01 2072 4588 UB AMSTERDAM  ECHTE ANECDOTEN VAN PETE1 den GtOOTEN. eerste deel.   ECHTE ANECDOTEN van PETEi den GlOOTEI) UIT DEN MOND VAN AANZIENLYKE PERSOpNEN, TE MOSCOW EN PETERSBURG, VERNOMEN,EN DER VERGETELHEID ONTRUKT, DOOR JACOB van STA H L IN. EERSTE DEEL. Uit het Hoogdiiitsch. Non collecta libris ,• fed pene accepta per aures. **WlSl O V I D. Te AMSTERDAM, By J. T N T E M A. 17 8 7.   VOORBERICHT van den UITGEEVER. U et is onbetwistbaar , dat Echte Anecdoten, van beroemde Mannen , voornamelyk als zy met kunde en oordeel zyn byeen gezameld, dikwils beter gefchikt zyn, om ons het Karakter van zulke Mannen te leeren kennen, dan vleijende en opgefmukte Loffpraaken , waarin de Schryver ons meer het ideaal zyner eigen verbeelding, dan het waare afbeeld/el van het oorfprongkelyke, doet'kennSn. Uit dien hoofde, hebben wy geoordeeld, deeze Verzameling van Anecdoten, aan welker echtheid men niet behoeft te twyfelen , als die uit den mond van geloofwaardige oogen oorgetuigen zyn opgetekend, onzen Landgenooten te moeten mededeelen; omdat dezelve ons het Karakter van den Grooten Stichter des Rusjïfchen Gebieds, den beroemden Czaar p eter , beter doen kennen, dan alles, wat men, tot nog toe , wegens deezen Forst, in eenige der befchaafde taaien van Europa, vindt te boek gefield, en die, behalven dat zy ons het ver* 3 maak  VOORBERICHT van den UITGEEVER. maak van een aangenaam en nuttig onderhoud verfchajfen, daarenboven voor een man van genie genoegzaams ftojfe aan de hand geeven , om een Lofreden op te ftellen van deezen waarlyk grooten Forst, wiens uitmuntends verdienften overvaar dig waren, door de pen van een thomas, te worden afgefchilderd. Wy zouden hier nog veel tot lof van deeze Verzameling kunnen.byvoegen, doch daar dezelve geene aanpryzing nodig heeft, moeten wy alleenlyk den Leezer melden, dat dit Deeltje eerlang door een tweede zal gevolgd worden, waar by men een korte befchryving zal vinden van de byzondere omflandigheden dier Mannen , welker Naamen men aan het einde van ieder Anecdote vindt opgetekend, met aanwyzing, wanneer , en op welke wyze, zy gemeenzaamen omgang met Czaar peter gehad hebben, en, by welke gelegenheid, zy de opgegeeven Anecdoten bygewovnd of gehoord hebben. VOOR-  VOORREDEN. In deeze Voorreden zal ik den Oorfprong aantoonen van deeze Verfameling der Anecdoten , en myn hoofdzaakelyk doelwit, dat ik met derzelver Uitgave beoogd heb; terwyl ik tevens een zeer ligt middel aan de hand zal geevcn, om deeze Verfameling met nog veele echte gedenkwaardige Anecdoten van peter den Grooten te vermeerderen. Wat het eetfte Stuk aanbelangt, hoe riamclyk deeze Verfameling ontftaan zy; moet ik eerst melden, dat ik, in den jaare 1735, uit Dresden naar Petersburg, in Keizcrlyken dienst, by de Academie der Weëtenfchappen, beroepen ben. Ik bi'agt een Brief van aanbevceling mede van den Koninglyken, Poolfchen en Keurfaxifchèn Eerften Minister, den Graave van bruhl , aan den Saxifchen Envoye Extraordinaire , den Graave van lynar, die toen aan het Petersburgfehe Hof refideerde. Deeze verdienilclyke Minister nam den brief van zyn aan* 4. zien-  VOORREDEN. zienlyken Voorftander met zo veel vreugde aan, en ontving my zo vriendelyk, dat hy my niet alleen den daaglykfchen toegang in zyn huis en aan zyn tafel vergunde, maar my zelfs kennis deed krygen aan veele, zo wel buitenlandfche als andere, aanzienlyke Rusiïfche Heeren. Onder deezen waren 'er zelfs nog veelen, die eertyds niet alleen in Krygs- Staats- en Zeedienften, by den toen ter tyd naauwlyks tien jaaren te vooren overieeden Keizer, peter den Grootcn, geweest waren; maar ook geduurig den perfoon van den Monarch verzeld, en een gemeenfaamen omgang met hem gehad hadden. Toen ik voorts tot de opgave van de Zinnebeeldige Voorftellingen, die toenmaals by de Vuurwerken en groote Illuminatiën, welke dikwils aan het Hof plaats hadden, dienen moesten, gebruikt wierd, zo kreeg ik gemeenfaamen omgang met den Veldtuigmeester Generaal, Prins van hessen homburg, en geraakte in kennis met zyn Eer waardigen Behuuwdvader, den ouden Veldmarfchalk, Vorst iwan jurewitz trtjbetskoi, aan wiens tafel dikwils, zo wel door hem zelfs , ais door andere Generaals, Anecdoten van peter den Grooten ver-  VOORRE DEN. verteld wierden. Toen ik nu eens deezen ouden Eer waardigen Vorst myne verwondering en byzonder genoegen over dergelyke verhaalen betuigde, en tevens te kennen gaf, dat het jammer was, dat zy met deeze oude waardige mannen uit de wacreld, •en dus geheel verlooren, gaan moesten,daar zy toch wel waardig waren om tot roem van peter den Grooten te worden opgetekend; zo zeide my deeze oude getrouwe dienaar en hoogachter van deezen Monarch, dat, als ik lust en genegenheid had, om zulke dingen op te fchryven, hy my'er nóg menig een van deezen grooten Held wilde verhaalen, die zelfs maar zeer weinigen wisten. Ik moest hem dit maar by tyd en wylen erinneren, voornamelyk des nademiddags, wanneer hy, gewoonlyk, alleen was, en zyn pyp rookte. Dee-zen Vorst heb ik dan, by zulke gelegenheid, verfcheiden Anecdoten van peter den Grooten hooren verhaalen, die myne aandacht fterk gaande hielden, en van welke allen ik niets in eenige gedrukte Gcfchiedenis, of Levensbcfchryving, van Czaar peter. heb aangetroffen. Om zulke gedenkwaardige en waarachtige Anec-  VOORREDEN. Anecdoten, uit den mond van zo aanzienlyke oog- en oorgetuigen, myn vluchtig geheugen niet te laaien ontfnappen, nam ik voor, om dezelve, van tyd tot tyd, zo als zy nog versch in myn geheugen lagen, in 't kort op het papier te brengen. Dit deed ik dan ook gemeenlyk als ik 's nachts laat te huis kwam, of anders den morgen daar aan. Hoe veel gelegenheid had ik verder om by mynen wel twintigjaarigen gemeenfaamen omgang met den geweezen Rykskanfelier, den Graave van bestuscheff, en in zo veele andere voornaame huizen te Petersburg en te Moscow, uit den mond van de zulken, die eertyds Krygsbedienden en Ambtenaaren van peter den Grooten geweest waren, gedenkwaardige Anecdoten van deezen Monarch te hooren, daar ik tevens, tcrzelver tyd, door zyne Keizerlyke Hoogheid , den Grootvorst peter feodorowxtz, de eerfte drie jaaren als Profesfor, en, na deszelfs huwelyk, tot Bibliothecaris op Immennoi Ukas, (byzonder bevel van den Czaar) beroepen was. Zo weinig tyds my toen by myne Ambtsbezigheden, en zo veele verfirooijingen aan het Hof, nevens zo menigen arbeid, die my  VOORREDEN. my tnsfchen beiden nog wierd opgedragen, overbleef om de opgevangen Anecdoten op het papier te brengen, zo groeiden zy, echter, van tyd tot tyd, tot een aanzienlyke verfameling aan, waaruit ik dan eindelyk de tegenwoordige in 't net heb laaten ovcrfchryvcn. Ondertusfchen hebben de meeste, en wel genoegzaam alle, de oog- en oorgetuigen , die onder ieder Anecdote zyn aangetekend, reeds deeze waereld verlaaten, en zouden, ongctwyfeld, deeze byzondere berigten, wegens peter den Grooten, met zich in 't graf gedragen hebben , zo myne weetgierigheid dezelve niet opgetekend, der vergetelheid ontrukt, en ze voor de nakomelingfchap bewaard had. Nu kome ik aan het tweede Stuk, namelyk het oogmerk van de Uitgave deezer Anecdoten. Ik moet, namelyk, mynen Leezer erinneren, dat de ooggetuigen, die onder myne verfamelde Anecdoten zorgvuldig zyn aangetekend, en uit welker mond ik ze vernomen heb, nog verre na niet allen, ja mogelyk naauwlyks het honderdfte gedeelte van die geenen uitmaaken, welke een gemeen-  VOORREDEN. meenfaamen omgang met Czaar peter ge. had hebben. Ik breng alleen dezulken by, die ik te Petersburg en Moscow gekend, en deeze Anecdoten heb hooren verhaalen. Hiervan zyn tegenwoordig flegts eenige weinigen in 't leven; doch 'er zyn nog veelen van hunne Zoonen, Naneeven en Vrienden in dit Ryk te vinden, die van hunne Vaderen, Grootvaderen, Bloedverwanten en Vrienden, die zulke ooggetuigen eertyds geweest zyn, menige gedenkwaardige Anecdoten van den grooten Czaar hebben hooren verhaalen. Uit dien hoofde durve ik my vleïjen, dat ik mogelyk nog veele merkwaardige Anecdoten van peter den Grooten voor den ondergang bewaare, wanneer ik de tegenwoordige kleine verfameling, na hier toe meermaalen door aanzienlyke Rusfen, oprechte liefhebbers van hun Vaderland, en hoogachters van de verdienften van den grooten Monarch, aangemaand te zyn, eindelyk eens door den druk gemeen maake, en die gcencn in handen ftelle, welke nog zo menige Anecdoten , die zy eertyds van hunne Voorouderen, Bloedverwanten en Vrienden hoor-  VOORREDEN. hoorden verhaalen, in verfche geheugenis hebben. Deezen wilde ik door myne Uitgave aanfpooren, om dezelve op te tekenen, en der vergetelheid te ontrukken. Daardoor kan, en zal, gelyk ik hoop, en van den edelen fmaak des Rusfifchen Adels, die in onze dagen zo befchaafd is, durf verwachten, buiten twyfel een niet minder gewigtige voorraad van gedenkwaardige Anecdoten van peter den Grooten byeen gebragt worden; tot welker verfameling en uitgave zich wel ras meer dan een van zulke Rusfifche minnaars en voorftanders der wectenfchappen in dit verlichte Ryk zullen opdoen; dus kan'er dan ook denkelyk een ruime voortzetting zulker Anecdoten, of een tweede en zelfs wel een derde deel derzei ven, tot roem van den vereeuwigden Czaar, ter eere der Natie , en ter voldoening van het algemeen verlangen, volgens omftandige en naauwkeui'ige berichten van den grooten peter, in 't licht komen. Daarop doelt dus voornamelyk de Uitgave van deeze myne verfameling van Anecdoten. Gelukt het my het voorgeftelde doel bereikt te hebben, dan zullen myne Navolgers de eer  VOORREDEN. eer van dit Werk en den dank der Nakomelingfehap wegdraagen ; terwyl ik my vergenoege met het ftreclend denkbeeld van hen daartoe uitgenodigd , en gelegenheid verfchaft te hebben tot eene nieuwe verfameling en bewaaring van zo veele kostelyke Anecdoten, die anders gevaar loopen van geheel verlooren te gaan. JAC. van STAHLIN. E C H-  ECHTE ANECDOTEN van FETEJÜ. den GROOTEN. Byzondere Omjlandigheden, die tot het tweede Huwelyk van czaar alexis michaëlo witz , met de Freule natalia kyrillowna narisckin, betrekking hebben. £)e Czaar alexis michaclowitz had tot zynen Kanzelier voor de buitenlandse zaaken, een man, die hy met zyn byzonder vertrouwen vereerde, te weten, den Bojard Artemin Matveof Grootvader van de eerfle Staatdame , (die zeden den jaare i775 Opperhofmeesters van haare Majeftefc, de Keizerinne Catharina de Hd» geweest is) Maria Andrewna Kumanzof Moede' van den Veldmarfchalk Rumanzof-Sadunaisky. Toen A zyn  a ANECDOTEN zyn Czaarfche Majefteit, na het affterven van zyne eerfte Gemalinne , de Prinfesfe Mi/os/awsky, als Weduwnaar leefde , kwam hy dikwils , tegen de oude gewoonte der voorige Czaaren, die nooit een onderdaan bezochten, Matweof bezoeken, en zelfs menigmaal op het avondeeten. Wanneer hy dus eens onverwacht op zekeren avond daar gekomen was, en de tafel voor den maaltyd gedekt vond, zeide hy tegen Matweof: Uw disch ziet 'er zo zindelyk en zuiver toebereid uit, dat men lust zou krygen om te gaan aanzitten, en met u te fpyzigen.—Wel aan! ik zal myn trek volgen,en by u ten eeten blyven; echter met dit beding, dat ik niemand (loore, en niemand van uw tafel blyve, die 'er anders aan gewoon is te fpyzigen. — Zo als het uwe Majefteit behaagt en goeddunkt, zal het myn huis tot eer verftrekken, antwoordde Matweof. Intusfchen wierden de fpyzen opgezet, en de Czaar plaatfte zich aan tafel; op dit zelfde oogenblik kwam de Vrouw van den huize met haar eenigen Zoon en eene Freule binnen, die', na gemaakte pligtpleegingen, op bevel van den Czaar, op haar gewoone plaatfen aan tafel moesten gaan zitten. Geduurende den maaltyd zag de Czaar dikwils de tafel rond, en had, in 't byzonder, zyn oog gevestigd op de Freule die tegenover hem zat, en hem voorkwam, als of hy haar anders niet onder het huisgezin van Matweof gezien had. Hierom zeide zyn Majefteit tegen Matweof: Ik heb altyd gedacht, dat gy maar een eenigen  van PETER den GROOTEN. 3 gen Zoon had, doch nu zie ik voor de eerftemaal, dat gy ook een Dochter hebt: hoe komt het, dat ik haar voorheen nooit by u heb aangetroffen ? Uw Majefteit heeft zeer wel gedacht en gezien, antwoordde Matweof, ik heb ook maar een eenigen zoon; doch deeze Freule is de dochter van een myner vrienden en bloedverwanten, name'.yk van den Edelman Kyrilla Narischkiri, die op zyn landgoed leeft. Myn Vrouw heeft haar in huis genomen , om ze in de ftad op te voeden, en, sis het God behaagt, by eene gunftige gelegenheid uit te huwelyken. De Czaar zeide hier verder niets op, dan alleen: Hier hebt gy een goed werk aan gedaan, dat God behaagen zal. Doch na den maaltyd, toen het huisgezin van Matweof was opgeftaan, en zich uit de eetzaal begeven had; bleef de Czaar nog met den Huisheer alleen aan tafel zitten, begon weder vanFreule naïalia kyrillowna tefpreeken, «n zeide: Het Meisje ziet 'er zeer wel uit, fchynt een goed hart te hebben, en zelfs niet meer te jong te zyn om te trouwen; gy moest maaken dat zy een goede party deed. Ja, antwoordde Matweof, uw Majefteit oordeelt zeer wel van haar, zy bezit veel verftand by de grootfte befcheidenheid, en het beste hart. Myn Vrouw en myn gantfche huisgezin houden ook veel van haar, en niet minder dan of zy onze eigen dochter ware; maar wat een vryer voor haar aanbelangt, dien zal zy zeker nog zo fchielyk niet vinden. Zy heeft wel zeer goede eigenfehappen, maar weinig of geen goed en A 2 ver-  4 ANECDOTEN vermogen. En fchoon ik al voorgenomen hebbe, om haar uit te huwelyken, zal toch dit uitzet» naar myn vermogen, niet groot kunnen zyn. De Czaar antwoordde hierop : Zy moet een vryer krygen, die zelfs zo veel vermogen bezit, dat hy naar het uwe niet behoeft te vraagen, die alleen op haare goede hoedanigheden ziet, en haar gelukkig kan maaken. Juist dat was het dat ik wenschte, antwoordde Matweof, maar waar treft men zulk een vryer aan , die by een Meisje meer op haare voortreflyke hoedanigheden dan op haar vermogen ziet? Ja wel, zei de Czaar, dat vindt men nog al dikwils; deuk 'er maar by gelegenheid eens aan; ik voor my zal ook myn best doen; het Meisje is wel waardig dat men haar geluk bevordere. Matweof bedankte zyn Majefteit voor zyne gunftige genegenheid; hierby bleef het; de Czaar wenschte hem een goeden nacht, en ging heen. Na cenige dagen kwam zyn Majefteit weder by Matweof, fprak roet hem twee uuren lang over Staatszaaken, en toen hy van zins fcheen om heen te gaan, ging hy op nieuws weder zitten, en zei tegen Matweof: Wel nu ! zeg my eens, hebt gy, zedert ons laatfte gefprek, niet vergeeten om een braaven vryer voor Natalia Kyrillowna te zoeken ? Neen, zyn Majefteit, antwoordde Matweof, dat ligt my altyd in de gedachte, als 'er zich maar zoras een gelegenheid mogt opdoen als ik wel wenschte; Ik heb nog niets gevonden dat voor haar gefchikt was; want, offchoon 'er veelen van onze jonge Edellieden dagelyks by my komen, en myne fchoo-  van PETER den GROOTEN. 5 ne Voedflerling dikwils zien, maakt echter geen van hun veel werk om haar ten huwelyk aan te zoeken. Goed, zei de Czaar, het zal mogelyk ook niet nodig zyn; ik heb u beloofd, dat ik ook myn best zou doen om een Bruidegom voor haar op te zoeken; het is my gelukt 'er een te vinden , daar zy denkelyk wel mede te vreden en gelukkig zyn zal. Den Man ken ik; het is een zeer eerlyk en braaf man, die verdienften heeft, en zo ryk is, dat hy niet naar haar vermogen noch uw huwlyksgift behoeft te vraagen; hy bemint haar, wil haar trouwen en gelukkig roaaken. Zy kent hem ook, offchoon by tot nog toe niet heeft laaten blyken , dat hy lust hadde om haar te trouwen. Ik denk ook dat zy hem, als hy om haar aanhoudt, het jawoord niet weigeren zal. Matweof viel den Czaar in de reden, en zei: Dat zou een gewenschte zaak zyn, zo als ik nog onlangs uw Majefteit gezegd heb; dan wierd ik ontlast van een zorge, die my, ten aanzien van dit arme Meisje, altyd zwaar aan het harte ligt. Maar zou ik nu uw Majefteit wel mogen verzoeken my den Man te noemen ? Mogelyk ken ik hem ook, en zou uw Majefteit nog wel iets van zyne omftandighedeu kunnen vertellen. Hierop antwoordde de Czaar: Ik heb 11 gezegd, dat ik den Man kende, dat hy een eerlyk braaf Man, en in ftaat is om zyne Vrouw gelukkig te maaken, hierin rooogt gy my volftrekt gelooven ; meer kan ik u van hem niet zeggen, voor wy weeten of Nataïia Kyrillowna van voorneemen is om hem te neemen. A 3 Daar  6 ANECDOTEN Daar is geen twyfel aan, antwoordde Matweof, als zy hoort, dat uw Majefteit hem tot haar' Bruidegom heeft voorgellagen. Intusfchen zou zy echter toch gaarne weeten willen, wie het was, als zy hem het jawoord geeven zal. Wel nu dan, zeide de Czaar, zo weet,en zeg haar, dat IK, ik zelfs, de Man ben, die betloten heb haar te trouwen. Matweof, verbaasd over deeze zo onverwachte verklaaring, viel den Czaar te voet, en zeide : Ik bid uw Majefteit, om Gods wil, van dit voorneemen af te zien, of ten minften niet door my het voorftel te laaten doen. Gy weet zelfs dat ik bereids onder de Grooten van uw Hof, en in de voorrnamfte Familiën, veele vyanden heb,die buitendien reeds jaloers genoeg zyn over de byzondere gunst en het vertrouwen, waarmede uw Majefteit my vereert. Welk een opfpraak zou het by hen niet maaken, als zy zagen, dat uw Majefteit, met voorbygaan van alle overige aanzienlyke Familiën, een arm meisje uit myn huis tot uw Echtgenoote nam. Buiten twyfel zou de nyd en haat dan eerst open}yk tegen my losbreeken, en ieder zou gelooven, dat ik de gunst van uwe Majefteit misbruikte , en myne nigte en voedfterling aan u gekoppeld had, om my nog hooger in uw gunst boven hun allen te verheffen, en myne Familie aan het Czaarfche huis te vermaagfehappen. Dat wil niet met al betekenen, hernam de Czaar, ik zal 'er voor zorgen, dat gy niets, te vreezen hebt. Intusfchen is myn befluit genomen, en daar by  van PETER den GROOTEN. 7 by blyft het. Zo als 't u dan behaagt, antwoordde Matweof; God zegene uw Majefteits voorneeuien! Doch als het dan zo zyn moet, verzoeke ik voor my en voor Natalia Kyrillöwna flechts deeze eenige gunst, dat uw Majefteit zich, in deeze zaak, naar 's lands gebruik, moge gedraagen, en, ten minften in fchyn, een aantal van huwbaare Jufferen , uit de voornaamfte Familiën, en daar onder ook Natalia Kyrillöwna, aan het Hof te famen laat komen , om daaruit in 't openbaar eene tot uwe Bruid te kiezen. Intusfchen zal, buiten uwe Majefteit en my , geen mensch, zelfs ook Natalia Kyrillöwna niet, iets van uw oogmerk en befluit te weeten komen. - Deezen voorllag vond de Czaar goed, beloofde Matweof denzelven te volvoeren, en 'er intusfchen I geen mensch iets van te ontdekken. Na eenige •weekeu maakte hy zyn voorneemen, om weder in den echt te treeden, in een geheime Raadsvergadering, bekend aan de voornaamfte Geesteiykheid en Ministers, en gaf hun last dat men den noodigen toeftel zou maaken, om , op zekere beftemde plaats van het Hof, alle huwbaare Dochteren van den voornaamften Adel te onthaalen, die aldaar zouden vergaderen, om zich door den Czaar te laaten zien, op dat hy eene uitdezelven tot zyne Bruid zou kunnen kiezen. Dit gefchiedde den ... September , 1670 , in Kremmel te Moscow, waarby zestig adelyke Freules , de eene fchooner dan de andere, waaronder ook Natalia Kyrillöwna Narischkin zich berondt, A 4 op  S ANECDOTEN op het prachtigst onthaald wierden. Zy werden allen van zyn Majefteit zeer heusch en minzaam ontvangen; doch de laatfte alleen tot Bruid van den Czaar verklaard. Peter wil, in eene doodelyke ziekte, geënt Moordenaars pardon verkenen. /"^zaar peter de I lag, in het vyf en twintigfte jaar zyns ouderdoms, aan een heete koorts gevaarlyk ziek; daar 'er nu byna geen hoop van herftelling overig was , een algemeen groote verflagenheid aan het Hof heerschte , en in de Kerken dag en nacht voor den Czaar gebeden wierd, diende zich de Halsrechter aan, om, volgens het oude gebruik, te vraagen, of hy niet negen ftruikroovers en moordenaars , die het leven verbeurd hadden, de vryheid fchenken moest, op dat zy God voor de herftelling van den Czaar mogten bidden. Zo ras peter dit vernam, liet hy den Rechter voor zyn krankbed komen, en belastte hem een lyst van deeze ter dood veroordeelden en van hunne misdaaden voor te 'leezen. Hierop zei de Czaar, met een gebroken ftem, tegen den Halsrechter: „ Meent gy dan, dat ik door het verlee„ nen van pardon aan zulke overgegeeven booss, wichten , en het recht te krenken , een goed „ werk Maria andrewna, Gravinne van Rumanzof, Nicht van den gemelden Bojard, Artemin Matweof.  van PETER den GROOTEN. 9 „ werk doen, en den Hernel beweegeu zou om „ myn leven te verlengen ; of dat God het gebed „ van zulke eervergeten fchelmen en moordenaaren „ verhooren zou? Ga terftond heen, en laat het „ vonnis aan de negen misdadigers morgen och„ tend voltrekken; ik hoop veel meer, dat God „ door dit werk der gerechtigheid my die genade „ zal verleenen, om myn leven te verlengen, eu ,, my myne gezondheid weder te fchenken." Het vonnis wierd daags daaraan voltrokken, de Czaar wierd van dag tot dag beter, en daarop in korten tyd geheel herlfeld. Peter muller, Tzerfabrikeur te Moscow, die zich ten zelfden dage aan het Hof van den Czaar te Moscow bevond. Hy vervaardigt, met eigen hand, een groot getal Staaven Tzer. T)eter de I, de Stichter van alles goeds in Rusland, die alle fabrieken en werkplaatzen vlytig bezogt, en de Werklieden lust en yver inboezemde, kwam dikwils ook op de Smeedery van Muller , te Istia. Hier had hy eens vier weeken lang het Staalwater, dat men daar vind, gedronken, en, nevens zyne dagelykfche Staatsbezigheden, zyn werk gemaakt, om niet alleen alles op het naauwkeurigfte te onderzoeken en te leeren, maar ook by het frnelten en A 5 fmee-  io ANECDOTEN fmeeden zelfs hand aan werk te Haan, en het Yzerfmeeden te leeren. Na dat hy het nu wel verftond, en zelfs den laatften dag van zyn verblyf aldaar alleen agttien poeden (ieder poed van veertig ponden) vervaardigd, en ieder naaf met zyn Itempel getekend had, fwaarby zyn gevolg van Hofjonkers en Bojarden de kooien aandraagen, het vuur opltooken, den blaasbalg trekken, en ander werk nevens zyn Majefteit, verrichten moest,) kwam hy, eenige dagen daarnaa , by den eigenaar der fmeedery , Werner Muller, te Moscow, fprak met lof van de inrichting zyner fabriek, en vraagde, wat wel een meesterknecht, die by het ftuk werkte , voor het poed ftaaven yzer, die hy gefmeed had, verdiende? Drie Kopekken of een Altin, antwoordde Muller. Nu, dat is wel; hernam de Czaar, dan heb ik ook agttien Altinen verdiend, en van u te vorderen. Werner Muller ging terftond naar zyn geldkist en haalde agttien ducaaten, telde ze den Czaar voor, en zeide: Zulk een braaf Werkman als uw Majefteit, kan men voor het poed niet wel minder betaalen. Doch Czaar peter fchoof de ducaaten te rug, en zeide: Neem uw ducaaten weder; ik heb niet beter gearbeid dan de andere werklieden; betaal my het gewoone loon dat gy hun betaalt ; daarvoor zal ik een paar nieuwe fchoenen koopen , die ik nu juist nodig hebbe. Terwyl hy dit zeide, toonde hy hem zyne fchoenen, die reeds eens gelapt, doch nu weder gebroken waren, ftreek de agttien Altinen naar zich, ging naar een winkel, en kogt zich fn de daad  van PETER den GROOTEN. daad voor die geld een paar nieuwe fchoenen, die hy ook dikwils aan zyn voeten in gezelfchap pleeg te toonen, en te zeggen: deeze heb ik zelfs met myuer handen werk zuur verdiend. Aanmerking: Van zulke door zyne Majefteit eigenhandig gefmeede yzeren ftaaven, vindt men 'er nog een met het ftempel van den Czaar op de Yzerfabriek van Mui.er te Istia; en een andere, die deeze Monarch naderhand te Olonez aan het Meir Ladoga gefmeed had, in het Kunstkabinet van de Academie der Wc tenfehappen te Petersburg. Peter muller, de Zoon van Werner. Hy heeft een byzondere achting voor kundigs Heelmeesters, en weet de Breekebeenen op eene aardige wyze ten toon te ftellen. TJet is de gantfche waereld bekend, dat peter •"--■•de Groote, overtuigd van de noodzaakelykheid om zyne nieuw opgerichte Armée en Vloot van ervarene Heelmeesters te voorzien , zich niet alleen buitengemeen daarop toegelegd, maar ook zelfs in perfoon veele Operatien had leeren verrichten. Uit dien hoofde droeg hy gemeenlyk een paar kokers by zich, waar van de eene met Mathemaufche Inftrumenten om de fchetzen en tekeningen van Vesting- en Scheepsbouw , die hem voorgelegd wierden, te onderzoeken, en de andere met Chi- nt-  ia «ANECDOTEN rurgicaale Inftrumenten gevuld was. Hy zelfs had ook menig een de tanden uitgehaald, en de vrouw van den koopman Borstdes het geduurig aanwasfende water afgetapt.- Reeds in zyn twintigfte jaar, hield hy niet alleen gemeenzaamen omgang met den Heer le fort, die toen ter tyd zyn eerde gunfteling was, maar zelfs ook met den Heer Tirmond, een oud, vrolyk Man, en zeer bekwaam Chirurgyn, die overal by den Czaar weezen, hem dikwils tot in den laaten nacht gezelfchap houden, èn dan wel eens lustig met hem den beker ligten moest. Dees was zo volkomen meester van de gunst van zynen Heer, dat, wanneer hy eens, in een zwaare dronkenfchap , zyn ouden getrouwen bedienden had doodgeftoken, en den morgen daaraan in groote verfiagenheid by den Czaar kwam loopen , zich voor zyne voeten wierp en om vergiffenis fmeekte, zyn Czaarfche Majefteit hem niet eer wilde aanhooren, voor dat hy opgeftaan was; en als hy echter desniettegenftaaude liggen bleef, beurde de Czaar hem zelf op, omarmde en kustte hem, en hoorde deszelfs eigene befchuldiging aan; waarop zyn Majefteit hem ten antwoord gaf, dat hy geen vrees noch verlegenheid behoefde te hebben, en niemand dan God om vergiffenis moest bidden; en, indien de Overledene vrouw of kinderen had nagelaaten , dat hy deezen moest trachten te gemoet te komen ', gelyk hy dan ook de weduwe van den overledenen een rykelvk jaargeld van zyn vermogen, geduurende haar \:. ven, heeft toegelegd. Dee-  van PETER den GROOTEN. 13 Deeze beroemde Tirmond kwam eindelyk en ten Iaatften ook te overlyden, en liet een weeuwtje na, dat nog niet oud was, en 'er tamelyk wel uitzag, nevens een vermogen van veele duizend roebels; en daar deeze vrouw, zelfs by het leven van haaren man, tamelyk galant geweest was, liet zy haar oog vallen op een jongen Barbiersknecht, uit Dantzich, die 'er vry wel uitzag, en in de Chirurgie op verre na zo ervaren niet was, als in de galanterie. Kort daar op trouwde zy hem ook, en begon met hem een zeer verkwistend leven te leiden. Zy reeden te famen met vier paarden en een kostbaare equipage, overal heen, en maakten door deeze nieuwe levenswyze veel opfpraak en Moscow. Dit wierd ook den Czaar by gelegenheid aangediend, wien men reeds een zeer ongunftige befchryving van de jonge Dame gegeeven had. Wanneer hu zyn Majefteit by een Bojard met zyne gemeenzaame Vrienden te gast was, ontbood hy den jongen opvolger van zynen beminden Tirmond. Dees dacht, dac hy buiten twyfel in de plaats van zyn voorganger zou komen, fchikte zich zwierig op, en reed met zyn beste rytuig in volle flaatfie naar het Hof, waar zich de Czaar in een groot gezelfchap bevond. Alles liep naar het venfter, om deeze Intreede te zien. Als nu deeze Knaap voor den Czaar kwam, moest hy alle zyne omftandigheden naauwkeurig melden, en daarenboven, in tegenwoordigheid van het gantfche gezelfchap , een fcherpExamen doorllaan , waarvan het befluit was, dat de Czaar hein voor een onweetenden en onwaar-  14 ANECDOTEN waardigen navolger van den ervarenen Tirmond verklaarde, en uit dien hoofde een menigte knechts en gemeene boeren van den Bojard uit den hof in een byzondere kamer liet komen, wien het zuierig opgefchikte jonkertje, zonder veel tegenfpraak, den een na den ander, de lange baarden fcheeren, en fchoon afwasfchen moest, waarop hy in zyn ftaatfiekoets weder naar huis kon ryden. Dit voorval was voor den trotfchen Jonker zo wel als zyne Beminde zo vernederende, dat zy eenigen tyd daarna met het overfchot van hun vermogen naar Dantzich trokken. Daar leefden zy eenige jaaren even vrolyk en prachtig, tot dat al het geld doorgebragt was, en een oude bekende \nnTirmond, in den Zweedfchen oorlog, die kort daarop voorviel, deezen zwierigen Jonker als een armen beunhaas, en zyn galant vrouwtje in zulk een toeftand aantrof, dat zy, voor geld, wasfchen , bleeken, en aan kant maaken moest. De Staf-Chirurgyn schultz, by hej Ismailoffche Garde-Regiment. Dt  van PETER, den GROOTEN. 15 De Kloekmoedigheid van peter den Grooten in een oogenfchynlyk gevaar by de zamenzweering van Sikel en Sukawnin,era derzelver Compagnie Strelitzen. Tn een byzondere Verhandeling over den bynaam *de Groote, die ik in de Peterburgfche Aanmerkingen , in den jaare 1740 of 41, heb laaten drukken , vindt men oraftandig beweezen en met voorbedde» opgehelderd, dat geen andere Vorst noch Held den titel of bynaam, de Groote, na zynen dood met recht bekomen, en met ongedwongen toeftemming van alle volkeren, tot op den dag van heden , behouden heeft, dan de geene , by wien de volgende omflandigheden en eigenfchappen plaats hadden: Namelyk, een groote geest, natuurlyk vernuft en gezond verftand ; een onverwinnelyke zucht om iets groots te beltaan; groote gevaaren en hinderpaalen die hem in den weg ftaan; groote en onvermoeide arbeid , dapperheid en ftandvastigheid, waarmede hy zyne voorneemens ter uitvoer brengt, cn eindelyk groote en algemeene voordeden , die de Staat of het Ryk hiervan genooten heeft. Dat dit alles in peter den Grooten famenliep, en hy daarin meenigéén , die vóór hem den bynaam van den Grooten verkreegen had, nog verre overtroffen heeft, is in de bovengemelde Verhandeling duidelyk aangeweezen. In 't byzonder kan men in een naauwkeurige gefchiedenis of levcnsbefchryving van  16 ANECDOTEN van Czaar peter klaar aantoonen, dat zyn onverfchrokken moed alleen hem uit alle wederwaardigheden en veele oogenfchynlyke levensgevaaren gered heeft, en hem, ter bevordering zyner groote oogmerken, behulpzaam zyn moest. Hierom zal ik nu twee byzondere voorvallen bybrengen, waarvan de omltandigheden wel op verfchillende wyzen verhaald worden, doch die hier zo voorkomen als zy uit den mond van geloofwaardige getuigen zyn opgetekend. Ten tyde der oproerige Strelitzen , maakte een rot van dit flechte Volk, met twee hunner Officieren, Sikel en Sukayinin, een zamenzweering om den Czaar te vermoorden. Om nu des te gemaklyker tot hem toegang te krygen, zou men in twee nabuurige huizen binnen Moscow vuur aanleggen, en de huizen in den brand fteeken; en daar de Czaar overal, waar brand ontftond, gemeenlyk altyd een van de eerften tegenwoordig was om denzelven te helpen blusfchen, zouden de zaamgezwoornen terftond by den brand verfchynen, zich yverig toonen om denzelven te fluiten, den Czaar in 't gedrang nader op het lyf komen, en hem, zonder dat het iemand merkte, den doodlyken fteek toebrengen. De dag ter uitvoering van dit vervloekt beflaan was retds bepaald. De zaamgezwoornen waren als vertrouwde vrienden des middags by Sukawnln ten eeten gekomen, en na den eeten had men met fulpen tot den avond voortgevaaren. 'Er was geen een of hy had een tamelyke laading wyn, meede en  Van PETER den GROOTEN. if en brandewyn binnengeflagen. Tervvyl nu da groote hoop yverig voortvoer om eikanderen moed in te zuipen , om hun vervloekt voorneemen te volvoeren, ging een der Strelitzen, wien de drank zo wel als zyn geweeten benaamvde, tegen agtuuren uit dc Kamer in den Hof. Een ander, die dezelfde aandoeningen gevoelde, volgde hem op de hielen na. Toen zy zich beiden alleen in den Hof bevonden, zei dc een tegen den ander: Ja wel Broeder, ik weet niet wat 'er van worden wil; het ligt my zo zwaar op het hart, dat het ons flegt bekomen zal. My dunkt \ wy moesten maar maaken dat wy 'er met eere afkwamen! Ja Broeder, dat denk ik ook, hernam de ander; doch 'er is geen ander middel overig , dan dat wy naar Preobrafchensky gaan, en het den Czaar ontdekken. Goed! zeide dc eerlte , maar hoe zullen wy met fat. foen uit het gezelfchap maaken weg te komen ?Wy zullen zeggen , antwoordde de ander, dat het tyd is om uit te fcheiden met drinken, en om naar huis te gaan, indien wy legen middernacht ons voorneemen willen uitvoeren. Zy gaven, elkander hierop de hand, en vervoegden zich weder re lamcn by het gezelfchap, dat zy den afgelproken voorflag deeden. Men wierd dan eens, dat wie tusfehen beiden naar huis gaan wilde, dit konde doen , doch met belofte, van zich te middernacht, zonder gebreke, weder te laaten vinden; de overigen zouden by Sukawnm famen blyven, tot dat de huizen in volle vlam ftonden en de brandklok luidde. Hierop gingen zy beiden heen en rechtftrecLs naar 15 Pre-  iS ANECDOTEN Preobrarchensky, (een lustflot by Moscow) waar de Czaar zyn verblyf hield. Zy meldden zich by een Denschtfchick (*) van den Czaar aan, en wenschten zyn Majefteit te fpreeken. De Czaar, die de Strelitzen reeds toen niet veel vertrouwde , liet hun vraagen, wat zy te zeggen hadden? Zy antwoordden, dat zy dit niemand dan zyn Majefteit zelfs konden zeggen, omdat het van het uiterfte gewicht was, en niet het geringde uitftel kon lyden. De Czaar begaf zich dus in de Voorzaal, en liet dc beide Strelitzen voor hem komen. Zo ras zy hunnen Heer naderden, wierpen zy zich op hun aangezicht neder, en zeiden , dat zy hun leven, 't ■welk zy verbeurd hadden, in handen van den Czaar fielden, daar zy zich in een verraadery tcgenshem met eene bende van hunne Broederen hadden ingelaaten, die by Sukawnin in zyn huis by eikanderen zaten , en het afgefprooken teken van den brandklok tegen middernacht afwachtten, en dan den Czaar vermoorden wilden. De dappere Czaar hoorde dit verfchrikkelyk berigt met de grootfte gelaatenheid aan, en vraagde hun verder niets, dan of dit zo volkomen waar was? Ja, antwoordden de Strelitzen, het is niet anders ; wy zyn in uwe macht, hier hebt gy onze koppen! Zend maar Volk naar de aangewezen plaats, daar zult gy ze tot middernacht allen by eikanderen vinden. Men (*) Denschtfchick, is een Lyflóiegtdiè men huur:, gclyk byóns; in tegenovtiHelling van een Lyfeigenen. Van de cerften maakten de Grooten, in Rusland, ten dien tyde, vee! gebruik. Vett.  ' van PETER den GROOTEN. tg Men hield de beide Aanbrengers te Preobrafchensky in bevvaaring, en wanneer het omtrent agt uuren des avonds was, zette zich de Czaar neder, en fchreef een briefje aan den Kapitein zyner Preobrafchenfche Lyfgarde, Lapuchin, (anders Lipumof) waarby hy hem belastte, om zyn gailtfcha Compagnie in ftilte famen te trekken, en tegen elf «uren, vóór middernacht, naar het huis van Su. kawiin aan te rukken, zo dat het met klokflag van elf uuren rondom bezet was > en alles , wat zich daarin bevond, gevangen gehouden wierd. De Kapitein verrichtte getrouwelyk het geen hem belast was. Daar nu de Czaar van meening was, dat hy in zyn briefje van tien uuren gcfprooken had , rekende hy uit, dat hy tegen half elf uuren alles ia het huis van Sukatynin volkomen afgedaan zou vinden. Dicswegens ging hy na tien uuren in zyn Carriole zitten, en reed met een enkelen Denschtfchick regelregt naar het huis vzwSukaxmin. Dan, hy (fond niet weinig verwonderd, toen hy om half elf uuren aldaar aankwam , dat hy voor de poort noch om het huis zelfs geen enkelen Man van de GardeCompagnie aantrof. Hierom verbeeldde hy zich, dat de Wacht denkelyk in het huis en in den hof verdeeld zoude liaan, en zonder zich verder te bedenken, klom hy aan de huisdeur af , ea ging met een enkelen Denschtfchick in het huis. Alles was terftond in rep en roer, toen men zag dat 'er de Czaar was. Doch peter, de Groote trad met onverfchrokken moed in de kamer, en vond Sukaymin, Si/cel, en het gantfche rot def B s faam-  to ANECDOTEN faamgczwoorne Verraaders by eikanderen, die op bet oogenblik opftonden, en hunnen Heer de hulde deeden, die zy hem verfchuldigd waren. Hy groette hen vriendelyk, en gaf voor, dat hy in het voorby ryden zulk een fterk licht by hen gezien had, dat by wel dacht, dat de Heer van den huize buiten twyfel gezelfchap by zich moest-hebben, en daar het hem nog te vroeg was om naar bed te gaan, was hy hier eens aangereeden, om een glaasje met het gezelfchap te drinken. Hoe ontzet én toornig hy ook in zich zeiven was over den Kapitein, die, zo hy meende, zyn bevel niet op den beftemden tyd had uitgevoerd, zo weinig liet hy 'er echter van blyken. Hy zat hier een goede poos, terwyl zyne Verraaders Honden, en op de gezondheid van den Czaar eens lustig dronken , waarop by dapper befcheid deed. Middelerwyl wenkte een der Strelitzen Sukawnin toe, en zeide flil tegen hem: Het is tyd, broeder! Doch Sö> kawnin, die zyn vervloekt oogmerk nog niet wilde laaten blyken, wenkte hem weder toe , en zeide daarop: nog niet. Terwyl hy deeze woorden fprak, fprong de Czaar, met groote kloekmoedigheid, van zyn ftoel op, floeg Sukawmn met een gefloten vuist in 't aangezicht, dat hy op den grond nederflortte, en zeide met een forsfe ftem: ,, Indien liet by u nog geen tyd is, Hondsvot! dan is het by my tyd." Voort, bindt den Hond. Op het oogenblik trad, met den klokflag van elf uuren, de Garde-Kapitein in de kamer, en agter hem de Preobralchenfche Soldaatea zyner Compagnie , die met ge-  van PETER den GROOTEN. 21 geweer en gefchut voorzien waren. Terftond vielen alle de Verraaders neder, en gaven zich gevangen. Doch de Czaar beval dat ze eikanderen moesten binden, en dus bond de een den ander. Hierop wendde zich de Czaar naar den Garde-Kapitein, gaf hem in zyn eerfte drift een flag in 't aangezicht, en vroeg hem, waarom hy niet op het beftemde uur gemaakt had daar te zyn? Doch dees verontfchuldigde zich met den fchriftelyken last, welken hy uit zyn zak haalde, en den Czaar vertoonde ; die zyn misflag erkende , dat hy in het uur vergist was , den Kapitein vcor het voorhoofd kustte, hem voor een braaf Officier erkende , en de gebondene Verraaders overgaf om dezelve gevangen te zetten. Welk loon deeze Booswigten vervolgens ontvangen hebben, is genoeg bekend. IWAN JUREWITSZ TRÜBETZKOt, Generaal Veldmarfchalk , die toen Kapitein van de Preobrafchenfche Garde was, en by de Executie der Verraaders het Commando had. De  $s ANECDOTEN De Czaar beloont de trouw zelfs in een Muü ter, "TV Gefchiedenis van den opftand der Strelitzen ^-^in Moscow is wel van verfcheidene Schryvers befchreven geworden; doch door geen van hun met die byzondere kenfehetzende omftandigheden, die men alleen uit den mond van oude lieden in Moscow en Petersburg verneemen kan, tot dat zy daarmede fterven ; en deeze zo wel als andere berichten van den waaren toeftand van zo veele gewigtige voorvallen, die zich in het leven van peter den Grooten opdoen, en waarvan zy zeiven ooggetuigen geweest zyn, met zich in het graf draagen. Van hier heb ik dikwils den voorflag gedaan, om, ter vervaardiging eener volkomene levensbefchryving van den grooten Czaar peter, zo wel als ter onderdrukking van alle die ellendige en onvolkomene gefchiedverhaalen, die men tot hier wegens deezen beroemden Man gegeeven heeft , zo veel mogelyk is, berichten in te famelen van de nog leevende Perfoonen, die eertyds het geluk genoten hebben met hem om te gaan, zyne onderneemingen by te woonen, en hem zelfs te hooren fpreeken;en dit diende,zo fpoedig alsdoenlykwas, te gefchieden , daar deeze Mannen van dag tot dag komen te fterven, zodat 'er binnen weinige jaaren vermoedel.yk niemand meer onder de levenden zal te vinden zyn, die peter den Grooten in perfuon gekend heeft, Pee,  van PETER den GROOTEN. 23 Deeze voorflag heeft de goedkeuring van een ieder weggedragen, en verfcheidene myner bekenden, die ten tyde van peter den Grooten reeds hier in dienst geweest zyn, toonden zich bereid zelfs eenige byzondere berichten en daaden van den Czaar op te tekenen. Wat andere voornaame Mannen betreft , die juist geen lust tot fchryven hadden, maar by gelegenheid veel daarvan wisten te vertellen; aan deezen heeft de oude en eerwaardige Veldmaarfchalk, Iwan Juremtz Trubetskoi (*) my aanbevolen, en zelfs beloofd, dat hy hen over tafel of des avonds, wanneer hy, naar zyne gewoonte, zyn pyp rookte , dit eens vrymoedig zou erinneren, en het gefprek op de tyden van peter den Grooten brengen; met de gunftigfte aanbieding van my dus veel van deezen grooten Man mede te deelen , dat zekerlyk nog nergens geboekt is. By zulk een gelegenheid nu, daar men van de rebellie der Strelitzen fprak, verhaalde hy, dat hy, als Kapitein in de Preobrafchenfche Garde, de Zuster Van den Czaar, Princesfe Sophia Alexewna, toen zy in het Jufferen-Klooster te Moscow, in een gewelfde en met fterke yzeren floten verzekerde kamer gevangen zat, bewaaken moest, daar hy met zyn manfchap de wacht in de voorkamer had. Toen (*) Deeze Heer, de Vader van den Hr. hvr.n hvanawhz BctzIcoi, die beroemd is door zyne Stigtingen, is, in den jaare 17^1, aan de Geelzucht, in zyn twee- en tagtigfte jaar, overleden. Hy is anders weinig of nooit ziek geweest, dronk nooit Wyn, en pleeg daaglyks, na den raiddagniialtyd of tegen den avond, een pyp tabak ie rooken. B 4  24 ANECDOTEN Toen nu de aanhang van de Strelitzen, door eene ondergraaving van het Klooster, daar men geen gedagten op kon hebben, den vloer van de anders fierk genoeg bewaarde kamer van de Princes van onderen geopend, haar onder de aarde weggevoerd, en een nieuwen opftand verwekt hadden, wilden zy alles, wat hun in den weg fcheen te zyn, afroaaken. 'Er wierd ook in de daad veel bloed vergoten ; onder anderen zogten zy ook den wachthebbenden Kapitein Trubetskoi , in hunne woede, op. Als zy nu reeds aan de plaats gekomen waren, waar hy hen niet meer ontfnappen kon, wierp zich een der Strelitzen op, die voorheen als Barbier van den Kapitein veel goeds van hem genooten had, en hem uit dien hoofde uit een onvermydelyk levensgevaar redden, wilde. Dees zeide, hun te zullen aantoonen waar de Kapitein zeker te vinden was, daar hy, als zyn Barbier, zyn fchuilplaats het best wist. Onder dit voorwendfel voerde hy de woedende hoop der Strelitzen van de deur der kamer af, waar zich de Kapitein verfchoolen hield, en gaf hem tyd om zich met ce vlucht te redden. Wanneer nu, na verloop van eenige dagen, het oproer gedempt was, en de Strelitzen ,die by de kop gevat waren, in groote menigte terftraffegeleid wierden , bevond zich de Kapitein Trubetskoi met den Czaar pp c'e rechtplaats , en zag van verre , onder de hoop Strelitzen, die gebonden zich op het blok uitftrekten om onthoofd te worden , ook zyn Barbier, die hem liet leven behouden had. Terftond viel hy ïen Cznar te voet, verhaalde hem de trpuw van dee^.  van PETER den GROOTEN. 25 deezen gevonnisten Strelitz, en bad voer hein om genade. Peter de Groote had zo veel welgevallen in de eerlykheid van deezen Ongelukkigen , dat hy hem terftond liet ontbinden, voor zich komen, en zelfs verhaalen, hoe het met de verlosfing van den Kapitein zich had toegedragen. Daar hy nu hoorde dat zyn verhaal met het gezegde van den Kapitein overeen kwam', fchonk hy deezen Strelitz aan den Kapitein Trubetskoi tot èen lyfeigen Onderdaan, onder dit beding, dat hy hem, geduurende zyn leven , nooit in Moscow zou laaten komen. Trubetskoi zond hem dus met Vrouw en Kinderen naar zyne verafgelegenffe landgoederen , gaf hem een ftuk land tot een boerdery, en fchonk hem en zyne nakomelingen voor altyd de gewoone belastingen. En dit onderhoudt ook nog de Vorstlyke Trubetskoifche Familie aan zyne neeven en naneeven, tot op deezen huidigen dag. De Veldmarfchalk iwan jurewïtz trubetzkoi. B 5 Gecs-  só ANECDOTEN Geestig Antivoord van peter den Grooten aan Koning willem, in Engeland. T~\e korte tyd, welken peter de Groote, op zyn eerfte reize naar vreemde landen , te Londen doorgebragt had, was hem altyd, gelyk hy zelfs zeide , nog korter gevallen door de menigte van merkwaardige zaaken, die hy voorheen nooit gezien had. Als hy des avonds in zyn Logement zat, nadat hy den gantfchen dag had rond gewandeld en gereeden, pleeg hy gemeenlyk, met de geenen die met hem geweest waren, alles te herhaalen wat hy dien dag gezien en opgemerkt hadde, en dan gaf hy dikwils te kennen, dat hy den een of anderen tyd nog eens weder in Engeland moest komen, want dat hy 'er maar al te veel voor zich te leeren vond. Wanneer hy eens den voormiddag, met de befchouwing van het pragtige Gebouw en de voortreflyke inrichting van het Greenwicher Hospitaal, waarin de Invalide Matroozen gehuisvest waren , had doorgebragt, en 's middags aan het Hof met Koning willem fpyzigde, vraagde hem de Koning, hoe hem het Greenwicher Hospital bevallen had : „ On„ gemeen wel," antwoordde de Monarch , ja zo „ wel, dat ik uw Majefteit Wel raaden mag, 'er' „ zelfs uw Hof te neemen, en dit Hof aan de al„ daar woonende Matroozen in te ruimen." De Engelfche Refldent ronde au, te Petersbtirg. Hei  >an PETER, den GROOTEN. 27 Het zinryke weigerende Antwoord van Pe. . tér den Grooten , op het verlangen der Jooden, om in het Rusfisch Ryk te mogen woonen. T£ eeds toen Czaar peter zich de eerfietnaal in Holland bevond , de Scheepsbouwkunst te Sardam leerde, en zich overal van alles liet onderrichten , wat tot aanwas van den Koophandel, het aanleggen van Fabrieken , en de bewerking van van 's Lands Producten, vereischt wierd; reeds toen zag men zeer duidelyk, dat zyne werkzaame poogingen, onder anderen, ook voornamelyk de inrichting van den Koophandel in zyn eigen Land ten doel hadden. Daar hy nu zeer veel werk maakte, om bekwaame Kunftenaars, Fabricanten , Ambachtslieden en Koopluiden , door het toeftaan van vericheidene Privilegiën, eene volkomene Vryheid, en veelerleie voordeelen naar Rusland te trekken , dachten de flimme Jooden te Amfterdam zich ook van deeze gelegenheid te bedienen. Zy wisten wel dat de Jooden door Czaar Iwan Masfiolowitz uit het Rusfisch Ryk verdreven waren , en hun het verblyf in de lluslifche Landen , ook van de volgende Czaaren, ontzegd was; doch zy meenden dat peter dc Groote, by eene gantfche hervorming van het Rusfifche Ryk, en affchaffing van zo veele oude gebruiken en herkomens, ook wel de ordonnantie vau  CS AN ECDOTEN van den ouden Czaar Iwan Masfiolowiiz, ten aanzien van de Kinderen Israëls, zou affchaffen. In deeze hoop, wendden zy zich, tot den aanzienlykikn vertrouwling van den Czaar , den beroemden Burgemeester wit zen (*) , en verzochten hem om zyne voorfpraak by den Czaar, dat hy den Jooden, even als andere buitenlanders, den toegang tot het Ruslich Ryk mogt toefraan, en hun veroorlooven om zich in Rusland neder te zetten; aldaar Comptoiren van Koophandel aan te leggen, en Koopmanfchap te dryven ; waar by zy niet vergeeten hadden , de aanzienlyke voordeden die de Rus- (") Nicolaas witzrn was niet alleen Burgemeester van Amfterdam, maar ook een der voornaamfte Leden van de staaten van Holland en Westvriesland; een oven groot Staatsman als Geleerde , die, in zyn Jeugd , by het Hollandfche gezandfehap te PIoscow geweest, cn .lei» Vader van peter den Grooten, Czaar Akxis Mckaëlwitz was voorgcfteld geworden. Dit verblyf in Rusland gaf hem eerst aanleiding, om namaals met veele onkosten, door veel moeite cn wydlooplgé Bricfwisfcling, zo wel als door den omgang met Kooplieden en andere ingeboorne Armeniërs , Perfen, Turken , Tartaarcn, Georgiërs enz. te Amfterdam, de Holle te verzamelen, ter uitgave eener Geographifche Kaart, van het Noordoostelyk Tartarycn , die hy den Jongen Czaar peter MexiwUz, nog eer dezelve in Holland gekomen was, had opgedragen cn toegezonden. Eenige Jaarcn daaraan, liet hy, ter verstoring en opbeldiring deezer Kaart , zyn voortreflyk Werk, Noord en Oost Tartarycn, enz. in dc Hollandfche Taal voor de cerftcmaal drukken 1692). Peter de Groote hield zich in Holland geheel aan deezen Geleerden en Staatkundigen Man , en maalue een uitmuntend gebuiik , van zyncu dagelykfeUen omjïng. Witzes ftieif in den Jaare  van PETER den GROOTEN. 29 Rusfen trekken zouden , van het flyten hunner Landsproducten aan de Joodfche Kooplieden , op het levendiglte voor te ftellen , terwyl zy zich daarenboven verbonden, om den Czaar, indien hy hunne bede verhooren wilde , hunne erkentenis, met een gefchenk van honderdduizend Guldens baar geld te betuigen De Burgemeester witzen liet zich van de Israëlitcn bepraaten, en beloofde hun, by de eerfte gelegenheid , hun verzoek en voorlbg den Czaar voor te draagen. Deeze wakkere Man, wien de Czaar, by zynen dagelykfchen omgang met hem, in veele dingen voor zynen trouwden leermeester hield, als zynen vertrouwden raadgeevcr by uitllek hoogachtte, en niet ligt gewoon was hem iets te weigeren, hield zyn woord, en droeg den Czaar, by de eerfte gelegenheid, het verzoek van de Jooden omftandig voor. De Czaar hoorde hem in 't eerst zeer ernltig aan, doch , eindelyk , gaf hy hem al lachgende het volgende antwoord: Myn goe,, de Heer witzen, gy kent de Jooden en de ,, denkwyze van myn Natie ; ik keuze beiden ,, ook. In aanfchouw van de laatfte, is het nog „ geen tyd den Jooden een verblyf in myn Land ,, toe te (laan. Zeg hun uit myn Naam , dat ik ,, hen voor hun aanbod bedanke, en dat ik waar„ lyk medelyden met hun zou hebben , als zy zich in Rusland moesten nederzetten; want, offcboon ,, zy den naam hebben, dat zy in handel en wnn,, del de gantlche waereld bedriegen , zou ik toch „ be-  30 ANECDOTEN „ beducht weezen, dat zy by myne Rusfen verre „ te kort zouden fchieten." Hovy, een Hollander, en geacht Heelmeester van peter den Grooten, die zyn Majefteit uit Holland had mede gebragt. Peter's Gedachten van het JFeenerhof. TTct is bekend, dat peter Groote, op zyne terug reis uit Engeland en Holland , doorDuitschland naar Weenen gereisd, en aldaar van KeizerLeopold met byzondere hoogachting ontvangen, doch door een onverwachte boodfchap uit Moscow , wegens den opliand der Strelitzen, fpoedig terug geroepen is, en dus zo wel van een langer verblyf aan het KeizerlykHof, als van zyne voorgenome Reize naar Venctiën, afgehouden wierd. Intusfchen had echter de fcherpzichtigs Monarch , in weinige dagen van zyn verblyf te Weenen, veel merkwaardigs gezien , opgemerkt, en in gedachtenis gehouden. Wanneer 'er nu eens te Petersburg over tafel het gefprek viel van het Roomsch Keizerlyk Hof te Weenen, gaf hy te verftaan ; dat het hem by den Keizer Leopold alles wel bevallen was, doch dat hy zich geërgerd had, dat hy overal aan het Hof Jefuiten aantrof. Hy verwonderde zich daarover des  van PETER den GROOTEN. 31 des te meer, daar de Keizer wist, dat zy niet veel minder land in zyne Staaten , en zekerlyk meer geld, dan zyn Majefteit zelfs, bezaten, cn, echter, in den laatften zwaaren Oorlog met de.Turken , in den jaare 1683, noch Recruten, noch onderltand in geld , hadden opgebragt. De Geheimraad wesserlofski- Deszelfs Gedachten van de jefuiten. 'Dy de algemeene verdraagzaamheid, die peter.' de Groote voor alle Christelyke Godsdienften zonder onderfcheid betoonde , vergunde hy ook een ieder derzelven in zyn Ryk hunne publieke Kerken , eigene Priesters, Predikanten en andere Geestelyke Perfoonen , en zelfs den Rooinsch Katholyken hunne Geestelyke Ordens overal waar hunne Gemeenten zich ophielden. Den Capucynen vergunde hy , op aaubeveeling van den Roomfchen Keizer Jofeph den Eerften , een klein Klooster by hunne Kerk te Moscow in de Duitfche Voorftad , als mede een aan de Franciscaanen by hunne Kerk te Petersburg. Doch met de Jefuiten moest niemand by hem aankomen , en om een woonplaats voor hun in Rusland by hem verzoeken ; want deeze waren, eens vooral, uit zyne landen, even als uit zyn hart, geheel verbannen. Van deeze geestelyke Vaderen pleeg hy dikwils te zeggen: „ Ik weet wel, dat de Jefuiten » groo-  3* ANECDOTEN „ grotendeels geleerde en in allerleie kunften be„ kwaame en gebruikbaare Lieden zyn, doch niet „ voor *W ™ & weet tevens, dat, zogodsdien- " tnfh ° m°gen fChy"en' den Godsdienst >, och maar tot een dekmantel gebruiken om hen „ te verryken, en, even als hunne fchoolen en kun» «en, tot werktuigen bezigen van hunne i„tri„ guen ten dienst en voordeele van den Paus, en „ om hunne heerschzucht over de Befiierderen der „ landen des te ruimer teugel te vieren." Toen hv op een anderen tyd, van deeze al te machtig gewor' den Orde prak, zeide hy :„ De Jefuiten kunnen het „ niet nahaten zich in alle ftaatszaaken in te men„ gen. Het verwondert my, dat men nog Hoven „ m Europa vindt, die dit niet kunnen noch willen „ zien; en by al de fyne ftaatkunde van het Franv fche en Spaanfche Hof, denk ik, dat zy beiden „ nog met doorfleepen genóeg zyn, ais zy de Tefui >, ten by hen dulden, die reeds zo verbaazend1 veel „ goederen in hunne Europeefche en Americaanfche „ landen aan zich getrokken, zo menig onheil by „ hen gebrouwen, en van tyd tot tyd de Konin„ gen van kant gemaakt hebben, die hen niet aan, itonden." De Graaf bestüscheff, Rykskanzelier.  van PETER den GROOTEN. 33 De edele drift van den Czaar, over het nutteloos vergieten van menfchenbloed. fJT'oen peter de Groote in den jaarc 1704 de Stad Nerva, na eene langduurige belegering, eïndelyk ftorrnenderhand veroverd had, kon men de verbitterde Rusfifche Soldaaten niet eer van de plondering afhouden , voor dat de Monarch zelfs met den degen in de vuist onder hen ingedrongen, eenigen over hoop geftooten , de woede der anderen beteugeld, en hen weder in een behoorlyke orde gebragt had. Hy vervoegde zich hierop in het Slot , waar de Sweedfche Commandant Hom gevangen voor hem gebragt wierd. Hy gaf denzelven, in zyn eerfte drift, een oorvyg, en zei tegen hem: 3j Gy» gy alleen zyt de oorzaak dat 'er zo veel „ onnodig bloed vergooten is , en had reeds lange „ het witte vaandel moeten uitfteeken, daar gy „ toch naar oogenfchyn geen hulp te hoopen, noch „ ergens eenig ander middel, om de Stad te red,, den, te wachten hadt." Tevens floeg hy met zynen nog Moedigen degen op de tafel, en liet zich in een edele drift dus uit: „Zie hier „ myn degen, die nog befpat is, niet van het ,, Zweedfche, maar van het Rusfifche bloed, met ,, welken ik myn eigen foldaaten van de bui,, tenfpoorige plondering in de Stad heb afge» houden, om de arme Ihwooners van de flagtc bank  34 ANECDOTEN ,, bank te verlosten, waarop uwe onbedachtzaame „ hardnekkigheid hen buiten noodzaake gebragt „ heeft." Anna iwanowna cramer, die met haare ouderen te Nerva, geduurende de Belegering, gewoond heeft, van daar als krygsgevangene naar Rusland gevoerd is , en, na veele lotgevallen, aan het Hof van den Czaar en den Keizer, als Freule aan het Hof gediend heeft. Peter de Groote woont de 'Predikatie by, in de Hoofdkerk te Dantzich. f~Xp een tweede reize naar Holland, in den jaare ^1716, kwam Czaar peter, op een Zondag des voordemiddags , te Dantzich aan, zo als evea de poorten waren gefloten geworden. Terwyl hy de Stad doorreed, had hy met verwondering opgemerkt , hoe ledig de ftraaten van menfehen waren, daar hem tot aan het Logement, waar hy afklom, byna geen mensch ontmoette. Nauwlyks was hy hier afgetreeden, of hy vraagde den Kastelein, hoe het kwam dat men in zo eene volkryke Stad byna geen mensch op de ff raat zag? Dees gaf den Monarch ten antwoord: dat het de tyd van de openbaare Godsdienst-oefening was, het volk zich in  van PETER den GROOTEN. 35 inde Kerk bevond, en, uit dien hoofde, geduurende den Godsdienst, dc Stads-Poorten gefloten moesten zyn. Deeze gelegenheid , om de Zondagfche Godsdienst-oefening in de Stad by te woonen , wilde de Czaar niet verzuimen, en verzocht den Kastelein, of hy hem naar de Kerk wilde verzeilen. Daar bevond zich ook een regeerend Burgemeester, die reeds van den Poortier bericht bekomen had , dat zyn Czaarfche Majefleit was aangekomen. De Czaar kwam in de Kerk, nadat de Predikatie reeds begonnen was. Zo als de Burgemeester den Czaar zag, flond hy van zyne plaats op , ging den Czaar te gemoet, en leidde hem naar het verhevene Burgemeesters gefloelte. Zyn Majefleit plaatfle zich daar, zonder eenige opfchudding te maaken, verzocht den Burgemeester naast hem te gaan zitten, en hoorde, met groote aandacht , de Predikatie aan. De opeengedrongen Vergadering in de Kerk had , uit nieuwsgierigheid om den Rusfifchen Czaar te zien, de oogen meer op zyn Majefteit, dan op den geestelyken Redenaar, gevestigd. Hierdoor liet zich de Monarch in zyne aandacht niet het geringde ftooren, en had geduurig een ftaarend oog op den Predikant. Dan, daar hy tusfehen beiden op zyn ontblootte hoofd eenige koude gevoelde, greep hy ééusflags, zonder een woord te fpreeken,naar de groote Alonge-pruik van den naast hem zittenden Burgemeester, en zette dezelve op. De Burgemeester zat dus met een kaal hoofd, en p e ï e r de Groote in een deftige ftaatfie-pruik, tot dat de Predikatie geC a ein-  36 ANECDOTEN eindigd was; wanneer hy het hairen hoofddekfel weder afnam, en met een kleine buiging, als een dankzeggingscompliment, den Burgemeester wedergaf. Men kan ligt denken , hoe vreemd de Burgers van Dantzich opkeeken wegens dit verfchynzel , dat hun zo wonderiyk voorkwam , doch dat voor den Rusfifchen Monarch niets zonderlings in zich had. Toen de Magiftraat van de Stad, na het eindigen van den Godsdienst, haare Gedeputeerden aan den Czaar gezonden had, om zyn Majefteit te bedanken voor de eer die hy de Stad had aangedaan, en verder een voorfpoedige reize te wenfehen , verhaalde hun een Rusfisch Heer van het Gevolg van den Czaar-, dat de Dantzicher Godsdienst-oefening zyne Majefteit zeer wel bevallen was; doch het geen in de Kerk met-de pruik van den Heer ,Burgemeester was voorgevallen, moest men voor niets nieuws of ongewoons aanzien, daar de Czaar zich aan geene kleinigheden kreunde, en altyd gewoon was, onder de Godsdienst-oefening, wanneer by eenige koude op zyn dunhairig hoofd gevoelde, den Vorst Menzikof, of een ander naa^t hem ftaand Heer, de pruik af te neemen,en zelve op te zetten. De Stadsfyndictis wahi cn Burgemeester' GEHiERS, Dantzicher Gedeputeerden aan de Keizerin Anna, na • het inneemen der Stad Dantzich , door de Rusfen, in den jaare 1734. Gees-  van PETER den GROOTEN. 37 Geestige trek van peter's (Economie. •T^oen de Czaar peter op zyn reis naar Hol. land in het Waldekiche in Nederfaxen gekomen was, wilde hy zich van die gelegenheid bedienen, om, geduurende eenige dagen, de Pyrmonts-wateren te drinken. De Graaven (nu Prinfen,) van Waldeck, die eigenaars zyn van deeze beroemde bronnen , begaven zich derwaards om zulk een aanzienlyken gast op te wachten , en verzochten den Czaar, dat hy, na het gebruiken der bronwateren , het middagmaal wilde neemen op hun Refidentie-Slot Arholtzen of Arolfen, dat in de nabuurfchap gelegen, en toen geheel op nieuw was opgebouwd. De Czaar gaf hun zyn woord, en kwam ook ten beftemden dage aldaar. Na het eindigen van den maaltyd, die met een buitengemeene pragt en kostbaarheid was aangerecht, en zeer lang duurde, wierd zyn Majefteit op het Slot rondgeleid, en hem alles aangeweezen. Toen nu de regeerende Graaf zyn Czaarfche Majefteit vraagde, hoe hem het nieuwe Slot beviel; antwoordde deeze Heer, die gewoon was zeer maatig te leeven: ,,De 3, ligging komt my zeer aangenaam voor, en het ge„ bouw groot en voortreflyk; doch 'er fchyrtt een „ groote fout aan begaan te zyn." De Graaf verzocht zyn Majefteit denzelven aan te toonen, en kreeg tot antwoord: ,, Geen ander dan dat de .5 keuken te groot aangelegd fchynt." De Veldmarfchalk Graaf van munn 1 c rr. C 3 De  38 ANECDOTEN De bedaardheid van den Czaar, over de onbefchaamde rekening van een Gelderfchen Waard. /"^zaar peter, die overal incognito reisde, kwam, op zyn tweede reize naar Holland, in den jaare 1716, met zyn klein gevolg, met het vallen van den nacht, te Nimwegen aan, klom aan een gemeene heiberg af, om daar te overnachten, en met het aanbreeken van den dag zyn reis voort te zetten. Met dit oogmerk wilde hy zich terftond ter rust begeeven, cn begeerde, toen men vroeg wat hy 's avonds eeten wilde, niets anders, dan weeke eijercn, en een ftuk brood met Hollandfche boter en kaas. Zyn Reisgenooten hielden hem by deezen maatigen maaltyd gezelfchap, dronken daar by een paar vlesfen wyn, en leiden zich te flaapen. Met het aanbreeken van den dag ftond de postchais reeds in den ftal ingefpannen. Eer de Czaar verfcheen, vraagde de Reismarfchalk Dimitri Anclreitz Schapelof den Waard, wat zy voor het nachtverblyf en avondkost fchuldig waren ? De Waard eischte honderd ducaaten. De Reismarfchalk ftond hier over verdomd, en vraagde den Waard of hy zich niet fchaamde, voor een douzyn eijeren en een ftuk brood met boter en kaas , zo onbefchoft veel te rekenen. Niet met al, antwoordde de Waard, gy moet my honderd ducaaten betaalen, als 't u belieft; dit herhaalde hy een en  van PETER den GROOTEN. 39 en andermaal, en liet zich niets afdingen. Scliapeloff, die het niet over zich wilde neemen, om zulk een ongehoord gelag te betaalen en op rekening der reiskosten brengen, ging by den Czaar, en vraagde hem, hoe hy zich tegen zulk een onbefchoftenWaard gedraagen zou: zyn Majefteit, in het vast vertrouwen zynde dat hem niemand ken» de, kwam zelfs, als by geval, in den ftal, dien de Waard geflooten hield, en vraagde hem, waar voor hy toch zulk een groote fom van honderd ducaaten begeeren of cifchen kon? Wat groote fom van honderd ducaaten! antwoordde dc- Waard, ik zou wel duizend ducaaten betaalen, ■ als ik Czaar van Rusland was. De Czaar keerde zich om , zonder een woord te fpreeken , en wenkte den Reismarfchalk, om de honderd ducaaten te betaalen. De onbefchaamde Waard ftrcek de ducaaten naar hem, maakte de ftaldeur open, wenschte den reizigers een goeden dag, en liet ze vertrekken. De Hofmarfchalh dimitri andreitz schapelof f. C 4 Bz  40 ANECDOTEN De bezigheid van peter den Grooten, te Parys: TJeter dc Groote had zich zelfs een plan gevormd van zyne reis naar Parys, in den jaare 1717, en de voornaamfte zaaken opgetekend, daar hy naar vraagen en zelfs bezien wilde. Toen hy by den Voogd des Konings en Regent van Frankryk, den Hertog van Orleans, zyn eerfte bezoek afleidde, verzocht hy toch vooral dat 'er geene ceremoniën mogten gemaakt worden; maar dat men hem liever het Koninglyk Gebouw,. de Huizen voor de Invaliden, de Hospitaalen, Arfenaalen, Fabrieken , Manufaftuuren, en Munthuizen zou laaten bezien. De Regent, die den Czaar met zeer veel eerbeto.öning ontfangen had, verzekerde zyn Majefteit, dat, wat hy ook verlangen mogt te zien, men het zich een byzondere eer en genoegen zou rekenen, om hem in alles te voldoen. Hierop (telde hem de Regent den jongen Koning Lodewyk den XV voor, die den Czaar een kort compliment maakte; en, daar de Rusfifche Monarch zich zeer laag buigen moest om hem in het gezicht te zien, beurde hy den Franfchen Koning, onverwacht, met een zeer minzaam gelaat, op zynen arm, kustte hem, en zeide: „ Ik wensch van harte, dat zyn Majefteit wel op,, wasfen en eens loflyk regecren mag. Mogelyk ,, zullen wy met den tyd eikanderen nog wel eens „ noa.  van PETER den GROOTEN. 41 \, noocïig hebben, en van nut kunnen zyn." De Prins Kurakin , die als Rusfisch Ambasfadeur, by de Staaten van Plolland en West-Friesland, met den Czaar van den Haag naar Parys reizen moest, bekleedde, by dit hooge bezoek, even gelyk overal ie Parys, de post van Tolk by zyn Majetleit. Daar nu de Czaar veel had hooren fpreckcn van het beroemde Stift te St. Cyr by Verfailles, dat Madame de Maintenon, die deugdzaame Maitresfe van Lodevvyk den XIV , tot onderhoud van een groot getal adelyke jufferen, en tot haar eigen verblyf in haaren ouderdom, gefticht hadde , wilde hy dit ook bezien. Hy liet zich, derhalven , by Madame de Maintenon aanmelden, en kreeg tot antwoord:dat zyn bezoek haar altyd tot een byzondere eer zou ftrekken , doch dat zy thans ziek lag, en zich geheel buiten ftaat bevond om bezoeken op te wachten. Dat wil niets betekenen, hernam de Czaar, He „ zal haar niet lastig vallen;maar ik moet haar zien, „ en haar myne hoogachting betuigen: want deeze „ Vrouw heeft al te veel verdienden, met betrek,, king tot den Koning en het Ryk , die zy zeer ,, veel goeds, en nooit iets kwaads,gedaan heeft, „ behalven aan de Hugenooteu, dat men aan 011- kunde en bygcloof moet toefchryven." Hy reed ook in de daad nog dien zelfden dag naar het Stift St. Cyr, om de Maintenon te bezoeken. Daar hy haar nu te bed vond, en de gordynen voor het ledikant toegefchoven waren, trok hy dezelve zachtjes open, fprak haar vriendeJyk aan, plaatfte zich aan het voeteinde van het C 5 le-  42 ANECDOTEN ledikant, verontfchuldigde zich, dat hy mogelyk ongelegen kwam, met het compliment: Dat hy te Parys en Vcrfailles gekomen was, om al het merkwaardigile te bezien , en dat hy dus niet had kunnen nalaaten, om' ook haar te zien, en zyne byzondere hoogachting te betuigen. Zyn Majefteit, die geen oog van haar af had, vraagde haar hierop, wat haare ziekte was? Myn ouderdom is myne ziekte, antwoordde zy met een zwakke ftemme, Deeze ziekte zyn wy allen onderworpen, als wy lang leeven, hernam de Czaar; ftond weder op, wenschte haar, zo veel mogelyk, een goede beterfchap, ging heen, en liet zich in het Stift rondleiden, om deeze fchoone aanleg en inrichting te zien. Toen hy daags daaraan de uitmuntende Behangzel- Fabriek te Gobelins met veel opmerkzaamheid en verwondering gezien had,wierd hem, uit naam van den Regent, vier groote Hauteïice (*) Stukken , gewerkt naar de voortreflyke Schilderyen van den beroemden Jouvenet, namelyk, de Vischvangst van Petrus, de Opwekking van Lazarus, de Geneezing van den Geraakten, en Uitdryving der Wisfelaaren uit den tempel, alle levensgrootte afgebeeld, ten gefehenke overhandigd (f). 1} (•) llautclkes zyn tapyten , met een regt neergaande ketting, dc fchoonfte foortcn van kameibehangzcls. (t) Deeze ongemeen fchoone kamerbebangzels, die op zestig duizend daalders gefchat zyn , zyn altyd in een goeden ftaat onderhonden , en hebben nog voor eenige jaaren de drie muuren van een Voorzaal in het Keizerlyk Winterpaleis te Petersbilïj vercierd.  van PETER den GROOTEN. 43 In de Koninglyke Bibliotheek, waar zich de Czaar de voornaamfte zeldzaamheden toonen liet, overhandigde men hem twaalf groote Royaale Foliobanden in zwaar verguld Marokyn gebonden, ten gefchenke; namelyk de uitmuntend in 't koper gcfneden afbeeldingen van het koninglyk gebouw en tuinen te Verfailles, en de veldtocht van Lodewyk den XIV, door den beroemden van der Meulen geteekend , en door de beste Kunftenaars te Parys in 't koper gegraveerd (*). Doch nergens wierd de Czaar op aangenaamer wyze verrast, dan in het Koninglyk Munthuis, tot welker bezichtiging hy een gantfehen voormiddag befteedde. Als hy hier alle de werkplaatzcn met groote aandacht was doorgegaan, en van het kleinfte tot het grootfte alles vlytig doorfnuffeld had, verzogt hy eindelyk ook, dat men hem het Medailjeftcmpelcn met de Muntfchroef (Balancicr) wilde laaten zien. Tcrftond liet de Intendant zilveren en gouden ronde plaatjes van de dikte eener Medailje aanbrengen, en riep den Muntmeester toe hem een Medailjeftempel te geeven. Wat voor een ? vroeg deeze; het is evenveel, antwoordde de Intendant, de eerfte de beste. Deezen zette men terftond in de Draaipers, bedekte hem meteen rond plaatje van goud en liet hem ftempeleu. Dc (*) Alle deeze kostbaare werken beeft peter de Groote tot aan zyn dood in zyn kabinet bewaard, en vervolgens zyn zy in «ie Bibliotheek van de Academie der Wceteufchappen geplaatst geworden.  44 ANECDOTEN Dc Czaar, die op alle handgreepen naauwkeurig had acht gegeeven, was de eerfte die naar dc munt trad, en 'er de Medailje zag uitneemen. Dan hoe aangenaam wierd hy verrascht, toen hy de gouden Medailje nog geheel warm uit de pers van den Intendant ontfiug, en op derzelver eene zyde geheel onverwacht zyn eigen welgetroffen Borstbeeld, en op de andere zyde een zeer vleijend compliment vond, voorgefteld in een emblematieke afbeelding,van een vliegende Faam en een Rivier, met iiet opfchrift1/ Gresc-it eitnëö. (Hoe verder hy gaat, hoe grooter hy wordt). Hy ftond een lange poos in verwondering opgetoogen, over deeze onverwachte Medailje, die hy naauwkeurig befcuouwde, ettelyke maaien omkeerde, haar eindelyk aan zyne reisgenooten toonde, en tegen hen in 't Rusfisch zeide: „ Dat ben ik, waarlyk dat beju, „ ik." 