boerhave, is zeer gemeen in ons land , het is ecu ziekte der lente van jonge menfehen, van den ouderdom van manbaarheid tot 25 jaaren. Men kan naauwlyks een trap van koorts bemerken, maar zo dra als zy warm in 't bed worden, breekt er een fterk zweet uit, 't welk egter nog meer gebeurt tegens den morgen , waarby dikwyls koomt een ftorting van weinige droppelen bloed uit den neus, verlies van vleesch cn kragten, en een aanmerkelyke fchoone en heldere kleur van vel. Een verfterkende leefregel, rhabarber, elixir van vitriool met antifcorbutieke middelen, vryvingen en het koude bad, zyn het best gefchikt om deeze ziekte te geneezen. Jonge zogende vrouwen, die een teder geftel en flappe fpiervezelen hebben, zyn in het voorjaar aan deze ziekte onderhevig.  < ie y 2°. De fleepkoorts, Veroorzaakt door grote ontlas* tingen, of door de ettering van een zweer met een breede oppervlakte. Deeze heeft byna dezelfde toe* vallen, maar verfchynt op alle tyden van het jaar. 30. De fleepkoorts, die voortfpruit uit de opflorping van inwendige verzweringen, of op ontftekingkoortfen volgt. Deeze heeft maar een zeer korten tusfehentyd, alleen van tien tot twee uuren na den middag, en de pols blyft altyd fnel, zelfs op den middag. Wanneer er zetzel in 't water is, gelykt dit zeer veel na etter. Deeze gelykt van alle de fleepkoortfen het meest naar een koorts, wegens de veelvuldige ligte rillingen en huiverigheid, die in den avond aankoomt, even voor dat de hitte en koortfigheid verfchynt; egter kan men ze, door het geen wy te voren gezegd hebben, gemaklyk van een ongeformeerde, en van een geregelde, maar verlengde alledaagfche koorts, onderfcheiden. Zy word door tekenen voorgegaan van eene etterwording op de eene of andere plaats, door etter in het water, door een gebrek van een fteenagtig ros zetzel, en door het uiterlyk gelaat, het welk gemaklyk door kundigen onderfcheiden , doch moeilyk aan anderen kan medegedeeld worden, zo als dit ook waar is van andere zamenlopende toevallen van ziekten. Met opzigt tot de uitkómst der herfstkoortfen is het zeeker, dat, wanneer zy lang duren, zy een koortfige gefteldheid voor altoos agterlaten; een bleeke en geele kleur, een zwakheid der fpiervezelen, neéïgeflagenheid, zwakheid, een vermagerend zweet, enjijle die langdurige ziektens, welke deeze toevallen aanduiden  C 17) aanduiden of voortbrengen; wanneer intüsfchen eeri koorts te fchielyk gefluit, of door de geneesmiddelen , die mert fpecifiea noemt, onverftandig uit zynen natuurlyken lóóp gebragt word, kan zy, Vooral, Wanneer het een alledaagfche voorjaarskoorts is, in een aanhoudende koorts veranderd worden. Deeze koortfen, offchoon zy in het eerst na een ongeforrheerde koorts, die, misfchien , een tusfehenpozende zoude vooraf gaan, gelyken, zullen zig op het een of ander deel (organ) plaatzen, en dikwyls gevaarlyk worden, wanneer zy niet fchielyk tot haren vorigen loop wederkeeren. Daar de herfstkooi'tfen iets van de natuur van galkobrtfen hebben, veroorzaken zy, te fchielyk geflopt zynde, verfiöppingcn def grote ingewanden ; van hier aamborstigheid , waterzugt en verfcheide langdurige krankheden , welke naauwlyks geholpen kunnen worden, ten zy men de koorts kan terug doen komen; en hierom plagt Boerjbave te zeggen, dat als hy met zo veel zekerheid en gemak een koorts kon voortbrengen als fluiten, hyde grootflë geneesheer zóude zyn, die er ooit geweest was. Ik heb de menfehen in Holland elkander zien geluk wenfehen, wanréer zy haar koorts wederkregén ; en het is een zekere waarheid, dat de meeste langdurige ziekten voor een koorts, die wél behandeld wörd, by jonge en flerke merifchen wykcff zullen. Tot het onderzoek der oorzaakeri van de koorts, dienen Wy verfcheidene zaaken na te gaan. Voor eerst, zyn de landen, waarin deeze koortfen heërfehen, vervuld met langzaam Vlietende rivieren, laage B  moerasfige landen, en er is een regcnagtig veranderIyk, of koud of warm weder. Hierom zyn zy zeer menigvuldig in onze Leewaards Eilanden, zo wel alsin de koude lugtftreken van Engeland en Holland. Maar al is de lugtftreek en het land nog zo goed,, zullen een fchraale dieet van flappe visch, flegte groentens, flegt water, of flappe gegiste dranken en fmakeloze vrugten, een koortfige gefteldheid aanbrengen ; en dit is de reden, denk ik, waarom men in hoog gelegene Roomfche landen de koortfen alleen op het einde der lente en onder den gemeenen man ontmoet. Alle vet en fap van gebraden of gekookt vlecsch, byzonder wanneer het gerookt is, heeft een fterk vermogen om geflopte koortfen te doen wederkeren ; en hierom gebruikt men dikwyls tot dit oogmerk in Duitschland gerookt vleesch, ham en kinnebakshammen. Ieder die door een al te ftrengen leefregel, ontlastingen, of ziekte, zeer verzwakt is, is zeker, van een koorts te krygen in die landen, waarin zy een landziekte is. Dus zien wy, dat in de garnifoenen van Vlaanderen, daar de gonorrhsas door herhaalde purgeermiddelen behandelt worden, deeze in een zeer korten tyd door een koorts vervangen worden -, en dat de koorts , voor de genezing der gonorrhaea aankomende, dezelve dikwyls wegneemt. Men vroeg my in dat land dikwyls, of ik dagt, dat er eenig gevaar van lues was, wanneer de gonorrhxa door de koorts gefluit wierd ? dog ik zag geen een voorbeeld van lues, die uit deeze oorzaak voortfproot. Wanneer de Franfchen Bergen-op-Zoom innamen, vonden zy naauwlyks goed water en weinig  tfèrfehe móndbehoeftens; men hield dit voor de oorzaak van die befme'tteiyke koorts, welke zo veel foldaten wegfieepte. Offchoon deeze koorts in fommige regulier intermitteerde, ftierven er egter veele voor dat de tusfchenpozing aankwam, want men deed om den anderen dag een aderlating, tot dat de tusfchenpozing aankwam, of de zieke ftierf. Een van hunne Heelmeësters^Verhaalde my zyne waarnemingen , die hy omtrend het afgetapte bloed gemaakt had. Hy zeide, dat het bloed in den beginne op verre na zo ontdoken niet was, dan eenige dagen naderhand; dat zodra de tusfchenpozing kwam, het bloed wederom ontbonden wierd, en dat zo de koorts niet fchielyk geftopt wierd, het bloed geheel waterig wierd, en eindelyk een waterzugt volgde. Tot daarftelling der koorts zyn dierhalven twee dingen noodzaaklyk. Voor eerst, een epidemifche gefteldheid in de lugt, die deeze foort van koorts Voortbrengt, en dan een vatbaarheid van het lighaam, of zulk een gefteldheid, die door deeze lugtsgefteldheid zal worden aangedaan. Nu vinden wy, dat de gefteldheid, die het lighaam voor een koorts vatbaar maakt, uit een natuurlyke of verkregene flapen zwakheid der fpysverteeringskragten voortvloeit, waar door raauwheden in de eerfte en tweede wegen vergaderd, de grote ingewanden verftopt, en de lichamen opgezet, dik en log worden , wanneer er een koortfige gefteldheid regeert, en zy, in deezen ftaat' zynde, verzuimen braakmiddelen , rhabarber, ftaal of? bittere middelen te gebruiken, is het zeker, dat zy' Van de ziekte zullen' aangetast worden. Ongezonde B 2  ( > een ryken vrugtbaren grond en ftilftaand water • ja, men heeft my verzekerd, dat men door het leggen van een dam, een geheele ftreek ( eftate) op Antigua zo ongezond gemaakt heeft, dat de menfchen, die d:gt by het ftilftaand water wonen, alle jaar een koorts krygen. Geen wonder dan, dat de koorts' eén landziekte is in alle laage, vlakke en moerasfige landftrekcn, of het climaat koud of warm is. Men weet intusfchen, by ondervinding, dat de koortfen van heete 'iugtftreeken gevaarlykst en hardnekkig zyn , om dat daar de uitwaasfemingen meer rotagtig, en de vaste 'deelen meer verflapt zyn. Hoogè dorre landen, daar' de rivieren helder en de afloop (hel is, waasfemen niets fchadeiyks uit, en de tusfehenlópcnde dalen, die gedurig als afgevaagd worden door de ftorhiwinden, geven geen dampen op; de dampkring is droog, de uitwaasfeming geregeld, en een gedurige aanvoer van frisfche levensgeesten, en een vernieuwing der lighaamskragten, zet de natuur aan tot beweging, en bevordert alle de natuurlyke vcrrigtïngen; waar nu het climaat geene van de caufce' ^0x0!.(uitwendige, werkende, of naaste oorzaken der koortfen) voortbrengt, is het lighaam niet in ftaat om de (voorgaande oorzaken) caujee -n-^yov^ivai te bewerken; zo dat naauwlyks in deeze landen een koorts kan geboren worden, nog zelfs lang in dezelve kan voortduren. Een koortfige gefteldheid volgt altyd op een regenagtigen herfst, en verzelt de gal of nieuwe koorts van Sydenham; en uit deeze waarnemingen kunnen wy de oorzaak ontwaren, namelyk, den damp, die uit de grond opryst, zo wel als » 3  € 33 ) zy door de vermindering der aficheidingen en uitwerpingen , of door alle deeze zaamgenomen , en dit kan men zeer klaar door de toevallen zelve bewyzen. Er is een algemeene kramp of fpanhing van alle de tenawen, van hier de beving (horripilates') huivering, fchudding, het welk zeer wel door het franfche woord frijjbn word uitgedrukt; een zamentrekking van alle haarbuisjes (capillary vesfels); Van hier een trage dobrftraling in dezelve, en een vermindering van alle affcheiding en uitwerping, de drooge mond en blecke pis; maar dewyl de hitte (vóór dat de rotting begint) van den graad van omloop afhangt, moet de uitwerking onzeker worden, zo dra de oorzaak ongelyk is; (i. c. de hitte) van hier het gevoel van algemeene koude, want de zieken gevoelen zig kouder, dan de geneesheer dit door aanraking gewaar kan worden. In den beginne van deeze trage beweging der vogten in de kleinere vaten, worden er natuurlyk pogingen gedaan om het bloed door bewegingen van geeuwen, uitrekken, en diergelyke, voort te ftüwen; maar als deeze zonder vrugt bevonden worden, wind de ziekte veld, alle de blozende decleh des lighaams worden bleek, en indien er ergens een ftikking plaats grypt, komen er blaauwe of purpëre vlekken te voorfchyn. Ten zeiven tyde is er een ophoping van bloed in alle de groote vaten, die haarc zamentrekking verhindert, en de ftyfheid fchynt te vermeerderen. Wy beoordeelen door het voelen der pols het onderfcheid tusfehen de grootfte en kleinfte uitzetting der flagader , maar wanneer een taay bloed met moeiB 4  ( te door de haairbwsjes loopt, word er aan hetzelve evenredige weerftand in de groote flagaders geboden, zodat zy zig niet behoorlyk kunnen toetrekken, en offchoon de flagaders tot berstens toe vol zyn, vinden wy de pols zeer klein; en daar het hart telkensmeer en meer bloed in de reeds vermelde flagaders dringt, worden de rokken zodanig uitgezet; dat de pols op het gevoel, vast en hard is. In de natuurlyke omloop des bloeds voelen wy de flagader. alleen op Jiet oogenblik van de diastole, en aanftonds daarna is zy ledig, word zagt, en. verdwynt voor het gevoel tot dat er een andere diastole op volgt. Maar in die gevallen, waarin een zeer zenuwagtig en gevoelig deel (als de maag en ingewanden) is aangedaan, en bygevolg een algemeene kramp plaats heeft, is er een groote zamentrekking der kleine, vaatjes, en de wederftand, die in de groote vaten aan den omloop des bloeds gemaakt word, is zo groot, dat men ze altyd als een gefpannen koord' onder den vinger voelt, cn in plaats van een geregelde fystolc en diastole, alleen een trillende beweging gewaar word. Hier van daan de kleine, harde, ingetrokkene, radde pols, en de vermeerderde kragt derzelve na een behoorlyke aderlating. Deze ophoping van bloed in de groote vaten zet het hart tot meerdere toetrekkingen aan, om het geWigt cn den wederftand te overwinnen, en dit is de anxietas febrilis (koortzige benaauwdheid) een gevoel door geen woorden uit te, drukken , maar deeze benaauwdheid word niet altoos in het zelve deel waargenomen, immers zyn er drie ftelzels van groote va-  ten, welke elk een afzonderlyke omloop van elkaader onafhanklyk hebben, en dus fchynt er driederhande foort van ai}xietas febrilis plaats te hebben, van elkander grootendeels onaf hanklyk, en door byzondere toevallen te onderfcheiden, welke te onderkenpen die,s te noodzaaklyker is, omdat de manier van geneezing zeer veel verfchilt. Eerst het ftelzel dec longvaten, waardoor al het bloed door de longen gebragt word, ten tweeden het ftelzel der aorta, en ten derden het ftelzel van de poortader. Stel, dat de blaasjes der long fchielyk door den rook van kokende vitriool-olie worden toegetrokken, volgt? er onmiddelyk een benaauwdheid op de borst (praecordia), die men niet dan door frisfche yeerkragtigc lugt en den damp van heet water kan wegnemen, dit is de henaauwdheid, welke door een moeilykc omloop dpor het ftelzel der longader geboren word. Vooronderftel nog eens, dat dc doorftraling in de kleine takken der aorta belemmerd wierd door de indompeling in zeer koud water, dan volgt er die benaauwdheid , welke veroorzaakt word door een ophoping van bloed in het ftelzel der aorta, die men door uitwendige vryvingen moet wegnemen. Maar de allergcwoonfte benaauwdheid in koortfen is gelegen ouder het middenrif, rondfom de ingewanden en de porta, uit ktampen ontfpruitende, of uit een trage en belette doorftraling door delever en groote ingewanden, of eindelyk uit raauwe en fcherpe vergaderingen in deeze deelen; het niet zorgvuldig opmerken van deeze dingen, is juist het geen zo veel nadeel doet in dc behandeling der koortfen in haar begin. 9 s  ( 26 J Maar keeren wy tot 3e koude der koorts weder: wanneer deze krampagtige zamentrekking geheel algemeen, en zo hevig is, dat alle doorftraling door de kleine vaatjes belet is, dan verhindert de geheele masfa van bloed rondfom het hart en in de groote vaten opgehoopt, de regelmatige beweging dezer Werktuigen , zy beeven meer dan dat zy flaafi , de longen worden verftikt, het wezen word blaauw, de ledematen worden koud, en 'de byna verflikkende zieke maakt met alle zyne kragten Zulke fchielyke pogin^ gen, dat dc hoofden der beenderen, in de Iosfbre geledingen, door een overvloedige' mate van fynóvict (geledingsvogt) omringd, op een wonderlyke wyZe kraken i wanneer dc fpanning tot déze hoogte komt, moet dc zieke dra fterven; wanneer de oorzaak der fpanning, dat is de kramp, weggenomen is, moet ook het uitwerkfel noodzaakiyk ophouden, en de zieke zal in dezen aanval van het gevaar bevryd zyn. Dit gebeurt gemeenlyk zo wel in de koorts als in andere krampagtige ziektens, wanneer zy niet door een verkeerde behandeling in haar natuurlyk beloop verhinderd worden; want, wanneer de kramp tot een zekere hoogte geklommen is, word zy fchielyk door een atonia of werkeloosheid gevolgd, welke de ontfpanning of oplosfmg van den aanval begint: zodra de zamentrekking is weggenomen, worden de kleinere vaten uitgezet, en gedwongen om voor dc kragt der grotere vaten en het hart te wyken, het opgehoopte bloed word met drift door dezelve aangedreven, en de vryving en hierdoor te weeggebragtc hitte in deczen is zo groot, dat ik op het voelen der huid,  Meem^m ®eyre«&d heb, dat de tedere deelen door de enkele hitte zouden befchadigd worden. Dit is het tweede tydperk der koorts, die de traagheid van het bloed wegneemt, en een groot gedeelte van hetzelve .(lentor) tot uitwerping bekwaam maakt, deveritappingen in he*;zamengeftelde majakfel (winding. ;maces) der ingewanden.:.oplost,, de lappen des lighaams verandert, de langdurige ziekten geneest, alle de vogten kookt, tot een volmaakte fcheiding, die dra volgt, of door het zweet, of door het water , den itoelgang, fpeekfel, of door fommige van deeze, of door alle tegelyk. • ., . • Wanneer wy het water in de verfchillende tydperken nafporen, zullen wy hieruit dc ziekte geheel en al kunnen beoordeelen. In het eerfte tydperk is het water meest fmaakloos, bleek en waterig, gelyk als in opftygingen, ontftekingen der ingewanden en alle krampagtige aandoeningen; alle de uitwerpingsbuisjes zyn hier zo te zamen getrokken, dat zy flegts een klein gedeelte der waterige deelen onzer omlopende vogten konnen doorlaten, zo als dit uit de droogheid van den neus, mond, keel en andere deelen , blykt. Maar wanneer de kramp zig alleen tot een zeker deel bepaalt, is de mond geheel droog en de hoeveelheid van bleeke pis zeer groot, 't welk ik dikwyls in de morbus hypochondriacus, fomtyds ook in tusfehenpozende koortfen heb waar|enomen. Op andere tyden zal het water minder zyn, en er zal een groote hoeveelheid water aan beide zyden uit den mond lopen, en het kusfen nat maken; hieruit is het klaarblyklyk, dat alle grovere deelen van het bloed te rug gehou-  m, terwyl de fynere-uitgeworpen worden, zodaf ■het geen overblyft zeer ontftoken moet zyn, en een heete koorts vereischt om de lymigheid (/mor) te verbreken, en niets behalven de^e koorts, is in ftaat, dit uit te werken. In het tweede tydperk is het wa.ter^emeeniykfcherp, hinkende, hooggekleurd, maar ■raauwals in heete koortfen, want nu gaan de oPge, wekte zouten en heete oliagtige deelen een weinig .veranderd (flackened) door de vaten; maar in het .föatfte tydperk is het water niet alleen fcherp , ftinkend *n hoog gekleurd, maar ook troebel en gekookt, dat is gemaklyk zig in hare zamenftellende deelen- verdeelend, want daar raauwheid beftaat in dé ondereenmenging van alle de deelen der vogten in het lighaam, zodat zy niet kunnen verdeeld worden; door hare eigene werktuigen.(iïrainers) is in tegendeel de ko■ king een verdeling en oplosfing der omlopende vogten in hare beftanddeelen, om aan haar oogmerk tot onderhoud des levens te voldoen, en om door de verfchillende uitwerpbuizen af te nemen, het geen hiertoe onnut is : hierom moet het water van een ware crifis, niet alleen de olieagtige en zoutagtige onnutte , maar ook die aardagtige deelen in zig hebben, welke door de fterke beweging des bloeds afgefchaafd zyn. Het moet niet alleen gedeeltelyk dc ftof bevatten, die de koorts eerst te weeg bragt, maar ook die deelen, welke de hitte en kragt van beweging onnut gemaakt heeft, (excrementitious) en niet uitgeworpén zynde, fehadelyk zouden zynHet ftcenagtig zetzel of fedimentum lateritium, het welk Svee^ham ajs het kenmerk der koorts aanmerkt, word  fci dc meeste galkoortfen gevonden; dit is vry zwaar $ maar gemeenlyk is er een ander zetzel nog zwaardef vlak op den bodem en onder het fteenagtig ftof, 't welk het meeste zout bevat, terwyl de olie, die de kleur aan het water geeft, ra het wateragtige gedeelte hangen blyft. Het geen wy van het water in deeze volkomene fcheiding gezegd hebben, kan men van alkandere affcheidingen en uitwerpingen zeggen. Want gelyk de hette van een heete koorts, op de koude volgende, nodig was om de koking voort te brengen, zo is ook een algemeene critifche ontlasting noodzaaklyk om alle de fchadelyke deelen af te weren; en offchoon deze ontlasting met een fterk zweet begint, het welk boven alle andere de natuurlykfte en .noodzaaklykfte ontlasting is in deeze koorts, is er intusfchen nooit een volmaakte fcheiding en een volkomene koortsloosheid, wanneer alle de andere exercities niet eenigfints aan de voorgaande koorts geevenredigd zyn. Verfchillende koortfen hebben ook hare verfchcidene critifche ontlastingen, ieder na haar byzondere natuur; eenige koortfen hebben een neiging om door de buiks ontlastingen voornaamlyk af te gaan, en indien men dezelve door de pezen der huid zoekt af te leiden, veranderen zy van gedaante , worden verzeld met gierst uitflag, en verkrygen een kwaadaartigheid, die zy natuurlyk niet hadden, maar het gevolg zyn van het opfioppen des natuurlyken loops, van de verhittende geneesmiddelen, en het uitgeperste zweet te onpas in den beginne der ziekte te weeg gebragt. Andere koortfen fcheiden zig door de andere klieren  des lighaams, fommige door hier of daar etter neder te zetten; veele gaan door zweet op verfchillende wyzen af, fommige door uitflag, andere alleen door' zweten, en dit is de reden, dat Sydenham aanmerkt , dat indien wy omtrent de natuur dei- koorts in twyfel zyn, wy zorgvuldig moeten agt geven op die ontlasting, welke de meeste verligting aanbrengt, en alle die ontlastingen, welke niet verligten, zyn toevallig, vooraf omdat de natuur een gisting te weeg gebragt heeft; maar by aldien zekere tekens van koking eene natuurlyke ontlasting voorgaan, geeft deze een groote verligting, offchoon het maar een gedeeltelyke crifis zyn kan; en wanneer de natuur geholpen, of deze ontlasting dikwyls herhaald word, zal deeze dikwyls de koorts geheel wegnemen, gelyk het purgeren in galkoortfen; zekerlyk is een overvloedig natuurlyk zweet van het geheele lighaam de wenschJykfte ontlasting, nadat de ingewanden behoorlyk gezuiverd zyn , en van het meeste nut in tusfehenpozende koortfen. Zodanig een fterke ontlasting en een overvloedig drinken van dunne wateragtigc dranken (dikwyls herhaald) moet niet alleen fchielyk geheel en al de vogten veranderen en niet alleen deze koorts geneezen, maar zelfs de venerifche of andere befmettelyke ziekten, die op denzelve tyd in het lighaam huisvesten, wegnemen. Maar het bloed zal hierdoor geheel ontbonden, de vaten verflapt, en het zenuwgeftel geheel en al ontredderd worden, wanneer de ziekte te lang voortduurt. Hier van daan kan een Aiort van uitterende koorts, verzwakkend zweet (col-  i 31 > yquative) verzamelingen van water, en een koortfige gefteldheid ontftaan. Wanneer daarentegen de koorts geftoptword, voor en al eer de oorzaak is weggenomen, en de traagheid der vogten gebroken is, moeten wy natuurlyk verfchillende foorten van verftoppingen, vooral van de groote ingewanden, en van het geftel der poortader verwagten, of by die menfchen, die te voren aan ziekten uit verftoppingen van een byzonder deel onderhevig geweest zyn, in het aangedane deel, of indien wy een koorts tragten weg te nemen, voor, dat de noodzaaklyke fcheiding en uitwerping gefchied is, moeten wy natuurlyk denken, dat de groote mate van fcherpe en onnutte ftof ( ten deele het uitwerkfel der voorgaande koorts) waarmede het bloed beladen is, zenuw, rot of blutskoortfen zal te weeg brengen , of een gevormde in een ongevormde of onregelmatige koorts, altoos een verdrietlyke, fomtyds een gevaarlyke- ziekte zal doen overgaan. Hier uit is het klaarblyklyk, dat men het zweet niet al te fterk moet aanzetten, nog te fchielyk ftoppen, en dat het altoos evenredig moet zyn aan de voorafgegane koorts en de hoeveelheid der fchadelyke ftoffen; er is een zekere trap van ontlasting nodig, om weg te nemen het geen voor de uitwerping bekwaam is; maar by aldien deze heilzame ontlasting te ver getrokken word, put zy den zieken uit en verhinderd de natuur om een nadere koking te weeg te brengen, zodat er een groot onderfcheid is, of men twintig uren agter eikander zweet, dan of dat by tusfehenpozingen in vier of-vyf dagen gefchied.  C 3? ) , dit zo is, op wat foort van tusfehenpozende koorts; zal uitlopen. 2°. Hoe fchielyker zig een tusfehenpozende koorts vormt, hoe beter van aart zy is, en omgekeerd; want wanneer een aanhoudende koorts in een tusfehenpozende verandert, is het een teken, dat de ftof, die de koorts te weeg bragt, grotendeels gekookt en bekwaam gemaakt is om uitgeworpen te worden; maar wanneer een zeer langdurige koorts vereischt word, om deze kokïng te bewerken., dan mag men bcfluiten, dat of dc ftof een zekeren trap van kwaadaartigheid heeft, en zeer moeilyk door de vaten kan te ondergebragt worden; of dat de vaten zwak en werkloos zyn, welke"beide een verdrietige ziekte voorfpellen: zulke ongevormde koortfen in het voorjaar voortkomende, eindigen dikwyls in zeer onaangename koortfen, of vallen ob een byzonder deel, en veroorzaken, vooral by oude luiden, verfchillende ziektens. Oude of afgeleefde menfchen zyn inderdaad (caeteris paribus ) meest aan hardnekkige koortfen en aan langdurige ziektens onderhevig, welke hier uit voortvloeijen. Jonge en fterke menfchen hebben heviger aanvallen, een volmaakte koking en fcheiding, maar zy zyn ook by een verkeerde behandeling aan gevaarlyke verftoppingen en zeer hevige ziektens bloot gefteld. Men heeft in de Nederlanden waargenomen, dat koortfen in het najaar lang ongevormd blyven , by aldien de vorst niet vroeg in den winter begint, maar dat zy op het laatst gevormd worden, en afgaan door een geregelde interrnitteerende koorts, daar onge« C 3  ( 38 ) vormde koortfen, met dezelfde toevallen, in het voorjaar dikwyls in zeer gevaarlyke rotkoortfen eindigen. Van hier is het by de inwoners een gemeen fpreekwoord geworden, dat een ongevormde koorts verdrietig is in den herfst, maar gevaarlyk inde lente. Droog weder, met een Oostelyken of Noordelyken wind, doet fchielyk de koortfen geregeld worden; en integendeel maakt de Westen of Zuidelyken wind de koortfen zeer verdrietig, zo dat zy fomtyds afgaan, zonder zig in het geheel te vormen, en op andere tyden door zeer warm weder, een verkeerden leefregel, of geneesmiddelen tot kwaadaartige koortfen overgaan. Met een woord, een ongevormde koorts is een zeer wezentlyke ziekte in alle jaargetyden, wanneer men te veel doet om ze te genezen; anders geloof ik, dat zy minder gevaarlyk is, dan een remitteercnde koorts; want ik heb gezien, dat de kragten zeer fterk vervielen, (het welk ik voor een teken van naderende rotting en kwaadaartigheid in hevige ziekten houde) en dat egter twee of drie aanvallen van koorts alles wegnamen, zo dat de menfchen op een verwonderenswaardige wyze in kragten toenamen. Met opzigt tot gevormde koortfen, is de anderendaagfche de waare zuiverende koorts; zy is een middenfoort tusfchen de derdendaagfche herfstkoortfen en de voorjaars alledaagfche koortfen; en ik geloof, dat de waarneming van Forestus juist is, dat niemand van een anderendaagfche koorts fterft, ten zy dat zy aanhoudend word. (continus!) Het is dus een goed teken, wanneer een derdendaagfche koorts tot een anderendaagfche overgaat, dc-  C 39 > wyi er minder gevaar is van langdurige ziektens, ea de aanvallen draaglyker zyn; het is ook een goed teken, wanneer een alledaagfche koorts een anderendaagfche word, dewyl er als dan minder vrees van een continueele koorts" is. Wy zullen gevoeglyker de andere voorfpellingstekenen by de behandeling van. iedere foort kunnen opgeven. DE MANIER VAN GENEZING. Om een plan van genezing te maken, moeten wy de gefchiedenis der ziekte volgen. Dus moeten wy befchouwen, voor eerst, de ongevormde koorts; ten tweeden, de gevormde, maar ongeregelde koorts; ten derden, de gevormde en geregelde koorts; cn ten vierden, de regelmatige alledaagfche, anderendaagfche en derdendaagfche koortfen, &c. Maar terwyl de ongevormde koorts zeldzaam in den beginne eenvoudig, maar gemeenlyk het uitwerkzel is van een andere ziekte, die zig hier by voegt, moeten wy deeze order laten varen, en beginnen met de eenvoudige welgevormde koorts; die, wel verftaan zynde, ons in ftaat zal ftellen, om de ongevormde koorts, of die zamengeftelde ziekte, welke uit een koorts, gevoegd by een andere kwaal, vöortfpruit, te verklaren ; dat is, wy moeten eerst fpreken van alle foorten van koortfen, voor dat wy van een ongevormde koorts een regt denkbeeld kunnen geven. Dus is by voorbeeld, de ongevormde voorjaarskoorts een dubbelde ziekte, waarvan de koorts maar een en zelf het geringde deel uitmaakt. De ontftekingaartige gefteld* C 4  C 40 ) heid des bloeds en de fynochus non putri van dat jaap* gety maken het ander en verre het grootfte gedeelte uit. Om een ongevormde koorts te genezen, moet het eerfte doelwit zyn, om ze tot geregelde aanvallen te brengen; doch dit kan nietgefchieden, voor en aleer de ontfteking bedaard en de fynochus is weggenomen, waarna de koorts zig vormen zal en niet eerder. Op gelyke wyze is de ongevormde herfstkoorts een ziekte uit een ga!- of zwarte galkoorts, en een eenvoudige koorts beltaande. Voor dat de koorts zig vormen kan, moet de gal- of zwarte galkoorts weggenomen zyn, zo dat men eerst op de ongevormde koorts kan denken, na dat men de natuur van de andere hier mede verbondene koortfen ontward heeft. In het verklaren der andere gewoone koortfen, zal ik ze eerst befchouwen eenvoudig, en ten tweeden, met eene koorts zaamgefteld (ague), waar door wy de regte natuur en verfcheidenheden der ongevormde koorts zullen kunnen verklaren. Voor het tegens. woordige zal ik de koorts als de eenige of voornaamfte ziekte, en wel de gevormde koorts, befchouwen. De gefchiedenis der koorts in het algemeen dus verre opgegeven hebbende, zal ik in het voorfchryven der genezingswyze met de gevormde koorts van het najaar beginnen. By een ieder is deeze ziekte bekend 5 ieder kan ze geneezen j en wat meer te verwonderen is, door tegengeftelde geneesmiddelen : de eene geneest ze met loogzouten, de andere met zuuren; de eene met zamentrekkende, de andere met verzagtcnde en ontlastende middelen; de eene met hitte en geestryke dranken, een ander met koude cn  ( 4i ) (alpeter. Elk deezer geneesmiddelen is van «ut geweest, maar alle hebben ook dikwerf gefaald. Ieder land heeft een fpecificum, het welk dikwyls gelukt, maar ook niet zelden onvoldoende bevonden is; ja de koortsbast, het zekerfte en algemeenfte fpecificum, heeft ook op zyn beurt gemist. Deeze verfcheidenheid en onzekerheid heeft een oorzaak, die ik aal nagaan, om te zien, wanneer er ontlastingen, wanneer verkoelende, wanneer verhittende, wanneer er zuuren, loogzouten, wanneer de koortsbast, en wanneer er zamentrekkende middelen vereischt worden. Voor eerst, moet ik aanmerken, dat het twee zeer verfchillende dingen zyn, den loop der koorts te floppen, of dien te genezen, want door het ontydig floppen van den loop der koorts, word niet alleen de ^eneezing vertraagd, maar ook andere ziekten van een gevaarlyker natuur en die veel moeilyker te geneezen zyn, voortgebragt. Om dit te bewyzen, zal ik my vergenoegen met alleen twee gevallen uit een groot getal van myn dagboek hier neder te zetten. In het jaar 1748 kwam er in het Edinburgsch hospitaal een vrouw van middelbaren ouderdom ziek aan buikwaterzugt. Door Dr. Rutherford onderzogt zynde, bleek het, dat deeze uit een koorts van dit jaargety, die door den koortsbast te fchielyk gefluit was, voortkwam; om deeze reden beval men haar overvloedig van een openende decoctum, gedurende twee dagen, te gebruiken, waarna men haar een fterk braakmiddel gaf, en hierop een goede purgatie, waardoor een groote hoeveelheid water geloosd wierd; men beval haar toen de pillen Ne.(ï5, en de drank QS 1  ( 4* ) N°. 