LESSEN OVER DB GESCHIEDKUNDE EN AL GE MEEN E / S T A. A T K ü N D E 9 D O 6 E. JOSEPH PRIESTLEY, LL.D.F.R.S. EN LID DER KEIZ. EN KON. ACADEM. VAN WETEN SCH TE ST. PETERS B. 3 PARIJS, STOCK.H., O R L. , VAN DE OENÉESK. TE PARIJS, ALS OOK VAN DE MAATSCH. TE H AARL., CA'MER. IN AMER. EN TE PUIL AD. — Iuvat exhatistos iterare labores Et fulcata ineis pcrcurrere litora remi's. BUCHANANI FMNCISCAN VS, UIT HET ENGEL SCH VERTAALD. TWEEDE DEEL. Te DEVENTER, \\K {LUCAS L E E M H O R S\^A LUC. A R N. KARSENB ER GW G E R R I T B R O UWE R. MDCCXCSll.   L E S S E N over ce ALGEMEENE STAATKUNDE. EERSTE LES. Allés iu*t een fuik gelukkig , talrijk of veilig kan doen zijn is de aandacht van den Béoefenaar der Gefchiedenis zuaardig. De Regeering een wezenlijk ftuk. Aart en Voorwerpen der Burgerlyki Regeer ing. Hoe verre de Voorzorgen der Regeer ing zich moeten Uittrekken. Vryheid van Spreken eh Schreven. Openbaar Onderwijs. De Macht van byzondere Perfooneti en van den Staat om. trent de befchikking over den Eigendom, Zorge voor de Armen. TeN laatflen , alles is de aandacht en opmerkzaamheid beide van eenen wijsgeerigen en eenen ftaatkundigen beoeffenaar der Gefchiedenis waardig . wat iets kan toebrengen om een volk inwendig gelukkig s uitwendig geducht te maken of deszelfs getal te vergrooten ; vermits èene talryke , eene veilige en eene gelukkige II. Deel. a maat»  ■ % Lessen over de ras i. maatfchappy, 'het voorwerp van alle mcnfchelyke Haatkunde is. Dit uitzicht opent een nieuw veld van de belangrijkfie voorwerpen voor eenen aandachcigen lezer der geichiedenïs, ' welk men zekerlijk niet kan verwachten, dat ik thans zeer naukaurig zal behandelen. My dunkt echter., dat ik niet voldoen zoude aan myne verplichting om de ware voorwerpen van de aandacht en opmerkzaamheid van den beoeffenaar der gefebiedenis. optegeven (het geen in/luit dat ik eene gepaste verklaring zoude geven van die zaken welke ik als de ware voorwerpen van aandacht aanwyze) ten zy ik de eei\fte en voor. «aamfte grondbeginzelen eener wyze ftaatkuudc ontvouwe , in een verflag van die omilandigheden, welke den bioeienden ftand' der maatfehappyen veroorzaken ; als mede van de wederkee rige betrekkingen en invloed dier omftandigheden tot en op eikanderen. De bloote melding dezer zaken zal zekerlijk eenigermace aan mijn oogmerk voldoen; vermits de lezer daardoor op de aangewezen Hukken-,als op zaken van het eerfte gewicht ter bevordering van het geluk der maatfehappyen , zal acht geven en derzelver gevolgen in den loop zyner boekoeffening gadeflaan, en dus doende worden opgeleid tot het beste gebruik, dat hy van dezen arbeid kan maken. Oh-  Ltsu Algsmeehi Staatkunde. 3 O n d e r alle dingen, welke tot het inwendige geluk en de veiligheid van eenen burgerftaat behulpzaam zijn, is de Regeering met hare verfchiiiende vormen, het eerfte dat zich aan onze opmerkzaamheid voordoet, en . indedaad ook het treffendïïe voorwerp in alle gefchiedenïsfen. Hierop derhal ven , en op elke daartoe , betrekkelijke omftandigheid behoort de lezer.der geichiedenis .zyne aandacht inzonderheid is vestigen. ■ . ■■ ' - r kIi £ De menfch is gezelliger dan eenig ander dier, en de betrekkingen, waartoe de menfchen onderling gefchikc zijn, zijn oneindig meer verfcheiden en uitgebreid ; vermits zy boven alle andere dieren in ftaat gefield zijn om eikanderen de behulpzame hand te bieden. Het grond» beginzel, welk de menfchen neigt om zicfi ia die groote maacfchappyen te begeven , welke wy burger/laten noemen , is het verlangen om zich van het ongeftoorde genot hunner bezittingen te verzekeren. Zonder deze zouden de zwakken altijd afhangen van de genade der Herken en de' dommen van de arglistigen. Maar door middel der regeering kan de mfcht en de wijsheid der gehèele maatfchappy gebruikt worden zo wel tot het herftellen van byzondere verongelykingen als tot het afkeereu van vreem.de geweldenaars. A 2 } Me jf  4 Lessen oterdë tzii. M è n kan , indedaed , niet zeggen , dat het eigenlyke nut der maatfchappy (0f dat gene3 wat wy mogen onderzeilen, dat een aantal menfchen, die zonder eenige onderlinge verbintenis leefden en gevolglijk van de genade hun. ner naburen afhingen , in het aangaan eener maatfchappy in de eerfte plaats in het oog gehad hebben) iets meer geweest zy dan bloote veiligheid. Doch daar zy, ras moesten bevinden, dat zy dus vereenigd zijnde het in hunne macht hadden , om veel jlellig voordeel uit die vereeniging te trekken, kan men dit insgelijks te 'recht .als een der doeleinden van de maatfchappy aanmerken. Ondertusfchen ligt daarin dit gevaar, het welk waarlijk niet gering is, dat door na te veel Jlellig voordeel te ftreven, niet een groot aantal zelfs van dat negatief voordeel moge beroofd worden, welk zy zich in de eerfte plaats voorftelden , te weten , veiligheid voor verongelyking en onderdrukking, en dat zy dus door hunne verbintenis meerder benadeeld dan bevoordeeld wierden. Het kan zelfs gebeuren, dat eene groote meerderheid en eindelijk de ganfche maatfchappy zulke inftellingen berame, welke, in ftede van nuttig te zijn, hun by de uitkomft veel kwaad berokken. Vermits maatfchappyen van menfchen, even zo min als byzondere menfchen, alwetend zijn , is het zeer wel mogelijk, dat zy niet de beste maatregelen Kiezen; maar zelfs het  LES i» AIOJEMEEHE staatkunde, j het bedoelde voordeel misfen en dat wel door de eigene middelen, waardoor zy het meenden te verkrygen. Het zoude te wenfchea zijn, dat de macht der regeering beperkt ware niet Hechts in het algemeen tot die zaken, waarby de ganfche maatfchappy belang heeft ; maar meer bepaaldelijk tot zulke , waaromtrent de macht van het geheel ten meesten nutte kan werkzaam gemaakt worden , als in de verdediging tegen uitheem* fche verongelykingen, welke noodwendig vereeniging vordert; in de rechtsoeffening, welke onzydigheid jvereifcht en waaromtrent men zich op de partyen zelve niet kan verlaten; gelijk ook in de uitvoering van openbare werken en in de llichting van openbare inrichtingen, welke voor het algemeen en voor de nakornelingfchap van nut zijn. Daar ook alle menfchen uit den aart begeerig zijn om vryheid te hebben van voor zich zeiven te zorgen, ten aanzien van alles, waarin geene anderen betrokken zijn; en daar het algemeene welzijn de groote regel is , waarna alles, wat tot de maatfchappy betrekkelijk is, behoort ingericht te worden; is het buiten tegenfpraak wenfchelijk, dat men nimmer gebruil; maakte van de macht der maatfchappy, dan alleen waar zy met voordeel kan aangewend wor= A 3 «lens  6 Léssen over de iesi. den J en dewijl in zaken van zulken zamenge. fielden aait , als de belangen van eene menigte * menfchen, de ondervinding onze beste leids-. man is, is het raadzaamst ieder volkomen vryheid te laten van voor zich zeiven te zor. gen , zoolang men niet bevindt dat daaruit eeaige dadelyke ongemakken voortfpruiten. Geltjk er gevallen zijn, waarin de menigte op eene gemakkelyke en gepaste wyze byzondere perfoonen kan byftaan ; zo zijn er ook andere , waarin byzondere perfoonen best ,gefchikt zijn om der menigte behulpzaam te zijn. - In de eerfte gevallen komt derhalven de tuk. fchenkomft der regeering te pas, doch gewisfelijk niet in de Iaatiie; onder welke klasfe vvy alles moeten rangfchikken / wat tot het opfporen der waarheid en de vordering van kennis betrekkelijk is; gelijk de Geneeskunde, Natuurkunde , Godgeleerdheid , enz. gelijk ook alles wat daarvan in de beoeffening afhangt, waartce zommige leden der maatfchappy zich vrywillig kunnen zamenvoegen , zender anderen te ontrusten. De rede hiervan is deze , dat enkele vernuftige en befpiegelende menfchen altijd de eerften zijn zullen, die omtrent zaken van dezen ' aart nieuwe ontdekkingen doen , terwijl cr tijd vereifcht wordt om dezelven aan de anderen medetedeelen. Gevolglijk, indien de tegenwoordige begrippen en daarvan afhangende handel-  LESI. ALGEMEKNE STAATKUNDE. J delwyze van de meerderheid van eenige maatfchappy aan alle de overigen wierden opgedrongen , konden er nimmer eenige verbeteringen plaats hebben; en de vernuftigfte leden der maatfchappy , zy die de meeste gefchiktheid hadden om aan dezelve nuttig te zijn, door den algemeenen ftapel van kennis te vevgrooten, zouden altijd biootftaan om kwalijk gehandeld te worden, en hunne edelaardige poogingen gedwarsboomd te zien, door de tusfchenkomst van het meer vooringenomene gedeelte der maatfchappy ; welks vooroordeelen tegens het gene eindelijk op hun eigen voordeel zoude uitioopen, door den tijd konden overwonnen worden, mits er aan iedereen volkomene vryheid gelaten wierd om naar hun eigen goedvinden te denken en te handelen. Alsdan zouden er verfchillende ftelzels door verfchillende menfchen worden voorgeflagen , de maatfchappy. zoude het voordeel trekken van alle de proeven, welke èr mochten genomen worden ; en ten laatften zoude dat ftelzel algemeen en zonder uitzondering aangenomen worden, het welk ter bevordering" van het algemeene welzijn het beste bevonden wierd. Waarlijk een der hoogstwaardeerbare rechten der menfchen , als byzondere perfoonen , en van het hoogfte aanbelang voor den ftaat zeiven, is dat van zyne begrippen openteA 4 le&'  | LlSSlFOVBl. DE tESÏ» leggen en poogingen te doen om anderen te onderrichten, omtrent alles wat hun eigen welzijn of dat van het algemeen aangaat. Het is de eenigfte weg om de wijsheid der natie optezamelen en te vermeerderen. Derhal ven vor-' dert het belang van het algemeen , dat, in eenen maatfchappelyken ftaat ieder menfch zyce natuurlyke macht behoude om te fpreken, te fchryven en zyne gevoelens te verfpreiden over alle onderwerpen , inzonderheid in het voorftellen van nieuwe regeeringswyzen en in het berispen van de zulken > die van eenige gewichtige bediening misbruik maken. Deze is de gemakkelijkfte en beste wyze om alle misbruiken tegentegaan. Zommigen kunnen gewisfelijk deze even zo wel als alle andere macht om goed te doen, ten kwaden gebruiken; doch dit kan geneegzaam belet worden, door iedereen te ftrafFen , die bewezen kan worden anderen in bunnen eigendom, of goeden naam, enz. benadeeld te hebben. Maar indien dit uitgeftrekt wordt tot .iemands openbaar karakter of tot de voordeden van openbare bedieningen , zal het groote nut der vryheid van fpreken en fchryven daardoor verloren gaan. Wanneer eed ampteaaar, als amptenaar, gehekeld wordt, laat hem zich dan zeiven, of door zyne vrienden met de zelfde wapenen verdedigen, waar mede hy wordt aangevallen, Hy heeft den zelfden toegang tot de denkwyze van bet algemeen, welken  lesi. alge m eene Staatküsde. $ ken andere menfchen hebben > en hy behoort zich daarmede te vergenoegen. Ten aanzien van die diensten, waaromtrent de hulp der menigte voor byzondere perfoonen vereifcht wordt, is het geenszins noodzakelijk dat die alle door de ganfche maatfchappy verricht worden, daar eenig byzonder gedeelte van dezelve zommige dier diensten veel gepaster zoude kunnen verrichten. Dus kan eene brug of gemeenc weg het gefchikfte gemaakt worden door de bewooners van die ftreek, waar dezelve ontbreken; offchoon het gezag van den ftaat kan vereifcht worden om dezelven daartoe te houden, of om de manier, waarop zulks gefchieden zal, te regelen; hetzy, by voorbeeld, door eene algemeene toelage, of door tollen op het gebruik van weg of