VERHANDELINGEN BEKROOND MET DEN PRIJS VAN HET LEGAAT v A f* JOHANNES MONNIKHOFF, EERSTE DEEL. te AMSTERDAM, bij LODEWYK van ES, MDCCXCVII.   VERHANDELING OVER DËN AART K N DE VERSCHEIDENHEID DER BREUKEN, DOOR WILLEM L E U R S9 Chirurgijn Major by de Gardes du Corps van zyni Door). Hoogheid , den Heere Prince van Orange en Nas/au &e. &c, &c , Heelmeefler in 's Hage, Lid van verfcheide Maatfchappien van Kunften en Wetenfchappen. Te AMSTERDAM, by LODEWYK van ES, mdccxciv.   A; N D W O O R D O P D E VRAAG: „ Wat zijn Breuken? welke eene mogelijke 9, verfcheidenheid, zo ten aanzien der enkelde „ als faamengeftelde, kan bij dezelve plaats heb- ben ? en welke Ontleed- en Heel-kundige „ Waarneemingen,aan Lijken en bijBreukfnijdin„ gen gedaan, ftrekken ter ftaaving van zulke „ eene onderfcheiding , die den grond moet 9, leggen der noodzaakeiijke kunde van een goed „ Breukmeester, om zich dezelve, bij eene s, kunstbewerking, voor deri geest te kunnen „ vertegenwoordigen , en 'er zijne behandeling „ naar in te richten?" DOOK WILLEM LEURS, Chirurgijn Major bij de Gardes du Corps van Zijne Doorl. Hoogheid den Heere Prince van Örange en Nasfau, &c. &c. &c,, Heelmeester in 'sHage, en Lid van verfcheide Maatfchappyen van Kunsten en Wetenfchappen. WAARAAN DE GOUDE EERPENNING IN DEN ^ JAARE I704 IS TOEGEWEEZEN. I ' ■ 'ï t  INHOUD. Inleiding ...... b]adz. j EERSTE AFDEELING. Bepaaling eener Breuk . . . »ƒƒ 3 TWEEDE AFDEELING. Over de meest ïnegelyke verfcheidenheid der Breuken, en d-rzeiver Ontleed- en Heelkundige bevestiging .... . g I. OVER DE GEWOONE BREUKEN. A) De Lieschbreuk .... — 9 B) De Dijebreuk .... , g„ C) De Navelbreuk .... —* g$ OVER DÉ MINDER GEWOONE BREUKEN. A) De Buikbreuk ... \ „ — 109 B) De Breuk van het eironde Gat i . — 120 C) De Bilnaadbreuk . . . . — 124 D) De Schedebreuk j . . i — I2'g III. ÓVÈR DE ZELDZAAMS BREUKEN. A) Rugbreuk . . ; — 133 B} Z)e Lendenbreuk .... —— 134 C) De Breuk door ' het Heiligbeen , . ■ 335  VOORREDE. Het bevorderen van nuttige kunsten eft weetenfchappen en het toebrengen tot derzelver volmaaking , verdienen voorzeker onder de prijslijkfte bedoelingen geteld te worden. Niet alleen heeft men tot dat einde, inzonderheid in de laatstverlopene eeuwen en. die welke wij beleeven , hoogere en laagere fchoolen van geleerdheid en kunsten gefiicht} maar weldenkende kunst- en letter-minnaars, veréénigden zig ook in Maatfchappijen en Genootfchappen ; terwijl wederom andere edelmoedige menfchenvrienden , door weldaadige Fondfen en Legaaten en door het uitlopven van gouden en zilveren Gedenkmunten , den werkzamen uitnoodigden, om zig door proeven van kunde en ervarenheid te verheffen, en naar de voorgeftelde eereprijzen te dingen. Wat dit laatfte betreft, ons Vaderland koesterde , niet minder dan andere gewesten , in zijnen fchoot, zodanige bijzondere *  ii VOORREDE. ^ voorftanders van kunsten en weetenfchappen, die reeds bij hun leven aanzienlijke fommen gelds daaraan opofferden, of bij uiterfte wille een gedeelte hunner nalaatenfchap. tot zul-i ke inftellingen beftemden en bepaalden. De verhevene Wijsbegeerte , de proefondervindelijke Natuurkunde , de Koophandel en Fabrieken werden op zulk eene wijze begunstigd door eenen stolp, te ijler, hoooendijk en kops, die den lof en erkentenis hunner land- en tijd-genooten en van de dankbaare nakomelingfchap verdiend hebben. De Heelkunde , hoezeer bij veelen gering geacht , en in de daad door verbinding met een laag handwerk vernederd, zag tot haare verbetering en luister eindelijk ook alhier een aanzienlijk getal van Nederlandfche kunstvrienden en letterkloeken genootfchaplijk vereenigd; en daarteboven zig verrast door de milddaadigheid van eenen haarer oudfte voedfterzoonen , wiens kunstliefde even zeer daarheen ftrekte , om kundige en ervarene Heelmeesters, tot voorlichting hunner kunstbroederen , aantemoedigen. Zulk een tot hier toe gadeloos voorbeeld verdient wel der vergetenis ontrukt, en door eene dankbaare melding in deeze Voor-  V OOR R E D E. ia rede, de gedachtenis daarvan vereeuwigd te worden : waarhij verhevenheid van ftijl en Eerlijkheid van uitdrukkingen, anderszins voeglijk en geoorloofd voer loffpraaken , in deezen minder zouden overeenftemmen met de eenvoudigheid en zedigheid , die dd hoofdtrekken uitmaaken van het caraéfcer des Mans, wien wij, nevens zijnen Vader en Broeder, in deeze korte levensfehets nader wenfehen te doen kennen: waartoe wij Ons van eenige zijner eigene aantekeningen, en van die zijner naastbeftaanden j ons goedgunstiglijk medegedeeld, zullen bedienen. JOHANNES MONNIKHOf f , dé ÖÜdftë zoon van den Heelmeester willem moNnikhoff en elizabeth top, de laatfte eene kleindochter van den Rector der Lat tijnfche fchoole te Mtppl, Do. everhar* dus deütingius, werd, in 1707, ié Am fier dam gebooren. Zijn Vader, na zig in de gronden der Heelkunst geoefend en eenige jaaren irt 'sLands Zeedienst als éerfte Heelmeester doorgebragt te hebben, zette zig te Am/ietdam neder, en bekleedde aldaar, van 1731 tot 1736, den post van Overman van het Chï* rurgijns Gilde, bJijkerids zijn afbeèldzeï op ' * é  iv VOORREDE. deszelfs vergaderkamer, door den kunstrijken Schilder quinkhard, in 1732, vervaardigd. Van eenen werkzamen aart en vindingrijken geest, liet hij, wanneer hij iet ondernam, niet af, tot hij dien taak tot de voor hem meest mogelijke volkomenheid gebragt had: welk verdienstelijke wij hier te minder ongemeld kunnen voorbijgaan, daar het nader te pas zal komen er aan te herinneren, ter - verklaaring der gouden Gedenkpenning, voor dit Legaat van zijnen zoon beftemd; naamlijk , dat hij de fchrandere uitvinder was eener kruheer voor breukbanden , die , op den pop geplaatst, denzelven bij aanhoudenheid op den lieschring deed aandringen, en de wederuitzakking der ingewanden tegenhouden; welke krulveer, door hem op verfchillende wijzen bewerkt , naderhand door zijnen zoon afgebeeid en in plaat gebragt, agter de nieuwe en verbeterde druk zijner « Verhandeling over de Breuken, na deszelfs overlijden door zijnen neef, erfgenaam en opvolger, den Heel en Breuk-meester a. nieüwenhutjs, uitgegeven, zijn te vinden. Hij overleed den 21 Meij 1759, in den ouderdom van drie-en tagtig, en zijne na-  VOORREDE. v gelatene Weduwe, ten huize van haaren oudften zoon, in 1772, in dien van zes en-negentig jaaren. JOHANNES MONNlKHOFF , de OUdfte van zes kinderen diens werkzamen Vaders, onder zijn oog en opzigt tot de Heelkunst en daartoe betreklijke weetenfchappen opgeleid % doch zig bijzonder der breukenkennis bevlijtigende, was eerst in het vervaardigen en verbeteren van breukbanden , zijnen Vader behulpzaam; bepaalde zig vervolgends, in dit gedeelte der Heelkunde meerder gevorderd zijnde , eeniglijk tot hetzelve, zonder zig met verdere Heelkunstige oefeningen te bemoejen; en werd, na in 1730 tot Heelmeester verklaard te zijn , in 1752 tot ftads Breukmeester aangefteld, welke post hij, tot aan zijnen dood , getrouwlijk en tot behoud van veele ongelukkigen heeft waargenomen. In zijne jonge jaaren de Ontleed - en Heel-kundige Lesfen van de Hoogleeraaren ruijsch en RoëLL bijgewoond hebbende^ lag hij daardoor de gronden, waarop hij naderhand zijne verhandeling bouwde, ten tijtel voerende : Ontleed - en Heel • kundige famenfteliing over de fcheurfels of'Breuken, door hem in 1730, en dus als de eerfteling zijner vlijt, in den ouderdom van drie-en-twintig Ï3  |? VOORREDE. jaaren, het eerst uitgegeven ; in welker opdragt aan zijnen Vader, zo veel eerbied, ouderliefde en godsvrucht doorftraalen, als. er in de voorrede welwillenheid en kunstliefde , en in de verhandeling zelve , orde, duidelijke voorftelling en onzijdige beoordeeling der fchriften van anderen heerfchen. Deeze uitgave wikkelde hem in eene leerzame briefwisfeling met zijnen vriend, den Geneesheer david schagen, te. Alkmaar, met lof bekend als de Schrijver eener Genees- en Heel-kundige verhandeling, over fat geflel van het vet des menfchelijken ligfiaams, de panniculus adipofus der Ouden, tegenwoordig membrana cellulofa gcheeten, in 1736 gemeen gemaakt; eene briefwisfeling , tot den dood des Geneesheers in *759 s onderhouden, en waarvan , onder anderen , een dertigtal brieven voorhanden is , meest allen berreklijk tot de Breuken, en wel die den naam van Dijebreuken verdienen , en in hunne dagen niet genoeg op Ontleed- en Heel-kundig onderzoek en ondervinding gegrond, bekend waren , blijkends het geval, door monnikhoff in zijne voorrede aangehaald. In J775 Lid der Hollandfche Maatfchappij der Weetenfchappen te Haarlem geworden  VOORREDE. vu zijnde, zond hij aan dezelve eene opmerkingwaardige Lijst van waargenomene Breuken , in een bepaald getal lijderen; en waaruit blijkt hoe dezelve tot eikanderen ftaan , naar onderfcheid van perfoonen , fexe en jaaren, naar 't verfchil der plaatfen in bijzondere lijders, aan rechter of linker zijde (te vinden in het 17de deels ide ftuk der Gedenkfchriften dier Maatfchappij); terwijl eene nadere tweede lijst, door den overledenen opgemaakt , in de , na zijne dood uitgegeve» ne, tweede druk zijner Verhandeling over de Breuken, (op bladz. 41 tot 43,) wordt gevonden. Behalven zijne zucht voor dat gedeelte der Heelkunst, waaraan hij van jongs af zig toewijdde , was hij tevens een beminnaar en onderzoeker van andere nuttige en leerrijke weetenfchappen, en boven al der Natuurkennis en Overnatuurkunde ; welke laatfte zijnen geest, met afgetrokkene overdenkingen, in zijne ledige uuren onledig hield , en hij nu en dan eene proeve over een of ander onderwerp van dien aart opftelde; van welke verfcheidene voor handen zijn, doch maar ééne het licht zag, naamlijk die, door de Bezorgers van het Legaat van stolp te leiden, in 1756 der gemeenmaaking niet * 4  ,VUi VOORREDE. ; onwaardig geoordeeld , voerende tot opfchrift: Volzekere en bondige betooging , dat daaruit, dat er nu iet ie/iaat, het aanwezen volge van een noodzakelijk , eeuwig en onveranderlijk wezen, hetwelk van de wereld onderfcheiden is. Door die zelfde afgetrokkene werkzaamheid, die hem tevens ter uitfpanning diende , werd hij fomtijds verleid tot onderneemingen, die, hoezeer zij misfchien nutteloos fchijnen mogen , echter voor hem van waarde en voldoende aan zijn oogmerk van nuttige verpoozing van anderen arbeid waren: zodanig was het affchrijven der werken van anderen, waaruit hij meende te eeniger tijd nut te trekken, en waarvan hij eenige boekdeelen heeft nagelaaten, en onder dezelve met getekende afbeeldingen , ter ophelderinge der daarin voorkomende NatuurJcundige voorwerpen. De betrekking zijns Vaders als Overmanden de zijne als Collegiemeester bij het Chirurgijns Gilde, gaf hem mede gelegenheid tot het verzamelen van eenen fchat van aantekeningen, tot dat Gilde betreklijk; tot den ontleedkundigen fchouwburg, en de aldaar voorhanden zijnde kunftige afbeeldzels San Overmannen en der beroemde Hoogleer-  VOORREDE. ix aaren , s. egbertszoon, j. fonteijn, n. tulp, j, deiman, f. ruijsch, g. RoëLL en p. camper, door ad. pie- tersz., th. de keijzer, nic. elias, rembrant van rhijn en laatere vermaarde kunftenaars gefchilderd. Zulk eene beftendig ingefpanne, onafgebrookene werkzaamheid was een natuurlijk gevolg van zijn geftel en overig caracter. Gezond en fterk van ligchaam, maatig in zijne leefwijze , weinig beweeging maakende buiten zijn beroep , eenige zomerfche uitipanningen naar het nabuurig Haarlem uitgezonderd, leide onze monnikhoff een ingetoogen leven; zocht noch verlangde vreemde gezellige bijeenkomsten ; maar in zijne ftille wooning met zijne huisgenooten vergenoegd zijne dagen befteedende , en in werkzaamheid flijtende, zag hij gaarne dat eenige weinige gemeenzame vrienden hem kwamen bezoeken, die altoos gul van hem ontvangen werden. Meerder opgeruimd en vrolijk van geest, dan zwaarmoedig en kniezende, was hij echter tevens ernftig in zijne bedrijven; verfoeide alle laage handelingen, zo omtrenthem als alle anderen aangedaan ; en wegens dit laatfte wel het meest getroffen, was alle *5  x VOORREDE. geveinsdheid en vleierij even zeer bij hent in -haat en verachting; terwijl dankbaare godsvrucht in zijne gefprekken, gelijk in zij» ne fchriften, uitblonk. Na zulk eenen gezond en vergenoegd doorgebragten leefrijd , klaagde hij , weinige dagen voor zijnen dood , over eenige onge* fteldheid in de maag en buikingewanden, gebruikte daar tegen zijn gewoon en eenig huismiddel, een weinig potasch in regenwater ontbonden; doch zonder verligting; en daarna weigerende, de door den fcheikundigen Hoogleeraar van rhijn voorgefchre» vene geneesmiddelen , behoorlijk te gebruiken , vermeerderde zijne zwakte, en werd hij door eene ftuiptrekking overvallen , in welke hij, op den 23 Junij des jaars 1787, overleed, in den ouderdom van bijna tagtig jaaren, na vooraf aan zijne vrienden en naastbeftaanden zijne voorbereiding tot den dooda en wenfchelijk vooruitzicht op een ander en beter leven betuigd te hebben; na welk overlijden hij in het graf zijner familie, als de laatfte derzelve , werd ter aarde befteld. Zijn af beeldzei, door den Kunstfchilder j. büijs, naar het leven en zo uitvoerig als wèlgelijkend, in 1783, vervaardigd, werd gewislijk toenmaals door hem tot een ander  VOORREDE. xi oogmerk, dan alleen tót een aandenken voor zijne naastbeftaanden, beftemd; doch, zo het fchijnt, daarvan naderhand terug gekomen, heeft zijne zedigheid hem zijnen erfgenaam doen gelasten , dat af beeldzel voor zig te behouden, en nimmer gemeen te maaken. Wij kunnen ondertusfchen niet nalaaten, het overtuigendst blijk zijner kunstliefde en welwillendheid, tot heil zijner mederaen«fchen, nader bekend te doen worden. Reeds vóór den jaare 1780, en bij het leven zijns Broeders, lambert monnikHOff, die in dat zelfde jaar overleed, hadden , zo wij wèl onderricht zijn, deeze beide Broeders eene mondelinge affpraak genomen , dat de langstlevende hunner, bij zijn overlijden , een Fonds zoude nichten, hetwelk ter bevordering der Heelkunst en aanmoediging van Heelkundigen zoude ftrekken; maar vooral ter uitbreiding en volmaaking der breukenkennis, en hulpmiddelen tegen deeze zo dikwerf voorkomende gebreken , waaraan hunne Vader en zij beiden zo yeele jaaren met vrucht hadden gearbeid. Na het overlijden zijns Broeders, getrouw blijvende aan zijne belofte en hutbedoelenxl oogmerk, fchijnt onze monnikhoff daarop gezinfpeeld te hebben, bij het zelfs ont-  xii VOORREDE. werpen der Medaille voor dit Legaat, van welke de ar derzins onverklaarbaare voorzijde, twee inèèngeviegde (broederlijke) handen, moest verwonen, met het omfchrift: door kunst en broederschap verbonden; welke woorden en afbeelding ten minften zowel deeze meer bijzondere , als eene algemeenere verklaaring van kunstbroederfchap toelaaten; terwijl de keerzijde dier Gedenkpenning, en de daarop , door den Stichter voorgefchrevene , en daarna afgebeelde om zijne fpil geflingerde krulveer, met het bijfchrift: de kunst door toedoen volmaakter geworden, ongetwijfeld op de uitvinding zijns Vaders betrekking had, en daarom ook deeze krulveer naar de afbeelding, agter de tweede uitgave zijner Ver* handeling over de Breuken, voor die keerzijde is ontleend en nagevolgd. De waarde deezer gouden Eereprijs van driehonderd guldens; het vervaardigen der noodige Stempels voor dezelve; de vereischten om die uitgeloofde gedenkmunt te verdienen; de bepaalde Onderwerpen der voorteftellene Vraagen om beantwoord te worden ; de benoemde Beftierders van dit Legaat, en derzelver geèischte kunde en bekwaamheden zo wel, als genegenheid tot die bezorgingj  VOORREDE. xrit zijn voorfchrifr tot het beleggen der zeer aanzienlijke gelegateerde Somme , uit welker interesfen de gouden Eereprijs jaarlijksch bekostigd, en het overige voor eene Boekerije moest befteed worden , alles mee kennis en goedkeuring der toenmaalige Burgemeesteren; en zijne verdere befchikkingen, indien deeze Heelkundige Stichting niet tot ftand mogt komen, enz. werden alle door hem eigenhandig befchreeven in zijne uiterfte wille, den uden óeptember 1786 opgefteld en beflooten; en negen maanden laatêr met zijnen dood bekrachtigd. INa dat, in gevolge der letter van dit Testament, door de Executeurs van hetzelve, de drie bepaalde affchrifreri aan het Collegium Medicum, dat der ftads Do&oren ftads Chirurgijns en Breukmeesters, als me ie op de Chirurgijns Gildekamer, aan de tegenwoordig zijnde Overmannen , waren ter hand geHéld ; en eerstgemeldë 'Collegie den Profesfor in de Botanie, de laatstgenoemde, den Profesfor in de Anatomie en Chirurgie , nevens alle de oud Overmannen , mede opgeroepen hadden , om zig tot het aanvaarden van het Bellier van dit Legaat genegen en bekwaam te verklaaren; hebben de Hoogleeraar bonn, als Profesfor in de Ontleed- en  2iv VOORREDE. Heel-kunde, de Hoogleeraar van RHijïi als ftads-Doctor, de Heelmeester de beer als ftads - Chirurgijn, en deeze laatfte, nevens den Heelmeester van gesscher, als dienend en oud-Overman van het voornoemde Gilde, ieder in hun Collegie, verklaard, zig in ftaat te oprdeelen en genegen te zijn, aan de begeerte en het oogmerk des Overledenen te voldoen, en het bellier van dit Le» gaat op zu.> te neemen. Ten dien einde terftond vereenigd, hebben zij van het doel des Stichters en hunne bereidwillige onderneeming, tot eere der ftacj en tot nut hunner medeburgeren, aan Burgemeesteren kennis gegeven; hunne nutbedoelende poogingen aan derzelver begunstiging en befcherming opgedragen; de betuiging van derzelver genoegen en goedkeuring ont^ vangen, en die weldra ondervonden. De Uitvoerers deezer uiterfte wille naam» lijk, voorwendende voor de fidei ~ commisfaiïe erfgenaamen, door eene gerechtelijke uitfpraak vooraf gewettigd te moeten worden p weigerden de uitkeering der gelegateerde Sommen aan de zig verklaard hebbende Beftierderen van dit Legaat; tot dat het recht op dezelve aan hun , bij vonniste van Sehe•penen, werd toegewezen.  VOORREDE. ±v Niet dan ruim drie jaaren na het overlijden des Testateurs eerst in het bezit des Legaats gefield, werden voor die aanzienlijke fomme gelds, naar de begeerte des Stichi ters, door Beftierderen op de voordeeligfte wijze Lands obligatien aangekogt; het ver-» vaardigen der ftempels tot eene Medaille aanbefteed, en de eerfte prijsvraag den tften September 179a uitgeichreven , om vóór primo Maart 1794, en dus binnen agttien maanden , beantwoord en ingezonden te worden; terwijl het aan Bujgemeesieren behaagde, een vertrek, boven de kamer der ftads Doctoren in het Gasthuis alhier, aan de Bezorgeren van dit Legaat tot eene vergaderkamer toeteftaan , en tevens tot eene bewaarplaats voor hunne Boekerij en Archiven te doen inrichten ; alwaar de voornoemde Bezorgers, ook met de goedkeuring der tegenwoordige Regeering fchriftelijk vereerd , maandelijks, en zo dikwerf noodig is , bijéénkoomen*  BEZORGERS van dit LEGAAT. 1787 A. BONN, als Profesfor Anatomim et Chirurgite; en federt 1789, ook als Infpector Collegii Medici. '1787. D. van RHrjN,Profesfor Chemie, Pharmacia et MaterU Medice, als Stads Doétor; en federt 1795, als Infpector Collegii Medici. 1787. D. van GESSCHER, Heelmeester, als oud Overman van het Chirurgijns Gilde. 1787. A. J. de BEER, Heelmeester, als Stads Chirurgijn , en Overman van het Chirurg. Gilde. 1789. A. L.-POTHOFF, Heelmeester, als Overman van het Chirurgijns Gilde. 1792. F. E. WILLET, Med. DoSt., als Infpeclct .Collegii Medici. 1792. N. van der EEM , Med. DoSl., als Stads Doftor; en federt 1794, als Infpector Collegii Medici. . , obiit 1796. 1794. N. BONDT, Med. Doft., als Profesfor Botanices. . . . 0büt 1796". 1796. A. H. HULSENKAMP, Med. DoSt., als Stads Doctor . obiit \-j^6, 1796. T. J. van der BANK , Med. DoEl. „ als Stads Doctor. 1796. D. J. GRIOT, Med. Zto?,, als Stads Doétor.  n  DOOR konst EN BROEDERSCHAP VERBONDEN, DE HANDEN IN ELKACR TE SLAAN} OM BREUKEN-KENNIS TE DOORGRONDEN, EN VOORTS WAT WEETLUST VINDT CERAêNJ GESTAAG NAAR VORDERING TE HAAKEN, GELIJK DE KRULVEeR OM HAAR SPIL J EN KONST DOOR TOEDOEN TE VOLMAAKEN WAS 'T DOELWIT BIJ DEN LAATSTEN WIL van MONNIKHOFF, die, door belooning, DEN moed van MEDEDINGERS WEKT} TERWIJL dit goud, bij HUNN' BEKROONINO TOT prijs voor d' OVERWINNAAR STREKT. S.    VERHANDELING over DEN AART EN DE VERSCHEIDENHEID oer B R Ë U K E Ni Boor WILLEM LEURS, ISïimmer konden Bezorgeren van het Legaaê van den roemwaardigen Heere j. monnikhoff het oogmerk der volmaakinge van een onderwerp, geheel aan hunne zorg toevertrouwd, onzes inziens j beter bereiken, dan in deeze hunne Eerfte Vraag * ter beantwoordinge voor teftellen: „ Wat zijn Breuken fHerni Somwijlen zijn édn of meer der lieschklieren in het vet, vddr den breukzak gelegen, zeer gezwollen; en kunnen het geval- onzeker en de operatie moejelijk maaken: de Heer el se (h) deelt hier van eene waarneeming mede: bij de ontleeding van een man, welke aan de toevallen eener beklemde breuk geftorVen was, en wiens geval men voor eene gezwollen lieschkiier ebubo) had aangezien , vond men deeze gezwollen klier in de daad , doch achter dezelve een klein ftuk darms beklemd, dat dooi? de klier geheel bedekt was. verscheidenheid in den lóóp der bovenduiksvaten* S H- Bij het doen der operatie Op de liesch-eri balzaks-breuk, heeft men, in gewoone gevallen naauwlijks, of tiet} voor eenige bloedftorfing van belang te vreezen. De bovenbuiksvaterl zijn meestal de eenigen die hierbij in aanmerkinge komen; doch hunne gewoone plaats, in eeneri (h) Medical Obferv. and Ètiquiries, Vol IV* ö  f8 W. leurs, verhandeling over ben aart vrij verren afftand van den buikring, maakt de vrees hier voor, bijna van geen aanbelang. — Dan, de ondervinding heeft ook hierin eene verfcheidenheid getoond, welke het noodzaakelijk is, optemerken» Somtijds naamelijk, ligt de opening van den breukzak aan de buitenzijde van de vafa epigaftrica , en deeze vaten gaan als dan onder dert breukzak door, om naar dé rechte buikfpier opïeklimmen (i). — ïn andere gevallen is^de" doorzakking van het buikvlies, en de daarvangemaakte breukzak, aan de binnenzijde van de bovenbuiksvaten , wanneer dan ook de bovenbuiksflagader, over den breukzak heen, naar' de rechte fpier opklimt. — Van beide fborten1 heeft de beroemde Hoogleeraar a. bonn voorbeelden in lijken gevonden-, en bewaarddaarvan de afbeeldingen, C») camper Dtm. Am. path. Lib. 2. Cap. 2. f. j» p. 5- C*) Holl. Maatichappij der Wctenfchappen te Harten*-, D. XX. ft. 2. bl. sik  fe'N be verscheiden heid DER BREÜKEW. 1^ §• 26. Dat er ook aanmerkelijke bloedvaten, bij het doorfnijden van den breukzak kunnen gekwetst worden, en eene hevige bloedftorting kunnen veroorzaakcn , is niet zonder voorbeeld : het geval, door den beroemden Hoogleeraar t. schwencke (0 medegedeeld, in welk men, bij eene kunstbewerking, op eene beknelde balzaksbreuk , bij het doorfnijden det bekleedzeleil van den breukzak , eene zodanige bloedftorting kreeg, dat men het gekwetfte vat moest onderfcheppen en binden, ftrekt hiervan, onder an* deren, ten bewijze. verscheidenheden met opzicht tot de zaadstreng en de zaad va ten. §. *?. Uit de befchouwing van eene gewoone lieschen balzaks-breuk (§. 15.) hebben wij gezien , dat de zaadftreng (funiculm fpermaticus) altoos achter den breukzak gevonden wordt; en des (O Md. D. IV. bl. 133- B s  gö W. LEUR3 , VERHANDELING OVER DEN AART bij het klieven der bekleedzelen en van den breukzak, van vooren niet kan gekwetst worden, §. 28. Dan i deeze (§. 27.) ligging is niet altoos zeker. Men heeft verfcheidene voorbeelden, dat de zaadftreng, boven, vóór en ter zijde den breukzak gevonden is : en dit moet altoos plaats hebben , wanneer de breukzak niet door den buikring,maar gelijk, onder anderen, p e tit (wj zegt waargenomen te hebben, „ naast denzelven, „ door de peesvezelen van de uitwendige fchuin* „ fche buikfpier, die den buikring maaken", doorgaat. Schmucke r («} verhaalt de operatie op eene balzaksbreuk , in welke hij , onder anderen , als eene bijzonderheid aantekent, dat de zaadftreng bij deezen lijder, boven den breukzak lag. „ En", zegt deeze uitmuntende Heelmeester (0) „ ik heb in Parijs ook zulk een „ geval gezien: een groot en geoefend Heel„. meester fneed eene beklemde breuk; hier had „ dezelfde tegennatuurlijke ligging van da (ra) Traité des Malad. Chirurg. Tam. II. p» 246^ (w) Heelkundige Mengel fcftriften D. II. bl. 116* j (e) L. 0.  «N DE VERSCHEIDENHEID DER BREUKEN. SI „ zaadftreng plaats; de Heelmeester zag dezel„ ve niet, en fneed, terwijl hij den buikring „ opende, de zaadftreng af, en de lijder ftierf „ kort daarna aan het bloed , dat zig in den „ onderbuik had uitgeftort." Wijders getuigen de Heeren le dran (ƒ>) Henckel (?) en bell (r) mede de zaadftreng voor over den breukzak gezien te hebben, i Acrel (0 vond dit zelfde bij het doen eener operatie ; „ de uitgezakte deelen", zégt hij, „ hadden zig eenen weg gebaand in „ het celachtig weefzel van het buikvlies en on„ der de zaadftreng, zo dat de cremaster en „ de zaadvaten uitgezet waren , vooral op de „ bovenzijde van den breukzak." En lobstein (O eindelijk getuigt, de zaadftreng, aan de zijde van den breukzak gevonden te hebben. §• 29- Eene andere verfcheidenheid, met betrekking tot de zaadftreng bij breuken, is, dat men der- (jO Operatien der Heelkorst bi. 94. (q) Neue Medicinifche und Chir. Anmerkungm 2 Samm. ' Seri. 1772- ƒ• 44- (ry Zamenfiel der Heelkunde D. I. bl. 139. (s) Heelkundige Waarn. bl. 226.  en DE veuscheidenheid der breuken. 41 doch waarbij het zeer gezwollen en halfverrotte net den breukzak fcheen te maaken: de darm was in dit geval, twee vingeren breed boven den buikring beklemd. De Heer hoffman vond bij eene verftropte balzaksbreuk, mede geenen breukzak: de buikring geopend zijnde, kon men den darm echter niet naar binnen brengen, maar men ontdekte, een duim breed binnen den ring, eene beklemming om den darm: deeze beklemming geopend zijnde , glipte de darm van zelyen binnenwaards. §• 52. Eene andere foort van breuken , waarbij geen breukzak was, doch alwaar ook tevens een gedeelte der uitwendige bekleedfelen ontbraken, wordt ons, onder anderen, door de Heeren van wij en bonn, zeer nauwkeurig befchrêven, medegedeeld. Van wij (V) verhaalt het geval eener lieschbreuk bij eene vrouw, waarvan een gedeelte der uitwendige bekleedfelen en van den breukzak, door verfterving was afgefcheiden, waarop een onbekend en aanzienlijk gedeelte darras naar O) Ibid in de Aant. bl. 286. (w) Heelk. Mengelft. D. I bl. 20& C5  42 W. LEURSj VERHANDEUNG OVER DEN AART buiten uitgedrongen was, hetwelk zig ontveld, rood of vleeschkleurig vertoonde-, en waarin de piotus periftalticm duidelijk te zien was. De Heer bonn (V) deelt eene foortgelijke waarnceming mede, waarin het uithangend gedeelte van den darm, het binnenfte buiten was doorgezakt, en daaraan de wormswijze beweeging mede zeer duidelijk te zien was, — Aanmerkelijk en niet minder verbazend was het ia dit geval, dat bij deezen lijder, op drie onder• fcheidene tijden , 84 duimen van het ikum en jejunum verloren gingen; en de Lijder echter gezond bleef. bijzondere aangroejingen van den breukzak. % 53- De breukzak kan van buiten aan de omringende deelen, van binnen aan de uitgezakte en bevatte ingewandenof aan zig zeiven 9 meer of minder aangegroeid zijn. (v") Veib. van het Genootf. ter bevordering der Heelk. te Amft. D. I. bl. 205.  en de verscheidenheid der breuken. 43 i §• 54- Hoedanig de breukzak aan de huid, aan de zaadftreng en aan den bal is vastgegroeid bevonden, hebben wij reeds (§. 20, 30 en 32) uit de waarneemingen van de Heeren arnaud, le bl anc , schwencke , ar and eil balthazaar gezien. Zeer menigvuldig zijn de aangroejingen dec« zes zaks, bij verouderde breuken, aan .de omringende Cellulr.fa'. iedere operatie bijna, of ontleding éener verouderde breuk bevestigt zulks. — De Heer bonn-(w), wiens ondervinding hierin wij voor allen doen gelden,, zegt hiervan, (na al voor en s aangetoond te hebben, dat dit, hoewel aan laateren .toegefchreven, reeds aan celsus bekend was): „ dik„ werf ooggetuige van; de gelukkige kunstbe„ werkingen aan verftropte breuken, door den „ Vroedkundigen Heel - en- Breuk-meester m, „ berkman en anderen, zag ik meer dan „ eens, deeze aangegroeide breukzakken; en „ vond, zo wel in deeze lijders, als ook in (%>) Holt Maatf; D. XX. ft. 2. bl. 48a.  44 w. leurs , verhandeling over den aart ,, anderen , na den dood door mij geopend, „ deeze breukzakken door een losfer of door „ een vaster celwijs weefzel, aan de omliggende „ deelen gehecht en verëenigd." $• 56. Van geen minder belang voor den Breukmeester, is de kennis der aanhechtingen van deezen zak aan de daarin bevatte ingew nden, en aan den buikring. De wind (V) vond in het geval dier groo* te balzaksbreuk , door ons £§. 47.) reeds aangetekend, het net op verfcheidene plaatfen aan den breukzak vastgegroeid. •— en balthazaar £y) in de mede {§. 32.) aangeftipte waarneeming, nam dit insgelijks bij een' jongeling van 20 jaaren waar. In eene aangeborene netbreuk vond 0110(3) het net zodanig met den breukzak aangegroeid, dat hetzelve daarvan niet kon afgefcheiden worden. Kragtingh (a) vond, bij eene foortgelij- {x) Loc cit. (y) Loc. cit. (sï Zie boven §. 44. 0». Verh. van het Gen. ter bev. der Heelk. te Amft. D. a. bl. 169.  en de verscheidenheid der breuken 4} befchrijft de operatie Op eene beklemde balzaksbréuk, waarbij nien den beklemden darrn in de procesfus peritonai vond: de darm werd binnerigebragt; doch dè lijder ftierf: de beróemde albinus opende het lijk, en vond, „ dat de procesfus perhoncei birmen het pelyïs was uitgebreid in een zakachtig aanhangzel, waarin de beknelde darm, in plaatze van in den buik was gebragt, en du§ bekneld was gebleven." In het aanmerkelijk geval van-den Heere van (n) Heelk. Aanmerk. Aanm. 60, (0) Journal de Medecine, Tom. XXXV7; pag. 8 Ia Heelk. Waarn. bl. 322. D  ft w. leurs, verhandeling over. dén aart geuns f#), vond Zijn Ed. den darm binnen eene bijzondere vliezige koker van het buikVlies naar binnen oprijzende, omtrent drie duimen van de lieseh beklemd. In 't aangehaalde (§. 56.) geval, door den Heer bonn vr) befchreven, waarin de breuk rondom aan den buikring vastgegroeid fcheen, werd dezelve aldaar in den geheelen omtrek losgemaakt, en fchoot de darm naar binnen5 dan, de toevallen hielden aan, en de lijder ftierf: bij de opening van het lijk vond men de luts, door den te vooren uitgefchoten darm gemaakt, omvat door een vliezig beursjen, welks opening vernaauwd om den darm floot, terwijlde darm binnen het beursjen niet was aangegroeid. De ervaare Heer b. hüssem opereerde, in tegenwoordigheid van den zo evengenoemden Hoogleeraar a. Bonn ( f ) s eene beklemde breuk; de breukzak geopend, en de buikring, verwijd zijnde, kon de darm echter niet weder binnengebragt worden: in de hoogte langs den darm opvoelende, vond men eene beklemming, meer dan twee vingeren breed, boven den buikring : men konde door deeze beklemming geen ftilet, veel minder een' vinger brengen. C?) Holl. Maatfch. D. XX. Sc a. U. 445. (r) Ibid, p. 502. (f) Ibid. p. SOs  en de verscheidenheid der breuken. §1 ■j, De wanden van deezen vliezigen Zak of hol•„ len koker," zegt de Heer bonn, „Honden a, gefpannen, en als opgetrokken" — de lijder ftierf, doch de opening van het lijk werd niet toegeftaan. S- ®. Dat Ook de breukzak iri zijnen bodem eene beklemming kan maaken, hebben wij (§. 50.) met de waarneemingen van i,e cat, neü« baüeR en berkman opgehelderd. Camper (t) ontleedde in 1755, in het Gasthuis te wimper dam, een" man, welke aan dé gevolgen eener beklemde breuk geftorven was 1 de breuk was niet alleen in den buikring verïlropt, maar, daarenboven, nog drie vingeren breed laager, buiten den ring, door eenen bijzonderen band ^ gemaakt van het ingetrokken pentonaum: een gedeelte van den dunnen darm en het net was daarin bevat; het net was in onmiddelijke aanraaking met den bal* zelfs zo, dat deeze iaatfte een kuil daarin gedrukt hads . 0) Holl; Maatfch. D» VII. St. 1. bl. ?7* fis  S& w. leurs, verhandeling over ben aart?" c.~) verscheidenheden, welke db ingewanden binnen den breukzak opleveren. Deezen bepaalen zig tot: 1. ) de ingewanden zeiven; of, 2. ). tot derzelver bijzonderheden. verscheidenheid der ingewanden, welken in den breukzak voorkomen. J. Gr. Vrij algemeen wordt in den gewoonert loop' der liesch- fchaam en balzaks-breuken, een gedeelte van- den omgewonden darm (§. 15.; gevonden : veelmaalen is er alleen een gedeelte van het net in, en niet zelden worden de darm err het net er te gelijk in waargenomen. § 62. Doch, dat ook de nuchtere darm, de blinds daim, deszelfs aa-ihangzd.. de kronkeldarm en de rechte darm, ieder alleen, of fommigen te gelijk, daarin gevonden zijn, leert ons de ervaaring. Pott {ju), bij voorbeeld, vond, bij de ope» C«J Lm. cit. p. 152.  bn de verscheidenheid der breürew 5$ fiing van een lijk, den nuchteren darm in den buikring ontftoken en verftorven Riolanus (v) en palfyn w vonden den blinden darm in eene lieschbreuk: d e haen (x) vond denzelven mede in de rechter zijde van den balzak — camper (y*) daarentegen vond, bij de ontleding van eene dubbelde lieschbreuk, in de linker zijde den blinden darm met het aanhangzel: en zo ook zag mery (z) het Coecum met een gedeelte van het Cc/c», in eene linker lieschbreuk. Schwencice ,«) zegt, dat hij zonder an-' dere deelen, in de lieschbreuk, het aanhangzel van den blinden darm, en aan den bal vastgegroeid, gezien heeft. Harder (b) zag het gantfche linker ge.deelte van den kronkeldarm met het darmfcheil, dat verhard was, in de linker zijde van den balzak; en tacconi ;c) verhaalt het openen van eene zeer groote verouderde balzaksbreuk aan de rechter zijde, in welke men alleen het (v) Anthropogr. Lib If. Cap. XII. (V) Heelk. Ontled. bl. 89, 2 druk. Rat- med. part. 2. Cap. IV. (y) Dem, Anat. path. Lib. II. Cap. VI. §. 4. (z) Mem. de fciences, V Mn. 170I. (a) Hol!. Maaifch. O. IV. bl. 136. Q) Misc. Cur. Am. 6, obf. 102, p. 198. CO Heelk. Waarn. bl. 218. D3  £4 w. LEüRSf VERHANDELING over DEN AART grootfte gedeelte van het Colon en Mefocolom vond; en dit zelfde, zo wel aan de rechterals linker zijde, is ook door de Heeren lït- tre a hensing, hanelius, hau- CHAiiD.j gerard, thibaut en anderen, (dj waargenomen. Le blano (e) vond in den breukzak van eene groote lieschbreuk, sbehalven den blindenen kronkel-darm, een groot gedeelte van den rechten darm. Meermaalen heeft men verfcheidene darmen te gelijk, het zij met of zonder het net, in den breukzak gevonden. In de aangehaalde ("§. 4?.) waarneeming van den Heere pott ' f), voqd men den nuchteren, den omgewonden en den blinden darm met d,estzelfs aanhangzel, nevens een groot Huk van het jiet. Het laatfte was op verfcheidene plaatfen met den breukzak, maar de darmen nergens vastgegroeid. Steen,huis (g) vond, bij de opening des; Cd) Vtd, slinkosch progr. qpo div.Hwu §.IX. N. 32,. CO Heelk. Operaties, D. II. bl. 277. (ƒ ; LOC. Cit, fgp Holl. Maatfch. D. II. bl. 42^  EN DE VERSCHEIDENHEID der BREUKEN. SS breukzaks eener groote balzaksbreuk, behalven ,een gedeelte van het net, een gedeelte van den omgewonden darm, den geheelen blinden darm met zijn aanhangzel, en een groot deel van den kronkeldarm. Ar and (#) vond bij de operatie van de groote balzaksbreuk (§. 47. , behalven het net, den omgewonden en een deel van den, kronkeldarm. Schmucker (*) verhaalt de opening van een lijk, door den Heer hemman aan hem medegedeeld, in welk rechter balzaksbreuk men den geheelen blinden darm, met het klapvlies van baühinus, en een groot gedeelte van den omgewonden darm, vond. Hensing (k) vond in eene breuk, agt ellen van de dunne darmen, den blinden darm met zijn aanhangzel, en een half el van den kronkeldarm. In het aangehaalde (§ 28 en 56.) geval van hengkel (7)» zag men» m eene rechter balzaksbreuk, behalven een groot gedeelte verhard net, een deel van den omgewonden- blindenen kronkel-darm. (ft) Loc. cit. (») Heelk. Mengelfcliriften, D. II. bl. 193. (ik) DisJ. de peritonceo. §. 8. (/) Loc. cit. D 4  gé w. l&ürs, verhandeling over den 4art. Mery ff») opende het lijk van een oud man, en vond, dat bijna alle de dunne darmen, de blinde darm, en. een gedeelte van den kronkeldarm in den balzak bevat waren. En, in de zeer groote breuk, door carlis le («) medegedeeld, en door ons hier. voor i §. 47 en $5.) aangetekend, warqi meesï 3,11e darmen befloten. §,54. Behalven de darmen en het net, zijn ook fom-. wijlen andere ingewanden in die foort van breuken gevonden: zo zag men, bjj voorbeeld, de, blaas, de eiernesten, de milt, ja zelfs de bezwangerde baarmoeder in dezelven — Voorbeelden, door getrouwe Waarneemers aangevoerd, laevèfc ngen dit gezegde. §• 65. De blaas — de blaas is op verfcheidene. wij?, ze in de liesch en balzak gevonden ; dan eens geheel alleen, dan mei; fleenen in dezelve, en fomwijlen met een darm- en net-breuk te gelijk. De beroemde b ene vol i (0) opereerde, (V) Mam. ie l'Jcai. R. desfcimces l'Ann 1701. p. 728, (n) L, C. * ' (0 Heelk. Waarn. bl. 107.  ïn de verscheidenheid der breuken. $f •eene beklemde lieschbreuk, in de linker zijde, en vond er een gedeelte van de blaas in, dat door beklemming reeds tot verderving was overgegaan. — Op een' anderen tijd nam hij een foortgelijk geval waar (ƒ>). Pott(#) opereerde, bij eenen jongeling van 13 jaaren, eene balzaksbreuk, en ontdekte er alleen de blaas in, die door den buikring in den balzak gedrongen was, en reeds eenige jaaren daar gezeten had: hij vond de blaas, met het omringende celleweefzel verëenigd, en in dezelve eenen grooten fteen. RuyschO; vond bij de ontleding van een lijk, aan eene beknelde lieschbreuk overleden, behalven deeze lieschbreuk, daar het ikum in bekneld was, tevens de geheele blaas in den balzak nedergezakt. Zo ook heeft ar- naud (O de blaas, bij eene aangeborene breuk, in den balzak gevonden. Pipelet^O getuigt, verfcheidene breuken gezien te hebb;n, waarin de darm, het net en de blaas, te gelijk door den. buikring gezakt ■waren. (p) Heelk. Waarn. bl. 112. (Y) Phüof. Tranjaü. vol. 54- P» 61. An. 1765. Cr) Obf. $)8. 2 (<) Mem de Chlr. p. 78 et 79. (t) Menu de l'Acad. R. de Chir. Tom. IV. p. ï8jc D 5  g8 w. lbur3, verhandeling over. den aar"? En ver dier («) heeft in zijne, over dit onderwerp alleen ingerichte Verhandeling., 'van ieder deezer foorten van blaasbreuken, verfcheidene waarneemingen opgetekend en medegedeeld, §. 66. De eiefnesten. — PottO) verhaalt het geval van eene vrouw, van 23 jaaren, die twee kleine gezwellen in haar liefchen had, welke haar eindelijk zodanig hinderden , dat men tot de operatie befloot: de bekleedzelen doorgefiieden zijnde, vertoonden er zig, aan iedere zijde, een tedere vliezige zak, in ieder van welken een eiernest was, die door de buikringen doorgezakt waren. Camper («O toonde, in den jaare 1765, te Groningen, in een bejaard vrouwe-lijk, hoe het rechter ovarium, door den ring der buikfpierén , in den mond van den breukzak gedrongen, en aldaar vastgegroeid was, en dus de uitzakking van het gedarmte, in het vervolg, bekt had. 00 Ibid. Tom. II. 00 &fif an^ Cafa cn different Kinds of Hernils, Cqfe XXIV. O) Ze Genees- Matuur- en Huish, Kabinet, D. I. bl. 195.  Z}3 de verscheidenheid der breuken. 5^ De milt — Ruysch £*r) zegt, dat hij, in het Gasthuis te Amfterdam, eene vrouw geo. pend heeft, in wier linker liesch hij de milt voncl Geene andere voorbeelden van dien aart zijn mij onder het oog gekomen. §. 68. De bezwangerde baarmoeder «—— Doringius (y) verhaalt uit sennertus, het geval van eene vrouw, welke, na eene voorafgaande kneuzing, eene zwelling in de linker liesch kreeg, welke in korten tijd zeer toenam: eindelijk befpeurde men in deeze zwelling de bezwangerde baarmoeder, die door den ring der buikfpierén gefchoten was: ten tijde van den arbeid, werd het kind door eene opening, in den breukzak gefneden , verlost het kind bleef leeven, doch de vrouw ftierf. Een ander foprtgelijke verhaalt dezelfde doringius O) uit meigerius, van eene vrouw, die, na negen kinderen ter wereld ge, bragt te hebben, eindelijk een gezwel in de lh> (x) Adv. Anat. dec. 2. n. 9. (y) hildanus, Obf. in Fol. p. 893. O) Ibid. p. 896,  6© w. leurs, verhandeling over DEN AART ker liesch kreeg, langzaam de gedaante aanneemende van eene osfenblaas, en eindelijk tot aan de knieën afhing, wanneer er tevens kentekenen bijkwamen, dat het gezwel eene bezwangerde baarmoeder was: ten tijde van den arbeid, werd ook het kind, uit dit gezwel, door openfnijding, gehaald, en leefde anderhalf jaar; doch de moeder ftierf. Ruysch fpreekt ook van eene bezwangerde baarmoedersbreuk, die tot aan de knieën afhing: dan, "daar deeze tot de buikbreuken behoort, zullen wij er ter haarer plaatze van fpreeken. verscheidenheden, in de deelen binnen den breukzak voorkomende, S- 69. Deeze verfcheidenheden zijn van zeer verichillenden aart, en bepaalen zig, tot; •■ het vocht binnen den breukzak; de vreemde ligchaamen binnen denzelvtn gevonden ; de bijzonderheden in het net voorkomende', en tot die, welke men in de darmen, dit in de breuk zijn, 'waarneemt.  en de verscheidenheid der breuken, ét verscheidenheid, met opzicht tot het vocht binnen den breukzak. S- 7°- Bij het openen van den breukzak, is men in de meeste gevallen gewoon een weinig waterachtig vocht te ontmoeten; doch dit vocht kan geheel ontbreek en; het kan zeer overvloedig zin, of wel eene andere dan gewoone hoeda.* nigheid bezitts i. * 2* Dat er fomwijlen in het geheel geen vocht in den breukzak gevonden wordt, maar integendeel de darmen of het net aan denzelven zijn aangegroeid bevonden, hebben wij reeds elders (§ 20 en 56.) uit de waarneemingen van de Heeren le blanc, arnaüd en anderen, gezien. §• 7*« Daarentegen hebben de Heeren arnaüd, pott, schmucker, ten haaff, en kragtingh, er eene meer of mindere aanmerkelijke hoeveelheid in gevonden.  $* W. LËükS, VERHANDELING OVER DEN AART Arnaud (ö), bij voorbeeld, heeft, bij aangeborene breuken, meermaalen waterbreuken, van den fchederok der ballen, waargenomen, Waarvan men het water tot in den onderbuik kon terug dringen. PoTt O) zegt, meer dan ééns verpligt ge^ weest te zijn, het water, om deszelfs hoeveelheid, uit den breukzak van verouderde breuken aftetappen. — En op eene andere plaats (c) zegt hij: „ ook heb ik waargenomen, j, dat het vocht, in den breukzak der vrouwen 5, bevat, doorgaands minder is, dan dat, het welk gemeenlijk in die der mannen gevonden Wordt." Schmücker (d) verhaalt de operatie op eene balzaksbreuk, uit wier breukzak omtrent een pint water ontlast werd. TènhaAffCO opereerde, bij een bejaard tnan, eerte beklemde aangeborene balzaksbreuk; bij de opening van den breukzak ontlastte er Zig aanftonds, naar gisfing, omtrent zeven onceri waters. Kragtingh (ƒ) deed de operatie eens* (a) Man. de Chir. (6) Verh. over de Breuken, bl. 152* (O Ibid. bladz. 21a. 00 Heelk. Mengelfchr. D. II. bl. liu CO Holl. Maatf. D. XXIII. bl. 13* (ƒ) Las. cit. p. 183.  in de verscheidenheid der. breuken, éj beklemde balzaksbreuk, en nadat hij den breukzak ontbloot had, kwam dezelve aan hem veel glanziger en doorfchijnender voor, dan gewoonlijk, en met een kaarslicht denzelven onderzoekende, vond hij dien met lympha gevuld: eene kleine opening, in denzelven gemaakt, ontlastte ten minften zes oneen van een helde? vocht. $• 73- Dat wijders dit (§. 72.) vocht, Zeef overvloedig, en van eenen bijzonderen aart, in den breukzak is gevonden, wordt door de waarneemingen, onder anderen, van de Heeren wei-- dele, cheselden, acrel, de wind, goebell en ho'rn bevestigd. Weidele (g> opereerde eene beklemde balzaksbreuk, waarvan de huid reeds zwart was£ bij de opening van den breukzak liep er een half pint ftinkend water uk, Cheselden (\h) vond eens twee pondeö Hinkende wei in den breukzak Ac rel (O opereerde eene rechter balzaks* breuk: na dat de breukzak geopend was, liep er omtrent zes oneen geelachtig water uit. (g) Zie schmucker, Heelk,Mengelfchr.D.II.bl. 159. (ft) Zie richter, Verh over de Breuken, D.LbLiföt (0 Heelk. Waarn. bl. aao»  ó"4 W. LEURS, VERHANDELING OVER DEN A/»RT De wind (k') ontlastte, bij de opening van den breukzak van die groote, en reeds hier voor v. 47.) befchrevene balzaksbreuk, een Ipoelkom vol bloedig water. : Goebell (i) verhaalt eene foortgelijkè waarneeming, bij welker breukzaks opening omtrent twee pinten bloedig vocht ontlast werden. En horn (is), eindelijk, vond bij de operatie op eene beklemde balzaksbreuk, in den breukzak, eene menigte Hinkende etter. verscheidenheid met opzicht tot de vreemde ligchaamen binnen den breukzak. $• 74. Niet zelden heeft men binnen den breukzak vreemde ligchaamen gevonden. BaurienNeO) zag bij eene breuk twee handen vol oude verdroogde drekftöften. In den buikring bevond zig eene kleine plooi van den darm, in welken eene opening was, waardoor 4eeze drekftof, van tijd tot tijd, werd uitgeftort. Pe- (k) Loc. cit. (/> Loc. cit. p. 23' (m) Zie schmucker, Heelk. Meng, D. III. bl. 200. (n) journal dt Medecine, Torn- 36.  be vf. s s c h eidb-n heid der br&ure». 6$ Petit f» vond bij de operatie eener beklemde breuk , den darm doorboord , door de poot van een leewrik, dien de lijder, eenigen tijd te voren, had ingedikt: en op eene andere plaats (ö) zegt deeze zelfde fchrijver, dat er eene naald in gevonden is. T ar cv (?) opende eene Lieschbreuk , in dewelke hij het ileum verftorven vond. In den breukzak was eene menigte onverdraaglijke ftinkende etter, en uit welke hij zestien kleine beenderen haalde, die hij aanzag voor beenderen van een lamsvoet: de lijder had die*, daags vóór hij het toeval kreeg, ingcfiikt. Mor and (*) vond in eene beklemde breuk verfcheidene beenderen van varkenspooten. Sciirockius (f) zegt, dat hij, uit eene verzworene en verftorvene lieschbreuk, verfcheidene kleine beentjens van verfchillende gedaante en grootte, waarvan één met verfcheidene hoeken en punten voorzien was, uithaalde. Winglerus (0 opende het ligchaam van o) Mém. de i'Jcad. R. de Chir. Tom L (p) Traité des malad. chir. Tom. II. p. 230i (q) Mem. de i Acad. R. des fciences. tAnn. l?22. (r) Mor and opusoulus de Chirurgie, idepirtie, pag.ï6$, (j) manget. Bibl, Chir. Tom. II. de Hern. (t) bonnet, Med. Sept. Lib. lil. de im vent. SeSt. 15, Cat. 7' i, E  66 w. leurs, verhandeling over den aart een perfoon , aan eene breuk geftorven , en vond in het coecum , dat in deeze breuk was, verfcheidene kleine beentjens van een hoen. En acrel («), eindelijk, verhaalt het geval van eene beklemde balzaksbreuk, welke tot verfterving overging, en waaruit een graat van een zalm ontlast werd. verscheidenheden met opzicht tox het net. §• 75- Dat het net menigvuldigmaalen alleen, of met den darm tevens , in den breukzak gevonden wordt, behoeft geen bewijs: arnaud (v) alleen, die meer dan agthonderd breuken geopereerd heeft, vond meer dan een derde daarvan netbreuken te zijn. §. 76. De verfcheidenheden in het net binnen den breukzak, beftaan , in deszelfs hoeveelheid; • aangroejingen » (u) Heelk. Waarn. bl. 233.' ijv) Mem. de Chir. Tom. II. p. 627.  EN de VERSCHEIDENHEID der BREUKEN. 6? deszelfs bijzondere ontaarting, en , eigenaartige beklemmingen. • Van allen leveren ons de Waarneemingen een genoegzaam aantal voorbeelden op ; laat ons dit Hechts door eenigen bevestigen. %■ 77- Groote Nelbreuken. — schwencke (w) vond in het lijk van eenen 30 jaarigen perfoon, in de rechter zijde van den balzak, eene breuk, waarin een gedeelte van h.t ileum en het net bevat was \ in dit geval was het geheele net van de linker naar de rechter zijde gedrongen ; en toen de breukzak geopend werd, zo lang, dat het tot aan de knieën hing. Sondershof O) opende het lijk vaneen' foldaat, die aan de gevolgen van eene linker balzalksbreuk overleden wassen vond inden breukzak, het geheele groote darmnet, als eenen bal zamengerold, verhard en aan het bovenfte gedeelte van den buikring vastgegroeid. Onder hetzelve was een gedeelte van den omgewou» den darm, in den breukzak gezakt, beklemd en reeds verftorven. (w) Zia s e r m e s, Verh. over eene nieuwe manier van Steen- en Breukfnijden, bl. 229. (x) Zie schmücker, Heelk. Meng. D. III. bJ. 255» E 2  68 w. leurs , verhandeling over den aart In de zeer groote breuk (§. 47.) door db wind (y) waargenomen, en welker lengte iï en omtrek 151 duimen waren, vond hij den geheelen zak, behalven een fpoelkom vol bloedig water, alleen met het net gevuld. S* ?*• 'Aangroejingen van het Net. — Uit genoegzaame voorbeelden (§. 