'Er wierd vervolgens met het munten van deeze Medailje voortgevaaren, en den voornaamften van het gevolg des Czaars, ieder een gouden, doch den anderen een zilveren, penning, van deezen zelfden ftempe], gefchonker-. De ordinantie van deeze Medailje had men reeds vooraf gemaakt, en den ftempel in aller yl laaten vervaardigen, zodra men uit Holland tyding gekregen had, dat de Czaar te Parys komen, en daar buiten twyffel alles zou willen bezien. Deeze Medailje, waarin de Czaar zo veel welgevallen vond, heeft zyn Majefteit in zyn kabinet altyd bewaard / en na deszelfs dood . is zy in het Muntkabinet van de Peterburgfche Academie deiWee-  Van PETER den GROOTEN. 45 Weetenfchappen afgegeeven, waar zy nog onder de kostbaare menigte der Rusiïfche Medailjes gevonden wordt. De Baren ts c he rk assou, die, als Reisfecretaris, den Czaar vergezelde, en in Parys geweest is. Hy tracht al, wat nuttig is, te leer en kennen. T>e Landbouw was een al te gewigtig onderwerp, voor de navorfchingen van den wyzen Czaar, orh het zelve ooit uit het oog te verliezen. Zelfs onder weg in het voorbygaan ontflipte hem niets, dat hem tot verbetering van den Landbouw, en , over '1 algemeen , ter inrichting eener goede huishoudkunde op 't land dieuftig voorkwam. Dit was de reden,dat hy,op zyne reize door Duitsch. laud, Holland en Vrankryk, onder weg,dan hier, dan daar, van zyn postchais afftapte, om den arbeid der Landlieden op het veld en in hun huis te zien, te onderzoeken, en daarover,met de boeren zelfs, te fpreeken. Hy ging dikwils onbekend in hunne huizen en hutten, zag hunne wooningen, de werktuigen van hunnen Veldbouw, en alle humufc huishoudelyke inrichtingen, liet menig een werktuig terftond aftekenen, en fchreef zyne aanmerkingen met korte woorden in zyn fchryfboekje, dat hy altyd by zich droeg, of gemeenlyk deed  4 ANECDOTEN deed hy dit aan de posthuizen, terwyl de paarden verwisfeld wierden. Op zyn te rug reis van Parys, kwam hy in een , dorp, waar hy in een tamelyk grooten tuin een man zag arbeiden, die in 't geheel niet op zyn boersch gekleed was. Hy vernam, wie deeze werkzaame man was, en toen hy hoorde, dat het de Dorppredikant was, ging hy als een onbekende reiziger by hem in den tuin, dien hy van binnen met een menigte fchoone vruchtboomen, van buiten met een boschje Moerbezieboomen beplant vond, die ook rondom zyn huis en hof ftonden. Hy was meer dan een half uur met deezen man in gefprek over zyn tuin-en veldbouw, en vernam onder anderen van hem, dat de meeste Moerbezieboomen, en de beste vruchtboomen, door hem zelf gepoot en geteeld waren. De Czaar vraagde hem, hoe het kwam, dat hy, als Predikant, zelfs het werk in zyn tuin en op zyn land verrichten moest? Of hem zyn parochiekinderen niet met hunnen arbeid onderftcunden? Zeer zelden, myn Heer,antwoordde de Predikant; niet anders dan wanneer deeze of geene een uurtje leeg tyd heeft, want zy hebben zo veel met hun eigen werk te doen, dat 'er niet veel leeg tyd voor hun overfchiet. Doch myn ambt laat my wel zo veel tyd over, als het be- ' werken van myn tuin en land vereischt, en, als ik dan vlytig genoeg ben, en de hemel goed weer geeft, kan ik my altyd eenige honderd livres jaarjykfche inkomften van den verkoop myner Vruchten en Zyde, en gevolgelyk een beter beftaan ver-  van PETER den GROOTEN. 47 verfchaffen, dan my de inkomlten van myn ambt, die waarlyk gering zyn, geeven kan. De Rus' fifche Monarch had veel genoegen in deezen wakkeren Predikant, fchrecf deszelfs naam en den naam van het Dorp, in zyn zakboekje op, en zeide in een edele verrukking tegen zyne reisgenooten: „ Ziet deezen braaven Man, die zich zyn eigen „ wyn en cider, en daarenboven nog baar geld, ,, door zyne vlyt bezorgt. Doet my aan hem „ gedenken als wy in ons Vaderland te rug ko,, men. Ik zal maaken, dat onze luije dorppaa„ pen ook handen aan 't werk Haan, op dat zy „ zich, door het bearbeiden van hun tuin of land , „ hun eigen brood en bier, en een ruimer beftaan „ bezorgen, dan zy nu door hunne luiheid ge„ nieten." De Baron tscherkassow,die hem op deeze reis vergezelde. ik  43 ANECDOTEN De verwonderlyke Liefde van den Czaar, voor zyn Ryk fin Vaderland. J~yit -deeze groote Monarch zyn Ryk geheel-hervormd, en, door het oprechten van een reguliere. Armee en een machtige vloot, de bezorging van een beter opvoeding voor de jeugd, en het aanleggen van veele, .voor het land en den buiteuLmdiche handel, voordeelige Fabrieken, Kunlten en Weetenfchappen, het zelve in een zichtbaaren bloei gebragt, zich by de nabuurige ryken geducht, en zyn vermogen door de gantfche vvaereld heeft doen gelden, is een zaak die even zo bekend is als zyn verdriet en hartzeer, dat hy aan zynen Zoon Alexis Petrovvitz beleefde, die hem in alle zyne heilzaame óógmerken wederftrcefde, en wien hy derhalven, als onbekwaam tot den troon, genoodzaakt was de opvolging openlyk te ontzeggen. Hy floot dus, alleen uit liefde tot zyn Vaderland, deezen zynen eigen Zoon van den troon uit, om voor te komen, dat, door deszelfs beftiering, dit nieuwe, magtige en pragtige Gebouw van den Staat zynes Ryks,. niet op eenmaal weder inftorten , en deszelfs verlichte inwooners in de voorige duisternis der onkunde vervallen mogten. Eene nog verbaazender proeve van zyne vuurige liefde voor het Vaderland, tot wiens beste deeze waare Vader des Vaderlands alles, ja zich zelfs, gewoon was op te offeren, blykt uit een in zyn Cabinet nog be- rus-  van PETER den GROOTEN. 49 rustende eigenhandigen brief aan den regeerenden Senaat te Petersburg in 't leger by de rivier Prut, den 1711 gedateerd, toen hy zich met zyn armee, op een ongelukkige wyze, door 100,1000 Turken ingeflooten, en van allen toevoer van proviant vond afgefneeden. In zulke gevaarlyke en geheel wanhoopige omftandigheden, waar uit hy zich op geenerlei wyze , dan , als 't ware, door tusfchenkomst van een byzonder wonderwerk, redden konde, was hy alleen om het vaderland, het minst om zich zeiven, bekommerd, niet tegenftaande hy het dreigende gevaar klaar voor oogen zag, of, om by de Tufken gevangen te raaken, of te fneuvelen. Zo ras de onverfchrokken Held het oogenblik van dit zo onvermydelyk gevaar bemerkte , en zich zelfs met zyn gantfche Armee verboren achtte, zette hy zich zeer bedaard in zyn tent neder, fchreef een brief, verzegelde denzelven, liet een zyner getrouwfte Officieren ontbieden , en vroeg hem, of hy kans zag door de Turkfche Armee te komen , en een depêche naar Petersburg te brengen? De ■Officier, wien alle wegen en fluiphoeken in deeze landflreeken bekend waren , verzekerde den Czaar , dat hy dit werk volkomen op zich nam, en zyn Majefteit 'er zich volltrekt op verlaaten konde , dat hy behouden te Petersburg belanden zou. In het vertrouwen op zulk een verzekering, gaf hem de Czaar een eigenhandigen brief, met het Opfchrift aan den regeerenden Senaat te Petersburg, kustte hem voor het voorD hoofd,  £o ANECDOTEN hoofd, en zeide hem verder niets dan: God geleide u! De Officier kwam , op den negenden dag zyner réize , gelukkig te Petersburg aan, en overhandigde den brief in den vollen Senaat. Dan hoe getroffen waren de vergaderde Senatoren, wanneer zy, met geilooten deuren, den eigenhandigen brief van den Czaar lazen, en van den volgenden inhoud bevonden. „ Ik geef u hier nevens berigt, dat ik met „ myn gantfche Armee , buiten myn fchuld of „ toedoen, alleen door het bekomen van valfche „ berigten, door eene viermaal fterkere magt der ,, Turken zodanig ben ingeflooten, en van allen „ toevoer van levensmiddelen afgefneeden , dat ik, zondereen byzondere Godlyke hulp, niet dan on„ ze volkomen nederlaage, of dat ik by de Tur„ ken gevangen geraake, voorzien kan. Indien dit ,, laatfts geval mogt gebeuren, zo moet gy my „ niet voor den Czaar, uwen Heer, houden, en „ niets volbrengen van eenige bevelen, of fchoon ,, ze ook eigenhandig getekend waren, die u van „ my mogten toegezonden worden, tot dat ik we,, der zelfs in perfoon by u zal zyn. Dan zo ik mogt „ fneuvelen, en u het bericht van myn dood met „ zekerheid bevestigd wordt, moet gy den waar- digften onder u tot myn opvolger verkiezen." Het Origineel van deezen Brief berust nog in het Cabinet van peter den Grooten, aan het Keizerlyk Hof te Petersburg, onder veele andere eigenhandige fchriften van den Monarch, waar hem  van PETER den GROOTÈrST. 51 hem de opzichter van dit Kabinet, de Prins Michaelowitz Tchtfcherbatoff, aan verfcheidene hooge Staatsperfonen heeft laaten zien. Dc Prins Michaela Michaelowitz Tchtfcherbatoff, Kamerheer en Wapenmeester, by den regeerenden Senaat. Hy is een groot liefhebber van goede Schilderyen. Toen de Czaar, in den jaare 1716 en 1717, voor de tweede maal, was gaan reizen, vertoonde hy in 't openbaar zyne lief hebbery en goeden fmaak voor Schilderyen. Te Amfterdam bezogt hy de beroemdfte Schilders, en zag hen, met een byzonder vergenoegen , dikwils uuren lang, aan het een of ander ftuk werken, fprak met hen over de voortbrengzels van hunne kunst, en vormde zich zeiven een fynen' fmaak in de kennis der Schilderyen. In 't byzonder vond hy zeer veel behaagen in de ftukken van de Vlaamfche en Brabandfche fchoole, en deed een grooten voorraad van de ftukken der voornaamfte meesters uit deeze fchoole op. Rubens, van dyk, rembrand, jan steen, van der werf, lingelbacii , berghem , j1ieris , wouwerman, breugkl,ostade, jan v. huyzl'm, enz. hield hy voor zyne lievelingen; doch voor alles gaf hy de Hollandfche Scheeps- en Zeeftukken den voorkeur. Inzonderheid had hy veel achting D a voor  5a ANECDOTEN voor de ftukken van adam silo, die eerst zelfs een Scheeps-Kapitein geweest, (*) en vervolgens zich O Het volgende bericht, wegens deezen Adam Sib,H ons door een zyner bekendfte en nog lecvende Vrienden medegedeeld. 5, Adam z i l o, of s 11. o, is, gelyk ik zeker weet, nooit een „ Scheeps-Kapitein geweest; doch hy had rteds vroeg veel lief., hebbery voor den Scheepsbouw, waar in hy vervolgens zulke „ vorderingen maakte, dat hem, ten tyde van Czaar peter, „ het Bouwmeesterfchap op de Lands-Wcrf alhier is aangeboden! „ voor welk ambt hy echter, als een vryman willende bly ven, be» „ dankt heeft. Ik heb hem dikmaals hooren verhaalen, dat zyn „ eerfte Kostwinning het Gouddraadtrekken was, en dathemdee,, ze weetenfehap, toen hy omtrent twintig jaaren oud was, aan„ leiding gaf tot het uitvinden van het trekken, van looden of „ tinnen Pypen voor Disielecrflangen, Fonteinen enz., ja dat hy „ zelfs de Pypen voor de Waterwerken , op\Mdrli en Fóntamebleati, „ getrokken had, welke pypen nog in gebruik zyn. Ook heeft hy „ vervolgens de Snyroeden voor de Fluweelweevers uitgevonden, ., met welk geheim hy, ruim 50 jaaren oud, geftorven is. De „ vader van den laatst overleden Heer Tol heeft hem, in mynetegen„ vvoordigheid, duizend guldens geboden , om dit geheim voor hem „ aan iemand te leeren, doch hy was toen reeds te oud om dit werk „ weder te onderneemen. In zyn vroege jeugd was hy een goed „ Muzikant, en maakte zyn eigen Viool, die naderhand voor een „ Cremoonfebe, op de yerkooping van Jan Pietersz Zomer, ver„ kogt is. Door zyne zucht voor den Scheepsbouw, geraakte hy aan 't Schcepstekcnen, onder een der oudfte Baazenop's Lands „ werf, dien hy binnen kort niet alleen verte overtrof, maar'zeil s „ nieuwe en vaste gronden van deeze weetenfehap , volgens de Ma„ thefis, uitvond, waardoor hy de beste gedaanten voor'tLaadcn, ,, Zeilen en Manceuvrecren aan de Schepen wist te geeven ; en aan te „ toonen, waar dc Masten in de onderfcheiden foorten van Schepen „ geplaatst, en hoe dik en hoog dezelve naar evenredigheid zynmoe,, ten. Vervolgens kreeg hy kennis aan de voornaamfte Zcefchilders van » zyn tyd, ging dagelyks niet dezelven om, zag de kunst van hen n  van PETER den GROOTEN. 55 zich zeer gelukkig op het fchilderen van voortreffelyke Zee- en Scheepsflukken toegelegd, en, boven af, wisfelde zyn voorgaande kostwinning van gouddraad- en „ tinnen-pypen trekken, fnyroedcn maaken enz. voor 't Penceel, „ en wierd een Schilder. In deezen Maat was hy, toen Czaar pe,j ter ons land kwam bezoeken, en kennis met hem maakte. Hy „ woonde in dien tyd op de Raangragt, boven zekeren Bode, Ge„ lis/in genaamd, tusfchen het Leidfche plein en dc Lcidfchegragt, „ in 't midden. Hier heeft de Czaar hem dikwerf bezogt, en ik „ heb meermaalen in den zelfden Stoel gezeten , in welken dc Czaar „ gewoon was te zitten, wanneer hy dc kunst van Sclieepstcke„ nen van hem leerde; gelyk naderhand Silo ook nog vyf jonge „ Rusfen, voor zyn Majcfteits rekening, heeft ondcrweezen , van „ welken hy voor ieder honderd Ducaaten kreeg. Ook beeft hy, „ voor den Czaar, veele Scheepsftukken» in olieveifgefchildcrd , die „ zyn Majefleit in groote achting hield, en ook uitmuntend waren „ in de Gedaanten, Zcilagic enz. der Schepen; maar zyn wateren „ luchten hebben de vcreischte kleur, cn het natuurlyk beloop niet. ., De luchten zyn meest zwaarmoedig, de wolken dik, het blaauvv „ vuil. 'T water niet natuurlyk volgens de waare golving en dun „ vlietenje (Irooming, over derzelvcr rollende groepen, die menzo „ goed niet verbeeld vindt als by L. Bakhuizen en W. tan de „ VeUe. Ook heeft hy fraai in het waschnaar 't levengeboetfeerd, „ onder anderen den onlangs overleeden Heer Jacobus van de „ Walle, die een zyner gemeenzaame vrienden was. Eenige jaaren „'voor zyn dood , begaf' hy zich aan het Glas- en Spiegelllypeu ,en „ maakte goede Verrekykers en Spiegel-Tclescoopen, volgens da „ Gregoriaanfche en Newtoniaanfche Helling. Eindeljk h dit zon„ derling mensch ook autheur op eigen naam geweest, en heeft twee Brieven uitgegeeven, tegen zeker ontwerp van wylen onzen Ad„ miraal Schryver, waar in men de gewigtigfte trekken van 's mans „ fatirick vernuft aantreft. Hy is tweemaalen geportraiteerd, eens „door C. Troost, als Schilder , en eens door G. v. der Myn, als „ Schilder en Scheepsbouwer, welke laatlte in olieverw, naar hem ■9 ") D 3  54 ANECDOTEN ven alle andere Zee-Schilders, het mast- en touwwerk uitvoerig en juist wist te treffen. Van hier vond peter de Groote ten deezen opzichte zyne ftukken voor zeer leerzaam, en had het voorportaal van zyn Slaapvertrek, en het Zomerhof te Petersburg, met ftukken van deezen meester behangen. Zelfs op zyn lusthof te Peterhof, waar de Czaar in het paleis zyner gemalinne, Monplaifir, de eerfte Schildergalery van louter Nederlandfche ftukken had aangelegd, zag men de Zee-en Scheepsftukken van silo de beste plaats beflaan. Te Am. fterdam zat peter de Groote op de openbaare Verkoopplaats van Schilderyen, onder de menigte liefhebbers en koopers, naast den Schilder xsel , een Zwitzer, die Historiën en Stillevens fchilderde, en een zeer ervaren kenner van Schikleryen, in 't byzonder van de Nederlandfche, en derzelver Meesters, was. Daar kogt de Monarch zelfs een menigte Schilderyen van zyne geliefkoosde Schilders, met welke hy gedeeltelyk de zo even gemelde Schilderyen-galery te Peterhof aanleide, en die hy gedeeltelyk in zyne voorkamers liet ophangen. Om deezen ,, in zyn ouderdom van 90 jaaren , voor .myn rekening, gcfcbilderd „ is, die hem van myn veertien jaaren af gekend, en tot zyn duod » wet liem hcb omgegaan. Voor ruim vier jaaren, leefde zyn laat3, ftc leerling in den Scheepsbouw nog, wiens naam was Pietcr ,, Swaanenburg, een voornaam Scheepstimmerman, woonendeachf ttï de Oosterkerk, op dc Werf 't Wapen van Amfterdam." Dc Heer w^e.vaaar ze^t in de Bcfchryrhig van Amfterdam, onder de voornaamfte pcrfta.ccdun, „ dat Adam Silo in 't jaar •., 167c icr wen ld g.kon.en, en iu den om erdom van nieer dan »i tagtig jaaren o\erleden is."  van PETEPv den GROOTEN. 55 zen aanzienlyken voorraad van zelfs aangekogte Schilderyen in goeden ftand te houden en te vermeerderen , nam hy den zo even gemelden Schilder xsel in zynen dienst, die den Czaar ook naar Petersburg volgde, en daar zelfs menig een fehoou ftuk van zogenaamde Stillevens; b. v. een Doodshoofd met een uitgebluschte en nog dampende lamp, ftil liggende Muziek-inftrumenten, enz. vervaardigde; en vervolgens, als Schilder van de Academie der Weetenfchappen , in hoogen ouderdom , in 't jaar 1743, ftierf. De Schilder xsel. Zyn zug't voor de Vreemdelingen in Rusland. TV/Ten kan niet wel zeggen dat peter de Groote een blinde zucht voor de Vreemdelingen en buitenlandfche zeden en levenswyze getoond heeft; want men ziet klaar uit alle omftandigheden, dat hy alleen ten voordeele van zyn ryk den vreemdelingen wel gezind geweest is, en hen geliefkoosd heeft. Na dat hy, in den jaare 1698, van zyn eerfte reize uit Engeland, Holland en Duitschland was te rug gekomen, en,in deeze landen,het onderfcheid van de zeden der volken, zo wel als der ambachten en koophandel, ten aanzien van den toenmaaligen toeftand van zyn ryk, opgemerkt, en alles waargenoomen had , wat hem in zyn land nog ontbrak; zo was hy op alle middelen cn wegen beD 4 d3§c>  56 ANECDOTEN dagt, om, ter befchaaving van zyn volk, bekwaame en kundige vreemdelingen naar Rusland te trekken, en daar door te volbrengen, wat reeds zyn groote voorganger, de Czaar Man Masfiokwitz met het zelfde oogmerk, had voorgenomen. Ten dien einde liet hy reeds indenjaare 1699 twee Ukafen door het gantlche land afkondigen, by welker eerfte hy den Adel het reizen buiten 'sLands toeHond; doch, onder dit beding, dat ieder, dietot reizen lust had, zich by hem moest aanmelden, om onderrichting te bekomen, wat hy „aar zyn ftand en vatbaarheid moest trachten te zien en te leeren. De andere Ukafe was eigenlyk aan zyne Gezanten, Refidenten en Agenten in vreemde landen gericht, en hun daar in opgedraagen, om overal bekend te maaken, dat allerlei vreemdelingen, die genegen zouden zyn in zyn dienst te treeden, of, om hun eigen fortuin te maaken, zich in Rusland zouden willen nederzetten, hem welkom zyn zouden, en nietflegts aanzïenlyke vryheden en befcherming, maar ook in gevalle van gebrek aan geld , de nodige verfchot'en en onderfteuning, tot voortzetting van hun handwerk verkrygen zouden. In 't byzonder zou zyn Majefteit gaarne zim, dat ervarene Zee. en Land. officieren , Ingenieurs en Artilleristen , bekwaarne Kunftenaars ,• Fabrikeurs en Ambachtslieden , in zyn ryk, zich met 'er woon begeeven wilden. Hier by had de wyze Monarch zorge gedraagen, dat zy ook by zyn afwezendheid, wel ontfangen , en hun de behulpfaame hand wierd toegereikt. £0 ras nu de aanleg tot de nieuwe Stad Peters- burg,  van PETER den GROOTEN. 57 burg, buiten 'sLands, bekend wierd, deeden zich vreemdelingen genoeg, uit alle landen , op, die zich aldaar nederzetten , de Stad aanbouwden , en deels in dienst van den Czaar, deels met hun eigen ambacht, hun beftaan vonden. Peter bejegende hen allen met een byzoudere genegenheid, gaf den Officieren dubbeld geld , fprak met de Kunftenaars en Ambachtslieden zeer gemeenzaam en viïendelyk, bezogt hen in hunne werkplaatzen, en befleedde by hen de jonge Rusfen , die hy gemeenlyk, by alle gelegenheden, onder verzekering van zyne gunst en bevordering, vermaande, hun kunst of ambacht in den grond en met vlyt te leeren , op dat zy , als meestere, weder anderen van hunne landslieden zouden kunnen onderrichten. Waarfchynlyk moet de Monarch gemerkt, of, door zyn vertrouwde vrienden, vernomen hebben , dat eenige Rusfifche Heeren , over zyne zucht voor dc Vreemdelingen, en gemeenzaamen cmgang met buiteulaudfche Scheepstimmerlieden, Hollandfche Schippers, Duitfche Kunftenaars en Ambachtslieden , enz. zich eenigzins gebelgd, en jaloers, getoond hadden. Hierom nam hy eens de gelegenheid waar, om, in tegenwoordigheid van eenige Rusfifche Heeren , van de vreemdelingen te fpreeken, hunne byzoudere bekwaamheid en den wezcnlyken dienst te roemen, welken hy door hen zyn Vaderland dacht te doen. Hier by zeide hy ronduit : „ Ik weet wel, dat deeze zichtbaare „voorkeur, die ik aan de vreemdelingen geef, „ niet aan alle myne onderdaanen bevalt^ doch, D 5 „ik  53 ANECDOTEN „ ik heb tweederlei onderdaanen , namelyk, ver„ ftandige en welgezinde , die wel zien , dat ik „ de vreemdelingen , alleen om myne landslieden „ te onderrichten, en in kunfcen en weetenfehap^ „ pen ervaren te maaken, en gevolgelyk, tot bevordering van den bloei van myn Ryk , en ,, klaarbiykelyk nut myner onderdaanen, onder„ houde en liefkooze, opdat zy gaarne by ons „ mogen blyven. Doch ik heb ook onverftandige „ en kwaadaartige onderdaanen , die myne goede oogmerken niet kunnen of willen inzien noch „ erkennen, die gaarne in hunne oude woestheid „ en onweetenheid zouden willen blyven fteeken „ alles goeds, wat hun nieuw voorkomt, uit dom„ heid verachten, en, als zy konden, gaarne zou„ den willen beletten. Deeze bedenken niet, hoe „ het 'er by ons uitzag, eer ik in vreemde landen „ rondgereisd, en de Vreemdelingen in ons land „ heb uitgelokt, en dat ik het, zonder hunne hulp, „ in alle myne onderneemingen, tegen myne mag„ tige vyanden , waarlyk niet ver zou gebragt hebben." paul iwanowitz, Graaf ja- conschinski.  van PETER ben GROOTEN. 59 Hy laat zyn Lustplaats niet flegts voor zich zeiven, maar in 't byzonder voor 't Publiek, aanleggen. - Toen Czaar Peter zich , na het inneemen van 't gantfche Esthland, ook meester van de Stad Reval gemaakt hadde , liet hy niet alleen de vestingwerken , om de ftad en de haven, in een beter Haat van verdediging brengen ; maar lei ook zelfs , by een der havens , in een aangenaams landsdouwe, een grooten tuin aan , met alle de daartoe behoorende fieraaden , van fpringende wateren, vyvers met eilanden, borstbeelden van Laagberger (leen , enz. benevens een fchoon lustflot, en een vleugelgebouw naar den Italiaanfchen bouwtrant, en noemde deeze plaats , ter eere van de Keizerin, Cdtharinendaal. De Czaar wist wel, dat hy en zyn Gemalin, die hem niet ligt op zyne reize , ja zelfs zeldzaam op zynen veldtocht, verliet, den minden tyd genot van deeze lustplaats zouden hebben; daarentegen zag de Monarch gaarne, dat iedereen zich van dezelve , tot een betaamelyke verlustiging, bediende. Toen hy, na verloop van eenige jaaren , weder eens te Reval kwam, daar het gantfche werk van deezen nieuwen aanleg reeds in vollen (land was, en hy , benevens zyne Gemalinne , hier zyn intrek nam ; verwonderde hy zich fterk, dat niemand in de fchoone belommerde laanen en bosfehen van deeze publieke Lustplaats ging wandelen, om zich daarin  6b ANECDO TEN ifi te verlustigen. Dieswegens vroeg hy jn voorbygaan, aan de wacht, die aan een der poorten ftona wat toch de reden was, dat 'er zo weinig 3nenfche„ en zelfs niemand uit de Stad, hier kwam wandelen? De Soldaat antwoordde: omdat wy »Z mand iniaaten. Hoe l zeide de Czaar, zeer verbolgen, welk een gek heeft u dat bevolen? Onze Officieren, antwoordde de Soldaat. Daarop antwoordde Czaar wat of dat voor gekken zyn! zy beelden z.ch m dat ik voor my alleen, en niet veel meer voor alle menfchen, deeze Lustplaats met zo groote kosten heb aangelegd. Des anderen daags, wierd terftond, met trommelflag, het bevel van den Czaar bekend gemaakt, dat alle menfchen Catharinendaal mogten zien, en daarin wandelen, om zich te verlustigen; en de wachts hadden geen anderen last, dan om , op hunne gevvoone posten, alle wanorde onbetaamelykheden en moedwillige fchendery van boomen, en-andere deelen van deeze Lustplaats, te weeren. En zo is Catharinendaal , tot op deezen huldigen dag, de openbaare wandelplaats der Stad iieval. De Burgemeester GtEiHiLste Reval, Zyn  van PETER, den GROOTEN. <5r Zyn gemeenzaams omgang met Zeeofficieren en Scheepstimmerlieden. TV7elk een groote zugt de Rusfifche Monarch, reeds in zyne vroege jaaren, voor de Scheepsvaarten Scheepsbouw, heeft laaten blyken, is omffandig genoeg opgemerkt in alle gedrukte, fchoon zeer onvolkomene, levensbefchryvingen , die men ons van peter den Grooten gegceven heeft. Men heeft daarin ook niet vergeeten, hoe fterk hy zich op de oefeningen ter Zee toegelegd heeft, en hoe verbaazend deeze zugt tot de Scheepvaart by hem, met de jaaren, is toegenomen. Het is waereldkundig, dat hy, zelfs te Sardam, den Scheepsbouw met de grootfte vlyt geleerd, en zich de moeite heeft laaten welgevallen, om daaglyks , met het aanbreeken van den dag , op de Scheepstimmerwerven , met zyn byl en andere werktuigen , even gclyk de gemeende Scheepstimmerman , te verfchynen. Dat deeze lust hem niet op den troon verlaaten heeft, en deeze groote Czaar zyn aangenaamde avonduuren, in gezelfchap van verdandige Zeelieden en Scheepsbouwers, zogt door te brengen, heb ik van veele Rusfen en Vreemdelingen gehoord , die het geluk gehad hebben, deezen grooten Man in Perfoon te kennen. .Hiervan heb ik nu eenige omdandigheden opgetekend , die nog in geene gedrukte boeken zyn aangehaald. Daar peter de Eerfte, in het uitdeden van groo-  62 ANECDOTEN groote bezoldingen en eertitels, juist niet zeer mild was , zo hadden ook de Scheepstimmerlieden en Scheepsbouwmeesters , van welken te zyner tyd een tamelyk goed getal , zo wel Hollanders als Engelichen, zich te Petersburg bevond, by een aahzienlyké bezolding , niet meer dan Capiteinsrang. De zucht om hierin hooger te komen, deed hun een geestigen aanflag aan de hand. De Keizer mogt ze , gelyk wy hier boven reeds gemeld hebben , gaarne by zich zien. Als hy 's avonds ergens te gast was, moest de Heer van den huize de meesten van hun ook verzoeken, om den Keizer tot een aangenaam tydverdryf en gefprek te kunnen dienen, waarvan hy een groot liefhebber was. Zy moesten vóór anderen, naast hem zitten, en hy ging zo gemeenzaam met hen om , als of hy hunsgelyken geweest was. Eens bevonden zy zich weer met den Keizer in een groot avond gezelfchap. Volgens hunne affpraak, bleeven zy allen gezamenlyk ftaan , en wilden niet gaan zitten. De Keizer zeide, verfcheiden maaien , gaat zitten ! doch zy maakten allen een diepe buiging, en bleeven ftaah. Daar de Czaar niet kon begrypen , wat de reden van deeze ongewoone hoflykheid was, vroeg hy hun ; wat dat betekende, dat geen van hun wilde gaan zitten , of zy niet gehoord hadden, dat hy het hun reeds verfcheiden maaien had gezegd ? Hierop vatte een van hun allen het woord op, en zeide: Het beige uw Majefleit niet, datwy ons niet verftouten , in tegenwoordigheid van onzen Heer den Czaar, te gaan zitten, daar wy, in rang,  van PETER den GROOTEN. 63 rang, nauwlyks met een Capitein van het Veldregiment, gelyk ftaan, en echter zien, dat zelfs de Stafofficieren agter uwe Majefteit ftaan, en niet dan den Generaals en'Brigadieren, vergund is, nevens uwe Majefteit te gaan zitten. De Keizer vatte de kneep, lachte, en zeide: Nu dat is wel zo! gaat voor ditmaal maar by my zitten , ik zal, by de eerfte gelegenheid , wegens uwen rang, in den Senaat fpreekcn. Daarop haalde hy zyn fchryfboekje uit zyn zak, fchreef 'er eenige woorden in op, om het in zyn geheugen te houden, en, na eenige dagen, kwam 'er eenKeizerlyke Ordonnantie by den Senaat te voorfchyn, uit kracht van welke de Scheepsbouwmeesters, een ieder naar zyne verdienden, den rang van Brigadier, Overfte of Majoor zou gefchonken worden. De Generaal Equipagiemeester BRüyns,  ü4 ANECDOTEN Zyne Gedachten over het onderfclièid der Befoldingen. jQe ervarenheid van den wyzen Monarch in de kennis der menfchen van verfcheidene Natiën ging 20 verre, dat hy niet alleen hunne verfchillende denken levenswyze volkomen kende, maar ook, naar dit richtfuoer, hunne bezolding, wanneer hy hen in zynen dienst nam, gewoon was af te meeten. Hierom fprak hy eens in het Admiraliteitscollegie, by gelegenheid dat men verfcheidene Ambachtslieden en Kunftenaars moest aanneemen , zeer omftandig over de wyze hoe men zich in den omgang met zulke lieden , van verfchillende Naticjn, gedraagen moest, en dat men hun loon, als men ze in dienst nam, niet alleen naar hunne meerdere of mindere bekwaamheid en het voordeel dat men daar van te wachten had maar ook naar hun verfchillenden landaart, en dé daar uit ontllaande onderfcheiden levenswyze begrooten moest. „ Een Franschman, zeide hy,' kan men altyd wat meer penfioen geeven, want hy „ is een bon vivant, en verteert weder in het ryk „ wat hy verdient. Een Duitfcher ook niet minder," „ want deeze wil gaarne eens fmullen, en behoudt „ weinig of niets over van het geen hy verdient. „ Een Engelschman mag wel wat meer heb„ ben, want die houdt veel van wel te leeven, en „ moet by zyne verdienden zelfs nog wel wat van » het zyne byleggen. Maar een Hollander weer wat  van PETER den GROOTEN. 65 wat minder; want die is fchielyk verzaadigd, en denkt maar om geld te kunnen opleggen; en een „ Italiaan nog minder: want deeze is van natuure „ zo rnaatig,dat hy altyd geld overhoudt, en dan s, maakt hy 'er ook geen geheim van,dat hy buiten zyn land alleen gaat dienen en bekrompen „ leeven, om geld te winnen, en het in zyn „ Paradys, in Italien, waar het hem anders aan „ geld ontbreekt, genoegelyk te kunnen vertee„ ren." De Graaf i wa n grig. tscherni- s c h e f f , Vice-Prefident van het Admiraliteits CoUegie, die het van oude Admiraliteits Heeren heeft hooren verhaalen. Hy ziet groote gebreken over het hoofd in Perfoonen, aan wien hy gewoon is, of die hy nodig heeft. Tgen geruimen tyd had de Senaat den Prins menzikof op aanmerkelykeknevelaaryenbyhet bezorgen van aanzienlyke proviantsleverantien betrapt. Wanneer nu de Senaat, om zich van zynen pligt te kwyten, den Prins hiervan rekenfcbap afvorderde, antwoordde hy 'er nooit op,of,wanneer hy al eens, om den fchyn, een antwoord door een zyner bedienden geeven liet, wagtte hy zich altyd E wel,  65 ANECDOTEN wel, om dit fchriftelyk te doen, en nog meer om het eigenhandig te ondertekenen. Uit dien hoofde deed de Senaat, om zich zei ven van alle opfpraak vry te waaren, een gcrechtelyk opffel vervaardigen, waarin de voornaamfte en aanmerkelykfte befchuldigingen, die men tegen den Prins inbragt, wierden aangeweezen. Dit papier leide men in den Senaat op tafel, ter plaatze waar de Czaar gewoon was te zitten, zonder hier by iets mondelings voor te draagen. Dit gefchrift kon het fcherpzichtig oog van den Moaarch niet ontgaan. Hy nam het ., zo als hy in den Senaat kwam , in de hand, zag het eens vlugtig door, leide het weer neder, zonder een woord te fprceken, en deed als of hy het niet geleezen had. Het bleef dus een geruimen tyd op de oude plaats voor den Czaar liggen. Eindelyk befloten de Heeren Senatoren zyn Majefteit dieswegens aan te fprceken. De Geheim-Raad tolstoi, die het digtst by den Czaar zat, voerde daarby het woord, nam het papier in de hand, en vroeg zyn Majefteit wat hy van dit opffel dacht. „Niets (antwoordde de ,, Czaar) dan dat Menzikof wel Menzikof zal bly,, ven." Dit konden de Heeren Senatoren uitleggen zo als zy wilden. Het fchrift bleef liggen, en niemand verftoutte zich ooit meer daarvan te reppen. De Graaf osterman. Wel-  van PETER den GROOTEN. 67 ■ W>lke Pillegiften de Czaar aan die geenen gaf, die hem tot Gevader verzochten. TT^eeze groote Monarch liet zich gaarne van zyne armfte onderdaanen, als ambachtslieden, die voor hem werkten,geringe hofbedienden en foortgelyken,tot Peter verzoeken. Hy bezogt hen ook, als de tyd het hem eenigzins toeliet, zo wel als de voornaamften en rykften, in hunne wooning, en nam hun gering onthaal veeleer voor lief, dan wanneer zy onkosten maakten, waartegen hy buiten dien , by alle gelegenheid, zeer plag te yveren. En even zo deed hy ook met de Officieren en Soldaaten van zyn Garde-Regiment, van welken, fchoon zy eenige duizenden bedroegen, geen een was,die hem niet,ten minften by zyn eerfte kind, tot Peter verzogt had. Doch groote pillegiften moesten zy niet verwachten , maar zich met zyne genegenheid vergenoegen; want zyn gewoon gefchenk beftond in een kusch aan de-Kraamvrouw en een Roebel, dien hy, naar 't oud Rusfifche gebruik, onder de peuluw van de Kraamvrouw ftak. Dit gaf hy aan gemeene lieden, doch aan de Officiers een ducaat. De Brigadier groot te Moscow, veele oude Officieren en andere perfoonen van laater dagen te Moscow. E 2 Aan-  68 ANECDOTEN Aanmerking: Deeze Anecdote hoorde ik eens uit den mond van haare Majefteit de Keizerin Elizabeth bevestigen, die op een voormiddag (?elyk in de twee eerfte jaaren na de aankomst van haar Neef den Grootvorst Peter Feodorowitz, byna alle morgen gefchiedde) zyn Keizerlyke Majefteit in haar negligé bezogt.en by die gelegenheid vraagde, wat hy den Officier van de Garde, wiens kind hy daags te vooreu in de hofkapel als Peter ten doop gehouden had , tot een.pillegift had gegeeven? Als nu de Grootvorst antwoordde; dat hy hem 100 ducaaten had laaten geeven, lachte de Keizerin bartelyk,en zeide: „ Zo.' „ zo 1 uw Majefteit zal nog al dikwils eens tot Peter „ verzogt worden, en moet waarlyk een wel voor„ ziene Kas hebben, als hy ieder doopling een gefchenk van 100 ducaaten wil geeven. Myn Heer „ Vader, zaliger gedachtenis, die van alle Officieren „ van de Garde, en geringe lieden,tot Peter verzogt „ wierd, floeg het byna nooit af, hield het Kind ten doop, gaf de Kraamvrouw een zoen, en ftak een ,, ducaat onder haar hoofdkusfen. Dat was het alles, „ en daar waren zy allen mede te vreden." j. VAN SCHLIN. Zyn  van PETER den GROOTEN. 69 Zyn afkeer van de Tarakaanen. Jgr was niets in de Natuur, daar de Czaar zulk een afgryzen van had als een foort van zwarte Huistorren, die in morsfige huizen, voornamelyk in. het meel en in de eecenskasfen, en van hier ook, op de Dorpen,in de boeren-hutten,zo menigvuldig gevonden worden, dat dikwils een gedeelte van den muur, en den vloer, geheel zwart met dezelven bedekt is. In Rusland, waar zy menigvuldiger dan in andere landen grimmelen, worden zy Tarakaanen , maar in Duitschland Meeltorren (by ons Bakkerstorren) genaamd, en hebben veel overeenkomst met een foort van Kevers, die men hier en daar in Duitschland ook ouder den naam van Sctiaben aantreft. Zulk een enkele tor was in flaat, om den anderszins zo ftoutmoedigen Heer en Held van Rusland uit de eene kamer in de andere, en zelfs wel uit het huis, te jaagen; hierom ging de Czaar, op zyne menigvuldige reizen door zyn land, by verwisfeling der paarden of andere gelegenheid, nooit in een huis af, vöor dat een van zyne bedienden de kamer vooraf onderzocht, en zyn Majefteit verzekerd had, dat men 'er voor geene Tarakaanen behoefde bevreesd te zyn. Eens werd hy door een zyner Officieren, dien hy anders wel lyden mogt, in zyn houten Landhuis onthaald. De Keizer betoonde veel genoegen te fcheppen in zyn onthaal E 3 en  70 ANECDOTEN en de overige inrichting van zyn huis. Als men zich nu reeds aan tafel gezet, en de fpyzen opgedraagen 'had, vroeg de Czaar aan den Gastheer, of zyn huis wel vry van Tarakaanen was ? Dat gaat nog al heen, antwoordde de onbedachtzaame Officier, en op dat ik 'er nog meer van bevryd blyve, heb ik 'er een levendig aan den muur genageld ; tevens wees hy met zyn vinger naar een plaats, die digt by den ftoel van den Czaar was, en waar een van deeze torren aan den wand gefpykerd zat, en nog fpartelde. De Czaar fchrikte, op het onverwagt gezicht van dit voor hem zo affchuuwlyk infekt, zodanig, dat hy in alleryl van de tafel opfprong, den Gastheer een vinnige klap om zyn ooren gaf, en zich terftond met zyn gevolg weg pakte. jan hovy, de Lyf en Hofchiriirgyfi van den Czaar. Het  van PETER den GR.OOTEN. 71 Het verbaazend geheugen van den Czaar. T>y het eerfte oproer der Strelitzen te Moscow, -^wierd Czaar peter, die toen nog een zeer jong Heer was, door zyne Moeder en een klein gevolg van getrouwe dienaaren,op de vlugt naar het Troitzifche Klooster,dat zestig mylen van Moscow gelegen was, zo men meende, in zekerheid gebragt. Doch ook dit verblyf wierd door de Strelitzen uitgevorscht, die 'er in volle woede by me. nigte kwamen op aanftuiven om den jongen Czaar te vermoorden. Zy doorzochten alles op deeze heilige plaats, en daar zy den geenen niet vonden, dien zy zogten, drong een menigte deezer booswichten door tot in de Kerk. Daar ontdekte een van hun den jongen Heer in de armen zyner Moeder aan het altaar, en ontzag zich niet op deeze heilige plaats met een bloot mes op deezen jongen Prins aan te vallen. Hy hield het hem op de keel, en was van gedagte om hem den moordffeek te geeven : doch de Goddelyke voorzienigheid, die met deezen Prins groote dingen bedoelde, en hem vervolgens zo dikwils uit ee» klaarblykelyk levensgevaar gered heeft, wist hem ook op dit oogcnblik, daar geen mensch meer in iïaat was om hem te befchermen, en hy als van fchrik verflyfd den moordenaar ftrak in de oogen zag, kragtdaadig te behoeden. Terwyl de Strelitz van voorneemen was, om den Czaar den hals af tefnyE 4 den,  72 ANECDOTEN den, hem met de eene hand by den fchouder ge^ vat, en met de andere het mes op de keel gezet had, fchreeuwde hem een van de andere muitelingen in de Kerk, met een ysfelyke ftemme, toe: houd op broeder, niet hier by het Altaar, wacht tot dat hy uit de Kerk is,- hy kan ons toch l iet ontkoomen. Ondertusfehen, en wel op dit zelfde oogeriblik, zagen de andere Strelitzen op het Kerkplein een fterke Ruitery, die den Czaar getrouw was gebleven, op vollen galop aanryden,1 Zy riepen dus den anderen Strelitzen in de Kerk toe, dat zy zich yllings met de vlucht moesten redden. In zulk een verwarring, liep alles wat loopen kon, en de jonge Czaar kwam onbefchadigd en wonderbaar behouden weder by de zynen. Meer dan twintig jaaren na deeze gebeurtenis, toen niet alleen deeze, maar zelfs alle hierop gevolgde, muiteryen lange gedempt,de Strelitzen uitgeroeid , en niets meer van 'hen overig was; toen de binnenlandfche rust herfteld, en dc Czaar, met de verbetering van zyn Armee, en de inrichting zyner Vloot, bezig was; monfterde hy eens te Petersburg, op het Admiraliteitshuis , eenige bonderde nieuw aangekomen Matroozen. Toen de fcherpzichtige Vorst deeze Manfchap, die in gelederen Hond, naauwkeurig befchouwde, verfchrikte hy eensflags over het onverwachte gezicht van een deezer Matroozen, zodat hy eenige fchreden agteruit fprong, en oogenbliklyk bevel gaf om denzelven te vatten. De Matroos, wien zyn geweeten zelfs genoeg zeide wat de Czaar van hem dacht,viel neder, en riep; ik  van PETER den GROOTEN. 73 ik ben des doo<*s fchuldig; genade, Vorst, genade! Niemand van de omftanders, zelfs zyne Officieren en Vrienden, wisten , wat dit zeggen wilde, dewyl de bootsgezel zo veele jaaren niet anders by hen bekend ftond, dan als een Matroos die zyn werk altyd trouw en naarftig verricht, en zelfs nooit iets kwaads gedaan had. Doch zy hoorden, met verbaazing, dat de Czaar den Matroos vroeg: zyt gy niet een Strelitz, en wel even dezelfde, die my, in myn jeugd, in het Troitzifche Klooster, voor het Altaar het mes op de keel gezet heeft? Ja, Vorst, antwoordde de Matroos, die ben ik. Toen de Czaar hem verder ondervroeg, verhaalde hy, hoe hy, voor deezen, als een jonge Strelitz, in het oproer was ingewikkeld geworden, hoe hy altyd over zyn euveldaad berouw gehad had; dat hy zich met de vlugt nog by tyds gered had, eer zyne toenmaalige Medebroeders gevat en gerecht waren; hoe hy eenige jaaren op een kommerlyke wyze in verafgelegen woestynen had doorgebragt, en eindelyk,als een uit Siberiën gekomen boer, by de Admiraliteit te Archangel, zich als Matroos aangegeeven, en tot hiertoe trouw en eerlyk gediend had. De Czaar wierd door deeze oprechte belydenis tot barmhartigheid bewogen, vergaf hem zyn verfoeijelyke misdaad, en fchonk hem het leven ; doch , onder uitdruklyke bedreiging van de fmartelykfte doodftraffe, indien hy ooit den Czaar wéder onder de oogen mogt komen. De Matroos dankte God en den Czaar voor deeze onverwachte genade, en wierd in een zo E 5 af-  74 ANECDOTEN afgelegen gewest van het Rusfisch ryk verzonden, dat de Czaar geheel gerust kon zyn van hem, geduurende zyn leven, nooit weer te zien. De Veldmarfchalk trubetskoi als mede de Admiraliteits Equipagemeester bruyns. De aanleg van zyn Naturaliën-en Kunstkabinet. r-r-ioen Czaar peter, in den jaare 1698,voor de eerftemaal in Holland was, hield hy zich alleen bezig met zyn voornaamfte doelwit; namelyk om zich ervaren ,te maaken in den Scheepsbouw, Scheepsvaart, Koophandel, Kuilden, Fabrieken en Ambachten. Doch by zyn tweede verblyf aldaar, •n in Frankryk, dat in den jaare 1717 en 1718 voorviel, maakte hy meer zyn werk van de éigen, lyke Weetenfchappen en fchoone Kunften. Hy bezag overal de voornaamfte Kabinetten van Schilderyen, Kunstwerken en Naturalia. Inzonderheid trokken twee ongemeen zeldzaame en kostbaare Kabinetten, te Amfterdam, zyne nieuwsgierigheid, die hy dikwils bezogt, met groote aandacht befchouwde, en eindelyk voor een aanzienlyke fomme gelds kogt, en met alle omzichtigheid naar Petersburg liet overvoeren. Het eene beftond in een volkomen Anatomifchen fchat, waaraan de beroemde Profesfor rutsch, ver-  vak PETER den GROOTEN. 75 veertig jaaren, verzameld en gewerkt hadde. De befchryving, of AtCatalogue rfttfonné; daarvan is hl Holland, onder den titel Thcfaurus Anatomicus per fcrinia divifus, met veele koperen plaaten gedrukt, en in handen van alle Ontlcedkundigen. Doch de origineele ftukken zyn zedert deezen tyd gezamenlyk te Petersburg by de Academie der Weetenfchappen geplaatst geworden. Het andere bevat eene groote verzameling van den Heer seba, die toen ter tyd Apothecar te Amfterdam was ,beftaande uit alle bekende Land- en Zeedieren, Vogels, Slangen en Infecten, uit Oost en Westindièn, waarvan de befchryving in vier folianten met fraai gefneden Kunstplaaten, onder den titel: sebae Thejaum Naturae, enz. bekend is. Hy liet ook de portraiten van deeze beide beroemde mannen, door den Schilder xsell te Amfterdam, copieeren,om ze in zyn Naturaliën-Kabinet by deeze door hem verzamelde ftukken te plaatzen. Dat van seba is nog in de Academie voor handen , doch waar het andere van ruysch gebleven is, weet men niet. De Bibliothecaris schümacher meende, dat het, na den dood van den Czaar peter, niet met de andere ftukken aan de Academie is afgeleverd; dat het mogelyk onder de fchilderyen van het hof gekomen, of zelfs wel geheel verlooren geraakt is. De zo even gemelde twee waereldberoemde verzamelingen maakten den eerften aanleg van het tegenwoordige Kabinet van Naturalia, by de Academie der Weetenfchappen. Czaar peter fchonk haar een' ruim fteenen gebouw, dat op zichzelfs ftond,  76 ANECDOTEN ftond,digt aan de Nerva, op den zogenaamden gefchuthof, of eigenlyk Smolnoi Dwor. Hier bragt hy alle weeken twee of driemaal den vroegen morgen, eer hy naar de Admiraliteit ging, met eene Systematieke befchouwing der Naturalia, door. Ja hy was met deeze verzamelplaats van zo veele zeldzaame en kostbaare fchepfels, uit de afgelegenfte waerelddeelen, dermaate ingenomen, dat hy eens een nieuw aangekomen Roomsch Keizerlyk Gezant aldaar ter eerfte audiëntie,'s morgens vroeg om vyf uuren, komen liet. By deeze gelegenheid gaf hy zyn Kanzelier, die hem voorftelde, of zyn Majefteit den Gezant niet liever op het Zomerhof de eerfte audiëntie wilde geeven, ten antwoord: „ Laat hem,altyd, hier komen; het moet den Ge„ zant even veel zyn, waar ik hem de eerfterfiaal „ wil fpreeken; hy is toch aan my gezonden, en „ niet aan dit of dat huis, en wat hy my te zeg„ gen heeft, kan hy my overal zeggen, waar ik ,, ben." En zo gefchiedde ook de eerfte audientie, 's morgens vroeg om vyf uuren in de reeds gemelde kamer der Natuurlyke zeldzaamheden. Toen zyn Majefteit eens op een anderen tyd, met den Procureur Generaal paul iwanowitz jaguschinski, nevens eenigeRaadsheeren en verfcheiden andere voornaame Heeren, zich weder daar bevond; wees hy hun de Systematieke fchikking van zyn Kabinet aan, en den onwaardeerbaaren Anatomifchen fchat van ruysch; toonde hun het aanmerkelyk nut deezer verzameling voor de kennis des menschlykén lichaams, tot een onontbeerlyk 00-  van PETER, den GROOTEN. 77 ondervvys voor de Heelmeesters, en een zekere oefening in de praktikaale Geneeskunde. Hier by beval zyn Majefteit aan den Bibliothecaris sc huma chrr, die, onder de opperdiredtie van zyn Lyfmedicus areskyn, tot opziender van dit Kabinet was aangefteld, dat, daar nu alles in behoorlyke orde was ingericht en ten toon gefteld, ieder, die lust hadde om het te bezichtigen, vry ingelaaten, rond geleid, en, met aanwyzing en verklaaring der zaaken, onderweezen zou worden. Jaouschinski prees deeze verftandige en goedgunftige inrichting van den Czaar ten hoogften, doch voegde 'er uit een overdreeven financiezucht nog deezen voorflag by: dat namelyk, daar, tot onderhoud van zulke kostbaare zeldzaamheden ,jaarlyks zekere onkosten vereischt wierden, ieder, die het bezien wilde , wel een of twee roebels by de intreede in den busch zou'kunnen fteeken of geeven; hieruit zou men een Kas kunnen maaken, tot onderhoud en vermeerdering van deeze verzameling. De Czaar, die zyne onderdaanen op alle wyzen zogt uit te lokken om zich in Natuur en Kunst ervaren te maaken ,viel jaguschinski terftond in de reden, en zeide: „paul iwanowitz, gy „ fpreekt onverftandig, en uw voorflag zou myn oogmerk meer verhinderen dan bevorderen. „ Want wie toch zou zich om myne Natuurlyke ,, zeldzaamheden bekreunen, of myn Kabinet begee„ ren te zien , als hy 'er nog geld voor betaalen moest? ' Veel eer beveele ik hiernevens, . „ dat  78 ANECDOTEN „ dat niet ilegts ieder een zonder geld zal wor„ den ingelaaten, maar zelfs, dat, ten allen tyde, „ wanneer 'er een gezelfchap vergaderd is om het „ Naturalien- of Kunstkabinet te zien, zy op my„ ne kosten met een kop koffie, een glaasje wyn, „ een fchaaltje brandewyn, of andere verfrisfehin„ gen, in de Kunstkamers zelfs zullen onthaald „ worden." In gevolge van dit bevel zyn den Bibliothecaris, boven zyn gewoon penfioen, 400 roebels jaarlyks toegeweezen, om de geenen, die het Kabinet komen zien, te onthaalen; en ik heb zelfs nog dikwils , onder de regeering van Keizerin Anna, gezien, dat voornaame lieden,die deeze Kunstkamers bezogten,met Koffi,een glaasje Hungaarfche wyn, banket, en, naar dat het faifoen mede bragt, ook met andere ververfchingen, onthaald wierden; en dat zelfs geringe lieden door den Onderbibliothecaris, of eenen der zaakekundigen onderbedienden, met alle dienstvaardigheid daarin rondgeleid wierden, terwyl hun alles met een korte verklaarin* wierd aangeweezen. De Heer Raad scRüMACHER,aïs Bibliothecaris en Opperopziendcr van het Naturalien-en Kunstkabinet. Zyn  van PETER den GROOTEN. 79 Zyn zucht tot nieuwe Projecten. T^aar de wysheid vordert, dat men niet al wat -"-""'nieuw is terftond van de hand wyzen, maar vooraf alles behoorlyk onderzoeken en het goede behouden moet, zo nam ook de fchrandere Monarch, peter de Groote, dit met alle voorzichtigheid in acht. Hy was buiten dien zeer geneigd zich met alles te bemoeijen, en alles te. onderzoeken wat flegts van eenig nut fcheen te zyn by de hervorming van het Rusfifche ryk, en tot deszelfs bloei en aanwas iets fcheen te kunnen toebrengen. Hierom wees hy geen Project, dat hem voorgedraagen wierd, van de hand, voor dat hy het onderzocht had, dan alleen dat van de Alchymisten, omdat hy zich overtuigd hield, dat hy, die zich voor een goudmaaker uitgaf, of geheel geen kennis van de Chemie hebben, of een bedrieger zyn moest. Gelyk nu deeze groote geest dagelyks nieuwe denkbeelden van allerhande zaaken opdeed, en ieder gelegenheid daartoe zich ten nutte maakte , zo waren hem ook alle Projecfeurs welkom. Hy bezat het geduld om ze niet alleen opmerkzaam aan te hooren, maar ©ok de voorzichtigheid om hunne geheimen en ontwerpen door bekwaame lieden te laaten onderzoeken, en zelfs daarby een ooggetuige te zyn, van de deugdzaamheid of zwakheid van het Project., en of het gemaklyk of bezwaarlyk was om uit te voeren. Hierby drong hy  to ANECDOTEN hy hoofdzaakelyk. aan op bewyzcn en proeven, waartoe hy de kosten gaarne draagen wilde, indien deeze nu aan zyne verwachting en het voor. geeven van den Projefteur beantwoordden, zo beloonde hy hem, naar evenredigheid van het-Project, en bood hem een gefchikte plaats in zynen dienst aan. Doch bevond hy het ontwerp onuitvoerlyk, en van geen of weinig nut, en bemerkte hy daarby dat de Projecleur de zaak zelfs niet grondig genoeg ingezien, en zich vergist had, zonder eenig voorneemen te hebben om den Monarch te bedriegen; zo overtuigde hy hem met bedaard, heid van zyne dwaaling en de nietigheid van zyn Project, liet hem een klein gefchenk voor zyn moeite, of wanneer hy met zyn Project van buitenslands gekomen was, eenig reisgeld geeven, en verontfchuldigde hem nog tegen de geenen die zyn Majefteit het hadden afgeraaden , met de woorden: „ De man kan daarom wel een eerlyk „ man zyn, al heeft hy zyn dingen niet wel ver„ ftaan; hy heeft het wel gemeend, en my een 3» dienst willen doen." De Veldmarfchalk , Graav v a n munnic h. tb  van PETER den GROOTEN. 81 Hy verbiedt een ieder op de publieke ftraat voor hem neder te vallen. Tn de eerfte jaaren van de Stad Petersburg, toen nog weinige wegen beftraat waren, en op de meeste plaatzen diepe moerasfige geuten, althans by regenachtig weêr, gevonden wierden, was het volk, op zyn oud Rusfisch, gewoon op de kniën te vallen zo dra de Czaar in 't openbaar verfcheen; by deeze gewoonte wierden zy dikwils deerlyk bemorst van den modder. Czaar peter wilde dit niet hebben, en wenkte het volk altyd toe, dat zy dat op de knie vallen zouden laaten, en hy gaf zelfs meermaalen te kennen , dat zy hem 'er in 't geheel geen genoegen mede gaven. Daar het echter desniettegenftaande by de oude gewoonte bleef, liet de Czaar, onder bedreiging van de Knoetftraf, aanzeggen: dat men op de ftraat niet voor hem op de knie vallen, en zich om zynent wille in den flyk bemorfen zou. jan hovy, de Lyf- en Hof-Chirurgyn van peter den Grooten. F Zyn  Sa ANECDOTEN Zyn gedrag in Krygs- en Zeedienst. TOeeds in zyn vroege jeugd, had zich Czaar pe' ter tot een waaren held gevormd, en vermaak gefchept in de moeijelykhedeu , die de Soldaatenftand medebrengt, om welke des te beter te verdraagen, hy zich aan de gemeenfte en ruwfte kost en ftrengfte levenswyze gewend had. Nauweiyks was hy tien jaaren oud, toen hy te Moscow een Compagnie Soldaaten, uit jonge Edellieden , naaiden Duitl'chen trant oprichtte, met dezelve in het leger was, en dagelyks zo wel de behoorlyke krygsoefeningen deed als den daarby voorkomenden arbeid verrichtte. Dan , fchoon het in zyne magt ftond, zich tot Capitein van deeze eerfte reguliere Compagnie in Rusland te verkla'aren, wilde hy dit echter niet doen, maar veeleer van den onderften trap af dienen, en den dienst zelf leeren. Hy was dus eerst een tyd lang Trommelflaager, en hierna twaalf jaaren gemeen Soldaat. Wanneer hy op de wacht was, fliep hy met zyne kameraads in een tent of in een barak (Toldaatenhuisje) op een bank, ftond by nacht zo wel als by dag op fchildwacht, en at, nevens de anderen, den gemeenften foldaatenkost. By den aanleg van een Vesting , die zo wel tot vermaak als tot krygsoefening opgeworpen was, bragt hy,nevens de anderen,aarde aan in een kruiwagen, die hy met zyn eigen handen gemaakt had. Op zulk eene wyze gewende zich de jonge Held  van PETER den GROOTËN. 83 Held niet alleen zelFs aan alle moeijelykheden van den oorlog, maar hy ging ook hen,die hy tot den krygsdienst wilde optrekken, met zyn eigen voorbeeld voor.- Hy fpotte by alle gelegenheid mst de ydele inbeélding op een aanzienlyke afkomst, en op de verdienden der voorouderen ; daarentegen trachtte hy zynen Landsadel de waare eerzucht in te boezemen, om zich, naar zyn voorbeeld, eere, rang, en voottreflykheid boven anderen, door een werkelyk ftreevcn naar dezelve, en uitmuntende dienflen te verwerven. Uit deeze verftandige bedoeling van den Rusfifchen Monarch, fproot vervolgens (1722) de ordonnantie , by zyn gepubliceerde reglement wegens- den rang, dat de voorrang van den een boven den anderen alleen bepaald zou worden naar de dienden die zy aan de kroon bewezen hadden, en dat niemand eenigen rang zou verkrygen dan die hy door zyne verdienden verworven had, en dat hy, die in 't geheel geene dienden deed of gedaan had, geen rang bekomen kon. Uit dien hoofde gaat nog hedendaags, het gantfche Rusfifche ryk door, de jongde Edelman voor een ouder,ja zelfs voor een Baron, Graaf of Prins, als hy in burgerlyke of krygsdienden in hooger rang daat dan deezen. Want, zonder verdienden, voor geld een rang of titel te koopen, gelyk aan verfcheiden andere Hoven plaats heeft, is, tot roem des ryks, nooit in Rusland in de mode geweest, en is het ook nog niet. Toen de Scheepsbouw en het Zeeweezen, na deeze jêugdelyke krygsoefeningen, zyne geliefde bezigheid wierd, waarvan hy, te Sardam en Amderdam,Fa de  54 ANECDOTEN de kunst geleerd en werkelyk geoefend had ; diends deeze onvermoeide Monarch, even als zyne onderdaanen, ook van onderen af by zyne vloot, en bragt het in den dienst tot den rang van Schout by nacht ; waarmede hy zich zo verre vergenoegde , dat hy de verdienden van zyne Admiraalen en Vice-admiraalen, die by de vloot boven hem Honden , hun recht liet wedervaaren. Eens was 'er by de vloot een Vicc-admiraalsplaats open, die van de Admiraliteit weder begeeven moest worden. De Schout by nacht peter alexowitz leverde een reqnest in aan het Admiraliteitscollegie, en verzogt , mee aantooning van zyne tot hiertoe gedaane dienden , om bevordering tot deeze plaats. De zaak werd in erndige overweeging genomen, en,naryp beraad, de opengevallen plaats aan een anderen Schout by nacht gegeven, en den Schout by nacht p'e ter alexowitz, op zyn verzoeken voordel, het volgende fchriftelyk befcheid ter hand gedeld. liet Collegia erkende zeer wel zyne tot hier toe betoonde verdienden, hoopte ook dat hy in het vervolg naar meerdere verdienden zou dreeven, en gaf bem de toezegging tot de verzogtebevordering,zodra de gelegenheid weder mogt voorkomen. Doch voor het tegenwoordige had men,uit vergelyking van zyne tot hiertoe gedaane dienden met die van den anderen Schout by nacht, bevonden,dat deeze reeds langer als Zeeofficier gediend, en by meerdere gelegenheden zyne kunde ter zee getoond had ; weshalven het Admiraliteits Collegie , zonder de billykheid te krenken, niet had kunnen nalaaten, hem deeze reis  van PETER den GROOTEN. 85 reis den voorkeur te geeven, en tot Vice-admiraal te bevorderen. Peter alexowitz nam genoegen met dit befcheid, en zeide aan het Hof, toen het gefprek over deeze bevordering viel: „ De leden van het Admiraliteits-Collegie hebben „ zeer wel geoordeeld en billyk gehandeld; wa,, ren zy zo laag geweest, om uit vleiery my bo,, ven myne kameraads en mededingers den voor„ rang te geeven, zy zouden 'er zeker voor heb„ ben moeten boeten." De Admiraliteits Generaal Equipagiemeester bruyns. Hy onthaalt de Hollandfche Schippers op pannekoeken. J^e groote Czaar peter bezogt gemeenlyk de Hollandfche, en genoegzaam alle andere, Schippers, die van jaar tot jaar te Petersburg kwamen, aan boord van hunne Schepen. Hy bezag dan de timmeraadje van hunne Schepen , in 't byzonder als 'er aan het een of andere iets nieuws te zien was. Hy liet zich van de Schippers met een glaasje brandewyn, wyn, kaas en befchuit onthaalen, en fprak met hun van hunne vaart, in 't byzonder door de Oostzee, hoorde gaarne hunne aanmerkingen van het geen zy door ondervinding geleerd hadden, en liet zich daarover dikwils in een wydloopig gefprek met hun in. Zy hadden F 3 de  S6 ANECDOTEN de vryheid om aan liet hof te verfchynen, en alle festiviteiten onverhinderd hy te vvoonen, ja zy werden dikwils aan het hof onthaald, en gingen menigmaal met een goeden roes naar huis. Dit alles geviel deeze menfchen, naar hunne ongedwongen levenswyze, zeer wel, zodat zy altyd met het grootfte plaizier naar Petersburg voeren. De grootfte Rusfifche handel was ook toen te Petersburg in grooten bloei en aanwas. De vrymoedigheid en gemeenzaame omgang der Schippers met den grooten peter hield alle de kroonbedienden, die iets met hun te doen hadden, in zeker bedwang, en veroorzaakte dat deeze Zeelieden ten fpoedigften in Maat gefield wierden om hunne reis weder te vervorderen. Indien 'er maar het geringlte voorviel dat een van deeze Zeelieden niet aanftond, dreigde hy terflond, dat hy het zyn Majefteit den Keizer peter zeggen zou. Men wist ook,by ondervinding, dat deeze Vorst hen den vryen toegang en aanfpraak, naar hunne landswyze, zonder eenige belemmering, toeftond , en die geenen , waarover zy klaagden, terflond liet haaien om zich te verantwoorden. Met één woord, de Schippers, en vooral de Plollandfche Schippers, die torn het grootfte getal uitmaakten, gingen met peter den Grooten zeer gemeenzaam om, en dikwils wat al te gemeenzaam. Doch de Keizer, die deeze menfchen wel kende, en ze uit veele oorzaaken byzonder wel lyden mogt, nam dit gedrag nooit euvel op, maar hield het hun altyd ten beste, en vermaakte 'er zich van harte mede. Toen  van PETER den GROOTEN. 87 Toen hy eens een nieuw aangekomen Hollandfchen Schipper, die voormaals, toen de Rusfifche handel zyne hoofdmarkt te Archangel had, dikwils daar heen gevaaren, en nu voor de tweedemaale naar Petersburg gekomen was, op de promenade in den tuin van het Keizerlyk Zomerhof zag wandelen , vroeg hy denzelven, of het hem nu in Petersburg niet beter beviel dan eertyds te Archangel ? En of hy nu niet liever hier naar toe, dan naar Archangel zeilde? Geenszins! antwoordde de Schipper, zonder eenige bedenking. De Czaar, die dit antwoord niet verwagt had, en wonderlyk voorkwam, ftond hier over een weinig te kyken, en vroeg hem half geemelyk naar de oorzaak. Ja, zyn Majefteit, zeide de looze envrymoedigeSchipper , die terflond begon te bezinnen, dat hy met zyn eerfte antwoord zyn hof zeer flegt by den Czaar gemaakt had: Ja! ja, te Archangel kreegen wy, na onze aankomst, nog wel eens lekkere pannekoeken, maar hier niet. „Wel Schipper, antwoord„ de de Keizer lachende, daar is raad voor, kom „ morgen met alle uwe Landslieden, de andere „ Schippers, by my aan het hof, daar zal ik u „ toonen dat hier niet minder lekkere pannekoe„ ken zyn dan te Archangel." Zo ras zyn Maietfeit weder aan het hof gekomen was, liet hy zyn Opperkok Feiten roepen, belastte hem een tractement van goede Hollandfche pannekoeken , en wat 'er meer toe behoorde, voor den volgenden avond klaar te maaken. Des anderen daags werden alle de Hollandfche Schippers op een avond F 4. aan  88 ANECDOTEN aan het Zomerhof genodigd, en, in tegenwoordig, heid van zyn Majefteit, met pannekoeken en een deftig tradement, in den tuin onthaald, en eerst met het aanbreeken van den dag wél befchonken en vrolyk van het hof gelaaten. De voorige, zo als ook de Kok VELTEN. Het gezicht van een fchoone Vrouw is een zeker en fpoedig werkend middel tegen zyne fpasmatieke toevallen. TTet is bekend, dat peter de Groote, in zyne jonge jaaren tot aan zyn dood, dikwils korte aanvallen van fterke zenuwtrekkingen in het hoofd gehad heeft, die hem een korte poos, ja zomiyds geheele uuren lang, in zulk een kwaade luim bragten, dat zelfs die geenen, welke hy anders wel lyden mogt, hem moesten ontwyken. Dit ongemak vertoonde zich altyd door een fterk verdraaijen van den hals naar den linkerzyde, en een hevig vertrekken der gezichtsfpieren. Daar men nu dit toeval juist niet in zyne vroegfte kindsheid, maar eerst eenige jaaren na zyne komst tot de regeering, waargenomen had, zo heeft men altyd vermoed, dat hy, of door een zwaaren fchrik in hetTroitzifche klooster, waar hem een der oproerige Strelitzen , voor het altaar in de kerk, waar zyn moeder hem in zekerheid gebragt had, het bloote mes'op de keel zette om hem te ver-  van PETER, den GROOTEN. 89 vermoorden : of mogelyk door een heimlyk vergift van zyn Stiefzuster, de heerschzuchtige Princes sophia alexiewna, ïia deezen toeftand geraakt was. Buitengemeen fterk vertoonden zich inzonderheid deeze zenuwtrekkingen, wanneer hy zich ergeus overbelgde, of onvoorziens toornig gemaakt wierd, 't geen men hem altyd aan de verdraaijingen van het gezicht en den hals kon aanzien. Tegen zulke toevallen wierd Dayids harp, by Koning SduZ, als het beste geneesmiddel gebruikt; doch voor peter den Grooten had jaguschinski, toen hy nog Denschtfchik van den Czaar was, een ander niet minder kragtdaadig middel, dat, zonder eenige muziek, dikwils van een zeer gelukkige uitwerki.ig was. Wanneer hy by den Czaar kwam , en hem in deezen toeftand vond, vliedde hy wel terftond heen; doch kwam fchielyk met de Czaarin Catharina,of, in derzelver afwezendheid, met een andere jonge Dame, die'er wel uitzag, te rug,leidde ze onaangemeld by den Czaar in de kamer, als of hy haar begeerd hadde te fpreeken , en zeide verder niets dan :peter alexowitz, daar is zy, die gy fprceken wilt, en liet hem met haar alleen. Of nu het onverwachte gezicht van de fchoone Sexe, waarvoor de Czaar buiten dien veel zugt hadde, of de lieftallige aanfpraak van een jong mooi meisje, zulk een fterk vermogen over zyn toeval gehad heeft, weet men eigenlyk niet te zeggen; doch dit weet men, dat de Czaar, door dergelyk een onverwachte aanfpraak en gezicht van een welbefneden tronie en een' fchoonen zwellenden boezem, altyd eensklaps zo geF 5 trof-  co ANECDOTEN troffen wierd, dat de trekkingen zeer fcbielyk bedaarden, en peter alexowitz, na ean kort onderhoud met zyn onverwacht bezoek,in een zeer vrolyk gemoedsgeftel, en met een ongefronst gelaat, weder in het openbaar verfchecn. De Graaf paul iwanowitz jaguschinski, die her over tafel aan den Saxifchen Gezant, den Graaven Lynar, verhaalde. Hy weet de Opzieners der Stadswerken op eene gevoelige wyze kinnen plicht te eritmeren. Graaf d e v i e r e , die, onder de regeering van Keizerin catharina^ tweede, door zynen Zwager, den Vorst menzikof, ongelukkig, naar Sibericn gevoerd, wierd, van waar hy niet dan eerst na vyftien jaaren door de Keizerin elizabeth te rug geroepen wierd, was een Voedfterling van peter den Grooten, by wien hy eerst als Page, en vervolgens als Denschtfchik veele jaaren geweest was. In vervolg van tyd was hy Overfte, Generaal Majoor, Generaal Lieutenant, en iaatftelyk, tot aan zyn evengemeld ongeluk, Ingenieur Generaal , welk ambt hy des te zorgvuldiger had waar te neemen, daar Czaar peter gewoon was, op alles wat het Stadsbeftier, althans in zyn geliefkoosd Petersburg, aanging-, zulk een waakzaam oog  va,n PETER, den GROOTEN. 91 oog.te houden, dat hem het geringde niet ontgaan kon. Eens reed de Monarch,naar zyne gewoonte, in een cariolc,de hoogte van het Moika kanaal om , en had den Ingenieur Generaal byzich zitten. Toen zy tegen over het zogenaamde Nieuw-Holland, (een Eiland met gebouwen , waarin het Eikenhout voor den Scheepsbouw bewaard wierd) aan een kleinen brug kwamen, die over dezelve lag, vonden zy de planken van den brug los liggen, zodat men'er niet zonder gevaar over ryden kon. Hierom moest de Czaar uit zyn cariole klimmen, de planken door zynen Denschtfchik regt laaten leggen, en zo veel mogelyk vast maaken, opdat men veilig over den brug zou kunnen ryden. Hy was hierover zeer gebelgd, dat men geen zorgvuldiger acht op de openbaare üraaten en bruggen Qoég, berispte dieswegeus den Ingenieur Generaal, gaf hem eenige ftokllagen , en zeide: dat zal u in 't vervolg wat opmcrkzaamer maaken om de openbaare ftraaten en bruggen in behoorlyke orde te doen houden, en van tyd tot tyd zelfs daar naar te zien. Intusfchen was de brug weder herfteld, en de kwaade luim van den Monarch bedaard , toen hy weder in de cariole klom, en, als of'er niets voorgevallen ware, den Heer Ingenieur Generaal zeer vriendelyk nodigde weder te gaan zitten, met deeze woorden: Sadisz Brat! (gaa zitten broeder!) De Grootvorfle'.yke Kamerheer Graaf d e v 1 e r e , de Zoon van den Ingenieur Generaal. De  92 ANECDOTEN De Jacht van Czaar peter. C?""1 onderhield .tegen de gewoonte van alle Vorftelyke hoven, geen jaagercorps , maar flegts eenige Rusfifche hofjaagers, die tegen den jagttyd het wild voor de keuken van den Czaar leverden; en by de Admiraliteit een paar bekwaame Houtvesters, om aanteekening te houden van het timmerhout in de nabuurige bosfchen, en in 't byzonder voor den groei der Eiken zorg te draagen. Hy was geen liefhebber van de jagt en hetplaagen der dieren. Toen hy eens op een landgoed by Moscow eenige dagen zyn verblvf hield, en van een nabuurigEdelman,die een grootJaager was , op een jagtparty, en wel op een beerenjagt, genodigd was,floeg hy de uitnodiging vriendelyk af,en zeide: „ Gaat, zo dikwils gy wilt, op de jagt van „ wilde dieren; voor my is dit geen werk van „ vermaak, zo lang ik nog buitenslands myn dap„ peren vyand te be]aagen,en in myn Land woeste „ en wederfpannige onderdaanen te temmen heb." De Hofmarfchalk dimitri and re* witz schapelof f. Zyn  van PETER den GROOTEN. 93 Zyn yver om Bedriegers te achterhaaien, en het Bygeloof te verbannen. /^vnder veele andere proeven, die Czaar peter ^^van zyne fchranderheid getoond heeft, verdient ook dit gemeld te worden, dat hy, by alle gelegenheden, de vrees des volks,die,uit onnozelheid, bygeloof, onweetendheid en bedrog, haaren oorfprong nam, geheel wist weg te neemen. Zo voordeelig deeze fchranderheid voor de rust van den Staat op zich zelf was, zo gelukkig fiaagde Czaar peter altyd in derzelver uitvoering, en dat des te meer en te zekerder, hoe minder hy zulk een fchadelyk ding tyd liet om in te wortelen. Nadat de boosheid en het onverftand alles aangewend, en Czaar peter alles dapper overwonnen had , wat den aanleg van zyne nieuwe Stad Petersburg hinderlyk zyn kon, en nu reeds in den jaare 1720 verfcheiden ledigftaande erven met eenige honderd huizen bebouwd, en de zogenoemde cingel van Petersburg rondom en agter de vesting met de meeste openbaare gebouwen, winkels, magazynen, oefenfchoolen, enz. bezet waren, en de Czaar een dagreizens ver van de Stad af was, om het opzicht te hebben over het maaken van een Canaal by het meir Ladoga ; ontftond 'er eensflags een groote oploop onder het volk naar eene aan den Petersburglchen cingel gelegene Kerk, op het gerucht , dat het groote beeld van de Moeder Gods in  94- ANECDOTEN in deeze Kerk traanen geftort had. Hierby had de bygeloovigheid des volks terftond de ongnnftige en gevaarlyke uitlegging gefmeed, dat de Moeder Gods roet deeze plaats niet wel te vreden was , deswegens weende, en ;met haare traanen de nieuwe Stad, en mogelyk het gantfche land, een j,boven het hoofd hangend groot onheil voorfpeld hadde. De toenmaalige Grootkanfelier, de Graaf GolofUn, die in de nabyheid deezer kerk woonde, begaf zich daar heen, doch kon naauwlyks door het gedrang koomen , en nog veel minder den oploop des volks fluiten. Hy vaardigde terftond een boode per post met het bericht van dit wonderlyk geval, en het gemor des volks, aan pk ter den Grooten naar Ladoga af. De Czaar ging terftond op weg, reisde den nacht door, kwam des anderen voordemiddags onverwacht te Petersburg aan, en begaf zich terftond naar de Kerk, waar hy van de Geestelykheid ontvangen, en naar het wonderdaadige of weenende Marïtbeeld geleid wierd. Zyn Majefteit zag het wel niet weenen, doch hoorde van verfcheidene omftanders, dat het reeds meermaalen, en nog voor weinige dagen, werkelyk weenende was gezien geworden. Terwyl nu de Monarch een tyd lang het heilige beeld fcherp aanzag, kwam hem toch iets by de oogen van hetzelve verdacht voor, dat wel een naauwkeuriger onderzoek verdiende. Zonder iets in het geringst te laaten merken, belastte hy de daar tegenswoordig zynde Priesters, het heilige beeld van zyn verheeven plaats af te neemen , en, in zyn Majefteits ge-  van PETER den GROOTEN. 