brug. Waar dit laatfte gefchieden kan , is zulks het redelijkfte, vermits daardoor iedereen betaalt naar evenredigheid van het voordeel, welk hy er van trekt. Openbaar onderwijs is eene zaak , waarinde ganfche maatfchappy belang heeft. Het kan derhalven niet ongefchikt zijn dat de regeering daar op eenigermate acht geeft. Maar vermits elk byzonder perfoon daarin nog grooter belang heeft, zal het misfchien best zijn, dat de ftaat daarin niets verder doet, dan in elke ftreek fchoolen oprichten of fchikkingen maken op wat A 5 wy-  ;o Lessen o v e r ■ x> e lesi. wyze de leermeesters* aantefporen', het zy door genoegzame bezolding, of door het verfchaffen van gefchikte vertrekken enz. , om allen die zich daartoe aanbieden te onderwyzen; zoo echter dat zy het grootfte gedeelte van hun beftaan uit het leergeld moeten halen. Daar de kunsten van lezen en fchryven voor alle menfchen van byzonder belang zijn, fchijnt men krachtdadig te moeten zorgen, bet zy door belooningen of ftraffen, dat zy allen daarin onderwezen worden. In.eenen zeer ver gevorderden ftaat van maatfchappy , is de bezigheid van eiken perfoon zoodanig beperkt, dat hy, om daarin tot volkomenheid te geraken , er alle andere dingen, om zo te fpreken , aan moet opofferen. Bygevolg zouden de menfchen weinig meer dan werktuigen zijn, indien zy hoegenaamd geene letterkunde bezaten , of geene gelegenheid hadden om zich zeiven met lezen te verbeteren. In Schotland en in Noord - Amerika, heeft men het door eene veiftandige inrichting der kerspelfchoolen zoo ver gebracht, dat ai het gemeene volk lezen kan en een groot gedeelre van het zelve fchryven en reekenen. De voorzieningen der regeering worden altijd onderfteld zich verder uitteflrekken dan den dag van heden , vermits, de wetten der maat- fchap-  tts T. AtGEMEEHE staatkunde. lt fchappy de regelmaat zijn van ons toekomend gedrag en van dat van onze nakomelingen. Mc* dit alles past het ons menfchen, wegens onze bekende kortzichtigheid , geenszins al te ver in het toekomende te willen inzien ; maar liever zorge te dragen voor het verbeteren der misflagen , ten allen tyde wanneer die ontdekt worden, en die verbetering zo gemakkelijk te maken als eenigzins mogelijk is.. Want wanneer de menfchen zich gedrukt vinden door de inItellingen hunner voorvaderen, zullen zy zich zeiven daarvan, ontwijffelbaar, ontheffen, doch eer zy dit kunnen volvoeren, hebben zy zomwylen verbaasd veel te lyden-, ingevolge de on» verftandige voorzorgen van vorige tyden» Het is, derhal ven , wijs en raadzaam voor alle burgermaatfehappyen , zo al niet eene volledige herziening van derzelver geheele inrichting, na verloop van zekeren tijd, uitdrukkelijk vastteftclien, ten minllen zulks te doen ten aanzien van onderge'fchikte gedeelten, en althans te beletten, dat geene byzondere perfoonen zulke beftellingen over hunnen eigendom maken, welke in volgende tyden klaarbiykeiijk nadëeh'g zijn kunnen. Indien de Engel'fche wet in vroeger tyden zulks niet verhinderd had, zonde de groote bygelovigheid van het volk en deszelfs onderworpenheid aan de geestelyken het groot» He gedeelte der landeryen van dit koningrijk aan  14 LBSSE» «Vïl be i.est. de kerk hebben doen wegichenken. zoodat het tegenwoordige geflacht daarover in het geheel geene befchikking zoude gehad hebben. Alle overdracht van eigendom aan de zulJcen, die geene macht hebben ®m dezelven weder te vervreemden, behoort in alle landen zorgvuldig in het oog gehouden te worden; het zy de landeryen tot Godsdienstige of liefderyke gebruiken, of tot eenige andere einden, welke op toekomende tyden betrekking hebben, beftemd worden. Anderszins kunnen de welmeenendfte en verlichtfte menfchen veel kwaad veroorzaken, terwijl zy denken goed te doen. By gebrek van goed toezicht over het bellier van eenig fonds voor toekomstig gebruik, kan het zelve ligtelijk tot andere en verkeerde einden befteed worden, wanneer de tegenwoordige be« ltierders niet de zelfde oprechte oogmerken hebben als de ftïchters ; en zoo doende met zeer groote kosten een zeer klein voordeel worden aangebracht. Indien de ftichting het genezen van eenige byzondere kwaal ten oogmerk had , kan die kwaal zelve ophouden en dus het fonds nutteloos worden, De Kruisvaarders brachten de melaatsheid in Europa en verfcheidene liefdadige perfoonen flichteden een groot aantal Gasthuizen, om daarin alle melaatfchen optenemen en te genezen. Maar hedendaagfch is de melaatsheid op lang na zoo ge. meen-  tES.i. Algemeène Staatkunde. 13 meen niet als andere ziekten, en derhalven, vereifcht zy thans ook geene byzondere voorziening. Wanneer zekere inkomften aan de befchikking van voogden of beftierderen worden overgelaten , zullen zy in die voogdyfchap altijd eenig voordeel voor zich zeiven of voor hunne vrienden vinden; en dus zullen verfcheidene perfoonen by het in fland blyven van dezelve belang krygen , zoo dat, al is het misbruik dier goederen nog zoo groot, er altijd een fterk belang tegen alle hervorming zal gekant zijn; terwijl dusdanige inltellingen reeds veel kwaad kunnen veroorzaakt hebben , eer het zelfs bekend wordt dat zy geen nut meer doen. In de meeste gevallen zoude het gewisfelijk veel beter zijn , van dag tot dag hulpmiddelen te verzorgen voor dergelyke behoeften als de onderfteuning der armen , het onderhoud van fchoolen, enz. Want indien deze door de vrywillige toelagen der levenden onderhouden worden, heeft er ook een gepast opzicht plaats, en zy blyven niet langer in ftand dan men dezelve nuttig oordeelt. Waarom zouden wy toch vermoeden dat onze nakomelingen niet even zoo wijs en even zoo edelmoedig zijn zullen als wy zeiven ? Het is althans zeer zeker dat zy wyzer zijn zullen , en dus ook een zeer  14 L e s s e n o v e n d e lesr> zeer gegrond vermoeden dat zy èe^,- zjjn zuI. ]eB' dan vv7 Z!ïn. Ondertusfchen rusten alle eeuwigdurende in/lellingen op het denkbeeld, dat het onzer nakomelingfchap aan wijsheid of edelmoedigheid zal ontbreken. De veilige overdracht is., zoo wel als het verzekerd bezit van onzen eigendom, een voorrecht , . welk wy uit den burgerftaat ontleenen. Maar het is onder de ftaatkundigen in gefchil, hoe ver dit voorrecht zich behoort uitteftrekken. Dat alle menfchen, gedurende hun leven en terwijl zy het gebruik van hun verftand hebben, de■ volftrekte beftelling over hunne» eigendom behoren te hebben , is nimmer betwist. Doch eenigenf, en daaronder Mr. Turgot, houden ftaande. dat er geene Uiterfte wil. tèh behoorden, te zijn; dat niemand macht moest hebben om over zyne goederen na zijn overiyden te befchikken ; maar dat dezelve door de wetten moesten verdeeld worden , volgends de graden van blo'edverwandfchap. Daarentegen heeft ieder , in de meeste , zo niet in alle°de befchaafde landen van Europa, onbepaalde macht over zynen eigendom, zoo dat hy over deszelfs" genot voor alle toekomende tyden kan befchikken' Misschien is in dit geval een middenweg de gepastfte. Er kunnen goede redenen zijn waar-  lest. Algei-,iü;j!:s Staatkunde. 15 (waarover byzondere ,perfooneu best kunnen oordeelen) waarom, in byzondere gevallen, hun eigendom niet aan hunne kinderen of naaste vrienden moet vervallen. Maar dewijl niemand in het toekomende kan inzien en dus ook niet beootdeelen, welk het beste gebruik van zynen eigendom in dan noch ongeboorne geflachten zijn zal^ en zy, die na hem leven, veel beter gelegenheid hebben om daarover te oordeelen; is er ook dezelfde - rede om alsdan de fchikking aan dezen overtelaten , die er is om die voor liet tegenwoordige aan hem te geven. Dat iedereen, derhalven, zyne bezittingen doe erven door die genen , in wier wijsheid hy het beste vertrouwen kan Hellen, doch dat hy zich geenszins vermete cm fchikkingen daarover te maken voor omftandigheden, welken hy nooit zal kennen en waarover hy dus niet in ftaat is om te oordeelen. Ook is de wijsheid in alle Haten werkelijk verplicht dikwijls tusfehen beide te komen , en aan de galligheid van byzondere perfoonen in hunne hertellingen over hunne goederen paal en perk te Hellen. Veksch*il van nyverheid en goed geluk zal eene verfcheiden heid van Haat onder de menfchen in den burgerftaat teweegbrengen, zoo dat 'mettertijd zommigen rijk en anderen arm zullen worden ;l terwijl in het geval van zeer hoogen ouderdom of van byzondere omftandig-  16 Lessen ovei.be lesi, heden , velen der laatsten moeten omkomen, indien zy niet onderfteund worden door de eerften. Hierom zullen wyze lieden den ftaat der armen hunner aandacht waardig keuren. Offchoon zy ten dien opzichte groot gevaar loopen van te veel te willen uitvoeren, en «daardoor in beflommering te geraken, zonder het kwaad wegtenemen. Indien het aan ieder een , die , evenveel langs welke wegen , tot armoede gebracht is, zal vryftaan om voor zijn onderhoud op de kas van het algemeen aanfpraak te maken, zullen er eene menigte zijn, die onverfchillig omtrent alles behalven het bloote beftaan, geheel onbezorgd zullen leven en alles wat zy krygen op de buitenfpoorigile wyze doorbrengen ; daar zy weten dat zy eene zekere toevlucht hebben in de voorzorg , welke de wet voor hun gemaakt heeft; en hoe beter de voorzorg ter onderhouding der armen is, hoe,meer armen er zijn zullen om er zich van te bedienen ; daar de menfchen zich in het gemeen niet aan den arbeid geven willen , wanneer zy daar buiten kunnen leven. Op deze wyze wordt de menfeh, in plaats van het zorgvuldigfte aller dieren, gelijfe hy uit den aart zijn zoude, het onbezonnenfte van allen. Daar hy niet in het geval komt van te moeten vooruitzien, denkt hy enkel en alleen om het tegenwoordige oogenblik en vervalt  £BS:B AtSEMEEHB StAATKHKDI. ïj valt dus tot een' lager ftaat dan dien der redelooze dieren, Dit is thans veelal het geval geworden in dit land, en het kwaad is zoo groot en ingekankerd, dat het geene gemakkelyke taak is daarvoor een middel uittevinden Het Warej, zekerlijk, beter geweest, indien zich de regeering met de armen in het geheel niet bemoeid had , dan alleen ter onderfteuning van die genen, die in den dienst van het land, als zolda-* ten of zeelieden en dergelyken , tot armoede vervallen of buiten ftaat geraakt waren om langer te dienen. In dat" geval zouden er , buiten twijffel, voorbeelden van de uiterfte elende gevonden worden ; maar zulken komen er hedendaags ook voor, en in het gemeen van de verdienstelykften, die den ondeiftand der wijk niefi begeeren , terwijl de ledigganger, de onbefchaamde en de fchreeuwer dien zullen trekken; In het genieën , wanneer er door de wet niee gezorgd was voor de armen , zouden zy , die waarlijk onderfteuning verdienen, dezelve,- veeleer dan nu, in de liefdadigheid der welmeenenden vinden. Velen zouden alsdan gewisfelijfe niets aan de armen geven ; doch in dringende gevallen zcu men ook van dezulken fchaamtehalven iets kunnen krygen: terwijl er toch geen middel is om evenveel welken last door alle menfchen gelykelijk te doen dragen. De waar* II, DfiZL. B lijft  iï ' Lessen • v e * de lesi, lijk welgezinden zouden niet klagen , dat zy meer gelegenheid hadden om wekedoen dan anderen , maar te vrede zijn met hun uitzicht op belooning in een' toekomenden ftaat. Misschien ware het de beste wyze, dat men de armen zei ven voor hun toekomend beftaan deed zorgen, door een zeker gedeelte van hun loon tot dat einde te beftemmen, gelijk by de zoldaten en matrozen plaöts heeft. Daar zy pok voor het tegenwoordige beftaan moeten, zoude dit enkel daarop nederkomen, dat men aan het armer zoort een weinig meer voor hunnen arbeid betaalde , het welk by Hot van reekening een belasting op het voortbrengze! van hunnen arbeid zijn zoude. Maar het zoude eene veel beter en veel minder kostbare belasting zijn dan de tegenwoordige armenfchatting: en indien dit niet door eene algemeene wet gefchiedde , maar' aan de befcheidenheid der byzondere fteden wierd overgelaten, zoude het zoo kunnen ingericht worden, dat de nyverheid daardoor grootelijks vermeerderde, wanneer men dat beftemde gedeelte , naar gelang van de winsten der werklieden, vermeerderde' of verminderde. Het denkbeeld van geen volilagen meester re zijn over hun eigen geld, zoude, buiten twijffel ï arbeiders en handwerkslieden, in het'eer- fte,  XESI. AtGEMEENE STAATKUNDE. 