VERHANDELINGEN BEKROOND MET DEN PRIJS VAN HET LEGAAT VAM JOHANNES MONNIKHOFF. TWEEDE DEEL. te AMSTERDAM, bij LODEWYK van ES, MDCC X.C IX.   VOORREDE. Gaf het braaf en edelmoedig karacter van wijlen den achtingwaardigen monnikhoff, voor twee jaaren, aanleiding, om, toe eene Voorrede van het eerfte deel dezer bekroonde Prijsverhandelingen, 'sMans nuttig en werkzaam doorgebragt leven kortelijk te fchetfen; het zal niet minder voegen, bij deeze, de gevvenschte gevolgen, die zijne inftelling tot hiertoe gehad heeft, openteleggen, en daar bij den leidraad der jaarlijks uitgegeevene Programma's te volgen, Ter voldoening aan de uïterfèe wille des overledenen Stichters, werd door de Beftuurders van dit Legaat, op den eerden September 1792. een begin gemaakt met het uitgeeven van een * 3 Pro-  iv, VOORREDE. Programma, en daarin voordellen eenerVraage„ over den aart en verfcheidenheid der Breu* hen., door heelkundige waarneemingen beves' t'tgd^ enz., met het volgend nodig geoordeeld bijvoegfel: dat, „ zonder eenige gevorderde „ befchouwende of oefenende verhandeling dee« „ zer gebreken, deeze Vraage ten grondflag ge» „ legd werd, om andere, daar uit afgeleide, „ in volgende jaaren voortedellen." Op den eerden September 1703, de door den Testateur bepaalde tijd van agttien maan den, ter beantwoording der voorafgaande Vraa^ ge nog niet verftreeken zijnde; beflooten de voorgemelde Beftuurders, naar de aan hun vrijgelatene keuze omtrent de orde der voordellen , het befchouwend en oefenend gedeelte der Breukenkennis te doen afwisfelen, en dienvol»» gends voor dit jaar eene Vraage voortedellen, pver de uitwendige hulpmiddelen tegen de Breuken; wederom met de herinnering „ dat men met dezelve, voor deeze reize, alleen- lijk een beknopt, doch zo volledig mogelijk, „ onderzoek en verdag dier uitwendige hulp„ middelen bedoelde en verlangde." In het volgend jaar- 1794 had de Vergadering der Bezorgeren, het genoegen op de eerfte uiigelchreevene Vraag, vier Antwoorden te  VÓÓRREDE. v ontvangen, onder de volgende zinfpreuken: de eerfte* . . . ; Aan uw behoud is ons gehk verbonden. . de tweede* „ Plus favangois dans la pratique des tier* nies, plus j'y trouvois des fwgularïtés. de derde, Certes fert Experientia fruBust de vierde* Mille maliform*, mille falutis erunt. Verklarende daarbij in het Programma , de rt bijzondere verdienden van elk dier Verbande1 lingen openlijk bij deeze te erkennen, doch * bij de onzijdige beoordeeling, den eigenlijken ' zin der voorgedelde Vraage, als eenen grondi dag voor volgende, en dus alleen den aart en verfcheidenheid der Breuken, en met derT zeiver kenteekenen, oorzaaken , verfchijnfe* len , noch behandeling, die voor volgende " Vraagen befpaard blijven, in het oog gehou" den te hebben; en dienvolgends ae gouden * Medaille toegewezen aan den fchrijver van " het Antwoord, onder de zinfpreuk: ** Certos fert Experientia fruttus, die bij het openen van zijn verzegeld bil» * 'et' bevonden werd te zijn wiluM " Uürs, Chirurgijn Major enz. in 'sHage."  n VOORREDE. Na deeze toewijzing der gouden Medaille i werd beflooten tot het uitfchrijven eener Vraage, over de onderfckeidende kenteekenen der Breuken, door waarneewingen bevestigd; waar» . bij gemelde Vergadering diendig oordeelde te doen opmerken „ dat in dit voordel bepaalde„ lijk kenmerken, door waarneemingen bewe„ zen, bedoeld en geëischt werden." Op het eerde der bovengemelde voordellen in 17955 geen antwoord ingezonden zijnde, werd, door een Programma van den ie September, aan dezelve beide herinnerd, en ter zelfder tijd, op nieuw de volgende Vraag voorgedeld: Onder de uitwendige hulpmiddelen, tegen de Breuken uitgedacht en aangewend, is onbetwistbaar de eigenlijk gezegde Breukband de gebruikelijkjïe; de gefchiedenis van dit werktuig, tot op onzen tijd, is niet volledig bekend; de vergelijking der onderfcheidene jamen flellingen derzelve is onae< tusfchen gewigtig voor den Heelmeester; de Vraag is derhalven : omtrent welken tijd is de Breukband uitgevonden ? welke veranderingen en verbeteringen van maakfel heeft dezelve van tijd tot tijd ondergaan? en welke, vroegere en laatere fchrijvers verdienen hier over nader geraadpleegd te worden? Gun.  VOORREDE. *it Gunftiger was het jaar 1796, door hét inkomen van een Antwoord, betreklijk de onderfcheidende kenteekenen , welke verhandeling onder de zinfprcuk: La Chirurgie a VExperience pour bafe, goedgekeurd zijnde, werd de gouden Medaille aan den fchrijver toegeweezen, bij het openen van zijn verzegeld billiet, blijkende te zijn jacobus logger, Stads Heelmeester te Leiden. Voordis werd, ter vervanging deezer Vraage, èene andere opgegeven, rakende de algemeens in bijzondere oorzaaken. De in het voorige jaar, voor de derdemaal, met verlengd uitftel ter inzending, voorgedrafrene Vraag, omrent de uitwendige hulpmiddelen, weid eindelijk in 1797 beantwoord door twee fchrijvers; van wier antwoorden, het eerfte önderteekend was met de zinfpreuk: Non omnibus agris eadem auxilia conve* niunt. celsus 3. i. én het tweede tot önderfchrift had: Biverfis diverfa placent, quod displicet unii alter amat. „ Eene onzijdige beoordeeling, welke van „ beide aan het eigenlijk doel der vraage het * 4 * meest  vrn VOORREDE. meest beantwoordde," deed de beftuurende Vergadering, gelijk dezelve bij het Programma van dat jaar bekend maakte, den gouden eereprijs toewijzen aan den fchrijver van het laatst* gemelde antwoord, die bij het openen van zijn verzegeld Billet bevonden werd te zijn fran* co is jas, Heelmeester der ftad Amfterdam, enz. Bij dit Programma werd teyens eene nieuwe prijsvraag uitgefchreven, uit de bekroonde verhandeling afgeleid; namelijk over de eenvoudigfie, gefchiktfte, en gereed/ie uit- en inwendige middelen en de beste levensregel. De vergadering der Beftuurderen ontving in 1798, aangaande, de algemeene en bijzondere oorzaaken der Breuken , vier Antwoorden, voerende tot zinlpreuk: de eerfte, Nifi fit utile, quod facimus, fruftra est gloria. FHfiORÜS. de tweede, In magnis voluisfe fat est. de derde: Felix, qui potuit rerum cognofcere caufas, i VISGILIUS. En  VOORREDE. ix En de vierde, Quamquam defciunt vires, tarnen estlaudanda voluntas. „ De verdienden van alle deeze vier verhan„ delingen openlijk lofwaardig verklaarende, „ edoch door de inftelling van dit Legaat be„ paald, om maar ééne tB bekroonen en ge„ meen te maaken, heeft de Vergadering der „ Bezorgeren den gouden eereprijs toegewee, zen aan den fchrijver van het Antwoord, on„ der de zinfpreuk: Felix, qui potuit r er urn cognofcere caufas. VIRG1LIUS. „ weke, bij het openen van zijn verzegeld „ Billet, bevonden is te zijn ïman spruyt, Heclmeeszer van het Buiten Gasthuis te Am» „ fterdam; waarna de drie overige Billens oa„ geopend zijn verbrand geworden." Hierop werd op den ie September I7>8, onder de gewoone voorwaarde, bepaald om te beantwoorden. Welk is algemeene aanwijzing (indicatio.) bij de behandeling der Breuken; welks zijn de bijzondere aanwijzingen in de verfchillende 'gevallen en derzelver onderfcheiden tijdperken,; op welke omftandigheden behoort de Breukmeester daar bij oplettende te zijn; en * 5 he*t  s VOORREDE* hoeveel Ikhi hebben de heelkundige fchriften' en waarnemingen over dezelve verfpreid? De tijd ter beantwoording der Vraage over den Breukband, werd, om het gewigt des oi> vverps, ten derdemaale verlengd tot i Maart iSoié Eindelijk had de meergemelde Vergadering het genoegen, met primo September laatstleden, bekend te maaken, dat ook ter bepaalde tijd op de vraag: over de eenvoudig/Ie, gefchiktfte en gereedjle, uit- en inwendige middelen en dé beste levensregel, tegen de Breuken, enz. Twee antwoorden waren ingekomen, onder de zinfpreuken: de eerfte, De Gezondheid is een onbekende Rijkdom } Ziekte eene bekende Armoede; — De pooging^ om het eer ft e te behouden, er, het laatfte • aftewenden, is zo lofwaardig, als derzeher nut te begeeren. de tweede, Eenvoudigheid is wijsheid. VAN EER HA AU. Daarbij voegende „ dat zij beide die Ant„ woorden aan het voornaam doel der vraage, „ het nut voor het platte land, getoetst, ge„ deeltelijk gebrekkig, gedeeltelijk overtollig-, „ en  VOORRÉDE. xi „ en dus, naar den eiscb des Testateurs, niet „ geheel voldoende geoordeeld hebbende, ech- ter, mede naar de letter der uiterfte wille „ des Inftellers van dit Legaat, jaarlijks de " beste der ingezondene Verhandelingen be- kroond moetende worden, dienvolgends ook „ de gouden Medaille is toegewezen aan den „ fchrijver van het eerfte Antwoord, onder de „ zinfpreuk: De Gezondheid is eene onbekende Rijkdom, enz. „ welke, bij het openen van zijn verzegeld Bil» „ let, bevonden is te zijn, g. j. van wy» „ te Arnhem; waarna het tweede Billet on„ geopend is verbrand geworden." Bij de herhaalde herinnering aan de vraageu over den Breukband, en algemeene Aanwijzing; werd voor dit jaar, betreklijk de kunsthulpe, voorgefield, om voor i Maart 180; te beantwoorden: > Wat is in het algemeen de taxis, en welke regelen verdienen daarbij in acht genomen te worden; zo ten aanzien van de voorbereiding des Lijders, deszelfs aller gefchiktfte plaatzing, en daarbij fomtijds noodzaakelijke veranderingen derzelve, onder de bewerking, voor de onderscheidene [oorten van Breuken? Wit  xïi VOORRÉDE. Welke zijn de beste en minst fchadelijkè handgreepen' daartoe j en welke de ongelukkig ge gevolgen, die de Breukmeester daarbij moet trachten te vermijden en te voorkomen? Op welke eene en andere met verlangen Antwoorden Worden te gemoet gezien ; en dezelve aan alle Nederlandfche en Buitenlandfche bekwaame Genees- en Heelkundigen, ter bewerking worden aanbevolen. . Na dit verflag en de herhaaling der in ijder Programma, en bij elke vraag, die zulks fc^een te vereifchen , Uoodig geoordeelde bijvoesfelen, zal het niet ncodig zijn de uitfpraaken der Bezorgeren met veele woerden te verdeedigen. Zo aangenaam het hun was, de vroegere niet bekroonde Schrijveren in hunne beflisfingen te zien berusten; even gaarne zagen zij den kun* digen Geneesheer toe laar, en den ervareh Heelmeester van wy, dèrzelver ingezondene* doch niet bekroonde verhandelingen gemeen maaken. Onbevooroordeelde!* mogen dezelve vrijelijk aan de bepaalde bedoeling der vraagen toetfsn. De herinnering aan die zelfde bedoeling zal den misnoegden mededinger moeten bevredigen. Hoe dit ook uinalle, verblijden zich de Beftuurders van dit Legaat over de welwillende me»  VOORREDE. xiii medewerking hunner verdienftelijke Landgenooten, boven zo veele bekwaame Buitenlanderen, van welker letterarbeid de algemeen nut bedoelende Stichter zich meerder beloofde. Mogt het werkzaam voorbeeld der bekroonde Schrijveren en verdienftelijke Mededingeren , ook andeien aanmoedigen, om naar de nog overige en volgende eereprijzen te dir.gen; en daardoor aan het welmeenend en heilzaam oncwerp des Stichters van dit Legaat voldaan worden! Ten flotte deezer Voorrede, betuigen de Bezorgers hunnen dank aan twee edelmoedige Menfchenvri enden, de een een eerwaardig Ne* derlander, de ander een aanzienlijk Duitfcber, die, met * het welmeenendst oogmerk , door hun voor vermogende gehoudene hulpmiddelen , ter aanprijzing aan ons medegedeeld hebben. Dan , die zelfde geachte Mannen zullen het der Vergadering van Bezorgeren wel vergeeven, dat zij, door hun bijval, geen gezag bijzetten aan geneeswijzen, die, door de gezuiverde Genees- en Heelkunst, op de lijst der bijgeloc vige middelen gefield worden; en voorzeker, de opgegevene en geroemde geneezingen van Breuken, niet aan de daarop gelegde tuin- en kelderflakken, noch aan het fchaaffel en de wortelvezelen van den fmeerwortel (fymphitum), maar  siv VOORREDE. maar aan het daar ever heen aangelegd verband, en geduurende eenige weeken, aanhoudend te bed liggen, als aan een allergefchiktst, eenvoudigst en aanprijzingwaardig hulp- en geneesmiddel, toefchrijven, In de Voorrede van het eerfte deel. Bladz, Reg. Maat moet zi?n 3. l6. ELIZABETH TOP, ANNA ELIZABETH TOP, — IQ. DEUTINGIUS DEUTGENIÜS 5. 27. 1730. I750. mr 28. drie-en-twintig drie- en veertig BE-  BEZORGERS VAN DIT LEGAAT ï'787. A. BONN, als Profesfor AnatomU 'et Chirurgie; en federt 1789. ook als 2#fpeclor Collegii Medici. 1787. D. vanRHIJN, Profesfor Chem'ut, Pharmaats et Materite Medlcts, als Stads Doe» tor; en federt 1795, als InfpeStor Collegii Media. 1.787. D. van GESSCHER, Heelmeester, als oud Overman van het Chirurgijns Gilde. 1787, A. J: de BEER, Heelmeester, als Stads Chirurgijn, en Overman van het CM-, rurgijns Gilde , otiit 1^99^ 1789. A. L. POTHOFF, Heelmeester, ah Overman van het Chirurgijns Gilde. 179a. F. E. WILLET, Med. DoEt,, als Infpe&or Collegii Medici. 1792. N. van dek. EEM, Med. Dodt., als Stads Docftor; en federt 1794, als Infpeïïor Collegii Medici. ■ ohm 1796.  1704. N, BONDT, Med. Do&., als Profesfor Botanices. . . otiit 1796. Ï79Ö. A. H. HULSENKAMP, Med. Do&.> als Stads Doétor. . otiit 1796". 1796. J. T. van deel BANK, Med. Do8., als Stads Doctor, 1796- . D. J. GRIQT, Med, Dolf., als Stads Do&or. 1797- G- VROLIK, Med. DoSt., als Profesfor Botanices» 1797. F. JAS, Heelmeester, als Stads Heek meester. VER-  VERHANDELINGEN BEKROOND MET DEN PRIJS VAN HET LEGAAT, VAN DEN HEEK.E JOHANNES MONNIKHOFF. TWEEDE DEELS EERITE STUK- te AMSTERDAM, bij LODEWYK van ES, • MDCCXCVII.   VERHANDELING OVER DE UITWENDIGE HULPMIDDELEN TEGEN DE BREUKEN, DOOR FRANCOIS JAS, Stads Heelmeester en van den Gerechte der ftad Amfterdam. Te AMSTERDAM, bij LODEWYK van ES, MD CC X C VI L   ANTWOORD OP DE VRAAG: ttr r „Welke zijri de uitwendige hulpmiddelen,die, van de vroegfte tijden af, en door alle de „ tijdperken van het beoefenen der Heelkunst, „ ter geneezing, tegenhouding en voorkoming ?, der Breuken, zijr in het werk/gefield, bep fchreeven en gemeen gemaakt?" DOOR FRANCOIS JAS, Stads Heelmeester en van den Gerechte der flad Amflerdam. WAARAAN DE GOUDEN EEREPENNING IN DEN JA ARE I797 IS TOEGE WEEZEN.  INHOUD D E E Z E R VERHANDELING. Inleiding . . ♦ . • bladz. i TIJDPERKEN. Eeuw I tot X — 4 Eeuw XI — XV . . . , — 12 Eeuw XVI 18 Eeuw XVII — 33 Eeuw XVIII . . . . — 59 Bijgeloovige uitwendige hulpmiddelen , — ?6,  VÉR HANDELING OVER. DE UITWENDIGE HULPMIDDELEN TEGEN DE BREUKEN, DOOR FRANCOIS JAS: INLEIDING. £)at de Öüden van de vroegtte tijden af de Breuken reeds gekend hebben, zal door niemand, die met derzelver fchrifteti maar eenigzins bekend is, in twijfiel getrokken worden: maar dat zij van den waaren aart toen nog onkundig waren, zien wij uit de zo menigvuldige als verfchiilende hulpmiddelen, en zeer zamengeftelde behandeling, door hun daar tegen in 't werk gefteld. Van meening zijnde , dat het buikvlies fcheurde, en aan de deelen, daar in bevat, dus een uitgang verleenden, maakten zij hun A groot'  2 f. jas, verhandeling over de grootfte werk, om zodaanige middelen aan te wenden, die een zamentrekkende kragt, ofwel een zamenlijmend vermogen bezaten; intusfchen zij derzelver lijders aanraaden , zig voor al dat geen te wachten, dat door eenige fterke ligcbaams - oeffening daar aan eenig nadeel kond'? toebrengen. Dan, toen men, bij bet verfprei* den van meerder licht over de heelkunde, ontwaardde, dat het buikvlies niet fcheurt, maar verflapt, en zig verlengt, ontdekte men ook tenens, dat veelen deezer middelen als overtollig, ja zelfs voor den lijder fchadelijk, waren, ea veranderde de behandeling in zo verre, dac dezelve meer eenvoudig, en meerder aan het oogmerk voldoende, bevonden wierd. Om echter de wijze van behandeling der Ou» den, en der laatere beoeffenaaren-der heelkonst, kenbaar te doen worden, hebben de Bezorgers van het Legaat van den lofwaardigen monnik* hoff, niet zonder reden goedgevonden, in het Programma van den iften September 1794, en nu bij herhaaling, ter beantwoording voor te ftellen de volgende vraag: „ Welke zijn de uitwendigs „ hulpmiddelen, die van de vroeg/Ie tijden af, „ en door alle de tijdperken van het beoefenen „ der heelkonst, ter geneezing, tegehhouding, en voorkoming der Breuken, zijn in het werk „ gefield, befchreeven m gemeen gemaakt? Hier  UITWENDIGE KüLPMIDD. 1EGEN DE BREUKEN. § Hier aan te beantwoorden, heb ik beproefd; en heeft het mij niet ongevoegelijk toegefchee* nen, deeze verhandeling dermaate in te richten * dat ik eerst de middelen der Ouden, daar na die der laatere, en eindelijk de zulken, die door de hedendaagfche gebezigd worden, heb opgegeven; zodaanig echter, dat ik uit de verfchillende tijdperken, de voomaamfte en beste voorfchriften heb uitgekozen, het welk dan de reden is, dr.t een meenigte van fchrijvers, die, zo wel met de door mij geplaatfte, als onderling met elkander overeenkomen,hier voorbij gegaan, en onaangeroerd gebleven zijn: terwijl ik nog die behandeling van fommigen, dewelke alleen op bijgeloovigheid, maar niet op eene goede heelkennis gegrond was, ten.beüuite 'er heb bijgevoegdé UIT-  4. F» JAS , VERHANDELING OVER DE uitwendige hulpmiddelen ter geneezing, tegenhouding, en voorkoming der breuken, in de volgende tijdperken gemeen get maakt. EERSTE TIJDPERK. eeuw I tot X. D uitwendige hulpmiddelen tegen de Breu^ ktn . door celsus aangepreezen, en befchreeven, heftenden in het volgende: hij liet bij een navelbreuk den lijder btiikontlasting bezorgen; plaatfte op den navel dullekervel, fpiegelroeï Cfuligo") , loodwit, lood, eijeren, en het fap van de nachtfehade (Jblanuni) \ hier mede, zegt hij', moet men lang aanhouden, terwijl men den lijder liggen laat, weinig voedden laat gebruiken , en alle fpanning van de buik vermeid. Is het gedarmte tot in den balzak afgedaald, beproeft men de geneezing, zulks bij een kind voorvallende, door een verband, eer dat men tot de konstbe werking befluit : dog bij een gevorderden leeftijd plaats hebbende, zoo, dat het uitgezakt gedarmte, door de daar binnen opge-  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN t>E BREUKEN. $ gehoopte drekftof, pijn en braaking te weeg brengt, is het zeker , dat de konstbewerking reet het mes niet zonder gevaar verricht kan worden. Men moet den lijder een ader openen; naar het de krachten van dezelve toelaaten, moet men hem gebieden te vasten; op de Br.uk moet men een pap bezorgen, beihiande uit lijn' zaad, dat in honigwijn of mede (mulfum) vooraf gekookt is , en waarbij men gerfte ïeel en harst doet; men plaatst hem in een bad van olij en warm water , en laat hem warme en dunne voedzelen gebruiken Galenus beveelt, dat men op eene uitzetting der navel gebruik zal maaken van gebrande en fijn gewreven galnooten , die men met wierook, en wit van een eij vermengt (£) Ook befchrijft hij nog een middel om de Breuken te geneezen, beftaande uit falpeter, zwavel, bet fap van klimop, vioolwortel (iris illijrica ), laurierbesfen,majolijn (fampfuchum), witte nieswortel, puimfteen , zwarte everwortel (chamaeleon) , bertramkruid (pijrethrurn) , mostert, galnooten , verkensvenkel, meel van foenegriek , wijnfteen, lange en ronde holwortel (aristotochia), narduszaad (jgith% wikken, zwarte peper, wilde- kool, («)• DeMediciiri ■ lib, VI. cap XVII. ft lib. Vll.cap. XX. (iDc Medicina, vol. IV. pag 167* A 3  ^ F. JAS, VERHANDELING OVER DE kool, cardamom, malrove (marrubiuni), fpaanfche vliegen, en het verdikte fap van wilde coracommers (c). Oribasius maakt gewag van een middel om de Breuken te geneezen, beftaande uit gal. nooten, joodenkars ( halicacabum ) en brandnetelwortel, het welk hij in zuure wijn kookte, en, na dat hij het gedarmte had binnen gebragt, zeven dagen op de Breuk liet leggen Cd) , of rofijnen, comijn, en falpeter. Marcellus zegt, dat de besfen van de eik presfenboom, gekneusd, en met oude reusel vermengd, als een pap aangelegd, op' verouderde Breuken, zelfs bij hoogbejaarde menfehen, van zeer veel nur zijn ( hij aan de volgende middelen, als: de fchil van een granaatappel, onrijpe galnooten, die in zuure wijn gekookt zijn ; of gebruik te maaken van middelen., bij de Grieken m^xokj^^t^ of zamenlijmende genaamd, beftaande uit de fmeerwortel, malrove, bittere amandelen, en gom; of zig te bedienen van terbenthijn, wasch, wierook, mijrteboom, vislij m en huisiiakken ; of van berggroen (chrijfocolki), osfenlijm , farcocolla-, vislijm, bergwasch (lapis gagates), bloedfteen (hamatitis'), fleedoorn , marcafite, magneetfteen , aluin, manna, wierook, pek, huisjesflakken, Zilverglit (helcijsmay, galnooten, het vijffel van Haaien koper, benevens joodenlijm, waarbij hij em gedeelte van het empl, mijrfinatum (*) bij deedt (i). Rhases, befchrijft de behandeling der Breuken op de volgende wijze: de lijder, zegt hij, moet zig voor beweeging wagten, en geen meel of winderige voedzelen gebruiken. Tot plaats middelen geeft hij op een pleister i beftaande uit cijpresfen-nooten, mijrrhe, cijperwortel (ci)perus~) , majolijn ( fampfuchum ) , galnooten, fleedoorn, wierook en arabische gom die (i). Be Au medeidi. lib. 7, pag. 47J. (*) lbid. cap. 51 et 53. pag, 20c. A5  10 F. JAS, VERHANDELING OVER DE die men, door een verband onderfteund, drie, vier, fes, of zeven dagen moet laaten liggen. Galeacius zegt, men moet eerst het lighaam zuiveren, dan beproeven de Breuk binnen te brengen , en hier in niet flaagende, den lijder bij de beenen oplichten, en het hoofd vooroverhouden. Op dusdaanige wijze de Breuk binnen gebragt zijnde, wil hij, dat men dezelve befmeeren zal met olij van mastik, die van camille, van mijrthe, van quee-pitten, van roozen, van muscaatnooten, van kruidnagelen, armenifche en gezegelde aarde, draakenbloed, goudglit en wasch. Is men buiten ftaat den darm te kunnen binnen brengen, raadt hij aan gebruik te maaken van een bad, toebereid uit een afkookzel van de kaasjesbladen, heemswortel, bingelkruid (mer* cuiralis), melilote, en vioolen. Hier door de Breuk ontfpannen en binnen gebragt zijnde, prijst hij aan , dat men eene fpons, nat gemaakt in een afkookzel van de mijrthe, granaatappel-bloeifem, cijpresfennooten, fleedoorn, de knoppen van de galnooten, armenifche en gezegelde aarde, goudglit, bloedfteen, en zuure wijn, eenige reizen warm op den Breuk zal leggen. Behalven dit , maakt hij nog gewag van een iterk netlende pleister,beftaande uit teer,wasch, fpie-  UITWENDIGE HULPMIDD.TEGEN DE BREUKEN. II fpiegelharst ( colophonium ) , ammoniacfchuim ( Uthargijrium ammoniacum ), mascik , bdcllium, terbenthijn, fagapeen (ferapinum), de wortel van de groote en kleine fmeerwortel, eiken maarentak, bloedfteen, mijrrhe, wierook, lange en ronde holwortel, aardwormen, armems fcbe aarde, mumie, menfchenbloed , het lijm van in roodewijn gekookte ramsvellen, bokkenvet, azijn, en het lap van de weegbree: deeze moest men op de Breuk plaatfen, en den lijder teffens van een breukband voorzien (T). Avicenna wil, dat men op een uitzetting van de navel gebruik zal maaken van het ammijzaad, het geen fijn gemaakt, en met wit van een cij vermengden een linnenlapjen op dezelve ge. plaatst word j of van bittere gebrande vijgboonen (lupinï), die in wijn gekookt zijn (q. Tot het geneezen der Breuken , of om derzelver aanwas te beteugelen, wil hij in 't algemeen, dat men zal gebruik maaken van zamenlijmende, verfterkende, en zamentrekkende hulpmiddelen, ja zomtijds van het brandijzer. Is men buiten ftaat van het net of gedarmte binnen te brengen, dan raad hij aan, dat men deq (k) De Ruftura Inguinis, cap. 89. pag. 83. CO De Medicina, lïb. i. «P- 3>PaS' 59'  tü F. JAS, VERHANDELING OVER DE den Jijder in warm water laate zitten; dat men de breuk befmeere met weekmaakende middelen; dat men dezelve ftoove met warme doeken ; en, binnen gebragt zijnde, dat men op dezelve een breukband plaatze. Wanneer de breuk geneezen is, prijst hij echter aan, daar op te bezorgen een pleister,- beftaande uit zevenboom, de nooten en bladen van de cijpresfenboom , bdellium , dragant, arabifche gom , vis'ijm, maarentak , kre ftenvleesch, roozen, mastik, mijrthe, bladen van de buxboom, aluijn sumach, de vrugt van de tamarisboom, roode aarde ( magra ), duizendguldenkruid, aloe en mijrrhe, enz. of een pleister, beftaande uit ammoniac, wierook, aloë„ mijrrhe, maarentak (dabach) , bdellium , fleedoorn, sarcocolla, en zevenboom, die 'men door een wel fluitend verband onderfteunen moet (m). TWEEDE T IJ D P E R K, eeuw XI tot- XV. Welke de uitwendige hu pmiddelen geweest zijn, die albucasis tegen de Breuken heeft aangewend, hier van vind men bij hem geen gewag gemaakt; alleen btfehrijft brj de behandeling (m) Ibid. lib, 3. iractat, i.fen. 22. cap. 4.ct,cap, 5.  UITWENDIGE HULPMIDD, TEGEN DE BREUKEN. ï 3 ling derzelven door middel der konstbeweiking, die hij op tweederlei wijze voorftelt, namentlijk door het dadelijk brand-ijzer, of het mes in . Mijrepsus befchrijft een pleister tegen de Breuken, beftaande uit goudglit, wasch, fpiegelharst, ammoniac, galbanum, mijrrhe, bdelHum, pijnharst , mastih , manna, wierook, fpaanscH groen, opoponax, lange holwortel , en fcherpe olij (o); benevens een ander, beftaande uit gerst (alica) . wierook, lijm, mijrrhe, granaatappelbloeizem, galnooten, aloë en wijn (/>), Voor een net en navelbreuk maakt hij ge» wag van een middel, beftaande uit lange hol• wortel, vioolwortel (iris) , canaille, vijlzel van koper, buislook wierook, mijrrhe, aloë, calmijnfteen (cadmia), ronde holwortel, gebrand koper, koperrood, aluijn, gentiaan, duizendgulden kruid (centaurium), vitriool (chalcanthas) , fpeerwortel (dracomium ) , ammoniaczout, galnooten, gemeen zout, gecalcineerde vitriool (chalcithis), en mizij (?> Ac- (ri) Chir Manüal, pars- i. cap. 47. «* Pars' 2' tah $5. et 67. 152. De Emp . cap. 1. (pi L C. cap 21. ii) L, C cap. 29*  Ï4 JAS, VERHANDELING OVER dè Actuarius maakt gewag van een pleister $ beftaande uit oude reuzel, olij, gecalcineerde Vitriool, en zilvergiit: deeze , zegt hij, moet men na de gedcane konstbewerking terftond op de breuk leggen (V). De cauliaco ftelt de geneezing der Breuken op tweed^rlei wijze voor: te weeten, door uitwendige hulpmiddelen, en d\ konstbewerking* De uitwendige hulpmiddelen tegens een navelbreuk, door hem befchreven, beftaan uit wierook, vermengd met het wit van eert eij, het geen men in eea linnen lapjen doet, én op den navel aanlegt, benevens eenige anderen, die gelijk zijn' aan die, door rhasks opgegeven , terwijl hij de konstbewerking, naaf het voorfchrift van avicsnna en albucasis Verricht wil hebben. Om een liesch- of balzaks-breuk te herftellen * wil hij, dat men dit beproeve door de iaxiï Of inbrengen met de hand, aarsmïpuitingen, baden, het zetten van laatkoppen, het aanleggen Van weekmaakende pleisters, het ftooven met warme wolle doeken, en door den lijder bij dé beenen op te ligten ; door deeze behandeling het ingewand binnen gebragt zijnde, raad hij aan, die plaats te ftooven met in water $ wijn* (O Metk, medendi. lib. 6. cap. 8* de Empl. êfö  UITWENDIGE HULPMIEÜ. TEGEN DEÖUËUKEN. 15 wijn, of azijn gekookte galnooten, cijpresfennooten, en aluin; dat men verder op de breuk een pleister moet leggen, die men ora de negen dagen verandert, en door een wel pasfende breukband onderfteunt. Nog be> fchrijft hij een zamentrekkende pleister, die na genoeg overeenkomt met dezelfde door rhases aangepreezen. De konstbewerking, in zodaanige Breuken, door hem gemeen gemaakt, beftaat in die door het mes —— door het dadelijk brandijzer door het aar*. leggen van vermogende brandmiddelen — de binding met naald en draad het weg- neemen der bal of de gulde fteek f*> Gabelhover befchrijft een menigte hulpmiddelen tcgens de Breuken; onder deezen maakt hij gewag van een matrasjen, uit het moes van witte fleepruimen,en naterkruid (ophioglossum), die in roode wijn gekookt zijn, en men warm aan legt. Is de Breuk verouderd, wil hij, dat men zal gebruik maaken van een pleister, toebereid uit roode boonen, en ölij van violen; of van heidenser wondkruid (Jolidago ]ar acenica), bingelkruid Qmercuriaris), valeriaan, fanieul, terbentijn, herten en bokken vet; terwijl (p) Chintrg* magn, traü, 6. cap. 6 et 7.  Ï6 F. JAS, VERHANDELING OVER DE wijl men den lijder met beerenvet, in de lendenen moest fmeeren. Behalven dit, befehrijft hij nog een pleister^ zamengefteld uit teer, mastik, wierook, hypocistish fleedoorn, vleeschlijm» draaken-bloed, aloë , vogellijm , waalwortel Qfijmphijtum) , galnooten , granaatfchillen , armenifche aard» , holwortel, het zaad van fumach, granaatbloemen , bokkenvet, terbentijn, en wasch: die men onder eenen, door hem befchreven, Breukband aanlegt. Voor kinderen maakt hij gewag van een middel uit lupienenmeel en gebrand linnen, met zuure wijn tot een deeg gemaakt; het geen men, in een doekjen, koud onder een verband aanlegt. Wanneer men, den darm niet binnen kan brengen, wil hij, dat men zig bedienen zal van een afkookzel van kaasjesblaaden, dil, ca. mille, lijnzaad, foenugriek, anijs en comijn, het geen men door middel van een fpons op de Breuk legt. Ook maakt hij nog gewag van een pap, roebereid uit het kruid van deurwas (perfoliata), met honigraat en honig. Tot een breukzalf gebruikte hij een men^zel van bruine waalwortel, en verfche boter:  uitwendige hulpmidd. tegen de breuken. lf en, de breuk herfteld zijnde, plaatste op dezelve een fchoteltje van geel wasch 0> Vidius befchrijft twee 'pleisters tegen dé breuken: de eerfte beftaat uit glit, draakenbloedj bloedfteen , armenifche aarde , opium, mastik j ammoniacgom , mumie, galbanum , wierook, costuswortel , aardwormen, zwart pik, fpiegelharst, rood en wit wasch , fmeerwortelen ï roode roozen, myrrhe, aloë, gebrande zeeballén, galnooten, granaatbloeisfem , ronden hol. wortel, eikenmaarentak , terbentijn , menfchenbloed , en het flijm Van gekookte ramsvellen: de andere is zamengefteld uit teer, fpiegelhars, wasch, holwortel, aloë, aardwormen, glit, öpoponax, bevergeil (castoreuni), mastik, bdellium, fumach, fweerwortel, fagapeen, terpentijn, gal en cypresfennooten, hypocystis, armenifche aarde, mumie, wierook, bloedfteen (hoematitis), gips, eikenmaarentak, myrrhe * draakenbloed, en bloed van menfchen (»> De kunstbewerking omtrénd de breuken, wil hij met het mes of door het brandijzer verricht hebben 00- DER- (t) Medicijnboeic, bl. 135. en volgende. (a) De Medicamentis extern, torn. 3. pag. 283. C») De Chirürg. torn. *. pag. 83. B  58 f. jas, verhandeling over de DERDE T IJ D P E R K. eeuw XVI. De uitwendige hulpmiddelen tegen de breuken, door vesalius befchreven, beftaan in pleisters: deeze echter komen zo na overeen met die van vid us zo even opgegeven, dat ik het als overtollig zoude achten dezelve hier te herhaalen (V). Wanneer de breuk niet binnen gebragt kan worden, oordeelt franco, dat men moet gebruik m aken v n baden en ft ovingen, die zamengefteld zijn uit een afkookzel van kaasjesbladen, heemstbhden, camille , lijnzaad, en dat van fenegriek ; hierdoor het uitgezakte inge-; wand binnen de buikholte terug gebragt zijnde, wil hij ter verdere geneezing aangelegd hebben een pleister, toebereid uit het empl. contra rupturas, maftifc, en magneetfteen , terwijl hij er nog bijvoegt, dat dusdanige behandeling meer voordeeliger voor den lijder is , dan fterk het drukken met de hand het uitgezakt en beknelde ingewand geduurig te beledigen (*). Pa, Chirurgia magn. lib. 6. cap. 6. et cap.. 8. {*) Traité des Herwies, chap, XV. pag. 25, 26,  UITWENDIGE HULPMIDD, TEGEN DE BREUKEN» ÏQ, P ar é maakt geen het minfte gewag van eenig uitwendig hulpmiddel tegen eene navelbreuk, dan alleen van de kunstbewerking. Op eene balzaksbreuk wil hij hebben aangelegd eene pap, beftaande uit garsten- en boonenmeel, aloë, mastik, heidebeziën (myrtillus), farcocolla, en armenifche aarde; of een poeder, zamengeiteld uit wierook , maftik, aloe, draakenbloed , armenifche en gezegelde aarde, ammoniacgom, visehlijm, granaatappelbloeisfem, cypresfen en galnooten, heidebeziën, hypocystis, en bergroozenharst (ladanum) , hetwelk noen met het wit van een ei vermengt, en eemge dagen op de breuk moet laaten liggen; of dat men de breuk met honig zal befmeeren, en beftroojen met het vijlzel van ijzer, terwijl men teffens den lijder het poeder van den zeilfteen inwendig laat gebruiken. Is de d.rm door daarin opgehoopte drekltoi bekneld, dan wil hij alle geweld op denzelven vermijd hebben, maar dat men gebruik zal maaken van eene pap, uit den in water gekookten heemstwortel en leliën, lijnzaad, fenegriek, kaasjesbladen, viooicn, en glaskruid, daar. bij •doende verfche boter, en olij van leliën, welke men zo wel op den buik als op de breuk warm aan zal leggen; terwijl men teffens aarsinfpuitingen > uit terbentijnolij , anijsoUj , jene* Ba vei-*  20 f, jas , verhandeling over öë verolij , en venkelolij' in het werk fielt. Doof deeze middelen niet kunnende flaagen , moet men, zegt hij, tot de kunstbewerking befluiten, die hij op tweederlei wijze verricht wil hebben, of met het mes, of door den guldenfteek; welke laatstgenoemde hij op driederlei wijze voorfchrijft. Behalven deeze middelen prijst hij nog aan, dat men den lijder van eenen breukband zal voorzien (V). Forestus liet eene beknelde lieschbreuk met olij van camille, olij van dil en van leliën befmeeren ; hij ftoofde de breuk door middel van eene fpons , die nat gemaakt was in een warm afkookzel van kaasjesbladen , camillen, dil, lijn- en komijnzaad, en dezelve werd hierdoor in ftaat gebragt, de toevallen opteruimen, en het uitgezakte ingewand te berflellen , waar na hij de lijderes van eenen breukband voorzag (jy> Met het zelfde gewenscht gevolg maakte hij gebruik van eene ftooving, toebereid uit in water gekookte heemswortel , kaasjesbladen , camillebloemen , meliloten, de toppen van dil en lijnzaad; hierdoor bragt hij het gedarmte binnen, CO Chirurgie, 8fte boek, cap. 13. en volgende, (y) Dc Inteftintr. offeS. lib. 21. obf. 20. 1 - \  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 21 nen, terwijl hij verders dagelijks die pliat* befmeeren liet met olij van eijeren, myrthe en ft. Janskruid (hypericum), waarna hij de breukpleister of emplastrum ad rupturam , door paró en vesalius befchreven, aanlei, en daarover eenen breukband plaatfte (z). falloppius befchrijft de geneezing der breuken, of door geneesmiddelen en eenen breukband, of door de kunstbewerking. Bij eene navelbreuk, alwaar het gedarmte door lucht is uitgezet, wil hij, dat men den buik befmeeren zal met olij van camille en dil: de darm binnengebragt zijnde, plaatfte hij op den navel gekneusde bladen van de veil en cypresfen, over welke hij een compres, door een verband 011derfteund, aanlei, hetgeen hij met zuuren wijn bevochtigde; of lei op denzelven eene pleister, die uit myrrhe, armenifche aarde, terbentijn en wasch beftond. Op eene liesets of balzaksbreuk , alwaar het gedarmte door lucht was uitgezet, maakte hij gebruik van eene warme ftooving van fterke loog, waarin hij een bundel ruuw garen kookte , welke hij op den balzak aanlei. Dit niet voldoende, plaatfte hij eene fpons, die nat gemaakt was in een afkookzel van laurierbladen, poCs) L. C. ». 27. #rv. B 3  22 JAS, VERHANDELING OVER DË poleij Qpulegium) , bergmunt (calamintha), bet zaad van venkel, anijs, komijn, en fene-» griek, en waarbij hij,- indien de pijn hevig was, oiij van roozen of zoete amandelen deed. Was het uitgezakte ingewand beklemd, dan liet hij de ïiesch met gemeene olij, hoendervet, olij van zoete amandelen, boter, of olij van dil befmeeren • 0f lei eene pleister aan, toebereid uit kaasjeshladen, kruim van brood, vet, heemsflijm, fenegriek, en olij van zoete amandelen; of plaatfte op dezelve eene fpons, die doortrokken was in een afkookzel van den kop van eenen hamel of vetten vogel, heemswortel, kaasjesbladen, het zaad van anijs, lijn en fenegriek; en wanneer het gedarmte door opgehoopte drekftof bekneld was, phatfte hij den lijder eenige uuren in een bad van olij. Het gedarmte binnengebragt hebbende-, lei hij , bij kinderen, eenen pleister aan, die uit dennenolij, armenifche aarde , aloë, inyrrhe en wasch beftond ; doch bij eenen bejaarden maakte hij gebruik van eene pleister, zamengefteld uit aloë, granaatfchillen, wierook, het fep van de kypocysüs, osfenlijm, teer, en joodenlijm , welke hij door eenen breukband onderfteunde ; terwijl hij , bij het vernieuwen, van de pleister , die plaats drie of viermalen bette met eene fpons , die nat gemaak: was in den in zuuren wijn gekookten fineer-  UITWENDIGE HDLPMIDD. 