EEN-EN-DERTIGSTE VOORSTEL* Over mattheus ix. vers 37. De oogst is groot, maar de arbeiders zyn weinig; biddtt daarom den ■ Heere des Ooogstes, dat Hy arbeiders in zynen oogst zends. Jïsus ! toevlügt ia den noodi Wie hcefc niet op zyn verlangen. Hulp en troost van U ontvangen! Ja, o ja, uw liefde is groot: ' 0 hoe waart Gy fteeds genegen, Die U baden met uw' zegen Te onderfteunen ? — zaligheid Werd door U op aard' verbreid. tïoe genegen jesus was, om vreugde en zaligheid te verbreiden, daarvan wil ik u , myne waarden! thans een voorbeeld mededeelen: eens zag Hy eene groote menigte menfehen om zig, die de begeerten om hem té leeren kennen, zyne daaden te zien, zyne leere te hooren, by elkander gebragt had! eene geheele fchaare zag Hy voor zig ; dit is een gezicht, het welk voorzeker ieder, die niet geheel ongevoelig is, groot genoegen verwekt: ondertusfehen zou een ander ze met geheel andere oogen befchouwd hebben , als jesus deed: eenigen zouden zig met hunne onderfcheidene gefta!ten en gezichtstrekken; anderen met hunne verfchiliende dragten en zeden vermaakt, en nog anderen overlegd hebben, hoe zy van deeze vergadering voordeel trek kei en ze tot bereiking van zekere oogmerken gebruiken konden: maar je sus befchouwde ze als menfehenvriend j Hy overdacht de menigvuldige behoeften die zy hadden, de veelvuldige dwaaiingen waaraan zy gekiuisteid waren, en de mecigerkie bckommernisfen, die daaruit voor hen ontftonden: orandende begeerten om dee/e lydenden te redden, en hunnen toeftand te vei beteren, rees in zyne edele ziele op; Hy houdt dit nier verborgen; maar wendt zig tot zyne vrienden, die het naast by HeiiJ II. deel. £  £4 C. G. SALTZMANj Honden en zegt: „ Ziet myne vrienden, de oogst is » groot, maar de arbeiders zyn weinig : Hy wilde zeggen: ziet myne vrienden ! boe veei arbeids ons „ wacht; hoe menigvuldig de dwaalingen, het lyden en „ de bekommernisfen zyn, die by deeze menigte plaats „ hebben; welk een arbeid ! wanneer deeze allen ver„ licht , terechtgebragt, in eenen beteren ftaat gefield, en zo aan Hem, die hun fchiep, ter belooninge toe„ gevoerd zullen worden 1 en evenwel hoe gering is het ,, getal der aibeiders! Klein is het getal der geenen die » wysheid, moed en kracht genoeg hebben, om de „ menschiyke dwaalingen uitteroejen , de waarheid en „ de daarvan afhangende gelukzaligheid te verbreiden". Doch daarby liet Hy het niet berusten, maar zoekt even dat zelfde edele gevoel, dat Hem thans bezielde 5 dat verlangen naar het heil der menfehen, zyne vrienden inteboezemen, en wekt hun daarom op, dat zy, in hunne gebeden, den almagtigen Vader de behoeften des menschlyken geflachts zouden voordragen: Biddet, zeids Hy, den Heere des oogst es, dat Hy arbeiders iw zynen oogst zende — deeze groote kenner van hec menschiyke hart wist zeer wel, dat hy, die voor da goede zaak bidt, daardoor de goede zaak meer toegedaan, en meer genegen wordt, om dezelve te bevorderen. En hier mede maakte Hy ook een' aanvang, om zyne edele begeerten te vervullen; om niet alleen zelf de verlichting en verbetering der menfehen te bevorderen, maar ook zyne vrienden aantemoedigen, Hem daar in behulpzaam te zyn; Palestina doortereizen, om zyne heilzaame grondregelen te verbreiden, op eene voorzichtige wyze de dwaalingen en vooroordeelen te beftryden, de elendigen en kranken hulpe toetebrengen, geen loon daarvoor te begeeren , geen tegenfpraak, geene befpotting, geene gevangenis of dood te fchuwen, maar zig te verbaten op de almagtige befcherming van den Vader der waarheid, wiens werk zy uitoefenden, en op de oneindig groote vergelding te hoopen , die Hy voor den getrouwen in zynen dienst beftemd beeft. Welke eene edele groote ziel moest- Hy hebben, die de zaak der menschheid, als zyne eigene behartigde ; die zs zo belangloos, met zulke opoiferingen doorzettede!  KORTE VOORSTELLEN. XXXI. 35 Geen voordeel natejaagen, In 't hartlyk dienstbewyzen; Geen hoon of fmaad te wreeken; Zyn' vyaHd zelfs te zeegnen, Dat's Goddelyke liefde; En vol van zulke liefde Was jesus onze Heiland. Hoe veel jesus door zyne belanglooze menfchenliefcle in de wereld uitrechtte; hoe Hy door zyne leere de kennis van den eenigen god uitbreidde; Hem niet als eenen Despoot, maar als een hartlyke Vader aan zyne menfehen bekend maakte ; hoe Hy geleerd heeft dat god geen welgevallen heeft aan het bloed en het rooken eens ftervenden offerdiers, maar aan inwendige braafheid van den mensch ; hoe Hy het geloove aan de onftervelykheid van den geest, tot een volksgeloof gemaakt, en zo veel milioenen menfehen eene begeerte naar hoogere volmaaktheid , Godlyke troost in alle kommer en doodsangst, ingeboezemd heeft, moet u reeds bekend zyn, dewyl ik u dit meermaalen heb voorgehouden: zyne grondregelen zyn nog voorhanden, werken nog, en verbreiden vreugde en zaligheid onder het menschiyke geflacht: zo kraohtig heeft jesus ons voorgearbeid, zo zyn zyne werken door zyne eerlie vrienden, en geduurende veele eeuwen , door duizenden edele en werkzaams menfehen voordgezet geworden. Maar denkt evenwel niet, als of het goheele mensch. lyke geflacht daardoor reeds tot die volkomenheid en zaligheid gebragt ware geworden, v/aartoe het van deszelfs Schepper beftemd is, zo dac er voor ons geen arbeid meer overig zoude zyn: ach! ware het mogelyk, u thans op eene hoogte te plaatfen, van welke gy het geheele menschiyke geflacht kondet overzien, ooggetuigen kondet zyn van de verfchrikkelyke vooroordeelen, die hetzelve nog beheerfchen, van derzelver plaagen , kna». gende fmarten, traan en, en tandenkuarfen, gy zoudt weemoedig uitroepen : ,, o god! hoe veel arbeids is er „ nog voor den menfehenvriend overig ! de Oogst is „ groot"! Gy zoudt nog milioenen op den onderden trap der menschheid, nog milioenen voor de altaaren hunner gouE a  3« C- G. SALT3MAN, dene of houtene beelden zien liggen; gy zoudt nog milioenen overzien, die alleen voor zinlyke en niet voor geestlyke genoegens gevoel hebben; die hunne waarde in het bezit van een dood metaal, in de voorrechten door geboorten verkregen, in ydele pracht, niet in zig zeiven, in de fterkte en weldaadigheid hunner ziele zoeken; gy zoudt nog de geest der vervolging, die tegen menfehen , om des geloofs wille, woedt, die woeste veroveringen zoekt, die haar' roem in moord en verwoesting ftelt, die zig in het kermen en knarfentanden der ftervende verheugt, befchouwen; gy zoudt nog het rammelen van zwaare ketenen hooren , die de ftaaven voordfleepen; nog menfehen vinden die tegen zig zeiven woeden , terwyl zy door huune buitenfpoorigheden hunne zielen pynigen, de gezondheid, de vrolykheid en Werkzaamheid huns iigehaams verftooren: Het gif der dwaaling is nog fterk; De wysheid fielt het paal nog perk, Het woedt nog over heel deeze aard' —• Algoede God! zo ge ons niet fpaait, Sleept het onze arme ziel gewis, Ook naar het ryk der duisternis. En «venwel zyn de arbeiders weinigen: klein , zeer klein is het getal der geenen die de zaak der menschheid behartigen; die welwillendheid, wysheid en moeds genoeg hebben, om het geluk des menschlyken geflachts te bevorderen , en deffom der elenden te verminderen : de meesten voeren biootiyk een dierlyk leven; zyn by het lyden hunner broederen zo gevoelloos , dat zy alleen op de verzorging hunner ligchaamen, ftreeling hunner zuanep, op de vermeerdering hunner goederen acht geeven ; zy zyn afkeering om voor een ander iet ie doen, en wanneer zy het nog doen, doen zy het om des elendigen loons wille: zo is het met het heil der menfehen gelegen — wie van u , myne waarden! nog eenig gevoel vcor de welvaart des menschdoms heeft, die neeme het ter harte ; vereenige zig thans met my, en nadere met my vo'. diepen eerfved tot den ftoel van den Vader der menfehen, en draage Hem , van wien alle hulpe komt, die op aarde gefchiedt, de zaak der menschheid voor!  KORTE VOORSTELLEN. XXXI. „ Allerbarmhartigfte god'. Gy , die wilt dat alle men. „ fchen gelukkig worden, en tot erkentenis der waar. „ heid komen; Gy die de nacht der dwaalingen ziet, „ in welke nog milioenen uwer kinderen voordwande„ len, en getuige van hun gejammer, angst en traanen „zyt, ach! ontferm u onzer, en verwek (leeds edele zielen, die de zorg voor uwe lydenden op zig neemen , „ en hunne fmart verminderen mogen ; die waarheid en „ vreugd onder haar zoeken te verbreiden —— o ont„ ferm u onzer! „ Verwek der waarheid zulke mannen, „ Die alle menfchenvrees verbannen; „ Dat zig, door hen, haar heerlykheid, „ Voor 't fterflyk oog, met glans verfpreid'; „ Zo worden duizenden beveiligd, „ En uwen dienst, o God! geheiligd ; „ Zo fmaaken zy het hemelzoet „ Waarmede'uw dienst de harten voedt". Wanneer dit uw bidden niet flechts eene plechtigheid geweest is; wanneer het uit uw hart is opgekomen , zo laat ons niet werkeloos afwachten, wat anderen voor het welzyn der wereld doen willen ; maar ieder, ieder van om neeme met welmeenendheid dit befluit: „ Ik „ zelf, ik zelf ml voor het heil der menschheid werk- zaam zyn"! Doch daar de werkkring in welken wy ons plaatfen, zo groot, ja onoverzienbaar is, zo vraagt elk ligt; „ waar zullen wy met onze werkzaamheid aanvangen ?" —• By ons zeiven, myn broeders! een licht dat verlichten zal, moet helder zyn; wie anderen" gelukkig wil maaken, moet zelf gelukkig weezen: laat ons daarom met oplettendheid de waarheid nafpooren, door opmerkzaame navorfchingen de bronnen van onze en onzer broederen fmarten zoeken te vinden, en de middelen by de hand neemen om de menschiyke tevredenheid te bevorderen; laat ons niet meer naar onze blinde driften, noch na de vooroordeelen onzer medeburgeren , maar naar de grondfteilingen leeven , die wy na genoegzaame onderzoeking als waar erkend hebben : laat ons altoos werkzaam zyn, en iedere kracht onzer ziele en onzes ligchaams volkomener E 3  C." G. 8ALTZMA N, trachten te maaken, op dat wy in ftaat zyn bezigheden te onderneemen, die moeiten en kracht vorderen : als dan zyn wy ook in ftaat om nuttig te zyn, en met nadruk onze zwakke, d waaiende, lydende broeders te helpen: laat ons aldus goed doen, raaden, leeren, helpen, onderfteunen in den werkkring die ons is aangeweezen, om onze medemenfchen het Jeven recht aangenaam te maaken: gy, by voorbeeld, goede jongelingen! in het gezelfchap, waarmede gy door de engfte banden verbonden zyt; hier zyn uwe jonge vrienden, deeze hun lyden kunt gy verminderen, en hunne vreugde bevorderen: wanneer ieder van u die gebreken aflegt, die anderen mishaagen ; ieder des anderen vreugde zoekt te bevorderen , ieder de dwaalende waarfchouwt, en terecht wyst; ieder de werkelooze door opwekking en een goed voorbeeld tot werkzaamheid aanfpoort, welk een gelukkig gezelfchap kan dan niet het uwe worden! hoe wèl zult gy u dan niet onder elkander bevinden! hoe ongeftoord alle genoegens genieten die u van alle zyden toeftroomen! vyftig menfehen kunt gy thans, reeds, wanneer het u ernst is, verheugen: en vergroot uw werkkring zig eens, dan fteïle u de Vader der menfehen, in uw Vaderland, of in een ander gewest, waar de werkzaamheid van een braaf man noodig is, in eene post, waarin gy veel verder werken kunt: hoe menig vooroordeel zult gy dan uitroejen ! hoe menigen weidaadigen grondregel aan uwe broederen mededeeien! de lydende onfchuld zal door u befchermd, de verdrukte deugd door u verdedigd worden, en, gelyk god's En. gel, alle klagten verminderen en vreugde om u heen verbreiden. Zegt niet: wat kan de wereld van my verwachten? ik ben te zwak, myn u\ind is te nederig dan dat ik veel goeds voor de wereld zou kunnen doen — Mensch! beeld, afdrukfel van deu algoeden en almagtigen god! hoe kunt gy zulke eene kleinmoedige gedachte in u laaten opkomen! uw verftand, welk eene kracht heeft dat niet in zig! welke daaden kan een mensch, iaat hy zo nederig zyn als hy wil, niet voordbrengen; de ongelooflyke dingen, mogelyk maaken, wanneer hy vertrouwen in zig zeiven heeft, en over de welvaart der menfehen ernftig nadenkt! wat zyn toeh de menfehen, waardoor jesus  KORTE VOORSTELLEN. XXXI. 3fi christus de wereld van gedaante deed veranderen? geene Koningen; neen, Visfehers, Handwerkslieden waren het: geen ftand noch rykdom, de kracht van des menfehen geest is het, die de wereld beheerscht, en in haar werkt wat zy wil: Bedenkt uwe afkomst, ze is van God.' Dan zult ge uw krachten best bemerken : Wat is zo groot of zwaar, dat gy 't niet uit kuut werken, Gy evenbeeld van God? Het is met dat alles een groote en zwaare arbeid, voor het welzyn der wereld te arbeiden: zo rasch men begint vooroordeelen te beftryden, de waarheid te verbreiden, zig lydende aantetrekken, zo worden daardoor anderen in hun gemak en in hunne voordeelen geftoord, die dan verbitterd worden en tegenftand doen: daarvan daan ontftaat de bittere laster, befpotting, onaangenaame vernederingen , vyandelyke vervolgingen , die alle werkzaame bevorderaars van het goede verdragen hebben; en daarom kan niemand met eenigen nadruk, het welzyn der menfehen bevorderen , die geen moeds en kraebts genoeg heeft, om laster, fpot, vernedering, en vervolging te verdragen: maar zult gy dit alles vreezen? weet gy wien hy dient, die voor het welzyn der menfehen werkzaam is? hy dient god; hy werkt voor den beheerfcher der wereld: menfehen zyn god's kinderen; wie alzo voor het meuschlyk geflacht arbeidt, werkt voor god's huisgezin: zal god dien Hem dient, in zyne verrichting wel tegen zyn? wd verlegen laaten? wat is in hemel en op aarde vreeslyk voor hem dien god befchermt ? Wat vreest hy toch, die in den dienst, Van zynen Schepper werkt? Wat zou hem fiddren doen, dien God Met zyn vermogen fterkt? En wanneer gy al om des goeden wille,^het verfchrikkelykst lyden verdragen moest, wat is dat 'alles tegen die hooge waarde, die gy daardoor bereikt-? o jongelingen ! dit dringe u diep in uwe ziel! zo rasch gy  40 C. g. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XXXI. aanvangt voor liet welzyn der menfehen werkzaam te zyn, zo rasch verheft gy u boven de dierlyke natuur, die alleen voor eigen genoegen zorgt: gelyk engelen god's wandelt gy onder de menfehen ; gy verbreidt licht in de nacht waarin uwe broeders zaten; hunne kluisters vallen af; hunne zuchten en klagten verminderen; ftille traanen van' dankbaarheid, warme zegenwenfehingen volgen u na: ftyl en moejelyk is de weg dien gy bewandelt; maar-by verliest zig rasch in de plaatfe der hoogfte volkomenheid en vreugde; hy voert u voor den floel van den Vergelder van alles goeds! God, God verzelle u met zyn kracht! Dan zult gy niet bezwyken; Dan zult ge in s* werelds zondennacht Van 't rechte pad niet wyken.  TWEE- EN- DERTIGSTE VOORSTEL. Over mattheus xvrr. vers 20. Waarlyk, 20 gy het geloof haddet als een mostaardzaad, zo zoudgy tot deezen berg kunnen zeggen: hef u op en wordet verplaatst en het zou gefchieden) en niets zou u onmogelyh zyn. U , groote Ood! zy deezen dae eewyd . U, die de bron van allen rykdora zyt: Gelyk voor uwen troon, worde ook door dankbre tongen, Op aard' uw eeuwgen lof gezongen. T Jlk heb thans voorgenomen, u eene der allermerkwaardiglte uitfpraaken te verklaaren: wanneer ik niet wist, dat dezelve van jesus haaren oorfprong hadde; wanneer ik ze niet in het Nieuwe Testament geleezen hadde, wanneer ik ze op een blad, door eene onbekende hand gelchreven, vonde, en ze laze, zo zou ik my verbaazen en zeggen, wie is toch die man, die zo iets kan zeggen? dat is geen gewoon mensch, dat is een man die zo veel hoogheid, zo veel wysheid, zulk eene kracht van ziel moet hebben, die haars gelyken op aarde niet heeft; want hoort Hechts en denkt er over na, en zegt dan zeiven, of gy ooit zo iets uit den mond eens ftervelings gehoord hebt ? — Men bragt op zekeren tyd een elendig mensch tot de discipelen van je sus, en bad hun, zy zouden hem gezond maaken; doch zy konden zulks niet doen ; maar je sus bragt hem ogenbliklyk weder tot zyne voorige gezondheid en zeide tot hen, de oorzaak dat gy dit niet kondet doen, is uw ongeloof: waarlyk, zo gy het geloof haddet als een mostaardzaad, wanneer gy flechts een weinig geloof haddet, za zoudt gy tot deezen berg kunnen zeggen: hef u op en word verplaatst, en het zou gefchieden; niets zou u onmogelyk zyn. Staan uwe gedachten hier niet ftil? zegt uw twyfelmoedig hart niet: dat is onmogelyk! wat is des menfehen kracht tegen een' berg? hoe kan ik gelooven dat een berg voor menschiyke kracht kan wyken ? En het is evenwel zo waar, dat gy zeker daarvan overtuigd moet worden, wanneer gy my flechts uwe opmerkzaamheid wilt fchenken. II. deel. p  42 C 8. S A I T Z M A N, Jesus «egt niet, dat alle menfehen bergen verzetten kunnen; maar alleen die geenen die gelooven : wat tot dit geloof gevorderd wordt, zal ik hierna aantoonen: thans zeg ik alleenlyk: gelooven is hier zo veel, als zig zei ven toevertrouwen, dat men eene zaak doen kan; wanneer dit vertrouwen ontbreekt, kan men niets doen; maar zo rasch het zelve ontftaat.zo rasch men met volle overtuiging zegt : dat kan ik, zo beginnen alle de krachten der ziele en des ligchaams te werken, en maaken de grootfte dingen mogelyk; zy verzetten ook ber« gen ; niet door woorden, noch door wonderwerken ; ( * ) maar door nadenken en overleg — neemt eens het geval , dat een berg in zekere plaats nadeelig wate , dat hy de vrye lucht tegenhield en voor de gezondheid der inwooneren fchadelyk ware; en zeker goed kloekmoedig man bemerkte dit, befloot dat dezelve weg moest, zou hy niet binnen korten tyd moeten wyken ? wanneer hy al zyne gedachten op dit onderwerp richtte, de middelen nadacht, eene menigte lieden aanzettede om deezen aribeid met hem te onderneemen , geld byeen zocht te brengen om hun te beloonen, hoe rasch zou deeze berg weggeruimd zyn! hoe menig berg is er niet reeds verzet, door menfehen verzet geworden? en niet alleen dit, maar niets, niets zal ons onmogelyk zyn. Heht gy wel immer eene verhevenere, eene nadrukly. kere loffpraak op de menschiyke Natuur geleezen? wordt hier niet in eenen eigenlyken zin , aan den mensch de hooge waarde eens kinds god's toegekend, het welk het beeld zyns almagtigen Vaders draagt? God! ik verbaas en zwyge, ja 'k zwyg' met mond ei pen, Als 'k inzie wat getuige t van uwe magt ik bent V wyde ik ziel en ligekaam, i geheel myn leven lang; Ja God, geheel myn leven zy u een lofgezang. Wanneer jesus zegt: niets zal u onmogelyk zyn.} 20 fpreekt Hy niet; als redenaar of dichter, die de vryheid hebben de zaaken fomwylen te overdryven, op dat hunne voordragt des te meer verhevenheid en nadruk zal hebben; maar Hy fpreekt als Leeraar der waarheid, die de zaaken recht zo voorfteit, als ze (*) Ik fpreek hier niet van 't geen de Apostelen deeden; maar yan 't geen wy nog tjoen kunnen,  KORTE VOORSTELLEN. XXXII. 4I> werkelyk zyn : Hy vordert van de menfehen geloof» en wanneer zy dit hebben, ais dan zal hun alles mo« gelyk zyn. Maar wat is dan geloof? in het algemeen is het eeno zekere overtuiging van eene zaak: wanneerikzeg: ik geloof dat ik dit of dat doen kan, zo wil ik daarmede aantoonen , dat ik overtuigd ben, dat ik kracht heb om het uittevoeren: die geene heeft derhalven geen ge» loof, van welke jesus zegt, die zonder overleg zig be. roemt, dat hy groote dingen mogelyk kan maaken; maar alieen hy. die op genoegzaame gronden overtziigd is, dat hy in ftaat is het een of ander mogelyk te ftellen. De eerfte grond tot deeze overtuiging ligt in denmensen zeif,en die is het gevoel zyner kracht: zo rasch. hy zig fterfc genoeg gevoelt om iet te doen, zo gelooft hy ook dat hy het doen kan , en dit geloof vermeerdert zyn kracht, noopt hem die aantewenden, en maakt hem zo dingen mogelyk, die aan anderen onmogelyk fchynen : de jonge adelaar, wanneer hy genoegzaame kracht in zyne vleugelen gevoelt, houdt het voor mogelyk zyne ouderen natevliegen , onderneemt dit, verheit zig in de lucht, ziet dat dezelve hem draagt, en brengt het, na eene oefening van weinige dagen , zo ver, dat hy zig boven den hoogften toren verheffen en in weinige ogenblikken eene geheele landftreek overvliegen kan : de jonge eend ziet de vyver, gevoelt in zig kracht om te zwemmen, onderneemt het, en zyne onderneeming gelukt hem : wanneer nu de Schepper, de Natuur zo ingericht heeft, dat de kracht, die Hy in de dieren gelegd heeft, in dezelven kan werken, waarom zouden wy dan ook niet gelooven, dat Hy by de fchepping. ook dit niet met betrekking tot de menschiyke kracht, in achtgenomen zou hebben? hoe kunnen wy gelooven, dat Hy aan den mensch krachten medegedeeld heeft , met oogmerk dat dezelven altoos in rust zyn , nimmer in hun werken zouden? zo rasch derhalven een mensch, na voorafgaand overleg en zelfbeproeving, zig fterk genoeg gevoelt iet te doen, zo moet het hem ook mogelyk zyn En hy zal dit ook tot ftand bréngen, Wanneer zyn geloof zig niet alleen grond op het gevoel zyner eigene kracht; maar ook op den byftand en medewerking des Almagtigen: want wanneer wy eene zwaare onderneeming aanvangen , zo ontmoeten wy rasch zwaarigheF 2  44 C. O, SALTZMAN, ica , die wy te vooren niet zagen, die dikwyls zo groot zyn, dat zy onze krachten verre fchynen te boven te gaan: wanneer wy nu by de befchouwing derzelve geene andere, als onze eigene krachten, kennen en gevoelen, houden wy ons rasch te zwak om deeze zwaarigheid te overwinnen, en daar by moet dan ook ons geloof ons fpoedig ontvallen, en met het zelve onze kracht om onzen aanflag uittevoeren : maar zo rasch deeze overtuiging daar is: god's magt ftaat my by, alle krachten der Natuur moeten op zyn wenk, tot myn afzigt bevorderlyk zyn, zo wordt de mensch byna almagtig, hy veracht ieder gevaar, befpot iedere zwaarigheid en ruimt alle hindernisfen weg, dewyl hy zeker overtuigd is, dat niets de almagt die hem onderfteunt, wederftaan kan: Om niet is 's vyands woede , En al zyn hindernis; Wees veilig, wèl te moede, Zo God flechts voor u is: Voor zyn geduchte wenken, Verbaazen zee en aard'; Geen ftervliug kan hém krenken, Dien de Almagt zelf bewaart. Dit geloof dat god ons byftaat en onze afzichten helpt bevorderen, kan evenwel dan alleen maar plaats vinden, wanneer wy by ons zeiven bewust zyn, dat wy goede, belanglooze, tot god's eer en onzer medemenfchen welzyn bevorderlyke, afzichten hebben: want wan neer ik arbeide, alleen om roem te verwerven, hoe kan ik dan van god zo nederig denken, dat, Hy alles in de wereld z'o zou ingericht hebben, dat ik, eenig mensch, ik in 't byzonder beroemd zou worden? wanneer ik werkzaam ben om rykdom te verzamelen, op welk eenen grond kan ik als dan verwachten, dat de Alwyze eene zo nederige bedoeling begunftigen zal ? maar wanneer ik ze. ker weet, dat geene, wat ik doe, heeft tot oogmerk, om meerder eerbied en vertrouwen omtrent god in de wereld te brengen, de menschiyke elende te verminderen , de menschiyke gelukzaligheid te vergrooten, zo Weet ik ook, dat ik even datzelfde wil, 't geen god wil, dat ik met den algemeenen Vader der menfehen tot een en het zelfde oormerk arbeide ; kan ik als dan ook niet met zekerheid verwachten dat Hy mynen arbeid be> gunftigen zal ? dit is ook de oorzaak, waarom de verftandige, braave man, altoos meer uit recht en tot ftand brengt, als een ander, die even zo fchrander is, doch wiens uitvindingen alleen nederige oogmerken bedoelen,  KORTE VOORSTELLEN. XXXII. 45 •want als deeze zwaarigheden ontmoet; welke hy zig niet toevertrouwd te boven te zullen komen, dan wordt hy moedloos en wykt terug; maar de braave daarente. gen, ftaat onbeweegelyk en denkt: god zal my fterken; god zal my helpen; Hy heeft middelen genoeg om my uit myne verlegenheid te redden. Dit kan ik u niet beter dan door een voorbeeld aantoonen — Wanneer een gezelfchap van eenige ongeleerde menfehen onderneemt, dwaalingen te beftryden , die by de geheele wereld heilig zyn, die van alle geleer. den begunftigd, van alle Monarchen befchermd worden, is dat geene kloeke onderneming ? gelooft gy niet dat het verzetten eens bergs ligter is dan dat ? de leerlingen van 1 es u s» en klein gezelfchap ongeleerde mannen, onderneemen evenwel dat kloek beftaan, vatten het heldhaftige befluit om dwaalingen aantetasten, die by alle Natiën heilig waren ; om de wereld te leeren, dat god niet door plechtigheden; maar door innerlyke braafheid, gediend wil worden: dit predikten zy voor de grootfte vergaderingen van het bygeloovige publiek; dit hielden zy ftaande tegen de tegenwerpingen der geleerdfte mannen ; dit zeiden zy de Priesteren onder de oogen ; dit droegen zy voor in de tegenwoordigheid van afgodifche monarchen; dit verdedigden zy in gevangenisfen en op moordfchavotten.en hun voorneemen gelukte, allen tegenftand was onmagtig, hunne pogingen te verydelen, alles week voor hen;door hun zyn de tempelen der afgoden verftoord, door hun is de offerdienst opgeheven:en wat was het, dat hun deeze boven-menschiyke krachten gaf? het geloof, de zekere overtuiging: het moet ons gelukken , want wy hebben redelyke, Gode welhehaage* Jyke oogmerken, de Almagt onderfteunt ons: Hoop, myn ziel! hoop des op God, Laat Hy uw rotfteen weezen: Der dwaazen hoop ftelt hen ten fpot, Daar nooit de wyzen vreezen, Stel des, myn ziel in alle lot, Voor uwen rotfteen d'eeuwgen God. Dan even gelyk de leerlingen van jesus , by hun voorneemen , om de wereld te verlichten, het niet biootiyk by hun geloof lieten berusten; maar hunne krachten werkelyk aanwenden, de wereld doorreisden, de Natiën die zy leeren wilden zeiven bezochten, voor haar predikten, aan haar fchreeven en goede inrichtingen by haar maakte , «ven zo moeten ook wy overeenkomftig ons geloof hanF 3  40 C. G. jAITZMJHj delen, onze krachten aanwenden , wanneer wy onmo< gelyk fchynende dingen mogelyk maaken willen ; want, wy hebben geenen grond om te verwachttn dat god onmiddelbaar , door zyne almagtige kracht, onze wenichen vervullen zal, daar de beftendige er varenis .'eert, dat Hy de krachten der Natuur en voornaamlyk des menfehen kracht aanwendt , om zyne oogmerken te bereiken. By de aanwending van deeze onze krachten is veel op. lettendheid noodig, wanneer wy gew/gtige voorneemens uitvoeren willen: zy zyn toereikende om verfcheidene dingen van tyd tot tyd mogelyk te maaken, doch zy worden uitgeput, wanneer wy alles op éénmaal met geweld willen doorzetten : een verftandig werkzaam man kan een' berg verzetten, een zee uitdroogen, en eenen vloed eene andere loop aanwyzen, wanneer hy van deeze bezigheden het een na het andere onderneemen wil; maar hy zal magtloos nederzinken, wanneer hy dit aiies te gelyk ten uitvoer wil brengen : wie alzo zwaare dingen mogelyk wil maaken, moet zig niet in te veel bezigheden inwikkelen ; maar moet al zyne opmerkzaamheid en kracht op de hoofdzaak richten, die hy zig voornam ; al zyn overige arbeid , zynen omgang, zyne genoegens moeten tot middelen gemaakt worden, om zyn oogmerk te bereiken. Niet alleen de kracht van zyn ligchaam ; maar voornaamlyke de kracht van zyn verfland moet hy gebruiken , om zyne oogmerken te bereiken, want de ligchamelyke kracht des ftetkllen mans, is niets, tegen de welaangewende kracht des verftands: deeze is het die het geheele ligchaam der wereld beheerscht en haar wetten voorfchryft: die Natiën die leeuwenkrachten in haare armen hebbt-n, zyn niet die geenen , aan welke de aarde onderdanig is ; maar de ongelyk zwakkere, welke haar verfland geoefend hebben : wie zyn verftand fteeds gebruikt, kan duizend middelen uitvinden, om tot zyne afzichten te komen, die voor den onverftandigen verbor. gen byven; hy kan voordeelen uitvinden, die in weinige weeken mogelyk maaken, dat geen wat by anderen eene arbeid van vee'e Jaaien vordert; hy weet de tyden en gelegenheden aftewachren die tot zyn werk hetgunftigfte zyn; waar hy onoverkomelyke zwaarigheden ontmoet, valt hy aanftonds op middelen, om dezelve te vermeiden, en langs andere wegen voordtegaan ; en waar zyne eigene  KORTE VOORSTELLEN. XXXII. 47 krachten niet toereiken, kan hy ligt de krachten van duizend andere menfehen in werkzaamheid brengen : op deeze wyze is hem die vertrouwen op god en zig zeiven heeft, alles mogelyk; en op dien grond deed ook onze Verlosfer aan zyne leerlingen , toen Hy hun uitzond om de wereld te verlichten, deeze wyze herinnering: zyt voorzichtig als de Jlangen! Geef ons verfland om onzen voet, Naar 't waar geluk te richten ; Geef by het willen kracht en moed, Zo doet geen nood ons zwichten. Wanneer alle menfehen deeze uitfpraak van jesus, in overweeging namen, geloofden en opvolgden; wanneer thans nog ieder zig zulke voorftellingen van de hooge waarde der menschiyke Natuuremaakte, zulk vertrouwen op zig zeiven-en den almagtigen god hadde , dat hy met toeftemming zyner geheele ziele zeggen kon: my is alles mogelyk, wat ik na ryp overleg met ernst wil; zo zouden wy op éénmaal eene geheel nieuwe foort van menfehen bekomen, die in weinige jaaren mogelyk konden maaken , wat in veele eeuwen niet uitgevoerd is kunnen worden, en alle elenden, waaronder nog zo veele milioenen wereldburgers zuchten, zouden op éénmaal verdwynen; want in den mensch fluimeren nog verfcheidene krachten, die hy zelf niet kent: dit ervaaren wy daaruit, wanneer wy zien, wat een mensch doet, wanneer hy arbeidt, nederwerpt en opbouwt, en geheele werelddeelen in beweging brengt, wanneer hy alle zyne krachten doet werken : wiens kracht heeft ons in ftaat gefteld , om met fchepen over den oceaan te vaaren , nieuwe werelddeelen , nieuwe Natiën, nieuwe rykdommen te ontdekken? — de kracht van menfehen, die vertrouwen in zig zeiven en de Voorzienigheid hadden. Maar alles werkt ons tegen , zoekt ons moedloosheid en wantrouwen tegen ons zeiven inteboezemen; van de wieg af zegt men het ons voor, dat het kwaad onvermydelyk is; dat de wereld zo lang reeds geftaan heeft; dat het altoos zo geweest is; dat het ook wel zo blyven zal, en dat het belagchelyk is aan verandering te denken; doch dit is geheel valsch : wy hebben vry wat mogelyk gemaakt, dat onze voorzaten naauwlyks in den droom voor mogelyk zouden gehouden hebben: zou niet als een dwaas uitgelagchen en befpot zyn geworden, die voor honderd jaaren ftaande had willen hou-  48 cv C, SALTZMAN, VOORSTELLEN. XXXII. den, dat het mogelyk was, den donder zyn kracht ta beneemen, en de pest van de grenzen van Duitschland te verwyderen ? en evenwel heeft men m onze eeuw het middel gevonden, om den donder van zyne woning afteleiden, en de pest den toegang tot de Duitfche grenzen aftefnyden : wanneer dit mogelyk is, waarom dan ook niet andere dingen? men wil ons overreden, dat alleen een hooge ftand en groote rykdommen tot de uitvoering van groote afzichten gevorderd worden, dat menfehen die dezelve misfen , alleen tot lyden en fmarten beftemd zyn, daar het tog onwederleggelyk waar is , dat noch ftand, noch rykdom, maar het menschlyk vernuft de wereld beheerfcht, en in dezelve veranderen, maaken en verftooren kan wat het wil. Gy myn lieve jongelingen ! geefc aan zulke kleinmoedigen de menschiyke Natuur en jesus beloften onteerende voorftellingen geen gehoor: neemt thans het geloof meda , dat in u krachten en talenten verborgen liggen, die eens de grootfte dingen mogelyk kunnen maaken. Stelt van heden af aan meer vertrouwen in u zeiven: wanneer u zekere bezigheden opgedragen worden, zo zegt niet: dat is my te zwaar, dat kan ik niet; maar zegt getroost: dat hun ik, en overlegt hoe gy het mogelyk zult maaken: wanneer u een flechte gewoonte, die gy hebt aangenomen, onder 't oog gebragt wordt, zo neemt u vast voor, niet eer te rusten, voer dat gy ze afgelegd heht; blyft aan uw voornemen getrouw, en zy zal gewis van u wyken: wordt gy tot de verkryging van zekere bekwaamheid aangewakkerd, zo neemt u vast voor, die moet ik my verwerven; wendt alle uwe krachten aan om dezelve te verkrygen — binnen kort zult gy ze hebben, en ervaaren, dat het waar is, wat jesus zegt: «iets zal a tmmegelyk zyn, en gy zult krachten in u ontdekken , die gy in 't eeheel in u niet verwacht had: be hoed u, als vriend, als vader bidde ik u dit, behoed u voor alles wat uw ligchaam krachtloos maakt en uwe ziel in domheid ftort; want gelyk aan den verftandigen fterke mensch alles mogelyk is, zo is voorden dommen krachtloozen mensch niets mogelyk: daar geenen arbeiden en vorderen, moeten deezen alleen lyden en verdraagen. De meeste menfehen weeten zeiven niet, welke oogmerken zy by hunne werkzaamheden hebben ; als dieren gaan zy biootiyk hun voedzel na; als de vlinders vliegen zy van de eene bloem na de andere, en haaken na genoegens: maargy, wanneer gy ih de wereld intreedt, wanneer cod u eenen grooten werkkring aanwyst, beproeft u wél, waartoe gy de meeste kracht en nyging hebt: verkiest u een beroep, waar door gy de wereld denkt van nut te kunnen zyn, een beroep, van het welke gy u geweeten en den Alweetende rekenfehap kunt geeven! begint dan, in vertrouwen op cod, uwe zaaken, fchuwt geen moeiten, geen gevaar, geen laster , geen befpotting; maar overdenkt dagelyks gerust de middelen waatdoor gy uwe goede oogmerken bereiken kunt, en de ervaaring zal u leeren, dat alles wykt, dat alles uwe afzichten begunftigt, dat n niets onmogelyk is, wat gy, met beproeving uwer krachten, in vertrouwen op cod voorgenomen hebt.  DRIE- EN- DERTIGSTE VOORSTEL; Over den pligt, om zyne gedachten altoos by zig te hebben. Ieder zins' den grooten Schepper, ieder dank' zo lang hy leeft, Daarvoor dat zyn vadergoedheid ons zo mild begiftigd heeft: Welk een fchoon geflel is'c onze! welk een bron die zoetheén fcbenkt; En wy .hebben , dit 's het beste , .... by dat fchoon, een' geest die denkt. "S/olftrekt ontelbaar zyn de gaaven , die wy uit de hand van onzen weldadigen Schepper ontvangen: onze eigene formeeiing, de geheele inrichting der Natuur, is zo gefield, dat wy ons ligtlyk daaruit kunnen overtuigen, hoe er god veel aan gelegen is, dat wy een 'recht genoeglyk en gelukkig leven zullen leiden: hoe menigvuldig is het goede en fchoone , dat god in de Natuur gelegd heeft! wy mogen na den hemel of na de aarde zien, de menigvuldige afwisfelingen van bergen, dalen, bosfehen, landeryen, koornvelden, rivieren en zeeën befchouwen, of ieder dier, ieder infect in het atgetrokkene nagaan, het voedende brood, het verkwikkende ooft proeven , den (lag der lentevogels hooren , da geur der bloemen na ons haaien , wy vinden in alles nieuwe ftof van genoegen; en op dat wy dit genoegen geheel zouden kunnen genieten, zo heeft ook god alle onze zinnen tot het ontvangen derzelven vatbaar gemaakt; Hy heeft gewild dat het oog, het fchoone in de Natuur zoude zien; het oor, de aangenaame toonen in dezelve zoude hooren ; de reuk, de balzemgeuren in dezelve zoude opvangen; de tong en het gehemelte, het zoet en verkwikkende zoude fmaaken, en Hy heeft ons geheele ligchaam gevoel gefchonken.op dat het alles, wat rondsom hetzelve omgaat, zoude verneemen: onze geest heeft eene allerbewonderenswaardige kracht ontvangen, om deszelfs genoegen te vermenigvuldigen; hy kan genotene vreugden, voor.edene fmarten zig herinneren; den afwezigen vriend zig als tegenwoordig voorftellen ; zyne gedachten door behulp der tonge aan andere mededeelen; duizenderleie dingen uitvinden , en met behulp der handen uitvoeren : de paleizen der vorften, de hutten der nedengen, de (enepen die den oceaan ovemaren, de uurwerken en andere werktuigen, die tot bevordering van het genoegen en IJ. deel. G  3° c' °. SALTZ MAWj gemak der menfehen gemaakt zyn, alle werken vaa Kunst, zyn door den geest des menfehen gefchapen, ^'e, o mensch! zo veele gaven heeft de Vader der meulchen u medegedeeld. Uit uwe bron, o Schepper! Omfpringen duizend vreugden ; Een ftroom van zaligheden Vloeit fteeds voor onze voeten; Vloeit door gebeel de fchepping, En drenkt des menfehen zinsen; Bevredigt zyn behoeften; Genoeglyk en onfchuldig — Loof, ftcrvling! loof uw' Schepper. Zou men nu niet gelooven, dat menfehen, die zo van alle zyden het genoegen toeftroomt; die het vermogen hebben om hetzelve te genieten en te vermenigvuldigen , een hoogst te vreden en gelukkig leven, een waarlyk hemelsch leven moesten leiden ? dit zou men immers volftrekt gelooven? doch ik moet u eene zeer treurige ervaaring, die ik reeds zedert veele jaaren waargenomen heb, zeggen: naamlyk, dat er maar zeer weinige vergenoegde en gelukkige menfehen op god's aarde zyn; de meeften leven hoogst tc onvreden, en er gaat geen jaar voorby, waarin men niet hoort van menfehen die hun leven moede zyn, die hetzelve met voeten treeden en door zelfmoord verkorten. Is dat niet verfchrikkelyk ? de Almagtige en Alwyze, wendt zo veel krachts en wysheids aan, om des menfchen genoegen te bevorderen , en zy zyn evenwel niet gelukkig ! deeze zaak verdient onze opmerkzaamheid ; er kan ons in de geheele wereld niets zo gewigtig zyn, ais dat wy nafpooren, waar van daan het eigenïyk komt, dat de menfehen zo misnoegd zyn: ik wil u hierover myne gedachten mededeelen , die ik door eene veeljaarige opmerking, waar bevonden heb — De oorzaaken van het menschlyk misnoegen zyn ontelbaar, doch zy fprui. ten , zo verre ik heb kunnen nagaan, allen uit eene bron, die men als de oorzaak van des menfehen elende kan aanzien , voord ; en dit is deeze, dat de menfehen geen meester over hunne gedachten zyn ; dat zy geduurig met dezelven ronddwaalen, en ze niet beltendig op hunnen tegenwoordigen toeftand richten. Wie alzo een vergenoegd leven wil leiden , die moet zyne gedachten altoos by zig hebben , en dezelven op het tegenwoordige tydpunct, op zynen tegenwoordigen toeftand vestigen. Dat dit waar is, wil ik thans bewyzen, en ik hoop ieder daarvan te overtuigen, die met zyne gedachten  KORTE VOORSTELLEN. XXXIII. 5* tegenwoordig is, en dezelve op myn voorftel vestigt. De toeftand des menfehen is drieledig: de toeftand van werkzaamheid, de toeftand des genots en de toeftand van lyden: in ieder deezer toeftanden is hy misnoegd , wanneer hy met zyne gedachten afwezig is, in ieder deezer toeftanden bevindt hy zig wèl, wanneer hy met zyne gedachten tegenwoordig is. Laat ons eerst den mensch in den toeftand der werkzaamheid befchouwen: wanneer hy eene bezigheid ver» richten zal , en is met zyne gedachten afwezig, zo werkt hy flechts met halve kracht, het moet hem des noodzaaklyk zuur vallen , even gelyk een last ongemeen zwaarder is, wanneer men ze met één' vinger opheft, dan dat men ze met de volle hand aangrypt: zyn rondzwervende gedachten ontmoeten allerleie onaangenaame, verdrietlyke beletfelen , die zyne moedloosheid vermeerderen : daar van daan ontftaat grootendeels dat klaagen en kermen, dat by veele menfehen onder hunnen arbeid gewoonlyk plaats heeft: en wanneer dan het werk afgedaan is, zo is het flecht uitgevallen, men kan het niet dan met tegenzin befchouwen ; men heeft dan gearbeid, om zyn misnoegen te bevorderen: wanneer, by voorbeeld , iemand een' brief fchryft, en geduurende het fehryven de gedachten op iet anders dan op den brief richt, zo veroorzaakt hem het fehryven groote moeite; de woorden, die hy gebruiken moet, willen hem niet invallen ; hy wordt gaduurig door meenigerleie invallen die door zyn' geest zweeven, verhinderd , en wanneer de brief ten einde is, is hy flecht; het een en ander is niet duidlyk uitgedrukt, er is vry wat in overgeflagen, verfcheidene dingen zyn tweemaal gefchreeven, en het gevolg daarvan is gemeenlyk, dat men den brief aan ftukken fcheurt, en eenen anderen beginnen moet: wanneer nu een mensch zyn leven even zo voert, als dee. zen brief gefchreven wordt, zo moet het even zo flecht er uitzien, als deeze brief, en het is volftrekt onmogelyk, dat zulk een mensch , al bezate hy ook tonnen gouds, vergenoegd zyn kan. Maar laat een ander by de onderneeming zyner bezigheid , alle zyne gedachten verzamelen, en dezelven met al de kracht zyner ziele aangrypen , hoe ligt moet zy hem dan vallen! 't kan weezen dat in zynen toeftand vry wat verdrietlyks plaats heeft; dat laster en tegenkanting hem zoeken te krenken; dat hy treurige vooruitzichten heeft; maar wat hinderen die den arbeidzaamen mai ? tervvyl al zyne opmerkzaamheid op zyn werk gericht is,  5a c* g- s a l t z m a h, bemerkt by niet eens de verdriete.'yfeheden die hem om. ringen : arbeid , vat dit wel myne waarden ! arbeid met al de kracht der ziele aanvaard , is een zeker fchild tegen alle wederwaardigheid, waarvan men beftormd kan worden. En wanneer men met al de kracht der ziele arbeidt, zo gaat ook het werk vlug van de hand; zo dikwyls er een uur voorby gegaan is, is ook het werk in volkomenheid toegenomen ; de menigte onafgedaane zaaken vermindert : welke eenen wellust moet de menschiyke ziel gevoelen , als zy haar werk uit haare fcheppende kracht Ziet te voorfchyn komen, en merkbaare ichreden ziet vorderen ; en is het zelve afgedaan , o hoe wèl te vreden, hoe voldaan is zy dan! zo dikwyls zy het zelve berchouwt, veroorzaakt het haar aangenaame gewaarwordingen : wanneer nu een mensch fteeds zo arbeidt, dat zyn werk hem behaagt , zo moet dit noodwendig de lom zyner vreugde dagelyks vergrooten. O god! mogten wy toch fteeds onze gedachten by onzen arbeid hebben! welk een vrolyk leeven zouden wy dan leiden! Geef God! geef ftaêge vlyt," By all' wat wy verrichten; Dat wy bedachtzaam zyn In 't oefnen onzer pligten! Maar wy kunnen niet altoos arbeiden: onafgebroken arbeidt zou rasch onze krachten verflappen en doen bezwyken, en hieruit zou een bron van veelerleie fmarten en lyden ontftaan: het is daarom hoogstnoodig, dat wy den toeftand der werkzaamheid en des genots met elkander afwisfelen: zal het genot ons iets baaten, zal onze ziel daardoor vervrolykt en verfterkt worden, zo moeten wy noodzaaklyk de gedachten daarby hebben. Hoe veel menfehen gemeten', zonder er zeiven van bewust te zyn! het genoegen dringt van alle zyden op Hun toe, en zy gevoelen het niet; zy ftaan van den maaityd op, en weeien niet wat zy gegeeten hebben: zy Ieezen boeken en weeten niet wat in de boeken ftaat; zy komen uit een gezelfchap, zonder gehoord te hebben wat er gefproken is; zy doorwandelden een bosch en weeten niet of het uit dennen- dan uit eiken - boomen be, hond : wat helpt dan deeze menfehen al het fchoone en goede , dat god tot genoegen der menfehen voordgebragt heeft? mets, geheel niets: het beeld der fchoone Natuur valt hun naauwlyks in de oogen; het zoete en aangenaam* roert h'june zenuwen aan; maar de ziel ge-  KORTS VOORSTELLEN. XXXIII. J3 voelt er niets van: wiens ziel altoos afwezig is, geyoelt van alle genoegen even weinig, als een mensch, die zyne oogen geduurig,na den hemel houdt, de bloem-, tjes niet bemerkt , die onder zyne voeten bloejen : wanneer nu een mensch in zulk eene verftroojing door de wereld wandelt, is het dan wonder, dat zyne ziel altoos ledig van vreugde is? Niet alleen dit, maar door zyne geduurige verftroojing verbittert hy zelf het genot, en verandert zig het zoete van hetzelve in gal: een ftuk roggen brood, en een dronk helder water, hebben een ongemeen verfterkende kracht; dit kunt gy dikwyls by arme landlieden zien , die menigmaal onder gelach en gefcherts zulk eenen maaityd doen; een met fneeuw bedekt veld, levert voor het oog een ongemeen fchoon gezicht op, en het is eene foort van wek lust op de fneeuw en het ys te wandelen, en de verfterking te gevoelen, die de koude aan de zenuwen mededeelt; maar zo rasch men by eenen foberen maaityd, aan de volle fchotelen denkt, die den disch der ryken vervullen , en by de befneeuwde velden, zig levendig voorftelt, hoe fchoon zy zouden zyn , als de grond thans met groenen bloemen verfierd Ware, zo wordt het brood fmaakloos, en men begint te wenfehen dat de winter voorby mogt weezen. Menfehen, by wien deeze gebreken ingeworteld zyn, zyn in den fchoot der vreugde even zo misnoegd: en offchoon zy ook in het vriendfchaplykfte gezelfchap zyn; aan een tafel zitten, die met de beste fpyzen overladen is; in een huis woonen, tot welks verfraajing de groot, fte kunftenaars arbeidden ; offchoon gezang en fnaarenfpel voor hun kwinkeleeren, zy zitten evenwel te zuchten; hunne ziel weet van alles wat rondsom haar gebeurt, weinig of niets; zy is afweezig, en houdt zig ondertusfehen bezig met verdrietelykheden die zy kort te vooren gehad hebben, of met wederwaardigheden die zy te gemoed zien: even gelyk een mensch, die in een zaal vol fchoone beelden ftaat, maar het hoofd buiten het venfter houdt, en zyne oogen vestigt op eene onreine mesthoop, en die zo veei verdriets gevoelt, als of hy dit uitzicht uit een. armoedig vertrek had; zo knaagt ook de fmart aan dë menschiyke ziele, in den lchootder vreugde, wanneer zy haare gedachten altoos op andere haar onaang,enaame dingen vestigt. Een mensch daarentegen die zyne gedachten altoos by zig heeft, 'kan het aan geene vreugde ontbreeken, want van de mi'iioenen fchoone en aangenaame voorwerpen G 3  J4 C. B. S A L T Z M A ontflipt naauwlyks één aan zyne opmerkzaamheid; hy bemerkt in zynen toeftand honderderleie aangenaamheden, die de verftrooide mensch voor onbeduidende kleinigheden houdt, en verheugt zig daar over; het vleien eens kinds, de behaagelykheid eens vriends, de gefchikiheid van zyn huisgezin, veroorzaaken alle aan hem aangenaame gewaarwordingen ; hy fmaakt de zoetigheid en kracht in iedere beete broods en iedere dronk waters; ieder gezang en fnaarenfpel dringt tot in het binnenfte zyner ziele, en wanneer hy door god's velden wandelt, zo geeft hem het kleinfte bloemtjen, het verachtlykfte wormtjen, iiof tot aangenaame overdenkingen. Zo zeker is het, dat wy geduurende het genot, onze ged?chten daarby moeten hebben, wanneer het ons ge* noegen zal veroorzaaken: Wanneer ik uwe gunst geniet, God! dat het met verftand gefchied'; Dan zal ik, door aan U te denken , My zelv' nog meer genoegen fchenken. Maar ik wil u niet verbergen , dat de mensch niet altoos in den toeftand van wetkzaamheid en genoegen is; dikwyls, zeer dikwyls, komt by.ook in den ftaat van lyden: de dingen die hem omringen, veroorzaaken hem niet altoos aangenaame, maar ook vaak onaangenaame gewaarwordingen: dit is niet geheel te veranderen : zo lange wy gezonde zinnen hebben , zo lange deeze voor vergenoegens geopend zyn, zo lange ftaan zy ook voor lyden bloot. Zou het niet, ten minden in deezen toeftand, goed zyn, dat men zyne gedachten verftrooide? ik weet wel dat dit den lydenden dikwyls aangeraaden wordt; men zegt hem: ,, Gy moet uwe gedachten verftroojen ; uwe „ gedachten van de onvolkomenheid van uwen toeftand „ aftrekken, en op andere dingen vestigen, dan zult gy „ uw lyden vergeeten en het zal niet meer op u wer,, ken"; doch, naar myn gevoelen is dit een raad die met behoedzaamheid dient gebruikt te worden, wanneer zy niet hoogst onaangenaame gevolgen na zig zal fleepen: wanneer ik een bouwvallig huis hadde, dat my alle oogenblikken moeite maakte, en ik wi.de, om my vandat verdriet te ontdaan, myne opmerkzaamheid van het zelve aftrekken, my door gezelfchap, fpel en vermaaken verftroojen, zou dan daardoor heihuis verbeterd worden? dit geloof ik riet: geduurende myne verftroojingen zouden de breuken van lyd tot tyd wyder, het dak meer en meer befebadigd worden, en het huis eindelyk inftorten ; dit zouden dan de gevo;gen myner verftroojinge zyn. Heiaas! met veele lydende mentenen gaat het op deeze  KORTE VOORSTELLEN. XXXIII. 