16 te gebruiken, waardoor dtf koorts te rug kwam. Men herhaalde het braakmiddel tusfchen de aanvallen, en eens de purgatie; de pillen en het apozema, wierden door gebruikt. De koorts verminderde by trappen en de waterzugt genas grondig. Het Extratfum fuliginis is een goed geneesmiddel en behoorde in de apotheken bewaard te worden. Het ander geval was gedeeltlyk van dezelve natuur, en uit dezelve oorzaak voortkomende. Een jongman in Carolina, was in het midden der herfst door een epidemifche koorts aangetast, die fchielyk remitteerde, en eindelyk intermitteerde, de koortsbast wierd aanftonds toegediend en daarmede gedurende veertien dagen aangehouden, gedurende welken tyd hy geen koude koorts, maar dikwyls warmte en ligte zwetingen, groote benaauwdheid, rusteloosheid, en neergeflagenheid gewaar wierd; men gaf hem toen een purgeermiddel en aanftonds daarop wederom den koortsbast, waarmede men verfcheide dagen voortging, waarna zyn oogen wankleurig wierden, en zyn vleesch en kragten vervielen, met verlies van eetlust, gedurige walging, en neergeflagenheid van geest, men raade hem toen herwaards over te komen, en opwekkende bittere middelen gedurende de reis te nemen. In deeze gefteldheid vond ik hem, en na een naukeuriger onderzoek vond ik zyn tong wankleurig en vuil, en ontdekte, dat er een groote opzetting was omtrent de plaats der lever. Ik gebood hem aanftond veel door te fpoelen met een openende drank en wey, waarin ik een weinig Tartarus folubilis en fal polychrest gedaan had: Ik gaf hem  < 43 ) toen een goed braakmiddel en daarna een purgatie. Hy fcheen een weinig moed te krygen, zyn pols wierd zagter, hy was zo flaperig niet gedurende den dag, en fliep des nagts niet te min beeter, de walging was weggenomen, maar alle de andere teekenen van verftopping bleven aanhouden. Ik fchreef hem de zeeajuin pillen met het afkookzel N°. 6 voor, en ging hier mede eenige dagen voort; dit deed hem eens of tweemaal daags braken, en hield zyn lyf altyd open. Op het laatst kwam de koorts met een fterken aanval weder; »k herhaalde de purgatie na de koorts en ik beval de mixtuur N°. 16. In omtrent dertig uren keerde de aanval te rug, doch niet zo fterk, waarna het braakmiddel herhaald wierd met byvoeging van wat camillen the. De aanvallen verminderden by trappen, de geelheid en de geheele koorts ging af; hy fcheen voor eenige dagen wei en offchoon hy dun en mager was, was hy vrolyk en reed alle dag te paard. Eens kwam hy 'smorgens by my, klagende over zyn maag en gebrek aan eetlust, in fpyt van al het ryden en de beweging die hy nam, zyn tong was rauwer, de huid koel, en de pols gematigd. Ik befchouwde het geval nu als een eenvoudige verflapping van de maag , en fchreef hem een fcrupel koortsbast met weinige greinen rhabarber 's morgens en 'savonds voor, maar in weinige dagen kwamen alle toevallen te rug en er was een nieuwe ziekte, de geelzugt,by gekomen, in plaats dat dit bitter aan myne verwagting beantwoorde, Ik gaf hem aanftonds een braakmiddel, purgatie en de mixt. fcillitica als te voren, en de pit fcittit, van dc pharm. pauper. Edin-  < 44 ) burg. met een mixt. falina om langen tyd te gebruiken, veranderende de gift na mate van de uitwerking, het welk een volkomene genezing te weeg bragt. De vrouw had een koorts, die van den beginne af intermitteerde, de koorts van den jongman was gevolgt op een remitteerende koorts, die beide te vroeg waren geftoord, en zouden byna dodelyk geweest zyn, geen van beide zieken hadt byna kunnen behouden worden, dan door het terug brengen der koorts. Hieruit befluit ik, dat men een koorts te fchielyk floppen kan. Aan een anderen kant, kan men een koorts te lang laten doorgaan, zo als wy befluiten moeten, omdat zy by wylen doodlyk is, en uit de zieklyke verfchynzelen na den dood, welke ik gelegenheid gehad heb te zien in verfcheidene lighamen te Rouaen, daar de koortsbast in zo een groote agting niet was, als het behoorde, daar de leefregel onder de geringe lieden zo arm en de ontlastingen waarfchynlyk te fterk waren. In deeze lighamen, vinden wy de aders der herfenen zeer uitgezet en meer water dan natuurlyk in de holligheden. De longen waren met bloed opgevuld, als of zy niet in ftaat geweest waren zig te ontlasten: In fommige was er veel water in de borst, in allen, waren de vaten van het hart fterk uitgezet. In fommige waren polypeufe zamengroeijingen, die of de oorzaak of het uitwerkzel van den dood kunnen geweest zyn. In alle waren de maag en ingewanden zeer met lugt vervuld, in veele waren gangreneufë flippen, en by fommige vond men ontvellingen in de maag. By al-  (45) len was er door het geheel onderlyf een geel voge verfpreid, de lever was groot cn bleek, en de poortaders met zwart bloed zeer opgezet, de milt was groot en vol pyrpcrc vlakken. In een was de galblaas fterk met gal uitgezet, en er fcheen als eendrajing of kramp in de duclus communis plaats te hebben , in dit lighaam was de lever ook verbazend groot en de beenen watcrzugtig. By veelcn waren de darmfcheilklieren hard en groot, maar doorgefnedert zynde, kwam er een waterig geel vcgt uit. By fommige was het pancreas aangedaan , en het geheel lighaam byna zonder vet. Dit toont de waarheid van het geen andere dikwyls hebben waargenomen, en bevestigt myn gedagten, dat men een koorts te lang kan laten voortgaan. Uit dit alles befluit ik 10.,,dat er omftandigheden zyn, die het ondienstig maken een koorts te floppen. 2°. Dat er omftandigheden zyn, die het nuttig maken. 3°. Dat andere het volitrekt nodig maken, en 4°. Dat men de koorts floppen kan op een wyze, dat de genezing veilig en grondig is. Om iedere van deze omftandigheden te bewyzen, moeten wy de gevormde koorts in zyne twee • foorten verdeden. Teneerften, de koorts, die op een remitteerende koorts volgt, en ten tweeden die van den beginne af aan remitteert. Wat de eerfte betreft, wanneer dc continuele koorts tot intermisfie gebragt is, is zy alreeds grotendeels genezen, en zal gemeenlyk geheel weggenomen worden door die zelve geneesmiddelen, welke ze deed intermitteren. Dit is de wenschlykftc weg om een koorts te genezen, die  <40 op een remitteerende koorts volgt, dewyl zy de grondigfte is, en dus de waarfchynlykfte om inftortingen en andere toevallen voor te komen. Men dient dus altyd eerst deezen weg te volgen, en de uitwerking van deezen aanval naauwkeurig gade te Haan. Is het niet ongefchikt den koortsbast toe te dienen, wanneer de zieke zynen moed, kragten, eetlust , kleur en verligting van zyne voorgaande kwalen verkrygt ? Wanneer men alle dag na iederen aanval verbetering ziet? Wanneer de aanvallen meer en meer gematigd en van korteren duur borden ? En indien er toevallen van verftopping der ingewanden, of langdurige ongemakken geweest zyn, die onder de aanvallen der koorts verdwynen ? Wy weeten, dat de koorts zwaarmoedigheid en finnelooshéid geneest, is het dan niet ongefchikt den koortsbast toe te dienen, wanneer de koorts by zulke ziektens koomt? Wanneer een geluw. uit verftopping of waterzugt voorafgegaan is, wanneer de zieke aan rhumatieque of jigtige kwalen onderhevig is, zouden wy dan niet de koorts zodanig zoeken te leiden, dat zy in deeze hardnekkige ziektens van dienst zoude kunnen zyn ? en altyd denken, dat het altyd in onze magt is een koorts te floppen, maar niet altyd om ze te rug te brengen. Na myn gedagte moest men een koorts in het zelve licht befchouwen, als de natuurlyke ontlastingen in koortfen, men moest ze,zagtjes bevorderen, wanneer zy verligting aanbrengt, maar byzonder wanneer zy matig is, en de dringende toevallen zodanig zyn, dat men ze gemaklyk binnen de palen kan hou-  ( 47 ) den. Met korte woorden, voor dat wy beflukes een koorts te ftoppen, moeten wy wel agt geven op den ouderdom, geflagt, fterkte, en voorgaande ziektens van den lyder, het jaargety, de natuur van de voorgaande epidemie, en van de tegenswoordige regerende ziektegefteldheid; maar wy moeten zorgvuldig onderfcheiden de oorfpronklyke (idiopathic) ziektens, welke voor de koorts aanwezig waren, en de fymptomatifche , welke er de gevolgen van zyn. Wy moeten ook zorgvuldig onderfcheiden die ziektens, welke door de koortfen verligt worden, van die, welke daarmede gepaard zyn, of dikwyls daardoor verergerd worden. Want daar een goedaartige koorts , wel behandeld, in fommige landen, op fommige jaargetyden, en in fommige geitellen, heilzaam is, is ook dikwyls een koorts kwaadaartig, in fommige landen, in fommige faifoenen, in fommige jaaren , in veele geitellen , en by oude lieden. Om dit wel na te gaan, is het zekerlyk noodzaaklyk, wel agt te geven op het land en de lugtsgefteldheid, het jaarfaifoen en weder, de natuur en byzonderheden van de voorgaande epidemie, en van de heerfchende conftitutie, de ziektens welke ze kan veroorzaken, den ouderdom, geflagt, kragten en gefteldheid der byzondere perfonen; de ziektens, waaraan zy onderhevig zyn , en de ziektens , met welke de koorts is of kan vereenigd zyn Deeze dingen kunnen alleen bepalen de gepastheid of ongepastheid van het ftoppen der koorts, en de manier op welken wy moeten te werk gaan om dezelve veilig en grondig te genezen.  ( 4§ ) Het is in der daad onmooglyk om regels op te ge^ Ven om volftrekt en met naauwkeurigheid te bepalen , wanneer men een koorts ftoppen moet , daar het niet mogelyk is alle gevallen en omftandigheden , die gebeuren kunnen, op te geven; maar men moet zekerlyk alle koortfen ftuiten, die een zekeren trap Van kwaadaartigheid hebben , dewyl deeze alleen daar toe genoegzame rede geeft. Er zyn ook koortfen , die op zig zelve niet kwaadaartig zyn, en egter om zekere verzeilende omftandigheden , moeten weg genomen worden. Dus by voorbeeld , wanneer een zieke een byzonder zwakdcel heeft, waarop ieder aanval zodanig werken kan , dat die aanval gevaarlyk word,, en ik heb gezien by fommige zeer fterke hoofdpynen , opfteigingen van bloed en ftikking, in andere, fterke braking, pyn, krampen en opzwelling van den buik, welke in haare gevolgen zeer gevaarlyk waren, en die niet dan door het ftuiten der koorts konden voorgekomen worden. Wy mogen verder zeggen , dat alle derdendaagfche koortfen, 't zy dubbele of enkele eer van een kwaadaartige natuur zyn, en geftuit moeten worden, wanneer de koorts lang geduurd heeft en de eenvoudige behandeling heeft weerftaan, by aldien de aanvallen geen verligting te weeg brengen; maar in tegendeel de zieke zyn kleur, kragten, vleesch en eetlust verliest; byaldien de koorts bloedftortingen, geluw, zwelling in den buik, of ln de uiterlyke ledematen veroorzaakt, en wanneer wy reden hebben van te geloven, dat deeze toevallen eerder uit krampen en zwakheid, dan uit verftopping voortkomen, dan zullen  C 51 ) koorts zonder eenig koortsverdryvend middel afgaan , en dit is het wenschlykfte, zo als wy te Voren hebben waargenomen : maar byaldien de aanvallen in tegendeel ftrenger worden naar mate de tasfchenpozingen verlangen, na de te voren opgegeven behandeling, dan kan men op den koortsbast in een groote hoeveelheid vertrouwen, en zal zelden den byftand van eenige helpende geneesmiddelen nodig hebben ■ naderhand zullen wy de geneesmiddelen befchouwen, voor het tegenswoordige zullen wy ons tot de ziektebepalen. In den beginne zyn de herfstkoortfen meest Verdubbeld , dat is Of dubbelde anderendaagfche of derdendaagfche koortfen; want er is geen waare alledaagfche koorts in den herfst, zo als in de lente (ten minsten zag ik er nooit eene ). Ik heb dubbele anderendaagfche koortfen gezien, die men alledaagfche noemde •, maar na een naauwkeurig onderzoek kon ik gemaklyk een merkwaardig onderfcheid in de toevallen befpeuren, en dat de koortfen om den anderen dag aan elkander gelyk waren. Nu is het van groot aanbelang om in het begin te ontdekken, of de ziekte van den aart van anderen- of derdendaagfche koortfen is-, want offchoon zy van hetzelve geftagt zyn, en de een uit de andere kan voortkomen; zyn zy egter van verfchillende foorten, en vereifchen een verfchillende behandeling. Ik moet daarom een weinig naauwkeurig zyn (minute). Drie zaken zyn er in de koude koorts aan te merken, i°. de koortfige koude en huiverigheid, 20. de beving, en 30. de koortfige benaauwdheid. In deeD a  ( 53 ) 5n evenredigheid tot een grooter hoogte: het gevaar van een anderendaagfche koorts is grooter in de hitte, als in de koude. Ik was genoodzaakt een Keer (of the temple Dr. W. G.) in de hitte ader te laten, om dat de pols zeer fterk, de oogen ontftoken, de yling en hoofdpyn ondraaglyk waren: Dit middel was van een zeer goede uitwerking; hy was onmiddelyk in ftaat te bed te leggen , de fcheiding kwam fchielyk aan, en alles liep wel af. De fterke bloozing of roodheid der huid is gewooner in anderendaagfche koortfen, en geeft een fterk zweet te kennen. Een Dienstmaagd van den Heer McIntosh in Lombardftraat, was vyftien uren in de koude: de hitte was gering, en het zweet was maar gedeeltelyk over het lighaam en vinnig, offchoon zy veel wey met witte wyn en geest van hartshoorn dronk. Om kort te gaan, de anderendaagfche koorts, is de koorts van jonge en fterke lieden, de derdendaagfche van menfchen in het afgaan des levens, of van zodanige die uitgeput zyn door ziekte of elende. Ik heb, doch niet dan zedert weinig jaren, zelf in London, een foort van koortfige gefteldheid aangetroffen, die meer dan na gewoonte derdendaagfche koortfen te weeg bragt, niet gemaklyk na de gewoone geneeswyze luisterde, en een grooter hoeveelheid koortsbast met verhittende middelen (alixipharmics) vorderde. Mogen wy dan niet befluiten, dat de anderendaagfche koorts als de meest ontftekingagtige , (ccetersparibus) een meer verkoelende geneeswyze dan de derdendaagfche koortfen vordert: en dat de derdendaagfche , als meer van een zenuwagtigen aart, meer eet. parib, warme , op* P S  C57 3 jen verzeld van een vuile tong, Hinkenden adem en de tekenen van volheid, voortkomen: zy is het fterk-. fte in den beginne der ziekte, wanneer de noodzaaklyke ontlastingen ontbroken hebben; het is, met een woord cum materia, en word door braking en purgeren genezen; maar de andere is; (quafi fine materia;}. het uitwerkfel van kramp of ontvelling, geeft nimmer verligting, maar vermoeit verbafend, en word heviger zo wel door brakingen als purgeren en zoute geneesmiddelen. Zy begint gemeenlyk, na dat de ziekte eenigen tyd geduurd heeft: wanneer zy van kramp alleen koomt, gaat en koomt zy met de koorts, en word door dc koortsverdryvende midde-r len weg genomen; maar wanneer dit uit ontvelling voortfpruit , is het gemeenlyk een uitwerkfel van voorgaande brakingen, duurt zelf voort in de tusfehenpozingen, en wykt nergens anders dan voor zagte verdovende middelen. De opzwelling des buiks of der ledematen verdient insgelyks onze oplettenheid, daar zy uit tegenovergeftelde oorzaken kan voortvloejen, en by gevolg een onderfcheide behandeling vordert. De vraag is, wanneer dezelve van kramp en zwakheid, en wanneer zy uit verftopping voortkoomt ? By aldien de ontlastingen fterk en dikwyls herhaald geweest zyn, by aldien de ziekte lang geduurd heeft, de aanvallen lang en hevig, de tusfehenpozingen lang, het jaargety verre gevorderd, het wit der ogen van een heldere parel kleur, en de leefregel mager en waterig geweest is, by aldien de pols zagt en klein tusfehen de aanballen is, geen traagheid van ontlasting, en dc aaqP S  C 59 "> bast geflopt is, voor dat de oorfpronglyke voorbareidende oorzaken zyn weg genomen, de koorts gemeenlyk van zelfs weerkoomt, of ten minften gemaklyk door braak-, purgeer- of ontbindende middelen te rug gebragt word, waarvan ik veele voorbeelden gezien heb. Dit moet egter geene onbezonne behandeling aanmoedigen , want ik heb gevallen gezien, waarin alles te vergeefs beproefd was, de koorts nimmer wederkeerde, en de verftoppingen niet wierden weg genomen. .Dit zy genoeg van de gewoonfte dringende toevallen. Ik ga voort om de behandeling te befchryven, die ik de gelukkigfte bevonden heb in de genezing der herfstkoortfen. Ik heb een behandeling voor dubbele en eenvoudige anderendaagfche, en een andere voor dubbele en eenvoudige derdendaagfche koortfen, die den grondflag van myne tegenwoordige pratfyk uitmaken (offchoon geerzints myne eigene uitvinding) egter eenige rekening makende voor de verfchillende omftandigheden (the mutatis mutandis ). Ik moet daarom beginnen met de, intermitteerende koortfen, die op een continuele remitterende volgen, en volgen die eerst tot het einde van een dubbele , en dan van een eenvoudige anderendaagfche koorts, dezelve nafporen tot dat zy enkel word, en tonen hoe dat zy afgaat: en eindelyk zal ik de koortfen befchouwen, die met ware intermitterende koortfen beginnen, en gevaar lopen van aanhoudende te zulten worden, het welk alle de trappen en gedaantens van deeze ziekte influit, zo lang zy zuiver,  C 60 3 eenvoudig ; en onvermengd is, met andere ziektens. Wanneer wy eene ware tusfchenpozing befpeuren kunnen, is het klaarblyklyk, dat de ziekte ten besten veranderd is, en wy behoeven niet bevreesd te zyn *t avonds en minder fterk verwagte. Wanneer zf den geheelen avond niet te rug koomt, ben ik zeker dat de koorts van maandag verfchoven is, en er alleen een eenvoudige anderendaagfche koorts overblyft> of dat het een koorts is van de derdendaagfche foort. Ik ga egter voort met de zoute mixtuur en eamilbloemen thee , en wagt tot donderdag, Byaldien de koorts van donderdag gelyk is aan die van dingsdag, heb ik hoop dat het maar een eenvoudige anderendaagfche koorts is, en byaldien de koude koorts eer zagter is dan die van dingsdag voeg ik een weinig Ammoniakszout by de mixtuur, en beproef deeze koorts zonder de kina wég te nemen, het welk men zeer wenfchen mag, en waard is dat men daarna wagt. Maar de vrydag is de grote dag, die alles belust, want indien er vrydag geen koorts koomt, bewyst het, dat myn hoop wél gegrond was, dat het een eenvoudige anderendaagfche koorts , die geen kwaat zal doen, was; maar zo er een fterke aanval op vrydag koomt, blykt het, dat ik my vergist had; want in jplaats van een eenvoudige anderendaagfche is de ziekte een dubbele derdendaagfche koorts, en het was de koorts van maandag, die donderdag aankwam, en die van dingsdag , die vrydag verfcheen, beide zeer verergerd. Dan wagt ik zeker niet langer, maar begin met den koortsbast, zo dra als het zweeten wel begonnen is, behalven als er tegenftrydige redenen zyn, gelyk wy boven reeds zagen, en nog verder by de behandeling der anderendaagfche koortfen zien zullen. Dc natuur fchynt een grotere regelmatigheid en cusfchen»  i Si ) geen uitwerking deed, genas, de eenige gevallen; waarin zy hem verlaten had. Alfembier, gemaakt door het laten trekken van gemeene alfem op dun bier, genas veele landlieden, wanneer de koortfen onder ons regeerden. En het is niet onwaarfchynlyk dat veele andere bittere kruiden, vooral die een weinig'zamentrekkende zyn, als de esfchebast, de chamaedrys, die gegeven in plaats van den koortsbast, zo wel in deeze als andere ziekten zouden kunnen dienftig zyn. Sed extra oleas feror. Een Heer op het land wonende, verhaalde my, dat een welgevormde koorts dikwyls door de volgende flikbrok na de koorts genomen, en alle agt uren tot dat de volgende aanval verwagt word, herhaald , genezen wierd. Hy verzekerde my dat hy het toen niet had zien misfen, en dat drie zulke giften gewoonlyk de genezing te weeg bragten. Hy zag nimmer, dat er meer dan zes vereis eht wierden. Neem een groote fpin, kneus ze, en meng ze metbesfen geley tot een flikbrok. "' Dit verhaal van Dr. Alston overwegende,' fchynt het my toe, dat men in Edinburg minder koortsbast nodig heeft om koortfen te ftuiten, dan hier in Londen.  C 83 ) . BYVOEGZEL. L Over den invloed der maan op verfcbillende ziekten. -^J)ffchoon de meeste geneesheren, gelyk ook dé Heer Grant, die over de Epidemifche ziekten, zo wel als die aan byzondere jaargetyden eigen zyn, gefchreven hebben, den invloed van het weder, van de winden, én verfchillende lugtverfchynzelen op de ziekten hebben aangetekend, vinden wy er egter geene , die genoegfaam na "de oorzaaken dezer veranderingen gezogt, en beproefd hebben , op gronden van 1 eenige waarfcbynlykheid, hier omtrent eenige algemecne gisfmgen te maken: de weerkundige waarnemingen, welke zo wel hier te lande als elders zedert jaaren genomen zyn, dc proeven met den barometer , thermometer , hygrometer &c., waarvan zedert jaren tafels gemaakt zyn, hebben tot nog toe niemand kunnen aanfporen, om flegts waarfchyniyke gisfmgen, en eên weerkundigen almanach voor ons land te maken. Tot nog toe zyn alle de pogingen en prysvragen van onze Nederlandfche maatfehappyen hiertoe te vergeefs in het werk gefield. En geen wonder, dewyl wy zekerlyk in' een land wonen , het welk aan zulke verwisfclingcn in den dampkring onderworpen is, dat het weer op eenen dag, ja zorr.s F a  ( 84) m een uur, verfcheiden malen veranderd, hier van daan, dat men tot dus verre in dezen arbeid nog niet beter gehaagd is. Maar mag ik vragen, of men tot hier toe wel /alle. middelen in het werk gefteld heeft, om de merkwaardigfte veranderingen van het weder en den dampkring op die tyden aan te tekenen, wanneer de dampkring de grootfte verandering noodzaaklyk ondergaan moet? De Heer Toaldo Hoogleeraar der fterrekunde te Padua, beroemd door verfcheide geleerde werken, en vooral by ons door zyne voortreflyke prysverhandeling over het weder met betrekking tot den landbouw, heeft niet alleen door het vergelyken van zyne langdurige waarnemingen omtrent het weeder, maar ook door waarnemingen van andere natuuronderzoekers op verfchillende plaatzen des aardbols, zynen voortreflyken weerkundigen almanach opgefteld, waarin hy met een vry groote waarfchynlykheid ten nutte van den landbouw de waarfchynlyke weergefteldheid op zekere dagen, ja zelf uren, voorzegt. Offchoon wy nu uit deeze gisfmgen, welke uit waarnemingen vooral te Padua genomen , geenzints tot ons land genoegfaam befiuiten kunnen, is het egter zeeker, dat ook hier dezelve werkende oorzaken der veranderingen van het weeder gevonden worden, die overal hunnen bepaalden invloed moeten hebben. Onder de werkzaamfte oorzaken, die het weer en den dampkring veranderen, vond hy de werking der maan op onze aarde de vermogendfte, offchoon nu dit bekend, en by ons ook algemeen is aangenomen, dat de verfchillende maanpunten, als de nieuwe en volle maanen, en de beide  C 85) kwartieren, gewoonlyk het weeder veranderen, heeft men dit ftuk egter hier niet naauwkeurig genoeg onderzont, en door waarnemingen bevestigd; de Heer Toaldo heeft hieromtrent de fchoonfte ontdekkingen gedaan , waar van wy hier flegts zullen aanhalen, het geen wy tot ons' ftuk nodig hebben, dewyl wy egter ernftig den geneesheren aanraden, in het Waarnemen dit ftuk eens na te gaan. De invloed der maan op de aarde blykt genoegzaam uit de ebbe en vloed der zee, de lugt oceaan word even eens hierdoor aangedaan, gelyk hy uit de proeven met de barometer bewezen heeft. De invloed der maan zo wel op het water als op de lugt is in evenredigheid van den ftand, waarin zy zig ten aanzien van de zon en de aarde bevind, en zulke ftanden zyn by eiken omloop der maan voornaamlyk tien in getal: de nieuwe maan, de volle maan, de beide kwartieren, het \ apogaum of de grootfte afftand van de aarde, het perigeum of de grootfte nabyheid van de aarde, de twee nagteveningen ( equinoctien), of de beide doorgangen door de equinoftiaallyn, en de beide maanwendingen (luniftitia') de noordlyke en de zuidlyke. Alle deze punten veranderen gewoonlyk het weder, zodat men volgens zyne waarnemingen 6 tegen 1 rekenen kan, dat op een nieuwe maan het weeder veranderen zal, en 5 tegen 1, dat dit op een volle maan zal voorvallen, even eens is het met de andere maanpunten gelegen, dewyl het nu gebeuren kan dat eenige dezer punten elkander zamentreffen, heeft hy ondervonden, dat alsdan de wederveranderende kragt der maan toeneemt, en de verandering van het weeF 3  C $6 ) der te zekerder ei gemeenl, k te aanmerklyker is, en dit heeft hy door meer dan 1000 ftormen, in de gefchiedenis aangewezen, bevestigd gezien. Hy heeft door ondervinding de kwartalen, dat is eiken 4den dag voor en na de nieuwe en volle maan in zyn weerkundigen almanach gevoegd, wyl het weeder gemeenlyk op zulke dagen verandert, of ten minsten fchynt te, willen veranderen. Hy ondervond ook dat de periode van het apogaum der maan, die alle 8 jaren en tien maanden ten einde loopt, een gelykheid in het Weeder te weeg bragt, het welk hy mede door de lysten der geftorvenen bevestigd vind. Hy vond, dat de gelyke ftand der abfiden van de maan, welke in het teken der nagteveningen, en byna ook in het teken der zonnenwenddingen alle vier jaren weder invallen, veel invloed had, en dat deze vierde of vyfde jaren tot buitengewone droogte of vogtigheid neigden. Hy befmit hieruit, p. 177, dat de maan in conjunctie, oppofitie, of in de quadratüren met de zon, of in een harer abfiden zynde, namelyk in het perigeum of apogeum, of een van de vier hoofdpunten des dierenriems, er waarfchynlykst een merkelyke verandering in den dampkring, en een verwisfeling in het weeder plaats zal hebben. Dat de werkzaamfte maanpunten zyn de Jyfygien & abfiden, en de vereniging derzelve de allerwerkzaamfte ; dat de andere punten door hunne vereniging met de abfiden een groote werkzaamheid behouden, en dat de nieuwe en volle maanen, die het weeder niet veranderen, het verste zig van de abfiden bevinden. Dat de quartalen ook in aanmerking moeten genomen worden, en dat de  C 87 5 vierde dag der maan van veel beduidenis is; de maan', op dezen dag hare horens klaar vertonende, zal men tot goed weer befluiten tot op den vierden dag voor de volle maan, de horens droevig en ftomp fchynende heeft men het tegendeel te vrezen. Dat het eene maanpunt den toeftand van het weeder verandert, 't welk een ander aangebragt heeft, en dat een lang aanhoudend weeder alleen by een werkfaam maanpunt verandert. Dat de apogeen, de quadraturen en de zuidlyke maanwendingen gewoonlyk tot fchoon weeder, andere punten de lugt ligter makende tot flegt weder overhellen. Dat de fterkfte «aanpunten en derzelver onderlinge zamenkomst tegen de nagteveningen en zonnewendingen ftormagtig worden. Dat de veranderingen van weder zelden op den dag van het maanpunt zelve, doch meest daarvoor, of daarna voorvallen. Dat gemeenlyk de veranderingen der lugt en ebbe en vloed des waters van de eene nagtevening tot de andere fterker en vroeger zyn, en daarom de noorderlichten fterker en menigvuldiger zyn, en dat in de zes zomermaanden de eb en vloed veel meerder en later, even als de veranderingen van het weder, komen. Dat in de nieuwe en volle maanen, die naby de nagteveningen vallen, gedeeltelyk ook in die, welke tegen de zonnewendingen, voornamelyk tegen de winter zonnewending zyn, bet wccder zig gemeenlyk voor drie of ook wel voor zes maanden bepaalt', t zy. tot natheid of tot droogte. Dat de jaargetyden met de wedergefteldheid, de eb en vloed en de jaarlopen een tydperk van agt of negen jaren fehynen te hebben, dat met den omloop der maan abfe F 4  (88) den overeenkomt: een tweede tydperk van omtrent 18 jaren en zo verder in het vermenigvuldigde getal Dat er nog een tydperk van 4 of 5 jaren is, welke gewoonlyk ongematigd en ongewoon zyn, met de abfiden der maan, die zig alsdan omtrent de tekens der nagteveningen of zonnewendingen bevinden, eri dat wanneer de abfiden in de tusfchentekens zyn, de jaren gemeenlyk gematigd en goed plegen te zyn. De Heer Toaldo maakt geen melding van de eerfte naauwkeurigc kennis der revolutie van de maan, Welke door Meto den Athenienfer omtrent 430 jaren voor Christus , ontdekt wierd. Hy had namelyk van de Oosterfchen geleerd, dat 'er in 19 jaren 235 volle maanen waren, waardoor de nieuwe maanen op dezelfdo dagen van het jaar invallen. De Haagfche Genees- en Natuurkundige correspondentie, welke tot oogmerk heeft de naauwkeurige kennis der vaderlandfche ziekten, heeft op het voetftwor van den Heer Toaldo, niet alleen de weerkundige waarnemingen, maar ook den invloed der maan op onzen dampkring in aanmerking genomen, en onzen vaderlandfchen Geneesheeren een veld geopend voor nieuwe en gewigtige ontdekkingen tot welzyn der maatfehappy, ook heeft de Heer van den Bosch reeds begonnen deze waarnemingen te reduceren, welke wy hopen, dat vermits het overlyden van dezen kundigen man, door andere leden zullen voortgezet worden. De Heer van den Bosch fchynt niet zo zeer de verfchillende maanpunten, en dcrzelver invloed op de ziekten te hebben waargenomen, ais wel de zo even gemelde metonifche periode, dog  C 89 ) daar hem naauwkeurige dagverhalen ontbraken, heeft hy alleen de waarnemingen van Huxham met die van de Sociëteit kunnen vergelyken, en uit deze, fchooa op verfchillende plaatfen genomen, blykt het, dat er waarlyk een overeenkomst tusfchen de jaren is. Daar het nu uit het bovenftaande blykt, dat de maan op onzen dampkring een merkelyken invloed heeft, zodat daar door het weer genoegzaam geregeld veranderd word, is het nu de vraag of de waarneemingen tot hier toe genomen, dit bevestigen. De Heer R. Mead, die in het begin dezer eeuw geleefd heeft, fchreef een byzondere verhandeling over dit ftuk, onder den tytel de Imperio folis ac Luna in corpora humana, waarin hy den invloed der maan op veele ziektens door eigene waarnemingen, zo wel als door de ondervinding van andere geneesheeren, poogt te bewyzen. Daar dit boek in ieders handen is, (offchoon dit ftuk misfchien niet veel gelezen word) zal ik daaruit maar weinig hier aanhalen. Opmerklyk is het, dat hy even als de meeste oude fchryvers den invloed der maan in de vallende ziekte zodanig vermogend rekend, dat hy zegt: „ Et ip* fc memini, cum in Nofocomio divi Thoma medici' „ nam facerem muitos nautas morbo hoe correptos cura „ mece traditos fuiffe, quorum plerique tirones erant, „ qui metu perculji in hoe malum inciderant. Lunartm „ vero poteflatem ita fentiebant, ut mihi frequentijji„ me liceret ex infante nova vel plena luna accejfuum „ tempora fatis certo preedicere. Vidit etiam Bartiio„ linus puellam epilepticam habentem in facie maculas, „ quap ro varia Lm tt eam revocantur, eo ipfo temporis punclo, quo defecit „fol, anima deficientem. Et mirabantur omnes eam „ non ante ad fe redüffe, quam aflro redierat fui lumi„ nis fplendor." In de zon-eclips van 1715, wierden vele gezonde menfchen ziek , en de zieken waren op dien tyd erger. Diemerbroek nam in de pest, die in het jaar 1636 te Nymegen woedde, waar, dat tegens de nieuwe en volle maan altoos deze ziekte verergerde, en dat ze op dien tyd meest alle ftierven. Hy merkt eindelyk nog aan, dat men uit den invloed der maan zeer wel kan verklaren de ongelykheid der dagen van de natuurlyke fcheidingen der ziekten , welke hierdoor verzet worden. Hierom ftelde Galenus reeds, dat de aanvallen der tusfehenpozende koortfen door den invloed der maan veranderd wierden. Huxham heeft van het Jaar 1728 tot 1737 geene maansveranderingen aangetekend, van 1738 vind ik overal voor de befchryving der weers- en lugtsgefteldheid de volle en nieuwe maanen aangetekend, en ook denoorderlichten, regen, fneeuw, hagel, ouweder , de kragt der winden, ftormen &c., naauwkeurig waargenomen, maar ik vindeniet, dat hy