Bibliotheek Universiteit van Amsterdam' 01 2919 1995  GESCHIED-EN STJATKUNDtGË VERHANDELING over het recht verstand der UNIE van UTRECHT, met betrekking tot de heeren STADHOUDERS VAN HOLLAND EN ZEELAND* Door Mr. % % TH. D U V A L } Advocaat voor den Ed. Hove van Juftitie in Holland. Uit het Latyn vertaald, en met nadere aanmcrkingen van den Schryver verrykt. Te UTRECHT, by B. WILD en J. ALTHEER. M D C G X C,  ACTE van mutueele Guarantie van de Zeven Vereenigde Provinciën, van den 3. July 1788. D e Heeren Staten van de Provinciën van Gelderland, Holland en Westfriesland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overysfel, en Stad en Landen, nevens die van den Landfchap Drenthe, gcreflefleerd hebbende op de oorfaaken van de inwendige verdeeldheden, waar door de geheele Republiek, en ieder Provincie in 't byzonder, onlangs is beroerd geworden, en bevonden hebbende, dezelve grootendeels ontdaan te zyn uit de verkeerde en hoogstgevaarlyke denkbeelden by zommige menfchen, het zy wefentlyk, of in fchyn opgevat, en aan andere minkundige Ingezeeteneningeboezemd, aangaande de Conftitutie en Regeeringsform dezer Landen, en fpeciaal aangaande het ge wigt, en de noodzaakelykheid der hooge en erffelyke waardigheden van het Stadhouder, Kapitain en Admiraal • Generaalfchap, en daarenboven geconfidereerd hebbende, dat by de gelukkige herftelling van het Stadhouderfchap, en de Erflyke bevestiging van het zelve in den jaare 1747. en 1748., deBondgenooten tot een groot voorrecht voor den Staat hebben gerekend, deze hooge Waardigheden, mei betrekking tot alle de Provinciën en Generaüteits Landen op een en denzelven Prins vereenigd te zien, en zich daar door een nieuwe kragt en vastigheid van den band der Unie hebben beloofd' dat mitzdien dezelve Waardigheden niet alleen behoorden befchouwt te "worden als een eJJ'entieel deel van de Conftitutie en Regeeringsform van ieder Provincie; tnaar van den geheelen Staat, en zodanig verbonden met de Unie zelve, dat het een zonder bet ander, onmoogelyk in bloei en welvaart jiaande kan b/yvcn,  aan ZTNE D00RLUCHT1GSTE HOOGHEID' DEN HEERE PR1NCE VAN ORANJE EN NASSAU WILLEM den VYFDEN ERFSTADHOUDER, ERF - CAPITAIN- EN ADMIRAAL-GENERAAL DER ZEVEN VEREENiGDE NEDERLANDEN, &C.&C.&C. den BRAAFSTEN VORST, DEN FOORSTANDER EN BESCHERMER DER WAARE BURCERLTKE EN GODSDIENSTIGE FRTHEID , EN UNIE FAN UTRECHT, HET SIERAAD DER GANTSCHE REPUBLIEK, BEN WELLUST ALLER BRAAVE INGEZ E T E N E N PLECHTIG TOEGEWYD. DOORL. HOOGGEB. VORSTEN HEER! Fkomftig van een Gejlacht, het welk door UWE Doorl. Voorvaderen, gelyk ook door UWE H. ten allen tyde met de uitnemendfle gunstbewy zen overladen is geworden, biede ik UWER H., tot een gering bewys myner innige dankbaarheid, aan , deze geringe Proeve myner Vorderingen aan Leidens Hoogefchool, weleer te midden van het flormen der Staatsorkaanen door UWE Voorvaderen gefticht en uitgebreid, eene prueve uit het Algemeenftaatsrecht van Nederland, voor welks vestiging en bejcherming WILLEM I., de waare oorfprong en handhaver onzer Vryheid, zoo veel gedaan en bezuurd heeft! * 3 Ik  Ik durve vertrouwen, dat de Stof niet geheel onaangenaam noch nutteloos zal voorkomen aan UWE D. H, en aan allen, die vastlyk bejloten hebben, eens ieders by zonder e, endus ook der Stadhouder en Rechten, voorteflaan. De AUerhoogfte, die ons Gemecnebest door de dapperheid en voort reflyke daden in Oorlog en Vre* de,van WILLEM 1., dien Vader des Vaderlands, en der overige Oranje Vorften, heeft willen grond- vestén, en tot hiertoe bewaar en en die U, Doorluchtig Vorst! met Uwe Koninglyke Gema-> lin, en Vorstlyke Telgen, na het door ft aan van veele en zwaar e rampen, gedurende een tydvak van zeven jaar en, heeft gelieven te handhaven, naar den wensch van alle braaven, in Uwen voorigen Eerefiand, Waardigheden, Luister, en Voarva- derlyke rechten. De Allerhoog/Ie, zeg ik, geve, dat het Vereenigd Nederland, onder UW opzicht en beleid, lange de gezegendfie vruchten plukke van binnen- en buitenlandfchen vrede en welvaard! Dat Uw Doorluchtig Huis , voor de aanvallen van kwalykgezinde belaagers, die by vervolg van tyd nieuwe inbreuk op Deszelfs reebten zouden willen doen, beveiligden voorfpoedig blyve! Dat voords de band der Unie van Utrecht tusfehen de Bondgenoot en, onder UWen der UWEN opzicht en geleide, hecht en ongefchonden voordduure, zoo lang de Republiek er zyn zal! Eindelyk, dat alles Ü, Beflc der Vvrflen i UWER Koninglyke Gemalinne, en Vorstlyke Kinderen, die door alle weidenkenden als een zeker onderpand der aêloude Vryheid geëerbiedigd wor-r deti3 voorfpoedig zy, en wel gelukke! Dit wenscht oprecht, DOQRL. HOOGGEB. VORST EN HEER! Uwer Doorl, H. Onderdanigfe Dienaar J. J. TH. D WAL.  AAN DEN WEL EDELEN HEERE JOHANNES JACOBUS THOMAS DU VAL, TER GELEGENHEID ZYNER BEVOORDERING TOT MEESTER DER BEIDE RECHTEN. lEÏet achtbre Leydsch Atheen op wille ms raad gedicht: Dien allerbesten Vorst, gansch Neêrlands waardften Vader, Erkent, myn Vrind! U voor een blinkend Letter-licht, En kroont Uw noeste vlyt, en wetenfchap te gader. * 4 Na  Nu gy tot Meester in de beide Rechten wordt Bevoorderd, en als een van Thcmis braaffte Zoonen Door Deugd en Yver-vuur ontvlamd en aangepord , Haar Heiligdom betreedt, haar Tempel moogt bewoonen. De ftof zoo kiesch! zoo grootsch! mynveel geachte vrind! Van Uw' Verhandeling bewerkt met Mannenkrachten Toont, dat gy 't Vaderland, en ook Oranje mint, En wat van^Uwe vlyt vervolgens ftaat te wachten.  IX Ge ontaart niet, myn buval! van Uw geëerd Gedacht. Grootvader kon het hart der Haagfche Burgerfqhaaren Aan zich verbinden: Was by Vorst en Volk geacht. Uw Vader ftond fteeds pal in \ barnen der gevaaren. —— Geluk dan! Dierbaar Vrind! • Leef met Uw Lot te vreên! Lang mooge ons Vaderland op Uwe kunde boo. gen! Befcherm het Heilig Recht, waar de Onfchuld wordt vertreên! Weêrftaa het fnood geweld ■ de Boosheid —- en de Loogen! * s Be-  t Begaafde Jongeling! Dan is voor U bereid De gunst van NeSrlands God, de lof en roem by menfchen, En de onverwelbre kroon der eeuw'ge Heerlykheid. Almachtig Vader! Ach! Verhoor myn biddend wenfchen! Uit ongeveinsde Hoogachting voor Uwen braaven Vader, en voor U, onberispelyk Jongeling, zong dus j. W. BOUVINK, Predikant Voorfchtoten, te Voorfchooten. den 16, van Zomermaand. 1789. LA U-  LAU WERKRANS VOOR DEN WEL EDEL. GEL. HEER JOH. JACOB. THOM. -DUVAL BY ZYN WELED. AANSTELLING TOT MEESTER IN DE RECHTEN. 'k 2Sal du val een Eerkroon vlechten, Kranslen om zyn Schedel hechten, Daar Hem the mis thans bekroont, Daar zy laat haar fchitterftralen Gunstryk op Hem nederdalen, En zyn vlyt met Lauren loont. Daar het Recht den Zegeftander Zwaait, daar bloeit de Nederlander, Daar ligt Heerschzucht in het graf; De onfchuld wordt door Haar beveiligd, En de Wetten, vast geheiligd, Voeren daar den gouden ftaf. Vast-  XII Vastgeftelde Heilverbonden, Nimmer ftraffeloos gefchonden, Zyn de Zuilen van het Land; 't Recht van prinsen en van staten, En gevestigde Onderzaten, Maakt een onverbreekbren Band. Zoekt de Weeuw en Wees Ontferming, 't Recht is dezen een befcherming, De onderdrukker mist zyn doel; Dankbre tranen ziet men leken, Dat een marmren hart kan breken, Ja het wordt geheel gevoel. 't Hart gevoelt een' gloed ontbranden, Uitgered uit ysren banden, Door de Tiranny gefmeed; En verlost uit doodsgevaren, Kan 't haar enkle blydfchap baren, Als haar Pleiter voor haar treedt. Welk gevoel zal u eens treffen, Kunt gy dit, du val, befeffen! Als Gy aan den wreeden dood Zult de veege prooi ontrukken, Voor het Recht hem neer doet bukken, En verlosfen uit den nood. Als  XIII Als Gy eens gevangen zielen, Die voor Heerschzugt moeten knielen, Vry zult pleiten van 't geweld; Hen in vryheid zult herftellen, Daar het Recht zal vonnis vellen, En Uw trouwe zy' verzelt. Dan zal men met Eer-laurieren, Eeuwig groen, Uw' fchedel Heren, Dan vlecht men U krans op krans; Dan zy C hoe de hel moog woelen ) Eeuwig zalig zielsgevoelen En verrukking Uwen glans. 'k Zie aireede een zalig teeken, Daar Gy voor het Recht durft fpreken, Dat vorst willem toebehoort; En de Heilige Unie - Banden Van de zeven vrye Landen, Vestigt op 't bezworen Woord. Eer van Pallas fiere Zoonen, Laat my Uwen fchedel kroonen; Deelt vrouw Themis U 't bewys, Dat Ge als Meefter in de Rechten Moogt Oranges kruin omvlechten. Welk een eeuwgen Eeren Prys! Ga  xiv Ga dus voort te Zegepralen! Eeuwig fchiet Uw Heilzon ftralen, Tot Gy Neftor zyt gelyk, Zoo in wysheid, tal der dagen, Tot Ge een Starrenkroon zult dragen In het juichend Hemelryk. Leiden, den ij. Juny 1789. J. van LEEUWEN Apothecar. D E  D E DRUKKERS AAN DEN LEZER! 2Lie daar eindelyk , geachte Lezer! in Nederduitsch gewaad verfchynen eene gewichtige Gefchied - en Staatkundige Verhandeling over het recht verft'and der Unie van Utrecht, met betrekking tot de Heeren Stadhouders van Holland en Zeeland, nog nader met Gefchied- en Staatkundige Aanmerkingen verrykt en opgehelderd. „ Men heeft (volgens 't bericht „ des Schryvers) die Verhandeling, in 't „ oorfpronklyk Latyn, zoeken verdacht te „ maken, als of zy iets behelsde tegen de ge„ vestigde Conftitutie, en vooral, als de„ rogeeren de aan de Hoogheid der Heeren „ Staten van Holland by de Ere&ie der „ Republiek. Men heeft den Schryver „ echter (en zulks verklaart hy voor 't „ Oog van 't Opperwezen waarachtig te „ zyn) nooit willen zeggen, wat men ei- » gen-  tfiv De DRUKKERS 5) genlyk tegen dezelven had intebrengen} ten einde hy zulks had mogen veranderen, ,., dan eerst na de door hem gevraagde terug ,„ gaave van het Stuk zelve. Ja men heeft ,., zich veroorloofd in twyfel te trekken, „ dat hy zelf de Schryver of Maker dier „ Verhandeling niet zoude zyn, of zyn konde." Zonder ons hier over uit te latem , of party te trekken, verhalen wy dit Hechts volgens des Schryvers bericht» Het verfchil zelf is iets, dat ons, als Drukkers eener Nederduitfche Vertaling, niet aangaat. Elk Lezer wordt thans in ftaat gefield , om onpartydig zelf te oordeelen , of de Heer Mr. du val wel of kwalyk behandeld is. Doch hoe dat oordeel ook moge uitvallen, juist dat verfchil, gevoegd met het gewicht des onderwerps, op eene nieuwe wyze bewerkt, maakt deeze Verhandeling te belangryker voor 't Algemeen. Wy kunnen niet anders zien, of dezelve is ter goeder trouwe, en met geene by-oogmerken gefchreven, anders dan om van zyne Academifche vorderingen eenig bewys te geven. Dewyl nu de Heer duval openlyk verklaard heeft, zich in deze zaak niet verder te zullen inlaten, en daarom ook toegeftemd heeft, om alles, wat tot dat verfchil betreklyk was, en verder gezegd konde worden , uit de Voorrede weg  aan den LEZER. xvii weg te laten; zich alleen beroepende op enkele ophelderende Aanteekeningen, onder den Nederduitfchen Text , en zich voords op 't oordeel des Lezers verlatende; zoo twyfelt hy ook geenszins, dat, gelyk de Latyniche uitgave, by onpartydig onderzoek van doorkundigen , niets wezenlyks heeft opgeleverd, 't geen huns oordeels in 't minfte beleedigend was voor iemand, hoe genaamd, zoo ook nu het Algemeen het zelve gunftig oordeel ten aanzien dezer Vertaling , die van 't oorfpronglyke niet ontaart is, vellen zal. Alleen zyn wy ,, ter liefde tot de waarheid verplicht, ten aanzien van het uitftrooifel, als of de Heer en Meefter j. j. th. du val de Schryver en Opfteller dezer Verhandeling niet ware, by volle overtuiging te verklaren, dat wy het Oorfprong» lyk en volledig eigenhandig Opftel van dien Heer, te gelyk en vergezeld met, op den kant, en tusfchen den tekst gefchrevene Aanmerkingen, Verbeteringen, of Veranderingen, ook wel Afkeuringen, van eene andere kundiger hand, met eigen oogen, gezien hebben; waar door wy, met andere aanzienlyke en in diergelyke zaken bedrevene perfonen ? zoo hier als elders, die dat zelve Opftel, of eerfte Bewerp, onder hun oog gehad hebben, volkomen overtuigd zyn geworden, dat deze Verhandeling is het werk en de ** ar--  xiv De DRUKKERS &c. arbeid van den Heer Mr. j. j. th. duval , en van niemand anders. Voords heeft zyn Ed., by toezending, ons veroorloofd , hier by te drukken de Vertaalde Opdracht aan zyne Doorl. Hoogheid, en Gedichten, welke, voor deOorfpronglykeLatynfche uitgave gefchikt zynde, toen, om reden, weg gelaten zyn. Thans is die reden vervallen. De DRUKKERS. I N L E I-  INLEIDING. N a het gelukkig volbrengen myner AcademieStudiën, ten oogmerk hebbende myne bevordering tot Meefter der beide Rechten, en, volgends het aêloud gebruik, te dien einde eene proeve van myne gemaakte vorderingen zullende aan den dag leggen, ftond ik, nopends de keus der Hof, lang in beraad, doch bepaalde my eindelyk by die van het recht verstand der unie van utrecht met betrekking tot de stadhouderen van holland en zeeland. Hiertoe werd ik bepaald , uit aanmerking , dat, daar de Utrechtfche Bondgenooten, meer dan eens, ja zelfs nog onlangs, niet alleen de noodzaaklykheid van eenen Stadhouder hebben erkend, maar ook verklaard, dat Hy onaffcheidelyk met denSouverain zeiven verbonden was, deze ftof my toefcheen, in den tegenwoordigen tyd, aan de ware beminnaars van het Vaderland niet onaangenaam, en het onderzoek der Geleerden waardig te zyn. Ik gevoel zeer wel de moeilykheid van deze taak voor myne jeugdige vermogens, doch de ijver heeft my dit bezwaar doen overwinnen, terwyl ik aangemoedigd werd door de hoop, dat myne poogingen ten minften aan hun behagen zouden, die het wel met hun Vaderland meenen. Ondertusfchen fcheen het my, tot naauwkeuriger bepaaling van den rechten zin der Unie van Utrecht, inzonderheid met opzicht tot de toenmalige Stadhouders, volftrekt nodig, alvoorens te onderzoeken , hoedanig de gefteldheid van het Staatsbeftuur voor dien tyd geweest zy. ** 2 Om  xx INLEIDING. Om dit ftuk in eene goede orde te behandelen, zal ik hetzelve fchiften in vier Afdeelingen. I. Zal ik handelen over de natuur van het opper¬ gezag in Holland en Zeeland, en over het Staatsbeftuur voor den jare 1572., zoo ten aanzien van den Graave van Holland zelve, als van den Stadhouder, en ook der Staten. II. In het tweede Hoofddeel, zal ik nagaan , wat hierin voorgevallen en veranderd zy, federt den jare 1572., vooral met opzicht tot de Stadhouders en de Staten. III. In het derde, zal ik onderzoeken, of hier omtrent eenige verandering hebbe plaats gehad federt de opdracht der Souverainiteit aan den Stadhouder willem I., in de jaren 1575, en 1576. IV. Eindelyk, zal ik, op deze gelegde gronden, den rechten zin van de Utrechtfche Unie in den jaare 1579. poogen natefporen; uit welk alles gereedlyk blyken zal, dat de Stadhouders , die de Unie voornaamlyk mede hebben tot ftand gebracht, voor zich, zoo wel als de Staten, en andere Collegiën, Regenten, en Burgers, 't zy afzonderlyk of gemeenfchaplyk, ten oogmerk hebben gehad, door dit verbond hunne Rechten en Privilegiën te bedingen, en alleszins te bekrachtigen, zoo dat ook de Stadhouders als mededeelgenoten daarin worden aangemerkt. Waaruit men dan den aart der Regeeringsvorm, door Staten te gelyk met eenen Stadhouder, fints de eerfte beginfelen van het Verëenigd Gemeenebest tot ftand gebracht, lichtelyk zal kunnen opmaken. GE-  GESCHIED- EN STAATKUNDIGE VERHANDELING OVER HET RECHT VERSTAND DER UNIE van UTRECHT, IN BETREKKING TOT DE STADHOUDERS VAN HOLLAND EN ZEELAND. EERSTE HOOFDDEEL. Over de natuur der Souverainiteit in Holland en Zeeland, alsmede over het Staatsheftuur voor den jaare 1572., zoo met opzicht tot den Graave, als van den Stadhouder en de Staten. B)aar tot beter begrip van het geen over den rechten zin der Unie te zeggen is, volftrekt noodzaaklyk Ichynt eene gezonde bevatting van de aêloude Regeering onder de Graaven, achte ik het nodig, niet alleen den waaren vorm dier Regeeringe, maar ook den aart der rechten van den Stadhouder, en der Staten, onder de Graaven, openteleggen , ten welken einde ik my deze drie Hellingen ten betoog in dit Hoofddeel heb voorgefteld. I. Dat de Hollandfche Graaven van oudsher het hoogst gezag en de volle Souvereiniteit gehad hebben. A II. Dat  a GESCHIED - en STAATKUNDIGE II. Dat de Stadhouders by bevelfchrift of'op last van den afwezigen Graave , in zyne plaats de Rechten der.Souverainiteit hebben geoefend, en zyne plaats vervangen hebben, maar nooit vertegenwoordigers der Staten geweest zyn. III. Dat de Staten geen ander recht hebben gehad, dan dat zy, ingeval de Graaf, niet konnende toereiken met zyne gewone inkomften of geldmiddelen, hen zamen riep, hunne toeilemming gaven tot de belastingen, die hetgantfche volk opbrengen moest, als de zaak zulks noodzaaklyk vorderde. Veel kan ik my omtrent dit alles bekorten, na dat de Beroemde Heer Profesfor a. kluit, myn hooggeachte Leermeefter, hetzelve uit de oorfpronglyke bronnen verklaard en opgehelderd heeft, in zyn uitmuntend werkje, getyteld Primae Lineae Colle'gii Diplomatico - Hiftorico - Politici enz. op welks voorlichting de Geleerde Heeren p. eendorp (O» H- ph- heeneman (2), h. s. van son (3) en daniël deutz (4) en anderen op het eigen voetfpoor, hetzelve daarna bondig betoogd, en uit de echtfte bronnen en met onloochenbare bewy- zen (1) Academifche Verhandeling, over den oorfprong en het vermogen der Staten onder de Graaven van Holland 177,2. (2) Acad. Verhand., over de Graaflyke Beden, en de aêloude of oorfpronglyke Vrybeid van den Hollandfchen Adel van de zeiven. (3) Proeve van Neêrlandsch Staatsrecht, over den «art en gefteldheid van bet Hof van Holland onder de Graaven. ( 4 ) Acad. Verhand., over de Rechters en voornamclyk dt Schepenen in Nederland van de vroegfte tyden af.  VERHANDELING. S » zen geftaafd hebben. Daar nu uit hun , alles wat ik te zeggen heb van den Graaf, de Stadhouders en de Staten, lichtelyk kan verflaan en verklaard worden, zoude ik hetzelve met korte woorden hebben konnen afhandelen, indien niet zeer onlangs was uitgekomen een Gefchrift van den geleerden Heer waalwyk (5), waarin men ten aanzien van den oorfprong der Rechten van de Stadhouders een volllrekt nieuw ftelfel vindt, het welk, indien het overeenftemde met de Gefchiedenis en het Staatsrecht van dien tyd, aan verfcheidene, nog twyffelachtige of duiftere. zaaken, een nieuw licht zoude byzetten, hoewel op eenen geheel anderen grond, dan ik my hier heb voorgefteld. Tot dit Gefchrift des Heeren waalwyk fchynen gelegenheid te hebben gegeven , de onlangs uitgekomene Schriften des Heeren s. van slingeland (6), waarin die Heer zyn gevoelen over de rechten der Graaven in het Eerfte Deel hadt voorgedragen, en daarin hun de Oppermajefteit toegekend. Maar nu, dees Schryver, het werk van den Heere van slingeland zullende ter toetfe brengen, draagt, in de korte Opgave of Inhoud van zyn Gefchrift, eenige , en welbyzonder de volgende drie Stellinlingen ten betooge voor. i. „De Graaven hebben de Heerfchappy en „ Souvereiniteit niet verkregen by delatie of Op- „ dracht noch van de Staten —■ noch ook „ van het Volk." ■ 2. „ Het (5 ) Vadert. Remarques volgends en op de Staatkundige Gefchriften van Mr. S. van Slingeland over de oude Regeering van Holland onder ie Graven. (6) Staatkundige Gefchriften. Amtt. in 8vo. 1784. A 3  4 CESCHIED - en STAATKUNDIGE ■ a. Het Lighaam der Staten beftaande „ uit de Ridderfchap en Edelen met de Vroed„ fchappen en Magiftraaten der Stemhebbende „ Steeden is door de Graaven gecreëerd en „ geformeerd; en is 'er by den aanvang der Gra„ felyke Regeering niet geweest: en derhalve „ kan de Heerfchappy en Souvereiniteit aan de „ Graaven niet opgedragen of gedefereerd zyn j, door de Staten, noch uit derzelver boezem de„ riveren." 3. „ De Graaf heeft aan dit door hemingeftel„ de Staatslighaam verfcheide deelen van zyn ge- zag en Regeering overgegeven en afgedaan en hetzelve heeft alzo, en daardoor, deel ge„ kregen in 's Lands Regeering." Waren deze Stellingen zoo eenftemmig met de Gefchiedenis en het Staatsrecht van dien tyd, als zy in den eerften opflag aanneemlyk fchynen, en k )n men dezelve bewyzen, dan behoefde flechts de Unie van Utrecht, ter volkomen bekrachtiging van het geen reeds te vooren hadt plaats gegrepen, daarby gevoegd te worden, om een befluit optemaken , door den Heer waalwyk No. XI. voorgedragen, dat naamlyk dat gedeelte van het gezag, in welks bezit de Graaven geweest waren, na hunne afzweering, onver deelden de twee overige leden van het Staatsbewind, den Stadhouder naamlyk, en de Staten, vervallen zy geweeft (7). Dan het moeit my, dat de fchryver vooreerst ner- (7) Dit befluit/fchynt niet wel te ftroken met het voorgaande; maar 't flrookt met des Hr. waalwyks meening , die aan de Stadhoudersin hunne betrekkingen dezelfdewyze van overgift van Macht toekent, als hy den Staten geeft; doch alles zonder bewys, gelyk ftraks Wyken zal. Nader Aanteek. des Schryvers.  VERHANDELING. 5 nergends in zyn gantfche werk duidelyk heeft aangewezen, weike gedeeltens van het gezag de State?i en Stadhouders onder de Graaven zouden geoeffend hebben, iet, dat echter tot klaarder bevatting van zaaken, vollirekt nodig was; en ten tweede, dat hy doorgaands de uitvoering of uitoefening van veele rechten uit krachte van eenen blooten last of bevelbrief des Graaven, gelyk dit in alle Monarchale Regeeringen plaats heeft, verward heeft met het oppergezag zelve, dat alleen by de Graaven huisvestte (men moet die twee dingen toch wel ondericheiden , naardien ieder Souverain iemand iets gelasten kan by eene Com* misfie, behoudens echter de hoogfie macht in zyn perfoon). Uit dit alles blykt, dat dit Gefchrift ons niet zoo veel lichts tót opheldering van ons onderwerp geven en van dien dienst niet zyn kan, als het by den eerften opflag fcheen; hoewel er veel in voorkomt, dat op zich zeiven lof verdient, en licht byzet aan verfcheidene byzonderheden. Het zal_ dus der moeite waardig zyn, beknopt te doen zien, in hoe verre zyne Hellingen ons toefchynen met de waarheid overeenkomftig of daar tegen ftrydig te zyn. Belangende de eerlle en tweede Hellingen : „ De Graaven hebben de Heerfchappy en Souve„ rainitek niet verkregen by delatie of opdracht „ noch van de Staten — noch ook van het ,, Volk." En 2. „ Het lighaam der Staten is „ door de Graven gecreëerd en geformeerd, en „ is er by den aanvang der GrafelyKe Regeering „ niet geweest; en derhalve kan de Heerfchappy „ en Souverainiteit aan de Graaven niet opgedra„ gen of gedefereerd zyn door de Staten, noch uit „ derzelver boezem deriveren." Deze twee voorA 3 ftel-  6 GESCHIED - en STAATKUNDIGE ftellen, door den Schryver uitvoerig betoogd (8), zyn overeenkomftig met de Gefchiedenis'en het aêloud Staatsrecht; weshalven zy geen breeder bewys nodig hebben. De Heer van slingeland zelve, een man van veele verdienften, en doorkundig in de zaaken en Gefchiedenisfen des Vaderlands, heeft geene zwarigheid gemaakt daaraan zyne toeftemmjng te geven. Gaan wy dus liever tot de derde ftelling over, waarin gehandeld wordt van „ het opdragen van „ zeer veele gedeelten van zyn gezag en Regeering door den Graave aan de Staten, en dat wel, by „ wyze van affiand." Het geen hier van de Schryver breeder voorftelt (9), ftrydt met de waarheid der Gefchiedenis, en iszynen oorfprong verfchuldigd aan de oude vooroordeelen opgevat nopends de aéloude vryheid, gelyk de korts genoemde Heeren van son, rendorp, hee* neman, en deutz reeds voorlange met bewyzen en Staatstukken uit oorfpronglyke bron* nen ontleend, betoogd hebben; en het tegendeel zal men door vergelyking van de aangehaalde plaatfen by de Heeren rendorp en slingeland, en wanneer men de onderfcheidingen, aangaande de Staten van Holland, ons door den Heer kluit gemaakt (10), onder de aandacht houdt, gereedjyk zien, en wel, dat onder de Graaflyke Regeering van Holland, tot in de laatfte tyden, en zelfs tot aan de afzondering door eenige Steden van Holland van de overigen in den (8) Waalwyk Faderl. Remarques p. 2, 3, 6, 16- 22. (9) Waalwyk Bladz. 7. en 9. (19) Prim. Un. Collegn £rV. Cap. XIV. §. 6$i-66o,  VERHANDELING. 7 den tyd der Troublen, na dat de Stad Brielle door de Watergeuzen is ingenomen, het lighaam der Steden, of Staten van Holland, nimmer eemg ander recht gehad hebben, dan dat zy, door den Graave of zynen Stadhouder, of wel door 't Hof van Holland zyn zaamgeroepen, om by mangel van geld, kunne toeftemming te geven tot de belastingen, die het volk moest opbrengen, en zulks op dezelve wyze, als ten allen tyde door geheel Europa plaats gehad heeft, en nog naar Rechten gefchiedt in Braband; waaromtrent men kan inzien de woorden van den Graave nenï(ii); en ( 11") Mémoires Hiftoriques & Poïiliques des Pays ■ bas ■ Autrichiens, Paris 1784. alwaar in het Me D. bladz. 155. Cbap. XXIF. aangaande de Staten der Provintten dus gezegd wordt: Het gezag der Staten moet zich bcpaalen by het recht om toeflemminge te geven tot de belastingen en by een huishoudelyk beftuur, zonder eenig rechtsgebied of eenige toeëigening van de opperfie macht; want, zy zyn alleenlyk de vertegenwoordigers van het hgcbaam der onderdanen; de fchat tingen, die zy van het volk hef en , zyn fondfen aan den Souverain toebehoorende, met hunne bewilliging gemaakt, maar alleen door het gezag van den Souverain, zonder welk geene belastinge, van wat aart ook, wettig is. Zoodanig is het wezen der Conflitutie van het lichaam van den Staat over het algemeen. Het geen nog heden in Braband plaats heeft, juist dit erkenden de Staaten van Holland zelve nopends hunne Provincie, wanneer zy zich in den jaare 1onder p h 1 l i p s noemden : „ Een Collegie, geappro' beert by zyne Majefteyts Voorfaten, daerby de faecken van den Lande werden gehandelt ende gedirigeert in refpeêïe van de belasting of verlicht iNg van de Ingefetenen (Refol. van Holland, van den 13. Decemb. dezes iaars fol. 72.) op grond hier van poogden zy ook, in datzelve iaar, van den Graave oorlof te verkrygen, om eigener gezag te mogen vergaderen tot het beheer van die zaken , zich grondende op deze benaming van Collegie; fulcks alle andere Collegien van Wetten, Froeitfchappen, Heem- A 4 ra'  8 GESCHIED - en STAATKUNDIGE en gelyk dit in Vrankryk zelfs van aêloude tyden af, en tot heden toe heeft rechtens geweest, dat de Koning op eigen gezag geene belastingen den onderdaanen kan opleggen en afvorderen , maar tot dat einde de Algemeene Staten des Koningryks moet zamenroepen, doch welk recht van bewilliging het Parlement van Vrankryk zedert den jaare 1614. zich ftilzwygend heeft begonnen toe te eigenen, gelyk de geleerde Heer J. j. d e kempenaar dit te recht aangemerkt en verklaard heeft (12). Wyders zegt de Schryver in de vierde üeh Img: Dat de Graaven Stadhouders hebben aan- ge- raikn, en andere diergelyke geapprobeerde Collegie» mede vermogen ende nootelyk ook moeten doen. Doch die Collegiën hadden reeds deze macht verkreegen, maar niet de Staten, gelyk volledig blykt uit de Regifters van 't Hof van Holland van den jaare 1565., by boei Oudbeden van V Hof I. D. bladz. 169. en volgg, waarom men ook in de Refolut. van Holland 1565. fol. 29. leest: De Stadhouder beeft den Advocaat geraden en belast, dezelve eeschryving niet meer te doen, ten ware de Staten fyne Excellentie hadden verthoont van haerlieder recht , dat fy defen aengaende pp.etendeeren te bebhen, foo V felve ande/s/yn Excellentie oock foude qualyck afgenomen worden. Op dezelve wyze verklaaren ook de Staaten van Holland van hunne Rechten, nog den 18. May des jaars 1571. (Refolut. van Hol/and): dat zy in V beffen van de Jmpoficn en andere omflagen zyn alleenlyk naakte Execw teurs van zyne Koninglyke Majefteits beden, die zyne Ma^ jefteyt heeft gtauthorifeert by zulke middelen te furneeren de voorfz. bede. Deze gewichtige plaatzen heeft my de Heer Prpfesfor k luit medegedeeld, aan wieri ik hier myne groote verplichting openlyk betuige. (12) In zyne Acad. Verhandeling A. 1787. over de Pragmatique Sanüie van kar el den Vyfden A. 1549. den 4, Npvemb., te Leiden verdedigd.  VERHANDELING. 9 gefield met den tytel van Gouverneur en Lieute nant Generaal (13). Dit is richtig, en breeder aangewezen door de Heeren a.kloit(i4J en vanson(i5> Doch hef geen hy er in het vyfde voorftel byvoegt: dat de Graaven hun ook zeer veele gedeelten van hun gezag by wyze van afpand hebben opgedragen (16), zoo dat zy daardoor hebben deel gekregen aan het opperfte Staatsbewind, of mederegeerders geworden zyn ; dit gaat even mank als de derde ftelling, en is volftrckt bezyden de waarheid. De Stadhouders hadden hunne rechten uithoofde van eenen last - of Bevelbrtef, maar nimmer door eenig erfrecht; en zy werden door den Graave aangefteld, op eene Commitfte, om zynen perfoon, by afwezigheid, geheel te verbeelden, gelyk wy dit in het vervolg nader zien zullen. En hier mede moet tevens vervallen al het geen daar op gegrond is, en voorkomt §. 6, 7,8 (17), in het byzonder ook zyne dubbele ontkentenis, (op het einde van §. 7.) eerst dat de Stadhouders Mini/Iers geweest zyn van den Graave, en ten andere, dat de Staten onder de Stadhouders geftaan hebben (18). De Heer w a a l w y k zoude (13) Zie meer by waalwyk bladz. 9. en volg. (14) Prim. Lin. Cap. X. §. 353. feq. (15) Disf. I. c. p. 30- fel' (16) Zie meer by waalwyk Vaderl. Remarquesenz. bladz. 9. en volg. (17) Waalwyk ter aangehaalde plaatze. (18) Hy zegt aldaar: „ dat ook de Stadhouders zo» „ min, ja zelfs minder zyn gefubordineert geweest aan de Staten dan da Staten aan de Stadhouders: en derhal„ ven de eene geen Officieren, Minifters ofDienaaren van j, de andere «f van eikanderen" A 5  io GESCHIED - en STAATKUNDIGE de juifter dus gefproken hebben ; „ allen „ waren zy onderdanen ; doch , de Stadhou„ der handelde in naam des Graaven; de Sta„ ten in den naam en van zuege het volk ; de „ eerfte hadt, onder den Landsheer, het opper,, gezag in handen, en de laatften waren ver„ plicht, als zoodanig Hem niet alleen tegehoor„ zamen, maar ook den eed van trouwe en on~ „ derwerping aan Hem te doen," gelyk men breeder kan zien by den Heer vanson(iq). Het gevolg dan hier uit afgeleid in §. 9., dat naamlyk de aêloude Regeeringsvorm drieledig geweest zoude zyn, vervalt van zelve, en is ongegrond. Behalven toch, dat het te voren niemand, onder de Graaflyke Regeering zelfs, tot in de laatfte tyden toe, in den zin gekomen is, aan eenig gedeelte van des Landsheers Souverain gezag te twyffelen, heeft men flechts intezien , de ver- (19") DisJ. bl. 80. feq. doorgaans luidde de eed dus: „ Wy Zweren zynre Genade Stedehouder ende Rae- „ de van Hollant te obedieren," tot welke gehoorzaamheid hen des Stadhouders Lastbrief vin 1559, verplichtte, waar- ' by de Koning onder anderen zegt: „ fi donnons en mande- „ ment aux Prélats, nobles vasfaux & autres r e- „ presentans les etats & a tous autres nos Ju- „ fiiciers quils lui obeisfent & facent adrèsfe & as- „ pjlence comme d nous meismesd. i. „ wy ontbieden „ en bevelen den Prelaten, Edelen, Vasfalen, en an- „ deren, reprefenterende de Staten, en aan alle anderen „ onze jufticieren dat zy Hem gehoorzamen, dienst „ en hulpe bewyzen, gelyk aan ons zeiven." Om deze en andere redenen , heb ik deze Cotnmisfie of Lastbrief waerdig gekeurd onder de Bylagen achter deze verhandeling, met Lett. A. te plaatfen. niet wetende, of dezelve ergens in het licht gegeven zy. Zy is ontleend uit de Archiven, of Memoriaal-Boeken van den Hove van Holland van den Griffier b. ernst I. D. fol. 212. verfo.  VERHANDELING. n verklaaring der Staten zelve by den aanvang der regeeringe van philips II. in den jaare 1555. gedaan, waar de Staten den Koning bedanken „ dat Hy hun wel voor zyne fubje&en en Onder„ zaaten heeft willen aannemen (20) ," hetgeen ook de Verbondene Edelen ten jaare 1566. erkend hebben in hun fmeekfchrift, welks gefchiedenis zeer fraai is opgehelderd door den Hooggeleerden Heer j. w. te w ater (21), alwaar zy wel klachtig vallen over de geftrengheid der wetten, maar geenszins tegen de wetgevende macht zelve iets inbrengen; ja nog in den jaare 1572. betuigden de Staten van Holland zelfs, die zich afzonderden en te Haarlem vergaderden, dat zy dit deeden, niet, om dat zy daartoe gerechtigd wa- ren f ( het tegendeel zal daarna blyken ) maar, (gelyk zy het op eene beleefde wyze wilden doen doorgaan ) „ om dat het Lqjid verlaten „ was van de Overigheid, 't Hof van Holland, en 's Konings Ambtenaar en" (en te recht; want de Staten zelve hadden geene beambten, noch Regeeringen van Magiftraten , gelyk de gel. van slingeland zelve erkent) „ en dat zy daarom zonder diminuüe van zyne Maje" fteits rechten, die zaaken by der hand namen'' " Uit welk alles overvloedig blykt, hoe onwaar het zy, dat de Regeeringsvorm onder de Graaven drieledig zoude zyn geweest; daar de aangehaalde plaatzen ons duidelyk leeren, dat de Staten van Holland onder de Graven nimmer het min- (20) Aart van dergoes Registers der Dagvaarden van Holland. I. D. bladz. 172. (21) Hifiorie van V verbond en Smeekfcbrift der Edelen,  12 GESCHIED • en STAATKUNDIGE rninfte aandeel aan het Souverain gezag gehad hebben, maar dat integendeel de Souverainiteit alleen heeft gehuisvest by de Graaven; waarvan hierna breeder. In de 10. §. neemt de Schryver, in navolging van veele andere geleerde mannen, en onder die ook den Heere p. paulus (22), voor zeker aan, dat philips II., de laatfte Graaf reeds in den jaare 1572., wanneer de ontftaane Burgerlyke onlusten in lichtelaaije vlamme waren uitgebarften, (want de vroegere beweegingen, toen reeds weder geftild, komen hier niet in aanmerking) van de Regeeringe vervallen geweest zy; welk gevoelen hy mee verfcheidene bewyzen poogt te ftaaven ( 23 ); ondertusfehen is het tegendeel reeds bondig betoogd door den Heer Burgemeester van Amfterdam p. rendorp, de Heeren bondam, kluit, en f. g. pest el (24), mynen altyd geachtenLeermeefter, die ook bybrengt een Befluit van de Staten van Holland van den jaare 1573., waarby's Lands Vaderen zeggen, dat de Stadhouder en de Staten genoodzaakt zyn geweest „ tot befcherming der „ Ingezeetenenaldaar, haarlieden herkomen privi„ legien en gerechtigheden de geoorloofde en wet„ telyken remedie van Gods hulpe en de Wapenen „ defenfive aanteneemen met hope ende meening „ den Coning des te beter van zyne onrechtelyke „ voornemens te doen af/laan ( 25)." In dit alles nu ontmoet men geene de rninfte fpooren van eenig ( 22 ) Verklaring der Unie van Utrecht. ( 23 ) Zie §. 10. bladz. 40. van hetzelve werk. (24) Comm. de Rep. Bat. p. 14.. (25) lhid. p. 16. *  VERHANDELING. 13 eenig oogmerk, om den Koning aftezweeren, maar wel, om zich tegen de Spaanfche Regeerderen te verzetten, behoudens nochthans de trouwe t aan den Koning. Het is op deze valfche gronden, dat de Heer waalwyk vervolgends, by de 11, 12, 13» 14, en 15. §. §. vastftelt, dat die rechten, welke de Graaf voor zyn aandeel uitgeoeffend hadt, na zyne afzweeringe, onverdeeld, en als berecht van vermeerdering of aanwasch zyn gekomen aan, en daarna gezamenlyk geoeffend door, den Stadhouder en de Staten, zoo echter dat deze van elkander niet afhanglyk waren, maar met behoud van ieders aêloude rechten , en dat derhalven daar door de Regeeringsvorm veranderd zy, die, daar zy te vooren drieledig geweest was, beftaande uit Graaf, Stadhouder, en Staten, nu tweeledig, zoude geworden zyn , — zaamgefteld uit den Stadhouder en de Staten, als tzvee van elkander niet afhanglyke Leden van Regeeringe ; en dat op dien voet het Staatsheftuur der Republiek zoude gebleven zyn tot den jaare 1650., tyde van het affterven des Stadhouders willem II. Dan, ik wenschte zeer, dat de Heer waalwyk daarby naauwkeurig en onderfcheidenlyk hadt aangewezen, welke rechten ieder van deze beiden voorheen gehad, welke de Graaf verloren hebbe, welke voords aan elk hunner vervallen of aangekomen zyn ? Hadt hy dit met onwraakbare bewysftukken aangetoond, de zaak was dra beflischt geweest; doch hier zit de knoop, en dit zal, mynes achtens, altyd bezwaarlykblyven voor hen, die geen recht denkbeeld hebben van den waaren aart der voorige Regeeringe onder de Graaven, of die denzelven door hunne oude voor-  14 GESCHIED - en STAATKUNDIGE vooroordeelen riopends de aêloude burgerlyke Vryheid verdonkeren; en ik vrees indedaad, dat men op die wyze zoo min de Rechten der Stadhouder en als der Staten immer zal konnen verklaaren noch betoogen. Daar dit zoo is , en daar de Graaflyke Regeering van Holland van dien aart is geweest, dat de Landsheer alleen, zonder Stadhouder en Staten , het Oppergezag en de Souverainiteit bezat (26;, dat wy dan nu onderzoeken, welke ouhngs onder deze Hollandfche Graaven , de rechten en plichten des Stadhouders en der Staten geweest zyn; ik zal my echter hieromtrent zeer bekorten, vooral, om dat deze ftof, gelyk ik boven reeds heb aangemerkt, uitvoeriger behandeld is door den Hooggel. Heer kluit, en de Heeren rendorp, van son, en anderen meer , die door zyn onderwys voorgelicht zyn geworden, terplaatfen, boven aangekondigd. Om de waarheid te zeggen; de Rechten der Stadhouders waren voor de afzweering des Graaven , met betrekking tot derzelver oorfprong en grondbeginzels, op een veel losfer voet gegrond, dan de rechten der Staten. De eerfte naamlyk (die (26) Ik voeg er by Souverainiteit QMajeftatem') om alle vitteryen voortekomen; daar er zyn, die zelfs ontkennen , dat de Graaven Souverainen zouden geheten hebben; welke naam echter reeds voorkomt in den jaare 1315. Zie' Mieris Charterboek II. D. bladz. 144. Vergel met d. d e u t z Dis/, over de Rechters, pag. 46. feq. Ook vindt men reeds gewaagd van de misdaad van gekwetfte Majefteit tegen den Graave begaan, in een Charter van den jaare 1350, uitgegeevea door den Hr. de kempenaer, Disf. over de Pragmatique Saniïie, in de Bylagen, Lett. D. bl 101.  VERHANDELING. 15 (die der Stadhouders) waren geheel en alleen afhanglyk van den Graave, die de Stadhouders aanftelde by eenen lastbrief'en commïsfie, welke altyd deze bepaaling in zich hieldt, tant, qu'il n-jus plaira ( 27 ). De Graaf kon derhalven ook hen afzetten , of hun die waardigheid ontneemen ; gelyk trouwens by af ftand oï overlyden van den Graave alle Regeeringsposten eindigden, en daar onder ook die der Stadhouder en, wier Commisfiën door 's Graaven opvolger of verlengd werden, 't zy voor eenen tyd, het zy op den ouden voet, of, indien hun perfoon niet aangenaam was, werden ingetrokken. Der Staten Rechten integendeel (met betrekking tot de inwilligingen der beden aan den Graave , welke zy mochten toeftemmen of afvvyzen; het geen men altyd moet op het oog houden, daar zy ifi andere zaken, geen gezag hadden) Deze Rechten, zeg ik, waren, voor zoo veel de Staten het gantfche Volk vertegenwoordigden, de de oorfprenglyke rechten van het Volk zelve, en onafhanglyk van 's Vorftén welbehagen of vergunning; 't waren rechten met de Staten zelve, of liever met het Volk zelfs, 't welk zy vertegenwoordigden , geboren en daar uit voordgevloeid. Want, ( 27 ) Dat is, tot tns wederzeggen, of zoo lang het ons believen zal. Zie de By lagen van Stukken, van den jaare 1559. onder Letter A. Intusfchen is hier in niets vreemds, want hetzelve komt voor in alle en allerleie Commisfiën diestyds van de Magifiraten, Minifters, Officiers, zelfs mede van die ambten, welker duuring by de Privilegiën, tot drie, of meer, of minderwaren, (wel korter maar niet langer") bepaald was, gelyk ik geleerd heb van den Hooggel. Heer kluit in zyne Collegie -lesfen ad PrimasLineas, §• 353. fet- & 366. feq.  i6 GESCHIED ■ en STAATKUNDIGE Want, waar een Volk is, dat is, eene groote maatfchappy van leden in een burgerlyk Genootfcliap verbonden, aldaar zyn ook Staten of Stenden , hoewel niet altyd in onderfcheidene rangen verdeeld, noch voorzien van die rechten, welke men gemeenlyk daar aan toekent. Ten voorbedde hier van ftrekke het Ryk van Vrankryk, hetgeen tot hier toe zoo volftrekt Monarchaal is, als immer eenig ander ( 28 ). Dan, met betrekking tot den aart, de kracht, en het vermogen van beider rechten, was de zaak geheel anders gelegen, en daar in verfchilden die Rechten grootelyks van elkander ; naardien het gezag der Stadhouderen veel uitgebreider, gewichtiger, en aanzienlyker was, zoo ten opzichte van den Graave, als in zichzelven befchouwd, en ook ten aanzien van de Staten. De Stadhouder naamlyk was de afgezonden en eerfte Minifter van den Graave, als oppergebieder, met volle macht by zyne afwezigheid , op dezelve wyze, als in de oudfte tyden onder de Frankifche, en daarna onder de Duitfche Koningen, de Graaven van Holland de Minifters of Staatsdienaars geweest waren van den Keizer, voor en aleer zy zeiven de Landsheerlyke Rechten van Territoir, en tevens van Opperheerfchappy, 't welk de Duitfchers met den éénen naam van Landsvorstelyke Opperhoogheid beftempelen, op eene wettige wyze verkregen hadden. Uit krachte hiervan derhalven hadden en oefenden de Graaven , als bezitters van het hoogst gezag, het recht om onder zich generale of byzonfeïe Stadhouders aan....... tiJr.enuE .. • ±f. te- (a8) Vergel. de kempenaar Dhf.over dePragmatiqus San&ie pag. 67.  