DE GEHEIMEN DER VOORTTEELING EN HET WAAR GENOT DER OMHELZING'. Tweede Deel. Behelsende een BelangrijkeGeschied» kundig tafreel van den , volgends de Wetten bepaalden, uit Godsdienftig Bijgeloof Geschuwden en door Zedenloosheid Verbasterden B IJ S L A A P Onder de oude en nieuwe Volkeren. uit het hoogduitsch. Te Groningen, by Oomkens3 Spoormaker en Zuidema. ■—. Leeuwarden, — Cahais en van Slich. ■— Deventer, —. Karssenberg en Brouwer. — Amflerdam, — Van der Burgh , van Es, Weboe en Roos. — Utrecht, — Van der Schroeff , Wild & Altheer en Emenes. — Leyden, — Herdingh, van Tiffelen, Honkoop en vau Thoir. — Haarlem, — Bohn, WALRé & Comp., Kampman en Beets. — Dordrecht, — Blussó, van Braam,van Eysden, de Haas, Bonte en Kieboom. — 'sHage, — Leeuwenstyn, J. Plaat en van Drecht. — Rotterdam, — D. Vis, van den Dries , van Santen , Meijer, P. Holstein, Danserweg , en de Wc-U» van Heel. — Delft', •— De Groot en Roelofswaard. t Middelburg, — Keel en de Wed. Abrahams. I798.   I N H O ü D. EERSTE AF D BBL ING. TTetlijke bepaaling van den Echtlijken Bijflaap onder verfc/ieidene Volkeren. BJadz. r. TWEEDE AFDEELING. Onthouding van den Bijfiaap uit Godsdienstige afkeer, ten tijde der Prèureïijie zuivering, der zwangerheid en des Kraambeds, bij verfc.kcidene Volkeren. . Ir> DERDE AFDEELING. Om aart ing der Gejlachisbegeerte bij de ruwe en befchaafde Volkeren, van den Ouden , Middelbaaren en Nieuwen Tijd. . I0. Egyptenaar*. ... Babijloniers. • • • Meeden. , * * . 44- De Masfageeter.: Lijdiers. * • - 45Per/en 40. De Sybariter.. ... De Grieken. ' ' ♦ 54Van der Grieken Liefde tot de Mannen. 56. Der Grieken Liefde tot de Vrouwen. . fa.  INHOUD Van der Spartaanen Liefde tot de Vrouwen. 108. Otitaarting van de Gcflachtsneiging onder de Romeinen. . . 123. Ontaarting der Geflachtsneiging onder de Volkeren der Middeleeuwen. . . 164. Toe/land der Geflachtsneiging onder de verwilderde, opkomende en verlichte Volkeren. . . . t ' . 191. Amerikaanen. .... 195* dfrikaanen. .... 198. Zuidlanderen. .... 203. dfiaanen. ... . aio. Korte Schets van den toeftand der Liefde tusfehen de beide Ge/lachten 'in Europa. 229, Rusfefche Vrouwenliefde. . * . . 230. Illyrien, Wttllachyen, Moldavien en Dalma- tien. . j t. . • 334» Engelfchen. . «. • % • 236. Spanjaards. . . , ' 244. Frankrijk. . . - 248. Duitschland. . • • 265. Italien. , 285. DE  D.E GEHEIMEN DER. VOORTTEELING, EN HET WAAR GENOT DER OMHELZING'. EERSTE AFDEELING. TFcllijkc bepaaling van den Echtlijkcn Bijflaap onder yerfcheidcneVvlkerau . Veelwijverij en Bijwijverij hebben, overal waar zij onder wettig gezag heerfchen, cenc ongelijke begunstiging der Vrouwen door de Mannen cn onvermijdelijk daar uit ontftaande verftooring der Mishjke rust in derzelver gevolg. Dit gebrek bij zulke vrijheden der Mannen'te verbannen f 00,1 eeuwiS **** voor de verftandigftè -Staatkunde blijven , doch het zeiven te v4 --leren was de onderneeming eenigcr Wctgeeveren • zij wilden de zwakkere helft van het Menschdom  fl . DE GEHEIMEN de laatfte aarifpraak op de Rechten der Natuur toewijzen. Zij bepaalden naamlijk , hoe dikwijls de Polygamist verpligt zoude zijn, binnen eencn zekeren bepaalden tijd, bij zijne Vrouw den Bijflaap te verrichten. Dieper in het Heiligdom van den Echt > of over de grenfen der vrouwelijke kiesheid verdei' heehen te dringen, was onmogelijk, zonder de Heilige Altaaren in den Tempel der Natuur geheel en al om verre te werpen, — hoewel het tevens zeker is, dat het fchoone Geflacht zich onder die Volkeren , bij gebrek van fijner gevoel in de Liefde> nimmer door de Wet, welke eischtte de omhelzing van den Man als een Huwelijks Tribut te vorderen, beleedigd vondt. De Mofaïfche Wetgeeving , volgends dewelke de Veelwijverij en Bijwijverij om de hardigheid van 's Volks harte, zoo als zich Mof es uitdrukt, veroorloofd was , bepaald wel niets uitdruklijks over de verpligting van den Man. Maar uit verfcheidene voorbeelden blijkt, dat er ten minsten een oud Landsgebruik voor handen geweest moet zijn, dat de Vrouw recht gaf, de Bijflaap van haaren Man te cisl'chen. Hier op fchijnt de plaats te doelen, Exod. XXI: 10, waar Mofcs den Man beveeld, wanneer hij eene tweede Vrouw neemt, de eerfte „ haar Dekl'cl en Huwelijkspligt niet te onttrekken." Indien dit van eene S/aavin verftaan wordt die met den Zoon ondertrouwd was, zoo kwam des te meer dit recht en eene daar op te grondene Jclagte aan eene vrije Vrouwe toe. Ook bewijst de Ge-  DER VOORTTEELING. 3 Gcfchicdcnis van 'tfacob, dat onder verfcheidene Bijwijven eene iedere haaren eigen Nacht hadde, vmn Rachel verkogt den haaren, Genef. XXX: 15, aanLcacn wel voor den Dudaim, eene Plant,die voor iets bijzonders >tot het bereiden van eencn Liefdedrank gehouden wierdt. Dan , fchoon Mo/es hier over weinig bepaald hebbe , des te meerder zeggen de Rabbijnen er van. In de Mischnah word gezegd: „ Wanneer iemand voorgenomen heeft, zijne Vrouw niet meer echtlijk bij te woonen, zoo mag hij zich volgens de meening van de Schoole Schammai twee wecken , maar volgens de Schoole 11(1Iels daar en boven nog eene week onthouden: de Studeerende, die wegens hunne Studie naar andere, plaatfen moeten reifen, hebben, zelfs zonder affchejd van hunne Vrouwen te necmen, dertig dagen vrijheid, doch de Arbeidslieden maar eene week. Jonge lieden , die anders niets te doen hebben, moeten den Huwelijkspligt alle dagen, Arbeidslieden tweemaal in de weck, Kameeldrijvers eens in de dertig dagen , en Scheepslieden eens in de zes maanden verrigtcn. Weigert de Vrouw den Man den Huwelijkspligt, zoo trekt hij van haar Huwelijksgoed alle weeken iets af, en geeft haar daar na ccnen Scheldbrief." Dus luidt de Tekst van den Talmud ov^r dit onderwerp, doch de Rabbijnen maaken ïug verfcheidene Aanmerkingen daar over. Zij geeven eenen Studeerenden wel de vrijheid , zich van zijne Vrouw A a twee.  4 DE GEHEIMEN twee of drie jaaïèn te onthouden ; doch randen hem nochthands indien de omftandigheden het toelaten de Huwelijkspligt weckelijks tweemaalen te vervullen. Of de Practijk der hedendaagfche Jooden met deeze Wetten van den Talmud overeenkomt , dit zijn occuha de quibus non judicat eccïefia. Volgends Solons uitdmklijk bevel was ieder Athenicnfer Verpligt zijne wettige Vrouw in iedere maand driemaal de Echtfchuld te voldoen. Bij dc Muhamedaanen is tot hier toe nog eene Dwangwct voorhanden , welke hun gebiedt, de Huwelijkspligt, even als eelien fchuldigen dienst, ten minsten eenmaal in dc week te voldoen, en in geval van nalaatighcid , heeft de Vrouw het recht voor den Kadi een rechterlijke klagte tot Echtfcheiding te doen. Bijna in alle de Oosterfche Rijken zijn de Mannen verbonden in iedere maand hunne Vrouwen een zeker aantal van omhelzingen te doen, en wanneer dien aangaande klagtcn voorkomen, weeten de Mannen hunne uitvlugten te vinden, waar meeeïc zij hunne verzuimde Vrouwen zelfs voor het Gerecht misleiden; uit dcezen grond, en niet ter oorzaake van de aanftoutlijkheid deezer onkiefche klagte, gebeurt het zelden , dat de Oosteiv fche Vrouwen het hun wettig toebchoorend recht handhaven. Bij alle deeze Wetten legt eene zekere flellige vcroligting, ten grondflag. De Jaarboeken der Ge-  DER VOORTTEELING. g Gefchiedenis bevatten Hechts, voor zoo veel mij bekend is , maar één eenig voorbeeld , waar bij dc Verpligting ncgatif is; dit is de merkwaardige verordening van eene Koningin van Arragon, voor dewelke eene Vrouw veifchcen , dio zich over dc heftige b:gcerte haars Mans, een Katalouicr, beklaagde, welke selfs op eenen Feestdag met niet minder dan tien omhelfingen te vrecde gefield konde worden. De Koningin gehoodt dcezen Held, op leevensftraiie, van zijne Vrouw het Huwelijkswerk des daags niet meer dan ,zes maaien te vorderen , en gaf tevens de volgende algemcenc Wet: M dat na rijp overleg , en om een voorbeeld van het in den Echten Staat vereischte zedig gedrag, aan alle Eeuwen na te laten, het getal der echtiijke bijwooningen des daags op zes vastgefteld, en als billijke en noodige gvenfen aangewezen zouden worden, om op zulke wijze, door eene zoo aanmerkelijke afbreuk aan dc vrouwelijke begeertens en vereischtens,. eenen ligt'en, maar des te, duurzaameren en daar door onveranderUjker regel voor te fchrijven." , Het maakt een in 't oogloopend en treffend Contrast uit, eene jonge Dame met die oude Griekfchc Wijsgeeren, wel is waar onder zeer verfcheidene omftandigheden, over dit ftuk van het Huwelijk, op eene rechterlijke wijze te Kooien beilisfen. Alle de Europifchc Wetten gebieden duidelijk, A 3 over-  © DE GEHEIMEN ovcreenkomftig de bedoeling der Natuur, dat dé Man bij zijne Vrouw de Echtpligt moet afleggen; zij geeven beide de Deelen het recht, bij weigering van den Bijflaap en bij onvermogen , vervulling van pligt, of fcheiding te vorderen. Integendeel laten zij den tijd en hoe dikwijls het Huwlijkswerk gefchieden moete, onbepaald, daar men in Landen, alwaar de Polygamie en Bijwijverij, ten minften door de Wetten niet ingevoerd zijn, even het zeiven van de natuurlijke neigingen en behoeftens verwachten mag, wat men in die Landen, alwaar de Mannen even zoo veele Vrouwen en Bijzitten , neemen , als er nieuwe begcertens bij hun ontdaan, door de magt der Wetten, doch, helaas! met een altijd droevig gevolg, wil afperfen. Er komt ook nog e:n wettig bepaalden openb'aareu Bijflaap, welke ten bewijze der echtlijke orimagt in Frankrijk omtrent het einde van de 16 Eeuw wierdt ingevoert , in aanmerking. Men eigent den oorfprong van denzelvcn toe aan de onbefchaamdheid van eenen jongen Man, welke, van onvermogen bcfchuldigd, tot bewijs van het tegendeel, in tegenswoordighcid van Wondartfen cn Matroonen, zich aanbood. De nieuwigheid' van deezen inval verraste de Rechters, zij Honden het verzoek toe. Plet eene voorbeeld gaf gelegenheid tot meerderen , en zoo verfpreidde zich dit fchandlijk gebruik in alle de Gerichtshoven van Frankrijk. Zogt eene Vrouw een voorwendsel  DER VOORTTEELING. ? fel van Echtfcheiding, zoo liadt zij haaren Man flechts van onvermogen te befchuldigcn, en aanftonds wierdt deeze Echtproef bevolen, die onder duizend Mannen naauwlijks één konde afleggen. . Deeze daad was met zulke fchaamteloofe tocbereidfelcn verbonden, dat men huiverig wordt om dezelve te befchrijven. Beiden de partijen moesten voor eerst bij ecden verzekeren, dat zij aan de voltrekking van het Huwelijks-Werk, niet alleen gecne hindernis in den weg zouden leggen, maar alles wilden aanwenden, om het behoorlijk te vervullen. De bij deeze daad gevoegde Kunstkundigen en Matrooncn moesten insgelijks bij ecden vcrklaaren, een getrouw bericht van den tocdragt der zaaken te zullen doen. Hier op begaven zich allen in eene bijzondere kamer , alwaar de naauwfte onderzoeking van alle de ligchaamsdcelen van den Man en de Vrouw gedaan wierdt, op dat geen hunner, geen kunftig, den Bijflaap bevorderend of hinderlijk middel, zoude kunnen gebruiken. Vervolgends beklommen zij, het, tot de verecniging beftemde bedde; de Geneesheeren begaven zich, des begeerd wordende in Cen ander vertrek, doch de Matroonen integendeel , bleeven nabij het bedde , welks gordijnen opengefchoven waren. Wanneer zij een of meer uitren aan hunne omhelzing overgelaten waren , kwamen de voorgemelde Kunstkundigcn weeder te voorfchijn , om uit het onderfcheid Van de gefteldheid van de Teeldeelen te kunnen A 4 be-  8 DE GEHEIMEN bepaalen an facïa fit immisfio, et emhfw,ubi ,quidet quale cmisfum. Ook was het den aangeklaagden Man geoorloofd geduurende de hem gelukte vermenging de getuigen in te roepen. De daar bij geftelden vervaardigden als dan een getuigfehrift en gaven liet zclvcn de Rechters over. Men heeft opgemerkt, dat in voorgaande tijden nooit zoo veel Echtfchcidingen hebben plaats gehad, dan geduurende dit gebruik /want men vondt-nooit een bericht, dat er eene werklijke Coïtus verrigt ware. Hoe was het ook mogelijk, ciat een Man de plegtigfte handeling. der Natuur voltrekken konde , wanneer de Liefde , voor den Haat, en de afkeer voor de Vrouw plaats gemaakt hadt, wanneer bovenrdien het opmerkfaam en nieuwsgierig oog der omftanderen noodwendig onrust en- verftrooidheid verwekken moeste. Verfcheiden verlichte Rechtsgeleerden , in het bijzonder Anton Hottmann en Anne Robert ontzagen zich niet , het Parlement van Parijs met de grootfre vrijmoedigheid , de fchande der Natie in dit affehuwlijk gebruik van den openlijken Bijflaap en bezichtiging voor te draagen. Eindelijk wierdt het zeiven door eene verordening van den jo. Februarij- 1677, in alle Gerichtshoven afgefchaft. Hier toe gaf de volgende Gefchiedem's aanleiding. De Marquis van Langey huwde in zijn 25 jaar de veertienjaarige Jongvrouwe va» Couriomci: Het begin van het Huwelijk was gelukkig, en, door de teederfte briefwisleüng ge- duu«  DER VOO'RTTEELING. p duurende eene korte afwezigheid, wierdt aan dijn' Rechter de innigfte Liefde der heide Echtelingen be^ wezen. Na v.rloop van vier jaaren klaagde deeze jonge Vrouw baarawMain als onvermogend aan. De Lieutenant van het Chatelet benoemde des kun* digen ter bezichtiging van >. het gehuwde Paar. Deeze verklaarden in hun bericht,' dat beiden in> dien toeftand waren, waar in Man en Vrouwwezen moesten.' Hier ;tegen wendde de Vrouw van Counonicr voor, dat het dan alleen door dc onredelijke onderneemingen 'van eenen onvermogende moeste komen , indien zij gccne Maagd meer ware , als wiens onzinnige maar onvruehtbaare Liefde alles aanwendde , om zich te bevreedigen. Door dit verwijt driftig geworden \ eischte de Heer van Langvy den opcnbaaren Bijflaap , en de Rechter verordende denzelven. De aanklaagfter appelleerde tegens dit vonnis, doch het zeiven wierdt door eene herhaalde uitfpraak bckragtigt. Nu koos zij, ter uitvoering deezer Operatie een Bad. Vijf Artfen, vijf Wondartfen en vijf Matroonen waren er bij. tegenwoordig Het gevolg viel voor, den aangeklaagden niet gunftig uit, en het Huwelijk wierdt, door eenes Rechterlijke uitfpraak , voor nul en van gecner waarde verklaard. Te gelijk wierdt de aangeklaagde veroordeeld , niet alleen de Huwelijksgift wecder uit te keeren , maar ook geen ander Huwelijk meer aan te gaan. De aangeklaagde protefteerde tegens dit vonnis, hieldt zijne manA S lij-  DE GEHEIMEN Hjke bekwaamheid ftaande en verklaarde, dat hij evenwel' zoude huwen, wanneer en niét wie hij zulks goed vondt. De aanklaagfter huwde ook en wierdt in dit. Huwelijk Moeder van drie Dochters. Ten gelijken „tijde verbond zich de : Heer van Langey met eene andere EClitgenoote en teelde zeven Kinderen. Nu i ontftond er een nieuw Proces tusfchen de gefcheidene Echtlingen. Ma* dame de Courtomer IHerf intusfchen en voegde bij haar Testament, de volgende Clan [uk: de Testatrice begeert, dat het onbefliste Proces tus,fchen haar en den Marquis van Langey in de? minne worde bijgelegd , en dat men in deezcn den voorflag van den Heer Caillard, Advocaat bij het Parlement, wien zij haaren wil en meening te kennen gegeeven hadt, moeste volgen. Hier uit bleek het in 't vervolg, dat de klaagfter door list en bedrog haare ' Rechters misleid haddc, om van eenen Man gel'cheiden te worden, die zij niet meer beminde. Dit voorval opende het Parlement de oogen, en eensklaps verbande men uit alle de Vierichaaren , deeze, voor de Jaarboeken der franfche Juftitie eeuwig hooncnde gewoonte. TWEE*  DER VOORTTEELING. xi ^ITWi« ' TWEEDE AFDEELING. ■ Onthouding van den Bijflaap uit Godsdienstigs afkeer, ten tijde der Vrouwelijke zuivering, der zwangerheid en des Kraatnbeds , bij verfcheidene Volkeren. \^anncer in onze Christelijke Kerk op het Concilie vanNiceafm&zn Jaare '325 , de verordening gemaakt wierdt, dat' het de Vrouwen niet veroorloofd zoude zijn, ten tijde hunner zuiveringe in de Kerk *te komen; wanneer in de twaalfde Eeuw doorJJisfchoppen en Kerkdienaaren onder bedreiging van den tijdlijken en eeuwigen Ban den Echtlingen wierdt ingefcherpt , voor en na het toctreeden tot de Tafel des Heeren zich een of meer dagen van den Bijflaap te onthouden ; wanneer nog tot op den huidigen dag onder de Catholijke Christenen Kraamvrouwen bij hunnen eerflen Kerkgang met Wijwater befprengd , en wanneer men in 't gemeen , volgëndfi eene- verdorvene , ten dcele uit J de wellust, bij de 'Israëliten tot onbefchaamdheid ver* neederd \vare. Wij zullen met de Bijflaapiters der oude Joo. den, beginnen. Eene Bijfkapfter was, naar de HebreeuwfcheWetten* noch eene Hoer, noch dat geene, wat naar onze begrippen eene Concubine is j maar wanneer een Hebreër, op begeerte van zijne Vrouw, of wel zonder haare bewilliging, eene zijner Dienstmaagden, als Vrouw gebruikte en tot zich in zijn bedde nam, zonderbaar door eene plegtige Brui* loft tot zijne Vrouw te maaken, zoo noemde men haar eene Bijflaapfler of een Bijwijf, en de met haar geteelde Kinderen waren wettig en konden» onder zekere omftandigheden met anderen erven. Deeze Bijwijven nu, waren, of van Israëlitifche afkomst, of zij waren in den Krijg buit gemaakte Slaavinnem Voor beiden, toaakt Mofes bijzondere Wetten: wanneer een Heer eene van zijné Ba &  ^ DE GEHEIMEN Israëlitifche' Dienstmaagden als Bijflaapfter gebruikt hadde, zoo was het hem niet veroorloofd, haar, gelijk de Knechten, in het zevenden Jaar vrii te laten. Wilde hij haar niet als Bijflaapfter behouden, zoo konde hij niet begeeren , dat zij in zijn Huis en altijd ongehuuwd blijven zoude , maar hij moest haar den weg ten Huwelijk gemaklijk maïikcn. Verkogt hij haar, zoo was het hem verboden , haar ondeT een vreemd Volk te verkoopen. Gaf iemand aan zijnen Zoone, voor zijn Huwelijk, eene Bijflaapfter, zoo wierdt zi,, zijn Huwelijk niet als eene Lijfeigene, maar als eene Dochter van den Huize aangezien. Het Huwelijk duurde voord, en hij vermogt haar mets van haar onderhoudt, van haare kleeding volgends haaren (laat, en van den, haar volgends «8 Lands sebruik toebehoorenden Bijflaap, onttrekken. Verkoos de Zoon haar niet behouden, zoo moest hij laar, zonder Rantfoen vrij geeven: wilde iemand eene Slaavin, die in den Krijg buit.gemaakt was, tbt Bijflaapfter hebben , zoo verboodt het Mofcs wel niet, maar hij ftelde zekere plegtigheden in, door dewelke de Gevangene, als uit haar Volk tot het Israëlitifche overgaan moeste. Zij moest zich het Harir en de Nagels laten affnijden , en het Kleed, in het welk zij gevangen genomen wierdt, meteen ander Kleed verwisfelen; zij moest, voor het beklimmen van het Echte-Bed, een maand tijd hebben, om haaren Vader cn haate Moeder re beweenen,en haar Vaderland al* af te fterven. /tij  DER VOORTTEELING. ut "Lx] wierdt juist wel niet gedwongen den Jood. fchen Godsdienst aan te neemen, maar mogt jn het vervolg haare Goden niet meer aanbidden, noch offeren. « Hoewel Mofes verboden hadde, dat een Koning van Israël niet veele Bijwijven hebben zoude ; 200 wierdt echter dit verbod dikwijls overtreeden. 'Salomon had 700 Wijven tot' Vrouwen en 300 tot Bijwijven. Zulke Bijwijven dienden meer tot ■ftaatj dan tot echtlijk gebruik. Van daar was •het ook in het Rijk van Israël gebruiklijk, dat de opvolger de Bijwijven van zijnen voorganger "erfde, en men zag het als een ftap ten Troone '■aan, wanneer men een Bijwijf van eenen overleeécn Koning huwde. Buiten deeze geoorloofde Hoererij hadt er bij de Israëliten nog eene veelvouwdige foort va'n ongeoorloofde plaats; vooreerst, wanneer een oh. gehuwd of onverloofd Vrouwsperfoon zich aan de omhelzing van een Mansperfoon overgaf; ten anderen, wanneer eene verloofde zulks deedt; ten derde, wanneer zij eene openlijke Hoere was, ën zich aan een ieder veil boodt; en ten vierden, wanneer de Hoererij te? eere der Goden ge^ fchiedde. Dat er in dien tijd reeds ontugtige Vrouwperfoonen zijn geweest, die een ieder ten dienften Honden , met hunne ligchaamen een handwerk der wellust dreeven , en openlijk geduld wier«teq , wordt door de volgende voorbeelden beweB 3 zen.  m -£> E G E H E IMEN zen, Sichem , een Kananiter, verliefde op Jacobs Dochter Dina cn ontcerde haar. Onder het yoorwcndfcl van de eere van hunne Zuster te wreeken, moorden en plunderden haare Broe■ders j Sichem en zijne gehcele Familie, uit, en wanneer -Jacqb hen hunne gruweldaadcn verweet , gaven zij ter hunner onfchuldiging te» antwoord: zouden zij dan-met onze Zuster ak giet eene Hoere handelen ? Gen. XXXIV: i—31. Uit Thamars zonderlinge Gefchiedenis ziet men, dat de ontuchtige Vrouwsperfoonen van dien tijd, Zich reeds van zekere kuustgreepen bedienden .om de Mannen-in hun net te lokken: zij hielden Zich aan openbaare-plaatfen op cn bedekten hu» aangezicht, niet met de anders in het Oostea gewoonen fluijer , maar op eene andere wijze, die haar op het eerfte aanzien kenbaar maakte, , Juda vondt de listige Thamar als eene Hoer geldleed , niet een bedekt aangezicht aan den weg zitten, cn fprak haar., zonder haar als zijne Schoondochter te kennen , om haare omhelzing aan , waar meede zij hem ook, tegens het vooraf bepaalde gefchenk van - eenen geitgnbok, begunftigdc , Gen, XXXVIII: 1 er.z. Zulk eene leevenswijze leidde ook Rachel, ' bij welke de verfpieders „ die Jofua hadt uitgezonden, om bericht van den toeftand en de gevoelens der Kananiten te,.bekomen hunnen intrek namen, . gof. II: 2. en Dclila de Miunaaresfe van Simfon, ,R4cftf. XVI: u h , mk m  DER VOORTTEELING. «3 Het duidelijkfte bewijs, dat de Hoererij als eene openbaare handteering, noch iets zeldfaams, noch verachtlijks ware , cn openlijk geduld wierde , geeft de volgende , onder Salomo's Regeering voorgevallene , merkwaardige gebeurdenis , aan de hand. (1. Kon. III: 16—28). Twee Hoeren woonden in een huis bij eikanderen , en beiden bevielen op eenen bijna gelijken tijd, van eenen Zoon ; doch een van. dezelven ilierf fpoedig.- De Moeder van het dooden Kind lag dit in den arm van haare flaapende Gezellinne en nam het leevendigen. Beiden geraakten hier over in twist en wendden zich met de vrijwillige, bekentenis hunner lecvenswijze , tot den Throon des Konings. Deeze verwekte , door den even zoo gelukkigen als zonderlingen inval, om het leevendige Kind met een zwaard te verdeelen, bij de eene het fmeekend verzoek om het Kind in het leevcn te laten,doch bij de andere dc wreedheid, om het te deelen, welke daar door verraadde dat zij er geene Moeder van was. De waare Moeder wierdt hierdoor oogenbliklijk ontdekt , en ihét wijze Vonnis van Salomo herklonk in geheel Israël . Wanneer men dit bedrijf niet uit eene zuivere bron van het edelst moederlijk gevoel af kan leiden , zoo is , bij gebrek van alle gefchiedkundig licht in den burgerlijken toeftand der openlijke ontuchtige Vrouwlieden , toch den grond van «ene zoodanige buitengemeene begeerte naar Kinderen , zelfs bij dezelven, in de IsraëlitiE 4 fche  *4 .DE GEHEIMEN fche Staatsgefteldheid te zoeken , die zich 'de onderhouding en verzorging van zulke Kinderen met een niet gering voordeel voor de Moeder moet hebben aangetrokken. Uit deeze en andere oorzaakcn is dan ook: in het geheele Mofaïfche Wetboek, noch de daad van eenen Kindermoord, noch eene daarop gefielde ftraffe te vinden. Ook was op de Hoererij in 't gemeen geene ftraffe gefteld , behalven wanneer zich eene verloofde met eenen anderen te buiten ging , die even als eene Echtbreekfter gefteenigd wierdt, en wanneer zich de Dochter van. eenen Priester tot eene algemeene Hoere verlaagde , welke aan het keven geftraft en na den dood verbrand wierdt» voornaarnlijk deswegens, dewijl het- Ambt van haaren Vader en den Godsdienst zelfs , daardoor gefchonden wierdt. De Zeden der Modbiten-, een Volk, dat volgends dén Bijbel van Loths blöedfchandige Vrugt bij zijne oudfte Dochter, oorfprongelijk zoude jijn ,. benevens de gébruiken der Medianiten , vonden bij de Israëliten fteeds eenen meerderen ingang i zij. onderhielden., even als deezen, andere Goden ter ecre , in hunne Tempelen geheiligde Maagden, Kcdefcha genoemt, „ de.Vrouwen zaten voor de Kerk met ftrikken.en bragten Ooft ten offer* en-wanneer iemand voorbij ging "en eene van hunne met zich nam en bij haar lag , beroemde zij zich tegens:,de anderen, dat die niet waardig .geweest ware , dat haaj den  DER. VOORTTEELING. den Gordel ontftrikt wierde BaruckXl: 42. Om die reden worden Afgoderij en Hoererij in del* JBijbel dikwijls onder eene beduiding gebruikt. Doch het .waren niet alleen Vröuwsperfoonen die zich tot deezen fchandelijken dienst lieten gebruiken , maar ook Mansperfoonen, Kcdcfchim genoemt. Beide foorten van afgodifche Hoererij wilde Mo/es. onder zijn Volk niet dulden ; Numcri XXV : 6. enz. Onder-de Dochteren- der ïsraëliten , zegt die Wetgeever, zal geene Hoer, en onder .de Zoonen Israëls geen Schandjongen zijn , d. i., de Huifen van ontucht, waarin of Hoeren , of Mansperfoonen, tot onnatuurlijke lusten veil zijn, zullen verdelgd worden. PJtielias doorftak te dier oorzaake den Israëliet Simri ■cp het oogenblik. dat hij den . Maagdom cener JMidianitfche , den Baal-Peor ter eere offerde. Mo/es wilde niet toeftaan , dat het geld , door zulle eene hanteering verdient, in den ichat des Tempels zoude worden gebragt — Dcut. XXIII.: 18. is het, er zal geen Hqerenloön en geen hondenprijs in het Huis uwes Gods komen. Het geld insgelijks hetwelk eene, haare fchandelijke leevenswijze verlatende , bekeerde Hoere; als een Zoenoffer in den Tempel bragt, mogte niet worden aangenomen. Doch alle deeze inHellingen waren niet vermogende om de, in ondeugd verzonkene Natie en de gewinzucht der Priesteren te beteugelen. Vaderen zelfs boden uit hebachtigheid hunne Dochteren .den gaanB.5 den  &S DE" GEHEIMEN' den en komenden Man aan. Lev. XIX: 2.9. Orl. der de Regeering van Rehabeam wordt, onder andere foorten- van afgodifche' gebruiken , ook van de Huifen der Schandjongens, d. i. van tot ontucht te bckoomene Jongelingen, gewag gemaakt, i Kon. XIV: 24, en van. Jofias-wordt verhaald, dat hij de Hoerhuifen, die bij het Huis des Heereh waren , < in dewelke de Wijven Cellen 'voor den Boschgod weefden, heeft uitgeroeid, ■c'. Kon. XXIII: 7. Hier wordt zoo wel gefproken van Huifen, in dewelke Jongelingen, als ook van zulken, waarin overfpclige Vrouwlieden zich aan ontucht overgaven.- Reeds in Mo* fes tijd waren de Israëliten aan buitenfpoorighéden , inzonderheid aan de Zonden van Sodom bvergegeeven. Lev. XX: 15. öok is uit verfcheidene Plaatfcn waarfchijnlijk , ■ als uit Lev"XV: 3., Job'XX: 11 ■ enz. dat :uit het meenigvuldig genot'der vleeschlijke Gemeenfchap , eene boosaartige krankheid ontftaan zij ; de koning, lijke PfalmdiChter en de wijze Salomo klaagen uitdruklijk over de krankheden, die men zich in -de armen der ontuchtige Vrouwspersonen op den hals haalt. Onder de Koningen fteeg wel de Natie tot haaTen hoogftcn bloei, doch neigde aan het einde H^an-de Reegering van den p-rachtminnenden en ■wellustigen Salomo ten vervalle. Vergeefsch ftel-den zich de weinige Wijfen des Volks tegens de treideloofe ondeugd , die in de Paleifen met een  DER V0ORTTEEL1NG. Verfraaid voorhoofd zegepraalde , en van hier de Hutten van den laagflcn ftand des Volks vergif, tigde. David was een Eehtbreeker en Moordenaar , Abfalom bcfliep openlijk de Wijven zijn» Vaders , Thamar , Abfaloms Zuster , wierdt van haare Broeder gefchonden, Herodes was de weeligfte wellusteling, en om dat hem Nathan den Spie^ gel voorhield , moest hij den dans van 's Komngs •Dochter met het Hoofd betalen. Met onbewegelijke ftandyastigheid verzetten zich eehige deugdfaame Mannen tegens de weelige buitenfpooirigheden der Overheerfcheren; met de vuurigfte wclfpreckcndheid kondigden zij het.zondig Volk de fchriklijkfte gevolgen der naderende verwoesting aan. Maar hunne Stemmen wierden niet gehoord. De Natie was rijp ten ondergang. Zij •zonk, „ als eenen gemaklijken buit, onder het juk der Asfyrifche en . Babylonifqhe verooveraajren. De reeds lang gefchondene Hocre Israël , ontving voor- haaren ontrouw den verdienden loon. —- Nog eens hief de, onder eene. vreemde Overheid wecder. herleevende fraat, zijn hoofd. Weeder op , en wierdt van den even zoo zegetijken als eergievigen Pompeus voor eeuwig, vernietigd, Egyptenaar*. ss{ h jnvtfftfbliHl sft qo f.-yrf 3th- f.v/nnvwh Egypten was onder alle de Landen der oude waerel.d dat geeuen, in het welk de openbaare zedig-  DE GEHEIMEN digheid het minften geacht wierdt. Wie heeft ooit vari eene grootere onbefchaamdheid gehoord, dan van die van Potiphar's Wijf? • De Egyp- tifche Koning Cheops zag zich in verlegenheid om eene Pijramide , de grootfte die immer gebouwd is , te voltooijen. Met -de losbandigheid des Volks bekend , gaf hij zijne Dochter aan eenen Seder ten prooi, die maar Bouwftof tot dit ongc* •hoorde Gefticht verfchafte. De Prinfes kreeg in deeze wijze van haaren naam te vereeuwigen zulk «enen fmaak , dat zij , na het voleindigen van de Pijramide van haaren Vader , eéne andere in haaren eigen naam , en wel alleen van den ontwangst haarer bevalligheid , befloot te bouwen. De Koning hadt' tegens deezen inval niets in te brengen , en de verheevene Boeleerfter gaf zich : valligheid tot Ca/ars harte gefproken, en onmogelijk konde deezé twee-cn-vijfcigjaarige wellusteling het genot van zulk eene fchoonheid aan zij* ne getroffene zinnen ontzeggen. Onder het voorwcndfel van zich nader met de gronden haarer verdeédiging bekend te -maaken , 'hield hij haat des nachts bij zich, en maakte haar Moeder van Clarion. —* Zonder moeite gelukte het Ccefar niet zijne geduchte Legioenen de Vijanden zijner Beminde en zelfs den Koning Diohyfms te vernee-" deren ; het zoude hem op dat oogenblik gemaklijk zijn geweest geheel Egypten aan het trotfche Rome te onderwerpen, maar de Liefde kluisterde zijne Staatkunde. Hij zette Cleopatra op denThroon, en gaf haar, haaren tweede», jongeren, pas elf-jaarigen Broeder tot Gemaal, De voikomene Weederhcrftelling van de fust ifl' Egypten > ftrekte hem ten voorwehdfei om nog eenige maanden in Alexandrien te Vertoeven , en II. Deel. C h^f  34 DE GEHEIMEN hier vergat hij in de armen van de even zoo wellustige als eerzuchtige Cleopatra, dat-hij 40 jaaren werk gehadt hadde, zich ten Gebieder der Aarde te maaken. •—- Hij fcheurde zich wel op de ontbieding der Burgeren van Rome van haar los, doch weldra ontwaakte op nieuw de hcevig* fte hartstocht tot de Egyptifche Koningin. Hij liet ze naar Romen komen, nam haar in zijn Paleis, en terwijl flaaffche Tribunen den inval des Dictators, om met Cleopatra door den band van den Echt den Scepter, der waereld te deelen, wettig wilden bevreedigen, redden Erutus en Kasftus, door Cafar den Dolk in het harte te ftooten, voor eenen korten tijd, de zinkende Republiek. Na doezen onverwachten dood van C DE GEHEIMEN van Cra/us en de weelde der Sijbariten grensden , Antonius te bedwelmen. Alle de vatenvan haare tafel beftonden uit agaat en gédreeven goud. De bedden op dewelken de Gasten lagen waren van cederenhout met goudftof bedekt. De grond was niet roofen beftrooid , in een jaargetij , dat geene bloemen opleverde , en gewoonlijk befchonk zij na den maaltijd, de genoodigde Gasten met de bekers waar uit zij gedronken, met de bedden waar op zij gelegen , en zelfs met de Slaaven van beiderlei Geflacht, die zij ter hunner bedieningen gekoofen hadden. Automus verftomde over de tot hier toe hem onbekende Oosterfche verkwisting, en daar hij haar hier in wilde evenaaren , veroorzaakte hij door zijne drukkende kneevelaarijen, woedende opftanden in Afien. Hij begaf zich eindelijk met haar naar Alexandrien , en nam haar openlijk ten Gemaalinne, fchoon Fulvia zijne Echtgenoote nog leefde. Op eenen der Bruiloftsdagen gebeurde de bekende Anecdote met de paarel. — Cleopatra verliet nimmer haaren Beminde, zij ging met hem op de Jagt , verfcheen aan 'zijne zijde bij de gehoorgeevingen , en bedreef de ongeregeldfte buitenfpoorigheden met hem , bij dewelken de Truimvir zich aan alle de ongebondenheden van den wijn en van de liefde overgaf. Zij verftond de kunst zijnen geest en zijne zinnen , bij afwisfeling te vergenoegen. Het was voor Antonius eigenliefde ten uittcrflen hoonende in Ck-  DER VOORTTEELING. %f Cleopatra's oogen niet overal een gunfteling des geluks te zijn. Hij vischte eens aan den Oever van den Nijl.zonder iets te vangen. Aanftonds beval hij een Matroos , onder water zijnen angel te zoeken -en eenen grooten Visch aan denzelven vast te maaken , die hij daar op met blijdfchap ophaalde. Deeze list ontfnapte de fcherpzinnigheid van Cleopatra geenzins , en zij maakte dezelve in 't geheim aart de voornaamfïen van het Hof bekend. Op eene' andere maal wierp Antonius weeder- zijnen angel uit. Cleopatra hadt reeds bezörgd , dat een Slaaf zich te water begaf, en eene van de grootfte gezoutene Visfchen, die men inde wateren van dê Pontus vangt, aan zijnen angel hangen moeste. Antonius trok zijnen lijn op en-*en luid befchaamend gelach verhief zich onder alle de aanfchouweren. Cleopatra, ©m haare tegenhst het beleedigende voor den trotfen Romein te beneemen, zeide hem: Vriend, laat ons den angel over, ons, kleide beheerfchers Van Kanopus en Pharos , de Visfchen die gij vangen moet-zijn de Steeden en Koningrijken der waereld. Dus ontzeenuwde zij zijnen geest en maakte, dat hem de Scepter der waereld uit de handen viel. Hij trouwde te Rome na den dood zijner Gemaalinne ,' de edele Octavia , eene Zuster van Augustus; maar-zijn, door de grootfte buitenfpoorigheden verbasterd hart was voor zulk een zuiver en verheven genot der Liefde als hem deeze aanboodt-, niet vatbaar. Hij keerC 3 de  3$ .DE GEHEIMEN de wccder' aan de voeten van de wellustige Cleopatra terug , en befehonk baar roet verfcheidene Koningrijken. Hij liet haar openlijk tot- Koningin der Koningen uitroepen , en bepaalde- reeds de opvolging van Cefar ion en van zijne-bij haar geteelde Kinderen. Nu begon Rome den Triumvir te haaten , en wanneer hij tot de fnoodheid in ftaat was zijne deugdlaame Gemaalinne 0£tavia te veriïootcn , .hadden., zij eene afkeer van hem. Om, nochthands zijne nog overige Vrienden niet voor 't hoofd te ■ ftooten , verklaarde het aan Cleopatra den Oorlog. Hoe verbaaiènd cok de Egyptifche Vloot was ., aan welker fpitfe zich. sintonius -bevondt5 zoo wierdt; zij nochthands van de Romeinen •> bij Aclium geflagen en Augustus vervolgde zijne zegepraal tot. onder de Muiiren van Alexandrien, . Cleopatra zag zich plotsiing van haare fchitterende Hoogheid ncergeftort J doch haar geest wanhoopte nog niet. Zij zondt eenen Bode aan Augustus' en .liet hem de Kroon van .Egypten..-aaiybieden , indien hij haar met zijne Vriendfchap . Vereeren wilde. Augustus flocg beiden af, en .deedt haar integendeel den gruwelijken eisch', .hem- het hooi'd van haaren beminden Automat te zenden. Doch.eer zij dit deedjt s - wilde zij liever,'zelfs ftcrven , en na dat zij met alle bekende;vergiften • aan de ter dood veroordeelde misdaadigers, proeven genomen hadt, vondt zij de giftige beete der Slangen voor d.e. zachtfte wijze.van fterven. Echter putte zij, eer £ '3 A  DER VÜORTTEELING. 39 fcij tot dcezs daad overging , alle de kunstgreepen van haar vernuft uit, om liet hart van Augustus tdt zich te trekken , of ten minffen' zijne ijdelheid de Hoop te óntrooven, haar in Triumph op het Kapitool te voeren. Zij bekommerde dierhalven zijne laage hebzucht daardoor , dat zij alle toebereidfelen maakte , om haar zelvcn , even als Sardanapalus, met alle de fchattcn van het Rijk te gelijk tè verbranden. De listige Overwinnaar bij Aclium vernam dit,en zondt Thijrfus,den fchoonflcn zijner vrijgelatenen tot haar , om haar van zulk een ongelukkig voornccmen aftebrengen. De ongemeene feboonheid van den jongen Thijrfus maakte hem bij Cleopatra meer tot eenen Afgezant der Liefde dan der Staatkunde , en zij vergat den onmeetbaaren afftand, tusfehen de Beminde van Ca/ar, en die van eenen Mensch wiens voorhoofd het Brandmerk der Slaavernij droeg. De ijverzuchtige Antonius liet deezen Meedevrijcr met roeden geesfelen' en geboeid in Augustus Leger terug zenden. De Romeinfche Legioenen drongen eindelijk door tot voor de Müurén van Alexandrien. Wanneer Cleopatra nu alle hoop zag verdwijnen , begaf zij zich met eenen Gefneeden en twee Oppasferesfen in haar Maufoleum , om zich tot haaren Dood te bereiden. Antonius 3 die zich' nu ook onherftelbaar verboren zag t, "gevoelde- no'g , dat ■hij een Man ware , en zich fchaamen moeste, dat eene Vrouw hem leerde fterven. Hij itiet C 4 zich  DE G.|. H EI M E N mch eenen Dolk in de Borst , op het z.elfdE GEHEIMEN len woonen , die in de groote geheimen der Hemelfche Venus ingewijd zijn , en als haare geheiligde Priesteren , bellooten hebben, een onbevlekt leeven te leiden. Zij -is de vrugtbaare Moeder en Voedfter van alle deugden : zij maakt het harte van den verharden en wrecden vatbaar voor meedelijden en weldaadigheid : opent de fchatkist van den Gierigaart ter onderfteuning van den Noodlijdenden , en verfraait het harte van den bloodaart tot ftandvasten moed en onverwinlijke dapperheid in gevaaren : zij eindelijk zuivert de Zielen der Menfchen van alle verborgene ondeugden en verloederende, gevoelens. Deeze Liefde is de Heiligfte Band van deugdfaamc Zielen , waar door zij zich ter uitocffeningvan groote daaden vereenigen, en elkander dusdanig van hunne deugd verzekeren, dat zij eerder den fmartelijkften dood , dan den hoon van een van beiden , door eene of andere laage behandelihg; verdraagen zouden. Door Tijrannen en laffe Volkeren is zij, even als haare Zuster, deWijsbegeerte, fteeds gehaat, en heeft dus altijd alleen onder vrije en edele Volkeren plaats gevonden. Eindelijk , zij is eene nimmer leedige Bron van het zuiverite cn wellustigfte vergenoegen dat de ftervelingen kunnen genieten : eene onaffcheidbaare Vergezclfter door alle de trappen des ouderdoms tot aan het gemeenfchaplijk Graf, wanneer de Gebeentens van hun die eikanderen beminden, even zoo naauw en vriendfchaplijk, als hunBe Harten in dit Leeven , vereenigd worden : zij is  DER VOORTTEELING. 6t is een vooraf gefmaakt genot, eene voorbereiding tot de verloorene Zaligheden , die onze Zielen voormaals in de Hemelfche Wooningen genoten hebben , en na hunne ontbinding van den tot de Aarde behoorenden last des ligchaams, in eeuwigheid genieten zullen. Niet alleen fpraken de Wijsgeeren met zulk eenen plegtigen ernst over de manlijke Liefde , als een der gewigtigfte onderwerpen der Philofophie , maar de grootfte Wetgeeveren zelfs namen haar in hunne hoede , billijkten dezelve , en bepaalden het gedrag van den geenen die bemind wierdt en van hem die beminde, door ftellige Wetten. In Kreta was de manlijke Liefde finds onheuglijke tijden door de Wetten geheiligd. Zelfs was hetfchandelijk,wanneer een Jongeling geenen Minnaar vondt; dewijl men zulks aan zijne ondeugende Gevoelens toefchreef. De Jongelingen welke van anderen bemind wierden , bekwamen niet alleen de voorzitting bij alle openbaare Schouwfpeelen, maar wierden ook met prachtige kleederen verfiert. Zij moesten, als de Jonge Dochteren in Sparta, van hunne Ouderen worden geroofd. Hadt iemand zijne Liefde op eenen Jongeling gevestigd, zoo gaf hij daar van de Naastbeftaanden kennis, en bepaalde den dag, op denwelken hij hem wilde rooven. Zoo dra nu de Staat en het Aanzien van den Minnaar, den Ouderen aanftond, verzette zich niemand in ernst  DE GEHEIMEN ernst daar tegen. Doch hadt zulks geene plaats, floeg noen onmiddelijk alle verder aanzoek af. — In het eerfte geval, vergezelde men den Jongeling , fchoon alleen welftaanshalven , naar het Huis van den Minnaar , en gaf dan zijne toéftemming. De Minnaar voerde nu den Jongeling , geduurende twee maanden , overal rond, nam hem altijd met zich mecde en zorgde voor zijn vergenoegen ; vervolgends bragt hij hem tot de zijnen terug , doch befchonk hem vooraf met verfcheidene zaaken , en volgends de Wetten, met eene volkomene wapenrusting, eenen Stier en eenen Beeker. Bij de terugkomst in het Huis wierdt de Stier geoffert en een Gastmaal aangelegt > op het welk de Jongeling het gedrag van zijnen Minnaar aan de aanwezigen verhaalde. Indien het zelve hard en woest geweest was , zoo konde deeze deswegens voor het Gerecht geroepen worden. — De Kretenfers hielden deeze Zielenliefde voor dc beste fpoor ter dapperheid ; zij «rcloofden, dat een koel , verkleumd krijger, onmogelijk eenen vuuriger Strijder, die door de Liefde ontvonkt is, kan weederftaan. Den Minnaar en den beminden Jongeling , wielden volgends hunne meening, in de hitte van den ftrijd , door twee Goden , Amor en Man , te gelijk aangevuurd, terwijl anderen alleen door het vermogen van eenen eenigeu , door dat van den Krijgsgod, wierden onderfteund. Maxmu* 2j-  DER VOORTTEELING. C% Tyrh/s en veele andere betuigen , dat alles wat naar onbetaamlijkheid zweemde, mt deezen omgang verbannen zij geweest. Onder de Spanen was eenen eyengelijken roera met de Liefde der Jongelingen verknogt. Lycur* gus hadt eene. meenigte- Wetten omtrent deeze Zieleliefde gegeevcn, en haar als de zekerde weg ter Spartaanfche deugd aanbevolen; ja, alle onedele Kunstgreepen .om geneegenheid te verwekken , verboden. Eene onuitwischbaare fchande, eerloosheid en verlies van Burgerrecht,-, zoude den onwaardigen vervolgen, die, in plaatfe van de Ziel van eenen fchoonen Jongeling, zijn ligchaam beminnen cn misbruiken zoude; De Ephoren ftraften Jongelingen , Wanneer zij in plaatfe van. eenen welder.kenden Armen eenen onwaardigen Rijken ten Minnaar koofen, zoo als men het in deugdfaame Mannen als een gebrek aan Patriottismus befchouwde , indien zij in 't geheel geenen Beminden hadden , en geene jonge Zielen ter deugd zogten op te leiden, of te gewennen. _ Zelfs onder het Vrouwelijk Geflacht Vondt hier eene dergelijke Liefde plaats. Deeze Liefde duurde voord tot op den Manbaaren ouderdom , en de beminde Jongeling wierdt dan de vertrouwde van zijnen Minnaar. Even zoq algemeen gebillijkt was ook de Manlijke Liefde onder de Inwooneren van Elis., van Boetten en in het bijzonder onder de Thebaar,c:u Pe Heilige Schaar der laatfteq , die uit loutere Be.  6*4 DE GEHEIMEN Beminden en Minnaaren beftond , maakte Phi* lippus de zegepraal over de Griekfche Vrijheid bij Chaeronea moeilijk; en , wanneer hij hun allen, met wonden in hunne Borst, zwemmende in hun bloed , op het Slagveld vondt , brak hij in deeze woorden uit : „ Waarlijk , niet dan eene fchandelijke ziel , kan gelooven , dat onder deezen fchandelijke zeden heerschten!" Ook in Athcenen wierdt de reeds lang aldaar bekende Liefde tot de Jongelingen door Solons Wetten bekragtigd. Alleen den Slaaven verbood hij , Jongelingen te beminnen , op dat zulk eene Zielverheffende Hartstocht niet verlaagt , en deugdfaame Manr.en van dezelve zouden worden afgefchrikt. Solon zelfs , wil men , dat Phififlratus bemind hebbe. Ook de Liefde van Socrates en Plato tot de Jongelingen is onlogenbaar. Voor het overigen onderfcheidde men de onzuivere Liefde tot de Jongelingen van de zuivere, alhier even zoo goed als in Sparte. De Jongelingen , welken zich aan ontuchtige wellust overgaven , wierden voor eerloos verklaart , cn hunne fchandelijke Beminnaaren met den dood geftraft. Ingevolgen de voorbeelden dier groote en deugdfaame Mannen , beveelt Plutarchus, in zijne verhandeling over de opvoeding , de Manlijke Liefde , als het zekerde Middel, om jonge Zielen tot de deugd te vormen. Ik zeide voorheen , de fmaak der Natuur gaf  DER VO ORT TEELING. 