VERHANDELING OVER HET ADERLAATEN* EN DESZELFS TOEVALLEN,   OVER HET ABEHLAATEST, endeszelfs t T O 'E VALLEN» ten nutte der HEELKUNDIGEN, te zaamengestèld doos. W1.-- \ X &i -V M & Heelmeester. tf Utrecti. met kopeke platen. Te ROTTERDAM, By j. hendriksen, Boekverkooper in het Hang, by de Groote Markt, 1791.  ■ W A cft, quodfacim!S3 ftuïtu efi ghr.&t X Phoedr. Lib.IIL Tab. XVII.  VOORBERICHT. (séeene Konflen , geene Wetenfchappen zijn -aan het eindig vernuft der jlervelingen bekend, welke voor het geduurig kwijnende Mens eb" dom nuttiger ja noodzaaklijker zijn % dan de GENEES- en HEELKUNDE. — Hoe veele beruchte verftanden hebben hunne da^ gen, hunne krachten tot opbouw daar van niet doorgebragt! en tot welk eenen luister zijn dezelven thans niet gefteegen! Echter is en blijft *er in het onbeperkte velddeezer edele Wetenfchappen nog fteeds ftoffe genoeg over , voor onderzoekenden en weetgierigen, om derzelver gedachten bezig te houden. —- Een Brein, hoe bekwaam, hoe geestig ook , is nimmer gefchikt om alle takken 'derzelven met dezelfde naauwkeurigheid te doorgronden. — Onze Leeftijd is te kort, * 3 49  VOORBERICHT. en de geest te onvermoogend om alles te bezitten. Bit meer dan eens beoogende, nam ik de vrijheid, om mijne poogingen meede tot voortzetting deezer Konst en tot riut van derzelver Leerlingen aan te zuenden Hiér toe verkoos ik het geheele Leerftuk der Aderlaatingen en derzelver gevolgen tot onderwerp. — Wadrïijk een onderwerp , door veelen met , de uiterjle onachtzaamheid befchou-wd; door anderen, als van geen aanbelang aangezien; ja door de minstgeöeffendfte Leerlingen gebezigd. — Een onderwerp, dat, zo men het in zijne waare hoedanigheid betracht, met zeldzaam eene der moeilijk/Ie, eene der netelig/Ie operatiën mag genoemd worden. — Hoe menigmaalen wordt dezelve niet onachtzaam of noodehos verricht? . . . .Hoeveel iuaalen niet achterweege gelaaten daar zij aller-  VOORBERICHT. ïemoodzaaklijkst verëischt wierd? . . . Hos dikwerf zijn niet de gevaarlijkfie gevolgen daar uit voortgevloeid? .... Hoe veele Lijders zijn niet door eenen ongelukkigen of flegt beftierden aderfteek verminkt, of buiten ftaat gefield om ooit bet gebruik van dat deel te konnen hebben? .... En eindelijk, hos vaak 'heeft niet de Dood zommigen deezer ongelukkigen hier door weggerukt? Dus eene Wetsnfchap van het uiterfie aanbelang voor eerstbeginnende Heelkundigen, die niet zelden hun eerfle werk, veelmaal zonder genoegzaam onderwijs, hier van maaken (*). Ik C") Het is te beklaagen, dat aan de Leerlingen onzer edele Kor.st, het kleinood aller Wetenfchappen ! Zo hier als elders geene meerdere gelegenheid tot onderwijs, zo noodzaaklijk , zo nuttig voor allen, gegeeven wordt. Hier door zoude de weg, om Mannen van bekwaamheid te vormen , openftaan; dat nu maar bij geluk, en door oneindig meer moeite moet verricht worden. *. 4 Ee  VOORBERICHT. Ik beken dat beroemde Mannen over dee%e Stof gehandeld hebben; doch flegts weinigen hebben hier over afzonderlijk, en geenen, zo veel mijbewust-is, in onze Moeder-taal, gefchreeven. — Het eenigfte dat over deeze Stof gewoonlijk nog door de Leerlingen gebezigd, De alöm beroemde, en bij mij en alje Konstminnaars hoogg. achte Heeren, G. ten Haaff en A. Baltha. Z.aar hebben niet dan met reden over dit verzuim hun Leed- wezen getoond. Aan wien is dan dit verzuim gelegen ? Kan men hier zo wel niet als op andere plaatzen een openbaar onderwijs aan Leerlingen verfchaff.-n ?— Er zijn immers bekwaarne Heelkundigen genoeg, die dit op zich zouden neemen : ook twijiïel ik geenzins, of de Wstgeevende Macht, die niets dan het waaré beoogt, wier Luister in de vermeerde dering der Konden en Wetenfchappen gelegen is, zoude hier met gewilligheid in toeltemmeu.— Aan wien, zeg ik dan nogmaals, is dit zo fchaadelijk, zo verderfhjk verzuim gelegen?. . . Ik zal voor het tegenswoordige de oplosfiog deezer Vraag, om moogelijk in geeae mistastingen te vervallen, met fH:Zïvij>;en voorbij gaana  VOORBERICHT. %i?d wordt, is de door den Geleerden ten Haaff vermeerderde Proeve van], van w ij c k : — en hoe onvolkomen deeze kundige Schrijver, hier omtrend geweest zij, zal een Onpartijdige uit de volgende Verhandeling komen opmaaken. — Waarfchijnlijk liet de kortheid zijns, befteks geene grootere uitbreiding toe. Reeds lang had ik over deeze Stof al iets verwacht, en hoopte altoos, dat de eene of andere Konstmninaar hier op zoude neder zien, en ten nutte der Leerlingen eene nieuwe en verbeterde Verhandeling te voorfchijn brengen. — Edoch, tot nu toe is mijne Hoop verijdeld. — Dit deed mij dierhalven befluiten, zef handen aan het werk te flaan, en mijne krachten tot het zelve te beproeven. * 5 Eff  VOORBERICHT. . En zie daar, ik heb geen tijd ontzien, geene moeite ge/paard tot derzelver zaamenftelling. — Met de voornaamfie zo Oude als Hedendaagfche Schrijveren heb ik raad gepleegd; hier en daar, waar ik het noodig oordeelde, heb ik hunne ei ge woorden gebezigd, en veek plaatzen, welken geene juiste betrekking, of niet gevoeglijk in den lóóp der Verhandeling konden ingevlochten worden , als Aantekeningen bijgevoegd. Mijne eige denkwijze en Aanmerkingen, die moogelijk aan vetlen nieuw of vreemd zullen fchijnen, geef 'ik aan het oordeel van kundigen m onpartijdige?} over. Wel is waar, dat de manier van Aderlaaten en derzelver behandeling , zvelke ik in dit Leerjluk heb voor gefield, aan allen niet even voldoende zal of kan voorkomen. —, Verfchillende Heelkundigen hebben verfchillen* de  VOORBERICHT. de denkwijzen. — Doch ik heb de meest gebruildijke , en de door de voornaamfie Schrijve ren meest voor gefielde wijze gevolgd. -—■ ' Met voordacht ben ik veele verfchillende fielzels, om het geheugen of de verkieslust der Leerlingen niet te verwarren, voorbij gegaan; wel bewust zijnde, dat door de oejfening aan veelen eene bijzondere heblijkheid of gewoonte eigen wordt, welke hen de verkiezing boven ■de gewoone wijze doet fiellen. — Doch alle deeze bijzondere wijzen, fchoon moogelijk in zich zeiven nuttig , konnen als geene Regelen worden aangemerkt. Ook oordeelde ik het van geen geringe waarde voor oeffenende 'Leerlingen te zijn , dat het voornaamfie en wezenlijkfie van dit Leerfiuk, het welk konde aangetoond worden, met eenige: na het leeven getekende af beeldingen te voorzien. — Hier door kan men de den- kings-  VOORBERICHT. Mngskracht derzelven te gemoed komen, en hen in [laat jlellen, om door eene eenvoudige befchouwing te leeren , het geen anderszins door veel moeitens gezocht, en zoms wel nimmer onder het oog gebragt of verkreegen wordt. Men verdenke mij echter niet, dat ik hier door wil verflaan hebben, dat deeze Verhandeling dus volmaakt, onverbeterlijk te voorfchijn kome. — De fchijn deezer gedachten zal nimmer in. mijnen geest huisvesten ! — Ik geef dezelve, zodanig als ik die na mijn$ vermoogens heb konnen zaamenftellen En wijl niets volmaakts onder ons te vinden is, zvensch ik dat het gebrekkige daar van, door meer geoeffende en diepdenkender vernuften, tot mijner Leering, m ten algemeene nutte, op. eene befcheidene wijze zal verbeterd -worden. —~ Alleenlijk heb ik, wat in mij. was% toege-  VOORBERICHT, gcbragt: en deeze mijn goede wil zal aan de welmeenende, vertrouw ik, genoeg zijn. Ik wil wel bekennen, dat zomwijlen bij de doorblading deezes Leer fluks, het eene of andere zal worden aangetroffen, dat voor meergeöejfenden van geen nut, van geen belang is: . doch men bedenke, dat dit geheele zaa- menftel voor geene bekwaame , bedrevene, maar voor onkundige, mingeöeffènde en eerstbeginnende Leerlingen is ingericht. Eindelijk ook, waage ik het mijnen Naam aan het hoofd deezer Verhandeling te plaatfen, in de vaste overreding, dat Menfchenvrees, die mij wel eer mijne LIersfenvruchten daar van ontbloot heeft doen te voorfchijn komen, niet anders dan eene loutere op zich zelfs niets beduidende verbeelding is. —. Wel eens dier- bal-  VOORBERICHT. halven fchreef ik: dat wel is waar, nijd en wangunst gedrochten waaren, welke veelmaaien eene ontluikende Bloem haaren fleel ontrukken enz. .—. Maar een onpartijdig Leezer, die de Wetenfchap haaren verdienden Lof toezwaait, zal deeze mijne welmee. nende poogingen, met geen oog v m verlichting aanzien. — En aan den Laster der partijdigen, die 'er altoos gevonden worden of aan de minachting der onweetenden, die 'er maar al te veel plaats hebben, zal ik mij niet laaten geleegen zijn: ik betuig dat de Liefde voor mijnen Evenmensch, de zucht tot deeze edele Wetenfchap, en de Lust om aan derzelver Leerlingen nuttig te zijn, de drijfveeren zijn, welken mij tot het zaamenftellen deezer hebben aangezet. Wat de order en verdeeling deezer Verbande- i  VOORBERICHT. deling betreft, daar in ben ik meer endeels van de gezvoone wijze afgezueeken. 0- veral heb ik getracht, zo veel in mij was, eene naauzukeurige verdeeling, en eene korte bepaaling te behouden: begrijpende, dat dit de gronden waren, zuaar op het Fundament eens Leerlings het veiligst Ronde gevestigd worden. Veele flukken heb ik als aangeroerd; en wederom anderen, die meer oplettendheid verëischten, meer uitgebreid: en om de uitgeflrektheid deezer Verhandeling zo veel moogelijk te bekorten, en eene lastige herhaaling te vermijden, heb ik telkens het gezegde, daar het noodig was, op voorige bladzijden aangezvezen. Hier meede wenfche ik aan den Welmeenenden voldaan te hebben. En zo ik -kan befpeuren, dat mijne moeite niet te vergeefs is aan  VOORBERICHT^ aangewend, zal zulks mijnen ijver vermeerderen, en mijne poogingen, om mijnen Evenmensch nuttig te zijn, doen verdubbelen. W. LEURS. UTRECHT, den a8 May KOR«  KORTE INHOJtf$ DER HOOFDSTUKKEN. EERSTE AFDEELING. VAN HET ADERLAATEN IN HET ALGEMEEN Bladz. S 1. Van de Aderen enz. 3 2. Plaats der Aderlaating. § 3. Over de Werktuigen benoodigd tot het deen eener Aderlaating. II 4' De oplettendheid van bijzondere voorwerptn en gevallen waar in men Aderlaat. 14 5. Van het Handwerk eener Aderlaating. 25 6. Over de hoeveelheid van het afgelaaten bloed. 30 l 7. Eefchouwing van het bloed. 33 TWEEDE AFDEELING. OVER DE UITWERKSELEN VAN HET ADERLAATEN. 39 I. Over de uit ledigende Aderlaating. 40 -• afleidende Aderlaating. 41 3. . aantrekkende Aderlaating. 43 4- Verminderende \Aderlaating. 43 DERDE AFDEELING. OVER DF ADERLAATINGEN IN HET BIJZONDER. 44 Over de gcwoone Aderlaatingen, 1. Armlaating. 45 ** Eenh  X R T E INHOUD Eenige aanmerkingen betrekkelijk de Ader- laating op den Arm. bl. 53 11. Aderlaating op de Hand. 59 in. — op den voet. 62 Over de Mindergewoone Aderlaatingen. 1. Aderlaating aan den Hals. 66 11 • —■ op het voorhoofd. 70 in. — op het oog. 73 Qver de Zellzaame Aderlaatingen. 3. Adurlaating onaer de Tong. 75 11. aan den jlaap van 't hoofd. 76 III. ; op den oognoek. 78 IV. —— aan den neus. 79 v. op de manlijke roede. 81 VI. ■—; aan de Heup. 82 V 11. — aan de kuit. \bid Over de redenen, waarom men zo veele onderfcheidene Aderen ap verfchillende lichaams deelen opent. S3 Voorzorgen bij het Leerffuk der Aderlaatingen in het algemeen. 88 VIERDE AFDEELING. Over de toevallen, welken op het Aderlaaten konnen volgen. nq /. KLASSE. Over de ligte Toevallen. i. De nüsfleek. 9r u. De.  der HOOFDSTUKKEN. ï r. De flaauwte. bl. 9* lil. Weder'öntfpringing van het bloed. 95 iv. Ontjieeking van het wondje, 96 v. Blaauwe vlek. 97 vi. Bloedronning. 98 II. KLASSE. Qver de aanmerklijker of gewichtiger toevallen. 1. De uitvating. toa 11. Pijn en verftramming. ioa in. Kwetzing van een watervat. l°4 iv. Verzweering van den Laatjieek. i°5 III. KLASSE. Over de zwaare en zomti ós gevaarlijke toevallen. I, Vloeijing op het gelaat en deel. 107 11. Kwetzing van het Beenvlies. n° lil. van het Peesachtig uitfpanzel. 111 iv. Pees-Kwetzing. 113 v. Zenuw- kwetzing. 115 Over het onderfcheid der kenmerken, bij de Beenvlies-, Peesachtig uitfpanzel- 3 Peesen Zenuw ■ kwetzing. 113 VI. Slagader- kwetzing. 119 Sl-agaderlaating, 138! EINDE.  DRUKFEILEN. Bladz. 13 reg. i ftaat gfeins Lees grains • — 13 het ijramieds het Pijramjeos 74 — XX Ooerband , üogverband . 82 — 7 . hcaticee > Lciaticte • ïia ■— 1 ■ Nuitum Nutritum -— i'3 —-4 abcesfus abfcesjus VER-  VERHANDELING OVER HET ADERLAATEN EN DESZÊLFS TOÉVALLEN. Alderlaating, Aderopening , bij de Latijnen vVrtt I Aderlai Venae Sectio, bij de Grieken Phlebotomia gc ten zij* noemd; veröndcrftelt ééne in de ader gemaakte Opening, om daar uit na vereisen, eene bepaalde hoeveelheid bloeds te ontlasten. De Oorsprong deezer konstbewerking is Oorhaare Geboorte , waarfchijnlijkst, noch aan de ^™"vsa, Geit van Galenus, noch aan het Rivier Paard van Plinius, maar, in navolging,aan eene hcilzaame uitwerking der natuur verfchuldigd (*). De (*) Veelé Schrijveren geeven, omtrend den öorfprong, aan deeze of andere diexen de voorkeur; doch onzes bedunkens is de natuur , zo als wij hier bepaald hebben, als de naaste te rekenen: immers de verlichting, na de bloedingen uit den Neus, Lijfmoeder, Aar.beiën enz. in volbloedigheid, getuigtdeezen (telregel. De eerfte Aderlaating, zo veel bekend is, is gedaan door Podalirius, aan de dochter van den Koning Dometiivi, even aa bet beleg van Trooijen; — Zo de maag ledig is, zijn alle uuren van den dag tot de aderlaating van het zelfde nut. 3. De voornaamfte gevallen, waar in eene Aderlaating van nut kan zijn, zullen wij tot agt bijzondere ondcrdeelingen brengen, als: i.In (*) Wanneer men kort na den eeten aderlaat, tapt men gemeenlijk veel chijl (chijlus) met het aderlijke bloed sf; doordien het zelve in zo een korten tijd , nog niet genoegzaam bereid, en tot voeding van het lichaam kan gefchikt zijn; maar noodwendig dit laatfle,&ooï den overvloed uit de Slagaderen in de Aderen moet overgaan: - dit bewijst ook de witte melkdihtige kont (crusta), die men op het (anderszins gezonde) kort naden eeten afgetapte bloed gewaar wordt. In eene voorbehoedende aderlaating wordt vooraf de zuivering der eer/ie wegen {Via Prima) zeer aangepreezen, doordien deeze onzuiverheden overgebleeven zijnde, in de ledig gemaakte aderen (indringen, en het bloed met deeze haare deeltjes doen bezwangeren. .  EN DESZELFS TOEVALLEN. i$ 1. In bijna alk Heelkundige gevallen, waarin Ontfleeking en Koorts gevreesd wordt: als , Beenbreuken (fraïlura), Uitledingen (Iuxa~ tiones), Kneuzingen (contufiones) , Wonden (Fulnera) , Brandingen (ambttftiones') enz. 2. In hevige Bloedltortingen Qikmorhagióhes) het zij uit den Neus, de Long, de Baarmoeder, Aanbëien of elders. 3. In alle foorten van Ontfteckingen (infldmationes), en in 't bijzonder in die der Hersfehen(pnrenitej), Öogën (opthalmia),,Keel(£«gin<£), Long (peripneumonia) , Ribbenvües (pleur ites) of. andere deelen. 4. In hevige pijnen,ipanningen, benaauwdheden, ftuiptrekkingen, beroeitens, hartkloppingen enz. 5. In hevige gemoedsbeweegingen, als, fchrik, vrees, gramfchap, blijdfchap enz. 6. Bij Drenkelingen, Verworgden, en bij zulken, die door befmette lucht, of dampen, Van metalen Verflikt zijn: of overal, waar /lc leevendmaakende beweegingen fchielijk door een of ander toeval geftremd Worden. 7. In verpoppingen der gewoone ontlastingen, als die der maandzuiveringen, Aanbëien enz. 8. Eu eindelijk bij zodanige voorwerpen, B % bij  se OVER HET ADERLAATEN bij welken eene te overvloedige valfche of svaare Bloedrijkheid plaats heeft 4) De gesteldhedens , waar in eene aderlaating fchaadelijk , en zomwijien gevaarlijk kan zijn , zullen wij in veertien klasfen begrijpen, als: 1. Bij zwakke en krachtelooze Lijders, 't zij uit de natuur, of dat eene voorgaande ziekte, (*)'; De waare Bloedrijkheid Qplethora~) komt meerendeels bij zodanige voorwerpen , welken gewoon zijn gulzig ea meer te eeten, dan tot leevens onderhoud van 't lichaam verëischt wordt; gepaard met een ledig en ftilzittend leeven. — Als ook door verzuim van natuurlijke of door kenst gemaakte bloed'-ontlastingen. De Kentekenen zijn: eenebloozende roode kleur; eene opfpanuing der bloedvaten; loomheid en vermoeidheid der Leden; naeenig werken , wandelen of buitengewoone beweeging, volgt gemeenlijk eene fchielijke krachteloosheid, vermoeidheid, moeijelijke ademhaaling en hartkloppingen; veelmaalen worden dusdanigen met fterke en aanhoudende hoofdpijnen gekweld; zommigen hebben eenen diepen, anderen wederom eenen onrustigen afgebroken flaap; fchielijk bukkende, worden zij ligthoofdig en duizelig; in de Borst wordt zomwijien eene persfing en benaauwdheid waargenomen ; en eindelijk, als na eene natuurlijke of kunstige bloed - ontlasting verligting befpeurd wordt. Hevige bloedltortingen , in en uitwendige ontfteekingen, heete koortfen, zinkingen, kramptiekkingen, Schielijke beroertens, fterke flaauwteiii, verpoppingen, vochtsbederving en nog veele anderen, kzijn de gevolgen deezsï ziekte. Gerteldhedenswaar in de aderlaatingfchaadelijk h.  EN DESZELFS TOEVALLEN. 2r te , nachtbraaken, wellusten, of onmatige oefeningen 'er oorzaak van zij. 9. Bij die , bij welken zich eenen flappen, zwakken, flaauwen, onëvenredigen Pols opdoet. 3. Bij die,wiens uiteiite Ledemaaten veeltijds of altoos koud zijn; eene fchraale Leevenswijs hebben; en weinig voedende fpijzen gebruiken, 4. Bij die, wiens Leeven hard, arm, en werkzaam is. 5. In Teering, Teering-koorts, of andere langduurige fleepende Ziektens. Bij deeze vijf voorgeftelde voorwerpen kan de natuur niets misfen; bij gevolg zoude men door bloed-ontlastingen, de bronnen dier ongefteldhedens, nieuw voedzel aanbrengen. f>. In verhardingen (jndurationes), veretteringen (fuppurationes), het vuur (fphacelus), en gezwellen (tumoref), daar noch volbloedig* heid, noch koorts plaats heeft. 7. In gezwellen en verzweeringen, welken uit eene Ziekte-fcheiding(crifis )voortkomen; of in die, welken tot eene verettering (fuppuratio~) moeten overgaan. 8. Bij bloeifton\ngen(Hamorhagiones'),daav reeds een al te groot gebrek van bloed plaats heeft, 9. Bij de in zwang gaande Zinking- en B 3 kwaad-  S$ OVER HET ADERLAATEN kwaadaartige koortzen (febres Catharrales & ptaligtia')) en vooral wanneer de Lijder zwak is. 10. Infcheurbuikige, jichtige en waterzuchtige gebreken (*). 11. In tusfchen-poozende koortzen, (febres intermïttens), als ook in eene huivering, welke de voorboode eener koortze zij. 12. In alle geraakthedens , en foortgelijke ongemakken. 13. Ten tijde van zommige ontlastingen, als hevige Buikzuiveringen, Buik en Roodeloop, flerke uitwaasfemingen", vloeijing der Aanbeien, Maandzuiveringen enz. 14. Eindelijk moet men nimmer aderlaaten in befmet lelijke ziektens: want door de vermindering der bloedkolom, wordt het befmet- tend (*) In alk foorten van Waterzucht kan en mag de aderlaating niet achter weege gelaaten worden; vooral niet, wanneer de waterzucht emiraat 1) door dat het bloed niet genoeg bevrijd wordt van die waterachtige ieelen, welke het in eene te groote menigte bezit; 2) het gebrek fchielijk oniöaan zijnde, en de lijder fterk 011 bloedrijk is; en eindelijk, 3) in eene pas ontftaane waterzucht , tusfchen vel cn vieesch, waer de longen zeer ziji aangedaan, en waar meede koorts verzeld gaat.... Zie hier over de Verhandeling der Waterzucht door den Hoogleeraar monro bladz, 3p. en de daar nevens zijnde nuttige aanmerkingen.  EN DESZELFS TOEVALLEN. 23 tend gift (Virus) fpoediger, vrijer en gemaklijker door de geheele masfa verfpreid (*> 5. Het is eene bijna algemeene gewoonte onder zwangere Vrouwen , om zich op de helft haarerdragt eene ader te doen openen;— doch deeze gewoonte, hoe algemeen ook, heeft echter haare uitzonderingen, en zoude gevoeglijk onder deeze volgende regelen konnen begrcepen worden. Ten eerfle, of eene Vrouw gezond , ftcrk en arbeidzaam is. Ten tweede, of zij een teder, zwak en weeklijk geftel bezit. Ten derde, of zij gezond en bloedrijk is, veel eet en weinig beweeging heeft. Ten vierde, of eene zwangere vrouw, voor haar zwangergaan, gewoon was, aan hevige en fterke maandzuiveringen, en eindelijk Tenvyfde, of 'er bij eene zodanige, dringende (*) Schoon wij nogthans in de Zicktens en ongefteldhedens , welken in deeze voorgetelde veertien afdeelingen begreepeu zijn, de aderlaating onnut en fchaadelijk hebben voorgeteld, konnen er echter omftandigheden zijn, welke dringende Redenen tot het doen deezer operatie geevcn; en hier op dienteen Oplettend Aderlaater naauwkeurig een waakend oog te vestigen. B 4 Aderlating bij Zwangèren. Wordtinvijf klas fen verdeeld.  *4 ©VER HET ADERLAATEN Eerde en ftveede. j » i Perde. t i t < ( S 1 1 YierJe. t de omftandigheden, waar in het aderlaaten vereischt wordt, zich voordoen. Wat de twee eerstgenoemde (fchoon twee tegenftrijdige voorwerpen) betreft, daarin behoeft, ja behoort mijns bedunkens, in de loop haarer geheele zwangerheid nimmer adergelaaten te worden : want in de eerfle werkt de natuur regelmaatig, en zal door de arbeidzaanie leevenswijze tot s;eene overtollige bloedsvermeerdering gelegcnieid geven, rr- En bij de tweede zoude de aderaating fchadelijke gevolgen konnen hebben; toordien uit de vermindering van het bloed, de rernrindering van 's leevens onderhoud gebooren vordt: en bij gevolg zoude hierdoor Moeder en Kind van 't noodige Leevensvoedzel beroofd vorden. In het derde voorwerp is de aderlaating, in egenfteliing der twee voerigen, nuttig ja noodaaklijk: want door de bloedrijkheid en derzelver reduurige vermeerdering worden de bloedvaen te veel opgevuld; de Vrucht ontvangt meer, lan vereischt wordt; en de noodige uitzeting der Baarmoeder wordt belemmerd: hieruit oude eene miskraam (abortus) of andere toevalen, zo de aderlaating verzuimd wierd, verwekt vorden. In het vierde geval is het noodzaaklijk om 2gen den tijd der gewoone maandelijkfche ont- las-  EN DESZELFS TOEVALLEN. ' «5 ïastingen eene ader te openen , en dit eenige maanden achter den anderen, ja zomwijien wel de gcheele dragt door, ieder maand te herhaalen, om een te menigvuldig bloed van de Baarmoeder af te leiden, het welk anderzins veelmaalen doet miskraamen, En eindelijk, wat het laatfte geval betreft, daar in kan en mag men altoos van den gewoonen regel afwijken. — Immers 'zijn de gevallen van Keelontft eekingen, Zijdeweën en menigvuldige andere hevige ziektens genoegzaam in getal, waar in men zonder nadeel van Moeder en Kind herhaalde aderlaatingen verricht hadde 5). van het handwerk eener aderlaating. Door het handwerk verftaat men de werklijke uitvoering der operatie zelve. De oplettendheid van Aan Aderlaater moet bepaald zijn, wat voor, wat onder en wat na de operatie moet verricht worden. Voor de operatie wordt vereifcht, het ge» reed ' (*) Hier van! vindt men, onder anderen, een aanmerkelijk geval in Uart de Saigner pag. 71, alwaar verhaald wordt van eene Vrouw, die ogt en veertig maaien geduurendehaare zwangerheid, met een gelukkig gevolg, was adergelaaten, B 5 Vijfde, IVat het landwerk tij.  Wat vcot de opera tie verrichtwordt. Wat onder de opeatieverricht wordt. Piaatfing. $5 OVER HET ADERLAATEN reed zijn van den noodigen toeflei; welke bedaar,: in een laatband, lancetten, een bekken of kommetje om het bloed te ontvangen, eene [pons, een kom met water, (en zo men op de hand of den voet aderlaat een vat of emmer met genoegzaam warm water gevuld,) één of twee kompresfen, een zwachtel, twee of meer [pelden, een glas met water, azijn, brandewijn , of ander geestrijk vocht, een handdoek, noodige helpers, en eindelijk , zo men van het daglicht geen gebruik kan maaken, een ontflooken, wasch of kaarslicht. Onder de operatie wordt voor eerst acht ge- o geeven op de plaatsing van den lijder: welke piaatfing is, of noodzaaklijk of verkieslijk. In de piaatfing van Noodzaak kan men geene fchikking maaken; maar de Operatie wordt gemeenlijk op het bed liggende verricht. In de" plaats van Verkiezing zet men doorgaans den lijder op cencu doel, in eene gemaklijkc houding, zo voor zich zeiven, als voor den Aderlaater, ten ware de Lijder van een zwak en zieklijk gcdel was, en gewoon onder het aderlaaten flaauw te worden, ais dan, om dat te verhoeden, verricht men veelmaalen te bed liggende dit handwerk. Daarna, wordt de druk of knelband aangelegd; op die wijze, als in de afzonderlijke Aderlaatingen zal gezegd worden. Na  EN DESZELFS TOEVALLEN. af Na dit alles, onderzoekt men het vat , dat men wil openen. — Dit uitgekoozen hebbende, neemt men het lancet, 't welk men als een flaauwen driehoek geopend, met het einde der kas in den mond , even tusfchen de tanden inftcekt; met de punt van die hand gekeerd, met welke men de Operatie verrichten zal. Vervolgens het vat bepaald hebbende, neemt men bet Lancet tusfchen den duim en wijsvinger in het midden van deszelfs lemmer, niet te laag bij de punt, om niet belemmerd te worden , en niet te hoog bij de kas, om het behoorlijk te konnen (tieren (zie pl. I. fig. 9-) rustende met de overige vingeren op dat deel, lietwelli adergelaaten zal worden. — Eindeip buigt mcr de twee vingeren,die het lancet houden, en mei ze uit te flrekken doorfteekt men de bekleedze len op de bepaalde plaats, zagjes drukkende toi binnen in het vat; 't welk men gewaar wordi uit de ligte weêrftand bieding van de ader, er uit eenige uit het wondje fijperende droppelen bloeds. — Dan brengt men het lancet, dooi het zelve een weinig op te ligten, terug, omdaai door de opening te vergrooten. Twee tijdperken neemt men in acht, in het doen deezer handgreep, de fieek naamelijk, en de opfnijding. Het tijdperk der steek is dat, 't welk noodig u Hoe de Operatie verricht wordt. i De tijdperkendeezer Operatie De Steek.  OVER HET ADERLAATEN De op- fuijding. Hoe het lancet wordt in gebragt Hoe de vaten ge öpend worden. is om den weg van buiten naar binnen te maaken. De opsnijding is de tijd, die noodig is om den weg van binnen buitenwaards te verwijderen. — Geduurende den eerflen tijd, doet men den fteek met de punt en de twee fnijdende zijden: — en geduurende den tweeden, vergroot men de opening van het vat en der bekleedzelen met het bovcnfle fnijdende deel van het lancet. Het inbrengen van het lancet is verfchillende, m oppervlakkige, en in diepliggende vaten. In Oppervlakkige vaten wordt het lancet min of meer fchuin ingevoerd: doch in diepliggende moet het bijna loodrecht ingebragt worden (*> De Opening dkr vaten gefchiedt in de groote recht, de kleine, dwers en de middelmaatige 'fchuin (zie pl. I. fig. io). Schoon onzes bedunkens, deeze laatfïe, in alle foorten van vaten de vcrlricslijkfte zij. — Be eerfle manier kan ligtelijk door de wegrolling van 't vat misfen; en het bloed loopt veelmaalen niet genoegzaam uit: — in het tweede geval, loopt men niet zo zeer gevaar om de Ader aftefteeken, maar het wond- O Wanneer men in diepliggende vaten het lancet fchuin wilde invoeren , zoude men veelligt over de Ader en dus misfteeken. Deeze ligging heeft meest bij vette perfoonen plaats; en bij zodanige is minder vree* voor Slagader, Pees of Zemwkwetzing.  ÈN DESZELFS TOEVALLEN. 8? wondje heeft zomwijien eene traage Sluiting:—. bij gevolg blijft de laatfte, waar in dit voornoemde na evenredigheid zo veel niet te vreezen is, als de veiliglte over (*). Na de Operatie maakt men den drukband los, (verönderftellende dat er bloeds genoeg ontlas zij) ; men zuivert het wondje . en voorziet het verder met een behoorlijk verband (X). 6). (*) Er wordt verfchillende gedacht, of men naamelijk eene groote, dan wel eene kleine opening in de Aderlaating maaken moer. Het beste hier in is, dat cte grootte van de opening geëvenredigd zij aan de grootte van het vat: . en wanneer de vaten zulks toelaaten , liever eene ruime , dan eene kleine opening de voorkeur verdient. —■ Niet zo zeer, gelijk veelen te onrecht gelooven, ais'of men door eene kleine opening het beste bloed aftapte; dit is een verkeerd gevoelen, nadien de veneuze bloedbo'letjes, het zij dezelven in een groot of klein getal zijn, echter hun eigen wezen behouden; en bij gevolg zo wel in hun kleinder als grooter deelen (zo er iets plaats heeft) ontaart konnen zijn: — maar men verkiest eene grooter opening, om dat het bloed hier door vrijer en ruimer kan uitloopen en dus fpoediger aan het oogmerk zoude voldoen. (t) Men moet deeze geheele operatie met zo weinig omfiag verrichten, als immers moogelijk is, om geene onnoodige vrees of fchrik aan de omftanders, veel min aan den geenen, die adergelaaten zal worden, aan te brengen. — Diokis verhaalt van eenen in zijn tijd voornaame Chi. rutgijn , welke meest tot aderlaaten te Parijs gebruikt wierd Wat na ie Opera:ie versischt.vordt.  40 OVER HET ADERLAATEN Verdeeling. Hoe veel bloeds op eens afgelastenwoidt. 6.) O 'er de Hoeveelheid van het afgelaaten Bloed. De hoeveelheid heeft betrekking, .of tot ééne, dan wel tot herhaalde Aderlaatingen. * Het is niet ligtelijk tebepaalen, hoe veel bloed op eenmaal moet afgelaaten worden. — Eene laating tusfchen vijf en iien 'oneen zal in de meeste gevallen genoeg zijn. Doch hier in moet in aanmerking komen, de krachten van den Lijder, en de Redenen waarom hij adergelaaten wordt. — In de meeste gevallen is het beter wat minder, dan te veel aftelaaten: veelmaalen is het nuttiger, dat men twee dagen na elkan deren aderlaat, dan dat men op eenmaal te veel bloeds aftappe, en hier door het lichaam te veei verzwakke (*_). Hoe wierd; „ dezen, zegt hij, doet deuren en vensters fluiten, ht] wil r.iet dat 'er iemand zal fpreeken of over „ de kamer gaïtiï hij maakt zo groote bereidfels en neemt „ zo veel voorzorg om eene ader te laaten, als of hij ee, nén arm of een been g:r,g afzetten". Chir. Oper. pag. 511. —— Te recht belacht deeze beroemden Heelmeester deeze zotte en fchaadeüjke manier. (O Het beste teken, zeggen zommigen, dat er bloeds jenoeg door de Laating ontlast is, is, als het hooger van kleur wordt: — en dit gefchiedt gemeenlijk na dat vier ses of agt oneen afgelaaten zijn. — Wogthans zien wij ieezeu regel niet altoos vast gaan.  EN DESZELFS TOEVALLEN. 3S Hoe veelmaalen eene laating herhaald moet worden, daar van moet de.Ziekte, Lickaamsgefleldheid, tijd, Ja ar en enz, des lijders, tot eene Lijdfter verftrekken. Doch onnoodig aderlaaten, 't zij ongeregeld, of op gezette tijden van het jaar, kan nimmer dan kwaad en zomtijds van nadeelige gevolgen zijn (*). Herhaalde aderlaatingen geeft eene gefteldheid tot bloedrijkheid, nadien liet bloed bij fterke perfoonen zich fpoedig weder herftelt: (f) —. Want (*) De Baron van Smieten zegt, in de san tekeningen op de korte Hellingen van Boeihaave , „ mannen, die aan dikwils herhaalde aderlaatingen gewoon zijn, lij„ den omtrent den gewoonen tijd der aderlaatingen dezelf,, de ongemakken, als de vrouwen van opgehouden maand« ,, ftonden enz." I. Deel bladz. 288. (t) Dodart heeft opgemerkt, dat zestien oneen bloed door aderlaating ontlast, in een niet verzwakt menscb binnen vijf dagen herfleld worden. Hift. de VAcad. des Sciences Van. \70j.Qag. 234. Deeze fpoedige bloedsherftelling blijkt nader in het geval van eene WeyMje Andries, welke tot haar een en zestigfte jaar met eene overmaat van bloedrijkheid, meer dan zeven honderd maaien is adergeöpend, telkens van twaalf, veertien, of zestien oneen t — hier komt bij, dac deeze Vrijster nog vier Jaaren achter den anderen, van zo eene hevige bloedftorting ex utert achtervolgd wierd, dat zij in al dien tijd daar van geen halven dag bevrijd was. Zie  & OVER HET ADERLAATEN want door geduurigë Aderlaatingen worden dé vastedeelen van het lichaam minder veerkrachtig; en geeft bij gevolg gelegenheid tot ruimer uitzetting voor aankomende nieuwe en vermeerderde vochten; Dierhalven is het nuttig, de gewoonten van veelmaalen in hei jaar bij gezonde Mehfchén voorbehoedend ader te openen, zo niet geheel, ten minsten meerendeels uit de' Genees-- en Heelkunde te verwijderen (*). 70 B«-- 2ie Scültetus Wapenhuis der Heelmeesters, 2 deel bladz. 837. en van eene Jufvrouw, welke drie Jaaren lang tweemaal in eene maand deeze operatie onderging, ibid bladz. 840. Nog aanmerklijker is het geen verhaald wordt in het Recueit de Medieine Chir. & torn. VI. pag. 392, vaneen Vrouwsperfoon , die in negentien Jaaren, (van haar zestiende afj gereekend) in opftopping der menflrua voor deeze ongesteldheid, een duizend en twintig maaien is adergelaaten : 80 maal op den voet, en 040 maal op den arm. C) Zie hieromtrend ook Galenos bij charter, Tomv x- Paê' 4S5- Om zich van het onnoodig aderlaaten te gewennen, moet men dit in navolging der natuur, zo als dit bij het ophouden der menllrua plaats heeft, (die van tijd tot tijd in ho.weeiheid verminderd worden, en komen na langer verloop van tijd voor den dag, tot dat ze geheel ophouden: want fchielijk ophoudende,volgen 'er doorgaans lastige toevallen op,_) in hoeveelheid, en m tijd doen ver- mm-  EN DESZELFS TOEVALLEN. 33 7.) Beschouwing van het Bloed. Het bloed (Sanguis) is dat roode vocht, rondloopende in de Aderen en Slagaderen, hebbende zijn oorfprong van de Chijl. Het is zaamengefteld uit vier Hoofdfioffen (Elementa); als Water (Aqud), Vuur of vlamvattende ftoffe (Ignis feu phlogiston), Zout (Sal), en Aarde (Terra). Onmiddellijk na de Aderlaating vertoont zich liet Bloed als een dikachtig, donkerrood eendaantig vocht: doch ftilftaande en koud wordende, verdeelt het zelve zichtbaarlijk in een rood Vast, en in een Wit Geelachtig dunner gedeelte (*> Het roode vaste gedeelte (Cruor Sanguinis) is eene Vezel- en Vliesachtige Zelfltandigheid; en welke door eene herhaalde affpoeling, tot minderen : bij voorbeeld, men wagt eenige weeken langer, en tipt eenige oneen minder af dan na gewoonte; dit neemt men in de volgende keer weèr in acht; tot dat men eindelijk op het laatst daar van geheel ophoud; en niet dan uit noodzaak aderlaat. (*) Het Bloed nog warm (afgetapt) zijnde, dampt 'er een waafem of geest uit, evenredig aan Water- deelen; pn uit de goede of kwaade Reuk deezer uitdampende floffen, kan Czeggen zommigen) veelmaalen des bloeds hoedanigheid afgeleid worden. c Wat bloed zij. Waar uit zaamengefteld. Hoe het zeiven na de aftap ping zich vertoont. Het vaste gedteac.  De Wije. Waar uit men de hoedanigheid van 't bloed beoordeelt. D» Evenredigheid. 1 34 OVER HET ADERLAATEN tot een wit vezelachtig draadweefzel overgaat (*)., Het witte geelSchtise gedeelte, Wijs: (Serum) genoemd, is eene dunne lijmachtige: vloeibaare Zelfftandigheid, van aart als het wit; der Eijëren; fchijnende een zaamenmengfel van i water, flijm en zoutdeelen (f). De Evenredigheid, die zich tusfchen deeze: twee deelen (naamelijk het vaste en vloeibaare) i moet bevinden, derzelver aart, en de onder - ■ fcheide kleuren, waar van zij zaamengefteld zijn, doen over de hoedanigheid van 't bloed oordeelen. De evenredigheid heeft geen vasten ftelregel; nogthans zoude men dezelve gevoeglijk konnen bepaalen in eene gelijke hoeveelheid van het vaste met het vloeibaare: zo dat, wanneer het eer/ie het laat/ie aanmerklijk overtreft, (*) Bij eene herhaalde affpoeling, Tcheidt de Bloedriomp (Cruor Sanguinis) in een Vezelachtig (pars ftbrold), en in een Rood gedeelte (pars Rubra.) (f) In de Wije is het water het overvloedigtst; in iet Roode gedeelte heeft het vlamvattende de overhand; Joch in het Vezeldchtige vindt men de meeste aarddee- ten. Aan de Wije wordt de vloeibaarheid toege- chreevent aan het Roode gedeelte de kleur; en aan het ''ezelachtige eigent men de dikheid en vastheid toe. 'Ae hier omtrent meer bij A. Balthazaar Heelk. Ziektek, i deel bladz. 516 et Seqq.  EN DESZELFS TOEVALLEN. 3J treft, het" bloed als dan te dik, te taaij en te onvloeibaar is: en in tegendeel, wanneer 'er meer Wijeachtige, in evenredigheid van het vezelachtige gevonden wordt, als dan eene te groote verdunning en vloeibaarheid van het bloed plaats heeft (*). Door den aart verltaat men de hoedanigheid, van' het vaste vezelachtige en van het vloeibaare gedeelte van 't bloed. Wanneer fo/ eer (Ie minder of langzaamer, dan ha gewoonte zaamenftolt,veronderfMt zulks een ge" (*~) Doch deeze ftelregel heeft veel bezwaar in; want bij den eenen Menfch Holt het bloed, afgetapt _ zijnde „ fchielijker dan bij den anderen: of warmeer het langzaam en als droppelende uitloopt, is het veelmaalen, eer het gefcheiden is, koud en verdikt: ook maakt de tijd van 't jaar> als zomer en winter, hier veelmaalen verfchil in. Ook is het bloed, in 't algemeen, in zeer jonge men° fchen dun en waterachtig; dat van oude lieden dik en zwart; doch die van een midden ouderdom zijn 't ge» reedst om eene bloedrijke gelteldheid te krijgen. Zommige Natuurkundigen bepaalen; dat in eenetegroote vermeerdering van het vezelachtige gedeelte, de zwartgallige gemaatigdheid (temperamentum melamkoiicvm) $ in de overvloed van wije, de waterachtige gefteldheid (temperamentum phUgmaticutn), en in eenen te bovea gang van het Roode gedeelte, de galachtige gemaatigdfeeid (temperamentum Cholericutn) zoude bt-liaan* C £ De aam  De kleur. Van het vaste gedeelte. 30 OVER HET ADERLAATEN gebrek van genoegzaame hoeveelheid deezer doffe, of eene te overvloedigheid van water of flijmdcelen, of eene te groote beweeging van het zelve, of ook wel eindelijk, het gevolg uit gebrek van noodzaaklijke voedzelen. Wanneer het laatfie, namelijk de wije, van een te lijmigen aart is, dan is dezelve vervuld met eenen overvloed van flijmdeelen. — Wanneer zij door ftilitaan en koud te worden, even als het vezelachtige ftolt en dik wordt, geeft zij eene ontfteekingachtige gefteldheid te kennen. De kleur van het bloed heeft meede betrekking, of tot het vaste, of tot het vloeibaare gedeelte. Het bloed is gezond, wanneer de kleur noch te fchitterend, noch te donker, maar bruin rood is. Het vaste, of roode gedeelte , kan, of te bleek, of te rood, of wel te zwart zijn. 1 Wanneer het te bleek ïs, veronderftelt zulks een gebrek, 'of niet genoegzaam bewerkte, of door eenige ziekte ondergehouden roode bloedftoffe. Eene te hooge roodheid geeft eene te fnelle beweeging, omlooping, en eene te groote verdunning van de roode bloeddeeien met de wije te kennen: en ontslaat door eene prikkeling, uit overvloed van loog, pekel, of piszou-. ten, die onder hetzelve vermengd zijn. Be  EN DESZELFS TOEVALLEN. 3; De zwarte kleur is mcerendeels een medgezellinne van onderfcheiden fcherptens, en het gevolg van bijzondere ontiiarting van den geheelen vochthoop. Ds wije , of het vloeibaare gedeelte, is of te wit of melkachtig, ofte geelkleurig. Het eer/Ie ontftaat gemeenlijk, als de laating te vroeg na den eeten gedaan is, en daar door de Chijl, onder dezelve vermengd, meede afgetapt wordt (zie bl. 1S *). Het laatfie wordt door de vermenging der gal (bilus) onder dezelve voortgebragt. Zomwijien vertoont zich eene witachtige korst (crusta~) op het vaste roode gedeelte. — En deeze is, of goed' of kwaadciartig, Goedaartig, wanneer dezelve zacht en vasthoudend is, overeenkomt met geftolde melk, tusfchen de Vingeren fmelt enz. — Deeze is als dan niet anders dan Chijl, en bewijst eene te vroeg na den Maaltijd verrichte Aderlaating. Kwaadqartig, is wanneer deeze korst te dik, te vliezig, of zomwijien geel of groenachtig is, — crusta phlogiftica genoemd; en heeft eene vastheid gelijkende na zwoort, — voortkomende uit de meerdere zamenpakking en verdikking der vaste Zelfitandigheid van den algemeenen bloedhoop. Deeze korst vindt men bij lijders, die aan heete C 3 ziek- Van het doeibaare. De korst het )loed is, Goedaardig» Ofkvvaad farti£.  Het fphuim» Wanneer de Aderlaating in eene ontfteekingskorst nut» tij is» Wanneer ichade- üjk, Jf OVER HET ADERLAATEN ziektem onderhevig zijn; en is meerendeels het gevolg eener plaatfelijke, of voorafgegaane ontfteeking (*> Wanneer het fchuim, dat zich den eenen tijd meer, den anderen tijd minder, op het afgelaaten bloed vertoont, niet dan zeer langzaam, en na eenen gemimen tijd (fomtijds in het geheel niet) verdwijnt; geeft eene te taaije lijmachtigheid des bloeds te kennen. Zode ontfteekings-korst,metdenrooden bloedklomp, beide fterk onder eikanderen verëenigd zijn; — de ontfteekings-korst eene aschverwige kleur heeft, zeer taaij, en moeijelijk met het mes doorlheeden wordt; — de roode bloedklomp insgelijks (fchoon minder dan de ontfteekings-korst) taaij is; — dan is het buiten tegenfpraak noodzaaklijk, herhaalde Adeiiaatingen werkftellig te maaken. Daar in tegendeel, zo beide deeze deelen flap C*) Het is Aanmerkenswaardig, dat op het bloed van Zwangere Vrouwenziel bijna altoos (fchoon anderszins getond zijnde) eene ontfteekings- korst vertoont, —=. Duiten twijffel komt dit, onzes bedunkens, door de uit» zetting der Baarmoeder, waar door derzelver, en bij gelegen, vaten gedrukt, en in hunne vrije werking belemmerd worden; en bij gevolg hier door hnnne doorftraalende vechten min of meer, als waare het, door eene natuurlijke optfieeking beledigt en aandoet.  