Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG   GESCHIEDENIS DER GROOTE OMWENTELING I N FRANKRIJK   VOORREDEN. Dit ftuk , uit de gefchiedenis eener buitengewoone en onverwachte omwenteling , heeft geen ander oogmerk, als om voor den toekomenden Gefchiedenis-fchrijver eenige daadzaken op te zamelen, waar van. de Opfdier het geluk hadt, zelf ooggetuige te zijn. Hij bekent, geene andere verdienste daar bij tehébben, als die van volledigheid en levendigheid m de fchildering van toneelen, waar van hij zelf aanfchouwer was; en zelvs deze verdienste kan hij zich niet hoog aanrekenen, daar hij jlechts getrouw en treffend behoevde ter neder te fchrijven, wat onder zijne oogen voorviel. Wanneer hij ondertusfchen hier en daar kleine characlerijlike trekken opmerkte, en in den zamenhang inweevde; wanneer hij de gebeurenisfen, in derzelver natuurlijken zamenhang , zonder overdrevenheid of onnuttige Jieraadie'n, verhaalde; wanneer hij, zo veel de menfchelijkheid toelaat, onpartijdig bleef; wanneer hij gelukkig genoeg geweest is, om * 2 met  VOORREDEN met korte, maar treffende, wenken het begin en den waarfchijnlijkflen uitkomst dezer merkwaardige flaatsverandering op te geven; en, wanneer hij, voor dit alles, de goedkeuring van den tegenwoordigen Lezer, entoekomftigen Hijlorie-fchrijver darvt hoopen: dan heeft hij zijn oogmerk bereikt, en dan acht hij zich dubbeld beloond, dewijl in de moejte zelve, die hij zich hier toe gaf, reeds bij voorraad eene zekere belooning voor hem gelegen was. Parijs den ScHULTZ. 5den September 1789.  (KROOTE OMWÏNTEMNG . TJX F HM HUIK S CM UZ* Zt. ,)f <^ dezen roof, door kerkers,en dikwijls door moord handhavenen. Zij konden niet eer rusten, voor dat zij huniie magt tot hes willekcurigst defpotismus verheven hadden : dit konden zij niet eer uitwerken, voor dat zij de vrijheid, tot op het zachtfte gevoel van dezelve toe, verdrongen hadden : en dit konden zij niet eer , voor dat zij fhunne flagtoffërs , door vertwijfeling aan zich ■zeiven, tot kruipende Haven; door hét openen ■der canalen van dartelheid en weelde, tot merg•looze wellustigen; door het onophoudelijk vuuïig ftrevcn na zelvsonderhoud, tot egoïsten ; door -bergen van zwarigheden tegen de verbetering van liet geheel, tot zorglooze, zingende, en huppellende automaten; en, door de noodzaaklijkheid van met den ftroom méde te zwemmen, tot wegens zonder lievde, zonder vriendfehap, zonder zedelijke grondfteilingén vernederd hadden. 'Er was niets overgebleven, als Ministers, Spions» Cipiers en Slaven. Maar het fystema van ongehoorde inbreuken en aanmatigingen hadt zijn' hoogften trap bereikt, m daar moest het zich door zich zelve vernielen* De vonk der vrijheid, dié hier en daar in een* koenen geest, in een warm hart, in een verlicht ve'rftand verborgen lag \ die dikwijls in de holen •der BaitUle, en in de kerkers van het Chatelet, tot  < 3 > ïót cene eeuwige verftikking veroordeeld, nieuw* kracht won; en door onzichtbaare flagen, welke» de natuurlijke wispelturigheid en onvoorzichtigheid der onderdrukkers zeiven veroirzaakte , op het immer onverdclgbaar Zedelijk gevoel, die eenigfte in ons overgeblevene plaatsbekleedftei' der Godheid , eleétrisch werkte: deze godlijke vonk fprong eindelijk te voorfchijn, ert ontvlamde nieuwe hoop in alle harten, en, met dezelve * werkzaamheid, een' martelaars-geest, en hec patriotismus„ Nooit fcheurt zich de menseh ongeftraft van den mensch los. Hij is gefchapen^, om te ge*, ven en te ontvangen, en hij is wel dra alleen* wanneer hij alleen ontvangen, en even zo fchie*> lijk , doch met een weinig meer eer voor zijn hart, hoewel niet voor zijn verftand , Wanneet hij alleen geven wil. Die Alleenheerfchers, dia alles rondom zich heen onder fchatting gefield hadden, waren in het eerste geval. Schoon zij den ftaatkundigen draad, die hen aan de mensch* heid knoopte, verbreken konden; zo konden zij toch den natuurlijken, die hen in eene noodza* kelijke betrekking tot dezelve plaatfte, niet ver» nietigen. Hoe meer zij de menschheid beroovden, des te meer verloor deze; en hoe meer itze verloor, des.te minder voediel vonden zij A a voor  <£ 4 > foor hunne roovzucht. Zij moesten dus te ruggé treden, den geplunderden hun eigendom, den Haven hunne vrijheid, den moedeloozen moedj den bcangfHgden eenig gevoel van hunne eigene waarde, en den onderdrukten geregtigheid wedergeven , om hun dit alles weder te kunnen ontneemen. Maar het geen men tot welzijn der natie, eri redding van den Staat doen wilde, waren flechts bedrieglijke fchaduwbeeldcn , welken de onderncmendfte van alle despotiekc Staatsdienaars, de eerste Minister de Aartsbisfchop van Sens, en de Groot-zegelbeWaarder lamoignoN, hunnen Heer voortekenden, om aan hun despotifme een' voordeelige kleur te geven. Zij legden der natie nieuwe lasten op; vernietigden de Parlementen t die dezelven niet registreren wilden, floegen , in de plaats van dezen, een Cour pleniete voor, dat zij voor de bewaakfter van de grondwetten der natie wilden doen doorgaan, maar dat in de daad beftemd was, om de nieuw uitgefchrevcne lasten, door laage afhangelingen, te doen goedkeuren. Om de Parlamenten in een' onuitwischbaaren haat bij den Koning te brengen, vervalschten zij hunne befluiten, en gaven aan ecnige harde woorden van dezelven, die alleen hen betroffen, die wending, als of zij de geheiligde per-  < 5 > perfoon des Konings aantastten. Nu konden zij het wagen, den zetel der geregtigheid te beftormen , en uit deszelvs midden twee van hunne meest gevreesde tegenpartijders, espremenil en goeslard , met geweld weg te fcheuren ; den Graaf van Artois, door zijne eigenlievde, voorvegtcrij, en onderneemenden geest aan te zetten ? om met eene gewapende hand in den tempel des regts in te dringen (*), en aldaar ongeregtigheid af (*) In eene beoordeelfng van dft werkjen, geplaatst inde Allgemcine Literatitr.zeitung van 15 Julij 1790, vindt men op deze plaats de volgende aanmerking: „Het „ is niet na te gaan, welke onderneeming hier door den n Schrijver gemeend zij. Zou hij het registreren der „ Ediften, betreffende het Courpleniere enz., bedoelen, het welk op den 8 tien Maj 1788', door den Graaf „ d'Artois, in het Cour des Aidcs, gelijk door Monfiéur, „ in de Chambre des Comptes gefchiedde, en waar bij „ den Grave

af te persfen ; de leden van den Adel, die zier* tegen de nieuwlings afgeknevelde belastingen verxcttcden, als bondgenooten der Parlamentcn, als. rebellen en vervoerders des volles, af te fchilderen, en hun , als zij door hunne afgezondenen verfchenen, Bastille, galg, en burgerkrijg aan te kondigen; en eindelijk, om den Koning in een voor hun voordeelig misnoegen te houden, hem voor te liegen, dat zijn volk, het welk tot dus verre onder den druk der fchattingen gezucht hadt, van deze nieuwe lasten niets voelde , en dat deze de reden was , waarom de Adel ziek oproerig tegen zijne fchikkingen verzettede. Deze flappen waren te gewaagd , te ongehoord, dan dat niet een algemeene opftand daar door verwekt zou worden. Eenige landfchappen Waren reeds onder de wapenen , en allcngskens zou geheel Frankrijk in eene écnige vreezelijke gisting te zamen gefmolten zijn , die den Koning , de Ministers , en een gedeelte van het volk zelve ten verderve gebragt zou hebben, indien niet plotslings tweefpalt en ijverzucht onder de cabaal zelve uitgebroken waren, breteuil, een man vol van onbegrensde heerschzucht, zag .zich in zijne alleenhecrfching geftremd. Hij Vroeg zijn affcheid van den Koning, dewijl zijne ambtgenooten een' voorflag tegen zijn gevoelen aan  < 7 > aan doorgedrongen hadden. „ Sire T zeide hij, „ uwe Majefteit erinncre zich , dat ik in uwen Raad maatregelen voorgeflagen heb , aanlo-' „ pende tegen die, welker opvolging gij aanbe„ volen hebt. Deze ftap brengt mij in eene „ drukkende verlegenheid. Die landfehappen , ., welker inwilliging en ondertekening mij opgc„ dragen is, vestigen onvergenoegde oogen op „ mij. Ik bezweer uwe Majefteit, mij van deze „ pijnclijke betrekking te bevrijden, en mij mijn „ affcheid te geven." Deze, naar den fchijn opregte ,en belangelooze verklaring miste hare werking niet op het hart van een'Koning, die gaarne reeds overlang alles gezocht zou hebben goed te maken , wanneer hij geweten hadt , waar het kwaad verborgen lag. „ Neen ! breteuil , " zeide hij , „ gij blijvt; en juist om die reden blijvtgij, waarn om gij uw affcheid vraagt. Zo is 'er ten min„ ften één, die tegen durvt fpreken." Na dezen ftap was breteuil aan de ijverzucht en den haat der -overigen prijs'gegeven , en 'er was geen ander middel overig , om zijn' val te ontgaan, als de anderen te doen vallen. De Graaf van Artois, en door dezen de Kor A 4 ningin  ïringm waren op" zijne zijde. Hier door werdc de Koning op eens gewaar, in welken hbyrinth de Aartsbisschop en lamotgnon hem gebragt hadden. Maar de eerste, als begunstigde van de Koningin, werdt verfchoond, en, met krachtige aanbevelingen tot den Kardinaalshoed, na Rome gezonden, terwijl de laatfte met fchande en fpot van zijne waardigheid ontzet werdt > en zich terflond na zijn' val doorfchoot. De welvaart der Natie was het voorwendzd ter verwijdering van hun beiden geweest; men moest dus voortvaren, meerdere flappen te doen, om dien welvaart fchijnbaar te bevestigen. Men verhinderde den Koning niet, in het terug roepen der Parlamenten, en het herftellen derzelven in hunne vorige regten ; in het opheffen der nieuwe belastingen; in het verheffen van Ministers, die voor vrienden der geregtigheid en befchcrmcrs des volks bekend waren, uit de duisternis , waar in men hen te voren hadt doen nederzinken. Zo hadt de flerkfte cabaal gezegepraald; doch niet door de krachf der deugd, maar door den nijd en de gewelddadigheid eener heerschzucht, welke zich op de ruïnen der vorige heerschzucht Verheffen wilde \ door vrouwen, welken door hare  < 9 > hare eigenzinnigheid, en de begeerte om over andere vrouwen te zegevieren , fterk gemaakt werden; door gehuurde pennen en gekochte gewetens. Was dit niet het geval geweest, waarom verjaagde men dan niet te gelijk le noir, d'a- GOULT, MAURI, VERMOND, D'lIARCOURT , BEAU- marchais , en hunne zaamverbondenen ? Waarom vestigde men niet een ftraffend oog op foulon, brrïhier , launaij en flesselles "? Waarom vernietigde men niet de kerkers, welken de offers van het despotismus der Ministers verflonden ; en met dezelven de mogelijkheid, om daar in, door listig verkregen' bevelbrieven, welken te verkrijgen men zelvs dikwijls niet eens de moeite nam, nieuwe offers te brengen?... Doch het is onlochenbaar, dat het flechts een' cabaal was, die de andere cabalen verjaagde, om zich, met alle hare plans, creaturen, en maatregelen, in de plaats van dezelven te dringen. Het gevolg ontdekte en bevestigde dit met eene groote en bloedige revolutie. Zij riepen een' man te rug, wiens weldadige wil niets als goed wilde , wien zij daarom verjaagd hadden, maar wien zij even daarom te rug roepen moesten , wien zij vreesden , en wiens heilzaame oogmerken en fchikkingen zij op hunne rekening poogden over te brengen, om daar door A 5 een  ♦C ïo'> een feherm te bekomen, waar achter zij hurt baatzuchtig plan bedekken konden. Zij wilden Hechts door zijne hand uit de dringendfte ■ verlegenheid gered zijn, en hem dan op nieuw verjagen. necker kwam te rug, en, daar zijne gewe, tenlooze voorgangers Hechts gepoogd hadden, eene tijdelijke verzachting aan den kranken Staat toe te brengen, of zijne kwaaien te vcrheelcn, poogde hij dezelven in den grond te genezen. Eene geheele verbetering van de Staatsgesteldheid van Frankrijk'was het oogmerk van zijn hoofd, pn de daar uit allcngskcns te wachten verbetering der zeden het oogmerk van zijn hart. Nooit moet een grooter kop met een fchooner hart verbonden zijn geweest; nooit moet van beiden een godlijkcr plan zijn' oirfprong ontvangen hebben! Hij hadt zelf te fmertelijk onder het despotiek juk der Ministers geleden, dan dat het niet zijne eerste gedachte geweest zou zijn , hunnen alles omvattenden invloed te breken. Gelijk de zaken thands (tonden, bij de duizend uitwegen, welken £an hun , door het wettigen hunner misbruiken, en door de zedeloosheid der natie zelve, geopend waren, zon deze arbeid vergeefsch gedweest zijn, indien men hun niet een' Koning tegen-  < II > gengefteld hadt, die eindelijk begréép, dat'hij om het volk, en dat het volk niet om hem was; dat de tianfpraak, die het volk op hem hadt, ouder was, dan zijne aanfpraak op hetzelve; dat 'es eer menfehen dan koningen, eer nuttige boeren dan edellieden , eer vrije lieden dan Haven geweest waren. Deze wenken, hoe nieuw zij voor een' gebore* ncn Beheerfcher wezen mogten, vattcden evenwel wortel, deels, dewijl zij natuurlijke waarheden inhielden; deels, dewijl vertrouwde Raaden zeiven , fchoon niet zonder een ander plan in hunne harten, dezelven voorbereidden en ondersteunden; deels, dewijl de nood drong; deels, dewijl men den ten tweeden maale te rug geroepenen Redder niet terftond in de eerste dagen op nieuw verjagen wilde. Men behieldt het zich, tot dat tijdffip, wanneer hij orde in de algemeene 'wanorde gebragt zou hebben , vóór, hem van j$ie fpitfe van een volk, dat zich in hem weder §begon te voelen, gewelddadig af te Scheuren. De Koning dierhalven billijkte ernStig zijn plan, maar twee of drie der Ministers Slechts uit nood, en met vergiftige bepalingen, welke zij deels diep verborgen hielden, deels door waarfchuwingen, „ dat men toch behoedzaam te werk n:ogt gaan," van tijd tot tijd tegen hem uitten. De  < 13 > De vergadering der Algemeene Staten des Koningrijks kwam tot ftand, en met haar ging eene nieuwe zon over de natie op. Haar Koning kondigt zich, in eene aanfpraak aan hare Vertegenwoordigers, als den eersten vriend zijns volks aan. Zijn Zegelbewaarder barentin begint! eene andere aanfpraak met de woorden openbar3 vrijheid; verklaart den naam van burger van den Staat voor den edelften onder alle naamen; en .zegt: „ flechts misdadige en onnutte leden van .,, den Staat zijn verachtelijk: alle nuttige beroe„ pen zijn eerwaardig: de leeraar van den Gods„ dienst; de verdediger des vaderlands; de wree„ ker der boosheid en de befchenner der on-,, fchuld; de fchrijver, die patriotismus , wijs.,, heid, en befchaving der- wetenfchappen bevordert; de landman, aan wien de wijze ein„ delijk zijne regte plaats toegewezen heeft; alle „ dezen dragen maar een' naam, en deze is zoon „ des Vaderlands. Thands (voegt hij 'er bij), nu „ de Kerk rijk genoeg is, nu de Adel met eer „ en geld beloond wordt, moeten de bezittingen „ dezer beide Standen zich aan de algemeene be- „ lastingen onderwerpen." De Minister der Financiën eindelijk zeide met eene aandoening en een vuur, dat zelvs, wanneer hij ftom gebleven was, met meer nadruk gefproken zou hebben , dan de voorzichtige , welgepaste , afgemeetene aan-  < 13 > aanfpraak van den Groot-zegel-bewaarder; nec- kER zeide: „ Gelooft mij, mijne Heeren! j, daar. is maar ééne éénige groote Staatkunde • ■ voor eene natie ; maar één éénige grondftag j, van alle orde, alle magt, alle geluk; het is „ de grondflag eener zuivere , eener volmaakte „ zedekunde!" Wat kon niet de natie van dezen Koning, en dezen vriend des Konings, met de edelften uit haar midden vereenigd, alles verwachten? En in de daad verwachtte het volk een nieuw> gelukkig aanwezen van hunne vereenigde pogingen , en maar weinigen vreesden hen, . welken den overigen ook niet eens de hoop eens beteren noodlots hadden kunnen laten, wanneer zij met hunne oogmerken niet in tweeftrijd komen wilden. Zij vatteden weder moed, als zij zagen , dat een verdeeld belang de nationale vergadering Verontrustte , en meenden , dat zij op den weg Was, om even zo onverrigter zaake te fcheiden, als de vergadering der Notabelen, en de fchande en verandwoording op zich te laden, welke hun anders in eene rijke maate ten deele hadt moeten vallen. ' De ongelijke verdeeling der belastingen onder dc drie Standen was de bron dezer verdeeldheid. Deze  € *4 > peze ongelijkheid gaf der Regering ten allen tij* de middelen aan de hand, om de burgers van den Staat te verdcelen, en de verflandigfle raadflagen te verftooren. Het bijzonder belang der onderscheidene Standen was met het algemeen belang der natie in een' harden tweeftrijd, en moest daar zo lang in blijven , tot dat het beflist was, of men, wanneer men opofferingen waagde, dezelven aan de vrijheid, als het algemeene goed van alle drie de Standen, of aan de hebzucht der Mi* nisters toebrengen zoude, welken dezelven zouden hebben aangenomen, maar daarom de lasten yan den derden Stand niet zouden hebben afgewenteld. De voorregten van den Adel en de Geestelijkheid waren een deel van hunne vrijheid« die zij daar door tegen het Despotismus handhavenden, en zij konden dezelven niet opgeven , dewijl zij anders wel dra even zo gedrukt zouden zijn geworden, als de derde Stand. Deze was-' verbitterd op de beide eersten, dewijl zij niet alleen minder gedrukt werden, maar nog daarenboven de kweekfcholen waren , waar uit zijne onderdrukkers voortkwamen. Hij hadt vertegenwoordigers , welker geest niet voor een vreedzaam onderrigt was, die, in plaats van te bidden ^ magtfpreuken donderden , en, in plaats van te overtuigen, vrees verwekten. Op hunne zijde waren drie vierde deelen der natie, P8  < i5 > De Stad Parijs, met haar millioen inwoners," Was de naauwkeurige opmerkfter van het gedrag der nationale vergadering. In haar midden hadt zich eene kleine waereld gevormd, die , in de vleugelen van een verbazend groot paleis, alles infloot, wat aan het menfchelijk verftand, met alle zijne behoevten, en aan de menfchelijke zinlijkheid, met alle hare luimen , volkomene bevrediging verfchaffen kon. Dit was het Palais roijal, te voren de fchool der beuzelarije, thands de fchool van het Patriotismus.- Papieren van allerleien aart, bijzonder die , welken tot de merkwaardige crifis van den. Staat betrekkelijk waren, werden hier verkocht, gelezen , gebillijkt óf verworpen, befpot of verbrand, naar dat de narigten, die zij bevatteden, met den algemeenen wensch der natie overeenkwamen of ftreeden. De Staatkundige kwam hier, om zijne grondftellingen te doen gelden, het zij hij^ tot de Jristocratifche of Democratifche partij behoorde: de burger, om te verneemen, hoe de pogingen voor zijne welvaart afliepen: de daglooner, om te hoorcn, of hij hoop hadt, om zijn brood goed* kooper te eeten, en zijn' wijn beter te drinken; de waereld - burger eindelijk, om te weeten, of het heil der waereld in het gemeen, en der Franfchen in het bijzonder, zich tot zijne weldadige droomen van algemeene gelukzaligheid verheffe? zou»  < 16 > zou. Allen fpraken, hoorden, voelden met hetzelfde vuur, dezelvde deelneming. Dit gaf eene maate van gloed, die zich aan de overige bewoohers der hoofdftad, van allen ouderdom, fland , en fexe, mededeelde, en door de millioenen cahaaien , die uit de Provinciën in dit verbazend magazijn van wijsheid en dwaasheid, van deugd en ondeugd, te zamen liepen, met geweld dooi' het gantfche Land te rug droomden. Zo werdt het Palais roijal wel dra de wetgever der burgers van den Staat, met hetzelvdc gezag, dat het te voren bij de pronkers en pronkfters eener halve Waereld hadt. De derde Stand , als 'de talrijkfte , hadt van tien beginne af aan den fterkften invloed op de aldaar vergaderde nlenigte. De beide andere Standen hadden ook hunne voorvechters, maar wel dra werdt het voor dezen gevaarlijk, met na-, druk voor geenen te fpreeken. Hoe nader de nationale vergadering aan eene vereeniging fcheen te komen, des te nader kwamen ook de onderfcheidene partijen in het Palais roijal tot eikanderen. Het was, of men zich in de fchoonfte tijderi der Griekfche en Romeinfche republieken verplaatst zag, wanneer men,hier een' grijzaart op 'een' tafel fpringen, en tot zijne toehoorders met waarheid en nadruk fpreken; wanneer men daar « ■ ■ CCH  < i7 > een' jongeling in het midden van eene zaamgedrongene menigte vuurig ijveren ; wanneer men onder allen dezen vrouwen, maagden en kinderen, met wijd geopende oogen en monden hooien zag; en wanneer men een woedendgefchreeuw van goedkeuring voor den man die goed fprak, en een wild misnoegen tegen hem, die flecht fprak, ukbreekcn hoorde. Om dezen tijd was het, dat men verfcheidene Ridders van den ff. Lodewijk uit het Palais verjaagde; en menigcn Abbé op een' tafel tilde, en hem dwong, om met een kaal hoofd, en op zijne knieën, vergiffenis te fmeeken van die Natie, tegen welke hij, overeenkomftig den geest van zijnen Stand, onbefcheiden gefproken hadt. Döf Aristocraten en Abbèes verdweenen nu, of bleeven onpartijdig, of gingen fchijnbaar tot de partij van den derden Stand over. De Ministers en veele leden van de beide eerste Standen des Rijks zagen deze gisting, van dag tot dag, met meer geweld opbruifchen, en — sidderden. Uit het middenpunt van het Patriotismus ftroomden bijna dagelijks gezandfehappen na Verfailles, met redenaars aan het hoofd, die door een' heiligen , tot heden toe in Frankrijk geheel ongehoorden, ijver bezield, door de afB ?a-  < ïS > palingen heen, in het harte der nationale- verga* dering doorbraken, en dezelve tot eendragt vermaanden , met bewoordingen en drangredenen-^ die op het vcrftand zo wel als op het- hart van deVertegenwoordigers der natie werkten, aan denderden Stand moed gaven, en de twee eersten met verfclirikking .vervulden. Men was verbaasd wanneer deze redenaars, en hunne begeleiders zich als gevolmagtigden van de eene of andere Clubb, van het een of 'ander koffijhuis aankondigden;- want- men zag daaruit, dat de welvaart dcr natie een onderwerp van de beraadflagingcn-.. der natie zelve geworden was , dat millioenenkoppen thands dachten, millioenen Hemmen thandsfchreeuwden , die weinige weeken te voren ,' noch luid te denken, noch te fpreken gewaagdi hadden. De vrees van de voorfïanders der kwaade zaak werkte tot één en hetzelvde oogmerk zamen met den moed van de voorltenders der goede zaak ; en de beide eerste Standen gaven uit vrees, wat hun de derde door moedige ilandvastigheid afdrong. De vereeniging der drie Standen was hier van het gevolg.- :> Toen de tijding van deze gelukkige verandering te Parijs kwam, geraakte alles in een' vrolijken opftand, ilroomde alles na het Palais roijal, waar, onder honderd hoopen, honderd, redenaars - . - fton-  < ï9 > Honden, die met een vuur, dat naar eene hoögere inblazing geleek, het voorgevallene aan hunne toehoorders berigtten , en altijd met dezelvde deelneming herhaalden. Het was tegen den avond. In één oogenblik brandden duizend lampen in het Palais, en het afiteken van één eenigen zwermer was het teken tot een vreugdevuur, dat zo klaterend was, als eene vreugde van dien aart bij het charaéter dezer natie wezen moest. De blijdfehap vertoonde zich onder alle de toevallen eener vervoerende ijlhoofdigheid , en zelvs de zwakke fexe droeg* in hare fchortdoeken patroonen en zwermers aan, op dat dit verfchrikkelijk gekletter door gebrek aan kruid niet verflaauwen mogt. Het duurde den eersten dag van acht uuren des avonds , tot aan drie uuren des morgens, en in de oogen van een' halven millioen menfehen kwam geen Soap. Den volgenden dag hetzelvde tooneel, misfehien nog wilder; den derden dag hetzelvde, doch met een weinig meer gematigdheid. Grijzaarts, die misfehien zederd jaaren niet van hunne zesde verdieping afgeklommen waren, kwamen, met de gezellinnen van hunnen ouderdom , om , midden onder de knaapen , hunne zwermers in den algemeenen vuurftroom te werpen : moeders, met.hare zuigelingen, om aan B 2 dezen,  Ml 20 > dezendoor de Mitigerende blikfemftraalen van die vreugdevuur, een vermaak te fchenken, dat zr| over de aanleiding tot deze vrolijkheid nog niet voelen konden : vaders met hunne dochters en zooncn, die zij te vooren misfehien dikwijls voor dezen zetel van dartelheid en wellust gewaar-fchuwd hadden , en met welken zij thands genoeglijk onder deze Arcadiërs rondwandelden, dewijl zij de onfchuld hunner kinderen volkomen veilig achtten onder menfehen , welken thands. maar één gevoel bezielde: armen, die in de ééne hand hun droog avond - brood hadden, dat deze reis maar half zo groot was, als anders, om dat zij voor de andere helft een' voetzoeker gekocht Imdden: en eindelijk zelvs die ongelukkige Schepzelen van de andere fexe, die omtrent al het andere onverfchillig wezen moesten, dewijl zij het omtrent hare eigene edelfte belangens waren, mengden zig thands, haar treurig handwerk vergetende, onder de bedwelmde menigte, en gaven den Savoijarden , hare vrienden , om kruid tot vreugdevuuren te kopen, dat geld te rug, dat zij den vorigen avond, onder vreugde zonder medegevoel, voor vreugde vol walging en naberouw verdiend hadden. Dit opbruisfehen der natie, die, midden onder haar gejuich en hare vreugdefprongen, iets ver-' fchfik-  < 23 > Schrikkelijks en wilds hadt, dat zelvs aan hare vrienden vrees aanjaagde, werkte met des te grooter kracht op hare vijanden. Deze fielden te Verfailles de algemeene uitbarsting der vreugde als eene uitbarsting van ftaatkundige verbittering voor , en haalden den Koning over , om de rondom Parijs flaande troupen nader te zamen, en zelvs tot voor de poorten der Stad te laten rukken, terwijl in de Stad zelve, door openlijke bladen, en aangeplakte papieren, van de zijde des Konings om rust gebeden werdt. Rust te, hevelen , waagde men reeds niet meer, dewijl 'er niemand meer was, die overtredingen van dit bevel zou hebben kunnen flrafFen. De Politie gedroeg zich lijdelijk, en waagde her, niet eens meer, de verflrooide hpopen volks , die op de ftraaten zwermers onder de voorbijgangers wierpen, tegenfland te doen. De garde van Parijs., zo te voet als te paard, ging en reedt ftil haren weg , en deedt, als of zij de Schimpwoorden , die op haar, en vooral op hare bevelhebbers vielen, niet hoorden. Eerst zederd eenige dagen waren twee van hare Spitsbroeders door het volk voor booswigten erkend , en als zodanigen behandeld geworden. De één hadt de onbefchaamdheid, van op een'jongeling, die hem voor een' gebrandmerkten deugeniet herB 3 kende.  < 22 > kende 5 en daar voor aan een' zijner vrienden openlijk toonde, juist deze zclvde befchuldiging te mg te wentelen, en der Politie toe te roepen, dat zij hem gevangen nemen moest. Dit gefehiedde, en men bragt beiden bij een' Commisfaris van de Politie. De jongman ontkleedde zich, en men vondt aan hem geen fpoor van het hem aangewreven Schandmerk ; het verzamelde volk drong met een groot gefchreeuw daar op aan, dat de ander zich aan een dergelijk onderzoek onderwerpen zou! Men Scheurde hem dè klederen af, en vondt tusSchcn zijne Schouders het brandmerk. Van dit oogenblik af aan was hij verlooren : want de Politie dorst hem niet aanncemen, en kon hem dierhalven niet befchcrfficn. Het verbitterde volk nam hem in hun midden, Stootte , Sloeg, en Scheurde hem , en dreef hem door alle de Slraaten van Parijs voor zich hecnen. Hij ijlde in het Palais roijal, en meende hier beScherming te vinden; maar hij Vondt 'er duizend nieuwe vervolgers , die hem met nieuwen moed mishandelden. Men wierp hem in een riool, en trok 'er hem weder uit, om 'er hem nog eens in te werpen. Hij reddede zich nog éénmaal, en kwam in de Stad. Maar het volk volgde hem op den voet, dreef hem nog twee uuren rond, en op nieuw in het Palais roijal. Zonder adem, zonder krachten, met l '4 een  < o3 > -een gewond hoofd, bloedende borst , en -half ■naakt wierp hij zich in eene allée neder, én fchreeuwde reeds half dood : Ah l donnez - mot Ja mort! [Ach ! geevt mij den dood!]. DcZc ■woorden werkten als een eleétrike fchok op het ■volk! Alles riep: Grace! Gr ace ! [Genade! Genade !]