6$ gaf den Grieken de Manlijke Liefde , bij Be vordering ter verheevener befchaafdheid , eene mengeling van Natuurrlijk gevoel. De reeds door de zachte Luchtftreek begunstigde Schoonheid in de vorming van het werktuiglijk Ligchaam j wondoor de meenigvuldige oeffeningen der Jeugd op de Hooge Schooien. De natuurlijke fmaak voor fchoone geftaltens wierdt langfaamerhand gevormd , wierdt eene ^algemeene behaagende fmaak , en fteeg eindelijk op tot eene dweeperachtige geestvervoering , door dewelke de Kunstenaars bezield wierde , wélke, dfeJ IdiiUm fchiepen , die men tot nog toe niet kan evenaaren. In de Schooien der Wijsbegeerte vertoonden zich dikwijls de naakte Ligchaamen van fchoone jongelingen , en het welgevallen in de fchoone geftaltcn , lag mcenigwerven onder de Jeugd , den grond van Vriendfchap en achting. Dit iijn gevoel verhief zich tot eene dweeperij van den Geest , wanneer Söcrates en Plato leerden , dat de fchoonheid van het Ligchaam alleen als dan eenige waarde bekomt', wanneer het van eene fchoone Ziel bewoond wordt : dat een fchoon Ligchaam, waar in eene baarlijke Ziel huisvest , minder beminnenswaardig is , dan een leelijk Ligchaam met eene fchoone Ziel. Eene. fchoone Ligchaamlijke evenredigheid zag men aan voor het merk van eene fchoone Ziel. Somma en Plato zogten daarom de Schoonfte Jongelingen tot hunne . Schoolleren ïl. Deel. f u uit.  £6 DE GEHEIMEN uit. De Wijsgeercn wierden beminnaaren van fchoone Zielen, die zij vormden,en deeze fchoone Jongelingen wierden de beminde voorwerpen van deugdfaame Mannen , aan wien zij de ontwikkeling hunner Geestvermogens te danken hadden. Dit was de Edele Zielenliefde der Grieken , die wel in den verdorvendden tijd tot op den ondergang der Republiek voordduurde, maar ook alleen in den engen kring van de Schoole der Wijsbegeerte opgefloten was. Doch zoo edel de Schilderij van de Griekfche Liefde tot de Jongelingen aan den eenen kant is , zoo fchandelijk is derzelver misbruik aan den anderen , waar van men reeds in den Helden Eeuw de Spooren ontdekt. De onnatuurlijke Liefde tot de Mannen bi} woeste en verfijnde Volkeren heeft niets minder dan eenerlei oorfprong. Wanneer de in den Krijg cn op de Jagt rondzwervenden Barbaar, van de vrouwelijke S'exe afgefcheiden, uit nood de behoefte van de Wellust met zijn eigen Geflacht bevreedigt, dan vervalt de voor de. fterkere vergenoegens der Natuur verftompte, door overmaatig genot tot uitputtens toe verzwakte, verfijnde wellusteling, juist uit verfijndheid cn fmaak, ora dat al het Natuurlijke hem walgt, tot dit onnatuurlijk gevoelen. .Uit den eerden toedand ontftond de onzuivere Jongelingsliefde van Jupitcr tot Ganymedes , van Herkuks tot Hyllus in de ©udde tijden van Griekenland; ook was dit veel- Kfit  DER VQORTTEELING. 67 ligt eene, uit Aficn derwaards verplante ondeugd^' die nog heden ten dage, ónder de tegenswoordige Amerikaanen ten oorfprong van dezelve verftrekt; uit den tweeden toeftand ontftond deeze ondeugd; in het weelig Theben j, Athenen enz. en uit déni zeiven ontipringt zij nog tegenswoordig bij de nieuwe Romeinen en andere Volkeren. Volgends' de 1 Uitfpraak van Ovidius, was Ori pheus de eerfte oorfprong der onzuivere Liefde tot de Jongelingen. Ten tijde van Anckrton was zij ten minften geene verborgene zonde meer. Iii Athenen en Sparte , nam zij laater dan in Kre* ta, Eüs en Thebeh dö overhand. Hier fcherschte men even zoo openlijk 1 en zonder fchaamte over de Liefde tot de. Jongelingen, als Over dié tot de Jonge Dochteren. Men achtte de Straffen niet, welke Solon op deezen fchandelijkeil omgang hadt gefteld,en volgends dewelkert de Verleider met den dood , en de Verleiden, met dé uitfluiting van alle Eerampten , zijne gepleegde misdaad boeten moeste. Jonge Woestelingen, wanneer zij hun Vaderlijk vermogen verfpild hadden , gaven zich aan anderen tot Bijflaapen over , en lieten zich openlijk , even als de ontuchtige Vrouwlieden , onderhouden. Ten tijde van Mfchynes zegepraalde deeze ondeugd met het verftaaldfte voorhoofd ; de Redenaars noemden openlijk de Mannen die de Natuur gefchonden hadden , en zij wierden niet eens met fchande , veel minder met ftraf, getuchtigd. De-bemin-! E a nC(n.  «S DE GEHEIMEN nende en bemind wordende voorwerpen vertrouwden elkanders eerlijkheid en bloote beloften niet meer, maar gingen zelfs fchriftlijke verbindenisfen aan, waar in de een eenen onverbreeklijken Trouw beloofde y én de andere de Belooningen voor denzelven vastftelde. In Atheenen wierden zelfs fchoone Jongelingen , even als fchoone jonge Dochteren, tot openlijk vermaak onderhouden, en het Hoofdgeld , het geen beiden betalen moesten, wierdt, even als alle andere ftads inkomften, verpacht. Uit deeze fchandelijke bron Ontftond den Vrouwenhaat onder de Grieken, even als onder de Romeinen en de hedendaagfche Oosterfche Volkeren , en hadt den gewigtigften invloed op de ontvolking dier Landen. . De Grieken alleen, waren door hun vuurig bloed , doör hunne aandoenlijkheid, door hunne gevoeligheid voor fchoone gedaantens, bij gebrek van edel genot der vrouwelijke Liefde /bij hunne Rcpublikeinfche Staatsgefteldheid , tot zulk eene verheevene mannelijke vriendfehap vatbaar, uit dewelke, zelfs bij den ondergang van den Staat, de grootfte onderneemingen gebooren wierden,die voor delaatercoverheerfchers van Griekenland zoo gevaarlijk wierden, dat zij deeze vriendfehap , waar en zoo zij maar immer konden, uitroeiden. Men moge nochdiands deeze foort van "gevoeligheid uitleggen zoo als men wille , het zal echter nimmer, met alle de pracht van de welfpreekenheid eener. dweepachtige Liefde, te bewijzen zijn, dat  DER VOORTTEELING. 09 dat zelfs die deugdfaame Mannen, altijd bij deeze Zicieliefde gebleeven zij , en dat de hoogftc infpanning van den geest, niet fomwijle.n zeer zinlijke gevolgen geliadt hcbbe. „ Wat is die vriendfchaplijke Liefde ? zegt Cicero; waarom bemind niemand eenen leelijken Jongeling, of eenen fehoonen Grijsaart?" Indien al de Liefde tot de Jongelingen , bij de wegens hunne deugden beroemde Mannen , in geen groof genot van Wellust beftondt, zoo hadt toch een verfijnd genot deel aan dezelve. Der Grieken Liefde tot de Vrouwen. Reeds ten tijde van Soloh hadt de weelde der beiden Gedachten , alle Standen des Volks aangeftoken. Deeze Wetgeever wilde ten minitcn de deugd der getrouwde Vrouwen beveiligen, en beperkte dezelve om; die reden nog naamver. Hij Helde in , dat de Vrouwen bij dag niet anders dan gekleed, en des avonds niet anders dan met Fakkelen mogten uitgaan. Ook mogten zij niet meer fpijs en drank dan voor een Obolus (halve penning) gekogt konde worden , uit het Huis des Mans meedeneemen , en geene grootere dan eene korf van eenen voet in 't vierkant draagen. Ook beperkte hij het in Atheencn heerfchende Oosterfche gebruik , volgends het welk de Vrouwen de Graven en Monumenten der Naastbeftaanden en vreemde geftorvene Vrienden, E 3 mee-  ?o DE GEHEIMEN meenigwerven cn nog lange tijd na hunne Be- , graavenis bezogten , bij dezelven weenden, zich het Gezicht en de Borst openfeheurden , en onder deeze voorwendfels gelegenheid tot meenig- vuldige buitenfpoorigheden vonden. Om nog op eene andere wijze de verleiding, zoo der Vrouwen als jonge Dochteren , benevens de Liefde tot de Jongelingen voor te komen , voerde Salon den openlijken dienst van Venus Pandemos in Ath eenen in , liet haar in Ccramikus eenen prachtigen Tempel ftichten, flelde bevallige jonge Dochteren tot Priesteresfen der Godinne aan, en vergundde dezelven het genot hunner bekoorlijkheden aan een ieder veil te geeven. De tijdsomftandigheid vondt deezè Staatkunde zeer lofwaardig. „ Gij zijt, zegt Philemon tot deeze» Wetgeever, weldaadig jegens alle Mcnfchen ge-» weest; want onder alle Stervelingen hebt gij het eerst van allen opgemerkt, wat den Staatvoordeeligst en heilfaam ware, en het is billijk, o Solon! dat ik het zegge. Wanneer gij de Stadmet Jongelingen vervult zaagt, die de onweederftaanbaare neiging der Natuur volgden, en onbetaamelijkc buitenfpoorigheden begingen , ftelde gij op zekere plaaticn verkogte Vrouwspcrfooncn , die voor allen' gemeen en bereid waren." Op dat echter' aan de gehuwde Vrouwen bij deeze wettige gedooging van Boeleerfters en Bijflaapfter-s of Slaavinnen, het echtlijk genot niet' onttoogen zoude worden, beval• Solon den Man- - nen,  DER VOORTTEELING. 71 fien, hunne Echtgenooten ten minsten drie maaien in de maand bij te woonen. Eene Wet, die binnen Atheenen even zoo min als in het Oosten vervuld wierdt. In de eerfte tijden na Solon waren de Boeleerfters niet zeer gevaarlijk voor de Zeden. Het wierdt lang voor hoonende aangezien , de wooringen deezer openbaare Dienaaresfen der Wellust te bezoeken. In Atheenen heersehte nog eenen vrijen onbedorven iinaak. De Natie hadt niet zonder moeite het tijdperk van eenen beteren weiHand bereikt. Door dapperheid, moed en kloekheid bevogten zij fchittercnde zegepraalcn over de Perfen. De Schatting der Bondgenooten en der overwonnene Volkeren vlood in Atheenen te faamen , en het Land zelfs opende nieuwe bronnen van rijkdom. Doch deezen overvloed viel geene afzonderlijke Perfoonen, maar den gantfchen Staat ten deele ; alle blijken en gevolgen van denzelven waren openbaar en alleen voor het genot van het Volk beftemd. Geduurende dat de afzonder, lijke weelde binnen enge perken bleef, bouwde men van den Krijgsroof der Perfiaanen een fchooner Atheenen. Pififlratus lloeg reeds den weg in, die alle de Demagogen van Atheenen, vooral de bewonderenswaardigen Pericks, in het vervolg betreeden hebben ; men hieldt de ijdelheid van een onrustig, ligt bewogen Volk, dat niet zoo fpoedig het geweld zijner geleideren ontrende , dan het zich wel aan buitenfpoorigheden en facE 4 tien  73 DE GEHEIMEN i tien overgaf, bezig; men verfpilde met eene jeugdige ligtvaardigheid Millioenen , om de wooningen der Goden,de openbaarePlaatfen, dc Schouwburgen en Hooge Schooien op te fleren, en ieder Burger van Atheenen ftelde zijn geluk in de beichouwing deezer Kunstwerken. Dit was dat Tijdperk, waar in eene verheevene zwaai der Weelde en Vaderlandsliefde zich op het innigfte verbond , van het welk Plato zegt, dat het de tijd van de heerfchappij der Wetten zij geweest, dat de Atheenienfers ten tijde dat zij het geduchtfte voor hunne vijanden zijn geweest, ook het meeste voor hunne Wetten vreesden, en dat zij, de uitgebreidfte heerfchappij over andei>e Volkeren voerende , ook hunne vaderlijke inftellingen het gewilligde van allen gehoorzaamd hebben. Dus bereidde de heldhaftigheid van Thcmijlocles , Arijlides en Cimon :dt weelige dagen van Pcricles. Met den glorijrijken Vreede door Ci~ mon gefloten,verhief zich Atheenen tot het hoogften toppunt van zijnen luister. Bij den fteeds aanhoudenden, ihellen en fterken toevloed der Rijkdommen was het onvermijdelijk, dat niet fommige afzonderlijke , magtige cn heerfchende Huifen meerdere fchatten verzaamelden, dan honderd andere onbeduidende Familien met eikanderen. Reeds ten tijden van Arijlidcs, hadt Kas/lus den naam van den rijkften der Grieken te zijn. Doch de meeste Rijken befteedden hunne inkom- » 3 ftra»  DER VOORT TEEL1NG. 7,5, ften, in plaatfe van dezelven ter bevreediging hunner zinlijkheid te verfpillen ,- tot vergenoeging en ten besten des Volks: tot het kleeden, voeden ca begraaven van arme Meedeburgcren, of tot Huwelijksgiften van derzelver Dochteren. Pericles vermeerderde door de verhooging der fchattingen, dc inkomsten der ftad tot op duizend" Talenten , waar van hij tot op den aanvang van den Peloponeefchcn Krijg eene fchat van bijna tien duizend Talenten befpaarde , en van dezelve Vier duizend Talenten ter verfraaijing van de ftad befteedde. In deezen tijd maakte de Kunst aanloklijke vorderingen, en fchiep. die verheevene Ideale van Schoonheid, die de bewondering van alle Volkeren en Eeuwen geworden zijn. . Was Griekenland in dit, bloeijcnd Tijdperk door wijze Wetten beheerscht en van keerschzuchtige Dwingelanden en Volksverdervers, als van eenen Pcricles, Nicias, Jlcibiacles, enz. bevrijd geworden, zoo zoude het nooit zich zeiven zijnen eigenen ondergang bereid hebben. Maar deeze trotfche Mannen zagen zich gedwongen, ten einde piet van hunne 1'chitterende hoogheid beroofd te worden, het Volk , door wiens gunst zij hunne magt bekomen hadden en alleen behouden konden , al langer hoe meer te vleijcn, en den Staat in de verderflijkfte openbaare pracht en verfpilling te ftorten. . In , den tijd van Pcricles was Atheenen het Schouwtuoneel van aan een, gefchakelde TriumE 5 phen  74 DE GEHEIMEN phen en Feesten. Het Volk nam zijn vermaak ten kosten van den Staat , en de Staat vermaakte het Volk ten kosten van zijne Provinciën en Bondgenooten. Het getal der betooverende , openbaare Feesten wierdt vermeenigvuldigd; De Atheenienfers waren zoodanig aan den Wijn verflaaft, dat zij denzelven reeds des morgens, bij hun ontbijt gebruikten en zich vervolgends, wanneer zij bekranst waren, naar hunne zitplaatfen op de gezegde Feesten begaven: onder hunne Schouwfpelen wierdt hun Wijn cn lekkernijen aangeboden , en op hunne Feesten van Bacchus waren zij gewoonlijk allen door den drank bevangen. Den Armen wierdt het geld uit den openbaaren fchat gegeeven , het welk zij voor hunne plaatfen in de Schouwburgen moesten betalen. — Zoo moest de edelfte Natie uit eene ftceds toeneemende neiging tot pracht en weelde eindelijk verflappen en in moedloosheid en luiheid verzinken , tot zij geheel uitgemergeld, haaren hals aan hetSlaaffche Juk van het Dcspotismus aanbood. Van den tijd van Pericles tot óp den ondergang der Republiek , of van den Vreede door Cimon , in den Jaare 3535 van de Schepping der Waereld , tot op den ilag bij Chcronea in 364Ó , zal ik mijnen Leezeren alleen de merkwaardigfte trekken van het verfijnd en weelig Geflacht genot, voordraagen. Atheenen vergat zijn verheeven gevoelen omtrent den roem , het vergat het beminnelijkfte Volk  DER VOORTTEELING. 75* Volk der Aarde te zijn. Pracht en verkwisting in Wooningen Huiscieraaden, Tooifel en Gewaad, heerschten alomme , terwijl de Swelgerij bij de Gastmaalen het Ligchaam ontzeenuwde , en in de Ziel onophoudelijke nieuwe begecrtens naar zinlijk genot deedt ontftaan. De Afiatifche ondeugd met alle derzelver gruwelen heerschten in de bijeenkomsten van Rijken en Armen. Alles , wat Natuur en Kunst in Sicilien eu Ita* lien, in Cyprus en Egypten, in Lydien en Pontus, in Peloponifes en andere Landen voord- bragt , vloot in Atheenen te faamen. De Boeleer-fters en Potl'enmaakers verfcheenen bij de Gastmaalen , om de zintuigen op alle mogelijke wijze aan te 'prikkelen , en de geestigheid % of veel meer de losbandige tong der Dischgenooten , Itof tot onderhoud aan te bieden. Zelfs de Kinderen en dergelijken moesten de Gezel* fchappen door ftoute fprongen en andere bewee* gingen , of door Pantominiiche vertooningen onderhouden. -— Welriekende Bloemen en Zalven voltooiden het genoegen van den maaltijd : met de eenen wierden de Gasten bekranst en met de anderen gezalft. Sedert dat de Mannen begonnen naar rijke Huwelijksgiften te zien , hielden de Vrouwen wel op Slaavinnen te zijn ; doch nu onttrokken zij zich ook aan allen huislijken arbeid, ja, zelfs aan de Moederlijke pligten. Noch door onderricht, noch door opvoeding gevormd bleevea zoo wel de  yö DE.GEHEIMEN de Vrouwen als Jonge Dochteren , met derzelver Dienstmaagden , in de voor hun beftemde vertrekken opgefloten. Zij verfcheenen bijua pooit , dan op openbaare Feesten : haare Vrienden zaagen zij nimmer , en hunne Bloedverwanten , ja zelfs hunne Mannen , zcldfaam ; doch des niettegenftaande , nam echter hunne ijdelheid en hunne neiging tot allerlei zinlijk genot , even zoo gezwind toe , als de weelde der Mannen. De voorbeelden der Griekfche en die der hedendaagfche Oosterfche Vrouwen , bewijzen, dat de neiging tot opfchik niet altijd met de begeerte om het Manlijk geflacht te behaagen , af en toeneeme. Dc Vrouwenhaater Luciamis, fchilr dert het toilet der Griekfche Dames op de volde wijze af : zij zoeken hunne leelijkheid door. eenen kunstigen opfchik te verbergen. Wilde men hun , wanneer zij uit het bed opftaan x verrasfchen , • zoo zoude men meer. afkeer van hun hebben, dan van de haatlijkfte dieren- Zij zijn. jnet eene meenigte van Dienstmaagden en oude Vrouwen omringt , die hunne ongelukkige aangezichten met allerlei fmeerfel beftrijken. Zoodra zij hun hoofd met rein water gewasfehen en zich verfrischt hebben , neemen zij geenzins een nuttig en ernfh'g werk ter hand , maar hunne eerfte bezigheid beftaat in het bereiden en aanleggen van hun blanketfel. Bij hunne verficring en kleeding gaat het zoo plegtig en ftaatig toe , als bij fommige vag de grootfte Feesten : een ge-  DER VOORTTEELING. 77 gedeelte der oppasferesfen moet Zilveren Bekken, «en ander gedeelte Schenkkannen en Spiegelen in gereedheid hebben. Een gan'tsch Leger van ■Busfchen en Doofen is met verachtlijke tegenmiddelen tegens de Leelijkheid vervuld : in iöinmigen liggen verborgene vermogens om de tartt den te verfraaijen , in anderen eert kunstig zwart om de wenkbraauwen te verwen. Doch de meeste zorgvuldigheid is aan het Hoofdhaair gewijdt. Eenige verdrijven dc natuurlijke couleur van het zeiven geheel en al , en verwen het met een glansrijk rood : anderen berooven. het wel niet van de verwe die de natuiir daar aan gefchonken heeft, maar verfpillen het vermogen hunner Mannen ,aan kostbaare zalven , zoo dat men zoude meenen dat alle de kruiderijen van Arabien op hunnen Scheedel neederftroomden. Niet alleen krullen zij dezelven door brandijzers op eene tegennatuurlijke wijze , maar trekken ze met geweld tot op de wenkbrauwen, zoo dat voor het voorhoofd naauwlijks . de ruimte van eenen vinger breedte over blijft ; terwijl de lokken van agteren op eene trotfche wijze in den nek golven. Vervolgends worden de voeten in naauwe klemmende fchoenen • geperst en het ligchaam met een ligt doorfchijnend gewaad, het geen hun het voorkomen van naakte Lieden geeft, gedoscht. In hunne ooren hangen zij de kostbaarfte gefteentens , die veele talenten waardig zijn. Vingeren en armen beladen zij met goude- ne  *g DE GEHEIMEN. ne cieraaden. Om geheel hun hoofd is eénett krans gewonden , waar in de edelfte gefteentens van Indien , als Harren blinken : een even kostbaar cieraad hangt van hunnen hals op den boefem ; het verderfiijk goud pronkt hun op, van de voetzool af tot den fcheedel toe ; déwijl alles , wat ontbloot is , in dit metaal gekast is. — In dit tooifel en met ontleende fchoonheden op hunne wangen., begeeven zij zich naar de Feesten cn verdachte verborgene Plaatfen die aan de Goden zijn toegewijd , en welker naamen zelfs de Mannen niet eens kennen •, of verfpillen hui> ne gezondheid in wellustige Baden , of door het onmaatig gebruik van lekkernijen, welke eénè fcnverzadelijke zinnelijkheid heeft uitgevonden. — ■Pollus cn Clemens van Alexandrien, hebben ons eene geheele lijst der voofnaamfte werktuigen , die bij de Griekfche toiletten in gebruik waren, nagelaaten. Buiten deeze bezigheid van het toilet, maakten de klecne Malthefche Hondjens, de Sici* liaanfche Duiven' en andere beuzelingcn , benevens de hersfenloofe gefneedenen, hun gezelfchap üit. In 't bijzonder beheerschte de Griekfche Dames eene raafende begeerte naar hét bezit van ieldfaamc en kostbaare Vogelen , en de rijke Echtgenooten derzelven, onderhieldèn daar van geheele Menagericn. Plutarchus verhaald van pyiïlampus, een Vriend van Periclcs, dat hij de gunstbewijién van de edelften der Atheenfche Da-  DER VOORTTEELING. $9 Dames , met zeldfaame Vogelen , in 't bijzon* der met Paauwen, beloonde. In plaats dat zich de Jongelingen door ligchaamlijke oeffeningen , gelijk voor deezen, fterkte en gezondheid verwierven , oeflenden zij zich in ontuchtige danf'en en gebaarmaakingen. Uit de Schooien was de Zedelijkheid verbannen j als kleene jonge Knaapen fchonden zij reeds hunne onfohuld, en als Jongelingen ontzeenuwdea zij zich in de armen van onverzadelijke Boeleer* frers. Deeze waren gedeeldlijk Prieflerinnen in de Tempelen van Venus Pandemos , gedeeldlijk, hadden zij hunne eigene afzonderlijke wooningen4 in dewelken zij, met alle de geneugtens dea leevens, met fpel en dans , hunne van Liefde dronkene aanbidderen, betooverden. Zoo fchadelijk intusfehen het verval der kuischheid voor den Staat was, zoo voordeelig was de Vrouwelijke Schaamteloosheid voor de fchoone kunsten. Plet was eene gewenschte gelegenheid voor zoodanig eene Griekfche Schoone, de naarvorfchende oogen der Schilderen en Beeld, houweren hunne naakte Bevalligheden te vertoo» nen, én aan dezelven tot de hoogfte modellen der kunst te vèrftrekken. Het was niet zoo zeer eenen dienst die zij den Kunftenaar, maar die zij zich. zeiven bewezen 5 want de roem haarer Schoonheid , konde op geene betere wijze door gantsch Griekenland verbreid worden. Bezat zij, henevens een volmaakt Ligchaam, nog andere Voor-  m -DE GEHEIMEN Voorrechten, zoo" lachte haar van alle kanten liet dreelendde geluk tegen t de fchoonfte Jon-» geh'ngen misgunden eikanderen haare teedcrheid, de Dichter bezong haare Bevalligheden, de Kunftenaar vereeuwigde haar door zijn Penibel of Beitel , en de' rijke Wellusteling lag zijn goud aan haare voeten. —- Wanneer Socrates met zijne Vrienden Theodata bezogten, ftrekte zij tot èen inodel aan eenen Schilder ; doch liet zich door de aankomst déezer Vreemde Mairspeerfoo-fien in 't minden niet dooren. Niettegendaande het de Grieken voor de grootde krenking der Vrouwelijke ecre en fchaamte hielden , wanneer hunne Vrouwen of Dochteren bij hunne Gastmaalen, Of'zelfs alleen onder 't-oog van een der- Gcnoodigden , hun aangezicht- ontfluiert hadden ; fchroomden nochthands de i Krotonaiden niet , hunne fchoonde jonge Dochteren voor Zcuxis te doen komen, en hem vijf derzelven te laten uitkiezen ; uit welker bloote Bevalligheden hij hun het Iddal. der Vrouwelijke Schoonheid te faamenftellen en in eene Ilelena vertooncn zoude. Deeze Jongvrouwen wierden, wegens den prijs der Schoonheid , die Zcuxis hen toegekend hadt, door veele Dichteren bezongen , en hunne naamen duurden langer, dan het Meesterduk, dat Zeuxis naar hun model vervaardigd hadt. - Onder alle de Griekfche. Schoonen, welke hét vermogen hunner Bevalligheid deeden gelden, verhief zich nimmer een hunner tot dien hoogen trap  DËR VOORT TEELING» 6a trap van roem , op welken Aspafia fchitterde. Zij was te Mileta van voornaame Ouderen gebooren , eh bekwam in Atheenen eene allervooïtreflijkfle Opvoeding. Eet zij wist, dat zij Schoon Was j bezat zij reeds alle de gaaven van den Geest en alle de Bevalligheden van het Ligchaam. Maar de Opvoeding, die Griekenland haar geeveh konde, was weldra voltooid. Zijzelfs gaf ze zich , doordien zij de ligtvaardig» Jeugd uit haaren omgang verwijderde en dien veel meer aan Mannen toeftond, die Meesters in de Welfpreekenheid en Staatkunde waren; want eenmaal wilde zij den Mannen beheerfchen. ia deeze weetenfchappen bragt zij het ipoedig zoo verre, dat zij zelfs een Orakel voor haare Leeraaren wierdt. Eerst toert, Wahneer Aspafia haare Ziel eenen verheeven indruk van Wijsheid gegeeven hadt, gaf zij zich aan de zoetigheden der Liefde over. Dewijl zij nu het Beeld der Zeden , noch in de Tempelen, iioch in den Schoot der Huisgezinnen zag , bloosde zijniet, de Schaamte onder de Vooroordeclen te tellen , het verderflijk Systhema van het Cyhismus in de jonge Harten te planten, en daar door de Zeden van haaren tijd te Vergiftigen ; doch fchoon de Gefchiedenis Van haare jeugd alleen de Gefchiedenis vart eene Boeleerder-is, doet dezelve zich echter met eene hooge waarde in de oogen der Reden op. Haar fijn' gevoel veroorloofde haar niet, eenen hoonenden, öII. DEEi, F gen.  DE GEHEIMEN genbelangzoekenden Handel met haare gunstbewijzen te drijven. Zij hadt alleen Minnaaren , om zich Vrienden te maaken. Zij was eene allerijverigfte Republikeinsgezinde ; de gelukkige, die zij in haare armen ontving, mogt geene andere banden kennen , dan de banden der Natuur. ....... :éi Onder de aanzienlijke Mannen, die zich rondsom deeze Tooveresfe verzaamelden, bevond zich ook Pericks. De luister van deezen Man verblinde haare trotfche Ziele, en de engfte band der Liefde vereenigde beiden. Van dit oogenblik af aan wierdt haar Leeven met de Staatkundige Gefchiedenis van haaren tijd vereenigd. In haare armen wierden de ontwerpen gefmeed, waar aan Atheenen een gedeelte van zijne grootheid en van zijn verderf, te danken of te wijten hadt. Men verhaald zelfs , dat Afipafia eeiiige der beroemdfte Redevoeringen hebbe opgeftelt, die door Pericks met zulk eene ongemeene toejuiching wierden uitgefproken , en wel onde^ anderen de Lijkreden op de Athenienfers die in den Samifchen Oorlog omgekomen waren, van welken Krijg Aspafia een der eerfte oorzaaken was. Plutarchus merkt op, dat men haar den Krijg tegens die van Megara, welke den Peloponefifchen Oorlog naar zich gefleept heeft, ten laste hebbe gelegt; de eerfte naamlijk is daar door ontftaan,om dat die van Megara twee Atheenfche Boeleerfters ontvoert, en Aspafia den naam van Hoer gegee- vea  DEJl VOORTTE.ËLING. S3 Ven hadden. Arifiophatiè verhaalt deeze Gebeurdenis op de volgende wijze: In de woeste ongebondenheid van een Gastmaal fpraaken eenige Athcnienfers van de Boeleerder Simocthe, begaven zich daar op naar Megara , en voerden haar met ge» .weid weg. De Megarenfers hier over in drift .ontdoken, wreekten zich,cn ontvoerden op haare .beurt, twee jonge Dochteren welke bij Aspafia in dienst donden. Pericks wierdt woedende, raasde en fchimpte tegens, die van Megara, en zette het gantfche Peloponefifche Land in vuur en vlam. Hij vaardigde Decreeten uit, die als Dischliederen gefchreeven waren, en, indien het van hem afgehangen hadde, zoude-Megara, ten gevalle van eenige jonge Dochteren,tot den grond toe verwoest zijn geworden. . . Ook Socrates bezogt deeze fchoohe en geestrijke Milefierin,mcenigwervch,en haar omgang leer. de hem , zijne Zedekunde met die fijne welleeyendheid op te fieren \ welke alleen bij Volkeren, die te gelijk befchaafd en verdorven waren, ingang vinden konde. Vondt Socrates \ Aspafia niet te huis , dan begaf hij zich met zijne jonge Vrienden in het vertrek der jonge Griekinnen, welke zij opvoedde. — Volgends Plutarchus onderwees zij deeze jonge Maagden in de Kunst der Ontuchtigheid, en gaf ze daar na tegens goede betaaling ten openbaar. vermaak over. Zelfs zoude zij zich verdout hebben , Vrijgeboorenen daar in te onderrichten, en deswegens bij het GeF a recht  g4 DE GEHEIMEN recht zijn aangeklaagd. De voornaamfte Atheenienfers fchaamden zich ten minsten niet, hunne Vrouwen en Dochteren , tot deeze beroemde Meeftefesfe in de kunst der Vrouwelijke vorming, te geleiden; ett van dien tijd af aan, verdweenen al langer hoe meer, de Slaaven, de Honden en de Grendels van de deuren der Vrouwelijke verblijf- plaatfen. Indien Aspafia, van wegens haare verbindenis met Pericles, even als deeze zelfs, in het algemeen door haare Tijdgenooten gelasterd wierdt, en alle haare bedrijven van de hoonendfte zijde wierden befchouwt, heeft men zulks aan den bitteren haat toe te fchrijven, welke de Grieken aan alle Tijrannen gezworen hadden. Pericles teelde eenen Natuurlijken Zoon bij Aspafia, en tradt eindelijk, na dat hem zijne wettige Gemaalin, uit verdriet over deezen omgang, verltooteu hadt, met haar in het Huwelijk. Zy overleefde hem, en nam na zijnen dood, Lyficles, een rijk Veehandelaar, als Vertrouwling in haare armen op , wien zij weldra met haaren geest bezielde, en tot een der- eerdé Mannen van de Republiek maakte. De bekoorlijkheden van haare Lente , verlieten haar niet in haaren Herfst, en haar vervallend ligchaam wierdt nog door den fchoor.ften geest bewoond. Nicias, en de fchoonfte Griek van zijnen tijd, Alcibiades, waren de eerfte Damagogen en Heirvoerders, welke Pericles opvolgden. Alcibiades, de Zoon van den rijken Clinias , verftomde gantsch  DER VOORTTEELING. 85 gantsch Griekenland door zijne buitenfpoorige pracht , brasferij en weelde. Hij dwong zijne Tijdgenooten en Nakomelingen , de bekentenis af , dat geen burger perfoon hem immer evenaarde. Hij onderhield meer Rijpaarden , dan de rijkfte Steeden en Koningen voor en ten zijnen tijde , en was zoo gelukkig dat hij den eerften, tweeden en derden prijs, bij de Olympiaden behaalde. Hij voerde het eerfte de kostbaare voetfcnoeifels in , die naar zijnen naam genoemd wierden , kleede zich het eerst in Purper, bediende zich het eerst van zachte Kusfens , verfierde het eerst zijn huis met de Schilderftukken Van eenen voornaamen Meester , die hij met geweld dwong voor hem te arbeiden, en voerde op alle zijne Krijsgtogten verfcheidene beroemde Boeleerfters met zich. Wanneer hij door de Afhenienfers tot Veldheer gekofen wierdt, moesten vier van de rijkfte Steeden, de fchatten, welke hij aan zijne prachtige Inhuldiging verfpilde, opbrengen , en vervolgends moesten de overige plaatfen, tweemaal zoo veel aan hem betalen , dan zij ooit aan eenen Atheenfchen Veldheer gegeeven hadden. Zijne uitgelatenheid ging zoo verre, dat hij er een vergenoegen in vondt, de Wetten van zijn Vaderland en de goede zeden der Voorouderen, openbaar te lasteren. Hij wischte eene aanklagt uit, die reeds ter needergefteld en goedgekeurd was,en gaf de voornaamfte Mannen van den Staat, niet in de hevigheid van een gefchil, maar uit loutere moedF 3 wil-  SeT DE GEHEIMEN willigheid , ftokflagen. In den bloei van zijne Jeugd betwisten de rijkfte Burgeren van Atheenen eikanderen zijne gunst, en in zijne Manlijke jaaren ftreeden de aanzienlijkfte Vrouwen om zijne Liefde. Hij vondt in Atheenen een groot Sereil, alwaar hij, even als eenen Morgenlandfchen Despoot , zonder fchroom genieten konde, en wanneer het misbruik van het Vermaak de prikkeling zijner ligchaamsdeelen verftompt hadt, wierp hij ten laatften alle de banden der Burgerlijke welvoeglijkheid af, en wierdt als Ca/ar, den Man van alle Vrouwen, en de Vrouw van alle de Mannen. Op zijn Schild voerde hij , niet het Wapen van zijn Geflacht,maar eenen blikfemenden Amor Hij liet zich in de armen zijner Hoere Nemea uitfchilderen , en dit ontuchtig Afbeeldfel openlijk ten toone ftellen. De gantfche ftad begaf zich derwaards , om het te bewonderen , en zich in zijne losbandigheid te vermaaken. Het ftilzwijgen, zoo «van den Steedelijken, als grooten Raad, bewees den Burgeren, dat Atheenen onder het juk was gebragt en de groote en verheevene Geesten, die den zinkenden ftaat zouden hebben kunnen redden , juist zijnen fpoedigen Val verhaasten. Veele Hofpoppen fpeelden in de nieuwere Eeuwen, wel is waar,luisterrijke rollen; doch in geene Eeuw , en bij geen Volk der Aarde, vindt Wen dien ftempel van Grootheid, welke zich de Boe-  DER VOORTTEELING. 87 Boeleerfters van Atheenen, Korinthen, Theben enz., wisten te verfchaffen. Wanneer de eene of andere, aan de Pandemifche Liefde gewijdde Priefterinnen, ligchaamlijke Schoonheid aan die buitengewoone Geestvermogen pparde, welke de bloeijende Kunsten enWeetenfchappen alleen in ftaat waren aan iedere Griekin te verleenen, zoo trok zij, even als de wonderbaarfte en zeldfaamfte verfchijning, de oogen van geheel Griekenland tot zich. Zij verwekte niet alleen in de ftad'waar in zij woonde, maar in alle de Griekfche Staaten , eene allerfterkfte verwondering. Van de uitterfte Einden van den Peloponefus, tot aan de Grenfen van Macedonien, weergalmde haar naam van mond tot mond. De teederfte Vrouwen konden hunne Mannen niet meer 'kluisteren, en de eerwaardigfte Moeder, die het hoogfte gezag over de manlijke Vrugt haarer voormaalige Liefde voerde, konde haaren Zoon niet meerder beteugelen. Men deedt eene Kruisvaart tot haar, even als tot eena Godinne. Nevens de Heiligdommen van Griekenland en de Gedenkteekenen van de grootfte Mannen, rigtte men hun te Delphos goudene Gedenkteekenen op. Iii één woord, men zag de gantfche Natie aan de voeten van eene Aspafia, en geheel Griekenland in de kluisteren van eene Laïs. . Naauwlijks gelukte het Aspafia , den omgang der beider Sexen op eenen fijneren toon te fteraF 4 men*  ft DE GEHEIMEN men, of haare Schoole, in dewelke de kunst geleeraart wierdt, om de Mannen te betooveren , wierdt door gantsch Griekenland berucht. Geen wonder dat de wellustige Griek, die zich op zijnen hoogften trap van hefchaafdheid bevondt, tot een, hem nog onbekend gebleeven, hooger genot der Liefde, des te onweederftaanbaarer, in de armen dier Bevalligheden weggetoogen wierdt, dewijl hij het zeiven, bij het eerbaare gedeelte van het fchoone Geflacht, bij de Vrijgeboorene, maaronvernuftig opgebragte Griekinnen niet vinden konde, indien hem nog daar en boven den vrijen omgang met dezelven niet verboden ware geweesu Het Handwerk der jonge Dochteren, om van de verdiensten haarer Bekoorlijkheden te leeven, of de eigenlijke Kunst om te behaagen en vergenoegen te' verfchaffen, wierd nu» als' eene wezenlijke Studie behartigd. De jonge Hetteren, of vrouwelijke Vriendinnen , (die men bij de Grieken geenzins met die la.age Priesterinnen van Venus Volgivaga moet vermengen , die hunne gunstbe-. wijzen voor eene halve Penning verkogten,) wierden daar in, even als de Jongelingen in de Wijsbegeerten en Welfpreekenheid onderricht.. Zij maakten, even als alle van deeze' Orden in Venetien,. Parijs en Londen,, eene afzonderlijke Clasfe. Uit, en de Godin der Liefde wierp natuurlijker wijze daar door eenen zekeren luister op de Orden dcezcr goeie Vriendinnen van het Publicq, dat zi\ hun de niet geringe eere bewees, hun te Athee-.  DER VOORTTEELING. b$ Atheenen en Ephefen, den bijnaam va» Beteren te doen draagen. Men noemde dezulken, welke aan deeze, aan het vermaak gewijdde jonge Dochteren , deeze natuurlijke opvoedinng gaven, Andrapodotap Hier hadt men zulk .een verheeven denkbeeld van het Alvermogen van de Godinne der Liefde op de harten der ftervelingen, dat een oud heilig gebruik beval , de openbaare Boeleerfters te wijden , welke zij om derzelver hulde moesten aanroepen , wanneer eenig vijandlijk Ongeluk de Republiek bedreigde. Van welke hoogere magt hadden ook de teedere Grieken , wier verbeelding met de teederfte voorwerpen vervuld waren , meerdere onderfteuning te verwachten , dan van de hartenleidende Aphrodite, die bij hun alle wezens beheerschte, die doorGoden en Menfchen vereerd wierdt , die met den Wapenfmeedenden Vulcacm gehuwd was, ea  DER VOORTTEELING. 95 en met den ruuwen Mars eene verbodene Liefde pleegde ! to die gevaar volle tijdperken woonden derhalven haare Priesterinnen de Offerhanden bij , en deeden met de Burgeren , onder het zingen 'van gewijde Lofzangen , plegtige Procesfien. > 1 Wanneer Xerxcs eenen inval in Griekenland deedt, verzaamelden zich de Hetaren troepsgewijze in den Tempel hunner Godinne op het dringende verzoek van de verfchrikte Korinthiers; zij bezielden de Krijgslieden met moed, en , om hunne blaakende Vaderlandsliefde in den hoogften luister te betoonen, beloofden zij allen de terug komende zegepraalende Soldaaten , hunne teederfte omhelfing'en te wijden. Na de verdrijving van Xerxes wierd een Schilderij vervaardigt , het welk deeze aandachtige Schoonen , zoo als zij de Godin der Liefde onr haare hulpe aanriepen, voorftelde, onder dewelke den Dichter Simotiides , in allernadruklijkfte Vaerfen , aan hunne kragtdaadige voorbeeden alleen den roem toefchreef, Korinthen en geheel Griekenland van zijnen ondergang te hebben gered. Eene zoo fchoone en roemrijke zegepraal moeste de vermeerdering van deeze orde ongemeen gunstig zijn , en haar tot eene luisterrijke hoogte verheffen. Zelfs was het nu bij de onderneemingen van afzonderlijke Burgeren , niets ongewoons , zich van derzelver gelukkigen uitflag te verzekeren y door de gelofte van een ze- ker  9s DE GEHEIMEN ker getal Dienaaresfen aan deeze Godinne te heiligen , welken ten dien einde , voornaamlijk te ■Samos, Cijpres en Yonien , voor geld en zonder moeite te bekomen waren. In Korinthen telde men over de duizend van deeze gerieflijke Schoonen , en nochthans hadden zij, onaangezien hunne meenigte, onder alle anderen den .naam van eene bijzondere kiesheid in de keuze hunner Minnaaren. Zij verkogten hunne gunstbewijzen alleen tot eenen hoogen (prijs aan rijke en aanzienlijke Mannen. Vreemde Kooplieden waren gewoonlijk hunne rijkfte buit i' zij wisten dezelven door list tot zich te lokken , en lieten hun, na verlóóp van eenige dagen, niet uit hunne armen los, voor dat'zij van alles meester waren, wat zij bezaten." Laïs verduisterde in Korinthen , door haare voorbeeldelooze fchoonheid , alle haare meededingfteren, zij was in Sicilien gebooren, en wanneer de Atheenfche Veldheer Nicias haare Vaderftad plunderde, als Slaavin naar Korinthen , de gunftigfte woonplaats voor haare aanftaande leevenswijze , gebragt. Na Athencm , was Apelles de eerfte , welke door haare fchoonheid betooverd , haaren Jongvrouwlijken Krans aan Venus wijdde. Bij toeval hadt hij haar ontmoet en meede naar huis genomen , juist op eenen tijd, dat hij eenige Vrienden , in den fmaak van onze kiesl'che liefhebbers , bij zich verzocht hadt. Deeze dreeven den fpot met zijne goedhartigheid, dat  DER V00RTTEEL1NG. 9$ dat hij , in de plaatfe van eene Priesterin die aan de Liefde geheiligd was , een Meisje meedebragt, dat niets van de kunst der Min fcheen te weeten. Weest verzekerd , zeide hij .hun , dat er geene drie jaaren verloopen zullen, of zil zal de volmaakfte Meefteresfe' in deeze kunst zijn.. Waarfchijnlijk bezat Apelles iets van de gaave der voorzegging , want zijne Prophetie kwam zoo juist uit , dat Laïs in het vervolg Koningen en'Priesters, Wetgeevers en Wijsgeeren, verleidde. Plutarchus zegt , geheel Griekenland ontvonkte in Liefde jegens haar, twee Zeeën ftreeden om deeze Schoone , en een geheel heir van Minnaaren liond onder haare bevelen. Zelfs Demosthenes reisde in 't geheim naar Korinthen , met oogmerk alleen, om eenen nacht in de armen van Laïs door te brengen. Doch de groote fomme , welke zij voor eene enkele omhelfing eisch'te , naamenlijk 10000 Drachma's, fchrikte hem af: IN een, zeide hij, dat berouw zoude al te duur gekogt zijn. Dat nochthands de laage eigenbaat niet altijd de neiging van Laïs bepaalde, bewijst haare fterke Liefde tot Diogenes, die niets in de waereld bezat, dan zijn Lantaarn en zijne Ton Minder gelukkig was Art'flippus, die onmeetlijke fchatten verfpilde, om haare grilligheden te bevreedigen. Laïs hadt zulk een hoog gevoelen van het ver- nio*  94 DE GEHEIMEN •mogen haarer bevalligheid , dat zij zich in Haar keurde om het vuur der Liefde bij de koelfte Mannen te doen ontvonken : zelfs ging zij eene weddingfchap aan om over de kuischheid van den zonderling ingetoogenen Xenocrates te zegepraaien. Onder *het listig voorwendfel, als of zij van Moordenaaren vervolgd wierde, begaf zij zich in de wooning van dien Wijsgeer , cn fmeekte hem haar in te neemen. Zij bragt den nacht bij hem door ; doch Xenocrates bleef -onbeweeglijk bij zijne Boeken zitren. Wanneer -Zij nu den volgenden dag haare weddingfchap zoude betalen , zeide zij: ik heb gewed om over een Mensch, maar nut om over een Standbeeld te zegepraalen. Voor de zich hier door op den hals gehaalde fpotternijen ftelde zij zich fchaadeloos bij den feventig jaaren Miron , wiens rijke aanbiedingen zij verachtte. Hij fchoof de fchuld van zijn ongunftig lot op zijnen ouderdom, en verfcheen op eenen zekeren dag in den jeugdigilen opfchik, met bruin gekleurde hairen , in den Tempel deezer Godinne. Dwaas! riep Laïs hem toe, hoe ■kunt gij heden iets van mij vergen , het welk ik gisteren uwen Vader weigerde. Laïs beminde Hippolochus zoo heftig , dat zij hem naar Thesfalien volgde Alhier wierden de Vrouwen zoo ijverzuchtig omtrent haare Schoonheid , dat zij haar in den Tempel van Venus dood fteenigden. —- Aan den Vloed Peneus wierdt  DER VOORT TE EL ING. 95 -wierdt haar, eene prachtige Graftombe opgericht. Bijna in den zelfden tijd leefde Phryne te Thespia , aan het hangen van den Helikon gebooren. Aan geene Schoonheid in geheel Afien hadt de Natuur zoo veele bevalligheid verfpild , dan aan Phryne. Door dezelve hadt zij zulke ongemeetene Rijkdommen bij eikanderen vergaderd , dat zij aanbood, Theben weeder op te bouwen, indien men boven eene der Poorten het opfchrift wilde doen frellen: Alcxandcr verwoeste Theben , en Phryne , de Boeleerfier , liet bet weeder opbouwen. Zij verftond de kunst, haare bevalligheden niet ten ontijde ten toone te fpreiden. Even als de Kunftenaars en de Kampvegters hunne bekwaamheden en fterkte bij de Olympiaden vertoonden , zoo maakte zij het geheele bijeenverzaamelde Griekenland op het Feest van Ncphta. jius bij Eleufis , getuigen van haare voorbeeldeloofe fchoonheid : zij flapte naakt en met hangende hairen in het water van den Zeeboefem van Faro, en wanneer zij aan den Oever weeder opkwam, riep alles: zie, Venus ftijgt uit Je Zee. Apelles en Praxifteles waren onder het getal der verftomde Bewonderaaren ; beiden befloten naar dit Model de Geboorte van Venus te vervaardigen. De eerfte fchilderde volgends het zeiven zijn Meesterftuk, onder den naam van Venus Anadijomene bekend, en de andere be-  •■05 DE GÉHEIM EN ' bewerkte haar Standbeeld in goud , het welk te Delphos op eenen prachtigen marmeren Zuil ten : toohe wierdt gefield en door Krates het gedenk' teeken van der Grieken weelde genoemd wierdt. :Men meende te zien hoe zich het marmer van ■ dit Standbeeld bewoog, ja geloofde zelfs het Beeld te hooren fpreeken. -— De beguicheling \vas , volgends Luciaan , zoo groot, dat meti :het Standbeeld befchouwende , op 't laatst zijne lippen op dc lippen der Godinne drukte. Dit Meesterfluk befliste Voor -altijd de zegepraal der Beeldhouwkunde over de Schilderkunst. Phryne offerde alle haare Minnaaren aan Praxis* telis op , niet om dat hij een fchoon MansperToon , maar alleen om dat hij Praxifleles was. Hij van zijnen kant, beminde haar op eene buitenfpoorige wijze, en bekende , dat-hij nimmer -eene volmaaktere fchoonheid gevonden hadt. Ten bewijze van zijne onbeperkte Liefde , begeerde zij van hem , het voornaamfle werk van zijne Kunst. Praxifleles flond het haar toe , onder beding dat zij het zelfs zoude kiezen. Doch hoe zoude zij haare keuze, bij het befchcuwen van zoo veele Meesterflukken bepaalen ? Terwijl zij dus met haar befluit vertoefde , haalde zij heintlijk een zijner Slaaven over , die vol ontfleltenis zijnen Meester het droevig bericht kwam brengen , dat er brand in zijne werkplaats ontdaan ware, welke reeds het grootfte gedeelte Zijner Standbeelden verwoest hadde. Ik ben be- dor-  DER VOORTTEELING. 