Verhandeling. ï? reftellen, en wel door middel eener Commisfie of lastbrief; zynde eene lyst van deze Stadhouders, zints de vroegfte tyden, te vinden by s. van leeuwen(2q). Deze Stadhouders nu, onder de Beiërfche en Bourgondifche Vorften doorgaands Thefauriers Generaal genaamd (30), bekleedden in alles de plaats van den afwezigen Graave; tot hen was ook de algemeene toevlucht zoo van elk der burgeren, als van de Staten zelve, als zynde alle bloote onderzaten; en het was hun plicht, volgends 's Vorften bevel, de rechten zoo van die burgeren , als van de Staten, te befchermen, en elk by 't zyne te bewaren, gelyk overvloedig blykt uit de Commisfiën, vooral die van den Iaatften tyd, b. v. die van hen RIK Graave van Nasfan, van den 19. February 1515. daar hem onder anderen gelast wordt: „ de garder nos Droits, „ hauteur & Seigneurie , de faire & adminiftrer „ droit, raifon & jujlice a tout ceux & celles qui le requeront &c." dat is, „ om te bewaaren on„ ze Rechten, hoogheid, en heerlykheid, te doen „ en te bedienen recht en goede juftitie aan alle de ,, genen die hetzelve zullen vorderen (31 ); hetzelve blykt ook uit den lastbrief vanRENé de Chalons, Prince van Oranje, van den 4.0ctober 1540., waarby hem ook wordt aanbevolen : ,, dé „ faire dresfer & conduire le bien desdits pays & „ de (29) Batavia Illuftrata, Hoofdft. XIII. bladz. 1384, 1315- (30) Mieris, Charterboek IV. D. bladz. 147. en 198. (31) Volledig te vinden in 't Eerfte Memoriaal van Sandelyn , fol. 40. verfo; Repertorie van Placaten , ia IVo. bladz. 3.  18 GESCHIED - en STAATKUNDIGE „ de les garder £? defendre de toutes foulles <3? „ oppresfions cjc" dat is, „ om het welzyn der „ voorz. Landen te doen handhaven en bevorderen, „ en dezelve te beviaaren en verdedigen tegen alle „ ivanordes en verdrukkingen (32)." Dusverre van de Rechten der Stadhouderen ten aanzien v;in den Graave. Belangende hunne rechten op zichzelven befchouvvd , zoo hadden de Stadhouders uit krachte hunner Commisfie volkomen macht, gezag en bevel, (plein pouvoir, autorité c? mandement, gelyk er ftaat in de zoo even aangehaalde Commisfie van h en rik , Graave van Nasfau, van den jaare 1515.) om te handelen als 's Graaven Gouverneur (d'Etat de Gouverneur, dat is, om alles by afwezigheid van den Graaf te regeeren en beftuuren ) enals Lieutenant Generaal, (dat is, om 's vorften plaatsen post in alles te vervangen; in onze taal zoude men zeggen Generaal Stedehouder of Plaatsbeklecder, Plaatsvervanger^): als zoodanigen derhalven oef/enden zy, by het afzyn van den Vorst, uit krachte van hunnen Last, alk de Rechten der Oppermacht; hoedanige waren, 1. De Wetgevende macht, met advys van 's Graaven Provincialen Raad of Hof, uitgezonderd in zoo verre zy wederom onderworpen waren aan den Gouverneur Generaal (33 ) en aan des Konings hoogen Raad, die in den Iaatften tyd te Brusfel refideerde. 2. De (32) Van slingeland, Oude Regeeritig van Holland , I. D. bladz. 75. volg. en Repert. van Plac. bl. 42. (33) Ge'yk blykt uit het geen men vindt in't Repertorie derPlacaten, bladz. 104.  VERHANDELING. 19 2. De Rechtsvorderende Macht, met by voeging van de Raaden van den Hove (34). 3. De Stadhouders hadden de bevoegdheid van aan - en afzetting, en de jaarlykfche vernieuwing der Stedelyke Regenten (35)* 4. Uit naam van den Vorst vermochten zy Keuren en Gebruiken ( Coftumen) toeteftaan en te verklaaren (36). 5. In geval van manflag en andere lyflïraflyke misdaden hadden zy het recht van Pardon (37). 6. Zy bezaten de macht, om ten aanzien van Oorlogs - en Militaire zaaken, naar mate hun zulks ten nutte der Steden dienftig fcheen, fchikkingen te maaken, en alles te doen, het geen betrekking hadt tot bewaaring en befcherming van het Hollandsch territoir; waarom zy ook Capi* tains Generaal genoemd werden ( 38 ). Dus verre van de Stadhouderlyke Rechten op zich zeiven aangemerkt; laat ons nu in de derde plaats zien, welke dezelve geweest zyn met betrekking tot de Staten. En wel, ten ifte, waren niet alleen alle de burgers en onderzaten, maar ook de (34) Van son, over den oorfprong en aart van 't Hof van Holland, onder de Graven, Cap. 2 & 3. Van slingeland, I. D. bladz. 77. en volg. (35) Van slingeland ter a. p. bladz. 77. en volg. Id sin ga Staatsrecht der Vereen. Nederl. bladz. 186. en volg. en bladz. 276. en volg. Hetgeen de Heer kluit uitvoeriger heeft voorgedragen in zyne Voorlezingen ad Prim. Lin. §. 365. (36) Vergelyk idsinga ter a. p. II. D. bladz. 318. en volg. C37) Vergel. Denzelven, ter zeiver pl. (38) Van slingeland, I. D bladz. 87. Meer heeft van son, Disf. de Cur. Holland. Oiïg. p. 75' fe1Idsinga, I. D. bladz. 66. en volg. £ 2  ao GESCHIED-en STAATKUNDIGE de Staten, de Edelen, de Steden, ook de StadsRegenten zelve , verplicht aan Hun , en tevens aan den Hove van Holland, eed van trouwe en gehoorzaamheid te doen, het geen niemand hunner weigeren mocht; en zulks om reden, dat zy onmiddelyk den Souverain of Graaf verbeeldden(3o). Ten 2de, Onder de Graaven ftondt het den Stadhouder , uit krachte zyher Commisfie, ten allen tyde vry, en wel hem alleen, of den Hove van Holland, uit zynen naam en last, de Stenden of Staten van Holland, 't zy allen, 't zy eenigen uit de Edelen of de Steden , zoo als hy zulks noodzaaklyk oordeelde, of de zaak hetzelve vorderde, t' zaam te roepen. Ondertusfchen kon hy ook in zaaken van eenig gewicht den raad van anderen inneemen; en wel vooreerst zonder onderfcheid raadpleegen' met elk een der burgeren en onderzaten, of, ten tiveede met het Hof van Holland, gelyk blykt uit de Infirutlie van dat Hof door carel V. in den jaare 1531» Art. 3. gegeven; of ook afzonderlyk met Edelen of met Steden, 'c zy elk in 't byzonder, of, het geen eerst op het laatst in gebruik kwam, met hun allen gezamenlyk, onder den naam van Staten (40), welke ten tyde van carel V. en (39) Dan hiervan kan men meer vinden by van son, ter a. p. Voeg er by 1 dsinga, I. D. bladz. 91. en volg. alwaar hy ook uitvoerig, volgends zyne denkbeelden, handelt over de verandering, in volgende tyden, vooral na de oprichting der Republiek, hierin gemaakt. (40 ) Dit heeft ook de Heer vans lingeland omtrent den Iaatften tyd herinnerd, ter a. p. bladz. 78. Dan, de plaats zelve der ïn/lruüie van cauel , van den jaare 1531. §. 3. verdient hier te worden bygevoegd. DeStad- beuder zal — en in andere zaken by advyfe van den vter/k.  VERHANDELING. 21 en van zynen Zoon flechts beilonden uit zeven leden of Stemmen, waar onder de Ridderorde, gewoonlyk de Ridderfchap en Edelen genoemd , de voorfte Stem hadt, terwyl de zes groote Steden, Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Amfierdam, en Gouaa de overige Stemmen uitmaakten; en de Ridderlchap reprefenteerde het geheel platte Land en de kleinere Steden, onder welken waren Rotterdam, Schiedam, Alckmaar, Hoorn, enz. want de benaaming van Kleine Steden werdt toen in dien zin, gelyk hedendaags, nog niet gebruikt, gelyk de Heer rendorp (41) uic" voeriger heeft aangetoond Dit zy genoeg gezegd van de Rechten der Stadhouderen onder de Graaven, deels met opzicht tot den Vorst, deels op zichzelven befchouwd, deels ook met betrekking tot de Staten; Laat ons nu, overgaande tot de Staten van Holland, derzelver gezag, natuur, en waerdigheden onder de Graaven befchouwen. Van al het geen boven nopends de Stadhouders gezegd is, kwam den Staten niets toe; noch bezaten zy iets van die rechten; zy hadden geen deel aan het Opperbewind of aan de Rechtsplegingen, noch ook eenig zeggen, of befchikking, over oorlogs - en militaire zaaken, kortom, by hen huis- vest- voorfz. Prcfident en die Luide van onfen Rade, en ook, cf't nood is, van de Edelen ofte van den Luiden van onfen Steden ofv jn andere die hy daer toe fal willen roepen en convoceeren; het welk hy Jal mogen doen f allen tyden als bem goeddunken fal na qualiteit en gelegentheid der zaken. (41) Acad. Verh. over den oorfprong en macht der Staten onder de Graaven van Holland, Sec~l, II. pag. 39. feq. 6? Sect. UI. p. 73, feq. B 3  22 GESCHIED, en STAATKUNDIGE vestte noch macht, noch deel - genootfchap aan het Algemeen beftuur, gelyk de Hooggel. Heer kluit in zyne voorlezingen my met de geloofwaardigfte proeven en bewyzen overvloedig geleerd heeft (42), en 't welk nog uitvoeriger betoogd is door de Heeren rendorp, en van son. In het tegendeel waren de Staten volkomen afLanglyk van den Graave, en, by zyn afzyn, van den Stadhouder of van den Hove; zoo zelfs , dat zy zonder 's Forfte® , of des Stadhouders , of, gedurende zyne afwezigheid, *s Hofs bevel of vergunning niet vermochten te vergaderen; en, als zy nu van den Stadhouder of van den Hove byeengeroepen en vergaderd waren , konden zy echter nimmer eenige raadpleging houden, dan met en in de tegenwoordigheid van den Stadhouder , of, by zyn afwezen , met den JPraefident of de Afgevaerdigden uit den Hove van Holland, Dees was als Voorzitter altyd te? genwoordig, deedt de Voorftellingen, beftuurde de Raadplegingen, en deedt, na de opneming der Stemmen, de uitfpraak. De Edelen en Steden hadden wel in den jaare 1477. van de zwakke Graavin mar ia verzocht, en, volgends menigvuldige wanordes van dien tyd, by §. 15. van het groot Privilegie verkregen, dat zy op eigen gezag vergaderen mochten; dan juist om d^ze, en an? dere redenen, herriep haar Zoon piiilips in den jaare 1494. by zyne plechtige hulding dit Privilegie, en verklaarde hetzelve van onwaerde (43 ). De ('42 ) Print. Lineae, Cap. XIV. over 't geheel. (43; p ie te r paulus Unie van Utrecht, I. D. bl. iio. en volg. Idsinga, Staatsrecht, i. d. bladz. 273 volg.  VERHANDELING. 23 De Staten deedcn onder Philips den II. nog wel eenige poogingen, in zommige byzondere gevallen, om op bun eigen gezag te vergaderen, hiertoe voornaamlyk aangezet door den nieuwen Advoqaat van Holland van den eynde in 't jaar 1563. en volgende jaaren (44), doch vruchtloos; "hoe zeer zelfs ook dit alleenlyk op de mindere Vergaderingen, en op debefchikking van hunne eigene huishoudlyke zaaken opzicht hadt; en zy zich ook van geene andere bewyzen of kouleuren ter verfchooning hiervan in den jaare 1566.(45) bedienden, dan die zy uit de natuur van eene Vergadering (of Collegie) ontleenden, gelyk ik boven heb aangewezen. Des niettegenstaande konden zy echter als toen niet bewyzen,in'trecht van volg. Va"M slingeland , I. D. II. Hoofdd. Rendorp, Bisf. pag. 50. & fm CD" alles, 't welk ik hier kortelyk aantripte, zoude, buiten alle bedenkingen, veel meerder licht, en de volfte overtuiging van Hiftonfchc en Rechtskundige waarheid verkrygen, indien de Hoogleeraar kluit , myn altoos geachte Leermeefter, konde goed vinden , om, te eenigen tyd, in druk te geven, dat nog onbekende gewichtige Edicï van mariasZooü en Opvolger, Philips de Schoone, Vader van Keizer kakel, van a. 1405. d. 6. Maii , 't welk zyn Hooggel. my heeft vertoond ; 't welk meer dan honderd bladzyden m folio bevat, en oneindig veel Licht verfpreiden zoude over de gefteldheid en wanorders van die tyden, en over den aard en het zamennel van het toenmalige Staatsrecht; als wanneer ook blykeii zoude, dat men de Principia JurtsPubRct (de grondbeginzelen van het Staatsrecht) van die tyden en van onze tyden dikwyls zeer onnoozel met eikanderen verwart. Nader AanleeL dei Schryvers.) _ _ (44) Zie boei, Oudheden van V Hof, I. D. bladz. 43, 44 en Bylagen bladz 169 en 192. en de riemer, Befchr. van 's Gravenhage, I. D. bladz. 394. verge.eken bladz. 155. • r 1 (45) Refolutien van Holland van dezen jaare, tol. 1. B 4  24 GESCHIED - en STAATKUNDIGE van een zoodanig Privilegie te zyn , geJyk de Heer rendorp breeder heeft aangetoond (46), by wien men de gefchiedenis en den uitflag vindt van dat geheel verfchil tusfchen willem I., Prince van Oranje, en den Hove van Holland aan de eene, en de Edelen en Steden aan de andere zyde. En hier door wordt eene grove misvatting van den vermaarden van slinget land wederlegd (47) „ dat de Staaten altyd „ hebben kunnen vergaderen, ah zy het geraden „ vonden:' Ook was het er zelfs zoo ver¬ re van af, dat de Staten deelgenooten van het algemeen bewind zouden geweest zyn, dat zy zelfs geene brieven vermochten te fchryven, waarby de Burgers van deze of geene zaak onderricht werden, het geen gebeurde in den jaare 1565 (48). Wanneer naamlyk de Staten fchreven aan de drie Collegiën der Heemraden, over de nakoming van 't Edict, of „ het Placaat by de Staaten geob„ tineerd op 't flagt turven? nam het Hof van Holland, aan hetwelk, benevens den Stadhouder alleen deze macht toekwam (zynde hun de uitoeffening dier rechten door den Graave aanbevolen) dit zoo euvel op, dat hetzelve terftond over deze zaak klachtig viel by den Vorst zelve, en dit doen noemde „ eene ujurpeering van zyne „ Majefteits Jurisdi&ie door de Staten, 't welk „ hen niet is competeerejide, en 't welk is een A&e „ dependeerende en fmaakende regalia, die „ nie- (46) In de meermaalen aangehaalde Acad. Verhandel. bi. 54. en volg. (47) Staatkund, Gefchriften, I. D. bi. 52. (48) Refolut. van den jaare 1565. fol. 30. vergeL »oei, Qudhed. I.'D. bl. 170, 173.  VERHANDELING. 35 8, niemand mag plegen dan van zvegens zyne Ma„ jefieit daartoe expres gemachtigd ( 49 )• Maar, zal men zeggen, indien geene van deze Rechten den 'Staten onder de Graaven toegekomen hebben, waarin heeft dan destyds hun Gezag beftaan, of hebben zy in het geheel geene Rechten gehad ? Ik andwoorde: voorzeker hebben de Staten ook hunne rechten gehad, gelyk boven reeds is aangemerkt; doch deze waren van dien aart, dat de'Oppermacht en Souverainiteit van een voorzichtig Vorst ook zonder die beftaan konde, en werklyk beftondt; zoo dat de Rechten van den Graave daardoor met beperkt werden, dan in zoo verre hy, geldmiddelen behoevende, de toeitemming der Staten nodig hadt. Laat ons dit beknopdyk inzien. In aêloude tyden hadden de Graaven uit hunne zeer uitgeftrekte en groote Domainen, waarvan de Heer kl uit de lyst heeft opgegeven ( 50 ), overvloedige inkomften , zoo tot onderhoud van 's Vorften perfoon, als om de lasten van het StaatsBeftuur te draagen, zoo dat de Onderzaten van Rechtswege niet verplicht waren eenige gelden optebrengen, het geen en uithetEuropisch Staatsgeftel, en uit het oorfpronglyk recht der Europifche burgeren voordvloeide. Want in Europa fchynt het recht van onderftandgelden te vorderen, en die met gezag te heffen, of uit krachte van Oppermacht uit de eigen beurzen of de eigendommelyke bezittingen van burgeren die te haaien, nimmer behoord te hebben tot de Rechten der (aq) Boei, Oudhed. I. D. bl. 10. (50) Prim. Lincae Cap. XV. §. 774- en volgg. B 5  26 GESCHIED-en STAATKUNDIGE der Souverainiteit (51). De perfonele verplichting van eiken burger tot den krygsdienst was, wel is waar , voor hun een moeilyk bezwaar; dan, ook ingevalle deze last de gewoone maate te boven ging, moest de Vorst zelve de kosten daarvan dragen ; waardoor zulke Vorften , die minder oorlogzuchtig waren , altyd uit hunne eigeneinkomften eene welvoorziene Schatkist hadden,"om zich en de hunnen te onderhouden; daar integendeel zy, die geftadig oorlogen voerden, hierdoor eindelyk genoodzaakt werden, toevlucht te nemen tot de hulp hunner onderzaten, en van hun onderftanden en fubfidiè'n te verzoeken; waar- (50 Dit mag velen, onkundig van het oude en waare Europifche Staatsrecht, en de gefteldheid der Leenregeeringen, vreemd, en paradox toefchynen, maar dezulken wille ik gebeden hebben, dat zy toch de grondbeginfelen van ons Staatsrecht, of ook de denkbeelden, die wy thans van de Souverainiteit uit algemeene gronden maken . niet verwarren, noch inmengen in de Grondbeginzelen der oude Franken en Germaanen, die als vrye luiden, die elk hunne bezittingen vry en onbezwaard hadden, wel wisten, dat de Souverein hen kon opontbieden, om Hem en 't land te helpen befchermen, maar geen denkbeeld hadden, dat die Souverain hun, als macht hebbende, en uit kracht zyner Oppermacht zonder hunne uitdruklyke toeftemtning kon zeggen ; „zoo veel of zoo veel moet ik uit uwe beurzen hebben, om myne onkosten goed te maken " daar alle de Franken zeer wel wisten, dat de Vorften gelds en goeds genoeg bezaten uit hunne eigen Domainen. Doch zederd die Domainen verminderden , en velen uit het volk zelve daar hun aandeel uit kreegen, en de voordeeJen fchepten, verminderden ook 's Vorften Inkomften; en 't gantfche Staatsgeftel ten dien opzichte onderging toen veete Veranderingen. Zelfs in Vrankryk begonden de Koningen reeds in de XIV. Eeuw daartoe generale byeenkomften of Staatsvergaderingen by een te roepen als Volksreprefeatanten. Nader Aanteek. van den Schryver.  VERHANDELING. 27 waardoor zy allengs meer en meer ten aanzien hunner geldmiddelen onderworpen geraakten; en hier in is de reden te vinden, waarom vroeger of laater hier en daar de Stenden eenige Vergaderingen hebben begonnen uittemaken, en begunftigd zyn met verfchillende voorrechten , naar den aart van elk byzonder Volk. Dusdanig althands droeg zich de zaak in Holland toe. Want, door verandering der voorgaande tydsomftandigheden; en het gewicht der zaaken van het bewind in deze landen dagelyks toenemende; daar» by ook de wyze van oorlogen veranderd zynde; en integendeel de door veele oorzaken verminderde inkomften der Graaven niet meer konnende toereiken; waren de Graaven genoodzaakt van de onderzaten geld te vraagen, het welk, naliet aanvangen van het Vergaderen der Staten, als die het Volk vertegenwoordigden, door den Graaf, of zynen Stadhouder, of het Hof van Holland, onder den naam van Bede, pleeg te gefchieden. Het heeft wel ten allen tyde aan de Staten vrygeftaan, naar vereisch van zaaken of omftandigheden, die Beden intewilligen of te weigeren; doch, de toeftemtning eens gegeven zynde, gefchiedde al het overige, naamlyk de verdeeling, de wyze van heffing, en wat dies meer is, op 's Graaven naam (#2), waaromtrent de Graaven van Holland geene andere macht hadden, dan alle de Duitfche Ryksvorften, en zelfs de Koningen en Keizers, wien destyds, zoo min als nu, (ten zy iets anders door Gewoonten of Verdragen ingevoerd zy,) het recht toekwam, of noch toe- C52) Kluit, Print. Lin. %. 742. en slingeland, I. D. bladz. 15.  s8 GESCHIED - en STAATKUNDIGE toekomt, om Belastingen naar eigen goeddunken op hunne onderdanen te leggen; op eene en dezelve wyze toch was het van de vroegfte tyden af met die zaak gelegen in alle de Ryken van Europa , in Vrankryk, Engeland, Schotland, en anderen , Ichoon die in laatere tyden zeer verfchillende Regeenngsvormen gekregen hebben. len onrechte zoude men dan , mynes erachtens, uit het dusver behandelde opmaaken, dat de Graaven, gelyk zommigen willen, een allerbepaaldst en bekrompenst gezag gehad, en dat de Staten eemg mededeel aan 's Graaven Hoogheid of zelfs het Oppergezag, bezeten hebben. Want, het gaat met door , te zeggen : de Staten hadden de vryheid, om de Graaflyke geldbeden al of met intewilligen, derhalven hadden zy ook deel aan de Souverainiteit; even ongegrond ware deze gevolgtrekking: de Graaf, tot goedmaking der kosten van het Staatsbeftuur geld nodig hebbende, moest hetzelve van de Staten, als vertegenwoordigers des geheelen Volks, verzoeken: indien er derhalven in de heffing der geldmidde- Z K een/ge bePaaJi"g Plaatsgehad, dan heeft Hy ook m andere Landsheerlyke of Majefteitsrechten, te weten in de Wetgevende macht rende Macht , en in andere Rechten, eene bepaalde Macht geoeffend. De Schryvers toch over het algemeen Staatsrecht ontkennen deze gevolgtrekking: „ Men vindt in eenen Staat vergade„ ringen van Staten; derhalven is aldaar 's Vor„ iten macht en gezag bepaald." B. V. de Koning vat, Vrankryk, daar hy by mangel van geld en uitgeputte Schatkist niet vermag den onderdanen op eigen gezag Belastingen opteleggen, maar ver-  VERHANDELING. 19 verplicht is daartoe de Algemeene Staten byeen te roepen, kan daarom niet gezegd worden eene bepaalde Souvereiniteit te hebben, naardien hy, gelyk ieder, der zaaken eenigermate kundig, weet, zoo volkomen de Souvereine oppermacht bezit, als eenig Monarch(53). Hieruit blykt lichtlykde ongegrondheid der redekaveling van die genen, die om deze reden den Graaven van Holland de volkomen Opperheerfchappy ontzeggen. Het is wel waar, dat het geld de Zenuw der Staatszaken is, en dat het den Vorften derhalven ten allen tyde voegde, en nog voegt, in het opneemen of vragen van hetzelve zeer vriendelyk met de vertegenivoordigers des volks om te gaan ; maar 't is wat anders wanneer een Oppervorst, geheel van geldof inkomften ontbloot, uit de inwilligingen des Volks alleen beftaan moet; het geen 't geval niet was met de Graaven van Holland , zoo min, als hetzelve thans plaats grypt omtrent denRoomschKeizer, josephus II., in betrekking tot het Hertogdom van Braband. Uit al het beredeneerde, waarin wy ons zoo zeer, als de ruimte der ftoffe toeliet, bekort hebben , fchynt men deze navolgende hoofdftellingen veilig te konnen opmaaken; I. „ De Graaven van Holland hebben ten al„ len tyde gehad het hoogst en Souverain gezag, „ niet bepaald door eenige tusfchenkomst, of „ eenig mede-bewind der Staten." II. „ De Stadhouders hebben, als onmidlyke „ vertegenwoordigers van den Souverain, uitge- „ oef- ( 53 ) Hoe het met deeze Majefteits rechten thans gefield is, leeren de Nieuwstydingen overvloedig. Nader Aantek, des Schryvers.  30 GESCHIED - en STAATKUNDIGE „ oeffend alle de rechten der Souverainiteit, en „ zyn derhalven geweest boven de Staten, die „ aan den Stadhouderen in dat alles verplicht wa„ ren te gehoorzamen (54)." UI. „ De Staten hebben, nadat zy onder de„ zen naam begonden gekend en met de daad „ zaamgeroepen te worden, niet alleen geen het „ rninfte deel gehad aan het Staatsbeftuur; maar „ al hun gezag heeft zich ook ten allen tyde daar„ toe bepaald, dat zy, door den Landsheer op„ geroepen, wanneer zyne kas niet toereikte „ verzocht wierden, om de noodige onderftan„ den m geld toeteftaan, om door het gantfche „ Volk opgebracht te worden ; uitgezonderd dat „ zy ook over deze en geene zaken wel eens ge„ raadpleegd wierden." C54) Men begrypt, dat ik hier fpreeke van de tyden der Graaven , als hebbende my hier alleen voorgeteld te wonen, hoe de zaken geweest zyn, voor den jaare 1572. Deeze zelfde Aanmerking verzoek ik den min geoeffenden Leezer by vervolg altyd in 't oog te houden. Wy zunen fes IcT^erT* ^ naPan> Nüder AaMek' TWEE-  VERHANDELING. 31 TWEEDE HOOFDDEEL. Over de Veranderingen die zedert het jaai 1572., inzonderheid ten opzichte der Stadhouders en Staten zyn voorgevallen. , in het voorgaande Hoofdftuk , den geheelen Staat der Regeeringe van Holland onder de Graaven, en de Rechten der Stadhouders en Staten van dien tyd verklaard te hebben, zal ik, in dit Hoofddeel, moeten onderzoeken, hoedanig het, zints den jaare 1572., wanneer de Burgerlyke onluften opreezen, tot aan de opdracht van het Oppergezag aan Prins willem van oranje in de jaaren 1575., 1576., daarmede gelegen zy geweest, en of hunne rechten dezelven gebleven zyn, pf niet? dan of'de Stadhouder of Staten nieuwe rechten, die zy onder de Graaven niet hadden, bekomen of zich geëigend hebben? Om dit wel te doen, zal het nodig zyn, dat ik aanwyze, hoedanig nog de openbare wyze van land-beftuur, en, gelyk men 't noemen kan, de grondwettige Conltitutie of Regeeringsvorm van alle de Nederlanden, waaronder Holland begrepen was, onder de Landsheeren, in den jaare 1572. geweest zy. Dit nu kan ik niet beter fchetfen, dan op het voetfpoor, en naar de afbeelding van p. bor (55), van wien wy dit weinige zullen overnemen. Voor- ( 55 ) Neder landfcbe Oorlogen en Beroer tem , I. Deel IV. Boek, fel. 126. ( ifte Druk.)  32 GESCHIED - en STAATKUNDIGE Vooreerst dan bericht hy, „ dat de Vaderland„ fche Gewesten, welke men weet, dat weleer „ van verfcheidene Vorften , onder de benamin„ gen van Hertogen, Graaven, Heeren, of Vry„ heeren, op verfchillende wyze beftuurd zyn ge* „ worden, dat deze Gewesten, zeg ik, daarna „ door Verbindtenisfen van Huuwlyken, Erf„ volgings - verdragen en langs vele andere we» genj gekomen zyn onder het bewinden macht „ van éénen Vorst, uit het Huis van Bourgon* „ dien , tot dat zy allen eindelyk tezamen het „ eigendom van c a r e l V. zyn geworden." 2. „ Dat deze carel, en zyn zoon phi„ lips de II. naar ouder gebruik, tot het be„ ftuur van deze Gewesten, hebben aangefteld „ eenen Gouverneur Generaal, doorgaands uit „ koninglyken bloede , of uit het geflacht des „ Graaven zelve afkomftig; en voords over elke „ Provintie eenen byzonderen Stadhouder gefteld „ hebben, en dat daarom, dewyl zy, meer Sta„ ten, ja zelfs Koningryken verkregen hebbende, „ in perfoon niet altyd tegenwoordig konden 3. „ Deze Gouverneur Generaal of Regent „ des lands," (ik fpreek hier metBORS eigen woorden) „ heeft in abfentie van den Lands„ Heere , in alle de Provinciën zodanige macht „ en gewelt, om mette Staten, Raden en Magi„ ftraten der Provinciën en Steden , over alle „ zaken te handelen en gebieden, als de eigent„ Jyke Heere des Lands zelfs, uitgenomen fom„ mige van de aldergrootfte en gewichtigfte za„ ken, daar in niet dan door den Lands-Heere „ zelfs mach werden gehandelt of befloten. Wel „ verftaande dat de Lands-Heere ook zelfs niet „ en  VERHANDELING. 33 „ en mach handelen jegens de privilegiën van de „ Provinciën, Landen en Steden, die hy in 't „ aanveerden van dien ook zelfs moet bezwe» ren" 4. „ Voorts werd den Raad die by den Gou„ verneur relideert, genoemt den Raad van Sta- te, en is 't getal des zeiven Raads onzeker, „ want na de voorvallende en gewichtigheid der „ szaken, zo werden de Raden fomtyds meer en „ fomtyds minder, na des Lands-Heeren wil en „ gevalle. In zulk getal werden begrepen ette„ lyke van de voornaamite Heeren des Lands „ en Gouverneurs van deze of die Provinciën, ,, benelïens ettelyke Doétoren en treffelyke ge„ leerde mannen, die van de Lands Heere daar toe zelfs verkoren en gecommitteert werden. „ — Met dezen Rade van Staten beraadflaagt „ de Gouverneur alle zaken, den Lands-Heere, en 't gemeen nut en welvaart betreffende, „ want men handelt in den zeiven Rade van alle „ zaken, vrede en oorlogen beroerende. Hier „ werd gehandelt en beraadflaagt op alle waar„ fchouwingen en berichtinge die van alle oorden „ ontfangen werden, en van alle verbintenisfen, „ trachten en accporden die.de Lands Heere met „ andere Furften en omliggende Naburen heeft, , maakt, en houd. Van gelyken werd alhier ge„ handelt van de Krygs-overften en Hopluiden „ aan te nemen, te behouden en af te danken. 5, — Ook mede van bouwinge van fterkten en „ vestingen , van voorzieninge en provifie te „ doen, munitie, proviant en anders. En ne„ ven dien ook van afvaardinge, verzendinge en „ ontfanginge van Macht - boden en Legaten, en „ werden alle zware handelinge, van andere RaC „ den  34 GESCHIED-en STAATKUNDIGE „ den tot dezen Raad gewezen, wantin fomma, „ dezen Raad heeft de hoogde macht en fuperin„ tendentie van alles wat 'de Regeeringe , be„ fchüttinge , en befcherminge des Lands be„ treft." 5- » Noch heeft de Lands-Heere eenen ande„ ren Raad die men noemt den Secreten Raad, „ dezen en den voorfz. Rade van Staten plegen „ voortyds maar eenen Raad fzamen te wezen, „ en alles te verrichten en bejluiten. Deze be» grypt gemeenlyk in zich het getal van 10 of 12 „ Raden, geleerde mannen , Doéioren en Li„ centiaten, die van den Lands-Heere of zynen „ Gouverneur daar toe werden gecommitteerr. 3, Dezen Raad heeft macht, last en bevel „ om byzondere privilegiën, vryheden, genade „ en vergiffeniiTen der misdaden te geven': wet„ ten, ftatuten, en edicten te maken: kennifle „ van klagten des Lands en grenzen , en die „ voornaamfte zaken des Lands Regiment, de „ Hoogheid en autoriteit der Lands - Heeren, en „ andere Heeren te verrichten, en werden de „ hoogwichtigfte zaken des Lands door deze Ra„ den , den Lands ■ Heere of zyn Gouverneur „ aangegeven : en van gelyken werden by die „ van den Rade van Staten , dezen Rade met „ gedeilt alle de wichtigfte zaken die aldaar voor„ vallen om die met den anderen te beraadila»y gen." 6. „ Daar is noch eenen anderen Raad die „ men noemt deu Rade van der Finantie, deze „ hebben de opperfte en hoogfte macht over de „ Domeinen en erflyk inkomen van den Lands„ Heere, over de ordinaris en extraordinaris be„ den en bewilligde penningen, die den Lands- „ Heer  VERHANDELING. 35 55 Heer in tyden van nootzake op zyn verzoek be5, willigt werden by degemeeneof byzondereSta„ ten der Provinciën : over die Rekenkameren, „ en generalyk over alle de welke met des Lands„ Heeren geld omgaan. In dezen Raad wer„ den de tax van de fchattingen beflotenorde5, ning gegeven op de betalinge van alle dingen, „ wat tot vrede of krygszaken beroert, als naj, mentlyk tot beveftinge der fterkten, van mu„ nitie, proviant, ordinaris en extraordinaris on„ korten, die tot befcherminge en bewaringe des „ Lands van node zyn. Somma dezen Raad „ heeft het regiment van alle 't geld van den „ Lands-Heere." 7. 5, Vorder zo zyn in verfcheiden Provinciën „ in deze Landen andere Raden die men noemt „ Provinciale of Cancelryen Raden de welke „ macht hebben elk in 't hare te oordelen, over » alle gefchillen en twiften, zo wel borgerlyk als „ criminelyk , die in de refpective Landen en „ Provinciën ontdaan , 't zy uit wat zaken het „ zyn: zo doen deze Raden ook handhaven de „ privilegiën, vryheden, ampten, beneficiën en „ provifien die de Lands - Heere geeft. Voor „ deze Raden werden ook in recht beroepen en „ geciteert, niet alleen alle en een yder Provin„ ciale Officieren en Bevelhebberen, maar ook „ de Lands - Heere zelfs, zo dat hier de kleinfte „ zo wel als de hoogfte in recht werden gehoort „ en ontfangen: aan deze Raden mogen appelle5, ren alle die by de vonnisfen van de andere par„ ticuliere gerechten van Steden , Dorpen, en „ ordinariffe dagelykfe of lage Rechters en vier„ fcharen bezwaart zyn." 3. „ De Graven onderhielden, (volgens denC a „ zelf-  S<5 GESCHIED-en STAATKUNDIGE „ zeiven bor) in tyd van vrede, geene krygs„ macht in het geheel. Dan carel V. lïeide „ eene zoogenaamde Bende van ordonnantie in, „ beiïaande uit drie duizend ruiters , waarvan „ beneyens veele andere, de Prins van Oranje\ „ de Graven van Egmond en Hoorne, de Heer „ van Br ederode enz., voor de opkomst der on„ luiten,^ Over/ten geweest waren." 9. „ Eindelyk. In vredes tyden hielden de „ Graven nimmer eene Zeevloot; waarvan bor „ aldaar de reden opgeeft. Nogthands hadden „ zy eenen Admiraal ter Zee, bekleed met aan„ zienlyke macht en gezag in de zee-zaken, en „ die een gedeelte der geconfisqueerde Goede„ ren, en der fcheepspryzen in tyden van oorlog „ voor zich genoot. Dit ambt bekleedde des„ tyds de Graaf van Hoorn. Men zie voords „ bor (56)." Philips II., de voetflappenvanzynen Vader carel niet in alles drukkende, dan alleen in dat gene, 't welk deze ten aanzien van den Godsdienst al te wreed en geftreng, zoo hier als elders, bevolen hadt, naar de onverdraagzaamheid van die eeuw omtrent de Hervormde Religie hadt, by zyn vertrek in den jaare i559. naar Spanjen, na een bykans vierjaarig verblyf in de Nederlanden, de gemoederen der Landzaaten allengskens van zich verwyderd, waardoor, met andere bykomende oorzaken, inzonderheid door de klachten der Abten of Klooftervoogden en den naaryver van fommige Edelen onder elkander, der burgeren harten allengs in partyfchappen verdeeld, en burgerlyke onlusten geboren wer- (56) Ne derl. Oorlogen enz. ter a. p.  VERHANDELING. 37 werden. Deze onlusten rekenen zeer veleSchryvers, de HolJandfchen inzonderheid, reeds van het jaar 1565. af, en wel van de overgave van een fmeekfchrift door eenige Edelen, gewoonlyk '4 verbond der Edelen genaamd. De zaak zelve is waar en in dat en het volgend jaar gebeurd, en water by die gelegenheid voorgevallen zy, heeft de Hoog-Eerwaarde Heer j. w. te water naauwkeurig befchreven (57>. Doch, mynes achtens, is dit niet naauwkeurig. Weliswaar; zommige Edelen, onderling verbonden, hebben toen zeker geklaagd over de geftrengheid der gegevene wetten , byzonder nopends den Godsdienst (58); doch de toen opgegeven bezwaren, en de beweegingen daaruit ontdaan, zyn daarna geftild, en nimmer, althands in Holland, door openlyk Gezag of Goedkeuring onderfteund geweest, gelyk uit de Registers der Staten van Holland zelve klaar blykt (59), zoo dat er toen, naar 't zeggen van hu go grotius (60), eene diepe ruste of vrede was, die, hadt men niets meer begeerd, lichtelyk zoude bewaard gebleven zyn. Dan anders behaagde het Gode , die het gemoed van Koning philips derwyze verhard hadt, dat hy, met verwerping van de raadgevingen van zommigen uit zyneRaaden, die hem den zachten weg aanprezen, en geen gehoor gevende zelfs (57) In liet uitmuntend werk, Hiftorie van''t verhoud ■en fmeekfchrift der Nederl. Edelen, ter verkryging van vryheid in den Godsdienst en Burger/laat, in de jaaren 1565. tot 1567. III. Deelen in 8vo. (58) Wagenaar Vaierl. Hiftorie. VI. D.-bl. 122. (5SÜ Refolutien van Holland. Ao. 1^65. fol. 17, 22, 29. (60) Annalium, Lib. I. p. 26. c3  38 GESCHIED.en STAATKUNDIGE zelfs aan de vermaningen des Keizers, als zyn en. Leenheer (61), alles door het zwaard tot de voonge gehoorzaamheid, zoo hy meende, wilde wederbrengen. Tot dat einde zondt hy naar deze Gewesten den Hertog van al ba, dien Schrik der Nederlanderen, met onbepaalde macht, om het ongenoegen des Konings met burgerbloed te wreeken, en de Schatkist met het goed der veroordeelden te verryken, welken last hy, zonder eenigszins te aarfelen , op de wreedfte wyze ten uitvoer bracht. De Nederlandfche Schriften en Jaarboeken zyn vervuld met die wreedheden, welke ik, als onnodig te herhaalen, liever met ftilzwygen zal voorbygaan. Dit alleen zal ik hier byvoegen, dat onder de genen , die, op de tyding van Alba's komfte , hun leven door de vlucht gered hebben, zich ook bevondt willem van oranje, Stadhouder van Holland, Zeeland, en Utrecht, (in wiens plaats werdt aangefteld maximiliaan, Graave van Bos/u) en zyn broeder lodewyr van nassau, die beiden uitweeken naar Duitschland, en wier goeder ren werden verbeurd verklaard. Terwyl nu Alba dagelyks trotfer begon te handelen, en over den tienden Penning (62) met geweld te heffen, in den jaare 1572. beraadflaagde, ontvangt hy, onverwacht, de tyding van het vermeefteren yan de Stad Brielle dpor de zoogenaamde Water- gen* (6"i) Zie em. van meteren, Neckrl. Hiftorie. Ï'I D. bladz. 62. (62) De Gefchiedenis dezer Schatheffing vindt men by vigetus ab Aytta, Commentar. in Hoynck van Papenéfccht, 4naje&. Belg. T. I. pag. 131.  VERHANDELING. 39 geuzen; uit welk geval de oorfprong der Vryheid, doch daarna met veel bloeds gekocht, moet worden afgeleid. Dit gebeurde den i. April 1572- (63)- ... De gevolgen hiervan waren gewichtig en onverwacht. De Steden Vlisfingen, Veere, Enckhuyfen, Dordrecht, Gouda, Leiden, Haarlem, en Gorinchem, in Zeeland en Holland, werden ingenomen, of gingen tot de zoogenaamde Geuzen of liever de'eerile bewerkers en voorvechters der opkomende Vaderlandfche Vryheid (die toen zeker zeiven niet dachten, wat gewichtig wetkzy aanvingen), vrywillig over. Deze Steden riepen terftond wille m van oranje in , als Verdediger der Vryheid, waar door in Holland de affcheiding van eenige Steden veroorzaakt werdt. Want, wanneer de Hertog van al ba in Holland, door maximiliaan de Bosfit, die toen aldaar Stadhouder gefteld was, de Staten ïn'sGravenhage by een geroepen hadt tegen den 15-july 1572., om over de affchaffing van den tienden penning (64) te raadplegen , zonderden zich de Steden, die willem toegedaan waren, met bvval van kleene Steden, behalven Rotterdam, Jmfterdam, en Delft, af, en vergaderden (het geen alle de vroegere Registers leeren, nimmer voorheen gefchied te zyn (65)) eigener gezag «* r deze J veele dingen verTOJgends beter verftaan worden! die anders zeer duifter zouden zyn Staten ™„ Holland at^t'z% Tolt «ardtgheden he'W *9  52 GESCHIED - en STAATKUNDIGE de ingezetenen te verdeelen; hy herroept de Commisfiën van hen, die voorheen het bewind hiervan hadden, en gelast hen hunnen post te verlaten. 8. Op dat de bediening der JufHtie te beter en fpoediger geichieden mocht, verzoekt hy de Staten ernftig, dat zy hem toezenden eene lyst van Raadsheeren in den Hove van Holland, die gebleven zyn; als mede, dat zy hem anderen opgeven, om daar uit Raadsheeren en een Hof voor zekeren tyd aan en inteftellen. 9. Eindelyk beveelt hy allen Militaire Officieren , en plaatfelyke Magillraten , te zweeren op de Ordonnantie , den 23. Augustus uitgegeven nopends de Militaire Discipline. Gedurende zyn afwezen zoude alles beduurd worden door zynen onderbevelhebber, Grave van der marck, met advys echter van hen , die Hy ais Raaden , door de Staten te benoemen, hem zoude toevoegen. Dan, in Burgerlyke zaaken (Politie ) zoude de Graaf van der marck niets verrichten, dan op Praeadvys der Staten. Willem zelve verklaart in dit allergewichtigst Edi&> dat hy om den Staten een goed genoegen te geven, dat 't land ordentlyk geregeert mag worden — en op dat de Privilegiën en de Rechten des Lands ongefchonden bewaard bleven, daarom hadt voorgenomen , daar omtrent niet te handelen of bevelen , zonder voorkennis der Staten , met byvoeging van deze reden: om de kennis, die zy hadden van de gelegentheid des Lands „ wy ook by de/en doen alle andere generale Cemtnis/iëie „ over den Lande van Heiland fireckende, voor defen tydt geëxpireetd"  VERHANDELING. $3 Lands en der humeuren van de Ingefeetenen ( 91). Maar hier, dunkt my, hoore ik zommigen, uit het geen te Dordrecht verhandeld was, en uit deze belofte van niet buiten voorkennis der Staten te handelen, befluiten tot der Staten Oppergezag ; ja (het geen de oude zang is) dat de Staten meer dan de Stadhouder zouden zyn geweest ; doch foortgelyke gevolgtrekkingen ontkennen wy grootlyks, want, dat witt e m verklaart, niet te zullen handelen buiten rade der Staten , werd meer uit de regelen der voorzichtigheid, dan uit verplichtingen geboren; de Prins toch had , (daar hem alleen, by zyne Commisfie , zonder tuslchenkomst van iemand anders, het (91) Bor., VI. B. fol. 291. verfo. van slingeland, 1. D. bladz. 