30 Re , geweldig ftooten en misfchien eenigen beletten zich tot een handwerk te begeven. Maar wanneer de inrichting volkomen gevestigd wass zoude die afkeer verdwynen. Hoe het zy, wy moeten uit verfcheidene kwaden altijd het min. ile kiezen. b;ï twee-  Lessen over de lesii. TWEEDE LES. Over de 'Staatkundige en Burgerlyke Vryheid. Byzondere Oogmerken van byzondere Regesringen. Regeeringsvormen , enkelvoudige of zamengeflelde. Derzelver zamenflellende Deelen. DaAR het altijd gemakkelijk is onderfcheidene benamingen voor onderfcheidene zaken te hebben , zal het niet ongevoeglijk zijn de verfchillende zoorten van macht of de voorrechten, welken de menfchen in den maatfchappelyken ftaat bezitten , op de volgende wyze te onderfcheiden. De macht, waarvan de maatfchappy hem in het bezit laat ten aanzien van zijn eigen gedrag, kan men zyne Burgerlyke Vryheid noemen; terwijl het aandeel, welk hy in het bellier van de zaken der maatfchappy hebben mag. zyne Staatkundige Vryheid kan geheten worden. Want. dewijl de taal deze beide benamingen in zich bevat, zal het beter zijn daaraan deze onderfcheidene beteekenisfen te hechten , dan dezelve door eikanderen te gebruiken , gelijk in het gemeen gedaan wordt. In eenen ftaat van burgerlyke vryheid blijft de mensch in het bezit van de gewichtigfte zyner natmirlyke rechten. In eenen ftaat van ftaatkundige vryheid verkrijgt hy daarenboven, eenig gezag over het  lisii. Alcemeene Staatkunde. 21 gedrag van anderen. Het is derhalven zijn voordeel zoo weinig van de eerfte te misien en zoo veel van de laatfte te verkrygen ,' als hem mogelijk'is, E r kunnen Haten zijn, waarin alle de leden der maatfchappy ftaatkundig vry zijn. of gelyke macht hebben om wetten te maken, of anderen tot het maken van dezelven aanteftellen; terwijl echter die wetten zeer onderdrukkende zijn kunnen , door aan ieder in het byzonder weinig macht over hunne eigene daden te geven. Even gelijk aan den anderen kant, de menfchen eene groote burgerlyke vryheid kunnen genieten, door in het onbefpierde gebruik hunner vermogens van voor zich zeiven te denken en te handelen gelaten te worden , en evenwel van alle aandeel in de regeering verftoken zijn. Maar in dit geval zijn hunne burgerlyke vryheden , of elks byzondere rechten, zeer onzeker, als afhangende van de willekeur van anderen. Het moge, op het eerfte inzien, van weinig aanbelang fchynen , of de menfchen in de gemeene rangen des levens al of niet eenige ftaatkundige vryheid bezitten: doch zonder deze kan er die overtuiging van veiligheid en onafhanklijkheid niet zijn , welke alleen in ftaat is om den mensch tot de grootfte verrichtingen aanteOioedigen. Al wie gevoelt, dat hy afhangt van E 3 de  t% Lessen over eg lesn. de befcheidenheid van anderen , over wier gedrag hy op geeneriei wyze iecs te zeggen heeft, heeft altijd eenig onbekend kwaad te duchten. Hy zal fchrikken om de aandacht zyner meestets op zich te trekken en moet zich wel ras als een nietig en verlaagd wezen aanmerken. Mdar een gevoel van vryheid en de kennis der wetten, waarna hy zijn gedrag moet regelen, met eenigen graad van gezag over de genen die de wetten maken en uitvoeren , geeft hem een aanhoudend bezef van zyne eigene waardigheid, en doet hem aan eenen vryen en maniyken denktrant gewennen, welke hem zeer verre zal verheffen boven het gene hy onder een' willekeurigen regeeringsvorm zoude geweest zijn. Onder alle regeeringsvormen vinden wy de menfchen vereenigd tot hun gpeenfcbappelijfc voordeel en onderworpen aan zulke beperkingea van hunne natuuriyke vryheid, als het algemeene welzijn vordert. Maar offchoon dit het algemeene en eindoogmerk zy van alle regeerin> gen, heeft echter de ganfche vorm van byzon- ' dere regeeringen eenig onmiddelyker doel, waartoe dcszelfs voornama deelen meer byzonderlijk zijn ingericht, en waarop men by het lezen der gefchiedenisfen van alle ftaten wel te leteen hebbe. Dus was volgends Montesquieu (*) de $*) Esprit des Lojc L. XI. Chap. 5.  LESir. Algemeene Staatkunde. ^ de krijg, echter' meer bepaald tot zelfs verde. diging, het doel der Regeeringsvorm van Sparta; Veroveringen dat van het oude Rome; Godsdienst dat der Jooden, koophandel dat van Marfeille ; inwendige rust dat van China, enz. De rede hiérvan is, dat verfchillende volken verfchillende hegrippen van geluk gevormd hebben, of door hunne omftandigheden gedreven zijn om het zelve langs verfchillende wegen te zoeken. Het ftaatsbeftier en de daarna gefchikte ffcelzels van wetten zijn meer eenvoudig of meer zamengefleld, naar mate van de verfcheidenheid en het verband der belangen van de leden der maatfchappy. Gevolglijk , dewijl de leden eener maatfchappy welke door de jacht beftaat, weinig gemeenfchap met clkanderen hebben, zijn eenige weinige inftellingen voor dezelve voldoende. Het herders leven, brengt de menfchen nader by een, de landbou nog nader, en in eenen handeldryvendcn Haat is de gemeenfchap tusfchen byzondere perfoonen het naufte en uitgeftrekfte , en gevolglijk dcrzelver belangen meer onder elkander verward, dan in eenige andere omftandigbeid der menfchelyke zaken kan plaats hebben. .Hoezeer, derhalven, in de eerftgemelde omftandigheden des menfchdoms het ftaatsbeftier van weinig belang zy , en men ©m die rede geene zoo naukeurige bepaling van B 4 des:  24- Lessen over »e lesil. deszelfs verfchillende deelen noodig' hebbe; in de laatstgemelde nogthans, heeft het kleinfte gedeelte van zulk een zamengefteld werktuig, als het ftaatsbeftier aldaar noodwendig zyn moet, verfcheidene betrekkingen en de allergewichtigfte gevolgen , en behoort dus met de uiterfte zorgvuldigheid ingericht te worden. Zoolang de menfchen weinig omgang met eikanderen hebben, zijn de verfchillende deelen van het ftaatsbeftier naulijks ce onderfcheiden ; maar wanneer het ftaatsbeftier zijn vollen wasdom en uitgebreidheid verkregen heeft, onder omftandigheden welk deszelfs rijpheid vorderen , kan men die onderfcheidene deelen gemakkelijk en duidelijk onderkennen. Zy doen zich dan tastbaar voor als de volgende; eene macht om de noodige inftellingen of wetten te maken, dat is , de wetgevende macht ; eene macht om te bepalen, wanneer deze wetten gefchonden zijn, of om kennis te nemen van de roisdaaden , dat is, de richterlyke macht; en eene macht om het gene de wetten gebieden te doen gebeuren, dat is, de uitvoerende macht van den ftaat. Indien wy nu achtftaan op de groote verfcheidenheid van wegen, langs welke het mogelijk is over deze wezenlyke deelen van het Staatsbeftier te befchikken, ten aanzien van het getal der handen waarin men de verfchillende machten kan  LISII. AtGEMESNE SrAATïUÜÏDE. SS kan plaatzen. van de onderdeeling dezer machten en van de onderfcheidene machten, welke men in de zelfde handen zoude kunnen betrouwen ; zullen wy ons geenszins verwonderen, dat het ftaatsbeftier onder zulk eene verfcheidenheid van gedaanten voorkomt, en dat er geene twee, welke immer in eenig gedeeltes der wareld beftonden, volkomen de zelfde ge-, weeft zijn; offchoon er eenigen eene aanmerke» lyke gelijkheid met elkander gehad hebbenOnze verwondering zal nog minder worden ,e wanneer wy letten op de verfcheidenheid, welke in de regeeringsvormen zal veroorzaakt zijn» naar mate de byzondere perfoonen meer of minder van hunne natuur! yke en perfooneele rechten behouden hebben ; dat is, door de meerder of minder bepalingen , waaronder de menfchen door de wetgevende macht gelegd worden , evenveel wie dezejve dan ook in handen heeft. Beha lven het aantal van menfchen, die het opperfte gezag ii> handen hebben , zal het ook van groot belang zijn, dat wy, onder het lezen der gefchiedenis , acht geven op de verdeeling der machten tusfchen alle die leden van den ftaat, die den gemeenen naam van Overheden dragen. Ik zal Hechts eenige weinige byzoaderheden aanhalen , om te toonen dat dit eene zaak van aangelegenheid is. B 5 Gek-  P Eessenovekde xes.ii. Geene byzondere gefchiedenis toont de beJangrijkbeid dezer aanmerking klarer dan die der Romeinen, in wier ftaatsgeftcldheid de grootfte gebreken gevonden werden. Wat konde er by voorbeeld, tegenftrydiger zijn, dan dat het voik, in later tyden de macht had om wetten te maken, onafhankelijk van den raad en zonder de tusfchenkomst van iemand der Patriciërs ; en dat echter de raad eenen Dictator konde aanftellen, die een volftrekt gezag over den ganfchen ftaat had? Het volk konde door zyne gemeenslieden. alle de flappen van den raad tegenhouden; maar die raad had geene afkeurende ftem omtrent de befluiten van het volk: hierdoor werd, naar het zeggen van Montesquieu, eene verandering in den regceringsvorm te Rome veroorzaakt; terwijl de gemeenslieden niet Hechts de wetgevende macht konden doen ftillïaan, maar ook de uitvoerende; waardoor veel kwaad te wege gebracht . wierd. Niets konde dien ftaat zoo lang in den vorm van een gemeenebest bewaard hebben, dan dat de macht in handen van zoo veelc menfchen huisvestte, die, met het zelfde gezag, verfchillende oogmerken hadden en dus elkanderen in den weg ftonden. Het was insgehjks een geluk voor de Romeinen, dat het volk zich gemeenlijk met geene krijgszaken be. moei-  X.ES IT. AtGEMEENE Sï'A ATKUNBE 37 moeide, maar het opperbewind over alle zaken, welke vrede en oorlog betroffen , geheel aan den raad overliet; terwijl integendeel het volk van Karthago alles zelf wilde beheeren. Het is een voornaam verfchil , tusfchen de aloude en hedendaagfche alleenheerfchingen, dat de koningen der helden-eeuwen de uitoeffenende en tegelijk de richteriyke macht bezaten en het volk de wetgevende macht in handen had ; daar integendeel in de monarchyen yan dezen tijd, de vorst, fchoon hy de uitvoerende en een gedeelte der wetgevende machtbezit , echter geen richter is. Zulk eene befchikking over de machten als de eerstgemelde maakt de regeering tot eene willekeurige, welke ook derzelver vorm zijn moge. Want, gelijk Montesquieu zegt, daar kan geene vryheid zijn, ten zy de richteriyke macht van de uitvoerende en wetgevende is afgefcheiden. In Italië , waar dezelve vereenigd zijn , is minder vryheid dan onder alleenheerfchingen. Het is ook eene wezenlyke grondregel- in alle regeeringsvormen, om voortekojnen dat de uitvoerende macht niet het ganfche gezag van den ftaat na zich flepe , dat de krijgsmacht, welke men aan haar bevel heeft toevertrouwd, uit het ligchaam van het volk genomen worde of