C G. SALTZMA N'S i i ! VERHEE RELYKINGEN van GOD. eerste deel,  63- (,(>0 EX BIBLIOTHECA VIRI DOCTISSIMI L. J. SURINGAR ANNO 18!'7 DEKUNCTI UNIVERS1TATI DONATA  KORTE VOORSTELLEN TER VERIIEERELYKINGE VAN GOD. DOOR C. G. S A L T Z M A N. GEVOLGD HA HET HOOGDUITSCH. EERSTE DEEL» Te Amfteldam, by L DE JONGE 1791.   AAN DEN NEDERLANDSCHEN LEEZER! Schoon de braave saltzman deeze kvrt'e voorflellen ter verheerelykinge van god, aan de jongelingen in het Philanthropynfcho Kweekfchool te Desfau, deed, en ze daar, om met elkander, voornaamlyk als een Godsdienjlig handboek voor jonge lieden kunnen aangemerkt -worden, is het evenwel zeker, dat dezelven eok voor lieden van meergevorderde jaaren zeer gefchikt syn, en Leezers van allerleien ouderdom, met de meeste vrucht, een algemeen matig en flichtelyk gebruik van dezelven kunnen maaken — ik herinner dit alleenlyk, om dat de Nederlandfche Leezer, veelligt, op het verneemen van den naam van saltzman zou kunnen denken; „ Daar de meeste by ons be„ kende werken van dien Autheur, gefchikt zyn voor kinderen, „ en derzelver opvoeding; zal ook dit werk daarop alleen betrekt, king hebben:" dan neen, de grysaart zo wel als het kind, is hier 's mans leerling, en als leeraar van den Christelyken Godsdienst, zoekt hy aan allen eerbied voor god, liefde en geloof omtrent je sus en zyne leere, verbetering van het verjland en hei hart, hoogachting en liefde omtrent zig zeiven en alle menfchen, met één woord, alle deugden en pligten, die den Christen pasfen, intefcherpen en aantepryzen Ach ! dat saltzman dan ook in Nederland, deeze zyne loflyke bedoelingen mogte bereiken ! den uitceevir.  INHOUD van het EERSTE DEEL. serste voorstel. De wereld zou een hemel zyn, zo de menfchen engelen waren. tweede voorstel. Over de gelykheid van den mensch met god derde voorstel. Over de verdienftenvan jesus voor het menschlyk geflacht. vierde voorstel. Over den Geest god's. vyfde voorstel. Over de voordeelen die wy in de maatfchappy der menfchen genieten. zesde voorstel. Over het medelyden met de zonden, en de afdwaalingen onzer broederen. zevende voorstel. Over het charakter van johak- nes den dooper. agtste voorstel. Over de menfchenïièfde van jesuï. negende voorstel. Over het gebed. tiende voorstel. Over het Onze Vader. elfde voorstel. Over den zomer. twaalfde voorstel. Over de gezondheid, en de middelen om dezelve te bewaaren. dertiende voorstel. Jesus is in de wereld gekomen om ons van dwaalingen te verlosfen. veertiende voorstel. Over Matth. 6. vs. 19. Vergadert u geene fchatten op de aarde, enz. vyftiende voorstel. Over Matth. zo ho"d 11/. -. let °P' §oede dasden te willen oefenen, *eel' 2y zullen In eel)e betere wereld verVolden worden! Zo rasch ik aan de onftervelykbeid geloof, ben  24 C. G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. III. ik by alle elenden die my treffen kunnen, getroost, dewyl ik zeker weet, dat het einde derzelven onophoudelyke vreugd zal zyn. En, mijn waarden ! aan wien hebben wy deeze troost te danken? aan christus! ■ wanneer wy dit nadenken, kan het niet misfchen, of wy moeten tot het geloof in de onfterveiykheid overreed worden.- doch het is op zig zelve een onzeker en wankelbaar geloof, en bekomt dan eerst zyne vastigheid, wan. neer een perfoon als christus, ons de onfterveiykheid toezegt, zyne beloften met zyn' dood verzekert, endoor zyne eigene opftanding bevestigt, dat wy onftervelyk zyn! eenige Heider.fche wysgeeren leerden ook wel de onfterveiykheid ; doch nimmer werd hunne leere zo algemeen aan. genomen, datzy tot de geringe clasfe der menfchen doordrong; maar by ons gelooft ook den landman en bedelaar aan een toekomend leeven. Nimmer moet gv vergeeten die groote weldaaden, die god ons door zynen Zoon beweezen heeft.- zo dikwyls gy van van dc blindheid hoort, waarin andere natiën leeven, tot welke de leere van jesus nog niet doorgedrongen is, en daarmede vergelykt die opklaaring welke gy geniet; zo dikwyls u de grondbeginfelen zyner leere, van eene on. edele daad te rug houden, en tot de beoefening van het goede kracht geeven; zo dikwyls gy u door het gebed verfterkt gevoeld, of zo dikwyls gy in treurige oogenblikken, u met hat geloof aan de Godlyke Voorzienigheid, met het uitzich°t in de eeuwigheid verkwikt, zo denkt, dit is eene weldaad die ik aan jes-us te danken heb. Denk dan toch daar aan met een hart vol dankbaarheid! laat u voortaan niet meer door blinde driften, die voor uw geluk zo nadeelig zyn, regeeren; maar laaten u alleen zulke gedachten beheerfchen, als god verordend heeft om uw geluk te bevorderen: Jesus leeft, zyn lieil is 't myn, 'K wil voortaan voor jesus zyn, Heel myn hart hem overgeeven, Alle lusten tegenftreeven, Jesus, daar myn ziel op wacht, Jesus geeft de zwakken kracht.  VIERDE VOORSTEL. Over den geest god's. OP PINXTERDAS. Oneindig god! hoe groot en menigvuldig zyn uwe werken! Gy hebt ze allen met wysheid gemaakt; alles, alles, vertelt uwen lof; de geur der bloemen, het gezang der vogelen, het geruis der wateren, het geloei der winden, het gebulder des donders —— alles roept my toe, merk op, o mensch! 'er is een goede en wyze god, die ons gemaakt heeft: doch onder alle uwe werken, die ik met myne zinnen kan bevatten, is 'er evenwel geen zó van U 'geliefd, al wy, wy menfchen: alle uwe overige zichtbaa. re werken, noemen U Schepper; maar wy vader! uw Godlyk beeld is aan ons kenbaar: ons verftand, dat overleggen en verkiezen kan; onze heerfchappy over uwe fchepfelen; ons vermogen van weldoen, ja alle de voortreffelykhedcn, die ons van uwe overige werken onderfcheiden, zyn zo veele getuigen uwer Godheid, eeuwigheid en airaagt: Heer van alle geesten! Heer van hemel en van aarde! bron van alle vreugde! —— mynvaber! O myn waarden! konde ik u mededeelen wat myne ziel gevoelt, wanneer ik worm, ik die Hechts eenige oogenblikken leef,tot den eeuwigen zeggen kan: myn vader! myne broeders! kinderen van den besten Vader, gevoelt met my dit groot geluk, en laat onsHem aanbidden; I. deel» D  5t6 C. G. SALTZMAN, God en Vader! god en Heer! Loovend buigen wy ons neêr, Oin bewondrende aantebidden; Groote god wees in ons midden; Dat uw lof der tonge ontvloei', Dat uw liefde 't harte ontgloei', Eeuwig zy het, looven! looven t Losven onzen god hier boven ; Christnen! komt, valt allen neêr, Looft en dankt den Opperheer. Mogt toch niet blootlyk de mond; maar mogt toch ook ons hart, met het levendigfte gevoel, tot den eeuwigen Algoeden zeggen: myn vader! doch het is niet mogelyk, dat een ziel met eenig hartlyk vertrouwen, tot Hem zeggen kan, myn vader! zo lang zy gedachten en voorneemens koestert, die deezen goeden Vader mishaagen: het kind dat van zyne ongehoorzaamheid overtuigd is, ontwykt met fchrik zynen vader; het anders zo aangenaame woord, vader, jaagt het vreeze aan, en het nadert hem niet dan met angst; maar als het zig zyner gehoorzaamheid bewust is; als het weet, dat het zyns vaders wil gedaan heeft, dan zoekt het hem; vol van vertrouwen op zyne goedkeuring en belooning, werpt het zig in zyne armen , en zegt, myn vader! zo kan ook dan eerst een mensch, met volle overreding zyns harten, den algoeden god, zyn vader noemen, wanneer hy by zig zelf bewust is, dat zyne voornemens en daaden, met den wil van dien vader overeenltemmen: deeze overeenftemming onzer gezindheden, met den wil van god, is de geest God's, die jesus beloofd heeft aan de zynen te zullen fchgnken; dat is de geest, welke naar de uitfpraak der fchrift, ons het getuigenis geeft, dat wy kinderen cod'j zyn, die in onze harten roept: Abba, lieve Vader! Hoe goed, hoe heilig is de wil van god! met welke  KORTE VOORSTELLEN. IV. s B? bewondering en eerbied wordt men vervuld, denzelven nadenkende! die wil is werkzaam, niet voor honderd, niet voor duizend jaareu, maar van eeuwigheid tot eeuwigheid : het geheele plan, dat hy tot geluk der menfchen ontworpen heeft, nam reeds zynen aanvang vóór de wording des tyds; toen reeds ftelde hy zig voor, den mensch tot deelgenoot zyner eeuwige vreugde en gelukzaligheid te maaken. Menfchen ! kinderen des Eeuwigen! dan werkt zyn geest in u, wanneer uwewehfchen zig niet blootlyktot het tegenwoordige bepaalen; wanneer gy uw geluk niet in het bezit en genot der zichtbaare verganglyke wereld zoekt; maar in overweeging uwer onfterveiykheid, uwe ziel, nw onftervelyk deel, zoekt te veredelen, haar door de waarheid tracht te verlichten, en tot het goede werkzaam te maaken; kortom, wanneer gy u de goederen des geesteg zoekt te verwerven, die eens voor den ftoel des Eeuwigen zullen gelden; die hunne waardy zullen behouden als de glans des gouds, het geflikker der diamanten, alsydele rang, roem en eer, alle waarde zullen verlooren hebben, die dan zullen gelden, als de Aarde, en al bet aardfche onder uwe voeten zal wegzinken. O geloof vol hemelzoetheid, Niet voor eeuwig te vergaan; 'T ftoflyk lyf wordt flechts ontbonden, Eeuwig zal de ziel beftaan : Laat deez' waarheid vóór my weezen, Godlyk Vader van 't heelal! Laat ik altoos toch befefTen, Wat ik eenmaal worden zall De overweeging, god is liefde; zyn eeuwig werk is wél te doen: van den mensch af, tot het kleinfte infe<5t toe, heeft Hy zo gemaakt, dat het duizend aangenaame gewaarwordingen en genoegens over deizelfs aanwezra D a  *8 C. G. S A L T Z M A N , hebben kan: o kon ik u de menigte van geneugten, die het groote heir van c o d's fchepfelen geniet, affchilderen! het zou eene oceaan zyn, dien het verftand eens engels niet zou kunnen doorgronden: hoe vroiyk klopt het hart van een deugdzaam mensch, wanneer hy het opgaan der zonne, het ontwaaken der Natuur befchouwt: terwyl hy met zyne gedachten van de Natuur tot den Schepper der Natuur opfteigt, baadt zig intusfchen het kleine infeft in de daauwdroppelen, en is dronken van genoegen: en alles wat tusfchen de deugdzaame mensch, die met een oprecht hart god aanbidt, en tusfchen het kleine infeft, dat zig in de daauwdroppelen vervrolykt, inftaat, visfchen, vogels, viervoetige dieren, de zinlyken mensch, alles, alles fmaakt vergenoegen en vreugden, die van de eeuwigen oorfprong alles goeds, nederdaalen; zelfs dan, wanneer god zig ontzachlyk aan ons vertoont, vervrolykt Hy; het gebulder des donders, het geloei der winden, het bruifchen der zee, het beeven der aarde, zyn niet anders dan toebereidfelen van god, waardoor Hy de Natuur, tot het voordbrengen van nieuwe vreugden en genoegens \ vatbaar maakt: zelfs dan, wanneer god fchynt te ftraffen! doet Hy wél: het lyden dat den mensch overkomt, heeft geen ander oogmerk, dan om hem te verbeteren: o god! waar vind ik woorden om uwe liefde te befchryven; zy ontbreeken my, meer kan ik niet zeggeH, als Gy zyt liefde ! God is liefdel —- al 't gefchaapne Galmt deez' lof met luider ftem —— Die de liefde blyft betrachten, Woont in god, en god in hem. Ja dan bezitten wy den geest god's, wanneer liefde ia ons woont; wanneer eau hartlyk verlangen in ons leeft, .om onzen broeder te vervrolyken; den god der liefde , als  KORTE VOORSTELLEN. IV, 29 'tware, in zyne werkingen te onderfteunen; de traanen der lydende aftedroogen; de bekommerden te vreden te Hellen, de verdwaalden te recht te brengen, de onweetenden te onderrichten; wanneer wy iedere gelegenheid gaarne aangrypen, waarin wy hetGodlyk verlangen, om menfchen gelukkig te maaken, vervullen kunnen; o denk dikwyls! God is liefde, ik ben zyn beeld, 'K wil des ook liefdaadig weezen ; Daar de band der liefde ftreelt, Is geen naberouw te vreezen. God's liefde kent geen paaien,- zy is niet blootlyk geTïcht tot hen, die Hem erkennen , aanbidden en voor zyne weldaaden pryzen; ook de dwaalenden,de afgodendienaars ondervinden dezelve.- god's zonne gaat ook op over die ruwe natiën, die in de woestynen van Africa woonen; niet alleen den mensch, die god gehoorzaamt, die in het vervullen zyner geboden zyn' lust vindt, masr ook den booswicht, die Mout zyne wet vertreedt, bemint Hy; zyn regen valt ook op den akker des zondaars; met eene onbegrypelyke grootmoedigheid fchiktHy den boosdoener in, die Hy met eenen wenk zou kunnen vernietigen; met lang. moedigheid verwacht Hy zyne verbetering, en wendt de krachtigfte middelen aan, om zyn dwaalend hart te recht te brengen; Hy is alle oogenblikken bereid tot vergeeving aan hem die zyn fchuld belydt, en met hartlyke ootmoed berouw betoont. Dan woont god's geest in ons, wanneer wy onze liefde tot alle menfchen uitbreiden; wanneer wy ook gaarne hun wéldoen, die god niet in erkentenis houden, of die Hem op eene andere wyze verëeren, dan wy; wanneer wy ons aan onzen vyand niet wreeken; ons misnoegen omtrent hem maatigen; ons hart voor zyne elenden niet toefluiten; hem zo dikwyls ais wy gelegenheid daartoe hebben, gaarne redden, gaarne zoeken te vervrolyken. Christus verzekerde by zyne hemelvaart , den jongeren, dat hy zynen geest over hen zoude uitgieten; dit gefchiedde ook op den Pinxterdag.- alle zyne vrienden ontvingen toen wysheid om te leéren, kracht om ongeneesbaare krankheden te heelen, en andere wonderen te doen.- dit zou hetzegel der Godlyke goedkeuring en de volmagt zyn, om de wereld te overtuigen dat zy van god zeiven gezonden waren; om de wereld door de leer die zy predikten, te verlichten en te verbeteren: de redenea D 3  3o c. g. 'saltzman, waartoe christus hun deeze wonderdoende krachten fchonk, hebben by ons geen plaats; wy worden niet ge« roepen om den afgodendienst te verftooren en de ceremoniën aftefchaffen ; het zou des onbezonnen van ons zyn, zo wy ook nog deeze krachten van god verwachten wilden. Maar wy zullen ook trapsgewyze volkomener, en meer en meer tot goede werken bekwaamer worden; wy zullen hierin ruste voor onze Zielen vinden, en eens vatbaar gemaakt worden voor het genot eener hoogere gelukzaligheid, die god voor ons bereid heeft; maar met dit geluk mogen wy ons niet vleien, zo lang onze voorneemens en onze gedraagïngen niet met den wil van god overeenfteminen: ach mogt daar toe de geest god's op allen rusten! op dat de mensch zyne waarde, als gefchikt voor de onfterveiykheid, mogte gevoelen; kracht erlangen om in de (ciieppinge god's vreugde te verfpreiden, en fterkte verkrygen om ook zyne. vyanden te vergeeven en wèltedoen! Christus geeft ons hier toe alle hoop, wanneer hy zegt: de hemelfche Vader zal den heiligen Geest geeven, den geenen die kern daarom bidden: het gebed is derhalven het middel, waardoor onze voorneemens en gedragingen aan den wil van god gelykvormiger kuunen worden; en hoe waar is deeze toezegging! hoe zeer komt deeze belofte, met alle de voorfchriften en toezeggingen, die christus ons medegedeeld heeft, overeen; dat Hy de zwakke kracht, de afgedwaalde licht en vertroosting gee. ven zoude. Als wy de natuur en werkzaamheden onzer ziele nagaan, is zy dan niet vatbaar voor alleiieie navolging! hoe werkt de omgang met menfchen niet op haar! hoe rascli denkt en handelt de mensch niet even zo als zyn vader. zyn vriend, zyn leeraar, zyn daaglyks gezelfchap, denkt en handelt! zo is het ook als de mensch veel met god omgaat; wanneer hy zyne gedachten van het zichtbaare losrukt, en op den Onzichibaaren vestigt; hierdoor wordt zyn geloof verfterkt; hierdoor krygt hy kracht om zynen Weldoener na te volgen. Even als aan een mensch, die in een klein vertrekjen opgeflooten is, alles wat hem omringt, gewigtig voorkomt, en op iedere kleinigheid, die door een ander over het hoofd gezien zou worden, eene grooteu prys ftelt; zo hangt ook de zinlyke mensch, die zyne opmerkzaamheid blootlyk op de Aarde, en wat daarin is, hecht, altoos aan kleinigheden; geliefkoosde verrichtingen, wei-  KORTE VOORSTELLEN, IV. lust, een hand vol gouds, de goedkeuring van eenige menfchen, fchynen hem de allergewigtigfte zaaken, en komen hem voor der moeite waardig, om 'er alle zyne krachten aan tebefteedeu, ten einde ze te erlangen; maar gaat dikwyls in 't gebed, en leeft als onder het oog van den Eeuwigen; ziet de eeHwigheid in, en befchouwt uwe woonplaats, bereid in het gezelfchap der volmaakte gees» ten, hoe klein zal u dan alles worden, waarna den zinlyke mensch zo reikhalzend begeert! hoe zal dit uwe voorneemens en gedragingen veredelen! welke goederen van den geest zult gy daardoor erlangen! goederen, die in de eeuwigheid nog geldig zullen weezen! De dienst van god, zal u voor de wereld niet onnut maaken.' neen! wanneer wy den Algoeden aanbidden en verheerelyken; wanneer wy overdenken hoe veel genoegens Hy aan alle zyne fchepfelen mededeelt; hoe Hy dag en nacht de Natuur werkzaam doet zyn, om vreugde over het werk zyner handen te verfpreiden; hoe veel goeds Hy ook aan ons gedaan, tot welke zaligheid Hy ons in het toekomftige beftemd heeft, dan moet noodzaakelyk ons hart tot wederliefde opgewekt worden, tot eene hartlyke wederliefde, die zig gaarne door daaden kenbaar maakt; dan zullen wy rondom ons heen zien, of wy niet ergens een mensch vinden, die ons noodig heeft, tot welks geluk wy op de eene of andere wyze kunnen medewerken.- gaarne zullen wy dan, ten besten van onzen broeder, den moejelykften arbeid onderneemen, tegen de grootfte hin* derpaalen ons verzetten, uit liefde voor Hem, die ons eerst lief gehad heeft. De afkeer tegen menfchen van andere gevoelens, die onzalige bron van tweedragt, die reeds zo veel jammers over deeze wereld verfpreid heeft; iedere begeerte om hem te benadeelen, die ons beledigd heeft; de wraaklust die den geenen verteert dien ze in zyn' boezem voedt, en hem bederft op wien ze valt; die reeds zo veele treurige verwoestingen onder familiën, nabuuren en medeburgers heeft aangerecht, zal alsdan ophouden; gaarne zullen wy dan hem die dwaalt, onzen byftand fchenken, zelfs onze grootfte vyand zal op onze vergeeving kunnen ftaat maaken; wy zullen zelfs doorhem wél te doen, zynen afkeer van ons zoeken te verminderen, wanneer wy met den god der zachtmoedigheid, die zo veel infchikkelykheid met de dwaalingen en wanbedryven zyner menfchen gebruikt, veel zoeken te verkeeren; wanneer wy overdenken wat menigte van misllagen wy zeiven bedreeven  32 C G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. IV". hebben, en die god met zo veel langmoedigheid in ons draagt. Dat ik door uw' geest gedreeven, In 't vergeeven, Voortaan myn genoegen vind' ; God en Vader! laat ik leeven Als uw kind; De oogen fluiten voor gebreken ; Steeds zachtmoedig doen en lprceken. By zulke betrachtingen zult gy altoos gelukkig zyn; door deeze werkzaamheden wordt god verheerelykt en hebben wy deel aan zyne zaligheid; hierdoor worden wy aan go de gelyker: gelukkig hy dan, die het betere goed boven het aardfche verkiest; die voor de eeuwigheid arbeidt; zyne uiterlyke omftandigheden mogen verergeren, hy moge door het wyfelend geluk, de achting en liefde van menfchen verliezen, zyn eenig goed kan hem niet ontnomen worden; zyne beste vrienden mogen hem door den dood ontvallen, de krachten zyns ligchaams mogen verzwakken, hy blyft evenwel gelukkig; god tot vriend, en een opgeklaard uitzicht in de eeuwigheid te hebben, verzoet al zynen kommer: gelukkig hy dan, die zig in wél te doen verheugt! het kan hem aan geene vrienden ontjreeken: de erinnering aan menfchen, die men uit hun lyden en zorgen gered, wier geluk men bevorderd heeft, is ongemeen zoet, en verfchaft aan onzen geest zulk een genoegen, dat vergeleeken kan worden by dat geene't welk god zelf geniet. Gelukkig hy dan, die in ftaat is zyne vyanden te vergeeven.' hy kent die pyn niet, met welke haat, nyd en wraakgierigheid, de ziel des menfchen kwelt.' Schenkt eene behaalde overwinning geen groote vreugde? nog grooter zegepraal, en by gevolg nog grooter blydfchap geniet hy, die zyne eigene driften, en door zagtmoedigheid en weldoen, zynen vyand overwint. Liefde, liefde is 't welbehaagen Van den oorfprong uwer dagen; Haat dan 't geen met liefde ftrydt, Om dat gy zyn kindren zyt.  VYFDE VOORSTEL. ■ ' Over de voordeelen die wy in de maatfchappy der menfchen gemeten» Loof by de aankomst van de lente, Loof des Scheppers majelteit; Majelteit bekleedt heel de Aarde, Pracht en edle vrolykheid, O ja! vreugde en vrolyk gezang heerscht door de geheele Natuur: de gantfche wereld is zo fchoon, dat zy alles wat gevoelen kan blydfchap doet fmaaken; zy bekoort altoos; maar inzonderheid thands, daar de lentezon haar een nieuw leven fchenkt, daar de lucht zo maatig warm is, daar zachte windjens waajen, daar alles groeit en bloeit en millioenen fchepfelen zig beweegen, die in ftrenger jaargetyden als dood liggen, of in warmere gewesten zig ophouden : de wereld is aan alle oorden fchoon; maar voor. naamlyk aan zulke plaatfen als wy bewoonen, alwaar men heerelyke wandelwegen, aangenaame tuinen en bekoorelyke uitzichten heeft; welke vrolyke uuren kan men in deeze paradyzen niet dootbrengen, als men by het aanbreeken van den dag, of in den koelen avonditond, door digtbelommerde alleën, geurige en zegenryke tuinen, of langs zachtvlietende beekjens wandelt! Dan, flechts half zou ik deeze genoegens kunnen genieten , zo ik in deeze bekoorelyke ftreeken eenzaam leefde ; zo eene breede oceaan my van het gezelfchap der menfchen verwyderde, en my daardoor de zoete hoop ontnomen werd, van eenmaal een mensch by my te zien: hoe zwaarmoedig zou ik alsdan myne dagen doorbrengen! wanneer ik een fchoone bloem vond, had ik niemand voor wien ik ze plukken, of tot wien ik zeggen kon , hoe fchoon is zy! Wanneer ik de flag der nachtegaal hoorde, was 'er niemand die ik myne gewaarwordingen kon mede4eelen; wanneer ik het ondergaan der zonne befchouwde-j eu met eenbeevend harte die pracht, waarmede zy als dan den hemel bemaalt, opmerkte; wanneer ik met myne gedachten tot den Schepper der zonne opfteeg, en Hem aanbad, zo ontbrak my den vriend, met wien ik myne vreugde kon deelen. Ja, het grootst gedeelte der genoegens die ik hier vinde, zouden verdwynen, zo ik eenzaam ware; waardoor I. DEEL. E  34 C S. SUTZHA», hebben deeze ftreeken zo veel fchoons, zo veel bekooïelyfes? door den menschlyken vlyr, door den werkzoame-i geest d.e hier heerscht, en zo krachtdaadig onderfteund wordt.- ware dit oord onbewoond,wat zou het zyn? eene ïffi.6!™6 rk5lige wildern». wa"ik geenen boom, die fmaaklyk ooft draagt, geene voedende gewasfen, geene hutte die my voor den ftorm bedekt, zou vinden dorre zand- en heide- velden, akelig ruifchende bosfchen, die door het huilen van alletleie wild gedierte, my fchrik zouden aanjaagen; zo zouden deeze nu zo aangenaame ftreeken alsdan gefield zyn: wanneer my hongerde" hoe veel moeite zou het my kosten om flechts zo veel voedzel te verkrygen dat my konde verzadigen } ik zou de visch z.en fpartelen in de ftroomen, maar het net zou my oni breeken om dezelve te vangen; de akker lag vó,ór my, maar waar zou ik gereedfchap vinden om denzelven te bearbeiden , waar zaad om denzelven te bezaajen ? waar van zou ik myne kleederen, waar van eene hutte voor my bereiden? myn geheele leeftyd zou ik moeten aanwenden, om my tegen eenen knagenden honger, den rooHust van verftindend gedierte, en ftorm en koude te beveiligen; bezwaarelyk zoude ik een uur overhouden, waarin ik my over mvn aanweezen zou verheugen. 3 ,J7Ameet ik eenS' !n zodanig eenen "ernigen toeftand leefde, en onverwachts een mensch vond - een mensch, hy mogt dan zo veracht, zo nederig, zo onweetende zyn, als men hem kan begrypen, zo het flechts een mensch ware, met welk eene verrukking zou ik hem voor het eerst aanzien; my in zyne armen werpen, hem aan myne borst drukken en uitroepen: „ zyt welkom, zvt „welkom myn goede vreemdeling! mvn vriend! mvn „ broeder! ' hoe hartiyk zou ik' al myn fpys al myn vreugd met hem deelen! wat moeite zou ik mv eeeven om zyne liefde te winnen, en hem over te haaien om j»y m mynen arbeid te onderfteunen! Want -ook de armfte tnensch heeft gaaven Die ons baaten in ons flaaven - Waar' 'k met hem alleen pp de Aard O dim was hy alles waard'. ' Ja hy zou dierbaar voor my zyn; voor eepn fchats zou ik hem willen misfeJ; want het gSThJeft 5?. Zl yi Waarde 'u h,et- gezelfch*P ^ menlhen, ve mi'smen daar voor allerleie noodwendigheden onder elkander ka.Mnru.len; doch voor den eenzaame, die van alle me„. iw mlfWy erd,m°ft leevea' heefc ee" kist vol gouds met meer waarde dan een kist vol fteenen; maar de  KORTE VOORSTÉLLËÏT. V\ 35 imensch heeft zyne waarde by zig, en men leert hém dan eerst fchatten, wanneer men hem in eenzaamheid tot gezelfchap heeft. En zulke menfchen, die zó groot eene Waardye hebben, omringen ons by duizenden; wy genieten alle voordeelen die uit onze verbinding met hun voordvloejen; wy bewandelen alleen en tuinen,by wier aanlegging zo veele menfchen zweet Hortten; wy bewoonen huizen, gaan in kerken, tot wier opbouwing zo veeier menfchen handen noodig waren ; voor weinig gelds vinden wy menfchen die ons bedienen, onze fpyzen bereiden; die met onbegrypelyke moeite ons dat geene bezorgen, wat in vreemde wereld, deelen wast en toebereid wordt: voor weinig gelds kunnen wy menfchen vinden, die ons kleeding, huisraad vervaardigen, en alles toebrengen wat wy tot ons gemak en genoegen noodig hebbèn. Daarvan kunt gy u, myne waarden! dagelyks overtuigen ; dagelyks is een leger van menfchen bezig, om tot u genoegen en nut te arbeiden; als gy ontwaakt, wachten u reeds menfchen om voor uw geluk en nooddruft te zorgen, en dit duurt den geheelen dag door, tot gy des avondt uwe oogen weder fluit. Heere god! Hemelfche Vader! hoe Veele voordeelen doet Gy ons in het gezelfchap der menfchen genieten! ea hoe ondankbaar zouden wy zyn, wanneer wy ook niet gaarne menfchen wilden dienen, die voor ons best zo yverig werkzaam zyn! zo wy hun gering achtten; zo wy door eigenzinnigheid, onverdraagelykheid of bitterheid, hen wilden bedroeven! menfchen, door wier omgang en vlyt Gy ons zo veel goeds laat toekomen; bewaar ons allen Voor zulk eene ondankbaarheid! op dat wy opmerkzaam op het goede dat wy door hun genieten, door eene vriendeiyken en gemeenzaamen omgang hen verheugen, en het leeven verzoeten : vervul onze harten met eene zo uitge breide menfchenliefde, op dat wy alles, alles wat mensch is, hoog fchatten; alles wat mensch is, zo dikwyls wy daartoe gelegenheid hebben, en zo veel in ons vermogen is, zoeken te redden en te Verheugen ! Alles wat mensch is , zeide ik: o ja, want wy ftaan met allen in verband, alles wat mensch is, arbeidt voor ons, Dit fchynt u ongelovelyk? dach befchouwt uw kleed dat gy draagt, en gaat na, hoe veel menfchen daaraan ge • arbeid hebben; een arm man,dien gy nooit zaagt, wiens naam gy nooit hoordet noemen, voorby wien veelligt ménig ruw onmensch, wanneer hy zig diep voor hem nederboog, heen ging, zonder hem eens te groeten , zulk een arm man heeft d« fchaapen geweid, van wier wol uw kleeft E %  J° C. o. S A L T Z M A Nj bereid is; heeft by derzelver oppasfing, hette en vorst/ ftorm en regen doorgedaan! hoe menig weesjen, hoe menig zorgende weduw, heeft met beevende handen de wol tot draaden gefponnen, en onder haaren arbeid, traanen op dezelve laaten vallen ! hoe veele zweetdroppelen kostte den wever het vervaardigen van het doek ! hoe veele menfchen, die gy allen niet kendet, zyn bezig geweest hetzelve te verwen en te glanzen , uit afgelegene plaatfen tot ons over te voeren, en het die gedaante te geeven, die het thans heeft: de fpeceryen met welken wy onze fpyzen fmaaklyk maaken, de boonen, van wier aftrekfel wy ons eenen aangenaamen drank bereiden, zyn door menfchen gebouwd; menfchen die door eene oceaan van ons verwyderd zyn; menfchen die van christus niets weeten, en veelligt nooit gehoord hebben dat ons land in de wereld is; en lieden van allerleie natiën hebben zig gewaagd, om dezelven over de zee tot ons te voeren: wie fchynt ons minder aan te gaan dan de neger? en evenwel heelt mogelyk menig neger, den Hemel weet onder hoe veel gejammer en traanen, het zilver dat door onze handen gaat, uit de bergen van Peru gearbeid. En zo 'er daadlyk menfchen mogten zyn, die voor ons niet gearbeid hebben, dan zullen zy het mogelyk nog in het vervolg van tyd doen; die arme vrouw, die my geheel vreemd fchynt, zal my veelligt in myne ziekte oppasfen: die Wilde, die niet weet dat ik in de wereld ben, red my misfchien eens op eene reize uit leevensgevaar; dat kleine kind, dat nu nog zyne zwakke handjens niet gebruiken kan, en my vriendlyk toelacht, doet my veelligt, wanneer het groot geworden is, de gewigtigde dienden. Doorreist alzo alle landen, bezoekt de afgelegenfte ooi> den der aarde, welke natiën, welke religie partyën gy wilt, nergens zult gy een mensch vinden, tot wien gy met recht kunt zeggen: „Gy zyt my vreemd; gy gaat my „ niet aan:" niemand draagt ons deeze waarheid nadruklyker voor, dan paulus, als hy zegt: Gelykerwyze een ligchaam veele leden heeft, doch alle de leden niet een en dezelfde werkzaamheid hebben, alzo zyn wy veele leden van één ligchaam. Menfchen — alle leden van een ligchaam — van het welke ik ook een lid ben en ik zou dan niet alle menfchen liefhebben? De onderfcheidene leden van een ligchaam, hebben ge. heel verfchillende krachten en verrichtingen; eene andere kracht en verrichting heeft het oog, eene andere de tong eene andere de hand, en ieder heeft verrichtingen , die met zyne krachten overeenkomen; zo behoorde het ook te zyn, wanneer 't me; het geheele ligchaam zal wél gaan-  korte voorstellen. V. 'tf ware het geheele ligchaam oog, welk lid zou dan ten nutte van het oog werkzaam zyn? of ware het geheele lig. chaam hand, hoe kon het zien en zyn werk verrichten ? zo is het ook met het menschlyk gedacht; ieder lid heeft zyne byzondere krachten, nygingen en verrichtingen; het eene houdt zig bezig met het verdand zyner medeburgeren te verlichten, en hun nuttige kennis medetedeelen; een ander zorgt voor de bewaaring haarer gezondheid, een derde arbeid voor hun onderhoud, gemak of genoegen, en hoe zou ik in ftaat zyn, die onbefiJhryvelyke menigte van krachten, nygingen en verrichtingen optenoemen, welken de goede god zo wyslyk onder zyne menfchen verdeeld heeft; en dus moest het zyn, wanneer het geheele gedacht van menfchen aan zyne oogmerken zou beantwoorden: hadden wy allen dezelfde gaaven, nygingen en bezigheden, wy zouden met elkander het elendigde en behoeftigde leven leiden; wanneer allen denken wilden, wie zal den akker bebouwen; of als wy allen daar aan wilden arbeiden, wie zou dan voor het algemeene welzyn, wie voor onze kleding, wooning en gemakken zorgen? Even zo wyslyk heeft god ook de aardfche goederen verdeeld; de eene bezit dezelven in overvloed, en de andere heeft 'er gebrek aan; en uit even deeze ongelykheid ontdaatjilie groote werkzaamheid, die onder het menschiyke genacht heerscht: de armen wordt door begeerten na geld te winnen, tot den moejelykden arbeid aangefpoord, en de ryke wordt door zyn vermogen in daat gerteid, geheele fchaaren van menfchen, tot het uitvoeren van gewigtige bedoelingen te brengen; doch wanneer wy allen ryk waren, zou 't 'er dan rondsom ons niet treurig uitzien? zou men dan wel menfchen vinden die tot het moejelykde werk gereed zouden zyn? zou niet ieder op zyn gemak willen leeven? en niet ieder hoogst ongemaklyk leeven moeten, om dat hy genootzaakt zou zyn, al zynen arbeid zelf te moeten verrichten? Zou het nu niet ten uiterften liefdeloos zyn, wanneer wy met deeze vvyze uitdeeling der gaaven, krachten en goederen te onvreden waren; wanneer wy den mensch benyden wilden, die ons in verdand, kracht, bekwaamheid of goederen van het geluk overtrof? den mensch, die god even daarom zo ver boven ons geplaatst heeft, op dat hy het geluk der maatfehappy des te beter zou kunnen behartegen? voor zulke eene onredelyke wyze van denken, bewaare g o d ons allen ! Geef, barmhartig Hemelheer, Dat geene afgunst my vernêer, Afgunst om den im'lden zegen, Dien myn broeder hcett verkregen } E 3  8& C. G. S A L t Z M A ff, Immers gaafc Gy hem voor my, En voor heel de Maatfchappy? Gy myn waarden! wordt zeer zorgvuldig onderricht* een geheel gezelfchap van «annen arbeiden, om uw Ver* ftand opteklaaren, hetzelve een menigte nuttige waarhe. den en kennisfen mtefcherpen, onderfcheidene taaien te leeren fpreeken, uw ligchaam zo veel kracht en bekwaamheid te doen verkrygen als mogelyk is; onder duizende jonge menfchen geniet naauwlyks één zulk eene opvoeding; het kan des niet anders zyn, als dat gy veele menfchen zult ontmoeten, die gy in doorzicht, verftand en bekwaamheid overtreft: 'er zou nu niets liefdeloozer noch ondankbaarder zyn, als dat gy deeze verachten, hunne onweetendheid befpotten, hen niet voor uwe broeders erkennen en hun geluk, zo veel in uw vermogen is. niet bevorderen wildet; wie heeft u in de omftandijrheid geplaatst, dat gy alle deeze voordeelen kunt genieten? is het niet god, die u in overvloed, en de zoon eens 'armen, in eenen behoeftigen ftand deed geboren worden? wanneer menig arm kind by ons wierd opgevoed, en gy in t gezelfchap van het gemeen opwiest, zou dat niet rascn even zo veel als gy, of mogelyk nog meer weeten? want in den nederiglten itand vindt men fomtyds xoorwer. pen, welken de grootfte mannen zouden zyn geworden. zo zy behooreiyk opgebragt waren: dit zyn diamanten! die onder het vuil verborgen liggen, wier waarde men niet kent, om dat ze niet gefleepeu zyn; en zyn zy evenwel ook niet numg? zy zyn de maunen met fterke armen, gefchikt om den moejclykften arbeid te kunnen verrichten eu fomtyds veel nuttiger dan de allergeieerdfte: het is mogelyk, dat een volk een tyd lang beftaan kan, al ware er niemand onderhen, die vreemde taaien fprak , de oude gefchiedenisfen verhaalde, met de verdeeling der landen en den loop der ftarren bekend ware; doch zou dat zelfde volk kunnen beftaan, zonder landlieden, zonder veehoeders, zonder wevers, timmer- of andere handwerkslieden , die onze noodzaakelyke behoeften vervaardigen moeten? zo dan eenige menfchenliefde in u woont, icliat dan ook den eenvoudigen en onweetenden hoog.- in plaats dat gy hem zoudt verachten, zo wendt veeleer die kennis*en, die gy u thans verzamelt, aan, om hem te leeren, en met goeden raad te dienen: Wy roemen, andren ten verdriet, Op onze weetenl'chappen niet; Zy dienen ons om voortelichten — De deugd eischt leeren en eiscat ftichtcn»  KORTE VOORSTELLEN. V. 39 Ik vertrouw myn waarden! dat gy dit van harten meent— gy hebt ook nog andere voorrechten ;gy hebt ouders die meer gelds dan anderen bezitten; daardoor geniet gy duizenden van genoegens, die de kinderen van arme menfchen misfen moeten: en wanneer gy u bekwaamheid verwerft, zo zult gy eens nog meer voorrechten genieten; als gy den armen landman in ftorm en regen uwen akker ziet bebouwen, of andere menfchen met zuur zweet uw werk ziet doen, dat gy dan met ongelyk meer gemak in eene warme kamer kunt arbeiden; wanneer de handwerksman, met de foberfte kost zyn honger ftilt, dat gy dan intusfchen uit een menigte fmaaklyke gerechten, uwe verkiezing kunt vólgen; wanneer een man, in eene grove kiel, zig demoedig voor u nederbukt dan bewaare u god, dat gy gelooft gy zoudt meer waardig zyn dan hy, om dat uw huis, kost en kleeding, meer kost dan die van hem: denkt, zo dikwyls een arme voor u komt, hy is myn broeder! dat ik ryk ben en hy arm is, heeft god zo gefchikt; weldraftaaa wy beiden voor onzen Rechter, daar zullen wy niet naar onzen rykdom of armoede beoordeeld worden j maar een redelyk liefdaadig hart, ó dat alleen zal by god eenige waarde hebben. Wy roemen andren ten verdriet! Op onzen grootren rykdom niet: Als gy in 't hoog gericht zult treên, Beflaat gewis de liefde alleen. De ouderen van veelen uwer, hebben door hunnen vlyt zig boven andere menfchen verheven, en wanneer gy ook goede werkzaame menfchen wordt,zult gy ook eenen hoogeren ftand dan anderen bekomen: weet gy wel waarom god zulks doet? daarom, om dat gy dan recht veel goeds zult doen , god's ftedehouders zyn, en vreugde en gelukzaligheid onder de menfchen verfpreiden: deeze voorrechten behooren niet aan u, zy zyn g o d's gaaven .• en dat onderfcheid van ftand, weet gy wel, hoe lang het duurt? uaauwlyks vyftig of zestig jaaren, dan ftaat uw knecht, uw lyf-eigene, naast u voor uwen gemeenfchaplyken Rechter • dan zal het voor hem het gunftigst uitvajlen, die zyne plig- ten behoorelykst vervuld heeft . ó vergeet dit toch nooit! Kunt toch altyd zeggen, Wy roemen, andren ten verdriet,' Op^ onzen ftand in 'i leven niet: In't laatst gericht zal de onderdaan, Dikwyls vóór zynen Koning gaan.  40 C. O. SAITZM4 Nj VOORSTELLEN. V. Van de leden onzes ligchaams wordt dra het eene of andere krank, hoe bezorgd zyn wy als dan voor hetzelve* hoe tederhartig gieten wy balfem in onze wonie, verbinden dezelve, bewaaren dezelve voor verkouding, en maaken door menigerleie zuiverende middelen, het geheele ligchaam in beweeging, op dat daardoor het kranke lid geneezen worde; dewyl wy wèl weeten, dat als één lid krank is, het geheele ligchaam lydt. En hoe veele menfchen zyn 'er niet, die krank en krachtloos aan het ligchaam of aan de ziele zyn ! hoe menig een is zó behoeftig, dat de honger zyne krachten verteert! hoe menig een is door langduurige fmart zodanig doorweekt, dat hy voor de menschlyke zameuleeving byna onbruikbaar geworden is! hoe menig een is door eene flechte opvoeding zó verwilderd, dat hy in de maatfchappy alle onrust vetöorzaakt! ach! dat wy ons gezicht niet koelzinnig van hun afwenden! dat ons hart omtrent hunne elenden niet ongevoelig zy! — weet gy wie deezen zyn ? het zyn geen vreemden, neen, zy zyn zo naauw met ons verbonden als onze oogen en handen zy zyn onze leden; hunne elende treft het geheele zamenftel. Indien één eenig mensch door krankte aan ziel of ligchaam, onwerkzaam wordt, zo moet het geheele genootfchap dat goede misièn, dat hy had kunnen bewerken: en wanneer wy daarentegen een verblind, een dwaaiend mensch, zó, ver brengen R dat hy, in plaats van andere te bedroeven, hen verheugt i als wy tot de goede opvoeding van een onweetend, verwaarloosd k;nd , bevorderlyk zyn; als wy eene moedeloozen tot werkzaamheid brengen ; eene kranke zyne gezondheid weder bezorgen; wanneer wy den behoeftigen in beteren ftaat ftellen —— wat hebben wy dan gedaan? eene verlamde hand geneezen, een zwak oog verflerkt, het ligchaam der menschlyke maatfchappy een bruikbaar lid wedergefchonken. Durf ik hoopen dat dit voordel u zal beweegen om de elende van uw evenmensen, na uw best vermoogen, té verhelpen of te verligten? Wy allen zyn tog broeders, Een zelfden ligchaams leên ,< En zouden wy verachten Die fmartlyk lyden! — neen! Neen, broeders! neen , ons poogen Zy liefde en mededoogen.  ZESDE VOORSTEL. Over hei medelyden met de zonden, en de afdwaalingen onzer broederen. Jn het amt dat ik bekleed, heb ik dikwyls gelegenheid gehad , de menschlyke elenden, die veelen Hechts volgends de befchtyving kennen, van naby te befchouwen; zy waren zeer treurig, en de ontroering over dezelven, drong menig hartlykentraan uit myne oogen; ja myn waarde! ik heb vaders, ik heb moeders zien nerven, waar een fchaar onverzorgde kinderen voor hunne bedden jammerde, en zig fchreiende tot my wendde, evenals of zy hulp van my-verwachtte, en ach! ik kon hen niet helpen. Ik ben in hutten geweest, die alle oogenblikken dreigden inteftorten; ik heb menfchen, op ftro lipgende, zonder oppasfing, zonder verwarming, zonder verkwikking of voedzel, aangetroffen —— Ik heb eiendigen bezocht, die drie of vier jaaren lang, krachtloos, vol pyn, ie bedde lagen , die by het aanbreeken van iederen dag te vergeefsch op heterfchsp hoopten, en wanneer dezelve fcheen te komen, binnen weinige dagen tot hunne voorgaande elenden weder inuortten: ik ben eenige jaaren getuigen geweest van hunne fmarten, hunne traanen en klcgten. Ware het mogelyk geweest, het leven eens ftervenden vaders, eener flervende moeder, met geld te koopen; ware ik in ftaat geweest, door veel kosten, tien zuchtenden eiendigen, eene wooning, leger, verwarming, gemak en verkwikking; den klaagenden kranke, jeugdige vrolykheid te verfchaffen, en ik ware tot u, myn waarden! gekomen, had u de nood van uwe lydende broeder en zuster voorgefteld, met aandoening om eene milde gift tot vermindering van hunne rampen gebeden, zoudt gy myn verzoek wel hebben kunnen afflaan ? odat geloof ik niet ; ieder zou medelyden gevoeld, ieder naar zyn vermogen iets medegedeeld, ieder myner lievelingen zou gaarne iets van zyn genoegen gemist en afgebroken hebben, om de eiendigen in zyn lyden te verkwikken; zekerlyk zou ieder gezongen hebben: I. beel. F  42 C. G. SALTZMAN, Door d'Opperlieer ge2e end, Bied ik myn hand en hart, Aan die in onfpoed zuchten, Verkwynen in de fmart; Myn welvaart zal hen vryden, Van hun te bitter lyden. Ik wil my over de armen Zo veel ik kan erbarmen; De blinde zie door my; Ik wil de zwakken fchooren -— Geen ftervling ga veriooren; uat elk myn gunstling zy. IZ,, 5 S Yan brood en verkwikking ontbioote armen, eens u.tgeteerden kranken, maakt zulk eenen fterken imlmk op den mensch , dat hy een zeer ruw en geheel opffevoe widleTet^ne hebbPn' dieda-^ nietSoftn afnam' ! „?""e Van z^et) gewoonlyken overvloed iets afnam om zo eenen ongelukkigen te redden; en zulk een öt wien dïfmvn g ^ Venr0UW * dat ni^and heef " tot wien üit myn voorflel komt Doch het ligchaamlyk lyden', maakt op verre na niet alle ce menschlyke elenden uit; de ziel des menfchen is «°.