87. By nadere overvveginge twylTcle ik ook zeer, of dit niet Hechts betreklyk zy tot den Iaatften volzin , waar hy fpreekt van 't ongefchonden bewaren der Privilegiën en Rechten , in welken hy geene veranderingen zoude maken, of bevelen geven , zonder voorkennisfe der Staten , dewelke meer malen onder de Graven verzocht hadden, tot voorkoming van moeilykheden, Procesfen enz. van geene nieuwe Privilegiën iemand te vergunnen zonder hun advys. Van de Privilegiën van Vrydommen van Schatting is daar van een allerfterkst bewys in de Rcfolutie van Holland A. 1556. fol. 96., waarzy verzoeken, dat Koning piiilips geene privilegiën van vrydom wilde geven , zonder de Staten by fyne Majefteyt daerop gehoort te worden. Doch om te toonen, wat begrip zy van 's Vorften Hoogheid en Rechten maakten , voegen zy deze nadruklyke woorden er by : Dat fyne Majefteyt de Staten daerop gehoort hebbende, ah dan noch doen mach dat fyn Majefteyt gelieft , en mitsdien fyne handt daar doer niet gejlooten en werd. Ik ben deeze Aanmerking en plaats verfchuldigd aan den Hooggeleerden Heer Profesfor a. kluit. Nader Aantek. des Schryver. D 3  £4 GESCHIED, en STAATKUNDIGE het opzicht toebehoorde over het Publiek beftuur, en het recht om allerleie bevelen te geven, die nuttig waren) dit konnen nalaaten. Dan de voorzichtigheid ried hem toen anders, en dit blykt genoeg nit de bygevoegde reden, welk niet beflond , daarin , dat dit zoo was overeengekomen by verdrag, maar zy was deze: om de kennis , die zy hadden van de gelegentbeid des Lands enz. (92). Daar beneven was er destyds nog geen Hof van Holland; noch zoodanige Ambtenaren niet, wien de Vorst naar oud gebruik raadplegen konde. Deze allen waren , gelyk ik reeds herinnerd heb , gevlucht; dus waren er alleen de Staten , met wien willem over deze of gene zaak konde raadplegen. Voeg er by, dat de Stadhouder, wegens de tydsomfiandigheden, wel iets aan de Staten toegeven moest, alzoo zy het waren , die hem de onderftandgelden befchikken moeiten, die destyds hoogst noodzaaklyk waren, om met gewapende kracht Alba's geweld tegen te gaan. Ook kan men uit daden , vooral ten tyde van beroerten , geen befluit maken tot bet Recht. Maar ook, was het er zoo verre vanaf, ('t geen anderen trachten te beduiden) dat de Staten boven den Stadhouder waren, dat men nog in het jaar 1573. Placaten vindt, in welke de Staren als verzoekers (fupplicanten) voorkokomen (93). Doch, (92 ) Zie bor en slingeland ter a. p. ï ^93P, ?£lyk VAN SLINCEUND te recht herrinnert, I. D. bladz. 93 Waar hy dus fprcekt: Jaa felfs fyn 'er llacaaten van Me tyd, waarin de Staten ver van ah Legtjtatcurs, genoemt worden, als versoekers, gelyk die van  VERHANDELING. 55 Doch, wanneer de zaken der Nederlanden hoe langer hoe gewichtiger en hachlyker werden, en de Prins hier door alles niet alleen kon beftuuren, en men van beide zyden met verfchillenden uitflag flreedc, richtte willem I. eindelyk in den jaare 1573., wederom by advys der Staten van Holland, eenen Raad nevens hem op, waarvan men de namen en verrichtingen vindt by b 0r C 94 )• Deze Raad zoude' met denPnnu' over Burgerlyke en Militaire zaken het opzicht hebben. Maar in dien zeiven tyd gebeurde iets, niet in den Regeeringsvorm zelve, maar in het uitgeven van Placaten, het welk onze Schryvers weinig hebben opgemerkt. Tot dus verre naamlyk had willem de door hem afgekondigde Placaten uitgegeven op zyn naam en zegel; hy hadt de Commisfiën, die voorheen den naam van Philips aan 't hoofd hadden, ook op zynen naam voorgefchreven. Dan willem begreep, naar zvnefchranderheid, zeerwel, dat dit, indien het aan de regelen van het fterkfte recht getoest werdt , niet wel te verdedigen zoude zyn, by den Koning, by het Volk, en by het Duitfche Ryk, waarvan de Nederlanders zich nog als een lid aanmerkten. Willem, ongetwyffeld hiervan verwittigd, liet derhalven, in den jaare 1574. dezen vorm varen, en Helde wederom den naam van Philips, als Souverain, aan het hoofd der Wetten, gelyk weleer pleeg te gefchieden, met jnlasfching van deze bewoordinge in de v00^ van den 15. Febr. i573- »'« ^f^f,fS en van den 15. Junj 1576. ** het ide Stuk der Placaat- boeken, fol. 2137- Nader Aantek. des Schryvers. (94) Nederl. Oorlogen, VI. B. fol. 45°« D 4  56 GESCHIED - en STAATKUNDIGE den : „ by advies van den Prince van Oranje ah „ 's Konings Stadhouder, en van de Raden ne„ vens Hem wefende," en aan het einde: „ ter „ relatie van den Stadhouder, de Raden nevens „ Hem , mitsgaders de Rade Provinciaal over „ Holland, Zeeland, en Westvriesland-" (hier is geen gewag van de Staten) desgelyks, in het Hof, naar ouder gewoonte : „ ter relatie van „ den Stadhouder, de Raden nevens Hem, mits„ gaders^ de Rade Provinciaal" Dit alieen was flechts nieuw in deze formulieren, dat er bygevoegd werdt de Raden nevens Hem, die te vooren niet beftaan hadden ; van hier moet men afleiden, dat er van 1572. tot 1574. wel vele ordonnantiën te vinden zyn, op naam des Stadhouders alleen, met advys der Staten afgekondigd, maar na dien tyd wederom zeer velen onder 's Konings naam, gelyk onder anderen het Privilegie in den jaare 1575. door willem, op naame van den Koning, aan de Leidfche Hoogefchool gegeven, het geen de Koning aldaar gezegd wordt te vergunnen, by advys van den Stadhouder, den Rade Provinciaal van Holland, en van ie gemeene Staten van Holland en Zeeland (95). De reden, waarom het Hof van Holland hier gefield wordt voor de Staten zelve , kan opgemaakt worden uit het geen ik , in het Eerfie Hoofddeel, van dat Hof gezegd hebbe, en was dus naar het oud gebruik (96). Dit zelve heeft de beroemde van slingeland reeds voor my aangemerkt (97), die terecht ontkent, dat er (95) Bor, VIII. Boek, fol. (96) Meer hier overheeft van son, in zyne Acad. Ferhandel, over V Hof van Holland enz. (97) Staatkund. Gefchriften, I. D.bladz.92.en volgg.  VERHANDELING. 5? er voor de afzweering van den Koning eenige wetten of Ediéten gevonden worden, door de Staten gemaakt, fchoon hun naam dikwyls in dezelven voorkome ; doch alleen Iyk, volgends het geen ik boven zeide, by advys der Staten, blyvende de macht van befiuiten en bevelen by den Stadhouder (98). Dan, hoedanig het hiermede ook zyn moge, dit doet niets tot het wezen der zaak. Het is toch allerzekerst, dat de Stadhouder, gelyk ik in het voorgaande Hoofddeel getoond heb , altyd den voorrang voor de Staten gehad heeft. Jin willem I., die alles, wat hy deed, als vertegenwoordiger van 's Konings perfoon uit krachte zvner Commisfie verrichtte , was en bleet uit dien hoofde alleen in het bezit der Rechten van de Souverainiteit, in eenen gezonden zin alhier genomen; en het ftond hem vry, het advys^n_ Co8) De woorden van van slingeland verdienen hier te worden uitgefchreven. „ fondcr dat Placaten ge., vonden worden voor de affweering van den Koning , die den naam der staten dragen, of geteekend zyn , by derfelver Secretaris, niet te min zyn er weinigellacaten van dien tyd, ( 1574- »5««- ) fl» wel]e de Sta' ten niet genoemt worden , doch op eene wys , die genoeg" faam toont , A legislat.ve magt niet ey«enthk hy de Staten was, maar by de Koning, en uit " deszelfs naam by de Stadhouder; want de Placaten luiden doorgaans, dat de Koning ordonneert of fiafuecrt, met advis van den Stadhouder. Waarop dan volgt, en van be staten" of „ van de staten en die van den rade," ofwel „ van die v an den " "rade en van de staten," de staten overal r genoemt wordende agter den stadhouder, e» mee, nigmaal agter het hof, ja zelfs fyn er Placaten van „ die tyd, waarin de Staten, ver van als Legiflateurs, .. senoemt worden als verzoekers:1 D5  58 GESCHIED - en STAATKUNDIGE Staten of van anderen , wie hy wilde, te vragen of niet, het geen ik uit de Commisfiën der Gouverneurs breeder in het Eerfte Hoofddeel getoond heb. Daar Jiy dan de vryheid hadt degeenen, die hy verkoos, te raadplegen, zo maf men hieruit beoordeelen, of hy wettig en volgends zyn eigen recht Raaden voor zich aangenomen hebbe. De Heer wagenaar behoefde het dus niet als iet byzonders aanteteekenen (99), dat de Inftruêiie door willem aan sonoy, als Stadhouder van Noordholland onder hem, gegeven , alleen den naam van willem aan het hoofd hadt, en met zyn byzonder zegel alleen bekrachtigd was. Ik ga voorby, het geen hy verder min naauwkeurig fchryft"( roo ). Uit de fchriften toch, die na wagenaar in het licht gekomen zyn, twyffele ik niet, of die geleerde man zoude, naar de edelmoedigheid hem eigen, dit zelve erkend hebben, indien hy thands leefde. Nogtands heeft hy hier en daar door de nevelen heen de waarheid recht gezien , gelyk onder anderen , daar hy aanmerkt (101), dat de Staten door zware inwilligingen ook meer deel aan de Regeering kregen. Dit is richtig, indien men het verftaat van die raadgevingen (conftlia), welke mede te deelen de Staten , en welke te vragen de Prins zelve van hun en zyn belang rekende (102). Hier- (99) Vaderl. Hiflorie, VI. T>. bladz. 363. (100) VII. bladz. 3. en elders. (101) Aldaar bladz. 5. ' (102) Om de zaak met een voorbeeld van vroegere tyden optehelderen, dezelve wagenaar, die in de zes eerfte Deelen veel van de macht der Staten onder de Graaven bevooroordeeld gefcbreveji hadt, eiudelyk, tot zich zei-  VERHANDELING. 59 Hieruit fchynt men te moeten afleiden, dat de Stadhouder willem in den jaare 1574. den Staten beloofd heeft, in oorlogszaken het advys van hunne Gedeputeerden te zullen innemen. Van hier ook, dat de Graaf van der marck, willems Onder- Stadhouder, door hem gelast werdt, alles , het geen betrekking hadt tot het algemeen beftuur en de welvaard des geheelen volks, by advys der Staten te verrichten. Wanneer dit nu allengs in gebruik kwam, is het geen wonder, dat de Staten onder willems opzicht eene zekere ordre of inrichting, die er te vooren niet geweest was, maakten, volgends welke voordaan hunne vergaderingen zouden gehouden en beftuurd worden , welk genaamd wordt Ordonnantie op de Vergadering van Holland (103), waarin merkwaardig is het 6de Artikel; wordende daarby vastgefteld, dat, byaldien in deze Vergaderingen tusfchen de' leden tvoisten of gefchillen mochten ontftaan , deze , ( gelyk billyk was uit hoofde der toenmalige inrichting en confiitutie) zouden beflist worden door zeiven komende, erkent edelmoedig, dat de Staten onder 't bewind der laatfte Graaven genoegzaam in geene zaken van Regiering plagten gekend te worden ; en a/teenlyk over zaken van belaftingen of over V beveiligen der Zeevaarten Visfcbery, waarmede belasting verknogt was, werden zamengeroepen, blyvende byna alle zaken van Politie of Regeeringe den Grave of zynen stadhouder en raaden "aanbevolen. Zeer richtig! maar het geen hy tot de laatfle Graaflyke tyden bepaalt, (even als of in vroegeren tyd iets anders hadt plaats gehad) dit was van oudsher ook alzoo, gelyk genoeg gebleken is uit het Eerfte Hoofddeel. (103) Waarvan de Hoofdzaken worden opgefomd by bor, VII. Boek, fol. 482. Hering, bladz. 30. noot 10, en s. van slingeland, I. D. bladz. 94.  6o GESCHIED - en STAATKUNDIGE door hem, die boven alle anderen was, den Stadhouder willem, welk recht voor hem geenszins nieuw was. Want het recht van decifie m de verfchiilen tusfchen deProvintien, ende Leden, hadt altyd aan den Stadhouder, en het Hof van Holland toebehoord (104). • En dit zesde Artikel fchynt my toe, de waare reden te behelzen , waarom by de Unie van Utrecht §§. 9. en 16. aan den Stadhouder en de macht zy opgedragen van te oordeelen over twisten en verfchiilen : doch , wy zullen hier over breeder handelen in het IV. Hoofddeel. Naardien nu de Edelen en Steden, zy althands, die door den Stadhouder werden geraadpleegd, en tot dat einde van hun ter vergaderinge of beichreven, of toegelaten werden, zich langs dezen weg meer en meer gezag poogden te verwerven ; zo kan men hier uit opmaken, waarom de Prins van Oranje, in dien veegen ftaat der zaaken (105), en ziende dat fommige rechten, die hy tot dus verre uitgeoeffend hadt, hem of betwist, of al te naauw bepaald werden , den 20. Ocfober des jaars 1574., Van de Staten verzocht hebbe zyne Demisfie, en dat zy zei ven den teugel der Regeeringe, (by afwezigheid des Graven) wilden in han- (104) Dit erkent ook de Geleerde p. paulus, Ferkl. der Urne vanUtrecht, II. D. bladz. 271. in de noten; en blykt ten du.dlykften uit zeker Placaat van Keizer c a- v nl?? 7' ?a°b' '531. by wa ge na ar, Vad. titjt. V. D. bladz 28. alwaar, op het einde, de verfchilJen tusfchen byzondere Provinciën ontdaan, aan YmzStadhouders of aan de Gouvernante van alle de Nederlanden ter bellisfinge worden overgelaten. en vo°gg WA6ENAAR' ^'derJ.Hiftorie, VII. D. bl. 10.  VERHANDELING. 61 handen nemen (106). Dan, de uitkomst verfchilde zeer veel van dit verzoek; want de Staten fjoó) 's Vorften uitdruklyke woorden leest men by wagenaar, VII. D. bladz. 19. en volgg. Min naauwkeurig nogthands fchynt wagenaar gefchreven te hebben, „ dat de Prins van de Staaten begeerde, dat er na„ der orde op 's Lands Regeering gefield wierd" Zyne eigen woorden heeft men in de Refolutien van Holland van 20. Oft. 1574. fol. 148. „ de Prins (zeide) geen ander „ middel te weten , dan dat de Staten het goüverne„ ment van den lande van Hollandt fouden aannee„ men, en fyne Excellentie van fynen fwaren last verlich„ ten" 'T geheele Andwoord der Staten over alle door willem I. voorgeftelde punten is te wydloopig. Ik zal echter hier in zyn geheel ftellen 't punt der Regeering, zoo als het ftaat in de Refolutie van Holland, A. 1574. den 1. Nov. fol. 176- 1S2. Antwoord van de Staten op de voorn. Propofitie fulcks den 12. Nov. 1575. S. E. overgelevert is. De Staten 's Laudts van Hollandt gefien hebbende de propofitie van S. H. gedaen, ende wel ernftelyck gemerckt en overgeleydt hebbende de drie inconvenienten daer inne verhaelt, ende de remedien daer by gevoeght; geven S. E. enderdaniglyk voor Antwoord, dat foo veel aengaet het eerfte poinft , fy uyt alle redenen bevinden , dat geduyrende dit tegenwoordige onver/landt ende gefchil van de Kon. Majefteyt van Spaignen, geabufeert van de Spaenfche Inquifitie ende haeren aanbangh tegens de Staten, Vafallen, Ingezetenen ende Ingeërfden des Graefelyckheydts van Holland, hoogh noodigh zy tot de warenisfe van de gemeene nutte ende welvaert, onderhoudt van goede politie, Privilegiën ende Vryheden, ende funderlinge tot confervatie van de Chriftelyke Religie, een Hooft ende Overigheid te hebben, dat fy daeromme bidden S. E. in alle onderdanigheydt, dat haer gelieve fyne geluckfalighe Regeringe, met het Collegie van den Raade van Staete nevens hem wey fen-  62 GESCHIED-en STAATKUNDIGE ten, daar over geraadpleegd hebbende (w?) en voorziende, dat zy zich zonder den Prince in geenen deele konden flaande houden , befloten eindeJyk, Hem de hoogfte macht, om over alle zaken het Pubhcq beftuur aangaande, naar zyn goedvinden te bevelen, doch alleen gedurende den oorlog optedragen. Zy verzochten dus willem L, dat hy voordginge in het beftuur dezer Landen zich bezig te houden, onder den tytel van Gouverneur, metvolfirektgezag, macht, en Opperst bevel (io8). ■ * Overgehaald door deze verzoeken der Staten, hernam de Prins, die zonderlinge onder de Vorften, w,ens naam zich de dankbare Nakomelinglchap altyd met roem en eerbied herinneren zal, wederom de teugels van het Algemeen Bewind. _ En hier mede zyn wy gevorderd tot aan het jaar 15^5., en derhalven tot het III. Hoofddeel waarin wy zullen moeten overwegen, of door de Opdracht van het Oppergezag aan will e m van Oranje, eerst door de Staten van Holland alleen in 1575., daarna in den jaare 1576. door de Staten van Holland en Zeeland te zamen, in de rech- (ende te continueren ende tot vordere nut ende welvaert des Lwdts de fuperihti^enfie, Overigheydt ende Regermge onder den naam van Gouverneur , of Re^nt uyt goedtwilügeft&tó van de Staten, Vafallen, gemeene Ingezetenen cn Geërfden des Graeffelyckheyds van Hollandt .en te vaerden, confereerende fy luyden tot dien fine ^ S. E abfolute Macht, Authoriteyt ende Souverain bevel ter direfl.e van alle gemeene Lands faken geene ZZZi' dert. Nader Aantek. des Schryvers. "ytgeion Ci 07) Vergel. wagen aar, tera. p. (108) De Hoofdpunten dezer Opdracht heeft wa gekaak, ter a. p. bladz. 12, 13,  VERHANDELING. 63 rechten des Stadhouders willem van Nasfau en" der Staten, door het wederzydsch verdrag in den jaare 1572. hepaald en aan beide kanten verzekerd , doch van -welke rechten des Stadhouders de Staten toen ten tyd iets fchenen afgenomen te hebben (109); of, zegge ik , in deze .rechten eenige verandering voorgevallen zy; dan of zy integendeel dezelve zyn gebleven, ten opzichte van Stadhouder en Staten, behoudens echter fommige bepalingen ? D E R- (109) Myne meening is, dat door de bovengemelde bepalingen, die na, en met't jaar 1572., opkwamen, omtrent het advifceren en diergelyke andere puncten , het gezag der Staten in fommige zaken zoo veel vermeerderde, als de Rechten des Stadhouders ouder den Graaf verminderden. Om niet te zeggen , dat in tyden van verwarring, gelyk toen, alles zoo richtig niet kan toegaan. Hierom klaagden wel eens de belang hebbende over het verminderen van hun gezag: zoo klaagde, in't jaar 1574., het Hof van Holland aan den Stadhouder over Steden en Dorpen, waarvan de aanhef dus was : ,, Doorluchtige Hoochgeb. Furst ende ,, Genndigen Heere! /ilzoo wy dagelicx by experientie be,, vinden, dat onder dexel van den jegenwoordige oorloge diverfche Steden ende Dorpen onder Holland gelegen, „ hen dagelix (raetter daet tegens alle recht , redenen , „ ende billicheyt vervurderen de Limiten van heur juris„ dictie te extendeeren ende foo veel hen mogelyck es op „ heuren naeften te ufurpeeren , fouckende ende alleen „ vervolgende V gunt hem in 't particulier tot heurluyder „ eygen fingulier proufFyt dienende es." Iets dierge- lyks fchynt te zyn geweest, waar van in V ide Regifter der Misfiven van den Hove, fol. 91. gemeld wordt, waar de Staten A. 1575. d. 9. Apr. verzoeken aan 't Hof, nog niet te executeeren zeker daar genoemd perfpon wegens achterftallen, als in hunnen dienst zynde, waarop het Hof antwoordt, gaarn zulcks te willen doen, maar dat de zaak was gegaan in Judicio en ex Tranfa&ione. Dat 'er reeds fententie was gewezen, en die liquide, en zy dus geene Sur-  64 GESCHIED - en STAATKUNDIGE DERDE HOOFDDEEL, Waarin onderzocht wordt, of9 door de opdracht van het Oppergezag in de jaar en 1575. en 1576., in de Rechten der Stadhouder en en der Staten eenige verandering gefchied zy ? Het einde des jaars 1574. was voor de SpaanIchen zoo noodlottig, vooral na de inneming der Stad Middelburg door het krygsvolk van Oranje, de wanbetaling der Spaanfche Soldaten, die deswege in de Steden, waar zy in bezetting lagen, vry woest te werk gingen, en na het onverwacht overlyden van den Stadhouder Generaal, lotjis de reqtjesens, te midden van het gedruisch der wapenen, en de oproerigheid zyner Soldaten, dat Koning philips, te laat door zyne raadslieden zich bedrogen ziende, en befpeurende, dat de Hollanders en Zeeuwen, en die hunner party waren toegedaan, door geweld van wapenen niet waren te onder te brengen, en dat hy , op den voet, zoo als hy begonnen hadt, voordgaande, ongetwyfeld twee Provintien van groote waardy en gewicht Holland, en Zeeland, ftondt te verliezen; het van zyn belang rekende, iets Surcheance konden geven, ahoo (zeggen zy") V felve zoude wefen jegens de befebreven Rechten ende d'Inflruclie van de/en Hove die wy befworen hebben ; dan [oude V felve NB. by d'Excellentie, ofte die over handt moeten gefchorst worden, explenaria potefiate, fulcxs, dat in equité ende goede redenen bevonden sal worden. Nader Aantek. des Scbryvers,  VERHANDELING. 65 iets van zyn ontwerp te laten vaaren, en aan de omftandigheden des tyds toe te geven 3 ten welken einde hy toeftemming gaf tot eenen ernftigen vredehandel in de Stad Breda (1) , en aldaar voorflagen van vrede deedt, die vry aanneeralyk waren , en waarop de Staten zelve getuigen, dat Hy fterk aandrong (2). Middelaars hierin waren de Gezanten van Keizer maximiliaanII. Dan , deze vredes-onderhandeling liep vruchtloos af, vermids de Koning van de RoomschCatholique Religie niets wilde afitaan ; waartegen Prins willem I. met de Staten van Holland en Zeeland de vrye;Godsdienst-oefening (*) begeerde, gelyk zy breeder verklaren in eene Memorie , te dien einde aan den Koning gezonden (O Zie, over deze Vredes-onderhandeling, borKdèrl. Oorlogen, VII. B. fol. 543. en VIIl.Boek, fol 85* en volg. (2) Refolutien van Holland van den jaare 1575. fol. 57, iao, 379. vergel. bor, VIII. B. fol. 88. (*) Aan dit punt alleen, zeide ik, dat het gehaperd hadde. Men was het in alle de overige punten van ConJ ftitutió, Vryheden, Voorrechten, toen genoegzaam eens. Veelen mag dit vreemd dunken; maar ik beroepe my weder op de Regiftersvan Holland zelve, waar men fol. 452. eene Verklaring vindt, dat men het buiten 't Artikel van den Godsdienst, eens was, en genoechfaem verftaen moet werden het Accord gefloten te zyn , 't zyn de eigen woorden. En wat den Godsdienst betreft, daar toe werdt de weg ook tamelyk gebaand, alzoo de Commisfarisfen aan de zyde des Konings , fol. 433. en 441. zich te vreden verklaarden, dat by de Generale Staten op de Politie van de Religie fal mogen Werden geadvifeert. Aan da zyde der twee Provinciën defereerden de „ Staten den 6. „ July, fol. 469. Ook eindelyk aan de Generale Staten, „ of de Gereformeerden uit Holland en Zeeland zullen ver„ trekken of niet, dewyl de Koning geen dandeRoomschE „ Ca-  66 GESCHIED - en STAATKUNDIGE ^en C3)' Ondertusfchen waren de zaken van Holland , gedurende dezen Vredehandel, zoo geweldig achter uit gegaan, voornaamlyk na de inneming der Steden Oudeivatcr, Schoonhoven tri anderen, door de Spaanlchen, en in Zeeland, nadat de Spanjaarden hunnen krygstocht, die bykans het menschlyk vermogen te boven ging, op het Eiland Duiveland, gelukkig volvoerd hadden, zoo dat men vooreerst deswegens by de Hollanders en Zeeuwen, (op gezag en aanrading van willem van Oranje) ( 4 ) eene gemeenfchaplyke Raadpleging hield over het verzoeken van bylland en hulp eener buitenlandfche Mogendheid , waarby fommigen tot den Koning van Vrankryk, anderen tot elizabeth Konmginne van Engeland overhelden (5). Doch wanneer „ Catholique wil toslaten." Zoo donker zag het er nog uit. Doch daar kwamen toen weer nieuwe beletfelen, en de ftandvastigheid onzer Voorvaderen, door willem I. gerugfteund, deed zulken Vredehandel vruchtloos afloopen. En men (telde hem korts daarop tot Hoofd en Hoog/ie Överigheydt aan. Nader Aantek. des Scbryvers. (3) Bor, VII. B. fol. 87. (4) Bor, Neder/. Oor/. VIII. B. fol. 118. verfo. (5) Dat dit echter toen niet gefchiedde met oogmerk, gelyk men doorgaands gelooft, om den Koning zelve te verlaten, kan opgemaakt worden uit het geen men vindt in de Refolutien van Holland dezes jaars, fol. 482. Om de kortheid heb ik de woorden achter gelaten, maar zy zyn te aanmerkelyk, om ze voor de Nederlaudfche Lezers, en Hiftorie-oefenaars hier (lilzwygende voorby te gaan. Men vindt aldaar op den 9 July aangeteekend, dat „ men met „ Zyne Excell. oordeelde te moeten Communiceeren , wat „ hope en asfiftentie aen eenige heeren ende potentaten „ verfogt fal mogen werden," met deeze letterlyke by voeging; „ fonder nochtans eenigbe Potentaten in den Lan„ dt te laten, ofte dezelve Staten van de Kon. Majefteyt u te  VERHANDELING. 67 neer dit, wegens de verfcheidenheid der gevoelens , niec Ipoedig genoeg konde worden ten uitvoer gebracht ( 6 ), heeft men een anderen weg ingeflagen, dat naamlyk de Staten van Holland willem van Oranje, dien zy dusverre flechts als hoogften Gouverneur en Opperbevelhebber in naam des Konings erkend hadden, aanftelden tot Hoofd en Hoogfie Overigheid, met het Oppergezag, gedurende den oorlog. De zaak, uit al het vorige nu beter verftaanbaar , werdt dan eindelyk afgedaan, en werdt door een naauwer onderling verdrag, het welk onder zyn opzicht en beleid, tusfchen de Ridderfchap, Edelen en groote en kleene Steden d. ii. Julij 1575. te Dardrecht tot ftand kwam , aan willem L by het L Art. opgedragen gedurende den oorlog, de volkomen Authoriteyt ende macht, om als souverain en over- hooft te gebieden en te verbieden alles, wes tot confervatie ende befcherminge der Landen dienlyk en doenlyk zal mogen zyn ( 7 )• De inleiding , van dit indedaad gewichtig Verdrag, is overwaardig, dat wy hier een gedeelte van dezelve kortelyk inlasfchen , naardien onze Voor- „ te mogen affnyden en fep ar eer en. Nader Aantek. des Scbnvers. ,, (6) Bor, VIII. B. fol. 118. verfo, eniiERiNcbl. 242. en volg. (7) Dus ten minden heeft bor, VIII. B. fol. 719-> van de Eerfte uitgave, wien anderen gevolgd zyn, b. v. du mo nt Corps Diplomatique, V. D. I. St. bladz. 239. en van slingeland, I. D. bladz. 94. en volg. maar voor de woorden dienlyk en doenlyk, vindt men in bet origineel Charter zelve, dat onder de Archieven van t huis van Oranje nog berust, alles wes dienlick ende o n- E 1 E,EN-  68 GESCHIED-en STAATKUNDIGE Voorvaders, die yverige voorftanders en grondvesters der waare Burgerlyke en Godsdienflige vryheid van Nederland, hier niet fchroomen te erkennen: „ Dat de Almogende Godt door middel, vlyt „ en zorgvuldigheid van den Door'luchti'gen en Boog „ Geboren Vorst en Heere willem Prince van „ Orange en Graev van Nafau, het Land van „ de Slavernij e zo in der Lichaeme , als in de „ con/cientie heeft verlost:" en vervolgens: „ dat „ alle Republiken en Gemeenfchap 't best zuorden „ behouden en bevestigd by eenigheid, ( 8 ) dewel„ ke niet wel en kan zyn by veelen in wille en ge„ moed veeltyds differeeretide, en mitsdien ook nodig te zyn, dat de Regeering gefield zvorde en „ bevolen zy aan een Hoofd en Overigheid, heb,, ben daarom de Staten den ingeboren goede af„ fe&ie, liefde en yver, die zyne Princelyke Ex„ cellentie eene voornaam/1 e Perfonagie dezer Lan„ den, en een Principaale en Eerfte van de Sta„ten derfelver Landen verjogt en gebeden, en voor „ zo veel in hen luyden is, als Hooft en Hoochfte „ Overheyt vercooren en ge/lelt tot de Regeeringe „ der voorfz. Landen en Steden van Holland, „ mits- dienlick fal mogen zyn; gelyk my de Heer Profesfor kluit als ooggetuige bericht heeft, Eu dit zeker komt meer overeen met het ander verdrag tusfchen Holland en Zeeland in den jaare 1576., waarvan hierna, daar men leest dienlyk en fchadelyk. (8) Hoe waarachtig dit gezegde van onze Voorvaderen zy, en welke gevaaren de Nederlandfche Republiek dreigen, zoodra men hiervan afgaat, hebben wy in onze dagen gezien. Woorden derhalven waerdig diep ingedrukt te blyven in het hart van elk Regent, en van ieder bur£er.  VERHANDELING. 69 „ mitsgaders allen den onderwint ende beleyding van de gemeyne faken , al defelfde onderwer„ pende de goeie wille en.gebiet van fyner Excel,, lentie" (9). Ditzelve erkenden op nieuws de Staten van Holland en Zeeland, door een nader Verdrag onderling gemaakt in den jaare 1576. Insgelyks in de Opdracht der Opperheerfchappy onder den erflyken tytel van Graaf, in den jaare 1583., en naderhand ook in den vryen Staat der Republiek, ten opzichte der overige Stadhouders, indejaaren 1672. en 1747. (10). Over deze duidlyke en uitdruklyke woorden onzer Voorvaderen verdient te worden nagezien, het geen men vindt by van s l r n g eland Cu) , en uit hem by den kundigen waalwyk (12). Dan de natuur myner Verhandeling vordert, dat ik over dit Verdrag eenige aanmerkingen make. Vooreerst dan, door deze opdragt van het Opperfte gebied van willem I., gedurende den oorlog , is het nimmer het oogmerk der Staten geweest om (9) Ik heb dit met zoo veele woorden opgegeeven, op dat men alles met één oogsöpflag zoude konnen overzien. Veelen toch zyn gewoon, naarmate zy naar hunne bevatting dit verdrag poogen te verklaaren, niet«//« aantehaalen, het geen, tot recht verftand, aangehaald moest zyn. (10) Gelyk zeer onlangs bewezen is in een Werk, getyteld : Misfive uit Nymegen tenderende de Infirucliën voor de Doorl. Vvrflen en Heeren de Princen van Oranje en Nasfau, van Prins Willem den Eerften, tot Prins IFillem den fyfden ingefloten. 1787. Staatk. Gefchriften, I. D. bladz. 95. en volg. (12) Vaderl, Rsmarques, bladz. 50. en volg. E3  ?o GESCHIED - en STAATKUNDIGE om zich der gehoorzaamheid te onttrekken van Koning philips, maar alleen, om, gedurende het verfchil met den Koning, en de opfchorting der gehoorzaamheid, indien men 't zoo wil noemen, iemand binnen het territoir te hebben, wien zy, als Opperfien Gebieder gehoorzamen, en wiens bevelen zy volgen konden, en dit zoo veel te meer, op dat daardoor het algemeen Beftier, het welk dus lang by w i l l e m , als 't ware Stadhouder van 's Konings wege, onzeker en waggelende geftaan hadt, voordaan op eenen vasten voet mocht rusten. Want, aangemerkt de verfchiilen, boven gemeld, tusfchen Edelen en Steden over fommige deelen van het bewind , en over verfchillende befluiten der Staten, die de aftedoene zaaken dikwyls zeer vertraagden, fcheen alles achter uit te zullen gaan. Soortgelyke oneenigheden der Edelen en Steden waren , na den afloop van het jaar 1574. ■> geweldig uitgebarften (13); en om die te dempen , althands te verminderen, gingen zy onderling dit Verdrag aan; om het welk te behendiger te maaken, deeden niet alleen de Staten , maar ook alle de Regeeringen en de Steden, met één woord, de Staten , ook Ma gift rat en, Schutter yen en Gemeentem, op hetzelve den eed van trouwe en gehoorzaamheid aan willem van Oranje, als nu Oppergebieder, die ook, gelyk billyk was, zich by plechtigen eede verbondt, de Privilegiën en rechten des geheelen volks, en van alle de burgeren, met alle macht te zullen befchermen, en derhalven is deze Opdracht niets anders geweest, dan een (13) Wagenaar, Faderlt. Hifi. VII. D. in 't begin.  VERHANDELING. 71 een wederzydsch verdrag, tusfchen Prins w 1 llem en de Staten , als vertegenwoordigers van het gantfche volk, aangegaan, en meteede van beide zyden gefterkt, nopends de Souverainiteit, behoudens echter de Privilegiën der particulieren, en met by voeging van fommige voorwaarden, by wyze van vrye Verkiezing of Opdrachts-Commisfie (*), waarby zy het onbepaald gezag, althands de uitoefening daarvan, eenigermate bepaalden, en (het geen hier vooral opmerking verdient) waarby de Staten het een en ander voor zich bedongen ( f ), het geen ( zoo ik voor my geloof) niet zal konnen bewezen worden, dat zy voorheen bezeten hadden , althands niet by eigenlyk gezegd Verdrag, gelyk beneden zal blyken. Ik weet wel, dat anderen in deze Opdracht van het oppergebied gemeend hebben niets meer te vinden, dan dat den Prince de uitvoerende macht 1 werdt (■♦•) Ik weet geen beter woord om het denkbeeld van Lex Commisforia in den Text gebruikt uittedrukken. Ik verfta er door eene zodanige vrye Verkiezingswet ot fundamentele Grondwet van Opdracht, waarby een Vorst door zyn Volk of zulken, die 't Volk vervangen, wordt aangefteld tot hun Opperhoofd, met zodanige macht, als in de Artikelen daar van gemaakt, bevat wordt. Op die zelfde wvze worden de Duitfche Keizers door de Staten of Stenden des Duitfchen Ryks ex lege Commisforia, tot Opperhoofd des Duitfchen Ryks aangefteld , 't welk men anders ook Capitulatien noemt. En hierin verfchilde de wyze van aanftelhng van Prins willem den I. ten fterkflen van die der Hollandfche Graaven of Landsheeren, die hunne Aanftelling niet hadden, noch immer gehad hadden van de bewooners van dat Territoir, maar dezelve fchuldig waren aan het Duitfche Ryk, volgens de Gift - Leen - en Verlybrieven des Konings. Nader Aantek. des Schryvers. (f ) Zie hier over de Aanteekening op bladz, 75. der Aantek. des Schryvers. E 4  ?2 GESCHIED, en STAATKUNDIGE werdt overgegeven; doch dit gevoelen wordt d00$ de woorden zelve gemaklyk wederiegd (*) Anderen merken wel met recht aan, dat het woord Souverain dikwyJs in tvveeërleien zin gebezlgd wordt , of van hem, by wien de volle oppermacht is, of van hem, die boven alleande, ren t gezag heeft, behoudends de Souverainiteit, SI /"/ ' WOr? &efProken van Souverain GertcMshof, en diergelyken. Dan uit het voor- ^rningefgdf biVkt geno^aam, dat hetzelve hier m den laatrten zin genomen wordt, en van willem zelve genomen is , vermids men de gehoorzaamheid aan den Koning nog niet geheel hadt afgeworpen (14). b 6 1 ëeneei f*\ TV ^ X ) Die woorden immers zyn te duidlyk, om hier aan dien zin te hechten. Want toch I is het UkvoereTde of Gebiedende macht, als men aan iemand opdTaagt ge- Dat Iff^ï, Tf (zie E0R ' VS B fol. "PO Dat dyn Exccll. fo lange de Landen in der Oorloge ofte ■&7ne^nrh- ri *Hr ^men-Authoriteyf efde ftLfci Ve" b,adZ' 43^' En verde/aldaar: lel O, LI' , doe« naercomen ««' »ne bevelen , Otdonnantten , /^//e» y discipline ende Artiku Zn^daeT^ *« °~' Jterlret^ van dien, daer toe de staten ende steden met beurr Scbuttepen ende Gemeenten, des geboden z^ynde hant fullen kouden Ik vrage ter goeder trouwe: by wien was zederd die Opdracht te Souvc, ainiteit in dien 11 z"oTl k ze boven befchrcef, gedurende 't ftikwygend opfcho ie st Seeir;%Van ^Ffoorzamnbeid aai/da. Graaf, 0f •' g yv 6 State" Z1Ch Uitbten' "berden naam de Koningsvan ipanje. bor, T. H. L. XV. fol. 202 verfo or fol. 203. b. onder d'Authoriteyt van den Coninut Ik w.1 gaarn nog jong zynde onderrigt worde? Er ik zï het nog n;et anders.in / Nader Aantek. des ScflylX Sutnfafoe van der goes, bladz. 66-69. '  VERHANDELING. 73 Dat:ondertusfchen, gelyk ik zeide, de eed van trouwe en gehoorzaamheid aan willem gedaan is, door te Staten, Magifiraten, Ambtenaren, Schutterden en Gemeentens, moet niet verftaan worden van alle byzondere leden in deze Collegien of Ligchamen vervat, maar alleen van derzelver Hoofden, Hoofdluiden en Dekens, en van hunne goedkeuring, en toeftemming in deze overeenkomst en opdracht. Het was wel de begeerte van willem, (op dat dit Verdrag te meer kracht, gezag, en vastigheid mocht hebben ) dat deze opdracht door de Magiflraaten , Schutte ryen en Gemeentens, en dus door alle de Burgeren, of het gantfche Volk, met eede bekrachtigd wierdt, (en dat daarom , wyl hy destyds zoo veel vertrouwen op de Edelen en Steden , als Staten (*) alleen niet (lellen konde) doch hy zag _ _ - ■ van (* ) Ik heb hier, om allen fchyr) van hardheid temyden, verzocht te vertaaien, Edelen en Sleden , in plaats \m Staten , zo als de text heeft; doch de zaak komt op één uit. Om myne meening te verftaan, dient, dat in dien tyd nog oneindig veele Spaanschgezinden waren, die bleven woelen, ook vooral tegen het Hoofd der zaken, Prins wil» uji I.,- ook onkundigen, die te onvreden waren over het beftuur. De voorzichtigheid eischte dus eene meerdere vastflelling by Prins willem I. Doch de Staten maakten zwarigheid, (dus leest men in de Ref. v. Hall. A. 1575. fol. 311.) op bet poinct beroerende bet Fe/gaderen van alle Gemeenten, V welk te voren nop was gebruyekt, dan alleen lyk van de Hoofdmans en Dekens van de Schut teryen en Gildens. En hiermede hield de Prins zig te vreden, immers men.leest, fol. 356., dat toen alles verricht is, na voergaende Communicatie by henlieden elks 'in den haren wet de Vrocdtfchappen, Hoofdmans, ■ ende Dekens gehouden , uytgezondert Gornichem ende Schoonhoven, die de Schutteryen daarop niet geraden gevonden hadden te hooren. Nader Aantek. des Schryvers. E 5  74 GESCHIED - en STAATKUNDIGE van dit voornemen af, en vergenoegde zich met de goedkeuringen den eed der Hoofden. Inmiddels kon omtrent deze opdracht gevraagd worden , of daarby meer dan voorheen aan willem gegeven zy, en zo ja , waarin dit beftaan nebbe*1 — Over deze vraag verdient de geleerde waalwyk (15) te worden nagelezen, die van oordeel is, dat daardoor aan den Prince van Oranje geene meerdere rechten afgeftaan , *n,cCitel f fValien -zvn' dan hy voorheen als Stadhouder des Konings, gehad of geoefend hadt maar dat dezelve Hechts met dat oogmerk gefchied is, op dar daardoor de natuur en uitgeftrektheid der grenzen van de Stadhouderlyke macht, en der verfchillende voorwerpen, dienaar den aart der zaake tot deze waardigheid behoorden, bevestigd, vastgefteld, en vooral duidlyk verklaard mochten worden. Deze gedachte van den Heer wa alwyk komtgantsch niet onaanneemlyk ( maar integendeel zeer waarfchynlykvoor, hoewel misfchien op andere en gantsch verfchillende gronden gebouwd, door hem naamlyk ontleend uit dat volkomen recht, (jure perfe&o) het welk hy den Stadhouder, als een integreerend hd der Regeeringe toefchreef, doch het geen ik in het I. Hoofddeel, zo ik my niet bedriege, betoogd heb, dat dusverre, in opzichte tot den Koning alleen by vergunning (Precarium) en van het lou- , . , ter C I5J Vaderl. Remarques, bladz. 72-85. ..SP H-°e Z6er ïk vermeene zichtbaar te zyn, dat ik niet «nftemm.g met den Heer waalwyk denke, heeft my en die m/oetHbeei' ^ Xgee"e ik tot myne'zaak nod^g tJiltl oordeeIde'«« ^en kundigen, gryzen en acht- ItSÏÏÈKïïï^ Na-  VERHANDELING. 75 ter welbehagen van den Graave bezeten was. Dan, wat hiervan ook zyn moge, dit gevoelen aangenomen zynde , zoude het geheel verfchil hierin gelegen zyn geweest, dat aan willem J. in plaats van den tytel van Stadhouder uit hoofde des Lastbriefs van den Graave, gelyk hy dusverre geweest was, nu die van Hoofd en Hoogfte Overigheid gedurende den Oorlog zoude zyn opgedragen, als die, voorheen van 's Koningswege 'de zaaken beftuurd hebbende, nu alles als of hy zelve de Vorst was , beftuuren moest, en wel daarom, op dat hy, het geen ten nutte van het gantfche Volk ftrekte, met des te meer klem, kracht en gezag mocht verrichten, zoo nogthands, dat de Staten (tot voorkoming van oneenigheden tusfchen hen en willem over het algemeen beftuur, of over fommige gedeelten daarvan, welke tusfchen de Edelen en Steden te dempen, gelyk ik aanwees, mede het voornaam oogmerk van deze opdracht was) eenige zaaken voor zich uitbedongen, die zy onder de Graaven niet gehad (*) maar zedert het jaar 1582. voor zich allengskens hadden verkregen , of die de Vorst, (*) Men zoude zich zeer vergisfen, indien men hier uit by fluitreden deze gevolgtrekking wilde maken. „ De , Stadhouders hebben, A. 1573, 1575, 1576., voorde Afzweering , veele hunner ( dat is, 's Konings) rechten aan ', de Staten als toen afgeflaan; bygevolg zyn de Staten ' na de afzweering, en na of by de Ereclie onzer Republiek, hunne Rechten verfchuldigd aan de Stadhouders; Dat zulks myne meening niet zy, blykt ten klaarden uit de Aanmerking Iloofdd. IV. dat na doode van Prins willem I., volgens slingel., I. D. bl. 105. de Souveraiteit compleetelyk vervallen is aan de Staten, en dat die Staten toen het Utrechtfche Verbond op nieuws bekrachtigden, en het als de Grondwet aannamen, behoudens die Verande- rin-  76 GESCHIED - en STAATKUNDIGE Vorst, welke hunnen byftand behoefde, en welke by gebrek van benoodigde penningen , in dien tyd zonder Hun niets ten uitvoer hadt konnen brengen, hun gereedlyk, doch alleenlyk dooreen" byzondere vergunning, en by eenvouwige verkhnng, ia het Edict des jaars ,5^ hadt toege- ftaan aannemende uit handen der StatenTdu in ^ langen geraakte tot de Staten als Souverain, fs deLÏv ï-" Ztl "7 t0t 16n Graavt a!s Souverain,'m t d£nver- volgd de meening van den Heers. slaand I. D. bi. 105. waar hy deze twee zaken voordek11\ Prinsr willem a Ob* „Wfr Stadhouder geweest is van ae Staten, of uit derzeher nam - 2 7)17 Staten niet begonnen hebben compleetelyk door haarfehe te regeeren, en dat gedeélte van de Souverainiteit wj ke te voren toegekomen had aan den Graav, te gebruiken, als na doode van den Prins welke n l il bliek hiermede te derogeeren zo hPPfrnl7a,• epu'  VERHANDELING. 