met het volk het zelfde belang bebbe , zo als  28 Lessen over de iesn. als te Rome plaats had tot aan den tijd van Marius. D e wetgevende macht is eigenlijk het hoogfte gezag van den ftaat; want het maken en veranderen van wetten is indedaad het vestigen van het ftaatsgeftel. Maar wanneer de afgevaardigden tot het maken der wétten geene macht hebben om dezelve uittevoeren, zullen zy zich wel wachten van er geene te maken, dan die zy denken dat de algemeene goedkeuring zullen wegdragen , en- aan welke zy zich zeiven ook gaarn willen onderwerpen. Doch niets zoude gevaarlyker zijn dan dat de zelfde perfoonen de macht hadden om wetten te maken , om dezelve op de byzondere gevallen toetepasfen en om de uitfpraak der wet uittevoeren. Dit is het, gelijk ik reeds heb aangemerkt, wat eene volftrekte overheerfching uitmaakt, evenveel of die in meer of in minder handen huisvest. Byaddien de uitvoerende macht, ook zonder de wetgevende onder den duim te hebben , zich alleen maar met de uitoeffening der richteriyke macht bemoeide, zoude iedereen in gedurige vreze voor de grilligheden van het hof leven ; vermits de beste wetten, ter begunstiging van zommigen en ter verongelyking van anderen, kunnen verdraaid worden. Doch het groote- ligchaam des volks ia Engeland, het welk in-  lesiï. Algemeens Staatkunde. s§ indedaad de wetgevende macht in teugel houdt, en niet zal lyden dat met zynen eigendom naar het welbehagen der kroon gefpeeld worde, ftelt ook die zelfde middelen in het werk om de rechtspleging voor bederf te bewaren. Dit is een algemeen belang en niemand zoude gaarn zulk een llaatsbewind wenfchen te vestigen, waarby hy zelf ten laatften in lyden zoude geraken. Bygevolg doet het eigenbelang van elk menfch voor zulk een ftaatsbeftier zorgen, waardoor het algemeene welzijn op de krachtdadigfte wyze bevorderd wordt. De verfchillende regeerïngsvormen hebben in het algemeen hunne benamingen gekregen naar het getal der perfoonen , wien de wetgevende macht en gevolglijk de inrichting van alle de deelen van het ftaatsgeftel, als zijnde de treffendfte omftandigheid in alle regeeringen, is opgedragen. Byaldien deze by één menfch huisvest, noemt men het gemeenlijk eene Monarthie of Alkenheer/ching, inzonderheid wanneer de hoogfte overigheid onder aanmerkelyke bepalingen ligt; terwijl het eene despatieke of willekeurige regeering genoemd wordt, wanneer hy aan Hechts weinige bepalingen onderworpen is. Indien het oppergezag in de handen is van een bepaald getal perfoonen , noemt men het eene Oligarchie of Aristocratie ; en indien alle de burgers evenveel te zeggen hebben in het ma-  3© Lessen over de z,esii. maken der wetten en het aanftellen der overheden, noemt men het eene Democratie 0f VJiksregeering. Uit deze omfchryvingen der verfchillende regeenngsvormen vak men van zelfs op de aanmerking dat de onderfcheidene zoorten noodwendig in elkander loopen ; doch het is van geen belang om gepaste benamingen voor eene naukeuriger verdeeling te vinden. Ook zal ik van de byzondere voordeden en nadeden van ieder dezer regeeringsvormen Hechts zo veel zeggen , als ik genoegzaam refcene om de aandacht van den lezer der gefchiedenis voor dit onderwerp optewekken, en hem onder het lezen opmerkzaam te maken omtrent derzelver uitwerkzelen. Om UI. een denkbeeld te geven van den lagen ftaat dezer wetenfchap van het ftaatsbeftier in oude tyden, behoeft Gyï. enkel opte merken, hoe onvolkomen de begrippen van Anstoteles omtrent de ftaatsgefteldheid der burgerftaten moeten geweest zijn; daar hy, geluk Montesquieu aanmerkt, Perfte en Sparta"onder de zelfde klasfe van alleenheerfchingen rangfchikt Men kan zelfs bezwaarlijk zeggen, dat de ouden renig denkbeeld gehad hebben van het gene wy thans door het woord Monarchie verftaan Arnbas, koning van Epirus,' wist geen andei- mid-  x.es ii. Algemeene Staatkunde. 31 middel om de regeering van éénen te matigen, dan er een gemeenebest van te maken; terwijl de Molosfers, om de zelfde macht te beperken, twee koningen aanftelden. Het is ook eene bekende waarheid, dat in geene der aloude ftaatsinrichtingen , offchoon er vele door wijsgeeren ontworpen waren, die voorziening voor de vryheid en het geluk van de onderzaten gemaakt is, welke uit de onbedachte ftaatsinrichtiugen van eenige der nsordfche volkeren natuurlyker wyze voortvloeide. DER»  32 Lessen over DB les in, derde les. Redenen waarom het Willekeurige Gezag in vroeger tyden bovendreef. Voordeelen der Eenhoofdige Regeering. Derzelver Nadeelen. Welke Omftandigheden den toe ftand des Volks onder een Willekeurig beftier het gelukkig/Ie snaken. Welke Omftandigheden altijd meer of ■snin het Willekeurige Gezag beperken. Veréleefdheid van eenige Volken aan een WilJekeurig beftier. Gevaar van Schimpfchrif. ien. Van hoe veel belang eene vastgeftelde Wet van Opvolging zy. Bedorvenheid der zeden onder Willekeurige Regeeringen. Ware Zetel der Macht in dezelve. Volstrekte Jmekbep-jcihé is de eenvoudigfte van alle regeeringen; en dit is de rede, waarom dezelve in alle landen gemeenlijk de eerfte vorm der regeering geweest zy. Het vereifcht groote bekwaamheid en ondervindingom de verfchillende machten van eenen vryen ilaat in evenwicht te houden. Het' groote voordeel eener Eenhoofdige Regeering beuaat hierin, dat alle befluiten met geheimhouding genomen, en met fpoed ten uitvoer gebracht kunnen worden , eene zaak van het uiterfte aanbelang, vooral in tyden van oorlog;  tESIIÏ. alce&eine staatkunde. 33 log; en hierom is deze regeeringsvorm byna noodzakelijk voor een uitgebreid rijk. Daarentegen is het een groot nadeel van dezen regeeringsvorm , dat alle eigendom zoo onzeker is, dat niemand lüst heeft om zich op den koophandel toeteleggen, of eenige vertooning van rijkdom en luister durft maken. De hooge rente van het geld, welke altijd rijst met het gevaar , dat men loopt in het zelve uittefchieten óf te bezitten, is een bykomend middel om den hande'llust te verminderen. Hierom geeft, in landen aan een willekeurig bellier onderworpen, zich niemand eenige moeite, wegens ontwerpen, welke voor den nazaat nuttig zijn konden; maar, daar er ieder op Uit is om hec tegenwoordige oogenblik te genieten, heerfcht er een geest van roofzieke baatzucht onder alle rangen en Handen van menfchen. Een ander groot ongeluk voor die landen, welker regeering in den nauften zin willekeurig is, beftaat hierin, dat, vermits er geene grondwetten zijn , de orde van opvolging niet altijd even vast ftaat. Gevolglijk dewijl elke tak van het koninglyke geflacht even zeer gefchikt is ons tot koning verkoren te worden, veroorzaakt die gedurige burgeroorlogen en bloedige omwentelingen. Dit is ook de rede, waarom de Keizer in Turkyen en vele andere Oosterfche Landen, onmiddelijk by zyne komst tot den troon, alle 11. Deel. C zy»  34 Lkisjh ovn Dï 'u,nr. zyne broederen en naaste bloedverwanten Iaat ter dood brengen, of voor hun leven opfluiten, of van het gezicht berooven. Dus deed ook Clovis, koning van Frankrijk, offchoon de regeering niet willekeurig was, zijn ganfche gefiacht uitroeien, ten einde niemand uit het zelve tot koning zoude verkoren worden : en zyne kinderen en opvolgers deden het zelfde. Die landen , welke het ongeluk hebben van op eene willekeurige wyze beftierd te worden, zijn, gelijk Montesquieu zegt, zoo gelukkig als zy in hunnen toeftand kunnen worden, wanneer alle rangen van menfchen in de uiterfte vrees leven voor die boven hun zijn; en een ventandig vorst zal, in zulke ftaten eerder tot ftrengheid dan tot zachtheid overhellen. In Perfie, zegt hy, zag de Sophie, door Meriveis onttroond, den ftaat ondergaan, om dat by geen bloeds genoeg geftort had ; en het Romeinfche Rijk genoot het meeste geluk onder Tiberius, Nero en Domitianus. Uit dezen hoofde ftrookt het volkomen met zulke regeeringen dat alle befluiten onherroepelijk zijn. Dus konde Aha.'* fuerus het bevel, welk hy gegeven had om de Jooden uitteroeien, niet weder intrekken; maar om het zelve krachteloos te maken ftond hy hun toe zich te verdedigen. Die wet of dat gebruik, waardoor iedereen ver»  itistiif. Algemeens Staatkunde. 25 verplicht wordt zich te houden by dat beroep, waarin hy geboren is, ftrookt zelfs wonder wel met willekeurige regeeringen, waar elk vonkske van naaryver gevaarlijk wordt, en waar het wsakzaamfte oog dient gehouden te worden over, alles, wat de algemeene rust met mogelijkheid zoude kunnen ftooren. In geen anderen ftaat, welke het ook zy, wordt de rust zoo krachtdadig bewaard , door alles op het oude te laten, dan in China. Aldaar zijn gewoonten, zeden en wetten even onveranderlijk; en de jeugd wordt er in de wyze van groeten en in den gemeenen trant van leven even regelmatig onderwezen als in de belangrijkfte wetenfchappen. In eenige willekeurige ftaten, is niet alleen het leven van den vorst in gedurig gevaar, het zy door mededingers naar zyne macht of doof het misnoegen van verongelijkte onderdanen, maar het land zelve ook meer aan invallen, blootgefteld. De Vorsten zijn er jaloerfch van verfterkte plaatzen , en willen er buiten gevallen van de hoogde noodzakelijkheid geene heb= ben, om niet verplicht te zijn derzelver bewind aan eenig perfoon toevertrouwen. Niettegenstaande het begrip van een recht om te regeer en vry gemeen zy, heeft dit vooroordeel echter algemeen moeten wykea voor zulk eenen afkeer van dergelyke dwinge» C 9  3<5 Lessen ovek. de t,Esiru landifche regeeringen , dac zelfs de namen, waarmede men dezelve plag aanteduiden, in den hoogften graad hatelijk zijn geworden ; als Tyrannus by de Grieken en Rex by de Romeinen: ja zoo zeer, dat men dikwils zich veiliger het gezag zelfs heeft kunnen aanmatigen , dan deszelfs titel aannemen. Koningen omtebrengen werd in Griekenland en Rome voor eene deugdzame daad gehouden, hoewei men op de laatstgenoemde plaats Keizers eerbiedigde. W r moeten evenwel niet befluiten dat vermits er onder eene willekeurige regeering geene regelmatige wetten zijn , en niemand de macht heeft om den Souverein te beteugelen , het leven en de bezittingen van een ieder daarom volftrefct onveilig zijn. Zeden, gewoonten, heerfchende begrippen, en inzonderheid Godsdienst zijn groote en dikwerf krachtdadige hinderpalen voor de uitoefening van een naar den uitterlyken fchijn onbeperkt gezag. De Groote Heer kan noch aan den rijksfchat raken, noch de Jaaitfaren vernietigen, noch in de Serails van zyne onderdanen komen, noch eenige nieuwe fcbatting opleggen. Niettegenstaande den geweldigen afkeer , welken wy van alle willekeurige regeermgen voeden , door het lezen der gemeenebestgez/nde klasuTchc Schryveren der aloudheid ♦ en  tEsiir. Algemeens Staatkunde. 37 en doordien wy onder eene gelukkiger ftaatsgefleldheid leven, ontbreekt het echter aan geene voorbeelden van volken, die fterk gehecht waren aan een willekeurig gezag. De Cappadotiers, worden gezegd, de vryheid niet te hebben willen aannemen, toen zy hun door de Romeinen aangeboden wierd. In het Oosten heeft men geen denkbeeld van de mogelijkheid van eenige andere zoort van regeering. Wanneer een Venetiaan in een gehoor by den koning ven Pegu verhaalde dat er te Venetië geen koning was, borst die prins in een geweldig lachen uit. Gelijk een vooruitzicht van eer een groot werktuig der regeering is , doet ook de vrees voor fchaamte geen minder uitwerking. Niemand kan algemeene of vry doorgaande berisping verdragen , inzonderheid wanneer hy verplicht is omtegaan met die genen, die zijn gedrag afkeuren. Om deze rede, kan een land niet veel pf niet lang gedrukt worden, welk ook deszelfs regeeringsvorm zy, indien het volk vryheid van fpreken en fchryven heeft, beneffens een onbepaald recht van te verzoeken en te klagen. In dit geval zal recht en waarheid, door de herhaalde voorftelling, eindelijk verhoord en inacht. genomen worden. Dit is eene groote waarborg in de Engelfche iiaatsgefteldheid, en weert vele C 3. wis .  §8 LïISEN OVER de lesiii. misbruiken, welke anderszins daarin zouden plaats hebben. v Willekeurige beflierer? zijn daarom op hunne hoede, dragen de grootfte zorg om het volk te beletten zyne.gedachten over zaken van regeering openbaar te maken en verbieden zomwylen alle byeenkomsten. Maar zy loopen op deze wyze gevaar van grooter ramp door kleiner te willen vermyden. Het volk, geene vry. heid van fpreken hebbende, waardoor zy anderszins aan hunne klachten lucht geven en dezelve verzachten , fmoort zyne gevoeligheid en breekt dan met de grootfte woede los. Dwingelanden , die geene berisping wilden dulden,, zijn dikwerf onvoorziens met den dolk om 't leven gebracht. Het voornaamfte voordeel der eenhoofdige regeering, ten aanzien der inwendige rust, liat hierin, dat wanneer de opvolging door eene vaste wet bepaald is en deze zonder uitzondering geëerbiedigd wordt, en wanneer de uitvoerende macht in handen van den fouverein is, geen onderdaan het minste vooruitzicht kan hebben om dezelve aaa zich te brengen. Weshalven het ieders belang zijn zal, om dat gezag, waarin zy nimmer kunnen deelen, binnen behoorlyke palen te houden en toetezien dat het zelve tea besten vaa het algemeen gebruikt wor-  les Alcemeene Staatkunbe. 39 worde. Hierin ligt het voorname voordeel van onze ftaatsgefteldheid, gelijk zulks in het breede door Mr. de Lolme ontvouwd is. Ieder houdt een wakend oog op den koning ; doch niemand zoekt hem de voet te ligten : en ingevolge hiervan zijn alle ftrubbelingen tusfchen den Vorst en het volk eindelijk geëindigd ten voordeele van alle de onderzaten in het algemeen en niet van eenige klasfe in het byzonder. Vermits de uitvoerende macht zoo groot was, wierd de vereenigde hulp van alle rangen vereifcht om dezelve te beteugelen. Vele der vastgeftelde grondregelen van die flaatkundigen, die wegens hunne fcbranderheid den meesten naam hebben, zijn in den hoogften graad valfch; vermits zy flechts op eenige weinige gebeurtenisfen rusten. Machiavel, een der beroemdften onder hun , zegt, dat indien een Vorst op éénen bekwamen ftaatsdienaar betrouwen ftelt , hy gewisfelijk door denzelven zal onttroond worden. Maar, gelijk Hume er te recht op antwoord, zoude Fleur.y, een der onafhankelijkfte ftaatsdienaren van Frankrijk , met alle zyne ftaatzucht, zolang hy by zyne zinnen was, wel immer de minfte hoop gevoed hebben om de Bourbons te verftooten ? Ook mogen wy er by voegen dat het onmogelijk is, dat de bekwaamde , de ftaatzuchtigfte en tegelijk de onafhankelijke onzer ftaatsdienaren imC 4 mes  4» LjEss«ïr0yE&DE tKsn^ mer het huis van Hanover de voet zoude lig. ten. Doch om dat in oude tyden, toen de regel van erfopvolging niet zoo wel geveftigd was, het tegendeel gebeurd is, heeft men opgemaakt dat het altijd dus zoude gebeuren. Het eenige gevaar welk een Volk uit het huisvesten van de uitvoerende macht in handen van een enkel menfch te . dugten heeft, is dat dezelve onafhankelijk van het volk za| worden. Maar ook hiervoor is gelukkiglijk gezorgd in de Engelfche ftaatsgefteldheid ; waarin de koping wegens allen onderband' geheelenal van het volk afhangt. Hy is derhaïven verplicht de voorrechten van het volk te eerbiedigen, en kan hetzelve in geenen oorlog wikkelen, wanneer het ongezind is hem te enderfteunen. ' Dit zoude ten minsten het geval zijn, wanneer be: huis der Gemeenten in waarheid het volk vertegenwoordigde. Maar zo als thans'de zaken gefteld zijn, is de invloed van het hof op de leden van dit huis zoo groot, dat zy dikWils overgehaald worden om in maatregelen te ftemmen, welke hunne volmachtigers niet zouden goedkeuren. Wanneer de Vorst ten aanzien der geldmiddelen geheelenal van het volk afhangt, is het. van de grootfte aangelegenheid, dat deze dotr  eesiit. AE.gemeewe StAATKüHDI. 4"i door het volk in ééne groote vergadering worden ingewilligd, gelijk in Engeland. Indien de onderftandgelden door afzonderlyke bannen toegedaan wierden, zouden zy onderling yverzuchtig worden. De een zoude meet, de ander minder, dan zyn gerecht aandeel betalen, ca het zoude ras in de macht van het hof zijn om by allen zijn oogmerk te bereiken, door hen tegen elkander te doen opbieden. Deze omftandigheid is volgends Mr, de Lolme van het uiterde-aase belang. Het .ergde kwaad dat by eene eenhoofdige regeering te wachten is , zijn die ongebondene zeden , welke een noodzakelijk gevolg zijn van een luisterrijk hof. Een gedacht, 'welk eene groote macht bezit, zal onder een of ander voorwendzel ook groote fchatten verzamelen; en de jonge vorsten met het denkbeeld van eigen grootheid opgebracht , zullen zich in alles toegeven ten koste van het algemeen. Zy zullen ook vele afhangelingen hebben, wier belang het is der Vorsten macht uittebreiden en hunnen rijksdpm te doen aanwasfen , om daarvan by tijd en wyle zeiven een brok t.e erlangen. Zy die na den Vorst het meeste gezag hebben zullen zyne levenswyze nabootzen, en weder door anderen benijd en nagevolgd worden : en daar het beste middel om hun oogmerk $e bereiken gelegen is in wel te daan , niet by C 5 hu»  42 L E S S E N O V B R B E £ES IïL> hun minder maar by hun meerder zullen zy zich beyveren om deezer lust en wenfeh te Vergenoegen, dat is, zy zullen derzelver ondeu-. den ten dienste ftaan ; waarvan derhalven eene algemeene ongebondenheid van zeden het ge volg zijn zal. Menfchen die tot alleen heerfchers opgevoed deugds genoeg hadden om zeiven een goed voorbeeld te geven en de ondeugd in anderen tegentegaan , zouden als een wonder befchouwd worden. Men kan niet verwachten, dat de alleenheerfcher in het algemeen geene andere oogmerken zal hebben, dan het algemeene welzijn , en dat hy zich tot die andere oogmerken niet van zulke menfchen bedienen zal, welke hy denkt hem daartoe van den meesten dienst te kunnen zijn, evenveel of zy voor hun zeiven deugdzaam zijn dan niet. Het wezenlyke gezag in een land is zeer zelden in die handen , waarin de inrichting van den ftaat het fchijnt geplaatst te hebben ; zoo. dat, wanneer zy, die in zulken ftaat iets te verrichten hadden , zich terftond by die genen wilden vervoegen, wier plicht het is, hun te woord te ftaan, zy hun oogmerk geenszins zouden bereiken : zy moeten zich aanmelden by die geenen, die zich door hunne bekwaamheid of vlyt by de regeerende machten verdienstelijk gemaakt hebben en haar den last der ftaatszaken helpen dragen. Dit is inzonderheid het geval in wil-  LEsnr. Algemeene Staatkunde. 45 willekeurige regeeringen , waar de vorsten zoo opgevoed worden, dat zy zelden tot eenige bezigheid bekwaam zijn. Alles moet, derhalven , verricht worden door de genen die hen omringen en zich in hunne gunst hebben weten intedringen; terwijl deze voornamelijk door hunne byzondere driften , en inzonderheid door hunnen haat of genegenheid voor byzondere menfchen gedreven worden, en dus op het algemeene welzijn weinig of niet achtgeven. Hoe vele krijgsbevelhebbers zijn er niet aangeiïeld en hoe vele oorlogen begonnen enkel door de grilligheid der vrouwen! PIER-  44 Lessen over de ï.esiv, VIERDE LES. Voordeden der Volksregeering. Verband f«x, fcben Vryheid en Wetenfchap. Gejleldheid der Gemeencbesttn ten aanzien van hunne verde. diging. Geflrenghcid der zeden in Gemtenehesten. Strenge Straffen gevaarlijk. De ware fleunzels van Gemeenebestgezinde Regeeringen. Gevaar der Weelde. Gelijkheid van Bezittingen. O ver groote macht van eenigeOverheid gevaarlijk. Getal der Stemgerechtigden. Afwisfeling der Amptenaren. Onze. here bcfluiten der Menigte. Nuttigheid van Vertegen woordigcrs. EeNE volkomene Volksregeering is het rechtftreeks tegengeftelde uiterile van eene volRrekte alleenheerfching, en, na dezelve 5 de gemakkelijk/te om aantenemen, inzonderheid door kleine ftatea. Hiervandaan, dat alle de kleine ftaten van Griekenland, geene uitgezonderd, toen zy zich van hunne tyrannen ontdeden, tot eenige zoort van volksregeering overgingen ; offchoon onder dezelve regeeringsvqrmen geene twee gevonden worden, welke ftip. telijk gelijk of de zelfde waren. Het voorname voordeel van deze volksre- gee.  LESlV. AtGEMKEftB staatkunde. AS geering beftaat daarin , dat vermits de toegang tot eerampten en bedieningen voor elk lid van den ftaat even vry en openftaat, er aan de uitoeffening van een ieders bekwaamheden een ruim veld verleend word. Hier mogen wy, derhalven de uiterile krachtdadige poogingen der menfchelyke vermogens natuurlyker wyze verwachten , inzonderheid , ten aanzien van die begaafdheden, welke meest gefchikt zijn om het gemeen te treffen en eene algemeene toejuiching te behalen. D e kunst om in het openbaar te fpreken is boven alle andere eene noodzakelyke hoedanigheid , als zijnde byna de eenige weg tot bevordering. Hierdoor ontftaat welfprekendheid en die andere takken der fraaie letteren en befchaafder kunsten, welke daarmede verbonden zijn en niet tot de verwijfde en laffe zoorten behoren. Want de welfprekendheid van eenen vryen ftaat dient gefchikt te zijn om op de hartstochten en de verbeelding van menfchen van eenen natuurlyken en onbedorven fmaak te werken : anderszins zoude zy niets kunnen teweegbrengen, Daarenboven, de noodzakelijkheid om in een gemeenebest de overheden binnen de palen te houden, moet noodzakelijk algemeene wetten voortbrengen ; maar uit weeten wordt vei-  45 Lessen over de iesiv. veiligheid geboren, uit veiligheid weetgierigheid en u,t weetgierigheid kennis, gdijk Ml? ^ die met dezen regeringsvorm hooglijk is ÏZ' Bomen, de trapswyze opklimming aanteekent. Daarentegen « een Gemeenebest zeker niet gunst.g voor de befchaafdheid en zachtheid van tuÏTl Ze;°°rt befdiaviDS ont^ natumlyker u,t dien geest van llaafsheid , welke het gevolg is van willekeurige regeeringen. Ten aanzien der uitwendige veiligheid, zien wy, in de gefchiedeni* van de eerfte tyden van Griekenland, dat eene brandende liefde voor de vryheid , en eene vereeniging van verfchillende vrye ftaten, eenige voordeden heeft, welke het nadeel mogen opwegen , welk het gebrek aan eenen volftrekten gebieder in dezen veroorzaakt. Hoewel wy kwalijk met Moa . durven zeggen dat verbondene gemeenebesten alle de vooroeden van een gemeenebest in zich bevatten en daarby de voordeden eener eenhoo.d.ge regeermg, ten aanzien van hareverdedigmg. Het zoude eene groote mis/lag z;jn „an neer men wilde bdluicen dat «, voor zijn gedrag mist, het zich veilig meerder vryheid veroorloven moge. Want in geenen regeeringsvorm, welke het ook zy! worde  lesiv. Algemeens Staatkunde. 