„d"."n Ve,elerleie Z1ielCte" ^«worpen, en die zyn door! gaands veel ercer dan de ligchaamiykè : dezelven zvn ook zeer menigvuldig; ik kan u flechts eenigen daarvan Xdi^-Tlf raensch|y«e ^elen zyn zo verward dat S,B f*hiedeD- Wasrvan W^ u'él overtuigd zyn , da fvk en 1 .gH-^ ^n°egen ver°o"^ken, voor bezwaare fflen wv rr,ied'„B 6,d V°°rietS goeds nouden; deezen noetraagen: geenen zyn zo verdorven, dat zy misnoegen gevoelen, wanneer het anderen wél gaat dit zyn nyd.ge menfchen: nog anderen zyn zobegeerig ra zinlyke E £-ff " Zy hJUnne eer' tevredenheid™ gejond! ïoemr PtnSren',,°m die begeerten « vervuilen; deezen aiZnH „0We!laSt'gfn: eenigen z?n ™ zwak, dat zy uiemand vergeeven kunnen die hun beledigd heeft; ik eene verhit0trherZOene!y!{en: e" Dog aderen hebben'zulk o rieMf1d' eene 20 brandende zucht Tv rZhlï R- Z'? '1 Zl? eene ^rwarr^g bevinden dat fvké «mln,« "gde der Natuur' r'Och het nut der menschlyke zamenleevmg gemeteo kunnen; dn zyn hebzuchtigea  KORTE VOORSTELLEN. VT. 43 en hoogmoedigen: wat dunkt u, myn waarden! van de aart deezer elenden? zoudt gy ook met deezen medelyden kunnen hebben? zouHr gy ook zo bereid zyn,hunoe geestlyke elenden te verhelpen, als gy gewillig zyt, het lig— chaamlyk lyden uwer broederen te verzachten ? Ik heb reden om aan de algemeene toeftemming op deeze vraag te twyfelen; want de ligchaamiykè fmart beweegt ieder, die niet geheel van medelyden ontbloot is; maar zieleziekten , ondeugden, verwekken gemeenlyk afkeer: men dort traanen over een men«ch die aan het ligchaam gebreklyk is; doch wanneer men een ander ontmoet, dient de nyd , de toorn zo martelt, dat zyne gezichtstrekken en gebaarden misvormen, zyne oogen vonkelen, terwyl zyn mond fchandelyke woorden uitfloot, van dien wendt men zig met afkeer af! tot vermindering van ligchaamlyk lyden, is dikwyls eene geringe moeite of kosten toerykende; maar om één eenige ondeugd wegteneemen, daartoe wordt vaak de voorzichtigheid, het geduld en de zachtmoedigheid van eenige jaaren gevorderd:'er zyn veeltyds menfchenvrienden genoeg. die tot vermindering van ligchaamlyk lyden, zeer mildaadig ^yn; maar hoe weinigen worden 'er gevonden, die den geenen liefderyk aanneemen, welken met zielsgebreken te wordelen hebben { Medelyden met ligchaamiykè elenden, is doorgaands eene bloote natuurdrift; maar om medelyden met zielsgebreken te gevoelen , moet het verftand vry opgeklaard , het hart verbeterd zyn, en de geest zekere fterkte bekomen hebben, waartoe men niet dan door geduurige oefening komt: dit is de waare menfchenliefde, die christus ons beveelt: Zo iemand dwaalt, wyit hem te recht met zachtmoedigheid \ dit is de liefde die god omtrent ons oefent, want wy allen ftruikelen dagelyks in veelen ! dit is de liefde die in de maatfchappy der menfchen detweedragt dempt, en de zoete vrede, de beminnelyke gezelligheid, door welke alleen het verkeer met menfchen gelukkig kan worden, voordbrengt! Hy die de misdaên gaarne heelt, Zal 's naasten beetring hoopen; Die zal door boete noch door draf, 'T berouw , dat niet gemeend wordt, koopen; Dit, Christen', is de lieve pligt, Waarna ook god uw daaden richt. Deeze menfchenliefde zal by ons ontdaan, zo wy de dwaalingen der menschlyke ziele van naby befchouwen: F a  6 SALTZMAN,- ™i Zyn deeze ondeugenden, deeze dwaalenden , die ons zo veel ongenoegen veroorzaaken, en zo veel afkeer in ™? verwekken?eiendigen, waare eindigend en elendUn ver fis ff^xrïïïïïïjk EgdHfhL " vit „f det Zyne bewaaring, waarmede hy zie zo hee/hT'/'r'r20, V6,eI g^ak verfchaffen kon;mw hy ï c geeven • hv' S/T0^ genoeg ""^ o» hï "ategeeven. hy moet des die genoegens ontbeeren h;* de goede god hem toegedacht had: het is zoet "ilneé S Z°zvn' f'1' menSCh te vfrheu«en' zo°gen té ver-" iigten , zyn fmart te verminderen; dan , daar dnnrL J, hiertoe eenige uitgaave vereischt wordt, 'zo moe? de?ie£ oogmerk volkomen, zo is evenwel zynebegeerte7et bê gang met Hem verfchaft; want hygevoda t'zo een kond' Sr har,C' °n,Waardig is 2'g ^t den volmaaktften Geest te wenden, alle welks verrichtingen enkel wéldoen ÏÏLhI *T een t0eftand geene waare elende? en T0 s°de gefteldheid van alle die ongelukkigen die jZt deugden laaten beheerfchen — fy" zy'ü^e^igenV ^ Aanvanglyk is de weg wel breed , Maar leidt tot eeuwig zielenleed; • Die met zig zelv' niet is te vreden, Vindt nimmer een gelukkig heden. Zy zyn eiendigen, zult gy denken,- maar hebben zv 't Zg zelden niet op den hals gehaald? als zvhu„Ur «'«« zeer veronachtzaamd, als zy zig vroeg «wend adden hunne nygingen behoorelyk te regelen zoufen zv t^JfifbSSff* Unen^a'an 1% g Ik geloof in den volftrektften zin ja : wanneer wy in een  KORTE VOORSTELLEN. VI. 45 harden winter,een half gekleed, door vorst verftyfd mensch ontdekken, hoe breekt ons dan het hart! hoe haasten wy ons, om iets tot zyne dekking en verwarming optezoeken! wanneer wy een levendig menfchengeraatnte zien liggen , welks vleesch verteerd is, welks gezicht met een doodiche bleekheid overdekt is; 't welke met zyne blaauwe lippen de tanden niet meer bedekken, zyne vuile ledemaaten niet meer reinigen, zyn adem naauwlyks haaien kan, hoe krimpt ons dan het hart! hoe nat zyn dan onze oogen! hoe bezig zyn wy om iets uittevoeren, iets gereed te maaken, op dat wy hem zyne laatite oogenblikken nog eens laaven! en — wanneer wydevoorige leevenswyze van deezen ongelukkigen wisten, hoe dikwyls zouden wy dan bevinden dat hy zig zeiven in deeze elende gedort had! menig naakte heeft veelligt door luiheid of verkwisting zig de bitterde armoede op den hals gehaald, en de uitteering eens dervenden joHgelings, is veelligt het gevolg van onmaatigheid en ontucht; evenwel (luiten wy ons hart voor hunne elende niet! waarom zouden wy dan gevoelloos weezen, by de pyn,met welke de ondeugd de zielen der menfchen kwelt, genomen dat zv zig zeiven die pyn berokkend hadden? Doch dikwyls hebben de menfchen minder fchuld aan hunne geestlyue gebreken, dan wy denken: warin wy getuigen der eerfte levensjaaren van menig booswicht geweest gewis wy zouden zynen toedand, even gelyk die van andere eiendigen, btklaagen: op den fchoot zyner ondeugende moeder bragt hy veelligt het eerde jaar zyner kindsheid door, zoog uit haare borst, met de melk, de neiging tot alle haare ondeugden in; was deeds getuige van haar wangedrag, kwam vroeg in den omgang met ruwe menfchen, van welken hy niet dan boosheid zag,- had geen vriend, geen leermeester,die hem met gode bekend maak. te, die hem de hooge waarde der deugd leerde kennen.op deeze wyze bedierf zyn hart, op deezen weg bekwamen die verfchrikkelyke driften, die hem thands beheer. fchen enkwellen, haare fterkte; zou het nu niet liefdeloos zyn, wanneer wy hem niet beklaagden, hem niet even zo hartlyk zochten te helpen, als wy een ander doen, die door pligtverzuim zyner ouderen kreupel is geworden ? Alle de misdaaden van menfchen, zyn gevolgen van dwaaling; zy haaten, zy vervolgen ons, om dat men hun heeft ingeboezemd datwy hunne vyanden waren; zy overfchreiden in haare vergenoegingen de maate, omdat zy waanen dat haare tevredenheid daardoor bevorderd wordt: zy laateu zig door toorn beheerfchen, om dat zy in de F 3  ! *6 C. G. S A L T Z M A N , dwaaling ftaan, dat iedere zwakte der ziele, die wv toorn noemen een bewy, van haar kracht i !'die hm eere e n^kke°errdyen'''S eetl« -wS.leSde.dto rechte te zyn g bewande!c> «rwyl gelooft op de hebt imïê« m» d!! ""ig geV0el v"n recht en °nrscl»c eenen dwSi™J«* if' met *en uiterften onrechtvaardig. SK w£ent ' hem Diet "efderyk «rechtIe ^0ünltaZUl!!,e,en gezichtspunt befchouwde de Heere tesus de menschlyke misdaden; als eie„den, beklagenswaard^ file de n^' 6eT ^/«*» voor zig |£ " ag ondaÏL rh!-|d^, d'I dtarin heerschten, dl fchandelyltf £" z ï p de boosheden waarmede JerufaLs Hy wSS^Ïiï V°0r Zlg> e" Wat deedHy ? Goede jesus geef toch my, Dat ik denke zo als gy • Dit medelyden omtrent verblinde, dwaalende broeders «1 ons nog l.gter worden, als wy ons, met onze Ö ^breken genoegzaam bekend maaken - god.' Aderende! «oor wier. ons geheele hart bloot ligt, die getuigen onzer geheur.ite wenfchen en handelingen zyt hoe efendj* zyn ook wy wanner wy ons zeiven naauVbeproIven . willen! welke affchu velyke begeerten ryzen 'er niet fom ty Is in ons op, en zouden wy dikwyls bevredigen zó uw vaderlyk toezicht ons daarvan niet terug hMd - hoe di.wyls neetnen wy het vaste befluir, U te behaagen onze heiUge pi.gten natefcomen, en laaten ons even dik' wyls, door onze zinlykheid en allerleie verzoekingen, weder van ons voorneemen afbrengen» «'"«jen, A,n\J2' ^ georekkige> ;fondige fchepfelen, zouden dan geen geduld met onzen dwaalenden broeder hebben? zouden geen medelyden met zynen toeftand geweien » zo* den hem niet trachten te redden ? Mogelyk wendt ons hart voor; van die groove misdaaden, waarom ik andere haate ben ik vry dit kan zyn; ma,r zyt gy daarom volmaakt? gy zyt mop-elyk niet lTuSi'°Vr-'' maar- ^ t0t «gLgg..ndf«uta gl he d; mogelyk niet tot gierigheid, maar veelligt tot traalbeid, verkwisting of eenige andere krankheden, waaraf 1  KORTE VOORSTELLEN. VI. 4? de zielen der menfchen onderworpen zyn? kunt gy daar. om zeggen, dat gy volmaakter zyt dan andere? Ben ik daarom vroonier, beter, En als Christen, en als mensch, Om dat in myn fcheemrende oogen, 'S nnasten fchuld myn fchuld verkleent; Daarom dat ik in myne oogen, Niet de grootfte zondaar ben? Alzo dan niemand vry van gebreken is, zo laat ons thsnsvoor het aangezicht van den barmhartigen en langmoedigen god het befluit neemen, dat wy, de een omtrent de gebreken van den anderen geduld en toegeevelyk. heid zullen gebruiken, en niemand om zyne ondeueden die liefde zullen onttrekken, die wy aan alle menfchen fchuldig zyn. Het zou zeker dwaasheid weezen, zo onze infchikkelykheid zo ver ging, cat wy onrecht recht heeten, het kwaad billyken en daar op zwygen wilden; wanneer onze zachtmoedigheid zo verging, dat wy ons van booze menfchen lieten mishandelen, zonder .rechtmaatige verdediging in 't werk te fiellen; dit zou geene liefde, maar wreedheid zyn; wy zouden daardoor den zondaar hoe langer hoe verftokter maaken, en hem in zyne wanbedryven fterken: zulk eene overdreevene zachtmoedigheid; die in den grond nier anders d?n bloóbnrtigheid is, heeft jpsus ons niet bevolen; Hy die ons leerde: zyt oprecht als de duiven! heefr ons ook de erinnering nagelaaten: zyt voorzichtig als de flongenl zyt op u hoede, dat gy door boosaanigheid niet verichalkt wordt.-.zulk eene te vergaande weekheid heeft jesus zelf ook niet gehad; Hy heeft op de misdaaden niet gezweegen; maar ze de menfchen voorgefteld, en hen daar van zoeken aftebrengen ; Hy is hunne laagen ontweeken, heeft de booze aanilagen die zy tegen Hem fmeedden, altoos verydeid, tot dat de tyd verfcheen, door god's wille bepaald, dat hy zyn leeven voor het welzyn der menfchen zou opofferen. Ieder misdryf is eene wezenlyke krankheid, die het veriland verwart, die de menfchen tot menigerleie boosheden en beledigingen bekwaam maakt: doch hoe handelen wy omtrent ligchaamiykè ziekten? wy bekla: gen ze hartlyk, wy doen wat wy kunnen, om hem die door dezelven Jydt, weder tot voorige gezondheid te brengen;  48 C. G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. VI. daarentegep,wanneer hy, door eene heete koorts overvallen, ons aangrypt en tracht te wurgen, wenden wy alle krachten aan om ons te verdedigen, gebruiken geweld, roepen andere menfchen te hulp, zo wy door goedheid ons geene zekerheid verfchaifen kunnen. Laat ons ook zo handelen met hun, wier zielen door Hechte gewoonten bedorven zyn; laat ons hen beklaagen, zy zyn, medelyden waardig, zy lyden, het zyn eiendigen; maar laat ons ook geene moeite fpaaren, om hen door liefderyke toefpraak, door ernflige erinneringen en vermaaningen te verbeteren: en gelukkig dan wy, zo onze poogingen niet vruchtloos zyn: wy hebben een mensch het leven gered —— wy hebben meer gedaan, wy hebben eene onftervelyke ziel, die op den rand des verderfs lag, die in haare verblinding andere mishandelde, en hunne traanen op zig laadden, gered, en ten besten der wereld werkzaam gemaakt: worden zyne ondeugden gevaarlyk, zoekt hy ons in onze eere of tevredenheid te krenken, of ons in het gerust bezit onzer goederen te ftooren, zo laat ons die middelen gebruiken, die zelfs de Godsdienst billykt, om öns tegen hem in zekerheid te dellen: laat ons deeze middelen gebruiken om ons te verdedigen, niet om hem te fchaden, zo zullen wy de leer van christus, de wet der liefde vervullen, ook tegen hen, die dezelve fchynen onwaardig te zyn: Ook de minde der gebreken Wil ik heelen als een vrind; Nimmer, nimmer wil ik wreeken," 'T geen ik in myn' broader vind: Want myn zwakheid toont in my, Dat ik mensch ben zo als hy.  ZEVENDE VOORSTEL. Over het Characler van johannes den dooper. Uw heilig woord en godlyke esr, Hoort men, almagüg Opperheer'. Door duizend, duizend monden, f)p heel deeze aard verkonden. Ach werden zy, die voor uw' troon, Den lof van uw gekruisten Zoon Verhellen, uitgebreide eeuwig zaam verbonden ! Eene heerelyke gedachte! wel waardig dat wy 'er ons een'tyd lang mede onderhouden: de maatfchappy der menfchen, heeft de wenfchelykfte verandering ondergaan; de god, die hemel en aarde gemaakt heeft, wordt thans van den opgang der zonne tot haaren ondergang, als vader. geëerd en aangebeden; de nacht der onweetendheid is voorby, en het licht des heils is over ons opgegaan; het getal der redelyke menfchen is vergroot, het getal der gelukzaligen is vermeerderd; zalige tyd die wy beleefd heb" ben! een enkel cpflag van het oog op den voorgaanden en den tegenwoordigen, kan ons hier van overtuigen. Hoe elendig was niet het menschlyk genacht in dien nacht der dwaaling en van het ongeloof! ieder zeldzaame man, ieder weldaadig geflarnte, ieder nuttig gewas, hield inen voor eene Godheid, bouwde men tempel en altaar, en men knielde voor het onmagtige neder, even als konde het 's menfchen geluk bevorderen; iedere begraafplaats, ieder digt bewasfehen bosch, floop men bee. vende voorby, en men vreesde voor de verfchyning eens verftorvenen en boosaartigen geest; het ongewoone gefchrei eener raave, de onverwachte verfchyning eener uil, vervulde een geheel volk met ontzetting, dewyl zy derge» lyke voorvallen, als zekere voorboden van groote onge* lukken aanzagen: ieder zeldzaam voorval hield men voor tovery ;de man van kunst en bekwaamheid voor een' toveraar, die de houtmyt verdiende; welke tyrannen beheersch» ten toen de wereld! . hoe veel onfchuldig bloed heb. ben zy niet vergooteii! welke onmenschlyke wreedheden woedden onder de maatfchappy der menfchen! volken droegen den onverzoenelykften haat tegen elkander; voerden oorlogen, waar voor de Natuur beefde, folterden weerelooze vrouwen, ftieten hunne zwaarden in de borden van onfcbuldige kinderen, hieuwen hunnen overwonnenen vyand neder, zonder op zyn bidden, traanen of handenwringen acht te (laan: hoe wreedaartig waren hunne Priesters! zy bouwden gevangenlsfen, pynbanken, fchavotten, voor onfchuldigen — die niets meer gedaan hadden, als dat zy,. met opzicht tot den Godsdienst, anders dachten; zy zoch- 1. deel. G  5° C. G. SALTZMAN, ten door byftand van foldaaten en beulen, hunne leere uit- ™ZieaiAd°01 zweePfla8en ^ allerleis folteringen, de menfchen daarvan te overtuigen. ' A^ll 1feZe elenden zvn thans veeI verminderd; de afgoden en hunne tempels zyn in alle verlichte Landen om ver geworpen; de lof van den Schepper der wereld, kliX nu van den opgang der zonne tot haaren ondergang dé vrees 2°Uï°rlen e" t0Ver.aars is in veele Landen v! dweenen • de heerfchappy van her bygeloof vernietigd; de mee"e troonen worden in plaats van door defpooten , door wyze Vaderen des vaderlands bezeten; menfchenbloed is dieTbaa n'n„H.TdtSeer gefpaard; overal, zelfs in oorlogen en op de llagvelden, werkt menfchenliefde; de geest van vervolging legt aan banden; de vrvheid van te gelooven en Ti" W8t men' in S°eden gemoede, voor waarheid ,„Jrlla 0mt Van tyd tot tvd naare rechten; door het ™nfb^UUr V gr°tie reS^mg, ftaat ons bedehuis voor rn ^f7an0nderfcheidenemeeningen'met betrekking tot den godsdienst, open; en vergaderen aldaar als broeders, ais broeders die hunnen gemeenfchaplyken vader ver' eeren. Loof, loof den Heer wiens fterke kracht Het ongeloof ten onder bragt; De duisternis verdreef, die wysheids helder licht. Bedekte voor ons zielsgezicht. En hoe veele duizende van menfchen, van allerleien ftaat en godsdienst, werelddeelen en eeuwen, hebben do0r getrouwe aanwending en opoffering hunner krachten en Wen het hunne tot deeze groote en zalige verandering toegebragt! hoe menig wyze, bragt by het fchemeren eener flaauw brandende lamp, geheele nachten door, om de waarheid natefpooren! hoe menig redelyk , godvreezend man, wendde zyn geheeien leeftyd aan, om in den kleinen kring waarin hy werken kon, de waarheid ftaande te houden en uittebreiden! hoe veele deeden de uiterfte poogingen, de wereld Hechts van ééne fchadeiyke dwaaliug te zuiveren! Hechts één hoofdgebrek aan kluisters te leggen! hoe menig braave vrouw bragt den bloejendften tyd haars levens door, met haar' zoon , dat geen wat recht en bülyk is, re leeren, en daardoor den volke eenen man te leveren, die hun redder werd! hoe menig edele man. trad vermaak, rykdom en eeramten met de voet, verkoos verachting en armoede, om in het verborgene des te vryer aan de verlichting der wereld te kunnen arbeiden! hoe veele kloekmoedigen gingen in den y ver voor de waarheid zo ver, dat zy algemeen geloofde dwaalingen en vooröordeelen, die doorVorften en Priesters met alle magt voorgeftaan werden, openlyk tegenfpraken; en wie telt het getal van alle die edelen, die in de tyden der grootfte verdrukking  KORTE VOORSTELLEN. VU. 5l en vervolging der waarheid, zig in de laagfte en Verachtfte hutten moesten verbergen; die zig onverfchrokken ten nutte der wereld, opofferden: die den beker met vergif uitdronken ; bunnen hals den beul toereikten; liever hun lig» chaam verfcheuren en door de vlamme verteeren lieten, dan de waarheid te verlochenen: en even als duizend wellen, ongemerkt aan den voet eens bergs, of in 't midden van bloejende velden, ontdaan, zamenvloejende beeken worden, zig door een menigte bogten met die van andere provinciën vereenigen, en, door veelerleie krommingen, van de eene provincie tot de andere voordloopen, al grooter en grooter, wyder en wyder worden, zo dat zy zeiven groote fchepen kunnen draagen, en zig met den grooten oceaan veréénigen; even zo is door de onvermoeide poogingen en werkzaamheden, van duizenden van menfchen, het licht ontftaan waarin wy wandelen; die vryheid, die gelukzaligheid, welke wy genieten, tot ftand gebragt: en wie heeft hun beloond? waar zyn de gedenktekens en eerezuilen die voor bun opgericht zyn geworden? de meesten verlieten onbeloond deeze wereld, hunne naamen zyn vergeeten, hun begraafplaatfen onbekend maar Gy! Vergelder van alle goede daaden! Gy die in het verborgen1 ziet,Gy hebt hun gade geflagen en beloond! in eene betere wereld genieten zy de vrucht van hunnen atbeid, die zy tot heil der menschheid aangewend hebben: en wanneer wy, even gelyk zy, getrouwlyk voor het heil der maatfchappy werken, dan zullen wy ook by hen zyn, en hunnen omgang en vreugde genieten. Vrolyk, vrolyk, edle zielen, Die voor 's werelds Heiland knielea, Weest verheugd God's naam ter eer; Uwe broeders,zvn beminden, Jefus kudde, jefus vrinden, Vindt gy haast by Jefus weêr. Hoe zekerder het is, dat de naamen der meesten, die voor het licht der waarheid, en de vryheid om dezelve te gelooven en te belyden, gearbeid hebben, in onze jaarboeken vergeeten zyn, en alieenlyk in het boek god's aangetekend liaan, des te grooter is onze verpligting, de naamen dier weinigen, wier aandenken tot ons is overgegaan, der vergetelheid te ontrukken, en door de voorftelling hunner voorbeelden, onze tydgenooten tot werkzaamheid voor het menfchlyk geluk optewekken. Tot deezen behoort ongetwyfeld de edele man , wiens naam ik niet dan met eerbied kan noemen johan- nes dedooper. Hy wist dat hy van god belremd was, zyne Natie te verlichten haar van den ceremoniëelen'dienst, tot de geestelyke verèering van god; van de fchynheiligheid tot de waare deugd, braafheid en werkzaame menfchenliefde te' G 3  52 . C. G. SALTZMAN, brengen, en op deeze wyze voor den Heere jesus. den weg tot hunne harten te baanen, op dat, wanneer 11 v optrad, zyne prediking des te krachtiger werken, en van 7«dea af, het licht der waarheid over'de wereld verfpreid zoude worden. r Tot deeze beftemming fchikte hy zig geheel en al; reeds vroeg leerde hy de moejelykheden des menschlyken levens verdraagen; vroeg roem, rykdom en wellust verachten; vroeg zyne begeerlykheden bepaalen: hy onthield zig in eene woestyn; zyn kleed was van kemelshair, en zyne ipyze ipringhaanen en wilde honig; zyn roem was, een nraai rechtfchapen man te zyn; en hier door werd hy die .terke man, die zo krachtig op zyne Natie, ja op de geheele wereld werken, en vooröordeelen beftryden kon, die zelfs onder de befche.rming van een' Koning en Priesters ïtonden; want wat vreest een man den toorn eens Konings, die hem ontbeeren en evenwel gelukkig leeven kan? wat acht hy den haat der Priesters, de vervolging zyner natie, die geleerd heeft met fobere kost en Weeding te vreden te zyn? Myn lieve jonge vrienden! deeze edele man zy u voorbeeld ! veelen van u gevoelen mogelyk reeds zekere aandnlt tot goede werkzaamheden in zig ontbranden; rykhalzen reeds na die dagen, dat zy in de wereld treeden, hun volk verlichten, en zegen over hun land en plaats brengen kunnen; maar weet! dat gy nimmer, nimmer in ftaat zult zyn, iets gewigtigs voor de wereld te doen, wanneer gy niet vroeg de liefde voor de aardfche goederen leert matigen , na welke de meeste menfchen met zo veel belangneennng ftreeven; vroeg uwe driften en begeerten leert bepaaien, vroeg de moejelykheden des menschlyken levens leert verdraagen. De beste man is krachtloos, wanneer hy het geld boven zyn pfigt acht; een' beurs vol gouds is in ftaat hem in zyne werkzaamheid te verhinderen.- hoe zwak is de man, die van de ongeregelde opvolging zyner zinlyke lusten afhangt; die aan een gemaklyk leven gewoon is! hem ontbreekt de kracht om een werk te onderneemen, dat moeite geduid en ongemak vordert: een man die na roem haakt' kan door eenen ydelen ty tel, tot den (laaf vaneenen deipoot gemaakt worden; hy heeft nimmer raoeds genoeg, eene edele daad, die van zyne Natie veracht of befpot wordt, te onderneemen. Maar hoe krachtig kan hy werken, hoe veel heil over zyn ftad, vaderland, over de geheele wereld brengen , die de moejelykheden verdraagen, roem en goud verachten, en, wanneer bet noodig is, zig met veldvruchten en water vergenoegen kan! hy hangt van niemand meer af, als van god; hy is vry, en fterk genoeg om zyne broederen  KORTE VOORSTELLEN, VII. 5) vry te maaken en te verlichten; hy die in de wereld iets goeds wil uiirechten, moet niet befluiteloos zyn: De zucht na aardfche fchatten liezoedle nooit myn nart; Geen wellust kan my ftreekn, Haar loon is bittre fmart : ''K zou liever alles derven Dan dat ik 't goeddoen liet; Het zo behaaglyk goeddoen . Waartoe ik kracht geniet. Dit is het befluit van ieder rechtfehapen braaf mensch , die tot heil der wereld werkzaam wil weezen ; dit blyve dan ook uw voornemen, het welke door eene getrouwe uitoefening door uw geheele leven bevestigd wordt! Men kan mogelyk voorbeelden aanvoeren van geestdryvers ,die even geftreng als johannes de dooper leefden ; doch het afzicht deezer geftrenge levenswyze was hun eigen roem: zy ftelden zig in zulk eene Duitengewoone levenswyze, op dat de wereld het oog op hen zou flaan, en hen voor groote Heiligen houden. Doch, deeze edele man, was zo ver van alle ydele roemzucht, dat hy blootlyk tot deeze ftrenge levenswyze befloot, om des te onafgetrokkener, alleen voor het goede werkzaam te kunnen zyn: zo rasch hy begon het volk te onderrechten, bekwam hy van alle oorden toeloop, en de hoogachting, die hy zig door zyn onbefproken gedrag, liefde tot de waarheid en nadrukkelyke leeringen, verwierf, was zo groot, dat veelen zelfs geloofden, in zyn perfoon, den aan de Jcoden voor lang beloofden leeraar, den Mesfias, te vinden; doch naauwlyks, verfchynt iesus, of zyn roem en toeioop begint te verminderen; het grootst gedeelte des volks verlaaten hem, en volgen jesus, die hun door zyne leere en daaden rasch overtuigde, dat hy grooter dan johannnes was. Wat zou toch toen wel een man gedaan hebben, die alleen uit zucht na roem gearbeid had? hy zou de man, waardoor zyn aanzien verviel, als een' vyand befchouwd en behandeld, zyne goede eigenfehappen verkleind, allerleie gebreken hem aangeteigd, en alle zyne redenen en handelingen eene verkeerde uitlegging gegeeven hebben; zo handelt de roemzuchtige althans,als hij zig door een ander overtroffen ziet. Niets van dit alles doet de eigenbelanglooze man; het is hem, niet om zynen eigenen roem; maar blootlyk om de uitoefening van het goede, om de verlichting zyner broederen te doen; hy ziet zyne aanhangeren van tyd tot tyd zig van hem verwyderen, en tot jesus voegen ; maar onderneemt niets daar tegen; hy ziet het, en verheugt zig veeleer, dat god een' man verwekt had, die het heil dar G 3  S4 C, g, SALTZMAN. wereld veel nadruklyker bevorderen kan, dan hy;hy maaki daarom zelf de wereld opmerkzaam op hem: L "7 3 hy, grooter dan ik, ik ben niet waard\ dat ik zynefchoen. riemen ontbmde: hy moet was/en, doch ik minder worde Zegt my eens, myne lieven! hoe groot en vereerenswaard.g is niet zulk een man, die zig zo geheel belangloos voor het welzyn der wereld gedraagt? g Byuitftek, verheft johannes zig ook boven andere menfchen, door zyne liefde tot de waarheid; vleien rS veinzen kan hy :op zekeren tyd bezochten heni eenige Pha. rtzeen, eene foort van booze menfchen, die op het nakomen van eenige gebruiken en ceremoniën onbegrypelvk fterk gezet waren en zig daarom den voorrang voor andere menfchen waard.g achtten; doch die het aan inwendige braafheid, hart yke liefde tot god en werkzaame menfchenmin geheel ontbrak: het waren menfchen met vroome gebaarden en booze harten: de rechtfchapen man wordt verbitterd, toen hy hen tot zig ziet komen;hy vreest noch de achting, waar m zy by het volk Honden, noch den aanhang dien zy onder het gemeen hadden; vrymoedig zeide hv hun: Gy zyt een addergebroed/el, gy zult in het koninkje gods met komen, voor gy onlochenbaare bewyzen van de verandering uwer zinnen, van de verbetering van uw hart, geeft, Gy zyt er ftout op, dat gy van hrjh a m afffamr, doch weet dat god aan abraham's nako7nelinKen niet eebonden is; Hy kan zig ook uit de verachtjle Natiën zyne verheeretykers, zyne aanbidders verkiezen ; gy zyt gelyk aan den onvruchtbaaren boom , aan wiens wortel de byl reeds eereed legt, om denzelven als onnut, uittehouden, en in Jt vuur tr werpen: zo iprak de vriend der waarheid. En even zo nadrukkelyk waren ook zyne woorden wanneer hy aan het hof eens Konings was, die door de grootfte buitenfpoorigheid, zyne waarde onteerde; die de vrouw van zyn eigenen broeder geroofd had: johannes zeide zonder de minfte bevreesdheid, tot hem: het is niet recht, net is Jchandelyk, dat gy uws broeders wyf hebt. En wat was de belooning voor deeze zyne oprechtheid belangloosheid, werkzaamheid en waarheidsliefde? het is treurig om te zeggen: gevangenis boejeris' : onthoofding! ' Myn hart beeft over het lot dat deeze waardige man is overgekomen en loopt gevaar van tot deeze twyfeling te vervallen: zou het ook beter zyn een' vleier en huichelaar te weezen? de algemeene dwaalingen en gebreken goed te heeten, al ware het ook dat 'er een geheel volk ongelukkig door werdt? over het onrecht te zwygen, al ware het, dat ongelukkigen daarover in ftilte weenden? zou het ook beter zyn zig van moejelyken arbeid te onttrekken? in wer  KORTE VOORSTELLEN. VII. 55 keloosheid, wellust en gemak zyn leven doortebrengen ? zyne verhitte begeerten intevolgen ? en door laagheid zig by andere behaagelyk te maaken ? — als zyn leven lang met het onderdrukken zyner lusten doortebrengen ? door geduurige ontzegging zyner geliefdfte wenfchen, zig te kwellen ? door arbeid zyn kracht te verteeren , en door liefde tot de waarheid, zig den haat en vervolging op den hals te haaien? God bevvaare ons allen, dat nimmer, nimmer zulk eene onedele twyfeling by ons wortel vatte! Hoe! zo veele duizende van menfchen arbeiden voor my; het kleed, dat ik aantrek; de fpys, de drank, die my voedt; het huis dat ik bewoon, is met zo veel moeite door menfchen bereid en vervaardigd, en ik zou ook niet alle myne krachten ten beste van hun willen aanwenden? hoe veele milioenen myner broederen zwerven nog in den nacht van bygeloof rond? hoe veele zuchten nog onder de wreede mishandelingen van vooroordeelen, geweetensdwang en heerschzucht? en ik zou in deeze wereld, waarin dagelyks nog zo veele traanen, zo veele jiminerklagien tot den rechtvaardi. gen god opftygen, werkeloos uederzitten, my in gemak en wellust koesteren , en niet nadenken, of ik ook in ftaat mogte zyn, iets tot hunne veriigting, tot hunne redding toetebrengen? dit zy verre van ons allen! laat ons arbeiden voor het geluk der menfchen, want ook andere werken voor het onze! laat ons in de geringfte bezigheden juistheid en orde waarneemen 1 laat ons met alle mogelyke getrouwheid, die waarheid, die door den arbeid, de overpynzingen, het geduld en de bloedvergieting van zo veele duizenden van braave rechtfchapene menfchen in de wereld gebragt is geworden, laat ons deeze waarheid met alle mogelyke getrouwheid zoeken uittebreiden, voordteplanten, en alle vooroordeelen manmoedig tegentegaan: laat ons arbeiden, niet om roem, of rykdom, maar om het geluk der menfchen te bevorderen, en ons daartoe gewennen, ook zonder gemak of menfchenlof gelukkig te zyn.' onze arbeid zal waarlyk niet te vergeefsch, maar iedere aanwending onzer krachten, een weldaad voorde wereld weezen: wie was johannes, die eerbiedwaardige man, die zo veel lichts in de wereld bragt? een man geiyk wy zyn een man van nederige geboorte; waarom zou¬ den dan onze poogingen te vergeefsch zyn? johannes arbeidde in een Aftatifche woestyn, en wy Europeaanen genieten na agttien honderd jaaren de vruchten zyner leeringen : hy was de man die de Jooden geneigd maakte de leere van christus aanteneemen; door zyne medehulp kwam des deeze leere in de wereld, die ons zo voorlicht en vertroost: in het Ryke god's gaat niets, geheel niets verlooren; de geringfte goede daad, die een braave in zy-  C. G. SALTZMAN, VOORSTELLEN VIL nen werkkring doet, doorweevt de Algoede in het geheel. Ten minften kan by ons, waarde nmtgenooten! onder wier opzicht een aantal He /e jongelingen ftaan, die de Voorzienigheid uit verfcheidene deelen van 5'urspa zamen gebragt heeft, niets verlooren gaan.- a's wy hun verftand voor vooroordeelen bewaaren, als wy hun liefde voorde waarheid,eerbied voor god, liefde voor hun evenmensen inboezemen, zo keeren zy in hun vaderland terug, en zyn niet alieenlyk zeiven gelukkig, maar brengen ook licht en heil over geheele landen. Haat en vervolging heeft waarfchynlyk niemand onzer te verwachten, daar wy onder de befcherming eener wyze en billyke Regeering ftaan; doch al ware het dat zy ons treffen konden, wat wezenlyke fchade kunnen zy ons doen?ik wil liever dat geheel Europa my met eenen fchamperen lach aanzie, of my zoeke te vervolgen, dan dat hy, die in my woont, myn Rechter, myn ge weeten, tot my zegt, gy zyt een verzaaker van uwen pligt, een Hecht man! En genomen, haat en vervolging vielen ons ten deele.hoe lang zal dit duuren? immers niet langer dan wy hierop aarde zyn? en hoe kort houden wy ons hier op! rasch, rasch genaakt de dag van fcheiden, de dag der vryheid, de zaligende dag van god, wanneer wy, op onzen afgelegden levensweg terugziende, zeggen kunnen: „ Dank zy god! „ ik heb niet te vergeefsch geleefd; ik heb myne krachten „ getrouwlyk aangewend; ik ga van hier; doch de nako„ melingfchap zal de vruchten van mynen arbeid genieten: „ o welk een feestdag! wanneer men god ten gemoete „ gaan, en zeggen kan vader! ora uwen en der „ waarheid wille heb ik veel geleeden! " Johannes heeft alles overwonnen; nimmer berouwde hem zyne geftrengheid, zyne werkzaamheid en liefde tot de waarheid: de keten is reeds lang verroest, aan welke zyn voet gekluisterd was; maar de belooning, die god hem daar voor fchonk, duurt nog, en zal in de eeuwigheid blyven voordduuren.- het verfchrikkelyk oogenblik, in het welke hy zynen hals ontblooten en den beul toereiken moest, is rasch voorby gefneld; maar nog, na agttien eeuwen voorby gevlooden zyn, nog duurt zyn triumph in het gezelfchap van god en alle de gezaligden. Ons leven zy dan gelyk het zyne! zelfbeheerfching, belangloosheid, liefde tot de waarheid, werkzaamheid voor het menschlyk geluk beftuure alle onze daaden, zo zullen wy ook in die vreugde deelen, die hy nu reeds agttien eeuwen genooten heeft.  AGTSTE VOORSTEL. Over de menfchenliefde van jesus. Hoor ons, in uw' naam vergaêrd, Goede jesus! hoor ons bidden; Wees roet uw genade en kracht, Wees als trooster in ons midden: Sterk ons wankelend verftand. Dat wy u als kindren vreezen; Laaten die nog dwaalend zyn, Ook met ons vereenigd weezenl Philanthropynen! daar uw naam van menfchenliefde afkomftïg is, hebben ook alle de oefeningen en bezigheden , die wy in dit kweekfehool verrichten, yoornaamlyk het planten en uitbreiden van menfchenliefde ten oogmerke; zo is dan ook het prediken deezer edele, deezer hoogstnoodzaakelyke deugd, niets anders, als het oogmerk waarom gy hier zyt, en de geheele inrichting onzer nuttige maatfchappy, bevorderen. Daarom hebben de meeste myner redevoeringen, die ik tot nog toe voor u gehouden heb , daarheen geleid : ik heb u niet alleen verfcheidene maaien de voortreflykheid, da natuur en de beweegoorzaaken der menfchenliefde voorgefteld; maar heb u ook voorbeelden voorgedraagen, waarna gy u zoudt richten: in de eerfte plaats, den algoeden, die van eeuwigheid, ten besten van zyn fchepfel, werkzaam is; daarna johannes drn dooper, die zyne krachten en bloed ten besten der wereld opofferde; thans wil ik u het voortreffelykfte, het aanpryzenswaardigfte voorbeeld, ter naarvolging voordraagen, dat niet zo hoog boven onze bevattingen verheven is, als de vader. van al wat leeft; doch dat ook geheel vry is van alle zondenen onvolmaaktheden, die wy zelfs nog aan de beste men. fchen bemerken: het is jesus, die in de fchrift, wegens zyne voor ons onverklaarbaare naauwe verbinding met den, god en vader, van allen, god's eenige zoon genoemd wordt; die als mensch zo handelde, gelyk god handelt; die alle Godlyke volmaaktheden, in de geftalte van mensch, bezat en uitoefende, en van alle dwaalingen vry was; die zig ook tot heil der menfchen geopenbaard en. opgeofferd heeft. Zyn geheel leven was werkzaamheid, arbeid tot welzyn der menschlyke maatfchappy: met onvermoeiden yver onderwees Hy de menfchen, maakte hun met gode bekend; zocht hun liefde, eerbied, vertrouwen voor Hem iuteboe» 1. DUL, H  5!? C. G. SALTZMAN, zemen; leerde hun bidden; beval hun zeltbeheerfchintr • wekte hm op toe tevredenheid, zachtmoed gheiden vfl. daadigheid; erinnerde hun veeltyds aan de ttgenwooS heid van den Aiweetenden, en aan de eeuwige Xeldinf die voor den geenen beltemd is, die zyne wiHe opvolgen• ricrteShoZnraeiirChe-n kW3me" te Zaraen om z^n oS Jincr. re.D' fn mmmet begeerde Hy eenige vergelHv^'dnX^6^0^ Hy gezondheid, zeffs maakte Man d°°Jn.wjdeJ ^vendig; deeze weldaadige Godlyke kendl alt. 7 f ioorS{Saan, wéldoende en gezond maakendc, allen die tot Hem kwamen; dit is zyne levensgefchiedems in weinige woorden. «vcu&geiLnie 1 jiS ,ka?, aan dac beminnenswaardige charakter denken He*erS;°°; Hem te gevoelen/zonder eerbied voor dervinden? ge" °m Hem gel*k te worden' te on- ,JaJESVrB hoort'er toe, om alle deeze zwaarigheden te overwinnen, zig boven alle deeze bedenkelykheden te verheffen! ik weet -wel, dat de mensch ook zonder het gebed veel groots 'doen, veele zwaarigheden overwinnen kan, wanneer eergierigheid , winzucht, hevige begeerten om zekere perfoonen te gevallen, hem aanfpooren en verfterken; doch geheel tegen zyne neigingen aan, met opoffering van eigen voordeel, onder vervolging, laster en befpotting, in welke gevallen de Christelyke menfchenvriend zeer dikwyls komt, iets gewigtigs voor een ander te doen, is, zonder het gebei . onmogelyk: alleen het gebed,dat hem de tegenwoordigheid van god, die in het verborgen ziet en zyne groote belooning onder het oog brengt , dit alleen kan hem kracht geeven om zwaare pligten te vervullen. Hoe oeefde jesus, toen de oogenblikken naderden, waarin Hy zig aan de belpotting en mishandelingen zyner vyanden bloorftellen, zyn lyf en leven ten besten der wereld opofferen zoude! in deeze beangltiging viel Hy voor god zynen Vader neder, ftortte alle zyne bekommeringen voor Hem uit fmeekte om verfterking, en bekwam dezelve óok; Hy ontving zoveel krachts, dat Hy met bovenmensch-» lyke ftandvastigheid, die groote, zwaare, edele daad, de opoffering van zig zei ven tot heil der wereld voleinden kon. leder die in de oprechtheid van zyn hart en met ernst befboten heeft , god zo behaagelyk te worden als hem 'mogelyk is, zo veel goeds te werken ais hy kan,kan door de ervcarirg zig van deeze waarheid overtuigen: hy denke met levendigheid aau god, aandeszellstegenwoordigheid?  KORTE VOORSTELLEN. IX. 71 aan deszelfs bclooning, hy fpreeke Hein aan ,draage Hem zy. ne ontwerpen , zyne befluiten zonder de minfte bewimpeling voor, bidde om kracht, en hy zal dezelve ontvangen. Een onbedriegelyk middel te weeten, om zyn' geest in droevige oogenblikken optebeuren , denzelven kracht te verfchaffen, iedere verzoeking te overwinnen, iederen zwaaren pligt te vervullen, en daarvan geen gebruik te willen maaken, zou onverantwoordelyk zyn; dit ware zo onbezonnen, als dat een reizende, die met een door dorst verdroogd gehemelte by eene frisfche beek lag , uit eigenzinnigheid naliet daaruit te fcheppen, zig te verkwikken en tot de voordzetting zyner reize te verfterken. Het gebed wordt ook zeer dikwyls onteerd en deszelfs groote waarde aan openlyke befpotting en lastering blootgefteld. Wanneer de huichelaar , die door zynen wandel god's wet met voeten treedt, en zyn' broeder benadeelt, wanneer deeze daar heen gaat en het gebed als een masqué gebruikt , onder het welke hy zyne haatelyke gedaante voor god en menfchen zoekt te verbergen; wanneer de luiaart zyne bezigheid in flaapen, eeten, drinken en bidden verdeelt, en gelooft, het gebed zy eene zo volkomene Godsdienst - oefening , die het gebrek aan yver en werk. zaamheid rykelyk vergoeden kan, zo moet het gebed zeker in een verachtelyk licht voorkomen; wy behoeven ons derhalven niet ie verwonderen, dat fommigen in den waan flaan, als of het gebed alleen voor huichelaars en zwakke zielen gefchikt is. Wanneer wy een oogenblik nadenken, zo moeten wy overtuigd worden, dat door de nabootfiing der huichelaars en luiaarts, het waare gebed niets-van zyne hooge waarde verliest: geen huichelaar, geen luiaart kan recht bidden.het is onmogelyk te denken, dat een mensch, die ondeugend leeft, voor den Alweetenden treeden,- en met een werkelyk deelneemend hart Hem zou aanfpreeken: de huichelaar kan naauwlyks de ernftige blik eens menfchen uithouden , hoe is het dan mogelyk dat hy aan de tegenwoordigheid van den heiligen god met levendigheid denken kan ? hoe is het mogelyk dat een mensch, die in traagheid zyn leven doorbrengt, met god kan omgaan, die louter werkzaamheid is,en van ons verlangt,dat wyHem gelyk zullen worden? het geen de huichelaar en luiaart gebed noemt, is des geen waar gebed; het is eene nabootfing, het is een fnappen met den mond; geveinsde gebaarden, waaraan het hart geen het minfte deel heeft. Wanneer 'er nu duizenden valfche juweelen verkocht worden, verliest daardoor het echte diamant wel in het geringfte zyne waarde? neen; zo behout ook het echte gebed  72 C. G. SAT.TZMAH, VOORSTELLEN. IX. altoos zyne waarde, al wordt het ook door duizende huichelaars en luiaarts nagebootst Ik kan niets bedenken, waardoor de mensch zo vereerd, zo hoog boven alles wat zichtbaar is, boven dieren, ja boven hemellche ligchaamen verheven wordt, als door het gebed; de vryheid van voor den god van Hemel en van Aarde, zo dikwyls men wil, te verfchynen; Hem tot zynen vertrouweling te maaken; alle zyne begeerten Hem voortedraagen; befcherming en hulp van zyne Almagt te mogen bidden, de vryheid van Hem vader te mogen noemen, doen de waardy ett de noodzaakelykheid van het gebed ongemeen hoog ryzen: welk mensch, met een gezond verftand begaafd, kan deeze waardy van het gebed ontkennen ? welk mensch, met een gezond verftand begaafd , kan zig het gebed fchaamen, behoort des niet ieder met vreugd de vryheid van met god te fpreeken, te gebruiken? Rekenen wy het ons tot eene eer, met een braaven Vorst te mogen fpreeken , hoe veel te meer, behoorèn wy de vryheid, met den god die Hemel en Aarde gemaakt heeft om te gaan, ons tot eene eere te rekenen! Laat u, myn lieve leerlingen! ook by deeze gelegenheid door my raaden.u nimmer het gebed te fchaamen: het zal u nimmer berouwen een vriend van god te zyn: in de jaaren diegy thandsbereikt,hebben zo veelenden grond tot een aanhoudend ongelukkig leven gelegd; deezen verzuimden van hunne jeugd af, veel om de Godlyken byftand en bewaaring te bidden; deezen zyn door het involgen hunner zinlyke begeerten tot de grootfte buitenfpoorigheden vervallen , hoe veel reden hebt gy dan niet u de Godlyke tegenwoordigheid veel voorteftellen, en om de bewaaring uwer onfchuld te bidden. 