byzondere aanmerkingen omtrent de verfchillende maanpunten gemaakt heeft. In andere geneeskundige fchryvers vinden wy weinig of niets tot dit onderwerp betrekkelyk, zo dat men over het algemeen zeggen kan, dat weinig geueesheeren dezen invloed hebben waargenomen. En het is zeeker ook aanmerklyk, dat de landen onder of naby de keerkringen gelegen meer onmiddeh k dett  invloed der maan ondervinden, en een meer geregeld weder hebben, dit is waarfchynlyk ook de rede dat de ouden dezen invloed meer dan wy befpeurd hebben , waarby zekerlyk ook koomt, datzy minder genees* middelen gebruikende , en de natuur meer aan zig zeiven overlatende, dezen invloed ook meerbefpeuren konden. In her jaar 1784 kwam er te Calcutta in Bengalen een merkwaardig werkje uit over dit onderwerp onder den tytel van Een verhandeling over den invloed der maan in koortfen, door F. Balfotjr , M.D. (atreatife on the influence of the moon in fevers by F. Balfotjr,) het welk naderhand op byzonder verzoek van den Heer Cullen te Edinburgh herdrukt wierd, dewyl dit (tukje zeldzaam is , en na myn gedagte overwaardige waarnemingen behelst om medegedeeld te worden, zal ik kortelyk het voornaamfte hieruit opgeven. Het groote oogmerk van dit ftuk is om in het algemeen den invloed der maan in de koortfen te bewyzen. Hy neemt ten dien einde vier voorftellen, die hy ftuksgewyze nagaat. I. Dat de koortfen in Bengalen op een aanmerklyke wyze.verbonden zyn, en aangedaan worden door de maansverwisfelingen. De intermitteerende galkoorts, die zig meest onder de gedaante van een alledaagfche of anderendaagfche tusfehenpozende koorts vertoont, koomt altyd op een van de drie dagen aan, die de volle of nieuwe maan voorgaan of volgen, de dagen zelve der nieuwe of volle maan zyn het vermogendfte , daarna die volgen, eindelyk die ze voorgaan. By de Europeërs  C 93 ) zo wel als by de geneesheeren zyn deze dagen bekend inftortingen te veroorzaaken. De Heer Balfotjr had dit gedurende veertien jaren ftandvastig waargenomen, en kon met zo veel zekerheid de inftortingen als de maansverwisfelingen zelve voorzeggen. In het jaar 1773 en 1774, wanneer hy een regiment Sipayers onder zyn bezorging had, nam hy voornaamlyk by dezelve koortfen, en diarrheen waar. In den tyd van vyf maanden had hy 400 zieken, het grootfte gedeelte beterde gedurende de agt dagen tusfchen de volle en nieuwe maan, zodat zo wel door de natuur als door kunst het getal op tachtig gebragt wierd. Het getal der zieken klom gedurende de overige maanden by iedere volle en nieuwe maan tot het dubbeld van dit getal, terwyl het wederom tot den gewonen ftand in de agt volgende dagen daalde. De andere dagen waren de aanvallen minder in getal , zagter en gemaklyker te genezen, de aankomst der nieuwe en volle maan verergerde de zieken, de andere dagen verminderden dezelve, of fcheiden de ziekten volkomen. In remitteerende galkoortfen hebben de verande» ringen der maan denzelven invloed, gelyk dit ook in rotkoortfen door den Heer Likd getoond is. In de rheumatieke en zenuwkoortfen, die hy elders gezien heeft, en vooral in de uitbotting der kinderpokjes heeft hy hetzelfde waargenomen. Niet alleen deze koortfen , maar zelf hoofd- en tandpyn, oogontftekingen, aflhmata , pyn en zwelling der lever en milt, buiklopen, krampen en verftoppingen der ingewanden, ziekten der piswegen, en  ( 102 ) ik heb dezelve maandagen en de overige, die niet op deeze dagen der nieuwe of volle maanen invallen, intervallen of tusfchendagen genoemd. Van agt tusfehenpozende koortfen, waarvan ik van dag tot dag met alle naauwkeurigheid den loop heb aangetekend, zyn er vier begonnen in den kring der nieuwe of volle maans dagen, van de vier anderen heb ik het begin niet naauwkeurig kunnen gewaar worden. Alle hebben fterkere en zwaardere accesfen gehad op deeze maans dagen. De eerfte begon op den tweeden dag der volle maan, op den dag der volle maan was het zwaarfte acces, zo dat ik aanftonds den koortsbast toediende. ' In de tweede, was er een zeer zwaren aanval op den dag voor de nieuwe maan, zo dat ik den volgenden door de koortsbast moest voorkomen. In de derde, was het zwaarfte acces op den tweeden dag der volle maan, zo dat ik insgelyks den koortsbast voorfchreef. In de vierde, ging de tusfehenpozende anderendaagfche geregelde koorts in een hevige rheumatismus over, verloor zyn regelmatigheid , cn moest door aderlatingen &c. geneezen worden , dit gebeurde juist op den dag der nieuwe maan. In de vyfde, was er een zeer zwaar acces op den dag der volle maan, een fterker op den zesden maansdag , en de hevigfte op den tweeden tusfehendag, zo dat hier de tusfchendagen geen koortsverdryvend vermogen oefFenden. De zesde anderendaagfche koorts, kwam het eerst pp een tusfehendag aan, maar er kwam een allerhe-  vi-st acces op den eerften volle maansdag,~ verminderde en verdween geheel door den koortsbast, doch op den derden dag der nieuwe maan verhief zy zig tegen den koortsbast aan, zo dat ik genoodzaakt wierd een veel groter gift toe te dienen.. De zevende koorts kwam op den tweeden dag der volle maan , en had kwaadaartige toevallen. De agtfte, kwam op den vyfden dag der volle maan, en verhief zig fterk op den eerften dag der nieuwe maan. In het begin van den zomer heerschten er veele galagtige peripneumonien, waarvan ik er vyf naauw» keurig aantekende. Alle kwamen zy eerst aan op de volle en nieuwe maansdagen, en alle wierden zy oogenfchynlyk dooiden invloed deezer dagen verergerd. De eerfte, die op den derden dag der volle maan inviel, verergerde merkelyk op den eerften dag üer nieuwe maan en bleef tot de volgende volle maan woeden, wanneer zy wederom fterker wierd, en m den tusfehentyd der maanen genas. De tweede kwam aan op den vyfden dag der volle maan, en de zieke ftierf op den zesden dag deinieuwe maan. De derde wierd op den zesden dag der volle maan aangetast, en ging tot een waare longontfteking over. De vierde, die den lyder op den zesden dag der volle maan aangreep, is op den vierden dag der nieuwe maan begonnen te vermeerderen, en was al dien tyd zeer erg tot aan den laatften dag, wanneer zy ten besten veranderde. G 4  C 107 ) te* In die witterungen und in den fiienschlichen corper. Ik meende daarin waarnemingen te vinden, doch de fchryver geeft alleen na zyn gedagte een nieuwe theorie van gravitatie der planeten op elkander en van de zon op alle, die hy uit de vis centripeta en centrifuga derzelver en van derzelver dampkringen op elkander werkende afleid. Hy fpreekt daarna van den invloed op het weder, en berekend naauwkeurig de kragt der maan &c. waaruit hy wederom verfcheide gevolgen trekt, en een voorbeeld geeft van een meteorologifche tafel , welke van nut zon kunnen zyn , zodra het zeker is, dat zyne theorie op goede gronden fteunt. Ten opzigte der werking van de maan op het menfchelyk lighaam zegt hy, dat in ons bloed een menifte elastieke lugt geVonden word, welke door de drukking der uiterlyke lugt in de tusfchenruimtens van het bloed ingefloten gehouden word: de drukking der uiterlyke lugt verminderende, moet zig deeze uitzetten , de masfe des bloeds groter maken, en de aderen fpannen, waaruit dan wederom twee verfcheidene werkingen ontftaan. Wanneer te gelyker tyd de lugt zeer vogtig is Czo als zy in deeze gevallen het meest is} worden de feieragtige deelen des lighaams zaamengetrokken , of zo als de geneesheren zeggen, word de tonus partium geïntendeert. Het bloed word na binnen oedreven, de uitwaasfeming vermindert en de zieken ondervinden daardoor een beklemdheid. By ongevoelige of phlegjnatifche menfchen volgt een tegengeftelde werking, en dewyl zy meerlydelyk dan werkzaam zyn, word door de voguge lugt de tonus verzwakt, en doordien dan het bloed minder wederftand vind, dyen de aderen geweldig uit, er komt een tragere beweging, en zy voelen een traagheid en zwaarte in alle de leden. Wie ziet dus niet, gaat hy voort, dat op deeze wyze het bloed na de inwendige deelen gedreven en de aderen uitgezet zynde, een fterkere affcheiding der Tappen gefchieden moet, en daar de bloedaderen een opening hebben, hierdoor een bloedvloeiing ontflaan moet. Begrypt men nu, dat even als de maan door de werking der ebbe en vloed in de lugt de veerkragt derzelve vermeerdert en vermindert, kan men ook ligt begrypen, dat de maan iets tot de maandelykfche reiniging der vrouwen kan toebrengen. Luna vetus vetulas, purgat nova lunapuellas. Men moet intusfchen zig niet inbeelden dat hier uit volgt, dat alle vrouwen in een maansaspeft op denzelven tyd haare ftonden moeten hebben, wyl wy gezien hebben , dat er veele oorzaken kunnen bykomen, die dezen invloed vermeerderen of verhinderen kunnen. Men begrypt ook hieruit,waarom de laxeermiddelen by  ( 10S | verfchillende maansiïpeflen eene verfcheiden* Werking hebbenWaarom °P zekere Vden der maand alle foorten van ontlaai tingen over het algemeen wel gaan. Men ziet gemeenlyk, datdit w het afnemen der maan voornaamlyk gefchied, wy hebben te voren uitvoerig getoond, dat deze zetregel uitzondering Iyd , en alsdan alleen plaats heeft, wanneer het apogium op den tyd der -Volle maan invalt. Voor eenige dagen een zeer voornaam geneesheer, die uit Batavia, daarhy langen tyd de geneesknnde met roem geoeffend had was terug gekeerd, over het Huk van de invloed der maan fprekende, berigtte my, dat hy dezen invloed der maan in koortfen &c. nooit met eenige e-plettenheid had waargenomen. Doch dat hy integendeel uit eige ondervinding kon verzekeren , dat de maanefchyn een merkelyken invloed in de Oost op het lighaam had, dathy in den beginne dit voor fabelagtig houdende, er de •proef van had genomen, en de eene zyde van het aangezigt meermalen aan de manefchyn had blootgefteld, doch dat hy des nagts en "s anderendaags de zwaarfte hoofdpyn aan die zyde en •een ftyfheid in de fpieren had ondervonden, dat dit een gemeene Waarneming was, en dat een ieder dit ook zeer wel wist, en zig voor de maanefchyn in agt nam, dat hy verfcheide malen'behandelt had menfchen, die in de maanefchyn onvoorzigtig in flaap waren gevallen , en dat daarop een trismus en by fommige zelf een ware tetanus gevolgd was. Doch hy verzekerde tegelyker tyd dat hy ook menfchen gevonden had, waarop de maan geen den' minsten invloed had, en die zig zeer veilig in de maanefchyn konden te flapen leggen, zonder daarvan eenig nadeel te ««dervinden,  king van hetzelve, en der flagaderen te weeg gebragt word. In tusfehen fchynt Boerhave ook buiten dien een groter wederftand in de haarbuisjes van de uiterstens des lighaams, gefteld te hebben , wanneer hy aph. 581 en 83 zegt, velociorem cordis contraftionem cum auRa rejiftentia ad capillaria, febris omnis acutce ideam abfolvere. Men kan egter geenzints de lnelheid der pols voor een genoegfame naaste oorzaak der koorts houden, dewyl deeze geen genoegzame rede der toevallen geeft; wyl de fnelheid der pols niet altyd en in alle koortfen aanwezig is : dewyl dan alle verfnelde bewegingen des bloeds voor koortfen zouden moeten gehouden worden, dewyl er een zeer groot verfchil is, tusfehen een eenvoudige fnelle pols, en die ongeregelde, ongclyke, zamengetrokkene cn harde pols, die wy in koortfen befpeuren; dewyl andere toevallen, als flaauwheid, rilling , koude &c. de fnelheid der pols voorgaan; dewyl in een eenvoudige verfnelling der pols de omloop des bloeds geregeld dezelve is door alle vaten des lighaams, is er in koorts altyd een ongelyke beweging van buiten-na binnen, en daarna van binnen naar buiten, gepaard met verfchillende andere toevallen ; wyl er in de koorts altyd een verhinderde affcheiding en uitlofing is, die in een eenvoudigen verfoeiden loop der vogten niet word waargenomen ; wyl er na de koorts een vermeerderde afzondering en dikheid der vogten is; dewyl de pyn, neergeflagenheid eigen aan koortfen zyn, enz. tegelyk met andere toeVallen afgezonderd van de fnelheid der pols; en eindelyk, dewyl dezelve geneesheren, die de naaste  ftuipen ontftaao. Dat veele hevige ziekten, als pleuris i peripneumonie, flaapziekte enz.; fomtyds onvoorziens daardoor veroorzaakt worden. Dat zelf de koortfen in den beginne niet gefluit, gevaarlyke toevallen en den dood kunnen te weeg brengen. Een jongeling kreeg in de maand Maart, na den vierden aanval van een eenvoudige anderendaagfche" koorts een zwelling der liesklieren, men leide aanftonds daarop een weekmakende pap aan, doch den volgenden aanval verdween alle pyn en zwelling, het geheele lighaam wierd ftuipagtig zaamgetrokken , fpaanfche vliegplysters, prikkelende lavementen, zweetmiddelen enz. wierden vrugtloos.aangewend, om de ftof na buiten te brengen: . des niet te min bleven de ftuipen aanhouden, en de zieke ftierf in den volgenden aanval (*). Nadat de koorts langen tyd heeft aangehouden-, veroorzaakt zy veele langdurige ziekten-, als buiksen levcrverftoppingen, geluw, waterzugt enz. geenZints neemt zy altyd langdurige ziekten weg, als de vallende ziekte, welke dikwyls onder de koorts blyven aanhouden, en het gevaar vermeerderen. Het bloed word daardoor niet gezuiverd, want anders •zouden die geene, welke lang de koorts gehad hebben , zuiverder en beter bloed moeten hebben, waarvan het tegendeel waar is; want die geene, welke oit kwaadfappigheid de koorts krygen, worden eer waterzugtig, dan die gezond geweest zyn, gelyk ook die een liegt voedzel gehad hebben. C*0 Sxrack, obf. Medic, de febrib. intern, p. 237, s.  < I37 } Aan den anderen kant zyn er groote geneesheren van een tegengefteld gevoelen, en geloven, dat men in den beginne de koorts niet moet ftoppen, maar aaa zig zelve overlaten. Van dit begrip was de vader der geneeskunde Hippocrates, die op verfchillende plaatzen dit te kennen geeft: Securisjlma vero omnium ac faciltima ac tongisjima eft quartana ; non enim folum ipfa a fe taiis eft fed etiam a magnis morbis liberat (a). A quartana correpti a magno morbo non corripiuntur, fi vero corripiantur prins Ö* fuccedat quartana liberantur(b). Celsus is van het zelfde gévoelen. Denique ipfa febris, quod maxime mirum videri poteft, fape prcefidio eft, nam pracordiorum dolores, fi fine inflammatione funt, finit: (f in jeeinoris dotore fuccurrit, Ö" nervorum diftenfionem, rigoremque fi poftea ccepit, ex toto totlit, fif ex difficultatt urina morbum tenuioris inteftini ortum, fi urinam per calorem movet, levat (<;)• Sydenham befchonwde de koorts als een machina nature ad diffianda ea, qua fanguinem mate habent, atque natura inftrumentum, quo partes impuras apuris fecernat (d), en elders, ideoque curandum esft, ante omnia, ne pramature nimis hic cortex ingeraiur, ante fcilicet, quam morbus fuo femarte aliquantisper protriverit, nifi collabentes fjf jam fracla agri vi~ res eundem temporius fumendwm effe diclaverint (e). £a") Lib. r. de marb. poput. SeS. 3. (*) Ibid L. VI. Sea. 6. en Lib. aph. Setf.V, Of/>. f9. Zit Strack l. c. p. 231, die meer plaacfen aanhaal». (O Lib- "• eaP- *• Crf) Selt. I. cap. 4. O) De morb. amt. SeS, l, ce?. j,  i i2§ > üpt gevóelen fteunt op de volgende gronden: Een gewoone tusfehenpozende koorts geneest dikwyls zig zeiven, nadat zy eenige reizen hare aanvallen gehad heeft, daar die koortfen; welke door den koortsbast geftopt worden, dikwyls recidiven hebben, en na een korten'tyd wederkomen. : De koorts heeft altyd, behalven het miasma'febrile, (de fmeltftóf der koorts) een fomcs, ( bron ) een voorbereidende oorzaak, ( caufa proëgumena ) welke geheel niet door de koortsbast kan weggenomen worden, zodat liet, ter wederkryging der gezondheid, volftrekt nodig is', dat dóór de koorts , deze fomes bewerkt, gekookt,. ter uitwerping bekwaam gemaakt, en daarna uitgedreven worde, waarna het miasma zelve werkloos zal worden, en de koorts van zelve ophouden. Dit blykt verder uit 'verfchillende hevige en langdurige ziekten, die dikwerf door een koorts worden weggenomen , waarvan de Heer Grant aanmerklyke voorbeelden bybrengt. De kina doet dikwerf veel nadeel, doordien zy als een verfterkend veerkragt gevend en zamentrekkend middel werkende , de behoorlyke affcheiding en uitdryving der ftof belet, dc natuurlyke affcheidingen verhinderd, cn dus tot verftoppingen aanleiding geeft. De koortsbast veroorzaakt dikwerf een hitte, branding, en een foort van zagte continueele koorts, die erger is, dan de aanvallen der koorts zelve, en zelf eindelyk den dood kan te weeg brengen. Van Swieten gaf zeldzaam of nooit den koortsbast in tusfehenpozende koortfen, gelyk wy uit zyne aantekeningen, door Stolt, in het licht gegeven, zien kunnen. Hy genas ze  zc meest alle met openende, verdunnende of buikzuiverende middelen, daarna gaf hy verfterkende bittere maagmiddelen (a). Op verfcheide plaatzen kan men zyn afkeer, om den koortsbast in tusfehenpozende koortfen te geven, zien. Qui ab autumnali morbo anni prcecedentis mate per corticem febre intempeflive fuffocata, curati fuerant, recidivas paffi funt, multi rupto hepate calore verno mota materia perierunt vomitu ö diarhea fanguinis (b"). Het is dus de vraag, wat men van deze twee tegenovergeftelde gevoelens te houden hebbe? Wanneer men vooronderftelt, dat de koorts geene prsedisponeerende oorzaak in het lighaam zelve heeft, dat er geen fomes morbi is, is het zeker, dat men aanftonds den koortsbast, zonder het minfte gevaar, kan toedienen; dan wanneer wy de natuur raadplegen, zullen wy vinden, dat het meest altyd geheel anders daarmede gefield is. In het algemeen zien wy, ( a ) Conft. Rfid. t. I. pasfitn. Qb ) 1. c. febr. anni 173S. t. I. p. 3?. Een Duitsch fchryver, drukt zig hier over dus uït: „De gedaïten, dat de koortsbast een onfeilbaar fpecificum tegen de kooits is , heeft een ontelbaar aantal menfchen reeds het leven gekost. Het zyn intusfchen niet alle onervarene Heelmeesters, die dit middel zo onervaren en ontydig aanwenden. Er zyn veele artzen, die zeer met hunne eigene geleerdheid ingenomen zyn, die in alle galagtige en onttlekingaartige koortfen een overmaat van luna, met vitrioolzuur gemengd, voorfchryven , en zig verbeelden een wonderwerk gedaan te hebben, wanneer zy een koude koorts daar mede gonezen, of veeleer voor een korten tyd onderdi nkt hebben. Is het nu wel te verwonderen, wanneer uit de:^e flegte methode treurige gevolgen ontftian? C. F. Richter , Beraerkurteen uber die entftehung , und behandlung verfchiedener arten von Fie-» h.rn, p. 33. c. I. I  C 143 ) dween de koorts fpoedig. Verhindert de koortsbast de natuurlyke ontlasting, dan is het noodzaaklyk, dat men tusfehen beide of een lavement, of een weinig rhabarber toediene. Na het gebruik van den koortsbast is het niet alleen niet noodzaaklyk een purgeermiddel toetedienen, maar men kan byna zeker zyn, dat men hier door de koorts zal terug brengen. Kinderen nemen zeldzaam gemaklyk den koortsbast in poeder, doch zy nemen ze gaerne, wanneer men dezelve met versch extradt van zoethout tot een zagte ftroop maakt. Dit is een voorfchrift van den Heer DuNCAN, waarvan ik my met vrugt bediene. Ingevalle men, ondanks alle moeite, den koortsbast niet in fubftantie gebruiken kan, moet men het afkookzel, het extract, de tindtuur, en wanneer deze niet verdragen worden, ftovingen, baden en lavementen van koortsbast beproeven, welke, hoewel verre beneden het poeder te (lellen, echter wel eens de koorts hebben weggenomen. Met opzigt tot de hoeveelheid, die vereischt word om de koorts te ftuiten, word er meer in gebrek, dan overmaat. gezondigd; het is altyd veiliger een weinig meer, dan minder te geven. In een geregelde alledaagfche koorts zoude ik niet minder dan op een once goeden koortsbast, in een anderendaagfche op anderhalf once, en in een derdendaagfche op twee oneen tusfehen de aanvallen, vertrouwen; gewoonlyk: geeft men minder; dan de ervaring leert, dat de koortfen, ondanks den koortsbast, dan dikwyls wederkomen. Zeker is het, dat die koortfen, welke het langst geduurd hebben, meer koortsbast verei-  < 159 > VAN HÉT ONTSTEKINGAGÏ.1G jAARSAiSOEN. De voorbereidende oorzaak van ontftekingziektens is een phlogistifche of ontftekingagtige ftaat des bloeds welke het allermeest word waargenomen wanneer de lugt helder is, de barometer hoog ftaat, en de wind uit het Noorden , of Noord-Oosten, of uit de een of andere hoek, tusfehen deze beide punten waaif, vooral wanneer hier koude bykoomt, wel'k een en ander wy in dit Land van het midden Tan December tot het midden of einde van Juny waarnemen. Meer byzonder zien wy dezen ftaat des bloeds by menfchen, die in de volle kragt van hun leven zyn, die hartig een eenvoudige voedzame fpys gebruiken, dezelve wel verteren, en bygev ,.g veel bloed in een korten tyd maken. Verders by werklieden, die goed en wel leven, by de bewoners van hoge, droge, en van de zee verwyderde landftreken, by jonge vrouwen in alle landen , vooral wanneer zy te gelyk zwanger zyn. . De trap van ontfteking In het bloed, kan mooglyk L  ( i6o ) niet nauwkeurig door de korst bepaald worden, die op de oppervlakte des bloeds, na de aderlating, koomt, dewyi die veel van de byzondere gefteldheid des lichaams afhangt; niettemin geloof ik, dat men een te overhaast oordeel velt, wanneer men de heerfchende gedagte aanneemt, dat men niets kan leeren uit het befchouwen van het bloed, het welk in koortfen word afgetapt, denkende, dat de korst alleen van den ftroom afhangd, waarin het bloed gedurende de aderlating loopt. Het bloed van een gezond mcnsch in een vollen ftroom fpringende, zal altoos meer of min deze huid hebben; maar wanneer dit zelve bloed gedurende de aderlating nog eenigen tyd,na dat het ineen bekken gevangen is,met een ftok geroerd word, zal deze huid nog fterker zyn; wanneer men met dezelve beweging lang aanhoud, zal het zyne vastheid verliezen, en in een vloeibare zelfftandigheid overgaan. Rotziekten fchynen een dergelyke werking te doen, en de vastheid van het bloed weg te nemen, en daarom zal het bloed,in het afnemen van deze ziekten afgetrokken, deze korst niet vormen, hoe fterk de ftroom van het bloed ook zyn moge, en zelf dan niet, wanneer het naderhand in het bekken geroerd word. Hieruit befluit ik, dat er een zekere trap van vastheid, zo wel als een zekere beweging tot de vorming der korst nodig is, welke by gebrek van een van beide niet gevormd kan worden. In eenige gevallen waarin de ontfteking tot een zeer hoogen trap geftegen was, heb ik getragt het bloed zagtjes langs den arm ia het bekken te leiden,  c m) evenwel was het blaauwagtig voor dat het geheel koud was, en naderhand was de korst zeer dik. By zommige dieren, als by voorbeeld by lammeren, is het bloed zo week, dat men gemaklyk, alleen door het bloed met den vinger te roeren , het dikke gedeelte of bloedkoek met de wey kan vermengen. Zomtyds is het bloed zeer vast, zonder dat er zig een korst vormt; zodat men de bloedkoek uit de wey kan nemen, zonder dezelve te befmetten, en wederom is in het bloed van anderen, offchoon met een groenagtigc korst bedekt, de bloedkoek zo los en ontbonden op den bodem, dat by de ligtfte beweging de wey daarmede geverfd word. Wanneer ik het bloed by het gevoel onderzoeke, kan ik zo veel onderfcheid daarin, als tusfehen het vleesch van een gezond kind, en dat van een kind, 't welk de Engelfche ziekte heeft, vinden. Wanneer men gelyke hoeveelheden melk van verfchillend vee neemt, en men daarby een gelyke hoeveelheid ftremzel voegt en ze dan beide tot denzelven trap van hitte warm maakt, zal de eene een fterk en de andere een losfer vrongcl maken, en daarvan zal zelf de hoeveelheid verfchillen. Hierdoor zoude men alleen eenigfints kunnen oordelen van den tyd, die er verftreken is, zedert dat de koe gekalfd heeft, als ook van desfelfs gezondheid en voedzel. Even zo is het de beste wyze, die wy hebben, om tc ontdekken , of het bloed in een ontftekingagtigen of ontbondenen ftaat is, wanneer wy het bloed, in een koorts afgelaten, onderzoeken, offchoon wy met geen juistheid den trap van ontfteking daaruit kunnen bepalen, doordien dit van L 3  ( 162 > de andere omftandigheden zal afhangen; en wanneer wy de digtheid van het bloed kennen, kunnen wy eenigfints den ftaat der vaste deelen of der vaten, die hetzelve vormden, beoordelen. Eenigen tyd voor het aankomen van een ontftekingkoorts, ondervind de zieke een gevoel van zwaarte, drukking, en vliegendepynen: wanneer dan de bloedvaten of door aderlating of door onthouding van fpys wel geledigd worden, zo word de koorts dikwyls daardoor voorgekomen. Het bloed, 't welk in den beginne der ziekte word afgetapt, heeft maar een. geringe, doch nadat de koorts eenige dagen geduurd heeft, een zeer fterke ontftckingkorst , zodat deze huid van het bloed eer de uitwerking, dan de eenige oorzaak der koorts fchynt te zyn. Het ontftoken bloed is zeer veerkragtig, en vatbaar voor een grote uitzetting, waarom zelfs na ruime en herhaalde aderlatingen de vaten vol, de pols fnel, hard en fterk kunnen blyven, wanneer de hitte voortduurt, en de tegenftand van den vryen omloop des bloeds niet weggenomen is. Vooronderftel b. v. dat een lichaam in zyn natuurlyken ftaat honderd oneen bloed moest bevatten, en dat deze hoeveelheid even zo veel cubique duimen ruimte in de bloedvaten wegneemt, zo is het klaarblykelyk, dat wanneer de hitte tien graden vermeerderd word, de vaten een evenredige uitzetting moeten ondergaan. Wanneer men in dat geval tien oneen bloed wegnam, zouden de vaten nog in derzelver natuurlyken ftaat van uitzetting blyven, en de zieke zoude zig van de benaauwdheid verligt vinden, welke door de tegennatuurlyke' uitzetting veroorzaakt  C 1*3 ) waS Maar gefield, dat de hitte wederom tien graden vermeerderd wierd, dan zoude men nog tien oneen bloed moeten wegnemen, om het natuurlyk evenwigt tusfehen het bloed en de vaten te hertellen. Maar,wanneer ik dooreenig middel deze vermeerdeTing van hitte kan voorkomen, en de verftopping, die dezen tegenftand veroorzaakt, wegnemen, dan koom ik tegelyker tyd de tegennatuurlyke uitzetting der vaten voor, en maak de twede aderlating minder nood- zaaklyk. . Om ons een regt denkbeeld van ontfteking, zo als die daaglyks voorkoomt, te maken, moeten wy dezelve in twee foorten verdeden; de eerfte kunnen wy eenvoudige, en de twede zamengeftelde noemen. Door een eenvoudige ontfteking verfta ik een koorts , die m een volbloedig geftel alleen door het misbruik van een of ander der zogenaamde niet natuurlyke dingen word voortgebragt; cn door een zamengeftelde ontfteking, een koorts, welke in een volbloedig geftel, door byvoeging van de een of andere zieklyke gefteldheid, (morbid lentor) geboren word , welke door zyne prikkelende hoedanigheid de hitte en beweging des bloeds en bygevolg ook dcsfclfs ontftekingaartige gefteldheid vermeerdert. Een eenvoudige ontfteking word dan vooreerst voorgegaan door een gevoel van zwaarte, beklemdheid en een zekere benaauwdheid, die fomtyds verfcheide dagen duurt, voordat men het een werkelyke koorts kan noemen; deze toevallen maken alleen de voorboden oïterrentia morbi, en worden meestentyds zo lang verwaarloosd, tot dat er een zekere trap van L 3  ( 164 ) rilling aankoomt, en' de fnelheid der pols en beweging van het bloed zeer vermeerderd word; offchoon de pols zo fnel niet is als in verfcheide andere koortfen, is egter het momentum of geweld van het bloed zeer groot, dewyl de vaten fterk, en het bloed dik is. Byaldien men in dit eerfte tydperk der werklyke koorts de volbloedigheid zo verre wegneemt, dat het evenwigt tusfehen het bloed en de vaten herfteld word, voor dat er een aanmerke]yke omfteking p]aats beeft, dan verdwynt dc geheele ziekte dikwyls fpoeƒ» en de natuur hervat wederom hare werking. Maar laat men deze vermeerderde beweging lang genoeg voortgaan om een aanmerkelyke hoeveelheid ontftekmg-ftof voort te brengen, dan zullen de ontlastingen wel verligting geven , maar de koorts zal altyd dan nog eenige dagen langer aanhouden om de' ziekte-ftof te koken en uit te werpen, voordat de gezondheid kan herfteld worden. De bewerking der koking (a) nu, word in deze zo Jj^W-M* lichaaL ^.TuiSj^fl > waar door men twee dingen verkrvtrr T h. m ■, verfflenSd f ykvormig maken met onze ^ ttZTZlIVgeen fchade,yk is>b- - — ftaat zyn, ze te koken dl ! ' "eri««S™ in dan J iedere of uiÏal/e a V ^ ""^ (joch fchielyk bekwam, zonder dat de pols zonk na de aderlating. Ik voegde als toen tien greinen falpeter by ieder zoutiranjqc, en herhaalde dit om de vier «Ten. Zesde dag: zy had een rustelozen nagt, zweette een weinig, zonder verligting, en de hoest was zeer lastig; omdenzelven te verzagten fchreef ik een amandeldrank, uit amandelen , zaad van ilaapbollen cn citroenfiroop, tegclyk met de zoute drankjes voor. Zevende dag: zy was dezen morgen in dezelve omftandigheid als te voren, zy klaagde nu alleen over het hoofd, wanneer zy hoeste; het water het in een geringe mate een ftofagtig wit bezinkzel, als bloem van meel, vallen, ook hadzy 'snagtseen dunnen afgang, doch had geen lust om uit het bed op te ftaan; men voer voort met dezelve geneesmiddelen. Agtfte dag: De pols was zagter geworden, en in een glas water was een weinig zetzel. De benaauwdheid was niet wel zo groot; zy was verbed, doch kon dit niet wel verdragen. De hoest was zeer lastig, en vermeerderde de pyn in het hoofd en in de zyde 3 dezelve geneesmiddelen wierden voortgebruikt: 'savonds kreeg zy hare ftonden weinig, als na gewoonte , maar nog in geringer hoeveelheid. Negende dag: De maaridftonden hielden aan , doch in een geringe mate: er was geen zetzel in het water 3 de pols was fnel en klein, maar niet hard: men voegde by elk drankje twintig droppen Tintt. Castor en Sal. volatil, en de emulfie wierd voortgebruikt. Tiende dag: De verandering was fterker, en het ^ater was veel meer gekleurd: de andcpe toevallen  ( 202 ) waren gematigd: zy had, als na gewoonte, een weinig gezweet, maar had in vyftig uren geen ftoelgang gehad: hierop wierd haar een clysteer gezet, en het drankje met de emulfie vervolgd. Elfde dag: Het clysteer werkte driemaal, en bragt veel verligting toe: dezelve geneesmiddelen wierden voortgebruikt, maar men ftond meer voedzel toe. Twaalfde dag: Er was een zetzel in al haar water, en zy had een overvloedige papagtige ontlasting; de verandering was geheel over, en zy was in allen opzichte veel beter: er bleef egter nog een weinig fnelheid in de pols over: de zoute dranken wierden alleen 's morgens en 's avonds gegeven; 's middags dronk zy een kom camillen-thee, en na den eten een glas franfehen wyn. Dertiende dag: 'sNagts had zy twee fterke zwartagtige afgangen , en bleef beter j wy vervolgden daarom dezelve behandeling, behalven dat wy meer camillen-thee lieten gebruiken, een weinig ligt vleesch des middags, en een twede glas wyn toeftonden. Veertiende dag: Omtrent tien uren dezen morgen fcheen zy veel beter te zyn, maar 's namiddags om vier uren kreeg zy een kramp in de maag, die op het gevoel een harde klomp geleek; haar aangezigt wierd purperverwig en haar pols klein. Men dagt, dat dit van opftygingen kwam, en om die reden gaf men haar een' drankje van vlug loogzout met EUx. paregoric; men liet een pleister van theriakel en foelie olie op de maag leggen, en men fchreef haar dun hoendernat voor, en liet haar wey, met witten wyn gemaakt,  ( 204 ) tieigd te zyn. Haar water had een zetzel op den grond. Zeventiende dag. 