5jf wyze: zy lyden, willen hunne fmart vergeeten , ver. Itroojen zig , geduurende dat hunne rampen aangroejen en eindelyk onherltelbaar worden. Een lydende daarentegen, die zyne gedachten by zig heeft, niet biootiyk over het onaangenaame van zynen toeftand, maar ook over de middelen, om dezelven te veranderen en over het aangenaame, dat nogaltoes in dezelven verborgen is, ernftig nadenkt, kan ook zelfs in de verfchrikkeiykfte omftandigheid vergenoegen vinden : er zyn voorzeker weinige rampen in de Natuur te vinden , die den mensch , welke zyne gedachten by zig heeft, welke alle zyne krachten aanwendt, ten einde middelen te zoeken, om dezelve te veranderen, niet afwenden kan : hy wordt byna almagtig, en verricht dingen, die alle menschiyke kracht fchynen te boven te gaan: de gevangene ontlaat zig van zwaare ketenen en doorgraaft den dikften muur; de nooddruftige, wanneer het gevoel zyner behoeften heirï aanzet, om alle zyne krachten in 'r. werk te ftellen, wro^t bergen om, en verandert onvruchtbaare velden in vruchtdraagende valleien; de kranke die reeds aan den rand des grafs wandelt, vindt door lang nadenken eindelyk tog een middel tot zyne redding; de door ftorin in het water heen en weder flingerende, heeft hy flechts tegenwoordigheid van geest genoeg , grypt het eerst (Tuk houts het beste aan, irotféert daarmede de baaren, arbeidt zig met het zelve door den dood heen en bereikt gelukkig den oever. En wanneer ook de lydende niet oogenbliklyk in ftaat is, om zig van zyn lyden te ontdaan, zo is hy tog door de tegenwoordigheid zyner gedachten, altoos in ftaat, hetzelve te verügten : ook in den droevieften toeftand, fpoort zyne opmerkzaamheid het een of ander op, dat hem genoegen veroorzaakt: want zou er wel een toeftand in de wereld zyn, waarin men in 't geheel niets tot verligting zou kunnen bybrengen? Bedenk 't gebruik van uwe leên, In vreugde en wederwaardigheen: Bedenk, doorloop geheel uw leven —• Zyn ze u niet allen alles waard ? Kent gy wel eenig goed op aard Waarvoor ge er één zuudt willen geeven? O ja wanneer ons ook alles ontbrake. wat anderen genoegen verwekt, zo zou ten minften de opmerkzaamheid op de bekwaamheid, de kracht en onfchatbaare waarde van onze ledemaaten ons nog vervrolyken; en wanneer ook dit ons ontviele, zo zou er zig gewis nog iets anders aan onze opmerkzaamheid ontdekken, dat ons in droevige oogenblikken vervrolyken kon. Myn waarden 1 gy die voorzeker allen wenscht een recht vergenoegd leven te leiden. ziet hier het puncr, waar gy met de bevordering van uwe genoegens een begin maaken moet; niet met uwen «itwendigen toeftand, maar met u zeiven; gy moet na de beheer.  56 C G. SALTZMAN, VOORSTEttEN.XXXll!. fching over uwe gedachten ftreeven, dezelve altoos op den tegen, woord.gen toeftand leeren vestigen, en zo uwe ziele mee? wl2. zaamheid, meer gevoeligheid voor het genoegen, meerTrachT om de ongemakken i.ws toeftands wegteruim'en, verfchTffe: ómb ee," ï h«' Z,° u al hK overige onnut; ofthoongy de behoorelvkflnen kfndefbeW90ndet; \T "V «Sen g.uds berefee- ?5eZ,!. h..neenvorstlykaf "en verkregen haddet! zo zou u dit ..lies mets helpen; want geeft een menigte der fchoonfte fchilderyen waarmede een kamer behangen is, aan den blinden wel eemg genoegen? wanneer hy geloofde, dat door de verfraajiTg van fZ ï IV ***% tevredenhe " zou bevorderd worden, zoud gy hem met beklaagen? zoud gy met tot hem zeggen, arme man] verbete™ rf!nLUW- rSen,'-da" ZUlt 8y in uw kam« eene menigte dngen vinden, d.e u vreugde kunnen veroorzaaken; doet gy dk met, zo is alle pracht aan dezelve voor u onnut: en even zo on nut is ons het fchoone en goede in de Natuur, wanneer wy niet door de behecrfch.ng van onze gedachten, onze ziel zin en vat baarheid voor hetzelve weeten te verfchaffen: zonder dit brenet zelfs degeleerdneid niets tot het genoegen van ons leven by • wan. neer gy t.en geleerde mannen en tien landlieden naast elixer tolde, zo zoudt gy onder de laatfte altoo, meer vrolyke en ver. genoegde vinden, dan onder de eerfte; want door het ftreeve, naar geleerdheid, trekt men altoos zyne opmerkzaamhei, a'van den tegenwoordigen toeftand; wanneer meS zig beftendta danrin oefent, zyne gedachten niet fomtyds terug roept en 0^^", tig, die om ons zyn, zo kan men zig ligt zulk eene v rftroojmg gewennen, die ons tot alle bezigheden, die eenige ople cnX d vereifchen, onbekwaam; omtrent het fchoone en goede, dat om looVma\T °°S' e" tD£ dC Verbete™8 ™n onzen toeftand zo?g. Neemt derhalven, myn lieven! myne vriendfchaplyke bede ter harte, en geeft u moeiten, om u«re gedachten fteeds byu te hebben; laat nimmer de voorftelling vCn een genooten genoegen van eene ontvangene beled.ging, van eene aanrioenlyke voórd?agt eins boeks, dat gy geleezen hebt, van een aanstaand yenatgen of verdriet, zo levendig by u worden, dat het u in uwe bedreden of genoegen ftoort; maar oefent u dagelyk in de groote kunst , om uwe gedachten altoos op het tegenwoordige te vestigen En weet gy wel, welke dag onder alle de danen'uws hiertoe het geichikrst is? de tegenwoordige.^ed^ hTik hie van tegen u gefproken; heden hebt gy mogelyk, wanneer gy opmerkzaam geweest zyt, lust daartoe gekregen; heden is df ve?ftroojing uwer gedachten nog niet zo zeer uw gewoonte geworden, als zy het worden zal, wanneer gy ze n-eermaalen herhaalt: hoe langer gy deeze oefening rerfchuift, hoe zwaarer zy voorTwordt en wanneer gy ze eerst als mannen aanvangen wilt, zo zal ze u byna onmogelyk zyn: gy kunt er niet te vroeg mede beginnen" want met den aanvang derzelve, zult gy ook beginnen een ree"; yrolyk en vergenoegd leven te leiden: ieder vergenoegen ziih gy fJwZ zoet,.»1\eid finaaken;.anvanglyk in ftaat worden ic tl £™ , vermmderen: alle uwe bezigheden zullen u ligt ei ean bron van genoegen worden; en hoe veel goeds zult gy niet iUH"eitWerk\n! a\anderen n°S *™ naauwlyk, met "entende gedeelte van hunne kracht arbeiden, zult gy reeds met uwe geheel onverdeelde kracht uwe bezigheden kunnen verrichteT; !a! m,l r°lïke,,za u dic met opwekken cm fleeze oefening met alle ernst te beginnen ?  VIER-EN-DERTIGSTE VOORSTEL. Over mattheus xvi. vers 24- W navolgen, die verlochene zig zelves en nteme zyn kruis op, en volge my. T^of zy den algoeden o 0 0, die ons j e s o s , zynen zoon ^zonden heeft, om ons uit de elende. waann wy door onze dwaalingen geftort zyn, te verlosfen en ons den wesr tot ons tydlyk en eeuwig heil aantewyzen! Dank zy den algoeden god, die de leere van jesus uit de enge grenzen van Palestina, over de wereld verbreid, en ze ook tot in onze landen overgeplant heeft S dank zy Hem, dat Hy ze van de tyden onzer voorvade. ren. tot de onzen ftaande gehouden heeft, op dat ook wy dezelve leeten en haare weldaadige werkingen ondervinden kunnen! , , O algoede god! laat, daar ik thans een gedeelte deezer weldaadige leere voordraagen en yerklaaren zal, uwen geest op my rusten, op dat ik den waaren z.n derzelve vatte , met klaarheid en nadruk voordraage, en yv bv allen die my hooren, werkzaam zyn moge! Bewaar de zielen myner toehooreren voor alle verftroojing, en bepaal hunne aandacht op myn voorftel, ód dat zy hetzelve bevatten en tot hunne verbetering eri vertroosting, de gezegendfte gevolgen er van mogen ondervinden: amen! . Ik herinner u thans, myne waardften! aan eene leering, welke iesüs onze Heer, eenmaal aan zyne vrienden £f'. en die hy aan aile zyne toekomende beydeis en fes ook aan ons, nagelaaten heeft ? zy >s deeze: fT» my Wl navolgen, die verlochene ztg zelve, en neeme rv« kruis op, en volge my JHet aantal der geenen, die zig navolgers van Jesus noemden, is ten allen tyde zeer gtoot geweest; uoch ik twvfel er zeer aan . of allen , die zig dus noemden, zulks wel met recht deeden: iemand volgen, zegt niets anders, als dien weg te betreeden, die zo iemand ons voorgegaan is; en de weg die jesus ging, was eene II. d e ei» H  Irsa s& bedroefden 23g, zocht Hy door Godlyke vertrLtLT de oorzaak zyner droefneid weeteneempn1 a * s* van zynen geest te vermmdS• ï0?d?H^h fm"tea zo bezorgde Hy hun voldlJ ', v ?. Hv h°ngengen, een menfgte Snk ™^n'dfe n ^ vonden hulp by Hem - en daar H, H?,m t0e' etï de dwaalmg de hoofdbron™?/%dac ~&-enden 'SSE&JÏ alle zyne krachten aan om die te ftoppenT Hy was altoos x.n Hy zig vnendfchaplyk onderhield -r en zyn onderhoud vvas altoos leerryk: van ieder* onverfchSe zaak fcide Hy het gefprek op de eene of andere rcbadelvke dwaalmg, of op eene algemeen nuttige waarheid en zocht zyn gezelfchap de ongegrondheid en fch l ylhetd van de eerde, en de voortreffelykheid van de laatfte, begrypbaar te maaken: aldus geleek Hy de zon , d.e licht, warmte, "leven en vrolykheid veï fpreidt, zo verre haare ftraalen kunnen werken Wnt gy alzo, myne waardften! jesus navolgen, zo moetgy Hem in zyne werkzaamheid, voor het ménsen! lyk geluk zoeken gelyk te worden : gy moet uw" wert zaamheid me,: alleen tot de verbetering van uwen eS*en toeftand bepaalen ; maar andere menfehen als delen van u befchouwen, voor wier welzyn te arbeidenZ verpl.gt zyt; gy moogt niet gevoelloos by het lyden vS ' uwe broeders zyn ; maar moet u verpligt achten hun te redden op middelen te denken, om hun van hunne elenden te bevryden, en wanneer uwe krachten hiertoe niet toerykende zyn, ten minrten door troost en goedsn raad hunne lasten trachten te veriigten > daar de dwaajing de  KORTE VOORSTELLEN. XXXIV. 59 bron van alle elenden is, moet gy uwe krachten aanwen, den, om het getal der dwaalingen te verminderen: door opmerkzaamheid en nadenken moet gy u zeiven opklaaren, en dan uwe opklaaring aan allen, waarmede gy verbonden zyt, zoeken medetedeelen : ja, wanneer gy vooroordeelen ontdekt, door welken een groot gedeelte menfehen ongelukkig gemaakt zoude worden, zo moogt gy u niet onttrekken om dezelven tegentefpreeken, en zo uwe lydende broeders verlosfen : dit heet jesus natevolgen : gevoelt gy u nu ook geneigd in deeze betekenis jesus navolgers te weezen? Ja groote Heiland! ja, Ik volg u willig na; Wie zou myn leidsman kunnen weezen Na 't eeuwig zalig vaderland? Leidt gy den ftervli.ng by de hand, Dan heeft hy hel noch dood te vreezen. Maar wanneer gy in deezen zin jesus wilt navolgen, zo moet gy ook de voorwaarden vervullen , die Hy u voorgefchreven heeft, en deeze zyn over het a'gemeen moejelyk: De eerfte is.gy moet u zei ven verlochenen , dat is, gy moet u zeiven leeren ontzeggen , wat uwe zinlyke begeerten verlangen : als gy goed wilt werken, zo moet gy alles kunnen ontbeeren , wat u aangenaam is, om in het werken van het goede onverhinderd te kunnen voord, gaan. Gevolglyk moet gy u voor groot gemak, verdarteling en weeklykheid, hoeden , en u gewennen zwaare en moejelyke bezigheden te onderneeraen; want de redding eens elendigen menfehes eischt fomtyds fpoedige hulp; wildet gy die verfchuiven tot een uur waarin het u gemaklyker zou zyn , zo zoudt gy met uwe hulp te laat komen: de krankheid uws vriends richt zig niet naar u gemak, gy moet u den flaap, uwe gewoone genoegens ontzeggen kunnen, zo gy hem redden wiit: de volbrenging eener goede daad, vordert dikwyls eene lange oefening, bezwaarelyke reize, geduldige uithouding van ©ngunftig weder j zoudt gy hier toe wel gefchikt zyn, H a  PO C C. 8 A t T Z M A », WU goede cod! wil toch myn hart voor weeklykheid bcwaaren; Laat, daar de pligt myn hand begeert, myn hand haar kracht niet fnaarenF. Schenk my gevoel voor 't heilig xo«, Waarmêe de pligt het harte voedt» drongen worden g dS 16 Werken' rasch dwaalende terecht wvst wieZfden ,V£f;OOSt' eene zieie, zoudt gy u dan Wel geneigd gevoelen beriahZ den^e onderneernen, die u niet IJ^Tor^ ^ L .ZUlke «'kiezen, van welke gy onmiddel¬ baar nut kondet trekken? o ja veel, zeer veel goeds biyft er m de wereld achier/om dat er zTwInfeJ  KORTE VOORSTELLEN. XXXIV. tf? menfehen zyn, die belangloos genoeg zyn, om onbeloonde moeiten te onderneemen. ' Iedere goede daad wordt ook niet door de wereld ge. prezen; veelen zyn zo gefield dat zy in ftilte moeten geoefend worden , zullen zy haare waarde behouden : wilt gy, by voorbeeld, de lydende nooddruft onderfteunen, zo moet het zonder gedruis gefchieden; want dat gedruis zou u befehaamen, en die befchaaming, zou u veel onaangenaamer gewaarwording veroorzaaken, dan het gebrek zelf: menig een goede daad is ook by een ander onbehaagelyk. en wordt van hem mispreezen: ZO ev nu by alle uwe handelingen de verwerving van roem wildet bedoelen, zoudt gy dan niet alle goede handelincen moeten achterlaaten, die den roem in den weg zyn, of waarvan fommigen wel aan openlyke laster zyn blooteefteld' zoudt gy niet liever blinkende dan nuttige bezigheden ondernemen? verftoor alzo myne waarden! by tyds uwe begeerten na rykdom en roem, het zal u anders onmogelyk zyn, om jesus natevoigen: Geef, eeuwig goeddoende ©pperheer! Dat ik noch geld noch goed begeer'; Laat 's werelds eer my niet bekooren! Stop voor den vairchen roem myne «oren; Laat my veeleer, Almagtige Opperheer! De ftem der ilille demoed hooren. Maar dit is nog niet genoeg voor een echt navolger van jesus, er wordt van hem nog meer gevorderd hy moet zyn kruis op zig neemen : het kruis was de belooning, die de wereld aan jesus gaf, voor de trouwe en yver, waarmede Hy haar best gezocht had; van deezen tyd aan is het kruis een zinbeeld van lyden geworden , dat men om der deugde wille verdragen moet: wie my navolgen wil, die neeme zyn kruis op zig, betekent dan niets anders, als hy zy bereid, voor de deugd, allerleie lyden te ondergaan. Gy moet alzo,myn geliefden! ook deeze voorwaarden vervullen, wanneer gy goed werken, en op deeze wyze jesus navolgen wilt; dan, hoe kunt gy het goede wer• H 3  e." <5. s A L T Z U A N, ken, zonder daardoor te mishaagen, die geene, die het goede zoeken te verhinderen? en hoe kunt gy hun mis. haagelyk zyn, zonder dat zy u hun afkeer van u, door las ter, verachting en vervolging doen gevoelen' neem eenen armen aan, fta eenen bedroefden met uwen troost by, en men zal u veelligt daarover befpotten, ofu onedele oogmerken toefchryven : onderneem het, en tast vooroordeelen aan, die algemeen aangenomen zyn; die den ouderdom zo veel als gewettigd heeft, en gy zult u den haat van alle die geenen op den hals haaien, die deeze vooroordeelen aankleeven: het eigenlyke kruis zullen zy u wel n.et opleggen, want die baVbaarfche tyden, waarin men den vriend der waarheid aan het kruis liet flaan, zyn, dank zy god! voorby; maar zv zullen u op allerieie andere wyzen, of doo/vWborgeS benadeelmg. of openbaare vervolging, zoeken te kren- IZr'al ee" vyanduVa" aen Grenst of des Staats voorftellen, en u den haat van allen, die aan dien Godsdienst en Staat ondergefchikt zyn, op den hals zoeken te laaden: fchuwt gy nu dit, dan zyt gy ook niet fterk genoeg, die eerebaan te betreeden, op welken iesus voorgegaan is; want by de eerde goede daad, die gy onderneemt , zult gy tegenftand vinden. en lafhartig terug wyken: maar hebt gy moeds genoeg, alle lasteringen , befpottmgen, benadeeiingen en vervolgingen t* ondergaan, die dikwyls het Joon der goede handelingen pleegen te zyn, dan zult gy ook in ftaat zyn, iesus natevolgen en in den kring die u aangeweezen is veel kwaads te verhinderen, veel goeds te werken- hebt gy dan moed Hem natearbeiden, die zo veel voor u gearbeid heeft? te lyden om zynent wille, die het leven voor a gelaaten heeft ? 4 Ja 'k wil voor jesus alles waagen; Ter zyner eer noch fmaai noch plaagen Ontzien; ik blyf met vasten moed Gekluisterd aan zyn eeuwig goed. De voorwaarden die ie sus zyne na volgeren voorlegt zyn wel zwaar; maar zeer groot is ook hun loon ■ de weg, waarop Hy ons leidt, is de weg der vryhéidwant door dat wy leeren ons ontzeggen wat onze zin-  KORTE VOORSTELLEN. XXXIV. 6$ Jykheid vordert; dat wy onze begeerten na rykdom, onze zucht na roem verftooren, verbreeken wy de kluisters die de meeste menfehen draagen ; maaken wy ons onafhanglyk van de dingen die ons omringen: de menfehen zyn veeial zo flecht niet als zy fchynen: veele wenfehen het goede, en zien gaarne dat het gefchiede — maar hetzelve te werken, daartoe hebben zy geen kracht genoeg: de kluisters die zy draagen, maaken hun zo krachtloos, dat zy het by hunne goede wenfehen moeten laaten berusten: een zacht bed, eene warme kamer, eene goede maaityd, een paar ftukken gouds , eene vleiende loffpraak — deeze zaaken, die zo klein fchynen wanneer men ze noemt, zyn evenwel voor veele menfehen fterke kluisters, om welke te verbreeken, zy geen krachts genoeg gevoelen, en die hun van de beste verrichtingen afhouden: een flaaplooze nacht, een regenachtig weder, eene opoffering van een paar ftukken gouds, een donker of fpotachtig gezicht, zyn voor hun zuike fchrikbaarende vertooningen, dat zy hun al den moed tot goede daaden beneemen: ziet welk eene hoogte hy beklimt, die deeze kluisters leert verbreken ; die deeze fchrikbeelden leert befpotten ! De weg die jesus betrad , is de weg tot wysheid en waare fterkte van den geest, te meer, om dat die met lyden verbonden is; want het lyden.de rampen, zyn de beste middelen, om ons verfland te fcherpen, en onze ziele kracht te geeven : hoe zwaarer de fmarten zyn , des te fterker poogingen fielt men in 't werk om op middelen te denken en zyne krachten aantewenden, om dezelve te verdryven : zo ontwikkelen de fmarten alle de krachten der ziele, die by hem altoos blyven fluimeren, welke zyn leven in beftendige rust doorbrengt. Hebt gy niet wel de gefchiedenisfen van braave deugdzaame menfehen geleezen, wier leven weldoen was? die hunne broeders van den rand des verderfs terug voerden? die het leven, de tevredenheid van ongelukkige redden ? die de behoeftigen uit de bleeke klaauwen des hongers bevrydden , de ondeugd beftreeden en de deugd bevorderden ? ingewortelde vooroordeelen uitroeiden en door de waarheid geheele landftreeken verlichtte? wat gevoeldet gy toen aan uw hart ? fteeg toen niet in u den wensen op, om in de plaats van zulke menfehen te zyn ?  64 C.G. SALTZMAN, VOOR STEL! EN. XXXIV. fprak uw hart niet in u : „ ach mogt ik een zö waardig ^ „ zo gelukkig mensch weezen , die zo veel goeds gewerkt ,, had"! en zulke menfehen worden zy, die jesus navolgen: iedere dag van hun leeven wordt met goedé daaden bekroont, waar zy wandelen , zien zy de aangenaamfie uitwerkzelen hunner braafheid en deugd. Het einde van den weg, dien jesus ging, was de hemel en de eeuwige loon gods: die onbeftendige genoegens en gemakken, die Hy zig ontzeide, zyn door gods hooge vreugde; het fchandlyk kruis dat Hy onder luide hoon en befpotting droeg, is Hem door den roem die Hy federt zo veele honderd jaaren op den geheelen aardbodem, welke hy in alle hemelen bekomen heeft, duizend, duizende maaien vergolden geworden. Schept moed, myne geliefden! neemt het befluit zo veel goeds te doen, als u mogelyk is! utv gemak, aardsch voordeel, en ydele roem voor de goede zaak opteofferen, by de werking van het goede, niets, nog listigen nog geweldigen tegenftand te fchuwen. Schept moed! uw voorneemen zal in den hemel ryklyk vergoden worden.  VYF- EN-DERTIGSTE VOORSTEL. Over mattheus xviit. vers 3. Indien gf u. niet verandert, en wordt gelyk de kinderen, zo zult gy in bet koningryke der hemelen getnzints in gaan. Dank zy u, groote God! met woorden en gedachten; Ons harte wordt verrukt als wy uw gunst betrachten: Van d'eeiften polsllag af, genieten we uwen zegen, En tot den jongften toe heeft ieder goeds verkreegen. jjjat het opkomende geflacht zig thans dankbaar verheul, is de wensch van alie braaven! de opvoeding van°de nakomelingfchap, het oogmerk om er goede vrolyke menfehen van te maaken, is thans vry algemeen : wat anders is het afzicht van de oprichting van dit ons kweekfchool, dat met zo veel moeiten en kosten onderhouden wordt, als het geluk en de welvaart van u myn' leerlingen, die eens onze" opvolgers zult zyn, en onze plaats zult vervangen, wanneer wy, op gods wenk, deeze aarde zullen verlaaten! By deeze aigemeene pooging, om door eene goede opvoeding het geluk der nakomelingfchap te bevorderen , moet er ons ook aan gelegen iiggen, om ta weeten wat jesus, van wien bekend is, dat Hy met het oogmerk om 't geluk van alle menfehen te bevorderen , in de wereld gekomen is,en dat hy dieper,dan iemand, in het menschiyke hart inzag, wat Hy voor grondregelen , met betrekking tot jonge menfehen, en hunne opvoeding, gehad heeft. Hy heeft over de kunst der opvoeding even zo min, als over eenige andere wetenfehap, een zaamenhangend leerboek opgefteld, of laaten voorlchryven; maar altcos by wandelingen, by maakyden en andere gelegenheden, zyne meening er over geuit, en zyn oordeel er over laaten invloe,en ; doch ieder deezer oordeeien en voorftellingen, zyn zo leerryk, dat 'dezelven wèi nagedacht, ftof voor geheele boekdoelen bevatten , en g.heele opvoedingsplannen daarop gebouwd kunnen wotdeti. Tot een voorbeeld wij ik u thars één zyner oordeeien bybrengen en verkiaaren. II. deel. I  G. C. S A L T Z M A N, Op zekeren tyd ontftond er onder zyne leerlingen, die altoos m de meening ftonden, dat jesus een'aardsch konmgryk zoude oprichten, en dar Hy daarop doelde, wanneer Hy van zyn hemelsch koningryk (prak, een ver. lehil over hunnen rang in hetzelve; ieder geloofde, van wege zyne verdienften, gerechtigd te zyn, tot de voor. naamfte plaats in hetzelve; en daar zy het hieromtrent met eens konden worden, bragten zy de zaak ter beoordeehnge van jesus: Wie is, vraagden zy, do groot (te m het koningryke der hemelen? jesus beantwoordde dit op eene gantsch onverwachte wyzehy nam een klein kind, (om verfcheidene redenen komt my waarfchynelyk voor, dat het een kind van twee of drie jaaren geweest is;) en ftelde het naast zig: daar zy nu vol verwachting waren, wat Hy hier mede aantooncn wrlde, zeide Hy: vrienden ! gelyk dit kind moet gy worden I ik verzeker u, wanneer gy uwe gedachten niet verandert, wanneer gy niet wordt gelyk de kinderen, zo kunt gy niet aan myn ryk, dat is, aan de gelukza. ligheid, deel krygen, die ik voor u bereid heb: wie in zyne gezindheid het naast aan dit kind komt, die is de grootfte in het koningryke der hemelen. Hoe onverwacht dit antwoord aan de vrienden van Jesus moet zyn voorgekomen, kunt gy ligtlyk daaruit nagaan , dat het ieder van u even onverwacht voorkomtwant daar het zeker is, dat wy met de toeneeming onzer jaaren en krachten , gemeenlyk de denkwyze verliezen , die wy als kinderen hadden; daar wy met de afle"gin«deezer denkwyze veel volkomener fchynen te worden&, zo fchynt het niet alleen onmogelyk, maar zelfs nadeelig te zyn, dat een' volwasfenen te rug keert en een kind gelyk wordt. Maar wanneer wy deeze uitfpraak eens ryplyk'na. gaan, zo yinden wy evenwel, dat het eene uitfpraak h^™ ' de" mensch &eheel doorgezien Want befchouw zeiven een kind: verwerft het, door zyn lief, vnendlyk, open en vrolyk gezicht, niet op eenmaal uwe liefde ? hoe hard moet hy zyn, die zulk een kind kan aanzien, zonder het lief te hebben, zonder nyging te gevoelen om het te omarmen en te kuslenen! belchouw het na eenige jaaren! en gy zult dit beminnenswaardige gezicht niet meer vinden; gy zult er msrktekenen van ontevredenheid, drift, geveinsdheid  KORTE VOORSTELLEN. XXXV. €7 in bemerken, die zig, helaas! met de toeneeming der jaaren meer vestigen: deeze opmerking kan ieder maaken, en hy zal ze waar bevinden: ik zal poogen de oorzaaken natefpooren, die deeze treurige verandering te weeg brengen: uit deeze opmerking kan ik reeds met recht vastftellen, dat wy met den wasdom van ons ligchaam en onze krachten, veele voordeelen verliezen, die wy als kinderen haddeH, en dat jesus gewigtige redenen gehad heeft, wanneer hy de volwasfenen toeriep: Wordt gelyk de kinderen'. Laat ik er u eenigen van voordellen: ik vind aan alle kinderen (ik fpreek van twee of driejaarige kinderen,) dat zy geene de minfte trotschheid op hunnen ftand of vermogen hebben :„het kind dat adelyk van geboorte is, omarmt broederlyk den kleinen zoon des daglooners;kuscht hem, deelt zyne fpyzen, zyn fpeelgoed met hem; laat hem aandeel aan al zyn vergenoegen neemen: na eenige jaaren zie ik dit kind weder — god ! welke eene treurige verandering heeft by hetzelve plaats! hoogmoedig gaat het daar heen , als of het gevoelt, dat het iets meer dan andere menfehen is: de jonge daglooner groet het vriend, lyk; het knikt hem naauwlyks toe: hy wil het broederlyk de hand drukken; het trekt dezelve met tegenzin terug: hy wil het aan de oude vriendfehap herinneren, die zy met eikander ais kinderen hadden, en het gelaat zig , als of het zig naauwlyks kan herinneren hem ooit gezien te hebben: is nu dit kind verftandiger, of onverftandiger geworden? waarlyk onverftandiger; want alle voordeelen die geboorte ons fchynen te geeven, zyn ingebeelde; in den grond zyn wy allen gelyk; wy hebben door de geboorte alle gelyke krachten., gelyke behoeften, en wanneer er eenig onderfcheid beftaat, zo komt die niet zo zeer van den ftand, als van de kracht of zwakte der ouderen voord: wy zyn aan gelyke fmarten onderworpen; zyn allen tot den dood en opftanding beftemd; moeten langs een en zelfden weg ons geluk zoeken, en wanneer wy voor den algemeenen Rechter ftaan, geit geen rang of geboorte meer: wy hebben geene waare voorrech • ten, die de proef kunnen uithouden, als die, die wy ons zei ven, door getrouwe oefeningen aanwending onzer krachten geeven: is het nu niet zeer wys, wanneer j esus de volwasfenen toeroept: Wordt gelyk de kinderen! wanneer gy niet de inbeelding op uwen ftand en andere uitwendige voordeelen laat vaaren; wanneer gy niet gelyk 1 2  <58 C. G. S A L T Z M ü w, kinderen pleegen te doen, alle menfehen als uwe broeders befchouwt, zo zyt gy niet vatöaar voor het geluk dat ik u had toegedacht 1 Een fterflyke natuur, heeft Goel elk mensch gegeeven. En ook gegronde hoop op een oneindig leven, Indien men flechts met alle kracht zyn eeuwig heilgen wil betracht. Befchouwt de kinderen verder, en gy zult in hun eene hartlyke liefde voor de Natuur, eene rechte geneigdheid, om zig met haar bekend te maaken, ontdekker: zo rascn het kind zyne voeten gebruiken kan, befchouwt het de kamer ais zyn gevangenis, en zoekt beftendig gelegenheiu om dezelve te ontvlugten: het juicht en ipnngt, wanneer het hem geiukt, in een tuin, of in het open veld te komen; hier plukt het bloemen ; daar jaagt het een infectjen na. of verheugt zig in het gezang der vogelen: het verheugt zig, wanneer het zig door den regen voelt bedruipen, en door zamengevloeid water gaan kan ; lagchende ziet het den biikfem aan, en maakt zyne moeder opmerkzaam op het geluid van den donder: het bevind z.g wél wanneer een ligt, iiatuurlyk kleedjen, zyne leden dekt, en weent, wanneer men het op eene onnatuurlyke wyze de ribben in een harnas knellen wil: het fchuift in 't gemeen de gekunfteide fpvZen, wanneer die niet met zoetigheid fmaaklyk gemaakt'zyn, van zig, zo rasch het een fchotel met ooft ontdekt: geeft het alle verfierfelen, die de ydeiheid bedenken kan, en toont het een lam, of een vogel, of een levendige bloem, wat zal het verkiezen? zal het niet het eerfte verwerpen en greetig na het andere grypen ? - zo handelen kinderen. En de volwasfenen? niet allen, maar evenwel het grootfte gedeelte , handelen geheel anders: hun lieffte verolyf is hun kamer; een paar fneeuwvlokken of regen, droppen, of een door regen bevochtigde weg, fluiten hen in dezelve op; zy fcb.nven hunnegordynen digt, om net hgr te weeren dat de biikfem in hunne kamer lebiet, en beeven by iederen donderdag; zy fchaamen zig in eene natuuriyke k!ediZJ/-e Jrienden de ^rinnering gedaan had; den b/ 3* tnl^T" ' V°egde Hy er de woor! en behandel ^Ti ' ? 'S: Wle een kiüd aanneemc zoudT dt dj yk-,k £ aaMeeme" en behandelen weldaad h J r!^1*' a,s of ^ % *>'ven eene KïkvSn^" hadde: ^ preekt derhalven niet van edere onig \aml^ke 0p?asrinS der ónderen, niet drk nSren " rThtl"g;.maar Ook van de Pooging , om de b Srivk llS m^en,,nivan J E s °' optevoederf, hun InViT ï e l,efde' de Jlefde v°or de Natuur de zon? nïd feToen ht d* «tegKï eene edele dtd = ^ dk doet'die doet waarlyk wereld me^fj ^ beZ°rgt °P daeze w?ze der zvn die nït h Zek.Cr V°°r het goede werkzaam zyn oie met een hart vol eenvoud, dat voor ieder on. fchuld.g vergenoegen openftaat, door 00™ fchlhï wandelen en vreugde ver^ampl™. . 'cpePPIDö hrnprfprlvV,. j verzamelen; die met een hart vol welken om ït?V ver5afflel4e vreugden onder allen welken om hun zyn, verdeelen; hun voor het srenot derzelven vatbaar maaken, en zo het getal der gelukkLeri vermeerderen: menig daad die men als groot v vsr wTngTener'ftfd f vvordenfT K wmg eener ftad, de verovering eens ryks, het uitvin den eener nieuwe kunst, zyn daaden die veel glans óm ■ zig vefpreiden; maar ik geloof, dat daardoor naa wi?" zo veel waare vreugde in de wereld gebragt woX als door een mensch , die naar de meening JlrlV^hn van jesus, opgevoed is: het is ook niet te veel ReS? weldaad bewezen *^£B?^^™™ hart vol onfchuld en broederlyke liefde, is een daadlvk werktuig voor ]s,vs, waardoor Hy zyne afzichten be voedert en de lom der gelukzaligheid en vreu^t mo?'LiS eeneJ^ignge opwekking voor allen die zfe met de opvoeding van kinderen bezig houden en of deTdZebe^kt of tZ WCr,ken' "^^öTZ reio Deme.kt of beloond te worden: deezen zvn in rnn* ITn SLZhï gh°ede' d3t Zy in de wereld" w 'rken ntr ln l ' d,e,'n 1 verborgen zier. Dit is ook eene opwekking voor ons, myne broeders > daar wy ons aan de opvoeding gewyd'hebben: erzja  KORTE VOORSTELLEN. XXXVI. 75 nog veelen, die het goede, dat daardoor gewerkt wordt, niet bemerken willen; er zyn nog verfcheidenen die onze poogingen befpotten; wy hebben nog met veele en memgiirleie zwaarigheden te kampen: zou dit ons moed» loos maaken ? wanneer wy voordvaaren met onze leerlingen naar goede grondregelen te vormen, hunne harten voor hoogmoed op nietige voorrechten te bewaaren; broederliefde by hun zoeken aantekweeken; wanneer wy in hun den fmaak voor de edele eenvoudigheid der Natuur onderhouden, de begeerten, om in de Natuur, god's groote boek, in 't welke nog onmeetbaare fchatten van wysheid, die nog geen fterveling vond, verborgen liggen , in hun zoeken aantevuuren , wanneer wy het geloof aan de alles regeerende Voorzienigheid in hun bevestigen, en hun voor angftige zorg voor het toekomende bewaaren , hunne onfchuld en openhartigheid zoeken te onderhouden; o, dan werken wy waarlyk niet te vergeefsch : de in 't verborgen ziende god is getuige van onzen arbeid; en geen werkloos getuige, neen! een getutge, die door zynen zegen, welken Hy op ons kweekfchool uitftort, ons' zyne goedkeuring te kennen geeft; wiens groote loon iedere goede pooging ryklyk vergoeden zal. Gy volwasfenen onder onze leerlingen! wanneergy uwe krachten met de onzen vereenigt; wanneergy tracht uwe jongere vrienden de vooroordeelen te ontneemen, die zy waarfchynelyk medegebragt hebben; hun voor alles waarfchouwt, wat hunne edele eenvoudigheid, hunne onfchuld, hunne openhartigheid benadeelen kon, dan arbeidt gy ook niet te vergeefsch; god ziet, god beloont het. En onze loon zal niet verre zyn, wanneer wy het geluk hebben, om jongelingen by ons te zien opwasfen , wier zielen van de gewoone vooroordeelen, die gelyk eene heimelyke pest in de wereld woeden, en de mensch. lyke tevredenheid vernietigen, vry zyn; die met kinderlyke openhartigheid, by elkander leeven; op wier aangezichten vrolykheid en onfchuld uitgedrukt (laan - welk een zegen ! welk een loon! wanneer zy eens in hunnen eigenen werkkring komen , waarin zy de grondregelen , door welken zy hunne tevredenheid voDden, verder uitbreiden ; wanneer god alsdan getuige is, van al het.goed, dat, van de wereld ongemerkt, uit ons klein gezelfchap in de wereld vloeit — welk een zegen! welk een loon voor ons! welke eene vergelding wacht ons in de toekomande wereld, wanneer wy door onze poogingen d-a K a  Ja 'k wil hier vrolyk zaojen Gerust van gnntfcher hart Dat )k den oogst zal maajen, Bevryd van alk fmart Dat my uw licht btilraale, Barnihanig Hemelheer! Uw diérbre Zegen daule Op mynen arbeid neêr; Zo zal ik na myn fterven Nog beter loon verwerven Oir ,7 <^/>y?! waar vind ik woorden, om die goedheid uittedrukken, die Gy ons toen beweezen hebt! Gelyk de geest des menfehen, Wanneer zy zig uit het beklsedfel des ligchaams losgerukt heeft, en op eene nieuwe plaats van uw onmeetbaar Ryk gefteld worde, van vergenoegen bedwelmt, de nieuwe wonderen aanfchouwt, die Gy voor hem bereid hebt, zo ontvingen wy ook de menigte van nieuwe vergenoegens, die wy by onze intrede in de wereld hadden, toen onze iongë voor de eerfte keer lucht ademde; toen het weldaadige licht van den dag in onze oogen draalde; onze ooren de hartlyke ftem der moeder vernam; toen de traanen van dankbaarheid, die zy voor haaren Helper en Redder weenden, op onze wangen vielen; haare moederlyke kusch ons het eerfte gevoel der liefde mededeelde , en ons gehemelte het zoete voedfel fmaakte, dac Gy in haare borst gelegd had. O Vader myns levens, hoe kan ik U vergelden, root al dat goede, dat Gy aan my gedaan hebtl Ik dank u voor het leven, My van uw hand gegeeven ; Ik wyd het u geheel — Eén wenk flechts van uwe oogen, Heeft my aan 't niet onttoogen , En fchonk my 't edelst deel. Door uwe goedheid ben ik aanweezigi door uwe góedheid ben ik van het eerfte oogenblik myns levens tot nu toe onderhouden geworden; want waar zou ik, waar wy allen zyn, wanneer niet uwe onzichtbaare hand, ons óverfchaduwd hadde? voor lange waren reeds deeze oogen voor het fchoon der fcheppiog gefiooren, en onze geest door menigerleie ongelukkige toevallen der aarde bedweimd geworden: hoe weereloos lagen wy in de eerfte weeken onzes levens daar neder, en kenden nog niet de gevaaren, die in ontelbaare gedaanten o,n ons heen zweefden ! nog was aan ons niet bekend de doodende kracht des vergifs, de kwetfende kracht des ftaals, en de fmarten die het vuur kan veroorzaaken; nog waren onze ledemaaten te zwak, dan dat zy de in. L 2  S* c* 8 A 1 T Z M A Bt S^f fmar,!e!l ZOuden hebben bunnen tegenaan» onze Schepper had ons geene andere wapenen gï~ ' als onze traanen en jamraereode ftem; en evenwel Z' fe„ l^J^***"0*'"* er med/te kunnend rie ! ten wat ons noodig was: ons kinderlyk gefchrei dröntot in het bmnenfle van het moederlyke hS fhe DeeS? het gevoelde onze fmart, zy ylde on? onze traanen tftil. Jen; n.emand was :n ftaat om ons geween te wederik ï* de aroeidzaame vader verliet zyn: bezigheid •„ r„ ! * tot onze hulpe toe; het J O Vader aller vreugde! Alem zien we uwe goedheid, U, dien de Seraphs danken, U danken ook de wormen! O maak toch onze harten Voor uwe vreugden vatbaar] Uw gebed, myne waardftenl is verhoord; de Vader aller vreugde zal uwe redelyke wenfehen vervullen; want Hy is in het midden van ons; kan Hem wel eene gedachten van ons hart verborgen biyven ? kan wel een gebed , een wensch zyne al.es omvattende kennis ontgaan? Hy, wiens eeuwige werkzaamheid het bevorderen der vreugde is, zou Hy dezelve wel ontzeggen, aan de geenen, die ze redelyk wenfehen en zoeken? en Hy kan ons ook zo veel vréugde geeven, als wy noodig hebben: er is niets zo groot dat Hy niet geeven , niets zo zwaar, dat Hy niet mogelyk maaken kan; want, hoor myne waardften! welk een magtig Heer uw Vader is : alle krachten der Natuur zyn 'Hem onderdaanig • wanneer m den zomer de hitte der zon de aarde verzengt; wanneer mensch en dier naar verkwikking fmachten, en alle de aardgewasfen hunne bladeren treurende laaten nederhangen, wie is in ftaat als dan hulp te verfchaffen» o gy Monarchen! die natiën onder het juk gebragt hebt, op wier wenk honderd duizend gewapende mannen r-ereid ftaan, fcun£ gy dan he]pen, kun£ gy he£ verwe,_ kende aardryk, kunt gy de uitgedroogde bronnen weder herftellen ? welaan! ontfluit uwe lchatten ; laat uwe vreesverwekkende heiren zamentfekken, om "het fmachtende veld te verkwikken ! neen, gy kunt dit niet doen, gy zyt hiertoe even zo onvermogende, als de armfte ^r onderdaanen: maar dan komt de Almagtige met, Hy geeft flechts eenige wolken eenen werk, en zy gehoorzaamen , zy breiden zig uit, fpreiden zig wyder over ons heen; de zengende ftraalen der zon worden door dezelve tegengehouden: nu beginnen zy te murme. len en beiooven aan de bewooners der Aarde haare hul-  KORTE VOORSTELLEN. XXXVIII. jt pe; het dondert harder, de lichtftraalen fchieten om ons heen, en er valt een warme, doordringende regen — de firiachtende Aarde drinkt denzelven in; ieder boom, iedere bloem, iedere halm, houdt zyne bladeren, even. gelyk drinkfchaalen toe, vangt god's verkwikking op en. zuigt dezelve in : en evengelyk de pelgrim , die, in eene waterlooze woestyn ronddwaalende, daar nederzonk, wanneer hem eenen Weldaadigen reiziger voorby gaat, hem onder de fchaduw eens booms nederligt, hem van den voorraad zyns waters mededeelt, en zynen uitgedroogdenmond vochtig maakt en verkwikt; even gè. lyk deeze weder opleeft, en nieuwe krachten in zyne leden gevoelt, beurt ook alles zig weder op, en ftaat vrolyk en verfrischt over einde, wanneer god zynen verkwikkenden regen gefchonken heeft: milioenen planten en dieren, die op het punct ftonden van te verfmachten, heeft Hy gered; met ééne wolk, in weinige oogenblikken gered — o Vader van alle vreugde! hoe veel vermoogt Gy! T geploegde land gevoelt den zegen Die 't indrinkt met uw' balfemregen; 'T geploegde land zingt ook uw lof, Zyn dank klimt tot in 't hemelhof — 'T geboomt gevoelt uwe dierbre zegen, 'T gebloemt verfrischt door uwen regen, 'T ftaat op als in een feestgewaad, Waarop uw lof gefchreeveu ftaat — Geheel Natuur gevselt uw' zegen, By 't drinken van uw balfemregen 5 'T zingt uwen lof, al wat uw mags Uit enkel niet heeft voerdgebragt. Welk eene treurige ftilte heerscht op zekere tyJen over de geheele oppervlakte der aarde, die aan de heer. fchappy des winters onderworpen is! het ontbladerde bosch ftaat daar als ontkleed ; de bladen die voor deeM &  pfc C. G. SALTZMAN, zen in hetzelve ruischten, zyn afgevallen; zyne anders zo vrolyke bewooners en zangers nebben het verlaaten — het heir van infecten dat in zynen fchoot gonsde, is er niet meer; deszelfs nakomelingfchap ligt onder de dikke fneeuw als begraven ; doodlyke ftilte heerscht door de geheele lucht; zelfs de beeken en rivieren, aan wier boorden wy ons zo menig zomerfchen avond verheugden , zyn door het ys dat dezelve bedekt, het ftilzwygen opgelegd. Treedt nader, bedwingers der wereld! treedt nader, en beproeft wat uwe magt vermag! ftort de verftorvene Natuur weder leven in! fchenkt den ledigen grond, zyne voorige vrolykheid weder — te vergeefsch! — gy vermoogt niets. Maar nu behaagt het god dit te doen; Hy zendt eenen warmen wind , deeze ftrykt over de aarde heen, en fchynt dezelve toeteroepen : leeft weder op, o allen gy die in den Jlaap ligt! — de lente nadert! en te gelyk keert het leven in de Natuur te rug: het ys vloeit weg , de fneeuw verfmelt, en vloeit in bruifende ftroomen van de bergen af; het bosch teelt loof, den grond wordt groen , de wereld der infecten ontwaakt, der vogelen lofzang vervult de lucht, het leven dat de Natuur fcheen verlaaten te hebben keert terug — o Vader aller vreugden ! hoe veel vermoogt Gy! U predikt zonnefchyn en ftorm; U predikt ftrand en meêr: Geef, roept ook de allerkleinfte worm, Geef mynen Schepper eer! Ik, roept de boom, in al zyn pracht, Ik, roept de bloem ben voordgebragt Door de Almagt, geeft dan de Almagt eer! Zo ligt als het den Almagtigen is leeven en vreugde in de wereld te ftorten , even zo ligt is het Hem ook, fchrik en verftooring, om zig heen te verbreiden; en dan zyn de krachten der Natuur veel te zwak, om Hem tegenftand te bieden.  KORTE VOORSTELLEN. XXXVIII. 