95 gevolg, naar het hof te brengen. Daar onderzocht zyn Majefteit, in het byzyn van den Gr°otkanfelier, en eenige andere voornaame Heeren van zyn hof, eenige voornaame Geestelyken en de Priesters van de kerk , die by het afneemen van het beeld tegenwoordig geweest waren., en het zelfs naar het hof gebragt hadden, alles op het naauwkeurigfte aan dit gefchilderde, en met vernis zeer fterk overftreeken, Marïebeeld. Reeds terftond ontdekte zyn Majefteit eenige zeer kleine en byna onmérkbaare gaatjes aan de hoeken der oogen, die de daar zelfs aangebragte fchaduwen des te onzichtbaarder aan het Schildery moesten maaken. Czaar peter keerde het tafereel om, haalde 'er de lyst af, en tornde, met eigen hand, de gewoone voering van de agterzyde los, en ontdekte, tot voldoening van zyn vermoeden, en reeds opgevatte gedachte, het bedrog en den oorfprong der traanen van het onfehuldig Marïebeeld: namelyk een uitholing omtrent de plaats der oogen, in de dikte van het paneel, waarin men nog een weinig geftolde olie zag , die agter dc voering belloten was. Daar ligt het geheim, riep hy uit, hier hebt gy den oorfprong der wonderbaare traanen! Ieder van de aanweezenden moest nader by koomen, om de ontdekking te zien, en zich met zyn eigen oogen van het bedrog te overtuigen. Hierop toonde de Monarch aan de omftanders, op de bevatbanrfte wyze, hoe verdikte en beflooten olie op een koele plaats zo lang geftold en fiyf kan  96 ANECDOTEN kan blyven, tot dat zy door de warmte vloeibaar wordt ; en even zo was het ook by dit onderzochte beeltenis gefteld, waar het door de aangetoonde kleine gaatjes, uit de hoeken der oogen, dropoelswyze z,ch naar buiten moest dringen, zo dra de vlam der kaarfen, die voor het beeld aangeftooken waren, zo digt aan de oogen kwam, dat deeze plaats verwarmd, en de verborgene olie, door de warmte , aan 't vloeijen geraakte. Met deeze ontdekking en aanwyzing van het bedrog aan de omftanders als ooggetuigen, fcheen de Monarch nu zeer vergenoegd en voldaan te zyn, liet ook verder mets van een crimineel onderzoek, of ftraffe, aan de bewerkers van dit bedrog merken; maar zeide alleen tegen de aanwcezenden: ,', Gy hebt nu allen ge„ z.en, wat eigeniyk de oorfprong der zogenaamde „ traanen van het Marïebeeld is. Ik twyfel niet * of gy zult overal vertellen en algemeen bekend „ maaken, wat gy nu zelfs met uwe oogen over3, tuigend gezien hebt, gevolgelyk ook de zo on„ verftandige als mogelyk wel kwaadaartige uitleg„ gWg van zulk een zelfgefmeed wonder belach* gen en te keer gaan. Dan, het Kunstftuk zelve „ zal ik voor my houden,en in myn Kunstkabinet ,, plaatzen." Intusfchen wendde de Monarch, die door zulk een bedrog en kwaadaartige uitlegging zeer gebelgd was, in * geheim alle moeite aan, om den uitvinder op te fpooren. Na eenigen tyd, en na veele geheime nafpooringen , ontdekte hy hem, en liet hem, na bekentenis en opgave van alle omftandig. he.  van PETER den GROOTEN.^Pr heden en oogmerken, die hy 'er mede bedoeld had, op zodanig eene wyze ter ftraffe voeren, dat niemand vervolgens lust had om diergelyke bedriegeryen te onderneemen. De Hafintendant cormidon. Zyn afkeer van de Ondankbaarheid. q\ Uen natuurlyk gevolg van de edelmoedige en deugdzaame neigingen, die peter den Grooten van jongs af bezielden , was zyn afkeer van alle laage ondeugden, en in 't byzonder van een der affchuuwlykffen , de Ondankbaarheid. By alle gelegenheden vertoonde zich deeze gezindheid van den Monarch door fterk e gemoedsaandoeningen, die altyd duidelyk ontdekten, hoe gehaat hem de ondankbaarheid was. Van veele en onderfcheidene gevallen, waarby de deugdzaame Czaar zyne zucht voor de erkentelykheid en zyne haat, tegen de ondankbaarheid, betoond heeft, roer ik 'er flegts een aan; omdat toch de overigen allen op hetzelfde nitloopen. Hy had, by den aanleg zyner Admiraliteit te Petersburg , onder verfcheidene buitenlandfche Ambachtslieden , die hy tot de byzoudere werkplaatzen noodig had , een zeer bekwaamen Ankerfmid uit Holland gekreegen, wien hy een aanzienlyk jaargeld gaf; doch tevens, gelyk by alle andere Ambachtslieden, ook van hem bedongen had, dat hy G ee-  93 ANECDO TEN eenige jonge Rusfen zyn kunst zou leeren, en in dezelve opbrengen. Onder deezen bevondt 'er zich ook een, die, boven anderen , buitengemeen wel in het leeren geflaagd was, zo dat zyn Meester hem , na eenige jaaren, niet alleen tot Meesterknecht maakte , maar hem ook den Czaar , by gelegenheid, als zynen besten leerling voorftelde , hem in zyn Majefteits gunst aanbeval, en om verhooging van zyn gering dagloon aanhield. De Czaar, die zyne landslieden beter kende dan de Hollandfche meester, beloofde hem de vervulling van zyne bede; doch zeide tevens, dat het nog tyds genoeg was om zyn woord te houden, en dat hy eerst dit jonge maatje nog wat in 't oog moest houden, om te zien, of die verhooging van dagloon wel of kwalyk aan hem bedeed zou zyn. lutusfcbcn verliepen 'er nog eenige maanden, dat de Rusfifche Ankerfmidsknecht niet meer dan zyn gewoone loon kreeg. Eindelyk verloor hy zyn geduld, en nam het befluit, om , by gelegenheid , den Czaar een fmeekfehrift te overhandigen, en om de beloofde vermeerdering van dagloon aan te houden. De Czaar, die zich zyne toezegging, op voorfpraak van den eerlyken Meester, herinnerde, nam het fmeekfehrift zeer gunftig aan. Doch daar hy, by het inzien van hetzelve, deeze onbefchaamde voorHelling tot een beweegreden vond aangedrongen: dat namelyk, hy Suppliant de kunst van Ankerfmeeden zo volkoomen geleerd had, dat hy ze zo goed verftond , en zo goed leerlingen kon aankweeken, als voorheen zyn meester; dat zyn Majefleit den 1  van PETER den GROOTEN. po den Hollander dus niet meer noodig had, hem gemaldyk zyn affcheid kon geeven, en dus jaarlyks een goede fom me géi Js, die hy denzelven tot jaarwedde gaf, kon uitwinnen, en daarentegen den Suppliant de beloofde verhooging van dagloon laaten toekoomen; zo wierd de Czaar eensllags in zulk een hevigen toorn ontfteeken, dat hy den Meesterknecht het fmeekfehrift in zyn gezicht frrieet, en met forsfche woorden tegen hem zeide: „Foei, j, gy Hondsvot! Is dit de dank, dien gy uwen eerlyken Meester en Welrlperider betoont, die u „ niet alleen getrouw onderweezen heeft , maar „ zelfs aan my zo hartelyk aanbevolen, en om ver,, betering van dagloon voor u verzogt heeft ? ,, Nooit zal hy, zo lang hy lust heeft om in myn ,, dienst te blyven , afgedankt, noch zyn jaarwedde ,, verminderd worden; maar gy, ondankbaare raaf, „ zult voor uwe ondankbaarheid voorzeker nog zo ,, ras geen vermeerdering van dagloon krygen." Hierop liet hem dc vertoornde Czaar, in tegenwoordigheid van zyne medemakkers en alle leerlingen, met £atoggen(?) afbeuken, en aan een afgelegen oord by een anderen Ankerfrtiid verzenden. De Kapitein kruis, Zoon van den Admiraal krui s. (*) B.iloggai. Is een ftraf, die een geweldige pyn veroorzaakt, en beftaat hier in : twee kaerels gaan op ilen patiënt zitten, de een op 't hoofd en de ander op de feëèrienj wanne r ze, met kleine {lokjes, den rug des misdaadigen zo l.'.r.g beuken, tot dat het vlccsch verbaazend opzn-e!t. L'och aan dc. ze ftrtf is geen fenande gehegt, cn men gebruikt, tot die uitoefuilng, doorgaans een paar Soldaden. G 2 Dc  ioo ANECDOTEN De Rechtvaardigheid van peter den Grooten. rifo billyk zich de Rusfifche Monarch uit den aart tegen iedereen betoonde, zo vuurig begeerde hy ook dat alle menfchen even billyk omtrent hem zouden handelen, en zo gevoelig was hy in het algemeen tegen alle onrechtvaardigheid. Van deeze zyne zo aangeboorne zucht, die men als den grond van alle zyne wetten aantreft, heeft hy,by alle gelegenheden , de overtuigendfte proeven gegeeven, van welken wy het volgende geval als een ftanhje zullen opgeeven. De Hoüandfche Schipper Daas was een van de drie, die, na het verleggen van den handel van Archangel naar Petersburg, het eerst met een gelaaden Schip in de nieuw aangelegde haven Kroonftad ingelopen, cn te Petersburg aangekoomen was. Deeze zo evengemelde Schipper had, op zyn derden tocht naar Krconftad ,[waar toen nog geen dubbelde haven was aangelegd , maar de Koopvaardy- en Oorlogfchcpen nog by eikanderen lagen, het ongeluk,dat hy,by het inloopen van de haven, tegen den boord van een Fregat ftiet, en de valreep (een aanhangend trapje, langs het welk men aan boord van het Schip klautert) aan ftukken brak. De Rusfifche Luitenant, die op dit Schip het commando had, was over deeze onvoorzichtigheid van den Schipper dermaate gebelgd, dat hy hein  van PETER den GROOTEN. joi hem hevig uitfchold, als gevangen aanhield , en een fomme gelds tot ftraf afvorderde. De Schipper wilde gaarne de onkosten, om den gebrooken valreep te herftellen, betaalen ; doch hiermede was de Luitenant niet te vreede, en bezette het Hollandfche Schip roet eenige Soldaaten cn Rusfifche Matroozen, om zyn gevorderde penningen , by Executie, op hetzelve re verhaalen. By geluk kwam peter daags daaraan te Kroonftad. De Schipper, die den onrechtmaatigen eisch van den Luitenant niet voldoen wilde, begaf zich terftond by den Czaar, en droeg zyne Majefteit zyn nood voor. Zo vriendelyk deeze Schepper van het Rusfifche Zeeweezen en Koophandel de Schippers, die uit vreemde landen in zyn nieuw aangelegde Haven en Stad aankwamen , pleeg te ontmoeten en te begunfiigen, zo gebelgd was hy over den onredelyken Luitenant. Hy zette zich terftond in een floep, en voer naar de haven om de aangegecven fchade zelfs te onderzoeken. Hy vond , dat het Fregat geen verdere fchade dan aan den valreep geleeden had, die binnen weinige uuren met geringe kosten kon herfteld worden. Hy voer deswegens tegen den Luitenant driftig uit, met deeze woorden: „ Schaamt gy u niet, vreemde Scbip5, pers zo onredelyk te bejegenen, daar ik ze zelfs „ liefkooze, om ze naar myn nieuwe Zeehaven uit „ te lokken. Laat uwe wacht, op het oogenblik, „ van het Hollandfche Schip aftrekken. De Schipper „ heeft u,volgens alle billykheid, aangeboden,om „ de onkosten, voor het herftellen van den befchaG 3 „ dig-  io2 ANECDOTEN j, digden valreep te vergoeden , en gy wilt tien„ maal meer geld van hem hebben dan een geheel „ nieuwe valreep kost. Indien ik ooit zulk een „ gedrag weder van u verneeme , zal ik u op een „ gevoeliger wyze redelykheid leeren. Maak ter„ ftond de noodige fchikking, dat de valreep bin„ nen drie uuren weder herffeld zy, zo als hy ge,, weest is." Hierop voer de Czaar naar verfcheiden nieuw aangeleide werken te Kroonftad, kwam na drie uuren weder aan boord van het Fregat te rug , waar hy den valreep wel weder herffeld, doch niet, zo als hy voorheen geweest was, rood overgefchilderd vond. Hy zeide dus tegen den Luitenant: „ Gy hebt myn bevel Hechts half ,, votbragt. De valreep was rood: maakt dat hy „ terftond overgefchilderd word; en, zo gy myne „ ongenade niet gevoelen wilt, gedraag u voortaan „ in alle gevallen redelyker, en bejegen de vreem„ de Schippers, en andere Buitenlanders , altyd „ vriendelyk en beleefd!" van bruyns, Generaals Equipagieir.eester. ITj  van PETER den GROOTEN. 103 "TVfiet verre van de kort te vooren gemelde Kerke, en van den oever der Nerva, ftond een 011de hooge Elzenboom. Van deezen profeteerde een boer te Petersburg, dat 'er in de aanftaande maand September eene zo groote overftrooming der Stad te wachten ftond , dat het water boven deezen boom zou ryzen. Het gerucht hiervan, dat zich overal verfpreidde, joeg den Inwooners der Stad, althans het ligtgeloovige gemeen, fchrik en angst aan. Veelen van dezelvcn maakten zich gereed om zich in dit geval by tyds te redden. Eenigen vluchtten reeds vooraf naar de naastgelegene hoogere plaatzen, Paflofsky, Krasnoe Selo, Duderhof, enz. Zo ras de Czaar van dit gerugt kennis kreeg, had hy terftond agterdocht, dat het of van eenige aanzienlyken, die niet wel te vreden waren over den nieuwen aanleg van zyne Stad,cn inzonderheid van de zulken verdicht en uitgeftrooid zou zyn, die niet gaarne zagen, dat hy zyn verbJyfplaats naar Petersburg verleide; of, van eenige gemeene lieden,die,tegen hunnen zin , van hunne oude wooningen naar deeze ftreeken tot nieuwe volkplantingen verplaatst wierden. De Czaar, die met zyn nieuwe Stad Petersburg en derzelver wateragtigen grond, buitengemeen in zyn fchik was, wierd zeer toornig over dit gerucht, liet terftond den Elzenboom nederhouwen, G 4 en Hy beftraft een valsch Profeet.  io4 ANECDOTEN en deed alle mogelyke moeite om agter de oorzaak van een zo valsch als fchrikbaarend gerucht te koomen. Veele honderd menfchen wierden verhoord, en ieder moest opgeeven wat hy gehoord had. Na veel moeite, ontdekte men den valfchén Profeet in een Rusfifchen boer, die, met veele anderen van zyns gelyken, van verre uit het land op een Finlandsch dorp was verplaatst geworden , en niet gaarne in deeze landftreeken woonde. Hy werd overtuigd van de misnoegde Veroorzaaker van dit valsch gerucht te zyn. De Czaar liet hem tot het einde van September in de Vesting bewaaren, en toen de tyd om was, en 'er geen overftrooming voorviel, deed hy afkondigen, dat uit ieder huis iemand, op bepaalden dag en uure, zich ter plaatze van den nedergehouwen Elzenboom zou laaten vinden. Hier liet hy den valfchen Profeet, op een zeer hooge ftellaadje, vyftig ftreeken met den knoet toetellen, en tevens voor het gantfche volk een nadruklyke vermaaning tegen de hedriegery, en het zo domme als fchadelyke bygeloof, aflcezen. De Heer konig, toen ter tyd Secretaris van den Baron schaffirow, vervolgens Commercie-raad aan het hof van den Hertog van Holftein.  van PETER den GROOTEN. 105 Hy legt een Staatsbedienden meer dan dubbelde bezolding toe; doch begeert hier voor een allereerlykfte waarneeming van deszelfs ambt. T)eter de Groote had te Moscow van een' Streaplfchei (Advocaat) hooren fpreeken , die voor de bekwaamfte en beroemdfte in het beftieren van Proceduures gehouden wierd. Inzonderheid verhaalde men zyn Majefteit van deezen man, dat hy de oude herkomen en wetten zo wel, als de vaa tyd tot tyd gepubliceerde Ukafen der Czaaren, naauwkeurig van buiten wist, en dikwils in de gerechtszaalen de Rechters in de wetten te recht hielp, zelfs wanneer het ten zynen koste of ten nadeele van de zaaken, die hy bepleit had , gedyen kon. üienswegens zeide hy gemeenlyk, dat hy liever naar rechten en wetten zyn proces verliezen, dan met onrecht winnen, wilde. Want, als zyn Client hem de zaak niet eerlyk opgegeeven, en hy eerst voor de balie van den waaren toeftand der zaaken beter, dan van zyn Cliënten, onderricht wierd , had hy zich over het verlies van het proces niet te bekreunen, daar hy dit niet aangenomen zou hebben, indien zyn Client hem niet met een verkeerd berigt der zaaken bedroogen, en tot een vrugteloozen arbeid verleid hadde. Dat was een man naar het hart van den Czaar. G 5 Zyn  ïoö ANECDOTEN Zyn Majefteit, die echter het aigemeene zeggen, zonder eigen overtuiging, niet volkomen vertrouwde, wilde hem eerst naauwkeuriger leeren kennen, liet hem eenige maaien by hem roepen, fprak met hem over verl'cheidene ingewikkelde rechtszaaken, en vond in hem een man van een diep inzicht, van een juist oordeel, en flipte eerlykheid. Eindelyk befioot de Czaar hem onverwagt in zyn dienst te neemen,en op eens, van een gewoon Advocaat, tot Opperrichter of Gouverneur van het Gouvernement te Novogorod, te benoemen, met die uitdruklyke verklaaring: dat zyn Czaarfche Majefteit geen minder vertrouwen had op zyne liefde voor de gerechtigheid dan op zyne rechtskennis, dat hy de veelvuldige Chicanes en Proceduures zou voorkoomen, en, noch door aanzien van perfoonen, noch door gefchenken , zich van de ongekreukte waarneeming van het recht zou laaten aftrekken. De nieuwe Heer Opperrichter beloofde , overeenkom (lig het vertrouwen dat zyn Majefteit in hem Helde, zyn ambt getrouwlyk waar te ncemen, en hield ook een geruimen tyd zyn woord, tot groot genoegen van den Czaar. Na eenige jaaren liep 'er een gerugt, dat hy dik. wils gefchenken aannam , het recht krenkte, en openbaare ongerechtigheden pleegde. Deeze klagten drongen tot voor den troon. Czaar peter, die zich vleide zyn man beter te kennen, hield deeze klagten eerst voor laster. Doch zy namen, door eenige bedenkelyke gevallen , dermaate toe, dat de Czaar zich gedrongen voelde dezelve te onderzoeken.  van PETER den GROOTEN. 107 ken. De Monarch zag zich van de waarheid der opgave overtuigd, ondervond in de daad, dat zyn rechtvaardige man, om der gefchenken wille , onrechtvaardig geworden was, en het recht meer dan eens voor geld had veil gegeeven. Zyn Majefteit nam hem dieswegens fcherp voor, en overtuigde hem van zyne misdaad. Hy bekende,dat hy zich menigmaal, by zo veele wel gevonnisde zaaken, -echter zich nu en dan door het geld had laaten verblinden, om, onder fchyn des rechts, een valsch vonnis uit te fpreeken. — ,, Dat had ik nimmer,, meer van u gedacht", zeide de Czaar; ,, wat „ heeft u daartoe toch bewoogen?" Niets anders, antwoordde de fchuldige Opperrichter, als omdat ik zag, dat ik alleen van myn jaarwedde, voor al myn moeite en arbeid, niets meer dan een bekrompen beftaan genoot, voor myn vrouw en kinderen niets verwerven, noch, gelyk eertyds , toen ik een ruimer inkoomen had , iets jaaiiyks opleggen, ja zelfs niet eens zo goed leeven kon als anderen myns gelyken, zonder my en myne familie in fchulden te fteeken. — „ En hoe veel denkt gy ,, dan nodig te hebben, om niet in verzoeking te ,, komen 5 gefchenken aan te neemen, en voor geld ,, het recht te krenken", hernam de Czaar. Ten minften eens zo veel als thans myne bezolding be« draagt, antwoordde de Opperrichter. — ,, En zond „ gy hiermede volkomen te vreden zyn, uw ambt „ getrouwlyk waarneemen, nooit meer gefchenken ,, aanneemen, of op een andere wyze voorbedacht„ lyk onrecht doen';" Volkomen te vreden, antwoord-  ioS ANECDOTEN woordde de Opperrichter, en ik onderwerpe my aan de wreedfte ftraffen, zo men my ooit van een onrechtvaardige uitfpraak voor geld zal kunnen overtuigen, of my bewyzen, dat ik gefchenken aangenoomen, wederrechtelyk gehandeld , of het vertrouwen van uw Majefteit ergens in gefchonden heb. — ,, Welaan", antwoordde de Czaar, ,, ditmaal „ wil ik het u nog vergeeven. Ik zal u een dub„ belde jaarwedde toeleggen, en nog de helft daar „ boven; maar pas wel op dat ge uw woord houdt, „ en, volgens het vertrouwen dat ik in u ftel, uw „ ambt eerlyk, en naar de lliptlte regelen van het „ recht, waarneemt. Ook verzeker ik u hier ne„ vens, dat ik van nu af aan altyd naauwkeurig „ acht op u zal flaan, en als gy u weder door geld „ Iaat verblinden of door gefchenken omkoopen om „ onrecht te doen, zal ik u ongetwyffeld laaten ophangen." De Opperrichter, die nu wel te vreden was, deed een voetval voor zyn Majefteit om hem^te bedanken, gedroeg zich eenige jaaren lang naar den wensch en wil van den Czaar, deed recht en gerechtigheid zonder eenige oogluiking, en kweet zich van zyn ambt, zonder dat 'er iets op te zeggen viel. Doch eindelyk vergat hy zyn woord, in de meening , dat de Czaar, zyn goedertieren Heer, in geen langen tyd om hem meer gedacht had; nam weder gefchenken aan, en krenkte het recht. De Czaar, wien dit aangebragt wierd , liet hem gevangen neemen, en ,naar hem van zyne misdaaden overtuigd te hebben, vonnis over hem gaan. Hy deed hem hier op aanzeggen , dat,  van PETER- den GROOTE^. 109 dat, daar hy zyn woord niet gehouden had , de Czaar het zyne zou houden, en liet hem hangen. peter miller, Tzerfabrikeur te Moscow. Peter de Groote komt te Wittenberg in Saxen, in een. huis, waar Luiker eertyds woonde en geftorven is. ryiverzadelyk was de Wysbegeerte van peter. ^den Grooten, en zyn begeerte om dezelve te voldoen. Op zyne reizen plagt hy overal, waar zich maar het geringde voorwerp van natuur of kunst opdeed, van zyn rytuig af te klimmen,om de zaak zelve te bezichtigen. Kwam hy op zyn reis door een vlek of fteedje ryden, waarvan de naam nauwlyks bekend was, was hy altyd gewoon ftil te houden., en te verneemen of 'er ook iets merkwaardigs te zien was. Zodra men hem de vraag met ja beantwoordde , doch hem daarby meldde, dat het niets byzonders of buitengemeens was, zo antwoordde hy altyd: Wie weet dat, mogelyk is het Hechts in uwe, maar niet in tpyne, oogen zo; ik wil het toch zelfs eens gaan zien. tiet gebeurde dan ook dikwils, dat hy onverwacht iets aantrof, dat zyner opmerkzaamheid waardig was; zo als eens in een fleedje van Duitschland, daar men hem in de herberg, waar  iio ANECDOTEN waar hy afgeklommen was, een voonreflyk gewerkt hangüot en eenige andere fchoone ftukken van flotenmaakers werk, voor een zeer geringenprys, te koop aanbood. Als hy voorts vernam , dat deeze en veele andere foortgelyke kunstwerken door een en denzelfden Slotenmaaker, die zich daar had nedergezet, vervaardigd waren, hield hy het der moeite waardig, den man zelfs te bezoeken. Hy zag verfcheiden floten by hem, die met een ongemeene kunst gewerkt waren; deed zich de inrichting van dezelven aantoonen, bezag de werktuigen van den Meester met een byzondere aandacht; keerde zich met een van deeze gekogtï kunstflóten in de hand tot zyne reisgezellen, en zeide tegen hen: „ Hebt „ gy dergelyk werk wel ooit by ons gezien? Zoudt „ gy dat wel in zulk een Iteedje gezogt hebben F' Doch den Slotenmaaker liet hy zeggen , dat hy zich, om een beter beftaan te verwerven dan hy vermoedclyk in dit kleine plaatsje te wachten had, zich naar Petersburg moest begeeven, en by den Czaar aanmelden, die het hem aan een beter beftaan niet zou laaten ontbreeken. Op zyn tweede reize naar Holland, in den jaare iTi6, kwam hy op een middag te Wittenberg in Saxen aan, en terwyl men hem het gewoone middagmaal klaar maakte, vraagde hy den Kastelein, wat de vreemdelingen, die hier doorreisden, gemeenlyk gingen bezichtigen ? Hier is niet veel' byzonders te zien, antwoordde de Kastelein, dan het oude Keurvorftelyke Slot, Luther's metaalen Graftombe in de Slotkerk, en zyn voormaalige Woo-  van PETER, den GROOTEN. ni Woonïng en Studeerkamer ,• „ Ei' Dat moet ik „ eens gaan zien-, zei de Czaar, want van dee,, zen braaven en beroemden Man,die, ten voor,, deele zyner Landsheeren en zo veele Vorften, ,, die fchrandeiver waren dan1 de groote hoop, ,, den Paus zelfs- met zyn gantfehen aanhang zo „ moedig heeft aangegreepen , heb ik zeer veel „ goeds gehoord." De aanzienlyke Reiziger liet zich dus nog vóór den maaltyd in de Slotkerk brengen, waar hy het van metaal in Basreliëf gcgooten beeld van Luther, levensgrootte, op deszelfs graf, met aandacht befchouwde, en met deeze woorden van hem afging: „ Dat heeft de Man „ zeer wel verdiend." Als hy vervolgens in de kamer kwam, waar Luther gewoond had en geftorven was, werd hem ook in deeze ftudeerkamer een zeer groote inktvlak aan den muur getoond, en het oude fprookje daarby verteld; dat de Duivel eens aan Luther verfcheenen was, en hem ïnes allerlei begoochelingen in zyne overdenkingen zogt te ftooren, waarover zich de Doctor zo belgde, dat hy den inktkoker in zyn vuist nam, en des Duivel in 't gezicht fmeet; waardoor die groote inktvlak, die men nooit had kunnen uitwisfehen , ontftaan was. Czaar peter lachte hartelyk over deeze vertelling en zeide niets anders dan alleen deeze woorden : „ Zou deeze wyze Man waarlyk „ nog aan een zichtbaaren Duivel geloofd htb„ ben?" Ook zag de Monarch, dat deeze beroofcte muur van onderen tot boven met potloot befchreeven was, en toen hy, op zyn vraage, wat dcc-  na ANECDOTEN deeze naamen beduiden wilden, vernam, dat het altemaal naamen van vreemdelingen en reizigers waren, die voorheen de wooning van Luther bezogt, en tot een kenteeken , dat zy daar zelfs in perfoon geweest waren, hunne naamen hier gefchreeven hadden; zo zeide de Czaar: „ Wel t 55 mis dan moet ik 'er myn naam ook by fchry' ven," haalde een ftukje kryt uit zyn zak, en fchreef zyn naam peter, met Rusfifche letteren, naast de evengemelde inktvlak. Om dit eigenhandig gedenkteeken van den Rusfifchen Monarch ongekwetst te bewaaren , is reeds voorlang een paar duim bóven het zelye een verhevene lystje van blik, omtrent zeven of agt duim in den omtrek, met een traliewerk voor hetzelve geplaatst geworden ,waardoor men den naam van den Czaar duidelyk leezen kan. Zo heb ik denzelven nog in den jaare 1735, op myn reize naar Rusland, op de gemelde plaats gezien en geleezen. Doch wat de laatfte letter, (de Rusf. Ger) beduidde, wist toen niemand aldaar te zeggen , noch te verklaaren. Te Petersburg, kort na myne aankomst, leerde ik, dat het de Rusfifche halve vocaal Ger betekende, die als een affixum of byzetzel aan het flot van ieder Rusfisch woord geplaatst wordt dat met een Confonant eindigt.  van PETER des GROOTEN. 113 Hy draagt zeer veel zorg voor de Oudheden in het Rusfifche Ryk. f"\nze groote Monarch droeg, by alle gelegenhe^•"aen , een ^byzondere, en meer dan by andere Monarchen, gewoone zorg voor de Oudheden, die tot opheldering der Gefchiedenis dienen kunnen. Toen zyn Majefteit, in den jaare 1722, na dat hy met deZvveedfche Kroon een zo voordeeligcn als glorleryken vrede gefloten had, op den veldtocht naar Perliën te Cafan was, en daar eenige dagen wilde uitrusten, hoorde hy,dat, omtrent 10 of 12 mylen van daar, de puinhoopen van de eertyds zo beroemde Bulgarifche Stad Bulgar te vinden waren. Deeze wilde de Keizer zelve zien. Hy reisde dus oogenbliklyk daar heen, doorzogt cn befchouwde alles wat hem merkwaardig voorkwam , liet de Grafen andere Opfchriften, die hier en daar in de Armenifche en Arabifche taal gevonden wierden, ftiptelyk affchryven, die affchriften in het Rus•fisch overzetten, en naar Petersburg in zyn kabinet zenden. Daar hy nu ook tevens waargenomen had, dat deeze Gedenktekenen, der eertyds zo beroemde Bulgaaren, reeds zeer fterk door den tyd belfchadigd. waren , en, door de onachtfaamheid en onverfchillig* heid der Inwooners, hoe langs hoe meer verteerd, en eindelyk geheel te niet zouden raaken, zo was hy ook op middelen bedagt, om dezelve voor den li 011-  H4 ANECDOTEN ondergang te bewaaren. Ten dien einde fchreef1 hy, in de volgende maand July, uit Astrakan, aan den Gouverneur te Cüfan, en gaf last, dat dezelve terftond eenige meizelaars, met een genoegzaamen voorraad van kalk naar de verdelgde Stad Bulgar zou zenden, om met de fteenen, die aldaar in een ruimen voorraad te vinden waren , de befchadigde, en verderen inval dreigende, Gebouwen en Gedenkteekenen, te herftellen, zich toe te leggen om dezelve in fiand te houden, en ten dien einde allen jaaren te laaten nazien om ze voor verderen ondergang te behoeden. Prins lodewyk van hessen homburg, die in 't vervolg van tyd Generaal Veldtuigmeester was, die mede op den Perfifchen veldtocht geweest is, en toen zelfs met den Czaar te Cafan was.  van PETER den GROOTEN. 115 AJs peter. Se Groote met zyn Gemalinne alleen fpyzigde, gelyk meestendeels gefchiedde, had hy niemand dan de vertrouwdfte Kamerjufferen , en een zeer jongen Page der Keizerin, om hem op te pasfen. Had hy den een of ander van zyne Ministers, Generaals of Zeeofficiers by zich aan tafel,zo pastten hem niemand dan zyn Opperkeukenmeester Feiten, een Denschtfchik, en een paar kleine Pages, op; en zelfs deezen moesten, als het defert op tafel gebragt, en by ieder gast een vies wyn gezet was, uit de eetzaal gaan, en hunnen Heer met zyne gasten alleen laaten. Doch Lyfknechts kwamen aan zyn tafel, als hy niet in 't openbaar fpysde, nooit te voorfchyn; want hy plagt gemeenlyk van hen te zeggen: ik heb ze niet tot toekykers van noden, als ik my ongedwongen verlustige. Ook zeide hy eens, over tafel,tegen den Pruisfifchen Gezant, den ouden Baron van Mardefeldt: „ die knechts en lakeien zien iemand ,, aan tafel maar in den mond; luisteren alles af „ wat men zegt;verfraait het verkeerd, en praaten „ het dus weder na". De Baron mardefeldt,de Neef van den even gcmeldcn Pruisfifchen Gezant, die het van zyn Oom gehoord had. H a Zyn Hy wil geene Lyfknechts achter zyn tafel hebben.  nfl ANECDOTEN Zyn minzaams bejegening zelfs jegens geringe Lieden. TTet is een bekende zaak,dat de zucht, om wat -*-te wceten en te leeren, den Czaar niet alleen naar alle Werkplaatfen, Fabrieken, Manufactuuren, en Handteeringen, die fiegts van eenigen naam waren, heen leide, maar dat hy zich ook niet fchaamde,op dorpen en in fteden,de geringde lieden, die het een of ander handwerk met goeden uitflag dreeven, zelfs te bezoeken, en ze aan te moedigen. Toen hy zich eens in Archangel aan den Dwinaltroom bevond, een aantal Schepen en andere dergelyke gemeene vaartuigen zag liggen, vraagde hy, wat dat voor vaartuigen waren, en wien zy toebehoorden? Men zeide hem, dat het fchuitjes van boeren en andere geringe lieden uit Kollmogrod waren, die allerhande toevoer naar de Stad te markt bragten. Dit was hem niet genoeg, hy wilde ze zelfs fpreeken en uithooren. Hy vervoegde zich deswegens by hen, en bevond dat de meesten met aarden potten, en ander aardewerk, uit Kollmogrod overkwamen. Daar hy bezig was om alles te doorzien, de lieden te ondervraagen, en van het eene vaartuig op het andjre te klimmen, brak 'er by geval een plank, die onder het gewigt van den zwaarlyvigen Czaar neerboog, zodat hy mee dezelve in het ruim van een volgelaaden Schip nederviel, en zich zelfs wel geen letzel van aangelegen-  van PETER den GROOTEN. genbeid, doch den boer taamelyk veel fchade, toebragt. De Boer, of Pottebakker, wien dit Schip met zyn laading toebehoorde, zag zyn gebroken kraam , met bedroefde oogen, aan, krabde zyn kop, en zeide , in de eenvoudigheid van zyn hart, tegen den Czaar: Wel zo waarachtig! nu zal ik niet veel geld van de markt naar huis brengen. ,, Hoe' „ veel dacht gy dan wel t' huis te brengen?" vraagde de Czaar, „ja, myn Heer," antwoordde de boer, ,, als ik een voorfpoedige markt gehad had, „wel 46 Altinen en meer" feen Altin van drie kopekken); hierop haalde de Czaareen ducaat uit zyn zak, gaf ze den boer, en zei: ,v Daar hebt gy „ het geld dat gy van uwe Waar dacht te trekken. „ Zo lief dit u is, zo aangenaam is het my, dat „ gy niet zeggen kondt, dat het myn fchuld is, 9, dat het niet voorfpoedig gegaan zy." De Profe.for lomonossouw die van Kolingsrod geboortig was, en wien het zyn vader, die daarby was, verhaald had. H 3 Pa-  nS ANECDOTEN P e t e r's aanleg van een Fabriek by Kalinka voor Petersburg. JPeter de Groote had te Petersburg opgemerkt, dat veele Waaien uit Duitfche landen ingevoerd wierden, waarvan een zeer goed venier was, en die gedecltelyk wel in Rusland, doch zeer grof en flegt, en zelf gedecltelyk in 't geheel niet, vervaardigd wierden. Hy zag dus zeer klaar, dat het zyn land aan veele Handwerken en Fabrieken mangelde die voor hetzelve onontbeerlyk waren ; de Pasfement- en Lintweevery was een van die geenen, die hy vervolgens in zyn land dacht in te voeren, en in bloei te brengen. Ten dien einde liet hy te Petersburg, in het Kalinkifche oord, daar de Fontanka in den Finlandfchen zeeboezem vloeit, een lang gebouw, van twee verdiepingen hoog, van fteen optrekken, dat nog heden, doch zeer vervallen en ledig, onder den naam van het Kalinkifche huis in wezen is, (*) en leide daar een Fabriek van Pasfementen en wollen Kouzen, of veeleer een School van Lintwerkers en Kouzenweevers , aan. Hier toe nam hy bekwaame buiten- (*) Nu niet meer: want in den jaare 1781 i is, op last van haare Majefteit de Keizerin cathauina de tweede, op dezelfde plaats en op de Fundamenten van het gemelde huis, een algemeen Hospitaal voor aTme zieken gebouwd,en met alles ,wat tot zulk een yveldaadige Stichting behoort, voorzien geworden.  van PETER] den GROOTEN. 139 tenlandfche Meesters aan, die hy rykelyk betaalde, en gaf hen eenige jonge Rusfen, zo wel van arme Novogrodfche Edelen, als van den burgerftand, om ze te leeren; ook kwam de Monarch dikwils zelfs hier, om hen tot vlyt aan te maanen, en zag hen een gcruimen tyd werken ; inzonderheid belastte hy, dat de oudff en van hen, alle zaturdagen, zich des namiddags aan het hof zouden begeeven, daar hy ze dan naar alles vraagde, wat geduurende die week voorgevallen was, en hoe verre zy in hun ambacht gevorderd waren. Zy moesten hem ook proeven van hun werk medebrengen, waaruit hy zien kon , hoe verre zy het al gebragt hadden. Als hy nu eens, na verloop van eenigen tyd, een der beste Leerlingen, met naame Boris Feodorowits Schabtikin, den zoon van een arm Novogrodsch Edelman, voor zich hadde, en van hem vernam, dat hy alle foorten van zyden linten en koorden wist te werken, doch den Stoel daartoe nog niet recht kon vervaardigen, omdat zyn meester denzelven altyd by ieder nieuw werk zelf klaar maakte, zonder dat iemand van de leerlingen hier by was; zo belastte hem de Monarch, dat hy, op alle mogelyke wyzen, den meester dit als een Hoofdzaak der kunst zou trachten af te neuzen, waarvoor zyn Majeffcit hem in 't byzonder belooncn zou. Schablikln, vol yver om de byzondere gunst van zyn Majefteit te verdienen, maakte heimlyk een kleine opening in een hoek van den zolder van de werkplaats,waar hy, op zyn H 4 buik  120 ANECDOTEN buik op den grond liggende, den meester kon beglquren, als hy den Stoel klaar maakte. Wanneer hy hem nu van tyd tot tyd de kunst afgezien had, meldde hy zyn Majefteit, dat hy nu ook zelfs een Stoel kon aanleggen, en de ketting op het weefgetouw, tot allerleie foorten van Innen, wist te maaken. De Czaar nam hem, voor een paar weeken, by zich aan het hof, ruimde hem een kamer in, en liet hem, volgens zyn opgave, een hntvverkers Stoel opzetten, dien hy zelfs toeftellen moest, en zo gelukkig tot ftand bragt, dat by 'er een Ruk nieuwmodisch lint op vervaardigde. Dit verfchafte den Monarch een ongemeen genoegen, hy toizlt^Schabtikto voor 't voorhoofd fchonk hem eenige roebels, liet hem een nieuw' kleed maaken,en tot Ondermeester verklaaren. Dan den Meester zelven zeide hy, dat het niet wél gehandeld was , dat hy zyn leerlingen niet toeliet by het töeftellen van den Stoel; gaf hem zyn affebeid, en nam een ander in zyn plaats, aan wien hy ook te kennen gaf, waarom hy den eerften had afgedankt. Eenige jaaren daarna, toen de befprookea jaaren van deezen nieuwen Meester verftreeken waren, liet hy hem ook gaan, ftelde den bovengemelden ScliabÜkin, tot Commisfaris over deeze Fabrieken, aan, die onmiddelbaar onder de Keizerlyk Secretarie ftond. Onder de regeering van peter den Tweeden is deeze Fabriek wel te niet gegaan , doch de Commisfaris heeft zyn geringe jaarwedde uit de Thefaurie van de Keizerin Elizabeth altyd flipt ontfangen, en zyne  van PETER den GPvOOTEN. 121 ne wooning in liet Kalinkifche huis behouden, waar hy in den jaare 1765 geftorven is. Het eerfte goede Portrait van den Czaar. /^zaar peter wist zeer wel, en hy fpotte 'er ^ook dikwils mede, dat hy, by gebrek van bekwaame Schilders en Medailjeurs, zo flegt op,zyn roebels en munten was afgebeeld , dat het geen zweem van gelykheid had. Toen hy nu, op zyn tweede reize naar Holland en Frankryk , te Neurenberg kwam, hield hy zich daar eenige dagen op, om de werkplaatzen der Neurenbergfche Waa* ren te bezichtigen , en veele kunftenaars aldaar te bezoeken: onder deezen vond hy ook den beroemden Portraitfchilder Kupetsky, door wien hy zyn borstbeeld in profil Het 1'childcren, en het tevens met een expresle naar Petersburg aan de Muntkancelary zond, met bevel, om, naar dit model, den ftempel der roebels, halve roebels en medailjes, te fnyden en te munten. Het jaar daaraan (1718) verfcheen dus de Rusfifche Munt , voor de eerPi 5 He De Commisfaris boris feodo- r o w 1 t z schablikin, diell ik, als een oud Man, en nabuur van myne Landhoeve, by Kalinka, gekend heb.  122 ANECDOTEN eerfte maal, in een goede teekening, met het welgelykende beeld van peter den Grooten. De lieer Mnntraad, schlatter. Czaar peter loopt gevaar door een dweepzuchtigen Roskolnick (een Separatist of zogenaamd Oudgeloovigeii) vermoord te worden. JQit ontzettend geval viel te Petersburg in het Zomerhof voor. De Keizer was gewoon , na gehoudene Conferentien met zyne Ministers, dezelven gemeenlyk, by het heengaan, tot in de Voorzaal uitgeleide te doen. By zulk een gelegenheid, begaf hy zich aldaar eens op een avond , terwyl' geduurende de conferentie , een onbekend Perfoon in de Voorzaal van het Zomerhof verfcheen , die een van verfcheiden dobbelfteenen voorfchoots' lappen faamgenaaiden zak onder zyn arm droeg, waarin de Secretaris en Schryvers gemeenlyk hunne Meesters de papieren nadraagen, die den Czaar ter ondertekening aangeboden wierden. Niemand van de omflaande Dcnschtfchikken , of andere bedienden, had het geringfle vermoeden van eenig kwaad oogmerk op dit Mensch. Mogelyk hield elk een hem voor een Poddiatfchik, of Schryver uit het een of ander Collegie, die met zyn fchryfzak daar gezonden was; uit dien hoofde vroeg hem ook nie-  van PETER den GROOTEN, 123 niemand , wie hy was , of wat hy begeerde , te meer, daar hy met zyn zak, eenige uuren lang, geduldig ftond te wachten. Eindelyk ontwikkelde zich eensflags de verwaaien roekeloosheid, en het verraaderlyk oogmerk, van deezen Mensch. Toen, na het afloopen der Conferentie, de Ministers heengingen , en de Czaar hen tot in het voorportaal uitgeleide deed , keerde zich deeze Mensch , op wien niemand acht floeg, naar den muur toe, en kreeg iets uit zyn rok, dat hy tusfchèn de omgeflagen zak ftak, en toen de Czaar weder naar zyn kamer keerde, drong hy zo ftoutmoedig den Czaar op de hielen , als of hy last hadde den Keizer zelfs in zyne kamer te volgen. Daar nu niemand van de omftaande Denschtfchiks en Bedienden iets van zulk een last wist, trad een van hen terftond tusfchèn den Czaar, aan de deur voor de Voorzaal hield deezen onbekenden Mensch met den arm 'van de deur af, en vroeg hem, wie hy was, cn wat hy wilde hebben. Daar nu deeze daar tegen fparteldë, en met geweld naar de kamer drong, ontftond daaruit eenig geraas, zo dat de Czaar zich omkeerde, en vraagde, wat 'er te doen was. lot zyne groote verbaazing, verftrekte hem de daad zelfs ten antwoord,toen de onbekende waaghals den leegen zak, en met denzelven een verbaazend groot fcherp mes , van een vierendeel el lang, ontvel, terwyl hy zichzelf terftond op den grond wierp, en fchuldig verklaarde. De Czaar hield hem zelfs vast, en vraagde , wat hy met dit mes toch voorhad? U te vermoorden, gaf hy ten antwoord. En waar»  "4 ANECDOTEN waarom? vraagde Hp r™,,. „ ik „ a r zeer zagtmoedig, heb * u dan eenig leed gedaan ? Neen, antuVordde £M ordenaar, (die, ge]yk hy ze]fs bek de ÏÏ^^ «7 « Godsdien t w , 0n2e" Br°edere" en onze» dIenst' Wel antwoordde de Czaar U Z d°et hem geen kwaad> voor dat ik hem morgen zelfs verder ondervraage. Welk eer, verdienden loon deeze booswicht ontvangen heeft, en hoe zyne Geloofsbroed e„ o OP deezen huidigen dag, 0m-ze van ande Men fc en te onderfcheiden, een roode en geele fcZ teldoek op den ,ug, in hopenbaar, moeten dal g n, is meer bekend, dan de waare omftandighe- JlC lkh,er ^ven, van dit verfoeijelyk nuk heb opgegeeven. y ' De reldmarfchalk Graave bot. turlein, die toen Denscht. Jchik by den Czaar was. Zyn  van PETER den GROOTEN. 125 Zyn ernftig voorneemen om den Diefftal ' uit te roeijen. TjTanneer Czaar peter eens in den Raad zat, W en van veele Dicfftallen hoorde, die zedert eenige dagen waren voorgevallen, wierd hy zeer verftoord, en voer, in hevige grimfchap, dus uit: „ Zo waar als 'er een God leeft, zal ik die ver" vloekte Dieyeryen eens paal en perk nellen." Hy zag hier op den toenmaaligen Procureur Generaal paul iwanowitz jaouschinski aan, en riep hem over tafel toe : „paul iwano„ witz, fchryf terftond uit myn naam, een algemeene Ukafe door het gantfche Ryk, uit, van ,' deezen inhoud: dat hy, die fiegts maar zo veel „ aan waarde fteelt , als een llrik om aan te han" gen kost, zonder genade zal opgehangen wor'„ den." De Procureur Generaal, die de Pcn reeds 'opgevat had, hield nog een weinig aan, en zei, met verwondering, tegen den Czaar: maar , p e t e r alexowitz, bedenk toch eens de gevolgen van zulk een Ukafe! „ Schryf," zei de Czaar, „ zo als ik gezegd heb." J ag us c hi nski fchrcef nog niet, en antwoordde den Czaar al lachende: maar myn allerbeste Heer! wilt gy dan , zonder eenige Bedienden of Onderdaanen, alleen overblyven? Wy fteelen allen , de een fiegts meer dan de andere. De Czaar, die zich hier op bedagt, begon over  126 ANECDOTEN over deezen fchertzenden inval te lachen, en liet bet, zonder verder bevel, daar by blyven. Uit den mond van den Heer Cabineiminister den Graaf jaguschinski. Zyn Zorgvuldigheid voor de oude Chronyken. ' Wnneer men eens, in byzyn van peter den fnr,, T' T ^ °Ude RUSflfche Gefchiedenïs fprak, en den Keizer verhaalde, dat reeds verfcheidene ftukken daarvan, in Duitschland , Vrankryk en Holland gedrukt, waren uitgekomen; zei deeze doorluchtte Vorst: „Dat wil alles niets betekenen. Hoe „ toch zouden die goede lieden van onze oude Ge„ fchiedems kunnen fchryven, daar wy nog niets daar „ van uitgegeven hebben. Mogelyk willen zy ons hier „ mede uitlokken, om 'er iets beters van voor den ,, dag te brengen. Ik weet wel dat de echte ft0f „ tot de oude Rusfifche Gefchiedenis nog hier en „ daarin het land verftrooid, en in de Kloosters by „ deMunnikken begraven,ligt. Deeze voorden on„ dergang te bevryden,ren eenbekwaamen gefchied„ fchryver gelegenheid te verfebaffen om de waare „ oude Gefchiedenis te kunnen befcfnyven, heb ik „ reeds lang voorgenomen; doch ben tot nog daarin „ verhinderd geworden." Kort daarop,in den jaare 1722 , liet de Monarch zyne bevelen aan de voornaam-  van PETER den GROOTEN. 127 naamfte Kloosters in 't Ryk, byzonder te Novogrod en Kiow, uitgaan, om de Jaarboeken, die by hen verfcholen waren, op te zoeken, by een te famelen en aan de Synode te Moscow toe te zenden. Door deeze befchikking kwam 'er een fchat van Rusfifche jaarboeken in Manufcripten voor den dag, waarvan eert deel in het Kabenet van den Czaar, (en van daar na zynen dood in de Bibliotheek der Petersburgfche Academie der Weetenfchappen ,) doch het grootfte gedeelte te Moscow, in den Boekzaal van de Drukkery der Synode aldaar, is geplaatst geworden, waar men deeze Handfchriften nog zorgvuldig bewaart. De Bibliothecaris schumacher. Zyn byzonder e zorg voor de Eiketiboomen. -pvvar peter de Groote een fterke zucht voor de •^Scheepsvaart en Scheepsbouw liet blyken, was het zeer natuurlyk, dat hy ook een byzondere zorg voor de Eikenboomen droeg; te meer, daar de natuur dezelve zo fpaarzaam in die landen verfpreid had, waar deeze groote Stichter der Rusfifche fcheepsvaart en Vader der Rusfifche Vloofen, zyne werven voor den Scheepsbouw moest aanleggen. Ply nam dus reeds in den beginne, toen hy zich aan de Nerva gevestigd, en aldaar het een en ander had aangebouwd, een Duitfchen Houtvester aan, die, door gantsch Ingemerland, en in het Novogrod- fche t  ia8 ANECDOTEN fche,de hosfchen onderzoeken, en van deEikenboomen aanteek.ning houden moest. Daar waren wel geen zwaare Eikenbosfcben, gelyk in de verafrelegene zuidelykeProvinciën van zyn ryk, in de Ukraine, aan de Don en aan deWolga,en voornamelyk m hetCafanfche: maar het ontbrak evenwel hier en daar met aan eenige jonge en oude Eiken, die echter tot zyn voorneemen in lange na niet toereikende waren. Intusfchen liet hy toch byzondere bevelen in 't Ryk uitgaan, om dezelve te onderhouden, en op harde ftjaffe verbieden, dat, zonder voorweeten van het Admiraliteits Collegïe en aanwyzing van haaren Houtvester, zich niemand, zelf niet een Landedelman, op zyn eigen goed, onderdaan zou een Eik te vellen. Om echter zyn volk een byzonder voorbeeld van zyne achting voor de Eiken te geeven, liet hy een paar Eikenboomen, die hy 0p het eiland Kroonftad gevonden had, met een ronden tafel en banken, en een geflooten borstleening omvatten, waar hy dan ook zelfs, zo dikwils hy des zomers daar heen kwam, met een klein gezelfchap van Commandeurs en Scheepsbouwers, die zich daar bevonden, in de fchaduw giug zitten, en een glas wyn drinken. Ten aanzien van deezen zynen Lievelingsboom plag hy dikwils te zeggen: „ Ach 1 dat wy hier en ronds„ om maar zo veel Eikenboomen by eikanderen von„ den als deeze bladen en eikels heeft!" Op dit eiland Kroonftad, of eigelyk tegen over Peterhof, aan den Rnlnndfche Zeeboezem, waar de Monarch een klein Eikenboschje had aangetroffen, liet hy een Lust-  van PETER, den GROOTEN. 129 Lustflot bouwen, en noemde bet, ter eere der Et» ken , Dubky, (Eikenhof.) Verfcheidene Scheepsbouwers en Zeeofficieren, die , om hun bof.by den Czaar te maaken, in hunne tuintjes een Eik geplant hadden, bedankte hy hartelyk, en kuschte hen, by het eerfte gezicht van hun plantfoen, voor het voorhoofd. Hy zelf zogt een plaats van 200 voet lang en 50 voet breed, aan den Peterhoffchen weg, vlak voorde Stad, uit, tot een Tuin * om Eiken aan te kweeken, die, naar de gefteldheid van deeze luchtflreek, wel langzaamdoch echter goed, voortkwamen, en nog heden ten dage frisch, en twee of drie vademen hoog, ftaan. Czaar peter liet deeze plaats met een yzeren hek omtuinen, en daar by een gedrukte ordonnantie aanflaan,dat niemand ,onder bedreiging van ftrenge ltraffcn , onderftaan zou, van dit jonge plantfoen takken af te breeken, of ze ergens op eenige wyze te fchenden. Na verloop van eenige jaaren, toen de jonge Eiken reeds een mans hoogte gewasfen waren ,reed hy eens hier voorby,en klom, naar zyne gewoonte, af, om zich in derzelver wasdom te verlustigen. Tot zyn groot verdriet, vond hy eenige takken en trosjes van bladeren op den grond liggen, en hy was hier over des te meer geftoord, daar hy duidelyk merken kon, dat zy niet van den wind, of het weder, maar alleen uit moedwil, of kwaadaartigheid , moesten afgeflagen zyn. Zo ras hy weder in de ftad gekomen was, liet hy den Policiemeester Generaal roepen, en beI last-  13° ANECDOTEN lastte hem terftond eenige vvachts, in een na. buurig boscbje, tegen over zyn Tuin, heiuilyk te plaatfen, die naauwkeurig moesten oppasfen op de geenen, die zich aan dit heilig Eikenboschje vergreepen. Eenige dagen daarna, betrapten zy een troep dronkaarts, die grootendeeis lyfknechts waren, en, in 't voorbygaan, over het hek geklommen, eenige takken afgebrooken , en het eikenloof op hunne hoeden geftoken hadden. Zy wierden gegrepen , gevangelyk naar de Policie gebragt, en kreegen, in 't openbaar, op de markt, de Knoetftraf, na dat daags te vooren deeze Executie door trommelflag gepubliceerd was geworden , met daarby gevoegden last , dat uit elk huis de een of ander daar heen moest gaan, om de llralfe der Eikenfchenders aan te zien. De Postdirecteur asch. Ily  van PETER den GROOTEN. 131 Hy bedient zich van den goeden raad en het fchrander doorzicht eener Poolfche Dame. HPe Warfchau bevondt zich de vrouwe Staros■* tinne N. N., een fraaije geestige Dame, die wel niet meer jong, maar echter nog zeer vernuftig, en bevallig in den omgang, was. Daar zy uit een der voornaamfte huizen in Polen afftamdè en met de aanzienlykfte Familiën verwandfehapt was, zo had zy ook een beftendigea invloed op de Staatsbelangen van dit Ryk. Peter de Groote ftond met haar in een zeer geheime , en gemeenzaame, verftandhouding, bragt gemeenlyk den avond, zelfs gantsch alleen, by haar. door, en bediende zich van haare naauwkeurige kennis van de Poolfche Familiën en Staatszaaken. Eens fpra'k hy met haar over den toeftand van zyne Armee, die tot hier over de Zweeden altyd de zege behaald had,en verhaalde haar dat hy een nieuwe recruteering by dezelve, zo wel van foldaaten als officiers, die allen van zyn eigen landaart waren, had laaten afkondigen. De Vrouwe Starostinne vroeg hierop, of hy ook niet aan de Recruteering en vermeerdering der buitenlandfche Officieren by zyn Armee gedacht had? „ In 't geheel niet!" antwoordde zyn Majefteit, zeer kort en bondig. — „ En waarom niet?" vroeg de Starostin verder."— „ Om dat ik het niet meer nodig acht/'antwoordde de Czaar; „ daar myne Rusfifche Officieren reeds I 2  132 ANECDOTEN „ zo verre in het Krygsvvezen geoefend en ervaren „ zyn, dat zy my van myn eigen Onderdaanen goe„ de foldaaten en officieren kunnen leveren."—Uw Majefleit is het fpoor geweldig byster als gy u dit inbeeldt, antwoordde de Starostin , het is nog veel te vroeg om zich met zulk een verbeelding te vleien; want, geloof my,al wat gy tot hier toe, met behulp der buitenlandfche Officieren, zo gelukkig volbragt hebt, zal, by gebrek van dezelven ,'ongetwyfeld weder agteruit gaan. Peter de Groote krakeelde hier lang over met de Starostin , wederfprak haar met drift, en bleef-by zyn meening. Nu goed! zeide de Starostin, erinner u maar wat ik u geraaden heb; ik ben van te vooren reeds verzekerd, dat gy, als het te laat is, berouw zult hebben, dat gy myn goeden raad geen gehoor hebt willen geeven. Hiermede wierd het gefprek over deeze zaak afgebroken. Eenige dagen daarna kwam de Czaar, naar zyn gewoonte, weder des avonds by de Starostin, die het nog altyd in het hoofd maalde, dat de Czaar haar had tegengefproken. Doch zyn Majelleit dacht 'er niet meer om, fcheen zeer opgeruimd te zyn, en vroeg de Starostin, hoe het met haar Orchest ftond, dat hy in langen tyd niet meer gehoord had. Zeer wel, ant¬ woordde de Starostin, gelyk gy van myne bekende zugt voor de Muziek ligt kunt afneemen. Nog deezen avond kunt gy ze aan tafel hooien fpeelen. Van deeze gelegenheid dacht de Starostin zich te bedienen, om den Czaar van de fcha-  van PETER den GROOTEN. 133 fchadelykhcid van zyn gevoelen tegen haare (telling , van de noodzakelykheid der buitenlandfche Officiers by zyne Armee, op een byzondcre wyze te overtuigen. Zy riep haaren Hofmeester aan een zyde, en belastte hem het tafelmuziek zo in te richten, dat alleen haare Poolfche Muziekanten, doch geen eenige van de Buitenlanders, en nog minder de Duitfche Kapelmeester, medefpeelden, of zich daar by mogten laaten zien. Zo ras men zich eenigen tyd daarna aan tafel gezet had; begon het Orchest zyn Concert te fpeelen; doch het klonk alles zo zwak, verward en ellendig, dat dc gasten, die anders by deeze tafel aan een fterk, famenftemmend en fchoon Muziek gewoon waren , zich over het verval van haar Kapel, en de ellendige uitvoering van het Concert, beklaagden. Doch de Vrouwe Starostinne deed als of het haar niet aanging, tot dat de Czaar haar aanfprak, en zeide: „Wat ontbreekt 'er toch aan uwe ,, Hofkapel, die anders zo voortreflyk en van goede . „ Muziekanten wel bezet was, daar zy thans niet ,, meer gelykt clat zy eertyds geweest is , en zulke „ ellendige Muziek laat hooren"? Vergeef my,zyn Majefteit,antwoordde de Starostin, zy is nog altyd dezelfde, alleen met dat onderfcheid, dat geen Buitenlandfche, maar alleen myn Poolfche Muziekanten daar in fpeelen. De Monarch merkte deeze fyne ftreek, klopte de Starostin op haar fchouder, en zeide: ,, Ik verfta u, Mevrouw: gy hebt gelyk." Kort daarop veranderde de Czaar ook geheel en I 3 al  13* ANECDOTEN al van zyn voorige dcnkwyze , en belastte tevens, dat altoos het derde deel der Officiersplaatzen by zyne Armee met Buitenlanderen bezet zou zyn. . ' Dc Generaal Lieutenant van we i- m \rn, die deeze Anecdote te Warfchouw in dc familie van dc bovengemelde Starostin heeft hooren verhaalen. Een andere Anecdote van de evengemelde Dame,en haar en byzonder gemeenzaamen omgang met hf.ter den Grooten. "TV Rusfifche Monarch was eenigzins in verlegenheid, toen Carel de Xllde met zyne Armee, die hy in Saxen weder verfterkt, en op nieuw i met lyftocht en andere benodigdheden voorzien had, door Silefien naar Polen op marsch was om in de landen van den Czaar in de Ukraine te val. len. Daar het 'er dus zeer hachelyk uitzag, liet de Czaar alle Dorpen, Gehugten en Steedjes, benevens allen voorraad, den gantfehen weg door, langs welken de Zweedfche Armee door Polen en de Ukrahie trekken moest, afbranden en verwoesten , op dat de Zwceden niet het minfte tot onderhoud voor menfchen en paarden vinden mogteu. Middelerwyl dat dit bevel van den Czaar onder het  van PETER den GROOTEN. 135 het bitter gefchrey en gejammer der Poolen en Ukrainers voltrokken wierd, bevond zich Czaar peter te Warfchouw. De Vrouwe . Starostinne , met welke hy dagelyks omgang had, deed hem terflond, op het eerfte berigt van een zo fchrikkelyk befhrit, een ernltige voorftelling van den nood en erbarmelyke ellende, waarin hy niet alleen zo veele onfchuldige lieden in Polen, maar ook zyn eigen onderdaanen in de Ukraihe , ftortte ; hoe hy zich zelfs, in den uiterften nood, van alle middelen beroofde, om zyne Armee in deeze'anderzins zo vruchtbaare ftreeken te onderhouden. „ Ja! zei de Monarch, daar is geen „ ander middel overig om den vyand tegen te „ houden en voor my tyd te winnen, dan hem al„ les op zyn marsch af te fnyden,waar op hy re„ kening maakt om zyn leger te verzorgen en wel ,, te doen voortkomen." Zo! antwoordde de Starostin, die gemelyk geworden was, dan zal uw Majefteit doen als zeker Poolsch Edelman, die, uit hartzeer en verbittering jegens zyne vrouw, een kort befluit nam om haar een gevoelige ftreek te fpeelen, en zich zeiven, met een fcheermes, te ontmannen. De evengemelde Generaal Lieuttnant, van weim arn. I 4 Zyn  i3ó ANECDOTEN Zyn algemeene Verdraagzaamheid. £zanr peter had, door zyne fcherpzinnige opmerkfaamheid , te Amfterdam , onder anderen , opgemerkt, dat byna alle Godsdienüige Gezindheden der wacreld daar woonden , en , hoe verfcheiden zy onder eikanderen ook waren, echter ieder hunne openbaare Kerk , of Vcrgaderiugshuis, hadden, waar zy hunnen Godsdienst ongefloord konden oefenen. De Rusfifche Monarch bezogt de meeste, uit nieuwsgierigheid, om derzelver byzoudere geftcldheid op te neemen. Hy had ook zeer veel behaagen in de vredelievendheid, waarin zo veele, in geJoofsleere van elkauderen verfchillende, Gemeenten op een en dezelfde plaats met elkander leefden, zonder de minftc vyandelykheid , noch in den omgang met eikanderen, noch minder in hunne Schriften , te uiten. Eens fprak hy hierover met een Heer van de Regeering, en vernam van den zeiven, dat Amfterdam een plaats was, die voor alle volken der aarde voor handel en wandel open, en daarby aan een ieder de oefening van zynen Godsdienst vry, ftond; mids hy maar niet den Godsdienst des lands ondermynde, of anderen in de vrye oefening van denzelven (toorde. De Monarch antwoordde hierop: dat hy van begrip was, dat deeze ftaatkunde van de Regcering niet weinig toebragt ter bevordering van den Koophandel en bevolking van Amfterdam, uit alle Natiën, en gevolgelyk de inkom»  van PETER den GROOTEN. 137 komften van den Staat merkelyk deed vermeerderen. Hy prees deeze inrichting, en gaf te kennen, dat hy even zo met zyn nieuwe Stad Petersburg zou handelen. Dit deed hy ook vervolgens werkelyk; terwyl hy alle Christelyke Godsdienften niet alleen toeftond, om kerken , op de hen aangeweezen plaatzen, te bouwen, en hunnen Godsdienst in 't openbaar te oefenen;maar hun ook vryheid gaf om onder eikanderen,ieder voor zich, een eigen Kerkenraad te kiezen, en, naar de wetten en gewoonten van hunne kerken, alle by hunne gemeenten voorvallende Kerk-en Huwelykszaaken te beflisfen, zonder een regeerend Synode van den Rusfifchen Godsdienst, of eenig ander Gerecht of Collegie , onderworpen te zyn. (*_) Niettegenflaande deeze algemeene Verdraagzaamheid zocht de wyze Monarch echter, by den heerfchenden Griekfchen Godsdienst in zyn Ryk, de fcheuringen en fecten te verminderen en uit te roeijen. De Rpskoltfchicken (Separptifieri) of, gelyk zy zich zelfs noemen, Oudgeloovigcn, die met de uiterfbe hardnekkigheid op eenige Adiaphoren (niets (*) Het was eerst, onder de rcgceu'ng van Keizerin Anna, en uit kraebte van haafe befchikkirig, dat, door een byzonder voorJ val, de Kerkelyke zaaken der vreemde Godsdienften aan bet Jultitie-Collegie der Lyflandfche lel ngens onderworpen, cn het zelve tevens' tot derzelver Opper Conü(torie beftemd wierd; b. v. wanneer, in verfchrl van huwelykszaaken, de eene p-.ny met de uitlpraak van den Kerkenraad niet te vreden was, en door zyn Appél aan het Cölley'c der Justitie zyn vermeend recht zoeht te bewceren. I 5  13» ANECDOTEN (niets wezenlyks beduidende en onverfchiilige dingen) ftaan bleeven, zogt hy door vriendelyke bejegening en bepaalde couferentien, in de heilige Synode, van hunne dwaaling te overtuigen,en door beloften van zyn byzondere gunst tot de algemeene kudde van den Grieksch- Rusfifchen Godsdienst te rug te brengen. Dan deeze zachte middelen konden by hen niets basten. En echter wilde deze Vader zynes Vaderlands niet toeftaan om zulke hardnekkige, en van hunne dwaaling overtuigde , onderdaanen, die niet weinig in getal waren,met geweid en ftrafié ter gehoorzaamheid en rechtzinheid te dwingen. Hy liet hen by hun overgeloof in kleinigheden; doch, met dit beding, dat allen,die tot deeze Secte behoorden, om ze van.de rechtzinnige Grieksch Rusfifche Geloofsgenooteu te onderfcheiden, een langwerpig vierkanten lap van rood en geel doek op den rug hunner kleeding zouden draagen. Daar nu deeze byzondere opfchik de Roskoltfchickcn van de rechtzinnigen onderfcheidde, en in zekeren opzichte belachelyk en verachtelyk maaken moest, zo dacht de Monarch dat zy zich hierover fchaamen, en des te eer tot de algemeene Griekfchs Kerk toetreeden zouden. Doch ook deeze verftandige inval van den Keizer had de verwachtte uitwerking niet. De Roskoltfchicken droegen hunnen geelen lap, en biceven by het oude Geloof. Toen nu, eenigen tyd hierna, peter, de Groote, op de marktte Peters, burg, eenige kooplieden uit Kaluga in de gemélde klee-  tan PETER den GROOTEN. 139 kleeding, onder de hoop van Rusfifche en vreemde Kooplieden, druk bezig met het afleveren van hunne goederen, huiden, hennip, en andere Rusfifche Wa'aren, aantrof, trok hy de fchouders op, en vroeg eenigen van de omftanders of deeze Ro'skoltfchickfche Kooplieden wel eerlyke, goede en naarftige lieden waren,waarop men zich in den handel en ommegang vertrouwen kon? -Ja , dat zyn zy, antwoordde een van de voornaamfte tolbedienden. „Wel nu, antwoordde de Keizer, in„ dien zy dat in de daad zyn, mogen zy van my„ nent wegen gelooven wat zy willen , en hunnen „ geelen lap draagen;kan ik ze met reden, en het „ toevoegen van een byzonder livery, niet van hun „ overgeloof bekeeren, zou het vuur en zwaard „ nog minder op hen vermogen; want Martelaars „ van hunne domheid te worden , daar zullen zy „ de eere niet van hebben, noch het land de fchade." HERMAN M E Y E R ,. CCll Olld DllitSch aanzienlyk Koopman, teMoscouW. Zyn  i4o ANECDOTEN Zyn yvcr voor den Godsdienst. J_Jet blykt uit meer dan een deezcr verfamelde Anecdoten van den grooten Monarch des RusfifchenRjyks.dat deeze Heer, van der jeugd af aan, de gronden van waare godsvrucht ingezogen, en zyn gantfche leven door onveranderd behouden heeft. Dit heeft hy door alle daaruit voortfpruitende neigingen, by alle gelegenheden, getoond; inzonderheid door een heiligen eerbied voor den Goddelykcn Naam en Goddelyke Wetten, als mede door zyne hoogachting voor het wezenlyke van den Christen Godsdienst; welk een vyand hy ook anders van de dweepery en het bygeloof, en hoe onverfchillig hy voor het overige was omtrent het geen tot de byzondere gebruiken, by de verfcheidene OpenbaareGodsdienstoefeningen , betrekking had. Hieruit ontftond ook zyne rechtmaatige toorn over openbaare godloosheid en losbandigheid, en zyn yver tegen de fpotters met den Godsdienst, van welken hy altyd plag te zeggen: „ Zy ftrekken een wel itigerichten „ burgerltaat ten fchande, en zyn volllrekt niet te „ dulden, omdat zy deu grond der wetten onder„ mynen , waarop de eed en alle verbintenisfen ge. ,, bouwd zyn." Toen hem eens wierd aangediend, dat men een mensch in hechtenis gezet had, die, in openbaare 'gezelfchappen, Godslasterlyke woorden had uitgebraakt,  van PETER den GROOTEN. 14.1 braakt, gaf hy terfbend last, dat men deezen mensch als een raazenden aan een ketting zou lengen: „ want, als hy maar, zei de Monarch, Hechts het ,, geringde verftand bezat, zou hy aan het Aller„ hooglte Wezen, dat hem gefchapen heeft, en alle ,, oogenblikken weder vernietigen kan, niet zonder „ eerbied gedacht, veel minder tegen hetzelve zich ,, op een wrevelige wyze geuit hebben." Om deezen ongclukkigen voor de verdere gevolgen van de ftrengheid des Czaars te bewaaren , Rel ie men zyn Majefteit voor, dat hy deeze zonde in dronkenfehap gepleegd had. Daarop antwoordde de verbolgen Czaar: ,,Des te meer heeft hy een dubbelde ,, ftraf verdiend, eerst om zyne onverantwoordelyk ,, misdryf tegen God, en, ten tweeden, om dat „ hy zich moedwillig, door zyne dronkenfehap, in „ een ftaat van redeloosheid gebragt heeft." Met veel moeite bragten de aanzienlykften , door hun voorfpraak, het nog daar heen, dat zy de genade van den Czaar in zo verre affmeekten, dat by deezen Godslasteraar den tong niet liet uitfnyden, maar naar Siberiën in een Klooster liet brengen, waar hy, op bevel van den Czaar, by den Handmolen , en anderen harden arbeid, nevens de fiiptlte bywooning van den dagelykfehen Godsdienst, van den vroegen morgen tot aan den laaten avond, gebruikt wierd, op dar hy hier door tot boete en betere gezindheid mogt gebragt worden. By eene andere gelegenheid fprak deeze fchrandere Monarch van de zogenaamde Vrygeesten {[Esprits Forls) en fpotters met den Godsdienst, en zeide: Jk heb „ te  14a ANECDOTEN „ te Amderdam eenige maaien in gezelfchap deeze „ lieden aangetroffen, hunne wysheid mede aange„ hoord , en ze zo (legt bevonden, dat zy my meer ,, tot verachting dan tot de geringde bewondering, „ of een byzondere achting, bewogen hebben. Dee„ ze menfchen, die wyzer willen weezen dan ande„ ren, begrypen niet dat zy door hunne verwaan„ dc redenen niet anders gewinnen dan hunne on,, bezonnenheid , onweetendheid en hoogmoed open,, lyk te verraaden; hunne onbezonnenheid, ter„ wyl zy eene openbaare verachting vertoonen voor „ hetGodlyke Woord, dat in de Heilige Schrift ge„ openbaard, en waarop de Godsdienst gegrond „ is; hunne onweetendheid, daar zy niet zo veel „ verdand en doorzicht bezitten, als tot erkentenis „ van de waarheid van den Christelyken Godsdienst „ vereischt wordt; door hunnen trots en hoog„ moed, daar zy zich in de maatfchappy veel aan„ zien aanmaatigen boven andere menfchen, en wy„ zer willen zyn dan die geleerde mannen, welke, „ in hunne fchriften, de waarheid van den Christe,, lyken Godsdienst in den grond bewezen hebben, ,, ja dan gantfche Conciliën van Kerkvaderen, van „ welken de geringde meer verrtand en verdienden „ bezeten heeft dan een gantfche fchaar van zo „ onbedagtzaaine en ongeroepen Apostelen der „ dwaasheid en boosheid, uit welker leerfchoolen „ niet dan wanorde cn onheil in den Staat ontdaan ,, moet." De Veldmaarfcha'k iwan JURewitz trubetskoi.  van PETER den GROOTEN. 145 Hy is zeer erkentelyk voor getrouwe Dienften. *7j> naauwzïcnde Czaar peter ook in 't algemeen in zyne huishouding was, en zo kaarig hy met het uitgeeven van geld plag te zyn, bleef hy echter niet in gebreke die geenen erkentelyk te beloonen, die hem getrouw gediend hadden. Nooit ging een Generaal of zelfs een Ambtenaar, die hem, nuttige dienften bewezen had, onbeloond van hem af, hy mogt dan een Buitenlander of een Rus zyn. De meesten werden met goederen in de van hen veroverde Provinciën befchonken, die hunne nakomelingen heden nog werkelyk bezitten. Zelfs de Weduwen en Wezen van alle zyne Zee-en Landofiïcieren hadden in deeze pennoenen van den Monarch hun deel; de Weduwen geduurendc haar leven lang; de Weezen tot hunnen rypen ouderdom als zy in dienst konden treeden, welke loflyke fchikking ook nog tot heden deezen dag in acht genomen wordt. Wanneer nu de Czaar eens van wegen het Collegie gevraagd wierd, of men een ouden Buitenlander , die by dc dertig jaaren lang gediend hadde , en nu uit ouderdom en onvermogen niet meer dienen kon , by het geeven van zyn affcheid een penfioen of halve gage moest aanwyzen? antwoordde de Monarch half gemelyk: 5, Wat denkt gy, dat iemant in zyn ouderdom ge. brek zou moeten lydeu , die zyne beste jaaren in „ myn  144 ANECDOTEN „ myn dienst heeft opgeofferd ? Laat hem zyn vol„ le gage genieten zo lang hy leeft, en vordert „ geen dienst meer van hem , als hy niet meer „ dienen kan; doch pleegt met hem raad in de zaa. „ ken van zyn ambt, en maakt u zyne ondervin„ ding ten nutte. Wie toch zou lust hebben om my „ in den bloei zyns leevens te dienen, als hy vooruit „ wist, dat hy in zyn ouderdom gebrek zou moe„ ten lyden, en van die geenen verhaten worden, „ wien hy zyne beste jaaren had opgeofferd?'' By deeze gelegenheid gaf de Monarch te kennen, dat hy wel reeds voor weinige jaaren een Land- en Zeehospitaal voor zieke Zoldaaten en Matroozen te Petersburg aangelegd had; doch dat men nu nog bedagt moest zyn , om 'er ook een voor oude arme en onvermogende lieden van den burgerlyken ftand te Petersburg op te richten , dat ook in den jaare 1718 werkelyk volvoerd wierd. Dc Krygsraad van zentrovius. Zyne  van PETER den GROOTEN. 14$ Zyne zugt om onbekende Handfchriften > die in Siberiè'n mogten gevonden worden, te onderzoeken en te laaten overzetten. TT\e ongcmeene zugt van peter den Grooten "^^voor alle Weetenfchappen, en zyne natuurlyke Weetgierigheid dreef hem aan, om zich, by alles, wat hy niet verftond, toe te leggen om agter deszelfs verklaaring te komen. Zelfs wendde hy zyne aandacht op zaaken, die alleen de nieuwsgierigheid aandoen, en niet dan voor den Oudheidkenner van einig belang zyn. Het is bekend, dat deezen Monarch eens verfcheiden rollen van fterk geglansd blaauw en zwart papier, met goudene letteren befchreven, uit Siberiön aangebragt wierden, die daar in een kelder , van een verdelgden tempel, Semipalaat (*_), gevonden waren. Niemand was 'er, die deeze welbewaarde en zeer fierlyk gefchreeven Schriften leezen, en nog minder vertolken, kon. Men hield ze voor een oud Tangutisch Schrift, denkelyk dewyl in een plaats van Sibericn, waar zy gevonden waren , eertyds Tanguten gewoond hadden. Men bezag, en bewonderde ze, doch hier mede was Czaar peter niet te vreden ;hy wilde weeten, in welke (*) Semipa'r.nt. Doczc jiJaaLS voert in Si'bcrtèn , aan den Opper lrdisch Rivier, nog lieden deezen naam , en wel van zoeven palaaten of vertrekken, die daar als oude ruïnen gevendcu wof? ien. K  146 ANECDOTEN welke taal zy gefchrceven waren, en wat 'er de inhoud van was. Dieswegens liet hy een rol van dezelven naar Parys aan den toenmaaligen beroemden Koninglyken Bibliothecaris, den Abc bicnon, zenden,- met verzoek om een geleerd man op te zoeken , die zeggen konde in welke taal deeze Schriften gefchreven waren, en wat de inhoud van de overgezonden rol was. De Abt bignon vertoonde ze aan den Koninglyken Vertaaler f o u rm o n t , die de meeste Oosterfche taaien , en ook iets Chineesch , verftond. Deeze ftoute Taalkundige , die dergelyk Schrift nooit gezien had, liet zich, door het byzonder vertrouwen dat men van zyne geleerdheid in vreemde taaien had, verleiden, en had de verwaandheid, om ze, volgens zyne eigen vinding, te ontwikkelen , of ten minften te doen gelooven dat hy alleen dit Schrift verftond en kon overzetten. Hy behield de rol lang by zich, en kwam eindelyk met zyne Verklaaring voor den dag, dat zy namelyk, werkelyk, in de oud Tangutifche taaie gefchreven was , en leverde daar een zelfs verdichte Vertaaling van , die toen niemand dorst tegenfpreeken , omdat men zo onbefchaamd niet wilde zyn, als hy zelfs was. Czaar peter liet hem een aanzienlyk gefchenk voor zyne moeite,en voorgewende verklaaring , geeven; doch betuigde altyd meer te twyfelen aan de echtheid deezer Vertaaling dan in dezelve genoegen te neemen ; en plag dikwils te zeggen, zo zy al niet echt is , is zy ten minften zinryk verzonnen. Lang na den dood vanPETE r den Grooten, en, zo ik meen, ten tyde dat fotjr- wont  van PETER den GROOTEN. 