EN DESZELFS TOEVALLEN. 29 flap zaamenhangen; de korst op het bloed minder taaij, ligt deelbaar, verfchillendvan kleur, groenachtig, en het bloed onder dezelve ontbonden gevonden wordt: — in dit geval, zullen de Aderlaatingen meer fchaade dan voordeel aanbrengen. De Aderlaating moet niet, zo lang de ontfteekings-korst zich op het bloed vertoont, telkens herhaald worden. — Men zoude buiten twijffel veelmaalen tot den laatften droppel dit verfchijnzel waameemen. Doch hier in gaat men zo lang te werk, tot dat de bloedrijkheid voorbij, de overige geweldige verfchijnfelen verminderd, en de te vooren harde polsflag verzacht zij (*). TWEEDE AFDEELING. Over de uitwerkselen van het Aderlaaten. De uitwerkselen van het Aderlaaten bepaalt men, of algemeen of bijzonder te zijn. Door (*) De bloote befchouwing van het Bloed is veelmaalen niet genoegzaam, om eene goede voorzegging te konnen 'doen; maar men moet, gelijk de Hoogieeraar de Haen zegt, tevens met alle de overige tekenen der ziekte raadpleegen. C 4 Hoe lang de Aderlaatingherhaald wordt. Verdeeling.  4o OVER HET ADERLAATEN A'gemeer uitwerk, fol. Büzondüie uit- Wêrkfelen Uitledigende A derla»dng. Derzelver uitwerk, fel en. Hoe lang herhaald rnoet worden. Dcor ccn algemeen uitwerksel verftaat men de vermindering en ontlasting van den algemeenen bloed-'hoop. Doch de bijzondere uitwerkfelen worden verfclüllend en veelvuldig bij zommigen opgegeeven: echter zullen wij dezclven, in navolging van anderen, tot vier foorten bepaalen, als: 1. in uit ledigende (evacuativa), 2. — afleidende (derivativee), 3. — aantrekkende (revul/iva), en 4. - verminderende (fpoliativcè). 1.) Over de uitledigende Aderlaating. De uitledigende Aderlaating (evacuativa') is die, waar in men zich voordek, een iredeelte van de masfa van het bloed te verminderen. De uhwerkfelen deezer Aderlaating zijn dierr halven menigvuldig, als: zij vermindert de hoeveelheid van bloed; ontlast de te gezwollen vaten; vcrflapt de pverlaadene, verderkt de vaste, en maatigt de verhitte declen; begunstigt den vrijen omloop des bloeds; verwekt eene gemaklijker affcheiding der vochten; en herftelt eindelijk de natuurlijke werkingen. Deeze Aderlaating moet zo dikwerf herhaald worden, tot dat de bloedskolom haare ver-  EN DESZELFS TOEVALLEN. 4Ï verëifchte hoeveelheid heeft (*): dit wordt gekend aan de evenredigheid der natuurlijke werkingen, lichaams gefteldheid, krachten, leevenswijze, jaaren enz. ten opzichte van het voorwerp. Doch, wanneer de vaste dcelen reeds verflapt zijn, en het bloed weinig en fchraal is; vermeerdert men, in plaats van de Geneezing, de kwaal der Aanwezende ziekte: — te meer, wijl men hier door het lichaam te veel verzwakt, en buiten ftaat ftelt, om zich van het fchaadelijke, waar meede het bezwangerd is, te konnen ontdoen, 2.) Afleidende Aderlaating. De afleidende Aderlaating (derivativa) is die, welke het bloed, dat te overvloedig in ecnig deel gevonden wordt, afleidt, On (*) Somtijds, wel is waar, wordt deeze regel bij nood zaaklijkheid wel te buiten gegaan; doch, dit kan bij ver cischte omflandigheden min of meer veilig gefchieden, vooi a!, zo de hoeveelheid in de vaten maar groot genoej blijft, om de leevendige werkingen te konnen verrichten dit kan wel met geen zekerheid bepaald worden, doch d< gefteldheid en krachten van het onderwerp moeten dei weg hier in aanwijzen. C5 Waar in fchaadelijk. Afleiden, de Aderlaating. i i  4* OVER HET ADERLAATEN Hoe dit uitwerkfel wordt voortgekagt. i J ] i < c 1 e g v i Nut dee. zer Aderlaating. £ (*) Zie J. Z. Platner , Handleidinge tot de Chirurgie, a Deel, bladz. 324, Om dit Uitwerkfel voort te brengen, opent men eene nabij, of wel eene verstaf of tegenover geftelde Ader. Het eerfte heeft plaats in fchielijke en hevige toevallen, als zwaare kwetfingcnvan'tHoofd, [iet zijdewee, verdikkingen enz. Het andere gefchied, of na de lengte van 'iet Lichaam, het zij aan de voeten in ziektens an het Hoofd; of aan het Hoofd, Hals of Arnen, in gebreken of ontdeeking der onderfte -.edemaaten: —of na de breedte van het Lick' tam, het zij van de rechter na de linker, »f van deeze na de overgeftelde zijde: — of indelijk ten derde, van binnen na buiten, gejk men bij voorbeeld de flrot ader opent in ene hevige keelöntfteeking. Veelmaalen is het nuttig, dat men in hevige evallen eerst nabij het beledigde deel, en ervolgens op afgelegen plaatfen bloed ontist (*). Deeze Aderlaating is noodig in verdoppinen, ontdeekingen, bloeddortingen enz. 30  EN DESZELFS TOEVALLEN. 43 3.) Over de Aantrekkende Adelaating. De Aantrekkende Aderlaating (revulfiva) is die, in welke meer voedend bloed in een deel,, dan het gewoon was, worctt aangevoerd. Deeze opening moet dierhalven in die plaatfen, in welke men den overvloed van bloed wil vermeerderen zo veel moogelijk is,gemaakt worden. Zomwijien wordt door deeze Aderlaating eene meerdere toevloeijing na ecnig verdopt deel beoogd, om daar door eene fpocdiger ontlasting te verwekken. Dit ziet men in eene verdopping der Baarmoeder door eene Aderlaating op den voet gebeuren (*). 4.) Over de Verminderende Aderlaating. De Verminderende Aderlaating (fpoliativa) is die, waar in men zich voordek, de evenredige hoeveelheid van het vaste gedeelte Van \bloed te verminderen. Zij (*) Over de al - of onbegaanbaarheid der afleidende en aantrekkende Aderlaatingen is veel getwist: doch onzes bedunkens. bevestigt, onder anderen, de beroemde Haller door onwraakbaare Waarneemingen de beftaanbaarheid van beiden. Zie het 2 deel der uitgezochte Verhandelingen Hfldz, 75. Seqa% Aantrekkende A-j ierlaaing. In wat Jlaatfen ;eciaan vordt. Verminlerende\derlaaing.  4* OVER HET ADERLAATEN Bij wel ken gebruiklijk, Hoe de zelve werkt. Verdeeling. In gewoonen, Minder gewoonen ; En Zeldzaarnen. I.) ÖVKi • Zij worden gebezigd bij zodanige lijders, bij welken, na evenredigheid, eene meerdere vaste zelfstandigheid in de vochten huisvest. \ Herhaalde Aderlaatingen, welke, zo wel het vaste als het vloeibaare verminderen, brengen dit uitwerkfel voort: — want, doordien het laatfie zich fpoediger clan het eerfte berftelt, moet natuurlijk volgen, dat na eenige, kort op eikanderen verrichte, Aderlaatingen, de bloedkolom hier door in haaren Natuurftaat zal wederkeeren. DERDE AFDEELING. Over. de Aderlaatingen in het bijzonder. • De Bijzondere Aderlaatingen verdeelt men in gewoonen^ minder gewoonen, en zeldzaamen. Door de Gewoonen verftaat men de Aderlaatingen van den Arm, de Hand en den! Voet. Minder Gewoonen zijn die van den Hals, liet Voorhoofd en het Oog. Zeldzaamen, eindelijk zijn de Aderlaatingen onder de tong, de (kapen van het Hoofd, den Ooghoek, den Neus, de Mannelijke-roede, 'te Heup en de Kuiten.  EN DESZELFS TOEVALLEN. 43 1.) Over de gewoone Adeklaatingen. 1.) Armlaating. Door Armlaating verftaat men die laating, welke aan het vouwen des Arms gefchiet.' Vier Aderen konnen ter deezer plaatfe geopend worden: als de Hoofd- (cephalica) , Midden- (mediana), Lever- (Bafüica) enEllepijpsAder (cubitea). (Zie bladz. 9.) Tot deeze Operatie komt in Aanmerking: Vwr eerst, het gereed zijn van den noodigen Toeftel; Ten tweede, de Piaatfing van den Lijder; Ten derde, de onderzoeking van den Arm, en ligging der Aderen; Ten vierde, de aanleg van den Laatband; Ten vijfde, de Uitkiezing van het Vat, dat men wil openen; Ten zesde, het doen der Operatie; Ten zevende, noodige verrichtingen onder het uitloopeu van 't bloed; Ten agifïe, de aanleg van het Verband; en eindelijk Ten negende, de bezorging, zo van den Arm, als van den Lijder. Wai- het eerfe en tweede deezer Afdeelino;en aangaat, daar van is reeds in het Hoofdfiuk van het Bepaaling. Welke Aderen geopendwordtn. Wat tot deeze Operatie verdicht wordt. Noodige toeftel eti plaats van ien lijder.  OnderzoekingVan den Arm enz. ] T)} aanleg van den Laatband.1 i 46 OVER HET ADERLAATEN het Handwerk bladz. 26, gefproken.4 —— alleenlijk komt bij het laatfie nog in Aanmerking., dat, wanneer de Lijder op eenen Stoel zit, deszelfs Schoot en Kleederen, of zo dezelve te bed is, over den Deken of het Laken een Servet of Handdoek, voor de bevuiling van 't Bloed, moet gelegd worden. 3.) Na dit bezorgd te hebben, ontbloot men1 den Arm, tot vier vingeren breed bovenden elleboog; zorgdraagende, dat de boord der kleed eren niette veel knelle, het welk zomwijien in het toemaaken van het wondje moeilijkheden zoude veröorzaaken. Zo men dit niet kon- de beletten, moeten de knellende kleederen uitgetrokken, of anderen , die ruimer zijn, in. derzelver plaats aangedaan worden. Vervolgens laat men de hand geopend uitflrekken, met de palm derzelve tegen het oniertte der Borst van den Aderlaater dreunende, 3m datde fpieren van den voorarm niet gefpanrien zijnde , de ligging der Aderen zoude doen veranderen. Men onderzoekt de Aderen en de ligging der Slagader en Peezen, om dezelven in de Aderaating te konnen vermijden. 4.) Hier van genoegzaam verzekerd, neemt nen den Laat- of Knelband (bladz, u.) bijna n deszelfs midden, hatende het binnensarms ban-  ËN DESZELFS TOEVALLEN. 4? hangende eind een weinig langer, om den ftrik te maaken: men legt denzelven, zonder opftrijking van de Huid (*), één of één en een half duim boven de plaats, daar men de opening maaken wil, tot meerder vastheid aan. Men overkruist de twee einden achter den arm, doende het buitentte eind binnen door over den arm naar buiten gaan, om aldaar eenen enkelden ftrik te maaken, waar van de luts na boven, en de twee einden .na beneden afhangen (zie pl. I, fig- 2v .Men haalt den band niet meer toe, dan noodig is, om de Ader te drukken, zonder nogthans de Slagader te knellen Cf). 50 (*) Veele zijn gewoon, om, wanneer zij den Laatband aanleggen , de huid daar raeede op- te fchuiven en te fpannen; ■—— doch dit geeft veelmaalen gelegenheid, dat, als de Laatband wat los raakt, de Opening van de huid met die van het vat niet over een kome, en bij gevolg «laar door veeltijds eene belette uitvloeijing, of andere toevallen gebooren worden. (f) De Redenen, waarom men den band om den arm, boven de plaats, die men openen wil, aanlegt, is, om den terug loop van het bloed te verhinderen, het welk door de Slagaderen naar de vingeren overgebragt zijnde, van daar door de Aderen weder in zijnen loop door den omgelegden Band gefluit en tegengehouden wordt, 'twelk rutumlijk de Aderen onder den Band doet zwellen.  4! OVER HET ADERLAATEN De uitkiezingvan hec Vat. Het doen der Opetatie. ; 5. ) Zo de vaten niet genoegzaam zichtbaar worden, doet men eenige ligte Wrijvingen met den voorden en middenfteh vinger, beginnende van de hand opwaards: ■— dit niet gein egzaam zijnde, legt men den duim of voorden vinger digte bij den Band op eene der Aderen; en men vervolgt de zo evengenoemde wrijvingen. — Hier door wordt de Bloedkolom naar den duim geperst, en de vaten worden zichtbaarder (*). Men verkiest de Ader, welke zich het oppervlakkigst voor het oog vertoont, en min of meer vrij ligt van Slagader en Peezen. 6. ) Dit bepaald hebbende, neemt men het Lancet, het welk men opent en in den mond llcekt (Zie bladz. 27.); vervolgens vat men den Onderarm des Lijders, en brengt denzelven uitgeftrekt tegen het onderfte zijdelijke deel der Borst; laatende de hand fluiten met den duim tusfchen de vingeren, op dat de Spieren de Aderen naar buiten zouden drukken en onderdeunen. Men haale den Band nogmaals naauwer toe, of (*) Lenigen rnaden aan, zo de vaten niet genoegzaam zichtbaar worden, dezelve met eene Spons in warm water ;edoopt te betten: of zo Anderen willen, de hand, en telfs wel den Onderarm, in warm waier te houden, waar loor het Woed verdund wordende, de vaten doet zweien.  £N DESZELFS TOEVALLEN, 49 of losfer, indien het noodig is; daarna omva men den Arm, (met de Linkerhand bij voorbeeld, als men den Rechter*, en met deeze laat' fie, als men den Linkerarm Aderlaat,) zoda mg, dat !de duim op het vat, twee of drie vin' geren breedte onder de bepaalde plaats der ope. aiing, en de hand achter beneden den elleboog komt te deunen. Als danbevoele men nogmaals deeze plaats met den top des voorden vingers, om te onderzoeken, of de Ader door de beweeging, welken de arm gemaakt heeft, niet van ligging veranderd is. Indien men als nog de Ader in den voorigen daat, of voldoende oni geopend te worden, gelegen vindt; zo neemt men het Lancet (zonder die plaats uit het gezicht te, verliezen) tusfchen den duim en voorden vinger, niaakende eene opening zo als wij reeds hladz, 07 Seqq. geleerd hebben. 7.) Het bloed ontfpringt zo dra men het lan* eet te rug haalt. —- Een omdander of helper, welken achter den lijder daat, (ten ware men denzelven op het bedliggende moest Aderopenen, en men zich fchikken moest, na de gelegenheid der plaats,) ontvangt in een Bekken> dat hij onder den arm des lijders heeft doorgeftookcn, het uitfpringende bloed. —* Aandonds ïia deeze verrichting, fluit men het lancet, en Jcgt hetzelve in het kommetje, waar in het, D wa« Noodige verrichtingen,onder het uitloopeu van 't bloed.  De sanIe ; van h u Verban J. • 50 OVER HET ADERLAATEN water met de fpons is, om het voor het aam, . Meeven van 't bloed te beveiligen. 'Zo het Bloed niet driftig genoeg uitloopt, Laat men den lijder zijne vingeren beweegen, of men geeft hem iets in de hand om rond te draaijen, om dat door de beweeging det fpieren, bet bloed ' fchielijker uit de inwendige, in de uitwendige Aderen overgaat. Zo lang bet bloed loopt, onderfteunt men den voorarm des lijders. — Doch indien het bloed geencn Boog maakt, of niet genoegzaam draalt, maakt men den laatband , zo dezelve te ftijf gebonden mogt zijn, een weinig los; — op dat liet bloed vrijer door de Oagader zoude konnen loopen: in tegendeel, zo de Band te los is, en de Ader niet genoegzaam gedrukt wordt, haalt men dcnzelven wat naauwcr toe; zorgdraagende, de opening der bckleedzelen tegen over die der Ader te houden, en den arm in zo eene gedaante , als in de tijddip der opening, ten einde de verdraaijing der fpieren te verhoeden. §.) Wanneer men genoegzaam bloed ontlast heeft, maakt men met de linker- hand (verondcrdellende,datmenop den rechter- arm gelaaten heeft,)den band los,terwijl men met de andere een zacht Sponsje tegen het wondje houdt. De Band weggenomen zijnde, houdt men den duim van de hand, welke de Operatie niet gedaan  EN DESZELFS TOEVALLEN. 5r daan heeft, even boven de gemaakte-opening; drukkende vervolgens het fponsje langs de Ader ncderwaards, zodanig , dat de duim, die daarboven ligt, hetzelve onmiddellijk kan dekken (*): de Opening aldus bepaald hebbende, laat men den arm een weinig buigen, en reinigt, met de fpons, het overige van dat deel. Hierna neemt men de Kompres tusfchen den duim en voorden vinger, welke men van binnen opwaards langs de huid (dezelve een weinig plooijende) opvoert: intusfehen doet men den duim nederwaards, langs de drekking der ader,zakken, om de uitvloeijing van het bloed te beletten: — ptaatfende op dit oogenblik de kompres, welken uit een agt of meer dik gevouwen, droog zuiver linnen lapje bedaat, (zie (*) Veelmaalen houdt het bloed , zo dra de band worde losgemaakt, met uitvloeien op, en vervorderd zijnen natuurlijken weg: in dit geval behoeven zo vcele voorzorgen niet, en men verbindt eenvoudig. Dcch zomwijien, fchoon de Laatband is weggenomen, blijft de drift der uitvloeijing duuren; 't welk meerendeels door de enge knellende Mouwen veroorzaakt wordt, die de Ader als een tweede Knelband blijven drukken: dit zo zijnde ,moetzulksuit den weg genomen worden, het zij met dezelve een weinig op te ruimen, of wat aftetrekken: om hier door aan het bloed ruimte te geeven, op dal het viijer door de Aderen kan omloopea. D 2 Wat de Korapre; is.  Wat de .Zwachtel is. Hoede zelve wordt san^e- < 51 OVER HET ADERLAATEN O (zie pl. I. fig. 11.) op het wondje, en bevestigende dezelve verder door den Zwachtel. De Zwachtel bedaat uit een reep rechtdraads oud linnen, zonder naaden of zoomen, twee ellen lang, en één duim breed. De aanleg daar van gefchied, op deze wijze: men neemt denzelven opgerold in de Linkerhand, zo men op den Rechter-arm heeft Adergelaaten, en in de Rechter zo men den Linkerarm heeft geopend. De rechter - hand bepaalt als nog met de twee voorde vingeren de kompres op het wondje. — Men laat den zwachtel een half voet ontrollen, leggende deszelfs eind even over de kompres binnens- arms aan: — de vingeren verlaaten een voor eendendrukdoekj, om den zwachtel op denzelven te deunen; intusfchen gaat men met de hand, die den zwachtel heeft, buitenwaards onder den elleboog heen, overkruifende voor de eerdemaal de kompres; men verp laatst de vingeren wederom beurtelings, (en dit doet men bij elke overkruisfing); — vervolgens gaat de zvvachtel boven den elleboog lieen, en keert ook weder boven denzelven aan len binnenkant terug; overkruisfende ter plaatfe can de kompres, zo lange totdat de geheee zwachtel ten einde is (*j. — Dit einde be- ves- {*) Waaneer twee ornlkgen over de Kompres gedaaa  EN DESZELFS TOEVALLEN. $i vestigt men (te lang of te kort zijnde, flaat men dat deel binnenwaards een weinig om,) met twee fpelden, ter plaatfe van de kompres; in acht neemende, dat beiden, of ten minilen één derzelven, tot op en in den drukdoek, termeerdere vastheid doorgaat (*). (ziepl. II. fig. i.) o.) Ein- 2ljn, is het nuttig (vooral bij woelende Lijders, of als het tegen den nacht gaat), deeze met eenen Speld, welken tot op de Kompres doorgaat, tot eene naauwkeuriger vasthechting te verzekeren. — Ook Iaat men na één of twee omflagen, den arm een weinig buigen, waar door het verband gefchikter kan aangelegd worden. (*) Dit is de tegenswoordige bij ons, en bij de meeste Aderlaaters gebruiklijkfte manier. Voorheen , gelijk nog heden bij weinige gefchied, vestigde menden zwachtel met toeknoopingder beide einden, of met één eind dat opgefneeden was, of wel met Banden die aan de einden gehegt waren. ■ De aanleg gefchiedde op dezelfde wijze als wij aangetoond hebben; alleenlijk met dat verfchil, dat het eerfte eind langer binnensarms blijft overhangen, en in de omgaande gangen van den Zwachtel niet begreepen wordt; deeze bijna ten einde zijnde, neemt men beide de einden, en maakt dezelven achter den elleboog met eenen Knoop en Strik vast. — Volgens de tweede manier, naamelijk met een eind opgefneeden, wordt de Zwachtel, even als inde Verhandeling geleerd is, aangelegd; doch het opgefneeden eind ,5 dat het laatfte is, wordt met geene fpelden gehecht; maar een der opgefneede eindjn gaat te rug over den arm , en worde aan het anderen, als het voorigc, verbonden. — De derde wijze, door Banden D 3 DM-  De bezorging, Zo van den Arm, Ais van den Lijder. Den (hap mag men toeüaan. Doch is zom-ijds fchaadelijk. i i i fchoon de Ouden die wel eer zeer uitdruklijk verboden , echter veilig toeflaan; en is bij deezen, om dat daar door het dierlijk leevens- beginfel, als verkwikt en gevoed wordt, zelfs heilzaam. Doch, bij den laatflen, en bij fterke Perfooien, moet men met denzelven omzichtiger te werk gaan; nadien door woelen, of andere bewegingen, ligtelijk het verband zoude konnen os geraaken, en eene min of meerdere fterke jloedltorting verwekken: ook is het voordeeüs- fte laamelijk, is nog wel, (in tegenftelling deezer genoemde,) Ie beste; deeze Banden zijn aan ieder eind des Zwachtels ién, en worden, wanneer de Zwacli tel is aangelegd, achter len elleboog mee eenen Knoop en Strik bevesJgd.  EN DESZELFS TOEVALLEN. 