1EGEN DE BREUKEN» 23 fmeerwortel, gemeene rhaponticum, groote fantorij (centaurea major), wierook, myrrhe en aloë (a). Fabricius ab aquapendente bediende zig, ter geneezing der breuken, van uitwendige hulpmiddelen, en de kunstbewerking. Wanneer het uitgezakte ingewand door lucht of drekftof opgevuld was , plaatfte hij den lijder in een bad van warm water. Hij ftoofde de breuk met warme wollen doeken , en lei over dezelve eene weekmaakende pap, die toebereid was uit heemstwoftel , lijnmeel , boter, olij, en mede. Wanneer dit niet voldeed, liet hij den lijder in eene agteroverliggende geftalte, met het hoofd nederwaards, bij de handen en voeten heen en weder fchudden. Hier mede {hagende in de breuk binnen te brengen, bediende hij zig van opdroogende en zamentrekkende, doch niet door hem genoemde , plaatsmiddelen; ook bediende hij zig nog van een middel, Uit terbentijn, wasch, wierook, myrrhe, vischlijm, en Hakken; of van harst, ammoniac, wierook, joodenlijm en zwavel Voor eene netbreuk prijst hij aan een middel, beftaande uit aloë, granaatfchillen, die in roo' Ca) De Turn. prat. nat: cap. 30. «ƒ F. JAS, VERHANDELING OVER DE Van wat aart de uitwendige hulpmiddelen, om de breuken te geneezen, geweest zijn, die taliacotius gebezigd heeft, vindt men door hem niet befchrceven. Alleen maakt, hij gewag van zijne behandeling, betreffende de kunstbewerking, die hij door het wegneemen van den bal verrichtte (ƒ). Hildanus plaatfte op eene balzaksbreuk, na dat hij het uitgezakte ingewand had binnengebragt, een warm matrasje van in rooden wijn gekookte roozen , alfem , de bladen van fleepruimen, paarden Maart, de bladen van de falie, het mosch en de bast van den eikenboom, ven* kei en anijszaad, of eene zamentrekkende pleister en eenen breukband (g~). Om de breuken te geneezen, fchrijft hij eene bijzondere kragt toe aan den grooten fmeerwortel, breukkruid (herniaria), aardwormen, ïongenkruid, hertenroede (priapus), het zaad van deurwas (perfoliata), en muisoor (ƒ>*'lofella), uitwendig op de breuk geplaatst, Tot eene itooving wil hij gebruik gemaakt hebben van den grooten fmeerwortel, biftorta, tormentilla. fanieul, pyrola, alchimilla, muisoor, paardenftaart (equifetum ), cypresfen-en pit- l (ƒ) De Curtorum Chirurgia, llh. j, pag, 75. (?) Opera mnia, cent. 2, oij. 82.  UITWENDIGE HUXPMIDD. TEGEN DE BREUKEN, galnooten, granaatfchillen en bloemen, het zaad van weegbree , dat van deurwas , van anijs, karwij en 'komijn , in boonenwater of rooden wijn gekookt , en waarbij men zout en aluin doet fVz). Ook verhaalt hij , dat een man , die geduurende twintig jaaren eene zeer groote darmbreuk gedragen had , wegens ziekte den tijd van zes maanden het bed moest houden , en, door dit geduurig liggen , van dezelve geheel genas; offchoon twee jaaren daar na. wegens eene ophouding der pis en van den afgang, een half bad uit verzagtende en verflappende kruiden en olijachtige fmeeringen, op den buik en tegen den bilnaad dagelijks aangewend , benevens dergelijke aarsinfpuitingen toegediend werden , bleef echter de lijder volkomen ge- nezen (i> ; ... r Fiëwus zegt: de geneezmg der hesch- oi balzaksbreuken gefchiedt door geneesmiddelen en de kunstbewerking. De geneesmiddelen beftaan in zamentrekkende of zamenheelende , die men uit- en inwendig moet toedienen, en door het plaatzen van eenen breukband. De (20 L. C. cent. 6. obf. 73. (») L. C. fent, 5. »bjf. 54.  28 F. jas, VERHANDELING OVER DE De kunstbewerking befchrijft hij op drieërlei wijze, door branding, door het wegneemen van den bal en door den guldenfteek. Betreffende de branding, deeze, zegt hij, kan of door 'tdaadelijk brandijzer, of door vermogende brandmiddelen verricht worden; terwijl hij het wegneemen van den bal,naar het voorfchrift van /egineta, aanprijst, en dc guldenfteek op drieërlei wijze bepaalt (T). Sennertus fchrijft, om de breuken te geneezen , een veelvermogende kracht toe aan het kruid herniaria (7). Hiermede ftemt nagenoeg overeen het gevoelen van den hooggeleerden plenck, (in zijn Materies Chirurgica, ifte deel, bl. 164); doch onder die bepaaling, dat men teffens de breuk , door eenen gefchikten breukband, onderfteunen moet. Op eene beknelde liesch - of balzaksbreuk wil hij, dat men zal gebruik maaken van eene fpons, .doortrokken in een afkookzel van den wortel en bladen van de althaa, maha,parietaria, vioo^ len , beerenklaauw (branca ur/i") , camillebloemen, meliloten, lijnzaad, en dat van fenegriek; of dat men dezelve tot eene pap bereide, h of (*) Twaalf Handgreepen der Heelkunst, 10de boek.bl. 199. feqq. Ö) Opera mnia, tm. U lib. 6. cap. 5. cl. 19. pag. iou  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 29 of in een bad doe , of tot aarsinfpuitkgen laat toedienen , en wanneer de darm door lucht is uitgezet , doet men bij dit alles dil, komijn, karwij en dergelijke windbreekende middelen. Wanneer het uitgezakte ingewand is binnengebragt, wil hij op de opening, dat is, op den ring der buikfpieren , zamentrekkende hulpmiddelen geplaatst hebben , en eindelijk eene heelende pleister, die door eenen breukband onderfteund moet worden. Op een navelbreuk, zo wel bij kinderen, als hoogbejaarde en zwakke menfchen , is het veiliger, zegt hij, eenen breukband, die eene zamentrekkende pleister onderfteunt, te plaatzen, dan de geneezing door de kunstbewerking te onderneemen; bepaalende deeze alleen bij eenen ouderdom van zeven tot veertien jaaren (tri). Wirtzungh befchrijft eene menigte van hulpmiddelen tegen de breuken, uit welke ik Hechts eenio-en, en wel de voornaamtte, zal opgeeven. Op een navelbreuk bij jonge kinderen prijst hij aan , dat men zal gebruik maaken van den waalwortel , met gefmolten wasch vermengd, hetgeen men op de breuk legt; en, zo het breukgezwel zeer groot is, dat men den geheelen rug Cm) L. C de Intejtin. prtlapjvs repoftt. lib. S> *><"ƒ• l* feSt. 2. cap. s-  3° F. JAS, VERHANDELING OVER d£ rug met beerenfmout befmeeren zal. Zo wel bij kinderen als bij bejaarden, raadt hij aan, dat men op den navel leggen zal gekookce bladen en het zaad van de perfoliata; behalven dit, beveelt hij aan een middel , beftaande uit lupijnenmeel, gebrand linnen en wijn (»). Omtrend eene lieschbreuk maakt hij gewag van eene pleister, beftaande uit den wortel en de bloem van de primula veris ,chryfanthemum, fympkytum, mastik > flcefap , granaatbloemen,' klein gefneden haazenhair,vogellijm, pek,wasch, en olij van roozen; benevens een ander, uit draakenbloed, myrrhe, farcocolla, opoponax , zwavel, amber, mastik, waalwortel, myrtenzaad, myrobalanen, de fchors van den pijnappelboom, cypresfennooten, tuinflakken, dngant, en vischlijm. Wanneer de darm door lucht is opgeipannen, prijst hij aan , gebruik te maaken van drooge koppen, die men op den buik plaatst. Om de breuken voortekomen, wil hij,dat men tegen de plaats, die men vermoedt, een plaatje van ij voor zal aanleggen, en dat men den lijder geduurig in een bad van aluin laat zitten (o). Severinus maakt geen gewag van uitwendige (**) Medicijnboek, 3de Deel, cap. i. C) L. C cap. 3. § 1. 3. 12.  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 3I ge middelen tegen de breukm, maar befehrijft de geneezing van eene darm- en netbreuk, door eene kunstbewerking, die hij door naald en draad verrichtte, en welke hij als eene nieuwe behandeling, door hem uitgevonden, opgeeft (ƒ>). Dat de cypresfen, als eene pap aangelegd, hek uitzakken van het gedarmte beteugelen, is het gevoelen van diOScorides, die ook hetzelfde vermogen toefchri It aan den fmeerwortel , als eene zak gebruikt; terwijl hij de geneezing der darmbreuken bi] jonge kinderen aan een fmeerzel van het vlookruid (pfyilium') , en hetzelve, met azijn vermengd, ter geneezing voor eene uitpuiling- van dtn navel aanprijst. Stepha,-;us atheniensis wil, dat men de bladen van den cypresfenboom in azijn zai kooken, en warm op de breuken leggen; benevens harst en pek, in olij geweekt. Ook beveelt hij , dat men vischlijm en gom , in azijn geweekt , vermengd met flakken en derzelver fchuim, op eene breuk zal aanleggen (q~). Scultetus beveelt,dat men op eene lieschbreuk aan zal leggen een pleister van wasch, onderfteund door een behoorlijken breukband. Wanneer de darm bekneld is, prijst hij aan eene (p) Chirurg efficax cap. de Pwacente/ibns, pars 2, cap. 13, Cf) CASiARU* woLPhlüs Aiphah. Empirie, pag. 38.  3» f. jas, verhandeling over. dè eene pap, gemaakt uit gerstenmeel, zemelen , roozenolij en rooden wijn. Om het gefcheurde buikvlies te hereenigen* maakt hij gewag van eene ftooving, uit de irt rooden wijn gekookte confolida major, tormetitilla, maagdepalm, ferpentina, bislingua, herniaria, perfoliata, roode roozen, granaatappelbloeisfem en fchillen , eikelfchaal , en het zaad van de fumach (V). Ferrara befehrijft eene pleister tegen de breuken, beftaande uit vischlijm, galbanum, ammoniac, mastik, wierook, farcocolla, mumie, bloedfteen, goudglit, draakenbloed, armenifche aarde , gecalcineerde vitriool , granaatbloemen, cypresfennooten, fleedoorn, galnooten, terbentijn, fpiegelhars, wit wasch, en eikenmaarentak (V); benevens eene andere, die het uitzakken der ingewanden belet, zamengefteld uit het flijm van fmeerwortelen, lijnzaad, het uitgeperste fap van de agrimonie, pijnharst, de gom van de veil (hedera), mastik, wierook, kruidnagelen , kaneel, foelij, draakenbloed, granaatbloemen , roode koraalen, cypresfennooten, roode roozen, de bladen van den myrrheboom, (r) Wapenhuis, ifte Deel, bi. 182 en ipr* (0 Chirurgia, lib. 2. fag. 183.  UITWENDIGE HüLPMIDD. TEGEN DE BREUKEN-! 33.. mofchus ambm, olij van denneboomen, en wie wasch (f). Nog befehrijft hij eene pleister, die hij zegt bij zeer veele lijderen, alwaar het gedarmte nog niet was uitgezakt, met vrucht gebruikt te hebben , die , behalven uit de zo even genoemde middelen, nog uk gom elemï , armenifche aarde en nootemuscaat is zamengefteld f» Behalven deeze hulpmiddelen befehrijft hij nog zijne behandeling omtrend de breuken, door de kunstbewerking, die hij door hetdaadelijk brandijzer verrichtte (v> VIERDE TIJDPERK. eeuw XVII- Dat de breuken , door het vormen van een rast lidteeken , na eene voorafgegaane verzweering, volkomen genezen worden, blijkt uit het verraai van ren eau lm e , bij eenen man, die gebroken was, en eene venerifche lieschbuil kreeg, welke tot verettering overgaande, met het ° mei (t) L. C pag. l%4. (u) L C lib. 3 t*g- 37°- (v) L. C. lib. i. pag» 55. K c  34 JAS» verhandeling over db mes geopend werd, en waarbij zig, bij de geneezing , het lidteeken zo vast vormde, dat hij teffens volkomen van zijne breuk genas (w~). Van eene dergelijke geneezing, door het vormen van een lidteeken, na een voorafgegaan ettergezwel , vindt men bij richter aangeteekend (V). Nog verhaalt reneaülme, dat een man* wegens eene beknelde breuk , door onlijdelijke pijnen gefolterd wordende, op dezelve plaatfte een zakjen, met in eene ijzeren pan uitgebrand zeezout, het welk hij geftadig en bij afwisfeling* zo warm als mogelijk was, vernieuwde; de beklemming week, de breuk ging in, en door hes aanhoudend gebruik, geduurende den tijd van drie maanden, genas de lijder volkomen. Echter na verloop van vier jaaren, wanneer hij zig aan een zwaar werk blootftelde , vertoonde zig de breuk andermaal op dezelfde plaats (j). Peccettus beveelt, dat men op eene navelbreuk, na dat het ingewand is binnengeoragt, gebruik zal maaken van eene pleister, zamengefteld uit teer, mastik 3 farcocolla , hypocistis, fleedoorn, draakenbloed, aloë, bloedfteen, lan- (*>) Verhandeling; derScheurfels of Darmbreuken, bi. 148,; (x) Verhandelirg over de Breuken, I. Deel, bl. 38» Cy) Verhandeling der Scheurfel* of Darmbreuken, bi. 16&»  UITWENDIGE HULPMIDD, TEGEN DE BREUKEN. 35 langen en ronden holwortel, wierook, armenifche aarde, fmeerwortel, galnooten, granaatfchillen, eikenmaarentak , tcrbei tijn en wasch; of uit arabifche gom, mastik, armenifche aarde, draakenbloed, dragant, visch- en osfenlijm, wierook en fpiegelharst; of uit draakenbloed, armenifche aarde, mastik, wierook, grooten fmeerwortel, cypresfennooten, myrthen, arabifche gom , terbentijn en teer, welke men op leer moet fmeeren, en door eenen breukband onderfteunen. Deeze pleisters wordent in eene lieschdarmbreuk mede door hem aangeprezen; en, Haagt men met dezelve niet in het oogmerk, dan moet men, zegt hij, naar het voorfchrift van je gin eta en albucasis, tot de kunstbewerking befluiten (z). PiGRiEus prijst in eene navelbreuk eene pleister aan , beftaande uit mastik, wierook, myrrhe, farcocolla, cypresfennoten en vischlijm , of eene andere. die zamengefteld is uit den wortel van paaschlelijën (narcis ft) bistorta , farcocolla , draakenbloed , indiaanfche mosfelfchelpen (blatta byzantina:), en aluin met terbentijnolij. Bij een kind , zegt hij, is de kunstbewerking , die hij door naald en draad verricht wil heb- (z) Chhurgia, lib. 1. taf. 43C a  %6 F. JAS , VERHANDELING OVER DB hebben, onnoodig; maar men kan de geneezing bevorderen door een compres ,dat met aluinwater of zuuren wijn doortrokken is, op den na-vel te leggen. In eene darm- en netbreuk beveelt hij eene ftooving, uit granaatfchillen en bloemen, de fumach , berberis, cypresfen en galnooten , de middenfte bast van den eikenboom, camille, meKloten, anijs- en venkelzaad, benevens aluin, hetgeen men met een matrasjen, in boonenwater of zuuren wijn kookt, en op de breuk legt; of uit loog, zwavel, en borax, door middel van eene fpons aangelegd. Wanneer men deeze ftooving eenige dagen gebruikt heeft, wil hij, dat men zig bedienen zal van eene pap, gemaakt uit herniaria, fmeerwortel, watervaren, boonen- en wikkenmeel, in boonenwater en zuuren wijn gekookt , waarbij men terbentijn doet. Nog prijst hij aan, gebruik te maaken van ftaalwater met aluin r, of van kalkwater , waarin witte vitriool is opgelost, en het geen men als eene ftooving aanbrengt. Vervolgends maakt hij gewag van eene pleister , beftaande uit aloë , farcocolla , draakenbloed, mastik, Indiaanfche mosfelfchelpen, dess bast van den wierookboom , armenifche aarde, gips, galnooten, ichthio- et taurocolla,A\z men»  uitwendige hulpmidd. tegbn de breuken. 27 in azijn ontbindt, en voomaamelijk wil hij, dat men';den lijder van eenen behoorlijken band voorziet. Om eene beknelde darmbreuk te geneezen, moet men, zegt hij, zig bedienen van hulpmiddelen of de kunstbewerking. De hulpmiddelen, hier toe door hem befchreven, beftaan in aarsinfpuitingen,toebereid uit kaasjesbladen,heemstbladen, majolein, bergmunt (calamintha), camille, dil, het zaad van fenegriek, anijs, komijn , karwij, dat van wijnruit en laurierbeziën, waarbij men doet conferfvan dadelen (diaphoznicurn), zuiker, honig van roozen, olij van wijnruit en nooten ; terwijl hij de kunstbewerking met het mes verricht wil hebben O). Geiger beveelt, dat men, om eene darmbreuk te herftellen, gebruik zal maaken van matrasjes, zamengefteld uit de wortels en bladen van de malva, beemstwortel, bietwortel, vioolen, glaskruidjcamillebloemen, meliloten, vlier, het zaad van fenegriek , lijnzaad, dat van anijs en venkel, hetgene men warm op den balzak plaatzen moet ; of dat men aarsinfpuitingen doen zal met een afkookzel van dezelfde wortels,kruiden, bloemen, en zaaden; doch dat men erbij zal doen het eleBuarium diacatholicum, eiwit, olij van fV) Chirurgie, 2de Boek, cap. 36. en volgende. C 3  3§ F. JAS, VERHANDELING OVER DE van camiile en dil, en verfche boter; en hier door de darm binnengebragt zijnde, gebruik te maaken van eenen breukband. De plaatsmiddelen voor de breuken, door hem befchreven, zijn of enkelde, of zamenge.'lelde. De enkelvoudige zijn de cypresfen, vijfvingerkruid, de wortels en bladen van het equifetum, de bast van granaaten, de kleine fmeerwortel , de aloë, de groote fmeerwortel, fanicul, beerenoor, gulde leverkruid, Salomons - zegel , zevenblad , hippoglosfum, muizenoor, lunaria, perfoliata en herniana. Deeze, zegt hij, zijn van zeer veel nut tegen de breuken, wanneer men dezelve zo wel uit- als inwendig beezigt. De zamengeftelde hulpmiddelen beftaan in aarsinfpuitingen, ftoovingen, zalven, en pleisters. Tot aarsïnfpuitingen beveelt hij een afkookzel van den wortel van ahkaa, zuiker, honig van roozen, casfia, heilig bitter (hierapiera), olij van camillen, en gemeen zout. Wanneer het gedarmte door lucht is uttgefpannen, wil hij, dat men hetzelve zal ftooven met eene fpons, doortrokken in de in water gekookte bloemen van camillen, meliloten, dil, gla-kruid, lijnzaad en fenegriek, en befmeeren met de olij van camillen en Jciijën. Wanneer de darm is binnengebragt , raadt hij aan, om de opening te doen fluiten, eene ftoo. ving,  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN» 39 ving, met eene fpons, natgemaakt in het water van weegbree , rooden wijn en azijn gekookte roozen, myrthen, fumach, hypocisM, galnooten, de nooten en bladen van de cypresfen, de groote en kleine fmeerwortels.en St. Jans-kruid; dat men verders dezelve befmeeren zal met eene zalf, gemaakt uit de olij van St. Jans-kruid, dennenolij, myrthenolij, de bast van den wierookfooom, mastik, granaatfchillen, mumie, armenifche aarde, draakenbloed en vleeschlijm•, oi dat men bij kinderen aan zal leggen eene pleister, beftaande -uit dennenolij, armenifche aarde a.oe, myrrhe en wasch; terwijl die voor bejaarden be, ceid wordt uit wierook, vleeschlijm, aloe, mumie, 4e lange en ronde holwortels, den grooten ■fmeerwortel, cypresfennooten, aardwormen, gut, opopenax, bdellium, galbanum, mastik, terbentijn, menfchenbloed, vischüjm, eikenmaarentak en het Qijm van uitgekookte ramsvellen. Behalven deeze middelen , befehrijft hij nog eene andere ftooving, zalf en pleisters; zijnde de ftooving zamengefteld uit de in water en zuuren wijn gekookte biftorta, pentaphyllum, rubia, thelid9Mum,herniaria, polygonum, hypocistis, feomijn, waterkers, ftoechasbloemen, rosmarijn, en duizendguldenkruid. Tot eene zalf befehrijft Mi een mengzel, uit myrthenolij, mastik, hertënvet, het fip van den fmeerwortel,, dat van " C4 Am  40 F. JAS, VERHANDELING OVER DE den wortel en bladen van de crasfula major, den ' wortel van tormentilla, biftorta, cypresfennooten, benevens olij van St. Janskruid, en lavendelolij; terwijl de pienters na genoeg overeenkomen met die van rhases, vidius, 'en vesalius, te vooren door mij reeds opgegeven, waarom ik dezelve hier met ftilzwijgen voorbij ga. Nog raadt hij aan, dat men een bal van papier, natgemaakt in een afkookzel van granaatfchillen, cypresfennooten, galnooten, aluin, paardenftaart * fumach en berberis op de breuk zal plaatzen (&)•. Musitanus wil, dat men, om eene navelbreuk te geneezen , gebruik zal rrfnakeh van ronde' ftukjes leer, geplaatst op eene pleister, uit het flijm van uitgekookte ramsvellen bereid, en door een behoorlijk verband onderfleund, of v-in lapjes linnen, befmeerd met olij van eieren, over welke men eene pleister aanlegt , beftaand.j uit fpiegelharst, pijnharst, armenifche aarde, draakenbloed , het fap van den fleedoorn , van de hypocistis , vleeschlijm , den fmeerwortel, cypresfennooten , wierook , mastik, vischlijm, en de bloemen van St. Jans-kruid, of eene andere , die na genoeg uit dezelfde middelen is zamengefteld, behalven dat hij er wil bijgedaan hebCt) Celegraphia, jive Herniarum defcripti», cap. 6 ct f.  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. AI hebben tongeblad, fijngemaakte ïeijen (tegulai), eiwit en wasch (c). Op eene liesch- en balzaksbreuk wil hij geplaatst hebben eene pleister , zamengefteld uit boone:>meel, vermengd met azijn of wijn, vlookruid, het zaad van kweepeeren en fmeerwortel; of, dat men des morgens en 's avonds de breuk befmeeren zal met olijfolij, waarin een egel gekoekt is. ' Is het gedarmte door lucht opgefpannen, dan beveelt hij "aarsinfpuitingen en ftoovingen van kaneelwater, venkehaad, komijn-en anijszaad, dilkruid, witte komijn, of een afkookzel van wolkruid, meliloten, camille, toppen van dil, lijnzaad, dat van fenegriek en kaasjesbladen,het welk men door middel van eene fpons aanlegt. Is men buiten ftaat het uitgezakte ingewand, uit hoofde van daarin opgehoopte drekftof, te herftellcn, dan prijst hij aan gebruik te maaken van eene pap, beftaande uit heemswortel, witte lelijen , kaasjesbladen , glaskruid , camillebloemen, meliloten,zemelen, het meel van lijnzaad', v'an fenegriek, van garst, van boonen, olij van witte lelijen, en zoete amandelen; en, wanneer ,dit niet voldoet, dat men den lijder in een warm • bad, waarin de voornoemde middelen gekookt zijn, f c) Be Tumorilus, torn, U cap. 4$. C 5  4^ f. jas, verhandeling over de zijn, plaatzen zal, terwijl men eindelijk, wanneer alles vruchtloos is aangewend, tot de kunstbewerking zal befluiten , na welker genee/Jng men den lijder van eenen breukband zal voorzien (d). Purmann raadt, dat men, na dat het ingewand is binnengebragt, gebruik zal maaken van eene pleister, zamengefteld uit het poeder van kreeftenfchaal,eierfchaal, fympathiepoeder, gom drapant, den grooten fmeerwortel , klierkruid Cfirop/iularia) en arabifche gom, welken men met rooden wijn of eiwit vermengt, en dik op leder fmeert, en met welk middel men veertien dagen moet aanhouden. Dat men dan verder gebruik zal maaken van eene pleister, gemaakt uit het emplastrum ad rupturas Wurtzii, gummi carannae, tacamahac, myrthenolij, terbentijn, myrthenpoeder, armenifche aarde , en boonenmeel; dat men over deeze eenen breukband zal aanleggen. Wanneer men niet in ftaat is de breuk binnen te brengen, prijst hij aan weekmaakende ftoovingen, doch welker zamenftelling niet door hem wordt opgegeven. Bij kinderen wil hij, dat men, na dat het gedarmte is binnengebragt, die plaats befmeeren zal CO I» 6 cop. s6.  uitwendige hulpmidd. tegen de breuken. 43 zal met honig van roozen, terbentijn, myrthenolij , het poeder van eikenmaarentak en wasch ; dat men verders dezelve zal beftrooijen met het vijlzel van ijzer » en overdekken meteen compres, die met eenen breukband onderfteund wordt; terwijl men inwendig den magneetfteen zal laaten gebruiken (V). Dl on is wil, dat men eene beknelde navelbreuk befmeeren zal met warme olij van witte Ie? lijen, of met het unguentum althaea; dat meri eene pap -cal aanleggen van verzagtende en weekmaakende kruiden; dat men aarsinfpuitingen zal in het werk ftellen; dat men gebruik zal maaken van het bad, en dat men, na dat het ingewand is binnengebragt, op dezelve zal aanleggen het emplastrum ad rupturam, en over deeze een compres, nat gemaakt in een warm afkookzel van zamentrekkende middelen, welke men door eenen breukband onderfleunt. Nog befehrijft hij eene pleister voor de breuken, toebereid uit mastik, ladanum, cypresfennooten , hypocistis , gezegelde aarde , zwarte pik, venetiaanfche terbentijn, geel wasch, en den grooten fmeerwortel. Op eene beknelde lieschbreuk prijst hij aan eene pap, gemaakt uit kaasjesbladen, heemsbladen, («) Wundartzney, ster theil. ctp. 17.  4* F. JAS, VERHANDELING OVER DE den, meliloten, camille, lijnzaad, verfche reufel , olij van lelijen, van camillen, en den wortel van fenegriek. Wanneer deeze middelen niets uitwerken, moet men, zegt hij, tot de kunstbewerking befluiten, en de lijder, hiervan geneezen zijnde, van eenen breukband voorzien (ƒ). Mangetus beveelt, dat men op een ontdoken licsch- of balzaksbreuk gebruik zal maaken van eene pap, beftaande uit garstenmeel, zemelen, kaasjes- en heemsbladen, vlierbloemen en roozen, die men in rooden wijn moet kooken, en warm op de breuk aanleggen. Wanneer de darm door daarin opgehoopte drekftof is uitgezet, wil hij,dat men ftoovingen, pappen , en aarsinfpuitingen zal in het werk ftellen^ Tot eene' ftooving beveelt hij in zoete melk gekookte bladen van glaskruid ,' kaasjcsbladen, heemsb'laden, de bloemen van camille, van meliloten, van vlier, de toppen van dil, komijn en venkelzaad. * Tot eene pap wil hij bereid hebben den in water gekookten wortel van witte lelijen , de bladen van de malva, violieren, glaskruid, de bloemen van camille, van meliloten, en zemelen; waarbij hij wil gedaan hebben het meel vari al- (ƒ) Chirurgicale Operatiën, pag. 85, 239, «57.  uitwendige HULPMIDD. tegen DE BREUKEN. 4g althaea, van garst, van lijnzaad, olij van roozen en witte lelijen; of, dat men de breuk aanhoudend ftooven zal met warme doeken , doortrokken in de olij van camille en van dil. Tot aarsinfpuitingen prijst hij aan een afkook«1 van de heemswortel, die van witte lelijen, van kaasjesbladen, de bladen van de wijnruit rosmarijn, limoenkruid, de bloemen van camüle,_ van wolkraid, van witte lelijen, laurierbeziën, jeneverbeziën , en het zaad van anijs en fenegriek. Warneer alle deeze middelen niet voldoen, moetmen,zegt hij,tot de kunstbewerkingbefUuten en den lijder, hiervan genezen zijnde, van eenen breukband voorzien, na alvoorens op die plaats eene zamentrekkende pleister, eveu als die van PiGRiEüs , of eene ftooving uit granaatappelen e > bloeisfem, fumach. cypresfennooten, camillebloemen en aluin, die men in boonenwater en rooden wijn kookt, aangelegd, of dezelve met olij van eieren befmeerd te hebben. Behalven deeze zijne eigene behandeling, befchrijft hij nog die der volgende: F Eu ne li us bediende zig op eene lieschbreuk vBn eene ftooving , uit de in boonenwater gekookte granaatfchillen en bloeisfem, cypresfen- en galnooten, benevens aluin. Cato befmeerde, na dat het hair van de fchaamdeelen was weggenomen , de liesch met  40" F. JAS, VERHANDELINO OVER DE terbentijn; verders beftrooide hij dezelve met een poeder van draakenbloed , mastik , wierook, myrrhe, fumach, granaatbloeisfem, aloë, zevenblad , mumie, fpiegelharst , armenifche aarde, aloëhout (xyloaloë) en [pica nardi, Hieronymus maakte gebruik van eene pleister, zamengefteld uit granaatfchillen, armenifche aarde, draakenbloed fijngewreven leijen, ïislingua, vermengd met eiwit, azijn en fpiegelharst; terwijl hij den lijder veertig dagen het bed liet houden. Schroderus befehrijft eene pleister voor de breuken , toebereid uit het lijm van uitgekookte aalsvellen, bloedfteen, loodzuiker, ge. brand tin, ammoniacgom, in azijn ontbonden, en met olij van myrrhe vermengd. Röslerus befmeerde , na dat hij eene balzaksbreuk had binnengebragt, de liesch met olij van balfemappel (momordica), lei op dezelve eene breukpleister en eenen breukband aan. Sitonus bediende zig van eene pleister, die zamengefteld was uit het poeder van de groote en kleine waalwortels , vermengd met terbentijn , mastik, wierook, gummi demi en tacamahac. Verrascha gebruikte eene breukpleister, doch welker inhoud niet gemeld wordt. TiMjEüs lei op eene darmbreuk eene pleister  UITWENDIGE HULPMÏDD. TEGEN DE BREUKEN. 4f ter aan, uk teer, aloë, goudglit, fpiegelharst} moedergom , ammoniac, eikenmaarentak, ronden . holwortel, myrrhe, wierook, mastik, armenifche aarde, fmeerwort 1 , aardwormen, galnooten, vleeschliim, terbentijn en wasch. Rumlerus befehrijft eene breukzalf, zamengefteld uit den fmeerwortel, heidensch wondkruid , leverkruid (agrimonia), nagelen, venkel, den wortel van de poeonie, duizendblad, Hemelbloemen , weegbree , mastik , wierook , eikeifchaal. cypresfen- en galnooten, den wortel van zevenblad (tormentilla), flangenwortel en boter. RtUSNERUs wil, dat men Ts morgens en 's avonds onder eenen breukband op de breuk zal leggen eene dubbelde lap linnen, nat gemaakt in een aftrekzei van den zeilfteen, mastik, calmijnfteen , draakenbloed, ijzer en armenifche aarde. CuMjEUs gebruikte op eene darmbreuk eene zalf, gemaakt uit citroenmoes, mastik, wierook en wit wasch. Rondeletius lei op eene breuk, alwaat het gedarmte door lucht was uitgezet , eene ftooving aan, uit loog, komijn, laurierbeziën, fefeliekruid, wijnruit en wrangen wijn. C am pa nel la zegt, zig zeiven van eene darmbreuk genezen te hebben, door het innee- men  +8 f. JAS, VERHANDELING OVER DE men van het vijlzel van ijzer, en het aanleggen van eene magnetifche pleister (g). Battus wil, dat men op eene navelbreuk plaatzen zal eene pleister, toebereid uit het poeder van celtifche/pica nardi, terbentijn, wasch, en olij van bittere amandelen, over welke men een compres en een verband moet aanleggen; of gebruik maaken van eene pap, van wierook, aloë, het poeder van galnooten, granaatfchillen, welke men met wit van een ei vermengt, en olij van mastik. Om eene darm - of netbreuk, die tot in den balzak afgedaald is, te herftellen, raadt hij aan, dat men boven de fchaamdeelen eene groote laatkop plaatzen zal; en, wanneer dezelve van pijn vergezeld is , dat men eene ftooving van zoete melk, en olij van roozen aan zal leggen, bene. vens aarsinfpuitingen in het werk ftellen van in zoete melk gekookt lijnzaad, fenegriek, kaasjesbladen en heemswortel met verfche boter. Wanneer men buiten ftaat is den darm te kunnen binnen brengen, wil hij, dat men den lijder, met het hoofd nederwaards, op eene fchuinfche plank zal plaatzen, en bij de billen fchudden; en bevestigt dit, met te zeggen, dat hij, door deeze be- (g) Bibliotheca Chirurgica, toni. a. pag, 356. et fesq.  UITWENDIGEHULPMIDD.TEGEN DB BREUKEN. behandeling, eene breuk:» na verloop van agc dagen, herfteld heeft. Wanneer de darm binnengebragt, is, prijst, hl) aan eene pleister, zamengefteld uit. mastik, magneetfteen, fleefap, armenifche aarde 4 vermengd met de olij. van kweën, welke mert door een behoorlijk verband onderfteunen moet (h). Van meeicren bediende zig, bij eene beklemde balzaksbreuk, van aarsinfpuitingen, toebereid uit een afkookzel van den wortel^ vati lelijen, heemstwortel, de bladen van violen, kaasjesbladen, glaskruid, camillebloemen, meliloten, dil, lijnzaad, dat van fenegriek, anijs eft komijn, waar bij hij deed het elecluarium diacarthami, doojers van eijeren, olij van camille, van dil, van wolkruid, en van anijs. Op de breuk plaatfte hij eene ftooving, vati in zoete melk gekookte bladen van het glaskruid* van kaasjesbladen, wolkruid, camillebloemen, meliloten, dil, vlier, anijs en venkelzaad: en die hij; na alvoorens dert buik en den balzak met warme olij van dil, van meliloten, vati camille en anijs befmeerd te hebben, met wollen lappen aanlei. Ook plaatfte hij op eene dergelijke breuk, die met ontfteeking vergezeld ging, eene pap, ge- O) Handboek der Chirurgie, ifte Deel, cap. 34» 39» D  50 F. JAS, VERHANDELING OVER DE gemaakt uit in rooden wijn gekookt tarwenen gerstenmeel, zemelen, de bloemen van camille en vlier, beneven myrthen- en roozenolij (f). Hoffmann beveelt, dat men, om eene darmbreuk te herftellen, alle 2 uuren aarsinfpuitingén zal doen. Dat men op dezelve veten olijachtige middelen, waar toe hij eene varkensblaas, half opgevuld met menfchen- of hondenvet, aanprijst,-aan zal leggen.. Dat men teffens den geheelen buik bedekken zal met het darmnet van een kalf, of met eene linnen lap, die in warme raap- of lijnolij gedoopt is. Om de toevallen, als hik en braaking, wegteneemen, wil hij op den bovenbuik geplaatst hebben eene pleister, zamengefteld uit theriaak, olij van nootenmuscaat, van kruifemunt en campher; en dat men den lijder eene ader op den voet zal openen, die men, naar de gefteldheid des lijders, herhaalen moet. Wanneer men buiten ftaat is, het uitgezakt gedarmte weder binnen te brengen, moet men tot de kunstbewerking befluiten, en den lijder, genezen zijnde, van eenen breukband voorzien Om (i) Heel- en Geneesk. Aanmerkingen, hoofdft. 45,46; QO De Dolore et Spasmo Iliaco, torn. 2. feft. 2. Cap. 4. pag. 378. et feq.  uitwendige hulpmidd, tegen de breuken. 51 Om het toeneemen der breuken voor te komen, moet men, zegt hij, op de liesch het emplastrum de meliloto, vermengd met carapher aanleggen (/). Nog befehrijft hij eene pleister vcor de breuken, die in allen met die, welke door vtdius befchreven is, overeenkomt (m). Van beverwijck prijst in zijne werken der geneeskunst, ter geneezing voor de breuken, aan tacamahac, caranna, de bladen van den cypresfenboom, de bloemen en fchillen van granaaten, beneffens den waalwortel («). Van horne befehrijft eene pleister tegen de breuken, beftaande uit den waalwortel, cypresfennooten, granaatbloemen, roode roozen, eikenbladen, draakenbloed, fleedoorn, mumie, pek en fpiegelharst (0). Franc ken befehrijft alleen zijne behandeling van eene darmbreuk door de kunstbewerking, zonder eenige melding te maaken van uitwendige hulpmiddelen, daar tegen gebezigd (ƒ>). Blankco Idem, torn. 4. JeU. 3. cqf. 75. pag. 265. (m) Idem, torn. 1. fupplem. pag. 315. (») Schat der Ongezondheid, 4de Boek, cap. 18. eri Heelkunst, cap. 2., en cap. 14. (a) Kort Begrip der Ontleed- en Heelkonst, pag. 329. (/>) De vier Hoofdhandgreepen, pag. 75. D a  52 F> jas , VERHANDELINO OVER BS Blankaart maakt gewag van eene pleister, die zamengefteld is uit wierook, ammo» niacgom, opoponax, witte peper, mostertzaad, • buxboombladen, olij van wormen en zwarte pek: die men, zegt hij, op leder moet fmeeren, en zo lang op de breuk laaten liggen , *ot dat zij afvalt (#). Barbette beveelt, dat men op eene, door opgehoopte en verharde drekftof beknelde darmbreuk , plaatzen zal eene pap , gemaakt uit heemstwortel, witte lelijen, kaasjesbladen, violen, glaskruid, de bloemen van camillen, van meliloten, zemelen, het meel van garst, boó* nen, lijn en fenegriek, benevens olij van roozen en witte lelijen, en het vet van eendvogels of hoenders; hier mede niet Hagende, wil hij den lijder twee of drie uuren geplaatst hebben in een bad, bereid uit olij , zoete melk en weekmakende kruiden. Is de darm door lucht uitgezet, dan prijst hij aan eene zalf, bereid uit olij van camille, wijnruit, fpica nard, dil, brandewijn en wasch; of uit olij van dil, fpica nard, nootmuscaat, foelij, karwij, wijn en wasch; of op dezelve eene pleister aanteleggen uit het emplastrum ftkhticum crollii, gom caranna, tacamahac, ol (?) Hollands Jaarregister, ifte Deel, cent. 3. pag. 261.  uitwendige hulpmidd. tegen de breuken. 53 cl philófophorum en carui. De breuk herfteld zijnde, wil hij op dezelve gelegd hebben eene pleister, beftaande uit den fmeerwortel, hertstong, holwortel, galnooten, cypresfennooten, granaatfchillen en bloeisfem, roode roozen, eikenbladen, aloë, draakenbloed, fleedoorn, aardwormen, wierook, mastik, myrrhe, vleeschlijm, mumie, teer, fpiegelharst, gips, glit , armenifche aarde , bloedfteen , ftaal, en terbentijn: terwijl hij den lijder eenen breukband aanbeveelt f>). Door een afkookzel van ruw garen, in zoete melk gekookt, en warm op de breuk aangelegd, herftelde muis eene beknelde balzaks- t darmbreuk bij eenen man van 70 jaaren. Ook zegt hij, dikwijls bij jonge kinderen de breuken te hebben zien geneezen, door het aanleggen van eene windbreekende pleister, (door sylvius, in het eerfte boek zijner Geneesoeffening, cap. 14. §. 58. befchreven), onder het gebruik teffens van eene bekwaame zwachtel (»• Bij eene groote en beknelde navelbreuk, tot welker herftelling alle middelen te vergeefs waren aangewend, Haagde men gelukkig, in de toe- (f) Medicinaale Werken, ifte Deel, cap. 7. 