97 dorven, riep Praxiftelis uit, indien men den Amor en Satir niet redt ! —Vat gij dit, zeide Phryne, onder een fchaterend gelach, tot den verfchrikten Kunftenaar , ik heb U door dit valsch bericht alleen willen noodzaaken , mij omtrent mijne keuze de noodige inlichting te gee- ven. Hierop nam zij het Standbeeld van den God der Liefde , een Meesterftuk der oude Kunst, het welk zij in eenen Tempel van haare Vaderftad ten toone deedt ftellen. Phryne wierdt voor het Gerecht als eehe verderffter der Jeugd en verraadfter der geheimen van den Godsdienst aangeklaagt ~_ misfchien van Mannen, wier Liefde zij verfmaadt hadt. Hyperides nam haare verdeediging op zich, en bragt die , met dat vuur ten uitvoer, met het welk hij haar reeds ■ federt lang bemind hadt. Het moet eene belangrijke vertooning zijn geweest , deeze beroemde Redenaar, door eene meenigte benijdende Meededingfters , door eenen hoop jonge Wellustelingen, door Aanklaageren en Rechtsgeleerden omgeeven , tot den Rechterftoel van den Offer-Koning te zien toetreeden , en alie zijne welfpreekendheid te werk ftellen, om de fchoonfte Vrouw van geheel Griekenland te redden. Al zijne Kunst was te vergeefsch , Reeds fpreekt Euthias, èen zijner heevigfte tegenftanders , het vonnis Van verdiende doodftraffe uit. Hyperides waagt nu het uitterften : hij doedt de befchuldigde nader onder de oogen der II. Deel. G Rech.  98 DE GËHÈIMÈN Rechteren treeden, rukt in eens het Lijwasid epen, het welk Phrynes Boefem bedekte, en roept uit: welk een wreevel, deeze Priesterinne van Venus ter dood te veroordeelen! — De Rechters, door eene Godsdienftige vrees aangegreepen , maar nog meer door de ontblootte bekoorlijkheden van deeze zeldfaame fchoonheid verrukt, fpraaken Phryne vrij , terwijl haare tegenparthij, door haare Zegepraal zoo woedende wierdt, dat hij zwoer, nimmer weeder eene zaak voor het Gerecht te verdeedigen , en de Raad nam het befluit, dat in het toekomehdè , nimmer een voorfpraak , het voorwerp zijner verdeediging onder de oogen der Rechteren, ter verwekking van ontijdig meedelijden, zoude mogen brengen. Thats hadt reeds lang de Atheenfche Jeugd verleid en derzelver Ligchaam en Ziel ontzeenuwd, wanneer Alexander zich in haare armen door eene meenigte befluiten , die zijne Steeden en Landen verwoesteden , vergat. Zij vergezelde hem op zijne verovering ademende Veldtogten , en vereeuwigde zich , even als een Heroftratus, wanneer zij Alexander , in de bedwelming van eeö Gastmaal , aanzette , om Perfepolis in den asfche te leggen. De wreedaart vondt deezen inval eene oogenbliklijke ter uitvoerbrenging waardig , en zeide : op! laat ons Griekenland wreeken en Perfepolis Verbranden. Plij fprong eensklaps van tafel op, en wierp het eerst eenen V bran-  DËR VOORT TËELINO. 99 brandenden Fakkel op het Koninglijk Paleis j en op deeze wijze hadt de Hoofdftad van Perficn ■, die door eenen veroveraar <, met de wapenen in de hand verfchoond was , haaren plotslingen ondergang aan den inval eener Boeleerfter te dahken» Zij overleefde Alexander en huwde met Ptolomaus. Men zegt dat zij, als Koningin , zich benaarftigd heeft , ©m door weldaaden, de buitenfpoorigheden van den trotfchen euvelmoed van haare Jongheid, te verzoenen* Het getal van de zich aan den dienst Van Venus wijdende Maagden , hadt zieh reeds na den tijd van Solon zoo fterk vermeerderd, dat het de opmcrkfaamheid der Republiek tot zich trok» Een beroemd Financier maakte het ontwerp om de Boeleerfters de befcherming van den Staat toe te zeggen , onder beding, dat zij een Hoofdgeld be* taalden , hetwelk jaarlijks, eVen als de andere belastingen van den Staat , zoude worden verpacht. Op het oogenblik waar op men zich vleidde , dat deeze nieuwe tak yan Financie de inkomsten der Republiek merklijk zoude vermeerderen , bewees een Wijsgeer aan den Senaat en Areopagus , dat deeze belasting zonder hoonende te zijn' voor die geenen welke haar moesten opbrengen , den Staat, die dezelve ontvihg, tot eene eeuwige fchandvlek zoude verftrekkem Zij is , zeide hij, door zulke bedienaaren van 't Fihanciewezen uitgedacht , welke de eerfte regelen der Staatsrekenkunde niet kennen; want de G a hea  ïoo DE GEHEIMEN belasting , die gij op de Vrouwen van deeze foort gelegd hebt, is in den grortd der zaake, eene belasting, die op de Athenienfers zelfs rust. Men zal u met uw eigen geld betalen. Des daags zult gif u zeiven waanen rijk te wezen, en des nachts zult gij veel armer worden. Over 't geheel, voer hij voord, is het onverftandig, Lieden die handel drijven , zij mogen zijn van welk eene foort zij willen , een Hoofdgeld op te leggen, want zij verhoogen in zoodanig een geval aanftonds den prijs hunner waaren, en op het einde bevindt men , dat het eigenlijk de kooper is , die de belasting voor den verkooper betaalt. Dit vertoog hielp nochthands niets; de Atheenfche Financiers konden onmogelijk zulk eene fchoone toelage laten vaaren. Ten tijde van Demosthenes was zij nog in haaren vollen loop, zoo als uit de klagte van Neéra , welke men gewoonlijk, fchoon ten onrechte aan dien Redenaar toefchrijft, duidelijk blijkt. Dit Hoofdgeld hadt ontegenzeglijk ten gevolge dat de Atheenfche Boeleerfters zich zeiven op prijs ftelden , en aan den ingang hunner Kameren , den tijd hoe lang en de wijze van het genot hunner bekoorlijkheden, bepaalden. Alvoorens de Schilderij van de Liefde der Athenienfercn tot de Vrouwen in dit tijdvak te eindigen, moet ik mijne Leezeren nog met eenige beroemde Philofophitfche Boeleerfters bekend maaken Se-  DER VOORT TEELING. 101 Sedert den tijd van Aspafia was de fmaak der Boeleerfters op den toon der Wijsbegeerte geriemd. Het was tot eene heerfchende Mode geworden, dat zij openlijk de Gehoorzaalen der Philofophen bezogten , en zich aan het leeren van Wiskunde, Welfpreekenheid, Wijsbegeerte en andere Weetenfchappeu, toewijden. Als Schrijfftérs en fchitterende Vernuften verwierven zij zich roemrijke naamen, en wierden tevens de onderwerpen der Gefchiedenis, dewijl hunne Avontuuren en lustige Invallen door verfcheidene bekende Mannen opgeteekend en allen galante Grieken ter leezing wierden aangeboden. Leontium was eene Discipelin en Beminde van Epicuris. Zij redetwiste des morgens over de Natuur van de Wellust, wanneer zij den nacht in dezelve hadt doorgebragt; zij wist ten gelijken tijde gelukkig te maaken, te genieten en te ontledigen. Door haare bevalligheid bragt zij de gantiche fchoole van Epicuris onder haar juk. Zij fchreef tegens Theophrastus een Wijsgeerig werk, het welk Cicero zelfs, wegens zijne korte zinrijkheid, roemt. Nekarete verdeelde haaren tijd tusfehen de Wiskunde en de Liefde, en het was moeilijker door Goud dan door de oplosfing van een ftelkunftig Vraagftuk , toegang tot haar te bekomen. De Wijsgeer Stilpo genoot haare gunst, en uit dankbaarheid maakte hij haar met alle de Jtundigheden der DialeBica bekend. Eene Boeleerfter tot G 3 Leer-  jo9 DE GEHEIMEN Leerling en Beminde te hebben, was toenmaals een zeker middel ter uitbreiding van zijne Se&e. Hiparchia dreef haare Diogeniaanfche Wijsbegeerte zoo verre, dat zij den fluijer der fchaamte geheel verfcheurde en haar Huwelijk met Crates openlijk voltrok, —» De rijke Boeleerfters hoonden intusfchen, door hunne trotfche pracht, in geen opzicht hoe genaamd, de Zeden van hun Vaderland, Wanneer de fmaak hun tot groote verfpillingen vervoerde, droegen deeze zelfs het kenmerk van grootheid, het welk hun verfchooulijk maakte, In plaatfe van hunne hoofden met edele Gefteentens te beladen , bouwden zij Tempelen; in plaatfe van opgepronkte Slaapkameren aan te leggen, deeden zij Pijramiden oprigten. Hunne Huifen, die voor alle beroemde Mannen open ftonden, wierden Heiligdommen van kunsten en verdiensten. Apelles. leerde bij Phryr.e, zijne uit de Zee opftijgende Venus fchilderen, Epicuris bij Leontium het wezen der Gelukzaligheid bepaaien, Pericles bij Aspafia Atheenen regeeren , en Socrates bij Diotima over de Natuur der Liefde»redekavelen. Niet zeldfaam was het , bij Boeleerfters groote Patriottifche trekken van Dapperheid te ontmoeten, heena wist het geheim van de faamenzweering tegens den Zoon van Pififtrates. Een Dwingeland , welke ten hoogften er aan gelegen lag om het te ontdekken, liet deeze Boeleerder op  DER VQORTTEELING. 203 op den Pijnbank brengen. Leana hield met eene onverfchrokkene ilandvastigheid de eerfte pooging dier wreede Dwinglandij uit- Wanneer zij echter vreesde- dat de hevigheid van de fmart haar mogte overhaalen , de Vrienden des Vaderlands, welke tevens haare Vrienden waren , te verraaden, beet zij zich de Tong af, en fpoog die den Dwingeland in 't Gezicht. — De Leeuwin zonder Tong, welke Atheenen tot een aandenken deezer Gebeurdenis aan den ingang van zijn Kas- „ teel oprigttede, bewijst, dat deeze beroemde ftad zich niet fchaamde , haaren roem met dien eener JBoeleerfter te vermengen. Men kan niet ontkennen, dat veele der Griekfche Schoonen, welke befloten hun leeven aan de Wellust te wijden, daar bij gewoonlijk een zeker doel van Eerzucht hadden, het welk hunne zwakheden tot verontfchuldiging diende. Zij verhieven zich verre boven de Egyptifche en Chaldeefche Boeleerfters, die zich aan den eerften den besten, welke met geld en begeerte bij hun verfcheenen, overgaven. Bij de Griekfche Hetseren ging de kiefche fmaak voor het genot, en volgde tevens het zeiven na. Uit deeze korte fchets van de Zeden der Griekfche Vrouwen, ziet men, dat hun verdorven toeftand. uit verfcheidene bronnen ontfpröng. De verdorven fmaak der Mannen , het gebrek aan opvoeding bij de Vrouwen, het Nationaal Temperament , onderfteund door den invloed van valfche G 4 Gods-  104 DE GEHEIMEN Godsdienstige begrippen , de plotslinge toevloed van Rijkdommen, gepaard aan eene overgedreevene Kleederpracht en weelige Leevenswijze, voerden langfaamerhand deeze fchoone helft van het menschlijk Gedacht, op den rand van den Afgrond. Eene van de gewigtigfte deezer oorzaaken, die onmiddelbaar op de Natuur van het Vrouwelijk Geflacht werkte, was ontegenzeglijk het onmaatig genot van de vuurige Griekfche Wijnen, die bij de Vrouwen de heevigfte opwellingen te wege bragten. Athaneus drijft zeker de zaak te verre , wanneer hij de Vrouwen voorftelt, als in eene foort van beftendige Dronkenfchap verzonken ; fchoon het echter waarheid is, dat de fwelgerij en de buitenfpoorigheden der Bacchanten, geene uitfluitende ondeugden van het gemeene Volk alleen, waren. Jupiter hadt zijne Altaaren te Olympia enApoIlo de zijnen te Delphos; maar Baechus hadt ze overal. Hij was de hoagfte Godheid der Grieken ; hij bezielde de Mannen en ontftak in de Temperamenten der Vrouwen, welke van Natuure tot de Liefde geneigd zijn, de heevigfte Hartstochten. De Griekfche Bacchanten bereidden zich door eene zekere hun gantsch eigene foort van Drank, Amyflus genoemd, tot het vieren der Bacchusfeesten. Wanneer zij eenige Amphoren (groote  DER VOORTTEELING. 105 te Flesfcn) van deezen Wijn geleedigd hadden, liepen zij van de uitterfte grenfen van het Attisch Gebied, tot op den top van den Parnasfus, en bragten het gantfche Land in ontfteltenis. . Op deezen Berg verzaamelden zij zich bij groote hoopen , even als de Menaden uit Laconien op den Taygetes. De bevangenheid van den Wijn, dc dolle Dans , het woest Gefchreeuw, de Nacht, de Naaktheid , ontvonkten hunne zinnen dermaate, dat men de fchaamtelooste en buitenfpoorigfte bedrijven onder hun zag plaats grijpen. Ook wierdt het Character deezer zinlijke en zoo ligt getroffene Natie door de losbandigheid der Schilders bedorven, welke zich niet ontfagen, de wellustigfte Groupen openlijk ten toon te ftellen. Deeze foort van Schilderijen waren zoo meenigvuldig, dat zelfs de Dichters, die toch niet onder de geftrengfte Zedenmeesters kunnen worden geteld , zich over de onbefchaamdheid dier Kunstenaaren beklaagden, welke, zoo als zij zeiden, het vuur der Natuur met zoo veele vlammen vermeerderden , dat de Natuur zelfs daar door verteert wierdt. Onder Parhafius penfeel, ontaarten de wellustigfte voordragten in de vuilfte en walgclijkfte vertooningen: hij ftelde onder anderen Atalante voor, zoo als zij zich aan de fchandelijkfte en door alle Vrouwen van Lesbien verachte buitenfpoorigheden overgaf. Keifer Tiberuis keurde dit ftuk eene plaats in zijne verzameling waardig. G 5 De  ïo<5 DE GEHEI ME N De beroemde Vrouwenvriend, Earipides, voer openlijk op liet Tooneel , zonder de minste verfchooning, tegens het fchoone Geflacht uit. Uw booze geest, zeide hij , de verdorvenheid die U aangebooren is , uwe geheel verkeerde Ziel, deeze zijn het, welke niet toelaten, dat de Grieken onder de gelukkige Volkeren der Aarde kunnen worden getelt. Het ware te wenfehen, voegt hij er bij , dat de Natuur een nieuw middel uitvonde, om het menschlijk Geflacht zonder uwe hulpe voord te planten. De menfchen zouden op eens van alle hunne rampen bevrijd zijn. Genoegfaam in alle de overgebleevene ftukken der Griekfche Blijfpelen, treft men dergelijke klagten en befchuldigingen aan. De omgang met Boeleerfters was in eene algemeene gewoonte verandert en even als wettig geworden. Mannen van zekeren ouderdom , Jongelingen , die eerst in de waereld traden, Magiftraatsperfoonen, Veldoverftens en Wijsgeeren, ja genoegfaam alle, die een zeker inkomen hadden, verfpilden hunne teederheid en alle hunne oplettendheid bij zoodaanige geliefde Voorwerpen. Geheele dagen bragten zij aan hunne zijde door, en deeze daar en tegen verzuimden niets om hunne Minnaaren het Leeven aangenaam te maaken, en hun door alle de trappen der zintuiglijke cn verheevene Wellust te geleiden. Chabrias en andere Bevelhebberen namen , zonder de minjfte ergernis te geeven , zelfs Boeleerfters en  DER VOORTTEELING. 107 en Zangeresfen op hunne Veldtogten raeede. Van den toenmaaligen tijd zeide Demofihenes, dat de beftemming van een Meisje van vermaak in de verzadiging van de Wellust, de zaak van eene Bijflaapfter in de bediening en verzorging van het Ligchaam , het beroep van eene Vrouw in de opvoeding van vrijgeboorene Kinderen en de verzorging van het Huishouden , beftond, Thands was Griekenland rijp voor zijnen ondergang. Door zijne wijduitgebreide heerfchappij over vreemde Natiën hadt het verpeste Zeden onder den fchoonen Attifchen Hemel overgebragt. Gierigheid en Hebzucht, Weekheid en Verfpilling, deeze onaffcheidbaare gezellinnen en Dwingelanden van den Rijkdom, ontzeenuwden de jeugdige kragt van den hloeijenden Staat, Phryne en Afifiafia waren thands verdweenen , en integendeel was het aantal van gemeene en roofzuchtige , aan Venus Volgivaga gewijde Vrouwlieden, in nog grootere maate toegenomen ; lewijl de onderdrukking van het Despo» tismus Je Natie verflapte en de onwetenhcid cn zedenloosheid in al de Volksftanden woedde. —. Daar nu de.hedendaagfche Grieken , onder de Regeering , of liever onder de Heerfchappij der Turkfche Pacha's in eene nog diepere Slaavernij leeven , en nog onweetender zijn dan toen zij zich onder de Romeinen bevonden , is het ligt na  ro8 DE GEHEIMEN na te gaan , wat van hunne tegenswoordige Zangeresfen en openbaare Boeleerfters te wachten is. Van der Spartaanen Liefde tot de Vrouwen. Onder alle de Wetten zijn die van Lycurgus onbetwistbaar de volmaakften , en indien men hun faamenftel met zijn eigenlijk doelwit vergelijkt , is het een Meesterftuk van Staat- en Menschkunde. Geen Wetgeever heeft ooit eenen Staat die Eenheid, dat Volksbelang, dien Geest Van algemeenheid gegeeven die Lycurgus aan den zijnen gaf. Dit alles bereikte hij daar door, dat hij de werkfaamheid zijner Meedeburgeren. in den Staat tot één punt wist te brengen , en hun alle bijpaaden floot , die hen van hetzelven zouden hebben kunnen afleiden. Eene eenige deugd ■ de Vaderlandsliefde , was het , die in Sparta , met ter zijde ftelling van alle anderen , uitgeoeffend wierdt. Deeze , door beleid veroorzaakte neiging , veranderde weldra in eene zoodanige , waar aan de natuurüjkfte en edelfte gevoelens der Menschlijkheid , de Vader- Moeder- Zuster- en Huwelijks Liefde , wierden opgeofferd; want Lycurgus begreep te wel , dat het niet genoeg ware, Wetten voor zijne Meedeburgeren te maaken ; hij moest ook Burgers voor deeze Wetten fcheppen. Reeds  DER VOORTTEELING. 109 Reeds in de wieg was de Spartaan tot dat geenen beftemd, wat bij in 't vervolg wezen moeste. Alles wat op bet Vaderland betrekking hadt was het eerfte wat het Spartaanfche Kind aangeleerd wierdt, en wanneer zijn denkvermogen ontwaakte , was het Vaderland tevens het eerfte voorwerp waar op het zijne gedachten konde vestigen. Zijn gantfche leeven was eene fteedsduurende herinnering van deezen eerften indruk. Zoo dra een Kind gebooren was , behoorde het aan den Staat. Vader en Moeder hadden geene aanfpraak op hetzelven. Het wierdt door de oudften des Volks bezichtigd , en was het llerk en welgemaakt, zoo gaf men het aan eene Voedfter over. De Spartaanfche Voedfters waren , wegens hunne harde opvoeding welke zij den Kinderen gaven , door gantsch Griekenland beroemd. Zoo dra een Zoon zijn zevende jaar bereikt hadt., wierdt hij zijne Voedfter ontnomen , en met de Kinderen van zijnen ouderdom gemeenfchapiijk opgetoogen , gevoedt en onderweezen. Al vroeg leerde men hun aan alle de moeilijkheden des leevens gewennen , en door Ligchaams-Oeffeningen eene heerfchappij over hunne Ledemaaten oeffenen. Bereikten zij de jaaren der Jonglingfchap, dan hadden de edelften onder hun, in navolging van de Grieken, hoop, om Vrienden onder de Volwasfenen te bekomen, die door eene verhecvene Lief-  tio DËGEHËIMËN Liefde aan hun [verknocht waren: zoo dat zelfs eens een braaf Burger van Sparta alleen daarom geftraft wierdt, om dat hij geenen Jongeling beminde, en een ander met fchande wierdt overladen, om dat hij uit lafhartigheid, zijnen jongen Vriend, in een gevegt verlaten hadt. De Ligchaamen der jonge Dochteren wierden bp eene gelijke wijze door Danfen, Zingen en Springen gehard, en voorbereid om fterke en gezonde Kinderen ter Waereld te brengen. Hunne kleeding was ligt, onopgefmukt, en onder dén Gordel aan weederszijde open. Het ftond aan hun believen , bij de geriiigfte beweegingèn de bevalligfte bekoorlijkheden te ontblooten. Bij fommige fpeelen kampten de Jongelingen en jonge Dochteren , naakt met elkan. deren , en alleen de Moesjankers was het aanfchouwen ontzegt. De Mansperfoonen Huwden in hun dertigfte en de jonge Dochteren in hun twintigfte Jaar. Men bragt de huwbaare Meisjens op eene donkere plaats bij eikanderen , en de Jongelingen moesten haar ten Bruid neemen , welke het Geluk of Ongeluk hun in de armen wierp. De jonge gehuwde Mannen mogten hunne Vrouwen niet dan des Nachts en fteelsgewijze bezoeken. Da,ar door bleeven beiden in de eerfte Jaaren van hun Huwelijk eikanderen bij aanhoudendheid vreemd , en hunne Liefde bleef nieuw en leevendig. Uit het Huwelijk zelfs wierdt .  DER VOORT TEEL ING. nr wierdt alle Jaloersheid verbannen. De Wetgeever hadt alles , tot zelfs de fchaamte, aan zijne Wetten onderworpen. Hij offerde de trouw der Vrouwen , dat heilig Pand van den Echten Staat, op , om fterke Kinderen voor den Staat te winnen. Oude en onvermogende Moeders, die geene of niet dan eene zwakke Nakomelingfchap te gemoet konden zien , bragten zelfs hun» ne Mannen in de armen van andere Vrouwen , en een dapper, welgemaakt Spartaan, hadt geene weigering te vreefen , wanneer hij de Vrouw van eenen anderen voor eenige Nachten bij zich verzogt, om derzelver Familie met zijn bloed te Veredelen. Wanneer Tehklus, Koning van Macedonien, te Mesfena offerende, verflagen wierdt , verbonden zich de Lacedemoniers bij eeden, niet eerder in hun Vaderland terug te keeren, voor dat zij den Dood van hunnen Koning gewroken hadden. De Spartaanfche Dames , wien de lange afwezigheid hunner Mannen verdroot, zonden Afgezanten naar het Leger , ten einde de dringendfte voordellen te doen , dat hunne Mannen toch derzelver Nakomelingfchap niet geheel en al vergeeten mogten en zoo fpoedig mogelijk te huis komen. Na dat deeze hier over geraadpleegd hadden, wierdt er befloten, vijftig jonge rustige Mansperfoonen af te zenden , en hun te gelasten , zich met allen ijver met de zaak der Voortteeling , bij alle de Vrou-  113 DE GEHEIMEN Vrouwen en jonge Dochteren van Sparta, bezig te houden, het welk ook door hun , wierd nagekomen. Dan , tot een nog fterker bewijs van het bovengefhelde kan het volgende verftrekken : om de Spartaanen door geene afzonderlijke zorgen , of zijnen geest door geene afzonderlijke Huislijke geneugtens van het belang van het Vaderland af te trekken , wierden de Scheepen en de Huifen , door Slaaven , die men Heloten noemde , en die in Sparta met het Gedierte gelijk gefteld wierden , opgepast. Lycurgus hadt het geheele Land in evengelijke deelen onder de Burgeren verdeeld en het onderfcheid tusfchen Rijken en Armen vernietigd. Doch op eene dergelijke wijze konde hij zich bij geene mogelijkheid omtrent de roerende Goederen gedragen ; dan, het geen hij door geene wetgeevende Magt konde bewerken , bereikte hij door omwegen: in plaatfe van gouden en zilveren Munt, voerde hij ijzer Geld in ; een groot Huk ijzer gaf hij eene zeer geringe waarde , en om het tot andere gebruiken onbekwaam te maaken, liet hij het vooraf, gloeiend in azijn lesfehen. Door de onttrekking van alle middelen van weelde rukte de Wetgeever tevens zijne Meedeburgeren alle voorwerpen van dezelve , die hun daar toe zouden hebben kunnen aanprikkelen, uit het gezicht. Sparta's ijzeren Munt kon geen Vreemde Koopman gebruiken , en anders kon het  DER VOORTTEELING. rrj het hem niet geeven. Alle Kunftenaaren die voor de weelde werkten, verdweenen nu uit Lakonien. Geen vreemd Schip verfcheen meer in zijne Havens ; geen Gelukzoeker waagde het in dit Land zijn Fortuin na te jaagen ; geen Koopman kwam de ijdelheid en wellust onder Brandfchatting ftellen, want zij konden niets met zich neemen , dan ijzeren Munt, die in alle Landen veracht wierdt. De weelde hielde op , dewijl er niemand was , die zich om haar bekommerde , de Zeden bleeven zuiver en onbedorven , om dat een ieder aan de Natuur getrouw bleef. Niet minder bevorderde Lycurgus zijn oogmerk , door de inrichting, dat alle de Burgers, openlijk , met eikanderen aan onderfcheidene Tafelen moesten fpijfigen, en eene en dezelfde fpijfen nuttigen. Hier door wierdt alle Brasferij verbannen en integendeel geregeldheid en maatigheid ingevoerd. Voor het overigen hadt deeze gelijke Leevenswijze den gewigtigften invloed op de gelijkheid der Harten en Denkwijzen. Alleen dan was het den jonge Spamanen geoorloofd , hunne Haairen , Kleederen en Wapenen op te fleren , wanneer zij naar het Slagveld trokken. Eene fijne kunstgreep van den Wetgeever, om daar door iets vrolijks en feestlijks aan gevaarlijke gelegenheden te verbinden , en dezel. ven daar door hun fchriklijk voorkomen te beneemen. Hij ging nog verder. In den Krijg II. Deel. H wierdt  Ïï4 DE GEHEIMEN wierdt het een en ander van de geftrenge tucht ter zijde gefield , de Leevenswijze was aldaar vrijer, en de misdaaden wierden minder hard geftraft. Daar door kwam. het ook., dat de Oorlog , door de Spamanen , alleen als eene ibort van 'uitfpanning wierdt befchouwd , en dat zij zich bij denzelven j als op ecu vrolijk Feest vermaakten. Op deeze wijze vonden de Spamanen , alleen in den fchoot van den Staat, Bezigheid , Vermaak , Eere en Belooning % dus omving de band der Vaderlandsliefde > al den Ernst, al het Vermogen van alle de afzonderlijke Burgeren van den Staat, en fchiep eenen Geest van algemeenheid , die nimmer eene andere Natie in zulk eene maate ontvonkte. Alles wat buiten het Staatkundig belang Menfchen boeijen en Hartstochten ontfteeken kan , was door de Wetgeeving van Lycurgus verwijderd. Rijkdom en Wellust, Weetenfchap en Kunst, hadden geenen toegang tot de gemoederen der Spamanen. De onweetenheid , verbonden aan eenen Nationaalen Hoogmoed , was een onoverftijgbaaren muur, welke de verlichtende Weetenfchappen en Kunften, even zoo wel als de vergiftigende gebruiken van andere. Volkeren , buiten de Greinen van Lakonien hielden. Geduurende vier Eeuwen bleef de Staatsgesteldheid van Lycurgus in Aanzien ; Sparta bleef Lij  DER VOORTTEELING. 115 bij zijné Armoede > eenvoudige Zeden en gelijkheid , of veel meer gemeenfchap van Goederen, en was gelukkig. Een Vreemdeling, die met den Spartaanfchen Burger Geradatus , over de Wet* geeving van Lycurgus fprak , verwonderde zich, dat Lycurgus geene ftraf op de Echtbreuk gefield hadde , en vraagde derhalven , hoe men gewoon ware in dat Land de Echtbreekeren te ftrafFeu ? Hier op antwoordde dc Lacedemonier: Hoe zouden in Spatte Echtbreuken plaats hebben , daar Rijkdom , Liefde tot Pracht en Begeerte tot Opfchik, voor onteerende gehouden, en de Schaamte , de Befcheidenheid en de Gehooraan de Wetten, integendeel alleen geacht en zaamheid geëerbiedigd worden.-—Noch het breeken van den Echt, noch zelfs de Diefftal, konde aan den Burgerftand dat nadeel toebrengen , het welk het gevolg van dezelve , in alle andere Staaten zpude zijn geweest. Dewijl de Senaat de Opvoeding der Kinderen op zich nam, was dezelve onafhanglijk van het Geluk en de zuiverheid van den Echt, en, dewijl in Sparta weinig waarde aan den Eigendom verknocht was, en genoegfaam alle Goederen gemcenfchaplijk beZeeten wierden, was de veiligheid des Eigendoms geene zaak van aanbelang , en een aanval op dezelve , vooral wanneer de Staat zelfs die beval en daar door zijne oogmerken bereikte , geene burgerlijke misdaad. Dan de fchitterende glans van eene StaatsgeH a fteld-  TI6 DE GEHEIMEN fteldheid, die het geheele Wezen der Zedelijkheid ten prooije gaf, om iets te bekomen , dat nochthands alleen als een middel tot deeze Zedelijkheid , eenige waardij konde hebben, en de Wettifche Grondfteliing leeraarde, dat de Menfchen alleen als middelen en geenzins als hoofdoogmerken te befchouwen zijn, verdween eensklaps; de menschlijke Geest verbrak de fchandelijke Boeijen , onder dewelken alle Zedelijke Vrijheid in bezwijmenis lag ; de zoo hoog geroemde Spartaanfche Vrijheid veranderde in eene toomloofe fchaamteloosheid , en wierdt de Moeder der fchandelijkfte Ondeugden en Misdaaden, die immer in den boefem der menschlijkheid hebben gewoed In dit Tijdperk begon de Pe- loponeefche Oorlog. De eerfte oorzaak tot de Vrouwelijke Buitenfpoorigheden , was buiten tegenfpraak de lange afwezigheid der Mannen geduurende hunne dikwijls zeer verre ftrekkende Veldtogten, te meer, dewijl de Vrouwen zich, bij hunne terugkomst, over het verval van hun huislijk geluk , door den luister hunner Tropheën , even zoo weinig getroost vonden, als de Helden der Ileade. Reeds in den eerften Menifchen Oorlog wierden de meeste Lacedemonifche Jonge Dochteren , buiten den Echtenftaat en zonder Gemaal, Moeders. Men zag te midden van den Staat een geheel Volk ontftaan , waar van men den Vader niet kende. Dit waren die kinderen , die men  DER VOORTTEELING. 117 men na dien tijd, Partheniers noemde ; eene uitdrukking , waar meede de Grieken alleen die geenen aanduidden , die ongehuwde Jonge Dochteren tot Moeders hadden. Strabo en Jujiinus befchuldigen wel de Spartaanen, dat zij dit verderf zelfs hebben helpen bevorderen, en zeggen, dat het met hunne bewilliging zij gefchied, om dat zij de fterkften uit hun Leger afzonden , om der zaak der Voortteeling uit te oeffenen ; doch met dit gewrongen middel van Bevolking, ftemt in geenen deele over een het bericht, dat de Partheniers , welke niemand "voor zijne Kinderen wilde aanneemen, zich gedwongen zagen, hun Vaderland te verlaten, en, 707 Jaar voor onze Tijdrekening, te Tarente , eene afzonderlijke Volkplanting aan te leggen. De Tooneelverlustigingen bepaalden zich bij de Lacedemoniers alleen tot Gebaarden- en Potfenfpeelen, waar bij men de wijze van doen en de fpraak van het verbasterdite gedeelte van het Volk nabootfte, en hier toe lieten zich de voornaamfte Weduwen gebruiken. Zelfs de Koninginnen van Sparta richten , in weerwil van de waakfaamheid der Zedenrechters, in de Stad van Mars , ontelbaare Altaaren ter eere van Venus op. In onophoudelijke Oorlogen met de verdorvene Grieken , Perfiaanen en Barbaaren ingewikkeld; van hun Vaderland,en dus ook van den werkkring der Vaderlandfche Wetten en van hunne opzieH 3 ne-  nf .DE-GEHEIMEN neren verwijderd , verdween de zuiverheid en het eenvoudige der Spartaanfche Zeden. Het edel Caracter van den moedigen Krijgsheld veranderde in eene onyerzaadelijke begeerte naar Buit en Roof. In de plaats der armoede en fpaarfaamheid, de eenige fteunen hunner Staatsgefteldheid , verfcheen de hebzucht en brasferij, en hunne Burgerlijke Grootheid verdween voor eeuwig. De eerzuchtige Lyfandcr vormde het eerst de ruwe ftrengheid der Lacedemonifche Zeden tot de fijne Kunstenaarijen der weelde ; hij bevogt in Attika en Klein-Afien , luisterrijke overwinningen , cn dit was genoeg , om de zwakke handhaveren der Spartafche Wetten , de oogen te verblinden. In eenen korten tijd hadt hij , Zegepraalcude van Atheenen terug keerende , in Sparta , eene fomma van bijna aooo Talenten Goud en Zilver bij elkander gebragt. Het Gerichtshof der Zedenrcchters verzette zich, wel tegens het gevaarlijk bezit dier Rijkdommen, maar LyJ"ander zeide,ik heb ze niet voor dc behoeftens van den Burger , maar voor dc Republiek beftemd , en de Rechters zweegen. Het Zaad van het bederf , het welk door Lycurgus Wetten in de harten der Vrouwen geplaatst was en tot hier toe gefluimert hadt, brak nu met een onweederftaanbaar geweld uit. Vrouwen en Jonge Dochteren onteerden zich zeiven , en hunne Mannen en Vaderen bedorven de Jonge-  DER VOORTTEELING. 119 gelingen en Meedeburgers. Men behoefde nu in Sparta alleen te begccren , om zeker te zijn dat men ook genieten zoude. Eene Spartaanfche Koningin ontvonkte in de hevigfte Liefde tot Alcibiades, en deeze bedorven om dooiende gelukzoener » die -niets in dc waereld bezat dan; zijne ftijfhoofdigheid en zijne fchoonheid , beklom het Huwelijksbed der Heracliden , en niet tegenftaande de Zedenrechters nimmer de Koninginnen uit liet oog verlooren, op dat het Bloed .hunner Regenten , niet door dat van eenen Slaaf, Priester, of Ezeldrijver verbasterd zoude worden , ; betuigden nochthands twee Koningen ^ onder Eeden , dat zij geene Vaders van de Kinderen waren , die hunne Gemaalinnen ter waereld hadden gebragt. Ten tijde van Ariftoteles was de Echtbreuk 200 algemeen , dat er genoegfaam een gemeenfchaplijk gebruik der Vrouwen uit ontiloncle , en €m die oorzaak ook zoo weinig fchandelijk , dat de jaloersheid onder de Spartaanfche Vrouwen , omtrent eene die haaren Echt gebroken hadt, ge«oegfaam even zoo groot was als die , met dewelke zij eikanderen eenen fchoonen en wakkeren Echtbreeker benijdden. Chclidonis , eene voornaame Spartaanfche Vrouw,leefde met den fchoonen Jongeling Akrotatus in zulk een openbaar overfpel, dat de Man der trouwloofe Vrouw , Kteonymus, uit wanhoop zijn Vaderland verliet, en in het oogmerk, om zich te wreeken, tot KoH 4 ning  iso DE GEHEIMEN ring Pyrrhm overging , welke juist ten dien tijde met de Lacedemöniers in Oorlog was. Wanneer deeze Sparta zelfs aantastte , muntte Akrotatm boven alle anderen in dapperheid uit, en wanneer hij bebloed uit het gevegt terug keerde, fcheen hij de Spartaanfche Vrouwen beminnenswaardiger dan ooit, en zij benijdden hunne Meedeburgeresfe zulk eenen fchoonen en moedigen Minnaar. Zelfs de Spartaanen riepen den Jongeling toe : vaar voor , Akrotatus , Chelidonis te omhelfen , en fchenk het Vaderland Zoonen die uwer waardig zijn. De onbefchaafde zielen der Spartaanfche Vrouwen waren door de hartstogt der wellustige Liefde op zulk eene overheerfchende wijze beheerscht, dat geene fchaamte hun ingetoogenheid inboefemde noch de wijsheid hun eenige maatigheid leeraarde. De Grieken gaven zoodanige Vrouwen, bij dewelke de behoefte der natuurlijke Liefde in eene volkomene Raafernij (Nymphomanie, Moederof Manswoede) uitbarstte, den naam van Andromanen. De Lacedemöniers waren in de oorzaaken en de werkingen der Natuur zoo onbedreeven, dat zij vreemde Marktfchreeuwers en Wonderdoctors deeden komen , om de uitbarsting van zulke heevige begeertens hunner Gemaalinnen door Artfenijmiddelen of door Zoenofferhanden te maatigen , en zij waren eenvoudig genoeg , te gelooven , dat den Bedrieger Balds ten minsten  DER VOORTTEELING. 121 ten eens eene diergelijke geneezing gelukte, die in allen opzichten aan hun verlangen voldeedt. Plutarchus beweerd, dat niet zelden de Vrouwen van Laconien van dat heftig vuur der Liefde verteerd wierden, het geen in den boefem van eene Sappho brande en welks fchriklijke kenteekenen zij zelfs in haare Gedichten fchiidert. Behalven de woedende hartstochten der Griekfche Vrouwen in 't algemeen , ontfprong de losbandigheid van die van Sparta uit eene andere oorzaak, naamelijk de ongemeetene, roerende en onroerende rijkdommen, die zij geduurende de agtereenvolgcnde oorlogen aan de manlijke Sexe ontvreemd en bij een vergaderd hadden. Wanneer iemand eene algemeene Erfgenaame oïEpikkre huwde, behield zij, zelfs geduurende haar Huwelijk, het recht, om met haar vermogen naar willekeur te handelen. Met deeze aanfpraak verbonden zij eene onbeperkte heerfchappij over hunne verbasterde Mannen , die zich van hunne Vrouwen , even als van hunne Begeertens en Ondeugden \ onder het juk lieten brengen, en men begon, met hun niet alleen Heerfchcresfcn te noemen , maar zelfs met hun als zoodanig te behandelen. De overige Griekfche Vrouwen roemden hun van wegens dit vermogen , noemden ze gelukkig en benijdden hun het zeiven. Wanneer zeker Vreemdeling dit eens op eene niet onduidelijke wijze te kennen gaf, bekwam hij van eene trotfche Spartaanfche Vrouw dit verootmoedigend antwoord: H 5 Wij  ïaa DE GEHEIMEN JfSj alleen zijn waardig over de 'Mannen te heerfchen , dewijl wij alleen de Mannen ter waereld brengen. Deeze regeering der Vrouwen in Sparta was het zekerde bewijs, dat de Slaaven der Vrouwen geene heerfchappij over Mannen meer waardig waren. Geene Stad in Europisch Griekenland was in zulk eenen Oosterfchen fmaak veriierd, en kondigde zulk eene overgedreevcne pracht en verfpilling aan , als Lacedemonien met zijne Tempels, Vierfchaaren en andere opcnbaare en bijzondere Gebouwen. Atheneus verzekert, dat onder de Regeering van Koning Akrotatus, altijd, in de Lacedemonifche Zaaien, welke alleen tot openbaare Maaltijden beftemd waren , een iegelijk op de kostbaarHe Wijnen , de weliïekcndfte- Kruideryen en de uitgezogtde Disferten onthaald wierdt. De Zitkusfens^ waren enkel met Amiclasch Zwaanendons gevuld en even als de Tapijten met zoo veel Borduurfel en Kostbaarheden bedekt, dat de Vreemdelingen, die zulk eene Afiatifche pracht niet gewoon waren, fchroomden om er op te. zitten, uit vreefe van zulke prachtigheden te befchadigen. - Waar men het oog ook heenen wendde, zag men overal den Buit der geplunderde Volken en ■Landen; alleen in het uitwendig aanzien hunner Kleederen, hadden zij veel overeenkomst met de -gewezené Ariftocraaten van Bern, en de trotfche ■Edelen van Venetien, die openlijk in een armoedig  DER VOORT TEELING. ia3 dig (legt gewaad verfchijnen, en in kameren ilaapen , die niet Goud en Zilver bedekt zijn. De openlijke Maaltijden , in plaatfe van liefde tot Maatigheid en Verzaadiging in te boezemen, ontaarten inBrasferij en Zwelgerij. Wanneer de Lacedemöniers het Eiland Cocyra plunderden, walen de gehemeltens der Soldaaten reeds zoo aan de onmaatigheid gewend , dat zij geene andere, dan welriekende Wijnen wilden drinken, het welk men als de hoogde graad eencr Koninglij ke weelde befchouwde, Klcombrotus, die bij den flag bij Leuctra het bevel over de Spamanen voerde , hadt zich met alle zijne Officieren, zoo zeer in den Drank te buiten gegaan., .dat hij, in de bedwelming der Dronkenfchap, het befluit neemende om Epaminondas aan te tasten, Mesfenien verloor en de val van den gantfehen Staat, het geVolg zijner onbezonnenheid vyas. Ontaarting van de Gcflachtsneiging onder de Romeinen. Bijna zes Eeuwen hadt Rome in eene.onafgebrokenc Staat- cn Krygskundige werkfaamheid om zijn Burgerlijk aanwezen geftreeden, en bij zijne zegepraalen over de nabuurige, meer dappere dan rijke en verdorvene Volken, bleef het getrouw aan de eenvoudigheid van de Zeden zijner Voorouderen. Doch  Üt DE GEHEIMEN Doch de frielle flappen van de Romeinfche Krijgszucht, drongen weldra tot de verstgelegene Landen door. Macedonien, Syrien, Griekenland en het trotfche Carthago waren overwonnen. Rome hief zijn hoofd op, en daar het rondsom zich 'over geknielde en onderworpene Volken zag, terwijl deszelfs heerschzucht zich daar door ftreelde en de grootheid zijner daaden verhief, ontwaakte in het zeiven het eerst de' begeerte naar ligchaamlijk genot en zinlijke geneuchtens. De zegepraalende Legioenen der Romeinen , hadden zich , geduurende hun lang verblijf in Griekenland en Afien , tot het fijner genot des -Leevens voorbereid , en duizend hun onbekende behoeftens leeren kennen. Zij lagen deeze Volken niet alleen eene zwaare fchatting op, waar door over de dertig duizend Talenten in den fchoot van Rome wierden geftort, maar zij beroofden hen ook daar en boven , van alle hunne Rijkdommen.' Met deezen beladen en door Afiatifche gewoontens en ondeugden, ontaart en befmet, keerden zij in hun Vaderland terug. Het eerfte Tijdperk van het Zelfsgevoel der -Romeinen, was ook het luistervolfte voor de fchoone Kunsten en Weetenfchappen. Doch het licht der Verlichting brak niet, als in Griekenland, van zelfs uit den nacht der woestheid door; het ontftond geenzins uit een eigen geestvermogen der Natie, maar was.de laatfte flikkering van het Griekfche gefternte , dat aan den Gezichteinder  DER VOORTTEELING. 125 der van Italien fcheen ; het was aan de Ledigheid, aan de dringende behoefte tot vergenoegen, aan de ijdelheid en andere dergelijke ellendige bronnen , waar aan Rome zijne befchaaving verfchuldigd was , en nimmer wierdt ook het ruwe vormfel van den Romeinfchen geest, voor de waare gevoeligheid voor de vrugten van eenen fijn gevormden Attifchen fmaak, vatbaar. Na de overwinning van Philippus van Macedonien was de liefde der Vrouwen tot de Pracht zoo groot, dat zij met geweld op de affchafEng van de Oppifche Wet aandrongen , welke in de grootfte heftigheid van den Punifchen Oorlog gegeeven was, en waar in hun bevolen wierdt, dat eene Vrouw niet meer dan eene halve once Gouds draagen , zich met geene gecouleurde kleederen verfieren , en uitgezonderd naar de Tempelen, niet verder dan duizend voetftappen , van huis gaan mogte. Het verderflijkfte echter voor de Romeinfche Zeden , was de zegepraal van Manlius over die van Galaten. Onder hem verflapte de Krijgstucht; zijne Legerbenden gaaven zich aan allerhande geneuchtens en buitenfpoorigheden over, welke hun , door het wellustig Afien, in ruime maate wierden aangeboden. Zij voerden het eerst zachte Dekens en kostbaar Huisraad in, en maakten de Romeinen met vreemde Zangfters, Dansferesfen en Pantomimifche Schouwfpelen bekend. Dit Zedenbederf nam ten deezen tijde zoo fnei toe,  imS DE GEHEIMEN toe, dat reeds in de eerfte jaaren na de overwinning van Manlius, de geheimen van Bacchus, in de fchandelijkfte buitenfpoorigheden ontaarten. Een Griek hadt dezelven naar Eturien gebragt, en zij wierden in den beginnen Hechts driemaal in het jaar, bij dag en door dc Vrouwen alleen gevierd. Eene Kampanifche Priesterin veranderde dezelven in Feesten die voor den nacht gefchikt waren; zij wierden nu vijf maaien 's maands gevierd, en men liet niet alleen Vrouwen, maar ook Mannen tot dezelven toe. Na deeze verandering verbreidden zij zich fpoedig over geheel Italien, en ontaarten in werkplaatfen der weeligfte reukeloosheid. Vrouwen en jonge Dochteren gaven zich niet alleen aan alle foorten van Wellust met de Mannen over, maar zelfs baardeloofe Knaapen en naauwlijks fnanbaare Jongelingen, wierden op dezelven door hun ontzenuwd i zelfs hadden de Hoofden deezer ontuchtige Feesten, het bevel gegeeven, dat niemand van het fterkere Geflacht, die boven de twintig jaaren oud was, zoude worden toegelaten, en wanneer iemand weigerde , zich aan het doen of ondergaan van al het fchandelijke , wat een Zuster of Broeder van deeze Maatfchappij , na de Inwijding konde vorderen , te onderwerpen , bragt men zoodanig iemand om hals , en gaf dan voor, dat zij doolde Godheid weggenomen waren. Vreemde Volkeren nu bij honderdduizenden als Slaaven uit de overwonnene Landen naar Italien ftroo-  DER VOORTTEELING. 12? ftroofnende,' verhaastten deeze niet alleen het ■verval der Natie , maar verminderden tevens het getal der vrije Mansperfoonen. In Lucullm Leger verkogt men eenen Slaaf om vier Drachmen. De Rijken zonden deeze ongelukkigen bij duizenden naar hunne Landgoederen , en verdrongen daar door, de vrijgeboorene en geringe Landlieden. Zij breidden hunne Landgoederen tot de grootte van geheele Provinciën uit, en daar, waar anders Volkrijke Dorpen cn bloeijende vlekken waren , zag men nu niets dan afzonderlijke Paleifen van trotfche en Weelige Brasfers en ellendige hutten van Slaaven. Rome was een onreinen hoop van Slaaven en vrijgelatenen , die geenzins door verdienden , maar door misdaaden het Burgerrecht hadden bekomen. Het was eene verzaamelplaats van Gelukzoekers , die door Liederlijkheid , Buitenfpoorigheden en Schulden,' of door hunne misdaaden , uit hun Vaderland, verdreeven waren. Het was de zeetel der Luiheid, Snoodheid en Ondeugd; het was de toevlugt van alle Deugnieten , die van de Steekpenningen der Magidraatsperfoonen , aan dewelken zij zich verhuurden, leefden. Dit arm, hongerig, ligt te hoop rottende Graauw, dat dé openbaare verfpilling van afzonderlijke Perfoonen, als zijn Fonds v;n bedaan befchouwde , was zoo talrijk , dat Ca'far , als Dictator, driehonderd' en twintigduizend Bedelaaren vondt-, die ten kosten van den Staat  na8 DE GEHEIMEN Staat wierden onderhouden , en 's maandelijks voor zich en hunne Huisgezinnen Koorn ontvingen. Zij verkogten zich aan den meestbiedenden , om nieuwe Onlusten te doen ontdaan. Dit laag Gemeen haatte en mishandelde Kato , wanneer hij eene pooging deedt, om de fchandelijkde omkoopingen en de laagde kuiperijen te vernietigen, en begundigde integendeel Catilina, dewijl deeze een Vijand van den Staat en van alle weidenkenden, doch den Aanvoerer en Befchermer van alle Snoodaarts en Booswigten was. Door het omgekogte Graauw zegepraalden Klaudius , Pompejus en Crasfus over de Vrijheid van het Volk ; en hadt Cafar niet het grootde gedeelte van het Gemeen door omkooping gewonnen, en zijne Begunftigers tot de eerde waardigheden verheeven , zoude hij zijne gewelddaadige AHeenheerfching nimmer zoo lange hebben daande gehouden. Voor het overigen veroorloofde hij, even als Sulla, zijne Soldaaten alle bedenkelijke buitenfpoorigheden , en zeide, dat zij naar de Reukwerken dinkende , nog goede Overwinnaars in den ilag waren. De vermeenigvuldiging van de behoeftens van den disch deeg tot eene ongehoorde verfpilling. Een enkel Avondmaal, het welk Lucullus aan Pompejus en Cicero gaf, kostte meer dan vijftienduizend Gulden. Men kan bij geene mogelijkheid, zonder afkeer aan de Vraatzucht en de onmaatige overlading van de beestachtige Bras- fers  DER VOORTTEELTNG. 