55 fte bij deezen, van zich eenigcn tijd in beweeging te houden; om daar door niet alleen eene betere menging en beweeging in de vochten tc verwekken, maar ook eene fpoediger en heilzaamer uitwerking te veroorzaakcn. Eenige Aanmerkingen b/ttrekltjk de A- derlaating op DEN arm. I.) Wanneer men bij het verrichten der Laating eens Kaars of Kunstlicht noodig heeft, moet de geene, die het zelve houdt zodanig achter den Lijder geplaatst worden, dat het Lichtfchijnzel juist op de Ader tegen de punt van het Lancet aanfchijne. IS.) Men moet nimmer fteeken, als men de Ader, noch zien , noch voelen kan; al was er zelfs een 'lidteken, dat de plaats aanwees: want men zoude niet dan bij geluk treffen,- bet geen onvoorzichtig zoude zijn. Liever zal men in dit geval den anderen arm, of zo het daat hetzelfde is, de hand, denvwf, oïeenig ander deel openen, dan onbedacht den weg der blinden inflaan (*). mo (*) Er zijn nogthans eenige (doch denkelijk maar weinige*] Jfeeimeesten, welke in dit geval randen; de huid te doorfnijden , de Ader te zoeken, en dan te «penen. . D 4 Docl Hoe hei licht geplaatstwordt. Geene Ader zonder het gezicht of gevoel te openen.  &e plaats niet uit het gezicht verliezen. i Waar de Ader geopendwordt, < 1 d I • l ■ d g o Hoe aien C de Pees w on vei S$ OVER HET ADERLAATEN III. ) Wanneer het Vat zo diep ligt, dat men het zelve niet dan door het gevoel kan ontdekken; zo moet men die plaats, daar men het gevoeld heeft, niet tut het gezicht verliezen; maar; op dezelve aandonds de punt van het Lancet inbrengen. Daar zijn Vaten, welke zich niet doen voelen, zo dra de band gelegd is ; maar wel eenigen :ijd daarna. IV. ) In het algemeen moet men de Ader openen, daar dezelve zich het klaarde voordoet, >nder het lidteken van voorige Aderlaatingen: vant,indien men haar op het lidteken zelve >pende , zoude men niet alleen meer pijn verrekken; maar het bloed zoude zo goed niet draaa, om dac de lidtekens de middenlijn der A« eren verkleinen Hierom opent een Aderlater, uit voorzorg voor volgende Aderlaatingen, e Ader voor de eerde reize zo hoog als mooeüjk is, en geduurig nederdaalende, doet hij de peningen zeer nabij elkauderen, om altoos voor ine volgende eene plaats over te houden. V.) Om de Pees van de tweehoofdige Spier mus- >ch deeze Handelwijs van Aderlaaten fchijnt niet alleen eed, maar hoe weinige Patiënten zouden zich hieraan ierwerpen . en aan welke moeilijkheden is dezelve niet knoctit?  EN DESZELFS TOEVALLEN. 5? (musculus biceps) te ontdekken, laat men den arm een weinig buigen; waar door dezelve zich als dan zeer duidelijk aan het gevoel vertoont. VI. ) Men is zomtijds in de noodzaaklijkheid, om de Vaten, welke vlak op eene Slagader.Pees of op bet Peesachtig-uitfpanfel liggen, te openen. Doch hier in moet men ten uiterfte omzichtig zijn, en de punt van het Lancet bijna horizontaal houden, tot dat het in de holligheid van 't vat gekomen is, en dan opligtende (eleverende), met deszelfs bovenfte fnijdende deel de opening vergrooten. Zo men het lancet loodrecht infteekt, loopt men gevaar om eene der zo even opgenoemde deelen te kwetfen. Beter is het nogthans, dat men nimmer op deezeplaatfen Aderlaat, maar veel liever een weinig hooger of laager, daar de Ader vrij is, fchoon dieper liggende. VII. ) De Midden- en Lever- ader (yena mediana & bafilica), worden het meest, als de gemakiijkfte en gefchikfte vaten geopend; doch in beiden moet men zeer omzichtig, uit vrees voor de tweehoofdige- fpier en Armpfagader, te werk gaan. Ëen jong Aderlaater zal dierhalven voorzichtiger doen, de hoofd- of ellepijps- ader (vena cephalica & cübitea), als vrij zijnde van Slagader en Peezen, in moeilijke gevallen te opc- D 5 nen. van de tweeh. fpier ontdekt. Omzïch* tigheid bij zommige Aderlaatinge». Omzichtigheid bij de midden en leverader.  5§ OVER HET ADERLAATEN Omzichtigheidbij die de Pokjes hebben. Omzichtigheidbij Waterzuchtige:-.. nen. Het bloed loopt uit dezelven juist wel zo vlug en fierlijk niet, als uit de anderen: doch het is beter, zegt Dionjs, eene laating te doen, die in het oog van de omftanders zo bevallig niet is, dan zich in gevaar te ftellen van andere deelen te kwetfen. VIII. ) Zomtijds is een Aderlaater in de verpligting, lijders, ten tijde der Kinderziekte te Aderlaaten. —- Dit geval, verwekt veelmaalen, bij dengeoefendflen, de grootfte oplettendheid: vooral zo de arm ter plaatfe der ader met pokken bezet is. Men moet hier in omzichtig te werk gaan; en zo zij droog zijn, dezelven alvoorens te dier plaatfe, die men verkiest te openen, eerst affchilveren. IX. ) Een zelfde moeilijkheid baart het dikwerf, als Waierzuchtigen (die zo als wij bladz. 22 *. hebben aangetoond, in eenige gevallen, of door bijkomende omftandigheden deeze Operatie ondergaan moeten) moeten Adergelaaten worden: bij deeze voorwerpen zijn, vooral als het eene algemeene Waterzucht (hijdrops Univerfalis^ïs, alle hunne dcclcn zodanig gcfpannen en gezwellen, dat hunne vaten, zoniet geheel, ten minfte voor het meeste gedeelte, het gezicht en gevoel ontduiken. , Hier in moet, zo ais klaarblijklijk is, de uiterfte omzichtig- en naauwkeurigheid, gepaard met een ont-  en deszelfs toevallen. $9 ontleedkundig oordeel, alsleidfter verftrekkeu. ■— Echter, mijns bedunkuns, was het veiliger voor jonge- of mingeoefende Aderlaaters, in dit, in het voorlge en in andere moeilijke gevallen, zo het moogelijk ware, hunne toevlucht tot bedreevene en oordeelkundige werkmeesters te neemen, dan door eene mislukte uitvoering hunnen naam te bezwalken. X.) De Aderlaating op den linkerarm kan van eenigen met de linkerhand niet,of zeer moeilijk, gedaan v/orden,'maar zij gebruiken hier toe hunne rechterhand: Zij moeten als dan ter zijde en achter den lijder (laan , en hunnen geheelen arm brengen, over den opperarm des Lijders en dus voorzichtig eene der Aderen openen. Echter moet deeze wijze, zo weinig als mooge.lijkis, gevolgd, maar van den beginne af met de linkerhand gewend worden. II.) Aderlaating op de Hand. Handlaating , is die laating, welke op den rug der hand, meerendeeks ter plaatfe der ua-! [hands- beenderen, verricht wordt. I De Pink en Hoofdader (vena Salvateïïa & ccphalica") c f eene van derzelver takken (zie bladz. J ió) worden in deeze Operatie geopend. i Al- FToe mea mee de Rechterhand dea Linkerarm ader.aar. Bepaaing. Welke iders ge>pendvorden.  Voor* eergen. Aanleg vin den laatband* Hoe geopend en verder behandeld. i i \ ** OVER HET ADERLAATEN Alvoorens men tot deeze Operatie begint,, laat men de Hand (de m0Uwen een weinig op4 geftroopt of omgeflagen, indien het noodig is)) eenige minuten in warm water houden; wrijven- • de dezelve een weinig, op dat de vaten, die hier: veeltijds klein zijn, meer bloed ontvangen, eni daar door beter zouden opzwellen (*). Vervol- ■ gens fchiktmen den noodigen toeftel (bladz. 26) 1 in gereedheid, en zet den Lijder op eene bekwaame plaats. Men legt den laatband , op den onderarm , even boven de voorhand aan, op dezelfde wijze als bij de Aderlaating op den arm (bladz. 46) is aangeweezen: in acht neemende den Strik aan de buitenzijde der hand te leggen (ziepl. I fig. 3) Laatende dezelve als dan weder op nieuw in 't Water houden, tot zo lange men ziet, dat de Aderen genoegzaam gezwollen zijn. Daarna droogt men de hand met een handdoek af; men onderzoekt de Ader; en deeze be- (*) Zode Vaten zeer groot en vol zijn, gelijk bij eenige voorwerpen plaats heeft, behoeft deeze voorzorg niet.—. doch dit niet zijnde, moet men zich aan den Regel houJen: echter in acht neemen, dat het water genoegzaam varm, doch niet te heet zij; en ook dat de Hand daar net te lang inblijve: om dat daar door de huid bol en pgexwollen zoude worden; 't welke de Operatie en uit- ! Ioeijing van 't bloed veeltijds hinderlijk miakt.  EN DESZELFS TOEVALLEN. 6l paald zijnde, doet men de hand fluiten om de huid te fpannen,. en opent dezelve even als wij in het handwerk (bladz. 27) hebben aangetoond. De Ader geopend zijnde, en het bloed willende niet uitvloeijen gelijk veelmaalen gebeurt, laat men de hand van den Adergelaatenen weder in het warme water fteeken; wanneer niet zelden het bloed genoegzaam uitloopt. Bloed genoeg ontlast hebbende (*), neemt men de hand uit het water; men maakt den band los; zuivert het wondje met de fpons; leggende op hetzelve een drukdoek, en hier over het windzel. Het verband tot deeze Aderlaating bcftaat uit een éénhoofdig windzel, anderhalf el lang, en één duim breed, — Vee le gebruiken uit welflaandshalve een zwart zijde lint ' lengte en breedte als het voorige. Het (*) Het is niet wel moogeüjk, in deeze, zo wel als in de Foet laating, de hoeveelheid van het uitgeloopen bloed naauwkeurig te konnen weeten. De fnelheid , waar nieede het uit de Ader vloeit, en de grootte van de Opening doen hier best over oordeelen: te meer, als men een weinig in een Kopje kan ontvangen, en daar uit kan afleiden, den tijd, die tot volloopen noodig is. Eenigen gisfen uit de kleur van het water, dat met het bloed vermengd wordt, doch dit is meerendeels, zo^uit de verfchillende Bloedsgefteldheid , als uit deszelfs min of meerdere kleurigheid, zeer onzeker. Het Ver« auid.  Alle deeze Aderlaatingen, welke aan het Hoofd gedaan worden , worden zeldzaam en zo veelen willen, nog onnoodig verricht. Met de Opening der Halsader, die de ontvangbak van bijna alle deeze voorgenoemde takken 'is(zie bladz^ 9) , wordt niet alleen fpoediger, maar ook gemaklijker aan het oogmerk voldaan. De grootte van derzelver vaten geeft gelegenheid , dat het bloed hier vrijer kan uitvloeijen, en bij gevolg' ook een fchielijker en hcilzaamer uitwerking zal konnen voortbrengen. —.Alleenlijk fluiten wij de Ooglaating,en, in eennaauwcr zin ,de Onder tongslaating uit; welke beiden ,in zommi-. ge gevallen , van beter uitwerking dan de Halslaating zijn konnen. Heuplaating wierd van de Oude (doch tegenwoordig zeldzaam) in eene hevige HeupJicht (Isciaticus) gedaan. Kuit laating eindelijk fieldende Ouden in Poft* (*) Diorij.sa Chir, Qpex.Madz. 455, Neuslasting. Noodjgg aanuier- kingj Heup* aating. Kuit-hiS^ ting.  Herbaal de Aderlaating. < r. c 1 l j 6 1] e z K «8 OVER HET ADERLAATEN dagreufe, en Jichtige beenen in 't werk. Schoon onzes bedunkens, dit noodig zijnde , gcvoeglij. ker, en moegelijk met meer nut op de voeten zoude konnen verricht worden (*). Voorzorgen bij het Leerstuk der Aderlaatingen in het bijzonder. I. Wanneer men voorziet, dat de Aderlaating kort na de ecrlre Reize zal dienen herhaald te worden, maakt men het kompresjemet O/z'e voch? tig, waar door het wondje zal openblijven ; en met den aanleg van den drakband boven, en eene ligte klopping -onder de Opening , veeltijds het bloed zal doen uitfpringen. Dit mislukkende s-rhen verpligt eene nieuwe opening te maaken: locli die moet nimmer op of in het voorige vondje verricht worden. II. (*) Schoen wy alle deeze voorgeftelde Aderlaatingen iet noodzaaklyk in de beöeffening oordeelen, nadien door e Opening van de meest gewone Aderlaatingen , niec eldzaam, en moogelyk beter aan het voldoenend oogmerk eiintwoord wordt; zo hebben wy echter ten nutte der leelkundige Leerlingen, niet ondienftig gevonden , om' He, zo weleer als nog gebruiklykfte Aderlaatingen ,kort- 'k te verhandelen. Immers konnen 'er zich gevallen \ omflandigheden voordoen , waar iu dan wel eens dee- :, en op een' inderen tyd, eene andere Plaats en Ader r opening wordt aanbevöolen, - ;  EN DESZELFS TOEVALLEN. % II. Het Bekken of Fat, waar in men het bloed ontvangt, moet niet plat en ondiep, maar eene redelijke holte hebben; en zonder veel te fchudden, ftil worden neergezet. Hier door geeft men aan dc vaste zeljjlandigheid beter gele- ' genheid om zich van het wyeachttge (bladz. 33) af tefchciden, dat, zo het Bekken plat is, 01 veel gefchud wordt, te fpoedig verkondt enftolt; en dus de behoorlijke aftchcklrng belet; 't welk de Beöordeeling van't bloed meerendeels bedriegèlijk maakt. ; Zommigen verwerpen om deeze Redenen het bloed in kleine en verfcheide Kopjes te ontvangen; willende liever al hetafgelaatene in één Vat doen loopen, en het zelve aivoorens een weinig warm gemaakt hebben. III. De Aderlaaters zijn verpligt , daags na de Operatie hunne Lyders te komen bezoeken, en het gelaat en deel te bezichtigen: men neemt den Zwachtel,en her. Kompresje, dat zomwijien vastgekleeft zit, voorzichtig af. .— Veelen zijn gewoon, als dan een eenvoudig Pleijierije op het wondje te leggen; doch wij oordeelen,zo dit laatstgenoemde genoegzaam geflooten is, 'er niets aai: te doen, maar het deel 0 zich zeiven te laatcn be rusten : of uit voorzichtigheid, dan wel's nood; zijnde, een fchoon Kom resje, en den Zwachtel o\ nieuw als vooren, doch wat losfer daar oveiaante leggen. F 5 VIER Waar in het bloed moet ontlandenworden. De Lij- der moer daajs ;ia de Operatie bezochtwor-.cn, ♦  S>o QVER HET ADERLAATER l>Vat toe vallen zijn. .Verdeeling. In ligte, Aanmerklyke, En zwaare of gevaariyKetoevallen. Ocrzsaken.' 3 VIERDE AFDEELING Over de toevallen ,• welke op het Aderlaa,. ten konnen volgen. Door toevallen (Symptomaia) verftaat men tegennatuurlijke omdandigheden , dewelke zich, onder of na de Konstbewerking voordoen. Men verdeelt' dezehen-'in Ligte, Aanmerklijke, en Zwaaye of Gevaarlijke Toevallen. Onder Ligte Toevallen worden begreepen, dc Misfteek, Flaauwte, Wederöntfpringing van het bloed, Ontftccking' van bet wondje , Blaauwe vlek, en B loedronning. Janmerklijkere zijn , de Uitvating , Pijn en Vefflxamming, Kwetzing van een Watervat, en Verzweering van den Laatfteek. Zwaare eindelijk, en die zomtijds gevaarlijk worden,zijn ,de Vioeijing op bet gelaatenedeel, de Kwetzing van het Beenvlies,- van het Peesachtig uitrpaufelj-eene Pees, Zenuw, én van eene Slagader. De Oorzaaken deezer toevallen moet men alroos bij ongeluk aanmerken:zij konnen zo wel, fchoon minder, bij eenen Geöeffenden voorzien'igen, als bij eenen onbedreeven onbedachten Aïerlaater voorvallen. Veele ornftandigheden konnen tot dezelven ge-, egenheid geeven. Aan,  EN DESZELFS TOEVALLEN. ö| Aan den kant des Aderlaaters naamelijk . door eene ongelukkige of onvoorzichtige beftiering van het Lancet'— Ongelukkig, wanneerhij eene Zenuw of Watervat kwetst : want deezen zijn, gelijk wij (bladz- 7■ 8.) gezegd hebben, voor bet gezicht en gevoel verborgen. — Onvoorzichtige als dezelve eene Pees, Slagader, of eenig ander deel, voor eene Ader aanziet en opent. Zij konnen ook door AcnLyder, 't zij toeval* lig, of uit onvoorzichtigheid ontdaan. — Toevallig, wanneer dezelve van een teder vreesachtig geitel is, dat fpoedig Bezwijmt: of van eene Kwaadlappige hoedanigheid, waar uit de Verzweering van den Laatlleek, en Vloeijing op dat deel, gebooren worden. — Onvoorzichtig, wanneer hij zich onder, of na de^ Konstbewerking, niet ftil houdt. En eindelijk kan een Medehelper gcleegenheid tot Toevallen geeven. , 't Zij hij den Aderlaa ter, of wel den Lyder onder het oogenblik van den fleek ftoote; of eene fchaadelijke beweeging komt toe te brengen. I, KL AS SÉ , OVER DE LIGTE TOEVALLEN. I. Ds MfSSTEEK. De Missteek , gemeenlijk Witte Aderlaating ge-1 Door den Ope» rateur0 ' Dooï den Liji der. Dooi len Hel-' jer, Bepaa. ing.  P* OVER HET ADERLAATEN Oorzaa ken. i Geneezing. J 1 t Bepaaüug. I 1 e v Wordt onder- noemd,is, wanneer het Lancet door de huid tee zijde, of niet tot in de holte van het vat fteekende doorgaat, en hier op geen, of zomtijds maar weinig droppelen bloeds volge. De Oorzaak des Mijleeks komt veelmaalen , door de kleinte, diepe, oflosfe en rollende ligging der vaten; of dat het Lancet te .fchuin, bezijden, of niet genoeg tot in de ader wordt ingebragt,- of eindelijk ook wel dat de Lijder, ->nderde operatie, het deel terug trekt, en dus tan den Aderlaater gelegenheid tot eenen Miste ek veroorzaakt. Deeze Kwetzing is, zo 'er tevens geene ande•e deelen door het lancet geraakt zijn, van weilig belang. — Men herhaalt de Operatie bij. de:elve, of op eene andere plaats,- en verbindt en geneest vervolgens , even als in eene gewoone .aating, met een zuiver kompresje, en een daar oe gefchikt verband. II. Flaauwte. Door Flaauwte verftaat men eene min of teerdere aandoening des Lijders, waar door al? zijne Zintuigen verdoofd ,en als ware het, in ene benaauwde bedwelming , en belemmerde werking geraakcn. Twee Trappen van hevigheid worden in dit Toe-  EN DESZELFS TOEVALLEN. 9» Toeval onderfcheiden.' — In den eersten trap wordt het aangezicht bleek, de oogen donker . de oóren rüisfchèn, waar bij zomtijds eene Duizeling is. Doch, in den Tweeden, of fterkeren,is de Lijder eenigen tijdlang zonder gewaarwording , zomtijds zonder gevoel , en de Pols eij Adem zeer zwak. Aandoenlijke, zwakke, of wel vreesachtige VoorWerpen zijn aan dit toeval het meeste onderworpen. Nogthans bij fterke of andere perfoo nen, bij welke fpoedig eene groote hoeveelheid bloeds ontlast wordt,ziet men insgelijks dikwerf dit toeval gebeuren: want het Hart, op dat oogenblik minder dan na gewoonte bloed ontvangende, raakt als in eene verflaauwing zijner werking,en onthoudt bijgevolg aan de Hersfenen voor dien tijd hunne gewoone hoeveelheid Arteriëus bloed; waar door natuurlijk het gebruik der zintuigen verdoofd of belemmerd raakt. Wanneer dit toeval onder de Operatie gebeurt, houdt het bloedt gemeenlijk van zelf met uitvloëjen op; dit niet zijnde, zet men den duim op de opening van het vat, en laat eenige Geestrijke middelen, als, Azijn, Brandewijn, Eau de Luce of iets anders onder den neus houden (*>" en (*) Men moet, a!s men iets onder den neus houdt, in acht neemen, dat men niet beide de Neusgaten te gelijk met rcheiden in twee rappen. By wet* ke voorwerpenplaats heeft. Geneezing onder de Operaüe-  94 OVER HET ADERLAATEN 'Na de Operatien, Geneezing in ( het twee de foort. i l ïï è e d d g< v: a, bl tii en liet aangezicht met koud water bcfprengen._D É Lijder bij zich zeiven komende, laat men het bloed (zo 'er noch niet genoeg ontlast is ) weder uitloopen : anderszins maakt men, intusfehen dat een ander bezig is de geesten op te wekken „' het wondje door liet verband toe (f). Veelmaalen gebeurt dit Toeval, na dat de Operatie verricht, en het deel verbonden is. —. Men bezigt de voorgeftelde middelen en laat de Lijder op zijnen rug, in eene Horizontaale'plaattb g nederliggen, en zo het moogclijk is ,ih eend andere, of open plaats verfche lucht inademen. Wanneer men in een fterker Flaauwte, doof' le voorgeftelde middelen geene genoegzaame beering befpeurd. wordt het gebruik van de Spi^ ntus Sólis AmmoMaci onder den neus gehouden* :naande flaapen gewreeven,zeer aangepreezen; Op deeze wijze kan ook het Sal Volatile , Oho- iet den doek (zo daar van gebruik wordt gemaakt) toeoppe ,• mrar dezelve verwisfelende, dan tegen hei eene 1 dan tegen.het andere aanlegger anderszins zoude men : Ademhaling, die in dit geval reeds vry zwak is, ver;r belemmeren. (*) Men kan echter in dit toeval eenige voorzorgen bruiken ; met naamlijk zulken , die hier sa- onderheg zijn, op het bed liggende Ader telaaten,- ——o f, on;r het bloed ontlasten , telkens van ooeenblik totoogenik fchoon water doen drinken, Azijn laaien ruiken 5 en et toeftaan, veel na het bloed te zien.  ES DESZELFS TOEVALLEN. $3 Ökofum Sylvü, Spiritus Cornu Cervi, of het Li quor Cornu Cervi Succuratus enz. gebruikt worden. Zij zijn inwendig tot opwekking, ver meerdering, en verfterking der Leevensgeesten van vijf-en-twintig jtot vijftig Droppelen in Wit te Wijn of Water gebruikt , ook van grooter! dienst. III. Ontspeinging van het bloed. Ontspeinging van het bloed noemt men, wanneer bet Bloed , 't zij kort of langer na het aanleggen van het verband, onder of door hetzelVen fijpert, of uitvloeit. De gelegenheid geevende Oorzaaken zijn, of aaiïclenkant van den Aderlaater^, of wel aan dien des Lyders, De eerste ontftaat,wanncer het ver band niet behoorlijk vast,of wel verkeerd is aangelegd : Verkeerd noeme ik , als de kompres niet behoorlijk op, maar ter zijde, of wel boven de Opening geplaatst wordt. De andere , naamélijk waar de oorzaak zelve bij den Lijder te zoeken is, komt daar van , dat dezelve het gelaatene deel in geen acht, en genoegzaaine rust gehouden heeft. Met ontfpringen der Armlaating ontdaat ook veelmaalen door eene driftige en onbedachte ïechuitdrekking , waar door het onderdeel van den Eepaa« ling. De Oorzaaken , ontdaan door den Aderlaater. Doordets Lijder.  