77 liaan of toegelaten. En dus gingen zy onder elkander een waar ContraB of wederzydsch verdrag aan , waarvan het daarna den eenen niet vryfïondt, zonder toeflemming des anderen, afte- wyken. , , Dan, om des te beter over deze geheele vraag te konnen oordeelen, komt het my niet ongepast voor, de Artikelen zelve, zoo veelde bepaalde uitgebreidheid eener Academifche Verhandeling dit gedoogt, nategaan, en te zien, welk recht willem I. verkregen hebbe, en waarin dat bepaald zy geworden; waar door gemaklyk, gelyk ik hoop, eene pndere vraag zal konnen beihscht worden, die men hier opperen kan , naamlyk, of de Staten, door deze Hem opgedragen macht, zeiven iets gewonnen hebben, dan of zy, integendeel, iets van het hunne hebben gegeven en afgedaan? Boven en behalven de generaale opdracht der Souverainiteit, daarin beftaande, dat hy zoude hebben volkomen macht om te gebieden en verbieden alles, wat tot behoud en veiligheid dezer Landen dienftig of ondienftig was, dat is, met één woord, benevens de Wetgevende macht (*), wordt Hem vooreerst meer bepaaldlvk opgedragen de macht, om tiopends militaire J zaa- (*) Dat de Wetgevende macht is het eerfte, het edelfte en het esfentieelfie deel der Souverainiteit, zal niemand tegenfpreken; Dat nu deze aan Prins willem I. by die Me is opgedragen, dunkt my, behoudens beter oordeel, onweerlegbaar zeker uit de woorden der Afte zelve, boven, bl. 67., aangehaald: Dat hem wordt opgedragen volkomen Authoriteit ende Macht, om ah Souverain ende Overhooft te gebieden ende te verbieden alles, wes totconfervatie ende befcherminge der Landen dienlick en ondienhek zal  78 GESCHIED ■ en STAATKUNDIGE zaaken ter Zee en te Lande, te beraadflagen en te handelen naar zyn goeddunken, of by advys van de genen , die hy daar over wilde raadplegen, en om voords alles te bezorgen, wat tot het militaire wezen betrekking hadt; waar onder wordt zal mogen zyn. En meer was er niet te gebieden! Maar 't blykt ook nog duidlyker en onweerlegbaar uit den Eed «iven hier beneden .antehalen, (bl. 97- reg. 5.) waarby de Staten (dat is Edelen en Steden als repraefenteerende de gezamenlyke Ingezeetenen , of het geen het zelfde is, de onderfcheidene Standen derzelven j in dat alles . zich verbinden zyne Excellentie onderdanichlyk te gehoor sa me n , ende naer heur vermogen te doen gehoorJament allen tyden, des bevel van zyne Excell. hebbende. —- Deze woorden zyn duidlyk; zy zyn ook zeker; 't zyn de woorden van de Me en 't Verdrag zelve, en firnten dus alle uitwegen uit. Voeg hier nog by, (om de rechte waarde van dat alles te weten) dat geen, 't welk de Staten van Holland zelve in 't jaar 1583. d. 6. Mai aan de Staten van Utrecht fchreven, nopends de twee Opdragten der Hooge Overigheid in de jaaren 1576. en 1581. ( bv bor Neder/. Oorlog. D. II. B XV. fol. 2036.), Conti mierendeyoorts (zeggen zy) rondelyck ende in alle Oprechngheit t gunt wy te vooren hadden begonnen, hebben tZZfr,1*; ,5?i- d 4,JUI'J Semaeckteenfolemneel traaaat by t welde wy fyn Excellentie sheattribueert hebben de tttule van Hooge Overigheyt met absolute m acht om in alles te gebieden ende dit sorder prefatie van iït, ende met uitfluiting van den Conlnck van Spangien, t welk wy te voren (A. 1576.; onder d'avtu oR ITe yt van den gefeyden Coninck gedaen hadden, ende alleenlyck gbeduerende d'Oorloghe. Daar dan nu de Staten zeggen, wat zy in 't jaar i576. opgedragen hebben, daar zy de nadere Opdracht der Souverainiteit by de Afzweering van Philips in 't jaar 1581. verklaren nergens anders in te verfchiilen, van die voorige Opdracht in 't jaar 1576. dan m die twee punten, 1. Eerst, onder den Koning; en , by de Afzweering, zonder den Koning, 2 Eerst gedurende den Oorlog; de tweede, zonder by voeging van tyds-  VERHANDELING. 79 wordt opgeteld de Aanfielling der Militaire Officieren, het recht, om militaire ambten tebegeeven; en om Garnifoenen in de Steden te leggen, zonder eenig voorafgaand advys of bewilliging der Staten, Stedelyke Regeeringen, of'van iemand an- tydsbepaliug: en men dus hier het ontwyffelbaarft bewys heeft, dat by de afzweering van philips , willem de I. reeds vooraf voor Souverain was aangenomen en erkend ( want dit zeggen de Staten zelve, en het is nader geftaafd in myne Aantek. beneden, num. 60.); zoo zoude het dan hier de gefchiktfte plaats zyn, om te onderzoeken , of het onkunde van onze Landsgefchiedenis en Staatsrecht, dan of het overyling, of iets anders geweest zy, wanneer men by zekeren Ferhaalfchryvcr aangetekend vindt, dat met dit te (lellen gederogeerd zoude worden aan de Hoogheid der Heeren Staaten ten tyde van de Ereclie enzer Republiecq, en dat dit de ware reden zoude zyn, waarom men deze myne Verhandeling met eene zwarte kole heeft zoeken te brandmerken. Doch de zaak is te klaar, en het tegendeel blykt uit alles te duidlyk, dan om my hier by op te houden. Ik laat dat opgefmukt, fubtiel en hoonend verhaal daarom aan zyne plaats. Alleen moet ik zeggen. Het is volflagen onwaarachtig, dat ik van die gewaande cenfuvr, of dat pretext ( dat toch enkel op een Iliftorisch verfchil zoude uitkomen) iets hoe genaamd geweten hebbe, dan na dat ik niet alleen myne Verhandeling heb te rug geëischt, maar ook reeds terug gekregen hebbe van dien Verhaalfcbryvcr , zonder my op myu verzoek iets te hebben willen zeggen , voor dat ik dezelve reeds in handen had. Waarmede alles , wat met veel fubtielheid ter contrarie verhaald wordt, of van zelfs vervalt, of in een gantsch ander daglicht zal voorkomen. Doch ik kome hier niet in, en beroep my op myn Bericht aan 't publiek , in óeHaagfcbe, Delftfche, Utrechtfche, enBrielfcbe Couranten van dato den 24, 25, :6, en 28. Augustus van du jaar te vinden. Zy die van dit verfchil weten, verftaan my: die 't niet weten, gelieven voort te leezen, en te oordeelen, of ik wel iets aarivoere, dat ik niet met duchtige bewyzen fiave. Nader Aantek. des Schryvers.  8o GESCHIED-en STAATKUNDIGE anders. Wyders het recht om Wetten en EdiElen va het Militaire te maken, de gelden tot den Staat van Oorlog vereischt, en daartoe door de Staten te bewilligen, te beftuuren, en alles te doen, het geen de befcherming en behoudenis van Holland betreffen mocht. Intusfchen bekwam willem I. door al het opgenoemde geheel geene nieuwe rechten; Want het recht, om nopends Militaire zaaken, te handelen , zoo als de nood het zoude vereifchen, hadden de Stadhouders, uit krachte eener Commisfie, en als plaatsvervangers van den Souverain, altyd, zoo als wy in het I. Hoofddeel breeder betoogd hebben, en de Prins van Oranje hadt dit Majefteits recht tot hier toe uit dien hoofde volgends zynen Lastbrief, zonder eem'ge tusfchenkomst van Staten, geoefend (16), van waar hy den naam droeg van Capitain Generaal en Admiraal (17); hoe zeer het ook waar is, dat deze Amb- C 16") Zie de Commisfie van Prins willem I. in deByIagen, Lett. A. (17) Idsinga, Staatsrecht. II. D. bladz. 323 Slingeland, I. D. bladz. 77. en aldaar de aangehaalde InftruBtie van carel V. A. 1531. Art. I. waar dit réchte» Stadhouder uitdruklyk wordt toegekend Zie hier de woorden der Inftrucïie van Keizer Karei zelve: „ Onfe Stad„ houder van Holl. Zeel. en Vriefl. in der tyd wefende, fal „ last, ende Authoriteyt hebben te bewaren en doen be„ waren de Landen : de Steden , Sloten , Frontieren en „ Plekken op de Frontierenen binnen de voorfz. Lan„ den leggende , te vifiteeren, te onderfoeken en doen „ onderfoeken of 't gene fy tot bewaarnisfe van hen zelve „ behoeven , hebben , ofte niet, en daarinne in tyts te „ doen voorfien, na dat de tyd en nood eysfchen zal. En ,-, generalyk al te doen dat tot bewaarnisfe, en befcherme„ nisfe-van denzelve Landen , Steden, Sloten en Plekken „ behoord." Nader Aantek. des Schryvers.  VERHANDELING. 3* Ambten zorms door twee onderfcheidene pérfo* nen bekieed zyn geweest; welke onderfcheiding zeer duidlyk blykt uit de inleiding der Commisfie van willem I. A. 1559. alwaar de Koning ver* klaart: „ dat zyn Neef Heere Willem van „ Nasfau goede dienfien gedaan heeft —• in den „ Iaatften Oorlog tegen Vrankryk, in hoedanigj, heid^ als Lieutenant en Capitain Generaal'vati ^ onze Armee;" daar hy hem nu aanftelde », tot „ Gouverneur en Lieutenant Generaal van onze Graaffchappen van Holland, Zeeland, en den „ Lande van Utrecht!' In de eerfte dezer plaatzen ziet buiten kyf het woord Lieutenant op den rang, dien hy in 's Vorften plaats by het Leger, bekleedde, en Capitein Generaal op het algemeen Bewind des geheelen Legers; terwyl in de twee* de benaming het woord Gouverneur doelt op de opperbeheering des geheelen Lands, ten aanzien van de Onderzaten, en dat van Lieutenant Gene* raai, op den rang, welken hy ook in dit bewind t als 's Vorften plaats vervangende $ bekleedde» Era vermids in den jaare 1559., voor zoo veel ik weet, in Holland geen afzonderlyk Militair Op« perhoofd was, nam willem I. dit ambt, onder den tytel van Gouverneur, te gelyk waar, blykenda zyne eerfte Inftru&ie, hem door den Koning ge* geven ( 18 ). Midlerwyl moet men tevena ópmerken , dat willem I. in den jaare 1538. door den Koning ook was aangefteld tot Généraal van de Oude Bende van Ordonnantie, ( welke carel als eene bezoldigde militie hadt ingevoerd), het geen blykt uit den Lastbrief, die nog oor* (18) Vergelyk wagenaar, Amjltrd. ith ö.&!ad£489, 4P3- en volg. F  82 GESCHIED - en STAATKUNDIGE oorfpronglyk bewaard wordt in de Archieven van het Door]. Huis van Oranje, gelyk de Heer Profesfor kluit my bericht heeft. Uit dit alies nu blykt, dat de voornoemde opdracht niets anders was, dan eene voordduring van hetzelve recht fchoon onder eenen anderen tytel. Ook hadden de Stadhouders het recht van aanftelling van Militaire officieren, en begeeving van Militaire ambten, voorheen altyd gehad uit krachte van hun bevelfchrift, zoo dat het binnen de grenzen van hun gebied niemand vryftondt het Krygsvolk iets te beveelen, gelyk de Staten van Holland, in den jaare 1585. inhunneZWtftf/caan den Graave van leicester overgegeven, zelve beweerden (19) (*); dus behelsde ook dit mets nieuws. En wat aangaat het recht, om Guarnifoenen in de Steden te leggen, en die te veranderen, buiten tusfchenkomst of overleg der Staten, Magiftraten, Steden , of van iemand anders , is het buiten bedenking, dat daaromtrent den Stadhouder niets gegeven wordt dan het geen hy reeds voorheen bezeten hadt. Want onder de Graaven was de gantfche zorg om bezettingen in de Steden (19) Slingeland, Staatk. Gefchr. IV. D. bl. 114. ( * ) 't Zy my vergund hier de woorden van den Heer van slingeland zelve in te voegen. Dus zegt hy: „ De Stadhouders zyn met een altyd geweest Capitains Ge„ neraal van de Provinciën van baar Gouvernement, en is „ altyd verllaan , dat niemand buiten haar vermag direck„ telyk eenige Ordre te geeven , 'binnen de paaien van „ haar Gouvernement, aan de Militie, tot wiens befolding „ die ook daan mag: zelfs niet een Gouverneur Generaal: „ gelyk de Staaten van Holland beweerd en daandegehou- den hebben tegen den Graaf van leicester." Nader Aantek. des Schryvers.  VERHANDELING. 83 den te leggen, aan de Stadhouder en overgelaten, en moeften die, op hun bevel, Guarnifoen innemen ; en dit leert ons den zin verllaan van deze woorden: „ Zo dat alle Steden en Vlekken altyd M 't Krygsvolk of Garnifoen hun toegezonden, elk in 'den zynen, op goeddunken zyner Door„ luchtigheid by provifie zullen ontfangen, alvo« „ rens daar tegen eenig vertoog te doen ( 20 ).' Desgelyks hadden zy ook het recht van Patenten ( 21). . ,1 Ten opzichte van al het overige, de macht naamlyk, om alles te verrichten, wat tot behoudenis en verdediging van het Hollandsch Territoir diende, daarin wordt Hem al mede niets nieuws toegekend, vennids deze macht uit krachte van de Commisfie (22) altyd den Stadhouder-en,. en dus ook tot hier toe willem l. als 's Konings Stadhouder, hadt toebehoord (23). Hier (20) Zie p. paui.us, Unie van Utrecht, II. D. bl. 5, 8. Bor, VlU. B. fol. uo- verlb. (21) Vergel. slingeland , Staatk. Cefchr. I. D* bladz. 175, 190. (22) üit erkenden ook zelfs de Staten van Holland onder d?n Stadhouder maurits a. 1587., in de Deduftie aan Leicester overgegeven , waar zy zeggen; „ dat de „ Gouverneurs van alle oude tyden zyn geweest en nog zyn ", Capitains Generaal van haar Provintie, en tot haar las- ten ftaat al wat de verfeekering enz. en daarom zyn de Staten te meer veroorfaakt het recht van de Gouverneurs ", te maintineeren , zo ten opfichte van den Eed van obe* " dientie ( aan hun te doen) als van 7 veranderen der „ Garr.ifoenenP Boa, III. D. XXtll. B. bladz. 81. 'col. a. .at (23) Zie de Infiruclie van carel, A. I53J- Art- *• de Commisfie van hen rik van Nas/au, d 9. Feb. 1515. van den Graave r e n é de Chalons, d. 4. Oét. 1540., by slingeland, I. D. bladz. 77. volg. waarmede de ove- E 2 ii"  84 GESCHIED - en STAATKUNDIGE Hier toe nu behoorde de macht om Sterkten en Forten te ftichten en te verfterken (24), midsgaders om de penningen door de Staten tot de kosten van den oorlog ingewilligd , te beheeren. Want wy hebben reeds gezien (25), dat , na de bewilliging der Staten in de gewoone of buitengewoone beden van den Graave, het beituur daarvan aan hem alleen, en, by zyn afwezen, aan den Stadhouder en het Hof van Holland, als zyne plaatsvervangers, toekwam. Dusverre van het Militaire wezen , waarin, met betrekking tot de rechten van den Stadhouder willem L, niets veranderd, noch iets nieuws bygekomen is, maar alles gebleven op denzei ven voet als voorheen. In de tweede plaats wordt hem opgedragen de bediening en bezorging der Juftitie, met byvoeging van deze bepaling „ van tvegens den Koning „ als Grave van Holland en Zeeland," ( en dit wel daarom, op dat de Staten niet fchynen mochten den Koning geheel te verlaten of aftezweeren ), na ingenomen advys 's Hofs van Holland , als kennis nemende van alle plaatfen en ingezetenen van Holland, Zeeland, en West-Friesland. In dezen werdt dus den Vorst niets nieuws toegewezen. Want ik heb reeds boven, bladz. 18, 19. aangetoond, dat de Stadhouders altyd met rige Lastbrieven overeenlïeminen, inzonderheid die, welke willem I. a. 1559. van philips ontvangen, en op welken hy dusverre alles by advys der Staten beftuurd hadt. (2+) Zie p. paulüs, Unie van Utrecht. I. D. bladz. 325, 326. Idsinga, Staatsrecht. I. D. bladz. 68. ( 25 ) In het I. Hoofdd: Hetzelve hebben ook uitvoerig betoogd de Heeren van son en p. rendorp in hunne boven aangehaalde Academifihe Ferhandelingen.  VERHANDELING. 85 met het Hof van Holland, waarvan zy voorzitters waren j de Rechtsvorderende macht geoeffend hebben (26): en deze macht hadt ook wille m I., uit krachte van den Lastbrief by hem van den Koning ontvangen; als by welken hem gelast werdt (27): „ de faire adminiftrer droiiï, rai„ Jon, c? juftice a tous ceulx & celles qui Ven re„ querront, de faire expedier, dcpechier & ex„ ecuter toutes provifions de juftice a ladvis du „ Confeil en Hollandedat is, ,, om te doen ad„ miniflreeren goed recht en Juftitie aan alle de „ genen, die dezelve vorderen zullen, om te doen verkenen, afvaerdigen en uitvoeren alle Provi' „ ftën van Juftitie, by advys van 't HofvanHol„ land;" hetzelve vindt men in de Hem voorgefchrevene Lnftru&ie ( s3), welke het voorgaande dus verklaart; „ Ook zal hy, door de Regters „ en Officiers daertoe gefield, goed en kort regt „ oefenen en doen oefenen omtrent alle Leen„ mannen, Ambtenaars, en Onder datten ——— ,, volgens de Privilegiën, Rechten, en Couftumen ',, der gemelde Landen, welken zyne Majefieit wil „ en verftaat, dat bewaard blyven , in zoo verre ,t de onderdanen daarvan wettig bezit en gebruik „ hebben, enz." Doch by het geen ten aanzien der Juftitie werdt vastgefteld, wordt nu deze merkwaardige bepaaling gevoegd „ zonder nog„ tans te verkenen eenige Provifie ofte admittee„ ren eenige proceduuren tegens de Ordonnantie of „ Refolutie van de Staten van welke bewoording (26) Vergelyk van son, Acad. Verh. over bet Hof van Holland, Hoofdd. II. III. ( 27 ) Zie Bylage A. C2*) Wagen aar, Amfierd. III. D. bladz. 485. F 3  86 GESCHIED-en STAATKUNDIGE ding veelen tot hier toe een groot misbruik gemaakt hebben. Dan , om dezelve wel te verftaan, moet men zich herinneren, dat onder het woord Ordonnantie hier niet begrepen wordt Set recht van wetten te geeven , als of zulks den Staten toebehoorde, noch ook eene medeïegeenng, gelyk het veelen, uit hoofde van hunne vooroordeelen omtrent het aêloud gezag der Staten, zoude konnen toefchynen; maar dat er flechts wordt gefproken van die onderwerpen, waar over de Siaten volkomen vryheid hadden van te befluiten, naamlyk over de belastingen. Carel V. naamlyk en zyn Zoon Philips hadden den Staten vergund, om, onder het opzicht van 't Hof van Holland, en met deszelfs goedkeuring, op naam van den Vorst, zekere Verordeningen temogen maken, ook Ordonnantiën en Placaten genaamd, omtrent zaaken, tot de lasten en beden betreklyk (29); er is der- haK (59) Hiertoe is betreklyk, 't geen men vindt in V Repertorte der Placaten van sandelyn, bladz. 90, 9r. Col. 6. Muftveyan den Koning, ofuit desfelfs naam, van. den Raad van t Gouvernement te Brusfel aan den Stadhouder en Raad van Holland; aan welk alles ongetwvffeld een graot licht zullen byzetten, de dus verre onuitgegeven Stukken van A. 1550. d. 15. Nov. A. 1560 io?Oft. en A. 156.. d. 11. Oft. achter deze Verhandeling , onder de Bylaagen, Lett. D, E, F. te vinden. TDie Stukken namelyk, waaronder Lett. F. een voorbeeld van zoodanige Staten - Ordonnantie of Piacaat, zullen uitwyzen hoe veel, of hoe weinig ook hierin de Staten onder der! Graave te zeggen hadden, 't geen ook reeds door den Heer van slingeland is opgemerkt, en boven bl 7. i<; 27.is aangewezen. Ondertusfchen kan men die macht, door kaRel V.^hun by privilegie gegeven, niet beter vergelyken «ian by t geen laattlelyk in Vrankryk gefchied is by 't aan- fle.1-  VERHANDELING. 87 halven geen twyffel aan, of het geen de Stadhouder hier by beloofde, hadt zyn opzicht op het seen de Staten omtrent de geldzaaken , vermogens hun Privilegie, fomwyleo verordenden bv wyze vari Ordonnantie , alzoo m alle het overige het aan den Stadhouder ftondt wetten te geeven nopens het algemeen bewind des Lands. Maar daar is nog iets in deze woorden, dac aandacht verdient , wanneer men naamlyk van den Stadhouder de belofte vordert, van met e verkenen provifie ofte admitteer en eenige procedures, zoo fchynen de Staten hier door lhlzwygend aan dien Vorst dat recht, dat vermogend gezag toetekennen , dat hy ook beletten en verbieden kon, dat het Hof van Holland zoodanige mandamenten verleende, het welk niemand ontkennen zal tot de Opperheerfchappy tebehooren. Ot zy nu hier omtrent het vermogen, om mandamenten aan hun , die dezelven in rechten begeerden, te verkenen, naar rechten bepaald hebben 4 dit zoude eene andere vraag zyn. — En tot dit zelve onderwerp , te weten de handhaving en het opzicht over de Jufiitie, moet men ook brengen, het geen in dezelveJi volgt,zyne Excellentie zal denzelven Raad, { bet Hof Provinciaal van Holland naamlyk) alle Hooffficiers en andere Officiers van de Juftitie, aanfiellen en ordonneeren van wegen den Koning als Graaf van Holland en Zeeland. Tot dus verre is alles vol- ftellen van zoogenaamde AsfemMès Provinciale*, dienende 0 reguleeringe der zaken van de Finanue fchoon de Oppermacht by den Koning verbleef. Nader Aantek. des Schryvers ] F 4  U GESCHIED-en STAATKUNDIGE komen; en hierin verkreeg willem I. geene nieuwe macht; daar de Stadhouders het recht van aanftelhnge der Regenten van allerleien rang onder de Graaven altyd, uit krachte van hunnen Last, geoefend hadden (30). Want, dewylvan de vroegfte tyden af, de Graaf de macht hadt van alle Regenten te verkiezen , kon hy ook deze macht aan anderen opdraagen, en hun de bevoegdheid geven van, onder hem, Regenten van allerleie waardigheid aanteltellen , en te verkie, zen , om over de Burgerlyke en Rechtszaaken opzicht te hebben; en dat de Graaven werklyk dit recht den Stadhouderen vergund hebben , blykt uit zeer veele plaatfen (31). Uit dit zelve beginfel en recht moet men ook afleiden alle de Privilegiën, door dc Graaven aan anderen gegeven; want zy gaven niet anders, dan 't geen hun toebehoorde, willem I. nu bezat dit recht onder den Vorst uit krachte van Commisfie, zonder eenige tusfchenkonm der Staten (*). Deze toch hadden nimmer het recht van aanftelling der (3<0 Zie Hoofdd. I. bladz. 18. ^3/ABy F* VAN MIERIS» Charterboek der Graven van Holland, onder anderen I. D. bladz. 614 A 1200 Waar johannes, Grave van Holland, zynen Oom aanftelt tot Stadhouder van Holland, en Zeeland, met deze woorden: wy geven hem volle magt, Rentmeefters, Bailluwcn &c. te zetten en te ontzetten. Men voege hier bv HU D bladz. 188. b. iv, d. bladz. 922. en honderd pndere plaatfen meer, (*) Men zal , hoop ik, ook hier uit geene valfche gevolgtrekkingen haaien willen. Het geen alhier zonder tusJcfonkwst der Stalen, uit kracht van Commisfie (des Graaven; de Stadhouder gezegd wordt te doen; dat doet thands 4e vStadhouder uit kracht Van Commisfie der Staten, achfervolgeiids de Privilegiën. Nader Aantek. des Schryver],  VERHANDELING. 89 der Ambtenaren gehad, gelyk de kundige boei (32) betoogd heeft, en de groote slingeland erkent (33); en dit komt 0VT? met de rechten van dien tyd; waarom ook de Staten , by aart van der goes (34; den Keizer bedanken, dat Hy zo goede Toezienders en Regeerders in deze Landen gefield hadde, die wel geregeerd hadden. En met dit recht van den Stadhouder ging gepaard de macht van afzettinge der Regenten , indien zy de noodige vereischten, of behoorlyke bekwaamheid, niet bezaten ( 35 )• Wanneer dus de Staten als nu van willem 1.bedingen, dat hy dit doen zoude met advys van de Staten , en uyt een benoeming van drie perfoonen, dan bedingen zy hieromtrent een nieuw recht, hetwelk zv nimmer voorheen gehad hadden; en dus zoude deze bygevoegde bepaling (Clauful)aan de voorgaande macht des Stadhouders met aftrekken, b ïn- (-02^ Over de Oudheid van het Hof, doorgaands. C33) Staatkund Gefchriften. I. D. bladz. 20. [En wat fpreekt die achtbnre man hieromtrent niet klaar en krachtig! De amptenaren groot en kleyn, zoo tot de adminiftratievan de fuSitie, a/s tot den ophef der Schattingen , zyn doo r • of van we ge de Graven aangefle/t. rest waren de staten wel te vrede, wanneer fe konden verhinderen , dat geen vreemden gevordert werden tot amp. ten; waartoe zy meer als één Privilegie verworven hebben van de Graven , hoewel niet zonder moeite. ivadei Jantek. des Schryvers.'] „,„ (34.) Registers van Holland. I. D. bladz. 579. f «O Dit blykt uit de woorden zyner Infirudie, by w agen aar, Amfierd. III. D. bladz. 5°>- Waniieer onbevoegde of onbekwame Perfoonen in de JVet gefield zyn, zal hy ze moeten afzetten, en andere bekwamen in dezclver plaatfe ft ellen, [hier achter, Bylage B. bl. 16.} f F 5  $p GESCHIED - en STAATKUNDIGE indien anders door het geven van advys eenig wezenlyk recht verkregen wordt (*). En dit heeft willem I., mynes inziens, tot voorkoming van alle verfchil, geoordeeld, dat hy gereedJyk en ten zynen nutte konde toeftaan. , Tot de verzorging der Juftitie behoort mede de macht, aan willem toegekend, om onder den naam van het recht van Pardon, Remisfiën re/pyten, enz. 't geen gantsch niet nieuw was* misdaden te vergeven. Want onder de Graaven hadden de Stadhouders, als perfoonsverbeelders van den Souverain, dit recht van Pardon ten alJen tyde ten vollen bezeten, en zelfs lang voor de Graaven uit het huis van, Ooftenryk f>6). Het zelve recht was ook aan willem I g°eo-even by zynen Lastbrief, d. 8. Auguftus 1559. (3v), ten opzichte naamlyk van ongelukkige mandagen' en andere misdaden, waarop geene doodsftraf ftondt. Nu wordt er bygevoegd, als naar ouder gewoonte. Maar deze macht van den Stadhouder om gratie te verkenen, ftrekte zich toen, en ftrekt zich ook nog, onder de Staaten tot het Krygswezen uit (38). Wel is waar, dat de Ede- (*) De Staten verzogten eens aan philips, om advys te mogen geven , maar zy voegden er bydat daar mede dan nog zyn hand niet gefloten werdt, om anders te doenin dien zin zyn deze woorden optevatten. Nader Aantek. des Schryvers. (36") Zie meer by Idsinga, Staatsrecht. II. D. bl 318, 3IP- en volg. Crimineele Ordonnantie van A* 157°- %lage BWbï.6iE80 AR' ^ aangeL Pl' b'adZ' 4P3' [e" (383 Van slingeland, Staatk. Gefchr. IK Deel. hl. ip, 270. en volg. '  VERHANDELING. 91 Edelen en Steden verfcheidene dingen hier omtrent in laater tyd aan zich poogden te trekken. Dus verhaalt wagen aar (39), dat de Staaten, zelfs na het Utrechtfche Verbond 1579, het recht van Pardon, ten rninfte by 's Prinfen afwezen, hebben willen bedienen, dan die hun zulks weigerde, en alleenlyk vergunde, om in zyne afwezigheid , O&rooijen, en Refpyten te verkenen ; maar de Pardonnen en Remisfiën aan zich behield. Dan het geen wagen aar, uit een opgevat vooroordeel aangaande eenig medebewind der Staten, hier by voegt : dat dit geweest u eene der zaaken, waarin de Staaten geoordeelt hadden, dat hun gezag te na gekomen wierd; dit is niet juist verhaald, en wordt wederlegd door het tot dus verre gezegde : ja zelfs is zyn verhaal hier omtrent niet naauwkeurig, wanneer hy er by voegt: dat de Staaten dat recht gaerne aan zich gehouden hadden, ten rninfte in 't af zyn van den Pnnje. Want nimmer hadden zy het zelve tot dus verre naar rechten bezeten. Ook vermelden ée. Registers van Holland de zaak eenigszins anders: naamlyk, de Prins heeft den Staaten vergund by provisie Refpyten en Ocïrdoijen, die hem NB. by de Unie competeeren, gedurende fyne abfentie u verkenen; doch hy voegt,er by: „ geene Remisfiën of Pardonnen ; dat ftaat hem toe by " fyne Commisfie ende Inftruétie als Stadhouder ", van Holland , Zeeland , Utrecht, van fyne ' Majefteit ontfangenwelke woorden, na de Unie van Utrecht gebruikt en in de A&en der .Staten ingelascht, voorzeker een groot gewicht .-villen bvzetten aan het geen wy vervolgends over • het (39) Vaderl. Hifi. VII. Deel, bl. 427. A. 1582.  92 GESCHIED ■ en STAATKUNDIGE het verftand van het Utrechtsch Verbond voornemens zyn te zeggen (*). In de derde plaats, onder de Rechten van Prins ook de Macht en het Recht om Privilegiën, Benipcien, en andere Prarogativen te verieenen, op- ge- mh*2;2P d3t me" °°k aan deze woorden geene verkeerde mvT;P^ f d h6bbe' hieru!t te haIen> dan he de Hoog], pestel, in DiLis j ^mment' de rep- Bat., aanmerkt. „ " TnZ, r PrindpeS BurSundici & Juftr.Guberna" l,Zt ■ Zmerflibus fi™ fpecialibus, quos conftitue* " ri«L' 1 i' 1uod^imodoposfunt Muflrare originem ju. A^ tZa 9t,btS mnC MMurGubernatores. —- Voor lilt èet: " de rechten> die ds Graaven uit de " Z f ^ Bo"rSondien en Oofienryk aan de Stadhou* ZlnlStT ,e aU Partic^re, die zy aan/lelden, ge- „ de, Rechten die de Stadhouders nu gebruiken:" — —I Latende zyn Hooggel. daarop onmiddelyk volgen: „ Ve„ rum poftmutatam Rempublicam Status infpiciendut eft „ novus, 0 ,ura Gubematorum inter populum & Op- " aTr,Z '* n°r1S inftituth cognofci debent, cum " ftiyuÈb- Jura Decesforum faepenumero in formu„ lts fuis remitterentur, & recentioribus temporibus no" lil ?. adncer™turr d« is: „ Maarnadeverande„ 7 mg der Regeeringsvorm moet men eene nieuwe Epoque " ITllfTrl 7/uten der Stadhouderen als'tmid„ denpunt tusfchen het Volk en de Hoofden deszelven zynde, „ moeten uit nieuwe inflellingen gehaald en gekend worden „ daar zommige Stadhouders bV hunne Commisfiën dikwyls „ gewezen zyn tot de rechten hunner voorgangeren, en in latere tyden hun nieuwe rechten toegevoegd wierden." Ik twyffel niet, of men zal uit myne gezegden in het IV. Hoofdft. rnTLTden' iat,ik hierom^ent ookeenftemmig me dien Hoogleeraar denke, en myne gezegden omtrent de magt enderechtenderStadhouderen onderdeed ook in d.en zin w. verftaan. en opgenomen hebben; doch h?er van nader op die plaats. Nader Aantek. des Schryvers  VERHANDELING. 93 gefomd. Doch ook hier omtrent wordt aan hem niets gegeven , dan het geen hy uit kracht van zynen Lastbrief, en alle Stadhouders voor hem, behoudens het recht van den Vorst, en Gouverneur Generaal, reeds gehad hadden; hoe wel dit echter by zyne Inftru&ie (40) bepaald was tot Privilegiën of Rechten van minder aanbelang. Daar tegen echter ftaat de Stadhouder hier by iets af, waartoe de Staten voorheen niet gerechtigd waren geweest, en by welken afftand hy belooft dit recht niet te zullen gebruiken, dan na voor afingenomen advys der Staaten, „ welver- flaande, dat in 't verkenen van eenige OBroijen , enz. 't zelfde gedaan zal werden met advys van de 'Staaten , om alle questien te voorkomen!' Niet derhalven, om dat dit hun Recht voorheen geweest was, maar onder een andere couleur, naamlyk, op dat alle verfchiilen over het Re:ht van eenen derden, zouden vermyd worden. _ Van hier was het niets ongewoons , dat de Prins in het begin van den jaare 15740 °P den naam van Koning philips II., uyt kracht van zynen Lastbrief aan de Steden Leiden en Enkhuyzen de macht of het Privilegie vergunde om in den Hare eene Jaar- en Week-Markt te hebben, na ingenomen advys over het eerfte, der Gedeputeerden der Staaten van Holland en Zeeland, en over het tweede, van de Gedeputeerden der Staaten van Holland alleen ( 41 )• Ten (40) Wagenaar , Amfi. III. Deel , bl. 493. en Bylage B. [Nu verftaat men ook, wie eigenlyk de Oprichter en Stichter der Leidfche Academie geweest zy, en hoe zich dit hebbe toegedragen. Nader Aantek. des Schryvers] (41) Meer vindt men by idsinga ter aang. pl. II. Deel bl.  94 GESCHIED-en STAATKUNDIGE Ten vierden. Wordt hem daar en boven de Macht gegeven om de Stedelyke Magiflraten op de vastgefteJde tyden te verkiezen, te vernieuwen en,in welkeEend™chtzeerbezwaar. Jyk te yinden is by veelen, die over de Algemee«e zaaken en belangen zoo verfchillende Sch. ten koesterenden dat het derhalven nodig ware dat de Regeeringe aan één Eminent hoofd worde opgedragen (53). J woiae Ten derde merfc ik aan , dat de Staten van Holland en Zeeland hiergezamenlyk willem I datTen8,f ^ Eerfte" °"der de Staten ze^ven , Pe foo'n J k een aanzien,yk en Doorluchtig Perioon, die memand in geheel Nederland boven (50 Zie de aanleiding, oorfprong, oorzaken en vnoM gang van dit naauwer verbond bv wY», J • L malen aangehaald werkje IIIR h°' ,nhetn)eerNederl. Oorlogen. IX Boek fol ,,«' UT*?' ^Verdrag zefve vind, Ve^t w^M^/j?,- n^rbywAAL- C53J Zte mynen Leermeester, den Hooggel. Heerr r pestel, ln zynen Comment.de Rep. Bat.ll. D « 18»' « voigg. C Ik hebbe my hier van £ • ^-v§-n188; Hoogleeraar pest el openlyk bediend, en hebbe „iets ff — -handeleer  VERHANDELING. 105 ven zich had, en wien derhalven zulk eene eer van rechts wege rechtmatig toekwam. By welke drie aanmerkingen ik nog in de vierde plaats voeg, dat naamlyk de Prins van Oranje dit wederzydsch verdrag tusfchen Plolland en Zeeland eerst ondertekend hebbe, en met de daad de eerfte Contraéteerende perfoon geweest zy, iets, het geen ik vervolgends ook ten opzichte van de Gendfche en ütrechtfche Verbindtenisfen toon en zal. Het wordt tyd, dat wy zien, of, en in hoe verre de Pacificatie van Gend, in dit alles eenige verandering te wege gebracht hebbe? Het geen wy naamlyk tot hier toe van de Hollanders en Zeeuwen gezegd hebben, in betrekking tot den Stadhouder, heeft aan de overige Provinciën wat te raauw en te hard konnen toefchynen, dan dat zy zich hetzelve, by de Gendfche Pacificatie , welke kort daarop, den 8. November , volgde, hebben laten welgevallen ( * ). Van (*) Om dit wel te verdaan, neme men in aanmerking, dat Holland en Zeeland, hoe zeer in de gemeene Landsverdediging eenftemmig met de overige Provinciën, echter ten aanzien der reguleering harer byzondere zaken, meest op zich zeiven ftonden, in zoo verre zelfs, dat, toen de Staten Generaal, by de Afte van Afzweering A. 1581. verklaarden, dat zy een ander en goedertieren Prince hadden aangenoomen, naamlyk den Hertoge van anjoü, nogthands de Staten van Holland en Zeeland een afzondelyk Verdrag met anjou hadden, waarby zy zich voorbehielden, om Prins willem van Oranje als Opperheer voor zich aantenemen, gelyk ook gefchied is. De Hukken hier toe dienende zyn thands te vinden in den Index Chronologicus Foederum Reipubl. Foed. van den Hooggel. Hr. Prol'r. kluit; kortling uitgegeven No. 187—191. Op die zelve wyze handelden zy by de Conventiën met G Ü WiL-  ioö* GESCHIED - en STAATKUNDIGE Van dien Vredehandel zeiven zal ik niet fpreken. Deszeifsoorfprong, bronnen, aanleidingen voordgang hebben anderen befchreven (54). Alleenlyk moet tot recht verftand van dit verbond worden opgemerkt, wie de Onderhandelende Partyen of Bondgenooten geweest zyn, en welk hun bedoeld oogmerk ware? de Verbindende Partyen waren, aan den eenen kant, de Staten van Braband, Vlaanderen, Artois, Utrecht, en anderen, die toen ten tyd onder den naam der Algemeene Staten begrepen werden; aan de andere zyde de Prins van Oranje met de Staten van Holland en Zeeland; weshalven het genaamd wordt „ een s, accoord ende Verbintenis opgerecht tusfchen de „ Staten der Provinciën van de Nederlanden, en den Doorl. Vorst en Heer den Pr ine e vanOran„ je en de Staten van Holland en Zeeland en hun- „ ne geasfociëerden" Het oogmerk van dit verdrag was, om met vereenigde krachten de vreemde krygsmacht tot den aftocht te noodzaken, de vervallene zaaken te herftellen, en elks Privilegiën (en dus ook die des Stadhouders w 1 ll e m I.) ongefchonden te bewaaren. Het beltaat uit 25 Artikelen ( 55). Uit den inhoud zei ven blykt willem I. A. 1575. en 157Ö. over de Opperhoogheid ook. En dit zagen de overige Provinciën niet altyd voor goed aan, fcfeoon Holland en Zeeland zich van haar recht bedienden. Nadere Aantek. des Schryvers. (54) Vergel. den Hooggel. Heer bondam, in deszeifs Redevoering op het tweede Eeuwgetyde der Unie van Utrecht, bladz. 80. en volgg. Zynen Bundel van Onuitgegeven Stukken, L D. bl. 51. volgg. P. bor, IX. B. fol, 190. en de Schryvers, aangehaald door p. burmannüs Secundus, in praf. Analeéi. Belg. pag. 9. (55) Men vindt dezelven kortlyk opgefomd, by herin g, bladz. 267. en volgg.  VERHANDELING. 107 blvkt het klaar genoeg, dat hier by niet, gelyk eenigen fchryven, gehandeld wierd over het daadlyk zich te onttrekken aan de gehoorzaamheid des Konings : integendeel verklaarde 's Konings Raad van State zelf, die toen den teugel van het Algemeen bewind , na den onverwachten dood van Don de requesens, in handen had , gelyk wy reeds in den beginne van dit Hoofddeel gezien hebben, uit naam van Koning philips ,, dat dit verdrag niet droeg tegens de „ Hoogheid der Majefteit (56)." En de Gouverneur Generaal johan van oostenryk zelf heeft naderhand dit verdrag uitdruklyk bevestigd (57); ja zv die zich by dit verbond voegden, moesten niet ronde woorden den Koning tronwe zweeren ; zynde het formulier van den eed aldus : „ Ik belove en zweere den Koninck als Grave van Hollandt onder 't Gouvernement van " den Prince van Orangiën als wettlyke stadhouder Gouverneur ende Capitein Geil neraal, miisgaders de Staten derfelver Landen gehou ende getrouw te zyn (58) (*)" feg) Zie wagenaar, Vadert. Hifi. VII. D. bl. 131." Bor, Nederl Oorlog. II. B. fol. 20S. en volgg. (57) Vergel. van de water, Placaatb. van Utrecht. I D bl. 45. en bor. X. B fol. 219. (c8") Bor, Nederl. Oorlog. IX. B. bl. 193- ( * ƒ En wat verklaarde de Rotting zelf? Heeft die ook den Gentfchen Vrede aangenomen ? Dit is weinig bekend. Maar zie daar de woorden van V Eeuwig Edict of Verbond tusfchen Don Johan van Ooftenryk in naam des Konings en de Generale Staten d. i2.Febr. 15*7. TT £ P , Ups by der Gratie Gods Coningb van Caflilten &c.&c. En wat de Bisfchoppen, Abten en andere Prelaten, en " Geeftelyke perfonen van onfe voorfeide Nederlanden , I! en ook die van der Faculteit in der Godheid en in den " „ Rech-  io8 GESCHIED-en STAATKUNDIGE Laat ons nu zien , wat dit Verdrag behelze met opzicht tot den Stadhouder willem I Want tot nog toe hebben wy willem als den Saclft aï, GebjedV, H°ll.ïd met >s Konings macht aIs t bekfced a geen mooglyk tot hier toe weinig ij opgemerkt thands fchynt dit tooneel te veranderen S ' i3y het aangaan van ditGendsch Verbond toch waarin de Opperheerfchappy des Konings v n E ZZ™ e^nd, werd fastgï iteld, dat willem van Oranje zoude blvven Amraal Generaal, alsmede v.XJ van de Rnn f kr3Chte V3n ^ Las^rief van de Kon. Majt. ontvangen, tot tyd en wv- Ien de Staten Generaal er anders inverzagen; „ Rechten der Univerfiteit van Loven, by diverfe hate „ opene brieven daer op geëxpedieert, geaLféer en Z„ «telteen hebben, dat na de geftelteniffe vlde aftiren „ van onfe voorfeide Nederlanden daer in de felve als doen „ waren, het traftaet van den Peife binnen onfe ftede va„ „ Gent gemaekt en gefloten den achtften dag van Nove" „ bn leftleden tusfchen de voorfeide Staten ter eenre en „ onfen neve Heere Willem van Nasfau, Ridder van'on„ fer voorfe.de Orden, Prince van Orangien en den Sm " reeVV:V"-en ,La"den Va° H0,la"d en Snd, n et h „ re Geaflocieerde en verplichte, ter andere zyden niet „ m en hiel dat onfen heiligen Gelove p,i rv! ,' ,T „ Apoflolyker Roomfer RefigleÏÏffg^^^ „ tranen tot vorderinge van de felve, hebbende va ge°v „ ke„ die van onfen voorfeide Rade van State geadvlffe f „ geattefteert, en bewarigt dat na de gertelteniflb van dé „ affiuren van onfe voorfeide Nederlanden, d e in de £ „ ve als doen waren, het voorfeide tracïa t van Peife £ „ gelyx met m en hiel dat nadelig was der hoogheid au " lanTn' te\0lderda"igheid ons b>' vooS Neder-' " H oebehoArende- En fonderlinge hebben de voor " ?iï,HeereJn Ambaffad^rS en Ryxgefanten e«de« fubdelegeerde van den voorfeiden Vorst erl^ Hertoge vaa » Gu-  VERHANDELING. 109 en dus werd hy hier op geenen anderen voet door de Contraherende Partyen erkend, dan als 's Konings Stadhouder , gelyk dit te vooren alleen door de Hollanders en Zeeuwen 1572. gefchied was; en zoo kan men zeggen, dat hy eerst van dien tyd af de gewettigde Stadhouder des Konings geweest is tot den jaare 1581., tyde der afzweeringe van philips II.: doch nu kan men ook tevens begrypen , hoe gegrond en in welken zin de edele Heer van de spiegel (59) hebbe konnen fchryven, „ dat willem de I. zig van dien nieuwen Titul niet " bediend heeft, maar altoos heeft blyven voeren s, den Titul van Stadhouder." Want zoo dra des Konings heerfchappy erkend wierd, keerde Gulik betuigt en bewarigt 't gene des voorfeid is, in conformiteit van de voorfeide Bisfchoppen, Abten en ,, andere Prelaten, en Geeftelyke perfönen, en van dien „ van onfen voorfeiden Rade van Staten. So hebben wy " geaggreêert, geapprobeert en geratificeert, aggreeren, approberen en ratificeren by onfe jegenwoordige , t ' voorfeide traftaet van Peife in alle en jegelyke fyne puntten en articulen: belovende op trouwe en in Coninkly' ke en Princelyke woorden, 't felve traaaet van Peife " voor fo veel ons 't felve aengaen en concerneren mach, " ten eeuwigen dagen onverbrekelyken te onderhouden en " obferveren, en by allen en eenen jegelyken, die 't ook " aengaen mach , insgelyx doen onderhouden en obfer" veren. En volgende dien accorderen en ordineren " wy 'dat de convocatie en vergaderinge van de Ge" nera'le Staten van onfe voorfeide Nederlanden , ge" mentioneert in 't derde articul van 't voorfeide traftaet " van Peife gedaen fal worden, in alfulker voegen en rna" nieren en met fuiken effefte als 't voorfeide article " breder inhoudt." Doch in Holland en Zeeland wilde men toen daarin niet komen. Nader Aantek. des Schryvers. (59 ) Hiftorie van de Satisfadie der Stad Goes, bladz. 69.  