129 fers van deezen tijd gedenken. In de dageh van Cicero behoorde het tot de pligten der welleevendheid van eenen Gast, zich door een Braak* middel tot het Maal te bereiden , en nog algemeener was de gewoonte , de overladene Maag > onmiddelijk na het opneemen van de Tafel, door het zeiven te ontlasten. De Gastmaalen , zegt Cicero , zijn gelijk aan de Slagvelden , van welken fommigen worden weggedraagen, die meestal zonder kennis liggen. Het Was roemrijk, als een wakker Drinker bekend te Haan. Antonius fchreef eert werk over zijne eigene Dronkeufchap , eh ftelde er geene fchande in , wanneer hij in eene openbaare Volksvergadering, door de uitwerkfelen van eenen aan Bacchus gewijdert nacht bevangen , voor het oog der Romeinen het overtollig ingezwolgenen moest uitwerpen. Sulla was de eerfte ■, die', om de Gastverniaaken te vermeerderen , gantfche benden van Zangers * Dansfers en Tooneelfpeelers, onderhield welke de Gasten niet alleen met hunne zedenloofe kuns= ten , maar dikwijls ook met hunne Schoonheden moesten vermaaken. Deeze foorten van Dienaar ren en Dienaaresfen der zinlijkheid j waren den Romeinfchen wellustelingen zoo onontbeerlijk, daf zij dezelven op alle hunne reifen, en zelfs in den Krijg meede namens Nooit hebben in eenig gedeelte der Aarde zoo veele affchuwelijke ondeugden tevens geheerscht, dan in Rome ten tijde Van den ondergang der II. Deel* I  lSo DE GEHEIMEN Republiek en die der Caifars. Cadix, Antiochien, Alexandrien en andere Steeden van weelde , betwistten eikanderen de uitvinding van iets nieuws in de kunst der genieting, en konden zeker ftaat maaken, door de losbandige doorbrengers deezer Waereldftad , op het rijkften daar voor beloond te zullen worden. Stanjen zondt zijne weelige Danferesfen , Egypten , Syrien, cn het overige Afien , fchoone , en in de Mingeheimen onderrichte Jongelingen en Jonge Dochteren , Gochelaars , Waarzeggers en Tooneelfpeelers ; Grie» kenland de vrijgelatenen van beiderlei geflacht , die als opvoeders en opvoedfters der Romeinfche Jeugd , en als vertrouwden en raadgeevers in de huifen der grooten , de eerfte rollen fpeelden. Met deeze weelde der bijzondere perfoonen , ging die van het algemeen , eenen openbaaren en gelijken gang. De volksvermaaken beftonden in Schouwfpeelen, Feesten en Gastmaalen die men aan het zeiven gaf, of in Wedfpeelen van Kampvegters , Worstelaars, of met Dieren en Renwagens 5 ook fomtijds in Zeegevegten. Sulla onthaalde , na zijne Zegepraal, het gantfche Volk, geduurende verfcheidene dagen agter eikanderen , op de oudfte en duurfte Wijnen , en de kostbaarfte gerechten, welke in zulk eenen overvloed, wierden opgedraagen , dat men bij het einde van dezelven eenen grooten voorraad van Spijfen in den Tijbcr wierp. Kort daar op gaf Crasfus eenen dergelijken maaltijd , bij den welken het Volk aan  DER VOORTTEELING. 131 aan tien duizend tafelen fpijsde. Dit wierd in het vervolg door anderen, doch wel het fterkfte door Cafar overtroffen , die het gantfche Volk niet alleen viermaal met de grootfte pracht onthaalde, en het zeiven met de kostbaarfte Falerner en Griekfche Wijnen deedt befchenken , maar daar en boven aan iederen Romein 400 Sestertiën, 10 Scheepels Koorn en even zoo veel pond Olij uitdeelde. Onder de Voornaamen, welke geduurende hun Wijkmeesterfchap, of na eene glorijrijke overwinning , 'of ter gedachtenis van eenen afgeftorvenen Bloedverwant, den volke verfpillende Schouwfpeelen gaven , muntte M. Scaurus uit, wiens ongehoorde verkwisting voor het Tooneel, volgends Ptiniut , in eene maand, meer nadeel aan de Zeden toebragt, dan de verbanning van Sulla , en door de dolle doorbrenging van eenen Caligula en Nero , niet heeft geëvenaart kunnen worden ; door zulk een gedrag verzonken de voornaamften des Volks onder onbetaalbaare fchulden , zoo dat Cafar , zelfs zeide , dat hij vijftien Milüoenen noodig hadt, om zijne fchulden te voldoen. De Vrouwen en Dochteren der voornaame Rijken, waren even zoo ontbloot van deugd, als hunne Mannen en Vaders ontbloot van fchaamte waren. Hunne Natuur- en Zedelijke opvoeding was overeenkomftig den Geest van hunne Eeuw. Alles wierdt aan hun befchaafd , wat hunne fchoonI 3 heid  133 DE GEHEIMEN heid aantreklijk en de bevalligheid van hunnen omgang verleider]ijk konde .maaken. De kunst van fchoon te Zingen , te Speelen en te Danfen , haare Moedertaal even zoo bevallig als de Griekfche Spraake te fpreeken , was de voornaamfte oeiTening van eene Dame van den goeden fmaak. Veele van hun Waren ili de Geheime der Staatkunde ingelijft , en de Raadgeefftcrs van eenen Cicero en andere groote Mannen. Maar gewoonlijk waren hunne harten zoo verdorven , dat zij voor alle ondeugd vatbaar waren» Door hunne grenfeloofe verfpilling in allerlei losbandigheid , waren zij zoo diep in fchulden verzonken , dat zij zich tot Moord > Meineed en Vergiftmengingen lieten omkoopen. Om hunne fchulden te betalen , pleegden zij wel woeker met hunne bevalligheden , doch dezelven wierden daar door even zoo weinig voldaan > als hunne begeerte verzaadigd. Hunne vertwijfFeling ging eindelijk zoo verre , dat zij -geloofden , hunne redding alleen in het algemeen verderf te kunnen vinden. Katilina vondt om die reden zijne ijverigfte vloekverwanten onder dezelven ; zij waren beiremd om de Slaaven in de Stad op te hitfen, de Stad zelfs in brand te fteeken, en hunne Mannen, of meede in de faamenzweering te doen deelen , of om te brengen. Jongvrouwen van den eerften rang ontvonkten in eenJBloedfchandige Liefde jegens hunne eigene  DER V00RTTEEL1NG. 133 ne Broederen ; zoo als onder andere de Zusteren van Klodius. De Moeders wierden de Meedeminnaaresfen hunner Dochteren- Weduwen uit de eerfte Gedachten onderhielden, zonder opzien te verwekken , Jonge Minnaaren , en vcrfcheenen met dezelven zoo wel op openbaare plaatfen , als in afzonderlijke Gezelfchappen. Hun gang , hunne kleeding , van welke PHnius zeide * nu heeft men het zoo verre gebragt, dat dezelve de Vrouwen ontblooten , hunne fpraak , den opflag van hun oog , kondigde de onbefchaamdfte Boeleerfters aan , en hunne Huifen, Buitenverblijven en Tuinen , waaren de vvoonplaatfcn der ontuchtigfte wellust. De Echtbreuken waren iets zoo gewoons, dat zij , noch de Echtbreekfters fchande, noch den gehoonden Man befpotting veroorzaakten. Onder de grootfte Tijdgenooten van Cicero was er niet eenen die niet de Vrouwen van verfcheidene Mannen verleid , of die niet eene, of zelfs meerdere Gemalinnen ontrouw geworden was. Katilina , Cafar, Pompejus , Krasfus , Antonius en veele andere Mannen van den eerften rang , ftonden met hunne beste Vrienden zeer wel , wat het recht der wedervergelding betrof. De Echtbreekfters gingen uit de armen hunner Mannen , welke hun verlaten of verftooten hadden in de armen hunner Minnaaren of Verleiders., en zulke gekroonde Mannen lieten zich nochthands niet I 3 af-  i34 DE GEHEIMEN aflcbrikken , om fpoedig weeder andere Meededeelfters van hun Huwelijksbed te neemen. De Echt was niet meer; een heilig , aan de Wetten verknocht verbond; het was eene verbindenis , die men ter wille van iedere grilligheid konde ontbinden. De Mannen verftieten hunne Vrouwen , en de Vrouwen hunne Mannen, zonder verpligt te zijn de geringde oorzaak daar van op te geeven. Hier door wierdt de reeds lang ingekankerde liefde tot pracht , en de afkeer tegens den Echtenftaat , al langs hoe meerder bevorderd. Te vergeefsch zogt Cafar, geduurende hij zich zeiven aan het hoofd der Burgerlijke Policie (PrafeStura mórutn) ftelde , en na hem Augustus, zoo door harde ftrafwetten, van de Echtbreuk af te fchrikken , als door belooningen tot het heilig houden van het Huwelijk aan te fpooren. De Julsaanfchc Wet, welke hun , die aan Echtbreuk fchuldig waren, naar de Eilanden verwees en een gedeelte van derzelver vermogen ontnam, ftelde wel, in zeker opzicht den Vrouwelijken Bruidfchat, tot borg voor de vergoeding der verfpilling, en maakte benevens de Papifche Wet, wel eenigen indruk; doch onaangezien derzelver ftrengheid, namen de Echtfcheidingen en de neiging tot het ongehuwde Leeven, bij aanhoudenheid met het zedenbederf en de weelde toe. Niet alleen gaf men aan den ongehuwden Staat, de  DER VÜORTTEELING. ï-flS de voorkeur boven den Echt., ter oorzaake van deszelfs ongehuwde Leevenswijze, maar ook van wegens ".het groot aanzien en de gewigtige voordeden, die voornaamelijk in rijke gefchenken, in eerbiediging en befcherming, beitonden, welke zelfs de Kinderloofe Rijken van de voornaamlte Mannen van den Staat ontvingen. Deeze voordeden der ongehuwdheid ftreefden de wettelijke ftraffen van dezelve en de belooningen van den Echten Staat, zoo verre te boven, dat zelfs die geenen,welke Kinderen hadden, wenschten dat zij dood mogten zijn, of zich ten minsten aanftelden, als of zij dezelven haatten en hun wilden onterven. Zulke Huwelijkswetten zijn de zekerfte Voorteekenen en Kenmerken van het diep Burger- en Zedelijk verval van eene Natie. De Kuisheid deiMaagden moetverdweenen, de Pracht der Vrouwen voor de Mannen onbeteugclbaar , de bekoorlijklijkheden en de waarde van den Echten Staat, uit de harten der Mannen en Vrouwen ontvlooden zijn , indien het Echte Leeven eene aanfpooring noodig heeft, daar de Natuur zelfs op zulk eene plegtige wijze tot het zeiven roept. Hoe moeten de Harten verkleumd, het Gevoel verftompt zijn, wanneer de menfchen voor deeze eerfte Maat- fchaplijke Deugden niet meer vatbaar zijn! Met meedelijden ziet de Wijsgeer hoe de Wetgeever, met het Zwaard in de eene en de Belooïiing in de andere hand, zich tegens den ftroom I 4 dcs  13$ DE GEHEIMEN des verderfs verzet. - Hij maakt alleenlijk Boos, wigten en Huichelaars. — Hoe beter het hem door zijne Kunstgroepen gelukt, wettige handelingen voord te brengen, des te zekerder verwoest hij de zedelijkheid in de handelwijze van het volk. Strenge wetten, het zij dezelven aan Wilde, woeste of befchaafde Volkeren gegeeven worden x verhelpen nooit het gebrek der Zedelijk* heid;. veel meer openen zij den weg tot nieuwe ongehoorde ondeugden en misdaaden. De Romeinfche Wetgeevers vergaten, even zoo als men het meestal vergeet, tot de bronnen van het kwaad op te dijgen, het welke ia de Staatsgefteldheid, en wel bijzonder in de Opvoeding gelegen was. Zij dachten er niet aan, dat Rome zijne grootheid door Maatigheid , Vaderlandsliefde en eenen geest van Gemeenfaamheid van Regeering en Volk, bekomen hadde, en dat deeze eenige fteunen der Republiek verzonken waren. In de plaats der maatigheid verfcheen dc Weelde , een gevolg van den al te fnel verworven, ongelijk verdeelden , flegt bedeedea en dus even fpoedig weeder verdweencn Rijkdom , welke weederoni den Bedelflaf van. het Gemeen » den Burgerkrijg, het verval der N aardigheid, de overmaatige vergrooting van het Staatsgebied en andere onheilen., in 't bijzonder de hoogachting van den Mensch volgends zijn geld , naar zich fieepte. Het ijzeren juk van het Aridocratismug drukte met. eene verdub- bek  DER VOORTTEELING. 13? helde magt alles ten gronde , wat niet tot den hoogen Adel behoorde. De Vaderlandsliefde was in de Grooten door Losbandigheid , Brasferij en Roofzucht, in de geringe Volksklasfe door Armoede en Ellende verflikt. Het Despotismus Verhief zich , met alle zijne gruwelen ten troon, verwoestte alles wat den fchijn van Vrijheid hadt, en verfchoonde, noch het geweeten , noch den hijzonderen Burger. De Senaat was een hoop flaaffche vleijers en dwingelanden. Het Finantiewezen beflond in de Kunst der uitzuiging. De Krijgstucht was een Paradefpcl; de Oorlogszuchtige Romein was in eenen laffen Oosterling herfchapen , en liet zijne Wapenen aan vreemde Huurlingen over. De Wetgeeving wierdt naar de grilligheden der Mesfalinen en Ganymeden opgefmukt. De nog overig gebleevene Verftanden en edele Republikeinen vervielen in eene Wijsgeerige vertwijffeling ; in plaatfe van op eene edele wijze voor het Vaderland te fterven , brag;en zij zich zeiven om. Eerst wanhoopten zij aan het Vaderland , en vervolgends wierden zij zelfs wanhoopig. Bij dit fnel verval van den Staat was de Opvoeding van eenen aanmerkhjken invloed. De Kinderen der Voornaamen wierden verdarteld, en die der Armen verwilderd, en hier door ontftond de afkeer der jonge Romeinen, van alles wat tot den Krijgsdienst betrekkelijk was , waar uit in het vervolg het gebrek aan, en de zeldfaamheid I £ van  138 DE GEHEIMEN van verdandige en dappere Generaals, gebooren ivierdt. Niet minder traag was ook de Jeugd in de be> oeffening der Kunsten en Weetenfchappen, welke ten tijde van Cicero , wel "is waar, hunnen hoogden toppunt bereikten , doch niet lang in daat waren zich op de puinhoopen der alles verwoestende Zedenloosheid te handhaven. Cicero voorfpelde , dat de toekomende tijd, nog minder groote Redenaars als Veldheeren zien zoude. Dronkenfchap en onbezonne verfpilling waren, benevens het onderhouden van liederlijke Vrouws•perfoonen , zulke heerfchende gebruiken geworden, dat zelfs Cicero , een van de bedreevendde Zedenrechters, zijnen Tijdgenooten toedondt, dat men deeze buitenfpoorigheden van de Jongheid over het hoofd moest zien en verfchoonen, zoo lang dezelve daar door in geene groove misdaaden en overgegeevene buitenfpoorigheden wierden gedort. Men kan onmogelijk een oog op het tafreel der beestachtige en onnatuurlijke lusten en ondeugden flaan , waarin zich de gekroonde Wellustelingen van de eerde eeuwen onzer tijdrekening, als Zwijnen in hunne eigene vuiligheden rondwentelden, zonder dat men met de grootde afkeer tegens deeze uitvaagfels der menschlijkheid vervuld worde. Onder den naam en de gedaante van eenen Vader des Vaderlands , doop de listige Augustus met  DER VOORTTEELING. 139 met de vleijendfte Huichlaarij op den throon, en liet zich op eene plegtige wijze van de waarneeming der Wetten ontflaan. Alle zijne Huwelijken en Echtfcheidingen waren aanvallen op de openbaare Zeden. Hij verftiet Scrïboniè, de Moeder van Julia , op denzelven dag , dat zij van deeze beviel, en eer nog de Zon, die deeze fchanddaad hadt zien bedrijven, onderging, ontroofde hij Livia aan haaren Man , bij denwelken zij van Tiberius zwanger was. Julia zelfs , de Dochter van de ongelukkige Scribonia, was voor zijne geile driften niet veilig. Bijna alle de Romeinfche Schrijvers, welke vmOvidius fpreeken, beweeren , dat deeze Dichter om geene andere oorzaak naar de ruuwe wildernisfen van Scythien verbannen wierdt , idan om dat hij den Dwingeland in het pleegen van Bloedfchande met zijne Dochter verrast hadde. Kaligula zelfs, zeide, uit deezen omgang van Augustus met Julia, geteeld te zijn, en wilde daar door zijne Rechten tot den Throon der Ca:fars bewijzen. Om agter de Familiegeheimen te komen , bediende zich Augustus van den Echtbreuk. —. Zijne flaafiche Vrienden verzorgden hem dagelijks van nieuwe genietingen. Alle de Romeinfche Dames , zoo Moeders als Dochters, ftreefden naar de eere , van eenen nacht in 's Keifers armen wellustig door te brengen. Zij moesten zich eerst ontkleeden , en alle haare Bevalligheden en geheime gebreken laten onderzoeken, eer zij  140 de geheimen eij het genot des Keifers waardig geacht wierden. Wierden zij goedgekeurt, dan droeg men hun in een overdekte Draagbaar tot in de kamer van Augustus. Wanneer op zekeren dag de keuze van deezen Romeinfchen Sultan op de Gemaalinne van eenen vertrouwden Vriend van Athcnodorus viel , ondernam deeze Wijsgeer door eene ftoute daad den Despoot te verbeteren. Om zijnen Souverein voor het pleegen van dit misdrijf te behoeden, trok hij de kleederen eener Romeinfche Vrouwe aan, bedekte zijn aangezicht met eenen fluijer, en liet zich dus in het Paleis brengen. Augustus, van liefde dronken, trekt op eene hegeerige wijze de Gordijn der Draagbaar open, en ziet, in plaatfe van de verwachte Schoone, den Wijsgeer Athcnodorus, met een Zwaard in de hand, uit dezelve te voorfchijn komen. „ Hoe, zeide de Stoïfche Philofooph , gij vreest niet, dat de een of andere geheime Vijand eens op den inval koffie, zich van die list te bedienen, om U het Leeven te beneemen, van dewelke ik mij thands bedien, om U tot de Deugd terug te brengen?" Wanneer Augustus een weinig van zijne ontlleltenis bekomen was, fpotte hij met het gedrag des Wijsgeers, en dacht een groot man te zijn, toen hij den Philofooph zijne vermeetelheid vergaf. Het ergfte Gedenkteeken van de verdorvenheid van Augustus, is het Feest der twaalf Godheden,  DER VOORTTEELING. 141 den. Rome zuchtte juist onder eenen fchriklijken Hongersnood, wanneer de Despoot op den inval kwam, in zijn Paleis,met zijne Gasten, den bekenden Minnenhandel der Griekfche Goden op de fchandelijkfte wijze naar te bootfen. Op deeze wijze maakte hij zijn Paleis tot een fchandelijk Hoerhuis, en vergiftigde de Zeden van zijne Familie derwijze , dat in weerwil van alle listige aanneemingen van Kinderen, het Geflacht der Crefars, (taande het leeven van de Zooren zijner Tijdgenooten, uitftierf. In weerwil nochthands van dit alles > waagde het Horatius, dien Mensch een verbeeteraar der Zeden en Wetten te noemen ! Tacitus fchil- dert deeze laage, flaaffche vleijerij zeer treffend* met eene trek, wanneer hij zegt : ,, Men moet het hun , die een God van Augustus maaken , vergeeven ; want niemand derzelven heeft de Republiek gezien." Marcellus, de Schoonzoon van Augustus, zag het met onverfchiliige oogen aan , dat zijne Gemaalinne , Julia , eene andere Mesfalina wierde. Zijn vroegtijdigcn dood ontfloeg haar van alle banden van welvoeglijkheid. Doch haar Vader wilde haar met alle geweld op den Throon plaatfen. Te dier oorzaake gaf hij haar aan zijnen lieveling Agrippa, den geduldigften Hoorndraager die immer door de Zon befcheenen wierdt. —- Wanneer deeze haaren Man, haar eens zijne verwondering te kennen gaf, dat haare Kinderen naar hem geleeke- nen,  I4a DE GEHEIMEN nen, hadt zij de onbefchaamdheid , hem fpottende toe te duwen : „ ik neem geene vreemde Pasfagiers aan , voor dat het Schip zijne volle Lading heeft." Ook deezen tweeden Man overleefde zij, en wierdt daar na de Gemaalinne van Tiberius. Deeze zag zich , door haar bovengemeld gedrag , genoodzaakt, haar , zoo dra zij zwanger was , te verftooten. Julia bezat dat vuurig Temperament dier Vrouwen , welke door het genot alleen te fterker aangeprikkeld worden. Haare buitenfpoorigheden gingen eindelijk zoo verre , dat zij eene algemeéne opfpraak veroorzaakten. Haar Vader , om het verdenken van meedepligtigheid van zich te verwijderen, flrafte haar met de gruwfaamfte ftrengheid. Seneca zegt, hij heeft alle' de buitenfpoorigheden van het keiferlijk Paleis aan den dag gelegt, en de talrijke listen van alle de Minnaaren van zijne Dochter bekend gemaakt; hij heeft alle deplaatfenin Rome aangetoont, alwaar zij des nachts haare lusten voldaan hadt. De merkwaardigfte onder deeze laatften waren de Gehoorzaalen, welke de Vader hadt uitgekofen, om eene Wet tegens de Echtbreuk af te kondigen, en de Dochter om er eene te begaan ; als meede het Standbeeld van Maryas, bij het welke Julia van eene Echtbreekfter eene gemeene Straathoer wierdt, en zich aan onbekende Liefhebbers voor eenen bepaalden prijs overgaf. Au-  DER VOORTTEELING. 143 Augustus zondt haar uit. naam van Tiberius eenen Scheldbrief, en verbande ze op een Eiland aan de Kusten van Kampanien. Hier wierdt haar allen opfchik, en inzonderheid het gebruik des Wijns, ontzegt. Allen Mannen was het op lee- vensftraiTe verboden , haar te naderen. Veele haare Meedefchuldigen wierden met den dood geftraft ; doch het geheele Proces van Julia, als eene misdaad tegens den Godsdienst en de Majefteit befchouwd. Tiberius, niet te vreede met het Leeven en de Eigendommen zijner Onderdaanen te fpeelen , beleedigde de openbaare Zeden met eene fchaamteloosheid, van dewelke men alleen in het Serail van den ouden Sardanapalus eenige zwakke fpooren ontmoet. Er bevondt zich te Rome eenen Grijsaart, welke door zijn buitenfpoorig leeven berucht, en weleer door Augustus voor eerloos . verklaflrd was. Tiberius, die bij zijne komfte tot de Regeering zijne ware gemoedsgeftalte ontveinfen moest, verweet deezen Burger, in tegenswoordigheid van den gantfehen Senaat, zijne ondeugd ; doch reeds den derden dag daarna, fpijsde hij des avonds aan zijne Tafel,en de Burger moest, naar zijne gewoonte, de Gasten , door naakte jonge Meisjens laten bedienen. Het Eiland Caprea was Tiberius geliefdfte verblijf. Hier hadt hij alle de Kunften en Werktuigen der onnatuurlijke Lusten vereenigd ; hier gaf  r44 DE GEHEIMEN gaf h!j zich, uit het oog van Rome verwijdert, aan den Stroom der .fchandelijkfte ondeugd over. In de twaalf Paleifen en Lustgaarden , welke hij hier op de allerprachtigfte wijze hadt doen aanleggen , waren bijzondere Cabinetten voor de wellust ingericht, waarin men eene meenigte jonge Lieden verzaamelde , die zich in zijne tegenwoordigheid aan allerlei genietingen overgaven, om door deeze fchandelijke vertooningen zijne verltompte verbeeldingskragt en zijne ontzcenuwde Ledenmaaten op nieuw te verleevendigen. Hij dacht zelfs nieuwe woorden uit,om de onnatuurlijke prikkelingen, welke de wanftaltigfte vermengingen deedeu ontdaan, uit te drukken. Men verzekert , dat zelfs de Kinderen in de wieg fomwijlen de werktuigen en de Slagtofferen van deeze affchuwelijke wellust zijn geweest. Hij ontfag zich niet , eenen Dienaar des Altaars en deszelfs Broeder , onder het doen eener Offerliande , te fchenden ; en om dat deeze beide ongelukkigen hem het affchuwlijke van zijne misdaad verweeten, liet hij hun de beenen verbrijfelen. Verzette zich eene Romeinfche Dame tegens zijne geile lusten, dan deedt hij haar van misdaad van gekwetfte Majefteit bei'chuldigen. De Natuur hadt Kaligula , zoo als Seneca zegt, uitgekipt, om te toonen, wat een Monfter op den Throon vermag. Reeds vroeg wierdt hij in de Geheimen van het affchuwlijkfte Sereil * op de Rotfen van Caprea, ingewijd. Onder zijne Ga-  DER VOORT TEEL ING. ïtf Ganijmedch, waren voornaamlijk Lepidui- en Ca* tullus bekend. Geene Schoone in Rome bleef van deezen onverzadelijken wullusteling ongenoten. Hij verzogt gewoonlijk de Mannen met hunne Vrouwen te Gast. Voor den Maaltijd bragt hij de laatflren in een na bij gelegen Kabinet , ónderzogt hunne bevalligheden even als op de Markten der Oosterlingen op het naauwkeurigfte, en voldeedt oogenbliklijk zijne begeerte. Over Tafel was hij fchaamteloos genoeg om het genoten vermaak van de eene te roemen , en de Verborgene gebreken der anderen te verhaalen. Op deeze wijze onderhield hij het talrijk Gefelfchap bij een Gastmaal met de geheime gebreken en den tegenftand welke hij bij Valer ia , die hij eenige oogenblikken te vooren onteerden , hadt ontmoet. ' Met zijne Zusters , Agrippina, Livilla en in het bijzonder met Drufilla , pleegde hij Bloedfchande. De laatstgenoemde fchondt hij reeds , wanneer zij nog naauwlijks de kindfche jaaren te boven was. Tiberius hadt haar aan 'Kasfius uitgehuwd ; doch Kaligula nam haaf, zoo dra hij Keifer wierdt , als zijne wettige Gemaalin weeder tot zich. Zij ftierf in den bloei van haar leeven. Kaligula deedt in de zinneloosheid zijner droefheid de Vierfchaaren fluiten , en vetb.oodt alle Romeinen, op ftraffe van den dood,te II. Deel. K lag-  Ï4Ö DE GEHEIMEN lagchen, zich te baden en bij hunne Familien tet maaltijd te gaan. Kaligula wierdt bij Pifo, ter gelegenheid van deszelfs Huwelijk met Oreftilla , ter Bruiloft genoodigd. Naauwlijk zag hij de Bruid of, zijne geile wellust ontvonkte. Hij fleepte haar naar zijn Paleis , en liet, om zich te rechtvaardigen, het fchandelijk Edict uitgaan , dat het hem behaagd hadde , zich, als eenen tweeden Romulus* door den Roof van Oreftilla, in den Echt met haar te verbinden. Na" eenige dagen was zijn lust geboet. Hij verliet de ongelukkige ; en wanneer hij vernam , dat zij tot haaren Echtgenoot terug gekeert was, verhandde hij haar naar de uitterfte Grenfen des Rijks. De laffe Memius wettigde den dwingeland , zijne Gemaalin Paulina te huwen. Doch deeze zondt haar fpoedig weeder terug , met het verbod , van nimmer het Bedde van eenen anderen Echtgenoot te beklimmen. De noch fchoone , noch jonge Seeforia, was, van wegens haare losbandige neiging ter wellust, onder allen de eenige , die hij beftendig beminde. Hij vondt, even als de oude Kandaules, vermaak , om haar geheel naakt aan zijne gunftelingen te toonen ; doch helaas! onder alle deezen , was geen Gyges, die moeds genoeg hadt, haar, Rome en de geheele Waereld te wreeken. Kaligula liet zelfs , om niets hoegenaamd .te ver-  DER VOORTTEELING. 14? vergeeten het geene de Zeden des Volks konde vernielen, een openbaar Hoerhuis in het Keiier* lijk Paleis aanleggen. Hij liet naamelijk, even als Tiberius in de Lustgaarden van Caprea, afgezonderde Kabinetten maaken, meubileerde dezelve op het wellustigfte, en beftemde ze tot bijeenkomften van wellustelingen en ontuchtige Vrouwsperfoonen. Dit affchuwlijk bedrijf verfchafte zij- ' ne Majefteit onmeetelijke fchatten. Nimmer liefkoosde hij zijne Gemaalinne of eenig ander Vrouwsperfoon, of hij zeide haar tevens : het fchoonfte hoofd mcfet toch vallen, zoo dra ik maar wil. Ook zeide hij fomwijlen tot Drufiila : ik heb bijna lust, U op den Pijnbank te doen leggen, om van U te verneemen, waarom gij mij zoo zeer bemind. Te vergeefsch zal men in de gantfche Gefchiedenis een Vrouwelijk Monster opzoeken, het geen bij Mesfalina vergeleeken kan worden. Zij was de Gemaalin van den dommen Klaudius den lafhartigften aller Despooten. Zij verzogt de voornaamfte Romeinfche Vrouwen, in het Keiferlijk Paleis, als in eene loort van Sereil, alwaar zi| zich aan de fchandelijkfte ontucht ten prooije moesten geeven. De Mannen en Vaders, die zich dit lieten welgevallen, bekwamen Raadsheers- en Gouverneursplaatfen ter belooninge hunner fchande. Doch wilden zij alleen Lucretias en Virginias tot Vrouwen hebben, dan beloonde Mesfalina hunne deugd met den Beeker of den K a Dolk.  i48 DE GEHEIMEN Dolk. Om haare Pollen voor gevaarlijke gevolgen te beveiligen , bediende zij zich van het gezag van haaren Gemaal. Wanneer zij den Pantomimenfpeeler Mnester, noch door bidden, noch door bedreigingen , bewegen konde, haare geile begeerte te bevreedigen, zoo liet zij eindelijk den lompen Sultan van Rome een Document onderteekenen, waarin Mnester bevolen wierdt, Mesfalina in alles te gehoorzaamen. Het was haar niet genoeg , haare Minnaaren onder de gemeende Vaarensgasten en onder de eerlooste Kampvegtcrs en Tooneelfpeelers op te zoeken, maar zij ftreefde tevens naar de eer van de eerfte Heldin van haar Geflacht te zijn. Onder anderen verhaald Plinius van haar, dat zij met eene van haare Kamermaagden eene Weddingfchap aanging en in vierentwintig uuren, vijfentwintig maaien meer dan zij aan Venus offerde. Git eene grenfelooze belustheid bezogt zij de morfige wooningen haarer vuile Meedezusteren, om zich aan dezelven volkomen gelijk te ftellen. —: Naauwelijks hadt de flaap de oogen van Klaudius g'efleten, of Mesfalina verliet het Dons van het Keiferlijk Bed voor eene armoedige en verachte Legerplaats, en floop, van eene eenige vertrouwde vergezeld, uit het Paleis. Onder de befcherming van de duisterheid van den nacht, en onder den naam van Licifcaeene gemeene Hoer , begaf zij zich in de Badftoven die nog vol van de ftinkenÖe dampen der Ontucht waren. Hier i . gaf  DER VOORTTEELING. 149 gaf zich de van goud fchitterende Mesfalina, met ontblooteu boefem, ten probi der dierlijke lusten der Lastdraageren over en liefkoosde voor den vastgeftelden prijs een ieder die inkwam, terwijl zij de laatfte was die zich van daar begaf, om toch geen oogenblik het gloeiend verlangen om Jiaare begeerte te voldoen, te verliezen. Ook Mesfalina nam het oude Romeinfche gebruik , den Goden gedenkteekenen, ter herinnering van gelukkige gebeurdenisfen te heiligen , in acht. Zij wijdde haaren Befchermgod Priapus veertien Myrthenkranfen , ten teeken der Overwinning, welke zij behaald ,hadt over even zoo veele bij zich genoodigde, jonge Romeinfche Kampvechters, die bij alle de infpanning hunner Minvermogens, befchaamd het Strijdperk moesten ruimen , en haar den roem eener Onoverwonnene laten, waar op zij hoovaardiger was, dan op den Tijtel van Gemaalinne des Keifers. t Bij de ongehoorde meenigte van Minnaaren , welke Mesfalina tot hier toe, zonder fchroom en ongeftraft , den eenen den anderen hadde doen afwisfelen , begon haar eindelijk de eenvouwdige Echtbreuk te walgen. Reeds lang hadt zij de bijgeloovigheid van Klaudius, door de vrees van een ingebeeld gevaar , het welk zijn Leeven bedreigde , beangltigd gemaakt. Nu dreef zij haare onbefchaamdheid zoo verre, dat zij hem zelfs het Huwelijksverdrag deedt onderteekenen , het welk zij met den gehuwden Si. K 3 Husy  l5o DE GEHEIMEN lius, eenen even voornaamen als fchoonen Romein , gefloten hadt". Zij verbond zich met hem ten aanzien der gantfche Stad, en koos hier toe het tijdftip eener Reife van Klaudius naar Oflia. Intusfchen veroorzaakte deeze laatfte trek van onbefchaamdheid Mesfalina's plotslingen ondergang. Narcisfus, welke reeds lang er naar gedaan hadt, om Klaudius alleen te beheerfchen, begaf zich naar Oflia en haalde twee Bijflaapfters van den Keifer over, om Mesfalina met Si lius uit het geduchtfte gezichtspunt .voor te ftellen, en hem te zeggen, dat hij met het afftaan van de hand. zijner Gemaalinne aan eenen Meededinger, tevens zijn rijk zoude afftaan. Dit rukte den ouden Sultan in eens den. blinddoek van de Oogen , en hij befloot dat geenen te ftraffen, wat hij geen moed genoeg gehadt hadt om te verhinderen. Op het oogenblikwanneer hij het Vonnis des doods tegens het echtbreekend Wijf onderteekend hadt, vlugtte hij naar het Leger der Pretoriaanen , en den geheelen weg over vraagde hij onophoudelijk , door den angst beheerd , of zijn Meededinger Keifer ware ? Geduurende dat zich dit onweeder over het Hoofd van Mesfalina verhief, vierde zij geheel zorgeloos , door de wellust van haare nieuwe Echtvereeniging bedwelmd , in het Keiferlijk Paleis en de Tuinen der Ca;fars,het Feest van den God der Wijnleefing. Silius met klimop bekranst , Silenus verbeeldende » en Mesfalina met •  DER VOORTTEELING. 151 met vliegende Haairen , en den Staf van Thyrfis met den nagemaakten ilangenftaart in de hand, waren van eene fchaar voomaame Boeleerfters , die met huiden van wilde Dieren bekleed, als Bachanten in 't wilde omliepen,vergezeld. — Terwijl zij alle zich aan de uitgelatendfte geneugtens overgaven, verfpreidde zich op eens het gerucht van de aankomst des Keifers. In een ©ogenblik veranderde het Paleis in eene eenzaame verlatene plaats ; alles verwijderde zich , en Mesfalina , die thands voor de eerfte reife verfchrok , ontvlood In de Tuinen van Lucullus. Narcisfus kende de zwakheid van zijnen Souvereiu te wel, om de uitvoering van het Doodvonnis een oogenblik te vertraagen. Hij liet Mesfalina en veele van haare Boelen, zelfs Mnester , onaangezien zijnen Vrijbrief, vermoorden. De brasferij en wellust hadden den- geest van Klaudius derwijze verwildert, dat geen geheugen van niets hoegenaamd in zijne Herfenen te rug bleef: want op den zeiven dag, dat men hem bericht van het ombrengen van Mesfalina gegeeven hadt, vraagde hij, wanneer hij aan Tafel ging, waarom toch de Keiferinne niet verfcheen ? —• De aanvallen , welke in deezen tijd tegens de Majefteit dei* Natuur wierden begaan , waren zoo ongehoord , dat men gaarne aan hunne waarheid zoude twijffelen , indien zij niet door veri K 4 > fchei-  ï5<ï DE GEHEIMEN fcheidene geloofwaardige Mannen verhaald en opgeteekend waren. Onder derzelver talloofe meenigte , die alle denzelfden affchuwlijken ftenrpel op het voorhoofd draagen , kies ik het fchandeiijk Bachus Feest uit , bij het welken Nero prefideerde , en het welk zijn gunsteling Tigeltin voor hem bereid had. Dit Gastmaal wierdt in eenen der Keiferlijke Tuinen gegeeven. De Tafel was op eene van Goud en Elpenbeen glinfterende Galei opgericht, welkers Roeijers alle jonge worstelaars waren , wier rang naar de maate hunner .fnoodheid beflemd wierdt. De voornaamfte Romeinen en Romeinfche Vrouwen, tn de beruchtfle ontuchtige Vrouwsperfoónen waren op dit Feest verzogt ; deeze moesten naakt en om ftrijd de fchaamtelooste postuuren en beweegingen maaken. De Mannen moesten aanfchouwen , hoe hunne Vrouwen door hunne eigene Slaaven , en de Vaders, hoe hunne Dochters door Worstelaars gefchonden wierden. Veele voornaame Vrouwen en Jongvrouwen wierden verpletterd en. verfcheurt door de meem'gte der losbandige liefhebberen uit het ïaagfte gepeupel, die zich meester van hun wilden maaken. Nero., de verdorvenfte onder den geheelen affchuwelijkenhoop, die niet meer wist met welken gruwel hij zijne afgepijnigde èn walgende verbeeldingskragt zoude aanprikkelen, Begaf zich als Vrouw in Huwelijk met eenen Griek die den naam van Pphagoras voerde. De gantfche plegtigheid, zoo als O  DER VOORTTEELING. 155 als die door den Godsdienst van dien tijd geheiligd was , wierdt daar bij in acht genomen , de Wichelaars wierden geraadpleegt , de aangezichten der verloofden met eene Sluijer bedekt, den Bruidfchat vastgedeld en gerechtlijk verzekert; het Bruiloftsbedde gereed gemaakt , de Fakkels -van Hijmen aangedoken , en openlijk bedreef hij voor het oog der geheele Waereld , wat de fehaamte onder den Sluijer der duisterheid verbergt. Eenige Jaaren daarna fpeelde deeze Romeinfche Sardanapalus eenen tegen overgedelden rol. Hij liet een jong Mansperfoon , met naame Sporus, derwijze verminken, als of hij hem in het Vrouwelijk Gedacht verplaatfen wilde. Hij gaf hem eene Lijfrente, bedekte hem met den Bruilofts Sluijer, en trouwde hem als Man , met alle de in het Keiferlijk Hof gebruiklijke plegtigheden. Dit Huwelijk heeft het fpreekwoord in de Wareld gebragt : indien Nero's Vader Hechts eenen Spo' rus gehuwd hadde , zoude de Waereld er zeer wel bijgedaan hebben. De neiging tot eene wilde Liefde was wel, reeds geduurende den Burgerlijken Oorlog, zoo ontembaar , en de liefde tot de jonge Mansperfoonen zoo algemeen , dat Horaiius van hunne genietingen, als van een gewoon vergenoegen durfde fpreeken; doch deeze losbandigheid bereikte eerst onder de Keifers, die deeds de eerden waren , welke hunne eigene Wetten, K 5 die  J54 DE GEHEIMEN die zij ter handhaving der Kuischheid gegeeven hadden , fchonden, haaren hoogften trap. Na dat Tiberius, Kaligula, Nero, Domitiaan, Komodus en Heliógaba/us, eene eere er in ftelde, eikanderen in het fmaaken en bereiden van wellust te overtreffen, braken de ongehoordfte ondeugden in alle Standen uit, en de grootfte gruwelen wierden openlijk en ongeftraft gepleegt. De voornaamfte Mannen en Jongelingen ontzagen zich niet, even als Nero en Hcliogabalus ^ met hunne Beminden en Minnaaren, openlijk in een, dus door hun genoemd Huwelijk, te treeden, en hunne fchandelijke Verbiodenisfen door plegtige Contracten te bevestigen. Talrijke fchaaren verwijfde Knaapen en Jongelingen, die men volgends derzelver-Landaart, Kleur, Haairen, Bekwaamheden en Beftemmingen verdeelden, be* hoorden tot den vereischten ftoet van een groot Huis. Deeze glansden hunne ligchaamen, verfierden, blanketten en kleedden zich even als de Vrouwen, en wierden van bijzondere Leermees. teren onderwezen , hoe zij even als de Vrouwen gaan, fpreeken, zingen, gebaarden maaken, en in 't bijzonder oogen , 'hals en handen moesten beweegen. De nienschlijkhcid onteerende Geilheid 'der voornaame Wellustelingen ging'zoo verre, xlat zij onmondige Kinderen van beiderlei Geflacht tot het boeten van hunne verbasterde Lusten misbruikten. Deeze gruwel fcheen zelfs Domitiacm zoo verbaazend, dat hij denzelvcn, als ook  DER VOORT TEELING. 155 ook het ontmannen der Jongelingen verbood ; doch het een , zoo min als het ander, wierdt na» \ gelaten. De weeligheid van eenen Hostius, ging zoo verre, dat hij zich van vergrootende Spiegels bediende , om geduurende den wellustigen omgang met Mannen en Vrouwen, de Teeldeelen en trekken van het Aanzicht als anders, in eene vergrootte gedaante te kunnen gadeilaan. De buitenfpoorigheden van Natalis en den Burgermeester Mamerkus Skaurus, gaan alle verbeelding te boven. De Vrouwen waren zoo fchaamteloos , dat zij zich naakt met de Kampvegteren in openbaare Wedftrijden inlieten : of zoo zij al gekleed waren , was het niet mogelijk hun van de manlieden te onderfcheiden. De jonge Dochteren wierden zo vroeg ontwijdt, dat zij zich zelfs niet konden herinneren * immer Maagd geweest te zijn, en een Meisjen, dat met geene zulk eene afzichtelijke ziekte be» hebt geweest ware, dat zelfs haar Vader een afkeer van haare omhelfingen moeste hebben , was iets zeldfaams in Rome. De voornaam de Romeinf;he Vrouwen lieten zich bij de Wijkmeesters als openbaare Boeleersters inteekenen, ten einde de ftraffe te ontgaan , welke de Juliaanfche Wet op de Echtbreuk gefteki hadt. Om des te langer hunne jeugdige Schoonheid te behouden , vermeeden zij zoo veel mogelijk, de Zwan»  -56 DE GEHEIMEN Zwangerheid en het Kraambed, of wanneer hun dit mislukte, lieten zij meestal de ontvangene Vrucht in hunnen fchoot ombrengen. Verlangde een gehuuwd Man naar eenen Erfgenaam , zoo veinsde zich zijne Vrouw zwanger, en leverde den bedrogen Vader een van arme Ouders gekogt Kind in handen. Deeze afkeer van de Zwangerheid wierdt zoo algemeen , dat de Huwelijken met Gefneedenen zoo meenigvuldig en zoo geoorloofd waren , als in het Oosten; zelfs waren ten tijden van Plinius de Hermaphroditcn zeer gezogt. De Kuischheid ftrekte meerder tot verwijt, dan de Echtbreuk tot fchande. Men huwde alleen , om door den Man de Liefhebbers uit te lokken, en die geenen, die niet wisten, dat de Echt niets anders dan eene fteedsduurende Echtbreuk ware, wierden als onhandelbaar en ontbloot van alle bedreevenheid in de gebruiken der fraaije waereld, befchouwd. Eene Dame, die zich alleen met eenen Minnaar vergenoegde , en niet dagelijks, ja zelfs alle uuren, een ander hadt, wierdt voor ellendig en veracht gehouden. Men befchouwde eenen Echtgenoot als eenen lompen Boer of Wangunstigen, en hij ftrekte de Dames ten gruwel, wanneer hij zijne Vrouw verboodt, zich in een gewaad , het welk niets voor de oogen verborg, in eene opene. Draagbaar ten toon te laten voeren. Wie zich door geene Minnaaresfe , of het beminnen van de Vrouw van eenen anderen Man eenen  DER VOORTTEELING. 157 eenen naam maakte, wierdt door de Dames met verachting als zoodanig iemand befchouwd, wiens begeertens eenen laagen fmaak verraadden, en die goed genoeg voor Slaavinnen was. Wanneer eene Vrouw niet gaarne een gedeelte van haar Huwelijksgoed wilde opofferen, of zwaarigheden bij de Echtfcheiding te gemoet zag, zoo nam zij haare toevlugt tot het Vergift, waar moede de Romeinfche Vrouwen, op eene heimelijke en behendige wijze, zoo wel hunne Mannen als hunne Kinderen naar de andere waereld zonden. Veele gehuwde lieden aten te dier oorzaaken niet met eikanderen, dewijl de eene vreesde door de andere voorgekomen te zullen worden. Deeze toegeevelijkheid der Mannen omtrent de buitenfpoorigheden der Vrouwen, was een natuurlijk gevolg van den ftaat en de gefteldheid der Wetten en van hunne eigene Zedeloosheid. Wanneer de Mannen van eene Reis te huis kwamen, hadden zij de gewoonte, vooraf hunne aankomst door eenen Boodfchapper te doen weeten, ten einde zij hunne Vrouwen niet zouden verrasfehen. Calba Hiep uit toegeeflijkheid , wanneer hij deminnekooferijen tusfehen zijne Gemaalin en Mecenas zag; doch wanneer een Slaaf, een der Vaten van den Disch poogde te ontvreemden, zeide hij: Lompert, ziet gij niet dat ik alleen ter liefde van Mecenas flaape. Dan het onbeperkt getal van Minnaaren , de  153 DE GEHEIMEN de beftendige afwisfeling van Echtbreekeren, was niet in ftaat de geile weelde der Romeinfche Vrouwen Ie bevreedigen. Zij ontvonkten in even dezelfde onnatuurlijke Lusten , die weleer in de Morgenlandfche Harems geheerscht hadden , en, helaas! meer-dan te veel in de Europifche Vrouwenkloosters gevonden worden. Onder de Regeering der Keiferen, nam het getal der veile Meisjens en fchandelijke Hoeren geftadig al fterker toe , en de gruwel der wellustige buitenfpoorigheden , bereikte onder Kommodus, Hdiogabalus en Alexander Severus , zijnen hoogften top. Kommodus vergenoegde zich niet, om, even als Kaligula, zijne Zusters eerst te onteeren en vervolgends te dooden , en alle Vrouwen en jonge Dochteren die hem aanftonden , te fchenden ; maar hij onderhield een Harem van drie honderd Bijflaapfters en even zoo veele fchoone Jongelingen. Het was hem niet genoeg al dat geenen te lijden en te doen, wat toenmaals de reukeloosfte wellustelingen deeden en leeden, maar hij wilde ook dat het gantfche Volk dit alles wiste. Te dier oorzaake vertoonde hij zich openlijk in Vrouwelijk gewaad, liet bij zijnen Triumph zijnen Minnaar, die hij herhaalde reife liefkoosde, agter zich de zegekoets beklimmen, en beval, dat dit alles in de Jaarboeken des Volks , zoude worden opgeteekend. ïk-  DER VOORTTEELING. 