5* OVER HET ADERLAATEN Of door andere omltan: digheden. Her (telling. Bepaaling. c < 't F h VI w R den zwachtel als open en gaapend, en hét bd« ventte als eenen - ring om den arm geflootea wordt. Zomwijien ook kan dit toeval gebeuren, wanneer eene Ader otfmiddelijk boven of op eene Slagader gelegen en geopend is; of dat dezelve naast ééne, of tusfchen twee hoog opgezette Peezen',, alwaar de opening niet genoegzaam door de kompres kan gedrukt worden, haare plaats heeft. De Herfttlütig beftaat in het wechneemenvarï zwachtel en kompres, wanneer gemeenlijk het bloed dan ophoudt met uitvloeijcn. - Men reinigt de met bloedbefmctte deelen en legt op nieuw een fchoon, en, zo het nodig is, een be« saaider en drukkender verband aan (*_). IV. Ontsteeking van het Wondje. Hier doorverffaat men eene minder of meerdere (*_) Dit toeval is veelmaalen , wanneer men 'er fpoe- ig bij is, van weinig belang : , nogt'aans heeft dö )ndervinding meermaalen doen zien, dat diergelijke Voorallen,bij eer.igen .doodelijke uitwerkfelen gehad hebben: zij dat dezulken in den Slaap of Éénzaam in eene iaauwte geraakt zijnde,het gelaatene deel is los geraakt, ;t bloed zo lang heeft doen uitloopen, dat, eer men het ontaar wierd , het Leeven des Lyders zo verre gedooken as, dat het niet konde opgewekt worden ; of by andéii reeds zelfs geheel was uitgeblust.  EN DESZELFS TOEVALLEN. 9? re Roode, Jeukerige, of Steekende pijn , aan, en in den omtrek van het wondje. De Oorfprongis, meerendeelsin eene geduurige bewecging van het gelaatene deel, of wrijving van eene ruuwe, of door bloed hard geworde Kompres, tegen, en over de opening der ader, gelegen. / De Geneezing beftaat in het aanleggen van eene zuivere linne Kompres, met Witten Wijn, Azijn enz. bevochtigd;hier over het gewoon Verband, en het deel doen ftil houden. Ook kan in dit geval, het Unguentum Nutrit um van dienst zijn» V. Blaauwe vlek (echymofis). Dit toeval ontdekt zich niet eerder, dan na, het afneemen van liet eerde Verband: • en vertoont een oppervlakkig zacht, rood, blaauw of geel gezwel. Vertorzaakt door eene indringing des bloeds, in de Wijevaten der huid; of van het vet; of van eene Uitvadngvan bloed tusfchen deeze bekleedzelen. In den beginne vertoont het zich rood of blaauwachtig, wordende vervolgens geel, waar na het eindelijk verdwijnt. Vette perfoonen, of die, welke eene dunne en tedere huid hebben , zijn na eene Aderlaating G het Geneai ïing. Bepaaing. Oorrprong. IVelke iroorwer?en hier  aan meesi onderhevig. Genee- » 1 1 Bepaa- in vv oj in Vhasti oorzaak, .ru de nat ( de < OVEll HET ADERLAATEK 'het meest aan dit toeval onderhevig: 't zij, door clat men de wrijvingen te veelvuldig en te fterk gedaan hëbbe; 't zij, dat de band te lang en te lHjf gebonden zij geweest,- 't zij , dat'er eene Kreuk in den band of de kompres was ,-'t zij, dat de zieke zijnen arm , eer de wond géneezen was,te veel heeft uitgeftrekt j 't zij eindelijk, dat liet een gevolg van de Bloedronning zij. Men geneest die Toeval, 't welk doorgaans ran weinig belang is,methet een of ander Geestijk Middel,- als , met Azijn , TVijh, Brandevijn enz. te wrijven, en metKompresjes daar i« uit gemaakt, te beleggen. VI. Bloedronning (Thrombus). De Bloedronning , ook wel Bloedgezwel ge-; icmd, is een min of meerder groot Cf), zomijlen rood of loodkleurig gezwel, 't welk zicl> imiddelijk na den fteek, of onder het Aderlaaten, den omtrek van het wondje, voordoet. De Naaste 'Oorzaak van dit Toeval is eene )ediger en meerdere uitvloeijing uit het wondje • ader, dan wel uit dat der huid: hier uit moet uurlrjk volgen, dat het Vetvlks (Celluiefa) in den *) De grootte van dit gezwel, is geëvenredigd, aaa wrzaik .ge'evendé- gelegenheid, en kan van de grootte .DwYf/MQt dat van een. fiotnder £*'aangroeijen.  IN DESZELFS TOEVALLEN. i>9 $en omtrek van de opening min of meer met bloeddeelen wordt opgevuld. De afgelegen ,doch bier toe gelegenheid gcevende, Oorzaaken, zijn : vooreerst t eene ruimer opening in de ader, dan in de huid; ten tweede, dat de opening van de ader niet overeenkomt met die der bekleedzelen, maar het deel verdraaid, of verfchooven is; ten derde, wanneer één of meer celletjes van het Vetvlies tusfchen de opening van de huid geraaken ; en eindelijk ten vierde, dat de hand of voet (vcrönderfield daal op gelaaten te zijn) te. lang in 't water gewecsi zijnde , de huid doet bol worden, en hier dooi het wondje natuurlijk doet vernaauwen. Zo dra men dit Toeval befpeurt, maakt mei den knelband een weinig los,om daar door eën< vrijer doorstraaling te bezorgen, en het aanwas feu van het gezwel te verhoeden. — Doel veelmaalen houdt het bloed met loopen op, ei men is verplicht, eene andere Ader, op het zelf de, of op een ander deel te openen. De Geneezing belTaat in het aanleggen vai eene Kompres , in Azijn (Acetum) bevochtigd en zo het noodig is, dit Middel ééns of meermaa - len te herhaalen. Zeldzaam , of laat ik liever zeggen , nooit, be hoeft men hier voor Verzweering of hevige toe vallen, te vreezen: het bloed is buiten at G 2 d' Afgele* gen por. zaaken. i Voorzorgen. k t 1 Genee- . ïing. > l7  ioo OVER HET ADERLAATEF? Bepaaling, i ( ( i . r h t! V derë toevallen uit zich zelfs hier onbekwaarrli toe (*); maar zal eerder , dat echter in dit toeval weinig gebeurt, tot Verrotting overgaan .. In dit laatfie geval zullen fterke en herhaal-, de geestrijke middelen, als Spiritus ViniCam-' phoratus , Spiritus Salis Ammoniaci en meer: anderen, van veel dienst zijn. II. KLASS E. Over de Aanmerklijker of Gewichtiger toevallen. I. De Uitvating. (exvafatiö). Door Uitvating verftaat men, dat eene Adei* door (*) Wanneer het bloed in 't Vetvlies is uitgeftort, kan het nimmer, gelijk wij gezegd hebben, tot Verzweering overman, doordien het zelve in geene bijzondere Arterieure Vstjes (Ca/a Arterió/a) wordt opgehouden , die in sene vermeerderde' hitte, fpanning en verftopping, einlelijk breeken; en met de vermenging van het ingeflooté Vocht, Fet, ch hunne eige verbrookene deeltjes, de veriweeiungsiof (Pus) uitmaaken. Maar het keert veelijds fpoedig in de ontlaste ader terug ; of deszelfs dunne n fyne deelen worden door de opflorpende vatjes va/a Abforbentia) fpoedig op genomen, en het dikke lardachtige, van tijd tot tijd, door de warmte en fchuung verdund en verfmolten zijnde , gaat eindelijk als at voorige den zelfden weg. Dit bewijst over- tigendede van tijd tot tijd verminderende zwarte of blaau» -e kleur.  EN DESZELFS TOEVALLEN iet door en door geftooken zijnde, het bloed in de Cellulofa tusfchen de Bekleedzelen en Spieren komt uit te ftorten. De Kentekenen van dit' toeval zijn: dat zicl^ in den beginne eene min of meerdere uitgebreide, donkere, roode, of blaauwe Zwelling voor'doet, welke veelmaalen het deel doof gevoelig en zwaar maakt: en zomwijien, niettcgen- ftaande alle voorzorgen , het geheele deel doet opzwellen, Groote Pyn, ontfteeking, ja lomtijds bet vuur (Spkacelus) enz. voortbrengt (*). De Geneezing beftaat, in het deel zacht, en weinig drukkende te verbinden , geestrijke en zuure middelen aan te leggen. Het uitgevate en gedreinde bloed moet vloeibaar gemaakt en de verrotting verhoed worden : hier toe wordt zeer aangepreezen Am- moniac Zout, in twintig maal zo veel IVner ont~ bonden, met bijvoeging van een vierde gedeelte Wijn,en een agtfie Azijn ; welke Stooving warm gebezigd, aan deeze oogmerken beantwoordt (f). Doch (*) Veele Schrijveren, en mooglyk we! de meeste Heelkundigen , verwarren de Blaauwe vlek met de Uitvating onder e!kander;n — dich zomen de bij.zonde re ooifprongen aart derzeive befchouwr .doet he: onsr.iei ièn , maar met recht twee onderfcheidene toevallen noemen (f) Zie van Swieten , op de Korte Stellingen vaa Boerhaave 2 deel ,hladi. 30. ' 9 3 Kenteenen. Genee-  ïoa OVER HET ADERLAATEN Doch, indien deeze, of foortgelijke middelen T niet voldoende bevonden wierden, maar de toe. vallen vermeerderden, moeten, om de verderving tegen te gaan, eenige Openingen op de gezwollen de plaatfen met het Lancet tot in het Vetvlies gemaakt worden, om dus het uitgedorte bloed te ontlastten, en de fpanning daar door te vermin-' deren. Vervolgens belegge men het deel met de eene of andere Refolveerende Stooving, als b. v. de Herb. Scord., Thym , Absinth., waar onder de Acetum en Spiritus Vini vermengd zijn. , Zo er Verderving ( Spkacelus\) volgt, moet de Suppuratie, door uitwendige veretterende, en inwendig verdcrkende middelen, bevorderd worden. IL Pijn en Verstramming. De Ontleeedkunde (Anatomia) leert, dat een Klein Zenuw - Takje , de Inwendige Huid-Zenuw ( Nervus Cutaneus Internus ) genoemd, de Leverader (Vena Bafilica) vereelt : een ander, naamelijk de Spier en Huid-zenuw (Nervus Musculo Cutaneus) loopt achter de Midden- en over de Hoofd-ader : en een takje van de Voorste Scheenbeens Zenuw (Nervus Tibialis Anticus) verzelt de Moederader ter plaatfe van X . den  EN DESZELFS TOEVALLEN. ï*J deh Enklaauw : en eindelijk , één óf meer kleine takjes van het Tweede Paar der HaLzenuwen verfpreiden zich over de uitwendige Kropaderen (*). Zomwijien gebeurt het , dat men bij het openen deezer Aderen eene van deeze kleine Ze; nuwtjcs (leekt of affnydt. Als men dezelve alleenlijk fteekt, verwekt men eene hevige pijn, die zich langs het geheele deel üitftrekt, en geduurende eenigen tijd,doch in minderhevighcie doet gevoelen. — Wanneer de Zeriuw.geheel is Öoorgefneeden,is de pijn voor een oogenblik hevig; doch wordt gevolgd, van eene Doof gevoeligheid, Verftramming oïVerjiyving van dat deel, waar langs het gekwetste zenuwtakje zich uit fpreidti Veelmaalen is de Pijn, eer de Aderlaating ge heel verricht is , me erendeels geftild, of welgroo telijks verminderd : —— doch zo niet, wrijvi men het geheele pijnlijke deel met een rhengze uit OU van zoete Amandelen (Oleum Amygda larumDulcium),Olivan Wormen(Oleum Lumbri forum') en Brandewijn (Spiritus Vini). D (*) Zie hier nader over den Hoogleeraar, A. Mot ro s, Verhandeling over de Zenuwen enz. vertaald door de - konstraïnnaadc ?. M. Nielen bladz. 154. — 104—1<5; «n 183. G 4 Bepaaling en oorzaaken. ' Gen»3L 11  *04 OVER HET ADERLAATEN. De Verftramming geneest men met Balfem van Floraventie (Balfamum Floravemi) en OU van Wormen (Oleum Lumbricorum) onder elkanderen vermengd, waar meede men warm ge. maakt zijnde, het deel moet wrijven. B:paa. Behandeling en Geneezing. : < 1 1 h z III. Kwetzing van een Watervat (PunUura va/Is Lymphaticis). Wanneer men eenige uuren, of daags na de laatjng. het Verband nat, en zomtijds eene ligte .Bolachtige Zwelling , ronder verandering der Huid 's kleur, in den omtrek van het wondje vindt, betekent, dat 'er één of meerdere Wysof Waterratjes met de Ader te gelijk doorftooken zijn. Zo dra men dit Toeval befpeurt, doorweekt toen eene Kompres in eenig geestrijk vocht, WyniïBier-Azyn bij voorbeeldt , of wel de Spiritus aceti, en belegt daar meede, het zelve, zo het lodig is,eenige reize herhaalende het beledig- le deel. En niet zeldzaam ziet men dit ge- >rek hier door binnen weinige dagen herftel;n. Doch zomtijds, in weerwil deezer Middelen, oudt de Uitvloeijing aan ,• of 'er wordt een gevelletje door uisfiorting in den omtrek van het wond-  ÏN DESZELFS TOEVALLEN. 105 wondje gevormd: als dan is men verpligt, daar in eene kleine opening te maaken, om uitgang aan het Uitgeftorte Water te gceven : ■ maa- kende vervolgens op de geopende plaats, door een zacht dotje Plukzel , Kompres en Windzel "eene maatige Drukking. Dit niet helpende, zijn eenigen gewoon om de Alcohol Fimioï Spir. Terebinthina op het Wondje, en een fluitend Verband, van de toppen der vingeren (verönderflelt het gebrek aan den Arm te zijn) tot aan den Schouder aan te leggen. — Doch onzesbedunkens, zal het gebruik van den Helfchen Steen (Lapis infc nali,), welke bepaalder zijne werking verricht , op de opening van het wondje gehouden, van beter en veiliger uitwerking zijn -. Hier door het Watervat toefchroeijende, en de Eeltachtigheid verdelgende, wordt de geheele zaamenhechting van het vat, en Van de kleine Pijpzweerachtige opening voortgebragt. De Loodwit-Pleister (cmplaftrum de cerusfa) op de opening gelegd, en de Drukking naliet gebruik van den Helfchen Steen, volbrengen de GeneezingC*). IV. Verzweering van den Laatsteek. Dit toeval kent men, als het gemaakte wondje (f) Zie La Faye beginzelen der Heelkunde, bladz. 672. G 5 Bepaa* liog.  Oorzaaken zijn uit- en inwendig. Geneezing in uitwerdige oorzaa ken. *e£ OVER HET ADERLAATEH je niet na gewoonte fluit, maar eenige dagen achter den anderen openblijft, en de omtrek pijnlijk, rood, ontftooken, en zich als een Etterend Zweertje vertoont. De Oorzaaken zijn;»//- of inwendig: _ Uitwendig; wanneer bet Lancet of de Spons, waar meede de Bewerking verricht is, niet genoegzaam rein en gezuiverd was,-of dat eene geduuri. ge fchuuring, van de met bloed hard geworde Kompres, het wondje doet open blijven, en ontfteeken,- of dat een ilukje van het Vetvlies, tusfchen het wondje is ingeraakt, en de aanëengroeijing belet, of eindelijk,dat de wond watgroot, door eenftomp Lancet gefcheurd en niet welbezorgd is. (*) - Inwendig eene ongefieldheid der vochten, welke door hunnefcherpte deHerëenïging belemmeren. Die, welke uk Uitwendige Oorzaaken ontfban, kan men genoegzaam zuiveren en heelen, doorliet Ungnentum Digeftivum of Balfamum Arcai op een zacht wiekje gefineerd; hier over deEmplas- trum Q") A. Titzing merkt asa , dat eëne Ontfteeking eh Zweering in hetLaatgar, door opfnijding der Klapvliezea kanontitaan. Zie zijne Ferdor.kèrde Heclkonst. bladz. 389. Meerendeeis kan men de Kwetzing deezer Klap-vliefen ontgaan, zo men acht geeft, van nimmer op de zicktbaa~ re (nmndingen der Adertakken te laaten,- naardien deeze siaatzen altoos van Klapvliezen voorzien zijn.  IN DESZELFS TOEVALLEN* tof VfumDefenfivum of Diapalmtim enz.: of men kan eenvoudig het wondje dekken met een vet ge. fineerde Emp. Defenjivum Vigonis. Zo de Randjes eenigzins hard mogten zijn, gebruikt men de Emplaftrum Saponatum, oïMu> cilago, onmiddelijk op dezelve gelegd. Wanner de Zweering uit eene inwendige Oorzaak af hanglijk is , moet, buiten deeze voorgeftelde middelen , de Vochtitroom alvoorens , door daar toe bekwaame voorfchriften , verbeterd en gezuiverd worden. III. KLASSE. Over de Zwaaue , en zomtijds gevaarlijke toevallen. I. Vloeijing op het gelaaten deel. Zomtijds ziet men, dat na eene Aderlaating fchoon na de konst, zonder kwetzing van au dere deelen verricht, echter kort, of eeili- gen tijd na de Operatie, het gelaaten deel begint te zwellen, Roosachtig, Ontplooken, Rooa en Pijnlijk te worden,* ja zomwijien zo fpocdia en vreeslijk toeneemt, dat het deel in gevaai van Stikking en Verderving geraakt (*) , — we 11 (*) Zie hier van een voorbeeld bij Dionis, daar reed, den tweeden dagvis 811 Toeval het Vuur (Spacelus') en dei sierden de Dood volgde. Chir. Oj>er. bledz. 532 & feqq. In inwendige oorzaaken, Bepaa' Hng. i  io8 OVER HET ADERLAATEN: De Oor zaak is altoos inwendig. Verêifcht een Geneesheer. Uitwendigehulpmiddelen. 1 ' i l t c x 1 t e Ê l welk Toeval als dan een VloeijingifluxW) op* het gelaaten genoemd wordt. De Oorzaak is altoos afhangelijk van eene Ziekte ■ Stof, welke in de Vochten des Lijders huisvest: want door de O tlasWng van dat deel, eene Ruimte vindende, geeft gelegenheid om zich aldaar neder te zetten. In dit geval moet de Aderlaater altoos zijnen toevlugttot eenen Genees- Heer neemen, om den Aart der Ziekte met gepaste Hulpmiddelen tegen te gaan. Uitwendig gebruikt men, zo het gebrek nog in den beginne en ligt is ,verkoelende, en verzachtenie Stooviugen (fomenta), als bij voorbeeld : Warm gemaakten Witte ■ Wijn ( Vinum AU >umy, of wel, De Geest van Camfer Brandewyn (_ Spiritus rvti Camphoratus') , Azyn van Goudglit (Aceurn Lithargyrii) en Kalk water Qaqua Calcis) nder eikanderen vermengd, en telkens een wei. ig warm met kompresfen over het deel ge-d. Ook is in dit geval liet Unguentunï Nutriënt & Album Camphoratum op linnen gefineerd n herhaalde reizen aangelegd, van veel dienst. Doch zo het gebrek hevig is zullen de Pap. en (Cataplasmata) van meer nut zijn. Kr toe kan deeze volgende of diergelijke ver  EN DESZELFS TOEVALLEN. verzachtende en pijnfliilleiide Pap gebezigd worden, als: neem, 9^. Kamillen en Vlier Bloe- Flores Camomill* men; Altea en Malva- Sambucï ; Bladeren, van ieder een Herb* altke* , -y- ; , . Malva, a.a.m.jt hand vol-.kookt het in cgqueiHlacdulcU& half Melk en Water, tot aqua cmmum P. een Pap. aq.q.s. ut. F.Cata- plasma. Deeze Pap moet bloot op het beledigde deel, en zo warm als moogtijk is , doch wel uitgewaazemd, om de drie of vier uuren herhaald, aangelegd worden. Zo het toeval hevig wordt, en verdikking drijgt, moet het deel op eenige plaatfen met Jnfnij dingen ( Scarificationes ~) , en met die middelen, welke in het Heet- en Koudvuur (Gangrena & Sphacelus~) bij de HeelkundigeSchrijveren genoegzaam te vinden zijn , behandeld worden (*> II. (*) Van eenigen wordt in dit geval herhaalde Aderlaatingen op het tegen over gefielde deel aangepreezen: — doch bier door Helt men die deelen in een en hetzelfde gevaar als het eerfïe en zal dierhalven door voorzichtige Genees en Heelkundigen, hier in , nimmer goedgekeurd vrorden.  BepaaSing, Kenteeieaen. Genee- 2ing in ïig:e toevallen. In zwaare toevallen. SU OVER HET ADERLAATEN II. Kwetzing van het Beenvlies CPunüura Periostii), Wanneer de Ellepijps - Ader op den Arm, de Moeder - Ader aan de binnen enklaauw , of eenigen aan bet Hoofd geopend worden , loopt men, zo men het Lancet te diep fteekt, gevaar van het Beenvlies QPeriostium) te kwetzcn. , Een buiten gewoon gevoel, op het oogenblik der fteek, de weêrftand van het Lancet 'fc welke verftompt en zomtijds zonder punt te rag komt, veeltijds verzeld van pijn , fpanning en ontlteeking, welke zich langs het been, welks Vlies gekwetst is, uitftrekt enz., zijn de aantoonende Kentekenen, eener kwetzing van dat deel. Zo de Toevallen niet aanmerk lij k zijn, vergenoegt men zich met Koinpresfen , in een vijfde deel Brandewijn ,en vier deelen gemeen Waterxax. gemaakt, 'er op te leggen. Doch zo de Pijn hevig is, neemt men zijne toevlugt rot pijnflilleiide Pappen. —— hier toe kan men met vracht gebruiken „* Kruim van Witte Brood (Mica Panis albi), met Witte Wijn ( Vinum Album ) : of kruim van witte Brood, Saffraan (Crocus), zoete Melk (Lac dulcis): of die, welke wij reeds bladz, ïso hebben voorgefteld. Di^  SN DESZELFS TOEVALLEN. ïn Dit noch anderen niet helpende, is men verplicht, het gckwetfte en gefpanne Beenvlies,tot vermindering der fpanning, en bedaaring der toe. vallen, te doorfnijden. III. Kwetzing van het Peesachtig uitspansei (Punctio in Aponeurofty Bij het openen van de Midden-ader (Vena Mediana) op den Arm, ter plaatfe van de tweehoofdige Spier, waar van dit uitfpanzel afdamt, is men meerendeels, zomtijds ook op de Handen Voet,aande kwetzing vandat deel onderworpen(*). Eene Pijn, die zich aandonds door het geheele deel verfpreidt, en van tijd tot tijd vermeerdert , gevolgd zomwijien van Zwelling en Hardheid, ter plaatfe van de opening en een tegendand aan de punt van het Lancet, zijn de Tekenen deezer kwetzing. Omflagen van zachte en verkoelende middelen, in den beginne gebruikt, konnen van veel nut zijn, zie bladz. 108. Qok is het Un- guen- (*) De Peezen (Tendines) beftaan uit digt op elkandere gepakte vezeldraaden (fibra;) ; maakende eene Ronde dikke of platte flaart der Spier : anderen breiden zich als een dun Vlies uit, en dit iaatlten is het, 't welk gemeenlijk Peesachtig uitfptmfel ( Aponeurofn ) genoemd, woidt. Bepaa* ling. Kenteke-I nen. Geneezing.  