03 Befchouw eene ryke koopftad! hoe veele eeuwen mogen niet wel over derzelver opbouwing en aanwas verloopen zyn 1 welke groote fommen gelds! hoe veel menschiyke kracht werd er niet vereischt om dezelve te doen bloejen ! nu ftaat zy daar; haare hooge torens en paleizen brengen, reeds op eenen verren afftand, den reiziger in verwondering; in alle ftraaten is haare rykdom zichtbaar; haare magtige inwooners werken van het eene einde der aarde tot het andere : maar nu behaagt het den beheerfcher der wereld, deeze ftoute ftad zyne magt te laaten gevoelen: in de ingewanden der aarde ontftaat een gedruis ; zy beeft — alie paleizen wankelen en het noodgefchrei der burgeren vervult de lucht — nog éénmaal beeft zy, en de paleizen ftorten ia en be. graaven haare inwooners : almachtige god ! wat zyn wy tegen U! in weinige oogenblikken verbryièlt Gy dat geen, waaraan veele duizende menfchenhanden eeuwen gearbeid hebben, Hoe veel kosten, tyd, nadenken en arbeid wordt er gevorderd om een vloot uitterusten! zy is tot ftand gekomen, loopt uit, en draagt eene armée, met alles voorzien , wat het menschiyke verfland , tot bederf der menfehen verzonnen heeft; de inwooners der afgelegenfte eilanden, tegens welke dezelve uitgerust is, fidderen voor haare aankomst: maar de beheerfcher der wereld mishaagt deeze onderneming en aanftonds ondervindt zy dit: zwarte wolken betrekken den hemel en maaken den middag tot nacht; de ftorm huilt in de zeilen , de zee wordt ontftuimig, de ftorm wordt heviger, de golven worden grooter en woester, de heldhaftigfte krygsman beeft, en eene doodlyke bleekte overdekt zyn gezicht: o gy mensch! die geloofde in ftaat te zyn om de wereld te dwingen, waar is nu uwe magt ? ziet de dapperfte van uwe krygslieden worftelen met den dood! — kom , red hun ! zy kermen, zy fmeeken, zy wringen hunne handen - gy die hun aanvoerde, die hen aanfpoordet om hun leven aan de zee toetevertrouwen - komt, red hun! - ach! uw geheele koningryk is niet in ftaat den almagtig werkenden god te wederftaan ; Hy flingert uwe fchepen van klip tot klip ; verbreekt uwe masten gelyk zwakke netftaven; het een na het andere zinkt, en den volgenden dag is de zee bedekt met de lyken der M 3  $4 C. C. UlTZMAHj geenen, die landen veroveren, lieden verwoesten zon. den: o god! hoe magtig zyt Gy! wie in de geheels wereld is in ftaat uwe magt te wederftaan! Wie is 't die uwe grootheid ziet ? De mensch befeft uwe almagt niet; Aardbeeving, donder, wind en zee, Zyn uwe dienaars; wilt ge ons wee, Da» geeft gy zwaard of pest bevel5 Ja ook het alleriierkst geitel Wordt door een' wind in 't graf geblazen — Uw magt moet al wat denkt verbaazen. Myne waardften ! wanneer deeze waarheid, god it aitnagtig, onophoudelyk in uwe ziele indringt, zo zal zy u, zo lang gy goed doet, een zeker tegengift tegen alle zwaarmoedigheid,eene onuitputtelyke bron van dereinfte vergenoegens zyn: o myne vrienden! er huisvesten in uwe zielen een menigte wenfehen, wier bevrediging gy zoekt, en aan wier vervulling gy, uit hoofde van de bepaaldheid uwer krachten, twyfelr: ach! wanneer zy goed, met de oogmerken des Almagtigen overeenkomltig zyn, hoe ligt kan Hy ze dan vervullen! er is niets zo groot, dat Hy niet geeven kan! hoe gering is tegen Hem de magtigfte mensch! — Daar ligr een krank kind, dat weemoedig kermt, en met den dood reeds worftelt; de bitter bedroefde ouders, liaan by het wiegjen teweenen, en wringen beevende hunne handen — hun geheel vermogen willen zy geeven , om hunnen lieveling te redden — maar het kan niet baaten; het hangt alleen van den beheerfcher der wereld af, of de dood zal zegepraalen, dan of het ftervende wicht des levens zoetigheid weder fmaaken zal; zelfs Vorften. krachten, in het onberekenbaarfte getal, zyn in dringende ongevallen, niet toereikende, de gebeden die aan hun gefehieden, te vervullen : wat vreest gy dan, o mensch! zo lange gy naar god's wille leeft! zyt getroost en onvertfaagd; werkt voord, niets zal u verhinderen , alles zal voor u wyken, alle klachten der Natuur moeten uw afzicht helpen be« vorderen.  KORTE VOORSTELLEN. XXXVIII. S$ Gy wordt kleinmoedig, wanneer uw lot onaangenaam is; wanneer ligchaamiyke fmart of knaagende zorg, of toekomftige wederwaardigheid , u ontrust, en gy geen middel ziet om u te redden ? doch waar toe deeze kleinmoedigheid ? is ooo niet uw Vader? zal de Vader zyn kind wel laaten verlooren gaan ? is het aan Hem die de wereld beheerschr, aan de geheel Natuur wetten voorfchryft, niet ligt, u in beangftigende oogenblikken redding te bezorgen? Hef 't hoofd om hoog — wie houdt het fterrenheir In ftand? — wie dwingt met zynen wenk het meir? Is 't God niet? — Ja! 't is God, o mensch! Bepaal dan by zyn' wil uw' wensen. Maar kan hy wel deeze troost op zig toepasfen, dis niet god, maar zyne eigene lusten gehoorzaamt? kan hy wel met overtuiging den Almagtigen zyn Vader noemen, die op zyne wille geen acht flaat, maar die in alle handelingen zig biootiyk naar zyne eigene nygingen richt ? ach! voor deezen moet g o d's almagt verfchrikke'yk zyn: hy kan god niet als zynen Vader; als zynen vyand moet hy Hem befchouwen, die zyne onbepaalde magt aanwendt, om zyne oogmerken te veryde. delen — eene verfchrikkelyke gedachte, met welke de inwendige rust onmogelyk beftaan kan. Alleen de deugdzaame, die met alle mogelyke trouw en naauwgezetheid naar god's wille handelt, ook dan , wanneer zyne neigingen hem tegenfpreeken , wanneer hy zyne geliefdfte begeerten moet opofferen, alleen deeze kan god Vader noemen; alleen voor deeze is god's almagt niet verfchrikkelyk, alleen deeze kan van Hem verwachten, dat Hy zyne almagt ren zynen beste zal aanwenden, want voor wien zou Hy ze anders gebruiken, als voor zyne kinderen? op dat dan god's almagt ons niet ver* fchrikkelyk zy, op dat wy uit dezelve troost en bemoediging fcheppen, by de wederwaardigheden ons moed verfchaffen mogen, zo zy ons geheele leven aan de deugd gewyd! laat ons met naauwgezetheid vermyden, wat wy voor onrecht houden, en volbrengen wat wy voor  0tSc. G. SALTZMAN, VOORSTELLEN.XXXVIII. onzen pligt erkend hebben; onze driften maatigen; voor benadeeling van onzen broeder ons hoeden en gaarne verheugen die kinderen van onzen Vader zyn: Myn waardften ! ftemmen uwe zielen met dit befluit in; hebt gy het oprechtlyk genomen ? ikhoopeen vei trouwe van ja! wel nu, wanneer wy ons dan met die naauwgezetheid gedraagen omtrent god, gelyk de kinderen omtrent hunnen Vader, zo mogen wy ook ftaatmaaken, dat Hy ons als Vader zal behandelen, dat hy door zyne almagt alle Waare elenden van ons zal afweeren, met zyne alvermogende kracht", ons zo veel vreugde zal toefchikken, als wy in onzen toeftand noodig hebben: laat ons daarom niet alleen van ons verfland en menschiyke gunst, maar van den Aimagtigen ons geluk verwachten , en wy zullen nin te vergeefsch op Hem vertrouwen!  NEGEN-EN-DERTIGSTE VOORSTEL. Over de grootheid, waar na G. SALTZMAN, on vermoeiden vfyt, zo hoog ftygt, dac hy het groovte deel zyner broederen in doorzicht overtreft, wanneer hy verfcheidene taaien fpreeken, den loop der fterren be» rekenen en met zyn verftand indringen kan, in dat geene, wat aan veele anderen onnavorschbaar is; of wanneer hy van da gefteldheden der gryze oudheid, van den ftaat der verst afgelegene landen fpreeken kan , zo noemt men hem groot, en niet geheel ten onrachte; maar wanneer deeze zyne grootheid alleen geduurig zoekt te vermeerderen en zig niet bemoeit, om dezelve tot nut zyner medemenfehen aantewenden, is dan zyne grootheid niet onnut? gelykt hy niet aan een' gierigaart, die zyn geheele leven lang flechts verzamelt, en niet daarop denkt, hoe hy met zyn verworven vermogen, anderen van nut zyn kan ? aan wiens zyde de behoefttgen verfmacht, en de onfchuld troosteloos weent? Deeze verblindende, doch onnutte grootheid, zy, o mensch! beeld des weldaadigen god's! zy niet het voorwerp van uwe pogingen ! Dat nuttig aantewenden, wat ons de vader geeft, Is zyn bevelen achten , is christelyk geleefd. Hoed u o mensch! dat gy niet haakt na eene grootheid , die voor uwe broederen fchadelvk en verfchrikkelyk is! De grootheid van veele mentenen, die zig den verblindenden bynaam van groot verwierven, was var? deezen aart; zy wierven talryke legers aan, en verfterkten daardoor hunne kracht; met deeze drongen zy in nabuurige provinciën , vielen woedende aan op allen die hun wederftonden, vermoordden hunne broeders en vergooten hun bloed; overheerden en plunderden de landen en dwongen derzelver inwooners hen te gehoorzaamen; wanneer zy zig dan beroemen konden, dat zo veele duizenden door hen aan ftukken gehouwen en vertreden waren; dat veele fteden door hen waren verwoest, en door hunne zucht tot verovering, de grenzen van hun Ryk uitgebreid waren, dan gaf eene oorlogzuchtige flaaffche fchaar, hun den vleiënden bynaam van groot/ Welke eene verfchrikkelyke grootheid! hoe veel merafchenbloed moest vlieten, hoe 'veele menschiyke fchedels moesten gefpleeten en vermorfeld, hoe veele ftroomea traanen van bedrukte weduwen, kinderlooze moeders,  KORTE VOORSTELLEN. XXXIX, 9J> hulplooze weesjens, verarmde burgers en landlieden, moesten vergooten worden , om deeze grootheid te kooyen! kan zo eene wel voor den geenen, die niet geheel ongevoelig voor het lot van zynen broeder is, flechts een oogenblik beroemenswaardig zyn? Welke eene onteerende grootheid! zelfs de rover, die, in het bosch verborgen, op den reizenden loert, hen aanvalt en uitplondert, tegen hunne traanen en handenwringen zyn tygershart verhardt, en eindelyk den dolk in den boezem ftoot, aan dien hem wederftand biedt, ook deeze heeft die grootheid: geef hem gelds genoeg, waarvoor hy legers kan werven, hy zal in korten tyd even zo veele verwoestingen aanrechten,even zo veel menfchenbloed vergieten, als menig een, die met den bynaam van groot praalt. Welke eene elendige grootheid! hoe verblindende zy ook zyn moge, is zy evenwel het kenteken van Haver» ny : alleen de geene, die flaaf van zyne driften is, die z'g door roem-en hebzucht beheerfchen, en omtrent de fmart en vreugde van zynen broeder geheel gevoelloos maaken laat, alleen deeze is voor zulk eene grootheid vatbaar. O dat zy u allen affchuwelyk zy! nimmer ryze in uwen boezem eene trek na grootheid, die door mensch. iyke traanen, of dierbaar menfchenbloed gekocht moet worden. Dat my geen eigenbaat bezielej O groote Schepper! richt myn daên! Doe me eerst voor uwen zetel kniele, Eer ik myn hand iets doe beftaan; Zo word het recht door my geacht, Myn naaste niet ten val gebragt. Streef veel eer, o mensch! na weldaadige grootheid ; oefen uwe krachten, op dat gy in ftaat moogt zyn uw broeders te verheugen, hunne elende te verligten; want deeze is alleen de waare grootheid, die wy by den grootften welken wy kennen, by den regeerder der wereld, aantreffen: ga alle zyne werken door, gy vindt nergens iet, dat alleen aanweezig is, om bewondering en verbaazing te veroorzaaken; alles is aanweezig, om bet vergenoegen zyner leevende fchepfelen te bevorderen: wanneer zyne zonne zichtbaar wordt, zo dringt leven en vreugde in alle bewooners der aarde, die zy befchynen kan, en wanneer de kleinfte bloem zig N 2  C. G, SALTZMAN, opent, zo wachten er reeds eene menigte kleine fchep. felen , die zy door haare lappen moet laaven: hoe meer wy de Natuur befchouwen, hoe meer wy deeze waarheid bevestigd vinden: god's grootheid is ook aan den geringften mensch, wanneer hy anders goed en onbevoorooideeld is, niet verfchrikkelyk: hoe ligt zou het Hem zyn, het geheele mensehiyk geflacht in éénen dag te dooden! Hy behoefde onzen aardbol, flechts nader aan, de zon te brengen, zo zou het gantfche menschdom met den dood worftelen, even gelyk de kleine onzichtbaare bewoocers eens waterdroppels daa.heen fterven, ais de droppel die zy bewoonen, vei droogt: maar Hy doodtze biet-; zyne grootheid is veel eer werkzaam, om alles wat aanwezig is te verheugen ; Hy laat zyne zonne fchynen, laat het regenen-, belchikt ftorm en fneeuw, om het vergenoegen der aardbewooneren te bevorderen : wanneer Hy fchynt te verftooren, zo bouwt Hy op ; de woningen , die zyne biikfem verzengde, die zaaden 'die zynen hagel verpletterden, worden rasch weder verbouwd en verarbeid , om de dingen in andere gedaanten weder ten voorfchyn te doen komen: zelfs, wanneer Hy de menfehen doet fterven, doet Hy niets anders, als dat Hy ze levendig maakt, terwyl hy hunnen geest van de kluisters bevrydt, die hunne werkzaamheid in het ligchaam bepaalden. Hoe meer zig de mensch naar dit voorbeeld regelt des te grooter is hy. Zyne grootheid is ook in den nederigften ftand Zichtbaar: wanneer gy in de hutte des landman* komt, die de krachten welke hy verkregen heeft, daar toe aanwendt, dat hy vieugde om zig verbreidt; wanneer gy ziet, hoe zyne velden van koorn golven, zyne vruchten groejen, zyn vee vol vrolykheid en kracht rondfpringt; wanneer gy bemerkt, hoe on. fchuldig en vrolyk zyne kinderen fchertfen.; hoe rein, gezond en werkzaam zy zyn, met welke eene hartJykheid zyn braave vrouw hen ontvangt, hoe orde, zindlykheid en overvloed, in zyne kleine hut zicht' baar zyn - zyt gy dan wel in ftaat zulk een man, die zo werkzaam voor het vergenoegen zyner medemenlchen is, uwe hoogachting te ontzeggen'  KOSTE VOORSTELLEN. XXXIX. lol, Maar veel, zeer veel belangryker, veel achtbaar» is de waare grootheid van een perfoon, die door zyn ftand boven .anderen verheven is: een vorst die zyne krachten aanwendt om wèl te doen - hoe groot is die niet' Hy heeft de middelen in handen om alle zyne wenfehen te vervullen ; hy heeft, het vermogen om te verdrukken , te verwoesten; als hy den geenen, die hem mishaagt, in de gevangenis werpt en zyne goederen na zig trekt, wie durft zig tegen hem verzetten ? en wanneer hy by al zyn vermogen om te verwoesten en te verdrukken, dit evenwel niet doet, hoe groot is hy dan! een ingetogen liefderyk vorst, is veel grooter, dan een mensch, die in nederigheid even die zelfde deugderfuitoefent, want hy heeft altoos meer verzoeking om kwaad te zyn, en heeft des ook ongelykmeer kraents noodig, om het zelve te overwinnen. Maar in zyne handen zyn ook de middelen, om recht veel goeds te doen : wanneer hy daarvan een verftandig gebruik maakt, wanneer hy zyne krachten aanwendt om wèl te doen, welke gezegende werkingen worden er dan in eenen korten tyd zichtbaar: het land bloeit op , wordt van eene woeste plaats tot eene thuw; de landman woont zeker in zyn hutte, en verheugt z.g en iuieht over den overvloed, dien hy onder zyne befcherming, door zyn vlyt zig verfchaft; de fteden worden te en» en moeten uitgelegd worden, van wegen de menigte vreemden, die zamenvloejen, om het geluk van zyne befcherming te genieten ; de handel bloeit, en maakt de producten der verst afgelegene landen verkrygbaar: het kwaad vliet bevreesd voor zyne gerechtigheid; de onfchuld is vroiyk en de deugd wordt overal werkzaanier- in de geheele Natuur kenne ik niets, dat den grooten, weldaadigen god , gelyker is, dan zulk een vorst. En zulk een vorst gaf g o d aan u, o Des/au! Gy allen die het geluk hebt van onder zyne befcherming te leeven, gevoelt op deezen dag, op welken god Hem in de wereld deed intreeden, gevoelt uw geluk! en looft Hem, die hem aan u gefchonken heeft. Uw vorst o Des/au ! is groot; maar zyne grootheid is niet biootiyk een voorwerp van bewondering en verbaaziug: zocht'Hy alleenlyk bewondering te verwekken, dan zou hy de pracht en het luidruchtig vermaak bemin* nen; hy zou de zoonen des landmans van achter den N 3  C C. SALTZMANj ploeg wegrukken, in plaats van hem den fikkei, zou hy hem een vuurroer in de hand geeven, en hem dwingen, zyn gevoig te vermeerderen; maar verre van pracht en luidruchtige vermaaken, zoekt hy in ftilte de werkingen der onopgelmukte Natuur te hulp te komen en haare iehoonheden te vermeerderen : de jonge landman gaat onbezorgd achter den ploeg, bouwt zyn land, en wordt by zyne terugkomst van zyne hartlyk beminnende vrouw en hefkoozende kinderen, met vreugde ontvangen: is zyne grootheid wel ooit aan iemand verfchrikkelyk geweest? heeft wei ooit één onderdaan over zyne onderdrukking gezucht? is wel ooit iemand om zyne hardigheid éénen traan ontvloden? O Des/au.' verheug u, uw vorst zoekt zyne grootheid in wèl te doen: herinner u, hoe gy voor deezen onder de lasten des oorlogs zuchtte, hoe grootmoedig hy toen zyne uitgaaven bepaalde, om uwe zorgen te verugten ? zie om u heen , zo verre gy zien kunt en belchouw, hoe aangenaam uw land, zedert zyne mensch. levende regeering veranderd is! hoe uwe wegen, uwe landen verbeterd zyn! vergelykt, burgers van DesCau l den tegenwoordigen toeftand uwer ftad, met die, zo als Zy zig by de aanvaarding zyner regeering bevond ' ziet hoe dezelve van jaar tot jaar verweid, hoe het eene huis naast het andere uit zyn niets opftygt, hoe vreemden uit alle plaatfen zamenvioejen, om het geluk te hebben van onder zyne befcherming te fta;m: hoe hoog za' nog uw ftad flygen, wanneer het god behaagt, zyn dierbaar leven te rekken! O Gy in wiens almagte hand Der vorsten leven ftaat; Spaar, fpaar den vader van ons land, Weer van hem alle kwaad ! Geef dat zyn deugd, zyn wys beleid Nog door den nazaat woid' verbreid. Ziet in hem uwen waaren vader! hoe hy a^s een vader die geenen zyner kinderen beftraft, die anderen trachten te benadeelen, en hun in hunne rusr te ftooren» hoe ieder bedrukte en noodlydende zig tot hem vervoegt," om hulpe vraagt, en niet zonder vertroosting terugge keert! mogt thans den drom van armen hier tegenwoordig zyn, die door zyne werkzaame hand in ftilte verkwikt wordt ; die van zyne tafel verzadiging, van zyne zorge ondïrfteuning ontvangt; die op hunne ziekbedden  KORTE VOORSTELLEN. XXXIX. 103 door hem en zyne waardige gemaalin verzorgd wordt —! mogten hier tegenwoordig zyn die menigte verlaatene kinderen, welke hy een goede opvoeding verfehaftl hunne traanen, hunne dankhaare traanen zouden eene lofreden over hem uitboezemen, veel krachtiger dan ik in ftaat ben te houden. Gy God, die in 'c verborgen ziet, VergJld gy zelf zyn deugd, Spaar hem ook voor het minst verdriet, En fchenk hem de eeuvvge vreugd! Dit is eene menigte goede daaden opnoemen, die onzen geliefden vorst gedaan heeft, een menigte goede inrichtingen bybrengen, die onder zyne regeering tot ftand kwamen, zy zyn u allen bekend: maar daarom, dat zy u bekend zyn, en om dat zyne befcheidene grootheid liever in ftilte, dan onder groote loTpraakea werkt, zo zwyge ik thans daar van: opent zelvea uwe oogen en ooren, en vestigt ze op zyne werken, zo zult gy zyne grootheid altoos levendiger erkennen. Alleen van ééne kan ik niet zwygen, om dat die my te na aangaat, om dat myn hart daar van vol is: het is ons kweekfchool en deeze godsdier.ftige gehoorzaal : hoe zeer ook ons fehool door onze vyarden belasterd worde, zo zyn evenwel de weldaadige werkingen van bet zelve onlochenbaar: federt deszelfs gronding, is door Duitschland eene zichtbaare, weldaadige omwending tot ftand gekomen : de yver, de opvoeding, de fchoolen te verbeteren, is van hetzelve voordgevloeid, en werkt van de grootfte fteden af tot de kleinfte dorpen toe: en het is heden ten dage, dat god zig van deeze middelen bedient, om van tyd tot tyd een kloekzinniger foort van menfehen voordtebrengen: uit ons kweekfchool is reeds menig goede, werkzaame man voordgekomen, die in de uiterfte provinciën van Duitschland het goede werkt. En is dit kweekfchool niet door de werkzaamheid en gunst van onzen Vorst aanwezig? wie heeft het opgericht? wie fchoot daar toe da aanzienlykfte fommen gelds? wie gaf ons die ruime gebouwen, onze aangenaame tuinen? kwam het -niet alles van zyne goedheid en menfchenliefde ? En welke heerelyke inrichting, wier groote waa'de veelligt van het tegenwoordige geflacht niet recht op.  104 C. G. SALTZMAN,VOORSTELLEN. XXXIX. gemerkt wordt, maar waar voor het nog ongeborene volk, god zal looven, welke heerelyke inrichting is deeze Godsdienftige gehoorzaai , alwaar Christenen, zonder aanmerking op de kerk tot welke zy belyden, zig verzamelen, ftichten en hunnen gemeenfcbaplyken gód en gemeenfchaplyken Verlosfer verheerelyken kunnen ! - er is dan een plaats in de wereld, waar Christenen als broeders, als leden van een zelfd ligchaam, waar van christus het hoofd is , by elkander zyn, die wederzydfche haat vergeeten en met liefde elkander omarmen kunnen! leopold fredrik frans, fchonk deeze plaats aan de christenheid! mogt dezelve toch onder god's zegen een vruchtbaare zaadkorrel worden, uit welken zig broederlyke liefde en eendragt ontwikkelden en over de gantfche christenheid verbreidden ! o gy allen die de waardy deezer inrichting weet te fchatten! bid g o d , dat Hy ze in ftand houde en zegene! Zegen, zegen, groote Schepper! zegen 't pad tot waar geluk! Dat nog lang de dierbre vrede \ hier haar heiige treden drui.k'! God des vredes en der liefde! trek uw hand van ons niet af! Bouw door ons de broederliefde; delf voor ons de twist een graf. Erkent dan, myn waarden! hoe veel goeds de alzegenende god u door uwen Vorst doet; gedenkt, zo dikwyls gy in uwe gebeden tot god nadert, aan den vader van uw vaderland, aan zyre deugdlievende gemaalin en veel beloovend geflacht, en fmeekt Hem dat Hy hen befcherme en zegene! volgt uwen Vorst, die in het groot zo veel goeds werkt, in uwe kleinere werkkringen na! ftelt u onzen weldaadigen, waarlyk grooten Vorst tot een voorbeeld in uwe handelingen, zo zult gy ook waarlyk groot worden!  VEERTIGSTE VOORSTEL. Over de vreugde der vieldaadigheid. O God gy zyt het leven en 't weldoen is uw lust; Des pryzen u de volken door heel de wereld heenl Gelyk ook wy u pryzen, o Vader! grooie God! Gy ziet met welbehaagen, op dankbre fchepfels neer. Daar deeze weldaadige Geest, door wien wy allen lieven, ons zo veel goeds gedaan heeft, en Dog doet, zo verhef u, myne waarden ! met my tot Hem, en laat ons Hem onzen eerbied bewyzen. Algoede god! wy erkennen, dat wy allen door uwe genade leeven; wy erkennen, dat Gy de bron en fchepper zyt, van alle vreugden, die door de geheele Natuur ondervonden worden; wy belyden, dat iedere polsflag, iedere aangenaams ondervinding een gefchenk van uwe weldaadigheid is ; ons hart klopt van vreugde, wanneer het deeze goedheid gevoelt, en brandt van verlangen om U welbehaagelyk te worden ; hartlyk ftemmen wy in met de lofliederen, die van alle Herren, uit alle bosfchen, uit alle oorden van uw onmeetbaar Ryk U toegezongen worden ; verfmaad ook onzen lof niet, dat nog maar een zwak ftamelen gelyk is! Eeuwig, almagtig, genaderyk God! Die wyslyk ordent des ftervlings lot: Jehova, o Schepper! wy zien uwe magt, Gevoelen uw goedheid, belyden uw kracht! Ai laat ons toch altoos erkennen, o God! Uw goedheid en orde in's ftervlings lot! Myne waarden! ik twyfel niet, of uw geheele hart is aangedaan, wanneer gy de goedheid van den Schepper der wereld in overweging neemt, en u voorft-lt, hoe zyn eeuwig werk, zyne eeuwige zalighe d beftaat in we.- 11. d E £ Ij. O  10$ C. G. SALTZMAN, tedoen: nog meer behoort uw hart aangedaan te wor. den, wanneer gy bedenkt: wy zyn kinderen van deezen algoeden god; de planeet die wy bewoonen heeft Hy ons gefchonken; a,le de krachten van dezelve aan ons onderworpen en tot onze dienaars gemaakt; ons heeft Hy her vermogen gegeeven om Hem te erkennen en te looven ; ons heeft Hy den weg aangewezen, langs welken wy Hem altoos nader kunnen komen, en ons eindelyk geheel met Hem kunnen vercenigen - wy, wy zyn kinderen van dien weldaadigen Geest, van wien alle vreugden in de geheele Natuur heenftroomt, diens kin** deren zyn wy! Wilt gy deezen hooge naam niet onwaardig zyn; wilt gy met overeenftemming van uw hart, tot Hem opzien, en roepen: myn vader! zo moet gy ook zyne weldaadige gezintheid aanneemen! kinderen van den A'goeden mogen hunne werkzaamheid niet alléén daartoe bepaalen, dat zy hun eigen leven behouden, en alléén voor zig de vergenoegens fmaaken , die zy uit de Natuur fcheppen ; maar ook dat moet hunne hoofdbezigheid, hun hoofdvergenoegen zyn, dat zy het lyden van hunne broeders verminderen , hunne traanen afdroogen, en vreugde om zig heen verbreiden, zo ver zy werken kunnen. Gy hebt dan befloten goed te doen, de fmart der zuchtenden te ftillen? ach ! wanneer dit niet biootiyk by u een voorneemen blyven, wanneer dir befluit werklyk door u uitgevoerd worden zai, zo moet gy met alle ernst die middelen by de hand neemen, waardoor gy anderen goed doen, en hunne k.'agten ftillen kunt: in 't gemeen befchouwt men het geld, als het eenige middel, om lydenden te verheugen; maar 't is eene zeer treurige dwaaling — als of geld alleen vermogend ware, de verlorene gezondheid, weder, te herftellen, en de fmart die aan het hart der lydenden knaagt, te verminderen' alsof god de zaligheid van wèltedoen alleen aan de ryken toegeftaan, en de behoeftigen ontzegd hadde ! neen, myne broeders! niettegenftaande met geld veei uitgericht kan worden, zo ligt evenwel de eigenlyke bron des weldoens in ons zeiven: even gelyk god, de vreugde die Hy aan anderen fchenkt, uic zig zelven neemt,door zyne liefde en magt tot ftand brengt, zo moeten wv ook in ons zelven den fchat zoeken, waarmede wy'anderen verheugen willen!  &ORTE VOORSTELLEN. XL. I©7 Laat ons alzo voor eersc ons hart gewennen, aan het lot onzer broederen deelteneemen: wanneer wy in den morgen ftond de bezigheden en genoegens regelen , die wy dien dag volbrengen en genieten willen , laat ons als dan ook aau die petlbonen denken, die met ons in de naauwfte vereeniging (laan! laat ons dus overleggen : heb ik heden geene gelegenheid om myn naasten te verheugen ? is er naby my geen lydende, geene bedroefde, tot wiens toeftand te verbeteren ik in ftaat ben? - wanneer wy eenen lydenden zien, laaten wy ons dan in desfeifs plaats ftellen en ons zelvau afvraagen : wanneer gy dit verdraagen moest, wat zoudt gy dan in deeze omftandigheid van anderen verwachten? dat zal ons hart, 't welk doorgaands aan niets, als aan zig zelf en zyne eigene behoeften denkt,eene geheel andere (temming geeven, en het deelneemende aan het lot van anderen maaken. Doch deeze deelneeming alleen zoude anderen weinig nut doen, wanneer wy ons ook niet her vermogen zochten te verwerven om hem werklyk te helpen: wy moeten daarom door geduurige oefening , iedere kracht onzer ziele en on?es ligchaams zoeken te verfterken; want wie kan den lydenden raaden, die zelf onweetende is ? wie den ongelukkigen byfpringen, wiens krachtloos ligchaam geen vermogens heeft? wy moeten ons vroeg gewennen moeiten en bezwaarenisfen te verdragen; want de oppasfing van kranken, de bezorging van we. duwen.de redding van eenen onderdrukten onfehuldigen, met hoe veel moeiten en bezwaaren is dat alles meestendeels verbonden , en hoe kan een mensch het onderdaan, die niet geleerd heeft, met verlochening van zyn eigen ge. mak, zwaarigheden te onderneemen? wy moeten leeren onze behoeften te bepaaien en met weinig te vreden te zyn; want een mensch die zelf veele behoeften heeft, die kostbaare maaltyden , kleeding en vermaaken, zig onontbeerelyk maakt, moet alle zyne krachten infpan. nen, al zyn geld byéén fchraapen , om zig zyne eigene menigvuldige behoeften te verfchaffen, zo dat hém noch kracht, noch tyd , noch geld overig blyft om zynen broeder te onderfteunen: wy moeten onze driften zoeken te beheerfchen , wie de bsgeer.ten na zinlyke genoegens niet weet te matigen, is voorzeker omtrent het lyden van zynen broeder gevoelloos; en hy dien de begeerten na de vermeerdering zyns vermogen beheerscht, heeft, O 2  J08 c. ©, SALTZMAfT, voor de vreugde van weldoen weinig over; de k'ank vars het ftomme metaal verwekt hem meer blydiehap, dan de dank van eenen geredden e'endigen: De gierigheid verdooft de deugd. De liefde voor het goud Geefc andre fmart, zig zelv' geen vreugd — Gelukkig des de geen die niet op 't geld vertrouwt. Wanneer wy zo ons hart tot deelneming gewend, onze ziels- en ligchaams krachten verfterkt, onze driften ons onderworpen gemaakt hebben, dan zyn wy ook in ftaat zuchten te ftillen, en vreugde om ons heen te verbreiden : een wys gefchikt man , die geleerd heeft moejelyk. heden te verdraagen, zyne behoeften te bepaalen, zyne driften te beheerfchen , is altoos een engel voor zyn lydenden broeder; van den geringen winst, dien hem zyn vlyt geeft, blyft hem altoos zo veei overig, dat hy den behoeftigen verheugen, den kranken op zyn ziekbedde en den afgeleefden grysaart, wiens magtlooze leden niet meer in ftaat zyn hem te voeden, verkwikken kan: in gevallen , waarin dit boven zyn vermogen is, weet zyn geoefend verfland nog middelen tot red. ding uittedenken, en waar hy zelf niet redden kan, weet hy door zyne voorfpraak anderen tot byftand te beweegen: in de weinige gevallen waarin in 't geheel geene redding mogelyk is, zoekt hy evenwel den lydenden met zyn troost, met de hartlyke betooning van zyn medelyden te onderfteunen : de troost die de ziele eens lydenden toegefproken wordt, de traanen van medeiy* den , die men voor hem vallen laat, kunnen de heviglte fmarten verzachten, en in knagends bekommering verkwikking verfchaffen. En wanneer wy ons in het wéldoen bevlytigen, wat doen wy dan? wy ftillen de zuchten, wy verbreiden vreugde; maar - Jet wèl op het geen ik nu zal zeggen. Terwyl wy weldoen , bevorderen wy onze eigene zaligheid ! onder alle de vreugden die god ons fchenkt, blyft altoos de grootfte, de vreugde van wèltedoen: de meeste vreugden hebben wy met de dieren en infecten gemeen, maar deeze behoort tot god, en geesten die hem gelyk zyn; wanneer er eene grootere vreugde in god's onmeetbaar Ryk ware, waarom geniet Hy^ze  KORTE VOORSTELLEN. XL. iog niet' waarom vindt Hy in wèltedoen alleen zyne zaligheid' kan my een uit veele gerechten beftaande maaityd wel zo veel vergenoegen veroorzaaken, als dat ik my met ééne eenvoudige fpyze vergenoeg, en daardoor het uitgewonnene kan aanwenden , om de kommer van eene zorgende weduwe te verligten ? kan een werkloos, en gemak beminnend man, wel dat hartverkwikkende gevoel hebben, dat een ander geniet, die door de onderneeming van eene moejelyke bezigheid, of bezwaare. Jyke reize, een verlaaten mensch zyne verzorging verichaft hééft ? gevoelt het myne vrienden! of wel het beschouwen eener overvloedigen opfchik, met welken men zvn ligchaam omhangt, zo veel vervrolyken kan , ais het verzorgen van een mensch, dien ziekte of ongeluk van zyne klederen beroofd had; dien men kleeden liet, en hem daardoor in ftaat ftelde, wederom in het gezelfchap der menfehen te kunnen verfchynen? en is wei alle klank van goud of zilver, alle fhaarenfpel, in ftaat om zoo het hart te treffen, als dat een geredde ons toeroept: myn vader! myn weldoener! O wat vreugd gevoelen harten, Die, door zuivre deugd genoopt Hulpe tien in 'snaasten taarten, Hulpe biön zelfs onverhoopt! Ja 't gevolg dier lieve deugd, Is een fchets der hemelvreugd. Wy zyn niet altoos in de omftandigheid van ons te kunnen verheugen , dikwyls flaat eenen drang van wederwaardigheden ons zo neder, maakt ons zo moedloos, dat de geheele wereld voor ons haare fchoonheid verliest — moedelooze lydenden ! weet gy, waarmede gy u in zulke omftandigheden vervrolyken kunt? doet wèl! doet wèi! dat is het werkzaamfte middel om den geenen weder op. terichten die in vertwyfeüng nederzonk: gaat uit! ziet om u heen na eenen bedroefden , eenen lydenden! wanneer gy hem gevonden hebt, doet dan uw best om door uwe toefpraak zyn vertrouwen te winnen; verneemt na de oorzaak van zyn fmart en lyden, en wanneer gy aie weet, denkt dan na, of gy hem niet redden kunt? biedt hem een gedeelte van bet uwe aan, zo hy daar mede geholpen kan worden! of onderneemt voor hem eenige O 3  C. G. S A £ T Z M A N, moeiten ! wordt zyn voorfpraak zyn verdediger by die hem drukken of benadeelen! en wanneer u dar alles nog niet mogeiyk ware, beklaagt en vertroost hem! en gy zult voorzeker gevoelen, dat uw moed weder opleeft, dat uwe ziele weder vroiyker wordt; gy zult niet meer traanen van vertwyfeling , maar traanen vara vreugde weenen, om dat het u gelukt is, iet tot herftellicg van uwen ly. denden broéder bytebrengen; want dan hebt gy gelyk god gehandeld, en kan hy wel van vreugde beroofd zyn, die god in zyne handelingen gelyk is? Dat geen wat u, o jongelingen! thans vreugde veroorzaakt, zal u niet altoos verblyden: wanneer gy by het toeneemen uwer jaaren met zorgen en arbeid overlaaden wordt, dan zal u menige zaak onverfchillig zyn, die u thans vreugde verwekt, en naar maate u de ouderdom nadert, zal u de meeste vreugde verlaaten. Wanneer uwe oogen verdonkeren, zal u de Natuur zo fchoon niet meer zyn; wanneer de werktuigen van uw gehoor ftomp worden, zal het bekoorelyke muzyk, de omgang eens vriends, u zo niet meer aandoen; de meeste Ipyzen en dranken zullen u niet meer fmaaken , wanneer de werktuigen des genots en uwe ingewanden veiilapt zullen Weezen; maar wanneer alle vreugden, even geiyk ontrouwe vrienden, ons verlaaten, zo houd evenwel de vreugde van wèltedoen het met ons uit, tot dat wy van de aarde fcheiden : wie zyn leven lang zig oefende in klagten te ftillen en vreugde te verbrei, den, d:e vindt hiertoe ook in zynen gryzen ouderdom nog gelegenheid, en wanneer hy niets heeft om medetedeeien, zo kan zyne beproefde ondervinding nog goeden raad en troost geeven ; want een man, die door veele jaaren zig een Ichat van ondervi: ding verzamelde, zal m veele verlegenheden zynen jongeren vriend voorflagen kunnen doen , die hem uit zyne bekommeringen kunnen redden; een mensch, die veele jaaren ooggetuige der godlyke leidinge was ; die door herhaalde ondervinding overtuigd werd, dat god den geenen niet liet vaaren die op Hem vertrouwde, en dat zyne hulpe dan het naaste was, wanneer men fcheen verloren te zyn, zal altoos eenen groo.en voorraad van troostgronden hebben, met welken hy den lydenden kan oprichte": en wanneer zulk een mensch, die zyn leven lang weldeed, terug ziet op de afgelegde reis zyns levens,  KORTE VOORSTELLEN. XL. ïir en op dezelve een fcbakel van goede handelingen befchouwt, zig veele menfehen te binnen brengt die door hem opgericht, verkwikt, gered werden, waarvan een gedeelte nog dankbaare traanen op zyn graf zullen laaten vallen, en andaren hem reeds voor den ftoel des Vergelders van alles goeds verwachten — welke eene ha. melfche gewaarwording moet dan zyne ziele niet gevoelen ! Het is zeker, dat wy by den overgang in de andere wereld, het gevoel voor veele vreugden verliezen zullen, die ons hier zeer aangenaam waren, even gelyk de man, het fpeeltuig, dat hem als kind vermaakte, niet meer gevalt: maar het wéldoen verfpreidt zyne vreugde tot in de eeuwigheid: jesus, voor wiens ftoel wy eens allen zullen ftaan, heeft beloofd, dat Hy iederen dronk waters, die wy met een goed hart aan den verfmachtenden toegereikt hebben , vergelden zal; Hem verwacht derhalven in de eeuwigheid , eenen grooten loon , die hier zynen lydenden broeder weldeed! Hy die zyn broeders harte fterkt in 's levens last te draagen j Hy die verkwikt dien lyden moet vindt by zyn' God behaagen, Deez ziet een edlen byfland aan Als waar' die aan hem zelv' gedaan. Weldoen ! weldoen! och neem het toch ter hanen, o gy tot vreugde gefchapene menfehen! weldoen is dan de hartlykfte , de duurzaamfte vreugde, die gy u verfchaffen kunt: twyfelt gy er nog aan? dan zal ik u nog een bewys daarvan geeven — ziet op ons waardig vorstlyk paar! in hunne handen zyn de middelen om zig alles te verfchaffen , waarin de menfehen hun vergenoegen zoeken; maar weet gy waarin zy hunne zaligheid Hellen ? ik behoeve het niet te zeggen, hy moest een vreem'deling in geheel Duitschland zyn, die niet wist, dat zy hunne haogite blydfchap zoeken, in lydenden te onderfteunen en wyd en zyd vreugde om zig heen te verbreiden. Zou het mogelyk zyn, dat iemand daarvan nog niet overtuigd ware, zo ga hy in deeze week aan de plaats, waar onze geliefdfte Iandsmoeder, haar' ge.  Iia C. G. SALTZMAN. VOORSTELLEN. XL. boortedag zal vieren (*), dien dag, die ook voor de armfte menfehen zo merkwaardig is, waarop zig alies vereenigt, wat aanleiding tot de hartlykfte blydfchap kan geeven: weet gy welke vreugde zy voor deezen dag beftemd heeft? geene luidruchtige vermaaken, die de ver* kwisting uitvond! met weldoen viert Desfaifs edele Vorstin haaren verjaardag; haare landskinderen verzamelen zig om haar heen; zy zet zig met de grootfte toegenegenheid als moeder in hun midden neder, deelt met eene milde hand gefchenken onder hen uit, ftelt de zoonen en dochters des laudmans, door haare liefdaadigheid in ftaat, om de vreugden der liefde te fmaaken: welk eene vreugd moet het weldoen niet zyn, wanneer zy voor Vorsten de hoogfte is, die zy zig kunnen verfchaffen! O gy allen die Haar kent en getuigen van haar weldoen zyt! gevoelt hoe zalig die geene is, die vreugde onder god's kinderen verbreidt, en bidt tot den weldaadigen god , dat Hy haar geheele leven met vreugde overfchaduwe, alle fmart van haar verwydere, gelyk zy gaarne verheugt en de fmart der lydenden verligt — weldaadige god! Vergelder van alles goeds! fchenk haar nog lang het godlyke genoegen van uwe kinderen te kunnen verheugen, en laat zy eens voor uwen ftoel uwen grooten loon, voor iedere van haare goede daaden ondervinden ! Nog lange fjsaare uw fterke hand Die moeder van het vaderland! Kinderen van den god die in weldoen zyne zaligheid fielt, Hy bewaare u, dat niet een mensch door u be. nadeeld worde ; dat niet een mensch met recht traanen om u ftorte ! — Hy maake u genegen om de zuchten der lydenden te (tillen en vreugde onder uwe broeders te verbreiden! — Hy laate u de godlyke vreugde des weldoens fmaaken, en door u het gezelfchap zyner gelukzalige huisgenooten vermeerderd worde! fj*) Er is niet ligt eene aandoenlyker plechtigheid te bedenken, dan die van het geboortenfeest van onzen geliefden Vorstin louizf, : by de plaats, waar haar en haars gemaals verftorvene overblyffels eens zullen rusten, viert zy den dag van haar geboorten, verzamelt om zig heen de zoonen en dochteren des landmans; deelt eigenhandig, onder die «enen belooningen uit, die in voorgeftelde wetloopen den prys behaald hebben, onthaalt de ineisjens die zig braaf kweeten allerminzaamst, en geeft aan eenden eene aanzienlyke Uuwlyksgift.  E N-EN-VEERTIGSTE VOORSTEL. Over de weldaaden, die wy aan de geboorten van jesus te danken hebben. OP KERSDAG. Zo lief had God de menfehen dat Hy zyn' Zoon hun zond; Hy (loot in dien Verlosfer met hun een heilverbond. jVj.yne broeders! de dsg der geboorte van onzen Verlosfer, die wy heden vieren, is zeer merkwaardig: de voorwereld verwachtte Hem met verlangen, om dat aan haar verfcheidene beloften gedaan waren, dat er eens een zeer merkwaardig perfoon zou geboren worden , die licht en heil in de wereld brengen zoude; dat van Jerufalem eene leere zoude uitgaan, die alle Natiën als een wet aanneemen , en volgen zouden ; de Kemel zelf nam in de geboorte van jesus deel; want zo dra Hy de wereld intrad, daalde er een menigte hemelfche geesten neder en flensen ter zyner eere een loflied aan. Hoe veel meer hebben wy reden, om ons op deezen dag te verheugen, ons voor god's oog te vergaderen, en Hem voor de door jesus aangebragce groote weldaaden , dank toetebrengen ! want Hy is niet om der tn-elen wille; neon, ten onzen nutte werd Hy geboren3: wat de voorwereld alleenlyk in een donker vooruitzicht zag , dat is voor ons tegenwoordig: wy kunnen byna agttienhonderd jaaren terug zien, en al het geluk opmerken, dat jesus van eeuw tot eeuw m de wereld gebragt heefr, wy wandelen midden iri het weldadige licht, dat Hy ontftak , en voo-zien in de toekomst nog gelukkigere tyden, die Hy voor onze kinderen beftemd heefr. • De lofzang, dia de Engelen, op den dag van jesus geboorte aanhieven, bevat met weinige woorden , de onuitforeekelyk gewigtige weldaaden , die de were'd, die ook wy aan jesus te danken hebben; warit aldus luidt zy: Éere zy god in de hoogte, vrede op aarde en den menfehen een welbehagen l lk geioof dit uur niet beter te kunnen befteeden, als wanneer ik u de hier aangevoerde weldaaden verklaare en haar groot gewigt aantoone. 11. d ee l. i*  128 C. G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. XLH. Dit alles, zeg ik, zal hy thans in veile maate genieten. Wy zien hem wel met weemoedigheid na, maar wy pryzen cok god, die door hem zyn naam zo heerelyk op de aarde Maakte, en hem tot de vergelding geleid heeft! Haleiujth! amen! amen! rust, rust zachtkens in den Heer! Aan het einde van uw loopbaan gaafc ge uw ziel haar' Schepper weêr: Halelujah! amen! amen! zaalge ziel, zing Godes lof, Met het choor der Cherubynen in het eeuwig hemelhof: Smaak voor des Verlosfers troom, 'T onverganklyk deugdeloon. Het beste gedenkteken, dat wy onzen zaligen leeraar en vriend kunnen oprichten , is, dat wy ons door zyn voorbeeld laaten opwekken i ook daar nate ftreeven, dat wy het oogmerk van ons aanweeïen bereiken. Hebben wy ook niet die krachten en talenten ontvangen, die hy van zynen Schepper ontving ? laat ons dan toch die krachten en aanlagen, die wy werkelyk bezitten, zorgvuldig oefenen en wèl aanwenden: hebben wy zulk eene uitgebreide werkkring niet, als hy had, laat om dan , in dat vak , dat g o o ons heeft aangeweezen, getrouw aroeiden! zolikoffbr*s zinfpreuk was: Ik moet werken terwyl het dag is, de nacht kemt, waarin niemand werken kan: deeze zy ook de onze.' laat ons ieder uur van ons aardschleventen besten aanwenden! ieder mensch,wiens welzyn ons toevertrouwd is, op wien wy werken kunnen,zoeken van nut te ?%nl Nimmer! nimmer moet eenig wereldburger onfchuldig door ons benadeeld worden ! altoos moet het onze vreBgde zyn, de jeugd te onderwyzen, te leeren, haare gezindheid te veredelen, de bedroefden te vertroosten, de zwakken te Herken, misverftand ea verwyderingen byteleggen. Lieve kinderen! dit alles zy reeds uwe bezigheid, want wie het oogmerk van zyn leven bereiken , wie de hooge waarde, tot welke cor» hem beftemd heeft, erlangen wil, di» moet vroeg aanvangen, zyn verfland, zyn hart en alle zyne krachten te veredelen. Het is eene onbegrypelyke moeite, wanneer men eerst by toeceemende jaaren aanhangen wil, goeds te werken en zig niet daartoe in de jeugd , de behoorelyke kennis en krachten verworven heeft. Vangt derhalven vroeg aan, om ernftig na het groote doeleinde, dat oor» u voorgefteld heeft, te arbeiden, zo zult gy ook altoos Hem nader komen, altoos meer waarde,innige* beftendige waarde erlangen ! laat ons van ieder üür onzes levens een gebruik maaken, dat met onze beftemming overeenkomt, zo zullen wy met iedereti dag wyzer, edeldenkender, vaster van charakter worden ! het aandenken aan het verganklyke zal ons niet met berouw pynigen ; de fom van het goede, dat door ons gewerkt is, zal zig vergrooten , het getal der geenen die aan ons hun heil danken, zig vermenigvuldigen! de tyd van fcheiden, die geduurig nader komt, zal on» ligt zyn! en de sakomelingfchap zal ons aaDdenken zegenen! ! Heere cod! Vader van ons leven ! laat o»s naar dit hooge doeleinde ftreeven! en vfrfterk ons, op dat wy hetzelve mogea twryken. Amen!  