0) Heslk. Aanm., 4de tiental. Aanm. 3. D 3  54 F. JAS, VERHANDELING OVER DE toevallen weg te neemen, en dezelve binnen eenige uuren in te brengen, door in den omtrek van het breukgezwel eenen in melk gekookten bundel ruw garen te plaatzen. Dit middel, (zegt de fchrijver), is, in dergelijke gevallen, met groot voordeel door hem gebezigd (V). Om de breuken voor te komen, beveelt Ruysch, dat men, na het geneezen van eene doorgaande wond aan den onderbuik, den lijder van eenen breukband moet voorzien; vermits hij zegt, dikwijls ondervonden te hebben, dat zulke lijders, na dergelijke geneezing, niet van eenen breukband voorzien zijnde, in eene breuk vervallen zijn («). Dat beklemde breuken fomtijds, alleen door bet toedienen van aarsinlpuitingen, gered worden, blijkt uit het verhaal van stalpart van per wiel, bij eene vrouw, die eene groote, beklemde, en van drekbraaking vergezeld gaande navelbreuk bekwam , welke alleen door het in het werk ftellen van verfcheidene aarsinfpuitingen werd opgelost. Uit hoofde van de groote uitgeftrektheid van het breukgezwel, werd dee- (f) Comm. Lipf. ml. 2. pag. 641. O) Ontleed- Genees, en Heelk. Werken, ifte Ded, pag. U4«  UITWENDIGE HÜLPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 55 deeze vrouw genoodzaakt, hetzelve door eenen fchortband te onderfteunen (v). Op eene navelbreuk wil nuck, dat men, na dat het ingewand is binnengebragt, plaatzen zal eene pleister, een lood plaatje, of {tukje leder, daar over een dik compres; en dit alles door een behoorlijk verband onderfteunen; maar, wanneer dit niet voldoet, dat men dan de geneezing door de kunstbewerking moet bevorderen. Op eene beknelde lieschbreuk prijst hij aan 'eene pap, toebereid uit heemstwortel, kaasjesbladen, violen, glaskruid,, de bloemen van camille en meliloten, zemelen, garsten- boonenen lijnmeel, benevens olij van roozen en witte lelijen, badftovingen van zoete melk, water waar in verzagtende kruiden gekookt zijn, bc nevens warme fmeeringen. De breuk herfteld zijnde, wil hij gebruikgemaakt hebben van verzagtende aarsinfpuitingen en dat men op de breuk plaatzen zal het emplastrum flkhücum crollii, (zie het Geneesk. Woordenboek van woyt, pag. 174O welke men door een bekwaam verband onderfteunen moet (w). _ Dek- (V) Zeldzaame Aanmerkingen, ifte Deei, bi. iou iw) Genees- en Heelhuid. Handw., pag. I57-163D 4  5£ F. JAS, VERHANDELING OVER DE De kker plaatfte op eene navelbreuk, na dat dezelve was binnengebragt, eene pleister, beftaande uit fpiegelharst:, terbentijn, granaatbloemen, draakenbloed, olij van karwij en van mastik. Ook befehrijft hij nog eene ftooving voor eene lieschbreuk , toebereid uit kaasjesbladen, heemstbladen, wolkruid, de bloemen van camillen, van vlier, het zaad van komijn en venkel, benevens olij van witte lelijen en camil|en, welke ftooving hij met warme doeken op de breuk lei (V). Zapata beveelt, dat men op' de breuk, na het gedarmte binnen gebragt te hebben, plaatzen 2al éen compres, nat gemaakt in azijn van goudglit en dezelve door eene gepasten breukband pnderfteunen (v). Munniks wil, dat men op eene ontftooken darmbreuk aan zal leggen eene verzagtende, terugdrijvende en verfterkende pap, uit in wijn' gekookte gerstenmeel , tarwenzemelen, kaas» jesbladen, heemstbladen , vlierbloemen en roozen Wanneer de uitgezakte darm door opgehoopte drekftof is opgefpannen, prijst hij aan ftoovingen, pappen en aarsinfpuitingen. Toe (*) Geneesk. Werken, ifte Deel, bl. 36 en 447» iy~) Sesïeta Medko Chirurgka, c»p. 20.  UITWENDIGE HÜLPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 57 Tot eene ftooving beveelt hij de in zoete melk gekookte bladen van het glaskruid, kaasjesbladen, heemstbladen, de bloemen van camille, van meliloten, van vlier, de toppen van dil, komijn en venkelzaad. Tot eene pap den wortel van witte lelijen, kaasjesbladen, van violen, glaskruid, de bloemen van camille, meliloten en zemelen, waar bij hij wil gedaan hebben het meel van heemstwortel , garst en lijnzaad, benevens olij van roozen en witte lelijen. Of dat men de breuk aanhoudend zal ftooven met warme doeken, doortrokken in olij van camille en dil. Wat aanbetreft de aarsinfpuitingen, deeze, zegt hij,. moeten verwarmend en windbreekend zijn. Wanneer de breuk is binnengebragt, raadt hij aan eene pleister, even als die van p igraeus, aan te leggen; of gebruik te maaken van eene ftooving, toebereid uit de in ftaalwater en rooden wijn gekookte granaatfchillen en bloeisfem, fumach , cypresfennooten, de bloemen van camille en aluin; terwijl hij het plaatzen van eenen breukband aanbeveelt. Betreffende de kunstbewerking, deeze wil hij met het wegneemen van den bal verricht hebben O). So- (3) Heel- Ontleed- en Ge^gtkundige Werken, i HeDeel, hoofdft. 30» D 5,  58 F. JAS, VERHANDELING OVER DE Solingen befehrijft tegen eene ontftoken navelbreuk eene pap, beftaande uit in wijn gekookte kruifemunt, pieterfelij, fcordium, alfem, dulle kervel, boelkenskruid (eupatprium), kervel, bloemen van camille en vlier, den wortel van wilde wijngaard, ezelskomcommers, komijnzaad , laurierbeziën , ammoniaczout, campher en bokkendrek. Voor liesch- en balzaksbreuken maakt hij gewag van pleisters, zalven, ftoovingen en pappen. Tot eene pleister wil hij gebruik gemaakt hebben van fpiegelharst, terbentijn, wasch, de korst van geroosterd brood , nootmuscaatolij , die van mastik, fandrak , wierook, gezegelde en armenifche aarde, gekrulde munt, alst, ronde holwortel, calmus, nagelen, granaatbloeisfem, cypresfennooten , granaatfchillen , galnooten , draakenbloed en olij van kweën. Tot eene zalf. befehrijft hij een mengzel van myrthenolij, die van kweën, die van waterroozen, die van ft. Janskruid, van roozen, het fap van weegbree, herderstasch , duizendblad, draakenbloed , ijzerfaffraan (crocus martis), roode aarde, zoete vitrioolaarde, roode koraalen, den wortel van zevenblad, hertstong, roozenhelmp. jes (antherae), het zaad van weegbree, berberis , en een weinig azijn en wasch: terwijl de  uitwendige hulpmidd. tegen de breuken. 59 de ftoovingen en pappen, die hij op beknelde breuken aanbeveelt, ten eenenmaale overeenkomen met die, door munniks opgegeven. Wanneer de breuk is binnengebragt, wil hij aangelegd hebben eene pleister, zamengefteld uit het poeder van ronden cyperwortel, zevenblad, hertstong, fanicul, den grooten fmeerwortel, deurwas, wintergroen, ft. Janskruid, heidensch wondkruid , eikenbladen, granaatbloeisfem, het zaad van deurwas, cypresfennooten, de toppen van de eikennooten, wierook, vleesch. lijm, draakenbloed, aluin, bloedfteen, wasch, terbentijn, mastik, tacamahac en gom elemi, waar bij hij wil gedaan hebben de balfamus ■martialis vulncrarius, benevens nog over dezelven een breukband (V). VIJFDE TIJDPERK. eeuw XVIII. E ijleman werd in den jaare 16*91 geroepen bij eenen lijder, die eene groote darmbreuk in de rechter liesch had. Om (a) Medicinaale en Chirurgie. Werken, hoofdft, ér, 64 en 85.  6o p. JAS, VERHANDELING OVER DE Om deezen te herftellen, ligtte hij den lijder bij de beenen op; doch de darm door lucht te fterk uitgezet zijnde, flaagde hij met deeze behandeling niet; waarom hij zig bediende van camille en eenen bundel ruw garen, in zoete melk afgekookt, het welk hij, zo warm het de lijder verdragen konde, op den breuk aanlei: en twee a drie uuren hier mede aangehouden hebbende, gelukte het hem, de breuk te herftellen, wanneer hij als toen eenen breukband op dezelve plaatfte (£). Palfijn zegt, dat het uitgezakt gedarmte fomtijds is herfteld geworden door het opgieten van koud water, Wanneer men buiten ftaat is, om het uitgezakt gedarmte , uit hoofde der ontfteeking van den buikring, te kunnen herftellen, wil hij, dat men zal gebruik maaken van verzagtende en ontbindende ftoovingen, door middel van eene daar in gedoopte wollen lap, maar, wordt de beknelling- veroorzaakt door in het uitgezakt gedarmte opgehoopte drekftof, dan beveelt hij dergelijke pappen, en aarsinfpuitingen, en, hier mede niet flaagende, zo ras mogelijk, tot de kunstbewerking te befluiten. Om breukèn voortekomen , inzonderheid na de (i) Heelkundige kmmstk., a°. 170?, pag. ioi.  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 6l de gedaane kunstbewerking, prijst hij aan, als zeer noodzaaklijk, den lijder, geduurende eenen geruimen tijd, van eenen breukband te voorzien. Omtrend de behandeling, bij eene beklemde navelbreuk, zegt hij het volgende : men moet gebruik maaken van ontbindende, windbreekende en verzagtende ftoovingen, pappen, of zalven ; men moet den lijder in een half bad plaatzen, en aarsinfpuitingen toedienen; en hier mede niet ilaagende, de kunstbewerking verrichten (Y). Benevoli befehrijft de geneezing.van eene balzaksdarmbreuk , bij eenen man van 40 jaaren, door het toedienen van verzagtende aarsinfpuitingen , en het aanleggen van ftoovingen op den buik. Even eens, zegt hij, alleen door het draagen van eenen welpasfenden breukband, geduurende den tijd van één jaar, eenen jongen geneezen te hebben van eene aangebooren darmbreuk, die zo aanmerkelijk was, dat dezelve, op den ouderdom van vijf jaaren, de grootte van zijn hoofd evenaarde (i). Na het geneezén van eene opengebroken liesch- (c) Handw. der Heelk., ifte Deel, pag. 91, 108 en 134. 00 Heelk, Waarn., pag. 125 en 145,  6a f. jas, verhandeling over de lieschbreuk, bediende zig tacconi, ten einde het weder uitzakken voortekomen, van compresfen, wier randen met eenen fterkklevenden iijm beftreken waren, en die hij, door middel van banden, op het lidteken bepaalde (V). Woyt befehrijft eene breukpleister, beftaande uit.het poeder van mastik, mumie, wierook, barnfteen, arabifche gom, gomdraganth, aloë, granaatbloemen, roozen, draakenbloed, armenifche aarde, crocus mart is r everher. bloedfteen, olij van roozen , van mastik , van myrthen, wasch en harst. • De geneezing der breuken, (zegt de voornoemde fchrijver), gefchiedt door de uitgezakte darmen in hunne natuurlijke plaats terug te brengen. Dit wordt verricht, of door eene kunstige handgreep (taxis), of door het emplas» trum magneticum arfenicale op de lendenen te leggen; en te beletten, dat zij niet weder uitzakken, waartoe hij aanbeveelt zamentrekkende pleisters, uit draakenbloed, vleeschlijm, galnooten, cypresfennooten, mastik, wierook, de gom van den kersfenboom en het fap van den grooten fmeerwortel (ƒ). Al- (0 Heelk. Waarn., pag. 241. (ƒ) Schatkamer der Genees- en Natuurk. Zaaken, W. 103, 338. 1  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN de BREUKEN. 63 Allen beveelt, dat men het uitgezakte ingewand ftooven zal met verzagtende en windbreekende middelen, benevens brandewijn; dat men dergelijke aarsinfpuitingen zal toedienen: en , het gedarmte binnengebragt zijnde, .den lijder van eenen breukband voorzien; terwijl hij het liggen op den rug, als een algemeen geneesmiddel van alle breuken, zelfs bij oude lieden, erkent. Wanneer het gedarmte door lucht is uitgezet, prijst hij aan verdeelende ftoovingen, benevens eene pap van boonenmeel, komijnzaad, koejenmist en zwavel (g). Van wijck geraadpleegd wordende over eene doorgebroken darmbreuk, vergezeld gaande met eene zweer in den balzak, waar uit de darmftoffen dagelijks ontlastten, bij een kind van weinig maanden , plaatfte op de opening eene wiek, bedeeld met balfamus arcaei, terwijl hij vervolgends de zweer, door middel van eene veder, beftreek met een mengzel van balfamus arcaei, copaïvce, famaritanum en tinct. myrrha ; verders alfem, waterlook, poleij, waterkervel (phellandrium), gekrulde munt, kaasjes- bla- Cg) Praftijk der Chirurgie, (agter garehgeot) , sd* hoofdft. pag. 95.  &J. F. JAS, VERHANDELING OVBR DE bladen , camille en vlierbloemen en lijnmeelj welke pap hij tweemaal daags warm aanlei. Na deeze middelen eenige dagen gebruikt tc hebben, lei hij op de opening gemeenen honig, terwijl hij met de voornoemde pap voortging. f Dan, vier dagen daar na, werd het uitgezakte en nog. open zijnde gedarmte, door eene breukmeesteresfe, buiten zijn weeten, in den -buik terug gebragt, en de zweer in den balzak door den honig genezen. Hier door ontfton. den echter geene toevallen , maar het lijdertje genas volkomen. Hoe gelukkig oek deeze geneezing geweest zij, des te ongelukkiger was het geval bij eenen man, in den bloei van zijne jaaren. Deeze aan eene balzaksdarmbreuk onderhevig zijnde, kon noch döor de taxis, ftoovingen, pappen, noch aarsinfpuitingen gered worden. Over deezen hooploozen tOeftand met andere heelkundigen raadplegende, oordeelde men, dat het onmogelijk was, den darm binnen te brengen, en, om des lijders dood niet te verhaasten, de kunstbewe Mng niet te onderneemen; maar veel liever, onder het gebruik van bederfweerende en verzagtende pappen, de hulp der natuur aftewachten. Eene zogenaamde breukmeesteresfe echter Im wist,  UITWENDIGE HULPMIDD.TEGEN DE BREUKEN. 6% wist, door eene gunftige toezegging van geneezing, deezen lijder zo zeer inteneemen, dat zij de' breuk binnen bragt, met dat ongelukkig gevolg , dat hij binnen weinige uuren daarna bezweek. „ Deeze fchielijke dood (zegt van wijck) „ is waarfchijnlijk veroorzaakt, door dat het te„ der, en ten deele verdorven ingewand , bij „ het inbrengen in den buik* verbroken is , en „ de drekftof binnen de buikholte is uitger „ ftort." Eene vrouw, gewoon zwaare lasten te kruijen, bekwam, door het. onvoorzichtig afleggen van haaren breukband, eene beklemde lieschbreuk, ter grootte van eene fluiter. Van wijck ftoofde deeze breuk met eene gekookte ftreng ruw garen, die telkens bevochtigd werd in warme zoete melk, Waar in heemstbladen , de bloemen van camille en meloten, venkel- komijn- en anijszaad gekookt waren: — of lei over dezelve eene pap , toebereid uid wolkruid, kaasjesbladen, waterlöok, waterkervel , de bloemen van vlier, meloten en camilr le, terwijl hij de breuk tweemaal daags be-* ftreek met het unguentum althaa, of de balfamus meliloü; doch deeze lijderes is, onder het toedienen van herhaalde aarsinfpuitingen * en tot de voorgeftelde kunstbewerking niet te E  F. JAS, VERHANDELINO OVER DE beweegcn zijnde, op den veertienden dag overleden (Ji). Belloste bediende zig op eene pijnlijke balzaksdarmbreuk van eene pap, uit koejenmisc met lijnolij , of die van violen. Wanneer de darm herfteld was , plaatfte hij echter op denzelven een warme ftooving, uit de in bluschwater (eau de la forge), of zamentrekkenden wijn, gekookte granaatbloemen, galnooten, cypresfennooten, granaatfchillen, aluin, de bloemen van camillen , van meliloten en gemeen zout: verders lei hij op denzelven eene breukpleister en eenen breukband aan (7). Schouten plaatfte op eene breuk, bij kinderen zo wel, als bij bejaarden, een matrasjen; gevuld met camille en melilotebloemen , anijs- en komijnzaad, in zoet bier gekookt, en ftijf uitgeperst, zo lang, tot dat dezelve naar binnen ging; verders bediende hij zig bij kinderen nog van eene breukpleister , lei over deezen een compres , en onderfteunde dit alles door een welfluitend verband. Doch bij bejaarden vergenoegde hij zig met eenen welpasfenden breuki band. i Door deeze behandeling, zegt hij, eene me> nig- \ (K) Heel- en Geneesk. Aanm., bl. 206-213. (f) Heelt. Verbandb. Meester, 3de Deel, hoofilfl 3.  uitwendige hulpmidd. tegen de breuken. 6p nigte breuken, bij jonge kinderen, genezen te hebben (£). Ti t s i n g h, geroepen wordende bij eenen mart van 50 jaaren, die aan de rechter zijde eene beklemde darm- en netbreuk had, plaatfte op denzelven eene in wijn gekookte pap , toebereid uit malrove (marrubiuni), kruifemunt, majolein , benevens gerstenmeel, die hij om de drie uuren vernieuwde, terwijl den lijder, bij herhaar ling, verzagtende en windbreekende aarsinfpuitingen werden toegediend* Negen dagen daarna, wanneer hij befpeurde uit de vermindering der toevallen, dat de darm binnen den buik terug geweken was, lei hij over den buik het emplastrum è labdano en de cumino : doch het nog uitgezakt gedeelte van het net ging tot verëttering over, het welk, onder eene gepaste behandeling, van hét overige affcheidde ; waarna de lijder volkomen genas (/)• Van der Haar zegt, verfcheide verfche geworgde of reeds verftorven darmbreuken, met ontlasting van bijna alle de buiks vuiligheid en wormen, langs de liesch, of den balzak, op de (*) Verh. over de tegennat. Gezwellen, ade Deel, bl, (J) Verdonkerde Heelk., bl. 618. E é  68 F. JAS, VERHANDELINO OVER DE de volgende eenvoudige wijze volkomen te hebben zien geneezen. ,, Na dat het darmkanaal door zagte laxeer„ en klisteermiddelen wel gezuiverd is , raadt „ hij , aan het uitwendig deel bijna niets te „ doen, dan dikwijls te zuiveren; maar geduu„ rig aan de lijders, doch zeer weinig, voedzel „ teffens te geeven van gelei van vleesch, alleen, „ of met water gemengd, zoete melk met raau„ we eijeren, of met bier en wijn ; en vol, ftrekt niets , hetwelk dikke of gebonden „ foeces maaken kan ; want hij heeft dikwijls „ gezien , wanneer na deeze handelwijze , de „ opening des darms fterk inkromp, en eerlang fcheen te zullen fluiten, dat zij, na het ge* „ bruik van eene dunne bloempap, dikke cho„ colade enz. op éénmaal w^t veel gebruikt, „ zig ras verwijdde, en de geneezing vertraag„ de. Intusfchen is het dikwijls noodig, om de „ foeces naar den weg der natuur te lokken, „ lavementen te zetten van water en honig ; „ en zo de darmopening klein zij, zig met het ,, nee, den buikring, en de bekleedzelen, ge„ lijk meest plaats heeft, fchijnt te vereenigen, „ raadt hij een drukkend verband, en zelfs ., eenen welfluitenden breukband aan ; en hij „ zegt, te kurnen verzekeren, dat hij, op deei, ze eenvoudige wijze, verfcheide mannen en „ vrov>  uitwendige hulpmidd, tegen de breuken. 69 „ vrouwen genezen , en dezelve , onder het „ gebruik.- van eenen goeden breukband , > meer „ dan twintig jaaren heeft zien voortduu„ ren" (7w). Van -hoe veel nut de door van der haar hier voorgefchreven behandeling, in foortgelijke gevallen, door het gebruik maaken van wel aanfluitende verbanden, waarlijk zij, bewijzen, onder anderen , nog de ondervindingen van drie ervaren Nederlandfche Heelkundigen , namelijk morel, b^on en van wij (»). Vogel aegt: men moet den lijder eene ader. laating doen , welke men naar den ouderdom en de gefteldheid van denzelven inricht. Men moet de breuk zo wel als den onderbuik met warm menfchenvet befmeeren ; men moet herhaalde reizen tegens den buikring plaatzen eene blaas, gevuld met een warm afkookzel van melk en weekmaakende kruiden; of op de breuk zo wel als op den onderbuik aanleggen eene ftooving , toebereid uit olij van roozen , doojers van eijeren , en brandewijn ; of eene pap, zamengefteld uit weekmaakende kruiden en wortels, met azijn, kalk water en olij. Men moet den (m) Genees- en Hee'k. Waarn. §. 14a(y) Kweekfchool der Heelk. 3de deel bl. j«3,17 u en van wij Heelk. Mengclft. ifte deel bl. 206—8I3, E 3  fO F. JAS, VERHANDELING OVER DE den lijder eenige reizen aarsinfpuitingen, ge•kookt uit verzagtende kruiden, tabak, melk, of dun bier en olij , toedienen ; benevens den rook van tabak door den aars inblaazen. Wanneer de breuk binnengebragt is, wil hij , dat men , voor het aanleggen van eenen breukband, die plaats befmeeren zal met windbreekende olijen , en verders gebruik maaken van eene pleister, beftaande uit zwavelbalzem (gemaakt uit bloem van zwavel en olijfolij), olij van mastik , crovus marlis, gezéf elde aarde , zoete vitriool en ronden holwortel. Ook geeft hij uit rivertus de volgende behandeling op : deeze namelijk, plaatfte den lijder op eene fchuinfche plank, met het hoofd neder-, en de beenen opwaards, lei verders over de breuk heen een vierdubbeld compres, in koud water nat gemaakt, zo lang, tot dat hij de breuk door de taxis konde binnen brengen; door welke behandeling hij zegt, veele lijders gered te hebben (V). . Op eene navelbreuk wil platner bij kinderen geplaatst hebben een dopjen van wasch, daar over eene pleister, compresfen, en een :rondgaa.*d windzel, terwijl hij bij bejaarden, tot het zelfde einde, meer vermogende werktuigen aanprijst. Wan- («; Yerk. over de Breuken, bl. 136—169.  UITWENDIGEHULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. ?l Wanneer men hei uitgezakte ingewand niet fcan binnenbrengen , beveelt hij, op de breuk te leggen eene pap van wittebrood , melk en olij, of van weekmaakende kruiden, als in melk gekookte heemstwortelen , kaasjesbladen , de bloemen van meliloten en vlier , wolkruid en lijnzaad, waarbij men dergelijke olijen doet. Eenigen, zegt hij , plaatzen op de breuk een haazenvel, vlas of garen , het welk in warme melk of olij gedoopt is. Ook beveelt hij den buik te befmeeren met olij van roozen; dikwijls den lijder verzagtende aarsinfpuitingen toetedienen; en , dit alles niet voldoende, de kunstbewerking te verrichten. Om eene nieuwe breuk voortékomen, raadt hij aan , dat de lijders , na de geneezing deikunstbewerking , aanhoudend eenen breukband draagen zullen Van swieïen prijst aan, dat men bij beknelde, en door verftervin^ gedreigd wordende darmbreuken , gebruik zal maaken van fterke aderlaatingen ; dat men op de breuk zal plaatzen weekmaakende ftoovingen, waartoe hij inzonderheid aanbeveelt een levendig opengefneden dier ; of, bij gebrek vaa dien , van bauw wa- 00 Handleiding tot de Chirurgie, 2de deel bl. 52. en volg. E4  ƒ2 F. jas, VERHANDELING OVER DE water met zoete melk en olij; of van een afkookzel van vet kalfsvleesch; of van weekmaakende kruiden ; dat men den lijder alle uuren verzagtende aarsinfpuitingen zal toedienen , en hier mede niet Hagende, zijne toevlugt tot de kunstbewerking moet neemen (q). Tot een algemeen middel voor de breuken, prijst d'arnacd eene pomade aan, beftaande uit ducat ; sroud in koningswater opgelost, éh met fonteinwater afgewasfchen, daar bij doende brandewijn, die egrst overgehaald, en daarna uitgebrand is, met bijvoeging van orientaalfche paerlen, en zuiveren wijngeest, dit doorgezijgd zijnde , doet men 'er bij olij van pistaches en oranjcbloeizelwater , benevens maagdenwasch; al het welk, gekookt en koud geworden zijnde, ■ afgewasfchen wordt met gedistilleerd karnemeikwata-, waarin de bladen van de kliswortelplant en morellen geweekt zijn, terwijl men verders het fal fedalivum en faffraan 'er bij doet. Tegen de aanhoudende toevallen befehrijft hij eene pap,uit kruim van brood, zoete melk, doojers van eijesen, faffraanpoeder en camillen- olij, (0 Coynmem in Herm. Boerhave Jphor. de cognosc, et cal» morMs Tem, i. pag. 528 et 744.  UITWENDIGE HULPMiDD. TEGEN I)E BREUKEN. 73 olij, welke hij tusfchen linnen lappen op de breuk liet aanleggen ; benevens nog anderen, die uit weekmakende kruiden, meelen, bloemen , en ammoniacgom bereid worden. Wanneer de breuken uit verflapping voortkomen , prijst hij algemeen voornamelijk aan een mengzel van in rooden wijn gekookt boonenmeel , het poeder van tigchelfleenen , komijn, geitendrek, granaatbloemen en fchillen, en roode roozen, het welk, na dat de breuk is binnen, gebragt , warm tegen dezelve wordt aangelegd CO- Wanneer de lieschbreuk nog inbrengbaar is, „houden de hedendaagfchen (zegt shahp) zig met eenen bekwaamen band te vrede, „ doch ik acht zulks eer, als een middel van ,, verligting, dan van volkomen geneezing; hoe „ wel men deeze echter (de volkomen genee„ zing namelijk) dikwijls in de jongheid, en „ fomtijds in menfchen van hooger jaaren. op „ een ftandvastig gebruik, met goed gevolg kan ,, verwachten." „ Men heeft (vervolgt hij een weinig verder) „ eertijds verfcheiden manieren in het werk :„ gefield, om een volflrekte geneezing te weeg te brengen , en, hoewel dezelve tegenwoor- » dig (r) Traité des Hermes, Tem. t. pag. 87, 95, 99 et 135. E 5  74 f* jas, verhandeling over de „ dig meest afgekeurd zijn, vind ik die allen, „ naar mijne gedachten , nogthands zo onge,, rijmd niet, als men zig wel verbeeldt." „ Eenige der voornaamfte middelen, die men „ ten dien einde bij de hand nam , waren de „ ontmanning, het brandmiddel, de guldenfteek en de koninglijke fteek." De tweede en derde deezer manieren evenwel verwerpt sharp geheel, terwijl hij over de eerfte en vierde een meerder gunstig oordeel velt (j). Zeer dikwijls (zegt hij ook) gedaagd te zijn, om de breuken te herftellen , wanneer hij den lijder, na het vruchtloos aanwenden van gepaste hulpmiddelen, met het hoofd nederwaards, en de knieën op de fchouders van eenen anderen, hangen liet (/). Eindelijk nog (zegt hij) moet men den lijder, tot bezwijmens toe, aderlaaten, en dan in dien ftaat da htrfhdling beproeven («). Pouteau wendde tegen eene beklemde lieschbreuk , beneffens de nodige aderlaatingen en verzagtende .lavementen enz. gebroken ijs aan, en was hier door, en door het toedienen tef- (ï) Heelk. Operat, pag. 79—84. (t) Loc. Cit. pag. ju. (14) Loc. Cit. pag. 93,  uitwendige hulpmidd. tegen db T reuren. 75 teffens van buikontlastende middelen, gelukkig genoeg, de toevallen te zien bedaaren, de beknelling op te losfen, en de breuk geheel binnen te brengen (i>). Monro heeft breuken zien inbrengen, door het aanleggen van kouden rooden wijn, of van fneeuw, na dat het breukgezwel door de middelen tegen de ontfteeking grooter geworden was, en alle de gewoone hulpmiddelen te vergeefs gebruikt waren. Ook vindt men gewag gemaakt van eenen foldaat, die eene beknelde breuk had, waarop men de kunstbewerking ftond te verrichten, doch welke lijder zig, door twee van zijne makkers, met de bacnen omhoog, en het hoofd om laag, liet ophouden , met dat gevolg , dat de breuk , na verloop van een kwartier uurs, van zelve inging (w). Een jongeling,die, zo in Holland als Duitschland, te vergeefs de beroemdile geneesheeren geraadpleegd had over een verouderd kolijk, dat hem met levensgevaar dreigde, raadpleegde eindelijk te Parijs den geneeskundigen tronc h i n , welke , na alle omlhndigheden onderzocht O) Heelk. Mengelw. 2de fluk bl. 240. (w) Kort Begrip der Verh. van de Koningl. Acad. der Heelk. te Parijs, 3de deel bl. no en 116.  76 f. jas, verhandeling over de zocht te hebben, oordeelde, of niet het darmnet, of de darm zelfs in den buikring bekneld kon zijn , zonder een gezwel naar buiten te maaken. Om deeze reden werd de lijder agt dagen lang in eene horizontaale ligging gehouden , terwijl in den omtrek der liefchen weekmakende en verflappende pappen werden aangelegd. Door deeze middelen, en het vervolgends plaatzen van eenen breukband met twee compresfen, werd hij van zijn ongemak herfteld Monnikhoff geeft, uit veelvuldige ondervindingen , zo van de oude als laatere beöeffenaaren der heelkunde , ter herftelling van beklemde breuken , na dat die door de taxis alleen vruchtloos bevonden is , verfcheide hulp. middelen op. Eene eerfte plaats verdienen , zegt hij , de verzagtende en weekmaakende, als de bloemen van camillen , die van meliloten en vlier , glaskruid , bijvoet (artemifia), kaasjesbladen, witte lelijbollen, heemstwortel enz., waaruit men eenigen naar verkiezing neemt, en daarvan met zoet bier , pensnat, of zoete melk eene ftooving bereidt; of pappen, met bijvoeging van lijnzaad, garsten- fenegriek- of heemstwortelmeel, enz. waarbij alsdan gemengd wordt een weinig var- kenï- 00 Loc, Cit. 4de deel b\. aifi.  uitwendige hulpmidd. TEGEN de breuken. 77 kensreuzel, ganzen- of hoendervet, of olij van camillen of van wicte lelijen. De ftoovingen, wil hij, met daarin gedoopte wollen lappen, of eenen bundel ruw garen, aangelegd hebben. Bij het gebruik teffens van deeze middelen, moeten eerst bekwaame aarsinfpuitingen, en daarna de tabaksklistéer toegediend worden. De beknelling zo hevig zijnde, dat de genoemde middelen niets helpen, moet men zijne toevlugt neemen tot ruime en herhaalde aderlaatingen, tot zamentrekkende en verfterkende middelen , als de fchiilen en bloemen van granaaten , roode roozen , de bladen en nooten van cijpresfen, eikenfchors, galnooten, aluin enz., die met loog van boeken- of eikenhoutasfche , ftaalwater of rooden wijn, en een weinig azijn gekookt, en daarvan ftoovingen bereid worden. Deeze worden , zo wel als het eenvoudig water, het zij enkel, of met falpeter gemengd, volgends fommigen, koud gebezigd. Alle deeze middelen eindelijk mets uitwerkende, is de kunstbewerking, zegt monnikaoff, tot behoud des lijders, de eenige toevlugt.(y). RlCH- (y) Verhi over de Scheuizeïs of üeuken, bl 93—103.  78 P. JAS, VERHANDELING OVER DE Richter plaatfte op eene krampachtige beknelde balzaksbreuk , bij eenen jongeling van ao jaaren , na dat hij twee uuren lang te vergeefs getracht had, dezelve te herftellen, eene pap van camillenbloemen en lijnzaadmeel , die hij, zo wel op de breuk, als voornamelijk over den geheelen buik aanlei, met dat gewenscht gevolg, dat hij, na verloop van eenige uuren, de breuk binnen bragt ; en hij voegt 'er bij i „ ik heb verfcheiden maaien, zedert dien tijd, ,, beklemde breuken uit zig zeiven zien ingaan, „ die men met geene andere middelen, dan al„ leen met zulk eene weekmakende pap behan„ delde." Eenen man van 50 jaaren , eene beklemde dijebreuk hebbende , plaatfte hij in een warm half bad; lei op den buik eene fpaanfche vliegpleister , benevens een pap van camillenbloemen en olij aan ; fchreef hem een mengzel voor van lijnolij, water, engelsch zout, en 2 grein heulfap, het welk de lijder in vier uuren, lepelsgewijze, gebruiken moest. Door het gebruik van deeze middelen , en het toedienen van aarsinfpuitingen, werd de breuk klein en zagt, en de lijder herftelde in weinige dagen volkomen (2). Hard- Qt) Verh, over de Breuken, ifte deel bl. 81—-83.  uitwendige huxpmidd. tegen de breuken. ?9 Hardnekkige beklemmingen van het net, heeft richter tweemaal zeer gelukkig weggenomen, door de lijders behendig op den rug te doen liggen ; ontfteekingweerende middelen kante* wenden , als herhaalde aderlaatingen te doen, omflagen van koud water, azijn en ammoniaczout in 't werk te ftellen, en door het geduurig drukken der breuk met de handen van twee elkander afwisfelende helpers (et). Arnaud tekent aan, uitrineaolme, dat een man van negen en zeventig jaaren, geene hulp vindende bij breukbanden, vöoi eene breuk , die hij- 14 jaaren lang gehad had, te vrede was, mee dezelve, zo dikwijls zij uitging, met de hand in te brengen ; wanneer hij waarnam, dat zij gemaklij ker inging, als hij op de, tegen de breuk overgeftelde, zijde lag, gewende hij zig op die zijde te liggen , en liet zijn bed maaken op eene daartoe gefchikte wijze, waardoor hij werd genezen (b). De gorter zegt, de liesch- en balzaksbreuken moeten, zo ras mogelijk, herfteld worden; doch zo de breuk door toeknïjpingen vaa den buikring, of opvulling van den darm, niet gemaklijk terug gebragt kan worden, moet men de fchaamdeelen befmeeren met een mengzel Ca) Loc. Cit. 2de deel bl. 22. (i) a Disfert. on Httnias or Ruptures, p*g. 208.  8o F. JAS , VERHANDELING OVER DK van olij van violen, waterroozen (nijmphaa)j ongezouten boter, het {lijm van vlooizaad, olij van roozen, campher, of dergelijke ; benevens gebruik maaken van bevochtigende en weekmakende Hovingen : de eerfte zamengefteld uit in zoete melk gekookte bladen van violen en bilfenkruid ; en de laatfte uit in zoete melk gekookt kruim van brood, vermengd met het ilijm van lijnzaad, camillen, melilotenbloemen en faifraan , die men laauw moet aanleggen; hier door niet Hagende, moet men de tabaksklisteer in het werk ftellen ; en dit alles nog niet voldoende , koud water op de breuk aanleggen; het geen echter wel in verfche, zegt hij, maar bij geene verouderde breuken gedaan moet worden, uit hoofde, dat de daadlijke koude, bij de laatfte namelijk, verfterving kan te weeg brengen, en dit alles niet voldoende, tot de kunstbewerking befluiten (V). Ook vindt men nog eene menigte hulpmidde-^ len, tot het genezen der breuken aangepreezen bij elzevier, onder de gedaante van baden, pleisters, fmeeringen en zalven enz. welker bijzondere befchrijving ik , om derzelver uitgebreidheid, voorbij gaa, hier op te geeven, om redenen, dat de zamenftellende deelen derzelve in (c) Gezuiverde Heelk. bl. 688.  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN* 8l in het beloop van deeze verhandeling meermaa-i len voorkomen (//). Heister beveelt, dat men, na het uitgezakte ingewand door de taxis herfteld te hebben, op hetzelve plaatzen zal eene breukpleister , compres, en eenen welfluitenden breukband. Is men niet in ftaat het ingewand te kunnen herftellen, dan wil hij , dat men zal gebruik maaken van verzagtende aarsinfpuitingen , e» pappen, uit in melk gekookt wittebrood, mee olij van lelijen, lijnzaad en roozen: en deeze, niet voldoende , tabaksklisteeren aanwenden,' door welker gebruik hij zegt zeer veel voordeel .waargenomen te hebben, ja dat een man, wiens breuk drie dagen lang bekneld, en van drekbraaking vergezeld was, herfteld geworden is; terwijl hij het noodzaaklijk acht, om aderlaatingen te doen. Tot het herftellen van zodanige breuken prijst clasius aan, dat men, bij herhaaling, op dezelve plaatzen zal met koud water doortrokken doeken ; doch hier omtrend oordeelt hister, dat dit inzonderheid in het begin der beknelling raadzaam is. Aangaande het gebruik van het koude water, f merkt f (d) Apoth. Woordenboek, ifte deel bl. 913—920. F  82 f. jas, verhandeling over de merkt ulhoorn aan, dat het, als hets laatfte hulpmiddel, tot behoud van veele lijderen geweest is, en dat men zelfs, wanneer het niet koud genoeg was, falpeter en zout daar in ontbonden heeft; niettegenftaande echter zijne behandeling beftond , in den bovenbuik te bedekken met warme wollen doeken, ten einde ■de toevallen, die hij door het gebruik van koud water te gemoet zag, voor te komen. Wanneer alle deeze hulpmiddelen niet voldoen, beveelt heister de kunstbewerking te verrichten, en raadt de lijders aan, genezen Zijnde, eenen geruimen tijd, ja zelfs geduurende het ganfche leven, zig van eenen breukband te voorzien (Vj. „ De geneezing eener eenvoudige breuk (zegt <„ plsnk), vereischt ' herftelling ; bevestiging „ van het herftelde ; en verfterking der ver„ zwakte deelen. De herftelling verricht men „ door de idxis, dat is, men doet den lijder £ op den rug liggen, met opgeligte en gebo„ gen knieën, terwijl de Heelmeester, door „ eene zagte en op verfcheide wijzen beftierde „ drukking der handen, de uitgeweken deelen „ doet naar binnen treden. De bevestiging der herftelde deelen moet door eenen bekwaamen „ breukCe) Heelk. Onderwijzingen, ade deel bl. 890. en volg.  uitwendige hulpmidd. tegen de Breuken. 83 „ breukband gefchieden; en de verwerking der „ verzwakte plaatzen wordt bewerkt door eene „ finclting van aluin in wijngeest en dergelijke. „ Wat de geneezing eener beklemde breuk „ betreft, deeze (zegt hij verder) vordert het „ beftendig liggen op den rug, met gebogen „ knieën; herhaalde aderlaatingen; menigvuldi„ ge klisteeren , eerst van gemeene olij of „ vleeschfoupen, en naderhand van het fal Ep„ fonienfe of tabak; laauwe halve baden; ftoo„ vingen met olij , oxycraat , zilverglitwater, koud water, fneeuw, ijs, of dergelijke; hét „ gebruik van eenen zagten laxeerdrank of van „ eene oplosfing van het fal Epfon in water; her- haalde doch voorzigtig gedaane proeven tot „ binnenbrenging; en eindelijk, wanneer de toe„ vallen meer toe- dan afneemen, en de herftel„ lirlg onmogelijk blijft, de breukfhijding" (ƒ)* Omtrend her. toedienen van het Opium, in beklemde breuken, zegt hij op eene andere plaats, dat men zulks niet, dan bij krampachtige beknelling moet gebruiken, vermits het, in eenen door drekftof of lucht uitgezetten en beklemden darm, niet dan ten hoogden fchadelijk is, dewijl hier door de hardlijvigheid vermeerdert, en de ontdeeking toeneemt, 20, dat de* (f) Heelkunde, bl. 175--»?Sr F s  84 F' JAS> VERHANDELING OVER DE dezelve tot verderving overgaat; van welke uitwerking hij zegt, meerraaalen ooggetuigen geweest te zijn (g). Camper betoogt, dat jonge kinderen, van de geboorte af gebroken zijnde , indien zij Hechts één jaar, of iets langer gezwagteld blijven, en eenen goeden breukband aanhebben, genezen worden {Jt). Dit zijn gezegde bevestigt hij door eene ontleedkundige waarneeming bij een meisjen van 5 jaaren, welke van de geboorte af eenen band, tot het inhouden van eene breuk, gedragen had, en waar door de breuk zo wel genezen was, dat 'er, aan geene der beide zijden, binnen in den buik eenig overblijfzel te vinden was (7). Een man, oud 45 jaaren, eene zeer groote darm- en netbreuk hebbende, waarbij geene toevallen van beklemming , doch Hechts eene algemeene ontvelling van deszelfs voorde oppervlakte, aanwezig waren, begaf zig, op den aden September 1776, ter geneezing in het Gasthuis te Amjlerdam. Van oesscher, als gewoon Heelmeester aldaar, liet hem beften- (g) Heelk. Mengelw. iffe deel bl. ioi. (70 Hollandfche Maatfch. 6de deel ifte ftuk bl. 265. (O Loc. Cit. 7de deei ifte ftuk bl. 76.  uitwendige hulpmidd. TEGEN de breuken. 