'Er zullen tyden komen, waarin u rampen , zielefmarteu zullen treffen, die nog geen een van u by ervaaring kent; wanneer gy het lyk van eenen teder zorgenden Vader, Moeder en getrouwen vriend zult moeten volgen ; wanneer vyandlyke menfchen op u aanvallen ; wanneer uw getrouwfte vriend,u ontrouw wordt; wanneer het vooruitzicht u met een' ftroom van elenden bedreigt: gelukkig dan voor u, zo gy bidden geleerd hebt; gelukkig dan voor u, als gy in zulke oogenblikken u met een vol vertrouwen tot den Almagtigen kunt wenden, even gelyk het kind tot zynen Vader; wanneer gymet volle verzekerdheid kunt zeggen; myne hulp komt van den Heer, die Hemel en Aarde gemaakt heeft: als dan is 'er in de geheele Natuur niets verfchrikkelyks meer voor u; gy hebt in alle fluimen, eene zekere haven,en in iederen donkeren nacht van bezwaaren, zal uw licht fcbynen als op den vollen dag! f  TIENDE VOORSTEL. Over het onzen vader. Verzamelt uwe gedachten, myn waarden! want ik heb thans een zeer plechtig voorftel aan u te doen: ik heb voorgenomen met mynen geest tot den Vader van alle geesten, van wien ook myn geest zynen oorfprong heeft, opteflygen, en Hem aantebidden; wie hiertoe zig gefchikt gevoelt; wie het oprecht met god, zyn eigen heil, en dat van zynen evenmensch,meent;wie zyne vyanden kan ver« geeven; wie zyne zonden met ootmoed erkent, en na verbetering tracht; wie alle wereldfche gedachten en begeerten na het zichtbaare van zig zoekt te verwyderen; wie ongeveinsd beflooten heeft zig voor god aftezonderen, die volge my! ogod! deeze gedachte vervulle onze geheele ziel 1 Dat alles wat deeze Aarde biedt, Niet eeuwig is, ons hart ontvlied'; Wy zyn flechts zwervers hier beneden ; Dat onze ziel hier niet verzucht', Maar, met een feraphyne vlugt, Haar' wellust zoeke in 't eeuwig Eden: Geleid, o god! haar voor den troon Van uwen eengeboornen Zoon! Onze Vader, die in de hemelen zytUw naam worde geheiligd ! Uw koningryke kome ! Uw wil gefchiede gelyk in den hemel, alzo ook op de aarde! ons dagelyks brood geef ons heden ! en vergeef ons onze fchulden, gelyk ook wy vergeeven onze fchuldenaaren! en leid ons niet in verzoekinge, maar verlos ons van het booze! want Uw is het koningryk, en de kracht en de heerelykheid in eeuwigheid. Amen! Hoe veel hebben wy daar van god gebeden! dit korte formulier, dat christus, onze Heer, ons zelf geleerd heeft, is een kort begrip van al het geen een vernuftig I. deel. K  74 C. G.' S A L T Z M A N, mensch die over zig zeiven, zyne beflemming,en afhanË\ïheii T G0D' met ernst "gedacht™ eeha tvo dankbaarheid tegen zynen hemelfchen We doener, een har vol I.efde tegen de menfchen , zyne broeders, heeft wenfchen kan en wenfchen moet: de Alomtegenwoordige i» mP"ogneJan dVn' gebed geweest> en wanneer onsgha t me. onze woorden overeenftemde, zo heeft Hy het ook gewis, als een welmeenend oifer, dat wy aan zyne voeten nederlagen, aangenomen: niet alleen heeft Hy het aange door Z° "iet a"e de 'oezeggingen, die Hy ons, reX» 1kLSTÜS' Van zvne bereidwilligheid in het oprechte gebed te verhooren, gegeeven heeft, zoniet alle deeze zyne toezeggingen valsch zyn, zal Hy het ook ze- ge^eydeneh^ee0ft.^en, iedeF Van °nS gCeven> hec geen ^ <»n^LWlaraChtige G0D zaI onfeilbaar zyn woord houden f„tgf0 ,WaC WJ van Hem geiden hebben, zo wy harten hThbfn Z' h6t g6en,WV baden' en van na"en beflooI JÏ „„ ? ' V00rWaarden te vervullen, onder welken god het ons geeven kan: laat ons derhaiven eene kleine zelfbeproeving onderneemen, op dat wy ervaaren, of tvy 00k werkelyk gelooven en wenfchen 't geen wy baden. Y Onzeker, zeiden wy, Gy zyt in de hemelenl hier mede bekennen wy dat de oneindig groote god, de hemelen gemaakt heeft, en den hemel, die men ovéral ont- t 'M,TT\Sy de h00gfte graad van »S üëf de dat Hy kinderliefde voor ons draagt: ging ons deeze ïtTTJ^T' 20 gelooven WY ook, d« alle men ™ Lfl kkS kmderen' gevolglyk onze broeders zyn, die Zlï 1 bben'.voor wier welzyn wy zorgen moefen': 'er wordt dan een hart, warm van liefde tot god en onzen evenmensch, gevorderd, als men met waarheid tot god zeggen zal; Onzevader! ging deeze bekentenis van harte, zo gelooft ook ieder van ons, god is myn Vader: onder de duizendmaal duizenden milioenen fchepfelen die op de Aarde in den Hemel en in alle hemelfche ligchaamen Hem lofliederen toejuichen, merkt Hy ook opf«v, kent m,, heeft my hef, arbetdt voorzeker daar aan, dat my niets zal £rnn,ft! «' A tot^n geluk noodig heb/onder de grootfte verwarringen, die eenig fterveling begrypen'kan, vin mv„yCT!!g,Z,;iTen altoos ge,yk' aItoos de bevorderaar van myn geluk, altoos tnyn Fader\ In u, in wien zig 't all' verblydt, Verblydt myn ziel zig zonder vreezen. Daarom, dat Gy, die eeuwig zyt, Haar Vader en haar god wilt wee.en.  KOU TE VOORSTELLEN. X. 75 Uw naam worde geheiligd \ dat is, door de geheele wereld werde bekend, dat Gy , myn Vader! de eenige, eeuwige, almagtige g o 3 zyt. Die dit in ernst wil zeggen, die moet zelf god kennen; die moet zelf dikwyls met eerbiedige bewondering den algoeden Vader, zyne onbegrensde magt, zyne alle menschlyk vernuft te boven fteigende wysheid, zyne onmeetbaare liefde overwogen hebben; moet fteeds zyn vergenoegen zoeken, in go d's werken en derzelver volmaaktheden natedenken, zynen naam niet dan met de hooglte eerbied te noemen , en even gelyk een kind zig bedroeft, wanneer zyn vader befpot wordt, en wenscht dat hem ieder mogt hoogachten, zo moet ook hy die bidt: god, uwen naam worde geheiligd! eene recht hartlyke begeerte hebben, dat toch de geheele wereld mogt ervaaren, hoe groot, hoe goed god is; ja hy moet het befluit genomen hebben om zig iedere gelegenheid ten nutte te maaken, waarby hy flechts iets doen kan, om alle menfchen, zelfs kinderen, met god, den grooten god, bekend te maaken; nieuegenltaande hy altyd zal moeten zeggen: Ver boven onze ftameltaal, Is, groote god! uw naam verheven: Wat ziel kan, nog in 't vleesch gehuisd, U, naar behooren, eere geevenl Uw Koningryke komel wanneer wy dit bidden, wenfchen wy, dat die groote toebereidfelen, die god door jesus, ten besten der wereld , gemaakt heeft, meer en meer bevorderd worden ; dat het getal der deugdzaame, der goede menfchen vermeerdere, en dat groot geluk, altoos meer zichtbaar moge worden, tot welks grondingen voordzetting jesus in de wereld gekomen is. Deeze wensch is een uitvloeifel van het waare Christelyke patriotismus: even gelyk een goed burger wenscht, dat hetRyk van zynen goeden Vorst moge uitgebreid, het geluk van zyn vaderland vermeerderd worde, zo wenscht hy, die hartlyk tot god bid : uw Koningryke kome! dat het getal der vrootnen vermeerdere; dat meer en meer zichtbaar moge worden, het groot geluk dat hy geniet, die jesus vereert en zyne leeringen opvolgt; en wanneer hy dit hartlyk wenscht, zo brengt hy ook het zyne daartoe by, zo veel hy kan: iedere zonden befchouwt by met affchrik, als eene oproerigheid tegen god, als eene muitery die in zyn Ryk gefticht wordt, en zoekt dezelve te verllooren, waar hy kan of mag; hy tracht 'er na om zelf onberispelyk te leeven, op dat hy door zynen wandel, alles wat om hem K a  C, G, SALTZMAN. it, verbetere, en het getal der goede en gelukkige menfchen vermeerdere. Wie is, o Koning! u gelyk? Geheel 'tgefchapene is uwRyk, Het leere U als zyn Schepper vreezeu, Zo wordt uw naam. alom gepreezen, Zo wordt de leer des heils verfpreid, En'tGODS-RYK alom uitgebreid. Uw wil gefchiede, gelyk in den Hemel, alzo ook op de aarde', wie deeze bede zonder huichelary wil doen, moet ook van gantfcher harte gelooven, dat Hy, de Alwyze, beter weet wat tot ons geluk dient, dan wy zeiven: dat/ft de Algoede, volftrekt niets van ons zal vorderen, wat'ons nadeelig is; even gelyk de volmaaktere geesten, die in eene nadere verbinding met den Vader van alle geesten ftaan, met de naauwfte oplettendheid deszelfs wille zoeken te ervaaren, en, zo rasch zy die vernomen hebben , met de grootfte bereidwilligheid volbrengen, zo moet hy ook by alles wat hy doet, zoeken te beproeven of het overeenkomftig den Godlyken wille zy, en dan in deszelfs uitvoering den meesten yver laaten blyven: hy mag de Godlyke uitfpraak volftrekt niet door zyne eigene hartstogten laaten verklaaren, en'er zulk eene betekenis aan zoeken tegeeven als met zynen hoogmoed,zynen wraaklust, zyn hebzucht' zynen wellusten ydelheid overeenftemt; integendeel moet hy, met een vast befluit, en onverdeelde welmeenendheid zeggen: alwyze, algoede god! uw wil gefchiede en myn wil worde verbroken, vernietigd, zo dra die den uwen wederfpreekt; myne fterkfte, myne geliefdfte neigingen, zyn aan U opgeofferd! en wanneer Gy verlangt dat ik voor myn eigen best, of voor het welzyn der wereld, zwaare druk en lyden zal ondergaan; wanneer Gy wilt dat ik gebrek, krankte, vervolging, verachting, befpotting zal verdraagen; dat ik ten nutte der wereld myn bloed zal vergieten hier ben ik, myn Heere en myn god! myn Vader! niet myne, masr uw wil gefchiedel Want tog uw wil alleen is goed, En ftrekt tot heil van uwe kinderen; Niets kan het zielsgeluk verminderen, Van hem die uwen wille doet. Tot nog toe hebben wy god om geene eenige ligchaamiykè behoefte,maar alleen om dingen die totverheerelyking van den Beheerfcher der wereld verftrekken, die het algemeene best der menfchen en de volmaaking van onzen geest bebetreffen, gebeden: dit is recht zo als een mensch die zyne groote waarde en beftemming gevoelt, zig als een kindl  KORTE VOORSTELLEN. X. 7? en vriend van god, als een broeder der engelen, als een onfterveiyke befchouwd, bidden moet: nu eerst legt jesus ons eene bede in den mond, die den nooddruft on- Zes ligchaams betreft ons dagelyks brood geef ons heden ! Deeze bede'is by uitftek gemaatigd en onbepaald: wy bidden niet om roem, niet om zinlyke genoegens, niet om rykdom noch om begunftiging van groote ontwerpen; maar alieenlyk, onbepaald, om ons dagelyks brood, om dat geen wat wy tot ons dagelyks geluk noodig hebben. Wanneer deezë bede ernftig door ons gemeend is, zo moeten wy ook erkennen en gelooven, dat wy ons aardsch geluk, niet van onze eigene wysheid, niet van de bekwaamheid onzer vingeren, noch van de fterkte van onzen arm , noch van deezen of geenen vriend of weldoener; maar van god alleen verwachten moeten;1 wy moeten erkennen en gelooven, dat geen bepaald tydlyk goed, tot onze waare gelukzaligheid noodig is, en op god dat vaste vertrouwen hebben, dat Hy voor iederen dag onzes levens, ons to veel van de aardfche goederen zal toedeelen, a's o'is noodig zyn: het is even zo veel als of wy zeiden: god! ik bid u niet om zeker bepaald goed, dewyl ik zelf niet weet, of het ook voor myne deugd gevaarlyk kon worden; ik leg de regeering over myn lot geheel in uwe handen, en verwacht van U, Gy zult my van de goederen deezer Wereld altoos zo veel fchenken, als met het geluk myner ziele-beftaan kan. Wy bidden flechts om daaglyks brood, Want dat alleen weert allen nood. Wy bidden verder: Vergeef ons onze fchulden , gelyk ook wy vergeeven onze fchuldenaaren! dit bidden zou eene onwaarheid zyn, die wy op de onbefchaamdfte wyze god onder de oogen zeiden, zo wy niet erkenden dat wy zondaaren waren, niet het voorneemen hadden ons te verbeteren en ook onze vyanden te vergeeven: die dan deeze bede oprecht doen wil , moet zyne onvolkomenheden en gebreken gevoelen, over zyne voorgaande misdryven berouw hebben, en erkennen dat hy ook nog een zondig mensch is; want waarom zou ik om vergeeving bidden, wanneer ik my zeiven van geene zonden en gebreken befchuldigen kon? hy moet zyne misdryven met afkeer befehouwen, en op de nalaating van dezelven ernftig denken ; "want hoe kan ik van den rechtvaardigen en alweetenden K 3  7& C. G. SALTZMAN, god , vergeeving voor zulk een kwaad verlangen , dat mv nog hef is en dat ik denic te blyven koesteren "hy moe? eindelyk al e wraak met ernst uit zyn hart zoeken te Ter bannen,- 't , niet mogelyk, een mensch, die ons vyandig is, zo hartlyk te beminnen als een vriend; dit wordt ook tee„rgeernS,rVHn V ^derd; maar wy moeten het mé, rech. overzvn^hl!f n-traChten *,e brengen' dat ^ onzen toorn over zyne beledigingen zoeken te maatigen, de begeerten hemm pomo«nrfhaden Wederftaan> ^ doogr zachtmoed'igh id hem poogen te winnen; want zo wy deeze bede met een onltfZ% h3rt T'den doen' bidde« wy dan nieTtegen rechfv LiLWare het met even 20 als of wy baden, dat de 5 P G0.D °ns even zo over onze misdryven wilde behandelen, als wy onze beledigers doen? Geen wraak moete immer by ons woonen, Maar lust om feilen te verfchoonen. Verder baden wy.- En leid ons niet in verzoeking, dit is niet gemeend als of god in 't geheel niet zou toelaaten. dat ons aanleiding tot zonden gegeeven wierde: dit is in deezen ftaat van onvolkomenheid, waarin de zinlyke Natuur, driften van ons onaffcheidelyk zyn, waarin wy dagelyks kwaade voorbeelden om ons zien, onmogelyk ; de bedoeling deezer bede was alleen: god wilde ons geene fterkere verzoekingen doen ontmoeten, als onze zwakke krachten wederftaan kunnen; Hy wilde, wanneer de verzoeking oo ons aanvalt, ons zo onderfteunen, dat wy dezelve overwinnen mogen. Is deeze bede ernftig gemeend , zo moeten wy ook vast beflooteu hebben, god en de deugd tot onzen laatften fnik getrouw te blyven. en liever de aangenaamfte aandoeningen opteofferen. de grootfte voordeelen, de vriendfchap en gunst van menfchen ons liever laaten ontneemen, dan iets te doen dat tegen ons geweeten ftrydt: wy moeten ten dien einde den lust tot zondigen in ons niet aankweeken noch voorbedachtlyk en zonder noodzaak, ons in zulke omftandigheden plaatfen, waarin wy fterke verlokking tot zondigen nebben; maar wy moeten alle middelen getrouwlyk in t werk ftellen , om, als mannen, ons tot den ftryd te fterken, en tot den zegen voortebereiden ; dikwyls moeten wy de groote waaide van een onfchuldig geweetende goedkeurmg van g o d, de onuitfpreekelyk groote gelukzaligheid aan de andere zyde des grafs, de zekere beloo» nmg voor hem die in de verzoekingen tot zonden ftaudvas*  KORTE VOORSTELLEN. X. 7 ma" landvont ontbreekt alle deeze gemakken. even gelvk de beien de fteekepde draaien der zonne niet fchnwenmaao.dra heeten middag, zig op het veld begeev-nïvèmmelm wat tot haar onderhoud verftrekt, en het in haare Sn dm fn ™ h, V£ in(denidr°eviSen winter door te voeJen en aan het gehemelte des menfchen eene zoete en gezonde verkwikking te bezorgen; zo is ook heMandvollHn de zwoellte dagen bezig, om voedfei voor den wimer e rbezoten.enh0PrrVlCe1ei! gemak VOor de» A-dbewooner £n ™f W?m6lt het Veld van werkzaame landlie- den, man, vrouw jongmans, meisjens en kinderen ver. eenige hunne krachten, om het gedroogde gras zamen te brengen in oppers te hoopen, en in hunne fchuuren te verzamelen, eer de hemel droevig wordt en regenbuiën het voeder voor het vee bederft; daar is een ander ge deelte beztg, het koorn te maajen, en in fchooven te binden .-gtnts zien wy anderen den ploeg voeren , geheele brandheete dagenlang hunne akkers op- en neder-laan! oS de" zeiven voor het volgende jaar vruchtbaar te maaken": ziet hun aan hoe bram hunne aangezichten verbrand, hoe zv met ftof en zweet bedekt zyn! hoe zy van dorst verfmachten en evenwel niets als een kruik met water hebben om zig te verkwikken. Treedt nader, o ftadbewooners, en ziet dit toonee'» dit zyn de heden van wier vlyt gy leeft: het brood, de groenten, het vleesch waarmede gy u verzadigt, ontvingt uit de harde handen des Landmans: de wol, het vlas" waarmede gy u kleedt, heeft de Landman u bezorgt- het paard dat u draagt, en uwe wagen voorttrekt, is door den landman opgefokt: het meeste voordeel, de meeste winst die gy geniet, verwerft gy door zynen zwaaren arbeidwelk eene ondankbaarheid, wanneer wy zyn' vlyt en nutti' gen arbeid niet opmerken, niet hoog fchatten! wanneer wv ons voor weezens van eenen beteren aarc houden en met verachting op hun neder zien wilden! welk eene barbaarschheid, wanneer wy de onweetendheid deezer, ons zo on. ontbeerelyke heden ten nutte maaken , en haar met zuur zweet gewonnen penningsken door laage woeker en winzucht na ons fchraapeu wilden! Laat ons deezen nuttigen ftand vereeren. iaat ons, waar het ons mogelyk zy, deszelfs lot verzachten!  KORTE VOORSTELLEN. XI. 8/ Zyt gy geplaatst in hooger ftand, Uw brood hebt ge uit der mindren band; Niet Hechts behoefte, maar ook pracht, Wordt uit de hutte u aangebragt: Waar' hy 'er niet dien gy durft hoonen, Gy zoudt in geen paleizen wooneti. Dikwyls, wanneer de zomerhitte ten top ftygt, trekken zwaare donkere wolken aan den hemei by een; onze borst wordt eng; wy kunnen naauwlyks ademhaalen; alle onze leden zyn zo zwaar, dat wy ze naauwlyks kunnen opheffen; de donkere wolken ryzen al hooger, het licht der zonne verdwynt; een vreesbaarend donker fpreidt zig over den geheelen omtrek uit; van verren hoort men reeds een dof geluid ; de blikfem fchiet door de donkere wolken heen, het een en ander vermeerdert en wordt fterker; het dommelt niet meer , maar verfchrikkelyke donderdagen, ratelen en loejen door de lucht, het fchrikbaarende vuur is niet van den hemel af, de bewooners der aarde ontzetten zig; nu, denken zy, zal my eenefnelle blikfemltraal treffen . my dooden. Maar 'er valt eene milde , warme , vruchtbaare regen; de lucht wordt koel, de borst verwyd zig, men haalt vryer adem, balfemgeuren fteigen ons tegen, de Hem des donders wordt zwakker, de blikfemftraalen verminderen > nu houden zy geheel op, de wolken die ons met een wis bederf fcheenen te drygen, verdunnen, de zon vertoont zig weder; o god! welke eene vertooning! de geheele Natuur herleeft.' op hetheate zand, waarop wy ons naauwlyks vertrouwden, met de voet te treeden, ftroomen nu kleine beekjens en verfrisfchen de planten; van den dorren boom druipt zegen op ons neder:o god! wy dachten,Gy wildet ons verderven, en Gy hebt ons verkwikt; Gy hebt ons land met eene milde zegenryke regen begooten! Het zy des verre van ons, dat wy ons voor den donder bevreesd zouden maaken: vreeze voor den donder vervolge en pynige den hartnekkigen zondaar, die de geboden van de Regeerder der wereld met voeten treedt! voor ons die zynen wil trachten optevolgen, die alles wat om ons is zoeken weltedoen, en met een hart vervuld van liefde, tot den Heer des donders opzien en zeggen kunnen ,Myn P'ader! ons behoort zyn verfchrikkelyk geklater en ysfelyk gebulder geene vreeze aantejaagen; het is de werking van een' Vader, waardoor Hy ons zegent: over het geheel genomen, hoe weinig fchade veroorzaakt dezelve, in tegenoveritelling van L %  85 C. C. SALTZMAN, WW T daC hy ^"w^ bren8'» al trof zyn flag ons hoofd, al verteerde hy ons ftervelyk deel tot asch hoe gering zou het verlies zyn, tegen den winst dien wy daardoor zouden gemeten; onze ziel, ons onftervelyk deel, fleigt als een blikfetn voor den troon des eeuwigen en verheugt z,g, dat de god des donders hem zorascn, zo onverwacht, tot zig geroepen heeft: * De wyze die zyn' Schepper eert, Zingt hem een vrolyk lied Wanneer het firmament betrekt; Alleen de zondaar vliedt: De god die dondert is myn vrieud; En treft zyn blikfem my, "K weet dat by eeuwig vader is, Wat dan zyn weg ook zy. O ja! wy weeten dat Hy onze,dat Hy aller zyne fchepfelen vriend en vader is! en hoe betoont Hy dit niet te zyn! befchouwen wy flechts de uitgebreide velden, met goud geel koorn beladen , iedere halm die op dezelve ftaat, is zo zamengelteld, dat hy de wysheid en goedheid zyns werkmeesters predikt; neemt 'er één van in uw hand bezie denzelven met opmerkzaamheid, hoe veel kunst is toé zyne formeering niet aangewend! de ftengel is hol, op dac de voedende vochten en het zout der aarde, die de wortels na zig trokken, in denzelven opfteigen, en de vrucht zou kunnen voeden: de korrels zyn verwonderlyk kunstig naast elkander gevoegd, ieder is zorgvuldig in een hulfel gewikkeld,opdat de wind haar niet fchaden zou of zou afwerpenieder is met een fpits voorzien.opdat geen roofgierig infeét, haar zou kunnen benadeelen: laat ons deeze korrels weder in de aarde werpen, en wy zullen, vol van verwondering,bemerken , dat iedere korrel wederom een menigte andere korrels in zig bevat; eerst zullen, 'er tedere fpruitjens te voorfchyn komen, die zullen rasch totplanten opgroejen, welken ftengels en airen zullen voordbrengen, waarvan ieder weder even zo ryklyk met korrels bezet zullen wezen; en wilden wy dit van jacr tot jaar voordzetten, welk eene ontzachlyke menigte rogge zouden wy bouwen! mogelyk dat met de korrels, die in een eenige air opgeflooten zyn, een geheel veld, ons gantfche land, ja geheel Europa zou kunnen bezaaid worden!  KORTE VOORSTELLEN» XI, S7 Onbegrypelyke god! hoe groot zyt Gy! deeze kleine air is een voorraadfchuur, van welke met 'er tyd geheel Europa zou kunnen verzadigd worden! En zulke airen zyn 'er zo veel een eenig koorn- veld van ettelyke mylen , hoe veel milioenen van zulke airen zal dat niet wel bevatten! het is een tafel van god gedekt, voor zyne (chepzelen gedekt, waartegen de tafel eens Keizers flechts kinderfpel is; als deeze eens twee honderd perfoouen fpyst, zo mag het getal der gasten, dat zig, van gods tafel,die eenige mylen lang is, verzadigt, wel by duizenden geteld worden: de geheele fchaar van landlieden , die in deszelfs nahy gelegene dorpen woonen, leeft daarvan, deelt daarvan aan de burgeren mede, belast met haare voorraad wagens en fchepen , en laat op zulk eene wyze de verst afgelegene landen aan hunne maaltyd deel nemen. Doch de menfchen zyn nog het kleinfte getal der gasten, die het kocrnveld fpyst ;ook des Landmans fchaapen, runderen en al het vee dat hy onder zyn dak herbergt, voedt 'er zig van; het koornveld is een open tafel, waar een menigte fchepfelen god's den vryen toegang hebben; de vogel ftrykt op hetzelve neder en verzadigt zig; de huppelende ipringhaan, viert zingende en fpringenae daar onder haar feest; de muis, de rot, de mier, vullen daarvan haare voorraadhuizen: een eenig koornveld is een wereld voor infetfen , wier naamen ik niet noemen, wier getal ik niet uitlpreeken kan .• myn waarden! hoe ryk! hoe groot! hoe goed is god! Hy voedt den Leeuw en 't wormken, Den adlaar en 't infeét,- 1 Voor all' wat hy deed leeven Blyft (leeds zyn disch gedekt: 'T ontbreekt dien goeden vader, In 't voeden aan geen magt; AU' wat ons kan behoeven, Heeft Hy reeds voorbedacht. En deeze groote, ryke, goede god is myn Va» der! ach ! zeg een ieder van u my dit toch eens na: deeze groote — ryke — goede god , is myn Vader', diep! zeer diep drukke zig deeze waarheid in u aller harten! wanneer u dan, 0 mensch! kind van god! in het vervolg de  88 C. G. SALTZllANj VOORSTELLEN. XI. lust bekruipt, zyn heilige wet te overtreden, herinnert u dan, de groote, de ryke, de goede god is myn Vader! hoe zou ik dan zulk een groot kwaad doen, en zondigen tegen god! die zulke groote toebereidzelen tot myn geluk gemaakt heeft; zou ik het bevel van zo eenen eerwaardigen Vader, aan wien ik niet zonder eerbied denken kan, die my voorzeker niets gebiedt, als het geen betamelyk voor my is, zou ik het bevel van zulk een' Vader overtreeden! Lydenden ! treurigen! aan wier hart een pyalyk verdriet knaagt, gy moogt zyn wie gy wilt, ga door den akker van uwen god, en denk: die god, die dit alles gemaakt heeft, die zo veele milioenen fchepfelen voedt, is myn Vader! o hoe ruim zal het dan in uw benepen hart worden, als gy, met eenen heeren dankbaaren traan op uwe wangen, deeze heerelyke gedachten uitdrukt „ wie kan my fchaden, wanneer ik zo „ groot een Heer tot myn' vriend heb ?Jhoe kan my ten eeni. gen tyde iets ontbreeken, dat my werkelyk noodig of nuttig „ zou zyn, zo myn Vader zo groot, zo ryk, zo goed is ?" — god en vader van ons allen! houd deeze dierbaare ge. 'dachten toch altoos levendig in onze ziel, zo zullen wy, door derzelver kracht, alle verlokking tot zondigen, alle verdriet, alle kleinmoedigheid en vreeze overwinnen, en in vertrouwen op U, op U onzen eenigen en eeuwigen toevlugt, op de donkerfte wegen, gemoedigd voordwandelen, tot wy het einde bereiken, tot wy in de eeuwigheid nog veel duidelyker, veel gevoeliger erkennen zullen , hoe groot, hoe ryk, hoe goed Gy zyt!  TWAALFDE VOORSTEL. Over de gezondheid, en de middelen cm dezelve te bewaar en. ^^anneer eens alle planten, dieren, zonnen, fterren, met één woord alle de meesterftukken van god verbreizeld werden , en van de geheele Natuur niets overbleef, dan wy, zo zouden wy alleen de onwederleggelykfte bewyzen van' de magt, de wysheid en goedheid van god opleveren. Hoe veel kunst is 'er tot de zatnenftelling van ons ligchaam niet befteed geworden! hetzelve rust op twee vaste zuilen ,doch die niet, gelyk de ftammen der hoornen, door wortelen aan de aarde gehecht zyn, maar die zig beweegen , en het ligchaam van de eene plaats na de andere draagen kunnen; aan de beide zyden zyn armen, die zwaare Jasten tillen en alles aanbrengen kunnen , wat de bewooner des ligchaams, de ziel «aamivk, verlangt: deeze handen, zyn uit een menigte leden zamengefteld, met welken wy duizenderleie beweegingen maaken en duizenderleie zaakett uitoefenen kunnen. Dit hoofd, de zetel der ziele, is, gelyk eens vorften paleis, van poorten,door welken ons van alles, wat om ons is en gefchiedt, bericht medegedeeld wordt: oogen , ooren, neus en mond, zyn deezen niet altoos geopend, om allerleie nieuwigheden aan de ziel bekend te maaken? in deeze borst klopt iet, dat reeds geflagen heel t, federt ik myn aan weezen ontvangen heb, zonder dat ik my de geringde moeite geef, om deszelfs beweeging te bevorderen; het is myn hart, dat door zyne beweeging de orameloop des bloeds bevordert, en het van het eene deel tot het andere voert: de fpys en drank wordt door myn msag zo verarbeid, dat alle myn leden daarvan voeding en kracht ontvangen; dasrdoor ben ik van een kind tot een man opgewasfeh, en ik heb tot dit alles zo weinig toegebragt. dat ik vrymoedig beken, dat my de waare gefteldheid deezer werkzaamheden een geheim is : hoe veele beenen, peezen en zenuwen, worden 'er niet vereischt om flechts het geringfte werk te verrichten! hoe veele werktuigen zyn 'er nietnoodig, om alleen uwen naam uittefpreeken: myn Schepper! 'Er is dan niets billyker , als dat wy dit ligchaam , het werk van g od, tot welks formeering Hy zo veel wysheid befteed heelt, als een gefchenk god's, getrouwlyk voor alle gevaar zoeken te bewaaren , en alles trachten aftewenden, wat deszelfs gezondheid ftooren , deszelfs krachten verzwakken en ons leven verkorten kan; maar daarentegen I. deel. M  9° C. G. S A L T Z M A N, dagelyks nJod."hebbenbHffVr^ k00rM, d" Wy len, en wv bnnnln i. ' Hy op de oppervla'-tte was- men beho7fc des on^et met Weinig ™el« „nbouwen: ten omT„;e'j.°ok ?^ne «roote beleezenheid te bezit- vene menfchenverlland wyst ze ons f!,°1„ f °abed°r* riVe bnirpnTt i' , ln leerkamers, maar in de nedeiJWET S*'™"1™* »"»<1'£, om o»! re overal™, dat van onsVha^n^ Wbo«w PVnigen den Animerende met £^^SffLendé^rn™ fl'13p' 60 ^^^^^^ ge onderneemingen zouden zvn - L„ fpooren'tJot nutti-  KORTE VOORSTELLEN. XII. 91 ziekten worden daardoor veroorzaakt; door dezelven wordt de menschlyke maatfchappy van meer leden beroofd, dan door den bloedigften oorlog. Wanneer nu christus van zyne toehoorderen verlangde , dat zy hun vleesch, lusten en begeerelykheden zouden kruifigen , fchreef Hy hun toen eene geftrenge willekeurige wet voor? niets minder dan dat: het is den raad eens wyzen vriends, dien wy niet, zonder onszelvèn te benadeelen, verachten kunnen. O mogten wy dan toch allen na die fterkte van geest ftreeven, die ch r ist u s van de zynen veriangde! deeze zal door niets bewoogen worden, zo wy ons eene edele onafhangelykheid van uitwendige omftandigbeden eigen maaken: mogt gy, myne lievelingen! vroeg daarna trachten , vroeg tegen uwe driften ftryden, eer zy wortel vatten , met de opklimming uwer jaaren vermeerderen, en eindelyk ontembaar worden! mogt toch uw geheel leerlings leven,eene uitoefening van zelfbeheerfching zyn! dit zou niet alleen uwen geest verfterken, dat gy als mannen, door de geduurige afwisfeling deezes levens heen kondet gaan, zonder niet altoos door kindfche vreugde , of kindfche klagten de rust van uw gemoed te ftooren; maar gy zoudt daardoor ook uw ligchaam verfterken, en voor honderderleie ongemakken bewaard blyven, alle welke ziekten zyn der (haven van hunne driften, waardoor zy zig laaten regeeren en mishandelen : geloof niet, dat het onmogelyk zy , uwe driften te kunnen beheenchen : wanneer gy de rechte waarde van het goede en van het lyden in dit leven tegen elkander opweegt, dikwyls uw lot in verband met de eeuwigheid nadenkt, zo ontrooft gy aan uwe driften derzelver°voedzel,en god zelve zal u kracht geeven, om dat geene uittevoeren, wat aan uwe zwakheid onmogelyk fchynt. Dat wy fpvs en drank en de verkwikking des (laaps noodig hebben, "zal ons ligchaam zyne behoorlyke krachten behouden, leert ons, zonder dat wy daartoe boeken noodig hebben, de ervaaring; doch ook deeze overtuigt ons, dat wy dezelve met voorzichtigheid en maatiging gebruiken moeten, zullen dezelven niet tot ons verderf verftrekken: de jonge plant, die door de beftraaling der zonne nedergedrukt ftaat, leeft weder op, wanneer zy met water begooten wordt; doch zy zinkt ook andermaal neder, wanneer de begieting te overdreeven is:zo is ook alle voeding en verkwikking fchadeiyk, en verandert zig in vergif, zo rasch men by het genot derzelve, de noodige maatiging veronachtzaamt. Defpeceryen, die in heetere luchtftreeken voor ons geM 2  0* * c» o. s a l t z m a n, bouwd worden, verwarmen bet bloed, wanneer wv dp«r ven zelden en met maatigheid gebruiken; hevléereh eerft ons kracht, wanneer wy het niet alWn rnrnV. I " middel maaken - de flpVff^J^gfwanneer wy dezelve met maatigheid geniete • doch ™ zwakk.ng onzer zenuwen, ongeregelde^beweéging ofm " ftand van ons bloed, benaauwing en droefgeestige I Tvn de gewoonlykeuitwerkfelen ,die door het onmaatlM «nw deezer dingen gevolgd worden. "'""fee genot tiP-Zel« ™ °ï.den ^ eenvoudigte voedingsmiddelen vergif, «g, zo rasch men daarvan meer gebruikt dan ohtp hZ.ïll en dorst vorderen: de Natuur is te zwak ómdenoverS te verarbeiden; zodra dezelve overladen word" vóe™ het bloed ongekookte fappen, en met dezelven, de zladen tor rnen.gerle.e fmarten en ziekten , ja zelfs de zaadet des doods in ons ligchaam rond. *«uen aes Welke eene balfem is de flaap voor den vermoeiden? hoe zyn alle onze ledemaaten verfterkt, wanneer Wv d" zeiven eenige uuren genoten hebben/maarTok hoe ver' flapt en traag worden zy, wanneer wy 'er een ge7-oontfl var. maaken, en 'er ons te lang aan overgeeven gewoonte Wanneer gy alzo myne lieve leerlingen! de waarde van een gezond en Krachtig ligchaam kent f wanneer de grond Tegels, dte u dagelyks voorgehouden worden, niet fehèe zonder uitwerking zyn,o vliedt dan deeze verleide, de en «evaarlyke vyanden van uwe gezondheid, en uw leven • onderdrukt uw' lust, om heete gewasfen die ons het onïtP,. en doorkunstbere.de fpyzen,tot uw gewoone voedirgsm d delen, noch wyn of warme dranken, tot eene behoed voor u te maaken: de vruchten der velden en der boomen het voedzaame brood, de melk der koejen en een S dronk waters zy,door uw geheele leven heen uwegewoone Pynn,l dr?ki gebrUilU alhet overige raet *P« rzaam^d Onthoudt nimmer aan uwe leden de verfterking der koele morgenlucht, en fchaamt u de fchoonfte uuren van den dag, wanneer alles waakt, in traage ongevoeligheid e ver fluitneren — zo gy deeze lesfen opvolgt, zal 'er gezond l.gt bloed door uwe aderen vloejen, en zu len alle de lede maaten uws ligchaams fterk en krachtig worden -.. ?*l ■! ,ondervindiDg. die ons de fchadelykheid der or matigheid leert, raadt ons ook de oefening onzer k/achl ten,als het voornaamfte middel om dezelven te verfterken aan; een man die veel gedacht heeft, kan veel fcherpeï een arm tTl a"der'die bl00tlvk een h^dwerk oef St[ een arm die fterk aangezet wordt, heeft meer krachten,  KORTE VOORSTELLEN. XII. 93 dan een andere die zig flechts met ligt werk bezig houdt: die dikwyls te voet gegaan is, kan met veel minder moeite eenen verren weg te voet afleggen, dan iemand die van zyne voeten weinig gebruik maakt. Hoe haatelyk moet ons des de traagheid zyn! behalven de droefgeestigheid, waarmede zy de ziel pynigt, behalven de dwaasheid en moedwil, waartoe zy ons doorgaands verleidt, maakt zy ons ook ongezond: even gelyk een ftilftaand water vervuilt, even gelyk een yzer dat niet gebruikt wordt verroest, even zo verteeren ook langzaamerhand de krachten eens luiaarts, en hy voert de zaaden tot veele ongemakken in zyn bloed om : werkzaamheid zy daarom, o myne lievelingen! uwe geliefdfte deugd; geniet nimmer de rust en het vergenoegen, zonder u vooraf dezelven door het verrichten van nuttige bezigheden waardig gemaakt te hebben ; laat het voorbeeld onzer voorvaderen, welken zo zeer op eene nuttige aanwending hunner ligchaamskrachten gefteld waren, ons in de oogen Itraalen , op dat onze ligchaamen ook die vastigheid, onze zenuwen en peezen die kracht, onze arm dat merg wederbekomen, waarmede zy zo veele groote daaden verrichtten. Even gelyk een ftilftaand water allerleie wormen en gewasfen voordbrengt, die in een ftroomend water niet gevonden worden, even zo voedt de luiaart menigerleie ondeugden, die met eene werkzaame levenswyze niet beftaan kunnen, en die het ligchaam even zo nadeelig zyn, als de luiheid zelve. Een traag mensch is altoos tot morfigheid genygd; zyne wooning, zyn kleed, en ligchaam zelfs, zyn gewoonlyk met vuil bedekt, het welk van tyd tot tyd de fappen bederft, en een menigte haatelyke toevallen voordbrengt. Hy gewent zig ligt aan weeklykheid, om dat hy altoos fchuw is , voor het geen waartoe hy kracht gebruiken moetjhy is ook huiverig voor de koele lucht en koud frisch water, twee zo onfchatbaare middelen voor 's menfchen gezondheid; hy ademt liever, de door de menigvuldige uitwaafemingen vergiftigde lucht van zyne duffe kamer, dan de koele, de verfrisfchende veldlucht injhy zit liever, wanneer het koud is, by zyn fmeulend vuur of heete kaggel , zyne fappen uittedroogen, dan dat hy door de weldaadige koude des helderen winters zyne zenuwen zou verfterken; hy drinkt liever warme en verflappende dranken, en maakt zig zeiven daardoor week en krachtloos , dan dat hy door eenen frisfchen dronk koud water, zyne gezondheid Zou bevorderen. En hoe menigmaal vervalt de traage, tot onkuifche buiM 3  9* C. G. S A t T Z M A „, a^ÖBSfS "ra1"™**■«. ^ Hoe» ie de len.e de, je,,» S„ £n Lm' Vem5ltote den; deszelfs dagelvksverctr^ 20 bederven zou- *>} men bec niecK ^^T^^^ d™ We plaagen bewaren, die dTSC onderVT',meniger' vry van vooroordeelen, die om dn™ i dt:lMt °"s' opvoeding medegedeeld word™ ? • e"e averechtfche van de verfterking, dieconin£ i ly,Jg g6bruik maakei1 gelegd heeft; a!legfoo ten van onkniSr^-i"0^M even als eene befmetrelyfce ziek?? ^S' d'e iD fti,te' veele elenden, zo veele trLin In V ro.ndwaaren; die zo brengen; die de hSen^tt"*1^™^der jeugd wegrooveni blvvenln ™ gezondheid verfchrildtelyke & dat ons d" Wat ik u myne lieve ie"l£ f. »a7JT verachlen! -He onfchuldige midde Ie^ aaTom , f ^ m^'wendttoch waaren, en meid: alle, « gezondheid te be- gere pligten, meiden kun & llïlZteV? ^ itooren; want is die pp„m , i sezondheid kan verden volkomen doï 'u wede^gevonden"' Z° W°rdf Ze 2el' chaam bekomt nimmer ^ J^ ^ ^TT* een ander bezit, welke zvip *p™Lu -jT, ht weder, die fchen eene natuurTyke e^ eefe door ?'d bewaarde:en tus«ondhëld, blyft ,£s ^S^^?*®*' ge" nieuw en een gelapt kleed. ucntneiü» als tusfchen een Na de gezondheid der ziele b«=n n» ~ dan de gezondheid desligchaams. de tf™ gmoter goed en de heerfchappy over geheTPJ^Jkdotnmen van Peru. zenlyke kleinig^den : wfntwafffi WC" ven nier*gen etekan• Vv V^vp,7-°r "Ut * W*nneer ik dezelzelver genot m7&££Z^™£&™*« ondraagelyk hard,a|shet my geen «« "ïft .f my fte muzyk is niet dan v^ir^L . verichaft; de fchoon- wen onkaard zv„ J l°°ne?,> wanneer myne zenu- vertrekjen waarta ik wnon^m koninoe1men, maar het kleine ning vaJn fm7^ ^a^t^^ was ee" "oo-  KORTE VOORSTELLEN, XII.' $5 paleis, in eene donkere en akelige gevangenis aan ketenen gekluisterd lage. Ben ik daarentegen gezond o g o n ! hoe menigvuldig zyn dan myne vreugden! waar heen ik zie, lacht alles my aan; heb ik geene rykdommen die my vermaaken kunnen, zo heb ik evenwel uw veld vol graan, vol boomen en gras, vogelen, dieren, uwe zon, uwe maan, uwe hemel vol fterren voor my, waaraan ik myn' lust zien kan: hoe fmaaklyk is my dan iedere maaltyd;al beltond dezelve ook maar uit brood en water, zou evenwel de gezondheid ons daardoor eene verkwikking mededeelen, die geene ipe ceryen aan de uitgezochtfte ipyzen geeven kunnen :en wanneer ik my met gezond frisch bloed te rusten leg, al ware dan myn leger Itrö, ik zou evenwel zachter rusten, dan een kranke Koning ; al ware myne wooning Hechts eene hutte, wanneer maar myne eigene woning, myn ligchaam in orde is , myne leden vol kracht, myne ingewanden frisch en werkzaam zyn, kan ik dan niet vergenoegd leeven? Ziekten maakt ons tot alle werkzaamheden onnut : het ligchaam is het werktuig onzer ziele; kan men wel behoorelyk arbeiden wanneer het gereedfchap niet deugt? hoe zwaar valt ons het denken wanneer fmart ons ligchaam pynigt! hoe flecht gaat ons iedere verrichting van de hand, wanneer wy met beevende vingeren onzen arbeid moeten doen! Daarentegen is ons de vermoejendfte arbeid een wellust, wanneer ons een gezond en krachtig ligchaam ten dienfte ftaat. Hoe onnut en lastig zyn wy, in ziekten, aan onze medemenfchen! duizende poogingen die wy gaarne tot bevordering van hun geluk ondernamen, moeten wy achterlaa» ten; onze oppasfing houdt anderen in hunne bezigheden op, en ons gekerm ontftemt al haare vreugde. Geef ons dan o goede go Dl gezondheid, zo zyn wy in ftaat voor het best uwer kinderen op onderfcheidene wy. zen werkzaam te zyn, en door onze vrolykheid en vergenoegdheid, vreugd en blydfchap onder het menschlyk geflacht te verfpreiden. Hoe verheugt het my, myn waarden! als ik zulk een fchaar van frisfche jonge menfchen voor my zie; als ik overdenk dat de goede god, onze poogingen tot uwe opvoeding zo mildlyk zegent; dat Hy ons grondbeginfelen medegedeeld heeft, die zo zeer onderfcheiden zyn van de dwaaze vooroordeelen der wereld, die nog zo veel ziekten en weekiykheden voordbrengen, welke de hospitaalen be-  96 c. g. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XII. mwnft", de kerkhoven met jonge lyken als bezaaien! o dat z^dneS'biyvefSnge «* kWeekfch°0' Va" d^ « ï ' myn Waarden ! wy kun"en ons niet vleien of fchoon wy nog zo zeer zorgen om onze mzIZZIa i ingewanden aanfteeken: veelligt werd door eeSe on voo«ichfl gebehandelmgin de kindschheid, ons ligchaam in wendig eed," verzwakt; veelligt deeden of doen wv u.t ho3 5 I bepaaldheid onzer inzichten, of"wEfde opvolg™j£ driften en nygmgen , uitonweetendheid iets,davoo-Z™ iyTnS fST'£ d^'f 1 " « ^eïoSdS wy in itaat zyn , de duizenderleie oorzaaken en on»™/ z.ene ongelukken , aftewenden, waardoor onze gezon," beid gevaar loopt! gezond. Wy moeten het ons daarom voortellen en 'er on, zoeken te bereiden , daar wy veelta Jï. - dit zal m onze ziekten ons tot opbeuringen trS weezen Neemt dan ook nog deeze troost met u , want wTe we^ hoe rasch gy ze zult noodig hebben —- IpH-tpT™ T imartlyk lyden of verzwakking, i. eenTbefSkkS ' god, van den goeden Vader, en is inzvneh.r* g daad; veelligt, W door dit to ,X iSiaam^ "£ ziel totnadenken over zig zelve en haarphpftomrn,,,naams'de bevrydtu het krankbedde yZde^&rdTv!