iio GESCHIED-enSTAATKUNDIGE de men tot den eerften ftand der zaaken terug, en hield die andere Tytel op (*), blyvende echter de zaak m wezen. Dit is ook de reden, waarom by den eed , van de terug gekeerden in Holland en Zeeland afgevorderd, (waarvan ik hec formulier zoo even heb opgegeven), nu niet langer gezworen wierd aan willem, als Overhoofd, maar a/jwettelyken Stadhouder, Gouverneur en Capitain Generaal. Ik herzegge; dus eindigde die Tytel, van Hoofd en Hoogfte Overigheid; maar de vraag is nu, eindigde dan tevens de zaak zelve, dat is, hielden de rechten op, waar omtrent men in de jaaren 1575, en 1576. wederzyds voorziening gedaan had, en overeengekomen wasP Dit komt my bezwaarlyk voor om te bewyzen» Integendeel uit alles, wat daarna tot aan de afzweering des Konings in Holland is voorgevallen, fchynt my buiten bedenking te zyn, dat, fchoon hy den naam en Tytel miste, echter alle die bedieningen en rechten in haar geheel bleven waarover hy met die van Holland en Zeeland het verdrag gemaakt had; en komt het my derhalven zoo voor, dat de Bondgenooten hier meer op het nalaten van 't gebruik dezes woords, dan op de zaak zelve gezien hebben. In dit gevoelen word ik bevestigd door de woorden van het Gendsch Verdrag zelve, waarby hy, §. 6. met achterlaating van'den naam Overhoofd, (om den Staten der overige Provinciën geenen aanftoot te geven) wel alleenlyk wordt aangefteld als Stadhouder van zyne Majefteit, doch zoo, dat alle de (*) Naamlyk, waarby hy verklaard en erkend was ais Hoofd en hoogfte Overigheid, of Souverein en Overhoofd.Nadere Aantek. des Schryvers.  VERHANDELING, ui de rechten, die hy toen met de daad bezat en uitoefende, aan hem bekrachtigd wierden, met deze woorden, onzer aandacht overwaardig: „Myn Heere den Prime fal blïven Admiraal Generaal van der Z.ee ende Stadhouder van zyne " Majefteyt van Holland, Zeelajid, enz. omme " in als te gebieden, fo ISIB. dies el^ ve tegenwoordelyk doet fon- ,, der eenige veranderinge oft innovatie, ten fy » h Psn Confent ende wille (*)." ^ C*) 'c Is aanmerklyk, dat de Staten van Holland in eeni Gefchrift aan die van Utrecht deze hunne meening met dies zelve woorden rondelyk verklaard hebben, byBOR, XV. B. fol. 202. verfo 6, waar zy dus fpreken: '/ welk wy ook Ces maenden daema expreffelyk geflipuleert hebben metten Generalen Staten in de Pacificatie van Gent, by forme van provifie , fulcx ah mede brengt het articul van de felve Pacificatie , ons gevoegt hebbendemet den Staten vanden vtorfz^ andere Provinciën, om te wederfiaen Vgeweld en barbarife wreedheid der Spangiaerden en hare aenhangeren , de welke in V einde was uitbrekende en fo verre verfpreyende, dat de voorfz. Spangiaerts in openbare Oorloge quamen tegens de felve Provinciën, gelyk fy te vorens waren tegens Holland en Zeeland, in der voegen dat ten tyde de voorJs:. Provinciën traceerden en btfloten met Don Johan d Aufirice, die gefonden werde van wegen den Konink van Spanden, wy met die van Zeeland alsdoen expresfelyk verklaer%n , van geender meninge te fyn, 't voorfz. traclaet en ac coort faggreëren, dan onder expreffe conditiën enlaft, dat d'articulen van de voorfeide Pacificatie in allen baren pomtien geobferveert fouden werden, en dat alle de fteden van Holland en Zeeland fouden worden gebragt onder t gouvernement van den voorfz. Heere Prince , fonder dat eenig ander Gouverneur daer over macht foude hebben te gebieden , ter tyd toe anders foude wefen geordonneert. t Wo.k in dat gantsch Verdrag van Gent niet voorkomt, dan alleen in deze woorden : Omme in alles te gebieden enz. — Nadere Aantek. des Schryvers.  ii2 GESCHIED - en STAATKUNDIGE Welke nu deze rechten waren, en wat hy destyds billyk vermocht, heb ik boven aangetoond. Zoo dat men zeggen kan, dat van dien tyd af twee verfchillende Rechtsgronden in willem t'zamen liepen, de eene naamlyk uit hoofde zyner voormalige Commisfie, en de andere uit krachte van het Verdrag met de Staten van Holland en Zeeland 1576.; Naamlyk in de eerfie plaats, al zyne macht of Gezag fteunde als Stadhouder op den voorigen Lastbrief van Koning philips, •hem in den jaare 1559. gegeven, en welke eerfte rechtsgrond nu onder de verbondmakende Staten te Gend bekrachtigd werd , uit welk beginfel men dan ook moet afleiden, waarom hy zich nog in den jaare 1579. (gelyk boven is aangemerkt) beriep op zyne Commisfie ende Inftruclieals Stadhouder van zyne Majefteyt ontvangen. Doch in de tweede plaats bleef in haar geheel, en werd niet verbroken de afzonderlyke overéénkomst, met de Staten van Holland en Zeeland, d. 25. April 1576'., aangegaan, nopends de macht, om te handelen als Hoofd en Hoogfte Overigheid, en waarby zich de Staten ook het een en ander bedongen hadden, 't welk ik voor my niet gelooven kan, dat zy voor zich hebben willen afftaan; alhoewel dat Verdrag, in den naam, niet meer gerekend wierd van kracht te zyn. Uit deze aanmerking zouden wellicht veele byzonderheden, daarna gebeurd, en die tot dus verre vry duifter waren, een nieuw licht bekomen konnen (60). Op deze Gendfche verbindtenisnu volg- (60) Laat my hiervan één voorbeeld geven : Daaruit, dat de Staten van Holland en Zeeland d. 5. en 24 July 1581. willem I. wederom aanftelden als Hoofd e» Hoog- fte  VERHANDELING. 113 volgde in den jaare 157?- den 9- Ja™ary de Be" (te Overigheid, hebben veelen, ik weet: niet: walgehaald, om , daar zy byna geen onderfcheid befpeurdert tusfchen den inhoud van dat Verdrag van 1581. en van het e2rfte Verdrag d. 25, April ,576., eenige reden van dit verfchil, althands van eene nieuwe Opdracht, te ont dekken; welke reden echter geene andere fchynt geweest te z>n, dan deze , dat de Staten begeerden, dat willem i., behalven de hier achter gelaten woorden gedurende den oorlog , wederom dien openlyken naam van Hoegit* . Overigheid voeren zoude, en hem als zoodanig, terftond „a dé afzweering van Koning p 6 «.,*», openlyk erkenden latende vervolgends den naam van Stadhouder achter. Hetgeen ook de, dusver onbekende, reden fcnynt te zyn. geweest, waarom hy eerst van der Wetten door hem uitgegeven gefield hebbe den Tytel. Willem als ons gedefereerd zynde de Hooge Overigheid, of als hebbende de Hooge Overigheid. Groot Placaatb. i. D. bl. 704, 719- 1068, noo, 1102, 2000. Trouwens de Staten van Holland hadden's daags na de af weering des Konings , d. 27. July , aan t Hof van Holland aangefchreven, dat, wanneer er pardon van misdaden te yerleenen was, alle Proviftën van Gratiën, enz. die by den Hove verleent [uilen voerden, fullen werden gemtituleert, willem by der Gratie Gods Prince van Oranse, Grave van Nasfdu, ah hebbende de Hoge Overigheid en de Re. veeringe van den Lande van llollant, Zeeland en Vries, land. Dit is te vinden in 't gefchreven Register der Mts(iven van den Hove, n. 2. fol. 292. voeg er by idsinga, Staatsrecht, II. D. bl. 321. En dat dit de waare zin van het laatfte Verdrag geweest zy, en dat er toen niets anders verricht zy, dan dat de eerfte opdragt van de Hoogfte Overigheid van den jaare 1576. in kracht herfteld wierd, daai voor heb ik de Staten en den Prince zeiven tot getuigen ïn de Refolut. van Holland, van d. 28. Juny 1581-; » deita„ ten van Hollant gehoort hebbende betjapp°rt van Hoef lieder Gecommitteerden, dat fyne Excellentie geenfints „ geraédfaam bevonde, omme het poinü, ofte REsoLUTifc bl de Staten NB. vernieuwt op het fluk van den „ Gouvernemente van fyne Excellentie over den Lande van j_j aoi  114 GESCHIED - en STAATK! JNDIGE vestiging, of een zeker nieuw Verbond, gemeen- lyk „ Holland eemigfints te communiceeren de Capiteynen van „ de Schutterye , en Gildens binnen de Steden, overmids „ de confequentie van defaecke; en dat het felve NB. te » voren ( 1576".) fyne Excellentie was opgedragen, ende fulks althans a/leenlyck ter executie ende in „ train gebracht fal worden , en ten effecle gebracht en „ geftelt na behoren : hebben de Staten fulks mede „ goedgevonden." De zaak dus wettig ver- richt en wederzydsch met plechtigen eede den 24. July bekrachtigd zynde, (fol. 384.) werdt den volgenden dag, 25- July, eene plechtige maaltyd door de Staten en den Prince gehouden, gelyk blykt aldaar fol. 388. „ Is geor„ detineert, dat by de Staten van Hollant, van wegen het „ ghemeene Landt, in aanpeninge van de folemneele A£te „ op gisteren tusfchen fyne Excellentie ende de Staten ge. „ pasfeert, fyne Excellentie en de Staten Generaal van „ avondt fullen werden getraéieert." Dit gefchied zynde, is Koning philips den volgenden dag openlyk vervallen verklaard van de Regeering, en heeft willem i., Prince van Oranje, het Oppergebied in Holland, voIgendsVerdrag van 157S., nu vernieuwd in 1581., aanvaard; waaruit nu wederom Iichtelyk kan worden opgemaakt, welkede waarenadruk en kracht geweest zy van dien Tytel, Hooft en Hoogfte Overigheld, welken de Staten in de jaaren 1575.cn 157Ö. aan wi llem i. hadden gegeven (over welken men boven zoo veele twyfelingea der Geleerden vondt), als uit hoofde van welken tytel, nu, in 1581., bevestigd, de Staten van Holland in zeker Placaat van willem i. den 27. April i<;82. (Groot Plac. Boek. 1. D. bl. 704 ) verzoekender wyze voorkomen: alfee de Staten van den Lande van Hollandt van wegen die van de Visfcberye aen ons verfogt hebben, dat daerop tot dienfte van den Lande by ons behoorlyke brieven van Placaten verleent fouden worden: terwyl de Prins zelf, als Wetgever bevel geeft; hebbende hierop gehad V advys van den Prefideut en Raden van den Hove Provinciaal. Ende overfulks by onfe opene brieven van Placaten hebben fcberpelyk belast ende geordonneert. enz. Dit alles echter moet niet verward worden met de andere  VERMANDELING, ilrf Ivk genaamd de Unie der Generale Staten te Brus> fel ( 61), in welk verbond de Algemeene Staten het Spaanfche Krygsvolk, en degenen, die het daar mede hielden, verklaaren voor rebellen en wederfpannelingen zoo wel tegen den Koning als tegen de Staten. Hierop deeden ook alle de Provinciën den eed , behalven nu alleenlyk Holland en Zeeland, als die met den Stadhouder willem (wegens de toezegging, dat de Roomicne Cathohque Godsdienst ongeichonden zoude bewaard worden ) zich hierin afgezonderd hadden van don toan van oostenryk, die door den Koning tot het bellier deezer landen afgezonden was (62); het geen de reden fchynt, waarom vvAGENAARfchaarfer melding van dit verbond maakt (63) , doch ten onrechte wanneer men de Nederlanden, in hun geheel beknouwt* want de Koning zelf bevestigde dat Verdrag, d. 6 May 1578. (64), en kort daarop den 15-.bebruary des jaars 1577. volgde wederom een ander Verdrag der Nederlandfche, Gewesten; vermits toen het Eeuwig Èdicl op naam van p h i lips werd afgekondigd, 't welk was aangegaan tusfchen de Algemeene Staten en joan van o o s° re opgevolgde handelingen, waarby Willem l, zelfs ie Graafilke waardigheid mLandsheerlyke Rechten daarna bekomen heeft; doch waar aan, wegens zynen onverwachte.! e« ver aderlyken moord, de plechtige huldiging ontbroken heeft. (60 Graat Plac. Baek , IV. D. bl. 5i- ™ mont Corpi Diplomatique, V. D. I. St. bl. 285. C62) Z\e bor, Nederl. Oorl. X. B. fol. 211. Colom A en bond ah Redevoer, op het Eeuwgetyde enz. bl. V tot eene naauwere Unie aan ^^««O J zoude hebben opgegeven; ™ar dat het reetó voorheen, en wel in den jaare 1576., door Hem beproefd was geworden, met heimelyk, gelyk men doorgaands meent (77).'™" °Pe"lvkn' voor de vuist, om naamlyk Holland en Zeeland met de overige nabuurigeProvinc.en, Gelderland Overysfel, en anderen, te doen vereenigen; en dat hy dit meer en meer aan de Provinciën, heeft aangenaden, byzonder na het innemen^Namur door toan van oostenryk, doch dachy daarnet eerder met de gewenschte uitwerking fterker heeft aangedrongen, dan na dat zynLroe der johan van nassau door den Aart.Hertog matthias tot Stadhouder van Gelderland was aangefteld; en dat alstoen deze z?ak doo de onvermoeide vlyt en üandvastighe.d van toiian van NASSAumet zulkeenenyveren vaardigheid is ter hand genomen, dat eindelyk in de maand May van den jaare 1578-, op den gelderfchen Landdag, te Arnhem, de grondllagen der U ie gelegd en U het papier gefield zyn geworden, en eindelyk den 23.1™™? de« volgenden laars dat Doorluchtig Verbond, op welks voltrekking de Prins van Oranje zich twee jaaren W Sd afgefloofd, na veele tegenkantingen ontmoet te hebben, te Utrecht is aangegaan, en, den £9- daaraan volgende, van de Puie van Raadhuis dier Stad, met groeten lmfter, aan he Volk van Nederland bekend gemaakt; en dat der halven dit Doorluchtig Broederpaar de oorzaak geweest zy van dit Verbond, het geen naderhand (77) Aldaar, Unie van Utrecht, L D. bl. 4. H 5  IM GESCHIED • en STAATKUNDIGE zoo veel vermogen had , als alle de wapenen en onderftandgelden der Burgeren gezamenlyk nooit zouden vermocht hebben; en dat, bygevolge, de Unie van Utrecht zy dank te weeten alleen aan het beleid van willem L, en den n oeften arbeid van haren indedaad grootften bevorderaar johan van nassau (78). Intusfchen zal ik my hier niet onderwinden de vraag te beflisfchen, welke hier al aanftonds gedaan kan worden, of men naamlyk toen geoordeeld hebbe, dat het Recht om Verbonden te maaken was by den Stadhouder, of by de Staten, of by die heiden gezamenlyk; alleen zy het my gegund, eenige weinige byzonderheden, uit het geen daadlyk gebeurd is, hier op te geven. By de wederzydfche verbindtenis naamlyk tusfchen den Stadhouder en de Hollanders en Zeeuwen d. 25. April 1576., gefloten, was %. 2. bepaald, dat noch die Provinciën, noch iemand in dezelven met den gemeenen vyand eenigerJeie Capitulatie noch verdragen zouden aangaan, ook niet gedoogen, dat dit door eenig Ingezeten of Collegie gelchiedde , dan by Advys van den Prince van Oranje en gemeen confent der beide Bond«enooten (79); en ditzelve Verbond of Confoederatie werd, op verzoek der Staten, allereerst ondertekend door guilliaume de Nas/au, waarop (78) Meer by bondam, In zyne Redevoer, over de Utr.Ume. p. 148. en 163. en Verzameling van Stukken. den Hoog. Ed. va n de spiegel, Bundel van Stukk. tot de Urne, in de Voorred, voor het II. D. en p. PA ui>us , Foorrede op de Unie van Utrecht. (79) Niet dan by Advis van den Heere Prince van Orange, met gemeen Confent van de andere verplichte en Bontgenoten,  VERHANDELING. 123 op veelen uit de Edelen, en afgevaardigden der Steden van Holland en Zeeland volgden. Belangende den Vredehandel van Gend, in den jaare 1576. d. 8. Nov., is het Verbond dezerzyds aangegaan en bekrachtigd met bewilliging van den Stadhouder en de Staten van Hollanden Zeeland , en wel in de eerfte plaats met 's Stadhouders aggreatie en advoijement, doch dit: „Een9, famelycke van myn Heere den Prince, Staten l, van Holland en Zeeland," enz. (80). En wordt de eed daarop te doen voorgefchreven, by de Prelaten, Edelen, Steden en andere Leden van de voorfz. Landen, /onderlinge ook by den voorfz. Heere Prince, foo wel in 't Generaal als particu- Óok gaven de Bondgenooten by de plechtige Afkondiging aan allen en een iegelyk openbaar te kennen, dat de vrede gemaakt was tusfchen de Staten van Braband, Vlaanderen enz. ter eener, die Prince van Oranje, den Staten van Holland en Zeeland ter andere zyde (81). In de opdracht der Graaflykewaardigheid, na de Utrechtfche Unie, aan willem I., in den jaare 1583., werd hy verplicht, uit kracht zyner Inftru&ie, voor goed te houden en te bekrachtigen de verbonden van vriendfchap en befcherminge voorheen met Buitenlandfche Mogendheden aange„aan — en vermocht hy niet, buiten bewillinins. der Staten, dezelve te veranderen of te verë 8 nie- (80) Zie bor, Nederl. Oorl. enz. IX. B. fol. 102. verfo. _ ' ' ( gi ) Ende myn Heere die Prince van Orangtenden Staten van Holland en Zeeland ter andere.  r H CESCHIED - en STAATKUNDIGE nietigen (82). Hy zoude ook met diegenen die zich als bondgenooten by Holland voegen wilden, in geene onderhandeling treden dan met voorkennis en toeftemming der Staten; voords ook geenen oorlog, 't zy verdedigen der, het zy aanvallender wyze, aanvangen zonder hunne toeftemming, noch, de oorlog eens begonnen zynde geenen vrede of wapenftchorsfing, buiten die zelve toeftemming, met den vyand aangaan. Wat de Unie van Utrecht zelve betreft deze was eigenlyk geen Verbond met Buitenlanders, dat tot een geheel volk, ter befcherminge ofvastftelhnge zyner rechten tegen Buitenlandsch geweld of ter bepaalinge van eenigen dier rechten, betrekking had ; maar zy was een wederzydsch Verdrag tusfchen verfcheidene Provinciën over de befcherming en behoudenis haarer eigene en haarer burgeren Rechten, zoo onder elkander, als elk in den haaren; (hoedanige verdragen ook tusfchen pnvaate perfonen, die het recht van Verbonden met Buitenlanders aan te gaan niet hebben, fcheenen te mogen plaats grypen). Dan in de Unie zelve, alwaar §. 8. van het recht, om met andere Mogendheden te mogen handelen en overeenkomen, gewaagd wordt, is de bepaaling zoo algemeen, dat my niet duidlyk genoeg blykt, aan wien eigenlyk dat recht, zo het anders in dien tyd aan iemand toegewezen wierd, worde toegekend ; vermids die genen , aan wien hetzelve ïhlzwygend wordt toegefchreven , uitgedrukt wor- ( 82 ) Sonder dat Hy defelve te niet te doen ofte veranderen fal mogen in eeniger poinclen, dan met Confent van de Staten van Holland enz. bor , VII. B. fol. 203 verfo  VERHANDELING. 125 worden met het onbepaald woordjen men: men fal geen accoord enz. Dan de zamenhang zelve dier §. toont, dat in dezen alleenlyk gedoeld wordt op bet getal der Stemmen by Provinciën, en niet op hen, die dat recht in debyzondere Provinciën (*) zouden mogen oefenen, gelyk nader blykt uit %. 10., alwaar verboden wordt het aangaan van Bondgenootfchappen met vreemden, by de Provinciën, Steden, of Leden derzelve, ten duidlyken bewyze, mynes erachtens , dat destyds niets zekers omtrent dit recht by de afzonderlyke Gewesten bepaald is geworden; het geen echter zoo te verftaan is, dat, byaldien men over eenig Verbond handelen moest, het geen met algemeene Stemmen der Provinciën moest worden aangegaan , en waaromtrent men zich met elkander niet verdragen konde, naar de 9. §. de Stadhouders, in zulk geval, fcheidsmannen zouden zyn, waarvan terftond nader. Uit het gezegde vloeit eene andere vraag, die wv hier wac naauwkeuriger moeten beandwoor- J den ( *) Myne rneening is, dat de woorden men fal geen accoord enz. zien op het getal of de Stemmen der Provinciën , zoo als derzelver Staten toen beftonden, in 't eerst naamlyk uit vyf, naderhand uit zeven , zoo als het getal tot heden gebleven is, zonder dat men juist daaruit konde opmaken, welke de vorm van bewind in elke Provincie afzonderlyk was, te meer daar philips nog niet vervallen verklaard was van de Oppermacht, dat A. 1581. gefchiedde. Na de afzweering, en na de vestiging der Regeeringsvorm, en zedert de Oppermacht in den boezem der Staten gekomen is, en na de verdere bevestiging der Unie in dat nieuw verband gedaan, is '1 ontwyfelbaar, dat het Recht van Verbonden behoort tot der Staten Oppermacht. Ik kan hier over met niemand verfchil hebben. Nader Aantek, des Schryvers.  126 GESCHIED - en STAATKUNDIGE den, naamlyk, welke eigenlyk de Verbindende Partyen geweest zyn, en op welken voet zy dit Verbond hebben aangegaan ? En zulks tot dat einde, op dat ten dezen aanzien de waare meening der Unie met betrekkinge tot de Stadhouders des te zekerer blyke. Zal ik edelmoedig de waarheid hulde doen ? dan zyn er, volgends de woorden der Inleiding, in den eerlten aanvang niet meer dan vyf voorname Leden geweest; die een naauwer bondgenootlchap aangingen. Wy vinden alleenlyk opgenoemd Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, en een gedeelte van Friesland, genaamd de Vries fche Ommelanden, tusfchen de Eems en de Lauwers; dan tevens zyn, blykends den zamenhang en de daarna gevolgde ondertekeningen der Unie, en uit het geen vervolgends gebeurde, ten opzichte van Overys/èl, Groningen en andere plaatfen, het zy geheele Provinciën, Steden, of mindere Plaatfen, eindelyk zeven Leden ontfiaan, welke daarna als de verbindende partyën hebben konnen worden aangemerkt, en waar door de Vergaderingen der Algemeene Staten by vervolg van tyd tot heden toe uit zeven Hemmen beftaan hebben. Maar waarom zouden wy niet als Contraheerende Partyen mogen aanmerken, de Provin tiën van Gelderland, Utrecht, en Friesland tusfchen de Eems en de Lauwers ter eener, en ter andere zyde Holland en Zeeland met de genen, die zich daarna met hun gevoegd hebben? want de Unie van Utrecht mag wellicht aan zommigen toefchynen niets anders te zyn, dan, om zoo te fpreken, een Verdrag in een Verdrag ; trouwens de Pacificatie van Gend hield nog Hand, en de bondgenooten verklaaren daarvan  VERHANDELING. 227 van niet te willen afgaan ( 83 ); maar nu waren in die Pacificatie geweest eenerzyds de Provinciën-, Vlaanderen, Henegouwen enz. en ter andere zyde de Stadhouder willem I. met de Staten van Holland en Zeeland (84). Dan, wat hier van zyn moge, het is eene andere vraag, wie zy in de byzondereProvinciën, voornaamlyk in Holland en Zeeland, geweest zyn, die eigenlyk gezegd konden worden Het Verbond te hebben aangegaan; de Staten, ie Stadhouder, of ook nog anderen , het zy afzonderlyk of gezamenlyk ? Dit wordt in de Unie zelve niet uitgedrukt ; daar alles zoo onbepaald en onder algemeene bewoordingen is voorgefteld, dat men er naauwlyks iets uit kan opmaken (*). Voor- ( 83 ) Dus fpreken zy in de Inleiding : „ Niet om hen „ van de Generale Unie by de Pacificatie tot Gent gemaeckt „ te fcheyden, maer om die felve noch meer te fterken" Echter werden deze Bondgenooten door de andere party befchuldigd , de voorwaarden van het Gendsch Verbond niet in alles te hebben nagekomen. (84) Meer heeft de Hoog Ed. Heer van de spiegel, Omiitgeg. Stukken. I. D. bl. 47. in de aantekeningen. (*) Men moet tot verftand deezer aanmerking, die alleen vraagt, wat is er toen gefchied; wat is toen voor 't afzweeren de meening geweest, en geenszins, wat is naderhand daaromtrent rechtens geworden ? men moet, zeg ik, in aanmerking neemen, dat in deze Unie niet gehandeld wordt van 't vestigen van eenige Oppermacht of vorm van Oppermacht, (zoo lang philips eenigermate erkend wierd, kwam dat ook niet te pas ) maar alleen, dat er gehandeld is van de gemeene verdediging van allen , die zich verbonden, of zich er by voegden; anderszins zoude er een veel wichtiger quaeftie uit konnen geboren worden, ten aanzien van zoo veele Geaccedeerde plaatfen, Steden, leden, ja gewesten, welke quaeftie nu niet te pas komt; dat is, niet  128 GESCHIED-en STAATKUNDIGE Vooreerst dan, vindt men in het hoofd zelve der Unie (iets, dat anders in verbonden en wederzydfche verdragen vry ongewoon is) niet anders, dan: die van den Furftendomme van Gelre ; Die van den Graeffchappen ende Landen van Holland, Zeelandt, Utrecht enz. zonder daarby eenig gewag te maken of van Staten, of van het volk, of van iemand anders; even zoo worden aan het einde eenvoudig als ondertekenaars gemeld de Gedeputeerden van den Lantfchappen van Gelre, van Holland, enz. maar by de Ondertekening treft men de benaming zelve van Staten niet aan , dan alleen by de namen der Gedeputeerden van Zeeland, Utrecht, en de Ommelanden. En wat betreft den inhoud zelve der Unie, daarin komt byna niets anders voor , dan de zeer algemeene bewoording van Provinciën of Bondgenooten; en wel §. r. dat de Provinciën zich verbinden ook §§. 2,3,4. enz. dus ook §. 9. het woordje men: Men fal geen accoord maecken. §. 14. Men fal alle Con- niet te pas komt in 't verftand van de Unie voor de Afzwering. Men weet, dat tot de Unie zich voegden de Steden Fcnlo, Breda, Brugge , V Vrye van S/uys, ja ook Drenthe, van dezen waren er Steden, die tot de Generaliteits landen nu gerekend worden. Doch die Generaliteits -Landen waren als zoodanig toen nog niet in wezen. Dit is van later tyd. Alle die accedeerenden ftonden elk op zig zeiven, en hadden als zoodanig ook deel aan de Unie, maar zonder fubjetiie. Men moet derhalven alle de Contrabenten van dien tyd neemen, zoo als zy toen waren, als gezamenlyke Verdedigers van Land en Folk, verder niet, en zonder dat daaruit eenig Recht per fe in 't vervolg geboren zoude zyn. Die bepalingen zyn van later tyd. Deeze aanmerking verzoek ik in 't oog te houden. Nader Aantek. des Schryvers.  VERHANDELING. ïa$ Conventtialen —— en §. 2i. by gemeen advys van de BONTGENOOTE N (*). Men vraagt derhalven met recht, of in dit verbond de Stadhouders voorkomen? eh, indien ja, of zy er voorkomen als mede Verbindende Perfonen? Belangende het eerfte; zy komen er voor- ze- (* ) Men begrype, dat ik in dezen geheelen volzin enkel ooge op die bewoordingen, zonder my over de meening dier woorden zelve uittelaaten. Die begreep ik, dat van zelve klaar was. Dan van eene achtingswaardige hand onderricht zynde, dat men aan deze gezegden bleef hangen als te algemeen, noopt my zulks tot eene nadere verklaring. 'T is by my ontwyfelbaar zeker, dat onder die al* gemeene benamingen verftaan worden, vooral in Hoiland en Zeeland . de Edelen en Steden dié toen Stem hadden, of derzelver Gedeputeerden ah Staten , aangemerkt als de bewaarders van der Ingezetenen rechten, en als repraefenteerende de gantfche natie, en alle (tanden des Volks; en ditmeene ik duidlyk gefteld te hebben, wanneer ik (bladz. i3'0 zeSSe» dat de Gedeputeerden der Staten van Holland de Unie vroeger getekend hebben, dan de Stadhouder Willem. Dit toont ook bladz. 138. en f43., waar ilc zegge, dat deze Unie dus als eene grondwet is te houden, die toen (dat is voor de afzweering) by eede bekrachtigd is door den Stadhouder, door de Edelen, door de Steden, kortom door alle de Burgers, en welke, na 't afzweeren, en na de Ereclie onzer vrye Republiek, ook als zoodanig gehouden is, behoudends (gelyk ik naderhand zeggen zal) die veranderingen, bepalingen, affebaffingen, enz. welke de! veranderde Regeeringsvorm en de Oppermacht der Staten toen medebragt, of vereischte , ook ten aanzien van 't Stadhouderfchap. Doch over dit alles, en byzonder over de meening der bewoordinge die van den Gracffchappe, dacht ik, kon geen verfchil vallen: 't kwam alleen by my in overweging, of de Edelen en Steden als Staten alleen en zonder Stadhouder, de Unie hadden aangegaan met de andere Provinciën en Leden, dan of de Stadhouders ook mede de Unie getekend hadden. Nader aantek. des Sckrj* vers. I  i3o GESCHIED - en STAATKUNDIGE zeker in voor, dit behoeft geen bewys. Dan, wat het tweede aangaat: uit het geen in het 11. en III. Hoofddeel bewezen is, fchynt men lichtlyk reden te kunnen geeven, waarom johan van nassaü, Broeder van willem I. en Stadhouder van Gelderland, by de ondertekening der Unie de allereerlle plaats bekleede; niet alleen als de. Eerfie der Edelen, en, die door de overige Edelen of Ridders tot dat einde was afgevaardigd , maar ook op zynen eigen naam voor zich alieen en afzonderlyk. Dus toch luiden de woorden : Onderfchreven by myn Heere Graaf Johan van Nas/au, Stadthouder van defelve Landen, voor hem selven, ende met andere Gecommitteerden vuyten naem van de Gemeene Ridderfchap. Hy bekleedde dus eenen tweeërleien perfoon. i. Voor zich zelven. Ten2.mettfk andere Gedeputeerden uit naam van de Ridderfchap. Waarom ook in de andere aantekeningen van Goedkeuring, en Bekrachtiging, zy genoemd wordt de Urne gefloten tusfchen den Welgebore Heere johan van Nasfau, Stadhouder van Gelre, ook die van Hollandt, Zeeland, Utrecht enz. Dit van den Stadhouder van Gelderland. Wat aangaat george lalaing, die dit jaar Stadhouder was van verfcheiden Provinciën en Plaatfen, als van Friesland, Overysfel, Groningen , Ommelanden, Drenthe enz. Deze verklaarde by zyne ondertekening den 11 Juny des» zelven jaars, dat dit Verbond den voorgaanden zomer in de Stad van Arnhem, in zyne tegenwoordigheid en met zyn advys, was opgefteld°ge« vvor ien, en in de maand January des jaars 1579. te Utrecht aangegaan, tusfchen johan vanNas- faut  VERHANDELING. 13* fau, Stadhouder, en de even genoemde Provinciën; dat hy nu ook hetzelve goedkeurde, bewilligde , en zich daartoe verbonden had, met bygevoegde belofte, dat hy deze verbindtenis en alle derzei ver deelen, gelyk NB. de andere Bondgenoot en , heiliglyk zoude onderhouden ( 35 ). Ten opzichte van willem I., ichoon deze eerst den 3. May de Unie ondertekend hebbe, is er geene de rninfte bedenking, of hy moet onder de Bondgenooten, en wel boven aan, geplaatst worden; en dit blykt van zelve uit de afzonderiyke Aclen van ondertekening. Want dezelve rang en eer, die niemand aan de overige Plaat/en, of Steden, of Staten, welke daarna hunne naamert afzonderfyk daaronder geplaatst hebben, betwisten zal, zal men gereedlyk toeftaan, dat ook aan willem I. moet worden toegekend. Ja fchoon de Afgevaardigden van de Staten van Holland eerder, dan willem ondertekend hebben; is dit echter op geen ander gezag gefchied, dan om dat het hunnen Stadhouder willem!. zoo bad geliefd ( 86 ). Ondertusfchen geeft hy de redenen, waarom hy zelve dit verwyld had , te kennen in zyne plechtige verklaaring en toetreding der Unie; hy had (85) Belovende als Iandere Bontgenoten defelve ende yder poina te onderhouden , enz. ach! mocht hy dit nagekomen zyn ! ( 86 ) Dit zoude aan zommigen mooglyk konnen toefchynen, een weinig te hard gezegd'te zyn; dan ik heb daarvoor een bewys, dat boven alle bedenking is, te weten de Registers der Staten van Holland zelven (Refolut. van Holland. A. 1579. d- 28. Febr. fol. 32.) de Staten hebben wel willen verklaren, dat fy dezelve Urne op 't believen van fyn Excellentie hebben geadvoyeert. I 2  I3a GESCHIED • en STAATKUNDIGE had naamlyk gewacht, tot dat hy met zekerheid wist, dat de Aarts-Hertog matthias, wiens plaats hy ook als Lieutenant Generaal verving, deze Verbindtenis als voordeeiig en tot beter inrichting der algemeene zaaken dienftig aanmerkte; nu dan, daar Hy voor zeker achtte, dat in dezelve mets te vinden was, het geen ten nadeele ot verkorting van den Aartshertog m a tthias ftrekken zoude, heeft hy deswege de Unie ook getekend (87); te gelyk geeft hy aldaar meteen woord eene tweede reden of bedoeling op, die hem had doen wachten, naamlyk, om de Vereemgmg der andere Provinciën des te gemaklyker te bewerken. Dan , zien wy de Registers der Staten zelve in, zoo fchynt willem I. voor dit uitftel nog eene andere reden gehad te hebben, ontleend van het Habyt der Monniken in hunne Kloosters; want, dus leest men onder den 25. Maart (88 ) : is rapport gedaan by den Advocaet Buys, eerst aengaende d'Unie tot Utrecht, dat fyn F. G. swarigheyt maeckte deJelve t'onderteyckenen, omme twee fwarigheden. 1 Het 18. poincl (80) dat de Conventualen in haar' Cloofleren fouden mogen draghen alfulck habyt als hen goed docbte(9o), ende dat den Ertsher. togh mathis daer in niet was bekent. Welk woord ^7),A1! v00rl'ekeT achtende, dat in defehede Overhebt ende cT Autboriteyt der Hoogheydt van de Eertshertoge niet verkort nog vermindert en wort. ^(88) Refol. van Holland van dezen dag, [1579.] fol. • ^a9) cHier is onSetwyfeld een drukfout. Want men ymdt dit §. 15. en niet §. 18. n$,2°>? WT Ldus was het fay de x5- §• der Utrechtfche unie bepaald; het geen willem echter fchyntgewenscht te  VERHANDELING. 133 woord bekent, om dit in het voorby gaan aantemerken , niet enkel verftaan moet worden van den naam alleen, maar van de zaak en byval van matthias zelven, gelyk men daaruit kan opmaken, dat zyn naam daadlyk §. 2. van de Urne voorkomt, wanneer de Bondgenooten zich daarby vereenigen ook tegen hen, die hun geweld zouden aandoen, en wel daarom, wyl zy den aartshertog matthias voor zich tot Gouverneur hadden aangenomen, met al''t gene datter aan kleeft, van dependeert ofte uit gevolcht is. Maar nu waren daaruit, dat matthias door de bondgenooten was aangenomen , twee gevolgen met betrekking tot willem 1. voordgevloeid , gelyk boven is aangetoond ; 1. naamlyk, dat willem en de overige Stadhouders der Provinciën matthias onder den Koning eed hadden gedaan; .onder welke gedaante willem geoordeeld heeft, naderhand, indien de zaken ongelukkig mochten uitloopen, zich te konnen verdedigen, naardien er in de Unie nog geen het minst gewag gemaakt was noch moest gemaakt worden van het verlaten des Konings, hoewel er groote fchyn was , dat de bondgenoten eindelyk het daar henen wenden zouden en om het welk voortekomen de Keizer daarna tot den Keulfchcn Vredehandel ried, en dien aandrong. 2. Dat willem I. de onderLand voogdy der overige Provinciën bekleedde, boven de rechten en waardigheden, welke hy in Holland en Zeeland nog afzonderlyk bezat, indien dan matthias zyne toeftemming tot dit Verte hebben, dat niet toegeftaan wierd; hoewel deze reden echter gerekend kan worden min gewichtig te zyn. I 3  *34 GESCHIED-en STAATKUNDIGE Verbond gegeven had, of ook als medeverbindend lid daarby was voorgekomen, zoude de Unie van Utrecht op veel vaster voet gefteund, en zulks meer andere Provinciën overgehaald hebben; en hiertoe breng ik nog de andere woorden van willem I. in zyne toetreding tot de Unie: zyn -Excellentie gefien hebbende feeckere Unie tusfchen Graef Johan van Nas/au Stadtholder ook die van Holland &c. heeft ze voor goet bevonden ende toegestaan, doch op dat die felve dies te beter mochten de Getieraliteyt der rrqvjncten van herwaerts over (te weten Bra* band, Vlaanderen enz. van welke daarna eenige Steden zyn toegetreden ) voor ge ft ek voorden , om tot een algemeene Vrede, Unie enz. befloten te worden: heeft tot noch toe uitgeftelt _ ende alfoo nu fyne Ploogheydt (matthias) enz want dus hangen de woorden t'zamen; aan welken, door deze voorlopige opmerking, my toeichynt eenig hcht te worden bygezet. Uit het tot dus ver beredeneerde', dunkt my kan worden opgemaakt, dat men den Stadhoudèren geene plaats ontzeggen mag onder die genen, die de Unie hebben aangegaan, gedeeltelyk op hun eigen naam, gelyk willem I. en georgedelalaing; gedeeltelyk ook bun eigen naam en dien der Ridderfchap, gelyk johan ma Nasfafi; het welk misfehien de reden geweest is, waarom in het, op koper gemeden, Exemplaar der Unie tweemaal gelezen wordt * doch eens doorgehaald , de bewoording , van wegen de Riddcrfchap-Geldre ; en waarom de naam zelfs van johan van Nasfau niet onder dat formulier zelve, maar ter zyde getekend ftaat; en «jeze gedachte wordt verfterkt door het oogmerk der  VERHANDELING. 13$ der Unie, 'c welk geen ander was geweest, dan eene naauwere vereeniging tusfchen alle de geenen wier belang was bet behoud van t Algemeen, behoudends echter de Pacificatie van Gend; maar nu! willem I. was ook in deze Pacificatie een medeverbindend lid geweest, nevens de Staten van Holland en Zeeland. Hier uit nu, dat willem zelf eene mede verbindende party geweest zy, zal men ook veel gemaklyker den zin der Unie bevatten , met opzicht tot de rechten en plichten van den Stadhou* der; hoewel dit reeds op zichzelf klaar genoeg is voor elk, die acht geeft op de gefteltenis van dien tyd en van dat jaar, waarin de unie is aangegaan. „ * p 1 ë 'Trouwens , indien, ingevolge het Gendfche Verdrag §.6., willem in het ongeftoord bezit bleef van alle de rechten, die hy had, zonder dat daarin eenige verandering van belang in Holland en Zeeland gemaakt is, tot op de Unie van Utrecht ; zoo volgt hieruit, dat die Unie ook daaraan niets heeft ontnomen. Het zal met nodig zyn, my in dezen op dat Gendsch Verdrag te beroepen; want de woorden zelve van t Verbond van Utrecht betoogen de zaak zoo duidIvk, dat, eens onderfield zynde, datwillemI. in deze'Landen eenige Rechten, van wat aart dan ook, bézeten heeft; men te gelyk ook (lellen moet, dat alle dezelven aan hem verzekerd en bevestigd worden; trouwens de meening der Unie was geene om, door vereende krachten, des te machtiger te andere , dan zyn; op dat allen met zaamgevoegde vermogens werken mochten tot befcherminge der ael« oude Vryhei'd, en der Rechten, Privilegiën, en Vryheden van alle Steden, Burgeren, en Leden. I 4 n  Ï3ö GESCHIED-en STAATKUNDIGE zondert0,0 de Bo]'dêe™oten . zonder uit. Zrt rg' Tfy^bcke Provincie, ende die Pamcukere Steden, Leden, ende Ingef tenen (*) rfeïofte vf" $ t"' S< 2' > eene ^derzydki belofte, van elkander onderling te hei pen te oen ^zTSv115^/13 ^ ^« d-befooyen zy, by dit Verbond, met uitdruklyke woorden rf vin X8 Re//hten' 'f zy Stat»- ™ra& Qf van ^« en bunne privi,e . » daan verzekerd en ongebonden zullen zv'n fa zelfs verbinden zich de bondgenooten, S. 2V uft! druklyk, en belooven, dat ly tegen ditallesgTe- tkPa°fZT° ZUlnn a*nriehten> enzydoenplechtig aflhmcl van ale Uitvluchten, Rechtsbeneficien , en van al het geen naar burgerlyke Rechten ooit daartegen kon worden ingebracht; wilJende tevens, dat dit alles, waaromtrent zy overeengekomen waren, met Eede alierwege zoude bekrachtigd worden, zonder uitzondering van iemand die rchynen kon van eenig aanbelang te zym En wel, wederom b In d< aller eerfte plaats (naar j. H.)t door de Stad- «J,*V[C-,d£nk "ietl dat iemand' wie hy zy, hierin van my verfchiilen zal; ren ware men myne meening te vér SJ geiteld is V00/ de Afzweering, ook »« nog gelden moestn.etcegennaande de geheele omkeering var, den RegeeSvorm zederd de afzweering. Dit zoude ongerymd zV" • 't Hn ™ftr?deVegen geen ik in 'c begin HT't llrdl 2?er SS»"ï' d" heden nï bTvesS °"gebr"lk vernietiSd' veranderd of niet «8 érm/,7 rfJü. Tn C See" 'lrakS V0lgen zal' bladz-  VERHANDELING. 137 Stadhouders, en, het geen hier tenhoogjtenaandacht verdient, niet door die Stadhouders alleen, die er destyds waren, maar er wordt uitdruklyk bygevoegd, tot meerder vastigheid, de Heer en Stadhouders van de voorfz. Provinciën, die nu zyn ofte n&maels komen /uilen, enz. Ten tweede, door alle deMagiftratenen Hoofdofficiers der byzondere Provinciën, Steden , en Leden van dien. Welke onderfcheiding tusfchen alle de Magiftraten van alle de Provinciën, en tusfchen de Stadhouders, hier van eenig gewicht fchynt, en opmerking verdient. In de derde plaats, volgends §. 25., door alle Schuiteryen, Broederfchappen, en Collegien (gewapend of ongewapend), die niet alleen in de Steden, maar ook in de Vlekken van deze Unie mochten gevonden worden; onder welke uitdrukking men oordeele verftaan te worden, met alleen de Collegien der Vroedfchappen, maar ookdeGenootfchappen der Gilden, alsmede die , welke uitdruklyk Schutteryen genaamd worden ; het geen by my een zeker bewys is, dat de Bondgenooten niemand wilden uitgefloten hebben, maar dat allen gezamenlyk by eede zouden verbonden worden, tot handhaving van ieders en elkanders rechten. „ , , ,. Voeg er by, dat zy wyders, §. 26.,bedingen , dat hiervan eene plechtig gefchreven Acte, (Briemen in behoorlykeforme), vervaardigd zoude worden , welke, op verzoek van anderen, zoude worden gefterkt met de zegels NB. der Stadhouder en, Leden, en Steden in de Provinciën, en ondertekend door derzei ver Secretarisfen. Het een en ander heeft ook willem I. van zynen kant nagekomen, naar dien hy zyne Aéte van I 5 toe'  138 GESCHIED-en STAATKUNDIGE toetreding en bevestiging met zynen naam en geheim zegel bekrachtigd heeft, en tevens door zynen Secretaris, n. bruninx, doen ondertekenen. En het geen dus aan allen en een iegelvk der ingezetenen opgelegd werd, daarin volgden de bondgenooten 'c gebeurde in den jaare 1*76., by de opdracht der Hoogfte Overigheid aan w i ll k m 1. En dit hebben zonder twyfel onze Voorvaders gedaan, om aan dit Verbond des te meer vastigheid en kracht bytezetten, en hetzelveklaarblykelyk te verfterken met de bewilliging van alle de ingezetenen (91), als wier aller en eens ieders goederen, volgends §. 33., voor de nakoommg hiervan ook verbonden werden. En zoo kan men zeggen, dat de Unie van Utrecnt is eene wezenlyke Grond-wet, of Verdrag, door alle de partyen, door den Stadhouder, de Ldelen, de Steden, de byzondere ingezetenen, zoo veelen er in dien tyd onder den naam van burgeren pleegen gerekend te worden, met plechtigen eede bevestigd, het welk vervolgends na de afzweering des Konings en by de opkomst van eene Vrye Republiek voor de Grondwet van t Staatsgebouw der Vereenigde Nederlanden gehouden is; en welke, door Gods hulpe, tot op dezen dag heeft ftand gehouden; van welke Grondwet het volk even zoo weinig vermocht of ooit vermogen kan aftewyken , als het den Hoofden des Volks vry zoude ftaan de rechten voor elk bedongen, zonder confent van hun die er belang by hebben, te vernietigen ofte verkorten. En wie zal ontkennen, dat, gelyk dit ten op- 208 ^ ?' PAULUS ' Unie van Utrecht. III. D. bl.  