's Nagts had zy nog drie afgangen : hare ogen waren helderder: zy had geen hoofdpyn, de koorts was minder, het zweet matiger, de hitte en dorst minder , haar tong vry zuiver , het water hoog gekleurd en bezet , en hare afgangen minder geel; daarentegen kwam de hoest weder, die voor de zieke zeer lastig was, en veroorzaakte'pyn in de zyde: de flym was taay en wierd met moeite opgehoest; op de plaats van het heiligbeen en de boenen van het bekken vertoonde zig een uitflag, die het leggen op de rug moeilyk maakte; zy kon daarom ook zonder ongemak op de aangedane regterzyde niet leggen, en in 't geheel niet op de linkerzyde. Agtiende dag: Ik vond dezen morgen, dat zy 'snagts zeer mislyk geweest was, en met behulp van camillen-thee, een ftof, die fterk met gal gekleurd was , had opgegeven. Men gaf haar, daarna een clyfteer, het welk tweemaal werkte, en men liet de zout drankjes voortgebruiken; hierdoor wierd zy zeer verligt, en de pols wierd ook gematigder: Men ontdekte ook een zeer fterken gierstuitfiag over den gehelen hals en de plaats der maag. 's Avonds kwam de koorts weder, offchoon lang zo fterk niet, dan te voren, de uitflag vermeerderde, maar de hoest was lydelyk: men zette een fpaanfche vlieg op den rug, en men voer voort met de drankjes. Negentiende dag; Zy wierd wederom kwalyk, en braakte veel geele ftof, waarna zy vier ftoelgangen  ( 205 > W dezelve foort kreeg : men vervolgde de drankjes, zy dronk veel dun hoendernat, en 's avonds om agt uren fcheen zy veel beter te zyn : Al het water» dat zy eene geheelen dag door gemaakt had, was zeer dik en had een fterk afzetzel. Twintigfte dag: Dezen morgen vond ik, dat zy vry wel gerust had, dat zy weinig koorts had, en de pols zagt en ruim was; zy was egter kwalyk geweest, had gebraakt en gepurgeerd , als te voren , maar 's avonds befpeurde zy geen mislykheid of pyn- Eenentwintigfte dag: Zy voer voort beter te worden, maar had wederom gebraakt en afgeweest, als de vorige dagen. Men voegde hierom wat ïVtttf. Rhei vin. by de drankjes, *s Avonds verdroeg zy het verbedden wel, en befpeurde een weinig eetlust; hierom at zy wat gekookt hoen uit haar nat, het welk haar wel bekwam. Tweentwintigfte dag: Zy was nog beter des morgens. Men voegde by de drankjes van gisteren eenige droppen van Huxhams tinctuur van kina. De braking kwam 'smorgens vroeg terug, offchoon zy een zeer goeden nagt doorgebragt had. 's Middags was zy zeer wel: de urine bleef geel, maar het zetzel was minder: zy wierd in een ruimer vertrek overgebragt. De volgende dagen had zy een of tweemaal dagelyks openlyf, en zy beterde langzamerhand tot den zesentwintigften dag, wanneer er 's avonds een weinig koorts met eenige moeilykheid in het flikken opkwam, maar deze nam af op den zeven en agtentwintigften dag door eenige ruime  C 205 ) ontlastingen; gedurende dezen gehelen tyd voer men met dezelve geneesmiddelen en leefregel voort. Negen en twintigfte dag: Zy had heden twee ruime ontlastingen, en fcheen beter te zyn. Dertigfte dag: Dezen dag had zy geen mislykheid, hoest of pyn, als alleen in het flikken; by nader onderzoek, zagen wy een witte fpruuw , die enigfints fpekagtig was. In de geneesmiddelen en leefregel wierden tot den drieendertigften dag geen verandering gemaakt, tot dat de fpruuw zeer lastig wierd, en toen wierd het af kookfel der koortsbast met een gorgeldrank van knollennat, rozenhonig en zwavelgeest voorgefchreven. Door middel van deze artzenyen wierd de fpruuw in vier dagen weggenomen ; waarna zy alle dag beter wierd. Den vierden April kwamen de maandftonden als na gewoonte weder: en in het begin van Mey was zy volkomen gezond en herfteld. . Wanneer ik deze koorts naauwkeurig naging, vond ik reden te geloven, dat er verfcheide dingen, waarop men had behoren agt te flaan, byzonder de voorboden , of de ligte hoest en verkouwdheid, welke de gezette koorts voorafging, verzuimd waren. Wanneer in het voorjaar een jong mensch, door de gewone toevallen van verkoudheid , als b. v. verkoudheid in het hoofd (coryza) pyn in de keel, een kittelenden hoest, en diergelyke toevallen word aangetast; zo moet men dezelve als voorboden van een catarrhale koorts befchouwen; en daarom aanftonds een behoorlyke leefregel voorfchryven. De zieken moeten zig aan de nagtlugt niet bloot ftellen, zy  ( 207 ) Woeten vroeg na bed gaan, en wat langer dan naar gewoonte 'smorgens te bed blyven liggen; en zo lang geen fterke beweging doen, als deze toevallen aanhouden. Maar, wanneer die in vier dagen niet verminderen, moeten zy op den vyfden dag zig des >smorgens een weinig doen aderlaten, en 'savonds een braakmiddel nemen. Verminderen de toevallen dan nog niet, dan moeten zy op den zesden dag 'smorgens purgeren, en daaglyks open lyf houden, tot dat de hitte verdwynt, of dat er een zagte en gcmaklyke ophoesting koomt; zy moeten gedurendo dien tyd den geheelen dag niet te bed blyven, of 's morgens tragten te zweeten, offchoon een zagte natuurlykeuitwazeming, gedurende de natuurlyke uren des fiaaps, grote verligting te weeg brengt. Maar in het geval, 't welk wy zo even opgegeven hebben, was de zieke altyd, van den eerften dag af, tot den vierden dag toe, door de warmte van het bed, wynWey, zoute dranken, en diergelyke dingen meer, m een beftendige uitwazeming gehouden, zonder dat men eenige andere ontlasting vooraf had zoeken te bevorderen. Ik zag haar voor het eerst, op den vierden dag, in een onmatig zweet, 't welk ik niet dorst ftoren, ik had, wel is waar, manna by de dranken gevoegd, en door een clysteer ontlasting te weeg gebragt, maar ik ftelde de aderlating tot den volgenden dag uit, daar ik haar aanftonds had moeten laten verfchonen en aderlaten, en daarop aanftonds het Emeto - catarticum, en den volgenden morgen een zagt purgeermiddel had behoren te geven. Van den vyfden tot O  1209) êen purgeermiddel ontlast; maar een gedeelte wierd bok wederom met het bloed vermengd, en door de natuur onder de gedaante van roos, op het heiligbeen en de os/a innominata verplaatst; een ander gedeelte zette zig in de lever, en veroorzaakte daar veel pyn en zwelling, een ander keerde te rug na de longen, en vermeerderde de koorts. Op den agtienden dag kreeg de zieke een natuurlyke braking, welke behoorlyk bevorderd wierd en naderhand wierd de buik door een gepast clysteer ontlast. Hierop volgde een fterke gierstuitilag, 't welk alles een grote verligting te weeg bragt, hier vervielen wy intusfchen wederom in een anderen misflag, en verwagteden een grote verligting van het gierstuitilag, wy bevorderden dezelve en daarenboven alle andere ontlastingen door een fpaanfche vliegplaaster; de natuur werkte evenwel goed voort, en op den negentienden dag, kwam de braking en het purgeren weder, ■welke nu gedeeltelyk tot den agtentwintigften dag bleef aanhouden, wanneer de pyn in de keel, de voorbode van de fpruuw, zig vertoonde, welke de geheele koorts den drieendertigften dag wegnam; wanneer zy den koortsbast begon te nemen, en alle dag beter wierd. Ik ben nu overtuigd , dat wanneer deze zieke van den agtftcn tot den veertienden dag behoorlyk behandeld was geworden , zy nimmer ingeftort, en dat alles door een goede behandeling in het begin zoude voorgekomen zyn : Offchoon nu hare herftelling naderhand naar allen fchyn volmaakt geweest was i vermoede ik egter, dat er in de lever en toa0 3  ( 216 ) de zuivre melk, wanneer de koorts fterk is, een te zwaar voedzel. Zoete wey, die niet te veel gezouten is, en comcommers (*), zyn dan beter gefchikt. t, De delfzurcn zyn ook zo dienstig niet als de vrugten en plantzuren, tot dat de ftaat van ontfteking der Ziekte genoegzaam voorby is. Dit gebeurt altyd in July, oude ftyl, wanneer de rotagtige gefteldheid begint te heerfchen, die het gebruik van fterke rottingwerende middelen veiliger en zelf noodzaaklyk maakt; maar gedurende het faifoenvan deSynochus non putris, dat is tusfehen de lente en den zomer , heeft de catarrhus iets van deze natuur, en verbind zig daar gemaklyk mede. Dit brengt zommige menfchen in het denkbeeld, dat zy een volle uitterende koorts hebben, daar zy-alleen een febris humoratis , gemengd met den hoest van een voorjaarsverkoudheid, hebben; en anderen verbeelden zich een longtering, of een waare fluipkoorts genezen te hebben, daar toch zodanig een ziekte geheel niet voorhanden wa6. Er is een groot onderfcheid tusfehen de avondhitte, en het heilzaam nagtzweet van een febris humoratis, en het wegfmeltende fterke morgenzweet van een ingewortelde fluipkoorts, die uit de opflorping van etter, in een inwendig ontoeganglyk deel gevormd en vergaderd, voortkoomt. Dit zy genoeg gezegd van de catarrhale epidemi- f*) D. Mu ss el van Berlyn, genas een Jonge vrouw van eeis geconfirmeerde catarrbus, door haar alleen voor voedzel comcommers, en voor drinken koud water toeteflaan. Vid. Obf. Meet.  ( =17 ) I fche gefteldheid, en de uitwerkingen van een tusr | fchenpozende koorts op dezelve. Maar de teringen, welke uit ferophuleufe verhardinj gen ontftaan, zyn zeer verfchillende van die gene, f welke door een catarrhus, of door een fcherpe zin\ kingftof veroorzaakt worden ; offchoon deze beiden i zomtyds kunnen zamenlopen. Zie Dr. Gilchrist's Supplement to the ufe of Sea Voyages, uitgegeven in 't i jaar 17 71.  ( 3ip ) sen tyd, gemeenlyk tot na den langden dag, voortf duurt. t | De ouden onderfcheideden drie koortfen: vooreerst, met opzigt tot den tyd, welke zy duurden; zo eindi-de b. v. de fynochus fimplex in vier, op zyn meest in zeven dagen; ten tweden, met opzigt tot de verfchillende toevallen in onderfcheidene geitellen, als b. v.typhodes, asfodes, lyngodes, phricodes, pituitofa en typyrea, maar hunne behandeling was altyd dezelve, zy volgden de natuur en ftonden ze by daar het nodig was. Een uitmuntend oud geneesheer plagt te zeggen, dat een nieuwe behandeling een oude en lang bekende koorts in een nieuwe foort veranderde: een opmerking, welke zig by my verlevendigde, wanneer ik de twaalf verhandelingen van Dr. Glass, over de koortfen, las, waardoor hy zig by de geneeskundige waereld zeer verdiend gemaakt heeft. Ook vind ik tusfehen de koortfen der ouden en de onzen geen ander verfchit, dan 't geen uit de verfchillende levenswyze, lugtsgefteldheid en behandeling, voortfpruit. Men behoorde egter, behalven de heerfchende ziektegefteldheid van ieder faifoen, de winden en het weêr mede in aanmerking te nemen; en hier voor hebben wy het gezag van Hippocrates zelve, zo als hy aph. Sed. III. art. 5. door Cel sus vertaald , zegt, tib. II cap. 1. Per imbres tonga febres; alvi dejecliones, refolutio mrvorum &c. aujler aures htbetat, fenfus tardat, capitis dolores movet, alvum folvit* mum corpus efficit hebes, humidum, tanguidum. En wederom Seü. III. art. n. Si hyems fuca feptentriona.  ( 321 ) m geheele hoofd, duizeligheid, beneveling de* ogen, zwaarmoedigheid, flaauhartigheid, onrust, benaauwdheid en rusteloosheid; doch men moet hier no» opmerken, dat men dit van die gevallen verftaan mort, daar nog geen hevige ontfteking is. Deze toevallen verfchillen ook niet veel van elkander, 't zy dat deze onreine ftof in een gcele, groene of zwarte gal, of eenige andere foort van flym befta; 't zy dat zy fcherp of rotagtig zy, byaldien maar de fchadelyke ftof, die zig in de maag onthoud, fcherp cn nadelig zy. In alle deze gevallen wierd van Hippocrates de braking als de kortfte weg om de ziekteftof te ontlasten , voorgefchreven ; maar wanneer de in beweging gebragte onreine ftof onder de maag in den onderbuik gelegen is, dan, zegthy, gevoelt de zieke een zwaarte der knieën, en pyn in de lendenen, de buik zwelt op, hy gevoelt rommeling, en knyping; er ontlast zig een dunne, heldere, ftinkende en fcherpe afgang, en in alle deze gevallen wierden buikzuiverende middelen voorgefchreven, daar zy de eenige middelen zyn, welke de ziekteftof kunnen wegnemen, en bygevolg de toevallen verligten, zo lang er geen aanmerklyke ontfteking aanwezig is. Is dit niet een naaukeurige en korte befchryving van IIuxham's zenuwkoorts, gedurende de eerfte vyf of zes dagen, behalven dat Hippocrates de pols, en de verfchynzelen in het water niet heeft waargenomen. Ten opzigte van de pols, fchynt Hippocrates dit zo wel niet verftaan te hebben, maar de befchryving van het water U de flymkoorts,  ( 223 ) gen kan, dat de flym op de ontftekinggefteldheid volgt, en de rotagtige voorgaat; zy fchynt den overgang te maken tot deze twee tegenovergeftelde ziektegefteldheden. De koude heeft, gedurende den winter, terwyl de ontftekinggefteldheid heerscht, de galagtige of geelverwige fcherpte der vogten verdreven , en de flym of witgekleurde fcherpte voortgebragt, welke in den beginne niet fcherp is, maar lang in het lichaam bly vende, fcherp word, en de meeste toevallen, die de fcherpfte gal zoude veroorzaken , te weeg brengt. Deze foort van onzuiverheid is dus algemeen in het voorjaar; daar de galagtige gefteldheid in den herfst heerscht, wanneer de zomerhitte de olie- en zoutagtige delen des lichaams ontwikkelt, en alle de vogten fcherp gemaakt en ontbonden heeft, zo dat de galftof zeer gemaklyk in beweging kan geraaken; daarom zegt Hippocrates lib. de affect. 519 : wanneer in een galkoorts de zieke niet van zelve purgeert, laat hem met zagte geneesmiddelen den buik zuiveren. Ook liet hy, wanneer de ftoelgangen galagtig waren, herhaalde klysteren van een aftrekzei van thapfia geven. En Celsus , ( Secl. de vomitu , en ScB. de dejeftionibus lib. t. cap. 12. en lib. II. cap. 13.) wanneer hy opzetlyk van het braken en purgeren fpreekt, zegt, dat er geen noodzaaklykheid is, fterke geneesmiddelen tot dit oogmerk te gebruiken , en pryst daar tegen de klysteren aan. Offchoon dit, met opzigt tot de gal, waar is, gaat dit egter niet door omtrent de flym, die, taijer van aart zynde, fterkere geneesmiddelen vordert. Galenus (Mtth. Med.) merkt aan: „ dat fomF  ( 224 ) „ mige menfchen, die hunne maag bedorven hebben , „ koortfig beginnen te worden, met een onaange„ naam gevoel van den mond der maag. De maag is „ opgezet, en de buik fchynt gezwollen te zyn. Het „ aangezigt is fomtyds bleek, en helt fomtyds na het „ loodverwige over: de pols is altoos minder, dan men „ van de uitwendige hitte des lichaams verwagten „ zoude; zy is ook tegelyk zwak en ongelyk. Met „ deze toevallen zyn de zieken geneigd , by het „ minne toeval, in flaauwte te vallen. Want daar „ de natuur onderdrukt is door de ziekte, en onbe„ kwsam om de fchadelyke vogten uit te dryven, „ van wegens hare dikte, hare groote hoeveelheid of „ lymerigheid, of van wegens dc verftopping harer „ ontlastingwegen, of wegens hare eigene zwakheid, „ zo moet de ftof, die langen tyd opgefloten geweest „ is, natuurlyk tot bederf overgaan. Geen ander „ vogt kan in zulke omftandigheden langen tyd van „ dezelve natuur blyven, als het in het begin was; „ veel min wanneer het zodanig bedorven is, dat het „ niet weder tot zynen natuurlyken gezonden ftaat kan gebragt worden." Baglivius was volkomen van dezelve gedagten, wanneer hy zich, in zyn hoofddeel over de febris mefenterica, dus uitdrukt: „ De meeste geneesheren, zo wel als het onwe„ tend gemeen, zegt hy, verklaren te overhaast de ,, koortfen kwaadaartig, wanneer zy met verfcheide„ ne kwade toevallen verzeld zyn, die in den verde„ ren voortgang der ziekte erger worden. Zommige a koortfen worden ongetwyfeld door een vergiftige  ( 225 ) „ gistftof voortgebragt, maar dit gebeurt zeer zei„ den. De kwaadaartige koortfen, die wy hier waar„ nemen, fpruiten of uit een ontfteking, of uit een „ verzameling van bedorvene raauwe vogten in de „ eerfte of twede wegen voort. By de zieken, wel„ ke ik van den beginne af aan behandeld heb, heb „ ik zelden een kwaadaardige koorts waargenomen, „ maar wanneer de behandeling door andere artzen „ begonnen was, die niet agtervolgens de aanwyzin„ gen der natuur en de godlyke voorfchriften van „Hippocrates gehandeld hadden, dan heb ik „ duizend verfchillende en gevaarlyke toevallen waar„ genomen, welke geenzints uit de natuur der ziekte „ voortfproten. Het gebeurt ook, zo als ik dikwyls „ gezien heb , dat fommige koortzen aanftonds zeer „ gevaarlyk worden. Deze noemt men over 't al„ gemeen ook kwaataardig, en men neemt, wegens „ dit vooronderfteld vergift, onmiddelyk zyn toevlugt „ tot fpcceryagtige , zweetdryvende , en verfcheide „ heete vlugge middelen, waar door zy dat zelve ge„ vaar vermeerderen, 't welk zy zoeken voor te ko„ men. Te Romen ontmoeten wy dikwyls koortfen , „ die uit bedorvene raauwe vogten in de eerfte we* „ gen ( maar niet dikwyls in het bloed) verzameld-, „ voortfpruiten, deze noeme ik febres mefentericce. „ Onder de tekenen, welke een verzameling van „ zulke vogten in de eerfte wegen te kennen geven, „ heb ik de volgende, door een geduldige waame„ ming, opgemerkt: een bitterheid en zeer kwaden „ ftnaak in den mond, een vuile tong , walging , vooral 'smorgens, een Hinkenden adem, vuile en P 2  ( 22(5 ) „ beflagenc tanden, ftinkende ftoelgangen en winden ; „ we;ke zig na beneden ontlasten; het hoofd is fom„ tyds zwaar, en kan nauwlyks opgehouden wor„ den; op andere tyden is het gedurig pynlyk, met „ een zwaarte en klopping in de flapen van 't hoofd; „ welke toevallen het lastigfte zyn na het.middag- en „ avond-eten; een ruizing in de ooren ; het water is „ of geheel of byna natuurlyk. De. koorts vermeer„ dert ook na het middag- en avondTeten,. en houd het „ beloop van een aanhoudende dubbele anderendaag„ fche koorts. De zieken geyoelen een. hitte in de „handpalmen en voetzolen, of omtrend . den har't„kolk; zy verliezen haren eetlust;, worden bleek, .„ en zyn verftopt. Het is zeer. opmerkenswaardig, ,, dat in deze ziektens het hoofd meer lyd dan het „ darmfcheel zelve, welke de zitplaats der ziekte is. „ By zwaarmoedige menfchen, en dezulke-, die een „ zwakke maag hebben, zyn deze toevallen veel er„ ger; want byaldien de vogten zeer bedorven zyn, „ word by dezen de tong aanftond-s zwart, de pols „ klein en de ledematen koud, en zy worden door „ grooten angst ncérgedrukt. Deze toevallen worden -„ gevvoonlyk, doch te onregt, aan dc kwaadaartig,, heid der ziekte toegefchreven; want zodra de on„ zuivere vogten, welke de maag bezwaren, verbc„ terd en uitgedreven zyn, verdwynen de toeval- len." Dus verre Baglivius. - In het jaar 1661, en eenige andere daarop volgende jaren, ontmoette Sydenham dezelve koorts, welke hy dagt de egtfte.en ongemengdfte te zyn, die hy gezien had; deze was verzeld met een neiging tot  ( 227 ) braking, een droge en vuile tong, een fchielyk verval van kragten, een troeble of heldere pis, welke beide tekenen van raauwheid zyn. In het afnemen der ziekte kwam er een doorloop (ten zy men dit m den beginne door een braakmiddel had voorgekomen), waardoor de ziekte hardnekkiger en langduriger wierd Deze ziekte had dien aart en eigenfehap , dat zy zelden langer dan veertien of een cn twintig da-, gen duurde, als wanneer zy zig door een zagte uitwaazeming der huid fcheidde. De geneeswyze, zegt Sv den ham, was de volgende. „ Wanneer de koorts hevig, cn de zieke l jong en fterk is , doe ik een aderlating; na de lating onderzoek ik zorgvuldig of de zieke by het " aankomen der koorts gebraakt, of eenige neiging " tot braken gehad heeft; dit zo bevindende, fchryf " ik een braakmiddel voor, ten zy de tedere jaren, " of een aanmerkelyke zwakheid des ziekea, dit ver" bieden Het is zeker zo noodzaakelyk een braak" middel te geven, wanneer zulk een neiging tot " biaken voorafgegaan is, dat byaldien men niet van de " ftoffen welke dit toeval veroorzaken, ontlast is, " dezelve een grond leggen voor veele gevaarlyke "toevallen, welke den geneesheer gedurende den " gantfehen loop der behandeling, grotelyks hinde" ren en het leven des lyders in geen gering ge" vaar brengen. Het voornaamfte en gewoonfte van " allen dezen is de doorloop, welke tegens het einde ^der ziekte meestendeels zig in die gevallen openhaart, waarin de aangewezene braakmiddelen « , den beginne verzuimd zyn. Want in het verder P 3  ( 228 ) „ beloop der koorts, wanneer de natuur alreeds „ ecnigfints de kwaadaartige ftof in de maag t'onder» gebragt, en na de ingewanden gedreven heeft, „ worden deze zodanig door den gedurigen toevoer „ van deze fcherpe ftoffen geprikkeld, dat er nood„ wendig een diarhe uit voortvloeit. „ Deze doorloop is hierom zo gevaarlyk, om dat „ de lyder door de ziekte alreeds uitgeput zynde, „ hierdoor nog meer verzwakt, en dat het zagte „ zweet, waarmede deze koortfen het meest eindigen, „ hierdoor geheel belet word , om allen twyfel weg „ te nemen, dat deze ftof, in de maag huisvestende (ten zy door braking ontlast) in korten tyd een diarhe' zal veroorzaken, zullen wy altyd by „ nader onderzoek bevinden, dat byaldien er t'eni„ ger tyd een diarhe deze koorts mogt verzeilen, „ de zieke in het begin neiging tot braken had, en „ er geen braakmiddel was toegediend. Men zal „ eveneens bevinden, dat offchoon alle neiging tot „ braken reeds opgehouden is, egter een braakmid„ del de diarhé meestentyds zal doen ophouden. Ik „ ben dikwyls verwonderd geweest, hoe het kwam, „ dat de zieken hiervan zo veel verligting ondervon„ den ; want nadat het braken voorby was, vermin„ derden en verdwenen die zware toevallen van „walging, benaauwdheid, onrustigheid, diep zug„ten, zwartheid van de tong, &c. toevallen, welke „ den lyder folterden en de aanfehouwers verfchrik- ten; en de zieken verdroegen nu gemoedigd het „ overige gedeelte der ziekte. „ Men behoorde, wanneer men het in zyn keur  ( 229 ) - had, in het eerfte begin der koorts aanftonds het „ braakmiddel te geven; want wy zouden door dien „ weg die vcrfchriklyke toevallen voorkomen, welke ' uit "een overvloed van bedorvene vogten in de " maag en nabygelegene deelen voortfpruiten, ja wat meer is, wy zouden de ziekte waarfchynlyk in ',' hare geboorte fmooren, die anderfmts vermecr"derd, en tot groot gevaar der zieke zoude ver„ lengd worden. De ziekte word door deze ziekteftof gevoed, welke, of onveranderd door de vaten doorgelaten, l en met het bloed vermengd- word, of reeds zeer "bedorven, en byna vergiftig geworden door haar langdurig verbly fin de ingewanden, hare nadelige Z uitwaazemingen aan het bloed mededeelt, wy hebben hiervan een voorbeeld in de cholera morbus; " want by aldien wy te onpas de braking wegnemen, " worden de fcherpe en bedorvene vogten, welke hadden behoren ontlast te worden, door dezen \, weg opgefioten, zy ftrekken haar kragt en woede \, op het bloed uit, en ontfteken een koorts, welke „ van een kwaadaartige natuur zynde, en verzeld „ wordende met zeer gevaarlyke toevallen, niet an„ ders dan door een braakmiddel kan worden wegge„ nomen, offchoon de zieke op dien tyd geen nei„ ging tot braking meer hebbe. „ Maar, wanneer het mogt gebeuren, dat wy te „ laat geroepen wierden, zo als niet zelden het ge„ val is, cn wy dus geen gelegenheid hebben om in „ den beginne een braakmiddel toe te dienen; denk „ ik voorzeker, dat men het op alle tyden van de P 4  ( 23° ) „ ziekte geven moet, byaldien ergens ontfteking is; „ en de kragten der lyders het verdragen kunnen. „ De braking vooiby zynde, laat ik, byaldien het „ nodig is om verder de kragt der koorts te breken, „ een clyfteer zetten, en wanneer de gisting van het „ bloed te groot is, herhaal ik het eiken dag, of om „ den anderen dag, na vereischten, zelf tot dentien„ den dag der ziekte toe. Maar wanneer de zieke „ veel bloed verloren heeft, of reeds ver in jaren „ gevorderd is, dan onthoud ik my van clysteren, „ al is de gisting des bloeds nog zo fterk: want het is „ als dan te vrezen, dat zy de kragt des bloeds zo„ danig zullen verzwakken, dat de natuur niet meer „ bekwaam zal zyn, om de ziekteftof door een goe„ de fcheiding uit te dryven. Maar, wanneer na den „tienden dag, de zieke door behoorlyke ontlastin„ gen, die men om de kwade toevallen en grote gis„ ting des bloeds te regt heeft aangewend, buiten „ gevaar gebragt is, dan draag ik zorg om hem „ hardlyvig te maken. Daar alsdan de fcheiding naby „ is, denk ik, dat men warme hartfterkende midde„ len ruimer moet toedienen , waardoor de koking „ bevorderd, en een fcheiding fpoediger aangebragt „ word , welke door dusdanig een behandeling „ gewoonlyk op den veertienden dag voorvalt. „ Maar, wanneer men te lang verkoelende middelen „ gebezigd, en daar door de gisting verminderd „ heeft, is het geen wonder, wanneer de koorts tot „ den een en twintigften dag, en kwalyk behandeld „ zynde in zwakke geftellen, veel langer duurt. „ Het is daarenboven opmerkenswaardig, dat fom-  C 23i ) „ tyds door het al te veelvuldig gebruik van clyste"„ ren, of andere purgeermiddelen, te onpas tegens "„ het 'afnemen der ziekte voorgefchreven, de zieke " eert weinig verligt fchynt, ja zomtyds reeds geheel „ vry zynde van alle koortfige toevallen, egter na " een paar dagen door een nieuwe koorts word aan" getast, welke denzelven loop houd als de voorgaande, zo zy niet tot een tusfehenpozende koorts over„ gaat. " Huxham geloofde, dat de morbus Cardiacus van Celsus (welker zitplaats klaarblykelyk in de maag was) een foort van zenuwkoorts was, en pag. 89 geeft hy zyn denkbeeld omtrent deszelfs voornaamfte oorzaak op volgende wyze op: „Het fchynt my klaar, zegt hy, dat een al te grote traagheid 7, van de wateragtige en meer bewerkte (exalted) " fappen van het lichaam, een van de zamenlopen\, de oorzaaken der zenuwkoortfen is; en ik denk, dat, daar de wey, welke eens door de koortzige "„ hitte geftremd zynde, nooit wederom in eenig „ vogt ontbonden word, het welk voor de dierlyke '„ huishouding dienen kan, maar in een fcherpe rot„ agtige flym overgaat, even zo ook het lymig ftil" (taande wey vogt bederft, en by trappen in een T, rotagtige etterftof (putrilage) overgaat, welke uit " het lichaam moet ontlast worden door de gewoo" ne uitwerpingswegen, of kunftige afleidingen. " Zodat Glass en Huxham alleen verfchillen omtrent de plaats van het lichaam, waarin deeze lymigc wey het eerst gevormd word, en de nuttigheid van die te ontlasten, wanneer zy in dc eerfte wegen in P 5  C 232 ) beweging geraakt, voordat zy tyd gehad heeft om bedorven en in 't bloed opgenomen te worden. Huxham pryst inderdaad (p. 8.) ten fterkften in het eerfte begin braakmiddelen, en naderhand om den anderen of derden dag clystcren aan, en offchoon hy fterke purgeermiddelen wraakt, wanneer de ftof in den beginne in de maag opwelt, verbied hy egter na het braakmiddel geen rhabarber of manna, wanneer die vereischt worden, toe te dienen. In zyn dijjert. de febre nervofa fpreekt hy ook van het verwonderlyk nut van braak- en purgeermiddelen, zelf tegens het afnemen der ziekte, en verzekert daardoor de aanhoudende koorts, gelukkig in een tusfehenpozende te hebben doen overgaan. Ballonius geeft een naaukeurige befchryving der toevallen, welke uit fcherpe of bedorven flym in de maag voortkomen, en befluit, dat de kleinheid der pols, de neergeflagenheid van geest een grote zwakheid maakten, dat deze koorts verkeerd behandeld wierd, en dat men de noodzaaklyke ontlastingen verzuimde; want, zegthy, „ gelyk in an„ derendaagfche herfstkoortfen, de flaauwtens door „ fcherpe gal veroorzaakt worden, zo worden in „ de voorjaarskoortzen dezelve flaauwtens door taaje „ flym te weeg gebragt. Iedere ziekte, die zyn zit„ plaats in de maag heeft, is altyd met een groot „verlies van kragten gepaard. Koortfen, weike uit „ flym voortkomen, byaldien zy egt en zuiver zyn , „ komen langzaam, met beurtelingfche koude en hitte „ aan. " Dit is voorzeker een naaukeurige befchryving van  ( 233 > ie zenuwkoorts van Huxham, en ik ben door het gezegde van Glass; en door een naaukeurige en zorgvuldige waarneming van verfcheide jaren overtuigd, dat de zenuwkoorts van Huxham, dezelve koorts als de febris phlegmatiea der ouden is; dat de oude manier van behandelen , zo als die eerst door Galenus, en naderhand door Ballonius, Baglivius en Sydenham is opgegeven, zeer weinig verandering vereischt: dat wanneer men een tegengeftelde behandeling volgt, of de vroegtydige ontlastingen verzuimt, men dezelve koorts zal ontmoeten , welke Borellus in zyn brief aan Malpichius befchryfc, of een dusdanige, als wy alle dag, zomtyds onder den naam van rot- en zomtyds onder dien van zenuwkoorts , in de praktyk waarnemen; offchoon beide de rotagtige en zenuwtoevallen grotendeels eer van de onwetenheid der verzorgers , als van de natuur der ziekte zelve afhangen: Boerhave zegt daarom zeer wel, Aph. 1056. „ Apparet hos morbos, varietate quidem infinitos, „ rcttione fymptomatum, tarnen ex origine non adco „compoji'ta, pendere; neque tam varia medicamen„ ta, medendive methodum, requirére ; " dat veele ziekten van natuur niet zo verfchillende zyn, als zy van wegens de toevallen fchynen. Om zig een regt denkbeeld van deeze epidemifche gefteldheid te vormen , moeten wy aanmerken, offchoon zy in verfcheide byzonderheden met de galagtige gefteldheid der herfst overeenkomt, zo lang de zitplaats der ziekte tot de eerfte wegen bepaald is, dat egter, in zo verre de fchadelyke ftof van een  ( 235 ) Ik zoude daarom deeze ziektegefteldheid in de volgende tydperken verdelen: i. In voorboden (terrenr tia~) of toevallen, die de ziekte voorgaan. 2. In toevallen , welke zig openbaren, wanneer dc ftof zig nog alleen tot de ingewaiaden bepaald heeft. 3. Wan■ neer een gedeelte van de opwellende ftof in het bloed is opgenomen, offchoon nog een groot gedeelte daarvan raauw en bedorven in de eerfte wegen overblyft. 4. Wanneer, de ingewanden gezuiverd zynde, de ftof geheel en al in het bloed is opgenomen. 