Inwendigehulpmiddelen. i ïi2 OVER HET ADERLAATEN guentum Rofarum , Populeum } Nuitum , of' diergelijke van veel dienst. Doch zo de Toevallen hevig zijn,en'erzwaaré pijn, hardheid, zwelling en ontft eeking plaats heeft; moet men verzachtende en pijn IHllende Pa. pen '^Catapla.mataj (bladz, 109 en 110)aanleggen. In het wondje druipt men (het zelve eert weinig van eikanderen haaiende, of des noods zijnde, het nog wat verwijderende) Warme Terpentijn Olie ; of ook de zonder Alcali geprepareerde Tinïtuur van Barnfieen met Baljem van Peru vermengd., Anderen prijzen aan, den Balfem ven Arceus, van Copaiven, of de OU van Hyperici enz. Zomwijien doorweekt men een Wiekje met deeze Oliën oïBaifems; en na dit alvoorens op het wondje gelegd te hebben, houdt men'er een warm gemaakte Spatel op. Doch, met moet zorgdraagen, dat dezelve, (of zo de Oliën en Balfems in het wondje gedruipt wierden , ook deezen) niet te heet zij, hier door zoule meer pijn en zwaare toevallen verwekt worden. Veeltijds worden op een tegen over gefield leel herhaalde Aderlaatingen, eene goede Leeraiswijze,verkoelende en ontbindende Hulpmiddelen , ten uiterfte en allernoodzaaklijkst, in de aanxouding of vermeerdering der toevallen, vereifch. Zq  EN DESZELFS TOEVALLEN. i r Zo de toevallen niet bedaaren, is men verpligt 'de Opening te vei wijderen 'en met de voorge- ftelde middelen aan te houden. Zomtijds worden 'er Ettergezwellen(Abcesfus) boven of onder de kwetzing voortgebragt, welke moeten geopend, gezuiverd , en geheeld worden. IV. Pêkskwetzing (Pun&ura Tendinis), Deeze Kwetzing kan niet alleen op de Hand en den Voet, maar ook, en wel het meest, in het vouwen van den Arm , aan de tweehoofdige fpier, onder de Midden Ader geleegen (&tofe. 9), Voorvallen. De hevige Pijn,die de Lijder op het oogenblik der fteek, door den geheelen Arm, (verönderftelt op dat deel gelaaten te zijn) tot aan het Schouderbeens- hoofd (Caput Os {is Humeri) gevoelt , en den tegenftaud , dien de Aderlaater aanjde punt van zijn Lancet ontwaart, doen kennen, dat dit deel, of wel deszelfs Scheede ( Vagina) gekwetst is (*). In- 1 (•) De Beroemde Hallerbeweert, teiPeeztn en Pees. achtige Uitbreidingen van gevoel ontbloot zijn ; en de toevallen , die uit de kwetzing dier deelen ontdaan, alleen .af. hanglijk zijn van gekwetste Zenuwtakje», welke in alle Lichaams deelen het gevoel verwekkend zintuig uitmaaken. Doch de Baron van Swieten betoogt, dat de H on- jf BepaaJing. Kentekenen. /  2I4 OVER HÉT ADERLAATEN Gevel gen dee zer kwee z'ing. Gonee2ing, Door affnyding. I 1 c ] V d k h ■ Indien de Kwetzing" maar ligtelijk'gefchiecl ^ gaat de pijn zomtijds fpoedig over : maar wanneer dezelve aanhoud, wordt zij wel dra gevolgd van opzwelling, fpanning ontdceking en verilijving van het geheele deel; van koorts, Ituipttekkingen, verzaameling van vochten, het houd vuur en eindelijk den dood. In den beginne zijn (op denanderen arm) herhaalde Aderlaatingen, welke dc aangroei der toevallen verhinderen, zeer nuttig. _ Men dekke het deel met een pijndillende Pap of Stooving (bladz. 109 en 110) en behandele het wondje, als in het voorige Hoofddeel (bladz. 112) ge. zegd is. Nietteegendaande deeze voorzorgen, de toe' vallen echter vermeerderende , is de veiligde en eenigde wijze, om het deel en Leeven van den Lij- Drmiddelijke sanrasking der Peezen, welke van haar bekleedsel ontbloot zijn, aanmerküjke toevallen verwekken; maar net dit laatlle voorzien, het gevoel minder is. Zia ier van een overtuigc-nd zonder verlamming ;;icn herëenigen (f). V. Zsnuw-Kwetzing (Puntlura Nervï). Men kan geene fcheiding des geheels maaken, op wat deel van 't Lichaam ook, of 'er zijn Kleine Zenuw - Vezeltjes in begreepen; —. doch wij beöogen door eene Zenuw-Kwetzing* eene Kwetzing van eenen der zichtbaare takken , welke bundeltjes zijn, en met eene fcheede bedekt (zie hladz. 6). Tei (*) Bij eene gekwetste Pees rekken derzelver heel ge. b'eeven vezeldrnaden geweldig uit, en verwekken na maate deezer uitrekking, een min of meerdere mp van Pijn, ên deeze de verzeilende toevallen. Dierhalven , zo de¬ zelve niet fpoedig bedaaren, is de geheele rdïhijding van dat deel önvermijdiijk. »=— Zelden echter zijn de toeVallen zo hevig, dat deeze Operatie verè'ifcht wordt. (f) Dat ce Doorfnijdir.g der Pees het deel niet altoos verlamt, blijkt uit verfcheide gegronde waarneemingen.— De Heet GreSier had de Pees van de TweehoofdigeSpier. digte bij haare inplanting, afgefneeden; en echter wierd de beweeging en krachten van den Arm lurfteld. — Zie de Frunfcht Mert. van Julij 1734. H 2 Bepsa* ling.  1X6 OVER HET ABERLAATEft Op wat deel de ( zenuw meest gekwetstwordt. Kentekenen. j Toevalliil en . derzelver ' ootzaaken. ( ] ( ( i < i 1 f Ter plaatfe van de Tweehoofdige-Spier (MuJ•ulus Biceps") in het vouwen van den arm. iigt ierzei ver Zenuw, en deeze is het, "/elke het neest,ongelukkig, bij eene Aderlaating gekwetst wordt. — Zie ook bladz. 102. Bijna dezelfde Toevallen, doch wel zo hevige ils bij de Pees-Kwetzing, doen do. Zenuw-Steek ;enneii. Hoe eene Zenuw meer gefpannen is, hoe weiliger vezelen eener Gekwetfte Zenuw geheel zijn ^ebleeven, des te grooter zal derzelver rekking ijii; des te zwaarder toevallen zullen 'er komen; 11 des te heviger zal de pijn zijn: uit de 'ijn oiuftaat Koorts en Ontfteeking ; niet zeilen komen 'er ook Stuiptrekkingen uit voort; , >p de ontfteeking volgt zomwijien het Vuur \ locb zomtijds formeeren zich na de Zenuw toe, 11 het Vet ais ook op afgelegene plaatzen, Verweer ingen (Abscesfus) : — inzonderheid worlen de Klieren daar door aangedaan ; en hier. ran blijven allerleie Boezems, en op het laatst Hppzweeren over. Maar op eene minder gefpannen, of ook geicel doorgefneeden Zenuw , zullen diergelijke :hriklijke ongemakken niet volgen (*y De (*) De Zenuw op zich zelve is eene zichte , we 'ke amenftelling, voortkomende uit het M.'rg der Hersi'enen (Me-  EN DESZELFS TOEVALLEN. li1 T)t behandeling van dit toeval evenaart aai dat der Pees-Kwetzing. - dat is, men ftelt her. haaide Aderlaatingen, eene naauwkeurige weekmaakende en verkoelende Leevenswijs,zachte en pijnüil lende middelen , in 't werk. Gaande-vervolgens zo dit vruchteloos is, tot de behandeling, als bij hevige Pees-Kwetzinsjen (bladz. ir4) geleerd is , over (*;. Echter moeten wij aanmerken , dat de Zwarte Balfem van Peru in het wondje gedmipt, door van § wieten ,als een krachtdaadig middel in de Zenuw en Peeswonden wordt aangepreezen (f). Aan deeze Wonden , als ook aan die der Peezen, zijn alle vette ,koude, waterachtige, fcher- pe (Meduïïa Cerebrf)\ doch het Vlies, dat vrij dik is , en waar meede ieder afzonderlijk zenuwije, en ook alle te gelijk meede bekleed zijn , geeft de taaij- en hardheid aan dit wezen. Dierhalven hangt de geheele uitrek. king , en de daar op volgende toevallen, van deeze Vliezen of Rokken, en de vatjes, die door dezelve verfpreid zijn, en niet van het zenuw wezen zeiven,af. (*) Doch hier onder isbegreepen, dat eene afgefneede Zenuw eene ongevoeligheid, en verlamming van dat deel, daar de zelv> toe gefchlkt is , verwekt,en nimmer, noch door de Natuur , noch door de Komt kan herè'enigd of herfteld worden. (t) Aantek.op de Korte Stellingen vaa Boerhaave, r aV?/ iladz. *}52A U 2 i Genee» zing. Welke midi. ien fchadeüjk zijn.  Het ken. merk deezer toevallen is moeioJijk- Tekenen der kwetzing van het Beenvlies, Tekenen van de kwetzing ▼an 't peesachtig uitfpanzel. jïB OVER HET ADERLAATEN pe en uit honig bereide middelen nadeelig. — Ook moet de aandoening der lucht geweerd en gemyd worden. Over hel onderfdieid der kenmerken, bij de Beenvlies-, Peesachtig Uitfpanzd-, Peesen Zenuw Kwetzingen. Het is in veele opzichten moeielijkuit de Toevallen te befiuiten, welke deelen door het Lancet gekwetst zün , door dien deeze vier laatteen in haare uitwerkfelen zeer nabij den anderen komen ; echter zullen wij, ten nutte der On- geöefrenden , eenige hiür toe dpliciitendfi bedenkingen mededeelen. De Kwetzing van het Beenvlies gefchied zelden, dan op den Voec, aan het Hoofd, en op de Ellepijps - Ader , en onderfcheidt zich door eene in den. beginne minder hevig en in 't vervolg diep liggende en bepaalde pijn; 1 ook dat ter plaatze der fteek geene Peezen of Zenuw-Takken geleegcn zijn. Het Peesachtig Uitfpanzel toont zich gekwetst te zijn, door de nabij gelegenheid van Peczen , en de bewustheid, dat het Lancet niet op dezelve geraakt heeft, — Hevige pijn in den omtrek van dat deel , eene fpoedig opkomende hardheid enz, doch eene mindere hevigheid van toevallen, dan in de Pees- en Zeuuw-Kwetzing plaats  EN DESZELFS TOEVALLEN. ïr^ plaats heeft, zijn de verzeilende en ichetzende kenmerken. Eene Peeskwetzing blijkt uit de ligging, cn aanwezendheid eener Pees juist onder de ge maakte opening , verzeld van de daar bij bladz, £12.) opgegeeven toevallen die zich echter in den beginne niet verder , dan tot in de Inplanting van derzelver deelen uitllrekt. Doch de Zenuw Kwetzing ontdekt zich, dat daar ter plaatfe geene Pees, geen Uitfpanjel, of Beenvlies gelegen is : ten minsten dat men bewust is, dat deeze deelen doorliet Lancet niet zijn geraakt: — cn echter de hevige aanhoudenkeid van de pijn, welke zich in , door en over andere deelen uitftrekt. Veelmaalen worden deeze Kwetzingën ook fpoediger gevolgd van ontftceking, Kramp , Koorts , en andere toe.alJen. (*,. VI. Slag Aderkwetzino.. Wanneer men op den arm de Leverader (Vent (*~) Men moet omtrent alle deeze Toevallen in achi neemen, of zij alleen uit de aangebragte Kwetzing, dar. wel, of ze met eene Kwaad-Sappige Licbaams gefteldheid zijn zaamengefteld. Ook zullen zij in een fterk en zwak Lichsam verfehil Ien : wa t bi] den ee> sten wordt het bloed met meer ge weid om, en na het gekwetfte deel gedreeven, din'b; den Laaiden en verwekt hier door des te heviger e. .geweldiger toevallen» H 4 Tekenen eener Peeskwetzing,. Tekenes eener Ze-» 11 uwk ivetzing, Gebeur* ( meest 09 |  de arm flagader. Verdee^ li»$ c t 8 1 g d h ïao OVER HET ADERLAAT2N ' na Bajïlka) opent, kan zomwijien de Arm Sla?* ader (4rteria Brachialis), welke nevens of onder deeze ader ligt , ligtelijk , bij ongeluk of onvoorzichtiglieid gekwetst worden. (*). ■ Deeze Kwetzing is in derzelver Holte doorgaande , of alleenlijk in fa-ore buitenfte Vliezen. _ Die, welke tot in baare..Holte doorgaat, is weder onderfcheiden, door dat, bet bloed buiten de huid en bekleedzelen uitftort, of onder de huid en tusfchen de be- kleedCO Het is echter niet altoos zeker, dat de Arm-SIagader de Lever-Ader verzelt : . bij zommige Voorwerpen ligt de Slagader zeer diep ; bij anderen boven de Spieren even onder de huid ; en wederom bij anderen overkruisfen zij eikanderen : . doch zomwijien wijkt :1e loop deezer Slagader wel eens van haare natuurlijke lig. jingaf; en de Waarneemingen bevestigen , dat zij méérnaaien de Hoofd-Ader verzelde Zie hier aangaande IAnk Aanmerkingen op de Chir. Oper. van Diokis, b/adz. Dierhalven is het (dat nngthans maar al te veel ver;uimd wordt) van de uiterfte noodzaaklijkheid , zo men en deezer Vaten wil openen, alvoorens men den Band !gge, de Plaats en Ligging der Slagader (als bladz. a6 eleerd is) te onderzoeken. Wij vinden bij C. Gimttani, dat ook een der Kleine akken van de Arteria Tibiaiis , op den Rug des voets ïlegen, bij eene Laating op dat deel kan gekwetst wor- :n. Zie hier van een Voorbeeld in zijn Ver. md.over de Slag.Ader-gezwellen, aa Waarn. bladz. 8p.  EN DESZELFS TOEVALLEN. 121 kleedzelen invloe'td : aan welke laatfie men den naam van valsche slagaderbreuk (Aheurisma Spuria) heeft toegevoegd. De Oorzaaken zijn: i.) dat de Aderlaater (wel meest bij het openen der Lever-Ader op den arm) oggekikkig de Slagader geheel of ten deele doorftcekt; —■ 2.) cn vooral kan dit gebeuren, wanneer.de Slagader zich boven de Ader verheft, en dus dezelve voor de laatfie doet aanzien; — 3.) ook wanneer de Lijder door Stuiptrekkingen is aangetast, waar door het deel in eene geduurigc beweeging is, en dus de Ader moeilijk van de Slagader kan onderfchciden worden ; 4.) of dat aan den Aderlaater geen ge- noegzaame tijd, om den arm gade te Haan, gegund wordt; -5.) cn eindelijk , dat men bij het openen der voorgemelde Ader de punt van het Lancet te Perpendiculair, en niet fchuin Eleverende genoeg, inbrenge. In het Eer/ie Geval, naamelijk, als de Slagader tot in derzelver Holte geopend is, fpringt het Slagaderlijke Bloed met geweld als eene draal en fcheutsgewijs na de beweeging der Pols uit. Deszelfs Kleur is veel Rooder dan dat van de Aderen ,• het ftremt zeer fchielijk ; eene drukking boven de opening vermindert deszelfs drift; daar in tegendeel de drukking onder dezelyc de uitvloeijing vermeerdert. H | Zo Oorzaaken. 1 Tekenta /m de kwetzing rot in derzelve holte.  ï 23 OVER HET ADERLAATEN Hoe zich hier in te gedraagen. Zo dra men uit deeze verfchijnfelen befpeurt, de Slagader geopend te hebben, moet men zich vrijmoedig en onbefchroomd aandeden , en het ongeluk, is het moogelijk, voor Lijder en Omftanders verbergen (*). Men trekt den Knelband zo dijf toe . als nioogelyk is, laatende een Helper den arm onderftcuncn; intusfehert dat de Aderlaater een ander, en deviger verband gereed maakt , bedaande in een (hikje Zwam (Agarkus-) , of bij gebrek van dit, een ftukje gekaauwd en uitgeperst Papier, ter groote van eene Nootmufcaat; twee of drie Kompresjes , de eene grooter dan de andere; en eindelijk een Zwachtel van vijf of zes ellen lang. Wanneer 'er eene gcnoegzaame menigte bloeds ontlast is, zo dat de Lijder flaauw wordt (f); zet (*) Om dit gepast te doen, moat de Aderlaater voorgeeven , dat het bloed van den Lijder zeer driftig is, en bij gevolg meer ontlast en naauwkeuriger verbonden moet worden. Doch, indien de Lijder of omftanders den misdag merkten, moet hij dit niet ftijfhoofdig blijven ontkennen ; maar de fout, als tets dat den geösffendflen Aderlaater kan gebeuren, openhartig belijden, en voorgeeven, dat'er geene zwaarigheid is, zo de Lijder zich maar Uil houdt, en aan de bevelen van dea Aderlaater gehoorzaamt. (f) Men moet echter niet altoos wachten (gelijk veelen wil-  EN DESZELFS TOEVALLEN. 133 zet men den duim boven de opening, ncemende den Laatband weg , en na alles gezuiverd te hebben, 'legt men bet flukje Zwam, of liet gekaauwd Papier op het wondje; hierop de kleinftc Kompres en vervolgens de overigen, zodanig , dat dezelve boven het waterras van den arm uitdeelden: hier over legt men den Zwachtel, doch dij ver dan in de gewoone Aderlaating aan. bevelende den arm voor het lijf geboogen, tn zeer dil te houden. Men bezoekt den Lijder herhaalde kecren, om te zien of het bloed niet door het verba»! heen dringt , en beveelt den Zwachtel nog eenige dagen, uit aanmerking van de drift des bloeds , om te hóuden; maakende denzelven den tweeden of derden dag, alleenlijk een weinig losfer, zonder nogthans aan eene der Krompres- fen te raaken. En zomtijds is men gelukkig ge. willen) tot dat de Lijder flaauw wordt : dit ?oude tiadeelige gevolgen koanen hebben. Bij eene Zwart' gère Vrouw, of bij Perfoonen , welke dit toeval niet ligt ondergaan ,was het gevaarlijk. Zomwijien loopt het bloed onder de huid in het Vetvlies (Cellutefd), en in dit geval, is de toemaaking hoe eer hoe beter nuttig. Men Richt zich dan liever na de hoeveelheid bloeit, welke de gekwetfte Slagader ontlast heeft, en na de omstandigheid der verfchijnzelen.  1*4 OVER HET ADERLAATEN Valfehe flaaaderfpat. - , 1 ; ! g 1 ( r £ v é ii n c f< genoeg , door deeze manier, eene Slagader - ... O Kwetzing te geneezen (*> Doch het geluk beguuftigt hier in niet altoos den Aderlaater : veelmaalen loopt het bloed, en vooral zo de opening van de Slagader niet over een komt met die der huid; of dat bet zelve zo driftig „iet uit het laatstgemeld^ kan uitvloeijen,in de Cellulofa tusfchen de Spieren onder de huid uitj__0f wel, indien de ope. ning in de Slagader zeer klein is, en het bloed liet door de bekleedzelen kan uitloopen, ftolc ïetalvoorens het een merklijken afftand der opening van het vat is voortgeftooten . en maakt ee» jeletzel voor eene verdere uitvloeijing en verpreiding van het volgende bloed in de Cellui* fa> (*) Zie een Voorbeeld, en diergelijke gelukkige Belandeling.bij Diohis, Chir. Of et bladz. 435. Het woord Geneezen beoogt niet, dat de Vliezen der töpeude Sla^aier (gelijk in de Aderen gebeurt) wezentjk weder nerëenigta. Het tegengeltelde is te klaar beoogd : en zo men bezeft, dat de Slagader in eene geduuige beweeging is, de gekwetïïe Spier vezeltjes altoos zijn iwoan in ie krimpen, en hier door het Openingje doen erwjjderen, zo zal men kiaar bevatten, dat da Herèeni. (Hg, zo niet onmpoglijk, ecuter zeer bezwaarlijk, en ,aar zeldzaam zijn kan. — Maar door Geneezen vertan wij. dat het Wondje der Sligader Hoor een foort yan *Uus of eelncfctigtóid (denkelijk door bij gelegene deelea formeerd) geflooten wordt,  EN DESZELFS TOEVALLEN, 12? fa , het welk in kort als een vast cn hard Lichaam wordt ( *). -. Zomwijien formeert dit bloed, onder de Aponeuro fis, een gezwel, gelijkende na eene waare Slagaderbreuk Cf). In deeze of diergelijke gevallen kan de bewinthng van het geheele deel, ah het bij Ondervinding best en veiligff e middel, aangewend Worden. Men begint (den Lijder alvoorens aan de beledigde zijde ontbloot en wel geplaatst hebbende) met op het wondje eene welgedroogde Kegelvormige fijne Spons te leggen, waar van de Punt uit de buiten fpons beftaat; hier over een plat, doch grooter ftuk , en vervolgens trapswijze drukdoekjes; leggende op den Scam der Slagader aan den Opperarm, eene lange dikke Kompres aan —. Dit alles wordt zo lang vast gehouden totdat men alle de vingeren der hand , ieder afzonderlijk met eenen zwachtel van een' duim breed en vervolgens met een" breeder , de geheele Hand, den Onder- en Opperarm, niet langzaame opklimmende flagen , (en vooral ter plaatfe van de Wond, alwaar ze eenigzins vaster en (*) Zie hierover de fraaije Verhandeling van den Hoogleeraar Monro , Edenburgfcht Proeven, 2 deel, bladz, 168 & /sqq- (t) Zie zodanig een Voorbeeld, door den Heer PeXiT, dam les Mem. de CAsad. des Sciences de 1736'. Behandeling. Door de Bewmding.  *2<5 OVER HET ADERLAATEN en kjiösfehde dienen te zijn) tot onder deOxel,» en zelfs eenigen om de borst doende, beeft omwonden en vast gemaakt (*)— wordende dit al- (i:) Het verband tot de Hand en den Arm beftaat, zo als gezegd is, uit twee Zwachtels , ieder op één hoofd opgerold , waar van de eerde één duim breed en omtrend zes elle lang is , doch de andere moet een half duim breeder, en wejf.eens zo lang zijn. Dit Verband wordt dusdanig voibragr. —— als men het Windzsl (veronderftelt het fmalfte) op één hoofd gerold heeft, maakt men het met eenige kringswijze flagen oin de voorhand vast ; daarna leidt men het zelve fchuin over denahand, tusfchen den Ringvinger en den Pink, bedekt den Pink met kruipende omgangen, en gaat weder langs de nahnnd rugwsards tot de voorhand om eene Kringswijze leiding te maakeii. -•—- Men moet in acht neemen zo dikwijls men te rug keert , dat men altoos om de voorhand een krings wijzen Omgang maakt, om het verband vast te doen liggen. — Van de voorhand gaat meri met het windzel weder fchuin opwaards over de nahand na den Ringvinger, om denzelven, gelijk als de Pink, met gemelde kruipende flagen te omwinden,- en leidt het zeive weder te rug , fchuin over de nahand en den voorigen omgang om een X te maaken,- van dsar komt men wedef tot de voorhand. —— Met zodanige omwindingen vaart meu voort, tot r'atde overige twee Vingeren en denDeioi bewonden zijn ; omwindende vervolgens de hand met kringswijze omflagen, tot aan den onderarm, alwaar men dit windzel vastmaakt. Vervolgeus neem: men het breeder of langer Windzel , beginnende daar meede ter piaatze daar het eerde geëindigd is, loopende voorts opwaards, zodanig dat de eene Om. ilag  ÉN DSSZELFS TOEVALLFN. ïgf alles van tijd b t tijd met Azijn en Koud Water (Oxycraat) bevochtigd (*). Dit Verband wordt om den anderen of derden dag vernieuwd , en eenigzins vaster aangefoöten; zonder dat nochtans de Drukdoekjes of Sponsjes worden aangeroerd , 't welk niet voor den zestienden of twintigften dag moet gefchieden Cf). Inwendig moeten verkoelende middelen , en her- Uiig een gedeelte van den anderen bevat, tot aan het vouwen van den Arm, ter plaatze der kwetzing, alwaar men eenige Kraakelingswijze omflagen onder en boven den elleboog doet, even als inhetgewoone verband tot de Aderlaating (bladz. 