. Maar nieuw aangekomenen, die dezen ■uitroep niet gehoord , en niet gevoeld hadden , .drongen toe, en traden en {loegcn hem van nieuw. -Dit was een ijzelijk ogenblik. Eerst tegen den .avond vondt hij eene Schuilplaats, en hij Stierf nog denzelvden nacht. Eene ongehoorde . verfchijning m Parijs, die grootc dingen voor de volgende dagen voorzeggen liet, en werkelijk voorbereidde! Met charactcr der natie was in eene crifis, gedurende welke vreugd, hoop , en zelvs - behoudenis met de half verbrokene ketenen der Slavernij worstelden, om wezens,vol van vrijheids-gevoel, en onverbidlijkheid jegens hunne vijanden te vormen*- Maar juist deze uitbotting eener verhevene moraliteit was misdadig in de oogen van hun, die gce^ ne heerfchappij en geenc onderwerping vonden, als over en onder Slaven zonder moraliteit. De Hertog van Orleans en necker , beiden reeds eenmaal, om dat zij de lievelingen des volks B 4 wa-  < =4 > ren, belasterd en gevallen , Honden thands weder aan het hoofd van hetzelve, en weder met hetzelvde gevaar. De Koning en de Koningin werden, door allerleië wegen en kunftenarijën, tegen het volk ingenomen, en men hadt hen reeds lang te voren tegen hetzelve weeten te verbitteren. Men hadt fchrij vers gehuurd, die den mond van het volk openen moesten, om de ergerlijke chronijk van het Hof te verhalen:men hadt verleiders gekocht, die het volk tegen één' der nuttigde burgers van den Staat, tegen den koopman reveillon , opruijen, en hetzelve aanzetten moesten , om zijn huis te beltonnen en in de asfche te leggen: de cabaal hadt de Politie in haren Chef gewonnen , om zich tegen dezen opftand niet te verzetten, maar denzelven veel eer aan te vuuren ; en dezelve floot dus als het ware een' befchermenden kring rondom den woedenden hoop, waar door de gisting , die zich anders in werkelooze fchimpwoor* den zou hebben opgelost, tot een' formeelen opftand rees, waar van de hoofden zich zelvs tegen de troupen des Konings verzetteden. Nu {telde men den Koning voor, dat, na zulke verfchijningcn,zelvs zijne phyfifche exijlentie in gevaar was, na dat men zijne moreele, door kwctfing van hare gevoeligfte zijde, door fpotfchrivten op zijne Gemalin, op zijn' broeder, en tevens op zijn' eer als menfch, zo bloedig aangegrepen hadt. Afkeer  < -5 > keer van een volk, met het welk hij, zo veel men het hem toeliet, het altijd goed gemeend hadt ; misnoegdheid tegen de befchermers van hetzelve ; en dadelijke bevreesdheid voor zijne eigene perfoon maakten zich meefter van hem; en deden hem befluiten, om een leger van troupen rondom zich zamen te trekken , en wel vooral vreemde (a) troupen , die , gelijk men hem wijsmaakte, meer op zijne zijde waren, dan de nationalen ; en dezen met bevelen te voorzien 5 die den trots zijner natie, welke haar hoogfte genot in de lievde tot haren Koning ftelde,met hare exiftentie , en de hoop op eene betere toekomft, welke haare vertegenwoordigers te Verfailles thands met vereenigde krachten fchicpen, in. eenen vreezelijkcn ftrijd bragten. De Hofpartij meende gezegepraald te hebben, toen zij den Koning tot deze geweldige maatregelen hadt overgehaald; toen zij de armee in den Hertog van Bruglio op hare zijde gekregen hadt ; toen zij den inwoners van Parijs, door gewapende barrières, en fterke patrouilles, f» De Schrijver bedient zich van de uitdrukking vreemde troupen met opzet, offchoon hij weet, d»c de troupen uit de Duitfche Provinciën van Frankrijk dien naam niet verdienen, en dat dezelve ten hoogften van de regimenten Zwitfers gelden kan. Een beroemd iid van de nationale vergadering noemde ze gelvs hordes barbar es du fond du Nord. B 5  trouilles, én door de ftremming van den invoer, welke insgelijks door hare creaturen, berthier, foulon , en hunne medehelpers, tot ftand gebragt was , een' toom en breidel in den mond meende gelegd te hebben. Zij dacht 'er nu op, om denlaatften ftap te doen, en der natie , in haren befchermer,den edelmoedigen necker , de nieuw opgaande zonneharer vrijheid plotslings te ontrooven. Maar juist deze maatregelen , die haar plan dékken moesten, wekten, door derzelver gewelddadigheid, eene even gelijke gewelddadigheid op. De natie werdt daar door tot het verfchriklijk alternatif gebragt, om of in hare vorige verdrukkende flavernij te rug te gaan, of onder den iabel van vreemde troupen, en midden in haar rijk vaderland, van honger te fterven. De phyjifche en moreels aandrang werkten hier te zamen, en, Waar deze beiden vereenigd zijn, daar hebben zij feog altijd halve-goden en vrcezelijke ftaatsberoeringen doen geboren worden. Hoe nader en talrijker de Duitfche troupen aanrukten, des te zichtbaarder werdt het gevaar en de elende. Zij hadden op hunnen togt opgeteerd, wat voor de Provinciën, aan welken zij zich opdrongen , beftemd geweest was, en wat de geauthorifcerde koornkopers-overgelaten had£ i den  dém Gcheclc familiënvan landlieden droomden na Parijs, en fmeekten hunne rijkere medeburgers om brood aan. Het was een hartverfcheurcnd fchouwfpel, deze ongelukkigen, met de werktuigen tot den oogst, met Sikkels en harken in de handen, in de draaten van Parijs te hooren jamme* ren, en verhalen , dat de woekeraars niet alleen liet gedorfchte koren van het vorig jaar , maar ook het groene, dat nog op het veld dondt, gekocht, en hun, met het brood, tevens de gelegenheid om brood te verdienen ontroovd, en zelvs den arbeid van den oogst aan hunne onderhorige woekeraars verpacht hadden. Men gaf deze elendigen rijkelijk , en vloog nog met de eerfle in* drukken, die hun gejammer gemaakt had, na het Palais roijal, om nieuw voedzel aan de verbittering der daar vergaderde patriotten te geven. Maar dezen waren nog altijd in die vertwijfelende mismoedigheid, welke den rondom geketenden hulpelozen, die geen geweld met geweld keeren kan, inwendig knaagt, doch zich alleen in woorden uitlaat, dewijl zijn arm gebonden is. De troupen voor de poort bragten alles in beweging, maar hielden ook alles in vrees. Men fprak van dezerVen te verdrijven; maar van waar kanonnen * ammunitie, geweeren, aanvoerders? Zo verblind was de algemeene verbittering niet, dat men zich ; zei-  < 28 > zclven tegen de bezoldigde dienaars der Ariflocraten beftand rekende. Men wift, dat de kunst thands onzen krijg voert, en niet de moed. De haat der natie tegen de Duitfche en Zwkzerfche foldaaten brak hier en daar, even als een enkele blikfemitraal, uit ; en werdt koencr, toe» de nationale foldaaten zich begonnen uit te haten, dat men hen verwijderde, om dat men hen voor burgers van den Staat hieldt; dat men hen, even als de natie zelve , door vreemden onderdrukken wilde ; en dat hun Koning voor hunne lievde begon te vrezen, dewijl hij , ter befcherming zijner perfoon, vreemden nevens hen gevoegd hadt. De Franfche garde, een patriotfeh, en op zijne vorige groote Chefs hoogmoedig, corps maakte een begin met dit openlijk, zelvs aan hare bevelhebbers, te zeggen, en zich tegen de Duitfche troupen , overeenkomstig deze uitdrukkingen , te gedragen. Bij den bekenden opftand der inwooners van Ferfailles, die den Aarts -biffchop van Parijs in levensgevaar bragt, toonde zij het eerSt hare grondstellingen. Toen men hen beval op het volk te Schieten , ftrceken zij de gcweeren , en verklaarden ; „ dat ook zij burgers „ vair den Staat waren, en hunne wapenen niet „ tegen hunne broeders, maar tegen de vijanden „ van hunnen Koning en van hun vaderland droc- 9t Scn'  < 20 > gen ; dat alles, wat de Aarts-bisfchop tegen y, den derden ftand geuit had , ook hen betrof, dewijl zij allen gezamentlijk van den derden ., dand waren." Zij verwijderden ondertusfchen het volk, zonder geweld te gebruiken, en één uit hun midden riep den Aarts-bisfchop toe: 5, Monfeigneurl wees gij nu ook grootmoedig!" Maar hij was dit niet, en zij moeiten hem nog één befchamend voorbeeld geven. Hij liet hun den volgenden dag eene belooning in geld aanbieden voor den dienft, dien zij hem bewezen hadden; maar zij floegen dit af, fchoon de aanbieding op eene wijze gcfchicdde, die hen in het geheel niet kwetzen kon , en ten uitterden beleefd was. Deze edelmoedigheid was zeer onverwacht bij hen , die gemeend hadden zeker van hun te zijn. Men waagde nog ééne poging op hun. Hunne Overfte hadt Schikkingen getroffen , dat huil loon ongeveer twee fous dagelijks vermeerderd zou worden: doch zij namen deze vermeerdering niet aan, maar verwierpen ze reeds in het eerde oogenblik, zonder zich te bedenken, en éénparig. Het Franfche tooneel wilde een benefit ten [hunnen voordeele geven, en kondigde dit in de nieuwspapieren aan; maar te vergeefsch: zij verklaarden , dat zij geen' penning aanneemen zouden voor een' daad, die, hoe gewaagd zij ook ge--  •< 30 > o-eweest was, eene rijkelijke bclooning in haar pairimsmm gevonden hadt. Dit fijn gevoel, dat hen aandreef om het geld te verachten , drong hen eenige dagen later, om zelvs hun leven niet te fparen. De hoop der natie rustte met regt op zulke mannen: ook was men in een algemeen enthujiasmus voor hun. Waar eenigen van hun verfcheenen, was jong en oud, man en vrouw, rondom hen verzameld ; men klapte in de handen, en fchreeuwde hun duizendmaal bravo! toe; en de aanzienlijkste burgers van Parijs, omhelsden en kusten hen openlijk, en gingen met hun arm in arm. Hier vertoonde zich het character der natie in zijn fchoonite licht. Alles wat groot en edel is, werkt op haar met eene ongelooflijke lhelheid; zij voelt, bewondert, en ftroomt deze bewondering, in één ondeelbaar oogenblik, door woorden en daden uit. De partij van den derden ftand was, door hun, drieduizend gewapende mannen, en vuurige patriotten Sterker geworden. Geen één was 'er onder hen, die één oogenblik onzeker geweest was* welke partij hij bijvallen zou, indien geweld met geweld gekeerd moest worden. Hunne bevelhebbers echter, die allen op de zijde der Aristocraten waren s  < 3i > waren, waagden het, cenigen van hun, die hunne grondftellingen openlijk in hunne tegenwoordigheid gepredikt hadden, na de gevangenis te zenden , om tot een waarfchuwend voorbeeld voor* anderen te ftrekken: maar het was reeds te laat. Hunne broeders, de burgers, braken hunne ge-< vangenis op, en voerden hen in triumph door de gantfche Stad, herbergden ze, en gaven hun onderhoud. Daar zij altijd den Koning nog fpaar-> den, die hun niet meer fcheen te willen fpaaren, zonden de inwoners van Parijs een formeel gezandfehap aan de nationale vergadering, en lieten door hetzelve den Koning om genade voor hun bidden. Zij verkregen dezelve , maar te gelijk ook hun affcheid. Ondertusfchen vorschte men alle de openbaaro en verborgene bewegingen der Zwitferfche garde naauwkeurig na. Van hunnen bevelhebber, den Baron van bösenwahl (*) , wist men, dat hij zich tegen de ftrenge bevelen van den Hertog van BROGLio,*in gevalle vaneen' opftand te Parijs, O) Hij wordt bij de Franfche Schrijvers bezenvai, genoemd. Dat zijn eigenlijke Duitfche naam bösenwal» is, vindt men aangemerkt in de Allgemeine Deutfche, Bi~ blieiheck, XCI band, 2 Stiick, f. 5-5' ■DE VERTALER.  < > fj/x , niet verzet, maar dezelven veel eer uitgebreid , en fcherper gemaakt hadt. Men wist, dat hij, door ftaatkundige betrekkingen , mede in het belang der /Iiijlocraten ingewikkeld, en, door zijne zedelijke grondftellingen , met hunne harten verbroederd was: dat hij aan zijn corps het nodige, dat door den Koning voor hem beftemd was, ongeveer op dezelvde wijs uitreikte, als de Intendant van Parijs, berthier dë sauvignij , één der eerste koornwoekcraars, aan zijne Provincie de gaven der natuur toedeelde. Op hem dierhalven konden de inwooners van Parijs, als op een' verklaarden vijand, rekenen ; de Stafofficieren konden zij niet vertrouwen; en ten aanzien der Subaltemen en der gemeene Soldaatcn waren zij onzeker. Offchoon de laatften zich hadden uitgelaten , dat zij hunnen bevelhebber , en de wegen, die hij gebruikte om zich te verrijken en hen te drukken, wel kenden, en dat ' zij ook van den derden"1 Stand, en zelvs uit het midden van een vrij volk afftamden, dat hen niet dwingen zou, om te moorden onder een ander volk, het welk na het eigen goed Streefde , waar op zij zo ijverzuchtig waren; offchöon de goedhartige Zwitfcrs zich zo hadden uitgelaten: zo kon men toch dit alleen ven hun verwachten, dat zij zich onzijdig zouden houden , en niet fchjeten, wanneer men het hun beval; maar niet,  < 33 > niet, dat zij met de burgers en de Franfche garfde eene gemeenc zaak tegen de Duitfche troupen zouden maken. Ondertusfchen was daar door reeds veel gewonnen, dat zij geene vijanden waren, indien zij ook geene verklaarde vrienden wezen wilden. . Ondertusfchen klom het gebrek aan koren ie» deren dag, en het heir rondom Parijs en Verfailles vermeerderde zich ieder uur. De bewoners der verder afgelegene Provinciën, die geen gefchut tegen zich gekeerd zagen, en geen klein geweer te vreezen hadden, zo als de Parijfenaars, leeden daar voor des te meer van de maatregelen der korenwoekeraars. In bijna elke aanzienlijke Stad , waren 'er eenigeii, die verbonden waren aan dat groot gezelfchap, aan welks hoofd foulon en berthier waren , en dat den korenvoorraad des gantfehen Koningrijks in zijne magt hadt. Met den nood , klom de verbittering tegen de oirzaaken van denzelven, en in verfcheidene Steden begon men de magazijnen dier woekeraars te beltonnen , te plunderen en graanen en meel te verdeelen. Zij zeiven werden door het volk mishandeld, en eenigen onder hun ontkwamen naauwlijks een' fmaadelijken dood. De narigten van oproer uit de ééne Provincie, liepen met klachten over hongersnood en, « . C op-  < 34 > opkopingen uit eene andere, en met bezwaren over het mistrouwen des Konings, en over da zamenpersfmg van vreemde troupen, uit eene derde, in de nationale vergadering te zamen. Dit deedt alle overige beraadflagingen over heC toekomflig welzijn der natie ter zijden zetten, om tegen haar tegenwoordigen nood maatregelen te neemen. De vergadering benoemde eene Commisfie, om de oirzaaken van het gebrek aan koren uit te vorfchen, en naar hun beste weeten op goede gronden middelen voor te {laan , om de daar uit ontftaane elenden op te heffen. -De Pra> fident dezer Commisfie, du pons, gaf onverwijld berigt van haren arbeid, en fprak met een' aandoening en nadruk, die hem alle harten en een algemeenen bijval won. „ De oirzaken van hec „ gebrek aan koren (zeide hij) hebben wij in „ de cabalen der Parlamenten gevonden, die het „ transport van graanen uit de ééne Provincie in „ de andere verboden hebben; in de opkoping; „ van hetzelve , welke men zich in een' tijd „ veroorlovd heeft, waar in men voor gebrek „ vreest, en waar in de woekeraars zo wel, ala „ zij die waarlijk koren behoeven , en geld in „ handen hebben , een' grooten voorraad te za„ men brengen ; in het eigenbelang van zom4, mige menfchen , die voor rekening -van den » Ko>  < 35 > „ Koning in de magazijnen leveren, maar die, „ dewijl hunne provifie geëvenredigd is aan de „ prijs, waar voor zij weder verkopen , deze „ prijs beftendig hoog zoeken te houden , om „ hunne vermoordende winsten te verhogen." Hij las daarop een' brief van necker, aan de GommhTie gefchreven, voor, waar in deze berigt gaf van het geen de Koning gedaan hadt, om de elcnden van zijn volk te verzachten, en de levendigfle aandoening brak in de nationale vergadering bij de volgende plaats uit: „ Men hadt wel een „ onderfcheid kunnen maken tuflêhen het voedzel „ der rijken en armen; maar het hart van onzen ,-, Koning verhief zich daar tegen." De armen (zeide hij) „ „ zijn zo wel mijne onderdaanen, als „ „ de rijken, en hebben hetzelvde regt op mij„ „ ne voorzorg. De arme zal dierhalven het„ „ zelvde brood eeten, dat de rijke eet. Ik „ „ verklare hier mede, dat, indien het gebrek ,-, „ zo groot wordt, dat men, om het tarwe„ ,, meel te verlengen, rogge daar onder men„ „ gen moet (£), ook op mijn' tafel geen an„ „ der brood komen zal, als het geen vr.n „ „ dit (£) Deze opoffering is voor een Fransch Vorst veel grooter, dan zich een vreemdeling voorftellen kan. Mê.a kent in Parijs niet anders, als wittebrood, c ?  < 36 > „ „ dit mengzel gebakken is ( driegers omringd. Ik verwonder mij, dat meri „ over het fluk der opkoping van het koren zo „ ligt heenen flapt. Nog dezen morgen heb ik „ den Intendant van Parijs en anderen, als fchul„ digen aan deze misdaad, bij de Commisfie aan„ gegeven." De naam van dezen man is bouche. mirabeau , en twee of drie anderen , waren op zijne zijde ; maar flappen van dezen aart fcheenen nog te vroeg, en te gevaarlijk. Men befloot, den Koning een dankadres!voor zijne voorzorg te overreiken, en hem te verzoeken, dat hij aan de Provinciën mogt doen berigten, dat de regering voor de noodlijdenden zorgen, dat de nationale vergadering de daar toe befleede fommen door een of ander middel in de Koninglijke fchatkift te rug bezorgen, dat de uitvoer van graan tot O&ober toe verboden worden , en dat eindelijk , trots allen wederftand, het transport uit de ééne provincie in de andere vrij wezen zou. De Graaf van mirabeau ftondt op, en zeide, dat hij onfeilbare middelen wift, om eene aanzienlijke hoeveelheid graan uit America te krijgen ; en verzocht flechts vierentwintig uuren tijd, om zijn' voorflag door te denken, en der vergadering mede te deelen : men zou dan den prijs van het brood twee fous per pond verminderen kunnen. C 3 Oe-  < 33 > Gelijk het gefchreeuw om brood tot in de nationale vergadering doorgedrongen was, zo drongen ook de algemeene bekommernisfen , dat de zamentrekking der troupen misfehien een gewelddadig oogmerk hebben mogt, tot in dezelve door. Men fmeekte den Koning, dat hij dezelven te rug mogt trekken, en zich ook in dit opzicht als een vader gedragen, en als de vriend zijner natie, die zelf niets vreesde , en ook geene vrees aanjagen wilde. Hij andwoordde : „ zo lang gij mij ver„ trouwt, zal alles goed gaan." Ondertusfchen kwamen dagelijks nieuwe troupen aan, en Verf ai lles en Parijs hadden het aanzien van belegerde fteden, Mirabeau , die buitengewoone man , • die een Engel is, wanneer zich het genot zijner eerzucht op weldadige ontwerpen grondt, maar een Duivel wordt, wanneer hij zich hetzelve op kosten van één of ander ding , mensch , of gczelfchap verfchaffen moet; die thands , daar hij aan het hoofd van den derden ftand Haat, ook allen glans, alle eer na zich trekt, welke aan den redder van denzelvep voor eeuwig befchoren is; die zijne gezondheid, zijn leven niet fpaart, om op deszelvs welvaart zijn' roem te bouwen; terwijl hij, wanneer hij aan het hoofd van den Adel ftondt, met denzelvden geest, met denzelvuen alles medeflce- pen-  < 39 > penden, vernielenden en verworgenden ijver, den derden Stand den voet op den nek zou zetten, en uit deszelvs volkomene vertreding de fchoonfte laurieren voor zich zou doen ontfpruiten : die zeldzaame, vreezelijke kop, die beloofd hadt te zullen zorgen, dat zijne lastgevers niet van honger ftierven, was ook één van de eerften, die begon te donderen, om hen tegen het gefchut en de fabels hunner bastaardbroederen te beschermen. „ Wij hebben den Koning gebeden," (dus hief hij met zijne geweldige item,,in de zitting van den oden Julij aan) „ dat hij de troupen te rug „ mogt trekken ; en hij heeft ons geandwoord: v „ Zo lang gij op mij vertrouwt, zal alles „ „ goed gaan." Zo lang f Als of het vcrtrou„ wen der Franfche natie op haren Koning eer ophieldt, dan met den laatften vonk harer va„ derlandslievde ! Dit vertrouwen behieldt en bc9, houdt nog heden zijne gantfche fterkte, en het „ fielt ons ten opzichte des Konings gerust, ge„ lijk het den Koning, ten opzichte zijner natie , „ gerust moet, Hellen. Maar welke gevolgen , heeft onze gerustheid ? Gedurende onzen „ droom ftroomen van alle de einden des rijks „ foldaaten toe , en eene vreezelijke artillerie;-, .„ aan de fpitfe van 30,000 krijgsknechten, fluit C 4 „ alle  < 4°- > 't, alle toegangen, ! Wij zijn ih>een labyrinth, erf „ den draad, die ons. daar uit redden kan , te „ zoeken en aan te grijpen , is met levensgevaar „ vermengd! — Waar toe dit op één pakken van „ foldaten en gefchut ? — Men wil den Staat „ eene nieuwe organifatie geven ! wil men dat s> door gewelddadigheid en dcspotismus? en ge- looft men , dit daar door te kunnen doen ? Ik „ zweer bij mijn leven , dat ik hen , die door „ valfchen raad den goedhartigflen der Koningen tot dezen Hap verleid hebben , aangeven , en „ aan de verachting en af keer der waereld over„ leveren zal! Het hart der Franfchen is de on„ verwinnelijke lijfwacht van hunnen Koning." 1 De gantfche zaal weergalmde van een luid g«* fchreeuw van goedkeuring, en men bemerkte Hechts hier en daar een'Edelman, die, met eene bevreesde of veelbeduidende mine , het hoofd fchuddéde. Men fl-oeg een adres aan den Koning voor, waar in men hem nog éénmaal verzoeken wilde, de troupen, vooral de vreemde, te rug te trekken. De inhoud en de form van hetzelve droegen reeds zichtbaare blijken van het nieuw charaéter der natie. Het werdt door mirabeau1 ontworpen, aan eene commisjte voorgelegd, van deze met eenige veranderingen goedgekeurd, aan de nationale vergadering voorgelezen, cn van de- ze^  <4i > ze, (met uitzondering van eenige weinige leden, die aan deze vrijmoedigheid nog niet gewoon wa-* jen , of van dezelve ook iets te vreezen hadden), met een zoort van triumphgefchreeuw gebillijkt. „ Sire!1'' (dus hief hetzelve aan) „ uwe Majefteit heeft van de nationale vergadering ver-, .„ trouwen verlangd. Gij komt daar door haar „ eigen hartelijk verlangen te gemoet. Wij had,, den onze bekommernisfen in uwen fchoot ter neder gelegd. Niet om uwe befcherming bid„ den wij: dit zou eene belediging zijn voor uwe „ lievdc tot de geregtigheid ; uw hart, Sire! is „ de bron van alle geluk voor uwe kinderen: „ maar moeten wij niet bekommerd worden , „ wanneer wij alles rondom ons met foldaten be-> „ zet zien? Wie, waar zijn de vijanden van den „ Koning en den Staat? Waar de oproermaakers, „ die men verdaan , waar de tweede ligue , die „ men uitroojen moet ? Dit vragen wij elkande,, ren telkens, en eenpaarig andwoorden wij; „ „ Wij beminnen onzen Koning, wij bidden ^, „ hem aan. Hij is het pand, dat de Hemel der f, „ natie van zijne lievde gaf. „ O Sire! Hoe legt men het aan, om aan uw volk uw hart te ontfleelen ; om u diets te maa5, ken, dat het u niet vereert, nocji acht? C5 „Al-  < 4^ > „ Alleen goedhartige toegevendheid , Sire i „ kan de rust in de hoofdstad weder herftellen. „ En het is zo fchoon, door lievde te heerfchen! „ Deze was de grondflelling van lodewijk IX, „ lodewijk XII, hendrik IV. Hinderla- „ gen, valstrikken kunnen de natie niet beteuge„ len , zouden haar Hechts koener en onderne„ mender maken." • „ De hoofdftad is in dringend gevaar ! Met, „ welke oogen moet het ook de burger aanzien, „ dat, in het midden van het dringendst gebrek , „ duizenden aanrukken, om hem zijne laattte „ beete te betwisten? —— De troupen zijn in dringend gevaar! Want de Franfche Soldaat, „ zo na aan het middenpunét onzer beraadflaginr „ gen, zal van ons vuur, van onze driften mede „ aangegrepen worden ; vergeten , dat hij Sol? „ daat, zich erinneren, dat hij burger van den „ Staat is. — Gevaar voor u, Sire! gevaar voor „ ons, voor de gantSche natie!" Sire! zend gij het geSchut, dat voor de vei„ ligheid uwer grenzen beftemd is; zend gij de „ Soldaten, die uwe Raaden van derzelver posten „ herwaarts geroepen hebben; .zend gij de vreemden te rug, die wij betalen, om het va,5 derland te verdedigen, en niet, om hunne „ wape-  < 43 > % jj, wapenen tegen hetzelve te keeren. Sire! Gij zijt in het midden uwer kinderen, laat u door ?J hunne lievde befch'ermen ! Vrijheid is de j, fchoonltc uwer weldaden ; fchenk ons de9, zelve J" Het grootfte gedeelte der nationale vergadering gaf aan dit koen en nadrukkelijk voordel uit vollen harte zijne goedkeuring. Eenige weinigen bleven in eene veel beduidende- onverfchilligheid omtrent hetzelve , of maakten, met een even zo veel beduidend gefchreeuw, aanmerkingen over woorden. Een van de laatften vroeg mirabeau, wat hij met de woorden der -inleiding hadt willen zeggen ? Een ander merkte aan, dat in het adres iets doorgelchrapt was. Een gefchreeuw van misnoegen brak tegen hen uit, en, zonder hunne aanmerkingen te hooren, waar mede zij Hechts tijd fcheenen te willen winnen , werdt eene deputatie benoemd , die het adres , zo als het was, aan den Koning overhandigen zou. De Graaf van clermont - tonnerre , een demosthenes in de vergadering, was aan het hoofd derzelve, 'en las het, als Praefident, aan den Koning voor. Hij zelf andwoordde 'er niet op , maar de Grootzegelbewaarder gaf, in zijn' naam, den Praefident het volgend fchriftelijk andwoord, dat het ontwerp zijner zamenzweering duidelijker in de ^ogen deedt vallen. „ De  < 44 > „ De wanorden en ergerlijke toneelen, die in '„ Parijs en Verfailles, onder mijn oog, en dat „ der Algemeene Staten (d) , meer dan eens ,t voorgevallen zijn, weet ieder één- Het is nat „ dig, dat ik die maatregelen, die in mijne hand „ zijn, neeme, om de orde in de hoofddad, en „ de omliggende dreeken, te herdellen, en te be„ waren. Eén mijner hoofdplichten is, voor de openbaare veiligheid te waaken ; en daarorrt „ heb ik troupen rondom Parijs verzameld. Gij „ kunt aan de vergadering der Algemeene Staten „ verzekeren, dat deze troupen geene andere b&5, {lemming hebben, als de onrusten te dillen, „ of liever nieuwe , dre ontdaan konden , af te „ weeren i de orde en de uitoefening der wetten „ in dand te houden ; en aan u zeiven die vrij„ hcid te verzekeren, die bij uwe beraadslagingen „ zo nodig is. Ieder zoort van dwang , zelvs .„ de vrees voor opdand en gewelddadigheid-, „ moet van ulieden verbannen wezen. Alleen „ zulke (d) Men merke op, dat de Minister zich nog (leeds van de woorden Algemeene Staten , en niet nationale vergadering bedient; ongeveer zo als de Paus liever Keurvorst van Brandenburg, dan Koning van Pruisfen zegt. De regten der Algemeene Staten waren zeer bepaald; maar de aanfpraken der nationale vergadering, •waar in de Algemeene Staten zich verfmoiten hadden , waren zeer uitgebreid.  < 45 > „ zulke Heden , die dubbelhartige oogmerken „ hebben, kunnen mijn volk in doling brengen, , ten aanzien der waare oirzaaken , die mij tot „ deze maatregelen en voorzorgen bepaald heb„ ben. Ik heb beftendig gepoogd, alles te doen , werken, wat tot welzijn van hetzelve «rekken „ kon, en ik heb altijd redenen gehad, om mij „ van deszelvs lievde en trouwe verzekerd te «, houden." „ Wanneer ondertusfchen de tegenwoordig„ heid mijner troupen bij aanhoudendheid kwaade „ vermoedens opwekt, dan zou ik wel kunnen „ befluiten , in gevalle dat de vergadering dit „ goedkeurt, om de Algemeene Staten na Noijon „ of Soisfons te verleggen , en ik zou mij dan na „ Compiegne begeven , om de betrekking, waar „ in ik tot de vergadering noodzakelijk fta , te „ bewaren." • Dit andwoord, dat zo laauw, zo onbepaald, en in veele opzichten zo verdacht was, verplaatfte de nationale vergadering in eene ftemming, die van alle kanten in fmart en misnoegen uitbrakMen raadpleegde , welken weg men gaan zou: Het aanbod des'Konings, om na Soisfons verlegd te worden , aannemen ? of te Verfailles blijven, en den Koning een nieuw adres, ter verwijdering der  < \6 > der troupen, overgeven? crillon ftondt op, en fprak zeer vuurig , om de nationale vergadering te bewegen , „ dat zij zich op het woord van „ een' Koning verlaten mogt , die een eerlijk „ man was;" [s'en rapporter a la parole a"un Rot honnête -homme~\. mirabeau erkende, dat de Franfche natie, in vertrouwen op haren Koning, geen volk op de waereld toegaf: ,, maar," riep hij, „ hebt gij op eenige wendingen van het and* 3, woord ook het behoorlijke gewigt gelegd? „ Men fpreekt daar in , van ons na Noijon of Soisfons te verleggen , dat heet, ons van de „ troupen te verwijderen , die Parijs omcinge„ len, en tusfchen twee legers in te fluiten. Wij hebben verzocht, dat men de troupen verwij„ deren mogt, niet ons!" De nadere opheldering van dit onderwerp werdt aan de bureaux verwezen, en mirabeau zweeg, daar toe gedrongen door een ander lid, die om audiëntie Schreeuwde, dewijl hij een allergewigtigst voorftel, door bouche den vorigen dag gedaan , onderzocht, en daaromtrent aan de vergadering berigt te geven hadt. Hetzelve beftondt daar in, dat men voor ieder hoofdvak van den arbeid der nationale vergadering eene commisjie benoemen mogt, en daarmede eene andere commisfie verbinden, dje de befluiten van de eerfte onderzocht* Groots  < 47 > Gronte naamen, en onder dezen ook wederom mirabeau , fpraken over dit onderwerp , maar men kwam daar over tot geen volledig befluit. Thands tradt de Marquis de la faijette op, en fprak zo befcheiden, zacht, en roerend, als een man met een hart als het zijne behendig fpreekt, over de grondstellingen eener nieuwe xonftitutie, over het geluk des volks, over de vrijheid des menfchen. „ Wanneer eene natie „ hare vrijheid kent (zeide hij onder anderen), „ en haar voorhoofd rood wordt, en hare oogen „ vonkelen, dan bemint zij de vrijheid ook bo„ ven alles. Om vrij te zijn , behoevt men het „ maar te willen." Men erkende in deze grondstellingen den man, die eene vreemde natie vrij gemaakt hadt, en die niet weigeren zou , zich aan het hoofd zijner eigene te Stellen , zo dra zij vrij wezen wilde. Hij Sloot met eene verklaring over de regten van den mensch. „ De natuur, zeide hij, „ heeft alle menfchen vrij en gelijk „ gemaakt. Ieder mensch wordt met we- „ zenlij ke, onverdelgbaare regten geboren. De uitoefening der natuurlijke regten heeft „ geene andere paaien, als die het genot van de„ zeiven beveiligen. — De mensch kan Hechts „ aan wetten, die hij zelf toegeftemd heeft, on- derworpen worden , en de Souver ainiteit be- „ hoort  ■< 48 > £ hoort onbepaald aan de natie. He* ge- meenebest eischt , dat de wetgevende , ufo „ voerende , en rigterlijke magt van eikanderen „ gefcheiden zijn. De wetten moeten tref- fe fende en eenvöuwig' zijn. De lasten moe- „ ten vrijwillig bepaald, en gelijkmaatig verdeeld j, worden." De Graaf van lallij tolendal , (de zoorï van den ongelukkigen lallij, wiens gefchicdenis' een eeuwig gedenkteken van de onvolkomenheid der voormalige criminele regtspleging in Frankrijk blijven zal) voelde zich door de redevoering van den Marquis de la faijette als aangeblazen. Hij ftondt op, en fprak over hem, en over vrijheid en regt, met een' enthufiasmus , dat uit zijn hart kwam, dewijl zich bijna in ieder woord de fmertclijke erinnering aan eenen, door het despotïsmus onfchuldig veroordeelden , vader openbaarde. Ook werkte deze welsprekendheid der na-' tuur , op de nationale vergadering , welke door die van den Marquis reeds voordeelig voorbereid was, met een geweld, dat verrukking, trajanen en een algemeen gefchreeuw van goedkeuring ten ■gevolge hadt. Dit alles gebeurde in de zittingen van 9—1 5 Julij- Te Parijs was hier over alles vol luide vreugde.  < 49 > vreugde. De nadruk , en de koenheid , waar mede de vertegenwoordigers des volks fpraken, lieten hetzelve tot de nabijheid van een' glansrijken triumph befluiten. De herhaalde verzekering van den Koning , dat de zamengetrokkene troupen geene vijandelijke oogmerken hadden , hoe onbepaald dezelve ook was , hadt de inwoners Van Parijs bijna geheel gerust gefield, dewijl hunne vreugde, en hun vertrouwen op den Koning hen van dieper onderzoekingen te rugge hieldt. necker , en de Hertog van Orleans, van de zijde yan den derden ftand, rondom den Koning ; mirabeau , bouciie , lallij , bergasse , rabauo , van de zijde van denzelven, in de nationale vergadering; la faijette , in geval van geweld, aan deszelvs hoofd: welke vlciënde uitzichten voor een volk , dat bijna een jaar lang zijne verlosfing gehoopt, en deze hoop dan eens weder verloren , dan hervat, en eindelijk weder verloren hadt! Alle burgers, die eikanderen ontmoetten , omhelsden en verhaalden clkanderen, wat in de nationale vergadering voorgevallen was. Voor de openlijke huizen in de Stad flonden 'honderden , en in het Palais roijal duizenden , rondom redenaars en voorlezers, en de wenfchen hunner harten rieden dikwijls, het geen zij door het wild vreugdegefchreeuw van die geenen , die het reeds gehoord hadden, niet hooren konden. Tot D diep  < 5° > diep in den nacht van den elfden openbaarde zich deze algemeene verrukking op de ftraatcn van Parijs in luide vrolijkheid, en zij zelvs, die da met troupen bezette poorten , en den met eerzuchtige Raaden omduwden throon met groote* ren angst hadden aangezien , dan de anderen, meenden dezen nacht gerust te kunnen {kapen. En toch was het juist dezen nacht, dat de Aristccratifche partij nog' éénmaal vreezelijk triumpheerde. Zij hadt, hoe hooger de ijver en de aanfpraken der nationale vergadering fteegen , des te naamver en fterker zich om den Koning zamengetrokken. Het gefchreeuw van vrijheid, dat van alle zijden opging, en dat zij voor een' oproerskreet uitgaven , maakte hem ongerust , en men vergat niet, die ongerustheid te'vergrooten, door hem telkens op nieuw te erinneren aan het vermoorden van twee zijner voorvaders, en aan de herhaalde aanvallen op anderen van dezelven. Men preekte hem voor, dat zijne vriendelijkheid op het puncl was, van met de zwartfte ondankbaarheid beloond te worden. Men las hem berigten voor van de laatfle zittingen der nationale vergadering, en legde bijzonder een veel beduidend gewigt op den toon, waar in mirabeau en anderen gefproken 'hadden, en op de grondstellingen , die de Marquis de la faijetïe over vrij- , heid  < 5i > licid en Souverainiteit geuit hadt! Men fpoorde de oirzaaken eener zo verregaande ftoutmoedigheid op; men liet hem- van verre voelen, dat dezelve op vermogende fteunpylaren in zijne nabijheid zich verliet ; en men legde het hem eindelijk zo na, dat hij den Hertog van Orkans en neckek. voor deze fteun-pylaren erkennen moest. Zo bragt men zijn gevoel als mensch, door bedreiging van ondankbaarheid, en Schilderingen van het grootst gevaar , in beweging , terwijl men zijn gevoel als Koning, wien men zijne regten ontrooven wilde, op eene fmertelijke wijze beroerde. In deze crijis komt een Broeder, die zijn vertrouwen hadt, en bezweert hem , een' Houten ftap te doen ; komt eene Gemalin, die zijne lievde hadt, en vleit hem, om zich zeiven, haar, hare kinderen, en de edelften zijner onderdaanen, die, even als hij, onder den overmoed des volks leeden, door Spoedige maatregelen te behouden. Beiden bedoelden de verwijdering van den Minister des volks , en het bij één houden der troupen, om het volk te beteugelen, wanneer het zich tegen deze verwijdering verzetten mogt. Zo van alle kanten met Schrik en angst vervuld, overgehaald, week gemaakt, en weggefleept, depdt D 2 hij  < 5* > hij den ftap, die aan de Aristocrat'tfche partij een' verfchrikkelijken , maar korten , triumph verfchafte, en in haren val eindigde ; die hem zeiven de oogen opende , zijne lievde aan het volk, en die van het volk aan hem wedergaf. De hoofden der Hofpartij waren breteuil , broglio , barentin , de Princen van Condé , Conti, en Lambefc, villedeuil , vauguion , enz. Haar linker arm was de Graaf van Artois , en de familie van fOLiGNAC, en haar regter de Koningin , die door de eerfte of aangehaald en overreed , of in toorn ontdoken werdt. Door deze allen werdt de Koning bedwelmd, verrascht, weggefleept. necker kreeg bevel , om zich binnen vierentwintig uuren uit het Land te verwijderen. Hij hadt maar even zo veel tijd, dat hij aan zijne dochter, de Baronesfe van staal, die haren vader zo waardigis, als haarvader haar, in twee woordenfchrijvenkon: Je pars,foijez tranquille , je vois écrirai en route [„ Ik ga heen. Wees „ wel te vrede. Op reis fchrijf ik u nader."] Om het volk niet plotslings in beweging te brengen, hieldt hij zich zelvs voor zijne bedienden, en zijn' koetzier, als of hij zich Hechts na SaintQuen, een hem toebehorend landgoed bij Parijs, begeven wilde. Maar daar nam hij, zonder eenige opfchudding te maken, postpaarden, en ijlde I ' na  < 53 > r?a Zwitferland. Twee andere Ministers , de la luzerne en montmorin, wilden in zijne ongenade deelen. montmorin verzocht zijn affcheid met deze woorden: Sire ! comme votre ami, & Vami de la nation neft plus dans le miniftere, an honnête-homme ne peut plus y refter. [„ Sire! „ daar uw vriend , en de vriend der natie niet „ meer in het Ministerie is, kan geen eerlijk man „ daar in blijven."] breteuil, barentin , broglio , en foulon (*) zagen zich met triumph de naasten rondom den Koning, broglio zondt, als oorlogs-Minister, beveelen aan de troupen, die door zijne aanhangers onder de Commandanten van dezelven reeds uitgedeeld waren, eer hij nog bevoegd was, om dezelven te zenden. De Prins lambesc en besenwald konden ieder oogenblik binnen Parijs rukken ; flesselles , het hoofd der burgerij , was bereid, om haar te verraden ; en launaij, de Gouverneur der Bastille, om haar te befchieten. Op de overige ontwerpen der zamenzweering ligt nog eene ondoordringbaare duisternis. Gewelddadig'en verre uitr ziende moeten zij geweest zijn , dewijl, geene zach- (*) foulon kwam echter niet in het Ministerie, gelijk men uit de woorden van den Schrijver zou kunnen opmaaken, Hij was flechts Confeiller de FEiat. de vertaler^ D 3  < 54 > zachtere en meer bepaalde middelen hen in de waardigheden , waar in zij zich met geweld ingedrongen hadden , tegen een woedend volk konden befchermen. Parijs uit te hongeren, alles met bomben te benaauwen en in brand te fchieten , fchijnen zeer natuurlijke deelen van hun plan geweest te zijn. Maar die leden der nationale vergadering, welken hun het meest tegen* Honden , na het fchavot te fleepen , of de gantfche vergadering, met uitzondering van eenige te voren gewaarfchouwde leden, in de lucht te doen fpringen , of te laten nederhouwen ; en op de puinhoopen van het geheel zich zeiven in eenen nieuwen Koning te kroonen : dit fchijnen geruchten te zijn , in de eerfle bedondering eener angstvolle overrasfching , door een onbepaald mistrouwen, het welk door de' eerfte Happen eenigszins gebillijkt werdt , veroirzaakt, en door den afkeer en de verbittering cenige dagen geloovd. De menfchelijke natuur Hijgt tot zulkcn trap van boosheid alleen dan, wanneer alle overige middelen , die een hardnekkig plan onderfteunen moesten , te kort fchieten , en zij is niet tyrannick, 'uit lust tot tyrannij , zij moordt niet uit lust om te moorden. De hoofden der cabaal meenden van de militie , die om Parijs flondt, zeker te zijn , zij meenden een ontzenuwd, ligtzinnig volk, door het gezicht van vernielend gefchut,  < 55 > te beteugelen, deszelfs vertegenwoordigers deels even daar door in toom te houden, deels door inwendige twisten, welke door hunne aanhangers onder hen gezaaid werden, te verdeden, en deels, voor zo verre zij hardnekkig bleven, door Lettres de Cachet, waar toe hen thands, als Alleenheerfchers, de weg open ftondt, in eene eeuwige gevangenis te begraven. Dit alles meenden de vijanden van den derden ftand door hunne foldaaten, en hunnen invloed, te kunnen bewerken, en dus dachten zij, naar alle waarfchijnlijkheid, niet aan die, de menschheid onteerende, door de natuur wederfprokene middelen, die een'algemeene brand in Frankrijk aangeftoken, dit fchoone land in eene woestenijë, deszelfs u-eden in puinhoopenen moordfpelonken, veranderd, en aan roovers en broedermoorders kroonen en zegepalmen verfchaftzouden hebben. Den iaden Julij des morgens ten 9 uurc, zag men nog niets als heldere gezichten in Parijs. Vcelen hoorden en lazen eerst dezen morgen de groote dingen, die den vorigen dag ten voordeele der natie gezegd en gedaan waren; en hunne vreugde wekte de vreugde weder op, die reeds een' nacht in de harten van andere patriotten geflapen hadt. Alles droomde na het Palans roijal, om dezelve daar in een grooter gezelfchap uit te boezemen. D 4 Hier  < 56 > Hier vondt men eenige kanonniers, die tot één der Zwitfer-regimenten behoorden, maar hetzelve verlaten hadden, met die verklaring, dat zij hun gefchut in geen geval, onder geene voorwaarde , en op niemands bevel, tegen de burgers van Parijs zouden rigten, maar zich liever door de Duitfche Dragonders en Soldaten laten nederhou-: wen. In de eerde overrasfching hadt men zich tegen dezen dap niet verzet, maar wel dra zeiden hun eenigen, die zich laater verwijderd hadden, dat de Prins lambesc bevel" gegeven hadt, om hen, waar men ze ook vinden mogt, neder te houwen. Deze verfchijning verwekte bij de vergaderde burgers vreugde en misnoegen tevens. Zij zagen een aantal nieuwe vrienden uit den ichoot hunnen vermeende vijanden voortkomen, maar werden tevens gewaar, dat men dezen zo behandelen wilde, als men hun zeiven gedreigd hadt. Hun vreugdegefchreeuw was tevens eene aanvuuring tot wraak tegen den Prince van lambese, en zijne troupen. Terwijl aan het ééne einde dit gedruisch van vreugde en misnoegen onder hoopen van honderden uitbrak; formden zich, aan het ander einde van het Palais roijal, eenige kleine gezclfchappen van drie, vier, tot tien mannen, die eikanderen dingen influisterden, die bij hen de hoogde opmerkzaam^  < 57 > zaamheïd fcheencn te verdienen. Men hoorde en hoorde weder, fchuddede het hoofd, fprong ook zoms onder alle bewegingen der verfchrikking op, om luid uit te fchreeuwen, wat men gehoord hadt, maar floot den mond weder, dewijl het ongelooflijk fcheen. Anderen, die zederd het klimmend ovcrwigt van den derden ftand niet meer in het Palais roijal gekomen waren, en die men aan hunne ridders-kruisfen of kalotten kende, gingen thands, bij drieën en vieren, in de alleën op en neder, en wierpen veel beduidende zijdelingfche blikken op hunne medeburgers, die zich aan de vreugde over hunne wederverkregene regten overlieten, en de vreemde foldaten, met hunne broeders en kanonniers, en de Franfche garde, bedreigden! Ook zij fluisterden eikanderen dingen in, die hun niet minder gewigtigvoorkwamen, dan die, welken den anderen verhaald werden. Zo verliepen eenige uuren, - en allengskens werdt een vreezelijk gefchreeuw immer luider, en de kleine hoopen werden van tijd tot tijd grooter en grooter; maar men riep nog altijd: „ Onmoge„ lijk! Onmogelijk! Een valsch alarm, door on„ ze vijanden uitgeflrooid, om ons te verfchrik„ ken!" De overgang van de allerhoogfle vreugde tot de allerhoogfle fmert hadt tijd nodig; maar, hoe meer het gerucht aangroeide, en bevestigd D 5 werdt,  < 58 > werdt, des te hooger klom de vrees, dat het waar mogt zijn, des te meer naderde de fchriklijke overtuiging, dat het werkelijk waar was. In deze {temming was de vergaderde menigte, toen na den middag ten vier uure een man met vonkelende oogen, een brandend gelaat, en èen opengcfcheurd kamifool zich onder hen ftortte, ep een' tafel fprong, een piftool hoog in de lucht affchoot, en met eene infpanning, die zijne aderen en musculen dreigde te doen barften, uitriep (e): Trahifon! Trahifon infame! L'ami de la nation renvoyè! L'ami du Roi, notre pére écrafé par un complot affreux! Aux armes, aux armes! Sanr cela nous fommes tsua per du! [„Verraad! fchandelijk Verraad! De vriend der natie verbannen! „ De vriend des Konings en onze Vader door een „ affchuwlijke cabaal onderdrukt! Te wapen! Te „ wapen! Zonder dat zijn wij allen verlooren."] Ailes, wat rondom hem ftondt, fcheen een' wijle tijds van fchrik verftijvd; hij voer voort met hetzelvde vuur te fchreeuwen, en traanen van vertwijfeling liepen hem over de wangen. Eindelijk trok ■(<:) De Schrijver, die dezen gantfchen beflisfenden dag in het Palais roijal was, en onder zijne oogen alle deze toneelen zag ontftaan, heeft de eigene woorden van de-zen man onthouden.  < 59 > trok men hem van de tafel af, en alles beijver 3e zich, om tot hem door te dringen, en hem te omhelzen; alles was plotslings van zijn vuur be* zield, en fchrecüwde, en liep te wapen. Hij was de eerfte, die de groene cocarde aan den hoed ftak, ten teken van dat geen, dat de natie hoopte, en waarom zij kampen moest. Hij fchreeuwde, zo lang hij adem hadt: Dood of vrij l Zijn naam was desmoulins; hij is de fchrijver van het hevig gefchrivt: La France Libre. Het gedrang om hem hem heen werdt iederen oogenblik Merker. Burgers, die kalmer en koe* ier waren, rieden, dat allen, die fnaphaan en degen dragen konden, in de verfcheidene districten zich vergaderen zouden, en beraadflagen, wat in dezen nood te doen was; zij voegden er bij: dat het uitgemaakt was, dat de Duitfche troupen thands op het punót Monden, om hunne beMemming te vervullen; dat zij Parijs overftroomen zouden, cn alles nederhouwen en nederfchieten, wat hun wederMondt; dat 'er dus geen ander middel was, als geweld met geweld te keeren, en dat burgers, door vertwijfeling bezield, wel beftand waren tegen lieden, die betaald werden om moed te hebben. Een nieuwe redenaar fprong op een' tafel. t, Mijne vrienden" (zeide hij) „ de huidige dag „is  ♦£ 60 > „ is een dag van algemeene treurigheid. Wij „ hebben onzen befchermer verloren, wiens hare „ en werkzaamheid ons tot heden toe tegen eene „ geheele onderdrukking beveiligden. Als een „ vader heeft hij voor ons gezorgd, wij willen „ hem als onzen vader betreuren. Men floot den „ Schouwburg toen de Dauphin llierf * nec- „ ker is wel zo veel waard, als een 'zoon der „ Koningin." Een wild gefchreeuw van goedkeuring verhief zich, en oogenbliklijk verdeelden zich verfcheidene hoopen, om de onderfcheidene fchouwburgen te doen fluiten. Men zou, in de Italiaanfche Comoedie, zozo hetfcherm opnaaien, toen een hoop burgers fchreiënd in het parterre ftortte, en het orchest zwijgen deqdt. Het gebouw was zeer vol. Men dacht, dat 'er brand was. Alles liep, alles drong eikanderen; en de uitgangen raakten verftopt. Eindelijk vernam men de oirzaak. Het gefchreeuw der angst verwisfelde zich in woede en in traanen van weemoed. Want veelen der aanfehouwers wisten nog niet, dat necker niet meer te Verfailles was; Veelen hadden het niet geloovd. De mannen liepen uit den Schouwburg na hunne wijken, de vrouwen na huis om cocardes te maken, dj zij nog denzelvden avond, met volle handen, uit de venflers aan de voorbijgangers toewierpen. De Opera, de vergaderplaats der befchaavdere en rijke-  < 6i > kere waereld, werdt zo wel gefloten als de Italiaanfche Comcedie. Onder de aanfchouwers waren eenigen, die hunne partij daar door verrieden, dat zij met dezen inval fpotteden; maarzij ontkwamen ook naauwlijks mishandelingen, die hun leven in gevaar gebragt zouden hebben. Ondertusfchen hadden verfcheidene andere troupen aan de Acteurs van de Boulevards het fpec-len verboden. Nabij de Boulevards hadt een Duitfche kunstenaar, die in wasch boetzeerde, cürtius genaamd, een' zaal, waar in hij de fpreekendgelijkende beelden van de Koninglijke familie, en andere merkwaardige mannen en vrouwen des Koningrijks, voor geld vertoonde. Onder anderen hadt men ook daar de borstbeelden van den Hertog van Orleans en necker. Men wist dit, en eenige burgers traden in de zaal, welke men dacht te fluiten, toen men de menigte iederen oogenblik talrijker zag zamenvloejen. Zij baden den kunftenaar, dat hij hun de twee gemelde borstbeelden mogt laten volgen, om in dezelven aan de natie hare beide verlorene befchermers te vertonen (want men dacht, dat de Hertog van Orleans ook verbannen was), en haar daar door aan te vuuren, om nu voor zich zelve te doen, het geen dezen niet meer voor haar doen konden. curtids gaf de beide beelden onverwijld over, en  < 6a > en'twee burgers, door duizenden begeleid, droegen dezelven in de Boulevards. Onderweg werden zij door twee vrouwen aangehouden, die de beide beelden met bloemen bekransten, en dezelven ltrooken van krip omhingen, als het zinnebeeld der ongenade, waar in de aangebedene originelen gevallen waren. De tallooze menigte, die rondom de beelden wemelde, fchreeuwde aan allen, die haar ontmoetten, of die zij voor de glazen zag, driftig toe: Hoeden af! om iederen te nodigen tot die hulde, welke beide deze mannen verdienden. De optogt ging de ftraat Saint Martin af. Hier dwong men een detachement van de politicwacht van Parijs, om, ter bewaring der orde onder de menigte, den optogt te begeleiden. Vrouwen en Kinderen, jongen en ouden, mengden zich onder het gedrang, het welk in het Palais roijal op nieuw fterk aangroeide. Daar Honden op iederen bank, op iedere tafel redenaars, welken het gezicht der beide beelden met nieuwen moed, met nieuw vuur, bezielde. Altijd duurde het algemeen gefchreeuw nog voort: te wapen! te wapen! en reeds vertoonden zich enkele troupen van vijf, tien, en twintig, met roestige ihaphaanen 7 groote mesfen, fabels, knuppels, en flaaken. Zij ijlden na de Champs Elyfées, waar heen, gelijk ■men hun zeide, Duitfche husfaren en Zwitfers met hun gefchut reeds vooruitgerukt waren. De  ; < 63 > Dc Prins lambesc hadt, toen hij narigt kreeg van de bewegingen des volks, husfaren en Dragonders in de Stad gezonden, om het door vrees o'£ geweld te verftroojen. Een detachement van het regiment Roijal-Alkmand ontmoette de menigte, die de beide beelden begeleidde, op de plaats Vendame, en poogde dezelve uit eikanderen te doen gaan. Men ontving de dragonders met fchimpwoorden en fteenen. Zij gaven vuur op het volk, het beeld van necker werdt gebroken, en dat van den Hertog van Orleans ontkwam naauwlijks een' fabelflag, welken een dragonder, maar te kort, op hetzelve mikte. De man, die het droeg, reddede het beeld, en zich zeiven, in een huis, dat achter hem open ftondt. Ondertusfchen verfcheen de Prins laMbesc in eigeh perfoon in de Tuileries, na dat hij de menigte , die in de Champs Elyfées en op de Place du Louis XV vergaderd was, hadt doen verftroojen. Hij reedt met blooten degen, door tien of twaalf foldaten begeleid, in de tuinen rond, en verjoeg de weerlooze wandelaars, die zich daar bevonden. Hij mishandelde in eigen' perfoon een' ouden burger, die zich niet fchielijk genoeg verwijderde, en in zijn' ijver van bezoldigde tyrannendienaars fprak. Een hoop jonge lieden wilden hem te hulpe komen, maar de foldaten gaven vuur.,  ■ < 64 > vuur, en dreven hen te rug. Men zegt, dat de oude man aan zijne wonden geftorven zij, maar de Schrijver heeft, in weêrwil van alle navorfchingen, daar van geene zekerheid kunnen bekomen. De Prins lambesc draagt zederd dit toneel den naam van Sabreur des Tuikries. Toen de Franfche garde berigt van deze gebcurtenisfen kreeg, Hortte zij bij hoopen uit hare cafernen, om den burgeren te hulpe te ijlen. Zij dwongen hunne Officiers, hun kruid en lood te laten volgen, en dreigden hen door te houwen, indien zij zich tegen hunnen aftogt verzetteden. De Duc de ciiAïELET, hunne Overfle, weigerde hun het gefchut van het regiment. Het volk, dat zich onder hen gemengd hadt, fchreeuwde, dat men hem nederhouwen moest. ,, Neen! mijne „ vrienden!" zeide één van hun, „ de Düc geevt „ ons zeker het kanon. Hij verdient uwe ach- „ ting." „ Hoe is uw naam, grenadierf4 riep de Duc. — „ Ik heet en denk als mijne ka„ meraden:" andwoordde deze — Tegen 9 uure des avonds zag men reeds op alle ffraaten enkele detachementen uit hun midden, die onder trommelflag de husfaren en. dragonders opzochten. Zommi* ge van dezelven veréénigden zich, en ijlden na de Boulevards, waar eenige Duitfche patrouilles af en aan kwamen. Zij ontmoetten aldaar een geheel deta... che-  chemcnt van Roijal-Memand, grepen het aaSfiJ cn verjoegen het na een heet vuur. Het liet eenige dooden en gekwetsten achter, welken men de wapenen afnam, om dezelven als zegetekenen in triumph voor uit te dragen. Van alle kanten vloeiden nieuwe detachementen van hunne kameraden tot hen toe, en zij achtten zich nu fterk genoeg, om de Duitfche troupen in derzclver legerplaats aan te tasten. Zij renden (ƒ) daar heen, en kondigden zich aan hun als foldaaten des vaderlands aan. De regimenten Roijal- Jllemand en Chateauvieux wilden noch fchieten, noch trekken. De Prins lambesc hadt nog de ftoutheid van met de koorde te dreigen; maar dit hadt hem bijna het leven gekost. Hij rende nog denzelvden avond na Verfailles. De Duitfche troupen togen te rug, cn lieten bagage en ammunitie op de legerplaats. De Zwitfers bleven op hunne loopplaats , en verklaarden zich noch voor, noch tegen het volk. Ter- (ƒ) Zij renden werkelijk. De Schrijver ontmoette hen op hunnen togt, en fprak, naast heil voortlopende, mee eenigen van hun. Allen waren zij van denzelvden moed bezield; allen riepen : laat om in het gelid blijven, maar niemand hadt 'er geduld toe. Eén esquadron, dat zich. gefloten hieldt, zou hen allen gezamentlijk hebben kunnen nederhouwen; doch het groocfle gedeelte der Duitfche troupen gehoorzaamde ongaarne zijne bevelhebbers, E  < 66 > Terwijl de Franfche garde van tijd tot tijd de barrières bezettede, en de burgers in de vergaderingen der onderfcheidene distriften raadpleegden, hadden zich eenige talrijke hoopen van allerlei gepeupel verzameld. Zij beftonden uit daglooners, lavoijarden, fchoenenfehoonmakers, waterdragers, enz.; uit jongens van tien tot vijftien jaaren, en zelvs uit vrouwen. Zij begonnen zich ook op hunne wijze tot den krijg te fchikken. De meesten waren blootshoofds, in lange gefcheurde matroofen-broeken, zonder kousfen, of fchoenen, deels ook zonder hembd, met korte opengefcheurde-buisjens, en bloote borst, en met vijlen, ijzelijke mesfen, braadfpeeten, fnaphaanen zonder haan, fabels, pistolen, en degens, groote fmidshamers, ftraatfteenen, knuppels, en ander zoortgelijk moordgeweer gewapend. Lantaamen en fakkels verlichtten den zwarten hoop, die even ■belachlijk als verfchikkelijk was. Hun gefchreeuw was ijzelijk. Vivat de derde Standl fchreeuwde het ééne deel, terwijl het andere brulde: „ Die „ geen edelman is, volge ons! Geevt ons wape„ nen! Hallo! Hallo! Na de hotels van onze „ vijanden. Branden zullen zij, eer het dag „ wordt!" En tusfehen dit gefchreeuw knalden fnaphaanen zonder kogels, en knikten pistoolén zonder fteenen. 2ij  < 67 > Zij bezettcden de uitgangen der ftraacen, eil dwongen ccn' ieder, die hun in handen viel, mede tc gaan. Maar zij hadden vooral, een' aan* Voerder nodig, Zij hielden eiken wclgekleeden man aan, en drongen • hem een' fnaphaan of een" Fabel op ( g )* Zij fcheencn in te zien, dat zij, 'niet tegenllaande hunne menigte, tegen geene patrouille bcftand waren,om dat 'er niemand was, die hen bij eikanderen kon houden. Daar zij intusfehen geen' vijand ontmoetten, verdeelden zij Zich, en trokken fchreeuwende na de banieren, die zij in brand Haken, of na de kloosters, waar zij levensmiddelen vermoedden, of na de nichten werk-huizen, Waar in zij vrienden en bekenden hadden; braken in dezelven in, en ontvolkten ze. Het klooster der Lazaristen onder anderen werdt opengebroken , en geruimd; en het Volk zat in de fpijskamers, inde kelders, in het Refeïïorium, en Zelvs in de kerk, den wijn der kloosterlingen op te drinken , bij hun brood, hun- (g) De Schrijver hadt zelfde eer, om op deze wijze gewapend, en eenige oogenblikken in hun midden me» de voortgerukt te worden. Maar zij verloren hem weder, toen zij twee jonge Engelanders wapenden, en daar door vergaten op hem acht te geven. Het was hem nog grooter eer, niet verdei met hun te gaan; want de aanvoerders van den hoop zou men toch het eerst opgehangen hebben. E 2  < 68 > hunne hammen , en hun gebak. Eenige wagens , met koren en meel beladen, bragt men van hunnen zolder na de korenmarkt. De woedende hoopen werden zelvs voor de burgers verfchrikkelijk. Eenige derzelven mengden zich onder hen, en hielden hen van andere geweldige flappen af, onder anderen daar van, dat zij de hotels van die geenen, die voor vijanden van den derden fland bekend waren, niet aanftaken noch plunderden. Het is te verwonderen, dat zelvs onder dit fchuim des volks niemand 'er op viel, om het koningrijk fchathuis, of de Caisfe d'Escompte, die beiden maar met weinige Zwitfers bezet waren, open te breeken en te plunderen. Een zeker inwendig gevoel voor billijkheid fcheen hen flerkcr te bchccrfchen, dan hunne lust om te moorden cn te branden, en zij fcheenen Hechts brood, afflag van den prijs der levensmiddelen , en een vrijer aanwezen te begeren. Zij hadden de winkels van eenige kooplieden, geweermakers, en zwaardvegers opengebroken, en waren bij hoopen in dezelven ingedrongen , maar geen één der bezitters heeft zich beklaagd, dat zij hem iets anders van zijne waaren ontnomen hadden, als kruid, lood en wapenen , en zij hadden nog daarenboven allen beloovd, dat zij de wapenen te rug zouden brengen. Zeer  < 69 > Zeer waarfchijnlijk is dit ondertusfchen, dat de gemaklijkheid, waar mede zij zich alles verfchaffcn konden, wat zij wilden, hen toch eindelijk tot gewelddadigheden tegen de burgers zeiven zou hebben verleid, en hun enthufiasmus voor vrijheid in onedeler gevoelens zou hebben veranderd (h). Deze nacht was voor Parijs een nacht van verfchrikking. Kanon- en fnaphaan-fchoten zonder ophouden, berigtcn van brand cn plundering van alle kanten, het volk met de Duitfche troupen handgemeen, een gewapend en fchrceuwend gepeupel, cn een koppel losgelatene dieven en landlopers op alle ftraaten, de Politie verfchrikt en werkeloos, de winkels geplunderd, trommels cn (//) De Schrijver bevondt zich den volgenden morgen op de Boulevards. Eene bende dezer lieden met labels en geweeren ontmoette hem. De aanvoerder derzelve liep op hem toe , ftak de ddne hand met een' lederen muts na hem uit, en kwam hem met de fpitfe van een' fabel, dien hij in de andere hadt, tamelijk na. Monfieur! pour boire a votre fantél zeide hij. De Schrijver erinnerde zich zeer levendig aan den bedelaar, die Cilblas met een' aangelegden fnaphaan om een' aelmoes vroeg, en gaf gaarne, zonder, lang te zoeken, het eerfte geld, dat hem in de handen viel. Zo maakten zij het met veelen , welken zij ontmoetten , vooral met die geenen, welken zij voor vreemdelingen herkenden, E 3  < 7° 5* en klokken onophoudelijk alarm llaande, familic'q van hare hoofden verlaten, en bij dit alles een zwarte ftonnachtige hemel, die zich Hechts hier en daar, waar de flam door den rook heen floeg, lichter maar tevens ook vreezelijker vertoonde, dit alles vereenigde zich tot een geheel, het welk des te verfchriklijker werdt, daar het alleen tot de verbeeldingskracht fprak, en door deze het pijnlijke van den ramp, die reeds aanwezig was, met het folterende van dien, welken men nog te wach' ten hadt, vejécnigd werdt, Den volgenden morgen zag men reeds de gevolgen van de beraadflagingen der dijlritten, en derzelver gevolmagtigden. Men was overéén gekomen, dat eene ijlings te zamen getrokken* burgermilitie het gepeupel ontwapenen cn verjagen zou. Ieder burger, die wapens hadt, gordde dezelven aan, en men dwong de afzonderlijke partijen van het gepeupel, om de hunne aan bedaarder lieden over te laten. De vcrdeeling der flad Parijs in zestig wijken, die thands voor de inwoners zo nuttig werdt, ftamt van dien tijd af, toen men de leden der nationale vergadering verkoor. Ieder wijk koos nu uit zijn midden twee èleSbeurs, die, te zamen honderd twintig fterk, zich veréénigden, en twintig uit  < 7i > uit hun midden benoemden, welken het Committéc des életïeurs vormden. Dit Committée was zederd den vorigen dag, toen de eerfte uitbarfting der onlusten bekend werdt, op het Hotel de ville vergaderd geweest, cn hadt zich met de bijzondere wijken in correspondentie begeven. Hunne handelingen waren fnel, ecnvouwig, en cordaat, en welke teqenbedcnkingcn de Praefident flesselles , met fchijn of zonder fchijn, ook maken mogt, dreef toch de ftem van den nood en der voorzichtigheid het oprigten eener burgermilitie door. Deze verjaagde het onrustig gepeupel allengskens uit het midden der ftad, en men vondt alleen nog maar enkele kleine hoopen van hetzelve in de voorlieden, en de achterftraaten, maar die zich blootelijk bezig hielden met het affchieten van fnaphaanen, met los kruid geladen, in de lucht, en met mesfen en verroeste degens aan de hoekfteenen te nijpen. De inwendige beroertens waren nu in Parijs bedaard, maar het gevaar van buiten was nog niet afgeweerd. Men wist, dat op het veld van Mars een leger van drie regimenten , en te fO Champs de Mars. Een' groote, regelmaatige, met E 4 S"  < 7* > te S. Dcnis een ander van vijf regimenten , en veertig frakken gefchut ftondt; dat te Seves, te Medon , rondom Verfailks , cn elders, doch overal maar één' halven marsch van Parijs af, een aanmerkelijk getal regimenten met eene vreezelijke artillerie lag; dat deze regimenten maar op het laatfte beflisfende befluit der Arifiocratifche partij wachtten, om Parijs in te fluiten, en het, zo niet door zwaard, ten minsten door honger, tot eene gelatcne wederkeering in de vorige flavernij te noodzaken: dit alles wist men, en niemand kon 'er aan twijfelen, of deze magt, tegen de Parijfenaars, (die wel vol van vertwijfelende woede, maar zonder discipline, geweer, en ammunitie waren) in beweging gebragt,zou de oogmerken der Hofpartij zonder groote moeite doordrijven. Na den eerften gewelddadigen ftap, dien zij door de verbanning van necker gedaan hadden , hadt men natuurlijk andere te vreczen, die den eerften even zo gewelddadig dekten. Ondertusfchen was te Verfailks alles nog tamelijk bedaard gebleven. De zondag was in een zoort van bedwelming voorbijgelopen; en, indien ook gemetzelde gravten, en dubbelde alléén omringde plaats, vóór de koninglijke militaire fchole (ccole roijale militaire) , welke nog binnen de barrières van de fiad ligt.  < 73 > ook hier en daar hoopen volks te zamen fchoolden, zo waren zij toch fchielijk, en zonder wederftand, door de patrouilles uit eikanderen gedreven. De nationale vergadering hadt dezen dag niet gezeten , of fchoon eenige leden van dezelve , zich , bij de tijding van necker's verbanning, in de zaal vertoond hadden. Maar de meeste leden waren of na Parijs, of elders heen gereist, en bijzonder merkte men op, dat alle die geenen ontbraken, die zich op de zijde van het Hof geneigd hadden. Des maandags morgens na acht ütire was alles in de zaal vergaderd. Het geen de vergadering het levendigst aandeedt, brak ook het eerst uit. Verfcheidene Redenaars ftonden op, en fpraken met aandoening en fmert over het verlies van necker, maar verklaarden zich tevens met vrijmoedigheid en nadruk tegen zijne vijanden, mou- nier, lallij-tolendal, target, clermonttonnerre, chapelier, barnave, cuz. fprakcil na eikanderen even krachtig. „ O! wie kon het vergeten," nep mounier , ,, welke heerlijke diensten necker , door zijne „ deugd, en zijne weldadige raadilagen, aan het „ vaderland bewezen heeft! Het is onze plicht, ;, het welzijn der natie hangt 'er van af, dat wij E 5 » °P  < 74 > „ op zijne herroeping aandringen. Wij moeten „ den Koning voordellen, dat de in ongenade „ gevallen Minister altijd nog het vertrouwen der natie in zulken trap bezit, als het de nieu„ wen nooit verdienen zullen; dat de tegenwoor- digheid van vreemde troupen rondom Parijs „ fchrikkelijke toneelen dreigt; dat de natio'. nale vergadering nooit zal toellemmen in het # fchandelijk nationaal banquerout, het welk de „ nieuwe geweetenlooze Ministers fchijnen voor „ te bereiden; enz," „ Wij moeten hem vóórhellen, "riep target, ., dat het volk zich dan alleen tegen de hoogfte „ magt verzet, wanneer deze zich door tyranni„ fche gewelddadigheid wil doen gelden. In dit geval zijn wij thands." . lallij-toletjdal nam het woord, en gaf een' fchets van de listen èn hinderpaalen, welken de natie hadt moeten overwinnen, eer zij zich inhare plaatsbekleders hadt kunnen verzamelen. „ En thands," voegde hij 'er bij, „ daar dezen „ vergaderd zijn, daar wij met vereenigde krach1 ten, en fterke fchreden eene wedergeboorte van den ftaat te gemoete ijlen, beroovtmen, „ door laage kunstgreepen, den Koning van eenen „ getrouwen dienaar, de natie van een' deugd- „ zaa>  < 75 > „ zaamen Minister. Wie ftaat op, om hem aan „ te klagen ? De Parlamenten , die hij te rug „ geroepen heeft ? De armen, die hij voedde? „De fchuldenaars van den Staat, die hij betaalde ? O! deze ondankbaarheid! En „ toch verwijdert hij zich als een vriend, zon„ der bitterheid of wraak! Hij wil dat volk, dat „ hem aanbidt, niet tegen zijne vijanden oprok„ kenen. Hij verwijdert zich, en laat het zijne „ familie niet eens weten, en Hort zijn' fmert V niet eens aan den boezem van een' vriend uit. „ Hij wil die traanen , die om hem vergoten „ worden, niet zien, de uitbarsting onzer droef„ hcid niet hooren, zich aan onze dankzeggin„ gen, aan onze hulde onttrekken." De aandoening en hartelijkheid, waar mede de Redenaar fprak , deelden zich aan de gantfche vergadering mede, en bragten zelvs hen in eene onaangenaame klemming, die in de verbanning van necker , door werkelijke deelneeming aan de maatregelen zijner vijanden tegen hem , of in het algemeen door nijd of eigenbaat, inge* wikkeld waren. Hij floeg voor, dat de nationale vergadering necker, en de andere Ministers, die in zijn lot haddsn willen deelen, plechtig dankbetuigen zou. De Graaf van virieu onderiteunde dezen voorflag, en ftelde het als hoogst  < ?6 > hoogst nodig voor, dat de nieuwe Ministers, welken de natie verachtte, weggezonden, en de ouden te rug geroepen moesten worden. Zijn voorftcl werdt gebillijkt, en clermont-tonnerre, die na hem fprak, riep onder anderen: „ De „ Algemeene Staten zullen aanwezig blijven, of „ wij zullen eerst moeten ophouden te zijn!" (Les Etats gènéraux exijieront, ou nous cejjerons d'exijler!) Na hem fpraken nog anderen met hetzelvde vuur.,, Gij wilt na den Koning?" riep bianzat, een heldere vuurige kop, toen men eene deputatie aan den Koning vóórhelde: „ Hechts door „ één éénig canaal kunt gij tot hem gaan, en dit „, canaal is vergiftigd." (Vous ne pouves aller au Roi, que par un feul canal ,&ce canal ejlpejliferé). „ Men moet eene commisfee benoemen," riep een ander , „ om de fchandelijke raadfla„ gen te onderzoeken , men moet de wanbe„ drijven der Ministers aan den dag brengen." — „ Nu kennen wij hen, die verraders des Vader„ lands," riep de Graaf van castellane : „ ik „ wenschte, dat verachting hen zo lang vervolg„ de, tot dat zij den dood wenfchclijker vonden, „ dan een leven waar op ieder dag nieuwen „ haat en nieuwen afkeer wentelen zou. In  *C 77 5» In dezen toon fpraken nog veele anderen, en éc plaatsbekleeders des volk fchecnen van gramfchap en droefheid niet minder bezield, dan het volk zelve. Eindelijk liet zich de Graaf van clermont-loisel, dien men wel dra kennen zal, op deze wijze uit, in een' hoonenden toon aanheffende. „ Wie zijn wij ? Uit welke regten durvt „ zich deze vergadering aanmatigen, den Koning „ te veroordeelen, om dat hij dezen of geenen „ Minister verkiest, en dezen of geenen weg „ zendt? Is hij niet meester van zijne voorreg„ ten? Kan hij hier in niet doen, wat hij wil? De vergadering heeft het regt niet, en zal het ,, nooit verkrijgen, om een' Minister te veroor„ deelen, die flechts aan den Koning rekenfehap „ te geven heeft; blootelijk de bevoegdheid heeft „ zij misfehien om te wenfehen, dat de regt,, vaardigheid zijne Happen rigte! En wat geevt „ u lieden regt om te geloven, dat de nieuwe „ Ministers niet even zo goed hunnen plicht zul» „ len betrachten, als de vorigen, welker verlies „ gij zo zeer betreurt? Niet eens het regt hebt gij, „ om hen na dat geen te beoordeelen, dat zij ge- daan hebben! Onze volmagten fchrijven ons ons „ gedrag voor, en nog duidelijker de verklaring ., des Konings, bij zijne laatfte plegtige zitting.'' Een gedruisch van afkeuring Hoorde hem reeds bi]  < ?8 > bij de eerfte woorden; maar hij ovcrfchr'ccuwde het met eene vuuiïgheid, die aan woede grensde. Hij wilde de vergadering dwingen , om hem te hoorem Eene andere ftera donderde hem tegen. Het was die van chapelier , die reeds dikwijls met vuur tegen de heerschzucht der Arifiocratifcke partij gefproken hadt. „ De openlijke vrij„ heid is aangegrepen!" riep hij: „ het bloed mijner medeburgers vloeit; de vrijmoedigheid der nationale vergadering is gebonden ! Men „ geevt, onder de oogen van Europa, een fchouw„ fpel, dat ten hoogden ergerlijk, ten hoogden „ onteerende voor den Koning is! Een adres aau „ hem , dat hij de troupen te rug trekke , de „ nieuwe Ministers vcrwijdere, de ouden te rug „ roepe! Hij heeft het regt niet, om een' Mi„ nister, die voor de natie nuttig cn belangrijk „ is, weg te zenden! Onze achting onwaardig „ zijn zij, die de overtuiging eener gantfche na„ tie braveren, die, met eeuwige fchande gc„ brandmerkt, de onbefchaamdheid hebben, om de plaatzen dier mannen in te nemen , die „ voorwerpen van de lievde en den eerbied hun- ner medeburgers waren." barnavë, een jongman, maar één der fterkfte fteunzels van den derden ftand, nam na hem het woord. „ De nationale vergadering," zeide hij, „ ia  < 79 > 4, is de natuurlijke middelaarfler tusfchen den Ko„ ning en de natie. Een reeks van wel overlegde, en zamenhangende maatregelen bewijst ons, „ dat eene despotike zamenzweering onzen onder„ gang voorbereidt. De misbruiken gaan aan alle „ zijden voort. In denzelvden tijd, waar in men de vrijheid der Drukpers te rug roept, verbiedt u een onbefchaamde aanflag, aan den ingang •„ van uwe vergaderzaal zelve, uwe deliberatiën, -,, die den medeftanderen van het despotismus mis„ hagen, te laten drukken.-— Ik ftel vóór, dat „ men eene deputatie zende aan den verbannenen „ Minister, om hem voor zijn bellier te bedan„ ken; dat men de nieuwe Ministers ongefchikt „ verklare, om hunne plaatzen te bekleden; dat „ men op de verwijdering der troupen, en de op,, rigting eener burgermilitie aandringe; dat men „ hen, die de gedaane flappen aangeraden heb- ben, verandwoordelijk verklare voor alle on„ lusten, die daar uit ontdaan zijn, en nog ont,, ftaan kunnen; enz." Men zou juist over de voorflagen van den Redenaar de flemmen opnemen, toen lallij-tolen« dal verlof verzocht, om twee brieven, die zo even van Parijs gekomen waren, voor te lezen. Zij bevatteden een levendig fchilderij van de onrusten in de hoofdftad, en de gevaren, die de bur-  < 8o > burgers van alle kanten bedreigden. ^ Wij mo&* „ ten na Parijs," riepen eenige leden te gelijk, „ en ons tusfchen het volk en de troupen wer„ pen." clermont-tonner.re was daar tegen, en merkte aan , dat de vergadering haar heiligdom niet verlaten mogt. Een ander meende, dat alleen de gedeputeerden der hoofdflad derwaarts ijlen, en hunne bemiddeling aanbieden moesten. „ Nooit," riep een derde, „ nooit zult gij daar „ de rust herftellen, wanneer gij niet tevens de „ tijding van de verbanning der nieuwe Ministers „ medebrengt!" Een vierde beweerde, dat het plichtmaatig en betamelijk was, tevens eene deputatie aan den Koning cn aan het volk te zenden: en een vijfde, dat men volmagt van de uitvoerende magt hebben moest, om de voorftellingen der wetgevende magt bij de troupen te doen gelden, rabaud las een ontwerp tot een adres aan den Koning voor; maar men vondt het te lang. Men befloot, dat de Pr deficiënt der nationale vergadering zich na het flot begeven, en, uit zijn hart, tot het hart des Konings Spreken zou. Dit gefchiedde. Ondcrtusfchen] verfcheenen twee Elecleurs der Slad Parijs in de vergadering, en gaven rekenSchap van de maatregelen, die zij ter bevrediging en verdediging der burgers genomen hadden. Zij' lazen het befluit van het Com-  •< Si > Cotiimhtde, ten één uure des nachts genomen, eil de inrigting der burgermilitie betreffende, ondcï een luid gefchreeuw van goedkeuring, vóór. NaauWlijks was deze bezigheid geëindigd, of de Prcefiient kwam van den Koning te rug, en ■las het volgend andwoord van hem' voor: Ik heb u reeds éénmaal de redenen bekend v, gemaakt b die ik vóór deze maatregelen hebj •„ waar toe de herhaalde wanorden in Parijs mij k, dringen. Het flaat alleen aan mij, te bcoor-„ deelen, of zij nodig zijn of niet-. Ik kan 'er 1 volftrekt geene verandering in maken. Eenige •„ Heden hebben hare eigene militie, maar mijne „ hoofdflad is te uitgeftrekt voor eene bewaking „ van dezen aart. Ik twijfel niet aan de goede „ oogmerken van uw aanbod, om mij in deze „ treurige omflandigheden te onderfteunen: maar 5, uwe tegenwoordigheid in Parijs zou tot niets «,, nuttig zijn; zij is hier nodiger, om uwen ge„ wigtigen arbeid voort te zetten, welks ver»,, haasting ik ulieden aanbevele." Dit artdwoord bragt alles in beweging, eh eenige redenaars fpraken met nieuw en grooter vuur. Het gevolg was dit befluit: F i, Ds  < 82 > • De nationale vergadering verklaart, In defl H naam der natie , dat de Heer necker , en de 5) overige Ministers, welken men verwijderd „ heeft, hunne achting en hun beklag met zich „ nemen ; dat de gevolgen, welken het and„ woord des Konings hebben kan, hen met „ fchrik vervullen, en dat zij niet ophouden zal op „ de verwijdering der troupen, die tegen de ge„ woonte rondom Parijs cn Verfailks bij één „ getrokken zijn, aan te dringen; verklaart op „ nieuw, dat zich tusfehen de natie cn den Ko„ ning geene middelende perfonen behoeven in •„ te dringen." „ De nationale vergadering verklaart, dat de », vertegenwoordigers der hooglte magt voor „ iedere onderneming op de regten der natie, „ cn op de bcfluitcn der nationale vergadering, „ verandwoordelijk zijn; verklaart, dat de nieuwe „ Ministers en raadgevers des Konings, vanwel„ ken rang, fland, en aart zij wezen mogen, van „ het ongeluk, dat over de natie gekomen is, „ en komen zal, perfoonlijk rekenfehap geven „ zullen." „ Zij verklaart, dat, daar de Staatsfchulden „ onder de befcherming van de eer en trouw „ der Franfchen (fous la garde de ïhonneur ö8 „ de  € 33 > i, geheel in hunne magt hadden , en hem, on1 hunne ontwerpen door te zetten, ter inwilliging van alle hunne maatregelen verleiden zouden, Door de naauwe gemcenfehap, welke parijs met Verfailks onderhoudt, was men daar altijd reeds binnen de twee uuren onderrigt van het voorgevallene in de nationale vergadering, In het Palais roijal vergoot men vreugdetraanen over het kloekmoedig gedrag der volksvrienden, en in deze traancn zelvcn lag nieuw voedzel voor den haat tegen de nieuwe Ministers. Het was niet meer twijfelachtig, dat dezen het uitterfte zouden wagen , om op een gewelddadig begin een even zo gewelddadig einde te laten volgen. De plicht van zclvsbehoudenis riep alles te wapen. Doch de voorraad, dien men bij zommige burgers, en op het hotel de ville, gevonden hadt, reikte naauwlijks toe, om vijfduizend te wapenen. Men wist, dat in het invaliden - huis eene groote menigte gewceren bewaard werdt; alles droomde daar heen, en in den tijd van één uur was het van duizenden omringd. De ijzeren tralievensters van het zelve waren toegehaald, de. monden van eenige kanonnen tegen de burgers gerigt, en het veld van Mars , waar het leger lag, was 'er naauwlijks tweeduizend fchreden af. Maar deze fchrikkelijke voorbehoedzelen vermog- tcn  < 85 > • ten niets tegen den ijver van een Vertwijfelend volk. De traliën werden verbroken, de kanonnen fchielijk in bezit genomen, en deels anders om gewend , deels naar den kant van het veld van Mars gerigt, om de burgers tegen ondernemingen van het leger te dekken, , De Gouverneur der Invaliden, die zich reeds te voren een' vriend des volks betoond hadt, gaf zelf aanwijzing , waar de geweeren te vinden waren. Men hadt ze in de gewelven van dit groote huis verdeeld. In dezelven ftortte men dus bij honderden in, en een ieder wilde de eerfte in de wapenen zijn. Wel dra waren de toegangen der gewelven verftopt; en die 'er in waren, geraakten door het gedrang in levensgevaar. Die wapens hadden, konden 'er niet uit; en die nog geene hadden, konden 'er niet in. Veelen der eerften zonken onmagtig neder, dewijl geen één frisch luchtjen door de zamengeperfte menigte heencn dringen kon. In dezen nood zetteden anderen de bajonetten op de fnaphaanen, en rigtteu dezelven tegen de menigte op de trappen, dreigende te doorfteken wat geen' plaats maakte. Zo verminderde het gedrang, en de gewapenden plaatHen zich aan de trappen, cn lieten maar weinigen op éénmaal na beneden. Eenigen van die, die de eerften in de gewelven geweest waren, F 3 droeg  < 86 > droeg men 'er levenloos uit, legde ze op heg gras voor het huis, befproeide ze en wreef ze,, en naauwlijks gelukte het den Invaliden, aan wek ker zorg men hen overgelaten hadt, hen weder in het leven te rug te roepen. Maar ,. zo dra ieder van hun weder tot zich zclven kwam, ren-t den zij ook na de gewelven terug, en fchreeuw^ den en grepen na wapens. Het was een algemeen, onbefchrijflijk enthufiasmus. Op eene gelijke wijze bemagtigdc men de wapenen en het gefchut der militaire fcholc, alle» onder het oog der troupen, die op het veld van Mars gelegerd waren, en welken wel waren uit-getrokken, maar onbeweeglijk in dcrzclver rijen en gelederen Honden. De Schrijver hadt gelegen-hcid, om met een' Zwitzerfchen officier over deze affaire te fpreeken. „ Wij waren misfehien daar-:. „ bij veel banger , dan de burgers;" zeide hij aeer trouwhartig: „ want onze lieden hadden ge„ zworen, wel kruid,maar geene kogels inhuune „ Hukken en geweeren te laden. De kanonnen „ waren op ons gerigt,en een volk, dat meer naar„ wilde dieren , dan naar menfchen geleek, cn „ twintigduizend koppen Herk was, fchreeuwde „ en dreigde onophoudelijk. Het zou ons minder„ in het naauw gebragt hebben, wanneer wij, in „ plaats van zijne vrienden, zijne vijanden geweest „ waren."  < 87 > Zö waren, in minder dan twee uuren, dertig duizend menfchen gewapend, maar het ontbrak aan kruid en lood. Men hadt wel den- vorigen dag een fchip, met kruid beladen, dat voorde troupen beftemd was, aangehouden, en voor de burgers in bezit genomen, maar het was niet toereikend voor de groote menigte. Men wist, dat elders in de Stad nog ammunitie voor handen was, maar flesselles , Prévêt des marchands (£), gaf zeer onbepaalde andwoorden daar omtrent,en zondt de ongeduldige burgers dan hier heen, dan daar heen, alleen, gelijk zij ook reeds begonnen te bemerken, om hen op te houden. Hij was,gelijk naderhand tot zijn ongeluk bekend werdt, met de Hofpartij , bijzonder met den Marquis van launaij, Gouverneur van de Baftille, in eene verftandhouding tegen de burgers, en zocht maar tijd te winnen, om de laatfle beflisfende maatregulen van zijne partij te vernemen, en met nadruk te begunstigen. De vertegenwoordigers der burgerij befloten, van den Gouverneur der Baftille te vorderen, dat hij deze vesting aan de burger-militie mogt overlaten , dewijl buiten dezelve geene gewapende magt in Parijs beftaan mogt. Men wilde hem voor- (*) De Opper-commisfaris der kooplieden. F 4  ♦C 88 > s V-oorfiaan, dat hij eenige manfchap uit de burger* militie zou innemen, en dezen, gemeenfchappelijk met het garnifoen, den burgt laten bezetten * en voorts de fchikkingcn over het geheel aan het Hotel de Ville overgeven. Niemand viel toen nog het denkbeeld van verovering in, in gevalle dat. de Gouverneur dit weigerde. Nog eer de groote deputatie van het Hotel deVille aan de Baftille kwam , waren reeds twee andere, van bijzondere diftriéten afgezonden, daar geweest. Reeds des morgens na negen uure hadden zich, onder een gewemel van menfchen, drie mannen, aan welker hoofd belon, een officier van het fchutterscorps, was, voorde traliën van de Baftille laten zien (/), en hadden den fchildwacht gezegd, dat zij gedeputeerden van de ftad waren, en den Gouverneur fpreken wilden. De fol- (/) Het volgend berigt van de overgave der Baftille Is raar de daadzaken, die in het tweede deel van de Baftille éèvoilée verhaald zijn, uitgewerkt, en door andere getuigenisfen , welke de Schrijver zelf heeft kunnen verzamelen, vermeerderd en verbeterd. Hij durvt zeggen, dac het het naauwkeurigfte, volledigfb, en natuurlijkfte is onder allen, die tot heden toe zijn te voorfchijn gekomen. Hij heeft zelf met den uitgever van het gemelde boek, over de daar in verhaalde omflandigheden, ge., sproken,  € «9 > foldaat bragt hen tot aan de ophaalbrug van het eerfte buitenwerk, en liet hen aan den Gouverneur aanmelden. Deze verfchcen, door eenige Officieren begeleid, en de brug werdt neergelaten: maar, toen hij de menigte zag, die in het gevolg der gedeputeerden was , verklaarde hij, dat zij. met hun drieën alleen binnen konden gelaten worden, en dat hij vier Onderofficiers, als gijzelaars , voor hen uitleveren wilde, die zo lang bij het volk blijven konden, tot dat zij te rug kwamen. Dit gefchiedde, en de gedeputeerden werden binnen gelaten. Zij waren nog in het huis van den Gouverneur, toen de la roziere, Electeur van één' der burgerwijken, cn door dezelve na de Baftille afgezonden, verfchcen, even als de eerfte drie,door eene menigte menfchen van allerlcië ftanden begeleid, welken op het eerfte Hof (Cour de pajjage genaamd), tegen over de ophaalbrug van het eerfte buitenwerk ftaan bleven. ,, In' den naam der natie en des vaderlands," hief de la roziere tot den Gouverneur aan, „ heb „ ik u voor te flellen, Heer Marquis! dat het „ gefchut, het welk men op de torens der Ba~ „ ftille geplant ziet, gantsch Parijs in beweging „ brengt. Ik bid u, laat het zelve wegnemen; „ en ik hoop, dat gij deze bede, welke ik gelast „ ben aan u te doen, niet zult afflaan." F 5 » &  < 9° > „ Ik moet dit doen," andwoordde de Gokyerneur, „ deze (lukken hebben beflendig op de „ torens geflaan, en ik kan ze flcchts op uitdruk„ kelijk bevel des Konings wegnemen laten. Ik „ weet, dat de Stad daar over beroerd is; doch, „ daar ik geene vrijheid had, om ze geheel te „ laten wegnemen, heb ik ze echter uit de fchiet„ gaten laten te rug trekken." de la roziere verzocht verlof, om in het binnende Hof te mogen gaan, en de Gouverneur flondt hem dit, na eenige tegenwerpingen, bijzonder op voorfpraak van den Major de losme , toe. Daar eischte hij van de Officieren en foldaten der bezetting, het gefchut om te keeren, en in de handen der natie over te geven. Zij verklaarden hem ten duurden, dat zij niet fchicten , noch anderszins hunne wapenen gebruiken zouden, wanneer men hen niet eerst aantastte. Daarop badt de la roziere den Gouverneur, hem te veroorloven, dat hij op de torens klom, en met eigen' oogen zag, om een des te getrouwer berigt aan zijne Committenten te kunnen geven. Ook dit werdt hem toegedaan , en toen hij, na eene naauwkeurige bezichtiging, met den Gouverneur weder beneden kwam,verklaarde hij, in \  < 9i y Jn bijzijn det Officieren en foldaten , dat hij te vrede was, dat hij aan het volk zijn Wedervare* zou berigten, cn dat het zelve te vrede zou zijn, wanneer men een' burgemacht binnen liet, om met het garnifoen gemeenfchappelijk de Baftille te bezetten. Hij ging uit de vesting in het huis van den Gouverneur, Ikt volk werdt ongeduldig , als het zijnen gedeputeerden niet zag te rug komen, en eischte hem met groot gefchreeuw buiten. Terftond vertoonde hij zich aan een' venfter, bevredigde het volk, en beloovde oogenbükkeüjk te zullen komen. En na eenige minu* ten kwam hij werkelijk, Het volk was met zijn berigt niet te vrede, dewijl, gelijk het zeide, niets den Gouverneur hinderde, de vesting zonder uitftel en beding uit te leveren, indien hij opregt meende, het geen hij zeide. Een deel van de menigte volgde de. la roziere, fchreeuwende,tot in zijn' wijk;een ander deel bleef voor de Baftille Haan, en een derde zocht zich, zo goed als het kon, te wapenen. Thands bragten eenige woedende en floutmoedigc mannen het verhitte volk het eerst op het denkbeeld, om met geweld te nemen, het geen men hun niet goedwillig geven wilde, Zij riepen der bezetting toe: „ Wij willen de Ba-  „ Baftille hebben ! De foldaten na beneden! (Nsus voulons la Baftille! En bas la troupeiy Daarentegen fchreeuwde de bezetting van boven , dat zij te rug zouden trekken, en zocht hun her, gevaar, dat zij anders liepen, te doen voelen. Maar aan een goedwillig heenen gaan was niet meer te denken, dewijl het volk te zeer verhit was. Twee uit hun midden klommen op het dak van het wachthuis, naast de eerfte ophaalbrug, en braken, door met bijlen 'er in te houwen , de kettingen van dezelve , terwijl zij de kleine loopbrug daar nevens na beneden trokken, en het hun dus gelukte, de beide bruggen neder te laten. Dit maakte hen ondernemender: bij menigte liepen zij na de tweede brug , om dezelve te bemagtigen, en gaven vuur op de bezetting, die dit beandwoordde, om het nederlaten van de tweede brug te verhinderen. Nu trokken zij in wanorde te rug, gedeeltelijk onder den bedekten gang van de houten deur, die na het Cour de ïorme leidde, en gedeeltelijk onder het gewelf voor de traliën, van waar zij onophoudelijk vuurden, maar zonder een' nieuwen aanflag op de ophaalbrug te wagen. Terwijl dit vóór de Baftille gebeurde, hadt de groote. deputatie van het Hotel de ville zich derwaarts  < 93 > waafts op Weg begeven. Zij kwam van de 2ijderl Van het Arfenaal, hadt een' trommelflager en een vaandel aan haar hoofd, en was van eene tallooze» fchreeuwende, gewapende menigte begeleid. Toen men haar boodfchapte, dat het garnifoen op de burgers gefchoten hadt, was zij befluiteloos, of zij nader komen, ofte rug blijven zom De menigte, die haar begeleid hadt, rukte voort tot aan de plaats, daar het huis van den Gouverneur ftondt, cn fchreeuwde der bezetting toe, niet te fchieten, dewijl daar gedeputeerden van de Stad waren, die den Gouverneur wilden fpreken. Deze was met de Onderofficiers op één' der tor ns, en fchreeuwde hun toe, dat het vaandel met de gedeputeerden naderen zou, en dat het volk na het Cour de paffage te rug zou gaan. Te gelijk keerden de foldaten,1 die zich op de torens bevonden, de geweeren om, tenteken, dat men geen vuur geven wilde ; Staken met hetzelvde oogmerk een wit vaandel uit, het welk in den haast van een' neusdoek van den Gouverneur gemaakt werdt; en fchreeuwden den burgeren toe, dat de deputatie zich op hun woord van eer verlaten , en zonder vrees naderen zou. Maar door het ijzelijk gefchreeuw was het onmogelijk, aan alle deze tekenen derzelver waare betekenis te hechten , en het herhaald geroep weJ  4 94 > \ wel te verdaan. De gedeputeerden bleven origé^ veer tien minuten op het Cour de pqffage, zonder nader te komen, zonder op de belovtcn, die inen hen tóefchreeuwde , te vertrouwen. Dit bragt den Gouverneur in het vermoeden, dat zij niet werkelijk van het Hotel de ville afgezonden waren; en dit moest hem te waarfchijnlijker zijn, daar flesselles van zijne partij was, en waaiv Fchijnlijk zulke eene deputatie, met zulke eifchen ^ niet aan hem gezonden zou hebben. Hij gaf dit aan de Onderofficieren en foldaten te kennen; „ Zij komen voorzeker niet van het Hotel de j, ville -y" zeide hij, „ voorzeker heeft het volk „ dit vaandel elders bemagtigd, om ons te ver„ fchalken. Indien zij waarlijk gedeputeerd wa„ ren, waarom mij dan niet berigt van hunnen „ last gegeven? Gij hebt hun toch alles beloovd* 5, wat men beloven kan." De Gedeputeerden gingen eindelijk na het Cour de Yortne te rug, bragten daar nog wel een vierendeel uurs met beraadflagen door, en verwijJ derden zich eindelijk geheel en al. Slechts een klein gedeelte van het volk volgde hen, de overigen bleven te rug, en de drie Hoven, de ferme, du paffage, en du gouvernement bleven opgepropt vol. Men droomde bij hoopen na de tweede' ophaalbrug, om dezelve, even als de eerde, na , be«  < 95 > beneden te haaien:en men hoorde het gefchreeuw der bezetting, welke riep, dat zij vuuren zou, indien men nader kwam, of in het geheel niet, of floeg 'er geen acht op. De Gouverneur en het garnifoen waren nu verflerkt in het vermoeden, dat de deputatie niet echt geweest was; de eerfte beval vuur te geven, dit verftrooide het volk, en 'er bleven eenige mannen op de plaats. Deze ftap bragt alles volkomen in eene ongelooflijke woede. Naar het getuigenis der Invaliden, die de bezetting uitmaakten, gaf men eerst na het vertrek der gedeputeerden vuur; maar in het berigt, dat dezen op het Hotel de ville gaven , ftaat, dat men nog in hunne tegenwoordigheid ichoot , en dat zelvs veele burgers rondom en nevens hen gevallen waren. Het laatfte is zeer waarfchijnlijk, en het eerfte is, naar het vooroordeel, dat de Gouverneur tegen de gedeputeerden hadt, te ontfchuldigen; maar beide de berigten laten zich ongedwongen zo overeen brengen, dat de Gouverneur niet op hen fchieten liet, maar op de aanvallende burgers, die bij de tweede ophaalbrug waren , en welker gewelddadige ondernemingen hen volftrekt voor geene vreedzaame begeleiders eener echte deputatie konden doen erkennen. Ge-  < 9& > Gcrtóeg! door gantsch Par//V liep nu het bc-> roerend gerucht, dat de Gouverneur eene deputa* tie van het Hotel de ville, met omgekeerde ge* Weeren, cn een wit vredevaandel« nader bij ge-> lokt, de brug achter hen opgehaald, en toen va:i de vesting op hen gefchoten hadt. Allen, die deze vermeende fchandelijkc verraderij verhaal-1 den, en verhaalen hoorden, weenden van woede i, allen eischten eikanderen op, oni den fchandelijken dood der gedeputeerden te wreeken; en" nü eindelijk nam de allerhoogfle verbittering het befluit, dat bij een koel overleg niet hadt kunnen genomen worden, om de Baftille, het kostte Wa€ het wilde, te veroveren. Het volk wilde dit met fabels en fnaphaanen, blootelijk door eene woedende razernij onder-1 fteund, uitvoeren; terwijl twee detachementen vart de Franfche garde te zamen trokken, en beraad-1 Haagden, hoe zij het door kanons en mortieren, en door een' geregelden aanval, bewerkflelligen zouden. Ook hen hadt het verhaal van de verra-1 derijë des Gouverneurs in beweging gebragt, ook zij waren in dezelvde woede daar over: maar juist dat, wat hunne aanvoerders van de krijgskunst wisten, maakte hen, ten aanzien van de beflo:-* ming des kasteels, moedeloozer, dan het volk, het welk 'er niets van wist, en de zwarigheden r. . - niet  < 97 > niet kende; Het fcheen hun onmogelijk, met vijf kleine (lukken kanon, en één mortier, dié zij ten hunnen dienst hadden, een rotzen-gevaarte, dat tot torens en muren uitgehouwen fcheen, met eenigen vrucht, en zonder zich belachlijk te maken , aan te grijpen; en een groot gedeelte befloot dus, dat men de bezetting, door uithorngering, tot de overgave dwingen moest. Dit gevoelen was voor een volk, welks bloed zo warm was, veel te bedaard, en te langwijlig. Veelen (temden voor de beftorming, en een on verwachte fchok maakte, dat zij 'er weldra allen voor (temden. Want plotslings verfcheen in hun midden een man, uit wien de drift met alle bewegingen der razernijë fprak. „ Mijne vrienden!" riep hij, „ zijt gij burgers? Ja gij zijt het! Voort „ dan na de Bastüle! Men vermoordt onze me„ deburgers en uwe kameraden. De ééne en de „ anderen zijn uwe broeders! Zoudt gij het dul,, den, dat zij het (lagtoher zouden zijn van het wreedst verraad?" {Mes amis ! étes-vous citoijens ? Oui, vous ïètes ƒ Marchons a la Bastille ! On égorge les bourgeois & vos camerades. Les uns & les autres font vos frércs. Souffrirès vous, quil foijent la viftime de la plus cruelle trahifon (wz)? Al- («0 De naam van dezen man is huliN. Hij was OpG zie*  •C 98 > Alles geraakte door deze aanfpraak in vuur, en de tegenbedenkingen van het verftand, werden door de dronkenheid der verbeelding verdrongen. Met hulin waren eene menigte burgers aangekomen, die hem eenpaarig tot hunnen aanvoerder uitriepen, terwijl de Franfche Garde twee Sergeanten , wargüier en labarthe , aan hare fpitfe ftelde. Zo begaven zij zich zonder uitflel op weg, trokken over den port-au-bled, en over de kaaijen S. Ormes en S. Paul na het Arfenaal, in welks eerften Hof zij, van den kant van het daar naast liggend Coelestiner-klooster, zonder tegenftand geraakten. Zij vonden daar een aantal Invaliden, die reeds des morgens het geweer nedergelegd hadden, en zich thands bij de belegeraars voegden. Van den eerften Hof geraakten zij insgelijks zonder moeite in den tweeden, en zo verder tot aan de voorhoven van de Bastille, die van hun nog door twee gravten, en twee ophaalbruggen gefcheiden was. In het Cour de Torme plantten zij twee vierponders, een groot ftuk kanon, en een mortier, en aan ziener over liet waschhuis der Koningin (Direïteur de U buanderie de la Reine-) te Bric/ie, in den omtrek van Saint-Denis. Hij heeft bij den itorm geen letzel bekomen, fchoon hij altijd één der eerften en ondernemeiKÏflen was.  < 99 > aan de deur, die na den tuin van het Arfendal leidde, nog twee kleine Hukken, en nu werdt de aclie ernfïig begonnen. Zij rigtten de Hukken, zo wel als het kleine geweer,tegen defchietgaten der Bastille, en bezetteden het wachthuis der Invaliden, dat hen tegen het zwaarfte vuur der belegerden dekte. Weldra rukte men, midden onder het vuur' van het klein geweer,waarvan men zich op den burgt nog maar alleen bediende, na de tweede ophaalbrug voort, welke het volk reeds te voren gepoogd hadt neder te haaien.- Hulin riedt, dat men op de kettingen van de brug vuuren zou, om dezelve te doen nederflortcn; dewijl men anders gevaar liep, dat de belegerden achter dezelve gefchut zouden planten, dan de brug plotslings nedcrlaten, en hen op eene fchrikkelijke wijze ontvangen. Dit gefchiedde , en de brug viel. Nu werdt de overgang na de andere zijde nog door Spaanfche ruiters belemmerd. Ook dezen ruimde men , met een zoort van vertwijfelende woede uit den weg, u-ok en droeg twee kanonnen over, en marcheerde toen, in gelederen van vijf, fes, acht mannen, over den Hof na de laatfle ophaalbrug, welke na den burgt zeiven leidde, en een' fmallere loopbrug aan de zijde hadt. Het ééne groote kanon rigtte men op de groote G £ brug;  ♦C ioo > brug, en het kleinere op de loopbrug. De bele-gerden vuurden nog wel, maar flaauwer dan te voren, en allengskens hieldt hun vuur geheel op. De belegeraars vleiden zich, dat zij het tot zwijgen gebragt hadden, en dit verdubbelde hunnen moed; maar de inwendige toeftand der vesting was het eigenlijk, die hen, zonder overgroot gevaar, en, met niet veel moeite, deedt zegepralen. Wij werpen nog een paar blikken op deszelvs toeftand. De Gouverneur was in de allerhoogfle verlegenheid; juist niet, dat zijne vesting het niet tegen de belegeraars houden mogt, want de wijze"', waarop' zij gebouwd was, maakte haar onverwinnelijk ; maar dewijl hij de verdedigingsmiddelen die hij in handen hadt, deels niet wilde, deels niet konde, deels niet dorst, gebruiken. Twee wel beftuurde en gedekte (tukken gefchut, achter de laatfte ophaalbrug geplant, deze ncdergelaten, en zo onder de aandringende menigte gevuurd, zou eene vreezelijke verwoesting onder de voorftcn aangerigt, en de achterflcn terug geflagen hebben. Maar dit wilde hij niet, dewijl hij tot eene gewelddadige afweering geene uitdrukkelijke bevelen hadt; dewijl het gedrag der Duitfc-he en Zwitferfche troupen , die den vorigen dag de burgers (paarden, geen bemoedigend voorbeeld tot  < ioi > tot eene bloedige verdediging was; dewijl het , eindelijk (men mag althands dit van de menfchelijkheid hoopen) zijn eigen gevoel wederfprak, duizenden zijner medeburgers te laten nederfchieten, .die wel iets begeerden, het geen hij niet dorst toeflaan, maar die echter voor hunne beweegredenen daar toe , zelvs naar zijne begrippen cn plichten , den dood niet verdienden. Voorts, hij hadt nog maar voor één'dag, en dit nog ter naamver nood, onderhoud voor zijne bezetting; hij hadt het grootfle gedeelte van dezelve, de Invaliden, tegen zich, die niet op hunne broeders wilden fchieten, en flechts de Zwitfers lieten zich ter verdediging gebruiken. Hij moest iederen oogenblik vreezen, dat de bezettelingen eikanderen zouden nederfchieten, en dat hij het flagtoffer dezer oneenigheid worden zou, welke partij hij ook kiezen mogt. Gaf hij de vesting over , dan woelden de bajonetten der Zwitfers in zijne ingewanden, of ontkwam hij dezen , dan liet hem de Koning misfehien op het fchavot brengen: gaf hij ze niet over, dan ftreeken de Invaliden het geweer, of fchooten hem neder, wanneer hij hen tot tegenweer dwingen .wilde. Veroverd of overgegeven , altijd befchouwde hij zich als het flagtoner der verlorene vesting. G 3 In  *C 102 > In de daad deze toeftand hadt zelvs wel een'' vaster' kop uit zijn evenwigt kunnen brengen. Zijne bevelen wederfpraken eikanderen , dewijl zij uit befluiteloosheid voortkwamen; zij waren niet ftreng genoeg , om dat ftrengere hem den dood zouden hebben aangebragt. Uit deze vreezelijke verlegenheid wilde hij zich door een' fchiclijken ftap redden. Hij floeg voor, dat men zich in de lucht moest laten Springen: de ZwitferOfficier verklaarde : „ liever dat, dan overge„ ven!" De Major der bezetting was met de overige beampten der Bajiille, cn de Invaliden daar tegen. „ Dan geevt mij," Schreeuwde de Gouverneur , „ dan geevt mij, ik bezweer 'er u „ op mijne knieën om , maar één éénig vat „ kruid; mij geldt het hier; maar ik wil mij zel„ ven geven, wat ik niet vermijden kan. Ik „ laat mij in de lucht Springen." Dit riep hij, als buiten zich zeiven, op de knieën liggende in hun midden. Zijne bede werdt niet vcr' hoord, en, toen hij zich na eenige oogenblikken aan hunne oogen onttrok, en met brandend lont na de toren Liberté wilde, waar het kruid lag, werdt hij door twee Invaliden, die hem waargenomen hadden,met de bajonetten terug gehouden. Hij hadt bchalvcn dat zijn oogmerk niet kunnen bereiken, dewijl de Sleutels van dezen toren niet meer in zijne handen waren. Ou-  #< io3 > Ondertusfchen werkten de voordellen der overigen zo veel op den Zwitfer - officier uit, dat hij zich niet langer tegen de overgave verzettede, doch onder die voorwaarde, dat men de bezetting onaangeroerd, cn met militahe honneurs moest laten aftrekken. Men flak het witte vaandel andermaal uit, cn een tambour met twee Invaliden werdt op de plattefonne der vesting geplaatst, om den Belegeraren het teken der capitulatie te geven. Maar dezen vertrouwden dit niet, dewijl de vermeende trouwloosheid van den Gouverneur nog in versch aandenken was, en hun vuur ging onophoudelijk voort. Op éénmaal zagen zij door eene opening van de ophaalbrug een papier doordeken, waar op iets gefchreven dondt, maar het welk zij van wegen den afdand niet lezen konden. Het vuur der belegeraars op de brug rustte een' poos. Eén uit hun midden zocht een'plank,, en bragt dezelve aan; men wierp ze over de gravt, een gemeen man ging daar op over, reikte na het papier, maar dortte, door een' fnaphaanskogel getroffen, in hetzelvde oogenblik dood in de gravt, Dit treurig voorval fchrikte echter de overigen niet af. Een jongman, maillard genaamd, gaf een vaandel, dat hij droeg , aaneen' anderen , waagde zich over de plank , bereikte bet papier , en bragt het gelukkig over. Men las, wat 'er op dondt, met luider ftemme op G 4 » WiJ*  < 104 >* „ Wij hebben," ftondt 'er op, „ 20000 ® „ kruid, en wij laten de bezetting, en het „ geheele quartier in de lucht fpringen , wan„ neer gij onze capitulatie niet aanneemt." Men riep den belegeraren van binnen toe, dat men de wapenen nederleggen en zich overgeven wilde, wanneer men beloovdc de bezetting niet te mishandelen. De belegeraars riepen te rug: „ Laat de brug neder, ulieden zal niets gedaan „ worden!" Op deze belovte, gaf de Gouverneur den fleutel tot de loopbrug over, men opende de deur voor dezelve, en liet ze neder. Terftond ftortten de voorflcn binnen, lieten de groote ophaalbrug ook neder, omarmden en kusten de belegerden ten teken eener vreedzaame overgave, en deeden alles, om het wilde volk, dat van den beloovden vrijen uittogt niets gehoord hadt, in toom te houden, en de belegeraars te befchermen. Maar dit was onmogelijk. Het viel de Invaliden aan, mishandelde ze, en fcheen verdrietig, dat de Baftille niet ftormenderhand veroverd was. De Gouverneur was op den grooten Hof binnen in de vesting. Hij hadt niet eens zijn uniform y maar een' aschgraauwen rok aan, was zonder hoed, zonder ridderskruis, en hadt alleenlijk den degen op zijde, en een' fnaphaan in de hand. De- Zwitfers, met hunnen bevelhebber, had-  < 105 > hadden, zo wel als de Invaliden, hun geweer neergelegd, Honden onbeweeglijk, en lieten de belegeraars binnen. Maillard , die den Gouverneur kende, maakte zich terflond meester van hem. Alles fchreeuwde : „ Na beneden de verrader," (au bas Ie traitre~)! Maar elie en hclin wierpen zich tusfchen hem en het volk, en rcddeden hem nog een'' wijl van den dood. De Major werdt op dezeivde wijze gegrepen en gevangen genomen. De Invaliden en de Zwitfers, de Cipiers en alle de overige beampten der BajiiUe, deelden in de gruwelijke mishandeling, die hun wedervoer. Zo ging de optogt na het Hotel de Ville. De Sergeant elie marcheerde vóór den Gouverneur , en droeg op zijn' degen, die in de Baftille was gebroken geworden, het blad, waarop hij de capitulatie op zulke eene dreigende wijze aangeboden hadt. Andere hielden hem bij de armen, en zochten hem tegen de woede des volks te befchermen, dat hem van alle kanten met ftooten en Hagen aanviel. Achter hem werdt de Major op gelijke wijze rondgevoerd en mishandeld. Het bloed runde beiden van het gelaat en de borst af, hunne klederen waren gefcheurd,het hoofd bloot, G 5 ar-  < io6 > armen cn handen gekneusd. Achter hen marcheerden de Invaliden en Zwitfers, die men gevangen genomen hadt, en die door het volk met dezelvde woede mishandeld werden. Duizenden waren rondom hen, en duizend Hemmen Schreeuwden met dezelvde infpanning: „ Weg met de „ verraders! hangt ze op! houwt ze in Stukken!" Onder de menigte waren eenigen, welken de woede tot eene waare razernije bragt, die zich Schuimend op den grond wierpen, en als wilde dieren brulden, om dat zij niet door de menigte heen dringen, en zich in het bloed des Gouverneurs niet baaden konden. Het was een fchrikkelijk oogenblik, dat de hairen te berge dcedt rijzen. Met iederen ftap" werdt de menigte talrijker. Vrouwen cn kinderen mengden zich daar onder, en wreekten zich ten minSlen door Schimpwoorden aan den Gouverneur, wanneer zij niet tot hem voortdringen konden, om hem dadelijke bewijzen van hunnen haat te geven. Zo kwam de optogt tot aan de plaats, waarop het Hotel de Ville ftaat, en die la Grève genaamd wordt. Dezelve was veel te klein, om de menigte te omvatten. De veroveraars der Bajlille waren voornemens, den Gouverneur aan de Repraefentanten der Burgerije uit te leveren, en zijne firaffe door hun te laten bepalen: maar de ongeduldige verbittering des  < 107 > des volks liet hun dit niet toe. Hetfcheen, als of de plaats, waar zo veele en zo verfchrikkelijke regtsplegingen voorgevallen zijn, door de erinnering aan dezelve, de razernij des volks vermeerderde. Het fchreeuwde en zwoer, zijne geleiders even zo te zullen behandelen, als hem, indien zij langer vertraagden hem van kant te helpen. Oogenbliklijk trok men de beide gevangenen na beneden, en fabels en bajonetten hieuwen en flaken hen door en door. Men fcheidde de hoofden van de rompen, (tak ze op pieken, en gaf de rompen aan het gepeupel prijs, dat dezelven bij de beenen rondflecpte, vertradt, en van één reet. Ten zelvden tijde werden eenige Invaliden opgehangen. De hoofden der burgerij, die op het Hotel de Ville vergaderd waren, zagen met doodelijken fchrik deze toneelen aan. Hun gefchreeuw om geduld en verfchooning werdt niet gehoord. De Prevot des marchands, flesselles, ging onrustig de zaal op en neder, zag maar zomtijds met een half oog na dit verfchrikkelijk fchouwfpel, en op zijn bleek gezicht maalde zich de allerhoogfle angst. Eenige reizen gaf hij zijne verwondering te kennen, dat het volk niet op het denkbeeld viel, van de fakken des Gouverneurs te doorzoeken, om nog meer bewijzen voor  KC 108 > voor zijne verraderij te vinden. Deze trek bawijst, dat hij een voorgevoel hadt van het lot, dat hem eenige minuten later werkelijk naakte: want hoe 'kon hij weeten,' dat het volk de lakken des Gouverneurs niet doorzocht? Maar hij wilde van hun, die het toneel aanzagen, Hechts hooren bevestigen , dat zij reeds doorgezocht waren. Waarlijk deze onzekerheid was .nog wreeder , dan zijn kort door op volgende dood. Plotslings weergalmde een nieuw, woest gefchreeuw, een hoop volks Hoof de trappen van het Uttel de ville op, kwam in de Raadzaal, en een man aan deszelvs hoofd , die een papier droeg, fchreeuwde: „ Nog één verrader!" In één oogenblik greep men den Prevot des marchands, fleepte hem uit de zaal, en reeds op de trappen van het Raadhuis ontving hij zo vcele fchoten, fteeken, en houwen, dat hij binnen twee minuten levendig en dood was. Men hadt in één' der fakken van den Gouverneur het volgend briefjen gevonden: Tetez bon encore quelques terns, h dix heitres vous aurez du renfort. FLESSELLES. [„ Houd u nog maar eenigen tijd goed. Ten „ tien uure krijgt gij verfterking."] FLESSELLES. De  De overgeblevene Invalides waren altijd nog in de wreedfte onzekerheid over hun lot. Het volk eisehte hunnen dood , en fchreeuwde , dat zij broedersmoorders waren. De Franfche garde hieldt hen in haar midden, en badt, dat men deze oude mannen, die bijna alle met wonden voor het vaderland bedekt waren, het leven fchenken mogt. De woede des volks fcheen door de geflagte offers gematigd te zijn, en eindelijk fchreeuwde het zelf: Genade! Genade! Het detachement Zwitfcrs was, op de éénpaarige verzekering, dat zij niet gefchoten hadden, na het veld van Mars, tot deszclvs regiment, terug gezonden geworden. De Sergeant elie hadt den Officier, die aan hun hoofd was, bij de hand genomen, en gezegd: MeJJieurs! allez vous-en au champ de Mars! Apprennez a vos Camérades ia maniére, dont vous avez été traités , £f faltes leur connoitre le peuple, quon veut leur faire égorger! [„ Mijne Heeren! gaat gij na het veld van „ Mars; verhaalt aan uwe kameraden, hoe gij „ behandeld zijt, en leert hen het volk kennen, „ het welk men wil dat zij keelen zullen!" Ondertusfchen was eene bende op weg ge gaan, om met de hoofden van den Gouverneur en den Major een' ommegang te doen. Voor aan gin-  ! < HO > gingen twee trommen; daar op volgde een man uit het gepeupel, die een'blad papier, met lijm aan een ftaak gehecht, droeg, met dit opfchrivt («): la Bajlille e/l prife de force [„ de „ Baftille is met geweld genomen"]. Achter hem droegen twee anderen, op twee pieken, de beide hoofden. Onder het hoofd van den Gouverneur hing een blad, met deze woorden: Cejl ainfi que le peuple fe venge de fes tyrans. [„ Zo „ wreekt het volk zich van zijne tyrannen]." Het bloed liep langs de pieken neder, en ftroomde op de beide half - naakte dragers af. Achter dezen marcheerde een detachement van de Franfche garde, met eenige burgers 'er onder gemengd; en daar achter ftroomde het volk bij duizenden heen. Uit alle venfters, van alle daken, zag men dit fchouwfpel, dat de hairen te berge deedt rijzen , met huivering en welgevallen na (o). Eerst na (») Hier uit blijkt, dat het volk va« da capitulatie niets gehoord hadt. (o) De Schrijver was juist in het Palais roijal, toen de optogt daar verfcheen. Om uit het gedrang te komen , plaatfte hij zich op een' fleenen bank aan de zijde der Arcaden. Hij vondt daar eene vrouw, die, onder alle de rillingen eener hevige koorts, de beide hoofden onophoudelijk aanftaarde, en zelve zich beklaagde, dat dit fchrikkelijk gezicht haar den dood zou doen. De Schrij • ver riedt haar de oogen te fluiten, of het hoofd af te &Stt>  < iii > na negen uure des avonds wierp men de hoofden in de Seine. Wij gaan nu terug, om nog eenige omitandigheden aangaande het in bezit nemen der Bajlille op te geven. Soldaaten en burgers, kinderen en grijzaarts, alles hadt zich beijverd, om deel aan de bevrijding der natie te hebben. Een jongen van twaalf jaaren , sebastiaan canivet genaamd , zoon van een' hovenier, was de vierde op den grooten Hof der Bajlille geweest. Hij was na één' der torens geflopen, hadt het aldaar uitgeftoken wit vaandel op zijn' fchouder genomen, en was daar mede, onvcrfchrokken en zegepralend, op de muren rond gegaan. Een man van vijfenzestig jaaren , genaamd bap- wenden ; maar zij andwoordde: Mon Dien! cela nfejl impotfible! Ceft plus fort que moi! [,, Mijn God! dat is mij onmogelijk! Ik kan 'er mij niet van onthouden]." En werklijk was zij genoodzaakt, de hoofden zo lang na te zien, als zij kon. Daar op klom zij met dien langzaamen zucht, die verligting van het hart pleegt aan te "kondigen , van de bank af, en verwijderde zich fcliiélijk, misfehien om tJit fchouwfpel in eene nabuarige toat nog eens te zien.  < H2 > BAPTisTA cretaine was bij den ftorm beftendig één der voorften geweest. Toen hij voor de laatfte ophaalbrug met blooten degen den belegerden toeriep, dat zij zich zouden overgeven, verpletterde een kogel hem de hand, waar in hij denzelven hieldt. Hij nam denzelvcn in de andere hand, en ging voort met fchreeuwen, zo dat hij bijna buiten zijn' adem geraakte. Toen eindelijk de brug viel, werdt zijn linkerarm door een' flagbalk van dezelve getroffen en gevaarlijk gekwetst. Des niet tegenftaande was hij één der eerften in het groote Hof, en, van boven tot beneden vol bloed, maakte hij zich nog meester van één' der onderbevelhebbers der Bajlille. Hij liet zich eerst lang na de aftie verbinden. Een ander , toussaint grolaire genaamd , werdt bij den eerften aanval op de 'Baftille door twee Ihaphaanskogels getroffen. De ééne floeg hem den regter arm onder de elleboog, door en door; en de andere voer fchuins naast het heupbeen in , tot in den endeldarm ! Hij tuimelde eenige fchreden te rug, en zonk ter aarde. Eén der overigen riep: ,, Daar ! reeds één dood!" Maar hij rigtte zich op, en riep: „ Neen! mij„ ne vrienden! ik ben niet dood!" Hij hadt nog moeds genoeg, om na den Pastoor van S. Paul te hinken, die hem bij de Franciscanen liet brengen.  < H3 > gen» Onder den weg wierp hij aan de vrouwen \ die uit de venfters lagen, kushanden tpe, en riep met helderheid: „ Courage ! mijné vrienden \ „ wij zullen overwinnen ! Dit alleen fpijt mij i „ dat ik niet meer voordeel heb kunnen doen." De Schrijver heeft dezen wonderbaren man in hec Hotel-Dieu gezien en gefproken. Zijn toeftan«l gaf hoop op herfteh Een Horologie^ makers gezel , humbert ge* saamd, was één der werkzaamften en onverfchrokkenften bij de beftorming, en één der eerften in den grooten Hof der Baftille. Hij ijlde óp den Officier der Zwitfers aan, zettede hem de bajonet op de borst, en fchreeuwde hem toe: ;, Strijk het geweer!" De Officier keerde zich tot de overigen ; zeide: „ Mijne Heeren ! ik „ zweer u , dat ik niet gefchoten heb;" en gaf zijn' degen over. Ondertusfchen bemerkte humbert, dat tweö ©f drie burgers, die op één' der torens geklommen waren , plotslings te rug fprongen. Hij ijlde na de trap, om hun te hulp te komen, dewijl hij dacht, dat men hen te rug hadt gedreven. Hij rende de toren op, en merkte niet, dat hem ïriemand volgde; zag ook, toen hij boven was, fciemand als een' Zwitfer, die zich nedergebukc H badCj,  < 114 > •hadt * en hem den rug toonde. Hij legde óp hem aan , en fchreeuwde : „ Strijk het ge„ weer!" De Zwitfer keerde zich verfchrikt om * legde zijn geweer neder, en zeide: ,, Kame;, raad ! dood mij niet! Ik ben ook van den :„ derden Stand, en ik zal u verdedigen tot den ':„ laatften droppel van mijn bloed. Gij weet, „ dat ik verplicht ben, mijn dienst te vervullen* „ maar ik heb niet gefchoten (p) " Terwijl hij dit zeide, nam humbert zijn geweer op, zettede hem de bajonet op de borst, en beval hem, zijn' fabel, met den draagband, hem over den fchouder te hangen. De Zwitfer deedt dit, en humbert liep na een kanon, dat regt over de ophaalbrug ftondt, en gaf zich moeite, om hetzelve offl te werpen, en daar door onbruikbaar te maakert. Terwijl hij den regten fchouder onder het mondiluk van het kanon zettede, trof hem een fnaphaanskogel aan den hals, en hij floeg zonder bezef, ter neder. De Zwitfer, wien hij het leven gefehonken hadt, trok hem na de trap. Hij liet 'het veroverde geweer niet los, maar trok het met zich. De Zwitfer zettede hem op een' trap neder, fchuddede hem om hem weder tot zich zeiVen te brengen, en fcheurde een' ftrook van zijh hembd, O) In den angst fcliijnt de eerlijke Zwitfer dit vei?' 'geten te hébben, gelijk te voren" zijn Officier.  < ii5 > . Iicmbd-, waar mede hij hem verbohdt. humber^ herhaalde zich weder-, en, daar hij zich zeer maj gevoelde* en na beneden wilde, verzócht hij den Zwitfer hem te geleiden; het Welk deze met veel behoedzaamheid én deelneming deedt. Midden op den trap kwamen hün eenige burgers tegen. Toen zij humbert in zijn bloed zagen zwemmen, meenden zij, dat de Zwitfer hem dit aangedaan hadt, eh drie bajonetten zoudén hem zo in de borst gefloten zijn; maar gelukkig hadt humbert nog kracht genoeg, om hem te bedekken, en den anderen hunne dwaling te benemen. Zij klommen af, en humbert kwam, altijd nóg door dert Zwitfer begeleid, beneden. Op het Hof fcheidde men den Zwitfer van hem af, dewijl men dezen niet buiten de Baftille wilde laten, eer het lot zijner kameraden beflist was. Toen men dezen genade fehonk,kwam hij oök met den angst alleen vriji , humbert Was öridertüsfcheri genoodzaakt geweest alleen te gaan. Tóen men zijne ivonderi zag; maakte men plaats voor hem. Aan de kerk der Baftille vondt hij een' veldfcheer, die zijne Wondert onderzocht, en hem zeide, dat de kogel 'er nog in zat, maar dat hij alleen denzelven niet uittrekken kon, dat hij dus na ten höspitaal moest gaan, en zich daar laten verH a hm'  < n6 > binden. - humbert fukkclde dus verder voort. Op den weg ontmoette hij een' man, die zijne gekwetfle hand bij de Franciscanen hadt laten verbinden. Deze bragt ook hem derwaarts , men verbondt hem , maar vondt geen' kogel. Een bewijs , dat die veldfcheer nog op geen Slagveld met bloed of dooden gemeenzaam geworden was. humbert voelde een' brandenden dorst. Men gaf hem eenige verfterkende druppels met water en wijn. Hij voelde, dat zijn' fmert daar door verzacht, en zijn' matheid verdweenen was; fprong van zijn bed af, kleedde zich aan, hing zijn' fabel om, en nam zijn' fnaphaan in de hand, met het vaste voornemen, om na de Bajlille te rug te gaan. Maar de Paters Franciscanen hielden hem vast , baden hem ten fterkften om te blijven, dewijl hij anders zijne wonden verergeren , en gevaarlijk maken zou, en lieten hem niet gaan," voor dat hij beloovde, dat hij zich te huis na bed begeven zou. Zij boden zich aan , om hem zeiven derwaarts te geleiden, maar hij weigerde dit. Onder den weg viel hem in, bij eenigen zijner bekenden aan te gaan, die, toen hij mede gegaan was om de Bajlille te beltonnen , wegens zijn' brandenden ijver groote bezorgdheid voor hem betoond hadden. Hier vondt hij Vier:  < 117 > '.vier gewapende burgers, die hem met eene levendige vreugde begeleidden. Alles overhoopte hem met loffpraken , en beftak hem met bloemen. Zo kwam hij, als in triumph, op de kaaij der Augustinen, waar hem een hoop volks ontmoette , dat, van zijne gefchicdenis niet onderrigt zijnde, hem voor een' verrader hicldt, die door de burgers na het Hotel de ville gebragt werdt. Alles fchreeuwde, dat men hem moest ophangen. Men drong de vier burgers van hem weg, en zou hem juist gevangen genomen hebben, toen een boekhandelaar, die daar zijn winkel hadt, hem herkende, binnentrok, en aldus reddede. Hij gaf hem een' kamer en een bed, en verder alles, wat hij behoevde. Maar zijn ijver liet hem niet toe, langer, dan tot middennacht toe, te rusten ; want toen drong hem een herhaald alarm-gefchreeuw op nieuw, zijn' fabel en Snaphaan te nemen, zich uit de armen van zijn' verlosfer los te rukken, een wachthuis op te zoeken, en met eenige andere burgers, tot aan den morgen toe te ■patrouilleren ( 1 Terwijl de eigenlijke veroveraars der Baftille * met hunne verfchrikkelijke trophaeën , de Stad doortrokken, was het volk, met eenige nader» hand aangekomene detachementen van de Franfche garde, bezig, om de Baftille deels te bezetten , deels te doorzoeken. Een Corporaal, vernier genaamd, vondt in een' kelder, waar yan hij de deur opengebroken hadt, een' geharraschten man, die zo lang als hij was op kruidtonnen uitgeftrekt lag, en zich hieldt, als of hij fliep. Hij hadt een' vuurfleen, ftaal, en zwam jn zijn' fak. Een lont liep na één' van de kruidtonnen, en was lang genoeg, om hem, wanneer hij ze aangeftoken hadt, tijd te laten, om zich te redden (O- Men SreeP helT1' en hinS hem.terftond op. Eenige anderen van de Franfche garde kwamen groot, fterk meisjen; enlievde, wijn,patrhtismus, en de tuimelende vreugde over deèravïs, die men haar toeriep, hadden haar een zoort van bedwelming medege. deeld, die in haar gelaat brandde, en de gedaante eener Jtoomelooze onbefuisdheid hadt, (s) Dit geval heeft iets avontuurlijks,en b!ijvt,fchoon de gedachte Corporaal het aan Coufin Jacques bevestigde, en deze het voor waar hieldt, echter, wanneer men alle de overige omftandigheden te zamen neemt, «enigszins onwaarfctüjnlijk. H4  men daar juist bij, als een knaap van tien of twaalf jaaren, met een' fakkel, onder een aantal van kruidtonnen, zorgeloos rondging; zij verjoegen hem uit de gewelven, en reddeden daar door het leven van wel veertigduizend menfchen. Eene der menschlievendfte bezigheden was voor de geenen , die later aankwamen, nog overgebleven ; de bevrijding der gevangenen uit hunne kerkers. Men brak dezelven allen open, en voerde 'er de ongelukkigen uit. In één' derzei» ven vondt men een' grijzaart, met een' langen baard, genaamd tavernier, die te rugbeevde, toen hij op eens een' hoop menfchen met fakkels , met vonkelende oogen, en verftoorde gezichten zag inbreken. Hij ftak zijne beide handen na hen uit, en badt, dat men zijn' lijden maar kort zou maken. Een grenadier riep hem toe: ,, Vrees niets, mijn goede oude man! „ wij zijn niet gekomen, om u Om te brengen, „ maar om u te redden. Uw beul leevt niet „ meer; gij zult leven." Hij droeg hem op zijn' armen na buiten. De frifche lucht maakte hem in den beginne onmagtig, maar, toen hij weder tot zich zelven