^ en de verzoekinge tot zonden ; veellig? zyt gy a sdL vó^-r uwe vrienden een voorbeeld van geduld en vertrouwen god uw ligchaam is niet uw «heel h« N fl^i?P den u wel'ztverfch,ïdSP&Tfc « ƒ "«£ ter dood ; maar de dood is voor dJn rh,f ,a' deD weS fchrikkelyke bode, neen hv " P"Sten geen ver' n-, van zyn eeuwi^geuik. CM aanvang van zvn  DERTIENDE VOORSTEL. t e s u s is in de wereld gel-omen om ons van de dwaalingen te vertos/en. Het is ondankbaarheid tegen god, en liefdeloosheid omtrent onze medemenfchen,onze broeders, wanneer men deeze wereld altoos met de zwartfte verwen afmaalt, dezeTve altoos by eene akelige gevangenis, by een gasthuis vol elenden vergelykt, waarin niets als weeklagten, handgewr ng en tandgeknars' huisvesten- wanneer men altoos de onaangenaamlte, de verfchrikkclykile voorvallen die in dezelve plaatshebben, ophaalt, by elkander voegt en de menigvuldige vreugden en aangenaame gewaarwordingen, die onder zo veelerleie gedaanten in dezelve uitgedeeld zyn, met ftilzwygen voorby gaat. Het is ondankbaarheid tegen god, daar Hy deeze geheele wereld heeft gemaakt; en offchoou onslot, de inrichtingen en wetten der menschlyke maatfchappy , van meufchen fchynen voordtekomen, zo werken evenwel de menfchen niet anders, als onder zyn opzicht en regeering: wanneer nu de menschlyke elenden indedaad zo groot waren als ze voorgefteld worden, zo werd daarin, voor bet'grootfte gedeelte, de fchuld op g od gefchoven, wien he niet moeielyk zou vallen, om flechts door een enkelen wenk van zynen wil, de geheele tegenwoordige gefteldheid der wereld te veranderen. Het is liefdeloosheid omtrent de menfchen . wanneer men altoos den toeftand der wereld met de zwartfte verwen affchiidert: wy zyn behalven dat, geneigt onze opmerkzaamheid op de gebreken van onzen ftaat te richten, en onze oogen voor de menigvuldige weldaaden, waarmede deeze wereld doorweeven is, te fluiten: wanneer wy nu noch , daarenboven, met opzet, een ander op ons lyden op. merk mm zoeken te maaken . zullen wydan daardoor elkander niet droefgeestig, en ons hart tot het vrolyk genot der ons van god toegefchikte vreugde onvatbaar maaken ? Zo waar evenwel dit alles zy, zo blyft het tog ook zeter dat de menschlyke elenden, waaronder wy pelgrims op'den weg na de eeuwigheid, zuchten, zeer groot en menigvuldig zyn. O god ! hoe veelen zyn de fmarten en ongemakken, waarmede uwe kinderen te worstelen hebben! hoe veele milioenen leeven in de wereld, die even als ilaaven ketenen draagen, of die door onzichtbaare kluisters, aan wreede menfchen verbonden zvn , en zig daarvan moeten I, deel. N  98 c# G. SALTZMANj laaten mishandelen.» hoe weinigen leeven 'er in uwe we«ld die geene vyanden hebben, en door haare fl«ekeD en lasteringen z.g moeten laaten verongelyken; en h"f vee. Jeune yk fmart, en bekommernisfen, die niemand buTtPn hen zeiven en u, o Alweetendel bekend zynkÏÏa'twn «ï ^ menschlyke tevredenheid, even als een worm fan den wortel der planten! zonder U, o goede gon» te lasteren kunnen wy zeggen, dat wy veel te lyden hebben e„ dat de vreugde, welke gy zo mildlyk in uwe wereld ntaiet met men.gerleie fmart en droefheid vermengd is S ' »n mag 1'° a,,di£ lyden °ntftaan?is' de wereld mJ?nïïd 2y haare bewooners noodwendig pSen moet? of is onze natuur zo ingericht, dat het lvden hv h7 zelve onvermydelyk is ? niets minder* dan dat ! ik geef wel" den'- on^en,£1We,nlge Ml,*°i« ontg»" kunfen wor f»,^- f pboorte .s reeds met fmart vergezeld - onre jeugdige ligchaamen moeten eenige pynlyke fthofker n, dergaan al eer zy hunnen volkomenen wasdom ontvanaen hebben; de hooge ouderdom voert altoos zyne bezwaare lykheden met zig; de dood van onzen vriend kunnen wv met verhinderen, zy moet ons droefheid veroorza.ken-dl de verwoestingen die de hagel, de wind, KSJ aapchten, hoe veei jammers die ook onder het mensch dom verbreiden, zyn echter middelen die het welzvn der" fcatuure bevorderen, en des moeten blyven VZddZeTdoch a het overige lyden zou kunnen achteXven Zo er niet iets m de wereld heerschte, dat in de m JJrJhLlZ der menfchen even zo veel verwoesting aanried £s112 menigte van fpringhaanen op een grofn zaaiveld - zal ik u de oorzaak onzer elenden leeren kennen? . . w ' „ de dwaalingen, deezen zyn het,die de zachtfte vreugd ver bitteren en het aangenaamst genoegen vergallen - die Zt gekerm, de weeklagten, de traanen en het handenwrin gen over de aarde verbreiden. u*uuenwnn- Dwaaling, noemen wy, eene voortelling onzer ziele die met de waare gefteldheid der zaake niet overeLftemt! hy ,die z,g , by voorbeeld, den arbeid als iets rZ™Z en fchadelyks voorftelt; die ftelt hem ziganders voor d?„ hy indedaad is; want gy weet, myne lieve ervaanng, dat aan den arbeid veel zoets verbonden is' en dezelve ons groot nut verfchaft; hy derhalven die zig'den arbeid anders voorftelt, dwaalt. g i»,f; /^Cre dwaa,inS is ee"e vruchtbaare moeder van vee. nL ftonda:d!fan7Der' by vrheeld' een tindïn dVeandweaa ■n«g do ' u Ze-ker verg,f zoet en gezond ware, zo zou ÏÏUd n brek^,Tn om het te genieten; maar ook zeer wtogZSSS**'"* ™^ d»™a in zynei^  KORTE VOORSTELLEN. XIII. 99 Gelyk liet hiermede is, zo is het met alle andere dwaaiingen; zy voeden allerleie pyn en fmarten, zo wel by de geenen die dezelven aankleeven, als by anderen, met wie zy omgaan. De meeste ziekten ontftaan daaruit, dat wy dat geene wat zoete en aangenaame gewaarwordingen veroorzaakt ook voor goed houden, en ons door deeze dwaaling tot de ge. nieting van zulke dingen laaten verleiden, die ons bloed vergiftigen, onze zenuwen verzwakken, onze ingewanden bederven, en het merg onzer beenderen verdroogen: onze meeste bekommernisfen ontdaan uit de dwaaling, dat wy zeker ontbeerelyke dingen, die wy ons onmogelyk allen verfcbaffen kunnen, als hooge . rang, roem, rykdommen , eene groote menigvuldigheid van fpyzen en dranken, kostbaare vermaaklykheden, voor ons geluk noodzaakelyk houden : onze overdrevene zorgen omtrent het toekomftige , zouden verdwynen , zo wy eenmaal van de fchadelyke dwaaling ontheven werden, als of my wezens waren die alleen voor ons eigen geluk moeten zorgen; als de dierbaa. re waarheid die ons het Euangelium leert: Werpt alle uwe zorgen op goü, want fJy zorgt voor u, ons altoos in de oogen ftraalde. Doch ons lyden fpruit niet altoos uit onze eigene dwaalingen, maar ook uit die van onze medemenfchen treurige belydenis! doch die,helaas! alte waar is: de dwaaling van één mensch kan geheele famiüen, gantfche landen , geheele Natiën ongelukkig maaken. Een Vader die de dwaaling aankleeft, als of 'er, om zyne kinderen naar zynen ftaat optevoeden , verdarteling, bevryding van alle ligchaamlyken arbeid, eene onafgebrokene bediening, zachte en weekelyke behandelingen behoorden, maakt alle zyne kinderen ongelukkig, hunne ligchaamen worden zwaklyk, hunne leden krachtloos, hunne handen onbekwaam om iets te verrichten; zy worden afhangelyk van huDne bedienden; hun ontbreekt altoos wat, om dat zy geduurig hulp noodig hebben; en geraaken zy, het welk zeer ligt mogelyk is, tot armoede, zo is de zoon van een armen boer gelukkiger dan zy; want deeze zyn krachtvolle arm , zyne werkzaame hand arbeidt zig door alle moejelykheden heen, en zyn onbedorven gehemelte vindt in alle werelddeelen verkwikking. Wanneer Christenen tot de dwaaling vervallen, als of allen, die zig van co» en jesus andere voortellingen maaken, dan zy, eeuwig verdoemd en verlooren waren, en door deeze dwaaiing tot eene andere vervallen, als of het Godsdienst ware, die anders denkenden te vervolgen N a  ï0° C. g. S A L t z m a n) • Jen voor uwe vereerers tZ'Jnl „ de kerken en fch°°len, die vol"^0ta!m?^r' ^ v.u,t Seva"genisme onichuldige bH „! ll'^'f gJebouwd ware" • de borden h. L i '5 op' men rukt <*e kinderen varl te doefopvoXi ZLfTEf* T ^ gen _ Priesters Aiili >j ' ,beef 035 he": te zeg- 'en prediken verb n'den z frf.r^ z"ch'mo'^id moet ftn en verbranderd onder beU enr' ver!likken, kwet¬ en i.nkmoedig roD°i!lleblflen lofrzTe ~T ogoede geene groovefe mlri;sd^drmaaT^fChen' di■  KORTE VOORSTELLEN. XUI. IOl O GOdI die 't al vermag, hoed ons verftand voor chvaalen, Laat daartoe jesus Leer 't verbeisterd hart beltraalcn! Ja, jesus is de man aan wien wy de wysheid en de kracht van geest kunnen toevertrouwen, die tot de opheffing der dwaaling en tot verlichting door de waarheid noodig is: de oude Profeeten, die door eenen buiten?ewoonen en or,s onbegrypelyken byftand god's, dikwyls verre voor uitzichten in het toekomende hadden, befchryven Hem altoos als een licht, als een leeraar der waarheid: zo fprak één van hun, jesaias naamlyk, van zyne komst in de volgende woorden: Het volk dat in het duistere wandelt, zal een groot licht zien: en Hy zelf verzekert: Hiertoe ben ik geboren en in de wereld gekomen , opdat ik van de waarheid getuigenis zoude geeven; en Hy doet daarom aan die geenen, die zyne leere aanneemen en opvolgen,de merkwaardige belofte: Gy zult de waarheid erkennen en de waarheid zalu vrymaaken: de fchrift noemt nern dikwyls, ook in deeze batrekking, de Heiland, de Fcriosfer ;zy zegt van Hem, dat Hy met god in eene voor ons onverklaarbaare, doch allèréögfte en naauwfte betrekking ftaat. Dit alles zamen genomen, moet ons tog noodzaakelyk op deeze zo merkwaardige perfooa, opmerkzaam maaken ftel u voor dat een gezelfchap ongelukkige (laaven onder den last hunner ketenen zuchtte, en 'er een weldaadig man in hun midden trad. die zeide: ., Laat uwen moed „ niet zinken, ik ben uw Verlosier! " Zouden deeze ongelukkigen niet met de hoogfte eerbied] na dien weldaadigen man opzien, en hem vraagen, door welk middel hy hun konde en wilde redden ? Wy zeiven zyn deeze ongelukkige (laaven; wy draagen de kluisters der dwaalinge, die ons met onte'hnare elenden plaagt, en jesus verzekert ons, ik ben uw Verlosfer, ik wil u vrymaaken: (*) o laat ons onze ooren van deeze opbeurende waarheid niet afwenden 1 zy is te gewigtig voor (*) Dat de Heere jesus christus, ook nog in eene andere betrekking onze Verlosier is , is» bekend , en dit wordt in geenen deele door de verklaaring die hier van zyne verlosfing gegeeten wordt, ontkend; doch daar de verlosfing door zyn lyJen en dood, als eene daaJiyke verzoening , door eenige Chrisrenen niet geloofd, en de verlosfing door zyne Leere daar en tegen van allen toegeftemd wordt,en deeze Voordellen tot .lichting v?n alle Christenen, zonder betrekking op de kerk, tot welke zy belmoren, zyn ingericht , en des van alle uitdrukkingen , die ee-:%e Chnstelyke Religie party aanftontelyk kan zyn , vry moeten blyven, zo kan bier alleen de verlosfing door jesus leer, die alle Christenen gelooven, in overweeging genomen worden, N 3  102 c. g. saltzman, om , dan dat wy aan dezelve geen gehoor zouden gee- dJ/dt 'tnteVT*™ JESUS ''S 20 ££fteId' dat ieucr ö e dezelve hoort en 'er ernst g over nadenkt zi> b^-Th^^Sdw 1V,"de perfüon S",™ ,el-c' ,om de menfchen van d waaiingen en de daaraan verknochte elenden te verlosfen: zyne feer'beheS Zu iïll: 6 moge u,l,dezelven verkiezen, welken men wil, wanneer men over dezelven nadenkt. gaat 'er in de z el een weldaadig licht door op, by welks" veraeinzine 'er zig een menigte dwaalingen verweideren: iele?^ w arhefd gelyw aan eene vrucbtbaare zaadkorrel, die zig raTch ontbrengt-\vZrt,e,en ^^^'gvuldigevrucfitentord li fl' • ° rasch men ze overdenkt vloeien uit dezelve een menigte andere waarheden voord ■ ■ d4ze wSinVÏÏ^ffi11* enverdicnt eene naauwkeurige ov"! weging: ik zal daarom in eenige volgende voordellen de yoornaamfle waarheden en leeringen die jesus £ de we nngen'neïmei T' '°' de ond™Pe* -yner verhand. Thans wil ik alleen een eenige nadenken: het is die weUe ik reeds aangeroerd heb, naamlyk: Werpt a/l ul'e zo,gen op god; want Hy zo,gt voor U: het is des zeker dat de goede god, die my hartlyk bemint; dAlwyze' die .n zyne beloften nietdwaalen kan; de Almanige wi»n volftrekt alles kan uitvoeren, wat Hy heeft voo genomen heeft tot myn geluk het plan gemaakt; zo langToïS naar myn beste weeten onder opzien tot g od h\nde? kan my voorzeker geene waare elende treffen; alle droefheid die my onder zyn opzicht bejegent, moe myn welzyn bevorderen; zo lang ik leef, zal my eene zo ryke m.« van Wanneer gy op deeze wyze denkt, myne waarden! zult gy rasch bemerken, hoe ligt het in uwe ziel wordt; hoe het eene voor, het andere na veidwyut^u udloefe^ tig maakte: zo het dan waar is, dat god voor myn'geluk rnvëvanZOhZrynr °°} beanÊ%e.)de voorftellingeri, die ik my van het toekomft.ge maak, even ongegrond, als de vrees van eenen in den nacht wandelenden*wandelaar die 7n vvnT Tie aaa"d?n boom voor een *pook aanziet; zo zyn dan beangfhgende zorgen le vergeefsch ,• zo is alle 7n it L°Ver eeU °"Selukkig lot wezenlyke dwaasheid ; vnnni, ontwerpen van veruitziende plannen, die men jSch G°U m£t V6el m0dce maakt ' te ver-  KORTE VOORSTELLEN. XIII. IC3 Ziet hier , myne waarden ! uwen •Veriosfer! merkt gy niet van hoe veele dwaaüngen, van hoe veele pynigende gemoedsbeweegingen, van hoe veele elenden, Hy u door deeze eenige waarheid bevrydt? Bedenkt nu eens welke gelukkige menfchen wy worden , welke zalige tyden wy beleven , hoe werkzaam de verlosfing door jesus zyn zoude, wanneer flechts een groot deel der menschlyke maatfchappy, de door Hem medegedeelde waarheden overdacht, aannam en opvolgde! Gy zult my tegenwerpen, de leer van jesus is nu by. na twee duizend jaaren in de wereld; waar komt het van daan, dat zy nog geen meer werking gedaan heeft? Zy heeft zeer veel werking gedaan; door alle die tyden heen hebben 'er menfchen geleefd, die haare waarde erkend , die ze als haar licht en richtfnoer van hun leven, als hunne eenige troost befchouwd en zig daarby wél bevonden hebben; die door de kracht derzelve, duizende dwaasheden, tot welken zy fterke nyging hadden , vermeid, in lyden verkwikking, in gevaar heldenmoed ver. kregen hebben,en op deeze wyze van menigvuldige dwaalingen en elenden bevryd zyn geworden. Over het geheel genomen, heeft de gantfche menschlyke maatfchappy daarby gewonnen; een ontelbaare drom van dwaalingen die de vroegere bygeloovige wereld pynigde, is door jesus weggevaagd; het genootfchap der Christenen, heeft de wreedheid, de ruwdheid in de zeden, den haat tegen vreemde volken , die voorheen zo algemeen was , en zelfs als deugden werden aangepreezen,afgelegd, is befchaaider en menschlyker geworden. Doch dat, by dit alles, nog ontelbaare dwaalingen, en gevolglyk ook ontelbaare elenden, in de wereld gebleven zyn, ontftaat uit veelerleie oorzaaken: het is onlochenbaar, dat men in de vroegere tyden de leer van jesus meer befchouwd heeft, als een middel, om de geheimen in god, die ons verlland verre te boven gaan, waarvan het niet mogelyk is eene bepaalde kennis te verkry^en , optekta.ren , zonder zig te bemoejen om door dezelven de voorftellingen van de dingen die het naast om ons zyn, van de dwaalingen te bevryden; hoe kon dezelve dan werken , wanneer ze niet gebruikt werd, volgends het oogmerk waartoe ze befrernd was? het kan beweezen worden, dat die geenen, die men gevolmagtigd had, dezelven te verklaareu.ze zeer dikwyls verdonkerd en de heerelyke leer van jesus volgends haare eigene meeningen uit baatzuchtige oogmerken , voor de oogen der menfchen verborgen hebben. Het is ook uitgemaakt dat de grootfte hoop, met be-  ÏC4 C. G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XIÏÏ. trekking tot deeze leer, hoogst zorgeloos geweest is, de« zelve of niet geleezen, of niet overdacht heeft. Wanneer nu deeze hindernisfen .. die tot nu toe de werking der leere van jesus tegen hielden, van tyd tot tyd weggenomen werden , wanneer de menfchen op dezelve opmerkzaamer waren, over dezelve nadachten, zo zeg ik nog eenmaal, hoe gelukkig zouden wy dan niet worden! welke zalige tyden zouden wy dan niet beleevenl De vervulling van deezen wensch is noch myn, noch onzer aller, noch eenig menfchen, maar god's werk, die door duizenderleie ons onbekende middelen, ten zynen tyde zyne afzichten uitvoeren kan: laaten wy ondertusfehen voor ons zeiven zorgen , en onze zielen dat weldaadige lichtzoeken te verfchalïVn, dat jbsus in de wereld gebragt heeft. Lieve jonge vrienden! aan u doe ik voornaamlyk deeze bede, als uw vriend , die het voor zyn grootst geluk houdt, zo hy iets tot bevordering van uw tegenwoordig en toekomstig geluk kan bybrengeu: gy komt my voor afs vreemdelingen, die thans door een onbekend land beginnen te reizen, en die op eenen kruisweg liaan, waardoor verfchcidene wegen heenloopen, waarvan één doch maar de rechte is, maar waarvan alle de overigen in naare holen en vreezelyke wildernisfen uitloopen: de weg tot werkeloosheid, eigenzinlykheid, ydelheid, de weg tot deugd, tot weelde, heblust, roemzucht en meer anderen liggen voor u open ; alles werpt zig tot wegwyzer by u op ; welke zult gy verkiezen'? ik zieudaar geheel befluiteloos ftaan; — jas u s . die byna twee duizend jaaren den roem gedragen heeft, dat Hy het waare licht is, het welke alle menfchen verlicht die in de wereldkomen, wyst u den weg der deugd ; roept u door mynen mond toe: Ik ben de weg, de waarheid en het keven , niemand komt tot den Vader dan door my! welaan dan! aar. zelt niet, omhelst en volgt de weldaadige leer van onzen Verlosfer; ik kan by ondervinding u verzekeren , dat ik veele dwaalingen en elenden, die daaraan verknocht zyn, daardoor ook te boven ben gekomen, waarmede gy, zo gy eenen anderen weg inflaat, uw leven lang te worstelen zult hebben: Hy zal nooit wanklen , noch be"zwyken, Die op den Heer vertrouwt , En op zyn' byftand bouwt; Niets zal hem van bet fpoor doen wyken: Al treft hem (mart, al dreigt htm druk, In god beftaat al zyn geluk.  VEERTIENDE VOORSTEL* Over mattheus VI: vers 19» Vergaadert u geënt fchatten op aarde, daar ze de motte en de roest verderft, en 'er de dieven na graaven en ze fteelem 6 Vader der waarheid! die vry van alle dwaalingen zyt5 befchouw de verlegenheid waarin wy menfchen, uwe kinderen, zyn; al onze kennis is met dwaaling vermengd; wy houden vaak voor fchadelyk, dat ons geluk kan bevorderen, en zoeken in dingen ons geluk, welken hoogst nadeelig voor onze tevredenheid zyn : daaruit ontdaan alle die bekommeringen, die imarten, die zorgen, die ons het leven zo onaangenaam maaken : ontferm U over ons, ó Vader! Gy zyt de eenige van wien wy hulp verwachten kunnen! reinig onze kennis van alle dwaalingen, en verlicht ons door de waarheid, die Gy door uwen Zoon, jesus christus. inde wereld gezonden hebt; op dat wy,door dat licht beftranld, altoos mogen erkennen wat goed en fchadelyk, wat recht en onrecht is, en zó den weg vinden, die ons tot het geluk voert, het geen Gy, ó onze Schepper en Weldoener! voor ons bereid hebt: verhoor ons! Amen. Wy hebben dan voor dwaalenden tot god gebeden, en dit is recht; want een dwaalende is een ongelukkige , die ons medelyden verdient; die verdient, dat wy in onze gebeden tot god aan hem gedenken. Doch by 'deeze gelegenheid mag ik met recht vraagen: behooren wy niet allen tot de dwaalenden? ach, myne geliefde! niet blootlyk zy, die van god, jesus en zyne leere verkeerde begrippen vormen, maar ook die geenett die zig verkeerde denkbeelden van hun waar geluk, van recht en onrecht ,maaken; die op nietsbeduidende dinges groote waarde Hellen, en goederen van wezenlyke waarde gering fchatten , die zyn mede dwaalende menfchen ; en behooren wy ook niet tot die foort? ieder van ons heeft groote reden om dit toeteftemmen: zien wy zelfs niet, dat de meest in zwarg gaande wanbegrippen, zeifs door perfoonen die zig anders, uit hootde van hunne bekwaam. 1. deel. O  I00" C. G. S A L T Z M A N, beid en doorzicht, aanzien verworven hebben, worden opgevolgd? hoe ligt kan het dan gebeuren, dat wy ook daardoor aangeltoken worden! Wat is, by voorbeeld, gemeenzaamer, dan dat men rykdom en gelukzaligheid voor woorden houdt, die byna dezelfde betekenis hebben? wanneer men van een' man fpreekt, die zo veel goederen bezit, dat hy zig niet alleen het noodzaakelyke, maar ook dat geene, dat zyn genoegen en gemak bevordert, kan bezorgen, zo zegt men van hem: dat is een gelukkig man! van lieden die eene groote ervems te geinoet zien, zegt man: zy hebben een groot geluk te wachten; en wien rykdom te beurte valt, van dien verzekert men : hy is gelukkig geworden. Hebben ook niet eenigen onder ons dit denkbeeld, het welk by de grootfte hoop algemeen is aangenomen, zigeigen gemaakt? is dit zo, gelyk ik 'er niet aan twyfel, dan behoort gy ook billyk tot de dwaalenden; want het is eene grove dwaaling,die de menschlyke tevredenheid verftoort, die fmarten en zorgen aankweekt, als men rykdom en ge. lukzaligheid voor hetzelfde houdt; of ten minden gelooft, dat rykdom tot de gelukzaligheid onontbeerelyk is. Eer ik dit in het breede ga bewyzen, wil ik u doen hooren, hoe jesus, de Leeraar der waarheid, over de aardfche rykdommen oordeelt: Vergader u, zegt Hy, geene fchatten op aarde, daar de motten en de roest die kunnen verteeren, en de dieven die kunnen ondergraaven en fteelen. , Hoe zeer verfchilt dit oordeel van onzen Verlosfer, by dat van de wereld! maar zou Hy wel zo geoordeeld hebben, als rykdommen waarlyk die hooge waarde badden, die men gemeenlyk aan dezelven toekent?zeker niet; dan zou Hy, die in de wereld kwam om der menfchen geluk te bevorderen, veel eer gezegd hebben: Menfchen! gy, die uwe gelukzaligheid zoekt, wendt alle uwe zielsen ligchaamskrachten aan, om geld byéén te brengen! dit is de weg tot uw hoogst geluk! Dan, daar Hy juist het tegendeel aanraadt, zo verdienen deeze woorden al onze opmerkzaamheid. Hy raadt ons in geenen deele af, door geoorloofde onfchuldige middelen, geld te verwerven; maar Hy mispryst alieenlyk het verzamelen van fchatten ; Hy wil, dat die geenen , die zig onder zyne vrienden willen tellen, de ver» kryging en zamenbrengingvan geld, niet tot hunne hoofdbezigheid, en tot het voornaamde voorwerp hunner wenfchen en zorgen zullen maaken. En hoe waar, hoe naauw overeenkomende met onze ge-  KORTE VOORSTELLEN. XIV, lukzaligheid, deeze uitfpraak van jesus is, kunnen wy, door eene bedaarde overweejdng, inzien. Het verzamelen van fchatten, het onmaatig (treeven naar vermeerdering van rykdommen ,is eene onzalige bezigheid; geene ftilte der ziele, geene bedaardheid der driften, welke zo zeer tot een weltevreden leven noodig zyn, kunnen daarmede beflaan: de heete begeerte na geld, waar die éénmaal heeft beginnen te woeden , pynigt haaren (laaf dag en nacht; zy fpoort hem aan , alle zyne krachten onmaatig te verfpillen ; zy ontroort en ontzegt hem de aangenaamlte verkwikkingen: mislukken hem zyne wenfchen, zo houdt hy zig voor de elletidigfte onder alle menfchen; hy moge gezond zyn,v.èl kunnen leeven , van alle zyden moge hem het genoegen toelagchen, dit alles acht hy niet; het verdriet van eene buit, waarop hy rekening gemaakt had, verlooren te hebben . laat niet toe , dat een ltraal van vreugd by hem opkome; en wordt zyn wensch vervuld ,zo is daardoor zyne begeerte noch niet verzadigd; neen, hy verlangt meer en meer. Zo min als alle de droomen en rivieren die in de zee uitloopen, dezelve kunnen vervullen, even zomin kunnen de begeerten eener hebzuchtige ziele, zelfs niet door de grootfte rykdommen, verzadigd worden. De hevige begeerte na geld, verdikt en verflindt alle ede. Ie nygingen: iedere pooging voor het welzyn van andere menfchen is hun tot last, en vermeiden zy , om dat die hun geen voordeel aanbrengt; om dat die hun in hunne hoofdbezigheid doort; en tot welke laage, onrechtvaardt» ge, ja wreede handelingen, is de mensch niet bekwaam, dien de geldzucht beheerscht! hy verkort het loon van den zwoegenden arbeider; hy ontzegt de armen zyne almoefen, op welke hy aanfpraak by hem heeft; hy tast zynen fchuldenaar aan gelyk een tyger; berooft hem van zyne hutte, dekfel en brood: goede jesus! hoe wél meent gy het met ons, wanneer gy zegt: verzamelt u geene fchatten of aarde! De gierigheid verlaagt liet hart, Verdringt de deugd en 't mededogen; De gierigsart is doof voor fmart — _. ■ ■ '_ Het goud flechts heelt op hun vermogen. De begeerte van fchatten te verzamelen, berooft den mensch van het zoetst vermaak: het vergenoegen dat de Natuur fchenkt, mag de hebzuchtige niet genieten; want niets is voor hem fchoon, niets is voor hem bekoorelyk, als O a  Io8 C. ©. s A L T Z M A N, TJu'a?d" gee1,! wat. geId aanbrengt: zyn voet bewandek de groene velden; in zyn' neus fteigt de geur der bloe- mnVZLlyn-°01 Verneemt. het geruis van eene zachtvuetenHe beek; in zyn oog glinftert alles wat de Natuur aangenaams fchenkt; de ondergaande zon verwt den hemel met fSZZ e" P^Cht; a"e dee?e toonee'en van genoegen dfe een ander goed gevoelig mensch, welke van deeze drift vry is, aandoen, door welken zyn hart geopend, en tot verrukking toe verblyd wordt, zyn hem onbekend; d arvan gevoelt by n.ets; zyne zinnen zyn voor alle vreugde™ fïdSve^lT êehCele °Pmerkzaa-e a»eel opg't Hoe kan zulk een onedel mensch, die door den glans Wh'hS Lb-C°Zetd iS~ Zig tot god verheffen, Hem aan bidden, zig m Hem verheugen? zal de begeerte na geld die zyne geheele ziel in bezit genomen heeft, wel eenfvas te gedachte aan god in dezelve laaten opkomen* ge ziel'ontZT'T Pc*? te.doen' is ^ «ebzuchti. ge ziel outvlugt; zy heelt de middelen in handen, om bedroefden te vervrolyken; treurigzorgenden te vertrosten vee vreugde rondom zig te verlpreiden, en op deeze wvzê de hefde, de achting, de dankbaarheid haarer meffl" £ fterk Vd« 7f,V maar,de êiaGS d£S g0Uds k>«»«« hm zo fterk, dat zy zig niet kan overreden, iets daarvan tot dit zoet , dit godlyk genoegen, aantewenden Gy ziet dus myn waarden! hoe hy, die fchatten wil verzamelen, de rust van zyn gemoed, zyn deugd het^ergenoegen aan de Natuur en god, de vreugd van"wé te doen, aan zyne hevige nyging opoffert, en wat verkryat hy daarentegen ? rykdom ! vernrygi Zyn alle de rykdommen der aarde wel in ftaat, tegen het verl.es, dat hy daar tegen lydt, opteweegen? bfreken zyne fchat by millioenen , hoe arm is hynog by al dat geld . Hoe vergankiyk is niet alle rykdom! volgends de mtfpmk van onzen Verloste, veneeren roest en mot deze "eeene vuurvlam kan in éénen nacht alles vernietigen, wat de hebzuchtige, met uitputting van alle zyne krachten, jaaren lang byeen gefchraapt heeft; en even als de geurige reuk van ryp ooft, allerleie infecten tot zig lokt, welkenhetzelve aan ftukken knaagen, bederven en wegd algen^ zo lókt ^U^^SXS^ geWinfuch"ige menfchen, zig door auerleie linufche wegen 'er iets van eigen maaken ; de dieven zoeken ze te fteelen ; de verkwister zoekt Tor beloften van groote voordeelen 'er ook het zynvan Te krygen: het is byna onmogelyk, dat onder de mënigvuldi  KORTE VOORSTELLEN. XIV. ICp ge gevaaren* waaraan eenen ryken bloot ftaat, hy zo onbezorgd kan flaapen als een mincK rgegoede, die mees bezit wat de hebzuchr van anderen kan gaande maak n: en wanneer het nu by óf vewmlüykheid der rykdotni.ien niet anders zyn kan, sis dat dezelven door de roest en de motte, door hei vuuroreenig ander ongeluk bederven, of fomtyds door dieven, of bedriegers geroofd worden - hoe veel verdriets moeten dan niet zulke onaangenaame voorvallen veroorzaak en! loont het zig wel de moeite, zo veel te zorgen en te arbeiden, zo veel opteofferen, om eene zo verganklyke zaak? Ik zou de rykdommen by al derzelver verganklykheid, nog groote waardy toefchryven , zo zy in den tyd dat wy ze bezitten, dat genoegen verfchaften, het welk men zig van hem belooft; doch dit kan men zig ook van dezelven met waarheid niet verzekeren: wanneer ik eenige Wyzen , die het rechtmaadg gebruik van het geld kennen, uitzonder, zo maakt het bezit van rykdommen alle de overige ongelukkig; men is 'er doorgaands zo verkeerd op verliefd, dat men vreest ze te gebruiken, en niets vuuriger zoekt, als 'er dagelyks meer by te verzamelen; men ontvliedt alle genoegen, die eenige uitgaave zouden vereifchen; ja zelfs, wanneer 'er noodzaakelyke uitgaaventot voedfel,kleeding, enz- moeten gefchieden, of het bouwvallige huis moet verbeterd worden, zo doet men het met zorg en angftige bekommering, dat men veelligt te veel zal uitgeeven, en het vermogen daardoor verzwakt zal worden: maakt de rykdom zodanig een meusch niet waarlyk ongelukkig? is de arme daglooner, die geen geld tebewaaken, geene dieven te vreezen heeft, en iederen dag met een bly gemoed zyne grove fpys, welke zyn vlyt hem gaf, gebruikt , niet veel gelukkiger dan hy? Anderen genieten hunne rykdommen; doch zo onverftandig, dat zy zig daardoor van alle vreugde berooven, die de behoeftige frnaakt, dewyl zy zig voor hun geld misnoegen en fmarten koopen. Wat is gemeenzaamer dan dat men gelooft, de rykdom bevrydt ons van alle verpligting om te arbeiden; bezigheden, behooren alleen aan die geenen, die het gebrek dwingt om dezelven te onderneemen: is 'er wel iets meer noodig, om een mensch ongelukkig te maaken, dan dit vooroordeel? de ongelukkige werklooze man ontwaakt des morgens; het droevige vooruitzicht van eenen langen le digen dag kwelt hem; hy vreest, ieder uur zal hem lang vallen; by zoekt allerieie middelen om den tyd te verdryO 3  IIO C. C. SALTZMAN, yen, of liever denzelven te vermoorden; de verveeiine ver» leidt hem tot yeelcrleie moedwilligheden; tot TenKdl gebuitenfpoongheden, waardoor hy zyn ge «reeter^ontrust en zyne gezondheid verzwakt; hv zet zifaafdetafel zonder honger, de beste fpyzen zyn hem onfmaakelvk Z zoekt zynen eetlust door allerleie lekkere btet^SwikS. wl'/ verSlft'g? door deeze onnatuurlyke voeding zyn StnnZetZ?ïkt Zyne in^Wa„den; op" deeze wyzemer geit hem de rykdom in ettelyke jaaren zo uit, dat hv een onvergenoegd, zwak en fmanlyk leven leidt: wUt gy dè menschlyke elenden byeen verzameld zien ? wik gy eene menigte misnoegde, verr.wyfelde, hunnen geboo! tedag ver. vloekende, kranke, uitgemergelde, gebreklyke bv le. vende lyve verteerende menfchen zién ? weet gy waa? gy die moet zoeken? niet op arme dorpen, nief in neerinl looze, of in zulke lieden, alwaar het geld fpaarzaam uit gedeeld is; neen in groote refidentiën, in groVe handelfte den waar de fchatten van gantfche provinciën byéén gefléept wo den. daar moet gy ze zoeken, daar zult gy ze vinden f,wM,S-Zekerder dan dat de be«eerten der meeste men: fchen, die niet genoegzaam verlicht zyn, na dingen flree ven die hun fchadelyk zyn ? zo lang de nooddruft hu T aan hunnen bepaalden arbeid bindt, zo lang hun ge d naauwlyks toerykende is om hun de noodzaakelyklle behoX lv*h*'zo fu"en deeze begeerten verzwakt ofï dö^h mtrTke" deïzelven tegengehouden worderT; doch laat hun fchatten te beurt vallen, zo hebben zy middelen om hunne woedende begeerten toerykende te bevredigen ; zyn zy dan roemzuchtig, zo zoeken zy door hua geld, het gebrek aan verdiensten te vervullen; door fmaak en pracht en ydele tytels zig boven waardiger te verheffen en koopen zig op deze wyze fpot en verachting: zyn zv geneigd tot onkuischheid, zo koopen zy zig menig»" eie gelegenheid om hunne neiging te bevredigen, tu veiSa zo hun hart pynigen hun geweeten, verwaarloozen huune eer vrolykheid en gezondheid: vinden zy genoegen n zwelgen zo zullen zy rasch door hunne toomloofe onmaatigheid hunne krachten, de vastigheid van hun lig. chaam verbroken hebben: zyn zy twis.zuchtig, zo zu l4 zy met behulp van hun geld, zigzelven en anderen in zo Sr ffi?" inwikk<^» dat zy geen vrolyk oogénbfik Zeer waar is het evenwel, dat, zo men zyne betree-te weet te maatigen, men zig door rykdom eene meenigte feest! vervrolykende- en zinnenitreelende genoegens vSfcE  KORTE VOORSTELLEN, XIV. Itï Itan, welke de behoeftige ontbeeren moeten; maar de uïtfteekendfte goederen zyn evenwel voor geen geld te koopen ; gezondheid kan voor geen geld verkreegen worden; een verminkt deel onzes ligchaams kan voor geen Konings goed herfteld worden: wanneer myn oog éénmaal van gezicht beroofd is, waar kan ik een ander koopen, al wilde ik 'erook millioenen voor belteeden? verftand is even min met geld te betaalen, en kan men zonder deeze dierbaare werktuigen wel het vergenoegen fmaaken, 't welk de rykdom ons verfchaften kan? zou de beste maaltyd my wel verkwikken, als ik 'erniet van kon eeten? zou het fchoonfte fchildery wel iets bekoorelyks voor my hebben, wanneer ik geene oogen had? zou het uitmuntendfte dichtltuk of de heerelykfte muzyk, my wel eenige vreugde verfchaffen, wanneer myn ziel zo (lomp ware, dat zy niets van derzelver fchoonheid kon gevoelen? Gy zult zeggen, rykdom heeft evenwel groote waardy; men kan daarmede zo veel goeds uitrechten, zo menig een ongelukkige redden, zo menig bekommerde vertroosten — ook dit is (lechts half waar: het komt, by de werking van het goede , alles aan, opeen verlicht verftand, en een goedwillend hart; die dat ontbreekt, zal zelfs by de grootfte fchatten niets goeds doen; hy zal alles aan zyne zinlykheden opofferen; maar die deezen bezit, doet goed, al is hy zelfs arm heeft hy geen geld waarmede hy zynen broeder kan vervrolyken, zo heeft hy armen waarmede hy voor hem kan arbeiden; voeten, waarmede hy voor hem kan loopen; eene tong waarmede hy voor hem kan fpreeken, waarmede hy hem moed en troost kan inboezemen; verftand, waarmede hy kari overleggen, en middelen zoeken, hoe hy hem behulpzaam kan zyn: het is onwaar, dat tot het verrichten van goede daaden Hechts geld noodig is: weet gy wie, zedert de wereld geftaan heeft, het meestegoed deed? jesus! Hy is het, die in de duifterfte landen verlichting, die in de hutten der lydenden troost gebragt, die de verdwaalde wereld de waarheid medegedeeld , haar daardoor van menigerleie lyden verlost heeft, en ze thans daarvan nog verlost! en was hy zo een ryk man? neen! niet alleen geen ryk; maar zelfs een zeer arm man, dievanzigzelven zegt: ae Zoone des menfchen heeft niets, waarop hy zyn hoofd kan nederleggen. De Heitad had noch gald noch goed, En ecluer lchonk Hy ieder zegen ; Al trof hem kruis en tegenipoed, Hy liet geen llervcling verleden.  Iia C. G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XIV. Wy hebben dus wederom eene zeer gewigtige waarheid van jesus geleerd! Vergadert u geene fchatten op aarde, daar ze de motte en roest verderft, en 'er de dieven na graven en ze fteelen: gelukkig hy, die dezelve geloofc en 'er naar leeft; hy zat aan zigzelven ondervinden, van hoe veel elende jesus hem door deeze eenige waarheid verlost. O lieve jongelingen! zult gy ze ook opmerken, by ubewaaren, en als een fchat uit dit kweekfchool medeneemen? gy zult uwen geheelen leeftyd 'er de zalige gevolgen van ondervinden: wanneer gy de hooge fchatting, die men van de metaalen, goud en zilver maakt, laat vaaren ; wanneer gy ze voor meer noch minder houdt, als voor het geen ze werkelykzyn, voor dingen, waardoor uwen uitwendigen toeftand flechts eenigermaate verbeterd kan worden; doch, die u nimmer deelgenooten van het waar geluk kunnen maaken, zo zal de hette drift na goud of zilver, die zo veele menfchen martelt, en hun niet toelaat tot eene waare gemoedsrust te komen, u zo zeer niet kwellen: valt u rykdom te beurt, dan zult gy daardoor uw hart niet laaten bederven, niet Hout zyn op eene zaak, die dedomfteenlaagfie mensch zo goed, en fomtydsin ruimer maate, bekomt, dan de wyste en edelstdenkende: bekort u in uwe uitgave, wanneer het noodig is, zo zal geene kinderachtige klagt uwe gemoedsrust ftooren, of uwe waarde onteeren: beftemt u de Voorzienigheid tot armoede, waarvoor niemand, zelfs geen Konings zoon zeker is, zo zult gy u alsdan niet ongelukkig rekenen: verheugd, dat gy handen hebt om te arbeiden; oogen, waarmede gy god's werken kunt zien; eene tong, waarmede gy zynen lof kunt vermelden; verheugd over het rechtfchapen hart dat in uwe borst flaat; verheugd, dat gy den Oneindigen , Vader noemen, engrensloozeblyd. fchap te gemoed zien durft, zult gy iederen dag, dien god u fchenkt, in vertrouwen op zyne almagt en goedheid, doorbrengen: en wanneer gy eens affcheid van de aarde, en al het zichtbaare neemt, zo zal u het fcheiden van de verganklyke goederen niet hard vallen: grootmoedig zult gy clan het onbeftendige achterlaaten , in de zekere verwachting, dat gy een veel beter, een hemelsch, een eeuwig goed ontvangen zult: Geen werelds goed , hoe fchoon. kan ons geluk volmaaken , Maar hoop op god , die fteeds , in wat ons treff', voorziet; Last dan vry zwaare ramp, ja doodsangst ons genaaken, God's gunst weegt meer, dan 't geen ons heel de wereld biedt.  VYFT1ENDE VOORSTEL. Over mattheusVI: vers 20. Vergadert u fchat* ten voor den hemel, daar die noch de motte, noch de roest verderven, noch de dieven daar na graaven en ze fteelen kunnen. 6Gy die in de wereld kwaamt, om het ryk der dwaalingen en des bygeloofs te verftooren, en het weldaadige licht der waarheid in dezelve te verlpreïden! ó jesus! onze Verlosfer! wees by ons in dit oogenblik, waarin wy ons afgezonderd hebben, om waarheid van U te leeren! fchenk ons alle begeerte na dezelve! laat ze gevonden worden van allen die 'er na zoeken , op dat de glans der ydelheid, ons niet verblinde, en onze opmerkzaamheid niet aftrekke van betere goederen, die beftendig zyn, en wier bezit ons eeuwig gelukkig maakt! De Natuur verandert, met iedere maand van gedaante; hoe lachte zy ons toe in de lente! de geuren van duizende bloemen ftygen ons ten gemoete! rasch zyn die niet meer; het kleed der aarde wordt hoe langer hoe donkerder; fpoedig verwelkt het, en al deszelfs fchoonheid gaat verlooren; de ruwe noorden-wind begint te waajen; de bloem die nog bloeit wordt afgeworpen, en de hoornen van derzelver bladen beroofd, En zo veranderlyk de Natuur is, zo veranderlyk zynwy zeiven, en alles wat om ons is. Spoedig zal ik het afneemen myner krachten befpeuren; dit hair zal grys worden; deeze oogen hunne fcherpte verliezen; deeze nek zig naar het graf buigen; deeze leden beeven: veele,veele van myne vrienden zyn niet meer op de wereld, en hun getal neemt met ieder jaar af: ik mag zien werwaards ik wille, ik vindt alles aan de verandering onderhevig; terwyl ik mee u fpreek, nadert alles wat om ons is, hoe onmerkbaar ook, tot zynen ondergang; de roest knaagt aan het metaal; de mot aan onze kleederen; en de wonnen aan bladen, vruchten en eene menigte andere dingen. Éénmaal flap ik uit deeze wereld, en neem van alle zichtbaare dingen, die ik my verwierf; van alles, wat my genoegen verfchafte, niets meer mede, ais een ontwaakende bezit, van de fchatten die hy in zyuen droom zag;zelf» zo ik een Keizer geweest ware , zou ik even weinig kunnen medenemen. 1. deel. P  >H C. G. SALTZMAN, Het is eene zeer forabere gedachte, dat ons geheele tegenwoordige leven niet meer dan een droom is, en dat alles wat hier onze zinnen kan ftreelen, op den dag van ODn/ 6Ven a,ï een droom v«gaan, zal. Maar jesus, die onze tevredenheid tegen alle mogeïvke verlegenheid wil befchermen, heeft ook tegen dezelve ons eenen toerekenden troost verfchaft; terwyl Hyons een middel leert hoe wy, midden onder de verganklykheid, ons onverganklyke goederen verwerven, en uit dit onzeke' JLfven' .iets beftend»gs voor de toekomende wereld medenemen kunnen; daarom zegt Hy; Vergadert u fchatten voor den hemel daar die noch de lotte, Lch de roest vZ terven, noch de dieven daar nagraaven, en ze fteelen kun- vefJlZ?™\Zyt> deoZe rchatten> die wy v°or den hemel verzamelen kunnen? wy zullen niets uit de wereld mede- 5frT'™ °DS "lve" - onze ziele, by gevolg kunnen ook de ichatten voor den hemel geene anderen zyn, als de volmaaktheden onzer ziele: dit leert ons onze Veriosfer, daar hy aanltonds op de aangevoerde woorden laaten volgen: Want waar uw fchat is, daar is ook uw hart: uwe fchat. wil Hy zeggen, die zig dagelyks vergrooten, en die gy voor de eeuwigneid vermeederen kunt, zy in uw zeiven. Wederom eene heerelyke waarheid! 