DRIE-EN-VEERTIGSTE VOORSTEL. Ons leeven geijkt aan tenejreize. BY DEN AANVANG VAN HET JAAR. Breng ons fteeds, almagtig cod! onze broosheid in gedachten; Leer ons onze zaligheid boven alle dingen achten ; Hier is onze pelgrimsftand — Boven is ons vaderland. T)e vergelyking van 't leven by eene reize, is reeds oud en ons allen bekend; zy komt dikwyls m onze kerkgezangen en in verfcheidene plaatfen van den Bybel voor; maar dezelve is ook zo waar en leerryk, dat zy wel waardig is, om er ons eenigen tyd mede bezig te houden : wy zyn eigenlyk geene eigenaars van de goederen die wy bezitten, maar even gelyk reizigers , die in eene herberg eenen intrek neemen, een kamer, bedden en ander huisraad voor eenen tyd tot hun gebruik bekomen, en dezelve by hunne afreize aan anderen achterlaaten , zo gebruiken wy ook de goederen, die wy hier fchynen te bezitten, flechts voor eenen tyd, en dan vertrekken wy, laaten alles achter, en anderen beginnenze in onzen plaats te gebruiken. Onze levenstyd is niet anders als een weg, die wy aftereizen en ieder jaar dat wy eindigen, is eene myl die wy afgelegd hebben, en mettegeuftaande dezelve ons dikwyls zeer lang voorkomt, hoe kort is zy evenwel niet, ten hoogden tagtig mylen, by de meesten flechts vyftig of zestig en by veelen nog minder! van deezen weg heb ik nu byna veertig mylen afgelegd,en de helft, mogelyk twee derde gedeelten voleindigd, of ben wel %t op de laatfte plyfterplaats van den weg myns levens: en de jongden van de geenen, die thans in ftaat zyn myn voorftel te bevatten, hebben reeds tien mylen en des ten minden een agtfte gedeelten van hunne reize afgelegd. 11. deel. k  Ï3a C C. SALTZMA N, Daar nu eene reizende, by het bereiken van iedere plysterplaats, in 't gemeen eens omziet, den weg nadenkt welken hy heeft afgelegd en nieuwe inrichtingen tot het vervorderen zyner reize maakt, zo laat ons ook, daar wy thans een jaar geëindigd, en een nieuw begonnen hebben, eens terug zien, en nieuwe befluiten voor het toekomende neemen ! Hoe aangenaam is het verloopene jaar vervlogen! hoe aangenaam, wanneer wy het met het lot van zo veele onzer medemenfchen, onzer broederen en reisgenooten, vergelyken! o hoe veelen moesten in dat jaar met gebrek en fmarten ftryden, en verheugden zig, zo zy flechts her fobere kostje voor hun en de hunnen konden opbrengen! en wy - wy vonden dagelyks alle onze nooddtuften gereed - en niet alleen onze nooddruften, maar ook veelen onzer hadden overvloed, en alle middelen tot vergenoegen! Veele duizenden zullen dat jaar, of geheel, of ten mmften een groot gedeelte van hetzelve, onder veele imarten, op hun krankbedde doorgebragt hebben! en ons bewaarde de goede god by onze gezondheid, of hielp ons, wanneer eene kleine onpasfeiykheid ons overviel, rasch weder op de been: hoe veele menfehen zullen dat jaar, in eene zo beperkte omftandigheid doorgebragt hebben, waarin hun alle gelegenheid afgefneden werd , om hunne kennis eenigermaate te vermeerderen ' en wy, wy hebben de fchoonfte gelegenheid gehad, om ons eenen aanmerkelyken fchat van kennis te verzamelen — kinderen door het dagelyks onderricht en de leerryken omgang met hunne leeraars — volwasfenen, door het aanhooren en leezen der beste vooritellen en nuttigfie gefchriften, welk eene voorraad hebben wy allen niet kunnen verzamelen! o hoe veele duizende myner broederen leefden het verloopene jaar als flaaven 5 zaten aan zwaare riemen gekluisterd, of arbeidden in de afgronden der aarde, zonder vryheid te hebben, van zig in het weldaadige ligt der zonne te verkwikken, of droegen aan hunne voeren zwaare ketenen, waar aan zy door de wreedheid hunner overheerfchers gekluisterd werden: en wy waren in het bezit van volkomene vryheid, zagen dagelyks het ligt der zonne, genoten de aangenaamheden der lente, van den zomer, der herfst en van den winter, mogien alle genoegens genieten die onfeha, deiyk waren» H ■  i32 C G. SALTZMAÏ", betoonden wy daarover onze dankbaarheid ? genooten wr ook onze vergenoegingen altoos met matiging? droegen wy ook de kleine bezwaareniffen die ons bejegenden, altoos met geduld en zachtmoedigheid ! zochten wy ook ieder uur met het meeste voordeel te belleden en wendden wy -dezelven aan om ons ondervinding en kennis te verzamelen, om ons altoos voikomener te ma-ken? gingen wy altoos, dien weg, die god ons door ons geweten aantoonde? waren wy fteeds befcheiden omtrent andere menfehen, onze reisgenooteü , Honden wy hun rn hunnejnoejelykheden by, zochten wy hunne rampen naar ons vermogen te verlichten? ó ik vreeze zeer, dat verfcheidene onder ons ongerust beginnen te worden, wanneer zy deeze vraagen beantwoorden zullen! dat verfcheidene zig bittere verwytingen moeten maaken, dat zy dikwyls god vergeeten, met onmaat.gbeid zyne weidaaden genooten , met morring de kleine onheilen, die hun overkwamen, verdragen, veel tyd verwaarloosd, de pogingen tot hunne volmaaking veronachtzaamd hebben, en omtrent hunne reisgenooten onbefcheiden en liefdeloos geweest zyn » Voor zeker is er niemand onder ons, die in alle deelen zyn gehouden gedrag kan billyken , die niet bekennen moet, dat hy meer dankbaarheid omtrent god, meer matiging, meer geduld, meer kloeke aanwending van zynen tyd, meer infehikkelykheid omtrent zyne broeders had moeten oefenen Er is derhalven een aanmerkelyk gedeelte onzer korte reize niet zo goed en nuttig aangewend gewor. den,,als wel had- behooren te gefchieden: treurige, vernederende gedachten! o god! ontzeg ons, ontzeg ons om onze menigvuldige gebreken, uwe liefde niet, en ltaa ons by, op dat wy in dit jaar meer overeenkomltig ons geweten mogen wandelen! Neem weg, o Heiland! alle fchuld Van onze voorge dagen; Gy hebt aan 't kruis de wet vervuld En 's Vaders toorn gedragen: Gelyd ons voortaan by de hand Naar 't eeuwig zalig vaderland. Wanneer wy vreemde landen doorreizen, gefchiedt  Korts voorstellen» XLIII. ï3Ï het doorgaands met het oogmerk om ondervindingen te verzamelen en onze kennis te vermeerderen: zo wy nu i op de reize onzen tyd niet wel aanwenden, ge. duurig flechts voor ons genoegen en gemak zorgen, in geflootene wagens door g o d's fchoone Natuur neen rollen, niet de merkwaardigfte piaatfen, neen maar alleen die bezoeken wilden, waar wy het meeste genoegen vonden, zou dan onze reize niet geheel onnut zyn? zouden wy niet even zo onkundig terug keeren, als wy afreisden ? zo is het ook met het leven , dat wy hier op aarde leiden: wy reizen door de wereld om ondervinding te verzamelen en volkomenheden te verwerven , volkomenheden die ons in de eeuwigheid nog van nut zullen kunnen zyn; maar zullen wy dat oogmerk wel bereiken, zo wy alleen ons vergenoegen naiaagen, niet geduurig opmerkzaam zyn, en ieder uur, ieder oogenblik recht goed zoeken aantewenden? Laat ons derhalven heden, op den eerften dag van dit jaar, het ernftige befluit neemen, om van nu af aan met onzen tyd recht fpaarzaam omtegaan, en ons voornemen om geen oogenblik onnut te doen voorbygaan: verkwisting van geld is zondig, dewyl men met dat geld veel goeds had kunnen bewerken-; maar de verkwisting van tyd is veel onvenmtwoordelyker: merkt op! ik zal thans iet zeggen, 't welk u ongeloovelyk zal voorkomen, en dat evenwel onlochenbaar waar is : wie een eenig uu> zyns leevens verwaarloost, die doet zig zelven veel grooter fc.iade, dan dat hy eene groote fomme gelds in een rivier werpt: want hy die zyn' tyd verzuimt, verwaarloost zyne kracht, en menschiyke kracht is iet zo onfchatbaars, dat met het doode metaal, goud en zilver, in 't geheel niet kan vergeleken worden: in een eenig uur, in het welke een vernuftig mensch zyn kracht recht goed aanwendt, kan hy meer nuts te weeg brengen , dan met de grootfte fomme gelds: er is altoos gelegenheid om zig geld te verfchaffen, wanneer men de krachten aanwendt, die men in zyn hoofd en zyne rechtehand heeft: zou de mensch, die god tot heer over de aarde geilend heeft, niet in ftaat zyn, wanneer hy zyne krachten wèl aanwendde, om zig altoos zo veel goud en zilver te verfohaffen als hy noodig heeft? maar kan een mensch, met R 3  Ï34 t' <• sazTMi k, al zyne kracht, wel flechts een uur van het verlopen» jaar terug brengen? kan hy met de grootfle fomme gelds, met een koningryk zig dit verfchiiffen? 't is vervlogen, eeuwig vervlogen, en wanneer het verloren is, onherroepelyk verloren: ach! dat het toch op u allen indruk maakte : het verwaarloosde uur is onherroepelyk verloren! En er is niet ligter te verliezen als de uuren onzes levens; men zegt te recht: het geld kan geftolen worden; maar voorzeker de tyd noch meer; de wyzen om dezelve door te brengen, zyn onbegrypelyk menigvuldig, ik wil u flechts eenige aantoonen, en u ais een hartlyke vriend daar voor waarfchuwen. Ider uur is verlooren, in het welke men zyne driften voedt, zyne mismoedigheid, toorn, zyne treurigheid, zyne wellustige denkbeelden aankleeft; want eene der hoofdoogmerken, die wy by onze reize door de wereld moeten zoeken te bereiken, is de beheerfching onzer driften! wanneer wy nu dezelve voeden en verfterken, zo handelen wy rechtftreeks tegen dat oogmerk, even zo onbezonnen, als dat wy tegen eenen berg met veel moeite en gevaar opgeklauterd hadden, en zonder het oogmerk waartoe wy ze opgeklommen waren, bereikt te hebben, aanftonds weder aanvingen te rug te keeren. Ider uur is verlooren, dat wy met ontydige flaap doorbrengen : de flaap, die over den tyd, tot verkwikking noodig, duurt, houdt ons niet alleen van nuttige bezigheden af, maar maakt ons ook werkelyk krachtloos en verdrietig voor den geheelen dag. Die uuren zyn geenzins verloren, die wy tot zulke ipellen en vergenoegingen aanwenden, waardoor de geest vervrolykt en het bloed in eene maatige beweging gebragt worden; maar onherroepelyk zyn wy die uuren kwyt, die men aanwendt tot fpellen en vergenoegmgen, weiken niet alleen geene van deeze beide oogmerken bevorderen, maar ook het ligchaam verzwakken en de hevige begeerten der ziele in beweeging brengen. Verder zyn die uuren verloren, waarin men noch zig zelven, noch anderen vergenoegt, of tot het goede werkzaam is, maar dezelve werkeloos doorbrengt - in deeze treurige oogenblikken vliegt onnuttig de gelegen.  KORTE VOORSTELLEN. XLIII. 13/ heid voorby, om zig volkomener te maaken en goeds te werken', de krachten worden door traagheid verzwakt en de tot werkzaamheid gefchapene ziele vervalt tot allerleis foorten van buiten fpoorigheden. {Het vervolg in bet vier-en-vetrtigfte PbtrfitL') DE SNELLE TYD, Vervlogen tyd, ei keer te rug{ Wat zyn uwe oogenblikken vlug} Wie fchat u naar uw waarde ? Gy vliegt door 's hemels wyde» kring, Terwyl ik van uw fnelheid zing, Met deeze rollende aarde. Aan uw belang, "w groote winst Gedenkt de fterveling het minst In zyn gewenschte jaaren, Gy vliegt gelyk de wind voorby, En, onbewust vaa uw waardy, Zien we u niet heenen vaaren. Uw fiielle vlugt lydt geen verlet, Al hield een Jozua's gebed Den zonnenwagen tegen: Indien gy zyt voorby gefneld, Wordt gy door veel vermogend geld Noch bede weêr gekregen.  %y5 C» GtSALTZMAN,VOORSTELLEN. XLffl. Het enkel knippen van uw oog Bedekt den halven hemelboog, Sloopt duizend duizend jaaren! Één opflag van uw hel gezicht Roept naadrende eeuwen aan het licht En doet ze heenen vaaren. O Tyd > te laag gefchatte fchae Die zo veel dierbaarheid fcerat Als (helheid om te vlieden! Si keer uw uurglas éénmaal om, En mooglyk zal 't gefchapendora U beter liulde bieden.  VIER-EN-VEERTIGSTE VOORSTEL* Vervolg van het voorgaande. Zo vliegt de tyd met arendsvlerken, Vast ylings heen, Terwyl wy byna niet bemerken Zyn reuzen fchreên. Leer ons, o cod! de dagen tellen, Zo kort van duur, En laat nw gunst ons toch verzeilen Tot 't ftervens uur; Dan moog' de tyd nog fneller vliegen, De hoop ftaat vast, Schoon de aarde ons zoekt in flaap te wiegen, Geen dood verrascht. Wat zyn beneên toch-hondert jaaren , Daar we op den ftroom Van druk, in duizend zorgen vaaren? Een ydle droom! ^Er is nog eene foort van tydvcrlies, dat helaas! weinig opgemerkt wordt, het geen hierin beftaat, dat men zyne gedachten altoos op het toekomftige vestigt en dezelve van zynen tegenwoordigen toeftand aftrekt: hierdoor gaat de tegenwoordige tyd onnut voorby, men heeft gelegenheid om zig te verheugen , maar de ziel is met haare gedachte reeds in den volgenden dag ot vol. 11. DEEL. S  133 C. G. SALTZJIAN, gende week; zy neemt derhalven geen recht aandeel aan het vergenoegen. en geniet het zelve flechts half: een ander wil zig bezigheden verfchafTen , maar de gemeniën zyn gevestigd op aanftaande vergenoegingen, of beangftigen zig over nadee ige toevallen met welken zy bedreigd worden , en zo verrichten zy hunne beziehe". den flechts met halve kracht: dit gaat by verfcheidene menfehen zo ver, dat zy met hunne gedachten nooit by hunnen tegenwoordigen arbeid , nimmer by hunne tegenwoordige vergenoegingen zyn; maar met dezelven altoos rondzwerven, en zo gaat hun geheele leeftyd verlooren; zy gaan uit de wereld zonder het vergenoegen recht genoten , zonder ééne bezigheid met hunne geheele kracht gedaan te hebben : is dit niet treurig , is dit met onbezonnen? ftel u eenen reizenden voor, die door eene bekoorelyke plaats wandelt, wier menigvuldige fchoonheden de ryklte ftof tot vergenoegen en overwegingen geeven konden , maar die zyne gedachten altoos op de voor hem liggende ftad gevestigd had, en wanneer hy in dezelve kwam , zig 'weder bezig hield met den weg, die hy moest voordreizen, en wanneer hy op denzelven was, zig weder met overwegingen over de naastvolgende ftad bezig hield ; ftel u, zeg ik, zulk een reizenden voor, zo hebt gy het treffende beeld van den leevensloop der meeste menfehen: zy zyn met hunne gedachten altoos eene groote fchrede voorwaards; maar gelyk zulk een reizenden voorzeker geheel zonder rut reist, zo vliegt ook het leven der zodanigen geheel on. nut voorby. O myne vrienden ! laaten deeze menigvuldige gevaaren, door weike onze tyd, onze edele, onze onherroepelyke tyd bedreigd wordt, ons tot waarfchouwing verltrekken, op dat wy omtrent de aanwending derzelve geduurig op onze hoede zyn; laaten wy by iederen morgen wanneer wy ontwaaken , tot den Heer van ons leven op zien, en Hem bidden, dat Hy ons toch wil leeren en verfterken, om ieder oogenblik recht goed en wys'yk aamewenden ; laat ons een plan voor den geheelen dag maaken, na het weike wy arbeiden en ons vergenoegen willen; laat ons iedere, opwellende-drift by haar eerfte opkomen , wederftaan ; ontydige flaap , traagheid, tydroovende en onnutte vermaaken, als fchadelyk roofgedierten, ontvlieden; ieder oogenblik onze gedachten  KORTE VOORSTELLEN. XLIV. 139 op die bezigheid vestigen, die wy verrichten , op dat vergenoegen dat wy genieten; want van de mi wenen oogenblikken, die in deeze en de toekomende wereld voor ons beftemd zyn, is flichts één het tegenwoordi. ge, dit éénige hebben wy flechts in onze magt, van alle'de overigen kunnen wy geen gebruik maaken: thans, by voorbeeld, kunt gy, wanneer gy wilt, aandachtig zyn en uwe gedachten op dit voordel richten, het naastvolgende uur is uw eigendom nog niet; gy kunt u verfcheidene zaaken voorneemen, die gy in het zeive wilt uitrichten; maar een kleine verhindering, kan u daarvan terug houden; wanneer gy alzo thans uwe gedachten in het volgende uur, hebt, gaat het tegenwoordige verloren. Liefde kinderen en jongelingen! uwe tegenwoordige jaaren , zyn de gefchiktden, om een wys gebruik van uwen tyd te leeren maaken: hebt gy u eenmaal tot verwaarlozing van den tyd gewend, o dan is het moejelyk, zeer moejelyk . deeze fljchte gewoonte afteleggen : en wanneer het u al door herhaalde poogingen gelukte, u van deeze kwaade gewoonte te ontdoen , zult gy dan wel de reeds verlorene tyd weder terug kunnen brengen? O mogt ik mynen korten tyd Ten besten van myn ziel hefteden! Het fmaUe levenspad met vlyt En met voorzichtigheid betreeden; Dan neemt der dagen last fteeds af, En aan den andren kant van 't graf Zyn 't niet dan eeuw^e zaligheden. Op de reis verandert alles rondsom ons ieder oogenb'ik: thans verheugt ons het aanfchouwen van den b!aauwen hemel; dan dygt er op eenen afftand een onweerswolk op, zy breidt zig uit , overtrekt fpoedig den geheelen hemel en het kraaken des donders, het bruifchen des fiorms, en het kletteren der plasregens maaken onzen S a  *4C> C. G, s A t T Z M A W, weg moejelyker: dao klaart de hemel weder op, en brandende hitte doet ons vernachten: fpoedig daarop verheft zig de noordenwind en noodzaakt ons, om onze leden tegen de koude die zy veroorzaakt te dekken: nu ilmgert de weg door bloemryke velden, rasch- daarop loopt hy over fteile bergen: hy moest de Natuur niet kennen, die by eene reize van ettelyke maanden, op beftend.ge zonnefchyn rekenen, of eenen aanhoudenden donder vreezen wilde ; hy moest van de gefteidheid onzer aarde flecnt onderricht zyn, die zig eenen weg door enkel bekoorelyke velden belooven, of lig alleen, eenen, over hooge bergen, lleile klippen, zandige woestynen voorftellen wilde, zonder dat op dezelven weder een aangenaam dal zou volgen. Even zo gaat het ook met ons leven: in ieder oogenblik komen wy m andere gevallen, andere omftand.gheden: heden zyn wy in een vrolyk gezelfchap , morgen in eene ziekenkamer: in deeze week zitten wy inden idioot des overvloeds, in de toekomende ftryden wy met de knagendlïe zorgen : nu zwaait ons de wereld zyne goedkeuring toe, rasch daar op vervolgt zy ons met den buterften lasier: fomwylen hebben wy uitzichten in het toekomende, die zo bekoorelyk zyn, als het uitzicht van üQ ^lpifche gebergten in een, aan derzelver voet liggend, paraays; kort daar op worden onze uitzichten zo ve-fchrikkeiyk, als van een fteenklip, die in het midden van eene onftuimige zee gelegen is: dit is ons onveranderlyk lot, en wy zyn alleen door eene verfhndige en vaste gezintheid in ftaat, het onaangenaame van hetzelve te verwyderen: gaat het ons alzo een tyd lang naar onzen wensch, o dan zy het verre van ons, dat wy ons, op ons geluk verheffen, daar op ftout zyn, en op da beftenüigheid van het zelve rekenen zouden: rascn, rasch zal de weg, cie thans door bekoorelyke ftreeken loopt, zig io eene ledige, woeste zandwoestyn verliezen ! rasch zal het lieflyke zonnelicht ons door verfchrikkelyke onweders ontrukt worden ; wee ons! wanneer het zelve ons onverwacht overvalt, wandan zullen wy alle moed verliezen en wanhoopig worden; heil zy o.is! wanneer wy ons by tyds tegen wederwaardigheden gehard maaken, dan zullen wy in voorfpoed niet hoogmoedig, noch ftout worden en de rampen met gepasten moed tegengaan!  KORTE VOORSTELLEN. XL1V. 14* Er zullen fomwylen dagen komen, dat wy van allo zvden, door droefheid omgeeven worden, waarin het uitzicht voor het toekomende treurig en verfchrikkelyk is; laat als dan in onsdeyslyke gedachten met opkomen, als of deeze onheilen ons geheele leven door zouden duuren: rasch , rasch zal zig het onweder verdeden en de zon ons weder toelsgchen; rasch wanneer wy eenige fchreden verder zyn, zal zig de toekomst opkiaaren, en ons weder aangenaame uitzichten vertoonen. Een alwyze god beftuurt ons lot: zyne liefde dringt Kern, ons fomwyle door onaangenaame wegen te leiden, op dat ons hart niet te zeer aan de aarde hange, voor welke wy toch niet alleen gefchapen zyn; maar even deeze vaderlyke liefde is het ook. die nog taliooze, ons onbekende vreugde in de toekomst voor ons bereid heeft, die ons van tyd tot tyd op onze ieize verfrisichen zullen! . Tt Hier zyn wy, o goede god! en verwachten van u de beftemming van ons lot! het zal toch niet anders als goed en heilzaam voor ons zyn, dewyl het ons van uwe vaderlyke hand toegefchikt wordt! Geef my de lieve vrede , Heer 1 Laat my de rust verblyden; Doch zou 't geluk my fchaadiyk zyn, Dan wil ik liever lyden; Sterk dan alleenlyk in de fmart, Door uwen geest, myn zwakke hart. Wanneer wy met verfland reizen, zo flellen wy ons altoos een beftemd doei voor, dat wy met ons reizen bereiken willen : wy zoeken niet flechts dien weg waar de meeste bloemen wasfen, maar vervoegen ons by dia geenen , dia in het land bekend zyn, en vraagen welke de naafte weg is, om onsi ons oogmerk te doen beryken ; deeze verkiezen wy dan; en zou deeze dan geheel van bloemen ontbloot zyn, zou hy alleen over fteile bergen en door treurige wildemisfen heenleiden? S 3  142 e. c. SALTZMA N, Laat ons dan zo verfiandig leeven, als wy zouden reizen: laaten wy één doel, één zeker doel zoe. ken te bereiken: en kunt gy u wel een voorftellen beter en waardiger voor onze wenfehen, dan de deuo-d? de veredeling onzer gezintheid, de voimaaking van"de krachten van onze ziel? laaten dan alle onze wenfehen na dit doel ftreeven ? by alle bezigheden en vergenoegingen zy ons hoofdoogmerk de bevordering en uitoefening der deugd ! laat ons alle handelingen vermeiden, al konden zy ons ook nog zo veel voordeel aanbrenl gen, die ons van dit doeleinde afleiden; alle vergenoe. gingen, al waren zy ook nog zo zoet, ons ontzeggen, wanneer ons geweeten dezelve niet billykt, wanneer zy met de deugd niet beftaan kunnen , dan zullen wy altoos ons oogmerk nader komen en het zelve met god's byftand ook zeker bereiken! Op reis bekomen wy menig nieuwen vriend: ieder mensch al is hy ons ook nog zo vreemd, befchouwen wy, als hy onze reisgenoot wordt, als onze vriend, wy zyn belcheiden omtrent elkander, wydeelen onze leevensmiddeien zamen ; wy bieden elkander de hand, als wy eene hoogte moeten opfteigen; wy helpen elkander alle bezwaaremsfen der reize draagen, en op deeze wyze wordt ons de onaangenaamfte weg aangenaam. O myne waarden! alle menfehen die rondsom ons zyn, zyn onze reisgenooten; hoe onderfcheiden ook hunne afzichten mogen zyn, die zy op hunne reize zoeken te bereiken, zy reizen toch allen, zy reizen in ons gezelfchap , zy reizen allen na de eeuwigheid; zy behooren des ook onze vrienden te zyn ! wy behooren elkander, door onverdraagelykheid en wederzydfche benadeelingen, den behalven dat bezwaarelyken weg, niet nog moejelyker te maaken; als vrienden behooren wy elkander optewekken en te vervrolyken ; als vrienden elkander de hand te bieden; die geenen medetedeelen, die gebrek hebben ; die geenen te vervrolyken die treurig zyn; die geenen bytefprmgen die in nood gerasken; die geenen te recht te wyzen , die dwaalen, omtrent allen hefderyk en belcheiden te zyn! o dan zal ons den weg die wy te bereizen hebben , voorzeker aangenaam zyn , en iedere bezwaarenis, zal door den byftand onzer broederen verligt worden!  KORTE VOORSTELLEN. XLIV. 143 Moet ik nog lang op aarde zwerven, Een pelgrim zyn, zo help my Heer! Laat my rneer krachts ter deugd verwerven, Verflerk myn lendnen meer en meeri Op dac ik met myn tydgenooten , Uwe eer op aarde moog' vergrooten. O Gv alweetende Regeerder van ons lot, die voor ieder van ons reeds de maate van vreugde en lyden beftemd hebt! in vertrouwen op U zeten wy onzen weg voord : o wees toch onze befchermer en geleider, zo zal ons niets, van alles wat ons naakende is, verfchrikkelyk zyn! Neem in uwe vaderlyke befcherming, ons dierbaar vaderland en de ,plaats van onze wooning : verwyder van dezelve, naar uwe eeuwige wysheid, alle die fmarten, onder welken zo veele van onze medemenfchen, onze reisgenooten, zuchten ! Leg uwen zegen op alles, Waaraan wy in uwe vreeze, onze handen flaan! Help Gy ons het opkomende gedacht ter uwer eere opvoeden , op dat het goede burgers voor de maatfehappy en weldoende broeders voor hunne reisgenooten door dit leven mogen worden! Gy zult noch menig ramp, menig droevig oogenblik voor ons bedemd hebben: hier zyn wy Heere god! en verwachten met berusting in uwe vaderlyke wille, wat Gy over ons befloten hebt: zyt evenwel niet verre van ons wanneer ons de nood overvalt, laat ons het licht van uwe Godlyke vertroosting niet ontbreeken , wanneer wy in het donkere moeten wandelen; bewaar ons voor ongeduld en wanhoop! fchenk ons fteeds geduld en goeden moed ! Barmhartige god en Vader! verligt ons, op dat wy niet afdwaalen op de menigvuldige by wegen , die ons van U en de deugd , tot fmart en geweetensangst voeren : wys ons den weg die wy wandelen moeten! geef ons kracht om dezelve te betreeden, zondige voordee.  *44 C. G. SALTZMAN,VOORSTELLEN. XLIV. len en vergenoegingen te verfmaaden en alle zwaarigheden te boven re komen, op dat wy, aan het einde van ieder jaar een gerust oog terug, en in het toekomende , en tot u o alweetende getuigen, flaan kunnen! laat onzer aller weg eens by U in uwen hemei eindigen! Amen! Heer, ach! maak my uwe wegen, Door uw woord en geest, bekend; Leer my, hoe die zyn gelegen, En waarheen Ge uw treden wendtt Denk aan *t vaderlyk meSdogen, Waarop ik met ootmoed plein Milde handen, vrïendlyke oogen Zyn by u van eeuwigheid.  7 7F- EN- VEERTIGSTE VOORSTEL. Over den winter. Er leeft een cod vol menfchenmin; wat ook het oog befchouw', 'T is alles liefde en vaderzorg en goddelyke trouw: 'T blyft liefde, fchoon de ftormen Wuên, of fneeuw de velden dekt. De donder voor de gulde zon een dikken fluier trekt. l^/Iyne waarde broeders! de goede god, wiens weidaadigheid zo hoog reikt ais de hemel is, heeft ook in den winter zyne fchepfelen niet verlaaten: alleenlyk zyne zonne heeft zig eenigzins van ons verwyderd Hy zelf is nog by ons, en fchenkt ons menigvuldige vergenoegingen: thans, daar de Natuur geheel werkeloos fchynt te. zyn, ontbreekt het ons nu wel aan middelen tot onze voeding? daar alles rondom ons door de koude verwelkt, doet de vorst ons wel eenig nadeel? daar een dikke nacht de aarde overdekt, zyn wy daarom wel genoodzaakt in het dónker te moeter. zitten? de weldoet da Vader heeft zo liefdenryk voor Ons gezorgd, dat wy de onvruchtbaarheid, de koude, de nacht en alie ongemakken des winters kunnen v/ederftaan: Hy zettede de geheele lente en de zomer in zulk eene werkzaamheid, dat zy ons eenen, grooten voorraad van levensmiddelen moeiten voordbrengen , die ook toereikende waren, om ons den winter door te voeden: voor vyftig en.meer jaaren ontwikkelde Hy de zaaden tot verfcheidene boomeo, gaf ze wortels, fchonk ze genoegzaame voedingsfap, op dat ze wasfen, en laatstleden voorjaar weder gehouwen konde worden, en wy ons thans by dezelven zouden warmen ;' Hy liet de Natuur zo veele brandbaare fioffen voordbrengen .maakten ons zo fchrander om dezelven te gebruiken, dat wy, zo rasch de zonne ons verlaat, haar licht in onze kamers brengen, en in de duisterde nacht, onzen arbeid voordzetten kunnen. . Maar zo onze aarde minder vruchtbaar Ware, wanheer onze winter langer duurdë, zouden wy dan niet; eindelyk moeten omkomen ? ten minften zo fchynt het öhs toe: en wanneer ik het geval ftel, dat ons land in II. deel. t  I4<5 C. G. S A L T Z fi A ïf, 't gehee! geene levensmiddelen meer voordbragt; dat 'm eenen omtrek van veele mylen geen boom, geen ftruik meer wies ; dat de winter en deszelfs nachten , nog eenmaal zo lang als nu duurde, zouden wy dan we! in ftaat zyn het leven te behouden? dit fchynt heel onmogelyk, en evenwel weet de alwyze god zulke onmogeTyk fchyrende dingen mogelyk te maaken ; want er "zyn werkelyk zuike landen, waar het geheele jaar door niet ééren halm koorn wascbt, waar geen ftruik of boom te vinden is ; waar winter en nacht onafgebroken voordduuren; dit zyn de landen, die onder den noordpool liggen; en evenwel leeven aldaar veele duizenden van. menfehen en zyn op hunne wyze vergenoegd: de Vader van allen , onderhoudt hun leven door geheel byzondere dingen ; Hy zet dieren nevens hun, wier natuur zo gefchikt is , dat zy den winter niet achten, en met wier melk, vleesch en vellen, de menfehen zig voeden en kleeden ; Hy gebiedt de bewooners der zee, dat zy zig in deeze ftreeken verzamelen en hun vleesch aan de inwooners des iands tot fpyze aanbieden zullen; Hy beftemde den vloed der zee zo, datzy, het hout he"t welk zy hier en daar losrukte en wegfpoelde, naar deeze, altoos met ys bedekte oevers, heen moet dryven ; en den ondergang der zonne moet in het noorden het licht vergoeden, het welke in deeze ftreeken, onafgebroken den geheelen winter door licht geeft, en wel zo helder, dat de menfehen daarby hunnen gewooneu arbeid kunnen verrichten. O god, hos wys en goed zyt Gy ! elke jaargetyde, getuigt van uwe wysheid en goedheid ; overal zyt Gy werkzaam! Zo ver er menfehen woonen, O Vader van 't heelal! Wilt Gy uw liefde toonen, \ Die nooit verflaauwen zal-. En fchoon god eenen gemeenfchapyken Vader over alle menschiyke Natiën is, zo vergeet Hy evenwel zyne overige werken niet; wanneer het in den winter hevig vriest, zou men dan niet meenen, dat het niet mogelyk zoude zyn, dat een levendig fchepfe!, één gewas der aarde, in 't leven kon blyven ? en evenwel blyven en duureo zy! wy hebben nu byna zesduizend winters gebad , en echter is, zo veel wy weeten, nog geene  KORTE VOORSTELLEN. XLV. 14^ foort van dieren, nog geene foort van gewasfen mtgeftorven: iedere foort heeft haare eigene middelen, om zig tegen den vorst te befchutten; en wanneer er een een geleerd man in ftaat ware, die duizenderleie middelen te doorzoeken, door welke de menigvu'dige fch;pfèlen goo's, zig den winter door weeten te onderhouden , zo zou reeds dit eenige toereikende zyn, ons van de onmeetelyke wysheid, van de onuitfpreeklyke goedheid van onzen god te overtuigen. Zo rasch de winter nadert, wordt het geheele heir van dieren met winterklederen voorzien; de vogel legt Eyne verfleetene vederen, het viervoetige dier zyn afgebruikte hair af, en beiden worden rasch vervangen, en zo vervangen, dat zy daarmede de fterkfte koude kunnen uithouden: die te weeklyk zyn, dan dat zy de koude kunnen wederftaan, verwyderen zig - welk een wonder i zy verwyderen zig en verkiezen warmer oor. den, zo lang, tot dat de winter voorbygegaan is! andere foorten van dieren, even als of zy door eene onzichtbaare magt, voor de aan (taande koude , gewaarfchouwd worden, verbergen zig in holen der aarde of in boomen! wat is zwakker, wat weereloozer dan een infect? wat fchynt den winter minder te kunnen doorftian, dan hetzelve? en evenwel (taan zy den winter door: zo racsh de winter nadert, zo bekoomt de aarde e^ne groote pels, m welke zy niet flechts eenige milioenen , maar veele duizende milioenen zulke weerlooze d~ertjens opneemen en herbergen kan: dit is het mos, dit in alle bosfchen, op de meeste bergen en boorden wischt; dit is de toevlugt van alle kleine diertjens, die zs fs geen kleed hebben , die alzo onmogelyk den vorst z mden kunnen uithouden. tiet kapelletjen, verzorgt zyn aanftaand geflacht altoos zo, dat de vorst hst zelve niet kan befchadigen, het overtrekt het zelf met een zacht warm kleedjen, of zet het tusfchen loof of bladeren , waar het voor den wind bevryd is Die geheele kleine wereld, wordt zo wèl bewaard, dat zy, in de eerfte dagen van de lente, zo rasch de zoele windjens waaijen , op éénmaal weder begint te leeven, en zig over het geheele land verbreidt. Die tedere zaïdkorntjens, die gedeeltelyk voor het «os naauwivks zichtbaar zyn, en die in den herfst, Ta  143 C» 6. S U T Z 5[ 4 n over de aarde gefirooid worden, gaan zelfs niet verlo ren : het eene gedeelte verbergt zig onder een k£ aarde het andere onder een' fltlo. een derde aan den wortel eens ftambooms, een talloos heir onder be dek Leed der mos, en zo worden zy behouden: naauwlyks begint de lente te werken, of zy bewyzen dat zy nS leevtn, zy ontwikkelen en bioejen" 1 ^ O god! uit uwe werken Kan men nw zyn bemerken; 'T zingt alles uwen lof; - Het wormken in het ftof En tle arend in zyn klimmen, Het wouddier in zyn grimmen, De visfchen in de zee, 'T zingt alles alles mee. Maar, zou men kunnen vraagen, kon god de inrichting der wereld niet zo maaken, dat het in \ geheel geen winter wierd? ik geloof voorzeker ja! wan; wat is ti in de wereld zo moejelyk, dat voor den Almagtigen met mogelyk zou zyn? de ondervinding zelve beWyst het; want 'ér zyn werklyk landen, op deeze aarde, waar het nooit winter is. Maar zouden wy dan wel gelukkiger zyn, zo het bv ons geen winter werd? hieraan twyfel ik zeer: de winter heeft ook zyne onwederfpreekelyke nuttiuhedenin denzelveni rust de Natuur, verzamelt nieuwe krachten voorde aanftaande lente en zomer; wanneer'er in dezelve fneeuw en regen valt, zo wordt de aarde daardoor tot vruchtbaarheid gefchikt gemaakt; en de vorst verwarmt dezelven. ■ °A WT1Jd Z0U voorzeker ee° nicnigte voorrechten en fchoonheden moeten orubeeren , wanneer het go'd behaagde geen winter meer te geeven; want hoeveele foorten van gewaslen en dieren zyn er op de wereld, die tot hunnen wasdom en leven veelal koude nodig hebben; die in heete landen in 't geheel niet voord komen ? zouden wy die niet allen moeten ontbeeren, zo wy geen winter hadden ? WUrJe ZerS niet een 8root gedeelte van naare Ichoonheid verliezen, wanneer zy niet ophield > zouden onze oogen niet door het beftendig aanfchou. wen van het groene kleed der Natuur, vermoeid woraea» wanneer zy het niet weder aflegde? zouden wy  |CORTE VOORSTELLEN. XLV. 143 piet eindelyk aan het gezicht der bloemen, die jaar uit, jaar in bloeiden , zo gewennen , dat zy geen indruk neer op ons maakte? Even gelyk ons de beste vriend, van tyd tot tyd lastig wordt, wanneer hy geheele jaaren by»ons huisvest, zo zouden wy ook de lente moede worden, wanneer zy ons niet verliet: gelyk daarentegen ons hart van vreugde opfpringt, en de zoetfte gewaarwording gevoelt , wanneer wy eenen lieven vriend, na eene afwezigheid van eenige maanden, wederom in onze armen mogen drukken, even zo over» iiroomt Lok de vreugde ons hart , wanneer de guure lucht zachter wordt, wanneer het ys fmelt, de Natuur haar witte kleed met esn groen verwisfeit; wanneer de welkome gast, de lente, na eene afwezigheid van ettelyke maanden , weder by ons zynen intrek neemt. De winter heeft ook haar eigene genoeglykheden; uit ons warm vertrek, het huilen des noordenwinds te hooren en de fneeuwvlokken te befchouwen, die hy voor onze venfters daar heen ftrooit, veroorzaakt een onverdarteld mersch voorzeker zo veel genoegen , als een bekoorelyke lentedag : een met fneeuw bedekt veld, een bosch, welks takken, onder den last van het kristal, met het welke zy overtogen zyn, buigen, welkeen fchoon gezicht leveitdit op! welk eene vrolykheid geeft het onze ziele , wanneer wy ons eenige uuren in de winterlucht beweegen! hoe verfterkt dit onze zenuwen ! hoe lugtig maakt ons dit tot den arbeid! O myne waaiden! de winter heeft meer aangenaamheden, dan veelen van u gelooven: zynwy, bewooners der noordelyke gedeelten der aarde, niet doorgaands vaster en fteiker dan die geenen , die onder heetsre hemelftreeken woonen ? zyn wy het niet, die het andere gedeelte der wereld de wet geeven? worden de heete landen niet doorgaands door flaaven bewoond? zy brengen meer goud, meer fpeceryen voord , maar onze landftreeken voeden fterkere, kloekere, fchrandeler menfehen: en waaruit ontftaat dit? naast veele andere oorzaaken ook daaruit, dat wy meer winter hebben , dewyl de winterlucht onze zenuwen verfterkt, en ons bloed verftischt, terwyl de bewooners van heetere gewesten door onmaatige hitte vatzig en traag worden. T 3  150 C, G. S A L T Z M A N, Zo zichtbaar is de goedheid en wysheid van god. ook in den winter! Ja groote god uw wysheid houdt alle ding in ftand ; Gy onderhoudt en zegent de werken van uw hand: U wyde ik myn gezangen, u zing ik lof en prys, Gy maakt voor ons van de aarde een lagchènd paradys. In ieder jaargetyde geeft ook de Schepper ons door de Natuur de nuttigfte leeringen; ook in den winter: mogt toch ons hart fteeds geopend zyn om dezelven te verneemen! fteeds geneigd zyn om dezelven optevolgen ! Wanneer wy in den winter door den guuren wind zo doorwaaid zyn , dat onze leden beeven , en wy treeden dan in eene warme kamer, vinden daar eene weltoebe. reide voedzaame maaityd, welke eene verkwikking verfchaft ons dit! maar zegt ons dit gevoel ook niet, hoe fmartlyk het moet zyn, wanneer eene arme, flechts half gekleed, in dit ruwe jaargetyde leeven moet; wanneer hy niets heeft, waarmede hy zyn kamer verwarmen, waarmede hy zig verkwikken, waarmede hy zyne bevende leden des nachts bedekken kan? Die in den winter geen meedelyden met nooddruftige^ gevoelt, die in zyn warme kamer zitten, genieten en zig verheugen kan, zonder door de treurige befchouwing van zyren lydenden broeder aangedaan te worden, welk een yskoud hart moet die niet hebben ! Laaten wy ons nimmer aan zulke eene hardigheid fchuldig maaken: wanneer onze warme klederen de koude trotfeeren; wanneer wy uit onze verwarmde vertrekken , den loejenden noordenwind tegengaan; wanreer wy aan de zyde van onzen vriend by eenen goeden maaityd zitten; wanneer eene zachte legerftede onze vermoeide leden doet rusten, o laat ons dan aan onzen lydenden broeder gedenken, welke op diezelfde oogenblikken van de noodwendigfte behoeftigheden ontdoken is, en gaarne naar ons vermogen zyne fmarten verligten; hem gaarne in zynen kommervollen toeftand verheugen! dit is de beste dank die wy onzen hemelfchen Weldoe, ner bewyzen kunnen, voor al het goede dat Hy ons in den winter toefchikt.  BOETEVOORSTELLEN. XLV. 151 Zoudt gy den armen hulp ontzeggen? Dan lhcit in u geen broederhart; Gy hebt genoeg om meêtedeelen; Gevoel zyn nood , gevoel zyn fmart: Die zyn natuurgenoot vergeet, Verdient.het brood niet dat hy eet. Welk een onderfcheid is er tusfehen de lente en de winter! de landeryen, die anders groeiden en bloeiden , zyn in den winter meestendeels met fneeuw en ys bedekt; de lentezangers, die ons zo menig vergenoegd oogenblik verfchafren, hebben ons verlaaten, in de plaats van de westewind, die door het loof der boomen fpeelde, huilt thans de noordewind, door het blaadenlooze bosch: o myne waarden! ziet in deeze verandering het beeld van uw eigen lot! thans beleeft gy uwe lente; vry van zwaare bezigheden en zorgen , zamelt gy vergenocgingen in; gy hebt nog ouders en verzorgers die voor u arbeiden en waaken , en gy geniet de vruchten van hunne moeiten en zorg. , Maar rasch komt de tyd, waarin gy het eigen bezige leven intteedt; dan zult gy onder den last der arbeid zuchten, uwe verzorgers zullen u verlaaten, en uwe thans zorgvrye ziel, zal beginnen den last der moejelykheden te gevoelen: te leur geftelde wenfehen , ftormen des ongeluks, zullen uwe zielen dikwyls met moedloosheid vervuilen: o myne besten! verzamelt u thans wysheid ! bereidt u vroeg tot de rampen die u wachten ! oefent u deihalven reeds daarin, dat gy de u opgelegde verrichtingen, met vlyt vervult en de daaraan verbondene moeiten niet fchuwt! leert thans reeds uwe wenfehen bepaalen, en uwe moedloosheid maatigen, wanneer gy dezelve niet kunt vervullen! gewent u thans reeds de bezwaarelykheden doorteftaan, op dat gy gefchikt moogt zyn die moeiten te onderneemen en die wederwaardigheden te ondergaan, die u in het toekomflige wachten. Thans lacht u de wereld nog aan, alle uwe zinnen zyn voor vergenoegingen geopend, gy fmaakt nog de zoetigheid van iedere fpyze, gevoelt nog de harmonie van het fnaarenfpel, hebt eene menigte vrienden, in wier gezelfchap gy dubbel genoegen ondervindt: dit alles zal eens eene groote verandering ondergaan; wanneer uw hoofd grys wordt, zyt gy ook voor de meeste be-  t. G. SA LTZ MAN, VOORSTELLEN. XLV". koorelykheden ongevoelig, de werktuigen uwer zinnen worden ftomp, de menigvuldige bezwaarelykheden des ouderdoms genaaken, de vrienden uwer jeugd zyn van de aarde vertrokken , het gezelfchapiyke levèn begint ü lastig te worden, gy zyt eenzaam en hebt veelt)ds geen gezelfchap, als u zelven en uw geweeten. O zoekt daarom vroeg de wysheid! geniet'het zinM: vergenoegen met matiging, op dat daardoor uwe ge Zondheid niet verftoord, en den grond tot eenen zieken ouderdom gelegd worde! zoekt vergenoegingen op die niet alleen zinlykzyn! gewent vroeg uw hart tot uwer? Schepper te verheifen , en door Hem te looven u ie vervrolyken! fmaakt vroeg de vreugde van wèlteduen ! fchuw iedere daad, waarover gy u eens fchaamen, die u berouwen zou , waarover gy u verwytingen zoud: moeten döen; op dat gy, wanneer u alle uitwendige vreugden verlaaten, uit u zelven vreugde kunt fcheppen, en gy in uw geweeten , een vrolyk, vertroostend gezelfchap moogt aantreffen. Gelyk de lentebloemen verwelkt èn vergaan zyn, zó' verdwynt ook eens voor u al het zichtbaare: alle rykdom, die vlyt, verftand en geluk verwierven, alle roem die gy onder de menfehen had, blyft terug, wannéér »y dé aarde verlaat. Verliest deeze groote verandering, die u te wachten flaat, nimmer uit het oog; maar bereidt u tot dezelve.' verzamelt u fchatten voor de eeuwigheid; bevlytigi ü om uwe ziele altoos volkomener, altoos genegener tot het goede, altoos braaver en getrouwer omtrent alle menfehen te maaken ! op dat, wanneer al het zichtbaare u verlaat, gy in u zelven nog eene fchat moogt be±>;. ben, in welke gy u in eeuwigheid verheugen kunt. Een hart dat wys en vroom is, Zy al myn fchat op aarde: Wel alles, maar dien rykdom, Kan niemand my omrukken, Ook niets ja zelfs de dood niet 5' Hy blyft ook n* myn fterven My volgen in den hemel, | Want Immers is hy eeuwig?  ZES-EN-VEERTIGSTE VOORSTEL. Over god's alomtegenwoordigheid en alweetenbad. Zing 't heilig Opperwezen , dac, groot van raad en daad, Zyn wysheid doet btfpeuren in alles wat beftaat; Hy doet fteeds wonderwerken met onbepaalde magt; Hy fpreekt, en het gtfprokene wordt tevens voordgebragtt Het niet baart duizend werelden als Hy in 't niet flechts wenkt, En 'c is dat alvermogen dat ous fteeds zegen fchenkt: Zing daarom "t Opperwezen zo grood van raad en daad ; Zing Hem wiens ceuwge liefde geen ftofjen zelfs veriaat. Jk twyfel niet, of ieder, die deeze dichtregels met aandacht geleezen heeft, zal zig genegen gevoelen, om god's lof met eene hartlyke deel.