159 Hcliogabalus wilde alle zijne Voorgangeren in ■fchandelijke daaden , en wel het meest door de ongelooflijke onbefchaamdheid overtreffen , waar meede hij alle zijne Lusten en Ondeugden voor -een ieder open lag. Hij gaf zich zeiven den tijtel van eenen Opperpriester, en trouwde met eene Vestaalfche Maagd , om , zoo als hij zeide, Goddelijke Kinderen te teelen. Nochthands verftiet hij ze fpoedig daarop, en nam den Slaaf Hierokles, een Voermansknecht, tot zijnen zoogenoemden Echten Man. Hij ftelde eene eere er in, wanneer men zeide , dat hij gefchonden ware ; om deeze reden boodt hij zich , even als de liederlijkfte gemeene Hoeren, openlijk voor geld aan, en beroemde zich dat hij er veel meede verdiende Hierokles moest deeze ontrouw met fcheldwoorden en flagen op hem wreeken, om dat zijne Huwelijksliefde, zoo als hij zeide, daar door op nieuw verleevendigd wierdt. Zijn geheele Hof beftond uit Ellendelingen , die voor af op het Tooneel, of op andere openbaare plaatfen uitgemunt, en hem door zekere zichtbaare natuurlijke gaven bekoord hadden. Hij verkogt en fchonk alle Eereposten en Provinciën aan de onwaardigfte Deugnieten, en hadt zelfs het oogmerk, de eerfte en gewigtigfte waardigheden der Stad, door Ploerenwaarden te doen bekleeden. Met eenen fchaamteloofe en fpottenden moedwil , vraagde hij aan de eerwaardigfte Grijsaarts, of zij in hunne Jeugd al?  iflb DE GEHEIMEN alles gedaan hadden wat hij deedt, en wanneer iemand er over bloosde, lachte hij hem uit. De Romeinen , en zelfs die geenen , die zich Phi* lofophen noemden, waren flaafsch genoeg, zich als verwijfde Lafaarts te kleeden en op te fchikken, ten einde 's Keifers gunst te verwerven. Hij liet zich niet alleen, even als Nero , Koningin en Vrouw noemen , maar droeg ook Vrouwenkleederen , zat in zijn Harem te fpinnen , en wenschte door de hulp der Kunst in een Vrouwsperfoon herfchapen te kunnen worden. Zeer dikwijls liet hij alle de openbaare Hoeren uit de Stad bij eikanderen komen , fprak met hun over alle de geheimen hunner Kunst , en gaf hun , als zijne Meesteresfen , even denzelven naam, welke de Veldheeren aan hunne Legers en Soldaaten, bij het doen eener aanfpraak geeven. Deeze Schandvlek van den Throon en van het menschlijk Geflacht, zogt , zoo als Tacitus van Mesfalina zegt, in de hoogfte Schande zijne grootfte Eer. Hij was agttien jaaren oud , wanneer hij .van zijne Soldaaten vermoord, naakt over de Straateu gcfleept en in den Tijber geworpen wierdt. Dit zeden bedervend gedrag der Keifers, hadt ten gevolge dat het Volk, om den verveelenden tijd door te brengen, zich naar de Schouwfpelen , de Diergevegten, de Koordendanfers enz. begaf, en te vreede was wanneer de Regent hun Hechts Brood en Schouwfpelen gaf. Bij  DÉR VÖORTTEÈLiNG. ï6l Bij de Schouwtooneelen kwamen de meenigvuhdige Badftooven , welke door beidé Gedachten geméenfchaplijk wierden bezogt en die de verzwakking en krankheden oneindig vermeerderden. Met het toeneemen van deezen, Wies ook het getal der Artfeii aah. Deeze Wareh grootendeels Slaaven en Vrijgelatenen ; zeldfaam vöndt men Romeinen onder dezelven: het Waren meest Grieken , Afi'aanen , Kwakzalvers , Uitventers vah geheime middelen , Hexenmeesters , doch geene bedreevene kenners der waare Heelkunde; PHnius noertit hunne Kunst de Pest der Leevehswijze» De behoeften der Wellustige Weeldelingen hadden zich reeds ohder de eerfte Keiferen derwijze Vermeerderd,dat bijzonderePerfoouen gefneedeneii als Slaaven onderhielden» Deeze Halfmenfehert wierden in 't vervolg bij de Romeinfche Keileren zoo aanzienlijk , als zij tegenswoordig bij den Grootert Sultan in Turkijen zijn» Door de weelige Leevenswijze der Grootén » Welke door hunne minderen in alles worden nagevolgd , Verzonk de ' grootfte meenigte in dé fchandelijkfte Luiheid» Het Ligchaam door deri arbeid te verharden $ den moed te vérfterkeh $ den geest aan regelmaatigheid te gewennen, Wa$ niet nleer de zaak van den gemeenen Romein» Men wilde op zijn gemak en zonder moeite alles bekomen» Van daat de tneénigte van HoefenWinkels, de talrijke koppelaarijen en de nog méehigvuldiger dienstbewijzen aan weelige Verkwis- II, DnEL. L tets  Ifo DE GEHEIMEN ters en Ontuchtelingen, benevens alle de Ondeugden die daar meede gepaard gaan. Hoewel Alexander Scverus eene meenigte der openbaare Boeleerfters Italien hadt doen ruimen , was hun getal echter nog zoo aanzienlijk, dat hij uit het Hoofdgeld , het welk deeze eerloofe foort van Menfchen betaalde, alle de Gebouwen , welke ten openbaare vermaake des Volks beftemd waren , konde laten vernieuwen. Ter oorzaake van de rijkheid van deezen tak van Finantie , moesten zich alle de openbaare Boeleerfters bij de Wijkmeesteren aangeeven. Daar op wierden zij in een openbaar' Hoerhuis gebragt, en hunnen Naam , benevens den Prijs hunner gunften op de deur van hun vertrek gefield. Ook zag men dikwijls derzelver Beeldenis daar aan ten toon hangen. Hadden zij iemand bij zich , dan las men op de Deur: Occupata est. Doch zetten zij hunne zaaken zonder Previlegie voord en wierden zij agterhaald , dan wierden zij ten ftrengften geftraft, — De gemeenfte foort van dezelven woonde gewoonlijk aan de Oevers van den Tijber , of in andere agterhoeken der Stad , en bekwamen , volgends deeze hunne Woonplaatfen , ook onderfcheidene benaamingen. Onder de aas Venus geheiligde Feesten waren de Aphrodifien en Flor allen, voor de Vrouwen van de Liefhebberij en de Boeleerfters van zeer veel bc-  DER VOORT TEEL ING. m belang, dewijl zij zich bij het vieren van dezelven | ter eere van den Godsdienst, aan de ' affchuwelijkfte ontucht overgaven* ■-— De laat* ften wierden in de maand Meij gevierd; bij de* zeiven danfte men haakt > eh zogt , zoo doof woorden als gebaarden > alles te kennen te geeven en uit te drukken > Wat in flaat ware de geilfte begeerte ter natuurlijke Vereeniging te ontvonken. Een Volk , dat in zulk eene ontzeeiiuWehdê Weelde verzonken lag , in wiens Staatsligchaarrt het Despotismus tot in deszelfs minfte Aderen be* roering, ja een doodelijk vergift verfprcid hadt, wiens aangeboorene dapperheid in eene lafFe moe* deloosheid veranderd was , en bij wien alle dé prikkelen der Nationaale Hoogmoed en Vrijheid verftompt waren,kon zich nimmer Weeder oprich* ten> £)e Dwingelanden hadden den Romein» fchen geest agter de ijzeren deuren van een eeu» wig graf opgefloten. — Zich door redelijkheid en moed te verheffen, was even zoo goed als Hoogverraad te pleegen ; doch de vleijerij ert het laaghartig dienen des Overheerfchers, maak* te bemind en opende den weg tot Eerenposten. De Overdaad en de Liefde tot de Pracht def voornaame Lieden , wierdt , Wel is waar, Vaü de derde Eeuw af aan » door de uitgeputte vermogens van het Rijk en de grootheid der Fami* s Hen, eenigzins beperkt; doch hunne gevoel* loosheid , hunnert weerzin Van alles goeds , nam L a even  iff* DE GEHEIMEN even als de Lafhartigheid , de Luiheid en dè Onwaardigheid onder de geringeren, van Eeuw tot Eeuw toe. Woeste Volkeren, onder de Romehjfche Heinlegers aan den Krijgstucht gewend, vernielden het Rijk , en het geen tot behoud van het zeiven zoude hebben moeten dienen , bevorderde zijnen ondergang , en het arm , uitgeput Italien viel, in plaats van door eenen Keifer , door een Bisfchop geleid wordende, in de handen der Noordfche Volkeren. ONTAART ING der Geflachtsneiging onder de Volkeren ; der Middeleeuwenk :' Even overheerfchend als het Zwaard der Duh> fchen bij hunne Invallen in de Romeinfche Landen was , even zoo ilerk als het uit hunne verwoestingen ontftaandc gebrek en deszelfs onaffcheidelijke Gezellinnen , de Ziektens , de oude Inwooneren aan den dood ten prooije gaf 3 of hun dwong oih te vlugten , even zoo zeker is het ook, dat zij echter niet allen wierden uitgeroeid. Veele Romeinen onderwierpen zich in de groote en kleene Steeden, aan de Duitfche Overwinnaaren , vereenigden zich met hun , en deelden hen, door verleidingen en voorbeelden. het gift hunner Afiatifche ondeugd meede. Wan-  DER VOORTTEELING. ^3 Wanneer de behoeftens bevreedigd zijn , en de Mensch meerder krijgt, dan hij tot zijne nooddruft behoeft, ontwaakt de neiging naar geneugtens en zinlijk genot. Dit was het geval der Duitfchers; wanneer zij zich in Italien needer zetten, en noch luchtdreek, moeite, noch gebrek, hun den weg van de begeerte tot het genot, langduurig en moeilijk maakte, maar zij, binnen den kortst mogelijkden tijd, van de begeerte tot het genot , van het genot tot de rust, cn van deeze weeder tot de begeerte konden overgaan. Hunne edele deugden moesten des te fpoediger voor de Afiatifche weelde plaats maaken, dewijl zij naau-i welijks de woestheid verlaten hadden , en hunne reden, welke zich nog in haare Kindschheid bevond , zich gewillig aan de eisfchen eener gaande gemaakte zinlijkheid onderwierp. Het verval der burgerlijke Vrijheid, en het verlies van den heldenmoed deezer Volkeren, was «en natuurlijk gevolg van hun zedelijk verderf. Spoedig maakte, de Geestlijkheid en de hooge Adel zich meester van de Wetgeevende Magt, welke voor deezen in de handen van het gantfche Volk was. De Middeldand, of die der Vrijen, verdween, en zonk in de onnatuurlijke en onteerende boeijen der Dienstbaarheid; dewijl onder eene uitgelatene Geestlijkheid, en onder de overmagt van eenen losbandigen Adel, de Vrijheid en het Gevoel der menschlijke waarde geheel verdorven lag,en door de losbandigheid der Kruisvaar- L 3 Ka  ÏÖ6 DE GEHEIMEN ren en derzelver bekendheid met de Ondeuedc-n der Oosterlingen, de Natie in het diepfie verderf verzonk , zoo wierdt eindelijk in de vijftiende fceuw het Despotismus der Koningen en Vorften wettig en het Lcerfluk der onbepaalde gehoor, faamheid en dat van den Godlijken oorfprong der Konmglijke Waardigheid werdt een algemeen Geloofsartikel en het twijffelen aan dezelve was een Ketterij die den dood verdiende. De treurige gevolgen van deeze ontaarting c> onderdrukking der Menschlijkheid onder de Duitlchc-n, openbaarde zich het eerst bij de WandaaJen en Gothen, Naauwlijks hadden zich de eerden m Africa neergezet, of zij begonnen onmiddehjk, even als de Romeinen , warme en heete Baden te gebruiken en hunne Tafelen met de .uitgezochtfte lekkernijen te voorzien. ZU droegen zijden met goud geborduurde Kleederen en vermaakten zich, even als de Romeinen, met de Jagt, het Tooneel en den Schouwburg Hun gewoon verblijf was in de Lustgaarden waarin zij de ovcrdaadigfte Gastmaalen gaven, en alle de buitenfpoorigheden der Liefde bedree' ven. Bij het verdwijnen van hunne zeden verdween ook hunne dapperheid , en met deeze hun voormaalig geluk , zoo dat Bdifarius hen, met eene hand vol Soldaaten, geheel verfloeg. Hoe grooter en talrijker de ondeugden der Gothen in Italien wierden , des te meer verzwakten pok hunne Ligchaamen, hun Geest en Moed, Door  DER VOORTTEELING. lG? Door eene fchandelijke Lafheid wierden zij eenen Roof van zevenduizend ellendige Grieken. Niet tegendaande de Franken zich minder met de overwonnene Romeinen vermengden , dan de Wandaalen en Gothen , cn naauwer met hun ouden Vaderland verbonden bleeven , zoo dat zij zelfs uit hun Land , Vrouwen en jonge Dochteren bekwamen , waren nogthands de Echtbreuk, de Veelwijverij, de ongehuwde Saamenwooning, de Roofzucht, de geheime Moorden, de Trouwloosheid , het Brasfen en Zwelgen de gewoone Ondeugden van alle Standen , Gedachten en Jaaren. De bloedgierigde Monders van Koningen beheerschten en vernielden dit Volk. Chlotartus, een van de wellustige Zoonen van den gruwfaamen Chlodemch , beminde onder zijne Wijven of Bijwijven' Jugunda het allermeest. Zij verzogt haaren Gemaal dat hij haare Zuster /iregunda toch eenen gefchikten Man wilde bezorgen. Chlotariu's beloofde het haar, en begaf zich heimlijk naar het Landgoed , op het welk /Iregunda woonde. Hij vondt behaagen in deeze Jongvrouw, en Huwde haar op daande voet. Wanneer hij weeder bij zijne Vrouw terug gekeerd was , zeide hij haar: Ik heb het verzoek vervult, het welk gij, mijne Beminde, aan mij gedaan hebt, en voor uwe Zuster eenen rijken en goeden Gemaal opgezogt. Doch ik konde er geenen vinden, die beter geweest zoude zijn, dan ik zelfs. Weet dus, dat L 4 &  P DE GEHEIMEN ik ^ar tot mijne Gemaalinne genomen hebbe, en ik hoope, dat gij Cr niets tegen hebben zult, Wat rmjnen, Heere wel gevalt, antwoord? de fhmrne Jugunda, dat kan hij met recht doen, Alleen verzoek ik , dat uwe Dienstmaagd, verder de genade des Konings moge genieten, Chilperich hadt reeds een Sereil, en in het zeiven de beruchte Fredcgunda. Hij was trouwloos genoeg, de Zuster van de ïchoone Brunichild, Wasfumta genaamd, onder belofte van haar te Huwen, en zijne Bijzitten te laten vaaren, te enteeren; doch hij hield zijn woord niet, en deWij! hij zijne nieuwe Gemaalin en Fredegunda met met eikanderen konde verenigen, wierdt Glasfunka verworgd, Fredcgunda , Rigundis , Bruncchild en andere Vrouwen, en Dochters der Frankifche Koningen, Hertogen, Graayep en Grooten, waren de fchaamtelooste cn te gelijk de bloedgierigfte en ontmenschte Vrouwen jegens hunne Mannen, Kinderen en alle andere Lieden, zoo dat zij niets ont, zagen, wanneer zij hunne wraak ten uitvoer wilden brengen.. De Bisfchoppen en Priesters, Monniken en Nonnen , leefden in even dezelfde Brasferij en Ondeugd, als de Leeken, De Dienaaren der Godheid bragten de meesten nachten met zuipen en ?welgen door,' Wanneer zij eindelijk door den Wijn en het Waaken geheel afgemat waren, flieJ?en m PP zagte Bedden, in de armen, hunner Bijzit-.  DER VOORTTEELING. 169 Zitten, tot des middags drie uuren en laater, dan begaven zij zich in het Bad en vervolgends aan Tafel, De Nonnen in Poitou Honden tegens hunne? Abtdisfe op, begaven zich naar de Kerk van St. Hilarius, verzaamelden- alle de Dieven, Roovers, Moordenaars en Echtbreekers rondsom zich,drongen met dezelven het Klooster in, en voerden hunne Abtdisfen , ten voorwerp van algemccne befpotting , openlijk en naakt rond. De Heiige Vader zogt deeze wilde misnoegden te vreede te ftellen, doch vernam weldra, dat zijne kuisfche, aan den Hemel gewijde Dochteren , zich meestal in eenen gezegenden ftaat bevonden. De Gefchiedenisfen der Frankifehe Koningen zijn vervuld van de gedenkteekenen der Ondeugd hunner Volkeren. Men vindt daar in eene meenigtq van nieuwe misdrijven , die men te vergeefsch in de Salifche en Ripuarilche Wetten zoekt, cn waar uit ten duidelijkftcn blijkt-, dat inzonderheid onder de Geestlijkheid, alle die griïy welen wierden gepleegt, waar aan zich weleer het waerelds Rome hadt fchuldig gemaakt. Karei de Groote zegt in eene zijner Wetten ; Er is ons een fchriklijk bericht ter ooren gekomen , het geen wij niet zonder fiddering en afgrijfen kunnen melden, naamelijk, dat zeer veele Monnikken in ontucht en andere onreinigheden , ja zelfs in onnatuurlijke zonden vervallen zijn. Wij verbieden zulks ten ernftigften wij dulden niet dat zij Hoereerders, Moordenaars , D\eL 5 ven  170 D E G E H E I M E N Ven enz. zijn; geene Priesters zullen voordaan in de Herbergen en op de Markten rond zwerven , torn Vrouwen en jonge Dochters te verleiden enzj. Onder Lodewyk den Vroomen en deszelfs Zoonen fteeg de ellende en het zedenbederf van het gemeenen Volk , in betrekking tot de gewelddaadighcden en ondeugden der voornaame Geestlijken cn Waereldlijke Standsperfoonen , tot den hoogden top. De geheime Moordenaarijen, de Echtbreuken , de Maagdenfchendingen, de Veelwijverij , en dergelijken , heerschten in de Koninglijke Familie en onder den geringften BurgerHand. De gewoone vraagen der Biegtvaderen waren : of de Biegtling iemand omgebragt, eenen valfchen Eedgezwooren , of eene Echtbreuk begaan hadde ? Bij die van de Vrouwelijke Sexen, vernamen zij, of zij geen Kind hadden omgebragt enz. ? Men kan zich , uit deeze fchets van het onderzoek der Geestelijkheid, een denkbeeld van de zeden van dien tijd, vormen. Om van zijne Gemaalinne gefcheiden , en weeder met Waldrada vereenigd te worden , wendde zich Koning Lotharius, tot Gunther, Aartsbisichop van Keulen , en beloofde den zeiven zijne Nicht te Huwen, indien hij hem van Tkietberga, zijne Echtgenoote, wilde bevrijden. Gunthcr was hier toe zeer bereidwillig , en wist verfcheidene andere Bisfchoppen en voornaame Geestlijken in Zijn belang over te haaien. Hij beriep hier op eene Sijnode te Mets, en befchuldigde de Koningin  DER VOORT TEEL ING. ip gin openlijk van veel groove misdaaden , onder anderen van eene , met haaren eigenen Broeder gepleegde , en door haar zelfs beleedene Bloedschande. Op •deeze eenzijdige aanklagte wierdt de onverhoorde en onfchuldige Koningin onmiddelijk door de vergaderde Bisfchoppen van haaren Gemael gefcheid'en. Weldra hierop , bewees Lotkarius, op een ander Concilie te Regensburg, de'Heilige Vaderen, dat hij zijn jeugdig en vuurig Natuurgeftel niet konde beteugelen , weshalven hij verzogt, dat men hem geliefde te vcroorlooven, andermaal in den Echt te treeden. De Leden der Kerkvergadering antwoorden , dat zij hunnen roemrijken Koning, wegens zijne befchcrming der Kerke enz. , des te minder een tweedeHuwelijk konden ontzeggen , dewijl de Apostel zelfs gezegd hadt , dat het beter ware te trouwen dan te branden. Wanneer nu Gunthcr den Koning zijne Nicht ten Gemaalinne toezondt, hadt Lotharius de onbefchaamdheid , de bedrogene haare Eer te ontrooven , en haar vervolgends , onder eene algemeene befpotting, aan haaren verbitterden Oom terug te zenden. Hy daar en tegen nam Waldradai ten Gemaalinne. Uit deeze eene trek kan men ligtlijk over den toeftand der Zieden van de overige Zoonen van Lodewyk den Vroomen , oordeelen. Even als de Oosterfche Despooten geheele benden van Danferesfen onderhielden, bevonden zich bij de Westerfche Koningen gantfche hoopen van open-  Ï74 DE GEHEIMEN openbaare Boeleerfters, die onder bijzondere, zoo genoemde Maarfchalken ftonden. Deeze volgden de Koningen op hunnen Heirtogten, en er bevonden zich , onder anderen in het Leger eens franichen Konings, vijftienhonderd perfoonen van deeze foort, wier fieraaden van eene onfchatbaare waarde waren , en die niet minder prachtig dan de voornaamfte Dames van het Hof gekleed, zich bij openbaare plegtigheden onder dezelve vermengden, zoo dat een hunner, zelfs eens de Koningin derwijze misleidde, dat zij haar, even als aan de edele Dames., de Kus des Vreedes gaf. Ongelijk verdorvener waren in de tiende Eeuw de Zeden in Italien. De ondeugd en de listen der Italiaanfche Koningen en de fchaamteloosheid der voornaamfte Vorftinnen gaat allen geloof te boven. Paus Johannes, die naderhand door Otto den Grooten wierdt afgezet, wierdt door de kuns- tenaarij van zijne Meedeboeleerfter, Theodora eene andere Mesfalina eerst Aartsbisfchop van Ravennes, en vervolgends Opperhoofd der Christenheid. De beide Dochters van deeze Theodora, die eenen tijd lang Rome beheerschten, traden volkomen in het voetfpoor van hunne Moeder, en eene van dezelven baarde Paus Sergius eenen Zoon, Johannis genaamd, die naderhand insgelijks Paus wierdt. De Minnaar van Theodora wordt befchuldigd, dat hij het Heilig Paleis in een Hoerhuis verantlerd, dat hij Echtbreuk, Bloedfchande en andere gruwelen der Ontucht bedreeven hebbe. — Eeni-  DÉR. VOORTTEELING. i?3 Eenige jaaren te voeren wist zich de Weduwe van den Markgraave Adalbart, even als eene vrije Beheerfcheresfe, alleen daar door eenen mag* tigen invloed door geheel Italien te verwerven, dat zij zich niet alleen aan alle Vorsten en Heeren , maar zelfs aan allen die maar eemgzins van aanzien waren, ten prooije gaf, — KoTrin» Hugo hadt benevens zijne Gemaalin eene meemgte Bijwijven, onder dewelke hij Bczoia* Rofa en Stefhania zoo zeer bij uitneemendheid beminde , dat hij de eerfte met den naam van Venus, de andere met dien van Juno en de derde met dien van Semele vereerde, Doch verre at dat deeze Minnaaresfen zich met hunne Beheerfchers alleen te vreede hielden , gaven zij zich aan een iegelijk ten besten , die hen om hunne gunften aanfprak, — In de vijftiende Eeuw * was Paus Sixtus IV„ de eerfte Hoerenwaard in Rome. Hij liet op zijne eigene kosten een edel Hoerhuis bouwen; Iedere Bewoonfter , die zich in het zeiven aan de manlijke Omhelfingen overgaf, moest weekelijks eene zekere fomme gelds . opbrengen , waar door de Inkomften van den Paus , jaarlijks met twintig duizend ducaateil vermeerderd wierden. —- Sixtus was zulk een ongehoord uitvaagfel der menschlijkheid, dat hij onder het verzoekfehrift van de Familie van den Kardinaal van Si. Lucia , welke om de Vrijheid verzogt, van geduurende de drie heete Somermaanden Junij, Julij en Augustus Sodomie te  174 DE; GEHEIMEN te mogen pleegen , ten einde de , door het ge« not in dit Jaargetij verftompte zinnen , aan te prikkelen , zonder eenig bedenken , fiat infer* tto , fchreef. Men herinnere zich eenen Lo* dewijk Fforza , eenen Paus Alexander VI. en deszelfs Baftaart Cafar Borgia, eenen Ferdinand en Alphonfus, Koningen van Napels , of lecze het zwart Register der omnenschlijke wanbedrijven van deeze gekroonde Monfters , die niet a> leen ter boeting hunner beestachtige Lusten, zich van de Vrouwen en Dochteren hunner Onderdaanen meester maakten, maar dezelven van hun vermogen en leeven beroofden, zoo zal men van de verregaande deugdeloosheid der Italiaanen in deeze Eeuwen, het affchriklijkst Tafrccl befchouwen ; te meer, dewijl hunne ondeugd, daar in niet alleen van de verdorvenheid der overige Europifche Volkeren onderfcheiden was, dat zij grooter en algemeener, maar dat zij daar en boven op de Grondftellingen van den Godsdienst en de Staatkunde gebouwd was. Dc onnatuurlijke Lusten van de Mannen tot de Mannen, waren zoo algemeen, dat de Kardinaal de laCafafm de laatfire helft der zestiende Eeuw, een Lofdicht op deeze, de menschlijkheid onteerende ondeugd , uitgaf. De Saxen wierden wel laater dan hunne overige Duitfche Broederen door de Frankifche Koningen onderworpen, en daar door ook laater dan zij bedorven ; doch reeds in het begin van de elfde Eeuw, was met de overige deugden , te  DER VOORTTEELING. I7S tevens de Kuischheid , welke de Heilige Bonifacius hun zoo nadruklijk gepreedikt hadtvan hun ontvlooden. - De Vrouwen, zegt Ditmar , ontblooten voor hunne Minnaaren , alles wat hij hun te verlangen is. Van de Inwooneren van Breemen, zegt Adam: „ zij bevlekken de Feestdagen door ontucht ; Echtbreuk, Bloedfchan- . de en andere fchandelijke lusten zijn zoo algemeen onder hun , dat niemand dezelven berispt. De meesten hebben twee , drie , of veel meer Wijven en Bijwijven. Wanneer Bisfchop Adellert tegens hunne ondeugd ijverde, befpotte men zijnen heiligen ijver, waarom hij bclloot , zulk een halftarrig Volk, toom en gebit in den mond te leggen , en hun, bij de eerfte gelegenheid hun geheel vermogen te ontneemen, terwijl hij deezen zijnen roof met de befpottende uitdrukking vergezelde , dat dit verlies ter zuivering hunner zonden diende. In Engeland waren de zeden in de twaalfde Eeuw niet beter dan in de overige deelcn van Europa. Hendrik I. en II. en Kickard I. leefden even als hun. ne overige Vorstlijke tijdgenooten, in eene openbaare Veelwijverij , en hadden meer natuurlijke dan wettige Zoonen en Dochteren. De even zoo zwakke als kwaadaartige Johann, ontroofde den Graave de la Marche zijne verloofde en reeds overgegeevenë Bruid Ifabellaren huwde me^dezelve, onaangezien zijne eigene Gemaalinne nog leefde. Wanneer Hendrik II. begeerde , dat een Geestlij-  176 D È GÉHÈIMÊN lijken , die de Dochter eens Edelmans gefchoh* den en den Vader vermoord hadt, aan den Wae* reldlijken Rechter zoude worden overgeleverd , weigerde de Aaftsbisfchop Bekket zulks te doen , dewijl hij den misdaadiger reeds door de ontzetting van zijn ambt geftraft hadt en eenen fchuldigen geene tweemaalen voor eene en dezelfde misdaad konde boeten. EduardlV. leefde in eenê onafgebrokene weelde en op de vertrouwdfte wijze met de Vrouwen en Jonge Dochteren vah Londen , bij dewelken hem reeds zijne Schoonheid en Galanterie , zonder zijne Koninglijke Waardigheid, gezien en geacht maakte. In de dertiende Eeuw Was het zedenbederf in geheel Europa ten top gefteegen. Schoon LodéWyk de Heiligen geene deugd hooger fchattc dan de Kuischheid , en zijne Krijgsknechten en Dienaarert, op verlies van hunne posten verbood* Hoer- of Speelhuifen te bezoeken 4 en niet gedoogen wilde , openbaare Boeleerfters in afzonderlijke Huifen te houden > moest hij echter op zijnen Heiligen Kruistogt de fmarte ondergaan dat verfcheidene zijner Hovelingen , bij de Ko* ninglijke Tent, Bordeelen aanlagen * en geringe en voornaame Vrouwen en Dochteren onteerden, In den Jaare 1314 wierden de Gemaalinnen van de drie Zoonen van Philips den Schoonen , op eenmaal gvan Echtbreuk befchuldigd. Twee derzelven wierden openlijk voor het Parlement van hunne misdaad overtuigd en tot eene eeuwige Gevan-  DÉR VOORTTÉËLTNG* 177 vangenis verwezen. De derde wierdt wel door haaren Gemaal voor onfchuldig verklaart , doch de Natie geloofde dat er Genade en geen Recht geoefrend ware; Ook de Gemaalinne van Karei VI. leefde met den Hertog van Orleans irt' openbaar overfpel , het welk des te fchandelijker en in 't oog loopender was , dewijl de Koningih de afgeperste fchatten op eene liederlijke wijzü veffpilde ■, de Kinderen van haaren Echtgenoot aan alles gebrek deed lijden en hem zelfs verwaarloosde-. Wanneer rrien de fchetfe leest, welke /Énéas Sytvius van de Duitfche Hoven en Steeden, zoo wei Voornaamen als Geringen, zoo Geestlijken als Waereldlijken, in de vijftiende Eeuw* ontwerpt, kari men het naauwlijks voor mogelijk houdendat het Zedenbederf zulk eene hooge graad hebbé kunnen bereiken. Gierige Vorsten hadden een welgevallen in perfoonen , die hun fchatten hielpert verzaamelen:en de wellustigen aan de zulken,die hun jonge Dochteren en Vrouwen leverden; JèL. De wooningen der Koningen en Vorsten weergalm» den onophoudelijk van de fehandelijkfte redenen der ondeugendfte booswigten, die zich beroemden Maagden gefchonden en Vrouwen onteeit te hebben. -—* Onder alle de Hoven deezer EeüW> was er echter geen zoo verdorven * dan het Hof van Keifer Sigismund en zijne Gemaalin Barbard^ welke onbefchaamd alle de Wetten der Eerbaarheid eii Welvoeglijkheid overtraden* Sigismund Üt Deel. M lëeÊ  l?8 DË GEHEIME H leefde in Ontucht met alle de fchoone VrouWeil en Jonge Dochteren die hij aantrof, en fchijnt in eenen zekeren zin het gantfche H. Roomfche Rijk als zijn Harem te hebben befchouwd. De Vrou* wen behandelden hem als eenen lustigen Broeder, of zoo als zijnen Tijdgenooten zeiden , als een vrolijk fpotachtig Heeffchap. Wanneer zich deeze Keifer in den Jaare 1414 te ■ Straatsburg bevond, bezogten hem op den morgen van zijne aankomst eenige vrolijke Vrouwen , ten einde zich met hem te verlustigen* Sigismund vondt zoo veel bellaagen in de lugtigheid zijner fchoone Vriendinnen * dat hij eenen mantel omfloeg * en op klaar ligten dag met hun door de ftraaten der ftad danste. De danfende Keifer en de Straatsburgfche Danferesfen in eene zekere ftraat gekomen zijnde, kogten de laatstgemelden den Beheerfcher van het Duitfehen Rijk een paar Schoenen voor zeven Kreitzers, welke de Keifer aantrok cn zoo lang meede danste, tot hij geheel ver* moeid in zijne wooning terug keerde* Sigismund veroorloofde de Keiferin Barbara haare onverzadelijke lusten even zoo ongeftoord op te volgen, als hij de zijnen deedt. Zeer 'dikwijls verraste hij haar in het pleegen van Echtbreuk , zonder dat hem zulks de minste gevoeligheid veroorzaakte. Barbara verklaarde dat er voor defl mensch geen ander goed ware , dan de zinlijke geneugten , en in 't bijzonder het vermaak der dierlijke Liefde, dat het alleronzinnigst ware, na dit  DER VOORTTËËLiNG\ m dit leeven nog genoegens of fmarten te verwachten, dewijl alles met den dood afgedaan was. Zij dreef den fpot met die Heilige Jongvrouwen, dié zich vrijwillig deeze geneugtehs hadden ontzegdi Zij wachtte niet eens tot de Jongelingen en Mannen haar aanzogten, maar lokte en hoodigde hun zelfs tot het bevreedigen van haaren wellust. Na den dood vah haaren Gemaai begaf zij zich naaf KoningsgfatZ, alwaar zij tot in eeneil hoogen ouderdom een manlijk Harem onderhield en in dè fchandelijkfte lusten haar leeven eindigde. Door de buitenfpöorige zedenloosheid van het Mof verbreide zich het verderf allerfpoedigst onT der de bewooneren der groote en kleeiié Steeden» In Weenen was het getal der Meisjens van Plaifier verbaazchd groot > eh weinige Vrouwen waren met hunne Mannen te vreede. Bijna alle dé Burgers hielden Drinkgelagen bij dewelken zij liederlijke Vrouwlieden verzogtem De Edellieden bezogten geftadig de fchoone Burgervrouwen ; zij wierden door de Mannen Wel ontvangen en vervolgends met de Vrouw alleen gelaten. Behaagde den feenen of anderen Burger deezen omgang met zijne Vrouw of Dochteren niet - zoo Wierdt hij inet Vergift, of op eene andere wijze* uit den Weg geruimdi Indien de Gerichtsoeffenihg eh het Burgerlijk Ben-uur in de Steedelijke Gemeenebesten beter Was dan irt de Vorstlijke Steeden, waren nochthands de Zeden der Rijksfteeden even zoo verM & jbas-  i8o DE GEHEIMEN a basterd, als die der Vorstlijke Onderdaanen. In alle de groote Rijksfteeden van het Zuiderlijk en Noordetlijk gedeelte van Duitschland waren tot in de laatfte helft van de zestiende Eeuw, gepreviligeerde Huifen van openbaar vermaak, en in allen opzichten maakten de publique Vrouwsperfoonen eene gedulde en door de Overheid befchermde foort van menfchen uit. In Geneve, Neurenberg en andere Steeden, koozen de Dienaaresfen van Venus jaarlijks een Opperhoofd , welke den naam van Bordeel-Koningin bekwam, en welke aan de Overheid den Eed van trouwe aflag. Zelfs in Neurenberg maakten zij een zoogenaamd eerbaar Gilden uit, het welk een uitfluitend recht op haar Handwerk hadt, en die geenen als Beunhaafen vervolgde , die het zeiven zonder vergunning dreeven. -— Het bezoeken der openbaare Huifen en Vrouwsperfoonen was zoo weinig onteerende, dat in Londen de Schuldeisfchers van aanzien , welke hunne Schuldenaaren in arrest deeden neemen, verpligt waren dezelven tweefflaalen ter week Vrouwengeld te geeven. In alle de Steeden waren openbaare Baden, in dewelken zich beide de Geflachten gemeenfchaplijk baadden, en in dewelken openbaare Vrouwlieden tot vermaak van den gaanden en komenden man onderhouden wierden. De losbandigheid der geenen welke deeze Baden bezogten, was in Switièrland zoo groot , dat bekende en onbekenden, in dezelven alle Vrouwen bezoeken mog-  » DER VOORTTEELING. iöx 'mogten , zonder dat hunne Mannen dienaangaande de minste jaloersheid of argwaan lieten blijken. De Geestelijken hadden niet alleen zoo veele Bijzitten , dat alle onechte Kinderen daar door den naam van Paapenkinderen bekwamen , maar men dwong hun zelfs in veele plaatfen, in 't bijzonder, in Frankrijk , in Switferland en in Friesland , om Bijzitten te moeten houden, op dat zij de Vrouwen eh Dochteren der Inwooneren niet zouden onteeren. I De Monniken en Nonnen bezogten de openbaare Baden, en waren in de vuillfe en onnatuurlijkfte Lusten fchaamteloofer en ftouter dan de Kinderen der Waereld zelfs. —_ Dit groot "aantal van openbaare Vrouwsperfoonen, bragt de vermogende vroome menfchen op de gedachte, Stichtingen te maaken, in dewelken ontuchtige Vrouwsperfoonen, wanneer zij hunne ftrafwaardige Leevenswijze wilden verlaten, wierden opgenomen, en boete konden doen. Daaruit ontftonden de zoogenaamde Bagijnehuifen , wier bewooneren echter doorgaands hun gewezen handwerk voordzetten, of wanneer zij tot het zeiven te leelijk en oud geworden waren, de Koppelaarij aan de hand vatten. De Nonnenkloosters >hield men zoo algemeen voor bedorven dat men het als eene en dezelfde zaak befchouwde , of men eene Jonge Dochter in Klooster *ette , of openlijk aan een Bordeelhuis overl»f- M 3 ïn  DE GEHEIMEN In Frankrijk heerschte van den tijd van Karei IX. tot op Hendrik IV, niet alieen eene ongemeen ne liefde tot Pracht, eene grenfeloofe Verkwisting ,_ Speelzucht, geheime Moordenaar]} en onverzaadclijke Roofgierigheid onder beide de Gedachten , maar inzonderheid waren Echtbreuk en Ontucht in dit Rijk fchaamteloofer dan elderSo De nieuwe en ongehoorde buitenfpoorigheden van het weel-ig Franfche Hof onder Hendrik II,, Karel IX, , Hendrik III. en Hendrik IV. bedond zelfs niet daar in, dat alle de Koninginnen, Princesfen en andere voornaame Dames openlijk hunne Minnaaren hadden i» en dezelven naar hun .believen verwisfelden , dat zij openlijke Echtbreuk en Ontucht voor roemrijk , ja zefts voor eene deugd hielden, dat de gehuwde Mannen, van den Koning af, tot den geringden Hofbedienden toe, uit eigenbelang en neiging tot ongebondenheid, hunne Vrouwen, door de vrijheid welke zij zich zelfs aanmaatigden, den weg ter Ontucht wezen, zoo dat in 1579 >. een Edelman uit Anjou, welke zijne Vrouw en haaren Minnaar doordookeu hadt, wanneer men hem zijn Doodvonnis hadt voorgeleezen , uitriep :; dat alle zijne Rechters Hoorns droegen, en men hem alleen deede derven , om dat hij ze niet, even als zij, wilde draagen. -—. Maar het onderfcheidende der franfche uitgelatendheid bedond veel meer daar in, dat de Vrouwen, de. Mannen opzogten en aanvielen , dat de Koninginnen de eerde en algemeende Koppclaa-  DER VOORTTEELING. 183 .resfen waren , en de voornaamfte Hofdames het •voor eene groote genade hielden, indien hunne Gebiederesfen hen, even als openbaare Hoeren, ter verleiding van deezen of geenen Perfoon van aanzien wilden gebruiken. Catharina dc Medicis hadt fteeds, in 't bijzonder wanneer zij op gewigtige Negotiatien uitging, eene fchaar van bevallige en fchoone Vrouwen en jonge Dochteren bij zich , ten einde door de bekoorlijkheden haarer voornaame Staatdames, de harten der Mannen te winnen. Dit verheeven voorbeeld der Moeder, wierdt door haare Dochter , Koninginne Margaretha van Navarrc, Echtgenoote van Hendrik IV,, nagevolgd. De Hofdames van Catharina de Medicis en haare Dochter lieten zich, in allen opzichten, als openbaare Boeleerfters gebruiken. Wanneer de Koning het begeerde, maakten zij in manlijke kleeding , half naakt en met losfe haairen, hunne opwachting-bij donzelven. Bij de onophoudelijke openbaare Feesten, vielen dingen voor, die men naauwelijks in een Bordeel te gemoet zoude zien , ja het; Zedenverderf woedde zoo fterk, dat de Vaders hunne eigene Dochters onteerden en de Moeders hunne jonggeboorene Kinderen ombragten; het gevoel van Eer en Zedelijkheid was in aller harten volkomen verftorven. Onder allen was Hendrik IV. de grootfte verleider' der Onfchuld en de voornaamfte Verwoester van den Echten Trouw en het Huwelijks Geluk. Hij was onbefchaarad genoeg, om van M 4 Zij-  DE GEHEIMEN zijne getrouwde en beste Dienaaren te begeeren, dat zij hem hunne. Vrouwen of Minnaarcsfen zouden overlaten g en wanneer zij zulks weigerden > vatte hij eenen doodlijken haat tegens hun op, en leverden ze over in de handen der Afrosfers en geheime Moordenaaren, Rij de intreede van a Lodewijk XI. in den jaaie 1461. zogten de Inwooneren van Parijs de fchoonfte jonge Dochteren hunner Stad uit, en lieten dezelven, geheel ontkleed, als Syreenen, allerlei Herdcrsftukken, tot vermaak,des Konings -zingen. Bij de aankomst van de Princesfe Anna van Bretagne dreef men de oplettendheid zoo. verTe, dat men op eenen afftand, perfoönen in geleedheid hield, om de Dames der Koningin , op derzelver begeCren ten diensten tc ftaan. De kleederen die de Manlieden ten dien tijde droegen, begunstigden derwijze de oneerbaarheid,, dat zij dat geenen ontblootten, wat Adam reeds in het Paradijs bedekte, en waren boven dien nog metPriapen verfierd.. Daar nu de Kerkelijke Feesten, in deeze dagen de ontuchtigfte, gebruiken onderfchraagden en begunstigden , ,kan men ligtlijk nagaan , hoe het bij: de openbaare. en huislijke Burgerfeesten toeging j; de uitgelatenheid grensde bij dezelven aan de'Qosterfche Schaamteloosheid. Het.was eene bevallige aartigheid* wanneer men doei jende een Mutsje geheel .wist. te. ontblooten , en-,-eindelijk ^mgmen op de meeste Gastmaalen, na dcez.evo.or~  DER. VQORTTEELING. i% bereiding, zoo verre, dat men alle kleederen afwierp en_ geheel naakt; danste, Onaangezien zich de jonge ,Ridderen bij hunne aanneeming door eenen Eed verbinden moesten, jegens het ..fchoone Geflacht behulpfaam en eerbiedig te zij.:; onaangezien zij gevaar liepen, wegens beleedigingen , die zij Vrouwen of Jongvrouwen hadden aangedaan, pp eene fchandelijke ■wijze; van de Tournooifpcelen terug gewezen te worden; onaangezien zij de Dames bij alle openbaare Feesten en Ridderfpeelen de vleijendfte eerbetuigingen bewezen , was nogthands nergends waare Liefde, en Achting voor de Vrouwelijke Eere, te vinden. Alles beftond in eene belaglijke .en overgedreevene Pracht en niets beduidende: woorelenpraal ; want onder alle de Leden der Ridderfchap , was niets gemeener, dan Ontucht, Veelwijverij, Echtbreuk en Bloedfchande. Uit gewoonte badt men het fchoone Geflacht aan, terwijl men het. verleide en verachte, en waagde uit vemeetelheid zijn leeven voor de eer van eene Dame ., van dewelke de. gantfche waereld wist, dat zij er geene meer te verliezen hadde. . Reeds in de twaalfde Eeuw bragt de met de P.iddcrfchap en de Tournooifpeelen ontftaane Galanterie jegens de Dames , niet alleen de geftaadjge Feesten van Vorsten, Heeren en Ridders, maar door. de .Dwaasheid der tijden , de zoogenoemde Gerichtshoven der Liefde (Cours d\vr,our , Pariemens d'amour , de Courtoific & M 5 * Gen*  3B6 D E GEHEIMEN' 'ètHëtotö te weèS'-: üeczc Gerichtshoven hadden niet alleen Prefidenten, welke meestal Koningen , Vorsten of beroemde Vorstinnen waren, ■maar waren ook als de eerfte Parlementen deiNatie ingericht. Volgends hunne ooripronglijke beftemming moesten zij eigenlijk alleen uitfpraak doen over de Proeven van Liefde, welke eikanderen beminnende : Perfoonen , de een van den ander eischten. Doch hun rechtsgebied ftrekte zich langfaamerhand' zoo verre uit , dat zij over de Rechten der Mannen en Vrouwen uitfpraak deeden , nieuwe gcwoontcns invoerden, en anderen als misbruiken affchaften ; doch in 't bijzonder hielden zij zich bezig , met de Natuur en het wezen der Liefde , • de volmaaktheden en .rebreken der Schoonen , de Rechten , Pligten •en opofieringen der Liefde , met eene kks"heid en gefleepenheid ,' die zelfs de geoeffendfte Redekurftenaaren 'tot eere verftrekt zoude hebben , en die als een uitwerkfel 'der ïchoolfche wijsbegeerte befchouwd kan worden , tc onderzoeken — Als een voorbeeld van zoodanig een onderzoek , kan het volgend gefchil worden bij*-cbra en flierven, zoo als de Riddei? de la Tour te regt zegt , in het betrachten hunner Ordenspligten , als Waare Martelaaren der Liefde , Waar door deeze geheele Secte fpoedig verdween» In het begin der zestiende Eeuw waren de Zeden der Hoven en Steeden , zoo wel onder de Leeken als Geestlijken, inzonderheid in Duitschland , nog even zoo verdorven > als in de Voorgaande tijden. Luther die de beste Vorsten vatt zijnen tijd naauwkeurig kende , pleegde van dezelven te zeggen : Een Vorst is een wildbraad Voor den Hemel > en , gewoonlijk regeereh alleen booswigten eh tijrannen. Hunne ftrengfte maatregelen tegens de Hoererij en het onmaatig drinken waten vruchteloos , dewijl dezelven, bij aanhoudenheid door hunne eigene voorbeelden gefchohden wierden. Alle de Straaten Wa* ren met Roovers* Moordenaars, fchoone Vroutvsperfoonen en Meisjen van plaifier vervuld. In de Steeden duurden de Bordeeleh en gemeenfchaplijke Baden voor beiderlei geflacht , beneVen de oneerbaare kleedingen eh danfen * nog lange na de Reformatie , langer in de Proteftantfche dan in de Roomschgezinde Landen, ja, lam • ger  DER VOORT TEELING* 19$ ger in Duitschland » dan in Frankrijk voord* Zelfs in VVittertberg , was , nog kort voor den dood van hulhcr , de kleeding der Vrouwen zoo oneerbaar , en . de aanlokking der jonge Dochteren zoo onbefehaamd , dat die Hervormer zulks niet langer konde aanfchouwen , maar plotsling vertrok en ook zijne Vrouw beval , dat nieuwe Sodom te verlaten. Ook was het , in de daad niet mogelijk , door de groote omwenteling in den Godsdienst en de denkwijze van veele Duitfche Volkeren , het thands leevendc verdorven geflacht, op eens te herfcheppen. Toestand der Geflachtsneiging onder de verwilder* de , opkomende en verlich-v. te Volkeren* Volkeren van Siberiën» In de oogen der Barbaaren is de bevreediging der Geflachtsneiging , de eerfte behoefte van een Menschlijk wezen* Daar door is het in Sibcricn eene pligt der Gastvrijheid » vreemdelingen of hunnen intrek neemende bekenden , Vrouwen of Dochters aan te bieden. De Siberifche Man heeft een onbepaald recht , om met de bevalligheden van zijne Vrouw woeker te bedrijven , en haar, even als zijne Rendieren, Honden en Sleeden *  ï§-» DE GÉHÉIMËN den', tegens eenen zekeren prijs, voor eeneh tijd lang 'af te Haan. Hij ziet het als eene inbreuk5 op zijn recht van eigendom aan , wanneer zijne Vrouw zich aan anderen , en bijzonder aan Inlanders ten besten geeft ; doch laat zich ligt te vreede ftellen , Wanneer hem een Schaap 'ter fchaade vergoeding wordt aangeboden. Begeerd iemand de Vrouiv van zijnen nagebuur te bezitten ; is niets gemaklijker , dan dien aangaande eene overeenkomst te treffen. Men ruilt Vrouw Voor Vrouw , of de Mimiaar verfchaft ze zich voor een blaas vol Traan. Doch de flaavernij der Siberifche Vrouwen , reeds door deeze fchaamteloofe bereidwilligheid ffiet dewelke zij zich in ieders armen weipen , bewezen , wordt nog fterker daar door geftaafd , dat zij zelfs * wanneer hunne jeugdige bekoorlijkheden en hunne vruchtbaarheid beginnen te verdwijnen , hunne Mannen jonge Vrouwen aanbrengen , en ala Slaavinnen van dezelven , den zwaarsten huislijken arbeid verrichten. Van alle de Siberifche Vrouwen Ohderfcheiden zich hunne Zusteren in Kamfchatka daar door op het in 't oogloopendfte , dat zij niet alleen in eene veel geringere afhanglijkheid van hunne Mannen leeven , maar zelfs eene zekere foort Van heerfchappij over dezelven uitoeft'eneni De Vader huwd zijne Dochter niet zonder haare bewilliging uit ; de Man deelt alle de lasten van het huislijk leeven met zijne Vrouw , en zoo iang  DER VOORT TE E L IN G. 193 "lang deeze nog zijne Echtgenoot is , moet hij zijne Minnefnoeperijefi ten zorgvuldigften voor • haar verbergen * indien hij zich niet, even als door andere overtreedingen tegens de huislijke regeering vart de Vrouw , voor eenen zekeren tijd, 'van de echtlijke omhelfingeh en den Tabak , de twee onontbeerlijklte behoeftens voor iederen InWoonet van Kamfchatka , beroofd wil zien. — De grond deezer heerfchappij is waarfchijnlijk in de voortreflijkheid Van Ligchaam en Geest geléegen , door de Welken de VrouWe'n van Kamfchatka boven alle de overige Siberifche Vrouwen uitmunten -, en waar dooi- zij des te ligter de overhand over hunne Mannen bekomen , daar deeze door eene onmaatigë 'neiging tot zinlijke Liefde aan hunne Vrouwen verknocht zijm Doch deeze Vrouwen worden zelfs , even als alle hunne overige Siberifche Zusteren , van zulk eene heevige begeerte tot het andere Geflacht beheerscht , dat zij zich openlijk 'aan de omhelfingen hunner Mannen en Minnaaren overgeeven * en even als hunne Mannen, zelfs voor de oogen der Kinderen , de onnatuurlijkfte lusten voldoen en zonder fchaamte, even als de Dieren verlosfen* Hunne zinlijkheid is zoo fterk en onweederftaaiibaar en hunne trouw zoo gering j dat zij zich aan de begeerte van eenen ieder overgeeven , en daar door ook de Vrouwen van alle Mannen , even als hunne Mannen de beflaapers van alle Vrouwen genoemd worden* —= IL Deel* N Be*  194 DE GEHEIMEN Behalven eene algemeene ongelijkheid welke bij dit Volk tusfchen de Manlijke en Vrouwelijke Teeldeelen gevonden wordt , is deeze hunne onverzadelijke wellust de reden , om dewelke zij de fterker en manhaftiger Kofakken en Rusfen , oneindig hooger dan hunne zwakkere Landslieden fchatten , en te dier oorzaaken ontdekten zij ook genoegfaam alle de faamenzweeringen hunner eigene Mannen aan deeze vreemde veroveraaren van hun Vaderland. Bij het eerfte indringen der Kofakken in deezen oord , veroverden zij dikwijls een Harem van tien , twintig , dertig en meer jonge Dochteren en Vrouwen , welke zij vervolgends verfpeelden , waar door meenig Meisjen drie of viermaalen op eenen avond in andere handen viel , en door den geenen die haar won aanftonds in bezit genomen wierdt. Zij waren zoodanig op de Kofakkifche Minnaaren verzot , dat zij zich, door dezelven verfmaad wordende , vol vertwijfeling van het leeven beroofden. Ten tijde van Steller konde men geene KamfchatkaJ'che Vrouw , door eenige andere belofte of belooning bewegen om voor iemand te naaijen , te wasfehen of eenige andere kleine dienst aan hem te bewijzen , dan door daadelijke betuiging van Liefde, en zulks hadt men niet zoo dra gedaan , of zij droeg door het gantfche Dorp haaren roem op deeze Eere. Ame-  DER VOORTTEELING» 195 Amér.kaanen» Bij alle de overige Siberifche en Rusfifche Volken, even als bij de meeste Wilden der Nieuwe Waereld, heerscht de gewoonte , de Kinderen, reeds voor zij gebooren zijn, ten Huwelijk te geeven , en in 't bijzonder hunne Dochteren , reeds in derzelver vroegfte Kindsheid, voor eenen zekeren Diensttijd , of tegens zeker Gefchenk , te verkoopen, Vreemdelingen hunne Vrouwen en Dochteren aan te bieden, en zonder eenige plegtigheid bij eikanderen te komen en weeder van eikanderen af te gaan. Wanneer zich de Amerikaan in zijne Hut met ééne Vrouw vergenoegd, vindt hij nogthands in alle Plaatfen en Dorpen gelegenheid om zijne neiging tot de zinlijke Liefde te bevreedigen, dewijl overal de Ouders hunne Kinderen, de Mannen hunnen Vrouwen, en de Vrouwen en Meisjens,zich zeiven, voor eenekleenigheid aanbieden. Veele Wilden hebben wel maar ééne Vrouw tevens, doch deeze Vrouw ja* gen zij met haare Kinderen weg > wanneer hun zulks in den zin fchiet, en verwisfelen, zegt Do* brizhofer , meerder van Vrouwen dan de Europeérs van Hemden» Worden de Vrouwen niet weggezonden, zoo moeten zij het zich laten Welgevallen , de jongere Vrouwen als Slaavinnen te dienen. - Ook in Nietiw-Engeland behoort het tot de Gastvrijheid , dat de Vrouw of Dochter van het Huis • haar Bedde met eenen Vreemdeling N a dcelu  :t$fi DE GEHEIMEN deelt. 