VERHANDELING. 139 opzichte van alle Collegien en Genootfchappen, en het bewaaren hunner Rechten plaats heelt, zulks op dezelve wyze omtrent de Stadhouders waarheid is? alle de Privilegiën, die elk en een iegelyk bezat, zyn toen op eene plechtige wjze bevestigd en vastgefteld, en moeten dus nu voorzeker by wyze van Verdrag of Grondwet befchouwd worden. Het geen ik tot dus ver gezegd heb , zou gemaklyk met veele bewyzen konnen worden op. iehelderdj doch dit ga ik thands voorby; en zal my bepaalen tot een enkel voorbeeki, genomen van de Stedelyke Vroedfchappen. De Collegien naamlyk der Vroedfchappen, niet alleen 111 de groote Steden, die Stem in de Vergaderingen van Staat hebben, maar ook in de kleine Steden, die dat recht misfen, waren door middel van Privilegiën onder de Graaven opgekomen, ener waren aan dezelven zeker er echten toegewezen, vooral in het nomineeren van Vroedfchappen. Deze rechten nu kunnen hun hedendaags, ingevolge de Unie van Uirecht, niet ontnomen worden, geIvk elk- gereedlyk zal toeftaan. Maar nu behelzen die zelve Privilegiën meestal ook de rechten den Stadhouderen daarin toegekend; en1 wie zou. dan ook nu twyfelen, dat, zoo lang zulkPrivilegie beftaat, dezelve ook duuren en beltaan moeten 2 Want dat alles is op dezelve wyze en onder den zelven tytel aan de Stadhouderen bevestigd, als aan de Stedelyke ligchamen hunne eigene rechten van benoeming bevestigd zyn. Wie toen zal beweeren, dat die Privilegiën, waarby aan eene Stedelyke Magiftraat de macht om te benoemen is gegeven, en aan den Stadhouder het recht van verkiezen, voor het eene gedeelte al, voor t  140 GESCHIED-en STAATKUNDIGE ander gedeelte niet, konden of moeiten gelden 2 Hier is, voorzeker, de vvederkeerige verplichting, om elk by het zyne te bewaaren. Wv hebben wel rs waar, in onze dagen gezien, dat fommi! ge Steden anders gedacht hebben, als zy niet alleen het recht van Verkiezinge aan den Stadhouder eigener gezag poogden te ontneemen, maar ook hetzelve aan zich trokken. Doch ik laat aan anderen over het onderzoek, met wat recht dit S£? >?y? TT" Dit is zekeri na de demping der burgerlyke onluften, en na dat de zaaken wederom in den voorigen ftaat en luider herfteld werden, zyn deze ontnomene rechten den Stadhouder terug gegeven; zoodanige Privilegiën en rechten hadden nimmer de Stadhouder! afge" ltaan Doch van een wederzydsch Verdrag mag de een , tegen wil en dank des anderen , met afgaan: ja zelfs, wanneer door het ongeluk der tyden van de Republiek, hiervan voorheen of iets veranderd, of verkort of afgefchaft was geworden (*), zo oordeelde het Volk zelf oordeelden de ingezetenen zelve , die dit Verbond beëedigd hebben, dat zy recht hadden, om te eisfchen, dat de oude ftaat van Regeering herfteld, en de Stadhouders in hunne rechten waarvan zy nooit hadden afgeftaan, vernieuwd zouden worden (92). En op deze wyze zal men C*) Ik had alhier reeds het oog op de woorden van den Heer Advocaat pestel, die inde volgen!eAantek. voorkomen. Nadere Aantek. des Schryvers. (92) lk.wil deze myne woorden in geenen anderen zin opgevat hebben, dan zoo als die myn vriend, de Wti Ed Geur. Heere c. f. fred. pestel, in zyne Acad Ver! handeling over de Waarborgen der' Algeleene ^heL , bladz. 62., voorftelt, waar hy zegt: „mtn kan naar waar- „ beid  VERHANDELING. 141 men nu lichtelvk kunnen andwoorden, en voldoening geven" op de vraag, of eertyds, in den jaare 1651., op de groote Staatsvergadering (93), „ beid zeggen, dat de Oppermacht der Staten en het wet«v gezag en de rechten des Stadhouders ten zelven tyde " ontflaan zyn; en, indien, omtrent 70 jaaren daarna, " f 16^0), de Hoofden des Volks, in fommige gewesten, ge£ oordeeld hebben, dat de perfoon des Stadhouders wet „ noodzaaklyk was ; hebben echter die ingezetenen anders gedacht, die geëischt hebben, dat de aeloude Staat der Republiek, welke wy verklaard hebben , herfleld wieul, T, en geoordeeld, dat zy dit eenigermate van rechtswege konden vorderen. De berfielUng is ook gevolgd'tn den jaare 1672." TDeze gezegden, d.e ik h.er de mynen heb gemaakt , ftrooken volkomen met de Leer van den iloogleeraar pestel, mynen waard.gen Leeraar zelven, daar hv, ad 5.188. Comment.deRep.Bat., mzyneDiëiata, onder anderen, zich dus uitdrukt: — ,, Fmt tempus , quo quaedam nationes Belg. put'arunt, fefe ah hac pnmaeva Imperii Conjlitutione defleëtere poffe; nee tarnen, ?' rt accurate loquimur, dici potest, nationes omnes eam " mutationem approbasfe, fed tantum illos, qui quodam tempore plurimum viribus valebant , manente magna ?' auidem parte & maxima eorundem populorum tn opinio" ne de coniungenda dignitate Gubernatoris cum Impert» " Summa Ordinibus delato. Haec voluntas tn dubia pofiulipatuit A. 1672." dat is te zeggen: „Daar is een tyd geweest, dat eenige Nederl. Gewesten begre" Den dat zy van deze oorfprengelyke Conflitutie van t " Oppergebied konden afgaan: men kan echter naauwkeu' rig gefproken , niet zeggen , dat alle de Provinciën, die \ verandering hebben goedgekeurd, maar alleen de zoodam^en die op zekeren tyd in macht het meefte golden, bly'! "vende voords een groot gedeelte dier gewesten van t ge„ voelen, dat men de waardigheid van Stadhouder moest gepaard doen gaan met de Opperfle Macht den S aten opgedragen. Deze wil des Volks heeft ziek Z ontwyfelbaar vertoond in 't jaar 1672." Nader Aantek. des Schryvers. ] (93) De zaak wordt verhaald door slingeland, Staatk. Gefchriften. II, D. bl. 225.  142 GESCHIED - en STAATKUNDIGE de Provinciën van Friesland'en Groningen te recht gezegd heboen ^ de Provinciën zigfiilzwygen\ de verbonden hebben by de Unie tot Ven Stadhow derlyke Regeenng?- Dan, of dit uit heto.Art. zoo gemaklyk kan worden betoogd, als uit het aangaan van - het ^wze]f ^ \ ™ j« der Vereemgmg en Verbindtenis, zulks is eene andere zaak; misfchien zou men dan, u t het voorheen gemelde, meer naar waarheid kunnen zeggen, dat de Provinciëu, en alle de verbindende partyen, toen zy de Unie aangingen, geenen anderen vorm van Staatsbefiuurgekend noch zich voorgemeld hebben, dan eenftlfhouZt ken, of die met Stadhouders gepaard ging: even mm , als ook de Stadhouders zelve, to?n zy in deze verbintemsfen traden en hunne rechten bedongen, eemgen anderen Regeeringsvorm hebben erkend wanneer zy die Afte ondertekenden Ta men kan zeggen, dat over het aanftellen, of uitdruklyk toelaaten van Stadhouderen, even zoo wei mg toen gedacht of gehandeld is, als over ande. re Burgerlyke Collegien of Vrvedfchappen, waar- klaar, om dat het niet nodig was, en niemand daar omtrent eenige bedenking had. Zy beftonden gelyk alles befiond, van rechtswege, en n£ mand dacht er aan, dat iets van het zdvê konde gemist worden. ue Wy hebben dus gezien, welke de aanleiding tot het maaken der Unie; wie daartoe de aam*! oers, wie de verbindende partyen geweest zvn- ' op welk een' voet men de uWhebbeZge^ welke rechten en plichten daaruit geboren SnZl worden Wy hebben te gelyk betoogd" dat de Stadhouders, wu lem vatt Oranje en de overigen,  VERHANDELING. 143 gen, de eerfie en voornaamfle verbindende leden daarvan geweest zyn , en dat zy dus ook daarby hunne eigene rechten voor zich bedongen hebben. Ik erken, wanneer wy het hedendaagsch Staatsrecht van Nederland raadplegen, dat"fommige Artykelen dezer Unie, of fommige hoofdpoinclen in dezelve, naderhand, of niet onderhouden , of door onbruik voor afgefchaft gehouden, of ook geheel en al veranderd zyn (94). Doch dit doet niets af tot afbreking van het geheel ligchaam dezer Grondwet, noch tot vermindering van derzelver kracht, daar al het overige in fland gebleven is. Komt daarin eenige verandering van gewicht voor, of ook iets, dat niet onderhouden is, het is buiten twyfel gefchied met flilzwygende of uitdruklyke toeftemming van die genen , die er belang by hadden ; of het moet worden afgeleid uit de verandering der tyden, en omftandigheden van zaaken. Ik weet zeer'wel, dat er Rechts-Doéloren zyn, die eenen geheel anderen weg inflaan, byzonder, die in de laatstledene troubele tyden, de geheele Stadhouderlyke waardigheid, indien niet geheel te vernietigen, althands van haare kracht zochten te berooven; dezen nu beroepen zich fteeds op §. IX», en poogen het lichtgeloovig gemeen diets te maaken als of voor de Stadhouders maar voor dien f94) Hierover kan men in 't algemeen lezen het geen te vinden is by den Geleerden Heer bondt, ter a. p. bl. .bL 128. en volgg. ^  146 GESCHIED - en STAATKUNDIGE den ; en, dit zoo zynde , vervalt van zelve de ftelling van den Hoog Edelen van slingeland, ter aangehaalde plaats (97). Ook vervalt eene andere ftelling van denzelven Schryver C98), door het opgemerkte, van zelve, dat naamlyk in de Unie van Utrecht alleenlyk gewaagd zoude worden van de Stadhouders, die er toen waren, en dat daarom aan de bondgenooten de macht gelaten wordt om naderhand andere Scheidsmannen aanteftellen, doch dat de Stadhouders niet geheel hebben konnen voorbygegaan, en anderen genomen worden, om reden, dat de op whlemI. gevolgde Stadhouders te veel gezags of invloeds hadden, dan dat iemand hun zoude hebben durven aanftoot geven ; het laatst gezegde, dat naamlyk zulks aan de vryheid der Staten is overgelaten geweest, enz. vervalt hier door; om dat het in de daad een recht was , gelyk ik reeds gezegd heb, 't geen de Stadhouders altyd gehad hadden, waarin zy by eede waren bevestigd, 't geen hun niet mocht ontnomen worden ; alzoo van -wederzydfche overeenkomften , gelyk ik boven zeide, de een tegen des anderen wil en dank geenszins kan afgaan, noch ook eens anders recht aan zich trekken. Wat nu de eerfte ftelling van veelen aangaat, dat de Unie zelve alleenlyk fpreekt van de Stadhouders, die er toen waren; dit ontken ik ten fterkfte. Want (07) Om nu niet te zeggen, dat de Heer van slingeland altyd gehecht blyft aan die verkeerde grondbeginfelen van een meerder Recht der Staten van Holland, gedurende den tyd, dat het Verdrag met de Stadhouders is aangegaan. (p8) Ter a. p. fol. 215.  VERHANDELING. 147 Want de woorden, §. IX., de Stadhouders nu ter tydt wefende, moeten verklaard en opgehelderd worden uit $. XXIV. der Unie, alwaar met ronde woorden wordt vastgefteld, dat dezelve Unie moet beëedigd worden door de Stadhouders der Trovinciën, die nu zyn ofte namaels komen fullen. Wat kan duidlyker zyn dan deze woorden ? En dit blykt nog nader uit het geen ik te vooren herinnerd heb (99), dat toen ten tyd de bondgenooten geenen anderen Regeeringsvorm kenden ; ook was het oogmerk toen geenszins eene vrye Republiek opterichten, of den Koning aftezweeren, gelyk de'Heer van slingeland zelt heeft aangemerkt (1); maar het recht van befhsfen behoorde, gelyk ik zeide, onder de Graaven, altyd aan den Stadhouder; en in dezen zin fchynt men die van Zeeland, Friesland, en Groningen te moeten verftaan; wanneer zy, in den jaare 1650., van gevoelen waren, dat by het IX. Art» der Unie van Utrecht de bondgenooten ftilzwygende zich verplichtten eenen Stadhouder te verkiezen , die de verfchiilen door zyn gezag beflisfchen zoude; want, dat zonder zulk eene bellisfing der verfchiilen niets met vrucht konde verricht worden; doch hiervan heb ik reeds gefproken O); waarom ook, naar myne gedachten, te recht gezegd wordt op de Groote Vergadering van den jaare 1651. „ van niet te willen enervee, ren off praejudicieeren de Artikelen der Unie » 1579-> voor zo veel die van de Stadhouders fpree» „ keri9, (99) Zie deze Verbant, bl. 142. eii volgg. ( O Staatk. Gefchr. II. D. bl. 226". (2) Zie boven, bl. 142. en slingeland, II. D.toi. 324. en volgg. K a  148 GESCHIED - en STAATKUNDIGE „ ken te weten van die rechten , welke aan hun by dat Grondwettig Verbond van Utrecht bevestigd waren geworden ( 3 ). Ten derde merk ik aan, dat by §. XXI. indien er eenige dmfterheid in de Unie mocht voorkomen , de verklaaring daarvan gelaten wordt aan de Provinciën of bondgenooten; zoodra men bondgenooten ftelde , dat is zulken , aan wien het oppergebied toekwam , zo onderftelde men tevens Stadhouders, volgends de toen beraamde Grondwet , waarom er ook wordt bygevoegd, zal de verklaaring van dien ftaan in 't zeggen van deze bondgenooten, dat is aan de onderhandelende partyen in het gemeen genomen ; maar zo verre fy daarinne niet konden accordeeren (zegt de Unie), fullen haer recours nemen tot de Stadhouders van de Provinciën in forme boven verhaelt. Ten vierde merken wy aan , dat, eens gefield zynde, het geen wy echter niet roeftaan, dat de beflisfing der gefchillen geen recht den Stadhouderen toekomende geweest zy; dat niemand echter buiten hen kan gevonden worden , aan wien men dit beflisfend gezag met meer gerustheid konde toevertrouwen ( *). Want wie kan onpartydiger zyn? wie kan grondige/kennis hebben van de zaaken, die tot de Regeering van elke Provincie behooren ? wie bezit meer vermogen dan zy ? wie overtreft Hen in Hooge Geboorte en Aanzien? wie is meer onderrichten kun- (3) Zie slingeland, W. D. bl. 257. en volgg. (*) Ik heb deze denkbeelden ontleend uit den Heer p iet er paulus, wien ik op 't einde dezer aanmerking ook aanhale: 't is genoeg, dit hier gezegd te hebben. Nadere Aantek, des Schryvers.  VERHANDELING. 149 kundig van de zaaken, welke betrekking hebben tot het Staatsgeftel van 't Gemeenebest ? op wien zou men kortom meer vertrouwen, dan op eenen Stadhouder, kunnen nellen ? en, ten befluite, wien kan er ooit meer aan gelegen zyn, en wie heeft er indedaad meer belang by, dat het Gemeenebest voorfpoedig en welbewaard zy en blyve? uit hoofde, dat Hy zoo verbazende fchatten altyd in hetzelve bezit, zoo veele patrimonieele goederen in hetzelve liggen heeft, zoo veele Leenen houdt; en dat de macht, luister, en aanzien van het Huis van Orange - Nasfau , zoo allernaauwst met de welvaart, den voorfpoed en het behoud des Vaderlands verbonden is (4). Myne vyfde aanmerking is deze, dat de bondgenooten geen ander Eminent Hoofd, (om dus te fpreeken) hadden dan den Stadhouder, aan wien zy het beflisfings-recht veilig konden toevertrouwen ; en ook nog geen ander hebben. Veelen hebben de noodzaaklykheid, om dit recht hun overtelaaten, erkend; Stadhouderloze tyden hebben hetzelve geleerd; en hoedanig de zaaken toen gefchapen ftonden, leeren ons overvloedig de onlangs uitgekomen fchriften van v a n s l i nge land zelven; zoo dat, gedurende deze eeuw, wanneer verfcheiden Provinciën , en onder die ook Gelder/and, geenen Stadhouder hadden, en in dat gewest hevige bewegingen ontflonden, die van Gelderland de uitfpraak hunner verfchiilen liever wilden overgeven aan een Eminent Hoofd en ten dien einde den Prins van Oranje wil lem (4) Vergel. f. paulus , Unie van Utrecht. III. D. bi. 220. K3  i$o GESCHIED-en STAATKUNDIGE IV. aanftelden tot Stadhouder, op dat dees de twisten door zyn gezag byleggen mocht (5). Eindelyk merken wy in de zesde plaats aan; dat de Unie van Utrecht, met opzicht tot dat recht, het geen ik meen, altyd den Stadhouderen te hebben toebehoord, alleenlyk is aangegaan met dat uitzicht, op dat de Bevrediging van Gend des te beter mocht bekrachtigd worden. Maar daarby was met zoo veele woorden 's Konings hoogde Oppermacht erkend; en onder hem die van den Stadhouder willem I., met alle de rechten, welke hy uit kracht van Commisfie van den Koning ontvangen, tot dus verre geoefend had, nog uitoefende, en, uit hoofde dier Bevrediging, voordging te gebruiken, tot op het tydftip der Unie van Utrecht. En deze aanmerkingen zyn voldoende, om myne meening nopends dit IX. Art., en aangaande het CS) Over deze noodzaaklyklieid des Stadhouders tot flisfing der verfchiilen, zyn waardig gelezen te worden de woorden van den Wel Ed. Heer Mr. p. paulus, Unie van Utrecht, iii. d. bl. 260. alwaar hy zegt: „ zonder „ aanwezendheid van een ÜUfiekend Hoofd, had ons Ce„ meenebest buiten allen twyfel alle de ongelukken ge„ fmaakt, welke twist, en fcheuring altyd ten onvermyde%■> lyken gevolge hebben; toen namelyk, eenige jaren gele„ den , twist ontflond over 7 opbrengen der Qitotes, en die „ door den Heer Erfftadhouder gedecideert'werden. „ Niets kan ons (dus gaat de Schryver voord) daarom „ beter leeren , hoe veel belang wy moeten feilen in de „ behoudenis en voordplanting van het Doorl. Geflacbt, V „ welk thands aan V Hoofd van dezen liaat geplaatst is." Wat fpreekt dnidlyker, eu wat is meer gefchikt om de kwaadwillige benyders van dit Doorl. Huis, en de Nieuwigheden-Zoekers fchaamrood te maken, dan juist deze woorden van den Heerpieter paulus?  VERHANDELING. 151 het recht van bethsfing, daarin aan de Stadhouders toevertrouwd, open te leggen, en tevens eenigermate te wederleggen, (want het gelust my niet, gelyk ik reeds zeide, alle de tegenwerpingen , hieromtrent geopperd, te ontzenuwen) de redeneeringen van den Schranderen p. p a u l u s (6) en van slingeland (7); als mede te ontzenuwen, het geen in de laatfte tyden de befaamde LeeraarderMennoniten, f. a. van der. kemp, tegen dit gevoelen heeft in 't lichtgege- ven (s ). Deze bevoegdheid van beflis- iing der verfchiilen hebben de Stadhouders ook, hoewel daarover altyd onder de Bondgenooten zwa'are oneenigheid geweest zy, daadlyk, onder de Staten gehad, na den dood van willem I., gelyk veele plaatfen onzer Vaderlandfche Hiftorie leeren; dus onder anderen verzochten (9) de Staten van Holland, en gaven de macht aan den Stadhouder maurits, om, met eenige bygevoegde Raadslieden uit den Hove van Holland, een einde te maaken aan de verfchiilen over de geldopbrenging, die tot algemeene verdediging zoude nodig zyn, tusfchen de Edelen en Steden van Holland ontftaan ( 10 ). Zoo zyn, in 't jaar 1573-, w 1 l l e m III. Stadhouder van Holland, en henrikcasimir, Stadhouder van Friesland, door de Algemeene Staten afgevaardigd geweest ter (6) Unie van Utrecht, V. D. bL 176. en volgg. (7) Ter aangehaalde plaatfen. (8) In een Werk, getyteld, Aanmerkingen op de Verklaring der Unie van Utrecht door den Hr. en Mr. p. paulus, en wel bladz. 117--126. de 3. Brief. (9) Slingeland, Staatk. Gefchr. II. D. bl. 21. £10) Refolut. van Holland. A. 1586. d. 8. January. K 4  GESCHIED - en STAATKUNDIGE vL7nmlS- d,Cr S^hilkn, tusfchen de Pro, vincen van Friesland en Utrecht gerezen, wegens £ SSVSgRt f £tï4er vrergade in/ ,mnpj,! generaal QiiAndere foortgelyke voorbeelden zyn er m menigte, die ik kortheidshalve voorbyga (*> De Stadhouderlyke waarS 3 nD'-in W" herfteld» en« ^ hetgee, hv R1?1"^ V3n °ranJ'en' gemaakt, Sti rl £r wChtf 10 den Jaare 1766., op Prins willem V. gekomen zynde, heeft deze Vorst diesvolgends dat recht van bellisfinggebruikt, gelyk b ykt uit het geval, dat ik reedsdt den Heüe Hp Prlvun r 9a"gehaaJd O), dat naamlyk tn non ^'^M^ven heeft in de verfchilJen nopends de>. Quotes, of geldbelastingen der P'rovincien , ontftaan. Zoo heeft hy ook , in den jaare 1776., de onëenigheden, in de Republiek d J \l? f£ ST te Stad^ouders aldaar hebben volbracht ^/i3n?D.t Ten Sfl/g. - « „iiVJ^" btguypt ^en,aklyk' dat ik deze voorbeelden •et zoo zeer heb aangehaald, om het recht te bewyzen J. wel om het gebruik te naven. Men kon my toch e gen werpen dat tot diergelyke beflisfingen de Stalhond by formeele Refolutien gemachtigd zyn. Maar di' zoude ook her 't verfchil niet uitmaken. Hoe toch kan de Xv bSriM> nff gtema3k; W°^en' 20"der ee» voor'fg d befiuit? De zaak is daarmede dan niet uitgemaakt nP vraag blyft altyd nog; hebben de Souvereinen die Refofuf.en genomen u,t kragt van dat IX. Artikel der Unie' of zonder aanfchouw te neemen op dat Artikel , enkel ui kracht hunner Oppermacht; maar dit pandt is te teder en voor my als Jongeling te zwaar, om hie ve der in êtreden ; en ,k heb ook daarom niets Heiligs voorgedS Nader Aantek des Schryvers. voorgedragen, C ?2) zie boYen bl. 150. noot §.  VERHANDELING. i53 bliek opgekomen, omtrent de verdediging, en de wvze van verdedigen der Colonie van Suriname, met zyn gezag vereffend (13 ). Wat ondertusfchen betreft het byvoegiël by Provifie , het is zeer mooglyk , dat willem I. in deze uitdrukking bewilligd heeft, alzoo hy voorgenomen had , hieromtrent met de Staten nadere ichikr kingen te maken in tyden van meer bedaardheid (*). By aldien nu dit alles niet voldoen mocht aan de genen, die op dit ftuk anders denken, ten bewyze van het volle recht der Stadhouderen m het beflisfchen der verfchiilen, in hun by Art. IX. der Unie erkend; in zulk geval, zal men my ten rninfte dit toegeven, dat, zoo al de beflisfingder verfchiilen alleen by provifie aan de Stadhouders is toegeftaan, en zulks zeker met hunne toeftemming, dan echter nog alle de andere redenen van kracht blyven , welken de Heer Mr. p. paulus heeft aangevoerd ten betoog, dat aan niemand deze zorg beter kan, of ooit heeft kunnen wor- (13) Jaarboeken van den iaare 1763.01.393- van 1764. bl «9 , 4°ï- van 1776., bl. 225. van 1777. bl. 822, 1 Ia9. en e. luzac, Holl. Rykdom, IV. D. bl. 192- en V0(S*:) la deze byvoeging in dat IX. Art., dat dit alles ge[Meelde by provifie; zoude kunnen aanleiding geven tot eene nieuwe vraag; te weten, zoo lang deze Unie in (tand gebleven en op nieuw bevestigd is, en dat dan ook bevestigd is de Claufule by provofie: zoo zoude men kunnen vraagen , of hier mede dat provifioneele niet is blyven voortduwen, met dien gevolge, dat zoo lang daar omtrent geene ftellige wet, of verklaring van Affchaffing zy, die zelfde voorziening blyve voortduwen ? Doch ik geve dit hier op als eene bedenking. Nadere Aantek. des Scbry vers, K 5  154 GESCHIED - en STAATKUNDIGE worden toevertrouwd, dan aan de Stadhouders > en dan mag men ten rninfte dit zeggen, dat, het geen ten aanzien van de decifie der gefchillen in dit Art. gevonden wordt, een afzonderlyke zaak was waardoor geen indrachtgefchieddeop de overige beftendige Rechten des Stadhouders^ welke ik bevyezen heb, door deze Unie mede bevestigd en beeedigd te zyn (*). En dus heb ik, zoo kort als 't gewicht desonderwerps toeliet, getracht, naar myn gering vermogen, te bewyzen, dat de Stadhouders in de daad voorname medeverbindende leden der Unie van Utrecht geweest zyn, en derhalven ook bedongen hebben, dat hunne rechten voor het vervolg ongefchonden aan hun zouden gelaten worden, even zoo wel als alle overige Ingezetenen, Collegien, Genootfchappen, ja de Staten zelve, wel- > (*) Uit het dus verre aangevoerde, en hetgeen ikbl. 147. uit §. 24. er tusfchen ingemengd heb, wegens de vooronderftelde aanwezigheid des Stadhouders , als Conftitutioneel, in de woorden de Stadhouders die nu zyn of namaak komen zullen vond ik met nodig, die tegenwerping breeder te wederleggen. T was my genoeg, te toonen, dat men het tegengeftelde niet halen kon uit de woorden van 't IX. Artikel. Wie ook de Unie zelve, wie den aard der tyden, en de gedaane onderteekeningen, ook der Stadhouderen, overweegt; zal nu lichtlyk overtuigd zyn, hoe waarachtig de Heeren Staten van alle de Provinciën, nu laatstlyk, byde plechtige ABevan Guarantie, 3.July 1788., verklaard hebben, dat de Waardigheden van den Hr. Stadhouder niet alleen behoor en befchouwd te worden als een es se n tieel deel van de Conjïitutie van ieder Provincie, maar van den geheelen staat, en zodanig verbonden met de unie zelve, enz En heb ik hier dan wel iets miszegd; daar cp deze gronden elk Ingezeten den Eed op de Conftinu.e gedaan heeft? Ik vertrouw van neen. Nader Aan, ten, aes schryvers.  VERHANDELING. 155 welken wy heden als onze wettige Souverainen eerbiedigen ( * )! Ik gaa, kortheids halve, met ftilzwygen voorby het geen na deze vermaarde wederzydfche Unie of Verbond gevolgd is, tot op den dood van willem L; en treed liever ter befchouwinge van het gebeurde na den moord van dien Vader des Vaderlands. Nadat toch willem L, in den jaare 1584., verraderlyk om het leven gebracht, en de üpperheerfchappy eerst aan den Koning van VranHryk, vervolgends aan de Koningin van Engeland vergeefs was opgedragen, hebben de Gewesten, die in den jaare 1579- zich door de Ume ?an Utrecht verbonden, allengskens elk eenen nieuwen Regeeringsvorm vastgefteld; zoo nogthands, dat zy wel alle tezamen beftendig vereenigd bleven, doch dat ieder in den haare de Souveraini- 1 (*-) Weinig konde ik denken , dat ook dit beiluit aan Siniflre intcrpretatiën zoude onderheviggeweest zyn , even als of ik had willen zeggen, de Stadhouders waren toen de Souverain boven de Staten, derhalven zy moesten dat nu ook zvn, of toen gebleven zyn. Al het voorige , gelyk ook t ceen nog volgen zal, moest elk Lezer overtuigen yan t teeengeftelde. Ik befchouw hier de Unie nog voor de atzweering, en in dat licht befchouwd komt er niets in van de waare en wezenlyke Souverainiteit; maar wel van de rechten en privilegiën, die aan de Waardigheid des Stadhouders verknogt zyn, en voor zoo verre na de afzweering en na verloop des tyds daaromtrent geene veranderingen ook met toeftemminge der Stadhouderen gemaakt zyn, ge]vk ftraks volgen zal. Ik ben deze aanmerking aan my zelven verfchuldigd ; en had my immer iemand de eer willen bewyzen , om daaromtrent zyne bedenking te opperen, liever dan met overyling te oordeelen; ik zoude dit zeer gaarne nader verklaard hebben , gelyk ik aan den meer verlichten Lezer openlyk doe. Nader Aantek. des Schry vers.  156 GESCHIED-en STAATKUNDIGE teit .aan zich zelve behield (*). Waardoor, gelyk het my toefchynt met den grooten van slingeland (14), toen eerst de Hoogfte Overheid en Majefteit, die na de afzweering van philips, in den jaare 1581., by Prins willem tot aan zynen dood toe verbleven was, na veele wisfelingen gekomen is aan de Staten der byzondere Provinciën, die langs dezen weg Souverainen geworden zyn; hebbende de Unie van Utrecht, waaraan zich de Staten by vervolg wilden (*) Ik heb my, hier, van byna dezelve woorden, ten minften in 't zaaklyke, bediend van den Wel Ed. Hr. c. f. f. pestel, waardigen zoon van mynen waardigen Leermeester p e s t e l , die, in zyne Acad. Verhandeling, de Praefidits Libenatis Public, p. 61. hier over zich dus uitlaat: „ (wilhelmo) caefo, exiflimatum fuit [A. 1584.], „ Belgium fine philippo , fed non fine Rege effe pofie. „ Cum repudiafiet Imperium fibi oblatum henricus III. Rex Galliae, idemque pofiea fe accipere non pofie affir„ mafet elizabetha; flatus novus exortus efl in Bel„ gio. Nationes , quas A. 1579. devinxit Foedus Traje„ élinum , movam imperii formam fingulae confti„ tuerunt, ita tarnen, ut cunclae perpetuo manerent col' „ ligatae, fed autonomia fuafingulis conflaret," dat is, „ Na willems moord [ A. 1584.] oordeelde „ men, dat de Nederlanders wel zonder philips, maar „ niet zonder eenen Koning beftaan konden. Na dat hen„ d r 1 k de III., Koning van Frankryk, de Heerfchappy hem „ opgedragen, had afgewezen, en elizabeth daarna „ verklaard, dezelve mede niet te kunnen aannemen, is „ er in Nederland een nieuw Staatsgefiel ontdaan. De ge„ westen , A. 1579. door de Unie van Utrecht verbon„ den, hebben elk in den haare eenen nieuwen Regeerings„ vorm ingefteld, zoo echter, dat zy allen (leeds ver„ eenigd bleven, maar dat elk zyne eigene wetgevende, „ en gebiedende macht aan zig behield." Nader Aantek, des Schryvers. ( 14) 1. D. bl. 105.  VERHANDELING. 157 den houden, en welke zy daarom oordeelden, te moeten behouden en bekrachtigen , als toen de hoedanigheid van eene Grondwet voor geheel Nederland, en van onze Nederlandfche Conlhtutie, bekomen ; waar door alle die rechten en voorrechten van Staten en van Folk, die zy te vooren alleenlyk uit hoofde van de Privilegiën des Konings bezeten hadden, nu verzekerd werden, en overgingen in den vorm van een onderling verdrag, of eigenlyk gezegd Contra®, tusfchen de Edelen, Steden, Ingezetenen,)* tusfchen het gantfche Volk, als byzondere perfonen, aangegaan, uit hoofde van welk wederzydsch Verdrag of Grondwet, de Staten alstoen Souverainen werden, en er onderlinge Verbindtenisfen, Plichten, en Bepaalingen der Regeeringswyze ontftonden; gelyk mede de vorm van 't oppergebied en de manier van dat te oefenen, beftemd, of de uitvoering daarvan bepaald werd; van welk alles derhalven noch de Overigheid zonder 's volks bewilliging, noch het volk buiten de Overheid, verder heeft mogen afgaan, of daarin iets veranderen ; en zoo kan men naar waarheid zeggen, dat het geheim zich ontwikkelde (15), dat de Nederlanders zonder de opperheerfchappy vaneenen Vorst konden geregeerd worden. Maar wanneer nu zy, die te vooren alleen Burgers geweest waren, zelven (iO Ik doel [in navolging] op een gezeg van groti us, die in zyne Annales, IV. B. p. 89., daar hy handelt van de opdracht der Souverainiteit over de Nederlanden aan den Koning van Vrankryk, na doode van willem I , deze fpreuk tot toegift laat volgen: dus ts bet groot Geheim ontdekt, dat de Nederlanders wel onder eenen Heer flaan konden, maar onder geen Spaanfehen. Dan ook dtt ongeval heeft God verhoed.  158 GESCHIED - en STAATKUNDIGE ven den teugel der Regeering in handen namen, zo vorderde het gantfche ligchaam of bevang dier burgeren , die nu zelve niet mederegeerden, en die dus lange hen (*) tot befchermers tegen het onmatig gebruik der macht des Konings gehad hadden, dit vorderde, zeg ik, eenig zedelyk evenwicht tusfchen zich en de Hooge Machten; eenen perfoon, die de belangen vereffende; en die perloon was juist aanwezig, naamlyk de Stadhouder. Onder het Graaflyk gebied was het de post des Stadhouders geweest, 's Konings rechten zoo te handhaven, dat Hy tevens, in 's Vorften naam, de rechten en belangen des Volks in 't oog hield; de gantfche Burgery, aan deze Regeeringswyze gewoon, begeerde en had zoodanig eenen Stadhouder, die, den Hooge Machten met raad en daad byftaande, langs dezen weg ook 's volks rechten en belangen door zyn gezag bevorderde (16); weshalven op dat zelve tydftip, waarop's Lands Staten de Souverainiteit begonden uit te oefenen , de Stadhouderlyke waardigheid en macht te recht vervolgd is by Prins maurits, zoon van wille Ml. (f); wel niet by Erfrecht, 'r geen er (*) Ik verfta er door die Edelen en Stedelyke Regeerders, die onder de Graaven de belangen der Ingezetenen, vooral in de geldzaken , hadden waargenomen. Myne woorden mochten hier wat duifter fchynen. Maar ik fpreek hier veelal met de woorden, ftraks aantebaalen, van den Wel Ed. Heere pestel. Nader Aantek. des Schryvers. ( 16 ) Ik fpreek hier nagenoeg met de woorden van den Wel Ed. Heer Mr. pestel in zyne onlangs uitgegeven Verhandeling, de Praefidiis Libert. Publ. A. 1788. p. 61. (t) Ik acht het noodig, alhier te berichten, dat ik dit gantsch beloop van zaaken en deze voorftelling ontleend heb uit de bovengemelde Academifche Verhandeling, die ik  VERHANDELING. 159 er niet was, maar door de vrye verkiezing des Volks , of der Staten , die het Volk verbeeldden; wel uit krachte der Grondwet, by de Unie van Ik dacht, veilig en zonder fchroom te kunnen volgen, alzoo zy kwam van den Zoon van den Hoogleeraar pestel, en orn dat ik zag, dat alles volkomen ftrookte met de leer van dien Hoogleeraar zelven, eenftemmig daarin met mynen anderen waardigen Leermeester, den Hoogl. a. k luit. Immers gelyk deze, zoo verdeelt ook de HeerPE stel het tydperk der Ereélie van de Republiek, in drie Epoques, van 't jaar 1572. tot i58i.;van daar tot 1584-5 van '584- tot 1587. Zie zyn Commentar. %. 237. waarvan ftraks. Ja, ik heb zelfs byna woordelyk deeze Academifche Verhandeling gevolgd, waar hy zegt: ., Onder 't Graaflyk „ gebied was het de post des Stadhouders, \ Konings Rech„ ten zoo te handhaven, dat hy te gelyk in 's Vorften naam „ de rechten en belangen des Volks in 't oig hield. De „ gantfche zaambevatting der Burgeren, aan zoodanige „ regeeringswyze gewoon , begeerde een1 zoodanigen Stad„ houder, die, daar hy den Hoofden des Volks met raad „ en daad byftond, ook 's Volks rechten en belangen door „ zyn gezag bevorderde. Weshalven op dat zelve tydftip , „ waarop 's lands staten begonn en hebben de „ Souverainiteit uitteoefenen , hebben zich ieder van hun „ tot behartiging der zaaken van eenen Stadhouder be„ diend; gelyk dus Prins maurits nog jong , van de „ Leidfche Academie geroepen is, om in Holland Stadhou,, der te zyn. Met recht kan men zeggen, dat de oor, fprong der opperste macht der Staten en van 't wettig gezag en der Rechten des Stadhouders den " zelven aanvang hebben" Meer behoef ik hier tot mya oogmerk niet. Doch , om te toonen , dat ik ook van de wyze lesfen van mynen Leermeefter pestel zelven gebruik gemaakt hebbe, zal ik uit deszeifs Lat. Diftaten, zoo als ik die zelf uit zynen mond heb opgefchreven, hier eenige plaatfen opgeeven, die ter zaak dienen: Ad §. 17. Ab hoe tempore (Pacis Gandav.) communi confdio helium cum Magiftratibus Hifpanicis geri perrexit; neque enim videri volebant cum Rege helium gerere. Dat is: Van dezen tyd af ( van de Gend/che Bevrediging ) is  160 GESCHIED - en STAATKUNDIGE van Utrecht vastgefteld, welke eenen Stadhouder vorderde, voorzien met die rechten, die aan deze waardigheid toekwamen, fchoon zy m a u r i t s niet is men niet gemeen overleg voortgegaan den oorlog te voeren , tegen de Magiftraten die V met de Spaanfcben hielden; want men wilde niet fchynen den oorleg tegen den Koning zelven te voeren. De Foedere TrajecT:.] Certe tune temporis A. 1579. perfpici nondum poter at, Rempublicam, qua/is nunc efl, in■ftitutum iri; unde mütta funt omiffa, quae ad ftatum publicum fociorum Traiectin. qualis mme eft, ftatui neceffe fuijfet, dat is, Over de Urtie van Utrecht] Voorzeker toen ten tyd, in V jaar 1579. kon men nog niet voorzien, dat er een Gemeenebest, hoedanig het nu is, zou worden opgericht ; van waar dat veele zaken zyn overgefagen , die met opzicht tot het Staatsrecht der Utrechtfche Bondgenoten hadden moeten bepaald worden. Ad § 20. Post excufum Phil. II. Imperium ( I581 ) focii Gandav. & Trajeêlini in eo fuere unanimes, formam 1 m p e r 11 Regalis efe retinendam , ideoque, qui fupererant, focii Gandavenf. Imperium detulerunt francisco alknzonio, henrici 111. Regis Gall.fratri, fub conditionibus, quae Libertati Belgicae confervandae maxime convenirc videbantur. dat is , Na V afwerpen van V Oppergebied van Philips II., waren de Gend fche en Utrecht fche Bondgenoten daar in eenftemmig, dat de vorm van het Koninglyk oppergebied behouden moest worden , waarom de Genfche Bondgenoten die er nog overig waren , het Oppergebied aan Franciscus van ale ncon, den Broeder van hen rik IU. Koning van Frankryk, opdroegen, op zoodanige voorwaarden , als best fcheenen te dienen tot behoud der Nederlandfche Vryheid. Sed a caeteris fe fejunxerunt Hollandi Zeelandique, & feparatim egerunt cum wilhelmo I. de Imperio fummo in eum conferendo. dat is, maar die van Holland en Zeeland fcheidden zich van de overigen af, en handelden afzonderlyk met willem I. om de Oppermacht aan hem op te dragen. (Na iets van de Graaflyke Opdragt, volgt er) Res ipfa confecia eft; memorabilis efl Libellus fupp/ex men-  VERHANDELING. i6t niet vorderde; ten zy iemand uit het geen daarna afzonderlyk met willem I. verhandeld en overeengekomen is, omtrent den tytel en de waardigheid menfe Aprilt (1583.) tradïius wilhelmo ab Leydenji Magiflratu, in quo wilhelmum appellant Grave van Holland, porro fefe ipfos nominent goede, getrouwe endegehoorzaame, dat is, De zaak zelve is tot ftand gebragt; aanmerkingwaardig is het fmeek* fchrift in de maand April (I583.) van de Magiftraat van Leiden aan willem overgegeven, Waarin zy willem Grave van Holland noemen, en voords zich zelven noemen goede, getrouwe ende gehoorzaam e, Handv. van Leyd. p. 677. (NB. in die Handvesten zelfs wordt er gelezen goede getrouwe en gehoorfame Onderzaten. Indien dan verder iemand de vermetelheid mogt hebben, om my te verdenken , dat ik met zulks te fiellen de hoogheid der Heeren Staten by de Erectie der Republiek te nagekomen ben, gelyk men voorgeeft, zoo heb ik daarin tot medeflander den Hoogleeraar pestel, wiens eigen woorden ik hier getrouw opgeve. Een verftandig Lezer zal de kracht van deze opmerking vatten, en er 't zyne uit konnen haaien. Dan hooren we nu, wat de HeerProfesfor pestel verder zegt.) Verum haec non contigit, dum infamifaclnore inte» remtus eft. Qiiofatio flatus Reip. vehementer dubius erat, dum experientia demonftraffet. Qiiamobrem in disquifltionem veniebat, non, niim uni deferendum efflet Imperium commune , fed c u 1 ? dat is : Maar het heeft geen plaats gehad, terwyl hy op eene fchelmachtigé wyze vermoord werd. Waar door de ftaat van V Gemeenebest nu zeer hagchelyk was, daar dé ondervinding geleerd had Weshalven in beraad kwam , niet, of het algemeen Oppergezag aan eenen zoude opdragen, maar aan wien? Ad §.21. Post annum 1588., non qUidem defuerunt conftlia de necesfitate Imperii Regalis, fed tam parum hae fententiae valuerunt, M diciposjït NB. ex eo tempose initium cepijfe eam Reipublicae formam, quae in hunc tisque diem conftituta fuperest. Dat is , Na V jaar 1583. ontbrak het wel niet aan beraadflagingèn over L *  i6a GESCHIED-en STAATKUNDIGE heid van Graaf, een befluit wilde trekken tot de verplichting der Staten, om, zo al niet mau- RITS de noodzaaklykheid van een Koninglyk Oppergebied, maar deze gevoelens vonden toen zto weinig ingang, dat men *eggen mag NB. dat van dien tyd af aan die vorme van Gemeenebest welke tot op heden vastgefteld en in ftand gebleven ts, haren aanvang beeft genomen. [Dus dan is volgens den Heer pestel de Ereftie der Republiek , zoo als men die eigenlyk en in den waaren zin opvat, eerst met het jaar 1588 begonnen ] ~~ 1 Superest quaeftio , quale genus Imperii in ftngutis territoriis fit conftitutum. dat is, ~ ■ Nu is nog overig de vraag, hoedanig een foort ^wyzt^van Regeering in de byzondere Gewesten zy vastge- ~ ■ Ubi forma Ariftocratica eftuftata, ibi im- munts ejt a fuperiori populiimperio; neque neceffe ejt, ut a populo temperetur, quoniam ab lNnioReipubltcae conftttutae jam temperata eft per interpofitam Gubernatorts perfonam, quae ad effentiam formae Imperii ab ipcunabulis inde Reipubl. relata eft, ut nempe Gubernator medtusinter Optimatcs & Populum, hujus quoque Jura &> Privilegia pro ea, quae ipfi data eft, legitima Aihoritate confervare & populi utilitatem curare ftudeat; quam rem ej/e coaevam introduclioni novae formae Regiminis Annales demonftrant, eamquepopulus tacito coNst» su fimul approbavit, quo novae Imperii formae fe fubjecit Male dicitur , post mortem fr. alenzonii £5* wjlhel- mi , acpreces Belgarum ab Gallis Anglisque re- pudiatas, Imperium rediisfe ad populum, nam redire ne- quit ,. quodpopulus, tefte Hiftoria, nunquam habuit. dat is ,^ Waar eene Ariftocratifche vorm in gebruik is, daar is die vry van het %«?ïoppercebied des volks; en is het niet nodig dat ze van het Folk gematigd worde; nadien ze van 't begin af der vastJtelhng van V Gemeenebest reeds gematigd is door het tusJchen beide [lellen van den pcrfoon van eenen Stadhouder die van de eerfte beginfelen der Republiek is geworden tot het wezen der vorm van de Regeering te behoor en , dat naamlyk de Stadhouder, ah midden tusfchen . > de  VERHANDELING. 