56.) hebben wij gezien, dat het net aan den breukzak aangegroeid bevonden is: alleenlijk kunnen wij hier de bijzondere waarneeming, waarvan de Heer acrel (2) fpreekt, niet voorbij medetedeelen: hij, naamlijk, opereerde een beklemde netbreuk'; in den breukzak vond hij het net, voor de helft zeer dik uitgezet en in één gerold , en door twee of drie vasthechtingen aan den grond van den breukzak verëenigd ; dan dit ftuk maakte de klemming niet; maar een ander ftuk net, dat in den zak los was, en bij dit ftuk was ingefchoten, §• 79- Dat ook het net a*an den zaadftreng of aan (y) Loc. cit. (z) Heelk. Waarn. bl. 222;  en de verscheidenheid der breuken. 6'J den bal is aangegroeid bevonden, daarvan levereöy insgelijks de aangevoerde ($. 30. en 33.) waarneemingen van de Heeren the den, mery, schmucker en anderen, de voorbeelden op. §. 80. Ook zijn er voorbeelden, dat het net zelf, met den, in den breuk bevatten, darm, aangegroeid bevonden is. Acrel (a) onder anderen, vond eens het net en de darmen, in eene klomp , zamengepakt. En ten haaff (£) vond bij eene aangeborene darm- net- en water-breuk, bij een' man van in de 60 jaaren , het net met een gedeelte van den darm aangegroeid. $. 81. Bijzondere ontaartingen van het Net. — De verfcheidenheden in het wezen van het net zelve, zijn zeer verfchillende: het kan met water opgevuld, vleeschachtig, verhard of verftorven zijn. (a) Heelk. Waarn. bl. 2ia. Q>) Holl. MaatC D. XXIII. bl. 13. E 3  70 w. leurs, verhandeling over den aart §. 83. Zo vond, bij voorbeeld lamorie (c) in een geval, het net met veele waterblaazen voorzien : en arnaüd verhaalt eene Waarneeming , waarin men, in eene netbreuk, drie i'chornmelende gezwellen voelde, uit ieder van welke men, door den Troicar, water ontlastte. §• 83. Dat het net, binnen den breukzak vkescJiachtig is bevonden, daar van verhaalt de Heer horn ( geheel verftorven was, En le dran (m) vond, bij de operatie (t) Heelk. Waarn. bl. 365. (O Loc. cit. p 2co. pi) He-'lkundige Aanmerk, Aanm. 63,  'i en db verscheidenheid der breuken. eener beklemde lieschbreuk, het net geheel verftorven, doch den darm gezond. P 86. Het net maakt beklemming binnen, of buiten ■den breukzak, —^- Dat het net zig ^binnen Jen breukzak zodanig om den darm . kan flingeren, dat het de toevallen van eene waare beklemming veroorzaakt, daarvan vindt men , onder anderen, door arnaüd ,k») eenige voorbeelden opgetekend, • en in de phitufupbical Tranfa&ions (o) door anderen bevestigd. Ook zegt le dran(j5) breuken gezien te hebben, waarin hij vond dat het net een' zak of kap maakte, die den darm omvattede. . De la peyronie (?) verhaalt het geval van eene lieschbreuk, bij welke, fchoon ingebragt zijnde , echter de toevallen bleeven aanhouden , en den lijder deeden fterven : hij opende het lijk, en vond dat de daim binnen den buikring, door een bijzonderen band, van het net afkomftig, geworgd en beklemd gehouden werd. 00 Mem, de Chir. p. 569-574. Co) N. 450 p. 361. (p) Operatieft der Heelkunst bl, 92. (fJ Mem. de VAcai, R. de Chir. Tom. I. p. 693. E 5  74 w. leurs, verhandeling over dfn aart " En ho in (r") vond bij eene beklemde balzaksbreuk geen' breukzak ,, doch in welke, het zeer gezwollen en halfverrotte net, den breukzak fcheen te vormen:' dè darm was, twee vingeren breed, binnen den ring, door het net beklemd; beftaande in eenen Vasten band, welke ten minden een half duim breed was, en door een ftuk verhard net. gevormd werd. verscheidenheid, met opzicht tot de darmen binnen den breukzak. S- 87. De verfcheidenheid, welke men in de darmen eener liesch- en balzaks-breuk waarneemt, bepaalt zig, tot hun eigen wezen; hunne bijzondere aangroejingen; en hunne eigenaartige beklemmingen. O) Zie le blin'C, Heelk. Operatien D. 11. bl. 287.  EN DE VERSCHEIDENHEID DER BREUKEN: f5 VERSCHEIDENHEDEN MET BETREKKING TOT HET EIGEN WEZEN VAN DEN DARM. §. 83. Hiertoe komt in aanmerking, welke darm of darmen de breuk bevat; of zij geheel of ten deele zijn uitgezakt; of zij gezond of wankleurig zijn; of zij week en flap, of opgefpannen, of hard en vernaauvvd zijn: laat ons dit nader ophelderen. S- 89. Welke darmen de breuk bevat. — Dat bijna alle de darmen, het zij voor een gedeelte of geheel afzonderlijk, het [zij met anderen te gelijk , in den breukzak gevonden zijn , hebben wij (§. 62.) reeds door een aantal voorbeelden aangetoond en bevestigd. §. 90. Zij zijn geheel of ten deele uitgezakt- —• Vrij gewoon is het, dat de darm , bij wijze van eene luts, door den buikring in den breukzak indringt, en dus een groot of klein gedeelte van den geheelen omtrek zijner buis,  ?6 W, leurs, verhandeling over den aart in den breukzak bevat wordt ; ten ware de blinden darm alleen geheel of. ten deele ware uitgezakt ; in welk geval deeze .luts niet gezien wordt. — Bijna alle de Waarneemingeri bevestigen dit als eene zeer zekere waarheid, §• 91 • ■ Dan, niet zelden heeft men flechts maar een gedeelte van den omtrek van de darmbuis verlengd , uitgezakt, en in den breukzak befloten gevonden : en deeze foort van breuken, finds omtrent eene eeuw, de breuk yan littre genoemd. Hildanus (i) kende deeze breuk reeds , en ruyscii (i) geeft er mede voorbeelden van; ook zegt de laatstgenoemde , dat hij dezelve meermaalen , bij het openen van lijken heeft waargenomen.—littre («) zegt deeze foort van breuken in drie onderfcheidene ligchaamen ontmoet te hebben. — ulhoorn iv) vond bij de opening van een lijk, in eene lieschbreuk, een' verlengden zak van het i/eum; Cr) Cent. VI. pbf 71. (f) Thef. Anat. VII. N. 15. Tab. IV. Fig. 2 & 3. («) Mem. de fAcad. R. des fciences l'Ann. 17CO. O) Zie heister, Heelk. Ondervv. D. II. bl. 924.  en de verscheidenheid fi$r kreuken, ff en heeft denzelven zeer duidelijk afgebeeld (w); en richter (V), om geen meer voorbeelden optenoemen , heeft eene foortgelijke waargenomen, die eene anus artificiaiis naliet. §• 9** De darm is gezond of wankleurig. — Bij de meeste breuken , die bij tijds geopereerd worden , of bij dezulken, bij welken geene beklemming is, vindt men gewoonlijk den darm in zijnen natuurlijken ftaat. . \ Dan, veelmaalen vindt men denzelven ontftoken, rood, bruin, paarsch, zwart of verftorven : en de voorbeelden hier van zijn zo me-' nigvuldig, en zo algemeen bekend, dat het overtollig zoude zijn, daarvan iet ten bewijze aante voeren. $• 93- De darm kan zeer week zijm — De Heer richter (y) verhaalt hiervan een voorbeeld : hij vond naamlijk, bij het openen van eene vrouw, welke aan eene beklemde O) Pl. XII. tig. XII. (x) Verh. over de Breuken D. II. bl. 49,- (y) Ibid. D. I. bl. 84.  78 w. leurs, verhandeling over den aart breuk geftorven was , een zeer klein ftuk van den omgewonden darm in de breuk: het had de natuurlijke kleuren gefteltheid, maar was zo week, dat men het met de vingeren kon aan ftukken wrijven. -—- Dit zelfde, zegt richter, nog eens in een ander waargenomen te hebben. §• 94- Of ook zeer opgefpannen. •— schwenck e (2) in zijne reeds meermaals aangehaalde waarneeming, vond bij dezelve, de darmen zodanig door lucht opgezwollen , dat dezelveu met geene mogelijkheid konden binnen gebragt worden, vooraleer men dezelve met eene naaid doorftoken had. §• 95- Hard en vernaauwd. Acrel (a) vond bij de ontleding van een lijk, dat na de operatie eener beklemde balzaksbreuk overleden was, de vliezen der darmen, welken in den breukzak waren geweest, zo hard als leder; en het darmkanaal zo eng, dat er naauwlijks eene kleine fchrijfpen doorgeftoken kon worden. ' (3) Hol!. Maatf. D. IV. b!. 133, [a) Hee'.k. Waarn. bl. 212.  en de verscheidenheid der breuken". ffj> Ritsch (ff) verrichtte de operatie op eene lieschbreuk aan de rechter zijde., bij een' man van 42 jaaren: na dat de breukzak geopend was, en de darmen binnen gebragt waren, hieL den de toevallen echter aan , en de lijder ftierf twaalf uuren na de operatie: bij de opening van het lijk vond men het ileum op twee plaatfen daar het in den buikring had geweest, zo vernaauwd , als of men het met eene draad hadde toegetrokken ; en de binnenfle deelen van den darm waren zo vast zamengegroeid , dat alle doorgang voor drekftofien gefloten was. Mertrud, coutavoz, en andere Leden van de Academie (c) verzekeren, verfcheidene menfchen te hebben zien fterven, door het aanhouden van de toevallen, fchoon de darm wel ingebragt ware; hebbende men naderhand, bij het openen ontdekt, dat eene vernaauwing op de beklemde plaats, de oorzaak daarvan was. (6) Mem. de FAcai. R. de Chir. Tm. IV. p. 173(O Ibid.  èo w. leurs, verhandeling over. een aart verscheidenheden ten opzichte van de bijzondere aangroejingen van den darm. $. & De darmen in eene breuk bevat, zijn aangej groeid bevonden, aan den breukzak; de zaadftreng; r den bal; het net, en aan elkandiren. §■ 97- Aan den breukzak. — Uit de aangehaalde vvaarneemingen (§. 56.) van de Heeren le BLANC , ARNAÜD, goebell, arand, carlisle , henckel en bonn, meenen wij de aanhechting van den darm aan den breukzak, overvloedig genoeg bewezen te hebben. §. 93. Aan de zaadftreng. — Men zie hier over' het geen wij onder §. 30^ uit het geval, door den Heer bonn befchreven, hebben opgetekend. §• 99'  bn de verscheidenheid der breuken, tt 5- 99' Aan den lal. — Ook dit hebben wij reeds t§- 330 uit ^ Waarnemingen van de Heeren bonn en schwencke doen 2ien, §. 100. Aan net net. — Acrel en ten haafe1 onder anderen, gelijk wij hiervoor, (§.8o) toonden, hebben dit waargenomen. §. 101. Aan elkander-. — Dit is onder anderen, door carlisle, in die groote balzaksbreuk, waarvan wij, reeds meermaalen, (§. 47, 56 en ^30 gefproken hebben, Waargenomen. verscheidenheid der eigenaartige beklemmingen van den darm, en het darmschëil. j) §, I02. Ik nöerri eigenaariige beklemmingen, die foorÈ Van beklemming , welke doof, of vim wegeri den darm of het darmfcheil zelf gemaakt wordt. Zo vond Blo n 1 s (W) bij voorbeeld , bij d§ (<0 Chir. Optr. p. 951, F  82 W. leurs 3 verhandeling over den AARf operatie op eene beklemde en verouderde balzaks-darmbreuk, de darmen allerwegen aan den breukzak vastgegroeid , doch een op nieuw uitgezakt en los gedeelte van den darm, tusfchen de voorigen en vastgegroeide , in den buikring tekneld. Mor and 0) deed de operatie op eene beklemde breuk, en vond dat een klein gedeelte darms, dat niet lang geleden, door den buikring uitgezakt was, bekneld werd, door dat gedeelte, 't welk, van ouds, in den breukzak was. Bell (ƒ) zag bij eene beknelde balzaksbreuk , dat het wormswijze aanhangzel, om een gedeelte van den darm, zo frijf omgefnoerd was, dat men daar uit de oorzaak der toevallen duidelijk kon afleiden. Lou'ïs (g) vond eens na den dood, dat het darm'fcheil, door tegennatuurlijke banden aan het bovenfte deel des breukzaks gehecht was; endat deeze banden den darm omvatteden en zamentrokken. En pott (Ti) eindelijk zegt, dat hij, 't gedeelte van het darmfcheil, 't welk lang in dsn (e) Zie de Aant. op oio nis, bl. 105. (ƒ) Zamenftel van Heelk. D. I. bl. ior, . (g) Mem. de PAcad. R. de Clit. Tem. L (Ji) Verh. over de Breuken bl. 134-  fcÜ £Ü5 VEkSCHBlÖBhHÈIÖ DEK- BREUKEN. 83 hals van eene verouderde breuk gelegen had, zodanig verhard en verdikt heeft gezien , dzi het onmogelijk weder in den buik kon terug gebragt worden. B.) De dijebreük. §• 103* Door dijebreük (Hernia Cruralis, Hernia fe'tr.oralis , of Merocele') verftaat men de uitzakking van eenig buiksingewand , onder den Fab lopiaanfehen peesband, aan de boven binnenzij* de van de dije. S» 104- De Heer richter (t) zegt: „ deeze breuk ?, ontftaat in de buiging van de dije, daar dé ,j groote dijevaten uit den ouderbuik in de dije» i, daalen. —• Zij dringt onder den peesachtigen j, rand der fchuinfche buikfpierén, die men dert „band van poupart (of fallopius) „ noemt, door het vetvlies, dat daar de groote „ dijevaten , en de vezelen van eenige fpieren w bekleedt. — Doorgaands dringt zij door defi (I) Veih. over de Breuken D. II. bi f4.  84 w. leur», verhandeling over den aart „ onderften hoek van deeze opening, die na de „ veieeniging der fchaambeenderen gericht is, ,, gedeeltelijk, om dat zij hier den minften te* „ genftand vindt , gedeeltelijk, om dat deeze „ hoek de laagfte is." ,, Doorgaands ligt hierom deeze breuk niet, „ zo als fommigen zeggen , op de dijevaten; „ maar vooral wanneer zij klein is , aan de in„ wendige zijde van dezelven, zo dat men het „ kloppen der flagaderen, wel digt bij de breuk, „ maar altoos aan haare uitwendige zijde voelt" §. 105. Dat de dijebreük evenwel niet altoos deeze (§. 104.) ligging heeft, erkent dezelfde fchrijver (k) daar hij zegt: „ fomtijds ligt zij zo „ duidelijk aan de inwendige zijde deezer vaten, „ en zo digt bij den buikling , dat een onge„ oefende dezelve Hgtlijk voor eene Lieschbreuk „ zou aanzien. Ik heb gezien, dat geoefende „ zelf in dit geval gedwaald hebben.'" De Heer p. de wind (7) geeft hier insgelijks een merkwaardig voorbeeld van. Eene ruim 40 jaarige vrouw, ftierf aan de gevolgen eener (*) Ibid. bl. 75. CiJ Holl. Maatf. D. VII. ft. I. bl. 118.  en de verscheidenheid der breuken. 85 beknelde, en zo men meende, rechter lieschbreuk: bij de ontleding vond de wind, dat zij aan beide zijden een breuk had , de rechter ter grootte van eene gewoone rietpeer, en de linker als een okkernoot: wijders zag hij, bij het ontblooten der breukzakken , dat beide deeze breuken , fchoon in de liesch liggende, echter van onder den band van poupart voordkwamen. Dan, wanneer er tevens eene lieschbreuk bij eene dijkbreuk plaats heeft, zo kan deeze gedaante fomwijlen bedriegelijk zijn. — ludwig (m) verhaalt daarvan een voorbeeld: hij werd eens bij eene vrouw, die de toevallen van eene beklemde breuk had, geroepen; de breuk maakte zulk een breed gezwel, da; men dezelve, zo wel voor een dije- als voor een lieschbreuk kon houden: men verrichtte de kunstbewerking op eene lieschbreuk ; de toevallen hielden aan , en de lijderes ftierf. Bij het onderzoek van het lijk vond men een' kleine dijebreuk, die men bij de kunstbewerking op de lieschbreuk niet ontdekt had; en waarin de darm verftorven was. In een ander geval heeft men de dijebreük, in plaats van naar beneden , naar het bovenfte (m) Adverfaria Med. praSica vel. li F 3  86 w. lel'rs, verhandeling over den aart en voorfte deel van den buik oploopende bevonden. — De Heer bonn (n) zag, met den zeer ervaren Amfterdamfchen Heelmeester hijssem, zulk eene dijebreük, in de gedaante van een gezwel aan den onderbuik , van eene vrij aanmerkelijke grootte, onmidlijk boven den band van fallopitjs; de Hjderes ftierf aan de toevallen van beklemming Uit de ontleding van het lijk bleek dit gezwel niet anders te zijn dan een darm- en net breuk, waar van de breukzak onder de huid verfchuif baar. door 't celwijsweefzel met den vetrok en het pees vlies der buikfpierén verëenigd was — De Heer hijs sem (o) die deeze 'zelfde . waarnecming in 1780 zelf heeft medegedeeld, zegt: dat aan hem niet bekend is , dat eenig fchrijver van dusdanig eene bijzondere Hernia cruralis gewag maakt; ,, al„ leenlijk weet ik," zegt hij, „ dat de Heel- meester v.. d. m ..-.., eenige jaaren geleden , „ eene foortgelijke bedriegelijke Hernia cruralh s, geopereerd heeft, waarvan echter de lijderes. is geftorven," S- 106,; Wij zullen wijders de verfcheidenheden, die (fO-HolI. Maatf. D. XX. ft. 2. bl. 480. (e) Genees- Katuur en Huish. Jaarboeken , D. III. N, XVJ. bl. 327, ■  bn de verscheidenheid der breuken. 8? aig in deeze breuk opdoen, op dezelfde wijze, als in de lieschbreuk verdeelen,in zulke, Welke zig buiten den breukzak voordoen; In die, welke den breukzak zeiven uitmaakt; en eindelijk Welke dt ingewanden , binnen dm breukzak ievat, opleveren. verscheidenheden, welke zig opdoen in de deelen buiten den breukzak. s- w- Hiertoe komt bij deeze breuk alleen in aanmerking ; de algemeene bekleedzelen met de daarin bevatte deelen. §. io3. Met opzicht tot de huid is de verfcheidenheid dezelfde, als die wij bij de lieschbreuk (§. io.} hebben opgegeven. §. 109. Het vetvlies kan ter deezer plaatze zeer dik Zijn : de Heer kragtingh O) verhaalt het 0) Verh. van het Genootfehap ter bev. der Heelk. te Amtt. D. II. bl. 170. F4  88 W. leuksj VERHANDELING over den AART? voorbeeld van eene beklemde dijebreük, die derwijze in het vet gelegen was, dat men ze naanwlijks konde zien , en hij met zeer veel moeite door de groote hoeveelheid hiervan, den breukzak ontblooten en openen kon. Op eene andere plaats (jj) fpreekt deeze zelfde Heelmeester, van eene zeer dikke lijderes, met eene dijebreük, ter grootte van een duivenei, en door de dikte van het vetvlies bijna niet zicht* baar. S, iio.. Dat eene dijebreük tevens met eene gezwollen© en verharde klier kan gepaard gaan» die de kenmerken twijfelachtig maakt, hebben wij reeds, hiervoor (§. 23.) uit het geval van d.en Heer© el ze (rj aangetoond. $. III. De peesvezelen, die van de dije zwachtel ([Fat*' cia lata) naar den band van poupart overgaan, beklemmen wel eens den breukzak, doordien zij den band nederwaards trekken: richter zegt, men heeft ten minften gezien, (f) (jï Ibid. b', 180. (» Lf(- (it- (f$ Vfrh, ove? de greuk§q D„ II, bl. ?j.  en de verscheidenheid der breuken. 89 dat de beklemming terftond geheel ophield, na dat men deeze vezelen doorgefneden had: en bevestigt dit door het getuigenis van de Heeren gunz en bertrandi. verscheidenheden met betrekking tot pen breukzak. $. 112. Zo even (*§. 105,) hebben wij gezien, dat de breukzak, in deeze breuken eene'bijzondere richting kan neemen en bedriegelijk kan voorKomen. $. 113. Hij kan ook zeer klein en bijna onmerkbaar zijn. De zo even (§. 105. en 109.) aangehaalde gevallen, van de Heeren ludwig en Kragtingh bevestigen zulks. $. "4. Meermaalen heeft men deezen breukzak ook ieeer dun bevonden. — ie blanc (t) opereerde eene zeer kleine verouderde dijebreük met O Heelk. Oper. D. II. bl. 252.  £0 W. LEURS, VERHANDELING OVER DEN AART eenen zeer dunnen breukzak, die zo wel met de Cellulofa van buiten-, als met den darm van binnen, zeer vast was aangegroeid.— hoin («) vond insgelijks bij eene verouderde dijebreük, den breukzak ongemeen dun, en bijna doorzichtig. § 115- Dezelve kan ook zeer hard en dik zijn. De Heer kragtingh (y) vond denzelven eens, bij eene kleine dijebreük, als eene fteenharde en knobbelachtige klomp. §. 116. En dat de breukzak, ook bij eene dijebreük geheel kan ontbreeken, daar van verhaalt garengeot (w) een voorbeeld: een meisjen jnaamlijk, kreeg door eene infpannende kracht, in eene achteroverhouding, eene beknelde dijebreük ; garengeot opereerde dezelve, en vond in de breuk een ftuk van het net, doch geenen breukzak. (u) Heelk. Oper. D. II. bl. 241. (v) Loc. cit. p. 174. Qw) Traité des Oper. de Chir. Tom. I. p. 373*  pN de verscheidenheid der breuken. Qf Dat ook de breukzak zo wel aan de buiten gelegene Cellulofa, als aan de ingehoudene deelen kan aangegroeid zijn, hebben wij zo even (§. 114.) uit het geval vandenHeere le blanq gezien. §. ïi3. En dat deeze breukzak op zig zeiven, beklemmingen kan maaken, zullen wij door de volgende voorbeelden bevestigen. Ledran (x) opereerde eene beklemde dijebreük aan de rechter zijde van eenen 84 jaarigen grijsaart, en vond, na dat hij den breukzak ontbloot en den band van poupart doorfneden had, dat deeze band 'de knelling niet maakte; maar dat de hals van den breukzak zeiven, zig verhard en vernaauwd had. Bij een ander (y) opende hij het lijk, bij wien mm de breuk met zijnen zak , ongeopend had ingebragt; doch door het aanhouden der toevallen, agt dagen na de operatie was overleden. De opening onder den band van poupart was ?o ruim, dat men omtrent vier vingeren in dc~ (x) Heelk. Aanmerkingen, Aanm. 5f» Ibid. Aanm. 5?,  £2 W. LEURSÏ VERHANDELING OVER DEN AART zelve kon fteeken ; maar binnen dezelve in den buik, vond hij den breukzak met een half el van den nuchteren darm, zodanig gefloten, dat men hetzelve , zonder den hals van den breukzak te doorfnijden, er niet konde uittrekken. —■ Zo ook verhaalt de la faye (Y) een foort. gelijk geval;en bij arnaüd (a) vindt men er ^enigen van opgetekend. verscheidenheden, WELKE ZIG BIN" nen den breukzak OPDOEN. % U9' Binnen den breukzak eener dijebreük, vindt men gewoonlijk een weinig vocht, een gedeelte van het net, van den darm, of van beiden te gelijk. — Dan, de ondervinding heeft ook hierin eene mengeling van verfcheidenheid getoond, welke tot de kennis van een goed breukmeester alkrnodigst te weeten zijn. §. 120. Het vocht binnen den breukzak, kan geheel (2) Oper- de Chir. por dionis p. 324. N, I, Ca) Traité des Htrnies. Tim. I.  en ds verscheidenheid der breuken. 9J ©ntbreeken. — Zo vond hoin (b) in de zo even (*§. 114. medegedeelde Waarneeming, bij eenen zeer dunnen breukzak, geen druppel waters in denzelven. Het net kan verhard, ineen gepakt, aan den breukzak of aan den darm aangegroeid zijn, of wel den darm in zig beklemmen. De wind (/) zag in zijne bedriegeliike dijebreuken (§. 105 ) in beide de breuken, het net als een klomp inéén gepakt, en hier en daar met vezels aan den breukzak verëenigd. — In de rechter breuk was tevens een klein verftorven gedeelte van het ileum. Faguier (d) opereerde eene dijebreük bij eene vrouw van 83 jaaren ; bij vond het net verhard, en aan den breukzak en darm vastgegroeid : de darm was in de lengte van omtrent zes duimen, op verfcheidene plaatfen aan zig zeiven vastgehecht, ontftoken , en door drekftoffen zeer gezwollen. Callizen (e) verhaalt het geval eener beklemde dijebreük , bij welker kunstbewerking O) Loc. cit. (e) Loc cit. (dj Mem. de tAcad fi. ie Chir. Tm. IV. f. s,S%. (e) Aüa Havnienf. vol. J.  94 W. LÈURS, VERHANDELING OVER DEN AAkf luen vond , dat het net, bij de buiksopening » zig in twee deelen verfpreidde , en in den bodem des breukzaks, in eene harde kraakbeenige klomp vereenigde: door deeze fpleet in het net, was van achteren een darm doorgedrongen, dié in de breuk vóór het net lag. — Schoon men den band van poupart verwijdde, het net tot aan de holligheid van den buik wegfneed, en den darm binnen bragt, hielden echter de toevallen aan, en de lijder ftierf. Bij de ope- Ding van het lijk vond men het net in, de holligheid van den buik , aan het buikvlies aangegroeid , en den darm tegen den bovenften hoek der fpleet, zo fterk in het net gedrukt, dat hij geheel gefloten was. In het meergemelde geval van Hoin (ƒ) vond men in den breukzak een ftuk net, en na dit vanéén gefcheiden te hebben, daar achter een ftuk darms, dat bruinrood en beklemd was: boven aan den breukzak was het net zo verhard en aangegroeid, dat het eerst moest afgefneden worden, alvorens men den darm koil inbrengen. Ledran (g) vond bij de opening van deri breukzak, een tweeden zak in denzelven, ea (ƒ) Loc. cit.. (g) Heelk. Aanm. Aanm. 57.  EN DE verscheidenheid der breuken* ), petit (g~), la fa Y e (f) , en veele anderen ; doch hierbij gaven wij tevens te kennen , dat hij er fomwijlen aanwezig is, en van welke de waarneemingen , onder anderen, van de Heeren heister, ten haaff, sharp en sandifort , van welken wij zo aanftonds fpreeken zullen , de voorbeelden opleveren. §• 130. De breukzak kan zeer dun, vezelachtig , en als gefcheurd , en ook zeer dik en fomwijlen Verbazend groot zijn. (p) Mem. de VAcai. R. de Chir. Tom. III. p. 34^ (q) Traité des malad. chir. Tom. II. p. 265. (r) d10nis, Oper. de Chir. p. 107. N* a» , G 3  ico w. leürs, verhandeling over den aart heister (/) heeft eene waarneeming opgetekend en afgebeeld , in welke de rand van de huid des navels, als een groote ring open was , en tusfchen dezelve een zodanig dunne breukzak , dat de darmen door denzelven duidelijk konden gezien worden. Ten haaff O) vond, bij de operatie op eene beklemde navelbreuk , bij eene Dame van 80 jaaren, eenen, bij uitftek dunnen, breukzak; „ doch die zig niet," zegt hij , „ als eenen „ gladden zak, gelijk men dien gemeenlijk in 3, andere breuken vindt , maar als een uitge„ fpannen netjen , vertoonde, waaraan het net van rondsomme gehecht was." Sharp («) vond , bij eene operatie op de navelbreuk, den breukzak op fommige plaatfen geborsten ; terwijl eenige van deszelfs draaden op andere plaatfen heel gebléven waren : door deeze draaden fcheen het gedarmte, overal waar zij gefpannen waren , als gebonden , en werd er door nedergehouden , om de holten en verhevenheden te vormen , die zig in dit geval openbaarden , en in de navelbreuken zo dikwijls voorkomen. (O Heelt. Ondenv. D. II. bl. f96. CO Ho!!. MaatC D. VIII. Sc. t. bl. 495, Jtti) Oord. Aanmerk, ever de Heelk. bl. 120.  en de verscheidenheid der breuken. 101 In een ander geval (v) vond deeze, zelfde fchrijver, bij het doen der operatie op de navelbreuk , eenen uitennaatcn dikken breukzak. Sandifort (w) opende het lijk van eenevrouw , met eene zeer groote navelbreuk geftorven, bij welke de breukzak tot aan de fchaambeenderen hong. Wijders vindwnen , van bijzondere groote navelbreuken , onder anderen, voorbeelden bij p l a- terus (*) , benivenius (f) , hildanus (s), en stalpart van der wiel (o), welke laatstgenoemde een geval verhaalt, waarin de navelbreuk eener bejaarde vrouwe, zo groot was, dat dezelve haar, wanneer zij recht over einde zat, tot op de knieën hong. verscheidenheid der ingewanden, binnen den breukzak. §• I3T- Door ingewanden binnen den breukzak, raoa- 00 Oord. Aanm, over de Heelk. bl. 120. t» Natuur- en Genees k. Biblioth. D. VI. b!. 162, 00 Obf. L. III. p. 713. iy) Cap. 5. P- 144. 00 Obf. eent. 3. obf 63. I 00 Zeldzame Aanmerkingen D. I. Aanm. 53. G3  ïos w. leurs, verhandeling over den aart ten wij hier de zodanigeti verftaan , welke bij alle navelbreuken, het zij dezelven met of zonder breukzak zijn , de breuk zelve nitmaaken. Het net, de darmen, de lever, de maag en de milt, heeft men, of alleen, of eenigen deraelven te gelijk , in deeze breuken gevonden. §• 133- Het net. — Dat het net doorgaands in deeze breuken voorkomt, behoeft voor de Ontleedkundigen geen bewijs; doch dat het hier ook kan aangroejen, en den darm als een tweeden zak omvatten, bevestigen verfcheiden voorbeelden: ten haaff, onder anderen, vond hetzelve, in zijne zo even ($. 130.) aangehaalde Waarneeming, rondom den navelring vastgegroeid, en den darm in hetzelve beklemd; en s a n d 1 f o r t zag, in het geval van die groote breuk ($. 130J dat het net, als eenen tweeden zak, den kronkeldram geheel omvattede. §• 134» Be &rmen. — Dat de darmen er in voor-  en de verscheidenheid der breuken. I03 komen, blijkt, onder anderen, uit de zo even (§• I330 genoemde gevallen van de Heeren ten haaf en sandifort; en dat zij wezenlijk in den navelring beklemmen- kunnen, toont de Waarneeming van den eerstgenoemden. — de wind (U) verhaalt mede van eene darm-navelbreuk , bij eene vrouw van 57 jaaren, welke door beklemming in het vuur overging: het bedorven gedeelte fcheidde af, en de lijderes genas. — Zo ook vindt men, in de Genees- Natuur- en Huishoud-kundige Jaarboeken (c) , eene Waarneeming medegedeeld van eene verzworene navelbreuk, in welke de twee, einden darms, buiten den buik uithangende, aan' de wond vereenigden ; en in welke uithangende darmftukken, de motus perijialticus gezien werd. — Schmucker Cd) vondt, bij de operatie op eene beklemde navelbreuk, vijf of zes duimen lengte van den darm in de breuk bekneld: hij ontlastte tevens , na dat hij den ring geopend had, een menigte waters. — Dat de darmen in eene navelbreuk ook aan den navelring en aan andere deelen te gelijk zijn vastgegroeid bevonden , zullen wij , zo aanftonds O) Holl. Maatr. D. VII. St. 1. bh 124. (e) D. II. St. 2. b). 120. (d) Heelk. Waarn. D, II. Waarn. 15. G4  ïc-4 w. leurs, verhandeling over den aart (§• I3<5.)» mt de aangevoerde voorbeelden, aantoonen en bevestigen. $• 135. De Lever. — De Heeren gay en nourse, zegt pott (e)» hebben de lever in den breukzak van eene navelbreuk gezien. — büchholtz (ƒ") verhaalt, bij de opening van een kind, de lever alleen in den navelbreukzak gevonden te hebben. Nog twee andere voorbeelden van deezen aart, in welke alleen de lever in de breuk was, vindt men in de Waarneemingen , door gesner (g), en schaeffer (h) medegedeeld. S- 136. De Maag. — De Heer ranby, (fchrijft 5ott (00 ze§t: C'at mi *n eene navelbreuk, behalven twee en een half el darms, een derde gedeelte van de maag gevonden heeft: en dat alle deeze deelen met elkander waren vastge- (») Verh. over de Breuken bl. 225- Cf) Diff fle Hepatomphalwele congenita. argenttr. 176S. (g) Ann. Med. Uratislav. 1724. Tent. 28. art. IX. Ch) In Nov. affi. Acad. Nat. Qtr. T. III. obf. I. (1) L$e. ek.  EN DK verscheidenheid DER breuken. 105 groeid. — De man (T) verhaalt de Waarneeming van eene navelbreuk , bij een eerstgeboren kind, bij welks ontleeding men in den breukzak anderhalve fpan van den omgewonden darm, den blinden darm met zijn wormswijs aanhangzel , en eene halve fpan van den kronkeldarm vond: vooraf had men reeds een gedeelte van de galblaas , en van het- onderfte van de maag, binnen gebragt : de darmen waren aan den rand van den navelring vastgegroeid — en la c h a u s s e (7), emdelijk , verhaalt eene Waarneeming , in welke de maag alleen de navelbreuk uitmaakte. Be Mik. — Dat de milt in eene navelbreuk gevonden is , daarvan heeft de beroemde ruysch (tri) een voorbeeld opgetekend : in een eerstgeboren kind , naamlijk , zag hij, nevens de darmen en de maag, ook de milt bloot buiten den navel liggen. (*) HolJ. MaatC D. XIX. St. 3. hl, 71. CO Duf' «"* Hem. Ventr. in hall. coii. disp, Chir. Tom, III. (m) Obf. 72. / G5  106 W. LEURS, VERHANDELING OVER DEN AARf §. 138. Dus meenen wij de meest mogelijke verfcheidenheid , welke de gewoone breuken opleveren, afgehandeld te hebben ; alleenlijk zoude er nog overblijven, aantetoonen, hoedanig verfcheiden deeze breuken , zo met betrekking tot de kun' 11e , als met opzicht tot derzelver plaats, zijn. De zo edelmoedige als roemwaardige ftichter van het Fonds , waaraan de uitgfcbrevcne vraag, en dit antwoord, de geboorte verfchuldigd is, ik meen den Fleer j. mönnikhoff, geeft hiér zelf, uit een aantal van twee dut* zend perfoonen , uit den loop zijner gewoone pra&ijk , achtereenvolgende uitgetrokken , het volgende bericht van: Bij het eerfte duizendtal (ra) vm& hij 741 mans - en 259 vrouws - perfoonen , welken te zamen 1229 breuken hadden , waarvan 922 in mans , en 307 in vrouwen waren ; als: 205 dubbelde lieschbreuken , in 173 mannen en 32 vrouwen — 467 rechte- lieschbreuken , in 379 mannen en 88 vrouwen — 213 linker lieschbreuken, in 158 mannen en 55 vrouwen —7 dubbelde dijebreuken , in' 6 vrouwen en l (ra) Zie Holl. Maatf. D. XVII. St. 3. bl. 231.  EN DE VERSCHEIDENHEID DER BREUKEN. IO? man — 39 rechter dijebreuken, "in 28 vrouwen en ïi mannen — 22 linker dijebreuken in 17 vrouwen en 5 mannen — 31 navelbreuken, in 24 vrouwen en 7 mannen — 2'lieschbreuken en 1 linker dijebreük, in 3 vrouwen — 6 rechter lieschbreuken en 6 linker dijebreuken, in 4 vrouwen en 2 mannen — 3 linker lieschbreuken en 3 rechter dijebreuken , in 2 vrouwen en 1 man — 2 dubbelde breuken, nevens elkander, in de linker liesch en linker dije, in f man en 1 vrouw — 2 breuken-, naast eikanderen , in de rechter liesch en dije , bij 1 man — 1 linker lieschbreuk, met 1 navelbreuk, in 1 man en in 1 jongetjen — 1 breuk in de rechter liesch en in den navel, bij I meisjen. Bij het tweede duizendtal (0) waren er 743 mans - en 257 vrouws-perfoonen, hebbende te zamen 1230 breuken; naamlijk, de eerften 929, en de laatften 301; zijnde daarvan in 175 mansen 27 vrouws - perfoonen , dubbelde of wederzijdfche lieschbreuken; waar onder, ten aanzien van de mannen , ook zakbreuken begrepen zijn : voords waren 366 man- en 89 vrouwlieden in hun rechter- en 169 van de eerfte, (V) Te vinden in de jongstledene uitgave zijner Ftrhandd. ever de Breuken enz. bl. 41.  108 w. leurs, verhandeling over dfn aart en 55 van de laatften, in hun linker liesch gebroken — i man en 8 vrouwen hadden wederzijdfche dijebreuken — 10 mannen en 25 vrouwen, hadden rechter- en 5 mannen en 20 vrouwen linker - dijebreuken — 8 mannen en 25 vrouwen vond hij met navelbreuken — wijders had ééne vrouw 2 dijebreuken en 1 linker lieschbreuk — 1 jongetjen had 2 lieschbreuken en 1 navelbreuk — 3 mannen en 3 vrouwen hadden ieder ééne rechter liesch- en ééne linker dije-breuk; waarentegen 2 mannen en 3 vrouwen in hun linker liesch en rechter dije gehroken waren — 1 man had aan zijn rechter zijde 1 liesch- en 1 dije-breuk, en 1 ander man 2 zodanige breuken aan deszelfs linker zijde — eindelijk was 1 man en 1 meisjen, ieder met ééne navel - en liesch - breuk voorzien , zijnde die der liesch in des mans linker , en bij het meisjen in haar rechter zijde. Voords doet de Heer monnikhoff opmerken, dat in dit tweeduizendtal lijders geenenavelbreuken van kinderen , die met kleefplaaster en eene gewoone bandagie waren binnengehouden , zijn opgeteld , en welk getal, op zig zelf, vrij aanmerklijk zijn zoude.  EN DE VERSCHEIDENHEID DER BREUKEN. I09 II. OVER DE MINDER GEWOONE BREUKEN. S- 139' - Door minder gewoone breuken verftaan wij de zodanigen, welken over het geheel meer zeldzaam dan de voorigen zijn. En hier toe kwamen in aanmerking : A.) de breuken van den buik, B.) van de eironde gaten , C.} van de bilnaad en D.) van de fchede. A.) DE BUIKBREUK. §• HO. Eene breuk, welke boven of onder den navel , in de linsa alba, of aan eene van derzelver zijden voorkomt, noemt men eene buikbreuk, {Hernia ventralis, of Hypogastrocele.) §. 141. Derzelver verfcheidenheid beftaat in: liaare plaats , grootte en gedaante; in den breukzak; en in de dielen welke daarin bevat zijn.  IÏO Wé tEÜRS* VERHANDELING OVER DEN AART verscheidenheden, met opzicht tot de plaats , grootte en gedaante der buikbreuken. ■ S- Hz- Plaats. — Uit de bepaaling (§. 140.) deéZer breuken zagen wij, dat dezelven op, of teï zijde van de linea alba , en onder of boven den navel voorkomen : de geleerde k l i nkosch (/)) heeft de moeite genomen, dit, door voorbeelden uit een groot aantal Waarneemeren, te bevestigen. Deeze verfcheidenheid is voor den Breukmeester nodig optemerken; want, wanneer zij in eenig deel van de linea alba doordringen , dan is derzelver fpleet vast en peesachtig ; daarentegen in eene van derzelver zijden voorkomende,is deeze zacht en vleesachtig Qf). Beneden den navel voorkomende, vindt men gewoonlijk het net, of den darm, of beiden te gelijk, in dezelve ; doch tusfchen deeze en het zwaardswijze kraakbeen , heeft men er doorgaands de maag in gezien, cn daarom de breuken op deeze plaats , zonder onderfcheid, wel (?) ?rogr. quo $v. Hem. &c. § VIL (q) Zie richter, Verh. over de Breuk. D. II. bl. gi.  en de verscheidenheid der breuken. iïi eens maagbreuken genoemd ; dan , er kunnen ook op deeze plaats, boven den navel, neten darm-breuken ontftaan; gelijk wij , zo aanftonds, door voorbeelden, bevestigen zullen. $• *43- Grootte. — De buikbreuken kunnen verbazend groot zijn ; le dran (r) heeft er eene gezien, die het geheele voorfte gedeelte van den buik, aan beide de zijden befloeg. — garengeot (Y) verhaalt eene buikbreuk ge. zien te hebben, welke tot op het midden van de dijen af hong, en eenen tweeden buik vertoonde ; en zegt, dat de la peyronie eene befchrijving aan de Academie der Heelkunst heeft gegeven , van twee breuken deezer foort, welke nog grooter waren. ■— Zo ook fpreekt henckel (/) van eene buikbreuk, welke gelijk eenen grooten zak , tot op de knieën nederhong. §. 144. Gedaante. — De buikbreuken zijn in hunne (r) Operatien der Heelkunst bl. 105. O) Mem. de l'Acad. R. de Chir. Tom. i. Ct") Chir. operationen, St. 4.  •112 w. leurs , verhandeling- over den aart gedaante zeer verfchillende : dan eens zijn zij rond of langwcrpjg , plat of bol, en met een fmal of breed beginfel; af hanglijk alles van haare eerfte vorming , en van de deelen welke er in bevat zijn , en , onzes inziens , geene nadere opheldering vereisfchen. verscheidenheden van den breukzak in de buikbreuken. §• 145' Geene breuk is er," welke, over het geheel, minder met eenen breukzak voorzien is, dan de buikbreuk: — immers leert de ondervinding, dat alle zodanige buikbreuken, welke, na vooraf- en door-gaande wonden van het buikvlies volgen, van eenen breukzak ontbloot zijn, en de breukuirmaakende ingewanden, in dit geval, door de wond of het lidteken van het buikvlies en de buikfpierén doordringen, en onder de huid zig bloot, zonder breukzak, vertoonen. Le blanc (V) fpreekt van zulk eene breuk nabij den navel, waarin een gedeelte van het net en den darm beklemd was ; en ik (V) (*) ftaaf (tO Heelk. Operatien. D. II. bl. 284. (v) Ibid. mt. (y). (*) ln het manufcript (lond leur,s.  en DE VERSCHEIDENHEID DER BREUKEN»1 Hg ftaaf zulks met een voorbeeld: een perfooh bragt zig zeiven, met een mes, eene doorgaande wonde in den onderbuik toe; de wond in de huid genas; doch er bleef ter deezer plaatze eene kleine zwelling over; de toevallen van eene beklemde breuk openbaarden zig, en de lijder ftierf: bij de ontleding vorld men, een gedeelte van den darni, zonder breukzak, in de wond der buikfpierén beklemd. Ulhoorn 03 verhaalt het geval van eene buikbreuk, na eene vroeger doorgaande buikwonde, in het genezen lidteken ontftaan': eert Heelmeester zag deeze breuk voor een ettergezwel aan, opende, met een puntig mes de bekleedzelen, en kwetfte tevens de darmen * waaraan de lijdér ftierf. Zo ook verhaalt simoni'^ verfcheidene aanmerkelijke Voorbeelden van buikbreuken, Welken* het gevolg waren van eene vroegere keizerlijke fnede. §. 14& Dan, daarentegen zijn zodanige buikbreuken,: welken uit geene doorgaande buikskwetzingen ontftaan, of het gevolg van uit- en af-wijkingen/ (w) Zie heister, Heelk. Onderw D. II. bl. 899-; (?) Mem. de l\4cad. R. de Chir. Tom, I. p. 642, H  ÏI4 w. leurs, verhandeling over ben aart der fpiervezelen, of van vroegere verzweeringen deezer deelen zijn, over het geheel, met eenen breukzak, van het buikvlies gemaakt, voorzien. Men zie hiervan de voorbeelden, door heister (y), gunz (s) en anderen opgetekend. $ 147- Somwijlen wijken de buikfpierén met het buikvlies te gelijk uit, en maaken eenen tweeden breukzak: van deeze foort zegt richter zijn die groote breukgeüjke gezwellen,.die doorgaands een groot gedeelte van den omtrek des onderbuiks innecmen, en eenen zeer breeden bafis hebben. Henckee (£) fpreekt van verfcheidene zulke breuken; c'éue derzclven nam het geheele voorfte gedeelte van den onderbuik, van de borst tot de fchaambeenderen, in, en hing, gelijk eenen grooten zak, tot op de knieën neder. Eene zwangere vrouw had dergelijk eene breuk, die de Heer henckel hierom door de kunst verloste; na de verlosfing was de voorfte omtrek van den onderbuik derwijze verflapt, dar (f) Disf. de Hem- incarcerata fnppur. Helmjlad. 1758. O) Obferv. Anat'Chir. de Herniis. (a) Verh. over de Breuken D. ïf. bl. 92. (b) Chirurgijche Opemionen, 4 Stuk, §. 67 en 76.  fefr DÉ verscheidenheid der breuken. Ï15 rriett denzelven, met de hand, diep in de holligheid van den buik kon drukken. —. Men zie ook het zo even (§. 143J aangeroerde geval van den Heere le dran. verscheidenheid der ingewanden,welken in de buikbreuken bevat zijn, §• 148. Het net, de darm, de maag, de lever, de rónde band van dezelve, de milt, de blaas, eri de baarmoeder, heeft men, ieder alleen, of eenige derzei ven te gelijk, in deeze breuken gevonden. §. 149. Het net — le dran (c) zegt, veele netbreuken langs of ter zijde van de linea alba gezien te hebben, en bevestigt zulks, met eert aanmerkelijk voorbeeld. §• T5o. 't>s darm — Dat de darmen in deeze breuk ÊO Heelfc. Aanmerkingen, Aanm. 63. H 2  Il6 W. LEURS 'f VERHANDELING OVER DEN AAR"? voorkomen, hebben wij zo even (§. 145.) uit de waarneemingen van de Heeren le blanc, ulhoorn en mij gezien; men zie ook la chaüsse ( fpreekt van eene bezwangerde baarmoeder, welke als eenen zak over de liefchen hing; en bevestigt dit wijders {v) door een ander voorbeeld. (r) Vid. verdier, Mem, de FAcad. R.de Chir. Tom. II. Obf ii. p. 23. O) De Muiier. crgan. Cap. 8 p. 189. ({) Adv. Dec. 11. §. ix. Cu) Embryulcia vera. p. 7, 60 Es Muiier. et Infant. Morb. Obf. XXI. H 4  tzö w. lëurs, verhandeling over den aars s-153. Dan er is nog eene andere foort van buikbreuken, waarin één of meer der buiks-ingewanden zig in de holligheid van de borst plaatzen, en deswegen door den Heer van geuns (w) borstbreuk der buiks-ingewanden genaamd. Doch daar deeze breuk niet onder het bereik van de Heelkunst, noch derzelver kennis tot de nodige vere;schten van een' goed' Breukmeester behoort , zullen wij, in deeze Verhandeling, van dezelve niet fpreeken, maar ons alleenlijk vergenoegen, den weett ierigén te wijzen, naar de Verhandeling van den zo even gemelden Hoogleeraar m. van geuns, in welke men hiervan verfcheidene en verfchillende voorbeelden vindt opgetekend. B..) De breuk van het eironde gat, $■ 159,. Door eene breuk van het eironde gat, (Hernia foramims ovalis) verftaat men eene breuk, welke uitzakt door de hinnenfle uitranding van fiet eironde gat der ongenaamde beenderen, tusfchen de uitwendige fchaambeens- en driehoqf- (#) HqII. Maatf. D. VIII. ft. 1. bl. i6ty  en de verscheidenheid der f reuken* 121 - dige fpieren, onder de huid; maakende een ger zwel aan het bovenfte en binnenfte gedeelte der dije. s. i°q. De voornaamfte onderfcheiding in deeze breuk is: of zjj aan ééne dan aan beide de zijden plaats heeft; of het net, den daim, of de blaas er in bevat is; of dat de twee eerstgemelde er te gelijk in voorkomen; en eindelijk, of zij bij vrouwen alleen, of ook bij mans gevonden wordt. — Van dit alles leveren de volgende waarneemingen de voorbeelden op. §• *$!, Aan êéne en be;'le de zijd n — Garend geot (x'), die deeze breuken het eerst fchijnt befchreven te hebben, doch tevens erkent, dat arnaüd dezelven vdór hem heeft waargenomen ; na alvorens een geval van eene beklemde breuk van het rechter eironde gat, bij eene vrouw, welke hij had binnen gebragt, verhaald te hebben, maakt gewag van eene dubbelde breuk van die foort, door den Heer duverney waargenomen, en aan de Koninglijke Academie (?) Mem. de ïAcad. R, de Chir. Tt.n. J. p. 70°,H S  122 w. leurs3 verhandeling over den aart der Weetenfchappen medegedeeld.duverney naamlijk, vond in het bekken van eene vrouw, die hij ontleedde, twee gedeelten van een darm, die het buikvlies aan de bovenfte deelen van de beide eironde gaten hadden ingedrukt, en twee gezwellen gemaakt, elk ter grootte van een ei, tusfchen den voorften koker van de mus* culus tr'-ceps van elke zijde. Voords zegt garengeot, van den Heere hommel een ftuk bereid buikvlies gezien te hebben, dat over de eironde gaten geweest was, en waarin, ter plaatze van ieder gat, het peritonaum ingedrukt was, en twee zakken geformeerd had, welke ieder een groot duiven-ei konde bevatten. — Men zie ook vogel (yj, welke eene foortgehjke dubbelde breuk heeft aangetekend. §. 162. Netbreuken van het eironde gat — De Heer malaval OO deelt eene waarneeming mede, van eene breuk van het eironde gat, welke men niet geheel konde inbrengen, en aan welke de Heer arnaüd de operatie verrichtte: de breukzak geopend zijnde, vond hij in denzelven een (y) Von den Brucktn, f. 204. (z) Ffd. GARENGEOT, lOC. CÏf.  en de verscheidenheid der breuken. i2§ gedeelte van het net; de breuk lag tusfchen de voorfte hoofden van de musculus triceps. §. 163. Darmbreuk van bet eironde gat — Dat men de darmen in die foort van breuken heeft aangetroffen, heeft men reed» (§. 161.) uit de waarneeming van den Heere duverney gezien. — Zo ook vond heuerman (a),'vn. het ligchaam van eene vrouw, in eene zodanige breuk, anderhalve vinger lengte van het itêum bevat. ï* 164. Net- en darm-breuk van het eironde gat — Camper (b) vond, bij de ontleding van een lijk van 17 jaaren, dat het buikvlies, ter langte van twee duimen, door de eironde gaten, langs de va/a obturantia was uitgezakt, en in deszelfs breukzak een gedeelte van het net en van den omgewonden' darm bevattede. —■ Voords zegt hij, bij het ontleeden van lijken, meermaalen gezien te hebben, dat het buikvlies door deeze gaten, langs de gemelde vaten uitgezakt, eene breuk had gemaakt. t («j Chir. Oper. I. Band. f. 578. (b) Bern. Anat. Patk. Lib. ii. c, 6. §, i.  124 w' leurs, verhandeling over den aart $• 165. Blaasbreuk van het eironde gat — Men heeft, behalven het net en den darm, ook de pisblaas in deeze breuk gevonden: de Heer gunz (c)9 onder anderen, heeft hiervan een voorbeeld opgetekend, §. 166. Breuk van het eironde gat bi) beide de fcxen — De vrouwen zijn, over het geheel, meer dan de mannen aan deeze breuk onderhevig: Hechts -heeft men dezelve, voor zu veel ik weete, maar éénmaal bij een mansperfoon gezien: garengeot d) verhaalt hiervan de waarneeming; het gezwel zat aan de rechter dije, nabij het pen .aum, en werd voor een abfcès gehouden; doch daarop drukkende, fchoot de darm eensklaps naar binnen- C.) Breuk van de bilnaad. §• 167. Eene breuk, welke zig bij mannen tusfchen den endeldarm en de pisblaas, en bij vrouwen 00 Loc cit Cap. XXI. Cd) Lx fit.  en de verscheidenheid dér breuken. 12$ tusfchen deezen zelfden darm en de fchede, nabij de opening van den aars, aan ééne der zijden van de bilnaad vertoont, wordt een bilnaadsbreuk (hernia ptrinal) genaamd. §. 168. Dan eëns is iri deeze breuk een darm, eri andermaal heeft men er de blaas in gevonden.' i.'-q. Somwijlen is deeze breuk uiterlijk niet zichtbaar ; brom field (e) verhaald hiervan eene waarneeming: hij verrichtte eens het fteenfnijden aan een' jongeling, die eenen Heen in den hals Van de blaas had; hij bragt de Catheter zo ver als de fteen het toeliet iri de pisbuis, tot aan de voorftaanders, en ftootte den fteen door het Gorgeret in de blaas terug; het Gorgerei volgde den fteen, maar rees achter de fchaambeenderen zo fterk opwaards, dat -de Heer bromfield dacht, dat dit werktuig zig eenen verkeerden weg gebaand had; doch hij ontdekte wel rasch dat het in de blaas was. Terwijl hij den fteen met de tang wilde vatten, kwam er o) Chirurgkal Obfsmtim,  ÏS.6 w. leürs , verhandeling over den aart onverhoeds eene groote blaas te voorfchijn, die aan ftukken barstte, en op dit oogenblik zakte er aanftonds een aanzienlijk gedeelte dunne darmen uit de wonde. De Heer bromfield zettede de kunstbewerking voord, liet de darmen terug drukken en haalde den Heen uit. „ In dit geval, lag buiten twijfel", zegt dei Heer richter (ƒ;, „ eerie breuk tusfchen „ de blaas en den endeldarm, die waarfchijnelijk door den tijd volkomen uitgezakt, en in de „ bilnaad te voorfchijn zou zijn gekomen. — „ De blaas, die uitzakte en openbarfte, was „ waarfchijnelijk de breukzak, die misfchien bij j, het fteenfnijden gekwetst was geworden, en „ hierom, door het fchreeuwen des lijders, voï9, komen gefcheurd was." §. 170. Het beftaan van eene volkomene bilnaadsbreuk, %a welke een gedeelte van het ileam bevat was, vinden wij, door de volgende ontleedkundige waarneeming van den Heere chardenon (g) bevestigd. Chardenon naamlijk, vond bij een lijk, na hij den onderbuik geopend had, (f) Verh. over de Breuken. D. II, bl. 137. {£) Zie richtfRj ibid. bl. J.  EN DE VERSCHEIDENHEID DER BREUKEN. ïlf den omgewonden' darm in het midden van 'f bekken, tusfchen de blaas en den rechten darm, neergezakt: toen hij den darm opwaards trok, zag hij een' breukzak, die bijna een duiven-ei kon bevatten; zijne opening was naamver dan zijnen bodem, en deszelfs bovenfte rand hard en vereelt. De Heer chardenon biagt den vinger in den breukzak, lag de hand op de' bilnaad „ en voelde duidelijk dat tusfchen de hand en den vinger, niets als de uitwendige huidbevat was: toen de breukzak met plukzel opgevuld werd, zag men uitwendig zeer duidelijk een gezwel. Zo ook heeft smellie (h) verfcheidene deezer breuken, zo wel bij zwangere als andere vrouwen, waargenomen en medegedeeldt doch bij gebrek eener ontleed- of nadere heelkundige onderzoeking, kunnen wij van derzelvef> bijzondere verfcheidenheden niet fpreeken, §« 171. Dat de blaas ook in deeze breuken kan bevat zijn, daarvan vindt men, onder anderen, bij verdier (T) twee gevallen, door de '(hj Vroedk, Waarn. D. IT. C») Mem. de PJcad. R, de Chir. Tom. II. p. sg.  328 W. LEURS, VERHANDELING over. DEN AART Heeren MERven curadë waar genomen * aangetekend. ■ Pipelet (k~) vond ook eene blaasbreuk in de bilnaad, bij eenen man van 60 jaaren. D.) SCHEBE-BREUK. Wanneer eenig buiks-ingewand, de fchede, tón ééne van derzelver zijden, in een gezwel uitzet en verlangt, zo wordt dit eene breuk der fchede (Hernia vaginahs) genaamd. S- 173- De verfcheidenheid in deeze breuken, bepaalt zig tot derzelver plaats, en tot de ingewanden die er in bevat zijn. §. m- tiet betrekking tot haare plaats, komt zij gewoonlijk aan ééne van derzelver zijden voor; doch zij kan ook van achteren tusfchen den endeldarm en fchede, en van vooren tusfchen dit deel en dc blaas ontftaan. $• 175". (*) Ibid. Tom. IV. p* i8x.  *N DE verscheidenheid DER breuken. 12$ $• 175. De ingewanden, welke men in deeze foort van breuken heeft gevonden, zijn het net, de darmen, de blaas, de baarmoeder, trompetten, eiërïiesten, breede en ronde banden, en pisleiders. $> Het net — Levret, zegt de Heer richter (/), heeft het net in eene breuk der fchede gevonden. 177- De darmen — Meermaalen heeft men er de darmen in waargenomen. GarengeotQm)zag zulk eene breuk, waarin de darm., dwars door het bovenfte rechter zijdelijk deel van de vagina, tot buiten de lippen der fchamelheïd, "beursgewijs uitzakte. — En gunz <» verhaalt een geval, waarin een Heelmeester deeze breuk voor een ettergezwel aanzag, en hetzelve opende; waarna onmiddellijk de darmen, door de gemaakte opening in de fchede, naar buiten drongen. O) Verh. over de Breuken, D. II. bl. jh8. , (m) Mem. de 1'Acad. R. de Chir. Tom. I. p. 707, 1 . QO Loc. cit. Cap. XIX. p. 83. j4* l  £g0 w.LEÜRS, VERHANDELING OVER DEN AAR» §. I?8. De blaas — Niet zelden is de blaas in deeze breuk aanwezig. - Levret (o) zag bij eene vrouw eene fchede-blaasbreuk, hangende tusfchen de beenen. ter grootte van een vuist: deele vrouw verzekerde hem, dat dezelve eenmaal, toen zij eens 10 uuren op een rijtuig,zonder pis-ontlasting had geweest , de grootte van een kindshoofd had. Op eene andere plaats (/>) fpreekt levrét van eene ander© vrouw, die te gelijk eene dije- en eene fchedeblaasbreuk had. - Zo ook vond richarb de hautesierck (q ) in het lijk van eene vrouw, behalven twee lieschbreuken,eene fchede blaasbreuk. — En de haen (O heeft Waargenomen, dat eene vrouw, eene dubbelde fchedebreuk had, bevattende het eene gezwel eenen darm, en het andere, de blaas. s. w 7oov woan 9 1 — ' - Dc baarmoeder, trompetten, eiemesten, breedc *•>!:...'•' '.' " ' , ■ - »i O) Efai Jut l'dbus des Regies générales p- 155(p) Obf fur les Polypes, p. 145. (5) Recueil d'Obferv. de Med. des Hopitaux Milit. Tm. ... p. 1 to» (r) Ratit Medenü Pars. I. Cap. 7»  en de verscheidenheid der breuken. 13I en ronde banden en pisleiders. —— De Heer white (f) zag eene dienstmaagd van25 jaaren-, bij welke eene -fehedebreuk, 7 of 8 duimen langte, buiten de fchaamdeelen hing: na haaren dood vond men, dat in deeze fehedebreuk, behalven de blaas, waarin een groote fteen was, de baarmoeder, trompetten, eié'rnesten, breede en een gedetlte van de ronde banden 9 *n de pisleiders bevat was. & 180. Dat er in de fchede ook fomwijlen eene darmbreuk geboren wordt, door eene fcheuring van derzelver bekleedzelen, is van veelen waargenomen: de man (7), onder anderen, befchrijft eene waarneeming, waarin, bij eene moejelijkft 'verlosfing, een gedeelte van den kronkeldarm, door eene opening, in de fchede uitzakte; en dit zelfde wordt door deezen kundigen Geneesheer, door veele andere voorbeelden', bevestigd. §. 181. So ook verhaalt ettmuller («) twee (f) Medical Obfervatitns and Inquiriei by a Society of Phyjïsians in Lond. Vol lil. p. 1. CO Hol!. Maatf. D. XVI. ft. 2. bl. 288. (a; Colleg. Praiï. p. x. I 2  j£2 w. leuks, verhandeling over den aart gevallen uit schenkius en nanzelius*, waarin de darmen, door eene fcheur in de baarmoeder eener kraamvrouw, waren doorgedrongen. — En van soling en (v) bevestigt dk zelfde met eene waarneeming. §. 182. Dat, bij het omkeeren en uitzakken der baarmoeder, fommigen der buiks-ingewanden mede kunnen uitzakken, en des ter deezer plaatze, op deeze wijze, eene breuk kunnen maaken,daarvan vinden wij bij van solingen (V), camper 00» vogel (y)\ le blanc (z , en anderen, voorbeelden opgetekend. — Dan daar dit fóort van breuken, meer tot de uitzakking deeze baarmoeder, dan tot het leerftuk der breuken behoort, zo ontflaat het ons deswegen, om er , ter deezer plaatze, iet meer van te zeggen. {f) Da Muiier* et Infant. Merb. Obf. 54. Cw) Ibid. Obf. 50. (x) In de Voorr. voor maurice au, Ziekte der Zwang, Vr. bl. 64. (j) Verb. over de Breuken, bl. 48. (■) Heelk. Oper. D. II. bl. 26.  EN de VERSCHEIDENHEID DER BREUKEN. 13J III. Over de zeldzaame breuken. S- 183. Het fpreefct van zelf, dat wij door zeldzaame breuken, dc zodanigen verftaan, welke onder alle breuken, de allerzeldzaamfte zijn. — Hier onder behoort de rug- de lenden- en de hdligbeens ■ breuk. li) De RÜGBRStfR. S. 184. De Heer papen (a) heeft eene rugbreuk waargenomen en befchreven. Hij vond* naamlijk, deeze breuk in het lijk van eene boerin van 50 jaaren; uitwendig zag men een groot zakachtig gezwel, van den aars tot aan de kuiten afhangende; de huid was op het gezwel gefpannen, glanzig, en met veele dikke bloedvaten voorzien; het gezwel was een el lang, en had de gedaante van eene langwerpige en aan zijn' hals hangende flesch. Aan zijn begin ftrekte het zig uit van de rechter zijde der opening van den aars, over de groote bilfpier tot CO VU. HALtïR, Ctll. disp. Chir. Tm. III. p. 313. 13  1§4 w. leurs, verhandeling over den aart aan het heiligbeen, en zijne grondvlakte was langwerpig rond. — In deezen zak vond men, behalven een weinig geelachtig water, het net, en bijna alle de darmen, nevens het rechter eiërnest, dat vol verhardingen en waterblazen was,met de trompet van fallopius— Toen men alle de darmen, naar binnen had weggenomen, verfcheen de opening, waardoor deeze breuk uitgezakt was: zij was aan de rechter zijde van de opening van den aars en van het ftaartbeen, en ftrekte zig uit tot aan het heiligbeen; en men kon, met weinig moeite, den vinger door dezelve van binnen naar buiten, in den zak brengen. Eenige fystematifche Schrijvers, hebben deeze breuk, en niet ongegrond, onder den naam van heupbreuk befchreven; doch wij hebben verkozen in dezelve den naam van rugbreuk te behouden, om dat derzelver Waarneemer zelf, zet aldus genoemd heeft. a.) De lendenbreuk. §. 185. Van eene lendenbreuk vinden wij eene waa>neeming, door den Heere heuermann (?) (b) Vermifche Bemerkungm, II. Band. §. 33«*  en de verscheidenheid der breuken. I35 aangetekend: eene vrouw van 46 jaaren, kreeg een zeer pijnlijk gezwel in. de lenden, het welk eindelijk tot verzweering overging. Na de opening van het gezwel, vond men het eene darmbreuk te zijn, en den darm reeds, door de verettering, opengebroken; en uit welken eene lange worm te voorfchijn kwam. 3.) De breuk door het heiligbeen. §. iM Een jong, doch zeef oplettend èh kundig Heelmeester, toonde mij onlangs eene vrouw met een zeer zeldzaam gebrek; en verzocht er mijne gedachten over. — Deeze vrouw onderzoekende, vond ik, ter plaatze van het heiligbeen, een gezwel, ter grootte van een kindshoofd, het welk met een breed beginzel, uit het midden, een weinig naar de rechter zijde, van dit been fcheen voordtekomen, en zeer zacht op het aanraaken was: dit gezwel met beide mijne handen vattende, kon ik hetzelve aanmerkelijkverkleinen, en voor een gedeelte terug brengen; doch wanneer de vrouw eenigzins perste, even als of zij wilde afgaan, drong het gezwel weder tegen mijne hand aan, naar buiten; en dit was nog duidelijker en fterker, wanneer zij hoestte — deeze "erfchijnzelen deeden mij vermoeden 3 dat dit gebrek eene breuk was.  W. LEURS, VERHANDELING OVER DEN AART Op mijn onderzoek, naar het eerfte beginzel van dit gebrek, verhaalde mij de Irjderes, die thans 46 jaaren oud was, dat zij, voor omtrent zeven jaaren, wanneer zij in den beginne van haare veertiende zwangerheid was, zeer hard op haaren rug, en wel op die plaats, alwaar zij nu het gezwel had, gevallen had; dat zij echter deeze zwangerheid gelukkig ten einde bragt, zonder veel ongemak van dien val gevoeld te hebben; doch kort daarop, voor de vijftiende keer zwarger wordende, onlijdelijke fmerte ter deezer plaatze gevoelde; en welke, met de voordgang der zwangerheid nog heviger toenamen, zonder dat men aan de deelen van buiten de minfte verandering kon befpeuren. — Dan deeze zwangerheid, hoe fmartlijk ook, liep nogrhans ook wel af, en zij verloste gelukkig; hoe« wel de pijn, na de verlosfing; bleef aanhouden — dan, weinige dagen na haare verlosfing, op een oogenblik, dat zij, op het bed liggende, buiten hetzelve naar den grond reikte, om van« daar iet zwaars optetillen, gevoelde zij eene geweldige knap in haaren rug, of Ijever ter plaatze van het midden des heiligbeens, en oogenbliklijk[met de hand daarna voelende, voelde zij, ter deezer plaaze, een gezwel, ter grootte van een vuist; met dat gevolg, dat haare inwendige pijn weg was — dit gezwel, dat los en verfchuif-  EN DE VERSCHEIDENHEID DER BREUKEN". \%f baar onder de huid zat, en niet kon terug gebragt worden , groeide echter, binnen eenige maanden, tot eene aanmerkelijke grootte, en wel zo, dat een Heelmeester befloot hetzelve wegteneemen: — hij opende derhalven de huid, en fneed er in de daad een vast vezelachtig ligchaam uit, dat de kleur en vastigheid had, zo zij zig uitdrukte, van een half gaar gekookte lever , en meer dan drie ponden was. — De wond heelde, en het gebrek fcheen genezen; doch weldra kwam , na deeze geneezing , andermaal , ter zelfder plaatze, zo dikwerf zij ten IToelgang ging, en eenigzins perfte, een gezwel naar buiten; dat eindelijk grooter werd en buiten bleef; en nu finds omtrent vijf jaaren, tot die grootte was toegenomen, als het zig thans vertoonde: fomwijlen is het gezwel zeer pinlijk; en in dit geval is zij meermaalen aan braakingen onderhevige vooral heeft dit 'smorgens, bij het ontwaaken, plaats Voor het overige fchijnt zij tamelijk gezond; alleen is haar rechterbeen, meer dan het linker zwak, en zichtbaar vermagerd. Uit al dit bovenltaande derhalven, beiloot ik dit gebrek eene breuk door het heiligbeen te moeten noemen: en heb insgelijks gemeend, dezelve, ter deezer plaatfe, op de lijst der zeldzaame breuken te mogen ftellen. — Terwijl wij tevens hoopen, dat, in het vervolg, een naauwkeurig L  5 g§ W. LEURS , VERHANDELING OVER DE BREUK, ontleedkundig onderzoek, over een en ander her nodige licht verfpreiden zal. Dus meenen wij, een onderwerp te hebben afgehandeld, welks kennis volftrektlijk den grondflag voor ieder goed Breukmeester zijn moet — Wij hebben in hetzelve doen zien, wat de oude, laatere., en hedendaagfche Genees- en Heelkundigen, door eene breuk verftaan, en welk gebrek er alleen voor genomen moet worden — Wijders, hoe verfcheiden de breuken, niet alleen met opzicht tot haare plaats, en ingewanden, die er in bevat zijn, zijn kunnen; maar hoe aanmerkelijk verfcheiden iedere breuk op zig zelve kan zijn. Wij hebben dit voornaamlijk meer omftandig in de afdeeling der gewoone b.euken, als het meest ter kunstbewerking voorkomende, aangetoond ; niettegenftaande wij ons tevens beijverd hebben, om het geene de ondervinding in de andere breukfoorten heeft opgeleverd, aan teftippen en medetedeelen. En hiermede hoopen wij, aan het belangrijke doel deezer Vraag, voldaan te hebben. Certos fert experientia firuQus.  VERHANDELINGEN BEKROOND MET DEN PRIJS VAN HET LEGAAT j VAN OEN HEERE JOHANNES MONNIKHOFR TWEEDE STUK. tE AMSTERDAM, sij LODEWYK van È Si MDCCXCVit   VERHANDELING over de TEKENEN van den AART en de VERSCHEIDENHEID der BREUKEN, door. % LOGGER, Stads Heelmeester te Leiden. Te AMSTERDAM, bij kODEWYK van ES, MDCCXCVIL   ANDWOORD OP DE VRAAG: De aart en verfcheidenheid der waare Breuken bepaald zijnde; is de Vraag: welke zijn daarvan de onderfcheidende Kenteekenen , door Waarneerningen be» vestigd ? DOOS J. LOGGER, Stads Heelmeester te Leiden. WAARAAS DE GOUDE EERPENNING IN DEM1 JAAR E 1796 IS TOJ3GEWEEZEN.   I N I-I OUD DEEZER VERHANDELING. Inleiding. . t . Bladz. 139. Verdeeling. . . . 141. EERSTE AFDEELING. Over de algemeene kentekenen der breuken, • • ' • I43—~ zinlijke kentekenen . 144. —— redenraaatige kentekenen , 145, TWEEDE AFDEELING. Over de tekenen, afhangelijk van de plaatfen der breuken. . . 147.  iï INHOUD. Over de tekenen der lieschbreuk en balzaksbreuken. . • Bladz. 147- -—«- _ der fchhaambreuken. 148. ... der dijebreuken. . ibid. — . - - der navelbreuken. . 149* der buikbreuken. . 15°» , _ der breuken van het eironde gat. . . . 152. , van de bilnaadsbreuk. 153. der fchedebreuken. . ibiê. . der heup- of rugge-breuk. 154. . der lendenbreuk. . 155» r der breuk van het heiligbeen. • • • did. van de borstbreuk der buiksingewanden. , . • 156*_ der baarmoederbreuken. 158. DERDE AFDEELING. Verdeeling. . . 161. Xeerste deel. Over de tekenen van de verfcheidenheid der deelen buiten den breukzak, en in de nabijheid van het breukgezwel. 162. van de verfcheidenheden der algemeene bekleedzelen. . 163,  INHOUD. m Over de tekenen van de vereeniging der huid met den breukzak, . Bladz. 164. , dat er eene groote hoeveelheid van vetvlies tusfchen de huid en den breukzak is. . 165» , eener etterverzameling tusfchen de huid en den breukzak. . 1: 6. , der beklemming , af hangelijk van de peesvezeien des dije zwachtels. 167. . eener lieschbreuk , achter de opgezwollen liesehklieren gelegen. 169. van de loop der bovenbuiksflag- ader. . . • 17°« van de kwetfing der aanmerkelijke bloedvaten, bij de doorfnijtling van den breukzak. , . ibid. van de verfchillende loop des zaadftrengs. , . . 171. der zamengroejing des zaad- ftrengs. . . . 172. eener aderbreuk v'an den zaad» ftreng, gepaard gaande met eene waare breuk. . . . 173« eener verzameling van water in den fchederok der ztadvaten, bij eene breuk. . • • 174» * 2  ïv INHOUD. Over de tekenen der vereeniging van den bal met den breukzak. . Bladz. 179. , van de aangroejing des bals aan de uitgewekene ingewanden. 180. eener waterbreuk in de fchederok des bals, met eene gewoone breuk. 18 u eener waare breuk met een vleeschbreuk. . • ,'83. . van de tegenwoordigheid der ballen in de liesch, bij eene lieschbreuk. 187. tweede deel. Over de-tekenen der verfcheidenheden, die zig aan den breukzak zei ven opdoen. 189. . van den bij zonderen oorfprong des breukzaks. . : ibid. , .. der breukzakken, door den fchederok gevormd. . . • 190. der breukzakken in buikbreuken, door het buikvlies, gevormd. 193. ; der breukzakken in buikbreuken, gemaakt door het buikvlies en door de buikfpierén. • *94* van de verfchillende voordkomst der breuken of breukzakken. . 195.  ï N H O U D. v Over de tekenen der verfcheidenheden in de waare natuur des breukzaks waargenomen. . . Bladz. 202; -< der breuken met kleine breukzakken. . . . ibid. der groote breukzakken. 205. < van de onderfcheidene dikte der breukzakken. . . 206. der gaten in de breukzakken. . • . ... 210. der breuken zonder breukzakken. . . . 215. der breuken zonder breukzakken , en met verlies der uitwendige bekleedzelen. . . . 220. der aangroejingen van den breukzak. . . . 222. der > eigenaartige beklemminge van dezelven. . . 234. DERDE DEEL. Over de tekenen van de verfcheidenheid der deelen binnen den breukzak. . 247. het vocht in den breukzak bevat. ibid. — ■ der vreemde ligchaamen binnen den breukzak. . . 258. * n o ;  Vï INHOUD. Over de tekenen der verfchillende ingewanden in den breukzak. . Bladz. 263, . _ der Netbreuken. . 264. . der eenvouwige netbreuken, 265. der groote netbreuken. . 270. der gemengde netbreuken. 275. der darmnet-breuken. 276. der zamengeftelde netbreuken. der aangegroeide netbreuken. ibid. , der bijzondere ontaartingen van het net. . • • a85> der netbreuken, met eene nevens- gaande verzameling van waterachtig vocht. ..• ibid- , der vleeschachtige en verharde netbreuken. • • > * a88* . , der verftorvene netbreuken, 291. , der beklemmingen, door het pet gemaakt. . • • ■ , — der darmbreuken. . 3°6» ; a der darmbreuken van littre. „ der breuken, door eene uitzakking van den geheelen omtrek des darms gemaakt. • » *  INHOUD, vif Over de tekenen der kleine darmbreuken. > . . Bladz 313. - - -— der meer aanzienlijke darmbreu¬ ken. . • . . ibid. 1 der groote darmbreuken. 325.' - —-— der bijzondere gefteldheid van bet eigen wezen der darmen in de breuken. • > . 327. ■ . j 1 • der ontftokene. darmbreuken. 3*8. «"■'■ \" — —. van verderving in darmbreuken. 338»' - ■■' ■ —— van eene opfpanning der dar¬ men in de breuken. . 350. van de tegennatuurlijke hardheid en vernaauwing der darmen bij de breuken. . : . 352* « —— der aangegroeide darmbreuk. 357. . .—*-*■ van de eigenaartige beklemmin¬ gen der darmen en van het darmfcheil. . . . / . ibid. ■ ■—... ■ ■ der maagbreuken. . 360. — der leverbreuken. . 364. —— —- der milt breuken. »| ibid. ——— — der blaasbreuken. . 365. - — £ —— der blaas - darm - netbreuken. . , . . 378.  vin INHOUD. Over de tekenen dat er fteenen in de'blaasbreuken aanwezig zijn. Bladz. 383. . — der ontftokene en beklemde blaasbreuken. . . 388. verfchijnfelen eener onkenbaare blaasbreuk 39°- u tekenen der baarmoederbreuk,enz, 393. — eiërnestbreuk. 397* Slotrede. . . . 399-  VERHANDELING OVSR DB TEKENEN van DEN AART EN DE VERSCHEIDENHEID DER BREUKEN; DOOR J. LOGGER. INLEIDING. Cjroot en verbazende is de verfcheiden* heid, die er in de Breuken wordt waargenomen! —- Eene menigte Waarneemingen van de beroemdfte en ervaarendfte Ontleed- en Heel-kundigen , in de bekroonde Verhandeling van den Heere Leurs, over den aart en de verfcheidenheid der Breuken, aangehaald, bewijzen zulks. Het is intusfchen deeze verfcheidenheid, welke de behandeling der BreuK  140 j. logger , verh. over de tekenen van den ken, dikwijls zeer moejelijk, en de Breukfnijding tot eene van de gewigtigfte operatiën der Heelkunde maakt, welke eene door kunde en oordeel beftuurde hand, en de grootfte oplettendheid en tegenwoordigheid van geest vordert. Deeze verfcheidenheid wèl te kennen, niet alleen als mogelijk, maar zelfs als daadlijk aanwezig zijnde, is des van het grootfte belang voor alle Heelkundigen, daar zulks de zekerfte gronden geeft voor den gelukkigen uitflag der behandeling deezer gebrekei'. Groote en edelmoedige Heelkundigen hebben zig daarom al voor lange beijverd om eene verbeterde kennis, en een helderer licht over dezelve te verfpreiden, en het Leerftuk der Breuken, in alle bijzonderheden, als een gewigtig vak der Heeikunde, door toedoen te volmaaken Wij zagen ook , in onze dagen aan zulk een edel oogmerk het Legaat van wijlen den beroemden Heere monnikhof zijn beftaan verfchuldigd — wij zagen ook kunstminnende Btfluurders van het gemelde Legaat met het zelfde doel bezield, in de door Hun opgegevene Vraagen, en in de , van tijd tot tijd herhaalde vriendlijke uitnodiging, om aan het zelfde oogmerk bevoxderhik te willen zijn.  aart en de verscheidenh. der breuken. I4I Het is dan ook de pligt van alle Heelkundigen , die door oefening en ervaaring eenige vorderingen in dit moejelijk en gewigtig vak van hunne kunst gemaakt hebben, en gaarne ten algemeenen nutte bezig zijn, op alle mogelijke wijze medetewerken. Wij hebben, daar wij door een gevoel van verpligting in deeze, en door eene betamelijke eerzucht werden aangevuurd, de volgende vraag ons ter beantwoordinge voorgelteld' „ De aart en verfcheidenheid der waars „ Breuken bepaald zijnde; is de Vraag: Welke „ zijn daarvan de ondetfcheidende Kentekenen „ door Waarneemingen bevestigd?" Daar deeze voorgemelde Vraag alleen een onderzoek in zig bevat, naar de onderfcheidende kentekenen der verfcheidenheid door leurs bepaald, hebben wij ook deezen gevolgd, maar echter geoordeeld t om alle noodelooze herhaalingen te meiden, en gemaklijker voor den Leezer te zijn, eene andere fchikking in de voordragt te moeten maaken, en dit ftuk in drie afdeehngen te verdeden. In de eerfte afdeeling hebben wij aangewezen , de algemeene tekeutn der breuken, die ons den aart der breukgezweiien doen kennen, en van andere gezwellen onderfcneiden. K a  14» J. LOGGER, VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN Tn de tweede afdeeling ftelden wij de onderfcheidende kentekenen voor, die de verfcheidenheid , afhangelijk van de plaatzen, daar de breuken voorkomen, genoegzaam kenbaar maaken. Eindelijk zijn door ons in de derde afdeeling, alle die kenmerkende verfchijnfelen opgegeven, door welken de Heelkundigen de verfcheidenheden kan beoordeelen , die geboren worden uit den bijzonderen aart, of uit de toevallige gefteldheid der deelen, welke het breukgezwel omringen, of daar in bevat zijn — in zo verre naamlijk, als de kenmerkende verfchijnfelen dier verfcheidenheden , door ons bekende waarneemingen bevestigd worden. Dat de bevoegde Kunstrechters, aan wie wij deeze bladen terbeoordeelinge zenden, beflisfen in hoe verre onze pogingen gelukt zijn.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 143 EERSTE AFDEELING. DE ALGEM EENE KENTEKENEN DER BREUKEN. s. i Ahe verfchijnfels, die ons yan de verplaatzing van één, of van meer ingewanden uit hunne natuurlijke holten, en van hunne tegenwoordigheid, in een tegennatuurlijk gezwel, verzekering geeven, worden met recht algemeene tekenen der breuken genaamd; dewijl zij derzelver aart aanwijzen, en de breuken doen onderfcheiden van alle andere gezwellen, inzonderheid van de zogenaamde onwaare breuken, die door verzameling van vocht, door zieklijke ongeiteldheid of ontaarting der deelen, gemaakt worden. § ». Wanneer men, voor zo veel deeze algemeene tekenen aangaat, de Heelkundige ondervinding raadpleegt, vindt men tweederlei K3  144 J- LOGGER, VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN foort derzelve, naamlijk zinlijke en reden* maatige. S- 3- Zinlijke kentekenen vertoonen zig aan het oog, of worden bij een nader onderzoek door de hand des Heelmeesters waargenomen; en zijn, eene fchielijk voorkomende, of onverwacht waargenomene zwelling, in den omtrek des buiks, en in deszelfs nabuurige ftreeken : deeze zwelling is gefpannen, beweegbaar, en met een onaangenaam gevoel vergezeld : legt men op dezelve een of meer vingers, terwijl de lijder hoest, dan voelt men duidelijk eene zekere klopping of bonzing tegen dezelven, en eene toeneeming van het gezwel in grootte en in hardheid; deeze laatfte tekenen ontdekt men ook, wanneer de lijder zijnen adem inhoudt, of pogingen doet om de ftof des afgangs te loozen. Op eene aangewende drukking, of wanneer de lijder zig, in eene horilontaale richting, achterover legt, wijkt het gezwel naar binnen, en is des morgens, als de lijder het bedde zal verlaaten, altijd kleiner of geheel verdweenen; maar wanneer hij overeinde ftaat, vertoont het zig weder naar buiten; ook wordt  AART EN DE VERSCHEIDEN!!. DER BREUKEN. J45 het na de maaltijd, en zo menigmaalen de buikholte, door eene meerdere uitzëtting der maag en ingewanden, verkleind wordt, ge« fpannen en grooter. Uit de opgave deezer verfchijnfelen zien wij, dat de inbrengbaarheid van het g- zwel, of de beurtlingfche toeneeming en vermin* dering van hetzelve in grootte en hardheid, onder verfchillende omftandigheden, de hoofdtekenen , of liever de eigene charaéieristieke kentekenen der breuken zijn. Wij zouden nu tot ftaaving hier van eene menigte gevallen kunnen aanvoeren; dan, daar deeze algemeene kenfchetzende tekenen, door een genoegzaam aantal waarneemingen bevestigd zullen worden, in de volgende afdeelingen, en wij zo min mogelijk in herhaalingen willen vallen, hebben wij zulks hier ter plaatfe, als noodeloos en overtollig, geheel nagelaten. §•4. De redenmaatige kentekenen worden door redeneering en een daaruit gevormd befluit opgemaakt. Bij voorb., als men de aan we-, zigheid van een breuk vermoedt, om dat het gezwel is gevolgd op eene geweldige voorafK4  116" J. LOGGER, VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN gegaane oorzaak, en de lijder, van dien tijd af aan, geklaagd heeft over verfcheide ongefteldheden, aan welke hij te vooren zelden of in het geheel niet onderworpen was; gelijk geduurige aanvallen van misfelijkheid, van kolijkpijnen, van brakingen, en van opgeftopten afgang, dan is er veel reden om te befluiten , dat de vooraf plaats gehad hebbende geweldige oorzaak, eene mindere of meerdere verplaatfing van één of meer ingewanden heeft daargefteld, die, van eene rekking of drukking van het verplaatfte deel vergezeld gaande , noodzaakelijk van de zo even genoemde toevallen moet gevolgd worden. , ln de meeste gevallen vindt men de beide opgcgevene foorten van de algemeene kentekenen der breuken; maar in kleine, diepliggende breuken, of in die , welke veel vochts in haaren breukzak bevatten, of met andere gezwellen vergezeld zijn, ook bij zeer vette lieden, moet men dikwijls alleen op de laatfte tekenen aangaan , gelijk vervolgends in de derde Afdeling zal gezien worden, wanneer wij ook derzelver bellaan door waarneemiogen zullen bevestigen.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. ï 47 TWEEDE AFDEELING. TEKENEN, AFHANGELIJK VAN DE PLAATZEN DER BREUKEN. Si i jBij de opgave der algemeene tekenen, heb ik gezegd, dat het breukgezwel zig moest bepaalen binnen den omtrek des buiks, of in deszelfs nabuurige ftreeken, eh dit wordt ook door de Heelkundige ondervinding bevestigd, die ons eene aanmerkelijke verfcheidenheid in deeze plaatfen aanwijst De volgende bijzonderheden zullen ons de tekenen deezer verfcheidenheid leeren kennen. §.6. De Lie$ch-breuk vertoont zig met een rondachtig gezwel, ter plaatze van den Liesch-ring, en vergezeld met de algemeene opgegevene tekenen der breuken. In twee honderd en tagtig gevallen, door ons aangetekend, en naar hunne bijzondere omftandigheden bezorgd, en behandeld, gali 5  I48 j. logger, verh. over de tekenen vanden ven deeze verfchijnfelen ons alle verzekering van de tegenwoordigheid der Lieschbreuken; waar onder echter ook veele Balzaksbreuken waren, die zig, door de vergrooting en nederzakking van het vooraf plaats gehad hebbende Liesch-gezwel, en de verbinding met den Lieschring duidelijk kenbaar maakten. De Schaambreuk kenden wij in vier geval» len, ons voorgekomen, uit de voorafgegane Liesch-breuk, die allengskens nedergezakt was in de lippen der fchamelheid, en eene langwerpige ronde zwelling vormde, ook in verbinding met den Liesch-ring. j §• 7- Het aanwezen der Dijebreuken ontdekten wij in vijf-en-dertig gevallen, onder anderen, ons ter behandelinge voorgekomen, door de ronde gedaante, hardheid, en beweegbaarheid der zwelling, die onmiddelijk beneden aan de uitwendige zijde der liesch, in de plooi der dije zichtbaar, en onder den peesachtigen band van Fallopius uitgedrongen was Zeer veele van deezen waren inbrengbaar, en de lijders en lijderesfen, na het aanleggen van gepaste breukbanden, van alle nevensgaande toevallen bevrijd; eenige  aart en de verscheidenh. der breuken. I49 waren aangegroeid , oninbrengbaar, en konden alleenlijk door zachte banden eenigzins worden gefteund, en in haar' aangroei tegen» gehouden; terwijl enkele, die beklemd waren, vergezeld gingen van de charaéleristieke toevallen haarer beklemminge — In geene breuken is de ronde gedaante, hardheid, en beweegbaarheid zo gemeen als in de dijebreuken, vooral, zo er beklemming mede gepaard gaat. De Heer mal aval heeft zulks reeds opgemerkt, en le blanc, die zegt dat deeze bijzonderheden fchier altijd in beklemde dijebreuken gevonden worden, bevestigt zulks ook met een voorbeeld van eene tagtigjaarige weduwe, welke met het opligten van eenen leuningftoel, eensklaps eene beklemde dijebreük kreeg, die klein, rond, hard, pijnlijk en echter beweegelijk was; fa) en wij hebben zulks insgelijks waargenomen. $. 8. De navelbreuk, die door eene uitdringïng der ingewanden, door den verwijden Navelring , geboren wordt, vormt ook eene inbrengbaare, ronde zwelling, die zelfs in den CO Heelk. Opemiëa, D. II. bl. 243.  1£0 j. logger, verh. over de tekenen van den beginne, veel meer uitpuilende is dan in de andere breuken. Hoe veele oefenende Heelkundigen zouden hieiü>, met ons, niet eene menigte gevallen kunnen opnoemen , waarin de gemelde verfchijnfelen geen oogenblik deeden twijfelen aan het beftaan deezer breuken, en waarin eene gepaste behandeling op derzelver kennis gegrond, in jonge kinderen, eene gelukkige geneezing aanbragt, en in meer bejaarden den aanwas verhinderde. Veele kinderen hebben wij geneesen, en ook tegenwoordig worden nog twee bejaarde lijders op eene onderhoudende wijze door ons beveiligd en behandeld. In welk eene verfchillende gedaante en grootte, of op wat plaatfen de buikbreuken zig ook vertoonen, zij worden uit haare voordbrengende oorzaaken, uit de algemeene tekenen der breuken, en fomwijlen door het gevoel der ingewanden, in dezelve bevat, gekend. In een geval, door leurs waargenomen, en in een ander door ulhoorn medegedeeld, wiens Vader eenigen tijd te vooren den lijder behandeld hadt, (van welke  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 151 beide gevallen wij in het vervolg §. 43. nader fpreeken zullen,) waren de voorafgegaane geweldige oorzaaken, en de tegenwoordig zijnde tekenen der beklemming, voor de beide oplettende Waarneemers , genoeg, om hen van het aanwezen eener buikbreuk te verzekeren, fchoon dezelve door anderen werd miskend, ten koste van het leven der lijderen. De van tijd tot tijd toeneemende uitzet-' ting van het lidteken, na de Keizerlijke fnede, en de inbrengbaarheid van het gezwel, geeven in een door ons aangetekend geval, §. 43, alle zekerheid dat er wezentlijk een buikbreuk belïaat. Ik heb meer dan ééns voor eene mijner lijderesfen met eene aanmerkelijke buikbreuk, gevolgd na eene moejelijke verlosfing, eenen bombazijnen gordel vervaardigd, waarmede gemelde breuk, die anders als een zak over de fchaambeenderen nederhangt, maar ook geheel inbrengbaar is, wederhouden en genoegzaam bepaald wordt : wanneer deeze lijderes in eene zittende geftalte zig van haaren gordel ontdoet, dan vallen de ingewanden met een hoorbaar geruisch, en met eene aanmerkelijke vergrooting van het gezwel nederwaards, en er volgt eene fpoedige flaauwte, welke niet wijkt, voor dat m n het ge-  15a J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN zwel opgeligt, de ingewanden , die zig zeer duidelijk laaten voelen, naar binnen gebragt, en den gordel op nieuw aangefloten heeft. $. 10. Als er een of ander ingewand uitzakt, door de binnenfte uitranding van het eironde gat der ongenaamde beenderen, tusfchen de uitwendige fchaambeens- en driehoofdige fpieren, onder de huid, en een rond gezwel maakt aan het bovenfte en binnenfle gedeelte van de dije, kan men hetzelve duidelijk genoeg voor een breuk van het eironde gat ken? nen ; maar in den beginne, wanneer de breuk zo klein is, dat zij uitwendig bijna geene zwelling vertoont, is het moejelijker om zig van het aanwezen van zulk een breuk te verzekeren, dewijl er dan, behalven eene plaatslijke en fchielijk voorkomende pijn, in de nabijheid van het eironde gat, en de voorafgegaane oorzaak, geene andere tekenen gevonden worden. Wanneer wij in het laatfte Deel van de derde Afdeeling, de kentekenen der bijzondere ingewanden, in de breukgezwellen bevat, aantoonen, en door voorbeelden ftaaven, zullen wij verfcheiden waarneemingen vinden, die  aart en de verscheidenh. der breuken. 15 J ook te gelijk de kenfchetzende tekenen deezer breuken bevestigen. $. m De breuk des lilnaads wordt fomwijlen ook moejelijk gekend, wanneer naamlijk de uitgewekene deelen geene zwelling maaken, terwijl er nogthans een breuk aanwezig is, wier beftaan men alleen kan vermoeden, uit een gevoel van zwaarte en pijn, na eene voorafgaande geweldige oorzaak; maar in andere gevallen is deeze breuk zeer kenbaar, door eene inbrengbaare zwelling, met de algemeene tekenen der breuken vergezeld, nabij de opening van den aars, aan ééne der zijden van den bilnaad. Ook deeze verfcheidenheid in tekenen, zal in onze laatfte Af deeling bevestigd worden, door meer dan ééne waarneeming. S- i*. Eene inbrengbaare zwelling uit de wanden van de fchede der lijfmoeder voorkomende, is volgends garrngest, levret, den beroemden Hoogleeraar sandifort, en anderen, het voornaame kenmerk der fchede breu-  154 j« logger, verh. over de tekenen van dem ken — Men zie hunne waarneemingen in het laatile Deel deezer Verhandeling. S. 13. De heup- of rugge-breuk .tekend zig in het begin met eene kleine inbrengbaare zwelling, ter zijde van den aars, die allengskens tot eene aanmerkelijke grootte aangroeid, en laag ne- derhangt Wij zien zulks in het geval van den Heere papen waargenomen. Hij zag naamlijk in eene fterke boerin, van vijftig jaaren, die fchielijk overleden was, en gerechtlijk moest geopend worden , uitwendig een groot zakachtig gezwel, van den aars tot aan. de kuiten toe afhangende; de huid was op dit gezwel gefpannen, glanzig en met veele dikke bloedvaten voorzien; het gezwel was één el lang, en hadt de gedaante van een langwerpige en aan zijn hals hangende flesch; aan zijn begin ftrekte het zig uit van de rechter zijde der opening van den aars, over de groote bilfpier, tot aan het heiligbeen , en zijne grondvlakte was langwerpig rond — Men verhaalde papen, dat de vrouw eerst voor tien jaaren, een klein gezwel, van grootte als een hoenderei> aan de ope-  aart en de verscheidenh. der breuken. 155 opening van den aars waargenomen had, en dat dit gezwel, van tijd tot tijd, tot zulke eene aanmerkelijke grootte was aangegroeid. Zo dikwijls als zij haaren afgang loosde, moest zij het gezwel met beide de armen onderfteunen, en naar de linker zijde haaien. Toen men den zak in zijne gantfche lengte had opengefneden , zag men er daadlijk eene ongelooflijke menigte darmen, en het net in, nevens een weinig geelachtig water(b). §. 14. De Lendenbreuk werd eerst gekend na de opening van een zeer pijnlijk gezwel in de lenden, het welk tot verzweering overging: het was een darmbreuk, de darm was reeds door verettering opengebroken , en er kwam een worm uit te voorfchijn (c), s. 15. De breuk van het heiligbeen, door leurs medegedeeld, vormde een gezwel, dat in den tijd van vijf jaaren was aangegroeid tot de O) Vide ha/,ler, Coll. Disp. Chir. Tom IN. p. 313. (c)heüermann, Vermitcnte £emerkungen} II band. L  156 j. logger, verh. over de tekenen van den grootte van een kindshoofd, en fcheen met een breed beginfel voordtekomen, uit het midden , een weinig naar de rechter zijde van het heiligbeen: het was zeer zacht op het aanraaken, en als het met beide de handen omvat werd, kon men het aanmerkelijk verkleinen, en voor een gedeelte terugbrengen, doch wanneer de vrouw eenigzins perste, even als of zij wilde afgaan, drong het gezwel weder tegen de hand aan, naar buiten ; en dit was nog duidelijker en fterker, wanneer zij hoestte — Somwijlen was het gezwel zeer pijnlijk, en dan was de vrouw meermaalen aan brakingen onderhevig; vooral had zulks 's morgens bij het ontwaaken plaats (d). Aanmerk. De borstbreuk der buiks-ingewanden; de indringing der darmen door een fcheur in de baarmoeder van eene kraamvrouw, en het uitzakken der buiks-ingewanden met de omkeering of uitzakking der baarmoeder, (welke beide laatften,doorleurs onder de fcheden-breuken gefteld zijn,) niet tot het Leerftuk der Breuken behoorende, maar echter door gemelden naauwkeurigen fchrijver, als zo veele voornaame bijzonderheden Cd) leurs, Verhandeling over den aart en de verfcheidenheid der Breuken, §. 186.  aart en de verscheïdenh. der breuken. 1%? der breukfoorten aangewezen zijnde, hebben wij geoordeeld, in eene afzonderlijke aanmerking, voor zo veel derzelver tekenen aangaat, het voegelijkst te kunnen behandelen. 1.) De borstbreuk der buiks-ingewanden, heeft petit twee maaien waargenomen. De eene was zeer oud. Volgends het verhaal van den lijder, die veertig jaaren oud was, had hij van zijne vroegfte jeugd af aan, van tijd tot tijd gefukkeld met kolijkpijnen, die men een maag-kolijk noemde: wanneer deeze hem aanvielen, had hij eene groote moejelijkheid in het ademhaalen,' met eene zo aanmerkelijke flikkende benaauwdheid, dat hij verfcheiden maaien meende te fterven: deeze benaauwdheden weeken niet fchielijk j hij kreeg walgingen, of braakte daadlijk een weinig , maar met de hevigfte pijnen. Dit fchijnbaare kolijk tastte hem nimmer aan, wanneer zijne maag met voedzelen vervuld was, en hij verdreef het altijd door het gebruik van fpijzen. Deeze lijder geftorven zijnde, opende petit het lijk, en vond aan de linker zjjde, een groot deel van den karteldarm van het net, en van den bodem der maag, in het middenrif beklemd, en door eene verwij. ding der vleesch- en pees-achtige vezelen, van het peesachtig midden van het middenL a  I58 J. LOGGER, VERH. OVER DE TEKENEN VAN T1F.H rif, in de borstholte doorgedrongen; maai geheel onaangegroeid (e). De tweede borst-breuk der buiks-ingewanden, door den zelfden Heelmeester waargenomen , was ook aan de linker zijde, en nog aanmerkelijker dan de\ eerfte: de maag was er meer met haar voorire^ gedeelte ingedrongen, en fleepte bij gevolg een aanzienlijker deel van den karteldarm met zig, en bijna het gantfche darmnet : de lijder had federt langen tijd eene fchijnbaare aamborstigheid gehad, die waarfchijnelijk alleen door deeze breuk veroorzaakt werd, dewijl hij zig altijd beter bevond, zo ras hij gegeten had (ƒ). De Hoogleeraar van geuns heeft ook verfcheiden gevallen aangehaald, van kinderen, in wier borstholten, na den dood, onderfcheiden ingewanden des buiks gevonden waren, en die allen door het belemmeren en beletten der ademhaaling, en verder door het verhinderen der behoorelijke werkingen, of onmiddelijk , of binnen korten tijd doodlijk werden (g). 2.) De indringing der darmen, door eene (<0 Traité der Maladies Chirurgie. Tom. II. p. 262. Cf) Le Meme. p. 266. ig) Hoilandfche Maatfch. d. VIII. St. I. bl. 169.  aart en de verscheidenh. der breuken. I59 fcheur in de baarmoeder, wordt alleen door de bedrevene hand van den ervaren' Heelof Vroed meester ontdekt, die bij het onderzoek in de baarmoeder, over derzelver gefteldheid, en de tegenwoordigheid der darmen, het best kan oordeelen. — van solingen de nageboorte van eene vrouw zullende af haaien, ontdekte door het gevoel met zijne hand, de darmen en de fcheur der baarmoeder zeer onderfcheiden (A); ongelukkig, zo een onbedreven Konstoefenaar, in zulk een geval de eere der Heel en Vroed kunde niet weet te redden, maar integendeel het kwaad verergert, met de in de baarmoeder ingedrongen darmen, voor de nageboorte te houden, en dezelve naar buiten te haaien, gelijk in het geval, door etmuller, uit nauzelius aangehaald (*). 3.) Het uitzakken der buiksingewanden met de omkeering en uitzakking der baarmoeder, is in tekenen ook verfchillende, naar den aart der ingewanden in de baarmoeder bevat. Henr. ab. heers kende de tegenwoordigheid van den darm in de uitgezakte baarmoeder , door het gevoel van een hard en vast wezen, dat geheel iet anders was dan (a) de mülier, & Infant. Marb. Obf. liv. ^ (/) etmulleRj Opera Omnia, p. 1. pag. 167. L3  l6o J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN water of wind men zag naderhand, dat de karteldarm er in bevat geweest was (li). Wij bevonden in eene zeer bejaarde lijderesfe, die ook eene omkeering en uitzakking der baarmoeder had, geduurige buikpijnen, herhaalde aanvallen van benaauwdheden en brakingen, die niet ophielden, voor dat de baarmoeder was naar binnen gebragt, wanneer de lijderes zig gerust en wèl bevond. Onder de inbrenging der baarmoeder hoorde men altijd het gerommel aan darmbreuken eigen ; en wij meenden des, uit een en anr der teken, op grond te mogen befluiten, dat zig een gedeelte darms in de omgekeerde en uitgezakte baarmoeder bevondt. Le blanc leert ons ook de tegenwoordigheid der pisblaas kennen, bij eene uitgefchotene baarmoeder, daar hij, van zulk een geval fpreekende, zegt: „ Na dat ik de baar„ moeder te deeg week gemaakt had, be«, merkte ik, toen ik dezelve inbragt, eene „ zeer duidelijke vochtgolving, welke in een punt des omtreks vrij aanmerkelijk was. „ In het eerst dacht ik, dat het eene lympha„ tieke verzameling in het celleweeffel van " „ de fchede der lijfmoeder zou kunnen zijnj (k) vogeL) Ahhandl. vm Brtiche, tap. i. §. 8,  AART EN DE VERSCHEïDENH. DER BREUKEN. l6l maar toen ik er met den vinger op drukte, ,, liep er eenig vocht uit de opening der 3, pisbuis, het we'k niets anders dan pis was: dit was een duidelijk bewijs, dat de blaas ., met de baarmoeder bij de uitzakking ge„ volgd was CO«" DERDE AFDEELING. KENTEKENEN DER VERSCHEIDENHEDEN VAN DEN BIJZONDEREN AART OF TOEVALLIGE GESTELDHEID DER DEELEN, AFHANGELIJK. S- 16. H et verbazende veeltal van verfcheidenheden, wier tekenen w j nu moeten opgeeven, verpligt ons deeze laatfte Afdeeling tot drie bijzondere onderdeden te brengen. In het eerfte deel zijn de tekenen aangewezen der verfcheidenheid welke zig bepaalt, tot de deelen buiten den breukzak, en in de nabijheid van het breukgezwel gelegen. 0) Heelk. Operat. D. II. bl. 26. L 4  l6z J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN Het tweede deel hebben wij alleen gefchikt voor de tekenen der verfcheidenheid welke in den breukzak zeiven plaats heeft. Terwijl in het derde en laatfte deel de te* kenen gevonden worden van die verfcheiden-heid, welke in de deelen, binnen de breukzak bevat, zijn waargenomen. EERSTE DEEL. OVER DE TEKENEN VAN DE VERSCHEIDENHEID DER DEELEN BÜITEN DEN BREUKZAK, EN IN DE NABIJHEID VAN HET BREUKGEZWEL. §' 17' deelen buiten den breukzak, en in de nabijheid van het breukgezwel gelegen, zijn de algemeene bekleedfelen, de fpieren, de lieschklieren, de nabijliggende bloedvaten, de zaadftreng en de ballen — allen, volgends eene Ontleed- en Heel-kundige ondervinding/ voor bijzondere verfcheidenheden vatbaar.  aart en de verscheidenh, der breuken. l6g §. 18. De verfcheidenheden der algemeene bekleedfelen met betrekking tot de natuurlijke of veranderde kleur der huid, ontdekken zich alleen aan het oog; maar de flapheid, fpanning, of zieklijke ongefteldheid derzelven , worden door het gezicht en door het gevoel beiden gekend. In beklemde Breuken, en in die welke reeds verftorven waren, vonden wy roodheid, fpanning, flapheid, en eene blaauwe of zwartach. tige kleur — en, welk oefenend Heelkundige heeft zulks met ons niet waargenomen ? Ja mi es on zag in een fterk man van 28 jaaren, die vier dagen te vooren door een geweldig kolijk overvallen was, (waarop na twee dagen een breukgezwel volgde, in de rechter liesch en in den balzak,) op den vierden dag reeds eene verftorven vlek in het midden van het gezwel, omtrent een fchelling groot, welke zig den volgenden dag affcheidde, en gevolgd werd van eene groote ontlasting van drekftoffen, met wegneeminge van alle toevallen, (tn) Pott zag ook in eene verouderde en be- (m) Geneesk. Proeven en Aanmerk, van het Edenburgscb Geaootfchap, d. p. 14*. I* 5  164 j. logger , verh. over de tekenen van den klemde netbreuk bij een'jongeling,den balzak, die vooraf zeer gezwollen en pijnlijk geweest was, op verfcheide plaatzen met blaauwe vlekken voorzien -— en in eene andere beklemde netbreuk, waren de bekleedfelen van de liesch en van den balzak» gantsch verftorven. («) Van wij, heeft ook een geval gezien, in eene vrouw van 42 jaaren, met eene verouderde lieschbreuk , waarin de bekleedfelen, deels door verzweering , deels door verfterving vernietigd waren, en den darm naar buiten was gedrongen. (0) Wij zouden eene menigte Waarneemingen; ter bevestiginge deezer bijzonderheden kunnen aanvoeren, maar de opgegevenen zyn voldoende. §• 19- Wanneer 'er eene onmiddelyke vereeniging der huid met den breukzak plaats heeft, het welk wij eens, met den Hoogleeraar sandïfort in eene groote verouderde navelbreuk hebben waargenomen, en kort daarna nog eens in eene verouderde dijebreük, en welke beiden, uit hoofde der beklemminge, door ons moesten 00 Obf. and Cafés en different, kinds of Hernils, Cafe 11 & UI. CO Heelk. Mengeld. D. I. bl. 206.  aart en de verscheidene!» der breuken. 165 geopereerd worden, vindt men zig in de onmogelijkheid , om op het breukgezwel een plooi in de huid te maaken. Wij zagen dit in beide gevallen , en meenen hetzelve als het voornaamfte kenmerkend teken deezer verfcheidenheid te moeten aanmerken i richter heeft het als zodanig ook opgegeven. (ƒ>) Maar, wanneer er integendeel eene groote hoeveelheid van vetvlies tusfchen de huid en den breukzak plaats heeft, kan men zulks meestal uit de ligchaams gefteldheid des lijders opmaaken , en wanneer men met beide de handen een plooi der huid opvat, gevoelt men eene aanmerkelijke dikte tusfchen de vingeren, die telkens wegglipt, of met veel moeite opgeheven gehouden wordt, het welk zeer veel moejelijkheid geeft in de doorfnede der bekleedfelen bij de werking. Dat echter de lighaamsgefteldheid des lijders; niet altijd eene zekere aanwijzing geeft, van de mindere of meerdere hoeveelheid van vetvlies, tusfchen de huid en den breukzak, zagen wij in het geval van de zo even aangehaalde groote verouderde navelbreuk. De lijderes (p) Abhandl. von den Brüchcn, p. 293.  l66 j. logger , verh. over de tekenen van den woog 250 pond, fchoon zij gantsch niet van de langfte ware; had een zeer dikke vetrok, behalven op den breukzak, die onmiddelijk met de huid verëenigd was; maar toen wij, de infnede in de bekleedfelen zullende maaken, even boven het breukgezwel een plooi der huid vatteden, konden wij dezelve met geene mogelijkheid opgeheven houden, dewijl de dikte van het vetvlies zo aanmerkelijk was, dat wij naderhand bij de verwijding der breukopening, de Biftouri rechtftandig moesten inbrengen, even gelijk krachting, in de dijebreük der zwaarlijvige Huisvrouwe van i. o. waarvan hij ook getuigt, dat de dikte van het vetvlies hem zeer veel moeite en tijd kostte, en de breuk bijna onzichtbaar maakte, (q) $• stb De verzameling van etter, tusfchen de huid en den breukzak in het vetvlies, is kenbaar aan de voorafgaande tekenen der ontfleking, en aan de tegenwoordige verfchijnfelen der rijpheid van het gezwel. In een man van 40 jaaren, wien wij, eenigen tijd geleden, een' breukband vervaardigd hadden, en die vervolgends op dezelfde plaats (l) Heeik. Gewtfcb., D. II. b!. ij>q. i  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 167 van zijne breuk;een ettergezwel bekwam, fielden deeze tekenen ons ten vollen in ftaat, om in dit geval, de verzameling van etter, van zijn breukgezwel te kunnen onderfcheiden — en le blanc, een ettergezwel in de liesch openende, vond op den bodem van het zelve een breuk , waarvan de zak zeer dun en fijn was. (r) $. 22. Eene bijzonderheid in de fpieren voorkomende, de nedertrekking van den band van ïoüpart door de pees vezelen, die, van de dijezwachtel, naar gemelden band overgaan, en de daardoor veroorzaakte beklemming, hebben verfcheide tekenen, die dezelve doen vermoeden, maar wordt met zekerheid onder de operatie gekend, zo als uit het volgende geval zal blijken — „ Een knecht van 30 jaa„ ren, kwam in het jaar «753, in het Ko„ ninglijke Hospitaal te Stokholm, om zig. „ te laaten opereeren van eene breuk in de „ liesch, welke hy federt twee jaaren had. „ Het gezwel was niet gcooter dan een hoen» „ derëi, maar zeer gefpannen, zakte niet al„ tijd uit, wanneer hij rechtop ftond of ging, ,, maar na voorafgaande buikpijnen, en win- (r) Heelk. Oper. D. II. bl. 225.  168 J. LOGGER, VERH.OVER DE TEKENEN VAN DElf „ den , waarmede hij voornaamlijk geplaagd j, was , viel de darm uit, en veroorzaakte hem zwaare pijn, en fchielijk de gevolgen „ van beklemming, als braakingen, den hik, en meer anderen: wanneer de darm was „ uitgevallen, had hij wederom groote moei„ te, om denzelven binnen te brengen, uit „ hoofde van de pijnlijkheid en fpanning te„ gen eenen naauwen ring; en des kon hij „ zig nooit bewaaren voor eene waare klem» „ ming van den darm, en de gevaarlijke ge„ volgen daarvan: hij onderging daarom de operatie." „ Om het oogmerk met de infnijding des „te beter te bereiken, maakte acrel," (die den lijder behandelde,) „dat de darm „ uitviel in den beginne, en eer de in„ fnijding ondernomen wierd ; maar, dewijl „ dezelve begonnen werd boven den zak, „ om tot onder aan denzelven te kunnen üit„ geftrekt worden , werden de overdwarfe „ peesachtige fpiervezelen, welke van de Dije„ zwachtel over den ring loopen, afgefneden, „ waarop de darm, tegen gewoonte, gern/ik„ lijk van zelve in den buik ging" (i) — De oogenbliklijke ophouding der beklemming , na de doorfnede dier peesvezelen, was CO acrel, Heelk. Waarn. bl. 215.  AARTENDEVERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 169 des een zeker bewijs , dat de eerfte alleen door de laatfte veroorzaakt was geweest. S- s3- ; . De opzwelling der klieren in de liesch, met een breuk achter dezelve gelegen , is in de eerfte plaats kenbaar, door de eigene kentekenen der kliergezwellen, die wij hier niet kunnen opnoemen; maar in de tweede plaats, door de vergrooting van het gezwel, wanneer de lijder over einde ftaac, en door de beweging in hetzelve als de lijder hoest; verfchijnfelen , die nimmer in eenvouwige kliergezwellen worden waargenomen. Eenigen tijd geleden zag ik zulk een geval met den Stads Heelmeester swanneburg mijnen vriend, in eene behoeftige vrouw: één der lieschklieren was aanmerkelijk opgezet, en belettede geheel het breukgezwel te voelen, maar wij hadden er de opgenoemde tekenen; ook klaagde de vrouw van tijd tot tijd geweldig over buikpijnen, waarvan zij na het aanleggen van een welfluitenden breukband, met eene zacht gevulde pop voorzien, ten eenenmaale bevrijd was, en zonder merkelijk ongemak vervolgends voordleefde.  1/0 J. LOGGER, VERH. OVERDË TEKENEN VAN DEM Omtrent den loop der bovenbuiksflagader blijft men geheel onzeker, zo derzelver klopping, ter zijde of boven de breuk, vóór of onder de operatie, niet kan gevoeld worden. Arnaüd, eene verouderde balzaksbreuk, van zes-en-twintig duimen in haaren omtrek, opereerende, maakte maar eene geringe verwijding in den ring, om dat de bovenbuiksflagader in dit geval zeer nabij en boven over de breuk heen liep. (*) §• *S- De kwetzing van aanmerkelijke bloedvaten, bij het doorfnijden van den breukzak , door leurs als eene verfcheidenheid aangemerkt, wordt kenbaar door de opvolgende bloedftorting , welk kenteken of toeval hij te gelijk bevestigt door de aangehaalde Waarneeming van den Hoogleeraar Schwencke. — Acrel zag ook eens, door eene gelijke kwetfing, in 48 uuren , driemaalen het gantfche verband doorbloeden, $. 26. (ï) arnaud, Traité des Hermes, Tom. II. 215. \ 00 Heelk. Waarn. bl. 219.  AART EN DE VERSCÜEIDÉNH. DER BREUKEN. Jft De verfcheidenheid van den loop des zaadftrengs, wanneer die boven, vóór, en ter zyde den breukzak ligt, levert geene zekere tekenen op, vóór dat de bekleedfelen zijn doorgefneden; doch na derzelver doorfnede , vertoont deeze verfcheidenheid zig min of meer duidelijk aan het oog van deskundigen* Acrel, het geval mededeelende , waarin de uitgezakte deelen zig een' weg gebaand hadden in het celachtig weeffel van het buikvlies, en onderden zaadftreng, zo dat de balipier (cremaster) en de zaadvaten uitgezet waren, vooral op de bovenzijde van den zak, alwaar het net en de darm lagen, zegt: dat t de operatie alleen deeze bijzonderheden ontdekte, (y) — Het was ook alleen onder de operatie van eene water- darm- en net-breuk, dat schmucker gewaar werd, dat de zaadftreng met den bal zig boven op den breukzak bevonden, (w) Maar men kan de afwijking van den gewonnen loop des zaadftrengs vermoeden, als de breuk niet door den buikring, maar naast denzel/en, door de peesvezelen van de wé* Cv) Heelk Waarn. bl. lal. (w) Ferm. Chir, Sehr. Th. 2. p, 59, M  lf<2j. logger, VERH. OVER DE TEKENEN VAN DENf wendige fchuinfe buikfpier, die den buikring uitmaaken, heendringt; gelijk de beroemde petit heeft waargenomen. (x~) Onder deeze omftandigheden moet de zaadftreng noodzakelijk vóór den breukzak liggen. §• a7- Eene andere verfcheidenheid van den zaadftreng, deszelfs zamengroejing naamlijk met den breukzak , of met de uitgewekene ingewanden, heeft geene andere tekenen dan de algemeene kenmerken der aangroejingen; en deeze zijn, de verouderde of geheel verwaarloosde ftaat van de breuk — De Heer gunz (y) zegt, dat hij in alle zodanige gevallen den zaadftreng 'vast verëenigd gevonden heeft met den breukzak. — De verdere tekenen der aangroejingen, de gedeeltelijke of geheele onïnbrengbaarheid van de breuk , en de van tijd tot tijd plaats gehad hebbende aanvallen van beklemming, die echter allengskens weder geheel nalieten, worden ook door eene menigte Waarneemingen geftaafd, welke wij hier na §. 45. op haare plaats zullen aanvoe- (x) Traité de Malad. Chirurg. Tem. 11» p. 246. (y) In Traüatu de Herniis — scharr getuigt het zelfde, zie zijne Oord. Aanm. bladz. 101.  AART EN DB VERSCHEIDENH. DÉR BREUKEN. ren — In drie gevallen ontdekte pott de zamengroejing van den zaadftreng met de uitgewekene ingewanden, eerst onder de operatie, (z) Intusfchen geeven alle deeze omftandigheden geene zekere tekenen, noch van de plaats, noch van den aart der aangroejinge; en de eigenlijke gefteldbeid derzelve, worde eerst duidelijk na de voleindigde bewerking der breukfnijding. §. a8. De aderbreuk van den zaadftreng, met een waare breuk gepaard gaande, is zeer moejehjk te kennen, dewijl het eerfte gebrek zeer veel overeenkomst heeft met een verouderde net* breuk Groote mannen hebben zig hierin vergist — De gefteldheid en vermindering van den bal, wanneer men deezen kan ontdek-, ken, en de tegenwoordigheid van de algemeene tekenen der breuken nevens de voordkomst van het gezwel, kunnen ons de beste verzekering geeven omtrent den aart van het2elve —». Het aanleggen van een fluitenden breukband verergert het geval. De grooiS (s) Treatife on the Uydrocale, Cafe XXXIV k XXXV, Zie ook ziine Obferv. and cafés en differente kinds of tilf* nils, Cafe XiX.  174 j- logger, verh. over de tekenen van den Engelfche Waarneemer Pott, heeft ook deeze laatfte bijzonderheid aangetekend na het aanvoeren van twee gevallen, waarin hij de hevige pijnen in den rug en zaadftreng, (na eene geweldige vermoejing en belediging ,) nevens de opzwelling van den laatften, met eene aanmerkelijke verkleining van den bal, na verloop van eenigen tijd merkbaar, als de kenmerkende tekenen der aderbreuk aanwijst, zegt hij: „ Ik heb eens deeze gevol„ gen, door het onbedachtzaam gebruik van „ eenen breukband, zien ontftaan de va- ,, ten werden door de drukking tot. eene aan„ merkelijke dikte uitgezet; maar de bal ver„ dween bijna geheel." (0) $• De verzameling van water in den fchedenrok der zaadvaten bij een breuk, is zeer moejelïjk te onderfcheiden. Door de befchouwing der voorafgaande of tegenwoordig zijnde tekenen van een breuk, en de golvende beweging van het gezwel, wordt men alleenlijk verzekerd, dat er een breuk, en een waterbreuk plaats heeft, zonder dat men met zekerheid kan bepaalen, of het water in den (<0 Treatifa on the Hydrocele, Cafe XXXVIÏ.  aart en de verscheiden!!. der breuken. 175 breukzak door het buikvlies gevormd, bevat is, of in den fchedenrok der zaadvaten; de bal wordt meest aan het achterfte en onderfte van het gezwel waargenomen: de volgende Waarneemingen zullen dit bewijzen. De lijder van wien le dran het geval medegedeeld heeft, (b) had eenigen tijd geleden een rechter liesbreuk bekomen , waarvoor arnaud, na de breuk ingebragt te hebben , hem eenen welpasfenden breukband had aangelegd, met dat gevolg, dat de breuk zig niet meer vertoonde — een maand daarna werd de Lijder een pijn gewaar , langs den zaadftreng, welke na verloop van eenige dagen weder verminderde; maar er vormde zig beneden de liesch een gezwel, het welk van tijd tot tijd zo groot werd als een meloen arnaud ontdekte door het gevoel zeer duidelijk de fchommeling van vocht in het zelve, doorboorde het met de troisquart, en ontlastte er bijna drie mutsjens waterachtig vocht uit : het gezwel verminderde echter maar voor de helft en het overgebleven gedeelte was zeer hard, toen de zieke in la Charitèy en onder de behandeling van le dran gebragt werd. (&) l e dran, Obfervat. de Chirurg. Tom, II. Obfery. LXXV. M 3  I f6 j, logger , verh. over de tekenen van den De gantfche balzak aan de rechterzijde , vertoonde maar eene zeer aanmerkelijke ronde zwelling , wier aart zeer duhler was, en eene vermengde water- en vleesch breuk fcheen te zijn dat er in dit gezwel iet van ecr.a breuk plaats had, kon des alleenlijk uit de voorafgegaane omftandigheden , onder de belas deling van arnaüd, worden opgemaakt. le dran ontdekte echter, door de toeneetï e-'de aanvulling van het onlangs ontledigde r c 2 • el, dat er een zakwaterbreuk plaats had, afgezonderd van den bal, die zeer gezond uas, en onderfcheiden van een ander gezwel, het weik langs den zaadftreng zich bevond, in eene eironde gedaante en in weêrwil van deszelfs hardheid een gevoel van vochtgolving aanbiedende. Meer lichts, omtrent de natuur van het gebrek, kon gemelden ervaren Heelmeester niet bekomen, voor dat hij den lijder aan de operatie onderwierp; maar toen hij den balzak van het onderfte van het gezwel tot aan den lieschring openfneed , ontdekte hij drie afzonderlijke waterbreuken; één in den breukzak zeiven, de tweede bevond zig tusfchen1 den breukzak , en de cremaster in het celwijze weeffel van den fchedenrok, en de derde zag hij onder den witten rok. In een geval, door den Héér weid elk  aart en de verscheidenh. der breuken. 17? behandeld, van een' man van 30 ja£«;en, welke van zijne jeugd af aan, aan° beide zijden een lieschbreuk gedragen had, waarvan de breuk aan de linkerzijde , tien dagen te vooren, onder den breukband was doorgezakt, en gevolgd werd van hevige pijnen in den buik, aanhoudend braaken, en opgeftopten afgang, was gemelde Heelmeester van het aanwezen eener breuk ten vollen verzekerd, fchoon het gezwel hard, onbeweegelijk , en de bal niet te ontdekken ware; maar omtrent den aart van een tweede gezwel, nabij den ring der buikfpierén gelegen, bleef hij geheel in het onzekere: het fcheen gemeenfchap te hebben met het eerfte gezwel, en ztg uitteftrekken van onderden band van poupart, op het middenfte en bovenfte gedeehe van de dije , tot aan de voorfte en bovenfte graad van den kam van het Darmbeen : het had daar en boven dezelfde hardheid als het eerfte, en weidele hield het voor een dijebreük; dan, onder de operatie ontdekte hij eindelijk, dat de vermeende dijebreük niet anders was , dan de ontaarte bal en zaadftreng, die met een verdikt vetvlies omgeven waren: de zaadftreng was inzonderaeid zeer opgezwollen, en bij het openen van M 4  178 j. logger , verh. over de tekenen van den* denzelven, liepen er omtrent vier oneen waters uit. (c) ° Onlangs door mijnen behuuwden Vader, den'kondigen en ervaaren Stads Heelmeester haver, gevraagd zijnde om mede een zijner lijderen te bezoeken, die ledert eenige dagen, enkele toevallen van eene beklemde breuk bekomen , en een duister gezwel in de rechter liesch en balzak had, zagen, wij een peersgewijs gezwel, met een dun beginfel, als een koord uit den buikring voordkomende , op deeze plaats was het gezwel deegachtig, en ongelijk op het gevoel, maar in deszelfs onderfte en breedfte gedeelte was het gevoel van vochfgolving duidelijk ; ook kon men den .bal zeer onderfcheiden aan het achterfte en onderfte gedeelte van het gezwel ontdekken ■ wij vernamen ook te gelijk dat de lijder in zijne vroege jeugd een breuk aan dezelfde zijde gedragen had, die daarna genezen fcheen ; maar in vervelg van tijd, was er eene andere zwelling zichtbaar geworden, waarvoor men hem het dragen van een fchoftband had aangeraden —^— eene en andere omftandigheid deed ons vermoeden, in dit geval, een aangeboren breuk te vinden, met eene waterbreuk gepaard, maar wij had* CO Schmuckeej Vmm. Chir. Schr. Th, II. S. 208,  aart en be verscheidenh. der breuken. 1^9 den geene de minfte zekerheid van de plaats waar het vocht zig bevond , of het zelve naamlijk zig in eenen bijzonderen zak ophield , of in den breukzak zeiven gevonden wierd dan, toen de tekenen der beklem- minge aanhielden, en men tot de operatie kwam, waarhij wij ook verzocht waren, werd er een waterbreuk gevonden in den zak van den fchedenrok en achter deeze een netbreuk, aan den zaadftreng en den ring zeer vast aangegroeid. $• 30. De vereeniging van den bal met den breukzak, had, in het geval door den oordeelkundigen balthazaar medegedeeld, geen kenmerkend teken, en hij kende dezelve eerst na het affcheiden van het vetvlies. (d) Dezelfde vereeniging, in eene verouderde blaasbreuk, door pott medegedeeld , maakte met andere bijzondere omftandigheden, een zeer duister gezwel, het welk men meende, dat door den bal gevormd werd. De bal kon aan die zijde niet ontdekt wor» den — na de opening van het gezwel vond men niet alleen den bal, maar ook den zaadftreng zodanig met den zak verëenigd, dat er Cd) Heelkundige Waarneemingen, hl, 365, M 5  180 j. LOGGER, VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN eenigen tijd verliep, eer de afzondering daarvan volbragt was. (e) §• 3-- De aangroejing des bals met de uitgewekene ingewanden wordt kenbaar, deels door de tekenen der aangeborene en aangegroeide breuken §. 37 en 45; deels door de opklimming van den bal, dikwijls tot in de liesch, bij de binnenbrenging van de breuk, wanneer deeze mogelijk is. Er waren geene andere tekenen dan die der aangroejing, en van den aangeboren' Haat der breuk, in het geval van een' jongeling van 17 jaaren, waarin pott waarnam dat de blinde darm met zijn wormswijs aanhangfel, aan den bal, en aan den opperbal was aangegroeid (ƒ) Men vond ook niets anders, in een jongen van 11 jaaren, door joung behandeld, waarin men bij de operatie, het net op tien plaatfen, met den zak, en op twee plaatfen met den bal, verëenigd vond. (g) (e) Obf and cafés en different Kinds of Hernils cafe XXIII. (ƒ) Pott, Obferv. and cafés en different Kinds of Hernils Cafe XV. (j>, Pott, Loc.ciU  aart en de verscheidenh. der breuken. l8l Even eens was het gelegen met de aangeborene en aangegroeide breuk van een' man van dertig jaaren, die onder de behandeling van pott gebragt werd, met de toevallen eener beklemde breuk, die gemelden Heelmeester tot de operatie befluiten deeden : hij vond echter geene beklemming, maar een gedeelte van den karteldarm zwart en verftorven, en, den kronkeldarm met den bal vastgegroeid, (h) Maar de aangroejing van het net met den bal, door middel van een dunnen ronden band, in de breuk van den grooten zimmerman ontdekt, vertoonde zig, zo vóór als onder de operatie, met eene vooraf ongekende bijzonderheid , de opklimming naamlijk van den bal, bij de binnenbrenging der breuk, schmücker, had bij het onderzoek gevonden, dat er een groot deel van het net uitgevallen was , en de lijder kon niet langer dan eenige minuten eenen breukband aanhouden , dewijl dezelve hem de hevigfte fmerten ver* oorzaakte. (f) 5- 32. De Waterbreuk (JHydrocelè) in den fcheden- (k) Pott, Loc. cit. cafe XVII. Ci> Schmücieer's, Wabrnemungen aus der Wundarzneijkuust, Thtil II. Besbaht 17. S, 178.  lS2 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN rok des bals, te gelijk met eene gewoone breuk, en met of zonder gemeenfchap met elkander, moet uit de verfchijnfelen , die de breuken in onderichei iene omftandigheden vergezellen, en uit de tekenen der waterbreuken van den fchedenrok des bals worden gekend. In het geval door le cat befchreven, van een' man van 65 jaaren, die federt langen tijd een gezwel in tien balzak had, vertoonden zig de toevallen van eene beklemde breuk, maar de buikring was vrij, en in het onderfte gedeelte van het gez\el vond men eene vochtgolving en de tekenen eener waterbreuk : uit aanmerking der gefteldheid van den lieschring, en der andere nevensgaande verfchijnfelen, kon men tot geen befluit komen, op welke eene wijze men dit gebrek zoude behandelen: intusfchen ftierf de lijder, en bij de opening van het lijk vond men in den balzak eene darmbreuk , in den fchedenrok des bals eene waterbreuk , en in den bodem des breukzaks een gat, waardoor een deel der darmen in den fchedenrok des bals ingedrongen en btklemd was. (k) In de beklemde freuk van een volwasfen jongman, door den Hoogleeraar m. van geuns behandeld , en in een' brief aan den Hoog¬ te Philofophical Tranfamm, Vol. LVII./>. %p spj.  aart en de verscheidene. der breuken. 1 Rg leeraar bonn medegedeeld, was 'er ook een afgezonderde waterbreuk in den fchedenrok des bals , waarvan de eerstgemelde Hoogleeraar de volgende tekenen heeft opgegeven: „ In de rechter liesch was eene aanmerkelijke „ zwelling, roodachtig, fmertlijk in het aan„ raaken, voornaamlijk omtrent den zoge„ naam den ring der Buikfpierén, ook was er „ teffens eene weekere en weinig pijnlijke „ zwelling, daalende van de liesch tot on„ der in den rechter balzak, welke ik hield „ voor eene waterige opvulling van den fche,, denrok des bals , dat is , voor eene wa„ terbreuk." Q) $■ 33- Wanneer er bij eene breuk, te gelijk eene zogenaamde vleeschbreuk plaats heefc, levert dit gebrek verfchillende kentekenen op , die ons in de volgende Waarneemingen worden opgegeven. Een man van 63 jaaren, had reeds voor 30 jaaren een breuk bekomen, die hij tot op zijn 6ifte jaar, met heel veel vruchts, door een* breukband had "binnengehouden ; maar federt dien tijd had hij verzuimd zich er van te bedienen, en zijn breuk geraakte in beklem- (0 Hollandfche Maatfch. D. XX. St, 2. II. 445.  184 j. logger, verh. over de tekenen van dem ming. De lijder verzocht op den agtften dag der beklemminge,de hulp van de la peyronie, wanneer deeze eene aanmerkelijke zwelling van de liesch en van den balzak vond, die zo wel als de buik zeer gefpannen was; de pijren waren hevig, de pols ingetrokken, de lijder had den hik, en er kwamen reeds be- ginfelen van verderving alle deeze ver- fchijnfels kenmerkten het aanwezen van eene beklemde breuk zeer duidelijk; maar de la peyronie nam ook te gelijk waar, dat er eene zeer aanmerkelijke , harde , en verouderde zwelling van den bal plaats had, die eene zogenaamde vleeschbreuk was. (f») ln een' arm man vond pott een ontaarten bal, naar zijne meening van een' knoestachtigen aart, niet zeer groot, maar hard en ongelijk. De zaadftreng was ook ongefteld. De man klaagde dikwijls over hevige pijnen in den iug, en had daarenboven eene groote en zeer moejelijke netbreuk, welke, zo lang de lijder over einde ftond,en geen' breukband aan had, niet een oogenblik binnen bleef. De breukband kon hij met geen vrucht draagen, dewijl deeze den zaadftreng drukte, en de ontaarting van den bal verergerde. IVleer dan agt dagen had de lijder het bedde gehouden, en in al (ml Di on is, Cours des Operatiotis de Chirurgie, p. 253« Remarq. de la FaiJe.  aart EN de VERSCHEïDENH. der breuken. l8fj dien tijd was de breuk niet eens naar buiten gekomen, en de breikzak ledig en flap. De breuk was van een' aangeboren aart, en na de doorfnijding vati den zak, vond men den zaadftreng en den bal, in eene ontaarteqgefteldheid, zo als men te voren vermoed had — en, het gedeelte van 't net, dat de breuk uitmaakte, werd, na den dood des lijders, met het buikvlies , in de wond des breukzaks aangegroeid bevonden, (n) Charles white bij een' boer van ruim 60 jaaren geroepen zijnde, zag bij deezen een groot gezwel in den balzak, dat tot aan de kniën nederhong, dikker dan zijn midden was , en een verwarde klomp van verrot vleesch fcheen te zijn , waarin de roede en de andere bal waren weggezonken. — Het was reeds 10 jaaren bezig geweest met tot die grootte aantegroejen, en eenige weeken geleden tot verettering overgegaan , opengebroken, en bleef eene groote hoeveelheid zeer ftinkende etter/toffe omlasten. — Meer lichts, omtrent den aart van het gezwel, werd den gemelden ervaren Heelmeester, door het befchouwen van het zelve nier aangeboden. — Het verhaal van den lijder, dat hij van zijne (a) Treatijt »n thi Hijdracde, c«/i L, L,  186 j. LOGGER, VERH. OVER Ï)E TÉKENEN VAN DEN jeugd af, met een breuk aan dezelfde zijde was beklemd geweest, en dat de vergrooting van het gezwel in den rechter bal aanvang genomen had, ftelde white alleen in ftaat om over de natuur van het zelve te kunnen oordeelen, en het als eene waare breuk, vermengd met een vleeschbreuk aantezien , gelijk de uitkomst ook bevestigde; want, het gezwel naar de lengte geopend zynde , bevond hij dat de darmen het bovenfte gedeelte des gezwels uitmaakten, en in zulk eene hoeveelheid, dat dezelve den bol van eenen hoed zouden vervuld hebben; en dat het onderfte gedeelte beftond uit den rechter bal, die groter dan een mans hoofd , en van binnen hol was. (o) Ook in het reeds aangehaalde geval van weiöele §. 29. bleek het duidelijk, dat er een breuk tegenwoordig was, uit de verfchijnfelen der beklemming ; maar de h;irdheid en onbeweegelijkheid van het gezwel, nevens de onmogelijkheid om den bal te ontdekken, ftelden hem geheel buiten ftaat, om de gefteldheid des bals te kunnen beoordeelen onder de operatie bleek het echter dat de bal een vleeschbreuk vormde, (f) $• 34* {0} White, Heelkundige Gevallen, M j*. v (py Schmucker, Ferm. Chir. Schr. Th 2.S. 208.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. I87 §• 34. Zo één der ballen in eene aangeboren Sbreuk, in de liesch blijft üiggen , nevens het aldaar liggende , of verder doorgezakte ingewand, wordt zulks kenbaar door de afwezigheid van den bal in den balzak , door het gevoel van denzelven in of voor de lieschring, en door de toevallen van beklemming , die dezelve veroorzaakt, In een geval, van een' man , die een verouderde lieschbreuk had, welke in beklemming viel, ontdekte pott dat de bal in de liesch lag, recht voor de opening der buikfpierén; dat dezelve ontdoken , pijnlijk en eenigzins gezwollen was , en zich maar een klein gedeelte van den darm in de breuk bevond: de lijder had, even gelijk in twee andere gevallen van pott, daar de ballen in de liesch lagen, maar het ingewand naar beneden in den balzak was doorgedrongen, geen gebruik van een' breukband kunnen maaken, dewijl dezelve de in de liesfchen liggende ballen drukte en pijnlijk maakte, en het was des ook onmogelijk geweest, de breuk binnen d3 buikholte te houden; dezelve was echter in de liesch gebleven, en zakte nimmer laager in den balzak, maar ging in tegendeel dikwijls N  l88 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN geheel naar binnen , wanneer de lijder zich op den rug nederlegde, doch thans was zulks uit hoofde der beklemminge geheel onmogelijk. (#) Richter verhaalt ook het geval van een jong mensch van 20 jaaren , die in de linkerzijde van den balzak een kleine breuk had: hier zag hij geen' bal in den balzak, maar nu en dan trad de bal voorwaards uit de buikholte, in den lieschring, en veroorzaakte hevige pijnen benevens de toevallen der beklemming, die niet dan na verloop van 24 uuren, en na het aanhoudend aanleggen van warme weekmaakende pappen, weder verdweenen; doch altijd moest de bal eerst weder in de buikholte gedrukt worden, als wanneer alle bezwaaren terftond ophielden, (r) (?) Obferv. and cafés en different Kinds ofHerniels, cafe XII, (f) Abhandlung von den Bruchen, ƒ. 700.  aart en de verscheidenh. der breuken. l8p TWEEDE DEEL. de tekenen der verscheidenheden die zich aan den breukzakzelvenopdoen. D eeze hebben hunne betrekking tot zyn oorfprong, tot zijne waare hoedanigheid, byzondere aangroejingen, en eigenaartige beklemmingen. S- 35- tekenen van den bijzonderen oorsprong des breukzaks. Vóór de opening van het breukgezwei in de lieschbreuken kan men geen aanwijzend teken vinden of de breukzak een verlengfel van het buikvlies is, of dat dezelve door de peesachtige uitbreidingen der buikfpierén of door beiden gemaakt wordt Men lee- ze de Waarneemingen van the rij (s) en van albinus (*) en men zal er niets in vinden, het welk deeze verfcheidenheid kenmerkt. (f) Memoir. de VAead. des Sciences. Ann. p- 291. (() Sandifort, Natuur- en Geneeskundige Bibliotkeek, D. V. W. 354. N S  I90 j. logger, verh over de tekenen van den Maar, vormt de gemeene fchederok den breukzak, dan is volgends de ondervinding en het getuigen van pott, die zak zelden tot den trap uitgezet, als anders in een gemeenen breukzak gewoonlijk gezien wordt, vooral is de uitzetting minder aan het bovenfte gedeelte, om dat de zak daar meer bepaald wordt door het opperfte gedeelte van den zaadftreng, en het gezwel heeft om deeze reden meer eene peerswijze gedaante — bepaalt de breuk zig alleenlijk binnen den fchedenrok der zaadvaten, dan kan men den bal duidelijk gewaar worden; maar is de breuk reeds doorgezakt in den fchedenrok des bals, dan kan deeze niet gevoeld worden — in verre de meeste gevallen heeft zulk een gezwel van de vroegfte jeugd af aan plaats gehad. Dat de breukzak zelden toï dien trap wordt uitgezet , als de breukzak in gemeene breuken , blijkt ten duidelijkften uit het geval, door pott medegedeeld, van een' jongeling van 14 jaaren, die aan de ééne zijde van den balzak eene aangeborene breuk had — de zaadvaten, waren in dit geval, daar zij uit den buikring ten voorfchijn kwamen opgezwo>  aart en de verscheidenh. der breuken. I9I len, en het was zeer duidelijk dat er iet tegennatuurlijks in bevat was , maar onmiddelijk onder de zwelling , was de opzetting veel minder dan gewoonlijk , doch ter plaatze van den bal was dezelve weder meer uitgebreid , en op het gevoel eveneens als boven. («) Een jongman van 18 jaaren, die zich reeds verbonden had om het Vaderland te dienen, en bij ons gezonden werd , ten einde wij hem behoorelijk zouden onderzoeken, of hij ook met plaatslijke gebreken fukkelde , had aan de rechter zijde een balzaksbreuk , die hij van zijne vroegfte jeugd af aan, volgends zijn eigen getuigen , gedragen had; en van den lieschring af tot aan den bal toe niet dikker dan een goeden vinger was. Pott nam ook waar, dat de aangeborene breuken, al waren zij meer uitgezet, echter aan het bovenfte gedeelte van de zwelling veel meer bepaald waren dan gewoonlijk: hij zag dit onder anderen in een' lijder van spraij, die met een aangeborene, beklemde water-darmbreuk te bedde lag : het bovenfte gedeelte van het gezwel was hard , pijnlijk, en zoo dun, dat het door den ring der buikfpierén zeer naauw ingeklemd fcheen te 0»> Obfervat. and cafés en different Kinds of Hernils, cafeXIV N 3  I92 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN zijn. (v) ■— In de aangeboren breuk van thomas marchal door hem behandeld, had het gantfche gezwel eene peerswijze gedaante, (w) In den perfoon , waar van wij $. 29. onze waarneming hebben medegedeeld, was de zwelling in het bovenfte gedeelte van den balzak niet dikker dan een gewoone vinger. In de aangeborene onïnbrengbaare breuk van een'jongeling van 17 jaaren, daar pott bij de operatie waarnam , dat de breukzak door den fchedenrok gevormd was, had hij den bal vooraf zeer duidelijk kunnen voelen — ook in meer andere gevallen. (V) Wij hebben dezelfde bijzonderheid waargenomen in het geval door ons §. 29. opgegeven ; en ook in den 13 jaarigen jongman, waarvan wij zo even gefproken hebben. Integendeel voelde pott in het zo even aangehaalde geval van den jongeling* van 14 jaaren, daar het net tot in den fchedenrok des bals was doorgedrongen, geen' bal, maar in deszelfs plaats eene weeke zwelling. En hoe veele gevailen zouden wij kunnen aanvoeren, waar men met geene mogelijkheid (?) Treapife on the Hyirocela cofa XXXV. (w) Loc cit. cafe XX. {jtj Qbjery. and.cafés en different Kinds of Hernils cafe XV.  aart en de verscheidenh. der breuken. I93 den bal konde ontdekken, of waarin de lijders zig de voordkomst van het gezwel ooit konden herinneren ! (y) Wanneer de breukzak der buikbreuken alleen door het buikvlies gevormd is, dan heeft het breukgezwel geene bijzondere verfchijnzelen , die hetzelve van gelijkfoortige gezwellen, fchoon op andere plaatzen zich bevindende, onderfcheiden; alleenlijk heeft men waargenomen, dat de gedaante en grootte van het gezwel minder bepaald zijn , dan in die breuken, welken in den lieschring, onder den dijëboog , of in den navelring voorkomen. Petit bevestigt dit met een gezwel van eene vrouw, welke hij zag, toen zij van haar eerfte kind zes maanden zwanger was , en eene breuk had, door de verwijdering der peesvezelen van de witte lijn gevormd: behalven een groot deel der darmen, het darm• fcheil en het net , was er de lijfmoeder met de vrucht in bevat, het geen een verbazend groot gezwel maakte. Bij 't onderzoek van het gezwel, kon hij de vanéénwijking der witte lijn ook zeer duidelijk voelen, (z) (y) Zie verder over deeze bijzonderheden de Holl. Maatfch. der Weetenfch. te Haarlem, D. VI. St. 1,; Ü, II. St en D, XX St 2. (z) Traite de Maladies Chirurg. Tom. II. p. 269. IN 4  1^4 j. logger , verh. over de tekenen van den Maar in gevallen, waarin de buikfpierén met het buikvlies te gelijk uitdringen, en dus eenen dubbelen breukzak maaken, ziin de breukgezweüen zeer groot, neemen zij doorgaands een aanmerkelijk gedeelte van den omtrek des buiks in, en hebben een zeer breeden grond. Van dien aart waren de twee aanzienlijke buikbreuken door he uk el aangehaald: de eene van degze nam het gantfche voorfte gedeelte van den onderbuik in, van de borst tot de fchaambeenderen, en > hing als eenen grooten zak tot op de kniën neder. (V) De andere, die hij in eene zwangere vrouw aantrof, noodzaakte hem de vrouw door de kunst te verlosfen ; en na de verlosfing was de voorfte omtrek van den onderbuik zodanig verflapt, dat men dezelve, met de hand, diep in dé holligheid -van den buik kon indrukken,, (b) De buikbreuk mijner lijderesfe §. 9. aangevoerd , heeft ook zulk eene gedaante, en neemt het voorfte gedeelte van den buik, van den navel tot de fchaambeenderen , in. (a) Cfiirurgifche Operatien, 4. St. j. 67; Le mime, $. '/6.  AART en de verscheidenh. der breuken. If>5 S' 37- De verfchillende voorkomst der breuken kent men door het gezicht, en door het gevoel. Wanneer de lieschbreuk, bij voorbeeld , niet door den lieschring, naar boven en ter zijden denzelven, door de vleeschvezelen van de uitwendige fchuinfe buiklpier heen dringt, moet het breukgezwel zig hooger of meer zijdwaards vertoonen, gelijk in het geval door petit waargenomen, daar de breuk zichtbaar was aan den rand, een weinig boven en ter zijden den ring, naar de witte lijn; ook moet men volgends dezelfde waarneeming , den ring zeer duidelijk voelen, en den vinger in denzelven inbrengen kunnen (c") De doorziende Hoogleeraar bonn, vermoedt dat de veranderde ligging der dijebreuken meer zoude gevonden worden , indien men gelegenheid hadde, door ontleding alle die platte breuken te onderzoeken, die, boven den band van poupart waargenomen, voor buikbreuken gehouden worden Het ondervragen naar de plaats, waar de breuk het eerst is waargenomen, en het acht (O Traité de Malidies Chirurg. Torn, II. p. tifi, N 5  I96 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN geven, of de lijder ook de gewoonte heeft, om , door herhaalde opdouwingen , den buik naar boven te drukken , kunnen , volgends de waarneeming van den Heere hussem, door gemelden Hoogleeraar aangehaald, in zulk een geval zeer veel lichts bijzetten, (rf) De navelbreuken, die door den verwijden navelring naar buiten komen , worden in Volwasfenen , door driederlei tekenen onderfcheiden van die navelbreuken, welke door eene vanéénwijking der peesachtige vezelen van den omtrek des navels doordringen : tekenen , die afgeleid worden van de gefteldheid der randen van de breukopening, van de gedaante der breuk, en van derzelver plaats. In opzicht van de gefteldheid der rander.. van de breukopening, is die van den navelring veel vaster en meer wederftand-biedende , dan die van de verwijde kanten der peesvezelen — In yerfcheide lijders vonden wij de randen van den verwijden navelring hard en eenigzins kraakbeenig op het gevoel; en welk een aanmerkelijke peesachtige rand , wordt er niet dagelijks in den rand van de navelbreuk der kinderen waargenomen l Cd) Hall. Maatfch. D. XX. St. 2. bl. 480.  aart en de verscheidenh. der breuken. 197 Wat nu de gedaante der navelbreuken betreft , die van den navelring zijn naauwkeurig rond, vooral aan haaren grond: men ziet dit niet alleen in de navelbreuken der kinderen , maar ook bij volwasfenen , in de grootfte verouderde navelbreuken — Bij ééne onzer lijderesfen , wier groote verouderde navelbreuk aan derzelver grond eenen omtrek van 29 duimen heeft, is dezelve echter volmaakt rond. De navelbreuken , die tusfchen de peesvezelen doordringen, zijn integendeel lang rond , en nooit zoo regelmaatig van gedaante hildanus befchrijft zulk een gezwel, even boven den navel voordgekomen, en in eene langwerpige ronde gedaante als een zak vooruit hangende. Met betrekking tot de plaats, is,het vooral duidelijk , of de breuk door den navelring , of door peesvezelen in deszelfs omtrek, is uitgekomen, dewijl in het eerfte geval de breuk altijd in het midden des buiks gevonden wordt ~— dit wordt door de dagelijkfche ervaaring van alle oefenende Heelkundigen beweezen —— en in het laatfte geval, het breukgezwel altijd min of meer van het middenpunt des buiks verwijderd, en den navelring geheel vrij gevonden wordt;  I98 j. logger , verh. over de tekenen van den zo als wij in het boven aangehaalde geval van hildanus bevestigd zien. De aangeboren navelbreuken bij kinderen, vertoonen zich meestal met eene opligting, en uicwijking van den geheelen omtrek des navels — wij zagen zulks twee maaien in pas geboren kinderen. Het is zeer gemaklijk te ontdekken, of de buikbreuken door de witte lijn voorkomen, of ter zijde van dezelve; daar de eerfte altijd boven of onder den navel gezien worden, in die lijn, welke van het zwaardwijze aanhangzel van het borstbeen , tot op de vereeniging der fchaambeenderen loodrecht nedervalt, en in deszelfs opening of fpleet vast en peesachtig is , terwijl de andere zig in de zijdelijke en weeke ' deelen van den buik vertoonen , altoos met eenen zachten en vleesachtigen rand voorzien zijn. Garengest zag een buikbreuk van de eerfte foort, in een jong Heelmeester, door het maaken van een zeker postuur, onder het dansfen bekomen : het gezwel onderzoekende vond hij nabij het zwaardwijze kraakbeen eene vanéénwijking der rechte fpieren^ (e) Obferv. Cent. III. Obf. LXIV.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. I99 en bij de minfte beweging drong de maag naar buiten, (ƒ) Pipelet en sabattier hebben ook dezelfde bijzonderheden in buikbreuken boven den navel waargenomen. (g~) Gavengest vcnd eene verwijdering der witte lijn beneden den navel , en eene zo aanmerkelijke breuk, door dezelve heendringende , dat zij een tweeden buik vertoonde, en tot aan het midden der dije nederhong; en de la peijronie heeft aan de K.oninglijke Academie een verhaal gegeven , van twee gelijkfoortige breuken, die nog aanmerkelijker waren. (V) Gavengest zag ook eens eene buikbreuk, ter zijde het zwaardwijze kraakbeen, in eene vrouw, die,in eene gedwongen houding haar kind van den grond willende heffen, oogenbliklijk eene zeer hevige pijn kreeg, en een gezwel daar ter plaatze , van grootte en gedaante als een olijf — hij bragt hetzelve door de Taxis naar binnen , en voelde de deelen , die uitgeweeken waren, zoo duidelijk naar binnen gaan, dat hij geen (ƒ) Mem de VAad R. de Chirurg. Tom. I. f. 70a. Cg) Ibid. Tom IV. p. 193 15)4. (h) Le Meme Livre p, 701.  £00 j, logger, verh. over de tekenen van den oogenblik twijffelde of het was eene waare maagbreuk Wanneer wij in het vervolg de tekenen der maagbreuken zullen moeten aanwijzen , zullen wij ook meer bijzonderheden , van deeze, en van eenige voorafgegaane, Waarnemingen aanvoeren. (*) Wij vinden ook eene Waarneeming van pipelet , eener zijdelijke buikbreuk, door den karteldarm gevormd. — Eene lijderes van 50 jaaren, was federt langen tijd onderhevig geweest aan kolijkpijnen , die geduurig wederkwamen , en aan eene verzwakking der maag : eenvouwdige klijfteeren bragten haar gewoonlijk verligting aan : twee dagen vóór haar dood kreeg zij een allerhevigst kolijk , gevolgd van eene flaapzucht QLethorgiej die de pogingen der beste Geneesheeren weêrftond. De la peyronie werd twee uuren vóór haaren dood geroepen om een gezwel te onderzoeken , het welk de lijderes iedert 20 jaaren gedragen had: het was omtrent drie dwerfe vingeren beneden , en aan de linker zijde van den navel, eene waare buikbreuk, die nimmer terug gebragt, of beklemd geweest wa«. (£) Van eene nog meer zijdelijke buikbreuk (O Mem. del'acad. R. de Chir. Tom, IV. p. 70& (i) Le Meme Livre p, 198.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 201 leest men het geval bij petit: de breuk was zoo groot als het hoofd van een kind, en geplaatst tusfchen de valfche ribben , en de kam der darmbeenderen, aan de linker zijde : zij verdween zeer dikwijls als de lijderes op den rug lag; op een ander tijd, was men verpligt dezelve door drukking naar binnen te brengen; maar eens, de binnenbrenaing noch door ligging, noch door drukking gelukkende , werd de lijderes door de toevallen der beklemminge overvallen, en den gemelden Heelmeester te hulp geroepen, die het gezwel onderzocht, en de omftandigheden in aanmerking genomen hebbende, geen oogenblik twijfelde, of het was eene breuk, die zich een9 weg gebaand had, door de peesachtige vezelen der dwerfe fpier, tusfchen de pieramieds-wijze fpier, en de plaats , waar de fchuinfe fpieren eindigen. 0) (I) Traité der Maladies Chirurgie. Tom. II. p. 275.  20 j. logger , verh. over de tekenen vanden 33. tekenen der vehscheidend heden, in de waare natuur des breukzaks waargenomen. De breuken met kleine breukzakken, zijn dikwijls zeer moejelijk te kennen. De zeer ervaaren van wij zag er zig eens geweldig in bedrogen , daar hij aan de zijde van eene kleine beklemde lieschbreuk, noch zwelling, noch eenig ander teken vondt, (w) Pott («) getuigt ook dat de lieschbreuken in vrouwen fomwijlen zoo klein zijn, dat zij niet dan eene zeer geringe zwelling maaken ; dat zij dikwijls voor een Colijk of Ontferm u mijner aangezien en behandeld worden, met een doodlijk gevolg voor de lijders , dewijl ieder toeval, 't welk een verftropte breuk vergezelt, ook bij een colijk kan aanwezig zijn, behalven de zwelling De befchouwing deezer toevallen kan echter fomwijlen eenig licht geeven omtrent den aart der ziekte: bij voorbeeld , in het geval van kolijkpijnen is de pijn of omtrent den navel, of over * den (m) van wij, Heelk. Mengeld. D. IL St. 2. bl. 39. (n) Verhandeling over de Breuken, p. 212.  aart en de verscheidenh. der breuken. 2O3 den gantfchen buik verfpreid. In breuken verfpreidt de pijn zich ook wel door den gantfchen buik , maar ze is doorgaands bijzonder hevig ter plaatze van de breuk, welke ook zeer gevoelig is op het aanraaken. De fpanning van den buik en het braaken zijn in een kolijk , in het gemeen de eerfte, of ten minften zeer vroeg aankomende toevallen; daar zij integendeel, in de breuken, gemeenlijk eerst gezien worden , wanneer de beklemming eenigen tijd geduurd heeft —• doch de beste en onfeilbaarfte wijze, om den wezentlijken ftaat van het gezwel te kennen, is, de plaatzen waar men zulk een gezwel kan" verwachten, met alle naauwkeurigheid te onderzoeken. Door zulk een onderzoek ontdekte arj n aud eene maagbreuk ter grootte van een kersfenfteen, in Mademoifelk de Laire, die federt zes maanden , verpligt geweest was het bedde te houden , wegens een maag-kolijk, waarvoor men alle geneesmiddelen vruchtloos had beproefd : men meende dat Je ziekte veroorzaakCwerd, door eenen beletten doorgang in den Poortier, om dat de zieke niet anders kon verdraagen dan vloeibaare voedzelen ; alle vaste fpijzen deeden haar fchnkkehjk lijden, en geduurig braaken; zij O  SO4 j. logger, verh. over de te kenen van den was over haar gantfche ligchaam zeer vermagerd : men' had een algemeen onderzoek gedaan , van alle plaatzen , waar de breuken voorkomen; maar, zegt gemelde naauwkeurige Heelmeester, ook dit onderzoek was zonder vrucht, om dat men het gedaan had, terwijl de lijderes nederlag — hij deed haar dan opftaan en hoesten , terwijl hij de toppen zijner vingers op de bovenbuiks-ftreek aanhield , wanneer hij ter zijde het zwaardwijze kraakbeen het bovengenoemde gezwelletje ontdekte , waarover de lijderes geweldig klaagde ; het ging zeer fpoedig, van zelf naar binnen, toen zij zich weder nederlag, en het was niet moejeüjk optemaaken, dat dit gezwel de naaste oorzaak der ziekte, en de pijn in de maag het uitwerkzel er van was : in plaatfe van haar nu geneesmiddelen toetedienen, vervaardigde hij een' band, welken hij op de plaats der breuke aanlag. De zieke was nog denzelfden dag in ftaat om te eeten ; zij had geen enkel oogenblik kolijkpijnen meer , en haare gezondheid herltelde zich in zeer korten tijd. (o) Zo flaagde ook kragting, in eene 67 jaarige lijderesfe, welke door een zwaaren hoest een dijebreük kreeg , die terftond be- (ó) Traité des Hernies, Fraface, p. LXXXI.  AART EN DE VERSCHEIDEN!!. DER BREUKEN. 20$ klemd geraakte : de lijderes was zeer dik en zwaar, en had nimmer een breuk gehad: kragting bij,„ haar komende, vond de breuk niét grooter dan een duivenei, en door de dikte van het vetvlies, naauwlijks zichtbaar, (p) Op dezelfde wijze vond men eenigen tijd geleden, alhier, in eene lijderesfe eene zeer kleine beklemde dijebreük, die gelukkig door de operatie genezen werd : in het begin had men haare ongefteldheid als een kolijk aangezien en behandeld. § 39- De groote breukzak wordt gemaklijk ge» kend uit de grootheid van het breukgezwel, en uit de hoeveelheid der ingewanden in hetzelve bevat. De waarneemingen, die wij tot ftaaving der tekenen van de groote neten darm breuken 54. en §. 66. zullen aanvoeren , kunnen de verfchijnzelen van deeze bijzonderheid des breukzaks ook genoegzaam bevestigen. (p) Genootfchap ter bevordering der Heelk. te Amfter-1 dam, D. II. bl. 190. 0 a  üoG j. logger , verh. over de tekenen van DEN $. 40- De verfcheidenheid in de mindere of -meep dere dikte der breukzakken, wordt over het algemeen door geene zekere tekenen , voor de doorfnede der bekleedzelen aangewezen. Het geval van den , in de breuken zo zeer ervaaren arnaud, bewijst zulks ten vollen, daar hij, de operatie verrichtende, en meenende alleenlijk de huid te doorfnijden, te gelijk den dunnen breukzak openkliefde. Qf) Le blakcq zag een dergelijk geval, waarin de breukzak zoo dun was , dat men denzelven op eene plaatze, daar hij met de huid, en met den darm verëenigd was , te gelijk doorfheedt. Cr) In een groot .en zwaarlijvig Ridder, met een navelbreuk, meende heister echter het beftaan van zulk eenen dunnen breukzak te kunnen opmaaken ,. uit de doorfchijnendheid van het breukgezwel , waardoor, en waaronder de darmen in het ligchaam geheel duidelijk konden gezien worden (s)} dan, daar wij in het vervolg zien zullen , dat er in de navelbreuken maar enkele keeren breuk- (q) Memoires de Chirurgie, p, 52. (r) Heelkundige Operatien, D II. bl. 213. Cs) Heelk. Onderwijzing, D. II, bl. 89!».  aart en de verscheidenh. der breuken. 20jp zakken gevonden worden , is het zeer twijfelachtig of er in dit geval wel een breukzak plaats gehad hebbe. De meerdere dikte des breukzaks fchijnt men bijna algemeen uit den ouderdom der breuk te mogen afleiden; immers, zoo lang de breuk versch is, is de zak dun en fijn, gelijk het buikvlies waarvan dezelve gemaakt is; maar neemt , even als fommige' andere deelen van het ligchaam, in dikte toe, naar maate hij wordt uitgezet, en wordt des door de herhaalde uitzakking van het net , of van een gedeelte des darms , trapswijze in grootte en in dikte vermeerderd. Alle waarneemingen, bij breukfnijdingen op verfche breuken gedaan , bevestigen het eerfte; terwijl de gevallen van verouderde, verwaarloosde of niet binnen gehouden breuken, de meerdere trap van dikheid, taaiheid en verharding des breukzaks, genoegzaam algemeen ftaaven. In het geval waarin arnaud de dikte van zes lijnen in den breukzak vond , was de breuk van eenen aanmerkelijken ouderdom. Dezelfde Heelmeester zag ook in eene meer dan 30 jaarige breuk, bij een' officier van 60 jaaren, dat de hals des breukzaks de dikte O 3  2c'3 j. logger, verh. over de tekenen van den had van drie lijnen , en geheel kraakbeenig ge-'-'ord^n was. (t) De zeer ontaarte , bandachtige breukzak door kraGTIng waargenomen, wiens boorden, bij de doorfnijding , ter dikte van eens halven duim gevonden werden , had federt veele jaaren , aan de rechter zijde , ter gewoone plaatze van de dijebreuken , een gezwel gevormd, ter grootte van eene noot, van eene overdwars langwerpige gedaante, dat vrij hard , op het gevoel eenigzins verfchuifbaar was, en eenen dunnen grond had — Bijzonderheden, wier gevoel deeze doorzichtige Heelmeester, met grond deeden vermoeden, dat hij in dit gebrek niet eene gewo. ne breuk, maar iet bijzonders zoude aai.treffen. Mijn voormaalige leermeester en vriend, thans mijn waardige aangehuwde Vader, eens een verouderde breuk opereerende, vond den breukzak geheel ontaart en met vleesachtige uitwasfen voorzien. . Men heeft echter ook in enkele verouderde breuken, dunne breukzakken waargenomen; bij voorbeeld: (*> Traité des Hemies Tom. II. p-. tl. (m> Verhandeling ven het Heelk. Genootfchap te AmSet dam, D. II. bi. 173.  aart en de verscheidenh. der breuken. 209 schmuc ker vond in eene breuk van ao jaaren oud, een zeer dunnen breukzak, (v) hoin zag in een breuk , die veele jaaren gedragen was, een''ongemeen dunnen en fijnen breukzak, die men voor doorzichtig had kuhnen houden, (tv) Hoe gefchikt zijn deeze zonderlinge gevallen om den 'Heelmeester voorzichtigheid in te boezemen , en hem te leeren : quid natura faciat aut ferat! Na de doorfnede der bekleedfelen 'wordt de mindere of meerdere dikte des breukziks duidelijker; dewijl men in'het eerfte geval de ingewanden fomtijds zeer duidelijk er door heen kan zien, of eene vochtgolving op enkele plaatzen des breukzaks zeer onderfcheiden kan waarneemen. In het laaift'e geval wordt de meerdere dikte of ontaarting des oreukzaks, op gelijke wijze, door het gezicht en door het gevoel gekend. In eene juffrouw van 24 jaaren, met eene kléine beklemde dijebreük, welke men echter niet vóór de opening der bekleedfelen, en de losmaaking van het omringende celwijze weefzel, ontdekte,,zag le blancq een fijn (v) Wahrn. aus der Wundarzneyk. Th. II./. 188. (w) le blanc, Heelk, Opetat. D. II. bl. 241. 9 4  £ io j, logger, verh. over de tekenen van den en doorzichtig vlies , den breukzak uitmaakende. (x~) Bij de operatie van eene andere beklemde dijebreük, in eene dienstmaagd van 2>- jaaren, zag kragting, na de doorfnede der bekleedfelen, dat de breukzak zeer dun was, en. met de uitgeweekene ingewanden als één li-chaam fcheen uittemaaken fj) De vochtgolving hebben wij verfcheide maaien, dan op de eene, dan op de andere plaats va i den breukzak, waargenomen. De meerdere dikte en ontaarting des breukzaks , heeft men insgelijks, in de zo even aangehaalde gevallen van arnaud, van mijnen bovengencemden vader, van kragting, en in veele anderen, alleenlijk na het oiitblooten des breukzaks gekend. , Dat er een gat in een' breukzak is , door eenig uiterlijk geweld veroorzaakt, kan men alleenlijk opmaaken, wanneer de lijder te vooicn een breuk gehad heeft, en deeze nu, van het oogenblik der ontvangene belediging af, Cx) Operat. der Heelk. D. II bl. 252. (y) Verhandelingen van bet Genootfchap ter bevordering der Heelk. D. II. bi. 179,  I AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 211 zeer hevig pijnlijk geworden is, en beklemd, terwijl de buikring geheel vrij blijft; maar bij de opening van het breukgezwel, leert men de inwendige gefteldheid van het zelve eerst recht kennen , dewijl dan de opening in den breukzak, en de daardoor uitgedrongene ingewanden, in het celwijze weefzel onder de bekleedfelen gevonden worden. Wij vinden alle deeze bijzonderheden , in het geval door petit meedegedeeld : (z) een man kreeg een geweldigen (lag van een paard, tegen -zijne groote balzaksbreuk, welke hij finds langen tijd droeg; oogenbliklijk verfcheenen alle de toevallen der beklemminge, en eene hevige ontfteking ; men befloot tot de operatie, en men vond bij dezelve een gat in den breukzak; een gedeelte des darms was door dit git in het celwijze weefzel van den balzak gedrongen, en in deeze natuurlijke opening des breukzaks ingeklemd — de buikring was vrij van alle beklemming. Het is echter niet altijd noodig dat er eene geweldige belediging vooraf ga, om eene tegennatuurlijke opening in den breukzak te veroorzaaken : scharp zegt, en het wordt (a) Supplement au Traite des Maladies Chirurgicales. O 5  012 J. LOGGER , VERH,OVER DE TEKENEN VAN DEN algemeen toegeftemd , en door de ondervinding bevestigd: „ dat het eene eigenfchap der „ vliezen is, zo lang zij in eene zekere maate „ uitgerekt worden, zich te verdikken, ver» „ volgends wanneer zij geweldig uitgefpannen „ zijn , dunner te worden , en eindelijk te „ bersten;" — hij voegt er bij; (en wij hebben zulks drie jaaren geleden in eene aanmerkelijke flagaderbreuk der grocte flagader waargenomen,) — „ dit heeft in dit gebrek plaats , „ en, naar mijne onderftellingen, ook in foni„ mige breuken ;" ook bewijst hij zulks door een geval, waarin hij de operatie op een navelbreuk doende , den penszak op fummige plaatfen geborsten vond, terwijl eenige van deszelfs draaden op andere plaatfen geheel gebleeven warén (a) — maar ook deeze bijzonderheid werd door hem eerst: na de doorfnijding der bekleedzelen gekend. Wanneer er door eene voorafgaande verzwering, een gat in een' breukzak gekomen is, dan heeft men nevens de verfchijnfelen , Mie vooraf de breuk vergezelden , ook de "tékenen der plaats géhad hebbende ontftè~Ring, rijpwording van het gezwel, en fchommeling van vocht in het zelve; terwijl de (a) scharp, Oordeelk. Aanmerk, over de Heelkunde  aart en de verscheidenh. der breuken. 