4.7 wordt grooter onderWerpelijkheid gevorderd. Alle de leden van een gemeenebest moeten onder de ftipfte gehoorzaamheid leven ; doch het is dan aan huns gelyken en aan de wetten. Xenophon merkt op, dat er ten aanzien van den eerbied en de onderdanigheid aan de wetten een groot verfchil plaats had tusfchen de Laceda;moniers en Athenienferen , ten nadeele van de laatften. Wanneer in een gemeenebest de wetten niet langer worden uitgeoefFend, is alles , zegt Montesquieu, verloren. Dit kan alleen ontftaan uit een bederf in het gemeenebest , en er is geene macht om het kwaad te verhelpen, gelijk in eene alleenheerfching. Van hier dat in alle gemeenebesten, de vrylating van misdadigers, zo die al kan plaats hebben, niet dan zeer moeielijk verkregen wordt. In de meesten, zo er deeze macht aanwezig is, is zy zoo bepaald en wordt zo bezwaarlijk geoefFend, dat men er met het jonge menfeh by Livius zoude kunnen klagen, dat het zo gevaarlijk was niet dan door zyne onfchuld te kunnen leven: Sola innocentia vivere in tot bumanis errortbus periculofum. Wanneer in Holland geen ftadhouder is , heeft niemand de macht om vergiffenis te verlenen; alhoewel het een wezenlyke vereifchte is in het ftaatsbeftier en in zommige gevallen even zoo noodzakelijk als het ftrengfte recht zelf. Be-  4§ Lessen over dé rESIV< Begeerte naar het gezag veroorzaakt meer nadeehge gevolgen in 'Gemeenebesten dan on der eenhoofdige regeeringen ; vermits er dplaatzen van gezag en vertrouwen binnen het* bere,k van een grooter aantal menfehen zijn, en verkregen moeten worden door zich by het gemeene volk belangrijk te maken, welks befloiten aan geene tegenftand onderhevig, Jigtelijk overhaast en geweldig afijn. Dit was ook de oorzaak, dat de Griekfche ftaten en de Gem-e nebesten van Italië in ,later tyden, onophoudelijk blootlïonden aan fcheuringen en omwentelingen ; daar er altijd een aanmerkelijk getal bannelingen waren, die met hunne vriendenen aanhangeren eenen inval dreigden, Deugd en werkzame liefde voor het algemeene welzijn zijn de noodzakelyke fteunpiiaren van alle Gemeenebestgezinde regeeringen Hierom was het zedelijk onmogelijk dat Rom> zyne vryheid konde behouden ten tyde van Ceefar ; terwijl de tegenkanting tegen het éénhoofdige gezag.door een klein getal beter burgers alleen diende om de doodftuipen der vry heid .heviger en voor den ftaat nbodlottiger te maken. Liefde voor het algemeene welzün maakt de fchatten vaa ieder burger tot fcha'ten van den ftaat; maar wanneer deze verloren gaat, worden de fchatten van dien ftaat de rijkdom van byzondere perfoonen ; en in dit geval km  ilesïv. Algemeens Staatkünds. 49 kan vermeerdering in getal en rijkdom met ver-* mindering van macht verzeld gaan. Athene'had ^ewisfelijk een even groot aantal burgers, toen Demetrius Phalerius dezelven telde , als in zynen bloeiendften ftaat, en zy waren zekerlijk ook niet minder rijk; maar de werkzame liefde voor het algemeene welzijn was verloren ge-j gaan en met haar alle hunne vorige macht en aangelegenheid; en nogthans is het eene gewelddadige ftaatkunde , welke de grootheid van den ftaat op de armoede en de elende der byzondere perfoonen grondvest; Uit deze noodzakelijkheid van deugd en werkzame Vaderlandsliefde in gemeenebestgezinden ftaten fpruit de uiterfte zorgvuldigheid van alle wyze wetgeveren , om de weelde daar buiten te houden en zoo veel mogelijk eene gelijkheid van rijkdom en macht onder alle de leden van den ftaat te bewaren ; en hiervandaan, indedaad i de onzekere ftaat van alle volksregeeringen , en hare noodzakelyke flooping , zoodra veroveringen, koophandel of' kunsten die gelijkheid hebben weggenomen. Het Romeinfche Gemeenebest ging te gronde door de buïtenfporige rijkdommen en macht van byzondere perfoonen; en de fchatten der Medicis maakten hen meester van Florence. Bovendien wanneer de burgers van een gemeenebest zorgeloos en weelderig worden, zullen zy de fchatten van II. Deel, D  $ om de macht der oude baronnen te knotten. . Uit hoofde van de verdeeling der macht on« der £*) Vtè de Mens. Targoi pag. 307. (f) Memoires fur les Ch'tmis vol. IV. §ag\ 311. II. De ei... E  Sö Lessen «vee de lesv. der zoo vele menfchen , ftaan alle foorten van fchimpfchriften het meeste bloot om beteugeld te voorden onder dezen regeeringsvorm, vermits de overheden noch te hoog noch te laag zijn om door dezelve beledigd te worden. Ook zegt Montesquieu, dat in eene Aristocratie, ter voorkoming van zamenfpanningen, alle ftemmingen geheim behoren te zijn, in tegenftelling van de grondregelen van een gemeenebest. Polen is de ergstingerichte Aristocratie; vermits daar het volk uit flaven der edelen beflaat. D e hedendaagfche Alleenheerfchingen van Europa zijn geheel verfchillende ftelzels van regeering , waarvan de ouden geen denkbeeld gehad hebben. Alles ,~wat deze omtrent de eenhoofdige regeering gezeid hebben , wordt dagelijks door haar wederfproken. Zy zijn op de volgende wyze tot ftand gekomen. D e volkeren van Duitfchland waren in het gemeen vry en ftemden over alle zaken in eigen perfoon. Wanneer zy in de door hun overheerde landen verfpreid waren konden zy dit niet doen , maar zonden afgevaardigden ; en hieruit ontltond het gebruik der volksvertegenwoordiging , door welker middel eene gelijkmatige ftaatkundige vryheid beftaanbaar gemaakt wordt met het uitgeftrekfte gebied. He» e  1ESV. AlCEMEENK STAATKUNDE. 6? 'Het gemeene volk was oorfpronkelijk of vasfal of flaaf; zy vvierden aangemerkt als behorende tot de landeryen waarop zy gehuisvest waren , en met dezelve van den eenen eigenaar aan den anderen overgedragen, gelijk zulks tot op den huidigen dag in vele gedeelten van het vaste land plaats heeft. Maar het Christendom en vele andere omftandigheden ftrekten ter ver, betering van den toeftand der Haven in het westelyke gedeelte van Europa , en allengskens verkregen zy alle hunne vryheid. Ongewoon de wapenen te dragen , gelijk alle vrye lieden deden, gaven zy zich aan de kunsten en den koophandel , waardoor zy aanzienelyke bezittingen verkregen , en met dezelve invloed en macht. Eindelijk en by trappen , zonden zy ook hunne vertegenwoordigers naar de groote raadsvergaderingen der natie ; en dus werden de burgerlyke vryheid van het volk , de voorrechten van den adel en de geestelijkheid , gelijk ook de macht van den koning, die oorfpronkelijk niets anders was dan hun veldoverfte, zoo te zamen vermengd, dat men zich moet verwonderen, dat do inrichtingen van een volk van veroveraars op een beter regeeringsvorm zijn uitgeloopen, dan alles wat de menfchen daaromtrent voorheen hadden uitgedacht. Deze regeeringsvormen hebben in tyden van oorlog het zelfde voordeel als eene willekeurige E 2  *8 L£SSEN 0VESDE ijtjfy. regeering, en de eigendom is er even veilig als zy m eenig gemeenebest zijn kan. De ouden zegt Montesquieu, zouden zich nimmer hebben Wn verbeelden het gene wy nu zien , dat de Alleenheerfching tot zulken verbeenden trap vatbaar zy voor orde, regelmatigheid en beftendigheid, dat er de eigendom veilig zy, de nv verheul aangekweekt worde, de kuJsten ^ en, en de vorst even gerust onder zvne onder***** leven, als een vader onder^ zyne kin- te^-oedeIen' Z/Jnde denak0«elingen der groote baronnen en der vtvp i;»,ï , deze zoo,-, "ye heden, maken onder fthe den , " allecnfie"fching , eene onder- ' iet\7r 1^ menfGhen e» ^ar zy aan he£ beroep def y den en met aan den koophandel , is een gevoel fD ^ de groote fpnngveer van hunne tlZ 3L d'C beioeP er mwder in achting zy. Deze regeeringen beloven de grootfte duur veele deelen beftaan, welke omtrent aïiluT .van'aangelegenheid hunne toeftemming kun. W1Cht h0UdeD> «*ml elke ftaatkundige maat<  zesv. Algemeene Staatkunde. ó> maatregel gelegenheid heeft om herhaaldelijk en doorendoor overwogen te worden. Volgends Montesquieu, zijn de macht en het geluk van eenhoofdige ftaten voor een groot gedeelte onafhankelijk van eene werkzame vaderlandsliefde en een beginzel van deugd. Ja de ondeugden zelve van derzelver leden, (ten minsten die dingen , welke in een gemeenebest ondeugden zijn zouden) ftrekken , naar zijn zeggen , tot welzijn van den ftaat. Onder eene eenhoofdige regeering heeft men althans minder te vreezen van de weelde, en van het gene dezelve voornamelijk bevorderd, den vryen omgang der beide Sexen. De Sueones, eene Duitfche natie, zegt Tacitus , vereerden de rijkdommen en leefden ouder een eenhoofdig bellier. Het is merkwaardig te zien , in Dio Oasfius, met hoe veel beleid Augustus het verzoek van den raad ontdook , om den voortgang der weelde te fluiten , welke noodzakelijk geworden was , toen Rome eene Alleenheerfching wierd. In een gemeenebest zien de genen, die. naar bedieningen ftaan beneden zich en beoefFenen nuttige kunsten ; maar onder een eenhoofdig beftier zien zy naar boven en trachten zich aangenaam te maken. Alhoewel , derhalven, kloek verftand best zal flagen in een gemeenebest, zal men befchaafde fmaak in grooter vol- , E 3 maakt-  LessïH ovïï de LESV. maaktbeid kunnen verwachten onder eene eenhoofdige regeering. Daarenboven, waar eene onbelemmerde verkeering tusfchen de beide Sexen plaats heeft, veroorzaakt de wederkeerige zucht om te behagen , eene gedurige verandering van dracht en manieren, welke zeer wel ftrookt met eene monarchie; doch geheel onbeftaanbaar is met eene willekeurige regeering. Behalven dat, daar de vrouwen in eene monarchie de weelde bevorderen,'zijn zy, onder een willekeurig bellier, de bloote voorwerpen van dezelve. Wanneer de vrouwen in Alle zich even zoo vry en met dien geest van zich in alles bedekt" intedringen wilden gedragen , waarvoor zy in Europa en byzonder in Frankrijk zoo zeer beroemd zijn, zoude de regeering weldra verplicht zijn daarop achttegeven. Desgelijks moeten de ongeregeldheden der vrouwen in een gemeenebest pnder grooter bedwang gelegd worden, ten einde voor het behoud der gemeene deugd te zorgen, welke daar van zulk een wezenlijk belang is; daar integendeel die zelfde ondeugden , hoe zeer zy in de byzondere huisgezinnen de zelfde noodlottige gevolgen hebben , in eene monarchie geene zulke uitgeltrekte nadeelen veroorzaken. De Romeinfche regeering was nimmer eigenlijk gezeid monarchaal. Zy was zomwylen voorna-  x.isv. Algemêïne Staatkunde. ?i namelijk gemeenebestgezind; en in zommige tijdperken van dat rijk was het, in de daad, een krijgsmatig gemeenebest. Zomwylen was zy Aristocratie en zomwylen willekeurig ; maar zy geleek nimmer naai' eene Europifche Monarcnie. De ware geest van befchaafdheid en wel• levendheid, welke in de hedendaagfche monarchien zynen oorfpronk nam, was er geheel en al onbekend. Ondertüsschen kan er onder een monarchaal beftier , zoo min als in willekeurige ftaten, behendigheid zijn, ten zy de onderzaten ten fterkften gefield zijn op de opvolging van den waren erfgenaam uit het koninglyke geflacht; daar de groote voorfpoed der Europefche monarchien daaruit ontftaat, dat er de orde van opvolging volflrekt bepaald en algemeen bekend is. Zoo lang wy, in dit Noordelyke gedeelte van Europa, in den loop onzer gedachten nog in twijfel hongen , tusfchen het recht van vertegenwoordiging en het naaste bloed, dat is by voorbeeld, of een jonger zoon of een verdorven kleinzoon uit een ouder zoon in de erflating moest opvolgen (het welk niet algemeen, gelijk nu, ten voordeele van den laatften of van het recht van vertegenwoordiging of plaatsbekleeding, (f) beflist werd voor om- ftreeks (*D Jus reprsfents'donis. 