kwam, lachte, vroeg, en fprak hij als een kind. Hij was zederd dertig jaaren gevangen geweest. De kanonfehoten hadt bij voor een onwedef gehouden, dewijl zij, even  < 121 > even als de donder, Hechts door Schuddingen J tochten zó veclc vijanden rondom zich te heb-, fcen, als zij bedienden hadden, en de erinnering aan kleine hardigheden, die zij tegen hen men geoefend hadden, verwekte bij hen juist denzelvden angst, als bij hen, die aan het roer van den Staat waren, de ongeregtigheden, die zij tegen het volk hadden geoefend, Het gefchreeuw des razenden volks, dat zijne gewelddadigheden dreigde door te zetten tot die wezens toe, die den Koning het naast omringden, en van daar af te dalen, om allen, die onder kwaade vermoedens lagen , aan zijne woede op te offeren , drong wel dra na Verfailks, en verbreidde daar een' algemeenen fchrik, bij welks eerfte uitbarfting men zelvs fprak van de Koningin verkleed te doen vluchten. In dien kring ondertusfehen, die het naast rondom den Koning was, werdt het verfchrikkelijke der ontyangene berigten verbor-r gen gehouden, en men deelde ze aan hem zelvcn zeer verzacht, en zo min gewigtig, als men ze maken kon, mede. Men fprak in het begin flechts van zamenrottingen van een ongeregeld gepeupel, dat het Hotel de ville beftormd, den Gouverneur der Bajlille verrascht, en zich uit overmoed, zonder plan of vastigheid, bloedige toneelen veroorlovd hadt. Men fchoof het lot vanLAü's naij en flesselles op hunne eigene achteloosheid , en op de befluiteloosheid van de hoofden der-  < 124 > der burgerij, niet op den moed der natie; en men fchilderde hen beiden thands als achtelooze dienaars des Konings, daar juist hun ijver voor denzelven hun het leven gekost hadt. De Koning geloovde, dat zij hun noodlot hadden verdiend, en bleef onverfchillig omtrent al het overige, wat men tot hem komen liet,dewijl de veertigduizend foldaten, die hij wist, dat rondom Parijs en Verfailles gelegerd waren , naar zijne gedachten, alle gewelddadige flappen van het volk buiten Parijs onmogelijk maakten, Ondertusfchen waren de inwoners van Parijs met nieuwen fchrik bevangen, die des te heviger werkte , daar een' iederen het hart van de bloedige toneelen, die hij aangezien hadt, nog floeg; daar een ieder voelde, dat de wraak, die men daar voor zou nemen, in zekeren opzichte regtmaatig, en daarom des te vreezelijker wezen zou. Uit deze trek moet men de onbefchrijvlijke verbaasdheid verklaren, die door het gerucht verwekt werdt, dat denzelvden nacht de Stad van drie kanten te gelijk overvallen en bcftormd zou worden, bösenwald zou, gelijk men verzekerde, van Motitmartre, autichamps van de barrière van Seves, en broglio, met het hoofdeorps van de voorflad S. Honore aanrukken. Drie vuurpijlen, ten zelvden tijde afgefchoten, zouden het  € ii5 > het téken tot den ftorm zijn. Op Motitmartre werden kanons en mortieren opgevaren, uit welken de Stad met gloeiende kogels en bombeil zou worden befchoten, en, in geval van wederftand, zou men alles in vuur en bloed zetten. In het Talals roijal waren dezen avond wel twintigduizend menfchen verzameld, om over de toneelen van dezen dag te fpreken en te beraadslagen., Onder dezen werdt de gemelde tijding het eerst uitgeftrooid, en zij werkte in één oogenblik met een geweld, dat eenige vrouwen en kinderen bijna het leven gekost hadt. Want alles rende en drong op eenmaal, om na huis te komen. De uitgangen waren niet wijd genoeg, om de menigte door te laten; die viel, behieldt geene ruimte genoeg, om zich op te helpen; die op den gevallenen gedrongen werdt, hadt geen tijd genoeg, om hem te ontwijken , om hem niet te vertreden (v). Het gefchrei van kin- 00 De Schrijver, die bij deze uitbarftingen der algemeene verfchrikking in het Patais roijal was , werdt met één' zijner vrienden in den ftroom medegevoerd, en na één' der uitgangen voortgefleept. Hij was genoodzaakt, zich tegen de zijde van een' pylaar vastte zetten, om niet in een' naauwe ftraat, die vol wagens Rondt, met veele anderen, gedrongen e» daar vertrapt te worden. Onmogelijk kan eene andere natie , bij yre»gj  fciddereft en Vrouwen vereenigde zich met dfe Wilde vloeken van verhitte patriotten; met dc ftormklokkcn en trommels tot een geheel, dat de levendigde verbeelding zich naauwlijks zal kunnen voorfchilderen. Alles, wat wapenen hadt, ijlde na de plaatzen, waar het berigt zeide, dat de Stad aangevallen zou worden. In de qüartieren; die hef mast aan dezelven lagen, brak men de ftraateii op, droeg deenen tot op de hoogde verdieping, verfperde de wegen met koetzen en wagens, en verlichtte de huizen met lampen én lantaarnen. Alles was gereed, om den vijand te ontvangen9 maar alles zitterde, om hem te ziern Dc nacht liep onder angst eri verwachting voorbij, en eerst des morgens hoorde men, dat het eerde berigt, zo niet geheel ongegrond, ten minsten toch overdreven geweest was< Maar een dergelijk gerucht hadt de inwooners van Parijs op hunne vijanden te Verfailks gewrokeiuHier verwachtte men, den gantfehen nacht door , iederen oogenblik tweehonderdduizend gewapende Parijfenaars, die den Koning en den Dauphin na vreugde, woede, of fchrik, zo geweldig nitbarsteil# als de Franfche»  < 12? > tüa Parijs af haaien, de Koningin, en allen dï@ haar omringden, gevangen nemen, de nieuws Ministers en hunne begunftigers, even als fleséelles en launaij behandelen, het Slot en het Park in brand Steken, en verwoesten, en de nationale vergadering na Parijs verleggen zouden. Het Schrikbarende dezer geruchten was daar door vermeerderd, dat geen der Couriers of verkleedde boden, die men na Parijs gezonden hadt, van daar te rug kwam, om latere tijding te brengen» De burgers van Parijs hielden de barrières bezet, doorzochten alles, tot kinderen toe, namen alle verdachte perfonen gevangen, en hingen allen op, die werkelijk bevonden werden met boodfchappen van of voor de Arijlosratifche partij belast te zijn. De bewoners vart Parijs trokken uit dezendubbelen fchrik een dubbel voordeel. Hunne waakzaamheid werdt daar door levendig gehouden, en hunne vijanden verloren den moed, zo dat zij genoodzaakt waren, den Koning duidelijker wenken te geven van het voorgevallene te Parijs, en van dat geen, dat, naar de geruchten, zo niet dezen nacht, althands den volgenden dag in Verfailks voorvallen zou. Zo kwam het, «lat men aan de gezandfchappen der nationale ver? ga-?  < 128 > gadefing den toegang tot den Koniiig niet me» belettede» De nationale vergadering was zederd den veertienden, des nadenmiddags ten zes uure, in de zaal geweest; maar niet voltallig, dewijl eenige leden redenen hadden, om aan de raadplegingen* waar toe de toneelen in Parijs aanleiding gaven, geen deel te nemen. De Vicomte des noailles verfcheen plotslings, buiten adem, met itof bedekt, en met de hoogfte ontroering op zijn gelaat. Alles was in angflige verwachting. Hij verhaalde , wat hij bij zijne afreize van Parijs gezien en gehoord hadt. Hij wist nog niets van het vermoorden van flesselles , maar den dood van launaij befchreef hij met alle zijne vreezelijke omftandigheden. Eene diepe ftilte heerschte in de vergadering , en zij fcheen zich eenigen tijd van hare ontfteldtenis niet te kunnen herhalen. Eindelijk hervattede zij zich. „ Het kwaad „ is dringend," riepen eenige Hemmen, „ de „ middelen daar tegen moeten het ook zijn. Ter„ itond een adres aan den Koning! weg met alle & omwegen , met alle etiquettes. Ieder oogen- blik tijdverlies kost misfehien aan honderden „ het  < '120 > 5, het leven." Men ftemde eenparig voor een adres. Het werdt overgegeven, maar'er volgde een onbepaald andwoord op. Ondertusfchen verfcheenen eenige Eletleurs van Parijs. Zij waren ook in den eerden fchrik na Verfailks geijld , wisten eenige omftandigheden nog niet naauwkeurig, en gaven andere zeer overdreven op. Deze waarheid ondertusfchen lag ten gronde , dat te Parijs eene vreezelijke gisting plaats hadt, en dat alles zijn evenwigt hadt verloren. Men ftemde voor een tweede adres, dat bij de nieuwe omftandigheden, die de Eletteurs hadden opgegeven, nadruklijker opgefteldwas. 'Er volgde niets op , als eene bevestiging van het eerfte andwoord, dat in het geheel niet bevredigend was: een bewijs, dat het gerucht van de tweehonderdduizend gewapende burgers, die na Verfailks op weg waren, nog niet met zijn' gantfchen nadruk op die geenen hadt gewerkt, die in den naam van den Koning de beide adiesfen beandwoordden. De nationale vergadering befloot, niet uit eikanderen te gaan, tot dat de Koning voordeeliger geftemd was, en vereenigd alles af te wachI ten,  < *3° > ten, wat de vijanden der natie ovêr hen brenJ gen mogten. Het is zeker , dat de nationale vergadering gewelddadige onderneemingen op hare vrijheid, en iederen oogenblik gevangenis of vernieling te vreezen hadt. Zij verwachtte den dag in eene wreede onzekerheid. Eene derde deputatie werdt aan den Koning gezonden , en deze vondt hem gantsch anders geftemd, als de beide eerften. Men fprak tot zijn hart, en vondt het door valfche vertellingen niet meer bezet. Men was genoodzaakt geweest, hem den waaren toeftand van Parijs te ontdekken, eer de gevreesde menigte aankwam, en de waarheid door bloed en moord deedt gelden. De Koning was getroffen bij de plechtige aanfpraak van den Prcefident, en fcheen bij de volgende woorden nog meer aangedaan te worden: Sire! vous naves pas un moment a perdre ; l'interêt tfun peuple, qui veut vous adorer fans inquietude, Texige. Venez, Sire! au milieu de vos enfants: ils nont des vtsux, que pour le falut de Yètat, &f pour la globe de leur Roi. [„ Sire! „ Gij hebt geen oogenblik te verliezen; het be„ lang van een volk, dat u zonder vreeze aan„ bidden wil, eischt het. Kom, Sire! in het „ midden van uwe kinderen: zij hebben geene >, andere wenfchen, als voor den welvaart van „ dea  < w > „ den Staat, en voor de eer van hunnen Ko» ning."] De Koning wederftondt niet langer. Hij befloot terftond, in de nationale vergadering te verfchijnen. Zonder gevolg, zonder pracht, zonder vertooning van zijne majefteit, alleen door zijne beide broeders begeleid , tradt hij in de zaal, even als of hij zijne bekommernisfen voor zijne vrienden uitfchudden , en om hunnen raad en bijftand aanhouden wilde. Men geleidde hem na de ftoel van den Prcejidetit, en, na een luid gefchreeuw van goedkeuring, verzonk alles in aandoening en ftilte. „ Ik heb ulieden te zamen geroepen," hief hij aan , „ om over onderwerpen te raadple„ gen, die voor den Staat van het grootfte ge- „ wigt zijn : maar ik weet niets gewigtigers, „ niets, dat op mijn hart zo fmertelijk werkt, „ als de fchrikkelijke opfchudding ih mijne „ hoofdftad. Ik kom dus, als het hoofd der „ natie, vol vertrouwen, tot hare vertegenwoor- digers, om mijne bekommernisfen voor hun „ uit te fchudden, en van hun te eifchen, óm „ op middelen te denken, die de rust en orde „ herftellen kunnen. Ik weet, dat men aanlei„ ding tot ongegronde vermoedens gegeven, dat I fl n meïl  „ men het gewaagd heeft, het gerucht te ver* „ breiden, als of uwe perfenen niet veilig wa„ ren. Is het nodig, deze ftrafbaare verdichtzelen te wederleggen, die in mijn bekend chay, rader reeds terftond hare wederlegging moes„ ten gevonden hebben ? Neen ! Ik en mijne „ natie zijn één! gij hebt mijn gantfche vertrouwen. Helpt mij thands den Staat redden: dit „ verwachte ik van de nationale vergadering! „ De ijver der vertegenwoordigers mijns volks, die thands op één punét werkt, is mij daar „ voor een waarborg, en ik heb, vol vertrou„ wen op de lievde en trouw mijner onderdaa„ nen, aan de troupen bevel tot den aftogt ge„ geven. Ik eisch van ulieden, dat gij dit mijn befluit aan de hoofdftad bekend maakt." Men fchreeuwde en klapte, onder vreugdetraanen, zijne goedkeuring toe, en de Koning verliet de zaal. Zijn rijdtuig kwam voor, doch hij wilde 'er niet ingaan: maar nam midden onder zijn volk, en alleen van deszelvs lievde befchermd, den terugweg na het flot aan. De Gedeputeerden der drie Standen flooten een' kring om hem,het volkomringde hen juichend, en alles riep: „ Lang leve de ,, Koning! Lang leve de natie!" Men was in eene verrükking, die in niets anders in hare volle kracht uitbreeken kon, als in traanen en gefchreeuw. Ge-  < ï33 > Gedurende dit buitengewoon toneel te Vtrfailles, was men te Parijs nog altijd in eene angstige verwachting. Alle de voorbehoedzels tegen geweld waren, zederd den vorigen nacht, nog even fterk en verfchrikkelijk gebleven. Gefchut en gewapende burgers te voet en te paarde op alle ftraaten, het geroffel der trommen van alle kanten, het ophouden van wagens, het doorzoeken van reizigers aan alle banieren ! Wat den vorigen nacht niet gefchied was, vreesde men den volgenden. In deze ftemming was Parijs , toen op eens Couriers, van den Hertog van Orleans afgezonden, aankwamen, en onder trompettengefchal, eerst op het Hotel de ville, en daarna in alle ftraaten der Stad, aankondigden, dat de Koning aan de natie wedergegeven , dat hij in perfoon in de nationale vergadering geweest was, dat aan de troupen bevel was gegeven, om zonder tijdverzuim van Parijs en l/erfailles te rug te trekken, dat een gezandfehap uit het midden der nationale vergadering onder weg was, om zelf aan de burgerij deze blijde tijding over te brengen en te bevestigen. De uitbarsting der vreugde vertoonde zich thands even onftuimig, als te voren de uitbarsting der vertwijfeling en des fchriks. Bij duizenden liep men de deputatie te ï 3 ge^  < T34 > gemoet. Zij klom op de Plaats van lodewijk XV af, en ging te voet, aan alle kanten door eene onoverzienbaare menigte verwelkomd, na het Hotel de ville. Het was een aandoenlijk fchouwfpel, hoopen van burgers, die eikanderen nooit gekend hadden, hand in hand, foldaaten van hun broederlijk omhelsd en gekust te zien, en, midden onder dezen, vrouwen en kinderen, bezig om bloemen, takken, en kokarden onder de menigte te werpen. Zulke toneelen bieden aan gevoelige harten een eeuwig voedzel, dat zo veel te zoeter genot verfchafte, wanneer men het volk, dat thands dronken van vreugde was, te voren met angst, kommer en vertwijfeling hadt zien worstelen. De Marquis de la faijette, die aan het hoofd der Deputatie was, hieldt op het Hotel de ville een' aanfpraak, die alles om hem heen in traanen baadde. „ Ik breng , zeide hij onder anderen, „ aan het volk woorden des vredes „ van zijnen Koning, en hoop nu ook van het„ zelve die bevrediging aan hem te kunnen we„ derbrengen, welke zijn hart zo zeer behoevt." De Picejident van het Comm ittée andwoordde 'er even hartelijk en aandoenlijk op. Hij dankte voor den vrede, en de rust, welke de Koning aan de natie te rug gaf. Hij eischte van de bur-  < *35 > burgers der hoofdftad vergiffenis voor hun,die de plichten van vaderlandslievde gefchonden hadden, zelvs voor die geenen, die het ongeluk hadden gehad, van het bloed hunner broederen te vergieten. „ Heden," riep hij, „ heden, nu de „ vrijheid triuinpheërt, laat ons grootmoedig „ zijn! Die geenen, die tegen ons waren, zijn „ genoeg geftraft, dat zij ons in het genot zien „ moeten van het goed, waar van zij ons wilden p beroven." lallij tolendal dl clermont tonnerre fpraken na hem met dezelvde hartelijkheid en aandoening, en ontvingen met hem burgerkronen, uit de handen van de vertegenwoordigers der burgerij, de la faijette werdt tot Commandant der burger-militie, en baillij tot Maire van Parijs (dewijl men den titul van Prevot des marchands met flesselles wilde laten uitfterven) door een algemeen gefchreeuw verklaard. Deze dag was voor Parijs een Sag van vreugde en triumph, die nog door twee andere toneelen tot de hoogfte plechtigheid verheven werdt. De gedeputeerden begaven zich, door het volk begeleid, na de cathedrale kerk, Notre Dame, en hoorden daar een Ie Deitm aan, dat op hetzelvde uur in alle de kerken der Stad gegeven werdt; I 4 en  < 136 > en de Sergeant elie , die zich bij de verovering der Baftille, en naderhand, zeer ten zijne voordeele hadt laten zien , werdt openlijk met de burgerkroon bekranst, ontving het kruis van den h. lodewijk , en werdt in een rijdtuig triumpherend door alle de ftraaten der Stad gevaren. Achter op hetzelve ftonden twee van zijne kameraden met hunne geweeren in den arm , en in een tweede rijdtuig zaten hulin en labarthe, beiden insgelijks met bloemen en takken rijkelijk bekranst, en achter op ftonden wederom twee van de Franfche garde. Een tallooze fehare omringde hen , en, waar de optogt voorbijging , fchreeuwde alles : „ Hoeden af! Ziet daar de . „ Verlosfers des Vaderlands!" Op de Bal- cons der Hotels ftonden zeer voornaame Heeren, met den hoed in de hand, en even zo voornaame Dames wierpen, met eene gedwongene vrolijkheid, bloemen na beneden. Geen ftatie- koets waagde hei, voor den trein der triumpherenden heen te rijden, of denzelven trotsch voorbij te rollen, maar ging langzaam achter aan tot aan de eerfte dwarsftraat, of hieldt eerbiedig ftil, tot dat dezelve voorbij was. Geene Gravin waagde het meer te zeggen, wat nog twee dagen te voren eene, fchoon ook reeds met levensgevaar, gezegd hadt: Conduifes moi au balcon, que je voije s'tgorger cette canaille: [„ Brengt mij op „ het  < 137 > „, het balcon, op dat ik dit canaille elkander „ moge zien vermoorden."] Van dezen dag af aan was Parijs minder vreezelijk. Men zag wel altijd nog onder vijf menfchen drie gewapenden; doch niet meer die woede en vertwijfeling in hunne houding, maar helderheid en kalmte. De banieren bleven intusfchen fterk bezet, en talrijke patrouilles waren voor en in de Stad op de been. Het gepeupel, dat men werkeloos vondt, werdt aan den arbeid gezet, of uit de Stad verdreven; de openlijke betalingen in de onderfcheidene casfen gingen haren gang ; de winkels en koffijhuizen in het Palais-roijal werden weder opengezet, en men zag vol hoop een' gelukkigen uitkomst te gemoet. Ondertusfchen was men toch nog niet geheel vrij van mistrouwen. Het volk was zo' dikwijls bedrogen, dat de wijsheid fcheen te vorderen , zich nog aan geene zorgeloosheid over te geven. Men werkte dus ijverig aan de vermeerdering en volmaking der burger-militie, onderrigtte dezelve in de nodigfte militaire handgrepen, en moedigde ze aan door goedkeuring en lof. Dè hoofden der onderfcheidene di/l rieten werkten de vertegenwoordigers der burgerij in de hand, en ieder uur zag nieuwe en nuttige voorzorgen en verordeningen ontftaan, die vrijI 5 wil-  < 138 > vrtllig, en met eene verwonderlijke orde, opge^ volgd werden. Allen fcheenen thands broeders, dewijl alles door één en hetzelvde belang gedreven werdt. Ondertusfchen waren de vertegenwoordigers der natie te Verfaïlles bezig, om dat voor het gehccle volk te doen , dat de vertegenwoordigers van de burgerij der Stad Parijs voor de hoofdstad alleen deeden. De natie was tegen de nieuwe Ministers, en hunne magtige begunstigers , verbitterd, en kon niet eer volkomen bevredigd worden, voor dat dezen verwijderd, en necker, en zij, die in zijn' val gedeeld hadden , te rug geroepen waren, mirabeau drong, in de zitting van den zestienden Julij, met zijn gewoone vuur, op de verwijdering der eerften aan, en donderde tegen hen, als tegen „ ver„ Foeilijke menfchen [gens déteftabks~], die de „ oirzaak van zulke bloedige toneelen waren, en „ den Koning belet hadden , de neigingen van „ zijn hart voor het algemeene best op te vol„ gen." barnave , lallij tolendal, clermont-tonnerre , en anderen Spraken na hem met hetzelvde vuur. Men was nog over dit onderwerp bezig, toen de tijding kwam, dat barentin en broglio hunne dimisfie ontvangen hadden. Een algemeen vreugdegefehreeuw brak in  < 139 > in de zaal uit. clermont-tonnerre floeg voor, dat men terftond de dankbaarheid der nationale vergadering aan den Koning moest gaan betuigen; maar merkte tevens aan, dat de beide genoemden daarom nog niet van eene nadere verandwoording vrij waren, mirabeau en anderen onderfteunden dit gevoelen met nadruk. „ Wij „ zijn niet meer dat zwak, ligtzinnig volk," riep de jonge barnave , „ dat' zich Hechts voor een „ oogenblik vrij maakt, om zich daar na in „ zwaarder ketenen te laten klinken. Maar hoe „ kunnen wij het goed, dat wij bemagtigd hcb„ ben, vreedzaam genieten, zo lang wij weeten, „ dat 'er nog Ministers rondom den Korting zijn, ,, wier belang het is, ons hetzelve te ontrooven. „ Wij hebben het regt niet, om deze Ministers „ te vcroordeelen ; maar wij hebben toch dat, „ van den Koning te kunnen voorftelleu, dat zij „ der nafie mishagen , dat hunne verwijdering „ alleen de gisting der gemoederen matigen, de „ openbaare rust herftellen , en tusfchen den „ throon, en de vertegenwoordigers der natie dat „ wederkerig vertrouwen ftichten en bevestigen „ kan, dat zo nodig is, om aan de wederge„ boorte van den Staat met nadruk en een' „ gelukkigen uitflag te arbeiden." Thands kondigde clermont - tonnerre ' der ver-  < 14° > vergadering aan , dat breteuil en villedeuil insgelijks hun ontflag gevraagd hadden. Het vorige vreugdegefchreeuw verhief zich op nieuw, en men drong op nieuw aan , dat de Koning door eene deputatie bedankt moest worden. Een ander lid der vergadering riep , dat men hem moest vragen, om necker te rug te roepen, en hem voor te (tellen, dat deze de éénigfte weg was, om de natie te bevredigen. Veele andere leden waren van hetzelvde gevoelen. „ Ja!" riep lallij tolendal : „ de algemeen aange„ beden Minister moet te rug geroepen, en de v nieuwe Ministers, welken de algemeene ver, achting vervolgt, moeten allen verwijderd „ worden. ïk fpreek tot ulieden, in den naam „ der natie, die gisteren, bij duizenden, dezen „ wensch aan ulieden, in de perfonen van uwe „ gedeputeerden,heeft toegeroepen. Werpt éénen , blik op den toeftand van necker terug! Hij „ was fmerteüjk gedrukt, dat hij zien moest, „ welk kwaad men tegen de natie , die hij als „. zijne kinderen befchouwde, fmeedde: thands „ drukt hem eene fmaadelijke verbanning, om „ dat zijne weldadige ontwerpen met de fchan„ delijke ontwerpen van zijne benijders ftreeden, „ Hij verlaat ons, zonder eenige andere vergoe„ ding, als die, welke hij in zijn eigen geweten ' vindt; maar deze alleen moet hem voor eeuwig » ^ mm  < i4i > „ te vrede {tellen, en de onwankelbaare lievde ,, der natie, die hem overal volgen zal, moet „ hem de tweede waarborg zijn , dat hij eer„ lijk , weldadig, en grootmoedig gehandeld „ heeft." Na hem nam de Graaf van custine het woord : „ Mijne Heeren!" zeide hij : „ de ,, Ministers, welker gemis wij allen zo fmerte„ lijk betreuren, hebben mijne diepfle achting: „ maar , hoe gevoelig ook onze fmert wezen ,, mag, laat ons eerst onderzoeken, of wij het „ regt hebben , om onze klachten daar over „ openlijk te doen hooren." Een algemeen afkeurend gemor verhief zich, maar hij voer voort: ,, Den Koning alleen komt „ het toe , zijne Ministers te verkiezen ; dus „ heeft hij ook alleen het regt, om dezelven te „ behouden, of weg te zenden. Het lid, dat „ voor mij ftemde , grondde zich op het ge„ fchreeuw van een gantsch volk, en ik weet, ,, dat het algemeen was; maar mag deeze luis„ terrijke vergadering zich van het volk de wet „ laten voorfchrijven?" Een nieuw afkeurend gedruisch. Maar hij voer voort: „ Eene  •C 14a > „ Eene regtbank moet over de Ministers rig„ ten: dat is bewezen. Maar welke is de regt„ bank, waar voor men hen roepen kan? Nooit „ kan of mag zich de nationale vergadering ver- oorloven, om op de wegzending der nieuwe „ Ministers aan te houden, nog minder mag zij „ zich de beoordeeling van hun gedrag aanma„ tigen. Over dit ftuk komen dierhalvcn in het „ geheel geene raadplegingen te pas." Onder het algemeen afkeurend gefchreeuw brak de ftem van mirabeau uit, en donderde de grondltellingen des vorigen redenaars ter neder. Hij bewees, dat de natie volstrekt het regt heeft, om op de Ministers des Konings te letten, en rekenfehap van hun gedrag te vorderen: en zijn gevoelen drong, fchoon met eenige verzachtingen , door. Men befloot den Koning voor eerst voor zijne terugkeering tot zijn volk te bedanken; en hem voorts, daar hij zelfden raad der nationale vergadering verlangd hadt, te raden , dat hij den vriend der natie te rug zou roepen , om daar door de algemeene rust te herstellen, en de nieuwe Ministers verwijderen, welken de ' gisting onderhouden zouden , zo lang zij hunne posten behielden. Deze zitting was ééne der onftuimiglten geweest.  < 143 > weest. Het bleek in dezelve duidelijk, dat zelvs veelen der Democraten zich van die vooroordeclen, die het koninglijk gezag zo krachtig onderfleunen, als het zich zelve doen kan, deels nog niet volkomen losmaken konden, deels niet wilden. Na den middag werdt in eene tweede zitting hetzelvde onderwerp weder behandeld. Men was midden in nieuwe levendige raadplegingen daar over, toen de tijding kwam, dat puisegeur insgelijks zijne dimufie gevraagd hadt. Men ontving ook deze met een enthufiastisch vreugde- gefchreeuw. Kort daarop meldde men van de zijde des Konings, dat hij voornemens was, zich na Parijs te begeven , waar heen hij wist dat hem de algemeene wensch der burgerij riep, en dat hij de nationale vergadering verzocht, eene deputatie na de hoofdflad vooruit te zenden, om dit zijn voornemen bekend te maken. Nieuw voedzel voor de algemeene bedwelming, die naauwlijks een uur daar na in traanen , en vrolijke verrukking uitbrak, toen de Koning berigt zondt, dat hij eigenhandig aan necker gefchreven, en hem verzocht hadt, zijn' post weder te aanvaarden. Deze brief werdt te gelijk onverzegeld aan de nationale vergadering voorgelegd, met verzoek om denzelven te lezen , en naar haar  < 144 > haar believen te veranderen. Hij luidde woordelijk aldus: Je vous avois ècrit, Monfieur! que dans un tems plus calme je vous donnerois des preuves de mes fentimens, maïs cependant le défir, que les états gènéraux la ville de Paris témoignent, mengage a hater le moment de votre retour. Je yous invite donc a revenir le plutót pojfible, h reprendre auprès de moi votre place. Vous mavez parlê en me quittant de votre attachement; la preuve, que je vous demande efi la plus grande que vous puijjez men donner dans cette circonftance. (Signé) LOUIS. [„ Mijn heer! „ Ik had u gefchreven , dat ik u in een' „ meer kalmen tijd bewijzen zoude geven van „ mijne genegenheid voor u: doch het verlan„ gen, dat de Algemeene Staten en de Stad „ Parijs openbaren , doet mij het oogenblik „ van uwe herroeping verhaasten. Ik nodig u „ dierhalven , om zo fpoedig mogelijk uwe „ plaats bij mij wederom in te neemen. Gij „ hebt  < H5 > „ hebt mij, bij uw affcheid, van uwe ver* 5, kleevdheid aan mij gefproken : de proeve , „ die ik daar van thands verlang, is de groot„ fte, die gij mij in deze omftandigheden . ,, geven kunt." (Was getekend) LODEWIJK (-t).] O) De Schrijver laat het aan zijne Lezers over, om over den toon van dezen brief hunne eigene aanmerkingen te maken. Hem is dezelve ten uitterften characteristiek voorgekomen, ten aanzien der betrekking, waar in zelvs de nuttigfte dienaar jegens zijn' Heer ftaat, en ten aanzien der toenmalige perfoonlijke gefteldheid van den Koning, als mensch en als regeerder. Hij is te gelijk eene omfctirijvirig van dat geen , dat de Bisfchop van Chartres denzelvden dag in de nationale vergadering zeide: ,, Gij krijgt of nooit een' DireSteur der Financiè'n weder, of gij moet den Heer necker weder ne„ men: want alleen de man zelf kent den draad, dien hij zelf gefponnen heeft. Bijzonder moet men op zijne herroeping aandringen, dewijl de noodzaaklijkheid het vordert, en deze is de beheerfcheresfe der „ waereld." Men zal ondertusfchen beneden uic het andwoord van necker zien, dat hij dezen toon zo opgenomen heeft, als een man, die wel zijne eigene verdienfte voelt, maar ook het character van een' Koning kent , denzelven opnemen moest. De inleiding van den brief des Konings ichijnt te bewijzen, dat de brief, waar in den Minister zijne verbanning aangekonK  < 146 > Dc tijding van dezen fnellen en onverwachter! ftap des Konings was fchielijk in Parijs. De ongerustheid en het wantrouwen, dat nog in de harten der burgeren mogt overgebleven zijn, verdween nu, en men meende zich des te ongestoorder aan eene algemeene vreugde te kunnen overlaten, daar men te gelijk vernam, dat de nieuwe Ministers de één na den anderen hun affcheid gevraagd en zich verwijderd hadden, dat dc reiskoets van den Graaf d'Artois was heengevaren , dat de familie van polignac insgelijks toebereidzelen tot haar vertrek maakte, en eindelijk, dat de Koningin zelve van hare verblinding tegen de natie te rug gekomen was. Men meende alles gewonnen te hebben, daar men nu het hart des Konings hadt, en voordaan zijne befluiten uit de eerfte hand ontvangen zou. Alles bereidde zich dierhalven, om hem te ontvangen, maar digd werdt, geene hardigheden tegen hem bevat moet hebben, en dat het dus valsch is, het geen men algemeen gezegd en gefchreven heeft, dat dezelve^ in de form van eene Lettre de cachet opgefteld zou zijn geweest. Voor het overige is en deze brief,- en die van necker, welken ik vervolgens opgeven zal, de echte. Men heeft zelvs in het Journal de Paris twee onechte geplaatst, maar naderhand ook dezelven voor onecht verklaard, en door de plaatzing van deze echten vergoed.  < 147 > maar een algemeen gevoel fcheen der natie te zeggen, dat zij deze gelukkige verandering eerst aan zich zelve, en dan aan den Koning te danken hadt. Dit was den volgenden dag, gelijk men zien zal, zeer merkbaar. Den anderen morgen $ tegen elf uure , vóer de Koning, van Verfailks, in een' wagen van zesfen, af. Een aantal jonge lieden hadt van hem verlof bekomen , om hem te geleiden ; maar dit gezelfchap vermeerderderde zich wél dra tot duizenden. De menigte omringde den wagen des Konings. Zestien of twintig man van de garde du corps volgden den wagen, waar in zichj behalven den Koning, die alleen achter aan zat, nog deTIertogen van villeroi en brissac, de Prins van beauveau , en de Graaf d'estaing bevonden. De Koning beval, dat men fiapvoets rijden zou, om zijne begeleiders niet te vermoejcn. Dit bevel werdt vooral gegeven, om de vischwijven te believen , die met bloemen en lauriertakken, vóór den wagen uit, gingen of liever danften. Deze wijven laten zich nooit, en onder geene voorwaarde, de eerfte plaats bij den Koning K a ont-  < 148 > ontnemen, en lubben bij de.Revolutie, van den beginne af aan, geene geringe rol gefpeeld. Zij maken een bijzonder gild uit, dat in tijden van rast onder eikanderen in eeuwigen twist is; maar voor een' man Staat, zo dra, bij voorbeeld, eene omloopfter zich in hare neering mengt, zo dra nieuwe lasten geheven, zo dra oude Ministers weggezonden worden. Zij zijn woedende Patriotinnen, die niet alleen met eene verfchrikkelijke tong, en een' ijzelijk raauwen keel hare aanvallen doen, maar dezelven ook door mannelijke vuisten, en grove vierkante lighaamen, onderfteunen; en wier natuurlijke moed, aangezet door het gebruik van geestrijke dranken, die zij in eene verbazende hoeveelheid verzwelgen, haar voor allen ten uitterften verfchrikkelijk maakt. Men vergunt haar zekere voorregten, die zij zich door deugden, welken het tegenovergestelde van beminnenswaardigheid zijn, verworven hebben, en die men even daarom niet aantast. Zij waren de eerften , die bij de verbanning van necker aan het muiten Sloegen; die de burgers en Soldaten aanspoorden, om zich te weeten en de E'ajtille te veroveren; die, onder de veroveraars van dezelve gemengd, een deel der eere, door een verfchrikkelijk gefchreeuw van goedkeuring, aan zich poogden te trekken; die in de bedwelming des algemecnen fchiiks  < i49 > fchriks raasden, en in dc bedwelming der algemeene vreugde alles met bloemen bekransten, alles omhelsden, en alles kusten. Men moet deze wijven , die de woeste zeden van ruwe mannen , en de ondeugden van woeste wijven in zich vereenigen, in perfoon, en wel in eene of andere phyfifche of morele beweging, gezien hebben , om zich een treffend beeld van haar te konnen maken. Bij vreemdelingen is dit een trek van haar wonderlijk charatter te meer, dat zij, in Parijs zijnde, zich in de hoffpraak van gantsch Europa uitdrukken. Parijs was zederd acht uure onder de wapenen geweest. Elk diftritc trok zijne burgers te zamen , en zo toog men na de barrière, waar door de Koning binnen komen moest. De weg van Parijs na Verfailks was, aan beide zijden, met eene ontelbaare menigte menfchen van beide fexe, van alle rangen, en van allerleien ouderdom bezet. Een aantal jongelingen te paard was den Koning van Parijs te gemoete gereden, en trof hem op de helft van den weg tusfehen Parijs en Vsrfailles aan. In hunnen ijver waren zij bijna met die geenen, die den Koning van Verfailks begeleid hadden, handgemeen geworden, dewijl zij K 3 vol  < 15° > vol hielden , dat de perfoon des Konings hun toebehoorde : doch die van Verfailks , als de zwakSten, gaven toe, lieten hen bij den wagen, en volgden denzelven. Eerst na drie uure kwam de Koning voor de barrière aan. Bij dezelve hadden zesüg man van de burger-kavallerij op hem gewacht, en dezen gaven zich thands op weg. Men wist, dat een, aantal van de garde du corps onmiddclijk het rijdtuig des Konings volgde. Dit hadt de ijverzucht 'der natie opgewekt, en men hadt befloten, deze lijfwacht te rug te dringen, en de naaste plaats bij den Koning in te nemen. Eenige honderd fchreden van de hameren reden de burgers op het rijdtuig van den Koning toe , verwelkomden hem met het Strijken van den degen , en toen reedt hun aanvoerder na de garde du corps. „ Mijne Heeren!" zeide hij, „ de Koning heeft „ de magtigfle lijfwacht aan zijne burgers. Vcr- „ gunt gij lieden..!" Met deze woorden drong hij zich tusfchen hen en het rijdtuig van den Koning; de overigen volgden, en de garde du corps werdt tot aan het einde van den trein te rug gedreven. Dit toneel gaf aan de algemeene vreugde en het zelvsgevoel der natie eene nieuwe Sterkte. Men hoorde van alle kanten niets als het gefchreeuw: Vivat de Natie A en  < I51 > en maar nu cn dan hoorde men : Vivat de Koning! Het rijdtuig voer langzaam voort. Aan beide zijden ftond een driedubbele rei gewapende burgers, waar van een groot gedeelte flechts ftokken met bajonetten of hellebaarden hadt. Aan het hoofd van den trein reedt een detachement van de burger-militie; daar op volgde eene menigte vischwijven, die, met bloemen en takken inde handen, lachten en dansten; voorts een aantal welgeklecdde jongelingen, op fchoone paarden; daarop eene talrijke deputatie van dc nationale vergadering in gala-klederen, te voet; op deze de Franfche garde of de foldaten der natie, met volle müfiek , en het gefchut dat zij tegen de Bajlille gebruikt hadden; en onmiddelijk om en nevens het rijdtuig des Konings ging de burgermilitie te voet. De Koning zelf was in burgerlijke kleding, zeer net opgemaakt, en hadt den hoed onder den arm. Hij was bleek, zichtbaar ongerust,en zag,zonder het hoofd af te wenden, beftendig na de regter zijde in de hoogte, en over de gewecren en Hokken heen. In zijne houding was geen bepaald gévoel te lezen; maar wel een zoort van bedwelming, waar in hij door het gewemel van tallooze K 4 men-  < 152 > menfchen, door het gedruisch van het janitfcharen-mufiek, door het gefchreeuw van veele duizenden, door het gezicht van zo veele burgers, die op zo veele verfchillende wijzen gewapend waren, door de erinnering aan de bloedige toneelen van den vorigen dag, en aan dat geen, dat aanleiding tot dezelven gegeven hadt, gellort was. De éénige beweging, die hij van tijd tot tijd maakte, was, dat hij, zonder het hoofd of gezicht te vertrekken, nu eens meer voorwaarts, dan weder meer achterwaarts in het rijdtuig fchikte. Eerst tegen vier uure kwam hij voor het Hotel de ville aan. Toen hij de trappen opging, ontving hij bewijzen, dat het volk voornemens was, zich volkomen met hem te verzoenen. Het maakte niet meer gewag van zich zelve, maar riep éénpaarig: Lang leve de Koning! Toen hij zich op den throon geplaatst hadt, tradt de nieuwe Maire van Parijs, bailli, na hem toe , cn overreikte hem de fleutels der Stad. „ Sire!" zeide hij: „ Ik breng aan uwe „ Majefteit de fleutels van uwe goede Stad Parijs. „ Zij zijn dezelvden, die aan hendrik IV zijn „ aangeboden. Hij hadt zijn volk herwonnen: „ hier is het volk, dat zijn' Koning herwonnen j, heeft!" Daar  < 153 > Daar op hielde moreau de saikt merij, Prtsfident van het Committèe des Elecïeurs, eene zeer aandoenlijke en hartstoclulijke aanfpraak, die met deze woorden bcfioten werdt: „ Sire! „ de throon des Konings ftaat nooit vaster, dan, „ wanneer hij op de lievde van een getrouw volk „ fteunt: in dit opzicht ftaat de uwe onwrikbaar." De Koning was zichtbaar aangedaan; en ftamelde met een langzaam accent: „ Ik heb nooit „ aan de trouw van mijn volk getwijfeld; maar „ het kan ook op mijne lievde ftaat maken." Hij fcheen nog meer te willen zeggen ; maar hij was zo aangedaan, dat hij niets als eenige afgebrokene woorden voortbrengen kon. Daar op tradt de Maire tot hem, om zijne bevelen te vernemen , en de tolk zijner gevoelens te zijn. Hij herhaalde in zijn' naam alles, wat hij reeds aan de nationale vergadering, en in haar aan de natie beloovd hadt, cn boodt hem toen de kokarde aan. De Koning nam ze in de hand , en hief ze om hoog, om ze aan het volk te vertoonen. Dit andwoordde daar op, met een gefchreeuw van verrukking en dankzegging. Hij beijverde zich, om door handengeklap zijne vreugde te betoonen; maar, daar hem de kokarde in de ééne hand, en de hoed onderden anderen arm daarbij in den weg waren, liet hij den laatften K 5 val-  < i54 > vallen, en nam de eerfte in den mond, ftondr op , en klapte in de handen. Het vreugdegefchreeuw fteeg door deze daad tot een' trap van wildheid en onftuimigheid, die met geene woorden te befchrijven is. 'Er lag ook volftrekt iets in deze daad des Konings, waar over men zich verheugen kon (y). Thands ging hij, na zich naauwlijks een half uur opgehouden te hebben, terug na zijn rijd* tuig. Toen hij 'er inklom, tradt een vischwijf ftoutmoedig tot hem, en zeide zeer trouwhartig: Cctte fois , Sire ! pcut-on compter fur vous? [ „ Kan men deze keer ftaat op u maaken ? „ Sire!"] Nooit zal wel eene trouwhartige aanfpraak zo veel gelijkheid gehad hebben met eene bijtende fatijre. De Koning fcheen haar niet te hooren. Thands waren helderheid en kalmte levendig op zijn gelaat gedrukt; en het was alleen zfjffcnaam, die op alle ftraaten, uit alle venfters, en van alle daken klonk. Hij verliet, onder hetzelvde plechtige geleidde, Parijs. Drie vierde dee-. (j) Duizenden hebben deze cmfandigheden gezien, cn echter heeft de Schrijver 'er maar in één éénig gefchrivt melding van gevonden , waar uit hij ze niet zou hebben nagefchreven, indien hij zelf 'er geen ooggetuige van geweest was.  < i55 > deelen van een mijl waren zij van de Stad, toen hij de burgers van Parijs verzoeken liet, om niet verder mede te gaan, en nu namen die van Virfailles hem weder in hun midden. . Meer dan één trek hadt heden bewezen, dat de Koning zich onder menfchen begeven hadt, en dat hij deze menfchen tot zijne exijlentie ten hoogden nodig hadt. Een andere trek moest dit nog in een niet minder helder licht plaatzen. Hij hadt dezen dag nog niet gegeten. Zo veele buitengewoone toneelen, die hem van nabij betroffen , waren dezen dag op eikanderen gevolgd, dat geen zijner dienaars , en mogelijk hij zelf niet, aan zijne behoevten als mensch gedacht hadden. Hij voelde een' grooten honger , en gaf dit te kennen op de helft van den weg tusfchen Parijs en Verfailks. Hij verlangde een hoen , en men doorzocht gantsch Seves (een fchoon, groot vlek,) zonder 'er eén te vinden. 'Er was niets als droog brood, dewijl zijne leidslieden op de heenreizc alles reeds hadden opgeteerd. Hij nam 'er een ftuk van, doopte het in wijn, en deedt aldus voor het eerst van zijn leven een' maaltijd, zo ris de goede hendrikIV zo dikwijls gedaan hadt. Dè optogt ging na Verfailks te rug, waar de Koning eerst tegen tien uure des avonds aankwam» On-  < 156 > Ondertusfchen was de Koningin in de pijnlijkste ongerustheid geweest. Terftond na dat de Koning na Parijs vertrokken was, ging zij zelve na beneden na hare kinderen, en, de tijding brengende van de verwijdering der familie van polignac , nam zij ze met zich na boven in haar' kamer, en onderhieldt zich met hun met traanen in de oogen. Van het ééne uur tot het andere zondt zij Couriers na Parijs af, om te verneemen wat daar gebeurde. De bloedige toneelen der vorige dagen, de vreezelijke bedreigingen des volks, de erinnering aan het lot van hendrik III en hendrik IV, plaatften haar in een' toeftand, die boven alle befchrijvingen angftig was, en welke zelvs door de ooggetuigen niet zonder aandoening kan gefchilderd worden. Toen de Koning eindelijk te rug kwam, ijlde zij hem met hare kinderen te gemoete, omhelsde hem in de groote gaanderij, en vertoonde zich eenige oogenblikken later, in zijn gezelfchap, aan het vergaderde volk, dat hen beiden met een levendig vreugdegeschreeuw ontving , bloemen na boven op hen wierp , en de traliën voor het Slot met kransfen en takken behing en beftak. Zo eindigde een dag, die een der merkwaar*1 digften in dc geSchiedenis der FranSche natie blijven zal, dewijl hij getekend is met de eigendom-  < 157 > domlijkfte charaóter trek ken van dezelve, die zich thands weder, na eene lange fluimering, in haar helderst licht, met alle hare natuurlijke fchakeringen, en fnelle overgangen, vertoonden. Parijs en Verfailks waren, tot onder de daken toe, met millioenen lampen verlicht. Aan het Hotel de ville vertoonde zich eene befcheidene decoratie, met deze woorden: a louis XVI pere des francois ET roi ü'un peuple libre, [aam lodewijk XVI vader der franschen en koning van een vrij volk.] De kamerdienaar van den Graaf van Artois volgde zijn' Heer, zodra de Koning te Verfailks te rug gekomen was , om hem den loop der gebeurtenisfen over te brengen, cn hem tevens een' wenk te geven, dat, bij de verzoening des Konings met de natie , aan hem niet gedacht was geworden. De Princen van Lambesc, Condé, Conti, en alle de overigen, die in eene naauwe betrekking met hem gedaan hadden , ijlden gezamentlijk met postpaarden na de grenzen van Frankrijk , tot welker betreding zij, naar alle waar-  < 158 > waarfchijnlijkheid, nooit meer moed of opwekking genoeg zouden hebben. Ondertusfchen was de tijding van het in bezit hemen der Baftille, van de onverfchrokkenheid der burgers van Parijs, en van de ijzelijke toneelen van den veertienden Juiij, door het gantfche land verbreid geworden. Gelijk de Stad Parijs van oudsher de afgodin was van de volgzucht der Provinciale fleden , ten opzichte van hare beuzelachtige of nuttige bijzonderheden; zd was zij het ook thands ten opzichte van haren moed, en hare vaardigheid in het befluiten. Waar' in eene Stad eene gevangenis te beltonnen, een onregtvaardige Maire aan te Idagen, een vriend der Arijlocratifche partij te mishandelen, een koornwoekeraar op te hangen was; daar kwam het volk in de weer, wapende zich, veroverde, rigtte, mishandelde, en hing cp. Te Caen, te Rouaan, te Dieppe, te Marfellle, te Orleansj te Nancij, te Straatsburg, vielen alle die gebeurtenisfen in het kleine voor, die te Parijs in het groote gebeurd waren. Alles fchreeuwde: dood of vrij! overal mengde zich de foldaat onder derf burger , overal zwoer men den Duitfche troej pen, en hunne aanvoerderen, die zich als onderdrukkers der vrijheid hadden laten gebruiken, haat  < 159 > haat en dood: van alle kanten kwamen dankadres* fen aan de burgers van Parijs, aan de nationale vergadering, aan de Franfche garde. 'Er was in geheel Frankrijk geen dorp, dat geene gewapende magt oprigtte , dat niet mannen uit zijn midden aanboodt, om ééne éénige groote armée, tot inftandhouding der verworvene vrijheid, zamen te Stellen, Alles was plotslings voor het volk, alles beijverde zich, om opofferingen voor de verligting van hetzelve, voor de rust en welvaart van het algemeen te doen. Ondertusfchen waren in den eerften tijd geweldige uitbarflingen van het bruifchend volks-charaéter onvermijdelijk. De wraak laat geen genot vaaren, wanneer zij zich hetzelve verfchaffen kan. Het gemeene volk, waar bij het denkbeeld van vrijheid nog niet opgeklaard was, veroorlovde zich eenige gewelddadige flappen tegen hen, die in vermoeden vielen, van de natie verraden , of het koren opgekocht te hebben. Van beide deze zoorten was 'er een groot aantal , en men was in gevaar, wanneer men in zijne geflalte of zijn gelaat wat veel naar één' van dezelven geleek. Bijna dagelijks werden lieden, door aanleiding van deze vermeende gelijkheid, mishandeld , of zelfs wel opgehangen. De Abt cordier van Saint-Firmin, dien men voor den Abt roij , een' al-  < lóo > algemeen verfoeiden dienaar der Ariftocratie, hieldt, ontkwam zo naauwlijks een' wrecden dood. Een gemeen man trof hem aan in den omtrek van Pom-neuf, ging een' wijl nevens hem, zag hem opmerkzaam aan, en riep op éénmaal: ,, Hier „ is de Abt roij , wij willen den fchurk terftond „ regten!" Eenige burgers, die den Abt kenden , traden tusfchen beiden, en verzekerden, dat men zich vergiste, en dat het de Abt cordier was; maar hunne ftemmen werden niet gehoord, en zij geraakten zeiven in levensgevaar. Ondertusfchen vermogt de burgerwacht, die 'er op aankwam, nog zo veel óp het gepeupel, dat het hem na het Hotel de ville brengen liet. Hier waren maar drie leden van het Commitée tegenwoordig, waar van twee den Abt kenden, maar de derde, onder voorwendzel, dat hij doordringende bezigheden belet werdt zijne zaak te onderzoeken , aan de burgerwacht beval, hem na het difiricl van Dauphine te rug te brengen, het welk hem eerst vastgehouden hadt («). De Abt geraakte daar door in de ijzelijkfte verlegenheid , want op de Greve wemelden duizenden, die fchreeuw- den, (j) Deze trek is een bewijs, hoe weinig men , in dezen tijd van twist en argwaan, zelvs zijne bekenden, en hunne getuigenisfen ten voordeele van anderen, meende tc kunnen vertrouwen.  < 161 > den , dat men hem zou overleveren', en aan de wraak des volks overlaten. Toen zij gewaar werden, dat hij na het Siftrifi te rug gebragt zou worden, liepen zij voor aan, en wachtten hem op het plein Dauphine, waar het wachthuis van het dijlricl was. Men hadt hem in een' huurkoets gezet, en ïen Officier van de burgerwacht, benevens twee Fufeliers van de Franfche garde , zaten daar in naast hem. Een aantal gewapende burgers ging voor aan, en op zijde. Zo kwam de trein op het plein Dauphine. Het volk was zijn ongeduld niet meer meester. Het overviel den wagen, ontwapende de wacht, en in weinige oogenblikken drongen van alle zijden bajonetten op den Abt in. Maar de wacht kreeg verfferking, en zwoer eer te zullen fterven , dan zich een' man te laten ontrukken, wiens fchuld niet klaar bewezen was. 'Er ontftondt een naijver onder de wacht zelve, dié uit burgers van het diftriSt S. Euftache, en van het diflriSt Dauphine zamengefteld was, welk van beiden de eer zou hebben, van hem te redHen. Dat van 5. Eujlache, als het fterkfte, ver-, wierf, dat men zijne befcherming aan hetzelve overliet, en dat hij na deszelvs wachthuis ge: bragt zou worden. De fchrikkelijke toeftand van den Abt werdt door deze maatregelen langer van L deur  < 16a > duur en pijnlijker. Men voer met hem over den Pont-neuf te rug, het volk liep fchreeuwend achter aan, en tusfchen het beeld van hendrik IV, en de Samarhaine, geraakte het op nieuw in eene woede, die Hechts door den dood van den ongelukkigen fcheen te zullen bedaren. „ Gij „ ziet," zeide hij tot die geenen, die bij hem in de koets waren, „ dat men den dood van een „ Abt begeert: indien ik langer blijf, dan zijt ,,'gij allen met mij verloren." Met deze woorden fprong hij uit den wagen, en betoonde eene bewonderenswaardige bedaardheid. Het volk kon de burgerwacht niet meester worden, en cordier ging in het midden van dezelve , vol van eene vertwijfelde onderwerping aan zijn lot. Op het kleine plein Betizi kreeg de menigte de overhand. „ Men floot een' kring om hem, een karei fprong voor uit, greep na hem, en riep: „ één Heek maar aan den fchurk, en daar mede genoeg!" cordier wendde zich na hem toe, en riep kloekmoedig: „ Monfter! v wie geevt u het regt, om een' eerlijken bur,, ger van den Staat van het leven te beroven:" Hij meende, dat deze zijne laatfle woorden wezen zouden, maar op éénmaal riep men: „ Daar „ komt de Marquis de la faijette aan!" Deze naam werkte als een electrifche fch@k op hec volk-  € ió3 > völk. Het fchreeuwde: „ Hoeden af! Vivat de ^ Marquis de la faijf.tte !" Men hoorde na zijn voorftel, en liet toe, dat de gevangene nog éénmaal na het Hotel de ville gebragt, en dat daar zijne zaak onderzocht werdt. De Marquis ging te voet voor aan, ën de wacht volgde hem met den gevangenen, dien men altijd nog met fchimpwoorden, en bedreigingen van den dood, overlaadde. Men hieldt het ontwijfelbaar , dat hij voor den Abt roij erkehd, dat zijn proces opgemaakt, en hij aan het volk overgeleverd zou worden. De Greve was met eene tallooze menigte opgepropt, en men zag een' koksjongen, die den beroemden lantaarnpaal bemagtigde, cn over den arm van denzelven reeds een' ftrik na beneden gelaten hadt, om eene gegronde aanfpraak op het ambt van beul te hebben. Ondertusfchen was' de Abt van tijd tot tijd" door meer Elecleurs , die op het Hotel de ville gekomen waren , herkend geworden , die hem het voordeeligst getuigenis gaven , en zelvs uit de registers hunner handelingen aanwezen , dat hij nog den vorigen dag de aankomst van zestig Hukken gefchut, die tegen de burgers beflemd waren, aangegeven hadt. De Marq:tis de la faijette verfcheen op de trappen, en deelde aan het volk deze omstandigheid, en tevens het L a guns-  < i64 > gunstig getuigenis van verfcheidene Eletleurs mede. Nu fchreeuwde alles plotslings: „ Vivat de „ Patriot l de braave Abt cordier !" en men beijverde zich, om na hem voort te dringen, en hem te omhelzen. Men gaf hem een certificaat, door den Marquis de la faijette ondertekend, men las het op de trappen van het Hotel de ville aan het volk voor, en nu nam hetzelve hem in zijn midden, en begeleidde hem, onder triumphgefchal, na het Palais roijal, en van daar na zijne wooning. De Abt cordier heeft deze toneelen, ineen afzonderlijk klein ftukjen, zelf befchreven. Daar uit is het verhaal van deze zeldzaame gebeurtenis door den Schrijver ontleend. Zulke oogenblikkelijke veranderingen in gevoelen en wil zijn eene eigene charaétertrek der Franfche natie. Hier is nog een ander bewijs van dezelve. Het volk greep een wijf aan, dat men voor de vrouw van een' fpion der Politie herkende. Alles fchreeuwde: „ men moet haar ophangen!" Eén' liet de koord van een galg na beneden, men floeg ze haar om den hals, en trok ze op, maar de koorde brak. Men beproevde het met eene  € i"65 > eene andere , maar ook deze brak; met eene derde, en ten derdenmaale brak de koorde. rt Ach!" riep de man , die haar op zou hangen, verdrietig: „ laat haar lopen, zij is niet „ op te hangen!" [Eh! laijjez la, elie ejt inpendable.'} Dit woord bragt de menigte aan het lachen, men liet de vrouw los, zamelde aek moesfen voor haar , en riedt haar, Parijs te verlaten. Op de opkopers van het koren was het volk bijzonder verbitterd. De inwoners van S. Gerr main en Laije, onder anderen, grepen een'molenaar, sauvage genaamd, dien zij befchuldigden van het koren opgekocht te hebben, en waren voornemens, hem van kant te helpen, toen cfe burgerwacht 'er op aankwam , en het beproevde, hem zijnen beulen uit de handen te rukken^ Men beloovde het volk, te zullen onderzoeken, of de hem aangetijgde misdaad bewezen kon worden , en , zo ja , dan hem aan hetzelve te rug te zullen geven. Het was hier mede maar naauwlijks te vrede. Men bragt hem in de kerk der Recglletten, en het gepeupel ftroomde achter aan. Het bleek , dat eene quantiteit koren en meel, die men bij hem vondt, aan de Regering toebehoorde, die dezen voorraad voor de markten der omliggende oorden beftemd hadt. Men L 3 was  < i66 > was van gedachte , dit tot zijne regtveerdigiug te laten gelden, als een wijf onder het volk uitriep , dat hij eenige dagen te voren het volgende op de markt gezegd hadt: „ Is het koren tc „ duur? Goed! goed! Wanneer gij het niet „ kopen wilt, dan kopen het anderen ! Gij „ zult wel haast moeten! 'Er is daarenboven al „ te veel janhagel in Frankrijk; men kan wel „ wat misfen." — Bij deze woorden hadt hij fpotachtig gelachen. Deze bekendmaking verhittede de menigte op' nieuw. Men rukte hem uit het midden zijner redders weg, en dacht hem na de markt te fleepen , om hem daar aan de algemeene verbittering prijs te geven, toen een Slagersknecht met een hakmes zich na voren drong, den ongelukkigen bij de hairen greep, hem Schuimend het hoofd van den romp hieuw, en hetzelve in triumph aan het volk vertoonde. Men Slak het op een' Staak, en droeg het in de Stad rond. De burgerwacht zocht het volk te verttroojen; maar men riep dezelve dreigend toe; Laijjez pajjer la jujlice du pmp'e, ou bien prenez garde a vous! [,, Laat de Geregtigheid des volks „ door, of vreest voor u zeiven."] De voldoening der wraak verhittede de hoofden nog meer, in plaats van dezelven te bekoelen. Een hoop rende na Andrefi, eene kleine plaats  < i6; > plaats in de nabuurfchap van S. Gtmtin , en greep een' pachter, thomassin genaamd, dien men van dezelvde misdaad verdacht hieldt. Da burger-jwifrfe tradt ook hier tusfchen beiden, en haalde het volk over, om haar den man uit te leveren. Men voerde hem na Poisfij in eene gevangenis, en zondt terftond Couriers te paarde aan de nationale vergadering, met berigt van het voorgevallene, en met verzoek, om den ongelukkigen te redden. Deze benoemde terftond eene deputatie, die zich zonder uitftel op weg begaf. Aan derzelver hoofd was de Bisfchop van Chartres, Zij kwam te Poisfij, en vondt duizenden voor de gevangenis. De Bisfchop fprak met nadruk en gevoel tot het volk. Om het niet te verbitteren, erkende hij, dat thomassin misfehien fchuldig was, maar men moest de wetten eerbiedigen, en aan dezen het onderzoek en de uitfpraak overlaten. Het volk begon na zijne voorftl len te hooren, en men meende den ongelukkigen gered te hebben. Maar op eens werdt het van eene andere meening, als eene ftem uit het midden luid uitriep: „ Ach! zij zijn niet ge„ komen, om s au vage te redden, omdat hij arm „ was; en zij komen, om thomassin te redden, „ om dat hij een rijkaard is." Deeze aanmerking bragt het volk op nieuws in beweging, men drong zich in de gevangenis, en rukte denman zijnen L 4 red»  < i6~8 > ledderen uit de armen. ' Dezen ijlden het onhandige gepeupel achterna, uit welks midden drie zich voordeeden, waar van de ééne den ongelukkigen een' ftrik om den hals wierp, de andere een' fabel boven zijn hoofd zwaaide, en de derde hem een geladen piilool op de borst zettede. Bij dit gezicht wierp de Bisfchop van Chartret 'zich op de knieën, de overige leden der deputatie volgden zijn voorbeeld, en thomassin ftrekte, reeds half dood, de handen fmeekend om ontferming uit. Zo badt men flechts om twee dagen uitftel voor hem; maar het volk bleef, bij dit aandoenlijk toneel, ongevoelig. Eindelijk badt de Bisfchop, die geen adem en geen geluid meer hadt, om die laatfle genade, dat men den ongelukkigen mogt toelaaten te biechten, en het avondmaal te gebruiken. Slechts met moeite verwierf men dit. De Priester van het dijirift, een eerwaardige grijzaart, kwam, en begon met traanen zijn werk te verrigten. Dit fchouwfpel werkte zichtbaar op de omftanders. De Bisfchop nam dit oogenblik waar, drong nog éénmaal met voorflellingen en gebeden op hun in, en verkreeg eindelijk verlof, om den gevangenen mede na Verfailks te nemen, doch onder beding, dat hij in de handen der Juftitie zou worden overgeleverd: „ En „ indien gij uw woord niet houd," riep men toe: „ dan zijt gij een man des doods, zowel „ aJs  < i6o > als hij!" — Thands werdt de menigte verftroojd, de gedeputeerden klommen in hun rijdtuig, en namen thomassin met zich. Zij kooZen verfcheidene omwegen, om niet door eene nieuwe bende overvallen te worden, en kwamen eindelijk te Verfailks. Eenigen van het volk hadden hen den halven weg over begeleid, en bij hun affcheid nog eens bij hen aangedrongen, om het proces van den gevangenen fchielijk op te maken. Te Verfailks leverden zij thomassin in de gevangenis, en gaven berigt van hun wedervaren. Dit hadden zij naauwlijks ondertekend, toen eenige lieden van Poisfij aankwamen, om te vernemen, of zij hun woord gehouden hadden. Men (telde hun eene Copie ter hand van het berigt der deputatie, en vervolgens van het regtveerdigend vonnis, dat over thomassin uitgefproken werdt. Hier mede keerden zij te rug, en de gevangene werd in vrijheid herfteld. De nationale vergadering befloot, op het berigt der deputatie , den Bisfchop van Chartres plechtig te bedanken , om dat hij, met gevaar van zijn leven, een' burger van den Staat gered hadt. „ Neen!" riep hij: „ ik deel de eer van „ deze' daad met de gantfche deputatie. Wat ik p gedaan heb, zou ieder hunner gedaan hebben." L 5 Zul-  < 170 > Zulke toneelen haalden eindelijk de nationale vergadering over, om overal de oprigting der burger-militie, welke tot dus verre nog altijd tegenftand gevonden hadt, goed te keuren. Ondertusfchen was te Parijs alles in een' verwonderlijke orde en rust. De burgers waakten voor de veiligheid der Stad met een' ijver, welken de Politie, die men 'er voor betaalde, nooit betoond hadt. Men kon, op alle tijden van den nacht, ongefloord en veilig gaan, waar men wilde, en alle openlijke betalingen, alle neeringen, handteeringen, en uitfpanningen gingen haaren gang. De hoofden der burgerij verdeelden zich in afzonderlijke Committées, waar van het ééne den leeftogt, het andere de openlijke inkomften, het derde de Politie , het vierde de burger-militie, met buitengewoone fchranderheid, fnelheid, en vaardigheid bezorgde. Den hongerigen verfchafte men brood, den ledigen arbeid, den armen dadelijke onderfteuning. De prijs van het brood was twee Huivers per pond verminderd; onder de inwoners van de voorftad S. Antoine, de zetel van elende en gebrek, werden omtrent vijftigduizend livres uitgedeeld; en de huisgezinnen, wel. ker hoofden bij het inneemen der Bajlille gebleven of gewond waren, werden op algemeene kosten gevoed. Alles was opgehelderd, en vol vro- lij-  € «5» > üjke hoop: cn dc fchrikkelijke toneelen der verlopene dagen fchcenen geheel vergeten te zijn. Dagelijks zag men omgangen doen, uit godsdienfHgheid of vreugde. Eén van het laatfle zoort was ten uiterften aandoenlijk. Wel zes honderd allerarmfle menfchen hadden zich vereenigd, die deels zonder hembd, zonder fchoenen, zonder hoed, maar met bloemen en takken opgefchikt waren, en zo de Stad, met een' trommel aan de fpitfe , doortrokken. 