8$ ftendig, geduurende drie weeken , het bedde houden , beproefde op verfcheiden reizen de terugbrenging der uitgewekene deelen , doch Haagde daar in niet verder, dan voor een zeer klein gedeelte van den darmbuis, als zijnde het net in zijn wezen zo ontaart, en verhard, dat deszelfs inbrenging hooploos fcheen, en hij befloot, om van alle verdere proeven af te zien, waarom de lijder' het voornoemde huis verliet. Drie maanden daar na, wanneer de lijder zig andermaal tot hem vervoegde, bevond hij de bekleedzelen langs de ganfche voorlle oppervlakte der breuk in verfterving vervallen, gedeeltelijk van den breukzak gefcheiden, en gedeeltelijk nog met denzelve:; vereenigd. Van gesscher fcheidde het laatfte met het mes van den breukzak af, doch bevond deeze zeer verdikt, lei over dezelve droog plukzel , drukdoeken in warmen witten wijn bevochtigd, en een dubbeld T verband aan, na dat bij alvoorens de oppervlakte van den breukzak met den geest van terbentijn beftreken had. Na verloop van eenige dagen bevond hij niet alleen de oppervlakte met een rood vleesch bedekt, maar de grootte der breuk van tijd tot tijd afgenomen, en eindelijk geheel ingegaan; zo dat deeze lijder, van eenen breukband F 3 voor-  8(5 f. jas, verhandeling over de voorzien zijnde, als volkomen genezen, het Gasthuis verliet (Jt). Oll ünrot, geroepen wordende bij eenen Geneeskundigen , die zedert dertien jaaren eene darmbreuk onderhevig, doch welke bekneld geworden was, en waar voor aderlaatingen, weekmakende ftoovingen en dergelijke aarsinfpuitingen a.mhoudend in het werk gefteld waren, liet op dezelve fneeuw aanleggen, benevens alle drie uuren aarsinfpuitingen uit een afkookzel van tabak en fpaanfche zeep in het werk Hellen, en was gelukkig genoeg, om na'verloop van zestien uuren, zonder de kunstbewerking, d^ breuk binnen te brengen. Even op dezelfde wijze Haagde hij bij eenen muskettier. die, onder het marscheeren, eene beklemde breuk bekwam, door het aanwenden van de voornoemde middelen, behalven dat hij, in plaats van fneeuw, koud water met ammoniaczout, falpeter, en wijnazijn op de breuk lei, waar door hij den lijder, na verloop van negen uuren, redde. Door het toedienen van aarsinfpuitingen met w'jnazijn en koud water, redde hij twee lijders, die eene uitzakking van den endeldarm hadden (7). „ Men (*) Loc Cit 2ofie ded! ade ftuk bl. 153. p) j. l. schmucker, Heelk. Mengelfchriften, ade deel bl. 75 — 78.  UITWENDIGS HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN- 87 „ Men kan (zegt richter) de koude mid- delen op tweederlei wijze gebruiken, of men „ giet ijskoud water plotslijk en onverhoeds op „ de breuk, of men legt dikke drukdoeken, „ daar in natgemaakt, die om het kwartier „ uurs, of zo dikwijls als zij warm beginnen „ te worden, moeten vernieuwd worden, op „ dezelve aan. „ De hevige fchudding van het geheele lig„ chaam, die 'er onmiddelijk op het plotslijk „ opgieten volgt, en de algemeene ftuipachtige „ beweegingen bewerken, fomtijds op het zelf„ de oogenblik, dat de breuk terllond ingaat." Op deeze wijze genas eene oude vrouw haaren kleinzoon. Men dacht de kunstbewerking te verrichten, toen deeze vrouw zig hardnekkig tegen dezelve aankantte, en verzekerde, dat zij den lijder zou geneezen. Zij liet hem naakt op. den grond liggen, met de beenen van eikanderen verwijderd, en Hortte plotslijk en onverwacht eenen geheelen emmervol ijskoud water over de breuk uit; en op het oogenblik ging dezelve in (m). Ac rel befehrijft het geval van eenen man van 56 jaaren die, uit het bedde opftaande, en van geenen breukband voorzien zijnde, in eene (m) Verhand, over de Breuken, ifie deel bl. 143. F4  58 F. JAS, VERHANDELING OVER DE eene beknelde en van doodlijke kentekenen vergezelde balzaksdarmbreuk verviel. Na dat alle proeven, om de beknelling weg te neemen, te vergeefs genomen waren, ftelde men hem de kunstbewerking voor: doch de lijder, hier toe niet willende overgaan , was 'er niets anders overig, dan het gebrek aan de Natuur over te laaten, onder het aanleggen van weekmakende en verdeelende pappen. Eenige dagen daarna werd de balzak ontfpannen , doch de beknelling in den buikring bleef aanhouden. Na verloop echter van bijna 4 weeken, ging het uitgezakt en beklemd ingewand op het onverwachtst naar binnen. Men verzorgde den lijder van eenen breukband, en hij verliet, genezen zijnde, het Hospitaal (»). Deïan zegt, de volkomen geneezing van netbreuken niet zelden verkregen te hebben, door den lijder eenen langen tijd op den rug te doen liggen, en hem, geduurende dien tijd, weinig voedzel te laaien gebruiken (0). Gesner heeft, door het aanleggen van eene pap, uit de in boter gezoden verfche geneverbezien , eene beklemde breuk fchielijk opgelost O). - • POTT (n) Heelk Waarn. bl. 225. (0) Comm Lipf vol. 13. pag. 642. (J>) Loc. Cit. vol. IB' pag' 108.  uitwendige hulpmidd. tegen de breuken, 89 Pott zegt „ meenigmaal de nuttigheid van „ prikkelende klisteeren en zetpillen ondervon,, den te hebben, inzonderheid als zij dikwijls „ herhaald, en uit den rook van tabak, of uit „ een mengzel van zout, honig, en aloë, tot „ de behoorlijke dikte van eene zetpil gekookt, „ waren zamengefteld." „ Door deeze middelen, heb ik (voegt hij „ 'er bij) zeer vreesverwekkende breuken, wel„ ke men dacht, dat de heelkundige operatie „ volftrekt vereischten, zien inbrengen" (#). Heuermann herftelde gelukkig eene beknelde buikbreuk , bij eene vrouw van 26 jaaren, door het in den omtrek van het breukgezwel plaatzen van drooge koppen (r). Wat de geneezing der breuken aangaat, zegt hiddinga, hieromtrend moet de heelmeester altoos de zagtfte en bekwaamfte geneesmiddelen beproeven, voor dat hij tot de kunstbewerking befluit. Terftond moet hij het verplaatfte deel weder trachten in te brengen; den lijder meer of min dikwijls en overvloedig, naar de krachten van denzelven, en den trap van ontfteeking, die de breuk mogt vergezellen, aderlaaten; op het breukgezwel verfterkende, ontbindende, en za- (f) Verhand, over de Breuken, b'. 165. (r) lentfrinck, Geneesk. Tijdfebr. 2de deel bl. 4. F 5  90 F. JAS, VERHANDELING OVER DÉ zamentrekkende pappen aanleggen ; terwijl de heelmeester door de taxis het wederingaan der deelen bevordert. Dit echter (zegt hij) moet niet overhaastend gefchieden, vermits het dikwijls veel gefchikter is, eenigen tijd daar toe te befteeden, dan, door al te grooten fpoed te maaken, aan dezelve eene kneuzing te ver» oorzaaken (f). „ Bij het geneezen der breuken, zegt acrel, „ komt he na het fnijden voornamelijk daar „ op aan , dat men den ring der buikfpieren „ zo doet fluiten, dat de lijder, in vervolg ,, van tijd, niet wederom daaraan blootgefteld „ zij. In Spanjcn is men nog gewoon kleine ftukjens ijs op den ring te laaten fmelten'" (*). le dran wil, dat men bij beklemde breuken gebruik zal maaken van herhaalde aderlaatingen; dat men op ds breuk, en wel voornamelijk op den buikring, bij vernieuwing plaatzen zal weekmakende pappen, inzonderheid uit verzagtende kruiden, waar in men een goed deel heemstzalf doet fmelten (u), Dus behandelde hij, doch vruchtloos, eene be» (O Heelk, Woordenboek, ifte dsel bl. 163. (t) e. sand 1 fort, Kat. en Geneesk. Biblioth, 5d« deel bl. 146 00 Handw. der Heelk. bl. 87 — 83.  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. QT beknelde dijebreuk bij eenen man van 84 jaaren. Om echter den lijder van de kunstbewerking, ware het mogelijk, te bevrijden, werd door den Geneesheer reneaulme bevolen, dat men den lijder, op knieën en elleboogen fteunende, bij het vuur, geduurende een vierde van een uur, zoude nederleggen, om te beproeven, of de breuk, geduurende dien tijd, weder binnengebragt zoude kunnen worden. Dan le dran floeg hier weinig geloof aan, te meer, dewijl hem door éénen zijner kunstbroederen verzekerd werd, dat deeze plaatzing door hem zeer dikwijls gebezigd was, en nimmer aan zijne verwachting beantwoord had, en befloot tot de kunstbewerking (v). Van esch tekent aan, eene darmbreuk bij eenen man van 60 jaaren, alleen door het aanleggen van eenen welfluitenden breukband, binnen den tijd van één jaar genezen te hebben (V). De geneeskundige des essartz heeft, ter volkomen genezing der breuken, medegedeeld het ftuifmeel van de eikenbast, of de zogenaamde run , dat in de molens, aan de wanden,-de balken, en het molenwerk aanhangt. Met dit ftuifmeel (zegt hij) vult men een klein (y) Heelk. Aanmerk, bi. 232 — 234. (w) Heelk. Waarneemingen, bl. 32»  92 f. jas, verhandeling over de klein kusfentjen, of zakjen van gebruikt linnen, maar weinig meer dan de helft, op, ten einde het kan uitzwellen, en legt het in heeten rooden wijn, zo, dat het poeder hier mede geheel doortrokken wordt; dan brengt men de breuk ïn, en legt het op den verflapten buikring, onder de pop van eenen' breukband, op de bloote huid. Dit matrasjen wordt telken avond, bij het naar bed gaan, op dezelfde wijze, in den wijn bevochtigd. Richter (in zijne Chir. Biblioth. Vter Band, feite 439) velt over dit middel, om zijne zamentrekkende kracht, een zeer gunftig oordeel (x). De la faye tekent aan, dat dikwijls door herhaalde aderlaatingen, het aanleggen van pijn{tillende en verzagtende pappen; de eerfte toe' bereid uit kruim van brood, zoete melk, doojers van eijeren, poeder van falFraan, Balfamus tranquill. of Opium; de tweede uit heemstwortel, die van witte lelijen , kaasjesbladen, heemstbladen, bingelkruid, wolkruid, glaskruid, violen, de bloemen van camillen en meliloten, waar bij men doet het Unguentum Althaa:; benevens door het toedienen van dergelijke aars- r<0 j. g. bernstein, Nieuw Heelk. Woordenboek, ade deel bl. ao, 21.  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 93 aarsinfpuitingen, en eene goede ligging, bij beklemde breuken, de ontfteeking opgelost, en de beknelling weggenomen wordt. Hier mede niet {hagende, noch de toevallen niet verminderende, moet men (volgends de aantekeningen) de volgende middelen beproeven: i°. Den lijder met het hoofd nederwaards op den fchouder van eenen anderen laaten hangen , terwijl men, in dusdanige houding, de breuk zagtjens drukt. i°. De tabaksklisteer in het werk Hellen. En eindelijk 39. op de breuk plaatzen doeken, nat gemaakt in het koude water van goulard, in koud water en azijn, beneffens ijs of fneeuw, doch welke middelen men niet moet bij de hand neemen, dan in het begin der beknelling, of wanneer alle andere middelen vruchtloos zijn aangewend, eer men tot de kunstbewerking befluit, en wanneer de breuk , door deeze behandeling zo wel, als door de taxis herfteld is, den lijder van eenen breukband, dien hij eenen geruimen tijd moet draagen, voorzien (v). Een ftrenge eetregel, beftendige horizontaale ligging van het ligchaam, herhaalde ontlastingen door aderlaatingen en buikzuiveringen, hebben , zegt van gesscher, dikmaalen zeer groo- Cy) Beginzelen der Heelk. vertaald door daams > bl. 426.  94 F« JAS * VERHANDELINO OVER DE groote en verouderde balzaksbreuken, die men voor ongeneezelijk hield, en waai bij men eene onderlinge vastgroejing aan elkander vermoedde, doen binnengaan. In eene krampachtige beknelling der breuken , (zegt hij) moet men zig bedienen van kleine, doch dikmaals herhaalde giften van het heulfap: terwijl men hetzelve uitwendig, onder •enkel weekmakende pappen, over de breuk en ,den buik aanlegt, en van kleine, laauwe, en weekmakende darmfpuitingen vergezellen doet. In beklemming, door ophooping en verhar* .ding van drekiïof in het uitgezakte gedeelte der •darmbuis, heeft men dikwijls eene goede uitwerking gezien, van het ruim gebruik van het ■Engelsch purgesrzout, in water opgelost; terwijl men weekmakende pappen op de breuk aanlegt, en den rook van tabak door den aars laat inblaazen. Wanneer de beknelling veroorzaakt wordt ;door eene toevallige ontfteking van de breuk of den buikring, zijn herhaalde aderlaatingen, verkoelende en weekmakende aarsinfpuitingen, en dergelijke pappen, op den buik zo wel,'als op de breuk aangelegd, het plaatzen van bloed* zuigers op de breuk, en den omtrek van den fcuikring, en het herhaald gebruik van drooge kop-  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 9£ koppen, in de lendenen en op hec heiligbeen, van zeer veel nut. En eindelijk, wanneer de beklemming afhangt van ijlgemaakte lucht in den uitgeweken darm, moet men vooral (zegt hij) gebruik maaken van dikmaals hervatte befprengingen mee koud water ; van dergelijke omflagen; en van het aanleggen van ijs of fneeuw; terwijl men bij bloedrijke en jeugdige lijders eene enkelde aderlaating verrichten moet, en zig van herhaalde laauwe, weekmakende aarsinfpuitingen, beneffens een pijnftillend en windbrekend mengzel, uit Aq. Menthce, Laud. Liq. Sydenh. en Liq. Anod min. Hofm. bedienen (z).. Balthazaar zegt, dat men bij eene door lucht beknelde darmbreuk veiliger gebruik maakt van warme windbrekende ftoovingen, pappen, en aarsinfpuitingen, dan koud water, of iets dergelijks , op dezelve aan te leggen; dat men, wanneer de beknelling gemaakt wordt, door binnen den darm opgehoopte drekftof, weekmakende pappen en aarsinfpuitingen zal aanwenden; en, wanneer dezelve door krampachtige zamentrekkingen te weeg gebragt wordt,' dat men aderlaatingen moet verrichten, beneffens (a) Hedend. Oeff. Heelk. ifte deel §. 985, 1083,1086.  96 F. JAS, VFRHANDELING OVER DE fens pijnftïllende krampafweerende middelen, zo wel uit- als inwendig toedienen: ja hij bevestigt dit, met te erkennen, dat hij, meer dan eens, door eene enkele ruime aderlaating, het toedienen van 2 grein Opium, en het aanleggen van eene weekmakende pap, dergelijke beknelling gered heeft (V). t" bijgsloovige uitwendige hulpmiddelen. Het is dus niet alleen door het aanleggen van eene menigte uitwendige hulpmiddelen., dat de vroegere heelkunstoeffenaars getracht hebben de br.uken te geneezen; maar zelfs, en, hetgeen onze verwondering ten hoogften moet opwekken, door eene menigte, zo verfchillende, als omflagtige, en niets beduidende kunstgrecpen, waar in de bijgeloovigheid dier vroegere ti;den zo kennelijk doordraait, gelijk uit de volgende gevallen blijkt: Mar cel lus wil, dat men, tot het geneezen der breuken, bij jonge kinderen, zig bedienen zal van eenen jongen kersfeboom , die aard- (a) Oeff. Heelk. bl. 319—231. en het Kweeklchool der Heelk. 3de deel bl. 1—8.  UITWENDIGE HULPMIDD. TEGEN DE BREUKEN. 97 aardvast is , dat men dien naar de lengte zal doorklieven, en het lijdertjen door de van een gehouwen kloof laaten doorgaan. Voorts dat men daar na de kloof weder bij elkander zal voegen , en met koemist befmeeren, ten einde dezelve gemaklijk te kunnen hereenigen: en hij voegt 'er dit bij, dat, hoe fpoediger de boom zamengroeit, des te fchielijker de breuk genezen wordt (£). Mangetus befehrijft , dat men , om de breuken te geneezen, eenen eikenboom doorboorde, om het breukdraagend lijdertjen , nu en dan, in den uitgeholden boom te piaatzen; of dat 'er fommigen zijn, die een versch en nog warm hoenderei uitzuigen, en de fchaal, opgevuld met het water van den lijder, in den fchoorfteen ophangen. Een jongen, ("zegt hij elders) 8 jaaren oud, eene darmbreuk hebbende, waar tegen alles te vergeefs door eenen heelmeester was aangewend , werd, naakt uitgekleed zijnde, door eenen vaneen gefpleten jongen wilgeboom fchielijk driemaal doorgeftoken. Dit gedaan zijnde, werd de boom weder bij elkander gevoegd met een mengzel van wasch en terbentijn: van tijd tot tijd groeide de boom weder zamen, en te geCO De Medicamtntis cap. 33. G  98 F. JAS, VERHANDELING OVER DE gelijk genas de jongen, zo dat, toen de boom wederom bladeren begon te krijgen, insgelijks de lijder genezen was. , Dergelijk eene geneezing geheugt mij (zegt jsorrichijjs) voor weinige jaaren met een gewenscht gevolg, in den Haarlemmer-hout, beproefd te zijn met eenen gefpleten eiken? boom. Nog befehrijft hij de geneezing van een kind van 4 jaaren, dat aan de eene zijde, door eenen hoogen val, eene breuk bekwam. De ouders, de kunstbewerking, na dat verfcheiden middelen, als pappen , pleisters, en verbanden te vergeefsch gebezigd waren, overweegende, werden door eenen jaager de ge-y ueezing van het kind toegezegd. Ten dien einde bragt men het lijdertjen in een bosch, en haalde het driemaal heen en weder door eenen, met eene houten wig van een gehouwen, jongen eikenboom. Men befmeerde verders den vaneen gefpleten boom met koemist, na alyoorens de kloof door banden naauwkeurig vereenigd te hebben, en begroef de wig onder denzelven in den grond: met dat oogmerk, dat, zo ras de gefpleten boom vereenigd, en •ig vergaan was, de lijder zeker zoude gelezen zijn; het geen de uitkomst ten vollen  UITWENDIGE HULPMÏDD. TEGEN DE BREUKEN. 99 bevestigde, want het lijdertjen was, na verloop Van een half jaar, volkomen genezen (Y). Geigèr befehrijft de volgende behandeling: „ Eerstlijk (zegt bij) zal men een versch ge„ legd ei, dat eerst van het nest komt, en „ nog warm is , neemen, en daar mede dé „ breuk eenige maaien beftrijken; als dan gaat „ men bij eenen lindeboom , van welks ftani „ men den bast gedeeltelijk losmaakt, en öp„ ligt, en waar in men verders , met eene „ groote boor, een gat boort, in welk gat j, men het ei fchuift; men fluit dit gat weder,, om , door den losgefchilden bast op zijné „ plaats te voegen, en ftrijkt de reeten daar „ van met boomwasch wel toe: wanneer nu de bast weder te zamén groeit, zo vergroeit j, ook teffens de breuk. Dus zal men ééné „ maand laaten verloopen, en, zo 'er dan nog „ ingewanden uitzakken, met verfche boomen ±, verder op de volgende wijze voortvaaren." „ Drie dagen voor de nieuwe maan zal men ,, in eenen eikenboom een gat booren, door„ gaande tot in deszelfs hart, het uitgeboorde, i, verder klein geftooten zijnde , doet men in ^, een zakjen, en legt het op de breuk aan." „ Na verloop van drie dagen neemt men dit boor» (é) Bittiotbfca Chirurg. Tom. 2. pag. 359, 395, 408. G 2  IOO F. JAS, VERHANDELING OVER DE „ boorfel weder af, brengc het in het gat des „ booms te rug, flopt dit met eene eiken ke„ gel digt, en fineert het verder met koemist „ wel toe. Hier mede zal men andermaal, ter„ wijl de bast vergroeit, ééne maand vertoe„ ven, als dan moet men, wanneer namelijk „ nog eenig ingewand uitzakt, met eenen der„ den boom dus te werk gaan. De lijder „ moet van zijn hoofd en andjre deelen zijns „ ligchaams, waar hair groeit, inzonderheid „ van de beledigde plaats, de uiterfte punten „ van het hair met eene fchaar laaten afnee„ men, daar bij voegende de afgefneden nagels „ zijner handen en voeten, al hetwelk men in „ een zakjen bindt, en vervolgends, even als „ het ei te vooren , in het hart van eenen ei„ kenboom verbergt, en het op dezelfde wijze „ wél verzorgt. Zodra dan dit gat des booms „ vergroeit, vergroeit ook de breuk." „ Voor eene darmbreuk (zegt hij verder) „ neemt men eenen rooden flak, dien men op „ de breuk bindt, zoo, dat hij met den neus „ naar boven, tegen den bjik des lijders ge„ keerd ligt. ,Men laat hem daar op, tot dat „ hij gellorven is, verders neemt men eene „ naald en draad, haalt die door den neus van „ den flak , en hangt hem daarmede in den „ fchoorfteen boven het vuur op, tot dat hij . .. n ge-  uitwendige hulpmidd. tegen de breuken. IOl „ geheel verfmelt. Met dit verfmelten teffens „ en verminderen van den flak, neemt (zegt ,, hij) ook de breuk af, en verdwijnt geheel. Doch, zo het gebrek oud is, moet men dit „ eene reis of drie herhaalen, inzonderheid ten „ tijde , wanneer de maan in het afneemen „ is." (d). Omtrend het gebruikmaaken van dergelijk een flak, maakt ook gewag gabelhover (e). Even eens verhaalt ook eyleman, dat éen lijder, die eene breuk had, door eenen Italiaan volkomen genezen is geworden, door het op het vuur plaatzen van des lijders water, en het daarbij doen van een fympathetisch poeder (ƒ). „ In Duitschland (zegt ulhoorn) vindt men in het algemeen de lieden bijgelooviger, als hier te lande; niet te min hebben wij „ hier in verfcheiden tijden dergelijke ftroopers „ gehad , die niet alleen het onnozelfte volk, ,, maar zelfs lieden van aanzien deeden begrij„ pen, dat zij onfeilbaar alle breuken, enkel „ door inplanting, in minder als één jaar tijd, ,, konden geneezen." Dee- (d) Celegraphia, Jive Herniarum Deuriptio cap. 5. pag, 43 — 45- (e) Medicijnboak, bl. 139. (J) Zameafpraak, ac'ter zijne Aai.merk. bl, 41S. - G3  102 i\ JAS, VERHANDELING OVER DE Deeze Itroopers leiden eene pleister op dè plaats der breuk, die, maar weinig tijd gebruikt zijnde, daar werd afgenomen; dan boorden zij een gat in eenen eikenboom, Waar in de pleister toegerold gedoken, en h.t gat door eene bouten prop of pen werd toegëflagen; voorts leiden zij eenen breukbard aan om de breuk inmiddels in te houden, die dan één jaar' na dien dag zoude genezen zijn (g). Dat men in tijden, waarin onkunde en bijgeloof de voortgangen van kunften en weerenfchappenj zo al niet te onderhielden, ten minften zeer veel vertraagden, tot deeze en dergelijke handgreepen, beneffens niets beduidende plaatsmiddelen zijne toevlugt nam, zal aan veelen niet zeer vreemd voorkomen : maar, dat men in eene eeuw, als die, welke wij thands beleeven, en waar in onder anderen ook de heelkundige weetenfehap zulke aanmerkelijke vorderingen gemaakt heeft , onder derzelver beöeffenaaren nog dezulken aantreft, die eene beknelde en door eene hooggaande ontfteeking reeds aangegrepen breuk, eerst met een m. ngzel van Diapompholygos en Ung. Bafilkum dik befmeeren, en daar over heen beftrooijeri met garflengraan, en hierin zo veel vertrouwen (g) Aanmerk, op heister Heelk. Onderwijzing, 2de deel bl. .922.  UITWENDIGE HULPMlDD.TEGEN DE BREUKEN. 19$ wen Hellen, dat zij zulk eenen'lijder drie of vier dagen (in welken tijd, door andere meer rechtfchapen mannen, de kunstbewerking verricht, en, helaas! door den ongelukkigen lijder aan de natuur den laatften tol betaald werd) gerustelijk durven verlaaten, eer zij er weder naar omzien, zo als, nog niet zeer lang geleden, in de Provincie van Holland gefchied is, moet voorzeker de hoogfle verwondering opwekken van allen, die, bij eene gegronde heelkennis, een gevoelig en welgeplaatst hart omdraagen. . Hier mede dan de uitwendige' hulpmiddelen, die, van de vroegfle tijden af, door alle de tijd. perken (zo verre , ik dezelve heb kunnen opfpooren) van het beoeffenen der heelkunst, ter geneezing, voorkoming, en tegenhouding der breuken zijn in het werk gefield, befchreven en gemeen gemaakt, opgegeven hebbende, zie ik mijne voorgenomen taak volbragt, en hoope aan de voorgeftelde vraag te hebben beantwoord: In hoe verre ik hier aan voldaan heb, laat ik aan de Bezorgers van het Legaat van den in de kunst grijs geworden monnikhof f ter beflisfing over; terwijl ik deeze verhandeling belluit, met te zeggen: „Diverfis diverfaplacent, quod dispiket mi, Alter amat."  DRUKFOUTEN. Bladz. 10 Regel 17 fiaat mercuiralis leest mercurialis — 13 — 8 — mastih — mastik — 15 — 24 — mercuriaris — mercurialis w- 32 onderaan ^ ge w>  Verhandelingen* bek roond MET DEN PRIJS VAN HET LEGAAT, van den heere JOHANNES MONNIKHOFFj tweede deels tweede stuk. te AMSTERDAM, b ij LODËWYK van ES, MDCCXC VIII.   ANTWOORD OP DE V R AA G: "„ Na voorafgaande voldoende bepaaling van „ den aart en verfcheidenheid der waare breu„ ken, en van derzelver onderfcheidene kente„ kenen, wordt nu gevraagd : welke zijn de al„ gemeene en bijzondere oorzaaken , door de „ beste Schrijvers opgetekend, en zoo veel mo„ gelijk door eigene waarneemingen bekrach» «gd?" DOOR J. S P R U Y T. Heelmeester van het Buiten-Gasthuis te Amfterdam, WAARAAN DE GOUDEN EEREPENNING IN DEN JAARE 1798 IS TOEGE WEEZEN»   INHOUD. Inleiding. . , , Bladz. 103 EERSTE AFDEELING. PVER DE ALGE M EENE EN BIJZONDERE OORZAAKEN DER BREUKEN. ï. Over de voorbefchikkende oorzaaken der Breuken. Als zodanigen verdienen onze opmerking: De aangeboren voorbefchiktheid. . 113 — overgeërfde . n7 kt natuurlijke . . ns De  INHOUD. De Verflapping en uitrekking der buikwanden j onder deeze behooren: De Engelfche ziekte. . Bladz. 120 Een flapmakende, flijmige en zeer vette eetregel. . . . m Het woonen op plaatzen, wier dampkring doorgaands zeer vochtig is. . 124 De buitengewoone vetheid. . 125 — vermagering, na voorafgegane vetheid. 126 Het buikwater. . . . 128 De zwangerheid. . . ng — ftaat onmiddelijk na de verlosfing. 131 De fterke uitrekking en verflapping van fom- mige ingewanden; waartoe gebragt moeten worden: De zogenaamde trommelzugt. . 133 Het windkolijk, . . 134 De tegennatuurlijke ophooping van drek- ftoffen in de darmen. . 135 Eene verzameling en ophouding van wormen in eenig bepaald gedeelte van de darmbuis. . . j,g De opftopping der pis in de blaas. 138 De zieklijke geiteldheid van fommige deelen, gefchikt ter bepaaling van anderen. Deeze is of aangeboren of verkregen: onder de eerfte moeien gerangfchikt worden: De te zwakke of nog niet voltooide Hui- ting van den navelring. • Eene bijzondere wanfchapenheid van de pisblaas, en gebrekkige vorming der buikbeklecdzelen. . 142 De  INHOUD. De gebrekkige vorming en gedeeltelijke ontbeering -van het middenrif. . 143 Tot de laatfren behooren : De kneuzing. . . 144 Een eenigzins aanzienlijk lidteken. 145 De branding. . . 149 II. Over de gelegenheid gevende oorznaken der Breuken, 1 Deeze zijn: Eene fterke infpanning van krachten; als: De moeilijke verlosfing. . Bladz. 154 Het optillen en draagen van zwaare lasten. 155 Zekere bijzondere iighaamsbevveegingen. 157 Hevige fchuddingen , het zij van zekere bijzondere deelen, of' van het geheele lighaam; gelijk zijn: Het hoesten. , . 160 niezen. . . .161 -— braaken. . . 162 — zingen. . . ib. blaazen op zekere fpceltuigen. 163 ■— fpringen. • •... < 164 ■— riansfen. . . 165 —— vallen. . . /£. —• te paard rijden. . . 168 Eene uitwendig aangebragte en fteeds voorddurende drukking. . 169 TWEE-  I N H O Ü D. TWEEDE AFDEELING. OVER DE BIJZONDERE OORZAAfcEN DER BREUKEN. Onder deze moeten gerangfchikt worden: Hevige gemoedsaandoeningen. Bladz. 173 Verfehillende beroepsbezigheden. i 174 Het onderfcheid der fexe. . 180 De verfehillende leeftijd. . . 183 Beiluit, . . i 188 VÉR.-  VERHANDELING over de ALGEMEENE en BIJZONDERE OORZAAKEN der BREUKEN, door J. S P R Ü Y T, INLEIDING. I leeft iiippocrates, reeds voor meer dari tweeduizend jaaren, niet ten onrechten gezegd: de ziekte wèl gekend, is half genezen — Ook nog heden eerbiedigen wij dit zijn gezegde , daar, overeenkomftig deszelfs zeer zekere waarheid, de ondervinding, de getrouwde leermeesteresfe aller eeuwen , ons dagelijks doet zien, van hoe veel aanbelang het is voor den oeffenenden Heelmeester, de hem voorkomende gebreken en derzelver oorzaaken wèl te kennen, H ten  ho j. SPRUYT, verhandeling over de ten einde alle misvatting in zijne beöordeeling, en dwaaling in zijne behandeling, vódrtekomen, en het eenig doel zijner poogingen , naamlijk, de verbetering of genezing dier gebreken , is het mogelijk, te bereiken. Geen wonder derhalven , dat de Bezorgers van het Legaat van wijlen den HeereMONNiKhoff, ter verdere uitbreiding en volmaaking der breukenkennis , in derzelver Programma van den i^n September 1797, de volgende vraag, andermaal, ter beantwoording hebben voorgefteld: „ Na voorafgaande voldoende bepaaling van „ den aart en verfcheidenheid der waare „ breuken , en van derzelver onderfcheidene „ kentekenen, wordt nu gevraagd: welke zijn „ de algemeene en bijzondere oorzaaken, door „ de beste Schrijvers opgetekend, en zoo veel „ mogelijk door eigene waar neemingen be„ krachtigd?" Wij zullen, zo veel in ons vermogen is, aan dit gewigtig oogmerk trachten te voldoen ; de moeilijkheid der onderneeming was ons niet onbewust, doch derzelver nuttigheid heeft onzen ijver daartoe aangefpoord. Overeenkomftig de voorgeftelde Vraag, is deeze Verhandeling in twee afdeelingen verdeeld, als: L  ALGEM. EN BïJZ. OORZAAKEN DER BREUKEN. III I. Over de algemeene, en II. Over de bijzondere oorzaaken der breuken. Om in alles geregeld te werk te gaan, hebben wij de gewoone onderfcheiding der oorzaaken, in voorbefchikkende en gelegenheid gevende, ons ten richtfnoer gehouden. Offchoon alle de oorzaaken, die immer breuken voordbrengen, tot deeze beide foorten kunnen gebragt worden , fcheen het ons echter toe, de voorgeftelde verdeeling, in algemeene en bijzondere , om redenen die nader blijken zullen, te moeten volgen. E EERSTE AFDEELING, OVER DE ALGEMEENE OORZAAKEN DER BREUKEN, EN DERZELVER ONDER SCHEIDING. S. i. Vceïe en zeer onderfcheiden zijn de oorzaagken, die de breuken (hernia') te weeg brengen ; de ondervinding heeft dit ten allen tijden geleerd , en de waarneemingen van zeer veele H 3 g£j  I* J. SPRUYT, VERHANDELINO OVER DE genees- en heelkundige Schrijveren bevestigen zulks. $. 2. Meestal is men gewoon, deeze (§. i.) oorzaaken te onderfcheiden, in I. ) Voorbefchikkende, en II. ) Gelegenheid gevende. Het is deeze onderfcheiding, die wij ons, om te beter aan het oogmerk der vraage te beantwoorden , ter navolging hebben voorgemeld; en om hierin eenigzins geregeld te werk te gaan , zullen wij met de voorbefchikkende oorzaaken, als de eerfte in aanmerking komende, een aanvang maaken. L OVER DE VOORBESCHIKKENDE OORZAAKEN DER BREUKEN. S. 3- Door voorbefchikkende oorzaaken der breuken, verflaan wij al dat geene, het welk in de deelen, die tot de breuken betrekking hebben, die hoedanigheden daarftelt , waar door de voordkomst deezer gebreken aanmerklijk begunftigd wordt. $• 4»  ALCEM, EN BIJZ. OORZAAKEN DIR BREUKEN» ll| Als zodanige (§. 3-) oorzaaken, verdienen wel voornaamlijk de volgende onze opmerking, als: de aangeboren voorbefchiktheid, bij kinderen ; de overgeërfde voorbefchiktheid ; de natuurlijke voorbefchiktheid ; de verflapping en uitzakking der buikwanden; de fterke uitrekking en verflapping van fommige ingewanden; en eindelijk, de zieklijke gefteldheid van fommige deelen , gefchikt ter bepaaling van anderen. s. 5- Aangeboren voorbefchiktheid, bij kinderen. Deeze kunnen wij niet naauwkeuriger ophelderen, dan met de woorden van eenen der waardige Bezorgeren van dit aanzienlijk Legaat, naamlijk, den Hoogleeraar bonn O) : en» hoewel niet alles tot ons oogmerk dient, meenden wij echter , om, ook voor mingeöeffenden, nuttig te kunnen zijn , deeze plaats in zijn geheel te moeten overneemen; zij luidt dus: „ in „ onvoldragen manlijke vruchten liggen de bal„ len nog binnen de buikholte, en zijn aldaar, „ be» (a) Verh. van de Holl. Maatf. der WetenC te Haanem, D. XX, St. II. bl. 468. H 3  »4 J. SPRITST, VERHANDELING OVER DR „ behalven den eigen dikkeren rok , vast om,, kked met een glad oppervlakkig vlies , een „ waar vervolg van het buikvlies (paritonaum) .„ op dezelfde wijze als alle de buikingewan„ den. De bal .zakt door den open buikring naar buiten, en daalt, vóór of na de geboor,, te, allengs nederwaards tot onder in den bal„ zak. Bij dit doorzakken en afdaalen neemt tJ de bal een verlengzel van het buikvlies me- de. Dit verlengd buikvlies maakt dus een „ foort van koker, die door eene opening „ Cmeatus') gemeenfchap onderhoudt met de „ buikholte. Binnen den bod^m van deezen „ koker ligt derhalven de bal en bijbal bloot, „ even gelijk binnen den buik, vóór de doort, zakking. ,, De zaadvaten loopen aan den achterkant van deezen koker, in eene flaauwe verdubbeling yan denzelven ingewikkeld : zo dat, bij het 3, van den voorkant openfnijden van deezen 3, koker, de zaadvaten binnen deszelfs holte „ fchijnen te hangen, terwijl zij 'er alleen uitj, puilen. „ Na eenig tijdverloop fluit zich deeze ko,, ker, weinig boven den bal , vast om de zaadvaten, en de koker wordt hier door in }, twee holtens afgedeeld. De onderfte verII krijgt de gedaante van een rond , doch flap. „ han-  ALGEM. EN BIJZ. OORZAAKEN DER BREUKEN. 11$ „ hangend blaasjen, het welk den bal omringt „ en bevat. De bovenfte langwerpige holte „ omvangt de zaadvaten , en behoudt nog ge„ meenfchap met de buikholte. ,, Het bovengedeelte van den koker wordt, „ zo lang het nog open is, en ook naderhand, „ wanneer het om de zaadvaten toegroeit en „ dezelve omkleedt, fchederok der zaadvaten „ {tunica vaginalis vaforum fpermaticorum) „ geheten. M Het benedenfte gedeelte, dat niet op eene „ zeilde wijze toegroeit om den bal , hecht , zig aan de zaadvaten, even boven den bal „ en bijbal (epididymii), en blijft voor het „ overige , even gelijk in den buik, vervolgd „ in het oppervlakkig vlies des bals , 't welk „ gemeenlijk den witten rok (tunica albuginea) „ genaamd wordt. Deeze overgang is gelijk „ aan die van het inwendig vlies van het hart„ zakjen (pericardiuni) , het welk in het uit„ wendige vlies van het hart overgaat, na dat „ het zig aan de vaten van hetzelve gehecht „ heeft, en over derzelver groote Hammen naar „ het hart terug keert. Dit vliezig beursjen „ draagt den naam van fchederok des bals , of „ tunica vaginalis testis , en is van rondom „ natuurlijk afgefloten en digt." — En iets verder : „ zo lang nu de balkoker van den H 4 » buik  %l6 j. spruyt, verhandeling over de „ buik af tot orn den bal open is, zo lang „ kan darm of net," (of wel beiden tevens) „ uitzakken binnen deezen koker, en in aan-. „ raaking met den blootliggenden bal komen.. „ Zodra daarentegen de fchederok des bals „ reeds boven denzelven is afgefloten, zo zakt „ de darm of het net alleen tot aan dén fche„ derok. Beide- deeze gevallen kunnen in eene ?, aangeboren voorbefchiktheid tot breuken voor„ vallen, en eene hernia congenita uitmaaken. ü, In beide gevallen wordt het uitgezakt inge3, wand omkleed, en derhalven ook de breuk3, zak gemaakt, door den open fchederok." — §• 6. Ook bij eerstgebooren kinderen van het vrouwelijk geflacht, heeft men dezelfde (§. 5.) voor'-efchiktheid tot breuken waargenomen. Deberoemde camper (éj en coopmans hebben foorrgelijke verlenging of koker van het buikvlies in meisjens gevonden, en de Hooggeleerde sandifort (o) , oehme (/), richter (6 ) Verh. van de Holl. Maatf. der Wetenfcb. te Haarl. P. VI. St. I. en D. VII. St. I. _ Cc) Aangeb. Lieschbr. bl. 42. 00 Achter roseh van rosïnstein, Ziekten der £inderens bl, 379.  algem. en bijz- oorzaaken der breuken. II? ter (0 , en bernstein (ƒ) , om geene' anderen te noemen , erkennen en befchrijven dezelve insgelijks. s- r- Overgeërfde voorbefchiktheid. Dat eene overgeërfde gefchiktheid van de ouders tot de kinderen niet onmogelijk is, met betrekking tot de vorming, der voorbereidende oorzaaken van meer dan eene ziekte , heeft de ervaaren en bij dit Legaat ook met roem bekende leurs Cg) voldingend bewezen: met opzicht tot de voordbrenging van breuken , heeft men deeze voorbefchiktheid eveneens waargenomen. Menigmaal" zegt de uitmuntende van der haar (A) „ heb ik opgemerkt, dat ', kinderen , die bijzonder naar hunnen vader „ of moeder geleeken , het zij dan jongens of „ meisjens , van derzelver eigenaartige ziek5, tens wierden aangedaan." En iets verder vervolgt hij: „ ook heb ik „ gezien, dat zig dit fomwijlen bij de jongens „.of meisjens alleen en bijzonder bepaalde , en „ zelfs (e) Verh. over de Breuken, D. II. bl. no. (ƒ) Nieuw Heelk. Woordenboek, D. II. bl. 55. (g) Prijsverh. over de Scrofulae, §. 17—al. (h) Genees- en Heelk. Waarn. §. 132. en Genees- en Heelk. Mengelfchriften enz. D. II. bl. i?5- en volg. H 5  Il8 j. spruyt, verhandeling over de „ zelfs tot in het derde gedacht voordging." En: „ de kennis hier van, vooral ook bij ,, breuken , is niet zonder nut." Zo ook getuigt richter (Y) gezien te hebben, dat kinderen , welker ouders breuken hadden , uit zig zeiven , en zonder eenige uiterlijke oorzaak, breuken kreegen. Richter haalt hier bij twee plaatzen aan, de eene van mauchart, alwaar deeze gewag maakt van eenen vader en drie kinderen, die allen breuken hadden , en de andere van hoefmann, die een dergelijk geval verhaalt. Bij hildanus (T) eindelijk, vindt men insgelijks voorbeelden, dat breuken. alleen door deeze oorzaaken, tot in het derde geflacht wierden voordgebragt. §.8. De natuurlijke voorbefchiktheid. De natuurlijke weekheid en zagte- aart van de wanden, welke de buikholte omringen, de zeer groote rekbaarheid , waar voor dezelve vatbaar zijn , de natuurlijk zwakkere plaatzen, die aan en in derzelver omtrek gevonden worden, als, de lieschfpleeten, de dijeboog, den navelring, de CO Verh. over de Breuken, D. I. bi. 17. (*; Zesde deel, Aanm. 73.  ALGEM. EN BIJZ. OORZAAKEN DER BREUKEN. IIJ de halfmaanswijze openingen , aan de bovenfte en binnenfte uitranding van de eironde gaten der ongenaamde beenderen, en het benedenfte zakwijze verlengzel van het buikvlies, tusfchen de pisblaas en den endeldarm, bij mannen , en bij vrouwen tusfchen deezen zelfden darm en de fchede, gelijk ook tusfchen dit zelfde deel en de blaas, het welk, zonder eenige aanhechting of fteunzel, geheel op zig zeiven beftaat (/)•; de bijzondere plaatzing, de losfe gehechtheid, de glibberige gladheid, en hier door zo gemaklijke beweeglijkheid, als mede, de meerdere uitgebreidheid van fpmmige, en de eigen zwaarte van alle , der binnen de buikholte bevatte ingewanden ; de geduurige en beurtelingfche beweeging van de buikfpieren en het middenrif, bij de ademhaaling, waar door de ingewanden , en wel inzonderheid de darmen, (die, door de in dezelve bevatte veerkrachtige lucht, altoos, naar meerdere ruimte zoeken) aan eene geftadige drukking en verplaatzing onderhevig zijn; en eindelijk, de opgerichte gang en houding van het ligchaam , meet men als zo veele natuurlijke voorbefchikt- he- (0 camPer, Zfcm. Anat. Path. Lib. II. Tab. II.Fig. 3emellie, Verlosk. D. I. S. 131. Richter, Verhard, pver de Breuken, D. II. bl. 112.  