163 rits, willem I. tweeden zoon, ten minden tenen van zyne zoonen tot het bewind onder den de Aanzienlyken en tusfchen het Volk, zich bevlytige, volgens het wettig Gezag, dat hem is opgedragen, het zvelzyn van het Volk te bewaar en en ie bezorgen ; en dat dit gelyktydig is met de invoering van de nieuwe regeeringsvorm, getuigen onze Jaarboeken ; en ook heeft het Volk door deszeifs flilzwygende toeftemming deze vorm goedgekeurd, en daardoor zich aan die nieuwe vorm van Regeering onderworpen. Ten onrechte zegt men , dat na den dood van fr, van alencon en willem, en na dat de verzoeken of aanbiedingen der Nederlanderen door de Franfchen en Engelfchen waren afgejlagen, het Oppergebied tot het Volk is te rug gekeerd, want het geen , blykends de Gefchiedenis, het Volk nooit gehad beeft, kon tot hetzelve niet te rug keeren. Sane voluntas ejus (nempe populi, de quo adhuc fermo ) fatis manifefla ex faciis apparet, quibus aperte fignificavit, fibi fotmam in plerisque Regionibus aristocra* t 1 c a m , una cum temperamento , quod per legitimam Aucloritatem Gubernatoris accesfit, omnino placere, quaeres, cum femel confiituta fit, per eundem confenfum , per fe patet, jus femel conftitiitum non poffe, fub praetextu poenitentiae, revocari. Ea itaque Conftitutio Imperii in terris Bat avis, quae nunc confiituta eft, non eft nova , fed vetus & primordialis reftituta, & adverfus fatwas opprefjioncs munita, dat is, En zeker, de wil van het zelve (jtaamlyk van V Volk, van V welk tot dus ver gefproken was) blykt duidelyk genoeg uit de daaden zelve, waar door het openlyk betoond heeft, dat hun in de meefte Gewesten de aristocratische vorm, te gelyk met die matiging, welke door tusfchenftelling van het wettig gezag van eenen Stadhouder daar by gekomen is, volkomen naar genoegen was; welke zaak daar ze eenmaal hare vastftellïng heeft verkregen , zoo blykt ook van zelfs, uit kracht van die zelve toeftemming, dat een eenmaal vastgefteld recht, onder voorwendfel van berouw te hebben, niet wederroepen kan worden. Derhalven deze Conftituiie van Regeering in de Nederlanden, die mi is vast gefield, geenszins nieuw, maar de oude, en die van L 2 '*  IÖ4 GESCHIED ■ en STAATKUNDIGE den titel van Graaf, te verkiezen. Want dus leest men in het Verdrag van den jaare 1583. d. 30. de eerfte beginfelen af plaats heeft gehad, is herfteld, en tegen toekomende aanvallen beveiligd. Ad § 184. Complures focii utantnr formd Imperii Ariftocratici, quod quidem eft fummum, fed in modo, quo exercetur, legilima aucloritate ac poteftateGubernatoristemperatum; quae poteftas & aucloritas ah Imperia fummo dl. fiintta jam vinculo indisfolubili cum perfona morali Imperantis conjungitur, dat is, De meeste Bondgenoten hebben de vorm van eene Ariftocratifche Regeering, die wel de Opperfte Macht is , maar in de wyze, zoo als zy wordt uitgeoefend, gematigd door het wettig Gezag en Macht van eenen Stadhouder; welke macht en gezag, in zich zelve van 't Hooge Oppergebied onderfcheiden, nu, door eenen enverb'reeklykcn band, met den moreelen Perfoonvan den Oppergebieder verbonden wordt. Ad §. 187. certo fenfu S. Imp. dicitur referre populum, terto fenfu non dicitur. Rcferunt Ordines civcsuni- verfos, ita ut bi in eorum adminiftratione acquiescant, nee rationes rerum geftarum Jibi reddi poftulent; vel quid agendum fit, aut non agendum, erdinibus praefcribant. Haec Lex fundamentalis confiituta fub initium Reipublicae. Idque ex tacito (populi) confenfu. Et jureju- rando, fine dubitatione aut exceptione, aut murmuratione, aitt intercejfione confirmata efl, quo pgno confenfus nullum manifeflius & religiofius excogitari poteft, dat is , In zekeren zin zegt men dat de Hooge Regeering het Folk verbeeldt , in zekeren zin dat zy het Folk niet verbeeldt. De Staten verbeelden alle de Burgers , zoo dat dvze in hunne beftiering berusten, en niet vorderen, dat hun rekenfehap van het beftier gegeven wordt; of dat zy aan de Staten voorfchryven, wat te doen of niet te doen. Dit is eene fundamenteele PFet, hy den aanvang van 't Gemeenebest vast gefield. En zulks volgends flilzwygende toeftemming (van "t Folk). En deze is bevestigd by eede, zonder gemaakte zwarigheid, of uitzondering, of misnoegen, of tusfehenfpreeking; en er kan geen bewys van toeftemming duidelyker of heiliger, dan dit, worden uitgedacht. ö Ad  VERHANDELING. 165 00 Dec. (17), welks Origineel nog te vinden is in de Archiven van het Doorl. Huis van Oranje • nae den overlyden van fyne Forftelyke Genade'fullen die Staten van de voor/z. Landen en Graaffchappe van Hollandt, Zeelandt, en Frteslant, aannemen ende ontfangen als Grave vandenfelven Lande eenen van fynen Vorjlelyke Genade wettelycke Soonen, die fy daartoe bequaamst Jullen houden enz. Dan, wilde ik dit (tuk behandelen , myne Verhandeling zoude haare grenzen te buiten gaan; ook is my bekend, wat men daartegen zoude konnen inbrengen. Men moet dus, n*ar waarheid, zeggen, dat maurits daar na wel 'is opgevolgd in de plaats van zynen Vader: dat hy ook is opgevolgd in alle de rechten, die deszeifs Vader uit kracht van Commisfie , wyleer van Koning philips o"^3"^ a(j c jgg §. 21. memoravimus ab incunte R'publi'cd , exiftimatum fuisfe ad conftitutionem Imperii Bels. necefariam efe perfonam Gubernatoris - at- que populum, qui confentirct in novum Imperiumettam Smul confentire in neceffilatem bujus coniunjttonts Perpetuae; quare eodem fundamento, quo legitimi Imperii Summt exordium efl delatum ad Ordines, etiam digmtatis per ce/Jitalis illius initium ja»um fuit. dat is , lp hebben %. 21. gezegd, dat men van den aanvang der Republiek af aan geoordeeld heeft, dat tot de Conftitutieder Nederlandfche Regeering de Perfoon van een Stadhouder noo- dia WJS — en dat het Folk, welk tot eene nieuwe Regeringsvorm toeftemde , te gelyk ook toeftemming gaf tot de noodzaaklykheid dat deze vereeniging altoosduurende zyn zoude; weshalven op dien zelven grond/lag, op welken het Hooge Oppergebied aanvanglyk op de Staten " overgebracht, is ook gelegd de aanvang deze,■ f Stadhouderlyke) waardigheid, en van derzelver noodzaaklykheid. nadere Aantek. des Schryvers. ( 17) Bor, Nederl. Oorl. enz. XV. B. II. D.fol.205. col. b. L 3  166 GESCHIED - en STAATKUNDIGE had uitgeoefend, en in welke hy, in de jaaren 1576. en 1579., vollediger, en met het afleggen van eenen eed, bevestigd was geworden (18 ) • en derhalven in alle die macht, waardigheden en Privilegiën, welken de Stadhouders onder de Graaven gehad, en by de Unie van Utrechtzich verzekerd hadden; doch tevens, dat hy is opgevolgd door den vryen wil en de verkiezing der Staten, die, indien verdienden eenige waardy hebben, hieromtrent voorzeker meest gezien hebben op de verdienden zynes Vaders, en niet op eenig Erfrecht; waarom ook, by gelegenheid van de hooggaande verfchiilen, over de Souverainiteit, m de jaaren 1586. en 1587.,'tusfchen den Graave van Leicester, die meer recht voor zich begeerde, dan de Staten van Holland destyds wilden toeitaan, en tusfchen de Staten zelven, gerezen, deze Iaatften in eene nadere verklaaring hunner gedachten O9) betuigden: Insgelyks hebben de lojpelycke dienflen van myn Heere den Prince van Orangien PI. M. ende van het Huys van Nasfau Qdte noch goet noch Moet voor de defenfie de/er Landen Gerechtigheden en hebben verfchoont) niet verdient, dat men zyne Excellentie van Nasfau (maurtts naamlyk) behoorlicke Autorit eyt hem tvettelycke competerende ende gedefereert ' oock voor de komfte van fyne Excellentie ( Leicester) in defe Landen foude verminderen ende hem die oneer e, en fc bande aandoen, by zonder nademaal die Autoriteyt van zyne Excellentie ( Leices. ter) (18) Zoo fpreek ik hier met waalwyk, bl. o en volg. [ Doch met welke bepaaling ik dit algemeen befluit wl opgevat hebben, zal aanitonds blyken, bl. 170 (*~\ Nadere Aantek. des Schryvers.] ^ J (j9) Bor, XXUI. B. IV. D. bl. 55.  VERHANDELING. 167 ter ) gheenfins en wordt vercort by de hanthouditf» ge van de voorfz. Gerechtigheden. Even zo oordeelden en verklaarden ook die van Dordrecht, welken, terwyl zy de rechten van den Graave van Leicester volgends het gemaakt Verdrag bewaard wilden hebben, insgelyks [eer gaarne jagen, (voegen zy er by) dat fyne Excel!. van Nasfau gehanthoudt werde in den fiaat van t Stadhouderfchap van Hollant, ende in de Hoogheden ende Gerechtigheden daertoe behoorende, fulcks als vam alle oüde tyden gebruyckt is geweest ( ao). . Dan ook deze verkiezing en aanltelling der Stadhouderen in Holland door de Staten, en de hepaaling der rechten naar oud gebruik, moeten ('c geen men wel behoort optemerken, tot voorkoming van eenen verkeerden uitleg myner woorden) begrepen worden, voorbehoudends ( ) C20) Refolut. van Holland. A. 1587. in May fol. 138. r*) Men zal dan hier ontmoeten de naauwe bepalingen, waaraan ik myne voorige algemeene befluiten uit de Unie. ten aanzien der Stadhouderen voor de Afzweering wil vastgemaakt hebben. Een oplettend en onpartydig Lezer zal toch opgemerkt hebben. dat myn oogmerk by c onderzoek dier Rechten volgends de Unie niet geweest is, het befluit dus te maken; „ De Stadhouders hebben by de Unie die en die Rechten gehad, bygevolg die zelve " Rechten behooren ook nog tot het Stadhouderfchap. De ongerymdheid hier van fpringt van zelfs in 'toog, daar 't zeker is, dat, gelyk ik in de volgende bepaalmgen aanmerk, Prins maurits zyne Commisfie van de Staten Urygende, en die aannemende, de Staten thands in eene andere betrekking erkende , dan te vooren willem de I. by de Unie gedaan had , zoo nogthands, dat die Recbten, eenmaal opgedragen, hunne meerdere verzekerdheid verkregen uit de Unie; op eenen gelyken voet als die van ale andere Ingezetenen, Magiuraten , Corporatieu, voor L 4 200  1*8 GESCHIED-en STAATKUNDIGE L^lff ?MLZM, 1 naderhand met de StatJ Z ,£rJyk bej?aa,d had> en ™ door * A/rf«r zelven eemge rechten waren aangekomen Cai )• 2, Voorbehoudends ook al dat leen het welk na dien tyd met bewilliging of ft.Wgende toeftemming van wi ll e m I, is vernietigd leeThS °f aaV,j6^SkenS ^tatenZdeel hebben verkregen (», tot dat zy eindelyk, gezoo verre naderhand in dezelve geene wettige veranderin. gen gekomen zyn Ik had met deeze VeSESJÏfï heel ander oogmerk. Niemand, dan kwalykgezinden kat Setten - wl" a3nZ,en der ^bouderen eenig licht by, tezetten; t welk mynes wetens nog nooit gedaan is, ah ™ t Wpaard,«held de* Stadhouders in haren oorfprong na- S"; ,en aal^wyzen, dat dezelve oorfprongelyk een es- fent>eel deel van onze RepublikeinfcheConmtutie uitmake rL/fdeTvi! £ verk'aring der A£le van ™" r*»/w der VII. Provinciën, na zoo veele vergeefTche aan. vallen kortlmg oP die waardigheid gedaan, in 't voorL jaar by de Provinciën plechtig vertekend e„ verzegeW Nader Aantek. des Schryvers. verzegeld, (ai ) Zie Hoofdd. II. en III. [Myne meening is dat ook van d,e voorige Stadhouderlyke Rechten, zeKor de Ereftie der Republiek, eenige waren afgeraakt, by LÏ ventte, waarop derhalven de Stadhouders naderhand geene aanfpraak zouden hebben kunnen maken, zo er al eeSe nSÏÏa T,rige Ver"^»»gen te maken w rl! SVadere Aantek. des Schryvers.] (22) Om de zaak met voorbeelden optehelderen! Die macht, d,e oudstyds de Stadhouder bezeten had, om £ Staten van Holland te vergaderen, en de plaats der zameS komst te bepaalen (waarvan omtrent willem I! een £• wys ,s .n de Refol. van Holland. A. 1578. d. J, De " fol 53. voeg er by 't Verdcag van A. .576. B or, Vin. B tol. 120 en, ten aanzien vanMAURixs, A. i<$7 fol- lïnlal00rr C °°k daar"3 aan de Staten W of hui nerxRaadpenfionans enz. Zoo werd nu ook omtrent de Wetten en Plagen pp het ftuk der Visfchery enz , ó£ men  VERHANDELING: [169 gedurende de onrustige tyden van Leicester ,m den jaare 1587., de Oppermacht en bezitting der Souverainiteit zelve , met ftilzwygende toeftemming des Volks en des Stadhouders , bekomen hebben C*). Voorbehoudends, eindelyk, 3., en v met men weinig tyds te vooren nog op naam van Prins ma ijrits vindt afgekondigd, in den jaare 1588., {Mol. van Holland dezes jaars, fol. 110.) vastgefteld , dat op den naam van de Staten uytgaen fal, foo wel tn Hollant als Zeelant, met by voeging van geene andere reden, dan deze: al foo voor dato van den Oorlogb al sulke placaten o/> den naem des Koningks en fyner Secreten Rade zyn verleent. Dat dit echter voor het eerst was, blykt uit de kanttekening zelve in de Registers van Holland^,, Item de„ felve op den naam van de Staten uyttegaen. ( *) Men ziet hier dan volledig de Oppermacht der Staten van Holland erkend, en den aanvang van derzelver compleete Regeering door haar zelven volgends s lingeland s woorden, en met s l i n g e l a n d s meening, D. 1. bl 105., afgeleid van de tyden van leices ter, volgends de boven gemaakte verdeeling der drie tydperken van K72-1581., van 1581-1584-. van 1584-1587- zo° als dezelve voorkomt by den Hoogleeraarp e s t el Comm.%. 2,7 p. 044. In het eerfte tydvak, tot 1581., zynde het jaar der afzweering, vonden wy den Stadhouder, en de Staten als be warers van der Ingezetenen Voorrechten, elk tn die rechten, die zy toen hadden, yverig bezig, om met hulp der Ingezetenen den Koning tegen te ftaan, en hem eindelyk aftezweeren. In 't tweede tydvak, erkenden de Staten de hooge Overigheid en Oppermacht van willem den I., en zwoeren dien Vorst juist twee dagen voor de Afzweering , gehoorzaamheid en trouwe, belovende voorts al te doen, dat goede, en getrouwe Ingezetenen baa- ren Hooft, ende Hooghe Overicheyt fchuldig zyn te doen. Zte den Eed by bor, Ned. Oorl. &c. XV. B. bl. 200. En dit duurde tot aan deszeifs dood, A.is84- ; Het Ierde tydvak, vol van akelige benaauwdheden en uitzichten, werd gefleten door de Staten als repraefenteerende degezamenlyke Ingezetenen, met deliberatiën over het aanbod, en de Opdracht der Souverainiteit, dan aan Vrankryk, dan aan L 5  i7o GESCHIED - en STAATKUNDIGE met byvoeging van fommige, door maurits aangenomen en goedgekeurde Bepaalingen in zyne Commisfie, waar onder was, dat hy in judicieele zaaken zich bedienen zoude van het Advys 's Hofs van Holland , maar in de zaaken van oorlog ( want hy was te gelyk aangefteld geworden tot Capitain Generaal en Admiraal, gelyk zyn Vader geweest was) en in het Staatkundig bewind "der Republiek , zoude handelen naar het Advys van zekeren Raad Hem toetevoegen , en in al het overige volgends de Privilegiën, en voorfchnften, die men Hem en zynen Raad geven zoude (23); welke voorwaarden echter, de bevordering van de algemeene welvaart ten doel hebbende, geene de rninfte verandering maakten in Engeland, met behulp van den jongen maurits , tot de kommerlyke en verwarde tyden van leicester , die tusfchen de Staten en het Volk verdeeldheid 'zaaijende' (zoo verre, dat, volgends wa g en a a r , Fad.Hifi. D. VIIl! bl. 208., hy door wiLKEsde Ingezerenen inboezemde,' dat 's \Lands Hoogheid by 'tFolk berustte) hier door aanleiding gaf, om den onzekeren en wankelbaaren ftaat van 'i Lands Regeeringe, zoo als hem wagenaar noemt D. VIII. bl. 109., nader vast te Hellen, gelyk dan ook gefchied is in Holland, in den jaare 1587., by de bekende Deduftie; waarin de Edelen en Steden, als repraefenteerende de Staten van den Lande, verklaren, dat de Souverainiteit berust in de gezegde ligchamen; en dat wordt daar verklaard op dien voet, zoo als dezelvenogtotheden, onder Gods zegen, berust, en die ik vuuriglyk wenfch, dat gepaard met het Stadhouderfchap, Erflyk in 't Doorl. en aan Neórlands braaven zoo dierbaar Huis van Orange en Nasfau, beftaan zal in lengte van dagen, in overeenkomst der verklaringen door de Algemeene Staaten onderling in t afgelopen jaar 1788. by de Guarantie zoo plechtig en ernftig gedaan. Nadere Aantek. des Schryvers. (23; Zie bor, Nederl. Oorl. XX. B. fol. 8 Mnyden (26). In den jaare werd bepaald Cajr), Vergadering (der Staten) te houden te Delft, Leiden, of andere Stede, daer het felve fyne Excellentie van Nasfau goedtvtndenende ordonneer en fal. Wanneer, in denjaa^//5 VerfchlJ ontftaan was met het Hof van Holland over de Brieven van pardon, door den Stadb'ouder verleend, zonder eenig gewag van Balhngfchap te maken, fielden de Staten^orZichtig vast; dat de Autoriteit van fyne Excellentie behoort gemaintineerdte worden, foo wel in 't ver leenen van Gratiën, als van die van den Rade Provinciaal tot voorflandt van de Juftitie, ende dat daeromfyn Excellentie de verleende Gratie van pardon by die van den Rade behoort geinterineert te worden ( 28 ). Zoo zyn ook de Staten daarna meermalen door den Stadhouder tegenwoordig zynde hunner verplichting indachtig gemaakt om de Eendracht en vriendfchap met eikanderen te onderhouden; en zoo groot rekende men zyn Gezag en Ambtswaardigheid, dat de Staten zelve Hem bedankten voor zyn vermaaning (29). Om' (26) Refol. van Holland. A. 1587. fol. 79. (27) Aldaar onder dit zelve jaar, fol. 291, C 2&) Refol. van Holland, A. 1589. fol 30 (2?) De woorden zelve der Aften verdienen hieruit ^Registers van A. 15I* fol. 67?. te worden ukgefchS >, Pre-  VERHANDELING. 173 Om nu te zwygen van zoo veele voorbeelden van fubmisfièn der Staten , waar door de Stadhouder maurits de verfchiilen tusfchen de Leden der Hooge Regeeringe van Holland gerezen in der minne heeft bygelegd (30). Met dat alles echter waren in de Staats-Vergadering de twisten en oneenigheden der Steden zoo hoog gerezen , dat (31) men, aangaande de dijferenten onder de Steden, die van tyd tot tyd toenemen, deze klagende bewoordingen vindt.; fy fchynen hert noch „ Preferiten fyne Excellentie „ Nic. van der Myle Prefident „ Nieuwburgh „ Cafembroot Raden (desHofs). Uit de Heeren Edelen „ Brederode „ Advocaet. . „ Ende van de Steden &c. Is van wegen fyn Ex¬ cellentie feer ernftelyck ende in V lange voorgehouden de Zegeninge Godes, die door goede eendracht over deefe Landen is hewefen, ende fulcks groote vermaninge daen in defelve eenigheyt te willen continueer en , ende alle oorfaecken van disordre en tweedracht te fchuwen, daardoor de Landen in ruine fouden mogen komen. Ende hebben de Staten fyn Excellentie van de voorn, vermaninge wede ten hoocbften bedanckt, ende van de goede afeBie en devoir die defelve Landen is bewyfende. Wederom, komt, fol. 738., eene nieuwe vermaning voor, waar op de Ede. len' ende Steden fyn Excellentie hoochlyk hebben bedankt, ende belooft, alle uyterfte devoir te doen, omme de goede vermaninge van fyn Excellentie natekomen. (30) lk zal alleen iets weinigs melden uit de Refol. van Holland, 1586 fol. 144, H9 , 156, 161 , 234, 319. en volgg. 15S8. fol. 4. daar gewag wordt gemaakt van ,, faecken daerin geen overftemming plaets heeft, by „ fubmisfie aen fyne Excellentie van Nasfau, ende alfulcke " neutrale Heeren, als dezelve zyne Excellentie daer toe fal believen te kiefen" Voeg er by A. 1589. fol. 146, (3Ü Ref°l' mn Holland, A. 159°' 91.  m GESCHIED - en STAATKUNDIGE noch de ordinaire Juftitie noch de decifie van Syne Excellentie noch fubmisfie , noch ordentelycke wegen niet te willen onderwerpen. Meer kon er worden bygevoegd, dan 't gezegde zal genoeg zyn. Hier door wordt toch genoegzaam bewezen , van welk eene kracht de aanmerking geweest zy omtrent het ongelchonden bewaaren der Stadhouderlyke rechten by de Unie van Utrecht, ook in den perfoon ven maurits, zoo dra deze door de Staten voor Stadhouder verklaard werdt; welk ambt daar gefteld zynde, ftelde men tevens alle de rechten, voorrechten, en vry gewichtige Privilegiën , aan hetzelve verknocht; dat alles hing toch af van het Onderling Verdrag, enfteiinde op de Unie van Utrecht, als het Hoofd aller Grondwetten van Nederland ; welke wetten , (mag ik het zeggen, met den eerbied, die eenen weidenkenden Ingezeten betaamt) zonder de toeftemming der belang hebbenden, onder wat naam ook, niet fchynen te konnen verfchikt of veranderd worden (*). Het doeleinde toch van alle Ver- (*) 't Geen ik hier zeg, is inede alleszins overeenkomflig en (leunt op de aantekeningen van den Heer Prof'esfor pestel zelven, ad §. 190. Comm. de Rep. Bat. fchoort by my uit eene andere fource afgeleid, naamlyk uit de Unie van Utrecht. Die Heer zegt dan op die plaats. „ Po- „ teflatem Gub. partim leges, partim ufus definiunt „ Jura Gubb. quae ufu, qui legem facit, nituntur, ha,, bent vim patii conventi, nee poffunt pro lubitu revoca„ ri, non magis quam caetera jura nominaiim Guberna,, tori adjuncia, funt enim illa jura non injlar muneruni quae Princeps fummUs, prout libuerit, dare aut ad„ hnere pojfit, vei limitare; funt enim jura, de quibus „ Principes Araus. cum Imperante convenerunt, tacite „ approbante toto populo, fi? ea habente pro parte inte„ grante Canftitutionis S. Imperii, quomobrem perfona  VERHANDELING. i?5 Verdrag, en 't hoofd oogmerk van Fundamenteele Wetten is dit, dat het Algemeen belang en de rechten en voorrechten der byzondere Ingezetenen, welke ieder bezit of voor zich verkregen heeft, bewaard blyven, en dat het niemand vry ftaa,onder den fchoonfchynenden glimp van Eurgerlyke Vryheid, of verouderde Gewoonte, of eenig ander voor- „ principis . qid cum Imperante patttis eft , de ihdem juri„ bus, inviolate ftbi concedendis, & praeftandis, hisjuribus „ neque a populo , neque ab Imperante, falva juftitia , „ pro lubitu privari potest, aut quandam eorum diminutio„ nem pati" Dat is te zeggen : „ De macht des Stad„ houders wordt deels door de Wetten, deels door "t gebruik „ bepaald. De rechten der Stadhouderen, dis. " op zulk gebruik, dat eene Wet maakt, /leunen, hebben „ de kracht van onderling Verdrag, en kunnen niet naar „ goedvinden, ingetrokken worden, niet meer dan de ove\', rige Rechten , uitdruklyk den Stadhouder toegekend. ,' Want zulke rechten zyn niet, als Ambten , die de Sou-, verain, naar zyn welbehagen geven of ontnemen, ofli\, miteeren kan. Want het zyn Rechten, waar over de Prins van Oranje met den Souverain is overeengekomen , „ wet ftilzwygende goedkeuring des gantfchen Volks , 't „ welke die aanmerkt als een ivtegreerend deel der Confti„ tutie (of gefteldheid ) der Souvereiniteit. De Perfoon „ des Princen dan, die met den Souverein verdragen is over bet onfchendb'aar handhaven en bewaaren dezer ,, Rechten , kan van dezelve , noch van ,t Volk , noch van den Souverain, behoudends de Rechtvaardigheid, „ naar welbehagen beroofd worden, of in dezelve „ eenigzins verminderd worden" Zie daar myne Hellingen genoegzaam gehandhaafd met de leer en woorden van mynen Leermeester pestel zelven, wiens lesfen ik hier gevolgd hebbe: alleen heb ik, naar myne bevatting en oogmerk , den waaren en echten grond, of liefst den oorfprong der zaak aangewezen en gezocht in de Unie van Utrecht, voor zoo ver dezelve, na de afzweering, op de waare rechten des Stadhouders toepasfelyk te maken zy. Nader Aantek. des Schryvers.  175 GESCHIED - en STAATRÏ JNDIGE voorwendzel, die te verftooren, aantevallen, of te befnoejen. Hier door zal men nu wellicht beter kunnen oordeeJen over het gebeurde in Holland, na den dood van willem II., in den jaare 16go., tot aan den jaare 1672., tyde der her* ilelhnge van willem III. Prince van Oranje; of naamlyk , dat alles alzoo hebbe konnen gefchieden, met betrekking tot de rechten en affchaffing der waardigheid des Stadhouders, en of er vol recht en bevoegdheid ware, wat ook' anders johan de witt moog' hebben weten uittewerken, om die waardigheid naar goeddunken te vernietigen (32). ' In alle deze rechten nu en voorrechten van maurits, by Fundamenteele Grondwet uitdruklyk vastgefteld en bekrachtigd, is, na zyn overlyden, opgevolgd frederikhenrik; en zyn ook de overige Stadhouders getreden ; en, hoewel fommige hoofden van de Regeering ' na 70 jaaren verloops (*), gemeend hebbedden perfoon des Stadhouders niet noodig te hebben, dachten (gelyk ik reeds zeide) de Ingezetenen hier over anders ; en wenschten den ouden ftaat der Republiek herfteld te hebben ; en is dezelve alzoo herfteld in 1672.; gelyk ook in den jaare 1747., wanneer de Vereenigde Bondgenooten Prins willem IV. met de Stadhouderlyke waardigheid, die zeden den jaare i;o2 by 't overlyden van w 1 l l e m III., had opgehouden, (32 ) Hierover zyn zeer Iezenswaerdig de woorden van den Heere waalwyk, Vadert. Remarques, bl. 129. ( ) Te rekenen naamlyk van 1581.1011651.: ten min«en zoo heb ik mynen vriend pestel opgevat in zyne Acad. Verhand, bl. 62. hier boven gemeld, wien ik hier Weder volgde. Nader Aantek. des Schryvers.  VERHANDELING. i?T den, wederom vereerd hebben, en in den volgenden jaare 1748- aan hem deze hooge Bedieningen bv Erflyk recht hebben opgedragen $ van waar hedendaags de naam van Erfftadhouder, Erf Gouverneur en Erf Capitain Generaal en Admiraal van den Lande van Holland. De Eerfte, die volgends dit Erfrecht in 's Vaders plaats en volle rechten en voorrechten is opgevolgd, in den jaare 1766., is Zyne Doorl. Hoogheid, willem v., het tegenwoordig Eminent Hoofd der Republiek; wiens rechten en voorrechten ik thands niet atzonderlyk zal opfommen, dezelve konnen elders nagelezen worden ( 33 )• 0ver dLe noodzaaklykheid zelve van den Stadhouder behoeve ik niet te fpreeken, naardien voor dezelve zoo veele en zoo duidlyke bewyzen en gefchriften pleiten, dat wy die hier geruftelyk kunnen voorbygaan. uok heeft het Nederlandsch Gemeenebest, deze noodzaaklykheid, helaas 1 tot zyne fchade, ondervonden . en hoe weinig de raadflagen der bondgenooten op zich zelven, en van hun, die den teugel der Republiek zonder eenen Stadhouder in handen hadden , hebben kunnen uitwerken , ziet men overvloedig uit de Gefchriften van den Heere slingeland, ja ook in deze dagen heeft Nederland daar van eene verfche proeve gehad .wanneer de rechten en macht van den Heere Erfttad- hou* En wel, voor zoo veel de onderfcheldene Provinciën betreft, in den Commentarius van mynen HooggeL Leermeester, den Heere e. g. pestel, de Rep Bat.parte II & III. waar die allen zo in het Politicque als Militaire wórden opgenoemd, kunnende ook gelezen worden in de Commisfie van Prins willem IV., den 4. Mu »747welke volledig te vinden is in de te vooren aangehaalde Misfive uit Nymegen enz. met de noten. M  i?8 GESCHIED-EN STAATKUNDIGE houder willem V. aangevallen en krachteloos gemaakt werden, zoo da?, naar het getuigenis E,™' de vyande" ^or deze onderneming byna naar hunnen wensch gedaagd waren (34) En dat gedeelte der macht, hetgeen ik vertrouw, bewezen te hebben, dat den SchouderenSLT^IfTVï M0 hUn niet ^twist door zulS;/ j';d7e hSt meest §e,aden hadden op de Stadhouderlyke waardigheid, gelyk genoeg gezien kan worden uit de Schriften van den Fiscaal vTn denXfn G;,Cn Uk de brieven tusfchen h™ en TÏÏ l\ ??1 u?hryVerWAGENAAKgewisfeldr35> Dit ook hebben inzonderheid volmondig meenig- maal C34) Het zy my 00k hier vergund d woorden van getogen Verhandeling, pag. tfa. de mynen te maken. „ fffoor, zegt hy fo, , <« * jS „ Wm, «// het Doorluchtig Cefiaeht van Oranje af kóm. „ Jttg, geworden zyn de band van Eendracht zoo der Bord. „ genooten onderling, als die der Regenten en des Volks, dat „ is van de Ingezetenen, die geen aandeel aan de Regee„ ring hebben, en dat de rechte Handhaver van de Op. „ permacht, ook tefens zy de befchermheer van 's Volks „ vryheid: want ''s Princen macht, hy de verdragen " T/r e/d' dat hy heiliglyk beloofd „ hebbe, met alleen de rechten en Privilegiën van allen en » een ieder te bewaren, maar ook zorg te dragen, dat zy on„ gejcbonden bewaard blyven. Door hem komt de flemdes „ volks als zy plaats mogt grypen (fi qua fit), ter kennis „ van de Hooge Machten, by welken het bewind der op. „ pet heerfchappy gevonden wordt. Door zyne vlyt en ge„ zag worden 's Lands Vaderen niet weinig geruglieund „ m het nemen van befluiten enz." (35) Zie wagenaars Brieven bl. 23. en zyne Polit. Sn " D' bl-,fIp' e" V0lg-' het Eifde ™™ van die (lukken , welke hy getyteld heeft den Patriot. wyders zyne Verhandeling over de Stadhouders. 1787 en het geen de Staten van Holland zelven A. 1722. getuigd hebben, in wagenaars Vaderl. Hifi, XV. D. bl 217  VERHANDELING. 179 inaal, en nog zeer onlangs, de Utrechtfche bondgenooten erkend, wanneer zy verklaaren, dat de perfoon des Stadhouders door onaficheidelyke banden aan den Souverain zelven verknocht is, en de Nederland fche Regeeringsvorm met eenen Stadhouder gelyktydig is aan den oorfprong der Republiek ; tot her bewaren , en vaster verzekeren van welke Regeeringswys, ook behoort de eed, den 15. Febr. 1788. van ieder ingezeten, van wat rang of waardigheid ook, afgevorderd. En hieruit blykt tevens de reden, waarom, na den afloop der laatfte tyden van beroeringen, wanneer fommigen toeleiden om de rechtenƒ/ dig mede. EINDE. B IJ L A-  B IJ L A G E N VAN ONUITGEGEVEN STUKKEN. A. Eerfte Memoriaelboek van den Hove van Holland van den Griffier b. ernst, folio p. flia. verlo. Commiffie van den DeurluchtiT559. Hooch -Geboeren Vorft, 9' nug' den Prince van Oreinges, als Stadhouder ouer Hollandt, Zeelant ende Vrieslandt, enz. PbiliPPe Dar la gr ace de Dieu Roy desCaftille de e0n TJL degNauarre de Naples de Stcdle de Maidorfuede Sardaine des lfles lndes & terre ferme dl a ™r Oceane, Arèiduc daufirke duc deBourL%e de Letbier de Brabant, de Lembours de Luxïnbourg de Geldres & de Milan Conté de Habsbourg de Flandres dartoys de BourgoignePalatm & de flavnnau, de Hollande de Zeelande de Nomur & de zTphen Prince de Zwaue Marauis du Sanij empr* Seigneur de Frife de Salins de Mal,nes, les «te, F* le & pays dUtrecht d'Oueriffel de Groeningen & do„inatePur e„ Jfië & en Affricque. A tousceulx qül ces prefentes verront falut. Scauotr fatfont guo confiderans les bons leaulx, notables & agreables beru ces , cue notre trefcbier & feal coufm, cbeuaher de Toftrelrdre Confeiller deflat, & Cbambellan, Meffire GUiLLAME de NASSAU, prince doranges, conté dudiB Naffau, &c. ba fa® p ar plu fleur s annees a feu Ttresbeïreufe memoire Lempercur Monfetgneur & tres aimé pere , a cuy Dieu ace mtfencorde, & depuis a nousfa® en la dernhre guerre contre franat t A  n B IJ L A G E N. en eflat de Lieutenant & Capitaine General de tiotre armée que aultrement & faicl journellement en diuerfes manieres, nous jcelluy prince doranges confians entierement de fes prudence vaillance & experience , Auons tetenu, commis, ordonne & eftably, retenons, commtSions , ordonnons cis3 etabliffons par ces prefentes en eftat de Gouverneur & Lieutenant General de nos Contez de Hollande, Zeelande & pays d'Utrecbt, frize occidentale, Foorne £f la brille terres adfacentes & annexéts ausdits contez de hollande & Zeelande. Et ce au lieu de feu noftre coufm Mejftre, Maximilien de Bourgoigne Marquis de la Fere dernier pojfejfiur d'icelluy eftat naguaires decedê. En donnant audit Prince doranges plain pouuoir auct-orité & mandement efpecial dudit eftat de gouverneur 6c lieutenant General fusdit dorefenauant tenir, exercer cs5 dejferuir, de y garder nos droiz baulteur & feigneurie , de faire dreffer & conduire le bien desdits pays ö5 de nos fubjeéïs en jceulx & de les garder & deffendre de toutes foulles & oppresftons, de y jaire adminiftrer droicl Raifon & juflice a tous ceulx & celles qui len requeront, de faire expedier depefchier & excuter toutes prouifions de juftice a laduis de nos amez & feaulx les premier confeillier & aultres de noftre confeil en hollande & dutrecht. Renouueller les Bourgemaiftres , efchêuins & loix ou meftier fera, comme Ion eft accouJlumé de faire dancbiennetè, de faire faire guecl & garde es villes & forts desdites terres. Affambler les eft at s quant befoing fera pour la garde tuit ion & deffence dicelles & au furplus faire bien & deuement toutes ö5 fingulieres les cbofes, que bon & feal Gouverneur & Lieutenant General fusdit peult & doibt faire. Et que audit eftat competent & apartiennent d.mcbienneté. Le tout en la mesme forme ö" maniere CS5 en telle attclorité prerogative & preeminence que ledit feu Marquis de la Fere & aultres predeceffeurs les ont tenuz & en ont j'ouy C55 ufè en leurs temps, Aux gaiges, honneurs, prerogative, preeminence, libertez, francbifes, droiz, prouffitz & emolumens aceouflumez & y appertenant. Tant qu'il nous plaira. 6'urquoy ledit prince doranges fera tenu faire le /er- - ment  B IJ L A G E N. Ut Kient a ce deu & pertinent es mains de noftre trefchie* re & tres amee feur la dttcbeffe de Rarme, Plaifance etc. peur nous Regente & Gouvernante generale de noz pays de pardeca. Si donnons en mandement a nosdit premier Cont'eiller & Gvns de noftre dit Conleil & de noz Compt.es en Hollande, aux Prelatz Nobles , vafiaulz & autres reprefentans les eftats, Et a tous autres noz juftkiers & officiers de nosdits pays de Hollande de Zeelande frize occidentale, Utrecht s la Brille & Voorne que noftre dit Coufm le Prince doranges ilz tknnent & reputent pour Gouverneur & Lieutenant General desdits pays, luyportent tout bonneur ö5 reuerence & en toutes cbofes concernant jé fa®, conduite & exercice dudit efiat & ce quen depent luy obeiflent & facent adreffe & affiflencecom* me a nous meismes. Et au furplus le facent feu f rent & larf ent dkelluy eftat, enfemble des Drotz, honneurs , pYerogatiues preeminences libertez francbifes prouffitz & emolumens fusaits plainemcnt & paifiblement foyer & ufer , Cesfans tous contredicïes & empefcbemens, Mandons en oultre a no/lre Rentmattre de Hollande au quartier de Noordbollanae ou aultrc noftre Receueur prefent ö5 auenir qui les gaiges audit eftat appertenans a accouftumez payer, il paye batlle & deliure dorefenauant cbacun an a noftre dicï Coufm le Prince d'Oranges ou a fbn Command pour luy. Aux termes a commencer & tant quil nous plaira comme dicl eft. Et par rapportant cesmesmes prefentes vidimus ou Copie autentique dicelles pour vne & la première fois & pour tant de fois que tmftier fera auitance fouffifante de noftre diEi Coufin le Prince cfOranges fur ce fervant tant feullement. Nous voulons tout ce que paye bail/e deliure luy aura efte a la caufe diêle efirepajfé et alloui es comptes et rabatu de la recepte de noftre dit Rentmattre de Hollande audi£t manier de Neortboilande ou autte noftre Receueur prefent £? auenir qui payé i'aura, par lesdits de ww comptes, Ausquels mandons dainfi le faire fans diffi' culté car ainfi nous plaift il, non ohftant quelconques ordonnances mandemens reftrictions ou defencet a ce contraires. En tesmoing de ce nous avons faiB metlre noftre feel a ces prefentes, Donné en noftre ville de ■ ' 1 Aft g«n4  »v B IJ L A G E N. gand leneufiesmes jour tPaougft lan de gr ace mil cincq eens etnequante neuf de noz Regnes affhvoir des Espa, gnes Steilte &c. le qnatriesme & de N«pks le fixiesme. bur la pltqae auoit efcript. Par le Roi. Soubsjigne Van der Aa. Sur le doz efloit efcript. Au jourdbuy vtngt buieïitsme jour daoust XF Cincquante neuf. Meffire guillame de Nassau Prince cl uranges &c. Denommé au blancq de ceftes ha f ai cl le ferment deu & pertinent de hftat de Gouuerneur & Lieutenant General des pays de Hollande, Zeelande, Utrecht &c, dont audit blancq efl faiti mention, & ce es mams de ma Dame la DucbeJJe de Parme Regente &' Gouvernante Generale &c. A ce Commife par fa Majefle en la ville de Gand les jours & an que dejfus. Moy prefent. Et foubsfgnè Van der Aa. Vertaling van de bovenftaande Commillie. Philips door Gods Genade Koning van Caftihen, van Leon, van Arragon, van Navarre, van Napels, van Sicihen, van Majorca, van Sardinien, van de Eilanden, Indien, en van het vafte land der Zee Oceaan , Aarts-Hertog van Ooftenryk, Hertos van Bourgonciën, van Lotharingen, van Braband, van Limburg, van Luxemburg, van Gelre en van Milaan , Graave van Habsburg, van Vlaanderen van Artois , van Bourgogne , Paltsgrave en van Henegouwen, van Holland, van Zeeland, van Namen, en var. Zutphen, Prince van Zwaven, Markgrave des fl. Ryks, Heere van Friefland, Salins, Meenden , van dc Stad, Steden en Landen van Utrecht, yan Oyeryflel, van Groningen, en Alleenheerfcher in Afien en m Africa. Allen den geenen, die deze tegenwoordige zien zullen , Salut. Doen te weten, dat, aangezien de goede getrouwe , gewigtige en aangename dienften, die onze zeer „de en getrouwe Neef, Ridder van onzeOrder, Staats Raad, en Kamerheer, Heer willem van nassau, Prince van Oranje , Graave van Nas-  B IJ L A G E N. » NafTau voornt &c. zedert veele jaaren gedaan heeft aanWylen den Keizer onzen Heer en zeer beminden Vader, Hoogloff. Memorie, wien God genadig zy, en daarna aan ons bewezen in den Iaatften oorlog teeen Frankrvk als Lieutenant en Capitain Generaal van onze armee, als anderszins, en nog dagelyks op veele manieren doet, wy denzelyen Prince van Oranje , een volkomen vertrouwen Hellende op zyn beleid, waakzaamheid en ervarenheid, heboen onthouden, gecommitteert, gelaft en aangefteld, onthouden, committeeren, laden, en aandeden door dezen, in qualiteit als Stadhouder en Lieutenant Generaal van onze Graalfchappen van Holland, Zeeland, en den Lande van Utrecht, Wed Fnefland ,. Voorne , en Brielle, aangrenzende en onderhoorige Landen van voorz. Graaflchappeni yan Hollanden Zeeland; En zulks in plaats van Wyler. onzen Neef, Heer Maximiliaan van Bourgondien, Markgrave van Veere, laatden bekleeder van dezen pod, onlangs overleden. Gevende aan voorn. Prince van Oranje, volle macht, gezag, en fpeciaalen last, om de voorz. waerdigheid van stadhouder en lieutenant generaal van nu voordaan te houden, exerceeren , en waar te nemen, daarin te bewaaren onze rechten, hoogheid, en heerlykheid, het welzvn der voorz. Landen en onzer onderdanen in dezelve te handhaven en bevorderen, en hen te bewaaren en befchermen tegen allen overladen onderdrukkingen, om aldaar goed Recht en Juftitie te doen adminïftreeren aan alle de geenen, die hetzelve begeeren zullen; te doen verkenen, expedteeren , en executeeren alle Provijïên van Juftitie, hy advys yan onze lieve en getrouwe den Eerflen Raad en anderen van onzen Raade in Holland en Utrecht, te vernieuwen de Burgemeefteren, Schepenen, en Wetten, waar zulks nodig zal zyn, gelyk men gewoon is van oudsher te doen; te doen bewaaren en bewaaken de Steden en derkten der voorz. Landen. De Staten te vergaderen, als het nodig zyn zal tot bewaarmg beveiliging en defenfie derzelve , en voords wel en behoorlyk alles in het byzonder te doen, het geen een goed en getrouw Stadhouder en Lieutenant GeA 3 ne'  VI B IJ I A G E N. tteraal aïi voorfz. kan en moet doen, en 't welk aan denzelven Staat van ouds competeert en behoort; alles op denzelven voet en maniere, en met hetzelve gezag, voorrecht, en Praeëminentie, sis voorn. Wylen de Markgraaf van Veere en andere voorzaten die gehad , genoten , en gebruikt hebben in hunnen tyd , op de inkomften , eeren, praerogativen, praeeminentien, vryheden, vrydommen, rechten, profyten , en Emolumenten , daartoe flaande en behoorende. Zoo lang, bet ons believen zal. Waarop voorn. Prins van Oranje gehouden zal zyn te doen den eed hiertoe ftaande en behoorende, in handen van onze zeer waarde en zeer beminde Zufter, de Hertoginne van Parma, Plaifance, enz. van onzen wege Regente en Generaale Gouvernante onzer Lan« den van her waar tsover. Gel aften ook aan voorn, onze Eer ft en Raad en verdere Lieden van onzen voorz. Raad en van onze Rekeningen in Holland, aan de Praelaten , Edelen, vafalen , en andere de Staten reprefenteerende, en aan alle andere onze Jufticieren en Officieren van voorn, onze Landen van Holland, Zeeland, Weft• Fnefland, Utrecht, Brielle, en Voorne, dat zy onzen voorz, Neef den Prince van Oranje houden en erkennen als Stadhouder en Lieutenant Generaal der voorn Landen i hem bewyzende alle eer en ontzag, en in alle ?aaken rakende de uitoeffening, beftuur, en waarneming van voorz. waerdigheid en 't geen daartoe behoort, hem gehoorzamen, hennen en hy ftand doen, als aan ons zelven; En voords, dat zy Hem van deze waerdigheid gezamenlyk alle de rechten, eeren, praerogativen, praeëminentien, vryheden, vrydommen , profyten, en Emolumenten voorn, rurtiglyk en vrediglyk doen, laten, engedoogen, genietenen f;ebruiken, zonder eenige tegenlpraak en hindernisen. Beveelen voords, aan onzen Rentmeefter van Holland , in 't quartier van Noordholland, of aan andere onze Ontvangers, tegenwoordig of toekomende , die gewoon zyn de gages tot voorz. Staat behoorende te betaalen , dat zy voordaan jaarlyks betaalen , uitreiken en afgeeven aan onzen vpo.rz.  