14? aiont ook niet meer in weezen was, nameiyk onder de Regeering van Keizerin anna, bevonden zich een paar Rusfen by de Academie te Petersburg, die zestien jaaren lang te Pekin de Chineefche taaie, en, nevens dezelve, de ook niet veel van deeze verfchillende Manthurifche taal geleerd hadden. Deeze erkenden het Schrift van de bovengemelde rollen, op het eerfte aanzien, terftond voor Manthurisch, lazen ze zonder eens te haperen , en vertaalden verfcheidene van dezelven, ook die geene, welke naar Parys aan den Abt bignon was gezonden geweest. Geen woord van deeze Overzetting kwam met die van fourmont overeen, en de inhoud, die , naar de Rusfifche Overzetting , hemelbreed van de Franfche verfchilde, bewees klaarlyk, dat foürmont geen letter van deeze rollen gekend of verftaan , maar alleen een verdichte Vertaaling geleverd, en dat peter ^ Groote zich in zyn vermoeden niet bedrogen had. De origineele Rollen, zo wel als de beide gemelde Vertaalingen, worden nog in de Bibliotheek van de Academie der Weetenfchappen te Petersburg bewaard, en aldaar aan een ieder, die ze begeert te zien, vertoond. De Heer Raad schumacher, Bibliothecaris van de Academie, die, op bevel van peter den Grooten, met de gemelde Schriften naar Parys aan den Abt bignon gezonden was. Ka De  148 ANECDOTEN De onvermoeide zucht van Czaar pet er, om alles in den grond te onderzoeken. rpusfchen Nerva en Reval, omtrent honderd mylen van de laatfte Stad, (laat aan de Landdraat een fchoone fteenen Kerk, de Haljalifche Kerk genaamd. In dezelve bevindt zich , van oude Zweedfche tyden af, onder verfcheidene andere graftombes van de voormaalige Bezitteren der Adelyke goederen van die plaats , ook een van 't jaar 1632, waarin twee Freules van Grot begraaveri liggen , die nog tot op deezen huidigen dag in haar gantfche gedaante met alle haare leden onverteerd te zien zyn. By eenen doortocht door deeze plaats, in de maand July van 1752, liet ik den grafdeen opligten , en vond deeze beide lichaamen in den nu befchreeven toeftand, naakt, zonder eenig gewaad, geheel uitgedroogd, geel, en zonder den minden dauk. De huid over het gantfche lichaam fcheen een met kunst toebereid, en gefpannen varkensleder te weezen, en fprong, met een fnelle veerkracht, (elasticiteit) te rug, ais men met een vinger of dok op het holle lichaam drukte, welkers ingewanden zo verdroogd waren , dat ik 'er in 't doorvoelen geen fpoor meer van ontdekken kon. De Doodgraaver, die den zerk voor my liet openen, verhaalde my, by deeze gelegenheid, dat Czaar peter, toen hy in het Zweedfche ryk naar Reval optrok, en met zyn leger eenige weeken in deezen land-  van PETER den GROOTEN. 149 landftreek liggen bleef, van deeze onverteerde lichaamen genoord,en het niet had willen gelooven. Om 1111 de waarheid deezer zaake zelfs te.onderzoeken, had de Czaar die lyken in het leger laaten brengen, dezelve op het naauwkeurigfte onderzocht, en de omftaande Generaals de natuurlyke oorzaak van deeze verdrooging verklaard; en, na verloop van eenige dagen,last gegeeven, om ze weder naar derzelver voorige rustplaats te laaten brengen, en 'er geen wonder van te maaken. Schnabel, Koster en Doodgraaver van dezelve Kerk. Zyn wysheid en omzichtigheid omtrent de Aanklaagers, ■x-ra den flag by Pultawa, nam Czaar peter alle -L^de Zweedfche Officiers, die lust betoonden om hem te dienen en den eed af te leggen , in zynen dienst; en wel meestendeels in het karakter, dat zy reeds in Zweedfchen dienst bekleed hadden. Onder anderen was 'er ook een zeker Overfte , ostmann, die, na het afleggen van den eed, naar Cafan by zyn nieuw geworven Regiment gezonden wierd. Hier geraakte hy ongelukkiger wyze in eene ongelegenheid, dia hem in een groot ongeluk geftort zou hebben, indien hy niet, door de groote wysheid van Czaar peter, en deszelfs K 3 bc-  15© ANECDOTEN behoedzaamheid tegen alle overyling , nog gered was geworden. Het ging hem namelyk, gelyk menig een getrouwen dienaar van zyn Majefteit, die door de boosheid van een godloozen bedienden, uit wraakgierigheid , als een trouwlooze aangeklaagd wierd, en in groote ongelegenheid geraakte. Een van zyne Denschtfchikken, wien hy , uit hoofde van geduurige dronkenfchap en lyderlyk gedrag , met Batoggen had laaten ftraffen, klaagde nu zelfs zynen Heer aan. Men nam, volgens gewoonte, zo wel den Knecht als den Heer gevangen, die beiden onder arrest naar Petersburg gebragt, en in de geheime Kanzelary wierden overgeleverd. Hier befchuldigde de Denschtfchik zelfs zynen Overften in het aangezicht , dat hy zyn Majefteit, den Czaar, met verfcheiden onbetaamelyke fcherdwoorden gehoond had. Hy hield dèeze befchuldiging ook ftandvastig (taande, en ftond 'er driemaal de pynelyke tortuur met den Knoet op uit. Toen nu de Czaar bericht van deeze belydenïs gekregen had, liet zyn Majefteit den Overften by zich brengen, hield hem de bevestigde befchuldiging voor, en verzogt ernftig van hem, dat hy de waarheid bekennen en zyn Majefteit rondborftig zeggen zou, wat 'er van de zaake was, dewyl hy toch wist, dat de beurt thans aan hem lag, en de waarheid dus door de tortuur zou uitgevorscht worden, Hierby zag de Czaar den Overften beftendig en ftyf in het gezicht, of hy ook eenige vertrekking of verbleeking daarvan befpeuren kon. De Overlte bekende zyn Majefteit openhartig, dat  van PETER den GROOTEN. 151 dat hy dergelyke dingen, als waarvan hy door den godloozen Denschtfchik befcbuldigd wierd , nooit gedacht , veel minder uit zyn mond had laaten gaan, en verzekerde tevens zyn Majefteit, dat hy nog niet eens zo veel Rusfisch verftond, noch ooit in de Rusfifche taal tegen zynen Denschtfchik gefprooken had, gelyk dees hem befchuldigde. Ook had hy in 't geheel geen reden, om over zyn Majefteit te onvreden te zyn, nadien hy, als een krygsgevangenc, door denzelven in zyn voorig karakter in dienst genomen en begunftigd, en dus, i'n zynen tegenfpoed, zo rykelyk van zyn Majefteit bezorgd en beloond was. Hy zou. dus tegen zyn beter weeten , cn tegen zich zelfs, moeten fpreeken, óf zich zelf beliegen , als hy zeggen moest dat hy iets in 't geringde gefprooken had van het geen de Denschtfchik hem befchuldigde. Czaar peter het den Overden hierop, zonder verdere navraag, weder in bewaaring brengen; doch des anderen daags gaf hy aan een welbefpraakten Priester last , dat deeze zich by den gepynigden Denschtfchik zou vervoegen, en denzelven tot den dood voorbereiden ; doch zich voornamelyk toeleggen, dat hy hem alles opbiechte, en niets op zyn hart of gevveeten hield. De Priester verrichtte zyn ambt met ernst en yver; en toen hy den derden dag den Denschtfchik de iaatde biegt deed afleggen , en denzelven de Iaatde vermaaning gegeeven had van niets te verheden, dewyl hy toch den volgenden morgen gerecht zou worden; bekende hem de Denschtfchik eindelyk, dat hy verder niets meer op K 4 zyn  t$* ANECDOTEN zyn gevveeten had, dan dat hy zynen Overften, uit wraakzucht, had aangeklaagd. Dus kwam, door 't nadenken van peter den Grooten, en door zyn verftandig overleg, de onfchuld van den Overften, en de kwaadaartigheid van den Denschtfchik, aan den dag. Met recht liet de Czaar hierop den wraakgierigen Aangeever levendig radbraaken , en den onfchuldigen Overften , onder betooning van zyne gunst, weder met alle eer naar zyn Commando brengen. Frederik cramer, Koopman te Narvisch , die toen mede als Narvifcher Krygsgevangen it5 Cafan was. Aanleg van de Stad Petersburg, J^enig een zal ook gaarne als een Anecdote aan» neemen het bericht van den aanleg der Stad Petersburg, en hoe het zich toegedraagen heeft, dat deeze Stad zo fchielyk opgebouwd, en, in zo weinige jaaren, als ooit het kleinfte Steedje, ontdaan, ja zelfs zo groot, weidsch en aanzienlyk geworden is. Czaar peter had, reeds lang voor den oorlog met Zweeden, lust gekreegen, een haven aan de Oostzee te bezitten , om zyne geliefkoosde Scheepsvaart in deeze, hem in zo veele opzichten welgelegene, landdreek, voort te zetten, en daar eene Vloot te bouwer}. Zo ras het hem nu door de«  van PETER den GROOTEN. 153 den oorlog gelukt was, de plaats, waar nu Petersburg ftaat, in te ncemen, nam by ook by zich zeiven voor, aldaar een Stad te bouwen, namelyk zyn geliefkoosd Petersburg. In den jaare 1703, begon hy werkelyk den grond zyner Stad niet eene Vesting aan de eene zyde der Neva, en een Admiraliteit aan de andere zyde, aan te leggen. Hy vond in deeze gantfche flreek niets dan een enkele houten Visfchershut op de Vesting, of zogenaamde Petersburgfchen Cingel, waarin hy zich in den beginne ophield, en die nog, tot op deezen huidigen dag, tot een gedagtenis bewaard, en tusfchèn twee fteenen pylaaren en boogen te zien is. In den beginne ging het met deezen aanbouw wel wat langzaam en willekeurig toe. De Czaar kon het einde van den naauwlyks aangevangen oorlog nog niet vooruit zien, en zich het behoud van het ingenoomen land aan de Neva niet vast belooven. Doch zo ras hy , na de geheele nederlaag van de Zweedfche Armee by Pultawa, in den jaare 1709, een vaste rekening maaken konde, dat niemand hem thans de reeds veroverde Landen aan de Oostzee en den Mond der Neva uit de handen kon wringen, zo begon hy nu, zonder verder uitftel, in allen ernst op de volkomen opbouwing van Petersburg te denken (*), en van nu af aan de nodige toe- (*) In een eigenhandigen brief van peter den Grooten in het leger by Pultawa, des avonds om negen uuren, na den geSindig-. den Slag, aatv zyuen Admiraal, ff.odok. matwiïitz a pr axi n, naar Petersburg gefchreeven, (die onder veele andere haod> K 5 fcju-if.  154 ANECDOTEN toeftel te maaken om dit voorneemen uit te voeren. Dm, eer hy zelfs hand aan het werk leide, waarvan hy, door de yverige voortzetting van den oorlog, van veele kanten, nog eenige jaaren lang te rug gehouden wierd, liet hy verfcheiden plans ontwerpen tot den aanleg van een nieuwe reguliere Stad ; want het geen tot dus verre hier en daar gebouwd was, was fiegts uit nood, zonder eenig plan of zamenhang, gefchied. Onder deezen beviel hem het beste , dat het meeste gelykheid had met den aanleg der waereld beroemde Stad Amfterdam , in 't byzonder ten opzichte van de daar zynde veelvuldige graften. . Deezen wilde hy nu "op een van de verfcheidene eilanden der Neva, en wel op de middelfte, aanleggen, die toen 'reeds, den naam Mafili Ostrof (Mafili Eiland) dien zy nog .heeft, voerde. Dit, ten tyde der Zweeden nog geheel woest liggende eiland, had toen nog geen naam. Deszelfs benoeming is een Anecdote; zyftamt af van den naam vaneen Officier eener Rusfifche Bombardeer Compagnie , Mafili Dimitrowitz Kanschmin. Toen, namelyk in den jaare 1703, Czaar peter nog zonder Vloot, alleen met zestig kleine flegtc vaartuigen de Zweedfche Krygs- fche- fchriften van peter den Groeten by Je Apmifche familie bewaard wordt) waarin bem de Monarch een kort cn bondig berigt, van de zege, die hy op ca rel hen XII behaald heeft, mede! deelt, heb ik aan het Hot deeze zonderlinge woorden van den Rusliichcn Monarch opgemokti * Ru is, met Cods „„u,, ^ » Srom|rtean tot den bouw van Petersburg gel-.gd." Men zie deezen Brief zelfs, hier agtcr.  van PETER den GROOTEN. 155 fchepen, die aan den mond van dit eiland waren aangekoomen , onverwacht aangegreepen en veroverd, cn hierna een paar Batteryen had laaten aanleggen, om den mond van de Neva te beftryken en de vyandelyke vaartuigen af te houden; was deeze Mafili met een Commando Canoniers en Bombardiers daar zelf geposteerd. Toen nu deeze Mafili veele jaaren lang met zyn Commando op dit eiland geweest was, en alle de bevelen van den Czaar, en anderen, altyd aan Mafili, op het eiland, wierden overgezonden, zo werd het van iedereen Mafili-Eiland (Rusfisch Mafili-Ostrof) genaamd. Midden door dit eiland moest, in het groote verfchiet, een groote graft in een regte linie van de kleine Neva tot in den Zeeboezem, en zo weder een andere in 't kleine verfchiet, honderd vademen van het groote af en parallel met hetzelve, doch twaalf kleinere van de kleine Neva in de groote, dwars door het Eiland , geleid worden; namelyk, midden in ieder Straat, een tusfchèn twee Ühreri of ryen huizen, van welken ieder met een hof of tuin voorzien was. De aarde, die van zulke Canaalen was uitgegraaven, moest , deels tot verhooging van dit eenigzins laag liggend Eiland, deels tot eene vesting rondom deeze nieuwe Stad, met een wal en even verre van eikanderen afftaande bolwerken , naar Coehoorn's manier, aangelegd worden. In het groote Kanaal moesten de Schepen , van Kroonftad af, regt voor de pakhuizen en beurs, en van daar weder belaaden naar Kroonftad in Zee gaan; doch de kleine Kanaalen, in de dwars- ftraa-  I5ö~ ANECDOTEN ftraaren of lïnïën, moesten voor fchuiten, booten en andere kleine vaartuigen, tot een bekwaamen toevoer van alle noodwendigheden der Jnwooners, van den eenen arm der Neva in den anderen, dienen. In het groote en kleine verfchiet waren'veele marktplaatzen, en midden op het eiland een fchoone lusttuin , een myl lang en breed , tot een algemeene wandelplaats, en laager naar beneden, teg°en de Zee over, verfcheiden Landeryen, tot gemeene Veeweiden gelaaten worden (*). Tegen over deeze nieuwe Stad , aan den linker oever van de groote Ne va, was reeds een Admiraliteitsgebouw met wal en gragten en bastions, en de daarin aangelegde Scheepswerf te zien, waar Krygsichepen en andere Vaartuigen gebouwd wierden.0 Digt by dezelve, op de daarvan genoemden Admiraliteits Cingel of Stadswyk, waren de wooningen der Zeeofficieren, Scheepsbouwers, Scheepstimmerlieden en Matroozen gelegen; daarvan zyn nog heden ten dage de benoemingen der ftraaren, de kleine en groote Morskoi (Zeeftraaten) over. Tot den aanbouw van Chaloupen en kleine Vaartuigen, zo wel als tot Magazynen van het Scheepstimmerhout, werd een klein Eiland aan deeze zyde, tusfchèn de' Moika en een Kanaal, Nieuw Holland genaamd, ge- C) De Schets van dit voortrcfiyke Stadsplan is op verfcheiden plaatzen in 't koper gebragt; doch het zindeiykfte op een by.zond'ei blad in den winkel der Homannifche Landkaarten te Neurnberg uitzoomen. In een kleine Copic is hy ook in web ér* %rSnUi Rusland, en in mueftWoiai (ro ossets) Memoires du ke&t do Pierre I. gedrukt.  van PETER den GROOTEN. 15? gekozen, en, in de nabiuirfchap van hetzelve, een byzondere Smits- en Slotenmaakers werkplaats , ne. vens een Lynbaan, waar het touw vervaardigd werd , verder op aan de groote Neva, een byzondere Werf tot den bouw der Galeiën, de Galeiënhof genaamd, aangelegd; vervolgens ook de zogenaamde particuliere Werf, aan de Fontanka die by den Zomerhof uit de Neva vloeit, waar zo wel voor Particulieren, als voor de Admiraliteit, jachten, boeijers, chaloupen en andere kleine vaartuigen, gebouwd werden. Aan de reeds gemelde uitwatering der Fontanka uit de groote Neva, had de Czaar zyn Zomerwoning of Zomerhof, én een ruimen tuin met fonteinen, grotten, alleën, parterren , vyvers en veele prachtige fieraaden, doch voor den winter een ruim Paleis van twee verdiepingen , de Winterhof genaamd , tusfchèn de Admiraliteit en den Zomerhof aangelegd. Op de Vestings of zogenaamden Peterburgfchen Cingel, was van tyd tot tyd de Voorftad meest met vierkante houten huizen, de Collegien, de wooningen der Minisrers van den Czaar, de publieke Koopwinkels, het Raadhuis, verfcheiden Markten, een Geweerfabriek, gelyk ook eenige honderd particuliere en burgerhuizen gebouwd, en de ftraaten door de Zweedfche gevangenen zeer goed geplaveid geworden. Eindelyk in den jaare 1714, toen zich de Czaar in bezit van een zyner voornaamfte Veroveringen bevond, een zeer voordeelig einde van den oorlog vooruitzien kon, en nu meer dan voorheen oude uit- voe-  *58 ANECDOTEN voering zyner oogmerken en burgerlyke zaaken den. ken kon, verfcbcen zyne gedrukte Ukafe tot een onverwylden opbouw van zyne nieuwe Stad op het Mafili - Eiland. Ingevolge van dit bevel, dat door het gantfche Land uitgong, moesten zo wel de Geestelyken als Waereldlyken, die goederen bezaten, Kloosters en Edelheden, volgens eene naar hunne bezittingen afgemeetene grootte, huizen te Mafili- Ostrof, op de hun aangewezene plaatzen, en naar een ieder van hun aangewezen plan, van 6, 10,11, I5, tot so voeten in de lengte, bouwen, en, binnen drie jaaren, op ftraffe van confiscatie hunner goederen, in volkomen woonbaaren ftand brengen. Ten behoeve van zodanig eene uitvoering, waren tevens alle nodige middelen in gereedheid gebragt, opdat zich niemand over gebrek aan bouwftoffen en Bouwlieden bezwaaren, of zich daarmede verontfchuldigen, kon. In een byzonder daartoe ingericht Bouwcomptoir , onder den Italiaanfchen Bouwmeester Tresfmo, konde ieder, zonder uitftel, een bouwfchets, naar zyn nummer, voor niet beko-' men. Eenige mylen van Petersburg , over de helft der Neva , aan de Schlusfelburgifche Landftraat, waren zo veele Steenbakkeryen aangelegd, dat z'y in ftaat waren om millioenen tegelen te leveren- timmerhout , kalk , en fteen tot de grondvesten , wierden in een genoegzaame menigte uit deftreeken van Ladoga en het Novrogodisch Gouvernement te water aangevoerd, en voor een bepaalden zeermaatigen prys verkogt; Planken, Deelen en Latten leverden  van PETER den GROOTEN. 159 den de rondom Petersburg aangelegde Wind-en Water-Houtzaagmolens rykelyk op ; cn een groote menigte Schepen, die Jaarlyks uit het land, over de Ladoga of de Neva, met alle foorten van waaren en levensmiddelen aankwamen , bragten het houtwerk tot tuinen ftallen en andere hoftimmeraadje, in overvloed, aan. Timmerlieden, Metzelaars en andere Werklieden, werden, op bevel van den Czaar, in menigte uit den boezem van Rusland tot deezen arbeid naarPetersburg gezonden; en ter bevordering van eenfpoedige beftraating, was lang voorheen reeds last gegeeven, dat geen buiten-nog binnenlands vaartuig, by zwaare boete, te Petersburg zou binnen gelaaten worden, dat niet, naar evenredigheid van zyen grootte, tien, twintig en meer keifteenen gelaaden , en by den flagboom der Stad, aan de Commisfarisfen, die tot ontvangst van dezelven gefield waren, afgeleverd had. Hoe het nu, in afwezendheid van den Czaar, met den yvrigen bouw deezer nieuwe Stad op Mafili-Ostrof is toegegaan; hoe zyn Majefteit, by derzelver terugkomst uit Frankryk (1718,) dezelve genoegzaam geheel gereed , doch , tot zyn gevoelig leedweezen, in de hoofdzaak tegen zyn doelwit met onverbeterlyke fouten vond aangelegd, dezelve dus verlaaten, en zich met den verderen^ aanbouw niet meer bemoeid heeft, is uit de volgende Anecdote te zien. van bruyns, Generaals Equipagiemeester van het Admiraliteitscollegie.  ïóö ANECDOTEN Zyn Onvergenoegdheid, over de tegen zyn oogmerk verkeerd aangelegde Linten en Canaaien op Mafili-Ostrof. j^Jcn verwondert zich menigmaal, waarom de aangelegde Canaalen op Mafili-Ostrof te Petersburg, door de liniën of ftraaten, niet allen gezamenlyk uitgevoerd en tot fland gebragt zyn; hier van heb ik gelegenheid de volgende waare omftaudigheden en oorzaaken te verhaalen. Nadat Czaar peter verfcheidene voorflagen tot aanleg der Stad Petersburg onderzogt, en ,uitLiefhebbery voor het Water,die geenen verkoozen had, naar welke de hoofdftad op het eiland, Mafi!i-Ostrof genaamd, zou aangelegd worden; het eiland met bolwerken omringd,en, in het midden der liniën of ftraaten, Kanaalen tot gemeenfchap van de groote en kleine Neva dienen moesten; vergat deeze Vorst naauwkeurige orde te geeven, hoe breed de ftraaten tusfchèn de linien, en gevolgelyk het Kanaal, in het midden moesten aangelegd worden; of hy verliet zich veeleer te veel op de kunde der geenen, aan wien hy de uitvoering had toevertrouwd, dat zy, volgens zyn hoofdoogmerk, wel acht zou' den geeven, dat de gragten breed genoeg waren om twee barken, of andere vaartuigen, eikanderen onverhinderd voorby' te laaten vaaren. Hierop vertrok de Czaar naar zyn leger, en een paar jaaren daarop (W6) naar Holland en Vrankryk, met agter-  tan PETER den GROOTEN. 161 gelaaten bevel, om zo fchielyk met dit werk voort te vaaren, en in ftand te brengen, als maar mogelyk was. Toen hy nu na eenigen tyd, (1718) naar Petersburg te rug kwam, was zyn eerfte werk zich in een floep naar Mafili-Ostrof te begeeven, om de reeds verre gevorderde liniën en kanaalen te bezichtigen. Hier vond de" Czaar, tot zyn groot genoegen, de meeste liniën reeds met houten, deels ook met fteenen , huizen , en inzonderheid de eerfte linie aan de overzyde met het pragtige paleis van Vorst 1 Menzikof, en een langen fteenen vleugel en kanaal, bezet en bebouwd. Doch tevens viel hem ook, tot zyn innerlyk leedwezen, de al te naauwe maat van de breedte der gragten en ftraaten aan beide kanten in het oog. Hy zweeg eerst geheel ftil, en fchudde fiegts eenige maaien het hoofd, by de befchouwina van dit vermoedelyk gebrek; doch vertrouwde het zich niet recht toe, of de kanaalen in de daad fmaller waren dan de gragten, te Amfterdam, naar welke hy eigenlyk voorneemens was geweest, de zynen aan te leggen. In deeze onzekerheid ging hy van daar rechtitreeks naar het Logement van den Hollandfchen Refident,' den Heer de wilde, en vroeg hem, of hy niet zeggen konde, hoe breed eigenlyk de gragten of kanaalen te Amfterdam waren? De Refident antwoordde zyn Majefteit , dat hy dit uit zyn hoofd niet zeker wist; doch hy haalde een Kaart vau Amfterdam, met een maatftok, voor den dag, en lag ze den Czaar voor, die terftond zyn pasfiar uit L zyn  i62 ANECDOTEN zyn zak kreeg, en de maat van de fmalfte en breedfte gragten afmeette, en in zyn zakboekje opfchreef. Hierop verzogt hy den Heer ÜE wilde met hem in een floep te gaan zitten, en naar zyne nieuwe graften op Mafili - Ostrof te vaaren. Hier liet de Czaar zelf de breedfte van eenige der voornaamfte kanaalen en graften meeten, en toen by vond dat de ftraaten aan beide zyden van het kanaal, en het kanaal zelf, te zamen naauwelyks zo breed aangelegd waren, als één graft alleen in Amfterdam, zonder de ftraaten aan beide zyden mede te rekenen, wierd de Czaar zo toornig, dat hy uitriep: „ Dat ze de Duivel haale! 't is al„ les bedorven werk!" en voer weder van daar naar het Hof. Men kon duidelyk merken, dat dit mislukte doelwit van den Czaar by deezen Stadsbouw zyn Majefteit nog lang in het hoofd maalde. By alle gelegenheden verweet hy het den Prins Menzikof, die het opzicht over deezen bouw gehad had, met bittere woorden. Van tyd tot tyd voer zyn Majefteit in een floep naar Mafili-Ostrof , befchouwde de uitgetimmerde liniën van meer dan duizend huizen, en de deels voltooide, deels aangevangene , kanaalen, menigmaal uuren lang, en voer weder van daar, zondereen woord te fpreeken. Toen eindelyk het jaar daaraan de groote Architect Le Blond, dien de Czaar te. Parys in zyn dienst had aangenomen , te Petersburg gekomen was; voerde hy denzelven terftond naar Mafili-Ostrof , ging het gantfche Eiland met de Kaart in de hand met hem door-, en vroeg hem ein-  van PETER dïn GROOTEN. 1Ö3 eindelyk, na lang ftilzwygcn: wel nu, myn Heer le Blond, wat is'er, volgens myn plan, te doen? ie Blond haalde de fchouders op, en zeide, rafer, Sire, rafer, daar is anders niet te doen dan af te breeken en van nieuws weder op te bouwen, de graften te vullen en andere te graaven! De Czaar antwoordt oaarop: dat wist ik reeds, begaf zig weder in zyn floep, en voer daarvan daan. Vervolgens heeft hy U Blond, tot het vervaardigen van veele aanzienlyke werken, te Peterhof, en op andere plaatfen, gebruikt, doch van Mafili-Ostrof nooit weder' een woord gefproken. De Heer swart, Hollandfche Refident, en Opvolger van den evengemelden Heer n e wilde, by wien hy toen als Legations-Secretaris te Petersburg was. L 2 De  I5| ANECDOTEN De erkenteiykheid van Czaar peter, jegens 'de geenen die in of om Petersburg hui' zen aangelegd hadden. Q>Iyk Czaar peter dc Stad Petersburg tot zyn geliefkoosd verblyf gekoozen had, zo wendde hy ook alles niet alleen aan, om dezelve met fchoone gebouwen naar den fmaak van dien tyd te voorzien; maar zag ook gaarn,dat, zo wel Buitenlanders als Rusfen, om en in deeze Stad huizen aanbouwden. Als nu een Rusfisch of een buitenlands Koopman, voor zich zelf, een huis bouwde, en den Czaar verzogt om den eerften ftcen te leggen, bleef hy nooit in gebreke de toenmaals gewoonlyke inzegenings • ceremonie by te woonen, en dan op de gelukkige voltooijing van den bouw, en de welvaart van den Bouwheer,een pokaaltje te ledigen. Juist om deeze reden, wyl ieder wist dat hy door eenigen aanbouw den Monarch een dienst bewees, zag men menig huis optrekken, dat anders mogelyk nooit gebouwd was geworden, en dus vermeerderden de huizen van dag tot dag, in zyn geliefkoosd Petersburg. Niet verre van den mond der Zee, tusfchèn eenige kleine zuidelyke uitwateringen der Neva, namelyk tusfchèn de Praschka, Gluchaja, Retschka, en Fontanka leide de Monarch een byzondere Voorftad aan, onder den naam van de kleine en groote Columna, die uit veele ftraaten beftaat, en alleen met  van PETER den GROOTEN. 165 Eiet Matroozen, Scheepstimmerlieden en andere Admiraliteitsbedienden bezet wierd, gelyk zy ook nog heden ten dage van dezelven bewoond wordt. Verder op,buiten de Stad,aan de overzyde van de Fontanka, leide hy een Landftreek, die eenige myIen groot was, aan den Zeeboezem tot eene Mui/a, of landgoed , voor zyne Gemalinne , aan, en noemde het Catharinenhof. Daar bouwde hy een houten huis (*), naar de Hollandfche wyze, op een fteenen fundament in een aangenaam boschje, nevens een kanaal en kleine haven ,naast het huis, waarin men met floepen uit den mond der Neva vaaren kon. Omtrent een myl verder, aan den oever van den Zeeboezem, die daar zelfs verfcheidene Eilanden maakt, en een zeer aangenaam uitzicht heeft, werden vervolgens nog twee kleine Landhuizen en Hoven, naar de naamen der beide Keizerlyke Princesfen, met naame Annahof en Elizabethshof, aangelegd. Deeze zo even gemelde genegenheid van den Czaar, ten aanzien van het Chatharinenhof, dat hy voor de Keizerin en op haar naam gebouwd had, wilde deeze waardige en dankbaare Gemalinne niet (*) Dit landhuis van twee verdiepingen, van welken het eene de Czaar, en het andere de Czaarin met de'Czaarfche Familie, plag te hewonnen, is ter eere van den grooten Stichter, tot'op deezen huidigen dag, in ftand gebleven, en alleen met twee vleugels, een paar groote zaaien, en eenige byvertrekken voor Keizerin El.zabeth, vergroot geworden. Aan dit huis zelfs ziet men een overblyfzel va dc edele eenvoudigheid en vergenoegdheid van den grooten Monarch in een klein huis, waarin by met zyne Gemalin cn twee Keizerlyke Princesfen gewoond beeft. L 3  166 ANECDOTEN niet onbeantwoord laaten, en haaren Gemaal ook weder, onverwacht, een genoegen verfchaffen met een ander gebouw by Petersburg te laaten maaken. Ten dien einde koos de Keizerin een byzonder hoogen welgelegen oord, 25 mylen van de Refidentieplaats,Zuid-Oostwaards,waar men de gantfche landvlakte om Petersburg, en de Stad zelfs, overzien kon. Hier vond zy een enkel dorpje, dat van den naam van haare bczitfter, Sara, een Ingermanlandifche Edel vrouw, sarskoi muiza, (Sara-dorp) heette. Hier leide de Keizerin een lustflot van fteen met al zyn toebehooren aan, en een op terrasfen gelegen tuin met dichte boschjes en lindelaanen. Deeze aanleg aan een zo afgelegen oord wierd zo heimlyk voltooid, dat de Czaar 'er niet het geringde van te weeten kwam. In zyn afwezendheid, geduurende twee jaaren, liet zy 'er met alle vlyt aan werken , en bragt het, in het derde jaar, in den volkomen ftaat van een zindelyk lustflot en landgoed. Toen nu de Czaar in den zomer van hetzelfde jaar, voor eenige dagen , van zyn Armee uit Polen naar Petersburg gekomen was , en zo wel over den flerken aanbouw zyner lievelingsflad , die , geduurende zyne afweezendheid , zeer vermeerderd was, als over de voltooijing van zyn lustflotenPcLerhof en Strelna, de Czaarin zyn byzonder genoegen betoonde,zeide zy, met een glimplachje : wy hebben in uw afwezendheid ook een woest, doch zeer aangenaam en gezond, plaatsje by Petersburg uitgevonden, alwaar gy denkelyk een Lusthuis en een Landgoed zoudt aanleggen , als gy het mogt zien en kennen. De Czaar,  van PETER den GROOTEN. 167 Czaar,die van de opmerkzaamheid zynergelicfdeCaharinvoor den aanbouw van plaatzen rondom Petersburg bekoord was, verlangde van haarde ligging van dit plaatsje te weeten , en beloofde haar reeds vooruit een Lustflot en Landgoed aldaar te zullen aanleggen, als hy het zo bekoorlyk vondt als haare befchryving was. Zy beweerde daarby dat deeze plaats zyne Majefteit des te meer bevallen zou, daar zy fiegts eenige mylen zydwaards van deMoscovifche Landftraat afgelegen was, het fcboonfte uitzicht had, en fiegts daarom woest lag, om dat het afgelegen, en tot nog toe byna niemand bekend was geweest. De Czaar, vol ongeduld, om deeze plaats te bezien , gaf haar de hand, en -beloofde haar den volgenden dag te zamen daar heen te ryden , om die aangehaame laudsdouwe te bezichtigen. Intusfchen iiet de Czaarin , den gantfchen nacht over, met allen yver en zo geheim als jnogelyk was, den noodigen toeftel maaken, om den Czaar op haar nieuw landgoed naar behooren te ontvangen. Het plaiziertogtje had den volgenden voor den middag voortgang in gezelfchap van eenige Zee-en Landofficiers, en eenige andere vertrouwden van haare Majefteiteu, en met dezelve een Keuken-en Kelderwagen met een tamelyke voorraadvat! veldkost, in een daartoe opgeflagen tent. Toen men nu 12 mylen van Petersburg van de Moscovifche Landftraat af, de regte hand moest inflaan , trok terftond een nieuwe en regte weg, die door het bosch was uitgehouwen, en het fraaije uitzicht naar deDuderhoffchebergen,de gantL 4 fche  i6S ANECDOTEN fche oplettendheid van den C zaar. Met een innig vergenoegen zeide hy tegen zyne Reisgenooten: „ De plaats, waarheen ons myn Catharina voert, „ moet indedaad eene fchoone landsdouwe zyn , de„ wyl 'er zo een fraaije weg heen leidt." Aan den voet der bergen,die men voor zich zag,floeg men links af, en reed meestendeels over beurtelings op-en afloopende hoogten,zo dat van de aangeprezen grond niets in het oog viel, voor dat men ten naasten by de Iaatfte hoogte bereikt had. Daar zag nu de Czaar zelf van verre, op eens, in het verfchiet, een fcboon nieuw fteenen gebouw van twee verdiepingen, in een Landftreek, die hy voorheen misfchien nooit betreden,had. In volle verwondering, kwam hy op de plaats van dit nieuwe onverwachte lustflot aan, alwaar de Czaarin hem zelf met deeze woorden ontving: Hier is de plaats, daar ik met uwe Majefteit van gefproken heb, en dit is het Landhuis dat ik voor mynen Heer gebouwd hebbe. De Czaar viel haar om den hals, omhelsde haar hartelyk, kuste haar wel tienmaal de handen, en zeide in 't openbaar: „Nog nooit heeft my myn Catharina be„ drogen, of ergens verkeerd berigt van gegeeven. „ Zy heeft de waarheid gefproken, de plaats is „ fchoon, en haare in ftilte aangewende moeite,om ,, my deeze onverwachte vreugde door het bebou„ wen van zulk een aangenaame landsdouwe te verfchaffen, verdient myn hartelyken dank. Ik zie „ wel, dat zy my, door deezen bouw, heeft willen „ toonen, dat'er ook fchoone drooge plaatfen rond„ om Petersburg zyn, die verdienen bebouwd te wor-  van PETER den GROOTEN. 169 „ worden." De Czaarin leide vervolgens haaren Gemaal door de beste gemeubileerde kamers, toonde hem het fraaije uitzicht door de venfters naar de verafgelegen landvlaktc , in welker midden men Petersburg als op een bord zag leggen , en eindelyk in een zaal waar een pragtig toebereide tafel gedekt ftond. Aan dezelve wierd het middagmaal, dat de Czaarin befteld gehad, gehouden , en van den Czaar de eerfte pocaal op de gezondheid der goede Gastvrouwe en fchrandere Bouwmeesteresfe gedronken. Ter beantwoording bragt de Czaarin de tweede pocaal op de gezondheid van zyn Majeftsit, den Deer des Huizes. Doch hoe verbaasd zag de Czaar op, toen, op hetzelfde oogeublik, elf zesponders, die de Keizerin onder de beide vleugelen van het gebouw verborgen had, voor hem begonnen te donderen. Na den maaltyd, die met het grootfte vermaak tot aan den avond geduurd had, ging de Czaar nog in den Tuin, cn de omliggende gebouwen; bezag, en prees alles wat hy zag, en zeide nogmaal, by het verlaaten van deezen zo fchoon bebouwden Landftreek: dat hy zich niet erinneren kon, ooit een dag zo vrolyk en vergenoegd doorgebragt te hebben als die van heden. De Bouwmeester fokster, die het flot Sarskoe gebpuwd had, en by het gemelde geval tegenwoordig geweest was. L 5 Czaar  170 ANECDOTEN Czaar peter wil niet dat men te Berlyn ftaatfie, of omjlag, voor hem maake. jQnt peter de Groote wel overtuigd was, dat de waare grootheid niet beftaat in verkwistende uitgaven en prachtige ftaatfie, cn zyne grootheid «iet in de oogen wilde doen fchitteren, blykt uit zyn gantfche leven tot aan zyn dood. Hy hield -veeleer alle pracht voor lastig cn voor een nietsbetekende ydclheid, die men zeer wel misten kon. Volgens deeze zyne gewoone denk- en' levenswyze keurde hy de groote onkosten af, die de voornaamfte Hoven aan de uiterlyke ftaatlie verkwisten, en maakte geen zwaarigheid om te zeggen: dat 'er geen land was , of men vond 'er gelegenheid genoeg om zulke overvloedige kosten en üitgavfen tot deszelfs verbetering, tot vermeerdering van de taagt van den Landheer, en ten voordeele zyner Onderdaanen, te kunnen gebruiken. Van deeze denkwyze maakte hy ook tegen niemand, zelfs niet aan vreemde hoven, waar hy zich op reis bevond, eenig geheim. Hy liet zich zelfs by Koning willem, toen hem gevraagd wierd hoe het hem te Londen beviel, openlyk verluiden, dat hem veel dingen buitengemeen wel aanftonden, en in 't byzonder dat hy zo weinig uiterlyke Staatfie ontmoette en de rykfte lieden in eenvoudige zindelyke klederen over ftraat zag gaan. Van  van PETER den GROOTEN. 171 Van gantsch andere denkwyze was daarentegen de groote Ceremoniemeester frederik de i, Koning van Pruisfen, die, gelyk zyn doorluchtige Naneef, frederik de ii, fcbryft, zich over den dood zyner Gemalinne, fiegts uit dien hoofde, meer verheugd dan bedroefd hadde, omdat hy, door dit treurig geval, gelegenheid gekregen had, om zyne neiging tot pracht en ceremoniën, door den toeftel van een aanzienlyke lykftaatfie, te kunnen voldoen. Zo ras zyn Majefteit bericht gekregen had, dat Czaar peter een reis naar Holland en Vrankryk dacht te doen, liet de Koning zyn Czaarfche Majefteit, door zyn Minister te Petersburg , ernftig verzoeken, om zyn weg over Berlyn te neemen/en op deeze doorreize zyn Koninglyke Majefteit met een bezoek te vereereu. Ter zeiver lyd liet de Koning ook reeds den nodigen teeftel maaken, om den Czaar op het prachtigfte te ontvangen, en op de heerlyküe Festiviteiten te onthaalen. Schoon nu de Czaar, by zyn belofte om over Berlyn te reizen, uitdruk]yk verzogt had, alle ceremoniën en pracht te fpaaren, liet de Koning zich toch niet van zyn voorneemen aftrekken. Toen nu de Czaar met opzet zyne dagreize zodanig had ingericht, dat hy eerst in den laaten avond te Berlyn kwam, en in een Logement, dat hem door zyn Gezanten befteld was , zyn intrek nam,zond hem toch de Koning, fchoon het reeds nagt begon te worden, zynen Opperceremonie-meester en twee voornaame Edellieden van het hof, om zyn Czaarfche Majefteit te verwelkt-  17* ANECDOTEN, komen. De Czaar gaf denzelven te vcrftaan, dat hy zich, op zyn hoogst, een paar dagen te Berlyn zou ophouden, en, als het den Koning gelegen kwam, by zyn Majefteit den volgenden dag tegen den middag een bezoek zou komen afleggen. Terftond verfeheen er den morgen daaraan, om negen uuren, een prachtige equipage, van zes der fraaifte Komnglyke Koetzen voor het Logement van den Czaar, met twee jonge Rusfifche Edellieden, die te Berlyn waren komen ftudeeren, namelyk den Pnnce kürak.k, die in vervo]g van tyd 0 perftalmeester was, den Heere van bes t os chk w, vervolgens Graaf en Groot Kanzelier, den jongen Graaf solofkin, Zoon van den toenmaaligen Groot-Kanzelier, enz. om den Czaar af te haaien en naar het Hof te geleiden. Deeze prachtige ftaatfiekoetzen ftonden daar, en verwachtten den Czaar en zyn gevolg tegen den middag,toen zyop eens de boodfehap kreegen,dat Czaar peter zich reeds lang aan het Hof, en bereids by den Koning, bevond,-want, om elf uuren, was, hv in alle ftilte , de agterdeur van het huis uitgeflopen, en had zich met zyn gevolg, zonder de geringde ftaatfie, te voet, door een agterftraat naar het Koninglyk paleis begeeven. Na een zeer vriendelyk onthaal, vree» hem de Koning, zeer verwonderd, hoe het toch kwam, dat zyn Majefteit te voet gekomen was, en zich van de hem toegezonden equipage niet bediend had, die reeds eenige uuren voor zyn Logement geftaan had? De Czaar bedankte den Koning zeer beleefd voor de genomene moeite, en zei-  van PETER den GROOTEN. 173 zeide: „ Dat heb ik zelfs verzogt; want ik ben „ zulk een ftaatfie niet gewoon, wil ook geen op„ zien in de Stad maak?n , en ben het te voet ,, gaan wel gewend; ja, ik ga menigen dag wel „ vyftig maal verder dan ik heden gegaan ben." De Graaf bestuschew, dié toen te Berlyn op de' Studie was , en zelfs den voor den middag by den Czaar geweest , en zyn Majefteit naar . het Hof verzeld had. Zyn zorgvuldigheid om de noodigfle Boeken, uit vreemde, Taaien in het Rusfisch te laaten overzetten. Tn de eerde jaaren der Regeering van Czaar p eter, was 'er reeds een groote voorraad van Kerkboeken in de Rusfifche taal voor handen: ja zelf alle dc werken der voornaamfte Oudvaderen, van den heiligen joannes chrysostomus, basilius, gregorius en anderen, uit het Grieksch, en Latyn , in de Slavonifche en Rusfifche taaie overgezet. Van Nestors, Nicons, en dergelyke Rusfifche Chronyken,en veele andere,de Rusfifche Gefchiedenis betreffende, boeken, als de Rosre adny ; linig ,enz. waren 'er menigvuldige handfchriften in de Kloosters, in de Bibliotheek van het Hof en Boe- ke-  174 ANECDOTEN keryen van particulieren, doch nog geenegedrukt. (*_) Van Boeken, die de Konden of Weetenfchappen betroffen, was in de Rusfifche taal nog niets in druk voorhanden. Dit gebrek zag Czaar peter ter dege in, en trachtte met des te meer yver hetzelve te verhelpen, hoe onontbeerlyker hy het voor zyn Volk vond , dat zy in de nodigde s en tot zyn doelwit nuttigde, Kunften en Weetenfchappen onderwezen wierden. Hy was in de noodzaaklykheid, om bedreevene Land-en Zeeofficiers, Gefchutgieters, Artilleristen en Ingenieurs uit zyne Natie te vormen, en dit verwekte zyn voornaamfte zorge midden in den zwaaren Oorlog, dien hy te land en te water, jegens een zo magtig als krygskundig vyand, gelyk Zweden in dien tyd was, moest voortzetten. Met dit oogmerk liet hy', in den beginne alleen zulke boeken in het Rusfisch overzetten, drukken en voor niet uitdeelen, die eene grondige aanleiding tot deeze onontbeerlyke Kunften en Weetenfchappen geeven konden. Dat O Onder der Regeering van Keizerin e li z a be t h,begon de Petersburgfche Academie der Weetenfchappen, Nestors en Nicons Chronyken in druk uit te geeven. Onder dc tegenwoordige glorieryke Heerfcheresfe van het Rusfifche ryk, catharina de ii, gaf de Keizerlyke Kamerheer, de Vorst sciikrbatow, zyne Rusfifche Gefchiedenis in de Rusfifche taal, en, uit liet Cabinet van peter den Grooten,verfcheiden handfchriften in druk uit: als het Journal van peter den Grooten, geduurende den Zweedfchen oorlog, in 4to. dat onlangs te Berlyn , in 't Fransch vertaald, is uitgekomen, Verzameling van eigenhandige Brieyen ra* peter dm Grooten, in 3vo. enz.  van PETER, den GROOTEN. 175 Dat hy zelfs een uitneemende kennis van ïdeeze dingen moet bezeten hebben, blykt uit de verftandige keuze van de voornaamfte Boeken, en zelfs klasfifche Schryvers, die toenmaals in andere taaien voorhanden waren. Want, vooreerst, liet hy in de Rusfifche taal, uit het Hollandsch , overzetten, w 1 tz e n 's Scheepsbouwkunst, en den Ervaaren Stuurman van een ongenoemden Hollander (*), gelyk ook coehoorn nicuvifte manier om Vestingen aan te leggen; zoo ook borgsdor f's , onverwinlyke Vesting, uit het Hoogduitsch; De Vestingbouwkunst van pagan, blondel en vaüban, uit het Fransch; alle in Folio en met zeer goede koperen Plaaten voorzien. Voorts cortius, Gefchiedenis van Alexandcr den Grooten in 4to. uit het Latyn; vare ni us eniiuBNER, Aardsryksbefchryving, in Folio; pufendorf, Inleiding tot dc kennisje der Europecfche Staatcn, in 4to. uit ' het Hoogduitsch. Dat deeze wyze Monarch een uitgezogte Verzameling van de beste cn voornaamfte Schryvers in alle WTeetenfchappen gemaakt,en voorgenomen had dezelve, van tyd tot tyd, allen in zyne landstaale te laaten overzetten en uitgeeven, blykt uit zyne nagelaatene Handfchriften, en uit eenige Overzettingen, die, na zyn dood, in zyn Kabinet gevonden zyn, (*) Uit deeze beide Hollandfche Schryvers, zo wel als die hy zelfi geleerd hadde, behield hy genoegzaam alle Kunstwoorden van Mast-en Zeilwerk, de Scheepsdeelen en Stiumnanskimst, in cfe Ilollandfcbe taal, die dan in het Rusfisch overgegaan, en tot oj> deez.en dag meestendeels nog behouden zyn.  136 ANECDOTEN zyn, van verfcheidene Boeken; die toen ter tyd in het meeste aanzien waren, b. v. sebastiaan l e c l e r c q . o ver de Burgerlyle Bouwkunst; p l um i e r art dc la tour , of volmaakte Draaikunst; sturms, Mechanica; Sluis-en Molenboek, enz. De Generaal Baron van lubras. De Billykheid van Czaar peter, by het uitdeelen van Straffen. (jelyk Czaar peter, in 't algemeen, veel van een fpoedige rechtsoefening hield, en niets minder dan de langduurige Procedures der Duirfche Rechtsplegingen lyden mogt, zo nam hy dit ook in 't klein, en zelfs in het huishouden onder de Domestieken, in acht. Want moedwilligheid, liederlyk gedrag, en andere fiegte ftreeken, ftrafte hy terftond op de daad zelve met zyn Handrotting, of roet een Scheepstouw, zodanig, dat de geftrafte nog eenige uuren daarna de werking van zulk een fpoedige Rechtsoefening voelen konde. Had 'er eenige overyling plaats gehad , en de onfchuldige geftrafte was in de gelegenheid om den Monarch dit, op de een of andere wyze té kennen te geeven, dan antwoordde zyn Majefteit, volgens zyne gewoone billykheid: „ Goed, het moet nu zo blyven, doch „ erinner het my als gy weder eens ftraf ver„ diend hebt, dan zult gy 'er zonder dagen afs, komen." Dit zag men ook, onder anderen, uit het  van PETER den GROOTEN. 177 het voorbeeld van zekeren Moor, die als Page by den Czaar geweest was. Peter dc Groote bevond zich in den Finlandfehen Zeeboezem, tusfchèn Petersburg en Kroonftad, op een Jagt , en moest , by gebrek van wind, den gantfchen dag ftil liggen. Toen hy zich nu, na het genomen middagmaal, volgens zyn gewoonte, in de Kajuit te flaapen gelegd had, fpeelden en tierden eenigen van zyn gevolg op het verdek zo luid , dat de Czaar ontwaakte. Zo ras zy zyne muilen hoorden kraaken, wisten zy wel, dat zy rottingllagen zouden krygen ; zy verltaken zich dus in aller yl , deels voor aan den boogfpiïet , deels agter het anker , zo dat het verdek geheel leeg van volk was. De Czaar, met een Scheepstouw in de hand, kwam uit de Kajuit op het Verdek , en vond niemand dan den jongen Moor, aan den irap, in zyn eenvoudigheid zitten; deezen vatte hy terftond by den kop, terwyl hy hem met een Scheepstouw deerlyk afrostte ; en zei verder niets, dan : als ik flaap, moet men ftil zyn, en my niet ftooren ; ging terftond weder in de Kajuit, en lag zich weer te flaapen. De arme Scheepsjonge weende des te bitterder , daar hy onfchuldig zulke fcherpe flagen gekregen had. De toenmaalige Ingenieurkapitein , Baron lijbras, de Lyfchirurgyn, lestocq, en een pair Rusfifche Zeeofficieren , die dit geweld gemaakt, en dc ftraf verdiend hadden , kwamen vervolgens weder llilletjes voor dén dag kruipen , en dreigden den fnikkenden jongen , dat hy ftil moest wcezen als hy niet weer M op  ï?3 anecdoten op nieuw flagen wilde krygen : doch hy huifde zonder ophouden voort, en dreigde hun, dat hy den Czaar zeggen zou , wie zo veel leven gemaakt , en de draf verdiend hadden. Naauwlyks een uur daarna , toen de Czaar wel uitgeflaapen had, kwam hy geheel opgeruimd , als of'er niets was voorgevallen , uit de Kajuit op het Verdek , vond de voorgemelden in alle ftilte op de Kaart fpeclen , doch den Scheepsjongen op nieuw weenen en fnikken, wien hy vroeg wat hem deerde, en waarom hy weende? Deswegens, antwoordde hy, omdat gy my zo deerlyk geflagen hebt, daar ik my toch op myn plaats aan den trap niet verroerd heb, en Lcstocq en Lubras alleen het geweld gemaakt, en u in den fiaap gefloord hebben. „Wel „ nu," fprak de Czaar, „ daar gy dan ditmaal „ onfchuldig flagen gekreegen hebt, zo zullen ze ,, u op een andere keer, als gy ze verdiend hebt, ,, afgerekend en gefchonken worden." Kort hierop betrapte de Czaar den nu getroosten Moor weer op een ftuk daar hy zeer kwaad over wierd. Hy greep hem in drift by den kop om hem eens lustig af te rosfen; doch de Jongen viel van angst op de knieën, en fchreeuwde uit hals en keel: ,, Pardon, ,, pardon ?'om Gods wil! Uw Majefteit heeft my ,, bevolen u te erinneren, dat gy my onlangs on„ fchuldig flagen gegeeven hebt, en beloofd, dat „ gy my deeze flagen zoudt afrekenen." ,, Dat is waar," fprak de Czaar zeer gelaten, ,, ik erin,, nere het my. Staa op, ditmaal vergeef ik het u; want gy hebt ze onlangs reeds ontvangen." i. e s t o c q. Hj  van PETER den GROOTEN. 379 Hy verzacht het Tolreglement. H^oen, in den jaare 1719, het nieuwe Tolreglement te Petersburg gemaakt, en daariu onder anderen gezet was, dat, by bevinding eener valfche opgave van eene Scheepslaading, of by ontdekte vcrheeling van accysbaare goederen, of fluikwaaren, het Schip of zyne laading geconfisqueerd zou worden, ff reek Czaar peter het artikel uit, en zeide: ,, Dat is nog geen tyd; de Koophandel „ is, buiten dien,een zieke juffrouw,die men niet „ vervaard, of met ftrengheid neérflagtig maaken , ,, maar veel eer vleijen , met liefkoozingen opbeu,, ren, en vriendelyk aanfpreeken moet. Laat flui„ ken wie wil; hy loopt met zyn fluiken altyd ,, meer gevaar dan myn Kas. Wat men van de fluikwaarön ontdekt en aanhaalt, dat kan men ,, confisqueeren, en meer niet. Bedriegt my ie„ mand negenmaal met fluikery, en ik betrappe ,, hem de tiendemaal, dan betaalt hy my immers op eenmaal zo veel, als hy op negenmaal geflo„ ken, en my te kort gedaan heeft." Dc Koopman en Bankier herman m Eï ER. M a Een  iSo ANECDOTEN Een QUrurgkaa.lt Operatie van peter den Grooten. TJit natuurlyke nieuwsgierigheid en byzondere zucht tot de weetenfchappen, woonde Czaar peter gaarne de Anatomie en Chirurgicaale Operatien by, die door hem eerst in 't land zyn ingevoerd geworden. Zyne liefhebbery voor deeze kunst en weetenfehap ging zo verre, dat hem altyd gemeld moest worden, als 'er in een Hospita], of op een andere plaats van zyn verblyf, eene Chirurgicaale Operatie oudernomen zou worden, dat hy dan , als de tyd het hem maar ecnigszins toeliet, niet ligt pleeg te verzuimen. Ja hy leide 'er dikwils zelfs de hand aan, en had 'er van tyd tot tyd zulke vorderingen in gemaakt, dat hy me. thodice een Operatie wist te doen, een Ader te laaien, een Tand uit te trekken, en meer andere, meesterlyk verftond. Om zich daarin verder te oefenen , verrichtte hy dikwils , als hem een bekwaame gelegenheid voorkwam, zelfs dergelyke Operatien. Ten dien einde droeg hy, nevens eene Mathematifche koker met een potlood, pasfer en maatftok ten diende van de Architectuur en Vestingbouw , ook een diergelykc Chirurgicaale koker by zich, waarin een paar lancetten en een veer, om ader te laaten, een Anatomisch mesje, een pclicaan, en tang om tanden uit te trekken, ce» fpatel, een fchaar, een fonde, een catethér, enz.  van PETER den GROOTEN. 181 enz. om by alle voorkomende gevallen gereed te zyn. Toen hem eens* bericht wierd, dat de Huisvrouw van een hem welbekenden Hollandfchen Koopman , den Heer borstdes, aan de waterzucht te bed lag , en tot de voorgeflagene aftapping, als het eenigfte middel van herftel,niet befluiten wilde, bezocht hy dezelve , en bepraatte haar, in tegenwoordigheid van den Geneesheer, tot deeze Operatie, die hy ook tevens zelfs met alle mogelyke handigheid verrichtte. Daags daaraan bevond zich de gemelde Dame ook werkelyk beter; doch etlyke dagen hierna ffierf zy, omdat, naar het oordeel van den Geneesheer, de Operatie te lang was uitgefleld; en zyn Czaarfche Majefteit vergezelde haare aanzienlyke lykftaatfie. joh. vel ten, eerfte Keukenmeester^ en Kok van peter dm Grooten. Czaar  i8s ANECDOTEN Czaar peter vermaakt zich met de eenvoudigheid der Hollandfche Schippers. jgy de begraafenis der Koopmansvrouw borsto es, welke peter de Groote by haare waterzucht zelfs met zyne Chirurgicaale Inftrumenten het water afgetapt hadde, vond zich de Czaar in gezelfchap der meeste Petersburgfche Kooplieden en Hollandfche Schippers, en woonde openlyk de lykftaatfie by. Na de Begraafenis wierd in het Sterfhuis , volgens de toenmaalige gewoonte, een Soupé gegeeven. Toen nu de Gasten wakker rond gedronken hadden, en de pocaal eindelyk in handen van een jongen Hollandfchen Schipper gekomen was, hield hy hem, nevens het dekfel, by zich, en ftudeerde op een gezondheid, die hy flen Keizer ter tere wilde inftellen. Toen hy nu geloofde, dat hy ze fyn uitgedacht had, fchonk hy den pocaal vol, ftond op, gaf h^t dekfel aan zyn' vader, een ouden Schipper, die naast hem zat, keerde zich naar zyn Keizerlyke Majefteit, en riep met helle ftemme: Mynheer de Groote Pieter! lang leeve uw Vrouw, Mevrouw de Keizerin! Dit ftuitte den ouden man, wieti hy het dekfel gegeeven had, omdat het hem te lomp en te flegt voorkwam. Hy ftond daarom in yver op, nam den Schipper , zyn Zoon , den pocaal met deeze woorden uit de hand: Benje gek, Jonge? vat is dat voor maaier van fprceken? laat my deeze  van PETER den GROOTEN. 183 gezondheid in/lellen; dat yerjlaa je u niet. Hierop keerde hy zich naar den Czaar, boog zich, en bragt, met een deftig gelaat, de gezondheid op een veel verbeterde wyze dus uit: Lang lecye zyn Majefleit, myn Heer Keizer Pieter.' Lang leeve haar Excellentie de Vrouw Keizerin.' Het gantfche gezelfchap kon zich naauwlyks van lachen onthouden; doch peter de Groote vermaakte 'er zich hartelyk mede, en antwoordde met een vrolyk gelaat: ,, Dat was goed, dat was goed, ik „ dank u Schipper!" herman meyer, Koopmanen Bankier, die mede by het eeten aan tafel gezeten had.   ECHTE ANECDOTEN VAN PETER, den GlOOTEW. tweede deel.   ECHTE ANECDOTEN van FE TEE. den GROOTEN, uit den mond van aanzienlyke persoonen, te moscow en petersburg, vernomen,en der vergetelheid ontrukt, door JACOB van STA HL IN. TWEEDE DEEL. Uit het Hoogduitsch. Non collecta libris, fed pene accepta per aures. O V 1 D. Te AMSTERDAM, By % Y N T E M J. 1787.   ECHTE ANECDOTEN van PETER den GROOTEN. De wyze van peter den Grooten, om zyn invallende gedachten tot een nuttig einde te doen dienen. TJeteb de Groote plagt twee byzondere middelen te gebruiken, om voor te komen dat geen nuttige gedachte ,of inval, die hem by de ee« ne of andere verrichting van aanbelang voorkwam, verboren ging, of van geen gebruik gemaakt wierd. Hierom tekende hy het geen hem by deeze of geene zaak, die hy te verrichten had, inviel, in een zakboekje , dat hy altyd by zich droeg, met weinig woorden, op: of hy gebruikte hiertoe den rand of een leege plaats op een papier dat hem het naast by de hand was , 't zy dan een Request, Project, Bericht, enz. dat hy juist bezig II. deel. A 3 was  6 ANECDOTEN was te leezen, het mogt dan tot de voorhanden zynde zaak betrekking hebben of niet; ook zette hy 'er altyd den dag of datum by, wanneer hy diergelyke aanmerkingen gefchreeven had. Hiervan zyn zelfs nog veele overblyfzels voorhanden daar ik van gehoord heb. Ik zal alleen iets tot eene proeve aanvoeren, dat ik onder myne oogen gehad, en waarvan ik zelfs een affchrift hcbbe. Het is het eerfte Project van de Petersburgfche Academie der Weetenfchappen , van 22 January 1724. In het zelve fchreef hy, by het doorleezen, op den rand en wel tegen over het Artikel, waar by gevorderd wierd dat ieder Profesfor of Academist een paar Studenten" tót Adjuncten zouden gegeeven worden, de volgende woorden: ,, Men moet ieder ook een paar lieden van „ de Rusfifche Natie , om te onderwyzen, gee„ ven, op dat deeze, op hun beurt, de Rusfen weer onderrichten kunnen : en een ieder ook ,, uitdïuklyk opdraagen , op welke weetenfehap „ hy zich byzonder toeleggen moet." Verder,by het Artikel, dat het de Academie geoorloofd mogt zyn, naar goedvinden en verdienften, Academifche g'radus of waardigheden uit te deelen, fchreef hy op den rand: ,, Het is vergund." Voorts by het Artikel,dat den Academisten, om hunnen tyd niet mat voor zich zeiven te zorgen, of af en aan te Ioopen, te verliezen, een Curator zal gegeeven worden, die voor het inkomen van hunne bczolding,en wat zy anders nooclig hebben, zal  van PETER den GROOTEN. j «al kunnen zorgen, fchreef de Monarch op den rand: „ Men moet hen een Directer byzetten, nevens „ twee Asfesforen, en een Commisfaris voor de „ financiesen kort daarop: „ Men zal by hun„ ne betaaling van de bovenfte beginnen." By het laatfte Artikel, waar in gezegd wierd, dat alles niet wel met minder dan 20000 Roebels zou kunnen goed gemaakt worden, fchreef de Monarch eigenhandig op den kant: „ Het jaarlykfche inkomen der Academie zal beftaan in 2491a Roe„ bels, die van de tol der Stad Nerva , Dorpt, Pernau en Arensberg inkomen." Onder het bovengemelde laatfte Artikel van den Academifchen voorflag ftaan de volgende woorden met 's Keizers hand gefchreven: ,, Men moet romanzow in „ de Ukraine aanfchryven, dat hy eenige van de „ o&fen die daar zyn, tegen fchaapen verruilc, en „ dat hy eenigen van de zynen uitzendt om de „ fchaapenteelt en veefokkery te leeren, ook om , ze te fcheereq en de wol te bereiden." Eindclyk vindt men ook op het laatfte ledige blad van het meer gedagte Academifche Project, een volledig ontwerp vau verfcheidene zaaken, die de Czaar, om 'er geene van te vergeeten, eigenhandig had opgefchreven; namclyk: „ Den 23 January. Men moet my Officieren be„ zorgen die goede Ingenieurs en Artilleristen zyn, , namelyk van de zulken , die in Braband in den , laatfien oorlog gediend hebben. Men moet van , het Collegie rapport verzoeken, hoe het met het A 4 „ on-  S ANECDOTEN „ onderwys der jonge Edellieden ftaat. Ik breng „ my te binnen, dat>'er bereids bevelen uitgegee. j, ven zyn, om ze in vreemde landen te laaten „ reizen. Doch men moet aantoonen, of zy wer,, kelyk reeds op reis zyn, hoe veel in getal, en „ waarheen zy reizen moeten, wat zy daar leeren, „ en hoe veel tyd 'er toe nodig is." „ Hiervan zullen de Collegien rapport zenden „ aan den Senaat, op dat wy altyd kunnen zien „ hoe vlytig of lui zy in het leeren, en hoe verre „ zy in die zaaken gekomen, zyn, die zy leeren „.moeten. Wegens dit alles moet men een pro3, gramrna uitfchryven, waarin de zaaken dui. „ dclyk aangetoond worden ■, op dat dit ten allen „ tyde gereed ligt, als ik in den Senaat kom." „ Voor alle dingen zal hy, die men dit Artikel „ heeft toegezonden, een bekwaame plaats opzoe,, ken, waarheen men de jonge lieden verzenden „ kan, om de huishoudingskunst te leeren. Om „ Boeken over te zetten , moet men zorgen, dat „ hy, die ze overzet, de weetenfchappen verftaat, „ waarover zy gefchreeven zyn, voornamelyk wat J} de kunden betreft, dewyl het onmogelyk is, dat „ een Vettaaler, die de kunst niet. verftaat, waarin ,, hy iets zal overzetten , ooit goed daar mede te „ recht kan raaken. Daar voor moet by tyds ge,, zorgd worden; daarom zal men de geenen, wel,, ke de taal kennen , maar van de kunften niets ,, verdaan , dezelve laaten leeren , en ook omge,, keerd , die de kunften verdaan en geene taaien „ kennen, de taaien laaten leeren." „ Dan  van PETER den GROOTEN. 9 „ Dan dit moeten Rnsfen , of hier geboorne „ kinderen van Buitenlanders zyn, of ten minnen ,, zulken, die zeer jong in Rusland gekomen zyn, „ cn onze taal zo goed als de hunne verftaan; ,, want het is altyd gemakkelykcr uit eene vreem„ de in zyn eigen, dan uit zyne moedertaal in een „ andere over te zetten." „ De Kunften zyn de volgende:" ,, De Wiskunst, ten mmften wat de leer der „ Sphtcrifche Driehoeken betreft. De Werktuig„ kunde , de Ontleedkunde , de Heelkunst , de „ Kruidkunde, de Bouwkunst, zo wel de Archi, teftuur als de Vestingbouwkunst, de Water„ weegkunde, en andere dergelykeu. Men moet , uit Holland Werklieden laaten komen, die, uit oude tonnen , Potasch kunnen maaken. Men moet ook een Boekhouder opzoeken, en door », denzelven anderen laaten onderwyzen." A 5  ro ANECDOTEN Hy poogt goede Schilders van zyne Natie te vormen. 'Jpjen Czaar peter zich, by zyn meergemeld verblyf te Amflerdam, eens in het Logement van zyn Onderfecretaris n ik iti n kwam*, om denzelven iets te beveelen; docli hem niet te huis vond, maar deszelfs Zoon, een vrolyk knaapje van ^ veertien jaar, ontmoette, die , by het onverwacht 'binnenkomen van den Czaar, een blad papier zogt weg te fteeken, beval hy den Jongen hem te toonen welk een papier hy verbergen wilde. Het Knaapje haalde het voor den dag, en toonde den Czaar dat 'er niets dan een flegte tekening, naar een Hollandfche prent, op dond, die hy tot zyn oefening en tydverdryf gemaakt had. De Czaar erkende hierin de byzondere genie van den Jongen voor het tekenen, en vroeg hem, of hy lust had beter te leeren tekenen en fchilderen? Ja wel, zeide hy, als my maar iemand leeren wilde. Goed, antwoordde de Czaar daarop, dien zal ik u bezorgen , en gaf hem eenige dagen daarna ook in de daad een der beste Schildermeesters van Amfterdam • voor zes jaaren in dc lser. Alle jaaren moest hy van zyn Werk proefflukken ann zyn Majefteit zenden, waaruit hy de vorderingen in de kunst van tyd tot tyd zien kon. Van deezen Rusfii'chen leerling is vervolgens een voortrefiyk Historiefchil- der  van PETER den GROOTEN. ti der geworden , van wien nog eenige meesterlyke Stukken in verfcheidene Rusfifche Kerken te Petersburg voor handen zyn; gelyk ook een buitengemeen fchoone Tekening van de Kruisfiging vau Christus, die de Keizerin elizabetii haar Opperjagermeester, den Graave rasumowzri, in de Huiskapel van zyn zogenaamd Anitzkisch Hotel, gefchonken heeft, waar het nog boven alle andere Schilderfrukken uitmunt. Nadat Czaar peter van de tweede gemelde reize was te rug gekomen , zocht hy verfcheiden jonge Rusfen op, die hy deels naar Holland, deels naar Italicn,zond, om de Schilder- en Bouwkunst te leeren. Onder de eerden bevonden 'er zich vier, die by hun terugkomst boven anderen in het Historiefchilderen uitgemunt, en hun Vaderland eere aangedaan hebben ; namelyk -Mattfeef, Alexander Sach ar of, hvan Merkuricf en Mafili Malifewski; en onder de tweeden een Scmzof en Scropkin. Van de eerden zyn in verfcheiden Rusfifche Kerken , hier en te Moscow, fraaije Schilderyen, naar de Italiaanfche en Hollandfche wyze, voorhanden ; en van de laatften daan 'er eenigen naar den besten Italiaanfcheu trant gebouwde Kerken, en andere openbaare Gejflichten. Dc ArcMteB semzoff. By  12 ANECDOTEN lly heeft reeds vroeg veel liefhebbery voor Schilderyen, en voert in Rusland de Graveerkunst in. fj^ar peter had reeds, op zyn eerfte reize in den jaare 1697, door Duitschland, Holland en Engeland, zyne aandagt op goede Schilderyen en bekwaameSchilders,fchoon fiegts in't voorbygaan , gevestigd. Want, naar het toenmaalige hoofdoogmerk zyner reize, had hy zo veel met het leeren van den Scheepsbouw, de kennis der Zeevaart, van den Koophandel, en andere noodwendige dingen , te doen, dat hy zich nog zo zeer met de zogenaamde fraaije kunften niet bemoeijen kon. Des niet te min brajt hy toen reeds verfcheidene goede Schildcryen,meestendeels Zeeftukken, en een zeer bekwaamen Plaatfnyder en Tekenaar Pierrc Pïckart (*), dien hy in Holland had aangenomen, met zich naar Moscow. Deezen liet hy verfcheiden fraaije gezichten van de Hoofdftad Moscow en eenige plaatzen rondom dezelve, en vervolgens, in den jaare 1714,het gezicht van de Stad Petersburg, voorts in 1715 de Rusfifche vloot voor Kroonftad, en O) De gelykl.eid van deezen Naam net onzen beroemden B.Picaul deed ons denken aan eene tnisttelling van .ten Scli.-y.-er, alzo die Kunsteraar nooit in Rusland geweest is; docli wy zyn van goederhand onderrigt, dat Pierrt Pükart.als een Hollandsen Plaatfnyder, in tic dagen , wel bekend geweest is; onder anderen door een fraaije pretor,geihaakt r.a-.r Vcrkolje, u.e: deeze band«ptwning, r. ricka 11 t, f.  van PETER, den GROOTEN. y fen veele andere Hukken, in koper brengen. Hy had ook de grappige feesten, die de Czaar tot zyn verlustiging, en met byzondere oogmerken , van tyd tot tyd te Moscow had ingefteld, en veele andere Hukken, in 'c koper gebragt; als de bruiloft der Dwergen, het Chineefche Huwelyk, en andere koddige feesten, waarvan nog eenige koperen plaaten en goede afdrukken voorhanden zyn. Van zyne Tekening en Graveer-yzer heeft men ook een voortreflyke en mcesterlyke afbeelding van den Slag by Pu/tawitz, op één plaat, die 2 voet en 4 duim lang, en 1 voet en S duim hoog is; insgelyks de belegering van de Turkfche Vesting A/bw, in den jaare 1Ó96 , op welks voorgrond Czaar p e t e r , de Veldmarfchalk alexis s i m e 0 n o w i tz s c n e 1 n, de Veldmarfchalk cordon, de Generaal-Veldtuigmeester solo win, de Admiraal Generaal le fort, de eerde in Rusfifche kleeding te paard, de beide laatden in oude Franfche dragt met fchouder"banden, in groote beelden, zeer wel gelykende zyn afgebeeld. Deeze zo bekwaame als naarflige Plaatfnyder, wien de Czaar by uitneemendheid hoog achtte , en dikwils in zyn ysfleede en carriole met zich nam, vervaardigde niet alleen veeie welgetekende Kunstplaaten: maar bragt ook eenige nyvere en vernuftige Rusfifche leerlingen in zyne kunst op, die vervolgens goede prenten , voornamelyk van de eerfte Schepen en andere Vaartuigen, aan Czaar peter geleverd hebben. Een der bekwaamden was Alexis Subsw, die zo wel verfcheidene goede koperen plaaten vervaardigd, als ook in den jaare 1721 den Zeeflag voor  H ANECDOTEN voor Grencham, op één plaat van 28 duimen lang en 20 hoog, meesterlyk gegraveerd heeft. Geduurende het verblyf van den Czaar te Parys, is hy ook van twee der beroemdfte Portraitfchilders, Notoire (den Schoonvader van den toen ter tyd'even zo beroemden Portraitfchilder Toque1) en Rigaud, by ttitneemendheid wel gelykend gefchüderd geworden. De eerfte heeft den Czaar in het harnas, in een knieftuk, en zyne gemalinne, de Keizerinne catharina, in een ftuk van dezelfde grootte, naar een van Petersburg medebragt portrait, zittende, afgemaald (*). De andere heeft den Czaar ook in een knieftuk, en wel voor het Franfche Hof, of voor den toenmaaligen Regent en Voogd van den minderjaarigen Koning, lodewyk den XV, afgebeeld (f). In de laatfte jaaren had Czaar peter den voorl treflyken Portraitfchilder Dahhauer in zynen dienst, die, geheel in den ftaliaanfchen fmaak , met het fchoonfte coloriet en een uitneemend licht en bruin, fchilderde., cn volkomen gelykende afbeeldzels van deezen Monarch en zyne Gemalinne cathari. na, in verfcheidene Handen, heeft vervaardigd. Te ge- (*) Deeze beide voortreflyke Scbildcryen zyn naar Pctcrsb'Tg |?brag£, waar ik ze, onder de reeecring van Keizerin enz*. n|ETii,in de zaalvan den toenmaaligen Groot-Kaufelicr ,den Graaf woronzow, veeltyds met verwondering befdiouwd iiebbe. Ct) Oit voortreflyke origineele ftuk is in den jaare i77i jn een verzameling van Scbilderyen uit Parys naar Petersburg gebragt, en van Haare Majefteit, de Keizerin catharina de tweede, onder andere uitgeleezen ft ukken gekogt géworden^  van PETER, den GROOTEN. 15 gelyker tyd' rendeerde ook de Koninglyke Pruisfrfche Gezant, de Baron van Mardefeldt, te Petersburg, die een even zo bekwaame Portraitfchilder in Miniatuur als Minister was. Deeze heeft niet alleen den Keizer en de Keizerin, maar ook de beide fchoone Princesfenanna en elizaiseth petrowna, op yvoir , ieder ftuk in de grootte van een octavo blaadje, met zeer veel kunst en volkomen gelykend gefchilderd. De Keizerlyke Familie had voor hem, ter vervaardiging dezer ftukken, gezeten , en ze van hem tot een gefchenk bekomen, nadat hy ze voor zich zelf gecopieerd had (*). By deezen kundigen Schilder en Minister, met wien de Czaar, buiten dien, in ftaatszaaken veel te doen had, plagt de Monarch dikwils uuren lang te zitten om hem te zien fchilderen, en zich over zyne kunst te verwonderen. Baron mardefeldt, Neef van den thans gemelden Minister, en vervolgens Koninglyke Pruisfifche Envoyé aan het hof van de Keizerinnen anna en elizabeth. (*) Deeze vier kostbaare Schildcryen heeft dc Hertog van Hólftein , toen !iy met de Keizerlyke Princes anna petrowna verloofd was, van de Keizerin catharina de tweede tot een gefebenk bekomen, en met zich naar Kiel genomen; vanwaar ze vervolgens, door den Grootvorst peter feodorowitz, weder naar Petersburg gebragt zyn, die ze met een byzondere hoogachting in zyn kabinet bewaard heeft. Hy  t6 ANECDOTEN Hy heeft een afkeer van alle Praal en Staatfie. r^zaar peter hield, voor zyn Perfoon, geenzins ja.r\ de hooffche Pracht en Staatfie, doch liet dit, als het by gelegenheid eens zyn moest, aan Vorst menzikof over. Hy zelfs gebruikte tot zyn Lyfbedienden aan het Hof fiegts een enkelen Kamerdienaar; ter opwachting en verzelling van anderen , bediende hy zich van zyn Denschtfcbikken, van welken vier of zes, twee aan twee, by hem dienst hadden. Nooit reed hy in een koets of ander rytuig dan in zyn carriole met twee wielen, waarin des noods twee perfoonen konden zitten. Geduurende zyne Regeering, bevonden zich in de Stal van den Czaar en het Equipagiehof, naauwlyks een paar koetzen van vieren voor de Keizerin en de Keizerlyke Familie, en by Prins menzikof vond men ook nog een paar ouderwetfche fiaatfiekoetzen. Waar de Monarch te water heen kon komen, ging hy altoos in zyn boeijer, floep, of ander vaartuig van vier riemen. Over g eene van de verfcheidene armen van de Neva ,^ die de onderfcheidene Eilanden der Stad Peters'buruitmaaken, was ook, zo lang hy leefde, geen brug geflagen; want hy hield veel van 't vaaren te water, en wilde ook zyn volk op alle wyzen daar aan gewennen. De evengemelde Denschtfchiks verrichtten by den Czaar alle die verfcheidene dienden, waar toe an- de-  van PETER den GROOTEN. 17 dere Vorften zo veelerlei perfoonen in verfcheidene Ambten pleegen te onderhouden: als Adjudanten, Kamerheeren , Couriers, Hoffouriers, Kamerdicnaaren, of zelfs wel Meidukken; en deeze Denschtfchiks Honden, om den Czaar by zyn uitryden te vergezellen , achter op de Carriole. Alle deeze Ambten waren in één Denschtfchik vereenigd, die, naar voorkomende gelegenheid , nu het een dan- het ander verrichtte. Hiertoe verkoos de Czaar gemeenlyk jonge Edellieden, uit goede Familiën ,die, of reeds by een zyner Garderegimenten waren ingefchreven , of anders hem tot zulke dienden best gefchikt fcheenen. Na tien jaaren, foratyds wat vroeger en ook fomwylen wat laater, bevor-, derde hy zynen Denschtfchik , volgens deszelfs bekwaamheden , tot Burgerlyke- of Krygsambten. Intusfchen moest hy, zo lang hy Denschtfchik was, met den Czaar alles uitftaan, wat deeze onvermoeide Monarch zelf uitftond ; ja denzelven fomtyds wel tot een hoofdkusfen dienen. Want, wanneer de Czaar op een fpoedige reize bier of daar op ftroo moest flaapen, of anders, naar zyn gewoonte, een uurtje naar den middagmaaltyd ging rusten, moest gemeenlyk een Denschtfchik naast hem gaan leggen, wanneer alsdan de Monarch het hoofd op zyn lichaam of rug leide, om iets hooger met zyn hoofd te kunnen liggen. Hiertoe moest de Denschtfchik altyd een byzonder geduld hebben om ftil te liggen , en zynen Heer, door de geringde beweeging, niet in den flaap te ftooren of op te wekken; want zo vriendelyk en opgeruimd II. deel. B de  iS ANECDOTEN de Monarch ook na een goeden genisten flaap gewoon was op te daan, zo gemelyk en knorrig was hy, als hy in zyn flaap gedoord, of buiten tyds wakker gemaakt wierd. De Kamerheer dreunick, die zelfs Denschtfchik van den Czaar geweest is. Aanmerk. Behelzende eene nadere bepaaling wat eigenlyk een Denschtfchik is. (Zie Ijle Deel, BI. 18.) De naam Denschtfchik komt van het Rusfisch woord Den, (de dag) en heet eigenlyk een die dagswyze dienden doet. Voornaame Denschtfchikken , zo als Czaar peter had, vindt men hedendaags niet meer; doch gemeene in groote menigte , namelyk by alle , zo wel Veld- als Garderegimenten , by de Vloot, enz. Zy worden van de Rccruuten genoomen, en den Officieren gegeeven om hun te dienen. Een Generaal Majoor krygt 'er zes , een Overfte vier, een Opperluitenant drie, een Majoor drie , een Kapitein twee, een Lieu/enant een. Na eenige jaaren, wanneer zy aan het Soldaaeenleeven gewoon zyn , worden zy afgewisfeld, en als Soldaaten onder de Regimenten geplaatst. Zyn  van PETER den GROOTEN. 