-.eemmg te verbreiden; want kan er voor een goed kind wel aangenaamer bezigheid zyn , dan de goede eigenfchappen van zynen vader te verhialen? en kunnen wy wel reiner en hartiyker vreugde gevoelen, dan wanneer wy god onzen warren Vader looven ? maar hoe vermenigvuldigt die vreugde nog, wanneer wy ons voordellen, dat de god, wiens lof wy zongen, ons gehoord heeft! het zou treurig voor ons zyn, wanneer god in een verafgelegen oort van zyn onmeetbaar ryk, zyne woonplaats hadde, en van ons niets v/iste , niet zage den yver met welken wy het goede werken ; niet opmerkte den ftryd, die wy in ftilte met onze driften en gebreken hebben; wanneer de bekom« meringen onzer ziele, de traanen, cie dik wys langs or.ze wangen vlieten, de gevoelens van liefde en dankbaarheid, en alle fmarten, die onder zyne zonne geleden worden, Hem onbekend waren! maar even zo zeer verheft en verfterkt het ons ook, wanneer de gedachte by ons levendig wordt: ,, god is onmiddelbaar by u ,, tegenwoordig; gy bemint Hem — dit weet Hy; uw ,, hart is met dankbaarheid vervuld, brandt van begeer(, ten om Hem te behaagen — en dit ziet Hy: gy hebt II. DEEL, V  154 C. G. SALTZMAN, „ Hein een loflied gezongen - en Hy heeft het vesnomen." O laat deeze dierbaare waarheid, zonder welke geen reine deugd, geen waare gerustheid mogelyk is, ons overtuigen , en kan deeze overtuiging ons we! móejelyk: zyn? o neen? god werkt overal rr dit zien wy: dè kleinfte plant, de geringfte worm, is naar zekere regelen geformeerd - gy o mensch, zyt een rrieesterftuk van zyne wysheid; uw inwendig geitel, de inrichting van uwe zenuwen, van alle uwe leden, getuigen.dat zyvan een werkmeester zyn voordgebragt.dte met zyn verfland, alles overzien en doorzien kan: wanneer god overal werkt, zou Hy dan ook niet alles kennen? deeze overtuiging wordt nog Iterker, wanneer wy op de uitfpraaken letten, die jesus ons nagelaten heefp Hy fpreekt van god aljoos, als van zulk een, die het verbergende ziet, die alle behoeften der menfehen kent, aan wien alle zyn werken bekend zyn — go de zyn alle zyne werken van eeuwigheid bekend alzo drukt zig' eene van jesus leerlingen uit; en deeze uitfpraak kwam my zo gewigtig voor, dat ik befioten heb, o:e aan u te verklaaren en derzelver voortreffelykheid u aantetoonen: wanneer gy de waarheid bemint, zo trekt thans uwe aandacht van alle vreemde onderwerpen af, en richt dezelve op myne voordragt! Merk op o mensch! en denk dat co» u gadeflaat, Dat Hy naauwkeurig weet, wat by u ommegaat! Hy ziet, tot op den grond uwer ziele, want onder alle zyne werken, is de menschiyke ziel eene der volkomenfte van zyne gewrochten; Hy heeft aan dezelve vernuft medegedeeld, door het welke gy heeifchappy over alle uwe medefchepfelen kunt oefenen; zou dan de. Werkmeefter der Natuur de menschiyke ziel niet kennen, haare bezigheden niet opmerken? zo dat mogelyk ware, dan zou Hy zig over geene van zyne werken bekommeren. Maar Hy ziet wat uwe ziele denkt, want het denken is de eigenlyke bezigheid der ziele; de handelingen des ligchaams zyn flechts de uitwerkfelen van de gedachten der ziele: terwyl ik heden tegen u fpreek, zo werkt eigenlyk myne ziel, en heeft myn tong flechts noodig als het werktuig, waardoor ik myne gedachten aan u  KOPTE VOORSTELLEN. XLVI. T55 hakend maak: terwyl ik van myne wooning na dit bedehuis ging , zo deed myn Jigchaam niets anders , ais het befluit myner ziele uiitevoeren ; zelfs zyn de ligchaamlyke handelingen , veelal onvoikomene , ja dikwyls verkeerde uitdrukken van de gedachten der ziele: zo dacht ik by voorbeeld , eer ik in dit bedehuis ging, u zeer veel medetedeeleQ, waarvan gy thans niets verneemt: dikwyls gelooven de menfehen reden te hebben om uiterlyk een gedrag aanteneemeo, met Het welke hunne ziele niet overeenftemt; zy zyn vriendlyk en hunne ziele is verdrietig; hunne woorden zyn uitdrukkingen van liefde, en hunne ziel is vol haat: wanneer god nu alb zyne werken kent, zo moet Hy ook weeten wat de menschiyke ziel denkt, want anders kende Hy de edelfte zyner werken flachts zeer onvolkomen , en zyne wetenfehap van dezelve zou dikwyls zeer verward zyn; maar weet Hy wat de menschiyke ziel denkt, zo weet Hy noodzaakelyk ook, wat zy ieder oogenblik, in veibaad met het ligchaam, uitvoert. Welke eene gewigtige waarheid ! er is dan voor den Al westenden god, geen geheim: myne verborgenfte wenfehen, die zelfs de vertrouwdfte vriend nietteweetpa komt, zyn aan god bekend; wat ik in eene toegeflotene kamer, in den duifterftcn nacht voorneem,gefchiedt onder het oog van Hem die myne ziel fehiep. Vergeefsch zoudt ge li, o dwaalend menschI verbergen in het duister; Voor Hem die alles weet en ziet* is ook de nacht vol luider: Zelfs vóór het punt van myn beitaan. Wist Hy myn denken, zag myn daên. De^ze waarheid heeft het fterklte vermogen, om ons voor zondigen, dwaasheden en afdwaahngen te bewaaren : goede wetten, geftrenge tucht, kunnen wel iet daartoe bybrengen , om ons van buitenfpoorigheden terug te houden; maar zy voeren tog aitoos weinig uit; zy verhinderen de menfehen om grove buitenfpoorigheden, op openlyke plaatfen te begaan , maar zyn zy wel iri fhat, om hun in 't verborgene van het kwaad terug te houden? die eenmaal beflooten heeft kwaad te doen, kan altoos uitwegen genoeg vinden, om zyne gebreken voor het menschiyke oog te verbergen; weet altoos Ontfchuldigingen genoeg voor den dag te brengen, «ui V a  l$6 C. G. ! A E T Z H A H, zig voor de geftrengheid der wetten en den arm des rechters te befchutten: als een zondaar m een afgelegen boieh , als hy zig in het duister bevindt, kort, wanneer hy in eene plaats is, waar hem geen mensch kan bemerken - wat zal hem dan tegenhouden kwaad te . doen ? - voorzeker geen wet, geen rechter;- want hy is geheel zonder zichtbaare getuigen van zyne handelingen; alleen het geloof aan god's alweetendheid, alieen dat heeft zulk een kracht. God is tegenwoordig! god ziet my! - 0 zondaar! laat deeze gedachten in u leevendig worden t en ze*, of gy wel in ftaat zyt, dat kwaad ter uitvoer te brengen , dat gy van voorneemen waart te doen? gy vreest ja den rechter; gy hoed u kwaad te doen, dac andete menfehen kunnen zien, en gy zoudt zo boos weezen van onder god's oog te doen, dat Hem mishaagt? Menfchenvrees kan ons zo ver brengen, dat wy goed fchynen.; dat wy het goede pryzen; omtrent het kwaade ons afkeeng toonen; dat wy eene vriendlyke, menschlievende vertooning maaken ; maar de gedachten myner ziele kan zy niet beheerfchen ; ik kan altoos in de tegenwoordigheid van anderen goed fchynen en evenwel kwaad zyn;. het goede pryzen en 't in myn hart haaten; het kwasde verachten, en het in 't geheim beminnen ; een beleefd en menschlievend aanzien aanneemen, tegen perfoonen die ik in myn hart haat: alleenlyk bet geloof aan god's alweetendheid , de voorftelling, god is tegemvoordig, god ziet my, kan my in den grond verbeteren : zyn myne gedachten niet even zo bloot voor Hem als myne daaden ? moet het daarom niet even zo verfchrikkelyk voor my zyn, in god's tegenwoordigheid eene kwaade gedachte te kweeken, als het verfchrikkelyk voor my is eene kwaade daad te volbrengen ? En kan er wel eene fterkere opwekking zyn, om ten allen tyde en aan alle plaatfen ier goeds te werken , als de godlyke Alweetendheid? want wat za! ons beweegen, met opoffering van tyd , krachten, gemak, en andere v.vcdeelen, iet goeds te werken ? veelligt de hoop van het groot nut dat wy daardoor bewerken zullen? maar alleen d'-eze beweegoorzaak is niet fterk genoeg, want dikwyis, zeer dikwyls moeten wy werkzaanTzyn, zonder toereikende hoop te hebben, dat daardoor iet goeds zal tot ftatid komen: de braave moeder verzorgt en voedt  Korte voorstellen. XLVI. 157 haar kind mee veel moeite, zy waakt geheele lange treurige nachten door, onder vee! zuchten en traanen voor zyn kranlibed, om zyn leven te redden,.en weet nog niet, of dit kind, by het welke zy al haare krachten en vrolykheid opzet, eenmaal tot haar genoegen of ongenoegen zal opwasfen : menig leeraar onderricht met veel moeite zynen leerling, zonder merkelyk nut daarvan te befpeuren ; geeft hem vaderlyke vermaaningen, zonder dat die ingang vinden, zo dat het onzeker is, of zyn leeriicg hem in het toekomende vreugde of fmart zal veroorzaaken; de ondervinding le?rt Zeifs dikwyls, dat de beste pogingen mislukken: hoe menig kind, hoe menig leerling, verydelt alle hoop , die zyne ouders en leermeester zig van hem maakten en beloont hun met ondank — moeten zulke voorbeelden met de yver om iet goeds te werken nederflaan ? Of zal 's werelds goedkeuring en belooning my aanzetten om goeds ie werken? hoe onzeker is zy! Hoe dikwyls giet zy dezelve in volle maate uit over die geenen , die zonder verdiensten, zonder yver voor het goede, zig den fchyn van braave, menschlievende menfehen weeten te geeven, en laat hem , die in ftilte zyne krachten voor het besteder weereld heeft uitgeput, onbemerkt en onbeloond ftaan ! hoe dikwyls is het loon der braaven , ondank , haat en vervolging! is het dan wel iet ongehoords, dat de leeraar der waarheid , de verbeteraar der zeden, als een dwaas uitgelachen, en als eenen misdaadigen in ketenen geflagen wordt? Wat was het loon dat de wereld j e s u s gaf ? j e s u s, die licht over de geheele wereld verbreidde, die de afgodendienst verftoorde, die eenen weg aangewezen heeft, op welken ieder zonder onderfcheid van ftand, natie of talenten, zyn geluk vinden kan? Wat was het loon voor de verdiensten van Hem, die in de geheele gefchiedenis zyns gelyk niet had? — geefeïen! — het kruis! Veele goede handelingen zyn ook zo gefield, dat zy aan de wereld niet bekend mogen worden , zullen zy niet haare geheele waarde verliezen ; deeze kunnen des overeenkomftig der zeiver natuur, door de wereld niet beloond worden! het afdroogen van de traanen der Jydenden, de ftilling van den kommer der bedrukten, de onderfteuning der ncoddruftigen, gefchiedt altoos het best in 't verborgene: onze weldaaden zouden rasch in beieV 3  i5S C. G. S Éi L t t Ü & Kj digingeh veranderen, wanneer wy dezelven aan de wère'd bekend wilden doen zyn ; de wereld kan ze derhalven ook niet beloonen. De ftryd met onze driften, de doödirg der heviptta ën zoetfte nygingen , die fomtyds alle onze krachten vorderen, die ons dikwyls meer moeiten kosten , als' menigen verovering van een onder het juk gebragt land, wie ziet die? wie beloont die?' cod! —— die hït misdryf gaam verfchoont En 'c wildoend kind als vader loont! Ja uwe goedkeuring, uw loon o god! aan wien allé uwe werken bekend zyn, is het eenige, wat ons ten allen tyde, aan alle plaatfen en onder alle omftandigheden, tot goede daaden kan opwekken; want offchoori' ik dan al geene zichibaare getuigen hebbe, terwyl ik den lydenden Uit zyne rampen opbeure, terwyl ik de zoetffe nygingen onder zuchten en traanen uit myn hart uitroeje — zo ziet god dit evenwel; wanneer myne werking van het goede van niemand gemerkt, cf het geen nog vetfchrikkelyker :s, bemerkt, en ik met fpot en laster vervolgd wordt — zo blyft my evenwel, o god! uwe goedkeuring nog overig, en ik wordt daardoor gefterkt, om alle befgotting en laster te kunnen' vergeeten: en wanneer ik ter uwer eere en voor het beste myner broederen, myn genoegen, myn vermogen, myn gezondheid, ja myn bloed moest opofferen, zo hebt Gy, o eeuwige! Heer van hemel en van sarde, loons genoeg om my weder te vergelden! Aan u,ogod! zyn alle uwe werken bekend: welke eene vertrooftir.g, die ons zelfs in de dringenfte gevaareii kan opbeuren! Want in welke verfchrikkelyke orr.ftandigheden kunnen wy niet komen ! — dikwyls ontmoeten wy de gevoeligfte fmarten, en kermen, zonder dat er iemand is die acht op ons geeft; geen arts die zig om onze ger.eezing bekomen; of wy worden door vyandige menfehen vervolgd., door de bitterfte redenen gehoord, en hebben geen' redder, geen' verdediger: dikwyls knaagt aan ons hart een heimelyk wee, dat wy aan niemand durven vertrouwen ; vlieten traanen langs onze wangen, die wy voor de geheele wereld zoeken te verbergen — dir, dit zyn de verfchrikkelykfte fmarten ! want wy gevoelen het  korte voorstellen. XLVI. 159 gantfche gewigc derzelve, zonder dat wy iemand hebben met wien wy ze kunnen deelen, wy moeten dia aiiten draagen! Hoe onfchatbaar, zou in zulke treurige omfiandigheden de liefderyke opllag van het oog , het troostlyk woord , van eenen waaren deelneemenden vriend voor ons zyn! — en deeze troost geniet by, die gelooft, dat hy onder het oog van eenen goeden, eenen liefdenvollen god lydt! Hy, die getrouwe menfehen vrind, Gevoelt der Chrisnen fmart; ' 'T verborgendst weenen van zyn kind, Drupt op zyn vaderhart. « Wee hem die zig een' afgod maakt, "Een menseri betrouwen biedt; Die als een heiden, oo» verzaakt, En zegt: Hy acht ons niet. Wanneer gy, geliefde jongelingen! een begrip yan da vportreffelykheid van deeze troost wiit maaken, zo ftel u voor dat een van u zig in zulke eene droevige omftandigheid bevond, dat of heimelyke fmart zyn hart doorknaagde, of een fmartlyke krankheid hem aan zyn leger, kluisterde; dat hy daar klaagende en kermende, naar hulp omzag en in dat treurige oogenblik, trad zyn vader binnen; juist in dat zelfde oogenblik, dat hy klaagde van alle menfehen verlaaten te zyn , trad zyn vader binnen - welke eene onuitfpreekelyke vreugde zou zyn hart gevoelen! en wanneer hy hem al niet helpen konde, wanneer hy flechts getuige van zyn lyden ware, zo zou het hem evenwel vertroosten, dat zyn vader getuige van zyn lyden was. Hoe veel meer moet het ons vertroosten en te vreden ftellen: god kent alle zyne werken! wanneer deeze Vader getuigen van onze fmart en lyden is.'zq is Hy ook geen wetkeioos getuige, zyn magt kan alles veranderen, zyne wysheid kan ons uit de grootfte verwarringen redden! god kent myn lyden! god rpeikt op myne traanen! dit is even zoveel, als — god is 'myn redder — god droogt myne traanen af; want is het wel mogelyk dat een vader, een vader die zyn kind kan redden, hetzelve zou laaten verlo. rtn gaan?  16*0 C. G. SALTZMAN,VOORSTELLEN. XLVJ. Kent god alle zyne werken, zo kent Hy ook het toekomende, en weet nu reeds, wat Hy ons als dan geeven wil. Wy hebben veelerleie nooddruften, niet alleen voor heden, of morgen, maar ook voor het toekomende jaar, mogelyk voor hogen ouderdom, wanneer wy nu alle deeze nooddruften overdenken, en by ons zelven gevoelen, dat wy in geenen deele in ftaat zyn om ons dezelven te verfchaiTen, zo zyn wy hoogst ongelukkig en er ontftaan in ons zulke pynigende zorgen, die alle onze tegenwoordige genoegens verbitteren. By voorbeeld, gy myne lieve leerlingen! leeft thans alle zonder zorgen : ouderen en naastbeflaanden zorgen in uwe plaats; maar wanneer een van u het treurige bericht ontving, dat zyn tot nu toe liefderyke verzorger, door een onverwacht ongeluk verarmd of geftorven Ware ; dat hy zig zelven nu fpyze en kleeding verlchaffen, en voor zyn verder door de wereld komen zorgen moest — wat zou als dan in zyne ziele omgaan? ,, Ik", zoude hy denken, „ voor my zelven zorgen? welke „ bezigheid zal ik daartoe aanvangen ? waar kom ik „ onder 't dak? vanwaar bekom ik fpys en kleeding"? — En wanneer hy nog eene geheele week de beste maaltyden , en vrolyk gezelfchap kon genieten, muzyk en alles had, wat zyn genoegen kap bevorderen, zou hem dit wel te vrede kunnen ftellen ? zou hy niet in de fchoot der vreugde treurig zyn en zuchten ? In zulke eene treurige omftandigheid kunt gy allen ligtlyk geraaken; wat zou u alsdan kunnen gerust ftellen, wanneer gy niet dan kommer en elenden te gemoete zaagt, en niet wist waarmede gy u zoudt redden? — Het geloof: myn Vader kent my en zorgt voor my ; leeft en handelt dan zó, dat u in alle droevige omltandigheden, dit geloof kan vertroosten, en de uitwerking van hetzelve zal zyn, dat gy u verzekert zult houden, dat god, uw hemelfche Vader, reeds den volgenden dag, het volgende jaar, ja uw geheele leeftyd voor u zal zorgen. God fchenke en onderhoude in ons allen dit geloof! Amen!  ZEVEN- EN- VEERTIGSTE VOORSTEL: t Over mattheus x. vers 29 en 31. Koopt men niet twee muschkens om eenen penning, en evenwel valt geen een der zelve op de aarde, zondtr uwen vader; vreest dan niet, want gy gaat vetle muschkens te boven. Zingt onzen grooten cod een lied, Den Schepper van 'c Heelal; 't Heelal ftaat onder zyn gebied, Geen ftofje is by geval: Groot is zyn magt; Hy wil en fpreekt, En werelden beftaan o gy die in den nood bezweekt, Loopt Hem om byftand aan. w anneer god, de eeuwige en almagtige fpreekt, zo is het gebouw der wereld aanweezig, leeven en vreugde verbreiden zig door dezelve, en de vrolyke gezangen van de nieuw gefchapene fchaar, fteigen op tot voor den troon van den geever des leevens: ogod! hoe groot zyt Gy, daar gy werelden en leeven met eenen wenk voordbrengt! hoe groot zyt Gy, wanneer ik d:e tallooze milioenen nadenk, die door ü, den Vader van alles, leeven! en wat ben ik tegen U? een ftofjen, een worm, die etteiyke dagen leeft; die van zyne weinige wenfehen flechts het geringfte gedeelte uitvoeren kan, nog eenige dagen leeft, en dan weder veranderd wordt: opgetogen, vol van verwondering denke ik aan U, o Almagtige, eeuwige Schepper der wereid! o konde ik ook aan uwe grootheid met vreugde denken! konde ik my overtuigen , dat Gy, oneindige Geest! onder he: onuitfpreekelyk groote gewoel uwer bezielde werken, ook op my acht geeft, en by uwen onbepaalden arbeid ook my, en de bevordering myner kleine vreugda gadeHaat? dit is my altoos bezwaarelyk, hoe levendiger ik my uwe grootheid te binnen breng: bemerkt de vorst wel den worm, die in de benedenfte dtelen van zyn paleis in het ftof wriemelt? ach, hy heeft veel te ge- II. desl. X  l6S O G. SALTZMAN, wigtige bezigheden te bezorgen , dan dat hy zig ons den worm kan bekommeren; ongeiukkige worm! gy kunt verfmachten, vertreden worden, kunt in uwe vertreeding, bevende in uwe ingewanden, u rondwentelen, de vorst bemerkt het niet; en ik ben, tegen U o Oneindige! veel minder, dan de geringfte worm tegen de grootfte ftervelyke vorst; heeft alzo uwe grootheid voor my nog iet aantrekkeivks? wanneer ik, in uw grensloos paleis, kan lyden , my beangftigen kan, vertreden worden, zonder dat Gy het bemerkt ? zonder dat Gy acht op my flaat? — Maar neen: Hy overziet all* wat Hy fchiep, in Hemel en op Aard; AU' wat zyne eeuwige almagt fchiep, blyft Hem geopenbaard. Ook de kleinfle worm is een voorwerp der godlyke verzorging? is dit waar, dan wordt de Schepper der Wereld, wiens grootheid my geene toegang fcheeo te vergunnen, in myn oog nog veel grooter; want welk een onmeetbaar verfland muet Hy hebben , die de geheele fchepping omvat, niet alleen de tallooze flerren overzien, maar ook voor het geringde deel derzelven zorgen kan! en deeze grootfche gedachten is evenwel waar! jesus, die ons reeds zo veele waarheden leerde, heeft dezelve in de wereld gebragt: koopt men niet, zeide Hy eens tegen zyne learfegen, twee muschkens em eenen penning, en evenwel valt geene der zelve op de aarae, zonder uwen Vader, De ganifche inrichting der Natuur bewyst deeze waarheid : het muschjen, dat men vaak vervolgt en zonder gevoel doodt, moet hem, dis het met aandacht be. fchouwt in verwondring brengen: welk eene kunst is er tot zyne formeering bedeed! zyne oogen, hoe klein ook, zyn evenwel heldere fpitgels, waar in zig alles wat om hem is,afbeeldt; zyn bekjen is zo gevormd, dat het zig genoegzaam voedzel daarmede opzoeken en na zig neemen kan ! in een oogenblik is het door behulp zyner vlerken ontvlugt en berykt met esne verbaazendo fnelheid zeer fpoedig een plaats, waar het voor alle vervolgingen zeker is: wanneer wy het inwendig be» ichouwen, wanneer wy die onophoudelyfee werkzaal®.  korte voorstellen. XLVII. 163 fceid zien konden, met welke alle zyne inwendige deelen werken, hoe het bloed omgedreven, hoe het genootene voedfel verteerd , dan tot eene voedende pap, dan tot vleesch en bloed en vaste deelen verarbeid wordt, dan zouden wy overtuigd worden, dat het kunftiglie werktuig, 't welk ooit eenig menschlyk verfland uitdacht, diar tegen eene kleinigheid is: het kunftigfle werktuig weet niet dat het aanweezig is; dit weet het muschjen, dit bewyzen alle zyne handelingen : het wordt niet, even gelyk een werktuig, door ftooten en drukken in beweeging gebragt, maar het richt zyne beweegingen in na de uiterlyke omflandigheden; het vliegt niet recht uit, gelyk een werktuig zou doen, dat door veêren in beweeging gebragt wierdt, maar daar heen, waar het gelooft het zekerfte te zyn en het meefle voedfel te kunnen vinden; met bewonderenswaardige list zoekt het de zekerfte wykplaats op , en onttrekt zig aan de vervolgingen der menfehen ; door eene geheim s drift aangefpoord, brengt het zyne jongen niet voord in den winter, wanneet" het zelf een kommerlyk leven leidt en zyne jongen rasch van gebrek zouden moeten verfmachten; maar in de lente, wanneer de gantlche wereld van infecten ontwaakt, en hem tot onderhouding zyner jongen, voedingsmiddelen in overvloed oplevert: is het muschjen des niet een werk der hoogfte wysheid ? en wanneer het voor den Allerhoogften niet ta gering is, om hetzelve te fcheppen en zo veel wysheid tot zyne formeering en beftaan aantewenden, zoude het Hem dan wel te gering zyn , voor zyn onderhoud te zorgen ? Het is ook onmogelyk, dat god het welzyn der geheele fchepping bezorgen kan, zo Hy niet voor het kleinfte gedeelte derzelve zorge droeg; wanc de eerfte oorzaaken van groote gebe; rteiisfen, zyn meest altoos kleinigheden : wat is ong.ach er en geringer dan een hair? evenwel, wanneer het in de luchtpyp van een mensch komt, kan het zynen dood veroorzaaken; en welke veranderingen kunnen daardoor in de geheele maatfehappy der menfehen niet ontftaan! daar uit kan eenen bloedigen oorlog voordkomen, een geheele bloeijende ftad kan er door verftoord, geheele provinciën verwoest, veele duizenden van menfehen vermoord, de regeering en regeeringsform veründürd X a  154- C. G. SAI.TZMAN, worden , en dan eerden grond tot alle deeze aanmerke-' 3yke gebeurtenisfen lag in de beweeging van een hair, De bliklém is een der grootfle werkingen van de Natuur, wanneer by door den hemel heen fchiet, zien de bewooners der aarde hem met verbaazing en veelen met angftig vreezen na : aan de eene zyde legt hy eene ftad in de asfche, en verteert de vruchibaarfle zaailanden ; aan de andere zyde giet by zegen uit, en de verwelkte velden beginnen weder te'leeven: en van waar ontftaat by? uit de dampen die menfehen, dieren en planten van zig geeven, die na boven fteigen, en boven ons hoofd zig met de onweërsw Vken ver. eenigen : wie a'zo heer des donders zyn zal, moet ook de uirwaafemingen der aarde onder zyn opzicht hebben: het is daarom onlochenhasr. dat die god, die het geheelal regeert, ook voo' het lot van riet'geringde, van den worm, van het ftofjen zorgen moet: Zyn almagt gaf de zon haar gloed,' Aan ieder fter hatr licht; Geeft leevenskracht iri juiste maat Aan alles wat hy fchiep: De worm die zig in 't ftof verfchuilt, AH* wat in 'c water leeft, Wat onder zynen hemel woont, Of in den hemel is; AU' wat zyn eeuwige almagt fchiep Bevindt zyn zorg en trouw. Wanneer nu god voor de geringde kleinigheden in zyn Ryk zorgt, zo is er niets zekerer, dan dat Hy ook voor my en voor ieder van ons zorg draagt, want in god's gantfche ons bekende fchepping, is tog de mensch het uitdeekendfte van zyne werken : zo klein hy is, wanneer ik hem met den oneindigen in vergelyking del , zo groot is hy, wanneer ik hem naast een muschjen, of nevens een ander dier, of plant, of een hair des hoofds ftel — zo groot is Hy, die met zyn verfland den loop der fterren berekenen en dingen navorfchen kan, welken voor de geheeie maatfehappy der menfehen nuttig of fchadelyk zyn kunnen ; Hy , die in zyne reqhtehand een lcheppende kracht heeft,  XORTB VOORSTELLÉN. XLVIL 16"/ met welke hy lusthoven verftooren en bouwen, en da kunftigfte werktuigen vervaardigen kan. Van de gefteldheid eens menfehen, hangt doorgaands het lot van eene geheele landftreek af: daar fterft een. bloejende jongeling, en met hem fterft een tallooze menigte nakomelingen, die nu het licht niet zien, en het zelve zoude gezien hebben, zo hy langer geleefd hadde, en alle die werken blyven achter, die hy tot ftand zou gebragt hebben, wanneer hy nog langer op da aarde bad mogen werken : zyn vriend daar en tegen bereikt manlyke jaaren en een klein volk fpruït uit hem voord, en menigvuldige bezigheden worden door hem uitgeoefend, die zyne vroegere dood zou verhi'n. dert hebben: één flecht mensch kan honderd andere doen zuchten, één goed werkzaam mensch kan daarentegen vreugde en zaligheid over gantfche provinciën brengen. Toen dan onze Verlosfer eerst verzekerd hadde, geen muschjen valt op de aarde zonder uwen Vader,* zo wendt Hy zig daarop tot zyne vrienden en vraagt: zyt gy niet veel meer dan hy? o ja, ieder van ons is veel meer dan hy; dit bewyst onze geheele Zamenftelling, iedere gedachte van onzen geest, de gantfche werkzaamheid van ons ligchaam: het is dan volkomen zeker dat Gy o Schepper des worms, onderhouder van het muschjen, ook weet dat ik aanweezig ben, dat Gy my kent, dar Gy getuigen van alle myne handelingen, van myne vreugde, van myne traanen, van myn geheele lot zyt, dat alles alles van U beftemd is! Oy myner niet gedenken Daar Gy my kent en ziet! Gy geen vertroosting fchenken Die alles weldaön biedt! Gy, daar nw dierbre zegen Gaat boven alle peil 1 —— Op de ongebaandfte wegen Leidt Ge ook tot eeuwig heil. Onfchatbaare waarheid ! dat geene, wat de zon voor de aarde is, is ook deeze waarheid voor het menschdom: vat dezelve toch wel myne geliefden ! drukt ze diep ia X 3  Ï66 C. O. s A L T Z M A H, uwe ziele, op dat zy u altoos tegenwoordig moge zyn; zy zal u het weldaadigfle licht mededeelen, alle duister- alle droefgeestigheid van u verwyderen, en de aangenaamde gevoelens in uwe ziele verfpreiden: Verneem het o mensch! de Schepper der wereld weet dat gy aanweezig zyt, Hy kent u, geeft, by de wyduitgeftrekte regeering over zyn onmeetbaar Ryk, ook acht op de bevordering van uw welzyn : gevoel uwe waarde ! laat dit gevoel u voor al.e zonden en afwykingen bewaaren, en aan u edele gezindheden, en eene drift na hoogere volmaaktheid inboezemen! god is getuige van alle uwe handelingen! deeze gedachten zv fteeds uw geleider en dryve u aan om alle uwe krachten intefpannen om goeds te werken! uw lot is door god kepaald, hoe zeer moet niet door deeze waarheid iedere vreugde, die gy geniet, verheven worden! we.ke aangenaame gevoelens zal uw hart gewaar worden, wanneer gy by ieder genot zeggen kunt: dit is eene gaave van god, dit is een genoegen dat my do koning van hemel en van aarde, ten bewyze zyner liefde voor my, gefehonken heeft, De menigte van lyden, waar aan wy bloot gefield zyn , is groot; maar kloekzinnigheid en braafheid kunnen een groot gedeelte derzelve verwyderen; doch de hoogfte wysheid waarvoor een menschiyke geest vatbaar is, de reinste onfchuld, da volkomenfte braafneid, zyn nog niet inftaat om ons tegen alle iyden te befchutten; om ons hart voor allen kommer te bewaaren; zyn niet toereikende om alle fmart van ons ligchaam te verwyderen , zyn te zwak om de wereld te veranderen, alle menfehen te verbeteren, en daarheên te leiden, dat zy vriendlyk omtrent ons handelen : het befchouwen van een wys , een braaf mensen, dien heimeiyke fmart de bitterde traanen afperst, die onder druk en vervoiging zucht, is daarom niet iet ongewoons. Ook ieder van u zal door de ervaaring leeren, dat dit waar is : het eenige zekere middel, om alle foort van lyden te verminderen, om de onaangenaamde gewaarwordingen te matigen, is dit geloof: myn lot is van god bepaald: zo rasch dit by my levendig wordt, verkryg ik kracht, om de zwaarde lasten te drasgen, en by de verfchrikkelykde ftormen, getroost en goeds, moeds te zyn; want ik weet dan zeker, dat de Regeerder der wereld i?y myn lyden groote en weldaa.  KORTE VOORSTELLEN. XLVII. dige oogmerken heeft, dat ik voor het beste der wereld lyde en door myn fmart de fom der menschiyke vreugden vermeerderd zal worden ; zeker weet ik dan dat myn fmart een wrang, maar krachtig bevorderingsmiddel tot myn heil is; dat op eene enkele wenk van den beheerfcher der wsreld.mynen treurigen toeftand geheel veranderen kan, dat vreugde zeer na aan myn droefheid grenst, en myn fmart de bron tot myn genoegen zyn kan: is er wel een rampfpoed te bedenken, die door de kracht van dit geloof niet overwonnen kan worden ? Op u o cod! myn toeverlaat zal 'k myn vertrouwen ftellen; Gy weet wat myn geluk ontbreekt als bange zorgen kwellen. En ik vraag nog meer: is er in de geheele toekomst iet zo verfchnkkelyks, dat by dit geloof, onzen moed zou kunnen nederflaan? 't is waar, over o>.s toekomend lot is eenen dikken nacht uitgefpreid, door welktD onze oogen niet kunnen zien; zullen wy de ovrigen van onze dagen in den kring onzer vrienden doorbrengen, of zal de dood ze ons ontrukken ? zullen wy tot in onzen ouderdom de noodwendigheden orzes leevens genieten of dezelve in druk en behoeften doorbrengen ? cit, en al het overige is ons onzeker; dan dit is evenwel gewis dat god ons toekomend lor beftuurt, met welk eenen moed kunnen wy dan hetzelve niet tegengaan ■ Gy o vader der vreugde! Gy die one, fèdert ons geboorteuur tot heden toe, zo veele vergenoegde dagen gefchonken hebt, zoudt Gy ook met vreugde voor ons in dien nacht bewaard hebben ? wy gaan onder uwe al magtige befcherming dezelve tegen , en wanneer ook de verfchnkkelykfte gevaaren van alle zyden op ons aandrongen, zouden zy ons wel kunnen treffen wan neer Gy ons befchermt ? Gy, die alle krachten der Ui'. tuur de wet voorfchryft? wanneer Gy Jyden voor ons beftemd hebt, zult Gy ons dan ook geen kracht geeven om hetzelve te draagen ? Gy ziet aizo, myne waarden! god is de eenige van Wien gy u toekomend geluk, in iedere treurige omftandig.  168 C. G. SALTZMAN, VOORSTELtEN'. XLVII. beid troost, in ieder gevaar befcherming verwachten moet; de eenige zeg ik, en buiten Hem is er niemand. Uwe ouders, myn lieve leerlingen! hebben u tot hier toe wel gefcheenen te onderfteunen ; maar al de pnderfteuning die zy u gaven , hadden zy eigeniyk van den Regeerder der wereld ; en waar zullen na ettelyke jaaren uwe ouders zyn? wilt gy u geluk wel op brooze rietflaven bouwen ? wilt gy uw vertrouwen wel op menfehen, al waren het zelfs vorften, ftellen? ach 't zyn menfehen, en kunnen u niet helpen: en offchoon u de magtigfte mensch befchuttede — hoe zwak, hoe bepaald is zyne befcherming! wanneer gy flechts een uur van hem verwyderd zyt, ziet hy u reeds niet meer; en wanneer gy in nood geraakt en klaagt, zo hoort hy het niet: wilt gy u op u zelven , op uw verftand en fterkte verlaaten? een gering toeval kan u nederwerpen, en al uw verftand en fterkte u ontrooven: verlaat xi dan alleen op Hem, van wien alle hulpe komt, die op en Codes kiridren, Uw vyand zelfs is osk zyn kind; Een bede uit liefde eerr Hem gewil Die zelf der liefde Vader is. Z a  ltO C. G. SALTZMAN, Watgy voor andere menfehen van god bidden moet, zal u uw eigen hart zeggen, wanneer het verbetert en door de grondftellmgen der Christlyke leere verlicht is • is het niet zo, wanneer gy voor u zelven bidt, dan bidt gy om geene bepaalde 'aardfche goederen ? gy zyt niet zo onbelcheiden, dat gy van god onafgebroken gezondheid, lang leven, groote ryfcdom , of roem verlangen zoudet, want door jesus onderricht, weet gy wel dat dit alles uw geluk niet uitmaakt; dat de grond' daartoe in u zelven, in eene wyze en braave gezindheid ligt; hierom zult gy dan ook god voornaamlyk aanroepen, dat Hy u beftendig op zyne goede we»en houde, voor dwaaling en alle zonden vaderlyk bewaa. ren wil; dit zal uwe dagelykfche en emftige begeerte zyn: de bepaaling van uw uitwendig lot zult gy met kinderlyke ondergefchiktheid, aan den wyzen, alles weimaakenden Vader overlaaten. Dus moet ook uw gebed voor anderen ingericht zyn ; dat god de maatfehappy der menfehen geduurd verlichte; het-kwaade in de zelve vermindere, het&goede vermeerdere; iedere goede inrichung zegene ; dat Hy byzonder uwe vrienden in het goede bevesiig'e, en hun die gemoeds rust fchenke, die uit de deugd voordfpruit; dat Hy uwe vyanden verbetere, hun vredelievende gezindheden inftorte, hun alle dwaalingen ver^eeve, Hy zig over alle menfehen ontferme en ieder°van 'de goederen deszes levens zo veel toefchikke , als hun dienft-g is - dat is 't, wat gy voor anderen te bidden hebt: god.' geef ons fteeds naar uwe wysheid, Wat uwe kindren heilzaam is; Cy kunt alleen ons hart vernoegen, Daar Gy de bron des zegers zyt: Geef beven al, op onze bede Geef onzen geest de waare vrede. Veelligt werpt gy my tegen: maar waartoe dient de voorbidding voor anderen? bemint god niet zelfs alle menfehen? wacht Hy eerst op myn gebed, om zig te laaten overreeden hun wèl te doen? zal hy aan het plan, dat Hy ten beste der menfehen van eeuwigheid gemaakt heeft, wel iet veranderen, om dat hier en daar een mensch bidt? Ik geeve toe, dat deze  KORTE VOORSTELLEN. XLIX. l8l tegenwerping , oppervlakkig befchouwd , veel fchyn hebbe; maar wanneer wy de zaak ryplyk nagaan , en op de werkingen achtgeeven, die zulke Christiyke voorbiddingen noodzaakelyk hebben moeten, dan zal ons derzelver nuttigheid weldra begrypelyk worden. Genomen , dat ook ons gebed , den geenen voor wien het gefchiedt niets hielp , zo helpt het tog ons, en is een zeer krachtig middel om onze zielen te ver. edelen. In het beftendig gedruis der bezigheden , by het geftadig ftreeven naar de verbetering onzer uitwendige omftandigheden, kan het ligtlyk gebeuren,^dat wy zelf» ziekiyk worden, aan het lot van anderen weinig deel neemen, koelzinnig en ongemaklyk worden, en alleen voor ons en de onzen leeven; als dan verbreekt van tyd tot tyd de band der broederlyke liefde, die de harten van alle menfehen behoorde te verbinden, en het huisgezin god's verdeelt zig in onteibaare hoopjens, die niet langer gemeenfehap met elkander houden, dan zy elkander noodig hebben. Maar beproeft het; fielt u god voor, als de Vader vah allen , als de vader van een talloos huisgezin , waarvan gy zelf een lid zyt; begint voor het zelve, als voor uwe broeders te bidden en hun welzyn aan den gemeenfehaplyken Vader aantebeveelen; hoe zal zig als dan uwe ziel veredelen! hoe ruim uw hart worden ! hoe zal het op eenmaal met zyne liefde de gantfche menschheid omvatten en yver gevoelen om voor het welzyn der geheele menschheid werkzaam te zyn! in het oogenblik wanneer gy hartlyk voor het welzyn van andere menfehen bidt, ftaat gy veele trappen hooger dan anders : anders bepaalde zig uwe liefde en werkzaamheid biootiyk tot u zelven en den kleinen kring uwer vrienden; hier ftond gy niet veel hooger dan verfcheidene dieren, die ook hun geheele leven bezig zyn om zig zelven en hunne jongen te voeden ; maar dan overziet gy het geheel ! G o d's huisgezin is uw gezin, deszelfs welzyn befchouwt gy als u eigen best; in deeze oogenblikken bemint gy werkelyk alle menfehen ; en wanneer gy deeze oefening dikwyls herhaalt, zo zullen de uitwerkfelen daarvan rasch in u gedrag omtrent anderen zichtbaar zyn ; gy zult in ieder die uwe hulp noodig heeft, gelooven den broeder te vinden, voor wien gy gebeden hebt, en de Z 3  152 C. G. SALTZMAN, wenfehen die gy voor hem tot god deed, gaarne door hulp en 'beleefdheid in vervulling brengen; gy zult genegen zyn moejelykheden te onderneemen , die wel niet voor ti zelven voordeelig zyn , maar die op het welzyn van het groote gezin waarvoor gy gebeden h*ebt, betrekking hebben: Als in een zoete ftilte de deugd myn nart bekoort; Als 'k ernftig heb befloïen, te leeven naar Gods woord, Dan keer ik, wande broeder! meer vrolyk tot u weêr; Dan zoek ik ook uw welzyn, dan zorg ik voor uwe eer. Even zo is de voorbede voor hen met welken wy in nadere betrekking ftaan, een zeer krachtig middel om het aandenken aan hun te vernieuwen , en de liefde voor hen fteeds versch en levendig te houden.' Gy myne waarde leerlingen ,geniet,by voorbeeld, beftendig vee! goeds door de voorzorge van uwe lieve ouders en naatsbeftaanden: iedere kleeding, die gy aantrekt ; iedere fpyze, die gy geniet; ieder boek dat gy in uwe handen neemt, is eene herinnering aan hunne liefde; en evenwel zult gy my moeten toeftaan, dat er dikwyls weeken voorbygaan, dat gy of in 't geheel niet, of flechts zeer vlugtig aan hun denkt; zonder hartlyke ouderliefde en dankbaarheid voor hen te gevoelen ; maar tracht het tot uwen pligt te maaken , dat gy dagelyks bid, en in uw gebed aan hun gedenkt, dat gy iet dergelyks voordbrengt: ,, Myn god en Vader! „ Gy ziet hoe hattlyk myre goede ouders en naatsbe,, ftaanden my beminnen; hoe zy voor my zorgen, en „ veelligt thans, daar ik tot u fpreek, voor my bidden: „ ik kan hun deeze liefde niet vergelden : zyt gy o god! hun vergelder! fcherk hun fteeds een ver* „ genoegd en vrolyk hart ; (chenk hun alles wat hun „ nuttig en noodig is; verwyder van hun alle waare „ elenden; en wanneer zy moeien' lyden , wanneer zy „ krank zyn, of in droefheid gedompeld worden, fia „ hun dan by en fcher.k hun, goede god! fchenk hun „ uwe genaderyke vertroosting!"  KORTE VOORSTELLEN. XLIX. 183 , Wanneer gy u gewennen zult zo te bidden , zal zig alsdan het aandenken aan al het goede , dat gy van hun geniet niet dagelyks in u vernieuwen ? zal de beminnenswaardige beeltenis van uwe lieve vader, moeder en vrienden niet telkens in uwe ziele verlevendigen? zal er niet eene recht kinderlyke, hartlyke dankbaarheid in u ontbranden? en deeze geduurig vernieuwde liefde, zal op u geheele beftaan eenen zeer aaimerkelyken invloed hebben: even als, wanneer in eer, uurwerk eene veer geplaatst is , waardoor alle de raderen in beweeging gebragt worden , zo zal de vernieuwde iietde voor uwen vader, uwe moeder en verzorgers, alle uwe krachten in beweeging brengen, en- uwe drift dagelyks vernieuwen, om in uw geheele beftaan beleefd, Gode en menfehen aangenaam te worden, en in iederen brief, die gy aan hun fchryft, uwe hartlyke liefde uittedrukken. Wanneer gy van eenig mensch beledigd en daardoor tot toorn en wraak gedreven mogt worden, zo doet pooging om 11 tot het gebed te begeeven , het zal u wel moejelyk vallen, den geenen, tegen wien uw hart aangekant is, goeds te wenfehen; maar zal het u niet mogelyk worden wanneer gy het ernftig wilt ? e'n weike zalige uitwe-kfelen zal dit voor uw hart hebben ! genomen gy haddet iet dergelyks gebeden: „ o god! Gy „ ziet hoe gevoelig myn vyand my beledigd heeft! hoe „ fmartlyk my de krenking valt, die hy my heeft toege„ voegd; myn geheele hart is tegen hem opgezet; maar ,, het is uw kind; myn Vader! die my zo veele zon. „ den vergeeven hebt! die ook hem bemint en voor „ zyn geluk zorgt! ftaat het my wel vry uw kind te „ haaten ? o neen! ik bid voor hem , vergeef hem zyne „ zonden, verbeter zyn hart en dort hem vriendfehap„ lyke gezindheden in , op dat alle onderlinge haat op. „ houde en wy fpocdig, met harten vol liefden, U, ,, onzen Vader kunnen aanbidden !" genomen, gy haddet zo gebeden, zoude alsdan niet noodzaakiyk de ftorm uwer driften bedaaren ? het aandenken aan de hoogde zachtmoedigheid in u vernieuwd, grootmoedigheid, en nyging tot vergeeven en weldoen in u opgewekt worden? o Christenen ! leert voor uwe vyanden bidden, zo zult' gy ophouden hen te haaten , alle vyandigheden zullen eindigen en gy zult u bevlytigen om in vriendlykheid en toegeevendheid elkander te overtreffen; het beeld des  ï84 C G. SALTZMAN,VOORSTELLEN. XLIX. gekruisten , die voor zyne moordenaars bad , zy by alle beledigingen die gy ondervindt, uw voorbeeld. Store jesus ftort uw menfehenmin, Myn hart, dat ligtjyk afdwaalt, in! Als my een booze vyand kwelt Word' myne zaak aan u gefteld: Bedaar myn driften als zy woén, Op dat ik uwen wil kan doen; Breng my, geduurig vodr den geest, Wat gy uw' vyand zyt geweest; Voor hem die u gekruifigd had, Aan 'c vloekhout hangend zelfs nog bad! Myne waarden! zo gy, door bet geen ik u van de VOortrefFelykheid der Christlyke voorbidding gezegd heb , overtuigd zyt geworden, zo verzamelt thans uwe gedachten en bereid uw hart om met my'eene voorbidding voor onze broeders te doen. ,, o Vader van alle menfehen ! daar wy te zwak zyn , ,, om alle uwe kinderen onze liefde met de daad te be„ wyzen, zo vereenigen wy ons thans om voor hen te „ bidden — ontzeg geene uwer kinderen uwe vaderlyke ,, liefde; laat uwe magt en goedheid van allen gekend „ worden ! laat de weldaadige leere der waarheid tot ,, in alle hoeken der aarde doordringen ! verbeter ieder* „ zondaar! breng ieder' dwaalenden terecht! zegen ie- dere goede daad! laat U vinden van allen die U zoe« „ ken ! vertroost alle bedroefden! ,, In 't byzonder bevelen wy aan U, o genaderyke „ god! allen met welken wy in eene naauwe betrek. „ king ftaan, en die voor ons zorgen; bewaar hun „ voor groote elenden; geef hun uit de volheid uwer „ vreugde, zo veel als hun dienftig is, en geleid hun i, fteeds zo, dat zy zig in het bewust zyn hunner „ onfchuld en braafheid verheugen kunnen ! ,, o Geest der liefde! vergeef allen die ons beledi„ gen , verbeter hen, maak hen geneigd om alle vyand„ fchsp afteleggen, en zig weder broederlyk met ons t, te vereenigen! Amen!"  