'Amburey, vondt in zijne verblijfplaats» omftreeks Cambridge , maar twee Bedden. Hij vraagde op welk Van beiden hij llaapen zoude ? •>•> Wij, Jonathan en ik, antwoorde hem eene oude Vrouw, zullen op dit llaapen ; het ander is voor U en onze Jemïna/' De Engelfche Officier bedankte voor deeze eer, en zeide dat hij des nachts zoude opblijven ; doch Jonathan vatte oogenbliklijk het woord op en zei: O bewaar ons,Heer Vaandrig, gij zult de eerfte Man niet zijn waar bij Jetnina geflapen heeft! Niet waar Jemina ? Neen , Vader , antwoorde deeze al lagchende , reeds bij veelen, maar nog bij geenen Engelschman. Labat zag onder de Amerikaanfche Negers Kinderen, die nog geen agt jaaren oud waren, poogingen tot het verrigten van het Minnewerk doen. Hij berispte dit tegens eenen Grijsaart, welke dit fpel met genoegen aahzag, en verwonderde zich , dat men het ongeftraft toeliete. De Ouden antwoorde hem; dat het werk der Voortteeling even zoo geleerd moest worden, als alle andere Handwerken, en dat er eene vroegtijdige oeffening vereischt wierde , om eens een goed Arbeider te worden. Die geenen , die in eenen onvruchtbaaren Echt leeven , worden om die reden als zoodanigen beichouwd, welke in hunne Jeugd niets geleerd hebben. Ten tijde van de verovering van Peru waren de Bewooneresfen van dat Land in zulk eene weelige wellust verzonken, dat hunne Mannen hun niet meer konden vol-  DER VOORT TEELING-- -97 voldoen en zij bereids hunne toevlugt tot de zonderbaarfte middelen genomen hadden ;. doch wanneer zij de kragt der Europeërs leerden kennen, wierdt hunne Hartstocht zoo woedende, dat dne honderd Wijven van den Inka Atabalipa , aan de Spaanfche overwinnaaren op het flagvcld zich prijs gaven, en hun daar na de beste hulp in het vermoorden hunner eigene Landslieden leenden. Van andere Zuidamerikaanfche Vrouwen verhaald men, dat zij ter vermeerdering van de fpanning der manlijke Roede, zich van giftige Infecten bedienden , welke dat lid tot eene buitengewoone groote deeden opzwellen , doch daar zij deeze giftige Angehreek niet konden heelen, zoo wierden hunne Mannen langfaamerhand de flagtoffexen van hunner Vrouwen onverzaadelijke begeerte tot het werk der Voortteeling en fchooten het Leeven er bij in. Uit deeze krankheid hebben veele , zelfs de Hr. Girtaner , doch zonder eenigen grond, den oorfprong der Venusziekte willen afleiden. In tegenoverftelling hier van, bericht Rager, dat er onder de Amerikaanen Mannen zijn, welke ten hoogftcn ijverzuchtig op hunne Vrouwen zijn, en hunnen ontrouw met de uiterfte geftrengheid ftraffen , terwijl anderen van dezelven weederom beweeren, dat het beneden de waardigheid eens Mans zij, de Kuisheid van zijne Vrouw in twijffel te trekken. In het gemeen heerscht onder de Bewooneren der Nieuwe Waereld, welke N 3 Piet  io8 DE GEHEIMEN met betrekking tot derzelver verbaafende grootheid , onbevolkt genoemd kan worden, de grootfte verfcheidenheid, met opzicht tot de ligchaam-. Jijke vorming en den ftaat van Geest en Zeden, Afrikaanen. De Afrikaanen, en onder deezen de Negers, zijn in Hgchaamsgeftalte en geestvermogens even zoo onderfcheiden als de luchtftreek welke zij bewoonen, In de binnenfte deelen van Afrika en onder de Negers op de Westkust, vindt men Menfcheneeters ; volkeren die op den laagften trap van befchaafdheid ftaan. Veel befchaafder zijn de Noord-Afrikaanen , en onder de Negers aldaar, treft men geheele Natiën aan, wier zedelijk Character goed en zacht is, en die de kuischeid bij gehuwde en ongehuwde Vrouwen hoog fchatten. De heete luchtftreek verzwakt de geestvermogens en geeft de zinlijkheid een overweegend geweld. De Negers leeven in de heetfte Landen der Aarde, en de duidelijkfte werkingen van den magtigen invloed der luchtftreek, doen zich zeiven in zoodanige ligchaamsdeelen der Negeren, die met de neiging tot de zinlijke Liefdein het naauwfte verband ftaan, op eene in 't oog loopende wijze befpeuren. De groote, breede, vooruitftaande Lippen , welke men bij deeze Natien aantreft, zullen , zelfs bij verftandige menfchen r als teekenen van eenen zeer zinlijken, even  DER VOORTTEELING. 199 even als derzelver fijne purperkleur, voor het merk van eenen fijnen en kouden fmaak, gehouden worden. Het Kind van eenen Neger wordt blank gebooren;de huid'om de Tepels en de Teeldeeleu, neemen het eerfte de algemeene Volkskleur aan. Onder deeze gloeijende Luchtftreek moet om die reden, bij het olijrijke Ligchaamsgeftel der Negeren, hunne Geflachtsneiging allerhevigst zijn.De Negers neemen zoo veele Wijven als zij onderhouden kunnen. Ieder van dezelven woont afzonderlijk en bezoekt den Man in haare week of in haare maand , om de geneugten van den Echt te fmaaken, en zijne Keuken te verzorgen. Onder zekere Natiën der Negeren bekomt die Vrouw, welke de Man het eerst kiest, of van wien hem den eerften Zoon gebooren is, boven de overige Wijven en Bijwijven het voorrecht, dat zij drie nachten bij den Man flaapt, daar de overige Wijven dit geluk maar eenen nacht genieten. Veele Negers hebben niet minder dan honderd Vrouwen; Moore vondt een Vlek bij Bruhoe, waar in niemand woonde dan een Man met zijne Vrouwen , Kinderen en Slaaven. Honderd Kinderen zijn voor de Negers eene kleinigheid. ■ In Cuinéa vindt men Negers die zeer ijverzuchtig zijn, en den ontrouw hunner Wijven met verftooting of met den dood ftraffen, of hun als Slaavinnen verkoopen. Alle de ongehuwde Negerinnen genieten daar en tegen zulk een onbepaald recht over de bevreediging van hunne natuurlijke N4 Lief-  *°° » E GEHEIMEN Liefde , dat zij zich niet. eens door de verras-, fching hunner Ouderen Iaaten ftooren. Het misbruik van deeze vrijheid verfirekt hun meer tot «er dan tot fchande. Zij zijn er hoogmoedig op van eenen, Europeaan, bezwangerd te worden, en de Negers zijn begeerig, een Meisjen te Huwen,, het. geen reeds dikwijls bewijzen, van haare vatbaarheid gegeven heeft; zij zijn blijde eene Bruid te vinden, die zich door haare Minnaarijen een. vermogen verworven heeft, het. welk hun voorden, Bruidprijs, dien zij aan den Schoonvader betalen moeten, fcha.adeloos fielt. Elders zijn de Mannen omtrent de Minnaarijen hunner Vrouwen en derzelver beevige begeerte naar de omhelfingen der Europeaauen, minder eigenzinnig en bieden zelfs hunne Vrouwen, en Dochteren den Vreemdelingen aan. In 't bijzonder gefchied dit onder alle dje geenen, die met de Europeaanen, bekend zijn,.en door den geest. van. Koophandel en de ondeugd van dezelven zoo verdorven zijn, dat zij., voor het lokaas, der Europifche Producten in 't bijzonder voor een glas Brandewijn, alles verkoopen en tot alles over te halen zijn. Veele Koninginnen der Negers en ook de Priesteïeslèn van den grooten Slang in Whida, hebben het recht zoo veele Mannen te neemen als hun belieft, en niemand durft dit aanzoek affiaan,. Hunne Mannen moeten hgt zonder morren verdraageu, dat deeze gewijde Hoeren zich aan alle buitenfpoorigheden overgeeven,, en durven het van hun-  DER VOORTTEELING. aai hunnen kant, op verbeurte van hun leeven, niet waagen, Hechts een ander Vrouwsperfoon aan te zien. Men vind onder de Negerinnen verfcheidene. welke het genot der Liefde tot eenen hoogefi graad van verfijnde Wellust gebragt. hebben. Het voorbeeld , het welk de Brue van eene galante Negerin te Senegambien verhaald , kan hier van ten bewijze verftrekken, Zij was in de kunst der Coquetterij en die der gerieflijke Leden der Vrouwelijke Sexe, zoo ervaaren en geoeffend, als eene Europifche Heldin Van deeze foort immer zoude kunnen zijn. Zij noemde zich SignoreBeliguera, was groot, fchoon en welgemaakt,bezat veel geest en verftand,doch nog meerder flimheid: fprak en fchreef zeer goed Fransch , Engelsch en Portugeesch, en hadt de gaaf van de Gefprekken op eene aangenaame wijze aan den gang te houden. Zij was de Dochter van eenen Koning der Negers en de Weduwe van eenen Portugeesch. Zy bezat aanzienlijke Rijkdommen , een fraai, wel gemeubileerd Huis en veele Bedienden, Zij hadt haare kunst om Mannen te verleiden , reeds aan verfcheidene Europeaanen beproeft, en haare bevalligheden Waren voor verfcheiden van dezelven gevaarlijk geweest. Toenmaals hadt zij den Neger-Koning yan Barra in haar net en wist zich van haar vermogen op denzelven zeer wel te bedienen; om die reden zogten de Europeaanen haare gunst. Ook N 5 de  202 DE GEHEIMEN de Heer de Brue maakte, uit zulke Staatkundige inzichten, bij haar zijne opwachting. Zij ontving hem in eene groote Zaal, die op de Portugeefche wijze , aan drie zijden Deuren hadt en met een Voorhangfel en Stoelen voorzien was. Het Middagmaal , het welk zij hem voorzette, was naar den Europifchen fmaak toebereid , en wierd op eene Tafel, die met fchoon Linnen bedekt was, gefield. Voortrefiijk Ooft, vet Gevogelte en fmaaklijk Wildbraad , waren de ter tafel gebragte Ipijfen; de Drank jbeftond uit Palmwijn en Punch. De Negerdame dronk onder den maaltijd niets dan Water en bij het einde van denzelven een weinig Punch. Zij onderhield het Gezelfchap zeer aangenaam, en de fchuld lag niet aan haar, indien zij geene overwinningen maakte. Zij droeg een fijn Mans hembd met gouden knoopen aan den hals en de armen; over het zeiven hadt zij, naar de Portugeefche fmaak een Tabbaard van Atlas. Haar Hoofdfierfel, was op de wijze van eenen Tulband, van wit Neteldoek met Goud, en verhief zich eenigzins in de hoogte. Zij hadt een Halsfieraad van Gouden Kogeltjens, met dergelijken van Amber cn Koraal vermengd, en aan bijna alle haare vingeren fraaije Ringen. Deeze kleeding bragt niet weinig toe ter verfaaijing van haar inneemend voorkomen. De Brue gaf haar een fchoon Gefchenk , en was vergenoegd, dat hij bij zulk eene gevaarlijke Vrouw, er nog zoo goed koop afkwame. In •  DER VOORTTEELING. C03 In het Land Gutto in Abhfynien , verbind de gewoonte den Vreemde Gast, bij eene der naaste Vrouwelijke Verwanten te llaapen. De Brue bekwam de Zuster van een voornaam Man tot Bijflaapfter en hadt geene reden zich over zijn lot te beklaagen. De AUsfyriers weeten van geene Echtlijke Verbindenisfen , zij fcheiden en vereenigen zoo dikwijls hun zulks belieft. Wanneer zij zich bij hunne Kannibaalfche Gastmaalen met het vleesch, het welk zij bij ftukken van een leevendig Dier hebben afgefcheurd, verzadigd hebben , is het in hunne oogen eene alleronverfchilligfte zaak, in het volle Gezelfchap, de behoeftens der natuurlijke Liefde te bevreedigen. Er gefchied bij zoodanig eene gelegenheid niets anders, dan dat twee Mansperfoonen hun opperkleed, in plaats van eenen fcherm , voor het bedrijf houden. Is de rol uitgefpeeld, dan drinkt het Gezelfchap op den welftand van het gelukkigPaar, terwijl intusfchen eeu ander deszelfs voorbeeld volgt. Zuiox.andek.en. Het grootfte gedeelte der Zuidzeeëilanderen, in 't bijzonder de bewooneren der gemaatigde luchtftreeken, bezitten eene zekere foort van befchaafdheid. Zij drijven eenigen handel met Kokos-olij, Kleederen en Papegaaijen - Vederen. Doorgaands is bij hun de Monogamie ingevoerd, en de Huwe-  2o4 DE GEHEIMEN welijken worden vrij zuiver gehouden , behaïven bij de Aanzienlijken en Rijken. Voor den Echt zijn de Meisjens niet zeer confcientieus met hunne Minnaaren. Het is eene foort van oneer voor dezelven, nog niet manbaar te zijn. Qm die reden worden zij, zoo dra zich eenig kenmerk daar van opdoet, aanftonds in de lendenen, met breede boogachtige zwarte flreepen , door dq Prieste. ren, welke het uitfluitend recht tot het verrigten deezer operatie bezitten, gemerkt. Indien men eene jonge Dochter verwijt dat zij dit kenteeken nog niet bezit, laat haare eer niet toe, den fpotter in zijne meening te laten, maar zij moet hem, tunica velata recin£ta, door eigen oogen van het tegendeel overtuigen. De Vrouwen Van Nieuw-Zeeland zij„ vrolijk van aart en danfen veel: nogthands fchijnen zij fchaamte te bezitten. Eene Zeelanderin vondt behaagen in een der Matroofen van Cook, deeze vorderde van haar verfcheidene bewijzen van haare Liefde , ten kosten van haare kuischheid ; doch van dit oogenblik af aan, wilde zij hem niet meer in haare tegenwoordigheid dulden. De Echt verbind de Vrouwen tot eene ongefchondene getrouwheid. De vrije Vrouwsperfoonen , integendeel , gaven zich aan de Matroofen van Cook ten besten ; doch vraagden echter vooraf verlof aan. de Mannen die eenige betrekking op hun hadden , en voldeeden hier door aan het onbeperkt gezag het welk de Mannen aldaar over de Vrou," wen  DER VOORTTEELING. ao£ •wen voeren. Zij bekwamen derzelver inwilliging voor een gefchenk, en deeden zich door hunne Minnaaren een ander ter fchaadevergoeding geeven. Daar en tegen zouden veele anderen de begeertens der Europeaanen niet voldaan hebben, indien zij niet door bevel en bedreigingen daar toe genoodzaakt waren geworden. De Tijrannifche Heerfchappij der Mannen over de Vrouwen in Nieuw Zeeland , ging zoo verre, dat zij hunne Dochteren en Zusters naar het Schip ileepten , en dezelven , in weerwil van hunne' traanen en van hun fmeeken i, in de duistere Vertrekken van het zeiven , aan de woeste begeerte van een ieder ten prooij gaven : zij geloofden hun onweederftaanbaar verlangen naar ongewoone zaaken, als ijzeren werktuigen en dergelijken, niet goedkooper te kunnen voldoem ' Op Taheita , de 'gezellige ell vriendfckaplijke Eilanden*, heerscht tusfchen de beide Geflachten veel meer billijke gelijkheid, en inzohderheid is de achting , die men aldaar aan de Vrouwen bewijst, een onweederleglijk bewijs , dat deeze Eilanderen veel meer befehaafdheid dan de voor-; gemelden bezitten» Dte 1 Ligchaamsgeftalte der Schoonen aldaar * 'hunne vriendlijke lonken , hunnen zachten en tevens vuurigen opflag van oog , gepaard aan eene opgeruimde gemoedsgefteldheid , leevendige verbeelding , ongemeen aandoenlijk gevoel, zachtmoedigheid en bevalligheid , ja zelfs eenvoudigheid en openhartigheid,  S06 DE GEHEIMEN heid , maakten geenen geringen indruk op -het harte der Mannen , en verzekeren de Vrouwen van eenen beftendigen invloed in de openbaare en huislijke Zaaken , welke zoo groot is, dat eenige Reiiigers daar door zelfs in het denkbeeld zijn gebragt, dat de Mannen Slaaven der Vrouwen waren. —- De wellust der Taheiticrs is ontegenzeglijk de flegtfte zijde van hun Charafter. De gastvrije Taheitier befchouwt het als een pligt, den Vreemdeling , in zijne Hut, waar-in zich in 't geheel geen afgezonderd gedeelte bevind , de Hoofdbeftemming van zijn natuurlijk Aanwezen te laten verrigten. Hunne Palmbosfchen zijn de wellustige Oorden , in dewelke In- en üitlanderen alle gurtst beloofd , ja zelfs aangeboden wordt. Is een Kind het gevolg van zoodanig eenen verliefden omgang, dan ontftaat daar uit eenen wettigen Echt; zob niet, dan ftrekt dezelven aan het Meisjen in geenen deele ten fchande: zij blijft, zoo wel na als voor, eene goede parthij. De gehuwde Vrouwen , integendeel, zijn waare voorbeelden van ' trouw. —, Het fchijnt, dat zich bij dit Volk , het welk onder eene -dér voordeeligfte Luchtftreeken van den Aardbol, onder eenen altijd zachten en helderen Hemel leeft, en aan het welk de Natuur de fchoonfle en heerlijkfte vrugten vrijwillig aanbied, de zinnelijke Liefde, als het hoogde genot van zijne Gelukzaligheid, met haare genieting vereenigd heeft. Cook en zijne Reis-  DER VOORTTEELING. 20? Reisgenooten zagen in de tegenswoordigheid van veele andere Menfchen , dat een bijna zes voet grooten Jongeling en een Meisjen van elf a twaalf jaaren , openlijk aan Venus offerden, zonder daar bij het nünftc denkbeeld of eenig gevoel van cnbetaamelijkheid te laten blijken. Onder de Aanfchouweren bevonden zich ook veele aanzienlijke Vrouwen , en in 't bijzonder de Koningin Obcrea , die bij deeze .Plegtigheid voor aan zat, en het Meisjen onderrigte hoe aij zich daar bij gedraagen moeste ; doch het zeiven hadt, niet tegenftaande het nog zeer jong was, dit onderwijs niet noodig. De Koningin Obe- rea hadt niet alleen fchaaren van Minnaaren rondsom zich , maar gaf zich ook onbefchroomd aan de Engelfchen over, zonder zich in de oogen haarer Onderdaanen te onteeren , of dezelven eenige ergernis te geeven. Op Taheita , de vriendfchaplijke Eilanden en daar om ftreeks, is eene Maatfchappij aanwezig , welke zich Errioy noemt > en doorgaands uit Oorlogslieden beftaat, wier oorfpronglijke vereeniging de verdeediging van het Vaderland ten oogmerke hadt. De Voorrechten , welke zij zich boven anderen aan. maatigden, naamentlijk om niets te doen, en zich van deft arbeid van anderen te voeden, dooiden invloed vandeLeevensmiddelenen andere dingen, waar door de prikkeling der zinnelijke begeerte vermeerderd wordt, onderfteund, deeden deeze Maatfchappij zich zoo diep van derzei-  *io8 DE GEHEIMEN zeiver eerfte inftelling vervallen , dat zij thands Feesten viert, die aan de uitgelaatene weelde van de Bacchanaalen der verbasterde Grieken en Romeinen grenfen. Deeze Feesten worden door de ligte Vrouwlieden dier Natiën, met hunne fchaamteloofe danfen, bij dewelken zij , door de wellustigfte Houdingen, de begeertens der Errioys ontvonken , en zich op ftaande voet aan hun overlaten, vergezeld. Ten einde nu deeze foort van Menfchen voor de overige Inwoonereil niet gevaarlijk zoude worden , is er eene Wet ingevoerd, dat ieder, door een Errioys bezwangerd Vrouwsperfoon , haar Kind, onmiddelijk na de Geboorte moet verflikken. Deeze door de Gewoonte en Wet onderfcluaagde Onnïenschlijkheid , is waarfchijnlijk gegrond op de Gelofte van Ongehuwdheid, welke eene Grondwet van de oorfpronglijke inrichting van deeze Orden was, en waar door den naam van Vader t aan ieder Lid van dezelven ten hoon verftrekt ; doch heeft voor deeze verbasterde foort van Menfchen dat voor hun gewenscht gerief, dat het Kind den Vader niet ten last wordt en de Moeder niet in haare geneuchtens hindert. Alleenlijk worden deeze Kinderen, onder dat beding in 't leeven gelaten * dat de Moeder eenen Man in deeze Maatfchappij moet vinden j die het voor het zijnen aanneemt. In dit geval worden beiden uit dezelve verftooten, en verliefen alle hunne Voorrechten en de deelneeming aan de buitenipoo* ri»  DER VOORT TEEL ING» fco? ïige Wellusten der orden. Het is ligt te denken, dat door deeze Errioys 'de Geheimen^ der ontucht, al langer hoe meerder , onder dit anders zoo gelukkig en grootmoedig Volk, het welk nimmer beminnenswaardiger uit de hand der Natuur te voorfchijn hadde kunnen komen , verbreid zijn geworden , en waarfchijnlijk waren de Vrouwen, die bij de Matroofen van Cook te fcheep kwamen, en dezelven door woorden , Gebaarden en Danfen tot wellust aanfpoor. den, in deeze Maatfchappij ingewijdt. Eene andere oorzaak , welke de Vrouwen zoo geneegen maakt om zich aan de Vreemdelingen ten besten te geeven , en tevens beiden Geflachten zoo ligt tot diefftal verleidt, is de onweederftaanbaare Neiging naar Europifche WaareiL Forfter verhaald van eenen voornaamen Tahei' tier, Potaiau genaamd , wiens edel Character door den Omzeiler der Waereld met recht ten hoogften bewonderd wierdt , dat hij zulk eene grenfeloofe en heevige begeerte naar roode Veederen hadt, welke in Taheita voor het kost" baarfte cieraad gehouden worden, dat hij- alle zijne Zwijnen, en wat hij anders aangenaams hadde , den Britten voor zulke Veederen overgaf, en wanneer zijne bezittingen eerder uitgeput ,• dan zijne begeerte naar dit verfierfel verzaadigd waren , wierdt hij het met zijne Vrouw eens , dat zij zich aan den Kapitein zoude aanbieden , ten einde nog meer zulke Veederen te II. Deke. O bc-  llö DE GEHEIMEN bekomen, ten welken einde zij dan ook als eerl bereidwillig Offer , tunica velata recindta voor hem verfcheen. Hier bewerkte dus de Pronklust en Hebzucht des Taheitiers en de Wellust van den Brit, het geen de Liefde tot den Brandewijn bij andere wilde Volkeren , en het eigenbelang der Europifche Kooplieden uitwerkt. Namentlijk de Verlogemng van Natuurlijk Gevoel.. De Inwooneren der gezellige Eilanden hebben een leevendig en tot vrolijkheid overhellend Natuurgeftel. De hitte van hunne Luchtftreek veroorzaakt eene verflapping van de vaste Deelen van het Ligchaam , en maakt, in 't bijzonder de aanzienlijken , zoo loom, dat zij zich door anderen de fpijs in den mond doen brengen. Bij het rijklijk , gezond voedfel, het welk zij genieten , en onder eenen zoo lieflijken Hemel , werkt de prikkeling ter omhelfing met eene verdubbelde kragt. Reeds in de vroegfte Jeugd geeft zich het fchoone Geflacht aan de losbandigfte buitenfpoorigheden over , en in alle hunne Gezangen en Schouwfpeelen , welke zij met de dubbelzinnigfte Dan/en vergezellen, ademt alles begeerte naar Wellust. A S I A A N E N.' Indien men de Chineefen en de Inwooneren van Japan , uitzondert achten alle de overige Vol-  DER VOORTTEELING. au Volkeren van het Zuidlijk gedeelte van Afia en alle de Bewooneren der Oostindifche Eilanden, de Eere der Vrouwelijke Kuischheid zoo weinig , dat zij den Européaanen hunne Vrouwen en Dochteren aanbieden , en die zelfs dwingen, om zich aan de Vreemdelingen over te geeven. Dit doen niet alleen de Gemeenen , maar zelfs de Voornaamften , die het zich , even als de Negers , eene Eer en Geluk rekenen, indien in hunne Familien, Kinderen van blanke Vaders gebooren worden. De Chineefen overtreffen alle andere Volkeren van Zuid-Afia in jaloersheid; zij vergunnen hunne Vrouwen in 't geheel geen bezoek van Mannen , en laten hun , op hunne reifen, in digte, met ijzeren boomen verzekerde Draagkoetfen vervoeren ; te dier oorzaake blijven zij ook even zoo ruw, als zij uit de handen der Natuur ten voorfchijn zijn gekomen. De gemeene Meisjeus van Vermaak en Danferesfen worden in China voor eerloos gehouden en alleen geduld: ja, dewijl zij dikwijls aanleiding tot onlusten gegeeven hebben , is het hun nergends veroorloofd , binnen de Muuren der Stad te woonen, of hunne eigene Huifen te hebben. Desniettegenftaande beliep het getal der openbaare Boeleerfters , ten itijde van Vader du Halde , in de Voorfteeden van Peking, op twintigduizend. Zekere Mannen, die weeder onder eenen Opperbevelhebber ftaan, hebben het opzicht over deeze foort van Menfchen, en moeten voor alle O a ón-  si* D Ê GEHEIMEN ongeregeldheden inftaan , en ' dei'zelver Bevelhebber is verpligt , de vreemde Gezanten , alle Nachten , van gezonde Bijflaapfters kosteloos te voorzien. In Japan is in tegendeelhet openlijk genot der wilde Liefde gepreviligeerd, en dewijl de Chinccfcn dit Land bezoeken, om de in hun Rijk meer beperkte wellust te genieten, heeft Japan den naam van het Chineefchs Hoerhuis bekomen. Men vindt in Japan eene meenigte Vrouwenkloosters, welker vroome fchoone Bewooneresfen hunne wenfchen aan de teedere omhelfingen van vuurige Monniken wijden. In Nangafaque , waar het fchoonfte Volk Van gantsch Japan woont , beftaat het grootfte gedeelte der Stad uit huifen voor gerieflijke Vrouwen. Arme Lieden kunnen hunne welgemaakte Dochteren niet beter uitzetten , dan dat zij dezelven in hunne vroege jeugd aan iemand verkoopen , die naar zijne omftandigheden , twintig of dertig van dezelven in zijn huis opneemt , en hun door onderwijs in het Danfen , Zingen , Brieffchrijven en andere verfijnde kunsten der Liefde, de bekoorlijkfte Talenten veffchaft, waar door zij Mannen en Jongelingen verleiden en in den grond bederven kunnen. In Tunquin , Tegu , Siam en op andere plaatfert , komen zelfs de Vrouwen der rijkfte Mandarynen aan boord , en vraagen aan iederen aankomeling, of hij geene Vriendin of Bijflaapfter noodig hebbe. Wil iemand geduurende zijn verblijf in het Land  DER VO0RTTEEL1NG. 313 Land een Meisjen huuren , zoo komt hij met de Familie omtrent den prijs over een. Wanneer de Minnaar vertrekt, keert zij in haar Vaderlijk huis te rug « en het ontbreekt als -dan aan geene Jongelingen, die om haar uitkomen. Komt hij ten tweeden maale weder in 't Land, zoo mag hij zijne gewezene Lieffte zelfs van haare Man terug eisfchen, en deeze neemt haar, bij het vertrek der vreemdelings, zonder bedenken weeder aan. Verfcheidene Reifigers verzekeren, dat deeze Bijflaapfters hunne Europifche Minnaaren veel getrouwheid bewijzen, en hun dikwijls, door vroegtijdige waarfchouwing, tegens de verraaderlijke aanflagea der Moordzuchtige Afiaanen beveiligen. . Even als de Natuur ieder Menschlijk wezen kragt geeft , om de zijne vrijheid beperkende Boeijen te draagen , zoo heeft zij hem ook kragt en een eeuwig, nooit vermoeid uitzien naar het verbreekeu deezer kluisteren gefchonken. Te dier oorzaake vindt men ook bij het Vrouwelijk geflacht, zoo dra wij het uit ijverzucht Tijranniieeren en op eene onbevoegde wijze beperken, eene geneigdheid tot liefds-intrigues en buitenfpoorigheden. Deeze geneigdheid nu, moet des te fterker zijn, hoe meer uiterlijke oorzaaken er voorhanden zijn, welke de zinlijkeid van eene overmagt over het zwak verftand verzekeren , en dus natuurlijker wijze , weder ter ontfchuldiging van de voordduuring van den dwang dienen. Op deeze wijze wordt de werking weeder oorzaak, en , indien O 3 de  ë,4 DE GEHEIMEN de Vrouwen ophouden , zelfs bewaarfters . van hunne Eer te zijn , zoo winnen zij door de bewaaring van hunne Eer even zoo weinig met opzicht tot de achting, als zij door het verlies van dezelven , in hunne eigene oogen verlooren zouden hebben. Dit is dè toeftand van het fchoone Geflacht bij alle de Morgenlandfchc Volkeren. De Mannen ontfchuldigen hunne geftrengheid met de buitenfpoorige neigingen en het listig Character hunner Vrouwen en Bijflaapfters $ zonder te bedenken, dat zij de fchoonfte helft van het Menschdom hier door in een nog dieper verderf •Horten. De lust van eene Vrouw , zeggen de. Indifche wetten , kan even zoo weinig bevreedigd of verzaadigd worden , als een verteerend vuur door de brandftoffen die men in het'zeiven werpt , of als de groote Zee door de vloeden die daar in hmjne uitwatering hebben, of als het Rijk der Dooden door de Menfchen "en Dieren , die door het zeiven verflonden worden. De Vrpuw , vaart de Geest der Indifche Wetgeeving voord , heeft aes ondeugden : ten eerHen , eene ongemeene begeerte naar kostbaare kleederen en fieraad , als meede naar zeldfaame lekkernijen ; ten tweeden , eene onmaatige neiging naar zinlijke geneugtens ; ten derden, eene onnatuurlijke gevoeligheid voor beleedigingen ; ten vierden , eene fterke en bedekte wraakgierigheid ; ten vijfden, eene aangeboorene boosaartigheid , uit kragt van dewelke haar al' het goed  DER VOORTTEELING. ai$ ' goed in andere Menfchen als iets boos voorkomt, en ten zesden , eene neiging tot allerlei deugde- loofe handelingen.. Daar nu de Indiaanen , Perfen, Turken en andere Morgenlanderen , de Vrouwen geenen aanleg tot deugd, geene vatbaarheid voor kundigheden , toekennen en dezelven ook in 't geheel niet in hun begeeren , zoo fchatten zij hun alleen naar de maat van het zinlijk vergenoegen dat zy verfchaffen kunnen ; om die reden is eene zekere rondte en vetheid in de Vrouwsperfoonen, in hunne oogen van eene grootere waarde , dan de volmaakfte fchoonheid, of de fchitterendfte bekwaamheden en edelfte deugden. Bij dit volkomen gebrek van alle waare Liefde is het ligt te befeffen , tot welk eene hooge graad de brandende Lüchtftreek van het wellustige Afia, de zinlijkheid der geestloofe Vrouwen ontvonkt. De fchoonfte Jonge Dochteren worden in hunne vroegfte Jeugd opgekogt , bij duizenden in de Harems der Koningen en Grooten verzaameld. Door de traage en werkloofe rust , in dewelke zij leeven, door de verhittende fpijfen en lekkernijen x die zij nuttigen , moeten noodwendig hunne reeds buiten dien heevige neigingen , tot een verteerend vuur overflaan , en daar deeze neigingen bij de minften op eene natuurlijke wijze bevreedigd worden, zoo ontftaan uit dezelven de affchuwelijkfte uitbarstingen van onnatuurlijke Lusten, Hartstogten en ondeugden. Dan, dit is nog geenzins de eenige pijniging, waar O 4  si6 DE GEHEIMEN door deeze bejammerenswaardige foort van Men. fchen gefolterd wordt: de Nijd en jaloersheid jegens gelukkiger Meedeboeleersters, de ontwerpen van wraak om dezelven uit den weg te ruimen , en eindelijk de geweldaadigheden van hunne Meesters en Gebieders , de hoonendfte mishandelingen der gefneedenen, voltooijen de diepe Ellende , waar toe deeze ongelukkigen , van het eerfte recht van Mensch beroofde Schepfelen, verwezen zijn. Om de nieuwsgierigheid mijner Lezeren te bevreedigen , zal eene kleine befchrijving van den Koninglijken Harem in Perfien , aan den welken alle de overigen in het Oosten vrij gelijk zijn, hier ter juiste plaatfe komen. Voor deezen Harem worden de fchoonfte Jongvrouwen uit Geor. gien , Cirkasfien en het geheele Perfifche Rijk, bij eikanderen gezogt. Indien men hoort , dat zich in de eene of andere ftadt, of Familie, een Meisjen van uitmuntende fchoonheid bevind, zoo verzoeken de Koninglijke bedienden , zonder verdere omftandigheden , om het zelve voor den Harem des Koning , en de Ouderen geeven hunne Dochters zeer gaarne , ja zoeken zelfs, door allerlei wegen , hun in denzelven te krijgen ; dewijl zij als dan een jaargeld bekomen , het welk met het geluk hunner Dochteren toeneemt, en daar en; boven hoopen kunnen , andere bewijzen van de genade van hunnen Koning te erlangen. Zoo dra deeze nieuwe flagtoffers in den Ha-  DER VOORTTEELING. aijr Harem getreeden zijn , zien zij, buiten hunnen gebieder , geen Manlijk aanzicht meer ; want in het zeiven worden alle de Handwerken , alle de Hofdiensten en Wachten , zelfs alle de Godsdienstige verrichtingen, door Vrouwen verrigt. Zelfs mogen geene Blanken gefneedenen den Harem naderen , op dat hunne verfchijning de opgeflotenen niet zoude doen vermoeden , dat er nog apdere, hunnen Koning gelijkenende Mansperfoonen zijn. Alleen de leelijkde en oudfte Negers uit Afrika , of van de Kust van Malabar , wien men van alle teekenen en overblijffelen der Manlijkheid geheel beroofd heeft , hebben vrijheid' om in den Harem te komen , en een van dezelven is overde Opzichter der Vrouwen , welke bediening zoo aanzienlijk is, dat zelfs 'sKonings gunstelingen voor hem moeten beeven , dewijl hij , zulks noodig oordeelende, kan geesfelen en dooden. Iedere Bewoonfter van den Harem heeft haar afgezonderd vertrek : of ten hoogden woonen er twee in eene Kamer , eene jonge en eene oude. Geen hunner vermag haare naaste Gebuur of Vriendin te bezoeken, zonder vooraf verlof daar toe bekomen te hebben. Ieder bekomt- daagelijks haar Eeten , en op vaste tijden zoo veele kleederen en geld als bedongen is. Ook wordt een ieder van haar door afzonderlijke Slaaven en Slaavinnen bediend , onder dewelken de eerden niet alleen ontmand , maar beneeden de tien, of bo0 5 ven  £18 DE GEHEIMEN ven de vijftig jaaren zijn. Hunne eenige bezigheden zijn Zang en Dans voor den Koning en eenig Kantwerk ; doch de meesten brengen hun leeven in eene volmaakte ledigheid door. Op zachte Sopha's uitgerekt , rooken zij van den morgen tot den avond Tabak en laten zich door hunne Slaaven en Slavinnen wrijven , waar in het voornaamfte vergenoegen der Afiaanen beftaat. Onder alle Schoonen , die den Koning behaagen , heeft alleen die geene , die zoo gelukkig is , dat zij den eerften Zoon baart, reden, haare beftemming te zegenen , dewijl zij hoopen kan , eenmaal den rang en het aanzien van Moeder des Konings te bekomen , welke, naast den Opperften Gefneedenen , het grootfte gezag, zoo .wel binnen als buiten den Harem uitoeffend. Zij vergeeft niet alleen de waardigheden tot dewelken men in het Sereil verheven kan worden , verkiest niet alleen de geenen die gehuwd zullen worden en heeft niet alleen het leeven van de Bijflaapfters des Konings in haare hand , maar ftaat ook altijd met de Ministers in verbindenis , welke meestal hunnen wil , even zoo blindelings als dien van' den Koning, gehoorzaamen. Alle de overige Bijflaapfters , die na de geboorte van den eerften Zoon, Kinderen ter waereld brengen, worden in afgezonderde vertrekken van den Harem gebragt , alwaar zij veel ftrenger dan de overige bewaakt worden , en in het onophoudelijk  DER VOORTTEELING. 319 lijk gevaar leeven , van , benevens hunne Kinderen , door den regeerenden Koning , of deszelfs opvolger , ter dood gebragt te worden. Onder alle de Vrouwen , die Kinderen in 't leeven of ter waereld gebragt hebben , of zich Zwanger bevinden, heeft geene eene immer hoop van er uit te komen , of aan eenen voornaamen Staatsdienaar uitgehuwelijkt te worden , het welk nogthands de vuurigfte wensch van allen is. In 't bijzonder worden zij , na den dood van den Kohing , wiens Bijflaapfters zij waren, in een afgelegen gedeelte van den Harem opgefloten, alwaar zij eeuwig van den eigenlijk gezegden Harem en van de geheele Waereld afgefcheiden zijn. Om het gevaar van deeze onherftelbaare ilaavernij te ontgaan,(ontwijken alle de Schoonen van den,Harem de omhelfingen des Konings zoo veel hun mogelijk is, of zoeken ten minften de zwangerheid en het Kinderbaaren, door allerlei flegte kunsten te verhoeden ; hier in ligt de grond van de meenigvuldige afdrijvingen der Vrugtèn in 's Konings Harem. De fchoonfte Jongvrouwen gebruiken allerhande voorwendfelen, en meestal dat der Maandelijkfche onpaslijkheid , om de begeerte • des Konings te verijdelen , niettegenftaande de gruwfaamfte ftraffen op dergelijke misleidingen volgen wanneer zij ontdekt worden. Abes de tweede , Koning van Perfien , liet eene jonDochter , die zich zijner Liefde onttrokken hadt, in eenen fchoorfteen vastbinden en door een onder  psa DE GEHEIMEN der haar aangedoken vuur, langfaam verbranden. Dan, onaangezien de Vrouwen van den Harem, hun verblijf als eene Gevangenis, en de Liefde des Konings als hun groode ongeluk befchouwen , zoo benijden en vervolgen zij eikanderen echter onderling op het allerVijandigfte. De oorzaaken hier van , zijn, of de grootere en meenigvuldi•gere gunstbetuigingen des Konings en in 't bijzonder de rijkere Gefchenken ; of het eergierig ltreeven naar hoogere waardigheden , en de begeerte om , voor anderen , uit het Séreü gehuuwd te worden , of eindelijk de verteerende .ijverzucht der Tribaden onder elkandercn. De Oosterfche Vrouwen zoeken veel meer de genee» genheid van fchoone jonge Dochteren, dan die der Mannen , en beminnen elkanderen vuuriger dan zij hunne Mannen en Gebieders doen. Deeze onnatuurlijke neigingen brengen eenen haat tegens het Manlijk Geflacht te- weeg , even alsde onnatuurlijke Liefde der Mannen, onverfchilligheid jegens de' Vrouvyen veroorzaakt. Hier wit ontdaan de ongehoordde misdaaden en zelfs geheime Moordenaarijen , welke gedaadige onderzoeken , fchandelijke Geesfelingen en geduchte Doodflraffen naar zich fleepen. Eenige worden in de afgeleegendde deelen van den Harem en tot den Jaagden arbeid verwezen ; anderen worden met Roeden geftraft , weeder anderen verworgt , verbrand, of leevendig begraaven. Doch door alle. deeze harde ftraffen , kan de magtig- fte  DER VOORTTEELING. *-$ fte Koning echter niet verhinderen , dat heirt niet eene geliefde Vrouw , en nog meenigvuldigef zijne Kinderen , door vergift, of op eene andere wijze ontroofd worden. De Koninginne Moeder, laat van tijd tot tijd verfcheidene Kinderen van haaren Zoon verflikken, indien derzelver aantal te groot begind te worden. De Koningen wecten dit, zónder het te verhinderen; doch indien zij het al wilden doen, hoe zouden zij het fpoor der boosheid, in den onmeetlijken Doolhof van hunnen Harem ontdekken ? Dan, de Harems der Morgenlanderen zijn zelden zeer Kinderrijk; want indien al de Mannen zich niet zoo vroeg magtloos maakten , indien zij zich al niet zoo meenigvuldig in de armen van Boeleerfters wierpen , of de onnatuurlijke Liefde "offerden , dan zij werklijk doen, zoo is het echter reeds uit den druk en de Vijandfchap der opgeflotene jonge Dochteren en Vrouwen, gemaklijk te verklaaren , waarom de Oosterlingen over 't geheel minder Kinderen teelen dan de Europeërs , die zich met ééne beminde Vrouw vergenoegen. De listige Geest van' onderneeming welke onder de Morgenlandfche Vrouwen heerscht , is een natuurlijk gevolg van hunne ijverzuchtige opfluiting. Genoegfaam Zonder uitzondering , zijn.de ' Vrouwen in het Oosten het verleidende cn aanvallende gedeelte van het Menschlijk Geflacht. Dewijl zij zelden of nooit fchrijven kunnen , - hebben zij eene bijzondere teekenfpraak uitgevon- dens  izz DE GEHEIMEN • den , waar door zij hunne beminden hunne wenfchen en ontwerpen bekend maaken. Zij binden bloemen op eene zekere wijze in eenen krans ; of leggen Brood , Stroo , Zout, Hout en andere kleenigheden in eenen Neusdoek bij een, en laten dit door eene trouwe Slaavin in veilige handen overleveren. Qp deeze wijzen maaken zij hunne Gelieven den tijd cn de plaats bekend , wanneer en waar zij dezelven zien willen , en de gelegenheden hier toe, zijn, vooral voor de Vrouwen van den middelliand, niet zeldfaam ; want zij laten hunne Minnaaren in Vrouwenkleederen , of als Koopvrouwen , tot zich komen , of onttrekken zich, bij het bezoeken der Graven, op eene heimelijke wijze aan de oplettendheid van hunnen ■ Opziener of Opzieneresfen , die ook niet altijd onomkooplijk zijn ; of zij verwisfelen in de Baden van Kleederen , en gaan dan , vermomd , ter plaatfe waar zij hunne Minnaars hebben befteld. Dikwijls vallen zelfs gantfche hoopen wellustige Vrouwen, de Vreemdelingen aan, welke zij op eenfaame en afgeleege'ne Oorden ontmoeten , en dwingen hen, hunne wenfchen te bevrcedigen. Onder Volkeren, wier Koningen en Grooten talrijke hoopen van jonge Dochteren en Vrouwen in hunnen Harem bij een verzaamelen, moet het getal derVrouwsperfoonen verminderd , en de Vrouwelijke Sexe gevolglijk tevens in waarde verhoogd worden.  DER VOORTTEELING. a.1% den. Openlijke Meisjens van plaifier en verbindenisfen voor eenen tijd met gehuurde Vrouwsperfoonen, moeten te dier oorzaaken hier, veel onontbeerlijkerzijn, dan daar, waar geene Veelwijverij heerscht. Even deswegens is het huuren van jonge Dochteren en Vrouwen voor eenen zekeren tijd, in alle Oosterfche Rijken, als eene zekere foort van Echt veroorloofd , en wordt, even als ,de wezenlijke ■ Echt, openlijk en door dezelve Overheden geilo-, ten. Uit even cfenzelfden grond vindt men, in alle groote Afiatifche en Afrikaanfche Rijken, Gezelfchappen van Dansferesfen, welke een bijzonder Gilden of Zusteri'chap uitmaaken, die voor de belchermirlg, welke zij van, de Overheid bekomen, eene bepaalde fchatting moeten opbrengen. De Ba]aderen in Indoftan, zijn jonge Meisjens van tien tot zeventien jaaren, welke Danfcn, Zingen en het uitvoeren van kleene Tooneelftukkea leeren. Zij ftaan onder het opzicht eener oude Matroone, die hen in alle Vrouwelijke Kunsten, vooral in de Kunst van te bchaagen , onderricht. Deeze kiest uit de laagfte Volksklasfe de fchoonfte Meisjens, in eenen ouderdom van zeven a agt jaaren , uit, laat dezelven tot behoud van hunne fchoonheid Inenten , en maakt hun dan met de kundigheden en ligchaamelijke bekwaamheden van hunnen toekomftigen ftaat, wiens doel en oogmerk op niets anders gericht is, dan om de Rijken cn Aanzienlijken des Lands , Tijdverdrijf en zinlijk Vergenoegen te verfchaffen,bekend. Dan, dit moge  &4 'DE GEHEIMEN ge in den beginnen alleen derzelver doelwit geweest zijn, in het vervolg echter, zijn zij tevens voorwerpen der Weelde geworden , zoo dat niet alleen aan. de Hoven alle avonden door deeze Bajadercn Schouwfpelen en Danfen worden uitgevoerd , maar men in iedere Stad verfcheide-' ne troupen van dergelijke jonge Meisjens vindt, ■ die bij de minste buitengewoone gelegenheden gebruikt worden , om de Gezelf'chappen door hunne Kunsten en Bevalligheden te vermaaken. Voor een Meisjen van de beste foort bekomt de Matroone , aan welke zij in eigendom toekomt, Voor'eenen avond, honderd Rupien C°f Guldens) en dikwijls worden tot het Muzijk, bij, de Tafel en tot de daar bij gebruikte Tusfchenfpeelen en Danfen , twintig zoodanige Perfoonen vereisQht. Bij deeze Gezelf'chappen verfchij- nen de gezegde Bajadcren, reeds bij derzelver aanvang , in de vergaderzaal, begroeten iederen binnentreedende Gast al danfende en bieden hem in den naam des Gastheers , Arekanooten en andere Ververfchingen op een zilver bord aan; vervolgends Zingen , Speelen en Danfen zij beurtelings , zoo lang tot het Gezelfchap fcheidt. Heeft deeze of geene lust, de Talenten van eene deezer Bajaderen nader te leeren kennen , en haar ten dien einde tot den volgenden morgen bij zich te houden, zoo kost het hem gemeenlijk maar eene wenk. De Matroone aan wien zij toebehoord rekent de prijs van zoodanig eenen nachtgelijk met  DÉR VÓORTÏËËLING/ B(i£ met dat het welk zij des avonds verdiend heeft* naamentlijk honderd Kupicn ; doch in Perfien is een Toman , of vijf Rijksdaalers , de geringde prijs voor eene Danferes, welker verdienste dikwijls tot op vijftig Toma-nï Verhoogt Wordt: dan, wanneer derzelver verdiensten zoo zeer zijn afgenomen, dat men geen Toman meer voor hun wil geeven, worden zij Uit het Gezelfchap viitgeftooten. Van dit verdiende Geld echter , ontvangt het Meisjen niets;dit is in zijn geheel vóórhaar, onder wier gebied zij ftaat \ doch die geen , bij wien zij den nacht doorbrengt, moet haar des morgens een bijzonder Gefchenk gecVen, en dit beftaat, naar maate zij aan zijne verwachting voldaan heeft, of dat hij mild of rijk is, het zij in een Juweel, of ander fieraad. — De Gastvrijheid en goede Leevenswijze,gaan in Indien zoo verre » dat de Gastheer zijne Genoodigden, die als Vreemdelingen bij hem hunnen intrek neemen, en wien hij eenen goeden ontvangst wil aandoen , die Bajaderen, die dezelven het beste behaagen , in de kamer zendt, en niet alleen de Matroone betaald, maar hun ook de»Gefchenken doet toekomen, die zij, ingevolge de gewoonten, aan deeze Meisjens vexpligt zijn te geeven. — Onaangezien de Matroone de Meisjens niets dan Onderhoud cn Kleederen, het welk zeker op zich zclven kostbaar genoeg is, geeft, zoo bekomen laatstgemelden echter, door de zoogenoemde vrijwillige Gefchenken, dikwijls aanmerkelijke Rijkdommen. Het is niet IL Deel» P feld-  526 DE GEHEIMEN feldfaam eene Bajadère van de eerfte foort te zien, die voor meer dan twintig duizend Rupien Juweelen aanheeft. Intusfchen zijn er ook zoodanige Zangfters en Danferesfen van geringere foort 3 zelfs zoodanigen, die, om wat te verdienen, het Land rondreifen, en deeze zijn, bij lange na zoo kostbaar niet. Na het zeventiende Jaar, wanneer de jeugdige Natuur begint te verdwijnen , zijn de Bajaderen niet meer gewoon , als Tooneelfpeelfters, hunne bevalligheden openlijk aan te bieden, maar be. geeven zich onder de befcherming van eenen Bramin, in eene Pagode of Godentempel; doch niet gelijk in Europa, om van Hoeren Kweezeis te worden, maar om aldaar hunne voorige Leevenswijze voort te zetten. Het geen zij als dan door hunne bekoorlijkheden verdienen, bekomt de Bramin, die hun daar voor Huisvesting en Onderhoud verfchaft. Voor het overigen, wordt dit Handwerk in Indien , noch voor de geenen die het drijven, noch voor de geenen die er genot van hebben, voor onbetaamlijk gehouden ; want even deeze Meisjens zijn het, die op.de Feestdagen en bij plegtige Procesfien , ter eere der Goden, ia de Tempelen voor hunne Beeldenisfen danfen, Men gelooft dat de Goden in de fchaamteloofe Danfen der openlijke Boeleerfters een even zoo groot welbehagen , als de Koningen en Grooten hebben, en zelfs de vuurige en wellustige Brammen, die deeze Meisjens volmaakt in de geheime  DER VOORTTEEL.ING. ai? me Kunsten der Liefde inwijen, ftaan voor bijzonder Heilig bekend. Alle de Reisbefchrijvers verzekeren , dat dee ze betooverende Danferesfen de ongehoorde weelde der Morgenlanderen en den fpoedigen ondergang van geheele Familien, bevorderen. Zij ruïneeren niet alleen Jongelingen, maar dikwerf de voornaamfte Mannen ; zij verftrikken zelfs Koningen , geeven niet zelden geheele Volkeren hunne toekomftige Regenten, en maaken door hunne wellustige Danfen en Schouwfpelen, de zinlijkheid der Oosterlingen woedende. Chavdin kende veele verftandige Mannen , die zoo verzot op de eene of andere Danferesfe waren , dat zij het zelfs voor onmogelijk hielden , zich van hunne kluisteren te ontdoen. Deeze ongelukkige Neigingen ontfchuldigden zij daar meede , dat zij van hunne beminde voorwerpen betooverd waren. Zulke Slaaven der Liefde worden aan de Brandmerken , die zij aan hun geheel Ligchaam , maar in 't bijzonder aan de armen en in de zijden hebben, erkend. De Perfiaanen maaken dezelven met een gloeijend ijzer, en wel des te talrijker en dieper, hoe verliefder zij zijn } en hoe meer zij hunne Gebiederesfen van hunne Hartstogt overtuigen willen. Alle de Reisbefchrijvers hebben met de grootfte verwondering de fterkte en tooverkragt van de Speelen deezer Danferesfen, en de hevigheid der door hun ontvonkte begeertens gezien. Dikwijls verfchijnen p a m  fl28 DE GEriEIMÉN zij geheel ongekleed bij hunne panthomimifch'e cn wellustademende Danfen ; zij zoeken niet alleen door hunne oogen , door hunne gebaarden en de houdingen hunner Ligch'aamen de Aanfchouweren de verrukkingen der Liefde trapsgewijze uit te drukken, maar verhitten zich zelfs derwijze , dat hunne Danfen in wellustige ftuiptrekkingen veranderen. De begeertens van veele Indifche Grooten , worden hier door zoo aangeprikkeld efl zoo onverzadelljk , dat zij dikwijls in éénen Nacht, vier a vijf Gezelfchappen van Danferesfen doen komen, en wanneer zij dan bijna geheel buiten zich zeiven zijn vervoerd, en hunne wellust zoo afgemat is , dat zij naauwelijks hun aanwezen gevoelen , zich dan nog in de armen van eenen Abisfijnifchen Slaaf werpen. Hoe verleidelijk intusfchen alle de Sieraaden cn Kunften dier Danferesfen voor de bedorvene Oosterlingen zijn, even weinig indruk moet hun overgedreeven opfchik, en de ontelbaare Ringen, Banden en Ketenen, waar meede Ooren, Neus, Hals , Borst , Handen , Armen , Vingeren, Voeten en Teenen, behangen en bedekt zijn , op den gezonden fmaak der Europeaanen maaken; het walglijk fterkriekend Blanketfel, waar meede zij Wangen , Lippen , Oogen , Wenkbrauwen en zelfs de Handen en Nagels zoeken te verfraaijen , moet veeleer de hevis>fte begeerte naar hun genot verdooven. Zij puncteeren zich zeiven aller-  DER VOORTTEELING. 