19 Zyn mondeling bevel om geen vreemde Wetten in zyne Landen over te neemen. rpoen Czaar peter in het geflooten Vredestrac. taat met Zweeden , te Nyftad, beloofd had, zyne nieuwe Onderdaanen, de Lyllandcrs , Esthlanders en Finlanders by hunne oude herkomens en Zweedfche Landwetten te laaten blyven, en hen daarvolgens te zullen vonnisfenj zo richtte hy te Petersburg een eigen Hof van Juditie op voor de geconquesteerde Provinciën, naar de Zweedfche inrichting, en benoemde een geboren Lyflander, siegm. wolf, den Zoon van eenen voormaaligen Burgemeester van Narva , die in de Rechtsgeleerdheid op de Duitfche Univerfiteiten, en te Stokholm , geftudeerd had , tot Viceprsefident van dit nieuw opgerichte Collegie. Met deezen fprak hy eens omdandig over de handhaaving der Juditie in dit Collegie, en zeide tegen hem: ,,Hy dacht, dat de Zweedfche Wetten „ zeer goed waren , en de daarna vervaardigde ,, Lyflandfche Ridder- en Landsordeningen , naar „ welke in alle de Provinciën reeds zo veele jaaren „ recht gedaan was, toereikende waren om alle voor„ komende gefchillen te beflisfen, die zich in deeze „ landen opdoen, en het Juditie Collegie voorko„ men mogten. Hy moest daarom naauwkeurig „ toezien, dat 'er in dit Collegie, alleen naar de ,, Zweedfche en niet naar de Romeinfche of anB 2 „ de-  ao ANECDOTEN „ dere vreemde wetten, gevonnisd wierd; want hy „ hield het daarvoor, dat de mengeling van ver„ fcheidene vreemde wetten onder eikanderen ner„ gens toe diende , dan om de Proceduures te „ rekken, en die gemeenlyk kundig gebruikt wier„ den om het recht te'verdraaijen." De Heer Viceprafident Baron van wolf. Zyn yver voor de Waarheid. Jypn zal niet ligt in de gefchiedenis een Monarch aantreffen , die, met een edele eenvoudigheid der zeden, oprechter in den omgang met alle menfchen, openhartiger in woorden en eerlyker in daaden , met één woord, natuurlyker en deugdzaamer in zyne handelingen zich betoond heeft, dan Czaar peter. Wat hy verhaalde, was overeenkomftig met de waarheid, en wat hy beloofde, ging altyd met het voorneemen verzeld om zyn wootd te houden. Eenvoudig en oprecht fcheen zyn devies te zyn, die uit alle zyne handelingen uitblonk. Over de zogenaamde politieke ftreeken plagt hy zich te ergeren* en op zyn goed HoU landsch te zeggen: „ dat is alles geen fchrander„ heid, maar louter bedrog." Die hem eens bedrogen had, vertrouwde hy nooit meer; hierom wilde hy met zekeren Monarch, die onder allerleie voorwendzels zyn woord gebroken had, nooit iets 1 meer  van PETER, den GROOTEN. 21 meer te doen hebben, verwierp zyne nieuwe voor. flagón, en noemde hem op zyn Rusüsch Trusz, (een die veel belooft cn weinig nakomt) op wien men zich niet verlaaten kan. Ook vorderde hy volkomen oprechtheid in woorden en werken van zyne onderdaanen en dierfaaren. Niets was by deezen waarheidlievenden Vorst haatelyker dan de leugen. De grootfte misftappen, die zyn ongenoegen en beftraffing verdienden, vergaf hy op een waare edelmoedige bekentenis van omftandigheden, die een onfchuldige verleiding veroorzaakt hadden. Daar een ieder in zyn druk den Monarch naderen, en zynen nood of vermeend onrecht voordragen , kon; zo vroeg de Czaar den fuppliant, terwyl hy hem fcherp in de oogen zag , of hy van de waarheid van zyn voordragen , en de gerechtigheid zyner zaak, volkomen overtuigd was ? En dan hoorde hy hem geduldig aan, en liet hem op zeker beftemd uur en dag by hem in den Senaat op de Admiraliteit, of in een ander Collegie , daar de zaak eigenlyk t'huis hoorde, komen , onderzocht ze daar op ni.-uw , en beflistte ze. Wanneer hy een van zyne hofbedienden, of anderen , die om en by hem waren, op een leugen betrapt had, verloor deeze al zyn crediet by hem, en had vervolgens veel te doen, om hetzelve weer te krygen; en 'er was hiertoe gemeenlyk geen ander middel, dan als hy bewyzen kon, dat hy onweetend , en zonder eenig oogmerk, de waarheid had te kort gedaan. Zelfs dan plagt de Keizer met een ernftig gelaat te zeggen: „ Indien gy C 3 „ my  *a ANECDOTEN ,, my weer wat te zeggan hebt, zo maak dat gy van te vooren verzekerd zyt van de waarheid „ van het geen gy voor te dellen hebt." En indien iemand, in tegenwoordigheid van den Monarch, kwaad van een ander fprak, zo plag hy eerst opmerkzaam toe te hooren, en dan gemeenlyk in de reden te vallen, met te zeggen : „ Hebt gy hem ,, wel van zyn goede zyde befchouwd: verhaal „ my nu ook wat gy van dien kant hebt opgemerkt.'5 De Baron iwan antonowitz tsch erkassow. Zyn uitfpraak cn oordeel over ca rel den Xllden, by verfcheidene gelegenheden. TTet is bekend, dat carel de Xllde, na het verlies van den Slag, en zyn gantfche Armee , by Pultawa , zich met een klein gevolg, op de vlucht begeeven heeft,in hetTurkfche gebied, by Bender , onder de befcherming der Ottomannifche Porte, en aldaar vriendelyk genoeg ontvangen is, terwyl men hem een paleis van deen, en verfcheidene andere gebouwen, in het naast daaraan gelegen vlek Wamiza, tot zyn intrek en hoofdverblyf inruimde , en hem van alles rykelyk verzorgde, wat hy tot onderhoud voor zich zelvcn en de zynen nodig hadt. Van de Turkfche zyde, kon men zich niet wel ver-  van PETER den GROOTEN. 23 verbeelden, dat de ongelukkige Zweedfche Monarch van zins was zich lang, maar veel eer fiegts voor een korten tyd , aldaar op te houden, oui van zyne uitgeftaane vermoeijingen uit te rusten , en de kwetzuure aan zyn voet te laaten gencezen. Doch 'er verliepen eenige jaaren , zonder dat de Monarch den geringften toeftel liet blyken,om zyn reis voort te zetten,en hetTurkfche gebied teverlaaten. Ondertusfchen was de Ottomannifche Porte , die de oude harmonie en vriendfehap met Czaar peter vernieuwd had , van voorneemens een nieuwen vrede, of ftilftand van wapenen voor dertig jaaren,te fluiten , die ook in den jaare 1712 tot Ihiid kwam. Uit dien hoofde voegde het niet wel , dat de onverzoenlyke vyand van pet e & den Grooten zich in het Turkfche gebied , 'zo digt aan de Rusfifche grenzen, ophield; daar hy buiten dien op niets anders bedagt was, dan om zich op zynen overwinnaar te wreeken, en hierom zich inbeeldde, en het ook van de Porte, op een zeer onvriendelyke wyze , vorderde, dat zy hem, met een flerke Armee , tegen den Rusfifchen Monarch zou byftaan. Het viel haar dus mocijelyk, en het fcheen ook niet meer raadzaam , deezen woesten Gast langer binnen haar gebied te huisvesten. Geduurende den tyd van vier jaaren, dat het verblyf des Zweedfchen Monarchs, by Bender, geduurd had , kreeg peteii de Groote, door de maatregelen,die hy van tyd tot tyd genomen had, zeer juiste aaneengefchakelde en omfiandige bcrigten van carel's oogmerken , en het doen en B 4 laa-  *4 ANECDOTEN laaten der Porte. Uit dien hoof Ie fprak hy dikwils van zynen ongelukkige»! Broe Ier carel , gelyk by hem noemde ; verwonderde zich over zyne ^hardnekkigheid;betreurde den benaauwden toeftand, waarin hy zich door zynen toomeloozen hoogmoed en eigenzinnigheid gebragt zag, en beklaagde deezen Zweedfchen Held, dat hy zich in zyn ongeluk zo onverdandig gedragen zag, en den tyd en omdandigheden niet had weeten waar te neemen, om zich uit den nood te redden. Ja , hy liet zich menigmaal, als een doorzichtig Staatkundige, die de toekomdige gevolgen uit den tegenwoordigen loop van zaaken waarfchynlyk kon vooruitzien, wanneer het gefprek over carel den Xllden', te Bender, liep, verluiden : dat hy altyd beducht was, dat zyn goede Broeder carel, hoe langer hy zich by de Turken ophield, eindelyk een des te flegter affcheid van hun krygen zou. Toen nu, in den jaare 1713, de Czaar , terwyl hy 's middags met een klein gezelfchap aan tafel zat, door een Courier, die aan zyn Majefteit was afgezonden , bericht kreeg, dat de Seraskier van Bender, op bevel der Porte, den Zweedfchen Koning had moeten aanzeggen en verzoeken, dat hy zich binnen weinige dagen, zonder zich langer op te houden, uit het Ottomannisch Gebied begeeven moest, en dat hem tevens een genoegzaame fomme gelds tot zyn reis ter hand gefteld zou worden; — boe woedend zich de Koning daar tegen aangefteld, en betuigd had , het 'uiterde te zullen afwachten, en zelfs op de Janitfaaren, die hem met gis-  van PETER den GROOTEN. 25 geweld uit zyn Paleis zouden willen haaien , en tot aan de grenzen brengen, zou laaten vuuren; — ja hoe hy eindelyk, uit de in braud geftooken huizen, uit de vlamme gerukt, en als een dolleman by, den Seraskier in zyn tent gebragt was, dien hy op zyn Sopha met den voet gefchopt , en met de fpooren zyner laarsfen diens Kaffetan gefcheurd liad5 zo verfchrikte de Czaar by het doorleezen van den brief ; vertelde zyn gezelfchap aan tafel , wat met carel den Xllden, te Warniza , was voorgevallen ; hoe woedend hy de Turken , die tot hiertoe zyne weldoeners geweest waren , op het laatst bejegend had, daar hy toch by hen alleen een fchuilplaats gevonden, en vier jaaren lang genoten had, waarop hy, met een zucht,zich in deeze woorden uitte: „Nu „ zie ik wel dat God hem verlaaten heeft, daar ,, hy zyn eenigde Vrienden, en oude Geallieerden, s, mishandelt en aanvalt.'"' De Baron cramer, die als Hofkavalier van wolffenbuttel, met de Princes, als verloofde Bruid van den czarewitz, naar Petersburg gekoomen , cn by dit verhaal vaD peter den Grooten mede aan tafel geweest was. C 5 Pb-  26 ANECDOTEN Peter's traanen, over den dood van carel den Xllden. J~^eeze groote Monarch der Rusten , die altyd een waare hoogachting en genegenheid voor carel den Xllden liet blyken,'plag, by gelegenheid van den Nydadfchen Vrede , in den jaare 1721, te zeggen : „ Ik heb myn lkvcn Droeder „ carel tweemaal den Vrede van myn kant „ aangeboden, namelyk eens een Vrede uit nood, „ en vervolgens een edelmoedigen Vrede, die hy „ my beiden heeft afgeflagen. Nu mogen de „ Zweeden den derden, namelyk een fchandelyken „ Vrede, van hun kant met my aangaan.'" Toen onze grootmoedige Keizer bericht kreeg van den dood van carel den Xllden, voorFredrikshal, in den jaare 1718, fchooten hem de traanen in de oogen ; en toen hy merkte dat zy hem over de wangen biggelden , keerde hy zich om , droogde ze met zyn zakdoek af; en zich weder naar de omfianders keerende, zeide hy, met een bedrukte fiemme: „ Ach, Broeder carel, hoe „ betreur ik u! " De Geheimraad wesselowsky. Zyn  -van PETER den GROOTE N. 27 Zyn ontwerp , om een gedeelte van een Tuin tot een leerryk Onderwys aan te leggen. Toen de Zweedfche Tuinier Schrodcr , met de uitvoering van zyn goedgekeurde plan , den fchoonen tuin van den Zomerhof te Petersburg, reeds verre gekomen was , en onder anderen in den achtertuin , of het perk, aan den hoofd- of middelgang , twee groote , met hooge latten befchutte, afdeelingen, of perken, met grasbanken, tegen over elkander, geplaatst had; kwam de Monarch, naar gewoonte , het werk bezien, en toen hy de twee gemelde Perken onder het oog kreeg , die niet anders dan rustplaatzen waren , viel hem de gedachte in, van deeze Lustplaats tevens tot een leerryk plan van onderwys te maaken. Hy liet den tuinier roepen , en zeide: „ Ik ben met uw werk,en dc fchoone afwisfelin„ gen, die gy 'er tot hiertoe in gebragt hebt, zeer ,', wel te vreden ; doch neem my niet kwalyk, „ dat ik u eenige van deeze Perken , die aan de „ zyden gemaakt zyn, weer laat omwerken, om „ iets anders daarvan te maaken. Ik zou gaarne zien, dat de lieden, welke den tuin komen be„ zoeken , tevens een leerryk onderwys daarin „ mogten aantreffen ; hoe zullen wy dat aanvan, gen?" Dat weet ik anders niet, antwoordde de Tuinier, dan dat uw Majefteit de rustplaatzen vo or den regen laat dekken, en boven in dezelve boe-  a8 ANECDOTEN boeken plaatzen, waarin de wandelaar, als hy zich hier nederzet, leezen kan. De Monarch lachte over deezen voorflag van den Tuinier, en antwoordde: ,, Dat laat zich vry wel zeggen; maar ,, boeken in een open tuin! Neen, dan heb ik „ beter inval gekregen. Ik denk daartoe de Fa„ beien van Efopus , met gepaste figuuren, te ge„ bruiken. Maak my dus een verdeeling , hoe „ deeze Fabelen allen , of ten minden de mees„ ten, in deeze perken het voordecligst geplaatst „ kunnen worden." Eenige dagen daarna delde de Tuinier, tot volkomen genoegen van den Czaar, hem een nieuw plan voor van dit gedeelte van het Park, met even die verdeeling en inrichting, die het toen bekomen heeft, en nog beden bezit (*). Zy beftaat namelyk uit vier perken, met Slingerboschjes, even gelyk een doolhof, aan ieder hoek van welken een Jet deau , onder de gedaante van een Efopifche Fabel bedekt, en in een Bas. (*) Hier van is reeds , zedert den jaare 1777 , niet? meer te vinden: want daar toen door een verbaazenden ftorm en fterke overftroomjng, deeze tuin byna geheel verwoest, de booge louitnëtryké toornen met den wortel uit den grond gerukt, en op elkander geftoit waren; zo zyn ook deeze Slingerhsagen, en de Figuuren der Efopifche Fabelen, die in haar natuurlykQ grootte voorgefteld waren, deels door d3 omgeftorte groote boomen, en deels door den woedenden ftorm en overltroonu'ng zo 1 n ; ermeld, dat men, toen de boomen, na den ftorm, door'eenige honderd man weder opgericht , onderftut , cn iri ham c.i vioo, rigen (land geplaatst wierden, d;eze rabcibceJden in h geheet «iet hcrftellcn kan.  van PETER, den GROOTEN. 29 fin, of kom, die van Mos, en Veriïeende Schelpwerken uit de Novogrodifche zee, omringd was , geplaatst is. Alle de daarin voorkomende Dieren , die, naar maate van hun verfchillenden ftand , in allerleie figuuren water fpuuwen , zyn meest in hunne natuurlyke grootte , van hol gegooten lood, en verguld. Zo zyn 'er meer dan zestig Fabelen vau Efopus , als kleine fonteinen , in de hoeken der Sling'erhaagen , en , by den ingang, een verguld looden Standbeeld, van den gebogchelden Efopus, in levensgrootte geplaatst geworden. Daar nu de Monarch fiegts van zeer weinige wandelaars durfde vertrouwen , dat zy den inhoud deezer voorftellingen , en nog minder de betekenis dcezer Fabelen, zouden weeten, liet hy, naast ieder derzelven, een paal inheijen, aan welke, op een wit bfk bord , zo wel de Fabel zelfs als derzelver betekenis, met leesbaare Rusfifche Letteren, gefchreeven dond. Dit gedeelte wierd vervolgens de begundigde plaats van den Czaar in zynen nieuwen Tuin, waarin hy zich dikwils geheele uuren lang pleeg op te houden , en by de Fabelen in den lommer om te wandelen. De Geheimraad en Opperdirecteur van het Keizerlyk Gebouw en Tuin, aiex. ander lwowitz kar 1 s c h k in. Zyn  30 ANECDOTEN Zyn gedachte wegens het Kaart/pel. T"\aar peter de Groote zelfs geen ander Kaart-*-^fpel verftond , dan het Hollandfche Gravejasfen, en ook dit zeer zeldzaam fpeelde, doch daarentegen liever des avonds, in gezelfchap met Zeeofficieren , Scheepstimmerlieden en Kooplieden , praaien dan fpeelen wilde , zo was het fpel aan het Hof ook zeer weinig in de mode. By de Armee en de Vloot, was het juist niet geheel verboden; doch men mogt voldrekt niet meer verliezen dan een roebel. Wie meer verloor, was, volgens de wetten van den Czaar, niet fchuldig te betaalen. Ja zelfs , als de Fiscaal hem aanklaagde , zo vervielen die geenen, welke meer dan een roebel verfpeeld hadden , nog in een rechterlyk verhoor en krygsftraffen. Van deeze Speelers pleeg de Monarch altyd te zeggen: „ Zy heb„ ben, of geen fmaak in nuttige dingen , waarmev de zy zich kunnen bezig houden, of zy haaken „ fiegts om hunne medefpeelers wat geld af te „ winnen." De Generaal Equipagemeester, Hy  van PETER den GROOTEN. 31 Hy is tegenwoordig by de grondlegging van een Hospital. "V[a dat de Rusfifche Monarch eindelyk, in den jaare 1715, de vervulling van zyn lang beoogd voorneemen , om een generaal Zee- en Landhospital, te Petersburg, voor zieke en onvermogende Matroozen en Soldaaten , op te rechten, bereikt had; liet hy , op een daartoe" beftemden voormiddag , tot dit Gebouw , dat met een prachtige Kerk, tusfchèn de beide Hospitaalen en tweeAnatomifche Theaters , aan beide einden voorzien is, aan de Neva , waar de Newka zich van dezelve fcheidt, de fondamenten leggen. Zulks gefchiedde met een deftige plegtigheid , in tegenwoordigheid van hem zelfs, en alle Zee- en Landofficiers, Ministers , en voornaame Ambtenaaren. Hy liet de plaats daartoe door de voornaamfte Geestelykheid invvyden , en het gefchut van de Vesting, en alle op de Neva gelegen Schepen en Galeiën, losfen. By het voorleezen van het gewoone gebed, luisterde de Monarch, even als by alle Godsdienstoefening ,aandachtig en opmerkzaam toe, en by het beiluit, fprak hy, met een verheven ftem: „ Hier „ zal menig een braaf kaerel hulp en troost vin„ den, waaraan het hem tot nog toe ontbroken „ heeft. God geeve maar , dat het veelen nooit „ nodig mogen hebben om hier gebragt te wor- „ den.**  Sa ANECDOTEN „ den." Tevens belastte deeze Vader des Vaderlands zyn bevel te laaten uitgaan , dat by deeze Hospitaalen altyd de ervarende Geneesheeren en bekwaamde Chirurgyns, moesten geplaatst, en de gevaarlyke Zieken uit de Regiments- en ScheepsLazaretten hier overgebragt, en op het zorgvuld,gst opgepast worden. Ieder Chirurgyn zou ook een Onderchirurgyn toegevoegd worden, die met hem dagelyks in de ziekekamers rond ging, en zich dus tevens oefenen kon. Vervolgens moest hier altyd een aantal jonge Rusfen, als leerlingen worden aangekweekt, die, nevens het leeren de'r I atynfche taaie, in de Anatomie, Phyfiologie, Chirurgicaale Operatiën , als mede in de kennis der Medicinaale Stoffen, en derzelver gebruik, onderricht, en eerst tot Onderchirurgyns, en vervolgens tot degelyke Wondheelers, opgebragt moesten worden. Over het Zeehospitaal zou het Admiraliteitscollegie , en over het Landhospitaal het Al gemeene Krygs - Commisfariaat het opperopzicht hebben; doch ieder zou een Generaal van zyn Commando aandeden, die onder hen het byzondere opzicht over deeze gebouwen had. De Ficeadmiraal villebois. Zyn  vam PETER dem GROOTEN. 33 Zyn verbetering van de Finlandfche Boeren* fchoenen. TVt de beroemde Rusfifche Monarch by de groot~^fte en gewichtigfte bezigheden ook de geringstfchynende zaaken, waaruit echter eenig nut voor land en landslieden kon getrokken worden, zyner aandacht niet onwaardig geacht heeft,, blykt, onder veele andere proeven, ook uit de moeite die hy genomen heeft , om de Rusfifche Labcli of Bastfchoenen, die van de armfte en geringfte Lieden op het land gedragen, en van de Rusfifche boeren ongelyk beter en duurzaamer dan van de Finlandfche gemaakt wierden, te laaten verbeteren. Daar nu deeze zo flegt gefchoeid gingen zich, hierdoor menig ongemak op den hals haalden, en, op de vraag van den Monarch, waarom zy hunne Basteis of bastfehoenen niet even zo goed als de Rusfifche boeren maakten, zich met het vadfige antwoord verontfchuldigden, dat zy het niet beter verftonden; beval zyn Czaarfche Majefteit, uitliet Gouvernement van Novrogod of Cazan , vanwaar jaarlyks veele duizenden paaren Basteis, om te verkoopen, naar andere Provinciën vervoerd wierden , een half douzyn der beste Bastelmaakers naar Petersburg te ontbieden, en by den Gouverneur naar IFiburg te brengen. Deeze moesten in de Kerfpelen door Finland verdeeld worden, opdat zy, onder het opzicht der Dorppredikanten, de boeren II. deel. C in  54 ANECDOTEN in het maaken van Basteis, naar de Rusfifche manier, konden onderrichten, en niet eerder te rug gezonden wierden, voordat zy de Finlandfche boeren fterke en duurzaame basteis, naar de Rusfifche wyze, hadden leeren maaken. De Predikanten moesten maandelyks aan het Wiburgfche Gouvernement rapport brengen , hoe verre men met dit onderwys in het land reeds gevorderd was, en deezen wierd van het Gouvernement een kleine ibmme gelds toegewezen, waarvan zy weekelyks aan ieder Leermeester een roebel kostgeld moesten betaalen. Op deeze wyze hebben de Boeren door het gantfche Rusfifche Finland, binnen eenige wintermaanden, degelyke Rusfifche Basteis, zo wel van Wilgen- als van Linden- en andere gefchikte boomfchorsfen, leeren maaken; en de zorgvuldige Vader des Vaderlands heeft zyn oogmerk bereikt , de voeten zyner onderdaanen beter gefchoeid, en de inwooners des lands voor zo veele ongemakken, als tot hiertoe in zwang gingen, en alleen van de degte Finlandfche Basteis ontftonden , volkomen beveiligd. Zyn  van PETER den GROOTEN. 35 Zyn Tyer voor het wezenlyke van den Godsdienst. Schoon de Monarch in zo veelerleie onophoudeiyke bezigheden, die hem de Oorlog en Burgerftaat verfchaften, geduurig verltrooid was , verzuimde hy toch niet den openbaaren Godsdienst by te woonen. Hoe zeer hy ook van Bygeloof en vooroordeelen bevryd was, zo yvcrig hield hy zich daarentegen aan het wezenlyke van den Christelyken Godsdienst, en aan de waarneeming van Gods geboden die in de Heilige Schrift zyn voorgefchreven. Tot diergelykc gevoelens trachtte hy ook, by alle gelegenheden, zyne onderdaanen te brengen. De ontheiliging van den Sabbath, door openbaaren arbeid, wilde hy volftrekt niet dulden. Alleen in den uiterden nood ftond hy toe, om, op Zondag, , doch dan ook nog maar alleen na het eindigen van den Godsdienst, aan den Scheepsbouw, of andere publieke werken, te arbeiden. Zeer dikwils plagt hy ook te zeggen: „ Wie God vergeet, en zyne „ geboden niet acht , die zal toch met al zyn „ werken weinig vorderen, en geen zegen heb„ ben." De Veldmarfchalk IWAN JUREWITZ TRUBETSKOI. c 2  S$ ANECDOTEN Hy bezoekt de Duitfche Kerken. ^^elyk Czaar peter zeer veel hield van de Verdraagzaamheid ia het Godsdienftige , zo begeerig was hy ook om alle Christelyke Godsdienstoefeningen , die niet tot de Griekfchc gerekend wierden , in derzelver eigenlyk wezen, leer en uiterlyke kerkgebruiken en plegtigheden, naauwkeurig te leeren kennen. Vanhier zal het denkelyk ook grootendcels ontdaan zyn, dat hy den Lutherfcheu en Gereformeerden Godsdienst gantsch niet ongenegen geweest, en by alle gelegenheden van deeze beiden gundigcr gefproken heeft dan van het ovcrdreeven vermogen der Roomsen Catholyke Kerke. Het is bekend, dat hy, zo wel op zyne reizen, als te Moscow, zelfs menigmaal de Gereformeerde en Lutherfche Kerken bezogt, een geheele Predikatie aangehoord, en de overige kerkgebruiken bygewoond heeft; doch men weet mogelyk zo algemeen niet , dat hy eens voorgenomen had de uitdeeling van het Heilige Avondmaal in de Lutherfche Kerk, van den beginne tot aan het einde, mede aan te zien. Ten dien einde liet hy te Moscow verneemen , wanneer de eerstkomende Communie, in de zogenaamde nieuwe Lutherfche Kerk, Rond gehouden te worden. Toen hy nu hoorde dat het de aandaan^e Zondag zou zyn , begaf hy zich midden onder de Predikatie in deeze Kerk, gaf, by zyn inkomen, een wenk aan de nien-  van PETER den GROOTEN. 37 menfchen die in de kerk waren, dat niemand opftaan of eenig ftocrnis maaken moest, en plaatfte zich naast het altaar op een troel die leeg ftond. Toen nu, na het eindigen van de Predikatie, het gebruikelyke Lied voor de Communie gezongen wierd,liet hy zich een gezangboek geeven, en het Lied aanwyzen. By de Communie zelfs trad hy voor het altaar nevens de toenmaalige Predikanten Reichmuth en Rolof, zag alles op het naauwkeurigfte aan , en wachtte totdat alles afgelopen , en de menfchen uit de kerk gegaan waren. Hierop begaf hy zich met de beide gemelde Predikanten in de Sacristie, betoonde inzonderheid veel genoegen over het prediken, en zeide: ,, dat het hem fpeet, dat hy het prediken in de Rusfifche Ker„ ken nog zo algemeen niet konde maaken als hy „ wel wenschte." Vervolgens deed hy hun verfcheiden vraagen over de Lutherfche bediening van het Avondmaal,dat hy zich liet uitleggen, en nam Tiierop van de beide Predikanten affcheid, met betuiging van zyn genoegen, en verzekering van zyne gunst en befeherming voor hun en hunne Kerke, en keerde weder naar het Hof. De Weduwe van den gemelden Predikant rsac-h mutu. C 3 De  3S ANECDOTEN De Kerkentucht van peter den Grooten. Uit verfcheidene Anecdoten , die wy te vooren van peter den Grooten reeds hebben opgegeeven, blykt, dat, hoe weinig ook de dweepery en het bygeloof zyn heerfchend zwak was, hy echter den openbaaren Godsdienst niet alleen yverig bezogt en aandagtig bygewoond , maar dit ook van anderen gevorderd heeft. Inzonderheid kon hy niet dulden , dat men, geduurende dc Godsdienstoefening, in de Kerk praatte. Tot een ftrenge waarneeming van zulk een Kerkentucht, had hy in de Kof kapel, in de Troitzifche, en verfcheidene andere Kerken, die hy van tyd tot tyd pleeg te bezoeken, eenige Opzieners aangedeld, die daarop acht geeven , en de lieden van het praaten moesten afhouden. Hy liet ook een byzondere busch , aan een yzeren ketting, binnen in de Kerk by de deur vastmaaken , waarin de aanzienlyken, die men praatende , geduurende den Godsdienst , betrapt had , by het uitgaan, een roebel tot een boete voor de Armen moesten fteeken. De gemeene lieden, die in gelyke ftraffe vervallen waren, kregen, na het eindigen van den Godsdienst, op het kerkhof, eenige fiokdagen. Ik heb nog vóór weinige jaaren een overblyfzel van deeze Kerkentucht gezien , in de Kerk van het Klooster des heiligen alexan der newskv, alwaar een prachtige Graftombe voor deezen heili-  van PETER den GROOTEN. 39 gen Held, van louter zilver, is opgerecht; namelyk de vastgeketende Busfche , ter inzameling van de boetens, en een hals-yzer, dat aan een fteenen pilaar in den muur was vastgeklonken , waaraan peter, de Groote , zonder onderfcheid yan ftand, die geenen in de Kerk liet vastleggen, die meermaalen op praaten of andere onbetaamlykheden, geduurende den Godsdienst, betrapt waren. De Opperadmiraal, Prins GALLITZIN. Czaar peter 'ti zuinig met het geld, en mild met Landgoederen. T~\e groote Monarch had, door zyn uitneemende ^ervarenheid , zo wel in Staats- als Krygszaaken, by alle tyden overtuigend geleerd, dat zonder een rykelyke kas niets van gewigt kan worden uitgevoerd. Vanhier erkende hy de waarde van het geld, en hield, als een naauwkeurig Huishouder, altyd aanzienlyke fommen baar geld in gereedheid. Tot een voldoenend onderhoud van het Keizerlyk Huis en Hof was jaarlyks zekere fom me bepaald , die volkomen toereikende was , doch ook nooit mogt te buiten gegaan worden. Hierby was alle pracht , overdaad en knevelary verbannen. Tot onderhoud der Legers, Vlooten, Staatsbedienden, tot het aanleggen van nieuwe Fabrieken , HandC 4 wer-  4b ANECDOTEN werken, Gcbmiweu, enz. waren de inkomften des Ryks in diervoege aangewezen, dat 'er nooit iets te kort moest fchieten , maar altyd wat in kas moest overblyven. By zulk een fchrandere inrichting, moet men zich niet verwonderen , dat de Monarch het baare geld op prys hield, cn ten aanzien van het zelve eerder gierig dan mild moest ichyiien. Vanhier kwam het ook, dat zulke mannen , die met nuttige ontwerpen, of andere verdienden, boven anderen hadden uitgemunt, en, volgens zyn eigen oogmerken, (want blinde gunst en aanbeveelingen golden by hem niets,) een byzondere vergelding verdienden, nooit met geld, maar altyd. met Landgoederen in de veroverde Provinciën , Lyfland, Esthland, Ingermanland en Finland befchonk, die heden ten dage wel tienmaal meer aan waarde bedraagen , dan het hun in dien tyd tot een gefchenk was aangerekend. In plaats van iemand jooo Roebels te fchenken , fchonk hy hein liever 10 morgen lands , die toen wel door den oorlog en pest ontvolkt waren, doch nu niet wel beneden de 20 of 30000 roebels kunnen gefchat worden. Op zulk een wyze beloonde hy de verdienden, zonder zyn kas aan te fpreeken, en bereikte tevens zyn doelwit, om de weggefchonken goederen weder bebouwd te krygen, en, door de zorgvuldigheid en vlyt der nieuwe Bezitters, de Landeryen weder in dién ftaat te brengen , dat zy ook voor de Kroon nieuwe inkomden konden opleveren. Volgens de toenmaalige omdandigheden kreegen de  van PETER den GROOTEN. 41 de meesten maar zeer weinige'beplante landen, etrj daar men niet veel boerenfamilien of arbcidzaame onderdaanen had, wel twee- of driemaal meer woeste morgen lands, dan zy bebouwen konden, die echter, na verloop van tyd, door den aanwas der menfchen en de vlyt van hunne bezittere'ri, allengs wierden aangebouwd,en tot nog eens zo veel morgen zyn aangegroeid, dan zy eerst in de giftbrieven donden. En zo wierden de Landeryen weder in hunnen voorigen daat gebragt,en tot voordeelige Landgoederen gemaakt, van welker ^belastingen dé Schat der Kroone dagelyks verrykt wordt. Ten aanzien van zulk een huishouding van den kloeken en fpaarzaamen Monarch, zal men zich niet zeer behoeven te verwonderen, dat het hem, geduurende den twintigjaarigen Zweedfchen en terftond daarop gevolgden Perfifchen Oorlog, nooit aan geld ontbroken heeft; dat hy buitendien ook by de kostbaare inrichting van reguliere Troepen, machtige Vlooten, en den aanleg van nieuwe Steden, Vestingen , Havens, Admiraliteiten, Canaalen en zo veele Fabrieken en Manufactuuren , niet de minfte Kroonfchulden gemaakt, maar wel, na zyn dood, nog eenige Millioenen baar geld heeft nagelaaten. De Veldmarfchalk Graaf mus. nicu. C 5 Czaar  42 ANECDOTEN Czaar peter voegt zyne Bedienden gaarne een winstje toe dat hem niet veel kost. Qm zynen Kok, of, gelyk men toen fprak, Op. perkeukenmeester vklten nu en dan iets toe te voegen, beitelde hy by denzelven dikwils een gastmaal, dat hy 's morgens vroeg tegen den middag beltellen liet. Hier kwam hy dan met een gezelfchap van agt, tien, of twaalf Generaals, Officieren van de Vloot, Ministers, enz. by hem ter middagmaal, vermaakte zich aldaar tot 's middags om vier uuren,en betaalde zelfs, by het heengaan, gelyk een ieder van de gasten, zyn ducaat. Toen hem deeze zyne Kok, by de geboorte van zyn zoon, tot Gevader verzogt had, kwam de Monarch, ten bepaalden tyd, by hem, gaf, na het volbrengen van den doop , de Kraamvrouw een zoen en een ducaat, doch ftak den Vader een giftbrief in de hand, uit kracht van welke zyn nieuw geboren zoon een Finlands dorpje van zes boerderyen , Johannishof in Ingermanland, zestig werden van Petersburg, gefchonken wierd. De Bibliothecaris schumaciiir, bchuuwd Zoon van den evengcmelden vuien, PK-  van PETER- den GROOTEN. 43 Peter's Oploopendheid in de eerfte drift. Hoe veele Heldendeugden en groote eigenfchappen Czaar peter ook bezat, was hy echter van menfchelyke zwakheden niet geheel bevryd, en aan misftappen, even gelyk alle andere menfchen, ieder in zyn zoort, onderworpen. Dit wist de fchrandere Monarch, erkende het van zich zelf; en plagt, wanneer hy 'er in een goede luim van fprak, gemeenlyk te zeggen: Ik weet, dat ik „ ook wel eens feile, en dikwils iets in over„ yling doe; daarom zal ik het ook niemand kwa„ lyk ncemen, wanneer hy my by zulke voorvallen , dit erinnert, my myne overyling toont, en even " gelyk myne Cathinka (zyne Gemalin Catharina) „ my daarvan afhoudt." Inzonderheid heeft men aan deezen , anders zo rechtvaardigen, Regent, waargenomen, dat hy tot oploopendheid zeer genegen was, in de eerfte hitte der drift toetastte, en menigmaal iets gedaan heeft waarvan hy vervolgens , zo ras de drift bedaard was, en hy een inkeer kreeg, berouw had. Ten bewyze hiervan kunnen verfcheiden gevallen aangevoerd worden, die maar al te bekend zyn. Een eenige Anecdote , van een klein toeval van deezen aart, zal genoegzaam zyn om een duidelyk voorbeeld hiervan by te brengen. Peter dc Groote had, toen hy reeds Czaar was , de Draaikunst ffeleerd, en bleef 'er altyd een byzonder lief-  44 ANECDOTEN liefhebber van, ja hy had het daarin, door zyne langduurige oefening, zo verre gebragt, dat hy de kunftigfte Stukken, met eigen handen, wist te vervaardigen. Hiervan kunnen zo veele meesterftukken ten getuigen (trekken, die hy zelfs gedraaid heeft , en nog in de Kunstkamer van de Academie dc' Weetenfchappen te Petersburg getoond worden; voornamelyk een ongemeen Kunstftuk, zynde een zeer groote Kaarfenkroon van vyftig armen, in de gedaante van een ftar, die rondsom ftraalen uitfchiet, geheel van Elpenbeen gemaakt, die de Monarch voor de Cathedraalkerk in de Petersburgfche Vesting vervaardigd had. - Aan het hof hield zyn Majefteit altyd een eigen kamer tot een werkplaats voor zyn Draaikunst, waarin allerleie foorten van Draaibanken (tonden, waarop hy dan deeze dan geene Kunstdrukken vervaardigde. Daar werkte ook zyn Meester in de Draaikunst, andreas nart o ff, een bekwaame Mechanicus, en vervolgens Raad onder de Keizerin anna, neve-s een Leerjongen, die om zyn geestigheid en bekwaamheid van den Czaar zeer bemind was en hem, zo dikwils hy in de werkplaats kwam met den muts op het hoofd, en aan zyn Draaibank ging z.tten, hem dezelve moest afneemen. Toen zyn Majefteit nu eens, na zyn gewoonte, in de werkplaats kwam, en zich tot den arbeid zette liep de Leerjongen, even gelyk hy altyd gedaan md, naar den Czaar toe, om hem de muts af te neemen. Doch ditmaal deed hy een misftap, terwyl hy by ongeluk de muts zo diep greep, dnt hy met  van PETER den GROOTEN. 45 met dezelve tevens den Czaar een hairlok byna uit het hoofd trok, dat hem een gevoelige fmart veroorzaakte. De Monarch, hierover vertoornd, fprong op van de Draaibank, haalde zyn hartsvanger uit(*) er. liep in drift naar den Jongen toe, dien hy ook buiten twyfel den kop in tweeën zou gehouwen hebben, als de Jonge niet in fchrik over zyn misftap zeer fchielyk het haazenpad gekoózen, van het Hof geloopen, en zich zo verfcholen hadde, dat hem niemand vinden kon. Zyn Majefteit ging gémelyk uit de werkplaats, en beval den Jongen op te zoeken; doch te vergcefsch. Den volgenden dag, toen de drift van den Czaar reeds bedaard was , kwam hy weder naar de werkplaats en fchertfte zelfs over den ongelukkigen misftap van den Leerjongen, en zeide: ,, De verd Jongen heeft my ter deeg beet ,, gehad , doch hy zal het zeker zo kwalyk niet ,, gemeend hebben, als het my pyn gedaan heeft; ,, het is my lief dat hy op den loop ging, en ,, vlugger op zyn beenen was_, dan ik met myn ,, hartsvanger." Toen hy nu vervolgens vernam , dat de Werkjongen zich niet weer in de werkplaats had laaten zien, beval hy den Meester n a r. t 0 f f hem by zyne vrienden op te zoeken, en te laaten zeggen, dat hy zich weder gerust op zyn werk kon begeven , doch in 't vervolg zo diep niet ('*) Wanneer Czaar peter niet in Militaire verricht'ngen of te veld was, droeg hy zeer zelden een Ndegcn , maar altyd ecu lia.tsvanger.  46 ANECDOTEN niet weer naar de muts moest tasten; de Czaar* had hem zyn misftap vergeeven, en was niet meer boos op hem. Doch, daar de verfchrikte Jongen, op de plaats, waar hy anders gewoonlyk verkeerde, nergens te bevraagen was, en de Keizer hem toch niet gaarne verliezen wilde, liet zyn Majefteit dooide Policie in de Stad bekend maaken, dat hy, die iets van zyn verblyf wist, het moest aangeeven, en den vluchteling, op zyn Majefteits woord, verzekeren, dat hy weder genade by hem gevonden had, en hem niets kwaads wedervaaren zou, wanneer hy zich, zonder uitftel, weer aan zyn werk begaf. Deeze gunftige bekendmaaking kwam den Leerjongen niet ter ooren; want deeze was, uit vreeze voor de ftraffe,door nacht en dag heen, reeds verre van Petersburg in een klein dorpje", dat aan de Zee Ladoga lag, gevlucht, en had daar de gelegenheid waargenomen, om naar de Stad Mologda aan de Dwina, onder een anderen aangenomen naam, over te fteeken. Daar gaf hy zich voor een Weeskind uit, wiens Vader op weg, uit Siberiên, geftorven was. Een Burger, die daar woonde en een Glaazenmaaker was, nam hem uit medelyden op. By deezen leerde hy het Glaazenmaakerswerk , en bewees hem, uit dankbaarheid, wel tien jaaren lang, de nuttigfte dienften. Eerst na het affterven van den zaligen Keizer, ontdekte hy zich aan zynen Meester met zynen waaren naam, en vertelde hem zyn ongelukkig toeval. Daar deeze nu ter oore kwam, dat zyn Glaazenmaakersjongen het Hof toebehoorde , durfde hy hem niet langer by zich houden, maar  van PETER den GROOTEN. 47 Kiaar raadde hem naar Petersburg weder te keeren, en zich by zyn voorigen Meester nart of f aan te melden. Dit gefchiedde. Nar tof f kende hem terftond weder, ftelde hem het Hofcomptoir voor, dat hem voor een bekwaamen Glaazenmaaker erkende, en in zulk een ambt weder aannam; waar ik hem zyn handwetk by het Hof, onder de Regeering der Keizerinnen anna en elizabeth, heb zien dry ven, en zyn gefchiedenis hooren verhaalen. Van den Raad nartoff. Peter's Stoutheid op het water. TV/fen kan zich niet genoeg verwonderen, hoe p eter de Groote, die in zyn jeugd nooit te water pleeg te vaaren, en zelfs, wanneer men hem een klein plaiziertochtje op de rivier Jaufa te Moscow of elders anders voorfloeg, een fterke bevreesdheid en afkeer voor het water liet blyken , vervolgens niet alleen een zeer groote, maar zelfs overdrevene zucht voor het vaaren en zeilen getoond, en een fterke drift, om op dit Element te leeven, tot aan zyn einde heeft laaten blyken. Deeze drift wierd zelfs by hem de grootfte vermetelheid, waardoor hy zich dikwils in een oogenfchynlyk levensgevaar te water bevond, en echter by zyn vertrouwen op de Stuurkunst geene de geringfte vrees betoonde. Wanneer hy op deeze wyze door de woeste golven op en neer geflingerd wierd, en tegens een feilen ftorm  4S ANECDOTEN ftorm kampen moest, waarin zyn beste Zeelieden den moed verboren , zo bleef echter onze waare Zeeheid toch altyd gerust, en plagt hen dikwils een hart in 't lyf te fpreeken met te zeggen: „ Vreest „ niet! Czaar peter kan niet verdrinken. Hebt „ ge wel ooit gehoord dat een Rusfifche Czaar op j, het water is omgekomen?" Eens had de Monarch de buitenlandfche Ministers aan zyn hof te Petersburg laaten noodigen, om met hem een plaiziertochtje naar Kroonftad te doen waar hy hen een nieuwen aanleg,en een deel zyner Schepen,die gereed lagen om uitteloopen, wilde laaten zien. Zy begaven zich met zyn Majefteit aan boord van een Hollandfclien Boeijer, dien de Czaar zelfs duurde. Toen zy nu omtrent half wegen in Zee, of in den Finlandfchen Zeeboezem, zich bevonden , dak een fterke tegenwind uit het Westen op. De Czaar bemerkte ook van verre aan den Horizon een nevel en opftygende wolken, waaruit hy zyn reisgezeifchap voorfpelde, dat 'er fchielyk harde wind zou opkomen. De meesten wierden hierdoor des te meer bevreesd, daar zy zagen, dat de Czaar , die zulk een onvertzaagde Stuurman was, de helft der zeilen liet inhaalen, en hoorden, dat hy den Matroozen toeriep: Mannen, pasop' Eenigen van het gezelfchap, toen zy zagen , dat de' Boeijer met tegenwind meer te rug naar Petersburg dan voorwaards naar Kroonftad gedreeven wierd, en van den Czaar, fiegts om te lavceren, nu op deeze , dan op geene , zyde geduurd wierd , fcegen zyn Majefteit voor, of het niet raadzaamer ware, naar  Van PETER, den GROOTEN. 49 haar Petersburg te nig te keeren,of ten minlten in de nabyheid naar Peterhof te willen inloopen ? Doch zy kreegen van den Czaar, wien het gevaar op verre na zo groot niet voorkwam, en het terugkeeren voor fchanue hield , niets anders ten antwoord, dan: ,, Zyt niet bang!" Intusfchen kwam de vervulling der voorlpelling van den bekwaamen Stuurman hoe langer hoe nader. De ftorm, met een fchriklyk pnweder van blikfem en donder verzeld, vertoonde ■ zich in volle hevigheid ; de. golven floegen over 't boord, en de boeijer fcheen alle oogenblikken in den afgrond verzwolgen te worden. Het leevensgevaar was oogenfchynlyk en de doodsangst op aller gelaat , uitgenomen op dat van peter en zyne Zeelieden, gefchilderd. Daar hy nu met het ftuurroer in de hand druk bezig was, om de Matroozen toe te fchreeuwen, gaf by weinig acht op het geftaadig fmeeken en aandringen der buitenlaudfche Gezanten, totdat eindelyk een van hun, namelyk de Hr. v. L. naar hem toeging, en met een angstig hart en ernstig gelaat tegens hem zeide: ,, Ik bid uw Majefteit, om Gods wil, naar ,, Petersburg te rug,bf ten minlten naar het naastby„ gelegen land van Peterhof, te ftuuren, en in over„ weeging te neemen, dat ik van myn' Koning en Meester niet naar Rusland gezonden ben, om my ,,daar te laaten verdrinken. Indien ik bieromkome, „gelyk zeer waarfchynlyk is, zal het uwe Majefteit ,, by myn Hof moeten verantwoorden". De Czaar kon zich hierover, fchoon by in't grootfte gevaar was, nauwelyks van lachgen onthouden, en antwoordde fl. deee. D den  5"» ANECDOTEN den Gezant met groote gelaatenheid: „ Wees niet „ bang , myn Heer van L. ! als gy verdrinkt, „ moeten wy allen mede verdrinken, en dan zal „ uw Hof van niemand rekenfchap te vorderen „ hebben." Daar ondertusfcben onze ervaren Stuurman zelf de onmogelykheid zag van het langer tegen den ftorm en woedende zee ui: te houden, laveerde hy ter zyde af, ontdook gelukkig den llorm, en liep eindelyk in de haven van zyn lusidot Peterhof binnen; hier onthaalde hy zyn Reisgezelfcbap op een lekker ihupé en boordevolle pocaalen met Hungarifchen wyn, en liet ze daar den nacht uitrusten. Met het aanbreeken van den dag, voer hy zelfs met zyn boeijer naar Kroondad, en zond van daar een doep met ervaren Matroozen om zyne Gasten af te haaien. Dc Equipagemeester van bruiks.  van PETER den GROOTEN. 51 Hy ftraft de achteloosheid op heete daad. TToe veel vertrouwen Czaar peter in zynen Kok feiten (telde, en hoe gaarne hy hem ook lyden mogt, lchold hy hem toch niet ligt een misftap kwyt, die uit nalaatigheid of moedwil begaan was. Feiten, dien ik in 't eerfte jaar van myn verblyf aldaar,en in 't laatfte van zyn leeven,toen hy nog vrolyk en gezond was, gekend heb, maakte ook geen geheim van de vertelling, dat hy menigmaal een tractement van ftokflagen, uit handen van zyn allergenadigften Heer, en weder kort daarop, zonder eenige overgehouden vcete, zyn volle gunst en vriendfehap genoten had. Toen hy eens, in de Kunstkamer van de Academie, alwaar het af beeldzei van peter den Grooten, in zyn eigen klederen , met veelcrleie andere zaaken , waarvan de Monarch zich bediend had, bewaard wierd, onder anderen een Spaanschrieten rotting met een yvoiren knop in een hoek zag daan, zeide hy tegen den Opzichter van de Kunstkamer, den Heer schumac her, die zyn behuuwd Zoon was: „ Deeze rotting mogt gy wel uit het gezigt „ zetten, opdat zy niet in het oog valt; want „ menig een, die ze hier te zien komt, zal, even ,, als my, nog wel eens den rug jeuken, op wel„ kenzy voorheen rond gezwaaid heeft." Deeze zelfde vrolyke Grysaart verhaalde my ook, hoe hy eens, wegens een fiuk Limburger kaas, D 2 een  52 ANECDOTEN een zeer onverwachte dragt flagen met deeze rotting gekregen had.. De Czaar plagt dikwils, op zyn goed Hollandsch, zyn avondmaaltyd met boter en kaas te doen. Ouder de byzondere foorten van kaas, gaf hy de Limburger den voorrang. Toen hem nu eens weder zulk een kaas voorgezet wierd, die hem byzonder wel fmaakte, en hy meermaalen had opgei merkt, dat van een geheele Limburger Kaas, die buitendien zelfs niet al te klein plagt te zyn,en in gedaante naar een Hollandfchen klinker, of kleinen ticheldeen, geleek, als zy ééns opgedischt was geweest, zeer zeldzaam iets, of ten minden zeer weinig, weder op tafel kwam , haalde hy zyn Mathematifchen Indrumentkooker uit zyn zak, nam, in afwezigheid van zyn Opperkeukenmeester, de' maat van het restant der opgefheeden kaas , en fchreef die in zyn zakboekje op. Kort hierna, toen de Heer Feiten binnen gekomen was, om de tafel af te neemei/, zeide hem de Czaar: „ Dee„ zc Limburger kaas is zeer goed, en heeft my „ jekker gefmaakt. Bewaar ze wel', en geef „ 'er niemand iets van, want ik wil 'er nog dik,, wils van eeten." Ingevolge van dit bevel, kwam dezelve daags daaraan des avonds weder op tafel; doch, tot ongeluk van den Opperkeukenmeester ' was zy nauwelyks half zo groot, als toen zy den dag te vooren van tafél was gegaan. Den Keizer viel deeze verminderde grootte terftond in het oog; doch, om zich te verzekeren , dat hem de fchyn niét bedroog, haalde hy zyn fchryfboekje en maa  van PETER den GROOTEN. 53 maatftok uit zyn zak,meette de kaas, en bevond, dat 'er genoegzaam de helft van de opgetekende grootte was afgenomen ? Hy liet dus den Kok Feiten roepen, en vraagde hem, hoe het kwam, dat de kaas, federt gisteren, zo veel verminderd was? De Heer Feiten antwoordde, dat hy dit niet wist, dat hy ze niet gemeeten had. Nu, ik heb ze dan gemeeten, antwoordde de Keizer, wees hem de aangetekende grootte in zyn fchryfboekje aan, en overtuigde hem met zyn maatdok, dat 'er byna de helft van het ftuk, dat daags te vooren van tafel was gegaan, aan ontbrak. By deeze vraag voegde zyn Majefteit, of hy niet bevolen had, de kaas voor hem te bewaaren? Ja, antwoordde Feiten, maar ik moet her. zeker vergeeten hebben. Wacht! zeide de Keizer, ik zal u een memoriebriefje geeven; ftond van tafel op , kreeg zyn rotting, ftrafte 'er den Heer Opperkeukenmeester mede, en at, met alle gelaatenheid, by een glaasje Eremitagiewyn , van zyn Limburger kaas, die vervolgens nog eenige dagen, tot op het laatfte beetje toe, op tafel kwam. De Kamerheer van dreunick, Bchuuwdzoon van vel ten. D 3 Pe«  54 ANECDOTEN Peter's Strengheid in 't ftuk van Crimineele Wetten. J^e wyze Wetgeever van Rusland, Czaar peter alexowitz, zogt, by alle gelegenheden, door zyn eigen voorbeeld,in het naauwkeurig waarneemen der Wetten voor te gaan. Hy had een byzonderen eerbied voor de Godlyke wetten , en in Crimineele gevallen liet hy zich des te minder verbidden, hoe meer kwaad opzet en voorneemen hy in eene misdaad bemerkte. Betrof het een moord, dan was 'er geen vergecving by zyn Majefteit te hoopen noch te zoekenwant hy plag te zeggen: „ Het moedwillig vergoten bloed roept „ om wraak, en ongewrooken bloedfchulden druk,, ken het land." Zekere Hoffreule van Keizerin catharina, Juffrouw hamilton, had, by haar al te galante' leevenswyze, zich tweemaal van een heimlyke zwangerheid verlost, en de dood- of levendig ter waereld gebragte vrugt van haare onkuischheid, heimelyk f weeten te verftommelen , zodat 'er nooit eenig vermoeden op haar gevallen was; doch by het derde geval liep het zo gelukkig niet af. Het vermoorde kind werd gevonden, en de onhandigheden van Freule hamilton deeden het vermoe. den alleen op haar vallen. Zy werd, op bevel des Keizers, in hechtenis genomen, en bekende in de gevangenis,niet alleen deeze,maar ook twee reeds van  van PETER den GROOTEN. 55 van te vooren begaane kindermoorden. Dieswegens wierd zy gerechtelyk tot den dood verweezen, en het geftrceken vonnis door den Czaar, tegen haar vermoeden, bevestigd; daar niet alleen reeds verfcheidene voorfpraaken voor haar zich hadden opgedaan , maar het ook bekend was, dat de Czaar deeze bevallige freule byzonder wel lyden mogt, dikwils met haar plag te fchertzen, en gantfche uuren by haar alleen door te brengen, ja zelfs , gelyk men geloofde, ook wel eens een galanterietje met haar bedreven had. Doch alle deeze voordeelige omdandigheden vermogten by den Czaar niets tegen de Godlyke- en zyn eigen Landswetten. De dag van de openlyke executie van Freule n amuton verfcheen. De arme Zondaresfe, in een wit zyden kleed, met zwarte bandelieren , werd naar de rechtsplaats gevoerd. De Czaar kwam daar ook, nam van haar affebeid met een kus, fprak haar aan, en zeide: „ Ik kan u niet verlosfen van de „ uitfpraak der Godlyke en menfehelyke wetten. „ Sta u draf geduldig door; hoop, dat»God u uwe „ zonden vergeeven zal, en bid, met een oprecht , berouw cn waar geloof, het Onze Vader, enz." Zy knielde daarop neder, begon te bidden; en toen de Czaar zich omkeerde,kreeg zy op het blok den üag, die haar hoofd van het lichaam fcheidde. Voetius, een Schrynwerkcr van het Hof', die dc Executie mede bygewoond heeft. D 4 &  56 ANECDOTEN De Maitresfen van peter den Grooten. gy gelegenheid dat ik van Freule Hamilton ge, fproken heb, moet ik ook van Freule Cramer, een perfoone, die aan het hof van den Czaar, en vervolgens, onder den naam van Anna Iwanowna, zeer bekend geweest is, ter bevestiging van de* waarheid, hier iets melden. Van deeze namelyk, moet de Heer Opperconfidoriaalraad busschi ng verkeerd bericht geweest zyn, daar hy in het Vierde Deel van zyn Historisch en Geografisch Magazyn, onder eenige Anecdoten van Czaar PE, ter, zegt, dat zy een byzit van den Keizer geweestis. Dan hiervan heb ik, zo wel van Rusfifche Heeren , die te gelyker tyd met haar by p p t e r den Grooten geweest zyn, gelyk ook van haar eigen Broeders Laurens en Frcderik, twee Kooplie. den te Nerva,het tegendeel,en de volgende nadere onhandigheden', hooren verhaalen. De Freule Cramr\ namelyk , is eerst by de ongelukkige Freule Hamilton, en, na dat deeze haare draf onderaan heeft, Kamerjuffer en vervolgens Freule van Kei, zerin catharina, doch nooit een byzit van den Czaar, geweest. Czaar peter heeft nooit eenige Byzitten of Maitresfen gehad, Pchoon hy altyd een flukfche jaager was, die dikwils en dat zonder veel onderfcheid te maaken, in de vlucht fchoot, wat hem by gelegenheid voorkwam. Ik er-  van PETER den GROOTEN. 57 eiïnnere my een oude aanzienlyke Weduwe te Petersburg gekend te hebben , wier man , van den jaare 1704, by peter den Groeten, tot aan zynen dood, aan het li-.1' g! li ■ 1 beeft, ed welke de Czaar dikwils kwam eeten of pra • • 1. Deeze Vrouw, die in zeet boogell öiliüen! m nog zeer vrolyk was, en in ha 'er niet kwalyk moet Uitgezien li: veele Anecdoten van v b 1 e r f », en ssyn Hof. Wanneer zy wel opgeruimd was, verbruide zy ons by gelegenhei I 1, die zeer aanmérkenswaardig ware 1. Toen li eél 1 1 ver tafel van de Amours pasjagers en eenige vermeende Favorites van den grooten Keizer gefproken en veel hiervan verhaald wierd, viel zy den Vertellers eensllags in de reden, en zeide: ,,Zwygt toch dilmet ,,u\v geklap ;gy weet immers niets dan het geen gy „van hooren zeggen, en van zulke lieden vernomen „ hebt, die 'er zekerlyk zelfs niet by zyn geweest. „ Indien ik u vertellen wilde van de Minuaresfen „van onzen zaligen Czaar, zou ik u mogelyk meer „ kunnen zeggen, dan menig een , die daar mede „ pronkt, en echter nooit van hem is aangeraakt". De oudde dochter van deeze zelfde braave vrouw wierd, als een meisje van negentien jaaren, door de'n Czaar aan een zyner Denschtfchikken uitgehuwlykt. Aan dc bruiloft , waar de Czaar mede aan tafel zat, wierd de Bruid niet wel; cn als men ze naar haar flaapkamer gebragt had , om wat by te komen , kwam zy van een zoontje in de kraam, by welks doop het v eter den D 5 Groo-  53 ANECDOTEN Grooten behaagde de plaats van Gevader te bekleeden. De Verzamelaar deezer Anecdoten. Hy verklaart zich tot Hoofd van de Kerk. jyadat de Patriarchdoel, door den dood van den laatden Patriarch, adeiaan, te Moscow, door de geduurige oorlogen, die in deeze tydeu plaats hadden, jaaren lang ledig gedaan had, wierd peter de Groote dikwils van deGeestelykheid aangezogt,om deezen ledigen doel weder met een waardig Opperhoofd der Kerk te bekleeden. De Monarch, wien het niet onbekend was, hue veel moeilykheden zyn Vader van den toenmaaligen Patriarch nicon had moeten uitdaan, cn hoe veel werk het hem gekost had, zyn gezag tegen deezen onrustigen kop te handhaaven, bad reeds lang by zich zeiven belloten, om zo ichielyk niet wedder tot het beroepen van een Patriarch over te gaan. Uit dien hoofde, beantwoordde hy den voorflag altyd op een toon, die niets bediste, en fchoof de afdoening van deeze zaak, onder voorwendfel dat hy in een zwaaren Oorlog ingewikkeld en met veele bezigheden bezet was, gcduurig op de lange bank. De Novogrodirche Aartsbisfchop theophan p r o c o p o wi t z , die, in alle opzichten .met Czaar peter ééne lyn trok, en hierom ook zyn reen-  van PETER den GROOTEN. 59 rrchtehand genoemd wierd , moet zyn Heer denkelyk in die gedachten gelterkt, en hem den voorilag gedaan hebben , om , in plaatze van een Patriarch , een Geestclyk Collegie, onder den titel van het heilige cïirigeerende Synode, in te delJeu. Nadat dit nu in den jaare 1721 met de daad ter uitvoer gebragt was, en door den Aardsbïsfchop tueophan, volgens begeerte van den Czaar, een voort re del yk Gcesielyk Reglement, en een in octavo gedrukte Catechismus, met een omftandige verklaaring en bewyzen uit de Heilige Schrift, was in 't licht gekomen, dacht de Monarch, dat men nu niet meer van een Patriarch zou fpreeken. Des niet te min bleef de meeste voornaame Gcestelykbeid, uitgenomen de gemelde Aartsbisfchop van Novogrod, nog altyd in de verwachting en hoop om een Patriarch te bekomen. Wanneer den Czaar nu eens in de Synode , waar hy dikwils het recht van Voorzitting nam, onverwacht een Smeekfchrift, om een Patriarch , voorgelegd wierd, begon zyn bloed re kooken, zo dat hy op zyn borst doeg, en met een verboden dem en gelaat zeide: „ Hier is uw Pa„ triarch!" Vervolgens ftond hy op,en ging heen. Na dien tyd heeft men nooit meer gehoord , dat men van een Patriarch gekikt heeft, of de minfte begeerte naar denzelven heeft doen blyken. Zo heb ik den Rykskanzelier den Graave sestusciieff over tafel dit voorval hooren verhaalen. Doch de Keizerlyke Kabinetfecretaris , 1 w a n Antonowitz tsciierkassow, fprak hem tegen , cn zeide , dat de Czaar wel met zyn eèhè hand  6b ANECDOTEN hand op de borst gedagen, doch tevens met de andere zyn hartsvanger had uitgehaald , met het plat van den kling op de tafel geflagen , en toen, zeer verbolgen gezeid hadde: „ Hier hebt gy uw „ Patriarch." De Rykskanzelier Graavebestuscheff en de Keizerlyke Kabinetjecretar'is iwan antonowitz tscherkassow. Hy erkent Czaar ivvan wassilowitz voor zyn Staatsmodel. TTet is bekend, dat Czaar iwan wassilowitz de II, in de meeste gefchiedboeken, als een gruuwzaame dwingeland uitgekreten, en met deezen haatelyken titel, als een gemecnen Bynaam, bedempeld is. Peter de Groote was in 't geheel niet van dit gevoelen. Hy erkende en betuigde dikwils, in zyn gefprekken , van deezen eerHen Monarch aller Rusfen, dat hy veeleer den bynaam van den Grooten verdiend had. Dit gefchiedde ook eens openlyk by de volgende gelegenheid. De Hertog van Holdein, die in 't vervolg Behuuwdzoon van Czaar peter was, had, by het groote Zweedfche Vredefeest, dat in den jaare 1721 te Moscow gegeeven wierd, toen de cantfche Stad geïllumineerd was, een gei'llumineerdcn ze.  van PETER den GROOTEN. 6r zegeboog voor zyn logement laaten oprichten. Op hetFrontefpies van denzelven was, op de eene Vleugel, peter de Groote in triomf afgebeeld, en op de andere zyde Czaar iwan wassilowitz, die uit veele onderfcheidene' Vorllendommen een groote Monarchie had opgerecht. Hierom was hy op een triomfwagen' afgebeeld, met welke hy over de wapenfchilden der veroverde Rusfifche Vorllendommen , even gelyk Czaar peter over de wa-, pen- en naamfchilden van de door hem veroverde Landen en Hoofdlieden, zyne zegepraalende intrede deed. Deeze voordelling behaagde veelen Aanfchouwers niet, die van gedachten waren, dat het een zeer ongelukkig getroffen vergelyking was van een bekenden Dwingeland met iemand , die, door den gantfchen Senaat, Vader des Vaderlands genoemd wierd. Toen nu de Keizer denzelfden avond de Stad Moscow rond reed, om de verfcheidene voordellingen by de Illuminatiën te zien, kwam hy ook het logement van den Hertog van llolftein voorby, klom voor den Triomfboog af, en bezag, met alle naauwkeurigheid, de gemelde, condrasteerende voordelling, nevens de daarop doelende zinnebeelden, die ''er aan beide zyden waren bygevoegd. De Hertog begaf zich terdond op flraat, om zyn Keizerlyke Majedeit ie begroeten, en voor de eer van zyne tegenwoordigheid te bedanken. Hy ontfchuldigde zich ook tegen den Czaar, dat hy, wegens kortheid van tyd, en gebrek aan goede Schilders, niets had kunnen tot dand brengen dat prach- tï-  62 ANECDOTEN tiger en zyn Majefleit waardiger was. Doch de Keizer had in deeze voordelling een zo byzonder welgevallen, dat hy den Hertog om den hals viel, hem kustte, en openlyk zeide : „ Dit is de beste' „ vinding en vooritelling van alle Illuminatiën, die „ ik door gantsch Moscow gezien hebbe. Uw „ Doorluchtigheid heeft 'er juist myn eigen mee„ ning en gedachte in aangeduid; deeze Heer „ (terwyl hy op iwan wassilowitz wees) „ is myn Voorganger en Modél. Ik heb hem my „ altyd tot een modél myner Regeering in Staats„ beleid en Dapperheid voorgefteld , maar het nog „ in lang na zo verre niet gebragt, als hy. Het „ zyn alleen domkoppen , die de onhandigheden ,, van zyn tyd, en volk, en zyne groote verdien„ den by hetzelve, niet begrypen, en hem een „ tieran noemen." Deeze korte en nadrukkelyke woorden heeft de Keizer, vervolgens nog,door wydloopige gefprekken, in gezelfchap opgehelderd en bevestigd, toen hy zich met den Hertog van de ftraat in deszelfs logement begaf, en met het opgeruimdde gemoed , onder eenige pocaalen, tot laat in den nacht by denzelven bleef zitten. Dc Graaf b r u m m e r , Grootvorftelyke Oppermarfchalk, die zich toen meden Hertog te Moscow ophield.  van PETER den GROOTEN. 63 Peter's InftruÜie voor zyne Gezanten aan buitenlandfcJie Hoven. Toen 'er, na het fluiten van den Rusfifchen en ZweedfchenVrede, weder een Refideerende Minister van het Rusfifche Hof naar Stokholm moest gezonden worden, en de Keizer ,michaela petrowitz bëstusc hef f, die vervolgens Graaf en Opperinarfchalk aan het Hof van Keizerin e l i z abe th geweest is, daartoe had uitgekozen , ontbood hem de Keizer, om zyn laatfte Inftructie te ontvangen, des morgens om vier uuren by zich. Tevens beval hy hem, om aan andre jwanowitz os ter man te zeggen, dat hy hem de Inftructie uit het Rykscollegie opleveren, en op het beftemde uur te gelyk met hem by den Czaar zou komen; doch dat hy, bestuscheff, niet vergeeten moest , zyn fchryfboekje by hem te fteeken. Toen nu de Heer bestuscheff des avonds van het Hof ging , begaf hy zich onmiddelyk by o ster man, om hem het Keizerlyk bevel over te brengen. Dees ftelde hem zyn Inftructie ter hand , en liep ze met hem van ftuk tot ftuk door. Daar het nu reeds 's avonds tien uuren geworden was, zeide osterman, die toen nog veel van volhouden hield, dat het der moeite niet waardig was om te gaan flaapen, daar ay voor vier uuren des morgens by den Czaar moesten verfcbynen. Zy be-  H ANECDOTEN begaven zich dan hier van daan in goed gezelfchap, foupeerden daar,en brasten den nacht vrolyk door. Om half Vier uuren des morgens, kwamen zy in de Antichambre van den Czaar. Zy vonden daar niemand dan een wachthoudenden Denschtfchik , van wien zy vernamen, dat de Czaar, reeds een half uur lang, in zyn flaapkamer op en neder wandelde. Zy verzochten dus van hem, dat hy hen by den Czaar zou aanmelden; doch zy kreegeu ten antwoord, dat hy dit niet durfde doen, dan op het uur dat de Czaar hen ontboden had. Zo dra het vier uuren floeg, ging de Denschtfchik in de flaapkamer van den Czaar, en melde hen aan; Waarop hen de Czaar terftond liet roepen. Zy troffen hem in een korten flaaprok, met half opgetrokken koufen, pantoffels, en een wollen muts, die , wegens het zweet, met linnen gevoerd , en van buiten ómgeflagen, was. De Czaar ontving hen , naar gewoonte , vriendelyk , met den gewoonert groet' Sirawstwy, en vraagde eerst, hoe laat het was ? Toen hy hoorde, dat het zo even vier uuren geflagcn was, zeide hy: „ Nu, dat is goed." Verder fprak de Czaar den Heer os ter man aan, ofhy den Heer bestuscheff zyn Inftructie overgegeven , cn derzclver poincten met hem doorgelopen had? En den Heere bestuscheff vraagde hy, of hy ze by zich zeiven wel eens doorgeleczen , wel verdaan en niets meer daar over te vraagen had ? Toen zyn Majefteit vernam, dat alles in orde was, deed hy den Heer bestuscheff daar eenige vraagen over, en verdichtte ee-  vAn rETER öen GROOTEN. "05 'eenige gevallen, om hem te toetzen, hoe hy zich daarin gedraagen , en daaruit ontwikkelen zou. De Heer bestuscheff beantwoordde de vraagen tot genoegen van den Keizer, en zyn Mnjelieit antwoordde daarop: „ Nu goed, dan weet „ gy reeds, wat gy, in naam van myn Ryk en voor hetzelve, doen en laaten moet. Haal inv Schryfboekje voor den dag, ik zal u nu myne ,, eigene Commisfiën opdraagen, en myne byzon,, dere Inftructie geeven; tekenze op, opdat gy ,, ze niet vcrgeeteii mogt." Hierop fprak dc Czaar omflandig van verfcheiden zaaken , die hy uit Zwceden, en de landftreeken daaromtrent, voor Rusland nodig had. Eerst begeerde zyn Majefteit, dat hy een goed aantal Meesters en bekwaame Ambachtslieden in zyn dienst aanneemen, en hier naar toe zou zenden. Namelyk, wegens dc gelykheid van de Stokholmer en Petersburgfche Luchtdreek, Tuinlieden, Landen Akkerbouwers, Houtvesters, Timmerlieden: en Metzelaars ; voorts bekwaame Slooten- cn Schietgewecrmaakers; inzonderheid eenige Meesters, die byzondere bekwaamheid in 't maaken van Snnphaanfloten , Veêr- en Knipwerken hadden; zo ook Geelgieters en Staalwerkers en veele dcrgelyken meer. Teen dc Czaar nu uitgefproken en deeze zaaken opgegeven had, moest hem de Heer bestuscheff liit zyn Schryfboekje alles voorleezcn wat hy opgetekend had, om te zien, of hy bok iets had overgedagen. Hierop zeide zyn Majefteit: „Wat uwe Inftructie, die gy uit het RyksII. deel. E coi™  C6 ANECDOTEN „ collegie ontfangen hebt, aangaat, hiervan moet ,, gy aan het Collegie zelve rapport doen , en met ,, hetzelve daarover correspondecren; doch wat „ uw byzondere Commisfien en Inilruclien, die gy in uw Schryfboekj'e hebt opgetekend, aangaat, „ daaromtrent zult gy onmiddelbaar aaa den Czaar „ zelf bericht zenden, en de brieven , zonder eenig 5, ceremonieel, kort en bondig , onder het op„ fchrift, aan peter alexowitz, met uwen „ Heer wisfelen." Dit is ook zo gefchied, en de Heer Oppermarfchalk , de Graaf bestuscheff, toonde my eens een groot paket eigenhandige Brieven van peter den Grooten over deeze en dergelyke Commisfien. Eindclyk fprak hem de Czaar dus vriendelyk aan. ,, Nu wensch ik u ,, een gelukkige reis , en dat gy uw ambt en ,, plicht, zo veel in uw vermogen is, vlytig en „ getrouw zult waarneemen. Indien gy het zo ,, maaken en u dus aanffellen zult, gelyk ik hoop, ,, zal ik zeker ook verder voor uw fortuin zor„ gen; doch zo niet, zult gy een even grooten vyand aan my hebben, als gy nu een Vriend „ aan my hebt." Daarop kuschte hem de Czaar, volgens zyn gewoonte, voor zyn voorhoofd, en zeide tot affcheid: ,, God geleide u!" De Heer Oppsrhofmarfchalk de Graaf MICHAELA PETROWITZ BESTUSCHEFF. Hy  van PETER den GROOTEN. 6? Hy is nieuwsgierig om te weeten wat men in andere Landen van hem denkt. TTet geen men in Rusland van Czaar peter -*-dactit, en hoe men zyne daaden en handelwyze in alle opzichten befchouwde, was deezen Vorst, die zulk een doordringend verttand had, volkomen bekend, doch wat men Jniiten 's Lands van hem fprak en oordeelde , was hy dikwils begeerig te weeten, en vernam ook daarna by alle voorkomende gelegenheden. Toen eens de Heer N. N. van zyn Gezantfchap aan 't Hof .... , kort voor het einde van den Zweedfchen Oorlog en voor de gefloten Vrede van Nyftad , was te mg gekomen , en zich tevens aan het Hof had aangemeld , liet zyn Majefteit hem zeggen, dat hy zich tegen den middag 9 als by uit het Collegie te rug kwam , by hem zou laaten aandienen. Hy kwam op de hem voorgefchreven tyd. Zyn Majefteit fprak hem kort en vrïendelyk aan, en, om met hem omftandiger te kunnen fpreeken, hield hy hem ten eeten. Toen begon de Czaar naar alle omftandigheden des Lands en der Regeering, van welke de Gezant te rug gekomen was, omftandig te vraagen , en met zulke gefprekken den gantfehen maaltyd over zich te onderhouden. Eindelyk vraagde de Keizer met een zeer vrïendelyk gelaat, wat men buiten 's Lands van E a hem  63 ANECDOTEN hem dacht en fprak? Alles goeds en loffelyks antwoordde de Gezant. Men bewondert voornamelyk uw Majedeits vcrdand en fcb.randerh.eid" by zulke groote onderneemingen , die gy met geen minder moeite dan geluk tot fland gebragt hebt -, en toont overal de grootfte hoogachting voor dezelven. „ Goed , goed ," antwoordde iie Mo„ nareh, „ dat kan alles wel zyn; zo fpreekt de „ vleiery van alle Monarchen , als zy weet dat 5J het hun weder ter poriën zal komen. Doch ik „ wil niet weeten, hoe men my van den goeden „ kant beoordeelt, maar begeer veeleer te hooren, wat men in vreemde Landen van my zegt, ,, als men my van den üégten kant befchouwt. ,, Dat verzoek ik u my onbewimpeld te vertellen, „ het mag luiden zo als het wil , wa'nt ik weet „ zeer wel, dat men my buiten 's Lands van alle '»> zvdcn beoordeelt; my in dat licht befchouwf,. V 20 ?'s ik vóórkom, en overal zo vry van „ P?Yj fpreekt, dat gy buiten twyfel genoeg van my „ gehoord moet hebben. Daarom wil ik dit van „ u hooren, en zien of het overeenkomt met het „ geen ik reeds dikwils gehoord heb , en of gy „ my de waarheid zeggen zult." De Gezant antwoordde met een diepe buiging:„Als uwMnjelteit het zo beveelt, zal ik al het kwande zeggen, dnt i'k van ü gehoord heb. Men zegt namelyk, dat uw pajefteit een geweldig en flreug Heer moet zyn, die met zyn Onderdaanen op een wreede wyze omfpringt, altyd draft en nooit vergeeft." By deeze woorden viel hem de Monarch in de reden . en  van PETER, den GROOTEN. 6*9 en zeide al lachende : ,, Neen , neen , myn Vriend! gy wilt 'er niet recht vooruit komen , wat gy van my gehoord hebt; namelyk dat ik een wreedaartige Beheerfcher cn een Tyran ,, ben. Dat zeggen de lieden buiten's Lands van my. Doch wat voor lieden? namelyk de meesten, die van de omftandigheden niets weeten, ,, waarin ik my, by den beginne, veele jaaren lang ,, in myn Ryk bevonden hebbe, en hoe veele van ,, myne Onderdaanen myne beste oogmerken voor ,, het Vaderland de affchuwlykfte hindemisfen in ,, den weg gelegd, en my in de onvermydelyke ,, noodzaakelykheid gebragt hebben, om met alle 5, ftre'ngheid , doch nooit op een wreede, veel ,, minder op een tyrannieke, wyze, tegen hen te handelen. Hiernevens heeft het my echter ook aan geen vcrdaiidige en dappere Zoonen des .,, Vaderlands ontbroken, die myne heilzaame oog„ merken voor het Vaderland erkenden, dezelve ,, op een redelyke wyze op den duur hielpen be,, vorderen, en daarvoor alle erkentelykheid en weldaaden van my genoten hebben." De Graaf osterman. E 3 Hy  ?° ANECDOTEN ^aa dat de Keizerin elizaeeth, in de maand April van 't jaar 1742, te Moscow, gekroond was , deed haare Majedeit , uit eene moederlyke zorgvuldigheid voor haaren Zusters-zoon, den jongen Hertog van Schleeswyk Holdein, die den votigen Winter uit Kiel was aangekomen, alles,wat in haar vermogen was, om zyne, tut hier toe, zo bet fcheen , merkelyk verwaarloosde Opvoeding , te verbeteren , en hem te laaten onderwyzen in die Weetenfchappen , welke voor zyn Hoogheid onontbeerlyk waren. Naar myn Opvoedingsplan , dat haare Majedeit boven anderen den voorkeus gegeeven had, moest deeze jonge Heer, benevens andere Grondweetenfchappen, vooral in de Ruslifche Gefchiedenis en Geographie , benevens de Staatkunde en een naauwkeurige kennis des Lands, en vervolgens ook van de nabuurige Ryken en Landen, onderwezen worden. Haare Majedeit, die my tot Hoogleeraar gekoozen , en daarby deeze gundige uitdrukking gevoegd had , dat ik zelfs myn plan beter zou kunnen uitvoeren , dan een ander, die het niet gemaakt had, verwaardigde my zelfs eenige dagen hierna met een bezoek, in tegenwoordigheid van den Heer Rykskauzelier, den Graaf bestuscheff , en den Heer Vice» kan- Hy f poort zyne Dochters aan om wél te leeren.  van PETER den GROOTEN. 