VYFTIGSTE VOORSTEL. Over de flraffcn god's. iV^tyn waarden! wy zyn thans hier wederom vergaderd , om de waarheid te hooren , ons verftand door dezelve opteklaaren, onze gezindheid te veredelen en den lof van onzen Schepper en Weldoener te verbreiden: het is zo, dat wy niet in Maat zyn Hem naar waarde tc pryzen ; dat ons verftand niet toereikende is om de grooite en menigvuldigheid zyner weldaaden te omvatten, noch woorden te vinden om dezelve te befchryven, maar het is evenwel heilzaam voor ons, onze dankbaare gevoelens zo goed mogelyk, door woorden uittedrukken. Hy, die zig niet fchaamt, zig onzen Vader te noemen, verneemt met vaderlyk welgevallen cns zwak ftamelen; en onze eigene ziel verheft zig, gevoelt vreugde, en lust om goed te doen, w-anneer zy den Algoeden pryst; laat ons daarom, Hem die ons zo wel doet, looven! Gy, ren ? leiden niet alle bevelen en herinneringen, die by hun geeft daarheen, om de gezondheid hunner zielen en Jlgchaamen te bewaaren, en zo hun geluk te bevorderen? is hy wel in ftaat, om onverfchillig aantezien, dat zyne welmeenende herinneringen, door hen veronachtzaamd en overtfeeden worden? dwingt zyne liefde hem niet de ongehoorzaamen geftreng te behandelen, en hun door onaangenaame middelen tot nadenken t* brengen ? Het is des ook onmogelyk, dat de ons liefhebbende godlyke Vader, onverfchillig kan aanzien, dat zyne kinderen op de wyze leeringen , die Hy ter bevordering van hun heil deels door hun vernuft, deels door jesus, hun medegedeeld heeft, geen acht geeven , maar ze veeleer met voeten treeden en naar hunne eigene nyin. gen handelen: zyne liefde dringt Hem, deeze verdwaalden, de treurige gevolgen hunner dwaaiing te doen gevoelen - Hy moet ftraffen: zo ontelbaar als god's weldaaden zyn, die Hy de menfehen bewyst, zo ontelbaar zyn ook de ftraffen, die Hy voor de overtreders zyner bevelen bereid heeft, en niemand kan voor Hem beftaan, die door ongehoorzaamheid zig tegen zynen wille verzet. Niemand kan zyne hand ontvlugten, want Hy omringt ons van alle zyden: het ongehoorzaame kind, vindt no<* altoos een' hoek, waarin hy zig voor de tuchtigingen zyns ligchaamlyken vaders verbergen kan; de onge. hoorzaame onderdaan vindt nog altoos een plaats, alwaar hy de ftraf des rechters kan ontwyken; maar wie kan den Alomtegenwoordigen ontvlieden? gaat van het eene^ einde der aarde tot het andere! gy gaat altoos in god's ryk, overal is god, de door u beledigde god. De allerfynfte vermomming kan ons voor god niet verbergen ; onze geheele ziele ligt bloot voor Hem ; uwe geheimfte wenfehen, uwe voorneemens die gy voor de geheele wereld weet te verbergen, zyn Hem bekend;  KORTE VOORSTELLEN. L. 187 wanneer wy in de duifierfïe nacht, wanneer wy in eene geflootene kamer, alwaar het geen menschlyk oog bemerkt , werken, zo werken wy onder zyn oog; voor Hem kunnen wy geen geheim bewaaren : wee dan on. zer, wanneer wy ons aan ftrafbaare handelingen fchuldig maaken — Hy is er getuige van, en bereidt ftraffen voor •ns, om ons onze dwaasheden te doen gevoelen : Waar zoude ik uwen geest ontvlién? Waar zou me, o Heer! uw oog niet zienï Al voere ik op naar 'shemels trans, Daar zyt Gy, daar vertoont ge uw glani; Al daalde ik zelfs ter helle neder Duar vand ik ook uw aanfchyn weder. ïndien ik zeg: „ De duisterheid ,1 Bedekt my vóór uw majefleit,*' Dan is de nacht een helder licht, Dit my ontdekt voor uw gezicht Voor u, o Heer! is 't aklig duister Den dag gelyk, in glans en luister. Wanneer de rechtvaardige Vader ftraffen wil, zo heeft Hy niet noodig onmiddelbaar te handelen; Hy heeft de natuur der dingen zo ingelicht, dat iedere kwaade daad haare (traffe met zig brengt; dat ieder flecht mensch des zig zelven ftraffen moet: dit noemen wy de natuurlyke gevolgen der zonden, tegen welken niemand zig befchutten kan: veronachtzaamt men, by voorbeeld, de waakzaamheid over zig zelven, dan verwildert de Aa 2  188 C. G. S A L T Z M A fsj, ziel, gelyk een akker, die eenen luien bezitter beeft; gelyk deeze van tyd tot tyd doornen en distelen voordbrengt, die het goede zaad doen verflikken, dat zig in dezelve wil ontwikkelen, zo wasfehen ook by ieder 2.ondaar de zinlykheid en hevige lusten, die alles goeds verhinderen, en hem tot groote buitenfpoorigheden geneigd maaken : de onedele gezindheid, die men zeer zorgvuldiglyk voor het oog der wereld zocht te verbergen, verraadt zig eindelyk, en breekt tot kwaade daaden uit: waartoe dient al de kunst, die gy, o zondaar! aanwendt om uw kwaad te verbergen ? gelooft gy daardoor de ftraf te ontvJugten? weet gy niet, dat de zonden aan eene flang gelykt, die den geenen met vergiftigde beeten knaagt, welke haar in zyn' boezem voedt? Hoort gy niet de befchuldigingen , die uw geweeten u maakt, wanneer gy cod's wet overtreedt? Hoort gy niet dat het u toeroept: (» zondaar, wat doet gyf gy doet onrecht , waarop de Jlraffe ongetwyfeld volgen zal! volgt deeze geheime getuige u niet op alle uwe wegen? verbittert hy niet uwe zoetfle vergenoegingen? foltert hy u niet dikwyis op uw leger met pynigende befchuldigingen? volgt u de vrees, dat uwe zonden geftraft zullen worden, niet geduurig op de hielen? houdt het bewust zyn van uwe overtreding u niet terug, om de vreugde der aanbiddinge g o d's te genieten ? gy gevoelt dus, hoe geftraft gy reeds zyt: ach ! wanneer geen menschlyk rechter uwe wanbedryven ontdekt, zo ontdekt gy ze even wel altoos zelf: de ongebondenheid, die gy u in 't verbo-gene veroorlooft, zal uw ligchaam verzwakken en uwe gezondheid (tooren ; uwe verdrietlykheid zal u geduurig fcrachtloozer maaken , en u met onweetendheid en verachting ioonen ; uwe onredelykheid zal u het vertrouwen uwer vrienden ontrooven ; uwe heimelyke listen zullen u vyanden verwekken, en uw laster zal u op het einde overal gehaat maaken: gelooft niet, wanneer gy tot nog toe de ftraffe niet gevoelt, dat gy dezelve ontvlugten zult! zy komt voorzeker met den tyd; de dag nadert, dat gy dezelve gevoelen en u uwe dwaasheden beklaagen zult: als man gevoelt men menigmaal eerst de verfchrikkelyke gevolgen van de zonden der jeugd, en als grysaart moet men veehyds boeten , wat men in jongere jaaren gedaan heeft:  kopte voorsteller l. j£j Hoe zou de ioosheid cod behaagen! Geen zondaar kan voor Hem beftaan; cod! maak my dan van 't booze ontflagen. Leer my den weg ten hemel gaan! Geef my een hart van zonden vry? Cp dat ik uwer waardig zy. Dit is niet de eenigfte foort van draf, die god voor den overtreder van zyn' wil bereid heeft: even gelyk de geheel Natuur werkzaam zyn moet, om de redelyko oogmerken van goede menfehen te helpen bevorderen, zo nioet ook de geheele Natuur zig wapenen , tegen hem die den Heer der Natuur ongehoorzaam geweest is: niet als of Hy door wonderwerken de krachten der Natuur in beweging brengt, om zyne ongehoorzaame kinderen te ftraffen, maar, dat Hy van den aanvang de inrichting der dingen zó gemaakt heeft, dat zy den overtreder verderven moet; want door de geheele Natuur heerscht harmonie ; ieder enkel deel ftaat met het geheel in overeenftemming: het oog is zo geformeerd , dat het de lichtftraalen opvangen; het oor dat het den in de lucht ontftaanen klank verneemen kan: die god die dit alles zo wys verordenen kon, kon die ook niet vooruitzien, wanneer een mensch door zyne zonden, de gemaakte orde verftooren zoude ? kon Hy niet te gelyk zuike eene inrichting maaken, dat zekere natuurkrachten dien tegenilaan en verderven moesten, die door zyne zonden wanorde aanrichtte ? wanneer eene plotfelyke krankte den booswicht ter neder werpt en hem buiten ftaat fte-lt verdere fchade te kunnen doen — wanneer het ongeluk den onrechtvaardigen vervolgt en hem uit het bezit van zyne door onrecht verkregene bezittingen, uitfloot ; wanneer een onverwacht toeval eenau misdaadiger doodt — want ftian niet alle voorvallen onder het opzicht van den regeerder der wereld? en moeten wy dezelven, wanneer ze den zondaar treffen niet als ft.rffen aanzien ? Sidder dan , o ongelukkige ! wiens geweeten u het verfchrikkelyke getuigenis.geeft, dat gy uwen god Aa 3  C. 6. S A t T Z M A K, ongehoorzaam zyt! fidder! want overal waar gy heen ziet, ontdekt gy eene roede, die opgeheven is om u te ftraffen. De biikfemftraal die over u heenfchiet, de ftorm die u voorby ioeit, de ftroom die gy aan uwe voeten ziet vlieten , het infect dat om uw hoofd zweeft, dat alles, zyn krachten der Natuur, die Hy regeert, welke gy niet gehoorzaamen wilt; alles is bereid om u tot verderf te worden, zo rasch de Schepper wenkt: Hy zal zyne e&re wreeken} / die in den hemel vroona 1 Heerscht ook aan 's aardryks einden, en laat niets onbeloond: i Een talloos tal van firaSen, heeft Hy ter wraak bereid —» Beef, zondaar! voor zyn gramfchap, voor zyn rechtvaardigheid: Hy wenkt, en zyne donders (laan neder op uw hoofd; Hy treft u, als ge u 't zekerst voor zyne ftraf gelooft. Zo verre wy de huishouding god's kennen, heeft Hy zulke eene inrichting gemaakt, dat de treurige gevolgen der zonden, tot in volgende tyden voordduuren : een mensch , die door heimelyke zonden zyn ligchaam verzwakt heeft, ontvangt nooit weder die krachten, die hy zoude genoten hebben, wanneer hy de deugd fteeds getrouw gebleven ware: de elendige, die zwaare overtredingen op zyn geweeten geladen heeft, vindt nimmer die vrolykheid weder, die voor hem beftemd was, wanneer hy de onfchuld zyns harten bgwaard hadde: wie) de jaaren van zyn jeugd ui traagheid doorgebragt heeft,  KORTE VOORSTELLEN. L. 1J)1 moet zyn geheele leven lang , dat gemak ontbeeren, dat hy had kunnen erlangen, wanneer hy altoos zyn' tyd en kracht goed aangewend hadde. Het is g o d's wil, dat de zondaar lang gevoele, wat hartenleed hy zig op den hals haalt, die zyne wegen verlaat, en de bevelen des besten Vaders ongehoor* zaam is. Op welken grond kunnen wy dan verwachten, dat god deeze inrichting veranderen, dat Hy den menschiyken geest, by deszelfs affcheid van de aarde, hervormen, en door een wonder den voordgang zyner ftraffe verhinderen zoude? ach wy kunnen niets anders verwachten, als dat de ftraffe god's, den zondaar ook in de andere wereld volgen zal. Deeze gisfing wordt zekerheid, wanneer wy op dat geen letten , wat jesus en zyne Apostelen ons van den toekomenden ftaat des menfehen gezegd hebben : want deeze verzekeren, dat god eenen dag beftemd heeft, waarop alle menfehen voor den ftoel des algemeenen wereldrechters zullen vergaderen, hunne handelingen beoordeeld zullen worden, en ieder den loon zyner daaden ontvangen zal: TVy moéten allen openbaar voorden voor den rechter ftoel van jesus chkistus, verzekert_ de fchrift, op dat een iegelyk onlvange na hy in het ligchaam gehandeld heejt, het zy goed het zy kwaad. O verfehnkkelyke dag voor iederen zondaar, wanneer hy verfchynen moet voor eenen rechter, by wien geene ontveinzing geldt ; die hem het iange register zyner Wanbedryven voorhoudt, over hem een oordeel velt, dat zyn eigen geweeren billyken moet, en ftraffen aan. kondigt die hy niet ontvlieden kan: In zwangre wolken als gehuld zal jesus 't menschdom voor zig daagenj Het aardryk beeft, de donder brult elk wereld loeit door 't angfiig klaagen. —  J92 €. G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. L. jesus breng dat jongst gericht, Telkens nieuw voor myn gezicht! 'T fpoor' my aan tot pligtbetrachten, Dan zal 'k zo»dor angst verwachten , 'T vonnis dat Gy fpreeken zult, Over ieders deugd of fchuld. Ja myn waarden! dat is het middel om voor den Rechter der wereld te kunnen beftaan, dat men zyri'eri pligt getrouw blyft: wanneer men van zyn jeugd afaan , overeenkomftig zyn geweeten handelt, by alle zyne hande. hngen god's wil tot zyn richtfnoer neemt; over de wanbedryven die men begaan heeft hartlyk berouw betoont, en in vertrouwen op god's barmhartigheid zyn leven verandert, dan kan men getroost voor den Rechter der wereld liaan; en wanneer dan ook de verfchrikkelykfte donder boven ons loeit, rondom ons weeklagten opfteigen, wanneer wy planeeten in ftukken zien (patten, evenwel kunnen wy Hem getroost tegengaan ; wy kunnen Hem toeroepen: „ Myn Vader, zie uw „ kind ,' dat wel zwaar zondigde , dat mer-igmaalcn „ uwen weg verliet; maar evenwel rasch tot U we„ derkeerde, en U om vergeving bad." Wat denkt gy, myne waarden! zal de vader wel het gehoorzaame kind, of dat kind, dat zig hartlyk beterde , van zig ftooten, zonder op hetzelve achttegeeven? zulk eene hardheid verwacht men van geen menschlyken vader, hoe veel minder van Hem die "aller vaderen vader en voorbeeld is. Laat ons dan fteeds onze pligt getrouw zyn, zo heeft zelfs het laatfte oordeel niets, dat ons verfchrikkeiyk kan weezen: De zuivre deugd ontzet zig niet, Als ze alles angftig fiddren ziet,  EEN- EN- VYFTIGSTE VOORSTEL. Over mattheus vu. vers 13. Be poort is wyd en de weg is breed, die"ten verderve kidt, en er zffn veelen die denzelven bewandelen. Schoon ik de deugd ter leidsvrouw koos, Haar kracht in my blyft altyd broos, Zo lang wy op deezé aarde zwerven, Zyn wy gelyk een ftruiklend kind: Schoon zig een lust befire:len vind', Wy zien hem zeker zeldzaam fterven. H et is de gewoone klagte van allen die ernftig naar hunne verbetering wenfehen , dat zy zo langzaam in dezelve voordgaan; dat zy zo dikwyls van hunne goede voornemens afwyken, en geduurig weder zonden begaan , aan wier aflegging zy reeds langen tyd gearbeid hebben: dikwyls overvalt hun ook de verfchrikkelyke twyfeiing, of alle hunne poogingen, om beter te worden, wel zo noodig zyn; of zy niet gelukkiger leven leiden, die zig deeze moeiten niet geeven, en hunne nygingen blindelings opvolgen ? Oeeze zaak is zeer gewigtig en verdient onze geheele opmerkzaamheid: ik zou u niet liefhebben , wanneer ik u de deugd altoos aanbeval , zo men zonder dezelve gelukkig kon leeven; maar ik zou ook onredelyk met u handelen, wanneer de deugd ons het hocgfte geluk verfchafie , en ik ze u niet altoos op het ernftigfte aanpryzen wilde: laat ons daarom de voor- en na- deelen, die met de ondeugd , en daar tegen ook de voor en na- deelen, die met de deugd verbonden zyn, tegen elkander vergelyken, ons vernuft zelf mag alsdan uitfpraak doen, welke van beiden zy te verkiezen heeft: ik wil daarby weder eene leering van den wyzen en menschlievenden jesus tot een grond leggen, deeze luidt aldus: De poort. is wyd en de weg is breed, die ten verderve leidt, en er zyn veelen die denzelven bewandelen — en de poort is eng en. de weg is fmal, die ten leeven leidt, en er zyn weinige die denzelven vinden. Hy fpreekt by wyze van gelykenis, van eene fkchteen van eene deugdzaame wyze van leeven: de eerfte vergelykt Hy met eene wyde poort en breeden weg, door en op II. deel. fib  194 C. O. SALTZMAN, welke men, zonder oefening, zonder groote opletten3heid, wandelen kan, om dat zy breed zyn en fterk begaan worden, en van deeze poort en weg wil ik thans met u fpreeken. Het is inderdaad even zo met een flechte levenswyze gefield als onze Verlosfer zegt: men heeft geen nadenken noodig, in 't geheel geene moeite om zig aan dezelve te gewennen: alles te doen waartoe men lust heeft, en te laaten wat ons onaangenaam is, is dat niet zeer gemaklyk ? en dit is juist de weg der ondeugd: wanneer een jong mensch denzelven bewandelt, wanneer hy die bezigheden vliedt die hem moeiten veroorzaken; wanneer hy zyne tegenkanting door onvriendiykheid en bittere woorden anderen doet ondervinden ; wanneer hy zynen toorn tegen ieder laat woeden, die hem beledigde; wanneer hy zig niets van dat geene ontzegt wat hem aangenaame gewaarwordingen fchenkt — zal hy dan niet fpoedig volkomen ondeugend zyn ? hoe zal hy na god vraagen , hy die zyne lusten gehoorzaamt ? hoe zal hy zig over zyns naasten welzyn bekommeren, die er zig in 't geheel niets aan gelegen laat liggen , om het genoegen van anderen te bevorderen; die alleenlyk op de bevrediging zyner begeerten denkt ? en hoe kan men van hem verwachten, dat hy het welzyn van zyne eigene ziel en ligchaam zal zoeken, die zo zwak is, dac hy niets aan zyne begeerten kan afftaan ? zo ligt is het zig den weg der ondeugd te gewennen! Daar van daan is het dat veelen denzelven bewandeten, en dit maakt hem nog aangenaamer; de een helpt den ander altoos door zyn voorbeeld, zyne toefpreeking en opwekking voord: zo min het mogelyk is den weg te verliezen, wanneer men eene groote menigte nagaat, zo min is het ook mogelyk dat men van eene ondeugende leevenswyze kan afkomen , wanneer men altoos flechte voorbeelden om zig heeft, naar welken men zig ongemerkt vormt. Hoe meermaals men het fchandlyk kwaad , Op voorbeeld of uit keus begaat, Hoe meermaals men 't ook wil bedryven: Die heden zig in 't kwaad verheugt, Een vyand toont der zuivre deugd, Zal morgen, meer gerust, op 't zelfde pad nog blyven. En waarheen leidt dat pad? — ten verderve : de blinde gehoorzaamheid aan zyne lusten; de onachtzaamheid omtrent g o d's heilige bevelen , voeren  KORTE VOORSTELLEN. Li. ÏQï önvermydelyke fchrikkeiyke gevolgen met zig; deeze gevolgen, ontdekken zig by alle zondaaren niet op dezelfde wyze; by allen zyn zy evenwel verfchrikkeiyk. Een flaaf zyner lusten is voorzeker altoos veracht i genomen dat men hem van wegen zyne uitwendige Hand meest eeren , zo zal men hem tog in zyn hart gering fchatten : wanneer gy twee mannen kendet, van welke de eene een voornaame rang bekleedde, maar die laag genoeg was om eenig geld, dat hem toebetrouwd was tot de opvoeding van weeskinderen, na zig te trekken , om zyn kleed met gouden galonnen te bezetten , en zyne wooning te kunnen verderen, en een ander gering man, die zig liever verfcheidene genoegens ontzeide, om in ftaat te zyn, de weeskinderen van zynen vriend te onderhouden — voor welke zoudt gy wel de meeste hoogachting hebben ? Zeker voor de laatfte: en wanneer gy op reis moest gaan, en uw geld een van beiden moest aanbetrouwen; wien zoudt gy het in handen geeven ? zeker de laatfte: en even daardoor zoudt gy bewyzen , dat gy de eerfte gering acht, De heenchappy der lusten heeft voorzeker altoos voor de menschiyke gezondheid gevaarlyke gevolgen, want deeze vorderen niet, wat het ligchaam voeden en verfterken kan, maar alleen wat voor hetzelve aangenaam is: de meeste ziekten ontdaan'uit de zonden , en de meeste menlchen die men begraaft,eer zy eene redeiyken ouderdom bereikt hebben, zyn door dezelve weggerukt geworden: zyn aan u allen geene voorbeelden van pen. foonen bekend, die het flagtoffer van hunne onmaatige toorn geworden zyn , of wier bloed door onkuischheid, zwelgery en onmaatigheid is verdorven geworden? is niet zelfs de morfigheid eene vruchtbaare moeder van veele krankheden? Wie zyne lusten niet bedwingen kan, zal veelal moeten doen, wat anderen beledigt, en zig daardoor vyanden op den hals haaien, van welken hy aiierieie onaangenaame behandelingen verdraagen moet. Wanneer men gehaat en vervolgd wordt, zo vraage men flechts naar de oorzaak, waarom zekere menfehen zo opgezet tegen ons zyn, en men zal die, fchoon niet altoos, evenwel meestentyds , in zig zelven en de toelaatirg zyner lusten vinden: want is het niet beledigend, wanneer men, door zynen hoogmoed verleid, anderen veracht ? verbittert het riet wanneer men anderen onBb 2  1$5 C. G. 5 A 1 T Z M J H, recht doet? is het niet fmart lyk, wanneer men door de boosheid zyns hanen zig laat verleiden, om anderen beledigingen te zeggen, of achter hunnen rug kwaad van hun te fpreeken? , Zeer dikwyls ffort ook de blindelrngfe opvoiging der lusten, in verachtlyke armoede: de luiaart laat de fchoonfte gelegenheden voorby gaan om voor zyne nooddruftigheden te zorgen: de onmaatige, de zwelger, de twistzoeker, haalt zig zulke groote en menigvuldige uitgaaven op den hals , dat daardoor noodzaakelyk zyne uitwendige omftandigheden moeten bedorven worden 5 hoe menig een die op den fchoot des overvloeds opgetogen is geworden, die van zyne ouderen fchatten erfde, welken hem onverteerbaar fcheenen, zinkt door zyne verkwistingen zo diep, dat hy in gefcheurde klederen , op fcroo, met fchimp en fehande overladen, zyn leeven eindigen moetï Alle zondaaren hebben wel niet eenerlei lot: de weg des verderfs heeft ontelbaare uitwegen ; die op dezelven wandelen, hebben zeer verfcheidene wedervaaringen j maar zy worden evenwel allen elendig: de ééne wordt een prooi des hongers , een ander verkwynt onder de fehande en verachting, een derde vindt zyn einde in eene onftuimige zee, of vervalt in de handen der wilden; en boe zon ik in ftaat zyn alle de rampen optenoemen, die den zondaar kunnen overkomen i maar hierin komen zy allen overeen, dat zy, het einde van hunnen weg inziende, vraagen moeten: waar benjik toe gekomen? wee my, dat-ik den rechten weg niet bewandeld heb ! De weg des kwaads is in 't begin vermaaklyk te betreeden; Maar verder komt men in een' nacht van hartsverdrietlykheden: Men i3 het met zig zelv' niet ééns, dat baart de grootite fmarten — Geen ftervling kan gelukkig zyn met rustloosheid des harten. — Het is de a'gcmeene plaag, die elk zondaar vervolgt, dat hy niet te vreden is, dat hy het met zig zelven niet ééns kan worden. Eer ik dit verder uitbreide, moet ik eene herinnering laaten voorafgaan : er zyn in de daad menfehen , die by eene zeer ongebondene leevenswys altoos vergenoegd fchynen, vrolyk zyn, terwyl de braave zucht en zig kwelt: wanneer gy zulke voorbeelden kent, zo kondet gy zeer Jigt de argwaan tegen my opvatten , als of ik u onwaar-  korte voorstellen. LI. IJ>y heid gezegd hadde , daar ik u verzekerde, dar den zondaar niet te vreden , het met zig zelven niet ééns kan zyn. Jk moet u daarop antwoorden, dat gevangenen, die met ketenen aan handen en voeten gekluisterd liggen* die onder de aarde in den verlchrikkelykfte kerker gevangen zyn, fomwylen eenen zoeten droom hebben • verre van hunnen kerker verwyderd, wandelen zy in lusthoven, genieten de vryheid en alle vergenoegingen die zy wenfehen: ik moet u antwoorden, dat lieden wier huishouding geheel bedorven is, die alle oogenblikken vreezen moeten, dat hunne fchuldéïfchers hen uit hunne wooning zullen ftooten, evenwel, wanneer de wyn hun bevangen heeft, lagchen en juichen: maar ach' wanneer de droom verydeld, de roes verdweenen is; wanneer deeze weder zyne ketenen gevoelt en zyn verfchrikkeiyk verbiyf rondziet, en geene de treurige omftandigheid befchouwt, in welke hy zig bevindt, wat meent gy, moeten zy zig dan niet ongelukkig achten' Dit is een zeer treffend beeld des zondaars: die eenmaal van den weg der deugd geweken is, leert rasch de Ichadelyke kunst, om zyne gedachten van zig en zynen toeftand aftetrekken, en zig in eene beftendige verftroojing te houden; by wikkelt zig in veele bezigheden in , zoekt vermaaken en vergenoegingen van zyne zinnen: op deeze wyze is hy zeer te vreden , even gelyk de droomende gevangene en de dronkene in zorge. lyke omftandigheden; maar ééns gaan tog de droom en dionkenfehap voorby, en hy wordt door verfcheidene voorvallen gedwongen over zig zelven en zynen toeftand natedenken. Even als de gevangene te moede moet zyn, wanneer hy uit den lusthof, waarvan hy droomde, met zyne gedachten in den kerker terug keert, of de met fchulden overladene, wanneer hy nuchteren, de menigte zyner fchulden nadenkt, zo moet hy zig ook bevinden die by eene flechte levenswyze éénmaal ernftig aan zW zelven en zynen toeftand denkt. 0 Hy heeft zo veele jaaren geleefd, en niets goeds verricht; hy gevoelt veeiligt de gevolgen zyner zonden in zyn ligchaam, of is mer fehande en armoede geftraft; hy herinnert zig menig hartenleed', dat hy aan menlchen, zyne broederen, toevoegde; hy brengt zig onfchuloige perfoonen te binnen, wier traanen en zuchten hy door zyne buitenlpoorigheden cp z\" <-eia Bb 3 6 b  ?PS C G. S a L TZMANj den heeft — god! — hier kunt gy, myne waarden! den elendigen toeftand des menfehen, die na zyne lusten ïeeft, recht opmerken — god! deeze troostvolle, deeze voortreffelyke naam, die voor goede menfehen eene zo onuitputtelyke bron der reinfte vreugde is, is het verlchrikkelykfte, waaraan een zondaar denken kan, zo verfchrikkeiyk, dat menig een daartoe vervalt, dat hy zyn aanweezen lochent, op dat hy zelfs de fmart niet gevoele, die dat aandenken hem veroorzaakt: iedere weldaad, die hy van Hem ontvangt, is een dolk, welke door zyn hart dringt: zyn geweeten zegt hem, welk een flecht mensch zyt gy, dat gy eenen zo goeden , liefdevollen vader ongehoorzaam kunt zyn! denkt by aan zyne onbegrensde magt, die alles doen kan; aan zyne alweetenheid, waarvoor de dikfie nacht niets vetbergen kan ; aan zyne rechtvaardigheid, die voorzeker vroeg of iaat, ieder loon naar werk zal geeven, in welke eene onrust en angst moet hy alsdan niet geraaken! verfchrikkelyke toeftand, waarvoor ik hoop dat god ons allen zal bewaaren! Beef zondaar! op uw rsozenpad, Zal eens 't berouw zyn flangenkop verheffen, Biet doodelyke beeten treffen, Dat hart, dat God en deugd vergat. Wie de jaaren van zyn jeugd verzuimde, zyn verftand niet oefende, zal die wel ooit den man naby komen, welke met dezelfde krachten, van zyn jeugd af aan, door vlyt en door gezet nadenken , de krachten van zyn verftand oefende ? wie door buitenfpoorigheden ïyn ligchaam bedorven heeft, zal die niet zyn geheele leven de gevolgen daarvan ondervinden ? Ach ! het is dan zeker, dat de gevolgen der zonden, zig verre, zeer verre zullen uiiftrekken : wy zyn onftervelyk, maar de boosdoender is tot zyn fmart onftervelyk; gelyk eene gebrandmerkte, gaat hy in de eeuwigheid, neemt door het grafheen zyne, door driften verfcheurde ziel, zyn gepynigd geweeten mede. Waak op, o zondaar! zïe, wat lot ge u zelv' bereid, Denk denk aan dood en eeuwigheid; En loon en ftraf, en dood en leven, Heeft God in uwe hand gegeven: Waak op! nog is het boetenstyd, Denk dat gy onbeftaanüaar zyt Om met d'Ahnagtigen in 't hoog gericht te treeden: Hy is rechtvaardig, fidder vry, Of val Hem in de roê: fchoon Hy rechtvaardig zy, Bid in den naam zyns Zoons, dan wordt zyn toorn verbeden.'  KORTE VOORSTELLEN. LI. IO£ Goede kinderen en jongelingen! ik hoop, dat nog geene van u zo boos is: of fchoon niemand uwer zonder zonden zy, zo hoop ik evenwei, dat uwe gebreken meer gevolgen van onweetenheid en overyling zyn, als dat gy werkelyk dezelve met voornemen koestert; dit vertrouw ik nog van u; maar weet ook, dat alle zonden, haar oorfprong uit onweetenheid en overyling neemen: men wordt geen dronkaart, geen moordenaar, geen gierigaart geboren, even zo min als een groote boom uit de zaadkorrel opfchiet zo rasch deeze zig ontwikkelt , of een vuurvlam in een oogenblik ontfiaat; maar even gelyk de fterkfte eikenboom eerst een klein fpruitjen is, dat, wanneer het gevoed wordt, rasch opwascht, en zyne takken uitbreidt; gelyk uit een vonkjen, wanneer het voeding heeft, rasch eene vlam ontilaan kan, die fieden in de asfche legt, zo kan ook uit een gebrek, uit eene overyling, wanneer men ze inwilligt, voedt en voordzet, fpoedig het kwaad, het ver» fcbnkkelykfte kwaad voordkomen : wanneer gy nu in uwe tuin geen eikenboom wilt laaten opwasten , wat moet gy dan doen? moet gy de jonge eik twintig of dertig jaaren in zynen wasdom verfterken ? ach ik vreeze dat dan uwe krachten niet zullen toereiken om denzelven uitteroejen, of dat het u ten minden zeer groote moeite zal kosten: de telg, het uitfpruitfel moet gy uitroejen, wanneer gy den boom niet wilt laaten opkomen: wanneer gy in uwe wooning een vonkjen glimmen zaagt en gy wildet niet dat het dezelve verwoesten zoude, wat moest gy dan doen ? toezien hoe het al grooter en grooter wierd en vlamme vatte ? ik zorge dat het dan te laat zoude zyn om het te kunnen uitblusfchen : het vonkjen moest gy uittreden. Wenscht gy nu wel een flecht mensch te worden ; alle fmarten, alle elenden te gevoelen die den boosdoener pynigen? Hoe zou ik kunnen gelooven, dat één, flechts één van u, zulk eenen verfchrikkelyken wensen zou kunnen voeden! wat moet gy dan doen, wanneer gy het kwaad en de daaraan verbondene elenden ontgaan wilt ? - uwe overylingen ontfchuldigen, uwe gebreken koesteren ? ach dan zoudt gy voorzeker van tyd tot tyd een zo grooten lust tot het kwaad, eene zo groote vaardigheid in het uittevoeren bekomen , uwe gebreken zouden zo diep by u inwortelen, de kracht en lust tot het goede zo verzwakt werden , het gevoel  400 C. G. SALTZMAN, VOORSTELLEN. LI. voor goede herinneringen zo afneemen, dat gy ongemerkt, ilechc worden, en den op het kwaad gelegden vloek gevoelen zoudt, wanneer gy geloofdet dat gy er nog veire afwaart: neen myn lieve! wanneer gy niet kwaad worden, niet de met het kwaade verbondene elende gevoelen wilt, zo moogt gy u geene overyling inwilligen, geene uwer gebreken billyken of koesteren, maar dezelve met tegenzin en berouw befchouwen: thans is het hiertoe de beste tyd; nog zyn uwe overylingen geen verjaarde gewoonten geworden, nog zyn uwe gebreken niet diep ingeworteld, nog hebt gy gevoel voor het goede: wanneer gy met dit gevoel voor het goede aan uwe overylingen en gebreken denkt, wanneer gy overdenkt het groot gevaar, waaraan gy u bloot zoudt ftellen, zo gy dezelve wildet koesteren — hoe weemoedig zult gy dan worden! Ik weet wel, dat het u veel opmerkzaamheid op u zelven, veel moeiten en aanwending kosten zal, om gebreken die gy aangenomen hebt afteleggen, om tegen overylingen, waaatoe gy geneigt zyt, u te befchutten: dikwyls zult gy in uwe vast genomene befluiten wankelen, dikwyls zullen de lusten weder in u opryzen, waartegen gy reeds geftreden hebt; maar laar den moed niet zinken! het is niet anders, v/y moeten ftryden en kracht gebruiken, wanneer wy het verderf, Waartoe traagheid en zorgeloosheid ons verleiden, ontgaan willen; maar weet dan ook dat uw itryd niet te vergeefsch zal zyn, by iederea ftryd zult gy winnen, by ieder de kracht van uwen geest verfterken, by ieder de lust tot het kwaad verzwakken; en weet ook dat god zynen byzonderen byftand beloofd heeft aan den geenen, die ernftig na verbetering tracht, door zyne kracht zult gy uitrichten, wat voor uwe zwakheid onmogelyk fcheen. Bewaar, goede god en barmhartige hemelfche Vader! uwe kinderen voor de treurige gevolgen die Gy met het kwaad verbonden hebt! — laaten onze zielen die Gy tot de gewigtigfte oogmerken gefchapen hebt, niet door zonden bedorven worden! — geef ons wysheid en kracht, om de neygingen tot het kwaade te onderdrukken en te vernietigen! verhoor ons ogod en genaderyke Vader om uws lieven Zoons wille. Amen!  TWEE- EN- VYFTIGSTE VOORSTEL. Over mattheus vu. vers 14. De poort is mg en de weg is /mal, die ten leeven leidt, en er zyn weinigen die denzelven vinden. Menfehen! zondaars! komt en hoort, Hoort aandachtig naar Gods woord, Uw heil wordt 11 verkondigt: Wie op Gods dierbaar woord niet let, Geen brandend harte daar op zet, Dwaalt af, om dat hy zondigt: Hoort daarom 't Goddclyk vermodn, Met dorst naar waare wysheid aan. O ja, het is allerbillykst dat gy volgends deeze vermaaning my thans uwe opmerkzaamheid fchenkt, dewyl ik u eene zeer gewigtige leering wil voordraagen, die god ons door jesus christus bekend gemaakt heelt: hec is de wenk des Vadems die u bemmt en die gewis by alle wenken die Hy zyne kinderen geeft, niets anders als hun geluk ten oogmerke heeft; gy zoudt u Zelf benadeelen zo gy u omtrent dezelve onachtzaam gedragen wildet. De leering waarvan ik thans fpreek, is deeze: De poort is eng en de weg is fmal die ten leeven leidt, en er zyn weinigen die denzelven vinden. Door de enge poort en den fmallen weg wordt, gelyk gy reeds weet, eene deugdzaame levenswyze verftaan ; want gelyk het oplettendheid kost, wanneer men eene enge poort vinden en eenen fmallen weg niet uit het oog Verliezen wil , zo kost het ook opmerkzaamheid , om zig tot eene deugdzaame levenswyze te gewennen ; of, hst geen hetzelfde is, overeenkomfiig de godlyke oog. merken te leeven: flecht, kan men zonder alle nadenken worden; maar om deugdzaam te worden, moet men eerst zig laaten leeren: even gelyk een kmd, dat WtaHflit zyn' vader welgevallig te worden, móet vernoemen: „ wat is de wil van mynen vader"? zo moet ook de menseh, die voorgenomen heeft < naar god*s wille te handelen, zig van denzelvenJaaten onderrichten: een onkundig mensch bevindt zig altoos in de grootlle dwaa. lirgen ; hy houdt zeer dikwyls handelingen voor geoor. loofd en onfchuldig, die evenwel voor hem, of voor anderen hoogst nadeelig zyn en daarentegen alles, w it hem moeite en onaangenaame gewaarwordingen vereer- II. deel. Cc  202 C G. SALTZM-AN, iwakt, al is het ook nog zo goed en nuttig, voor fchadelyk: hoe menig kind, by voorbeeld, dat niet behooreiyk gelet heeft op het onderricht, vindt genoegen in anderen te kwellen en moedwillig te behandelen! hoe menig houdt een weikzaam leven, voor een hoogst treurig leven , en acht die geenen gelukkig, die in werkeloosheid hunne dagen doorbrengen; maar kan dit wel overeenkom/hg met de godyke oogmciken zyn? is het te gelooven, dat de algémeene Vader der menfehen ons daartoe op de wereld zou geplaatst hebben , dat wy de een den ander onlustig zouden maaken ; dat wy die edele krachten, die Hy in onzen geest en ons ligchaam Jegde, met walken wy zo veel goeds tot ftand kunnen brengen, werkeloos zouden laaten verroesten? wanneer dan zulke kinderen niet gezegd wordt: „ door een on„ vnendlyk gedrag maakt gy uwe jonge vrienden onlus„ tig; maakt gy, dat zy uwe vyanden worden, ducr „ werkeloosheid maakt gy u zelven ongelchikt en ver„ drietlyk", zo zouden deeze uit onweetendheid altoos tegen de Godlyke oogmeiken aan handelen. Maar gelooft gy, dat hy reeds deugdzaam is, die weet, wat goed en overeenkomftig de Godlyke oogmerken is ? deeze is het voorzeker even zo min, als hy, een goede bouwmeefter is, die de regelen der bouwkunde begrepen heeft; dit is iet dat gy alen bevat, want hoe veelen zyn overtuigd, dat orde, zindlykheid, beleefdheid en vlyt. goede eigenfchappen zyn, die ons zelven nut veifchaffen en ons by anderen geliefd maaken, en evenwel, hoe dikwyls zullen zy tegen hunne overtuiging aan handelen en juist het tegendeel daarvan doen , wat zy als goed erkend hebben ! hoe dikwyls zullen zy opmerken, dat zy iet anders willen en iec anders doen; dat zy vlytig wiilen zyn en het evenwel niet zyn! er behoort eene beftendige oefening toe, om dat werklyk te kunnen doen, wat men wil; en deese oefening is, ik zeg het vry uit, met veel moeite gepaard; men ontmoet telkens daarin hindernisfen, die men overklimmen, of uit den weg ruimen moet: men heeft zig z.o menige kwaade zede aangewend, die door den langen tyd tot eene andere natuur, geworden is, en waarvan men zig moet ontdoen; hoe veel oplettendheid, hoe veel moeite behoort daar toe! een driftig mensch , die aan een tegenfprcekend, twistziek gedrag gewoon s, hoe veel moeite zal die met met zig ze.f hebben!  KORTE VOORSTELLEN. LH. 203 hoe vee'e maanden zal hy daar aan verbeteren moeten, wanr.eer hy dat wil nalaaten! en wanneer hy reeds lange daar tegen geftreden heeft, hoe dikwyls zal die oude gewoonte wederom by hem ontwaaten en hem nieuwe moeite verfchaffen! en aan ons allen zyn driften, hevige driften , ingeplant; maar die ook vallen dikwyls op dingen, welken wy niet voorgoed houden; wy mogen derhalven ze niet bevredigen , wy moeten ze verbreken en zoeken te dempen , dit is eene zo treurige en onaangenaame bezigheid , dat de Bybel het noemt een kruifigen van het vleesch, en alzo vergeleken wordt met eene dooding, die allerfmartlykst is: die ch r i stus toebehooren , zegt paulus, kruifigen hun vleesch, lusten en begeerten; want onze begeerten zyn byna deelen van ons zelven, en hoe pynlyk valt het, zig zelven fmart aan» tedoen! hoe finartlyk is het, wanneer men eene hevige begeerte rot zeker vergenoegen , maar die na ons inzien ongeoorloofd is, moet verbreken ! Onze kracht zelve fchynt dikwyls niet toereikende te zyn, om dat geenen, wat wy voor goed houden, uittevoeren: even gelyk de moede wandelaar aan den voet eens fleüen bergs flaat en wenscht detzeifs kruin reeds beklommen te hebben, en geen krachts genoeg heefr, om dezelve te bereiken, zo willen wy ook dikwyls gaarne het goede doen , en hebben geen krachts genoeg het zelve uitteoefenen ; het volbrengen van het zelve valt ons even zo zwaar, als het beftygen van een fteile rots aan den vermoeiden wandelaar, die dit alieen met eene buiten» gewoone infpanning van zyne krachten tot ftand breagr. De zwaarigheden, dia in ons zelven liggen, zyn niet de eenige, die ons de goede handelingen bezwaarlyk maaken, ook buiten ons ontmoeten wy verfcheidene hindernisfen die wy overfteigen moeten , wanneer wy het goede dat wy voorgenomen hebben, tot vervulling brengen willen, Gy hebt gehoord, dat op den weg des verderfs veelen wandelen, en deeze wekken, deels door hun voorbeeld, deels door hunne toefpraak, ons op, om haaren weg inteflaan en aan hun gezelfchap deel te neemen , en er is veel opmerkzaamheid op ons zei ven, veel vasten, gezetten moed noodig, zullen deeze opwekkingen ons niet van onze goede befluiten afbrengen. Wanneer wy in onze kamer over de voortreffelykheid der deugd nadenken, of door een' vriend daarvan onderCc 2  204 C. G. S A L T Z M A IT, richt worden , hoe vast is alsdan o~s befluit, om dezelve ons geheele leven getrouw te zulien biyven! hoe bekh^ena waaidig komt ons aldan ieder voor, die voor zyn eigengeluk zo blind zyn kan , dat by zyne nygingen meer dan de ftem van zynen goeden Vader gehoor wil geeven ! en wanneer wy een mensch zien die zulk een gedachtenloos leven leid, hoe flhrikken wv dan voor hem • maar wanneer wy zulk een mensch dikwyls zien , wanl neer wy met veelen van die foort van menfehen in ge. zellchap komen, zo zuilen wy van tyd tot tyd aan het befchouwen der ondeugd zo gewennen, dat zy ons niet meer zo haatelyk fchynt; met den tyd bekomt zy in onze oogen zelfs zekere aanneemelykbeid, en wanneer wy geen opmerkzaamheid en ftand vastigheid genoeg hebben , zo zyn wy rasch even dit zelfde, wat ons gezelfchap is, neemen dezelfde gezindheid aan die ons eerst zo heklaagenswaardig fchren Komt u, myne jonge vrienden! een mensch niet heklaagenswaardig voor, die de zorg voor de verbetering zyner ziele, voorde gezondheid zyns ligchaams, voor het beste zyner evenmenfehen veronachtzaamt, en alle zyne oplettendheid cp de verfiering en pronk zyns ligchaams vestigt ? maar veronderftelt eens dat gy met zulk gezelfchap gemeenzaam werd, die al haar verdienften in den opfchik fleide , die de waarde eens mans naar de waarde zyner kleederen bepaalde, en geen het ininfie verftand toekende, a m hem die in flechte kleederen 8«g: zou deeze geduurige voorftelling niet eene groote verandering in uwe grcndbeginfelen maaken ? zou niet rasch dat zelfde wantrouwen in u ontdaan? zoudt gy geen verlangen gevoelen, om u by anderen, door de aanneeming van hunne levenswyze , behaagelyk te maaken? en zoudt gy alsdan niet eene kloeke ftand vastigheid noodig hebben, om den zwa'aren ftryd met u zelven aantegaan, op dat gy niet door het voorbeeld van anderen medegeile.pt zoudt worden. Daarvan daan komt bet, dat er altoos weinigen op den weg der deugd wandelen; weinigen hebben het geluk van by hun intrede in de wereld aanftonds in het gezelfchap van goede menfehen te komen, die hun het noodige onderricht mededeelen; weinigen hebben kloekmoedigheids genoeg, om den zo bezwaarelyken ftryd tegen hunne aangeoomene gewoonten en tegen hunne ongeregelde nygingen aantegaan; weinigen hebben ftandvas-  KORTE VOORSTELLSff. LH. 20jf tigheids genoeg, om het tegen de indrukken der flechte voorbeeiden, tegen derzelver verlokkingen en tegen befpotting en laster uittehouden. Ziet, myne geliefden! dit zyn de zwaarigheden , die gy hebt te overwinnen, wanneer gy het btfluit neemt den weg der deugd te betreden: gy ziet dat ik ze u zonder terughouding bekend gemaakt heb ; en offchoon zy nog grooter en menigvuldiger waren , zo moet u evenwel de weg der deugd nog zeer aanneemelyk blyven , wanneer gy ziet waarheen hy u leidt: hy leidt u ten leven, of tot een duurzaame gelukzaligheid; want het woord, leven, betekent in de fpraake des Bybels gelukzaligheid. Deeze gelukzaligheid is zeer zichtbaar; alle aardfche goederen , die met eenigen grond voorwerpen der menschiyke wenfehen zyn, kunnen door deugd verktcgen worden: maakt gezondheid ons gelukkig ? zo heeft de deugdzaamen daarop de naaste aanfpraak; want daar de menschiyke gezondheid gewoonlyk door de hevigheid der menschiyke begeerten verbroken wordt, verzekert hy den deugdzaamen voor de meeste krankheden : hy — die zyne begeerten geleerd heeft te beheerfchen , die z:g in toorn, in het genot der voedingsmiddelen en ieder zinlyk genoegen weet te maatigen, leeft doorgaands gezond - is eer in ftaat iet tot vermeerdering van onze gelukzaligheid toetebrengen ? het is waar dat groote roem zelden het lot van de vrienden der deugd wordt; want roem valt doorgaands die geenen te beurt,die voor het oog der wereld groote daaden verrichten ; maar zelden de geenen, die zig in ftilte zoeken te verbeteren en in 't verborgen zonder veel gedruis, zoveel goeds werken , a's hunne krachten toelaaten; doch waare eer blyft altoos de zekere vergelding der deugd : de liefden , de achting der geenen, die in de nabyheid der deugdzaamen verkeeren, blyven altoos hun loon , en die ongemeen meer genoegen verfchaffen , dan de uitgebreidfte roem ; want deeze is meestentyds niets meer, dan ydel gejuich , en het andere daar en tegen openbaart zig door beftendige proeven van daadlyke liefde en hoogachting^ uitgebreide roem wordt altoos door nyd vergezeld; maar zal men hem wel benyden, die zonder groot gedruis, de bewyzen van redelyke hoogachting bekomt, van die geenen die hem kennen? — kunnen aardfche goederen ons geluk vergrooten , zo is hét niet te lochenen, Cc 3  2C6 n;a^t. negeN-en-dkhttg^te voorstel. Over de groot. he:d, waar na wy verpigt zyn te fireeven. veertigste voorstel. Over de vreugde der weldaadigheid. een-en-veertigste voorstel. Over de wel- daaden, die wy aan de geboon*n van je sus te danken hebben, op Kïr Sd ag. twee-en-veertigste voorstel, .Op het over- lyden van den waardigen zolikoffer, drie-ei^-veertigste voorstel. Ons keven geiykt aati eene reize. VIBR.EN-VEERTIGSTE VOORSTEL, VctVOlg VM het voorgaande. yY F-EN-veertigste VOORSTEL. Over den Win- ter. zes-EN-veertigste VOORSTEL. °V« °°/S alomtegenwoordigheid en Bjfreetenheta. z E v e n- e n- veertigste voorstel. Over Matth. 10. vers 29 en 31. Koopt men met twee muschkens om eenen penning, enz. agt-en-VEERTIGSTE VOORSTEL. Over Matth. 7. vers 7. Biddet en u zal gegeeveti tuurden. megen- en- veertigste voorstel. Over de Chrisiiyke voorbidding. vyftigste voorstel. Over de ftraffen god's. EEN-en-vyft1gste VOORSTEL. Öv« MattheUI 7 vers 13. De poort is wyd en de weg is breed, enz. twee-en-VYFTIGSTE VOORSTEL. Over Matthe» twee en V ^ ^ ^ ^ ^Qrt h ^ ^ de weg is fmal, enz.  ZEVEN- EN- TWINTIGSTE VOORSTEL.' Over 'mattheus v. vers 7. Zalig zyn de barmhartigen; want haar zal barmhartige beid gefchieden. Wanneer thans door eene buitengewoone werking van god, de kracht myner ziele zo vermeerderd en verhoogd werd, dat ik in het toekomende konde inzien; dat ik het lot van ieder uwer, mjtm waarden ! zo kon overzien, als ik thans deeze vergadering overzie _ wat menigvuldige uitzichte zou ik hebben! wat onderfcheidene aandoeningen zoude ik gewaar worden! uw lot zou my voorkomen, als een lange weg, die nu door bloejende velden , dan door moerasllge poelen heen ging: nu zou het my lagchende dalen, dan fteile ber« gen voorftellen ; ik zou u dikwyls in het gerust genot der goederen van dit leven befchouvven ; maar ook dikwyls met menschlyke elenden zien kampen; want het fchynt het algemeene lot van alle menfehen te zyn, dat zy aan eene beftendige afvvisfeling van vreugde en fmarte, zyn bioot gefteld. Daar zoude ik een' van u zien, hoe hy zyn van zorgen zwaar hoofd, met zyn hand onderlleunt, en beangftigd overlegt, hoe hy de kosten zal opbrengen , die tot onderhouding van zyne huishouding gevorderd worden ; eenen anderen, hoe hy troostloos op zyn rustbedde ligt en traanen vergiet, die hem de onverdraagelykheid en boosheid zyner eyenmenfehen afperfen; eenen derden, hoe hy onder de (mart eener aanhoudende ziekte kermt; eenen vierden mogelyk, hoe hy aan den weg ligt, door een droevig toeval aan zyn ligchaam zwaar gewond of verminkt - of hoe hy in het water gevallen, of met eene andere verfchrikkelyke omftandigheid worftelt, en alle krachten aanfpant, om den naderenden dood te ontvlieden ; want voor alle zulke treurige lotgevallen , is geen een van ons zeker : ja, daar het door de lange ervaaring bevestigd is, dat ieder eene bepaalde maat van lyden fmaaken moet, is het zeer zeker dat dus iéder van u, het een of het ander deezer onaangenaame lotgevallen hebben zal. Wat meent gy nu, wanneer gy in deeze uwe angst een menfehen - vriend aantroft, die zig met ernst aan u liet gelegen liggen; die den zorgenden een deel van zyn Jl. deel. A  s C G. S A L ï Z M A K, vermogen , of zynen goeden raad aanbood, om hem uit zynen kommervoiien toeftand te redden; den onderdrukte te hulp kwam, en tegen zyn' vyand verdedigde; den kranke oppaste, en hem krachtige middelen aanbood, om zyne gezondhsid weder te bekomen-;den ongelukkige hulp verleende, en de met den baare worfieknde byfprong en redde, met welk een vreugd zoudt gy a'sd,m uwen verlosfer omarmen ! hoe hartlyk hem aan uw borst drukken! Ja, myne waarden! wanneer het nu eenmaal niet anders is, als dat gy lyden moet, wenscht gy dan niet altoos menfehen te vinden, die uw lyden verzachten en u daar van bevryden ? Jesus Christus, de groote menfehenvriend is uwe ■wenfehen voorgekomen, daar Hy de redding, van ieder ongelukkige, aan zyne vereerders op hec nadi uklykfte aanbevolen heeft: even gelyk een goed Vorst, in zyne landen, de redding van ongelukkigen, op het fterkfte aan zyne onderdaanen infeherpt, en belooningen verfpreekt aan den geenen , die een mensen uit het water of de vlamme des vuurs uitrukt, en het leven bewaart; even zo heeft jesus christus ook, met betrekking tot lydende menfehen, gehandeld; alle menfehen aangefpoord om zig over hunnen jydenden broeder te ontfermen , en groote belooningen toegezegd aan die geenen, die zyr;e voorfchriften, weiken Hy met opzicht tot Jydende menfche gegeeven heeft, zoude opvolgen. Zalig zyn de barmhartiger}, want haar zal barmhartigheid gefchieden. Dit is zyn voorichrift, dit is zyne toezegging, en het is zo gewigtig , dat het wel verdient een ryd lang van ons overwogen te w orden, — Wie zyn dan de barmhartigen, die christus hier eene toezegging doet? de menfehen zyn dikwyls met den lof der barmhartigheid V y mi!d,en deelen denzelven mede aan ieder,die by h t lyden zyns broeders een',traan laat vallen, of die eenige ui'garve ten besten van Jydenden maakt: dit is hun ock met kwaiyk te neernen: om dat hun oog te konzicht'g is, dan dat het tot in 't binnenfte van het mensen yke hart zien en deszelfs geheime dryfveêren ont. ekken.kan, ddarom moeten zy biootiyk na het uiterlyke aanzien beoordeelen, en den geenen barmhartig noemen, die de u. windige kentekenen van barmhartigheid heeft: waniner my cveuvJ op de belooinng aanlpraak willen maa-  KORTE VOoRSTÊLLEft. XXVII. "3 ken ,die christus de barmhartigen toegezegd heeft. zo mueten wy ook van Hem, uit zyne andere bredere verklaaringen, die Hy zelf of zyne Apostelen van de barmhartigheid geeven, leezen, wat Hy vordert van hun djö den lot der barmhartigheid en het daaraan verbondene loon erlangen willen. Zyne toezegging gaat hun niet aan, die biootiyk me. delvden gevoelen; die het befchouwen der menscnlyke e.erden oriaargenaam is, en die daarover klaagen en traa* nen (forten, zonder iet anders voor de lydenden te doen : ma-.r Hy begeert , dat men werkelyk Oc krachten des vnftands en ligchaams aanwende , en waar het noodig is' ook, zo veel mogelyk zy, eenige uitgaaven aan geld doe, o'm lydende menfehen te redden: Zo een broeder aftaster naakt ware, fchryft jacobus, «* gebrek had aan voed-el; en iemand van u zet de tot hem : god belpeu! warme u\ verzadig e u\ doch gaf hem met wat hy noodig had, wat zou het hem helpen? Is dr geene zekere uitfpraak ? ftel u voor dat een van u honger gevoelde, en een ander wilde hem biootiyk beklaigen , zou hy daardoor verzadigd worden? Het befchouwen van elerden ftrydt altoos tegen de mensclvyke Natuur, en veroorzaakt onaangena ime gewaarwordingen , die wy medeiyden noemen: op welk een grond kunnen Wy dan verdachten, dat christus ons voor deeze onaangenaam.