'er is een fchat in ons, welke voorzeker oneindigdierbaarer is, dan alle aardiche goederen: dit is ons verftand! zelfs de hebzuchtigfte mensch, die geen hooger geluk dan het bezitten van geld kent, zal niet kunnen befluiten, om zyn verftand voormil. noenen afteftaan; want zonder verftand zou hy niet in ftaat behoudendfChe S°ederen te vermeerderen, te genieten, of te Deeze fchat in ons, kan op eene ongeloovelyke wyze vermeerderd worden: daar de bekwaamheden van alle dieren zeer bepaald zyn, en hunne geheele maatfchappy, in zo veele duizenden van jaaren, als dezelve reeds op deeze wereld geweest is, geene merkelyke voordgang in kennis gemaakt heeft, is daarentegen 's menfchen verftand, voor zulke eene opklimming vatbaar, dat deszelfs grenzen niet met zekerheid bepaald kunnen worden: welk een ichat van kennis bezit een man die veertig jaaren berykt heeft, wanneer gy hem vergelykt met de ongemeen geringe voorraad, die hy in de eerfte jaaren zyner kindsheid had! welk een onderfcheid is'er tusfchen een' wereld-burger van de agttiende eeuw, en een mensch, die kort na het begin der wereld leefde; die niets kende, ais het geen tol  KORTE VOORSTELLEN, XV. 11$ behouding van zyn kommervol leven noodig was! tusfchen een Europeaan , en een Wilde in de onlangs ondekte Zuid. landen 1 tusfchen een man die twintig of dertig jaaren zyn verftand geoefend, en een ander, die van de zo menigvuldige krachten zyner ziele en zyns ligchaams geen geoefend heeft, als de krachten zyner armen. Hier myne waarden! is des iet te verzamelen: wanneer wy door nadenken ons verftand oefehen, dan zal hewasch zo gefcherpc en verfterkt worden , dat wy met minder moeite veele dingen bevatten en verftaan kunnen, welken ons van te vooren onbegrypelyk waren: wanneer wy op alles wat in en om ons is, opmerkzaam zyn, gaarne met ervaareneenwyze menfchen omgaan , hunnen raad en onderricht aanneemen; de fchriften van mannen die zig door hunne bekwaamheden vermaard gemaakt hebben, vlytig leezen; voornaamlyk over de Wysheid die jesus ons heeft voorgedraagen dikwyls nadenken, zo kunnen wy ons in weinige jaaren eene uitneemende groote fchat van nuttige kennis verwerven; de eene dwaaling na de andere afleggen, en de eene waarheid na de andere in onze voorraadkameren opzamelen! wy kunnen onszelven.de kracht der Natuur, de magt, de goedheid en wysheid god's, de aanbidenswaardige liefde, die uit alle de leidingen welken Hy met ons voor« heeft, doordraait, nader leeren kennen. En dit is eene fchat voor de eeuwigheid: genomen, twee jonge knaapen, van gelyken ouderdom, werden in ons kweekfchool gebragt; één van dezelven was reeds gewoon zyn verftand aan te wenden, en zig door onderwyzingen van eenen goeden leermeester eene menigte goede kundigheden te verzamelen; beiden werkten nu eenige jaaren by ons met gelyke aanwending hunner krachten, zal dan de eerfte niet altoos over de Iaatfte de voorkeur behouden ? zou , wanneer ze beiden ons kweekfchool verlieten, en in de groote wereld traden, niet altoos de een den anderen in verftand en doorzicht overtreffen ? Zo is het ook met ons allen: wanneer wy de wereld, dat groote opvoedingsfchool , dat g o d voor ons allen gedicht heeft, verlaaten, zo zal voorzeker hy veel volkomener zyn, veel eer en ligter den hoogen trap beklimmen , op welken thans de Engelen ftaan , die hier zyn verdand geoefend en door de waarheid opgeklaard heeft, dan een ander die een ongeoefend en door menigerleie dwaalingen verblind verftand, mede uit deeze wereld neemt. Eene andere fchat, die de goede Schepper der Natuur -in ons gelegd heeft, is de kracht, om dat geene te kunnen P x  116 c- o. S A ï. T Z M A N, doen, wat men naar zyne inzichten voor goed houdt 7™ der zig aan uiterlyke onhandigheden ende nelS \IZ ziniykeoegeerten te ftooren: men noemt ïee^ESchf dé ^n^^pe^Ö "^^,!e vPortreffeIykheid deezer .«nj J; 8 yf y "mken • 's het niet zo, wanneer een ?p zond mensch eenen wél toebereiden disch ziet Ha? hl nog grooter; waren wy niet kloekzinniger dandetoren zonden zulk een verzoek niet kunnen K'ftm'maar dezelve noodzaakelyk moeten genieten: d.n, een ech, ie£ lnf£e„WySt re?df,' -dat hy kracht bezic°m al e dergelyke ver. zoeken en verlokkingen te kunnen wederftaan , wanneern J vo™gmisdendhv°Dztf voor nem is, en hy zig-daarom voorneemt dezelven mnï ™eCT\tydrnatelaaten: hy bewvst hierdoor', dat ivkraX genoeg heeftom dat geene te doen, wat hy als nuftig Voór E^n £dV°nder dathy 2ig d°°r uitwendige omtendig Dee'zfcnatTfaïS >aa' verleiden. ueeze ïcnat ligt reeds gelyk eene kleine zaadkorrel in ons, by onze intrede in de wereld : in de eVftefishe d treft men hier zeer geringe fpooren van aan, want h-fkind be. geert, dat hem aangenaam voorkomt, ênToot varz.ï het geen hem onaangenaam is, zelfs, wannee het geene hv begeert de onaangenaamfte gevolgen kan hebbe/ doch7 ~r van !vd ™ «yd, door onderricht en nadenken het I„^i0Pge,klaar,d yordt; wannee!- het zig dagelyks oe fent om volgends de beste inzichten te handelen en de zinlyke begeerten meer en meer aan het behoor lyké onder E Ite dSVchat o"3" d6eZe k5aCbt »». « vïiS n„Lr ^ / • ,°P eene ongeloovelyke wyze. fi»uLë a- eT 5an ons menrchen uit alle eeuwen voorHellen, die zo fterk zyn geworden, dat zy van hun voor neemen, door de grootfte aanbiedingen, doo de zoetfte vle.ery door de hevigfte bedrygingen, door de befchóu ZE™' da°°ds' "iet k0Kden afgsbfaSt worden: „ d, °to mannen, die jesus zig verkoozen bid om zyne leere uit tebreiden, éénmaal tot het geloof aan hem gebrag waren^ éénmaal overtuigd waren geworden, dat Hy tot verlkhting der wereld van go» gezonden, en dus zyne leere de waa re was; en alzo het befluit genomen hadden, de ™ iesTs ontvangenc grondregelen, zo ver mogelyk, uiuebreiden ■ 20 was 'er ook in de geheele Natuur niets zo Sun , zo'  KORTE VOORSTELLEN. XV. H7 bekoordvk, zo verfchrikkelyk, 't welk hun van hunbefluie had kunnen afbrengen: Ik achte alles, zegt één van hun, paulus naamlyk, voor Jchade, op dat ik christus ^et^ler eene nieuwe gelegenheid om ons eene fchat voor de eeuwigheid te verwerven: wanneer wy met even die beflendigheid , met dezelfde ernst daaraan arbeiden, om alle oogenblikken naar onze beste inzichten te handelen, en ons van alle uitwendige omttandigheden en de drilt onzer begeerten onafhangelyk te maaken, waarmede de geldgierige arbeidt, om zyn goed te vermeerderen, zo zal de fchat onzer vryheid zig meer en meer vergrooten, wy zullen meer en meer kracht bekomen. om dat geene te doen , wat wv voorgenomen hebben: deeze kracht zal ons in de eeuwigheid byblyven, en voor ons de zoetfte werkingen hebben: gelyk een wys Vorst de werkzaamfte zyner onderdaanen, tot de gewigtigfte bezigheden gebruikt, zo zal ook god in de toekomende wereld die geenen tot de gewigtigite afzichten gebruiken, die hier door getrouwe oefening hunner krachten, zig tot 't werken van het goede 'c meest gefchikt gemaakt hebben: Vroome en getrouwe dienstknecht, zal hy tot deeze zeggen; ov er weinig zyt gy getrouw geweest, daarom wil ik u nu over veel ftellen; ga in tot de vreugde tiws Heeren! Die naar con's wil zyn hart beiluurt, Door pligtbetrachting aangevuurd; Het rechte pad houdt zonder fchroomen; Die deugdzaam leeft voor 't oog van God, Offchoon de wereld hem befpot Zal grooter loon bekomen. Eene andere gewigtige fchat, die wy dagelyks vermeerderen, en die wy in de eeuwigheid medenemen kunnen, is de menfchenliefde. Het bezit van Koninglyke rykdommen, kan geene zo hartverkwikkende vreugde verfchaffen als de edele menfchenliefde: welk eene zachte ftilte heerscht 'er in onze ziel, wanneer de driften die tegenover de menfchenliefde ftaan, naamlyk haat, nyd en wraakgierigheid in ons gedempt, en onderdrukt zyn, en daarentegen het verlangen om alle men fchen te kunnen helpen , by ons heerfchende geworden is: hoe vrolyk zyn die dagen , als het ons heeft mogen gelukken, onze menfchenliefde te bevredigen, eenen bekommerden P 3  ÏIS C. G. SALTZMAN» te vertroosten, een ongelukkigen te redden, een troostloozen zyne tevredenheid wedertefchenken, eenen wand te gewinnen, en tot onzen vriend te maaken! Hoe meer wy het zoet genoegen des weldoens gefmaakt hebben, hoe meer onze menfchenliefde vergroot; zy wordt op het laatst zo fterk, dat zy alles wat mensch is omvat, dat zy begeeng na gelegenheden zoekt, en 'er gaarne ge! bruik van maakt, om een mensch van welken ftand, natie, of godsdienst, zelfs een' vyand te kunnen vervroiyken. En wat meent gy, zou deeze fchat ons niet in de eeuwigheid volgen? zou de hartlyke zucht om alle menfchen van nut te zyn , wanneer die éénmaal wortel in onze ziele gefchooten heeft, wel weder van haar kunnen verwyderd worden? zou zy ons niet nog in de eeuwigheid van nut zyn? wanneer wy tot het gezelfchap der Hemellingen intreeden bv welken haat, nyd, wraakgierigheid voor eeuwig verbannen ja geheel onbekende dingen zyn; waar ieder medelid, als om ftryd zig beyvert, het meest genoegen, de zaligfte vreugde toetebrengen, zonden wy daar niet welkom zvn ? zouden wy daar niet met blydfchap aangenomen worden zo wy het kenteken van een' Hemelburger, zo wy liefden met ons brengen? Niet alleen dit, maar, merk dit op, ó mensch, die voor de eeuwigheid gefchapen zyt! maar ons is ook toegezegd dat wy voor iedere bewyzing van menfchenliefde eene byzondere belooning zullen ontvangen; iedere troost die wy den bedroefden toeipreeken; iedere vreugde die wy den lydenden bezorgen; iedere beete broods die wy den hongerigen; iedere dronk waters die wy den dorscigen toereiken, zal in den hemel beloond worden: iedere menschlievende daad is des een fchat, die voor de eeuwigheid opgelegd wordt, waarvan wy eens het nut erlangen zullenhoort hoe nadruklyk, jesus fpreekt van iedere menschlievende verrichting, daar Hy ons verzekert; Wat gy aan de geringfle myner broederen gedaan hebt, dat hebt gy aan my gedaan. J 'Er is nog een middel om zig fchatten voor den hemel te verzamelen;een middel zelf, waardoor wy,wat om ons is, redden, en waardoor wy iets in de eeuwigheid kunnen medeneemen ——— dit is de verbetering der menfchen, onze broeders: wanneer wy eenen dwaalenden door vriendelyke erinneringen te recht wyzen, eenen zondaar door liefderyke voordellen verbetereD , door eenen ftichtelyken wandel anderen voorgaan en opwekken, om ons te volgen wat doen wy dan? wy brengen eenen onfterflyken, diezynver-  KORTE VOORSTELLEN. XV. IIJ derf te gemoet vloog, terug op den weg na den hemel en l0t GOD wy vinden hem eens by god weder ■ Welk een fchat! welk eene vreugde! Stel u voor, myre lieve leerlingm! ik vare zo gelukkig, dat myne leere ingang by u vondt; dat ik u daardoor wys maakte; dat ik uw hart voor het verderf bewaarde; dat ik een drift in u deed geboren worden, om in alle uwe handelingen go de behaagelyk te worden, en het geluk der men. fchen te bevorderen; dat ik op deeze wyze, het middel werd, door het welke god u tot zynen hemel bragt; wan neer ik dan na mynen overgang tot g o d , den een na den ander zag aanlanden; hen den Vergelder van alle goede handelingen ten gemoete voeren, en zeggen konde: Zie, myn Vader! daar is weder eene van die zielen, die Gy my had toevertrouwd! — wanneer ik zo van tyd tot tyd eenen kring van zaligen om, my verzamelde, die my zegenden, my hun geluk dankten —— zou ik my dan niet een fchat voor den hemel verzameld hebben? eene heerelyke fchat! eene fchat voor de eeuwigheid! ó Alle gy Vorsten der wereld! verzamelt alle uwe fchatten tezamen, legt ze byéén , en biedt my dezelven aan, ik ver. acht ze, zo maar deeze fchat myn deel mag worden: een hoop gouds en diamanten, al ware ze zo groot als eene geheele ftad, kan my toch niet langer dan dertig jaaren of daaromtrent, verblyden; maar een kring van zo veele gees. ten, tot wier zaligheid ik iets toegebragt hadt, zou my eeuwige vreugde verfchaffen: ach! mogt ik toch deezen onfchatbaaren fchat éénmaal in den hemel vinden! Dan zouden wy Gods goedheid pryzen, Dat hy onze oogen hier ontfloot; Den weg tot Hem heelt willen wyzen, Dan zegende elk geboorte en dood; Daar knoopt de beste Vadershand, Nog fterker onzen vriendfchapsband. Hoort dan, myn lieve kinderen! den weg die ik naar myn beste weeten, voor den weg van god houde: maak vlytig van iedere gelegenheid gebruik, waarbygy uw verftand, door nadenken fcherpen, en door nuttige kennis verbeteren kunt! let voornaamlyk op de leere der wysheid, die jesus ons medegedeeld heeft, welker voortreffelyke werking zo veele duizenden der beste menfchen ondervonden en ge« roemd hebben, en leert daaruit, wat goed of fchadelyk zy, waarin des menfchen waar geluk en waare elende beftaat 1 oefent u dagelyks in de beheerfching van u zeiven,  Ï20 C. G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XV. opdat gy alle krachten aanwendt, om dat geene te doen, wat gy overeenkom (lig de leere van j e s u s voor recht houdt, en alle daar tegenrtrydende nygingen verbreekt! oefent u in de menfchenliefde! zoekt door uw pryswaardig gedrag uwe leeraaren en opzieners het zwaare amt dat zy by u bekleeden, te verligten, en uwe jonge vrienden hun onthoudt by ons, door vriendelykheid, infchikkelykheid en behulpzaamheid recht aangenaam te maaken, opdat gv, wanneer gy ons kweekfchool verlaat, gelegenheid vindt om meer goeds te verrichten: wanneer gy ziet dat een uwer vrienden niet yverif, is, een ander liefdeloos bejegent, of zig aan de eene of andere ondeugd fchuldig maakt, zo zoekt hem door liefderyke verzoeken en vermaningen van zyne gebreken aftebrengen: op deeze wyze oefent gy u in 't klein m de verbetering van uwen broeder, tot dat gv in de groote wereld een plaats vindt, waar gy met meer nadruk tot god s eer en de uitbreiding der deugd werken kunt. Op deeze wyze zult gy u eene groote fchat verzamelen ■ uw opgeklaard verftand zal u voor duizenderleie dwaasheden bewaaren . door welke anderen ongelukkig worden • gy zult middelen vinden om u uit menigerleie verlegenheden te redden; de kracht die gy door zelfbeheerfching verworven hebt, zal u m ftaat ftellen voor u eigen geluk en voor dat van anderen te zorgen: het bewustzyn dat gy goed werkt en bet menschlyk geluk bevordert, zal u meer genoegen verfchaffen, dan gy van koninglyke rykdom moogt verwachten. " Van deeze fchat zal geen roest, geen motte, geen dief geen ongeluk u kunnen berooven; hy is zo onverganklvk als uw geest, en, wanneer het eens, naar god's ondoor. grondelyke beftuuring, gebeurde, dat u alles wat u lief is geld, goed, wooning, kleederen, vrienden op eenmaal ontvielen, zo blyft gy zelf, en deeze fchat die gv u verworven hebt, nog overig. Alle de goederen, die u uwe ouders nalaaten, en die gv zeiyen verworven hebt, moeten achterblyven, wanneer gy m de eeuwigheid gaat; maar een opgeklaard verftand eene, door oefening gefterkte kracht der ziele, het zoete bewust zyn, van wél gedaan te bebben, uwegoede werken volgen u over het graf na tot voor den rechter-ftoel vaa G o O |  ZESTIENDE VOORSTEL. Over het gevoel voor de vreugde der Natuur» ] Zo verre, o God! als menfchen wooneö, Wordt ge, als hun Vader, aangebeên; Gy zyt de toevlugt aller volken, In 's levens wederwaardigheên. Uw zegen doet de velden lagchen ; Gy drenkt ze mild ten zynen tyd; De item des winds, de ftem des donders, Vertelt dat ge onze Vader zyt. Geheel Natuur roept: zegen', zegen! Uw god is wys, uw go d is goed! 'T verftrekt den fterveling tot welzyn AU' wat hy geeft, all' wat hy doet. Wie onzer is zo ongevoelig, dat zyn hart zig niet zoü Verheugen, wanneer hy van vrolyk lagchende velden , aangenaame hoven, ruifende ftroomen, rypend koorn, hekoorelyke vruchten hoorde zingen! een wél getroffen beeld der Natuur heeft zo veel aanlokkelyks, dat voorzeker niemand 'er onverfchillig omtrent kan zyn, wiens ziel flechts voor eenig genoegen vatbaar is: is nu het beeld zo fchoon, oordeelt dan, hoe fchoon de Natuur zelve moet weezen. Het is evenwel zeker, dat er weinige menfchen zyn * die voor de fchoonheden der Natuur zeiven gevoel hebben i de meesten zyn door bezigheden en begeerten na gekunttelde genoegens zo verftrooid, dat veelligt de Natuur in een lied oflchildery afgemaald, nog wel hunne opmerkzaamheid I. dïel. q  122 C. G. S A L T Z M A N, tot zig trekt; maar dat de eigendbmlyke menigvuldige fcdioonheden zeiven, op hun geenen den minden indruk maaken; en des ontbeeren zy alle die vreugden, die god tot verzoeting onzer menigvuldige moejelykheden bereid heeft Ik zou derhaiven iets gewigtigs ter bevordering van uwe tegenwoordige en toekomende tevredenheid doen u veel vreugden voor uwen geheelen leeftyd verfchaffen, wanneer innM i°P de^aruur.en h?are fchoonheden opmerkzaam konde maaken: Natuur is eigenlyk, wat door de van god voordgebragte kraenten daargedeld wordt, zonder dat het menschlyke verftand veel daartoe bybrengt: kunst daarentegen noemen wy werken , die de mensch door aan wending TlZf"^ 6n Ter k^Chten' dMr ge(teld h^: zo if de bloem die op het veld wast Natuur; doch, wanneer die in wasch gevormd, in lynwaat geweeven, of op doek gefchilderd wordt, is zy kunst. v Zo onbillyk het zou zyn, de werken der menschlyke kunst te vermengen, zo fchadelyk is het.voor onze tevredenheid, wanneer men de liefde tot de kunst zo ver uitftrekt, dat daardoor het gevoel voor de Natuur verdoofd Wordt* Een zaak mag zo fchoon zyn als zy wille, dezelve wordt vin tyd rot tyd , als men ze altoos bezit en altoos befchouwt zonder dat ze verandert, ons ouverfchillig: t0r vervrolv! king van onzen geest, is het noodig, datwy altoos nieuwe voorwerpen hebben die denzelven gaandehouden en vermaaken: te iue er, dat een bloem die volmaakt na de Natuur gefchilderd is, ons by de eerde befchouwing verwonderingen en genoegen veroorzaakt; maar laat dezelve eenige waren, of zelfs eenige weeken iu onze kamer hangen, wy Zullen haar rasch voorby gaan, zonder ze optemerken: hoe menigvuldiger derhalven de afwisfelingeli &^offv5efèn.M me£r 611 l6Vendiger Maar kan 'er wel een genoegen menigvuldiger en levendiger zyn , dan het geen ons de Natuur fchenkt, in welke eene oneindige menigte van afwisfelingen heerscht? de nituurlyke bloem vertoont zig eesrt in den knop, dan'ontfluit zy zig van tyd tot tyd, bloeit in haare volkonene fchoonheid, verwelkt, draagt zaad, en fielt my daardoor in ttaat, haar in het volgende jaar te vermenigvuldigen: de ïndélJ^T ' zi° laat werken, 2yB JlMCnMD1 aJ ftoim, regen 7 daauwS fneeuw en vorst bloo.fklt: eenvoudige ^oedinS delen zyn voor onze gezondheid veel difosiigerf dfn die  KORTE VOORSTELLEN. XVI. 135 door kunst byeen gebragt zyn, en de heldere drank die ons eene bron aanbiedt, verfchaft zuiverer en ligter bloed, dan die door kunst vermengd zyn: de mensch zorgt by het vervaardigen der fpyzen en dranken meest alleen voor zynen fmaak; maar de Schepper myns ligchaams voor fmaak en gezondheid tevens; zelfs de artzenyè'n houdt men thans voor veel krachtiger, die men onmiddelbaar uit god's kweektuin haalt, dan anderen die de kunst toebereidt. De god, die de aarde aan de kinderen der menicnen overgegeeven, en dezelve als zyne ftedehouders op dezelve plaatfte, heeft voorzeker by het voordbrengen van iedere worm en groot dier, ieder mosplantjen en hoogen boom, by iedere weêrsgefteldheid, voornaamlyk ook op de bevordering der menschlyke gelukzaligheid achtgedageu. He: vermaak omtrent de werken der kunst is doorgaands met veel onkosten vergezeld: hoe veel gelds moet men niet befteederi, om flechts eene afbeelding van een fchoon landgezicht in zyn kamer te kunnen ophangen! hoe kostbaar zyn de door kunst bereide voedingsmiddelen! hoe veel be* loopt het doorgaands een fraai muzyk bytewoonen! hoe weinige menfchen kunnen daarom aan de genoegens der kunst deelneemen! De werkplaats van god Haat daarentegen voor ieder, zonder dat daartoe geld verfpild behoeft te worden, open; ieder kau zyne meesterftukken zien en zig in dezelve verheugen: het befchouwen van den hemel is den armen dagloonèr zo goed als den Vorst vergund: ieder burger der aarde heeft verlof om bergen te beklimmen , onder de fchaduw eens booms ukterusten, de loop eens ftrooms te befchouwen , by het concert van de gevleugelde boschbewooners tegenwoordig te zyn: hierom moeten ons de werken der Natuur dierbaar, zeer aangenaam weezen: en daar wy niet altoos in de omftandigheden zyn van': kunst vermiak te kunnen genieten, waar zullen wy alsdan vergenoegen vinden ,als ons het befchouwen der Natuur geene vreugde veroorzaakt? Ik dank u, goede god! dat my Natuur verheugt, Zy voedt my niet alleen; maar fclienkt myn ziel ook vreugd. Goede kinderen! lieve leerlingen! om uwent wille heb ik voornaamlyk deeze overdenking opgefteld , met dat goede oogmerk, om in het toekomende uw vergenoegen te bevorderen. Q 3  C. G. S A L T Z M A PT, Het leven dat gy by ons leidt, vliedt zo fmartloo* m vry van zorgen voord, dat 'er veelligt geen een onder a is. d,e van groote fmart en kommer no" fet weet te zeggen; hoe veel duizenden kinderen en feigelLen zvn e d arentegen in de wereld, die den bloe endftenTyd van ?e"r? zVvelVerZUChten,!,wilt «* den Srond daarvan* wee teiW zy is voornaamlyk deeze, dat gy hy ons gewend l°n In^/r^UnStClde We,ken ^Natuur te S f"'f" frfche bonnen, in heldere ftroomen verkwik- S^^tezyn.611 °P ied" fCh°0nhdd der op- in^SCh' .!?SCh fcheiden wv van el^nder, en gy treedt verfekerd da^LfUlt Ze,ieeren ken',en' en ik »™** *7 verzekerd dat het geen ik u nn zeggen zal, u voorloopig er een juut begrip van zal mededeelen - - hét wemelt er in van menfchen, welke door de fmart en kommer uitgemergeld worden; die het voorzeker te vee is, dat zy op god's fchoone wereld leeven: de oorzaak van deeze elende is by de meeste deeze, dat zy zig te zeer aan de genoegens der kunts gewend en h™ gevoel voor de fchoone Natuur verflikt hebben:' zy Taren op de bloemen, wanneer ze van zyden gewerkt zyn en verueeden met onachtzaamheid de*vee. fchoonere vdbïoe £n ™ i f " 16 bemerken: d"r nu hunne omftandigheden zo bekrompen zyn, dat zy zig het vermaak der kunst waarna zy haaken, niet kunnen3 verfchïffe™ en zy f m-i5'.n.h-hb1n 1? de vreu8den dje aan alle lyden zo mildlyk m de Natuur zyn uitgeftort, zo ftaan zy on" voldaan en treurig in het midden van dezelve Om alzo eeue onoverzienbaare drang van zorgen er» bekomtcernisfen te ontgaan, zo zyt toch opmerkS ™ den raad ^bn ik u mededeel: het is de K " n' vriend d,e u bemint, over wiens ouderdom zig eene vroiykdankende blydfchap zal verfpreiden, a?s behoort dar gy allen recht gelukkig leeft — gewent u tochniel xaflcrk aan ce werken der kunst, dat u de werken der Na tuur geen vreugde meer zouden verfchaffen: het is een foore van atgodery, wanneer men alles wat menfchen maak4 bewondert, en de meestêrftukken van god ongeVoelte heMnlfatrnVer,Wen! UW gehemelte niet zo T°daf het in c frisfche koude water en in de eenvoudi-e voe dmgsm.ddeien geene verkwikking meer vindt! gewént 1 oogen en ooren niet zo fterk aan de werken der kunsT dat een groen boich, een bcfneeuwd veld, het ruSen  KORTE VOO?.ST&LLaN. XVT. Hf eens ftrooms, het gezang der vogelen, het gebulder des donders u niet meer zou kunnen aandoen! verdartelt uw gevoel niet zo ver, dar gy de verfterking fchuwt, die god in den vlietenden ftroom, in den daauw, in den regen, in fneeuw en ftorm gelegd heelt. Zondert u eenigen tyd van den dag af, dat gy uitgaat en de vreugde der Natuur opzoekt, gy zult ze vinden • gy zult ze voorzeker vinden. In welke omltandigheid gy dan ook kunt komen, zal de Natuur u vervrolyken: moet gy in het gezelfchap der menfchen lyden, zo zal een lommerryk bosch zynen fchoot voor u openen, u gewillig opneemen, en zo veel fchoons en merkwaardigs u vertoonen, dat uw treurend hirt zig rasch voor het vergenoegen zal openen: veelligt worden de omftandigheden van eenigen uwer zo behoeftig , dat gy aan het genoegen der kunst geen deel kunt neemen;doch om eenen hemel vol fterren te befchouwen, om u over het geruis eener vlietenden beek te verheugen, behoort niets meer als gezonde oogen en ooren en een onbedorven hart: het kan zyn, dat de Voorzienigheid u in eene plaats beftemd, waar fmaak en kunst, onbekende naamen zyn, waar gy alle gekunstelde vreugde mist, die men onder befchaafdere volken vindt; doch de Natuur, de fchoone Natuur vindt gy overal, en in haaren fchoot zult gy gaarne het genoegen vergeeten, dat gy ontbeeren moet. Gelooft niet, dat het gevoel voor de vreugde der. Natuur, ons tot fmaaklooze menfchen maakt, die voor de fchoonheden der kunst geene liefde hebben: dan, wat is kunst? is het niet eene navolging der Natuur? kan men het ééne wel beoordeelen, als men het andere niet bent? alle waarlyk groote meesters, die zig door hunne werken eenen eerzuil hebben opgericht, weet gy wel waar zy hunne kunst leerden? in god's werkplaats, in de Natuur; hoe gemeenzaamer men alzo met de Natuur is, des fe gefchikter is men ook om de werken der kunst te beoordeelen. Gelooft ook niet, dat een beftendige omgang met de Natuur, ons afkeer tegen den Christelyken Godsdienst inboezemt: is de eerfte oorlprong van den godsdienst, en der Natuur niet even dezelfde? en Hy, die ons deezen godsdienst leerde, was Hy niet de vertrouwdfte vriend der Natuure ? zelden neemt Hy voorbeelden tot opheldering van zyne voordragt uit de werkftukken der menfchen;  la8 C. G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XVI. altoos neemt Hy ze uit de gewrochten van god- het avondrood, den wynftok, de doorneltruik, het distelbosch, de vygenboom, de ftroom, de visch/gebruik Hv doe0t°voo^SM' 10 Wdke hy de Altoos wyst Hy de dwaalende, de treurende menfchen op de Natuur: Ziet! zeide Hy eens tot eene taWke ver" gadering: Ziet de vogelen des hemels aan! zy zaaien nH Zm£aJe1r?ieïfy "i" in defihuuZTen uwehemelfche Vader voedt dezelve toch, en zyt g7 evenwel met meer dan zy ? J SJ cvenwei Gelukkig die dit begrypt! gelukkig, die vlvtig in her i°rv^de-NaTIeeSï' die in iedere P^ats, in Lderè jaar den*- die bv her W^efteldheid iet ..ngenaams kan oen, me by het befchouwen van een' hemel vol fterrpn zyn lyden en rampfpoeden vergeet! Gelukkig hy die vast betrouwt Op dien hem fchiep en onderhoudt; Hoe zichtbaar is zyn liefde en magt, In ali' wat Hy heeft voordgebragt! 'T is alles wys, 't is alles goed, Wat ooit 't befchouwende oog ontmoet*.  ZEVENTIENDE VOO R S TEL Over eenige waarheden, die wy uit het befchouwen" der Natuur leeren. De Natuur, de fchoone Natuur, is in den grond niets aUers, als een groot boek, het welk gon vervaardigd en opgeflagen heeft, opdat alles wat vernuft heeft, daarIn leeze, en daaruit' moge leeren, welk een oneetbaar verftand, welk eene grenslooze magt, welke "efoeijkebe. doelingen deszelfs maaker heeft; en wat een vernuf ig fchepfel verrichten moet, wanneer het een weltevredenilven wil leiden! iedere halm, iedere worm, ieder berg, iedere rivier, iedere wolk, iedere fter bevat l°f^ken van den Schepper, behelst berinneringen aan zyne ïcnep- fewie kan bedenken, hoe veele milioenen fchepfelen 'er op aarde leeven, en die allen voor het gemeenfchaplyk welzyn arbeiden; die allen hunne beftemde mine van vreugde genieten; wie kan zig den arbeid voorttelen die de Natuur in een eenigen berg, in eene zee verricht! w keft 'er aan denken, dat de geheele aarde, met alle haare zeeën , en zo veele duizend duizenden milioenen bewooners, tegen het onmeetbaar* hemelruim, niets meer is als een onmerkbaar zonneftofjen, zonder met de diepfte eerbied voor den Schepper der.Natuur vervuld te worden! In ali' wat Hy heeft voordgebrast, Heerscln liefde, wysheid, orde eu magt. Laat ons des in G o b's groote boek een regel of twee leezen; over zyne veele en Wyslyk geordende werken eemge oogenblikken nadenken; zy zullen ons alsdan veel dierBaarer worden; wy zullen ze roet ongelyk grooter genoegen befchouwen, als wy overtuigd zyn, hoe veel wysheid en welke goede leere daarin verborgen liggen. Wanneer wy de werken der Natuur befchouwen, Zo merken wy rasch.. dat omtrent dezelven zo eene wyze inrichting gemaakt is, dat niets kan vergaan, niets behoeft te bederven; maar dat alles tot algemeen nut gebruikt kan worden: ieder gewas, ieder blad, iedere bloem is een voedingsmiddel voor verfcheidene föorten van infeólen en andere diaren: de bloem, die op den top eens bergs ftaat, waarop' Zig geen menschlyke voet waagt. ftaat daar niet te vergeefs; de worm, de kever, de mug, de bei zoeken dezelve op; ba. 1, O E E li. &  13» *. o. saltzman, den z g m derze ver uitwafemingen, en zuigen 'er hun voedfel en verkwikking uit: de ftilftaanJe p'el° die S mensch we ke de waardy der dingen gemecnïvk naar her r^tC hy> vantr^t, beoordeelt ƒ voor getelonnu houdt, voedt menigerleie gewasfen, die op den drooeën grond n.et voordkomen, en is voor een zwerm van kleine dieren eene wereld, waarin zy leeven, zig voeden en ver heugen: de plaats, die god voor den groLn oceaan heeft ?° wk arvan de ™*nwyze meien veelligfgelooft dat dezelve beter aangewend zou zyn, zo 2y tó? vfs land gemaakt ware geworden, is voor he algemeen van S veel nut: wie kan de milioenen dieren, wormen en e wasfen berekenen, die de zee in haaren fchoo7aan'kw"ekt en voedt en alle welken niet aanweezig .ouden zyn zo de geheele aarde vastland ware! waar zouden onze ftmo men en rivieren, wier beftendige ommeloop zo allernoodzaa-" kelyst voor onze gezondheid is; waar zouden die XïL ren, als cooniet zo grooteenen kolk hadde doen ontftaan die ruim genoeg is, om alle de ftroomen der «arden « kunnen ontvangen! en zou wel de naauwe verbind nT in welke wy met de versrafgelegene volken liaan , plaat" hebben, wanneer alle reizen te land gemaakt wierden- wan, «™D\d°°r,^el Va" den ^00ten oceaan ne^e-* nenweg gebaand hadde, langs welken wy met de fnelheid eens vogels van het eene deel der aarde tot het andere kunnen vliegen ? ' andere Wanneer 'er in de Natuur iets frerft, gaat het niet verlooren maar het wordt aanftonds weder verarbeid, zo dat het rasch wederom in eene andere gedaante voor ons ftaat de boom me veele jaaren zy„e rakken uitfpreidde om menl fchen te befchaduwen, hun met zyne vruchten te verkwikken, en met zyne bladeren eenige duizende kleinediertiens te verzadigen, nu den ouderdom berykt hebbende, dien zyn Schepper voor hem beftemd heeft, wordt afgehakt eene menigte wormen nestelen m zynen ftam, knaagen en doorbooren denzelven, zuigen zyne laatfte verdroogde fap. pen in, en onderhouden daardoor hun leven: nu wordt hv geheel omgehakt; zyne wortelen verwarmen in den kouden winter onze kamers, en terwyl hy ten nutte der menP-hen verteert, wordt hy evenwel voor de Natuur niet vermengd; een deel daarvan flygt in rook na boven, een ander vervult .n asfche, en beiden dienen daar:oe, om de aarde vruchtbaarheid te fchenken, en een menigte gewasfen tl Zo gaat het met alle andere ligchaamen! zo rasch zv een' tyd laag alsfteenen of metaalen, als kruiden, of boomea,  KORTE VOORSTELLEN. XVH Ijl of dieren, de wereld nut gedaan hebben, worden zy omgewerkt en komen rasch in eene nieuwe geftalte te voorfchyn: zo zaait de dood altoos het leven, en de voorwerpen die door ouderdom naar hunne vernietiging fcheenen te hellen, worden op eene bewonderingswaardige wyze wedei verjongd. , Welk een volmaakte geest! welk een geest van orde •moet Hy niet zyn, die zulke eene wyze inrichting maaken; we'k een grensloos verftand moet Hy hebben, die dit alle» omvatten kan! gy ftaat verbaast, o mensch! als gy een groot werktuig ziet, dat door het drukken van een zwakke hand in zulke eene fnelle beweeging gebragtwordt,dat het in een korten tyd veel werks verrichten kan, hoe veel te meer moet gy met eenen diepen eerbied opzien tot Hem, die door zyne onbegrypélyke kracht de geheele Natuur m beweeging brengt, en door dezelve aan alle plaatfen eea onberekenbaar getal van wetken laaten verrichten! Hy houdt de breede zeeën Gevangen in hun boord; Hy fpreekt, en bronnen vloeje» Uit harde rotfen voord: De barre woestenyen 1 Getuigen van zyn msgt; Hv houdt het all' in wezen Wat Hy heeft voordgebragt. Alles wat de Natuur oplevert, is zo gefteld, dat het zyne voeding zoekt, na zig neemt, geniet, en daardoor hec leven behouden, zyn kracht verfterken en zyne wasdom bevorderen kan. Terw yl de zaadkorrel zig ontwikkelt, verfpreiden zig haar» wortelen in de aarde, door dewelke zy die fappen na zig trekt, welke tot voeding der planten dienftig zyn,en dezelven kunnen onderhouden : heeft de plant zekere hoogte bekomen, zo verfchynen de bladen, die de verfrisfchende daauw opvangen en indrinken kunnen; des zyn alle de bladen van dewelken eene groot boom voorzien is,, even zo veele fchaalen, waarmede hy god's zegen opvangt en na zig trekt. Het kleinfte infeft heeft zyn wapen ontvangen, waarmede het zig tegen zyne vyanden verdedigen, zyn roof vangen ; het heeft zyne werktuigen waarmede het die roof vermaaien, en genieten kan. De visch, voor het water gefchikt, is zodanig gewrocht, dat zy daarin adembaalen, zig beweegen, al het zoete ea Ra  153 °' 5' SHT2M4 N, geniete" k2n' dac voor dezelve-i. van^lHe ZeZT ïo^T*? ^heldi zig zyne voeten zyn zgemaakt H?fïe,d5e'd Zyns "'^aams, ^n ,|, riemen. waSede 'hv He? ^'^l? kaD Sebrui! en zyne fpyzen'ioeken kan- L« ° daar heen vaaren, en tot laSt zy„ aaneen v0gel dï / "T6,' Z°"den onnuE en zig van den roof voedef moét • t% 1? 'UCht ZWeeven' aan die vogels fcherpe en ^hepper gaf daarom zy de kleinere dieren van/n °g' k'aa"wen' darmede eenige zyn zo jZV "^ , e" vJast,h'3«'1en kunnen. ja ■vatten en ee.eng ' dat ^ ^^len ftummen der boömen , met even*™f*»"-"-6 rechl0P^nde deren de aarde begaan oDlnon™ ■ ! u mg modte als an" te voedfel zoeken kn"Sen P * M het VOor haargefchik *o^^ iet, dac vreugde zo%atbaaPr gemaakt is , ais dtZ°eJcn%T ooren, mond, en alle de wer'ktugen van zvn V' T^* fleeds geopend, om al d-u 7no,L • • yn gevoel zyn •«ie zydenPop hem afroomt ^onTvS^r' ^ ™ zyn geest zweeft rond; nu herinnert h«Xi " te genieten : tyd, en verheugt hyztg ovealh>è ™ ,Men ,voorgaanden en verricht heeft; dan z°et hv in Hp? 1 dat hy genooten fchouwt opgetóogen 'l^zi^V^r/f6' e" "ewachten ftaat: al de kunst die m, 1 71ke hem noS te foorten van voeten der dieren befteed i fchePpi"g van alle nigheid der menschlyke hand ÏSj ' 'S u de hoedaleen kracht en gefchiktheid\ L^JrVet; Zy heeft niet •> zamelen en te vatten lï * r™"*' "i™" gen te vervaardigen, dezelven te eL™-? 1 om werktuizulke dingen mogelyk t» n,Xn 5f(,brmken» en daardoor • baarefchepfelen mofel,"zywlarsol* *? 1*? Zicht' buiten den mensch, iet te vinden Z ,P dö geJheeleaarde» zekere tekenen op een blad Snier,, m Sedachtendoor deren mededeelen kan ! defm» ? "drjlkken' en ■» «n. mogelyk maaken, en is op dee,p » -'V6* zvne hand gefchriften zyne broeder Hn dl trïï" aftaat' door zyne zyne nakomelingen" de ydgïootfn ^ werelddeelen, onderrichten, tf trooJ^^ÏÏ » genoegens in dezelve uitftort'te welke Hnnr^" YreuSden en heenftroomt, en ieder deeiïe,^^  KORTE VOORSTELLE N. XVII. 133 gewrochten werktuigen gegeeven zyn, waardoor zy uit deeze zee van genoegens ieder zyn beftemd deel, fchepn=>n en zie verkwikken kunnen. ZÓ zyn wy dan allen gedrongen te bekennen : O Heere. hoe groot zyn alle uwe werken! gy hebt ze alle met wysheid gemaakt l het aardryk is vol van uwe goedheid. aoe feTbaasd moeten wy ftaan over de wyshe.d en goedheid van den Schepper der wereld, wanneer wy de menigvuiaige werkingen der Natuur, die rondom ons voorvallen, en waar voor onze zinnen vatbaar zyn, befchouwen! — en wat zult gv zeggen, myn waarden! wanneer ik u verzeker, hodat tallooze heir Vn fchepfelen , 't welt wy rond. om'ons zien, (lechts een klein gedeelte van ood.^» U? dat een<- veel grootere menigte van bezieioe Ich.pwien ondom ons heen Zweeft, die zelfs, het fcherpfte oog niet ontdekken, en het fynfte gevoel nietberaerken kan! en zulks is inderdaad tog zo. Zo rasch wy onze oogen met een vergrootglas wapenen, ontdekken wy eene nieuwe wereld , die ons vóór dien tyd onmerkbaar was;wy ontdekken op de bladen der bloemen, «n de ngchaamènderinfeaen, in verfcheidene foorten van vloeibaare ftoffen,geheele verzamelingen van levende fchepfelen: de kleinfte waterdroppel is voor veele diertjens eene zo ruime plas, dat zy in dezelve als in eene zee op-en nederfchieten kunnen: alle deeze hebben zo goed,als de olifant en walvisch hunne voeding; zo wel als die hunne werktuigen, waarmede zy hun voedfel zoeken en gemeten Alle deezen zyn het werk van god, alle deezen zyn onderwerpen zyner verzorginge en zyner hartlyke liet de: by deeze befchouwing fchemert myn verftand en ftaan myne gedachten ftil! Wie kan de wonderen god's bevatten! Wat ftervling ziet hun cdlen pracht l Het ftofjen. naast het niet in klimming, Verkondigt onbegrensde magt. O mensch !gy die dikwyls zo kleinmoedig, enoverutoekomftiglot zo bekommerd zyt; befchouw deeze wonderen der Natuur, en vertroost u: die goede o o d , die voor zulke wezens, welken wy voor nietsbeduidende kleinigheden houden, zorgt; die aan ieder fchsnkt, wat noodig is; die de onzichtbaare bewooners der waterdroppelen toegemeeten heeft, dat geene waarvan zy leeven, en waarin zy zig verheugen kunnen, zou Hy u vergeeten ! ook ^iec u , van tyd tpt tyd het noodige verfchaffen! u " R 3  134 C. Cf. S A L T Z M A N, fo;«eer5ng Hy zo uitfteekend mildidig eeweec, i,i fcVreven'ffi beters voor nygB. fchouwing myn gemoed vlZwkt f^ wle\blo°" beveel fterktr aangedaan , WIS wordt nadenken befchouw: zv kunnen ,« w-* P ? met meer my toefcbynen.wam'dan S^^^SS 'Zy zy moeten zeer ver van myne ooge^ ve wTde Z,0nm; dat zy den geenen die dezelven van den ton. d*« £ ' r te 1'lenbda'1h0UWen,' "'"t^ voorto^?Ü h«!"ffS In een dal opmerken: het is ligtlyk te bèwv/en I meeste derzelve grooter dan onWaerde zy?; '„on £ „ï zo veele duizenden! en befchouw ik ze door"™S kyker, zo ontdek ik een nog veel «"te Z°,e.\verr^ befluit ik met groote waarfchynelvl hfw darghni; 'i,eru!t ven eene nog veel grooter menffi^^ nakomelingen veelligt onïdekkeni3lS?oToShS-r?S komt gy my voor, wanneer ik deeze gedachtenYervolf. werelden ftrooidet Gy uit als het zand der ■ zee-Kl 7 waterdroppelen met levende fchepfelen b"0Ih en de? ze werelden zoudt Gy ledig ceJaaten • .n» , ' punft vereenigd hebbed, d a* wy bewoonin en d'Jft 1" feite over uw geheele o'verige onbegrens^ Vyk ulSrS hebben! du is onmogelyk: neen! in iedereter Sn ^r En wanneer ik nu van deeze duizende werelden waarnn louter leven woont, waarvan uwen lof tot n óokHm? weder terug zie op den aardbol dien ik bewoon ook kleine punft, en dan op my zei ven wiTh^-ifS o Oneindige! wie ben ik dan< i~n w ,kJdan' meer, al/eene van dtofl^ffl^^ïïe'Etal wü terdroppel omzwemmen, even als ware het eene zee" O myn waarden! wat zou het den Schepper der wereld h». ten de kleine bewooners des waterdroppel « Setteeï, Hy behoeft den droppel flechts te doen verdroogdzover ./machten en „erven zy! hoe ligt iet hetT* dan ooï  KORTS VOCK ;T Et LfcN. XVII. 13S Biet zyn u te verheugen! een droppel waters is in ftaat eene geheele menigte fchepfelen te verheugen en hunne begeerten te vervullen ■ zal het Hem zwaarer vallen ons in omftandigheden te plaatfen, die voor ons het gelukkigst zyn ? Achbewooners der aarde! der aarde die tegen gods onmeetbaar ryk niet meer dan een droppel waters is, bedenkt, ge« voelt dat u geheele lot in de handen van god ftaat, die hemel en aarde gemaakt heeft :fiddert om tegen den wil van Hem te handelen, die door eene wenk u vernietigen kan! maar verheugt u ook, dat uw lot ftaat in de fterke hand des Almagtigen, die den hemel fcheppen en denzelven met fterren bezaajen kon: Hy bemint, Hy behoedt u zo lang gy zynen wille opvolgt: de vervulling van het grootfte geluk waarvoor gy vatbaar zyt, kost Hem geene moeite! en wat is in de gantfche Natuur verfchrikkelyks dat u fehadenkan, wanneer de Heer der Natuur u befchermt? laat de magtigfte en listigfte der menfchen aan uwen ondergang arbeiden; laat de aarde beeven , laat de zee haare oevers overftroo. men, de donder boven uw hoofd bulderen — één wenk van Hem brengt alles tot rust, wat u vreeslyk voorkwam. Bewooners der aarde! ziet, de Schepper des hemels vernietigt u niet; Hy veroorlooft u te leeven; Hy fchept iederen dag nieuwe vreugde voor u! o vergeet dan Hem niet, die in zyne oneindige majesteit aan u denkt: uwe eerde gedachten by iederen dag zy aan c o d ! by alle uwe bezigheden en genoegens, zweeve god's grootheid in uwe ziel; uw lieffte werk zy zynen lof! Hoog, om hoog de ziel na boven! Zing god's lof uw leven lang. Alles roept u Hem te looven; Dit wotde eens een englenzang. Een engelenzang? zouden wydithoopen durven? zoude» wy deeze verhevene verwachting ons durven eigenmaaken? zouden de bewooners van dit kleine wereldpunct, wanneer derzelver ligchaamen in het ftof nederzinken, en de aarde zelve veranderd worden zal, zouden zy dan nog overblyven? zouden wy in het gezeifcbsp van volkomener geesten ons waagen, en met hun den lof desgemeenfehaplyken Scheppers durven aanheffen? O myne broeders! dit mogen wy niet flechts hoopen, maar wy kunnen het met zekerheid verwachten: onder alle de bewooners der aarde, zyn wy menfchen veelligt de eenigen, die de fterren zien, ten minden zeker de eenigen iie berekenen, dat zy niet bleotlyk vlammende punfften,  C. G. SALT25IAN, VOORSTELLEN. XVIL volkomen/re geesten yin' de vrPnJfmH-IlDg Va" milioenen niet ffe7ipn vreugde die onze oogen nor 3. S^vonZ%^.SÜ^obo^dc»ead ha"-n? ten getoond nPPf> 1 naaien god ons deeze uitz ch. ^^'!!rblriti,13rtigfte god! hoe zo"den wy zulke bardere dachten kunnen vormen van TT w;Q a„ u y naraege- J! degoede ... die „ veroorlooft heeft ^^elkttdaaraan' 20 dikwylsgy een hemel vol fterren zie-. vertroost n, terwy! gy denzelven met natte oogen bEif™" rasch zal uw lyden verminderen; rasch Sn l! 7,' nen met meer vlieten: gaat manlyk op den weg der deÏÏrd* voord; ondergaat, om der deugds wille, gaarneiedeïS. treedt de zondige vooroordeelen, lusten en begSett * den onder uwe voeten, daardoor zult gy uw ge!S be vredtgen; daardoor zult gy onverbindïrd vefl «eda Sb rechten uwen broeder gelukkig maaken, en voo°GOd!