339 lerlei Bloemwerk op het Aangezicht en de Armen , of flikken zich met eenen zwarten draad zwarte kringen om de Oogen , waar door, volgends hun begrip , derzelver vuur oneindig fterker moet fchitteren. Inzonderheid verdient de zeldfaame wijze waar door zij de bevalligheid van hunnen Boefem, den voornaamften Zeetel hunner Schoonheid , zoeken te behouden , te worden opgemerkt. Om derzelver misftaande vergrooting voor te komen , plaatfen zij op dezelven twee zeer dunne houten vormen , welke door middel van een Chrenier aan eikanderen vereenigd zijn en van agteren vast gemaakt worden. Het buitenften van dezelven is met eenen gouden plaat bedekt en met Brillanten bezet , en het geheel zoo glad en veerkragtig , dat het zelfs de geringde beweeging van den Boefem niet verbergt. , Korte Schets Van den toe/land der Liefde tusfchen de beide Gejlachten in Europa. Even onlochenbaar als de voorrechten der befchaafdheid en verlichting zijn , welke verfcheidene Europifche Natiën van den tegenswoordigen tijd , boven de geheele oude waereld verheffen; p 3 even  a3o DE GEHEIMEN even zoo zeer de Menschheid , over 't geheel genomen , in veredeling gewonnen heeft , even zoo fterk , wijkt de Liefde der Geflachten tpt elkanderen , uit de grenfen welken haar door de Natuur zijn voorgefchreeven. De wellustige verfijning van de aanzienlijken , de ruwheid van de geringeren , leveren in alle Landen de bewijfen van deeze waarheid op. In tegendeel vinden wij dikwijls in den middelftand, die in het eenen nader bij de natuur komt , en zich in het anderen minder van haar verwijderd, het bekoorlijkst Tafreel der zedelijke deugden. De grenfen van mijn ontwerp veroorlooven mij alleen algemeene aanmerkingen over het Caracteristique der Geflachtueiging onder fommige der grootfte Volkeren van Europa op te geeven , en derzelver merkwaardige trekken uit de gefteldheid der Hoofdfteeden in een helder licht te ftellen. Men kan , wel is waar, uit den toeftand der zeden in de Hoofdfteeden , nimmer tot het Character eener geheele Natie befluiten ; doch hoe grooter de weelde en de buitenfpoorigheden in dezelven zijn, des te fneller moet zich de befmetting in de Provinciën uitbreiden. Kusfifche Vrouwenliefde. Nog in het begin deezer Eeuw wierden de voor* jiaame Rusiifche Vrouwen en derzelver Dochteren , zoo naauw opgefloten , dat zij alleen de Kerk  DER VOORTTEELING. &3t Kerk en hunne naaste Bloedverwanten mogten bezoeken. Deeze flaavernij is wel zeer verminderd, en de omgang van het fchoone Gedacht met het Manlijken, is ten minden thands zoo vrij, dat een vreemdeling geen oorvijg meer te vreefen heeft , indien hij eene Rusfifche Dame de hand kuscht ; echter houden zich de Rusüfche Vrouwen nog altijd als of zij de Heeren de hand wilden kusfchen : welke betuigi g van Morgenlandfche eerbied , men daar door voorkomt , dat men de Schoonen eene kusch op de wangen geeft- — De zeden der voornaame Lieden van beiderlei Geflacht hebben wel een zeker voorkomen van eerbaarheid, doch het genot der Liefde onder deezen Noordfchen Hemel , bijzonder in de groote Steeden, is even zoo meenigvuldig en buitenfpoorig , als overal, waar vreemde ze* den , weelde en brasferij zijn ingefloopen. 1 De gemeene Rusch ziet de Vrouw nog altijd als een Lastdier aan , dat tot niets dan tot den arbeid en ter bevreediging zijner dierlijke Liefde aanwezig is. De gemeene Vrouwen moeten onophoudelijk arbeiden , moeten zich de verderfelijk* fte Leevenswijze en'de grooffte mishandelingen der Mannen laten welgevallen, en zijn nog deeds aan de buitenfpoorigheden en de geweldenaarijen hunner Heeren zoo zeer gewoon, dat zij niet dan zelden deswegens klaagen. De gemeene Rusfifche Vrouwen zijn wel geene Liefhebders van flaag , jioeh zien dezelve niet als een onbetwistbaar P 4 tee-  6ga D'E GEHEIMEN teeken van de Liefde hunner Mannen aan ; doch wanneer de Man ophoudt zijne Vrouw op dezelve te onthaafen , is dit een zeker teeken , dat hij haar als volkomen onverbeterlijk opgeeft , of zich met een ander Vrouwsperfoon vereenigd heeft , zonder zich verder over zijne Vrouw of zijn huishouden te bekommeren. Hoewel de omgang met het fchoone Geflacht in Petersburg zeer vrij, en het onechtlijk genot eener wilde Liefde, over 't geheel genomen, in Rusland wettig veroorloofd is , zoo vindt men hier toch geene gepreviligeerde huifen voor Meisjens van plaifir , behalven aan de Haven, waar de Scheepen inkomen. Even min zijn aldaar ook gepreviligeerde Meisjens , die onder de Policie ftaan , of zich door hunnen uiterlijken opfchik kenbaar maaken, en echter is het aantal dier ongelukkige Schepfelen aldaar, naar evenredigheid zoo groot als in alle andere volkrijke Steeden. Zij woonen verftrooid in de Stad en meest al op. de vierde verdieping , alwaar zij onverhinderd bezoek ontvangen , zonder dat zjj^ door iemand geftoord worden , zoo lang zij 'zelfs hunne rust houden i doch gaan zij in de verleiding van jonge Lieden , of gehuwde Mannen , zoo verre dat ér over hun geklaagt wordt, dan worden zij de Stad uitgezet. De Courtifa?ien van de hoogere Clasfe worden onderhouden, en maaken foffiwijkn eea-u-eflijk Fortuin j doch nimmer be, ko^  DER VOORTTEELING. 233. komen zij dien naam en invloed, waar door hunne Zusteren in andere Hoofdfteeden dikwijls zoo belangrijk en merkwaardig worden. Het grootfte gedeelte der gemaintineerden is uit de laagfte foort van het Volk , en bezit bij zeer bekrompene begaafdheden , echter groote verwaandheid. Zonder bevalligheden, zonder de kunst te bezitten van te behaagen ; van alle verheevene bekoorlijkheden ontbloot, doen zij ongehoorde eisfchen , die hun ook, bij gebrek van beter, worden toegeftaan. Een Meisjen, het welk haaren Minnaar hier duizend en meer Roebels kost, zoude in Parijs naauwelijks den fmaak van eenen Kaailooper voldoen. Er zijn hier Dames van deeze foort, die Rijtuigen en Bedienden houden , en hunne gunfteu voor etlijke duizend Roebels verhuuren. —— Een zeker Poolsch Vorst verliefde op zoodanig eene Priesteresfen van Venus , en konde haare gunst niet dan ten kosten van honderd duizend Roebels bekomen ; doch ongelukkig bevondt hij zich den eerften nacht buiten ftaat om aan de verwachting zijner Schoone te voldoen , en moest na het verlies van zijn geld , nog de fchande ondergaan van den huis uitgeworpen te worden , en , door het verfpreiden van zijn geval, ten fpot der gantfche Stad verftrekken ; ter vergoeding waar van , zijne Minnaares alleen door de Regeering uit de Stad gebannen wierdt. Niet zelden brengen voornaame Heeren hunne Minnaaresfen uit vreemde P 5 Lan-  434 DE GEHEIMEN Landen meede ; doch zeldfaam gelukt het hun die te behouden. Het valt deezen niet zwaar, zoo dra zij Hechts de Voorrechten hunner waarde en den voordeeligen kring waar in zij leeven, weeten te fchatten , zich boven hun lot te verheffen en de voordeeligfte Huwelijken te doen De gerieflijke Meisjens van de gemeenfte foort, die zich aan het gemeen overgeeven, leeven in eenen ftaat van behoefte en laagheid, waar van men zich geen denkbeeld kan vormen, en die elk Mensch die flechts eenig gevoel bezit, van dezelven eene afkeer moet doen hebben. Illyrien , Wallachyen , Moldavien en Dalmatien. Grond en Luchtftreek ftaan overal met den toeftand hunner Bewooneren in de naauwfte betrekking. Even als de Onverdorvenheid, Vrijheid en Ervaarendheid, naakte en ruwe Rotfen in Paradyfen herfcheppen, zoo veranderen de Slaavernij , de Luiheid en de Ondeugd, de gelukkigfte ftreeken der Aarde in Wildernisfen, verpeste Poelen, ontoeganglijke Gebergtens en onbebouwde Akkeren. Dit is het geval in Illyrien , Wallachyen en Moldavien, die weleer zoo bloeijende en vrugtbaare Landen der Aarde, wier Bewooneren onder het Juk van het Despotismus hun voormaalig geluk verlooren hebben. Zij zijn bijna alle Knechten der Edellieden en Geestlijken, voor dewelken zij zich ter Aarde pee-  DER VOORTTEELING. G.35 neederwerpen , en niet eerder weeder durven op« ftaan, voor dat zij daar toe bevel bekomen hebben. De toefland der Vrouwen is alhier even zoo ellendig als die der Mannen. De Bruids worden aan den meestbiedenden verkogt, en wanneer na den reeds gefloten koop, een ander Jongman Hechts eene emmer Rachy of Brandewijn , meer biedt, wordt de Bruid aan den laatften afgeftaan. Dewijl de Vrouwen dus als Slaavinnen verkogt worden , moeten zij ook als Slaavinnen arbeiden , terwijl de Mannen werkloos in de Hutten liggen. Het is allen Mannen veroorloofd benevens haare Vrouw nog Bijflaapfters te houden. De Vrouwen mogen zich, volgends het Oosterfche gebruik , niet bij hunne Mannen aan Tafel zetten , maar moeten dezelven geduurende den maaltijd bedienen. De Edellieden in Dalmatien houden het beneden hunne waardigheid met hunne Vrouwen op een Bed te flaapen ; zij moeten voor het Bed van hunnen Gebieder op den blooten grond hun nachtleger houden. De Illyriers. zijn, bij gebrek van alle gevoel van welwillendheid , in den hoogften graad aan de brasferij en den wellust overgegeeven. De onkuischheid is onder de ongehuwde Perfoonen van beiderlei geflacht, niet minder gemeen , als de Echtbreuk onder de Gehuwden , en gewoonlijk is de Vader de Echtfchendende Meedevrijer van zijnen eigen Zoon. Niet lang geleeden , ontaarten nog al  235 DE GEHEIMEN alhier de Nonnenkloosters in Hoerhuifen en die der Monniken in fchuilplaatfen voor Roovers. De algemeene Ligtvaardigheid en Toegeevelijkheid der getrouwde Vrouwen , hunne walgelijke uitgelaatenheid in vuile redenen, en de nog veel afzigtiger aanlokkingen en kuniten der ontuchtige Vrouwlieden welke in de Drankhuifen onderhouden worden , zijn geene nadere vermelding waardig, Engelschen. De Engelfche Vrouwen moet men, bij derzelver uitfteekende voorrechten van Schoonheid, tot roem nageeven , dat zij goede Moeders zijn, dat de meesten de zindelijkheid beminnen , dat zij vrij en onbedwongen in doen en houding, geenzins dat gemaakte en ftijve bezitten, het welk hun bij zoo veele andere Natiën mismaakt, en daar door merkelijk inneemender zijn. Intusfchen befpeurt men bij de Steedelijke Schoonen een zeker gebrek van fchaamte , het geen bij hunne anders zoo beroemde fijnheid van gehoor en zuivere verbeelding een zonderling Contrast uitmaakt en haare Vrouwelijke Deugd juist in geen voordeelig Licht fielt. Ik wil het onfchuldig Nationaal gebruik , het welk de Mannen de zoo aangenaame Vrijheid geeft, de Schoonen des Lands, zelfs in de tegenwoordigheid hunner Mannen te omhclfen en te kusfchen, in geene ver-  DER VOORTTEELING. Ü37 verdenking brengen. Doch dit kan als geen bewijs van kuischheid worden aangezien, dat eene engelfche Vrouw de flordigfte dubbelzinnigheden, zoo op het tooneel als in den gemeenfaamen omgang, met gelatenheid aanhoord en er om lacht; dat Dames van hoogen en laagen Stand , zich door gunst en geld den toegang tot de verhooren van Misdaadigers zoeken te verfchaffen, vooral, wanneer dezelve Verkragtingen, Eerfchendingen of Bezwangeringen ten onderwerp hebben, en de Gefchondene in de tegenswoordigheid van haare tegenpartij, openlijk verhoord wordt en verpligt is , op alle de vraagen , in de allereigenlijkfte en duidelijkfte uitdrukkingen te antwoorden, en het voorval , zoo als het zich heeft toegedraagen , met alles wat zij zich daar van te binnen kan brengen, te verhaalen, zonder aan de fchaamte eenig gehoor te geeven , en ten hoogften tot eenen waaijer of neusdoek haaren toevlugt te kunnen neemen. De Deugden en Zeden van de Bewooneren van het platte Land , mogen zeker zuiverer en minder bedorven zijn , doch de origineelen van Richardfons Heldinnen van deugd, zal men ook daar even vergeefsch als in andere Landen zoeken. Van eene zekere foort van Vrouwen in Engeland kan men met recht zeggen , dat zij voor hunne Mannen anders niets zijn, dan werktuigen hunner wellust en Opzieneresfen hunner Huishoudingen. Een  $58 DE GEHEIMEN Een nog fterker bewijs van de verachting der Vrouwen is het onmenschlijk gebruik , dezelven voor eene kleinigheid te verkoopen. Een zeker Hertog kogt de Vrouw van eenen Stalknecht, en leefde gelukkig met dezelve. Nimmer was dit verkoopen der Vrouwen meerder in zwang dan tegenswoordig. Men oordeele uit de volgende voorbeelden omtrent alle die welke wij, ter vermijding van herhaaling', onaangemerkt voorbij gaan. Een Ambachtsman te Oxfort verkogt zijne Vrouw aan eenen Metfelaar voor vijf Schellingen ; hij bragt haar, en wel zoo als gebruiklijk is, aan een touw , ter markt, het welk hij zoo lang in de.hand hield, tot hij het geld opgedoken hadt, waar na hij haar aan den nieuwen Echtgenoot overgaf en hem veel geluk wenschte. Een dergelijk geval gefchiedde in Esfex , alwaar een Man zijne Vrouw en twee Kinderen , voor eene halve Kroon verkogt. De Ceremonie gefchiedde met Muzijk en de Moeder moest driemaaien , met den ftrik om den hals, de Markt te Matchin Green omwandelen. Een Timmermans Knecht in Londen bediende zich ook van dit middel om van zijne Vrouw ontflagen te worden; een ander Timmermans Knecht kogt haar, en hadt weinige weeken daar na het geluk, dat zijne nieuwe Vrouw eene onverwachte Erfenis van 1500 Pd. St. te beurt viel. In Nottingham verkogt een Man zijne Vrouw reeds drie weeken na de Bruiloft i een Spijkerünit kogt dezelve voor eene  DER VOORTTEELING. &3$ eene Schelling. Een Landman, oniftreeks Thame in Oxfordhire woonachtig , hadt zijne Vrouw, eenige-jaaren geleeden, zonder eenige formaliteit verkogt. Zijne Gebuuren zeiden hem , dat de Koop te dier oorzaake niet doorging, weshalven hij tot deeze Ceremonie befloot, zijne gewezene Vrouw afhaalde, en haar zeven uuren ver, naaf Thame bvagt, alwaar zij andermaal voor eene halve Kroon regelmaatig verkogt wierdt. Het merkwaardigfte hier bij was , dat hij voor deeze Vrouw, even als voor een Runderdier, vier Pence belasting moest betalen. Deeze, eene befchaafde Natie onteerende gewoonte, wierdt in Februarij 1790, in Burton zelfs door de Regenten van het Kerfpel Swadlincote , door de daad goedge. keurt. Een Man hadt zich van zijne Vrouw be•geeven, welke daar door , als eene verlatene , door het Kerfpel onderhouden moeste worden. Om zich van deezen last te ontdoen , zonden zij den Ouderling der Gemeente met haar naar de Jaarmarkt te Burton, alwaar zij voor twee Schellingen verkogt wierdt. De ellendige Wetten en Regeeringsvorm der zoogenoemde vrije Britten , zijn onbetwistbaar de voornaamfte bronnen der ongehoorde Weelde, waarin Londen met alle de overige groote Steeden van Europa om den voorrang ftrijdt. Volgends de opgaave van Archenholz bedraagt het getal der openbaare Boeleerfters in Londen, zonder de gemaintineerde Maitresfen te rekenen, 50,000;  840 DE GEHÈlMEN £o,óoo; doch Schutt fielt het op 40,000: dan deeze laatfte . ontfchuldigd zich zelfs', dat hij, van wegens zijh kort verblijf, geene naauwkeuriger opgaave hebbe kunnen doen. Deeze Vrouwsper» foonen woonen gedeeldelijk in eigene Huifen» zoo als men zeer onlangs 4 in de Kerfpel Marij* bonne, een der grootfte van geheel Engeland, dertien duizend van die foort, waar van zeventien honderd geheele Huifen voor zich zeiven bewoonden, teldei deels ook woonen zij, in openbaare Huifen onder het opzicht van Waardin^ nen, welke hun van Kost en Kleederen voorzien. De Wooningen der eerften zijn doorgaands prachtig, en fommigen derzelven houden Liverijbedienden en Rijtuigen en bezitten aanzienlijke Lijfrenten; doch dewijl hunne verfpillingen allerfterkst zijn , vindt men weinige van hun ,• welke buiten hunne Mainteneurs, geene geheime bezoeken ontvangen. Men heeft in Londen dergelijke Priesteresfen van Venus gezien, die > even als eene Aspafia, bij eene hooge graad van Schoonheid, uitmuntende Geestvermogens bezaten, zoo als onder anderen de gewezene Tooneelfpeelfter Bellamij, wier Huis de vergaderplaats der fraaije Geesten en het rendezvous van alle voornaame en geleerde Mannen, ja zelfs van de Dames van den eerften rang was; of als Misf Fisher, die zich door eene, haar alleen eigene wijze van de Liefde te offeren, beroemd maakte, en den prijs van eenen Nacht  DER VOORTTEELING. 24. Nacht op honderd Guinés ftelde , zonder door deeze ongemeene belooning af te fchrikken. Wanneer de Broeder van den tegenswoordigen Koning, de overleeden Hertog van Torii, haar, voor het genot van eenen Nacht, als niet meer bij zich hebbende, eene Banknoot van vijftig Ponden gaf, vondt zich Misf Fisher zoo gehoond, dat zij zijn Gefchenk de hoogfte beleediging aandeedt, en hem verzogt, haar niet meer met zijne tegcnswoordigheid lastig te vallen. Zoo dra de avond valt, vindt men op alle ftraa ten en openbaare plaatfen eene ongelooflijke mee» nigte Meisjens van de geringfte foort , die op de jagt uitgaan. Zij wachten den aanval af, of bieden hunnen dienst op eene fchertfende wijze aan ; anderen dringen hunne gunstbetuigingen met geweld op , en betwisten met hun vijven of zesfen , eikanderen den voorrang , zoo dat men moeite heeft om Van hun ontflagen te komen. Zelfs mengen zich, het zij uit neiging, het zij uit nood , Vrouwen uit de afgelegendfte hoeken van de Stad , onder dezelven. Om middernacht verdwijnen deeze geriefljke wezens van deflraaten, en Bedelaarfters van zestig jaaren en nog ouder, kome als dan uit hunne fchuilhoeken ten voorfchijn, om de geenen die zich in den drank te buiten gegaan hebben , en uit hunne kroegen terug gieren, ten dienst te ftaan. Zelfs gaat de zedeloosheid zoo verre , dat Meisjens van agt en negen jaaren, op ftraat, rond II. Deel. q zwar-  P4-, DE GEHEIMEN zwerven en in 't bijzonder bij de Schouwburgen-, aan rijen ftaan, en hunnen dienst aanbieden! De middelfoort Van deeze Dienaaresien van Venus, leeft onder het opzicht van welgeftelde Matroonen en bezoeken in Rijtuigen de kostbaarfte plaatfeh van vermaak , want elk deezer Koppelaaresfen heeft haar eigen Rijtuig en Liverijbediendett. Alle nachten zijn hunne Huifen , niet tegenftaande den hoogen prijs welke men voor den intreê betaalen moet, vol Volk. Behalven deeze bovengemelden , is er nog eene bijzondere foort van Huizen , die mefl Bagnios noemt , en eigenlijk zoo veel als Baden zijn , doch welker waare beftemming is, perfooiien van beiderlei geflacht vergenoegens te verfchaffen. In dezelven woonen nimmer Meisjens-, jnaar deezen worden, indien men zulks verlangt-, jn draagftoelen gehaald. Geene dan dezulken, die door houding, kleeding. en bevalligheden uitmunten , genieten deeze eer. — Wordt een Meisjen gehaald , en heeft zij het ongeluk van niet te behaagen , zoo wordt zij , zonder gefchenk terug gezonden. Oude en ontzenuwde Lieden, worden , op hunne begeerte , met Roeden bediend , waar toe men , • in deeze zoo genoemde Badhuifen , alles in gereedheid vindt. Tot een bewijs der onverfchoonlijke werkeloosheid van de Policie van Londen , welke bij de losbandige neiging tot buitenfpoorigheden plaats heeft, kunnen de naamlijsten der openbaare Die- naa-  DER VOORTTËÈLING» m haaresfen van; Venus , welke de Waarden doen drukken , en Waar in de Pourtraiteh, de Geftalte, de Manieren, de Talenten enz. der MeisjehS Welke hunne huifen bezoeken , worden opgegeeven , ten bewijze verdrekken» Zulk ëene Lüt of Ladies wordt zoo greetig gekogt, dat eene oplaage van agt a tien duizend Èxemplaaren> binnen weinige dagen uitverkogt is» De afkeer der Engelfchen tegens de Pedcraftic, is door hunne allerderkde neiging tot het gehot der Vrouwen j zoo groot j dat het Volk in zijne openlijke Wraak tegens zulke beestachtigheid » geene paaien kent. Volgends de Wetten ftaat dé Kaak en eene Gevangenis voor verfcheidene jaaren , op het enkel aanzoek tot dezelve j de ges pleegde daad Wordt met de galg geftraft» Echter zijn de ftrafoeifeningert over deeze gruweldaad zeer zcldfaam : niet wegens het gering aantal der misdaadigers , maar door de omzichtigheid; Welke zij bij het pleegen van hun kWaad gebruiken» Daar en tegen is men veel töegeevelijkeï omtrent zoodanige Vrouwsperfooneh die het ,genot van het Manlijk Gedacht verfaaken en huil.ne wellust met hun eigen Geflacht beVreedigen* Men vindt zelfs kleine gezelfchappeii Van zulkö Tribdden-, Welke men Alexandrynfche Maatfchappijcn noemt» q a  444 DE GEHEIMEN Spanjaards. Verre verwijderd van het Charaéter van dea i jverigen Brit en den werkfaatiiert Franschman, fluipt de loome Spanjaard , terwijl zij beiden zich des avonds , na hunne volbragten arbeid van den dag , bij aartige Meisjens vermaaken , onder het vengfter zijner Schooue, krast op zijne Guitarre en zingt en zucht. Beweegt zich ergends een Gordijn , of vertoont zich een handjen, of doen zich een paar zwarte vuurige oogen aanfchouwen, dan is geen mensch op aarde gelukkiger dan hij. *— Doch de onder eene heete wellustige Luchtftreek leevende Spanjaardin .kan onmoogelijk haaren Minnaar zoo lang laten fmachten , als de koelere Noordfche Schoone. De behoefte des Spaanfchen Minnaars ftrekkert zich boven kusch en handdruk uit; de eerfte wet der Liefde is — het genot. De vorderingen der Spaanfche Schoonen , waar door zy eenen onveranderlijke getrouwheid eisfchen , maaken een te groot gedeelte van hun geluk uit , en zij weeten te wel, dat zij zonder het genot, op dezelve geenen ftaat kunnen maaken , dan dat zij eerst na eene lange volharding den loon der Liefde voldoen zouden r ja, de Spaanfche Dames zelfs , zouden eenen anderen minnaar zoeken , indien hunnen tegenswoordigen geen vuur genoeg bezat , om alles te eisfchen , wat zij in ftaat zijn te geeven; want volgends het gevoelen der Spaanfche Vrouwen , is niets  DER VOORTTEELING. 245 niets nutloofer en onverdraaglijker , dan de lange teedere gefprekken Van een paar verliefden. Hunne vuurige , het genot te fnel overijlende verbeelding, laat hun geenen tijd tot fijne gevoelens , en hunne verwachting ziet zich reeds daar te leur geftelt , waar zij bij andere natiën eerst haare veerkragt bekomt. Het geen daarom in onze Noordfche Landen ondeugd is , wordt in de Zuiderlijken eene deugd. De ontrouw na het genot ftrijd tegens geweeten en pligt:even zoo gloeijend als de Spanjaard zijne beheerfcheresfe bemind , wordt hij ook weeder bemind. Beiden zijn tot de grootfte opofferingen der gewaagdfte onderneemingen in ftaat , wanneer het op de heiligheid van hunnen Eed aankomt. Geene Europifche Vrouw geeft zoo ligt alles, Eer, Familie , Rijkdom en gemak , over , om haare hartstocht te bevreedi* gen , dan eene Spaanfche Dame. —— Echter is het geweeten eener Spaanfche Vrouw toegeevelijk genoeg , om haar, nevens haaren Man , nog éénen Minnaar te vergunnen ; doch verfcheiden te gelijk te begunstigen , of den begunstigden zonder gewigtige oorzaak voor eenen anderen te verruilen , is de grootfte misdaad. Deeze gelukkige ftervelingen, welke de Spaanfche Schoonen zich de moeite geeven van hen in hunne netten te lokken , heeten Kortejos en zijn minder baatzuchtig dan de Italiaanfche Sicisbecn: terwijl de Man zich met zijne zaaken bezig houdt , laat zich Madonna zijne Echtgenoote door haaren KorQ 3  246 DE GEHEIMEN tejo. bedienen en vermaaken, Men vordert vat» hem eene voiftrekte opoffering j hij moet zijna Godin op haare ivandelyigen en plaifierpartijen, paar den Schouwburg, ja zelfs naar den Biegtftoel geleiden, Misdrijven van Wellust en Vrouwelijkheid, zijn door geene Religiën zoo ligt te boeten als door de Roornfche , en dit voorrecht bezit zij in geen Jand fterker dan in Spanjen, —. De Biegtftoel wascht aldaar alle fchulden af, en in de aan haar gewijde Tempelen vinden de Verliefden gelegenheid'tot bijeenkomst, Men knielt vertrouwelijk nevens eikanderen needer , en leest het rendeS'Vous uit het Gebedenboek. . Het oor der Spaanfche VrouWen is even zoo weinig fchaamachtig en kiesch , als hunne verbeelding zuiver, Gaarne verfchoouen zij dubbelzinnigheden, fchertfernijen en afbeeldingen, over dewelke de zedigheid in andere Landen bloofen zoude, De vrije wijze , op dewelke zij zich over zekere dingen , zelfs zeer gedetailleerd uitdrukken , zonder die door het dunde floers te bewimpelen , moet eenen vreemdeling , die gewoon is , van iets dergelijks niet dan bedekt te hooren fpreeken , zeldfaam voorkomen. De naaste oorzaak deezer fchaamteloosheid in den omgang , is waarfchijnlijk in de volflrekte verWaarloozing der opvoeding , zelfs in de aanzienhjkfte Huifen, te zoeken, Terwylhunne flordige Topneelfpeelen s hunne Muzijk „ hunne Zangen  DER VOORTTEELING. 347 cn hunne Danfen , iets meer dan wellust ademen en den aanfchouwer niet lang in twijffel laten wat hij te vraagen hebbe, daar alles in dezelven aan hunne neiging tot zinlijke Liefde de everhand geeft. Men kan zich geen denkbeeld van eene duidelijker uitnoodiging tot wellust vormen, dan die welke in hunnen nationaalen Dans , de Fandango genaamt, heersclrt, welke in 't bijzonder door de Vrouwen van Andalafien , op eene betooverende wijze wordt uitgevoerd. Een Buitenlander moge op het zien van denzelven bloofen en zich ergeren, zijne onweederftaanbaare bevalligheid kan hij toch nimmer ontkennen. Het openbaar Hamdwerk der Paphifche Godin is in Madrid niet gepreviligeert , en wordt ook aldaar niet met die fchaamteloosheid uitgeoeffend, als in andere Landen. Haare Priesteresfen mogen niet anders dan alle andere te voet gaande Vrouwsperfoonen , dat is, met witte Sluijers, en door eene oude vergezeldfter geleid, verfchijnen. • De Policie vergunt haar geene openbaare Tempelen , maar vervolgt zelfs dikwijls de veile wellust tot in haare geheimfte fchuilhoeken, en echter maakt de nationaale neiging tot de zinlijke Liefde en de meenigte der ongehuwde Perfoonen , het aanwezen der gerieflijke Vrouwsperfoonen noodzaakelijk. ■» De galante Krankheden zijn in Madrid zeer gewoon, en buiten anderen Hospitaalen in die Hoofdftad, is het Gasthuis der Barmhartige Broederen, eigenlijk voor dezelven gefchikt. Q.4 &  s48 DE GEHEIMEN fk hadde deeze Schets bijna gefloten , zonder van de bevallige geftalte der Spaanfche Vrouwen iets te hebben gezegd. Hij, die alleen fmaak in de bekoorlijke blankheid der Noordfche Schoonen vindt, moet in Spanjen zijne Godin niet zoeken; maar hij die zin in zulke betooverende Bevalligheden heeft, die uit de geheele houding des Ligchaams , uit den gang en uit alle de beweegingen doordraaien; die een fijn , teer gevormd en in weerwil van eene zekere foort van magerheid, voor de wellust gefchapen ligchaam, op zijnen prijs weet te ftellen; die voor geene groote , zwarte , kwijnende en het gantfche vuur der ziele uitdrukkende oogen , onverfchillig is , die Zal voorzeker met geen ongewond hart, uit den kring der Spaanfche Schoonen terug keeren. ■ ■ De bekoorlijkheid eener fchoone Spaanfche Vrouw, heeft weinig aan de Kaptafel te danken; zij befmeert haar gezicht met geene geleende verw, kent naauwlijks de kunst om die Couleur, welke haar de Natuur, die haar onder eene brandende Luchtftreek deedt gebooren worden, heeft geweigerd, op haare wangen te brengen, en heeft dezelve ook niet noodig , dewijl de Natuur dit gebrek door honderd andere bevalligheden heeft vergoedt. F R A N K R IJ K. Nimmer zag de waereld het Despotismus met zulk  DER VOORTTEELING. 249 zulk eene hooge graad van befchaafdheid. vereenigd , dan in Frankrijk ; maar ook nooit zag men in den nieuvveren tijd, eene Natie tot eene hoogere trap van verfijnde Zedeloosheid opgefteegen, dan de Franiche, zoo dat de omwenteling bii dezelve , in plaatfe van het gewrocht van menfehen te wezen, veeleer als een werk der rechtvaardige Natuur kan worden befchouwd. In Parijs is het Vrouwelijk Geflacht het beweegrad van alles en de fchoone Sexe het Magnetisch punkt, rondom het welk alles, in eene onophoudelijke beweeging draait. Geene Mannen in de waereld verfchaffen de Vrouwen eene aangenaamere bezigheid dan de Franfehen, en geene Vrouwen zijn eene wezenlijker behoefte voor de Mannen , dan de franfche Vrouwen ; maar ook nergends vindt men meerder tegenftrijdigheid in den omgang der beide Gedachten, dan in deeze Waereldftad. Hier is de Liefde eene Avanture du jour; hier fpeclen de Dames met hunne Minnaars, even als met de Kaarten: wanneer zij gewonnen hebben werpen zij ze weg en begeeren nieuwe, en dikwijls verliefen zij met deeze nieuwen alles , wat zij met de ouden gewonnen hadden. Het Land van het Huwelijk heeft hier dat bijzondere , dat Vreemden lust hebben om daar in te woonen, terwijl de Inboorlingen zich gaarne daas uit laten bannen. De Vrouwen verrukken alle Mannen , behalven de hunnen , en beiden kennen geene Jaloersheid, om dat zij geeQ 5 ne  c5o DE GEHEIMEN ne Liefde kennen. Men zal zelden een Parijfenaar van zijne Echtgenoote hooren fpreeken: niet om dat hij het, even als de Oosterling, beneden zijne waarde houdt, maar om dat hij altijd bevreesd is, met lieden te fpreeken, die haar beter kennen dan hij zelfs. Ware het in Parijs veroorloofd verfcheidene Vrouwen te hebben, zoo zouden zij veelligt in dezelve Gevangenis als in Turkijen hun leeven moeten doorbrengen; doch dewijl een Franschman er niet meer dan eene mag hebben , verbergt hij haar niet, uit vreeze dat zijn Buurman ook de zijne zoude verbergen, en, daar hij dus zijne Vróuw prijs geeft, fluit hij zijne Minnaarcs op , en nogthands durft de Dame den Man dien zij zich ten Galant gekofen heeft, even zoo weinig vertrouwen , als de Man de Schoone diehij zich tot Maitresfe genomen heeft. Ten einde aan de affchetfing van het buitenfpoorig mingenot in Parijs de leevendige couleuren te geeven, kicze ik tot mijn oogmerk het voorgaande tiental jaaren (1780—1790") en noeme onder an deren Mercier, Peysfonnel, Storch en Schulz, als Waarneemeren op tijd en plaats', tot mijne Getuigen. Ten deezen tijde telde men in Parijs 40000, meest openbaare Dienaaresfen van de Paphifche Venus , zonder dat dezelve nog immer de opmerkfaa'mheid van Policie of Regeering tot zich getrokken hadden: alleenlijk wierden maandelijks eenige Meisjens agter de traliën gezet ; doch deeze handelwijs verdiende, in zeker op-  DER VOORTTEELING. 251 opzicht, eer wreedheid dan oplettenheid genoemd te worden, Veele zagen de droevige gevolgen deezer zorgeloosheid in en fchilderden dezelven niet de leevendigfte trekken; men las, hoorde en zag al den gruwel en Jachtte, De grond van het liederlijk leeven der openlijk aan de ontucht gewijde Vrouwen, is, even als in alle andere groote Steeden, zoo ook in Parijs , niet altijd in eene neiging tot onkuisheid te zoeken, niet tegenftaande dezelve in die Wae-" reldftad , door eene heetere Luchtftreek verftcrkt wordt. Veelen worden , wel is waar, door de woede van een vuurig Temperament, ' door de zwakheid om losbandige lusten te kunnen weederftaan , en inzonderheid door de aanprikkeling die derzelver eerfte opvolging met zich voert, verleid ; doch de Armoede, de algemeene Weelde , de Dwang , het huislijk Verdriet, kwaade Behandeling, .trouwloos bedrogene Liefde , en eindelijk de duivelfche Kunstgreepen der Koppelaarcsfen , zijn ook hier, even als overal, de oorzaaken van den val van het grootfte gedeelte deezer ongelukkigen. De verfcheidene wegen welke dit verbazend aantal van gerieflijke Vrouwen in Parijs , inflaat, om deszelfs doel te bereiken , verdeden hun in onderfcheidene foorten, welke weederom in onderdeden gefplitst worden , die in. het oog des Kenners , alle door cara&eristique merken van eikanderen onderfcheiden zijn. De  S5s DE GEHEIMEN De eerfte rang wordt bekleed door gehuwde Dames van hoogen , middelbaaren en laageren Staat, die zich uit eigenbelang of eergierigheid, met Grooten of andere Perfoonen in laten , die hunne verfpillingen voldoen. Hunne buitenfpoorigheden worden door hunne Mannen geduld, dewijl deeze ontzenuwd zijn , of hun door derzelver gedrag aanfpraak op zoodanige Vrijheid geeven ; of wel , om dat zij zoo laag zijn , dat zij den buit met hun deelen. Eenige deezer Dames weeten zich een zeker foort van Crediet te verfchaffen , het welk zij gewoonlijk aan anderen verkoopen , die laag genoeg zijn zich tot hun te wenden , om eene of andere gunst te verwerven. De tweede Klasfe bevat die geenen,, welke de Wellust nog tot geen handwerk maaken , maar alleen bezoeken van zeer Voornaame en Rijke Heeren ontvangen. Deeze foort voorziet gewoonlijk het Tooneel, en in 't bijzonder de Opera, uit derzelver midden. Hunne gunstbewijzen ftaan op onderfcheidene prijs, naar maate van het Tooneel waar toe zij behooren en de rollen die zij fpeelen. , Die geenen welke alleen van den winst hunner bekoorlijkheden, en wel op eene fchitterende wijze leeven, maaken de derde foort uit en worden thands in Parijs Femmes du monde genoemd. Zij bcwöonen gemeenlijk een verblijf van drie, vier a vijf vertrekken en hebben eene leelijke Vrien-  DER V00RTTËEL1NG. 253 Vriendin , of oude Matroone bij zich , die van hunne genade leeft, en haar vergezeld en bediend. Zij houden bij hunne Bedienden meestal jonge Negers. In de geringe Schouwburgen zijn zij zelden te zien , maar des te meerder in de voornaamen en in de Opera , werwaards zij door Rijtuigen gebragt en van daar weeder afgehaald worden. Hunne vertrekken zijn prachtig en in den nieuwilen fmaak gemeubileert. Hunne Ledikanten zijn met Zijden Behangfels en hunne Bedden met kostbaare Spreijen voorzien. Alles wat zij draagen , Horologien , Ringen , Armbanden en andere fieraaden , zijn echt; hunne Toiletten in den eerften fmaak , en hunne Kleederen , Linnen en dergelijken, fijn, prachtig en nieuw. Deeze hunnen gantfchen ftaat , rekent men , dat hun jaarlijks 50,000 Livres kost, welke zij door zekere regelmaatige bezoeken, of van eenen Maintineur alleen , zich weeten te verfchaffen. In het eerfte geval is zoodanig eene Dame met haare Minnaaren omtrent den prijs van haare gunst overeengekomen. Gewoonlijk laat zij zich voor het bezoek , een, twee , ja foms zes Louifen betalen , al na dat het zeiven lang duurt, of men gewoone of buiten gewoone vriendlijkheden van haar vordert. Wil men eene aangenaame Landpartij of wandeling, een vrolijk middag- of avondmaal, eene lustige lpeelpaitij hebben , dan verzoekt men haar op zoodanig eenen dag , middag of avond , en naar den tijd of  S54 DE GEHËIMEIü of de moeite , welke zij beiïeed of zich gegee*. ven heeft, of wel naar beiden , fteekt men haar een gefchenk iii de zak , of Waar men kan; doch alles met achting, omzichtigheid en op eetie edelmoedige wijze , dewijl men anders gevaar loopt» zich het zeiven , met verontwaardiging voor de Voeten te zien werpen» In het tweede geval gaat zij met één haaref Minnaaren , bij de week , de maand, of het vierendeeljaars een verdrag aan. De gewezerie voornaamen van Parijs , hielden Maitresfen > meer uit Staat en Pracht, dan uit fmaak en neiging , en dit was , volgehds den bovert gemaakten overflag, eene kpstbaare Weelde» Zij .kost haaren uitgemergelden Galant , wiens zwak* heid hem haar genot ontzegt, meer dan meeni» ge Pacha voor zijn geheel Sereil beire^dt» Zulk een dwaas , die zich in den grond boort om de grillen van zijne Courtifanc te bevreedigen, heeft meestal de fmart, dat hij zien moet» dat zijne beminde aan haaren gunsteling , met de eene hand de gefchenken op eene verfpillende wijze toereikt, welke zij met de ande* ren van eenen gehaaten Minnaar ontvangt» Dikwijls heeft zij de edelmoedigheid eenen Mainteneur, die haar behaagt, getrouw te blijven» zoo lang hij zelfs de bedingen niet verbreekt, en niet minder zelden onderhoudt zij hem, wanneer hij ten haaren gevalle alles Verfpildheeft, zij fchenkt hem haare Vriendfehap en omgang j doch behoord voor htt  DER VOORTTEEL1NG. 255 het overigen weeder aan het Publiek. Somwijlen woonen zij met de geenen die hun onderhoudt te faamen , worden in fatfoenlijke gezelfchappen geduld , en maaken in het geheel geen geheim van hunnen zoo genoemden Echt. De Dame noemt haaren Vriend gewoonlijk mon amant , cn vreemde Perfoonen bedienen zich fomwijlen omtrent beiden van de woorden: Epoufe, Mari, zr\z. Ten allen tijde heeft men onder deeze foort Meisjens gevonden , die zich door hunne fchoonheid en bevalligheid , en .inzonderheid door de zorgvuldige opvoeding welke zij , fchoon met een verkeerd oogmerk, genoten, waar meede bij de zoodanigen niet zeldfaam , uitmuntende talenten gepaard gaan, langen tijd in hunnen ftand hebben weeten te handhaven en zich dikwerf tot eenen luisterrijken ftaat wisten te verheffen. Ook is het niets zonderlings, dat jonge rijke vreemdelingen, hunne Ouders of Nabcftaanden, met eene Bruid van deeze orden verrasfehen. De vierde Klasfe beftaat uit Burger-Meisjens en hetgeen men in 't algemeen (in Nederland^ Winkeldochters noemt, die, wanneer zij hunnen dag hebben uitgedient,den avond bij zulke Vrouwen doorbrengen, welker huifen voor geheime ontuchtige bijeenkomsten openftaan. De algemeenheid der weelde is de oorzaak, dat deeze Meisjens hunne bekoorlijkheden op intrest zetten. Hun handwerk verfchaft hun zoo veel niet als zij tot hunnen nooddruft behoeven; zij zoeken des avonds nog iets te verdienen, om hun-  -55 DE GEHEIMEN hunnen opfchik vol te houden. De breeden kring van Parijs verfchaft hun hier toe duizend gelegenheden , die hun gedrag voor de oogen hunner Ouderen en Opzichteren verbergen , en hunne buitenfpoorigheden verdwijnen in den eeuwigen maalftroom van deeze groote ftad zoodanig, dat zij den fchijn van eerlijk blijven behouden , fchoon zij alles behalven Veftaalen zijn geweest, en dikwijls nog goede Huwelijken doen. De vyfde Klasfe bevat zulke openbaare gerieflijke wezens , die op Gemeubileerde Kamers alleen woonen , of ten hoogften eene oude Vriendin tot gezelfchap hebben , die voor hun onderhoud zorgt en bij wie zij gemeenlijk in 't krijt ftaan. Gewoonlijk geeven zij hunne adresfen aan de eerfte Koppelaaresfen op , welke hun als Koopvrouwen in Modewaaren, Naaisters of nieuw aangekomene Meisjens van het Platte Land, naar den fmaak of de grilligheid der liefhebberen zulks vereischt, verkleeden ; op de wandelwegen loopen zij niet zeer in 't oog , fpreeken niemand aan en vergunnen alleen den zoodanigen hunnen arm, wier voorkomen eene zekere foort van bemiddeldheid aankondigt. Op het einde hunner Loop- baar.e, wanneer de Lente hunner bevalligheden uitgebloeid is , herfcheppen zij zich zeiven meestal in Koppelaarsters of Hoerenwaardinnen. De zesde Klasfe wordt , par cntreprife , door eene Matroone onderhouden, welke zij ma Bontie noemen, aan welke zij ipoedig lijfeigen worden en  DER VOORTTEELING. 