52) gebruiklijk is. Daar na loopt men verder op waards tot onderden Oxeljden zwachtel over de Schouder heen leidende, brengt men denzelven over de Borst onder den overgelegen Ox ?1 door, bevestigende denzelven 'tnet één of meer omwindingen, na maate de lengte dee zwachrels is, om het bovenlijf vast (zie pl II. Fig. 8._) (*) Bij het gebruik der Spons moet wel in acht genomen Worden, dat dezelve volmaakt droog, fijn, en zonder senig bloed befraet, op liet wel afgedroogde wmdie d?r Slagader geleg.i wordt , waa- op >ü aanftonds vastkleeft, en zwellende , eene zachte veerachtige drukking maakt. Zonder hier op acht te geeven is zij veeltijds NuMoos. (f) Zie over dit Verband en deszelfs nuttigheid, het Aanhangzel van den kundi i-n Hand - Arts J. van der Haar, «chter de Verhandeling over de Slagadergezwellen van Gimttani geplaatst. — Als ook J. Z. Platner Handl. totda Chir. 1 Deel bladz. 408, & Seqq. Tnivpndf gf h^han deling.  Tweede mar.ier van binding. « i c 1 1 l ï b c v t' d v V e d ral OVER HET ADERLAATEN.. herhaalde Aderlaatingen gebezigd worden. — De Lijder moet weinig eeten, en niet dan wateriger* en vooral geen 'Geestigen drank drinken (*). Doch zomwijien voldoet deeze handelwijs zo min als de eerste aan het Oogmerk; het bloed vloeit uit de opening, 't zij onder de huid o door het verband heen. In dit geval word het Draaikoord (Tourni Wet) (jOoin een Opperarm (verönderfleltjic voo (*) Zie J. Z. PlaiNer, ibid 410. (IJ) 'Er zijn twee foorteu van Tourniquets , het een lat door Konst bereid is, en het andere Eenvoudige o jewoone, dat in tijd van noodzaaklijkheid, en bij gebrel 'an het eerfte gebezigd wordt. v Het eerfte , zijnde een Schroef-tuig, m:akt op den Stafl er flagader eene bepaalde drukking.. Zie deszelfs Be * :hrijving en Afbeelding onder anderen bij J. Z. Platnej Iandl. tot de Chir. p'.. 1 fig. 7. Het andere Eenvoudige of Qewoone tourniquet be aat uit een vast opgerold windzel , drie of vier Viuge :n breed: gefchiitt om op den ftam der Arm-Slagader innen waards op den opper-arm aangelegd te worden; waai ver men een' langwerpige Kompres , om den arm aan oegt ,• over welke laatfte weder een fterke Band of Koorc veemaal omwonden wordt, bevestigende denzelven aar 2 buitenzijde met eenen Knoop en Strik vast ,• ondei 'eiken Band ter plaatfe der Knoop men een ftukje Bordapier fteekt, en daar over een lievig Houtje, ter lengte n dikte eens vingers, door welk laatfte om te draaijen men 311 Baud zo dijt toehaald, als men noodig oordeelt,-konnen  EH DESZELFS TOEVALLEN. ng TQorige verband alvoorens weggenöomen hebbende) op den Stam der Slagader, omtrend vier of vijf vingeren breed, onder het hoofd van 't Opper-arm-been aangelegd ; Zpdanig , dat des» zelfs drukkende Magt, aan den binnfekant des arms, juist op den Stam der Slagader aankome (ziepl. II fig. i). Het Tourniquet genoegzaam toegedraaid hebbende , verwijdert men de wond der beklecdfelen, om uitgang aan het ondergeloopen en uitgeftort Bloed te geeven, hierna ftfijkt men, met eene zachte drukking, op de omliggende en met het uitgeftort bloed gevulde deelen na deeze gemaakte opening ter ontlasting aan. _ Vervolgens legt men op het wondje der gekwetste flagader een ftukjeZwam (Agaricui), hier over weder een grooter, en nog een grooter , vervolgens wat Plukzel, eenige fcompresfen , en eindelijk het Verband aan. Zie bladz. 125 (*). ' Ha dit alles draait men het Tourniquet een wei- nende het zelve door, een a,nder bandje onder het eersta, op een duim breed na bij het (lokje geftooken of vast gewaakt , dus gedraaid op het deel bevestigd worden. (*) Men begrijpe ligtelijk, dat de Zwachtel in dit geval , niet gelijk, in het'voorige, tot onder de Okfel en om het lijf kan heengaan 3 maar uit aanmerking van bet; Tourniquet, tot aan of onder hetzelve moet aangelegd eu; bevestigd werdea.  130 OVER HÉT ADERLAATEr* Overgang tot de Onderfchepping. j ] < - 3 J 1 < weinig los, doch niet meer dan dat men evêrj den Polsflag voelen kan , en neeme het zelve niet eerder, dan na verloop van eenige dagen , uit vreeze voor nieuwe en gevaarlijke Bloedltortingen , eindelijk, van tijd tot tijd het iets losfer gemaakt hebbende, geheel weg. Verder behandelt men, als in het voorige Geval bladz. \if gezegd is* Dit niet helpende , is men verpligt om deö Arm en Lijder, zo het moogelijk is te behouden , en voor het dringend gevaar te redden , als dan de Operatie der Onderfchepping te beJroeven. Dit wordt op de volgende manier verricht: , Ie Bekleedfelen boven en onder de kwetzing genoegzaam verwijderd zijnde, (men veronder, lelie,dat het Tourniquet is aangelegd,en zodalig toegedraaid, dat de klopping der Pols-Slagider (Arteria Radiaa) niet meer gevoeld wordt) irengt men een fijn Stiletje na boven in het vondje der gekwetste Slagader, ligtende haar met iet zelve een weinig op, om dus van de naasttangehechte deelen, en, zo het moogelijk is , >ok van de Zenuw" te fcheideu. Vervolgens teemt men twee kromme ftornpe Naalden , net gewafchte draaden voorzien,brengende een >oven, en den anderen beneden het wondje der' !Iagader,om dezelve aldaar (hetStiletje alvoo- icns  EN DESZELFS TOEVALLEN. tyf irens weggenomen hebbende) met een tweemaal doorgedooken, of Heelmeesters - Knoop ,te vestigen. Het midden deel der Slagader tusfchen deeze twee Bindingen, moet niet afgefneeden worden; oin door de inkrimping der einden, geene affchuiving der draaden, en dus geene nieuwe bloeding of andere toevallen te verwekken. Vervolgens verbindt men de Wond met zachte en Ettermaakende Digefliven , met Plukzel maatig opvullende; hier over Kompresfen met warme Wijn , Brandewijn of iets diergelijks bevochtigd; en eindelijk een geen te knellend Verband. — Zelfs is het nuttig den gcheelcn Voorarm , welke geboogen en voor het lijf gebonden is, met deeze voornoemde Stoovingen of Fomen* tatien te beleggen. Met het Tourniquet handelt men als vooren hladz. 1so gezegd is. Na deeze verrichting wordt gemeenlijk de onderarm en Hand doof, ongevoelig, koud en bleek; de klopping der Pols laat zich niet meer gevoelen. — Doch met het gebruik der zo even genoemde ftoovingen , het vlijtig wrijven met Azijn en Water enz. ziet men meerrnaalen, dat dit Deel na eenigen tijd in Warmte , Roodheid, Gevoel 3 en zomtijds de Pols in eene flaauwe I s Klop: Gevolgen der Operatie.  ' OVER. HET ADERLAATEN Klopping, (*) begint te herleeven, men vervolgt als dan met de Verëttcring,Zuivering enzó van de wond, tot de geneezing (f). (W-1 ' ' -:»'•'• • 'V Y Na (*) Ik zegge zomtijds'. want bij aidien men eetiigeu tijd na deOpetatie den'Polsflag in óïRadieeu niet gewaar wierd, moet dit geenzins als een voor dat deel doodlijt gevolg aangemerkt worden; nadien zomwijien die nimmer daar in meer gevoeld wórdt, en echter in krachten fterkte kan herHellen. Zie Monro in de Edcnb. Proeven a deel bladz, ' ' (f) De Ontleedkunde leert, dat de Arm-Slagader (Ariër ia brachialis) in het buigen van den Arm, zomtijets jiocger dan laager , zich in twee takken verdeelt, welk.? na dyi Voorarm en Hand loopen. Veelen dan, raaden de Ondenchepping, in geval de kwetzing boven de verdeeling plaats had, volftrekt af, uit aanmerking, dat daar door de Leevend - voedende invloed, na het ondergelegen deel, onderfebept en belemmerd wordt, en hier uit , naiföurlijk eene verfterving voortvloeit. ••• i Doch onzes bedunkens kan de Onderfchepping en Toe* binding, fchoon boven de verdeeling, echter veilig, en veelmaalen met eene heiizaame uitwerking werkftellig gemaakt worden. De ontleedkunde leert, en de Ondervinding bevestigt, dat'er bij het bovenfte deezer Slagader een aanzienlijke Tak afdamt, welke na den Onderarm loopt, «en bij ont'oeetiug van deezen, konnen de kleine zijtakjes, die geduurig uit de Arieria Brachiaiis voortkomen, en Inir.ondingen (iiiofculationes*)mzt de Radiea en Uinaris maaken. genoegzaam verwijderen, om eene genoegzaams ftoevcelhjid bloeds, aan de ondergelegen deelen re ver» *:i J:. Wij  EN DESZELFS TOEVALLEN Na de Operatie, ( fclioon geneezen zijnde ,) blijft zomwijien eene Zwakheid in dat deel over. Hier toe zal het gebruik van h&Unguentum Neg vinum, het welk met krachtige gediftileerde Oliën aangezet is, van veeL dienst zijn.., , Wanneer echter , na verloop van vier-en* twintig uuren , het deel onder de binding onge voclig enkoud blijft , geen Polsflag zich ver- toont , Wij zullen tot meerder ophëlderteg van dit gezegli kortelijk twee gewichtige gevallen van Slagrider-Kwetzin zingen, welke onder vele anderen gelukkig door de Op; ratie geneezen zijn, hier bijvoegen. Het cerfle gev* befchrijft de Hoogleeraar MoKao, zijnde eene kwetzm van den Stam der Arms-flagader,' door eeno ongelukkig Aderlaating veroorzaakt , en welke na verloop van ee taar door de Operatie, in korten tijd , zonder vcroundi dng van Sterkte of beweeging van dat deel, herfteld wiet ffiede Edenb. Proeven 4 deel, bUidz. 185 & fW^ Het anderen verhaalt Ssvmunu» , betreffende een Ja geling , welken de Slagïder in het midden der Dije (f Lr) gewond was, en eene hevige bloedftorting ver we te; doch door een Verband op dien tijd geflooten wiel Echter liep het bloed in de CelMosa uit, en verwekte d volgenden dag eene groote zwelling en klopping-. den ve ügtlen d?g wierd de plaats geopend , wordende omtre zes Ponden klonterig bloed ontlast: de Slagader wierd 1 ven en bieden de opening onderschepten gebonden; en v & verloop van zes Weeken, zonder het mïnfte nad aan de Dije of aan het Been toe. te brenSeo, geneezen. f de tfitaci medicina, lil; u part 2, fag> 5l* Zwakheid na de Operatie, Doodelijke vetfenijnze*leri: > é 1 • T e 11 Ü 1^ r«, ï. i. :n :rïd10- eel  ^34 OVER HET ADERLAATEN Waare Slagader,fpar. O Kentekenen. Genee- toont, filaaren (Veficce) op de hand komen , Blaauwc Vlekken zich voordoen enz. toont, dat 'er verdikking en aanïraande verderving van 't geheele deel plaats liceft, cn noodzaakt den Heelmeester, als dan het zelve , even onder den Schouder, tot behoud van 't Lceven wech te neemen. Zie over de manier deezer Operatie Le Dran, Sharp en meer anderen. Wanneer men bij de Laating alleenlijk de buiten/Ie vliezen der Slagader gekwetst heeft, zo worden de binnenden, doordien zij den tegenftand van het aanvlietende bloed niet wederftaan konnen, door de opening der buitenfte heen gedrecven , cn maakt langzaam of fpoediger, een min of meerder groot Gezwel ter plaatfe der kwetzing : — 't welk men eene waare slagader breuk (Aneurisma Vera) noemt. De Kentekens zijn: ('t zij het gezwel kort , of lang na de kwetzing zich voordoet) dat men op het zelve drukkende eene Klopping ontwaart, evenals in de Slagader srevoeld wordt; lig.-. te lijk kan men het, zo het nog klein is, door drukking doen verdwijnen; doch keert, de vingeren of drukkende Macht wegneemende, oogenblikÜjk weder; behoudende dehuidhaare natuurlijke kleur. De Geneezing van dit gebrek beftaat voor eerst, na het gezwel alvooreys te rug geduuwd, en het deel  EN DESZELFS TOEVALLEN- 135 deel in zijn natuurftaat gebragt te hebben, in eene bepaalde en aanhoudende Drukking , door het daar toe van den Hoogleeraar Senf uitgevonden Konsituig (.*). Dit niet genoegzaam voldoende, (dat mogelijk maar al te veel bewaarheid is) gaat men tot de tweede, en bij ondervinding aangepreezen manier, de Bezwachteüng naamelijk, van den geneden arm, als reeds bladz, HS geleerd is , over. Doch wanneer het Gebrek zeer groot en uitgebreid is, loopt men gevaar dat, "er eene VaU fche Slagader.Spat (Aneurisma Spuria) zal ge- booren worden. Dierhalven is het in dit ge* val beter de Onderfchepping, even als in het voorige te beproeven, dan geduchter Toevallen af te wachten. Alleenlijk moet men hier bij aanmerken, dat, waimeer het deel boven en onder gebonden zijnde, de Zak, die de Aneurisma maakt,moet geopend, en het inhebbende bloed ontlast worden (f). Wij (*) Zie J. Z. Platner Handel, tot de Chir. pl. i. fig. 10. (f) Omtrend de Waare SlagMerfpat (Aneurisma Pera) welke gelukkig door de Operatie geneezen is, is onder anderen Leezenswaardig de Verhandeling van den Heer John Margill. zie het Tweede Dal der Edenbnrgfch$ Proeyen, blaéfr 15S & lm- l 4  Aanmerking. C) Zie hier over den geleerden Brief van den Heet Sermes in de Rust Uuren van A. Titsing , klads. 13°. 13e OVER HET ADERLAATEN ene. Wij zullen de kwetzing der Slagader fluiten, in betrekking tot derzelver Operatie , met deezë aanmerking : dat, wanneer het bloed (dooi- het ©penen der bêkleedzelen) uit de bijliggende vaten, dit fijne handwerk mogt belemmeren,men als dan de gemaakte wond, alvoorens men verder gaat, met Plukzel belegge en opvulle,even gelijk men in de Trepaan Stelling gewoon is Dit verzekerd en liet bloeden opgehouden zijnde , gaat men op nieuw zonder verhindering tot de verdere Operatie over 'Ons  Üns oogmerk vJas om de Aderlaating zonder de Slagaderopening den Leerlingen 'voor te ft ellen ; • doch by nader inzien,, oordeelden wij het niet ondienftigj deeze laatfte bij wijze van Aanhangzel tot dit deel te voegen. — Immers de overeenkomst is te naauwaan dsn anderen verknocht om dezelve daar van geheel af te zont <$erem Ï5 SLAG- ^33  Bepaaling. Waar verrichtwordt. Voorzorgen. ( j ] i < i 1 e 2 /, V d ?38 SLAGADERLA AT INGo Arteriotomia, ) H et Opfchrift geeft genoegzaam het ken* merk deezer Operatie te verdaan : naarne- üik eene door konst in de Stagader gemaakte opening, om daar uit na vereifch bloed te ontlasten. Slagaderen, welke onmidlijk op een been liggen, en voor het gevoel en gezicht vatbaar zijn, ijn het gefchiktde tot deeze opening.. Uitdien roofde wordt hier toe gemeenlijk de Slaap/lag. vderXArteria Temporalis) verkoozen (*> Alles in gereedheid hebbende, als in de Alerlaating bladz. 26 gezegd is, plaatst men den -ijder op eene bekwaame plaats, laatende zijn loofd zijdewaards houden. Men legge een mallen Band even boven de plaats daar men de )pening maaken wil aan ; om daar door dit /at des te beter te bepaalen, en te doen zwel- (*) De Heer Martin wil ook,dat men in gevurJijke n hevige Borstkwaalen de Polsader QArttria RadU» ) al openen. Zie Traité de La Phiebotomie & de VAr- ■riotomie peg. 48i Doch hóe minder dit gevolgd wdt, hoe nuttiger en veiliger moogelijk voor het Menfch- (O Zcmmigen echter gebruiken geen band.eo bepaalen al  SLAGADERLAATING. ï3? Daarna neemt men een gewoon doch Hevig Lancet,'t welk men geopend in den mond fleemt , (zie bladz. 27) Men tekent met inkt of iets anders, zo de Slagader niet genoeg zichtbaar is , de plaats daar men dezelve gevoeld heeft, en die men verkiest te openen. — Men fpanne de huid met den duim en voorften vinger, cn tusfchen deeze beiden maakt men de Opening , even als in de Aderlaating (bladz. 27 ) geleerd is. Men kan ook, zo ecnigen willen , een der kleinste Takjes deezer Slagader geheel dwers affnyden ,'en hier door kan de bloeding veiliger geftild worden. Het bloed fpringtonmiddelijk boogsgewijs ,met fprongen cn horten uit de gemaakte opening. Na eene genoegzaame hoeveelheid hier van ontlast te hebben, (dat echter een goede kwantiteit , wil het van nut zijn, dient te wezen) moet men bedacht zijn het zelve gevoeglijk te fluiten Hier toe maakt men den Band los ; in- tusfehen zetmen den duim der linkerhand onder te opening, op het Vat, om het zelve genoegzaam te drukken;menzuivert het wondje en de omliggende deelen met de fpons, leggende vervolgens een (hikje Zwam alleenlijk het vat met den vinger. — Dit is goed wan' neer de Slagader vol en zeer zichtbaar is ,- doch dit niei zijnde , is het zekerder, een band te leggen, Operatie. Serfte vijze* Tweeds wijze. Wat on-. der de Konstbe- werking verricht wordt.  *4» SLAGADERLAATINGi : Hst verband en ^eszelfs aanleg. Zwamop de welafgedroogde opening derSlagader; hierover cmKompresje ,mo\ex dat een grooter/ zo , dat de meeste drukking op het wondje bepaald zij ; verzekerende dit eindelijk door het Verband., Dit Verband (Knoop . Verband Fafcia Nodofa genoemd) beftaat uit een op twee hoofden opgerold fterk Windzel, van omtrent vyf of zes ellen lang en één duim breed. Het midden wordt ter plaatfe der wond op de Kompres aangelegd, gaande de eene rol over het Voorhoofd boven de Werikbraauwen , en de andere om het Achterhoofd tot aan de overgehelde zijde; aldaar verwisfeit men de Rollen vaii hand en gaan ieder,langs den zo even genoemden weg tot op de begonnen plaats; alwaar men andermaal de Rollen verwisfeit, en op de kompres een Kruis of zogenaamde Knoop maakt ,,' om de Slagader wel toe te drukken; men brengt als dan de bovenfte rol over het hoofd tot aan de tegenpyerftaande Slaap, gaande met de andere onder de Kin door, cn aan de andere zijde weder opvvaards , tot dat men op die flaap insgelijks de Rollen verwisfe.lt, brengende de bovenfte nederwaards onder de Kin, en de andere opwaards over het hoofd , beiden tot op de Kompres,- alwaar op nieuw de Rollen vérwisfeld worden , om een Tweeden Knoop te maa-  S L AGADERLAATÏN& •maaken ; dan voert men de rollen we- -der als de eerstemaal om het Voor- en Achterhoofd aan de tegehoverzijde verwisfelende, gaat men weder tot op de kompres , leggende als dan den Derden Knoop,; en na het Windfcl ftijf aangehaald té hebben, eindigt men met nog een enkelden omgang in dc rondte om het hoofd, om als dan met fpelden vast gemaakt re worden (zie pl. II. fig'9-) ^en is bedacht, dat intnsfehende Aderlaater den Zwachtel aanlegge , een Helper met zijne Vingeren den omgang van den zeiven op de kompres, en deeze laatfte op het wondje, of in een woord het geheele Verband zodanig fteune , dat .door de geweldige aanpers van het Arterieufe bloed, de Aderlaater in zijn werk niet belemmerd , en de aanleg des verbands niet vruchteloos geinaakt werde. Dit Verband blijft eenige dagen zitten ; bevelende den Lijder eene geduurige rust en (lilte, laatcnde hem niet dan dunne voedfelen gebruiken. Wanneer hetzelve wordt afgenomen , (dat nogthans in de eerste vier of vijf dagen niet gefchièd,)moet men met voorzichtigheid te werk gaan; en zo het Stukje Zwam was vastgekleefd, dit niet aanroeren, maar op nieuw het voorige verband iets losfer aanleggen. In Hoe verder te bëhandelen.  Waar fn «mug. EINDE. m SLAGADERLAATING. ^ In gevaarlijke Beroertens, hevige en langdurige Hoofdpijnen, Oogontfteekingen en fpoedige door volbloedigheid veroorzaakte Blindheid enz., is deeze wijze van Laating meermaslen van vrucht geweest.  