4  *a Lessen ovsr de izsv. ftreeks de twaalfde eeuw) werden alle deelen van Europa door burgeroorlogen vaneengereten. Men heeft rede om te denken dat zulke monarchien , als in Europa gevonden worden, niet gefchikt zijn voor een zeer uitgebreid gebied ; fchoon zy een uitgellrekter grond toelaten dan de Gemeenebesten. Alhoewel de Franfche adel , door roem en naaryver aangevuurd , de moeielijkheden en gevaren van den oorlog kan verduren, zoudezyzich, zegtVoltaire, bezwaarlijk kunnen fchikken , om in de vestingen vaa Hongarye of Lithauwen te kwynen , ten hove vergeten te zijn en opgeofferd te worden aan de konstenaryen van ieder gunsteling of mees. Seres, die den troon naderde.  tEsvr. Algemeene Staatkunde. 73 ZESDE LES. Over de Voortduring der Regeeringen. Het Evenwicht van Macht , byzonder in Engeland. Verfchillende Oorzaken van Burger- Oorlogen. Recht van Tegen/land. Uitgebreidheid der Staten. Algemeen Karakter van Staatsmannen. D E voortduring van alle ftelzels van regeering hangt natuurlyk af* van de achting, welke het volk daarvoor heeft; en er kan geene ftaatsgefteldheid omvergeworpen worden, ten zy de gene, in wier macht het ftaat, beide de wil en de gelegenheid hebben om zulks uittevoeren. Maar de groote hoop, die op andere dingen te letten heeft, zal gemeenelijk zeer veel verdragen , voor dat zy zich gezind voelen om de moeite te nemen en zich te wagen aan het herftel der gemeene bezwaren ; en wanneer zy al gezindheid hebben , zullen zy noch niet in ftaat zijn om zich te vereenigen. Terwijl de beftierders van eenig land, weinig in getal zijnde en het zelfde belang hebbende , gemakkelijk kunnen byeenkomen en maatregelen beramen om de macht in handen te houden. Van hier dat de opftanden zoo zelden Hagen ; en wanneer dit ai gebeurt, hebben zy, die gevoel hadden van de bezwaren, zelden gedacht om E 5 de  74 Lessehoveüde les vi, de rechte middelen ter wegneming of voorko ming van dezelven; zoo dat de kans zeer gering is om , na eene geweldige omwenteling, op een goeden voet te geraken. Het volk mag zorgvuldig genoeg zijn om het eene uiterfte te veimyden, doch het zal groot gevaar loopen om in het tegengeftelde te vallen. Dus eindigden de opftanden tegen de eenhoofdige regeering in Griekenland in gemeenebestgezinde regeeringsvormen , welke zoo Hecht ingericht waren, dat het volk onder dezelve meer leed dan onder het voorgaande willekeurige beftier. Dit was ook het geval by velen der kleine ftaten van Italië , wanneer zy zich aan het gezag der Duitfche keizeren onttrokken hadden, Aan den anderen kant heeft de omkeering van Gemeenebesten gemeenlijk een willekeurig beftier te weeg gebracht. Wanneer een ftaat door de wil van het ganfche volk of van het grootfte gedeelte niet kan blyven voortduren , kan dezelve nog behouden worden door het evenwicht van die machten , welke ftrekken- konden om denzelven te vernietigen : en gelijk alle de onderfcheidene rangen van ^menfchen natuurlijk naar meer gezag ftaan, en ieder zich boven zynen buurman wenfcht te verheffen , zoo zijn ook inderdaad alle regeeringen als in dien toeftand aantemerken. Het is daarom van veel aanbelang de ver- fchü-  jhesvt. Algemeene Staatkunde. 75 fchillende deelen van het ftaatsgeftel zoo interichten , dat het woelen naar meerder macht geene nadeelige gevolgen kan veroorzaken. Misfchien mag men zelfs vastftellen, dat hoe meer verfchillende belangen er in eenen Haat zijn , hoe minder moeite men zal hebben om er het evenwicht der macht te bewaren. Want indien er Hechts twee belangen zijn, zullen zy ieder maar één doel hebben; en elk voordeel, dat zy behalen , zal niet alleen duurzaam zijn , maar te gelijk ook een middel om meerder te verkrygen, tot alles aan de eene zyde gekomen is. Daar integendeel een derde belang het evenwicht kan bewaren , wanneer geen van drien in ftaat is de beide anderen te overmeesteren. In dit geval kan eene der partyen een bepaald overwicht aan eene der beide anderen geven; en het echter van haar belang reekenen hare onafhankelijkheid te bewaren en zich met geene van beiden te vereenigen. Ons ftaatsgeftel zegt men dit voorrecht te bezitten, dewijl het gezag van den ftaat by den Koning, de Lords en de Gemeenten huisvest. Wy moeten ons echter niet door woorden maar door zaken laten leiden. Wezenlyke macht rust op begrippen of op belang. De koninglyke macht rust op beide. De loutere eerbied voor eenen koning, vermits men zijn perfoon voor heilig houdt, is in zommige landen alleea ge-  7 Strubbelingen over het gezag kunnen even heilloos zijn voor een land als poogden om den regeeringsvorm te veranderen. Zoo zijn alle inlandfche oorlogen in het Oosten ; en zoo waren die tusfchen de huizen van York en Lancaster in dit land , 't welk daardoor meer leed dan door den burgerkrijg ten tyde van Karel I, welke het herftel van nationale bezwaren ten doel had , en met de vernietiging van die regeering , waaruit hy ontftaan was, eindigde. In het eerfte geval is de ftaatzucht van byzondere perfoonen de drijfveer hunner daden; doch deze zoude niet kunnen werken , ten zy er m een land zulke ftandplaatzen van rijkdom en gezag waren , welke een gefchikt doel voor zulk eene ftaatzucht opleverden. In een land, derhalven , Waarin geene zoodanige ftandplaatzen zijn, in welken niemand veel grooter voordeelen dan de overige leden der maatfchappy voor zich zeiven kan genieten en aan zyne nakomeimgen achterlaten , kan de ftaatzucht geen ander doel hebben , dan zulke ftandplaatzen te fcheppen , door het volk van derzelver noodzakelijkheid of nuttigheid te overreden. Want zelfs geweld onderftelt de vrywillige medewerkmg van eene groote menigte, die by eene verandering denken te zullen winnen ; en met al de hulp van het geweld zal dezelve nog meer of  lesvi; AtosiiESHE Staatkunde. 8ï of minder zwarigheid hebben, naar mate der algemeene vooringenomenheid vöor de in ftand zijnde regeering. Het is ten hoogften önwaarfchynelijk, dat er in de eerfte eeuwen noch in de Monarchale ftasen van Europa, eenige op eigenlijk gezegde gelijkheid gegronde regeeringsvorm zoude kunnen gevestigd worden, vermits het volk in het alge» meen, en inzonderheid in Frankrijk , te veel roem draagt op zyne vorsten, zelfs wanneer zy door dezelven onderdrukt worden. In Amerika daarentegen is geen vooruitzicht dat eenige andere regeeringvorm rustig en vredig zoude kunnen gevestigd blyven, dan eene zodanige, welke op de gelijkheid van ieders rechten gegrond is. De verkleefdheid van dat land aan het huis van Hanover was voorheen over het algemeen "rooter dan hier te lande ;' maar thans is dat ' volk zeer fterk tegen alle eenhoofdige gezag onder welke gedaante ook. Zy zullen bezwaarlijk een' vreemden in het karakter van koning aannemen en onder hun zeiven zijn geene gedachten van genoegzaam aanzien. Wanneer het ligchaam des volks eene genoegzame maat van eerbied voor eenigen regeeringsvorm heeft, zal deszelfs duurzaamheid daardoor verzekerd worden. Want eenige weinigen zullen de menigte niet kunnen evermannen, II. Deel. f noch  Lessen over de lesvi. Doch eene -verandering teweegbrengen, welke het ganfche volk afkeurt. Derhalven behoort het ftaatsbeftier zoo ingericht te worden , dat er de grootfte waarfchynelijkheid is om dien graad van achting te doen geboren worden en te behouden, welke deszelfs duurzaamheid zal Verzekeren. Er behoort gezorgd te zijn dat niemand zoo veel machts of invloeds kan verkrygen , dat hy in ftaat zijn zoude om de achting voor de ftaatsgefteldheid in de harten zyner landslieden te doen verminderen , en dezelven, door inzichten van hun perfooneel belang, in eenigen aaamerkelyken getale overtehalen , om zyne ontwerpen van verandering te begunstigen. Want zoodra iemand in die omftandigheden is, dat hy anderen belang kan doen vinden in het vergrooten van zyne macht, ten kosten van de overige leden der maatfchappy, mogen wy wel onderftellen dat hy daarin zal Hagen; vermits de menfchen over het algemeen hun ei. gen vootdeel boven het welzijn van den ftaat zullen ftellen. Men moet derhalven niet verwachten , dat eenig ftaatsbeftier in ftand zal blyven, welks inrichting niet van dien aart is, dat het volk er belang in vindt om dezelve te bewaren en er zelfs een wakend over te houden , ten einde alle inbreuken op dezelve voortekomen. D e beftendigheid van het ftaatsbewind hangt zoo  lesvi; Algemeene Staatkunde. $$ ■zoo zeer af van het volksgevoelenden de grond* beginzelen waaruit dit gevoelen is zamengefteld, zijn zoo meenigerlei, dat geen wijs menfch zich vermeeten zal om te zeggen, dat hy de gevolgen voorzien zoude, welke uit eenige groote verandering in eenen zamengeftelden regeeringsvorm zouden kunnen voortvloeien ; „om dat hy nimmer vooraf kan weten, in hoe verre de gevoelens van den grooten hoop van het volk, in het goedkeuren dier verandering met het zyne inftemmen. Hierom vereifcht de voorzichtigheid , dat men , by het maken van eenige groote veranderingen, ten minsten de oude gedaante in namen der bedieningen behoude. Want daaraan is het dat de begrippen van het algemeen grooten deels gehecht zijn. Schoon Csefar en Auguflus zich den naam van Imperator en het wiliekeurigfte gezag veilig konden aanmatigen 5 durfden zy echter den naam van Koning niet aannemen i en hiér te lande hield zich Olivier Cromwel met den titel van Protector te vrede, tn het Romeinfche rijk bleef de geheele uitwendige gedaante van de oude vrye regeering in ftand, en het werd nog altijd een Gemeenebest genoemd. De groote Volksmeeriigte raakt zoo gehecht aan dien regeeringsvorm., waaraan zy zints langen tijd gewoon geweest zijn, dat het derzelve onmogelijk wordt op eenmaal een kwaden voor F 2 eeffi"  84 Lessen over de iesvi. een' beter te verwisfelen, ook dan zelfs wanneer zy denzelven uit de gevolgen als beter leerde kennen. Schoon het ftaatsbeftier in Frankrijk en in Engeland oorfpronkelijk het zelfde, ten minsten ongeveer het zelfde geweest zy , is het zelve nu zoo onderfcheiden en reeds zoo lang zoo onderfcheiden geweest dat het onmogelijk zijn zoude de Engelfche Staatsgefteldheid in Frankrijk of de Franfche in Engeland te doen aannemen. Indien de proef konde genomen worden,, zouden de beide natiën zich even ongemakkelijk en verlegen bevinden , als twee menfchen van verfchillende ligchaams geftalte, die elkanders kleederen hadden aangetrokken. Indien de verandering zich tot de minste kleinigheden uitftrekte, zouden de nieuwe amptenaren niet in ftaat zijn hunnen rol te fpelen, zonder by aanhoudendheid ingeluisterd te worden : en het volk in het algemeen in de kennis hunner nieuwe wetten te onderwyzen zoude niet minder moeielijk zijn, dan het zelve eene nieuwe taal te leeren. Het is derhalven van de grootfte aangelegenheid geene verandering van aanbelang in een langgevestigd ftaatsbeftier te ondernemen, voorenaleer de gemoederen van het volk daartoe zijn voorbereid door de ondervinding van  lesvi. Algemeene Staatkunde 85 van eenig gebrek in het oude, van dien aart dat daardoor eene algemeene wenfch naar verandering is teweeggebragt; en dan nog , zoo bet mogelijk zy, by gedeelten en eerft voor eenen zekeren tijd , eer men dezelve ten eenenmale vastftelt. Eene oude en zamengeftelde regeeringsvorm kan gevoeglijk vergeleken worden by een gedeelte van het zamenftel onzer natuur ; dewijl zy die er zich het meeste op hebben toegeleid, denzelven niet volkomen begrypen. Gelijk de oudfte geneesheer niet altijd in ftaat is zien zeiven de beste middelen voortefchryven , zo kan men ook het ganfche wetgevende ligchaam van een land omtrent deszelfs ontwerpen van verbetering niet volledig betrouwen. Hoe vele byzondere wetten, welke met algemeene goedkeuring gemaakt waren, heeft men niet moeten herroepen, zelfs na eenen zeer korten tijd, wegens gebreken, welke de wijste menfchen niet voorzien konden?.De werking van byzondere wetten en nog meer de invloed van een geheel ftelzel van regeering hangt af van de grondbeginzelen der menfehelyke natuur , welken wy nog maar gebrekkig verftaan.