* zahgen hemel vatbaar worden, om aldaar de vergeldh.rvan uwe werken te genieten! vcl6cmingya& Daar, alwaar een vreugd beftaat. Nooit in eenig oor gedrongen. Daar wordt Godes majesteit Tot in eeuwigheid gezongen.  ,- AGTTIENDE VOORSTE t, toer mattheus V: Vs. 3. Zalig zyn de arme* Zn zeeste, want haarer is het komngryke der ö hemelen* \Y/ 1 „ n t «tf s 1 dat ev in de wereldkwaamt om faSTetze^e opeigen, 2 daardoor ons geluk vinder, mogen. Amen! Tksus hoor, verhoor ons bidderf Wees genadig in ons midden ! O dat op deez' heilgen dag, Elk in ootmoed nederlag', Om de wereld aftezweeren, En zig tot zyn' god te keeren. ik wil u, myne waarden! thans weder met eene zeer aarimerkelvkeuitfpraakvan onzen Verlosferbekend maaken; zy zal uw verftand veel lichts bybrengen; wanneer gy ze bevat ërTzult opvolgen, voor menigerleie elende bewaren: zy heet: Zalig zyn de armen van geeste, want naarer 1» het koninsryke der hemelen. , Deeze uitfpraak zal u in den beginne donker vocfrkomen en gy zult niet recht weeten wat jesus daarmede heelt'willen zeggen; dan. het heeft der Godlyke wysheid dikwyls behaagt, de Waarheid sis met een' (luier te bekleeden, opdat de mensch aangefpoord zoude worden dezelve, te zoeken, en eenige moeite aanwenden om ze te vinden: 20 handelt god ook in de Natuur; 'er ftaan zo veele dorre bergen, 'er leggen zo veele onvruchtbare velden, er wemelen zo veele wormen, waar-an wy het afzicht en nut in den beginne niet kunnen bemerken; maar, wanneer men ze eenigen tyd met nadenken belchouwt, zo zal men rasch dat afzicht en nut gewaar worden: de Godlyke wysheidhandelt ook even zo ih de leere die zy ons door jesüS geopenbaard heeft; daarin zyn ook menigvuldige uitfpraaken, die donker en onverlfranbaar fchynen, doch, wanneer men eenige moeite by derzelver befclidöwiflgë *W l. db Et. S  *38 C G. S A 1.T Z 11 A Nj ^MtSSL rasCh eene ze« »yze en leerrvfee Wat eene lyk arrTf verw°ndering brengt fpreeftt? wat^H"door Zt kll^T JESÜS die «»e dat Hy bun toeL« ™2™ J° .der henelen verftaaf doch gv zult «TJ y raad dien de verftand zwak "efe^^ noeg heeft om na** ?La l'. -Wl.ens wii geen krach« 8* «rifteu te hevig zv„S t1de 'nz,ic.hten te handelen; wiens *g eigen gen!,,fktTeèf^lZZ k"'?6'^ Bewoonlln. taal de fpreekwyze S/^T bv.eteken'S heefc in ™™ 2'nten hebben „och f,lff; doch JESÜS en zyne ge. leerd;zy predik * ' t Oosten 'i„T/ ï °nZen "yd «ewoon was zeer oneiaenlvk en nnlf^f™' a,waar me" fpreeken; zy preekten t^ u dervee,ezinnebeeldente gy behoeft u dPIaroS^ niet te i5*' "f"'2" honderd i"™: fpreekwyzen dikwvTs ëenen%IhL?ndfren' wauneer hunne hebben, en gy moet u i . anderen zin dan deoDze de toen'maalige wy« fn^b6'5'!',V'n tyd tot tyd>met de woorden van r fs u, P? ,bekend maaken, zo gy geestlykarmheetVa rdetoemTr ver(taan die zyne geesclvke II t0.en,aa,,ge wyze van fpreeken hy. arm is C*X «enreïen erkent; die weet dat hy breken erkennen : g y dlli menfchen die hunne ge- 'T belyden van zyn dwaasheid, van zyn bedorven aart, is de ec-rfte (lap tot wysheid, die zoete viuchten baart: 'tmen,';,b,erouwniet vreezen, 1 aanloklyk kwaade ontvliên Zo moet de ziel zig dikwyls in t jongst gerichte zien, gen: door de gezonden en r^htvaTrd /'"-/" * des heden verdaan, die afeSSï„Jg e" worden hier de pharifeë.i, en en kranken en zouttaaren zyn V°Z fff'1,? ke" rechtvaardig hielde,," fcliouden. ^yn* dle Z12 a's kranten en zondaaren be.  KORTE VOORSTELLEN. XVI1T. 139 En wat is het geluk dat jesus aan hun die geestlyk arm zyn toezegt? dit: dat het Koningryke der hemelen voor hen is. Door het woord Koningryke der hemelen, dat jesus en zyne leerlingen dikwyls gebruiken, verdaan zy'al dat heil het welke je sus, deels aan de geheele wereld heeft medegedeeld, en deels fchenkt aan ieder perfoon die zyne leere aanneemt en opvolgt: dit beftaat ingeenendeeleinaardfche dingen, waarop de zinlyk mensch eene zo hooge waarde ftelt; niet in grooten roem by de wereld, noch m zinlyke vermaaken of rykdom, maar in onzichtbaare goederen ; die voor den vernuftigen, den opgeklaaHen mensch altoos de waardigfte, de verkiezelykfte zyn, welken zyne verbetering en gerustftelling ten gevolge hebben. Zalig alzo is hy, die zyne gebreken erkent, hy zal altoos beter worden: lieve leerlingen! hoe waar is deeze uitfpraak! ... Een kunstenaar , die van zyn werk hooge gevoelens heeft, die hetzelve voor volmaakt houdt, zal ztg de minite moeite niet treeven om hetzelve te verbeteren; hy zal, trotsch op zyne gebreken en misdagen , dezelven aan de wereld laaten zien en zig daardoor vtrachtelyk maaken ,• daarentegen een ander, die zyne werken befcheiden beoordeelt, dezelven met opmerkzaame oogen befchouwt, om 'er gebreken in te ontdekken; op het oordeel van anderen achtgeeft, en hunne gegronde berispingen liefderyk aanneemt, zal het eene gebrek ra het andere afleggen, en hier door zyne werken eene aanmerkelyke vo;komenheid geeven. Zo is het ook met den wasdom onzer inwendige volmaaktheden ; wie zigzelven voor wys en onberispelyk houdt, zal omtrent de verbetering van zyn verftand geheel ongevoelig zyn; hy zal alle Hechte gewoontens, die hy door eene verkeerde opvoeding ingezogen heeft, behouden, en altoos dieper laaten inwortelen: hebt gy wel eens van pharifeën hooren fp>eeken?nu, dan zult gy ook wel wee. ten , dat die lieden tot de grooffte dwaalmgen vervallen waren; zy geloofden, warneer zy hunne gewoone ceremoniën in acht namen, zig reinigden, in ftyve ftaatige klederen daar heen gingen, oper.lvk baden, zo waren zy goed en code aangenaam, offchoon cok hunne harten van haat en hebzucht vlamden , en zy onder allerleie bedekte termen het goed van hunnen broeder zig toeeigenden: deezelieden leerde je sus echter ook; dochzy werden door zyn onderwys riet verbeterd; en dat kwam daardoor, dat zy geloof, den zy waren reeds goed genoeg , en hadden niet noodig dat iem&rd hen leerde ! zy wisten alles beter dan hy, die hun wilde onderwyzen. S 2  7*° C' «• SALTZMAN, Hoe veel gelukkiger is daarentegen de geestlvk arms dLT^T'V? en zyne §e^ken bekend islh raanhou! dend beftryden derzelven veroorzaakt hem wel eenie misPoegen, dat anderen niet gevoelen , die altoos met zisLZn te vreder. zyn ; doch daarentegen heeft hy ook «nenSen d.gen pnkkelbyzig, om zig te verbeteren, gevoelt hvdrin" gende beweegredenen om de grootheid der godïyL liefde broedS^'vn? befCheidCn e° -^hiklyk gomt?ent .wTeer ik- va" de zwakBeidmynsverltands bewust bent door de treurige ervaaring geleerd heb. hoe dikwyls ik af. dwaale; dat tk vpor goed houde wat my fchadelyk is f en mvn •genoegen zoek in handelingen', die wel voor myne nygin gen zoet zyn, doch die myne tevredenheid llooLn, myne medemenfchen , myne broeders bedroeven; hoe voorzicht en hoe bedachtzaam zal zulks my doen wördeni tnt,g «™n!er-,k het,weet> dat ik Hechte gewoonten "heb aangenomen; dank veelligt in myne fchers ligtzinnig; in mvn Iern™on-in,yke dJn«en °n™«ig; in myne werkzaamheid re rraag , in myne beoordeelmgen omtrent anderen te liefde ioos; m myn gedrag omtrent myne vyanden te hevitr ben • wanneer .k deeze onbetaamlyke gewoonten erken dan zal ik dezelve met afkeer befchouwen, en al myn opmerk, zaamheid en kracht aanwenden , om ze aftelegpen • op dee ze wys vvorde ik in ftaat om van dag tot dag in volkomen" neid aantewasfen- Ken ik de drift die voornaamlyk by my woedt die dikwyls myn naasten zuchten verwekt, my dikwyls berouw en traanen kost, zo zal ik ook ophouden, dezelve als mvn lieveling te befchouwen, en ze in myn boezem te koesteren; ik zal ze als myn vyand aanzien, tegen welken ik fteeds waaken, dien ik lleeds beftryden , dien ik allen voordgang ontzeggen moet; en zo erlang ik. van tyd tot tvd die hooge waardigheid, die voor god en menfchen zulk eenen hoogen roem verdient; de waardigheid van eene» die over zigzelven heerscht. Zig zelv* te Jcennen is verftand, En legt de booblieid aan den band. Het is voorzeker een hooge graad van volkomenheid, wanneer men de groote weldaaden van g od erkent en van dien gevpe! voor dezelven doordrongen is; dit kweekt de liefde tot god aan, dit dryft ons tot vlyt en werkzaamheid i» het goede. * M?*f *? de mensch wel vatbaar voor deeze volmaaking  KOR'TI ÜOORSÏEttEN. XVffl. I4> poe brtwumteto, bebben, . h^,™^ '. „f „.™„ verwachten kon. „pocrlvk arm. van de Alleen dan eerst .wanneer gkeg%;^ner, kenniife zwakte zyns verftands, '"^".^XÏÏfngS en misftap. overtuigd yan zyne^««"g^^wlg. der welpen bewust is, dan eerst gcvoc , onze 'daaden, die god, zonder onze ven.entten, y ^ gebreken ons laat toekomen; dan eent »e S,^m1!b^W.U«^^waeS/fchoons oplevert te SnHemotnb0z;nen!iille alles te doen, alle lyden te on- dergaan. mensch van zyne eigene De hooge inbeelding, die «° mensc ,iefdeioos en hard volmaaktheden hee t >™*^"™£lzm ziet hy op ah tegen anderen; met v^"'°ftreffen; ia, gelooft my, een len neder die hy waant «^p0Je"r™ea"j,'kneëden, welken het menigte bittere vervolgingen en W™*™" J door de menschlyk geflacht zo ^"J^^ ftoute verbeelding, die de ™^n0^g^grpreekelyk W»« veroorzaakt: die gelooft, dat aucso^| t- k kunnen iS' r^leï-T**^*'"^*"*' arseen vyand verdraagen , hy zaneaer o behandelen. hy zal hem de der waarheid beicüouwen e" .. menfchen uitoefe- broederlyke liefde, die wy eb°edigen, vervol- nen moeten, ontzeggen ;hem haaien» ™e ^ k\eld een dienstis,diehycoDi.e»uc oeneiad de dwaa- voor geheel onbensplyk houdt; »s » ^s 6e „ ^ lenden broeders onbarmhartig teals een 0nachtzaamir.g van pligt, ^ff^ - tlv zal om geringe vergryverfchoonbaar kwaad « hV zal om g^ ^ IrSVed^^^rltenen en kwaaddoeners ver- ^Goede, langmoedige god 1 geef t«J d« - ze menig. v«ldige zwakheden en gebreken ons «edu» de%a braaien 1 dan zullen wy ook befcheiden, toegeeve Saagelyke menfchen worden: een ander m.ake^g van verfcheidene leerftukken van den godsdienstwet het aen* S 3  142 C' C' SALTZMA N, toezegging van J.S?/JS n? ™ ïo^^".^ de leven eerst een aanvang neemr Tk h >n?f >, y" Slgealyk dwaalende: maar zal ik LIT 5 '\houde h<-jm voor een eene gelegenheid v zuimen «'JT %Tal Zal ik daar°* doen kan! wanneer ik ,1 ' ar n ,k leis voor *yn geluk ben, wanne™ K 1™ Xadnf^i'TÜT" bewus< het bekrompen mercchlX f,Inmnf/e]eerd heb, hoe ligt der zondigt , bm.« Z Dd,d,?ale" kan? een anhangt fterk aan roem ofB«.d^„rï?'ykheden verleiden, of dan ik verdien, 13' ik ook ul eJe*ent "efjeloozer het oordeel der'verdoemende vel erf Tfl°n,d' °ver henl braafheid ontzeggeni™i _ d«r n? V hem alle deuSd en ben, aan hoe vfele zóndeTe„dgebfeken SP bewUSC ingetogenheid fchuldig maakeiFeÖre,Je" lkmy byalmyne de, wil gaarne den dwalendeSLnnT^al**™*» lyke armoede " het „1 , heere,vke werkingen der geesttot de ed^-iSicEe r^^^Lebtrnrengt chrtstusvervulden • Hem a-i 1 , weiken jesus moedigheid verSe?%n m« nf dwaa|e"f en met zachtheid dëer menfchenlerbete^ Gy onze Heiland had geduld. Met zwakheid en gsuielten' Gy trachtet zelfs de zwaarfte'fchuld Menschhevend vrytelpreeken: * u, die ook voor uw' vyand had. U vo.ge ik op het hemelpad. W onvolkomenheden gevoelen aZu 6 '1Unne gebreken dit gevoel eene betea%V£L'dM" f°g ,ebynC' a,s °f ziel doet huisvesten: ikf mo^ ÏÏ „ 5'-d en VÊrdriet in de de bekendheid m« 0 ^'JefZ% > dat droev,g uur veroorzaakt, en dat de mensch m» °"S ""^  KORTE VOORSTELLEN. XVIII. IA} in deeze treurige uuren, wast de begeerte om beter te worden aan, en wanneer wy daardoor zo verre komen, dat wy ons veele gebreken, veele flechte gewoonten, waaraan wy ons fchuldig gemaakt hebben, herinneren; dat wy ons verfcheidene overwinningen over onze driften te binnen brengen, zyn dan die droevige uuren niet ryklyk beloond? wordt dan ons treuren niet in blydfcbap veranderd? Veroorzaakt het gevoel over enze onvolkomenheid ons menig fomber oogenblik, dat bewaart ons ook voor veele verdrietlykheden, waaraan de mensch, die Itouc op zyne eigene krachten (leunt, is blootgelteld. Hoe dikwyls laat deeze zig door het ingebeeld gevoel dier krachten niet verleiden. dingen te onderneemen, die zyne krachten te boven gaan! rasch wil hy met zyn verftand in de geheimen indringen die god voor ons omzwachteld heeft, wil het weezen god's navorlchen, de onpylbaara zee der eeuwigheid peilen, en wanneer hy dit niet doen kan, zo vervalt hy tot rnenigerleie twyfeüngen, die de geheele rust van zyn gemoed verftooren: of wil hy zig zeker geluk door zyne eigene krachten verfchafFin, hoe moedeloos, hoe verflagen is dan zyne ziel, als hy zig in zyne meening bedrogen vindt! Even gelyk het onfchuldige kind zig geheel aan zynen vader houdt", hem gelooft wat hy zegt, offchoon het hem ook onbegrypelyk zy; zyn brood, zyne kleederen, zyn vreugde uit zyne handen verwacht, en zig daarby wél bevindt; even zo verbindt ons ook het gevoel onzer onvolkomenheid aan god! wy gelooven wat Hy zegt en belooft, zonder het ondoorgrondclyke te willen doorgronden, of ons daarover te ontrusten wy verwachten ons ge¬ luk niet van onze krachten; maar zien tot den Vader, tot den Alrnagïtgen op, en verwachten van Hem,van Hem al. leen, dat hy ons tot in de eeuwigheid toe, het hoogst geluk zal mededeelen waarvoor wy vatbaar zyn. En welke eene zaligheid is het, wanneer het fchepfel z» ver gebragt is, dat het met de innigfte deelneeminge van zyn hart tot den Schepper opzien en zesgen kan: myn Vader! ik ben volkomen zeker van myn geluk; want Gy, almagiige, algoede, alwyze Vader! Gy bezorgt het my. Wanneer ik my in 't ftil gebed, By 't kruis van jesus nederzet, Verheven boven 't aardsch gewemel; De magt van mynen God erken, Dan, fchoon ik nog op de Aarde bsn. Dan leef ik in den hetcel.  144 C. O. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XVÏlL Het is dan waar, hoe zeer het des menfchen hoogmoed vernedere. Wat je sus zegt: Zalig zyn de armen van geeste, want haarer is het koningryke der hemelen. O gy! die wenschten deeze edele gevoelens,deeze ftilie rnst der ziele te erlangen, welke christus den menfche zo gaarne geeven wil! deeze waarheid zy u dierbaar en worde fteeds van u opgevolgd: zo dikwyls de trotsChheid by u opryst en u wil overreden, als of uwe kennis, uwe deugd tot de volkomenheid ware opgeiregen, zo fchrikt voor u zelve, want dan zyt gy op eenen gevaarlyken weg, waarop gy u rasch traag tot het goede zoudt gevoelen, waarop gy rustlooze fmart ontmoeten zoudt. Denkt dikwyls over u zelve na; herinnert u altoos aan uwe dwaalingen, uwe dwaasheden, de misftappen die sy begaan hebt; vergelykt u niet met traage, flechte menfchenmaar verkiest altoos de wysften, de deugdzaamften tot uw voorbeeld! vergelykt u dikwyls met g o d e, uwe onmacht mee zyn alvermogen, uwe bekrompene vooruitzichten met zyne alweetendheid, uwe onvolkomene deugden met zyne onvermoeide werkzaamheid voor het best zyner fchepfelen; ver. gelykt dikwyls het weinige dat gy weet, met dat wat gy met weet; hetgoede dat gy gedaan hebt, met het geene gy had kunnen en moeten doen; dan zult gy uwe armoede ge* voelen, dan zult gy voor eene groote veredeling uws verflands, voor eene altoosduurende zaligheid vatbaar weezefl. Ze vergeleken valt de waan Gantsch levenloos daar neder; Doch 't leven van het Christentendom, Verheft het harte weder: 'T gelooft in de euangelieicliat, Die onverganklyk heil bevat.  NEGENTIENDE VOORSTEL. Over de Herfst.' De Herfst is geltomen, en met haar alle die ongemakken, welke zy doorgaands met zig voert: de fchoone zomerdagen zyn voorby; hst wéér wordt ftorm- .en regenachtig, de boomen laaten hun loof vallen, en de groote verandering die in de Natuur gebeurt, heeft invloed op ons ligchaam. Evenwel heeft de Herfst ook haare genoegens — ook in dit jaargetyde is de wysheid en goedheid van den Heer «der Natuur zichtbaar: Waarop wy ook onze oogen flaan , Zien we onzes Scheppers goedheid ; Hy opent in elk jaargety', Voor ons een bron van zoetheid. Merkt op! dat alles wat ons in de Herfst onaangenaam fchynt, waare weldaaden zyn. De ftormachtige dagen , die op den heeten zomer volgen, en den ftrengen winter voorgaan , zyn eene weldaad, want door dezelve worden wy aan de koude gewoon; daarentegen eene fnelle afwisfeling van fterke hette en ftrenge koude, voor onze gezondheid gevaarlyke gevolgen hebben, en ons zelfs zouden kunnen dooden. Het menigvuldige vocht dat in de Herfst valt, is eene weldaad, want daardoor wordt aan de aarde die'zachtheid wedergegeeven, die 'er de heete zomer uitdroogde, en bekomt zy weder de kracht, welke zy door de voordbrengingvan zo veele duizende gewasfen verfpilde! Dat de boomen van nunne bladeren beroofd worden , is eene weldaad; want daardoor wordt die menigte loof, dat de aarde ontnomen was, dat dieren en menfchen vrolyk maakte, en den boom zeiven tot drinkfchaalen diende, waarmede hy den daauw des Hemels opving en na zig trok, de aarde weder toegevoerd, en geeft haar ftof, om in de toekomende lente eene nieuwe menigvuldigheid voordtebrengen: de boom, die den geheelen zomer door onophoudelyk arbeidde, om den daauw des Hemels en de fappen der aarde in bladen, bloemen en vruchten te verande^ l. DEEL. T  146 c c saltzman, ren, komt daardoor tot rust, opdat hv zig herh^I* 0„ wanorde brengen. en Wol™* on ,L~Ji y . oed In konden te en dood raet ziS voeren m fm gouden ons geLe? onVrSSf, f^fiw nS rrde^ Z° Wy Ze 0DS &eheele levenlang Len Dan, daar nu de jaargetyden afwisfelen, de b'oemen »«" welken, de koornvelden afgemaaid mn l„ D-oemen ver- • Natuur fteeds het bekoorelyk derniZZl Ld- rfo^-C ^ Herfst is de Natuur fchoon . en zv zal oL d ,hhp. r'i' de zyn wanneer wy haar,na ettely^e mlnTn'tdtteen kleed van bloemen te voorfchyn zien komen Hoe kinderachtig en onbetaamelvk rvn \ï,„ • j klagten, die veele menfchen over droevige daS de weder uitbrengen! hoe zeer zyn z^e beklaïfn * ™W nen, dat men op eenen nevelachtig \lg ■' dle waa~ zyn kan en om h'et onaangeTaame"Tj^^S den ftaaken: waarom zullen wy ons dunïTLW' beklaagen? waarom mismoeditr zvn ™„J? 5 weldaaden der Natuur toebereid^ baare zomer maakt? wanneer Hv on* ™Z T ■ envrucnt" te behoed? zal onze vrengde"^^^ worms, van de gefteldheid *w\$ve&f&^$t ee"s de verkiezelykfte goederen waarin de WVZe Znni*™ ftelt offchoon ook weeken langeene o^door&^eï vel de zon verberge; offchoon de noorden winl ^t "i b»3T.hUi!fVe'iZe V3n ha3fe bloeien beroof,ït tt teos? Gy blyft die gy zyt, o eeuwige onveLndedvkl god! altoos myn Vader, offchoon ook de Na™r0nlnm my van gedaante mogt veranderen, en arbeidt „n^r T die veranderingen onvermoeid aan myn we!zvn ° ",e ik braaf gehandeld heb , blyft mv In ni ^' wanneer ftormachtige dagen, de .UKeiïï.beVby lu"wél gedaan heb; onaer alle gevaar, ontdekt h-t bekóorelvke uitzicht in de eeuwigheid zig V00r myne oogen - wat £ my dan misraoed g maaken, wanner ê m geweeten myn gelelfchap V? ' Q™ m myn geiü^  KORTE VOORSTELLEN. XIX. 147 Hy zelf gebiedt de winden, Hy kan alleen ze ontbinden; Als de eike fchudt en kraaltt, Word ik'van Hem bewaakt: Als gamfche bostenen vallen, ' . Als felle donders knallen, Dan houdt ik 't oog op Hem gericht, Hy is myn heil, myn troost en licht. Lieve jongelingen! gy die vroeg gewendt wordt allerleie weêrsgefteldheden te verdragen; in ruwe en vrolyke dagen te arbeiden en u te vergenoegen; voor u heb Ik geene vreeze, dat gy n aan deeze kinderachtige, godonteerende, en het menschlyk genoegen ftoorende klagten zult fchuldie maaken; van u verwacht ik, dat gy by ons de Itïn s t ^ om u van de gefteldheid van het weder onafhan gelyk te maaken; in droevige dagen altoos goeds moeds te zyn, en uwe vreugde uit u zeiven te febeppen. Doch ik raag u, als uw vriend , niet verzwygen, dat onder de menigvuldige ongemakken, die u op deeze wereld verwachte?, de toevallen van de gefteldheid van het weder voorzeker de geringften zyn; wanneer de hette der zon u het zweet afperst, de ftorm u het ftjf in de oogen waait; de hagel uwe glazen verbryfelt, de vorst uwe leden doet beeven, zo veroorzaakt u dit Hechts een onaangenaam gevoel en gy hebt de gerustftelling, dat alle uwe medeburgeren een gelyk lot treft; maar, wanneer gy lydt, terwyl een ander zig verheugt; wanneer hetmelyke fmart, aneftige zorgen aan uwe tevredenheid knaagen, en alles rondom u vrolyk is; wanneer traanen uit uwe oogen vloeien , terwyl andere lagchen; wanneer gy over menigvuldige vervdelde wenfchen uwe klagten uitboezemt, terwyl anderen alles gelukkig van de hand gaat, dan treffen u waarlyk Is het eene onaangenaame gewaarwording voor u, wanneer eene dikke nevel u alle uitzicht belet, of koude waterdroppelen uwe huid bevochtigen; gy weet evenwel waar dit goed voor is, en ziet rasch de aangenaamfte werkingen in de Natuur,die door het weder veroorzaakt worden: gy weet ook zeer zeker dat de nevel, de regen, de hette, vorst en ftorm niet altoos duuren; dat na droevige en ftormende dadagen de blaauwe hemel u weder aanlagchen; dat op de herfst en winter de vrolyke lente volgen, en u duizende genoegens toevoeren zal, en des is het ligt een paar onaangenaame dagen doortebrengen. T 2  *4S C G. SALTZMAN, «^gezondheid . neer het ongeM»,? aan ?w leSer binden ; wande ^«^fSSJe^l^^ berooft'en » * aa»ig lasteraar u wefS t; wanceer een hoos¬ de grievendfte LrJ, -goeden Daam ontrooft, en gy tot «eer%y n"efbeS",n/ en vera<*ting nederzinkt wanneer gy ge f efndeï TT2 *f Ivden dienen *a<; Mvn ï&L • aan hetzelve ziet. brief; ja g zee „ó^!," derge,yke ^makken eenen vrygeenè bitterheid def ™»\,Th f'1 ieder van » deeze of ven eens menfchS^ zond" MvLn" It™' fmaaken: het baar als een zomer InnVrKi ' S evfn f° min be"aanzonder nevel enTen' SfzSr M herf« -ÏT^J^oïi^ f ehoedt „ gehard, allerleie Ivden «„1^ i « , ydfchaP' maakc « «is hetonaangénairne wed^ Z° te verdraSen, •^bTv^ «7 d* treurige dagen komeri • laar n -f ■ he"nnert als de tende voortellingennededeèïe • d?fdeeZe troos' fchen liefhebbende cT» d Z™ S ' de alle meti' en vorst op de aarde z™d H?IVa rege"> Devel' hette even gelvk Hv dnnr%f ' 6 befluurt ook uw lot, en de vrfugde der Na ! °hnaan^enaain»e weêrsgefteldheden door dehardfte bccSl7eT\^' f °, beV°rdert Hy °°k alles wat g o j> toelaar is fff^r^^ „Wnk e», tevredenheid.- hsw en moffig « ^Taan^ te" 0^°°^ wangen vlieten traanen die over onze die 5e tuinen beV^chtlgt " ^ Z° Veei nUt' als de daa™ lente doef volgen^ ' "\ de herfst en winter d« heid, onze traanen'in .,11 ' °°k,0ns getreur in vroJykkotnme - en P"-."en dé ^r™5 ?,J?VP een ,even ™1 alle lyden ventïl z°n ykbWd V°'gen' WaarVan u wel rasch opklaareu; wanneer gy u inde treurigte  KORTE VOORSTELLEN. XIX. I49 tyden aan den weg der deugd houdt, trianlyk op denzelven voordftreeft, zonder op de ongemakken, die U op dien weg treffen, te letten, zo zult gy rasch de hand der goede Voorzienigheid zien, die u leidt; gy zult bemerken, dat zy u langs den weg van lyden, tot beftendige vreugde wil voeren, en gy zult zeggen: Wees rustig, vrolyk, o myn hart! Vertrouw op god in druk en fmart, Hy zal uw twistzaak richten: Verhef tot hem, Uw hart en Hem, Hy kan de ramp doen zwichten; By toeval komt noch vreugd noch druk; God zend geluk en ongeluk, Wees dan getroost in rt lyden; Die Haat kan ook verblyden. Hoe menigvuldig ook de ongemakken zyn mogen, die de Herfst met zig voert; zy heeft evenwel ook veel, dat ons aangenaame ervaaringen veroorzaakt: een bosch dat van bladeren beroofd is, een met loof beftrooidegrond, geeft voor hem, die de fchoonheden der Natuur opmerkt, ook eene aangenaame vertooning: de koele lucht in de Herfst, heeft ook haare genoegens voor een onverdarteld ligchaam, en geeft aan hetzelve een aangenaame verfrisfing! de vrolyke bosch- en veld-zangers zwygen wei, of verlaaten ons in de Herfst; doch dan ontdekken wy ook weder een ontelbaar heir van andere vogelen, die in den zomer de bosfchen bewoonden; die, aldaar hun voedfel nu niet sneer kunnende vinden, gedrongen zyn, nader aan de woo. ningen der menfchen te komen; wy kunnen ze nu meer van naby befchouwen; wy zien nu deeze kleine fchoongekleede fchepzeltjens, door ontbladerde ftruilten heenfluipen, op hagen en het ontbloote land nederftryken, omhun voedfel , dat hun goede Schepper voor hen uitgeftrooid heeft, te verzamelen: ons ontbreken wel de lentebloemen; maar daarentegen hebben wy rype vruchten ; de wynftok en vruchtboomen hebben ons eenen ryken voorraad van zoete druiven en fmaaklyk ooft geleverd, die ons in de ruwe dagen, welke wy voorhanden hebben , verkwikken en verzadigen kunnen: de moestuinen bieden ons een menigte der gezondfte fpyzen aan, die ons de geheelen winter door voeden zullen. T 3  C. G. SALTZMAN, O myn waarden! hebben wy dit wel aan iemand anders te danken, als aan god? de menschlyke vlyt heeft wel de boomen en aardgewasfen geplant; doch was het niet god, die aan dezelven de kracht gaf, om hei zout en de fappen der aarde tot haare voeding na zig te trekken; den daauw des hemels optevangen en opteflorpen? was Hy het niet die de zon het fchynen , en door haare koesterende hette het ooft en de druiven kookte, en ze op deeze wyze voor ons fmaaklyk maakte? was Hy bet niet die ze met daauw en regen drenkte? had Hy flechts eene ontydige vorst doen opkomen, flechts eenige maanden de regen terug gehouden, zo ware al de zegen verlooren geweest, die wv nu ingezameld hebben: cod heeft te bevelen over een heirleger, dat op milioenen berekend mag worden, waarvan een klein gedeelte in eenige weeken, al de vrucht van den menschlyken vlyt even zo goed vernielen kan, als de fterkfte armee eens bloeddorstigen overwinnaars: wat vermag menschlyke kunst en vlyt, wanneer god aan de fprinkhaanen, kevers, rupzen of andere kleinere infeéten eenen wenk geeft, om in een land intevallen? —- god heeft ze terug gehouden! Denkt dan , zo dikwyls 'wy het goede genieten : deeze zegen heeft onze weldaadige Vader voor ons bereid» iederen maaltyd, iedere verkwikking der druiven of boom. vruchten, herinnere aan onze ziele, deeze weldaad deed god ons uit onverdiende goedheid; dat zy ons dan ook opwekke om Hem lief te hebben en Hem te gehoorzaamen! Ontelbaar veel en daaglyks nieuw, Zyn god's weldaadigheden, Dat wy dan 't effen roozenpad, Der Dankbaarheid becreeden: 'T vergelden is niet in de magt Van zwakke ftervelingen; Alieenlyk kunnen wy den lof Van onzen Schepper zingen, Hoe onuitfpreekelyk groot is niet de menfchenliefde van onzen god? het ware genoeg geweest, zo Hy ons, tot onze voeding brood en ekels, en tot lesfing van onzen dorst eene waterbron aangeweezen hadde ; wy hadden daarby ook kunnen leeven ; maar opdat wy recht vergenoegd t>üiden leeven, gaf Hy ons zo groot eene afwisfeling van voedingsmiddelen, febonk Hy ons ook wyn om ons'hart te verheugen, en ons by onze zorgen te vervrolyken, /  KORTE VOORSTELLEN. XIX. 151 Kinderen van deezen menschlievenden god! kunt gy Hem wel, met een goed geweeten, Vader noemen, zo gy ook niet gaarne, even gelylt Hy, menfchen verheugt ? o laat ons door menfchenliefde bewyzen, dat wy van god, den grootften menfchenvriend, afftammen ! wy zyn niet in ftaat den ryken god eenige vergelding aantebieden; maar hy heeft arme kinderen, wier verzorging Hy ons nadrukkelyk aanbeveelt; laat ons aan deezen onze liefde bewyzen: wanneer 'er overvloed op onze tafel ftaat, laat ons dan denken aan de armen, die het noodzaakelyke ontbeeren; aan die behoeftige kinderen, welke de jaaren die de vrolykfte van hun leven zouden zyn, in honger en kommer moeten doorbrengen ; aan die kranken, die, zonder verkwikking, op hun armoedig ziekbedde liggen te kermen,en hun, zo veel ons, naar onze omftandigheid mogelyk zy, verheugen : het fmaakt niet alleen goed wat wy zeiven genieten; maar ook dat verheugt, wat wy met eene milde hand anderen te genieten geeven. De vreugd van wèl te doen is veel duurzaamer, dan de vreugd van zeiven te genieten. Hoe rasch zyn de genoegens voorby die wy zeiven genieten ! maar het bewust zyn van wèl gedaan te hebben, hoe lang blyft dit ons by, hoe diep treft ons dikwyls het vriendlyk gezicht, van hem die ons eene hartlyke dank toelacht, en dat niet alleen; maar, onze loon is groot by god, die in de eeuwigheid vergelden zal, alle de weldaaden, die wy met een rechtfchapen hart verricht hebben: Ceniet met blyde dankbaarheid, Geniet in zielevrede : Als Overvloed uw tafel fpreidt, Deel dan aan andren mede. Nooit fmaakt ons een vrucht aangenaamer, dan als zy gegroeid is aan een' boom die wy zeiven geplanf hebben; welk eene moeite móesten wy belleden, hoe langen tyd moest 'er verloopen , eer dat gtapegelyk oogenblik kwam , en wy de vrucht van onzen eigenen arbeid konden eeten! en nu dat uur daar is, is onze vreugde des te grooter; dit uw eigen voorbeeld bewyst, dat men tog eenmaal, over langen of korten tyd, de vruchten van onzen arbeid zal genieten. , Lieve jongelingen ! zegt het zeiven; geeft het u geeneuitfteekende vreugd, dat gy vruchten plukken en druiven leezen kondet van den boom en wynftok, die gy zei ven geplant en viytig aangekweekt hebt ? daartoe word u hier gelegenheid ge-  152 C G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XIX. geeven; gy zeiven gelykt aan jonge boomen; boomen. die, zo zy aan zigzelven overgelaaten bleeven, niet dan zuure en onrype vruchten draagen zouden, en flechts een" menigte fchadelyke uitfprnitlelen zouden voordbrengen docÏÏv hehT en,fn,anen te" gevo,ge zouden doch gy hebt uwe leermeesters, die dagelyks bezig zyn . met verfcheidene goede wetenfchappen in u in fe en^ muWr.Hl- t0t g°6,de neiSinSen begeerig trachten te Zwikten u Zle s' .f° «gchaams-krachten zoeken te ontwikkelen, en alle onkruid by u zoeken uittewieden - indien god onze pogingen zo zegent, dat gy eens -echteefch.kte mannen wordt; dat gy u omtrent elk behaafeIyk betoont; dat gy de behoeftigen gaarne verheugt en od de plaats, waar u de allesbeftuurendl god Helt, n^t aan wending van alle uwe krachten recht veel goeds werk?" o denk dan wat dit voor eene onuitfpreekelyke groote vreuL' de voor u zei ver, en voor ons allen zyn zal! verheuglhëf eenen grooten draagenden boom te zien, die mezelven' opgetogen heeft; wat betekent zulks tegen die vreugd van eenen goeden voor het menschlyke gedacht werkzaamen man n^"' r 7iens üPvoediEg ^ >et bygebragt heeft i ' ertUsrchf Pniet «y zelve" daarvan het grootst ge. noegen: overdenk wat het vooreen gelukkig man zvn moet, die op de jaaren van zyne jeugd terug zien k™ en zig geene wandaaden behoeft te 'verwyten* die zo 'vee bekwaamheid verworven heeft, dat hy de gewigtigfte lm ten met roem bekleeden kan; die rondom zidf fezewn.' fte uitwerkingen des weidoens befchouwt; die zonder vreeze n HpppD UrlC ??deren' V1 met zekerheid ee»e groote'foon inde eeuwigheid verwacht: en zulke mannen kunt gyXn worden wanneer gy 'er u moeite toegeeft: uwêdeugd e" vlyt zullen voor u, in deeze en in de toekomende wereld de voortreftelykfre vruchten draagen. God zal gewis ten zynen tyd* De deugd met heil bekroonen; En 't hart aan zynen dienst gewyd, ln 't openbaar beloonen.  TWINTIGSTE VOOR S T E L. Over mattheus V: vs. 4- Zalig zyn zy die treuren, want zy zullen vertroost worden. De leere des Christendoms, ftaat dikwyls met het_ oor dlel dat de wereld over de dingen velt, in ee^erkdy* verfchil; zy wordt daarom ook veelmaal van de """'p^ die alles voor wysheid houden wat de PM"^"^™ die zig de moeite niet geeven van over de ««enlyke1 voor treffelykheid der leere van jesus behoorelyk natedenken, voor dwaasheid gehouden. , Wat is, by voorbeeld, algemeener,dan dat men den geenen gelukkig noemt, die in het ongeftoord genot der goederen deezes levens zynedagendoorbrengt ^ns wenfchen allen vervuld worden? maar leest daarentegen het geheele Nieuwe Testament, alle de leerftellingen, die zo we je« u s, als zyne leerlingen voorgedragen hebben , en gy zult in hetzelve niet eene eenige uitfpraak van deezen aart aantreffen. Zalig zegt Hy veeller, zy* zy die treuren, want zy zulfenv^rtroflt^rden; en evel zo"noemt Hy doorgaans d e geenen gelukkig, die door veelerleie wederwaardigheden ia hunne ziele droefheid gevoelen. „„„«•„■„j, En evenwel is deeze uitfpraak zo waar, zo voor reffelyk, dat ik dezelve reeds lange onder de onfchatbaarftekleinooteri der Christelyke leere gefteld heb: ik hoop zeker, u ooK daarvan te overtuigen, zo gy my eenige minuten uw- aan- ^ïwTCSferl trek gy zelf onze gedachten van alles af, wat onze opmerkzaamheid zou kunnen «ooren, en richt dezelven op uwe leere, die ons wys maakt, en zo veele gronden tot onze tevredenheid en geluk nevati Uw leering treffe 't vroom gemoed. Dat wordt gedrukt door tegenlpoed; Den halfhekeerden die nog zondigt; Den booswicht die het kwaad bemint; Hem , die vermaak in 't huichlen vindt ; Den dwaaler, die zig vleit dat hy uw woord verkondigt. Voorloopig moet ik u met eene ftelling bekend maaken, die u in den beginnen zeer vreemd ™* yootko™njj°?h die evenwel onlochenbaar is; het is deeze: de mensch, hetmeeZftukvanooD, is 'onder alle zichtbaars, dingen aan het meeste lyden bloot gefteld : het dier kent geen an. der lyden, als honger, dorst en ligchaamiykè fmart, u het I. deel. V  IJ4 C, C. SAlTZïfiN, gezond, en vindt het zyne weinige begeerten bevredigd, zo bevindt het zig wél; doch, hoe geheel anders ii het met ons gelegen! wy kunnen gezond zyn, kunnen onzen tafel tot overvloed toe v0I bezet hebben, en evenwel een onuitfpreekelyk lyden ondergaan. Genomen, wy hadden iets gedaan dat onrecht was: wv hadden een onfchuldig mensch door drift of moedwillige fpotterny bedroefd; ol hadden eene buitenfpoorigheid be. gaan, waarvan wy gevaarlyke gevolgen te vreezen hadden , zou deeze onaangenaarae herinnering niet onze geheele ziel in aandoening brengen ? of een v.in u, myne waarden I ontving in een vrolyk gezelfchap een' brief met zwart lak gezegeld, welke u het treurige bericht mededeelde, dat uw vader, moeder, of één uwer beste vrienden door eene fmartelyke ziekte uit de wereld gerukt was; zou niet op éénmaal uwe geheele vreugd ophouden? zoudt gy niet even zo weemoedig weenen, als of één uwer leden zwaar gewond ware? of gy had tegen den dag van morgen eene treffende onaangenaamheid te wachten, zou u dan heden het vrolykst vermaak wel kunnen verheugen ? Het is des onlochenbaar, dat de mensch duizende rampen treffen, die aan de dieren onbekend zyn: dan. het dier ondervindt flechts het tegenwoordige; maar de mensch ontrust zig over het voorledene, over het tegenwoordige en het toekomende: 5 wUUiu.öc 'T is waar, de mensch geniet op de Aard Dikwyls gelukkige oogenblikken; Doch even dikwyls komt de fmart Hem uit zyn blyden ftand verwrikken: De vreugde in 't menfchelyk gemoed, Heeft, als de zee, haar ebbe en vloed. Hier lydt dikwerf oprechte deugd; De nyd voegt by 't geluk verdrieten; lerwyl de boosheid zig verheugt, En eere en achting mag genieten : De rust op Aarde is louter fchyn, Daar wy niet vry van zwakheid zyn. - hau -jgt h.et ons mistrouwen tegen de wysheid en goedheid der Voorzienigheid inboezemen, dat zy het fchoonfte van alle haare zichtbaare werken , aan het meeste door" 2 h(,w,rpen - eefti e" 'er Zyn inderdaad verfcheidene , S ch !WI"? der ^igvuldige rampen die den ™« ui , e? 16 ondergaan» zo ver gebragtf dat zy het EE,yk;.- leveVerweDscht en h™ gelukkig genoemd hebben, die moeds genoeg had hetzelve te verkorten.  KORTE VOORSTELLEN. XX. 155 Hoe welkom moet ons daarom de uitfpmk van onzen Heere zyn, welke over den zwarten nacht die ons lot bedekt, een helder licht verfpreidt, ons lyden niet als elenden , maar als eene weldaad voordek, en hun gelukkig noemt, die leed verdraagen, of van wegen allerleie wederwaardigheden treuren! en waarom worden zy gelukkig geheeten? daarom , om dat zy vertroost zullen worden. Troosten, is iemand die zig door onaangenaame voorftellingen ontrust, op iets aangenaams opmerkzaam te maaken, waardoor hy gerust gefteld wordt: wanneer, by voorbeeld, een leermeester tegen zyn'leerling, die door eene zwsare hoest gekweld werdt. zeide: wees te vreden! dit geringe ongemak is niet fchadelyk voor u-, maar het zuivert uw ligchaam, en uwe gezondheid zal 'er door bevestigd worden,zo heeft hy hem op iets aangenaams opmerk, zaam gemaakt — hy heeft hem getroost. Troost is des iets zoets, en is gefchikt voor lydenden; gevolglyk genieten lydenden hierdoor iets goeds, dat hun zonder lyden onbekend zou zyn gebleeven. Zo is ééne der fchrikkelykfte fmarten die den mensch kan treffen, het berouw; en evenwel kan het troost werken! ftel u een' man voor, die tegen zigzelven zeggen moet: gy zyt een dwaas, een booswicht! gyhadt door orde en vlyt u kunnen gelukkig maaken; maar gy hebt door wanorde, verkwisting en traagheid uw welzyn met voeten getreden; gy had door het wèl waarneemen van uw amt, door werkzaamheid en wèl te doen, uwe broeders kunnen verheugen; masr gy hebt door luiheid, liefdeloosheid en list hun bedroefd; zo dst zy om u moeten zuchten; moet gy nietbekennen.dat deeze een verfchrikkelyk lyden,ondervindt? en evenwel is de zondaar, die berouw heeft, te pryzen: voorzeker is hy gelukkiger, die zó leeft, dat hy zyne handelingen kan billyken; maar, wanneer nu een mensch éénmaal zo dwaas gehandeld heeft, dat hy van den weg der deugd is afgeweeken, zo is 'er niets gelukkiger voor hem, dan het betoonen van berouw. Zonder berouw, zou hy fteeds voordvaaren, zyn eigen geluk en het geluk zyner broederen te verftooren; maar het berouw vertoont hem hetaffchuwelyke van zyn gedrag, het fpoort hem aan om na verbetering te trachten; hy wordt door hetzelve aangezet, met ernst aan het afleggen van zyne Hechte gewoonten te arbeiden , na deugd teftreeven; en zo brengt hem eindelyk het berouw, hoe hevig het hem ook in den beginne pynigde, tot het genot van het hoogfte genoegen waarvoor wy hier vatbaar zyn. Het biyft evenwel aitoos waar, dat hy gelukkig is, die V 2  C «. SALTZMAN, altoos zo leeft, dat hem zyne handelingen niet behoeven te berouwen; doch het is ook waar, dat hy gelukkig is oie als hy onrecht gedaan heeft, berouw gevoelt; want het berouw baant hem den weg tot vreugde: o mogten toch al ien, die eenen Hechten weg betreeden, door berouw getroffen worden! God! zend droefheid in 't gemoed, Hem, die tegen u misdoet; Laat u jongst gericht hem trefftn; Laat hy duidelyk befeffen, Dat hy 'e wereldsch goed flechts acht, | Niet na 't onverganklyk tracht: f Groote god! verftoor zyn' vrede; Dat hy 't rechte pad betreede! De goederen deezer wereld hebben voor ons allen eenige bekoorelykheid, derzelver verlies kan ons daarom niet onverfchillig zyn; dit ondervindt hy het meest die aan dezelven het fterkst verkleefd was. Hoe onrustig moet een mensch zyn, die zyn vergenoegen blootlyk in aangenaame gewaarwordingen zoekt, en naar niets meer tracht, als om zinlyke vermaaken te genieten • wanneer eene kranktehem nederwerpt, wanneer de fmaaklykfte fpyze hem walgt, de verkwiklykfte drank hem bitter fmaakt, en hy zig genoodzaakt ziet zyne gewoone vermaa. ken te meiden, zyn tyd in eeneeenzaameziekekamerdoortebrengen; welk een hartenleed moet hy gevoelen, die zia gelukkig acht, wanneer de geheele wereld hem met lof! fpraaken overlaadt, als zyn eer gekrenkt en zyne handelingen verdacht gemaakt worden! hoe onuitfpreekelyk groot moet de fmart van een mensch zyn, die ai zyn vreugd en geheele tevredenheid in zyn geld en goederen vond, wanneer door oorlog, brand, ongelukkige plytgedingen,en andere treffende toevallen den grond van zyn geluk geheel omvergeftooten wordt! hoe ontroosbaar moet hy zyn, wiens hart aan een by hem zeer hoog gefchat voorwerp verkleefd is wanneer hy deszelfs doodbaar moet volgen ! Ondertusfchen is ook deeze foort van fmart zeer heilzaam , wanneer men 'er een nuttig gebruik van weet te maaken. De goederen deezer aarde, hoe aangenaam derzelver bezu qok moge weezen, zyn tot op verre na die dingen met, die den vernuftigen, den onftervelvke mensch gelukkig kunnen maaken; zy kunnen noch ons verlrand opklaaren, noch onze kennis veredelen, noch ons hart tevreden nellen: dit is eene gewigtige waarheid; zy is evenwel moeje.  