- aandoening beloonen zal ? Hv die Hechts zucht by hem, dis kommer lyd en fmart, En riet zyn leed verzacht, toont geen barmhartig hjrt. Ook rekent christus die geenen niet order de barm. harngen, welke zig alieenlyk tot dezulke bepaalen, dis zig te vooren hunne hulpe op de een of andere wyze waardig gemaakt ; die door voorafgegaande vnendfehap hunne liefde verdiend, of door veele traanen en klagten hun de hulp afgedrongen hebben, dewyl Hy wèj wist dat zelfs een mensch met het ruwfte hart fomwyle tot mildaadigheid geneigd is: zo gy lief hebt, zeide Hy da?rom , den geenen die u ook hef heeft, wat loon hebt gy daarvan ? doen dit ook niet de zondaaren ? De "Christeiyke zedekunde vordert meer ; zy verlangt , dat wy voornaamlyk tegen die geei.en , diè ons liefde beweeZen hebben, onze dankbaarheid,, door hulp in nood betoonen ; dat wy voornaamlyk onzen lydenden vader, moeder, zu.ter, kind, of vriend byftaan zullen, dewyl detze, door de enge verbmdtenis. ia weike wy mei hun ftaan een byzonder reeht op onze A a  4 C C SAITZHJH, liefde hebben ; maar zy wil ook, dat wy ieder ander mensch die onze huipe noodig heeft, en die wy in ftaat zyn te helpen, ook redden zuilen, zeifs al ware het onze vyand , de mensch die ons haat, en ons ongeluk zoekt: hoort jesus: Wanneer uw vyand hongert, zo geeft hem te eet en, en wanneer hem dorst, zo geeft hem te drinken — dit is de ieere des Christendoms; wanneer wy ergens een mensch aantreffen , die lydc, offchoon hy ons ook geheel vreemd zy, oifehoon hy ons ook haatte, wanneer er in zyn geheel gedrag niets ware, dat ons geviel, en wy in ftaat zyn hem te helpen, zonder onze pligten te verzuimen, die wy ons en anderen lchuldig zyn , zo zyn wy verbonden het te doen. Niet alleen die wy beminnen, of die ons om byftand fmeekt; Maar ook de armen die is flilte lydt, zy onze hulp betoond. Eindlyk kunnen ook die geenen niet op den van jesus toegezegden loon rekenen, die de elendigen goed doen, alleen om tydlyk voordeel te verwerven ; want deezen beloonen reeds zig zeiven: op welken grond zouden zy dan belooning van j e s u s verwachten ? genomen, ik wilde ergens een ongelukkigen redden , met het vooruitzicht, dat myn naam bekend, dat ik als een weldaadig man geroemd zoude worden ; trachtte zelf myne goede daa. den te verbreiden, en het geroep daarover door aüerleie middelen uittebreiden; of wilde iemand eene goede daad bewyzen, om dat ik wist, dat hy my eene goede ver. gelding zoude geeven, wien had ik dan gediend? myn evenmensen niet; want deeze zyne behoeften gebruikte ik alleen tot een middel, om myn oogmerk te bereiken; code niet, want aan dien dacht ik hierby niet; my zeiven, myne eergierigheid en myn gewinzucht had ik gediend: had ik dan ook wel recht, van iemand anders, als van deeze, belooning te verwachten? Ten tyde van jesus was er eene foort van menfehen, die veel goeds aan de behoeft igen deeden, doch meest met eigen belangzuchtige oogmerken ; meest om van de menfehen gezien te worden, en de naam van edele menlchenvrienden te verkrygen: zy lieten de bazuinen blaazen, op dat het volk zou te zamen komen en zien, wan"eer'jy hlinne aalmoefen uitdeelden ; men noemden ze de Phanfeè'n: voor de eigenbelangzuchtige weldaadig. «eid deezer lieden waarfchouwt onze Heer zyne belyderenzeer ernftig: Hebt acht, zeide Hy, »p uwe aalmoe Jen, dat gy dezelve niet geeft voor het oog der  KORTE VOORSTELLEN. XXVIÏ. menfehen , om van haar gezien te worden ; gy hebt anders geenen loon by uwen Vader in den Hemel: wanneer gy aalmoefen geeft, zult gy niet voor u uit laaten bazuinen, getyk de huichelaars doen in de jchoolen, en op de ftraaten, op dat gy van de lieden zoudt gepreezen worden, waarlyk ik zegge u, zy hebben hunnen loon weg. Maar wanneer gy eenen aalmoes geeft zo laat u linke hand niet weeten, wat uw rechte doet; dat is: la it het uwen vertrouwden vriend zelfs niet weeten; op dat uwe aalmoefen vorborgen zyn, en uw Vader die in het verborgen ziet, zal u in het open' baar vergelden. Die dan, volgends de meening van jesus, barmhartig is, doet goed, zonder hoop op aardfche vergelding; in ftilte , zonder van zyne weldaadigheid veel geruchts te maaken; hy neemt den Alweetende alleen tot getuigen zyner goeddaadigheid; alleen Hem ten gevalle, die in het: verborgene ziet; alleen tegen Hemdie hem zo veel goeds gedaan heeft, zyne dankbaarheid, door de reddingen verkwikking zyner kinderen te bewy zen, dit is het afzicht, dat hy by de uitoefening zyner barmhartigheid heeft, Gy kent des nu den mensch die, na de mening van jesus, barmhartig is: uit liefde en dankbaarheid tegen god zynen hemeifchen Weldoener, heeft hy een hartlyk verlangen , om ieder lydende byteftaan : ontvangt hy van de elende van het een of ander mensch eenig naricht, het moge zyn wie het wille, wanneer hy flechts nooddruftig is, zo wacht hy niet, tot dat hy door gebeden en traanen tot medelyden gebragt wordt; hy laat het niet by bloot medelyden blyven; maar hy overlegt of hy niet in ftaat is, om hem geheel te redden , of ten minden iet tot verbetering van zynen toeftand bytebrengen ; en is hy hiertoe in ftaat, dan doet hy het met vreugde: en wat is zyn loon? Zalig zyn de barmhartigen — dit is zyn loon: het eenige woord, zalig, bevat alles in zig , wat men wenfehen kan: men is gelukkig, men bevindt zig wèl daarby, wanneer men barmhartig is. De ervaaring bewyst, hoe waar deeze toezegging van den Zaligmaaker is: hebt gy nog nimmer eenen lydenden verkwikt, en zyn fmart verminderd? o,hoe zou ik hem bekiaagen, die reeds veertien of zestien jaaren in de wereld geleefd had, en van zig moest zeggen : neen, ik heb nog nimmer eenen verkwikt, nog nimmer eens elenA 3  6 C. G. SALTZMAtT, digon fmarte verligt: beklaag'yk jongeling! zoude ik zeg* Pen, gy hebt dan nog nimmer de zottfte vreugde, de vreugde des weldoens gefmaakl? gy hebt gegeeten, gedronken , geflaapen, gefpeeld; dit alles doet een dier ook» wèl te doen is het eigendomiyk genoegen der menfehen; en gy zyt reeds zo Jaog mensch en hebt des menfehen edelfte genoegens nog niet gefmaakt? doch, waartoe dit verwyt, zulke eene elendige jongeling geloof ik niet onder u te zullen vinden: ik vooronderflel vast , gy hebt reeds lydende verkwikt, gy hebt hunne fmart verligt — gy zyt uwen ftruikelenden vriend te huipe gekomen, en hebt hem voor vallen bewaard; hebt de wonde uws fpeelgenoots medelydend verbonden, en hem in,zyn fmart vertroost; hebt hem in zyne krankheid bezocht en zyne dorftige tonge laavenis toegereikt; hebt de hongerigen, de naakten, eene hartlyke aalmoes gegeeven ; is dit niet zo? en gevoeldet gy u toen nietby uitftek wèl? gy had toen gevoel van zekere zoete aandoening, die daaruit ontftond, dat gy in ftaat geweest waart, iet tot vermindering der menschlyke elenden toetebrer.gen: gy weet dan des by ervaaring dat het waar is : Zalig zyn de barmhartigen. Wanneer nu zulke geringe bewyzingen van barmhartigheid, met zo veel vergenoegen verbonden zyn, bedenkt dan zeiven, welke hemelfche zaligheid by ondervinden moet die een mensch geheel redt; die hem uit de dringendfte omftandigheden uitrukt; van den afgrond der vertwyfling terug voert, en hem zyne tevredenheid weder fchenkt! of die eene geheele treurende familie in eenen beteren toeftand zet! Ik wil tot een voorbeeld u eene gefchiedenis herinneren , zonder ze wydloopig te vernaaien, dewyl ze u allen zeker reeds bekend is: het is eene gefchiedenis uk het leven van den menfehenvriend montesquieu: Hy treft op zekeren avond een jong mensch aan, van •wien hy verneemt, dat zyn Vader het ongeluk gehad heeft van in de handen der zeerovers te vervallen; dat hy, en zyn moeder en zuster dag en nacht arbeiden, om zo veel geids byéén te brengen, dat zy den man en vader los konden koopen: montesquieu hoorde hem met degrootfte deelneeming aan, verneemt zeer zorgvuldig by hem na den naam zyr.s vader*, na de plaats waar hy Zig ophield, en na het geld dat men voor zyne revryding vorderde; en na hy dit alles ervawren had, drukt hy den jongeling al het geld dat hy by zig had in de hand, en ylt weg, zonder zynen dank aftewacluen.  KORTE VOORSTELLEN. XXVII. 7 Maar met deczc edele daa* is hy nog niet te vreden; hy koopt in ftilte den vader los, laat hem kleeden, en ftelt nem in itaat om. de terug reize na zyn vrouw en kinderen te doen. De verlaacene familie zat op zekeren tyd zamen, en beklusge haaren verzorger, die thans, naar hunne mening, ketenen moesc draagen: de deur wordt giopend, en ziet, de man ftaat voor haar, over wiens treurig lot zy zo veele traauen geftort hadden! — verwacht niet, dac ik u deeze ontmoeting zal befchryven; ze is te aandoenlyk, dan dat ik de traanen daaiby terug zoude ku.,nen houden: de geheele familie onderzoent op het naauwkeurigfte, om de man te leeren kennen die haar het dierbaarfte pand weder gegeeven had ; maar te vergeefsch. Eindelyk ontmoet deeze jongeling hem op de ftraat: vreugde ftroomt door alle zyne leden, hy valt voor hem neder, nmirmt zyne kniën, noemt hem zynen redder, de verlosfer zyns Vaders, en bid hem met heete ttaanen, met hem naar zvn huis te gaan, om zelf getuigen te zyn van het groot geluk, dac fcï aan zyne tamille gefdiouken had, - maar te vergeeffch , montesqüieu rukt zia; los, en verbergt zig. Overweeg zeiven nu, of een koiiingiyk tem gefchenke te ontvangen , wel zulke eene vreugde kan veroorzaaksn, als hoktrsquieu over deeze daad moet ondervonden hebben: en ik viaag u op uw ge weeten, of er wel één onder u is, die niet by zig zeiven wensclit, ook niets dergelyks gedaan te hebben? gevoelt dus, dat het waar is: Zalig zyn de barmhartige». Jesus christus, voegt voor den barmhartigen er nog deeze toezegging by: Want baar zal barmhartigheid gefcbieden. Hoe waar is ook dit! die aau anderen goed doet, die vindt ook altoos medelyden, wanneer hy in dringende omstandigheden geraakt t Goede , tot goed doen genegene jongeling 1 verbeeld u eens, gy waart in de plaats van dien jongeling, wiens vauer door montesqüieu uit de flaverny verlost was; gy troft montesqüieu ergens in nood aan, zoucic gy niet uw laatiteu penning, uw kleed geeveti, uw leven waage.i , om uivs vaders redder te helpen Y of montesquieu's kinderen waren eens in elenden gedompeld, zoude gy niet alle krachten aanwenden, om de kinderen eens mans gelukkig te maaken, die u eens uw' vader wederfchonk? is het <.es niet waar, dat barmhartigen , barmhartigheid ontvanjen ? de barmhartige vindt altoos zyne vergelding; wanneer ook van vyftig , die hy redden , negen- en- veertig ondankbaar waren , zo is evenwel de vyftigfte dankbaar, en ltaat zynen weldoener in nood by, of laat zyne kinderen genieten, wat hun vader goeds aan hem gedaan heeft. En wanneer het al eens gebeurde, dat een barmhartige hier lyden en verfmachten moest, zonder by iemand barmhartigheid te vinden, zo blyft evenwel de toezegging van den Verloster hei» nog overig: god, die in het verbergen ziet, zal u in het tpetr haar vergelden; eenmaal zal de plechtige dag verfchynea , wanneer het geheele menschlyke gedacht, zig voor oen troon van den Rechter der wereld, zal verzamelen , en de beoordeeling over kunne handelingen zal moeten verwachten: daar zal iedere edele daad geroemd; iederen dronk watets, den dorftigen toegereikt; iedere redding, den ongelukkigen toegebragt; iedere troost, den bedroefden toegefproken, vergoldeu worden. De hier op aarde zo zeer miskende jesus, die van god gevolmagtigd is om de wereld te richten , zal openlyk uitroepen : wat gy aan de geringfle wyner inederen gedaan hebt, dal hebt gy aan my gedaan'.  3 C. G. SAtTZMAB, VOORST^LIiEN, XXVII. En myne waarden J wanneer gy wenscht deeze hooge zaligheid te fmaaken, die den barmhartigen toegezegd is, zo maakt rasch daartoe een begin, en Iet op myne herinneringen, door wier opvolgingen gy zeker, zeer zeker, deeze zaligheid verkrygen zult! I. ) Wendt uwe tyd en krachten met vlyt aan, om veel kennis en bekwaamheid te verwerven: dit is een fchat, die gy niet alleen voor u; maar ook voor lyde«de broeders opzamelt — het is een der zinlooste vooroordeelen van onzen tyd, dat geld het eenige middel is om ongelukkigen te redden; als dit zo ware ; dan zou voorzeker «iemand beter in ftaat zyn, menschlyke elenden te verzachten, als magtige Monarchen; en over het geheel genomen doen zy het evenwel niet, en kunnen het ook fomtyds niet doen: in uw hoofd en uwe rechte hand, zit meer krachrs om lydenden te redden, dan in het elendige doode metaal, het goud: menig verHandig man , heeft zonder geld, door de aanwending zyns verHands en de kracht vaH zyne rechte hand, geheele Provinciën uit den nood gered: denkt hier aan joseph, die zonder eigen vermogen, door zyne wysheid, zyn geheele familie en de gantfche Sgyftifcbs Natie den dood ontrukte. II. ) L'ïert u zelve beheerfchen: een mensch, die zig door zyne driften laat beheerfchen, ze mogen zyn hoe ze willen, wendt al zyn tyd, krachten en vermoogen aan, om dezelven te bevredigen, en behoudt niets voor lydenden over. Een mensch, by voorbeeld , die aan de ydelheid overgegeeven is; die fieraad, pracht en lekkerny, voor noodzaaklyke behoeften des mensclilyken levens houdt, heeft in 't gemeen een hart, zo hard als een keifteen; geene traanen roeren hem, want alle zyne krachten zyn ingefpannen, om middelen te vinden, die zyne ydelheid kunnen bevredigen.' ja hy wordt fomtyds zo wreed als een tyger; wringt weduwen en weezen het laattte penningsken uit de handen, om zig voor zyn wellustig gehemelte eene lekkerny, of op zvn rok eenige fmalle ftreepjens goud te kunnen bekomen, III. ) Oefent thans in 'c klein ïeeds barmhartigheid: zo een uwer metgezellen onrecht gefchied , verdedigt hem; wanneer hy valt, helpt hem liefderyk op de been; wanneer hy bedroefd is.zoekt hem te vertroosten; wanneer hy krank is, past hem zorgvuldig op; fpaart altoos iet uit, op dat gy by gelegenheid het genoegen kunt hebbju, er iemand mede te helpen ; maatigt u daartoe in 1-et geen gy tot vermaak hebt; logt weeklyks iet van uw geld weg, op dat gy, wanneer u eenen lydenden ontmoet, iet tot vermindering zyner elenden kunt byórengen; en wanneer gy eenmaal, het hemelsch genoegen van wel te doen, gefmaakt hebt, zo zult gy |e'r u op toeleggen, om het meer te genieten. Eindelyk , denkt dikwyls aan god: Hy is het die u dagelyks zo veel verkwikkingen fchenkt: wanneer gy den lydenden verkwikt, zo handelt gy, gelyk god handelt: Hy is getuigen uwer handelingen; geene goede daad blyfe by Hem onbemerkt: denkt dikwyls aan jesus! deezs heeft zyn laatfte kloeddroppel opgeölïerd, om ons gelukkig te maaken! dan zult gy waare discipelen van Hem worden; dan zult gy zyne voetftappen trachten te drukken : denkt dikwyls aan de eeuwigheid ; daar is de oaverganklyke looa voor de baimhartigheid bewaard. Barmhartigheid fl-henk: hier reeds voorfmaak, van 'c genot Dac «te eeuwigheid belooft, aan ieder vriend van co».  AGT-EN-TWINTIGSTE VOORSTEL. Over de ocgmerken van den dood van j i s u s. Aan 't kruis gewond hing jesus daar» De almagtige eeuwge Middelaar! Vernederd tot den dood en 'c graf; Toen hy den laatiten adem gaf. Was 't heilwoord, völ genadekracht, Bet is »<,lbraêtl ^^Igoede! ook de dood van het kleinfte infect gebeurt niet, zonder uwe toelaating: als de verachtelykfte worm , gewond in het ftof wriemelt, hebt gy, o god der liefde! Vader des Jever.s! voorzeker daarmede uWe wyze en groote oogmerken ten besten der wereld; en terwyl gy voor het leven der worm Zorg draagt, dezelve niet eer door de angst des doods laat overvallen , voor dat zy ten beste der wereld heilzaam is, laat Gy jesus, uwen Zoon, die door zyne wonderwerken zyne tydgenooten bewees, dat Hy met U in eene byzondere verbinding ftond, fterven! fterven in de bloei zyner jaaren! fterven, toen Hy volgends 'smenfehen levensperk, nog wel veertig jaaren de wereld van nut had kunnen zyn! — niet fterven, gelyk wy allen hoopen te fterven; maar Gy laat, den onfehuidigften , de grootften weldoener der menfehen, over, aan de wreede kiaauwen im het nitfchot der menfehen ; ziet h?t aan , hoe zy Hem met moordenaars en roovers geiyk fteilen, hoezyzynügchaam verfcheuren, zyne gevoeligfte deelen doorbooren , Hem onder verfchrikkeiyke hoon en lauer ophangen, en Hy met eene bevende ftem uitroept: Myn god! myn god! waarom hebt gy my ver/aaien! Gy hoordet dit, en antwoordet niet! Gy laat den laa'fte droppel bloeds vlieten — de oogen verftyven — het hart breeken — de onfchuld fterven - boosheid en huichelary triumphee- reni Allerbarmhartigfte god! wat zal ik van dit alles zeggen? - of alles, alles is valsch, wat wy vaa uwe goedheid, wysheid en regeering der wereld geloofd nebben , Gy bekommert U niet over ons, gy hebt ons lot aan een blind geval overgelaaten — of Gy hebt inet den dood van den onfchuldigen , we daadigen Jesus, de grootfte oogmerken voor' het heil der wereld gehad s II. d k E Ij. R  10 C C. SALIZMiH, Zyn wil is vlekloos goed, zyn wooid is liefde en deugd, Zyn weg hoe donker ook, leid ons tot hemelvreugd. Uw wil is goed? uw woord is liefde? maar uw weg is donker? o god en Vader! dit alleen moet hun allen, die onder het kruis van jesus weenen en twyfelen, gerust ftellen : laat ons, die hier in de donkere nacht wandelen, welke Gy over het lot uws Zoons uitgefpreid hebt, uwen weg vinden, en de goedheid en wysheid uwer oogmerken erkennen ! Maar hoe zullen wy het aanvangen, om god's goede en wyze oogmerken , in den dood van jesus, optefpooren ? ik weet geenen anderen weg dan nategaan, wat op die dood gevolgd is , en wat zy bewerkt heeft: •want god's handelingen zyn zeer van de handelingen der menfehen onderfcheiden; deezen moeten dikwyls zien, dat uit hunne handelingen gevolgen voordfpruiten , die zy niet voorzien hadden en die hun hoogst onaangenaam zyn ; maar dat god werkt, overziet Hy in deszelfs gevolgen, met eenen opflag van het oog, tot in de eeuwigheid toe, en alles wat daaruit voordvloeid, i3 zeker zyn oogmerk: als, by voorbeeld , de zon my ver. warmt, en my de fchoonheid der Natuure zichtbaar maakt, zo geloof ik met zekerheid , dar god toen reeds, toen Hy de zon fchiep, het oogmerk gehad heeft, dat zy my verwarmen, en door haar licht de fchoone Natuur in myne oogen zichtbaar maaken zou. Nu vind ik, dat op de dood van jesus, de grootfle zaaken gevolgd zyn: zou ik dan niet met recht vastzeilen kunnen, dat deeze uitwerkfelen, god's oogmerken geweest zyn? Zo lange jesus leerde, had Hy een groote toeloopj men hoorde Hem gaarne, bewonderde zyne bekwaamheid, en de wysheid zyner leere ; doch dit geluk hebben ook veele wyze mannen gehad; men heeft ze bewonderd , en byna aangebeden; maar wanneer ze flierven, zo verdween ook in 't gemeen het aardenken aan hun , en de werking der grondregelen , die zy voorgedragen hadden, was niet meer zichtbaar: men toone my, by voorbeeld, in welken hoek der Aarde die Natie woont, die door socrates, (een der grootfie wyzen,) geleerd en verlicht werdt, en zig na zynen naam noemde! zy werkte veel goeds, zo lange hy leefde; doch die Werking zyner leere is thans geheel onizichtbaar ; o£-  KORTE VOORSTELLEN. XXVIII. ir fehoon dezelve nog in verfcheidene ftudeerkamers werkt, zo verbreidt zy zig evenwel niet over het geheel: de ongeleerder, die altoos het grootfte gedeelte des menslyken geflachts uitmaaken, gevoelen niets daarvan: ware jesus geiyk andere menfehen geftorven, of gelyk socrates, in een'kerker, in de tegenwoordigheid van eenige vrienden , omgebragt geworden , voor lange ware zyne leere reeas vergeeten: maar Hy ftierf niet gelyk een ander mensch: Hy zeide: ik laate myn leven voor myne vrienden; én Hy hield ook zyn woord: Hy zag zyne dood vooruit en ontweek dezelve niet; hy ging meteenen ftandvastigen moed na 'Jerufalem, waar Hem het kruis wachtte; werd voor den Hoogepriester en voor den Romeinfehen Landvoogd gevoerd; werd gevraagd, of Hy christus, de Koning der Jooden was, die door de Propheeten was beloofd geworden? eene ootmoedige voorfpraak, eene verfljgene belydenis van zyn voorgaand gedrag, eene verzekering dat hy niet meer op zyne gewoone wyze zoude leeren, kon Hem op eenmaal uit de banden en het gevaar van den verfmaadften dood bevryd hebben; doch dit alles deed hy niet: ik ban, zeide Hy, de christus; ik ben een Koning, doch welks ryk niet van deeze wereld is : ik heb geene dwaalingen geleerd, ik ben in de wereld gekomen, op dat ik van de waarheid getuigenis zoude geeven: en liet zig om deeze bekenteniswille befpotten , in het aangezicht liaan, geefelen , dooden. Hy weid niet gelyk socrates, heimelyk in eenen kerker gedood, maar openlyk; niet in de tegenwoordigheid van ééne Stad, maar in de tegenwoordigheid eener geheele Natie; want hy ftierf op het Paaschfeest, toen de geheeie Joodfche Natie, uit hoofde van derzeiver wet, te Jerufalem moest opkomen: Hy ftierf op een' berg, aan een'zeer hoogtm paal genageld, alwaar een Natie , die meer dan een miflioen menfehen beliep , getuige van zynen doodlyken ftryd konde zyn: hoe meer hy ieed, hoe meer grootheid van ziel hy betoonde : daar bad Hy voor zyne vyanden, zorgde voor zyne vrienden: toen hy zyn dood gevoelde naderen, kwelde hem geen berouw, of vertwyfeling; met eene volie tegenwoordigheid van geest, zag Hy op tot god, en zoide: myn god! myn god! waarom hebt gj my verlaaten! ik weet het, wilde Hy zeggen, dac Gy, myn god! getuige myner onfchuld zyt, dat Gy om wyze redenen, niet om myner mibdaaden wine, B 2  C' G. S A L t Z M A N, dit lot over my bepaald hebt. Met de grootte beraaoenheid nep hy , bet is volbragt Vader! in uwe handen beveele ik mynen geest! en ging met de grooifte onverfchrokkenhëid , den Alweeienden tegen: geene ftraf vreezende, geloofde Hy zeker, dat Hy in Hem eenen Vader vinden, die zynen geest, als een gehoorzaame zoon in zyne armen, aanneemen zoude: hoe moest met zulk een dood den ongevoelieften zeiven doen beeven! Hoe moest niet, zeg ik, zulk een dood de onge, voeligfte zelven doen beeven ! dit is geene bloote redenerende uitroep: het is waarheid: zy heeft de wereld doen beeven: de misdaadiger, die nevens hem leed, werd daardoor tot geloof in Hem gebragt: de Romynfche Hoofdman die onder zyn kruis de wacht hield, een Heiden, werd daardoor zo bewogen, dat hy op zyn boist floeg, en uit riep: TVaarlyk dit is een braaf man, dit is eene zconeGods! van dit ivdpunt af aan, maakte zyne ieere zulke diepe wortelen, datzy nog heden, terwyl ik tegen u fpreek, en des na byna agttien honderd )aaren, nog bloeit: van dit tydpunt af aan, breidde zyne leere zig zo wyd uit, dat zy uit het afge egene Pa/est ma, tot in onze Stad gekomen is, en de geheele wereld vervuld heeft. Dit is dus onlochenbaar op de dood van jesus gevolgd , dit was het oogmerk dat g o d by dat fterven had • door de folteringen van éénen onfchu.'digen , zouden mihoenen dwaalende van de waarheid overtuigd, milioenen ongelukkigen tot de gelukzaligheid gebrag: worden ; Over heel de wereldkloot, Zingt men jesüs en zyn dood, Looft men Hem met hart en {tem , Looft men pryst en zegent Hem. Eer Jesus ftierf had Hy eene zeer talryke aanhang: duizenden van menfehen volgden en begeleiden Hem, zo begeeng, in de afgelegenfte plaatfen, dat zy dikwyls veipten voor htm levensonderhoud te zorgen: toen Hy te Jerufalem binnen trad, ontvingen zy Hem met feestgezangen: maar gelooft evenwel niet, dat deeze menigte enkel uit braave lieden beftaan heeft, die van de voortreffeiykheid zyner leere overtuigd waren, en het befluit g':nomcn hadden , die getrouwiyk optevolgen : het waren meerendeels eergierige en hebzuchtige lieden, die in Hem den man geloofden ie vinden, die z/g tot hun opperhoofd opwerpen, de Romynen verjaagen , den Jfraè  KORTE VOORSTELLEN, XXVIII. 13 ïitifchen ftaat zynen voorigen glans wederverfchaffen en zyne aanhangeren met aanzienlyko amten begiftigen zoude: wanneer de groote hoop, die Hem navolgde, door liefde tot zyne leere aan Hem verbonden ware geweest, van waar kwam dan den zwerm van woedende, die, toen Hy voor pilatus ftond , met een woest gelchreeuw zyn' dood begeerde? die barbaarsch genoeg was , om uitteroepen : zyn bloed kome over ons, en onze kinderen ! is het niet bekend , dat het grootfte deel zyier aanhangeren, Hem verliet, toen hei zig in zyrevenvrchting bedrogen vond; toen het jesus als een misdadiger zag behandelen, van wien het geloofde.dat Hy zig als een krygsheld zou vertooren? en waren zyn vertrouwd, fte vrienden evenwei van deeze dwaaling nist geheel vry? uitten zy wel éénmaal den wensen, na eer&mpten :n zyn nieuwe Ryk , dat Hy zou oprichten? judas daarentegen toonde in het vervolg openlyk , dat de verachtenswaardigfte gewinzucht alleen hem aargezer had, zig aan Jesus te verbinden: ftel nu dat jesus zo wreedaartig niet van kant ware geholpen, zo zou Hy wel is waar, eenen grooten aanhang bekomen hebben, maar eenen aanhang die zyn' naam tot fchande sou veifhekt hebben; een aanhang van ïebelien, eergierige, hebzuchtige lieden; Hy zou het niet hebben kunnen vei hinderen , dat er ver. woestingen en bloedige oorlogen ontflaan zouden hebben : en wanneer wy van jesus na agtrien eeuwen, als van het opperhoofd vaneenen rebe!ieerenden,roofgierigen hoop lazen , zouden wy ons dan van de redelykheid zyner oogmerken wel kunnen overtuigen? zouden wy Hem riet voor een' huichelaar houden , die onder den mantel der heiligheid, zyne eergierige en hebzuchtige oogmerken, had zoeken te verbergen? Maar zo dra Hy in handenwas, zo dra hy de doornen, kroon op zyn hoofd bekwam, met de misdadigers ge. dood werdt, werden de droomen van een aard.sch Ryk vernietigd : wat gewin kon men verwachten van een* man, die van zyn eenig eigendom, zyne kleederen beroofd werd? welke zegenpraa' van hem, wiens handen vastgenageld waren ? welke roem van den mishandelden , befpotten, gekruisigden ? zyn dood werkte krachtig op de geheele Natie: die verbch:eiyke, die hem biootiyk om tydlyk gewin gevolgd waren, verlieten Hem; de oprechten onder zyne volgeren, lieten hunne verwachting op aardsch gewin geheel vaaren, en begonnen op geestlyke volkomenheid, op inwendige zielenrust , op B 3  fl. g. SALTZMAN, vergelding in de toekomende wereld, die hun jesus toegezegd had, opmerkzaam te worden, en daar prys op te Hellen; gewenden zig, niet om tydlyk voordeels wille, maar in verwachting op de vergelding van Hem die in 't verborgene ziet, de menfehen te leeren en te verbeteren : toen zy zig voor bekenners en vereerders eens gekruifigden uitgaven , hadden zy niet te zorgen, dat hunne predikingen , gewinzuchtigen uitlokken zouden ; zy konden zig van niemand goedkeuring belooven , als van djzulken, die moeds genoeg hadden, om met verlochening van alle aardfche voordeelen, de deugd en derzelver eeuwige belooning te zoeken: dit alles heeft de dood van jesus onlochenbaar gewerkt: Hy heeft de verwachting eens krygvoerenden , heerschzuchtigen Mesfias vernietigd; Hy heeft veelen van de toen levende daartoe gebragt, dat zy geen vergank'yk gewin-, maar de volkomenheid van den geest van jesus verwachtten: Hy heeft de huichelaars en (lachte van Hem verdreeven , en de harten der beste, belarglooste menfehen, des te vaster aan Hem verbonden — dit zyn de groote oogmerken , die god by de dood van jesus gehad heeft. O god! hoe wonderbaar zyt Gy! daar Gy jesus fchynr. ie vernederen, maakt Gy Hem groot, daar Gy zyn Ryk fchynt te verftooren, maakt Gy hetzelve grenzeloos. Zo dit alles nog niet toerykende mogte zyn, om u van de goedheid en wysheid god's , by de toelaating van den dood van j e s u s, te overtuigen, zo wil ik u nog op eene groote weldadige werking van dezelve opmerkzaam maakerj;en die is, het vaste geloof aan de onftervelykheid van 'smenfehen geest: hierop was wel eene duis. tere hoop in de wereid; het menschlyk vernuft was wel genegen'om te gelooven, dat de goede god de yvtr, der'hier goede menfehen, in de uitoefening hunner pligten, betoond, niet onbeloond laaten : dat de Rechtvaa-digen, den onrechtvaardigen, die den onfchuldigen kwelt, ?yne traanen op zig laadt, en ongeftraft uit de wereld gaat, niet ongeftraft zoude laaten; dat de god die aan den mensch het vermogen gaf, den Hemel te zien, en op deeze wyze in zyn onmeetbaar Ryk intezien, hem ook eenmaal de vryheid'zou verleenen, om dat geene, wat hv van verre zag , van naby te befchouwen; maar dat al. les was flechts eene zwakke hoop; er was nog geene beloften god's voorhanden, dat deeze zoete hoop eenmaal zoude vervuld worden - jesus bragt deeze toezegging ander de menfehen - en op dat niemand er aan mogte  KOR TE VOORSTELLEN. XXVII. tj twyfelen, dat Hy die werkelyk van god ontvangen heeft, ja met god in een byzondare gemeenfchap ftaat, zo verzekerde Hy: lk leeve, en gy zult leeven. Zo zeker ik na myn dood zal voordleeven , zo zeker zult gy ook blyven voordleeven : zo verbindt Hy het bewys van de ouftervelykheid der menfehen, aan zyne eigene opftandig: dit had ook wel kunnen gebeuren, als Hy, geiyk een ander mensch, in eene geflootenekamer, op een ziekbedde geftorven ware; maar ware zyn dood in ftiite voorgevalitn, en weinige vertrouwden flecnts getuigen van dezelve geweest , en had Hy zig na zyn dood weder levendig vertoond, zo konde de twyfelaar ligt deeze tegenwerping maaken : mogelyk is Hy niet dood geweest; veeihgt heett Hy Hechts in onmagt gelegen , en zyne opftanding was niets meer, als eene bekeming uit eene fterke flaauwte — wat zouden wy daarop kunnen antwoorden? was onze hoop op de onftervelykheid niet nog even zo zwak en twyfelachtig als voorheen? — maar god laat Hem op Golgotha, aan eenen hoogen ftaak vastnagelen; eene geheele Natie doet Hy getuigen van zynen dood.yken ftryd zyn; eene geheele Natie ziet aan , van welke fmarten hy gepynigd werd, boe de dood langzaam in zyne leden fluipt, hoe zyne oogen breeken, en zyn hoofd op zyne borst nederzinkt; eene geheele Natie is getuige, hoe na zyne verbieeking , zyne zyde geopend , zyn hart doorftoken wordt, en er tot een onlochenbaar bewys van zyn dood, het geronne bloed uit afdruipt: door alle deeze voorvallen, wordt alzo eene geheele Natie overtuigd, dat jesus waariyk geftorven is; en na dat deeze overtuiging , in aller harten, diepe wortelen gefchoten had, zo vertoonde zig de gektuifigde jesus, levendig; zyne leerlingen reizen onder de menfehen , die Hem hadden zien fterven, rond, en verzekeren hun, dat Hy leeft, dat zy Hem gezien en met.Hem gefproken hebben: zy worden deswegen in gevangenisfen gezet enbleevenby hunne uitfpraak; hun werden groote belooningen toegezegd als zy dezelve weder wilden herroepen , en evenwel deed zulks niemand van hun; die alles zamen genomen, bewyst onlochenbaar, dat de wreed ter dood gebragte jesus, weder leeft; dat des de geest des menfehen onftervelyk is: van het tydpunt van den dood van j esus aan, befte-eg de menschlyke natuur eenen nieuwen trap van voikemerheid , bekwam zy eenen magtigen aandrang om goed te doen , bekwam  16 C. G. S3LTZMAH, VOORSTELLEN. XXVÏII. zy de verkw;kkelykfte troost in het gevoeligfte lyden : van deezen tyd aan verloor de dood zyne verfchrikkmg ; de orfebu dige, die van zyne braafheid bewust is, ver wacht nu deszsifs komst, met vreugde, als de aankomst van eene Godlyke bodirme, die hem tot de vergelding voeren , en zynen geest van de moejelykheden deezes levens bevryden zal; Almagtig cOD ! gy kent het beste : Bewerk Jat deez verzekerdheid In ons te zwakke bart, zig veste: „ 'T is cod die eeuwig heil' bereid:" Zo drutr d^s levenslast ons niet; Zo zingen wy: „ gods wil geichied'." Goede God! zo hebt gy ons door de duistre nacht geleid, die over het kruis van uwen Zoon lag; zo hebben wy den uitgang van uwen weg gevonden; en Gy hebt ons van uwe goedheid, in den dood des bloedenden menfchenvriends overtuigd: is het geen goedheid, wanneer gy een eemgen onfchuldigen, voor eene geheele wereld opofferdet ? wanneer gy door de doodsangst eens eenigen, mi! ioenen troost verfchaftet! met het bloed van éénen rechtvaardigen, eene gemeente vrykocht, die Gy van zonden reinigdet en heiligdet? wanneer gy door den dood van éénen oi.fchuidigen, de doodsangst van alle uwe kinderen veiücbitet5 wanneer gy op deeze wyze het menscHlyfc géflsèhr, dat in zyne blindheid van u den Heiligen afkeeng was , wederom met u verzoendet ? eleniige menfenen van hunne fmarten verlostet? Uwe wyze oogmerken , by den dood van jesus, gaan voorzeker nog verder ; ik zal het nier waagen myne gisfiogen daaromtrent voorteftetlen; ééns zulleu wy het ervaaren; wanneer her voorhang opgefchoven wordt; wanneer de nacht,die over de toekomst ligt, verdwynt; wanneer uwe raad«befluiten voor ons open liggen: dat geene, wat wy thans weeten, is reeds toereikende, om ons tot aanbidding uwt-r goedheid, tot opvolging uwer heilige leere, die Gy ons door uwen gekruisten Zoon doet prediken, tot braafheid in onzen wandel aantefpooren, en ons de vreeze voor den dood te beneeme».  NEGEN- EN- TWINTIGSTE VOORSTEL* Over de opjlanding van jesus. Lof zy Code, j e s u s leeft! Vrygekochte ftervelingen! Wil des Vaders liefde zingen, Die zyn' Zoon gegeeven heeft Om den dood zyn prooi te ontwringen | Jesus leeft! geef d'Opperheer, Dankbre lof, en eeuwige eer. J)eeze vreugde is billyk, myne jonge vrienden! wanneer eeneonfchuldige, door moedwillige menfehen werd aange» greepen, en er verfcheen een onverfchrokkene, die hem uit hunne klaauwen bevrydde; of wanneer een braaf man door lasteraars, op de liefdeloosfte wyze in zyne eer Werd aangetast, en als een booswicht werd uitgekreeten, en een vriend der waarheid nam zyne zaak met nadruk op, en reddede zyne eer, zoudt gy u daarover niet verheugen? iedere goede ziel neemt deel aan het lot des rechtvaardigen en ontfchuldigen; zy gevoelt zo wel zyne fmart, als zyne vreugde : en wie was onfchuldiger dan jesus? wie rechtvaardiger, wie weldaadiger, dart Hy? wie is meer mishandeld geworden dan Hy? wienS eere gevoeliger gekrenkt dan de zyne ? en god zelf heeft zyne zaak aangenomen, heeft Hem uit de klaauwen zyner vyanden gerukt, heef door zyne opwekking de geheele wereld overtuigd, in welk aanzien Hy ftond by den Rechtvaardigen en Heiligen: met recht zyn dan alle goede menfehen over zyne opwekking verblyd. Maar wy hebben metalleen reden om ons over zyne onfehuid te verheugen; wy hebben nog veel dringender oorzaak, om aan de gelukkige ontwikkeling van zyn ver- fchrikiyk lot deel te neemen Hy is onze vriend, on# ze weidoener, onze Verlosfer: is Hy het niet, die den eerften grond gelegd heeft tot het licht, waarin wy thans wandelen ? is Hy het niet aan wien wy den troost te danken hebben, die ons in treurige uuren vervrolykt, tti ons de verfchrikkingen des doods ontneemt ? was het geene liefde tot ons, die Hem drong, zig voor ons opteofe feren? zyne weldaaden, zyne liefde, die Hy ons bewees, heeft de rechtvaardige god beloond — ja g o d heeft onzen vriend, weldoener, Verlosfer opgewekt, uit het ftof tot den hoogden trap van heerelykheid verheven ■— Chris* tenen! uwe vreugde over de opwekking en yerhoogli^ van uwen weldoener en Verlosfer is billyk* II, BEBI., C  l8 c 6. saltzman, Dezelve zal van tyd tot tyd hartlyker en levendiger worden, naar maate gy volkomener van zyne opftanding overtuigd wordt. Hoort derhalven thans van my eenige bewyzen, die uwe overtuiging en de daaruit voortfpruitende vreugde vermeerderen kunnen. Het is van alle de difcipelen van jesus, voor verfcheidene rechterftoelen, aan geheele Natiën beleden geworden, dat zy Hem, na zyne kruiliging, levendig wedergezien hebben: wanneer zy die eigenfchappen bezitten, die men in iedere geloofwaardige getuigen vordert, zo kunnen wy onmogelyk hun getuigenis verwerpen, zonder tegelyk alle oude gefchiedenisfen haare ge'oofwaardigheid te ontzeggen, welke veelal zulke fterke ge. tuigenisfen niet hebben. En 't is niet moejelyk, deeze eigenfchappen in hun te ontdekken: kan men zig wel eerlyker lieden voordellen , dan zy geweest zyn ? leest hunne fchriften, de brieven, die zy, aan de gemeenten die door hun gedicht waren, gefchreeven hebben; welke eene heerelyke zedeleer ligt daar niet inl hoe nadrukkelyk bevelen zy daarin de eerbied voor god , die in 't verborgen ziet! braafheid omtrent alle menfehen, geduld in lyden, trouwe in iedere handeling! tot welk eene waarde deigt de mensch, die-zig naar hunne grondregelen gedraagt! wanneer ik deeze eenige herinnering van petrus overweeg: Lieve broeders! ontboud u van de vleeschlyke lusten, die tegen uw geweeten ftryden, of die uw vernuft afkeuren, '■n lei de t eenen goeden wandel ondier de Heidenen, op dat die geenen, die u als misdaadigers lasteren, uwe goede werken zien: hoe veel wysheid licht er niet in iedere uitdrukking, en hoe verheft zig de menschlyke eiel niet, zo rasch deeze gedachten by haar ryp wordt: „ ik ben een pelgrim; ik ben tot een hooger geluk be„ demd, dan deeze wereld my geeven kan!" hoe hoog is niet de mensch gedegen, die over zyne lusten heerscht! hoe volkomen moet hy zyn, die door de edele drift om goed te doen, zo gedreven wordt, dat zyne vyanden, zelfs niet met eenigen grond, hem befchuldigen kunnen! en lieden, die eene zo reine, onberisplyke zedeleer, welke nu byna agttien honderd jaaren haare waarde by alle verlichte volken behouden heeft, voordroegen, zouden die lieden bedriegers geweest zyn, die de opdanding van jesus verdicht, en deeze verdichting in de wereld uitgebreid hadden? hoe onwaarfchynelyk is ditl  KORTE VOORSTELLEN. XXIX. ïS> Het wordt nog veelonwaarfchynelyker, wanneer wy hu» leven en wandel in overweeging neemen: 't is zeer mogelyk, dat men aan anderen goede ieeringen geeven, en zelfs flechc handelen kan; maar by de getuigen van jesus opftanding heeft dit geen plaats: gelyk hunne leere,zo was ook hun leven: zy zyn dikwyls voor rechterftoelen verhoord geworden; doch nimmer heeft men hun eene andere misdaad voorgehouden, als deeze, dat zy de leere van jesus predikten : zy deeden de moejelykfte onderneemingen . om door de uitbreiding der leere Van JESUS licht en opklaaring in de wereld te brengen ; zy ondernamen daartoe de bezwaarelyklte reizen door ■paleftina, klein Afia, ltaliën en Griekenland; zy achtten deonverzetteiykheidder Joodfche en Heidenfche Priesterennier., wier voordeeldaarby zo zeer leed, wanneer deeze leere aangenomen , en het bygeloof verftoord werd: en welke belooning vorderden zy daar voor? geene! zy bezorgden zig meerendeels zeiven hun onderhoud , door den arbeid hunner handen; in plaatfq van beloond te worden, werden zy als verachters van den Godsdienst, en verraders des Vaderlands van haare Natie verftooten, in gevangenisfen geworpen , met roeden gegeefeld, van het gemeen geftenigd : de meesten van hun werden op eene wreede wyze van kant gebragt; zy behoefden alleenlyk hunne gezegden te herroepen, de opftanding te lochenen, en zy waren tegen alle mishandelingen verzekerd, ja konden zig groote belooningen belooven: er was geen een onder hen, die tot herroeping kon bewogen worden; ieder ftond onder de mishandelingen vast, en beklom met vrolykheid het moordfchavot: Onder't gonzen vaa de tteesen, beefden ook de Apostlen niet; Niemand hoort men jesus loochnen, daar men 't yslykst dreigen ziet: Achter 't duister vaB dat lyden , Zagen ze eindeloos verblyden. Ik geeve toe dat menlchen fomwylen iet verdichten , en hunne verdichting als waarheid uitbreiden , in de hoop, dat zy daardoor roem en andere aardfche voordeelen erlangen zullen; maar dat een gezelfchap zig zou verbinden , om eene verdichting uittebreiden, waarvan het in 't geheel geen voordeel, niets als befchimptng, mishandeling en eene wreede dood te wachten had, dit ftrydt tegen de menschlyke natuur; dit is geheel ongelooflyk: ik ka n my de beftendigheid , met we,ke de vrienden van  8« C. G. S A L T Z M A N, jesüs, om der getuigenisfe wille dat Hy is opgedaan, alles verdroegen; de onverfchrokkenheid met welke zy de martelingen en dood ondergingen, niet anders verklaaren, als dac zy vastlyk moeten geloofd hebben, jesus leeft en heeft magtsgenoeg, om ons, in eene andere wereld, voor het lyden dat wy om zynent wille ondergaan, fchadeloos te houden: zy konden ditgelooven, kunt gy zeggen , maar is het daarom waar ? konden zy niet door verbeeldingskracht, of door iet anders misleid zyn geworden , dat zy den opgedaanen geloofden te zien, daar zy Hem evenwel niet zagen ? Ik geeve toe, dat deeze twyfelfng van gewigt zy; maar, zy verdwynt rasch weder, wanneer wy alle omdandigheden nader overwegen : 't gebeurt fomwylen, dat menfehen gelooven, hunne gedorvene vrienden gezien te hebben: eene geftalte, die zy in de donkerheid zagen , en welks waare gedeldheid zy zig niet vertrouwden te onderzoeken , hielden zy voor een teken zyner tegenwoordigheid ; doch dit kan het geval van de vrienden van jesus niet geweest zyn: het was niet één perfoon die jesus gezien had, het was eene groote menigte, en die laaten zig allen zo ligt niet bedriegen; zy zagen Hem niet flechts éénmaal, maar verfcheidene reizen; zy zageu Hem niet alleenlyk des nachts; maar ook by dag: genomen dat hun gezicht ware bedrogen geworden, zo was het evenwel niet mogelyk, dat hun gevoel en gehoor, hun had kunnen misleiden: zy hebben Hem ook aangegreepen: een van hun, tbomas,legde zelfs zyne hand, in de geopende zyde van den Verlosfer: zy hiel. den met Hem lange gefprekken, die ons een zyner vrienden, johannes, voornaamlyk opgetekend en nagelaaten heeft; zy kunnen alzo niet gedwaald hebben; zy moeten alle deeze verhaalen verdicht, of den gekruifigden jesus waarlyk gezien hebben: daar nu het eerde onmogelyk is, zo hebben wy ook geen grond om hun getuigenis in twyfel te trekken. Het is des zeker - Christenen, hoort dit en verheugt u! het is zeker, jesus, uw Verlosfer leeft ? De juich-toon kliram'! Hy is ontwaakt! Hy heeft den band des doods geflaakt. Laat u in dit vreugdegezang niet dooren, door de treurige twyfelingen als of de opftanding van jesus in zig jselve ongelooflyk ware; dat het ongelooflyke, ongelooflyk blyft, niet tegendaande duizende van getuigen het bevestigen; dat men nog nimmer gehoord heeft dat eene doode opgedaan is • maar hebt gy wel ooit gezien, dat  KORTE VOORSTELLEN. XXIX, ÏI er eene zon is gefchapen geworden ? daar er nu federt veele eeuwen geen zon gefchapen is, zou het daarom ongelooflyk zyn dat er éénmaal eene voordgebragt is geworden ? evenwel ftaat zy er, gy ziet ze, haare ftraalen verwarmen u, zy bswyst u, dat GODfomwylen iet buitengewoons doet, het welk in eeuwen niet weder gefchiedt: wy gevoelen de werking van de opftanding van jesus, nog even zo goed, als de werking der zonne; de geheele gefchiedenis bewyst, dat in het tydpunt, in welke dit groot voorval gebeurd is, iet buitengewoons is voorgevallen. De gefchiedenis leert, dat voor deeze de geheele wereld de afgoden gediend heeft : veele wyze mannen zagen de dwaasheid van den afgodsdienst in, en arbeidden daartegen; doch de gefchiedenis zegt ons, dat alle hunne pogingen vruchtloos geweest zyn: men kan geen ééne Provincie, niet ééne Stad, de kleine ftaat der Joden uitgezonderd, noemen , in welke de afgodery is vernietigd geworden: maar van het tydpunt af aan , dat eenige ongeleerde visfehers en handwerkslieden, in de wereld rond reisden en dezelve onderrichtten, volgde er by de maatfehappy der menfehen zulk eene verandering, als in de werkelooze ftof, toen de Almagtige fprak: het worde