5. Wanneer het bloed zig door een fpeekzelvloed, gierstuitilag , zweet, of een rotagtigen doorloop begint te 1'cheiden. Het fchynt, als of de catarrhale ftof van het vroege voorjaar, niet genoegzaam door ophoesting uitgedreven zynde, door de natuur na de flymklieren der 'keel, flokdarm &c., welke voor de affcheiding der flym'gefchikt zyn, gebragt word, om daar te worden uitgedreven. Wateragtige geitellen vereifchen alle jaren eene dusdanige ontlasting, opdien tyd, welke Sydenham noemt, tusfehen het voorjaar en den zomer; zodat men, byaldien men de flym van het voorjaar cn de gal van den herfst in aanmerking neemt, de reden van de oude Engelfche manier van alle vooren najaar te purgeren begrypen zal. Een dame, (Mevr. Prior) nu zevcnentagtig jaren oud, was, vyftig jaar geleden, aan voorjaarskoortfen onderworpen. Dr. Hale van Twyfohd, haar zwager, raadde haar om op verfchillende tyden in het voorjaar een fterke purgatie van rbabarber, ialappenwortel en cremor Tartari te nemen; een in 't  C 235 ) midden van Maarf:, een omtrend het einde van Maart een vroeg, en een in 't midden van April. Het zelve' wierd in 't najaar herhaald; zy nam een gift tegens het einde van Ju'y, twee in de maand Augustus* en een in het begin van September; en hieraan fchryft zy haar ongemene goede gezondheid toe, die zy zedert dien tyd genoten heeft. Ilc zal nu voortgaan om een verflag te geven van ft geen ik gedurende veertien jaren in Londen in de verfchillende tydperken van deze ziektegefteldheid, by menfchen, die in ruime omftandigheden en wel leefden, heb waargenomen. 1. Zodra de natuur deze flym van het bloed begint af te fcheiden, en op de klieren en ingewanden nedertezetten , klagen de zieken over onrustig flapen zy zyn flauwhartig, en worden niet zo wel door den flaap verkwikt als op andere tyden; qpftaande is hun mond kleverig, zy. hebben kokingen , en zoeken de flym uit de keel op te halen; zy verliezen het gevoel van honger, maar kunnen 's middags tog een genoegzamen goeden maaltyd doen; voort na den eten gevoelen zy zig zwaar en flaperig, zy klagen over volheid .en traagheid, winden en hardlyvigheid. De pols is traag en klein, en de urine is bleek of zeer troebel (jumentofa) maar raauw. Zy klagen zelden over dorst of hitte, maar de tong is meest 's morgens beflagen. Dit zyn de voorboden (<#oj6gPrt ), welke het eerfte tydperk uitmaken; en het is klaar, dat men de natuur gemaklyk kan byftaan, om deze fcheiding der natuur op zyne eigene wyze te onderfteunen. Men  < =37 > moet egter op de gefteldheid en levenswyze van elk byzondcr mensch behoorlyk daarby acht flaan. 2. Het twede tydperk is duidelyker op te merken, dewyl het in eenigen opzigte gelykt na het geen de Franfchen een indigestie, en Sydenham een overlading der maag (furfeit) noemt, Am. 1669. cap. II. art. 1. „Er is ook een ziekte, welke- door een „ overlading der maag veroorzaakt word , die op alle „ tyden van 't jaar voorvalt, welke, met opzigt tot „ de toevallen , volmaakt na een boord gelykt, en „ voor dezelve behandeling wykt, offchoon zy van „ een zeer verfchillende natuur is." By anderen is dit tydperk verzeld met de bovengemelde toevallen van een opwellende ftof in maag en ingewanden, en vordert een fpoedige ontlasting, die na mate van deszelfs verfchillende zitplaats ingerigt moet worden. Maar by zommigen is deze ftof van een onwerkzamen aart, ligt in het duodenum, en belet de uitftorting der gal, zodat zy een geelzugt veroorzaakt, welke meer in dit faifoen, dan in eenig ander, word waargenomen. Somtyds word deze ftof fcherp en maakt een foort van doorloop, met knyping en winden, welke, volgens Sydenham, niet dan door braking kan worden weggenomen. Ik heb den buik zodanig door winden en flym opgezet gezien, dat men fomtyds de ziekte voor een wind- en ook voor waterzugt gehouden hebbe; dit alles wierd egter in korten tyd door braken, purgeren, een openende leefregel, en een matige beweging weggenomen. Het droge colicq, 't welk met een hardnekkige hardlyvig-  ( 239 ) nieuwe ziekteftof bykomt, dan is een critifche ontlasting daarvan het geregeld en ftandvastig gevolg; maar wanneer er een nieuwe onreine ftof, gedurende de hitte, bykomt, dan volgt er, in plaats van een critifche ontlasting, een nieuwe aanval van koude en huivering. Deeze beurtlingfche op elkander volgende hitte en huivering, zonder aanmerklyke dadelyke critifche ontlasting, maakt de febris epialos der ouden uit, waarvan Hippocrates gewag maakt Ub. de Aere, iocis & aa. IV. 7. t. 4- 9.L. * XXIX 3. en van Galenus befchreven is Ub. II. ac diff. febrium cap. 6. Dit is de ftaat, waarin ik vooronderftel, dat de ziekteftof gedeeltelyk in de eerfte wegen, gedeeltelyk in het bloedis, en waarvan ik een voorbeeld zal aanhalen. Een vrouw (Mevr. C. uit de G P ftraat,) wierd door een koorts aangetast met de volgende toevallen; beurtlingfche hitte en koude, flaauwheid en benauwdheid, met vliegende pynen in het hoofd, rug en buik. Zy was toen op het land, en de apotheker gaf haar zoute dranken, daar hy nu zag dat de toevallen dikwyls verminderden, en dat het water na drie dagen troebel wierd, dagt hy , dat het een dubbele alledaagfche koorts was, en diende den koortsbast toe. Nadat zy daarvan een once genomen had, hielden de remisfles op, en de koorts wierd boosaartig; zy wierd toen na de ftad gebragt, en ik vond haar zeer zwak by myn bezoek; zy had een klant zweet over den geheelen fa Js en borst, de pols was klein en zeer fhel; zy zugtede geftadig, de mond was vuil en kleverig, de huid heet, en de  ( Mi ) gen, het water had een ligte ft.rook.leur, geheel raauw, en in een groote hoeveelheid. Ik liet haar om de zes uren een gj. fat polychrest gebruiken. Dit hield den buik gedurende twee dagen genoegzaam open, waarna de ziekte aan de natuur, en aan een goede leefregel wierd overgegeven. Omtrent drie dagen daarna wierd zy 's avonds door een aanval van koude, die een uur duurde, aangetast, welke door een fterke hitte, en een algemeen ruim zweet, 't welk zes uren duurde, wierd opgevolgd, zy had toen twee ruime papagtige afgangen, en toen verliet haar de koorts. Zy begon nu een aftrekzei van camillen bloemen, te nemen, 't welk zy gedurende een veertien dagen voortgebruikte, en zedert dien tyd heeft zy niet meer geklaagd. Zo lang als in dit geval de maag en ingewanden met flym vervuld waren, had men fterke braak- en purgeermiddelen nodig, maar nadat dezelve ontlast was, waren vier fcrupels fat polychrest genoegzaam om den buik open te houden. Na den zevenden dag waren de eerfte wegen gezuiverd, en de geheele ziekteftof in 't bloed overgegaan; en wierd nadat de koking gedurende vier of vyf dagen had aangehouden, door een volmaakte crifis, zonder de hulp van eenig geneesmiddel, volkomen uitgedreven. Terwyl ik deze zieke (Mevr. C.) bezogt, wierd haar zoon Theophilus, een jonge van veertien jaar, met dezelve koorts van fchool te huis gebragt, die egter met duidelyke tekenen van ontfteking verzeld ging. Ik liet hem daarom een ruime aderlating doen, zyn bloed had wel geen ontftekingkorst, maar . q a  C 242 ) was doch vast en zwaar. De pols wierd 's avonds | zagt, en hy klaagde zeer over walging, en had te- I genzin in zyn drank; ik gaf hem eerst een braak- i middel, en daarna een purgatie, welke beide eenl goede werking deden , den volgenden dag begon hy I hetJal polyehrest drie of vier maal daags te nemen,,I en vier dagen daarna eindigde de koorts met een cri-J tisch zweet. Daar hy naderhand verftopt was, gafïl ik hem een purgeermiddel van rhabarbcr en cremor ■ Tartari, waarop hy fchielyk zyne vorige kragten eh: gezondheid weder kreeg. Ik konde meer diergelyke gevallen, zo het nodig was, aanhalen, maar ik zal alleen aanmerken: dat alle die gene, welke een critisch zweet hadden op den vierden dag na de ontlastingen, op den zevenden dag een volmaakte crifis hadden, waarna de koorts, of geheel verdreven, of geregeld tusfehenpozende wierd, 2. dat het water, het welk in het begin troebel was, na de eerfte ontlastingen helder Wierd, en zodanig bleef, tot dat er een zoort van crifis voorviel, 3. dat elke volkomene crifis door een huivering wierd voorgegaan, waarna er hitte, zweet, troebel water, en zagte ftoelgangen, volgden. 4. Wanneer de ingewanden zuiver zyn, cn al de onzuivere ftof in het bloed is opgenomen, dan zyn de toevallen, met opzigt tot de behandeling, juist dezelve, welke Sydenham waarnam, dat is byaldien de ontlastingen gepast, en niet al tc aanhoudend geweest zyn, zat de koorts geregeld op, of voor den veertienden dag ophouden, en zomtyds pp den zevenden, zo als dit in het twede geval  ( M5 ) by het drankje van dien nagt gevoegd, omdat hy eenige dagen zonder ontlasting had doorgebragt. Het werkte 's morgens van den dertigften dag, maar er was geen verandering van de koorts voor den tweeendertigften, wanneer er een fpaanfche vlieg tusfehen de fchouders gelegd wierd, en by de drankjes wat fp. vol aromat gevoegd. Deze middelen vermeerderden de hitte, en hy had weder in twee dagen geen remisfie. Toen ik derhalven ondervond, dat alle myne voorfchriften zonder uitwerking waren gebleven, en dat zommigen nadeel gedaan hadden, leide ik alle geneesmiddelen ter zyde, en tragte alleen den leefregel na de pols en toevallen te veranderen, hierna ging de koorts als na gewoonte voort, maar de zieke kreeg dagelyks meer kragten. Den negenendertigften dag zond ik hem na het land, en na tien dagen was hy vry van koorts , offchoon zyne herftclling zo langzaam was, dat ik geene wezentlykc crifis konde befpeuren. Ik heb zedert hetzelve middel in andere gevallen beproefd, en nadat ik de ingewanden behoorlyk gezuiverd had, alle geneesmiddelen weggelaten, cn ik moet zeggen, dat ik zedert dien tyd in de genezing dezer koorts beter dan ooit te voren geflaagd ben. De koking gefchjedde in korter tyd, en de crifis was volmaakter, zo dat de koorts of volkomen afging, of in een geregelde tusfehenpozende koorts veranderde. De gedagtc van Sydenham , dat de natuur in dit faizoen zeer werkzaam is, en zelden een aanzetting nodig heeft, is dus welgegrond. Q 4  ( =47 ) „ fchynen bevryd te zyn, dat egter een dag of twee „ daarna niet die zelve, maar een nieuwe koorts aan„ komt. De zieken krygen op eens een rilling en "„ beving, welke dra door likte en koorts gevolgd l wordf die, zo zy niet tot een tusfchcnpozendé "koorts overgaat, dezelven loop houd, welken wy „ zo even befchreven hebben." Ik zag deeze waarneming dikwyls, gedurende myn verblyf in Vrankryk, bewaarheid, daar zy te lang met aderlaten, purgeren, en een fchralen leefregel aanhielden; maar in Londen en in Ouitschland valt men veel meer in het tcgcmovergeftelde uiterfte, waarover tE Haen met veel oordeel en regt klaagt. De oorzaak van deeze fchadel} ke'pradlyk in Duitschland moet men aan de vorderingen, die men daar in de fcheikunde gemaakt heeft, toefchryvefi. Nieuwe en vreemde verfchyhzelèn in de fcheikunde hebben zommige menfchen vervoerd, om vooronderftcllingen in de plaats van waarnemingen te ftellen, en deden hen denken, dat zy even gemaklyk de vogten in een levend dier konden verbeteren, affcheiden, uitdry ven of nederploffen, als zy dat een vogt in een fles konden doen. Ongelukkig ftrookt deeze dwaling met het belang van veele kooplieden, die deeze geroemde dingen inbrengen en verkopen, en met het voordeel van de onbefchaamde en onwetende kwakzalvers, die, tot fchande onzer wetten, toegelaten worden, om ongeftraft moorden te begaan; daar de waare praclyk der geneeskunde op de kennis der ziekten en werkingen der natuur gebouwd is, ter welker Q 5  < M8 ) verkryging tyd, geduld en getrouwe waarneming vereischt word. Ik ken twee geneesheren, beide brave lieden, en die een aanmerkelyke pracTyk hebben, die op een regt tegen elkander overgeftelde wyze deze koorts, en beide verkeerd, behandelen; de eene volhard te lang in de antiphlogistifche geneeswyze, de andere verlaat die te fchielyk; de een ontlast te veel en te lang, de andere te weinig en te zeldzaam; de een geeft nooit hardfterkende middelen , opiaten of goede voedzcls; de andere fchryft na den vierden dag niets dan verfterkende middelen, opiaten en vleeschfpyzen voor. Uit deze twee zoude men een goed geneesheer hebben kunnen maken. Hunne dwaling was egter niet even fchadelyk; de zieken van de eerfte ftierven zelden , maar hunne herftelling was langzaam en onvolmaakt, zy hadden gezwollene benen, gebrek aan kragten, gebrek aan eetlust, en alle de toevallen, die aan een verfiapping der fpiervezelen eigen zyn. De zieken van de andere fchoten er dikwyls het leven by in, en die herftelden, waren over het algemeen zo zeer door de kragt der koorts verzwakt, dat zy naderhand altyd aan de podagra, rheumatismus, uitflag en andere toevallen, welke uit een fcherpte der vogten en uit een verftopping der ingewanden voortfpruiten , onderworpen waren. De phlogistifche dwaling, men vergunne my deze uitdrukking, is dus gevaarlyker dan de antiphlogistifche, in voorjaarskoortfen , zelfs wanneer zy van een phlegmatifche natuur zyn. Hierin heb ik over het algemeen Sydenojam  ( *5l > regel moet van de hevigheid der toevallen, als ook. van de uitwerking der eerfte ontlastingen, het geftel, het gemeene leven maker» een afwyking van du middenpunt C ftanÏ d) maar door 2ewoonte zynwy daarmede zo gemeenzaam gewordende men er geen acht op geeft; het »s egter waar, dat Ten nieuwsgierig en nauwkeurig waarnemer ontdekken kan, dat zyn warmte', zyn pols, of beide tegelyk. gedung veranderer, en dit zy nooit lang ftaan oP het volmaakte punt van gezondheid, maar dat zy gedurig afwisfelen, en dan fterker dan wederom "wakker zyn. Wanneer eenig toeval deeze afwyking aanmerklyk n.aakt, zal het den onagtzamen en er met op denkenden dwingen daarop acht te geven; dan zullen zy gevoelen het gee» de Grieken X00Sf>«, en CELSU3 vertaald terrtmia morbi, de voorboden eener ziekte, welke lang voortdoende, tot een waare ziekte °VT?rwyi deeze hoeveelheid hitte en beweging voor- en agterwaardl door het punt Van volkomene gezondheid henen flingert. In et lang op een van beide zyden blyft, gefchieden de natuurlek wekingen als naar gewoonte, en de tffcheidingen en ontlasngeHyn d'iensvolgens onmerkbaar ; als b v. de geregelde, gedurige en gewone affcheidingen van fpeekzel, pis, ga , mtwafeZl, enz. maar wanneer door een of ander toeral deeze mate van h t e e„ beweging boven een zekeren trap vermeerderd of van mtce u<^» » b . n tv» ik het in dien ftaat aan de natuur alleen over, zon„ der geneesmiddelen voor te fchryven."  ( n-59 ) Maar de natuur is, zo als hy te regt aanmerkt, niet altyd verzwakt, wanneer zy onbekwaam is om haar werk te verrigten : in het begin der ziekte is zy verdoofd en onderdrukt door volheid van bloed, ontfteking , of door een in beweging geraakte ftof in de eerfte wegen. Men neeme flegts behoorlyk deze hinderpalen weg, en zy zal dra opkomen, haar kragten uitoeftenen en hare werkingen verrigten. Men behoort met den hartfterkenden leefregel voort te gaan, of denzelven te verminderen, na mate van den trap van gisting, welke die veroorzaakt. Deze kan, door den trap van koorts, nagtzweet, en de voortduring der remisfie op den volgenden dag bepaald worden, zy behoort gedurende de remisfie toegediend te worden: De hitte en de volgende verheffing zal wel fterker zyn, dan dit zal geen nadeel toebrengen. Het is een (perturbatio critica), critifche beweging, die door het zweet des nagts zal verdwynen, en de koking zal bevorderen, zo als men den volgenden dag door de ontlastingen gedurende de remisfie zal gewaar worden; maar wanneer in tegendeel de hitte zeer vermeerderd is, en er geen zweet op volgt, verzeld met goede tekenen van koking, en een betere remisfie op den volgenden dag , dan is of het hartfterkend middel geheel ondienstig, of in een te fterke mate gegeven. Dit kan men het twede tydperk of den veretterenden ftaat dezer koorts noemen, die altyd eenige dagen, na mate van de voorgaande behandeling, en andere omftandigheden des zieken voortduurt. Zy koomt alle avond met hette en koorts weder, gaat af door een gematigd zweet, en laat een R 3  < 260 ) goede remisfie met tekenen van koking, troebel water , een vogtigen mond en ingewanden na. Gedurende deze dagen van koking en langzame ontlasting, zyn alle fterke ontlastingen nadelig; en wanneer zy van zelve komen, behoort men daarvoor eerder te vrezen, dan ze aan te moedigen, dewyl zy eer dienen om de natuur te verzwakken, dan om de ziekteftof weg te nemen, want de ziekteftof kan niet weggenomen worden, voordat de natuur tyd gehad heeft, dezelve te koken, dat is, dezelve t'ondertebrengen en van de gezonde vogten te fcheiden, en vervolgens voor de ontlasting gefchikt te maken. Wy zien daarom ook altyd , dat een fterk, langdurig, raauw zweet, fterke, waterige, dunne raauwe afgangen, een overvloedige bleeke raauwe pislozing, en alle foorten van raauwen uitflag, kwade toevallen zyn. Mr. J. M. wierd adergelaten, een braakmiddel ge* geven, cn gepurgeerd binnen de eerfte zeven dagen van een fynochus non putris, er kwam toen een fterk zweet aan, 't welk eerst critisch fcheen te zyn , doch by de voortduring dodelyk wierd ; er volgde, namentlyk, fchielyk een ontfteking der hersfenen , en hy ftierf razende. Het was als of de geheele hoeveelheid waterige dranken, die hy nam, onmiddelyk wederom wierden weggevoerd, en de fappen van zyn lichaam meer en meer wierden ontftoken. Eenige jaren geleden, wierd in de maand April een Heer van een zeer teder geftel door een fynochus non putris, met een zeer fterken graad van ontfteking verzeld, aangetast, zodat drie aderlatingen de fterk%e der pols niet veel verminderden, en 't bloed, 't  C *6i ) welk het laatst was afgetapt even ontftoken was, als het eerfte, even als dat van iemand, die een pleuris had. Hy gaf een glasagtige flym op den vierden dag op door een braakmiddel, 't welk de mislykheid der maag, de hoofdpyn, en den onaangenamen fmaak in den mond, wegnam: een gift van een zagt laxeermiddel nam den volgenden dag de rug- en lendepyn weg : het lichaam wierd tot den zevenden dag open gehouden, wanneer hy weder rusteloos, ongemaklyk, heet en ylende wierd, en een afkeer van drinken had: men gaf het emetico-cawrticum van T i s s o t. Dit geneesmiddel bragt in plaats van braking , zo als men zig had voorgefteld, een fterke.diarhé te weeg, welke den zieken zo fterk verzwakte , dat hy dagelyks in kragten afnam, en op den elfden dag 'smorgens ftierf. Hier uit befluit ik, dat fterke ontlastingen gedurende de dagen der fuppuratie of koking , de natuur uitputten , en hare pogingen verftoren; welke na myne gedagten het best geregeld word door den leefregel, na mate het geval het vereifchen zal. Een ander was ten naasten by in dezelve gefteldheid gebragt, door een ontydig gegevene purgatie, maar wierd door fpaanfche vliegen en zweetdryvende middelen met campher, die een afleiding van de ingewanden maakten, behouden, zyne herftelling was egter zeer langzaam. Tot hier toe zyn alle kundige geneesheeren het eens •, maar het is nog een verfchilftuk, of de gierstagtige uitflagen heilzaam en critisch, dan of zy toevallig en fchadelyk zyn. Men kan in 't algemeen R 4  ( 262 ) zeggen, dat alle uitflag, na dat de onzuivere ftoffen, die in beweging geraakt zyn, behoorlyk zyn bereid (tnrgidity), als zy verligting aanbrengt,heilzaam is, en niet behoort te rug gedreven te worden; maar dat alle uitflag, die voor dezelve verfchynt, en geen verligting te weeg brengt, fymptomatisch is, en daarom niet behoort bevorderd, en waarlyk niet anders befchouwd moet worden, dan als een toeval van de oorfpronglyke ziekte. Ik ken een voortreflyk geneesheer, die een gierstkoorts van een zieken van aanzien kreeg, en door een critifchen uitflag,met een onmiddelyke vermindering der toevallen van koorts herftelde, maar er wierden herhaalde pogingen der natuur vereischt om de crifis te volmaken, die niet volkomen was , voor dat de uitflag geheel en al over de beenen uitkwam. Maar over het algemeen is de uitflag, dien ik ontmoet heb, niet van dit foort geweest , maar enkel een toeval, 't welk van de kwaadaartigheid der ziekte, of van een verkeerde behandeling des zieken voortkwam. De koortfen, waarin ik dit foort, zo wel van rooden als witten uitflag gezien heb, zyn de melkkoorts, (of de ontfteking der lyfmoeder van Hofman), de gal of geele herfstkoorts , waarvan ik op zyn plaats zal fpreken; de rotkoorts van den zomer, waarvan zo aanftonds nader; en de voorjaarskoorts, waarvan wy nu handelen, waarineen gierstuitflag gemaklyk in alle tydperken der ziekte, door een warme behandeling en verhittende geneesmiddelen, te weeg gebnfgt word. Kraamvrouwen. die zelve niet zogen, worden ge-  ( 253 ) meenlyk op den derden dag van de kraam, door ligte huiveringen, gevolgd van eenige vermeerdering van warmte, fneller pols, een weinig dorst, pyn en fpanning in beide borsten, en een opzetting van melk aangetast, zonder dat de kraamvloed daardoor veel verminderd word. Wanneer de zieke koel gehouden , en haar veel dunne verkoelende dranken worden'toegediend, beginnen de borsten van zelve te lopen, en zagt te worden; de melk vermeerderende, vermindert trapswyze de kraamvloed, tot dat die geheel verdwynt: Het zog daarentegen terug gedreven zynde, koomt de koorts dikwyls weder, de kraamvloed vermeerdert, en blyft verfcheide dagen voortduren; en de in beweging gebragte ftof word grotendeels zo wel door dezen weg, als door afgangen, zweet, en zomtyds, hoewel zeldzaam, door een fterken vloed van melkagtige pis, ontlast. Tot deze ontlasting, hoe men die ook te weeg brenge, worden altyd verfcheide dagen vereischt. Maar wanneer men in plaats van een koele behandeling, door verhittende dingen en geneesmiddelen in een digt gefiotene kamer, en met veel dekens, met geweld al de ftof of voor het grootfte gedeelte door de huid zoekt uit de dryven, dan moet een zamengeftelde ontfteking daarvan het eerfte gevolg zyn* waarop naderhand een raauwe of gierstuitilag volgen moet. Ik moet met leedwezen zeggen, dat by myn geheugen, deze praftyk in Londen nog zeer gemeen was, en nog tegenwoordig onder het onwetend gemeen plaats heeft. Ik wierd eens by een vrouw R 5  ( 264 ) geroepen, die men het zog teruggedreven had, en die door een waare pleuris met een gierstuitilag was aangetast: Ik deed haar wat bloed aflaten, 't welk zeer ontftoken was, alle dag liet ik haar open ivf houden met Manna en Tart. folubilis, tot dat alle de toevallen van koorts verdwenen waren. Zodra de pyn in de zyde verminderde , kwam de kraamvloed, die opgehouden was, terug, het water wierd toen troebel en de huid vogtig: de huiduitflag wierd geheel aan zig zelve over gelaten , dewyl die geen verligting gaf. Hier was dan het bloed niet ontbonden de uitflag niet critisch. In de maand van Juny, het weer heet zynde, gevoelde een jong man (Mr. V.) eenige dagen na elkander ongemak in de maag en ingewanden; hy dagt dit van te weinig aanbelang te zyn om er over te klagen, maar dagt het op een dansparty weg te danzen: hy danste diensvolgens den geheelen nagt door, zweette fterk, dronk veel dunne warme waterdranken , ging 'S morgens om zes of zeven uur te bed en verwagtte goed te zullen flapen, cn gezqnd wakker te worden; maar hy was hierin zeer te leur gefield ; hy wierd door een zeer hevige pyn in 't hoofd en rug aangetast, verzeld met fterke walging, grote hitte, onrustigheid en gedurig zugten. Den volgenden dag wierd hy fterk adergelaten, en gepurgeerd met zouten en manna, waarna hem zoute drankjes met veel dunne verkoelende dranken wierden voorgefchreven. Op den vierden dag kwam er een zagt dauwend zweet, 'z welk vierentwintig uren duurde, doch weinig verligting gaf: de pols wierd alleen  ( »«5 > pindcr hard, maar zyn mond wierd zeer beflagen, en de andere toevallen bleven aanhouden. Op den zevenden dag 's avonds kreeg hy een braakmiddel, en men voegde wat calx antiman by zyn drank. Het braakmiddel werkte driemaal en purgeerde hem des nagts Den agtften dag verminderde de pyn in 't hoofd en de lendenen, en de mond wierd veel zuiverder , 't welk mogelyk toetefchryven was aan het eten van veelaalbesfen, hy voelde nu, dat hy voor'teerst goed 's nagts geflapen had; dien zei ven avond wierd een weinig julep van campher by den drank, met de kalk van antimonie gevoegd, en op den vyfnenden dag gaf men nog vyftien droppen Tinü. Thebaicaby het avond drankje; het gevolg was, dat hy fterk zweette, en dat er een fterke gierstuitflag uitkwam. Den volgenden dag, zynde den tienden, waren de pynen verdwenen, de mond vogtig, de huid koeler; maar het hoofd was duizelig, het water bleek en raauw, de pols fnel en klein, en hy klaagde over zwakheid; hy had dien morgen een goede ontlasting, en alle dag geregeld open lyf gehouden. Zyn voedzel wierd nu verbeterd, en de hoeveelheid wyn in zyn drank vermeerderd, men liet hem rype vrugten eten, zo veel als hy wilde, dezelve dranken, en 'savonds het flaapmiddel als te voren voortgebruiken. Dien nagt zweette hy , en den volgenden morgen was de gierstuitflag zeer vermeerderd over den geheelen nek, fchouders, borst, armen en andere delen van 't lichaam. Het zweet duurde nng den gehelen elfden dag, gedurende welken tyd hy  ( 265) dikwyls verfchoond was: hy fcheen nu wel te zyn, en zeide 's avonds, dat hy zig zeer wel bevond , en geheel niet verzwakt was. Hy voer voort met de zoute drankjes, en was vry wel den twaalfden en dertienden dag, maar het water bleef nog altyd raauw en bleek, en de pols fnel. Op den veertienden dag kwam er een aanmerkelyke koude en huivering, met veel beving, die byna een uur aanhield. Hierop volgde een fterke hitte, met een fterke roodheid der huid, die twee uur duurde, en door een ruim zweet gevolgd wierd, zonder eenigen gierstuitilag. Dit zweet verminderde in omtrent vyf uuren, wanneer hy een fterke papagtige ontlasting had, en een aanmerkelyke hoeveelheid wel gekookt water maakte, en alle tekenen van koking en fcheiding had. De' ziekte veranderde, met een woord, in een geregelde eenvoudige anderendaagfche koorts, die na den derden aanval door de koortsbast weggenomen wierd. Deze zieke had een veel betere en fchielyker herftelling, dan eenige anderen, die omtrent dien tyd dezelve koorts hadden, doch die in een tusfehenpozende koorts overging. By hen wierd met de antiphlogistifche behandeling te lang, namelyk tot den veertienden dag aangehouden; by dezen wierden de zweetmiddelen te vroeg, dat is op den negenden dag, toegediend. Ik vinde nu, even als Sydenham' dat de elfde dag, over het algemeen, de juiste* dag is, waarop men deze verandering moet maken, en dan trapswyze voortgaan, en er geen opiaat voor den veertienden by voegen, ten zy de toevallen  ( a*7 ) van zwakheid dringende zyn, in welk geval ik de opium met campher vereenigd, voor het kragtigfte hartfterkend middel houde. Dit geval gebeurde eenige jaren geleden, en ik maakte daarop in myn dagboek eenige aanmerkingen, waarvan hier by het affchrift. Mogen wy dan nu niet befluiten, dat het begin van deze koorts uit de opgehoopte ilym, of eenige andere onreine ftof, hoe men die ook noemen mag, in de maag en ingewanden voortkomen, welke eerst het gevoel van zwaarte en benaauwdheid, dat is, de voorboden der ziekte (terrentia febris) veroorzaakte , maar dat zy door de hitte en beweging van het danzen gekleinsd, en door het veel drinken van warme dranken verdund zynde, gedeeltelyk in het bloed was opgenomen, en daar een heete koorts veroorzaakte, welke door aderlatingen en openende middelen binnen de palen was gehouden. Dat na de ontlediging der ingewanden door braken en purgeren , de tekenen van in beweging gebragte ftof, als de hoofdpyn, de pyn in de rug en lendenen, de gezonkene pols &c. verdwenen, de doorftraling vryer wierd, en de koking begon plaats te grypen: het was jammer , dat het fterk zweetmiddel gegeven was, voordat de tekenen van koking zig beter vertoond hadden. Dit gaf aanleiding tot den raauwen gierstuitflag, ■welke, offchoon een gedeelte der ziekteftof door herhaalde pogingen wierd uitgedreven, egter maakte, dat de wezentlyke critifche ontlasting niet voor den veertienden dag aankwam, na dat een volkomener bereiding op den twaalfden en dertienden was voor-  C 270 ) tusfehen altyd een ciysteer geven, zodra er geheel gene ontlasting is, maar dit is zelfs zelden noodzaaklyk. Daar dan de koking volftrckt vooraf moet gaan in alle koortfen, die niet kwaadaartig zyn, voor dat men de ontlasting kan voornemen, is het ten hoogften noodzaaklyk, dat wy de tekenen van koking in ftaat zyn te kennen. De eerfte voorbode van koking is de vermindering van alle toevallen; want, daar de raauwe ftof fcherp is en de natuur te veel prikkelt, moeten de toevallen van prikkeling aanhouden , tot dat de prikkelende oorzaak veranderd of uitgedreven is; maar zodra de pols langzaam, trager, zagt en ruim word, de brandende droge hitte der huid, en de droogte des monds vermindert, de benauwdheid afneemt, en het wezen beter word, zyn wy zeker, dat de fcherpte voor een gedeelte t'ondergebragt, en bygevolg, dat de prikkeling zo hevig niet is: wy moeten daarom , voor dat wy verder gaan, in dit tydperk zorgvuldig de ontlastingen, hetfpeekzel, de urine en den afgang onderzoeken; wanneer wy een van deze ontlastingen gekookt vinden, is dit het twede teken van waare koking, en zo de pols fterk genoeg blyft, mogen wy bcfluiten, dat de natuur fterk genoeg is, en daarom geen kragtige opwekkende middelen nodig heeft; maar wanneer er integendeel een oogenfchynlyke vermindering der toevallen, met een zagte en zeer kleine fnelle pols mogt plaats hebben , dan mogen wy befluiten, dat de natuur begint te zinken en een verfterkend middel nodig heeft, een glas wyn, of misfehien iets  C 271 ) meer opwekkende, ja zelfs een fpaanfche vliegpleister. Hierdoor kan de kwynende natuur tot een vermogende poging opgewekt, en, om Sïdenhams woorden te gebruiken, de gisting onderhouden worden, tot dat dc koking verrigt is. Een zeker teken van koking is een trek na voedzel, t welk in deze omftandigheid het beste hartfterkend middel is, en daarom ook toegeftaan moet worden. Intusfchen moet men de hoeveelheid daarvan nauwkeurig bepalen: het is beter te weinig dan te veel te geven; want in dit geval zie ik, dat de eetlust dikwyls beter dan de vertering is. , Maar, offchoon er zich zekere kentekenen van kokino- vertonen, is daarom de overwinning nog niet volkomen zeker, zo als fommigen zig verkeerd hebben ingebeeld. Er blyven nog twee dingen over, vooreerst om de gekookte ftof tot de uitwerping bekwaam te maken, en ten tweden om ze inderdaad uit te dryven, zo als ik op een andere plaats reeds gezegd heb. Dc eenvoudige tekenen van koking geven ons geenzints grond om een fterke ontlasting te bevorderen, het is genoegzaam om de ontlastingen gaande te houden, en geduldig af te wagten tot dat de natuur dezelve daar na toebrengt, en tekenen geeft, dat de ftof in beweging is. Het zekere teken van opwellende ftof na dc koking is het gevoel, hetwelk wy onderfcheiden door de benaming van huivering (chilly fit). • Hierna zal de pols opkomen en fterker worden, en de hitte vermeerderen; men behoort alsdan mets te doen, dan veel dunnen drank te geven, 't welk de natuur dikwyls door een vermeerdering van dorst S  ( 272 ) aanwyst. Deze ftaat duurt gewoonlyk een geruimen tyd, doch geeft geen reden van vrees: er zal gewisfelyk een ontlasting volgen, en deze ontlasting, 't zy zweet, fpeekzcl, water, ftoelgang of uitflag, zal zeker, in eenigen opzigte, critisch zyn; het is een ontlasting van gekookte en opwellende ziekteftof, en moet daarom niet geftuit, maar zo veel mogelyk bevorderd worden. In dit geval zal zeker de koorts veel remitteren, tusfehenpozende worden, of geheel afgaan: en dit geef ik niet als een vooronderftelling, maar als een zekere waarheid op, daar ik lang en zorgvuldig dit onderwerp befchouwd, en myne gedagten, door de ondervinding, zonder uitzondering bevestigd gezien heb. De dagen der aanwyzing van de crifis, en de critifche dagen zelve, komen over het algemeen in deze koorts met de waarnemingen der ouden overeen. Ik behandelde onlangs den Heer S. H., die, na eenige angstvallige toevallen (terrentia), die men als voorboden konde befchouwen, gedurende drie dagen, door een fterken aanval van koude, rilling en andere toevallen zodanig wierd aangetast, dat hy zig niet erinnerde den eerften dag fterk adergelaten te zyn. Na het toedienen van een braakmiddel begon hy by zig zei ven te komen. Ik gaf hem daarna een purgeermiddel, en de ontlasting wierd den derden en vierden dag aan den gang gehouden , waarna hy een gevoel van koude in zyn benen, en eenige tekenen van koking kreeg. Hierop vermeerderde de koorts, maar zo veel niet,dat zy meer aderlatingen vorderde; toen fcheen de ziekte tot den zevenden dag tot ftaan te  ( =74 > verwondere, dat de ouden ze dikwyls tritaos en he~ mitritaos noemden, een dubbelde anderendaagfche, of een verlengde alledaagfche afgaande koorts. Sydenham was ook van dc grote gelykheid dezer koortfen zodanig overtuigd, dat hy zeide, dat zy van dezelfde natuur waren. Zy zyn ook inderdaad zo dikwyls vermengd , en de eene veroorzaakt zo dikwyls de andere, dat zyn gedagte niet ongegrond fchynt te zyn. Hierna regelde hy ook zyne behandeling van afgaande voorjaarskoortfen, en ftopte ze nimmer voor dat de tyd de? koortsaanvallen, buiten de tusfehenpozingen, driehonderd zesendertig uren bedroeg, hetwelk veertien dagen uitmaakt , zynde dat de juiste tyd, welke hyvond, dat de natuur nodig had, om deze byzondere koortsftof door een aanhoudende koorts te koken. Gedurende dezen tyd geneest de koorts, aan de natuur en een behoorlyken leefregel overgelaten, zichzelve» Wanneer de fynochus non putris lange remisfies begint te maken, en de verheffingen 's avonds beginnen met een gevoel van koude en huivering, de zieke 's nagts zweet en 's morgens flaapt, des middags eetlust heeft, opgpruimd van geest is, en in kragten toeneemt , zo dat hy het grootfte gedeelte van den dag kan opzitten, dan hebben wy reden zeer vergenoegd te zyn, terwyl het gevaar nu over is en de tusfehenpozingen gedurig langer zullen worden, of er een welgevormde afgaande voorjaarskoorts uit zal ontftaan. Een fchrikbarend toeval verzelt dikwyls de verheffingen ; dit beftaat in een onlydelyke hoofdpyn, welke niet fpoedig verligt-zynde, flapeloosheid, yling, en  C 275 ) een droevige aaneenfchakeling van boze toevallen voortbrengt. In dit geval heb ik allerhande zenuwmiddelen in grote en kleine giften zien toedienen , en ik vond daf zy na evenredigheid ook nadeel deden. De volgende behandeling deed my, beide voor de hoofdpyn en de daarop volgende ylhoofdigheid, den meesten dienst. De pols hard en fterk zynde, doe ik een ruime aderlating tot dat de pols bedaart: maar wanneer de pols hard en klein is, laat ik koppen of bloedzuigers aan den flaap van 't hoofd zettern De tong vuil en beflagen zynde, geef ik een zagt braakmiddel, en ik draag altyd zorg om de nodige ontlasting door c ysteren te onderhouden, en denziekenzo veel verkoelende emulfien, juleppen en ptifanen te geven, als zyn maag verdragen wil. Maar ik ftel het meeste vertrouwen op het regt opzitten der zieke (ereét pofture); tot dit oogmerk laat ik den zieken altyd uit het bed nemen en in een gemaklyken leunftoel zetten, en laat deur en vensters openen. Ik laat dan zyn hoofd fchercn, wel met azyn wasfchen, en vervolgens met een linnen muts dekken- ik iaat dit wasfchen dikwyls herhalen, en hem uit het bed houden, zo lang als hy het verdragen kan, tot dat de toevallen verminderen. De toevallen komen dikwyls weder, als de zieke weder te bed ligt, in dit geval laat ik hem weder uit het bed nemen en nagt en dag regt opzitten. Deze behandeling is my niet alleen in ontfteking-, maar ook in rot- en galkoortfen zeer wel gelukt, zo als ik nader verklaren zal. Om intusfchen beter verftaan te worden, zal ik S 3  ( 275 > met korte woorden hiervan een voorbeeld verhalen. Ik wierd onlangs by een zieken geroepen, (Mr. Zuntz, in Bookers' Garden) welken ik door verfcheide menfchen omringd vond om hem met geweld in het bed te houden.