lao SPRUYT, VERHANDELINO OVER DE heden , tot het vormen van breuken, aanmerken, ' \ $- 9- - ■■ ■ Tot de verflapping en uitrekking der buikvanden, als voorbefchikkende oorzaaken, brengen wij, i.) de Engelfche ziekte; 2.) een Jlapmaakende, flijmige en zeer vette eetregel; 3.) het woonen op plaatzen , wier dampkring doorgaands zeer vochtig is; 4.) de buitengewoone vetheid; 5.) de vermagering, na voorafgegaane vetheid; 6.) het buikwater; 7.) de zwangerheid, en 8.) den flaat onmiddelijk na de verlosfing. — Wij zullen deeze ieder afzonderlijk voordraagen. 9 ïd §. 10. i/) De Engelfche ziekte. Altoos befpeurf men, bij kinderen aan deeze ziekte onderhevig, eene algemeene fletsheid, zwakheid en vermagering , en des eene verminderde veerkracht en werking der vaste deelen (ni) ; en na den dood, bij de ontleding , de holligheid van den buik met water, en de darmbuis opgeblazen en meer (jn) leurs, Prijsyerlj. over de Scrofulae, $, u?.  ALCEM. EN BIJZ. OORZAAKEN DER BREUKEN. 121 meer dan gewoonlijk met lucht gevuld, (n) — Wanneer men nu tevens hier bij in aanmerking neemt, dat, in de vroege kindsheid , de persfing van het gedarmte geheel en al op de lieschfpleeten aankomt, doordien de pisblaas de holte van het bekken fluit en vult (o) , blijkt het niet onduidelijk, hoe zeer deeze ziekte als eene voorbefchiktheid tot breuken kan en moet gehouden worden. Het is hier door, ten minften, dat wij -meenen te moeten verklaaren, de oorzaak van twee lieschbreuken, eene navelbreuk , én eene uitzakking van den endeldarm, allen verëenigd in een rachiticq mannelijk kind, van twee en een half jaar , het welk wij voor weinige jaaren , niet zonder gevoel van medelijden, gelegenheid hadden te zien. t S. ii- 2.) Een flapmakende , flijmige en zeer veti te eetregel. Welke nadeelige uitwerkzelen het veelvuldig gebruik van dergelijke fpijzen en dranken op onze geitellen voordbrengt, en hoe (•Ogirtanner, Verhandel, over de ziekten der Kinderen enz. bl 384. (o) camper , in de Verhandel, van de Holl. Maatfch. der Wetenf. te Haarl. D. VI. St. I. bl. 264.  122 j. spruyt, verhandeling over de hoe zeer het geheele ligchaam 'er door lijdt en verzwakt wordt, heeft, onder anderen, de geleerde Amfterdamfche Geneesheer michell, in zijn voortreffelijk antwoord over de Febres Catarrhales fj>), duidelijk en met nadruk aangetoond; en dat ook deeze veranderde gefteldheid en algemeene verflapping des lighaams , uit zulke misdagen in den leefregel voordgevloeid, onder de voorbefchiktheden tot breuken moet gerangfchikt worden , blijkt uit de volgende plaatzen: Hippocrates (cf), bij voorbeeld, zegt, dat die geenen ligt aan breuken onderhevig zijn, welke allerhande water drinken, uit groote rivieren, moerasfen, enz. Freijtag (>) oordeelt, en van dit gevoelen zijn ook wolfgang (Y) en blumenbach (tj , dat , onder anderen, het gebruik van veele melkfpijzen, de oorzaak van zo menigvuldige breuken onder de Zmtzers is. En fj>) In de Verh. van het Zeeuwsch Gen. der Wetenf. te Vlisf. D. XI. bl. 188—199. C?) De Aere fcf Locis Tom. I. Se£t. 3. pag. 28Ö. Edit, Foefti. (r) In h aller, Disp. Chir. Tom. III. pag. 63. (O Ephem. Nat. Cur. Cent. 5 6 Append. pag. 3. CO Medicinifche Bibliothsk, Band I. Jeits 72*.  alcem. en bijz. oorzaaken der breuken. li$ En de geleerde sommering (V) zegt hieromtrent: „ veelligt wordt de jeugd, in de ftree„ ken die aan Holland, Friesland, Holflein „ en Meklenburg grenzen, even zo als blu- menbach van de Zwitzers aanmerkt, door „ het geduurig en onophoudelijk gebruik der, „ meestal zeer vette, melkfpijzen, tot breuken „ voorbefchikt, zo als ook de diaeta la&ea „ der Hollanders , eene hoofdoorzaak van de insgelijks bij hen zo blijkbaar menigvuldige a, breuken is." En hij laat 'er onmiddelijk op volgen : „ men verfchrikt waarlijk over de „ groote menigte van breuken in Holland, „ daar aan een' eenigen man, den Heere mon„ nikhoff naamlijk , alleen, over de twee „ duizend gevallen ter behandeling voorkwa„ men." Ook heeft de ondervinding geleerd, en ar- naud (?)> petit (V) , le dran en gunz (jy) ' om van geene anderen meer te fpreeken, bevestigen het, dat menfchen , die veel (a) Ueber Urfache und Ferhütung der Nabel, und Leisten» Irüche bsi der Jugend, feite 55, Frankfurt am Mam 1797. (v) Mem. de Ckir. Tom, li. (w) Traité des Malad. Chir Tom. II. pag. 287. (x) Operatien der Heelkuns,', bl. 69, (y) Libellus de Herniis, pag. 34, j  124 j* spruyt, verhandeling over de veel boter of olij in hunne fpijzen gebruiken, bijna ailen aan breuken onderhevig zijn. §• 12* 3.) Het woonen op plaat zen, wier dampkring doorgaands zeer vochtig is. Dat eene vochtige lucht eene te groote hoeveelheid water in onze vaste deelen doet indringen , (het welk door de watervaten opgeflorpt, en verder overgevoerd wordt (z) ) ons gantfche geftel zwak en flap maakt , en des de voorbefchikkende oorzaak van zeer veele ziektens en gebreken, waartoe wij ook de breuken brengen, zijn kan, en waarlijk is , hebben de beroemde Nederlandfche Geneeskundigen van den bosch Qa)t bikker (b~) en michell (c), te recht, aangemerkt ; en, onder anderen , ook hier van daan, naar ons inzien , dat in ons vaderland, 't welk, meer dan andere landen, laag , vochtig (2) blumembach, Natuurkunde van den Mensch, 5. 441. Ca) Verh. van de Holl. Maatf. der Wetenl. te Haarlem D. XVIII. (V) Vertoog over de oorzaaken der Zenuwziekten in ons land, enz. (f) Op de aangehaalde plaats, \  algem. en bijz. oorzaaken der breuken. 13$ tig en moerasfig is , de breuken zo menigvuldig en algemeen worden waargenomen. $• I3- De buitengewoone netheid. Het is uit dc ontleedkunde bekend, dat 'er, behalven de eigenlijk dus genoemde vetrok onder de huid, overal tusfchen de naast elkander gelegen deelen , voornaamlijk tusfchen de fpieren en vliezen , (ook de natuurlijk zwakkere plaatzen (§. 8.) aan den omtrek van den buik , zijn, behalven de deelen welke zij doorlaaten, daar mede aangevuld) een fijner cel wijs weefzel, als een affcheidzel , geplaatst is, en dat het, nevens andere gebruiken , dient tot de bevatting van het vet : wanneer nu dit celwijs weefzeï buitengewoon met vet is aangevuld (d~) , de deelen hier door fterk uitgezakt en van eikanderen verwijderd worden , en daar mede , zo als veelal het geval is, eene ftilzittende levenswijze, het misbruik van voedzels (§. u.) enz. gepaard gaan , kan men zeer gemakkelijk be* grijpen , hoe dat eene algemeene verzwakking, en (i) bonn , in de Verh. van het Gen. ter bevord. der Heelk. te Amft. D II bl. 300. Zie ook richter , Verh. over de Breuken, D. I. bl. 32. ï  ia5 J. SPRUYT, verhandeling over de en des de voorbefchiktheid tot breuken, uit deeze lighaamsgefteldheid voordvloeit. Le dran (e), onder anderen, verhaalt het geval eener jonge en zeer vette vrouw, die, door de aanmerkelijke verflapping haarer buikwanden, eene buikbreuk kreeg. En is het niet meer dan waarfchijnlijk , dat in de zeer zwaarlijvige vette lijderesfen, door ten haaff (ƒ) en kragtingh (g) behandeld, deeze voorbefchiktheid alleen, de voornaame en eerfte oorzaak van haare breuken geweest zij? §. 14. 5.) De vermagering, na voorafgegaane vet' heid. Wanneer wij letten op het geone (§. 13 ) hier is voorafgegaan, en 'er bijvoegen,' dat door de vermagering, door welk eene oorzaak ook te weeg gebragt, vooral wanneer die fchielijk gebeurt, de reeds plaats hebbende algemeene verflapping der deelen nog aanmerklijk vermeerderd wordt, zo behoeft het geene nadere opheldering, waarom ook deeze onder de voor- be» (O Operatien der Heelk. bl. jo5. C/) Verb. van de Holl. Maatf. der WetenC te Haarlem D. VIII. St. 1. bl. 497. Cg) Verh. van bet Gen. ter bevord. der Heelk. te Amft, D. II. bl. 170.  algem. EN bijz. OORZAAKEN der breuken, la? befchiktheclen tot breuken dient geteld te worden; en dat de vermagering fomwijlen fehielijk gebeurt, valt niet moeilijk te verklaaren : im mers is het bewezen , dat de watervaten, niet alleen vocht, maar ook vaste deelen. ja zelfs de harde, beenftof (A), in ons ligchaam opneemen en overvoeren, hoe veel gemakkelijker kunnen zij dan dit het zagte vet niet doen, welks opflorping , zegt blumenbach (Y) , zeer fehielijk kan gefchieden? Richter (£) zag, .bij een' tachtigjaarigen man, die, na zeer vet geweest te zijn, weder mager was geworden , in beide de liesfehen een breed breukgezwel, dat naar eene vrouwen borst geleek; en camper (/) vond, in het lijk van een' oud mager man, het buikvlies verflapt en verlengd, en, ter wederzijden van hec bekken , zeer diep in de openingen der eironde gaten ingedrongen: dus waare breukzakken. En in het lijk van een' ander zeer mager oud man, toonde hij, in het jaar 1761, te Am/ierdam, op het Theatrum Anatomicum , eene dub- iV) sommering, win Baue des menschlichtn Kdrpers, Theü I §. 48. en ludwig, in zijne Hoogd. Vert. van cruiks h a n k, pag. ioo en 107. (» Loc. cit 5- 39, (k) Verh. over de Breuken, D. I. bl. ij. Qj Dem. Anat, Path. Ltb. II. Cap. 7. §. t en 4. I a  IfflS j. s-prüyt, verhandeling over de dubbelde lieschbreuk , waar van die in de linker zijde, tien duimen lang en vijf breed was. s-■* 6.) Het buikwater. Het is in deeze ziekte dat zig , inzonderheid, beide de hoofdfoorten van voorbefchikkende oorzaaken tot breuken, verflapping , naamlijk, en uitrekking, verëenigen, vooral tot navelbreuken. HlLDANUS (>»), pringle (») , bene- voli (0),. en de geleerde donald monRO (i5)» om van geene anderen te fpreeken, hebben gevallen aangetekend, alwaar, door de geweldige uitrekking, de navel openborst, en het water dus een uitgang verleend werd; en warner (q) zag, na zulk eene fterke uitrekking en doorbooring, eene navelbreuk volgen. Ook hebben levret Cr), en verdier(j) bij vrouwen , die het buikwater hadden, dijebreuken waargenomen. §. 16. (im) Eerfte deel, Aanm. 47. (n) Geneesk. Proeven van Edinbmrg, D. III, bl. 233. (0) Heelk. Waarn. bl. 5;. ip) Verh. over de tt'aterzuat enz. bl. 224. in de Aart, (q) Cofes of üurgery , pag. 168. (r) Obfirvat.fur let Polypes, pag 150. (f) Mem. de l'dtad. de ChW. Tom. II. pag. 23.  algem. en bijz. oorzaaken der breuken. 139 §• 16. 7.) De zwangerheid. „ De witte lijn, zegt „de beroemde baudelocque (V) , ver- meerdert altijd in den loop der zwangerheid, naar maate de dikte van den buik ontwik„ keld wordt , terwijl, omtrent het einde van de zwangerheid, de regte fpieren zeer van eikanderen verwijderd zijn , vooral op de „ hoogte van den navel, wiens ring, als dan, fomtijds op eene zonderlinge wijze geopend „ is." En wijders vervolgt hij: „ Men be- merkt tevens , dat de witte lijn in dien tijd „ zeer dun is , en dat derzelver van elkander „ afgeweken vezelen, op verfcheiden plaatzen, 3, aanmerklijke maazen openlaaten , welke tot den oorfprong van zekere breuken gelegen- heid verfchaffen," Ook getuigt de beroemde Hoogleeraar du pui («) dat in de zwangerheid, de navel, welks ring, dikwerf ter grootte van een' agtentwintig, zeer dun en Hap is, ja de geheele witte lijn, die door het van één wijken der regte buikfpieren minder weêrftand biedt, méér gedrukt (t) Verlosk. D. I. §. I09. (») Verh. van het Zeeuwsen Gen. der Wetenfch. te Vlisfc D. XIII. bl. 511. 13  J30 j. spruyt, verhandeling over de drukt worden, en gemakkelijker tot navelbreuken aanleiding geeven — Aanmerkelijk is ook, ten deezen opzichte, 't geen camper (v), bij het openen van het lijk eener hoog zwangere vrouw,.heeft waargenomen: dus fchrijft hij: „ ik fneed langs het „ midden van den buik de bekleedzelen door, „ tot op de linea alba. Gewoon zijnde de „ aponeurofes tamelijk fterk , en de recti db„ dominis digt aan elkander te vinden , ver„ volgde ik de eerfte ihede dieper; ik was „ zeer verwonderd , dat ik, in de verbeelding „ zijnde van maar eenige vezelen der regte „ fpieren gekliefd te hebben, reeds de geheele „ uterus door , tot óp het chorion geopend „ hadde." „ In het vervolg," zegt hij nog, „ ben ik voorzigtiger geweest; en heb zedert „ geleerd , dat , door de uitzetting, de regte „ buikfpieren van één wijken , omtrent den „ navel ter breedte van twee, fomtijds drie „ vingeren, laager nederwaards minder, tot dat „ ze op hec os pubis weder bij een komen." Le dran (V) verhaalt, dikwijls vrouwen gezien te hebben , die , in den tijd haarer zwangerheid, navelbreuken hadden. Heis- O) Verh. voor maüsiceau , Ziekten der zwangere Vrouwen, bl. 18. (w) Operatien der Heelkunst, bl. 104.  algem. en bijz. oorzaaken der breuken. 131 Heister en henkel (;y) fpreeken van buikbreuken , welke de vróuwen, geduurende haare zwangerheid, kreegen. De waarneemingen, eindelijk, van verdier (z), smellie (d), en nordmann (&) bewijzen , dat 'er ook op andere plaatzen, als , in de liesfchen, dijen, bilnaad en fchede, ftaande de zwangerheid , eveneens breuken geboren worden. s. 17. 8.) De fJaat onmiddelijk na de verlosfïng. Baudelocque (Y), fprekende over de nuttigheid , welke hem de ondervinding geleerd had, van den JJuitband, getuigt: dat bij fommige kraamvrouwen , door den aanleg van dit verband, verfehillende breuken worden voorgekomen: en zeker, het behoeft geen breedvoerig betoog, dat na zulk eene (§. 16.) aanmerkelijke uitrekking en verflapping der deelen, als hier is voorafgegaan , de voorbefchiktheid tot OO Disf. de Hernia incarc. fupp. Helmft. T758. (j Chirwgifche Operationen, v ertes Stü:k, feite 67, (s) Mem ds ÏAcad deChir. Tm. II Obf. 12—14. (X> Verlosk. D. U. Verz. lit No.-?. (») Disf. de Ifchur Gravid. Argent. J75*« CO Verlosk. ü. II. S- 1027. I 4  132 J. SPRUYT, VERHANDELING- OVER DE tot breuken nog een' geruimen tijd aanwezig büjft. De volgende gevallen bevestigen dit. Bij hildanus (V) vindt men twee voorbeelden van navelbreuken, die op de verlosfing gevolgd waren, en waar van de eene, wegens haare groote uitgebreidheid, zeer aanzienlijk was. Eene vrij aanmerkelijke buikbreuk , als het gevolg eener moeilijke verlosfing, heeft de er» vaaren logger (Y) waargenomen en befchreven. Ook van lieschbreuken , eveneens na de verlosfing ontftaan, hebben hildanus (ƒ), Meyerüs Q>), sijvion en levret (A) insgelijks voorbeelden aangetroffen. De omkeering en uitzakking der baarmoeder, ^egt de beroemde camper (/), gebeurt dikmaaien na de verlosfing, en is altoos eene waare darmbreuk , fomwijlen eene blaasbreuk tevers; de naaste oorzaak, voegt hij 'er bij, fchijnt te zijn, eene verflapping der heilig- en zitbeensrbanden cn van de conftritlor cunni. Ea (d) Derde Deel, Aanm. 63 en 64. (O Prijs verh. bij het Legaat van monnik ho ff , §, j. (ƒ) Zesde Deel, Aanm. 37. (g~) hildanus Obf. m Fol, pag. 896. (.h) Mem, de l'Jcad. R. dg Ckir. Tm. II. pag, sg, Op de aangehaalde plaats, bl, 64,  algem. en bijz. oorzaaken der breuken. I33 En leurs (&) heeft, daar hij hier van gewag maakt, 'er eenige voorbeelden van aangehaald, 5- 18. De fterke uitrekking en verflapping van fommige ingewanden, als voo befchikkende oorzaaken der breuken befchouwd, daar toe behooren, i.) de zogenaamde trommelzugt; 2.) het windkolijk; c.) de tegennatuurlijke ophooping van drekfloffen in de darmen; 4.) eene verzameling en ophouding van wormen in eenig bepaald gedeelte van de darmbuis, en 5.) de op flopping der pis in de blaas — wij zullen ook deeze ieder afzonderlijk ophel. deren. §• i9- 1.) De trommelzugt. Over de eigenlijke zitplaats der lucht in deeze ziekte heeft men lang getwist; littre (7) verzekert, dat zij altoos binnen de darmbuis bevat is —■ genoeg, intusfchen, is het tot ons oogmerk, dat zeer zekere waarnemingen het beftaan van dit foort beves- ti- (fc) Prijsverh, bij het Legaat van momnikhoff, j. 182. O) M*m- dePAcad. des SeUnces, l'm. 1713. ik  134 j' spruyt, verhandeling over de tigen, en het is deeze, welke wij hier bedoelen. De beroemde monro (m~), onder anderen, befehrijft zulk eene trommelzugt der darmen , die fomtijds zo monftreus toenam, dat de bekleedzelen gevaar liepen van te zullen bersten, en waar bij men dan, ingevolge de fterke uitzetting der darmen, verfcheiden ongelijk uitpuilende bulten aan de uitwendige oppervlakte van den buik waarnam. Deeze geweldige uitfpanning nu, en van de darmen en van de bekleedzelen , verminderd of geheel geweken zijnde, wat is dan natuurlijker, dan dat 'er eene aanmerkelijke verminderde veêrkracht en verzwakking (atonia) in die deelen nablijft, fterk genoeg, om de vorming eener breuk toe te laaten? En offchoon ons geene gevallen zijn voorgekomen , waar mede wij dit kunnen ftaaven, waarom zou, door deeze voorbefchikkende oorzaak alleen , niet even zo zeer eene breuk kunnen geboren worden, als door het-windkolijk? %. 20. 2.) Het wind-kolijk. „ Men heeft gezien,'* zegt richter, (n) „ dat na een hevig wind- „ ko- (m) Geneesk. Proeven van Edinburg, D. I. bl. iïe. O») Verh. over de Breuken, D. I. bl. jo.  alcem. en eijz. oorzaaken der breuken. 1$5 „ kolijk, uit zich zelfs breuken ontftaan zijn, zonder dat 'er eene uitwendige oorzaak gele„ genheid toe gegeven had." De waarheid van dit gezegde wordt bewezen door een geval, het welk jamieson (o) heeft waargenomen, in een' man, die, na een geweldig kolijk, eene liesch- en balzaksbreuk kreeg. Daar bij deeze kramppijnen, de darmen, terwijl zij door lucht fterk zijn uitgezet, geweldige en zeer ongeregelde beweegingen te lijden hebben, kan men begrijpen, hoe dezelve daarna , eene aanmerkelijke verflapping (§. 19.), en des voorbefchiktheid tot het uitwijken naar buiten, moeten overhouden. §. ei. 3.) De tegennatuurlijke ophooping van drekploffen in de darmen. White fj>) befehrijft het geval van een meisjen van 15 jaaren, wier buik zo verfchrikkelijk was uitgefpannen, dat haare ziekte zeer wel naar het buikwater geleek ; geftorven, en het'lijk geopend zijnde, vond men alle de darmen, doch inzonderheid den (♦^ Geneesk. Proeven van Edinburg, D. L bl. 143. (pj Heelk. Gev«ll. en Aanm. bl. 17.  itf j. spruyt, verhandeling over de den karceldarm (colon) , tegennatuurlijk, door daar in opgehoopte drekftoffen , uitgezet, en ter dikte van een mans dije verwijd. Eveneens vond de beroemde ruysch (^), in het lijk van een meisjen van 5 jaaren, het benedenfte gedeelte van den karteldarm dermaar,e verwijd en opgefpannen , dat het bijna de geheele holte van den buik vulde, en hij deswegens naauwlijks eenig ander ingewand ontdekken konde. Dat ook door deeze bovenmaatige uitrekking der darmen, en van de bekleedzelen, eene aanmerkelijke verflapping in dezelve te weeg gebragt worden, en na de opruiming der drekftoffen eene voorbefchiktheid tot breuken overblijven kan, laat zig uit het reeds te vooren (§. 19. en 20.) gemelde, duidelijk genoeg begrijpen. §• 22. 4.) Eene verzameling en cphouding V4tn vormen in eenig bepaald gedeelte van de darmbuis. Dat wonnen dikwijls buitengewoon vermenigvuldigd en opgehouden worden binnen de darmbuis, heeft de ondervinding geleerd , en eene menigte van getrouwe waarneemingen be« CO Anat. en Chirurgie. Aanm. bl. iao.  algem. en bijz, oorzaaken der breuken. ij? bevestigen het (>) : behalven een groot aantal andere nadeelen , kunnen de dus bevatte wormen , niet alleen, door hunne geduurige beweeging en knaaging , maar ook door derzelver opêenpakking en zwaarte , de rokken der darmen , aan eenig bepaald gedeelte van haaren omtrek, uitbreiden, verzwakken, en voor zich een nest of zak, even als een vliezig aanhangzel (V), en des ook eene voorbefchiktheid tot breuken maaken. — En zoti men hier door, welligt, geene reden kunnen geeven van de vorming der zogenaamde breuk van littre? Het is niet onwaarfchijniijk , ten minsten, dat in het ge .-al eener beknelde, en tot verettering overgegaane navelbreuk, door de muralto (0 befchreven, iets dergelijks hebbe plaats gehad, en de voorbefchikkende oorzaak geweest zij. — Ook verhaalen ruvsch (u) en heister (V) voor- (r) Medical Traf.faEt. Vol. L pag. 45. an 1768. — Journal de Medicine, Tom. XXXIV. pag. 60. en sandifort, Natuur, en Geneesk. Bib!. D. 11, III, IV, VI en VII. 0) ruysch, VII Anat. Cabimt, No. 15, Pl. 4. Afb, a en 3. (t) Ephem. Nat. Cur. Dicur, II. an. 3. pag, 28 ï. (m) X Anat. Cabimt, No 57. (y) Meiiicinifche vni Ghirurgifche Wahrnehmungen, Thstl I. feit: 196.  133 J. SPRUYT, VERHANDELING OVER DE voorbeelden, van de inëenfchieting (intusfusceptio) van een gedeelte darms in een ander, door wormen veroorzaakt, waargenomen te hebben. Men zie deswe^ens ook wedekind; von der Einklemmung der Brüche, die durch Würmer verurfacht wird (w~). §. 23. 5.) De opjiopping der pis in de blaas, Uit, zeer veele waarneemingen , niet alleen, maar ook uit de ontleedkundige nafpooringen na den dood, blijkt het, dat, door de ophouding der pis , de blaas buiten maate kan worden uitgezet Qx), zo zelfs, dat zij , aan het haar uitrekkend vermogen niet langer meer kunnende toegeeven, eindelijk berst (y). Niets derhalven is natuurlijker , dan dat eene aanmerklijke verflapping en verlamming , na de ontlasting der pis , in zulk eene uitgerekte en nu faamgevallen blaas moet overblijven , waar door , en door haare bijzondere plaatzing, in de nabijheid der (w) In richter's Chirurgifcken Bibliothek, Sten bande feite 79. (x) bonn, in de Verh. van het Zeeuwsen Genootf. der Wetenf. te Vlisf. D JV. en in de Verh. van het Gen. ter bevord. der Heelk. ie Amft. D. II. 00 PtATERüs, Ptax. Med Lik. III. C«$, 3.  AL ge ld* en bijz. OORZAAKEffi DER BREUKEN. I39 der (§. 8.) natuurlijk zwakkere plaatzen aan het benedenfte gedeelte des buiks, dit ingewand zo zeer wordt voorbereid tot het uitzakken en vormen van breuken. Ver dier (Y), en saltzmann (a),om van geene anderen te gewagen , hebben , in hunne fraaje en over dit onderwerp alleen inger'chte verhandelingen , vericheiden voorbeelden hier van bïjgebragt. De zieklijke gefteldheid van fommige deelen, gefchikt ter bepaaling van anderen , is, of aangeboren of verkregen : wij zullen dezelve ieder afzonderlijk befchouwen en voordraagen. §• 25. Onder de aangeboren zieklijke gefteldheid enz. rangfchikken wij i.) de te zwakke of nog ■niet voltooide fluiting van den navelring , bij eerstgeboren kinderen; a.) eene bijzondere •wanfchapenheid van de pisblaas en gebrekkige vorming der buikbekleedzelen , en 3.) de gebrek- Ca) Mem, de PAcad.. R. de (Èr. Tm. II. 00 Disf, ie Hernia yeficat Urinaria, Argent, 1733.  I40 J. SPRUYT, VERHASPELING OVER DE brekkige vorming en gedeeltelijke ontbeering van net middenrif. S- 26. 1.) De te zwakke of nog niet voltooide fluiting van deti navelring, bij eerstgeboren kinderen. , Gebrek aan behoorlijke voeding" zegt de Hoogleeraar bonn (£) „ en vorming „ der wanden van buik- en borscholligheden, vooral zo die door het uitzettend vermogen „ van verzameld en opgehoopt vocht verhin99 derd wordt, heeft ten gevolge gehad , dat „ hart en longen , of vaatachtige en vliezige „ buikingewanden, door verdunde en doorfchij„ nende bekleedzelen heen gezien, of, na het verbreeken dier tedere wanden, niet overdekt „ en befchermd, maar buiten derzelver natuur„ lijke bewaarplaats bloot liggende, gevonden ., worden." En iets verder vervolgt zijn Ed.? „ De navelftreng is bier voor niet minder vat9, baar, gelijk blijkt uit ie dikwerf voorkomen3, de aangeboren navelbreuken , door ervaaren „ Heelkundigen befchreven en afgebeeld; en in welke gevallen het ontleedkundig onderzoek 3 mij * (6) Verh- van b.3t Gen. ter bevord. der Heelk. te Amflerdam, D. J. bl. i8aeu JUJ.  algem. en bijz. oorzaaken der breuken. 14! i? mij herhaalde keeren geleerd heeft, dut, even » gelijk bij in laater tijd gevormde uitzakkin„ gen van buikingewanden, een verlengzel van » het buikvlies , den navelbreukzak binnen de „ verwijdde ftreng uitmaakt." Voorbeelden van dit foort van navelbreuken, zo wel in zeer kleine vruchtjens, als bij pas geboren kinderen , vindt meh in de fchriften van de beroemde Hoogleeraaren ruysch (V), albinus ((l), van doeveren (Y) , san- d 1 fort (f) , en wrisberg (g) aangetekend ; en de ervaren logger (h), d'anger- v1lle (7), henckel (Y) , en de wind (f) hebben dezelve eveneens waargenomen ; terwijl van die aangeboren navelbreuken, waar in zich de ingewanden buiten den buik blootliggende vertoonen, calder (m) een voorbeeld be- fchre- (c) Anat. en Chirurgie. Aanm. bl. tit. (jT) Annot. Acad. Lib. 1. Cap. 19. pag. 76. (e) Obf. Acad Cap. II. pag. 59. (ƒ) Obf. Anat. Fath Lib. I. Cap. 4 et Lib. III, Cap. 1. G>) Defcript. Anat. Embr;onis £3^ pag. 41. QY) Prijsverh. bij het i.egaat van monnikhoff, §. 37» (I) In lentfrinck, Geneesk. Tijdfcnr. D. II. b!.22i. (fc) Medicinifchen und Chirurgifchen Ar.m. Achte Samml. feite 43. (0 Verh. van het Zeeuwsen Gen. der Wetenl. te Vlisf. D. I. bl. 592. («0 Geneesk. Proeven van Edinburg, D. I. bl. 129. K  ïd« J. SPRUYT, VERHANDELING OVER DE fchreven, en wij, in den jaare 1789, 'er een gezien hebben. $• s7« 2.) Eene bijzondere wanfchapenheid van de pisblaas, en gebrekkige vorming der buikbekleedzelen. De hier bedoelde bijzondere wanfchapenheid enz., heeft de beroemde Hoogleeraar bonn («) , door een vergelijkend natuuronderzoek , in zijn aart en oorfprong ontleedkundig verklaard, en overtuigend bewezen, te zijn : de aan den voorkant van één gefcheiden, en binnenst buiten gekeerde pisblaas, — ,, binnen welks holle zakachtig gedeelte eene „ uitzakking der buikingewanden niet alleen „ mogelijk, maar een zeer natunrlijk gevolg „ der omkeering is." „ En" voegt 'er zijn Ed. bij, „ het is denkelijk om die reden, dat de lijders ondervinden , dat het gezwel bij ,, het ontwaaken kleiner, des avonds integendeel „ grooter is, en op eene voorzichtige wijze, in eene liggende houding, eenigermaate kan „ ingebragt worden." §.28. (n) verb. van het Gen. ter bevord. der Heelk. te Amft. D. I. bl. 147. en volg.  ALGEM. en bijz. oorzaaken der breuken. I43 §. 28. 3.) De gebrekkige vorming en gedeeltelijke ontbeering van het middenrif. Een aanmerkelijk voorbeeld 'hier van, vinden wij door den Hoogleeraar van geuns (o) befchreven, en in plaat afgebeeld: in eene voldraagen vrucht0 naamlijk , ontbrak aan de linker zijde nagenoeg het geheele middenrif, en waren de lever, milt, maag en net, niet alleen, maar ook bijna alle de darmen in de borstholte verplaatst en opgedrongen. Aan dit gebrek heeft genoemde Hoogleeraar den naam van borstbreuk der buikingewanden gegeven. Bij het ontl- eden van het lijk van een meis* jen, vond ook de beroemde bonn (/>) , eene fpleet in het linker vleezig gedeelte van het middenrif, door welke eveneens de maag en milt in het hol van de borst waren opgeituwd en doorgedrongen ; terwijl het uitgerekte buiken borstvlies den breukzak maakten. (*) §• 29« O) Verh. van de Holl. Maatfch. der Wetenf. te Haarl, D. VIII. St. 1. bl. 169. (p) Vid. a. m. v. van de lande, DUf. Path, Med* de Herniis, §. 16. Lugd Bat. 1792. (*) Dit voorwerp, benevens de afbeeldingen, berusten nog in de Verzameling van genoemden Hoogleeraar. K a  144 j» spruyt, verhandeling over de Tot de verkregen zieklijke gefteldheid enz. behooren i.) de kneuzing; 2.) een eenigzins aanzienlijk lidteken, en 3.) de branding. S' 3°- 1.) De kneuzing. Het lijdt, naar ons inzien , geene tegenfpraak , dat onder de naaste gevolgen der kneuzing , met opzicht tot de zagte deelen, behoort, zwakheid of verminderde veêrkracht, meerder of minder aanmerkelijk, naar maate het geweld , waardoor zij wordt te weeg gebragt, in trap van hevigheid verfchilt: dat nu deeze door kneuzing ontftaane zwakheid , wanneer die in de buikwanden plaats grijpt, dikwerf de voorbefchiktheid tot breuken geweest is, toonen de volgende gevallen aan. Senertus (q) verhaalt van eene kuipers vrouw, die, haaren man helpende in het krommen van een' hoepel, door het terug fpringen van deeze tegen haare linker liesch, een' geweldigen flag kreeg, waarna, kort daarop, in dezelfde liesch eene breuk ontftond. Ook bij CL A- (q) Zie van s wie ten, Vtrkl. der Korte Steil, van iOERHAAVE, D. I. §. 307.  algem. en bijz. oorzaaken der breuken. 145 clacius (r) en saltzmann(j) vindt men voorbeelden van lieschbreuken, die na een' (lag op deeze plaats, gevolgd waren, aangetekend. Na een fchop met den voet tegen de liesch, zag le dran (*) meer maaien breuken ontftaan , en bij mangetus («) vindt men 'er ingelijks een voorbeeld van. Tacconi (V) maakt gewag van eene breuk, die, na een' hevigen ftoot met een ftomp werktuig tegen de regter liesch, ontftaan was. Eene balzaksbreuk , na het trappen op den buik gevolgd , heeft horn (w) waargenomen. En mery f», eindelijk, fpreekt van eene buikbreuk, aan de linker zijde van de witte lijn, vier vingeren breed boven den navel , die na een' zwaaren flag , op deeze plaats, was voordgekomen. §• 31» 2.) Een eenigzins aanzienlijk lidteken. Over« (r) Obf. Ch.'r. pag. 142. (s) Loc. cit, pag. 34. Ct) Operatien der Heelkunst, bl. 69. (u) Bibl. Chir Tom. II. Lib. 8. pag. 410. (v) Heelk. Waarn. bl. 318. Oe) Zie schMucker, Heelk. Mengelfchr. D, III. bl. 300. (*) Mm. de ïAad. R. des Sciences. (An. llH-fag. 259, K3  L0 j. SPRUYT, verhandeling over de Over den aart en vorming van het lidteken , in wonden, verzweeringen, enz. uittewijden, behoort niet tot onze taak ; men zie deswegens de verhandelingen van fabre en louis (j), over de geneezing der wonden met verlies van zelfftandigheid: genoeg is het, hier aan te merken , dat de ftof, waar door het lidteken gemaakt wordt, van de natuurlijke hoedanigheden der algemeene bekleedzelen, inzonderheid van de eigenlijk dus genoemde huid, merkelijk varfchilt, en men in veele gevallen heeft waargenomen , dat zij voor eene zeer fterke uitrekking en verflapping vatbaar, en des de voorbefchiktheid tot breuken geweest is. H-ippocrates (V), over de plaatzen, alwaar, aan den omtrek van den buik, de breuken voordkomen , en van derzelver toevallen fpreekende, zegt : dé breuken ontftaan, of na voorafgaande wond, of door verbreeking, of door het fpringen. — Dt. la peyronie CV) behandelde eene beklemde , en van verfterving aangegrepen balzaksbreuk , die, na het wegneemen van een aanzienlijk gedeelte darms , en de herftelling van Qy) Mem, de VAcad. R. de Chir. Tom. IV. (z) Epidem. AS, I. Lib. 2. pag.-. ico8 rt loop. Edit. foe/'i- , 00 Mem. de VAcad R, de Chir. Tom. 1. '  algem. en bijz. oorzaaken der breuken. 147 van den ftoelgang langs den gewoonen weg , met een vast lidteken genezen werd : na een tijdverloop , echter , van verfcheiden jaaren , werd het lidteken , zo als hij meermaalen had waargenomen, langzaam, doch zeer aanmerkelijk verflapt en uitgerekt, en 'er ontftond in hetzelve eene nieuwe breuk , waar de ba/is , bij den buikring, in onderfcheiding van de gewoone breuken, zeer breed was. Aan eene vrouw van middelbaaren ouderdom, zag ik, voor weinige jaaren, door een* waardigen kunstgenoot en vriend (*), de operatie eener beklemde dijebreuk, zo voorzichtig als handig, verrichten; de lijderesfe herftelde, en werd, na haare geneezing , van een' bekwaamen breukband voorzien: in weerwil, echter, van deeze voorzorg, en het wel acht neemen der lijderesfe op zig zeiven , ontftond 'er, na eenig tijdverloop, in het na de kunst» bewerking gevormde lidteken , op nieuw een breukgezwel , van geene mindere grootte en uitgebreidheid, dan zij te vooren gedragen had. De beroemde tulp O) verhaalt van eene buikbreuk , die in het lidteken eener voorafgegaane wond ontftaan was. — Ruysch (*) Den Heel- en Stads Breukmeester krieger, hier ter Stede. (b) Obfervat. Medic, Lib. lil. Cap. ao. K 4  h8 j. spruyt, verhandeling over de Ruysch (V) zegt: dit dikwijls ondervonden te hebben, en ftaaft het met een voorbeeld. — Ook hebben ulhoorn (jsT), fritze (e)-, le blanc en LEuns (ƒ) dergelijke gevallen aangetekend. Aanmerkelijke voorbeelden van buikbreuken, die het gevolg waren van eene vroegere keizerlijke fnede , hebben saviard (g) , la motte (h) , doch inzonderheid simon (y) befchreven, en een ander, van den ervaren Genees- en Vroedkundigen brand , heeft logger medegedeeld. Ruysch (/) en bingert (jn) maaken gewag van buikbreuken , welke in het lidteken, na voorafgegaane verweeringen, voordkwamen. Zo ook befehrijft crantz (n) de waarneeming CO Anat. en Chirurgie. Aanm. bh 03. Cd> Zie heister, Heelk. Onderw. D. li bl. 899, CO Zie schmücker, Heelk. Mengelfchr. D. III. bj. 74» Cf) le elanc, Heelk. Operatien D. II. bl. 284. (g Heeik. Waarn. bl. 185. (h) Traité de Chir. Tom. III. pag. 62. (0 Mim. de l'Acad. de Chir. lom. l.pag. 642. CO Prijs verh. van het Legaat van monnikhof f, $.48. Q) Tweede tiental. Aam. bl. 10:8. f» Zie schmücker, Heelk. Mengelfchriften D* I. bl. 73- (ji) A7ev. Aft, A^afi. Nqt< Cm. Tom, I. pag. 162.  algem. en bijz. oorzaaken der breuken. 149 ming eener buikbreuk, die hst gevolg was eener vroegere verfterving; en, eindelijk, het zo bijzonder als aanmerkelijk geval , door den ervaaren Verloskundigen soek (o) behandeld , meenen wij hier bij te moeten aanhaalen. §• 32. 3.3 De branding. Zekere vrouw had, tegen hevige kolijkpijnen, op den buik, ter zijde van den navel, heet gemaakte aarden fchoteltjens bloot op de huid aangelegd , waardoor eene aanmerkelijke ontfteeking en verfterving veroorzaakt, en, na de fcheiding van het verftorvene, de heeling niet dan door een hol en zwak lidteken verkregen was. Deeze niet verfterkte plaats, aan de geduurige drukking (§. 8.) der ingewanden geenen genoegzaamen tegenftand kunnende bieden, was wederom opengebroken , waar bij nu het buikvlies, door de daar binnen bevatte ingewanden tot een' zak uitgerekt zijnde , uit den grond der zweer oprees, en buiten het lighaam uitpuilde. Door eene goede pfeatzing, echter, van het lighaam , en het aan wenden van behoorlijke verbanden , na dat alvoorens de uit- ge- (o) Algem. Konst- en Lette ■ >iode, An. 1794 No. 4. K 5  15° j. spruyt, verhandeling over de geweken ingewanden waren binnen gebragt, werd de lijderesfe andermaal genezen, en haar vervolgends het voordduurend gebruik van een lleunend verband aanbevolen S- 33- Dat men de opgerichte geftalte van het lighaam (§. 8.) (p) niet ten onregte onder de voorbefchiktheden tot breuken telt, bewijzen, onder andêren , ook de voorbeelden van honden , welke , nevens andere kunsten , geleerd zijn op de agterfte pooten te loopen , en daar door breuken krijgen; gelijk die fomwijlen in groote fteden en op de kermisfen gezien worden. Camper (?) zag in twee honden lieschbreuken , waar van de eene bijna alle de darmen, en beiden de blaas bevatteden: jammer is het, dat de anderzins zo naauwkeurige camper, (*) Dit geval is mij, vcoreenige jaaren, door den Hoogleraar bonn, vriendelijk medegedeeld. Men vergelijke hiermede de befchrijving, eener in verftikking gevalFen navelbreuk, welke ons de Heer monnikhoff zelve heeft nagelaten, in zijne Verh. over de Breuken, enz. § 56. (P sommering, Üher Urjache der Nabel und Leisten. Irüche, feite 36. (V Dm. Anat. Paih. Lib. II. Cap. 6. $. 4.  algem. en bijz. oorzaaken der kreuken. 151 per, bij de befchrijving deezer breuken , niet tevens derzelver oorzaaken heeft opgetekend en medegedeeld. §• 34- Dus meenen wij de voorbefchikkende oorzaaken der breuken , zo kort en duidelijk ons mogelijk ware , te hebben voorgedragen: alleen moeten wij nog dit aanmerken, dat, wanneer 'er een zamenloop, van eenige of verfcheiden tevens, deezer (§. 5—33-) oorzaaken plaats hebbe , zo als indedaad veelal gefchiedt, wij als dan gemakkelijk verklaaren kunnen , het geene door den beroemden swagerman (r) en richter (f), ^ regt is opgemerkt, naamlijk : dat het grootfte aantal breuken , onverwagt, en zonder eenige uitwendige of bekende oorzaaken, te voorfchijn komt. (O Verh. over het Waterhoofd, enz. §■ 159» (0 Verh. over de Breuken, D. I. bl. 16. ÏL  152 j. spruyt, verhandeling over de II. over de gelegenheid gevende oorzaaken der breuken. S- 35- Als gelegenheid gevende oorzaaken der breuken , befchouwen wij alle werktuiglijke kracht of beweeging, waar door, of de buikwanden fehielijk en met geweld uitgerekt, of de drukking der ingewanden tegen dezelve, inzonderheid tegen de (§. $.") aan haaren omtrek zig bevindende natuurlijk zwakkere plaatzen, vermeerderd wordt, zodanig, dat zij het buikvlies terftond doen naar buiten wijken , en • eene breuk onmiddelijk daarftellen. §• 36. Tot deeze (§. 