B IJ L A G E N. vir voorz. Neeve den Prince van Oranje of aan zyne ordere, te beginnen van den gewoonlyken termvn , en zoo lang bet ons believen zal , gelylc gezegd is. En, overbrengende deze tegenwoordige, frdimus, of Copie Authenticq derzelve voorêene en de eerfte reis, en voor zoo veele maaien het nodig zal zyn , alleenlyk behoorlyke quitantie van onzen voorz. Neef den Prince van Oranje, daarop dienende ; willen wy , dat al wat hem ter zaake voorz. zal zyn betaald, uitgereikt, en afeegeeven, zal worden geleden en gepafleert in de Rekeningen, en gekort van den ontvang van onzen voorn. Rentmeefter van Holland, in het voorz. Ouartier van Noord - Holland , of onze andere Ontvangers, tegenwoordig of toekomende, die hem zullen hebben betaald, door die van onze Rekenkamer Aan welken wy beveelen alzoo te doen zonder zwarigheid , want ons alzoo gelieft ; mettegenftaande eenigerleie ordonnantiën , Mandementen , bepalineen, of verboden , deze ter contrarie. T' oirkonde dezes hebben wy ons zegel hier aan doen hangen. Gegeven in onze Stad van Gend, den nesenden dag van Auguftus, in 't jaar onzes Heeren Een duizend vyf Honderd negen en vytng, van onze Rvken , te weten van Spanjen , Sicihen , enz. het vierde, en van Napels het zesde. Opdephqueftondt gefchreven, by den Koning, ondertekend van der Aa. Achter op den rugge ftondtgefchreven, liedenden 28 dag van Auguftus XVc negen en vyftig, heeft Heer willem van nassao Prince van Uranje enz in het witte van deze benoemd , gedaan den veréischten eed, behoorende tot den üaatvan Gouverneur en Lieutenant Generaal der Landen van Holland, Zeeland, Utrecht, enz. waarvan gemeld is m het witte dezes-, en zulks in handen van Mevrouwe de Hertoeinne van Panna, Regenteffe en Gouvernante Generaale enz. hiertoe gevolmachtigd door zyne Majefteit, in de Stad van Gend, op dag en jaar als boven. My prefent, en ondertekend, van der Aa. A4 B'  vni 8 IJ L A G E N. B. Jnftrucr.ie voor den Prins van Oranje, Graaf van Naffiiu, Ridder der Orde enz. naar welke hy zig zal hebben te lchikken en te gedraagen, in de beftiering der Landen van Holland, Zeeland, Weftfriesland , Utrecht, den Bnele en Voorne, waartoe de Koning hem gezet Ven aangefteld heeft (13. dnnZee^ZfVe fem-e,de Prins va" Oranje zyn geduur g ve blyf houden in de Landen van z^ be- S der o3,? ^«vereifcht wordt, Jhooï nen ontZ™' • W, Zy° afwezen zouden kon" nen ontdaan , zo in zaaken van Godsdienft als anderszins; ten ware de dienft van zyne Maiefte t, de welvaart, het nut en het voordeel van zine gemel! de Landen zulks vorderen mogten: zonder nS de onderdaanen van zyne gemelde Landen buiten uezelven te beroepen, te betrekken ofte doen komen dan om dringende en redelyke oorzaaken . of roe? bewilliging en oP orde van de Hertoginne van Par TiZa^I Resente en Gouvernante van aïé de Landen van herwaards over in 't gemeen Dat de gemelde Prins van Oranje gehouden zal zyn tot gehoorzaamheid en onderwerpingTa" de brieven, bevelen en Ordonnantiën van de gemelde Hertoginne, die het opperopzigt en gezag lS zo wel als zyne Majefteit zelve alleen^, overa le de Gouvernementen van zyne gemelde Landen. , . Dat (O Wy hebben geoordeeld niet ondienffig te zvn d«> ze InitrndUe in 't Hollands, zoo als ze by w*//"AAt Mcbr van Atnfterd., in de Bijlagen tot heU!L Dee* fcladz. 483. gevonden wordt, in haar geheel te plaatfen  B IJ L A G E N. ix Dat hv, zie bevindende ter plaatfe daar de Provinciaale RaaSen van zyne gemelde Landen en van zvne gemelde Gouvernementen gehouden worden, toesans tót de gemelde Raaden hebben en in dezeS^oorziuen zal, zo dikwils als het hem beSagen zal, en de zaaken zulks vereifchen zullen ; de faien, die daar van dienft zyn, voortellende of doende voordellen, over dezelven doende raadpeegen in zvne tegenwoordigheid, en met de meerderheid van" {temmen en gevoelens befluitende, ge- lyOok^hf, dóór de Regtersen Officiers, daar toe gefield, goed en kort regt oefenen en doen oefenen, omtrent alle Leenmannen, Amptenaars en OnSaanen, zo Kerkelyken als Weereldlyken, voleens de Privilegiën, Regten en Conftumen der geSe Landen, welken zyne Majefteit w.1 en verftaat, dat bewaard blyven, m ao verre de Onderdaanèn daarvan wettig bezit en gebruik hebben. En wat de zaak der behoudenifle van ons heilig geloot en Chriftelyken Godsdienft aangaat, die zyne Majefteit zigmeeft ter herte laat gaan ; zyne Majefteit beveelt den gemelden Heere Prinfe van Oranje wel uitdrukkelyk, dat hy goede en naarftige zorgdraaïe om de gezindheden , die door onze Heilige Moeder de Kerk veroordeeld zyn, te ftraffen en uit bronnen , volgens de Plakaaten en Edicten, over 't ftuk van den gemelden Godsdienft, voor deezen, vaftgefteld en afgekondigd, by wylen de Keizerlyke Maiefteit, hoogloffelyker gedagtemfle , en federt door zyne Koningklyke Majefteit vernieuwd. En dat rie Restera die zig onder 't Gouvernement van den aemelden Heere Prinfe bevinden zullen , de gemelde Edidten en Plakaaten zullen uitvoeren, zonder inbreuk, verandering of maatiging; naardien men hen tot Regters aangefteld heeft, om volgens de Wet te oordeelen, niet om dezelve te maatigen en te verklaaren, of om te twiften en te oordeelen, of dezelve dienftig zy, of niet Hy zal ook agt geeven, dat zulken, die, met de daad , eenigszins verdagt zyn van tot de gemelde gezindheden te behoorcn, of onbekende luiden geene heimelyke byeen-  * B IJ L A G E N. ' komften of vergaderingen houden. En wanneer hv van eenige Vergadering kennis gekreegen heeft, zal liy, uit al zyn vermogen , tragten de vergaderden te vatten en te doen ftraffen, gelyk voIgeJSE^Ïeldl Plakaaten behoort. En zo hy de menigte zo groot Ttld^u^ n°°,dlg ware' dat men dezelve met de fterke hand te keer ginge, zal hy zig bedienen var. al wat m zyne magt is, eer zy zo talryk wormogt hulpmiddel daarna moeijelyker zyn Hy zal de onderdaanen van zyn Gouvernement, 20 veel in zyn vermogen zyn zal, befchermen tegen allerlei overmagt, geweld en ongelyk, en in geenen deele gedoogen, dat eenige landloopers, zwervers ol krygsluiden door 't land trekken, zonder te betaalen, of eenig ander geweld of fchade toebrengen aan S?erS',h-l,I-Slind5n of andereni ma*r dezelven, zonder oogluiking, doen ftraffen, volgens de Plakaaten desaangaande afgevaardigd en uitgegeven. «*„Xua Z UIt al zvne ma#' bewaaren en in ftand houden de regten, hoogheid, jurisdictie, inkomften en domeinen van zyne Majefteit, en seene vervreemding van de gemelde domeinen gedoogen, dan by open brieven, die, na ryp beraad en met kenmfle van zaaken onder helgroot zegel van zyne Majefteit, afgevaardigd, en wettiglyk en naar behooren in de Finantie bekragtigd zyn Ook zal hy niet toeftaan noch gedoogen, dat in zyn Gouvernement voetknegten of krygsluiden geworven of verzameld worden, zonder uitgedrukten laft of bewilliging van zyne Majefteit, of van de gemelde Hertoginne. En zo dra hy kennis gekreelen zal hebben van verzameling van knegten, lal hylyn beft doen, om dezelven, met hulp en byftandvan de edelen, goede fteden, officieren en andere Onderdaanen, te yerftrooijen en uit zyn Gouvernement te doen vertrekken, met verbod aan alle onderdaanen van zyn gemelde Gouvernement, om zigingeenen dienft van eenige Heeren te begeeven dan van zyne Majefteit; en zo zy vreemden dienft aanvaard mogten hebben, zig, op ftraffe van de galge, daaruit te begeeven, altoos wel bedenkende, dat de begin-  B IJ L A G E N. « ginfels Heter herfteld konnen worden, dan wanneer ïe geweldenaaryen verder voortgeloopen zyn En ten deezen en tot alle andere einden die vaar digen tegenftand vorderen, zal de genie de_Pnnvan nranie de Edelen, Amptenaars en andere Onderdaarïn van zyn gernefde Gouvernement mogen doen v1?gaderenby klokgellag, ofanderz.nsnaardathy zulks dienftig vinden zal, om hem, in het verdecü fLSj^^SS. Amptenaars e n a n d ere byzondere perfoonen van zyn gemelde Gouvernement, wanneer zy door hem ontbonden of geroe pen worden, gehouden zyn tot hem te komen^ en hem, in alle eerlyke en redelyke zaaken, te gehoor "dT gemelde Prins van Oranje zal ook vlytiglyk hezoreen , dat de Sterkten en Veilingen van zyn Sve?ïemen wel bewaard, en de bezetting , voor dezelven gefchikt, wel onderhouden worfen, volgens de Ordonnantiën, daarop gemaakt of nog te maaken, buiten welken, hy. niet zal mogen gaan, Sider daarvan zyne Majefteit of de gemelde Herto- gi En zaThy gebruik maaken van voetknegten , aan we kenY eenige Sterkten te bewaaren gegeven zy", begeerende zyne Majefteit dat dezelven aldaar S geduurig verblyf houden, om alle verralTmg te "vSTilhy zig niet «^«"^i^SS in de domeinen van zyne Majefteit, t zy met dezei ven in admodiatie teneemen, tepagten, te ontfan l ü, of oP eenige andere wyze ^ °°^ag£: maar de Ontvangers, daartoe gefteld, oi de com S Men, die z'yne Majefteit, of ^ vjn jyne F . nantien of Rekeningen daartoe tellen mede laaten beworden: aan welken hy alle hulp en byftand verleenen zal. Doch zo hy iet verneemt Sin het voordeel of de dienft van zyne Majefteit niet bewaard wordt naar behooren, zai hy er zyne gemelde Majefteit, en in deszeifs afwezen, de gemelde Vrouwe Hertoginne kennis van geeven. Enzalhy gehouden zyn te bewaaren, en vervol-  3CI1 B IJ L A G E N. gens te doen bewaaren de Staaten der Ontvangeren opgemaakt door die der Finantien of der Rekeningen , zonder dezelven in eenigerlei opzigt te krenken, dan by fchielyken en zeer dringenden nood, die geene verwyling gedoogt zonder gevaar vangrooter ongelegenheid; van welken nood hy nogtans gehouden zal zyn, tenfpoedigfte mogelyk, kennis te geeven aan den Koning, of aan de gemelde Hertoginne. En zal de gemelde Prins geene zaaken, die voor de gemelde Raaden of hangen of behandeld moeten worden , voor zig mogen betrekken, noch op eenigerhande wyze den gewoonen loop des Regts verleiden of belemmeren, of partyen bedwingen om voor hem of voor zyne Gemagtigden te pleiten, ten ware zulks gefchiedde met bewilliging van beide de partyen, of dat 'er eenig ongemak uit ontftaan zou, en de tyd niet toeliet, daarvan eerft aan de gemelde Vrouwe Hertoginne kennis te geeven. Ook zal hy de gemelde Raaden niet mogen gebruiken tot andere zaaken dan die des Lands; maar dezelven geduuriglyk laaten bezig zyn, in de zaaken van hun beroep. Hy zal voorts goede zorg draagen dat de Ontfangers der Domeinen en Inkomftenvan zyne Majefteit, en die van de Rekeningen hunnen phgt wel waarneemen, en de inkomften van zyne Majefteit behoorlyk bellieren. En zo hy daarin gebrek vindt, zal hy 'er de gemelde Hertoginne, of die van de Finantien kennis van geeven, om 'er, by zynen raad, devereifchte provifien tegen te verleenen. De gemelde Prins zal ook geenerlei Privilegiën" Oftrojen, vrye Markten, Wettigingen of diergelykê gunften van merkelyk belang mogen verleenen: ook geene vergiffenis van doodflagen of andere zwaare en grove misdaaden; uitgenomen van enkele doodflagen en andere misdaaden, waarop geene doodftraf of verbeurdverklaring van goederen gefteld is, en dit nog behoudens redelyk verding, ten behoeve van zyne Majefteit, volgens de Ordonnantie daarop gemaakt: 't beloop van welk verding betaald zal worden in handen van den Officier der Plaatfe, daar de doodllag of misdaad bedreeven is. De gemelde Prins zal ook niet mogen verleenen eeni-  B IJ L A G E N. xiii eenige brieven vanvrygeleide,vryendoortogt,Ly6. veiligheid, to« op Beneficiën of andere diergelyken f die door den geheimen Raad, onder het groot zegel van zyne Majefteit, afgevaardigd worden. De gemelde Prins van Oranje zal geenerlei nieuwe werken mogen maaken, zonder laft van zyne Majefteit of van de gemelde Hertoginne, of van die van de Finantien. Met dien verftande nogtans, dat de huizen , die zyne Majefteit in zyn Gouvernement heeft, onderhouden worden, zonderze geheellyk te laaten vervallen, en hy die van de Finantien kennis seeve wat 'er ten dien einde zou konnen noodig zyn, ook op dat zy zorg draagen, dat er, in die huizen , niets selegd worde , waardoor zy eemgszins zouden konnen overlaaden of bedorven worden. Hv zal ook niet toeftaan, dat iemant, van welken ftaat of rang ook, eenige Sterkten, in zyn Gouvernement opwerpe , ofte fterkten die 'er reeds zyn, merkelyk verbetere , buiten bewilliging van zyne Majefteit, of van de Hertoginne. Ook zal hy niet gedoogen noch toeftaan, dat eenige onroerende goederen, ten behoeve van Klootteren of van eenige doode hand, worden opgedraarren - noch dat de Kloofters, Abtdyen en Kerkelyke eefti'gten, of de Steden of Dorpen of andere Genootfchappen andere befchermers voorwenden te hebben, of met der daad hebben, dan den Koning, of den gemelden Gouverneur, uit den naam van zyne Majefteit. , i >! _ Van gelyken zal de gemelde Prins van Oranje met sedoogen noch toeftaan, dat de Steden, Dorpen of Genootfchappen van zyn Gouvernement hunne goederen verkoopen of op eenigerhande wyze belaften, noch ook eenige nieuwe importen opftellen, zonder bewilliging en oftroi van zyne Majefteit. Wanneer zyne Majefteit, of de gemelde Hertoginne den gemelden Prins belaften zullen, Oorlogsvolk te voet en te paarde te werven of te verzamelen, zal hv zorgdragen dat zy het zelve tot de rninfte koften en met den minften overlaft werve en verzamele. De gemelde Prins van Oranje zal gehouden zyn, de Plakaaten en Ordonnantiën van zyne Majefteit, ge-  xrv B IJ L A G £ N. gemaakt en afgekondigd of te maaken en af te kon. digen, zo wel op het ftuk der Regtsoefeninge als der Seclen , Munte, Regeeringe en andere zaaken yan zyn Gouvernement, te doen naarkomen, zonder dezelven te krenken, of te gedoogen, dat dezelven, wyze ren' §ekrenkt worden, op eenigerhande En zal hy zorg draagen om goede nabuurfchap te onderhouden en vreedzaam te leeven met zyne nabuuren, zonder aanleiding te geeven tot verbittering tweedragt of oorlog; en zal hy, van tyd tot tyd' van alle voorvallen en zaaken van gewigt den Ko ■ r,mg, en in deszeifs afzyn, der gemelde Hertoginne kennis geeven. Ook zal hy goed verftand houden met den Graave yan Aremberg, Gouverneur van Friefland.Overyllel, Groningen en Lingen , en met den Graave van Hoorne, Gouverneur van Gelder en Zutfen, over alles, wat den dienft van zyne Majefteit en het welzyn van hunne Gouvernementen aangaat, om elkanderen te helpen, by te ft aan en te bevoordeelen. Hy zal niet beftaan, eenige Beneficiën te begeeven, die op de rolle van zyne Majefteit ftaan; maar zig te vrede houden met die genen, welker begeeving hem toegelaaten is, en aan zyne voorzaaten in het zelfde ampt toegelaaten geweeft is; met dien verftande nogtans, dat, naardien men by ondervindinge gewaar wordt, dat de agteloosheid en onbekwaamheid der Zielzorgeren, die niet zo zyn als zy behooren te wezen, om het arme volk wel te onderwyzen , eene der voornaamfte oorzaaken geweeft is dat de Gezindheden, welken door onze Heilige Moeder de Kerk veroordeeld zyn, zig in de Landen van herwaards over hebben uitgebreid; en om daarin voor het toekomende te voorzien, zyne Majefteit verftaat, dat de gemelde Gouverneur, wanneer 'er eene Zielzorgers plaats, die ter zyner gewoonlyke begeevinge ftaat, openvalt, eer hy dezelve begeeve, gehouden zal zyn de voorwerpen daartoe te noemen aan de gemelde Vrouwe Gouvernante en twee of drie bevoegde Perfoonen, om uit dezelven eenen te kiezen, indien hy daartoe bekwaam bevonden  B IJ L A G E N. xy den wordt, na vooraf behoorlyk onderzogt te zyn door zulken, die de gemelde Gouvernante daertoe zal willen ftellen; zullende de genen, die op deeze wyze van zulk eene Zielzorgers plaats voorzien zal geworden zyn, gehouden wezen in perfoon te dienen, zonder te gedoogen, dat hy een anderen in zyne plaats ftelle. Hy zal ook geene benoeming doen, noch bewilliging verleenen tot opengevallen waardigheden, die ter begeevinge van zyne Majefteit bewaard worden. En zalhy, by 't openvallen derzelven, daarvan kennis geeven aan de gemelde Hertoginne, en niet gedoogen , dat van de gemelde Beneficiën, door iemant, wie hy ook zy, bezit genomen worde, zonder daartoe, door den Koning, of door de gemelde Hertoginne, benoemd te zyn. Hy zal geen bewind hebben over de bede of penningen , door het Land toegeftaan; wanneer die penningen , op zulk eene voorwaarde, zyn toegeftaan; zullende hy zig van dezelven niet mogen bedienen, dan voor zo verre hem zulks, door den Koning of de Hertoginne , zal gelaft worden. Wanneer hy kennis gekreegen zal hebben van eenige twiften, gefchillen of regtsgedingen tuffchen Steden of genootfchappen, waaruit tweedragt zou konnen ontftaan , zal hy 'er der Hertoginne kennis van geeven, zynen raad daarnevens voegende, omvervolgens te beveelen, 't gene geraaden zyn zal. Hy zal de .zaaken van zyn Gouvernement behandelen met de Raaden en Amptenaars van zyne Majefteit, zonder 'er luiden in te mengen, die noch Amptenaars van zyne Majefteit, noch in zynen dienft. zyn, of hem eed gedaan hebben. Hy zal der Hertoginne kennis moeten geeven van de genen, die hy in de Wet der voornaamfte Steden van het Land zal willen ftellen, om te verftaan, of zy 'er eenigen buiten gelaaten, of anderen in derzelver plaats gefteld wil hebben, zo dra zulks gefchieden kan. Hy zal behoorlyk agt geeven op de beftiering der inkomften van de Steden, en haare rekening doen naarzien door luiden, zig op 't ftuk der rekeningen ver-  XVI B IJ L A G E N. vërftaande, zonder overtollige uitgaaven te lyden. En wanneer 'er tuflchen de Bevelhebbers der Steden eenig verfchil ontdaan is, zal hy dezelven bevredigen , indien zulks mogelyk zy. Anders zal hy 'er dèr Hertoginne kennis van geeven, om 'er, by haaren raade, in te voorzien. Wanneer onbevoegde of onbekwaame Perfoonen in de Wet gedeld zyn, zal hy ze moeten afzetten, en andere bekwaamen in derzelver plaatfe dellen. Ook zal hy behoorlyke zorg draagen voor de Plaatfen, waar de Koning de vrye verkiezing der Wethouderen heeft, en aldaar geene ltrydige gewoonte of duurzaam gebruik laaten influipen. Hy zal met de Luiden van de Rekeningen en met 's Lands Ontvangers zorg draagen voor de vermeerdering van 's Konings Domeinen. Hy moet niets vraagen, verkrygen, ontvangen of neemen van het Land ten zynen voordeele , boven 't geene gebruikelyk is, zonder bewilliging van zyne Majefteit, of van de Hertoginne. Hy zal byzonderlyk letten ©p het beftier der dykaadje van den Hondsboffche, op dat de penningen, die ten behoeve van de gemelde dykaadje geheeven worden, naar behooren , en zonder overtollige kosten te maaken, worden aangelegd, en ten bekwaamen tyde raadpleegen met die van de rekeningen en anderen, zig op 't werk der dykaadje verftaande, om daarop betere orde te ftellen dan voor deezen gefchied is. Ook zal hy wel zorgvuldiglyk agt geeven , datniemant wie hy zy befta eenige aanwaden te aanvaarden, of zig in 't bezit derzelven te ftellen, zonder octroi of bewilliging van zyne Majefteit; maar hy zal die aanwaden ten behoeve van zyne Majefteit doen bewaaren, zelfs in 't overtïroomde Land in 't Kwartier van Dordrecht en van Zuidholland. Hy zal ook zorg draagen, dat de Officiers der Houtvefterye van Holland, en anderen, die opzigt hebben over de duinen , die duinen doen onderhouden en beplanten, zo als tot verzekering des Lands vereifcht wordt, en zo hy daaraan gebrek vindt, der Hertoginne daarvan kennis geeven, om 'er, by haaren raade, in te voorzien. Daar»  B IJ L A G E Ni xvn. Daarenboven zal hy byzondere en naarftige zorg draagen, dat 'er niets ondernomen worde tegen de regten hoogheid en gezag, goederen, renten, In* komfte'n en domeinen van zyne Majefteit: welken hy zal handhaven, en doen handhaaven tegen allen, gelyk Zyne Majefteit een volkomen vertrouwen in hem heeft, en gelyk hy daaran zal willen beantwoorden. En zal hy deeze zyne Inftruritie niet verder gemeen maaken dan noodig zy, en de zaaken zulks vereifchen zullen. ■ . , Zo zyne Majefteit eenen byzonderen Stedehouder in 't Land van Utrecht mogt aanftellen, verftaat hy, dat die Stedehouder ftaan zal onder den gemelden. Prins van Oranje, die hem zal raaden en byftaan in den genoemden laft, tot welzyn van het Land van Utrecht en van den dienft zyner Majefteit, en wien hy ook verpligt zal zyn te gehoorzaamen, als zynde eene zaak, die vereenigd is met het gemelde Gouvernement van Holland. Ook zal de genoemde Prins zorgvuldig öpzigt hebben over 't gemelde Land van Utrecht, in aanmerking neemende, dat het nieuwlings aangewonnen is. Hy zal ook agt geeven, dat de Ordonnantie, gemaakt door de Koninginne Weduwe van Hongarye, goeder gedagtenifte, omtrent de betaaling der fchulden, renten en agterftallen der Staaten van 't gemelde Land van Utrecht van de jaaren 1511 en 1512* betreffende het Oudfchildgeld , met het gene 'er van afhangt, naar derzei ver vorm en inhoud, worde naargekomen. Midsgaders de Ordonnantiën * gemaakt over den Hinderdam en Lekkendyk, en dat, tot den ontvangft pf Staaten der Kanaalen of Ontvangers, eerlyke luiden gefteld worden, vervreemd van de misbruiken j die daarin ontdekt zyn. Hy zal tot bewaaring der Sterkten van Utrecht geene andere luiden ftellen, dan oude onderdaanen yan den Koning, in deeze Landen van herwaards over. Aldus gedaan en geordonneerd onder onzen naam j, in onze Stad van Gend, den agtften Auguftus 1559. s' %  xvm B IJ L A G E N. C. A. 1559. d. 8 Aug. Tweede , of meer byzondere, Inftruct.ie van den Stadhouder willem K en den Rade van Holland, op 't (tuk der Religie, door den Coninck, anno 1559. d. 8. Aug. Eerfie Memoriaalboek van den Hove van Holland, van lï. ERNST, fol. CCXIV. „ Miffive van der Coninglicke „ Majefteit an den Stadthou„ der , roerende die Religie." By den Conynck. ürfdel welgheboren neue ende lieue getrouwe. Al eeft zoo, dat wy voor ons vertrecken van deefen onfen nederlanden, nae onzen Coninckrycken van Spaengnen ( aldaer wy corts vermeynen te reyfen) alle onfe voorfz. Nederlanden int byfundere gbeerne hadden befocht en gevifiteert, foe wel om int generale ons te informeren op tgene daermede men die goede adminiftratie vandién zoude moghen verderen in allen weeghen, als particulierlicken pp t gene des ftucks van der Religie angaen mach, ieghens diewelcke die viandt der meynfcheb'cker natuefen daghelicx by zyne dieneren meer ende meer aerbeyt, om alles in tweedrachticheyt ende conditie te ftellen. Des nyet tegenftaende ouermits andere letlelen en hebben wy tzelue nyet kunnen doen, maer ons betrouwende uwer wysheyd, difcretie en getrouwigheyt hebben wy v mits deezen onzen brief wel willen vermaenen en belaften die punéten eh articlen hiernae volgenden. En-  B IJ L A G E N. xix Ende in den eerden. Want wy wel weten en bemerken dat tprincipael en meefte quaet gereten op tftuk van der Religie toecompt en procedeert by gebreecke, traecheyt en negligentie van den particuliers officiers ende wethouders die hun debuoir ende naertticheyt nyet en doen om de placcaten en Edi&en te doen onderhouden en executeren , die wyle hooglofflicker gedachteniffen die Keyfer Kaer* le die vyffte onze lieue heer ende vader (wiens Ziele God genadich zy) hier voortyts gedecemeert heeft, en wy naderhandt beuefticht ende doen publiceren hebben, maer diuerfche (foet te beduchten is) daerinne diffimuleren om die cleyne gent^entheyt ende affectie die zy totter voorfz. religie mogen draghen off om dat zy faulteurs ende gunftich zyn totte heretijcken off confenteren in huere opinie, twelck wy nyet en dencken voerder te lydétl, mitz wekken willende daerinne verzien zoe de zake van zulcker grooter Importantie is, Ordonneren ende be« uelen wy v wel ernftelicken dat ghy 1'urchfuldich ende goet toelicht neempt op allen bailliuwen, fcbou* ten > amptluyden ende andere particuliere Officiers onffLants en graefffchaps van hollant, ende v informeert off zy hun debuoir eh neerfticheyt doen, om te doen , ende volbrengen tgene des hen by de voorfz. placcaten beuolen ende gelast is zunderlinghe van hen te informeren oft bynnen heure Jurisdictie ende limiten eenighe zyn befmet oft gefufpecteert weezende van ketterye oft herefye om in geualle onfe voorfz. officiers hun debuoir daerinne nyet en doen, nae uytwyfen van de voorfz. placcaten dezelve by v te ontbieden t allen tyden en Monden alft van noode werden zal, om hen tegen v te verantwoirden Van hun debuoir en diligentie die zy in t ghene des voorfz. is gedaen zullen hebben, Ende indien zy deur uwe vermaninge hen daerinne nyet en quyten oft zwaricheyt maecken hen by v te vinden zult daer van aduerteren Mevrouwe die hertoginne van parme onfe Zuftere (dewelcke wy in onzen affwezen laeten gouuernante generale ouer onfen voorfcreuen Landen van herwertfouere ) Om daerinne te verfiene zoe zv beuinden zal te behoireh. B 2 V  B IJ L A G E N. . V recommanderende en belaftende wel ernfrelicken en op zo vele als ghy ons aengenamen dienft begeert te doene die onderhoudeniffe ende obferuatie van den voorfcr. edicten opt ftuck van der voorfz. Religie zoe rypelicken en wylèlicken gemaeckt by wylen den Keyfer onfen voorfz. Heère én Vadere By aduyfe nyet alleenlicken van allen zynen Raiden maer oick van den Staten van den zelven Landen van bervoaerdsouere O) by ons beuefticht ende gepubliceert zoe voerfeyt is en dat ghy zoe veel te meer forghe draecht ende beneriticht om dezelue te doen onderhouden en obferueren alzoe 't pericle eh dangier meerder is, ende 't welck daegelicx vermeerdert deur oirfaecke van den nabueren , ouermits die handelinghe en conuerfatie die de vrempde en vuytlendige perfoonen nootzhaluen herwertfbuere hebben, wezende zoe veel te meer van noode die furchfuldigheyt en neerfticheyt, alzoe't quaet grootelicx vermeerdert is vuyt faicken van der voirleden oirloghen, hebbende die voirf, heretycken en (\a~) Deze woorden zyn indedaad merkwaerdig; zy leeren ons , dat dit Edift nopends de Religie, hoe geftreng ook, en met de grondbeginlelen eener gezonde rede in veele opzichten ftrydig, is afgekondigd ook met Advys der Staten van alle de Provintiën, behalven de Raaden, waarvan zich de Graaven anders alleen pleegen te bedienen. De zaak is waarachtig, en wordt ook gefiaafd in de registers van Holland door aart van der goes. Carel zelve woonde destyds de Staten, te Brujfel vergaderd, by. Zyne volgende woorden, die vry zonderling zyn, verdienen hier te worden bygevoegd. (Ao. 1531. 1. Deel bladz. 327.) Saterdaecbs heeft de Keyferlicke Majefteyt de Staten van alle fyne Landen [wie er uit Holland tegenwoordig waren, zie men bladz. 325.] vergadert tot Bruffel opte fake mit fynder Sufter Vrouwe Marie Coninginne van Hungarie Donwagiere &e, ende heeft haer gemaeckt Gou. vernante van den Lande van herwertfouer geevende zeer ample Cpmmiffie, daer de Procuratie openbaerlicken afgelefen worde ; bevelende haer t" obedieeren als fyns eygen Perfonen. Heeft oick doen lefen fekere Articlen : eer ft een ge-  B IJ L A G E N. xxi en verdoelden van onfen heyligen geloue en religie mie deeze occafie hen beholpen , om hun venyn ende dwalinghen te verfpreyden. Ende want God Almachtich gelieft heeft ons den pays te verkenen Wy zyn gedelibereert te genyeten den tyt dat die geduyren zal (t wekke wy onfe heere God bidden te moghen zyn voir velen jaeren) om ons wackerhcken en mit alder neerfticheyt te fenicken ende employeren tot remedie van t quaet dat daerinne gekommen is vuyt faicke van die voorf. oirloghen en nyet alleenlicken beletten, dat die voorfz dwalingen nyet en waffen en vermeerderen maer oick om de zelue geheelicken te extirpeeren zoe verre dat mogelicken worden zal. Waer toe wy v recommanderen te houden groot eh zunderlinge toeficht. Ende v nyet alleenlicken employeren in tgene dat dexecutie van de voorfz. edicten angaet maer oick eftectuelicken bezorghen dat de gheene die onder y zyn hen insgelycx daerinne quyten eh dat de publicatie van de voorfz. Edidten in alle plaetfen ten tyde en ïn- veheel Placaat van der Punitie van den Lutheranen [want zoo werden toen de Hervormden genaamd] daerna een Placcaat van Policien van alderhande faken, als Munte , Banckeroeten , &c. Daer de Staten hemlieden aduys op gegeven hebben ut fupra. Ende al gelefen zynde (V welck duerde van elf vuyren tot omtrent twee vuyren namiddage) beeft zyne Majefteyt felver Kverclaert mit monde, dat hy 't felfde wilde gepubliceert te hebben over allen fynen Landen ende «nderhouden hebben. Dat indien hy Vader Moeder, Sufter Broeder of ander Vrundt hadde, die Luyters ware, by foude hem Vyant zyn ende thoonen dat hem leet waren; mit veel meer andere woirden. De Coninginr ne feyde oick wat tot heur excufe van den groeten lafte die fy aenvaarde; maer fprack zoelyflyke, dat men V niet wel hooren en mochte. Daer na naem de Keyferlicke Majefteyt oir/of an den Staten, begeerende dat zy makanclercn communiceren accordt ende liefde onderlinge hebben wilden : hy bedanct hen van voirleden tyden, ende foude een goet Prince zyn, ende henlieden hebben voir gerecomman- deert ende befchermen waer hy fyn foude Ziet daar de eenvouwigheid dier Eeuwe! B 3  xkïi B IJ L A G E N. mder vormen als die voorfz. Edicten inhouden vernyeudr mach worden. Ende dat ghy nerftelicken onderfouckt oft aen allen zyde dexecutie tegens den ouertreders gedaen zal worden. Welcke executie wy willen eh verftaen gedaen te wordene mit alle rigeur en zonder daerinne yemandt aen te zyen ofte refpecteren wye zy, eh te procederen nyet alleenlicken tegens den ouertreders mair oick tegens den Jugen en Rechteren die van diffimulatie ofte ooghJuyckmge fouden willen vferen, houdende die ghene die daerinne gebrecklicken zouden zyn voor fuspeet ofte fauteurs van de ketterye. Ende, aengaende dien verboden boucken eh fchandaleufe fchilderyen is onze wille en meyninge, dat ghy deshalven goede en fcerpe inquifitie zult doen houden om v daernne precyfelicken te reguleren nae vuytwyfen der voorfz. Ediften oick zonder diffimulatie ofte Conmventie zoe t zelve een zaicke is by middele van de welcke t fchamel volck hen grootelicx verabufeert en verleyt wort. Toelicht nemende dat inde vifitatien van den wynckelen van den printers ende bouckvercoopers altyts mitten officier oft weerlicken Juge eenig Commifi'aris byder geeftelicke autoriteyt geordonneert hem daer by vouge. Ende daerenbouen dat ghy in gheendef manieren en ontfanght oft admitteert die excufatie van den ghenen die onder tdexel van den rigeur ofFftraffheye van der Wet oft ordonnancie hen thoonen beureeft te procederen tot condempnatie volgende die voorfz. wet oft ordonnancie, ende ten executie van den penen by den voorfz. edicten gheftatueert, gemerct dat wy V noch hen ooick geen Jugen oft Rechteren geftelt oft gedeputeert en hebben om te jugeren (£) van der Wet ende Edicten noch om te verclaeren ofte die te veel oft te luttel gemodereert ofte te ftraff zyn , maer om punctuelicken te procederen nae de vorme van de voorfz. edicten, te verclaeren die penen tegens die genen die daer teghens doen (è) Dezelve woorden komen in de eerfte InjlruElie voor by wagenaar, Amfierd. 111. D. bladz. 485.cn hiervooren bl. ix.  B IJ L A G E N. xxm doen zullen naevolgende «"5™^ dezelve doen executeren, ende behoirt V ende aue nndere eenouch te zyn om alle voerdere fcrupulen S zwaSSen te doen cefferen , dat d.e voorft. Edicten ende placcaten gemaeckt zyn by dtn Prmce die macht heeft ftatuten te maken, ende zoe veel te meer gemerct dat wylen zyne voorfz. Keyi. Maj. daeHnneggeprocedeert heeft mitzulcke rype dehbeTat-ie van Raide als voirfz. is. "Ende zoe verre ghy yemandenbeuindt d«: ui.zag ken aengaende der Religiën en den dienft Godts Sele en Hechte opinie geeft eh datter zoude mognen fufpicie vallen dat alzulcke opinien zouden wezen om des mesbruykers te fauonfeereno.to.ck up dat dezelve zouden mogen ontgaen die pene te eens den delinquanten by den voorfz. gieten ge E, Ordonneren wy V dat ghy tegens denzeluen doet procederen als tegens eeneo fauteur van den voorfz. feften, al waert oick zoe (twelck God vuhoeden wille) dat hy waere van, uwer CoUegie^ Want zoe verre wy kennen beuinden ofte verltaen dit: hieriSne eenige diffimulatie gebeurde en zouden wv nvekennen gelaeten te houden voor grootel ex fjpecf alle de gbene die dezelve draghen zouden noch en zouden oick nyet laten indien t onfer kennhTe quaeme daerinne te procederen mit alle rigeur ^Se^oe tTbyTvoorf, placcaten ende edlc ten alle Ken verboden zyn zoe vanLutheryen ende &crïmeSSflën als van erdooperye, üeezen nochtans nyettegenftaende verltaen wy dat diuerfche luttel achtende op die voorfz. Lutheranen ende Sacramentarrrren doen alleenlick eenich debuoir tegen* die Sdoopers. Waeromme eh want die voorfz. andere feften die poorten ende ingang zyn om van deen quaet in arger te vallen, willen eh ordonneren wv dat die voorfz. placcaten generaheken geobferJeert zulten worden tegens alle feftariffen zonder een ee d ffimulatie tegens den ghenen die alleenhck zouden mogen befmet zyn van den articulenen Sfngen by Liuher ^introduceert ende geiuftineert. Ende want van noode is goet toeücht te^ie-  xx*v B IJ L A G E N. de fteden ende P'aetfen dae™en fcholen bZ™ T™ t«ouver»eme"t m adminiftratie toebehoort den gouuerneurs ende wethouders der Stfi? e» Pi-tien zu-t ghy den wethoudS last hebbende van de voorfz. fcholen van onfentwegen ordonneren de voorfz. fcholen dickmael te vifiteren en neerftich toeficht te nemen gheene fchooImrs ontfingen en worden ten zy dat dezelve notonhcken Catholyck zyn ende dat zy dhan?t iaaeïfT^ d.e jonckheyt wel onderwefen hebbt" cSoen%bCigreeCri,S ^ V ordonnerende oick goet ende fpeciael toeficht te nemen dat men voertaen int vernyeuwen van de wet en van onfen voorfz. lande ende Graeffcbape van bollant gheene en admittere noch ftelle in wette tiocb officie van judicature oft andere die befmet eenoteert oft gefufpefteert is van eenige dwalinge fecte ofte ketteryen oft yemandt die nyet altyts geacht ende gereputeert en es gheweeft voor een goet Catholycke ende Chnften menfche onderhoudende die ordinancien ende conftitutien van der heyliger kerke, Willende en ordonnerende oock dat ghv van onzen t weghen laft ende beueelt alle Balliuwen Schouttetten Schepenen ende anderen wethouders hebbende die nominatie ende keufe van der Wet dat zy hen wel wachten eenighe te nomineren ofte kyefen die nyet geheel oprecht ende goed Cathohcke luyden zyn. Op pene van hen te verhaelen op die voorfz. Kiefers te hueren eyghen ende priueen namen en gereputeert en geftraft te zyne als fauteurs van heretycken ende heure opinien. Voorts want wy oick verftaen dat in eenighe plaetfen de heyhch ende vaften daghen zeer qualicken onderhouden worden fonderlinge dat diuerlche ter kercken nyet en commen, maer dat arger is, ter fchandahfatie van andere gaen in de tauernen ende Ipeelfcholen nyet zonder groote fufpicie dat dezelue mit dwahnghen eh quaden opinien befmet zyn Soo Z w \uyAV ordonneeren dat ghy die officiers ende Wethouders doet vermaenen ten eynde dat zv naerftich toeficht daer op nemen ftraffende de ghe- nè  B IJ L A G E N. xxv ne die by lichtvaerdigheyt en onachtfaemheyt yerfmaden die heilige daghen ende hen voorts ïntormeeren van de gheene die duncken zullen geintecteert eh befmet te zyn van eenige dwalinge ofthaereiie Beladende ende beuelende precifelicken ende fpecialicken V eerfte Raid oft prefident dat ghi toeficht neempt om te weeten hoe men binnen de Limitcn van uwer jurisdictie zat procederen in t ghene des voorfz. is ter executie van onze voorfz. meymghe om ons oft onzer voorfz. Zuftere die Hertoginne van Parma Regente daer van te aduerteren zoe verre ghy daerinne eenige faulten beuindt. Want wy gedehbereert zyn hierinne gheen minder zorgha te draghen in onfen afwefen dan in onzen tegenwoirdigheyt boven tgene dat wy onfer voorfz. Zuflere die hertoginne van Parma ende de particuliere gouver• neurs dit punft fpecialicken zullen recommanderen. Ende V recommanderende wel expreflehcken die goede adminiftratie van juftitie van onfen onderfaten , ende V behoirlicken te quyten in tgene dat uwen laft angaet volgende tgoed betrouwen dat wy van V allen' hebben ende oick te bewaeren onfe hoocheyt eh gerechticheyt Recommanderen wy V bouen al dit punct van der Religie als wefende tgene daerinne ghy ons den meeften eh bequaemften dienst doen moecht. Edel Welgeboren Neue ende heue getrouwe, onfe heere God zy met V. gefchreuen in onfer Stadt van Gendt den viijen dach van Augufto 1559. Onderteyckent PH1LIPPE Ende nog lager DOUERLOEPE. Die fuperfcriptie was deefe. Den Edelen Welgeboren onzen neue den Prince van Oraingnven Ridder van onfer ordene Stadhouder ende onfen lieuen ende getrouwen die eerfte eh andere luyden van onfen Rade In hollant. • B 5 D,  xxvi B IJ L A G E N. D. Tweede Memcr, b. ernst, fol. cxxij. Z1:}5^?' ■>■> Mijftve van de Hertoginne, d. 15. Nov. „ daer by den Raedt van ,, Hollandt belaft wort voor„ taen geen Placcaten t'ac. corderen noch uyt te laten » gaen op den naem ende tytel van de Majeftevt, „ dan om fulcke faecken, (e) (enz. evengelyk in het ftuk zelve, dat volgt.) Margarita by de gratie Gods Hertoginne van Parma, Plaifance enz. Regente en Gouvernante. JL/ieue befundere. Die van den grooten Rade des Conincx onfes genedigen Heeren, hebbende in verleden dagen zyne Majefteit geaduerteert van den gefteltems des proces C waer aff de vifitatie heurluyden bevolen was) geintenteert by rn^n Willem Snouckaert tegen wylen den Heeren van Aflendelf ende V mr Cornelis Suys, al eert zelve proces gewefen wardt hebben onder anderen te kennen fegeuen ende daer neuen ons gefchreuen huer aduvs dattet goet waere geweeft, dat men, vp tgebruik van den placcaten die bet Hof van Hollandt laet vungaen op den naem van zyne voorfz. Maj:, ordineerde, boe men voor taen dien aengaende fieb foude reguleren, en hebbende (nae deliberatie daerop gehouden (O Met deze en meer woorden vindt men dit in 't Repertonum van Placaten van den Griffier sandelyn in £fc wc !°4* het Jathenticq Regifter zelve, waar ut het Stuk genomen is, zyn er deze woorden bygefcbreven: „ Over de Wetgeving."  B IJ L A G E N. xxvil den in den Rade fvner Maj. neffens ons wezende) fullicx oick expediënt ende Raedtfaem beuonden geweeft, Soe ordineren in ftat ende van wegen der zeluer zyner Mt. wy V zeer ernftelick, dat gby voertaen gheen Placcaten en accordeert noch vuytgaen en laet op den naem ende tytel Zyner Map. dan om zulHeken zaecken ende dingen om ivellicke men van alJen ouden tyden pleecbt ende gewoentelick is geweeft de voorsfz. placcaten te accorderen. Wel verftaende dattet gefchye op voergaende pupplicatie ouergegeuen ende gedelibereej-t in den Rade, ende dat men in den brieuen die men dair op zal expediëren ende verdigen, fal ftellen ende vuytdrucken de namen van den Raden, die ouer de Conceffie dier voorf. placcaten geweeft zullen hebben, gelyck men doet, gebruyekt ende obferveert in den fententien, die by den voorfz. Houe vuytgefproken worden Ende dat hierinne geen gebreck en gefchye. V den Almachtigen beuelende, Gefchreuen te Brueflele den XV 144- De woorden ftaande tusfchen twee haakjes moeten als een noot aangemerkt worden, en geenzints als behoorende tot den text. 135' ftaat trouwens de meening der Unie was geene om, door vereende krachten, des te machtiger te andere , dan zyn ; op dat &c. lees trouwens de meening der Unie was geene andere , dan om door vereende krachten des te machtiger te zyn, en op dat &c. 163. in de onder ft e regel, ftaat geenzints nieuw, lees is geenzints nieuw. 166. in de Noot 18 ftaat agter V woord blyken, bI« l79 (*), / 170. in de Noot 22. Regel 7. ftaat wankelbaaren, lees wankelen.