KOK T E VOORSTELLEN. XX. IJ7 lvk te gelooven voor hem, die altoos iu het ongeftoorde Snot der verganklyke dingen blyft; zyn begeerten na de. felven wordt, hoe meer hy dezelve bevredigd ziet, hoe anger hoe onmatiger: hy, die aan zyne zinlyke lusten fterk verkleefd is, gaat het volbrengen van dezelven zo zeeraar, het Eart , dat'hy voor het lot zyner broederen geheel gevoelloos wordt: de roemzuchtige kan, wanneer zyne begeerten altoos verzadigd worden, ligtlyk daartoe komen dath alle., om desroems wille, doet; iedere goede daad die voor de wereld bedekt blyft, of die hem, zo hyjnecin t denfpot der wereld op den hals zou haaien, achter laat; en waartoe komt eindelyk een mensch niet, die het geld bemint, zohy maar in de gelegenheid gefteld wordt van zynen wensch te kunnen vervullen? hy, die voor zynen broeder eenen befchermèngel moest zyn, wordt een tyger die in het verborgene loeft, hoe hy buit maaken, en het goed van anderen t0HÏflvdeSe,ndeafmarten, zyn de krachtigfte middelen,om d*n mensch van zyne dwaalingen terug te brengen: wanneer men de goederen deezes levens even als een rook ziet verdwvnen, dan erkent men haare rechte waardy ; dan ziet men dat ze flechts in ftaat zyn, ons vergenoegen eenigermaate te bevorderen, en den last van den arbeid te verlieten ; maar, dat zy ons niet beter maaken, zeer onzeker zvn, en dat het des dwaasheid is van dezelven zyn geluk tè verwachten; dit dringt ons eene andere foort van gelukzaligheid te zoeken , die minder aan de verganklvkheid onderworpen is: de wederwaardigheden die ons van buiten omgeeven, noodzaaken ons, tot ons zeiven intekeeren, en ons de fchat van een goed geweeten te bezorgen, die meer hartvenroostende vreugde fchenkt dan het bezit van eene geheele wereld. De grootfte verftanden zyn daarom altoos door lyden aangekweekt geworden, en het is bekend dat de Christen, door niets zekerder tot gode behaagelyke werkzaamheden tot beheerfching van zigzelven, en hartlyke menfchenliefde wordt opgeleid, dan door lyden! de grootfte leeraar onzes geloof, heeft zelf geleden, heeft zelfs de bitterheden des menschlyken levens gefmaakt, en ayne navolgeren laaten aanzeggen: Gy zult door veele verdrukkingen tn ffet ryke god's ingaan. Door't lyden wordt gy wyzer, En keert u ligt tot god; Het beste is niet op Aarde, Daar heerscht een wankel lor: Op de Aarde is niet uw vasten ftand, Ze is 't pad flechts naar uw valtrland. V 3  5*8 c' « SA L T Z M A N, Alle wederwaardigheden deezes levens, zyn, op at** ven genomen, onaangenaam; maar zy zyn on^noodE wanneer wy wys, wanneer wy goed worden, wanneer Wv de vreugde der vroomheid genieten willen; zy zyn ™s nrtz7 2ZlrTl K,terheid °nS v"hemelte samentrekt ; doch die de kracht hebben om onze gezondheid te bewerken lk noemde zo even nog eene foort van lyden dat üit het aandenken aan f.nartlykq,voorvallen, die n onzeafwezen betd^ebenrden, of ons in hec toekomende StaE? h£„°X-dfZQ f°0rt van iyden trefc onze ziel geweldig-hoe lZëyXZy'Z"neel Wy Va" ee" «elfden wóldïer! want ot vriend die ver van ons verwyderd woont Hp richt bekomen, dat hy gevaarlyk ziek is, en wv kunnen Sd&S? ^e™°^S *H hem geen troosdjk woord toefpreckeu; nem geen' raad geeven, niet by zvn ziekbed de waoken en door onzen byftand zyne fmarten veSet.' hoe> beangftigd zig een koopman, "die in één fch p e"n S gude-elte^^ermogen gewaagd heeft w nneer -er een hevige ftorm ontftaat, van welken hy niet aS ten, veelhgt tegen de klippen werpen zal, en hy kan 'er niet na toegaan, niets tot redding van hetze ve doen - hoe lyden wy, wanneer wy in de toekomst inzien en niet dan droevige vooruitzichten hebben, door gebrek, vervolg en andere elenden gedreigd worden 1 vervolging En nogth-tns is ook dit lyden tot onze tevredenheid hoogstnood.g: by alle onze kennis en krachten zyn wv tog zeer onmagtige fchepfelen, die van hunne wenfchen altoos de minfte volbrengen kunnen; maar'er is een o diehetmenschlyk lot nsarzyneeigene wysheid rchikt teeen wiens beiluiten den mensch zig te vergeefs verzet dk waaerTVy We£ten' * m°eteU Wy Sevoeien» dewyl'het _ Wy worden door niets beter en ligter tot deeze erkente rus en dit gevoel gebragt, als door bekommering over 'f weezige en toekomende dingen: hoe levendiger wy ons" het gevaar voordellen, waarvan wy in onze afwezigheid of m het toekomftige bedreigd worden, zo veel te meer worden wy ook overtuigd, dat onze krachten niet toerei ken om dezelven aftewenden: zo wy nu in deeze groote verlegenheid iemand vinden konder./welke in dien atlfand voor ons best zorgde, die over de toekomst heenchte en magt en wysneid genoeg bezat, om ons heil voor het toe" komende te bevorderen , zouden ons wyniet bereidwiUi-ff» zyne armen werpen, en door de welmeenendfte bede hem  KORTE V O OR STELLEN. XX. 159 trachten te beweegen, dat hy onze zaak wilde aanneemen? wel nu, dit voorwerp is 'er; het is de Alomtegenwoordige, de Alwyze, de Almagtige, de Eeuwige, o hoe troostlyk moet het aandenken aan Hem voor bekommerden zyn! hy, die door alle de vreugden, die deezen goeden Vader m zynen fchoot uii ltortte, niet tot het gevoel zyner grootheid en goedheid gebragt werd; maar even als een weérbarttig kind de weldaaden genoot, zonder aan den Geever teldenken , hy vindt zig nu gefterkt door de gedachten: er is een goede god, die voor uw welzyn zorgt, die m uwe afwezigheid, aan alle plaatfen, voor u best werkzaam is, en voor ieder jaar van uw leven vreugde bereid heeft: deeze gedachte is eene b Tem, -waarby hy zig wèl bevindt, en die hy zig dssrom meermaalen herinnert: zyne wenfchen. zyne beden zyn nu altoos gericht tot Hem, die alk hulpe verleent welke op de aarde ondervonden wordt. Des maakt ons het lyden tot het genot der hoogde vreugde, tot den omgang met god bekwaam, die men 111 de zorglooze dagen, of in 't geheel niet, of althans niet innig genoeg geniet: bekommeringen voeren de verdwaalde kinderen tot haareu Vader! Gezegend zy het lyden Dat my aan onze reuk, her ooft, de Siden W 'eVeren' voor hoe veel verkwikkingVm,,i,„ '.de bI°emen n et op! fpvzen genieten? ff eene" ÏLmei'. W«D«« wy «Se nen zwaaren arbeid l „ Lfa fem ,s het * nagedaafluiten en in de v^komènfre rn« » zvne oogen te 'ergaat zelden een d«°o"Sv dar » tJ™' "«"«""«eren! genoegens, die col'vO0onIV'"!1" de zee ™ een gedeelte fcheppen kunnen rheeD ,aat ftr°°*en, ^i'^SL^^r ötibeftendig achten; nooit leeren wv h«.« ' ^ .wy ze niet meer als wanneer wy ze önTbeeïen m fdy h°0ger fcha»en, verwekt een vrolyken da/ „n W ^ gen, weder in onze ziele knnnpn n? ' , onze zintui' uitfpreekelyk genoegen veïchaft ïenT' W-6lk een on' rnaaltyd, en lenen Wsfchen 5,nnt" ,hoD«er,gen eenen dorst verdroogde! me wd J? ^ tonS die van wachten wy den flaTo J,Lï Ulteeftrek' verlangen ver^ddeze^ rmaa/eVzS ^^l^^m « WïïL mp\ 00g? aIwyze Schepper' Niet zo kunstig zaamgefteld; Wat zou my al 't wonder baaien uat alomme uw magt vertelt? Konde ik meer of milder bo0ren, Dikwyls trof my leed of pyn; \TI ïb£!; zo,u my niet ««elen, En de donder doodlyk zvn- i Eeuwlg zy uw lof gezongen,' Oroote god! voor 't geen ïk hen • ^LetTon? h^ medegedeeld die de dieren misS, \ e ,erlde k"d«en baare menigte vreugde verenndLheeftons eene ontelhaare werken .onbekend blyven. ' 6 ZyDe overige zicht-  KORTE VOOR5ïy(,LJ Ui XXI. 76$ Wy vinden ongelyk meer genoegen in de Natuur, dan de geheele maatfchappy der diereu: deeze gevoelen flechts het aangenaame en zoete, dat in ettelyke dingen verborgen is; maar wy kunnen verfcheïdene dingen in haar verband nagaan, en daaruit genoegen fcheppen: wy zien overal orde en wysheid in, en kunnen ons daarover verheugen: ons verkwikt niet alleen de vrucht der boomen, maar wy vermaaken ons ook in haare voordbrenging en wonderbaare zamenftelling: wy herinneren ons by het befchouwen eens appels, hoe zy eerst bloefem was, en hoe zydoor medewerking van zo menigvuldige krachten, door de wortelen des booms, tedere buisjens en bladeren, door het zout der Aarde, den regen en dauw des Hemels, de warmte der zon, van een bloefem een appel geworden is; en in zyne kern ontdekken wy het zaad voor volgende boomen: wy voelen niet alleen de warmte van de ftraalen der zonne; maar wy berekenen ook, hoe groot die zee van vuur zyn moet, die in zo eenen wyden afftand op ons werken kan, en weeten, dat, behalven onze Aarde, ook nog veele andere hemelfcheligchaamen daaraan deelneemen: al de vreugde die het befchouwen van een' hemel vol fterren, van de wysheid en orde die aan derzelver inrichting ten koste gelegen is, verfchaft, behoort onder alle de bewooners der Aarde, alleen aan de menfchen. Den mensch heeft, om zo te fpreeken,eene fcheppende kracht, door welke hy het getal der vreugde, die de Natuur oplevert, vergrooten kan: wanneer de winter eenen aanvang neemt, en de koude Noordewind over fneeuwvelden en ysbergen loeit, zo verfchaffen wy ons, door kunst, in onze kamers de weldaadige warmte van denzomer: wanneer het licht der zonne ons verlaat, zo verlichten wy door een eigen vervaardigd licht de donkerfte nacht: wanneer de lente voorby gegaan is, zo vertoont ons het fchildery, dat de hand eens meesters voor ons vervaardigde, nog haare fchoonheid; en wanneer het ge zang der fchepping zwygt, zo roeren wy het fnaarenfpel, en vervullen de lucht met zo menigvuldige harmoniqua toonen, dat wy ligtïyk het gezang der vogelen daarby vergeeten kunnen : hoe vermenigvuldigen wy de verkwikking van den fmaak, bereiden de druiven en andere gewasfen, tot verfterkende en vervrolykende dranken. Het geflacht van menfchen, dat zig over de geheele Aarde verbreidt, ftaat met elkander in een verband, en hier uit fpruiten milioenen van genoegens, die wy, wanneer wy afzonderlyk, of iu kleine, van de groote familiën afgefcheidene maatfchappyen leeven wilden, zouden moeten X 2  %H C e. SALTZMA N, fchen In e« «re'fch» Smi«bet-' WaD"eer goede men" wereld bericht- en L™» Wy' u,t a,le oorden van de den ' en Ikar de ih f Wy m een «"^vertrek tree- Hoe fchoon is de hemel ; met glanfen verfierdl Die prachtige hemel denke evenwel niet: De meDSch (Tcchu kan denken ; de ryke Natuur Kan zelv' haar fchat niet, . om Wft zy niet denkt; Voor ons js het wee ten; wy kernen alleen, En god en zyn werken _ hoe groot is de mensch t Alle deeze vrengden heeft de Christen de m„,„i. die na de grondregelen leeft, welke ies „ n, menscb. de wereld heeft "medegedeeld , me andere" «fctoS" meen: doch even als het geliefdfte, het■ Sorzl JL' kind van zyn goeden vader, boven dêanderen .1 ™■ fcheidene vreugden vergund, die anderen, daarentegen el heel ntet, ol flechts half kennen. daarentegen ge- Daar onder reken ik de vreugde yan wèl te doen: wie  KOR TE VOORSTELLEN. XXL 15jf heeft Merker beweegredenen om wél te doed, als de Christen, die de grootfte weldoener en menfchenvriend jesuï christus, tot zynen Leeraar aangenomen heeft, die ge. looft,-dat god in 't verborgen ziet, iedere goede daad opmerkt, iedere goede daad eeuwig beloonen zal? Hy zal alzo veel yveriger de gelegenheid opzoeken, waarin hy zynen broeder verblyden kan. Met hoe veel vreugde moet derhalven het leven van een Christen doorweeven zyn! — wanneer een kunstenaar zyn beroep getrouw waarneemt; geen' dag voorby laat gaan, zonder iet te arbeiden, zokanhetnietmisfen, of hy moet, van tyd tot tyd, zyne ftukken vermenigvuldigen, en hier en daar iet vinden war.rvan hy bewust is, dat heb ik gemaakt: bewust te zyn, van iet goeds en nuttigs gedaante hebben, is uitneemend zoet; wat is derhalven van een mensch, die zig dagelyks in wèl te doen oefent, anders te verwachten, als dat hy hier en daar gelukkige menfchen ontmoet, van welken zyn hart hem ztgt, tot het geluk van deezen mensci. hebt gy iet bygebragt: daar zit een vergenoegd huisgezin, dat hy aan brood hielp; daar gaat een yverig man, dien hy, als een arm kind, eene goede opvoeding bezorgde; hier omhelzen hem een paar menfchen, die hy met elkander verzoende; daar wandelt een mensch die hy op zyn zfekbedde verkwikte, en hem, door die verkwikking, het leven redde: hoe gelukkig moet een mensch zyn, die zigzelven hiervan bewust is! al wordt dan ook zyn eigen toeftand eens kommerlyk, zo vervro» lykt hem tog altoos de gedachten aan dat goede, dat hy in de wereld gewerkt heeft: Hoe aandoenlyk is 't genoegen Als men hulp beweezen heeft! Als de geen dien ramp doet zwoegen, Door ons medely herleeft: Als door ons 't bedroefde hart, Zig ontheven ziet van fmart. Tot de blydfchap die de Christen voornaamlyk geniet, behoort ook het genoegen des gebeds; want wy kunnen door geene enkele gevolgtrekkingen, rót de volkomene zekerheid komen, dat de Heer des Hemels en der Aarde onze gebeden hoort en geneigt is dezeive te vervullen; maar wel doorliet geloof aan zyne toezegging: Bid, zo zal u gegeeven worden, en aan die van zyn lieveling johannes: Dit is de blydfchap die wy hebben tot g o d , dat, zo wy om iet bidden na zynen wille, Hy om verhoort. X 3  *»* «. G. S A L T 2 M A N , trouw sn van Hem hoepen kan, dac Hy al zVn Ivden Itl vaan' SKK ofT 0115'ie'fh<*°enden en onzen wel- SpTek°e„dm0zgyt11fy t0Ch a"en met d«"fo0nnvaneblygde: Bidt dikwyls god, en Imaakt in vreugde WH™. vnendelyk uw Schepper is; S Bidt dikwyls ooi,, en fmaakt zyn èoedheid In 's werelds diepe duisternis: fe0edheKi' ^od hoon u, en zyne eeuwge magt. Geeft troost in druk, in zwakheid kracht. '^^^^^^^^ fe* "n, toekomende hebben -eene v°oruitzicluen voor het zien kan ™ r j e elende dle WY " het verfchiet Sely\anda7r^S?SSmer T™™/*? d" ÏÏÏE fchoon huis dat alij L -f' k W001,de heden »' een en wist, da het in de foe. JrïLT gen?egen koD ««ve», en geheel in de asfche' ^fek Zoude Ebranden in kunnen vermaaken êëeö' Z°U lk er mv dan 11U ^  K0RTB V'OCRST ELLEN. XXL 167 Jesus CHRisTusgeeft ons, met betrekking tot het toe» komende, volledige gerusftelling ! naar zyne verzekering is voor iedere dag van ons leven ook reeds ons geluk beftemd: Zorgt niet; zeide Hy ons, uw hemelfche Vader weet alles wat gy noodig hebt: en naar zyn getuigenis, zal hy, die zyne leere opvolgt, nimmer fterven; zyn dood zal alleen eene overgang tot eene betere vreugde wezen. Die nu dit gelooft, en van gantfcher harte zig op zulke toezeggingen verlaat, moet die niet uitneemend- gelukkig zyn? iedere vreugde, die hy heden fmaakt, geniet hy geheel, de toekomst maakt hem niet bekommerd, om dat hy weet dat zyn waare Vader voor dezelve zorgen zal; ja zelfs het aandenken aan den dood, verhoogt iedere vreugde, verzoet alle lyden: in ieder angfttg oogenblik denkt hy, wanneer ik eens uit den ftaat der beproevinge verlost ben, dan heb ik geene bedroevende ftonden meer te wachten :in iederen vergenoegden dag hoopt hy: god! fchenkt gy my reeds hier in deeze myne onvolkomenheid zulke vreugden — hoe groot — hoe onuitfpreekelyk groot zal dan wel myne zaligheid zyn, wanneer ik alle myne tegenwoordige gebreken zai afgelegd hebben; wanneer ik, gelyk een engel, met vrolyke bereidwilligheid, uwen wil volkomen zal volbrengen! Op myn ziel, weest wel te moê, Hoe fchoon licht u de Godsftad toe! Hoe ook uw lot zy wiLniet vreezen, Hierna zal 't eeuwig vreugde weezenLieve jonge vrienden! erkent toch in dit alles, hoe goed en vol liefde god uw Vader is, Hy laat, wel is waar, veel lyden over den mensch toe, en zal het ook over u toelaaten, dewyl de wyze Vader weet, dat tuchtiging voor zyne kinderen noodig is, zullen zy goed en gelukkig zyn: maar ook ontelbaare genoegens die alle lyden verre overtreffen, heeft Hy voor u bereid: het komt nu op u aan of gy ze genieten wilt: alle genoegens die op uwe zinnen losltroomen, zullen u niets helpen , wanneer gy door onmaatigheid, onkuischheid en andere buitenfpoorigheden, uw ligchaam krenken, voor het genot der genoegens onvatbaar, en alleen voor de fmarten vatbaar maaken wilder.- de vreugde die Hy voor vernuftig denkende menfchen beftemd heeft, zouden u onnut zyn, zo gy uw verftand niet zo opklaardet, dat gy het fchoone 't welk in de wereld is, gevoelen; dat gy de orde, die in de wereld heerscht, bemerken, en dat gyu met meet verlichte menfchen  l6"8 C. G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XXL onderhouden kondet: want neem een man die niets anders geoefend heeft, als de kracht zyner armen, en ftek hem ia een boekvertrek, of in een kamer die met de beste fchilderyen opgefierd is, of ineen gezelfchap van zeer kundige menfchen, zalhy niet gelooven ineen geheel vreemd land te zyn; zal hy wel aan eenig genoegen, dat hem zo overvloedig wordt aangeboden, deel kunnen neemen? — en de vreugde, de onuitfpreekeiyke groote vreugde, die christus de zynen heloofd heeft, zult gy die ooit kunnen fmaakeni, wanneer gy niet die liefderyke gedragingen . dat kinderlyk geloof hebt, dat christus verlangt van ieder die zig zyn navolger noemen wil? zoudt gy het god. Iyke genoegen van wèl te doen, kunnen fmaaken, wanneer gy alleen een flaaf van uwe lusten zyn, alleen voor u zeiven denken en arbeiden, uw broeder niet als een deel van u befchouwen wildet? zoudt gy c o d, de zachtmoedige, verdraagzaame, de liefdevolle, de voor der menfchen geluk altoos bezige, god, met overeenftemming van uw hart Vader noemen, u in den omgang met Hem verheugen kunnen , wanneer gy Hem niet als gehoorzaame kindereii gehoorzaam waart? zou u het uitzicht in de eeuwigheid wel kunnen vervrolyken, wanneer gy daar niets, geene veraangenamende gevolgen uwer handelingen, te verwachten haddet?  T WE E.E:N-TWIN TIG STE VOORST Et-. Over mattheus V; vs. 5 • Zalig, zyn de zacht moedigen > want zy zullen het aardryk bezitten. De menfchen zyn niet zo, zo als zy behoorden te zyfi; naar god's oogmerk behoorden zy, als waare broeders, zamen te leeven; het geheele menschlyke geflacht moest Zig als één huisgezin, ja als één ligchaam befchouwen, en altoos de eene het geluk en het genoegen van den anderen trachten te bevorderen. Doch dit gefchiedt niet: veelen, helaas! zeer veelen, denken op niets anders als haar eigen voordeel en genoegen, en jaagen die met zulk eene hitte na, dat zy dikwyls hun evenmensen, hunn' broeder daardoor in zyne tevredenheid krenken, zonder hetzelve eens te merken; en, wanneer zy het merken, zig zoeken te overreden, dat de liefde tot zigzelven, hun verbindt, andere liefdeloos te behandelen. Het is daarom onmogelyk, in de menschlyke zamenleeviug, zoals die thans is, te verkeeren , zonder rasch hier of daar beledigd te worden ; en deeze beledigingen zyn fmartJyk zeer fmartlyk! zo min men in ftaat is, het zo verre te brengen, dat eene wonde aan ons ligchaam, geene fmarte veroorzaakt, even zo min kan men verhinderen, dat de krenking die men ons in onze eere, of ons voordeel toebrengt, onze ontevredenheid niet zoude gaande maaken. Hoe zullen wy ons nu in zulke gevallen gedragen? Hier is, myne waarden! weder een punft, waar de zedeleer van jesus, onzen Heer, zeer verre van de gewoone grondregelen der wereld, afgaat. De menfchen houden gemeenlyk ftaande, dat een mensch die op zyne eere gefteld is, geene hoegenaamde belediging op zig kan laaten rusten; hy moet zynen belediger aangrvpen en hem zyne ontevredenheid laaten gevoelen, zo dat hem de lust vergaaiom hem weder te ontrusten, enan. deren daardoor tot vreeze voor hem gebragt worden. Tesus raadt daarentegen, juist het tegengeftelde; Hy verlangt van de zynen, zachtmoedig te zyn, en hunne oploopendheid, zo veel mogelyk, te onderdrukken; ja hy noemt die geenen gelukkig, en belooft hun eene byzondere belooning, die deeze zynen raad zullen opvolgen; Zalig, zegt Hy, zyn de zachtmoeiigen; want zy zullen Het aardryk bezitten. \. DE Et. "  lï° C' e' S A L T Z M A lï, Zalig zyn de vroome lianen , ti„ di" ,e vreden met hun lot. Hunnen vyand lydzaam dulden, hem be veelen aan hunn' god: iJeeze zal hen niet verlaaten ; Maar zyn vloek ligt op het haaten. vü w!lgm1ffilfI,r,sk van onzen H^re waar iS, en nee K eerstX rhS'TzuHygaarne 'oeftemmen, wan. 5„re° f/V z'? onfooven laaten, zonder het germgle, tot hunne verdediging, in 't werk te ftpii-n. & zou christus ons zulk ege,',e vernederende hart/^ kunnen aanranden, daar noch Hy zelf „Tc*zyn" Tp0S. TuT'in'^T behben ^ond ^ bezitten F ctV^ Tus, in den drang van arglistige wanden • p a r,r V' voor den Rechterftoel. verftrekken altoos to? Oorbeelden van eene vrymoedigheid en onverfchrokkenheid diemet eene zekere bewustheid hunner onfchuld.ied« lastering jeder onrechtvaardig oordeel wederfpreekt lastennS' zef^Ztteid beftMt V6eI meer in eene matiging on. iemand Tv met oZZT8!" ledigingen: wanneer m^nfcnenTove my Uk ÏÏ^eS! VM mede- myne achting ra eere berónS- Wy'S' die my van lykheden uitbreeke, en geeft zie alle m » ? vyand' leie voorftelli„ger:,'omn S ontev ed^ d"rd°°r alle,r" ken: doch even gelvk hv »™Z11 reder?eid te verzwakbeftrydt, Zoek^gy L„ Je" Here z vh^ ^ J"""0^ zyne eere, zyne recht™ S£If** te verdedigen, kan hy dit niet ander, als l^rX *oederen te behouden: zo dol: hy het^enw'el ^ngaar^ie Vyanden doeD. omVd~ïnkSist zi* a"e moeiten, waarvan hy befchuldigd worq? ' geSne te doen>  KORTE VOORSTELLEN. XXIÏ. zfï ïk kan dit niet beter ophelderen, als met een voorbeeld: genomen, een myner lieve leerlingen , werdt eens ven ie-, mand beledigd; hy werdt , zonder grond, van d^e eene of andere kwaade daad befchuldïgd, zo zou hy noodwendig te onvreden worden; ja, wanneer hy 'er geheelonverlchillig by wilde blyven , zou zulks een bewys weezen, van eene flarperige en onedele ziele: maar nu is het tydpunft daar, waarin hy toonen ban, of de edele deugd van zachtmoedigheid hem ontbreekt: gaat hy in zyne ontevredenheid zo verre, dat hy zig daardoor laat beheerfchen, dat hy zig daardoor in zyn' yver, in zyne gemoedsrust laat itooren, dat hy zynen belediger met fcheldwootden aangrypr, of op middelen bedacht is, om hem te benadeelen» 'kan men hem dan wel de deugd van zachtmoedigheid toefchry ven % maar dan, wanneer hy zig moeite geeft om het aangedaane onrecht te verkroppen; wanneer hy op middelen bedacht isom2yne onfchuld zelve te doen fpreeken; wanneer hy, zo het niet anders kan zyn, in 't vertrouwen 'ei zyn' leermeester over fpreekt, en zyne befcherming verzoekt; wanneer hy van dat oogenblik aan, zig voorneemt, recht ertiftig over zigzelven te vvaaken, op dat niemand iri fhuzy, hem iets kwaads te verwyten;dan zoude, ik zeg&en, dat is eene voortreffelyke, eene edele jongeling, die de deugd van zachtmoedigheid betracht. Deezé foort van zachtmoedigheid beveleh christus en zyne Apostelen altoos aan de belyderen des Christendoms: de eerde Christenen waren van wegen den Godsdienst , door welken zy zig van andere menfchen onderfcheidden, altoos de voorwerpen van den algemeenen haat: 'er -was geene boosheid, noch fchenridaad te bedenken, dié rr.en hun niet aanwreef: wat ried de Apostel huti in deeze treurige omftandigheid?befchimpingen,metbefchimpingen-, lasteringen, met lastetingen te vergelden? geen, zins! zyn rand is deeze: Leidt eenen onberiipelyken wandel ender de heidenen, opdat zy, die van u fpreeken, als van kwaaddoeners, uwen goeden wandel zienl En zou Zulk eene, die in deezen zin de zachtmoedigheid betracht, zalig, gelukkig te noemen zyn? ik geloof -volftrekt; want die niet zachtmoedig is, die is toornig;ert toorn, o dit is eene verfchriklyke toéftand der ziele! ziet zeiven een toornigen aan, hoe zig alle zyne gezichtstrekken misvormen, welke onzinnige woorden hy uitftootj hoe haatelyk hy in alle zyn verrichtingen isl hy raast èri woedt; hy drukt, door gebaarden, woorden en handelingen j de verregaandlte ontevredenheid met zynen rotffand uit — kan zulk een mensen «rel gelukkig 2yn? ih aeth ü ineri Y a  I?2 C. G. S A L T Z M A N , onbekwaam, ook zelfs om de geringfte vreugde te genie* ten: de toornige gaat door de bloejendeNatuur, en ondervindt niets van alle haare fchoonheden,- de ontvangenebelediging legt hem altoos op het hart en beangftigt hem; de beste maaltyd is hem onfmaakelyk; de onfchuldigfte fcherts beledigt hem,- het voortreffelykfte boek is niet inflaat hem öptevrolyken, zelfs de flaap, die trooster der eiendigen, fchynt zig voor hem te ontzetten, en vliedt van zyne legerftede. Onmogelyk kan een zo verfchrikkelyke en onnatuurlyke toeltand de gezondheid bevorderen; en daarvan daan heeft men veele voorbeelden, dat deeze woede dikwyls de menfchen fpoedig naar het graf fleept, of, van tyd tot tyd, het merg hunner beenderen verreert, zo dat zy in hunne jeugdige jaaren reeds grysaarts gelyken. Toorn'. . o welk een verfchrikkelyke toeltand! Stel u nu een mensch voor, die door getrouwe pogingen zo veel krachts ontvangen heeft, dat hy de razerny den *t&* en het toomlooze paard gelyk: hoe meer hy daarentegen zyne ontevredenheid weer te beheerfchen hoe werkzaamer zyri verftand kan zyn 5 hy fe daardoor in l om roe1 voorzichtigheid op den rechten weg der braafheid voordtegaan, zynen vyand alle gelegenheid te beneemen om hem te fcbaden; met koelen bloede óp middelen te denken, om.z.g tegen hem te verdedigen: zo zeker al" het derhalven is dat de mensch het boosaartigfte en fterk fte dier beheerfchea kan, zo zeker is het ook, dat de" zachtmoedige, den toörnigen kan overwinnen: het is on lochenbaar: De zachtmoedigen zullen het aardnk bezitten Ik geloof, myné waarden! door deeze befchouwini? i genoegzaam te hebben overtuigd , dat een zachtmoedige veel gelukkiger is dan een ander, die zig door toorn laafc beheerfchen; maar ik wil het u niet verzwVgen dat aÏ uitoefening der zachtmoedigheid by uitftek zwaar' is • zri ik derhalven niet geheel te vergeefsch wil gefproken hebben moet ik u ook noodzaaklyk middelen aan de hand geéven' doordeaanwendirigvan welken gy de edele, godlyke deugd de zachtmoedigheid verkrygen kunt. "cuga i.) Gelooft niet , dat toorn en wraakgierigheid teke. nen van moed en krachten zyn! want om toornig te zvn behoeft men niets meer te doen, als zyne nafuurlyke hm*! tocht den vryen loop te laaten; maar om zachtmoedig te zyn, moet men veel nadenken, veel tegen zigzelven kam? pen; een toornig mensch, dit is lochenbaar, i( een zwif mensch, ca;voordgelleept wordt, waarheen hem zyn drift voert: een zachtmoedige daarentegen, is een veel fterkèimensch; wanneer "hy tot töorn getergd wordt, heeft hv kr ehts genoeg om zyn drift te beteugelen en aan banden té leggen; wanneer gy ditrecht vat, hebt gy reeds half geze?e! , praald: daarenboven, wie zou zig lieï vetwyt vari zwakte niet fchaamen? 3 *'c II.) Selt altoos vast, dat uw belediger het zo kwaad niet meent, a!s het u toefchynt: o god! konden wy alle de ee;lte oorzaaken der ons toegevoerde beledigingen doorgronden ! wy zouden voorzeker niet lang op iemand toornig kunnen zyn: dikwyls worden wy beledigd, blootlyk uit rnisverfhnd, omdat onze belediger veelen onzer woorden, ofdaaden met wèl verftaan heeft; dikwyls is zyne boosheid het gevolg eener flechte opvoeding; dikwyls oncftaat zy uit eene traagheid *of overvloedige fcherpre van  KORTE VOORSTELLEN» XXIL zyn bloed; wat zal men na een mensch doen, die het ongeluk gehad heeft Hecht opgevoed te worden, of die uit eenig ligchaamlyk ongemak tegen ons zondigt? beklaagen, beklaagen moet men hem, als een ongelukkige ; maar niet haaten; niet den armen ongelukkigen , nog ongelukkiger iriaaken. III. ) Leert u zeiven kennen! o hoe dikwyls veroorloven wy ons woorden en daaden die anderen tot fmart zyn! wat verlangen wy in dit geval? vergeeving, toegeevelykheidr waarom zouden wy dan aan anderen niet toeftaan, wat wy in dezelfde gevallen van hun verlangen? IV. ) Let 'er toch op, dat onder de goede regeering van god, alles, alles zonder eenige uitzondering, ook de woede onzer vyanden, tot ons best moet dienen: dit is eene verhevene gedachte: mogten toch uwe zielen groot genoeg zyn om die te vatten! zo rasch gy deeze gedachten gevat hebt, en die altoos levendig houdt, zo zyt gy voor de edelfte zachtmoedigheid vatbaar; wanneer u dan een boos» aartige aangrypt, of door bedrog u zoekt te benadeelen, of u woedende aanvalt, zo ontfta in u de gedachten: myn goede god zendt my weder een mensch toe, die myn geluk moet bevorderen: hoe listig hy het ook aanvange; hoe zeer hy zig ook vermoeje om de wereld op mynen onberispelyken wandel opmerzaam te maaken, moet ik daarom een mensch haaten die myn geluk bevordert? Denkt dikwyls aan het voorbeeld van joseph! zyne booze broeders verkoopen hem tot flaaf, en dit was een middel om hem tot rykdom en eere te brengen; dan zult gy ook krachts genoeg bekomen om met joseph te zeggen: Cy, myne vyanden! denkt het jlecht wet my te maaken; maar god denkt het goed met my te maaken. V.} Erinnert u zo dikwyls gy beledigd wordt, dat by eene fterke aangrypiug eene manlyke verdediging noodig is; ook dit zal uwe zachtmoedigheid aanwakkeren, want alleen door haar, zyn wy in ftaat middelen te vinden, om de beledigingen onzer vyanden onfchadelyk te maaken; daar integendeel de toorn ons tot onbezonnenheid verleidt, die onze vyanden gelegenheid geeft om ons te befpotten en ons voor de wereld verachtelyk te maaken. VI. ) Zo dikwyls gy vyandfcbap in u gevoelt opryzen, denkt dan aan god! god is het volmaaktfte voorbeeld van waare zachtmoedigheid ! voor Hem liggen alle boosheden ontdekt, die onder de zonne begaan worden: Hy is getuigen van den afgodendienst, die nog in veele landen heerscht; en evenwel Haat Hy hun, die zyne wetten overtreden en die Hem de verfchuldigfte eerbied ontzeggen, niet door zynen donder ter neder; Hy laat hun door zyne  116 C. ©. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XXII. TeT bPe„r°iVntn*Id00r Zvnen reSen hunne velden bevocbV met on! Z rkt lat!graoedig OP h«nne verbetering: ook ceh J? Ant ° !^bt 6V, o goede Vader! lang ged°°d achtetooZMWy hebben dikwv)s uit onbezonnenheid en uwe wraa™* Wet ovenreden; en evenwel hebt GJ kinderpn nnfflmi„ Vader,- mogen wy ons wel zyne Neen, neen, getrouwe Vader'! De wraak is onzer niet — Vergeevin» kan behaagen Aan U die alles ziet: O geef my dan een lydzaam hart, Dat haat en nyd en logen tart. ^^""T"1 Wanneer Sv éénmaal de hooge waard* eens zachtmoedigen , eens zelfbeheerfchers eenVn^n, langen wilt, om diekrachts genoegbezit oókri. ™ , ■ vyanden de fpife te bieden, zo'moe, gyuree^S'5^* toe bereiden: onder ons opzicht en u^k acht Q„dten zyt gy thans tegen groote beledigingen genoef kerd: een onvriendlyk of bitter woord, % a™een ofll' der uwerjonge vrienden tegen u uitbrengt, eene kleine h*" fchad,g,ngdiehy veelligt aan uwkleed of boeken toebreng dttis zeker alles waarvoor gy te vreezen hebttdés te S zal het u zyn u in de zachtmoedigheid te n*e*nJn a Ê S deryke vooïfte.lingen uw' betedlï^ïSSS'Sï'ÏÏ; WnLnerbrenge,n', d°°f onbefproken wande! alle ,aste ringen te verydelen, en wanneer u dit alles niet befchutter, kan uwe toevlugt tot uwe leermeesters te neemen en om hunne befcherming te verzoeken. en en Zo gy dit doet, en kleine beledigingen met digheid verdraagt en onfchadelyk mafk f zo zal de raZer„ v je. toorn», die reeds zo veele menfchen in eSnde geS heeft, metby u wortelen, en gyzult kracht bekomen om de groote beledigingen, die u, in't vervolg, als manneneer wachten, manlyk uittehouden, heldhaftig te omwlnnen ' iederen zegepraal over uwe hartstocht, die gy thans beha^t is' een zaadkorrel, wier vruchten gy, »\smJZ„^!S„^S En zo, myne waarden! zult gy door de opvolging van dee zen wyzen grondregel van jESUS, Hera andermaalTals uw Verlosfer leeren kennen; Hy zal u verlosfen van iedere folteZÏ r™ ! 1? Va" -*}le fmarte" kommenr, onrusten folteringen, die zyne begeleiders hier op aarde geweest zyn  DRIE-EN-TWINTIGSTE VOORSTEL. Over mattheus V: vs. 6. Zalig zyn die hon» geren en dorsten na de gerechtigheid, want zy zullen verzadigd worden. H elp Heer! want de heiligen zyn verminderd, en de geloovigen zyn weinigen onder de kinderen der menfchen! Deeze klagt is zeer oud; Koning david boezemde dezelve reeds uit, over het bederf der zeden onder zyne tydgenooten; hy geloofde onder hen minder braafheid, minder menfchenliefde, minder vertrouwen op god te ontdekken, dan 'er in de tyden zyner voorvaderen plaats hadt. En even deeze klagt is, van eeuw tot eeuw, herhaald geworden; alle vroome menfchen hebben over het bederf van hunnen tyd geklaagd, en de voorgaande tyden gelukkiger geheeten: wat zullen wynu van onzetyi'en zeggen? zyn onze tydgenooten rechtvaardiger dan onze voorvaderen ? is by ons de braafheid, menfchenliefde, het vertrouwen op god meer in zwang dan voor deezen ? ik moet bekennen geen doorzichts genoeg te hebben, om dit naauwkeurig te bepaaleu; want, hoe zoude ik in (laat zyn, te onderfcheiden, wat by deezen en geenen waare braafheid, en wat geveinsdheid; wat echte menfchenliefde en wat eigenbelang en trotschheid , wat hartlyk vertrouwen op god, en wat huicheiary geweest zy? hoe zou ik toch in Haat zyn, de fom van al het goede en kwaade, dat in iedere eeuw plaats heeft gehad, te berekenen, en tegen elkander opte weegen? Ik geloof evenwel, dat wy. zonder te overdryven, de oude klagt: Help, o Heer! want de heiligen zyn „ verminderd, en de geloovigen zyn weinigen onder de „ kinderen der menfchen," altoos, fchoon met eenig onderfcheid, kunnen herhaalen: ik doe niets zo ongaarne, als de fchande der menfchen ontdekken, daarom wil ik ook thans niet herhaalen, hoe zeldzaam de voorbeelden van echte vroomheid , beproefde nienfchecliefae onder de menfchen zyn; hoe zeer het nog in de gewoonte is, een bloot dierlyk leven te leiden ;dierlyk, zonder eenig vernuft, zinlyke genoegens te zoeken en te genieten; dierlyk regen zynen belediger te woeden; dierlyk te rooven en zamen te fchraapen , wat men anderen ontneemen kan: ik wil met geene voorbeelden bewyzen, dat men nog gewoon is, on- I. DEE L. Z  '7' C. O. S A L T j. „ „ „ ) evenmensen ongeluk^ r5 nt , h • 6 be(irlegen. en zyn gelyk het ookT,"^1^ weI '«egeeven , beter zyn geworden wv N*iL " 'n een>^- °Pzichten baarfchehfndXyze'n \l inlZ™ ™er barden; men kan nu zéker InZZ°0r?aande ^en plaatshadbevreesd te zyn lt eeTvvan^i rderudat men heho^ vallen, ons uitplunderend HÊÖ^tolzeK voor de menschlyke fiaruur beeft, aVSlft? ™1 WaT braakt en verbrandt de menfchen niet mehun Soof" de affchuwelyke z velgéreiën der voorgaande eeuwen hot ' ben geene plaats meer; men fchynt zigf met meer ernst.ti behoeftigen en weezen te laaten gelegen leeren • ™ im is ook onlochenbaar, dat de menfcVnTwat% TLdl zyde gewonnen , hetzelve aan de anuere zyde vertoorn ben - alles fchynt krachtloozer te weezee - he aan god is niet meer dat krachtvolle geloof onrl. vaderen: ernst is in ligrzinnigheid ve?Srd, yTelheT verdartelmg onku.schhe.d, deeze, der men.chljkKh e» zo zeer ondermynende gebreken, zyn thans heerfchendé dan ten tyde van onze voorvaderen "«ncnender, Het is te bewonderen! met betrekking tot de weeten fchappen, hebben wy reuzenfchreden gedaan Ü kI nieuwe inftrumenten, nieuwe verbeteringen* n dTtooSm de uitgevonden; n.euwe landen ontdekt, de wereld rS' gezeild; de ontneetbaare rykdom der NatuuT berekend ■ het getal der dieren, infedten , kruiden en aardgewasfen be' paald; wy zyn d.ep inde geheime der NatuuHngedron gen; doch de goede gezindheid der menfchen iX ie in eenen gelyken graad volkomener geworden: na dat de w» teld zo veele duizenden van jaaren geftaan heef en ™ veete duizende, duizende menfchen alle hunne krachten aangewend hebben om hunne medeoenfchen te verbeteren heeft z.g evenwel het menschlyke geflacht volftrekt on' merkbaar verbeterd. 'UCIU on- De grond waarom de mensch in zyne verbetering zulk eenen langzaamen voordgang maakt, zal ik d ópeef' ven:zy is deeze : om dat hy niet ernftig genoeg zigaafde zaaken laat gelegen leggen: als ieder zyne kracht zo in doet, om in zyne kunst uictemunten; gelyk een zeemS  KORTE VOCK STELLEN. XXflt W onderzoeker, om men we 8^™'" ,n « 0 fuel in hunne gronden, dan zouden de mfnlfne" ev=" sten en weeten. verbeteringen vorderen, als m de kunsten fchappen. het is ook de uidpraak 2J Wf/tM verzadigd mrden. woorden verftannbaa- "ik herinnere hier by , omj" aee| . , w hetwelk hier en rer te maaken, d« Jet wooid g '^eTe«.inent gebrnikt op verfchtidene piefen.vanbet Nieuw door ^ Qe. fifg' v\%Voerevene kracht 'dnften te beheerfchen, en den wi, van «oi)te volbrengen ; en ^ Na dat vermogen m0^^Iv„nvO"gdeeheviafte begeerten van betekent dit ? honge,: «^dor. ■ ^«J-^ gevoge,e„, fpanden mensch : zo r«scn wy uw & j.,7eiven te bevredi„en wy alle onze krachten n om £"Wen ^ den gen: wy overdenken, wy arbei.Jet[ w» dOTisfen ombt> moeielykften weg, wy overfteiger. alle »™ ', de„ vrediging voor onze honger^en Jo»1 " X ^ grond zyn honger en do™ d* uiybebouwt den akker, Menschlyke "«delingen : d^ vryheid, en oefent een handwerk of kunst ve koop y ^ ^ $ merendeels in honger en *™*™£e£ni ^ „a Zo begeerig ^^JJ^Jfcfeven.evenzobegeerigmoevemdiging , "»veikwikkin hreeve ' eheerfchi naar ven wy ook naar onze trachten: ftel U de volbrenging van den God yken w ar is te zTh^h^ lenen deelachtig worden. Tl,eid deezer belofte Waarom zouden wy üan san de fca.inei" Z a  c' g- s A L T 2 Br A N> twyfelen? de mensch verfchaft ria .n« zoekt, en waarom ook niet deó-d l & WU hy ern(ÏI'g af arbeidt om een geleerd man ff , Van zvne jeugd ook; die zig metalte"ernfr ! ,T°rden ' Word-t het in ftaat, ook heiden en 7=nH. P den akkerbonw toelegt, is «en, bjdroogleï ZZ\TeZ7^V " d°6n dra" baar veld; die alle zyne krach™., e5 t0C een vrucht" beroemd te worden,Te wokheraanwendt> ™ »'s held » « hy de hooge waardy ee,ï ^„ ?r0,n Z0U dan ook die even zo eraftfff dai»L « deugdMa enkel kinfelyk pleeg te noemen?' & TC meD T""*- hu.s, de meesterftukken 31■ best» frhiM geFak,vkfte wers, het prachtigst huisraad hI kfcfailders en beeldhou. kelykfle maaitydende beknnrl? .rt"6 rauzvk' de va8rdi,fte bedienden dvro?vïrSfte ■'"i"60 ' de bereidfchaitenl wat is, onder■ dit Se, « h^V V***'*?** 2a u de beantwoording deeze m^ë S fn ef?-8 ? Veelligt vallen; doch, wanneer tv LI f 20 goedig niet maarienken wiltT zo za( het Zl ^ vernuftgebruiken ,en men: ik «If/ IkVe'f „"^ * biMen ko' ik heb, heb ik voornaam,ykyohm myï''Z^^f* WaC raVeSfi?' «SIS. wa^ go^fe^ - hoogfte zelve bezit; want deu^rt i. «„, g • msn moet» die deheid: de fchoonheid vfn het /lgendoa%ke volkomenhet huis" de fraaiheid van een fchildey^i/r^^3? Van van het fchildery; ffi3ar deugd s een liiJLr.t e,genrchaP door deeze bekomen wy n&^^^J^  KORTE VOORST ELLEN. XXItl. ï8l haarentwege kan men dan den mensch gelukkig noemen. Zv is de voortreffelykfte eigenfchap; want door haar al. leen is men in (laat de vreugde deezes levens te gemeieri.. zonder eenige fchade te leiden: zo ik deugdzaam geleefd heb, klaagt myn geweeten my omtrent geene wanbedryven aan; dan behoef ik my noch voor my zeiven, noch voor anderen menfchen over myne handelingen te fchaamen ; dan ben ik bv my zeiven overtuigd, dat de goede beftuurder van myn lot, met welgevallen op my nederziet: hoe wèl gevoel ik my in zulk een' weiland! hoe opent zig myn hart voor ieder genoegen 1 even gelyk aan een gezond mensch alle fpyzen fmsaklyk zyn, die een zieke walgelyk voorkomen, even zo heeft ook.eene gronde, deuedzaame ziel meer gevoels voor ieder onfchuldig genoegen, dan een ander die zig, wegens zyn gedrag, verwytineen moet doen: de deugd is eene beheerfching onzer befeerten, gevolglyk leert zy in het genot van ieaer genoegen ons te maatigen; door haar kunnen wy goud en zilver bezitten, zonder dat wy flauven van aetzelve zyn; door haar kunnen wy ons in een gezelfchap vennaaken, zonder ons door een dwaas gedtag verachtelyk te itehen; door haar kunnen wy de zoetigheid des wyns fmaaken, zonder daardoor ons ligchaam in gevaar te brengen. Neem zelfs, dat wy ons in eene bedroevende omftandig. heid bevonden; ook alsdan zou niets Zo nuttig voor ons zvn als deugd: ftel, ik morst als een arm, krank, veracht'man in de wereld rondzwerven , en het aanzien, hoe andere menfchen , myne broeders, de vreugde deezes levens ftroomsgewyze toevloeiden, zou ik my dan we! voor vertwvffeling kunner bewaaren, zo ik in my ztlven geen eieendomlyk goed bezate. waarmede ik my koude opbeuren? zou de gedachte my niet ondraagelyk zyn: anderen leven in vreugde , en gy verkwynt door fmart en verachting uw leven; evenwel zyt gy zo goed een mensch als zv! — de deugd alleen kan in zulke treurige omltsndigheden onze troosteresfe weezen: het gevoel onzer eigene waarde tleh ons gerust, al is ons kleed veel minder waardig dan dar van een ander: het getuigenis van ons geweeten houdt op- geheel fchadeloos tegen de fmart, die menfchen ons doen gevoelen, welke blouiyk naar het uitwendige oordeelen; en de zekere hoop op eene wekomlhge vergelding : die de deugd waarlyk heeft, maakt ons alle tegen, woordig lyden zeer verdraagelyk. _ Deugd is ook het eenige beftendige goed : longa menfchen! die in fchoonheid uwe gefpeltn Gvenreu; weet, Z 3  l8i C' 6- S A L T Z fil A N, ^f^^^^^J^ uw helder voo* au recht opdraagt ,,i L *. e" uw hoofd • d" gy vrienden be^^ s een^vd'l' Mrde buigen : tyd wordt de eeneu ómronJ6°tyiiang5 113 eenen korten v»n de wereld.- de eer v n 1 h Deemt affcheid val*fde!ykindek^ man te zvn, ze; des ryken goed worrfr «?n .r V ' en deeze mishandelt beJreigd/rnaarV^^;^ va" fchoot, waar voor de deu^dI hl^r"1 vuwe onme«baare W« hebt gy, dat n, mynefid zl°f bgVreesd te Zvn * öntneemen kan? ik ken uwe *p',» ?f myne bewilliging , zelve de kracht myner arrln ^f6"5 ,lk, weet' *tmïr de. woordige jaaren ^TverTaaten z.lV.r°I,khe'd "J»*' "gert chaam terug vorderen, en grar/t Ufem^n^eeDS-mvn '''g' brengen; maar mvn dP. Ji ,! bJoemen daaruit voordtrachten'te zwak?h0£ ?krVen',daartoe zvn ™e my zeiven toeleg hoe hrrfr ;L ï °P de "«betering van tegen myne driften h£ter ,J ook wordt; hoe langer ik fthappy over deze"ve wordt - en °jj,ep",de.r myne heergevorderd wordt, kan mvne demrr? «i 1,gchaa Hef ig£W Z,eIe„'. voor de maar zelfs zeker! deuld l Ze ï tegendeel te willen ftaafdeVouZ/TsZ^fo ' " h<* als of men een» man , die ^ k , zo onwaar» Schepper des 000^Vildehouden ™ PlatU' V°°r dc Laat ons inzien hoe de deurrd in'a.» „ - i. Van nwe ïoede Vaderhand, Omringik denkkracht en verdand; ö God dat deez' bewustheid m" Mier en hier nasaals zalig zy.  