- men onderrigtte my omtrent alle de toevallen en omftandigheden van het begin der koorts af, welke ik vond een fynochus non putris te zyn, die gedurende negen dagen behoorlyk behandeld was. Ik liet hem uit het bed nemen en in een gemaklyken leunftoel plaatfen , zyn hoofd fcheren, en hem behandelen zo als ik te voren gezegd heb. Hy bleef in den ftoel gerust zitten, en fcheen in alles bedaard te zyn. Hierna wierden er aanftonds bloedzuigers aan de flapen van 't hoofd gezet, en den volgenden nagt wierd er een fpaanfche vlieg op het hoofd gelegd. Zyn geheele leefregel en geneesmiddelen beftonden uit antiphlogistifche dingen , behalven dat hem alleen een weinig dun vlecschnat van tyd tot tyd gegeven wierd, nadat de pols bedaard was. Hy bleef gedurende twee dagen en twee nagten in dezelve gefteldheid, fliep in al dien tyd niet, en egter bedaarde de yling langzaam. Op den derden dag 'S morgens riep hy voor het eerfte om de pot om water te maken. Te voren ontliep hem het water en den afgang ongevoelig. Van dat oogenblik af kreeg hy zyn gevoel weder, wierd te bed gelegd, viel in flaap, en herftelde trapsgewyze. Wanneer ik gedurende deze remisfies, en voor dat er een volmaakt zetzel in het water kwam, getragt  C 377 ) heb de wederkomst van den aanval door purgeren, een fchralen leefregel, of een min of meer antiphlogistifche geneeswyze voor te komen, is altyd een groot verlies van kragten, een ophoping van raauwe ftoffen of de wederkomst van een continuele en met remitterende koorts daarvan het gevolg geweest: maar wanneer ik zo lang geduld had, tot dat er een volkomen zetzel in het water kwam, dan kon de z:cke zeer wel purgeermiddelen van rhabarber verdragen, en deze vermeerderden eerder den eetlust. Wanneer ik, in diergelyke omftandigheden, het wederkomen der aanvallen, door koortsbast in dc tusfehenpozingen te geven, tragtte voor te komen, vond ik daarvan zelden eenig nut. Somtyds word de remisfie verloren, en de ontlastingen worden minder doorgewerkt en taauwcr: fomtyds gaat de koortfige fpanning weg, de appetyt vermeerdert, cn alles fchynt gedurende vyf of zes dagen wel te gaan : maar alsdan word de mond weder droog, het water raauw, de appetyt vermindert, de ftaap word afgebroken, en er ontftaan lastige toevallen van verftopping van 't een of ander ingewand, ter welker wegneming tyd en oordeel gevorderd word. Verfcheide gevallen overziende, waarin deze behandeling beproefd was, was ik verfteld zo weinig volmaakte herftellingen daaronder te vinden. In de waare fynochus non putris geef ik de koortsbast in t geheel niet als een koortsverdryvend middel, dewyl ik zie, dat de koorts noodzaaklyk tot de volkomene genezing vereischt word; maar in gevallen van grote zwakheid vind ik, als een veerkragtgevend genccsS 4  C 278 ) middel, geen middel het welk dit overtreft: heHs het beste hartfterkend middel van de wereld, en het minst verhittende; in een kleine hoeveelheid gegeven verbetert het den eetlust, en verfterkt de pols/zonder deszelfs fnelheid te vermeerderen • de beste bereiding daarvan is het zuivere poejer. Wanneer de koorts, tegelyk met een ontlasting van wezentlyk gekookte ftoffen, en afwezigheid van koorts in de tusfchentyden, tot tusfchenpozing koomt, dan zyn dc ontlastingen zo fchadelyk niet; wy vinden alsdan dikwyls een losgemaakte ftof in de maag en ingewanden, welke door behulp der kunst ontlast moet worden. Dit gefchied zynde, moet men den leefregel nog verbeteren, en de vrye lugt en beweging, na mate de kragten van den lyder, om het geftel te verfterken, toeftaan. Het koude bad bekomt W de tusfchenpozing zommige menfchen zeer wel. Ik behandele nu een jongman in het huis van Mevr C die my, twee jaar geleden, raad vroeg over fcrophuleufe gezwellen van een aanmerkelyke grootte en hardheid, die rondfom den hals, en in de klieren van de kaak en onderkaak hunne zitplaats hadden Na eenige voorafgegane ontlastingen liet ik hem gedurende een langen tyd fat polychrest en gebrande fpons gebruiken. Dit geen uitwerking hebbende, gaf ih een aanmerklyke hoeveelheid extr. cicutce, terwyl hy dit geneesmiddel gebruikte, kwamen twee hardigheden tot een foort van ettering, en braken, lang gepapt zynde, eindelyk door, waarna dc openingen verWyd , en gedurende verfcheide weken door een Heel meester verbonden wierden. Zy genazen beiden tot  ( 279 ) op een kleine opening na, waaruit een lymige ftof vloeide : de grond van beiden bleef hard en groot, en de fpogklieren aan het oor en de onderkaak (glandula parotes & fubmaxillaris) bleven als tc voren. Voorleden zomer liet ik hem zes weken zeewater drinken en daarin baden, 't welk hem vermagerde, en de zweren fchenen op te drogen. Na zyne. terugkoomst gebruikte hy den koortsbast, maar zonder vrugt. In de voorlede maand van Maart wierd hy door een fynochus non putris aangetast, die tot een welgevormde dubbelde anderendaagfche, en eenige dagen daarna tot een eenvoudige anderendaagfche koorts overging, toen begonnen de hardigheden na eiken aanval zigtbaar zagt te worden. Ik liet hem een rottingwerenden leefregel houden , en fat polychrest tot de maand van Juny nemen, wanneer alle de hardigheden verdwenen waren, maar zyn kleur en vleesch waren ook zeer verminderd, offchoon hy alle dag zyn bezigheid in den winkel waarnam. Hy begon toen een aftrekzei van camillen bloemen als een bitter middel te gebruiken, at vleesch, en dronk wyn, alle morgen vroeg nam hy het koude bad, en kreeg zyn kleur en welgedaanheid weder, intusfchen bleef de koorts nog geregeld aanhouden. Op den eerften July nam hy den koortsbast in een ruime gift tusfehen de aanvallen, maar de koorts wilde niet fpocdig wyken, want ik was gedwongen dc hoeveelheid te vermeerderen, en de camillebloemcn in poejer er by te voegen, met omtrent zestig droppen van het Elix. Vitrioli acid. en liet den opwekkenden leefregel en koud bad doorgebruiken. Tegenswoordig denk ik, dat hy S 5  ( 280 ) van zyn fcrophula genezen is, en de koorts is geheel weggenomen. Met opzigt tot de voorjaarskoortfen in 't algemeen, koomt myn gcdagte met die van Sydenham zo wel overeen, dat ik getrouw zyne woorden zal affchryven, cap. V. art. ii. „ Ik heb alreeds aange„ merkt, dat voorjaars tusfehenpozende koortfen zel„ den lang duren, en altyd heilzaam zyn, zo dat „ de oude en zieke menfchen nauwlyks in gevaar „ kunnen komen, behalven door een zeer onoor„ deelkundige behandeling. " Wederom art. i5. „ Ik „ ben altyd van gedagte geweest, dat voorjaars„ tusfehenpozende koortfen geheel aan de natuur kun„ nen overgelaten worden, daar ik nooit iemand „ daardoor heb zien fterven, en in tegendeel heb „waargenomen, dat men de ziekte hardnekkiger „ maakt als men ze te onpas tragt te genezen. " Hy kon er bygevoegd hebben, dat zy alsdan kwade gevolgen kunnen hebben, zo als het geval was met D°. W. G., die tegen myn gevoelen een eenvoudige anderendaagfche koorts wegnam, waarvan hy de gevolgen verfcheide jaren lang gevoelde. Maar om met Sydenham voort te gaan. „Deze byzonderhe„ den opgegeven hebbende, welk ik denk op rede „ gegrond te zyn, zal het niet vreemd fchynen, dat „ ik geen andere geneeswyze voorlid omtrent de „ behandeling der tusfehenpozende koortfen, als „ die in deze aanhoudende koortfen noodzaaklyk „fchynt te zyn, om hare zuivering (despuma*, tion) te weeg te brengen door middel van een „ gisting, die tot een zekeren tyd bepaald is, of-  ( a8i ) „ fchoon zy in de wyze van dit te doen mogen verfchillen. " En ik kan uit ondervinding zeggen, dat dezelve behandeliug, die ik in de fynochus non putris heb aangeprezen , even zo wel in die tusfehenpozende koortfen, welke of in 't begin aanftonds, of zeer fchielyk tusfehenpozingen hebben, van dienst zal zyn. Weinig voorjaarskoortfen zyn er, welke dus behandeld zynde, langer dan negen aanvallen zullen duren; wanneer zy dit egter doen, geef ik een aftrekzei van camillen-bloemen met fat polychrest, tusfehen de aanvallen, en draag zorg de maag na omftandigheden te zuiveren. De zweeting al te fterk zynde, voeg ik er het Elix. vitr. by, maarte weinig zynde, geef ik in plaats van fal polychrest, het raauwe fat ammoniac. Ik verbied met opzigt tot den eetregel niets dan gezouten en gerookt vleesch, vet en boter: ik fta dun bier en eenige glazen wyn toe, en beveel de lugt en beweging, en zomtyds na de wyze der ouden het koud bad aan. Men moet egter bekennen, dat zommige menfchen zulke zwakke fpicrvczeleh hebben, dat zy den fchok van zo veele aanvallen niet wederftaan kunnen, en het weer kan by ons zo dampig in dit jaargety zyn, dat men genoodzaakt is zelfs een voorjaarskoorts te ftoppen ; en dan zyn wy genoodzaakt om tot hardfterkende middelen , waarvan de koortsbast het beste is, onze tocvlugt te riemen. De meeste andere ziekten van dit faifoen kunnen op dezelve wyze met eenige verandering behandeld  C 282 ) worden, die alleen van de zitplaats der ziekte afhangt; als by voorbeeld de diarhe', persloop, buikpyn en geelzugt. Ik zondere hiervan alleen de fcheele hoofdpyn uit, eene ziekte, die ook meer algemeen in 't voorjaar dan op ecnigen anderen tyd is, offchoon ik ze ook in alle jaargetyden gezien heb. Zy gelykt in eenige opzigten na de fynochus non futris, want zy word altyd van raauwe ophopingen en opwellende ftoffen in de maag verzeld, en kan niet gemaklyk zonder braakmiddelen genezen worden , waarmede zy tot een geregelde tusfchenpozing koomt, en altoos door krampftillende middelen kan genezen worden, waarvan de keuze van het jaargetyde, en van de epidemifche ziektegefteldheid, waarmede zy gepaard gaat, moet afhangen. Men moet intusfchen zorg dragen om dezelve van de andere hoofdpynen te onderfcheiden, welke wel in toevallen overeenftemmende, doch uit andere oorzaken voortfpruiten , als by voorbeeld, die uit een tegennatuurlyke gefteldheid der vaste delen, uit opftyging, remitterende en intermitterende koortfen, fcheurbuik, venusziekte en dicrgelyke voprtkoomt. De waare tusfehenpozende fcheele hoofdpyn is met geen andere koorts verzeld, dan die uit de hevigheid der pyn, welke alleronverdraaglykst is, voortkoomt, zy is gemeenlyk bepaald tot een zyde van het aangezigt en het hoofd , word niet vermeerderd of verminderd door warmte, en doet dikwyls de oogen aan, en brengt daarin een verbazende ontfteking en gevoeligheid te weeg, welke verdwynen, zodra de  C 283 ) hoofdpyn geweken is. De gefchiedenis dezef ziektezal beter uit de gevallen, die ik zal opgeven, dan uk eenige andere befchryving kunnen opgemaakt worden Ik heb intusfchen in 't algemeen waargenomen, dat wanneer ik de behandeling met aderlaten begon, dit dikwyls in de lente, maar nooit in den herfst, verligting gaf: een braakmiddel verminderde, maar een purgatie vermeerderde den volgenden aanval, ten zy er een rustmiddel op gegeven wierd. Somtyds is het my gelukt in den herfst door een aftrekzei van camillen-bloemen met Elix. vitr. dezelve weg te nemen, doch nooit in het voorjaar, offchoon ik het dikwyls beproefd heb. Wanneer de camille en vitriool in den herfst faalden, is my meestentyds de koortsbast gelukt, maar deze heeft my ook dikwyls in het voorjaar verlaten, offchoon ik zc op de vrye tyden in een grote hoeveelheid, en gedurende langen tyd toegediend heb. Bloedzuigers aan de flapen, en fpaanfche vliegpleisters agter de ooren geven dikwyls verligting, maar genezen de ziekte nooit. Sterke en geestryke dranken vermeerderen altyd de pyn; egter is mager vleesch het beste voedzel. Wortelen en groentens doen intusfchen geen nadeel. Het volgend conferf is altyd in veele gevallen, waarin ik he/heb voorgefchreven,van een goede uitwerking geweest. Men moet nogthans zorg dragen om de geneesmiddelen , of de evenredigheid derzelven te veranderen na mate van het faifoen, het weder, den ouderdom, het geftel en andere omftandigheden der zieken , zo als uit de volgende gevallen zal blyken.  ( 2S4 ) Pulv. rad. Valcrian. Sylveslr. fi'. Cort. Peruv. opt. §/3. Theriac. 3Ü. Sal abjinth. gj. Rhei Elecl. W. Syr. crort £ ƒ• ƒ. Ik laat gemeenlyk alle drie uur, dag en nagt een brok daarvan nemen, tot dat de pyn bedaart. Maar ik heb dikwyls gezien, dat de geheele gift in CCn dag, twe derde den volgenden, de helft den der den en zo voorts alle dag minder genomen wierd tot dat men daar eindelyk mede ophielt; want zonder dit, ziet men dikwyls de kwaal wederkomen. Eerste Geval. Een Heer van omtrent 46 jaar Mr. J. D. fterk en in allen opzigte gezond, behalven, dat hy onder worpen was aan een geregelden aanval van podagra in de maand van February, nam gedurende de maand van Mey tin-poeijers tegens den lindworm en eenige poeders jalappe daarop. De worm wierd in verfcheide ftukken geloosd, en hy bleef tot de maand September daaraanvolgende zeer wel, wanneer hy s nagts door een pyn in het dikke gedeelte der wanwierd wakker gemaakt; deze pyn vermeerderde nag't op nagt, en ftrekte zig langzamerhand over de geheele zyde van het wezen en hoofd zodanig uit, dat hy daarvan byna zinneloos wierd; dit duurde verfcheide uren, en fcheen zo wel in kragt als lengte van tyd alle nagt te vermeerderen- na behoorlyk  ( 289) raauw, de huid zeer héet> een gedurig klam zweet over den hals en borst, geen ontlasting , en een weinig dorst. Ik liet haar aanftonds een purgerend clyfteer zetten, en by lepeltjes een conferf van gelyke deelen manna, tamarinde en honig nemen, veel gerstewater drinken, eh een drankje met zwavelmelk 's morgens en 's avonds nemen. Zy voer met deze voorfchriften vier dagen voort, en had daardoor drie of vier ftoelgangen dagelyks: haar mond wierd zuiver en vogtig, de pols langzaam en geregeld, en de pyn in 't hoofd kreeg tusfehenpozingen, terwyl er zich gedurende de vryheid van koorts een zetzel in het water vormde. Men gaf haar koortsbast, met rad. valer. prap. mét wat zout van alfem en theriaak, waardoor de pyn in eenen nagt wegbleef, door het gebruik van hetzelve conferf kreeg zy haar vleeseh en kragten weder, haar appetyt kwam terug, de oogen wierden natuurlyk, maar de lues bleef aanhouden, én de toevallen daarvan vermeerderden. Hiervoor wierd een oplosfing der fublimaat met een afkookzel der farfa gegeven; dit fcheen zy gedurende de eerfte vyf dagen wel te kunnen verdragen, maar zy kreeg op den zesden dag een doorloop met buikpyn, en den volgenden dag kwam de fcheele hoofdpyn cn oogontfteking weder, men gaf haar toen een purgatie van rhabarber en magnefia, en den volgenden avond nam zy het conferf als voren. De oogontfteking en hoofdpyn gingen in weinig dagen weg; en zy bleef daarvan drie weken vry, maar de lues nam toe. Ik liet toen een kleine hoeveelheid kalk van kwik by het conferf van koortsbast en valmana voeT a  ( 2po ) gen. Dit fcheen zy gedurende tien dagen te kunnen verdragen, wanneer dezelve doorloop wederkwamen om deze te ftoppen, wierd er theriaak bygcvoe-d' doch dit alles wildeniet helpen, de hoofdpyn kwam' weder, en wy waren genoodzaakt alle de kwikmiddelen agter te laten, voordat wy ze konden wegnemen. Ik raadde haar om na buiten te gaan , daar het weer toen zeer warm in de ftad was, en de lues te laten voortgaan, behalven dat men de al te fterke voortgang door het afkookzel verminderde. Zy reisde na Sydenham, en was gedurende een week zeer wel, maar men raadde haar de waters van die plaats voor haar ongefteldheid der maag te drinken De waters purgeerden haar gedurende drie of vier dagen en de hoofdpyn kwam weder, maar wierd fchielyk door het conferf weggenomen. Ik raadde haar om geert ander geneesmiddel dan het afkookzel te nemen, en té wagten tot dat de vorst wel zoude begonnen zyn , daar er gedurende dien tyd weimV rotziekten zyn, hoopte ik de lues door infmering en zweeten in het zweetbad te zullen kunnen wegne men: de zweren wierden intusfchen met gelyke deelen ung. digeflimm en coeruleum verbonden. Zy wierd diensvolgens in het begin van December langzaam in een zagte kwyling gebragt, en wierd zonder eemV toeval geheel herfteld. Zy dronk toen het afkookzel der farfa, tot dat zy haar kleur, vleesch en eetlust weder gekregen had.  ( 3°3 > door Mr. Hayward, heelmeester te Hackkey,' tegelyk met de andere kinderen ingeënt; de andere kinderen herftelden, zo als gewoonlyk, fpoedig, maar op den vyfden dag na de kunstbewerking, begonnen de fchrapjes op den arm van myn zieke een bloedige dunne etter te ontlasten, zy wierden toen blaauw en rondsom gezwollen: op den zevenden dag kwam er een koorts, met alle de toevallen van de voorgaande vlekkoorts, behalven dat er geen neusbloeding by was: nadat de voorgaande leefregel en geneesmiddelen waren voorgefchreven, kwamen er op den tienden dag zeer onderfcheidene en goede pokjes, maar de meesten wierden eerst purper en daarna zwart; de koorts verminderde intusfchen oogenfchynlyk en de kragten kwamen weder: zy zat den geheelen dag op, en kon wat in den tuin wandelen: de pokjes waren op den agtienden dag der operatie reeds opgedroogd, en zy was toen vry wel, behalven dat er zig op de armen twee vuile zweren vormden , die in verfcheide weken niet konden genezen worden : zedert dien tyd heeft men ten naastenby denzelfden leefregel by haar onderhouden, en zy is fteeds volkomen gezond gebleven. Wanneer wy Sydenham aandagtig lezen, over het geen hy de pokkoorts (febris variolofa') noemt, dan vinden wy, dat hy eerst de rotagtige jaarsgefteldhcid, welke op dien tyd epidemisch was, en naderhand dezelve koorts, waarby de befmetting der pokjes kwam, befchryft. Als wy de epidemifche ziekten van Sydenham nagaan, vinden wy, dat zy in deze orde op elkander volgen. Vroeg in 't voorjaar , terwyl de noorden en noord-oosten winden wai~ V  ( 3°4 ) jen, veroorzaakte de vergaderde flym in de eerfte wegen een foort van ontftekingkoorts, die na behoorlyke aderlatingen en buikzuiveringen, in een geregelde remitterende ( homotonos) koorts veranderde , welke of zig fcheidde, of in een onfchadelyke tusfehenpozende koorts overging: de ontfteking verminderde trapswyze, cn er wierden minder aderlatingen vereischt, na mate dat het weêr warmer wierd: de winden zuidelyk en westelyk wordende, de warmte aankomende, en het weêr regenagtig cn dampig wordende, (in de maand van Jury) bragt dezelve ftof (colluvies) een rot- of blutskoorts voort, die, wanneer de ftof in den beginne niet door braken en purgeren was uitgedreven, tot geen geregelde koking cn fcheiding kwam, zo als de voorgaande, maar onregelmatig en flepende (lingering) bleef (epacmastica, anabatica vel paracmastica ). In de jaren 1667, 1668 en 1669, was deze rotagtige gefteldheid met het pokfmet verbonden, en hierdoor wierden de purpere pokken te weeg gebragt. Deze twee koortfen, de fynochus non putris en putris, met elkander vergelykende, vond hy het nodig zyn practyk te veranderen; hy fpreekt in de fynochus non putris, by het einde der ziekte, van fterk bier, verwarmende en hartfterkende prikkelende geneesmiddelen, om de fuppuratie te bevorderen, en de fcheiding volkomen te maken; hy zegt ann. 1667 &c. art. 6. „ In dit foort van koorts (fynochus putris) ontmoeten „ wy zodanig een grove ftof niet, welke een berei„ ding vereischt om uitgedreven te worden, als in de n te voren befchreven tusfehenpozende koorts: zo  ( 3°5 ) „ dat het nutteloos is , de gisting te bevorderen, ten einde men dit foort van bewerking te weeg „ brenge: men loopt integendeel gevaar, om door „ deze behandeling de ziekte, die in een allerfterkfte „ ontfteking beftaat, te verergeren: en deze is nog „ hierom te ongefchikter, om dat de natuur voor de„ ze koorts geen ontlasting door uitflag heeft aange„ wezen, zo als wy in pestkoortfen en pokjes waar„ nemen, offchoon zy in andere opzigten de pokjes naby koomt. En hieruit volgt, dat de geheele be„ handeling noodzaaklyk moet beftaan in het verhin„ deren der ontfteking en het toedienen van verkoe„ lende geneesmiddelen." Hy verklaart art. 7. waarin deze verkoelende geneesmiddelen beftonden, niet in falpeter, zoute dranken, en diergelyke bloedverdunnende middelen, maar in vrugten, citroenfap, en de verfchillende raauwe faladen, die het jaargety opgeeft : hy liet het drinken en eeten met citroenfap mengen, ten zeiven tyde, dat hy alle foort van dierlyk voedfel, zelfs hoendernat verbood. . Hoe meer ik dezen groten man doorzoeke, des te meer bewondere ik hem. In de fynochus non putris, alwaar ontftoken bloed en taaije flym aanwezig konden zyn , geeft hy geen fterke zuuren, die de fappen verdikken kunnen, ik durf zeggen , dat hy de middenzouten, zagte zuuragtige dingen, rype vrugten, wey cn diergelyke dingen zoude toegeftaan hebben; maar wanneer hy tot dc ziekten koomt, waarin een ontbinding van het bloed plaats heeft, laat hy de zuivere zuuren, het citroenfap , winterappelen enkweeperen gebruiken. V a  ( 3°<5 ) Naderhand (den 6 July iö?5) was hy in cen geval van een fterke ontbinding (rotting) van het bloed gedwongen tot de fterke delfzuren toevlugt te nemen, dan gaat hy art. 8. tot die uitnemende raadgeving over om den zieken uit het bed te nemen, te verfchonen, en aan de vrye lugt bloot te ftellen en eindelyk art. 9. verdedigt hy deze behandeling'met reden en ondervinding. Wanneer wy nu de prac~tyk van Sydenham vergelyken met het geen Hippocrates van de koorts, die hy Tiphus noemt (de intern affeel. cap. 4r.), gezCgd heeft, dan zien wy hoe zeer.deze twee groote mannen overeenkomen. Deze koorts, zegt Hippocrates, woedde in den zomer gedurende de hondsdagen , zy was verzeld met een uitwendige bytende hette, (mordax) verlies van kragten, onbekwaamheid tot beweging, neergeflagenheid, buikpyn, Hinkende ontlastingen^ welke uit de opflorping van fcherpe gal, die door de hitte van het jaargetyde fcherp geworden was, en een rotagtige ontbonden ftaat der vogten voortfproot. In de genezing dezer koorts raad hy het vry gebruik van koud drinken, zuiveren witten wyn met water vermengd, zuiveren wrangen roden wyn, en fponzen in koud water nat gemaakt, aan te wenden. In de maand July van het jaar 1729, behandelde Huxham (toen nog een jong geneesheer zynde) deze koorts te Plymouth (de aëre & morb. epid. p. 35- 34-)• „Kinderen, vrouwen en zwakke men„ fchen wierden hiervan vooral aangetast; het hoofd, „ de maag en lendenen wierden eveneens aangedaan, als of de pokjes daarop volgen zouden, hierby  ( 3°7 ) „ kwam een drukking op de borst, met zügting en , groote flaauwheid: het water was over't algemeen „ raauw, met een brandig zetzel; het afgelaten bloed ■„ vertoonde zig niet lymerig; de tong was niet zeer droog, maar met een lymige bruine flym bedekt: „ tegens het afnemen der ziekte, kwam er een los„ lyvigheid, en zomtyds een persloop (vooral wanl neer in het begin een braakmiddel verzuimd was) , die onmatig en zelfs zomtyds dodelyk wierd; de „ hoop van herftel was dies te groter naar mate het „ zetzel in het water volkomener was. " Dan befchryft hy zyne geneeswyze , waaruit blykt , dat hy op dien tyd de ziekte nog niet wel begreep. Hy zen, „ dat de aderlatingen zeldfaam, als alleen m „het begin van dienst waren, en dat de braakmid„ delen ten hoogden vereischt wierden. " In zo verre had hy regt, maar hy laat hier onmiddelyk op volgen, dat hy aanraad „ het herhaald aanleggen van „fpaanfche vliegpleisters, hertfterkende middelen, „ cinnaber en opiaten. " In dit alles had hy ongelyk. Hier na zegt hy : „ zoete wey , cn een ruim , gebruik van zuuragtige dranken , waren zeer heil„ zaam, " en hier in had hy wederom wel, als ook wanneer hy zegt i „ de koortsbast bevorderde uit„ nemend de genezing tegens het einde der koorts, zodra er tekenen van koking verfchenen, name■„ lyk een zetzel in het water, met een remisfie der „ koorts. Die zelve Huxham egter, die in het jaar 1729 de rotkoortfen van de maand van July , door een geregelde opvolging van het gebruik van fpaanfeheV 3  ( 308 ) vliegen en cordialen, cinnaber en opiaten, voorftelde te genezen, verbeterde zyne geneeswyze, nadat hy veel ondervinding van rotkoortfen gekregen had, en maakt diensvolgens in het jaar 1748. de volgende aanmerkingen: putr. en malign. febr. p. 118. „ Ik ben egter zeer verzekerd, dat het gebruik van „ vlugge loogzouten, en geestryke dingen zeer na„ delig is, daar zy zonder twyfel de rotting der „ vogten vermeerderen, en als zo veele fporen zyn, 3} om het lichaam fchielykcr te verderven. " En wederom met opzigt tot het gebruik der fpaanfche vliegen: „ Ik denk dat veeltyds de fpaanfche „ vliegen te onpas aangelegd worden, wanneer de " koorts fterk is, en geen verdere prikkeling vor» dert, buiten dien bevordert het zout dezer vliegen „ als een loogzout, de ontbinding en rotting der „ vogten. " Hy bevestigt dit nog meer op andere plaatzen, zo als wy in de genezing dezer koorts zien zullen. Dewyl men deze koortfen, ter onderfcheiding van andere rotkoortfen genoemd heeft, hebben zig zommige verbeeld, dat de vogten reeds te voren een ftaat van rotting aangenomen hadden , en dicnsvolgens zodanige geneesmiddelen vereischten, welke men by ondervinding weet, dat het vleesch voor bederf bewaren. Deze gedagte gaf aanleiding tot de gewone benaming van antifeptica of rottingweerende middelen, en is veel al oorzaak van die verkeerde practyk, welke van dien tyd de overhand heeft beginnen te nemen, zedert men de kennis der fcheikunde , voor die der kennis van ziekten de voorkeur heeft gegeven.  ( 3°9 ) Maar de ouden, die de natuur alleen, en de toevallen, die zy in de ziekten waarnamen, gadefloe-en, wierden door de drie volgende redenen bewogen om deze koortfen rotkoortfen te noemen. Vooreerst omdat deze koorts aan alle ontlastingen, als het zweet, water en den adem een Hinkenden reuk mededeelde. Ten tweden, omdat de lichamen der geftorvenen aan deze koorts zeerfpoedig na den dood een rotting ondergingen; en hieruit bcfloten zy, dat deze Haat der vogten meer dan eenige andere tot rotting overhelde, en ten derden, dat het bloed, het welk in deze koorts afgetapt wierd , met een groene korst bedekt was, die na de kleur van bedorven Vleesch geleek. Deze gefieldheid des bloeds is intusfchen alleen de uitwerking, en niet de oorzaak der koorts: want, wanneer wy in het begin der ziekte aderlaten , is het bloed van een heldere vermilioen kleur, koud geworden zynde, verdeeld het zig (behalven wanneer het waarlyk zeer flegt is) in het dikke gedeelte (crasfamentum) en bloedwater (ferum) behoud nog altyd zyn levendige kleur, en fchynt in allen opzigte goed te zyn, behalven, dat het te week is (too tender); wanneer men met den vinger het dikke gedeelte {crasfamentum) uit dc wey wil hgtcn, Hyd de vinger er door heen, cn een gedeelte daarvan mengt zig met de wey, en geefc er een rode kleur aan, daar integendeel het bloed, het welk zyn natuurlyke zamenhang niet verloren heeft, een groter lyvigheid heeft, zo als wy in het hoofdtak over de ontfteking gezegd hebben. Op ontbonden bloed zal men geen waare ontftekingskoorst vinden; maar als V 4  ( 3io ) wy het bloed onderzoeken, terwyl het vloeit, nadat de koorts eenige dagen geduurd heeft, zal men bevinden, dat het iets van zyn kleur verloren heeft, en het zal koud geworden zynde met die groene korst bedekt zyn, die de ouden voor een der tekenen van rotting hielden, offchoon het onder deze huid zwart en ontbonden is. Het fchynt my daarom toe, dat de natuur hetzelve tragt te doen by een gezond fterk mensch, die veerkragtige vaten en een ontftoken bloed heeft, als by een verzwakten lyder, wiens vatenverflapt, en wiens bloed ontbonden is, dat zy namelyk in beide gevallen, de ziekteftof door een koorts zoekt uit te dry ven ; dat de koorts in beide ontfteking geeft, waar door, als ik my zo mag uitdrukken, de ziekteftof word ingewikkeld (intangled). Deze koorts geeft by den fterken een zware ontfteking, die tot alle oogmerken gefchikt is; daar zy by den zwakken, een ligte ontfteking veroorzaakt, die niet veel doen kan. Doch de zwakke kan door lengte van tyd het zelve doen, hetgeen de fterke in weinig dagen kan verrigten. Wy moeten, om de rotagtige gefteldheid, zo als wy die hier jaarlyks geregeld waarnemen , wel te verftaan, dezelve in foorten verdeden. Vooreerst, is er een ontbonden ftaat des bloeds, die by een ieder meer of min plaats heeft na het begin van July, en die gedurende de maand Augustus blyft voortduren , tot dat zy door de cholera morbus geëindigd word; welke, volgens Sydenham, (arm. i669. cap. II. art. i.) „zo zeker tegens het einde van den zomeren „ het begin van den herfst, als de zwaluw in het begin  C 3" ) w van den zomer, en de koekoek tegens het midden „ van denzelven aankoomt. " Wanneer er geen nieuwe oorzaak by deze ontbinding des bloeds koomt, word het trapswyze door het veranderen van het faifoen weder verbeterd, en zodanig tot zynen natuurlyken ftaat gebragt, dat men daarvan niets gewaar word. Maar wanneer er gedurende dezen tyd een koorts, van wat natuur ook, ontftoken word, is deze altyd, daar zy met een ontbonden ftaat des bloeds gepaard gaat, van een rotagtigen aart, behalven als het geftel ongemeen fterk ep gezond is. De ondervinding leert ons, dat er vier onderfcheidene gefteldheden des bloeds zyn. Vooreerst is er een foort van bloed, waarin de roode bloedbollen zeer dik en overvloedig zyn; het bloed is over het geheel zwaar, maar de zamenhang tusfehen de rode bloedbollen is zeer gering; men kan het dus by kwikzilver vergelyken, daar er in hetzelve een behoorlyke graad van zamenhang en vastheid ontbreekt: men vind dit bloed dikwyls by jonge menfchen van agtien tot vyfentwintig jaar, hetwelk hun zelfs door de geringfte oorzaak , aan blocdftortingcn uit de neus of longen onderhevig maakt. Ten tweden is er een ontftoken bloed van het ontftekingagtig jaarfaifoen. Ten derden is er een ligt foort van bloed, waarin de rode bloedbollen weinig in getal zyn, cn waarin veel flym en weivogt gevonden word , zo als in de wateragtige gefteldheid, en het glutinfum fponfaneum. Ten vierden heeft men het ontbonden bloed van de rotagtige jaarsgefteldheid, welke volgens V 5  C 3& ) Huxham dooreen fcherpte te weeg gebragt word, die den zamenhang tusfehen de rode bloedbollen wegneemt, de bloedkoek zagter maakt, en aan de wey een meer dan natuurlyk rode kleur als Bourgonje wyn mededeelt. Men heeft vierderhande foort van fcherpte; een zoute, ranfe, rotagtige; en die byzondere fcherpte, welke men in zommige dieren, planten en delfftoffen waarneemt, die men vergift noemt, waaronder men ook de fmetftoffen der ziekten kan rangfchikken. De zoute fcherpte is wederom van driederlei aart, de zuure, de loogzoutige en dc keukenzoutige of pekelagtige fcherpte. De zuure verdikt het bloed in en buiten het lichaam. De Heeren Johnston en Jolly, chymisten in ïenchurch - ftreet, vroegen my raad omtrent een van hun werklieden, die elendig aan de fcheurbuik was; al het vet van zyn lichaam was verteerd, zyn vleesch was droog cn hard, zyn tong was als een ftuk raauw osfevlecsch, het tandvleesch was rood, raauw, ruuw en ongelyk; dc pols was traag en geregeld, maar noch zagt noch klein; de handen en het vleesch waren koud op het gevoel; en hy klaagde over een gedurige huiverigheid; de buik was hard en opgezet, de ontlastingen waren fcherp, en hy had veel buikpyn; hy had een valfchen honger, maar alles wierd zo zuur in de maag, dat als het weder opgerispt wierd, hetzelve het vel van de keel afnam ; het water was bleek van kleur, maar zo fcherp, dat het hem brandde, bruischte met loogzouten fterk op, cn ver-  C 313 ) zadigde daarvan een grote hoeveelheid. Ik liet hem een conferf van rhabarber en magnefia over dag gebruiken tot dat het buikontlasting maakte; koud kalkWater drinken, en mager vleesch,het welk eecigfints begon te bederven, eten, ik Hond hem maar zeer weinig brood en zout toe, en verbood hem alle melk, groente en gegiste dranken: het bloed had een heldere kleur zonder korst, maar de bloedkoek was vast, en de wey geheel helder. Na eenige dagen wierd de buik zagt en dunner, waarna ik hem een conferf liet beginnen, beftaande uit een once confeel. card en oesterfchelpen, een dragma rhabarber en wynfteenzout, om daarvan de grootte van een notemuscaat alle zes uur te nemen, en tweemaal 's daags nam hy drie lepels van de volgende mixtuur, zes oneen infus. amar., een once TïnÜ. aromat., hierdoor herftelde hy : hy was een chymist van beroep, zodat, wanneer hy eens de natuur zyn er kwaal begreep, hy daarna zyn en leefregel fchikte. Hieruit befluit ik, dat de zuure fcherpte, offchoon zy in een fterke mate de overhand heeft, het bloed noch ontbind, noch meer voor rotting vatbaar maakt. (*) (*)HuxHAM de angina mali[»a, p. 61. Maar om voort te gaan , wy zullen deze zaak beter begrypen, wanneer wy op de natuur en de vcming der dierlyke zouten letten. De fterkfte „ plantzuren, die wy met hst voedzel tot ons nemen, vorder» ,, door de natuurkrachten fchielyk in een middelzout van een arn,, moniacale natuur veranderd, en hoe langer zy aan de werking „ der vaten en der hitte van het bloed onderworpen zyn , die's te „nader komen zy aan den aart van loogzouten, en zy zouden inderdaad alcalisch worden, wierden zy niet door zuuragti"e voedzels en dranken verdund, uitgewasfen en verbeterd. Iemand 5, die alleen van vleesch en visch met feboon water leeft, zonder „ eenig «uur of zuuragtig voedzel te nemen, krygt fchielyk een  < 314 ) De pekelagtige fcherpte (niuriatic) bevat niet alleen die fcherpte, welke het keukenzout alleen geeft, „ zekere ransheid Onknefs) in alle zyne vogten, word koortfig, „ en krygt eindelyk een rotting der vogten. Het bloed van men„ fchen, die van honger fterven, word ten hoogden fcherp „waaruit koorts, ylhoofdigheid, en zulk een trap van rotting „ ontftaat, die eindelyk het levensbeginsel moet wegnemen. Ik „ zag hiervan een elendig voorbeeld in een Heer, die zig hard„ nekkig dood hongerde, en met alle de tekenen van een rotkoorts ftierf." Dan gaat hy voort om hetzelve van een ifchuria renalis, en nït de uttwerkingen der fpaanfche vliegen, om de vogten alcalisch te maken, te tonen. Maar om tot ons tegenswoordig ftuk te komen. „ De vorming der vlugge loogzouten in het lichaam fchynt niec „ zeer ongelyk te zyn aan die, welke buiten het lichaam ge„ fchied; wanneer men groene kruiden, zelfs de zuurfte, op een „ grooten hoop te zamen perst, worden zy fchielyk heet, en de .„ hitte vermeerdert van trap tot trap, totdat de gisting alles in „ een ftaat van rotting gebragt, en de zuure en wezentlyke zou„ ten der plant in vlugge loogzouten veranderd heeft, deze kan. „ men door overhaling daarvan affcheiden , en zy verfchillen „ geenzints van de vl.uggeloogzouten, die men van diergelyke zelf„ Handigheden verkrygt, zy zyn beiden de eindelyke uitwerkingen „ van hitte en beweging op de zouten der planten , en hoe langer „ en fterker zy door de hitte en kragt onzer vaste en vloeibare dee„ len bewerkt worden, dies te meer, en dies te nader komen zy by „ de vlugge loogzouten, wanneer zy geheel en al tot de gewoone „ werkingen des levens ongefchikt worden ; ja zy worden daarvoor „ zeer verderflyk, waarna zy zeer de overhand nemen, zo als wy „ duidelyk in lot- pest- en blutskoortfen zien; en hierom denk ik „ dat wanneer men in deze gevallen vlugge loogzouten toedient, „ men olie in het vuur we pt, want zy ontbinden zekerlyk de „ blcedbollen, en brengen daardoor fchielyker een algemeene rot„ tïng te weeg. Deze zouten rraken , wanneer zy uïterlyk op de huid worden aangelegd, zelfs een gangreneufe zweer; en wanneer het bloed daarmede fterk vervuld is, word het een vernie5, lend loor;, welke voor de zenuwvezelen en ultima vascula ten „ hoogden fchadelyk is. En dit zoude zekerder, meermalen en „ fpoediger het geval zyn, wierd dit niet dour een ruim gebruik „ van zuuren , verdunnende en zagte gomagtige dranken en voed„ fels voorgekomen, welke de loogzouten afwasfen en verbeteren,  (gelyk men dit gcwoonlyk daardoor verftaat) maar ook alle de andere middenzouten, als falpeter en falmiak, die offchoon verfchillende beftanddeelen hebbende, daarin overeenkomen, dat zy het bloed ontbinden. Zy fchynen (zo als Huxham dit uitdrukt) de bloedbollen door hare zoute punten te verdelen en van een te fcheidcn. Die zouten, welke het gemaklykfte door de werking onzer vaten veranderd worden, zyn dus in dit opzigt het minst aan het lichaam nadeelig, en misfchien rust hierop een gedeelte van haar nut in ontftekingziekten. Dc ouden gebruikten zeewater en zeezout, als een braak purgeer en vogt-verbeterend middel, en ik weet niet waarom men deze middelen zo veele jaren verwaarloosd heeft, intusfchen zyn zy nu weder met grooc nut onder de geneesmiddelen aangenomen. Men fchryft gemeenlyk de zeefcheurbuik op de fchepen aan het zeezout toe, offchoon de ingezoutenc fpyzen in de guarnizoenen dezelve uitwerking in die mate niet hebben, van wegens het goed versch water , 't welk men aan land heeft. Wy weten, dat de zuuren van alle deze zouten alleen genomen, de menging en vastheid (crafis), van het bloed herftellen, zodat de ontbindende kragt in de loogzoutige en bittere deelen dezer zamenfielling fchynt te huisvesten. „ gelyk wy zien, dat het citroen- en azynzuur al haare fcherpte „ wegneemt. " Huxham befluit dit ftuk met het geval van een ongelukkig man, die zyn geftel door een al te fterk gebruik van loogzouten geheel en al bedieif.  ( 31* ) Wanneer men deze zouten, met oogmerk om plaatslyke ontdekingen op te losfen, en de ontfteking van het bloed (Sizy lentors) weg te nemen, toedient, geeft men ze in den ftaat van middenzouten; maar wanneer men de hitte wil matigen , de gisting bedaren, en de lyvigheid van bet ontbonden bloed herftellen, moet men het zuur alleen nemen, en het zodanig verdunnen, dat het door de maag wel verdragen word, en den fmaak der zieke zal ons hier dikwyls de beste aanwyzing en maat geven: het zout zelve is dus antiphlogistisch, maar het zuur daarvan is antifeptisch. Loogzoutige zelfstandigheden in het bloed opgenomen, nemen deszelfs zamenhang weg, en brengen rotziekten voort. Dit is het algemeen aangenomen gevoelen van de bekwaamfte geneesheeren geweest; onlangs egter hebben eenige welmenende menfchen zich van den weg laten brengen door befluiten uit proeven, die zy op het vleesch van doode dieren genomen hebben. Zy ondervonden, dat by voorbeeld, het zeezout, falpeter, de gommen, fpeceryen, de' bittere en aromatieke dingen, de levende kalk en loogzouten, de dierlyke zelfftandighedcn zodanig balremden, dat zy gedurende langen tyd onveranderd bleven, en befloten daaruit al te overylend, dat het gerehikte geneesmiddelen waren in die ziekten, waaraan men den naam van rotziekten gegeven heeft , en waarop men het denkbeeld van een rotting heeft overgebragt, met die van dood vleesch overeenkomende. Men moest intusfchen in aanmerking nemen, dat deze* dingen op het dood vleesch zodanig werken, dat zy de vezelen verdikken, de zouten en oliën ontwikke-  ( 317 ) len, cn de zagte flym wegnemen, imelten, en met de pekel mengen. Deze proeven en waarnemingen leren ons alleen de kunst om vleesch te bewaren, in te zouten en toe te bereiden, en geenzints de ziekten in een levend lichaam weg te nemen. Men kan alleen een waare geneeskundige kennis van dc rottingwerende middelen verkrygen, door het opfporen dier zelfltandighcden, welke men by ondervinding weet, dat zy de verloren veerkragt der vaten herftellen, de heerfchende fcherpte verbeteren, de natuurlyke digtheid aan het bloed wedergeven, zonder dat zy de olie en het zout fcherper maken, of door het aanzetten der hitte, of door deszelfs oorzaak te vermeerderen, de natuurlyke en noodzaaklyke flym verteren. Wanneer wy na deze «rondftelling de uitwerkingen van loogzoutige dingen in het bloed opgenomen, onderzoeken, zullen wy zien, dat zy hetzelve ontbinden, en het maakzel daarvan zodanig veranderen, dat het meer vatbaar voor rotziekten word. Men zal van deze Helling overtuigd worden, door het lezen van Leeuwenhoeks brief aan Wren, en Arbuthnot on diet.p. 106. en het verhaal van den Heer uit Cornwal, hetwelk ons door Huxham (in zyne verhandeling over den rotagtigen en ontbonden ftaat des bloeds) word opgegeven. Ik zoude dit door veele voorbeelden kunnen naven; maar een zal genoegzaam zyn. De colonelM. had een fterk en bloedryk geftel, en was zeer geneigd tot ontftekingziekten. Ik liet hem tegens het graveel Blackries Uxivium gebruiken, waarmede hy gedurende een goed gedeelte van den  zomer aanhielden zig daardoor verligt gévoelde; hy vatte by toeval koude en kreeg daardoor een koorts, die eerst van geen belang fcheen te zyn, doch in weinig dagen zodanig vermeerderde, dat het bloed geheel ontbonden was, en er zodanig een zwakheid en tekenen van rotting kwamen, dat ik my daarover zeer ontrustede: ik riep de hulp in van Str Wulum Dun* can, die hem door kragt van zuuren, en een lang aanhoudend gebruik van vrugten en groentens het le- i ven redde (*). Het kalkwater is lang zo gevaarlyk niet, Dr. Rütherforö van Edinburgh, verhaalde ons in een van zyne clinifche lesfen, dat hy het zedert verfcheide jaren zonder ongemak gebruikte, en j dat hy daardoor het graveel in de nieren voorkwam, 't welk hy zo dikwyls wederkrecg als hy het kalkwater verzuimde te gebruiken. Dr. Alston deed het zelfde voor Cen ongemak I in de maag, en ik gebruik het zelve nu voor het züur, waarvoor het my ook altoos wel bekoomt- i Dit zyn egter alleen die byzondere gevallen, waarin het geftel tot een zuure fcherpte geneigd is. Ik zoude intusfchen zelf het kalkwater niet aanraden aan j menfchen, die aan rot- of galziekten onderworpen zyn; deze lieden klagen nooit over zuur, zelfs wan- | neer zy ontbyten met warm brood en boter, met thee, en aalbesfen met melk doormalkander eeten, zuure punch drinken, &c. Men heeft de heete fpeceryen, zaden en wortelen Zie een klein gefchrift; A Disquifition mmtdUiWi Phot j dijfolve p/jejjone.  C 319 ) by de loogzouten vergeleken, en ze om deze reden alcalifche planten genoemdj intusfchen zyn zy in verre zo verderflyk niet als de loogzouten. Haare werkzaamfte deelen huisvesten in de wezentlyke oliën, zo dat zy in eenigen opzigte de plantryke zeepen naby komen. In de warme landen egter, daar zy veel gebruikt worden, worden zy gedeeltelyk onfchadelyk gemaakt door de vrugten en zuure dranken, die daarmede overvloedig gebruikt worden, en die weder fchielyk geloosd wordende, een gedeelte van de fcherpte met zig nemen : nochtans heeft men waargenomen, dat in Bengale de behoeftige lieden, die genoegzaam alleen van vrugten, ryst en melk leven, in genen deele zodanig aan koortfen en perslopen onderworpen zyn, als de ryken en overdadigen, die fterk aangezette fpyzen eeten. Het is intusfchen niet te lochenen, dat menfchen, die veel dierlyk voedzel eeten, en weinig beweging nemen, fpeceryen en wyn nodig hebben, om haare fpysvertering te bevorderen. Opmerklyk is het, dat de Franfchen hun vleesch bewaren, tot dat er eenigzints bederf aan is, en het dan weder door zouten, groentens en zuuren verbeteren : en dat het vleesch, hetwelk ik in Bourgogne zag, op verre na zo fchielyk niet bedierf als hier, het kreeg fchielyk een groenagtige korst, die het voor bederf fcheen tc bewaren. Gereed gemaakt zynde, was het fop bruin, om dat een gedeelte der fpièrvezelen daarin ontbonden was, en het vleesch was zeer malsch. Ik, die altyd aan zuur onderworpen geweest ben, kon het zeer wel verdragen-, maar het zoude om die zelve reden voor menfchen van een verfchillend geX  ( 32° ) ftel te veel bedorven geweest zyn. ik ben van gedagten , dat wanneer wy de Franfchen hier in navolgden , cn wy de zindelykheid in onze huizen even zo weinig in acht namen, dat wy dan veel meer als nu voor rotziekten zouden te dugten hebben. Haar drooge lugtsgefteldheid vordert zulke zuivere kamers en zulke verfche fpyzen niet als dc onze. De rotagtige fcherpte is aan de dierlyke zelfftandigheden byzonder eigen. Want, offchoon groene planten, die men zamengeperst laat rotten, eindelyk bederven, en een loogzout voortbrengen, 't welk met zuuren opbruischt, (zo als wy dikwyls in hooiroken zien) is dit egter een vast loogzout, 't welk door verbranding ontftaat, en geenzints dat ftinkend vlug loogzout, hetwelk door de verrotting van dierlyke ftoffen word voortgebragt. De rotting fchynt dus het zelve te zyn in dierlyke zelfftandigheden, wat de gisting by de planten is; een werking namentlyk, waardoor de beftanddeelen gefcheiden, de natuurlyke flymagtige deelen vernietigd, de oliën dun en ransch, de zouten ftinkende, vlug en loogzoutig gemaakt, en de vaste vezelen ontbonden worden. Zo ik my niet bedrieg, ftemmen alle fcheikundigen omtrent deze uitwerkingen der rotting overeen; en dit zo zynde, kunnen wy befluiten, dat het laatfte voortbrengzel der rotting beftaat in de voortbrenging van een ftinkend, vlug, alcalisch zout. De gisting geeft eerst een zoet vogt, en naderhand een ontvlambaren geest, welke het laatfte voortbrengzel van de wynagtige gisting is, en wiens eerfte grondbeginzel in de gist bevat word ; vervolgens begint er een andere foort van gisting, die  ( 321 ) wen de azynige gisting noemt, waarvan het laatfte voortbrengzel een zuiver gegist zuur is. Het eerfte beginzel van deze azynige gisting word in die wolk bevat, die men de azyn-moer noemt, om dat zy met het afkookzel van planten vermengd, even zodanig de azynmaking, als de gist de voortbrenging der wyn bevordert. Op dezelve wyze deelen de rottige dingen dezelve befmetting mede aan alle dierlyke zelfftandigheden, die zy aanraken, zo als de (lagers dikwyls in haare winkels gewaar worden. De enkelo opklimmende dampen van rotagtige dingen heeft men waargenomen, dat fomtyds rotkoortfen voortbragten, waarin het bloed zeer ontbonden was, zo als men dikwyls na veldflagen en belegeringen gezien heeft: ja hetzelve is door den ftank van doode en verrotte infecten te weeg gebragt geweest, gelyk dit door Feed. Hofman is aangetekend (*). De gewoonde oorzaken van rotziekten beftaan in een gebrek van affcheiding en ontlasting van de rottige en nadelige deelen der vogten, in het eten van rotte dingen, het inademen van een ftilftaande lugt, of van een zodanige lugt als door de uitwafeming van rotagtige dingen, of door den adem en uitwafeming Q*D Huxham de angina maligna, p. 48. Het is wel bekend, dat de ftank van krengen, gangreneufe beenen, de bedorven Hinkende lugt der gevangenisfen &e. de gefteldheid des bloeds bederven en kwaadaartige pestkoortfen voortbrengen: even als de bedorven etter van een been, 't welk door het vuur aangedaan is, ia het bloed opgenomen, een gelykfoortige koorts voortbrengt, Zeker is het, dat de pestige uitwafemingen in de pe«t by de geEondfte menfchen in weinig uuren een rotagtige ontbinding, ea een neiging tot gangrene in het bloed voortbrengen. X 3  ( 322 ) van veele dieren in een befloten plaats, naauw op een gepakt, word voortgebragt. Alle deze dingen vereenigen zich tot nadeel der zeelieden ; de damp Verhindert de uitwafeming, de gedurige beweging maakt hen hardlyvig, zy flapen in een ftilftaande en opgefloten lugt, die met de dampen van het in het ruim ftilftaand water, en met de uitwafeming der zeelieden vervuld is: wanneer wy hier byvoegen de fchaarsheid van een goeden aangenamen drank, van wortelen en verfche groentens, het rotagtig vleesch en water, de fchielyke veranderingen van koude en warmte, en van droogte en vogtigheid, waaraan zy aanhoudend zyn bloot gefteld, dan kunnert wy gemaklyk begrypen, waarom zy zo zeer aan het fcheurbuik onderworpen zyn, zonder dat wy die geheel en al aan het zeezout, 't welk zy by haar voedzel gebruiken , behoeven toe te fchryven. De zeefcheurbuik is dus een ontbonden ftaat van het bloed, welke uit de vermenging van een rotagtige met een zoute fcherpte voortfpruit; daar de gewoone Engelfche fcheurbuik door een ontbinding des bloeds , door middel van een rotagtige en ranfe fcherpte, word voortgebragt. De natuurlyke dampigheid der lugt, en de fchielyke veranderingen van het weder beletten grotelyks de uitwafeming; het aanhoudend gebruik van dierlyk voedzel doet onze vogten tot een zekeren trap van rotting overhellen, het vet en de boter worden zodanig van ons misbruikt, dat geen maag dezelve behoorlyk verduwen kan; zy worden daardoor rans, hetwelk wy foms alreeds ondervinden voor dat zy de maag nog verlaten hebben;  C 323 ) maar fomtyds dringen deze vette deelen door tot in de bloedvaten, worden met het bloed vermengd, op verfchillende plaatzen van ,het lichaam nedergezet, en maken ons vet, opgezet en dik van buik; zy ftaan hier ftil en gaan tot bederf over, cn veroorzaken fcheurbuik, jigt en andere ziekten, en maken dat byaldien er by toeval een koorts van wat foort ook mogte ontftaan, dezelve zeer gevaarlyk word. Sommige denken, dat de dierlyke zelfftandigheden door de vertering in de maag tot een zekere rotting, en de zelfftandigheden uit het plantryk tot een foort van gisting overgaan, en dat deze beide foorten van veranderingen elkander tegen werken. Een myner vrienden, die van dit gevoelen was,\dagt hierom, dat fpyzen uit het dier- en plantryk, met elkander m dezelve maag vermengt, niet wel konden verteren, zodat de geene , die vleesch eet, geen brood moet eten, en zo ook omgekeerd. Dit gevoelen word door de dagelykfche ondervinding wederlegd, daar men beftendig vlecschfpyzen , met de voortbrengzels van het plantryk gemengd, eet, die men wel verteert, en waardoor men behoorlyk gevoed word. Dat het vleesch niet door een foort van rotting verteerd word , bevestigt dc volgende proefneming: wanneer men een hond de maag met het vleesch van een dood aas laat vullen, erhem een uur daarna dood, en het geen in dc maag gevonden word onderzoekt, dan zal het bedorven vleesch geheel geen teken van rotting meer geven, daar het doch, wanneer de fpysvertering door rotting gefchiedde, na een uur nog veel rottiger moest geX 3  C 325 > Veele planten hebben ook in een aanmerkelyken trap de kragt om het bloed op tc losfen, als de jalappe , aloë , laurierkerswater , de waterfchcerling (*), en de meeste, zo niet alle de harstagtige purgeermiddelen. De meeste dierlyke vergiften hebben ook in een fterken trap dezelve uitwerking. Hiertoe behoort ook het vergift, het welk door den beet cn fteek van zommige dieren, door verrcheide foorten van infecten, die dikwyls met de fpyzen vermengd zyn, door den ftank van rottende infedten, aangeftokene lichamen, of van verrot vleesch aan het bloed word medegedeeld. Maar niets brengt deze ontbinding fterker voort dan de fmetftof van zommige pestkoortfen. Dit alles word door de beste fchryvers over deze ftoffen bevestigd, zie Galenus lib. I. Epifl.I. De febr. diff. cap. IV. Forest. obferv. lib. IV. obf. n en 26. Hofman Med. Rat. torn. I. p. 291, Stahl fund. chemia part. XI. Tr. I. cap. 5. Wanneer men zich van het woord rotting van ziekten bediend, beduid het eenigzints iets anders, dan wanneer men het van dode lichamen bezigt. Men verftaat dan daardoor een zekere zicklyke gefteldheid der vogten , welke van verfchillende oorzaken word voortgebragt, en die de rotting vry nabykomende, echter by het leven, voor geen waare rotting kan gehouden worden. Een langdurige ervaring heeft ons geleerd, dat deze neiging tot rotting in dit land gedu- •V) Vid. Experiment* by Dr. Nicholas en Dr. Lancrish, Mead on poifons, we pfer de cicut. aquat, X 4  ( 326 ) rende de maanden July en Augustus het fterkfte is. Er zyn zeker zommige oorzaken als b. v. het verblyf in legers, gevangenisfen , hospitalen, fchepen, en belegerde fteden, welke in alle jaargetyden rotkoortfen kunnen veroorzaken. Maar ik wil my hier alleen bepalen om van die rotkoortfen, welke alle jaar geregeld wederkomen, dat is, van de zomerkoortfen, en welke wy hier in Londen gewoonlyk zien, te fpreken , en dezelve te befchryven , agtervolgens de waarnemingen, die ik zedert vyftien jaren daaromtrent gemaakt heb. Men moet de inwoners van Londen geluk wenfchen , dat de pestkoortfen hier noch zo menigvuldig noch zo hevig zyn, als in andere grote fteden, ja als zy zelf in deze ftad in vorige tyden geweest zyn. Het is waar, dat de geene, die de hospitalen en gevangenisfen bezoeken, dikwyls de befinetting in hunne klederen mede brengen, en anderen befmetten kunnen, dan deze befinetting treft meestentyds zulke menfchen, die een fterk bloed hebben, hetwelk in ftaat is deze befinetting te wederftaan. Nadat Erasmos van zyn gedane reis na Engeland terug kwam, fchreef hy een loffchrift over dc gastvryheid en de groote beleefdheid, die men hem in Londen bewezen had, maar beklaagt tegclyk ook het ongeluk, waaraan ter dier tyd de inwoners onderworpen waren, beftaande in een kwaadaartige koorts, die alle voorjaar geregeld wederkwam, cn den ganfehen zomer met een gedeelte van den winter duurde. Deze koorts nam inzonderheid veel geringe lieden weg, en hy fchreef dezelve aan d<3  C 3?7 >. volgende oorzaken toe. Vooreerst aan de fchaarsheid van het water, dewyl de waterleidingen nog ver buiten de ftad lagen, (red Uon flrces Holboum') en het Theemswater, het welk door de waterdragers verkogt wierd , zo duur was, dat de geringe lieden daarvan niet genoegzaam konden kopen, om zich zelve en hunne huizen rein te houden. Ten tweden , waren toen ter tyd de meeste huizen van hout gebouwd, en waren hierdoor des winters zeer koud, dit maakte dat zy ze met ftroo moesten vullen, en daar zy zich altoos geen versch ftroo konden bezorgen , bedierf dit dikwyls, en wierd dus nadelig voor de gezondheid. Hoe zeer zoude deze goede man verheugd geweest zyn, wanneer hy de tegenswoordige gefteldheid van d?ze ftad gezien had, welke met alle die voordelen pronkt, die de natuur en kunst aan zulk een groote plaats geven kunnen. Zy ligt droog en op een keizelagtigen grond , en is door vier beeken doorfneden (Tyburn, Holboum, Walbrook, Tower river) uit elk huis gaat een gefchikte afloping van water na een van deze beeken; zy hebben alle goede Huizen onder den grond, en eene goot boven den grond, om alle vuilnis weg tc fpoelen, de flinzen worden daaglyks twemaal door den vloed uitgefpoeld, en door de gooten ftroomt het water altyd door, waardoor een onafgebrokene beweging in de lugt onderhouden word. Buiten de gedurige zuivering van lugt door dc ebbe en vloed van de rivier, is ieder huis overvloedig met water voorzien, en men heeft beftendig een overvloed van de beste levensmiddelen, van brood, X 5  ( 323 ) vrugten en groentens, een vrye lugt, opene brede ftraten, fchone gemakkelyke huizen, goede kamers, en een geest van zindelykheid, die onder alle ftanden van menfchen zo wel omtrent hunne perfonen, als hunne bedden en huisraad plaats heeft. Uitgenomen het misbruik van vet en boter, is al ons voedzel rottingwerend, en de drank zelfs van onze armiie lieden, die uit bier, punch en appeldrank beftaat, is daartoe uitnemend dienstig. Het welwater, het welk wy in overvloed hebben, is over het algemeen met falpeter zuur bezwangerd , hetwelk, offchoon het eenig ongemak aan zwakke magen geven kan , egter ongemeen gefchikt is voor menfchen, die een geftel hebben, dat tot rotting overhelt. Alle deze opgetelde dingen, maken ons veel minder gefchikt voor rotziekten, als onze voorouders, en ik heb by het naaukeurig nazien van myn dagboek gevonden, dat de rotziekten niet voor de maand July epidemisch wierden. Dc rotkoortfen, die ik in Mey en Juny gezien heb, waren niet anders dan een fynochus non putris, die door een verkeerde behandeling zodanig geworden was, behalven in zommige gevallen, wanneer ik dezelve uit zekere byzondere omftandigheden verklaren konde. Sommige lyders egter, die op het einde van Mey een fynochus non putris kregen, die op de te voren befchrevene wyze wel behandeld was; (dat is, met aderlatingen na omftandigheden, een braakmiddel , zuuragtige dingen, middenzouten , honig en azyn, en clysteren tot den tienden dag ; en daar er zich op den elfden dag goede tekenen opde-  < 33° ) branding in den hartkolk en onder het zwaardwyzc uitfteekzel bevangen wierden. Zommige hadden een fterke hitte en koorts, met een zeer beflagene tong en opgezetten buik, pyn in het hoofd en in de lendenen, verlies van kragten en eetlust, de zieken waren zeer neerflagtig en rusteloos, en zy hadden een aanhoudend zweet zonder verligting: anderen hadden alle deze toevallen in eenen ligteren graad, maar zonder groote fnelheid van pols of brandende hitte. Intusfchen kwamen deze toevallen fchielyk te yoorfchyn, wanneer de ziekte maar eenigfints kwalyk behandeld wierd , of de noodzaaklyke ontlastingen maar. eenige weinige dagen verwaarloosd wierden. Dit is het begin van de rotagtige ziektegefteldheid die Sydenham onder den naam van pokkoorts (febris variolofa) befchreven heeft, welke door een gefchikte behandeling in den beginne gemaklyk genezen word, maar die zeer gevaarlyk en moeilyk is, wanneer zy lang verwaarloosd of kwalyk behandeld is. Veele hebben deze toevallen zeer te onregt aan de zomervrugten toegefchreven, welke juist op dezen tyd ryp worden. Daar in tegendeel de voorzienigheid dezelve als een middel tegens zulk een groot kwaad fchynt befchikt te hebben. Ik heb my veel moeite gegeven om dit ftuk zonder eenig vooroordeel te onderzoeken, en ik ben daardoor overtuigd