143 VERKLAARING der P L A A T E N. Plaat I. Fig. u Vertoont een Hoofd,w'aar aan de Aderen tot de Aderlaating betrekkelijk konnen gezien worden 9 met den knelband om den Hals. a . . de voor hoofds-ader. b . . de Ader van de flaap des Hoofds. c . . de Ooghoeks ader. d . . de Hals-ader. e . . de Knelband om den hals- aangelegd, waar van de einden in den nek gevestigd zijn. ï . . de kompres op de hals-ader, op of even boven het fleutelbeen gelegen; zodanig nogthans dat dezelve onmidlijk op een derzelver takken eene drukking maaken kan. g . . het bandje onder den knelband doorgeflooken, om door hetzelven aftrekkende , de Ademhaaling te beveiligen , en de kompres op de ader te doen drukken. Fig. 2. Vertoont eenen arm in zijne aderen, met den knelband  band. zodanig geplaatst, als in de adet jaming gebruiklijk is. a . . de laat- of knelband, mens firik aan de buitenzede des arms met de hits na boven gelegen is. b . . de Hoofd-ader. c •. . een tak van de hoofd-ader, welke met d . . een tak van de Lever-ader de midden» ader uitmaakt. e . . de Lever ader. f . . de ellepyps aden Fig, % Vertoont een hand in haar aderen, met den knelband. ter plaatfe als hij in de hand-laating gemeen* lijk gelegd wordt. a . . de knelband, b , . de hpofd-ader, c . . de pink-ader. ?ig- 4- Vertoont een" voet in zijn Aderen, met den knelband omwonden. a . . de Band even boven den enklaauw , de plaats daar dezelve gewoonlijk gelegd wordt. b b . de in- en uitwendige Moeder-Aders en derzelver takken. Fig. 5  *4Ü Vertoont het gar/lekorn-lancet (lancette agrahi d'orge). a. a . de wee fchildpadden Maden. b . . het Lemmer. c . . het /laafje, daar de bladen en het lemmer meede vereenigd zfn. d . . het gebruineerde van het lancet. e . . het ongebruineerde of ruuw gedeelte. .. Fig. 6. Vertoont hei Haverkorn - lancet (lancette h graiti d'avoine), in de gedaante van eenen flaauwen driehoek irebooaen, even als tot de Aderöpeningvereifcht wordt. Fig. 7. Vertoont het pyramieds-ofjlangentongs-lancet (lan* cctte a pyvamide). Fig. 3. Vertoont het zogenaamde kleine Lancetje (lancette a perit fer). N. B. Alle deeze Lancetten zijn in hunne natuurlijke grootte afgebeeld. Fig. 9, Vertoont eene hand, waar in een lancet tusfchen K den  f4 cT den duim en wijsvinger wordt gehouden , zodanig ais om eene ader te openen, vetëifcht wordt. Fig. lo. Vertoont eene A'der. die op drie onderfcheidenc wijzen; in eene natuurlijke grootte, geopend is. a . . eene fchüine opening. b . . eene dwerfe opening. c . . eene rechte of na de lengte van het vat hopende opening, Fig. u. Vertoont de gewoone kompres of drukdoek toegc* vouwen, in haare natuurlijke grootte. Fig. 12. Vertoont den driehoeksgevouwen drukdoek, voor de laating op den ooghoek gebruiklijk , in zijne waare grootte. PlAAT II. Fig. i. Vertoont eenen arm, waar om het gewoone tourniquet en het verband tot de laating van den arm gelegd is. a . . wijst, hoedanig de aanleg van het eenvoudige of gewoone draaikoord {tourniquet) gelegen is. b . .  H7 b . . de ligging van den zwachtel tot de laating fyan den arm gebruiklijk. Fig. 2. Vertoont eene hand gelaaten zijnde, door den zwach* tel bewondcn. Vertoont een voet, waar om het verband, tot deszelfs laaiing gefchikt, gelegd is. Fig. 4. Vertoont het verband tot de laating van den Hals. a . . de band, welke over het hoofd gelegd wordt. b .. • de rondom den hals gaande zwachtel, waar aan de Band a met Spelden voor het affchuiven gehecht wordt. Fig. 5. Vertoont het onderfcheidend verband (dcfcrimen) tot de laating aan het voorhoofd. Fig. 6. Vertoont het Schuit-verband (Scaptia), zijnde als Fig. 5 tot de voorhoofds- laating gebruiklijk. Fig. 7. Vertoont het één oogdig verband (oculus fimplex) • waar van de driehoekige kompres ter plaatze van den neus, onder het verband, kat} gezien worden. K 2 Fig. 8.  Fig, 8. Vertoont het verband tot de Aderlaating aan de Slaap van '/ hoofd: — en de bevinding van de geheele hand en den arm. a . . het verband tot de laating aan dé fiaap van *t hoofd. , b. b - de geheele bevinding van de hand en den arm. c. c . de krui'•wijze win dingen, ter plaat ze van het vouwen des arms. ■ d. d . de om/lagen , welken om de Borst hopen. e . . de omflag, welke van onder den arm over den Schouder na de overgefielde zijde loopt, en waar van de windingen d. d. voortkomen. Fig. 9. Vertoont het knoop-verband (Fafcia Nodofa), tot Je Slagader-laating aan de flaap des Hoofds, of tot derzelver kwetzing gebruiklijk^ N. B. Van alle deeze afbeeldingen is afzonderlijk en min of meer na deszelfs verëifch omplandig in de verhandeling zelve gefproken. E 'I N D E. BLAD-  M3> BLADWIJZER DER Z A A K E N, In dit Week Verhandeld. at men door aderlaaten verftaat. bladz- i Oorfprong daar van. ibid Hoedanigheden van eenen Aderlaater. 2 Verdeeling van het leerftuk der aderlaatingen. ibid EERSTE AFDEELING van het Aderlaaten in het algemeen. Wat in deeze eerste afdeeling gevonden wordt. BI. i i.) Van de Aderen enz. 3 Wat dezelve zijn. ibid derzelver rokken. ibid omloop van het bloed. ibid welk bloed zich in de bovenften en welk zich in den onderiten ftam der hoi ader ontlast. 4 * ondericheid tusfchen eene ader en üagiider. 5 '. . . tusfchen eene Ader en Pees. ®* . . . tusfchen eene Ader en Zenuw. ibid . . . tusfchen eene Ader en een Watervar. 7 hoedanig het watervat verdeeld wordt. ibid of eene zenuw uitwendig kan gevoeld worden, ib'.d * welke watervaten bij de laating gekwetst zijnde, e^ne lekking veröorzaaken. ibid $ K 3 «0  *5o E L A D W Ij Z E R, 2.) Plaats der Aderlaating. pj j verdeeling in algerneène, en bijzondere plaatzen. S ■wcike Aderen aan het hoofd geopend worden, ibid en waar deeze zich ontlasten. 9 - . . aan den Hals gcöpeni worden. }bid' en waar ontlasten. ., ■ ■ ïbut - . . aan den arm geopend worden. ibid en waar zij zich ontlasten. 10 welke Aderen op de hand geopend worden. ibid van waar afkomftie;. ■, ... aan de Roede geopend worden. ibid ... aan de Heup. jbi(j • . • aan de Kuit. Md ... op den Voet, -s iWd waar zich alle deeze vaten ontlasten. IX 3-) Over de Werktuigen benoodigt tot het doen eener aderlaat ing. £]. lt welke werktuigen gebezigd worden. jbid wat de Laatband is. •, •, ibid • • • lie£ La"«*is. ibid een gebreideu laatband moet nimmer gebruikt worl den; en reden waarom. ibid* verdce ing van het lancet. Ia deszelfs grootte. ibid 'vier foorten van lancetten ; en welke. ibid welke inftrumenren in vroeger tijd om ader te laaten' gebruikt wierden. ^ * het lancet heeft de voorkeur boven de ftepper J en waarom. 4.) De  BLADWIJZER. 4.) De oplettenheid van bijzondere Vcorwer. pen en gevallen waar in men aderlaat, bl. (4 Inleiding. ibid het is noodig, dat een Aderlaater bijzondere voorwerpen en gevallen gadedaat. 15 Laatingen , welke door een geneesheer zijn voor* gefield , konnen altoos niet veilig verricht worden, ibid * waar op een Aderlaater dient acht te geeven. 16 1. op de krachten. ibid . . . ouderdom. ibid . . . manier van keven. *7 o . . gewoonte. ibid 2. tijd van Aderlaating ibid wordt onderfcheiden in een tijd van noodzaaklijkheid ibid en in een tijd van verkiezing. l& men moet niet kort na den eeten aderlaaten. ibid* in eene voorbehoedende Aderlaating wordt de zuivering der eerlte wegen aangepreezen. ibid 3. gevallen , waar in eene Aderlaating verëifcht wordt. 18 wat bloedrijkheid is , oorzaaken, kentekenen en gevolgen. 20 * 4. gefteldheden, waar in de Aderlaating fchaadelijk is. 2Q de Aderlaating kan bij waterzuchtige niet altoos vermijd worden. 22 bijzondere omdandigheden konnen, fchoon bij tegenftelde voorwerpen , echter eene Aderlaating vercifchen. 23 * K 4 5- Qe  ^5* B L A D W IJ 2 E L 5. De Aderlaating bij zwangere vrouwen wordt in vijf klasfen verdeeld. | een voorbeeld van menigvuldige aderlaatingen bij eeue zwangere vrouw. 25 50 Van het Handwerk eener AdêRlaatinq. BI. 25 wat het zelve zij. ibid wat voor de opératie moet verricht worden. 26 . . . onder dezelve te doen. ibid PJaarzing is, of uit noodzaak, of ui? verkiezing, ibid aanlegging van den knelband. ibid hoe; de operaü e verricht wordt. 27 de tijdperken deezer operatie. ibid de (leek. ibid de opfnijding, 28 hoe het lancet wordt ingebragt. ibid ... de vaten geopend worden. ibid eene grootte opening boven eene kleine te verkiezen; en redenen waarom. 29 * wac na de operatie verëifchc wordt. 29 dezelve moet met zo weinig omflag als moogelijk is verricht worden. 29 f een geval door Dionis verhaald van een ongemeen omllagtige Aderlaater. ibid 6.) Over de hoeveelheid van het afgelaaten gloed, bl. 30 h^e veel bloeds op eens afgelaaten wordt. ibid wat zominigen Voor een teken , dat 'et genoegzaam bloed ontlast is, houden. ibid * de herhaaling eener Laating kan niet bepaald worden. 3i 'ton-  BLADWIJZER. 15* *t onnoodig Aderlaaten is fcluade ijk , en geeft gelegenheid tot bloedrijkheid. bl. 31 de gevolgen hier van ibid * in hoe korten tijd het bloed bij een gezond menl'ch herüeld wordt. ibid t voorbeelden van menigvuldige Aderlaatingen. ibid hoe men zich van't ormoodig Aderlaaten ontwent. 3a* .J JJd.0l-.riUU VV l^\J \£\L\ nui Wat men door bloed veritaat. ibid Waar uit zaamengefleld. ibid hoe het zelve na de aftapping zich vertoont. ibid het bloed nog warm afgetapt zijnde , dampt 'er een walëm uit; en wat eenigen daar van gevoelen, ibid* het vaste gedeelte, wat het zij. 33 wat de wije is. 34 waar uit men de hoedanigheid van 't bloed beoordeelt, ibid de evenredigheid. ibid . . Aart. 35 Welke gesteldheden het bloed bij bijzondere voorwerpen heeft. ' ibid 1 de Kleur. 36 . . . van het vaste gedeelte. ibid . . . van het vloei] baare. 3-7 de korst op het bloed. ibid is gcedaartig, ibid of kwaadaartig. ibid het fcbuim. 38 wanneer de Aderlaating in eene ontsteekings-korst nuttig is. ibid wanneer fchadelijk. ibid K 5 tiet  ?54 BLADWIJZER, Eet bloed van zwangere vrouwen is meest altoos met eenontfteekingskorst bezet, reden hiervan, bi. 3S * hoe lang de Aderlaating herhaald wordt, ^ de bloote beichouwing van het bloed, is alleen niet genoegzaam. ibid« TWEEDE AFDEELING. Over de uitwerkzelen van het Aderlaaten. Verdeeling van dit Hoofdfluk. ^ ... in algemeene en bijzondere uitwerkfelen- ibid 3.) Over de uitledigende Aderlaating. 40 derzelver uitwerkfelen. ibid hoe lang herhaald moet Worden. ibid doch heeft altoos geen regel. 4I * waar in fchaadelijk. »t 2.) Ovfr de afleidende Aderlaating. bh 41 hoe dit uitwerkfel wordt voortgebragt. 42 nut deezer Aderlaating. ibid c.) Over de aantrekkende Aderlaating. bl, 43 op wat plaatfen verricht wordt. ibid verfchil over de afleidende en aantrekkende Aderlaating. ibid * 4 ) Over de vermfnderenoe Aderlaating. bl. 43 Bij welke voorwerpen gebruiklijk. 44 hoe dezelve werkt. ibid DERDE AFDEELING. Over de Aderlaatingen in het bijzomder. bl. 44 Verdeeling, In  BLADWIJZER. 155 In gewoone, Bl. 44 . . minder gewoone, en . . zeldzaame Aderlaatingen, ibid LOVER DE GEWOONE ADERLAATINGEN.' 1. Arm laating. Bl. 45 Bépaaliqg. ibid Welke Aders op den Arm geopend worden. ibid Wat tot deeze operatie vereifclit vvordti ibid Noodige toeftel en plaats van den Lijder. ibid Onderzoeking van den Arm. 46 De aanleg van den Laatband. ibid De huid in 't aanleggen van den band niet opfchui- ven. ' I 47 * Redenen, waarom men den band boven de plaats die men openen wil, aanlegt. ibid f De uitkiezing van het vat. 48 Het doen der operatie. ibid Noodige verrichtingen pnder het uitloopen van 't bloed. 49 De aanleg van het verband. 50 Wat de kompres is. 51 „ . . zwachtel is. 52 Hoe dezelve wordt aangelegd. ibid Verfchillende manieren van aanleggmg bij zommigen gebruiklijk ibid * De bezorging, zo van den Arm als van den Lijder. 54- De flaap mag men toefiaan. ibid Doch is zomtijds fchaadelijk. ibid. EENI«  JSö BLADWIJZER. EENIGE AANMERKINGEN BETREKLIJK DE ADERLAATING OP DEN ARM. I. Hoe het licht geplaatst wordt. bl. 55 II. Geene aders zonder het gezicht of gevoel te openen' ibid Verkeerd gevoelen van eenige Heelmeesters hier o- ver' ibid* III. De plaats niet uit het gezicht verliezen. 56 IV. Waar de ader geopend moet worden. ibid V. Hoe men de pees van de tweehoofdige fpier ont■ dekt- ' ibid Vu Omzichtigheid bij zommige Aderlaatingen. 57 VII. ... bij de midden en Leverader. ibjd VIII. . . . bij het aderlaaten in de kinderziekte. 58 IX. ... bij waterzuchtigen. ibid X. Hce men met de rechterhand op den linker- arm Aderlaat. ^ II. Aderlaating op de hand. Bepaaling. B] ^ Welke aders op de hand geopend worden. ibid Voorzorgen. 6o Aanleg van den laatband. Hoe geopend en verder behandeld wordt. ibid Waar aan men de hoeveelheid van het uitgebopen bloed ontdekt. 6l * De kleur van 't water is onzeker,, ibid Het verband. ^ Deszelfs aanleg. 0t III.  Bladwijzer. *5? III.\ Aderlaating op den Voet. Bepaaling. 62 Welke vaten op den Voet geüpend worden. ibid Voorzorgen. ibid Hoedanig deeze Operatie verricht wordt. 63 Eenigen leggen den Laatband onder de knie, en waarom. ibid* Het Verband. 64 Bezorging van het deel. 65 De opening moet altoos ruim gemaakt worden, ibid De Voetlaating wordt a-angepreezen 's namiddags te. doen, en waarom. ibid" ii. OVER DE MINDERGEWONE ADERLAATINGEN. 1.) Aderlaating aan den hals. Bepaaling. Bl. 66 Voorzorgen. ibid Aanleg van den Laatband. ibid Hoedanig dezelve te openen. 67 Wat na de opening te doen. ibid Wanneer de ftrotader niet zichtbaar is , konnen twte van haare takken geüpend worden. ibid* Het Verband. oS Anders een Konst-tuig. Bij noodzaaklijkheid kan het wondje met eene naald toegemaakt worden. ibidf 2.) Aderlaating op het Voorhoofd. B^paaling. Bl. 7° Voor  *58 BLADWIJZE R. Voorzorgen. bL ?6 Aanleg van den Drukband. ibid Manier van Opereren. yt Het Verband. Wordt onderfcheidena in het onderfcheidend en *— (cuuitverband. •,.. De aanieg van het eerfte. .,., ibid ■ ■ van het tweede. HL) Aderlaating óp" het Oog, Bepaaling. ^ Waar in gebruiklijk. 'iby Voorzorgen. . ., Manier van Opereren. Wat onder de Operatie te doen. jTjjd .... na dezelve. Het Verband. IIL OVER DE ZELDZAAMS ADERLAATINGEN. I.) Aderlaating onder de Tong. Bepaaling. g, ^ Voorzorgen. ibid Manier van Opereren ibid Wat na de Operatie te doen. ibid Het Lancet heeft boven de Schaar de voorkeur, ibid *  BLADWIJZER. 159 Ü.) Aderlaating aan den Slaap van het hoofd. Bepaaling. bl. 76 Voorzorgen. ibid Manier van Opereren. ibid Wat na de Operatie're doen. 77 Het Verband. ibid III). Aderlaating op den Ooghoek. Bepaaling. Bl. 78 Voorzorgen deezer Operatien. ibid Hoe dezelve verricht wordt. t ibid Het Verband. ibid Noodige voorzorgen , betreklijk de voorhoofds ■ Slaa- pen van het. Hoofd • en Ooglwekslaating. ibid IV.) Aderlaating aan den Neus. Bepaaling.- 81,79 Voorbereidzels. ibid Operatie. ibid Wordt bij geluk getroffen. ibid Wat na de Operatie te doen, ibid Het Verband. 80 Aderlaating in den Neus, Wordt afgekeurd; en Reden waarom. ibid * V.) Aderlaating op de Manlijke Roede. Waar in gebruikelijk. 81 Behoeft geénen Knelband. ibid Operatie, jbid Hoe  iëd bladwij ze r, Hoe veel bloed in deeze laating wordt afgetapt bl.gi Het verband. jbjd i VI.) Aderlaating aan de Heup; Bepaaling. g2 AVaarin gebruiklijk. j^d Operatie. ibid Verband. |bid VIII. Aderlaating aan de Kuit, Voorzorgen tot deeze Laating. ibid Hoe geopend wordt. Wat na dezelve te doen. j^d Het verbaud. - -feitj OVER DE REDENEN, WAAROM MEN ZO VEELE ONDERSCHEIDENE ADEREN OP VERSCHILLENDE LICHAAMS DEELEN OPENT. Inleiding. Bli g3 Denkwijs der Ouden pver de bijzondere aderlaatingen. §4 . . , . der hedendaagfche hierover, ibid Nut der Arinlaating. ibid .... Handlaating. §5 .... Voetlaating. ibid .... Halslaating. 86 , . . . Voorhoofds - en flaapen van het hoofd laa- tingen. ibid 4 a . Ooglaating. ibd Nut  BLADWIJZER, * töi Nut der Ondertongs'aating. bl. S6 .... Ooghoekslaating. ibid .... Neuslaating. 87 Noodige aanmerkingen over de laatingeii, welken aan het hoofd verricht worden. ibid Nut der Heuplaa'ing. ibid .... Kuitlaating. ibid Aanmerking, dat 'er gevallen konnen voorkomen, welke deeze voorgeftelde Aderlaatingen verëisfchen. 88*' Voorzorgen bij hét Leer.stuk der. Aderlaatingen in Het bijzonder. Herhaalde aderlaating. SS Waar in het bloed moet ontvangen worden. 89 De Lijder moet daags na de operatie bezocht worden, ibié VIERDE AFDEELING, OVER de toevallen, welken op het AdERXAA' ten konnen volgen. Wat toevallen zijn. 9© Verdeeling in ligte, . . aanmerklijke, en . . zwaare of gevaarlijke toevalleri. *hid Oorzaaken. ihi^ öntüaan door den Operateur, ; . . Lijder, of helper. L J. KLAP-  L*** BLADWIJZER. I. K L A S S E. Over de ligte toevallen. I, De Misteer. Bepaaling. bl. 91 Oorzaaken. 92 Geneezing. ibid II. Flaauwte. Bepaaling. ibid Wordt onderfcheiden in twee trappen. ibid Bij welke voorwerpen plaats heeft. 93 Geneezing onder de operatie. ibid ... na de operatie. 94. ... in het tweede foort. ibid beide de neusgaten moeten met den doek niet te gelijk toegeftopt worden. 93 * Voorzorgen in dit toeval. 94 * III. Onïspringing van het bloed. Bepaaling. 95 Oorzaaken • ibid ontdaan, door den Aderlaater s .... Lijder, ibid of door andere omftandigheden. 96 Heritelling van dit toeval. ibid Kan zomtijds gevaarlijk zijn. ibid * IV. Ontsteeking van het wondje. Bepaaïing, 96 Oor-  BLADWIJZER. 165 Oorfprong. bl. 9? Geneezing. ibid V. Blaauwe vlek. Bepaaling. ibid Oorfprong. ibid Welke voorwerpen hier meest aan onderworpen, ibid' Geneezing. 9& VI. Bloedronning. Bepaaling. ÏW4 Naaste oorzaak. ibid De hoegrootheid van dit gebrek. ibid * Afgelegen oorzaaken. 99 Voorzorgen. ibid Geneezing. ibid Gaat nimmer tot verzweering over. ibid Reden daar van. 100 * II. K L A S S E. OVER DE AANMERKLIJKER OF GEWICHTIGER. TOEVALLEN. I. De uitvating. Bepaaling. 100 Kentekenen. 101 Veele verwarren de Blaauwe vlek met de uitvating , doch te onrecht. loiM Geneezing. 101 II. Pijn en verstramming» Bepaaling, 103  lH BLADWIJZER. Oorzaaken. b]> ^ Geneezing. ibid III. KwfiïUHNC van een watervat. Br>paaüng. • Hoe behandeld, en Geneezen wordt. jbid IV. Verzweering van den Laatsteek. Bepaaling. Ips Pwzaaken . zijn uit- en x— inwendig. , lo6 Geneezing, in uitwendige oorzaaken. ji^ «•'inwendige. IO? III. KLASSE. QVER DE ZWAARE EN ZOMTIJDS GEVAARLIJKE TOEVALLEN. i. vloeijing OP het gelaaten deel. Bepaaling. ibid Oorzaaken, sijn altoos inwendig. Iog Vereifcht eenen Geneesheer- j^d Uitwendige hulpmiddelen. jbid Verkeerde behandeling van eenigenin dit toeval. 109* II. Kwetzing van het Beenvlies. Bepaaling. Jje ^ ibid Ga-  iS L A D W IJ Z E R« Geneezing in ligte toevallen, bl. no — zwaare. ibid III. Kwetzing van het Peesachtig Uitspansel. Bepaaling. in Kentekenen. ibid. Wat men door het Peesachtig Uitfpanfel verüaat. ibid* Geneezing. Hl door uitwendige, en 5— inwendige hulpmiddelen.1 112 IV. Peeskwetzing. Bepaaling. 113 Kentekenen. ibid Verfchil over de gevoel - of ongevoeligheid der Peezen, ibid* Gevolgen deezer kwetzing. 114 Geneezing. ibid i door affnijding. ibid Noodzaaklijkheid der affnijding. 115* De affnijding der Pees geeft altoos geene verlamming, ibidf V. Zenuw-Kwetzing. Bepaaling. 115 Op wat deel de Zenuw meest gekwetft wordt. 11S Kentekenen. ibid Toevallen, en - ^"'naken. ibid L 3 w«  xêS BLADWIJZER. Wat men door de Zenuw op zich zelve verftaat.bl.115: Geneezing. Eene afgefneede Zenuw verlamt het deel daar dezelve toe gefchikt is. ^id* Welke middelen in dit toeval fchaadelijk zijn. n? Over het onderfcheid der kenmerken, bij de Beenvlies- Peesachtig Uitfpanzel-, Peesen Zenuw - kwetzingen. Het onderfcheide kenmerk deezer toevallen is moeilijk. ug Tekenen der kwetzing van het Beenvlies. ibid .... van de kwetzing van 't Peesachtig Uitfpanzel. ibid .... eener Pees - kwetzing. B9 .... eener Zenuw-kwetzing. ibid Aanmerking omtrend den aart der toevallen. ibid" VI. Slagaderkwetzing. Gebeurt meest^op den Armflagiider. ug Deszelfs ligging is verfchillend in onderfcheiden Voorwerpen. 120» Deeze kwetzing kan ook door eene laating op den voet gefchieden. ibid Verdeeling 120 Oorzaaken. I2£ Tekenen van de kwetzing tot in derzelver holte, ibid Hoe zich hier in te gedraagen. , i22 Moet voor lijder en omftanders, zo het mogelijk is, verborgen blijven. ibid Doch niet ftijfhoofdig blijven ontkennen, ibid15 Men  B L A D W IJ Z E R. iéT? Men laat het-bloed loopen, tot dat de Lijder flaauw wordt. bl. 12a Dcch dit is zomtijds gevaarlijk. ibidf Wat door het woord Genetzen in dit toeval verftaan wordt, 124* Valfche flagaderfpat. Wat' dezelve zij. 124 Behandeling beftaat In de bewinding. 125 Hoedanig, en waar dcor dat verband wordt aangelegd. 126* Inwendige behandeling. 127 Tweede manier van binding. 12& Het tourniquet, hoe veel foorten , Waaruit beftaat, en hoe aangelegd wordt. ibidf Overgang tot de Onderschepping. 13° Hoedanig deeze Operatic verricht wordt. ibid Gevolgen daar van. 131 Dat de klopping der pols niet wederkomt is altoos geen bewijs, dat bet deel verderft. 13a* Veiligheid der onderfchepping aangetoond. ibidf Zwakheid na de Opetatie, 133 Doodlijke veifchijnfelen. t ibid Waare flagaderfpat. 134 Kentekenen, en Geneezing. ibid Vereischt veelmaalen de Operatie. 135 Aanmerking tot befluit. 156 Bericht, waarom wij de flagiiderlating bij dit Leerftuk gevoegd hebben. *37 Sla©'  iW B L A D W IJ Z E R.; Slagaderiaating» Bepaaling y, Ijg Öp wat plaatfen verricht wordt. ibid IVordt van eenigen op de pols (radiaea) aangepreezen. ibidi* Voorzorgen tot deeze operaties j^g Operatie. Eerfte wijze. Tweede wijze. j«g Wat onder de konstbewerking verricht wordt. ibid Het verband en deszelfs aanleg. I40 Hoe verder iu dit geval gehandeld wordt; 141 Nat dezer Operatie. ^ EINDE.  PXiAAT r.