257 en voor dewelke zij meer dan voor zich zeiven moeten arbeiden. Eene andere foort van deeze gemeene Vrouwlieden woont op Geftoffeerde Kamers. Deeze moeten iederen avond hunne huur betalen , of worden oogenbliklijk uit den huis gejaagd. Deeze gantfche Klasfe is zonder opvoeding , zonder verdiensten , zonder fmaak en dient alleen ter bevreediging van eenen oogeubliklijken wellust. Hunne gunsten ftaan op de prijs van zes a twaalf livres. In de zevende. Klasfe eindelijk , bevinden zich de Straat- en Kruisbaanloopftërs (Grifettes & Impures.') Deeze zwerven des avonds op de wegen rond , en bieden zich met alle wclfpreekenheid aan den voorbijganger aan, of ftaan in de deuren of voor de vengfteren hunner wooningen te lonken en te wenken. Men. vindt verfcheidene foorten van dezelven , onder welke alleen de zoogenoemde Befchaaraden in aanmerking komen. Deeze drijven dit handwerk , gedeeldlijk uit dringende behoefte , gedeeldlijk om eenig fpeldegeld te hebben. Men treft hun niet op de ftraaten,de Alléén en.wandelplaatfen aan; maar vindt hun alleen op de afgelegendfte hoeken en eenfaamfte wegen : ook wenden zij zich nooit tot jonge lieden , maar meestal tot de zoodanigen , die eenen zekeren ouderdom hebben bereikt. Hunne kleeding en voorkomen is zeer ordentlijk: zij zijn niet opgefchikt , en geeven zich niet geil. Deel. R reed-  358 DE GEHEIMEN reedlijk ten besten , uit vrees van befmetting , ter welker geneezing het hun aan midde* len en gelegenheid zoude ontbreeken. De laagfte klasfe van deeze ontuchtige Vrouwlieden, is hier zoo als over al veracht ; huil handwerk is zoo fchaamteloos en zoo affchuwlijk, dat zelfs het Penfeel van Petronius dat niet zoude durven affchilderen. In de drie laatfte klasfen vindt men van de Phyfifche zijde de fchoonffe en hupfte Schepfelen, en van den kant der Zeden, dat, wat de minfte verachting verdient- Hier treft men dikwijls Vernuft, Bevalligheid , Naïviteit, Trouwheid, Goedhartigheid en Grootmoedigheid aan : men vindt ongelukkige Meisjens , die door weederwaardigheden en eene aaneenfchakeling van rampen, in eenen afgrond geftort worden , waar uit zij van harten begeeren gered te worden. -3 Ook gelukt het dikwijls veelen van dezelven , zich van den laatften trap hunner leevenswijze , tot op de hoogde te verheffen ; terwijl het tegendeel bij die van de voornaamfte klasfen plaats heeft, welke dikwijls nog veel fpoediger naar de laagte zinken. Dan , de kunst om het leeven te verzoeten is niet de eenige verdiende dier Matroonen, ón. der welker opzicht en bevel de Priefteresfen van Venus in deeze Hoofuftad ftaan ; zij bezitten ook die van het leeven te verlengen. Zulk eene Wee-  DER VOORTTEELING» 059 Weederherftelfter van verzwakte Wellustelingen, onderhoudt meer dan veertig Meisjens , welke in den eerften bloei hunner jaaren en volmaakte Schoonheden moeten zijn, en draagt zorge, dezelven , door het genot van uitgezogte fpijfen en dagelijkfche beweeging, te onderhouden. Tot de herftelling van een eenig Man, worden zes Meisjens , die naar de bekende Bijflaapfter van Koning'David , Sunamitinnen genoemd worelen, vereischt. De eerfte feize is dc Matroone zelfs tegenswoordig. Zij doet den Lijder in een welriekend Bad gaan en vrijft cn reinigt zijn Ligchaam zoo lang met de hand , tot het zelve volmaakt fchoon is. Vervolgends brengt zij hem naar bed, en ligt ter weederzijdevan hem, eene Sunamitinne, wier Ligchaam tegens het zijnen aankomt. Een paar Meisjens kan deezen dienst niet langer dan agt dagen waarneemen. Dan lost een paar anderen de eerften af, welke uitrusten, zich de twee eerfte dagen baden en veertien dagen lang hun vermaak neemen, tot dat het weederom hunne beurt is. De Ouden moet niet alleen de dienstdoende Meisjens , maar ook die geenen welke uitrusten, betalen , het welk iederen nacht op drie Louis d'ot te ftaan komt. Ieder Meisjen krijgt zes Livres en de overige twaalf zijn voor de Matroone. Men geeft zorgvuldig acht dat de Maagdelijke kuiscbheid deezer Sunamitinnen ongefchonden blijve > want ging dezelve verlooren, zoo zouRa de  soo DE GEHEIMEN de zij de Leevensverlengfter , in 't bijzonder geduurende haare Zwangerheid , nadeelig in plaats van voordeelig zijn. Vergunt zich de Patiënt het genot van zoodanig een Meisjen, zoo zoude hij zich zeiven niet alleen veel nadeel doen , maar tevens eene aanzienlijke fomma Gelds verlieftn , welke hij, reeds bij het eerfte begin, aan de Matroone tot pand moet geeven. Een Meisjen dient tot dit oogmerk eenen tijd van drie jaaren , welke gerekend worden van het tijdftip af, dat zij Huwbaar geworden is. Ouder zijnde zoude zij den Grijsaart te fterk zijn en zijne ZJitwaasfemingen terug drijven, in fteede van door haaren invloed op hem te werken. Ware zij,ten anderen, eene van zijne gewezene Sunamitinnen,zoo zoude zij hem de verdorvene Uitwaasfemingen, die zij van hem ontvangen hadt,weeder terug geeven. Een Meisjen, dat dagelijks tot dit. oogmerk gebruikt wordt, kan niet langer dan een jaar dienen. ■ Dat het einde van den Sunamitifchen dienst, het tijdftip der inlijving in de orden der ontuchtige Schepfelen zij, behoeft geene vermelding: van den eenen gaan zij in den anderen over. De weeke, weelige Leevenswijze, de gelegenheid om zich allerlerlei wellust op eene gemaklijke wijze te verfchaffen, walgt reeds al vroeg den losbandigen Steedeling, en maakt hem het Geflachtsgenot, binnen de Grenfen der Natuur , onverfchillig en minder gezogt; de vrees voor  DER VOORTTEELING. a6x voor befmettelijke ziekte , verandert deeze onverfchilligheid wel rasch in afkeer ; en de Pcderaftie, dat Monfter der' Natuur , fteekt bij veelen uit de begeerte van geene foort van wellust onbezogt te laten, bij anderen uit eenen verdorven fmaak omtrent de fchoonheid der Geftalte , haar affchuwlijk hoofd , uit haaren modderpoel op. Dit Uitvaagfel der Menschlijkheid verbergt zich onder het masker eener te gemoet komende gedienstlijkheid ; in zijnen toon heerscht, nu eene zoete, aanlokkende, dan eene ipottende vleijerij; in de gedweeheid zijner handelwijze en in de gewoonheid van te overreden, heeft het de hoogfte volmaaktheid bereikt, en is des te gevaarlijker voor den onfchuldigen , niets kwaads vermoedenden Jongeling, die het onweerftaanlijk wegfleept. Het woont in genoegfaam alle de groote Steeden van Europa ; doch alleen met dat onderfcheid , dat het daar algemeener heerscht, waar de overdaad en eene heete Luchtftreek den prikkel van den wellust vroeger fcherpt, fijner flijpt en fpoe- diger verftompt. Deeze buitenfpoorigheden der menschlijke Natuur, behooren in Italien te huis, en deszelfs Gallifche Nabuuren , in 't bijzonder de Parijfenaars , zijn in en buiten hun Vaderland , als wellustige Vrienden van hun eigen Geflacht, berucht. Doch deeze berispingtreft niet alleen het Manlijk gedeelte dier Hoofdftad ; het gilden der Triboden , of zoo als zij zich zeiven noemen , der Veftaalen, was in R 3 het  s6a DE GEHEIMEN het laatfte tiental Jaaren , waar van wij eigenlijk fpreeken, zoo talrijk , cn deelde zijne Leden zulk eene betooverende bevalligheid meede , dat het voorrecht van het Vrouwelijk Geflacht in de Theorie en de Practijk der Liefde boven het Manlijken, voor altijd beflist wierdt. De Festaaien hadden ten dien tijde voornaamlijk twee Vergaderplaatfen in Parijs. De aanzienlijkfte was in het Huis van Madame de F. alwaar de fijnfte Theorie der zinlijke aandoeningen met de verbasterdfte en wildfte verbeelding vereenigd wierdt. De Verbondenen wierden in Poflulantes of Nieuwelingen, en in Femmes of Ingewijden verdeeld. Alle van de Wet van Vefta uitgeflotene Vrouwen wierden (JProfanes') Ontwijdfters, en die geenen , die zich ter aanneeming hadden aangediend, (£>e. firantes'y Begeerdfters genoemd. Deeze wierden,, wanneer zij zekere ligt te radene eigenfchappen bezaten, op de volgende wijze ingewijdt. De Defirante wierdt , terwijl twee Gewijden de wacht hielden, in de Zaal gebragt, Deeze Zaal was zeer fchoon en hadt eene volmaakt ronde gedaante. In het midden van dezelve ftonden vier Altaaren, op dewelken het Veftaalfche Vuur onophoudelijk brandde. De voornaamfte pronkte, met het Borstbeeld van Saplm, de Befchermheilig des Tempels; nevens dezelve praalde de Ridde-' resfe d'Eon , wier meesterlijk gewerkt Borstbeeld door den beroemden Houdon vervaardigd was.  DER VOORTTEELING. S63 was. Rondsom aan den wand ftonden de Borstbeelden dier Griekfche Vrouwen , welke Sap/w weleer in haare Liederen vermeld heeft. De Dienaaresfen zaten op kleene Rustbedden; op ieder van dezelven eene Gewijde en eene Nieuweling. De eerften droegen eene vuurcouleurige Levite en eenen roofenverwigen Gordel. Het eerfte het geen er gefchiedde , was, dat er over het al of niet toelaten der Defirante tot de beproeving, geftemd wierde. Daar op wierdt zij in eenen toeftand gefteld welke het opmerkfaam oog van de gewijde Kennereslen niets meerder konde doen begeeren. Eene der oudfte Dienaaresfen las vervolgends een Latijnsch Gedicht van Johan van Nevizan voor , het welk het Formulier was, waar naar de onderzoekingen gefchiede. Dit Gedicht vordert dertig fchoonheden van een volmaakt Meisjen ; indien de Defirante zestien van dezelven bezat, konde zij worden aangenomen. Zij wierdt als dan met zekere onbekende plegtigheden als Nieuweling gewijd en lag eenen Eed af, dat zij van den vertrouwlijken omgang met het Manlijk Geflacht, volkomen afzag, en zich aan het genot van zuiverder en gevaarloofer geneugtens wijdde. Het befluit der Inwijding, beftond uit eenen maaltijd, welke de Nieuweling, door Zinfpeelingen en Gezang onderichtte. De proeven van eene Nieuweling, welke in eenen hoogeren rang zoude worden opgenomen, was Zeer zwaar. Men floot haar in een Kabinet op, R 4 waar  264 DE GEHEIMEN waar in voorwerp bij voorwerp de leevendigfte denkbeelden van de Liefde tot het Manlijk Geflacht konde doen ontftaan. Het voornaamfte was de beruchte Romeinfche Godheid, het Standbeeld van Priapus, het welk men in het midden van het vertrek, in alle deszelfs nadruk, ten toon gefteld hadt. Aan den voet van dit Standbeeld bevondt zich een koolenvuur van die zonderbaare eigenfchap, dat het zelve aanftonds uitging, indien men flechts een oogenblik verzuimde om het door zekere materiaalen te onderhouden, of wanneer men te veel van dezelven daar in wierp. De Nieuweling was des genoodzaakt, onophoudelijk iets van dezelven er in te werpen-, vergat zij dit flechts eenige minuten door bij het aanfchouwen van zoo veele voorwerpen van manlijken wellust haare verbeelding in 't minfte of geringfte den teugel te vieren , zoude het vuur uitgaan en ten bewijs van haare afgetrokkenheid en zwakheid verftrekken. Deeze beproevingen duurden drie dagen. —— Deeze Orden hadt de eere, Dames van den eerften rang in haar midden te aanfchouwen, en een beroemd Schrijver (Siore/i} zegt van dezelve: „ Deeze doorluchtige Raad, is te faamengefteld uit de beruchtfte Tribaden, en in derzelver vergaderingen worden zulke ijslijkheden gepleegt, dat de zedeulooste Schrijver dezelve niet zonder bloofen kan aanhaalen." Alle deeze fchandelijke buitenfpoorigheid van ruwe en verfijnde wellust , heeft bereids de opmerk-  DER VOORT TEELING. X>5 merkfaamheid van de Demagogen der Republiek tot zich getrokken. In 't bijzonder heeft zich Chawnette door zijnen ijver tegens deeze ondeugd bekend gemaakt. Uit verfcheidene Diftricten heeft men alle gerieflijke Vrouwsperfoonen verdreeven. Doch van dit alles kunnen de uitwerkfelen voor als nog niet anders dan voor het tegenswoordig oogenblik worden befpeurd. Intusfchen is het zeer zeker, dat deeze buitenfpoorigheden niet meer zoo fterk zijn, als dezelven voor de Revolutie waren ; dewijl het grootfte gedeelte dier Volksklasfe , die de heevigfte fteunpilaaren daar van waren , vernietigd is. DUITSCHLAND. De natuurlijke weg op den welken zich de Mensch tot de zedelijke deugd vormt, is die geenen , op den welken het vrije gebruik zijner reden de minste hindernisfen ontmoet. Hoe meer bijgeloof, domheid en flaavernij van geest eene Natie kluisteren , des te grooter moet haare Zedenloosheid , deeze onaffcheidbaare gezellinne der onderdrukte Menschlijkheid , zijn. Bewij • zen hier van leveren ons verfcheidene Provinciën in het Katholijk gedeelte van Duitschland op , alwaar het Bijgeloof, het welk geene beproeving der Reden toelaat, en Gebruiken , die tegen de menschlijke Natuur ftrijden, door den Godsdienst geheiligd zijn. R 5 O11'  «0-6 DE GEHEIMEN Onder alle de Duitfche Landen vindt men in de Zuiderlijke en in 't bijzonder in Beijercn , de minste fpooren van verlichting en het grootfte gebrek aan zedelijk gevoel. In het.tafreel der groeve ondeugden en buitenfpoorigheden , is de neiging tot eene woeste Geflachtsbegeerte eene der uitfteekendfte trekken , en ftrijdt met de verregaande Bigotterie, welke aldaar plaats heeft, op eene zonderlinge wijze. Monniken en Leeken vieren openlijk de uitgelatendfte Bachanalen en offeren zonder fchaamte de Godinne van Cypres. Daar tast een Paap met de hand in eenen fchoonen Boefem, die Hechts ten halven met den maagdelijken fluijer bedekt is. Hier zit een lief Meisjen , en houdt met de eene hand eenen Roofenkrans en met den anderen eene Priaap. De laatfte vraagt eerst, of de aartige Galant, die zich aanbied, van haare Religie zij of niet, anders zoude zij niet met hem te doen durven hebben. Den eerften hoort men te midden van de uitgelatenheid, van zijnen geestlijke Broederfchap, van der-, zeiver gewonnene en nog te winnene Afiaaten en van derzelver Kruisvaarten, met de ernftigfte gebaarden der vroomheid fpreeken. Terwijl een wellustige Pater Prior, des nachts, voor het Altaar der wonderdoende Maagd,een Maagdom verovert, waar op hij reeds lang jagt maakte en bet welk hij op geene andere wijze meester konde worden, zoo als zulks, in den Jaare 1778, in de beroemde Marienkerk te Oettingen voorviel. Op  DER VOORTTEELING. s6?- Gp het Land en in de Steeden vindt men felden een Meisjen, wiens' Gordel nog niet ontbonden is. Overal ftaat nevens de Kerk een Kroeg en een Hoerhuis. In Munchcn, heerfchen de losbandigfte buitenfpoorigheden met verftaalde voor. hoofden ; het houden van Maitresfen is hier de heerfchende Mode onder de Amptenaaren en Hovelingen. Iemand vraagde eens aan zijnen Landsman , die eene reis door Beijeren gedaan hadt, hoe het aldaar met zekere behoeftens gefteld ware ? O ! antwoordde deeze, in Beijeren vindt gij het grootfte Hoerhuis van de waereld ; te Augsburg is de ingang en te Pasfau vindt gij de agterdeur. Schoon deeze Anecdote veel van eene Gasconnade heeft, is zij het nochthands in geenen deele. De inwooneren van Weenen zijn wegens hunnen fterken trek tot het zinlijk Genot, het welk door de geneugtens van Venus en de gefchenken van Ceres verfchaft wordt, alomme berucht. Alles zwelgt hier en leeft alleen voor de zinlijkheid. De Rijkdom, de Leedigheid en de milddaadigheid der Natuur moeten een Volk wellustig maaken, wiens Godsdienst, buiten dat het tegendeel van alle maatigheid is, en wiens regeering de veerkragt van zijnen geest op geen ander voorwerp weet te leiden De buitenfpoorigheden van deeze Stad veroorzaakten de Godvruchtige Ziel van Maria Therefia , in haaren hoogen ouderdom, eenen drukkenden kommer. Zij wilde het  s.68 DE GEHEIMEN het zedelijk gebrek natuurlijk onmogelijk maaken, en ftelde de beruchte Commisftc ter bevordering der Kuischheid aan. Veelligt zoude zij , indien haar zalig einde , haar niet zoo plotsling in haare vroome werken verrascht hadde, op 't laatst nog alle Mansperfoonen hebben doen Kastreercn. De gevolgen en de misbruiken deezer zottigheid waren te gevaarlijk , dan dat de Commisfie niet oogenbliklijk vernietigd zoude zijn. De Weener Dames, wien hunne overige Oostenrijkfche Zusteren zoo redelijk gelijkenen, zijn zulke meedelijdende en bereidwillige wezens, dat zij hunne Minnaaren niet lang kunnen laten zuchten. Over 't geheel zijn zij weinig met aanbidding gediend. Zij zijn voor de liefde d la Grenadier e: achten noch heete traanen, noch fmachtende zugten, noch iets het welk men in de Minnekunst eene geregelde belegering zoude kunnen noemen, maar beminnen het ftormloopen en het bres fchieten. Het is in Weenen niets zeldfaams dat de Dames , den Voorbijganger die hun wel aanftaat, uit de vengfter binnen wenken. De overleeden Risbeck, onder den naam van den rei. fenden Francoh bekend, verhaald, dat bij zulk eene gelegenheid den hevigften twist tusfchen Moeder en Dochter ontftond, welke de Vreemdeling niet anders konde bijleggen, dan door beiden te bedienen en de Moeder den voorrang te geeven. De Weener Schoonen zijn zeer begeerig naar  DER VOORT TE EL ING. 269 naar den omgang met Vreemden ; waarfchijnlijk om dat zich hun Geest en Ligchaam beter bij dezelven bevindt. De Weener Pronkert, die men voor eenen leevendigen Don Qiiichot zoude aanzien , wanneer men hem van Liefde en Teederheid hoort fpreeken, moet natuurlijker wijze hun veel onaangenaamer, ja zelfs walglijk zijn. . Indien men zich een overtuigend denkbeeld van de ' Kerkelijke tolerantie en de vroomigheid der Dames te Weenen,wil vormen,heeft men alleenlijk, des middags om 12 uuren de Stepharws-Zegenmis , of het aan de Linien liggende Dorp Herrenhah te bezoeken. Niets is voor eenen welgemaakten vreemdeling , die de Dames kan doen vermoeden van zesfen klaarte zijn , gemaklijker, dan hier verooveringen te maaken. Hij heeft zich alleen in de gangen der Kerken , onder de aldaar daande of gaande te mengen , om door verliefde oogen, zachte tikken met Waaijer of Gebedenboek en andere teekenen, verzekert te worden , dat zijne vergezelling naar huis in geenen deele onaangenaam zal zijn. Ieder Man van aanzien moet zijne Maitres, even zoo goed als zijn Paard hebben. De hoogmoedigheid en de geldafperfingen , waar meede deeze fchepfelen hunnen Slaaven pijnigen , gaat buiten alle perken. Daar en tegen weeten zich de Vrouwen dubbeld fchaadeloos te dellen; want hunne Mannen zijn de geduldigfte Schepfels der wae-  s70 '*>Ef Geheimen waereld. Zij fpreeken zelfs openlijk van hunne Mmnaaren. — De eerwaardige orden der Prelaaten P„oren,Monniken enhet nog talrijker Corps van Officieren , betwisten eikanderen de overwinnmg der bevallige Schoonen , in welk ftrijdperk dan meestal de rijke Prelaat, boven alle de anderen het voordeel heeft, dat hij, in geVal van «ood , den Kommandant der Vesting met eene zwaare hand kan omkoopen. Indien men bedenkt dat de opvoeding van het rchoone gedacht in Weenen , meestal aan de banden van Franfche Gouvernantes is overgelaaten , behoeft men zich in geenen deele te verwonderen dat men oP genoegfaam alle de gezichten de fpoorcn van vroegtijdige ongeregeldheden aanfchouwt. In eenen ouderdom , i„ d,n wdk m andere Landen de Meisjens in den bloei hun ner Jeugd prijken , zijn de Weener Schoonen reeds verwelkt , en moeten hunnen toevlugt tot het Blanketfel neemen, het welk zoo plomp doorhun word gebruikt, dat hun voorkomen daardoor eene onweederflaanbaare afkeer verwekt De Weener Dames zijn insgelijks zeer genegen tot de verandering. Heden wordt ee„ Minnaar zonder veel verandering gelukkig gemaakt en morgen krijgt hij zijn affcheid; een ander vervuld zij ne plaats, en wordt even zoo gezwind weer door eenen derden uit het Zadel geligt. — Den Wijn en den Dans beminnen zij op eene hartstochtelijke wijze ; wordt de overmaat hunner dierlijke lee-  DER VOORTTEELING. tfi leevenskragt hier door aan geprikkeld, dan zijn zij geheel Liefde , en het hun buiten dat eigen gebrek aan kiesheid, grenst als dan aan fchaamteloosheid. De openlijke Boeleerfters worden in Weenen alleen geduld , en echter'rekent Nico/ai hun getal op ioooo gemeene , en 4000 meer aanzienlijken. Het getal der geenen welke dit Handwerk in 't geheim en als eene buitenkans drijven, heet Legio. Die van de eerfte Klasfe, welke meest uit vreemden beftaat , zijn zeer prachtig, zoo in Wooning en Bedienden , als Kleeding naar Sen eerften fmaak ; echter behoeft men geen fcherp* zichtig! waarneemer te zijn , om oogenbliklijk te ontdekken, dat deeze geheele bende, niet anders dan een prachtig vermomd gemeen is. Gewoonlijk zijn het niet dan onteerde Kameniers , buiten dienst zwervende Dienstmaagden , verlatene Soldaaten Vrouwen, Winkeldochters enz. ' Zij beginnen hun werk in 't klein, fpaaren zoo lang het geen zij verdienen , tot zij bij den Uitdraager kleederen naar den eerften fmaak kunnen koopen en fchikken zich als dan op als Dames van aanzien. Met hunne betere kleeding wordt ook hunne perfoon duurder en hunne Fondfen verbeteren. In den beginne behelpt zij zich met den Tamboer en den Ambachtsman , eindelijk komt de '.voornaame Weenen aar , en vervolgens ook de Vorst, die dan nog wonder wel gelooft , den aanzienlijk-  o;2 DE: GEHEIMEN lijkflen Graaf, in zijne Huurkoets eenen dierbaaren prooij te ontvoeren. De geringde foort van deeze waar vindt men in de Voorfteeden Lerchenfeld en Spitalbcrg. Wien Horologie en beurs lief is , dien is het te raaden , deezen oord bij nacht niet te pasfecrcn ; want op de Policie kan hij zich aldaar niet verlaten, deeze heeft gewigtiger bezigheden, en moet befpieden, of niemand op de ftraat zingt, roept, of fchelt. De galante krankheden zijn hier zoo gemeen , da| niet zelden geheele Familien daar door aangc- ftoken worden De Geneesheeren moesten voor eenige jaaren de lijst der geenen die met Venerique gebreeken beiinet waren ,• opgeeven , em men vondt er niet meer dan 13,000. Het nog veel grooter getal dier geenen , die zich onder de handen der Kwakzalvers bevonden , zich zeiven genafen , of zich aan hun noodlot overlieten , was onder dit getal niet begreepen. Wanneer de Policie eens uit haaren diepen iluimer ontwaakte , en bij eenen Vasten, waar bij het al te dol toeging 300 van de 14000, Die- naaresfen van Venus deedt opligten en vihteeren, bevonden zich onder dezelven niet meer dan 60 gezonden , dus vier aangeftokenen tegens eene onbefmette. Wat deedt de Policie ? De gezonden liet zij los en de zieken geneezen, ten einde hun tot het bedrijven van hun handwerk op nieuw in  DER VOORTTEËLING. 273 in ftaat te ftellen. Somwijlen wierden ook deeze opgeligte Dametjes tot het reinigen der Straaten gebruikt. Men klecde ze dan in eene foort van Uniform , beftaande uit eenen graauwen bovenrok cn hoedjen, en gaf hun eene befem in de hand. Geen Weenenaar liet zich als dan in dien omtrek zien waar in zij in 'Functie waren, |uit vrèeze dat eene oude Bekende hem het genoegen mogte herinneren , het wélk hij in haare armen genoten hadde , of hem om die penningen maanen, welke hij haar daar vöor fchuldig geblecven was. Ten einde de in zwang gaande Kindermoord te- keer te gaan', fchafte Jofcph den II. de kuischheids Commisfie af en richtte in deszelfs plaats een Geboortenhuis op. Zonderling was het aanfchouwen der meenigte dikbuikige Bewooneresfen van dit Huis is, welke op eene moeilijke wijze, in'de Kameren, de Gangen en den Hof omzworven,en even zoo belangrijk en gewigtig is deszelfs inrichting voor Weenen. In 't bijzonder zijn de twaalf Kamers merkwaardig, welke voor de aanzienlijke Weener Dames beftemd zijn en Galdcnkeuners genoemd worden , dewijl dagelijks een gulden voor derzelver bewooning moet worden betaald. Voor dit geld bekomt de Bewooneresfe eene gemeubileerde Kamer, de kost voor zich en het Kind, benevens de Huislijke en Geneeskundige Bediening. Zij vind in deeze Kamer een fchoon Bed voor zich zeiven,een kleener voor haai kind, en nog een ahder in eene foort van Slaap- ÏI. Deel. s bank  274 DE GEHEIMEN bank verborgen, voor de Baaker : rene kast vol Linnengoed en Kleederen , een Koffijfervies , Spiegel , Stoelen , Toilet niet deszelfs toebehooren , in 't kort alles wat de nood of het gemak zou kunnen verlangen. — Komt een Vrouwsperfoon in den toeftand , dat zij tot dit Huis haaren toevlugt moet neemen, doch wil zij gaarne haare omftandigheid voor de Bewooneren verborgen houden, zoo begeeft gij zich des Nachts, welgeiluijerd, in eene Huurkoets dcrwaards. Zij, is niet genoodzaakt haaren naam te zeggen , noch zich te laten zien , en kan het huis weeder verlaten , zonder dat een Mensch weet wie zij geweest is. —; Mistrouwt zij de geheimhouding der Oppasferesfen, zoo neemt zij haare eigene meede en betaalt daar voor eene kleenigheid. Niemand mag zulk eene bewoonde Kamer, zonder bewilliging der Bezitfter betreeden. Op deeze wijze kan het openbaar gerucht den Weenenaar nimmer doen weeten , of zijne Beminde reeds bewijzen van haare vruchtbaarheid hebbe afgelegt. Doch de Mannen in Weenen zijn zulke . bons hommes, in den uitgebreidften zin van het woord , dat zij zich ook om zulk eene beuzeling niet veel bekommeren. ■ Voor eene tweede Clasfe welke hier hunne Kraam houden , en . die eene halve gulden dagelijks betalen , zijn zestien Bedden in zes Kamers. Voor die, welke tien kreitzers 'sdaags geeven, zijn 34 Bedden, en voor de Armen , die alles om niet bekomen , honderd Bedden  DER VOORTTEELING. i?$ den in dit Inftitut. In dit Huis rekent men dat 's Jaarlijks noo zwangere Vrouwen of jonge Dochteren kraamen. Het Swavelbad in Baden, omftreeks Weenen, is wegens zijne reeds dikwijls beproefde eigenfchap, dat het de onvruchtbaarheid der Vrouwen wegneemt, beroemd. De goede Echtgenooten van Weenen , . zenden hunne Vrouwen dikwijls derwaards, en fmaaken het lieflijk genoegen, hunne weederhelften met de ftreelende hoop^op eenen aanftaanden Erfgenaam, terug te zien komen. Andere Dames zijn zoo lang ziek, dat de Arts alle zijne Kunst hebbende uitgeput, eindelijk den geheimen wensch der Lijderesfe raadt en de reis naar de Baden beveelt. Hier is zij van het lastige gefelfchap van haaren Man bevrijd en wordt in de armen van eenen vuurigen Minnaar vair haare Krankheid' geneefen. Voornaamlijk' ontbreeken hier de Abten, welke meest Italiaanen zijn , in geene deele en fpeelen bij de Dames den rol van Tijdverdrijver, Hansworst en Koppelaar. In het laatfte geval deelen beiden den buit te faamen. Met welk eene gefleepenheid deezen handel gedree- ven wordt, bewijst de volgende Anecdote ï Voor eenige jaaren bevondt zich een Koopman uit Hamburg aldaar, ten einde insgelijks van de gevolgen zyner buitenfpoorigheden geneefen te worden, zoo als zulks ook gelukkig gefchied was. Hij geraakte met een deezer Abten in kennis en beiden wierden weldra elkanders Vertrouwelingen. S a Dee-  stjfl DE GEHEIMEN Deeze belooft hem , dat hij hem bij eene Graa. vinne van eene betooverende fchoonheid zoude brengen, alleenlijk moest hij hem zijn woord geeven, indien het ontwerp gelukte, de kiesheid van de Graavin , door het ontzien van zijne Beurs, niet te beleedigen. De Hamburger neemt den roemrijken opdragt begeerig en met belofte van alles ftiptelijk naar te komen, aan. Hij vult zijne, beurfen met Goud en begeeft zich in gezelfchap van den Abt, naar de wooning der Graavinne. De fchoone en >"prachtig gemeubileerde Vertrekken, bragten hem in eene aangenaame verwondering. Een Vrouwperfoon , in den eerften fmaak gekleed, ontvangt en verzoekt hem haar voor de Vrouw van den Huize te houden. Onderwijl zijne verwachting geftadig al hooger gefpannen wierdt, gaat eensklaps de deur open, en eene Dame , door de Natuur met de verblindendftebekoorlijkhedenverfierd,en aan het Toilet der Bevalligheden zelfs, gekleed, treedt op eene aanminnige , maar (tevens deftige] wijze , binnen. Het gefprek nam een aanvang, liep vlugtig over vcrfcheide onderwerpen heen, en bepaalde zich onbemerkt tot de LeStuur. „ Waarom of men toch bij de Baden voor geene openbaare Leesbibliotheek zorgt ?" zeide de Dame. De Vreemdeling. ,, Voor mij ten minsten en zeker ook voor veele andere Badgasten, zoude eene dergelijke inrichting zeer aangenaam zijn." De Graavin. „ Bij geluk bezit ik eenige uit-  DER VOORTTEELÏNG. 277 tiitgezogte Boeken, die mij alhier voor dit gebrek i'chadeloos ftellen; wildt gij geduurende uw verblijf te deezer plaatfe daar van gebruik maaken, zoo" ——, Deeze aanbieding is mij allerdierbaarst, mag 1 Ik zal uwe keuze niet voor uit loo- pen: in een hier bij gelegen Kabinet bevindt zich mijne Bibliotheek, veelligt vindt gij daar iets vair uwen fmaak." De Vreemdeling volgt de Graavin door eenige nog prachtiger vertrekken, ziet eene verzaameling fraai gebondene Boeken; doch het geen hem het meest in 't oog valt, is een, in den agtergrond van dit Kabinet der Mufen , opgehangen Schilderftuk, verbeeldende de Godinne van Paphos , zoo als zij eene Priesteresfe in haare Geheimen inwydt, en onder het zeiven een fierlijk, tot het genot der Liefde noopend Rustbed. Hij verftaat de wenk en blijft geen oogenblik befluitloos, of hij zijnen fmaak ia de Bibliotheek, of aldaar zoude bevreedigen. Bij het terug keeren laat hij zes halve Souverijnen in de hand der Dame glijden ; zij geeft hem dezelven op eene welleevende wijze terug;hij vermeerderd zijn gefchenk en het gevolg is het zelfde. , Terwijl de Koopman bij zich zeiven dit onverwacht gedrag zoekt te ontwikkelen, wordt eenen Juwelier aangediend. Men laat hem binnen komen, beziet zijne Waaren, en een paar Orlietten behaagen der Graavinne zoo zeer, dat alle haare wenfchen zich in derzelver bezit als in één middelpunt fchijnen te vereenigen. De naafte prijs S 3 ia  278 DE GEHEIMEN is 300 Gulden. De Vreemdeling merkt den fijnen aanflag. Hij waagt niet een bod er naar te doen, dewijl hij wel befpeurde dat zy voor twee derden de zijnen zouden zijn. Hij bevind zich in verleegenheid; „ de Juwejelen hebben geen zuiver water," zegt hij, ik zal Mevrouw beteren van Hamburg ontbieden." Een donkeren, ongeneegenheid aankondigenden rimpel, bewolkt het aangezicht der fchoone Graavinne. De Vreemdeling neemt zijnen Hoed. „ Hoe, gij denkt voor niet hier te zijn geweest? zegt de Graavinne op eenen toornig verheeven toon, en begeeft zich in aller ijl voor hem. Hij biedt haar een Dukaat aan. Oogenbliklijk verandert het gezicht dersBevalligheden in dat van eene Furie : de Dukaat wordt tegens de aarde geworpen, en de grootfte fcheldwoorden volgden den vertrekkenden Vreemdeling op de hielen. In Gratz ftrijdt de Bigotterie met de neiging tot de zinnelijke wellust, op eene even onbefchrijflijke wijze, als te Weenen. De Cicisbeen vergezellen hier de Vrouwen uit het Bed in de Kerk en geleiden ze aan den arm in den Biegtftoel. Eene bijzondere, den Godsdienst onteerende Plegtigheid voor de Schoonen van deeze Stad, is de Kruisvaart naar Mariazell in gezelfchap van hunne Minnaaren. Dit is voor hun even dat geenen , wat de Baden te Pyrmont, Spaa enz., voor zoo veele andere Duitfche Heeren en, Dames zijn. Na  DER VOORT TEELING. 279 Na Weenen zijn Berlin en Leipfig onbetwistbaar de eerfte Steeden van Duitschland, in dewelken het meesten op de Altaaren van Cythere geofferd wordt. Het openlijke en ongedwongcne iri Berlin, het welk de zaak in 't oog loopende maakt, is gedeeldlijk den grond, dat veele gemecnd hebben aldaar dc onbefchaamdfte zedenloosheid te vinden. Maar het gepreviligeerd handwerk van de Codin -Pandemös is aldaar zoo weinig eene nieuwe aanprikkeling tot buitenfpoorigheden, dat het veel meer de hitte van de begeerte dempt, welke meestal 'een gevolg van het ftreng verbod is. De meenigvuldige Tempelen van Venus ontvonken de Nieuwsgierigheid der Inwooneren van Berlin in geenen deele , dewijl zij fteeds voor hem open ftaan, en derzelver flegte zijde hem bekend is. Zij worden genoegfaam in 't geheel niet door hem bezogt , alhoewel zijnen goeden naam er niet door zoude lijden, en zijn te dier -oorzaake meestal de verzaamelplaatfen van Vreemdelingen. Ook de bewooneresfen der publique Huifen zijn bijna alle Buitenlandfchen. De neiging tot Opfchik,tot Wellust en Luiheid, zijn gewoonlijk de oorzaaken , die hun tot deeze leevenswijze voeren. Zij dienden gewoonlijk voorheen als Kindermeiden, Kameniers en dergelijken. Hunne loon was niet voldoende tot het houden van hunnen ftaat. De meesten zijn des door Gcfchenken zeer ligt te winnen, drijven hun handwerk onder den fehijri van eerbaarheid, en koS 4 * men  *8o DE GEHEIMEN men dikwijls nog gelukkig aan den man. Anderen bevinden zich door meenigvuldige gebreken buiten dienst, en worden door het gebrek genoodzaakt, zich bij de Befteedfters of bij anderen die hun eene flaapplaats vergunnen, ten prooi te geeven; of wel zoo in hunnen dienst hun de arbeid te zwaar wordt, of zij hunne vrijheid in denzelven te zeer beperkt vinden, dan zoeken zij in een der Fabrijken werk te vinden. Desi avonds om zes of zeven uuren zijn zij vrij, Verdienen twintig Grooten ter week, betalen weeklijks drie of vier Grooten voor hunne Slaapftêe, en dewijl het overigen niet toereikt om hun Kost en Kleederen te verfchaffen , moeten zij galante Buitenkansjes op de Wandelwegen, of bij eene Koppelaarfter zoeken, geraaken dikwijls in fchulden , of worden van de Fabriek weggeftuurt , en verkoopen zich dan in een der openbaare Huizen der ontucht, welke op deeze wijze , van tijd tot tijd van Dienaaresfen voorzien worden. Flet onderfcheid van alle deeze openbaare Huifen , waar in de Fiool des avonds en dikwijls ook over dag gaat, is zeer onbeduidend, indien men daar van uitzondert, dat zij in eenigen gekapt en in anderen met burgermutfen verfchijnen ; dat zij in eenigen voor twaalf, in anderen voor agt, zes en vier grooten te bekomen zijn ; dat men in eenigen met Koffij en Wijn, en in anderen met Bier en Brandewijn onthaalt wordt. Niet dan de fchuim des Volks zoekt aldaar de bevreediging zij-  DER VOORTTEELING. 28r zijner zinlijkheid. Eene andere klasfe van openlijke verzaamelplaatfen, op dewelken door de Mannen jagt gemaakt wordt, zijn de Danszaalen. Deeze onderfcheiden zich daar door, dat eenige van dezelven alleen door gepreviligeerde Vrouwspersonen , die op hun zeiven woonen , de andere van Fabriek-Dienst- en dergelijke Meisjens worden bezogt. De Meisjens bij de Koppelaar csf en of in de zoogenaamde flille Huizen, maaken de derde foort der Boeleerfters uit. Er beftaat eene laage en voornaamere foort van dezelven. In alle deeze Klasfen der veile Zusterfchap , vindt men niet dan Meisjens van eene gemeene Opvoeding. Men zette zijne waarneeming van het laagfte Graauw tot den voornaamften Tempel van Madame S. voort, waar alles op eenen zeer prachtigen voet toegaat, en men zal niet dan een gemaskert Gemeen leeren kennen. Het getal der, bij de Policie opgeteekende Meisjens van plaifier, bedraagt tegenswoordig omtrent vierhonderd. De meenigte der overigen veile Meisjens , Vrouwen en Maitresfen integendeel , ftijgt deeze fomme verre te boven. Deeze geheele orden, is voor het overigen van alle bijzondere en openbaare Gezelfchappen uitgefloten , alleen mengt zich dezelve op de avond wandelingen onder de Linden, onder het getal der Voetgangeren. De geringere Masfa van Rijkdommen , het geringer aantal van Inlandfche en S 5 ' Vreem-  fi83 DE GEHEIMEN Vreemde nutloofe Brasfers , en eindelijk de niet zoo toomloole neiging ter zinlijkheid , als in Weenen , Londen en Parijs, zijn de oorzaaken, dat het in Berlin nog geene openbaare Boeleerder gelukt zij, zich tot zulk eenen luisterrijke trap te •verheffen , op denwelken men haar in andere Steeden heeft zien opftijgen. De Kindermoorden zijn hier veel zeldfaamer dan op eenige andere plaats, hoewel Berlin geen Vondelingshuis heeft. De zoogenoemde Galante ziekte , welke in London, Weenen , Rome , Madrid en Parijs, het Leeven van veele duizenden vergiftigd , heeft in Berlin , naar evenredigheid zeer weinig plaats. Over 't geheel genomen is de wellust alhier niet zoo affchuwelijk voor — noch zoo vijandig jegens het Menschlijk Geflacht, als b. v. in Madrid , alwaar de "Dames zich van hunne Zwangerheid ontdoen wanneer het hun belieft. De op rechtmaatige gronden toegelatene Echtfcheidingen, beperken hier de buitenfpoorigheden der Vrouwen, en de voorbeelden zijn zeer zeldfaam, dat gehuwde Lieden, even als in Rome , Weenen &c. voor het oog der gantfche waereld, Maitresfen en Pollen houden. Ook is het merkwaardig , dat federt dee. ze Eeuw die verfoeilijke Klasfe van Mannen al langer hoe meerder verdwijnt, die aan Cupido's Altaaren der onnatuurlijke Liefde offerden, waar van de Vrijheid van te trouwen, welke den Mili-  DER VOORT TEELING. solitairen terug gegeeven is , als een der gewigtigfte gronden te befchouwen zij. In Leipzig vindt men wel geene openbaare Tempelen der wellust, evenwel vindt men hier echter eene ontelbaare meenigte veile , meest gemeene , uit hunne dienften ontloopene Meisjens , die op zich zeiven woonen, en in- en buiten Leipzig omzwerven en zich aan een ieder aanbieden ; doch welker genot veel gevaarlijker is dan dat van de geenen die zich in de verachtlijkfte fluipwinkels van Berlin, bevinden. Italien. Indien het heete Climaat van Italien als eene middeloorzaak van de luiheid en wellust in dewelken zijne Bewooneren verzonken liggen, is aan te zien, zoo moet nochthands een ongelijk grooter aandeel aan deeze en andere ondeugden, aan den Demon der Monnikerij, en eene verfoeijenswaardige Regeering, welke, in plaatfe van door haaren invloed op de Zeden des Volks, de uitroeijing , of ten weinigften de vermindering der ondeugd te bewerken , juist het tegendeel doet, worden toegefchreeven. Als gevolgen van den ongehuwden Staat kan men in het gewezen Kerkelijk gebied, zonder te overgedreeven te handelen , tegens een Mansperfoon , vijf Vrouwsperfoonen rekenen. Volgend* dee-  sS4 DE GEHEIMEN deezen maatftaf is bereids de losbandigheid der Romeinfche Zeden te bepaalen. De buitenfpoorigheden van verfcheidene Italiaanfche Volkeren in het ftuk der Geflachtsneiging , vinden, behalven in deeze bijgebragte algemeene Bronnen , nog in 't bijzonder in de gebruiken gelegenheid, en in het Cicisbeat een ruim Veld om hunnen rol te fpeelen. De verdorvene Zeden der Inwooneren van Rome voorbijltappende , zeggen wij alleenlijk, dat de Romeinfche Dames volkomen aan de gemainlineerden in Parijs gelijk zijn , en de Kavaliere fervente , of Cicisbeo , genoegfaam het zelfde is als de Vriend van den Huife bij den Inwooner van de Hoofdftad der groote Republiek. Er is niets gewoonlijker in Rome , dan bij voornaame Dames fortuin te maaken; de openlijkfte Galanterie benadeeld hier den goeden naam niet: eene Vrouw is deugdfaam wanneer zij leelijk , galant, wanneer zij fchoon is. Dan , hoe algemeen ook de buitenfpoorigheden der gehuwde Vrouwen in Rome zijn , zoo vinden nochthands de openbaare Priesteresfen van Venus aldaar een ruim beftaan. Nog heden ten dage heerscht de gewoonte der oude Romeinen , dat op de ftraaten, voor de wooningen in dewelken veile Vrouwlieden woonen, Lampen branden , welke door de Matroone zoo lang worden weggenomen, als het bezoek bij een haa- rer  DER VOORTTEELING. »2$ rer Schoonen duurt. Paus Pias V. betoonde zich zulk een gezwooren vijand van de openbaare gerieflijke Meisjens te zijn , dat hij hun allen de Stad wilde doen ruimen ; doch daar hij dit oogmerk niet konde bereiken , beval hij , dat zij niet in alle de ftraaten der Stad verftrooit , maar in eenen zekeren oord van dezelve bij eikanderen moeiten woonen, op dat men, zoo wel hun, als de geenen die hun bezogten , niet zoude kunnen gadeflaan. Tevens beval hij, dat geen van zoodanige Vrouwsperfoonen , wanneer zij in hun fchandelijk Handwerk ftierven, anders dan in Mist begraaven mogten worden. De Raad der Stad, als de mond der Geestlijkheid zijnde , ftelde wel voor, dat de Stad daar door van haare oude Vrijheid beroofd , de kuischheid der Vrouwen meer in gevaar gebragt, meerdere ge. ïegenheid tot eene Ondeugd, welke reeds Paulus den Romeinen hadt verweeten, gegeeven .wierde , en in 't bijzonder de Burgerij daar door fchade leedt, dewijl zij in het toekomende uit het verhuuren van haare Huifen , niet zoo veel intrest zoude trekken ; maar de Paus bleef bij zijn befluit, en wilde liever Rome verlaten, en elders zijne Refidentie neemen , dan hier in toegeeven. Men vondt dus raadfaam, zich niet verder er tegen te verzetten. -— De fchijn van den Godsdienst heeft meer dergelijke , helaas ! zeer onnuttige voorzorgen te weeg gebragt. Zoo is,  A86 DE GEHEIMEN is , onder anderen , de veile Zusterfchap , in verfcheidene Oorden van Italien genoodzaakt, eenmaal 'sjaars zich naar eene bepaalde Kerk te begeeven , en eene Preek te hooreri , in dewelke zij op eene nadruklijke wijze van hun zondig Leeven. worden afgeraaden. Die geenen welke zich door zoodanige voorftellingen laten bewegen, en ten teeken van hun berouw een Kruisbeeld , het welk rondgeprefenteerd wordt, kusfen , worden in daar toegewijde Kloosters opgenomen. Doch de meesten zien deezen ftap. als een wanhoopig befluit aan , waartoe zij alleen dan hunnen toevlugt neemen , wanneer hunne bevalligheid uitgebloeid en afgebruikt is , hunne bekenden hun verlaten, en armoede en gebrek, met derzelver gevolgen , hun bedreigen. In Napels cn Genua gaat het met de buitenfpoorigheden der Liefde even als in die Landen, in dewelken men geenen Bedelftaf ként, om dat de Armoede algemeen is. —- Het Vrouwelijk Geflacht is in Napels eene Koopwaar , waar meede Vaders en Moeders, Mannen , Broeders, Monniken en Leeken , openlijk handel drijven. Openbaare ontuchtige Vrouwlieden vindt men hier in groote meenigte ; doch zij zijn door niets onderfcheiden en onder de Masfa van haare Ge- ilachtgenooten vermengd. In Genua is het Cicisbeat wel het meest in zwang. De buitenfpoorigheid gaat hier in de Burgerhuifen zoo verre,  DER VOORTTEELING. aSjf re , dat men geene publique kent noch noodig heeft. Openbaare Dienaaresfen van de Godinne van Paphos vindt men er niet ; want alles offert op haare Altaaren. De Priesters zijn hier zoo talrijk, en de Regeerende Heeren zoo irteenigvuldig, dat men. geen fpoor van Godsvrucht gewaar wordt en er eene volftrekte Regeeringloosheid heerscht; alleenlijk vindt men het Bijgeloof in het uitdeeien der Aalmoeien zoo groot, dat het overal van Bedelaars krielt. Op eene evengelijke wijze is de Galanterie in Veneücn eenen openbaare Koophandel , welke door voornaame en geringe Dames met hunne eigene Bevalligheden gedreeven wordt. Van de tien Meisjens die zich aan de ontucht overgeeven , zijn er vast negen , waar van de Moeders of Tantes de belooning trekken; reeds lang voor af maaken zij een beding omtrent den Maag dom , ten einde hun, zo zij voorwenden , een uitzet te geeven. Zij verhuuren hunne Dochters aan den meestbiedenden , het zij hij een vreemdeling, Inwooner, Prelaat, Monnik of Leek zij. Den toe vloed eener meenigte vreemdelingen en de vrijheden in den Karnavals tijd , zijn niet alleen voor deeze Klasfe eenen rijken Oogst, maar dit tijdftip biedt ook den aanzienlijken van beiderlei Geflacht, de gunftigfte gelegenheden aan,om hunne wellustige begeertens op de gemaklijkfte wijze te bevreedigen , dewijl een masker genoegfaam ner-  ö83 DE GEHEIMEN nergends den toegang ontzegt wordt. Dé Dochters der voornaame lieden worden wel meest in de Kloosters opgevoed , maar ook hier wordt de Vrouwelijke losbandigheid dagelijks grooter. Het Cicisbeat is genoegfaam algemeen: iedere Burger Vrouw moet eenen Cicisbeo hebben , en deeze plaats wordt gemeenlijk door haaren ouden Minnaar bekleedt. Is hij arm, zoo moet hem de Dame onderhouden , en geraakt daar door dikwijls in diepe fchulden. De Boeleersters drijven alhier hun handwerk op eene openbaare wijze , doch mogen, behalven den tijde van den Karnaval , zich niet onder de overige Inwooneren vermengen. Dewijl zij dus niet uitgaan,Illumineeren zij des nachts hunne Kamers of Wooningen , op zoodanig eene wijze,dat de voorbijganger,zonder blind te zijn, hun volltrekt aan de vengfters , in hunnen vollen luister zittende, moet befchouwén. De deuren hunner, vertrekken komen onmiddelbaar op ftraat uit, en zijn des morgens half open ; de fchoone bewoonsters leggen half ontbloot in hunne Bedden ten toon en te huur voor den voorgijganger. In Florence worden de Cicisbeen door Makelaars verfchaft. Den rijken en voornaame vreemdelingen , legt men , bij derzelver aankomst de Pourtraiten van zoodanige Dames voor, die zich Van eenen Kavaliere Servente wenfchen te voorzien. De tegennatuurlijke Smaak in het ftuk der Lief-  DER VOORTTEELING. 4SÊ$ liefde, is een, niet de verdorvene gefteldheid 200 wezenlijk verbonden gebrek, dat alleen dan op deszelfs uitroeijing te hoopen is, wanneer het den wddaadigen Befchermengel der Menschlijkheid eenmaal zal behaagen, den grond en bodem, waarin het voedfel en wortel heeft , op nieuw te herfcheppen. Bologne, Ferrare en eenige andere Steeden uitgezonderd, is het fchoone Geflacht, in den gewezen Kerkdijken Staat van alle Schouwburgen verbannen. Dit verbod heeft de voorzorg ten grond , de Heiligheid der Eminentien en Monlignors, door de Bekoorlijkheden der betooverende Sireenen in geen gevaar te brengen. Doch dikwijls geeft de vrees voor het eene onheil, tot een veel grooter gelegenheid, want het gezicht dier baardelooze Jongelingen, die het Geflacht, in welks gewaad zij verfchijnen, in geftalte en ftem gelijk zijn, boefemt niet zelden begeertens in, die de natuur veel meerder onteeren. Inzonderheid zijn de Romeinen en Florentijnen aan deeze berisping onderworpen, en vooral zulke perfoonen, welke aan de Altaaren van Cytheria de geneug tens met afkeer genoten, die niet meer genieten, kunnen , öf zich deswegens aan den verborgen dienst van Cupido wijden, om dat Stand en Cha- 1 rafter hen tot eene geraffineerde Schijnheiligheid veroordeelen. Men bedrijft deeze beestachtigheid in 't geheim, en meer verlangt de Regeering niet, II. Deel. T de-  59o DE GEHEIMEN dewijl deeze er alleen op uit is, om den fchijn te bewaren. De Mopfignoren en Eminentien geeven den rol hunner Ganymeden aan eenen jongen Abt, wien zij edelmoedig eene bediening bij hunne perfoon verleenen , of zij vinden in den omgang der Seminaristen, van dewelken zij , volgends eene milde gewoonte een zeker aantal op hunne kosten onderhouden, de tijdkortendfte vergenoegens.  Geheimen der VOORTTEELIHG en het waar Genot der omhelzing II Deel.