213 uitvloejing van den etter, en der drekfloffen bij het verrichten der konstbewerkinge, alle onzekerheid dienaangaande zal doen verdwijnen. Wij vinden alle deeze tekenen, in het geval van een' man van50jaaren,door leurs met een gelukkig gevolg van genezing behandeld, en befchreven. (b) Dit zelfde getuigt ook heuerman' in Abhandl. der voorn. Chir. Oper at. 1 B f 49?, en bevestigt zulks door een geval van een' man van 63 jaaren, die een groote balzaksbreuk had. De opening in den bodem des breukzaks door lecat en neubauer gevonden, in gemeenfchap met den fchedenrok des bals, volgends het aanneemelijk gevoelen van den zeer beroemden Hoogleeraar bonn, waarfchijnelijk geene tegennatuurlijke opening des breukzaks geweest zijnde , maar een verwijdering der natuurlijke vernaauwing van het bovenfte gedeelte van den fchedenrok des bals, behooren deeze gevallen derhalven tot de aangeborene breuken, en moeten uit haare eigen tekenen, §. 37. opgegeven, gekend worden ; maar derzelver beklemmingen leve- (b) Aanmerk, van leurs op de Heelk. Operat. vaa le blanc D. II, bl. 230.  314 j. logger, verh. over de tekenen van den ren bijzondere verfchijnfelen op , welke in een geval van lecat met veel naaukeurig. heid zijn aangeweezen. (V) Een man , die reeds langen tijd een balzaksbreuk had gehad, kon dezelve federt 14 dagen niet terug brengen : geduurig wederkomende brakingen verhinderde hem fihds 8 dagen eenig voedfel te gebruiken; lecat vond den buikring vrij, open, en ruim; het bovenfte deel van den balzak zonder fpanning , en de deelen in denzelven zo week en flap , dat hij meende niets als een opgezwollen zaadftreng in denzelven te voelen; het onderfte gedèelte van het gezwel was kenbaar een waterbreuk, waarin men hier en daar eenige harde oneffenheden bemerkte; men hield des het gebrek voor een oude breuk , verzeld met een water- en vleeschbreuk : de volgende nacht ftierf de lijder ; men vond in den balzak eenen breukzakken in denzelven een ftuk darms , het welk flap en ledig was ; in het onderfte gedeelte van den breukzak was eene opening , welke in den fchedenrok van den bal doorging, en door welke het onderfte deel van den uitgevallen darm in den fchedenrok gedrongen was : dit (c) PhiloJ. Ttanfaüionsy Vol. 57. p.2, p. 293.  aart en de verscheidenh. der breuken. 215 ftuk was hard en rood , en in gemelde opening ingeklemd; de buikring was vrij. $• 4* De breuken zonder breukzak geeven flechts eenige tekenen , wanneer .zij, door eene geweldige oorzaak voordgebragt zijn, gelijk uit de volgende waarreemingen zal blijken. Men vindt bij garengeot een aanmerkelijk geval van een meisje, het welk, terwijl zij in beide de handen iet droeg, een karei, die haar op eene onbetaamelijke wijze aantastte , met een achter over gebogen ligchaam van zich poogde afteftooten , op het zelfde oogenblik, eene geweldige pijn in het onderlijf kreeg : garengeot, die om raad gevraagd werd, vond eene beklemde dijebreük, welke hij na verloop van eenige dagen öpereeren moest: de breuk bevattede een ftuk net in zich , en had geenen breukzak; (d) meer dan waarfchijnelijk was derhalven in dit ge-, val het buikvlies , in de nabijheid van den band van poupart, door die fchielijke en geweldige achteroverbuiging van het ligcnaam, en door de fterke infpanning van haare krachten, opgefcheurd. (d) Traité des Operations de Chirurg. Tom. I. p. 373» ~,  Sl6 j.logger, verh. over de tekenen van den De buikbreuk, welke het gevolg was van eene fteek in den buik, die een jong krankzinnig mansperfoon zich zeiven met een klein, fmal mesjen toebragt, en waarvan het geval ons door leurs is medegedeeld, had ook geenen breukzak, maar de volgende bijzonderheden — de daarbij geroepen Heelmeester vond flechts eene eenvoudige wond der uitwendige bekleedfelen, en verbond dezelve zonder verdere opmerkzaamheid; in twee dagen was ook deeze wond geflooten en de lijder was fchijnbaar geneezen ; dit duurde echter niet lang; weldra kreeg de lijder alle de toevallen eener beklemde breukpijn, opzwelling van den buik, beletten afgang, braaking en hik volgden elkander van trap tot trap; en hierbij was eene zacbie opzwelling ter plaatze der kwetzinge van den buik: leurs ftelde den Heelmeesrer, welke hem dit berichtte, voor, de bekleedfelen van den buik, ter plaatze hunner eerlle kwetzinge te openen, met verzekering , dat hij eene beknelde breuk tusfchen het buikvlies of tusfchen de fpieren van den buik zou vinden; de Heelmeester kon echter hiertoe niet beiluiten, en-het gevolg was, dat de lijder, na de hevigfte toevallen, ftierf men opende het lijk, en vond tot befchaaming van den  AART EN DE VEliSCHEIDENH. DER BREUKEN. Si? gemelden Heelmeester, dat een gedeelte darms tusfchen de wond, die het mes in de fchuinfe fpieren des buiks gemaakt had , bekneld zat, en welk. gedeelte in eene veel grootere uitgeftrektheid naar binnen, geheel verftorven was. (e) Eene buikbreuk, na eene vroeger doorgaan» de buikwonde, door uiterlijk geweld in het genezen lidteken ontftaan , maakte zich kenbaar, volgends het verhaal van olhoorn, door zeer fchielijk bijkomende flaauwten en andere zwaare toevallen , maar inzonderheid door een groot gezwel, ter plaatze van het lidteken zichtbaar, (f) De buikbreuken , welken het gevolg waren van vroegere keizerlijke fneden , gingen niet vergezeld van deeze toevallen, en kwamen allengskens tot eene aanmerkelijke grootte ; de buikbreuk van de Hertoginne van Luxemburg , die de Heer terios gezien had, was gevolgd op eene voorafgaande keizerlijke fnede , en tot de grootte en gedaante van een mans hoed aangegroeid, (g) Op gelijke wijze was de aanmerkelijke buikbreuk van maria de la proche ge- (é) le blanc, Heelk. Operat. D. H. bl. 284, (f) heister, Heelk Ouckrw D. II. bl, 899. igj Mmoirede VAadem. R. de Chirurg. Tom. I. p. 642.  218 j. logger, verh. over de tekenen van den vormd; brow had de keizerlijke fnede aan haar gedaan, en het lidteken genas gelukkig; maar la faye, eenigen tijd daarna de vrouw ziende, vond langs de rechte buikfpierén van de rechter zijde, een zeer groot lidteken , welke gelegenheid gegeven had tot eene aanmerkelijke buikbreuk, die 13 duimen en 4 lijnen in de lengte, en 10 duim 5 lijnen in de breedte was, (Ji) De vrouw van p. boksmeer, alhier woonachtig , werd eenige jaaren geleden, door middel der keizerlijke fnede gelukkig verlost: de operatie werd verricht door den ervaaren genees- en vroed kundigen br and: de wond genas gelukkig ; het lidteken bleef een ge« ruimen tijd zeer wèl gefloten, maar eindelijk begon hetzelve allengskens minder vast te worden; er kwam ter zelfde plaatfe eene merkbaare uitzetting, welke van tijd tot tijd zodanig toenam, dat er thans eene volkomene buikbreuk plaats heeft. Maar wanneer er geene dier oorzaaken vooraf hebben plaats gehad, is men geheel onzeker omtrent het beftaan van eenen breukzak, vóór dat men het breukgezwel geopend, en het vetvlies behoorelijk gelepareerd heeft; en hoe zeer men dan ook, in gewoone ge- val- (h)Memoiri de l'Acsdsn, R. de Cirurg. 2lm- 1. p. 642,  AART EN DE'VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 2I9 vallen (behalven in de blaasbreuk) de lieschbreuk altijd vindt met een' breukzak, en de navelbreuk zonder breukzak , kan ook het tegendeel plaats hebben , zonder dat deeze bijzonderheid door eenig kenteken wordt aangewezen. In twee beklemde lieschbreuken, zonder breukzakken, door hoin (z) en door hofman (£) waargenomen, is geen verfchijnfel$ hoegenaamd ook, gevonden , het welke deeze bijzonderheid kenmerkte. Even eens is het gelegen met de waarneemingen van ten haaft, (O scharp (m) en sandifort Cti) aangaande de breukzakken in navelbreuken ; terwijl wij zelfs openhartig moeten bekennen, in de te voren §. 19, aangehaalde groote verouderde navelbreuk , waarin de breukzak zeer dun en met de huid verëenigd was, niets gevonden te hebben , waaruit wij het aanweezen van den breukzak konden opmaaken. («) le blancq, Heelk» Oper. D, II. bl. 287. in de Aant. 00 Ibid. bl. 286. in den Aantek. (/) Hollandfche Maacfchappy D. VIII. St. 1. bl. 495. Cm) Oordeelk. Aanmerk, bl. 120. (n) Nat. en Gen. Biblioth. D. VI. bl. iöa.  fl20 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN D&tt $• 43- In de breuken zonder breukzakken , waarbij te gelijk een gedeelte der uitwendige bekleedfelen ontbraken, vertoonden de uitgedrongene ingewanden zieh bloot aan het oog. van wij deelt ons zulk een aanmerkelijk geval mede: „ Eene lijderes van 24 jaaren „ oud, met een verouderde lieschbreuk, van „ meer dan gewoone grootte , had op het „ midden van het gezwel, waarfchijnelijk „ door de knelling van het compres van den „ breukband , ontfteeking en zwelling be„ fpeurd , welke kort daarna gedeeltelijk tot „ verzweering, gedeeltelijk tot verderving „ overging , en eene vernietiging van een „ aanmerkelijk gedeelte bekleedfelen, of pe» yitonaum zelve ten gevolgen had, waarop „ een ander onbekend , en aanzienlijk ge„ deelte darms naar buiten uitgedrongen was, „ het welk zich ontveld, rood, of vleesch„ kleurig, en even als of de fpierige rok a, deezes darms gedeelte, ontbloot was, vertoonde of zich zodanig aanbood , gelijk „ men het int-'ftinum vcEium fomwijlen (doch „ omgekeerd) ziet uitkomen de worm- „ wijze beweeging was in het bijzonder bev^  aart en de verscheiden!!. der breuken. 22 2 „ Iingsgelijke, en ontbloote, langs de dijën >, nederhangende darmgedeelte, duidelijk te 3, zien; en bij iedere beweging, vermeerder3, de en verminderde het volumen deezes darms s, over en weder." (o) In eene foortgelijke waarneeming van den onderneemenden Heelmeester w e s t i n g , door den Hoogleeraar bonn medegedeeld, Q>) was het uithangend gedeelte van den darm , het binnenfte buiten doorgezakt, en men kon er de wormwijze beweging insgelijks zeer duidelijk in waarneemen. Ook in eene verzworene navelbreuk , waren twee einden darms , waarin de wormwijze beweging gezien werd , buiten den buik hangende, (jf) hsskel en peldman, zagen in eene vrouw, de bekleedfelen eener buikbreuk opengebarsten, -en een bundel darmen, ter grootte van een kinds hoofd, naar buiten gedrongen; zij waren koud en reeds bruinachtig van kleur beide gemelde Heeren hielden hec (o) Heelk. Mengelw. d. i. bl. aoö. O) Verhand, van het Heelk. Genootf. te Amfterdam, D. I. bl. aos. Cf) Gen, Nat. en Huishoud. Jaarboeken, D. II. St. $, bl. 129. Pa  222 j. logger., verh. over DE tekenen van DENf uitgevallen darmgedeelte voor den omgewonden darm. CO Tacconi heeft ook eene vrouw gezien, wier breuk op een zekeren middag na den maaltijd openfcheurde , met uitvalling van den dunnen darm, het darmfchijl , en het net, tot aan den knie toe, nederhangende. (*) S- 44- tekenen van de bijzondere aangroejingen des breukzaks. De aangroejingen van den zak aan de nabijgelegene deelen, aan de ingewanden, en aan den ring, moeten voornaamlijk uit de algemeene tekenen der aangroejingen worden afgeleid ; in enkele gevallen echter heeft men bijzondere tekenen van deeze of van die aangroejingen gevonden. Wij zagen bij voorbeeld $. 19. de onmogelijkheid om een plooi der huid te kunnen vatten, als het voornaamfte kenmerkende teken aan, van de aangroejing des zaks aan de huid. (r) schmucker, Wdhrnehem. aus der tPundarsneyht2h. *.ƒ. 148. O) Heelk. Waarn. bl. 338.  Kart en de verscheidenh.der breuken. 223 In de navelbreuk van eene lijderes van maleval, waarbij arnaud ook geroepen werd, was de aanhechting van den zak, aan de zeer dunne huid, op het duidelijkfte kenbaar, door het volgen van de huid, wanneer de uitgewekene deelen werden binnen gebragt. In een groote, en moejelijke netbreuk des balzaks, die aan den hals des breukzaks was aangegroeid, merkte pott de ogenbliklijke uitfchieting van dezelve, wanneer ze niet wederhouden werd door eene horifontaale ligging van den lijder, of door een' breukband , als een noodzaaklijk verfchijnzel deezer bijzonderheid aan. (t) In een ander geval van een' jongman van 25 jaaren oud, die bij eene netbreuk in den balzak, te gelijk een waterbreuk had, en waarin gemelde Heelmeester bij de operatie het net in her. bovenfte gedeelte of in den hals des breukzaks aangegroeid zag , had eerst, zo menigmaalen de lijder zijn' breukband afdeed , eene ogenbliklijke nederzakking van het net plaats gehad : vervolgends werd de breuk geheel onïnbrengbaar ; en fchoon men door de doorhooring, in het middenfte en yoorfte gedeelte van het gezwel', ruim een (p) Trtatife on the Hjdtocale, cafe LI. P3  ft 2 4 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEE* pint bruinachtig water ontlastte , en het gezwel van onderen geheel ontledigde, bleef echter de zwelling aan het bovenfte gedeelte van den zaadftreng onveranderd , zo Wel voor het oog, als voor het gevoel. («) En in een jong mensch van 22 jaaren, die bij een darmbreuk in den balzak, ook een waterbreuk in den breukzak had , was men al in geen twee maanden in de mogelijkheid geweest om de breuk binnentebrengen : in het onderfte van het gezwel waren alle de tekenen van een waterbreuk : maar het bovenfte gedeelte van den zaadftreng was hard en pijnlijk , en men bevondt bij de operatie, dat een klein gedeelte darms, ter deezer plaatfe niet alleenlijk zeer naauwwas beklemd, maar ook aan deszelfs onderfte gedeelte door een' kleine vliezige draad vastgegroeid, (y) Maar, zo deeze aanwijzende tekenen van bijzondere aangroejingen niet gevonden worden, dan blijven alleen de algemeene tekenen der aangroejingen over , om ons van dezen ftaat der breuk verzekering te geeven, fchoon zij ons nimmer met genoegzaame zekerheid de plaats der aangroejinge aanwijzen. Wij zagen te vooren, §. 27. dat de verou- 00 Treatife on the Hijdroctle cafe XXXIV. i?j ibid. cije XXXV.  aart en de verscheiden». der breuken. fi2f> derde of geheel verwaarloosde (laat der breuken , haare gedeeltelijke of geheele oninbrengbaarheid, en de van tijd tot tijd plaats gehad hebbende aanvallen van beklemming, die echter aliengskens weder geheel nalieten, de algemeene kenmerken waren , van den aangegroeiden ftaat der breuken; en wij zullen deze bijzonderheden nu door waarneemingen bevestigen. Alle die over het leerftuk der breuken gefchreven, of waarneemingen daartoe betrekkeïijk medegedeeld hebben , bevestigen eenparig, dat zij de aangroejing alleenlijk in verouderde breuken hebben aangetroffen : dit is zoo algemeen bekend, dat wij zulks met geene bijzondere gevallen behoeven te flaaven: men leeze öegts, onder veele andere, de volgende meest bekende Schrijvers over dit vak der Heelkunde, als: le dran, arnaud, le blancq, pott, ac rel , schmuc- ker ook de ftukken van bonn, de wind enz. in de Hollatidfche Maatjcbappij der Wetenfchappen te Haarlem — nevens de Natuur- en Genees kundige Bibliotheek van den Leidfchen Hoogleeraar sandifort; en de gevallen door kragtingh opgegeven, ter betooginge van de noodzakelijkheid eener fpoedige toetreding tot de operatie, in beklemde P4  £26 J. LOGGER , VERH, OVER DE TEKENEN VAN DEN breuken; (*«;) en men zal zeer veele waarneemingen vinden, waardoor deeze bijzon? derheid bevestigd wordt. In eenige van deeze gevallen kon de breuk nog gedeeltelijk worden binnengebragt; andere breuken had men in vroegeren tijd, geheel of gedeeltelijk kunnen binnenbrengen, maar waren in het vervolg geheel oninbrengbaar geworden : en in verfcheide waarnemingen vindt men bij deeze verfchijnfelen , ook te. gelijk de zogenaamde, van tijd tot tijd plaats gehad hebbende, tekenen der beklemming opgegeven. In een' jongman van *8 jaaren , bij wien arnaüd, eene beklemde balzaksbreuk opereerende, den breukzak zodanig aan de gantfche oppervlakte des darms aangegroeid bevond, dat het onmogelijk was de opening van den zak op de gewoone wijze te onderneemen , was de breuk zo oud als de lijder , en maar gedeeltelijk binnengehouden geween; het breukgezwel was zeer hard. (V) Een gelijk geval van een' man van 20- jaaren, waarin petit de deelen zo aan elkander verëenigd zag, dat hij oordeelde, niet te f» Genootfch-t? ter Bevordering der Heelkunde te Am, fterdaa, D. II. (.9) arwaud, Traite dts Hernies, Tm. II. p, 90,  ftARTENDE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 22f moeten denken aan hunne fcheiding, was de breuk van de eerfte kindsheid af, beftendig buiten gedraagen , en het gezwel, dat den balzak vulde, zo groot als het hoofd van een kind van een jaar. (y) Een lijder van 60 jaaren (wiens breuk zo aangegroeid was , dat de zak met de darmen maar één ligchaam fcheen uittemaaken, en alle de deelen , door de vleésachtige dikke zamengroejingen in zulk eene wanorde lagen, dat derzelver fcheiding arnaud zodanig vermoeide , dat hij, om zo te fpreeken, na één en een quartier uurs gewerkt te hebben, op het punt was om het gebruik van alle zijne leden te verliezen, en zich verpligt vond een weinig te rusten) hadt federt vier of vijf jaaren veel geleden aan kolijkpijnen en benaauwdheden , die hem dikwijls verpligtten neder te zitten, om door de onderfteuning van de breuk met zijne handen, eenige ver. ligting te bekomen: zijn breukgezwel was in 20 jaaren tot zulk eene grootte gegroeid, dat het tot op het middenfte gedeelte van de dije nederhong, en 26 duimen in zijnen omtrek had; maar de zes laatfte jaaren was het ■altijd onveranderd gebleeven. (z) (y) arnaud, Traité des Hernies, Tom.lhp. 194. {») Le Meme, Tm 11. p. 215.  S2Ö J. LOGGER, VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEK Dezelfde Schrijver heeft ock het geval medegedeeld van eene beklemde dijebreük, waarin men den darm, in zijne gantfche op* pervlakte verëenigd vond met den breukzak; de lijderes was 50 jaaren oud, en had 12 of 15 jaaren, na de voordkomst van haare breuk, eene beklemming gekregen , die toen gelukkig opgeheven werd; er was echter nog lang daarna eene hardheid overgebleven. («) In het jaar J726 deedt hij de operatie op èene andere dijebreük, in eene oude vrouw, welke federt zeventien dagen door alle de toevallen , welke de aangroejingen kunnen veroorzaaken, was aangevallen : zij waren zo duidelijk en kenbaar, dat niemand van hun, die over dit geval geraadpleegd werden, aan het beftaan der aangroejinge twijfelde; het gezwel v/as zeer oud, en in meer dan 10 jaaren niet naar binnen geweest: het was altijd van dezelfde grootte; geduurende zes dagen waren 'er van tijd tot tijd, en na lange tusfchenpoozen, brakingen gezien; de zieke had ontlastingen , met behulp van lavementen ; zij leed nu en dan fnij dingen in het lijf, maar zij waren zeer draagelijk: overreed, dat de beklemming minder aandeel in de toevallen had, dan eene zekere aanhechting, die eene (a) arnaud, Traité des Hernies, Tom. Ih p. 164.  Aart en de verscheidenh. beu breuken, sap trekking des darms veroorzaakte , ftelde hij de operatie voor, als het eenige gefchikte middel om de oorzaaken deezer onheilen wegteneemen, en 'er de gevolgen van voortekomen : zijne medekunstgenooten oordeelden eveneens over derzelver noodzaakelijkheid in het tegenwoordige geval — hij vond daad»; lijk den breukzak zeer vast verëenigd, in zijne gantfche uitwendige oppervlakte, met het celluleufe weeffel: de breukzak geopend hebbende , was er geen net in, maar de darm verëenigd met den breukzak, door zeven draaden, die alle zeer vast, hard, peesachtig waren, en van onderfcheidene langte; en, na wier doorfnijding de darm van zelf naar binnen ging. (b) Zes jaaren daarna eens in de noodzaakelijkheid gekomen zijnde, om eene verouderde navelbreuk te opereeren in eene vrouw van 50 jaaren, waarin de darmen in hunne gantfche oppervlakte , zonder breukzak, aan de huid verëenigd waren , kon hij, voor de opening van het gezwel, dat uit verfcheide met lucht opgevulde blaazen fcheen te bellaan, en zeer doorfchijnend was , deeze onmiddelijke aangroejing zeer duidelijk door het onderzoek ontdekken, (c) (6; arnaud, Traité des Htrnies, Tom, II, 172. (je) Is Mtme-t p' 184.  &$0 j. logger , verh. over de tekenenvan den Een lijder, waar van ackel de waarneeming mededeelt, en in wiens breuk men bij de operatie een driekant ftuk van het net vastgegroeid bevond, onder in den balzak, had zijn breuk , die een darm-netbreuk was, in de rechter liesch, reeds vier jaaren gedragen, zonder naar hulp omtezien : de darm kon gemaklijk worden binnengebragt, maar het net bleef altijd in den balzak zitten; «vanneer hij zich niet veel vermoeide , viel de darm alleenlijk voor de helft uit, maar als hij lang ging, of in den weefftoel werkte^ zakte dezelve tot op den grond van den zak. (, Traité Hes Hernia, Ttm. II. p. 31.  AART EN DB VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 23O meer, of er was eene beklemming door den breukzak gevormd, en ftelde de operatie voor; na eenigen tegenftand en uitftel kwam men tot dezelve, wanneer arnaud, die de bewerking in het bijzijn van vier andere geraadpleegde Heelmeesters volbragt, met deezen , na de ontblooting' van den zak, zeer onderfcheiden de vernaauwing van denzelven zien konde; hij trok het gezwel een weinig buitenwaards, om over de juiste lengte der vernaauwing te kunnen oordeelen; zij fcheen toen ten minden drie lijnen lengte te hebben, en het gezwel geleek naar een peer , waarvan het deel dat in en boven den ring was, den daart uitmaakte , en ten hoogden een duim in zijnen omtrek bevattede. (w) In eenen lijder van 45 jaaren met eene beklemde lieschbreuk , gepaard met koorts, en eene zeer pijnlijke fpanning, daar vacher het gezwel met weinig moeite , en tot eene aanmerkelijke verligting van den lijder, naar binnen bragt, maar daar den volgenden nacht, hik, drekbraking en andere toevallen kwamen, die den lijder 24 uuren na de gedaane binnenbrenging deeden derven, oordeelde gemelde Heelmeester , dat men voorzeker, als men het lijk geopend had, eene vernaau- Traité der Hernies, Tom. II. p. 90. Q 3  «40 j. logger, verh. over de tekenen van den wing van den zak, gelijk aan de voorgaande, zoude gevonden hebben. Cn) Eene andere waarneeming van vacher, van eene gelijkfoortige beklemming, levert dezexfde tekenen op — een man van 50 jaaren nad eene verouderde breuk , die hij zo dikwijls binnen kon brengen als hij wilde; maar eens, zelf de binnenbrenging te moejelijk vindende, volbragt zijn Heelmeester dezelve, en noodzaakte den lijder een'band te draagen; federt dien tijd kwam de breuk niet meer ten voorfchijn, maar er kwamen van tijd tot tijd buikpijnen , en eindelijk de toevallen van eene beklemde breuk , die men echter, daar er geembreuk gezien werd, aan een kolijk toefchreef, en de lijder ftierf den agtften dag — wij namen, zegt vacher, bij de opening van het lijk waar, dat de darm niet beklemd was door den ring; wij waren zeer verwonderd een' zak te vinden, ter grootte van een kaatsbal, door het buikvlies gevormd , waarin omtrent drie groote duimen van den omgewonden darm fterk beklemd en verftorven waren ; de bodem van deezen zak was naar de blaas gekeerd , en het bovenfte vernaauwde gedeelte was met den ring verëenigd. (0) O») arnaud, Traité des Hernies, Tm. II. p. 66. (») Le Meme, p. 56.  AART EN DE VERSCHEIDEN!!. DER BREUKEN. UAl Van eene beklemde dijebreük , van dezelfde oorzaak af hangelijk, heeft arnaud ook dezelfde voornaame bijzonderheden aangetekend in ééne zijner waarneeraingen — de breuk was van grootte als een eenden-ei, toen de toevallen zich openbaarden ; gemelde groote Breukmeester bragt dezelve naar binnen, tien of twaalf uuren na dat de lijder de eerfte pijnen der beklemminge gevoeld had; geduurende twee dagen kwam het gezwel gemakiijk naar buiten , als de lijder hoestte ; het ging ook zeer ligt van zelf naar binnen : na deezen tijd kwam het niet meer naar buiten, en werd geduurende het gantfche beloop der ziekte niet weder gezien : na verloop van agt of negen dagen ftierf de lijder , en bij de opening van het doode ligchaam zagen arnaud en le dran, dat de deelen, welken het gezwel vormden, in den breukzak befloten waren Q>) ; le dran den zak in zijne volle hand houdende, wilde er den darm al trekkende uithaalen, maar de ingang van den zak was zodanig zamengetrokken, dat het hem onmogelijk was. (q) Een bijna gelijk geval, als het eerfte aan- (p) arnaud, Traité des Hernies, Tom. II. p. 29. (?) le dran, Obfervat. de Chirurg. Tom. II. Obferv. 1.VUL Q 4  *42 J« LOGGER, VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN gevoerde in deeze §. van arnaud, vinden wij in de volgende waarneeming, ook door la faye aangetekend: „ Een man van om„ trent 40 jaaren, met eene verouderde „ breuk, en die geen' band droeg om dezel„ ve binnen te houden, gevoelde de pijnen, „ welke de beklemming des darms hem ver„ oorzaakte; de middelen , in zodanige ge„ vallen te pas komende, ftelden mij in ftaat „ om de uitgewekene deelen allengskens door ,, de taxis binnen te brengen; niettemin duur„ den de toevallen voord; de ring was, zeer „ vrij , maar den vinger daarin brengende , ,, voelde ik en arnaud, met wien ik dee„ zen lijder bezocht, in weerwil van de dik„ te der bekleedfelen , eene foort van een „ ronden zak , die tegen het uiteinde van „ mijn' vinger aanftootte , wanneer ik den „ lijder deed hoesten ; het geen mij deed „ vermoeden dat het de breukzak was, waar„ in de deelen nog bevat waren: om er ons „ beter van te verzekeren , en ze te doen „ uitzakken, deed ik den lijder opftaan en „ hoesten; de uitgebragte deelen vielen toen „ gedeeltelijk neder in de liesch , het welk „ ten klaariïen aantoonde , dat de ring de „ binnenbrenging niet had verhinderd , en „ dat de zak , waarin zij bevat waren , al-  aart en de verscheidenh. der breuken. 243 „ leen de beklemming veroorzaakte — ik „ volbragt daadlijk de operatie op de ge„ woone wijze; ik vond den breukzak zeer dik; hij bevattede een gedeelte van een dik„ ken darm, van grootte als een noot, en in den ingang van den zak beklemd i — de „ ingang was zo naauw, dat ik er den top van den kleinen vinger of pink niet kon „ inbrengen, (r) De inbrengbaarheid van de breuk wordt echter in deeze gevallen niet altijd gevon? den, gelijk uit de hier onder geplaatfte voorbeelden van le dran en van den Heere bonn blijken zal. Een grijsaart van 84 jaaren , bekwam op het oogenblik dat hij viel, een dijebreük aan de rechter zijde ; federt langen tijd had hij een' breukband gedragen, om dat hij te vooren aan het zelfde ongemak onderhevig geweest was; omtrent 15 dagen fukkelde hij met deeze breuk voord, en meende zijn' band niet te moeten wegneemen, onweetend dat de drukking , die dezelve maakte. gefchikt was om zijne fmarten te vermeerderen : eindelijk , de pijnen in de liesch voordduurende, deed hij zich in la Charltê brengen ; fe- (f) Operations dt Chhurgk, par d i o m s üvk les Notts de la. fa ye, p. 234. ÏVot.2. Q 5  £44 j- logger, verh. over de tekenen van dem dert zijn' val had hij alle ingenomene voed-: felen , weder uitgebraakt, hij had ook finds dien tijd geene ontlasting gehad ; zijn breuk was gezwollen zonder zichtbaare ontfteking, en alleen pijnlijk bij eene drukking op dezelve ; de plaats van het gezwel zelf was aanhoudend pijnlijk, alhoewel er ook geene ontfteeking der bekleedzeien ware; de koorts was maatig, de pols zeer traag en hard: le dran beproefde de binnenbrenging van de breuk, het welk men ook gedaan had eer hij in het Hospitaal gebragt werd, maar zonder gevolg; men wendde den gantfchen dag alle gepaste middelen aan, om deeze poogingen te doen gelukken , doch alles was vruchtloos — op den zestienden dag deed gemelde Heelmeesr ter de operatie; hij begon met den breukzak op de gewoone wijze te openen, waarna hij den band van fallopius doorfneed , om de binnenbrenging te beproeven, zonder het openen van den breukzak; fpoedig bleek het toen, dat de fterkfte beklemming niet gemaakt was door den band , maar door eene vernaauwiug van den zak, welke, lang gedrukt geweest zijnde , door de pop van den breukband, zich had zamengetrokken. (7) Dezelfde onïnbrengbaarheid vond le dran fs) le dxan, Oiferv.di Chirurg. Obferv. LVII.  AART EN DE VBRSCHEIDENH. DER BREUKEN. 245? ook in de verouderde breuk van een' Corporaal der Franfche Gardes: te vooren kon men dezelve met veel gemaks naar binnen brengen; maar toen was zulks onuitvoerelijk; de hevigfte toevallen der beklemminge , brakingen , opgeftopte afgang, hevige koorts, en zelfs de hik, waren er tegenwoordig; plaatslijk was er eene aanmerkelijke onttteking; het gezwel was hard , en wederftandbiedend zo rasch de breukzak geopend was, zag men een ftuk van een voet groot van den omgewonden darm, geheel zwart, binnen denzelven ; en na het openen van den lieschring, twee dwarfe vingeren hooger, eene zeer aanmerkelijke vernaauwing van den hals des breukzaks, door 4 of 5 fterke koordachtige toehaalingen gevormd» (t) In de beklemde breuk door den ervaren hussem geopereerd, waarvan de Hoog. leeraar bonn het geval heeft medegedeeld, kon de darm, zelfs na het openen van den breukzak , en het verwijden van den lieschring , niet worden binnengebragt; in de hoogte langs den darm op voelende, vond men eene beklemming meer dan twee vingeren breed, boven den buikring; eene vernaauwing zo aanmerkelijk, dat men er geen ftilet, veel (0 Le méme Obferv. LX,  Zq\6 j. logger , verh. over de tekenen van den minder een' vinger kon doorbrengen, en waarfchijnelijk in den hals des breukzaks plaats hebbende. Cu) In beklemmingen door den breukzak 'gemaakt beneden den buikring , is de ring vrij en open, gelijk in het aangehaalde geval van lecat §. 4a; en de plaatslijke vernaauwing kan dikwijls uitwendig door het gevoel worden waargenomen: wanneer er beklemmingen in onderfcheide plaatzen van den zak aanwezig zijn, wordt zulks eerst kenbaar onder de operatie . twee waarneemingen van arnaud zullen weder het een en ander ftaaven. In een beklemde breuk van een' man van 70 jaaren , vond hij bij de opening van het lijk drie beklemmingen ; één in de opening van den breukzak boven den ring, één ter plaatze van den ring, en door den ring zeiven gevormd, en één beneden den ring , waardoor het gezwel in twee deelen verdeeld werd; aangaande de twee eerfte beklemmin. gen, kon men geduurende het leven des lijders geene genoegzaame zekerheid erlangen; maar de derde werdt zeer duidelijk gekend 00 Hollaadfche Maatfch. D. XX. St. 2. bl. 50. (r) arhaud, Traité du Hernits, Ttm, II.  aart en de versched3enh. der breuken. »4? door eene rondgaande vernaauwing, welke omtrent twee lijnen diepte had. Eene andere beklemde lieschbreuk behandelende, waarin hij ook oordeelde dat de beklemming door den breukzak gemaakt werd, nam hij waar, toen hij, bij tle operatie, de bekleedfelen van den breukzak afgefcheiden had, dat er eene aanmerkelijke beklemming was in den zak , omtrent een dwarfe vingerbreed beneden den lieschring: deze beklemming was zichtbaar door eene vernaauwing van 4 of 5 lijnen diep , in den gantfchen omtrek v(an het gezwel, welke vernaauwing le francq betuigde, bij de poogingen ter binnenbrenging ,reeds te hebben waargenomen: arnaud eene en andere bijzonderheid der tegenwoordig zijnde verfchijnfelen in aanmerking genomen hebbende, vooral de wederftandbiedende en naauwkeurig omfchrevene gedaante van het gezwel, meende op goede gronden te mogen befluiten, dat er nog eene hoogere beklemming zijn moest ; en de uitkomst beantwoordde aan zijne verwachting; want de operatie vervorderende, en zijn' vinger opwaards naar de opening van den breukzak brengende , gevoelde hij dezelve zodanig vernaauwd 3 dat het naauwüjks mogelijk  SA8 j. logger, verh. over de tekenen van den geweest zoude zijn, 'er eene fond» in te brengen, r» DERDE DEEL. tekenen van de verscheidenheid der deelen binnen den breukzak. $• 47- Het is bekend, dat 'er doorgaands in den breukzak, eene mindere of meerdere hoeveelheid vochts gevonden wordt, dat men 'er fomwijlen vreemde ligchaamen in heeft waargenomen , en dat 'er altijd één of meer ingewanden in aanweezig zijn. §. 48. De mindere of meerdere hoeveelheid van vocht in den breukzak, heeft in gewoone gevallen geene uitwendige tekenen. Calissen zegt wel: „ dat de ontfte- 00 Vojez la Meme% Tom. II. p. 6.  aart en de verscheidene. der breuken. 249 „ king, wanneer de breukzak geen vocht in zich bevat, zeer fpoedig het uitwendige „ gezwel aangrijpt; maar wanneer 'er veel „ vochts in aanwezig is, bepaalt zich deeze „ plaatslijke ontfteking , alleenlijk tot de in „ het gezwel befloten deelen:" (V) — dan, hoe gemaklijk dit gezegde ook te verklaaren zij, vinden wij geene voorbeelden, die het zelve genoegzaam ftaaven. Pott getuigt waargenomen te hebben," dat het vocht in den breukzak van vrouwen bevat, gemeenlijk minder is dan dat, het welk in die der mannen gevonden wordt ;(>•) - maar het is *er verre af, dat zulks door de algemeene ervaaring zoude bevestigd worden. Meer algemeen leert de dagelijkfche ondervinding, dat de hoeveelheid van vocht in verfche breuken, minder is dan in verouderde, In den breukzak van eene verfche, en beklemde breuk bij eene weduwe van 8© jaaren, door le blanc geopereerd, en door ons §. 7. aangehaald, was niet het minfte water, maar alleenlijk een klein ftuk darms te vinden. In een ander $. 41. opgegeven , daar le 00 Chirurgia Hodierna, (y) Verhandeling over de Breuken, bl. 212.  «5° j. logger , verh. over de tekenen van den blanc met zeer veel moeite, en eerst na de opening dex bekleedzelen, de breuk ontdekte, zag hij omtrent zo veel helder vocht uit den breukzak loopen , als in eene halve haazenooten-fchaal gaat. De breukzak eener andere verfche en beklemde breuk , van eene vrouw van 57 jaaren, bevattede maar zeer weinig vocht: (x) kraotingh, die in dit geval de kunstbewerking verrichtte , zegt, dat eene uitpuilende plaats van den breukzak hem zulks aanwees. In het geval $. 45. reeds aangehaald, en door den laatstgemelden Heelmeester zo oordeelkundig als eenvoudig en gelukkig genezen, was de lijder 28 jaaren oud, had de breuk van zijne jeugd af aan gedragen , en bij het openmaaken van den breukzak, kwam er ruim drie oneen helder vocht uitloopen. Daar zijn echter ook enkele gevallen, waarin het tegendeel plaats had: gelijk het geval door hoin waargenomen, waarin hij een zeer dunnen breukzak, en geen druppel waters vond, fchoon de breuk reeds veele jaaren oud ware, gelijk wij §. 41. al aangetoond hebben. In een ander geval door le blanc me- de- (s)-.Heelk. Genootf. te Amft. D. II. bl. 181,  aart en de verscheidenh. der breuken. 25! degedeeld, in twee van arnaud, en in één van petit, volgends §. 41. en 44., alle zeer verouderd, werd insgelijks niet de minfte vochtigheid in den breukzak waargenomen. Men kan derhalven met geene genoegzaame zekerheid, uit het reeds aangevoerde een befluit opmaaken, voor dat men na het openen der bekleedzelen, in gevalle er een dunne breukzak aanweezig is , de .fchommeling van het vocht door het gezicht, of door het gevoel kan ontdekken. De dunheid van den breukzak (telde ons meer dan ééns in ftaat, om, zelfs vóór de opening van denzelven, over dé tegenwoordigheid • van het Vocht te kunnen oordeelen, zo in de lieschbreuken, als in de dije- en navel-breuken; en het is ook door veele andederen waargenomen. In die gevallen echter, waarin eene aanmerkelijke verzameling van vocht in den breukzak duidelijk het gevoel van vochtgolving , en de tekenen eener waterbreuk aanbiedt , wordt alle onzekerheid door een behoorelijk onderzoek weggenomen. Wij zien dit in een geval door pott behandeld , waarvan wij §. 45. reeds melding gemaakt hebben; het onderfte gedeelte van ft  252- j. logger , verh. over de tekenen van den balzak was zeer uitgerekt, bevattede'eene aanzienlijke hoeveelheids vocht, en.,had zeer. veel gelijkheid met een waterbreuk — bij de operatie , . na de opening van den breukzak, liep er omtrent een half pint dun helde*, water -y/eg, = n3v; : _ - j De.rzamengeftelde breuk door schmugker waargenomen, en door ons §. 26. aangehaald vertoonde zich niet alleen met eene aanmerkelijke waterzucht van den balzak , welke door inkervingen en fpaanfche vliegplijsters gedeeltelijk kon worden weggenomen , maar gaf ook de duïdelijkfte blijken, dat er water, in eenen bijzonderen zak befloten f tegenwoordig was ,. zo- dat twee beroemde genees- en heel kundigen, ook bij dit geval geroepen, van oordeel waren, dat men vóór de^kurfstbewerking, die schmucker noodzaaklijk oordeelde , eerst het water door een- Trohquafi moest ontlasten ; laatstgemelde Heelmeester , die zulks als overtollig aanmerkte, ondernam de kunstbewerking, en na de doorfnede der bekleedzelen, en de fcheiding van het celwijze weefzel, de breuk geopend hebbende, vloeide er omtrent een pint waters uit. Kragtingh, in een' man van ruim 60 jaaren, bij wien eene beginnende buikwater»  Aart en de verscheidenh. der breuken.- 25$ zucht fchêen aanweezig te zijn* eeüe bekletride balzaksbreuk opereerende , en den breukzak bloot gemaakt hebbende, zag deeze veel glanziger en doorfchijnender dan gewoonlijk * waarom hij dezelve met het kaarslicht onderzocht, en bijna geheel met eene durine Lym» pha gevuld vond , en in de daad, zegt hij, eene kleine opening aan het ondereinde maakende, vloeiden er ten minften zes oneen van een helder vöcht uit den balzak, (a) §• 49* De veranderde kleur van het vocht in den breukzak, levert geene andere verfchijnzelen op, dan die wij zo even hebben aangewezen de twee volgende waarneemingen zullen dit nader doen zien. De eerfte door pott medegedeeld, en door ons reeds aangewezen §. 45. behelst het geval van een' lijder, omtrent 25 jaaren oud , met een balzaksbreuk, en een waterbreuk in den breukzak de balzak was groot, van eene onregelmaatige gedaante , niet zeer gefpannen , volkomen onpijalijk, en met eene aanmerkelijke opzwelling vari den zaadftreng vergezeld; pott gevoelde zq 00 Heelk. Genootf. D. II. bl. 18*. R £  454 J' LOGGER , VERH, OVER DE TEKENEN VAN DEN duidelijk, dat er in het onderfte gedeelte van het gezwel zeer veel vochts bevat was , dat hij , zonder andere tegenwoordig zijnde offiftandigheden, het gebrek voor een waterbreuk van den fchederok dis bals zoude gehouden hebben; hij doorboorde den zak, en ontlastte een pint bruinachtig water. De tweede waarneeming , die wij aan acrel verfchuldigd zijn, meldt ons de volgende bijzonderheden in een' lijder, die hulp voor een breuk in den balzak begeerde , welke hij op geene wijze kon binnenhouden , hoorde men, bij het binnenbrengen der darmen , duidelijk de borling van het water men befloot tot de operatie , en toen de breukzak geopend was, liep er aanftonds zes oneen geel water uit. (V) Maar de veranderde gedaante van het vocht in den breukzak kan men vooraf eerigzins vermoeden , uit de voorafgaande omftandig- heden ook dit zal blijkbaar worden uit de volgende waarneemingen. Een man van 50 jaaren, die in zijne jeugd eene darmnetbreuk gehad, en daarvoor een' breukband gedragen had , tot dezelve gene» zen fcheen, werd den «23 April 1764, onder zijnen zwaaren arbeid , op ééns aangevallen (J>) acrel, Heelk. Waarnetn. b). 319.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 255 door hevige kolijkpijnen, na weinige tur.n gevolgd van eenige ontlastingen: de pijnen niet nalaatende, gebruikte hij een weinig Rhabarber-tincluur, waarop nog drie of vier ontlastingen volgden; den volgenden dag zag hij een aanme;kelijk gezwel in de liesch en in den balzak, juist op dezelfde zijde, waar te vooren de breuk geweest was zijne pijnen waren den vierden, vijfden en zesden dag merkelijk verminderd ; maar den zevenden dag werden zij weder geweldig, hij moest telkens braaken, en het gezwel vergrootte op eene aanmerkelijke wijze : federt dien dag moest hij beftendig het bedde houden, dewijl hij zich, alleen daar in, eene verligtende ligging kon bezorgen. Van den 24 April tot den 25 Mai, had > hij dagelijks zelden (minder dan twee ftoeigangen gehad, en dikwijls nog meer; hij was zeer uitgeteerd, en men zag behalven de algemeene toevallen der beklemminge, den balzak zeer gezwollen, paarsachtig van kleur, en het celwijze weefzel van denzelven , te gelijk met een waterachtig vocht opgevuld; men ontdekte zeer duidelijk, dat er in den fchederok van den bal, eene groote menigte vochts bevat was, welke het onderfte gedeelte van het gezwel uitmaakte; de tekenen R3  S56 j. LOGGER, VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN/' eener beginnende verderving waren reeds daar , en de operatie van de grootfte noodzakelijkheid — pott maakte met alle mogelijke voorzichtigheid, eene infnijding door de opgevulde bekieedzelen tot in de holte van den fchederok, en er ontlastte zich bijna een ,pint zeer dinkend bruin vocht, (c) In een ander geval , daar dezelfde Heel-. meester eene aanmerkelijke' hoeveelheid zeer fcherpe etter, en ontaarte gedeelten van het net, bij het openen van den breukzak zag uitvloejen , was de huid , de dartos en de breukzak alle gegangrameerd, en de toevallen deezer netbreuk zoo hevig , als of het een beklemde darmbreuk ware. (<£) De beklemde netbreuk, door hörn waargenomen , en gevolgd op eene geweldige belediging der breuk, ging vergezeld met dezelfde hevige toevallen der beklemminge, en de zeer gezwollen balzak veroorzaakte ook bij de minde drukking hevige pijnen — bij het openen van den breukzak ontlastte dezelve eene menigte (tinkende etter en bedor; ven net. (e) 0bferv' aid SK diiïerem *inds °f Hernils, cafi, (d) Ibid. cafe lil. GO 'Schmuckers Vem. Chir. Sckr. Th. III. p. }9S.  aart en de verscheidenh. der breuken. 257 W e i d e l e , die in de zaménge(lelde breuk, door ons §. 29, aangetekend , b<*j het openen van' den breukzak , een halve pint Hinkend water zag wegvloeien , getuigde dat de bekleedzelen van den balzak ook reeds zwartachtig geworden waren. In het geval van een? foldaat, van het voormaalige Regiment van den Heere Graave van welderen, bij wien men eenige oneen dun, vleeschkleung en naar drekftof riekend vocht, in den breukzak bevat zag, was de breuk verouderd, en hndden de toevallen der beklemminge zich bij herhaaling vertoond: eindelijk kwamen er ook tekenen eener beginnende verderving — in het gezwel, dat zich van de liesch tot in den balzak uitdrekte, kon men duidelijk een plaatshebbend vocht ontwaaren. (ƒ.) Wij hebben zo even §. 49. aangetoond, dat de grootfte verzameling van vocht in den breukzak , gewoonlijk plaats heeft in verouderde breuken; het is daarenboven bekend, door de heelkundige ervaaring, welke verandering , de dilftaande en vergaderde vochten ondergaan, door eene bijkomende hevige ont- deeking, verettering of verderving pas- fen wij nu dit een en ander toe 3 op de zo (ƒ) Heelk. Genootf. D. TIT. bl. 109. R 4  »5 8 j. logger , verh. over de tekenen van den even aangehaalde, en gelijkfoortige gevallen, dan zal men, in de meeste van deezen, van vooren kunnen befluiten , dat er zulk eene veranderde gedaante van het vocht in den breukzak is. S- 50- tekenen der vreemde ligchaamen binnen den breukzak. De ophooping der drekitoffe in den breukzak, door bourienne waargenomen, leverde de volgende bijzonderheden op: „ In de maand Sept. 1760 , kwam in het „ Hospitaal van Casfel een Zwitfers foldaat, „ hebbende een zeer aanmerkelijk gezwel „ in de gantfche uitgeftrektheid van de lin„ kerzijde van den balzak; de lijder gevoel„ de geen pijn , en had er niets van gele„ den, dan alleen in den aanvang, toen hij „ het gezwel ontdekte, dat in het jaar 1749 „ was: het gezwel begon beneden den ring, „ en maakte zeer langzaame voordgangen: „ weinig bekommerd over de gevolgen, bleef » mJ ^ng voordgaan zonder hulp te vraagen „ aan den Chirurgijn van zijn Regiment: „ eerst vier jaaren daarna raadpleegde hij „ denzelven ; het gezwel was zo groot als  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. I59 „ een eende ei , langwerpig van gedaante , „ weinig pijnlijk , en vergezeld van eene „ deegachtige opfpanning; men raadde hem „ gebruik te maaken van verdeelende pappen; „ met welke lang aangehouden werd, zonder „ eenige vermindering in het gezwel te be„ fpeuren; het nam ook niet meer in grootte. „ toe , maar bleef in denzelfden ftaat, tot „ den veldtogt in Duitscbland: in weêrwil „ der voorzorgen , welke de lijder genomen „ had, van een' fchortband te draagen, ver„ oorzaakten de afmattingen eene veel grooter opzwelling, zonder vermeerdering van pij„ nen; hij kwam in het Hospitaal, op den „ hier boven gezegden tijd: het gezwel was, ,, als toen, van grootte als een calabas, ftrek,, te zich uit van den ring tot aan het on„ derfte van den balzak , en was over het „ geheel zacht en deegachtig; bourienne „ gevoelde den zaadftreng en den bal, die „ hem bijna in een gezonden ftaat fcheenen „ te zijn ; de lijder was zonder koorts, en „ voor het overige zeer welvaarende; ge,, melde Heelmeester ondervroeg hem daags „ na zijne aankomst, naar de oorzaak van „ dit gebrek; en de lijder betuigde hem, dat „ hij nimmer door eenig geweld op deeze plaats beledigd was , noch ook nimmer R5  26o J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN „ door de venusziekte was aangepast geweest; „ maar dat het geen hij vermoedde aanlei„ ding gegeven te hebben tot dit gezwel, „ eene geweldige pooging was, die hij ge„ maakt had met het opligten van ■ een ftuk „ houts; dat hij in het zelfde oogenblik een gekraak gevoeld had in de liesch, en eene „ zeer levendige pijn ter zelfde plaatze, wel„ ke, door eene aderlating , en eenige aan;, gelegdexompresfen, in warmen wijn nat ge„ maakt, weder verdweenen was ; dat hij 9i van tijd tot tijd ligte pijnen gewaar gewor„ den was , en een klein gezwel , het welk „ allengskens tot de bovengemelde grootte was aangegroeid; bourienne gaf hem „ eerst purgeer-, en vervolgens ontbindende „ geneesmiddelen; op het . gezwel lag hij, „ geduurende vijf dagen , vermogende refol- 8, veerende pappen aan ; de lijder zich aan „ geen beftuur willende onderwerpen, en „ geene verandering in het gezwel ziende , „ het welk zonder pijn, altijd zacht en week was, even als of er zich eene dikke vloeiftof in had uitgeftort; daar en boven, verfcheide Heelmeesters , die het gezwel on„ derzochten, in onzekerheid zijnde over 9, deszelfs natuur , ftelde hij voor hetzelve „ te openen r- den lijder overgehaald heb-  aart en de veescheidenh. der breuken. 2ót „ bende ., deed hij de infnijding, en vond geen „ uitgeftort vocht , gelijk hij verwacht had, maar den gantfchen zak, tot zijne groote „ verwondering, vervuld met eene ftolfe, in „ kleur niet ongelijk aan verrot hooi, zeer „ weinig reuk hebbende, en in laagen „ op elkander liggende; deeze ftof was in „ het geheel niet vloeibaar ; hij bragt zijn* ,, vinger opwaards naar den ring , vanwaar hij nog eenige hoeveelheid uithaalde , zo dat alles zamen genomen twee handen „ vol uitmaakte, en bevat was'in een. vliezi„ gen zak, welke hij gedeeltelijk wegnam"-— na den dood des lijders, bij de opening van het ligchaam, bleek het, dat zich een kleine plooi van den omgewonden darm in den buikring bevond , en in deeze plooi eene opening , waardoor de_ gezegde ftof van tijd tot tijd was heen gedrongen, (g) Harde en puntige of fcherphoekige vreem* de ligchaamen in den breukzak , kent men , vooral wanneer de lijder zelf betuigt die ingedikt te hebben , of uit de ongewoone hardheid, die er in de breuk , bij het onderzoek , wordt waargenomen , of uit de voorafgegaane hevige pijnen en toevallen. De breuk, waaruit fargij 16 kleine ■ (g) Journal de Medicine, Tom, XXXVI. p< 464.  £.62 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN beentjens haalde, die hij voor beenderen van eenen lamspoot aanzag, bevattede, op het gevoel , een ongenieene en naar been gelijkende hardheid in zich, zo dat fargij de binnenbrenging niet durfde beproeven, ih) In het geval, waar petit, bij de operatie eener beklemde breuk , den darm doorboord vond, door de poot van een leeuwrik, was de breuk te vooren altijd zeer gemaklijk naar binnen gegaan ; maar eer-igen tijd na dat de lijder de gemelde poot had ingeflikt, kwamen er op ééns zeer geweldige brakingen, en de hevïgfte pijnen ter plaatze van de breuk. (J) De verouderde beklemde breuk van eene arme vrouw , waarin petit bij de operatie eene groote fpeld vond , die met de punt, tusfchen de dikte der darmrokken fchuin ingegaan was', en den darm doorboord had, veroorzaakte telkens, wanneer zij met drekftoffen werd opgevuld, eene pijnlijke fpanning, welke, als de lijderes doordrukken en behandelen van de breuk, den darm van drekftoffen ontledigde , weder verdween ; maar eens op gelijke wijze zich eenige verligting van pijnen willende bezorgen, kon zij in (K) Mem, de P/fcad. R. de Chirurgie, Tom. I. f. 6o2» CO Mem. de l'/lcad. R, de fiences i'antu 172a.  