licht! der afgoden tempels werden verwoest, de beelden ftortten van boven neder, en niettegenftaande, Keizers, Koningen en Priesters alle hunne krachten aanwendden , dezelve te onderfteunen, zo waren zy al te zamen hiertoe veel te zwak: eenige visfehers uit Paleftina, verftoorden de werken van Keizers, Koningen en het gezamentlyke Priesterdom: in weinige eeuwen verheerelykte alle verlichte volken den god, die Hemel en Aarde gemaakt heeft: wanneer ik nu geen Bybel hadde, en laze Hechts de gefchiedenis, zo zou ik my gedrongen gevoelen , om te gelooven, dat in het tydpunt, toen de afgodery opgeheven werd, iet ongewoons, iet bovennatuurlyks moest zyn voorgevallen: ik zou hartlyk wenfehen daaromtrent nadere opklaaring te hebben: wanneer my deeze nu gegeeven werd, wanneer ik las, dat een gezel, fchap der eerlykfte lieden eenpaarig betuigd, onder martelingen en doodskwellingen betuigd hebben, dat j e s u s, de grootfte leeraar der menfehen, die de waarego d predikte en de menfehen aanwees , Hem in geest en in waarheid aaotebidden , uit zyn graf is opgeftaan, zou my dat, in verband met het geen er voorgegaan en gevolgd is , ongelooflyk voorkomen ? De vernietiging van den afgodendienst, was met eene andere groote werking verbonden, die zig niet Hechts C 3  25 C. C. S A t T Z M i »j tot eene Provincie , maar tot de geheele wereld uitftrekte- dat was de verzwakking van de valfche landeigene Hellingen : ieder volk had voor deeze zyne eigene Godheid, en befchouwde uit dien hoofden alle andere menfchen als vreemden , het geloofde aan niemand trouwe verfchuldigd te zyn, als aan zyn eigen Vaderland, en iedere daad, waardoor de magt en rykdom van hetzelve vergroot werd, prees het als groot en edel: de man die moeds genoeg had, om den fakkel des oorlogs in andere landen te brengen, zyn zwaard met het bloed der onfchu'.digen te verwen, de nekken van een vry volk onder het juk te brengen , en de rykdommen die het door vlvt'zis verworven had, te plunderen, overlaadde men met ioffpraaken, en plaatfte men fomtyds onder de Goden- dit affchuwelyk beftaan heeft federt de tyden, dat de vrienden van Jejus rondreisden, en predikten: is god alleen de god der Jooden, is Hy ook met de god der Heidenen? wy hebben aden éénen god en Vader, van wien alle dingen zyn . en éénen Heers tesus christus door wien alle dingen zyn ; iedert dien tyd zeg ik, heeft dit afichuwelyk beftaan. dat zo veele Landen verwoestte, zo veele rniiioenen onfehuldige menfehen om 't leven gebragt heeft. eene doodlyke wonde bekomen, zo dat het van eeuw tot eeuw als allergevaarlvkst voor het menschdom werd aangezien, en al nader aan zyne vernietiging gekomen is: 't menschiyke Sacht werd met de groote gedachten: ,. Wy alle zyn kinderen van éénen god, broeders met malkander; het " menschiyke gedacht is één huisgezin, één hgchaam.waar" van ieder mensch afzonderlyk een lid is; de leden kun. " nen elkander niet beledigen , zonder dat het geheele hg. " chaamdaarby lydt:" met deeze groote gedachten werd het menschlyk gefiacht bekend gemaakt : de nationaa e hoosmoed en de daarmede verbondene nationaale haat, verminderde; de afgelegenfte volken maakten overeenkomften, Europeë's, Jfiaanen en Jfricanen. befchouwden elkander als broeders - dit al.es is op dit merkwaardige tydpunt gevolgd, en bewyst, dat toenmaïs iet ongewoons en bovennatuurlyks moet zyn voor. gTkllekan riet ontkennen, dat van dit tydpunt af, de affchuweiyke bedryven nog magtig gewoed, groote over^ eSmgen aangerecht , broeders tegen broeders geweend, en, onder het masker van godsdienst, de Se'verwoest hebben; doch net werk van j esu s ,snog niet voleindigd , er zal een tyd komen, dat het ze^r  KORTE VOORSTELLEN. XXIX. 2$ voleind zal worden: by de van tyd tot tyd toeneemende verlichting des menschlyken vetftands, moet het echter eindelyk de wereld in de oogen finalen , dat alle begeerte om zyn Vaderland ten koste van anderen groot te maaken, gevolglyk alle oorlog, die verovering ten doeleheeft, een misdaad is; die het menschlyk geilacht, wanneer het gelukkig wil leven, onmogelyk kan duiden; dat wy allen broeders, allen één huisgezin zyn, welks tevredenheid alleen door wederkeerige liefde en eendragt kan bevorderd worden: Wy zyn burger* deezer aarde ; kindren van een zelfden God; Alle leden van één ligchaum, onderworpen 't zelfde lot: Dat wy met veiéénde klanken, Da» ook onzen Vad«r danken. Nog eens zegge ik, daar van dit tydpunt af aan, dat de opgeftaane jesus gepredikt werdt, niet alleen voor eene Provincie, maar voor de geheele wereld groote weldaadige werkingen gevolgd zyn, die niet alleen niet weder ophouden ; maar nog van tyd tot tyd fterker worden,zo moet god toenmaals iet bovennatuurlyks gedaan hebben: en daar nu de geheele gefchiedenis niets aan de hand geeft, waaraan men deeze verbaazende werking kan toelchryven, als aan de opftanding van j e s u s , zo is zy niet alleen niet ongelooflyk; maar is zy zeer zeker. Ieder van u kan de werkingen daarvan aan zig zeiven ondervinden, even als nog de fchepping der zon op u werkt; wilt gy het onderneemen en de nygingen van uwe harten naar de grondftellingen, die de opgeftaane Jesus aan de wereld medegedeeld heeft, regelen ; wilt gy u gewennen, by alle uwe handelingen, op god, die in het verborgen ziet, uwe aandacht te vestigen, u zyne te'. genwoordigheid, zyne alles regeerende voorzienigheid eeduurig te herinneren, zo zult gy tot zuike eene waarde flygen, zulk een zielerust in alle wederwaardigheden, zulk eene getrooste moedigheid in alle gevaar, erlangen , die u onder alle omftandigheden vrolyk en getroost zal houden; gy zult het rasch ééns worden , dat geen rykdom,geen roem u zulke hooge vreden verfchaffen kan. Wildet gy de grondregelen uitoefenen die j e s u s u , met betrekking tot uw gedrag, omtrent andere menfehen, medegedeeld heeft, dat gy in ieder mensch uw' broeder bemint, tegen ieder braaf handelt, tegen ieder beleefd zyt, de bedroefden troost, de lydenden onderfteunt, de dwaalenden Jiefderyk terecht brengt, uwe wanden zachtmoediger behandelt, zo zult gy het rasch ééns worden, dat de wys-  24 C. G 8ALTZMAN, VOORSTELLEN. XXIX. heid die jesus aan de wereld fchenkt, altooe de beste aanwyzing is, om in de wereld een vergenoegd leven te leiden: de braave, de beleefde, de weldaadige man, offchoon hy een tyd lang miskend worde , vindt altoos liefde en hoogachting, en ontgaat gelukkiglyk verfcheidene kwellingen, die de flechte, onbeleefde mensch wedervaaren moet. Hy, die zig zelve beheerfchen kan, kan ook ligt alle vyanden overwinnen. Ja myne waarden ! wanneer gy naar de aanwyzing van jesus, uw tegenwoordig leven geduurig befchouwt, als een ftaat van beproeving, als eene voorbereiding tot eene toekomende grootere volkomenheid, welk licht zal dan in uwe ziele niet opgaan! by alle wederwaardigheid en lyden, die in deezen ftaat van beproeving onvermydelyk zyn, onder welken de menfehen gewoonlyk kermen en vertwyfelen , zal de hoop op eene beftendige vreugde u oprichten ; by de verwarde lotgevallen der wereld, die dikwyls de wysften onverklaarbaar zyn, zult gf gerust en vrolyk de onv» wikkeling der eeuwigheid afwachten; by iedere goede daad die gy in 'c verborgene doet, zult gy op god, den vergelder zien, en u over uwe zekere belooning verheugen. En wanneer gy nu in deezen ftaat van beproeving, van tyd tot tyd grootere volkomenheid verwerft, het getal der goede, gode behaagelyke daaden vergroot, en van deezen ftaat van beproeving tot den ftaat van belooning overgaat, welk een heerelyke dag zal dit voor u zyn! o hoe zult gy als dan uwe waarde gevoelen ; wanneer alles voorby is, waarop de menfehen anders zulke eene hooge waarde ftellen; wanneer de ydele roem vervloogen is; goud en kroonen, haare waarden verlooren hebben, en gy by u het eeuwige, onverganglyke goed omdraagt, dat u j e s u s leerde zoeken, eene braave, eene edele nyging en het getuigenis van een goed geweeten , met welk een vertrouwen kunt gy als dan verfchynen voor den ftoel des Alweetenden, dien gy hier fteeds tot getuige uwer handelingen naamtt welk eene zaligheid zult gy ondervinden, wanneer gy u in de naauwfte verbintenis met de beste, de liefderykfte geesten befchouwen zult! o dag der zaligheid en der vreugde, waar op ons lyden zal ophouden! dag waarin de raadsbefluiten des eeuwigen zig voor ons zullen openbaaren! dag waarin onze groote vergelding eenen aanvang neemt! dag der vreugde en zaligheid, wanneer zult gy komen!  DERTIGSTE VOORSTEL. Over mattheus v. vers 9. Zalig zyn de vreedzaamen; want zy zullen gods kinderen ge?iaamt worden. U zy, o God! dees dag gewyd, Gy die een God des vredes zyt; Uw goede geest zy in ons midden, En geev' dat we u oprechtlylc bidden. Vrede — is tot het geluk van menfehen, die met elkander in verbinding leven, geheel onontbeerelyk: neem uit een gezelfchap, het zy groot of klein, de vrede weg, aanftonds'vervangt elende, twist, wederzydfche haat derzelver plaats: fchenk aan een gezelfchap vrede, zo hebt gy deszelfs geluk gegrondvest: met de vrede zal vreugde er intreden en vermeerdering en rust zullen volgen: wat helpt het, wanneer lieden, die zaamenwoonen, ryk, gezond en overvloedig leeven, alles genieten wat zy wenfehen, zo zy geen vrede houden; wanneer geduurig de een des anders vreugde verbittert, en overlegt waarmede hy hem verdriet zal aandoen ? hoe zalig vlieten daar en tegen de dagen van anderen heen , die in hutten , onder daken van ftro woonen, maar vreedzaam met elkander leeven! liefderyk vereenigen zy hunne krachten, om hun gemeenfchaplyk geluk te bevorderen , en, door deeze vereeniging worden zy fterk, en verfchaffen zig ligtlyk alles wat zy tot hun onderhoud en genoegen noodig hebben; hunne lasten draagen zy vereenigd, en maaken ze daardoor ligt; hunne vergenoegingen genieten zy onderling en vergrooten ze op deeze wyze, en zo vergoeden zy, door vrede en wederzydfche hulp, al het overige wat hunne ryke broeders genieten en de Voorzienigheid hun ontzegd heeft: hoe veel elende huisvest er niet in een ftad, waar tweedragt heerscht, familiën tegen familiën aanftookt, en hun aanzet elkander het leeven onaangenaam te maaken, elkander te benadeelen en door lastering, verfmaading en procesfen te pynigen! en hce rasch bloeit niet weder eene andere ftad, hoe vermeerdert haare rykdom, hoe wasfehen de gezellige vreugden aan, waar vrede woont, den burger bezielt en aanzet om het gemeenfchaplyk welzyn te bevorderen. Menfehen derhalven, die zig moeiten geeven, om in het gezelfchap der menfehen de vrede te onderhouden, II. deel. D  26" CC. SALTZMAN, alle twist uitteroejen, moeten wy inderdaad als weldoe, ners des mensch lyken geflachts aanzien. Zie hier een nieuw bewys, van de groote verdien. Hen, diejEsuscHRisTus voor het menschlyk gedacht verworven heeft: nooit heeft iemand zo veel gedaan, om vrede in de wereld te houden dan Hy; want Hy was niet alleen zelf vredelievend , en leefde niet alleen , met die met hem in verbinding ftonden, verdraagelyk; maar Hy deelde de wereld ook zulke grondregelen mede , door wier opvolging eene algemeens, eeuwige vrede konde onderhouden worden ; ja Hy wekte ook allen op , al hun vermogen aantewenden, om de vrede te bewaa. ren, en belooft aan die geenen eene groote belooning: hoort thans van my zulke eene opwekking, en zulke eene toezegging. — Zalig zyn de vreedzaamen; want zy zullen gods kinderen genaamt worden. Geest des hemelsch hoort deez bede, Geef ons eendragt, geef ons vrede! De g o d des vredes zal ons gebed verhooren ; geen twist, noch tweedragt, zal ons hinderen; maar vrede en eendragt zal onder ons woonen, wanneer wy ons met ernst toeleggen, om den voortreffelyken lof der vreedzaamheid te verdienen. Gelooft niet, dat vreedzaamheid de eigenfchap eener zwakke, vreesachtige ziele is, er behoort veel eer kiacbt en aandrang toe om dezelve uitteoefenen : onze driften , wanneer zy niet wèl geregeld zyn, trekken allen naar oorlog en ftryd; kunnen wy wel vrede houden, zo wy niet in ftaat zyn , onze driften te beheerfchen ■> Want even gelyk de gezichtstrekken der menfehen zeer verfcbeiden zyn , zo zyn ook hunne neigingen verfchillende : wat de eene genoegen geeft, verrchaft den anderen misnoegen ; wat van den eenen gelieft wordt, wordt van den anderen veracht; het is een oud, maar waar fpreekwoord.: zo veele hoofden, zo veele zinnen: wilde men z:g verbeelden, dat deeze verfcheidenheid eenmaal geheel zoude ophouden; dat het eenmaal zo ver zou komen , dat de menfehen in eenen eigenlykenzin, éen hart en ééne ziel zouden worden, zo zou men zig met eene ydele droom verblyden; want zulk eene gelykheid der menschiyke neigingen, is geheel onmogelyk: de menfehen zyn ondericheiden van ligchaamsgefteldJ™.' genieten onderfcheidene voedfels, eene onderlcheidene opvoeding , hebben eene verfchillende levenswyze en omgang, verzamelen zig kennis uit onderfcheide.  KORTE VOORSTELLEN. XXX. S7 ne boeken; hier uit moet volgen, dat hunne nyginsen onderfcheiden zyn: wanneer nu van deeze zo onderfcheiden denkende menfehen, ieder zyn eigen zin volgt, en van andere verlangen wilde, dat zy zig allen naar hem richten zouden, ware dan niet reeds de vrede gebroken? ware er dan niet reeds ftryd? neem eens, dat er een gezelfchap kinderen zamen kwam, om zig met het fpel te vermaaken , zo kon het ligt gebeuren , dar ieder van hun een ander fpel begeerde; wanneer nu ieder zyn begeerte doorzetten, ieder van het gezelfchap dwingen wilde, zig naar zynen wille te richten, zou als dan niet het gemeenfehaplyke genoegen verdwynen, en in twisten veranderen; even zo vervalt alle genoegen, even zo ontftaat er twist, wanneer volwasfenen eigenzinnig over anderen heerfchen willen Verbreeking van eigenzin is des het eerfte, wat de vreedzaame in acht te neemen heeft; hy moet zig gewennen verfcheidene zyner wenfehen te laaten vaaren, om aan anderen behaagelyk te worden ; verfcheidene moejelyke en onaangenaame bezigheden onderneemen, om het genoegen van anderen te bevorderen. Er zyn gevallen, waarin wy onzen eigenen zin volgen en anderen tot overeenftemming daarmede moeten zoeken te brengen; wanneer wy naamlyk in ons geweeten overtuigd zyn, dat onze pligt dit vordert: gy werd, by voorbeeld, van een uwer metgezellen verzocht, u aan het vermaak overtegeeven, in een uur, waarin gy en hy zekere bezigheden haddet, die u van uwe leermeesteren waren bevolen geworden te doen, als dan zou het uw pli'o-t zyn op uw zin te blyven ftaan, uwe bezigheden te venïchten; en niet alleen dit, maar het ware ook uw pligt, hem te vermaanen, insgelyks te doen: maar ook in zulke gevallen, kan men proeven van zyne vreedzaamheid geeven, wanneer men zo zacht als mogelyk is het afflaand antwoord geeft, en de herinnering die men hem als dan geeven moet, alle bitterheid zoekt te beneemen: o myn lieven! een afflaand antwoord is reeds in zig zelf bitter, en eene herinnering aan onze verpligting, brengt skoos iet onaangenaams met zig; ware het niet onbezonnen, wanneer wy het bittere en onaangenaame nog door harde, bytende woorden vermeerderen wilde? zou, dit den vriend niet beledigen? zou het hem niet aanzetten , om beledigingen met beledigingen te vergelden ? Willen wy vyandfehap en verdriet vermeiden; zo moeten wy ook niet al te geftreng ons recht zoeken. De liefde tot ons zeiven, vordert wel ons eigen recht te be> Da  2t C G. S & h T Z M A N, trachten; doch er zyn zekere kleinigheden, die ik van andere kan vorderen en van weinig gewigt zyn • ik bekleed by voorbeeld een publiek amt, zo kan ik'van een ander eifchen, dat hy den tytel die daaraan verbonden is, my toevoege; maar een tytel, wat is die voor een mensch van verftand eene kleinigheid ? wanneer my iemand eenige weinige ftuivers fchuldig is, zo heb ik recht om die van hem tevraagen; maar is dit, voor een mensch die niet geheel arm is, niet eene kleinigheid? het gebeurt wel eens, dat onze evenmenfchen ons zulke kleinigheden weigeren, en wanneer wy die dan met gefïrengheid van hun vorderen, zetten wy hun tegen ons op, verbitteren hun en dit verwekt tweedragt: degrootfte twisten, de langduurigfte procesfen, verwyderingen van familiën, de bloedigfie oorlogen ontftonden veelal uit geringe oorzaafcen : willen wy des den ftryd vermeiden, en de vrede behouden, zo moeten wy in ftaat zyn, zulke kleinigheden opteofteren en ons recht niet al te ftreng te zoeken. Sommige menfehen hebben ook wel eens iet mishaagelyks in hun gedrag; doch dat op zig zelve befchouwd, eene wezenlyke kleinigheid is : menig anders redelyk en goed mensch heeft in zyne gewoonte of wyze van fpreeken iet onbehaagelyks, of is in zyn doen wat beuzelachtig , of driftig, van welke dergelyke gebreken voorzeker niemand geheel vry is; wanneer wy nu deezekleine gebreken in den mensch hoog opneemen, zyne goede eigen, fchappen niet opmerken wilden, zouden wy hier door zyne afkeerigheid en ontevredenheid tegen ons niet gaande maaken, en de eendragt verftooren? hoe noodzaakelyk is het daarom, dat de vreedzaamheid onze overgedreevene gevoeligheid maatige, en toegeevelykhëid met de gebreken van anderen in ons verwekke. Het liefdelooze gedrag van onze medemensen tegen ons, gaat wel eens zo ver, dat wy het voor eene verftooring der vrede en aankondiging des ftryds aanzien moeten : wanneer my, by voorbeeld; iemand dingen aantygt, waardoor myn eer gekrenkt en my de liefde en achting myner medemenfehen ontnomen wordt; of wanneer iemand my myne goederen en kostwinning ontrooft, en myn ligchaam mishandelt, als dan is de vrede gebroken en de oorlog aangezegd: de rooving onzer eere, goederen en gezondheid te verdraagen, zonder ons daartegen te verzetten, ware een verzuim van den piigt.dien wy aan ons en de onzen verfchuldigdl zyn. Doch hier by is ook gelegenheid era onze vreedzaamheid  KORTE VOORSTELLEN. XXX. 39 eenen hoogen trap te doen beklimmen; als dan ftrydt men niet om te ftryden, niet om anderen te ben^deelen en te bederven; maar om de vrede te bevorderen en de geftoorde eendragt, zo dra mogelyk, weder te herftelien; dan waakt men over zig zeiven , dat er geene toorn by ons opkome, of ons beheerfche, want de toorn wekt ons tot daizenderleie bittere woorden, harde, beledigende befluiten, die den vyand tot verdere voordzetting van den twist aanleiding geeven: men zoekt veeleer op zig zeiven te letten, rust en kalmte van geest te behouden; zig op eene wyze te verdedigen , waarby zyne eere en tevredenheid verfchoond worden; doet er zig eene gelegenheid op, waarin men zigomtrent zyn' vyand behu'pzaam kan too. nen en hem overtuigen, dat men geen haat tegen hem voedt, zo maakt men met genoegen gebruik daar van; en wanneer het gelukt, den vyand door zulk een edel gedrag te gewinnen en hem zo verre te brengen, dat hy zyn onrecht erkent, het hem berouwt en hy om vergeeving verzoekt; zo houdt alle twist op, hy omarmt ons weder als vriend en broeder, en de voorige liefde en vertrouwenheid grypt weder plaats. Wèl hem die niet de fchade zoekt, Van zyn vervolger, die hem vloekt! Wèl hem die lydzaamheid bezit, Met jesus voor den vyand bidt.' Hy, op wiens voorbeeld ons dit versjen opmerkzaam maakt, die geen onrecht deed, m wiens mond geen bedrog gevonden werd, die zelfs de boostfte met zachtmoedigheid zocht te verbeteren, leefde niet alleen voor zig zeiven met alle menfehen in vrede; Hy zocht ook de vrede by anderen te bevorderen en alle zaaden van tweedragt in het menschiyke geflacht uitteroejen: zyne grondregels, die Hy ons medegedeeld heeft, zyn opwekkingen tot zelfbeheerfching, zachtmoedigheid, verfchoonlykheid; zyn allen voorflagen van vrede, door welke, wanneer eenemaal die goude tyd zal komen, dat haare waarde van alle menfehen erkend en gevoeld, dat zy doorgaands aangenomen en opgevolgd worden, gewisfelyk de eeuwige vrede, tusfehen natiën, medeburgeren en leden der huisgezinnen, zal gegrondvest worden. Wilt gy alzo vreedzaam worden, wilt gy dien hoogen graad van volkomene vreedzaamheid beryken , die gy in jesus bewondert, zo moet gy niet alleen voor uw perfoon vreedzaam leeven ; maar ook by die geenen, D 3  Jry t 'Wist: jesus christus geeft zi? alle moeite, om de.me sch.'yke begeetten van deeze.dingen, die in d^n  KORTE VOORSTELLEN. XLI. 117 gror.d flecht zyn, afiebrengen en dezelven op voorwer» pen te vestigen, welke de begeerten eens, voorde eeuwigheid beftemden geest, waardiger zyn: braafheid, zelfbeheerfchmg, geweetensrust, en de goedkeuring van Hem die in 't verborgen ziet, dit zyn de goederen naar welken de Christen voornaamiyk moet ftreeven: en zyn deeze dmgen niet zo gefteld, dat alles wat mensch is, ze even zo goed genieten kan, geiyk alles wat mensch is, de lucht inademt, en zig door het licht der zonne laat beichynen ? zou er wel een mensch den anderen in zyn geiuk hinderlyk zyn ; zou er wel eene ftryd kunnen ontdaan, wanneer alle menfehen hun geluk in deeze goederen zochten ? En waar uit ontftaat oorlog en twist verder? uit de hevigheid der menschiyke driften ; wanneer deeze vry mogen woeden , zonder dat men overlegt, of niet daardoor een ander benadeeld en in zyne tevredenheid gefloord zal worden, hoe kan er dan vrede blyven ? en gy weet hoe nadrukkelyk jesus ons de zellbeheerfching aanbeveelt en, byzonder by zyne vereerers, op matiging van hunnen toom aandringt. De grondregelen zyn derhalven door Hem voorgefteld, waardoor eene algerneene vrede in de wereld kan gevestigd worden. Maar wat helpt dit, kan men denken , zo die niet gevolgd worden? heeft federt de geboorte van jesus niet twist en oorlog voordgeduurd , even als te vooren? Voorzeker helpen dezelven; volg! ze op, o twyfelende vriend ! befchouw ieder mensch als uwen broeder! handel omtrent ieder eer.yk en braaf! zyt tegen ieder beleefd en befcheiden ! matig uwe driften! zoek uw geluk in de goederen, die jesus u als de gewigiigfte aangeprezen heeft, zo zult gy voor uw perfoon gewis vrede hebben : gy zult niet ligt beledigd worden , de beledigingen die gy niet ontgaan kuut, zuilen uwe tevredenheid niet ftooren, het gevoel uwer inwendige gelukzaligheid zal, by alie uitwendige onrust, de rust van uw gemoed levendig houden; gy zult ondervinden dat jesus u vrede verfchaft heeft, toen Hy u leerde: heb uv/en broeder lief! De derde weldaad eindelyk, die wy aan jesus te danken hebben , is het welbehagen van god aan ons. Toen god de menfehen fchiep, was het zonder twyfel zynen wil, dat zy, oveieenkomftig het oogmerk, tot het welke Hy hun teftemd had, zouden leeven; Hy P *  Il8 C. G. S a L TZMAN, moest welbehaagen in hun vinden, wanneer zyne oog* merken door hun bereikt wierden: maar kan Hy we!, overeenkomltig zyne vaderlyke liefde, een ander oogmerk hebben, dan dat de menfehen van tyd tot tyd volmaakter worden? En hoe wyslyk heeft jesus de menfehen daar heen weeten te leiden, om du groote oogmerk van god te helpen bevorderen ! Hy heeft de beste regelen ter volmaaking aangewezen -- volg den wil van uwen Schepper zo ftipc, zo bereidwillig, gelyk de engelen! beheersch u zelve! handel niet als onwyzen, maar als wyzen ! betoon u braaf omtrent ieder! zoek het geluk van anderen te bevorderen als het uwe! verbreid alzo romdom u geluk en vreugde! dit zyn zyne leeringen: en welk eene kracht bereikt de mensch die zyne grondregelen opvolgt! Hy wordt een vriend gods, een beheerfeher van zig zelve, een engel voor zyne broeders — moet god aan zulke menfehen geen welbehagen heb ben? Hy gaf ons niet alleen regelen ter volmaakinge, maar ook de middelen aan de hand, om deeze regelen te kunnen volgen: Hy beval ons het gebed, een cnuirfpreekelyk werkzaam middel om der menfehen gezindheid te veredelen, en ons buitengewoone kracht tot werkzaamheid te verfchaffen : hoe verheft onze geest zig boven alles wat veiganklyk is, hoe klein komen hem die nietige voordeelen voor, die hem het kwaad aanbiedt! hoe magtig wordt de begeerten om in god's ryk recht veel goeds te werken , hoe gefchikt is hy om den byzonderen by ftand god's te genieten, wanneer hy met zyne gedachten by god is, wanneer hy met zyne aan GODgewyde gedachten, den Alweetenden, Eeuwigen, den Algoeden als zyn vader ontdekt! Hy belooft ons de onftervelykheid, en zegt ons toe dat iedere goede aanwending van onze krachten, iedere edele daad, voor ors tot in de eeuwigheid de gewenschte gevolgen zal hebben: wat de mensch zaait, zal hy, naar de beloften van jesus, maajen: welke eene opwekking ! ook by alle ondank der wereld, by alle vervolging om het goede, om altoos onverandeflyk op den weg der deugd voordtegaan, als men zeker weet, dat zy eens tot de hoogde vreugde leiden zal! Wel is waar, dat weinige menfehen tot deeze volmaaktheid komen, maar 'er zyn 'er evenwel altoos eenigen geweest, en zyn 'er nog, by wie de leer van  KORTE VOORSTELLEN. XLI. II© jesus haare volle kracht betoont, en hun die volkomenheid mededeelt, tot welke zy van hunnen Schepper beftemd zyn — En gy ó Christenen ! gy kunt, gy kunt, wanneer gy ernftig wilt, de volmaaktheid verlangen, dat gy van het welbehagen van god aan u overtuigd zyt; dat gy tot uwen Schepper, met vertrouwen, als uwen vader kunt opzien : Zig zelven te beftryden, Geen heerfchappy te lyden Van een bedorven aart, Is moeilyk; maar voor 't zwoegen Is 'c loon een vergenoegen Met zaligheid gepaard: Dan richt men 't hoofd naar boven ,• Om d'Eeuwigen te looven, In jesus zynen Zoon; Dan acht de ziel zig veilig, En zingt het driemaal heilig, Voor den genadetroon. Myn broeders! ik wenschte dat gy het groote gewigt der weldaaden, die gy door jesus ontvangen hebt, geheel gevoeldct, op dat gy u deezen dag rechmogt verheugen en aan god die dankbaarheid bewyzen kondet, die Hy, uwen grooten weldoener, met recht van u vorderen kan : ziet den weg ligt vooru, waar langs gy de hoogfte volkomenheid , de hoogfte gelukzaligheid voor welke de menschiyke natuur vatbaar is, bereiken ; waar langs gy eene zalige onfiervelykheid bereiken kunt — en deeze heeft u jesus, jesus alleen aangewezen — is dit geene groote opwekking tot vreugde en dankbaarheid? Men heeft wel veele twyreiitigen bygebragt om de weldaaden die jesus ons bewaezen heeft, te verkleinen ; maar zy zyn alle zo gefield, dat zy ook omtrent de geheele huishouding god's, kunnen gemaakt worden — men zegt, de Christenen maaken toch altoos het kleinfte getal der wereldburgers uit; wanneer jesus zuik een gewigtig perfoon is, waarom deelt Hy dan niet de erkentenis van god aan alle Natiën mede? maar dit kleine deel der wereldburgers, dat christus beleid, is het voornaarr.fte, het verlichtfte dat aan de geheele wereld wetten voorfchryft: vindt men het niet onrecht, dat god aan dit kleine deel kunften en wetenfchappen fchenkt en andere voken in eenen ruwen toeftand laat, waarom zou het dan onbillyk zyn , dat Hy hun het gefchenk van eenen verlichten godsdienst boven anderen fchenkt? en neemt de Christyke leere niet  T20 C. C. SALTZMAIf, VOORSTELLEN. XLI. van tyd tot tyd in magt toe? dringt zy niet door tot de af^eiegenfte Provinciën van jffia en der Nieuwe Wereld ? kan niet binnen ettelyfce ecuwen menige Natie even zo verlicht worden, als ons voor deezen zo ruw land? Het is ook waar, dat de christlyke godsdienst tot nog toe die a'gemeene vrede niet bewerkt heeft, die men van dezelve had kun. ntn verwachten; dat zy ook menigmaalen tot een dekm.mtel van onderdrukking, geweld en onrechtvaardige oorlog is gebruikt geworden : maar hindert dit iets aan zyne waardy en waarheid"? kan niet de nuttigfte zaak door misbruik fchadelyk worden? — welk een dierbaar gefchenk van coc is niet de tong en hand! en evenwel wendt menig mensch de eerfte aan om zyn onfcliuldig evenmensen, door lastering en haatlyke reden te pynigen, en de laatfte om hem :e belleden en te mishandelen; doch vermindert dit wel de waardy dtezer onfehatbaare leere? kan ons dit wel verhinderen, con voor dezelve te danken? en wordt derhalven de waardy der van jesus medegedeelde grondregelen wel ia liet geringfte verminderd, wanneer flechts weinigen dezelven opvolgen, wanneer veelen dezelven misbruiken? laat ons de hoop op god vatten, dat Hy het zo zal fchikken, dat de heerelyke leere van jesus meer en meer opgeklaard en van menschiyke vervalfcbingen en byvoegfelen gezuiverd zal worden, en dan zal hy voorzeker ook meer vrede en vreugde in de wereld brengen, dan toe nog toe gefchieden kon, om dat men niet zo zeer de leere van jesus, als wel de menschiyke verklaaringen derzelven voordroeg. Ik geeve ook toe, dat flechts weinige menfehen, die volmaaktheid erlangen, welke zy na het oogmerk der Christelyke leere bereiken konden , maar erlangen alle menfehen die gezondheid, die zy na de aar.lage van hun ligchaam hebben konden ? verftooren niet de meeste liurna gezondheid, door de buitenfpoorigheden hunner driften ? en evenwel pryzen wy u, o Schepper! voor de wyslieid, die Gy tot de formeering van ons lischaam hebt aangewend. Zouden wy V dan ook niet looven, voor de heuglyke leere, die Gy ons door jesus fchenkt, otïchoon zy flechts by weinige werkzaam is? Dan eerst zal u de leere van jesus recht gewigt'g worden, wanneergy ze met naauwgezetheid opvolgt, en de edele godlyke gezindheid erlangt, tot welke jesus het menschiyke gefljeh: zöek te verheffen; als gy god, van gantfeher harten liefhibt, als uwen Va:lcr en op Hem vertrouwt, als gy het menschiyke geflacht als god's huisgezin, als uwe broeders befchouwc ; en gaarne ieder uwer broederen tot zyn geluk behulpzaam zyt; als gy niet na ydelen roem . niet na rykdom, nog na zinlyke lust, maar daar na ftreeft, hoe gy code behaagen, en het bezit zyner zaligheid waardig moogt worden; wanneer gy dan aan u zelf zult gevoelen , hoe de lust en kracht tot algemeen nuttige goede daaden by u vermeerdert, welke moed in gevaar, welke ftille tevredenheid in bekommeringen gy geniet, met welk eene vrolykheid gy in de toekomst zien kunt! O dan, dan zal uwe lief Ie en dankbaarheid omtrent jesus, uwen weldoener eerst recht vuurig zyn I dan zullen wy ook aan ons zelven gewaar worden, welk geluk ons door jesus verfchafc wierd, welk een onf'chatbaar gefchenk zyn woord is. O cod! daar gy ons allen door jesus tot de hoogfte gelukzaligheid wilt leiden, verleeventiig al ons gevoel en help ens zyne leere opmerken en navolgen!  TWEE-EN-VEERTIGSTE VOORSTEL. Op het overlyden van den waardigcn ZOLIKOFFE R. TJ meer gelyk te worden, o Schepper van 't Heelal] Daarheen ftrekt al ons poesen op 't nietig traanendal: Dat wordt ook na dit leven der zielen bezigheid, Schoon eeuwig de eene vordring tot weêr eene andre leid*. ie kan lochenen, dat alles op den mensch be. „ trekking heeft, alles door hem verlevendigd, verbe. „ terd, tezamen verbonden, tot middelen der mensch,, lyfcc gelukzaligheid en tot verheerelykinge van god „ gemaakt wordt? hoe uitgeftrekt werkt hy niet op eene „ middelbaare en onmiddelbaare wyze ? hoe leidt en be„ heerfcht hy niet zelf de elementen en de verborgene \, krachten der Natuur! en welke veranderingen en om„ wendingen brengt hy niet buiten zig tot ftand! welke „ wildernisfen worden niet door zyne tegenwoordigheid ,, en vlyt tot lusthoven! en welke lusthoven worden niet ,, nog heerelyker paradyzen wanneer hy ze bewoont en „ aanbouwt! ftelt u den aardbodem zonder menfehen, „ zonder verftandige weezens voor, wat zoudt gy op dezelve ontdekken ? voorzeker zeer veele fchoonhe„ den; maar ook meer woeste dan zachte ; meer vrees„ lyke dan bekoorende fchoonheden ; voorzeker veel „ leeven ; maar leven zonder gevoel , zonder overleg, „ zonder eigenlyk genot , zonder betrekking tot des„ zelfs formeerder ? neen , de Natuur is fchoon , bebekoorelyk fchoon; maar de mensch vermeerdert haare „ fchoonheid; verzamelt alle enkele, verftrooide fchoon„ heden om zig, ziet, gevoelt, geniet die en verheugt „ zig over dezelve: de Natuur is vruchtbaar, onuitput„ telyk vruchtbaar; maar de mensch bevordert haare ., vruchtbaarheid, leidt dezelve, en geeft ze eene alge„ meen nuttige richting: de Natuur is vol leven ; maar „ de mensch vermenigvuldigt, verhoogt, veredelt dit ,, leven en is zalig in het genot van hetzelve: des is hy „ heer van dit fchoone deel der fchepping; priester der „ Natuur, uit wiens hart, van wiens lippen den dank „ en lof, van alle levenlooze en levende fchepfelen ten „ hemel fteigen ; het middenjunot, in het welke zig 11. deel, q  1.22 C. C. 3 & L T Z M & H, „ alles, wal hem hier omgeeft, verenigt,, en alles zyn ,, oogmerk bereikt wilt gy t( van zynen magti(?en en „ weidaadigen invloed op ailes overtuigen, vergeiyk dan „ flechts die plaatfen waar menfehen woonen, met die „ waar er geene woonen ; vergelykt de Europefche en „ jifiatifche Lusthoven , met de Americaanfche „ Woesteny: hier verfmacht de Natuur uit' gebrek aan „ oppasfing; daar lagchen overvloed en vreugde den „ wandelaar tegen : hier bedekken ondoordringbaare „ bosfehen , onmeetbaare ftompen de aarde, derzeiver „ ongeleide en onbefnoeide vruchtbaarheid verflikt en ,r bederft zig zelve, en vergiftigende dampen verduiste„ ren de oppervlakte; daar verbreidt dé zon ongehin„ derd haar licht en warmte; de wateren vloejen af!J de ongezonde dampen verfpreiden zig; de wind rei. „ nigt de lucht en het onkruid wordt van de nuttige plan„ ten afgefcheiden: waar de mensch niet is en werkt, „ daar is het onbeweegeiyk woest, daar heerscht dood„ lyke ftilte: waar de mensch zig, vertoont, waar hy leeft „ en werkt, daar baant hy zig een' weg, daar is de „ aarde verflerd met bloemen en vruchten, daar voert „ de lucht gezondheid, verfterking en aangenaame geuren „ met zig, daar vervrolykt en leeft alles, daar hoort „ men het geblaat der runderen en de biydfchap oer „ menfehen: hoe veel fchooner en heerelyker is niet de „ Natuur in zyn gezelfchap ! hoe ryk, hoe weldaadig „ wordt zy niet door de handen , door de oppasfing en „ het gebruik der menfehen! hoe is, hoe wordt nu al„ les een fpiegel der Godheid, eene fchool der wys. „ heid, een bron van genoegen, een middel ter oefe. „ ninge en volmaakinge, eene voorfmaak van reinere, „ van hoogere gelukzaligheid: hoe naauw is nu het zicht„ baare met het onzichtbaare, het tegenwoordige met „ het toekomende, de wereld der ligchaamen met de „ wereld der geesten , het fchepfel met den Schepper „ verbonden !" Wie van ons myne waarden! flechts eenig gevoel voor het groote en verhevene heeft, wie flechts eenige aanprikkelmg gevoelt om volkomener te worden en zig hooger te verheffen, is"voorzeker door de voorgelezen! plaats, over de waarde van den mensch inwendig aangedaan geworden - dezelve is niet van my, maar van eenen zeer waardigen, edeldenkenden, voor des menfehen welzyn werkzaamen man, van reynen hartlyken  KORTE VOORST ELLEN- XLII. 123 vriend, den waardigen zolikoffer, Leeraar te Lypzig. ■ Een myner hartlykfte wenfehen was altoos, om u, lieve kinderen ! met hem bekend te maaken, op dat gy zelven mogt zien , den man , die gelyk een engel god's onder de menfehen fprak, handelde en wandelde: reeds verheugde ik my, u door een levendig voorbeeld te kunnen toonen, welke hooge waarde de mensch beryken kan , die overeenkomlïig zyne beftemmiog leeft: maar ach! myne hoop is verydeld, zoli koffer, de werkzaame menfehenvriend, de yverige bevorderaar van alles goeds, de hartlyke vriend van ons kweekfchool, zolikoffer is niet meer op onze planeet! god heeft hem opgeroepen en hem eene andere plaats in zyn onmeetbaar Ryk, eenen grooteren werkkring aangewezen. Er zal niet ligt in geheel Duitschland, Zwitferland en aanpaalende landen eene ftad zyn, waar geene traanen om hem vloejen! By ons zullen niet alleen traanen vlieten , wy zullen hem ook een gedenkteken oprichten, een gedenkzuil in onze harten! die zal daarin beftaan, dat wy uit zyn voorbeeld leeren , welke eene groote waarde een mensch berykt, die overeenkomftig zyne beftemmiog leeft, en dat wy het befluit neemen, om ons naar zyn voorbeeld te vormen —■■ ach dat god hiertoe zynen zegen geeve! Mogt het seen gy hooren zult Veele goede vruchten draagen ; Wierd uw hart er van vervuld Om uw* Schepper te behaagen! Waar toe is den mensch beftemd? of waar toe heeft cod hem op deeze aarde geplaatst? dit behoorde billyfc de eerfte vraag te zyn, die iedere nieuwe aankomeling op onze planeet, zo rasch hy begon over zig zelve na te denken, zig moest voorleggen; maar ach! er zyn mannen, er zyn grysaarts, die het nog nimmer ingevallen is, zig zelven aftevraagen , waartoe zyt gy hier? De minde hebben zig op den weg huns levens, een beftemd doeleinde voorgefteld, waar na zy ftreeven , do meeste gaan — en weeten zelven niet waar heen. Ons althans, mag de beantwoording van deeze vraag niet vreemd Zyn — ons, die zo dikwyls zolikoffer, zo niet mondiing, ten minfte in zyne fchriften , gehoord hebben; ons, zeg ik, behoort deeze vraag ligt te oeantwoorden te zyn: ieder van ons, zal zeggen , daartoe q 2  ïH C. G, S A L T Z M A N, heeft god den mensch beftemd, dat hy van tyd tot tyd volkomener worde en recht veel goeds werken zou. Het is niet moejeiyk hiervan een bewys aantevoeren; ■wanneer gy een zaadjen tot een eikeboom ziet ontwikkelen, en ik vraag, waar toe is dit zaadjen beftemd? zo zult gy my zekerlyk antwoorden : dat het een eikeboom worde: wanneer wy nu op een jong mensch achtgeeven, en in hem ontdekken eene aanlage tot wasdom zyns iigchaams, tot verwerving van ligchaaniiyke krach, ten en bekwaamheden, aanlage tot nadenken., tot het verrichten van een menigte nuttige bezigheden, en ons wordt gevraagd, waartoe is deeze mensch beftemd, zo kan niet anders het antwoord zyn, als daar toe, dat hy recht volkomen worde, en veel goeds zal werken. De mensch kan, dit is onlochenbaar, door oefening de kracht zyns ligchaams verfterken, kan zig een menigte bekwaamheden verwerven , kan zig een menigte kennis verfchaffen, kan zyn verftand zo oefenen, dat hy een menigte dingen bevatten, zien en doorzien kan, waarvan hy tevooren niets verftond: de mensch die by zyne aankomst in de wereld niet wyzer dan een dier is, kan evenwel van tyd tot tyd zo ver komen, dat hy zyne dierlyke lusten beheerscht, na zyn overtuiging handelt, niet biootiyk voor zig zelven, maar ook voor anderen werkzaam is, en overal, zo verre hy Werken kan, goed doet. Zo verre kan by komen; deeze trap van volkomenheid kan hy beklimmen, gevolglyk is het ook zeker, dat hy van zynen fchepper beftemd is, om geduurig beter te worden en goeds te werken. Dit wordt nog fterker bevestigd door de uitfpraak van onzen Verlosfer, als hy ons opwekt, zyt volmaakt, gelyk uw Vader in den hemel volmaakt is: dat is, gy zult daarna ftreeven, dat gy dien geiyk wordt, die altoos wys handelt, altoos werkzaam is, wiens bezigheid het is, andere gelukkig te maaken en te verheugen. Er zyn verfcheidene w?ardigheden in de wereld, die men door geboorten of het geluk verkrygt; maar geen een n; te vergelyken met die, die wy ons daardoor verfchaffen, dat wy overeenkomftig onze beftemming leeven: een koning, die flecht denkt en handelt, moet altoos het oog der wyzen fchuwen, die zyn krachten aangewend heeft, en rechtfchapen en edel handel?.  KORTE VOORSTELLEN. XLII. X25 Hy, die het zig eenigen tyd tot het hoofdoogmerk* zyner pogingen en werkzaamheid gemaakt heeft, dat hy volmaakter worde, dat hy meer goeds doet, die ver. heft zig zelven boven anderen en komt de Engelen god's nader: de driften, toorn, vreugde, liefde, droefheid, die andere menfehen, welken niet behoorelyk geoefend zyn, beheerfchen, heeft hy in zyn magt; gevolglyk vervallen by hen alle die ^onrusten, en verfchrikkelyke gemoedsbewegingen, door welken andere men. fchen voordgedreeven worden : noch aangenaame, noch onaangenaame voorvallen, kunnen hem geheel van zyne bedaarde gemoedsgeftalten afbrengen, by alle afwisfelingen van zyn lot, ftaat hy gelyk een rots midden in eene onftuimige zee, hy handelt altoos wyslyk.naar zyne beste inzichten ; zelden laat hy zig door blinde nygingen en driften leiden; daardoor wordt zyn leven van tyd tot tyd een fchakel van goede handelingen, die hy zonder berouw , met een hartlyk vergenoegen en te vredenheid, overzien kan: rondom hem vermeerdert het goede, dat door zyne onvermoeide werkzaamheid tot Hand komt: hy is niet meer biootiyk broeder van zyne evenmenfehen ; maar hy wotdt hun leeraar, opvoeder, raadgeever, helper, hun Engel, die alles waarop hy werken kan, zoekt te verbeteren en gelukkig te maaken ; van tyd tot tyd vermeerdert het getal der geenen, die door hem geleerd en verbeterd worden; zy beginnen het goede, dat zy van hem gehoord en geleerd hebben, wyder te verbreiden en zo kan een na zyne beftemmingleevende mensch het van tyd tot tyd zo ver brengen, dat geheele familiën, fteden, ja geheele landen, zyne weldaadige werkingen ondervinden, en am hem hunne verlichting, hunne tevredenheid, en de verbetering van hunnen toeftand danken. Welk eene waarde heeft zulk een mensch bereikt, wanneer men hem vergelykt met een ander, die niet overeenkomftig zyne beftemming leeft, die van zyne driften voordgedreven wordt, wiens levensloop eenen zamenhang van dwaasheden en Hechte handelingen is, die niets van eenig gewigt tot ftand gebragt, door zyn achtloos leeven, de zuchten en traanen van anderen op Zig geladen heeft! welke waarde heeft daar en joegen de braave godvreezenden mensch! wanneer het oogen. blik van zyn affcheid van deeze wereld nadert, verlaat hy dezelve met het bewustzyn dat hy het oogmerk van Q 3  C. <5. S A L T Z M A tt, Zyn aardsch leven bereikt heeft, dat hy in eene andere Wereld de vergelding van zyne handelingen vinden zal: Wel my, als ik wet all myn krachten, Naar waare wysheid heb geftreefxl, In godgeheiligde gedachten Myn pelgrimsftaud heb doorgeleefd: En zeggen kan, ik ben als kind, Van den Almagtigen bemind. Maar veelligt vraagt gy, zyn er wel zulke menfehen, die zo overeenkomftig hunne beftemming leeven, en deeze hooge waarde bereiken ? O ja, zy zyn er, fchoon hun getal zeer klein is: onze waardige zolikoffer ftrekt daarvan tot een bewys: zyn arbeid, zyne genoegens, zyne eenzaam, heid en zyn omgang met boeken en menfehen, alles werkte tot één oogmerk naamjyk — volkomener te wor» den en goeds te werken. Was hy eenzaam, zo arbeidde zyne altoos werkzaame geest, om meer kennis te verwerven en zyne broeders te leeren; was hy in gezelfchap zo leide zyne gefprek. ken altoos daar heen, om de bedroefden opterichten.de dwaalende terecht te wyzen, en ieder met goeden raad van nut zyn. Betrad hy den predikfioel, zo fprak hy met eene vry. moedigheid, met eene kracht en nadruk voor de zaak der waarheid en deugd, dat ook de ongevoeügfte daardoor bewogen , en de traagfte aangedaan werd, om zig te verbeteren: en was hy op het iana, (dit tog was zyn geliefdst verblyf, want hy bragt meer dan de helft van den zomer aldaar door ,) zo leerde hy god uit zyne werken meer en meer kennen, dacht over zyne wvze huishouding en. allesverzorgende regeering .na; zyne leerrede over de gelukzaligheid van het landleven bewyst, wat by van het bekoorende iandleven gevoeide, Zyn geld gebruikte by om het lyden zyner broederen te verligten \ zyne bibliotheek wendde hy aan, om daarmede alle leer-en wys-begeerigen, onderwys en troost te geeven, en zyn invloed, die hy door geheel Duitschland had, gebruikte hy, om onderdrukte en zorgende te redden , om onbemerkte verdienden bekend te maaken en aaatebeveien. Zo har.delde hy, die edele vriend van god en alle menfehen! hoe groot is thans niet het getal der geenen, die op het verneemen van zynen dood, de bartykfie de dankbaarfte traanen weenen ! hoe veeie familiën ontrukte hy niet aan kommer en verdriet! hoe veele thans goeden  KORTE VOORSTELLEN. XL1I. I&7 werkzaame mannen voerden hy in hunne jeugd van den we