71 0 kanzelier, den Graave moronzoff, alsmede van den Holfleinfchen Opper-Hofmarfchalk , den Heere Graave van brummer, cn de Opperkamerdienaar van berghout, (welke beide laatften den jongen Hertog van Holftein naar Petersburg gebragt hadden , en tot bier toe alleen by dien jongen Heer geweest waren,) om my zyne Koninglyke Hoogheid zelfs te brengen. Ik heb gemerkt , zeide deeze vriendelyke Monarchin tegen den jongen Hertog , dat uw Hoogheid van den morgen tot den avond meestal niet te doen hebt. Om u den tyd te verkorten, en een zo aangenaam als leerryk tydverdryf te ygrfcbaffen, del ik u den Heer stahlin ter hand , die u op een aangenaame en nuttige wyze zal bezig houden. In dc twee eerde jaaren bezogt haar Majedeit den jongen Hertog zeer dikwils, voor den middag, in haar deshabillé, hield zich dikwils een half uur en langer by zyn Hoogheid met haare Vertellingen, en leerryke Gefprckken, die altyd met een voortreflyke Zedekunde doormengd waren, op. Gelyk deeze Princes zeer gaarne van haaren zaligen Heer Vader vertellen wilde , en zelfs altyd met een inwendige aandoening van hem fprak, zo verhaalde zy eens zeer omftaudig, hoe leed het hem geweest was, *en hoe hy dikwils in 't openbaar zich beklaagd had , dat hy in zyn jeugd geheel verzuimd en tot geene Weetenfehap was opgeleid geweest. Onder anderen vertelde haar Majefteit, hoe haare Vader zeer dikwils in de kamer by haar en haare oudlle Zuster,de Princes anna petrowE 4 na,  72 ANECDOTEN na, nu eens voormiddags, dan we Ier namiddags gekomen ware, om te zien, waar zy den tyd mede doorbragten. Zelden ging hy van haar, zonder ze een goede les na te laafèn. Dikwils vroeg hy haar zelf, wat zy deezen dag geleerd of gekezen hadden; daar zy dan, indien zy vlytig opgepast hadden, van hem gepreezen en gekuscht wierden, en dikwils ook, ter betuiging van zyn welgevallen in haare naarftigheid, een aangenaam gefchenk kreegen. Op zekeren avond, dat 'er aan het Hof niets te doen , en de Grootvorst met zyn Profesfor alleen in de kamer was, kwam deeze liefleryke Moeder zeer onverwacht binnen, cn vond den jongen Heer op den grond zitten en druk bezig met het in 't groot afdeeken en aftekenen van een reguliere Coehoornfche Vesting met buitenwerken, naar een Schets , die hy zelfs vervaardigd had. Haar Majedeit bad zyn Hoogheid, dat hy zich door haare tegenwoordigheid niet zou laaten Hooren , en delde 'er vermaak in , om een uur lang zeer aandachtig toe te zien, zich alle de deeJen der Vesting en de verfcheidene manieren der Fortificatie, dat toen de geliefkoosde weetenfehap van zyn Hoogheid was, te. laaten verklaaren, en fprak eindelyk zyn Hoogheid op de volgende wyze aan: „ Nu ziet uwe Hoogheid, op welk een ,, edele wyze men den tyd kan doorbrengen , afc 2» men wat ]ecn of geleerd heeft! Ik herinncre „ my, dat myn zalige Vader by verfcheidene gelegenheden plagt te zeggen, dat hy wel een 3, yin-  van PETER den GROOTEN. 73 vinger van zyn hand wilde misfen, als men hem in zyne jeugd tot leeren aangezet had, daar hy 3, nu dagelyks zag, wat hem ontbrak, en wat hy in zyne jeugd had moeten leeren. Ja , eens zeide hy ook tegen my en myne Zuster, daar ,, hy ons met onze Franfche Gouvernante bezig „ vond met het leezen der Schriften van Madame ,, la meert, en wy hem een bladzyde uit de„ zelve in 't Rusfisch voorlazen, ach , wat zyt „ gy gelukkig, myne Kinderen, dat gy in uwe „ jeugd tot het leezen van nuttige boeken aangèi „ zet, en zo wel onderwezen wordt, het geen my in myne jeugd niet heeft mogen gebeuj, ren!" Uit den mond van haare Majefteit, dc Keizerin elizab e t h. E 5 Op  74 ANECDOTEN Op welke wyze hy zyn jonge Rus/en, die uit vreemde Landen te huis komen, onthaalt en te werk fielt. JIJet is bekend, dat Czaar peter, na zyne terugkomst van zyn eerfte reize naar Engeland en Holland, terdond het befluit genomen heeft, om Jonge Edellieden naar vreemde landen te zenden tot het leeren van Kunften en Weetenfchappen. De Zeevaart, de Scheepsbouw, de Architectuur, de Vestingbouwkunst, waren de voornaamfte weetenfchappen , die hy met des te meer yver beoefende , naar maate zy minder in Rusland bekend, en hem, ter bereiking van zyne verhevene oogmerken , onontbeerlyk waren. Ten dien einde zond hy eenige jonge Edellieden naar Amfterdam, anderen naar Toulon en Brest, enz., voorzag hen met goede brieven van aanbeveeling, en met een <*enoegzaam jaarlyks inkomen. Ook zond hy, voornamelyk naar Holland, eenigen van den burgerlyken ftand om het metzelen en pannenbakken te leeren. Van tyd tot tyd moesten zy aan zyn Majefteit berigten toezenden van hunne vorderingen in de Kunften die zy leerden ; en als de bepaalde jaaren om waren, terug komen, en zich teritond by hem aandienen. De Czaar examineerde ze dan zelf zeer ftreng in de Kunst of Weetenfehap , waarin zy waren opgeleid. Bevond hy , dat de een of ander den tyd wel bedeed, en iets degelyks ge-  van PETER, den GROOTEN. 75 geleerd hadde, zo bragt hy hem ten Hove, prees hem daar in 't openbaar, en bevorderde hem terftond naar zyne verdienften. Doch,indien hy hem onkundig vond in de hem aanbevolen weetenfehap, en onbekwaam tot eenïgen dienst; zo beiclnmpte hy hem in 't openbaar, en gaf hem een verachtlyk ambt, of maakte een foort van Hofnar van hem, met wien hy en het gantfche Hof den fpot dreef. Van zodanigen heb ik 'er nog eenigen aan het Hof van Keizerin anna gezien, die ze, om zich wat ie vermaaken, wel lyden mogt, en die als Hofnarren , onder den Opperhofnar Pcdrillo, deels als vuurftookers, deels als oppasfers van de Hofhonden;, en in foortgelyke bedieningen, gebruikt wierden, en door allerlei potfige kluchten de Keizerin en 't gantfche Hof deeden lachen. Nadat de Czaar van zyn tweede reize was l'huis gekomen, zette hy deeze inrichting des te yveriger voort, naar maate hy de nuttige uitwerkfels van dezelve gezien had. Ook zond hy van tyd tot tyd verfcheiden Jongelingen, die hy uit denburgerftand had uitgekozen, buiten 's lands, om de fraaije Kunften te leeren: een Semzoff en een Jeropkin paar Italien, om de Bouwkunst te leeren; een Nikitin en een Matweof naar Holland, om de Schilderkunst te oefenen; gelyk hy ook een Baschma. kof, en eenige anderen uitzond, om bekwaame Met» zeiaars te worden. Tot den aanleg van zyn Admiraliteitshof en andere openbaare gebouwen te Petersburg, gebruikte hy in den beginne de beste Pannenbakkers , Metzelaars , Bruggen- en Molen- maa-  76 ANEC-DOTEN maakers uit Holland, by wien hy terflond zyne eigen jonge Landgenooten, die hy tot deeze ambachten gcfchikt had, tot behulp cn om de kunst te leeren, toevoegde. Binnen weinige jaaren hragt hy het hier zo ver mede, dat hy de Hollandfche Meesters wel had kunnen misfen ; doch hy behieldze tot aan het einde van zyn leven, of zo lang tot dat zy hun afieheid begeerden, by het volle genot van hun jaargeld , in zynen dienst; deels op dat zyn eigen jonge Landslieden met hun werk niet achteruit zouden gaan, deels om hen nog meer vatbaare jonge Lieden te geeven om in hun ambacht op te trekken. Zyne Pannen en Klinkerts, diè- half zo groot als de gewoone zyn, werden, naar de leer van vitruvius (van wiens Werk een uittrekfel , onder den titel: Lc petit Fltruve, te Parys, in duodecimo, gedrukt is, en dat hy in het Rusfisch liet overzetten) en naar de Hollandfche manier, toebereid. Met deezen zyn te Petersburg het ruime Admiraliteitshuis, de-Smitzen- en Slootenmaakerswerkplaatzen , enz. aan het Krukofcanaal , het Wachthuis aan den Zeeboezem tusfchèn Kalinka en het Catharinenhof, het Paleis van zyn Zomerhof, en meer gebouwen opgericht geworden; aan welken tot op deezen huidigên dag nog geen fleen vervallen is; zodat het een verkeerde inbeelding is, die vee. len tot hier gehad hebben, dat de Czaar, ter uitvoering van zyne nog heden hechte gebouwen, de Pannen en Klinkerts uit Holland heeft hiaten komen. De Admiraal iwan Lukianowitz ta li si ïï. Hy  van PETER den GROOTEN. 77 Hy laat vreemde Boeken in de Rusfifche Taal overzetten. /"\nder menigerlei hinderpaalen , die Czaar pe> x e r in den weg ftpnden, om de Weetenfchappen en hefchaafde Zeden, te bevorderen, ontdekte hy, door zyn eigen fchranderheid, dat het zyn Ryk geheel en al aan zulke Boeken ontbrak,die andere Landen ter befchaaving hunner zedelyke en verftandelyke vermogens gediend hadden. Deeze grooVorst, wien de zucht en yver, om zyne Onderdaanen wyzer, bekwaamer en befchaafder te maaken , in een onvermoeide zorgvuldigheid bezig hield, liet zich deswegens de voornaamfte Boeken in de noodigfte Weetenfchappen opgeeven, koos de beste en die tot zyn oogmerk het dienftigftc waren, en liet ze in de Rusfifche Taal overzetten, en drukken. Van hier verfcheen , in korten tyd , hubners Gcographie, in Folio; het groot Geographifche Werk van varenids, in Folio ; eenige Aulores Clasfici, b: v: curtius, in 4to. veifcheidc Duitfche eti Hollandfche Schryvers over de' Sluizen ; buchner's Werk , over de Kunst dor Vuurwerken ; de Boeken over den Vestingbouw van coehooRN.vauban, blok* del, pagan en borgsdorf; benevens een menigte der beste Autheuren , uit alle taaien, in Het Rusfisch overgezet, en op zindelyk Hollandsch pa-  ?8 ANECDOTEN papier, met een geheel nieuwe en zuivere Letter die de Czaar in Holland had laaten gieten. Onder anderen koos deeze wyze Monarch ook de voorTreflyke Inleiding van p uffe nb o & f, tot de Historie der Europeefche Staaten. Hy gaf ze aan een Monnik , die zich reeds door goede Overzettingen van verfcheide Doeken had bekend gemaakt, en verzocht hem de Overzetting van dit Boek, zo'ras mogelyk, ter uitvoer te brengen. De Monnik deed zyn best, en was in weinig maanden met de Overzetting gereed, fa verwachting nu van grooten dank, en een rykelyke belooning van den Czaar te zullen ontvangen , ging hy met zyn Overzetting, benevens den Latynfchen text daar tegen over, naar de Antichambre van zyn Majedeit. Zo ras de Czaar van zyn middagflaap was opgedaan, en hem, onder anderen, in de Antichambre gewaar wierd , fprak hy hem, met een minzaam gelaat, aan; en vroeg hem: of zyn Overzetting haast gereed zou zyn ? Ja , antwoordde de Monnik , hier is zy , allergenadigde Vorst ! De Czaar nam ze zeer vrïendelyk van hem aan, doorbladerde dezelve , en bleef een gantfche poos by een Hoofdftuk daan , dat een der laatden in het Boek fcheen te zyn. Middelerwyl bemerkten de Omdanders aan den Czaar , dat hy van kleur veranderde en toornig wierd. Op eenmaal brak hy ook in de daad, cp oen onvergeuoegden toon, tegen den Monnik los, en zeide: „ Wat heb ik u bevolen, zotskap» ,, dat  van PETER den GROOTEN. 79 „ dat gy met dit Boek doen zoudt ?" Het overzetten, antwoordde de Monnik. „ Is dat over- zetten?" hernam de Czaar, en wees hem de paragraaf, wegens het Rusfisch Ryk , aan , in welke de Overzetter het harde en aanftootelyke Artikel van den aart der Rusfifche Natie geheel uitgelaaten , en ook hier en daar eenige plaatzen verzacht , en vleiender voor het Rusfifche Volk gemaakt had. „ Ga terdond van hier," zeide hierop de Czaar, terwyl hy hem zyn verminkte Overzetting gramfloorig te rug gaf; „ doe het geen ik u bevolen „ hebbe, en zet dit Boek in alle Stukken over, „ zo als puf f en dor f het .gefchreven heeft." En zo is het ook van woord tot woord naar den grondtext overgezet, en vervolgens in ato gedrukt , aan den Czaar opgedraagen , en by zyne zegenryke terugkomst van den Veldtocht in Perfien,door den Opperden, gabriel, in den jaare 1723, overhandigd geworden (*). By de bovengemelde gelegenheid gaf de Czaar omftandig te kennen, dat hy dit Artikel niet naar den fmaak zyner Onderdaanen wilde gedrukt hebben ; maar dat het tot hun verbetering zo blyven moest , omdat zy zouden kunnen zien, hoe men voor- f*) Dit Boek is, voor weinige jaaren, met uitlaating van da tumftootelylïe paragraaf, over liet karakter der Natie , by de Academie der Weetenfchappen', te Petersburg, op nieuw in 't Rusfisch overbezet, en fn twee Deden in Octavo gedrukt gewon) eni  *» A N E C D O T E N voorbeen.in andere landen over. hen geoordeeld had; en op dat zy van tyd tot tyd zouden leeren wat zy voormaais geweest , en nu door zyn befcherming geworden waren. De Graaf paul i w a n o". witz jagouschinsky toen ter, tyd Procureur Generaal , en vervolgens Cabincts-Minister, van Keizirin a n ma. De droefgeestigheid van Czaar peter, over _ het affterven van Prins peter pE- trovvitz. 2° onbefchryflyk groot de vreugde van peter den Grooten was , over de geboorte van den eerfien Prins p e ter pe tr o wi r z, die hem zyne tweede Gemalin,de Czaarin catharina, in den jaare i7i4, gebaard had, even onvertroostelyk.was ook zyn droefheid by deszelfs"aftterven in het tweede jaar zynes ouderdoms. De tcderhartige Vader van deezen beminden Prins liet zich, door de fmert over deszelfs verlies zodanig wegfleepen, dat hy niet alleen heete traanen ftortte, maar ook in eene foort van droefgeestigheid verviel, die van zeer degte gevolgen zou kruinen geweest zyn, indien zy niet door de licfueryke zorge zyner Gemalinne, en door de kloekmoedig-  van PETER den GROOTEN. 81 digheid van een Vaderlandlievenden Raadsheer, den Prins dolgorukow , waren voorgekomen. De Czaar had zich in weemoedigheid over dit droevig geval in zyn kabinet opgefloten , en liet drie geheele dagen en nachten lang, niemand , zelfs niet eens zyne geliefde cathinka, by hem komen. Hy lag op zyn rustbed , en gebruikte geen fpyze of drank , terwyl niets , fchoon van het allergewigtigde aanbelang , hem mogt voorgedragen worden. De gewoone loop der Ryksbezigheden wierd in eens opgefchort; de addresfen van zyne Ministers en Generaals bleeven zonder antwoord en befcheid ; wegens de voornaamfte Krygsbelangen wierd geen befluit genomen ; noch Senaat, noch Admiraliteit , noch Krygscollegie , wisten waaraan zy zich houden moesten; en by het Hof heerschte een diepe ftilte, die van gemelykheid en vrees vergezeld ging. Dan niemand was meer verflagen dan de tederhartige catharina, die, by den last der droefheid, over het verlies van een Prins , die zo veel hoop van zich gaf, ook nog de zwaare droefgeestigheid van haaren dierbaaren Gemaal mede te draagen, en deszelfs onoverkomelyk verlies te dugten had; want ook haar gaf de Czaar geen antwoord uit zyn geflooten kabinet, zy mogt aan de deur kloppen en tegen hem fpreeken zo veel zy wilde. Deeze tederhartige Vorftin verging dus byna van droefheid en kommer, en wist zich van hartzeer nauwlyks meer op de been te houden. Eindelyk gaf de nood haar vernuft nog een proeve aan de hand, om haaren Gemaal te redden. Zy zond des nachts naar den II. deel. F Raads-  Sa ANECDOTEN Raadsheer dolcorukow, van wiens ftoutmoedigheid en byzonder krediet, waarin hy by den Czaar ftond , zy zo menig een bewys had. Zy ftelde hem het dringende gevaar voor, waarmede zy en het gantfche Ryk, door den tegenwoordigen toeftand van haaren bemaal , bedreigd wierden , en bad hem, met traanen in de oogen , om fchielyk op middelen te denken, om den Czaar uit zyn afzondering,en het Ryk uit een oogenfchynlyk gevaar, te redden. Na dat zich deeze braave en kloekmoedige man een oogenblik bedagt had, fprak hy de Czaarin troost en moed in, met verzekering dat den volgenden dag de zaaken wel van gedaante zouden veranderen , en de Czaar weder te voorfchyn komen. Zo dra hy nu van het Hof was te rug gekomen, zond hy aan alle de Raadsheeren een verzegelden brief, waarin hy hun, uit naam der Czaarin, een buitcngewoone Raadsvergadering tegen den volgenden dag aanfehreef. In deezen brief droeg hy hun den nood, waarin het Ryk zich by de tegenwoordige omftandigheden bevond , en tevens de begeerte van de Czaarin, voor, dat zy namelyk zich te zamen naar het Hof begeeven , en den Czaar van zyne afzondering en droefgeestigheid moesten afbrengen. In gevolge hiervan begaven zich de gezamenlyke Raadsheeren, met den Prins dolgorukow, naar het paleis , en voor de deur van het kabinet, binnen welk zich de Czaar opgefloteu hield. Dolgorukow klopte aan; de Czaar liet hem kloppen, zon-  van PETER den GROOTEN. 83 zonder zich te verroeren. Dolcorukow klopte harder, en riep den Czaar toe, dat hy open doen zoude, dat hy,dolcorukow, en alle de Raadsheeren voor de deur Ronden , en zyn Majefteit zaaken van het uiterst gewicht te zeggen hadden. Toen de Czaar hierop naar de deur ging, maar echter nog geen antwoord gaf, riep hem dolcorukow nog harder toe, dat de zaaken geen uitftel leeden, zyn Majefteit moest open doen en befcheid geeven, of men zou genoodzaakt zyn de deur met geweld op te rammen, en zyn Majefteit 'er uit te haaien, indien hy zyn troon en ryk niet verliezen wilde. Toen de Czaar dit hoorde, deed hy de deur open, kwam te voorfchyn, en was in den beginne ontdaan over het onverwacht gezicht van den gantfchen Raad ; doch herftelde zich weder, en zeide: ,, Nu, wat is 'er dan, dat gy my „ in myne rust ftoort?" Dit, antwoordde dolgorukow,dat, door uwe wonderlyke onttrekking van ons , en door uwe al te langduurige droevenis , die nergens meer toe dient , het gantfche Ryk in wanorde raakt, alle Staatsbelangen onbeflisd blyven , de gelukkigfte vorderingen des Oorlogs te water en te land achter uit gaan, Koophandel en Neering ftil ftaan, de reeds zo dikwerf overwonnen Vyanden weder moed vatten, en het Ryk den ondergang dreigen , indien gy u nog langer opfluiten en der Regeering onttrekken wilt; zo dat uwe Ryksftanden noodzaakelyk bedagt zullen moeten zyn , naar een ander Regent in uw plaats »m te zien. F 2 Dee-  84 ANECDOTEN Deeze ernftige voorftelling bragt den Czaar tot andere gedachten , en hy beloofde den Raadsheeren des anderen daags weder by hen in den Raad te verfchynen ; zyn Majefteit ging ook terftond met hen naar den Czaarin, omarmde haar op de minzaamfte wyze, en zeide : „ Het is lang ge„ noeg getreurd, gat hink a ! wat God gedaan „ heeft , daar over moeten wy niet langer mof„ ren." Hy hield ook de gezamenlyke Raadsheeren by zich ten eeten, en beurde zich dermaate op , dat zyn hartzeer en kwelling oogenfchynlyk verdweenen , zo dat zyn Majedeit zich, van dit oogenblik af aan, weder aan zyne voorige bezigheden begaf, en den volgenden dag, als naar gewoonte , by de Admiraliteit , in den Senaat, zitting nam. De Generaal Lieutenant, hy de Artillerie, de Heer van hen n in. Aanmerk.-' Deeze zo even gemelde buitengemeene droevenis van peter den Grooten, over den dood van zynen Zoon,was volkómen gelyk aan de buitengewoone vreugde , die hy over deszelfs geboorte gevoeld en geuit had. In een eigenhandigen brief van den 29 October, 1715, meldt hy den Veldmarfchalk, den Graaf scheeemetfff, uitgelaaten van vreugde,de geboorte van zynen Prins peter petrowitz, noemt denzelven een van God toegefchikte Recrute, en laat, op zyn naam, de gantfche Arm se daarmede geluk wenfehen. Zie den brief van peter den Grooten aan den Veld. marfchalk, den Graave s ó iés re m e tê f f , te Moscow, *774i in Folio uitgegeeven. Zyn  van PETER den GROOTEN. 85 Zyn Pardon voor een Ongelukkigen. ep voorbede van zyn Hond. Tn de Academifehe kamer der Natuurlyke Zeldzaamheden , wordt , onder andere opgezette Dieren , ook de begundigde Hond van Czaar peter in een glaazen kasje bewaard. Deeze kleine vaalgeele Windhond was dermaate aan zyn Heer gewoon , dat hy hem nooit verliet, dan alken als hy uitging, wanneer hy zo lang in zyn kamer of op zyn rustbed liggen bleef tot dat hy weder kwam. Zo ras hy nu te rug gekomen was, liep Lizette hem met zyne liefkozingen te gemoet, fprong hem tegen de beenen,ging by hem leggen, en lag by zyn gewoon middagflaapje naast hem. Deeze Lizette , die zynen Heer zo getrouw envan zo veel dienst was, redde eens zekeren voornaamen Hofbediende, die, ik weet niet om welke reden, in ongenade gevallen was, van de knoet-, en doodftraf. De Czaar was over deezen ongelukkigen uitermaate gebelgd, liet hem, in zyn eerde toorn, naar de Vesting brengen, en had reeds te verdaan gegeeven dat hy hem in 't openbaar op de markt den knoet zou laaten geeven. De Keizerin cathinka zelve, en het gantfche Hof, hielden intusfchen deezen ongelukkigen voor zo fchuldig niet , en het misnoegen van den Czaar voor een wezenlyke overyling. Hierom zogt men. den armen man te redden, en greep de eerde ge. F 3 le-  8rj ANECDOTEN legenheid de beste aan om den Keizer te vrede te deden, en voor den ongelukkigen te bidden. De Monarch , die nog in de eerde hitte van zyn toorn was, wierd hier over nog meer gebelgd, en verbood een ieder , zelfs de Keizerin, op draft'e van zyne ongenade , van zich niet te onderdaan voor den gearresteerden te fpreeken , en nog minder voor hem om genade te fmeeken. 'Er fcheen dus voor de onfchuld en redding van dit ongelukkig mensch geen middel meer overig. De Czaar ging , den volgenden dag , des voormiddags, naar gewoonte , naar de Admiraliteit en naar den Senaat, en kwam tegen den middag te rug om te eeten. Intusfchen hadden de Voorfpraaken van deezen ongelukkigen , benevens de Keizerin, den inval gekreegen, een byzonder middel ter voorbede voor den armen gevangenen te beproeven, zonder het ftrenge bevel van den Monarch te overtreeden. Zy fielden namelyk in alleryl een kort en nadruklyk fmeekfehrift, in naam van den favoriethond Lizette,op; waarin hy zyne oprechte trouw voor den Keizer aanvoerde, en zyn Majefteit , met aantooning van verfcheidene omftandigheden van den onfchuld des Hovelings die in ongenade vervallen was, verzogt van in deeze zaak met geen overyling te werk te gaan, en zyne eerde verzoekfehrift voor de bevrydimx van den gevangenen gehoor te geeven. Dit fmeekfehrift ftaken zy Lifette onder den halsband, op eene wyze die terftond onder het oog vallen moest. Zo ras de Czaar, by zyn terugkomst aan het Hof,  van PETER den GROOTEN. 8? Hof, in de kamer kwam, verwelkomde hem Lizette met de gewoone liefkoozingen , en fprong hem op den. fchoot. De Monarch wierd terdond het papier gewaar , dat onder zyn halsband uitftak, en als een request gevouwen was, trok het ui den halsband,las het, lachten en zeide: „Wel „ zo, Lizette , komt gy ook al met requesten voor den dag! Om dat het de eerfte maal is , „ zal ik uwe bede verhooren." Zyn Majefteit zond ook terftond een Dentschtfchik naar de Vesting , met bevel om den Arreftant los te laaten, en met verlof om naar zyn huis te gaan. De Freule anna cramer, toenmaals Keizerlyke Kamer - Juffer , en vervolgeus'Ho/m eest er es van Princes natalia, Zuster van peter den Tweeden. * . F 4 *>'  $g ANECDOTEN De Gunftelingen van peter den Grooten. j^ooit had de Rusfifche Monarch een eigenlyk gezegden Gundeling, dat is, zulk een, met wien hy, uit een blinde zucht, zodanig vooringenomen was, dat hy hem, naar eigen goedvinden, met menfchen en zaaken liet omfpringen. Wanneer , in zeker avondgezelfchap, waarin de Czaar zich bevond, het gefprek over den Gundeling van zekeren Koning viel , die alleen alles aan het Hof vermogt , zeide zyn Majedeit : „ Dan „ regeert hy , en de Koning niet : voor zulke „ Gundelingen bedank ik. Myne Gunftelingen „ zullen de eerlykde en bekwaamde mannen zyn, „ die myn Vaderland het meeste dienst kunnen doen, en myne ca tuin ka zal myn Favorite blyven." Het fcheen, als of Vorst menzik o f|f , op wien hy, in de meeste zaaken, het grootfte vertrouwen ftelde,en wien hy ook door groote giften in ftaat gefteld had, om een Vordelyken ftaat aan zyn Hof te voeren , en hem zelfs aanleiding tot zodanige ongeregeldheden te geeven, zyn wezenlyke Gundeling geweest ware; en echter dorst zich deeze in geenerhande zaaken iemand ergens in bekorten, en nog minder zyn Majefteit, die zelfs in de geringfte dingen geen onwaarheid of bedrog lyden konde, iets wys maaken, dat in de daad zo niet be'ftond. De Czaar verfchoon. de  van PETER den GROOTEN. 89 de hem zo min als anderen, en bedrafte hem in 't openbaar, zelfs by den minden misdag. Bemerkte de Czaar eenig kwaad oogmerk of eigendunkelykeu hoogmoed, zeide hy hem, met een ernftig gelaat: „Alexander! alexander! „ vergeet niet wie gy geweest zyt, en uit welken „ ftand ik u verheven heb tot het geen gy thans zyt." Eens had Vorst menz'ikoff, met eenige andere Rusfifche Heeren, zich bemoeid met een leverantie aan het Hof, voor een hooger prys dan de Rusfifche Kooplieden 'er op gewoon waren te zetten. De Czaar kwam hier op een zonderlinge wyze achter. Zyn Majefteit kwam namelyk eens by geval op de Beurste Petersburg, en zag daar eenige voornaame Rusfifche Kooplieden, die voorheen reeds meermaalen proviant geleverd hadden , ledig by eikanderen ftaan praaten , en zeide tot hen: „ Hoe gaat het „ u ? hebt gy niets te doen, dat gy hier zo ledig „ ftaat?" Niets, goedertierne Vorst! antwoordde een van hen, want als uwe groote Heeren Kooplieden willen zyn, moeten wy Kooplieden wel ftil zitten. „ Hoe zo?" vroeg de Czaar. Het is zo, zyn Majefteit, en niet anders. De Czaar merkte wel wat 'er gaande was, en belastte twee van deeze Kooplieden, dat zy zich den volgenden dag, 's morgens om vyf uuren, by hem in de Admiraliteit zouden aanmelden. Hier fprak hy hen afzonderlyk, en vernam de gantfche zaak van de laatfte proviantsleverantie. Zo ras hy uit de Admiraliteit in den Senaat gekomen was, fprak hy van deezen ongeoorloofden handel, liet zo wel den F 5 Vorst  «jo ANECDOTEN Vorst menzikoff, als de overige daar by geintresfeerde voornaame Heeren , huisarrest aanzeggen, ftelde een commisfie aan om de zaak te onderzoeken, en ftrafte, na het afloopen van dezelve, alle de Heeren , die 'er by geintresfeerd waren \ in een aanzienlyke geldboete. By deeze gelegenheid zeide de Czaar tegen mknzikoff: „ Voor „ ditmaal flraffe ik u in uw beurs; doch pas wel „ op, dat gy my in het toekomende niet meer be„ driegt , en hier door een llrenger flraffe u op „ de hals haalt." Toen op een anderen tyd de Czaar vernomen had, welk een ftreek menzikoff den Architect le elond, die in byzondere gunst by den Czaar dond, uit jaloefie , gêfpeeld, en daar door den Czaar tot een overyling in drift vervoerd had, die zyn Majedeit in 't vervolg zeer leed was , greep de Czaar in hevige gramfchap menzikoff in de borst, duuwde hem verfcheiden maaien agter elkander met den rug tegen den muur, en zeide, by ieder floot: „ Het is alleen uw fchuld, fchelm, en niemands anders." De Heer Postdireüeur van asch, en de Chirurgyn schulz, die toen LyfcUnirgyn van Prins menzikoff was, en die het verhaalde , by het fiot deezer Anecdote, zelfs had bygewoond. By-  van PETER »en GROOTEN. 91 Byzondere Anecdote als een aanmerking op de voorgaande. De Czaar had, in den Jaare 1717 te Parys, den Architect l e blond, een der grootfte Bouwmeesters van dien tyd, in zyn dienst genomen, en vooruit naar Petersburg gezonden. Hier wilde hy deezen b^kwaamen man tot verbetering van de nieuw aangelegde Stad Petersburg gebruiken. Dan, nadat de Czaar hem de gebreken, die by den aanleg der liniën op Wafioliostrow begaan waren, aangetoond , en hy, op de vraag van den Monarch, hoe deeze nieuwe Stad te verhelpen ware, geantwoord hadde: rafer & batir de nouvcaux, (alles flechten en van nieuws weder opbouwen,) verliet hy het eiland Wafioliostrow , liet het blyven zo als het was aangelegd, en bepaalde zich alleen ter verbetering en voltooijing van zyn Lustflot Peterhof en Sterhna. Zyn Majefteit erkende de groote kundigheden van deezen voortreflyken Ingenieur en Bouwmeester , verwaardigde hem met zyn byzondere gunst, en voer of reed dikwils met hem in zyn floep of cariole, naar de aangebouwde plaatfen in en om Petersburg. Zyn Majefteit bragt hem ook zelfs naar Peterhof, by het werk dat hem was opgedraagen; en als zy van daar naar Olonitz aan het meir Ladoga reizen moesten, gaf hy Prins MENzmoFF, die het opperopzicht over het werk had«  92 ANECDOTEN had, dat le blond te Petei hof moest uitvoeren het uitdruklyk bevel , 0m deezen Bouwmeester in alles , wat hy begeerde , terdond behulpzaam te zyn, en alles, wat hy ordineerde, met allen yver m 't werk te laaten nellen. Na eenigen tyd ftelde " BL0ND PriHS MENzrKOFF voor,dat het by den aanleg van den benedenden tuin tot een byzonder fieraad van denzelven zou ftrekken, wanneer de wilde, en al te ongelyk opgegroeide, boomen op één hoogte wierden afgefnoeid. Prins menziko ff, die wel wist dat de Czaar niet gaarne een' tak van zyne boomen, en nog minder van het lustboschje in zyn nieuw aangelegden tuin te Peterhol, misfen wilde,dond hem terdond zynen voorflag toe en gaf hem zo veele werklieden als bv Uegts hebben wilde. Deezen ftelde le blond terftond in 't werk, en begon de boomen in \ perk en in den tuin de toppen te f„oei|en, en gelykvorrmg op één hoogte te maaken , waardoor men uit het dot een fraai uitzicht op het park ^ndgL P Z° d" W£rk 3311 de° « ™». zond de Prins een courier naar COlonitZ; Schlus- «burg aan den Czaar, met bericht, dat de Franfche Archneft de boomen van den benedenden tuin te Peterhof had laaten afkappen. De Czaar, die nergens zo inhaalig op was, dan op den wasdom van zyn hout, en vooral op zyn eigen plantzoen, verfchnkte over deeze boodfchap , ging terrtond' op reis, en kwam den volgenden dag zeer vertoornd te Peterhof aan. Toen hy door de diergaarde reed, zag hy de werklieden op hooge ttel,. laad-  van PETER d,en GROOTEN. 93 laadjes boven de boomen uitfleeken. Hy wenkte, en fchreeuwde zo hard hy maar kon , dat men met het werk zou ophouden ; en in de meening dat men zyn boomen wilde afkappen, reed hy op een volle ren daarheen, waar hem le blond, die van de valfche dreek , welke hem menzikoff gefpeeld had, niets wist, zeer minzaam te gemoet ging; doch van den Czaar, die van toom buiten zich zeiven was, zeer ruuw ontvangen wierd , en in deeze overyling een rottingdag over zyne lendenen kreeg. Le blond, die den Czaar nooit toornig gezien, en zich niets minder dan zulk een behandeling.beloofd had, geraakte van drift geheel buiten zich zeiven, kreeg een aanval vaneen heete koorts , moest zich naar zyn logement laaten brengen, en zich te bed begeeven. Ondertusfchen ging de Czaar het begonnen werk door den geheelen tuin heen zien , doch vond geen één boom geveld, en dus de zaaken geheel anders dan zy hem waren aangediend. Hierop geraakte hy van nieuws in toorn wegens zyne overyling en het valfche bericht van Prins menzikoff, wien hy dan ook het evengemelde gevoelige compliment tegen den wand maakte,liet den Architeft terftond ontbieden, hem om vergiffenis, wegens zyn overyling, verzoeken * en van «yn volkomen vriendfehap en gunst verzekeren. Doch le blond had dit voorval zo zeer getroffen, dat hy geduurig bleef zukkelen, en in het volgende jaar overleed. De Staf chirurgen schulsz, van het Ismailowfche Garderegiment, die dit geval mede had bygewoond. My  94 ANECDOTEN Hy laat dikwils Vuurwerken affteeken. JJoe zuinig peter de Groote ook met alle niet .volftrekt nodige uitgaven plagr re handelen , zo verkwistend fcheen hy daarentegen in veele dingen te zyn, die naar het uiterlyke aanzien even gemakkelyk konden ontbeerd worden. Doch de fchrandere Monarch deed niet ligt iets zonder eenig oogmerk, dat dikwils hem alleen en niemand anders bekend was. Het vermaakelyke Feest de Bruiloft der Dwergen, de Chineefche maaltyd,' en meer d.ergelyke festiviteiten, die hy te Moscow in het paleis , 's jaars na de roemryke zege by Pultowa, met groote kosten, als vastenavondspartyen, deed inrichten, hadden zekerlyk voornamelyk ten doel, om hem van zyne ernftige bezigheden een afleiding te geeven, een vrolyken avond te hebben, en tevens de belachlyke en wonderlyke plecht.gheden en oude gebruiken zyner gasten en voornaamde Boijarden en hunne familicn, voor" te dellen. Dan zyne voornaamde uitgaven van dien aart fcheenen te bedaan in menigvuldige Vuurwerken , die hy van tyd tot tyd te Moscow liet affteeken. By de voornaamfte hoogtyden , op Nieuweniaarsavond, by de geboorte- en naamfeesten van hem en zyne Gemalinne, by het vieren van een behaalden zegen, en andere plegtige dagen, die by het Hof m gala gevierd wierden, zag men gemeen-  van PETER den GROOTEN. 95 meenlyk,by het eindigen derzelven, een fraai Vuurwerk , en dus jaarlyks altyd zes, en meenig een jaar zelfs nog meer , afftceken. Hoe kostbaar deeze Vuurwerken in andere Landen mogen te ftaan komen , en uit dien hoofde ook fiegts zeer zeldzaam als by het Guiten van een Vrede, by een Huwlyk, of de Krooning van. een Koning enz. afgeftoken worden , zo weinig kosten zy daarentegen den Rusfifchen Monarch, wiens landen al het geen daar toe vereischt wierd, als falpeter, zwavel, enz. in overvloed opleveren, en voor zulk een geringen prys te bekomen zyn, dat, naar evenredigheid der kosten, een groot vuurwerk, dat aan een vreemd Hof omtrent 50000 ryksdaalders kost, aan het Ruskeizerlyk Hof uaauwlyks op iooco te ftaan komt. Daarby had peter de Groote echter zyn byzondere oogmerken, die hy eens, by gelegenheid van een Vuurwerk, aan een buitcnlandfchen Minister, den ouden Baron van mardeveldt, den Envoyé van den koning van Pruisfen, dien hy raaden liet , wat wel het afgeftooken vuurwerk gekost bad, met deeze woorden te kennen gaf: „Ik weet wel , dat men my, uit hoofde van myne menigvuldige Vuurwerken' voor een verkwister „ houden zal; doch ik weet ook, dat zy my, in ■„ vergelyking van de kosten, die een Vuurwerk „ buiten 's lands beloopt, weinig te ftaan komen, '„ en bet tegenwoordige, dat myn Heer de En„ voyé op 20000 roebels gelieft te fchatten, my „ nog geen 5000 roebels kosten zal. Eu , (zeide „ de Monarch daarby) fchoon het my ook nog „ meer  fjó ANECDOTEN •„ meer kosten mogt, zo ftel ik 'er toch veel be», lang in, om myne landslieden,door dit uit ver„ maak ontftoken vuur, tot vuuren uit ernst te j, gewennen , en ze daarin op den duur gehard te „ maaken. Want ik heb by ondervinding waarge9, nomen, dat men des te minder voor vuuren „ uit ernst bevreesd is, hoe meer men aan dit j, kunstvuuren gewoon is." De Baron mardefeldt, Neef van den Pruisfikhen Envoyé aan het Hof der Keizerinnen annaiwanowma en elisabeth. De Hoogachting van Czaar peter voor de Heilige Schrift, en zyn Uitgave van een fchoonen druk des Bybels. Ochoon peter de Groote met geen bygeloof behebt was, betoonde hy echter een ernftigen eerbied en yver voor de Godlyke wetten, die in den Bybel zyn voorgefchreven. Nooit ftond hy den geringften arbeid op Sondag, dan byden hoogflen nood, toe, en plagt altyd te zeggen: „ Ar„ beid,tegen Gods gebod,zal nooit baaten.'' In 't algemeen liet hy een groote hoogachting blyken voor de Heilige Schrift, die in het oude en nieuwe Testament vervat is, en zeide dikwils: „ dat de „ Bybel het Boek aller Boeken, en dat daarin alles » be-  van PETER den GROOTEN. 97 5, begrepen was,wat ooit van de plichten der men„, fchen jegens God,en zyne naasten ,kon gefchre„ ven worden." Om ze nu in zyn Ryk gemeener te maaken dan zy te vooren geweest was , daar de voorige druk, door zyn Heer Vader, den Czaar alexis m 1 c h a e l o w 1 t z, in folio uirgegeeven,zeer zelden meer te bekomen was, liet hy, in den jaare 1716, te Amfterdam, een pragtige uitgave in vyf folianten vervaardigen ,die, op zyne kosten,in den jaare 1721, op royaal papier, zeer pragtig in twee kolommen, de eene in de Hollandfche taal, en de andere tot een bydruk van de Rusfifche Overzetting wit gelaaten , by dan iel van leeuwen, onder den volgenden titel, is van de pers gekomen: Het Oude Testament, gedrukt op last van zyn Czaarfche Majefteit, petrus den Eerften, Keizer van groot en klein Rusland, enz. Amfterdam 1721. Vooraf, en zelfs wel in 't eerfte jaar dat de Czaar deezen druk aanleide , namelyk in den jaare 1717, was reeds het vyfde Deel of het Nieuwe Testament, in één foliant, Hollandsch op de eene , en Rusfisch (dat 'er denkelyk te Petersburg was bygedrukt,) op de andere kolom der bladzyde, uitgekomen, onder den titel: Het Nieuwe Testament, ofte alle dc boeken des Nieuwen Ver bouds onzes Heeren Jcfu Christi , gedrukt op last van zyn Czaarfche Ma]efteit , petrus den Eerften, Keizer van groot en klein Rusland, in 's Gravenhage bv [nu. van duren, Boekver koop er 1717. Met deeze fraaye uitgaave van den garitfehen Bybel in de Rusfifche en Hollandfche taaien, wilde de Mo- II. deel. G nareh,  ?8 ANECDOTEN narch, naar zyne byzondere oogmerken , zynen Onderdaanen die dubbeld voordeel verfchaffen, om namelyk hun de leezing der Heilige Schrift in een zo fchoonen druk aangenaamer te maaken, en tevens gelegenheid te geeven om hen aan het Hollandsch, dat zyn geliefkoosde taal was, te gewennen. Want hy plagt zeer dikwils te zeggen : „ De Hollandfche taal gebruiken wy ter zee, en de », Duitfche taal ter land; doch de Franlche in 't „ geheel niet; want met de Franfchen hebben wy ,, niets te doen." De Exemplaaren van deezen kostbaaren Bybel. druk wierden naar Petersburg gezonden, en aldaar aan het Synode afgeleverd, waar de Czaar den Rusfifchen text op de open gebleeven kolommen wilde laaten drukken, om ze dus uit te deelen. Doch zyn veldtocht naar Perfiën, de menigvuldige bezigheden na zyne terug komst, cn zyn dood, die korte jaaren daarop volgde , verhinderde de uitvoering zo wel van dit als van veele andere Werken, als mede het reeds bekende oogmerk van den Monarch, om dit zelfde Bybelwcrk in 't Hollandsch en Rusfisch te Moscow, in quarto, in een grooter oplaag te laaten nadrukken,en aan het volk voor een geringen prys te verkoopen (*). Dus bleeven (*) Het bleef voor zyn Majeftcit's waardige Dochter, de Kei2erin elizabeth, die de uitvoering der nagefaatehè Werken van haaren Heer Vader tot een begin van haar gelukkige regecring bad aangenomen, overgelaatcn om dit voorneemen in 'c weik te fccllen, Want deeze yverige Godsditnftige Monarchin liet, in den jaare 1746 , den ,eamfdien_ Bybel niet alleen in een Folioband , maar  van PETER den GROOTEN. 99 ven ook de kolommen, die gefchikt waren om den Rusfifchen Bybeltext 'er by te drukken, in de vier eerde Folianten, of het Oude Testament, ledig, en de exemplaaren zyn , buiten eenige weinige, die de Czaar reeds in den beginne had weggefchonken,nooit uitgegeeven geworden, maar gezamentlyk by het Synode te Petersburg blyven liggen; waar zy,in vervolg van tyd,door de vochtigheid van de plaats, alwaar zy lagen, in de baaien verrot , en dus incompleet geworden zyn, zodat men, uit den grooten voorraad, geen enkel exemplaar meer byeen kon vinden , en men eindelyk na weinige jaaren goedvond , al wat 'er van overig was, als misdruk aan de winkeliers te verkoopen. Intusfchen blyft deeze Uitgave van den Bybel, niet alleen wegens haare fchoonheid en kostbaarheid, maar ook, uit hoofde van derzelver aanzienlyken Uitgeevcr en zyn pryzenswaardig oogmerk, zeer merkwaardig , en een volkomen Exemplaar van dezelve altyd een zeldzaam boek, en een aanzienlyke plaats in voornaame Bibliotheckeu waardig (*). " Zyn maar ook in drie banden in groot oftavo, doch alleen in de Ruslifche taal, opleggen,en voor een zeer maatigen prys verkoopen. £*) Hiervan bezit ik zelfs een compleet Exemplaar, dat ik nog ten rcgier tyd van de Synode,by gelegenheid van een dienst dien ik (Jczelve gedaan had, tot een gcl'chenk bekomen heb. De Heer zwart, Hollandfche Ènvoyé , aan het Hof van Keizerin elizabeth. G a  ïoo ANECDOTEN Zyn byzondere LiefheUery voor de Muziek. JTJat de fmaak voor de Schoone Kunften, voornamelyk door de gelegenheid die men heeft , om ze van jongs af te oefenen, zich vorme, en door eene geduurige oefening verfterkt worde, heeft Czaar peter door zyn voorbeeld dnidelyk getoond. Van Schilderyen, by voorbeeld,had deeze Vorst van jongs af aan, tot in zyn vyfentwintigfte jaar mets dan verlakte kerkenfchilderyen gezien , die allen op eenerleien leest gefchocid waren, en dus ook geen rechten fmaak voor Schilderyen kunnen krygen. Op zyn eerfte reis naar Holland, in den jaare 1697, zag hy reeds op verfcheidene plaatfen, onderweg, Schilderyen van een gantsch anderen trant, die zyne aaudagt tot zich trokken. Te Amfterdam, alwaar hy zich veele maanden ophield, kreeg hy op het Stadhuis, en in veele particuliere huizen van vermogende lieden, geheele verzamelingen of kabinetten der voortreflykffe Nederlandfche Schilderyen te zien , die zyne aangeboren zucht voor bet natuurlyk fchoon geheel innamen , cn zynen fmaak dermaate vormden, dat hy reeds toen lust kreeg, om zelfs een Verzameling van zulke fchoone Schilderyen te maaken ; doch het geen eerst in den jaare 1717, 0p zyne tweede reize naar Holland,gefchiedde. (Zie Eerfte Deel, bladz. 51.) En op  van PETER, den GROOTEN. iox op deeze wyze had hy fmaak gekregen voor Vlaamfche of Nederlandfche Schilderyen,waar hy zich ook, zolang hy leefde, voornamelyk by gehouden heeft. Geheel anders was het met de genie van deezen Vorst, ten aanzien van de Muziek, gelegen. Ily had van jongs af aan geen gelegenheid gehad, om eenige Muziek te hooren dan het fchorre geluid van trommelen en pypen, gemeene Balaleiken , boerfche Koehoorns (Rofchök,) en het fynlte dat hy hoorde was een Ukrainfche Pandora. Het maakte dus zyne opmerkzaamheid gaande, toen hy, op zyn eerfte reize naar Holland en Engeland, reeds te Riga, Koningsbergen, Dantzich en zo verder in de Duitfche Reden, van de torens der kerken, een Choor van Stadsmuzikanten op de toen zo zeer in gebruik zynde kornetten en bazuinen hoorde fpeelen, die door derzclver deftig geluid een byzonderen indruk by hem maakten. Hy liet de muzikanten by hem komen, en voor hem fpeelen; en daar hy tot hiertoe nog geen beter of zulk een treffend Muziek gehoord had, betoonde hy grooten lust, om zulk een Choor van kornet- en bazuinfpeelders tot zyn eigen vermaak in dienst te neemen. Dit fielde hy ook, na zyne terugkomst van zyn gemelde eerde reize in zyn Ryk, in 't werk, toen, na de uitroeijing der oproerige Strelitzen, de rust in het land weder volkomen herlteld was. Hy liet, namelyk, uit Riga vyf zulke Muzikanten, twee voorde Kornet, twee voor de Bazuinen, en een voor de Fagot , op een goed falaris ontbieden , lietze dikwils voor hem fpeelén, en gaf ieder derzei ven G 3 een  102 ANECDOTEN een paar jonge menfchen om te leeren. Deeze ouderwetfche Muziek , die in Duitschland nooit anders dan tot Kerkenmuziek, en om geestelyke Liederen op de torens te blaazen, gebruikt wierd, maakte den byznnderen fmaak van Czaar peter tot zyn geliefkoosde Tafclmuziek, die ook van zyne toenmaalige gasten, de oude Rusfifche Heeren, als een nieuwe en zonderlinge Muziek, niet weinig bewonderd en geroemd wierd. In vervolg van tyd, toen de Czaar, uit zyne troepen, reguliere Regimenten op den Duitfchen voet had opgericht, verbande de met hen tevens ingevoerde Duitfche Regiments - Muziek van Hautbois, Waldhoorens en Fagots , by zyne Majefleit, lang. zaamerhand, zyne oude geliefkoosde Muziek van Kornetten en Bazuinen; en wanneer deeze Vorst met zyne Generaals en Stafofficieren een fmulpartytje had, moesten deeze Regiments - Muzikanten, om hem te vermaaken, fpeelen, ja zelfs, als het eens lustig van harte ging, moesten 'er zich ook wel een half douzyn trommelen, en een paar pypers, by laaten hooren. De oprichting van een Vloot en Admiraliteit, bragt de Trompetten in zwang, en, gelyk de Scheepsbouw en Zeevaart de gewigtigfle bezigheid van den Monarch geworden waren , werden ook de Trompetten de geliefkoosde Muziek van zyn Majedeit, die zich overal moesten laaten hooren , waar de Vorst te fcheep kwam, of met zyn Vlootofficieren en Scheepsbouwers gastereerde. Gelyk •deeze zonderlinge genie byzonder wyl in den fmaak der  van PETER den GROOTEN. 103 der Hollanders viel, zo vond hy ook insgelyks, in het byna in alle Hollandfche Steden zo gewoone Klokkenfpel, een byzonder genoegen, en 'er was geen aangenaamer klank in zyne ooren, dan het geklank van het Klokkenfpel , dat te Amfterdam op verfcheiden tyden van den dag gehoord wordt. Dit bragt de Monarch ook in zyn geliefde Stad Petersburg in zwang, zo dra fiegts de toren aan deCathedraalkerk van de Vesting was opgebouwd, en kort hierna ook een tweede Klokkenfpel op den kerktoren van den H. Ifaac, aan de groote Neva, digt by de Admiraliteit. Eindelyk viel hy ook, door zyn herhaald verblyf in Poolen, in den fmaak der Poolfche Muziek, op den Poolfchen Lollepyp en Windfchalmey, die hy byzonder gaarne hooren mogt , en waarmede hy nog, in het laatfte jaar van zyn werkzaam leven, zich plagt te verlustigen , zodat hy niet alleen een eigen choor van Lollepypers hield, maar ook zelfs uit vermaak op de Schalmey had leeren fpcelen. Met deeze gemelde foorten van Muziek, was de Monarch zo zeer ingenomen , dat hy de Franfche en Italiaanfche Muziek, welke laatfte hy buiten dien niet lyden mogt, altyd van zyn Hof verwyderd hield. De Graaf jagoüschinski. G 4 Pe-  r©4 ANECDOTEN Pjeters fpaarzaamheid in Kleeding. T>y een toevallig gefprek over de fpaarzaamheid ■L' en onnoodige uitgaven, toonde de groote Moharch van het Rusfifche Ryk de gedopte wollen Kouzen die hy aan had, cn van welken nog een paar, by zyn overige klederen in de Kunstkamer der Academie te Petersburg, bewaard wordt. Een van het gezelfchap zeide daarop : Zyn Majedeit kon ook wel ongedopte kousfen draagen. ,, Waarom? ,, viel hem de Monarch in de reden, waarom zou ,, ik kousfen wegwerpen, die ik nog wel een jaar „ lang draagen kan , als zy gedopt zyn." De andere antwoordde, lachende, opdat de Kousfen-fabriek meer aftrek hebbc. „ ó ! Sprak de Kei„ zer, zy kan nog zo veel niet afleveren, als,bui„ ten het geen ik flyte, in het Land nodig is, „ en nog altyd van buiten moet ingevoerd wor,, den ; indien zy eens meer mogt kunnen leveren „ dan in het Ryk gebruikt wordt, zal ik haar „ wel gelegenheid verfchaffen , om haaren over„ vloed by onze nabuuren af te zetten, en zelfs ,, nog verder te verzenden , om daarvoor geld „ of andere waaren , die ons noodzaakelyk zyn, ,, in 't Land te brengen. Zo lang dit niet ge„ fchied , en het Land fiegts zo veel verwerkt als „ het zelfs nodig heeft , zo lang blyft het altyd „ een kleine Ryksflad gelyk, daar dc eene burger „ voor  van PETER den GROOTEN. 105 voor den anderen werkt; doch alle te famen ,, altoos arm blyven, en tot den bloei van de ,, Stad niets kunnen bybrengen." TToe ftreng ook de Rusfifche Monarch tegen het kwaad en de overtreedingen gezind was, die een openbaaren fchadelyken invloed op het algemeene welzyn des Lands, de zekerheid der inwooners en derzelver eigendom, hebben; hoe fcherp ook zyne ftratbefenende gerechtigheid zich tegen zulke misdaadigers zien liet, door welken de rust des Ryks in 't algemeen , en de zekerheid des levens en der eigendommen van zyne onderdaanen, door dievery, Itraatfchendery, moord en dergelyken, byzonder gevaar liep of gedoord wierd; zo zacht en toegeevend fchynt hy daarentegen by zedelyke overtrecdingen, misftappen der jeugd en diergelyke zonden, geweest te zyn , die juist geen ongeluk over het menfchelyk gedacht in het groot, maar degts eenige fchade of fchande over enkele perfoonen , of over een familie , verfpreiden. Dit was de reden , dat deeze fchranderc Monarch, die het vvaare welzyn van zyne Staaten en derzelver bloei, zocht te bevorderen en te bevestigen, de misdaaden , welke dit oogmerk verydelden, als openbaare Godloosheid , baidaadigheid , verachting G 5 der De Kamerheer dreunick. Zyn oogluiking by de Overtreeding van het Zesde Gebod.  io6 ANECDOTEN der wetten, enz. met zwaare ftraffen, en moord en dievery met drop en zwaard vervolgde, en de fcherpfte wetten daartegen liet afkondigen; doch de zonden der Onkuischheid met zeer zachte ftraffen deed boeten,en deeze zelfs zo fchrander inrichtte, dat, wegens dergelyk een misdaad, niemand meer aan zyn leven , of in zyn goed en eer, geftraft wierd. Uitdien hoofde, en voornamelyk om den geheimen Kindermoord te verhoeden, had hy zelfs byna geene ftraffen op het in de kraam komen, buiten Echt, vastgefteld; doch op den Kindermoord, als onvergeeflyk, de dooddraf gezet. En toen men eens in gefprekken over de Crimineele wetten , die buitenslands plaats hadden, den Monarch vertelde, dat Keizer carel «e vyfde,in zyne Crimineele Ordonantie, de doodftraf door het zwaard op een bevveezen Echtbreuk gefteld had,lachte de Czaar, en zeide, op een verachtelyken toon: „ Ei! Is dat waar? „ Ik had altyd gedacht, dat deeze anders groote „ Keizer meer verftand en doorzicht in zulke ge„ vallen gehad had. Hy moet zeker meer Volk „ in zyn Ryk gehad hebben dan ik in het myne. „ Straffen moeten 'er zekerlyk op ongeregeldheden „ en misdaaden gezet, doch het leven der onder„ daanen gefpaard, worden,zo veel immer moge„ lyk is." iwan antonowitz t s c h e rk a S s o w. Hy  van PETER, den GROOTEN. 107 Hy heeft veel mededoogen met de zwakheden des Vleefches. Uit de volgende Anecdote blykt de zachtzinnige, mogelyk ook wel Staatkundige, denkwyze, omtrent de zonden der Onkuischheid, en misdappen der Jeugd, nog duidelyker dan uit de voorgaande. Toen by eens, op een zyner Reizen, die hy zeer dikwils, en gemeenlyk zeer gezwind, zonder veel reisgezelfchap, naar Moscow deed, op een Zondag in het Novogrodifche Gouvernement in het vlek Wischniewolotfchok afgeklommen , en, eenige uuren lang, de gronden van de Kanaalen en Huizen die tot de Communicatie van 't Water deels reeds ontgonnen waren, en deels nog moesten aangelegd worden, ter befehouwiug was doorgegaan; kwam hy tamelyk vermoeid naar het vlek te rug, om aldaar zyn maatig middagmaal te neemen. Hier kwamen, naar gewoonte, de meeste Iuwooners met hunne Zoonen, gelyk ook veele wyven met haare Dochteren, in hun Zondagspak aan de deur en in het Voorhuis, om den Monarch te zien. Gemeenlyk plagt de Czaar nu deezen, dan geenen, aan te ipreeken, naar hun beroep te vcrneemen, en naar de omdandigheden van de plaats te vraagen. Geduurende zulk een gefprek, zag hy met een blik van het oog, agter de hoop van zyne aanfehouwers, in het voorhuis, van verre uit een gewoow Schalan, of fchot van planken, een volwas-  ioS ANECDOTEN wasfen boeren meisje, dat 'er zeer wel uit zag naar bem keek, en haar hoofd geduurig achter hel fchot weder te rug trok, als zy merkte dat de Czaar het oog op haar had. Hierdoor wierd de Czaar des te begeeriger om baar te zien. Zy moest dus uit den ichulcm, waar agter zy zich verfcholen hield, en echter haaren Vorst gaarne zien wilde, te voorfchyn treeden, en by hem in het voorhuis komen. Hier hield zy de hand voor het gezicht als of zy zich fchaamde, en weende. De Czaar, die hierin geen erg had, hield het voor eenvoudige blooheid en maagdelyke fchaamte; vatte haar by de hand, cn fprak haar zeer vriendelyk aan, dat zy niets te vreezen had, dat zy een aartig lief meisje was, en het tyd wierd dat men haar uithuwlykte. Hier over lachten de andere boere. deernen met een fchimP'g gelaad , zelfs dat het fchaterde. De Czaar wierd hierover eenigzins gebelgd, fprak haar aan, en zeide: „waarom lacht gy , zotskappen, omdat „dit meisje befcheideneris dan gy,en uit fchaamte „ weent?" Hierover lachten de Deernen nog meer. He Czaar keerde zich toen tot een der naaste boeren, met deeze woorden:zeg my toch,waarom lachen die zotskappen over de befcheidenheid van dit meisje? Zyn zy mogelyk jaloers, dat ik met haar fpreeke, en zy my beter bevalt dan de anderen? Neen, zyn Majedeit! antwoordde de boer, daarover lachen zy zekerlyk niet; maar daarfleekt wat anders achter. En wat is dat dan? zeide de Czaar. Dat haar Majefteit altyd meisj» zegt, daar zy dit  van PETER den GROOTEN. 109 dit toch niet meer is. „Wat is zy dan, hernam de „ Czaar, is zy mogelyk reeds gehuuwd?" Neen , antwoordde de Boer, dat ook niet;zy is de dochter van myn buurman, en een vlytig arbeidzaam mensch van een zeer goeden aart, doch die, voor twee jaaren, by een Duitsch Officier, in uwMajefteits dienst, die toen by ons in garnizoen lag, en kort daarop ergens anders heen geroepen wierd, een kind gehad heeft,en hierom gaan onze overige meisjes in het Dorp niet met haar om , en befchimpen haar. „Een groote zaak"! riep de Czaar uit: ,, moet men, als zy anders geen kwaad ge„ daan heeft, haar deezen riiisftap zo lang in 't gezicht wryven, en deswegen openlyk befchim,, pen? Dat wil ik niet hebben", zeide hy overluid , dat zy het allen hooren konden, ,, en beveel ,, u allen ook hiernevens, dat men ze uit geen gezelfchap met andere vrouwen en meisjes wee„ ren, en nog minder dat iemand onderdaan zal haar deswegen in het minde te verwyten." Hy vatte hierop deeze mooije meid weder by de hand, en zeide tegen haar dat zy niets te vreezen had, en zich niet meer bedroeven zou; en toen haar Kind, een frisfche fterke Jongen van twee jaaren, voor den dag gehaald wierd, zeide de Czaar: „ dat is eerst een fchoone Jongen , daar zal met ,, den tyd nog een braaf foldaat van worden. Pas hem wel op, dat hy goed opwasfe; van tyd tot ,, tyd zal ik naar hem vraagen, en hy moet my j, getoond worden zo dikwils ik hier kom. ' Einde-  iio ANECDOTEN delyk kustte hy de Moeder, gaf haar een hand vol Roebels, en vertrok van daar. MICHAF.L IWANOWITZ SERDJUKOFF. Zyn fpoedige redding van de Onfchuld. j^adat serdjukoff den aanleg der Kanaalen en Sluifen te Wischniemlotfchock op zich genomen, en tot genoegen van den Czaar reeds verre daar mede gevorderd was, ontbrak het hem aan geen benyders , kwaadfpreekers en vervolgers. Een gewenschte gelegenheid, om hem een gevoelige neep toe te brengen,gaf hem de Inquifitlé, die opgericht was over de zogenaamde Starovverzi of Roskoltfchicken (Oudgeloovigen of Separatisten) die, nadat de Czaar gevaar geloopen had door een dweepachtigen Kaerel deezer Secte vermoord te worden, overal opgezogt, en, met het goedgunftig oogmerk om hen van hunne hardnekkige eigenzinnigheid tot de algemeene Kerk te bekeeren, in hechtenis genomen , en het Geestelyk Gerecht ter onderwyzing wierden overgeleverd. Serdjukoff, die niets minder dan een Roskoltfchik was, en by zyne op zich genoomene gewigtige Kanaal enSluiswerken geen tyd had om zich met de Godsdienftige gefchillen, en nog veel minder met de dwecperyen der Roskoltfchicken, te bemoeijen, was, als een Novogrodisch Burger, toen van zins om een Stee-  van PETER den GROOTEN. m Steenen Huis in de Stad Novogrod te bouwen. By het graaven der fundamenten haalden de werklieden een yzeren Kruis, dat wel een paar pond zwaar , en in den ouderwetfchen fmaak der eerfte Rusfifche Griekfche Kerk gemaakt, was, uit den grond, en bragten het den Bouwheer Serdjukof, die dit verroeste Kruis tegen den muur van zyn huis, dat hy toen bewoonde, op ftraat liet zetten. Dit gaf zynen vyanden aanleiding om hem voor een Roskoltfchik uit te maaken. Serdjukof lachte over dit zo valfchelyk verfpreid gerucht, doch nam het verroeste Kruis van zyn wooning weg, en bewaarde het onder ander oud yzer. Dan hiermede was zynen benyders geenzins de mond geftopt, die zich tot den Aartsbisfchop van Novogrod wendden , hem als een heimlyken aanhanger der Roskoltfchikfche Seéte, met veele verdichte befchuldigingen, aangaven, en onder anderen ook het yzeren Kruis, op de manier der Oudgeloovigcn gemaakt, ten bewyze aanvoerden. Zyn Hoogeerwaardige, die buiten dien den armen Serdjukof niet zeer lyden mogt, liet in deszelfs huis het Kruis opzoeken, en naar zyn Paleis brengen. Door dit Corpus deliBi overtuigd, liet hy Serdjukof als een heimlyken Roskoltfchik in hechtenis neemen, en, na eenige dagen, met een brief naar Petersburg in de geheime Kanzelcry van de Commisfie der Inquifitie voeren. Hier zat Serdjukof eenige maanden, zonder ondervraagd te worden; zyn Kanaal en Sluiswerk ftond ftil, en de werklieden geraakten verftrooid. Czaar peter, die over den goeden voortgang dee-  ris ANECDOTEN deezerWischniewolotfchokfche Werken zo zeer ia zyn fchik was, ging op zyn reis van Moscow daarheen om deeze Werken te bezigtigen, ver. fchrikte over derzelver dildand, en hoorde, tot zyn leedwezen, dat Serdjukof, als een Roskoltfchik in hechtenis genomen, en naar de geheime Kanzelary van Petersburg gefleept was geworden. In blaakende gramfchap reisde hy zonder uitftel daarheen , begaf zich terftond naar de Vesting , vroeg naar Serdjukof, fprak hem, en hoorde dat hy van jongs af zeer tegen de Roskoltfchikfche Secle geweest,en nog, was; doch dat hy thans, alleen om dat Kruis, dat de graavers ongelukkig onder de aarde gevonden hadden , tot een Roskoltfchik met alle geweld gemaakt was. De Czaar, die van zyn onfchuld overtuigd was, fchonk hem zyne vryheid, met bevel om zich terftond naar huis ter voltooijing van zyn begonnen werk te Wischniewolotfchok te begeeven, kustte hem op het voorhoofd, onder verzekering van zyn onveranderde gunst en befcherming, en zeide te. gen hem: „ God geleide u! en wees verzekerd, „ dat u niemand verder in uw werk ftooren zal; „ en zo u iets het geringde in den weg gelegd » vvordt' 20 m0£t gy bet terdond aan my laaten „ weeten; intusfchen zal ik het geen gefchied is „ verder onderzoeken , en de kwaadaartigheid der „ lasteraars en befchuldigers hunne verdiende draf. „ fen laaten wedervaaren.". Kort daarop liet hy ook in de daad een fcherp onderzoek doen wegens het gemelde misdryf, dat verfcheiden perfoonen zeer  van PETER, den GROOTEN. irj zeer kwalyk bekwam, en zelfs den Aardsbisfchöp theophan, die anders by den Czaar zo zeer gezien was, een fcherp verwyt op den hals haalde; IffAK MICHAILOWlTZi Zoori van SERDJIKOFF. Zyn gelatenheid en lillyke toegeevendheid , over het misdryf van een Raadsheer, die zich uit een Vaderlandfch en yver misgrepen had. TT et volgende voorval kan ten getuige ftrekken 4 van de verhevene eigenfchappen van peter den Grooten. Hy wist zich zelfs,op een zeer klaarblykelyk voorkomen eener' openlyke belediging van het gezag zyner Keizerlyke Majefteit, in te houden 4 tot dat hy eerst de zaak in den grond onderzocht had. Indien hy dan bevond, dat het misdryf uit eed Patriottifchen yver begaan, en oogenfchynlyk met een goed oogmerk voor het Ryk gefchied was, fchonk hy deii Overtreeder niet fiegts vergiffenis, maar bedankte hem zelfs, in plaatze Van hem te ftraffen.Zyn Czaarfche Majefteit had, by den eerften aanleg van het Cauaal te Ladoga , bevolen, dat dë bezitters der Landgoederen in het Novogrodisch en Peterbtirgsch Gouvernement, hunne Boeren tot het werk zouden geeven, en de daartoe dienende Ukafe in den regeerenden Senaat, eigenhandig ön; derfchreven. II. DEEÏh n 3TJ€  ïi4 ANECDOTEN De Prins jacob feodorowitz dolgor u k o w (*_), een der eerfte Raadsheeren, op wiens oordeel en ondervinding de Czaar veel vertrouwen ftelde ,was, uit hoofde van andere bezigheden, afweezig by de zitting van den Raad, en wist dus niet wat by deeze zyne afweezendheid gefchied was. Des anderen daags, wanneer de Ukafe zou afgevaardigd worden, bevond hy zich naar gewoonte in de Raadsvergadering, en vroeg eerst, wat daags te vooren, by zyne afweezendheid, in den Raad, was voorgevallen ? Toen men hem nu het Protocol , dat door de gezamenlyke Raadsheeren ondertekend was , voorlag , dat namelyk de boeren uit het Novogrodisch en Peterburgsch Gouvernement, tot het graaven van het Kanaal by Ladoga moesten gebruikt worden; verzette hy zich daantegen, en beweerde, dat dit befluit niet door kon gaan, en men den Czaar dieswegens een mondeis4') Deeze Prins dol r.o r v k o w is die geene, welke, van zyn jeugd af aan, ftceds by den Monarch, ook nog jong zynde, in Krygsdbnst geweest, en zich by verfcheidene gelegenheden uitmuntend gedraagen heeft. By de mislukte eerfte belegering der Stad Nerva, was hy als Generaal Majoor (1700} krygsgeyangen geraakt en naar Zweden gevoerd geworden, en had aldaar middel gevonden om te ontkomen en zich gelukkig weder by zyn Vorst, den Czaar peter, te begeeven. Het was deeze zelfde dappere Prins, die vervolgens, (gelyk b!. 82, enz. omftandig verhaald wordt) als eerfte Raadsheer van Czaar peter, hem uit zyn doodlyke droefheid over het affterven van den Kroonprins peter p r. T r o w 1 t z , de Keizerin catharina uit haaren wanhoopigen toeftand, en het Ryk zelfs uit het oogenfcbynlykfte gevaar, met moed en kragt, verlostte.  van PETER, den GROOTEN. 115 deling voordel moest doen, omdat zulk een Ordonnantie voldrekt ten bederve van die Provinciën, welke buiten dien reeds het meest waren uitgeput, gedycn moest. Toen hy nu in vollen yver over deeze Ordonnantie, die, naar zyn gedachte, zonder genoegzaam overleg, by overyling genomen was, verder .uitvoer ; leide men hem de Opredelenie (Ordonnantie,) die van den Czaar zeiven eigenhandig ondertekend was, voor , om hem te overtuigen , dat zyn yver daartegen te laat kwam, en dat 'er geen verandering meer plaats kon hebben. Doch dolcorukow wierd door zyn drift overweldigd, en fcheurde, tot verbaazing van den vollen Senaat , de van den Czaar zelfs ondertekende Ordonnantie in ftukken. Alle de Raadsheeren verfchrikten , ftonden op, en vroegen: of hy wel wist, wat hy gedaan had, en hoe hoogst kwalyk hem dit zou genomen worden? Ja, antwoordde hy, ik weet zeer wel wat ik gedaan heb , en zal het voor God, voor den Czaar, en het gantfche Ryk, verantwoorden. Midden onder deeze beweegingen, kwam peter in de Raadsvergadering, ftond verfteld over het geraas en den opftand der Raadsheeren , en vroeg : ,, wat deeze ongewoone opfchudding be„ duidde, wat men voor had,, en wat 'er gefchied „ was?" Met fidderen en beeven leide de Procu. reur Generaal den Czaar de Ordonnantie voor,die door zyn Majefteit getekend, en door doloorukoW gefcheurd was. De Czaar wierd in den beginne hierover zeer gebelgd , fprak met veel II a drift  irr> ANECDOTEN drift dolcorukow aan, en vroeg, wat hem bewogen had , zulk een ongehoord misdryf tegen zyn Majedeit te begaan?„ Niets, dan de yver voor „ Uwe eer, en de welvaart van uwe Onderdaa„ nen. Neem het my niet kwalyk, peter ale„ x o w i t z, (voer hy voort,) wanneer ik van uwe „ fchranderheid durf vertrouwen, dat gy uw eigen „ land niet, even als carel de XII het zyne, „ denkt te verwoesten. Gy zyt, in dit duk, by ,, overyling te werk gegaan, en hebt niet bedacht, ,, in welken toedand de beide Gouvernementen „ zich bevonden , die tot hiertoe meer dan de „ overige Provinciën van Rusland, te famen, by „ den tegenwoordigen oorlog hebben uitgedaan, ,, en hoe ontbloot zy tegenwoordig van volk zyn. j, Waarom kunt gy, ter bewerking van dit Ka» „ naai, dat voor uwe dad onontbeerlyk is, geene „ werklieden, by verdeeling, uit andere Provinciën , ,, en uit elk degts eenige weinige neemen, die ongelyk meer menfchen, dan deeze twee ontvolkte Provinciün , kunnen opleveren , zonder „ daardoor veel te lyden , of 'er zo veel gevoel „ van te hebben, als de Novogroders en Peters„ burgers? Buitendien, hebt gy gevangene Zwee„ den genoeg , die gy, in plaatze van uw eigen ,, Onderdaanen, tot zulk zwaar werk gebruiken „ kunt." De Czaar hoorde dit voordel met veel geduld aan , gevoelde zich by zich zelf aangedaan, wendde zich tot de overige Raadsheeren , en zeide: 3, Deeze zaak moet voor eerst nog uitgefteld bly- 4, ven, ik zal ze eens verder overleggen, en dea „ Se»  van PETER, den GROOTEN. 117 „, Senaat myne nadere bevelen dieswegens mede,, deelen." En hierby bleef het. Doch de Czaar vond intusfchen andere middelen uit, om het Ladoga- Canaal te bewerken, denkelyk na verder overleg der zaak met zyn vertrouwling dolgorukow, en belastte, kort daar op, eenige duizenden van de Zweedfche krygsgevangenen daar heen ze trekken, die zich genoegzaam allen aan dit Kabaal dood gewerkt hebben. De Bergraad van Reistïï, die het als een voorval , dat toen in Petersburg alom bekend was, verhaalde. De Papegaai van Keizerin catharina L IV/Ten verhaalt een byzonder voorval, dat aan het * Hof van Czaar peter, in den jaare 1721, gefchied is, en dat van de groote voorzichtigheid van Czaar peter, ook in de kleinfte omftandigheden der Staatsgeheimen, ten getuige flrekt, Toen de Ceaar, na den oorlog met Zweeden, dien hy zo gelukkig als glorieryk geëindigd had, op den inval gekomen was, om de onlusten, die in Perfiëu ontdaan waren , door een Veldtocht naar de aangrenzende Provinciën zich ten nutte te maaken , ontdekte hy zyn voorneemen in het apartement van de Keizerin , waar niemand tegenwoordig was, dan de Keizerin en Vorst menzikoff. In deeze geheime conferentie, die lang H 3 duur-  HS ANECDOTEN duurde, waren de woorden , naar Perfiën zullen wy trekken , dikwils voorgekomen en uitgefproken; en, by het flot van dit gefprek, zeide de Keizer tegen zyne Gemalin en Prins me nzik of f : „ van deeze zaak weet nu geen mensch, buiten ons ,, drieën; ik beveel u ook dezelve geheim te hou- den, en 'er niemand iets van te-zeggen." Eenige dagen daarna, toen de zaak den Keizer in 't hoofd maalde, en hy een zyner Denschtfchikken by hem had, vroeg hy: ,, wat voor nieuws ,, hoort gy?" Niets, antwoordde de Dentschfchik, dan dat wy naar Perfiën marfcheerenmoeten.,, Hoe! „ antwoordde de Czaar, zeer onthutst, naar Per„ fiën marfcheeren ? zeg my terflond, van wien „ gy deezen leugen gehoord hebt?" Van zyn Majefteits Papegaai, antwoordde de Denschtfchik; want toen ik gisteren in de Antichambre der Keizerin op U wachten moest, hoorde ik hem eenige maaien zeer duidelyk zeggen : Ei Perfi padiom. (Naar Perfiën zullen wy trekken.) De Czaar ontbood terftond Prins menzikoff, bragt hem by de Keizerin, en hield hun beiden voor, dat het onder hen afgefproken gefprek van den Veldtocht naar Perfiën verraaden was, zy moesten hem bebekennen, aan wien zy 'er iets in vertrouwen van ' gezegd hadden ? De Keizerin zo wel als Prins menzikoff betuigden plechtig, dat zy er geen woord van gekikt hadden. De Keizer, overtuigd van hun beider trouw en dilzwygenheid , wees op de Papegaai der Keizerin, en zeide: „ ziet, daar „ ftaat de Verraader." Tevens verklaarde by hun  van PETER den GROOTEN. 119 hun het raadzel, door hun te vertellen, het geen hy van zyn Denschtfchik vernomen had, en bad de Keizerin , al lachende , de Papegaai uit haar kamer te brengen, met deeze by voeging: Noch „ by u, noch by my, moet zich eenVerraader of „ klapper ophouden." DeGnza/iWAN grigorowitz tschernitscheff , die het van zyn Vader gehoord had. Aanmerk. Het verhaal van onzen Keizerlykcn Papegaai zal mogelyk fommigen Leezers wat onwaarfchynlyk voorkomen; doch my niet, federt ik een genoegzaam gelyk geval heb bygewoond , dat ik hier zal mededeelen. Onder de Regeering der Keizerinne a nn a iwanowna, bevond zich te Petersburg de Saxifche Opper-Bcrgcapitein , de Heer curt van schönberg, als Rusfifche - Keizerlyke - Bergdireéteur-Generaal. Deeze Heer, die vrolyk leefde, had in zyn gewoone eetkamer , een nieuwlings gekogte Papegaai in een kouw ftaan, die, behalven zyn natuurlyk gekras, reeds eenige maanden lang niets praatte,en dieswegens,uit fpotterny, den naam had, dat hy meer dacht dan fprak. Aan de tafel van deezen Heer Bergdirecteur plagt altyd , naar de Saxifche wyze, een pocaaltje rond te gaan, waarby ieder goed befcheid deed, en den Gastheer met den gewoonen Bergmansgroct: Daar Jla geluk toe 1 luidkeels falueerde. Deeze vier woorden had de Papegaai, die, behalven het geruisch geduurende den maaltyd, in de ledige zaal gemeenlyk zeer weinig of niets hoorde, wel gevar. Toen ik nu eens in een goed gezelfchap by den Heer Bergdirecteur fpyzigde , en tegen het uur H 4 dat  yaa ANECDOTEN £>e Stichting van de Academie der Weetmfchappen te Petersburg. „ dcre posten, in alle voorkomende gevallen , „ waar Weetenfchappen vereischt worden, zich bv „ de Academie vervoegen , en dezelve 'raadplee&" gen." Na vooraf een overdag der kosten, tot onderhoud deezer Academie en der bezolding van haare Leden, na de eerfte oprichting, gemaakt te hebben, bad de Czaar 23000 roebels bepaald , en, om dit geld te heffen, de inkomften der Tollen van Ner. va, Pernau en het eiland Oefel aangewezen. Doch daar hy kort hierop een krankte kreeg, die van zyn dierbaar leven een einde maakte, zo beval hy zelfs nog op zyn doodbed , zyne Gemalinne en Proonopvolgfter, de Keizerin catharina ale. xiewna, de uitvoering van zyn voorneemen, op het' nadruklykst. Even na den dood van Czaar peter , die den *8 January ouden ftyi voorviel, kwamen de Berichten van den Ruskeizerlyken Minister aan de buitenlandfche Hoven in. De Keizerin ftelde alle deeze Berichten aan haaren Lyfinedicus, den Heer lo drens blu ment rost een zeer geleerd Man , die in de meeste Weeten' tenfchappen wel ervaren was, ter hand, en droeg hem tevens op, om die geenen van de aangepret zen Geleerden te beroepen, die voornamelyk tot de ontworpen Academie der Weetenfchappen vereischt wer-  vak PETER den GROOTEN. 