geworden, dat niet tegenftaande er menfchen zyn ( zo als dit het geval by my is) die zulk een zwakke maag hebben, dat zy niet veel fruit zonder ongemak kunnen verdragen, het gros van menfchen zich egter  alleen door een ruim gebruik van rype vrugten voor veele rotziekten zoude kunnen bewaren. Men behoeft: zelf hier by geen andere voorzorg in agt te nemen , dan dat de vrugten wel ryp zyn, dat men zé des morgens ete, en er een enkel glas koud water op neme, Ja ik durf zeggen, dat als een fterk man van een galagtige of fcheurbuikagtige gefteldheid, die ïiiet te hard werkt, gedurende de drie of vier zomermaanden, niet anders als brood, vrugten, karnemelk en falade met een weinig mager vleesch at, en zig dikwyls aan de vrye lugt bloot ftelde, hy zig fterker en vrolyker zoude bevinden, dan als hy het vetfte vleesch gegeten , cn de fterkfte dranken gedronken had. (*) Ik weet niets ongerymder dan onZC maaltyden in den zomer, daar men de fterkfte vleeschfpyzen en dranken gebruikt, die men voor de koude en dampigen winter alleen moest fparen. De waare rotagtige gefteldheid is epidemisch, en kan daarom met andere ziekten gepaard zyn. Wanneer de ziekte eenvoudig is, zal zy verdwynen, zodra hare oorzaak is weggenomen; maar wanneer zy zamengefteld is, dan moet eerst de epidemifche ziekte worden weggenomen, voordat de daarmede ver- f_*3 Wanneer de maag met vleesch reeds vervuld, en dan met Vrugten overladen word, kan dit niet wel bekomen, zo als C E LSUS reeds lang heeft waargenomen. „ Poma nocera quidam putant, qua: immadice toto die ftc asfumuntur , ut nequid ex denfiori cibo remittatur. Ita non h „ fchülende toevallen (die niet tot de natuur der „ koorts, in zo verre zy van de algemeene gefteld„ heid afhangt, behoren) van de openbare eigen„ fchappen der lugt, die in dezelve maand voorval„ len, afgeleid worden. Hiervan daan koomt het, „ dat in de jaren, waarin deze koortfen veel men„ fchen tegelyk in deze maand aantasten, zy met „ verfcheidene nieuwe toevallen gepaard gaan, be„ halven de geene, welke van de algemeene conftitu„ tie afhangen; zy blyven egter dezelve koortfen, }, offchoon onkundigen dezelve voor nieuwe koortfen „houden, om dat er verfchillende andere toevallen „ mede verzeld gaan. Deze bykomende toevallen „ duren egter maar korten tyd, daar de eigentlyke, „ die de koorts als epidemisch zynde verzeilen, ge„, regeld gedurende de gantfche ziekte aanhouden." Terwyl ik deze aanhaling uit Sydenham affchreef, wierd ik door een ongemene pyn in den hartkolk en het zwaardwyze uitfteekzel in myn werk geitoord ; ik dagt, dat het uit zuur in de maag, waaraan ik gewoonlyk onderworpen ben , voortkwam , en nam daarvoor als na gewoonte, wat tinctuur van rhabarber. Dit had my dikwyls geholpen, maar nu vermeerderde het zeer fterk de pyn, en deze wierd in der daad zo hevig, dat ik ze niet uitftaan konde. Ik nam daarom zodra mogelyk een braakmiddel, en bevorderde de werking daarvan door het drinken van veel watergruel. Het geen ik braakte, was een bittere flym, die er egter niet geeler uitzag, als dit een gevolg van de rhabarber konde zyn. Het braakY 4  C 343 ) middel gaf verligting voor myn maag en borst; maar ik ontdekte toen, dat myne ingewanden in wanorde geraakt waren, en begon toen zo veel van een ontbinding van manna en Tartarus folubilis te nemen, tot ik begon ontlasting te krygen, terwyl ik veel melistenthee en hoenderfoep nam om het aftewerken. Ik wierd nu verward in het hoofd, myn huid wierd heet, en myn pols wierd zeer fnel; nadat ik zes ontlastingen gehad had, verminderden deze toevallen. Ik ging te hed, en viel in een onaangenamen flaap van eenige uren, gedurende dien tyd zweette ik zeer fterk, wakker wordende was de mond flymig, de huid heet, het hoofd verward, de tong beflagen, de pols fnel, en de urine geel en dik, ik onderzogt toen de ontlastingen, en vond die flymig maar niet geel. Ik ftond toen op, verfchoonde my, en nadat ik my gekleed had, begon ik wederom den purgeerdrank en voer daarmede voort, tot dat ik vyf of zes fterke ftoelgangen gekregen had ; deze ontlastingen waren orangeverwig, en verligtedcn my zeer veel. Ik be» vorderde dezen buikloop gedurende drie dagen, en dronk al dien tyd veel melistentbee, hoendernat, en dunne fchapefoep met citroenfap, watergruel en diergelyke dingen, en ik deed daarby nog wat oude rhynfchewyn in de melistenthee. Myn water was al dien tyd hoog yan kleur, 't welk nog van myn voedzel, noch van het fruit dat ik in menigte at, komen konde, Dit beftond in aalbesfen en kerfen , die nu in myn maag geen zuur verwekten, 't welk zy anders Wanneer ik gejond ben, gewoonlyk doen.  C 343 > Ik befloot hier uit, dat deze ziekteftof de zureü weerftond, en zelfs myne natuurlyke neiging tot zuur verbeterde. Ik ging daarom voort met voor den maaityd vrugten te eten, en ik voelde geen zure oprisping gedurende verfcheide dagen. Dit zelfde gebeurde aan een myner vrienden, die my verhaalde, dat hy reeds dertig jaar aan zuur onderhevig geweest was, zodat hy zig van vrugten, de meeste groentens, franfchen wyn, en gegiste dranken onthouden moest, maar dat hy voor twee jaar een langdurige en verdrietige koorts in den zomer kreeg, en dat hy zedert nimmer zuur gevoelde, zodat zelfs hem nu niets beter, als alle foort van zure dingen bekwam. Wy zouden dus hieruit kunnen opmaken, dat de ftof van deze koorts meer van een loogzoutigen aart is, en het best door zuren verbeterd word, zo als ik dit ook in veele gevallen ondervonden heb: men moet intusfchen altyd de genezing beginnen met de eerfte zulk een ftrenge en langdurige vorst nooit gevoeld hadden: hierop volgde in het jaar 1684 een zo flappe winter, dat zy naaulyks dien naam verdiende. Het gevolg hiervan was, dat de galagtige gefteldheid (diashefis), die niet naar gewoonte door de vorst was t'ondergebragt, het geheele voorjaar van 1685 aanhield* in den zomer vermeerderde, in den herfst, en het begin van den winter zeer hevig was, tot dat zy eindelyk door een fterke vorst in de maand van January 1686" overwonnen wierd. Sydenham nam in February 1685 een voorjaarshoest (fpring catarh) waar, die in veelen opzigte overeenkwam met de bastaard longontfteking, die men in het begin des winters ontmoet, als b. v. een groote moeilykheid in dc ademhaling, een zekere duizeling in 't hoofd by dc minste beweging, of wanneer de zieke flegts overeind ftond, en een buitengemcene taayheid der ftof die door de fluimlozing wierd opgehoest, even zo als ik dit in dezen ongemeen zagten winter van 1770 heb waargenomen. Sydenham dagt des niet te min, dat deze zinkingkoorts, even als alle andere voorjaarskoortfen , ook in de maand van July zoude verdwynen. Daar intusfchen deze koorts tegen zyne verwagting vermeerderde, en in September zelf fterk epidemisch heerfchte, noemde hy dezelve een nieuwe koorts, daar zy van alle die zinkingkoortfen, die hy  (. 40?) raauw, zwart en zeer ftinkcnde, het water word ook raauw, en van een bruinagtige kleur). „ Dt pols „ blyft alken nog zeer fnel, maar word menigmaal ook % trager; maar wanneer eindelyk de levensgeesten door „ een verkeerde behandeling zeer verfpild en in wanorde » gebragt zyn, dan word dc pols intermitterende, er ko„ men opfpr ingingen der trekkers, en de zieke ft erft „ fchielyk." Om deze toevallen te verklaren, zal ik een ziekte-* gefchiedenis hier opgeven van een lyder, by wien de meesten dezer toevallen aanwezig waren. Het was een fterk jong mensen, (een knegt van M. W. van Lad Lane) die op den 14 September door deze koorts aangetast wierd. Hy lag egter tot den 17 des avonds, ponder zich van de hulp eens geneesheers te bedienen. Op dien avond wierd hem een fterke aderlating gedaan. Het bloed was zeer ontftoken, en met een dikke geele korst bedekt. Hy begon na de aderlating fterk te zweeten, zo als dit meestentyds by jonge fterke menfchen gebeurt, wanneer zy zich warm in het bed houden, en veel warme dranken drinken. Den 19 September verdween het zweet, en er volgde een hevige razerny, waarmede de meeste toevallen verbonden waren , waarvan wy in het twaalfde toeval gefproken hebben, dat die na het zweeten gemeenlyk volgen.' Men zette aanftonds bloedzuigers aan dc flapen van het hoofd, en lei fpaanfche vliegen aan het hoofd en op den rug. Maar de yling nam toe, of liever, hy wierd geheel gevoelloos, en lag geheel buiten kennis. Ik zag hem voor het eerst dien avond laat, en liet aanftonds de fpaanfche vliegen wegnemen; ik gaf hem Cc 5  C 410 ) huid. Deze doorloop duurde vier dagen, nam alle kwaade toevallen weg, behalven dat de tong een weinig wit, of liever droog bleef, en dat de pols zyne natuurlyke langzaamheid niet weder kreeg voor den tweeènveertigften dag der ziekte. Dit was een waa* re galagtige brandkoorts (bilious caufus). i De oorzaak, waarom dezen lyder de koortsbast zo wel niet bekwam, en onzen lyder eer nadeel toe, bragt, dan aan de dienstmaagd, (Mevr. F. meid) waarvan wy zo even de ziektegefchiedenis opgaven, Js deze, dat de dienstmaagd natuurlyk van een teder geftel was, dat haare vogten dun en fcherp, en de vaste deelen flap en week waren, welk een en ander door den koortsbast wierd weggenomen. By den laatften lyder waren de omftandigheden geheel anders. Zyn bloed was natuurlyk ontftoken, en de vezelen fterk en veerkragtig; zyne zwakheid wierd vooral te weeg gebragt door de fterke ontlastingen, en het lang, durig gemis van zyn gewoon voedzel, 't welk beter door voedzel dan door den koortsbast konde genezen worden; de delfzuuren, of wyn, zouden hier zelfs minder kwaad gedaan hebben. Zo wel dit als veele diergelyke andere gevallen hebben my volkomen overtuigd, dat in deze koorts, zo lang de galftof niet behoorlyk gekookt, en voor het grootfte gedeelte ontlast is, een fterk zweeten nadelig is. Maar, dat integendeel het purgeren zelfs dan van nut was, wanneer er nog geene tekenen van wezentlyke koking aanwezig waren, zo als wy by de behandeling dezer ziekte verder zien zullen. Ik zal hier weder Sydenham voor mynen weg« j  ( 4'n ) wyzcr nemen, en zyne orde volgen. ScHedula Md* litoria, art. 7. zegt hy: (*) »& laat eerst tien onjt een bloed wegnemen, en offchoon het bloed dikwyls j* even ontftoken is als in een waare pleuris, kunnen de f zieken nogthans geene herhaalde aderlatingen verdra■, gen. Maar wanneer de benauwde ademhaling, een ï? fterke hoofdpyn onder het hoesten, en andere diergely• , ke toevallen toonen, dat de ziekte lot een bastaardlongl, ontfteking overhelt, dan moet men zo lang met aderla* ■. ten en purgeren voortgaan, tot dat deze toevallen ge" heel en al verdwynen. En hierop dient men wel zorg„ vuldig agt te geven." Men moet hierby aanmerken, dat deze koorts van drieërlei aart is. Men heeft vooreerst eenvoudige galagtige , ten tweeden galagtige en ontftekingaartige; en ten derden galagtige en ontftekingaartige koortfen, die met een longontfteking vergezeld zyn. Deze verbindingen der galkoortfen met andere ziekten ontftaan gedeeltelyk uit het natuurlyk geftel der zieken, gedeeltelyk uit de gefteldheid van het weêr en de winden, en uit het jaarfaifoen. Dus is er b. v. zelden, in de maand van Augustus en gedeeltelyk in September, wanneer het weêr warm en de wind westelyk is, veel ontfteking, zelfs by volbloedige menfchen , cn daarom zyn herhaalde aderlatingen hier niet nood. rO Ik merkte te voren reeds aan, dat de hitte de juiste tyd is cm in een koorts ader te laten, om dat men dan best over de pols kan oordelen; maar braak- en purgeermiddelen behoren in de remisfies gegeven te worden, wanneer de ziekteftof, die gedurende den nagt door de koorts bereid is, 'smorgens door die geneesmiddelen kan ontlast worden.  ( 4« ) zaaklyk; ja fomtyds is de aderlating geheel en al oflkodig. Maar zodra de nagten langer worden, en de wind naar het noorden en noord-oosten gaat, word de aderlating noodzaaklyker, ja men moet dezelve alsdan by volbloedige lyders zo lang herhalen, tot dat de toevallen van ontfteking genoegzaam verdreven zyn, vooral wanneer hier nog een harde drooge hoest bykomt. Over het algemeen neemt êen aderlating, die na de kragten des lyders ingerigt is, de fpanning in volbloedige geitellen weg, en verligt ten hoogden de werking der braak- en purgeermiddelen, zo als ik reeds te voren opmerkte. Ik heb ook nooit een galkoorts gemaklyker zien aflopen, dan wanneer men eens in het begin een behoorlyke aderlating gedaan had. fe de lyder jong en zeer volbloedig, dan kan de arts hgt door de kleinheid der pols misleid worden, dewyl dit toeval zo wel uit een al te groote ledigheid der vaten, als (zo als hier het geval is) uit een fterke opvulling en drukking kan voortfpruiten. Men moet daarom wel op het natuurlyk geftel des lyders agt geven , en dit met de andere toevallen vergelyken 5 en men zal gedurende de aderlating uit de pols de uitwerking derzelve kunnen afnemen. „ Ik erinnere my (zegt Sydenham Sched. Moniu art. 42.) „ hiervan in myn practyk een aanmerkeiyk „ voorbeeld gezien te hebben by een jongman, die >, ik, verfcheide jaren geleden, behandelde. Offchoon « hy uiterlyk fcheen ftervendete zyn, waren de uit» wendige deelen zo koud op het gevoel, dat de om» danders nauwlyks in het denkbeeld te brengen wï-  ( 4H 1 w f en, dat hy koorts had, die zig niet ontwikkeien5 „ en vertonen konde, om dat de bloedvaten zodanig f, voi waren, dat de omloop des bloeds daardoor /, verhinderd wierd. Ik verzekerde hun niet te min, j, dat zy weldra zien zouden, dat hy koorts genoeg „ had, zodra ik een ader opende. Er ontftond ook „ werklyk, nadat ik een groote aderlating gedaan had, s, zulk een hevige koorts, als ik ooit gezien heb, die niet eer bedaarde, voor dat ik de aderlating drie of fj viermalen herhaald had. Dit was een waare caufus." Diergelyke gevallen komen dagelyks voor. Zeker zoude een braak- of purgeermiddel voor de aderlating hier nadeel gedaan hebben, en een verhittend hartfterkend middel zoude in dit geval even fchadelyk dan een vergift geweest zyn. Artic. 8. „ *s Avonds laat ik een fpaanfche vlieg „ tusfehen de fchouders leggen, en den volgenden morgen »geef & een zaSf laxeerend drankje. Ik laat dit drankje om den anderen dag herhalen, tot dat er drie „ genomen zyn, en nadat het gewerkt heeft, laat ik „ 's avonds een rustmiddel nemen. Ik doe dit, om daar, door een flaapzugt voor te komen y die anders na pur„ geermiddèlen in koortfen dikwyls door de fterke aan„doening (difturbance) der levensgeesten, ontftaat, ,, gelyk dit gebeurde in de febris comatofa van het „jaar 1673. art. 9. Maar op de dagen, waarin men „ niet purgeert, moet men 's avonds geen flaapmiddel ge„ ven, dewyl dit de werking van het purgeermiddel, „ het welk men den volgenden dag geven wil, beletten }) zoude. " ïk reken het ten hoogften nadelig in het begin van  C > Uk koortfen, maar in 'tbyzonder in rot- en galkoortfen fpaanfche vliegen aan te leggen. De fpaanfche Vliegen vermeerderen de ontfteking, en de fcherpte der ziekteftof. In het begin van het galagtig jaarfaifoen bevorderen zy de neiging tot het toevallig zweeten, en verhinderen de ontlasting door de ingewanden. Maar wanneer men nader by het zwartgallig jaarfaifoen is, en de ziekte vermengd is meteen harden drogen hoest, die voor geen aderlaten en herhaalde braak- en purgeermiddelen wyken wil, dan zyn de fpaanfche vliegen, aangelegd nadat de kragt der koorts gebroken is, zeer heilzaam. Door.de vermindering der koorts verfta ik niet die remisfie, welke dagelyks plaats heeft, maar een vermindering van alle toevallen, welke eerst dan gebeurt, wanneer de ontftckin°gebroken, en de fcherpe ftof gedeeltelyk ontlast cn gedeeltelyk verbeterd is. Sydknham heeft deze koorts, als een ziekte die met de bastaard Iongontftcking (peripneumonia Notha) veel overeenkomst had , befchouwd, 't welk egter niet als zeer laat in het faifoen gebeurt. Want de hoest, de pyn in de keel en nek, die In Augustus en September by deze koorts waargenomen worden, kunnen door de gewone middelen geneezen worden, en verdwynen aanftonds , zodra de koorts afneemt/ Maar in het laatfte gedeelte van dit jaarfaifoen, maakt de hoest een wezenlyk deel der ziekte uit, er is een zeker gedeelte der ziekteftof, 't welk niet door de gewone buiksontlastingen kan uitgeworpen worden, maar door de longen of de huid moet afgaan. Dit is de reden, waarom de roos en diergelyke foorten van  ( 4i5 ) Uitflag zo gemeen zyn in dit gedeelte van het jaarfaifoen. Hierop behoort men wel degelyk agt te gevert, wil men niet de febris comatofa van Sydenham të weeg brengen. Want byaldien men den gewonen loop der natuür verhindert, zal de ziekteftof op het hoofd vallen , en zeer gevaarlyk worden. Het geen Wy omtrent de fpaanfche vliegen gezegd hebben, kan men ook op de flaapmiddelen toepasfen, die offchoon zy byna nimmer in den beginne noodzaaklyk zyn, egter tegen het einde der ziekte, wanneer de uitwazeming moet opgewekt worden, zomtyds verre boven alle andere middelen te verkiezen zyn. Om dit nog wat verder op te helderen zal ik hier drie ziektegefehiedenisfen verhalen. Eerste Geval. Van een galkoorts, die met de mazelen verbonden was. Ik wierd den zestienden Oftober 17Ó9 by een man geroepen (Mr. Haze uit great Marlboroughftreet) en vond hem zeer erg aan de mazelen liggen. Zyn oogen waren geel, en zyn tong was als of zy in mostaart gedoopt geweest was. Zyn pols was niet fterk, maar de hoest was droog en onlydelyk. Hy deed verfcheide pogingen tot braken, maar konde niets opbrengen, insgelyks had hy ook verfcheidene vrugtlooze persfingen tot afgang. Ik liet hem eerst een ruime aderlating doen, onmiddelyk daarna een purgerend clysteer geven, en tegelyk veel warm water met honig en azyn drinken om de braking aan te zetten, kort ha de la-, Dd  ( 416- ) tïfig raakte hy van boven zeer veel geele gal ktvyt en er volgde kort op het clysteer een fterke afgang' 't welk de benaauwdheid en de fchrikbarende toevallen van het hoofd en de borst wegnam. Den volgenden morgen wierd de aderlating herhaald, het purgeren bleef aanhouden, cn hy wierd alle d^g- beter zonder dat hy eenige geneesmiddelen gebruikte , behalven verzagtehde dingen en honig met azyn.' Want • ƒ-gezegd heeft. „ Wy hebben reeds opgemerkt, dat de „ koorts in het voorleden en in 't lopend jaar tegens den nagt verhefte, als wanneer er een aanval als ' van een tusfehenpozende koorts aankwam. Daar nu de geneesheeren by ondervinding geleerd had" den, dat alle die koortfen, welke maar de mmfte " tusfchenpozing hadden, ja zelfs die, welke gchee .een tusfchenpozing hadden, van 't jaar 1677, tot het begin van het jaar 1685, zeker voor den '' koortsbast weken, behandelden zy de tegenswoordige koorts op dezelve wyze. Offchoon nu deze behandeling op goede gronden (leunde, had die egter dezelve goede gevolgen niet als te voren Want by het nauwkeurigst onderzoek vond ik, dat "de koortsbast, zelfs in een fterke mate toegediend, l zo zeldzaam de ziekte wegnam, dat ik de genezing liever aan een gelukkige wending der ziekte, " dan aan het geneesmiddel wil toefchry ven l zo zeer Dd 4  ( 423 ) geeft hy zyne geneeswyze op, en fpreekt van de. fprouw, waarvan wy te voren gefproken hebben by, Öe behandeling der fynochus putris. Art. 35. „ Maar om tot onze tegenwoordige koorts „ weder te keeren. Men moet by deze koorts zo wet als „ by de rheumatismus en verfcheidene andere ziekten, die "„ alleen door ontlastingen moeten genezen worden, op„ merken, dat byaldien wy voortvaren met de ontlasten„ de middelen zo lang te geven tot dat alle de toevallen „ ophouden , de ziekte alsdan dikwyls een flegten keet. „ zal nemen. Want het is niets ongewoons, dat er nog „ eenige kleine toevallen een tydlang overblyven, zelfs „ nadat de ziekte verdwenen is. Dit geeft egter geen „ gevaar van wederinfiorting, dewyl dezelve langzamer„ hand en van zelve overgaan , als de lyder herjlelt. „ Dikwyls zyn die toevallen niets anders , dan gevolgen "„van de herhaalde ontlastingen, waardoor de genees„ heer de ziekte zoekt te geneezen, en van de ledigheid „ des lichaams, door de onthouding van de gewoone fpys „ en drank. Alle deze dingen veroorzaken, wanneer zy „ by zwakke en uitgeputte menfchen plaats hebben, op' flyging en andere zenuwtoevallen. Hierom moet een '„ oordeelkundig geneesheer, zodra hy zulke ontlastingen '„ heeft te weeg gebragt, als genoegzaam zyn om de ziekte te overwinnen, zich van het verder en ontydig "„ gebruik derzelven onthouden, en een tydlang wagten, om te zien wat de tyd zal doen, die dikwyls by zulke \, ligte toevallen de beste artz is. Ik heb inderdaad dik1 wyls by het afgaan der ziekte deze toevallen alleen zien " verdwynen, 'door twee of drie avonden na malkander „ een opiaat te nemen. " Dd 5  ( 434 ) Hoe duidlyk dit ook zy, geven de geneesheeren hier doch altyd niet genoegzaam agt op. Ik weet gevallen, waarin de aderlating, waardoor de zieke oogenfchynlyk zyne kragten verloor, herhaald wierd tot den dag des doods toe, alleen om dat het afgetapt bloed in het bekken ontftoken was. Hierop roemen dan riög fommige geneesheeren, en noemen dit een Route practyk, offchoon dit geenfints met de regels der kunst, en het waare denkbeeld zelfs van de verbuderdfte ontfteking overeenftemt. Dit zelve is ook waar van een al te lang voortgezet gebruik van purgeermiddelen in galkoortfen. Art. 36. „ De hier aangewezene geneeswyze, is on- der alten, die ik beproefd heb, de beste om deze koorts „ te geneezen, en wanneer zy de koorts niet geheel mogt „ wegnemen, brengt zy dezelve ten minflen tot een tus„ fchenpozende koorts, die altyd na den koortsbast luis„ tert. Daar intusfchen het purgeren, zo als het hier „ is voorgefchreven , fommigen-nadelig mag voorkomen, „ kan ik daar tegen uit ervaring zeggen, dat niets zo „ zeer en zo zeker verkoelt, dan een purgeermiddel na ,, een aderlating, die altyd en in alle gevallen moet voor- af gaan; want niettegenfiaande de purgeermiddelen, „ terwyl zy werken, een grootere beweging in het bloed geven, en by gevolg de koorts vermeerderen, word dit „ gemaklyk door de daarop volgende verligting opgewo„gen: dewyl het purgeermiddel na de aderlating, ag- tervolgens myn ondervinding, de koorts beter weg„ neemt, dan eenig ander geneesmiddel, dewyl het de „ onreine vogten, waaruit de koorts ontjlond, wegneemt,  ( 425 ) „ welke gefleta, dat zy ook te voren niet bedorven wa* 'ren, eindelyk ontftoken en verdikt worden door de l hitte der koorts, en dezelve daardoor dies te langdu* „ riger maken." • Ik heb niet gevonden , dat na een aderlating de verkoelende en losmaKende middelen, die in deze koorts alleen vereischt worden, ooit een grooten trap van gisting voortbragten, en ik had ook daarna gesn rustmiddel nodig. Zy zyn nog veel vermogender J wanneer men te voren een braakmiddel gegeven heeft; en het verwondert my, dat Sydenham in deze koorts, waarin zy zo noodzaaklyk zyn, als in de fynochus nou putris en putris, daarvan in 't geheel geen melding maakt. Ik heb het dikwyls nodig gevonden , het braakmiddel meer dan eens te herhalen, en daarvan de beste uitwerkingen ondervonden, offchoon meestentyds een braakmiddel genoegzaam zal zyn, wanneer men hetzelve onmiddelyk na de-aderlating , of zodra dc remisfie begint, 't welk eigenlyk de regte tyd is, toedient. Men kan den purgeerdrank eenige uuren na het braakmiddel geven (*). Ik heb ook in m Wanneer de koorts In het begin zeer fterk is, kan men „auwlyks een waare remisfie befpeuren. Hier moeten wy ons n« den regel van Celsus rig.cn, char hy zegt: „ Et cont.nua q«oq„e febris habet tempora, quibus, «fi non remitth non tarnen cref" mi**» hoe, ut non optimum, fic fatis tarnen feeundum remedns "tempus." De pols vermindert na de aderlating, men behoort alsdan het braakmiddel te geven, en het purgeermiddel gedurende öe volgende remisfie, die gemeenlyk des voorm.ddags voorvalt. Maar in de taufus biliofus, of heete galkoorts, kan een tweede aderlating nodig cyn, voor dat men met nut en voordeel een braakmiddel kan 'toedienen.  ( 4*6 ) deze koorts een dagelyks en beftendig purgeren, en «Is een kunstige doorloop, onderhouden; maar dit voldeed zo wel niet, dan van tyd tot tyd, en om den tweeden of derden dag, naar het voorfchrift van Sydenham, te purgeren. Ik zal hier nog een andere plaats van dezelve fchry* ver byvoegen, waarin hy een befchryving Van de voorboden dezer koorts geeft, waarby men nog alle de toevallen van de cholera morbus kan voegen, waarvan wy op zyn plaats te voren op het einde van de fynochus putris gefproken hebben. Art. 24. „ Jk moet verder nog aanmerken, dat zich „ deze koorts, gedurende den zomer, niet zo zeer door „ de gewoone tekenen van koorts, als door krimpingen, „ zomtyds zonder, en zomtyds met purgeren opmbaar„ de, intusfchen was de koorts van dit faifoen onder „ deze verfchynzelen waarlyk verborgen, en wierd dik, „ wyls door brakingen na den maaltyd verzeld. Deze „ toevallen moesten dierhalven op dezelve wyze, zo wel „ ten aanzien van liet .braken als purgeren, behandeld „ worden, als óf de koorts in zyne waare gedaante „ zich geopenbaard had. " Meestentyds is het aderlaten in den zomer, en als er geen koorts is, onnodig. Ik vond het beste een braakmiddel, en een of twee laxeermiddelen te geven, zich eenige dagen van dierlyk voedzel te onthouden, veel aalbésfen voor den eeten te gebruiken, en daarop een glas koud water te drinken. Men moet zich ook van wyn onthouden, tot dat alle de toevallen gansch verdwenen zyn, en op deze wyze  ( 4*7 > kan men de gal- en rotkoortfen van den zomer ga* maklyk voorkomen. Wanneer men de galkoorts op deze wyze behandelt , dan zal zy of langzamerhand van zelve genezen, of tot een tusfehenpozende koorts overgaan. Men zal de tekenen van tusfchenpozing op of voor den elfden dag, of wanneer dit niet gebeurt, zeker op den veertienden dag gewaar worden, en dat is het, wat men door een ongevormde tusfehenpozende herfstkoorts verftaat. De galkoorts, waarmede de tusfehenpozende koorts vereenigd was, begint zich nu te verliezen,, en de tusfehenpozende koorts begint zich nu door. de volgende tekenen te vertonen. Een opmerkzaam waarnemer zal vooreerst zien, dat de zieke een kwaden en een ergeren dag om den anderen dag heeft, even als of het een dubbele anderendaagfche koorts was, of dat hy twee kwade dagen na elkander, dan een goeden, en dan wederom twee kwade dagen heeft, even als in een dubbele derdendaagfche koorts. Dit bemerkende, moet men zorg dragen, niet al te werkzaam te zyn, of, zo als in het begin der koorts, te veel ader te laten, en zelfs te purgeren, maar men moet liever tragten , zyn oogmerk door een goede inrigting van den leefregel te verkrygen. Want daar de koorts nu langzaam tot een tusfehenpozende koorts overgaat, zal het al te fterk aderlaten en purgeren beletten, dat die zich vorme. Het tweede teken, 't welk ons deze verandering te kennen geeft is, dat de verheffing met rilling, en een gevoel van koude, 't welk vooral in de voeten be-  fpeurd word, begint. Dit zal dikwyls een uur of twee duren, en dan door een aanmerkelyke hitte gevolgd worden. Deze hitte zal mogeiyk den geheelen nagt duren , doch tegens den morgen verminderen, en door galagtige afgangen, hoog gekleurde pis , en zomtyds door een vogtigheid der huid gevolgd worden. Zyn de ftoelgangen fterk, dan zal de verligting aanmerklyk zyn; maar er is geen waare tusfchenpozing, of apyrexie tusfehen de aanvallen, zelfs wanneer er zetzel in het water is, byaldien de huid niet zagt en Vogtig is. Hierin beftaat het groot onderfcheid tusfehen de rot- en galkoorts. De eerfte geneest, wanneer zy van het begin af wel behandeld is, dikwyls alleen door braken en purgeren, waarna het water een zetzel krygt, de mond vogtig en zuiver , de pols matig, de huid en vleezige deelen koel worden, zonder dat de huid aanmerklyk Vogtig word, of dat er het minste teken van tusfchenpozing, of een wederkomende verheffing na deze verfchynzelen koomt, byaldien er maar door een verkeerde behandeling geen nadeel gedaan is. Geheel anders is het met de galkoorts gelegen. Zy gelykt veel meer na de tusfehenpozende koortfen, en gaat nooit af zonder dat de huid vogtig en zagt word ,-ja ik heb zomtyds op het einde van een galkoorts, die alleen door braken, purgeren, en zuuren vah het begin tot het einde behandeld was, een critisch zweet zien ontftaan. (*) C*) Zie het geyal van Mr. Taïioe, in Whalebonecourt, EdJ Alley.  ( 429 ) Offchoon het fymptomatisch zweet in het begin der ziekte geen verligting gaf, en daarom niet moest bevorderd worden, zyn egter de nagtzwcetingen, nadat de koorts begint af te nemen, zeer nattig, en ,men kan dezelve een weinig bevorderen door dc zieken een uur of twee langer te bed te laten blyven, ■en een aftrekzei van erenprys, of vlierbloemen met honig en azyn gemengd , te laten drinken. In eenige galkoortfen, word na lang en fterk purgeren de huid ruuw en droog, 't welk een teken van een onvolmaakte crifis en langdurige ziekte is. Ik heb in die gevallen een goede uitwerking gezien, van het baden der handen en voeten in warm water, en van ze naderhand meteen weinig olie, na de wyze der ouden, te bermeeren. Want ik zag, dat warm water de huid gedurende het bad ontfpande en zagt maakte, maar dat de ruuwheid en droogte fchielyk weder kwam, wanneer de huid niet naderhand behoorlyk met wat olie befmeerd wierd. Dit is het tydperk der koorts, waarin Sydenham het gebruik der opium als een opwekkend middel aanraad, namenlyk na den veertienden dag. Want, als hy van een opiaat in het begin fpreekt, wil hy het alleen gebruikt hebben als een krampftillend middel, om de al te fterke beweging der levensgeesten te ftillen, die door het purgeren veroorzaakt was. Ik vond dit egter geenzints nodig. Maar wanneer de koorts lang geduurd heeft, en de lyder door de ontlastingen, endenftrengen leefregel, dien hy in agt genomen heeft, zeer verzwakt en uitgeput is, dan heb-  C 43° ) ben eenige weinige droppen van de tintl. Thebdicdi dife by de avondgift van het geneesmiddel gevoegd wierden, die uitwerking gehad, dat zy de levensgeesten tot rust bragten, en een zagte uitwazeming veroorzaakten, voornaamlyk, wanneer mén daar by eampher, citroenfap en fpiesglaskalfe voegde. Zomtyds zal de koorts door dusdanig een behandeling langzaam afgaan, men moet ook in deze omftandigheden geen purgeermiddel geven, voordat er zich een zetzel in het water vertoont, en dan zal de xhabarber hiertoe toereikend zyn, waarop men zieh als purgeermiddel in het begin der galkoortfen en buiklopen niet verlaten kan. Op een ander tyd, zal de ziekte in een gevormde tusfehenpozende koorts veranderen, welke dan op de boven befchrevene wyze moet behandeld worden. Ondertüsfchen zyn de tusfehenpozende koortfen in Londen minder algemeen dan in andere landen. Ik neb in eene epidemie zestig galkoortfen behandeld, waarvan er maar vier met een tusfehenpozende koorts' verbonden waren. Na de maand van 0