STOKTE VOORSTELLEN. XXIV. 187 Even gelyk de wasch de gedaante van de vorm aan. neemt, waarin zy gegooten wordt, zo vormt zig ook de jonge mensch naar de eerfle indrukken, die hy by zyne intrede in de wereld bekomt: hy wordt eenvoudig, wanneer hy van zeer eenvoudige lieden opgetogen wordt; hy wordt flecht, wanneer men hem flecht behandelt; hy leert alle ondeugden, die de gezellen zyner jeugd bedryven, maar hy wordt pok geduurig wyzer, als hy van verftandige lieden wordt opgevoed; hy wordt behaagelyk, medelydend, vlytig, ftandvastig, wanneer zy het zyn, in wier gezelfchap hv opwast - de eerfte indrukken die wy ontvangen, eeeven wy ons zeiven niet: het ftond niet in onze keuze, of wy eenen Wilde of Europeer tot Vader hebben , de borst eener eenvoudige Moorin, of eener verlichte Christinne zuigen wildé ; noch onze oppasfter, ïiofch onze eerfle fpeelgenooten, noch onze leermeesters hebben wy verkoozen: dat wy niet in Nieuw Holland, noch in de hutte eener Wilde; maar in Europa op de wereld traden; dat wy niet van anderen opgevoed werden , die ons na onze geboorte zonder onderricht en opvoeding lieten; maar van zulken, die hunne voorDaamfte zorgen daarheen richtten, om onzen geest tot deugd te vormen, dit heeft g o d bewerkt: Toen 'k nog onzichtbaar was en fliep, In myne moeders fchoot. Had gy alree myn lot bepaald, Van 'c wiegjen tot tayn dood. De gebreken der eerfte opvoeding worden in 't gemeen verbeterd door onderricht. Wanneer de jongeling, aan de hand eens wyzen Vaders of Leermeesters geleid, van hem hoort roemen, wat de deugd voor eene heerelyke zaak is, hoe zy aan ons hart rust fchenkt, in wederwaardigheden ons troost, hoe zy ons de achting der wereld verfchaft; uit zynen mond de verfchrikkelyke gevolgen der ondeugd verneemt, hoe zy de mensch. fyke ziel ontftelt, en met wroeging vervult; welke elenden zy in de menschlyke maatfchappy aanricht; wanneer hy van hem verneemt, dat er een goede, maar ook rechtvaardige god is, die in alle de verborgene fchuilhoeken inziet, en de geheime gebreken van het menschlyke hart opmerkt ; die geene goede daad onbeloond, maar ook gemc kwaade ongemerkt laat; Aa 2  388 C. c, S A L T Z M AN, dat des menfchen ziel nnfïom,07,.i • andere wereld de Sïïtt,^ ,f° Z>' eene zal; wanneer hy/S * ^^„dei.ngen genieten van tyd tot tyd berouw e„'cL S ï°°rt' 20 ontftaaC voorgaand onTegetaaa£ TJt-TJ" °Ve\Zyn 3yke beeeerte na ZX f ?edraS' dan v°lgt eene hart- *y mISS tl v£S 5n T deeze wyzeb^ len • van.„„ 7 veVanSen en dezelve zig e gen te maa- S-vT^nSS "nd,CrrCht? yal nm^ „„j , s n » zy 1S van groot be ane : ik X^TX™keb";nWie deeze Vad"s en Leerweesonder de^fchen ï J ^ W3ar deeze kennis Zegd,dtiee^d^^ u„» ■ , smuienit van god aanzien. tus genredilt wn.Hf ; cant 0?eral' WaarCHItIS. eenenToeden" ^^SÈ? rmen met «ering aan heid; aldaar wordtdeb^J^*"***1 «en gevoeld-; dit bewvst de nnrf • 5- deUgd ten fterk' lengeWen' kan wSnf £^"wv* nH, T de gefchiedenisfen des Bybe s veSvken^yWan daarmede daar vervolgends her canaafaaSe L'n vind f WJ 3l' het welke deeze kennis uit godW.mS' • T wereld gevloeid is; wanneer wyleezen p p s ,n de tos in de wereld gezonderS 5 ! n CHRIS" moedig leerde, wat zyneNatieX „ Wdeiyï en V1> alleen onder dui tere beelden ge éerd wl? g3an^ tyden ' neer wy leezen welke ïroofe * ge^rden; wan- in de ifchiedeniS veroorzaakt geworden ■ hoerW 0r Hem 2vn Jyke fchoole f dewysheidbezocS ' g??e Wemchuitwijk aanzien faa?, nocn oen ' Tu^' noch ' ' nocn Pen » "och zwaard tot de  KORTE VOORSTÉLLEN. XXIV. 189 voordplanting zyner leere gebruikte, hoe door Hem de afgodendienst verltoord, en de voortreffelykfte kennis tot in de hutte des gemeenften mans gebragt is geworden, zo moeten wy met een innig gevoel bekennen, god, die christus in de wereld zond, heeft ons rechte be. grippen van zig en de onfterveiykheid, van deugd en ondeugd gegeeven: 'T was jesus die oas leerde, Teen hy op de Aard' verkeerde,' Wie onze Vader is: Hy leerde ons deugd betrachten, Veor 'ltruikelcn ons wachten, In 's werelds duisternis. Het is eene uitgemaakte zaak, dat het onderricht ten allen tyde niet een en dezelfde uitwerking doet; fomwylen hooren wy hetbegeerig, vatten en volgen het: op eenen anderen tyd ftroomt het over onze harten heen, als een ftortregen over eenen vasten grond heen loopt, zonder dat hét eenige aangenaame werking achterlaat: zo hoort menig mensch.lange tyd de heerelyke leere der onfterveiykheid prediken, zonder dat het de minfte indruk op hem maakt; maar als hy zyn besten vriend dien by in de wereld had, heeft zien fterven, in de kist liggen, op de doodbaar zetten, in het graf nederlaaten, en eene bittere traanen vloed over zyn verfcheide geweend heeft, en hy hoort dan fpreeken van een zalig oord, waar goede menfchen elkander zullen wedervinden, dan vangt zyn hart dat onderricht zo begeerig op, als het dorftige opgeploegde land eenen zachten regen : een ander hoort van de goede voorzorgen van god voor alle menfchen prediken, en gevoeld niets daarby; maar als aanhoudende fmart, of vervolging , of armoede hem week gemaakt heeft, zo verfchaft deeze leere hem zulk eene verkwikking, als den dorftigen een dronk uit eene frisfche beek: een ander hoort g o d's goedheid pryzen, zonder deel daaraan te neemen; maar wanneer een onverwacht geluk hem bejegent , en zyn getroffen hart hoort eene vermaaning tot lof des hemelfchen Weldoeners, dan maakt die indruk op hem. Deeze onlochenbaare ondervinding bewyst alzo, dat de uitwendige omftandigheden van een mensch onbegrypelyk veel medewerken dat het onderricht hem daar Aa 3  c» g. saltzma h, heen brengt, dat hy liefde tot deugd gevoelt: en wie befcmkt deeze uitwendige omftand^heden > wie 5t den vriend voor wien myn hart klopte, van myné z^e? vTrfchaftdrnvmy ^"'.vervolging', S^ertpeUgdS? ,S het Diet G0D * ^geheele Uw oog, weldaadig Wezen! mZl« wat ons 't beste dient; Wat fterveling kan vreezen, Uaar een almagtig vriend, AU?w^nHge].uk be«en<»'g waakt, Uit is eene waarheid, die u, mme bestPni „„„ „ „ KGn:^ naauwkenriger wy op den loop, enS wyz?" & cït! geeven.ergedaChten D^iDSen van SSJffSt Deeze waarheid kan u in het goede niet traa» maaton. want zoudt gy i„ de hoop dat god 7v eCt ' iTweet e da 'cl " Y ™a ^ Zyn zaad llit' ™°oa uy weette aat god den wasdom moet geeven - gaardenier plant zynen wynftok, fchoon ty'otTS zy , dat de druiven die hy van dezelven vervvacht, gia- ven gods zyn; en zo arbeidt de mensch, dryft handel onderneemt eene reize, fchoon by weete*. Tcïïta  KORTE VOORSTELLEN. XXIV. 101 gelukkig gevolg moet geeven; waarom zouden wy dan alleen met onze zelfverbetering eene uitzondering maaken? Want fchoon het zeker zy, dat god de deugd in ons werkt, zo werkt Hy ze evenwel niet zonder onze bewilliging, zonder onze medewerking, even zo min als Hy distel- en doorne-bosfchen, die op den akker des luiaarts wasfen, noodzaakt koorn en druiven te draagen. Deeze waarheid, de deugd is eene gaave gods, is gefchikt om u te verootmoedigen : ftel, iemand onder u is volkomener, dan gewoonlyk andere menfchen zyn; hy heeft een afkeer van alle flechtigheden, hy heeft eene hartlyke begeerte, om in de wereld veel goeds te werken • als hy nu andere menfchen ziet, die om eenen ge. ringen winst, de grootfte flechtigheden begaan, die alieenlyk voor zig en de bevrediging hunner hartstogten zorgen, zonder zig te bekommeren, of ook hun evenmensen, door zulke eene levenswyze benadeeld wordt, zo kan hy lietlyk in de verzoeking komen, om eene hooge gedachte van zyne verdienden optevatten. 6 Goede jongeling! denkt toch altoos in zulke gevallen terug aan die waarheid : de deugd is eene gaave god's, dan zal alle hoogmoed by u vervallen: wanneer god u een onbevattelyk verftand gegeeven; wanneer Hy, by uwe intrede in de wereld, u in het gezelfchap van Hechte menfchen geplaatst; wanneer Hy u had laaten opwasfen, zonder onderricht, zo als helaas', veele menfchen opwasfen, zoudt gy ook dan die edelmoedige jongeling zyn, die gy nu zyt? En, zo inderdaad uwe voortreffelykheden een onverdiend gefchenk van god zyn, hebt gy dan wel reden van trotsch daarop te weezen? Alles komt van u, ö God! Gy bepaalt der menfchen lot; Alles werk' dan, Heer der Heeren, Om uw fchepslenliefde te eeren; 'T is uw licht dat ons geleidt, la des werelds duisterheid; Des voegt ons eerbiedig vreezen, Onöphoudlyk dankbaar weezen. Deugd is eene gaave god's — hoe bemoedigt moet u dit maaken, om met alle krachten na deugd te itreeven! Myn jonge vriend heeft veelligt groote zwaarigheden  192 A C, SALTZMAN, VOORSTELLEN. XXIV. te overwinnen; mogelyk hebt gy een hart, dat na da ondeugd overhelt, dat tot alSie boosheden geneigd fcj veelligt hebt gy in uwe kindsheid veeie flechte ie. Z^ ZrS*Tla' die Van tvd tot diepe wofte. telen gefchoten hebben, zo dat gy het voor onmogelyk houdt, die u.tteroejen: 6 laat de moed niet zinken! de «jeugd is immers eene gaave god's? Zal By, uw Vaonn'n,K , T- gaaVt ontze£gen, die tot uw geluk zo onontbeerelyk ls? gebruik flechts met aiie fetrouw- óet'd lO?tMen ' d,C, Hy hiertoe verordend heeft: is deugd eene gaave god's, zo is er niets billyker, dan dat gy dagelyks daarom bidt: gy zui, ondervinden, dahe gebed eene ongemeene kracht heeft, om de ziêl te ver! heffen: eene levendige voortelling van god, den vol. maaktften Geest, die altoos by een ernftig gebed lil. eiscnt wordt verwekt eene afkeer tegen alle flechrig. heden en zonden, en geeft kracht om den bezwaarelyk- flron^r, T" ^ f"*" d3geIyks te vernieuwen. Let altoos op de waarheid, die gy, zo wel nu en dan in het onderricht van uwe Leermeesters hoort, als ook op die, welke m het Nieuwe Testament door christus en 117 iïZrïll- ^^gen is; dit zal de verb'indin. gen de verlokkingen veritooren, die dikwyls uw verftand benevelen; dit zal uw hart in orde brengen: doe doorgaands niet waarna uwe lusten trekken, en wat ï zo zuur, dit zal de kracht uwer ziele, hoe langs hoe «™r,™-n gr°e,en : .gCef de" moed niet °P. of*h°°n uwe pogingen niet altoos gelukken.' hebt gy wel ge. boord, dat een geleerde zig zyne kennis, een kunfteaaar zig zyne bekwaamheid in één' dag, in één' week in een maand, in één jaar verkregen heeft? zyn geheel leven moest hy ter verkryging van geleerdheid en kunst aanwenden, wilde hy er eenige volkomenheid in erlangen : zo moet ook de vriend der deugd zyn gantfche ^.^wWï der deugd aanwenden, wanneer hy dit kleinood, deeze onfchatbaare gaave god's, deeze hoogfte waarde dit hoog/ie geluk de? menfchen, erS! StóSÏi£r£Z ZÜ ^ het °°k  VYF- EN- TWINTIGSTE VOORSTEL; Over mattheüs v. vers 8. Zalig zyn de reinen van harte; want zy zullen god zien. Ontboei ons Harte van deeze Aard*! o Vader! gy die zyt en waart, En tot in eeuwigheid zult weezen; Leer ons, als heel Natuur, u vreezen S 1 Gy ziet des zondaars Uil getraan Tog altoos in ontferming aan. Wanneer ik, myne waarden! overweeg, hoè fchooli en vol orde alles in de wereld gemaakt is; de groote; kunst en wysheid befchouw, die aan de formeering vaiï myn ligchaam te kosten is gelegen; hoe myne inwendige deelen dag en nacht zig onafgebroken beWeegen eft voordwerken, zonder dat ik iet daartoe bybrehg; hoe veele duizenderlei beweegingen ik met deeze myne rech. tehand maaken kan; hoe veel kunst in de zamenftelling myner tonge, oogen en ooren doordraait! Wanneer ik over my zeiven nadenk, hoe ik my afweekige dingen » voor lang afgeftorvene vrienden, als nog tegenwoordig kan voordellen ; wanneer ik het myrjen bezie,'t welk zo onmerkbaar is, dat ik het met myne oogen naauwlyks ontdekken kan , en evenwel alle ledemaaten bezit, die tot onderhouding zyns levens noodig zyn; en datt by eenen helderen avond myne oogen vestig, op die onmeetbaare groote ruimte, die boven my uitgefpannen is, waarin werelden als het zand der zee uitgeftrooid zyn, o dan ontftaat in my het brandende verlangen, om den almagtigen, den liefderyken Geest, die dit alles gemaakt heeft, nader te leeren kennen ! maar dan verandert dit verlangen ook fomtyds in treuren , als ik nadenk, dat ik nu reeds zo lang in de wereld leefde; zö lang van dien wyzen Vader onderhouden werd, zo veele vreugde uit zyne milde hand ontving , Hem overal zag werken, en evenwel, Hem nog niet zó ken, als i)c wensch, en nog geduurig in een nevel moet wahde» len, zonder door dezelve te kunnen heenzien , Hem, die met het licht omkleed is. Gy moet u daarover niet verwonderen, myne waarden l verbeeld u, dat één van u in zyn eerfte kindsheid, om byzondere oogmerken van zyn' vader verwyderd was; nu veele jaaren alleen onder vreemden opgevoed ware geworden ; en van tyd tot tyd flechts eenige duistere verzekeringen bekwam , dat zyn vader nog aan hem dacht en voor zyn geluk zorgde, zonder nadere be« richten van hem te kunnen verneemen; zou hy dan met na zyn' vader rykhalzen ? zou hy niet dikwyls met traa1. dbeu Bb  m t C ©. 8 A L T Z M A W, neiukLdL°0gM ,H;enfchen: •» O wanneer Za] dat g8. „ lukkig oogenbJik komen, dac ik hem omhe,zen £ ;: d^rpkat«ed8rfte wjze k^ g-ef £ ïfï^S 1 lTe," kenDé" ! en ik voorde tl m'et veel waarfchvnlykhe.d, dat ten miniten eenigen van u dit verlangen, ibmwylen. zul/en ondervonden h"bben vreGdïd°To„de Srdt ^d **" "7"^ gedeelte onzer H&Ktf "l/5^ leven, en den Vader niet kennen en n.mmer ÏL^ zouden , dit zou voor ons eene 7Mr „.7 n ?en naargeeftige gedachte zyn ? en «ernujet ÏJD*. ' door deeze nederflaande en naarSH «Z l ' dlC rust was, deeze vetwke^gSJlwïd TT" gerusr, o bekommerde vrienf de WI L n " U „ langs gy nadere kennis van Swen ScheonérT? ^ n kunt; vervul alieenlyk zekereZrw\?rZ t°'Z7t hJU hdt e" "ader met Hem bekend worden " i1 hoe onrcbatbaar zou deeze verzekermg zyn > ' niet°v°an ty^tVr^ 1^ ^ • frote? &f^^i*S££tt r Se'ev- ^» b-*- God aanfchonwen! woord vo, , Voorgevoel van de eeuwigheid U, o fterveling bereid' En gy zoudt geene eere geeven I WaÏÏaen0rerieerend1 ? maake"' ™or. «d"^^^^ dje VUi' e" eiuenichaD Ai^l' , re,nht,d » een voort-eflyke eigemcnap , die alle Zaaken ecne uitileekende waaidye  KORTE VOORSTELLEN, XXV. Ï9J geeft. Het reine, heldere water, dat ons in een zuiver glas gegeeven wordt, wekt onzen lust om het te drin. ken veel meer op,dan trouble wyn dien in eenen morfi. gen beker ftaat; een arm, maar zindlyk gekleed man , bevalt meer, dan | een ander die een kostbaar, bezoedeld en morfig kleed aan heeft; 't is daarom onze pligt, dat wy voor ieder mensch *, voor wien wy eenige achting gevoelen , rein en zindlyk verfchynen. Wat is dan nu een rein hart? de natuurlykfte verklaaring die ik er van geeven kan, is deeze: 't is zulk een hart uit het welke alles verwyderd is, wat god mis. haagt : een mentch dien 't recht ernst is , in alle gevallen gode aangenaam te worden, en die alles zoekt te vermyden, wat hy, na zyn geweeten, voor godb mishaagende houdt, die heeft een rein hart: en daar men, alles aantewendtn, wat men naar geweeten voor goed en gode bebaagelyk houdt, ook braafheid, eerlykheid noemt, zo is dan ook een rein hart, een braaf en eerlyk hart: onrein en niet braaf, is daarentegen een hart,dat zulke begeerten koestert,die men naar zyn eigen geweeten voor onrecht en gode mishaagelyk houdt. Wat behaagt nu god? wat mishaagt Hem? door christus heeft hy 't ons bekend gemaakt: en daar gy onder Christenen opgewasfen, van Christenen opgevoed zyt geworden, zo zyn u de eerfte grondbeginfe. Jen der Christenen zo bekend, dat uw eigen geweeten u zeggen zal, wat gode behaagelyk of onbehaagelyk is. Ik wil u een voorftel doen:naamlyk om uw geweeten door het voorleggen van eenige vraagen op de proef te ftellen. — Wat behaagt god meer, wanneer ik met myn geheele hart aan de wereld hang, of wanneer ik myne begeerten vestig op de toekomende zaligheid, die na ons affcheid uit deeze wereld volgen zal ? wanneer ik traag ben , of wanneer ik my van tyd tot tyd volkomener tracht te maaken ? wanneer ik myn ligchaam door onmaatigheid en onkuirchheid benadeel, of wanneer ik door onthouding myne gezondheid tracht te bewaaren? wat behaagt god meer, wanneer ik lui en ledig leef, of wanneer ik myne krachten ten besten der wereld aanwend? wanneer ik myn evenmensch haat, of wanneer ik hem lief heb? wanneer ik hem benadeel, of wanneer ik zyn geluk zoek te bevorderen? Is het niet zo, dat uw geweeten reeds geantwoord heeft, en voorzeker zeer recht geantwoord heeft? gy hebt ontwyfelbaar gevoeld, dat het gode aangenaamer is, wanneer men als een onftervslyk wezen na de Bb 2  ÏOff C. ö. SALTZMAN, onverganglyke gelukzaligheid ftreeft; Z1g van tyd tot tvd ï« tracht te maaken.en zyn evenmenschzo JS -In t ,M r.f ' da° ,at men' g^k een dier, blootlyk =an het zinlyke Heeft, beneden het dier zig vernedert, £ aanXt C ^ eVenmensch ~g™he' tPn^an".T «y nu'fegen deeze uitfpraak van uw geweeten handelende, alieenlyk aardfche, onkuifche gedacnIZ'ÏT* enr1yd by U koe"eren wilder, en allerleie melocJTZZ lm °P20Cht'om deeze uwe verkeerde harts. tochten tegen uw geweeten te verdedigen, zo had gy een onrein, een oneerlyk hart: maar als gy' laremLen naar uw beste vermogen, alle gedachten ^n^egeenèrf^ u zocht, te verwyderen, die uw geweeten mLvst .d n « uw hart rem en braaf. Udn Zoude ik naar rykdom trachten! xt , nooit to°m' het in my» hart' k Naar eer of wellust wenfchen! ' „ W baaren niet ëan fmart: «een neen, myn hart zy zuiver, van aardsch verlangen vry; JJat het myn grooten Schepper " , . een heilgen tempel zy. _ Met recht wenscht gy myne besten! een rein hart te bezitten; want een rein hart is een gelukkig hart: als onze Verlosferzegt,**/^* de reinen yanharte„Jm doft hy eene telling, van welks waarheid ieder braaf mensch S'Z'nf °Ver,[y,gd&ZVt ëy niet wèl le vreden, wanneer gy iets gedaan hébt, waarover gy verwacht van Vwe ouderen of meesters gepreeZen te zullen worden * bedenk dan nu zeiven m welk een zaligen toeftand zig een mensch moet bevinden, die tot g o d kan zeggen • ó Al „ weetende! hier is myn hart, doorzie hit, of er eene* ,, opzet.yke boosheid in te vinden is; ofhetmynietgantsch ernst is, u, naar myn beste weeten, te behaagen'» -—■ Hebt gy niet reeds opgemerkt, dat gy in fpraaken of wetenfchappen goede vordering gemaakt hebt? ik hoop zulks van de meesten uwer! en is het niet waar, dat gv *™Z£iyyS £y dit beferkt' Wel te vreden bevind ? *yn zulke dagen u met veel vergenoegder, dan die. waar- ZEv, hWeglnS W,?,drag' verwytingen moet doen? bedenkt dan, hoe gelukkig een mensch zyn moet, de san zig zei ven befpeurt, dat hy van dag tot dag volkomens wordt, meer krachttot het goede, meer heerfchappy wL2/ z6jvm bekomt ? hebt & n°8 nimme<- haat tegeq iemand gevoeld? nimmer iemand beledigd? ik wenschte dat memanë uwer dit van zig zeiven moest bekennen; «och daar *Zti!ks met dMrfvcrQtiderftelien, vraage ik u  KORTE VOORSTELLEN. XXV. 197 hoe waart gy toen te moede? deed u de haat zelf niet zeer' veroorzaakte de onaangenaamheid die gy een ander toevoegdet, u geene onrust? - maar gy hebt uw' vriend 5: ik vraag u op uw geweeten, is die liefde voor u geene aangenaame gewaarwording ? gevoelt gy^ geen vreugd, wanneer gy hem genoegen verwekt? hoe ge. lukkig moet dan niet een mensch zyn , d.e ^ Pyn gende hartstocht van haat geheel by z.g uitgeroeid hee t, die zie met behoeft te verwyten , dat hy, met opzet, een mensch fmart veroorzaakt, en zyne traanen op zig geladen hee«T hy, die alle menfchen lief heeft, d.e gaarne t« het geluk van ieder bevorderiyk is; - hoe gelukkig is een rein hart! Een rein en onbezwaard gemoed Is zekerlyk het hoogtle goed: In vreugde en lyden vindt het ftof, Toe dank en ongeveinsde lof: 't Roept, als de fnoode zondaar neett Voor God: O vreugd 1 — myn Schepper leefe. Maar de byzondere zaligheid, welke aan hun toegezeadis, die rein van harte zyn, dat zy naamlyk god zullen zien , verdient nu nog van ons overwogen te worden • dat door het aanfchouwen van god, met zulk een aanfchouwen verftaan wordt, als tusfchen u en my plaats heeft, ziet gv wel zonder myne erinnermg m: want god is een geest', wiens beeld in onze oogen met kan uitgedrukt worden; echter is er een geestlyk aanfchouwen, en dat is eene recht levendige voorftelling van een zaak : zo kan ik tegen u zeggen: o jongelingen! boe gelukkig is de man, die zyne krachten ten kosten der wereld aanwendt. voor hem verfraait de Natuur zig ; de weduwe vindt by hem troost, de armen verzorging, de weezen opvoeding, en wanneer gy daar over nadenkt zo ryst het beeld van een weldaadig man in uwe ziele op: op deeze wyze kan ook god aanfchouwd worden , en dit aanfchouwen is het deel der geenen, die een rein hart hebben. Stel u een mensch voor, dat zig van eene hartstocht laat regeeren; denkt by voorbeeld aan eenen licbzuchti. gen: deeze denkt aan niets, dan aan geld, en aan de vergrooting van zyn vermogen; als hy arbeidt doet hy het niet om god te dienen, en zyn evenmensen van nutte zyn, maar om geld te winnen; als hy zig recht vergenoegt , dan beftuuren hem hebzuchtige oogmerken ; als hy alleen is, maakt hy ontwerpen om zyn vermogen te vergrooten: wandelt hy door god's werken om, zyn zyne gedachten by zyn geld; niets geeft hem vergenoegen als een gewas, waarmede hy iets hoopt te Bb 3  l& f_ G' 8 A L T Z St A R. winnen: hoe kan toch zulk een mensch god aanfchou. wen! hoe kan zyne kleine, vernederde ziel, die geen ge uk als het bezit d en ziJver k£ a«e geen heeft als klei en aarde : gelyk de uil zyne voor de nacht gefchikte oogen van het licht der zonne afwend?- gelyk dl Lt aan eGohnm Zy°' 20 » «ok h tïïdeï Ken aan god voorde hebzuchtige onverdraagelvk • en over K« ™ ^ d'e ,ee" onb«aamlyke hartstocht over zig aat regeeren : deonkuiTche, de wraakgierige de eerzuchtige, de ydele ziel. is altoos^onvergenoegd,êWan! neer zy aan god denkr: want gelyk in heflicht al e vuil en morflgheid zichtbaar wordt,%o werdt het ook merkbaar, dat onkuischheid, wraak, gierigheid, trotschheid groote dwaasheden zyn, zo rasch men* aan del volm it ten geest denkt: daarom denken zulke onreine zïïen nie gaarne aan god, zy wenfchen wel dat er geen god wa re , op dat zy des te ongeftoorder naar hunne lusten kon. met iTlchouwen!626" ^ ^ zy god Als gy daarentegen een rein hart hebt, als uwe innig, fte we.sch .s, altoo, gode behaagelyker te worden , als gy u geduurig verbetert, andere gaarne alles goeds toe. wenscht en alles goeds doet, wenscht gy dan niet van den yergelder alles goeds opgemerkt te worden ? de gedetn' 1 ^ °nzichlbaaJre gwigen van myne hfnde ïfvol™ A y z>'m goedkeuri"g beloont, myeens de gevolgen derzelven zal laaten genieten ó hoe zoet is die voor eene reine ziele ; zy onderhoudt ze gaarn dezelve wordt dikwyls zo levendig, dat zy god aanfpreekt, en , gelyk het kind den Vader , Hem haare wen. ichen en behoeften voordraagt: als zy door de Natuur wandelt, zo herinnert zy zig by ieder voorwerp haarenScheDper : waar de zinlyke, de dierlyke mensch alleen de bevrediging zyner zmlykbeid ziet , daar ontmoet de reine ziel overal fpooren der goedheid, der wysheid, der magt gods, en door dit geduurig aandenken wordt de gedachten ,„ god", zo diep in de ziele ingeprent, dat zv haar teeds tegenwoordig is; als zy arbeidt, zo itaat de gedachte voor haar: „ Ter eere van mynen god, in den „ dienst van mynen god doe ik deezen arbeid" ais zy zig vergenoegt, denkt zy daar by: „ Dit vergenoegen 5, voegt god my toe", in droevige uuren is het voor haar eene zoete voortelling: „ Dit lyden heeft god over my „ toetrelaaten : bv alles wat in Ac w3h„„ r„Ur.~~ „1 merkwaardigis, valthaarin: „ Dit werkte o d ",'dus blyft  KOR TE VOORSTELLEN. XXV. IS9 c o d voor het ligchaamlyk oog wel altoos onzichtbaar; maar de reine ziel aanlchouwt Hem overal geduurig meer naar maate het aandenken aan Hem aanhoudender en levendi, ger wordt. Zyt gy Natuur de voorhof Hechts! wat zaligheid word: dan ge^eeven Der ziele die deeze Aard' verlaat, om in den tempel zelv' te leeven! Dit versjen kenmerkt ons eene heere.yke waarheid: voor eene reine ziele is god altoos zichtbaar; maar deeze. Natuur, in welke wy wandelen, is nog fkchts het voorhof van het heiligdom, waarin god zig openbaart: even gelyk wy in eens Vorsten voorkamer, den Vorst alieenlyk door den voorhang, of door eene kleine opening der deur bezien, en hem dus geheel onvolkomen zien, zo zien wy c ok god in de Natuur, in ayn vooihot ge. heel onvolkomen; maar wanneer wy en eikander S Sn to h r * üm al h0°ferer en ^oger optefteigen, tot den Geest van wien wy ailen voordgebragt zyn.  2ES- EN- TWINTIGSTE VOjORSTEL» Over matth f iis xi. vers 8. Zalig is by, die zig aan my niet ergert. Broeders! wy zyn hier vergaderd, om ons gezarnent. Jyk te nichten en door het woord der waarheid onderricht te worden, op dat daardoor de neiging tot het booze in ons gedempt, de Just ten goedé aangekweekt , en onze geest met toerykende troost, onder de wederwaardigheden deezes leevens, verfterkt wörde: nadert met my tot den g o d der waarheid, die de bron en oorfprong van alle waarheid is, en bidt dat Hy ons voofneemen zegene, de duisterheid onzes verftands opklaare* en ons lust en kracht geeve, om ons leven, naar de leer, die Hy ons mededeelt, interichten. Maar dat vooral uw hart met uw gebed inftemme! want gy fpreekt met den Alweetenden, die uwe gedachten van verre verftaat; gy zoudt Hem hooglyk mishaagen, zo gy als huichelaars voor Hem wildet verfchy* MD. Geest der wysheid, geef ons allen. Door uw licht, ! Onderricht, Hoe we u kunnen welgevallen; C'oote God! zyt in ons raiddenj Toon genaê, En zeg ja, Als wy recht van harten bidden. De god der waarheid verhoore ons gebed, en geevé dat wy ailen van dit voordel nut mogen hebben, leering en troost erlangen,en goede voorneemens uit deeze vergaderplaats mogen medeneemen ! Amen! Offchoon het zeker zy, dat de grondregelen die jesus aan de wereid mededeelde, zo vol hooge wysheid zyn, dat zy den geenen die ze gelooft en opvolgt.de hoogde rust en te vredenheid verfchaffen, welke hier mogelyk is; offchoon zyne grondregelen zo algemeen nuttig zyn , dat ieder, van den vorst af, tot zynen geringfteri onderdaan toe, zyn geluk daardoor vinden kan; offchoon Hy het volmaaktde voorbeeld der deugd zy.dat voorgefteld kan worden, zo heeft Hy evenwel niet altoos die hoogachting gevonden, die Hy waardig is: een gfdor. gedeelte zyner tydgenooten verachtten en verwierpen Hem; in de volgende eeuwen is het getal zyner oprechte vereerders altoos zeer maatig geweest, en nog heden zyn er veelen die Hem in hun hart gering fchatten, ja zelfs die geringfehatting van Hem, door openbaaren laster te kennen geeven: Hy zeide dit reeds van te vooren < I. deel. Cc  *0Ï C. G. S A L T Z M A W, S *aafchowd8 Zwegen zyne vrienden, dat zy toen^ eens cfe Er**0* ^Uidig Z°üden toen eens de leerlingen van johannes tot hem kwa- 2?,5d?HJeoS,n en,aart nader wilden Jeer- k-: nen, zeiae Hy onder anderen tot hen: Zalig- is hv dteztg aan my niet ergert: gelukkig is hf, wildé « SPdi o„eorfigrdT my° 8e"'ng uiW aanzien .onoPgefmukte eenvoudigheid myner voorl verwan ' Wkam' °m my te veiai" « te J?y, ^ jtan, en zy»e wa„e haml/ke'gdhta ziS™™ni rechte vereerders hebben. er wil Kumi, zal in u ook aantoonen. eeTeenmaT£hwarZydn/00rga^^ genei££ het ^blinden- kiezen boven w Z'nne" fterk tot ^ trekt' te ver" siezen boven het nuttige; een man ^ v,0'rnaamen  KORTE VOORSTELLEN. XXVI. 20$ ftand, die met ryke klederen in een gezelfchap treedt, fchoon hy anderzins ook geene de minde verdienden heeft, wordt bewonderd,en ieder fchat het zig eene eer zyn vriend te zyn: een ander die in dilte veel goeds werkt, en, door getrouwe uitoefening zyner krachten, zig de nuttigde kennis verworven heeft . wanneer hy van nederigen dand is, en een gemeen wollen kleed draagt, wordt veracht en veelen fchaamen het zig aan zyne zyde te gaan: een man die veele taaien fpreekt, van de zon, maan en derren, van de zeden en gewoonten van verafgelegene Natiën veel kan Ipreeken, wordt bewonderd; en een ander, die zulk een opzien niet maakt, die zig in dilte bepaalt, by zyn geluk en dat van anderen te bevorderen, wordt naauwlyks bemerkt. ^ Deeze derke neiging van den mensch, om het icnitterende, het nuttige voortetrekken, is de waare oorzaak, waarom jesus, by veelen anders gefchikte menfchen, die hoogachting niet vindt, die hy verdient; want hy heeft niets verblindends aan zig: vraagt gy na zyn* dand? die is zeer nederig: Hy werd door zyne tydgenooten voor den zson van een armen onbekenden handwerksman gehouden; Hy gaat in de wereld rond, in de gedalte eens gemeenen mans, en zyn gevolg bedaat niet uit de voornaamden , maar uit de geringden des volks! visfehers, handwerkslieden zyn zyne vertrouwde vrienden? vraagt gy na zynen leermeester ? die kan Hy niet opnoemen! van alle de beroemde were.'dwyzen, die thans nog bewonderd worden , zag geen een Hem in zyne fehoole: vraagt gy na zyne daaden» Hy heeft niets fchitterends gedaan, geene armee aangevoerd , geen Landen veroverd, geene deden gebouwd, geene boeken gefchreeven ; maar Hy is alleen in dilte rondgegaan, en heeft vil gedaan, en zie moeiten gegeeven om de menfchen na de ziel en het liechaam gezond te maaken - vraagt gy na het onderricht dat Hy aan de menfchen medegedeeld heeft? ook daarin is niets verblindends: Hy onderhield zyne toehoorders geheel niet met diepe befchouwmgen, over onnavorschbaare geheimen in het allervolmaaktde Wezen; droeg geene nieuwe opmerkingen in de Natuur, niets, geheel niets, voor, van dat geene, wat de menschlyke nieuwsgierigheid begeert te weeten; maar iprak altoos alleen van dat geene , wat in en om den mensch is, en Cc 2  *J*ürt ïtl'ï* ■ -r - verzen nf u n/ , d z>nen voordragt niet in ^S ïïSf; :£he nine-rvhe r „ „». ooatS nf>bt; zoekt eerst na 't kogy al het allT "V** ^rechügheid, zo zult gen: «LIpph n gf C ,eerezui,en • ™ch tnumphboo. fXweLkeif' gelyk Cen booswicht werd vnwcr openJyKe befpottmgen omgebragt. Ontbloot van pracht en luister, ë Hingt ge aan een cZnïTXA^00"; Cy zaagt u»^^**»^ Terwymw vyand «"«Ier ieder. lbotS r„ koU„«r. i » waar is dan nu uvv God?" Gy behoeft u alzo, myne besten! niet te verwonderen, wanneer de zinlyke mensch, die alleen het fchitterende verkiest en bemint, weinig neiging heeft om den menfchenvriend, die van allen glans , wïlke den = tfeSage°nnt.t^uW?«'bde menfchen lievpr ml' w begryPelyk. waarom de Se?".^^^^ gelee-de 4 ber°emde eeriten nnfl9» ai.J " Na^reer, die, in den komt p? B S ee," gem3en en ongeleerd man voorwfi nl °Penbaa'e befpotting was blooigefteid , TlIto a^rH Waar°m Zy liGVer Z,'g ber~ ^nen L hlkk ARISjtoteles» cicero en andere geleden te hebben die flechts weinige menfchenbennen wier bekendfchap ons dus ligter het aanz en "an groot ' geleerdhetd verfchaffen - kan, dan de leere van jf „? die ook m de boere hutten geleezen wordt: waarom men hever leest die fchriften, die met diepe'bÏÏou". 3eld°PgeVU,d * l£ ?rheVenen en ^hterlykenTyl daf 5a J r fcbrandere ballen doorweeven zyn, nrmunten Pah T die door niets ander nn Ta' u door hunne waare eenvoudigheid. Doch dat het eene zwakheid en dwaasheid is, jesus ÏTeft tr^"* ,°m d3£ %-«s verblindt aan beoordeelt'i ^ beWyZen 5 esn wys mensch. ■ 01 f 2 de dlnSen naar de° "iterlyken fchyn ÏSeJïlnt? l'anS die dezelve" o-geeftf maar rfaa fXlf ^end,ge,Waarde' en god, de Alweetende °°k 30: fcy ^ uitdeeling zyner belooningen  KORTE VOORSTELLEN. XXVI. 40* in de toekomende wereld, vraagt Hy met, of men eenen voornaamen vader gehad heeft, of men veele taaien geleerd, en zig veel roems verworven, of men zyden, of wollen kleederen gedraagen heeft? maar Hy vraagt na inwendige goedheid en braafheid: Wie Rem vreest, en recht doet, is Bern aangenaam: zo> rasch wy nu jesos naar zyne inwendige goedheid beoordeelen, verdwynt alle luister der ftervelyken, gelyk het geflikker eener ftarre, en gelyk de maan verbleekt, zo rasch de zon boven onzen horil'ont opfteigt. De gevader van jesus was flechts een handwerksman, maar de Koning van hemel en aarde verklaart, door eene ftemme uit den heme! : Dit is myn geliefde zoon, in welken ik een welbekaagen heb! en verzekert dus, dat hy in veel hooger begrip zyn zoon is, dan alle andere menfchen: zyn gevolg beftond flechts uit ongeleerde mannen ; doch het waren evenwel mannen, die krachts genoeg hadden, om zonderde geringfte aardfche belooning, den moejelykften arbeid te onderneemen; die moeds genoeg hadden, om de vooroordeelen der geheele wereld aantetasten, en die grootmoedig genoeg waren, om voor het best der wereld hun laatfte droppel bloeds opteofieren: geen beroémd man was de leermeester van jesus, evenwel werd van Hem gezegd, dat de geest des vaders van alle geesten op hem rustte; en dat dit waar is bewyzen zyne leeringen: Hy heeft zig door geene veroveringen of andere verblindende handelingen beroemd gemaakt; maar wat Hy gedaan heeft, is zo groot, dat alles, wat de grootfte vvyzen, koningen en veroveraars gedaan hebben, daartegen niets is: hy heeft de Afgoden omvergeworpen, en heeft de van god afgevallene wereld tot de vereering haares Scheppers gebragt, en het geloof aan de onfterveiykheid, is tot in de nederigfte hutten uitgebreid: Hy leert ons niets wat onze fcherpzinnigheid vervrolyken, en onze nieuwsgierigheid ftillen kan; maar dat Hy leert is vol kracht; om de menschlyke ziel te verheffen ; haar tot de weldaadigfte , en algemeen nuttigfte handelingen gefterkt en geneigd te maaken, en om haar in alle mogeiyke wederwaardigheden en beangftigingen, moed en te vredenheid in te ftorten. Waar is dan dat boek, dar myn ziel zo veredelen , zulke ftille rust verfchaffen kan, als die belofte: Uw vader die in 't verborgen ziet, zal, wat gy in 't verborgen goed doet, u in bet openbaar vergelden) •nordet niet moede goed te doen,want te zyner tyd. Cc 3  ao6 C. G. SALTZMAN, zult gy zonder ophouden oogjlen: geen hair zal van uw hoofd val ten zonder de wille uw's hemelfchen vaders! want de geenen die god lief hebben, zullen alle dmgsn medewerken ten goede ? Zyne redenen hebben wel geene cierlyke, geenen poëtifchen zwier, maar even du bewyst, dat Hy die was, voor wien Hy zig uitgaf, naamlyk de Heiland aller menfchen ; want tot de menfchen behooren niet alleen die mannen, die armeen aanvoeren; maar ook die de fchaapen weiden: met alleen die, die boeken fchryven; maar ook die, die achter den ploeg gaan ; de eene ls even goed een mensch als de ander, zo wel een onftervelyk wezen als de andere: wanneer nu Jesus van deeze allen wilde verdaan worden, zo kon Hy niet als dichter, of cierlyk redenaar fpreeken; Hy kon zyne voordragt niet naar de regelen der fchoonheid inrichten, die in de agttiende eeuw aangenomen en mogelyk in de negentiende weder verworpen zouden worden; hy moest dezelven eenen fmaak geeven, die voor alle menfchen, in alle Landen en in alle eeuwen, zyne waardy had: en is die we, anders,dan de natuurlyke.deongekunftelde.deeenvoudige ? Hy werd het voorwerp der openlyke befpottmg; doch hy is boven dezelve verheven geworden, en heeft eenen naam bekomen, die boven alle naamen ts; Hy is van den doode opgedaan , en is ten hemel opgedegen , van waar zyn roem bekend is geworden en van waar dezelve zig nog altoos over de aarde uitbreidt: Gy leeft en hebt gezegepraald , Leeft nog in veele Landen: Met uw verryzing, Zoon vaa God; Laagt Gy den dood aaa banden. Welgelukzalig dan, die zig hier van kan overtuigen die zig aan jesus nietergerr, Hem niet veracht; maar die onder de nederige gedalte, welke Hy op deeze aarde aannam, zyne hoogheid en grootheid, onder de ongekunftelde eenvoudigheid, waarin Hy zyne leere kleedde, zyne hooge wysheid ontdekt: gelyk hy, die het viooltjen , dat zig nederig onder zyn loof verbergt ontdekt, door deszelfs verkwikkende reuk, die het hem deed tegenkomen, beloond wordt, zo ontvangt ook hy groote belooning, die de hooge waarde van jesus en de dierbaarheid zyner leere kent; in zyne ziele gaat een hemelsch ligt op ; by a! de fchynbaare wanorde en verwarringen die in de wereld heerfchen, heeft hy altoos die vaste hoop,dat, onder het opzicht van den al-  KORTE VOORSTELLEN. XXVI. 207 les regeerenden god,zig ailes op eene aangenaame wyze ontwikkelen, en eens aan 't licht zal komen, dat alles, wat kwaad fcheen en in den grond goed was. O onfchatbaare hoop, die ook in de grootfte verlegenheden der ziele eene zachte gerustftelling fchenkt! door jesus verlicht, gevoelt zy geheel haare waarde, gevoelt zy zig als onftervelyk, als god's kind, dat een onmeetbaare trap van volkomenheden te beklimmen heeft, en dit is een geduurige fpoor ,om zig meer en meer te verbeteren; altoos yverig daarna te traenten ,om de hooge waarde eens kinds, eens vriends van g o d waardig te worden ; recht veel goeds te werken ; zo te zaajen, dat men eeuwig maajen moge : door jesus onderricht, befchouwt zulk een mensch niet blootlyk den Wereldfchepper, die met eenen wenk werelden voordbrengen, en werelden vernietigen kan; maar hy ziet ook, vertrouwlyk op Hem , als het kind op zynen vader, dat van zyne goede handen brood, kleeding en alles wat het noodig heeft, verwacht: dit is een der grootfte oogmerken, die j e s u s by de menfchen heeft zoeken te bereiken, dat zy god kindsrlyk liefhebben, kinderlyk leeren vertrouwen : als Hy hun leert bidden , zo laat Hy hun god met deeze woorden aanfpreeken: Onze Vader die in de hemelen zyt: de geest, of de gezindheid, die Hy ons mededeelt, geeft getuigenis aan onzen geest, dat wy kinderen god's zyn; en deeze gezindheid roept in ons: Abt*, lieve Vader '. deeze eenige overtuiging, dat de Schepper der wereld, niet flechts in eenen oneigenlyken maar in den allereigenlykrten Zin myn Vader is ; dat myn geluk in zyne handen berust • dat het, offchoon alle Natuurkrachten zig ook daar tegen verzetten, aldaar allerzekerst is, is deeze eenige overtuiging niet alleen eene wereld waardig! kan de koninglyke waardigheid, en al het metaal dat de beide Indien in den fchoot haarer bergen bevat, my wel zo gerustftellen, als deeze overtuiging? zyn wy door jesus se'eerd en verbeterd, zo wordt alle lyden gemaatigd, de beledigende trotsheid, de harde behandelingen eens vyands, dat alles buigt zig onder het juk van j e s u s; men gewent zig van zyne verdienften befcheiden te oordeelen, m ieder mensch het beeld van god, den onftervelyken, den broeder te erkennen,en den bitterften vyand zachtmoedig voortekomen : de algemeene fchrik des menschdoms, de dood heeft niets verfchrikkelyks meer voor den geenen, die Hem vereert, dien de dood in zyn geweld nam en het licht heeft aangebragt, dat de mensch na den dood nog leeft en onverganglyk is: dit alles ontvangt en geniet hy  *03 C. C. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XXVL die de hoogheid van jesus, en de wysheid zyner leere. niet veronachtzaamt: veele du.zenden van braave menfchen hebben dit ten allen tyde bekend, en bekennen het nogik kan u daarom met volle zekerheid toeroepen: Zalig ts hy, die zig aan jesus niet ergert'. Wel hem die jesus woord bewaart, Hem wordt een hemel van deeze aard .• Zyn ziel fmiakt, fchoon aan 't ftof verkleefd t Geen jesus hem verworven heeft. ' Nu moest ik u nog myn waarden! vermaanen en onwekken, om u aan jesus niet te ergeren ; maar dit houde ik voor ornood.g: wie gevoel voor het nuttige, voor het waarachtige goede en fchoone, voor de ongekunfteldeen edele eenvoudigheid heeft, die is zeker ook genegen, in jesus den grootenLeeraar van god gezonden, den Verlosferdes menschlyken geflachts te erkennen: die god, die de fchoone Natuur fchiep, en die jesus zond, is een god: hydie de edele eenvoudigheid in de Natuur gevoelt, gevoelt ze ook rasch in de leere van jesus, die met de Natuur gemeenfchaplyk voor de zaligheid des menfchen werkzaam is: hebben dezodanigen wei opwekking om jesus aanteneemen noodig? die buiten dat voor edele eenvoudigheid, voor inwendig goed geen gevoel hebben, die de van goud of zyden geflikte bloemen meer bewonderen kunnen dan de bloemen des yeids, van welken jesus eens zeide, dat salomon m al zyn heerlykheid zo niet gekleed is geweest; die de kleeding der menfchen hooger fchatten, dan de yoortreffelykheid van den geest, van welken jesus eens ze.de, dat ,n fcbade of ziekte, die menfchen niets zoude kunnen helpen, al gewonnen zy de geheele wereld of alle ichatten en kroonen; deezen 2ullen dan ook geen' Zin hebben , om het edele, het voortrefTelyke in de leere van jesus te gevoelen: en zal ik het htm wei door de dringende af vorderingen en watmfle vermaaningen kunnen geeven ? ° Ik hermrerde u daarom dikwyls, het gebed voor het wezenlyk nuttige, voor bet natuurlyk fchoone, dat ons alle aangeboden, doch door eene verkeerde opvoediDK. ligt verdorven, en op ydel en verblindend fchoon toegepast wordt, niet te verzuimen, om dat ik overtuigd ben. dat dit gevoe: het beste middel is, om de hoogheid van Jesus, en de wysheid zyner leere te gevoelen: ik voee daarom hier dan deeze hartlyke wensch nog by: .Go4 fterke in n 't gevoel van 'c goede, ' Zoek't iieleheil in jesus bloede, Op dat gy na den dood herleeft, E" fmaakt dat god in jesus geeft.   C. G. SALTZMA N'S VERHEERELYKINGEN van GOD. e e * s t e jdeel.