123 werden. Vervolgens benoemde haare Majedeit hem ook • tot Prrefident deezer Academie; en zo kwamen, volgens zyne beroeping, van tyd tot tyd, de Geleerden te Petersburg aan, die zich als Profesforen op zekere voorwaarden hadden verbonden, en de nieuwe Academie der Weetenfchappen uitmaakten. Deeze waren nicolas de l'isle, en met hem zyn ouder broeder d e l'isle la croyere, beiden uit Parys, als Profcsforen in de Astronomie en Geographie; her man n, uit Schwaben, en de beide broeders daniel en Nico la o s bernoulli, uit Bafel, in de hoogere Mathefis; bulfinger, uit Wurtenberg, in de Philofofie; beijer , uit Koningsberg, in de Gefchied-en Oudheidkunde; Dr. berke'nstein, in de Natuurlyke en Burgerlyke Rechtsgeleerdheid , leutmann, uit Saxen , in de Werktuigkunde en Proefondervindelyke Natuurkunde; du verin o is, uit Mumpelgard, in de Ontleedkunde; Dr. burger, uit Courland, in de Scheikunde; martini, uit Silefiën, in de Latynfche Welfpreckendheid en Fraaye Letteren ; grosz en m e ij e r , uit Wurtenburg , als buitengewoone Hoogleeraaren in de Praélicaale Wysbegeerte , en op denzelfden voet, k o h l , uit Hamburg, in de Gefchiedenis der Geleerdheid. (Historia Literaria.) Goldb a c h nam den titel van Profesfor niet aan , en verkoos de plaats van Secretaris, voor altyd, en schumacher was Bibliothecaris en Opziender van de Kanzelary, onder den Prsfident blu- ue nt rost. Tot  124- ANECDOTEN Tot de plechtige opening en inwying deezer Keizerlyke Academie der Weetenfchappen 9 was de geboortedag van Keizerin catharina, den 26 November 1725 bepaald. Dan, zy wierd, wegens verfcheidene tusfchenkomende verhinderingen, nitgefteld, en eerst op den derden Kersdag, en wel buiten tegenwoordigheid van de Keizerin,, flegts als fien openbaare Vergadering, gehouden. Den eerden Augustus van 't volgende Jaar 1726 , wierd eerst de eigenlyke Inwyding, in tegenwoordigheid van haare Majedeit , de Keizerin , haare Keizerlyke Hoogheden,de beide Keizerlyke Princesfen,anna en elizabeth petrowna, en zyn Koninglyke Hoogheid, den Regeerenden Hertog van Holftein, plegtig voltrokken (*). [ . Aan, (*) Met betrekking tot dit Jaar is ook liet yy/figjaarig jubelfeest in den Jaare 1776,, cn niet in 1775, gehouden , cn, met openlaare plechtigheid, in tegenwoordigheid van zvn Keizerlyke Hoogheid , den Grootvorst paul p f.t r owi tz, gevierd, üy dit Jubelfeest, werd, onder andere fieraaden van het .Academisch Gebouw, naar dc Opgave en Tekening van den werkelyken Staats, raad, den HeerevAN stahlin, als Medelid, Uitvinder cn Direc-teur van het Kunstdepartement, eene nieuwe Vergaderingszaai in de Academie aangelegd, die al Fresco gefchildcrd is, eu een pragtige Theatraalswyze Gaandery, van Corimhifche Zuilen, vertoont; tusfchèn welken, röndom in de Zaal, de vericliiliend'e bezigheden der Geniën, met alle de Weetenfchappen, die by da Academie beoefend worden, en als eene openbaare Academie der Weetenfchappen, is afgebeeld ; doch in 't midden der Zaal , aan den middenmuur, worden in een groot Tafereel , dc vier klasfen der Academie, ieder met haare byzondere eigenfehappen of kentekenen, alle in levensgroote figuur?n, gezien; over weik« Minerva, met volkomen gelykende gelaatstrekken van haare Majefteit de Keizerin catharina de Hde, op «ene dunne «Tol* zweeft, en haar fchild over dezelve opheft.  van PETER den GROOTEN. it$ Aanhangzel, als een byzondere Anecdote? tot de vorige. P\e Heer leibnitz,die, wegens de inrichting van de Petersburgfche Academie der Weetenfchappen, geraadpleegd was, had onder de eerfte Profesforen , die naar Petersburg beroepen wierden , ook den beroemden Mathematicus en Wysgeer christiaan wolff, Profesfor te Hall, die vervolgens Kanfelier van de Üniverfiteit was,, voorgeflagen. Daar hy nu eigenlyk alleen voor de Natuurkunde begeerd wierd, doch tevens gehoord had, dat de Heer hermann,üi de hoogere Mathefis, de Heer bulfin ger, in de Philofofie, en de Heer leutmas, in de Werktuigkunde, voorgedagen waren ; gaf hem zyn gewoone hebzucht in, aan den Heer Lyfmedicus blumentrost, die tot Prasfident der Academie benoemd was, te fchryven, dat, om den onnodigen omdag van zo veele Profesforen te vermyden, namelyk, voor iedere Weetenfehap een in 't byzonder te kiezen, hy zich aanbood, om, alle vier de Profesforaaten waar te neemen , indien men hem het aangeboden falaris drievoudig wilde geeven. De Heer Prsefident verwonderde zich over den inhaaligen voorflag van w o l f f , gaf hem een weigerend antwoord, en beriep de anderen. Hy bleef dus weg, en zyn Brief,dien hy vervolgens te rug verzogt,werd by de Academie te Petersburg bewaard, alwaar hy nog voorhanden is. De Heer Raad schumachf.r, De  126 AN„E CDOTEN De gewoone Levenswyze, van Czaar peter. ■yan peters gewoone Levenswyze , heeft de Baron iwan antonitz tscherkassow,die, onder den Geheimraad en Kabinetsfecretaris macaroff, zyn eerde Schryver geweest was , my het volgende verhaald. Peter de Groote plagt altyd vroeg op te ftaan. In den winter, ftond hy gemeenlyk om Vier uuren des morgens op , ontbeet een weinig, en reed om zes uuren naar de Admiraliteit, Senaat, enz. 'smiddags fpysde hy gewoonlyk om den uur, en ging dan , na den eeten , in zyn nachtrok, een paar uuren op zyn rustbed flaapen. Om vier uuren des nademiddags, liet hy zich de zaaken voordraagen , welke hy, den morgen te vooren , bevolen had, ter uitvoer te brengen. Zyn gewoon middagmaal beftond in weinige en zeer gemeene fpyzen, als Zuurkoolfoep, Grutten, een koud gerecht van een Speenvarkentje, met karnemelk,een koud Gebraad, met Agurken of Limmesjes,Lampreijen, een Paterftuk, een Schinkel, Limburger Kaas, enz. voor den eeten dronk hy een fchaaltje Anys, en over tafel een foort van Rusfisch Bier, Ouasz genaamd, en goeden Rooden Wyn; doch liefsteen glaasje Hermitage, en dikwils ook een paar glaasjes Hungaarfchen Wyn. Wanneer hy 's middags of 's avonds uitreed, moest 'er altyd wat van de koude fpyze medegenomen worden, want, waar hy ook was, mocht  van PETER den GROOTEN. 127 mocht hy gaarne dikwils, maar niet veel op éénmaal, eeten. 's Avonds hield hy geen maaltyd, doch wel de Keizerin catharina, met de Keizerlyke Familie. Van Visch hield hy in 't geheel niet, omdat hy hem niet wel bekwam : en hierom bepaalde hy zich , by de waarneeming der groote Vasten , meest aan Vruchten , Meelfpyzen , Gebak en dergelyken (*). In de eerde jaaren zyner Regeering, dronk hy genoegzaam geen Wyn , maar meest Kiszlatfchi, Quasz, en fomwylen ook een fchaaltje Brandewyn ; vervolgens was de roode Franfche Wyn, de Medoc of Cahors, zyn gewoone drank, en nadat hem zyn Lyfmedicus are skin eens den Ercmitage Wyn tegen een lang aanhoudenden buikloop geraaden had, gaf hy deezen wyn vervolgens altyd den voorrang. Toen hy, in laatere jaaren, eens by den Engelfchen Koopman Spelman te gast was, en hy zeer goeden Eremitage Wyn te drinken kreeg, vroeg hy: ,, hoe veel voorraad hy nog van deezen wyn „ had;" en toen hy hoorde dat 'er nog 40 flesfen voorhanden waren , verzogt hy, ,, dat men hem „ dezelve zou overlaaten, en den anderen gasten „ rooden wyn geeven, die ook goed was." In gezelfchap was hy opgeruimd, fpraakzaam, gemeenzaam , (*) Zyn Neer, peter de lilde , kon ook geen Visch verdraagén, die hem altyd kwalyk bekwam; hierom plagt ook Keizerin elizaÈeth, die mede geen Visch at , cn echter de Vasten, op het flrengfte hield, te zeggen, dat zy de Vasten niet kon uithouden; \viarop zyn Majefteit antwoordde : „ Eet dan op de Vastendagen „ AlleeH, op dat gy anderen aan het Hof geen ergernis geeve."  iaS ANECDOTEN zaam, en zonder eenige ceremonie. Hy hield veeï van vrolyk gezelfchap, doch kon geen buitenfpoorigheid verdraagén; want, als 'er nu en dan een groot Festyn ten Hove was , zag hy gaarne, dat alle gasten even vrolyk waren, en een goed glas dronken; fchoon het wel eens op een algemeene roes uitliep. Die by zulk een gelegenheid veinzen, of met drinken niet vol wilde houden, was zyn vriend niet, en wanneer hy hierop betrapt wierd * moest hy een grooten pocaal tot draf uitdrinken.Ongevoeglyke krakeelen, en verveelende gefprekken , wist hy op gelyke wyze fchielyk te doen ophouden. Toen hy eens in een goed gezelfchap zat, en * onder de half befehonken gasten, een Generaal hem op een onheufche wyze toeduuwde, dat hy hem trouw gediend had, en onder andere verdienden opgaf, dat hy ook een Stad had ingenomen, gaf hem de Czaar niet alleen ten antwoord, dat hy hem daarvoor rykelyk betaald, en tot Generaal gemaakt had; maar beval ook , om het verder gerammel hier over, dat hem tamelyk begon te verveelen, te beletten, den Generaal drie poeaalen na elkander in te fehenken, die hy op de gezondheid van zyn Majedeit,de gezamenlyke Generaliteit, en van alle braave Soldaaten , moest uitdrinken; waardoor hem het verdere praaten op eens belet wierd , en de overige gasten aan 't lachen raakten. Dë Baron iwan antoivowitz ts cherkasso w< iïi  van PETER den GROOTEN. i&ö De Dood 'van péter den Grooten. ^Jver den Dood van peter den Grooten, is zo veel, en zo verfchillend, verteld, gefchreven en verfpreid, dat het Publiek , zo wel in- als buiten het Rusfifche Ryk, eindelyk niet geweeten heeft, en mogelyk nog niet weet, welk van alle deeze zich zelve tegenfpreekende gerugten zy gelooven moet. Dan de waare en eigenlyke omftandigheden, zo als ik ze zelfs vernomen heb, uit den mond van den toenmaaligen Hofchirurgyn , den' Heer Hofraad paulson, die, onder het opzicht van den Keizerlyken Lyfmedicus, laurens bldmentrost, den Keizer, in de Iaatde jaaren zynes levens, dat is , in zyn laatfte krankheid , met aderlaaten , klisteeren , enz. bediend , en met den Engelfchen Wondheeler en Operateur horn, hem, na zyn overlyden, geopend heeft, zyn kortelyk de volgende: Czaar peter had in den winter van 't jaar 1723, een ongemak in de Pisbuis, en op de opening der Blaas , gekregen, die hem , van tyd tot tyd, een hitte, by het waterloozen, en inwendige brandende pyn, veroorzaakt had. Hiervan liet de Monarch niet het minde blyken, zelfs niet door onthouding van heete fterke dranken , noch door het in acbt neemen van een byzonder dieet, dat hy in zulke omftandigheden nodig had. Hy at en dronk, werkte en vermaakte zich, als naar gewoonte, zon- II. deel. I der  ijo ANECDOTEN der iets van zyne verlegenheid te laaten blyken. Intusfchen nam het ongemak en de gevoelige pyn, die hy , by het waterloozen, ondervond, zodanig de overhand, dat hy zyn toedand, ten minden in ftilte, niet meer kon verbergen. Hy ontdekte het dus eerst aan een zyner kamerbedienden, met verzoek , om hem, in dilte , iets tot verzagting van zyn pyn te willen bezorgen , zonder iets in 't minde hiervan aan 't Hof te laaten blyken. Om deezen last wel naar te komen, en 'er echter aan het Hof niets van te laaten uitlekken, ging deeze bediende den Keizerlyken Lyfmedicus, zo wel als den Hofchirurgyn, voorby, en wendde zich ongelukkig tot een zyner bekenden, een Brabander, die, ouder de hand, zo wat in de Artzenykunst beunhaasde , en den ouweetenden kamerdienaar een veel weetende Esculaap fcheen te zyn; van deezen, kreeg hy, van tyd tot tyd, geneesmiddelen , die de Czaar innam , en daarop ook in de daad eenige verzachting ondervond, doch in den grond niets minder, dan geneezen, was; veeleer wierd de kwaal,' na eenigen tyd, erger, en brak, tegen den zomer van het volgende jaar 1724, heviger dan ooit te vooren uit, met verdopping van de Urine en de ondraagelykde fmertcn. In deezen hachelyken toedand, ontdekte de Czaar zyn ongemak , cn het geen hy 'er tegen gebruikt had, nan zyn Lyfmedicus blumentrost, die het gevaar der omftandigheden zeer fchielyk inzag, en 't zich zelfs alleen niet toevertrouwde, om de geneezing van zulk een groot Monarch op zich te neemen.  van PETER den GROOTEN. 131 men. Hy maakte dus dat Doftor bidloo, uit Mo.-cow, daar by geroepen wierd. Intusfchen wierden alle middelen aangewend, om de lydende deelen voor ontfteeking te bewaaren, en het water te doen loozen. De Engelfche Operateur hoen gebruikte de catether etlyke maaien vergeefsch, zonder in de blaas te kunnen indringen, alleen kwam 'er eenig bloed en etter voor den dag. Eindelyk gelukte het hem , den mond der blaas zo verre te openen , dat 'er een bierglas vol urine uitkwam. Welk een verbaazende pyn de Czaar daar by moet uitgedaan hebben, kan men daaruit afneemen,dat hy,by de operatie, zich met de eene hand aan den Chirurgyn paulson, en met de andere aan den Apotheker liphold, die den Czaar aan beide zyden moesten vasthouden, zo klemmend vast hield, dat die aan hun lichaam als befturven waren, en zy 'er blaauwe vlekken van gekregen hadden. Blu ment rost dorst zich , eenige weeken lang , geen uur, by dag noch by nacht, van het Hof verwyderen. Hy hield den Apotheker liphold , en den Chirurgyn paülson, geduurig by zich, om den Czaar te bedienen. Vier gantfche maanden moest zich de Monarch meestal te bed houden , het was eerst in September, dat 'er zich eenige beterfchap en hoop op een volkomen herftelling opdeed. De pynen hielden op, en de urine ging haaren gewoonen gang. De Czaar hield zich buiten het bed , in zyn kamer, en in zyn nachtrok , op de been , en gebruikte, by I 2 aan-  i$i ANECDOTEN aanhoudenheid , nog eenige Artzenymiddelen, om zich van zyn volkomen geneezing te verzekeren. Terwyl men dus voortging, om de gezondheid van zyn Majefteit te verfterken , dacht de Czaar nu gezond genoeg, buiten allen gevaar, en in ftaat te zyn, de kamer te verhaten, en de open lucht weder te mogen inademen. Zonder zyn Lyfmedicus, noch iemand anders iets van zyn voorneemen te zeggen , gaf hy last , om een )acht gereed te maaken , en voor zyn paleis op de Neva ten anker te laaten liggen. Dit gefchiedde : en in de eerfte week van de maand Ocïober , die met het fchoonfte herfstweder haaren aanvang nam , ging hy in het Jacht, en zeilde naar Schlusfelburg, om den arbeid van den Generaal van munnich, aan het Ladoga-kanaal te bcztgtigen. Zyn Majefteit had zyn Lyfmedicus blujjentrost , denzelfden morgen zeer vroeg, laaten weeten , dat hy hem op een klein reisje te water verzeilen, en het geen hy van Artzenyën en anderszins tot zyne hulp nodig achtte, medencemen moest. Blu ment rost verfchiifc te over dit ontydig befluit van den Czaar, vericheen terftond ten Hove; doch kon, met al zyn hefcheidonbeid en ernst, zyn Majefteit van deszelfs voorneemen niet afbrengen, moest zich aan boord begeeven, en nam zyn Veld-apotheek en den Chirurgyn paulson, tegen alle voorkomende ongevallen, mede. Van Schlusfelburg begaf zich de Czaar aan het Ladoga-kanaal, dat reeds zeer verre gebragt was, ea-,  van PETER den GROOTEN. 133 ■en,nadat hy alles bezien, en bevel gegeeven had, om dit verbaazende werk verder voorr te zetten , voer hy naar oud Ladoga , van daar naar Novogrod , en aan het einde van de llmenzee naar Stara Rusfa,om de verbeteringen op te neemen van de Zoutwerken, daar hy last toe gegeeven had, en het Kanaal, dat men op zyn orde had beginnen te graaven, om het nodige brandhout tot de Zoutkeetcn aan te voeren : met deezen tocht en bedenclige bezigheden, verliep genoegzaam de gantfche maand October, by afwisfelend goed en flegt herfstweder; doch echter niet, zonder dat hy, by herhaaling , gevoel had van zynen nog niet geheel weggenomen ziekelyken toeftand. Eindelyk, voer hy, in de eerfte dagen van November , met zyn Jacht weder te rug naar Petersburg , kwam den vyfden van dezelfde maand aldaar aan ; doch ging 'er niet aan land , maar duurde voort naar Lachta, een vlek, dat llegts eenige werden van de Refidentie, aan den Finlandfchen zeeboezem , gelegen is , om zich vervolgens naar een Fabriek van Hamers en Geweeren , die, eenige werften van daar, te Systerbeek was aangelegd, te begeeven. Dan te Lachta deed een onverwacht geval, de tot hier zo gelukkig herftelde en bevestigde gezondheid van den Czaar, op eenmaal, weder inftorten , zodat de Keizer weder in de ziekte en pynen , die hy voor eenige maanden had uitgedaan, op nieuw verviel. Dy zeer ftormachtig weder, in zulk een laaten I 3 herfst-  i34 ANECDOTEN herfsttyd , zag men in zee, naauwlyks een Werst van Lachta, juist zo als de Keizer aldaar geland was , by het vallen van den avond, een boot van Kroonftad, die met foldaaten en matroozen bevracht cn oveilaaden was, in groot gevaar,met de onftuinie baaren worltelen, en eindelyk, niet verre van Lachta, op een ondiepte ftranden. De Czaar zond terftond eenige floepen , met lieden van zyn jacht,ter hulp, die , nicttegenfiaande, alle aangewende moeite , het vaartuig niet los konden maaken. Hy had 'er zyn oog niet van af, wierd gemelyk dat het zo lang duurde, en eenige menfchen reeds door de baaren weggefleept , en half dood uit het water opgehaald wierden. Eensklaps nam hy bet belluit , om zelfs daar heen te vaaren, en hand aan werk te daan, om de menfchen en het vaartuig te redden. Toen hy nu omtrent honderd fchreden van de plaats gekomen was , kon hy , wegens het ondiepe water , niet verder komen, fprong dus uit de Hoep , en raakte tot aan de knicn in 'c water aan de geftrande boot, liet ze losmaaken, en de menfchen bergen, van welken hy de geenen , die het mee6t geleden hadden, en zich naauwlyks op de been konden houden , in de naaste boeren hut brengen, en hen wel koesteren liet. De Czaar zelfs moest zich geheel ontkleeden , en drooge kleederen aantrekken. Dy dit al'es fcheen hy zich echter niet te bekommeren, fchoon hy , tot over het halve lyf in 't water geftaan, en dus van koude cn natheid doordrongen was. Genoeg , dat de Held het vermaak genoot, van,  van PETER den GROOTEN. ï35 van, door zyne tegenwoordigheid , cn met den zwaaren arbeid , dien hy zelfs by de hand genomen had, de geftrande boot losgemaakt , en meer dan twintig menfchen uit het gevaar, cn van den dood, gered te hebben , zonder hier by in 't minfte te denken, dat hem deeze redding vervolgens weder in een toedand kon brengen, waarin zyn dierbaar leven niet meer zou te redden zyn. De Czaar bleef te Lachta overnachten, en wilde zich den morgen daar aan naar Systerbeek begeeven. Doch hy gevoelde, byna den geheelen nacht door, dien hy daaploos doorbragt, een hevige koorts, verzeld van fmertelyke pynen in het onderlyf. 'Er wierd derhalven , vroeg in den morgen , alles in gereedheid gebragt , om naar Petersburg te rug te vaaren. Hier kwam de Monarch zelfs zeer ziek aan , moest te bed leggen, en den vernieuwden aanval van zyne pas herdelde krankheid van dag tot dag flerker gevoelen. In de maand December, werd zyn toedand andermaal gevaarlyk , en de ontdeeking van de inwendige deelen ,en de blaas, zo kennelyk, dat men, van dag tot dag, het koud vuur te vreezen had. De Czaar gevoelde, by de onlydelykde fmerten, zynen aannaderenden dood, gaf zich , met de flandvastigde gelaatenheid, en onder geduurige gebeden, die hy, met luider ftemme, ten hemel opzond, aan den . Godlyken wil over, en blies, den 'üSflen January 1725, zynen Heldengeest uit. By het openen van het lyk , vond men de deelen rondom de blaas en den SphinSler derzelven I 4 zo  136 ANECDOTEN zo opgezwollen en verhard, dat men ze bezwaarlyk met het ontleedmes kon doorfnyden. Toen ik den Heer paulson, die my de zo even gemelde omftandigheden van de laatfte ziekte van peter, den Grooten, verhaald heeft, uit joks verweet, dat de groote BoERHAAVE.te Leyden, xich had laaten verluiden, dat men den grooten Czaar peter, door een geneesmiddel, dat nog geen vyf kopekken kostte, had kunnen redden, (Zie de volgende Anecdote ,) antwoordde hy my, ja, dat verftonden wy ook wel, en hadden den Vorst onfeilbaar kunnen redden , als hy het begin zyner ziekte niet zo lang verborgen gehouden , en , in November, niet in 't water gefprongen was. De Hofraad paulson, Hof chirurgyn, d:e eerst in 't Jaar 1780 geftorven, en meer dan 80 jaaren oud was. Aanmerking. Na dat de evengemelde Brabandfche Kwakzalver ter ooren kwam, dat hem de meeste fchuld van den verergerden toeftand van zyn Majefleit overal wierd toegefchreeven , en dat hy , dieswegens, een iïrenge verantwoording te duchten had , maakte hy zich heimelyk weg, en was nergens meer te vinden. Aanmerking. Op de' Anecdote, van den dood vaii Czaar peter. De Heer busching geeft ons, in het Xlde Deel, van zyn Historisch en Geographisch Magazyn , een Anecdotisch berigt, wegens den dood van peter den Grooten, het geen hy ons verzekert, uit de Keizerlyke Ar-  van PETER den GROOTEN. 137 De uitfpraak van boerhaave, over de ziekte en dood van Czaar peter. 'j'oen de laatfte ziekte van Czaar peter, hoe langer hoe meer, de overhand fcheen te neemen, en de Lyfmedicus blümentrost aan zyn Archiven te Weenen, als een bericht van den Graave rabutin, die toen als Roomsch Keizerlyk Minister te Petersburg geweest was, bekomen te hebben. Schoon nu dit bericht, wezenlyk, van den Graave rabutin kwam , kan men toch verzekerd zyn, dat deeze Minister niets anders van de omflandigbeden der laatfte krankheid,en het fterven van den Rusfifchen Monarch, hebbe kunnen berichten, dan de algemeene geruchten, die toen hiervan te Petersburg verfpreid wierden. Daarentegen weet men , dat de eigenlyke omftandigheden van de ziekte van peter den Grooten, aan het Hof, ten uiterften geheim , en zelfs voor de Keizerin, zyne Gemalinne, zeer verborgen gehouden wierd, cn vanhier kwamen ook verfcheiden berichten en vermoedens, die daarvan uirgefirooid wierd.n. Dan niemand was van den waaren toeftand van zaaken werkelyk onderricht, dan Doctor blümentrost, die den Czaar bediende , benevens de Engelfche Wondheeler horn, en de Hofchirurgyn pa ülso n , die, als handlanger der twee eerften, de omfJagen warmde, en ze den zieken opleide. Uit den mond van deezen laatften , is de tegenwoordige Anecdote gevloeid , en toen 15 hy  133 ANECDOTEN zyn opkomen begon te tvvyffëlen , wilde hy den Keizer verder alleen niet op zich neemen , maar verzocht van Keizerin catharina, dat'er niet fiegts een zogenaamd Cbnfikum Medicum, van de overige Artzen, die zich te Petersburg bevonden, zou faamgeroepen worden ; maar ook vooral een paar der toenmaals beroemdfte Geneesheeren in Europa geraadpleegd worden , namelyk, de beroemde Doctor s t a h l , te Berlyn, en de nog beroemder Profesfor boerhaave, te Leyden. Terftond wierden twee Stafetten , met blumentrost's befchryving van de ziekte des Keizers, de eene aan den Rus-Keizerlyken Gezant naar Berlyn voor den lieer sta hl, en de andere aan den Rus-Keizerlyken Ambasfadeur, den Graaf gox. o f k i n , in den Haag , voor den Profesfor boerhaave, afgezonden. Aan deezen zond de ■fleer Ambasfadeur terftond den Brief, en kreeg van uoeiuiaave ten antwoord, dat hy den volgenden morgen, zonder gebreke , zyn advis, over de ziekte van den Czaar , en zyn voordel ter geneeziug van zyn Majedeit, zo fpoedig mogelyk, zou overzenden. Intusfchen kwam 'er nog een tweede Éfta- hy my dezelve verhaalde , zeide hy ook: Nu kan ik u de waarc omftandigheden van dc laatfte ziekte en den dood van dui Monarch wel verhaalen; want nu is het geen geheim meer, als eertyds, toen men ze voor de geheele waereld , ja , voor dc Gemalin van den Keizer zelve, verborgen moest houden, cn niet eens daarvan fprceken mogt.  van PE'TER den GPvOOTEN. 139 Eftafette in den laaten nacht, uit Petersburg, by den Graaf golofkin aan, met het droevig bericht, dat de Keizer, den üSlten January, overleden was. De Graaf zond dus , met het aanbreeken van den dag, een Expresfe, met een Brief aan boerhaave , naar Leyden, om hem het fmertelylc verlies van den Czaar te melden. Toen boerhaave den Brief geleezen had, ftond hy verbaasd , en brak in deeze woorden uit : „ Myn „ God , is het mogelyk, dat zy deezen grooten ", Man hebben laaten derven , die men met medicynen voor vyf kopekken had kunnen geneezen." Vervolgens fprak deeze geleerde , ervarene en groote Arts, met zyn Zusterszoon, den jongen Doftor kauw, die zich na dien tyd kauw boerhaave noemde, en Lyfmedicus van Keizerin e lizabe th was , over de belachlyke en tevens beklaaglyke mode , van de in 't algemeen zo onnutte Confdia Medica , wanneer zulks niet by tyds, maar gemeenlyk te laat, als de Geneesheer het niet meer op zich durft laaten aankomen, gehouden wordt. Verder fprak hy nog omftandig van de ziekte des Keizers , uit welker gefchiedenis en befchryving, hy dezelve voor ito 't begin verzuimd, /« het midden niet naar vereisch ei te laat met behoorlyken ernst, behandeld; verklaarde, met verzekering, dat hy den grooten Czaar volkomen weer had kunnen gencezen, als men hem by tyds daarvan bericl.t gegeeven, en zyn  140 ANECDOTEN zyn raad begeerd had. Ja, voegde hy 'er by, deeze fterke , gezonde en werkzaame Man had', by zyn gewoone levenswyze , nog veertig jaaren kunnen leeven, indien hy niet verzuimd geworden was. herman kauw boerhaave 9 de Zusterszoon van den grooten boerhaave, en Lyfmedicus van de Keizerin elizabeth. Overblyfzels van peter den Grooten. JJet zal zeer weinige Leezers deezer Anecdoten bekend zyn, welke Overblyfzels van peter den Grooten , nog werkelyk, voor handen zyn. Intusfchen worden 'er echter nog veele in de Kunsten Naturalia-Kabinetten , van de Keizerlyke Academie der Weetenfchappen te Petersburg bewaard, waar heen zy , na het affterven van onzen Heid [ zyn afgegeeven, om bewaard, en aan een ieder getoond, te worden. Hierom denk ik , dat het niet onaangenaam zyn zal, een kort bericht van dezel-' ven, by de Anecdoten van peter den Grooten, te voegen , en ik#zal deswegens het voornaamfte' by wyze van Aantekeningen , mededeelen. Eerst is 'er by de gemelde Academie een byzonder Kabinet, dat met olieverf gefchilderde borstbeelden van de Czaaren, Keizeren , Keizerinnen, Pnnsfen en Frinsfesfen van het Rus-Keizerlyk Huis , als Copiën van de origineelen , die zich by het Hof bevinden, van iwan wassilio- wi t 2  van PETER, den GROOTEN. 141 witz af, tot op de Keizerin elizaeeth petrowna, aan den muur verfierd is. In Fresco-fchilderwerk , vindt men peter den Grooten, door de eeuwigheid bekroond , met een krans van fterren, in plafond, voorgefteld. Tegen over den ingang aan den muur, zit peter de Groote, op een leuningftoel, eenige trappen verheven, onder een verhemelte, met een helderblaauw, grodetourne, en met zilver gedikt kleed, omhangen, met ponceau roode kousfen en zilvere kwasten , en oude, door hem zelfs gedraagen en nieuw gezoolde , fchoenen. Het aangezicht is van wasch , naar een vorm gemaakt, die terftond , nadat hy overleden was , met gips van zyn gezicht was afgegooten. De kleine pruik, die hy op zyn hoofd had, is van zyn eigen hair gemaakt, dat hy zich op zyn marsch naar Perfiën, in den Jaare 1722, wegens de groote hitte in de landdreeken aldaar, had laaten affbyden , en tot een pruik maaken, die hy in zyn zak plagt te draagen , en 's avonds, of by koel weder, opzette. Over het opperkleed , hangt de blaauwe band van de heilige Andreas-orde, nevens de fter op de linker borst, en over zyn kamifool een blaauwe fjerp, waarin een hartsvanger fteekt, die met een greep van Jaspis voorzien is, en die hy eens van Koning augustus,ten gefchenke,bekomen had. In dit zo even befchreven kleed, is peter de Groote, in den jaare 1724 , te Moscow verfcheenen, toen hy zyneGemalin, catharina de I, in 't openbaar tot Keizerin verklaarde, en met eigen  ms ANECDOTEN gen handen haar de Keizerlyke Kroon opzette, gelyk dit de eerdemaal in zyn leven was, dat hy een zo ryken rok op zyn lichaam gedraagen had, zo was het ook de Iaatde maal. Het borduurzel zo wel aan het even gemelde kleed, als aan den hartsvanger, moest van de Keizerin zelve, met behulp van haare Kamerjuffers, naar de nieuwde mode van dien tyd, gedikt worden. Aan het wasfehen afgietzel van het gezicht, waarin de oogen, van glas, zeer natuurlyk geplaatst zyn, is, ten opzichte der gelykheid, niets te berispen , dan dat de wangen , die hy in zyn leven rond genoeg had, iets ingevallen of ingedrukt, althans aan de linkerzyde, fchynen; 't welk vermoedelyk komt van den druk van het gips op het doode vleesch der wangen , dat geen veerkracht heeft, die men by het uitgieten van het nog warme wasch verzuimd had , met de ballen van de hand , zachtlyk uit te drukken, en hen de behoorlyke ronding naar het leven te geeven. Aan beide zyden van den evengemelden Throon, worden, in twee nisfen, de kleederen bewaard, die Czaar peter gedraagen heeft; namelyk, zyn Overftens monteering van het Preobrafchenfche Garderegiment, van groen Holiandsch doek, dat niet zeer fyn was , met een blaauwe voering van Taf, die waarfchyirlyk groen geweest , doch blaauw verfchoten was, en groote koperen vergulde knoopen. Hier by hangt zyn hoed(*), zonder boord,zyn zil- ve- (*) Aon deezen hoed, v:ndt men in den rand een fat, dat hy van een musketkogel, in een actie van den Zweedfchen Oorlog, moet  van PETER den GROOTEN. 143 veren vergulde ringkraag en monteeringsdegen, met een koper onverguld handvatzei , van zwart gevlochten draadwerk , waar hy twee fpontons ftaan, de eene, die hy in zyn jeugd, als Kapitein by de eerfte inrichting zyner reguliere Compagnie gevoerd, en de andere, die een derde deel langer dan de eerde is, van welke hy zich als Overde by den optocht van het Preobrafchenfche Garde-regiment bediend heeft. In de nisf, aan de andere zyde, hangt zyn Collet van Elandsleer, dat hy, by Batailjes en andere acties te velde, plagt te draagen; een paar ftyve laarzen , zyne met groene banden gedreepte daapmuts van zeildoek, een paar gryze wollen gedopte kouzen, en een paar oude dikmaals gezoolde fchoenen, die hy tot aan het einde van zyn leven gedraagen had. Aan de binnenfte deurpost, van dit Kabinet, is een foort van Colom geplaatst, die, van den grond op gerekend, de eigenlyke lengte van peter & Grooten, van zes voet, agt en een half duim Engelfche maat, of Rusfifche, drie arfchin,ten minden twee werfchok, aantoont. In moet bekomen hebben. Toen, in het Jaar 12*75, de Vrouw Landgravin van Ilesfendarmftad de Acadcmifche Kunst- en Naturaliakamer, met haar bezoek, vereerde, en het zo even befchreven beeld van peter, ilcn Grooten te zien kreeg, befchouwde zy het een lange poos, met een znort van verbaazing; en toen ik hnr den evensemelden hoed aanwees , geraakte zy in een hevige grmoedsbewceging, nam my'den hoed uit de band, Uustte hem , en zji.ie mu verr.'kkirr?: O le gntad hotnm:!  144 ANECDOTEN Ia een hoek van dit Kabinet, ftond eertyds ook de beroemde Dubina van peter den Grooten, dat is een taauilyk dik Spaansch riet, met een el' penbeenen knop, waarvan hy zich gewoonlyk tot een ftok,by het uitgaan of uitryden, doch dikwils ook ter uitvoering van zyne, zonder uitftel, ftraf, oefenende gerechtigheid, op den rug der geenen, die by hem waren, by moedwillige misdryven| eene nalaatige uitvoering van zyne bevelen , of andere kleine misdryven, plagt te bedienen. By dezelfde Anecdote , kan ik hier nog het volgende voegen : Toen ik eens een voornaam hof bedienden der Keizerin e l i z a b e t h , die, van der jeugd af, by peter den Grooten, in dienst geweest was, in de Bibliotheek en Kunstkamer rond leide, en hem, by de aanwyzing van het gemelde Spaanfche riet, vertellen wilde, dat het de gewoone wandelftok van peter den Grooten ge, weest was, viel hy my in de reden, en zeide: dat behoeft gy my niet te vertellen, ik ken hem beter en langer dan gy, daar hy , in myn jonge jaaren, menigmaal op myn rug gedanst heeft. De voorkamer van het nu befchreeven Kabinet is met verfcheide draaibanken bezet, waarop de Monarch gewerkt, en allerleie kunstwerken vervaardigd heeft. Hiervan is zelfs nu nog een taamlyke voorraad voor handen. Want, vooreerst, toont men hier, een zeer groote Kaarzenkroon van elpenbeen van vier en twintig en meer kaarzen , in welker midden men een der van zeer veele digt ineengepakte draaien ziet. Dit voortref-  van PETER den GROOTEN. 145 Kunstfluit, dat men niet dan van een grooten Draaimeester verwachten zou, had de Monarch voor de Cathedraalkerk van de H. Petrus en Paulus, die door hem in de Vesting van Petersburg gedicht was,gefchikt,en daaraan, zo veel hyzich van zyne gewigtigfte Staats- en Krygsbezigheden verledigen kon, eenige jaaren lang met een byzondere vlyt en yver, als aan zyn meesterftuk, gewerkt. Verder toont men daar de afbeeldingen van zyne voornaamfte Veldflagen en Veroveringen in den kryg met Zweeden , op koperen plaaten, in basreliëf gefneden, naar welke, op daar naar ingerichte Draaibanken , de Cylinderftukken moesten gedraaid worden, uit welke hy voor zich een Colonna Petrina f\n navolging van de waereldberoemde Colonna Trajana, die van boven met zyn Standbeeld pronkte, en onder aan den pedeftal met vier Opfchriften voorzien was, te Rome wilde laaten vervaardigen. In de zaal, daar de Naturalia bewaard worden, ftaat een Paard, een Perfiaanfche Hengst, eerder van een kleine dan groote geftalte, met een groen zyden zadel en chabrak met goud geflikt en opgetoomd, gelyk het de Overwinnaar, op het flagveld by Pultawa, bereeden had. De lange Stygbeugels, die naauwlyks een halven voet boven den grond hangen, toonen de ongemeene lengte van den Rusfifchen Monarch aan. Daarnevens ftaat een groote Dcenfche Hond, wien de Czaar in 't byzonder wel lyden mogt, en hem op zyn Veldtochten by zich had. Verder, in een glaazen kas, zyn trouwe Lifette, een g'adbruinen Windhond, II. d e e l. K van  i\6 anecdoten van welks byzondere verdienden ik zelfs in een Anecdote, bl. 85,enz. melding gemaakt hebbe. Zy ftierf nog by den leeftyd van peter den Grooten, die haar ook tot een gedachtenis liet opzetten, en in een glaazen kas bewaaren. Nog in dezelfde kamer daat in een hoek een ftaaf Yzer, waarop het gewicht van 120 pond ftaat, met een briefje, 't welk aantoont, dat deeze Staaf zelf van peter den Grooten, en op de Yzerfabriek te Olonez aan deeze zyde de Ladoga-zee, den I2den Oclober, 1724, en dus weinige maanden voor het levenseinde van deezen grooten Monarch, gefmeed geworden is (*;. De ronde zaal, waar eertyds de groote Gottorpfche Globe geftaan heeft, die in het jaar 1748 genoegzaam geheel verbrandde, is rondom, en aan de wanden , alleen met zulke dingen verfierd, die de groote Czaar by zich in een byzonder Kabinet had, en zich daarmede bezig hield en vermaakte; een menigte verfcheidene modellen van Schepen, Galeien, halve Galeien (Kantfehibaszi) en alle foorten van Vaartuigen. Want het is bekend, dat deeze beroemde Stichter der Ruslifche Zeemacht, nadat hy in Holland en Engeland verfcheidene Oorlog- Koopvaardy- en andere Schepen van verfchillende volken gezien, hunnen van elkander afwykenden bouwtrant,op het naauwkeu- rigst (••) Van aflderc Stukken, die dc Czaar, in de Yzer-Smeedcry van Muller, zelve gemaakt heeft, is reeds gewaagd, in het Ifle Deel, bl. li.  van PETER, den GROOTEN. 14? rigst onderzocht , tegen elkander vergeleken , en over de voortreflykheid van de een boven de an* dere zo veel had hooren redentwisten, voorgenomen had uit alles het beste te kiezen, geen geheel te copiëeren, maar, met vermyding van het geen in ieder foort nog gebrekkelyk , en met behoud van het geen onverbeterlyk, erkend wierd , zyn eigen fcheepsbouw in te richten; waarna hy ook vervolgens zelfs Schepen gebouwd heeft, en gedeeltelyk heeft laaten bouwen. Onder dc reeds gemelde Scheepsmodellen vindt men ook een voortreflyk, en zelfs tot in de geringfle fieraaden uitgewerkt, model, van een der toenmaals grootfte Oorlogfchepen van 120 Stukken , die allen van geel koper op hunne Scheepsaffuiten, volgens hunne voetmaat, naar evenredigheid van hunne wezenlyke grootte of onderfcheiden caliber, geplaatst zyn, en die Koning william aan den Czaar als een gefchenk, dat hem ten hoogften aangenaam was, gegeeven had. Naar deezen, fchoon met verfcheiden veranderingen , heeft de Admiraliteit te Petersburg vervolgens ook derzelver grootfte Oorlogfchip van 131 Stukken , ter eere,en met den naam, van peter den Grooten, gebouwd ; 't welk nog lang na zyn dood in goeden ftaat gebleven is, zo dat het nog onder de regeering van Keizerin anna iwanowna, 1733, met de Rusfifche Vloot, op de Reede van Dantzich, ter belegering deezer Stad, heeft kunnen uitloopen. Verder een menigte Astronomifche, en andere K a by  148 ANECDOTEN by de Scheepsvaart gebruiklyke Inltrumenten, van welken veele in hunne foudraalen. Verfcheiden Aard- en Hemelgloben en Sphïeren; een Planetarium van rowly, te Londen, 1714, gemaakt, en door de Engelfche Faftoors aan peter den Grooten ten gefchenke overhandigd , waarop de loop der Planeeten om de Zon, in hun waaren afftand en werkelyke beweeging, naar het Copernicaanfche Systema van het waereldgebouw , te zien is. Veele Scheeps-Compasfen; een in 't ko. per gevatte Magneet, van buitengemeene grootte, die eenige ponden yzer houdt. Midden in deeze ronde zaal is een groote koperen Aardglobe geplaatst , van 6 voeten in haar middellyn, die de Staaten van Holland den Vader van peter den Eerften, Czaar alexis michailowitz , als een gefchenk, dat toen van zeer veel aanzien was, gezonden hadden. Ter plaatze, waar nu deeze Aardglobe" ftaat, ftond eertyds de grooteGottorpfche Globe,van 11 \ voet in haar middellyn. Doch, nadat dezelve in den ongelukkigen brand van 1748,tot op haar yzeren ribben geheel uitgebrand, en vervolgens door den beroemden Engelfchen Mechanicus scott, binnen zeven jaaren, weder geheel herfteld geworden is; werd dezelve in een gebouw, dat daartoe byzonder opgericht was, op de open plaats achter de Academie gezet, daar zy ook haar beftendige plaats gehouden heeft. Het is bekend, dat deeze Globe de grootfte in haar  van PETER den GROOTEN. 149 haar foort is, die ergens gevonden wordt (*), daar zy nog eenige voeten meer in haar omtrek bevat, dan die, welke men te Parys in het Koninglyk Obfervatorium vindt. Zy was in den jaare 1664 te Gottorp , voor den Hertog van Holfiein, frederik den III, van adam busch, onder het opzicht van den beroemden adam olearius, tot ftand gebragt. Toen peter de Groote, na het inneemen van de Schleeswyk-HolffeinfcheVesting, Tonningen, in den jaare 1713, met zyne Geallieerden den meester in de Schleeswyk - Holfteinfche landen fpeelde, en zich na de Refidentieftad Schleeswyk begeven had, bezag hy, onder andere merkwaardigheden , vooreerst • deeze groote Globe, bewonderde dezelve, en toonde groote lust om ze te bezitten. Nauwlyks was de toenmaalige Opziender en Voogd van den onmondigen Hertog carel frederik, die toen Behuwdzoon van peter den Grooten was, daarvan onderricht, of hy verzocht den Czaar dezelve als een gering gefchenk van de Holdeiners aan te neemen. Zyn Maje- (•) Schoon ook de twee Glubi, die, in den jaare 1764, te Parys, door een bekwaamen Venetiaan sic. coronelli, voor den toenmaaligen Cardinaai d'e t r 6 e s , vervaardigd zyn, die nu in de benedenzaal van de Koninglyke Bibliotheek ftaan, van een en dezelfde grootte Ichynen te zyn, zo moet men toch deeze den voorrang toekennen, daar zy als een Aard- en Hemelglobe in twee vlakten voorftelt, wat de onze alleen vertoont: namelyk, op haar bolle vlakte van buiten den gantfehen aardbodem, cn inwendig op haar holle vlakte al bet gefternte d;t zo wei ter Noorder- als Zuiderbreedte aan den Hemel verfchynt, K 3  i5o ANECDOTEN jefteit bedankte de Admiraliteit met die uitdrukking, dat het gantfche land voor hem geen aangenaamer gefchenk had kunnen uitdenken. Met de grootfte zorgvuldigheid liet de Czaar dit groote Kunstgevaarte inpakken, en op eeu Schip, onder het Commando van een Zeeofficier, naar Reval brengen. Van daar werd het in den volgenden winter, op een byzonder daartoe vervaardigde flede, naar Petersburg gevoerd. Om deeze voort te Ueepen , wierden 'er op de land ftraaten veele honderd boeren geplaatst, die den gantfehen weg, door Esthland en Ingermanland , zo vlak en breed moesten maaken, als deeze byzondere dede, met haare "erbaazende vracht, vereischtte. Aan verfcheide :;;atzen, waar de landdraat door bosfehen loopt, moest dezelve mylen lang uitgehouwen en breeder gemaakt worden. Hoe zeer deeze groote Liefhebber der Weetenfchappen en Kimden vervolgens met het bezit van deeze groote Globe vooringenomen was, blykt ook daaruit, dat hy dezelve, by zyn terugkomst te Petersburg, terdond ging zien, en digt by zich in den Zomerhof, op een daartoe gefchikte plaats , een ficrlyk voetduk bouwen liet, en zich gemeenlyk daaglyks, en dat wel geheele uuren lang, met derzelver befchouwing vermaakte. Even gelyk de Aardbodem , met zyne Zeeën, Meiren, groote Vloeden, Eilanden, Gebergten, Landen en Hoofddeden , van buiten op deeze Globe, naar hunne langte en breedte getekend en befchreven daan; zo is inwendig het Gedernte der  van PETER, den GROOTEN. 151 der beide HemifphEeren met ingeleide gouden Sterren , naar hunne verfcheidene grootte, naauwkeurig voorgefteld. Om deeze te bezien, gaat men met een trap binnen in de Globe, waar een ronde tafel met een brandende kaars en gefchikte banken voor tien of twaalf perfoonen, geplaatst zyn, benevens een Machine, waarmede men, door middel van den fchroef van Archimcdes, de gehcele Globe in beweeging om haaren As brengt, cn dus, onbeweeglyk zittende, het gantfche Gefternte over zich ziet voorttrekken. Eer ik van deeze Aardglobe, die de grootfie is, welke ergens gezien wordt, afdappe , moet ik nog melden, dat zy nu , als zy voltooid zal zyn, zich in een ongelyk beter, juister en volkomencr ftaat zal kunnen vertoonen, dan zy voormaals geweest is. Want , gelyk de Geographie van zeer veela ureeken des aardbodems nog zeer onbekend was, en ook de toenmaals bekende Landftreeken, Landen , Zeeën en Eilanden zeer onvolkomen daarop o-etekend waren, zo heeft 'er zich de Academie der Weetenfchappen , by de vernieuwing van de Gottorpfche Globe, zeer aan laaien geleegen leggen, om alles, wat tot op deezen tyd in de Geographie verbeterd en bekend geworden is, ja zelfs de allcrnieuwlle ontdekkingen in het Zuiden en Noord. Oosten, door bekwaame mannen in de Geographie en den Academifchen Adjunct., den Heer truskot, op te doen. Het is flegts jammer, dat de voleindiging van dit Werk zo langzaam voortgaat, daar bereids, in den jaare 1766, meer dan een derde K 4 deel  {$* ANECDOTEN deel der Geographie op de Globe was opgetekend: dan van deezen tyd af aan tot op het jaar *775, zo lang namelyk de Heer Graaf wlodim i r orloff, Direcleur der Academie , alhier was, heeft men 'er volftrekt niet meer aan gedaan; doch nu, zedert een paar jaaren, heeft men met dit werk weder aangevangen. In het Kabinet van gouden en andere kostbaare zaaken, waar zich ook een aanzienlyk Muntkabinet van oude Griekfche en Romeinfche, gouden, zilveren en koperen Munten , zo wel als een Verzameling van moderne Munten van alle Europeefche Staaten, en een volmaakt Kabinet van Rusfifche Munten en Medailles, bevindt, treft men veele "kostbaare dingen aan, die van peter den Grooten zyn nagelaaten. Japanfche, Cbineefche, Indiaanfche Dolken roet gouden handvatfcls; een menigte masfive gouden Schaalen , Schilden , Armbanden, Paardentuigen, die men op de Kurgaanen of Grafheuvelen der voormaalige Vorften en andere voornaame Tartaaren in Sibcrïën, denkelyk van Zenghiskan, zedert gevonden heeft; een gouden Tabaksdoos, die Czaar peter eens in Polen van Koning augustus ten gefchenke bekomen had, en die, by het openen van het eerfte dekfel, de toenmaalige Maitres des Konings, de fchoone Gravinne cosel, in Mignatuur, in haar vollen opfchik; doch in het verborgen tweede dekfel dezelfde Graavin, geheel naakt, en in een amoureuze gedaante met haaren Minnaar, voorftelt. Even daar vindt men ook een lichtgeelc ovaalen fteen ,  van PETER den GROOTEN. 153 (teen, met bruine ftreepen, 4 of 5 duimen lang , en een paar duimen dik, bewaard,waarop de volgende woorden, iets verheven, voorkomen : Aquila borealis etendet alas fuas fupra Bosphorum £? mare Bakicum. ,,De Arend uit het Noorden zal „ zyne vleugelen uitftrekken over de Zwarte zee, en over de Oost-zee". Deeze Ifeen werd Czaar peter, na dat hy in 1699 Afow veroverd en ingenomen had, ter hand gefield, met voorgeeven dat men denzelven, by het ploegen, gevonden had. De Czaar, die toen ter tyd nog zeer jong was, doch ras bemerkte dat dit eene voor hem vleijende bedriegery was, fchudde het hoofd, en zeide, al lachende : „ De deen is een natuurlyke deen, en ,, de wensch is wél gemeend; doch het opfchrift ,, is louter bedriegery." In de daad erkent men ook ligt aan deezen deen, dat zyn gantfche oppervlakte , tot op het fchrift, dat denkelyk met iets bedekt geweest is , wat dieper moet ingevreeten zyn, daar het fchrift alleen basreliëf daan gebleeven is. Een zilveren Beker, die peter cle Groote, by het afloopen van een door hem zelfs,of onder zyn opzicht,en naar zyne tekening, gebouwd Oorlogfchip van het Admiraliteits- Collegie ten gefchenke gekregen had , even gelyk elk ander Bouwmeester, wanneer 'er een van hem vervaardigd Schip van dapel loopen zal, op de RusKeizerlyke Werven , nog hedendaags ontvangt. Een andere foortgelyke Beker,die zyn Majedeit, K 5 by  154 ANECDOTEN by het afloopen van een ander fchip van 65 (lukken, uit de handen der Keizerin , zyne Gemalin, met 65 Franfche medailjes, verbeeldende de opvolging der Koningen van Frankryk, door baciür gefneeden, in plaats van de gewoone roebelftukken, op de Scheepswerven ten gefchenke ontvangen had. Een zeer kostbaare Drinkkan, in den vorm derzulken, die men gewoonlyk tot zogenoemde koude fchaalen pleegt te gebruiken, van goud, uitwendig blaauw geëmailjeerd, en rondom zo wel als op het dekfel met de fchoonde camecn of verhevene en onderfcheidene edelgedeentcn gefneeden koppen , enkele cn geheel zaamgedelde figuuren, deels antiek, deels moderne, bezet. Uit deeze kostkaare kruik zou de Koning van Denemarken , petkr den Grooten, te Coppenhagen, eens over tafel toegedronken, en hem vervolgens aan de Keizerin catharina, die daar tegenwoordig was, tot een gedachtenis vereerd hebben. In hetzelfde Kabinet, waar de nu gemelde kostbaarheden bewaard worden , Haat aan den muur een fchryfkasje van nooteboom hout met een leezenaar, en daar aan gevoegde armen, om te kunnen fchryven of leezen. Daar deeze meubilen altoos in het Kabinet des Keizers geftaan hebben , en zyn Majedeit zich van dezelve altyd bediend heeft, zo kan men naar denzelven de ongemeene lich aamslengte van deezen Monarch afmeeten * want de leezenaar, daar de armen aan gehecht zyn, is van den grond af 5i voet hoog, Engel- fche  van PETER den GROOTEN. 155 fche maat. Ik heb van zo veele menfchen, die in myne tegenwoordigheid dit Kabinet bezien hebben , zeer zelden iemand aangetroffen , die de armen op den leezenaar kon leggen ; doch zeer veelen , die 'er met geen mogelykheid gebruik van konden maaken. De zilveren Poortfleutel van de Perfifche Grensftad Derbeni, liggende op een verlakt prefenteerblad, en omwonden in een Perfisch gebloemd ftof; even gelyk ze peter de Grooie, tot een teken van de overgaave der Stad , is overhandigd geworden , toen zyn Majefteit de belegering deezer Grensvesting bygewoond, en de plaats, in den jaare 1722, tot de overgaaf gedwongen had. Tegen over de kas, waar deeze en meer Sleutels der Stadspoorten , van de ingenomen plaatzen , bewaard worden, op een tafeltje, liggen twee dikke portefeuilles , in roiaal folio , waarin over de tweehonderd bladen , met bewonderingswaardige afbeeldingen van bloemen , vrugteu , fchelpen , vlinders, en andere Infecten van de beroemde juffrouw me Rian, op pergament gefchilderd, en eigenhandig onderfchreven, bewaard worden. Peter de Groote zou deeze Schilderdukken, die de Natuur volkomen nabootzen, van de Erfgenaamen deezer voortreflyke Kundenaares , te Amderdam, voor een hoogen prys gekogt, ze altyd by hem in het gemelde fchryfkasje gehouden, en zich met de befchouwing derzelven nu en dan verlustigd hebben. De Monarch had ook, by zyn tweede verblyf te  155 ANECDOTEN te Amfterdam , 1717, de Dochter van de gemelde Juffrouw me rian, die, in even denzelfden fmaak als haare Moeder , Naturalia fchilderde , nevens haaren*Man, den Heer xsel, een bekwaamen Schilder van Stillevens, uit Zwitzerland, in zyn dienst genomen, en op een Rusfisch Schip naar Petersburg laaten óverdeeken ; waar zy beiden , na den dood van peter den Grooten, in de nieuw opgerichte Academie der Weetenfchappen/op haar voorig penfioen geplaatst, en eerst onder de Regeering van Keizerin elizabeth, in hoogen ouderdom, gedorven zyn. In het Geographifche Departement by de Academie, toont men een eigenhandige zeer zuivere tekening van peter den Grooten, naar welke zyn Majedeit de haven te Croondad heeft laaten aanleggen, en met bolwerken doen voorzien, gelyk ze nog op den huldigen dag aldaar daan. Hierby vindt men ook een getekende Kaart van het land om Petersburg, gelyk het was toen de Monarch het ingenomen,en vóór den aanleg der Stad gevonden had. Het ziet 'er zekerlyk tamelyk woest en moerasfig uit, en het moest een peter de Groote zyn', die moed genoeg bezat, om dezelve , ten trots der Natuur, geheel om te werken, een Stad daarop aan te leggen, en daaruit te maaken, wat deeze groote Geest, in zo weinig jaaren, wist in 't werk te dellen en uit te voeren. Alles wat in deeze woeste en uitgebreide landdreek nog eenige gelykenis van een bebouwd land had, vondt men aan deeze zyde of aan den linker oever der Neva , waar  van PETER den GROOTEN. 157 waar nu de Keizerlyke Opper-Apotheek midden in de Stad ftaat, in een Dorpje, by het Landgoed van een Ingermanlandfchen of Zweedfchen Edelman , die zich, by den aanvang der onlusten in deeze landflreek, fpoedig groot gemaakt had. Tegen over deeze plaats, aan den rechten oever van den droom, dond een arme Visfchers hut, waaruit peter de Groote in den jaare 1703, binnen etlyke dagen , een klein houten huis van twee kamers , een voorhuis en een keuken, bouwen liet, alles te zamen negen vaêmen lang en drie breed, en zich met 'er woon daar nederzette. Het daat nog, op den dag van heden, gelyk het de Monarch bewoond heeft, en is, ter gedachtenis van deezen grooten Overwinnaar, en ter bewondering der Nakomelingfchap, daan gebleven , en, onder de Regeering van zyne Gemaalin, de Keizerin catharina, van buiten met deen opgehaald, en met een dak van pannen bedooten geworden. Dan aan de vloeijende Ochta, aan de Wyburger zyde, waar nu het Hofdorp Ochta ligt, lag een fchoon landgoed, waarop toenmaals de Zweedfche Landvoogd careliens zyn verblyf hield. Van eigenhandige Schriften van peter den Grooten, vindt men ook nog verfcheiden overblyfzels. Gelyk deeze groote Geest wel en ordenlyk dacht, zo fchreef hy ook, by alle gelegenheden, kort en bondig voor de vuist weg. in een byzonder Kabinetje aan het Hof, dat nog den naam yan peter den Grooten voert, vindt men, onder an-  158 ANECDOTEN anderen, fchriften, van de hand des Monarchs ook zyn eigenhandig Journaal, dat hy, geduurende' den Oorlog met Zweeden, heeft opgefteld. Dit Journaal heeft de Keizerlyke Kamerheer en'Wapenvoogd, de Prins s c htsc h er b atovv, met toeftemming van haare Keizerlyke Majefteit, catharina de tweede,die groote voorftandlter der Weetenfchappen , in de oorfpronglyke Rusfifche taaie,in twee kwartynen, 1773 , laaten drukken. Hier Jan is ook kort daarop te Bcrlin een Franfche, en te Riga en Leipzich, een Duitfche, Overzetting uitgekomen. Van de menigte Brieven van peter den Grooten , die in het gemelde Kabinet nog voor handen zyn, heeft de evengemelde Doorluchtige Gefchiedfchryver, Prins schtscherbatow ook reeds een taamlyk aantal, door eene van hem bezorgde Uitgave, in Octavo, in het licht gegeeven. By verfcheidene Rusfifche Familiën berusten ook nog veele eigenhandige Brieven , die p e t e r de Groo/caan de een en ander van dezelven gefchreven heeft • by voorbeeld,by de scheremete ff:schen' tschernischeffi schfn , ap r a xi n- se hen, enz., alwaar ik my ook beroemen mag een uitmuntende voorraad deezer kostbaare Handfchriften gezien te hebben. Voor korte Jaaren heeft de Keizerlyke Opper Kamerheer de Graaf s c h e r e m ete f f , in een pragtig, te Moscow in Folio gedrukt Bock ,met 238 zulke origineele Brieven van pe ter' den Grooten , het Rusfisch Publiek een aangenaam gefchenk gedaan. Dit Boek voert tot Titel; Bric-  van PETER den GROOTEN. 159 Brieven van peter den Grooten , aan zyn Veld marfchalk en werkelyken Geheimraad, den Graaf Prins petrowitz sc h e re me'TE fé, Ridder van de Mahheezer, van den Heiligen Andreas , de Witte Adelaars- en Koninglyk Pruisjifclie Ürdens. Gedrukt te Moscow, 1774. Onder dc eigenhandige Brieven van peter den Grooten , welke de Graaflyke Apraxinfche Familie bezit, is 'er een zeer merkwaardige, die ik ook het genoegen gehad heb te zien en te leezen, namelyk die, welken de groote Overwinnaar den 27 Juny 1719, by Pultawa, des avonds om negen uuren, na den beroemden Slag, op het Slagveld, aan zynen vertrouwden Minister en Generaal Admiraal feod o r m a t w e i t s c h At'KAXiN gefchreven, cn door een Courier naar Petersburg had overgezonden. Daarna geeft de Monarch hem een kort bericht van zyne volkomen behaalde zege over Koning ka ree en de gantfche Nederlage van de Zweedfche Armée, en beduit den Brief met deeze aanmerkelyke woorden: ,, Nu geloof ik dat Petersburg en deomliggen- de Streeken wel aan ons zullen blyven." Ik heb niet in gebreke willen zyn, om, van deeze werklyk voorhanden zynde overblyfzels van den grooten Rusfifchen Monarch, hier iets te melden, omdat van dezelve nog in geene levensbefchryving van peter den Grooten, noch ergens in een openbaar of gedrukt Schrift, iets gemeld is, en gevolgelyk met recht tot de Anecdoten van hem behooren. Van een nog veel grooter gewigt en aangelegenheid  i6o ANECDOTEN heid zyn zyne verbaazende Overblyfzels in den Staat, of het geen deeze Stichter zyner Staaten, en waare Vergrooter van zyn Ryk, na zyn overlyden,den Erfgenaamen van zyn Troon en den Vaderlande heefc nagelaaten. De berichten hiervan zyn zekerlyk geene Anecdoten; want het algemeene gerucht heeft de uitmuntende daaden van peter. den Grooten reeds lange over den gantfchen aardbodem bekend gemaakt, en zyn hoogden roem by de nakomelingfchap bevestigd en vereeuwigd. Zy behooren dus eigenlyk niet tot de Anecdoten; en zyn ook van zulk een wyden omvang, dat zelfs de beknoptfte befchryving daarvan in zulk een klein werkje geen plaats kan vinden. Dan myne eerbied voor dezelve kan zich niet onthouden ter aankweeking van die zelfde hoogachting by alle leezers, degts de Rubrieken, of een korte optelling van het geen ten deezen opzichte van den Grooten peter voorhanden is, hierby te voegen. Ik zal ook niet anders melden, dan het geen hy ,by het beklimmen van zyn vaderlyken Troon , niet gevonden, maar eerst, geduurende zyne R.egeering, door zyn groote genie , door zyn onvermoeiden arbeid , door zyne doordringende fchranderheid, door zynen onvertzaagden moed, en door zyne alle hindernisfen te boven ftreevende dapperheid, voor het Ryk verkregen , en op nieuw herfchept heeft. Deeze zyn: Hulde van de zyde der Perfen, Turken , Tartaaren , en andere nabuurige Volken; hoogachting van alle Europecfche Hoven en vriendfchaplyke verbintenisfen met dezelven ; een reguliere Armée, die op den bes-  van PETER ben GROOTEN. 161 besten Duitfchen voet is ingericht, van meer dan 2co,oog ervarene en trerlyk geoefende Manfchap; een volkomen Ingenieur- en Artillerie - Corps; drie Regimenten Lyfgardes van 10 tot 12000 Man ; een magtige Vloot, en voortreflyk ingerichte Admiraliteit en Zeehaven , aan de Oost-Caspifche en Witte Zee , en aan de Zwarte Zee; de veroverde Hertogdommen Lyfland , Esthland en Ingermanland, nevens veele omliggende Eilanden , en de Provincie Careliën, in Finland, met alle de aanzienlyke vast» Steden en Zeehavens , die zich in deeze landen bevinden ; een Koophandel, die door gantsch Europa , en een goed deel van Afiën, uitgebreid is; de aangelegde Kanaalen en Sluizen te Wischniwolotfchok en het Ladoga-Canaal , door middel van welke verbaazende Werken, de Scheepvaart uit de Caspifche Zee op den Wolgaftroom, en zo veele in denzelven zich uitgietende Rivieren , naar Petersburg en de Baltifche Zee, zyn tot dand gebragt; het wel niet voltooide, doch met moed aangevangen Canaal by Larizin , waar door de Donftroom met de Wolga , en gevolgelyk de Zwarte Zee, met de Caspifche en met de Oostzee , vereenigd moeten worden; de uit bosch en moeras opgebouwde Steden en Vestingen Petersburg en Kroonftad , nevens de pragtige Lustfioten cn Tuinen Peterhof , Strelna en Oranjeboom ; het Klooster voor Petersburg gebouwd, ter eere van den heiligen Held alexander newsky; en wel honderd Pannebakkeryen , die , van dit Klooster af tot aan de Ladoga Zee, op beide z/deu van de NewaII. deel. L, ftreom,  i6a ANECDOTEN droom, ren behoeve van de Stad Petersburg en de omliggende Landdreeken, zyn aangelegd; Kiokgie* teryen , Geweerfabrieken , Ankerf'meederyen , Zeildoek- , Wollendoek-, Zyden- en alle andere foorteh van Manufacmuren ; een nieuw Arfenaal te Moscow , Scheepswerven te Petersburg, Archangel,. Woronesch en meerder plaatfen; 'een wel bezorgd Land- en Zeehospitaal te Petersburg, voor zieke en onvermogende Soldaaten en Matroozen, en een aanzienlyk Generaal Hospitaal te Moscow; een Vondelingshuis, en veele Armhuizen voor arme en oude lieden; twee Munthuizen te Moscow en Petersburg; nieuwe Berg- en Tentwcrken in Siberi/n en verfcheidene Provinciën van Rusland ; verfcheidene Kerken , die naar den nieuwen Bouwtrant met Klokfpelen op de Toorens zyn opgericht; een Academie voor de Zeevaart te Petersburg, en een School voor de Matheiis te Moscow: een publieke Bibliotheek, nevens een onvergelykelyk fraai Kabinet vnn Naturalia en Kunstkamer; een Synode of Opperst-Geestelyk Gerechtshof; een dirigeerende Senaat , als het hoogde waereldlyke Gerecht in het Rusfifche Ryk , en een nieuwe aanleg en inrichting van alle daarvan afhangende Rykscollegiën ; een gedrukt geestelyk Reglement van de Kerkentucht, en verkiezing van alle geestelyke Ambten; een Krygs- en een Admiraliteits-Reglement, waarin het voorfchrift der plichten van allen en een ieder Ambtenaaren, die in de Collegiën en Kanzelaryen zitten; een Krygs-of Zeerecht; een Koopmans-Beurs; ruime en veilige Ammuni tie-  van PETER den GROOTEN. 163 tie- en Pakhuizen; verfcheiden verbeteringen van Inrichtingen , die voorheen zeer flegt waren by de LandsbelHeringen. Met één woord, een geheel herfchapen en rondsom voor alle de nabuuren verzekerd Ryk; etlyke millioenen baar geld, zonder de geringfte fchulden, na zulke langduurige en zwaare oorlogen, en een aanzienlyke vermeerdering der inkomften van de Kroon, en eindelyk zyn eigen voorbeeld, van de roemrykfte Regeering des grootften Ryks op de aarde. Op dit laatfte overblyfzel van peter den Grooten, zal, buiten tegenfpraak, zyn vertrouwde helper en medearbeider in het verdelgen van het bygeloof en onweetendheid, theophan, de Aardsbisfchop van Novogrod , by de opgave van de allegorifche Voorftelling op de Penning, ter gedachtenis van des Monarchs dood geflagen, gedoeld hebben , daar hy Czaar peter, door de eeuwigheid naar den hemel weggerukt, afbeeldt, terwyl deeze het met traanen naar hem ziende Rusland de woorden van dit Opfchrift toeroept: zie, hoe ik u verlaat e. L a AAN-  ï64 ANECDOTEN AANHANG Z E I, Qnder de menigte eigenhandige Brieven, die als kostbaare overblyfzels van peter den Grooten, deels in zyn Kabinet -aan het Keizerlyk Hof, bewaard worden, deels, zo als ik ze zelfs in verfcheiden voornaame Rusfifche Familiën, namelyk, in de Graafelyke Scheremetefifche en Tfchernefchefifche en anderen gezien hebbe, vindt men in de Graaflyke Apraxynfche, een der merkwaardigfle, namelyk den origineelen Brief, dien de Krygsheld op het Slagveld by Pultawa , des avonds na de Batailje , aan den Admiraal feodor metweitsch apraxin, gefchreven heeft, en die mynes weetens nog nergens in druk verfcheenen is. Dit waardig overblyfzel, van de hand van peter den Grooten, voege ik, by de melding zy. ner nagelaaten Overblyfzels, als een kleinood, ten beduite hier by. Brief  van PETER den GROOTEN. t6$ Brief van peter den Grooten, van het Slagveld by Pultawa, den %fften Juny 1709, des avonds om negen uuren, door een Courier naar Petersburg, aan den Admiraal feodor matwiesch apraxin afgevaardigd. Heer admiraal! Jk geef 11 hier nevens bericht, van een zeer grooten en onverwagten zegen, die God de Heer, door de onbefchryvelyke dapperheid van onze Soldaaten, zonder veel bloeddortens, ons verleend heeft, en waarmede het op de volgende wyze is toegegaan. Heden morgen , had de vyand onze Cavalerie met al zyn Infanterie en Cavalerie aangetast , en fchoon dezelve zich zo braaf gehouden heeft, als men van hen verwachten kon; zo wierd zy echter genoodzaakt met groot verlies te rug wyken. Hier op nam de vyand zyne plaats, vlak tegen over ons Leger , waar tegen terdond onze geheele Infanterie uit het retranchement aangevoerd, en den vyand in het front, doch de Cavaleiie aan beide zyden , geposteerd wierd. Toen de vyand dit zag, maakte hy beweeging, om ons aan te grypen; de onzen gingen hem te gemoet, en ontvingen hem zo dapper, dat hy terftond uit het Veld geflagen, hem een groote menigte Vaandels en Kanonnen afgenomen, en daarenboven de Generaal Veldmarfchalk de Heer L 3 r a e m-  165 ANECDOTEN baemschild, met vier Generaals, namelyk 5chlippênbach, stackel berg, hamilton en rosen, gelyk ook den eerften Minister de Graaf pip e r, met den Secretaris 1 m e rl in cederhielm, nevens eenige duizend Officieren en Gemeenen , gevangen genomen wierden. Hiervan zullen wy, by de naaste gelegenheid, een omftandig verhaal overzenden , (thans is het in de haast niet mogelyk.) Ondertusfchen heeft de gantfche vyandelyke Année , om het met één woord te zeggen , even als Phaëton , haar einde genomen. (Doch wat de Koning belangt , kunnen wy nog niet weeten , of hy zich by ons of by onze Vaderen bevindt.) Om den gellagen vyand na te zetten, zyn de Heeren Lieutenants-Generaals de Vorst g al n t z i n en b a vv r , met Cavalerie nagezonden geworden. Met dit by ons onverwachte nieuws, complimenteere ik li , en verzoeke de Heeren hooge en laage Zee- en Laudbedienden, daar mede geluk te wenfehen. PlETEli. P. S. Nu geloof ik , dat Petersburg en de omliggende dreeken wel aan ons zullen blyven. Uit het Rusfisch.origineel overgezet, door jacob van stahlin. Anco  van PETER den GROOTEN. 167 Anecdote, van, een waarzegging van pkter's Geboorte en Grootheid. HPeri befiuite , voer dc hier een merkwaardige ■fi Anecdote aan, van de Geboorte en gepropheteerde Grootheid van peter den Grooten, die, naar de orde , voor alle de tot hier vooren verhaalde Anecdoten had behooren te daan, indien ik dezelve met het wonderbaare had willen aanvangen. Ik lever ze als een getrouw overgezet Stuk, van een Rusfisch Handfchrift, dat ik in een affchrift bezitte , en waarvan 'er wel eenige honderden in de Familiën van voornaame Rusten, te Moscow, en andere plaatfen in Rusland gevonden worden. Dit handfchrift, dat zeer omftandige berichten van de gemeenfehaplyke regeering van de Czaarfche Prinfen feodor, iwan, peter en hunne Zuster sophia alexiewna, van het oproer der Strelitzen,'enz. behelst, en nog nooit gedrukt is geworden , fchy'nt niet zo zeer teil tyde van de geboorte van peter den Grooten, maar wel eenige jaaren daarna, en zelfs kort voor zyn overlyden , opgefteld te zyn. Plet beroept zich op een nagelatene Aantekening, die: men nog na zyn dood,"zo wel onder zyne nagelaatene Schriften, als onder die van den beroemden , en. door de Keizerin elizabEth, gecanouifeerden Aardsbisfehop van Rostof Dimitri gevonden heeft. De vertelling van deeze merkwaardige Anecdote mag L 4 'men  i«8 ANECDOTEN men nu gelooven of in twyfel trekken, zo men wil; tot derzelver geloofwaardigheid of twyfelagtigheid zal myn eigen bekentenis weinig toebrengen. Of ik met de waarzeggingen onzer tyden niet veel op hebbe, of met den voormaaligen Profesfor van de Petersburgfche Academie der Weetenfchappen, den Heer wolfgang kraft (*), zo als hy zyn (*) Kraft. De Keizu'n anna iwanowna hield byzonder veel van Astrologifche Waarzeggingen en Horoscoopleezingen ; vcrmoedelyk om reden, dat haar eens een Mathematicus en Almanachm.nker in Courland, Dr. buchner, op een tyd dat zy weinig te hoopen had, de grootfte hoop op het bezit van den Rus-Keizerlyken Troon vooraf zou hebben aangekondigd. Vervolgens , toen zy Keizerin was, zond zy dikwils aan de Academie der Weetenfchappen te Petersburg dergelyke vraagen en opgaven, die men haar beantwoorden en oplosfeu moest. Deeze arbeid viel dan den toenmaaligen Profesfor in de Mathefis en Proefondcrvindelyke Natuurkunde, den Heer kraft, te beurt, die zich, by zulke gelegenheid, naar den fmaak van het Hof, des te fterker öp de Astrologie toeleide, en door de aangenomene regelen in dezelve meenige verbaazende oplosfing voor den dag bragt; gelyk, by voorbeeld, de by hem zonder naam opgegeeven horoscoop van den ongelukkigen Prins iwan, enz. Dikwils zond de Keizerin, by lang aanhoudend flegt weder, iemand aan de Academie, en liet vraagen, of het weder ras veranderen zou? De Profesfor kraft antwoordde altyd naar de berekening der Conitellatien, gelyk hy dikwils in 't openbaar, zonder 'er eenig geheim van te maaken , verhaalde; en gemeenlyk kwamen zyne antwooiden, ter bevestiging van het crediet van de Keizerin voor de Academie, met het weder van den dag overeen. Toen in Herfst, van '1731, de Petersburgfche Almanach voorliet volgende jaar 1732 geJrukt wierd, zette deeze bekwaame Almanachinaaker 'er mede die waarzegging in, dat het ys van den Ncvvaftroom, den .... Maart van 't volgende jaar, zou losgaan. Daar nu ile Almanach met het nieuwe jaar te voorichjn gekomen ,  van PETER den GROOTEN; 169 zyn eigen ondervindingen op dit ftuk meermaaien verhaalde, de Prophetiën en Horoscoopleezingen van wel bedreevene en geoefende Astrologisten, in alles kan geloof Haan, doet hier niets ter zaake. Doch dat 'er iets van het geval, 't welk in deeze Anecdote verhaald wordt, ten gemelden tyde aan het Hof van den Czaar voorgevallen zy, en veel opziens gemaakt hebbe, bewyst en bevestigt, onder andere overeenkomende berichten van denzelfden tyd, een Brief van den geleerden en beroemden nicolaus heinsiüs, aan den niet minder beroemden Profesfor graevius, naar Utrecht afgezonden , en deszelfs oorfpronglyk antwoord, aan den Heer heinsiüs, van 9 April, 1673, dat onder my berustende is, en dat ik aan het flot van deeze Echte Anecdoten, als een byzondere Anecdote, by voege. men, en deeze waarzegging daarin waargenomen wierd; (tonelen alle leezers veifteld over de vermeetefe Proplietie van den Heer Profesfor. Zyne vrienden boertten met hem in alle gezelfchappen. Hy bleef vast op zyn ftuk, en beantwoordde de fpotternycji nooit anders dan met lachen, en met de woorden: Wat ik gefchreven hebbe, dat hebbe ik gefchreven, en het ys moet ttfcb den Maart losgaan. Nog twee dagen voor den bepaalden dag, fpotte men met hem in gezelfchappen, dat het ys nog geen mine maakte om los te gaan. Wat kan ik het helpen, zeide hy, overmorgen moet het toch losgaan. De dag verfcheen , het ys brak lo,s, en Petersbui g ftond verbaasd over de flipte vervulling van deeze Voorzegging, die een half jaar te vooren gedrukt was. Doch kraft zeide al lachende: Heb ik het niet gezegd, dat het ys op deezen dag moest losgaan ? Wat was anders van myn kunst, als myn rekening niet uitkwam. Doch, na de hardigheid uwes harten en uw ongeloof, wil ik u niets meer vooruit verkondigen. L 5 Fm  17° ANECDOTEN Van de Ontvangenis en Geboorte van Czaar p ie ter, den eerfïen, en grooten Beheerfcher aller Rusfen. ■ geduurende de gelukkige regeering van den Czaar en den Grootvorst alexis michailowitz, leefden te Moscow twee geestelyke Mannen, die , van God met veel kennis en byzondere kundigheden begaafd, ook in de Sterrekunde ervaren waren. De reene met naame simeon polotski, die het bekende Doek, onder den titel: De Geestelyke Toezegging, en de Geestelyke Avond, gefchreeven had, en Leermeester van den Czaarfchen Prins feodor alexejewitz geweest is; de andere dimitri rostowski, die, onder anderen, ook het Leven van den Heiligen Vader gefchreeven heeft. Deezen namen alle nachten den loop der Sterren waar, en hebben veele, 20 wel Rusland als andere Ryken betreffende, voorzeggingen gedaan. In 't jaar onzes Heeren 1671, den aSden Augustus, voltrok de Czaar en Grootvorst alexis michailowitz zyn Huwelyk met dc Czaarin natalia kvrilowna, en haare Majedeit ontving toen den grooten Czaar peter den Eerften. In even deezen zelfden nacht verfcheen, niet verre' van Mars, een zeer heldere Ster; en deeze Ster zag gemelde derrekundige Waarnecmer als een goed voorteken aan, befchreef ook zynen invloed°met ï * de  van PETER den GROOTEN. 