AART en de VERSCHEIDF,NH. der'breuken. 263- weérwil van haare ongemeene hardheid daarmede niet flaagen; hevige pijnen en toevallen overvielen haar, en de operatie was het eenige middel ter reddinge. (£) Bij de verftorven balzaksbreuk, waaruit zig, volgends de waarneeming van acrel een zalmgraat ontlastte, gingen de volgende bijzonderheden vooraf: de lijder had ingemaakte zalm gegeten, welke hij kwalijk gekaauwd .en doorgezwolgen had ,• kort daarna kwamen er ftekingen en krimpingen in den buik , welke den volgenden dag aanhielden met verflopping en branding; er kwamen alle toevallen van beklemming — de geheele rechter liesch viel in verfterving men zag ver- fcheide openingen in het verftorvene, waaruit de fpijs en drek vloeide en in den darm was eene groote verftorvene opening. (/) S- si. tekenen der verschillende ingewanden in de breuken. Men vindt naauwlijks eenig ingewand in de buikholte, het welk niet een breukgezwei (») Traité des Malad. Chir. Tom. II. p. a8o. (J) IJeelk. Waarn. bl. 233.  264 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEK kan vormen, of waarin hetzelve kan bevat zijn; maar men vindt ook te gelijk, de ornrtandigheden van het hreukgezwel zeer verfchillende, naar den verfch Jlenden ftaat van het ingewand, in hetzelve bevat. Wij zullen in de opgaave der tekenen van deeze verfcheidenheden, de volgende orde houden; dat wij bij de opgaave en beves* tiging der tekenen van de tegenwoordigheid eens ingewands , te gelijk zullen voegen de kenmerkende verfchijnfelen, welke den Heelkundigen in ftaat ftellen , om, de daarin Voorkomende bijzonderheden, te kunnen beoordeelen. §• 52. TEKENEN DER NETBREUKEN. Er is een groot verfchil in de tekenen der breuken , die alleen door het net gemaakt worden , en in die , waarin ook te gelijk andere ingewanden aanwezig zijn; ook geeven de bijzondere omftandigheden van het net zelf eene aanmerkelijke verfcheidenheid in de tekenen deezer breukgezwellen. Een eenvouwige netbreuk kent men , uit de langzaame toeneeming, zachtheid, en ongelijkheid van het gezwel, dat, in veele ge?  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. $6$ vallen , rhoejelijk en niet dan allengskens intebrengen is , en zonder eenig gerommel; maar . netbreuken.,- die ook andere ingewanden in zich beva'ten ; die zee? klein zijn; die door ouderdom of verzuim groot geworden , aangegroeid . ontaart, en in haare gedaanten veranderd zijn ; of ook bijzondere beklemmingen,, ma aken } hebben haare onderfcbeidene tekenen, gelijk wij nu m eenige volgende voorbeelden zullen aantoonen. ' 0 §• 53- «•JfiO- i^''l ii^M'*^^5L.£',•-*'•' o''f?S > ' ' ' '•* TEKENEN DER VERSCHEIDENHEDEN VAN DE EENVOUWIGE NETBREUKEN. De hoeveelheid van bet nét in een breuk $ moet deels uit de zo even aangewezen tekenen der netbreuken , deels uit de toeneemende en zichtbaare grootte van het breukgezwel, worden afgeleid. Kleine netbreuken in de liesch en in den plooi der dije, worden dikwijls door een uitwendig onderzoek miskend,, uit hoofde van haare gelijkheid , in foaimige gevallen, met de Bubones; maar eene behoorelijke achtgeving op de uitwendige gefteldheid der lïjderen, era  2.66 j. logger , verh. over de tekenen van den op de bijkomende toevallen, kan den Heelkundigen beveiligen voor alle vergisfingen in deeze, gelijk gevallen van arnaüd, en van pipelet ons leeren. Een man, die in de lieschilreek een klein gezwel had, het welk men voor een verharde klier aanzag, braakte zo meenigmaalen hij eenig voedzel gebruikte, en werd op het laatst geheel krachtloos, zijn Geneesheer zocht de oorzaak deezer ongefteldheden in de maag, en poogde dezelve te reinigen en te verfterken: na dat de lijder veelerleie middelen zonder eenig gevolg gebruikt had, ontdekte een Heelmeester, dat het geen men voor een verharde klier had aangezien, een netbreuk was : hij vermoedde niet zonder grond , dat deeze mogelijk de oorzaak zijn kon dier ongefteldheden, welken den lijder van zijne krachten beroofd hadden ; hij bragt de breuk terug; en, van dit oogenblik af kwamen de toevallen niet weder, (m) Pipelet verhaalt ook een geval van een5 man , die zeer dikwijls aanvallen van kolijkpijnen , brakingen, en te gelijk een klein gezwel in de liesch had , het welk men voor een lieschbuil hield; men ontdekte eindelijk dat (ra) Mem. de l'Jcad. de Chir. de Paris. Tom. XV. p. 92.  AART EN DE VERSCHEIDENE. DER BREUKEN. 267 dar het een kleine netbreuk was , bragt dezelve terug, en verloste den lijder daardoor van alle zijne bezwaaren. Een geval van ca lissen aangevoerd, doet ons zien,, hoe zulk eene misvatting de oorzaak des doods worden kan : een man werd telkens, zonder eene bekende oorzaak, door pijn in de maagftreek, benaauwdheid en walging overvallen ; ten laatften verfpreiddeil zich deeze pijnen tot diep onder in den buik, en haare aanvallen waren met koorts, groote verzwakking en gebrek aan eetlust verbonden; eindelijk ftierf de lijder, en men vond in zijn lijk een aangeboren netbreuk in denbalzak, (n) Wanneer 'er eene meerdere hoeveelheid van het net is doorgezakt, wordt de netbreuk kenbaar door de mindere veerkrachige zwelling, onbeweeglijkheid in 't aanraaken , en door derzelver andere reeds opgegevene tekenen. De twee eerfte bijzonderheden vond schmucker zeer duidelijk in het volgende geval — „ Een ongetrouwd vrouwsperfoon van 36 jaaren , viel achter over van een „ bank , zo dat zïj met uitgefpreide beenen s, lag; na eenige dagen vertoonde zich in den (n) AM Havnietifia, Foh I. p. 219, 1 S  £08 j. logger, verh. over de tekenen van den „ rechter liesch een pijnlijk gezwel, het „ welk zij na eenigen tegenftand, aan den „ Heer fredrich, der Koninglijken Ka„ detten Heelmeester vertoonde ; hij vond „ het ter grootte van een duiven ei,en raad,, de haar een verdeelende plijster aan, maar ,, welke van weinig vrucht was : integendeel „ kwamen er na eenige dagen, walgingen, „ brakingen en opgeflopten afgang bij —— „ dewijl de pols fterk, en gelijk gewoonlijk „ bij ontftekingen, gevonden werd, werd „ 'er eene aderlatihg gedaan, klijfteren gezet, „ en middel-zouten inwendig toegediend; in „ weêrwil van dit alles vergrootte het ge- zwel, en firekte zich uit tot in de lip der ,, fchamelheid; het was in zijne gantfche uit,, gebreidheid zo hard, dat het zich niet eens „ beweegen, veel minder terug brengen liet:" schmucker die 'er eindelijk bij geroepen werd, zegt: „ Ik vond dat het niets als een „ netbreuk zijn kon" en het vervolg leerde hem ten klaarften, dat hij zig niet be« drogen had (o) De beroemde albinus eens een lijk ontledende , vond eene netbreuk door een aanzienlijk gedeelte van het net gevormd, die (o) Wahrnehmungen aus der Wundarszneykunsu Th. II. ƒ• W-  aart en r!i verscheidenh. der breuken. 25p zich vooraf vertoond had in de gedaante van een groot, langwerpig en weekachtig gezwel. fj>) Wij hebben ook verfcheide maaien deeze bijzonderheden in de netbreuken waargenomen ; in kinderen zijn de netbreuken dikwijls zo doorfchijnende, dat men ze wel eens voor een waterbreuk zoude kunnen aanzien. Richter haalt zodanig een geval uit Warner aan, waarin een zeer ervaren Heelmeester zich vergiste , en de Troisquart in het gezwel ftak, om het water te ontlasten ; doch toen 'er geen water, maar een ftuk net te voorfchijn kwam , zag hij1 zijne dwaling , opende den zak, en fneed het net af: de lijder werd zonder verdere toevallen genezen. Cq) Een gelijk geval heeft pipelet waargenomen, waarin het net, dat in den balzak was doorgezonken, den bal zodanig omwond en bedekte, dat dezelve tweemaal zo groot als natuurlijk fcheen te zijn : daar het uitwendige deel der zwellinge glad en doorfchij« nend was, oordeelde men, dat er een waterbreuk van den fchederok des bals plaats Q) sandifort, Natuur- eO Geneesk. Bibliotheek, D. V. bl. 354. (li Abhandluog vom Bruchen, ƒ. 544. s»  ayo J. LOGGER, VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN had; maar, daar het gezwel fomwijlen in grootte toenam , en ook geheel verdween, zo dat men den bal in zijne natuurlijke gedaante en gefteldheid kon ontdekken , befpeurde men eindelijk dat het een netbreuk was. (r) Men neemt ook waar in fommige netbreuken , dat de lijders, wanneer hun lig' chaam zich in eene uitgeftrekte ligging bevindt, klaagen over maag en kolijk-pijnen, en zo dit plaats heeft, over gebrek aan eetlust; deeze pijnen, die door eene nedertrekking van de maag en van den karteldarm ontftaan , wijken ook gemeenlijk zo rasch de lijders hunne ligchaamen weder voorvvaards buigen. De lijderes met de lchaambreuk , waarvan wij zo even het geval uit schmucker hebben aangehaald , kon zich in' het bedde niet uitftrekken, om dat "er anders geweldige maagpijnen veroorzaakt werden ; haar eetlust was zeer gering. ($) De 60 jaarige lijder van acrel, waar-an wij §. 45 , de bijzonderheden reeds hebben aangewezen, was ook gedunrig genoodzaakt, gekromd in het bedde te zitten. Groote Netbreuken door geweld veroorzaakt zijnde, of eensklaps uitfchietende, geeven de- (r) A'ihandlung vom Bruchen, ƒ. 544. (jj Loc. cit.  aart EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 2? i zelfde toevallen van brakingen, kolijkpijnen, enz. „ Ik ken een' Heer," zegt pott, „die federt eenige jaaren een netbreuk gehad heeft, welke in zijne jeugd verzuimd is, en die hij, natuurlijk van een zwak geftel, en de opening van de pees der buikfpier zeer wijd zijnde, ten uiterften moejelijk vindt om inte» houden, zelfs met den besten breukband, dien hij heeft kunnen krijgen, achter denwelken ze fomtijds uitflipt: wanneer dit gebeurt, geeft hem zulks aanftonds eene hevige pijn omtrent de maag, en eene zo onverdraagelijke walging, dat hij verpligt is zich onmiddehjk achter over op den rug te werpen, en 't ge; deeke van 't net naar binnen te brengen (f) Grootte Netbreuken worder> ook nog gekend uit haaren aangroei, en uit de grootte van het gezwel; in de meeste gc-vallen kunnen eerst voorkomende netbreuken genukhjk binnengebragt, en door eenen beKwaamen breukband wederhouden worden; maar wanneer zij of door verzuim, of door eenig toeval tot eene zekere grootte gekomen zijn, worden alle pogingen ter binnenbrenginge, of wederhoudinge vruchtloos aangewend, en de (f) pott, Verh. over de Breuken, bl. 147. S 3  97* j. logger j verh. over de tekenen van dem grootte van het gezwel van tijd tot tijd aanmerkeJijker. Deeze bijzonderheden ziet men in het ge» val,^van die groote netbreuk , door p. de wind behandeld en medegedeeld: een man van 35 jaaren, had i8 jaaren lang, van tijd tot tijd, een breuk in de rechter liesch, fomtijds tot in den balzak nedervallende , ondervonden ; doch die hij altoos had kunnen inbrengen ; tot dat in 't laatst van 't jaar i?6o, het net en den darm buiten zijnde, alleenlijk den darm kon ingebragt worden , zo dat het braaken en de pijn wel ophielden, maar 'er eene dikte in den balzak overbleef, die grooter dan twee vuisten was , en waaraan geen breukband kon helpen ; maar hij hield zich te vreden met het ongemak in eene daar toe gemaakte linnen beurs te draagen: in het midden van Mei 1761 fchoot de darm weder uit, en ging niet in , dan na verloop van vijf dagen ; waarna de balzak bijna zo groot als een mans hoofd bleef, zijnde de omtrek 151 duim, en de lengte II duimen; ook was de huid van de fchacht daar ingetrokken , zodanig, dat 'er in het geheel niets, dan deszelfs opening van te zien was; de lijder had geen pijn in het ongemak, was daa^lijks op de been, en voor 't overige ge-  AART en de verscheidenh. der breuken. 2?3 zond — toen de wind, onder de operatie, het net, dat hier en daar aangegroeid was, van onderen en op zijde los gemaakt had, zag hij dat het zo groot was als twee vuisten , doch, als een bol, in eene klomp zamen gegroeid; hij ligtte het op, en voelde dat het tegen den ring der buikfpierén, de dikte van een' kinderarm had. (u) De gemelde bijzonderheden worden ook door het volgende geval bevestigd: een foldaat had federt veele jaaren een lieschbreuk in de linkerzijde, welke dooreen' breukband zo volmaakt werd binnengehouden , dat hij niet alleen geen ongemak daarvan gewaar werd, maar ook alle gevorderde diensten volbrengen kon; dan, na eene geweldige belediging in de linker liesch, door een ftuk van een gefprongen hauwitzer, viel de breuk in den balzak, werd aanmerkelijk grooter, en had , in weêrwil van alle pogingen, noch in den beginne , noch na de volkomene genezing der belediginge, niet kunnen worden binnen gebragt; maar de lijder was anders zonder eenig ongemak •■■ - na verloop van bijnaar twee maanden, kwamen 'er echter zulke toevallen van beklemming, dat de lijder ftierf, en toen vond men bij de ope- 00 Holl. Maatfch. D. VIL St. I. bl. izy. S 4  \ 274 j. logger, verh, over de tekenen van den ning van het lijk, het geheele groote darmnet in den breukzak, als een bal zamen gerold , verhard en aan het bovenfte gedeelte van den buikring vastgegroeid- Cv) Het blijkt uit deze twee laatfte Waarnemingen , dat groote netbreuken , fomwijlen gedragen worden zonder eenig toeval; inzonderneid heeft zulks plaatfe, wanneer de netbre en van eene plaatslijke verflapping afKangelijk zijn, en allengskens tot eene zekere grootte aangroeien ; wij zien zulks onder anderen, in de verfchrikkelijke netbreuk, die door hildanüs, in den navel is waargenomen. Eene kloeke en vette vrouw van 40 of 50 jaaren , had voor eenige jaaren , naa eene moejehjke kraam, eene aanmerkelijke verflapping des navels overgehouden , waardoor allengskens | eene verfchrikkelijke navelbreuk voordkwam, zo groot, dat de navel als de lijfmoeder van eene zwangere vrouwe uitgezet was; de buik behield nogthans zijne gedaante ; maar de breuk hing gelijk een grooten zak geheel buiten uit, zo dat hildanüs tusfchen denzelven en de breuk zijne handen brengen kon ; de onpijnlijkheid , zachtheid en gelijkheid van het gezwel, dat Cv) schmücker, Vetm. Chir. &hr. Th. III. pl. 248.  AART EN DE VERSCHEDOENH. DER BREUKEN. 4? 5 zich zonder eenig gerommel liet behandelen, en de onmogelijkheid om hetzelve, in welk eenen ftand ook, eenigzins te verminderen, deeden hem met zeer veel waarfchijnelijkheid beiluiten, dat.het gezwel een netbreuk was — fchoon deeze breuk onmaatig groot en zwaar ware, was de lijderes nogthans zo kloek en fterk, dat zij haar huislijke zaaken zelve konde bezorgen, (w) $• 54- TEKENEN DER GEMENGDE NETBREUKEN. Door gemengde netbréuken bedoelen wij de breukgezwellen , die: niet alleen door het darmnet, maar ook te gelijk-door andere ingewanden voornaartilijk door de darmen gevormd-worden ; welke breukgezwellen dan ook algemeen onder den naam van darm netbreuken bekend zijn. $• 55- • Wij hebben uit de reeds aangehaalde gevallen geuen , dat eenvouwige netbreuken1, zonder beklemming, allengskens voordgebragt, en in den beginne gemaklijk inbrengbaar, litj hildanus, Obf. Cent. 3, Obf. LXI1I. S 5  Q?6 j. logger, verh. over de tekenen van den weinig gevaar aanbrengen; maar indien men niet zorgt, dat het net binnengehouden wordt, is het, door de geduurige verwijding van den ring, en van den ingang des zaks, bijna zeker dat 'er ook een gedeelte darms uitzak■ ken , en een darm-netbreuk geboren zal worden. In foortgelijke gevallen, en in veele anderen , wordt de darm netbreuk gemaklijk gekend men leeze de volgende waarneemingen : De hiervoor §. 54. aangehaalde netbreuk in de liesch, door de wind befchreven, was in het eerst een darm-netbreuk, en werd ten duidelijkften gekend, door eene herhaalde binnenbrenging van den darm , terwijl het net buiten bleef. In de darm-netbreuk van den balzak, door acrel in den knecht van een lakenfabrikeur waargenomen , waarvan wij %, 45. melding gemaakt hebben, kon den darm gemaklijk worden binnengebragt, maar het net bleef in den balzak zitten. In de verouderde darm- net - en water-breuk door ten haafp medegedeeld, befloot hij, dat er een gedeelte darms aanwezig was, uit de fchielijke en aanmerkelijke vergrooting van het gezwel, na dat de lijder een iprong  aart en de verscheidenh. der BREUKEN. over een floot gedaan had, en uit de daarop volgende toevallen van beklemming des darms; terwijl de langwerpige gedaante van het breukgezwel, het welk zich, ter grootte van twee mans vuisten, tot onder in den balzak uitftrekte , en de papachtigheid op fommige plaatfen ih het aanraaken, hem de tegenwoordigheid van het net deeden vermoeden. (#) Arnaud geeft ons ook de tekenen op van de tegenwoordigheid des darms, en van het net, welke hij in eene verouderde fchaambreuk bij eene vrouw van 63 jaaren heeft waargenomen; zelfs wijst hij de tekenen aan, der bijzondere darmen in de breuk bevat — het gezwel was bepaald door de bekleedze* len, welke de uitwendige lip der fchamelheid uitmaaken, en ftrekte zich van den lieschring tot aan den rand van den aars, in de gedaante van eene calabas, waar van de kleinfte middelijn , aan den lieschring, 6 duim was , terwijl de groote middelijn , die aan het onderfte gedeelte der dijen beantwoorden, agt duim , en negen lijnen was: twintig jaar was het op deeze grootte geweest, en er was ook zo veel tijd verlopen , eer het tot deeze grootte gekomen was; de lijderes had z§er (x) Holl. Maatf. D. XXlfl. bl. 13.  278 j. logger, ver't. over de tekenen van den moejelijke fpijs verteeringen, alhoewel zij maar van half vloeibaare voedzelen leefde; zij had zeer dikwijls kolijkpijnen; zij kon niet anders dan op den rug liggen ; wanneer zij üond , leed zij de ondraagelijkfle trekkingen der ingewanden; de drukking van het gezwel, terwijl zij zat, veroorzaakte haar eene meer benaauwende dan pijnlijke gewaarwording. Arnaud meende uit bijzondere verlchijnzelen te mogen opmaaken, dat de maag en de bogt van den karteldarm , door de zwaarte van het net medegefleept waren tot in het breukgezwel — wanneer de lijderes dronk, gevoelde zij de hitte of de koude van den drank in het bovenite gedeelte van het gezwel ; wanneer haar. een khjiteer gezet werd, rommelde het op dezelfde plaats ; wanneer men het gezwel naar.den lieschring drukte, klaagde de lijderes over kolijkpijnen, die van flaauwte. en brakingen gevolgd werden ; al het overige van het gezwel had een dof gevoel; het wederftond de drukking, en was van eene zeer vaste zelfftandigheid, een kenmerkend verfchijnzel van groote netbreuken , die in haare zakken beiloten zijn. 0) De tegenwoordigheid van den darm en van het net in een dijebreük , van eene vrouw (g) arnaud, Mem. de Chirurg- Tom. II. p. 476.  aart en de verscheidene. der breuken. 2?9 van 83 jaaren, door paguier geopereerd, kende men uit de gedeeltelijke inbrengbaarheid van het gezwel, geduureiide de eerfte 8 jaaren; maar toen 'er vervolgends beklemming bijkwam , kon men uit den hngzaamen aangroei der toevallen, en uit de hardheid en gedaante van de breuk genoegzaam opmaaken, dat niet alleen de darm, maar ook het net in deeze breuk bevat was, (z) Mi ld anus getuigt ook dat hij in eene groote navelbreuk , die als een zak vooruithangende was , zeer wèl kon onderfchéiden, dat niet alleen het net in dezelve bevat werd , maar ook een gedeelte der darmen , door het gerommel, het welk fomwijlen in het breukgezwel veroorzaakte , en door de daarop volgende, dan eens hevige, dan eens maatige pijnen , na • dat 'er veele winden in werden onthouden, (d) It de waarneming eener verouderde navelbreuk van eene vrouw van 80 jaaren , door ten ha af f befchreven , zegt hij: „ Om „ dat de breuk nooit volkomen was inge„ gaan, maar altijd eene kleine zwelling te» „ rug liet, ftelden wij dat het een darm- en „ net-breuk was." (bj (js) Mem de VAcad R. de Chirurgh. Tom. IV.. p, 253 (a: hl.danos, Obf. Cent. lil. Obf LXIV. Q>) HoU. Maatf. ü. Vlil. St. 1. bl, 495.  s8o j. logger , verh. over de tekenen van den In de bu'kbreuk zonder breukzak, door tacconi aangetekend, vertoonden de dunne darmen, het darmfcheil en het net, zich bloot aan het oog — zie §. 44. Le blanc zag ook eens een ftuk net en een ftuk darms naar buiten dringen , door eene wonde in den buik, niet ver van den navel, met een banjonet toegebragt. (c) Mal aval heeft ons ook een zeer aanmerkelijk voorbeeld medegedeeld , van eene darm netbreuk van het eironde gat, en tegelijk derzelver kenmerkende verfchijnzelen aangewezen; hij zegt: „ dat hij eene lijderes had „ gezien , die een rond en ongelijk gezwel „ had , aan het bovenfte inwendige gedeelte „ van de linker dije: de toevallen, welke dit „ gezwel vergezelden, deeden hem hetzelve „ voor een breuk aanzien; maar zo rasch als „ hij het gezien en gevoeld had , herken„ de hij de zwelling als een breuk van^het „ eironde gat; hij ondernam de binnenhren» g'ng > en bragt waarlijk den darm terug, ,, maar 'er bleef altijd iet in den breukzak, dat zich niet liet inbrengen, en door hem „ als het net werd befchouwd ; naar onder„ fcheidene maaien, in eenige dagen, deezen „ darm terug gebragt te hebben, zonder het CO Heelk. Operat. D. II. bl. 2I4;  aart en db verscheioenh. der breuken. s8l net te kunnen verplaatzen, raadde hij de „ lijderes, m. arnaud eens bij zich te ver» „ zoeken; zij liet hem roepen , en deeze „ Heelmeester befchouwde de breuk aan„ ftonds, als eene breuk van het eironde „ gat; doch hoe groot zijne handigheid ook ware „ in het behandelen der breuken, hij kon al„ leenlijk het net binnenbrengen , even „ als male val, en hij zeide aan de üjde„ resfe, dat de kunstbewerking gevorderd „ werd, om het net wegteneemen- de lijde- res ftemde er in toe, en arnaud ver- richtte dezelve op de volgende wijze : hij „ bragt eerst den darm terug , waarna hij „ eene infnijding maakte op het gezwel, al„ leenlijk door de huid en het vet, om den ,, breukzak te ontdekken; toen hij denzelven „ ontdekt had, maakte hij 'er genoegzaame opening in, en vond 'er een deel van het „ net ter grootte van eene noot; hij maakte „ de opening op de plaats , waar dezelve „ tusfchen de voorfte hoofden van den drie„ hoofdigen fpier doorging; hij fneed vervol,, gends een deel van den zak weg, en bragt „ het overige tusfchen de hoofden van deezen „ fpier naar binnen/' hij verbond de wonde op de gewoone wijze, en de operatie werd met het gelukkigst gevolg volbragt. (J) (d) Mem. de VAcud. R. de Chir. Tem. I. p. 714  3,82 j. logger, verh. over de tekenen van def> Dit zij genoeg ter ftaving van de tekenen der netbreuken , wij zullen in het vervolg, van de zamengeftelde netbreuken fpreekende, nog zeer veele bijzonderheden moeten aanwijzen , die de netbreuken, in haare onderfcheidene gefteldheden, nader zullen leeren kennen ; er zijn intusfchen geene breuken, welke fomwijlen moejelijker gekend worden dan de netbreuken, wanneer deeze aangeboren of verouderd zijn. Pott nam waar, in een door ons 37. aangehaald geval, van een' jongeling van 14 jaaren, dat een gedeelte van het net, in een aangeboren breuk , het welk flap en week was , zich even eens vertoonde als eene opzwelling van den zaadftreng. Richter getuigt, dat hij in twee gevallen geheel onzeker was geweest, of 'er een aderhnuk dan wei een netbreuk in den balzak was. (e) En de darm-netbreuk van den Courlandfchen Ridder, waarvan wij bij schmück er de naauwkeurige befchrijving vir.den, was in haaren aart en omftandigheden, zelfs voor dien grootten en ervaren Handartz, aiet vrij wat duisterheden omhuld, (ƒ) §- 56. Ce) b/chter, Abhandl. vom Bruchetu ƒ. 51. (J) Vtm. Chir. Schr. Th. II, f. 50.  AARTENDEVERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 283 TEKENEN DER ZAMENGESTELDE NETBREUKEN. Netbreuken, die door bijkomende omftandigheden aangroejen , of in haar wezen ontaarten; met water opgevuld, en vleeschachtig of verhard worden > of in verderving overgaan , of ook beklemmingen maaken op de nabijliggende darmen , worden met alle recht zamengeftelde netbreuken genaamd ; dewijl deeze haare bijzondere gefteldheden , in alle gevallen, eene bijzondere aanwijzing ter genezing vorderen. §• 57- De meeste aangroejingen worden gekend uit de in § 45. aangewezene algemeene tekenen der aangroejingen: het is echter vóór de operatie niet wel mogelijk te bepaalen, of het met den breukzak alleen, of ook met den zaadftreng verëenigd is: zo de onïnbrengbaarheid van het net den Heelmeester van deszelfs aangroejing verzekert, zal hij ook te gelijk kunnen opmaaken, dat er de darm geen deel in heeft, wanneer het hem gelukt, T  284 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN gelijk in de even aangehaalde gevallen van de wind, ACSbL, ten HAAFF, mala» val en arnaud, denzelven naar binnen te brengen ; maar kan hij in een geval, waarin de darm in vroegere tijden gemaklijk naar binnen ging, denzelven nu niet meer terug brengen , dan kan hij ook verzekerd zijn, dat de darm mede is aangegroeid — Een geval, door petit waargenomen , bewijst zulks ten vollen. Eene arme vrouw , die federt meer dan dert'g jaaren een darmnetbreuk droeg , van meer dan een voet groot in deszelfs omtrek, had , geduurende tien jaaren, haar gezwel kunnen binnenbrengen ; maar dewijl zij er niet toe konde overgaan om een' breukband te draagen , werd er fpoedig eene aangroejing van het darmnet gevormd; zij kon toen alleenlijk den darm maar naar binnen drukken , die na eenige jaaren insgelijks aangroeide, en oninbrengbaar werd (g) — §. 51. hebben wij nog andere bijzonderheden van dit geval aangeftipt. In enkele aangroejingen van het net «an den bal, heeft men eenige bijzondere tekenen waargenomen , welke door ons, §. 31, al zijn aangevoerd. Cg; pbïit, Traité de Mdlad. Chir, Tom, II. p, 280.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 285 De algemeene tekenen der aangroejingen worden in alle aangegroeide breuken waargenomen, op wat plaatfen zij ook mogen voorkomen, gelijk uit veele hiervoor aangehaalde gevallen van liesch-, dije-, fchaam- en navel-breuken, genoeg blijkbaar is. s. 58. De bijzondere ontaartingen van het net hebben haare bijzondere tekenen: wanneer het een of meer zakken maakt, die met water zijn opgevuld, wordt zulks kenbaar door de vochtgolving, welke men bij het onderzoek van het gezwel waarneemt. In het geval van lamorie , waar het net met zeer veele waterblaazen was opgevuld, was de vochtgolving zo duidelijk, dat lamorie, volgends arnaud een der beste Heelmeesters van Europa , het gezwel voor een waterbreuk aanzag; maar het gedrag dat hij hield, bedekte hem voor alle ver wijtingen : hij opende het gezwel met voorzichtigheid , ontdekte het darmnet , en bragt het vervolgends terug (h). Dezelfde, en nog meer andere onderfchei- (*) Mem. de tAcad. R. de Chirurgie, Tm». III. p. 404. T 2  £>86 J. LOGGER, VERH OVER DE TEKENEN VAN DEN dende tekenen , vond men in de netbreuk, waarvan arnaud de volgende waarneeming heeft medegedeeld. Een Edelman, 50 jaaren oud, had een gezwel in de plooi der linker zijde, van grootte als het hoofd van een eerstgeboren kind, en zeer onregelmatig van gedaante: volgends het verhaal van den lijder was hetzelve, eenige jaaren geleden , door eene geweldige poging, eensklaps te voorfchijn gekomen, onder het ligament van fallopius, zo groot 'As eene kleine noot, en verzeld met weinig pijn : het was toen eene eenvoudige netbreuk, die allengskens toenam , en in twee of drie jaaren de grootte van een kalkoen-ei bekwam, zonder dat de Jijder er eenig ongemak van had ; maar niet lang geleden was dezelve geweldig gekneusd geworden , door een' val van zijn paard — de toevallen der kneuzing weggenomen zijnde, veranderde de gedaante van het gezwel, na eenige dagen , en was niet meer langwerpig zo als te vooren , maar onregelmaatig: verfcheidene Haasachtige opzwellingen , naauwkeurig rond, verhieven zig op deszelfs oppervlakte, waarvan de drie voornaamfte fpoedig aangroeiden: één vertoonde zig naar de zijde der fchaamftreek, en één naar den kant  aart en de verscheidenii. der breuken, l'ój der darmbeenderen , ieder zo groot als een eende-ei; een derde maakte het onderfte en middenfte gedeelte van het gezwel uit, en was meer dan ééns zo groot dan de andere: deeze verfchillende opzwellingen, fchoon ongevoelig, zo wel als de breuk zelve, hadden den lijder aangefpoord cm naar Parijs te komen , ten einde zekerheid te erlangen omtrent den ftaat van zijn gebrek. Petit, boudon, lb dran, en de beide a r n a u d's , die het gezwel behoorelijk onderzochten , cntdekten, dat de bijzondere opzwellingen, op het gevoel, de gewaarwording gaaven van eene vloeiftof, in bijzondere zakken opgefluten : le dra:* oordeelde dat het waterblaasjens waren , gevormd door de verwijdering der watervaten van het daimnet, als een gevolg der voorafgegaane kneuzing — dit gevoelen werd algemeen aangenomen , en in gevolge van hetzelve beflooten, het ingehouden vocht door middel van de troisquart te ontlasten ; hetgeen dan ook daadlijk door arn aud den jongen, werd verricht, die hierdoor uit ieder var. de gemelde opzwellingen een vocht ontlastte , in kleur gelijk aan het vocht in waterblaasjens vervat. Het gezwel na de aftapping aanmerkelijk in groette verminderd zijnde, nam ook eene T 3  a8 8 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN heele andere gedaante aan , en werd rondachtig zo als te vooren («). §• 59- De zelfftandigheid van het net veranderd en vleeschachtig geworden zijnde, wordt niet zeer gekend , voor dat er een ontleed of heel-kundig onderzoek van het breukgezwel plaats hebbe: de waarneemingen leeren echter, dat deeze bijzonderheden alleen in verouderde en in gedeeltelijke of geheel oninbrengbaare net- en darmnet-breuken gevonden worden, maar zonder eenig ander uitwendig kenmerkend teken — men leeze, om hiervan overtuigd te worden, het geval, door roscius aan hildanus medegedeeld (T), en een ander van horn (l). Ac rel eens de operatie van een darm» netbreuk gedaan hebbende , en in verwachting zijnde, dat een deel van het net, 't welk niet kon ingebragt worden, veranderen en tot rotting of verettering overgaan zoude , zag, in plaatfe van dit, het net op- (i) arnaud, Mem. de Chirurg., Tom. II. p. 553. (k) hildanus, Obferv. cent VI. obf. LXX. (i) scHMUCfCER, Ferm. Chir. Schr., Th. III.ƒ. 202,  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 280 zwellen tot de grootte van een vuist, en hard of vleeschachtig worden («?). §. 60. De verharding van het net is alleen door het gevoel veel duidelijker te onderfcheiden , gelijk de volgende gevallen ons leeren zullen. Een man van omtrent 55 jaaren , vraagde pott zijne gedachten over eene harde zwelling , welke hij in beide de liesfchen en in den balzak had : uiterlijk fcheenen het netbreuken te zijn , maar na dat pott ze onderzocht had, vond hij niet alleen derzelver oppervlakte zeer ongelijk, maar zij waren zelfs bultig, en zo hard, dat zij niet medegaven bij de drukking: op het oogenblik dat men ze betastte, waren zij niet pijnlijk, maar eenigen tijd daarna — verfcheidene andere tekenen gaven hem echter zekerheid dat het indedaad netbreuken waren; als kolijkpijnen , welke zig door den onderbuik en ledenftreek verfpreidden, en gepaard gingen met walging, geneigdheid tot braaken en opgeftopten afgang; ook was het ftaan in (m'j Heelk. Waarn. bl. 226. T 4  2). §. 61. De verderving van het net kan men uit de voorafgegaane tekenen der ontfteking, en uit de tegenwoordigheid der volgende verfchijnfelen opmaaken : het gezwel , dat te vooren gefpannen en pijnlijk was , wordt flap ,' gevoelloos , en fomtijds wankleurig , wanneer er een aanmerkelijk gedeelte van het net verftorven is; de pols , die eerst vol en fnel waargenomen werd, is nu ingetrokken en zeer verzwakt; de lijder krijgt een koud zweet en doodlijke benaauwdheden. De tekenen der ontfteking van het net, afhangelijk van beklemming, verfchijnen veel traager, dan die van eene darm-ontfteking, en zijn zelden zo hevig , om dat het net minder gevoelig is: de afgang gaat in veele (/>) Vermiscke Chirurg, Schriften, Th, Hl. ƒ 207. T5 •  2QÏ J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN gevallen zonder merkelijke opgeftoptheid vooid, om dat de doorgang der drekftuffen door het darmkanaal niet gehinderd wordt; de pijnen zijn dan eens ter plaatfe van de opening der breuk, en dan eens in den bovenbuik: fomwijlen wordt de gantfche onderbuik zo pijnlijk, dat de lijder de minfte aanraking niet verdraagen kan : dikwijls is er eene zeer hevige koorts bij; gewoonlijk is de lijder zeer onrustig, benaauwd, en krijgt van tijd tot tijd brakingen , maar veel minder en niet zo hevig als bij eene ingeklemde darmbreuk : in verfcheidene gevallen zijn de lijders verpligt in eene gekromde houding te zitten, dewijl er anders, wanneei zij z'g oprichten , hevige maagpijnen ontftaan — deeze verfchijnfelen duuren fomwijlen &, 10 en meer dagen voord, wanneer zig ook de opgenoemde tekenen eener plaats. hebbende verfterving vertoonen, zo men niet in tijds de beklemming heeft pogen wegteneemen. Alle deeze bijzonderheden worden door de volgende gevallen bevestigd: ba jet werd geroepen bij eene vrouw van 60 jaaren , die federt 18 jaaren een dijebreük had aan de linker zijde : de lijderes had veel geleden van pijnen in de liesch , die haar  aart en de verscheidenh. der breuken. 293 dikwijls het gaan beletteden: zij voelde eene aanhoudende fpanning , welke zig uitftrekte van de liesch tot in den bovenbuik : zij had dikwijls walgingen , en braakte nu en dan; de ontlasting was echter vrij , en de maag deed geregeld haare werking: de lijderes was eindelijk door deeze toevallen verpligt, finds twee maanden haar bedde te houden alle middelen waren vruchtloos aangewend -— het gezwel was zo groot als een eenden-ei ; de hardheid van hetzelve was geweken , en het was zacht geworden, maar veel pijnlijker dan immer te vooren: de lijderes had veel koorts , en geduurige pogingen tot braaken : de buik was zeer gefpannen, maar echter open ; gemelde kunstoefenaar beproefde nogmaals de toevallen te verminderen , doch de besti aangewende pogingen bragten geene de minfte verandering aan: bajet meende, dat de darm een deel van het gezwel uitmaakte, uit hoofde van de groote fpanning des buiks ; maar bij de operatie, waartoe men in het vervolg kwam, bevattede de breukzak een deel van het net, geheel verftorven (q). Een lijder, door le dran behandeld, had , van den ouderdom van twee jaaren, (j) arnaud, Mm, de Chirurg., Tom. II. p. 541.  £94 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN een lieschbreuk gehad; en dezelve 19 jaaren, zonder eenig ongemak gedragen ; maar op een zekeren dag een koets met kracht opligtende, zakte zijn breuk dcor in den balzak, en twee uuren daarna kreeg hij eene untltee» king ter plaatfe van den ring der uitwendige fchuinfe buiksfpier; er kwam een weinig koorts en ligte geneigdheden tot braaken; men beproefde vruchtloos de binnenbrenging ; in weêrwil van de ontfteeking , die zeer aanmerkelijk fcheen te zijn , vermeerderde de koorts niet, zelfs waren de pogingen tot braaking gering: deeze gefteldheid duurde agi volle dagen, en het was eerst na het eindigen van deezen, dat de lijder drekftoffe begon te braaken: le dran deed hem de noodzakelijkheid befeffen van eene fpoedige toetreding tot de kunstbewerking; hij bewilligde er in: daadlijk floeg gemelde Heelmeester handen aan het werk , en den zak geopend hebbende , vertoonde zig het eerst een aanmerkelijk gedeelte van het net, en onder hetzelve een deel van den omgewonden darm, ter lengte van een hal ven voet: dit gantfche gedeelte van het darmnet was verftorven en zwart, en de darm was zeer gezond (r). Cr) Obfmat. de Chirurg. Obferv. LXII.  AART EN DE VERSCHEIDENH.DER BREUKEN. 295 Een ander lijder, die pott, wegens een verouderde netbreuk drie of viermaaien geraadplegd had, werd, 6 maanden na de laatlïe raadpleging, door den Heelmeester gevonden met eene beklemde breuk, in de akehgfte gefteldheid ; hij lag als een mensch, die ieder oogenblik den dood fcheen te verwachten : hij had alle tekenen van eenen f'er* venden, zijne pols was naauwlijks merkbaar, hij had een' onophoudelijken hik , en zifne handen en voeten waren koud : eene onvoorzichtige, aanhoudende, fterke klemming van de breuk,door eenen vast aangelegden breukband , had hem hevige fmerten veroorzaakt in zijne breuk , en eene toeneemende zwelling en ontfteking van dezelve; thans waren deeze een weinig minder, maar op eenige plaatfen waren blaauwe vlekken: de laatfte twee^dagen had hij eene fterke ontlasting gehad hij ftierf 'savonds, en den volgenden morgen werd het lijk geopend -— de balzak en de breukzak waren geheel verftorven, en in de laatfte was niets als eene zeer ftinkende etterachtige vochtigheid , nevens een groot ftuk van het net, dat in koud vuur was overgegaan : het gantfche darmkanaal bevond zig volkomen gezond in de  29°" J. LOGGER , VERH. OVER DE TE KENEN VAN DEN buikholte ; maar het gedeelte van het net, dat nog in de buikholte was , vond men gegangrameerd CO* Dezelfden Heelmeester werd eens geroepen bij iemand, die federt lange jaaren waarfchijnelijk eene netbreuk had — hij vond de liesch en den balzak zeer gezwollen, en bij het aanraken pijnlijk : de lijder had eene koortfige hitte , en federt twee dagen geene ontlasting gehad : de gefteldheid der deelen maakte de inbreuging onmogelijk , in weêrwil van alle aangewende hulpmiddelen : de volgende dag was de lijder nog erger, met vermeerdering van fmerten en zwelling, zonder eenige ontlasting; men beproefde nog eenige hulpmiddelen, maar zonder gevolg: op den derden dag was zijn toeftand in alle opzichten verergerd : de buik was zeer gezwollen , de pijnen hevig, zijne onrust matte hem zeer af, en hij gevoelde niet de minfte aandrang tot afgang; eindelijk kwam men tot de operatie: de huid, de dartos en de breukzak waren alle gegangrameerd , en uit het hol van den zak liep eene aanzienlijke hoeveelheid fcherpen etter ; er ontlastte Cx) pott, obferv. and cafés en different kinds of Hernils, cafe II.  aart en de verscheidene. der breuken. 297 zig ook een vuil verftorven brok , dat een deel van het net was (*). Den Heer fridrich werd eens bij eene lijder geroepen , die reeds federt eenige dagen gelegen had aan een beklemde breuk, met hevige pijnen, hik, brakingen , fterk zweeten, en de laatfte dagen met opgeftopten afgang ; dit alles vond hij bij zijne aankomst , en de breuk aan de linkerzijde ter grootte van een kinderhoofd , zeer gefpannen , hard, en gegangrameerd: na het zetten van een klijfteer kwam er fpoedige ontlasting: hij zonderde de verftorvene bekleedzelen van het breukgezwel af, en v/erd fpoedig gewaar , dat het geheele uitgevallen net verftorven was (#). De beklemde netbreuk , gevolgd op eene geweldige kneuzing des buiks, door horn waargenomen , begon met hevige pijnen in den buik en in de teeldeelen ; de buik was zeer gezwollen, en er waren brakingen, nevens eene koortfige hitte, welke nadeelige verfchijnfelen meer en meer toenamen : na twee dagen vond horn den lijder in den ge- (f) pott, obferv. and cafés en different kinds of Hernils s safe iii. («ö schmuckers Schriften, Th. II. f. 200.  2p 8 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN vasrlijkften toeftand; behalven de opgenoemde bijzonderheden waren de teeldeelen zeer pijnlijk opgezwollen, en met gagreneufe vlekken voorzien; er was toen een geweldig braaken en koorts bij ; ook had de lijder, federt het oogenblik zijner belediging , nog geene ontlasting gehad : daar de lijder, bij de minfte aanraking van den gefpalïhèn balzak , de hevigfte pijnen gevoelde , was er onder deeze omftandigheden aan geene inbrenging van de breuk te denken , en geen ander middel ter reddinge overig , als eene fpoedige kunstbewerking — horn verrichtte dezelve, en vond bij[ het onderzoek der beklemde deelen, twee groote gedeelten van het net, waarvan het eene geheel vuil en verftorven was , terwijl het andere nog goed fcheen te zijn (V). Zeer veele waarneemingen van deeze foort, door de Schrijvers veronachtzaamd , om dat zij geene kenmerken van het wonderbaare met zig fcheenen te brengen, zouden hier uitneemend nuttig zijn, om de onderfcheidende tekenen van deeze foort van netbreuken te Haven; maar veele kunstoefenaars heb- Cv) Schmückers Verm. Chir. Schr. Th. III. ƒ. 195.  aart en de versóheidenh. der breuken. 2) Mem, de VAad, R. de Chirurgie. Tem. I. p. 693, CO blanc, Heelk. Operat, D. II. bl. 287.  aart en de verscheiden!!. der breuken. 333 Güillaüme arnaud werd eens geroepen bij een' hoveling van lodewijk den XIV., die federt drie dagen alle de toevallen had van eene beklemming der darmen: de lijder was 58 jaaren oud, groot, fterk, en, fchoon hij van zijn 25/Ie jaar af een netbreuk hadde, die geduurig in grootte toenam , tot zij de lengte bekomen had van omtrent 10 duimen , en zo dik als een meloen, echter gewoon aan de hevigde ligchaamsbeweegingen; hij had nimmer eenig ongemak gevoeld, wanneer de breuk was uitgezakt; maar wanneer die met eenen breukband werd binnengehouden , verfcheenen er verfcheidene toevallen van beklemming; ook had de lijder opgemerkt, dat hij, federt een jaar of twee, verpligt' geweest was, zig in zijn bed meer zittende dan liggende te plaatfen, met het hoofd en de borst verheven, om dat, wanneer hij achterover op den rug lag, zijn breuk gedeeltelijk naar binnen ging, en hij de hevigde kolijkpijnen kreeg, die nier, weeken , voor dat zijne breuk weder was naar buiten gekomen — deeze bijzonderheden , dunkt ons, leverden zeer waarfchijnelijk tekenen op, dat een deel van het net, aan de darmen gehecht, door deszelfs veranderde plaatfing , bij de terugbrenV 3  504 j' logger, verh. over de tekenen van den ging van het uitgewekene gedeelte, eene rekking en beklemming der darmen maakte — men ontdekte zulks onder de operatie: het net was in zijnen natuurlijken ftaat a en vulde bijna den geheelen zak: de ring was wijd en ruim; maar een deel van het net, naar beneden omgeflagen, had eene foort van fchede gevormd, welke den darm omvatte, de , beklemde, en aan deszelfs voorfte gedeelte was aangegroeid £d). Pott zag een' man, tusfchen de 60 en 70 jaaren , wiens balzak groot en vol was, en naar zijn oordeel, zo wel een gedeelte van het net als van de. darmen in zig bevattede — 'wij vinden niet aangetekend, of deeze breuk te voorén eenige toevallen veroorzaakte; waarfchijnelijk niet - het zou anders eene onvolledige waarneeming zijn, en deeze mogen wij van pott niet verwachten bij zijne komst waren er eenige toevallen van beklemming ; de lijder had federt 3 dagen geene ontlasting gehad , fchoon men hem dagelijks ontlastende middelen hadde toegediend ; zijn pols was vol, maar niet koortfig; hij had fomwijlen eene neiging tot braken, en zijn buik was zeer gefpannen ; daar- Cd) Mem* de Chhurg. Tom. II. p. 574.  aart en re verscheidenh. der breuken. 395 entegen had hij geene pijn , noch bij de beweging , noch bij het onderzoek van de breuk, hetwelk anders bijna algemeen in beklemde breuken gevonden wordt : fchoon de toevallen niet dringende waren, befloot pott echter den volgenden dag, na eene herhaalde vruchtlooze beproeving, om de ontlasting te bevorderen , tot de operatie, met inwilliging van den lijder : men vond in den breukzak een groot ftuk net, dat nu in een breeden, platten en verharden klomp veranderd was, onïndrukbaar, en van grootte als een abricoos; 't fpande het gantfche bovenfte gedeelte van den zak uit, en was onder aan denzelven vastgegroeid; achter dit ligchaam lag een deel van den omgewonden, en onder deeze het daarmede vereenigde gedeelte van den karteldarm; de laatfte was zeer door winden opgefpannen; terwijl de eerfte zo ingeftoten en zame.ngedrukt was, dat er niet het minfte zoude hebben kunnen doorgaan: „ Kortom," zegt pott, „de „ opgeftopte afgang, en alle nadeelige toe„ vallen fcheenen alleen door de drukking van „ het vetharde net, maar in het geheel niet v door de zamentrekking van den ring der „ buikfpierén veroorzaakt te zijn" (e). CO QbJ. and cafés en different kinds of Hernils, cafe VI. v4  Co6 j. logger, verh. over de tekenen van den S. 63. tekenen der darmbreuken. De tekenen der darmbreuken zijn zeer verfchillende naar de bijzondere verfcheidenheden , welke in deeze breuken gevonden worden; en deeze verfcheidenheden betreffen de foorten der darmen , in de breuken aanwezig; de wijze van derzelver uitzakking, de bijzondere gefteldheid van hun eigen verw, en den bij^onderen ftaat, waarin zij, met betrekkinge tot andere nabij gelegene deelen, worden waargenomen. §. 64. Eenige groote Heelkundigen, gelijk a r- n a u d , pott, sandifort, richter, en anderen , hebben gevallen gezien en aangetekend , waarin zij door kennelijke tekenen meenden te ontdekken, welke darmen zig in de breuken bevonden. In een geval, door ons §. 56 aangevoerd, oordeelde arnaüd met grond te mogen befluiten, dat de maag en de bogt van den karteldarm, door de zwaarte van het uitgedrongen net | tot in eene lieschbreuk waren  aart en de verscheidenh. der breuken. 30? metlegefleept , uit de volgende bijzondere verfchijnfelen — wanneer de lijderes dronk, gevoelde zij de hette of de koude van den drank in het bovenfte gedeelte van het gezwel, en wanneer zij een klyfteer ontving, rommelde het op dezelfde plaats. Pott, over de bijzondere breuken fpreekende, zegt: „ De darm , welke men door„ gaands meent, dat in een zakbreuk ge„ vonden wordt, is de omgewonden, fchoon „ men echter ook toeftaat dat de blinde, en „ een gedeelte van den karteldarm, er ins„ gelijks in gevonden zijn. „ Dit is een der menigte grondregelen; „ die door den eenen Schrijver van den an« „ deren overgenomen , en door alle onöp» „ lettende lezers geloofd worden. „ Dat een gedeelte van den omgewonden „ darm dikwijls in eenen breukzak nederge„\ drongen wordt, is buiten allen twijfel; „ doch dat de nederzakking, of, eigenlijker » gefproken, de uitdringing van een gedeel„ te van den blinden , of den karteldarm, „ zeldzaam zij, is niet waar, want het ge„ beurt zeer dikwijls: misfchien zou men „ het niet als een algemeenen regel kunnen »> opgeeven; doch uit hetgeen ik in het me„ nigvuldig verrichten der operatiën voor een V5  308 j. logger, verh; over de tekenen van den „ verftropte breuk heb waargenomen , fchijnt „ het mij toe, dat het grootfte getal der „ breuken, in welken deeze operatie, (alle „ pogingen om de deelen door de hand te „ herftellen , vruchtloos beproefd zijnde,) „ noodzakelijk geworden is, uit den bhn„ den darm met deszelfs aanhangzel, en een „ gedeelte van den karteldarm waren zamen„ gelleld : ook meen ik, dat men, na eene „ gepaste overweging , de grootte , de ge„ fteldheid en de onregelmaatige gedaante „ van dit deel, geenzins eene onwaarfchijne„ lijke oorzaak van de moejelijkheid of on„ mogelijkheid der wederïnbrenging door de ,, hand alleen zal bevinden" (ƒ) • wij1 voor ons gelooven dat het bij ervarene Heelkundigen er nog verre af is, om deeze redeneering als een algemeenen regel aan temerken , of zig op zulk een befluit te gronden. Sandifort had meerder zekerheid van de onderfcheidene darmen in eene navelbreuk, bij eene vrucht van zeven maanden: de doorfchijnende vliezen van het gezwel gaven aan den Hoogleeraar de zeldzaame gelegenheid , om de lever, met deszelfs bree- (/) pott, over de Breuken, bl. 127.  AART EN DE VERSCHEIDEN!!. DER BREUKEN. 3<5$ de band, en de dunne darmen, duidelijk te zien en te onderfcheiden (g). En in eene navelbreuk, door schmucker waargenomen, vinden wij de uitge-. breidheid van het gezwel , deszelfs donkerroode kleur, en de hevige pijnlijkheid bij het aanraken , als onlochenbaare tekenen opgegeven, dat een deel van den omgewonden darm uitgezakt en beklemd was (h). In de meeste gevallen is men echter onzeker , welke darmen in de breuken bevat •zijn , tot dat men de bekleedzelen doorfneden en den breukzak geopend heeft, gelijk wij door eene menigte voorbeelden zouden kunnen bewijzen. S» 6*5. De verfcheidenheid, die er in de wijze van uitzakking der darmen plaats heeft, levert ook verfchillende tekenen op. In gevalle er maar een gedeelte van den omtrek der darmbuis, of een zijwand van dezelve in het breukgezwel bevat is, zo dar* er eene Hernia Littrii gevormd wordt, dan (g) Obfervat. Anatom, Patholog. Lib. HL" Tab. I. (JO Wahrnemungm aus derfPundarzneybunst, Th.ll.f. 143.  