'Er waren grijzaarts van tachtig en negentig jaaren onder, die hunne flramme zenuwen nog eenmaal infpanden, om in dezen tijd van algemeene vreugde te huppelen. Zij werden door hunne kinderen tederlijk [geleid, en op de been gehouden. In de overige oorden van Frankrijk was de gisting nog niet bedaard, maar de uitbarilingcn van dezelve troffen Hechts lieden, die het volk als zijne vijanden, of als woekeraars kende. Iedere Stad, ieder oord, ging op ontdekkingen uit, en vondt men iemand , die zich aan de misdaad van gekwetjle natie (eene uitdrukking, die van den eerfte dag der revolutie af in omloop gebragt was) hadt fchuldig gemaakt, deze werdt aangegrepen, en meestal, zonder verder onderzoek, opgehangen of nedergehouwen. De  < i?2 > De Staatsraad foulon, een man reeds diep jn de zestig, en één der nieuwe Ministers (*)., hadt zich door het lot van launaij en flesselles , waar mede hij in eene zeer naauwe verbindtenis ftondt, laten bewegen, om, even als de overige zamenverbondenen, de vervolgingen des volks, te ontwijken, eerst door verkleeding, en naderhand door een gerucht van zijn' dood te laten verfpreiden. Men verzekert zelvs, dat hij zich den dood van één zijner bedienden ten nutte maakte , en dezen onder zijn' naam liet begraven. Hij hieldt zich in het ftrengfte incognito te Virij -furorge, een landgoed van den Heer des sartines , op, en hadt niemand bij zich, als een' vertrouwden bedienden, maar die echter gezegd wordt, hem aan de ingezetenen van dit oord verraden te hebben. Zeker is het, dat hij van één' derzelven in het Perk van het Hot herkend is, en dat door dezen de overigen tegen hem zijn opgeruid geworden. Men beflormde het flot, greep hem, en voerde hem uit. Hij werdt zeer mishandeld, maar een gevoel voor orde en wet hieldt het volk te rug, van hem terftond te vermoorden, en haalde het over, om hem na Parijs te brengen, op dat aldaar zijn proces mogt opgemaakt worden. Hoofd- (*) Men zie de aantekening van den Vertaler, boven op bl. 53>  < i?3 > Hoofdzaaklijk legde men hem opkoping van het koren te laste. Daarenboven was het nog in verfch aandenken, dat hij eenige Provinciën , waar over hij Intendant geweest was, onbarmhartig gedrukt hadt; en de omftandigheid, dat hij door de Ariftocratifche partij tot Minister was verheven geworden, fcheen reeds op zich zelve allen gewelddadigen ftap tegen hem goed te keuren ; al hadt men zich ook niet herinnerd, dat hij voor eenige jaaren, toen de Abt terraij nog aan het roer zat, gezegd hadt: „ Ik wil het volk nog ^ zo ver brengen, dat het tien pond brood tegen „ vijf Huivers betalen, of hooi vreeten zal. Met toefpeeling op deze woorden, bondt hem het volk, uitwreede vrolijkheid, bosfchen hooij op den rug en de heupen; legde hem een' kraag,' van distelen en ftroo gevlochten, om den hals ; en dwong hem met dezen opfchik, achter een' hooijwagen na Parijs te gaan. Het was dezen dag verfchriklijk heet. Men wischte hem het zweet met netelen af, en gaf hem, als hij over dorst klaagde, een' dronk wijn-azijn, met peper gemengd. Zo kwam men met hem voor de bartieren van Parijs aan, waar hem een fterk detachement van de burger - militie ontving, om hem tegen verdere wreedheden te befchermen, en na het Stadhuis te geleiden. De toeloop van het volk was  < 174 > was onbefchrijflijk. Meer dan vijftig duizend menfchen verdrongen eikanderen op de Greve, en de drang op deze enge plaats vermeerderde hun ongeduld. Men riep met een verfchrikkelijk gefchreeuw , dat zijn proces mogt worden opgemaakt, én hij aan het volk overgeleverd. Van den be~ nichten lantaarnpaal waren reeds voor dc tweede maal Stroppen afgelaten. De Maire, en de vertegenwoordigers der burge-f rij, waren in de pijnlijkste verlegenheid. Zij hadden den gevangenen gaarne in een' kerker late» brengen, indien het ongeduldig volk die hadt willen toelaten. Maar hetzelve Stortte zich , het zammelcn moede, bij hoopen in het Raadhuis, en drong wel dra tot in de groote zaal toe, waar her! aan het 'Commitée toeriep, dat men het onderzoek moest aanvangen. Het andwoord was, dat her proces van den gevangenen zou worden opge-> maakt, maar dat dit naar ftiji van regten gefchieden moest. Doch het volk drong 'er op aan, dan men rechters zou benoemen, en het vonnis zonder uitftel vellen. Thands verfcheen de Marquis de la faijettb. Men fchreeuwde hem toe, dat hij regt zou Spra^ ken. Hij erkende, dat men het proces aanltonds; moest beginnen; maar voegde 'er bij, dat het naar  < 175 > naar de wetten behandeld moest worden, dat hij •er zich te zwak toe gevoelde, maar dat hij, zonder tijdverzuim, na Verfailks, na de nationaal© vergadering zou gaan, welke Commisfamfen zou benoemen, om den gevangenen te ondervragen, op dat deze, behalven zijn eigen wanbedrijf, ook de ontwerpen zijner partij aan den dag mogt brengen. Deze handelwijze ondertusfchen kwam het volk al te langzaam voor. Het viel hem met een dol gefchreeuw in de reden; bemagtigde den gevangenen , wiens misdaad klaar genoeg bewezen fcheen; en rukte dezen, uit het midden der vergadering weg, de trappen af, na den lantaarnpaal. Men trok hem op, maar de koorde brak. Hij lag op de knieën, enfmeekteom genade; maar men floeg hem een' nieuwen ftrop om den hals, haalde hem andermaal op, trok hem bij dé voeten weder na beneden, ftak hemhooij in den mond (aa), hieuvt (a a) De jongens, die den volgenden dag het verhaal van zijn' dood verkochten, bedienden zich , om koopers te krijgen, van dezeti uitroep: „ Ziet hier het treu„ rig einde van den grooteh hooij-vreeter.'" Eenige dagen later droegen de kinderen nog hoofden met hair opgeftopt, en met vleeschkleurig doek overtogen, in de ftraaten rond. Het hooij in den mond werdt daarbij niet vergeten.  < 176 > hieuw hem het hoofd af, en droeg hetzelve, met een triumphgefchal, dat de overige inwooners met ijzing en afgrijzen vervulde, door alle ftraaten; Vrouwen en kinderen fleepten het lighaam, bij de voeten, rond, en verdrongen eikanderen, om lappen van zijne gefcheurde klederen te bekomen, en dezelven hoog in de lucht te laten waejen. De onmenschlijke razernij des volks ging verder, dan bij den moord van launaij en flesselles ; maar zij moest nog hooger klimmen. De Intendant van Parijs , berthier de sauvignij, de fchoonzoon van foulon, die zich insgelijks aan natiefchennis hadt fchuldig gemaakt, was twee dagen te voren te Compiegne ontdekt, en gevangen genomen. Een detachement van de burger -militie van Parijs werdt derwaards geordonneerd, om hem na de hoofdftad te geleiden, waar men voornemens was., zijn proces geregtelijk op te maken. Het kwam juist op den avond van dezen bloedigen dag met hem aan. Onder den weg hadt het volk daar op aangedrongen , dat men. hem op een' kar na Parijs zou voeren; doch, de-r wijl men 'er geen' bij de hand hadt, rukte men het verhemelte van de koets af, en gaf hem aan den aanblik en de mishandelingen der menigte prijs, die door de burger-7«i/»»V niet in toom kon gehouden worden. De  < I?7 > • De gevangene, een flerk en Stoutmoedig man, was in die bedwelming, die de gedaante van bedaarden en verhevenen moed heeft, en zag in derazende menigte met ftijve blikke in. Aan de poort S. Martin wachtte hem een verpletterend Schouwfpel. De bende, die het hoofd van zijn' Schoonvader ronddroeg, hadt berigt van zijn' aankomst ontvangen, en was hem derwaardste gemoete gegaan. Men toonde hem dit hoofd, en duwde hem hetzelve in het gezicht.' Hy bleef bewegingloos zitten, en Slak niet eens de hand uit, om die ijzelijke nadering van zich af te weeren. Zo kwam hij voor het Raadhuis aan. Hij ging met eene ongelooflijke bedaardheid de trappen op, en Scheen de Schreeuwende menigte volstrekt niet te vreezen. Men bragt hem niet terftond in de vergaderzaal van het Committée, maar in een' kamer daar naast, waar hij bedaard en koelbloedig wachtte, tot dat men hem voorriep. Toen hij binnen gebragt werdt, maakte hij voor de vergadering eene buiging, waarin zich de trots en bedaardheid vertoonden, die anders aan de onfchuld eigen zijn. Hij andwoordde op de hem voorgelegde vraagen cordaat en bepaald; verhaalde zijne geSchiedenis, van zijne vlucht en gevangenis af, tot aan de vervolgingen en mishandelingen , die men zich tegen hem veroorlovd hadt, toe, M met  < 178 > met eene onbegrijplijke klaarheid en onpartijdigheid; en verzocht toen, dat men hem een' plaats mogt aanwijzen, waar hij uitrusten kon, dewijl zederd drie dagen geen flaap in zijne oogen gekomen was. Zijne Richters hadden zich in hem vergist, en waren van eene zichtbaare verlegenheid overmeefterd. De Maire vroeg den Officier van de burgerwacht , die hem te Compiegne overgenomen hadt, of hij geen inftrument hadt medegebragt, omtrent de zaak van den beklaagden. Deze legde een papier over, dat hij van de Municipaliteü van Compiegne hadt ontvangen , van den volgenden inhoud : „ De Municipaliteü van Compiegne heeft „ den Intendant geene der hem aangetijgde mis„ daden geregtelijk kunnen bewijzen ; en heeft „ hem dus onder hare befcherming genomen : „ zij hoopt, dat het Committée der Stad Parijs „ hetzelvde gedrag omtrent hem houden zal." Men was in de allerhoogfle bevreemding over dit gefchrivt, dat te gelijk voor een gedeelte de bedaardheid van den gevangenen verklaarde. Men las het nog ééns, en was naauwlijks ten- einde, toen zich onder het volk een ongeduldig gefchreeuw of liever gebrul verhief, en de woedendften uit den hoop zich in de zaal drongen. Het  < i79 > i Committée was in eene diepe ilike verzonken. Slechts één mensch in de zaal was gelaten, en deze mensch was de Intendant. De Maire tradt het volk te gemoete, en poogde het door voordellen te bedaaaren; maar deze fchecnen veel eer eUfrwoede te vermeerderen. Ondertusfchen riep hij, en met hem alle de leden van het Committée, dat de gevangene na den kerker van de Abtdije gebragt zou worden. De burgerwacht nam hem in haar midden, en leidde hem uit. Op de trappen zeide hij nog: „ Mijn „ God ! wat maakt dit volk een onzinnig ge„ fchreeuw!" Onder aan den trap verzocht hij den Officier van de burgerwacht, om hem eenige gouden kuizen te leenen, dewijl hij geen geld hadt, en dit toch gedurende zijne gevangenis nodig zou hebben. ' Maan hij hadt dit naauwlijks uitgefproken , toen de wacht door het aandringend volk te rug geftooten, en verdrooijd werdt. Berthier weerde zich als een razende tegen zijne aanvallers , greep één' van hun een' piek uit de hand, en zocht zich daar mede lucht te verfchaffen. Maar de menigte overmande hem oogenbliklijk , en nu volgde hetzelvde ijzelijk toneel, dat twee uuren te voren zijn' fchoonvader het levert gekost hadt. Hij werdt in één en hetzelvde M a  < iSo > oogenblik, opgehangen, onthoofd, gefpietst, eri in Stukken gehouwen. Het Committée was in fchrik en fmert verzonken , en in de zaal heerschte eene diepe Stilte. Op éénmaal vloog een man met wilde blikken binnen, keerde zich tot den Marquis de la faijette, en riep: „ Heer Marquis! Zij willen u volstrekt „ zijn hart brengen !" De Marquis was buiten zich zeiven, zeide Stamelend tegen den man, dat men met raadplegen over zaaken, die allen fpoed Vereischten , bezig was ; en badt hem, dat hij toch 'Er kwam een tweede die hem Hoorde. „ Heer Marquis !" (riep hij) „ daar „ brengen zij u zijn hart:" en deze hadt naauwlijks uitgefproken, toen een derde, met het bloedend hart in de handen, na binnen Sloof, en in eene waare razernij uitriep: „ zie daar zijn hart! „ Ik heb het hem zelf uitgerukt!" Achter hem was een dragonder, die in de ééne hand een' bloedige fabel, en in de andere een afgehouwen hoofd bij de hairen om hoog hield, en ïriumpherend fchreeuwde; „ ik, ik ben het, die het af5j gehouwen heeft. " De Maire ën eenige Elecleurs vielen in onmagt, en de Marquis de la faijette verloor zijne bewustheid. De onmenfchen Stooven de zaal weder uit, en Hortten zich on*  < 181 > onder het volk, dat hen met een verfchrikkelijk triumphgefchal door de ftraaten begeleidde. Alles, wat gevoel hadt, was met afgrijzen van deze wreedheid vervuld. Waar de optogt verfcheen, maakte men deuren en venfters toe , en alles ontweek zulk een verfchrikkelijk fchouwfpel. De bedaardere inwooners beevden voor hunne eigene behoudenis, en men begon voor eene kwalijk begrepene vrijheidslievde te zitteren. Doch dit toneel, dat het verfchrikkelijkfte van allen was, verzadigde gelukkiglijk de woede des wraakgierigen volks. Tegen twee uure des nachts was alles bedaard, en de burger-militie verrigtte weder ongeftoord hare dienften. Den volgenden dag werdt het bekend, dat de Marquis de la faijette ontflag van zijn' dienst gevorderd, en verklaard hadt, dat hij wel aan het hoofd van burgers wilde zijn, die thands, daar 'er geene uitvoerende magt meer voor handen was, zich door een inwendig gevoel voor regt en geregtigheid,lieten leiden, maar niet aan het hoofd van onmenfehen, die alles onder de voeten traden, om hunne wraakzucht te bevredigen ; dat hij zich blootgaf aan alle die fchrikkelijke gevolgen, welke deze verklaring hebben kon; en dat M 3 hij,  ♦C 182 > hij, indien hem ook het ergfte trof, dan nog, ónder de handen - van zijn' beul, met zijn' laatften ademtogt dezelve zou verdedigen. Deze edele en koene verklaring deedt eene ongeloovlijke werking. Die geenen zeiven, die den vorigen dag als wilde dieren gewoed hadden , kwamen bij hem, en betuigden hem, al knielende en zuchtende , dat zij dergelijke uitfporigheden niet weder bedrijven zouden, maar in tegendeel de eerften zijn, die dezelven met geweld zouden te keer gaan. Zij baden hem om vergeving, en bezwoeren hem , dat hij blijven mogt aan het hoofd van een volk, dat hem als zijn' befchermer eerbiedigde, cn voordaan alle zijne bevelen en fchikkingen, zonder uitzondering, opvolgen zou. Hij liet zich bewegen, en behieldt zijn' post. Van dezen dag af aan, was alles in eene verwonderlijke orde en rust. De voorgevallene toneelen waren in de daad noch zo veelvuldig, noch zo duurzaam, als men onder eene menigte van vierentwintig millioenen , waar van ruim het derde gedeelte, door eene oogenblikkelijke verbreeking van hunne kluifters, tot razernij toe verhit was, en onder welken geene wet , geen overheidsgezag, geene Ministers, geen Koning voorhanden Was, verwacht of gevreesd zou hebben. De triumph der  < 183 > der verlichting, en van een welgeregeld vrijheidsgevoel, begon zich in zijn' geheelen glans te vertoonen. Voor de eerste maal hadt de natie één éénig groot belang, dat beftendig alle hare flappen regelde, en beftendig alle hare nuttige en Schadelijke onderneemingen aan haar vertoonde als onderneemingen vóór, of tegen zich zelve. Van daar, dat men die van den derden ftand , die zich de wanorde door roof of gewelddadigheid ten nutte maken wilden, even zo onverbiddelijk behandelde, als hen, die geborene of gewettigde uitzuigers van den derden ftand geweest waren. De burgerwachten vervolgden het gefpuis, dat op de openbaare wegen de regten der menschheid fchondr, even zo geftreng, als die geenen, die door de vlucht, of door gedwongene aanbiedingen en opofferingen, zich zeiven bekend maakten als de dwingelanden, die te voren op den rug van den arbeidzaamen burger gereden hadden, Na dat de eerfte geweldige gisting bedaard was, fcheenen de volgende grondftellingen algemeen wortelen gefchoten te hebben: Men moet winnen, en niet neemen : Men moet naar wetten, en, bij gebrek van dezelven, naar zedelijk gevoel handelen: Men moet de wanorden wegneemen, en niet vermeerderen : Men moet zijn eigen welzijn in het algemeene welzijn zoeken : Men moet zich zeiven regeren, wanneer de magt, die aan de M 4 re-  < 184 > regeerders toevertrouwd was, opgeheven is. Dit alles zeide de burger tegen zich zeiven, gelijk ook de boer en de foldaat, en dc gevolgen hier van vloejden te zamen, en formden dien nationaien geest, die nog tot heden toe de Franfchen zo werkzaam maakt ten algemeenen beste, en die hun de billijke bewondering van gantsch Europa verworven heeft, om dat hij bij hun de plaatsbekleedgr der wetgeevende en uitvoerende magt, de herdeller van orde , de waarborg van ieders bijzonderen eigendom , en de fchepper van een geheel nieuw zamendel van regering en bedier geworden is. Twee dingen hielden van nu af aan voornaamlijk de opmerkzaamheid des volks bezig; de verwoesting der Bajlille, en de terugroeping van Necker. Reeds den dag na de verovering van de Bajlille, werdt bevel gegeven tot verwoesting van dezelve. Het volk hadt dit bevel niet eens afgewacht, maar was reeds, op den dag der overgave, bezig geweest , met de bovenste • lagen deenen weg te breeken , en dezelven in de gravten te werpen. Thands droomden duizenden aan, en zeer aanzienlijke burgers verdrongen eikanderen, om de eer te hebben, van een' deen na beneden te werpen.  < i85 > pen , of een' kerker los te breeken. Eenige bouwmeefters ontvingen bevel , om het werk, tot op zijn' diepfte fundamenten toe, te onderzoeken , en deels verborgene fpelonken met gevangenen , deels heimlijke gangen met kruid opgevuld , welke beiden men nog vermoedde, te ontdekken , te ruimen en te verwoesten. Maar men vondt noch verborgene kerkers, noch mijnen, en de arbeid werdt nu met ijver voortgezet. Het gedrang iri de Baftille, en in de ftraaten die na dezelve leiden , was onuitfpreeklijk. Men moest eene menigte, die blootelijk door een gevoel van vreugde gedreven, deel aan de verwoesting neemen wilde, te rug zenden, en die fchikking maken , dat de nieuwsgierigen alleen in die uuren, waar in de arbeiders fchafttijd hielden, ingelaten werden. ' Binnen drie of vier dagen, waren de muren, hoe ijzervast zij ook waren, reeds eenige ellen lager, en de gravten met vierkanten fteenen hoog aangevuld. Meer dan duizend arbeiders waren daarbij bezig, en hunne arbeid was voor hun een zoort van triumph. Zij vonden in het muurwerk een aantal bomben en kanonkogels, die zij met trommelen en mufiek door alle de ftraaten der ftad droegen, en dan voor de voeten van den Marquis M 5 dï-  < i86 > de la Faijette bragten. De papieren van de Bajlille waren wel op den dag der verovering deels verbrand, deels verfcheurd , deels ontvreemd geworden ; maar men heeft echter nog eene menigte van dezelven gered, welke eenige burgers verzamelden, die dezelven in orden fchikten, en, een behoeve der gekwetften bij de verovering, lieten drukken. Daar uit is eene verzameling ontftaan, die onder den titel van la Bajlille devoilée gedrukt, en waar van cok reeds eene Hoogduitfche overzetting verfcheenen is. Ondertusfchen hadden de Couriers des Konings den aangebedenen Mini/Ier te Bafel ingehaald, en het volgend, voor Hun en voor de natie zeer bevredigend , andwoord te rug gebragt. Sire ! Je touchois au port, que tant iagitations me laijfoient dêfirer, lorsque j'ai regu la lettre, dont V. M, ma honorèe ; je vais retourner auprès ff Elie, pour regevoir Ses ordres & juger de plus prés, Ji en effet mon zêle infatigable & mon devouemmt fans referve peuvent encor fervir h V. M. Jecrois, qu'Elle me défre, puisquElle daigne men ajjurer, & que Sa bonne foi m'ejl eonnüe \ mais je La fupplie aujfi de croire fur ma  < 187 > ma parole, que tout ce, que fèduitla plupart des hommes élevés aux grandes places, na plus de charmes pour moi, & que fans un fentiment de vertu, digne de l'éfiime du Roi, c'ejl dans la retraite feule, que j'aurois nourri l'interét ö* Famour, dout je ne cejjerai d'être pénétré pour la Gloire & le Bonheur de S. M. {fignè) Necker. [Sire! „ lk had de haven bereikt, na welke zo veele fchokken mij hadden doen verlangen, toen ik den brief ontving, waar mede uwe ,, Majefteit mij vereerd heeft. Ik kom weder tot U, om uwe bevelen te ontvangen, en om meer van nabij te kunnen beoordeelen, ,, of in de daad mijn onvermoejde ijver , en „ onbepaalde opoffering nog aan uwe Majejleit „ van dienst kunnen zijn. Ik geloof, dat Gij „ na mij verlangt, om dat Gij mij verwaardigt, „ met mij dk te verzekeren , en om dat Uwe „ opregtheid mij bekend is: maar ik bid U „ ook, op mijn woord te geloven, dat niets „ van dat alles, wat de meeste menfchen, die n t0£  tot aanzienlijke posten verheven worden, „ inneemt, voor mij eenige bekoorlijkheid ,, meer heeft; en dat ik, indien niet een ge„ gevoel van deugd, die de achting eens Ko,, nings verdient, mij anders hadt doen beflui„ ten , alleen in een ambteloos en afgezon,, derd leven , de deelneming en de lievde „ gevoed zou hebben, waar mede ik onophou„ delijk doordrongen zal zijn voor de eer en „ het geluk van uwe Majefteit." (Was getekend) Necker,] Hij was terftond den volgenden dag afgereisd, en ijlde te rug in het midden eener natie, die hem met opene armen verwachtte, en hem als haren redder en vredemaker met triumph ontvingj Op de grenzen verwachtten hem burgers , die hem aan andere burgers overlieten, en zo voorts, tot aan Verfailks toe, door één éénige lange rei van wezens, die dronken van vreugde waren , van hand tot hand overgaven. Noojt zal zich de triumph der eerlijkheid heerlijker en aandoenlijker vertoond hebben.' De Koning ontving hem met opene armen, en zelvs  <[ 189 > zelvs de Etiquette waagde het niet, de uitbarftingen zijner vreugde en tevredenheid, door hare koude bepalingen te ftremmen. De Koning reikte hem de hand, en de Minijier liet zijnen traanert daar op druppelen. De Hovelingen zelvert meenden , noch zich zeiven, noch hunnen Heer belachlijk te maken , wanneer zij dit weder aan het volk, dat voor het flot verzameld was , vertelden. Hetzelve was in eene ftille aandoening en vreugde verzonken. Het liep na zijn hotel, maar niet fchreeuwend of onordentlijk. Men drong om hem te zien , maar zonder gedruisch , en niet met die dolzinnigheid , die eenigen tijd de vreugd zn Wel, als de droefheid des vólks gekenfchetst hadt, maar die ondertusfchen meer uit den fnellen omloop des bloeds, dan uit het hart zelve , pleegt te ontdaan. De drukkende toeftan d, waar in hij tot dus verre geweest was, vervulde alles met eene zachte weemoedigheid, die door de verzekerdheid, dat hij nu niets meer të vreezen hadt, niet verftroojd, maar vermeerderd werdt, en die het gantfche volk verplaatste in de ftemming van eene familie, die haren vader, na eene lange en gevaarlijke fcheiding, weder in hare armen ziet. In  4. 100 > In de nationale vergadering was men juist met zeer levendige raadplegingen, over het herflellen der rust, bezig, toen men meldde, dat Necker voor haar dacht te verfchijnen. Alles was plotflings ftil, en alle blikken waren na den ingang der zaal gewend. Hij verfcheen eindelijk , en een luid gefchreeuw van goedkeuring kwam hem te gemoete, en duurde nog lang voort, na dat hij reeds plaats genomen hadt. Zijne blikken liepen langzaam, en vol ftille aandoening, de vergadering rond; en eindelijk zeide hij ftamelcnd de volgende woorden, welken het hart van hun, die dezelven niet hoorde, echter door zijn eigén gevoel ligt raden kon : „ Ik ben gekomen, om der doorluchtige vcr„ gadering mijne eerbiedige dankbaarheid te bc„ tuigen. Bij mijn voorneemen , om mijne overige dagen in eenzaamheid en ftilte door te „ leven, had ik alle hoop opgegeven , om ooit „ weer in het midden-cener natie te rug te kee„ ren, Waar voor ik altijd bereid ben mijn' rust „ en mijn leven opteofferen: maar ik had niets, „ om aan hare wenfchen tegen te ftellen; en, „ indien mij ook de moed en krachten ontzinken „ mögten, om het begonnen gewigtige en zware „ werk te voleindigen, dan hoop ik die in den fchoot „ harer vertegenwoordigers weder te vinden." De  ♦C 191 > De Prcefident andwoordde zeer verftandig en aandoenlijk op deze aanfpraak , en een nieuw vrolijk gefchreeuw van goedkeuring bewees, dat hij volkomen uit het hart der nationale vergadering gefproken hadt. Necker werdt in triumph na zijn hotel te rug geleid. Den volgenden dag ging hij na Parijs, waar men hem met een vrolijk ongeduld verwachtte. Ontelbare menfchen kwamen hem te gemoete, en omringden zijn' wagen , waar in zijne eerwaardige echtgenoote en zijne dochter benevens hem waren. Zij deelden in de uitlatingen van des volks lievde en eerbied, met haar' gemaal en vader. Aan de hameren werdt hij door de burgerwacht te voet en te paarde ontvangen, die hem na het Raadhuis begeleidde. Eene tallooze menigte vermeerderde zich bij eiken voetftap; alle oogen waren, vol aandoening, op hem gevestigd; alles riep: lang leve onze vader! en uit alle vensters vlogen bloemen en takken op hem neder. Ook te Parijs was de vreugde meer zacht, dan met gedruisch gemengd. De hoofden der burgerij ontvingen hem aan de trappen van het Raadhuis, en allen beijverden zich,  < 192 > zich, om hun hart tegen hem te laten fpreken. In de groote zaal waren zijne eerste woorden dankbaarheid voor het algemeene vertrouwen der natie, en bede om vergiffenis voor zijne vijanden. Uier  < 193 > Hier fluit de .Schrijver zijn verhaal. De verwijdering van necker was het fignaal tot de revolutie, en zijne terugroeping was het jignaal voor die weldadige gevolgen van dezelve , die zich zedert dezen dag duidelijker begonnen te openbaren. Indien nog hier en daar botzingen van verfchillende belangens, opbruifchingen van het nationaal charaéter, overgedrevene flappen , overijlingen, hindernisfèn, tegenflrijdighedcn, en inconfequentiën zich vertoonden, en nog vertoonen; zo is hier in niets, waar over men zich behoevt te verwonderen, als alleen dit, dat zij niet nog talrijker cn geweldiger zijn. Een rijk van die uitgebreidheid, als het Franfche , dat zederd eeuwen , door een' reeks van onvoorzichtige, overijlde , eerzuchtige , verkwistende maatregelen , die deels uit de luimen der Koningen, deels uit de defpotike onderdrukkingen der Ministers, deels uit het charaéter en de flaatkundige betrekkingen der natie ontflonden, tot den hoogften trap van ftaatkundig en zedelijk verderf gebragt geworden was, en welks gefleldtcnis een chaos van misbruiken baarde en begunftigde; zulk een geheel, in alle zijne, zelvs de kleinste, deelen, te onderzoeken, en tot een' weldadige bron van rust en N ge-  < 194 > genoegen voor eiken ftand, elke betrekking, elk belang te herfcheppen; dit is niet het werk van een' maand, een jaar, maar van eene eeuw. Menfchelijk verftand, menfchelijkè fchranderheid en voorzichtigheid; vermogen hier niets verder, dan de nieuwe bewegingen van het lighaam van den ftaat te regelen en te bevorderen. Door een eeuwigen ftrijd tusfchen waare en verkeerde middelen van herftel, door altijd tegen kwaade neigingen, eigenbaat, eigenlievde, en nieuwe misbruiken te worstelen, moet dit lighaam zich zeiven allengskens eene vrije en weldadige omkeering poogen te verfchaffen. Be-  < 195 > Behalven dat geen, dat de Schrijver van de verhaalde daadzaken zelf gezien en gehoord heeft, en het navragen en onderzoek, dat hij dikwijls en •met veel moejte in het werk gefield heeft, zijn hem ook de volgende gefchrivten van nutte geweest, fchoon hij, bij het gebruik van dezelven, alles geftreng heeft moeten toetzen en vergelijken. Zijne berigten van de handelingen der nationale vergadering zijn gegrond op de volgende gefchrivten : Le point du jour (een blad, dat dagelijks verfchijnt;) Le Courier de Verfailks a Paris £? de Paris a Verfailks, par Gorgas ; Le Courier national. Bij het verhaal van de inneming der Bajlille heeft N s hij  hij de volgende ftukken, in de hoofdzaken , tot zijne leidslieden gebruikt: La Bajlille devoilée; Précis exatt de la prife de la Bajlille par le Coufin Jacques. Het laatste ftukjen is maar zeer zelden naauwkeurig; en geen één van allen zou voor Duitfche Lezers een voldoend berigt opgeleverd hebben, indien de Schrijver niet het geluk gehad hadt, door eene menigte getuigenisfen van zulken, die deel aan de gebeurenisfen hadden, waarheid en orde in zijn verhaal te brengen, en het wonderbaare en avontuurlijke , dat veele fchrij-vers en ooggetuigen zeiven verhaald hadden , uit te monfteren.  VERKLARING VAN HET PLAN DER BASTILLE. A. Toegang tot de Bajlille , van de Straat S. Antoine. B. Ingang, en eerste Ophaalbrug. C. Wooning van den Gouverneur. D. Eerste Hof. Ei Toegang tot den tweeden Hof. F. Tweede Ophaalbrug. G. De verfcheidene Wachten. h! De groote Hof, binnen den Toren. I. De trap , die na de Raadszaal leidt. K. De Raadszaal. (Dit gebouw fcheidt de bel de binnenfte Hoven.) L. De kleine Hof. M. De weg na den Tuin. N. De trappen van den Tuin. 0. De Tuin, P. De Gravten. Q. De ingang na den Hof van het Tuighuis. 1. Tour du Puits. 2. de la Libertè. * de la Bertaudiérei 4 de la Baziniére, ■j. de la Comtè. C. -—- du Tréfor. 7. de la Chapelle. g, —— du Coin*