171 de overige Sterren, en gaf den Prins, die in zyns Moeders lichaam ontfangen was , den naam van PETER. Den morgen daarop, zynde den 290x11 Augustus, begaf zich gemelde po lotski by den Czaar alexis m icmailowitz , wenschte denzelven geluk met een Zoon , die den volgenden joften May ftond gebooren te worden. ,, Deeze Prins, (zeide hy,) zal uw Throon „ beklimmen; geene zyner tydgenooten zal by hem ,, te vergelyken zyn, en hy zal den grootften lof „ verwerven; zyn roem zal fteeds aanwasfen; hy „ zal een groot en bewonderenswaardig Krygsheld ,, zyn ; veelen zullen door zyn zwaard vallen. „ Zyne vyandelyke nabuuren zal hy beoorlogen, ,, zo veele glorieryke daaden verrichten als nog „ ooit iemand zyner Voorvaderen gedaan heeft, „ en zich geducht maaken. Veele, zo wel naby ,, als ver afgelegene Landen zal hy bezoeken ; „ doch zyne Landgenooten zullen hem veele hin„ derpaalen in den weg leggen. Veele wanorden „ en beroerten zal hy herftellen en dempen; en in zyn leven zullen 'er veele groote daaden te water en te land uitgevoerd worden. Hy zal de „ boosdoenders uitroeden , de naarftigen bemin,, nen, den Godsdienst handhaaven, en nog veele „ roemryke daaden verrichten, gelyk het gefternte ,, zulks aanduidt. In het zelve heb ik het reeds „ gemelde als in een fpiegel gezien, en overhandige het uw Majefteit fchriftelyk." Ter bekrachtiging der waarheid van hetzelve, onderfchreef by ookx  172 ANECDOTEN ook in de daad deeze waarzegging, en gaf ze aan zyn Czaarfche Majefteit over. De Czaar alexis micha ilowitz nam dj| Schrift aan , las het door , liet het nog eens overluid voorleezen, en de Czaarin natalia kvrilowna roepen. Toen de Czaarin verfcheenen was, ftond de Czaar, met een vrolyk gelaat, van zyn doel op, kusteze, en ftelde haar den gemelden po lotski voor, die zyne gelukwenfeiiing by haar adeide, en ze even zo aanfprak, als hy by zyn Czaarfche Majedeit gedaan had! Hy voegde 'er nog by: „ By het bevallen, zult „ gy, drie dagen lang, groote angst en fmarten „ uitftaan ; doch uw Majefteit , en de nieuwge„ booren Czaarfche Prins zullen keven , gezond en „ iu Gods befchcrming zyn." Deeze bevalling gefchiedde in het jaar Christi 1672, den soden Mai, en de nieuw gebooren Prins werd met den naam peter, die hem van p 0lotski toegekend was, gedoopt, en zyn verjaardag op den negen-en-twintigde July, op St. Petersdag gevierd. Zie hier de merkwaardige plaats uit den evengcmelden Latynfchen Brief, van den Profesfor graevius, uit Utrecht, aan den Heer nicclaus heinsiüs, te Moscow,nevens de Ncderduitfche Overzetting: Ojict tempora, quo Princep Juventutis Ruthenica petrus Moscoviae in lucem editus, acccdisfe 0 *"  van PETER DEtr GROOTEN. 173 £? ex curfu Stellarum obfcrvata fühfe , fcribis*, Astrologi nostri & quotquot vaticiniis inhiant, ac futurorum pradicïis jludent, tanquam ómttia me. moratu digna diligente/- notarunt , hoe addit-o, eadem nativitatis die Regem Gallir.rum Rlieuum, Turcarum, 'vero Imperatorem Tyram cmn cxcrcilti trajecisfe; Mum inde IV Provincias Fasderati Bels.ii, hunc vero Podoliam & Caminiecum dcbellasfe. Eoque magis ominaiores nostri , qui, ex certo fiderum pofitu & rebus, alibi eodem tempore gesi lis , fata hominibus panderc c? pradicere profw munt, hariolaniur, neonatum puerum olim bellicofum,inclytum ac hostibus infestum evafurum. Ferum hete omnia fortuita csfc arbitror, eisque 'pat-urn, pront tu ipfc faccre yideris, tribuere folco. Sit modo fuo tempore petrus bonus- Pastor wei^t >.tta>, ut tandem Scythicam barbariem, qua feptentrionales, maxime & pcllitae gentes infuscantur, LL, falutaribus lat is devincere posfit. Fale. „ Het geen, volgens uw bericht, juist op dien „ tyd aan den loop der Starren zou waargenomen „ zyn, toen de Czaarfche Prins peter , te ,, Moscow,geboren wierd, dat hebben onzeAstro,, logisten en andere lieden, die zich op de waar,, zeggery toeleggen, als een byzondere merkwaar,, digheid,met vlyt opgetekend. Zy zeggen, dat, juist op dien dag, de Franfchen met hun Ar„ mée over den Rhyn , en de Turkfche Keizer ,, over de Niester gegaan is, waar by de eerde zich van vier Provinciën der Vereenigde Neder- lan-  Ancc- 174 ANECDOTEN landen , en deeze van Podoliën en Caminiek 5, zich meester gemaakt hebben. Hieruit befluiten „ onze Sterrekenners , die uit de Condellatiën en „ andere omdandigheden, welke zich, op denzelf,, den tyd, aan andere plaatfen opdoen, het nood» lot der menfchen bepaalen, en zelfs voorzeggen „ willen , dat de nieuwgebooren Prins een ftryd,, baar en beroemd Held zal worden , die zich by „ zyne vyanden geducht zal maaken. Doch ik, ,, voor my , houde dit alles voor louter toevallige „ dingen , waar mede ik , gelyk gy ook zelfs fchynt te doen , zeer weinig op hebbe. God „ geeve maar , dat peter ter zyner tyd, een „ goede Herder, een Herder zynes Volks, wor„ den mag , die eindelyk eens de Scytbifche woestheid , waar onder voornamelyk de Noord,, fche, en in pelzen gebakerde , Volken, gebukt ,, gaan, door heilzaame Wetten, moge doen ver„ dryven en opklaaren."  van PETER den GROOTEN. 175 Anecdote van de tegenwoordige Anec.loten. f~\p het geduurig aandringen van haare Ma^ ' jedeit , de Keizerin elizaketh, de waardigde Dochter van peter den Grooten, en den Vaderlandfchen yver van haaren Kamerheer 1 \va n 1 wa n 0 wit z schuwalow, begon men de Rusfifche Gefchiedenis, uit de Rusfifche bronnen zelve, te fcheppen. Uit het Kabinet van peter den Grooten, uit de eigenhandige opdellen van deezen Monarch, en wat anders daarvan in de Bibliotheek, by de Academie der Weetenfchappen , voor handen is , bragt men een even aanziertlyken als echten voorraad van Stoffen , tot een Levensbefchryving van den Rusfifchen Held te zarnen. Op het geduurig aanmaanen van den bovengeroelden Kamerheer, moest ik tot deeze fchat ook bet myne toebrengen, en een paar douzyn Anecdoten, (want veel meer van dezelve waren 'er nog niet in 't Fransch overgezet, en ik had ook geen lust om 'er meer over te zetten,) van myne Verzameling opgeeven (*). Uit deezen rykelyken en genoegzaam over- (*) Billet de S. E. Mr. le chambellan de schuwalow, a M. de stahlin. P" M y a déja quelque teim, que voas m'ctves promis de faire tri;* iuire les Antcdotes & piek re le Grand, qu: font ches yous, de rS-llemand cn Frdncols. Ainfi je me flatte ie les rtcevoir hientól. CtpendaM comme je voudro'.c enyoyir tous les imetcriau.v nccesfai- res  176 ANECDOTEN overvloedigen voorraad van voortreflyke Stoffen, moest nu voltaire, de beroemde opdeller van de Hijioirc dc Charles Xll, Roi dc Suede, het hegtde en prachtigde Gebouw eener echte Levensbefchryving en Gefchiedverhaal van peter & Grooten optrekken. Geene kosten wierden gefpaard, om deezen beroemden Schryver lust in te boezemen, tot het fierlyk uitvoeren van zulk een Werk. Men zond hem van te vooren, uit naam van haare Majedeit de Keizerin , een gefchenk van groote waarde ; te weeten : de gantfche reeks of Verzameling der Rusfifche Medailles, in 't Goud gemunt; een aanzien ly ken voorraad van kostbaare Pelteryen, van uitgeleezene Hermynen , zwarte en graauwe Vosfen, enz. die allen eenige duizend Roebels in Rusland zelfs waard gefchat wierden. Doch hoe dond het Hof verbaasd,'toen, na jaar en dag, in plaatze van een volkomene en omftandige gefchiedenis van den Rusfifchen Monarch , een res a Mr. de Voltaire cb plutót posfible , a'tnfi fai Vhonneiir dc rotts retirer mes prieres Ut des/u: & fi ces Anecdotes ne font pas encore traduils, je vous prie de irfenvoyer les feuillcs a proporüon qii'clles feront pr'étes. Je cample fur yotre amitié,quc vous m: ferez ce plaiftr, £P ferez toujours asfiircz , que je fuis avfc la plus parfaile confideration, Monfieur, votre trés humble, & trés t obtiisfant Serviteur, J. S C H ü W A L O W. Peterhof, ce 29 May 1759.  van PETER, den GROOTEN. 17? een mager Scelet, onder den titel: Histoire de pierre le grand, Empereur de la Rus/ie, par volt ai re, te voorferry n kwam, waarby de Schryver, volgens zyn inhaalige oogmerken, niet alleen meer dan de helft der hem toegefchikte Stoffen terug gehouden; maar ook, aan veele plaatfen, zyne eigene onbekookte Hellingen en gedachten, die hem uit de bronnen van de medegedeelde berichten en omftandigheden juist invielen , hier en daar had ingevoegd. Met recht ergerde men zich over deeze onvolkomenheid van het boek, en vermoedde waarfchynelykerwyze de baatzuchtige oogmerken van den Heer de voltaire, by zulk een terughouding van zo veele gebruikbaa. re Stoffen, gelyk hy reeds met meer andere boeken getoond had, namelyk,om de eene nieuwe Uitgave na de andere,altyd verbeterd en vermeerderd, uit te geeven, en daardoor zyn beurs hoe langs hoe meer te vullen. De Kamerheer schuwaloff gaf hem, in een zeer beleefden Brief, bericht, hoe dit Werk, dat eindelyk in druk verfcheenen was , ontvangen wierd, gaf hem ook tevens drie hoofdgebreken, die hy aan hetzelve had opgemerkt, genoegzaam fiegts vraagswyze,te kennen,namelyk : 1.) Hoe het kwam, dat veele van de hem zo rykelyk toegezonden Stukken , deels in 't geheel niet, deels in een verkeerden zin, en juist vlak tegen dien van de oorfpronglyke berichten, ter fnede gebragt waren? 2.) Waarom geen eenige van de hem medegedeelde, zo merkwaardige, Anecdoten in dit Werk voorkwaII. deel. M men?  178 ANECDOTEN men ? en 3. Waarom zo veele naamen van voornaame Perfoonen en Plaatfen, zonder noodzaaklykheid, zodanig verminkt waren, dat men ze, naar de benaaming, die hy er, volgens zyn willekeur, in 't Fransch aan gegeeven had, genoegzaam in 't geheel niet meer kende, als scheremetu, in plaats van scheremetoff, tschernischu voor tschernischeff, enz. Deeze Iaatde vraag heeft de toenmaalige Raad en Onderbibliothecaris, de Heer t a ucert, die ook zelfs veel ft of rot de Gefchiedenis van peter den Grooten, uit Rusfifche boeken en handfehriften, geleverd had, opgegeeven. Volt ai re fchreef in antwoord op de eerde Vraage: dat hy niet gewoon was, blindelings na te fchryven , het geen hem opgegeeven wierd; zonder, daar hy ook zelfs van berichten, op welke hy ftaat Ion maaken, voorzien was, zyne eigene gedachten mede ter baan te brengen. Op de tweede Vraag antwoordde hy: dat hy de waarde van de hem medegedeelde Anecdoten zeer wel kende; doch dat hy in zyne Gefchiedenis van peter den Grooten nog niet aan byzonderheden, en gevolgelyk nog minder aan de Anecdoten, gekomen was. Ter beantwoording van het derde Voorftel, zeide by op zyn goed Voltairiaansch: Ce que regarde l'ep-opement des noms propres, il me fcmble que c'est un Allemand, qui me f uit ce reproche. Je lui fouhaite plus d'E/prit & moins de Confonans. Dat is: „ Wat ,, aangaat de befehuïdiging, dat ik de Eigennaa„ men van perfoonen en plaatfen verminkt hebbe; ,i zo  van PETER den GROOTEN.' 179 4, zo geloof ik , dat hy, die my dit verwyt, ze„ ker een Duitfcher zyn moet. Daar voor wensch j, ik hem meer vernuft, en wat minder Confonanten." En daar mede maakte hy zich van dé beantwoording der voorige Vraagen af. Bykomend Getuigenis van den eerften RusJfeizerlyken Minister over deeze Anecdoten. -Tjfyne Doorluchtigheid, de waardige Staats-Minister van de groote Keizerin catharina de II, de Graaf nikita iwanowitz van pan 1 n , had van myne tegenwoordige Verzameling van Anecdoten gehoord, en toonde groot verlangen orri ze te zien. Zyn Doorluchtigheid verzogt my, ongeveer vyf of zes weeken voor zyn onverwachten uitgang uit de waereld, of ik ze hem eenige dalgen wilde ter leen geeven, om ze eens te doorleezen. Daar ik wist, dat zyn Doorluchtigheid meer van de Duitfche lectuur dan van de Franfche hield, en zich dagelyks, voor dat hy ging daapett , een paaf uuren, ja dikwils langer, en zelfs tot diep in dert nacht, daar mede bezig hield, en hiertoe een uitgezogte Bibliotheek, van de beste Duitfche Schryvers , bezat, die alle jaaren met de nieuwde Duitfche Werken vermeerderd wierd, zo gaf ik zyn Doorluchtigheid myn oorfpronglyk Duitsch exemplaar in handen. M 3 tM  -rf» ANECDOTEN Ik zag het ook vervolgens menigen avond in het Kabinet van den Graaf, op den leezenaar, lig. gen, met een briefje dat daar in gedoken was, om te weeten hoe verre zyn Doorluchtigheid in 't leezen gevorderd ware. Verfcheidene maaien zeide hy my ook, by gelegenheid dat ik hem des avonds kwam bezoeken, dat hy zo veel genoegen in deeze Anecdoten vond, dat hy 'er zich naauwlyks van verzadigen kon, en reeds menig een daarvan voor de tweede en derde maal geleezen had. Eerst na vier weeken, namelyk fiegts acht of tien dagen voor zyn zo onverwacht afderven, gaf zyn Doorluchtigheid my het Boek, onder de verplichtendde dankbetuigingen, met deeze woorden, te rng: ,, Ik kan u verzekeren, dat ik my geen boek ,, erinnere met zulk een vermaak geleezen te heb,, ben, dan dit; te meer, daar ik verfcheidene. ,, Anecdoten heb aangetroffen, van welke ik my te ,, binnen brengen , dat ik in myne jeugd den inhoud ,, van mynen Zaligen Vader, als een ooggetuigen, „ heb hooren verhaalen." Op gelyke wyze, en genoegzaam met dezelfde woorden, heeft zich de Graaf, in dien tusfchentyd dat hy van het doorleezen deezer Anecdoten zyn aangenaamde tydverdryf maakte , tegen den Heer Kanzelary - raad van lysakf.witz , gelyk deeze my zelfs verzekerd heeft, en tegen verfcheidene andere Perfoonen, met met welken hy omging, laaten verluiden. Reeds eenige jaaren te vooren, had de beroemde Kamerheer, de Geheimraad en Raadsheer, de Prins michaila michailowitz sc hf. r h a- TOFï,  van PETER den GROOTEN. 181 T o f f , de Franfche overzetting deezer /necdoten voor eenige dagen ter leezing verzocht, en ze my na een paar weeken, met zyn raad en begeerte, om ze te laaten drukken , weder ter hand gefield. Nog in een zyner brieven aan my, uit Moscow, den i Juny, 1780, meldt zyn Doorluchtigheid dezelve met de volgende woorden: Autant que je me Jouvicns de eet ouvrage, il y « plufieurs /.necdotes tres piquantes, qui demonirent le vrai caraclere de ce grand homme , tout porte" pour le bicn de fes fujets, que tous fes Anecdotes font conflatés par les temoignages des témoins oculaircSy de qui vous les tenez: & cela me femblc fufifant pour ne pas negliger l'impresfion de ce livre, dont le curieux ePhistoire vous feront obligés, & dont les Souverains memes pourront puifer dts preceptes peur ieur conduite. M 3 AL-   ALPHABETISCHE NAAMLYST, VAN DE PERSOONEN, DIE OOGGETUIGEN VAN DEEZE ANECDOTEN GEWEEST ZYNjOF UIT WELKER MOND ZY VOORTGEVLOEID, EN, UIT DIEN HOOFDE, AAN HET EINDE VAN IEDER ANECDOTE ZYN AANGETEKEND.   BERICHT. J)aar de buitenlandfche Leezen myner verfamelde Anecdoten , de perfoonen , die aan het einde van ieder Anecdote zyn opgetekend, niet kennen , en gevolgelyk onverfchillig omtrent dezelven zyn mogten, heb ik het nodig geacht, om ze, ten minjlen door een zeer korte befchryving, en voornamelyk door aantooning van de omftandigheden en gelegenheid, waar en wanneer zy met Czaar peter omgang gehad, of de verhaalde Anecdote» gezien of gehoord hebben, bekend te maaken. Verder melde ik niets van deeze perfoonen , (van welken veelen wel een omftandige Levensbefchryving verdienden,) dan het bloote verhaal, hoe ik ze gekend, en by welke gelegenheid ik de Anecdoten van hen heb hooren verhaalen. Schoon 'er ook nu zelfs weinigen meer van in keven zyn, die peter den Grooten in perfoon gekend hebben, en mogelyk zelfs geen een meer die zich op den omgang, die zy met deezen grooten Monarch gehad hebben, kan beroemen ; zo leeven 'er toch nog zo veel te meer, die de perfoonen, welke M s ter  185 BERICHT. ter bevestiging van de door my verhaalde Anecdoten zyn aangevoerd, om dat zy met Czaar peter*». gang gehad hebben, en uit welker mond ik die Anecdoten heb opgetekend, zo goed als my, en mogelyk nog meer van naby, gekend hebben. A L-  ALPHABETISCHE N AAMLYST. A. Asch, (fr ede rik) geboortig uit Sitefien, was in den oorlog, dien peter de Eerfte tegen de Zweeden voerde, Secretaris van den Generaal ward , die altyd by den Czaar geweest is. Hy wierd vervolgens Postdirecteur te Petersburg, en, geduurende den Oorlog, dien Keizerin elizabeth met den Koning van Pruisfen voerde,Rus-Keizerlyke Staatsraad,en van hetRoomsch Keizerlyk Hof gebaronifeerd ; eenige jaaren voor zyn dood werd by van zyn moeijelyk Postdirecteurs-ambt ontdagen,en ftierf te Petersburg, 1771, in een ouderdom van ruim 80 jaaren. Bestüsciiew, (Graaf alexis petrowitz) een gebooren Rusfisch Edelman , die in zyn jeugd naar Berlyn op 't Gymnafium gezonden wierd , waar hy en zyn broeder , de Heer m ichaila petrowitz, eenige jaaren dudeerdc, en zo wel de Franfche als Duitfche taal geleerd had. Hy ging vervolgens reizen , en by zyn verblyf te Hanover maakte hem george \ I, die toen Keurvorst, en vervolgens Koning van En-  188 ALPHABETISCHE Engeland, was, ook Kamerheer, en kort daarop zyn Gezant aan het Hof van peter den Grooten. Deeze Monarch was zo verblyd, voor de eerffemaal een zyner Onderdaanen in buitenIandfchen,en wel in zulk een aanzieolyken, dienst te zien , dat hy hem in byzondere gunst ontving en, na zyn volbragte Gezantfchap, i„ zyn eigen' dienst te rug riep. Zyn Czaarfche Majefleit zond hem, als Rusfifchen Gezant,naar Coppenha gen, aan het Koninglyk Deenfche Hof, van waar hy eenige reizen by den Keizer naar Petersburg geroepen , en weerom gezonden wierd. By zulk eene gelegenheid vereerde hem de Czaar zyn pour! tra.t in miniatuur met diamanten omzet, het geen hy zo hoog fchatte, dat hy het tot aan zyn dood bede„dig op zyn borst droeg_ Hy b]£ef dnde aldaar tot na het duiten van den Vrede met de kroon van Zweeden , I?ai, cn wierd vervolgens als Gezant aan de Nederfaxifche Kreitz naar Hamburg gezonden. Onder de Keizerin anna werd hy weder naar Coppenhagen, als Rus-Keizerlyke Envoyé , gezonden ; doch twee Jaaren vóór haar dood naar Petersburg te rug beroepen, en tot Cabmets-Minister; vervolgens van de Keizerin elizabeth eerst tot Vice-Kanfelier, 'en twee jaaren daarop tot Groot.Kanfeticr van het Rusfisch Ryk verklaard In 't jaar 1758, werd hy ^ ^ Landgoederen gezonden, doch, in 't jaar 1762 van de Keizerin catharina, weder aan het Hof te rug geroepen. Zonder een Ambt te bekleeden, genoot hy een jaarlyks penfioen van 20000 roe-  NAAMLYST. 1S9 roebels, en ftïerf , 1768, in den ouderdom van achtenzeventig jaaren. Bestuschew, (Graaf michaila petrowitz) de oudfte Broeder van den voorigen, die een gelyke opvoeding met hem genoten, en, byna van zyn jeugd af aan , van peter den Eerften en de volgende Keizerinnen van Rusland, deels aan het Hof, deels by buitenlandfche Gezantschappen, is gebruikt geworden. Hy ftierf, als Rusfisch Gezant, aan het Franfche Hof te Parys, in 1769. Boerhaave, (hemman kauw) een Zoon van Doftor kauw en Zusterszoon van den beroemden Profesfor boerhaave te Leyden , wiens naam hy en zyn Broeder, uit hoofde van de aangeërfde boeken en gefchriften van boer ha av e , moest aanneemen. Hy leefde en ftierf aan het Rus-Keizerlyk Hof, als Lyfmedicus van de Keizerin elizabeth, te Moscow, 1753. Drummer, (Graaf) een gebooren Lyflander uit een Adelyke Familie , die daar nog eenige goederen bezit. Hy bragt zyn jeugd in de Koninglyke Zweedfche Krygsdienften door, en was een der Vleugel-Adjudanten van carel den XII, toen dezelve in Straalzund belegerd wierd. Na den dood van deezen Koning, 1718, kwam hy in Hofdienst by den Hertog carel erederik van Holftein Schleeswyk, wien hy vervolgens als Kamerheer, 1721 , naar Moscow en Petersburg, by Czaar peter den Grooten, verzelde. Na het Hu-  W a lpiiabe tis che Hnwelyk van den Hertog met de Keizerlyke Ma* ces anna petrowna, keerde hy i„ 1?27 met het n.euwgetronwde Paar naar Holrtein te rug, en bleef aan het Hof te Kiel, 20 lang de Hertog leefde; die hen,, kort voor zyn afderven, 17/ tot Opperhofmeester verklaarde, en hem de opvoe! ding van den eenigden Hertoglyken Prins carel peikr uluch, en vervolgens van den Grootvorst peter feodorowitz toevertrouwde. Deezen Prins bragt hy en des Hertog» Holfteinfche Opper-Kamerheer, van BergUlu, toen d* Keizerin elizabeth haaren Vaderlyken Troon beklommen had, volgens haar Mafedeits begeerte In den jaare i74i , lmr petersburg, waar hy ze]fs' in het volgende jaar een Graaflyk Diploma van den Roomfchen Keizer kreeg, en als Ópper-Hofmeester by den Grootvorst bleef tot in den Jaare 1745 toen zyn Keizeriyke Hoogheid meerderjaarig wierd! Zyn geweldig gedrag, omtrent deezen Vorst, had hem by denzelven reeds eenige jaaren gehaat gemaakt. Hy beloofde zich dus niet veel goeds van deezen zynen Landsheer, die binnen kort aan de regeering Hond te komen , en begaf zich met een penfioen van de Keizerin elizabeth naar Wismar , waar hy het overige zyner anderszins zieke dagen doorbragt, en, in den jaare 1750, i„ fchulden, ftierf. Buur ns, een gebooren Hollander, was in Hollandfchen dienst Luitenant op een Oorlogfehip en mede ,n dienst van den Czaar beroepen, toen dee-  NAAMLYST. iot ze, in den jaare 1710 , van de Heeren Staaten Generaal een aantal ervarene Zeeofficiers, ter verbeteringe zyner vloot , en aankweeking van bekwaame Zeeofficiers van zyn eigen Natie, verzogt had. Hy klom, by de Vloot en Admiraliteit van den Czaar, op tot Capitein Commandeur, genoot de eer en het vertrouwen van dagelyks met den Czaar gemeenzaamen om te gaan , werd onder de Regeering van Keizerin anna Equipagiemeester Generaal by de Admiraliteit, en ftierf in hetzelfde Ambt onder de regeering van Keizerin elizabeth, in den jaare, 1744. Butturlein,Cboris alexandrowitz), was in de laatfte twaalf jaaren, en tot aan den dood van Czaar peter, zyn Majefteits Denschtfchik , en dus dagelyks by den Monarch. Hy klom, onder de navolgende Regeeringen, in Krygs-Ambten door alle trappen heen tot aan de waardigheid van Veldmarfchalk, die hy van de Keizerin elizabeth kreeg,toen haare Majedeit hem van Petersburg naar het bereids ingenomen Koningryk Pruisfen, naar de Armee, zond, om den Veldmarfchalk söltikoff af te losfen. Vervolgens wierd hy ook van het Roomsch Keizerlyk Hof tot den ftand van Graaf verheven. Czaar Peter de III liet hem van de Armee te rug komen, en, onder de Regeering van Keizerin catharina de II, ftierf hy te Petersburg, in den jaare 1765.  192 AL PHABEïfSfJHE C. Cormidon, (N. NO een Buitenlander, dien peter de Groote, by het inneemen van het Hertogdom Ingermanland, als een bekwaamen bewerker van eenige Yzer en Koperwerken, in zyn dienst nam, en , by het aanleggen en verfcheide Werken, inzonderheid van het Kei/.erlyk Zomerhof te Petersburg, met nut gebruikte. Hy was nog onder de Regeeriug van Keizerin anna als Hof-intendant over het bouwweezen by de Kanzelary aangedeld, en dierf 1740. Cr am, (Baron) Geheimraad van den Hertog Brunswyk mijenbuttel, werd als Afgezant van den Hertog aan het Ruskeizerlyk Hof naar Petersburg, voor de eerdemaal, in 1715, by gelegenheid van het huwelyk van den Czaarfchen Kroonprins alexis petrowitz met de Princes van brunswyk wolffp. neut tel, en, voor de tweedemaal,toen de Brunswykfche Prins antoni ulrich, met de Meckleburger Princes anna, Nicht van de Keizerin anna, in huwelyk trad! gezonden. Hy kreeg in 't openbaar gehoor voor den Troon der Keizerin , zo wel by zyn intrede als affcheid. Hy was een zeer gemeenzaam Heer, die overal geliefd was , leefde op den voet van een buitenlandfchen Minister te Petersburg, en reisde na eenige maanden verblyfs in den 'jaare i?39, weder vergenoegd naar huis. Cramer,(anna 1 wanownaJDochter van een  N A A M L Y S T. Jöu een Koopman cn Raadsheer te Narva, werd in haai" jeugd , na het inneemén van haare geboortellad door de Rusten, nevens de overige lnwooners, diep in Ru^ana' in gevangenis gevoerd. Zy ging met haar ouders naar Wologda aan de Dwina, en eenige jaaren daaraan * naar Cazan, by eenen Generaal apraxin. Van denzelven wierd zy naar Petersburg gezonden aan den Generaal balk, die haar, na 'jeenigen tyd, aan de Hoffreule hamilton overleverde. Na derzelver executie (zie boven, bl. 54.) nam haar de Keizerin catharina, als eerfte Kamerjuffer by zich, in welke bediening zy zo wel het vertrouwen van de Keizerin, als van den Keizer, zich waardig maakte. Toen peter de Groote zich in den jaare 1716, in gezelfchap van de Keizerin, naar Coppenhaage en Holland begaf, was zy by haare Majefteit, en bleef met de Keizerin in Holland, toen de Keizer een reis naar Petersburg ondernam. Het jaar na de terugkomst van het Keizerlyk Hof, naar Petersburg, toen de ongelukkige czarowitz alexei petrow1tz, in Arrest in de Vesting, den geest gegeeven had, nam haar de Keizer nevens den Generaal weide met zich daar naar toe, alwaar zy het lyk van den Prins aankleeden en opfchikken moest, gelyk het vervolgens eenige dagen op een , praalbed ten toon lag. Vervolgens werd zy Hoffreule en Hofmeesteres van Princes natalia, en kreeg van de Keizerin een landgoed in 't Rigafche ten gefchenke. Na het affterven van gemelde Princes, begaf II, deel. N zy  19 (. ALPHABETISCHE zy zich naar Narva, leefde daar in ftil te, en ftierf 111 ec» ouderdom van 76 jaaren. Cr am er, (f re der ir) een eigen Broeder van de evengemelde Freule Cramer, en welgegoed Koopman in hout te Narva, die, na dat de Rusfen deeze Stad hadden ingenomen, met de overige Imvooners als Krygsgevangen binnen in het land gevoerd, en, eenige jaaren vóór den Vrede van Nydad, naar Petersburg te rug gebragt wierd, alwaar hy op het Comptoir van een Hollandsen Koopman diende, by wien peter.* Groote meermaalen plagt te komen. Na den geflooten Vrede met de Kroon Zwecden, in 1721, zette hy zich weder in zyn Geboortedad neder, en bragt een fterken handel in balken en planken naar Holland Zyn eenigde dochter huwelykte hy uit aan den eertyds Holfteinfchen en vervolgens Ruskeizerlykcn Kamerheer en Ryksmarfchalk van duker, en ftierf te Narva 1766. Cruys, Qan) een Hollandsch Koopman te Petersburg, met het Karakter van een Hollandsch Kapitein, en Zoon van den beroemden Viceadmiraal cornelis cruys, wien Czaar peter met zyn byzonder vertrouwen verwaardigde , zeer dikwils bezogt, en zo wel by de Admiraliteit, als in de gewigtigde Krygstochten ter Zee, gebruikt heeft. Jan cruys ftierf 175i. De-  NAAMLYST. J9f D. Devit.re, (antoni ejiani'Èlitz) Her- toglyke Holftcinfche, en vervolgens Grootvurftdykc Kamerheer aan het Hof van Keizerin elizabeth; een Zoon van een man, die door zyn byzonder noodlot zeer in Rusland bekend was, die in zyn jeugd, als een Wees, in Frankryk , van p eter den Grooten was opgenomen. Hy was eerst Page by den Monarch, vervolgens Officier by de Keizerlyke Garde. Hy klom in dienst op , tot Generaal en Politiemeester Generaal, onder p eter den Grooten, en was beftendig by den Keizer. Onder de Regeering van . Keizerin catharina de I, wierd hy een Zwager van Vorst menzikof f, en, door den haat, waarin deeze vervallen was, naar Siberiën in ballingfchap gezonden. In den jaare 1742 liet hem Keizerin elizabeth te rug komen, en ftelde hem weder in zyne voorige eereplaatfen. Hy ftierf te Petersburg, 1746, in hoogen ouderdom. Dreunick, (N. N.) de Zoon van een Poolsch Edelman, die, als een arme Wees , nevens zynen Broeder, in de eerfte jaaren van den Zweedfchen Oorlog, in Poolen door den Czaar opgenomen wierd. Hy is de eerfte jaaren als Page, en vervolgens als Denschtfchik, tot aan het einde van peter den Grooten, beftendig by zynen Heer geweest, en vervolgens ook aan het Hof van Keizerin Catharina de I, tot aan haaren dood, gebleven. De Keizerin Na eli-  ioö ALPHABETISCHE elizabeth, wier byzondere menscblievendheid geen der oude getrouwe Bedienden van haar zalige Ouderen vergat, maakte hem Kamerheer Titulair, en fchonk hem een Riddergoed iu Lyfland, waarRa hy in den jaare 1753 ftierf. F. Forster, (N. N.) een Duitsch Architect, wien peter de Eerfte te Hamburg in zyn dienst nam; en hem,eerst by den bouw van het Zee-Kasteel Croonftot voor Croonftad, vervolgens van het Keizerlyk Paleis , en meer andere aanzienlyke Gebouwen in deeze nieuw aangelegde Stad, gebruikte ; en van wien Keizerin catharina, tot het opbouwen van haarLustflot, en den gantfehen aanleg van haar Landgoed Sarskoe Muiza, (nu Sarskoc Sie. lo genaamd) zich bediende. Hy had nog onder de Regeering van Keizerin e li z a b et h, het opzicht over verfcheidene gebouwen te Croonftad, en ftierf in hoogen ouderdom in den jaare 1,47. G. Gallitzin, (Prai michaha michail 0 witz) was, van zyn jeugd af aan, in Zeedienst by en om peter den Grooten, tot aan den dood van deezen Monarch, en was reeds tot den graad van Admiraal opgeklommen. Onder de Regeering van Keizerin anna, wierd hy als Ambasfadeur by den  N A A M L Y S T. 197 Jen Schach naar Perfiën gezonden, en van Keizerin elizabeth tot Admiraal Generaal, en Hoofd van het Admiraliceits-Collegie, verklaard. In deeze waardigheid ftierf hy, in 1760, in het tachtigde jaar zyns ouderdoms. Goldbach, (ciiristiaan) van Koningsbergen uit Pruisfen geboortig , kwam van zyne reizen uit Duitschland, Frankryk en Italiën,alwaar hy zich een groote kennis in de Rechtsgeleerdheid, in de Staatsgefchiedcnis en in de hooge Mathefis, verworven had, op aanraaden van zyn grooten Vriend, den beroemden Heer vanleibnitz, te Petersburg. De toenmaalige Vice-Kanzelier, de Graaf osterman, die zyne Verdienften bemerkte, maakte hem eerst, by de nieuw opgerichte Academie der Weetenfchappen, tot Medelid en Secretaris , en vervolgens tot Juftitieraad en Gouverneur van Czaar peter den Tweeden. Na het vroegtydig aflterven van deezen, bleef hy byt de Academie der Weetenfchappen, tot dat hy, in het jaar 1741, wegens zynen voortreflyken Schryfityl in de Latynfche en Franfche taal, als Staatsraad by het Collegie der buitenlandfchc Zaaken wierd aangefteld. In het volgend jaar wierd hy Geheimraad, en in deeze waardigheid ftierf hy, oud en zwak, in den jaare 1764. Groot, (N. N.) een Oud-duitfcher, dat is, die ie Moscow van Duitfche ouderen , die' zelfs reeds te Moscow gebooren waren , oorfprongN 3 lyk  ioS ALPHARETISCHE lyk was. Zyn grootvader was een Nederlander, in dienst van den Cz.-.ar alexis michmiowitz, en zyn vader Officier by de eerfte oprichting der reguliere Armée van petek den Grooten, met wien hy genoegzaam alle veldtochten bygew|ond had, en tot den rang van Overfte is opgeklommen. Onder de Regecring van Keizerin anna, wierd hem , met den rang van Brigadier en een pennoen, zyn rust gegeven, en hy ftierf, in 1740, in hoogen ouderdom. H. Hennin, f/De IJeutenant Generaal vak) uit Utrecht geboortig, werd als een Vader- en Moe. derlooze Wees van zynen Oom , den Profesfor hfnnin, aan den grooten Staatsman en Amfterdamfchen Burgemeester wit zen aanbevolen, om hem aan Czaar peter, die zicb toen te Amfterdam ophield, en met witz en dagelyks gemeen, zaamen omgang had, voor te draagen. Peter de Groote, die in deezen Jongeling een naiuurlyke bekwaamheid en reeds zichibaare vaardigheid in de Chemie, Metallurgie en het Geelgieten, befpeurde, nam hem, by zyn terugkeer uit Holland, met zich naar Rusland , en plaatde hem op de Gefchut-Gietery; alwaar hy,door zyne bekwaamheid en vlyt, de byzondere gunst van den Czaar verwierf, en zyn Majedeit van tyd tot tyd, van den arbeid in het Giethuis, mondeling rapport móest doen. Vervolgens, werd hy ais Officier by het Artillerie-corps  NAAMLYST. 199 aangedeld, alwaar hy, geduurende den Oorlog met Zweeden, tot Artillerie-Overde, en, onder de volgende Regeeringen , tot Lieutenant Generaal, en Ridder van de Alexander Neyvsky- Orde, bevorderd wierd. Hy dierf te Petersburg, in den jaare 1748. Hovy, (jan) een der eerde Wondheelers, wien peter de Groote te Amderdam in dienst genomen, en met zich naar Rusland gebragt had, alwaar hy eigenlyk de plaats van Hofchirurgus bekleedde , en altyd in byzondere gunst by den Keizer , zelfs te veld , was. Om hem iets toe te voegen, zond hem de Czaar, na het eindigen van den Zweedfchen Oorlog, en het gefloten Vredestractaat te Nydad, als Vredesbode naar Archangel, alwaar hy, onder het losfen van het kanon, zyn pragtige intrede deed, en met veel plegtigheid van den Gouverneur en de Stadsmagidraat ontvangen, en, geduurende zyn verblyf in deeze Stad, onderhouden wierd. Voor zyn wooning had hy een gantfche Compagnie , met ontrolde vaandels tot zyne eerewacht, die altyd voor hem in het geweer ftond, en den trommel roerde. Hy begaf zich in zyn logement altyd aan tafel onder het gefchal van pauken en trompetten , en by de hooge gezondhe. den werd altyd het kanon gelost. Nadat hy hier een gantfche maand op het heerlykde onthaald was, keerde hy met aanzienlyke gefchenken, meest in geld, van het Gouvernement, van de Stad, en vervolgens nog van veele magtige buitenlandfche Kooplieden, naar Petersburg te rug , alwaar hy N 4 zyn  aoo ALPIIABETISCHE zyn Keizerlyke Majetyrjt zyn rapport mondeling deed, en voor het capitaal, dat hy in dit Gezantfchap verkregen had, dank betuigde. IJy verzelde vervolgens den Keizer op den Veldtocht naar Perfiën. Na den dood van den Monarch, bleef hy als eerfle Chirurgus by de Admiraliteit. Het was eerst, onder de Regeering van Keizerin anna, dat hy zyn affeheid nam, met behoud van een jaarlyks pennoen. In zyn hoogen ouderdom; Ifehield by nog een groote levendigheid , waarmede hy, op zyn goed Hollandsch, zeer veele omftandigheden van pp.ter den Grooten wist te verhaalen. Hy ftierf in een ouderdom van tachtig jaaren, te Petersburg, in den jaare 1743. Zyn Zoon is een aanzienlyk Bankier te Amfterdam,-s die met veele voornaame Heeren, en het grootlte Comptoir van Koophandel, te Petersburg in kennis ftaat. j- J a g o u s c h i n s ky, ("De Graaf paul i w a n owitz) was van Poolfche of Lithauwfche afkomst, en te Moscow in de Duitfche Voorftad geboren. Toen hy naauwlyks achttien jaaren oud was, zag hem de Czaar onverwagt by zekere gelegenheid, en bemerkte in hem een byzondere genie , veel vlugheid en bekwaamheid. Uit dien hoofde nam zyn Majefleit hem tot zich, en plaatfte hem eerst in de Ryks-Kanfelary, en, na eenige jaaren, onder de Lyfgarde, waar hy tot den trap van Officier opfteeg, en by alle gelegenheid zich de gunst en het  N A A M L Y S T. 201 Tiet vertrouwen van den Czaar verwierf. Zyn Majefte.it nam hem eerst tot zynen Denschtfchik, cn gebruikte hem daarby altyd in gewigtige bezigheden. Eindelyk plaatde hem de Czaar in den nieuw opgerichte^ Ryks-Senaat als Procureur Generaal. Hierby bleef hy echter altyd Officier by de Keizerlyke Garde, en wierd in den Krygsftaat tot Lieutenant Generaal bevorderd. Na den dood van peter den Grooten , ondervond hy allerleie onaangenaamheden, waaruit hy zich gelukkig wist te redden. Onder de Regeering van Keizerin anna, werd hy, als Rus-Keizerlyk Gezant, aan het Koninglyk Pruisfisch Hof, naar Berlyn gezonden ; na etlyke jaaren van daar te rug geroepen, en tot Cabinets-Minister verklaard ; in welke waardigheid hy, in den jaare 1737, ftierf, en, volgens gebruik van den Militairen ftand, naar het Klooster Newsky ter aarde befteld wierd. Jelatschin, (ignati feodorowitz) uit het Novogrodifche Gouvernement , was eene van de eerfte uitgezochte Jongelingen, die Czaar peter, na de terugkomst van zyn eerfte reize, tot Scheeps- en Galei-bouwer by zyn nieuw aangelegde Admiraliteit gefchikt had. Ily bragt het door zyn vlyt en bekwaamheid in den Galei-bouw, waarvan de Czaar zelfs, door zyn byna dagelyks bezoek van de Werf, een getuigen was , zo verre, dat hy allengskens van onderden tot opperden Scheepsbouwer, namelyk tot den rang van .Brigadier, opklom. De Czaar had zelfs dikwils N 5 ee.  202 ALPHABETISCHE eenige uuren lang met hem op de Werf 2e werkt, of zyn beftiering van het werk aangewen, en hy was een van de Scheepsbouwmeesters, die Czaar PBTER dikwils des avonds tot zyn gezelfchap met zich nam. Hy bellier Je, „og onder de regeermg van Keizerin Rl,zabetb, den gah. bouw. De tocnmaalige Grootvorst peter feo. dor o witz, voor wien hy ook, op een groot water by et Lustflot, den Oranjeboom, een fchoone Gale, bouwde, nam hem zelfs dikwils aan tafel, en mogt hem, wegens zyn oude platte zeden en fpreekwyzen, en inzonderheid wegens zyne omdachtige vertellingen van peter *, grmm parne by zich zien. Wanneer de Grootvorst men.gmaal, om hem uit Jok te plaagen, zyne vertelden m/;Vyfel tr0k' of « belachlyk wilde maaien, werd hy boos, en zeide, zonder fchroom, tegen zyn Keizerlyke Hoogheid: Jk bidde u p E TER FE ODOROWITz, fptA '„ „iet mede .' ««f geloof my toch wat ik u van uwen Grootvader verhaale , en doe daarna. Hy ftierf in hoogen ouderdom, te Petersburg, i„ den jaare K. Rarotkin, de Meester van eene naar de Hollandfche wyze gebouwde en ingerichte , Papiermolen, eenige werden van de Stad Moscow. PE. *** A Groote had hem als een Jongeling naar Holland gezonden, om de kunst van Papier te maa-  NAAMLYST. 203 maaken , en alle foorten van groove en fyne Papieren te leeren vervaardigen, zo als vervolgens op veele gemeene Papiermolens in Rusland gemaakt wierden. Dit doel van den Monarch heeft karotkin door zyn vlyt bereikt. Derhalven liet hem de Czaar een nieuwe Papiermolen , volgens zvne ei et e k de Tweede liet, onder veele andere Bannelingen , die naar Siberien en andere plaatfen in het Rusfisch Ryk verzonden waren, ook lestoco. te rug komen, hem zyne voorige waardigheden en geconfisqueerd vermogen wedergeeven, en, zonder eenigen dienst van hem te verlangen, een aanzieulyk jaarlyks penfioen genieten, dat hy in rust kon verteeren, waar hy wilde. Hiermede bragt hy dan de vyf Iaatde jaaren zyns levens te Petersburg, in een ziekelyken toeftand, door, en ftierf in den jaare 1766 (*). Lu- (*■) Ik heb reeds in een Bericht gezrgd, dat ik van het Leven of d« Gefchiedenis der hier voorkomende puiöor.eii niet inee-rdenfc n  2*6 AL PHABETISCHE Lübuas, (Baron) uit een oude Adelyke Familie , uit Schotland afdammende, doch in Lyfiand geboren; want zyn Vader was reeds in Koninglyken Zweedfchen dienst, en vervolgens in RusKeizerlyke Krygs- en Staatsdienden. Doch deeze zyn Zoon had,in dienst van peter den Grooten en wel als Ingenieur-Officier, genoegzaam van zyn jeugd af, gedaan, is by het aanleggen der Vesting Petersburg, Croonflot, het grootde Canaal te Croonftad, en by alle gewigtige nieuwe Aanleggen van den Monarch gebruikt geworden; daar*by dan zekerlyk gelegenheid genoeg gehad heeft, peter den Grooten dikwils te zien, te fpreeken en te hooren. Hy is tot Lieutenant Generaal by het Ingenieur-Corps opgeklommen, werd by het begin der Regeering van Keizerin elizadeth werke. lyke Geheimraad, en als Gevolmachtigde Minister, by het duiten van den Vrede met Zweeden, in den jaare 1743, naar Abo gezonden. Dit Iaatde jaar zyns levens bragt hy te Croonftad met het voltooijen van het groote Kanaal door, dat eindelyk in den jaare 1752, gelukkig tot ftand gekomen, en' in tegenwoordigheid van haare Majefteit, de Keizerin elizabeth, met groote Staatfte is geopend gete meitien, <'an liet geen tot overtuiging dient; dat de Authenr der Anecdoten g< meen,aamen omgang niet Czaar peter gehouden, of gelegenheid gebad heeft, de verhaalde Anecdote zelfs te zien pf te hooren; hierom vocve ik ook hier meer niet aan van den Graaf lestocq. Doch een omftmdiger bericht van zyn teven n noodlot, heeft de Heer Corfiftoiiaa'raad bdscui.ng irt liet tweede Deel van zyn Historisch Magazyn geplaatst.  N A A M L Y S T. 207 geworden. De Keizerin begunftigde hem daarop met de Heilige Andreas-Orde; doch niet lange dagen daarna, ftierf deeze waardige Minister en groote Ingenieur, die , by de gelukwenfchi.ng, over de voltooijiug van dit groote Werk, tegen de Keizerin rondbordig zeide: Het Kanaal, had reeds voor veele jaaren tot dand kunnen komen, als ik niet door den nayver en vervolging van den Veldmarfchalk was verhinderd geworden (*). M. Meijer, (h e r m a n) een aanzienlyk Koopman en Bankier te Moscow en Petersburg, die in de Wisfelzaaken en het overmaaken van geld, groote leverantien en andere Koopmanszaaken, gelyk voorheen zyn Vader en Schoonvader lups, van peter den Grooten is gebruikt geworden. Hy ftond in zulk een blaakende gunst by den Vorst, dat zyn Majefteit, zo dikwils hy in den Raad geroepen wierd, een ftoel achter hem liet nederzetten , om van naby met hem te kunnen fpreeken. Zyn crediet in en buiten het Ryk, zo wel in Holland als in Engeland, was zo groot, dat by gemeenlyk de ryke Meijer genoemd wierd. Door zynen me- (*) Het leven en de verdienden van deezen grooten Ingerieur en Minister, die liet Rusfifche Ryk byna vyftig ja.rtn lang gewigtige dienden gedaan, en van alle Regecringen byzondere gvnstbetooningen genooten heeft, verdiende wel in eene omlbmdige befchryvinj'ï tot ondenvys en ter navolging, voorgefteld te worden.  üöc? ALPHABETISCHE menigvuldigen omgang met den Czaar, die hem, in alle Commerciezaaken, om raad plagt te vraagen genoot hy het geluk, by den *Monarch als' een. vooffpraak voor in- en buitenlandfche Kooplieden, en hunne belangen, te kunnen dienen. Hy ftierf in den jaare 1749, met achterlaating van eenen nog levenden Zoon , Randolph Meijer, een bekwaam cn ervaren Koopman te Petersburg. Muller, (peter) een ingeboren Oud Duitsch Inwooner van Moscow, wiens Vader, onder de Regeering van den Czaar alexis wr' chailowitz, en, op deszelfs brief van aaribeveeling, een voortreflyke Yzerfabriek in het Moscovisch Gouvernement, negentig werften van de Refidentieplaats, aangelegd, en met Waaien, of Brabandfche Werklieden, aan den gang gebragt en gehouden heeft. Deeze buitenlandfche familie was eene onder de eerften, die zich voorheen tot het oprichten van nodige Fabrieken in Rusland had nedergezet; Reeds by de belegering van Afof, en vervolgens twintig jaaren lang by den Oorlo- te^eu Zweeden, leverde zy peter den Grooten, voor zyne Vloot en Legers, yzeren kanonnen, mortieren, bomben, kogels, enz. in menigte. Zeer dikwils onderhield zich de Czaar te Moscow met deeze nuttige Fabricanten, en wanneer hy zich op reis, in de nabyheid van hunne Yzerwerken, bevond^ verzuimde hy niet ligt by hen hun intrek te nee! men. In een der boven aangeroerde Anecdoten is verhaald geworden, hoe deeze groote Monarch zich eens  NAAMLYST. 209 eens eenige weeken lang op deeze Yzerwerken opgehouden , de daar zynde (kalwateren gebruikt, en tot zyn byzonder vermaak ftaaven Yzer heeft leeren fineeden, en, in de daad, gefmeed heeft. En zo had de gemelde Fabrikant Peter Muller, van zyne jeugd af aan tot op den dood van peter den Grooten , gelegenheid gehad , dikwils by deezen Monarch te zyn. Hy ftierf in hoogen ouderdom te Moscow, in den jaare 1745. M u n n 1 c h. (De Veldmarfchalk , Graaf van) Het leeven van deezen grooten Generaal eu Staatsminister is, kort na zynen dood, die in het jaar 1767 volgde, door den Heer d. busching omftandig befchreven, die hetzelve, zo wel byzonder in 8vo, als ook in het derde Deel van zyn Historisch Geographisch Magazyn in 410, heeft uitgegeeven. De voornaamfte berichten daartoe heeft deeze beroemde Schryver, uit de eigenhandige opftellen van den Heer Veldmarfchalk, getrokken. Hier melde ik fiegts van den geduurigen omgang, dien de Graaf munnich, als Generaal Majoor en Lieutenant Generaal , de eer had met peter den Grooten te houden, toen hem de uitvoering van het Canaal van Ladoga, waaraan de Monarch zich zo veel liet gelegen leggen, wierd opgedraagen. In een Fransch Werkje van den Graaf van munnich, dat hy, in 't laatst van zyn leven, onder den titel: Ebauche de la forme du Gouvernement de PEmpire de Rusfie, gefchreven, en in den jaare 1774, te Coppenhagen, in 8vo. in 't licht II. deel. O ge-  210 ALP HAD ETISCHE gegeeven heeft , vindt men verfcheiden plaatfen, uit welken zyn menigvuldige omgang en gefprekken, met den Czaar, zyn af te neemen. Onder anderen vindt men op de 48de en 49de bladz. een bericht, van het bezoek, dat peter de Groote, (fiegts eenige maanden vóór zyn onverwacht affterven, toen hy reeds een pynelyk gevoel van zyne ongefteldheid had,) den Graave van munnich gaf, by deszelfs werk aan het Ladoga Canaal; tot voltooijing van het welke zyn Majefteit hem 25000 Manfchap van de Armée,die nu na het eindigen van den Oorlog leêg liep, verleend had, en, tot betuiging van zyn genoegen over den gewenschten voortgang van dit groote Werk, den Generaal van munnic h eigenhandig een zeer beleefden brief gefchreven , en deezen hem zelf in perfoon had ter hand gefield. Verder, dat de Keizer, by zyn terugkomst van het Kanaal, zyne Gemalin, de Keizerin catharina, zyne byzondere tevredenheid over het werk aan het Ladoga Canaal te kennen gegeeven,en deeze woorden gefproken had: Het werk van mynen munnich heeft my gezond „ gemaakt; ik denk eens met hem van Petersburg te vaaren, en in Golovins tuinen, aan den Jaufa„ vloed, te Moscow uit te ftappen.'1 En in den Raad heeft, hy zich, daags daaraan, openlyk tegen de Raadsheeren laaten verluiden: „Aan munnich heb ik een Man gevonden, die het Ladoga Ca„ naai nu ras tot ftand zal brengen. Ik heb nog „geen Vreemdeling in myn dienst gehad, die, „ gelyk hy, grooter Werken wist te ontwerpen en „ uit  N A A M L Y S T. en ,, uit te voeren. Gy zult hem in alles ten diende ,, ftaan wat hy begeert." Deeze groote Generaal ftierf, 1767, te Petersburg, onder de Regeering van Keizerin catharina de II, in het 83de jaar zyns ouderdoms. N. Narischkin , (alexander lwowitz) uit het oude Bojardfche Gefiacht der Narischkins, een F>roederszoon van de Echtgenoote van Czaar alexis mic hailo witz, en Moeder van peter den Grooten, natalia kyrillöwna. In zyne jeugd reisde hy eenige jaaren lang door Duitschland, Frankryk, en Italië, waar hy zich op het Zeeweezen voornamclyk toelag. Na zyn terugkomst hield hy zich altyd in dienst van de Admiraliteit by het Hof, en den Czaar, op. Onder de volgende Regeering van Keizerin anna, werd hy Prajfident van de Hof bouw- Kanfelary en Directeur der Keizerlyke Gebouwen en Tuinen; en nadat de Keizerin elizabeth haaren Vaderlyken Troon beklommen had, Werklyk Geheimraad, Raadsheer en Ridder van de Heilige Andreas- en Alexander Newsky Orde. Hy ftierf, te Petersburg, in den jaare 1746. R. Reichmuth, was eerst Rector der Latynfche Schooien by de nieuwe Kerk, en vervolgens Pastoor der Euangelifche Gemeente, in de Duitfche Voorflad te Moscow. Peter de Groote bezocht de 0a ge-  2i2 ALPHABETISCHE gemelde School verfcheidene maaien, liet zich de inrichting en leerwyze derzelve verklaaren, hoorde de lesfen mede aan, en onderhield zich meermaalen mee den Rector over het Schoolwezen. Vervolgens kwam de Monarch ook in de Kerk, hoorde de predikatie mede aan, en bleef, na dezelve , nog wel eenigen tyd lang om de uitdeeling van het Avondmaal mede aan te zien. Reichmuth ftierf te Moscow, in den jaare 1739. Reister, (of r e 1 z e e) uit Pommeren, ging, na de voltooijing zyner fludiën op de Univerfiteit Greifswalde, naar Zweeden, waar hy, als Secretaris by den Prasfident van het Koninglyk Berg-Collegie, eenige jaaren in dienst was, en zich de gelegenheid ten nutte maakte, om kundigheid te krygen van den Zweedfchen Bergbouw- en Tentwerken. Na den dood van zynen Heer, toen de Oorlog tusfchèn peter den Grooten en Zweeden reeds lang was uitgebroken, verliet hy Zweeden, begaf zich naar zyn Vaderland en van daar naar Petersburg, waar by den Czaar als een bekwaam Man voor het Berg-Collegie, dat daar toen juist was opgericht, wierd aanbevolen. Zyn Majedeit fprak hem zelfs, en liet hem een omdandige befchryving geeven van de inrichting van den Zweedfchen Bergbouw, hunne Tentwerken, en het BergCollegie. Hierop nam hem de Czaar in zyn dienst als Asfesfor in zyn nieuw Berg-Collegie, aan welker inrichting reister voornamelyk mede arbeidde , en zyn Majedeit dikwils te fpreeken had. Hy werd vervolgens aan verfcheidene plaatfen  NAAMLYST. » mj fen in het Rusfifche Ryk, waar deels eenige Bergwerken reeds voorhanden waren, doch meestendeels nog eerst moesten aangelegd worden, verzonden; moest zyn bericht altyd den Czaar zelfs aandienen, en kreeg daardoor gelegenheid om dikwils by zyn Heer te zyn. Onder de Regeering van Keizerin anna, was reister Bergraad, en onder de Regeering van Keizerin elizabeth, Vice Praefident van het Berg-Gollegic. Hy ftierf, te Moscow, in hoogen ouderdom, in den jaare 1755. Ronde au, Groot-Brittannifclie Kcfidcnt, aan het Rus-Keizerlyk Hof, in de laatfte levensjaaren van peter den Grooten, en onder de naastvolgende Regeeringen van Keizerin catharina, peter den tweeden, en de Keizerin anna, tot op het begin der Regeering van Keizerin elizabeth. Peter de Groote onderhield zich dikwils met hem over den Koophandel, de Scheepsvaart, en de Admiraliteitsïnrichting der Engelfchen. Hy ftierf te Petersburg, in den jaare 1741 (*). S. (*) Van zyne Gemaalin, die een zeer vernuftige Vrouw was, en zich, na zyn dood, naar Engeland te rug begaf, zyn in het jaar ifgf Engelfche cn Franfclie brieven: Leitns d'une Dame Anglotfè ecrites a fis amis en Jngle/erre, in i2tno. uitgekomen, die zy , geduurende haar verbiyf te Petersburg en Moscow , aan vertrouwde Vrienden naar Engeland, gefchreven heeft, en veele Anecdoten van de Keizerin anna, den Hertog van Courland, en de Metkknburgfche Prinfes anna behelzen. O 3  *H ALPHABETISCHE S. schapeloff, (dimitri andreitsch) een Rusfisch Edelman, die genoegzaam van zyn jeugd af aan in dienst by de Lyfgarde van peter den Grooten, en by denzelven, geweest is. Op de tweede reize van den Monarch naar Frankryk en Holland, in de jaaren 1716 en 1717, bekleedde hy het Ambt van Reismarfchalk. Onder de regee. ring van Keizerin anna, wierd hy Hofmarfchalk, en kreeg de Orde van Alexander Newsky; doch de Keizerin elizabeth maakte hem vervolgens Opper- Hofmarfchalk , en Ridder van de Heilige Andreas-Orde. Hy ftierf, te Petersburg, in den jaare 1755. Schlatter, (johannes) geboortig uit de Duitfche Voorftad te Moscow, leide zich , van zyn jeugd af aan, op de Berg- en Tentwerken; kwam zomtyds by het nieuw opgerichte Berg-Collegie in dienst van den Keizer, die hem naar verfcheiden Berg- en Tentwerken in het Rusfifche Ryk zond, alwaar hy, door een beftendige praktyk, gelegenheid vond , zyne weetenfehap uit te breiden, en zich verdiend te maaken. Hy fchreef vervolgens verfcheiden praktikaale Werken van den Bergbouw, van Tentwerken en de Metallurgie, gelyk ook van het Muntweezen, die allen in de Rusfifche taal gedrukt, en nog tegenwoordig van veel gebruik, zyn. Hy had, als Directeur van het Keizerlyk Munthof, veele verbeteringen by de Munt  NAAMLYST. 215 Munt,en een veel voordeeliger Methode der Scheiding in 't groot, ingevoerd; en ftierf, in de waardigheid van wezenlyken Staatsraad , in den Jaare 1763. Schnab el, een oude Koster in de Halleifche Kerk in Esthland, tusfchèn Narva en Hevel, uit welke hy de drooge lyken , die nog niet verrot waren, uit de graven neemen, en naar het leger van peter den Grooten, voor Revel, in den Zomer van 1710, tot zyn Majefteits eigen befchouwing en onderzoek, moest brengen. Deeze Man heeft my deeze Anecdote zelfs verhaald, toen ik , in den jaare 1752, in het voorbyreizen naar Revel by zyn Kerk ftil hield, en my de onverteerde lyken in de geopende graven liet aantoonen. Schulz, een Duitfcher, die eerst by een Rusfisch Veld-Regiment in den Zweedfchen Oorlog, doch vervolgens van Prins menzikoff tot LyfChirurgus, aangenomen wierd, by wien hy overal zyn moest, en gevolgelyk gelegenheid had , om peter den Grooten altyd te zien en te hooren. Na den val van Prins menzikoff, werd hy Chirurgyn by het ismailowifche Garde-Regiment, en laatftelyk Staf-Chirurgus aldaar; hy ftierf in hoogen ouderdom, in den jaare 1762. Schumacher, (daniel) van Colmar in den Elzas geboortig, kwam , als Meester in de Wysbegeerte, van Straatsburg, in den jaare 17j0, met een Bloedverwant van den toenmaaligen GunO 4 fte-  ai6 ALPHABETISCHE fteling le fort, die echter toen reeds dood was, naar Petersburg. Hier nam hem de Czaarfche Lyfmedicus areskin tot zyn Secretaris en Bibliothecaris aan; en nadat deezen het opperopzlcht over het Rusfifche en Sebafche Anatomie- en Naturaliëncabinet was toevertrouwd, prees hy, by den Czaar,den Heer schümacher tot Opzichter en Bibliothecaris aan; die toen by de nieuw aangelegde Bibliotheek, Naturalien- en Kunstkamer woonde, met de Dochter van de Opper-Keukenmeester vel ten trouwde, en zeer dikwils gelegenheid had om den Czaar te zien en te fpreeken. Hy dierf, 1759, in hoogen ouderdom. Sesmzoff, een zeer bekwaam Rusfifche Bouwmeester van veel fmaak. Hy was een der Leerlingen, die peter de Groote naar Holland en Italieu, tot het leeren der Architectuur, gezonden, cn op zyn kosten onderhouden heeft. Zyn langde verblyf in vreemde landen was te Rome, waar hy zich eenige jaaren het onderzoek der overblyfzelen van den bouwtrant der oude Romeinen, en het onderwys der beroemdde Bouwmeesters, Beeldhouwers, en Schilders, ten nutte maakte. Nadat hy in zyn Vaderland terug gekomen was, examineerde Czaar peter hem zelfs twee uuren lang, en bevond, dat hy zyn tyd wel bedeed had. Zyn Majedeit nam hem dieswegens terdond in zyn dienst by het Bouwcomptoir, en droeg hem, van tyd tot tyd, de vervaardiging van verfcheidene fchetzen en ontwerpen tot nieuwe Gebouwen,in Petersburg en Moscow, op, die hy, na verkregen goedkeuring van  N A A M L Y S T. 217 van den Keizer, zelfs moest uitvoeren. Onder veele andere openbaare Gebouwen, die met goeden fmaak en duurzaam van hem bezorgd werden, is ook de kleine,doch fchoone, fteenen Kerk van den H. Simeon, aan den linker oever van de Fontanka in de Mochawoi-ftraat, te Petersburg gedicht. Hy ftierf, in een taamelyk hoogen ouderdom, te Petersburg, in den jaare 1743- Serdjukoff, (michaila i w a n o f f) van geboorte een Mongol, wierd, in zyn jonge jaaren, van een Rusfisch Koopman uit Siberiën gebragt en in dienst genomen, nadat hy hem in den Rusöfchen Godsdienst had laaten doopen. Hy maakte zich by denzelven, veele jaaren, door zyn matigheid, trouw en vlyt, zodanig verdiend, dat zyn Heer hem eenige vooruitfehotten in geld deed, om zyn eigen kleinen handel te dryven , waarby hy een tamelyk asnzienlyk vermogen, en nog grooter crediet, verwierf, en zich in ftaat ftelde om grootere zaaken in den Koophandel, en Leverantiën aan de Kroon,'' te onderneemen; waarby hy zich te Novogrod als Burger en Koopman met 'er woon nederzette. Toen hy verfcheidene leverantiën van Bouwftoffen tot het Ladoga - Canaal, en den bouw van den Wischniwolotfchokfchen Sluis aangenomen, wel bezorgd, en vervolgens waargenomen, bad, dat Czaar peter alexowitz meer dan genoegzaame reden gegeven wierd, ora met zyne lieden, die hy aan de gemelde werken geplaatst had,en althans met zekeren Italiaan, die aan zyn Majefteit al te veel beloofde, en te weinig zyn O 5 woord  2i8 ALP H A B E T I S C H E woord hield, gantsch niet wel te vreden te zyn • zo gaf hy zich, in gezelfchap van eenige andere Novogrodifche Kooplieden, aan, om de gezamenlyke uitvoering der geprojecteerde Canaalen, Waterleidingen en Sluifen te onderneemen, en kreeg daarvoor de vryheid om 15 Kabakken, op zyn ei. gen kosten, en eigen baate, te houden, nevens andere ftedelyke voorrechten van den Czaar, die hem dikwils by het ondernomen werk bezogt, zich met hem daarover onderhield, gantfche dagen by hem doorbragt, ook dikwils by hem overnachtte, en hem met zyn byzondere gunst en befcherming verwaardigde. Deeze bekwaame en vlytige Man bouwde voor zich zelf op Wischniwolotfchok, by de hoofdfluis, een voortreflyk Gebouw, dat hy altyd in goeden ftaat hield, en het opzicht over alle deeze werken zynen welopgebragten Zoon iwan michailowitz aanbeval. Hy leefde daar zelfs als de beste Edelman, en ftierf in hoogen ouderdom, 1748. Swart (cornelius va n) was, in de laatfte twaalf jaaren der Regeering van peter den Groo. ten, Legations-Secretaris by den Hollandfchen Gezant , den Heer de wilde, wien de Monarch die het Hollandfche boven alles wel geviel, met zyn byzondere gunst, en dikwils ook geheele uu. ren lang met zyn gemeenzaamen omgang , verwaardigde. Na het affterven van deezen Minister, dat in den jaare 1733 voorviel , wierd de Heer van swart, die de Zuster van den Heer de wilde getrouwd had, van de Staaten Generaal tot hun  NAAMLYST. aig Imnnen Refident aan het Ruskeizerlyke Hof, en onder de Regeering van Keizerin elizabeth iot Envoye, benoemd. Zyne ziekelyke omftandigheden nodigden hem, in den jaare 1758, om zyn rappél by de Hollandfche Regeering aan te houden, dat hy ook kreeg, en kort daarop naar zyn Vaderland te rug reisde , alwaar hy eenige jaaren daarna ftierf. Hy fprak en fchreef de Rusfifche taal zeer wel , had veel uit dezelve in het Hollandsch en Fransch overgezet, bezat een aanzienlyke Verzameling van Rusfifche Manufcripten. en was ooggetuigen van veelerhande voorvallen , onder de Regeering van peter den Grooten, geweest. T. Talisin , (iwan lukianowitz) een Rusfisch Edelman, die in zyn jeugd, onder ande. ren zyns gelyken,in de Mathematifche School , of Zee-Academie, die door peter den Grooten was opgericht, te Moscow opgevoed, en van daar, op kosten van den Czaar, naar Holland en Frankryk, om de theorie en praktyk van de Scheepsvaartkunde te leeren ,'was gezonden. Toen hy, na zeven jaaren, te Petersburg te rug kwam, Cn verfcheiden maaien van peter den Grooten in de Hollandfche taal, zo wel als in de theorie van de door hem geleerde weetenfehap, beproefd en bekwaam gevonden wierd , nam hem de Monarch in Zeedienst , waar hy hem den meesten tyd onder zyn oogen had. Hier had hy zich zei ven van Boots-  aao A L P II A R E T I S C H E Bootsgezel tot de waardigheid van Admiraal verheven. De groote Keizerin catharina de Ilde begunftigde hem, toen zy den Troon beklom, met de order van den heiligen Andreas, en ontfloeg hem van wegens zyn hoogen ouderdom uit zyn dienst , met behoud van het volle genot van zyn jaargeld, geduurende zyn leeven. Tsc herkassow (Baron i w a n a n t on o witz) was in den beginne Schryver in het kabinet van peter den Grooten , die hem zo wel tot aantekenen, als om zyne bevelen in gefchrift te ftcllen , gebruikte. Hy moest dus, dewyl de Czaar aan hem gewoon was , altyd by zyn Majefteit zyn ; en dus bevond hy zich mede op de tweede reize van den Czaar naar Holland en Frankryk. Na het overlyden van peter den Grooten, bleef hy in dienst by het Keizerlyk Kabinet, onder dc Kabinets-Secretaris en Geheimraad makaroff. De Keizerin a nna , die vervolgens regeerde , zond hem naar Cazan cn Astrachan , en , nadat de Keizerin haaren vaderlyken Troon beklommen had, werd hy van deeze minzaame Vorftin te rug geroepen, die geen één getrouwen dienaar van haaren hoogzaligen Vader vergeeten had,en tot haar Kabinets-Secretaris, Geheimraad, Baron en Ridder van de Alexander Newsky Order verheeven. In deeze waardigheid ftierf hy te Petersburg, in den jaare 1760. Tschernischeff, (Graaf gr eoorie) Generaal cn Chef, Raadsheer en Ridder yan de Rus-  N A A M L Y S T. 221 Rmkeizerlyke Orde, had, van zyn jeugd af aan, onder peter den Grooten, van Vaandrig af tot Generaal en Chef, krygsdienften gedaan, en, van het begin van den Zweedfchen Oorlog, alle Veldtochten met den Monarch bygewoond ; had de S'ad Wyburg en verfcheiden andere plaatzen ingenomen, by alle gelegenheden den Monarch verzeld, en veele eigenhandige Brieven van zyn Majefteit ontvangen , die nog by zyne Zoonen (*) , die zich niet minder by het Rusfisch Ryk. verdiend gemaakt hadden , en in hooge achting Honden , bewaard blyven. Hy ftierf in. hoogen ouderdom te Petersburg, in den jaare 1743. Trubetzkoi, (Forst ïwan jurewitz) een oud eerwaardig Generaal, die van zyn jeugd af aan by het eerfte Lyfgarde-Regiment Preobafchensky gediend had. Peter de Groote ftelde zo veel vertrouwen op hem , dat hy hem, by het laatfte oproer der Strelitzen , toen zyne Stiefzuster, de Czaarfche Princes, sophia alexiewwa, als opCO Graaf peter gregoriewitz, wetkeiyk Kamerheer van haare Keizerlyke Majefteit, werkelyk Geheimraad en Raadsheer, en gewezen Ambasfadeur aan het Koninglyke Franfche en Groot-Briuannifche Hof, ftierf voor eenige jatten. Graaf zacharias g r e g o ri e wi t z, Veldmarfchalk cn Gouverneur Generaal van het Moscovifche Gouvernement. Graaf ïwan gREGORiewitz, Kamerheer en werkelyk Geheimraad, Vice-Pnefident van het Admiraliteits-Collegie, Lid van den Geheimraad by het Hof, en Raadsheer; deeze drie Heeren Broeders waren Ridders der Rus-Keizerlyke Orde.  222 ALPHABETISCHE . opftookfter van deezen verfchriklyken opftand, en 'c Nonnenklooster te Moscow in arrest gezet was , de wacht by deeze zyne Zuster, als Capitein der Garde, aanvertrouwde. Terftond met den aanvang van den Zweedfchen Oorlog, trok hy als Generaal Majoor met peter den Grooten te veld, geraakte by de ongelukkige belegering der Stad Narva in gevangenis, en wierd naar Zweeden gebragt, waar hy veele jaaren Krygsgevangen gehouden wierd. By den Vreede, die in 't jaar 1721 hierop volgde, verhief hem de Czaar tot Generaal en Chef, en trok hem in zynen Krygsraad. Onder de Regeering van Keizerin anna, werd hy Veldmarfchalk, en verkreeg de AndreasOrde. Hy leefde vervolgens in rust tot op zyn 32de jaar, en ftierf te Petersburg, in den jaare 1751. V. Vel ten, (jo.han) een Nederfax , die eerst met den Koninglyken Deenfchen Envoyé,als Kok, naar Rusland gekomen, en, vervolgens, dewyl de Czaar in zyne gerechten een byzonderen fmaak vondt, tot Mondkok van den Czaar, Keukenmeester en Maitre cThotel, in den jaare 1704, aangenomen wierd. In het bekleeden van deeze Ambten, was hy niet alleen dagelyks by den Monarch, maar de Monarch ook dikwils by hem in zyn huis, alwaar het zyn Majefteit, voor de verandering, dikwils behaagde te fpyzigen en Gasten mede te brengen, van welken een ieder, zo wel als de Czaar zelfs, den  NAAMLYST. 2=5 den Waard altyd een ducaat voor den maaltyd betaalen moest. Hy ftierf te Petersburg, in den jaare 1737- Villebois, van geboorte een Fransman, die in zyn jeugd by peter, den Grooten gekomen was, en als Page gediend had. Daar hy den Czaar overal navolgen moest, werd hy terftond tot het leeren van de Scheepsvaart aangezet, en eindelyk tot Officier by de Vloot gemaakt. In deezen dienst was hy onder peter den Grooten tot Capitein Commandant, en onder de navolgende Regeering der Keizerin elizabeth, tot Vice-Admiraal verhieven. In deeze waardigheid ftierf hy 1758. Voetiüs, een Hollander en bekwaam Ambachtsman, dien peter de Groote te Amfterdam, in zyn dienst genomen, en naar Petersburg op een Hollandsch Schip gezonden had. Gelyk de Keizer het tot zyn geliefkoosde bezigheid maakte , de Werkplaatzen en Ambachtslieden, vooral der Hollanders, van welker fpraak hy in 't byzonder veel hield, en alleen voor alle andere F.uropeefche taaien fprak; genoot ook deeze voetius den gemeenzaamen omgang met zyne Majedeit, en had, daar zyn werkplaats aan het Hof was, dagelyks gelegenheid om den Keizer te zien en te hooren. Hy ftierf, in hoogen ouderdom, te Petersburg, w.  224 ALP HABETISCHE VV. Wahl, de oudfte Burgemeester der Stad Dantzich, die na de verovering derzelve door den Veld. marchalk, den Graaf munnich, benevens twee andere Gedeputeerden der Stad, in den jaare 1735 aan het Keizerlyk Hof naar Petersburg gezonden wierd , om , van wegen de ter begunftiging van Koning stanislaus leszinski betoonde wederfpannigheid, tegen het verlangen van de Keizerin anna, openlyke vergiffenis voor de trappen des Troons te doen, en haare Majedeit om genade cn vergiffenis te fmeeken. Wesserlofzki, Rusfisch Keizerlyke Geheim' raad, in het Collegie der buitenlandfche zaaken, onder de Regeering van Keizerin elizabeth. Hy was reeds, ten tyde van veter den Grooten, als Secretaris van het gemelde Collegie, en by buitenlandfche Gezantfchappen in Engeland en in den Haag gebruikt, dikwils aan peter den Grooten met geheime boodfehappen afgezonden, en van zyn Majedeit met nieuwe Brieven, hoe men zich te gedraagen had, te rug gezonden. Hy ftierf, in hoogen ouderdom , te Petersburg, in den jaare 1757- Wolf, (Baron simon) een Lyflander, die op Duitfche Univerfiteiten en in Zweeden de Rechtvgeleerdheid bedudeerd had, en, ten tyde dat peter de Groote de Stad Petersburg oprichtte, naar zyn Vaderland Narva te rug kwam. Hy wierd I7H  N A A M L Y S Ti' 245 1714 te Petersburg van den Monarch, ter inrichting van het Gerechtshof en Cbftegiön, op den Zweed, fchen voet, geraadpleegd, en gebruikt. Toen peter dt Groote, in Het geflobten Vredeinractlat van de veroverde Provinciën Lyfland, Ësthland eu Finland, het gebruik der Zweedfche rechten ingevoerd, en diensvolgens een eigen Juditiecollegie, te Petersburg 3 had opgericht, plaatde zyn Majefteit hem tot Vice■Praefident aldaar, en befchonk hem met landgoederen in Lyfland; waar hy zich vervolgens in hoogen ouderdom ter rust begeeven heeft. Hier ftierf hy in den jaare 1748* Z. Zentrovics, uit Courlond afkofnftig, alwaar peter de Groote hem , in de eerde jaaren van den Zweedfchen Oorlog , als Opper-Auditeur in dienst nam. Vervolgens was hy in het Krygscollegie, welks Refdlutien hy irt fchrift aan zyn Majefteit ter ondertekening moest voordraagen j en den last des Keizers in het Collegie weder overbrengen. Hy is van tyd tot tyd tot de waardigheid van een werklyken Krygsraad bevorderd , in welk Ambt hy te Petersburg, in den jaare i.743, gefforten is. 21» de ft*. P LYSf  L Y S T DER ANECDOTEN van het EERSTE DEEL. Byzondere Omftandigheden , die tot het tweede Hm. welyk van czaar alexis michaelowitz , met de Freule natalia kyrillöwna narischkin,betrekking hebben.BI. i Peter wil, in eene doodelyke ziekte, geene Moordenaars pardon verkenen. 8 Hy vervaardigt, met eigen hand, een groot getal Staayen Tzer. 9 Hy heeft een byzondere achting voor kundige Heelmeesters , en weet de Breekebeenen op eene aardige wyze ten toon te ftellen. ll De Kloekmoedigheid van peter den Grooten in een oogenfchynlyk gevaar by de zamenzweering van Sikel en Sukawnin, en derzelyer Compagnie Strelitzen. 15 De Czaar beloont de trouw zelfs in een Muiter. 22 Ges 2-  LYST der ANECDOTEN. Geestig Antwoord van peter den Grooten aan Koning willbm, in Engeland. BI. «6 Het ziuryke weigerende Antwoord van peter den Grooten, op het verlangen der Jooden, om in het Rusfisch Ryk te mogen woouen. 27 Peter's Gedachten van het Weenerhof. 30 Deszelfs Gedachten over dc Jefuiten. 31 De edele drift van den Czaar, over het nutteloos vergieten van menfchcnblocd. 33 Peter de Groote woont de Predikatie by, in de Hoofdkerk te Dantzich. 34 Geestige trek van peter's (Economie. 37 Dc bedaardheid van den Czaar, over de onbefchaamde rekening van een Gelderfchen Waard. 38 De bezigheid van peter den Grooten, te Parys. 4° Hy tracht al, wat nuttig is, te leeren kennen. 45 De verwonderlyke Liefde van den Czaar, voor zyn Ryk en Vaderland. 4§ Hy is een groot liefhebber van goede Schilderyen. 51 Zyn zugt voor de Vreemdelingen in Rusland. 55 Hy laat zyn Lustplaats niet fiegts voor zich zeiven, maar in 't byzonder voor 'i Publiek , aanleggen. 59 P a Zyn  L Y S T Zyn gemecnzaame omgang ma Zeeofficieren cn Scheepstimmerlieden. £/ Zyne Gedachten over het onderfcheid der Bcfoldingen. 6| Hy ziet groote gebreken over het hoofd in Perfoo. nen, aan wien hy gewoon is, of die hy nodig heeft. ' 65 Welke Pillegiften de Czaar aan clie se enen &af die hem tut Gevader verzochten. Oj Zyn afkeer van de Tarakaanen. 69 Het verbaazend Geheugen van den Czaar. 71 De aanleg van zyn Naturalien- en Kunstkabinet. ?4 Zyn zucht tot nieuwe Projecten. 79 Hy verbiedt een ieder op de publieke ftraat voor t hem neder te vallen. gt Zyn gedrag in Krygs- en Zeedienst. 8.1 Hy onthaalt de Hollandfche Schippers op panne- koe keu. «r 1 Het gezicht van een fchoone Vrouw is een zeker en, fpocdig werkend middel tegen zyne fpasmatieke toevallen.