35.) oorzaaken , behooren, naar ons inzien , de volgende gebragt te worden, als : eene fterke infpanning van krachten; hevige fchuddingen, het zij van zekere bijzondere deelen, of van het geheele lig. haam, en, eene uitwendig aangebragte en fteeds voordduurende drukking, S- 37-  ■aan ALGEMt EN BIJZ. OORZAAKEN DER BREUKEN. I53 S- 37- „ In het algemeen" zegt de beroemde richter (t~) „ ontftaat eene breuk altoos ligter na „ den maaltijd, dan vóór denzelven ; dewijl de „ uitrekkende kracht der met fpijze opgevulde „ ingewanden vermeerderd , en de holte van „ den buik verwijd wordt." En, mogen wij 'er bij voegen , ook altoos ligter , naar maate 'er meerder van de reeds (§. 5—33.) gemelde voorbefchiktheden, waar van fommigen (§. 8.) beftendig gevonden worden , in het lighaam aanwezig zijn, en met eikanderen gepaard gaan — wij dachten deeze aanmerking hier te moeten laaten voorafgaan. §• 38. Onder de fterke infpanning van krachten, als gelegenheid gevende oorzaaken, rangrchikken wij , 1.) de moeilijke verlosfing; 2/) het optillen en draagen van zwaare lasten , en 3.) zekere bijzondere lighaamsbeweegingen. — Ieder derzeive zullen wij afzonderlijk opgeeven, en met waarneemingen bevestigen. S- 39- CO Verh. over de Breuken, D, I. b!. 19,  154 3- spruyt, verhandeling over de S- 39- i.) De moeilijke verlosfing. Wanneer wij letcen op het geen 'er gefchiedt, geduurende de poogingen der zwangere , om de vrucht uit te drijven , (die , om derzelver tusfchenpoozing, vldagen , en om de nevensgaande pijnen, weeën genoemd worden} naamlijk, dat 'er eene persfihg, gelijk in de hardlijvigheid, wordt geboren , waar door de bloedomloop aanmerkelijk verfneld , en het aangezicht rood en bloozende wordt, terwijl het lighaam, maar vooral de dijen en beenen , beginnen te beeven , de vrouw dikwijls braakt, den adem inhoudt, het middenrif naar beneden drukt, de buikfpieren intrekt, de ruggraat ftevigt, en zij met alle kracht perst, en het geheele lighaam als in eene doorgaande ftuip geraakt , laat het zig gemakkelijk begrijpen , hoe zeer deeze geweldige werking de buikholte , in alle richtingen, vernaauwt, de ingewanden van alle zijden prangt, en des de uitwerkende of gelegenheid gevende oorzaak der breuken zijn kan — de volgende waarneemingen leveren daar van de voorbeelden op. Mangetus («) verhaalt het geval eener liesch- (u) Bibl. Chir. Tom, IL Lib, 8. pag. 404.  algem. en bijz. oorzaaken der breuken. I55 lieschbreuk ; en de la peyronie (V), een ander, van eene dijebreuk, door moeilijke verlosfingen veroorzaakt. Smellie (w~) maakt gewag van eene bilnaadbreuk , die even eens door de verlosfing ontftaan was. Voorbeelden van fchedebreuken, door zwaare verlosfingen veroorzaakt, hebben robert smellie (j) , de man (2) en soek (o) waargenomen en medegedeeld. Sennertus (F), eindelijk, heeft dikwijls navelbreuken , door moeilijke verlosfingen Zfen ontftaan, waarvan men bij smellie (V) ook een voorbeeld vindt aangetekend. §• 40. 2.) Het optillen en draagen van zwaare. lasten. Als iemand, zegt richter (i), een' zwaa- (v) Mem. de VJcad. R, ds Chir. Tom. L pag, 178. (w) Verlosk. D. II. Verzamel. II, No. 2. (*) Mem. ds VAcad, R de Chir. Tom. JL pag. 33. Cy> Op de aangehaalde plaats. Cz) Verh. van de Holl. Maatf. der WetenC te Haarlem D. XVI. St. 2. bl. 293. (a) Verlosk. Waarn. bl. 174, (i) Vid. g u n z, de Hemiis, pag. 66. (c Op de aangehaalde plaats. {dj Verh. over de Breuken D. I. bl. ig.  156 J. SPRÜYf, VÉRHANDELING OVER Dg zwaaren last optilt, houdt hij den adem in, eh trekt de buikfpieren famen , en leidt daar uit, met opzicht tot het voordbrengen van breuken, dezelfde gevolgen af, als wij Zo even (§. 39.), bij de moeilijke verlosfing, gezien hebben, dat de uitwerkzels waren dier zo geweldige persfingen; waarom wij niets verder daarvan zullen aanvoeren, dan alleen eenige voorbeelden die 'er de waarheid van ftaaven. Mangetus (V) befehrijft eene balzaksbreuk , die door het opligten van een zwaar gewigt ontdaan was, en door het opligten van een ftuk houts , heeft bourienne (ƒ) eene foortgelijke breuk waargenomen. Ook verhaalt le dran (g) het geval eener lieschbrcuk, die, na 19 jaaren , zonder eenig ongemak , door den lijder gedragen te zijn , onder het met kracht opligten eener koets, tot in den balzak doordrong. Garengeot (A) behandelde eene vrouw, die, kort na haare vijfde verlosfing , door het opligten van een zwaar pak, eene fchedebreük kreeg, waarin de darm, tot buiten de lippen der fchamelheid, beurs wijs uitzakte. Dit geval, on- CO L°c' cit' PaS- 382« (ƒ) 'hum. de Medic. Tem. XXXVI. pag. 464. (g) Obf. de Chir Obf 62. (ft) Mem. de i'Acad, R. de Chir. Tom. I. pag. 707.  &lcem. en bijz. oorzaaken der breuken. l$-f onder anderen, levert een duidelijk bewijs op, voor de gegrondheid der zo Itraks (§. 37.3 door ons gemaakte aanmerking. Ook fpreeken garengeot (jj en gunz (k~) van buikbreuken , die door het opligten van zwaare lasten waren voordgekomen. S- 4*- 3.) Zeker'e bijzondere lighaamsbeweegingen. Richter (7) , onder anderen, getuigt, dat» wanneer men, bij het uitoeffenen van eene fier'ke kracht, de beenen van elkander fpert, het lighaam met geweld opheft, of geheel agterover buigt , het gevaar om eene breuk te krijgen allergrootst, en bijna onvermijdelijk is. Dus verhaalt garengeot (7w) een aanmerkelijk voorbeeld van een meisjen, hetwelk, terwijl zij in beide de handen iets droeg , iemand , die haar op eene onbehoorlijke wijze aangreep , met een agterover gebogen lighaam van zich poogde afteftooten, op hetzelfde oogenblik eene dijebreuk kreeg. De f0 ïbid, Tom. IV. pag 706". (k) De Hemiis, Cap. 20. (/) Verh. over de Breuken, D. I. bl. 19. Qm) Traité des Oper. de Chir. Tom. I. pag. 373.' L  S58 j. spritst, verhandeling over De* De witt («) befehrijft het geval eens? lieschbreuk, die , onder het houthakken ontftaan, en terftond beklemd geraakt was. Heuermann (0) fpreekt van eene lieschbreuk , die zeker perfoon, door het fterk infpannen zijner krachten , geduurende den bijllaap , bekomen had. Bij mangetus (p y vitidt men het geval van een mager, fchraal man , bij wien, onder' het opftaan van een' ftoel, door eene fterke beweeging der beenen , eene lieschbreuk ontftond. Wij kennen een aanzienlijk man, die, maar zeer onlangs , onder het optreden van zijn rijtuig, door de pooging, welke hij daartoe aanwendde, eene lieschbreuk kreeg. Ook befehrijft garengeot (q) hef geval van een jong mensch, die, onder het dansfen, door fehielijk en met geweld de fchouders van elkander te verwijderen, en, tegelijkertijd, de armen binnenwaards te beweegen , eene buikbreuk, ter zijde van het zwaardwijze kraakbeen, kreeg. 1 Gunz, O) Verh. van het Zeeuwseh Gen. der Wetenf. te ViiskD. I. bl. 605. Co) Chirurg. Operationen, I Band 5. 225. Cp) Loa. cit pag. 403. Cs) Mem. ds 1'sJcad. R. ds Chir. Tom. III. pag. 342.  algem. en* Bïj2. oorzaaken dek. breuken. IJ9 Gunz, (r) heeft buikbreuken, bij jongens, zien ontftaan , die zig met de eene hand aan een' tak van een' boom vast hielden , en hun lighaam regt uitgeftrekt lieten afhangen: ,, Iri zulk eenen ftand van het lighaam merkE „ richter (V) te regt aan, wordt de bundel ,, der buikfpieren zodanig van eikanderen gej, trokken, dat 'er, als de adem te gelijk in« ,, gehouden wordt , gemakkelijk eene breuk „ tusfchen dezelve doordringt." Ook zag heistèr {ƒ) eene buikbreuk, die bij eene Non ontftaan was , door dat zij z:g van een' hoogen muur had laaten neerzakken. • En la chausse (u) maakt gewag van eene buikbreuk, die bij eene zwangere vrouw, door met de hand naar iets te reiken, ontftaan was. Ook dit géval bewijst : hoe ligt (§. 37.) eene breuk ontftaan kan , wanneer het lighaam eene of andere voorbefchiktheid, daar toe, meö zig omdraagt. S- 42. Tot de hevige fchuddingen , het zij vatt ze- 00 De Herniis. Cap. 16. pag, 71. (O Verh. over de Breuken, D. II. H. 91. {t) Med. u;:d Chir. Walirnehmnr.gen, 11 Thsil, feite 756*. («) Disf. de Hem. Ventr. in h a t. l e it, Disp. Chir. Tom, UL L a  ïöo j. spruyt, verhandelino over de zekere bijzondere deelen , of van het geheele lighaam, als gelegenheid gevende oorzaaken der breuken befchouwd, brengen wij, i.) het hoesten; 2.) het niezen; 3.) het braaken; 4.) het zingen; 5.) het blaazen op zekere fpeeltuigen; 6.) het fpringen; 7.) het dansfen; 8.) het vallen, en 9.) het te paard rijden — Wij zullen ook deeze ieder afzonderlijk vcordraagen , en met getrouwe waarneemingen bevestigen. §■ 43- 1.) Het hoesten. Dat de hoest, die in eene fchielijke en geluidmakende uitademing , volgende op eene diepe inademing, beftaat, meermaalen breuken heeft te weeg gebragt, blijkt, onder anderen, uit de volgende gevallen. Mangetus f» verhaak van een kind van twee jaaren, dat door zwaar hoesten eene lieschbreuk kreeg. De Hoogleeraar bonn r» befehrijft het geval van een rijzig, gezond en fterk, doch mager vrouwsperfoon, omtrent 25 jaaren oud, die door geweldig hoesten eene lieschbreuk be- ko- O) Loc. cit. pag. 393. O) Verh. van het Zceuwich Gen. der Wetenf. te Viisk £>. VI. bl, 341.  ALGEM. EN bijz. OORZAAKEN DER BREUKEN. ift komen had , waar van een der eiernesten het bevatte ingewand uitmaakte. De ervaaren kragtingh (x~) opereerde eene dijebreuk, die, bij eene 67 jaarige vrouw, door een' zwaaren hoest ontftaan , en terftond beklemd geraakt was. Zo ook befehrijft de Hooggeleerde sandiFORTfj?) eene aanmerklijke fchede-blaasbreuk, van een' meisjen van 25 jaaren, die door een' ftuipachtigen hoest veroorzaakt was. $• 44. 2.) Het niezen. De ondervinding heeft geleerd, dat ook de geweldige, en bijna ftuipachtige uitademing, die, na een voorafgegaane korte en hevige inademing , door het niezen verwekt wordt, even als het hoesten (§. 43.), fomwijlen breuken heeft voordgebragt. Blegny (V), onder anderen, befehrijft het geval eener buikbreuk , die de maag bevatte, en, na het gebruik van een niespoeder uit de helleborus, door het hevig niezen ontftaan was. §• 45- Cx) Verh. van het Gen, ter bevord. der Heelk. te Amft. D. IlS^bl. 190. (y) Obf. Anat. Path. Lib. IV. Cap. 3. pag. 58. (*) Ztd. Med. Gall. as. I. Obf. II. pag. 44. L 3  %52 JT, spruyt', verhandeling over db S- 45- 3.) Het braaken. Ook door de geweldige en ftuipachtige beweegingen van de ingewanden , de buikfpieren en het middenrif, die het braaken veroorzaakt, heeft men niet zelden breuken zien geboren worden. Pfann (V) en livingston (F) maaken gewag van liesch- en balzaksbreuken, die doorhevig braaken waren voortgekomen. Een voorbeeld van eene dijebreuk, door het braaken veroorzaakt, heeft koch (V) aangetekend. En hildanus (W), om van geene anderen meer te fpreeken, heeft eene buikbreuk , binnen welke de maag bevat was , door geweldig braaken ontftaan, waargenomen en medegedeeld^ §• 4& a,) Het zingen. Zangers, getuigt righ-s ter (a) De Eniero-ofcheacele in hallek, Disp. Chif^ Tom. III. pag. 124. (6) Zie Kölees Ferfuch u. ƒ. ƒ. über Urfache der Brüchet feite 90 Celle 1797. (cj De Hernia CruraSi, in hall er, Disp. Chir. Tca». III. pag, 263. (d) Qpm QWlq, pag. 915.  al gsm» en bijz. oorzaaken DER breuken. i) waargenomen , en eene andere, door een' val van eene bank, bij een ongehuwd vrouwsperfoon, befehrijft schmücker ( ook het lang aanhoudend Maan, en bij fommigen heè menigvuldig knielen (k), als oorzaaken in aanmerking. $. 61. In de zo even genoemde (§. 46.) hebben wij ook het voorbeeld van de zangers aangehaald. §. 6s. Dat de muziekanten , door het gebruik der blaasinftrumenten, dikwijls breuken krijgen £ hebben wij hier voor (§J 47.) gezien, en mee een voorbeeld bevestigd. §. (k) h enc ke l, CMrurgifche Opcratisnen, 4 StUsk, feite 8. zie ook sabatier, Ontleedkunde, D. II. bl. 430. M 2  If6 J. SPRTJYT, VERHANDELING OVER Dl S. 63. Van de fpringers en dansfers kan, uit het reeds (§. 48 en 49.) bijgebragte, alles genoegzaam begrepen worden. $. 64. Dat onder het krijgsvolk menigvuldige breuken voorkomen , hebben wij (§. 50 en 51.) aangevoerd. $. 65. Ook getuigt sommering (/) , bij postknechts, couriers, husfaaren, dragonders, koetziers en voorrijders, meermaalen breuken te hebben aangetroffen. (*) . . ' . ' $.66. Bij loopers, lakeijen en landboden, zegt dezelfde Schrijver (nï) , dit eveneens te hebben waargenomen ; en hier voor (§. 54.) hebben wij, (/) Uber Nabel- und Leistenbrüche u. ƒ. ƒ. feite 45. (*) Zie ook Verh. over de Ziekt, der Kunstenaars «h Handwerkers enz. bl. 353 en volg;, (m) Loc. cit.  algem. en bijz. oorzaaken der breuken. 17? wij, onder de oorzaaken der breuken, het fterk loopen mede opgeteld. (*) §• 67. Dat ook onder den boerenftand , door het zwaar werken, dikwijls breuken worden voordgebragt, hebben onder anderen, blumenbach (») en köler (o) aangetekend. §. 68. Veele reizigers, zegt camper (p) verzekeren , dat onder de zwarten en andere wilde volken veelvuldiger, dan onder de Europeaanen, navelbreuken gezien worden; en fchrijft de oorzaak daarvan toe , aan den zwaaren en onmaatigen arbeid, welke de mededogenswaardige mooren verpligc zijn, van jongs af, te verrichten, • $. 69, (*) Zie ook Verh. over de Ziekt, der Kunstenaars en Handwerkers enz. bl. 247 en 400, alwaar ook het voorbeeld der jagers wordt bljgebragt. 00 Med. Bibliothek, I. Band, feite 725» CO Verfuch u.f.f. über Urfache der Brüche, feite 20—23. Cp) Verh. van de Holl. Maatf. der WetenC te Haarlem D. Vil. St. 2. bl. 363. M 3  jjrg J. SPRUYT, VERHANDELING OVER DS g, 69. Hoe veele beroepen , wiiden wij die allen nagaan , welke tot het dagelijks hervatten van zeer fterke lighaamsbewcegingen, en het infpannen van krachten, verpligten, zouden hier niet nog bij te voegen zijn ; gelijk men dit, onder anderen , ook ziet, in de a&kerfmeden, baggerlieden, zakkedraagers, kruijers , draajers van de diamantmolen, enz. bij alle welke lieden wij, als de gevolgen van hunnen zwaaren arbeid , meermaalen breuken hebben waargenomen (*) : dan wij zullen hier bij geene meerdere voorbeelden aannaaien, de reeds ('§.59—68.) gemelde , en de zo even genoemde, zullen genoeg zijn, om , ten aanzien van alle anderen, het gevolg te kunnen opmaaken, en op dezelve toe te pasfen, 7°. Alleen moeten wij hier nog aanvoeren , da^ beroemde Heelkundigen, gewoon de hun voorkomende gebreken en derzelver verfcheidenhe-i den oplettend gade te liaan, hebben opgemerkt; dat (*) Zio ook Verh, over de Ziekt, dsr Kunstenaars ea £ian$!vyeriers enz. hl. 26? en volg.  aloem. en bijz. oorzaaken der breuken. i7§ dat doorgaands meer breuken aan de regter, dan linker zijde voorkomen. Purman (#) meent hier van de reden te zijn, het eerst voordzetten van den regter voet, in het gaan. Verdier O) zegt, dat de breuken meest aan die zijde gezien worden , op welke men zig gewoonlijk nederlegt: daar dit de regter is, fchrijft hij het derhalven aan het liggen op deeze zijde toe. En de kunstlievende monnikhoff (/) befchouwt daar van als oorzaak, het meerder beweegen van den regter, dan linker arm: naardien , zegt hij , in alle fterke beweegingen en infpanning van krachten , de regter arm doorgaands het meeste verricht, hebben, daar bij, de overëenftemmende buikfpieren zeer veel te lijden. Naar ons inzien, fchijnt het gevoelen van monnikhoff wel het meest gegronde te zijn, en wordt hetzelve niet weinig onderfteund door het geene , onder anderen , de beroemde a lbinus (O zo duidelijk leert, en de Hoog- lee- (q) Chirurg. Curiof. Pars II. Cap. 12. pag. 374Cr) Mem. de l'Acad. /?• de Chir. Tem- II. pag. 40. Cs) Verh. over de Breuken enz. §. 24 en .63. (t) Eefchrijving van 'sMcnfchen Natuur, §. 1217. M 4  |8q j. spruyt , verhandeling over db ïeeraar bonn (u) met voorbeelden heeft opgehelderd, naamlijk : dat in de meeste onzer beweegingen verfcheide ipieren , met eene vereeniging van vermogen, te zamenwerken , offchoon zij niet allen tot dat deel behooren, *c welk bewogen wordt; gelijk zulks in de fpierkunde menigvuldig, ja bijna algemeen wordt Waargenomen. Wanneer wij dit een en ander oplettend gadeflaan, en daar Wj tevens in aanmerking neemen , dat door elke groote infpannlng van krachten, inzonderheid die boven 'shands gefchiedt, ue buikfpieren , en des ook de lieschfpleet en dijeboog, fterk gefpannen en uitgerekt worden, blijft 'er dan wel bedenking over, om niet met monnikhoff inteftemmen, en het meer voorkomen van breuken aan de regter , dan aan de linker zijde, aan de door hem opgegevene oojn zaak toe te kennen? $• P, Het onderfcheid der fexe. Mannen zijn, over het geheel, meer aan lieschbreuken onderhevig , dan vrouwen: de verfehillende gefteld- heid Cu) Ontleed- en Heelkundig onderzoek der Schouderent» wrichting, bl, sj,  alcem. en bijz. oorzaaken der breuken. l8ï heid der lieschfpleeten, die grooter en wijder, in de mannen ; hij de vrouwen, integendeel, kleinder en naauwer gevonden worden, door* dien de zaadftrengen, bij de eerften, eene veel ruimere opening tot doorgang vereifchen , dan de zogenaamde ronde banden der lijfmoeder bij de laatften , moet men als de oorzaak daar van aanmerken. Men kan, onder anderen, ook de fcbriften van de beroemde sharp (y) en monnikhoff (w~) hier over nazien, §. 7&. Dijebreuken, daarentegen , worden meer bij vrouwen, dan bij mannen waargenomen: de reden hier van vindt men in de gefteldheid van het bekken , 't welk veel wijder is in de vrouwen , dan in de mannen (x) ; waardoor, bij haar , de afftand tusfchen den voor- bovenften graad van het heupbeen, en het overeenftemmend einde van de kam des fchaambeens, en dus ook de dijeboog, aanmerkelijk vergroot, en, 00 Oordeelk. Aanm. over de Heelk. bl. ilö. (n>) Verh. over de Breuken enz. §. 6 en 39. (x.) le drab, Operatien der Heelk. bl. 100. Zie ook winslow, Ontleedkunde, D. I. §. 605.  ï8* J. SPRüYT, VERHANDELING OVER DE en, door dit laatfte , meerder gelegenheid tot het vormen deezer breuken gegeven wordt, $• 73.. Ook zijn de vrouwen , door het herhaald en kort op elkander volgend zwanger gaan (§. 16.) en kinderbaaren (§. 17 en 39.), aan navelbreuken, buikbreuken, breuken van het eironde gat, bilnaad- en fchedebreuken , zeer dikmaals onderhevig. Ten aanzien der bilnaadbreuken, heeft camper (y) nog de meerdere wijdte van het bekken , als eene andere oorzaak, bij de vrouwen, opgegeven. $• 74- De bevestiging deezer (§• 71—73.) verfcheidenheid der breuken, met opzicht tot de fexe, zo wel als van het meer voorkomen derzelve aan de regter (§. 70.), dan linker zijde, vindt men onder anderen, in eene lijst van gevallen, deswegens, door den ervaren monnikhoff, uit een aantal van twee duizend perfoonen, opgegeven, en door leurs, in de Verhandelingen van dit aanzienlijk Legaat (z) , overge- no* • (jO D.-js, Anat. Patli. Lib. IL Cap, 6. f, 3. (z) D. I. bi; 106,  ALGEBI. EN BIJZ. OORZAAKEN DER BREUKEN- l8* nomen. Dan , daar dit ons onderwerp zig alleen tot de oorzaaken der breuken bepaalt, hebben wij gedacht, van deeze haare verfcheidenheid ? als niet tot onzen taak behoorende, verder niets te moeten aanvoeren. % 75- De verfehillende leeftijd of ouderdom. Kinderen , bij voorbeeld, krijgen, behalven door de reeds (§. 5, 6, 7, 10, n, 26, 27 en 28.) opgegevene oorzaaken, ook om hun weeker en flapper lighaamsgeftel, ligter breuken, dan volwasfenen; en zijn, om reden dat, bij hen, het net doorgaands zeer klein en teder is , en niet zo laag afdaalt, ook meer aan darm- als netbreuken onderhevig. S- 7 EN INW» MIDDEL, TEG> DE BREUKEN. 20Ï ,, Een fterk man plaatst zieh dïgt aan den rand van het bed, bij de voeten van den lijder, in zulk eenen ftand, waarin hij het lang kan uithouden, bukt een weinig neder, haalt den lijder naar zich toe, en legt deszelfs beide beenen zodanig op zijne fehouderen, dat op ieder fchouder een kniegewricht van den lijder ligt, en de voeten langs zijnen rug nederhangen, dan richt hij zich langzaam op, en trekt dus de dijen des lijJers met zich in de hoogte, zodanig, dat het hgchaam dés lijders langs het zijne afhangt, en deszelfs hoofd en borst op het bad liggen, en door kusfens wel onderfteund worden," 5, Men ziet wel, dat de lijder, in deeze ligging, geheel geene pooging moet doen, om zich zeiven te helpen, maar dat hij zich geheel lijdelijk moet houden, terwijl de inbrengings-poogingen bewerkftelügd worJen, en dat zijn ligermm niet in eene rechte lijn ceierhangen, maar voorwaards gekromd moet zijn, op dut de buik. fpieren niet gefpannen worden." Daar wij te recht het tot hier toe ter nedergertelde, ter beandvvoording, onder de gefchiktfte , en gereedfte uit endige middelen behoorde, en moesten rangfehikken, zoo kunnen wij evenwel niet welvoeglijk, het geene hierop toepasfelijk zijn zoude , laaten volgen, alzoo al ° Ui  soa 0. J. VAN wy, verhandeling over de het geene na verder op de handkunst ter inbreng ging, door de Taxis naamelijk, zoude aankomen, buiten ons bellek is; behoorende meer bijzonder tot eene naauwkeurige behandeling wegens de beklemming der Breuken, met derzelver geneeswijze, en welke alhier niet gevraagd wordt. Hierom gaan wij over, om ons wat nader te bepaalen tot andere uitwendige, eenvoudige, gefchikte en gereede middelen. Wij zullen hierin de beroemdfte Artzen, onze eigen ondervinding voornaamelijk, en andere Heelkundige Schrijvers volgen. „ De weekmakende middelen , ter inbrenging der Breuken, waren weleer bijna algemeen in gebruik, en nu worden zij bijna algemeen, niet door de geringde foort van Heelkundigen, verworpen. — Verfcheidene , en onder anderen POTTenHUXHAM, Cf) verhaalen gevallen, (en wij zouden er uit onze eigene aanteekeningen veele kunnen bijvoegen) waar, na het gebruik van deeze middelen, alle de toevallen, in gevallen van tegenftand ter inbrenging, erger werden, en dus geheel niet aangemerkt konden worden voor de zulke, waardoor de Breuken eenvoudig , gefchikt en gereed ingebragt kunnen worden. — (ƒ) Philof. Tranf. vol. 41. p. 2. p, 644.  uit- en inw. middel. teg. ds BREUKBNé 20g den." — Wij achten deeze middelen , in dé meeste gevallen, ook onnut en fchadelijk is zijn, maar gelooven evenwel met richter, „ dat men te ver gaat^ als men ze geheel verwerpt. - Het oogmerk, dat veelen bij het ge. bruik van deeze middelen gehad hebben, om deri buikring week te maaken en te verflappen, en bij gevolg den tegenlland ter inbrenging te ver* minderen, of geheel wegteneemen , bereikÊ men 'er zekerlijk niet door; de buikring is pee* zig, en ligt te diep, dan dat men zoude denken , dat deeze middelen iers op denzelven zou* den vermogen. „ Ik heb gezegd , dat deezé middelen in dé daad fomtijds fchadelijk zijn," en kan 'ér bijvoegen, meermaalen ondervonden te hebben, dat men 'er, in gevallen van beklemmingen zelve $ zoo lange mede aangehouden, en de inbréngirig onderwijlen herhaalde reizen vruchtloos beproefd had, en gereed ftond de kunstbewerking ter omklemming te onderneemen, toen ik, door het eenvoudig aanleggen van ijskoud water, dé inbtenging, eenvoudig, gefchikt en gereed uitvogelen kon de. ,, De gemelde weekmakende middelen verwar* men, en verflappen de Breuk, en vermeerderen daar door de ° ophooping, en dert ftilftand der vochten; zij breiden de vochten en de winden 0 S yirj  204 °* J* VAN J VERHANDELING OVER DS uit, vermeerderen de zwelling, en maaken dus de inbrenging moeielijker: zij zijn vooral fchadelijk, als de Breuk reeds hevig ontftoken is, naardien zij de vaten verflappen, en gevolglijk de ophooping en den ftilftand der vochten vermeerderen , en de verfterving bevorderen." „ Men moet hier veeleer daadlijk poogingen doen, om de verflapte vaten te verfterken, en de ftilftaande vochten te verdeelen; — wat de weekmakende middelen betreft, zij werken lijnrecht tegen dit oogmerk." „ Bij zulke uitzakkingen , die door de ophooping der drekftoffen in de Breuk, ter gemakkelijke inbrenging verhinderd worden, is het duidelijk, dat weekmakende uitwendige middelen insgelijks fchadelijk zijn. — Het tegengeftelde moet hier weder plaats grijpen; verfterkende en prikkelende middelen zijn dienftiger in dit geval, ten einde de opgehoopte drekftoffen in beweeging te brengen , en voordtedrijven, daar de weekmakende daarentegen het tegendeel doen; zij verflappen en verzwakken de darmen , breiden de drekftoffen en winden uit, en verzwaaren het inbrengen van de Breuk." „ Maar men handelt nochtans verkeerd, als men deeze middelen geheel ve^vvsrpt. — In de krampachtige beklemming zelve, zijn zij van wezenlijken dienst. — Het is onloochenbaar,  uit- en bw. middel. teg. de breuken. 205 baar, dat zij fomtijds met goed gevolg gebruikt worden, en ik zelf heb eens," zegt r,chter, (wij kunnen zeggen herhaalde reizen) „ alleen door deeze middelen, eene waare beklemming weggenomen. Maar daar de zitplaats der kramp, die de inbrenging verhindert, waarichijnelijk niet in de Breuk, maar in de. buikipieren is, moet men deeze warme, weekmakende pappen niet, zo als tot hier toe meest altijd gedaan is, op de Breuk, (waar zij altoos nadeel doen, naardien zij de vaten verflappen, en de opftopping en zwelling vermeerderen) maar op den geheelen omtrek van den buik leggen. Naardien de prikkelingen, die de darmen ondergaan," (wanneer zij buiten haare en natuurlijke holligheid geweken zijn, tegen de inbrenging fterken tegenftand bieden,) altijd kramp, achtige toevallen in het darmkanaal, en in de onderbuik verwekken, en 'er bijgevolg geene zodanig een wgenftand tegen de inbrenging kan plaats hebben, zonder krampachtige toevallen raaden wij. om in alle gevallen, alwaar men eens, ter inbrenging der Breuk, het koud water vruchtloos beproefd heeft, den gantfchen onderbuik, onophoudelijk, met warme, weekmakende middelen te bedekken:" — Hier toe kan men, onder anderen, (terwijl wij onder alle an°3 de.  2C0 g. J. VAN wy, verhandeling over de deren voorbijgaan, die, welke geene aanprijzing verdienen) eene warme pap, uit Flor. Chamopiillee, Farina Lint en Qleum Chamomilla, of van gore, of wit brood, met lijnolij vermengt, met vrucht aanwenden. — „ Hierdoor wordt de tegenftandbiedende oorzaak, tegen de inbrenging, weggenomen, of verminderd; te gelijk worden hierdoor de krampachtige toevallen verzagt, en men zal ook hierna, in de beproevingen met koud water, ter inbrenging der Breuken, onderwijlen, en tusfchen beide de aanleggingen, te beter flaagen." „ De pappen, aldus op den onderbuik gelegd , doen als weekmakende middelen altoos dienst, daar zij op de Breuk altijd nadeelig zijn." Door alle de Heelkundige tijdperken heen, tot in ons tijdvak zelve niet uitgefloten, heeft men, ter inbrenging der Breuken, zich meest van weekmakende middelen bediend,, en „ hoe meer men, in onze dagen, dezelve verworpen heeft, des te meer heeft men de famentrekkende aangeprezen, (zegt richter,) en, in alle foorten van beklemmingen zelve , aanbevolen. —Goulard (g) prijst zijn /iqua Vegeto-mineralh, boven alle anderen, aan. — 'Pott raadt een meng- (jg) Oeuvres, de Chirurgie, het eerfte deel, Bladz. 23a  uit» en inw. middel. teg. de breuken. 20? mengfel aan van Sai Ammoniac en azijn. — Vogel een afkookfel van Herba Puleg. Major an, Cort, Gr anat, Alumen en azijn. — Hu erman Qi) witte zeep in brandewijn ontbonden — sharp, gelijke deelen olij en azijn, met havermeel , tot eene pap gemaakt. — r i v e r i ü s Q) verzekert, door het uitwendig gebruik van brandewijn, eene darmbreuk, die zelve federt vier dagen beklemd was geweest, ingebragt te hebben." „ Men verwacht van deeze middelen, dat zij den breukzak famentrekken, en de onthoudene deelen terug drukken, dat zij de vaten vernaau» wen, de ftilftaande opgehoopte vochten verdeelen, da ontfteeking verhoeden, de zwaarte en den omtrek der uitgezakte deelen verminderen, en het inbrengen van de Breuk gemakkelijker maaken. Ik voor mij verwerp deeze middelen niet, en wil wel gelooven, dat dezelve, in zeer veele gevallen van beklemming, op de Breuk zelve aangelegd zijn , zonder nadeel te doen, maar ik vrees ook, aan den anderen kant, dat zij niet veel heil aanbrengen zullen. —• Want hoe kan men hoopen, dat zulk een famentrek- kend (7;) Chirurg. Oper at ionen, 2 B. p. 507. CO Objerv. Med. Chirurg, p. 299. 04  £o8 G* ]« VAN Wï, VERHANDELING OVER DE kend middel de Breuk terug zal drukken, in die gevallen, daar men dezelve door eene aanhoudende, en veel krachtiger drukking met de hand, niet gemakkelijk, of in het geheel niet inbren. gen kan? — Hoe kan men hoopen, dat zulk een middel, door den breukzak, die dikwijls zoo dik en hard is, dringen, de vaten der darmen verfterken, en de ftiiftaande vochten verdeden zal? — Het eenigewaarenut, dat zij doen, beftaat hier in: dat zij beletten, dat de uitwendige huid van den balzak, door het dikwijls en aanhoudend drukken met de hand, niet rood, pijnlijk en ontftoken worde;" of eene reeds geringe aanwezige huidontfteeking verholpen worde; „ terwijl ik het gebruik van deze middelen (zegt richter) als onfchadelijk toeilaa, waaifchouw ik, dat men zich op dezelve niet verlaate, en daar door den kosreljjken tijd, of het gebruik van andere krachtiger middelen verwaarlooze, en raade aan, om deeze middelen, niet op den buik, daar zij geenen dienst doen, doch eerder fchaaden kunnen , maar alleen op de Breuk te leggen," „ Na het geene ik zoo even gezegd heb, kan men oordeelen; of deeze middelen in die foort van mceielijke inbrengbaarheid der Breuken, (of beklemming) die door ophooping der dreküoffen ontuaat, daar men ze voornaame. lijk  uit- EN inw. middel. teg, de BRtUKEN. 2O0 lijk tegen aanprijst, iets vermogen. Men verwacht hier van dezelve, dat zij de darmen verfterken, en de opgehoopte drekftoffen verdeelen, en voordftuwen zullen. — Als dit eene welfae» ftierde hand van een' kundigen Heelmeester, door eene aanhoudende drukking, niet vermag, hoe zoude men zoo dwaas kunnen zijn, te gelooven, dat het deeze middelen zouden kunnen doen?'1 Veel vermogender en gefchikter zijn de eenvoudige koude middelen, ter gereede inbrenging der Breuken. — Hierom zullen wij ons deswegens nog een weinig nader en verder uitbreiden. „ Ijskoud water, fneeuw, of geklopt ijs, uitwendig op de Breuk gelegd, worden van zeer veele hedendaagfehe oeffenende Heelkundigen, als de krachtigfte middelen, aangemerkt en aangeprezen: — Wij zouden, indien zulks thands geëischt wierd, eene menigte gevallen kunnen aanvoeren, welke in ftaat zouden zijn, om te bewijzen, dat men dezelve boven alle anderen den voorrang behoorde te geeven. — Zij werken (zegt richter,) gelijk de evenaange» haalde famentrekkende middelen, maar veel fterker, want de koude dringt onverhinderd tot in de Breuk, en verricht daar zelfs de werkingen van een zeer krachtig famentrekkend middel; dat is, zij verfterkt de darmen, verdeelt daarö $ door  2io' g- j. van wy, verhandeling over de door de drekftoffen en de winden, trekt de bloedvaten famen, bevrijdt ze van de ftilftaande vochten, vermindert de uitgebreidheid der Breuk , en maakt het inbrengen gemakkelijker. — Dit wordt door veelvuldige ondervindingen der aanzienlijkfte en voornaamfte Heelkundigen bewezen.5' .„ Men kan deeze koude middelen op tweederleie wijze gebruiken: op de eerfte wijze gefchiedt het aldus: — Men giet ijskoud water, plotslijk en onverhoeds cp de Breuk. —■ De hevige fchudding van het geheele ligchaam, die 'er oogenblikkeiijk op volgt, en de algemeene ftuipachtige beweegingen, bewerken fomtijds op het zelfde oogenblik, dat de Breuk terftond ingaat. Op deeze wijze genas die oude vrouw, waarvan petit (&) fpreekt, haaren kleinzoon. Men dacht de kunstbewerking te verrichten, toen de grootmoeder des lijders zich hardnekkig tegen dezelve aankantte, en verzekerde, dat zij den lijder zou geneezen. — Zij liet hem naakt op den grond liggen, met de beenen van elkanderen verwijderd, en ftortte plotslijk, en onverwachts, eenen geheelen emmer vol ijskoud ' water over de Breuk uit, en op het oogenblik ging dezelve terug," M AR- Traité des Maladies Chirurgicales, T, li. p. 326.  UIT- EN INW« MIDDELe TEG, DE BREUKEN. 21S „ Arnaüd verlaat zich zoo zeer op deeze geneeswijze, dat hij zegt; als dit middel niet baat, dan helpt 'er niets," en onze menigvuldige ondervindingen ten deezen opzichte, ltroo» ken hier mede volkomen. „ De tweede wijze, waarop men het koude water gewoon is te gebruiken, komt mij voor krachtiger, veiliger, en zekerder te zijn. — Zij is deeze. — Men bevochtigt agt, twaalf, of zestien dikke drukdoeken met ijskoud water, en bedekt daar mede de Breuk: — ieder kwartier uurs, of zoo dikwijls men merkt, dat de opgelegde drukdoeken warm worden, legt men andere foortgeiijke ijskoude weder aan. — En op deeze wijze vaart men eenige uuren voord. — Merkt men, dat de Breuk kleiner wordt, dan poogt men dezelve in te drukken ; het welk doorgaands gelukt. — Slaagt dit niet, of wordt de Breuk niet kleiner, dan houdt men met dee« ze geneeswijze nog eenige uuren aan, en wei zoo lange, tot dat men reden heeft om te denken, dat men van dezelve geene hulp verwachten kan, of dat het onzeker is, 'er langer mede voordtevaaren. — Bij deeze geneeswijze gaat de Breuk zelden plotslijk, en op éénmaal in, maar zij wordt doorgaands van tijd tot tijd kleiner," en hierom moeten ook de beproevingen  412 g. j. van wy, verhandeling over de gen ter inbrenging met de hand, in onderfcheide tijden ondernomen worden. „ Op deeze wijze heeft de beroemde theden, CO vee'e beklemde Breuken, fomtijds in drie, fomtijds in zestien uuren, terug gebragt.— Hij heeft opgemerkt, dat het koude water doorgaands des te langer gebruikt moet worden, hoe langer de Breuk ter inbrenging tegenftand geboden heeft. Goulard bediende zich, in plaats van koud water, van ijs; dit liet hij tien uuren op de Breuk liggen, en na dat dezelve verloopen waren, vond men, dat de Breuk terug gekeerd was." „ Het is moeielijkte bepaalen, (zegt richter,) hoe lang men met het gebruik van dee» ze middelen met zekerheid kan aanhouden, en wanneer men reden heeft om te gelooven, dat van dezelve geene hulp te verwachten is. — Het komt hier het meest aan, op het ervaaren oordeel des Heelmeesters, dat gegrond is op de vermindering der toevallen. — Als zich, na dat men het koud water zestien of twintig uuren gebruikt heeft, geene de minfte verandering in het gezwel, of in de toevallen opdoet, zou ik van dit middel afzien, en de kunstbewerking verrichten." —-; Als (/) Neue Bemerkungen, p. 98. feqq.  uit* en inw. middel. teg. de breuken. 3lg „ Als de Breuk en de onderbuik zeer ontdoken en pijnlijk zijn, moet men (volgends richter) niet onderneemen het koud water te gebruiken. — De Heeren goursaud Qm) en sharp («) raaden in deeze gevallen deszelfs gebruik af. Ik weet wel, dat de koude, op onfteekingen niet fchadelijk, maar veeleer zeer dikwijls nuttig is. — Maar het geval van eene beklemde en hevig ontdoken Breuk heeft iets bijzonders. De vaten der beklemde deelen zijn met bloed opgevuld, en de beklemming is, onder deeze omdandigheden, tot den hoogden trap gedegen. De koude trekt deeze opgevulde vaten te famen. —— Maar waar heen zullen dan de vochten wijken? Door den buikring kunnen zij niet terug keeren, want die is bijna toegetrokken, gevolglijk wordt v of de traage bewee» ging derzeive door de koude volkomen belet, of zij worden uit de vaten in het vetvlies gedrukt, en in beide gevallen is de verderving het onmiddelijk gevolg. — Men voege hier bij, dat de koude altoos prikkelt, en dat de ontdoken deelen, die in de Breuk liggen, zekerlijk geene prikkeling noodig hebben." » Bij («0 Memoires d* l'Acad. de Chirurgie, Tom, XI. pag, 407. in 8vo. (tij Critksl Enquiry, p, 20.  Si4 O, j. VAN WY, VERÖLNDELING over de „ Bij de krampachtige beklemming moet men zich van het koude water niet veel belooven, maar in zulke gevallen, waar de drekftoffen en winden de Breuk zeer uitgerekt hebben , is het in tegendeel van uitmuntenden dienst bevonden," ,, De laatfte wijze om het koud water eenige uuren onophoudelijk te gebruiken, is te verkiezen boven de eerfte, om het plotslijk, en onverhoeds op de Breuk te gieten, Het on* verwachts fchrikken veroorzaakt eene oogenblik. kelijke geweldige famentrekking der buikfpieren, waar door nog een nieuw ftuk darms onder in de Breuk gedrukt, en dus de beklemming vermeerderd kan worden, of het ftuk darms, dat reeds in den buikring beklemd is, kan nog dieper en vaster in denzelven gedrukt, en bij gevolg fterker, beklemd worden. De plooi des darms kan ook misfchien in den buikïing ontwikkeld, cf zij kan aan eene andere verandering in de Breuk blootgefteld worden, die de beklemming vermindert, of wegneemt.— Maar dit alles hangt alleen af van het geval, en dit geval is met gevaar verbonden, die bij de andere wijze, om het water te gebruiken, geene plaats heeft." Wij hebben, fchoon niet bepaaldelijk en uitgebreid, echter genoeg voldoende, ook ten opzichte der inbrenging van'Breuken, en gevallen van  UIT* EN INW. MIDDEL* TEG. DE BREUKEN. 