3IO j.logger, verh. over de tekenen van den klaagen de lijders over dikwijls wederkomende hardnekkige kolijkpijnen; zij hebben op eene der plaatfen, aan breuken onderhevig, een onaangenaam gevoel of pijn bij het aanraken; en meestal kunnen zij zig herinneren, deeze ongefteldheid naar eenen geweldigen hoest, bij het niezen, of bij eene infpanning van hunne krachten bekomen te hebben: wanneer deeze breuk beklemd raakt, ziet men alle tekenen der beklemming, behalven den opgeftopten afgang, die anders eene der voöïnaariifle tekenen van de beklemming is; ♦er is weinig braking , en in het geheel geen drekbraking; de lijder heeft geen hik, of zeer zelden; en de buik wordt niet opgezwollen of gefpannen voor het laatfte tijdperk der beklemminge, wanneer de dood na» bij is. De eerftemaal dat littre zulk eene breuk onder zijne behandeling kreeg , vo;id hij zig met nog eenen tweeden,en met eenen derden Kunstgenoot, zeer verlegen , en kon niet zeggen of dit gezwel waarlijk een breuk was, en nog minder , of er zig een darm in bevond, of dat er beklemming in plaats hadde , om dat de lijder , die in den tijd van vi;f dagen aan toevallen van zijn breukgezwel itierf, dagelijks eene vrije ontlasting  aart en de verscheidenh. der breuken. 311 had, en naauwlijks eenige geneigdheid tot braaken vertoonde Q). Garengeot en littre hebben gevallen medegedeeld, in welke , zelfs bij de hardnekkigile inklemming, het ligchaam open bleef (*). In het geval van littre, daar eene zijde van den karteldarm ingeklemd,en een groot deel van den darm zo hevig en ontlloken was, dat er verfterving en dood op volgde, had de lijder echter van tijd tot tijd ontlasting. Wij hebben hetzelfde, en de andere verfchijnzelen deezer breuken, waargenomen in eenen lijder van ruim 60 jaaren, die na eenen langen tijd gefukkeld te hebben met kolijkpïjnen , en een klein breukgezwel in den plooi der rechter dije, naar eene geweldige oorzaak vöordgebragt, door eéne beklemming werd aangevallen; tot tweemaalen toe, dat wij voorgenomen hadden de operatie werkftellig te maaken, kvvam er eene ruime ontlasting, met eene aanmerkelijke vermindering van pijnen ; de buik was weinig opgefpannen ; er was geen hik, en de (i) Mem. de VAcad. R. de Siences de Paris, Vann. 1700» (fe) Voyez la même livre de l'année 1714. p. 200.  312 j. logger* verh. over de tekenen van dei* lijder braakte maar zelden; de operatie werd dan nog , na eene ernftige raadpleging met den Heelmeester f , tot den volgenden morgen uitgefteld ; maar des nachts kreeg de lijder op ééns weder geweldige pij. nen, die fpoedig gevolgd werden van groote fpanning des buiks , doodlijke benaauwdheden, koud zweet, koude ledemaaten, ingetrokken en wegzinkende pols, en een eindde van zijn leven : bij de opening van het lijk vonden wij maar een zijdelijk gedeelte van den darm onder den dijeboog heengedrongen; de darm was van alle zijden zodanig vastgegroeid j dat wij denzelven niet konden naar buiten haaien ; maar na het doorfnijden van den band van poupart^ en het losmaaken der aanhechtingen, ontdekten wij, dat dit zijdelijk gedeelte, daar het aan den dijeboog beantwoordde, aanmerkelijk vernaauwd wasa en de gedaante van een rond flesehjen , aan zijnen hals hangende ^ aangenomen had. Eene waarneeming van louis, waarin bij zulk een breuk eene hardnekkige lig. ehaamsverftopping plaats had , bewijst echter, dat de voordduurende ontlasting door bijkomende oorzaaken kan verhinderd wor-  A ART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 313 dan; fclioon er flechts een zijdelijk gedeelte van den darm in de beklemming deele (7), §. 66. Wanneer de darm geheel uitgezakt, en> bij wijze tan een Iuts , door den buikring in den breukzak ingedrongen is , zal de kleinheid of grootheid van het gezwel, met de bijzijnde algemeene of bijzondere kentekenen der darmbreuken, den Heelkundigen verzekering geeven , of er een groot dan een klein gedeelte van den omtrek der buisvan één of meer darmen, in hetzelve aanwezig zij. Met betrekking tot de kleine breuken heb* ben wij zulks, §. 30, reeds doen zien, toen wij de tekenen der kleine breukzakken opgaven. Maar de meer aanzienlijke darmbreuken kent men aan haare veerkrachtige, beweegelijke en ronde zwelling,, die, aan zig zeiven overge» laten zijnde, fchielijk en fomtijds tot eene verbazende grootte aangroeit : bij de pogingen ter binnenbrenging , en wanneer de darmen naar binnen gaan, hoort men ge-> meenlijk een gerommel, of de darmen fchie- (0 Mm. de l'Asad. Chir. de Paris, Tom. VIII. p. 36*.  314 j- logger , verh. over de tekenen van den ten ook wel eens, van zeiven, onverwachts, en op één oogenblik, van onder de vingers in de buikholte: fomwijlen worden de darmbreuken meer kenbaar door haare bijzondere tekenen, die haare eigene gefteldheid , en den ftaat, waarin zij zijn, met betrekkinge tot andere nabijgelegene deelen , aanwijzen. In zeer veele der door ons aangetekende gevallen , §. 6. opgegeven , kenden wij de tegenwoordigheid der darmen in het breukgezwel aan de veerkrachtige, beweegelijke en ronde zwelling, wier binnenbrengin£ , in de meeste lijders , een hoorbaar geruisch veroorzaakte, en fomwijlen zeer fchielijk en als van zelf volbragt werd: dit wordt ook door de algemeene ondervinding geftaafd. Pott geeft vier gevallen op van darmbreuken in de liesch , waarin hij , na de inbrenging van de tabaks - klyfteer, de binnenbrenging gelukkig bewerkte (m), In het eerste geval ging de breuk van zelve naar binnen, na dat men omtrent twee minuten te vooren eene aanmerkelijke beweging , die niet alleen gevoeld, maar ook •gezien werd, in den balzak had waargenomen. In (»») pott, Obferv. and cafés en different kinds »/ Hernils, ctfiX, xi, xii & xiii.  aart en de verscheidene!. der breuken. 315 In het tweede geval was de breuk zeer groot, maar na dat men omtrent een halfuur met herhaalde inblaazingen van de tabaksrook , had doorgebragt, riep de lijder: „ mijn „ breuk is ingegaan!'' en die gebeurde waarlyk in den tijd van 2 of 3 minuten, met een geruisch, het welk door alle de tegenwoordig zijnde gehoord werd. Bij een derden lijder, werd de breuk door eene zachte aanraking met de hand naar binnen gebragt. En in het vierde geval , ging de breuk terug , toen pott zijne hand er aan legde, om derzelver toeftand te onderzoeken. Deeze bijzonderheden worden nimmer bij de binnenbrenging der netbreuken waargenomen , die volgends $. 53 en 54. niet dan ïangzaamerhand kunnen worden ingebragt. Eene darmbreuk in de liesch, door ons §. 22. uit acrel aangehaald, werd ook gekend aan derzelver ronde en veerkrachtige zwelling , en aan de toevallen van een darmbeklemming , zo menigmaalen de breuk was uitgevallen. Bij eenen anderen lijder door denzelfden fchrijver behandeld, kende men zijne darmbreuk in den balzak, uit dezelfde toevallen der beklemming, die echter in dit geval 14 X  31 fJ J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN TJEW dagen aanhielden, wanneer de darmen onvoorziens naar binnen gingen , en de lijder gelukkig herftelde. («) Eene dienstmaagd, die finds langen tijd een dijebreük aan de rechter zijde had, waarin alleenlijk de darm bevat was, kreeg telkens, als haar breuk uitfchoot, de hevigfte toevallen der beklemming , die gelukkig weeken, zo rasch de breuk weder werd binnengebragt — driemaalen had kragtiNgh het genoegen van de binnenbrenging te bewerken; eindelijk werd zulks onmogelyk, en hij gena3 de lijderes door de kunstbewerking. £o) In de navelbreuk door heister waargenomen , kon hij de darmen in dezelve zeer duidelijk zien, door de doorfchijnende bekleedzelen van het gezwel, welke flechts door een zeer dunne vliezige huid gevormd waTen. (J>) De hevige toevallen van beklemming, die eene vrouw zeer fpoedig overvielen , na een geweldigen floot tegen den navel, en eene zeer uitgebreide zwelling van den navel, die bruinrood, en op het aanraaken zeer pijnlijk (•») Heelk. Waarn. bl. 225. (0) Verhandeling van het Heelk. Genootf. te Amftes. dnm, D. II. bl. 179. (p) Heelk. Cnderwyzingen, D, II. bl. 896.  AART én DË verscheidene". der BREUKEN. 31? was, waren voor meckel en schmucKer genoegzaame tekenen , dat er den omgewonden darm in bevat was; zie §. 65. De wind kende de tegenwoordigheid des darms in eene navelbreuk, die grooter dan een mans hoofd was , aan den fnellen voordgang der toevallen, en aan eene fchielijk daar Zijnde verfterving, waardoor er twee gaten in het gezwel kwamen; en voords uit de ontlastingen van drekftorfen , en uit het loozen van winden door die gaten, (q) In de groote navelbreuk doof ons waargenomen , en §. 38. aangevoerd , hoorde men van tijd tot tijd het gerommel der winden, die dan op de eene, en dan weder op de andere plaats van het gezwel, dikwijls, aanmerkelijke opfpanningen, veroorzaakten, zo dat men de bogten en kronkelingen der dacmen seer duidelijk met de hand kon waarneemen* De lijderes, waarvan wij §. 38. reeds melding maakten, die federt 20 jaaren eene buikbreuk droeg, drie dwarfe vingers beneden, en aan de linker zijde van den navel, waarin de colon bevat was, had federt langen tijd gefukkeld met ongefteldheden vr.i de maag, en met geduurige kolijkpijnen, welke alleen (?) Holl. Maatf. D. VII. St. 1. bl. 124. X &  $ 18 J. LOGGER,, VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN door het gebruik van cenvouwige klijfteren verzacht werden. In de te vooren §. 9. aangevoerde buikbreuk , van ééne mijner lijderesfen , hoorde men niet alleen de rommeling der darmen bij de binnenbrenging , of opligting van het gezwel, maar ook bij deszelfs nederzinking of uitzakking. In een gezwel aan het bovenfte en binnenfte gedeelte van de reihter dije, dat zijn begin nam, een dwarfe vinger breed van de vulva, en zich ter lengte van 5 of 6 duimen uitftrekte, tot bijna aan het middenfte gedeelte der dije, en door een' val op de knieën, veroorzaakt was, oordeelde gavengest dat er een darm in bevat werd, die langs de binnenfte uitranding van het eironde gat der ongenaamde beenderen was doorgezakt, uit de volgende verfchijnfelen : de lijderes had, oogenbliklijk na haaren val, eene ongefteldheid in den buik waargenomen, en ten zelfden tijde eene pijn, aan het binnenfte van de dije; toen zij een half uur daar na te bed gelegd was , gevoelde zij kolijkpijnen , die uit de rechter liesch fcheenen te komen, en daar. op waren fchielijk brakingen gevolgd; alle deeze toevallen hielden aan , en de pyn in de dije vermeerderde bij iedere braking ■»■■»»  Aart en de verschetdenh. der breuken. 319 het gezwel was op het aanraken zeer pijnlijk en veerkrachtig. (V) - Bij een' zadelmaaker vond men eene ge»" lijkfoortige breuk aan de rechter dije, nabij de bilnaad; men had dit gebrek in het eerst voor een ettergezwel aangezien: men lag er pappen op aan, om de ettermaking te bevorderen ; maar toen men de uitwerking der pappen onderzocht, en het gezwel met de vingers drukte of men er ook etter in ontdekte , week de darm, die het gezwel indedaad vormde, terug, en de zwelling verdween eensklaps. (s~) De darmbreuk in de bilnaad, door s m e l l i e by eene zwangere vrouwe waargenomen, had de volgende tekenen : de breuk was in voorigen tijd gemaklijk uit» en in-gegaan, eindelijk werd dezelve zoo groot als een mans vuist, en allengskens onïnbrengbaar; smeleie werd geroepen toen de zwangerheid reeds eenigen tijd onder de hevigfte pijnen geduurd had, en hij vond het breukgezwel blaauw, en de lijderes in de grootfte pijnen ; toen hij haar op den rug lag om het gezwel naauwkeurig te onderzoeken, brak het open; er liep omtrent een lepel voï (r) Mem. de PAcad. R. de Chirurgie, Tm. I. f. 709. (j) Vwez lememe Livrt. p. 715. X 3  $30 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN bloedige etter uit, en een half pint van een dun en graauwachtig vocht ;. de darm tradt terug in de buikholte, en op het zelfde oogen* blik verdweenen alle toevallen. (*) In de bilnaadsbreuk kende bromfield de tegenwoordigheid der darmen, toen hij, eene fteenfnijding verrichtende, en den fteen met de tang willende vatten, een aanzienlijk deel der dunne darmen, door de wonde naae buiten zag dïingen. (ti) Garengeot was ook verzekerd van de tegenwoordigheid der darmen in eene fehedebreuk, door de volgende bijzonderheden — een vrouw, die een maand na haar vijfde kraambed, eene fterke pooging deed met het opligten van een zwaar pak, gevoelde op dat oogenblik eene levendige pijn in de fchede, en het fcheen haar toe als of een zeker iet dezelve vervulde; zij pleegde raad met haare Vroedvrouw, die het voor eene uitzakking der baarmoeder aanzag, en nodig oordeelde dat zij het aan haaren Heelmeester zoude, laaten zien; maar zij nam dezen raad niet in acht, en ging in haare gewoone bezigheden voord; het ongemak vergrootte zodanig, dat; het zich een dwarfe vinger buiten de lip- (t) Vroedkundige Waarneenvngec, D. II. bl. 74. (u) Chirurgkal Obfetvatkns.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 32I pen der fchamelheid vertoonde ; de lijderes gevoelde van tijd tot tijd kolijkpijnen, die op de gemelde plaats eenen aanvang namen, trekkingen aan de maag, benaauwdheden aan "t hart, en zij kon niet wateren dan op den rug liggende gemelde Heelmeester, haar onderzoekende, vond een gezwel, het welk de gantfche fchede vervulde, echter zo, dat hij er een' vinger kon inbrengen , om den mond der baarmoeder te onderzoeken , die bijna in zijnen natuurlijken ftaat was, en dus geen deel aan het tegenwoordige ongemak fcheen te hebben; door de drukking, die hij bij dit onderzoek op het gezwel gemaakt had, was het de helft in grootte verminderd; deeze vermindering hem vermoeden geeven-. de dat er een darmbreuk was , deed hij de lijderes op haar bed leggen, en behandelde dit zachte gezwel met voorzichtigheid ; op één ogenblik ging het naar binnen , dwars door het bovenfte rechter zijdelijk gedeelte der fchede , waarin hij na deeze binnenbrenging eene flappe en dunne plaats ontdekte, die eene foort van ledige ruimte fcheen te vermen: om nog meer verzekerd te zijn dat het een darmbreuk was , liet hij de vrouw gaan en fterk hoesten; waarop het gezwel daadlijk weder ten voorfchijn kwam; hij bragt X4  3ï4 J. LOGGER, VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN het andermaal binnen, en bragt een pesfarium in; doch hetzelve niet wèl fluitende , was de darm een weinig uitgedrongen , en tusfchen het pesfarium en het fchaambeen geklemd , waarop hevige pijnen en trekkingen van de maag, brakingen enz. volgden, die hem ten voile van de tegenwoordigheid eens darms overreedden, maar hem ook te gelijk verpligt. ten, een ander beter pasfend pesfarium te vervaardigen, (f) In de fehedebreuk van eene oude vrouw, wier lijk de Hoogleeraar sandifort, in het jaar 1776, ontleedde, was het gezwel zacht, en niet zeer gefpannen; deszelfs voordkomst was uit de achterzijde der fchede, het vuldeniet alleen den mond der fchede, maar puilde ook buiten dezelve , en verwijderde de lippen der fchede aanmerkelijk van elkander; met een ingebragten vinger kon gemelde Hoogleeraar de mond der baarmoeder duidelijk ontdekken ; het gezwel verdween door de drukking ; maar de ingewanden zakten ook ten eerften weder naar beneden, als de drukking werd nagelaten — welke verfchijnzelen en toevallen er bij het leven der lijderesfe hadden plaats gehad, kon de ieverig onderzoekende Cv) Mem, de l'Acad, R. de Chirurg. Tom, I. p. 707.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 32§ ontleedkundige Hoogleeraar niet melden, dewijl hem van het voorafgegaan beloop der ziekte niets bekend was — het nader onderzoek leerde echter dat er in dit geval een waare darmbreuk geweest was, uitgezakt tusfchen de lijfmoeder en den endeldarm, welke de achterfte of onderfte wand der fchede,1 zo naar boven en naar buiten drong, dat dezelve de voorfte of bovenfte wand aanraakte, en de vulva geheel en al floot, (w) De darmbreuk der fchede, door eene fcheu-j ring van derzelver bekleedfelen veroorzaakt,' werd door het gevoel en door het gezicht onderfcheiden: volgends de waarneeming door den Geneesheer de man, van zodanig een geval medegedeeld , ontdekte de Nijmeegfche Operateur en Vroedmeeuer j. maas, bij eene jonge fterke boerin, die hij in eenen zwaaren arbeid door de kunst verloste, vooraan in de fchede een vreemd, langwerpig en worstachtig ligchaam , het welk andere kleine ligchaamtjens in zich bevattedejhet was te dik dat hij 't voor een tweede navelftreng konde aanmerken , en het gebrek van een aanhangend vlies, gelijk het Me/ocolon of het Mefenterium is, gaf hem destijds aanleiding, om het niet (wj sandifort , Qbfervationes Anatamka Pathkgki lib. IV. Cap. IV. p. 6s. X5  3»4 j« logger , verh. over de tekenen van dem voor een uitgezakt gedeelte van eenen darm te houden; evenwel vond hij achterwaards aan de linker zijde, 't zij in of bij de baarmoeder , (want dit te onderfcheiden werd door de toenmaalige bloedftorting, en naderhand door de niet toegeftaane ontleding des lijks, geheel belet,) eene opening, van waar het voorfz. onverwacht ligchaam heen kwam, en door welke hij hetzelve zonder moeite of pijn, wederom binnen bragt. Maar twee dagen na de verlosfing, bij ge-i legenheid dat de kraamvrouw haar water op een pot wilde ontlasten , fchoot de geheele linker en benedenfte omwending van den kronkeldarm , waarmede hij in den aarsdarm of endeldarm overgaat, ter lengte van ruim twee fpannen, in eene dubbele buiging, gelijk dezelve in het ligchaam natuurlijk heeft , ter fchede uit; nogthans zonder eenig aanhangend Mefocolon , wordende dit door verfterving daarvan afgefcheiden, en gantsch verteerd bevonden. De Man, die er toen eerst was bygeroepen, zag den uitgezakten darm, nevens eenige daar bij hangende vezelen van het Mefocolon, reeds geheel zwart en verftorven ; als mede (gelijk naderhand bij de doorfnijding bleek) hier en daar bezet met kersfenileenen ,welke  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 32f. die harde ligchaamtjens waren, die de Vroedmeester, bij den aanvang, in dat worstachtig, en toen niet genoeg bekend ligchaam gevoeld had ——• men had toen nog geene toevallen van ontfteking of verfterving der darmen waargenomen ; alleenlijk had de vrouw, zo vóór als onder het baaren, over pijn beneden in het linker en achterfte gedeelte van 't bekken geklaagd, het welk juist de plaats was , van waar het voorgenoemd vreemd ligchaam, door de gevoelde opening heen kwam. (#) In de lendenbreuk door heuermanm waargenomen, werd de tegenwoordigheid van, den darm eerst gekend , na dat dit gezwel tot verzwering overgegaan, en opengebroken was — zie onze tweede aldeeling §, 14, , ï fa De verbazende grootte, waartoe de darm.} breuken fomwijlen allengskens aangroejen» wordt zeer duidelijk door het oog van den heelkundigen waarneemer gekend , uit den grooten omvang van de breukgezwellen. —* wij zagen dit reeds in verfcheide aangehaalde) <*) Hollatjdfche Maatfch, D. XVI. St. 3. b!. 304,  346 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEM gevallen , wij zien het ook nog in de volgende, en in anderen De Heer steenhuis opereerde een balzaksbréuk , welke de grootte van een menfchenhoofd had, en vond in den breukzak, vbehalven een gedeelte van het net, een gedeelte van den omgewonden darm , den geheelen blinden darm met zijn aanhangfel, en een groot deel van den kronkeldarm, (y) Wij vinden bij pott de waarneming van ten balzaksbreuk, die in den tijd van 14 jaaren zo groot geworden was , dat zij van den buikring af, tot aan het onderfte gedeelte van den balzak 14^ duim in de lengte , en 22 duim in den omtrek befloeg: de breukzak bevattede geen vocht in zich, maar de nuchteren, omgewonden en blinden darm met deszelfs worm wijze aanhangzel, benevens een groot ftuk van het net. (z) In de groote breuk, van een zeer oud man, die, volgends de door j. van mekeren befchreven waarneming, tot over zijne knieën nederhong, wanneer hij rechtop ging, werd het darmfchijl benevens de meeste darmen gevonden, (a) Cy) Hol!. Maatf. D. II. bl. 428. (z) Verhandeling over de Breuken, bl. 15a. £a) Obferv. Medic. Chirurg. Cap, 4, p. m. 361,  aart BN de VERSCHEIDEN H. DISK. BK.fiUK.lSN. 3&7 De zeer aanzienlijke breuk door carlisle waargenomen, ineen' man van 80 jaaren, die 15 duimen lang, en 34 duimen in den omtrek was, bevattede meest alle de darmen. (b)s Sandifort zag, in eene groote navelbreuk, wier breukzak tot aan de fchaambeenderen hong, den geheelen kronkeldarm, doof, het net omvat, (c) De groote navelbreuk in ééne onzer Iijde* resfen, welke wij al meermaalen aangehaald hebben , behield lange jaaren de grootte van een hoender-ei, maar federt de laatfte vijf jaaren , is zij zo aanmerkelijk vergroot, dat derzelver lengte thans sa duimen, de breedte 27 duimen, en den omtrek bij derzelver voordkomst 29 duimen is ; in welk gezwel, Volgends §. 67. eene aanzienlijke hoeveelheid darmen befloten wordt. En tot welk eene aanmerkelijke grootte zagen wij niet veele buikbreuken, volgends medegedeelde waarnemingen aangegroeid! $. 68. De natuurlijke of tegennatuurlijke kleur en weekheid der darmen, geheel af hangelijk (6) Philof. Tranfaa. Fel. LVI. p. 133. CO Nat. en Gen. Bibliotn. D, VI. bl. löa,  ^28 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEM Zijnde van de mindere of meerdere hevigheid en duurzaamheid der beklemminge, kan alleen uit de tekenen der tegenwoordig zijnde ontfteking of verfterving worden afgeleid , die yolgends het getuige en de ondervinding van Genees-en Heel-kundigen, in beklemde darmbreuken veel fpoediger en heviger gezien worden, dan in de netbreuken. §.69. Wij moeten des in de eerfte plaats de tekenen van de ontfteking der darmen aanwijzen. De grootfte en ervaarenfte Heelkundigen, hebben als de voornaamfte tekenen eener tegenwoordig zijnde ontfteking der darmen aangemerkt, de ontftekingachtige gefteldheid der pols, en de pijn in het breukgezwel, Vergezeld van de meermaals opgegevene toevallen der beklemminge. Niemand heeft echter , voor zo veel ons bekend is, deeze kenmerkende verfchijnfelen zo opzettelijk door voorbeelden geftaafd, als Kragtingh, die er ook nog een ander teken heeft bijgevoegd, de geweldige fpanning of zamentrekking naamlijk van den lieschring en van den dijeboog.  &ART EN DE VERSCHEÏDENH. DER BREUKEN. 329 Ineen twaalf-tal Waarneemingen, door hem, aan het Amfterdamsch Ger.oo$fchap ter bevordering der Heelkunde medegedeeld, ten betooge ftrekkende van de noodzaaklijkheid eener fpoedige toetreding tot de operatie in beklemde breuken , vinden wij verfcheide gevallen, die deeze bijzonderheden, wier kennis van zulk een groot aanbelang voor den Breukmeester is, bevestigen, (d) Volgens de eerfte Waarneeming, die het geval van een 34 jaarigen lijder bevat, welke van zijn vroegfte jeugd, aan een lieschbreuk onderhevig geweest was, vond hij een breuk tot in den balzak doorgedrongen , zeer pijn-' lijk op het aanraken , en door de geweldige zamentrekking der lieschfpleet, als het ware aan een' fteel hangende: de pols was hard en Vol, en de lijder braakte alles uit alle aangewende middelen waren vruchtloos; men ondernam de operatie — het uitgezakte of beklemde gedeelte van den darm was zeer ontftoken , en toonde eene geheel andere kleur , dan de darm boven de beklemming gelegen, die onder de bewerking naar buiten ?akte. In de vierde Waarneeming, zien wij een klei- 00 Genootfchap ter Bevordering der Heelkunde te Al»« Serdaa, D. II. p. 158. esz.  -33° j* dogger , verh, over de tekenen van dem ne dijebreük van eene vrijfter van ruim 30 jaaren , die zeer pijnlijk was , en vergezeld met de hevigfte toevallen der beklemming5 de operatie werd volbragt 18 uuren na de beklemming, en het uitgeklemde darmgedeelte was al in eenen hoogen graad van ontfteking. Bij eene dienstmaagd van 25 jaaren , die finds langen tijd een dijebreük aan de rechter zijde had , welke wij uit de zesde Waar~ neeming ontleend, en te vooren al aangehaald hebben , kwam er verfcheide keeren beklemming, met de gewoone toevallen; maar eens weder door beklemming overvallen zijnde , bemerkte kragtingh dat de toevallen veel heviger waren dan bij vorige beklemmingen, en dat de breuk zeer pijnlijk op het aanraken was ; bij de operatie, die 41 uuren na de beklemming gefchiedde, was de darm in eenen geweldigen ftaat van ontfteking. De zevende Waarne ming geeft ons het geval op van eene kleine lieschbreuk, die -zeer pijnlijk en gefpannen was , vergezeld met eene harde en volle pols, welke een hevigen trap van ontfteking te kennen gaf; de toevallen waren zo geweldig, dat men, de beklemming 24 uuren geduurd hebbende , tot de operatie belloot; en toen bevond men den darm  Aart en de verschejdenh. der breuken. 331 darm zeer ontftoken , en de lieschring fterfc zamengetrokken. Een man van 67 jaaren, wiens geval wij in de negende Waarneming vinden, had twee dagen eene beklemde lieschbreuk: hij was zeer benaauwd, braakte geduurig, en de pols gaf duidelijke tekenen van eene hevige ontfteking; de breuk was van eene middenmaatige grootte, doch pijnlijk: na in aanmerking genomen te hebben, dat de hulpmiddelen, hoe wèl ook ingericht, geen de minfte vrucht gedaan hadden , en de lijder wegens zijn' ouderdom , niet veel meer konde uitftaan, durfde kragtingh niet langer draalen, maar befloot tot de operatie, en ontdekte bij dezelve, dat de darm , welke de breuk uitmaakte, zeer ontftoken was. Wij hebben ook dezelfde ontftekingachtige gefteldheid der pols meermalen waargenomen. In een vrijfter van 29 jaaren, zagen wij, eenigen tijd geleden , dezelve zo hevig bij eene beklemde dijebreük, dat wij, in den tijd van 36 uuren, in vier keeren, haar 44 oneen bloeds aftapten; de ontfteking en beklemming hielden echter aan, tot dat wij dezelve 2 uuren na de laatfte aderlating, door de operatie gelukkig wegnamen de darm, die al- Y  33» j> logger, verh. over detekenen van ken leen in de breuk bevat was, had eenen aan. merkelijken trap van ontfteking. De hardheid in de pols, en de pijn in het breukgezwel vonden wij niet minder aanmerkelijk in de beklemde navelbreuk, door ons, in de tegenwoordigheid van den Hoogleeraar san nifort geopereerd, en waarin de darmen hevig ontftoken waren; verfcheide Heelkundigen hebben echter meer dan ééns onder vonden, en wij met hun, dat de pols in deeze gevallen zeer veranderlijk, en des bedriegelijk is , daar zij af hangelijk van eene krampachtige zamentrekking van het vaatgeftel, dan eens vol, en dan weder eens ingetrokken gevonden wordt. Even eens is het ook gelegen met de pijn in het breukgezwel, die niet altijd aanwezig is, fchoon er ontfteking in de uitgewekene darmen plaats hebbe. In één onzer lijderen met een beklemde dijebreük, was de pols zeer ingetrokken, de Geneesheer merkte deze bijzonderheid als een teken van zwakheid aan, en durfde niet tot eene aderlating komen ; de fpanning en pijn van de breuk zettede ons evenwel aan om den lijder van eene hoeveelheid bloeds te ontlasten; en, het gevolg was zo als wij ons hadden voorgefleld : het bloed zeer ontfto- ktx. pn Aei prils n>c\ "--•^•AtyeJff _ (^tr h\i pf»^  AART SN de VERSCtiEIDENÏI. der BREUKEN. 3£3 volgend confult, waartoe wij ook den Stads Heelmeester haver onzen behuwden vader verzocht hadden, beide kunstoefenaars met ons van oordeel waren, de aderlating nogmaals te moeten herhaalen — alle aangewende pogingen en hulpmiddelen, waren niet in ftaat om da beklemming wegteneemen; onverwacht opkomende doodlijke verfchijnfelen, verhinderden de operatie; maar wij bezorgden ons de gelegenheid om, na den dood des lijders , de oorzaaken van eene en andere verfchijnzelen natefpeuren, en zagen toen het uitgeweeken darmgedeelte beklemd en hevig ontftoken. Le blancqheeft ook een kleine beklemde dijebreük waargenomen, in eene juffrouw van 24 jaaren , die alleenlijk klaagde over hevige kolijkpijnen , welken vergezeld gingen van opgeftopten afgang, braaken, fpanning en opzwelling van den buik en flaauwten; de pols was zwak en ingetrokken, en haar breukgezwel geheel onpijnlijk, zo dat zij, bij het voelen en onderzoeken van hetzelve, riep : „ Mijn ongemak is daar niet, ik heb daar nooit de minftc fmarc „ ondervonden, het moet in den buik gele„ gen zijn." (e) (e; Heelk. Operat. D. H. bl. aj«. Y a  334 j' logger, verh. over de tekenen van den Onze behuwd vader zag ook met den verdienftelijken Hoogleeraar oosterdijk in de hier vdór, §. 39., aangehaalde kleine dijebreük, alle de toevallen der beklemminge, maar het breukgezwel was geheel onpijnlijk. Kragtingh nam ook dezelfde bijzonderheden waar, zo met betrekking tot de pols als in opzicht van het breukgezwel, in twee zijner lijderesfen; maar in beide die gevallen had hij een ander, volgends zijne ondervin' ding zeker, teken van de aanwezigheid der ontftekinge in het breukgezwel, en van de hevigheid der beklemminge in de liesch- en dije-breuken: de ftaat van zamentrekking des lieschrings, of de fpanning van den band van poüpart: in het eerfte geval was de breuk groot en verouderd; de lijderes weigerde de kunstbewerking, en ftierf, ondanks alle aangewende hulpmiddelen, op den negenden dag der beklemminge, geduurende welken tijd zij nimmer van eenige pijn geklaagd heeft; de pols was altijd zeer geregeld; doch het zeldzaamfte was , dat zij nu en dan wel zogenaamde koringen, maar niet ééne braking gehad heeft; in dit geval deed kragtingh den bijzijnden Geneesheer verfcheide maaien  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 335 opmerken, dat de fpanning des dijeboogs zeer geweldig was. (ƒ) In het tweede geval, daar insgelijks eene beklemde dijebreük plaats had , ter grootte van een hoender-ei, was de lijderes van een mager en zwak geftel, waarin des , zo het fcheen , geheel geene neiging tot ontfteking te onderftellen was; en in de daad, zij fcheen zo wèl te weezen , dat ieder Heelmeester, die, onbewust van haar ongemak, de pols onderzocht, en alle uiterlijke verfchijnzelen nauwkeurig had opgenomen, gezegd zou hebben, dat deeze vrouw eene volmaakte gezondheid genoot; de brakingen waren zeldzaam en niet hevig , en de breuk zelfs bij de aanraking , niet zeer pijnlijk: ondanks de geringheid deezer toevallen, nam kragtingh echter waar, dat de band van poupart zeer gefpannen en zamengetrokken was; waarom hij dan ook terftond tot de operatie befloot: „ Men kan zich bijna niet „ verbeelden," zegt hij, „tot welk eenen graad „ van ontfteking het beklemde darmgedeelte „ gevorderd was, (na eene beklemming van „ 29 uuren) het had reeds een zeer donkeren » kleur." - (g) (ƒ) Prijsverhandeling over het juiste tijdftip der Brenkfaijding, bl. 40. (g) Lib. cit. bl. 45- Y 3  33 ]• logger , verh. over de tekenen van den De zamentrekking des lieschrings is reeds door heister, le blanc, pott en A-> c r e l waargenomen, maar nimmer aangemerkt als een teken, waaruit men de hevigheid der ontfteking of den trap van beklemming kon afleiden; kragtingh heeft ons dezelve , als ook de fpanning van den dijeboog» het eerst als zodanig leeren kennen', en de waarneming deezer verfchijnfelen hebben hem, i:i eenige gevallen t zeer gelukkig doen flaagen, in het kiezen van het tijdffip der breukfnijdiuge, en, in andere gevallen de ongelukkige uitkomst doen voorzeggen, fchoon ook andere verfchijnzelen omtrent den ftaat van het breukgezwel nietè met zekerheid te kennen gaven zijne zo even aangehaalde waarneemingen met de volgende ft-rekken. hiervan ten bewijze. Hij werd in ConfuU geroepen bij eene 6a jaarige vrouw, met een verouderde dijebreük ,.vaneene meer dan gewoone grootte; de breuk was reeds drie dagen beklemd geweest , en men was van gedachten, dat de oorzaak in eene verzameling van drekftoffen beftond : hij onderzocht den ftaat des dijeboogs op de voorbefchrevene wijze, (h) deed deszelfs (ü) Indien men dit beftisfende teken, door het onderzoek wil leeren kennen, moet men op de volgende manier a  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 33? geweldige zamentrekking door de bijzijnde Genees- en Heel-kundigen opmerken, en befloot daaruit, dat de darm hevig beklemd was, en de kunstbewerking reeds vroeger had moeten ondernomen geweest zijn: men ging thans terftond tot dezelve over , dewijl er noch geene tekenen van de verfterving aanwezig waren, welke zich niet alleen bij het beklemde deel des darms bepaalt, maar door kragtinc aangewezen, te werk gaan — „ Men „ moet den duim aan de eene , en den wijsvinger ter „ andere zijde van de breuk, en wel ter plaatze van den „ liesebring of dijeboog, in de bekleedzelen, zo diep mo,, gelijk indrukken, en daarmede het tusfchen beide lig„ gend deel zachtlijk zamen drukken , wanneer men zal „ bevinden dat de breuk, hoe klein of groot die zij, bij „ die zak- of breuk-gezwellen kan vergeleken worden, wel„ ks aan een dunnen bafls zijn vastgehecht." — Ook zegt hij, een weinig vroeger: „ Een Heelmeester, wiens „ vingeren aan naauwkeurige onderzoekingen gewoon zijn, zal bij dit onderzoek bevinden, dat de breuk, „ ter plaatze der beklemminge, sis 't ware, met een „ ftcrk toegetrokken koord omgeven is, en in den grond •„ eene onïudiukbaare hardheid heeft; doch dit zal men „ niet gewaar worden, wanneer men enkel de breuk, op„ pervlakkig bevoelt, of zich *met een onderzoek' der „ uitwendige deelen vergenoegt, en daar uit befiuit, dat „ de breuk niet hard, en de deelen niet zeer gefpannen „ zijn: op deeze wijze ziet men het voorriaamfte vcrfchijn„ zei over het hoofd." (*) Lib. tit. p. 41, 40. Y 4  33" J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN tot het overige van die darmbuis uitftrekt; terwijl het bij de operatie bleek , dat maar een klein deel des darms, het welk reeds verftorven was, zich beklemd vond — 5, ïn„ dien men," zegt hij verder, „van het begin s, af de fpanning en zamentrekking van den „ fallopiaanfchen band nauwkeurig had onj, derzoqht, zou dit voldoende genoeg ge„ weest zijn, om binnen de eerfte 24 uuren „ tot de breukfnijding te hebben befloten a wanneer er nog geene verfterving had.. plaats gegrepen." fï) Bat er in de uitgeweekene darmen beginfe! van verfterving is, wordt ons aangewezen , door eene beginnende vermindering van pijn, van hitte en fpanning in het, breukgezwel ; door eene meerdere fpanning van den buik, die echter zijne gevoeligheid behoudt, terwijl de breukopening even fterk zamengeirokken blijft, en de brakingen beftendig, bij korte tusfchenpozingen voordgaan; wij zien dan verder , dat er nu en dan huiveringen, oók den hik, komen; dat de lijder- nog geene ingezonken pols heeft; dat zijne krachten (o til i' 4*.  aart en de verscheidenh. der breuken. 339 nog niet aanmerkelijk verminderd zijn ; dat er geene benauwdheden , geen koud zweet,' geene koude ledemaaten, geene bleekwording van het aangezicht, of flaauwording der oogen plaats heeft. Wanneer deeze bijzonderheden plaats hebben, heeft men alle reden om te veronder(tellen, dat er wel een beginzel van verfterving aanwezig zij, doch dat hetzelve voor als nog zeer bepaald is in het beklemde darmgedeelte. Bij eene der lijderesfen van kragtingh,1 wier geval, in de voorige §. is aangehaald*» waren , volgends zijne eigene betuiging, de bovengezegde verfchijnfelen eener plaatslijke verfterving aanwezig, doch de zamentrekking van den dijeboog was even geweldig gebleven : een klein beklemd deel van den darm, vond men bij de operatie verftorven. Wij hebben dezelfde tekenen waargenomen; toen wij eens door een ander Heelmeester geroepen werden, om, bij eene lijderes van 60 jaaren, de kunstbewerking te verrichten de lijderes verhaalde ons, dat de pijnen, op' 't aanraken van het gezwel, niet zo hevig waren, als eenige uuren te vooren; de hitte en fpanning was niet groot j de pols was zeer ingetrokken; tusfchen beiden kwam 'er echter  34©]• LOGGER, VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEM meer ruimte in dezelve; er verliepen geen 5 minuten zonder braking; behalven dit, had de lijderes geene benaauwdheden , maarzij klaagde over eene gevoelige en toeneemende fpanning van den buik, en over gedurig wederkomende rillingen; verfcheide maaien kwam er hik; men nam nog eene vochtige warmte waar, over haar gantfche ligchaam , en haar aangezicht was bleek, maar men verzekerde ons, dat zulks, zedert eenige jaaren, haare gewone kleur was. Alle deze omftandigheden verwekten in ons de vrees voor eene aannaderende verfterving, en wij beftoten des fpoedig tot de operatie — de darm was beneden de beklemming, die door den dijeboog gemaakt werd, hevig ontftoken , maar toen wij denzelven een weinig naar beneden trokken, vonden wij op de beklemd geweest zijnde plaatzen , reeds twee geheel zwarte verftorvene vlekken, van grootte als een dubbeltjen, die echter, zo als wij naderhand op grond hebben kunnen befluiten, zich maar tot de uitwendige rok bepaalden ; want den darm binnen gebragt zijnde,' na dat wij echter vooraf een draad door. het darmfchijl gehaald, en aan het bovenfte van de wond bevestigd hadden , werd de genezing in zes weeken tijds, zonder eenig nadeelig gevolg, gelukkig volbragt.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 34I Maar wanneer de verfterving meer algemeen is over een gedeelte van de darmbuis; dan vindt men het gezwel, dat te vooren heet, pijnlijk en gefpannen was , nu koud , ongevoelig en week ; de fpanning der opening, waardoor de ingewanden zijn uitgezakt wordt nu flap,. indrukbaar en ongevoelig bevonden ) de breuk is onpijnlijk opgezet; de tekenen ;van: ontfteking in de pols, en de roodheid; van het aangezicht, zijn geheel geweeken , met -eene piotfelijke ligchaamsver-: zwakkir.g ; 'er ysrfpreidt zich een doodlijk koud, klam zweet; over de ledemaaten; men ziet in enkele gevallen van tijd tot tijd , op-, fpsihging der peezen en ftuipen , terwijl de lijders ligte ijlingen, hebben , ook geduurige benauwdheden en angsten : meest verheel-, den zij. zich , onder deeze omftandigheden beter te zijn, vooral zo hunne breuk van zelve naar binnen gaat, gelijk dikwijls gebeurt, wanneer hun dood zeer nabij is. Men .vindt bij de Heelkundige Schrijvers eene, menigte waarnemingen van verftorvene, breuken j dan, niet allen hebben ons een nauwkeurig .beloop, of eene geregelde op-, gaave van derzelver verfchijnfelen medegedeeld; veelen, van verftorvene breuken fpreekende , hebben flechts eenige hoofdtekenen van  342 j. logger, verh. over de tekenen van den deezen aangewezen; terwijl anderen, wier waarneming alleenlijk ter betoginge van eene of andere bijzonderheid waren ingericht, er niets meer van gezegd hebben, dan, dat zij de tekenen van verfterving aanwezig zagen; er is echter een meer dan genoegzaam getal van waarneemeren , die ons in ftaat ftellen, om de, door ons opgegevene, kenmerkende bijzonderheden, met hunne ondervinding te ftaaven zie hier eenige van dezelven: Bij hildanus vinden wij een geval aan» getekend van roscius, waarin de oneen* parige zwakke en fnelle pols, nevens de verzwakking of afmatting van het gantfche ligchaam na de hevigfte toevallen van eene beklemming van 4 dagen , de voorafgaande tekenen waren van de fpoedig volgende dood des lijders de omgewonden darm werd blaauw of verftorven bevonden, (k) De la peyronie zag eens in een' lijder niet een beklemde breuk, op den agtften dag der beklemming, eene weekheid en beginnende verfterving van het breukgezwel; de pols was zeer ingetrokken , den buik gefpannen , maar nog hevig pijnlijk , de lijder had ook de hik — hij waagde het echter de operatie te onderneemen zes of zeven duimen (fc) Obferyat. Cent. VI. Obferv. LXX.  aart en de verscheidenh. der breuken. 343 der lengte van de dunne darmen waren ge-. heel verftorven, en doorboord met gaatjens, die doorgang aan de drekftoffen gaven. (T) Pott werd eens te hulp geroepen bij een* lijder met een beklemde breuk ; hij had in verfcheide dagen geene ontlasting gehad, en de uitgewekene deelen waren zeer gezwollen, en ontftoken geweest; maar thans was het breukgezwel zamengevallen, flap en verftorven ; het darmgedeelte , dat niet minder dan 3 duim lang in het breukgezwel was, bevond zich in denzelfden toeftand, en zo zwart als een kool; de lijder had geene fmarten, dewijl de deelen ongevoelig geworden waren, (m) De tegenwoordige Utrechtfche Hoogleeraar van geuns deelde voor eenige "jaaren een geval mede, dat wij al meermaals hebben aangehaald , van een' jongman met een verftopte breuk, die onder wisfelvallige verfchijnfelen van hoop en vrees, binnen drie etmaalen plotslijk in den dood ftortte na alle pogingen,zonder eenig gevolg, te hebben aangewend, vond gemelde Hoogleeraar, (ï) Voyez le Mereure de France, da mois de juil, 1732* G») Obf' and cafer J'j" i >mds of Hernils, cafe XX J.  344 3' LOGGER, VERH, OVER DE TEKENEN VAN DEN ?s avonds vóór den dood des lijders , hem eerst met eene kleine, ingetrokken en rasfche pols: .na verloop van een uur of vier wederkomende, was er geene verbetering, en offchoon de bijftanders eene blijde hoop hadden opgevat wegens het ophouden der pijn, verdween alle hoop van den Hoogleeraar; het geheele wezen was vervallen , de pols uittermaate klein en rasch, de ledemaaten verloren haare warmte , de braking was in hik veranderd, en met de grootfte benaauwdheid, braakte de lijder laatstlijk ook nog drekftoffen; bij het onderzoek na den dood ontdekte men, dat het onderfte beklemde darmgedeelte paars en zwart was. (n) De Berlijnfche Stads - Heelmeester lange nam waar , in eene beklemde breuk, van eene vrouw van 57 jaaren , op den vierden dag der beklemming, dat er in het breukgezwel tekenen van verfterving waren, en de buik zo was opgezwollen , dat de lijderes naauwlijks adem kon haaien en ieder oogenblik fcheen te zullen bersten; de hik, eene bevende pols , en andere doodlijke tekehen waren ook reeds daar, zo dat men, naar alle waarfchijnehjkheid, niets goeds van de ope- 00 Holl. Maatfch. D. XX. St. 2. bl.  AART EN DE VERSCHEIDEN!!. DER BREUKEN. g4§ mie verwachten kon; hij ondernam echter dezelve op verzoek van de naastbefraanden: er kwam eene menigte bedorven drekachtige ftoffe mét eenen ondraagelijken ftank ten voorfchijn, en niet alleen was het gantfche ingeklemde darmgedeelte door het koude vuur verwoest, maar zo ver als hij met den vinn ger in den omtrek der wonde reiken kon, was ook alles hol en verftorven. (p) Schmucker heeft nog eene andere waarneming van eene beklemde breuk, die alle aangewende middelen wederftond, en waarbij de toevallen der beklemming allengskens verergerden, tot dat de buik zwol, de pols klein, zwak en fnel werd, de lijder den hik kreeg, aan het ijlen raakte, gevoelloos werd, en na eenige uuren ftierf; een deel van den omgewonden darm was in den breukzak gevallen, beklemd en gegangranesrd; maar het overige gedeelte van het darmkanaal was ontftoken. (p) Kragtingh fpreekt ook van een'lijder, bij wien hij, eenige dagen na dat de beklemming begonnen was, geroepen werd, en alle d& opgegevene tekenen van eene meer dan plaatslijke verfterving aanwezig vond: hij opende fj>) schmucker, Ferm, Chir, Schr. Th, 11, f. 226.  §46 j- logger, verh. over de tekenen van den terftond het papachtig week geworden breukgezwel met veel omzichtigheid , en weldra overtuigde de uitvloejende drekftoffen hem, van den doorbraak des darms , waarvan het beklemde deel verftorven was. (q) Bij verfcheide lijders met beklemde breuken , waar men te laat om vermogende hulp geroepen had; ook bij anderen, daar men de operatie, door inwendige beklemmingen, of door andere inwendige onbekende oorzaaken, vruchtloos verrichtte * en bij éénen lijder, die 's nachts onverwacht door doodlijke toevallen overvallen werd, toen wij den volgenden morgen tot het verrichten der operatie bepaald hadden , hebben wij de door ons opgegevene verfchijnfelen zeer onderfcheiden waargenomen: het is echter verre af, dat de graad van verfterving, die in de darmen plaats heeft, zich in alle gevallen door zodanige onderfcheidende tekenen kenbaar maakt; verfcheide waarnemingen leeren ons, dat eene ontfteking der darmen, en eene beginnende verfterving , zich in enkele gevallen onder dezelfde verfchijnfelen vertoond hebben, als eene volkomene en uitgebreide verfterving. Arnaud en le dran bezochten eene lij- (l) Prijsverhandeling enz. pag.»62.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 347 lijderes van omtrent 40 jaaren , met eene kleine beklemde breuk, die men federt 7 dagen als een kolijk behandeld had; zij vonden haar bijna ftervende, de brakingen en den hik waren genoegzaam opgehouden, zij had eene koude, als die van marmer over het gantfche ligchaam , zij was zonder pols, en zag de voorwerpen drie dubbeld; de zekerheid van een' aanftaanden dood,zettede hem aan, om de operatie voorteftellen als het eenige middel, dat nog overbleef; men ftemde er in toe, en l e dran volbragt dezelve daadlijk — den zak geopend hebbende, was er maar een gedeelte darms in, zo groot als een kers, en bragt hij hetzelve , na de verwijding van den doorgang , zonder moeite naar binnen; waaruit wij dan ook met zekerheid mogen afleiden, dat de verilerving weinig of niets was — le dran heeft er ook niets van aangetekend , en de gevolgen waren verwonderlijk, daar de lijderes zeer fchielijk in haare gezondheid en krachten herfteld, en binnen één mamd genezen was. (r) In een geval door roscius waargenomen, was de breuk,door lang te paard te rijden, beklemd geraakt; bij de hevigile toevallen der (r) Obfervations de Chirurgie, Tom. II. Obferv. LXL z  343 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN beklemming, was er eene aanhoudende koorts, ongeduurigheid , dorst , waken en opfpringing, en eindelijk begon de lijder te hikken en te ijlen, de kleur van zijn aangezicht werd fchielijk veranderd, de pols fnel, ongeregeld en zwak; men verwachtte niet anders dan de dood op het laatst ging de breuk naar binnen, de lijder viel in flaap , er kwam ontlasting , de brakingen hielden op, alle de toevallen verdweenen, en in tien dagen was de lijder ten vollen herfteld —twaalf dagen daarna werd hij door dezelfde toevallen aangegrepen , en op dezelfde wijze in vier dagen gered, (i) Eene niet minder belangrijke waarneming van acrel , hier voor §. 67. reeds aangevoerd, toont ons ook, tot welk eene hoogte de toevallen kunnen komen , zonder dat er verfterving of derzelver gevolgen gezien worden — de gewoone toevallen der beklemming openbaarden zich, en weêrftonden alle aangewende hulpmiddelen; de lijder was niet te bewegen tot de operatie; van den tienden tot den agttienden dag was hij buiten alle hoop: de breuk gefpannen, de buik opgeblazen, de aanhoudende brakingen, de hik, het (0 hildanus, Obf.Cint. VI. Obf. LXX. C. II  AART EN DE VERSCHEÏDENH. DER BREUKEN. 349 losfen van winden naar boven, rijklijk koud zweet, paarfche vingers en nagels, eene paarfche kleur in het aangezicht, koude handen , ruizingen in de ooren , bijna onmerkbaare pols, moesten nu, volgends gewoonte, een onvermijdelijken dood voorfpellen; de balzak werd een weinig flapper , als of het vuur daar bij gekomen ware, maar de ring bleef even eens gefpannen; deeze toevallen waren zich zeiven gelijk van den twaalfden tot den zes-en-twintigfïen Junij , wanneer de darmen onvoorziens naar binnen gingen, de lijder zijne krachten wederkreeg, en, met een goeden breukband , gezond uit het Hospitaal gezonden werd. Niemand zal twijfelen , of er was in deeze bedriegelijke darmbreuken eenen aanmerkelijken trap van ontfteking; maar zou bet ook niet mogelijk zijn , dat er eene beginnende verfterving in het geval van ackel heeft plaats gehad? — eene verfterving, die, hoewel zeer gering en bepaald, echter door het verwonderlijk vermogen der natuurkracht, eerst eene ontfpanning aanbragt , en, deeze ontfpanning bewerkt zijnde, vervolgends; eené naar binnen wijking der uitgezakte deelen, en eene vermindering der toevallen — de bijzondere gefteldheden, en de meerders of Z a  35° j* logger , verh. over de tekenen van den mindere aandoenlijkheid, der lijderen, zijn ook in zodanige gevallen de beste aanwijzingen voor den oplettenden Heelmeester. $• 'fu De opfpanning der darmen wordt meest gekend uit de groote fpanning van het breukgezwel , fomwijlen ook uit eenige nevensgaande bijzonderheden, gelijk in de volgende voorbeelden: Arnaud heeft een geval aangetekend, van eene beklemde balzaksbreuk, waarin het onderfte gedeelte van den uitgezakten darm zo was opgefpannen, dat zelfs een Breukmeester het voor een waterbreuk aanzag, om dat het gezwel geheel doorfchijnend was — arnaud beweerde het tegendeel, om zeer gegronde redenen; hij hield de hevige pijn, waarvan de lijder klaagde, wanneer men het onderfte gedeelte van het gezwel drukte, voor een zeker teken dat de darm er in bevat was, om dat deeze gevoeligheid gelijk was aan het overige gedeelte van het gezwel, dat met alle zekerheid een gedeelte darms in zich bevattede; de doorfchijnendheid van het gezwel deed hij in dit geval aanmerken , als een zeer twijfelachtig teken van de water-  aart en de verscheidenh. der breuken. 3 ftandigheid, die nadere aanwijzing geeft, om te vermoeden, dat de darm zelf de beklemming maakt. De beklemming van een verouderde breuk, veroorzaakt door een op nieuw uitgezakt gedeelte van den darm, door oionis en arnaüd al waargenomen, en ons voorgekomen in het meermaals bijgebragte geval §. 19., vertoonde zich met de volgende bijzonderheden: De lijder had, vier jaaren geleden, eene dikte aan het bovenfte gedeelte der linker dije bekomen, die van achteren zeer duidelijk bleek een dijebreük te zijn, en alhoewel hij dagelijks tot zwaaren arbeid geroepen werd, en deeze zwelling hem nu en dan vrij lastig en pijnlijk was, had hij echter niemand daar over geraadpleegd, maar dezelve geheel verzuimd op zekeren dag ontdekte hij op ééns, onder zijn werk, eene meerdere uitfchieting van het gezwel , en bevond, t'huis komende, eene tweede zwelling, onmiddelijk nevens de andere, en als door een toegehaalden band van elkander afgezonderd; hij was gewoon het eerfte gezwel van  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 359 tijd tot tijd zelf naar binnen te brengen, maar thans was de binnenbrenging van het eerfte , zoo wel als van het tweede onmogelijk 9 er volgden fpoedig toevallen van beklemming , die allengskens toenamen, hevig werden , en de operatie volltrekt noodzaak- lijk maakte wij werden ter verrichtinge van dezelve geroepen, en vonden , behalven andere bijzonderheden , in het bovenfte gedeelte van het gezwel, dat door eene aanmerkelijke vernauwing van den breukzak, duidelijk van het onderfte en verouderde gedeelte van het breukgezwel onderfcheiden werd, een gedeelte des darms, tusfchen het vroeger uitgezakte darmgedeelte en den buikring ingeklemd. De beklemmingen der darmen , die door eene omflingering van het wormwijze aanhangzel om een ander darmgedeelte, of door tegennatuurlijke verlengfelen van het darmfchijl, of door eene ontaarting van hetzelve, geboren worden, hebben geene tekenen, waardoor zij onderfcheiden worden van die beklemmingen, welke het net door eene omflingering om den darm, of door deszelfs ontaarting en drukking, inwendig maakt; maar worden eerst recht gekend, bij de ©pening van het breukgezwel, of na den  360 j. logger , verh over de te kenen van den dood der lijderen , bij het ontleedkundig onderzoek. S' 76. tekenen der maagbreuken. Wanneer er tusfchen het zwaardwijze kraakbeen van het borstbeen , en den navel, of in de naastaangrenzende ffcreeken, een gezwel gevormd wordt, 'gepaard met eene groote aandoenlijkheid in den bovenbuik , niet eene pijnlijke ongefteldheid der maag, met eene geftoorde of grootlijks belemmerde fpijsvertering, zo dat zij zelfs de ligtfte fpijzen dikwijls niet verdragen kan, maar geduurige brakingen veroorzaakt, gevolgd van benauwdheden, opgeftopten afgang, en fomwijlen van ftuiptrekkingen , uitteeringen en de dood, pleeg men zulk een gezwel, vrij algemeen , een maagbreuk te noemen, wanneer de algemeene uitwendige tekenen der breuken er bij gevonden werden, Immers waren het deeze tekenen, waardoor arnaud, in de kleine maagbreuk, door ons §. 39. aangevoerd , zulk een breuk herkende. Door dezelfde tekenen kende garengeot de maagbreuken in twee gevallen, hier vooren aangehaald.  aart en de verscheidenh. der breuken. 361 Gunz, die de waarnemingen van garengeot niet voldoende keurde, als bewijzen voor het aanweezen der maagbreuken , befchrijft eene maagbreuk, maar die een groot gezwel vormde , in eene vrijfter van ruim 30 jaaren , die zich onder dezelfde tekenen van maagpijnen, verlooren eetlusten brakingen vertoonden, in de linker bovenbuikszijde , van de witte 1'ijn tot aan het kraakbeen van de derde onwaarerib, oogenbliklijk na het opligten van een' zwaaren last. O) Alle de opgenoemde bijzonderheden, werden ook gezien in zes lijders met buikbreuken, door pipelet behandeld, en in één geval van sabattier; in het laatfte geval, en in twee van pipelet waren er aanmerkelijke convulfien; sabattier vond wel geen gezwel, maar eene vanéénwijking van het bovenfte gedeelte der rechter buikfpie* ren ; pipelet kon in twee gevallen ook geen gezwel ontdekken, maar in het eene alleen, eene zwakke plaats in de tusfchenruimte der rechte fpieren , die bij de vooroverbuiging van het ligchaam eene aanmerkelijke verwijdering maakte, waar door hij, als de (0) Obferv, Am, Chv. de Herniis. Cap. XX.  $6* j. logger , verh. over be tekenen van den lijder hoestte, zeer duidelijk een gedeelte van de maag tegen zijne vingers voelde beweegen; in het andere geval, befpecrde hij maar eene ligte verwijdering van de witte lijn — in alle deeze gevallen werden de bijzijnde toevallen , door gefchikte aangelegde banden verminderd of weggenomen, (c) — in een ander geval heeft deze kunstoefenaar er de dood op zien volgen. De maagbreuk in den navel , waarvan de man de waarneeming heeft medegedeeld, vertoonde een gezwel ter plaatze des navels, en ter grootte van een vuist, alleenlijk bekleed met dat gedeelte van het buikvlies, het welk de vaten van den ftreng natuurlijk omgeeft, doch nu in eenen ruimen zak uitgezet was, welke, behalven een groot deel der darmen, en een van de galblaas, ook het onderiie der maag in zich bevattede; de zak had in zijnen bodem eene dwarfe en lange fnede of opening; de Heel- en Vroed-kundige maas verwijderde deeze opening een weinig, en bragt toen het deel der galblaas en den bodem der maag naar binnen de darmen waren in den zak vastgegroeid, (d) Ruisch Ce) Mem. de l'Acad. R. de Chir. Tam. IV. p. 188. &c. 00 Holl. Maatf. D. XiX. St. 3. bl. 71.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 3S3 Ruisch zag de maag buiten de navel liggen , in een eerstgeboren kind , na eene zwaafe verlosflng; het leefde nog eenige uuren. (e) Dat de maag ook met andere ingewanden in de breuk bevat was, ontdekte arnaud in een geval, waarvan wij §. 56. al melding gemaakt hebben ; het onderfte en middenfte gedeelte van het breukgezwel, werd alleen door het net gemaakt, maar in het bovenfte gedeelte oordeelde hij de maag, en een deel van den colon gelegen te zijn, om dat de lijder daar ter plaatze de hitte en koude van zijne dranken , en het geborrel der ingefpoten klylteeren gewaar werd. Pipelet, in een der opgegevene gevallen , de plaats der breuk onderzoekende * gevoelde niet alleen een gedeelte der maag, zich beweegende tegen zijne vingeren ; maar hij meende zelfs de andere deelen, in die ftreek gelegen, ook gewaar te worden. En in de maagbreuk door de man aangetekend , had men ook darmen en een deel der galblaas gezien; terwijl ruisch in de navelbreuk van het eerstgeboren kind , ne« vens de maag, ook de darmen en de milt zag bloot liggen. («) Obftmt. LXXÏI.  364 j. l0c1ger, verh. over de tekenen van den §• 77' tekenen der leverbreuken. De tegenwoordigheid der lever, en van derzelver ronden of breeden band, in een breukgezwel, is altijd duister, zo lang het breukgezwel in zijn geheel blijft, of de dunheid van den breukzak en van de bekleedzelen, moet deeze deelen kenbaar maaken, gelijk in het meermaals aangehaalde geval, door den Hoogleeraar sandifort waargenomen, daar de dunheid, en doorfchijnendheid der bekleedzelen van het gezwel, de lever, derzelver breeden band , en de dunne darmen onder de lever gelegen , zeer duidelijk en onderfcheiden kenbaar maakten. S- 78. tekenen der miltbreuken. Deezen vinden wij bij geene fchrij vers aangetekend; ruisch die dit ingewand in de liesch en in de navelbreuk heeft waargenomen, zegt, dat er in het eerfte geval een groot gezwel in de lirker liesch gezien werd, het welk fommige hielden voor een moederkoek,  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 365 in de baarmoeder, na het kraamen overgebleven, en aldaar aangewasfen ; terwijl andere meenden dat het een koud ettergezwel' was; (ƒ) in het tweede geval was de milt zelve zichtbaar buiten den navel « zie on* ze §. 77. S' 79' TEKENEN DER BLAASBREUKEN. De blaasbreuk ontdekt zich door een breukgezwel , waarin men fomtijds duidelijk eene vochtgolving befpeurt, en bij dezelve eene moejelijke waterloozing, die door het binnen* brengen van, of door eene drukking op , het gezwel, worde weggenomen; versch zijnde, kan deeze breuk gemaklijk binnen gebragt, en door eenen welfluitenden breukband wederhouden worden, maar in gevalle deeze breuken verouderd , pf tot eene aanmerkelijke greotte in den balzak gekomen zijn, kan de lijder, zonder het gezwel optelig» ten , en den balzak te drukken , zijn water niet loozen , ook is de breuk in dit geval onïnbrengbaar, om dat de buitenfte oppervlakte van de blaas dan met het celwijzo if) Adnrf. Am. Dec. B. N°. IX. Aa s  366 J. LOGGER, VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN weefzel van den balzak is verëenigd of aangegroeid ■ de volgende gevallen zullen deeze bijzonderheden bevestigen: Merij, geroepen zijnde in een geestlijk gefticht, om den Prior van hetzelve te helpen , die over eene groote moejelijkheid in het waterloozen klaagde, ontdekte aan de linker zijde van den balzak, een gezwel van eene aanmerkelijke grootte , waarin hij eene duidelijke vochtgolving voelde , die hem op het eerfte oogenblik toefcheen , een waterbreuk van den fchedenrok des bals te zijn; maar de lijder hielp hem fpoedig uit zijne doling; want het gezwel in zijne tegenwoordigheid met de hand drukkende, ontlastte de pis door den pisweg, en de fchijnbaare waterbreuk verdween geheel eenigen tijd daarna ftierf de geestlijke, en men vond een groot deel der blaas in den balzak doorgezakt, (g) Dezelfde duidelijke gewaarwording van vochtgolving , en de gemaklijkheid waarmede de lijder waterde, zo meenigmaalen hij den balzak drukte, deeden gemelden Heelmeester, in een ander geval, de blaasbreuk kennen; en, het geen hem in zijn denkbeeld (g) Mm. de 1'Atad. R. des StUnces, 1713.  AAtlT en d2 verscheidenh. der, breuken. 36*7 flerkte , was dat de pis niet naliet allengskens weder het uitgezakte deel der blaas te vullen, (h) Pott verhaak een gelijk geval van een armen lijder, die in het Hospitaal kwam, met een groot en lastig gezwel in den balzak : het was gefpannen , had eene peerswijze gedaante, was met vocht opgevuld, veroorzaakte geene andere fmerten, als door deszelfs zwaarte , en had alle tekenen van eene waterbreuk, behalven dat men den bal duidelijk kon voelen; op eene zamendrukking van den balzak, werd het gantfche gezwel ontledigd, en de pis door den pisweg naar buiten gebragt , die zich echter in weinige uuren weder in het gezwel verzamelde, vooral wanneer de lijder veel dronk, (i) Verdier heeft een geval aangetekend van een' bediende, omtrent 70 jaaren oud, die in iedere liesch een blaasbreuk had, welke door de la porte waargenomen, en door de volgende bijzonderheden kenbaar waren: De lijder werd gekweld door eene opftopping der pis, die meermaalen bij hem had plaats gehad — de la porte vond geene (Ji) Mem. de VAcad. R. des Sciences. 1713. (0 Obf. and cafés en different kinis of Hernils taft XXII. Aa 3  $6Q j. logger, verh. over de tekenen van den opzwelling boven de fchaambeenderen, welke de met pis opgevulde blaas , gewoonlijk daar veroorzaakt; maar hij ontdekte in iedere liesch, een vrij zacht gezwel, van grootte als een eenden-ei: vruchtloos deed hij verfcheide poogingen om deeze gezwellen binnentebrengen ; maar dezelve 'hadden geene andere uitwerking, dan dat zij eenige druppels pis door den waterweg deed ontlasten; deeze bijzonderheid gaf hem aanleiding om te denken, dat deeze gezwellen door de blaas zelve geformeerd werden , die in haare zijdelijke deelen verlengd zijnde, door de ringen waren naar buiten gedrongen; maar, alle onzekerheid dienaangaande werd weggenomen , toen hij, eenige middelen vruchtloos beproefd hebbende , verpligt was den lijder te fondeeren : de ligtfte drukkingen op de breukgezwellen,bevorderden den uitgang der pis door de fonde, en er werd eene hoeveelheid van drie ponden ontlast. Simon en levret zagen ook een gelijk geval in eene jonge vrouw, na dat zij meer dan ééns gekraamd had. (7; De moejelijke of geflopte waterloozing, de bevordering der pisontlasting door de druk- (é) Mem de l\1cad. R. de Chirurgie, Tm. II. f. ZX.  aart en de verscheiden!!. der breuken. 369 king op het breukgezwel, en de daarop volgende vermindering van hetzelve, de vooinaame kentekenen der blaasbreuken, vinden wij niet alleen geftaafd door de reeds opgegeven e gevallen, der liesch- en baizaks-breuken, maar zij worden ook nog nader bevestigd, door voorbeelden van onderfcheiden fchrijveren, die dezelve ook op andere plaatzen , aan breuken onderhevig, en onder andere omftan- digheden hebben waargenomen zie hier dezelve: Ver dier zag eene vrouw van omtrent 40 jaar, gekweld met het buikwater, maar die daar en boven aan het bovenfte en voorfte gedeelte van de dije een gezwel had, waarvan de grooite verfchillende was , naar maate de lijderes korter of langer tijd, zonder waterloozen geweest was; deeze omftandigheid deed het vermoeden oprijzen , dat het gezwel gevormd werd door een deel der blaas, het welk onder den dijeboog heen geglipt was; en verdier zo wel als levret, wiens lijderes het was, werden hierr van ten vollen verzekerd, door den fchuinfen loop des piswegs naar de rechter zijde, daar de blaas gelegen was; zij ontdekten deeze richting bij het fondeeren. (tri) («) Afeia. de fJcad. R. de Cliirurgie, Tem, fl. p. 33Aa 4  $70 j. logger, verh. over de tekenen van den Le dran werd gevraagd bij een' man van 40 jaaren, die door eene opftopping van water, welke hij meermaals gehad had, in het uitterfte gevaar gebragt was : behalven het gezwel, het welk de met pis opgevulde blaas boven de fchaambeenderen maakte, was er nog een tweede gezwel ter zijde der rechte buikfpier, een weinig meer verheven dan het eerfte , en gemaklijk naar binnen wijkende op het aanraaken toen le dran drie pond pis door de catheter ontlast hadde, verdween het gezwel boven de fchaambeenderen , en de pisloozing hield op : eene zachte drukking op het tweede gezwel, veroorzaakte eene nieuwe pisloozing, en deed het gezwel geheel verdwijnen; in weèrwil van de verligting, welke den lijder door den catheter was aangebragt, ftierf hij eenige dagen daarna ; de ouders de opening van het lijk niet willende toeftaan , kon le dran zijne nieuwsgierigheid niet verder voldoen. Merij zegt, dat hij, eens geraadpleegd wordende door eene arme zwangere vrouw, die klaagde dat zij niet dan met zeer veel moeite kon wateren, een gezwel ontdekte groorer dan een eenden-ei, tusfchen de fchede en den aars, een weinig ter zijde ; dat er op eerje zachte drukking van het gezwel,  aart en de verscheidenh. der breuken. 37I eenige druppelen pis uit- den pisweg vloeiden , waarom hij oordeelde dat het gezwel gemaakt werd door een deel van de blaas, het welk door de drukking der lijfmoeder verhinderd werd zich te ontlasten , in weêrwil der persfingen welke de vrouw onder het wateren maakte , waardoor dan ook de ontlasting van het water moejelijker en pijnlijker werd ; doch alle twijfelingen , of het een blaasbreuk was, verdweenen, toen hij, naa eenige drukking op het gezwel, hetzelve geheel zag verdwijnen, terwijl al de pis in hetzelve bevat, langs den natuurlijken weg uitvloeide, (n) Een gelijkfoortig geval van eene blaas-bilnaadbreuk , door curade, Heelmeester te Avignon waargenomen, in eene vrouw van 23 jaaren, die 6 maanden zwanger was, vinden wij ook door verdier aangehaald: (0) het gezwel was een weinig ter zijde de bilnaad, en vergrootte wanneer de lijderes ftond , of in lange niet gewaterd had: dit gezwel, voegt curade er bij, fcheen maar alleen gedekt te zijn door de huid, die haare natuurlijke' kleur behouden had: het was zacht, onpijnlijk (ri) Mem. de iAcad. R. de Sciences, 1713* («) Mem.%de iAcad. R. de Chir. Tm, II.f. 25« Aa 5  372 j. logger, verh. over de tekenen van den en gaf een duidelijk gevoel van vochtgolving op het aanraaken ; de minlte drukking deed het gezwel verdwijnen , maar het verfcheen oogenbliklijk weder, zo rasch men ophield met drukken ; wanneer de drukking zacht was, verwekte zij bij de lijderes maar eene gèringe persfing tot wateren, maar maakte men eene fterke drukking, dan vloeide er eenige druppels pis uit den pisweg — deeze breuk verdween na de verlosfing, en vertoonde zich niet weêr, als op het einde eener tweede zwangerheid, maar toen was het gezwel aanmerkelijk grooter dan de eerfte keer, en nam de gantfche bilnaad in. Nog een derde- geval van eene blaas-bilnaadbreuk, in een' man van 60 jaaren , die federt eenigen tijd ook een darmbreuk in de liesch bekomen had, heeft pipelet waargenomen , en er de volgende bijzonderheden van aangetekend : de lijder had na eene voorafgaande verrekking, hij gelegenheid van een mistred, en nog meer na een' fprong over een floot, eene hevige pijn gevoeld ter plaatze van den bilnaad, die allengskens verminderde , maar eene ongefteldheid, zwaarte en doof gevoel naliet; doch het grootfte ongemak, waarover hij klaagde, was de moejelijkheid in het waterloozen; om zich eenige  AART EN DE VERSCHEIDEN!!. DER BREUKEN. 373 verligting te bezorgen , moest hij de hand onder den bilnaad brengen, er eenige kleine beweegingen in het ronde , en eene zachte drukking maaken; deeze handgreep bezorgde hem eene overvloedige ontlasting van pis, en hij had opgemerkt, dat hij er best mede Haagde, wanneer zijn ligchaam naar vooren gebogen was; hij moest zulks eenige rijzen op een' dag verrichten , om voor het overige wèl te zijn, en die onaangenaamheden voortekomen, welke hij anders ondervond, wanneer hij deeze voorzorge verzuimde — pipelet het gezwel onderzoekende, vond eene zachte langwerpige, zwelling, van grootte als een ei : hij drukte dezelve tusfchen zijne vingeren, zij week op deeze dubbele zijdelijke drukking ; en haar ingang in het bekken , langs de rechter zijde van den pisweg, deed hem eene verwijdering ontdekken van eene ronde gedaante, waarin men eene kleine noot zoude hebben kunnen leggen, onder de Raphe, twee dwarfe vingeren van den aars. (p) De blaasbreuk in de fchede, leeren wij in haare tekenen kennen, uit de drie volgende aangehaalde waarneemingen, van de groo- (p) Mm. ds l'Aad. R» ie Chir. Tm. IV. f. 182.  374 j. logger, verh. o ver de tekenen van den te Heelkundigen levret, verdier en sandifort. Levret zegt: ik werd geroepen in 1741 om eene lijderes te zien : zij had verfcheide kinderen gehad, was 45 jaaren oud; en haare maandftonden waren federt eenige jaaren opgeflopt: zij had een buikwater, waarvoor zij 33 maal het water was afgetapt binnen den tijd van 18 maanden ; deeze waterzucht was waarfchijnelijk veroorzaakt door eene groote hoeveelheid knoestachtige gezwellen , welke zij in de gantfche buikholte had, vooral in het benedenfte gedeelte in 1742 kreeg zij een dijeblaasbreuk, zeer duidelijk te kennen ; de lijderes klaagde kort daarna eens over eenig ongemak in de fchede , en dat zij niet kon wateren in haar waterpot, om dat de fprong der pis naar bo« ven ging , in plaats van naar beneden , zo als gewoonlijk —— levret onderzocht haar, op een'tijd dat zij water moest loozen; zijn' vinger in de fchede gebragt hebbende, voelde hij dezelve geheel vervuld door een gezwel, bijna van grootte als een vuist, en een gelijk gevoel aanbiedende, als eene met water gevulde blaas; hij fteunde met twee vingers van de eene hand op het gezwel, terwijl hij zijne andere hand tegen de dije-  aart en de verscheidenh. der breuken. $ breuk aanlag; de lijderes , die toen op den rug lag, waterde ogenbliklijk met een' boog, waar door het dijegezwel verflapte, en het gezwel in de fchede verminderde ; dit laatfte werd zacht en gefronst, daar het vóór de ontlasting overal glad was, en levret vond dat het zijn' oorfprong nam uit de bovenfte wand der fchede — kort daarna ftierf de lijderes, maar de gelegenheid was levret niet gunftig om het lijk te openen, en zijne waarneeming nader te bekrachtigen ; gelukkig zouden wij echter zijn, wanneer alle Heelkundige gevallen, zodanige zekere kentekenen opleverden. Niet minder duidelijk waren de tekenen der blaasbreuk Sa de fchede, door robert Waargenomen : hij werd geroepen om eene vrouw van 40 jaaren te verlosfen ; hij vond, dat de ingang der fchede bezet was door een vreemd ligchaam, in de gedaante van een' zak, die eenig vocht in zig fcheen te bevatten; deeze zak was niet vast gehecht in den gantfchen omtrek der fchede , maar alleen aan derzelver voorfte wand, het geen hem vrijheid gaf, om met den vinger tot aan den mond der lijfmoeder te komen; robert (j) Obftrvat, fut les Polypef. p. 150,  3^6 j. logger, verh. over de tekenen van den vernam van, de lijderesfe,' dat zij geduurigen aandrang tot wateren had , vergezeld met eenige pijnen ; de vrouw eene goede plaat» iïng gegeven hebbende om het gezwel te onderzoeken , fcheen het hem toe , dat dit Waasachtig ligchaam, het welk bijna zo groot was als het hoofd van een kind , een deel van de blaas was met pis opgevuld; hij bragt om deeze reden den catheter in den pisweg; maar dit middel gelukte niet aanftonds, hij moest er de drukking van den zak bijvoegen, om de pis door den cathether te doen ontlasten de fchede werd vrij door de ontlasting der pis, en de verlosfing werd gelukkig volbragt. (r) In het geval door sandifort waargenomen en befchreven, waren ook alle de tekenen tegenwoordig, die volgends levret en andere , de blaasbreuken der fchede kenmerken , zo dat er, naar het getuigen van gemelden Hoogleeraar, geen twijfel overbleef aangaande het beftaan van het gebrek. De breuk ontltond in een meisje van 25 jaar, die met een ftuipachtige hoest fukkelde; de hoest ophoudende , volgde er eenige opftopping van pis, de buik was gefpannen, CO de ÏAcad, R. dt Chir. Tom, II. p. 33,.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN, 377 zeer pijnlijk , en de blaas werd alleen door de catheter, doch moejelijk ontlast; deeze opftopping keerde dikwijls weder , altijd door gemelde hoest voorafgegaan, en niet zelden met ftuipen vergezeld wordende , die op het laatst eindigden, wanneer de lijderes in bezwijming viel, het welk ook dikwijls gebeurde als de catheter ingebragt werd ; de moejelijkheid , welke de Heelmeester bij het inbrengen van den catheter gewaar werd; de zwaarte waarover geklaagd werd in het voorfte gedeelte der teeldeelen; de pijn als de pis het meest wederhouden werd, voor; naamlijk in de fchaamftreek, gaven aanleiding dat de Hoogleeraar zelfs de fchaamftreek en de teeldeelen onderzocht; in de onderbuikftreek nabij de fchaamte, alhoewel deeze gefpannen en pijnlijk ware, werd nogthans zodanige zwelling niet gevonden, als andersin deeze plaats tegenwoordig is, wanneer de ongewoone uitgezette blaas de ontlasting der pis verhindert; de vinger voorzichtig in de fchede gebragt hebbende , gevoelde hij, de ontlasting der pis op dat tijdflip onmogelijk zijnde, een groot gezwel, dat de gantfche fchede floot, een verlengzel was van derzelver bovenfte wand, en een fchommelend vocht in zich bevattede; dit ge-  3?8 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DÉN zwel gedrukt zijnde, werd er een aandrang tot wateren geboren, maar er ging geene pis naar buiten ; doch door den ihgebragten catheter werd er eene groote hoeveelheid pis Ontlast,- echter niet alles, dan door eene gemaakte drukking ; daarna kon er echter eene hoeveelheid pis ontlast worden zonder eenig hulpmiddel, maar de blaas kon niet ontledigd worden zonder drukking op het gezwel, wanneer er altijd nog eene aanmerkelijke hoeveelheid werd uitgedreven; het gezwel geheel ontledigd zijnde, kon hij den ingebragten catheter gemaklijk in de blaas gewaar worden; het gezwel' verdween, de bovenfte flappe en gefronfte deelen der fchede hingen nederwaards, en de mond der lijfmoeder kon hij gemaklijk met den vinger aanraaken , tot dat eene verzamelde hoeveelheid van pis het gezwel weder uitzettede, en er door de meerdere uitzetting eene aanmerkelijke pijn, opftopping van water en ftuipen bij kwamen, zo de catheter niet in tijds werd inge* bragt. CO S. 80. Dan, hoe duidelijk nu de opgegevene tekenen in de onderfcheide blaasbreuken zijn, de (x) Obfervst, 'Mém. Pathol. Liler. IV. Cap. lll.p. 58.  aart en de verscheidenh. der breuken. 279 de ondervinding leert echter, dat zij, onder andere omftandigneden voorkomende, veranderen en bedriegelijk kunnen worden; en zulks gebeurt , wanneer nevens de blaas ook een darm of een gedeelte van. het net zig in de breuk bevindt ; wanneer de uitgezakte blaas één of meer fteenen in zig bevat ; en eindelijk ook, wanneer zij in eenen ftaat van ontfteeking of van verfterving gevonden wordt. In het eerfte geval ontmoet men, behalven de eigene tekenen der blaasbreuken , ook de caradteristieke kenmerken , die de uitzakking des darms of van het net aanwijzen. Een zeer aanmerkelijk voorbeeld hiervan vinden wij bij arnaud een lijder van 70 jaaren, had ,* van zijn vroegfte jeugd af, een balzaksbreuk gehad, die allengskens was toegenomen, tot dat zij de grootte bekomen had van 32 duim in den omtrek , en tot aan de inwendige knokkels der dije nederhing; federt \6 jaaren was de breuk niet meer naar binnen gegaan : bij een naauwkeurig onderzoek vond arnaud dat dezelve uit darmen , het net en de blaas beftond : eene zo groote hoeveelheid darmen in den balzak, verhinderde op eene aanmerkelijke wijze de fpijsverteering, en veroorzaakte kolijkpijnen: Bb  380 j. logger , verh. over de tekenen van den de nedertrekking van de maag en van den karteldarm , door de verlenging van het net, werkte daartoe mede, en bragt hevige pijnen aan, die zich tot onder aan de pharynx uitflrekte : het was inzonderheid door de veranderde ligging van den karteldarm , dat de drekftoffen in het breukgezwel werden opgehouden , die oogenbliklijk hevige kolijkpijnen , bijzonder in de breuk , deeden gevoelen : het grootfte gedeelte der blaas in den balzak zijnde, terwijl het kleinfte gedeelte in het bekken was, kon de lijder maar zeer kort zijn water houden, en was hij verpligt, onwillig, druppelsgewijze en bijna geduurig, hetzelve te loozen, wanneer hij overeinde ftond ; hij ontlastte eene grooter hoeveelheid wanneer hij te bedde lag , en het gezwel drukte ; om dat zig dan het gedeelte der blaas, dat in den balzak was , ook ont- ledigde (0- Een ander voorbeeld van eene blaas- en darm-breuk vindt mén in eene waarneeming van maurain: de lijder was een grijsaart van 80 jaaren, en had 12 jaaren geleeden, door een' val van een paard een linker lieschbreuk bekomen , die men voor een darm- Mem. dc Chirurg. Tom. H. p. 480.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 381 breuk hield, en eenige maanden door een' breukband voor uitzakking beveiligde; dan, dezelve, eenig ongemak veroorzaakende, weder afgelaten zijnde , gaf zulks gelegenheid dat de breuk weder naar buiten kwam : daar hij te gelijk eene moejelijkheid in het wateren had,die ophield zo rasch de breuk was binnengebragt, oordeelde men dat de breuk ook geformeerd werd door een deel der blaas, door de lieschring heengedrongen — de lijder eenige jaaren daarna door beklemming overvallen wordende, die men door de operstie moest wegneemen, zag men zeer duidelijk dat de breuk niet alleen door den darm , maar ook door een gedeelte van de blaas gevormd was, zo als men te vooren gedacht had (u). Nog een derde geval bewijst de opgègevene bijzonderheden der blaas-darmbreuken niet minder duidelijk een geestlijke van 76 jaaren , en van een volbloedig geftel, bij wien sue geroepen wérd', wegens een groo. te darmbreuk aan de linkerzijde van het fcro° turn, die echter geene toevallen veroorzaakte, maar door een aangelegden band niet geheel binnen gehouden werd: sue bezorgde hem («) Mm. de PAcad. R. de Chir. Tm. II. p. 10. Bb »  S82 j. logger, verh. over de tekenen van den een' beter' band; maar eenigen tijd daar na, wegens eene opftopping van water , verpligt zijnde het bedde te houden , dacht hij zijn' band wel te kunnen aflaaten ; dan , de aandrang tot wateren bragt hem in de noodzaakelijkheid van opteftaan ; hij maakte eenige persfing met zig voorover te buigen, en gevoelde op het oogenblik eene hevige pijn, ter plaatfe van den lieschring; de grootte van ,het gezwel nam toe, en 'er kwamen brakingen en hik men vroeg sue te hulp : alle pogingen ter binnenbrenging van het gezwel waren vruchtloos; de lijder, die in geen 24 uuren gewaterd had, leed veel: de catheter werd ingebragt, en er ontlastten zig twee pinten pis, met eene aanmerkelijke vermindering der grootte van het gezwel: deeze omftandigheid , die aanleiding gaf om te denken, dat de darmbreuk van een blaasbreuk vergezeld was , liet echter nog eenige twijfel over , uit aanmerking van de voordduuring der toevallen ; maar deeze toevallen verdweenen zijnde door eene tweede ontlasting, welke sue maakte door eene opligting en drukking van den balzak, was men ten vollen verzekerd, dat ook de blaas in het gezwel aanwezig was (v). Cv) Mm. de ÏAc&d, R, dt Chir. Tom. II, p. zo.  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 383 §. 81. Wanneer het uitgezakte gedeelte der blaas één of meer fteenen bevat, zal men er zig door het gevoel van kunnen verzekeren , als men het breukgezwel een weinig drukt, vooral zo er geene andere ingewanden te gelijk in het gezwel aanwezig zijn , en de blaas ledig is. De tegenwoordigheid van een' fteen in de blaas , en wel ter plaatfe van den lieschring, in een geval door verdier medegedeeld, was kenbaar door eene zeer harde , omfchrevene en natuurlijk gekleurde zwelling in de liesch: een onbedreven Heelmeester zag het gezwel echter aan voor eene fchirreufe venerifche lieschbnil, en lag er, na het vruchtloos aanleggen van pappen , weekmaakende plijsters, en andere plaatslijke middelen , een canfiicum op ; maar hoe groot was zijne verwondering, toen hij, na het doorfnijden der doode korst, een' fteen ontdekte in den door hem geopenden zak ; terwijl de geduurige uitvloejing der pis uit de wonde hem geen twijfel overliet over de wezentlijke gefteldheid van het ongemak (w). Cw) Mem. de l'Atad. R, de Chir. Tom, II. p. 13. Bb 3  384 j- logger , verh. over de tekenen van den In een zekere kenbaare blaasbreuk van een' man van 47 jaaren, door petit behandeld, had de lijder verfcheide kleine, ronde fteentjens in het gezwel van zijn' balzak verzameld, onderfcheidenlijk gevoeld : zij gingen zonder moeite weder terug in de blaas , en kwamen vervolgends door den pisweg naar buiten ruisch verhaalt, dat hij in eene vrouw, wier blaas bij eene uitzakking van de lijfmoeder mede doorgezakt was, op het onderzoek van het gezwel, dat zig uitwendig vertoonde , gewaar werd dat er fteenen van binnen in bevat waren , hetwelk hem deed befluiten dit gezwel te openen , naar de lengte , ter plaatfe daar hij meende dat de fteenen zig bevonden : 42 fteenen van verfchillende grootte werden er door hem uitgehaald : de voornaamfte had bijna de grootte van een gewoone noot: de pis , die onder de operatie door de wonde uitvloeide, liet ruisch niet toe te twijfelen, of deeze fteenen door de baarmoeder medegefleept, in een gedeelte der pisblaas bevat waren geweest oc» (*:) Mem. de CAcad. R. de Chir. Tom. II. p. 17. (y) Obferv. Anat. Chir. Obf. l.  aart en de verscheidenh. der breuken. 385 In eene vrouw van 70 jaaren, die eene verouderde uitzakking van het gantfche ligchaam der baarmoeder had , welke een uitwendig gezwel vormde, van grootte als eene kleine meloen, en vergezeld ging van geduurigen aandrang tot wateren, en van de hevigfle pijnen onder hetzelven, gevoelde de handige Heelmeester folet eene foort van kraaking, toen hij het gezwel behandelde ; dit deed hem befluiten dat de blaas de baarmoeder in haare uitzakking gevolgd was, en verfcheidene fteenen van eene maatige grootte in zig bevattede: op raad van marechal, eerfte Heelmeester des Konings, bepaalde hij zig tot derzelver uithaaling; hij doorfneed ten dien einde het gezwel , dat zig uitwendig vertoonde, naar de lengte, op de plaats daar hij de fteenen het duidelijkst konde voelen, en haaldeze met veel gemaks uit: zij waren 5 in getal; de grootfte woog een half once , en de kleinfte was zo groot als een haazenoot (2). Minder duidelijk waren de kentekenen aan den fteen , in eene blaasbreuk , door pott waargenomen: een jongeling, van 13 jaaren, werd bij hem gebragt, met een hard gezwel (s) Foyez Jon traité de la Lithotomie, Chap- XXV. Bb 4  §86 j. logger, verh. over de tekenen van den in den balzak : men verhaalde hem, dat de jongeling , 6 jaaren oud zijnde , met eene pijnlijke opftopping van water gefukkeld had; en men eenige dagen daarna een klein onpijnlijk gezwelletjen, ter grootte van een erwt, in den zaadftreng onder de liesch had waargenomen, hetwelk van tijd tot tijd nederzakte en grooter werd : het gezwel was gelijk in zijne oppervlakte, onaandoenlijk, en zo hard als een fteen : de bal kon hij aan die zijde niet waarneemen , en het was hem niet waarfchijnelijk, dat het gezwel door den bal veroorzaakt werd, om dat het nimmer eenige pijn in den rug of in de lende- ^ nen aanbragt: daar het de lijder verfcheidene moejelijkheden maakte , befloot men tot de wegneeming : bij de opening van het gezwel vond pott eerst een witten,vasten, vliezigen zak, die even als een breukzak met het celwijze weefzel verëenigd was , en het vervolg fcheen te zijn van eene vliezige buis , van dikte als een pislijdei : na deeze buis losgemaakt te hebben van de omringende deelen , fneed hij dezelve boven het gezwel af, waarop er oogenbliklijk 4 oneen van een helder vocht uitvloeiden: de opening van den zak verwijdde zig, en ontdekte eenen fteen , gelijk aan die welke gewoon-  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 387 lijk in de blaas gevonden worden: de groote ftroom van pis, welke door de wonde in plaats van door den pisweg vloeide , gaf alle zekerheid , dat de fteen in eene blaasbreuk befloten was geweest (ö). Somwijlen is de tegenwoordigheid van den fteen in de blaasbreuk nog duister , en kan de Heelkundige, in weêrwil van alle onderzoek , zig niet verzekeren dat er een fteen aanwezig is : men moet echter in zulk een geval niet beiluiten, dat er geen fteen kan verborgen zijn; vooral niet, wanneer de lijder die pijnen gevoelt, welke de fteen doorgaands veroorzaakt. Zulk een geval verhaalt bartholinus van een' man 'm l^emtièn t die zijn ouden Leermeester en vriend, dominicus sala , in 1520 gekend had , en met de toevallen van den fteen gekweld was: in weêrwil van het naauwkeurigst onderzoek had men den fteen niet kunnen ontdekken ; hij werd alleen na zijnen dood gevonden in een gedeelte van de blaas, hetwelk in eene der zijden van den balzak was ingedrongen (a) Obf. and cafts en different ttnd of Hernils, eafe XXIII. O) bar Tri 01, in. Hifi. Arm. Cent. IV. Hifi, XXVIII. Bb 5  388 J. logger, verh. over de tekenen van den $. 8*. Wanneer de blaasbreuk zig in eenen ftaat van ontfteeking of van beklemming bevindt, dan vindt men, behalven de pijn en hitte, die altijd ter plaatfe van de beklemming gevoeld wordt, ook eene pijn in de lendenen, koorts , brakingen en hik , en eene geheel opgeftopte pisontlasting beaumont heeft deeze bijzonderheden aangetekend in de volgende waarneeming: Hij werd in confult geroepen met den Geneesheer cervi, bij een man van aanzien, wiens balzak zo groot geworden was als een meloen : dit gezwel was vergezeld van eene aanmerkelijke ontfteeking, van koorts, van persfingen en ondraagelijke pijnen in de lendenen, met neiging tot braaken,en den hik, die van tijd tot tijd wederkwam : vruchtloos poogde de lijder zijn water te loozen: beaumont meende dat het een darmbreuk was, en oordeelde, uit aanmerking der ontfteeking van het gezwel, eene aderlaating te moeten doen. Maar niet hebbende kunnen (lagen in het binnenbrengen van de breuk, drukte hij dezelve met de eene hand , terwijl de andere, boven de fchaambeenderen aangelegd,  aart en de verscheiden». der breuken. 389 den onderbuik drukte: met zeer veel verwondering zag hij, door deeze dubbele drukking , eene overvloedige ontlasting van pis door den pisweg volgen : het gezwel van den balzak verdween geheel, en het was nu duidelijk, dat het door een deel van de blaas was gevormd geweest — de breuk naderhand nog eens uitzakkende, werd ten tweedenmaale door aderlaating en drukking weggenomen : maar deeze middelen hadden niet altijd dezelfde uitwerking; want de lijder eenigen tijd daarna zijn' band , geduurende den nacht weder afgelaten hebbende, verfcheen de breuk op nieuw; er kwam koorts, braakingen en hevige pijnen tot in de lendenen ; doch alle middelen waren vruchtloos , en de lijder ftierf — bij de opening van het lijk werd er een deel van de blaas gevonden, in de rechterzijde van den balzak aangegroeid, en in hetzelve een' fteen, in de gedaante van een ei (c~). petit zegt ook waargenomen te hebben in eenvoudige beklemde blaasbreuken, dat er geen opgeftopten afgang plaats heeft; dat de braakingen niet van belang zijn, laater komen dan in beklemde darmbreuken, Ce) Mem. de VAcad. R. de Chir. Tom. IL p. 15.  390 j. logger , verh. over de tekenen van den en dat de hik vóór de braakingen gezien wordt, juist het tegendeel van de darmbreuken. De eerfte bijzonderheid zullen wij door ééne waarneeming ftaaven; maar wij vinden geen voorbeeld, noch bij petit, noch bij andere Schrijveren , ter bevestiginge van de andere bijgevoegde verfchijnfelen. benevoli getuigt-, dat hij eene geklemde lieschbreuk gezien heeft, in eene bakkers vrouw , ter grootte van een noot, die, zo als hij bij de operatie ontdekte, door een gedeelte der blaas gevormd werd — de beklemming ging vergezeld met braakingen, den hik, en eene fpanning van den geheelen buik ; maar de ontlasting des afgangs werd echter niet volkomen belet; zij raakte fomtijds winden kwijt, en had op den vierden dag na de beklemming nog eenen ruimen ftoelgang (d). De volgende waarneeming zal ons nog doen zien, dat de blaasbreuken onder omHandigheden kunnen voorkomen, die dezelve geheel onkenbaar maaken. In de blaasbreuk der fchede, door de haen waargenomen, in eene vrouw van 35 (d) Heelk. Waarnem. bl. na.  AART en de verscheidenh. der breuken. 391 jaaren, die te gelijk een tweede gezwel in de fchede had, dat een darmbreuk was, waren de tekenen zo duister, dat de ha en er van getuigt: „ Wij onderzochten met alle „ naauwkeurigheid het aan wederzijde uit „ de fchede hangende gezwel; maar na een ,, herhaald onderzoek konden wij er niets „ met zekerheid van bepaalen" men vond twee uit de fchede hangende ligchaamen, het eene groot, dik, hard, drie duimen lang, en twee en een halven duim breed; het andere klein, zacht, zamengevallen, naauwlijks één duim groot, onmiddelijk aan het voorfte gedeelte der vulva geplaatst, en hangende in een groefjen, welke in het grootfte ligchaam was uitgehold : de vrouw had dit gebrek bekomen bij eenen val, die zij, een zwaaren last draagende, op het ijs gedaan had : bij den aangroei van deeze gezwellen had zij hevige pijnen gevoeld, en een gerommel, zig van den navel uederwaards uitftrekkende, Na eenigen tijd verfcheen er een vreemd ligchaam van vooren aan de fchede, dat een hooger oorfprong had dan de clitoris, en eene opftopping van de pis veroorzaakte, die gevolgd werd van eene pijnlijke ontfteeking, en daarna uitvloejing van etter.  392 J. LOGGER , VERH. OVER DE TEKENEN VAN DEN De wederhoude pis, zig toen ook met geweld ontlastende, werd er te gelijk een fteen afgedreven : anderhalf jaar daarna had zij, na de grootfte fmerte uitgeftaan te hebben, een'op dezelfde plaats vastzittenden fteen, met de vingers uitgehaald — deeze laatfte fteen werd daadlijk gevolgd van een klein , rood gezwel, als of het de blaas was, hetwelk, in rust en warm zijnde, zig zacht vertoonde, maar door de koude of beweging hard werd: wanneer dit blaasgelijkende wezen flap was, befpeurde men dat de pis vrij uitvloeide ^ maar wanneer het meer gezwollen en hard was, dat dezelve zig dan maar druppelsgewijze ontlastte : de ontlasting der pis ging langs de uitgehoolde groeve , die in het grootfte ligchaam gezien werd : er was ook hi het bovenfte gedeelte van dezelve een eenigzins langwerpig mondjen , waaruit, zo als de lijderes had opgemerkt, altijd haare ftonden vloeiden - ten toppunt van ellende kwam er nog eene uitzakking van den endeldarm bij. Men had zeer veel moeite om de deelen voor verfterving te behoeden. Een maand in het gasthuis geweest zijnde, ftierf zij oij het ontleedkundig onderzoek van het doode ligchaam, ontdekte men, dat het grootfte uit de fchede hangende gezwel, door  AART EN DE VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 393 een uitgezakt gedeelte der fchede gemaakt werd , hetwelk een deel der dunne darmen in zig bevattende , een fehedebreuk vormde: gelijk ook , dat er eene uitdringing van de omgekeerde pisblaas was, en eene uitzakking van den endeldarm (e). §• 83. TEKENEN DER BAARMOEDERBREUK. De baarmoederbreuk vormt een gezwel, dat hard en weêrftandbiedend is op het aanraaken: is de uitgezakte baarmoeder bezwangerd , dan vindt men te gelijk de tekenen der zwangerheid, en in dit geval laat de beweging van het kind zig zeer duidelijk in het gezwel voelen (ƒ). (e) Ratio Medendi, p. 1. pag. 44. (ƒ) Zij , die niet onbedreven in de verloskunde zijn, weeten dat men de imerfio utori, die altoos in eene baar* moederbreuk plaats heeft, met zekerheid kan ontdekken, door de gelijktijdige overeenftemmende beweging, (mt* tus fynchronus,) welke men gewaar wordt, als men het gezwel, door de baarmoeder gemaakt, uitwendig met de eene hand drukt, terwijl men te gelijk met de vingers der andere hand den hals der baarmoeder van binnen bevoelt,  394 J- LOG^R » VERH. OVER DE TEKENEN VAN BEN Sennertus heeft al een geval verhaald van een baarmoederbreuk , waarin men deeze bijzonderheden vindt opgetekend — in 't jaar 1610 kreeg een vrouw eenen geweldigen flag in de linker liesch : kort daarop werd zij zwanger, en er vertoonde zig een gezwel in dezelfde liesch : dit gezwel was het ligchaam der baarmoeder, welk uit den buik gefchoten , en enkel met het celweeffel en I de huid bedekt was : naarmaate het kind wies nam ook het gezwel toe, zo dat, ten einde der zwangerheid , de baarmoeder tot over de halve dije afhing , en men de beweging van het kind zeer duidelijk kon befpeuren ; daar het onmogelijk was het kind weder in de buikholte te brengen , en langs den gewoonen weg aftehaalen , werd hetzelve door de Keizerlijke fnede verlost (g). Een gelijkfoortig geval, door meigerus verhaald, leverde bijna dezelfde tekenen op eene vrouw, die in 15 jaaren 9 kinderen gebaard had , volgends den natuurlijken loop, had van de eerfte verlosfing af een gezwel in de linker liesch waargenomen, doch dat haar weinig hinder fcheen aantebrengen; maar, bij haare laatfte zwangerheid werd (g) tytr Med. Tom. III, p. 550.  AART EN DE VERSCHEIDENHa DER BREUKEN. $9$ werd dit gezwel hand over hand grooter^ gelijkende naar eene osfenblaas met wind opgevuld, en hangende eindelijk tot aan haare kniën : naar maate de tijd der verlosfmge naderde , befpeurde men (leeds duidelijker dat er in deezen zak een levendig Ichepzel befloten was — de tijd der verlosfing daar zijnde , werd het kind , op dezelfde wijze als in het voorige geval, afgehaald (h). Ook in eene buikbreuk, door ruisch waargenomen, waarin de bevruchtte baarmoeder , door de verwijdering van een lidteken , na een voorafgaand ettergezwel, was naar buiten gedrongen , en met een' zak tot aan de kniën hing , kon men , en baarmoeder en vrucht, zeer duidelijk door het gevoel in het breukgezwei onderfcheiden — geduurende den arbeid werd de baarmoeder met de vrucht opgeligt, op dat zij zo lang in haare natuurlijke plaats blijven zouden, en op deeze wijze werd het kind gelukkig langs den natuurlijken weg ter wereld gehragt (z). Nog in eene andere buikbreuk, daar de (h) hilbanus Obferv infal. p. Z§&. , CO Aiverj. Anat. Dei. II. § IX^ Cc  396 ]• logger , verh. over be tekenen van den bezwangerde baarmoeder, volgends van solin gen, met eenen zak, door de bekleedfelen des buiks gevormd , over de fchaamdeelen nederhing , werd de tegenwoordigheid der baarmoeder in het gezwel alleen door het gevoel gekend (Jt). $. 84. Het aanwezen der onbevruchte baarmoeder, der trompet van fallopius, der eiërnesten , der breede en ronde banden van de lijfmoeder en der pisleiders , door white in de fehedebreuk waargenomen, nevens de blaas, waarin een' groote fteen was, werd in weêrwil der grootte van het gezwel, dat -7 of 8 duimen lang buiten de fchaamdeelen hing , niet 'gekend , voor dat men, na den dood der lijderesfe, het lijk aan een ontleed' kundig onderzoek onderwierp (7). Even onzeker of onbewust was men ook van de tegenwoordigheid van het ontaarte eiërnest en van de trompet van fallopius, die zig met bijna alle de darmen en (k~) van solingen de muiier, et infant, morb. Obferv. XXI. (O Medical Obfervat. ad inguiriis bij a Stcitis of Pkjftf ciens. in Loni. vol. III. p. U  AART EN de VERSCHEIDENH. DER BREUKEN. 397 het net, in de door papen befchrevene ruggebreuk bevonden (m). §. 85- TEKENEN DER Elë RN ES TB R EU E. Het eiërnest op zig zelf een breukgezwel forraeerende, vertoont zig onder verfchillende tekenen , naar de bijzondere gefteldheid , waarin het eiërnest zelf zig bevindt. Js het eiërnest alleen en' onveranderd in eene lieschbreuk aanwezig, dan vindt men eene eironde zwelling, met zijn breedfte einde naar onderen gekeerd , en het gevoel aanbiedende van een blaasachtig ligchaam, met vocht opgevuld. Een gezwel, dat zig onder deeze vef fchijnfelen in de linker liesch vertoonde, en door een ander als een eiërnestbreuk was aangezien, werd ons eenigen tijd daarna ook ter befchouwinge aangeboden; dan, fchoon men ons niets gezegd hadde van de voorige raad* pleging, maakten wij, uit aanmerking van de opgenoemde verfchijnfelen, geene zwarigheid, dit gezwel eene hernia ovavii te noemen: (m) haller Coll. disp. Chir. Tom. III. p. 313» Cc 2  gp8 j.logger, verh. over. de tekenen van den fchoon het gezwel niet kon worden igebragt, maar altijd buiten bleeve, was er echter geen buikpijn, geene brakingen , of opgefiopten afgang, en de maandftonden waren geregeld. Pott heeft deeze bijzonderheden ook aangetekend van eene dubbele eiernestbreuk in de liesch, in eene vrouw van 23 jaaren; maar het onaangenaam gevoel, hetwelk deeze gezwellen haar veroorzaakten, wanneer zij bukte, of dezelve op de eene of andere wijze perste, zo dat zij buiten ftaat was om haar brood te verdienen , noodzaakten hem tot de operatie (»). In gevallen waarin het eiërnest , door deszelfs vergrooting of ontaarting, door den lieschring is beengedrongen , * kan zulk een breukgezwel, zo in zijne gedaante als in zij. pe tekenen zeer duister en bedriegelijk zijn. Eenmaal zagen wij zulk een lieschgezwel, (hetwelk, na den dood der lijderesfe, bevonden werd een waare eiërnestbreuk te zijn,) vergezeld met eenen pijnlijken zeer gefpannen buik en opgeftopte ontlasting , welke laatfte echter van tijd tot tijd, door' ingebragte klyfteeren, werden weggenomen. 00 Obf. and cafés en different kinds of Hernils. cafe XXIV*  aart en de verscheidenh. der breuken. ^99 Door het ontleedkundig onderzoek vonden wij de aanmerkelijke vergrooting en ontaarting van het rechter eiërnest, de oorzaaken van de pijnlijke fpanning des buiks geweest te zijn; terwijl wij het imestinum retlum ruim twee derde gedeelten in zijne middellijn vernaauwd vindende, te gelijk verzekerd werden, waardoor er aanleiding tot den opgeltopten afgang gegeven was. Dus vleien wij ons , de vraage beantwoord, en den oefenenden Heelkundigen het fpoor aangewezen te hebben, om het beftaan van zeer veele verfcheidenheden, wier kennis den grond van een goed Breukmeester zijn moet, vooraf te leeren beoordeelen, ten einde zijne behandeling daarna interichten , en zijn ontwerp bij het onderneemen der breukfnijding met mindere of meerdere zekerheid te kunnen beraamen. Groot is onze verpligting aan zoo veele beroemde Mannen , van wier werk wij , in het betoogen van de tekenen der ons voorgefielde verfcheidenheid , gebruik gemaakt . hebben, wier ijver ons zo veele voorbeelden heefc opgegeven! — groot is ook de verpligting van alle hedendaagfche Kunstoefe- Cc 3  40O J. LOGGER , VERHAND. OVER DE BREUKEN. naaren, aan zo veele vroegere en laatere gidfen in onze edele kunst, door wier werkzaamheid zulke groote vorderingen, ook bijzonder in het vak der breuken , gemaakt zijn, wier waarneemingen over hetzelve zo veel lichts verfpreiden! Volgen wij fteeds hun voorbeeld! Deelen wij ook onze ondervinding aan anderen medei — en, het gebouw der Heelkunde zal meer en meer op onwrikbaare gronden gevestigd worden! La Chirurgie a l'experience pour haje.