215 van beklemmingen, de beste, gefchiktfte, eenvoudigfte, en gereedfte uitwendige middelen mede te berde gebragt: — Immers, daar de vraag der beroemde Beftuurderen wel niet zoo zeer hierop doelt, kan men echter niet ontkennen, dat ook deeze ftaat van breukuitzakkingen daar onder zoude kunnen begreepen zijn, te meer, daar veelal dezelfde middelen ter inbrenging van Breuken , zoo wel zonder, als met beklemming, te (lade.komen. — Hierom zullen wij nog van een ander vermogend en gemakkelijk verkrijgbaar middel (Naphta Vitrioli naamelijk) onlangs hoog opgegeven, en waar van wij reeds éénmaal goed gevolg ondervonden hebb3n, melding maaken. — Onlangs heeft een Engelsch Heelmeester dit middel bekend gemaakt, waarvan in den Konst- en Letterbode aankondiging gefchied is, en het welk hem gelukkig beeft doen flaagen, door de Breuk daarmede fe begieten,, even als met koud water, doch met meerder goed gevolg; immers het koud water, benevens alle andere middelen, waren reeds vruchtloos aangewend , toen dit middel gewenschte gevolgen daarftelde. Eindelijk de aderlaating kan mede, als een hulpmiddel ter inbrenging der Breuken, aangemerkt worden, ingeval de inbrenging moeielijk is, en door ontfteeking verhinderd wordt; dan, zulks  2l6 Ga J. VAN WY, VERHANDELING OVER DÉ zulks is meer het geval van volkomen beklemming , welker behandeling alhier niet bedoeld wordt, waarom wij 'er ook maar met een enkel woord gewag van maaken, vooral aanprijzen, in zulke moeielijke gevallen, alwaar de inbrenging niet gemakkelijk toegaat , deels om de te vreezen of aanftaande ontfteeking te verhoeden, en deels om het inbrengen der Breuk gemakkelijker te maaken. In alle gevallen van verhindering in de inbrenging, komt ook het laauwe bad, als een voortreffelijk middel, bij veele voornaame Heelkundigen in aanmerking. Richter zegt,, bet laauwe bad verzagt de hevige toevallen van het darmkanaal, en verligt de Taxis; alleen dan, warneer de inbrenging verhinderd wordt door ophooping der drekftoffen, dan verdient het middel geene aanprijzing, dewijl het de darmen verflapt, die men liever moet trachten te ver* fterken. Anders, als 'er geene gelegenheid is om den lijder te baaden, of ook als hij uit het bad komt, moet men den onderbuik met het vlugge fmeerfel, dat uit één detl vluggen geest van Sal Ammoniac, en zes deelen boomolij heftaat, wrijven. — DitTmeerfel verzagt de pijn, en de fpanning van den onderbuik, en vermin» dert de ontfteeking,indien ze reeds plaats heeft."— „ Na de inwrijving van dit fmeerfel, moet men  UIT* EN INW. MIDDEL, TBG. DE BREUKEN. 817 men terftond den geheelen buik bedekken mee eene warme weekmakende pap , zoo als wij te vooren reeds opgegeven hebben , of uit Flor. Chamam. melil. Samb., Malvee, Alth. fem. Lint, Byosoyamus en ol. Chamzemilla, waar onder dikwijls, met zeer veel voordeel, het Heulfap gebruikt wordt. — Deeze, of foortgelijke pappen, moeten zoo dikwijls vernieuwd worden , als dezelve koud, of droog geworden zijn." TWEEDE AFDEELING. Ter beandwoording van het tweede lid der vraag: Welke zijn de eenvoudigfie, gefchiktfie en gereed/tJ in wendige middelen en levensregeling, ter inbrenging der Breuken? Ter beandwoording deezer afdeeling, zullen wij zeer kort zijn, aangezien 'er buiien die middelen, welke opgegeven zullen worden, geene gevonden worden ,' waarop men met recht vertrouwen mag ; aithands niet behooren gerangfchikt te worden, onder de eenvoudigfte, gefchiktfte en gereedfte inwendige middelen , en met betrekking tot de levensregeling zal het zelfde plaats hebben , aangezien dezelve voornaamelijk beftaan moet, in dat geene, 't welk fpanning en ophooping voorkomt, of wegneemt, P' té  ai8 g. j. van wy, verhandeling over de en te gelijk den terugkeer der uitgezakte ingewanden , voor zoo veel dit mogelijk is , helpt bevorderen. Onder de eenvoudigfte, gefchiktfte en gereedfte inwendige middelen , en levensregeling, ter inbrenging der Breuken , komt voornaamelijk dan het volgende in aanmerking» Galenos zegt: „ men moet eerst het ligchaam zuiveren door inwendige middelen , eer men de inbrenging der Breuken onderneemt." In alle die gevallen , alwaar de inbrenging eenigzins moeiehjk is, komen de verzagtende klijsteeren, als zeer heilzaame , inwendige , kramp- en pijnftillende baaden te pas, en niet zelden heeft men in die gevallen zeer veel voordeel gedaan met de toediening van Braakwortel in zeer geringe hoeveelheid. — Richter zegt: „ lk kan mijnen leezer een middel aanprijzen, dat in alleileië krampachtige toevallen der eerfte wegen , zelfs dan , wanneer het heulfap (opium) niets vermag , heerlijke diensten doet. — Het is de Braakwortel (Ipecacoanha) alle halve uuren , tot een vierde van een grein gebruikt. Ik verkies dien zelfs in eenige gevallen voor het heulfap , dat dikwijls aan de eene zijde nadeel doet, terwijl het aan den anderen kant helpt; en beloof mij ook, van dit middel, zeer veel, bij beklemde Breuken, dewijl  UIT- EN INWi MIDDEL. TEG. DE BREUKEN. £IfJ wijl ik het, in dergelijke ziekten , met een buitengewoon goed gevolg gebruikt heb.'* ., Wanneer deeze middelen niet baaten, en de inbrenging verhinderd wordt door krampachtige famentrekkingen, als dan moet men toevlugt neemen tot het heulfap. In eene krampachtige beklemming, is dit een heerlijk en zeker middel, (zegt richter) zo lang er geene hevige ontfteeking bij is. — Maar bij eene ontftee. kingachtige, en die door ophooping van drekftoffen ontftaat, moet het met meer omzichtigheid gebruikt worden. — In het eerfte geval om zijne verftoppende, en in het tweede, om zijne verhittende kracht. Nochtans is het ook hier op verre na niet geheel te verwerpen. Als het met omzichtigheid gebruikt wordt, vernindert het indedaad de ontfteeking, naardien het de prikkeling verdooft , en de lijdende deelen verzagt. — De Heer gunz (o) zegt: als de pijn zeer hevig is , kan tr.en met veel nut verdoovende: middelen (narcotica) geeven, want zij verminderen de hevigheid der ontfteeking, en de Heer bruns verzekert, in zijnen brief aan den Hofraad henckel, dat in veele pijnen en onophoudelijk braaken, het raauwe heul¬ fap, (o) Traclatus de Ilerniis, p. 30. P a  230 G. J. VAN WY, VERHANDELING OVER DE fap, in een klijsteer toegediend, voortreffelijker! dienst doet." „ Als men bedenkt, dat de ontfteekirg hier uit eene werktuiglijke oorzaak , naamelijk de beklemming ontftaat, zal men voor het gebruik van dit middel niet zoo bevreesd zijn, — Het fpreekt van zelve, dat, waar de ontfteeking hevig is, eene ader geopend moet worden, eer men tot het gebruik van het heulfap overgaat. — Men heeft ook, in de beklemming, die door ophooping van drekftoffen ontftaat, geene reden om voor de verftoppende kracht van het heulfap te vreezen." „ Het verligt en bevordert indedaad de werking der purgeermiddelen, terwijl het de kramp in het darmkanaal, die de werking deezer middelen hindert, verzagt. — Door deeze grondbeginfelen, en door veelerleie eigene ondervindingen bewogen, moedig ik mijne leezers aan, om het heulfap in alle foorten van beklemmingen, daar veele en hevige krampachtige toevallen bij zijn , vrijmoediger te gebruiken , dan tot hier toe gefchied is. — Het is een voortreffelijk middel, dat in honderd gevallen , alleen door eene onverandwoordeiijke lafhartigheid, niet gebruikt wordt." De toediening van heulfap rmoet gefchkden in kleine, doch dikmaals herhaalde giften, en wij hebben in verfcheide geval-  UIT- EN INW. MIDDEL. TEG. DE BREUKEN. 221 vallen , onder anderen één . alwaar -de noodig fchijnende kunstbewerking volftrekt geweigerd werd uittevoeren, op deeze wijze,'en met volkomen gelukking, tot agt en veertig greinen in een etmaal toegediend. Sommige Heelkundigen getuigen' nevens ons, dat zij, ter bevordering der inbrenging van Breuken, allervoordeeligst bevonden hebben, het volgend pijnltillend en vvindbreekend mengfel: Aq, Mentha, unc. IV. Laud. Liqu, Sydetih. gtt. XX. Liq, anod. m, Hofm. dr. I. M. Om alle vijf of zes minuten een lepel vol te neemen, terwijl, naar omftandigheden , de hoeveelheid van het heulfap vermeerderd wordt. Wil men evenwel alle aangewende moeite niet verijdeld zien, dan „ behoort men de inbrenging (taxis) te onderneemen , zoo ras men reden heeft om te denken, dat bet heulfap werkt, — Dit oogenblik, waarin alle fpanningen verflapt zijn , is zeer gunstig aan het inbrengen der Breuken." — Anderen raaden in de moeielijk inbrengbaare, en in beklemde Breuken, veroorzaakt door ophooping en verharding van drekftoffen in het uirgevallon gedeelte darm» p 3 buis,  4ü2 Gr J. van wy, verhandeling over de buis, als een allervoortreffelijkst middel aan, het Engtlsch purgeerzout in water opgelost, en van tijd tot tijd, in zulk eene hoeveelheid ingegeven , als de maag verdraagen kan: — Zo wordt ook, onder anderen, door fommigen, de inblaa2irg van tabaksrook door den endeldarm, als zeer vocrdeelig opgegeven. Het verdient bijna geene aanmerking, als van zelve fpreekende, dat men, ter bevordering der inbrenging van Breuken, en onderwijlen dezelve zich in alles moet wachten vcor al dat geene, waardoor men hier tan hinderlijk zijn kan. — B. V» Sterke lichaamsoefening, en paardrijden, fpringen, dar^C n, fchreeuwen, zelfs hard fpreeken , en dergelijke meer. „ De weikende magten, welke de ingewanden tot de natuurlijk of tegennatuurlijk voorgefchikte p'.aatzen , beweegen en aanpersfen , beftaan ten eer/ten , in eene iedere beweeging, die de mensch kan oefenen, waardoor het middenrif en de b; ikrpieren geweldig in werking zijn : —ten tweeden , in alle beweegmgen van het ligchaam , waardoor de ingewanden des buiks op eere geweldige wijze gefchud worden: — en ten derden, in eene iedere langzaamdrukkende kracht welke de ingewanden van tijd tot tijd uit haare natuurljke plaats beweegen, en ergens anders heen dringen," zegt a. baltha-  UIT- EN INW- MIDDEL. TEG. DE BREUKEN. 233 hazaar (p): —- Al wat, derhal ven deeze te wege brengende oorzaaken , of werkende magten verwijderen kan , is allernoodzaakelijkst aan te wenden, om de inbrenging te helpen bevorderen. i Winderige dranken , zwaar te verteerene fpijzen , onrijpe vruchten ,j zuure moeskruiden, en dergelijken, moeten gemijd worden, gelijk ook het veel vleesch eeten. — Daarentegen moet een goede eetregel gevolgd , en ligie fpijzen genuttigd worden : Bovenal moeten 'er , over het geheel genomen, volgends rhases en anderen , in 't geheel geene winderige voedfelen, noch ook geen meel, gebruikt worden. — Is intusfchen de lijder na de inbrenging verzwakt, dan komen wel nu en dan, ter voorkoming van nieuwe uitzakkingen , zagte ontlastmiddelen te pas, dan, in plaats van een' flappen eetregel, moet men alsdan meer voedzaame fpijzen gebruiken laaten. Het fpreekt van zelve, dat, en inwendige geneesmiddelen, en levensregelirrg, beftierd moet worden naar de jaaren der lijderen: — kinderen , vooral zuigende , welke veelal door zuur in de eerfte wegen, aan opfpanningen van winden in de darmen, en kramp, of ftuipachtige be- 0>) Heelkundige Ziektekunde. P 4  £24 C. J. VAN WIT, VERHANDELING OVER DB beweegingen der ingewanden, onderhevig zijn, moeten vooral geed zog, of ander daar tegen ingericht voedfel , ('c welk men overvloedig bij de Schrijvers , die over de ziekten der kinderen gefchreven hebben , opfpooren kan) toegediend worden ; en ingevaile de inbrenging der Breuken bij hun (meestal uit kramp, of opfpanning van winden ontftaande) moeielijk zijn mogt, dan zullen bo«n alle ar.dere middelen, de zuurtem* perende met zinkbioemen (floret Zincï) inwendig, volgends de bekende voorfchriften , in fommige gevallen , roet eene zeer geringe dofis heulfap gepaard, den mecsten dienst doen. DERDE AFDEELING, Ter beandwoording van het derde lid der vraag: Welke zijn de eenvoudigfte, gefchiktfte, en gereedfte uit- en inwendige middelen ? en de besse levemregeling (na dat de Breuken ingebragt zijn) ter tegenhouding, en geneezing deezsr uiik-akkingen, met hoope cp goed gevolg? Na dat wij nu in de twee voorgaande afdee1'ngen , zoo wij meenen, volledig afgehandeld hebben, welke de gefchiktfte, eenvoudigfte, en gereedfte uit- en inwendige middelen en levemre* gel Z'jn, ter inbre;;ging van Breuken, zoo gaan,  uit- en inw. middel. teg. de breuken. 225 gaan wij nu over ter voltooijing der beandwoording van het laatfte lid der vraag ; voorzeker het gewigtigfte, en belangrijkfte ftuk, wegens de Breuken, tot hier toe behandeld. Het ware voor ons gemakkelijker , dit ftuk onbepaald zodanig te behandelen , als het in de laatst uitgegeevene prijsverhandeling van f. jas, en in de verhandeling over de geneezing der Breuken door g. j. van wy, (als de kern uit alle genees- en heelkundige famenftelfels, beknopt opgemaakt, naar waarheid beoordeeld^ en ter navolging voorgedragen) voorkomt : dan , daar "er geëischt wordt, uit alle bekende, zodanige middelen en levensregeling op te geeven , wel" ke de eenvoudigfte, beproefdfte, gefchiktfte en gereedfte, ter tegenhouding, en geneezing der uitzakkingen of Breuken , met hoop op een goed gevolg zijn; zoo zal deeze taak, veelal en meest door eigene wel beproefde ondervinding beoordeeld, en beflist moeten worden. Intusfchen is het zeker, dat wij de bovengemelde Heelartzen niet alleen veilig ten richtfnoer nafpeuren kunnen, maar genoodzaakt zijn, hunnen leidraad ten deezen opzichte te volgen, en zulke aanteekeningen uit hunne verhandelingen aanvoeren, als ons gefchikt toefchijnen, en voor onze rekeoing, ter deezer m.er bepaalde beandwoording, liggen, P 5 De  Sü6 g. j« van wv, verhandeling over de . De bronnen, wanruit wij , in navolging van jas en van wv, hier en elders in deeze verhandeling gepuc hebben, zijn onder anderen , de fchriften van celsüs, galenus, oribasius, marcellus, en anderen, welke men alle uaauwkeurig aangetekend , en in vijf tijdperken afgedeeld, kan nazien in de prijsverhandeling van f. jas, over de uitwendige hulpmiddelen tegen de Breuken, en hierom zal het niet noodig zijn, ons geduurig met aanhaalingen op te houden. Het fpreekt ook van zelve, dat wij ons in deeze afdeeling niet behoeven optehouden met zulke middelen , welke niet onder de eenvoudigfte en gereedfte kunnen gerekend worden; althands niet met de bijzondere Heelmethodes door hancikunstoefening — en, zo wel de geneeswijze door brandmiddelen , als alle andere omflagtige, der vroegere en laatere Heelkundigen, kunnen, en moeten wij achter wege laaten, daar zulks anders tegen den zin en de meening van het vraagftuk gehandeld zoude zijn. Om dan de eenvoudigfle, gefchiktfte, en gereedfte uit- en inwendige middelen, en de beste levensregeling, (na dat de Breuken ingebragt zijn) ter tegenhouding en geneezing der uitzakkingen , met hoop op goed gevolg, in deeze verhandeling wel cp te geeven, komt het ons  UIT* EN INW. MIDDEL. TEG. DE BREUKEN. 2ü£ gefchikt voor, dat wij handelen, zoo wel over de middelen en levensregeling , waardoor men de Breuken tracht voor te komen, als over die, welke ter tegenhouding en geneezing opgegeven moeten wordt n , alzo langs dien weg, de laatfte gemakkelijker optefpooren zijn ; te meer, dewijl, onder deeze bepaaling, de weg gebaand wordt, om door de opfpooring, en afwending, der algemeene en bijzondere oorzaaken, een'gereeder weg gebaand wordt, tot het juist bepaalen van de bedoelde middelen, ter tegenhoü* ding en geneezing der Breukeu , met hoop op een goed gevolg. De dageüjkfche ondervinding heeft, van de vroegfte tijden af, geleerd, dat op alis plaatzen van ons ligchaam, alwaar Breuken ontftaan kunnen, (inzonderheid de lieschfpleet, en dijeboog, welke door den peezigen rand der buitenfta fchuinfche buikfpier gevormd worden, en de plaats van den navel) eene verzwakking en verwijding plaats grijpende, 'er ligtlijk ingewanden doorzakken kunnen; zelfs na een gering geweld: — Schreeuwen, braaken, fchokkende beweegingen, dansfen , fpringen enz, gelijk wij reeds hier voor, met een enkel woord, aanflipten, zijn daartoe bovenal in ftaat; inzonderheid, zoo die kort op elkander volgen, of lang. zaamtrhand op de verwijde openingen aandringen ^  aa8 d j, van wy, verhandeling over de gen , en daar door eene trapswijze uitrekking te wege brengen, — Bovenal, in die gevallen, omftaan de Breuken bij zwakke menfchen, en kinderen, bij welke de fpieren , het buikvlies» en de uitwendige bekleedfelen, over het geheel genomen, doch voornaimelijk de plaatzen, daar natuurlijke openingen zijn, of te vooren plaats gehad hebben , veel van hun famentrekkend en prikkelbaar vermogen verloren hebben. Wij zeggen in de meeste gevallen , omdat bij fommigen, ook zonder natuurlijke zwakheid, op die plaatzen, plotslings Breuken ontftaan , door een zeer groot en kortftondig geweld, in welke gevallen ook ligtlijk beklemming plaats grijpt. Daar het nu bekend is, dat het eene eigenfchap is van alle onze deelen, (inzonderheid fpierige) na geleden uitrekking, zich weder te kunnen famentrekken, zoo is het niet vreemd, dat men zich , ter voorkoming en tegenhouding der Breuken , zoo wel als ter geneezing, van foortgelijke uitwendige hulpmiddelen bediend heeft, en nog bedient, als welke wij ftraks ter geneezir g der Breuken, nader, en voldoende opgeeven zullen; met oogmerk om de verzwakte, en uitgerekte, of geweldig, en fpoedig verwijde lieschring en dijeboog, benevens de plaats van den navel, en anderen, in hunnen natuurlijken ftaat te doen herftellen , terwijl men ter voor«  uit- en inw. middel. teg. DE BïiEUKEN, 229 voorkoming, nog daarenboven, zich voar alle zulke middelen zorgvuldig wachten moet, welke de verzwakking der fpiervezelen, over het geheel genomen , inzonderheid op de gewoone plaatzen der Breuken, te wege brengen konden, zich hoofdzaakelijk , in de uitkiezing der hulp. middelen , daarop toeleggende, dat de verloren famentrekkende en prikkelbaare krachten wederom herfteld, en opgewekt worden, terwijl men ten overvloede , eenen tijd lang, de gewoone Breukplaatzen bedekte, en befchermde, op diezelfde manier, als men gewoon is te doen, wanneer men de volkomen geneezing in 't werk ftelr. Ten opzichte der bedekking en befcherming van de plaatzen, alwaar in andere gevallen ligtlijk Breuken verfchijnen, moeten wij geenzins uit het oog verliezen , wat fommige voornaame Heelkundigen, in die gevallen, alwaar de ballen bij jonge kinderen (en ook in gevorderde jaaren) nog niet door den buikring tot de gewoone plaats afgedaald zijn, aangeprezen hebben. Om één' voor allen te noemen, de beroemde hun ter (q) wil, dat men (doch met de uiterfte omzichtigheid) ter voorkoming en tcgenhouding van Breuken , in die gevallen, zich (#) Medical Commentaries.  S30 g. j. van wy, verhandeling over de zich van bekwaame breukbanden zal bedienen, en alhoewel de behandeling der breukbanden , alhier niet te pas komt, zoo hebben wij echter hier van melding willen maaken, ten einde aan te toonen , dat men ook door breukbanden, en dus op allerhande wijzen , getracht heeft de Breuken voor te komen, en tegen te houden; alhoewel wij deeze behandeling niet goedkeuren kunnen , om veele redenen, welke het alhier de plaats niet is, om deswegens ons verder in te laaten. — Minder nadeelig achten wij het daarentegen , het geene anderen aanprijzen, om naamelijk deeze Breuken voor te komen , door vermijding van al dat geene, 't welk wij reeds hier voor opgenoemd hebben , bij de levensregeling ter inbrenging der Breuken; gepaard met een fteunend verband , beftaande uit compresfen, en het bekende koornair verband, voor de liesch ; zodanig echter, dat daardoor de nederdaaling des bals niet verhinderd worde. Reeds federt de vroegfte tijden der Heelkunstoefening , doch inzonderheid in de agttiende eeuw , is men bedacht geweest, om te letten op de bijzondere manieren van kleederdragt, die oorzaaken tot Breuken kunnen geeven, en heeft dezelve, ter voorkoming van dit zoo vernielend ongemak, afgekeurd; ook moet men met d. van ges-  uit- en 1nw» middel» teo. de breuken. £3! gesscher (r) toeftemmen, dat 'er „ aanmerkelijke misflagen begaan worden, in de kleedingen der kinderen , zoo in de vroege jeugd, als in eenen meer gevorderden ouderdom," en offchoon verfchetde voornaame heedendaagfche oefenende Heelkundigen , voorlang , bijzonder bedacht geweest zijn, om, ter voorkoming van Breuken , al het fchadelijke, zoo wel in kleederdragt, als ligcbaamsöefening, op ondervinding van hun zeiven , en andere beroemde Heelkundigen gegrond, tegen te gaan, en andere kleederdragt en ligchaamsöefening proefondervindelijk aan te prijzen , zoo ziet men nog dagelijks de grootfte onheilen ontftaan, dan, wanneer men minder aan de natuur, dan aan de gewaande kunst, en bedreevenheid van vrouwen, die geenen anderen regel volgen, dan die der gewoonte , toebetrouwt. Zoo wel de te weinige, als te veel fluiüng, en knelling, of drukking, over hut geheel , of op bijzondere plaatzen , kan in fommige opzichten aanleiding geeven tot Breuken: — Althands onder de algemeene oorzaaken der Breuken, zijn 'er twee foorten van dezelve, waaruit voornaamelijk Lieschbreuken ontftaan ; te weeten, zulke , die de drukking d^r in« (r) Hedend. Algem, Oeffenende Heelkunde, ifte deel bl. 397.  ©32 g« j- van wy, verhandeling over db ingewanden, tegen het onderfte gedeelte van den buik, vermeerderen , gelijk b. v» (onder ande» ren) dekens en luiers bij jonggeboren kinderen, en in meergevorderden ouderdom, het gebruik der keurslijven, en broeken , en een fprong , waar in men cp de rechtuitgeilrekte voeten nederkomt, enz. benevens zulke, die den buikring verwijden , gelijk eene fterke infpanning der krachten, met een achterwaards gebogen ligchiam, gelijk zulks zelf zeer dikwijls voorvalt in de vermaaken, of'fpellen der kinderen, welke hen yerpligten tot fterke achteroverbuigingen. Ten opzichte van Navelbreuken bij kinderen, vinden wij onder anderen bij h. ulhoors aangeteekend . „ dat de gemeenfte oorzaaken (het fpreekt van zelve , dat deeze beroemde Heelkundige , ter voorkoming en tegenhouding van Breuken , daar toe ook deeze aanmerking geboekt heeft) derzelve hier uit ontftaat , dat de bakers de eerstgeboren kinderen , niet wel , omtrent den navel , met behoorlijke aandrukking bezorgen, waar door, indien de kinderen wat onrustig zijn , dat deel, door veel fchreien en persfen, in den aanvang met een rond bultjen uitpuilt, om dat, ter zelfder plaatze, het buikvlies enkel, en zwak zijnde, ook door geene fpieren, noch huid onderfteund, zeer gemaklijk uitzet." Hief  wt- en inw. middel, "teg; de breuken. 233 Hier uit ziet men, hoe veel,'er ter voorkoming der Breuken in acht genomen, en vermijd moet worden, en hoe noodzaakelijk hét is, zulks ten richtfnoer in acht te neemen, ter tegenhouding en geneezing der Breuken. Wenfchelijk ware het, inzonderheid met betrekking tot Navelbreuken, dat men ter voorkoming, zoo wel, als ter tegenhouding en geneeszinge derzelve, de kinderen, zo niet terftond na de geboorte, althands na de afvalling der navelftreng, aan een gepast, regelmaatig, heelkundig bellier, ter voorkoming en tegenhouding deezer Breuken, overgaf. — Immers eene langduurige en veelvuldige oefening, leerde mij, en anderen, die in de gelegenheid waren veele kinderen te behandelen, bij een aantal derzelve, altoos dit foort van Breuken op eene gepaste wijze voortekomen, en nimmer zag ik dezelve verfchijnen, terwijl ik dezelve voorkwam, en tegenhield, zo wel als genas, daar zij reeds pose gevat hadden, alleen door eene foort van drooge hechting, of liever aaneen- of toefluiting der wanden |van de opening des navels, met eene .wel kleevende pleisteritrook, van genoegzaame breedte, en lengte, gefchikt naar de grootte van het voorwerp, zoo wel als van de Breuk, doen over het algemeen, twee duimen, terwij zich de lengte bepaalt van de eene zijde boven het Q darm»  S34 G. J. VAN WY, VERHANDELING OVBR DB darmbeen, tot de andere; of volgends dé uit drukkelijke woorden van van wy, »• aar ede ik (zegt hij, fpreekende van foortgefiji- e pleisterhechting) den buik tot een vingerbreed boven, en zoo veel beneden den ravel, en van wederzijde, van boven de os/a Hei, en van de eene tot de andere zijde, en dwars, zodanig rot elkarderen voegde, dat de opening des r ave's, daar door, als het ware, tcegeplooid, en vereenigd gehouden werd, door telkens bij de loslaating der pleisters, weder anderen in derzelver plaats aatteleggen," Het fpreekt van zelve, dat deeze pleisterhech» ting, door een behoorlijk verband, beftaande uit een agt- of zestiendik ccrcpres, naar vereisch, en daar over eenen dubbelen, breeden, rondö'mgaanden band, moer gefteund worden. Deeze behandeling heeft mij in alle gevallen van navelbreuk, ter voorkoming van dezelve*, zoo wel als ter tegenhouding, en volkomen geneezing, best voldaan. Daar ru deeze Breuken, om redenen van de natuurlijke zwakke plaats, en opening van en in het buikvlies, menigvuldig voorvallen, door het veelvuldig ichreien, waardoor de uitgefpannen darmen der kinderen deeze zwakke, aan Breuken onderhevige plaats, uitgefpannen en doen opzwellen, en des de aandacht meer tot zich trekt,  OÏT- ÉN INW» MIDDEL. TEG. DE BREUKEN. 235 trekt, en gezwinder hulp 'doet zoeken, zoo is het ook hierom, dat de Heelkundigen, meer ter geneezing van deeze, als wel van andere Breuken, aangezocht, of in de gelegenheid gefield worden, den goeden uitflag van hun heelkundig vermogen te beproeven, en ieder op zijne wijze, de een beter, dan den anderen, in zijne beproevingen, ten bewijze van de geneesbaarheid aller andere foorten van Breuken, te flaagen. Wij zijn niet verre af te gelooven, dat eene regelmaatige behandeling, volgends ons voorfchrift, in gewoone Breuken, en in de meeste gevallen, altoos flaagen zoude, indien de volwasfen lijders, zoo wel als de kinderen, zich daar aan behoorlijk onderwierpen; althands indien men de geboekte waarneemingen naauwkeurig inziet; dan zal zulks onbetwistbaar blijken. Ten aanzien van andere Breuken, zegt onze voorgemelde heelkundige Landgenoot, h. ulhoorn, men moet alles vermijden, zoo in kleeding als anderzins. wat in ftaat is, de ruimte der holligheid van den buik tegennatuurlijk' te verminderen, ten einde de ingewan den, die in dezelve bede en zijn, niet uitgeperst wordeu; immers dit wordt bevestigd in die gevallen, alwaar Breuken ontftaan, door fterk hoesten, fchreeuwen, lagchen, persfen, of eenige andere Q 2 fter-  90} G. J. VAN WY, VERHANDELING OVER DE fterke infpanning van krachten, om dat met die gevallen gepaard gaat eene meer of mindere famentrekking der buikfpieren, vooral van het middelrif, waardoor de buiksholte, door de werking deezer fpieren, altoos verkleind, en de ingewanden uitgeperst worden. Dit voorfchrift moet zoo wel ter tegenhou» ding, als ter voorkoming en geneezing gelden, en naauwkeurig in acht genomen worden. Slappe geitellen, inzonderheid kinderen, en onder dezelve de zodanigen, moeten eene fteevigheid, evenredig aan de noodwendige ligchaamsoefening, bovenal op de drie hoofdplaatzen, alwaar doorgaands Breuken pleegen te ontftaan,. als b. v. den navel, den buikring, en aan de buiging der dije, zo als te vooren gemeld is, bezorgd worden, ter voorkoming der Breuken, en het zal ;nuttig, en noodzaaklijk zijn, ter tegen» houding, zoo veel als ter voorkoming van Breuken, zoodanigen wederftand, tegen de gewoone, en breukenbevorderende kleederdragt, te bieden, a'smen genoegzaam vermogend berekenen kan, 'tot zoo lange men, door de affchaffing der verdervelijke gewoonten in kleederdragt, als anderzins, het menschlijk geflacht, ten deezen, en anderen opzichte, verfterkt, en tegen veele kwaaien bevrijd, ten minnen in weiniger aantal onderhevig gemaakt zal hebben. — ^Hoedanig hier in  UIT- EN INWi MIDDEL. teg. de BREUKEN, SJ? in het oogmerk best bereikt zoude kunnen worden, kan men onder anderen aangeteekend vinden, bij g, j, van wy, in de voorgemelde verhandeling, en daar het zeker is, dat zulk eene welingerichte kleederdragt, waardoor, weibewezen , de Breuken bij kinderen voorgekomen zouden kunnen worden, ook bevorderlijk zijn kan, voor dezelve, ter medehelping in de ge-; neezing, na de inbrenging, en onderwijlen de tegenhouding der uitzakkingen, zoo zal het noodig zijn, zijne aanteekening deswegens alhier over teneemen. Hij zegt: „wenfchelijkware het, dat men, in deeze verlichte eeuw, althands zulke verdervelijke gewoonten en modes, in klee. derdragt, welke het menschlijk gedacht zo zeer benadeelen, waar door zeer veele onheilen ontftaan, en zoo menig nuttig lid der maatfchappij ontijdig weggefleept wordt, tegen eene onfchadelijke verwisfelde, en in algemeen gebruik bragt." „ Wij zullen, (zegt onze Schrijver) om alle wijdloopigheid te vermijden, alleen het zaakhjke (echter genoegzaam) van een' voornaamen Hoogduitfchen Geneeskundigen hieromtrent Jmededeelen," Deeze mededeeling is van den volgenden inhoud: „ De oorzaaken der Breuken, welke zoo veele ellenden over het menschlijk gedacht verbreiden, moeten (zegt Dr. bernh. c h r i s t . Q 3 Faus t,  33$ 6» J* van wy, verhandeling over de faust, ($) toegefchreven worden aan de broskendrage der kinderen. Alleen in Duitschland komen, volgends zijne gedachten en berekening, in eene generatie, ten minften honderd duizend Breuken en ellendige menfchen, van welke het vierde gedeelte, door de zwaarfte kwaaien, het leven verliezen, op rekening der broeken." ,, Op gronden van deeze zijne berekening, en overtuiging, van gemelde verdervelijke kleeding, wil hij de broekendragt, van de vroege kindsheid af, tot aan het vijftiende jaar, geheel afgefchaft hebben, en voert, ten bewijze der voordeeligheid, welke uit de vrije toelaating der lucht tot de fchaamdeelen ontftaat, de Bergfchotten aan, welke hij om die reden uitneemend verheft, en als navolgenswaardig aanhaalt." ,, Faust wil de kinderen, van het manlijk •en vrouwlijk genacht beide, even eens, zonder geflachtsondericheidingsteeken, gekleed hebben, om dat zeker, in de verfcheidenheid der kinderkleederdragt, ingericht naar de gedachten, eene dergrootfte en verdervelijkfte oorzaaken voor het menschdom gelegen is." „ Hierom wil hij, dat het kleed voor beide de gedachten zijn zal, eene eenvoudige witte linpen kiel, van onderen en boven evenwijdig, zich CO Cr aft, Schaumlurg-Lippijchen Hofrath und Leibart3„  'uit- EN INWi middel. te0. DE BREUKEN- &39 zich uMrekkende tot twee vingeren breed beneden de knie; des zomers over het bloote hemd gedaan, terwijl men des winters, tusfchen het linnen nemd en de kiel, een wollen hemd draagen laat. Alle deeze drie moeten wijd, en open zijn, en de mouwen over de ellebogen eindigen; door deeze manier van kleeding, welke door hem naauwkeurig opgegeeven wordt, worde het ligchaam verfterkt, door het zelve luchtig, koel, en vrij in de beweeging te houden." „ Hier door kunnen ook alle banden, en lleunfels om het ligchaam weggelaten worden; voords (zegt hij,) vrije, koele, koude lucht zelve, van de vroegfte kindsneid af aan , aan het boven- en onderlijf toegelaten, bevordert ook bij het vrouwlijk gedacht zeer veele verbetering, zodanig, dat daar door het volgend gedacht zeer veel fterker zijn zal." „ Men vindt, in eene plaat, de gemelde kleeding voor kinderen afgebeeld, en befchreven in den Gefundheits Catechismus van denzelfden Schrijver, tot gebruik in de fchoolen, en voor het huislijk gebruik, in 1794, te Buckeburg bij j. a. grim me gedrukt; (/) aldaar geeft de fchrijver op, (t) Van ditwerkjen is, in het jaar 1794 eene Nederduitfche Vermaling, te Utrecht bij j. van rossom, uitgegeeven; en naderhand is nog een uittrekfel uit hetzelve, te Deventer bij j c. stit zing er , la het licht gekomen. Q4  240 g. j, van wy, verhandeling over de op, dat men zich tot zijn oogmerk, bij alle kinderen, zoo wel van het vrouwlijke als manlijke geflacht, van die kleederdragt moet bedienen, van het begin van het derde, tot aan het einde van het zevende, of agtfle jaar, of tot aan dien tijd, dat de beide kaaken, in de plaats van de vier voorfte melktanden, van vier andere fterke blijvende voorzien zijn," „ Wij vinden, in eenen brief des-Schrijvers; aan.den beroemden Heer joh. friedr. blumen bach, met betrekking tot ons onderwerp, het voordeelige zijner aangeprezen kleederdragt, rader aangetoond." „ Wierden de broeken der kinderen afgefchaft, (zegt hij,) zo zouden de teeldeelen der Europifche mannen, die thands tot de vrouwlijke in eene Hechte onëvenredigheid ftaan. veelligt tien en meer ten honderd grooter en fterker worden. Zeker (zegt hij,) eene groote verbetering der menfchen." „ Volgends zijne ftelling gaat het zeker, dat honderd duizend Breuken, die in één geflacht, alleen in Duitschland voorvallen, op rekening der broekendragt gefteld moet worden." „ Het is zeer waarfchijnelijk, (zegt hij verder) dat Duitschland tweemaal honderd duizend Breuken onder het manlijk geflacht oplevert. Was de evenredigheid der Breuken (door den buik-  UIT- EN INWi MIDDEL. TEG.'DE BREUKEN, 341? buikrïng) der mannen en vrouwen, als vijfentwini tig tot één te groot, ('t welk ik echter niet geloove) en ftellen wij dan maar twaalf tot een, en rekenen, van ieder tweemaal honderd duizend, één honderd duizend op rekening der broeken,' zoo blijft dan nog evenwel de evenredigheid der Breuken van de mannen tot die der vrouwen J als zes tot één. Voords dat dit groot onderfcheid van zes tot één op den fterken, of ru-; wen arbeid der mannen, en niet op de broeken toegekend moet worden, is mij naauwlijks geloovelijk, dewijl het onmogelijk is, dat de Schepper den tot den arbeid beftemden fterken man [zwakke, en der geruster leevende zwakke vrouw fterke buikringen zoude gegeven hebben. — Indien 'er, door de Ontleedkunst, ondirfcheid, in de" onderfcheiden famenltelling der buikringen van mannen en vrouwen, gevonden wordt, dan moet men onderzoeken, of dat onderfcheid uit de natuur, of door kunst en toeval ontftaat. Zoude men het der goede natuur wijten, ('t welk ik nimmer gelooven kan) zo ftelt men, dat kundige en toevallige misdagen of gebreken zich natuurlijk voordplanten, en den fchijn der natuur aanneemen." „ De jongens zijn het naast gelijk aan, en tot de vaders, en alzo kunnen door de broekenQ 5 dragt  *4* °* 1* VAN WY* VERHANDEI'ING 0VER DB dragt veeier gedachten, de buikrirgen van her manlijk gedacht, tegennatuurlijk dichter, ongefteld, of verzwakt geworden zijn." ,, Aldus, ten minden honderd duizend Breuken worden veroorzaakt door de broekend ragt, en die zullen door de nalaating vervallen, en dus een groot heil te wege biengen," De kinderen, door eene eigene éénvormige kleeding, verfcheiden, naar de verfoeiden ftan-: den,, tot derzeKer onheugelijke rechten weder te herftellen, waarlijk, dat zoude geluk en orde over het menschlijk gedacht verfpreiden, enz." „ De berce.de blomenbach, getuigt van iet gemelde werk des Heen n f aus t, „ dat het .zonder tegenfpraak van veele aangelegenheid is, veele waare en goede verbeteringen, ten opzichte der levensregeling in de kindfche jaaren, bevat:" — Wij laaten het voor het overige onbeöordeeld, of de reden, waarom bij mannen zo veel meer, als bij vrouwtn, Breuken ontftaan, hoofdzaakelijk en voornamelijk gelegen is , daarin dat, bij het vrouwlijk gedacht, het onderlijf veel koeler gehouden wordt, als bij de mannen, •dan -.f de reden meer natuurlijk gelegen is, in de ongelijke grootte der buikrmgen bij de beide geacht n, daar dezelve bij nannen grooter en wijder zijn moet, om redenen der balkn in het eer-  0IT- EN INW. MIDDEL. TEO. DE BREUKEN. 243 eerfte begin of den eerden levenstijd, en daarna bij aanhoudendheid voor de doorlaating der ftreng en balfpier." „ Of deeze tegenwerping wel genoegzaam, voldoende is, willen wij thands niet beflisfen; wij merken alleen aan, dat het onderfcheid in ruimte der buikringen bij mannen (wij fpreeken niet van kinderen, of meer gevorderden in jaaren, van het manlijk geflacht, bij dewelke de ballen bezig zijn door den buikring door te zakken , of kort te vooren doorgegaan zijn,) tegen die bij vrouwen, niet dan in ongeftelde manlijke voorwerpen iets van eenig belang verfchillen kan, daar immers, door eene foortgelijke opening bij vrouwen, de ronde band der baarmoeder door-; gaat, dewelke alzo omfloten wordt, als men in den natuurlijken ftaat, bij mannen, de zaadftreng en balfpier, even zo naauwkeurig omfloten vindt, als' noodig is, om zonder, verzwakking, of aanmerkelijk geweld, de darmen, of het net, de doordringing naar buiten te beletten." „ Intusfchen fchijnt ons de voorkomingregeling der Breuken van den Heer fausi niet onverfchillig, maar overwaardig ter mededeeling, zo al niet geheel navolgbaar waardig toe. Althands tot gewigtige en zeer nuttige gevolgtrekkingen in de behandeling, ter voorkoming van Breuken in onzen leeftijd, en ten opzichte der tegen;  Si}4 gï j2 van wy; verhandelino over de genwoordige algemeene gebruikelijke en Hechte manier van kleeding, vooral bij de kinderen, verre beneden den tijd haarer vastheid en rijp» heid, en wel die van het manlijk geflacht in 't bijzonder, kan het werk des Heeren f au st aanleiding geeven." Wij voegen alleen hier bij, dat, daar van wv zijne vertaaïing van faust aangevoerd heeft, ter beandwoording van dat gedeelte der laatst voorgaande vraag, welke betrekking had tot de voorkoming der Breuken, wij dezelve alhier niet minder noodig oordeelden aantevoeren, ten beandwoordende mededinging van dat gedeelte der thands voor ons hebbende vraag, voor zo verre zulks na de inbrenging der Breuken, en onderwijlen eene gepaste tegenhouding behandeling der uitzakkingen, mede behulpzaam zijn kan, ter volkomen geneezing ; inzonderheid bij jonge kinderen, en daaraan volgende leeftijden. — Zeer oplettende moet men voor het ^overige zijn, in de aanwending van voorkomende, en tegenhoudende hulpmiddelen, bijzonder bij kinderen, en bij die geenen althands, bij dewelke de voorbe» fchikkende oorzaaken der Breuken ervelijk zijn, waarvan de mogelijkheid, door de beroemdfte Heelkundigen, inzonderheid door m a uc h a rt , (v) hoffm a n, (w) en anderen bewezen is. Be. ! (v) Dirfert, de Hernia incancerata, 00 Med, Confuit.  V¥S» >N INW. MIDDEL. TEG» DE BREUKEN» 34^ Behalven de flapvezelige fpiergefteldheid, en ervelijke voorbefchikkende oorzaaken der Breu-: ken bij kinderen, zo leert de dagelijkfche ondervinding klaar, waarom bij dezelve, door onkundige behandeling, zoo menigvuldig Breuken ontftaan. Immers, de voorkoming en tegenhouJ ding der Navelbreuken is eene der eerfte zotf gen, die aan de nieuwgeborenen meestal bèfteed wordt door, in dit opzicht, onkundige, Vroedvrouwen en Bakers, welke laatfte inzonderheid alle zeer gezet zijn op den roem, dat zij door haar wijs beftier , en behandeling, haare bakerlingen zuiver van navel (zo als zij het veelal noemen) aan de moeders, of haare opvolgende bezorgfters overlaaten, terwijl veele van haar ' door eenen te fterk knellenden band, om het midden van den buik, (zo zij meenen,) de uitzetting des navels trachten voortekomen, en de opening te heelen; niet bezefFende, dat daar door, niet zelden, op deeze plaats ontfteeking en verzweering, zoo geene plaatslijke verfterving worde veroorzaakt, waar uit naderhand voorzeker Navelbreuk geboren wordt; behalven dat de holligheid van den buik op deeze wijze aanmerkelijk verengd y en de ingewanden als in twee afgedeelde en te weinig ruimte hebbende holligheden, opeengepakt worden; daarenboven worden hier door de buikfpieren ter inëenpersffng j der  '4%6 g. j. VAN wy, verhandeling ove&i de der ingewanden, op dat middengedeelte des fcuiks, 't welk het aanmerkelijkfte gedeelte der ingewanden beneden zich affluit, geduurig aan* gefpoord, het welk niet nalaaten kan, of dezelve moeten gezamentlijker hand met het middenrif, de ingewanden, uit de te veel verengde plaats naar buiten, door de zwakke lieschfpleet? ©f naar elders, uitdringen. Het is hierom beter, (ook ter tegenhouding} jja de reeds plaats gehad hebbende en ingebragte Breuken) dat de gantfche onderbuik, en de liefchen der kinderen, van de geboorte af aan, door een maatig fteunend, en gelijklijk aangelegd verband befchermd worden. Camper O) betoogt, „dat jonge kinderen, van dé geboorte af, gebroken zijnde, indien zij Hechts één jaar, of iets langer gezwagteld blijven (en een* goeden breukband aanhebben) geneezen worden." — Ook kan het nuttig zijn, dat dit fteunfel zich zo wel uitftrekke over het grootst gedeelte der borst, om reden der inhechtfelen der buikfpieren aldaar, als over den geheelen buik, en de liefchen. Niet genoegzaam oplettend is men in veele gevallen, ten deezen opzichte, bij kraamvrouwen (in-* (x) ZiePollandfelieMaatfchappij, 6de o. ifte Hak, bW 265. ~ . -  ÏJFT- EN HJW* MIDDEL. TÉG» DE BREUKEHf, 24.7 (inzonderheid ten platten land) kort na dfr verlosfing, en naderhand, inzonderheid bij die vrouwen, dewelke dikwijls gekraamd hebben, of awak van ipiervezelen zijn, en dit is de raden, waarom veele van haar aan Navelbreuken, wel» ke men konde voorkomen, ondeinevig zijn. Dit is ten minlïen zeker, dat eene veeljaarige on> dervinding mij de nuttigheid deezer voorko* mende, en tegenhoudende behandeling, door eene behoorlijke fluiting om den buik, een ge? deelte der borst, en dijen, getoond heeft; za wel als ik bij kinderen, inzonderheid die, wel* ke aangeboren zwakke vezelen hebben, ondervonden heb, dat koude baden zeer vermogend zijn ter tegenhouding zo wel, als ter voorkoming van Breuken, alleen door hun verfterkend en famentrekkend vermogen, (in die gevallen ao zeer dienftig) optewekken. De koude baden werden ook, om voorge*i melde redenen, van de vroegfte tijden af, van het beoefenen der Heelkunde, ter voorkoming, tegenhouding, en geneezing der Breuken in het werk gefteld, terwijl men daarentegen verbood, alle broeijingen aan en tegen het onderlijf, door vuurmanden als anderszins, benevens vets fineeringen, zoo wel, als alle vette olijachtig* fpijzen, dewijl deeze, voigends veelvuldig aangeteekende, en gemeen gemaakte ondervindingen, ds  *4# g; j. van wv, verhandeling over dë de Breuken te wege brengen, althands de geneezing vertraagen, en de tegenhoudingen ongemakkelijk maaken, het welk laatere Heelkundigen zelfvan onzen tijd, (b. v. h. ulhoorn, anderen) toeftemmen. Ook leeren ons naauwkeurige waarneemingen, dat in die landen, alwaar de olij veelvuldig bij de fpijzen gebruikt wordt, de inwoonders vooral met Breuken be„ hebt, en minder dan anderen te geneezen zijn. Uit dit alles blijkt, dat al wat in ftaat is, het evenwigt tusfchen de bevattende en bevatte deelen, in zulk eene evenredigheid te bewaaren, als ter bepaaling binnen de natuurlijke holligheid onontbeerlijk is, de aandacht der vroegfte en jongfte Heelkundigen waardig gekeurd, en met goeden uitflag, althands met hoop op goed gevolg, aangewend is geworden, in onderfcheiden ouderdom, inzonderheid bij jonge kinderen, ten platten lande, en daar, alwaar men het tegenhoudend vermogen door behoorlijke Breukbanden mist. De tegenhouding der Breuken, werd ook op dien voet, van hippocrates tijden af, gelijk nog heden ten dage, door verbanden, en met goed gevolg, bewerkftelligd. — Zoo zegt de beroemde d, van gesscher, (met betrekking tot die voorwerpen, waarbij reeds Breuken plaats gehad hebben) de beveiliging der herftelde  UIT" EN INW. MIDDEL. TEO. DE BREUKEN. 249 de deelen, voor eenè nieuwe uitzakking gefchiedt, dan eens door een verband, dan eens door het gebruik van werktuigen, welke men den naam geeft van Breukbanden, en die overeenkomftig het verfchil der deelen, welke de Breuk inneemt, eene onderfcheiden gedaante hebben. — „ Van hoe veel nut, de, door van der haar, in zijne Genees en Heelkundige Waarneemingen, §. 14% voorgefchreven behandeling, ter tegenhouding en geneezing, door wel aanfluitende verbanden, waarlijk zij, bewijzen onder anderen, nog de(ondervindingen van drie ervaaren Nederlandfche Heelkundigen (zegt f. jas, in zijne voorgemelde Verhandeling) in hunne Schriften, naaraelijk morel, boon en van wy," (y) alwaar deeze laacstgemelde Heelkundige bewezen heeft, dat zelfs verouderde Breuken, van ongemeene grootte, en van bijzondere moeie'lijke omftandigheden vergezeld, voor volkomen geneezing vatbaar zijn, inzonderheid door welaangelegde verbanden. —» En daar deeze waaraeeming zeer veel ten bewijze van ons gezegde afdoet, zoo kunnen wij niet voorbij, dezelve alhier geheel overteneemen. — Hij zegt: „ Den 15 Maart 1784, kwam in ons Bui- fy) Kweelfchool der Heelk. 3e d. bl. 163. 171. en van wv, Heelkundige Mengelftoffen, 1 d. bl. 206-213. R  352 O* J« VAN WY, VERHANDELING OVER DE dit, en het overige gedeelte der Breuk be* hoorlijk gefchort." „ De bleekroode verwe, en gladde oppervlakte van het bijzonder uithangende gedeelte des darms, werd hierna helderrood, en vleeschkorlig, zo als men ziet in eene platte zweer, welke, gezuiverd zijnde, zich tot heeling fchikt." „ In dezen toeftand werden de omftandigheden der lijderesfe, ten opzichte van toevallen,, minder zorgelijk, dan, de geneeswijze was twijfelachtig. Voor dat ik iets tot de terugbrenging, die onmogelijk toefcheen, onderneemen wilde r liet ik de afteekening, welke mij wel der moeite waardig voorkwam, vervaardigen, waar in de teekenaar zeer wel gedaagd is." „ De motus peristalticus was in het bijzonder beulingsgelijke, en het ontbloote, langs de dijen aederhangende, darmgedeelte, PI. Itl. Fig, L F* duidelijk te zien ; en bij iedere beweeging, vermeerderde , en verminderde het volumen deezes darms, over en weder: dit was het, 't welk mijopmerkzaam maakce, en in de gedachten deed komen, om te beproeven, of men, door zachte drukkingen, de beurtlmgfche uitzettingen, bij de worm wijze beweegingen zichtbaar, zoude kun» r.en tegengaan , m zo verre ten ;rainflen , dat daardoor eene trapsgewijze vermindering, of inkrimping te wege gebragt konde worden, wanneer de-  UIT- EN INWi MIDDEL. TEG. DE BREUKEN. 253 de golfwijze beweegingen tegengehouden wordende, zelfs medewerken zouden, tot terugkeering naar binnen." „ Bij het begin en in den omtrek, PL III. Fig. I. Jert. a, b, c. was de huid met den darm zodanig vastgegroeid, dat daar door eene foort van band, of rondloopend kwrd, welk van tijd tot tijd toevallen van beklemming veroorzaakte, . gemaakt werd; en het was deeze koord, welke zich het meest tegen de terugdrukking, door een trapsgewijs aanfluitend verband, aankantte, en de verfchikking van dit darmgedeelte binnen den buik eenigen tijd wederftreefde. Door eene gepaste behandeling evenwel , verminderde de Breuk langzaamerhand in grootte; dan, de ontlasting van drekfloffen, uit eene kleine fiuuleufe opening, (zie Pi. HL Fig. L lett. d.) in het ondürfte gedeelte van het groote Breukgezwel, 'c welk zij reeds twee jaaren te vooren, na toevallen van beklemming, bekomen had, bleef aanhouden." „ Eindelijk tot den 8ften Mei met gemelde behandeling aangehouden hebbende, was onze lijderes tot voorige gezondheid, in zo verre zij die eenige jaaren, met haare ongemeene groote Breuk, genoten had, wedergekeerd." „ Den loden derzelfde maand, was het velteeken, ter plaatze, alwaar te vooren de entR 3 bloo-  S54 G» J» VAN WY> VERHANDELING OVER DE bloo^e darm uitgedrongen was, volkomen, en toen heb ik haare gewoone twaalfjaarige Breuk, (zie bovengemelde PI. Fig. II.) ten tweedenmaa. Je laaten afteekenen" „ In deeze omftandigbeid leefde zij, tot aan het begin van de maand Junij, zeer welvaaren* de, en had weinig bekommernis wegens, noch hinder van haar anders beklaagenswaardig ongemak ; dan, om redenen eener welgeflaagde geneeswijze, ten opzichte van het bijzonder beulingsgelijke, van buikvlies ontbioote darmgedeelte , befloot ik tot eene voor de lijderes gar. ch niet belanglooze beproeving; ten einde, indien mogelijk, de volkomen geneezing ook van haare langduurige Breuk, en verouderde drekfistel, te bewerken. — Hier toe volgde ik mijne reeds gemelde aanfluitenda, en terugdrijvende behandeling, door middel van een d.ar toe gepast verband, beftaande uit trapsgewijze, ïn groote toeneemende, fponfen, drukdoeken, en een zeer lang, middelmaatig breed, rondom het ligchaam en de dijen, aangefloten windfel enz." „ Hier door verminderde de Breuk langzaa» merhand zodanig, dat ik den 8ften Julij, dit aanmerkelijk (zo 't fcheen allerwegen vastge» groeid) ingewandsgedeelte, volkomen konde inbrengen.'' ï, Ik  tJIT- EN 1NW» MIDDEÏ™ TEG. DE BREUKEN. 25$ „ Ik Het haar , flaande deeze behandeling, tweemaalen daags een purgeerend klijsteer zetten; weinig voedfel, meest melkfpijzen, gebruiken, en beftendig het bed houden. Den liden julij was de Breuk niet alleen volkomen inge* bragt, en door het verband ingehouden, maar hetzelve afgenomen zijnde, kwam het ingewand niet weder naar buiten, 'er bleef niets van haar ongemak zichtbaar overig, dan eene ruime lap vel, welke te vooren, met het peritoneum, den breukzak gemaakt had." ,, Ik hield aan, met gemelde behandeling, ten einde de ingewanden beftendig binnen den buik te houden, en de drekfistel, die reeds den roden Julij, geene drekftoffen meer ontlastte, volkomen te geneezen; dan den 13den kwamen 'er weder, fchoon zeer weinig, drekftoffen te voorfchijn, en die vei toonden zich van tijd tot tijd. Ondertusfchen vervaardigde ik eenen breukband , welke in Haar. was de ruime opening, die aan de ingewanden doorgang vergund had, te fluiten, en de wederuitzakking te keeren; dezelve werd nu en dan aangelegd, om 'er langzaamerhand aan te gewennen, doch meesttijds werd het bovengemelde verband, 't geen minst hinderlijk was, gebruikt." „ Niet voor den Aden Augustus, kon de ik de drekfistel voor geheel geneezen verklaaren, en R 4 hoe  2$6 G. J. VAN WY, VERHANDELING OVER DE hoe naauwkeurig ik ook op dien rijd het vel,' ('t welk zeer ingetrokken was, maar echter nog voor een gedeelte als eene losfe lap, ter plaatze der gewezene Breuk, nederhing) onderzocht, zo konde ik niet ontdekken, of het peritoneum9 of de breukzak, binnen hetzelve (waaraan ik echcer niet twijfele) bevat werd." „ Reeds den iaden Augustus, konde zij haare gewoone bezigheden weder hervatten; de breukbard bepaalde de ingewanden binnen den buik, en zij was volkomen herfteld." „ Niettegenftaande nu haare geneezing reeds voltrokken was, heb ik evenwel met de behandeling, die dezelve uitgewerkt had, tot heden aangehouden, (alleenlijk heb ik het dagelijks klijsteeren, aan 't einde van de laatstgemelde maand, achterwege gelaten) om reden dat ik, buitendien, voor eene nieuwe openberfting der drekfistel, en doorpersfing der ingewanden, op de oude plaats, vreeze; zij is weder tot volkomen krachten herfteld, zo dra men haar meer voedzaame fpijzen heeft laaten toedienen." „ De behandeling, welke ik ter fgeneezinge gevolgd heb, is gedeeltelijk door fommigen, inzonderheid door den beroemden Richter, voorgefchreven, en op ondervinding (leunende, aangeprezen; en wat aanbelangt den halfcirkelwijzen breukband, welken ik, orn de uitpersfing der  uit* en inw. middel. teg. de breuken. 2$? der ingewanden, vervaardigd en aangelegd heb, en welke zeer voldoet, deeze is naar her, denkbeeld des Heeren richter, (2) gevolgd, en voldoet veel beter, dan dat dezelve over de ruggraat, tot de regenovergeftelde heup zich uitftrekte; althands, de redenen en ondervinding, in het allervoortreffeijkst werk van den fchrande* ren richter, ten bewijze fvan de voordeeligheid deezer foort van breukbanden, zijn zoo voldoende, dat niemand aan den goeden uitflag twijfelen, of zijne aanprijzing wantrouwen kan." Zie daar de mededeeling eener zo zeldzaame Breuk, welke mij, om redenen der gelukking in de geneeswijze, ter navolging, wel waardig toegefchenen heeft, ook hier eene plaats te vergunnen. . Hoe veel vertrouwen men Hellen moge, op een behoorlijk aangelegd en fteucend verband, ter tegenhouding en geneezing der Breuken, uit de boven aangehaalde aanreekeningen van van wy en anderen, geblefken zijnde, zouden wij dit thands ook, met andere foortgelijke waarneemingen, kunnen bekrachtigen; dan, dewijl zulks alhier te uitvoerig zijn zoude, zal één (V) Abhandlung von den Bruchen, Erfier band, da! schte Kapitel, p. 53. enz. R5  jB§8 O. J. VAN WY, VERHANDEMNG OVER DE één enkel geval genoeg, voor veele andere foortgelijke , voldoen. Op den 19 van de laatstleden maand September, viel zeker kind, genaamd j. j., oud elf jaaren, voorover, met d;n buik, in eene baakachtige ijzeren pen eener egge, en bekwam daardoor eene wonde, ter grootte van ongeveer anderhalf duim, in de dwarste van den loop der rechte fpieren van den buik, en in het midden derzelve, door bekleedfelen, fpieren, en buikvlies doorgedrongen; waarop terftond een aanmerkelijk gedeelte van de alvleeschklier, door de wonde, tusfchen de navel en het zwaard wij. ze kraakbeen, naar buiten gedrongen, en in de wonde, tot paarswordens toe» beklemd geraakt was; althands zodanig bevonden wij hetzelve vier en- twintig uuren na het toeval, toen eerst ter hulpe gevraagd zijnde, en na dat reeds veele vruchtlooze, en verkeerde iribrengingspoogin^ gen aangewend waren.' Het fpreekt van zelve, dat ik terftond tot het doen eener kunstbewerking befluiten, en dezelve uitvoeren moest, dewelke veel overeenkomst had met de gewoone Breukfnijding, dan welke te befchrijven, alhier even zoo min, als de daarbij verzeilende, en verfehillende omftan» digheden, te pas komen ; althands minder, dan daarbij te doen opmerken , dat, na gemelde kunst-  UIT- EN INwi MIDDEL. TEG. DE BREUKEN. 259 kunstbewerking, een aanmerklijke uitgedrongen gedeelte van het net, benevens het alvleeschgedeehe, ingebragt werd. Daar het hier meer op aankomt medetedeelen, beftaat daaarin, dat de toefluking der won» de van het buikvlies, de fpieren, en bekleedfelen, op de gewoone wijze, door zogenaaamde natte hechting, volftrekt niet raadzaam, en ondoenlijk was, en dat wij hierom de wederuitpersfing der ingewanden, of de vvederverfchijning der ontbloote Buijksbreuk, verhinderen of tegenhouden, en de geneezing, door uitwendige middelen, vooral door een wel aanfluitend verband, beproeven moesten. Dit tegenhoudend verband beflond in den beginne uit een genoegzaam groot, vierkant ftukjen zagt linnen, in laauwen witten wijn bevochtigd, en met deszelfs middengedeelte, op het midden der wonde gelegd, en daar boven, eene genoegzaame groote, insgelijks bevochtigde plukfelbal geplaatst; 't welk een en ander, met trapswijze, ook genatte compresfen, ter verzekering van gemelden plukfelbal (het voornaame middel ter tegenhouding) zoo wel, als ter (leuning van den gantfchen onderbuik, en een gedeelte der borst, bezorgd werd met een tweehoofdig windfel, een alles overdekkend ferver, en verzekerend fchouderverband. De  aöb G, J. VAN WY, VERHANDELING OVER DE De toevallen, ingevolge de voorgemelde beklemming, zoo wel als van wegens de ontfteeking, werden kunstmaatig voorgekomen, tegengegaan en behandeld, en na verloop van twaalf dagen overwonnen, —■ De fteunende verbanden, waar bij wij vereenigende pleisterhechting, ter aanëenlijming der lippen van de buikwonde voegden; in volgende verbanden verzeld van verfterkende , en famentrekkende ftovingen, beftaande uit rooden wijn moer, werden achtervolgd ; en gingen naar omftandigheden vergezeld van eene gepaste levensregeling, en beflendige horifontale ligging, tot aan den 16 October laastleden; waarna hij dagelijks twee, en vervoJgends meer, uuren daags opzat, tot dat hij eindelijk tot zijne gewoone bezigheden lang» zaamerhand wederkeerde. Den 5 November, werd ons lijdertjen voor het laatfte verbonden, en volkomen geneezen bevonden, dewijl zich geene buiksbreuk, na gedaane beweegingen, hoesten, als anderszins, en ra dat hij zich weder aan zijne gewoone bezigheden had overgegeven, weder openbaarde. — Intusfchen werd zorg gedraagen, dat het gemaakte lidteeken, door eene behoorlijke omzwachteling, gefteund, en de wederveifchijning der Buiksbreuk voorgekomen 'werd. Den 8 December, hebben wij ons lijdertjen," voor  U1T« EN INW. MIDDEL. TEG» DE BREUKEN» a Ji VAN WY, VERHANDELING OVER DBT ligchaam verdient, onder de geneezingbehandelingen , den voorrang , als men in aanmerking neemt, dat de rechtopftaande ftand van het ligchaam eene der oorzaaken is van Breuken, inzonderheid aan het benedenfte gedeelte van den onderbuik, waar aan niemand twijfelt. — Hier bij moet eene ftrenge, naauwkeurige, en fchraale levenswijze in acht genomen worden, bovenal moeten geene vette en olijachtige dingen, veeL min olij zelve , bij de fpijzen genuttigd worden. — Het voedfel moet onderwijlen alleengenoegzaam zijn, om de uitputting van vochten voor te komen. — Voords moet men bij herhaaling aderlaatingen , met de krachten van het voorwerp overeenkomftig , in 't werk {tellen, en eenige zagte buikzuiveringen toedienen. — Hier door worden, over het algemeen , de krachten verminderd , men maakt de deelen zagt, en met het geheele ligchaam te vermageren, doet men ook het darmfcheil en het net mager worden, welker grootfte uitgebreidheid het voornaamfte beletfel voor de herftelling maakt. Hoe veel men op eene langduurige ligging ftaat maaken kan, en welke goede gevolgen men van deeze behandeling te wachten hebbe, kan men ook onder anderen opmaaken, uit het medegedeelde geval door hildanus, van eenen man, die geduurende twintig jaaren eene zeer  UÏT- EN WW. MIDDEL. TEG. DE BREUKEN. CÓ9 zeer groote darmbreuk gedragen had, en wegens ziekte, den tijd van zes maanden het bed moest houden, waar door, en door dit geduurig liggen , en vermagering, de gemelde Breuk geheel genas; offchoon twee jaaren daarna, wegens eene ophouding der pis, en van den afgang, een half bad uit verzagtende, en verflappende kruiden , en olijachtige fmeeringen , op den buik, en tegen den bilnaad, dagelijks aangewend, benevens dergelijke aarsfpuitingen toegediend werden , bleef echter de lijder volkomen geneezen." Menfchen van een zeer verflapt ligchaamsgeftel, zijn ook, om bijzondere redenen, gelijk wij reeds aanmerkten , onderhevig aan Breuken, inzonderheid kinderen. — Het buikvlies, en de buikfpieren, kunnen, uit gebrek aan genoegzaame veerkracht, en Hevigheid , den vereischten tegenftand niet bieden aan het gewigt, en de drukking der verfehillende ingewanden, bij alle gelegenheden, en zij zijn daarom meer blootgefield aan deeze foort van ongemakken, wanneer eenige der te vooren opgenoemde oorzaaken aanwezig zijn. Het fpreekt van zeiven , dat eene gansch tegenovergeftelde behandeling, ten opzichte der levensregeling , plaats hebben moet, wanneer men de geneezing der Breuken onderneemt, bij S 3 de-  flfO G. J. VAN WV, VERHANDELING OVER DB, dezulken, waar die uitzakkingen veroorzaakt zijn, door eene algemeene flapvezelige gefteldheid,enbij zwakke voorwerpen; immers, in die gevallen komen meer verfterkende en voedende fpijzen, en inwendige foortgelijke middelen , als b. v. de kina met ftaalmiddelen gepaard, te pas. — Ook moeten wij in 't voorbijgaan aanmerken, dat, in die gevallen, meer dan in alle andere uitwendige, zetr famentrekkende, en verfterkende middelen te pas komen. H t is zeer gemakkelijk, op de befchreven wijze, de deelen, welke de Breuk maaken, te doen binnen gaan, en nadat zij herfteld zijn, is bet niet moeielijk, om ze in te houden — daar toe moet men nog eenigen tijd op de voorbefchreven wijze voordgaan, en zekerheidshalve, de plaats der Breuken ftooven , met een aft kookfel van eikenbast, granaatfchillen, roode roozen, of dergelijke, gemengd met eene gelijke hoeveelheid roodenwijnmoer, en een zestiende gedeelte geest van ammoniakzout, welke, of foortgelijke ftoving, in menigvuldige gevallen dienftig geweest is, en bij kinderen, van den beginne der behandeling af aan , in het werk gefteld, meermaalen de volkomen geneezing ten gevolge gehad heeft. — Zoo zal men waarfchij-, nelijk, van dat middel, 't welk ter inbrenging, en tegenhouding der Breuken aangeprezen is,  uit» en inw. middel. teg. de breuken. ZJl Naphta Vitriol. nanmelijk , insgelijks een goed gevolg kunnen verwachten, Avicenna wilde reeds in zijnen tijd, dat men zich bedienen zou. de, van famenlijmende, verfterkende, en famentrekkende middelen , en dit is door laatere Heelkundigen , met goed gevolg , in acht genomen. Zodanig een middel vinden wij aangeprezen, en ter geneezing medegedeeld, bij des essartz, naamelijk het ftuifmeel van de eikenbast, of de zogenaamde run, die in de molens, aan de wapden, de balken, en het molenwerk aanhangt. Met dit ftuifmeel (zegt hij) vult men een klein kusfentjen of zakjen van gebruikt lin» nen , maar weinig meer dan de helft, op, ten einde het kan uitzwellen; en legt het in heeten rooden wijn, zoo dat het poeder hier mede geheel doortrokken wordt; dan brengt men de Breuk in , en legt het op den verflapten buikring , onder de pop van eenen breukband, ('t welk anders, en veel beter, gefchieden kan, onder een behoorlijk aangelegd verband) op de bloote huid, dit matrasjen wordt eiken avond, bij het naar bed gaan , op dezelfde wijze, in den wijn bevochtigd. ~ Niet zonder redenen , heeft richter (ö) een gunftig oordeel wegens dit middel geveld. On- (s) Chirurg. Biblioth. \ter band. Seite 439. s4  O.JQ, G« J. VAN WV, VERHANDELING OVER DB Onderwijlen de geneezingbehandeling, zal men zich met vrucht bedienen van inwendige famentrekkende middelen, b. v. van het volgende beproefde, of dergelijke, nu en dan, een le-pel vol, ?p. Spir. Fitrioli 3j. Aq» Napha. — Cinatnotn, aa § üj» Extr. Cort. Peruv. 3 vj, iSyr. Cort Aurant. % ij. M. Misfqhien was het zeer famentrekkend middel der Heeren looff, behoedzaam, en droppels» gewijze , zoo als in gevallen van bloedfcortingen , toegediend, ook in dit geval, veel ver» mogender , en verkiezelij ker ; dan , dit zouden nadere beproevingen leeren moeten. Zie van wy, boven aangehaald. Intusfchen de gemelde behandeling, moet de lijder het bed blijven houden, en naderhand nog eenige weeken zich van een welfteunend verband, dat het gebrek aan eenen breukband genoegzaam vergoeden kan, bedienen; het een en ander, ten einde het dunne en dikke darmfcheil, welke de ongeregelde trekking verlengd had, ?ich? zoo Y?e| mogelijk Is, zpuden kunnen inkort  UIT- EN INW. MIDDEL. TEG» DE BREUKEN» 373 korten, en hunne eerfte krachten weder krijgen; het welk niet nalaaten zal te gebeuren, indien ?er van den kant des lijders, zoo wel als van den Heelmeester, de behoorlijke oplettendheid in de geneezingbehandeling , (ook na dezelve, vooral ten opzichte eener fchraale diëet) in acht genomen wordt. Althands indien het waar is, (waar aan men niet twijfelen kan) het gene a. balthazaar in zijne Heelkundige Ziektekunde, en anderen, zeggen, dat naamelijk „ziekelijke zwakheid van de voorgefchikte, en andere deelen, aan den omtrek desbuiks, haaren oorfprong meestal verfchuldigd is aan eene goede vette keuken, gepaard met een zittend en zorgeloos leven, want behalven dat de voedende vochten, welke veele vette en olijachtige deelen inhouden, de zelfftandigheid der deelen flap en uirzettelijk maaken, worden 'er ook veele vette ftoffen in het vetvlies afgelegd, waardoor de nabijgelegen deelen gekoesterd, befmeerd, en dus nog flapper en uitzettelijk gemaakt worden , en waar uit de reden blijkt, (zegt hij) waarom zoo dikwerf een fchoon, glad, vet, en dikbuikig ligchaam, zijnen fmul- en gemaklust, met eene ongemakkelijke Breuk, eindelijk moet vergelden." -- En ook de geduurige uitfpanningen der ingewanden, inzonderheid der maag, en darmen, bij de veelëeters, of de blaas, door S 5 eene  $74 g. J. VAM wv, verhandeling over de eene gewoonte om de pis op te houden, kan «en drukkend vermogen oefenen op de natuurlijk zwakfte plaatzen , en dus dezelve meer en meer van de kracht des tegenftands berooven, waardoor zij insgelijks voorgefchikt worden, om naderhand de ingewanden door te laaten, of Zich van dezelve te laaten uitfpannen. Men vindt deeze geneezinghandelwijze, welke te veel veronachtzaamd is, reeds befchreven en gemeen gemaakt bij de vroegfte Heelkunstoefenaaren. Ambrosiüs PARé, en anderen, die vóór hem geleefd hebben, hebben reeds, met verzekering van eenen goeden uitflag , in de geneezing der Breuken, (na dat zij dezelve weder ingebragt hadden, leggende voords de lijders met het hoofd laag, en de billen verheven) aangeprezen, de plaats der Breuk te bedekken met een famentrekkend afkookfel, of ftoving , en het welk bij de meesten op de volgende , of foortgelijke wijze,famengefteld werd,en als volgt medegedeeld, en befchreven gevonden wordt. 3$o. Corticum Granatorum» Cauda Equim. JNucupresf. Sumach, Gallor» Berberorurn, 1 AluminU*. Cum aqua Fabrorum, fiat deco&io pro fotu. < Hier  CIT- EN INW. MIDDEU TEG. DE BREUKEN. 075 Hier na werd het volgende voorfchrift, en anderen, doch minder nuttige, aangeprezen, ^a. Prafcripta deco&ionis, q. f. Farin. Hord. et Faber öa % i. Puh. Aloes. Mastichis. Myrtillor. ^arcocollcs aZ 3 @. Bolt arm» 3 ij. Incorporentur fimul, et fiat catapïasma. Intusfchen wordt door alle Heelkundigen van dien tijd, het zij zij zich van gemelde, of andere geneesmiddelen bedienden, tot de volkomen geneezing toe, ten fterkften aangeprezen, een behoorlijk {leunend verband , met compres» fen en windfels, terwijl de kinderen liggende in de wieg gehouden werden, den tijd van dertig dagan, en verheven met de billen ; zorge draagende, dat het hard roepen, of fchreiën, zoo veel mogelijk ware, verhinderd werde: — Boven de kindfche jaaren, wordt insgelijks eene horizontale ligging en rust ^ereischt, en aanbevolen. Voorbedachtelijk maaken wij in deeze Verhandeling geene melding van zalven, en breukpleisters, door PURMAN, DIONIS, HIERO- m-  S7Ö <3. h VAN WV; VERHANDELING OVER DE nimus, schroderus, sitonus, t im2eus , rumlerus, cuw«*us, battus, van horne , blankaart, sylviüs, nück, dekker, solingen, woyt, heister, en andere vroegere en laatere Heelkundigen geroemd , daar dezelve niet kunnen geïangfchikt worden onder die middelen , van dewelke men, met hoop op goed gevolg, gebruik zoude kunnen maaken; immers herhaalde mislukte proefneemingen, met de best uitgekozene, hebben ons zulks geleerd. Na dus de mogelijkheid der geneezing van Breuken , door uit- en inwendige middelen, met eene gepaste levensregeling , door in het werk gefielde gedaagde proeven, aangewezen te hebben; zullen wij de moeielijk opgenomen taak nog kortlijk voltooien. In alle gevallen , of in het algemeen, kan het niet onverfchillig zijn , acht te geeven op het climaat, en de plaats, alwaar, en waarin de lijder zich bevindt. Immers, al wat oorzaak tot Breuken geeven kan, moet in de geneezfcg, althands zoo mogelijk, afgewend, of verbeterd worden , en met hoe veel recht deeze aanmerking alhier plaats verdient, kan men zien bij z. vogel, (£) daar hij, tot de algemeene oor* O) Verhandeling der Breuken, bl. 84. enz.  UIT- EN INW. MIDDEL. TEG. DE BREUKEN. 277 oorzaaken der waare Breuken, het climaat op-: noemt. — „ Daar onder zijn begreepen , (zegt bij,) de luchtftreek, en de hoedanigheid der plaats." — Is de plaats vochtig, en moerasfig, of de lucht zeer nevelachtig, en njet ijler geworden genoeg, zoo worden, gelijk alle deelen van het menschlijk ligchaam, alzoo ook de fpieren van den buik en het buikvlies , dermaatea flap, dat het ter bevordering der Breuken niet weinig helpt. Eindelijk, onder de uitwendige hulpmiddelen , waar van men zich van de vroegfte tijden der beoefenende Heelkunde bediend heeft, moeten zeker voornaamelijk , (zoo niet alleen) dezulken verftaan worden, welke door plaatslijke aanlegging, zonder eenig ander heelkundig handwerk, het vermogen bezitten, om de opening, welke doorgang aan de ingewanden verfchaft, na de inbrenging zodanig te verengen, ofte fluiten, en de verloren veerkracht der voorgefchikte en zieke gefteldheid der andere deelen» zodanig te herftellen, dat geene uitwijking der ingewanden weder plaats grijpe. Daar zulks alhier niet te pas komt^ zullen wij niet onderneemen, alle de overige uitwendige hulpmiddelen, van welke men zich, van alle tijden herwaards , ter geneezing der Breuken, bediend heeft, zoo min als van die geenen, welke  ö73 G, j. van wy, verhandelino övèr d» ke men inwendig te gebruiken geroemd beeft, melding te maaken, daar dezelve, met geene gegronde hoop oP goed gevolg, aangewend kunnen worden. - Wij zwijgen dus ook van de bedriegelijke kwakzalverij, welke ten deezen opzichte zeer ijverig in de weer geweest te. Immers, men heeft niet alleen door itU-, maar ook door inwendige geheime middelen , het gemeen in de volkomene geneezingen der Breuken, volgends dionis, (c) en anderen, bedrogen. Liever gaan wij laatstlijk over , tot het geene een der beroemdfte. Heelkundigen van onzen tijd geboekt heeft, ter ftaaving van onze beelen famentrekkende gcneezingaanbeveeling, welke door beroemde Heel- en Geneeskundigen van onzen tijd daar voor gehouden zijn. - Immers, men vindt, behalven het reeds gemelde , ook deeze behandeling, bij beroemde Schrijvers, aangetekend, onder anderen bij s. a. de mo. raaz 0$ , alwaar gewag gemaakt wordt van eene volkomen geneezen Buiksbreuk, door den Hoogleeraar haaste^berg, met verfterkende en famentrekkende ftovingen, gepaard met eenen fteunendeif en bekwaamen band, waar voor m des* (c) Operatiotis, p. 316 en • . m. \d) Disf. de Herniis, Hardermei ffto! pa* 5.'»  UIT- EU INWi MIDDEL. TEG. DE BREUKEN. S79 deszelfs plaats', even dienstig zijn kan, het te vooren aangeprezen verband. Daar nu het getuigenis van beroemde Heel.] kundigen , voor het geene wij in deeze verhang deling, op eigen ondervinding gegrond , aangevoerd hebben, ten waarborge ftrekt, zoo mogen wij billijk rekenen, aan de taak voldaan te hebben, om te bewijzen, dat de meeste ziektens., (ook de Breuken) geneezen, door onthouding, leefregel, rust, handkunst en geneesmiddelen. De Gezondheid is eene onbekende Rijkdom ; Ziekte eene bekende Armoede', — De pooging om het eerfte te behouden, en het laatfte aftewenden , is zoo lofwaardig, als derf. zeiver nut te begeeren is. AAN*  AANHANGSEL. In het begin van November des voorigén jaars, naa dat deeze verhandeling reeds na- en afgefchreven was, behandelde ik een geval, welks alhier kort ter nedergeftelde waarneeming mi) toefchijnt te kunnen ftrekken tot een voldoenend medebevvijs , dat eenvoudige, gefchikté, en gereede uit- en inwendige middelen , gepaard met eenen v/elgefchikten levensregel, in Haat zijn, de inbrenging der Breuken te bevorderen, en, na de inbrenging, dezelve tegen te houden , en volkomen te geneezen. Een zwak zuigend kind, van drie maanden oud, fukkelde, finds kort na de geboorte, aan een' Fungus, binnen den ring van den Navel, en boven dezelve verheven, ter grootte van eenen gewoonen knikker, verzeld van eene Navetbreuk, ter grootte van eenen gewoonen fluiter. Ter herftelling van het kind , werd de leefregel der insgelijks verzwakte Moeder alzins zodanig beftierd, dat het zog, door meer voed- zac-  AANHANGSEL. «?«x zaame en verfterkende fpijzen , inzonderheid vleesch , en vleeschnat, ter op- en aanwakkering der krachten , en fterkte van het kind, bekwaam gemaakt werd; terwijl eene behoorlijke en genoegzaame toediening ; van een wel verzadigd afkookfel van kina en andere veerkrachrgevende middelen, zoo wel tot opbeuring der krachten van de moeder, als voor het kind , niet weinig voordeel deed , aan de her. ftellingpoogingen. De, door winden, zeer opgefpannën ingewanden van het kind, welke de Breuk gedimrig aanmerkelijk deeden opfpannen en uitzetten, werden tegengegaan en weggênomen, door dé bekende, en gewoone, verfterkende , en windbrekende inwendige middelen , zoo veel mogelijk, in te geeven. De Fungus werd, v'érfcheide maaien daags, met den geest van zeezout beftreken, voords met een weinig droog plukfel bedekt; terwijl telkens, bij de losmaaking van het kind, de opgefpannën Breuk, door een genoegzaam groot, en dik compres van linnen, "in een afkookfel van eikenbast en rooden wijnrnoer, koud, nat gemaakt, ingebragt, en tegengehouden werd, ^ ook, door over het zelve een weiaanfluitënd verband aanteleggen. Met de gesnelde regelmaatige behandeling, T ver-  fl84 aanhangsel; verzeld van geringe veranderingen, naar onhandigheden, doch die geene bijzondere aandacht, alhier, ter mededeeling, verdienen, tot aan den 26fte December voordgegaan, is de Fungus verdweenen, de Navelbreuk tegengehouden, en volkomen geneezen bevonden; althands,nu den aofte Januarij, het lijderesjen weder bezoekende, was het Navellidteken volkomen, en geen gezwel, werd bij het fchreien , of op andere tijden, meer befpeurd. DRUKFEILEN. Pag 205 Reg- 19. de onderbuik lees: den onderbuik. ___ ac6 5. vermengt vermengd 208 15 deze deeze ,24 3. geed — eoed a3i . 5. heedendaagfche hedendaagfcne 233 8. geneeszinge geneezing ; 2J4 . 27 uitgefpannen uitfpannen , 244 I»- ten '—" ter ^ 16. tegenbouding tegenhoudende a58 13. de navel den navel 259 h; Buijksbreuk Buiksbreuk