- Het kan echter nimmer in twijffel getrokken worden , of ieder volk is bevoegd om allerlei veranderingen in de gefteldheid hunner F 3 w"  Lessen over de les vi. regeering te maken , welke het hun behaagt, en dus ook om hunne regenten, die alleen hunne dienaars zijn , aftezetten en zelfs te ftraffen, wegens misbruik van macht, evenveel op wat wyze dezelve zijn aangefteld. Er kan niets ongerijmder zijn, dan te onder/tellen dat het geluk van een geheel volk aan dat van eenige byzondere menfchen zoude moeten opgeofferd worden Alleenlijk betaamt het hun , wijl zy noodwendig richters in hunne eigene zaak zijn • moeten, en verplicht zijn voor hun toekomend voordeel te zorgen , met de grootftys omzigtigheid te werk te gaan in alle ondernemingen . om hunnen regeeringsvorm te veranderen of hunne regenten te ftraffen. -Het begrip dat de koningen, uit hoofde van een goddelijk recht, onafhankelijk van de beftelling des volks, regeerden en derhalven geene reekenfchap wegens de uitoeffening van hunne macht aan hetzelve fchuldig waren , is nu algemeen en met verachting, gelijk het verdiende, verworpen. Btaldien de ftaten wel ingericht zijn en wijslijk beftierd worden, fehijnt het van weinig aangelegenheid te zijn , of dezelve eene greoter of kleiner uitgejlrckiheid hebben ; maar zijn dezelve kwalijk ingericht, dan zal een land, welk in kleine ftaten verdeeld is, gemeenelijk een tooneel van de grootfte elende opleveren. Daar het beftier van zaken in uitge, brei»  lhsvi. algemeene STAATKUNDE. 87 breide ftaten geen meer handen vereifcht dan in Kleiner en eene groote menigte menfchen niet gemakkelijk in beweging gebracht wordt , is er weinig gelegenheid voor heerfchzucht in groote ryken. Gevolglijk legt er zich ieder toe op zyne eigene zaken, en zorgt voor zijn eigen welzijn , zonder immer te denken om deel te nemen'aan de zaken van den ftaat, ten zy by grote en dringende gelegenheden , hoedanige er ia een land zomtijds in verfcheidene eeuwen niet ' voorkomen. Maar in kleine ftaten ftaan veel meer menfchen bloot voor den invloed der heerfchzucht, er ontftaan partyfchappen , de haat wordt aangevuurd, en de eene aanhang t zelden te vrede, zonder de vernietiging of uitbanning van den anderen ; gelijk uit de voorbeelden der kleine ftaten van Griekenland en Italië overvloedig blyken kan. Indien een groot rijk redelijk wel beftierd wordt, hebben de ingezetenen langdurige tijdvakken van vrede; vermits het voor heerfchzuchtige en belang zoekende menfchen niet zoo gemakkelijk is bewegingen of eenen burgeroorlog te verwekken als in kleine ftaten. Indien de menfchen hun waar belang kenden en gevolglijk begrepen dat het zelve medebracht om op een' goeden voet met hunne naburen te leven , zouden kleine ftaten geene zwarigheden vinden , zelfs niet ten aanzien van F 4 Êrco"  88 Lessen „ver be groote ondernemingen. Want wanneer de Wikdom van eenen Haat niet toereikende was voor eenig openbaar werk, waarin velen be lang hadden , konden zy zich vereenigen om gezamentlijk de kosten te dragen. Maar de wnl de menfchen tot nationen naaryver en vyandehjkheid geneigd zijn; is het zomtijds van groot aanbelang de grenzen van eenen Haat mttebrefden ; gelijk by voor5eeId die ^ ™* geland over de ganfche uitgeftrektheid van het eiland met influiting van Wales en Schotland venmts daar door de «te vermeer, wat meer ,s , de gelegenheid- om te oorloge»' afgefneden wordt. ^uogen HAften6 *»",' f °Mta 200 «' * * itaat m handen hebben of „ van dezen hebben weten t^t en "re en wezenlyke beftierers van het ukL7X degebied van Perlle 0f van Ro^g^ J'et meer m aantal , dan zy die datzelfde werk' verachten in Holland of ia Ven^e Z Z >n kleine Heden en genootfchappea fS uc"» zijn dikwijls niet dip „„^ , m:rd:raTe~ *(1•*fl™ krui»  tEsvr. Algemeene Staatkunde. £9 kruipers, gehouden worden. Verdandige en gefchikce menfchen willen zich veelal de onrust niet op den hals halen, welke alle bedieningen van ftaat noodwendig veroorzaken, en dus gaarn plaats maken voor de genen, die dezelve gretig willen aannemen en daartoe door eigenbelang of heerfchzucht worden aangedreven. Wanneer wy in aanmerking nemen, hoe veel voldoening belang en heerfchzucht vinden kunnen' in het bellieren van de algemeene zaken, en hoe de menfchen in het gemeen door deze beginzelen heviger en aanhoudender voortgeduwd worden dan door eenig ander, kan het ons niet verwonderen dat wy byna geene anderen dan menfchen van deze karakters in de gewichtiglte en machtigde posten aantreffen ; terwijl van die beide heerfchzucht gewisfelijk beter ftaatsmannen maakt dan gierigheid. De oogmerken van den eersten moeten in verband ftaan met het welzijn van zijn land, offchoon dit geenszins zijn eigenlijk doel zy, doch de oogmerken van den laatlten kunnen zelfs regelrecht daartegen aanloopen. Geen land heeft daarom reden van klagen , wanneer het zyne bedierderen niets te verwyten heeft dan heerfchzucht of de begeerte om hun zeiven en hunne geflachten te onderfcheiden, F 5 en  $0 L e s s e n g v b r d £ les vi. en hun eenen naam te maken by afgelegene volkeren en by de nakomelingfchap ; mits echter de rechten van ieder in het byzonder daaraan niet worden opgeofferd. ZE-  LEsvir. Algemeen'e Staatkunde. 91 ZEVENDE LES. Regeering even veel onder welken vorm ver. kieslijk boven eenen Staat van Regeeringloosheid. Befchaafdheid van Denkbeelden naar mate van de Vorderingen in het Staats beftier. Nafporing van de Europefche Regeeringen , inzonderheid van de Engelfche, van haren eerften oor/pronk in Duitfchland tot op haren hedendaagfchen Vorm. Inrichting der aloude Duitfche Staten. Staat hunner Legers. Verdeeling der overheerdc landen. Op welke Voorwaarden dezelve bezeten werden. Hoe de Leenen erflijk wier den. Hoe de Geestelijkheid een wezenlijk : Gedeelte van den Staat wierd. Op welken voet de groote Lords over hunne landeryen befchikten. Lasten ten tyde van de Leen - Regeering. Ge. zag van een Lord over zyne Vafallen. Waarom Allodiale in Leen ■ Goederen veranderd wierden. Wanneer dit in Engeland Plaats had. Wyze van Rechtspleging. Waar de Oppermacht huisveste, J-JLET is boven alle bedenking dat regeering onder een' der voorheen gemelde voimen oneindig verkieslijk zy boven eenen ftaat van woestheid en regeeringloosheid. Traagheid, ver-  S>2 Lessen over nt- *■ 13 e ees vir. verraad en wreedheid zitten on ^ alle «de landen , ophef der dichters van de gouden eeuw des menfchdoms voor de ftichting van koningryken en de ondeugden en kwade gewoonten verminde' ren, naar mate de menfchen onder eenen meer beftendigen en regelmatigen regeeringsvorm ge«ken. In woeste landen kan men, zegt Montesqmeu, niets te leen krygen , zonder onderpand; zoo weinig invloed hebben de denkbeel oen van eigendom en een gevoel van eer op een onbefchaafd volk. Nooit heerfchte er n-eèr verraad en wreedheid, dan onder het wankelende Saxifche ftaatsbeftier in Engeland ten. tijde van de verwoestingen der Deenen en inzonderheid onder de langdurige regeering van Echelred Hoe veel ondeugds er dan ook in befchaafde landen moge heerfcben , daar is niemand , zegt Voltaire , die zijn leven en eigendom even zoo veilig zoude achten in de hanqen van eenen Moor of Tartaar, a]s in die van een Engelfch of Eranfch edelman. Dat de menfchen van nature geene hooge denkbeelden hebben van de vastgeftelde wyzen van rechtspleging is blijkbaar , zegt Mon tesqu,eu, uit vele voorbeelden in de gefchiede nis. Niets was voor de Germanen onverdraa*. Ijker dan de rechtbank ,van Varus, en Mithridates verwijt de Romeinen , in eene redenvoering  LESVII. AtOEMEEME S X a a T X ü N O E. 93 ring tegen dezelven , hunne rechtsgebruiken. Wat de traagheid betreft , alle onbefchaafde volken ftaan daarvoor bekend. I)e barbaarfche troepen, welken de Romeinen in foldy hadden, konden niet dan met groote moeite tot onderwerping aan de Romeinfche krijgstucht en arbeid gebracht worden. Tot omitreeks den tijd der hervorming , waren de Schotten te gelijk het onbefchaafdfte en het traagfte volk van Europa; en dat volk, welk men de wilde Ieren noemt, zijn tot op den huidigen dag ten uiterften afkeerig van allerlei arbeid. Hiervandaan is het, dat het vee, welk van zeiven voortteelt, in alle onbefchaafde landen, voor minder prijs gekocht wordt, dan het koorn , tot welks voortbrenging meer kunst , arbeid en middelen vereifcht worden, dan zulk een volk bezit. ' VV'y moeten echter niet alle landen als barbaarfch aanmerken , welke niet zoo befchaafd zijn als het onze of als andere groote volkeren. Waar geene regelmatige wetten zijn , kunnen welgevestigde gebruiken de zelfde uitwerking hebben en even zeer geëerbiedigd worden. Ook is in landen, waar de eigendom niet veel is,'het nadeel van zulk eene vryer levenswyze zeer gering. Dewijl geringe arbeid het noodwendige gevolg is van geringen eigendom, zal zulks aan vele menfchen by uitftek welgevallig zijn, De  94 Lessen over de lesvii. De Indianen van Noord - Amerika zijn opraer» kelijk gezec op hunne omzwervende levenswyze ; waarin zy niet verplicht zijn tot gedurigen arbeid, hoewel zy nu en dan hunne uiterfte krachten infpannen. ,, Ook kunnen wy niet ,, zeggen", zegt Mr. Charlevoix, (*) „ dat dit aan hunne onkunde van onze manier „ van leven zy toetefchryven. Vele Franfchen hebben hunnen leeftrant beproefd en daarin ,, zoo veel welgevallen gevonden , dat fchoon „ zy een vry genoeglijk leven in de volkplan,, tingen konden leiden , zy echter niet konden „ overgehaald worden om weder derwaards te „ keerea. Aan den anderen kant was er nimmer „ een enkel Indiaan, dien men in onze levens„ wyze behagen konde doen fcheppen. Men ,, heeft kinderen genomen en die met zeer ,, veel zorgvuldigheid opgevoed en niets ver„ zuimd om te beletten dat zy eenige kennis „ van hunne ouderen kregen; met dit alles „ hebben zy op het eigen ogenblik, waarin zy „zich in vryheid vonden,, hunne kleederen „ aan (lukken gefcheurd en zich in de bosfchen „ begeven om hunne landslieden optezoeken. Een Iroquois was zelfsLieutenant onder onze „ troepen , evenwel keerde hy tot zijn eigen „ volk terug zonder iets medetenemen , dan j, onze ondeugden , zonder er eene te verbeteren (*) Charlevoix vol. ii. pag. 109.  -tEsvii. Algemeene Staat, kunde. 95 „ ren van die genen welke hy by ons had medegebracht." Het zwervende leven geeft den Tartaren ook een zonderiing genoegen. Het is vermakelijk, zegt Bell, (*) hen de zulken te hooren beklagen , die aan een vaste woonplaats gebonden en verplicht zijn voor hun beftaan te arbeiden. Men zal moeite hebben een aangenamer voorwerp van-befchouwing voor eenen befpiegelenden geest te vinden, dan het uithaken van den voortgang der befchaving in de denkbeelden van een volk, welk zich uit eenen ftaat van woestheid verheft en allengskens tot eenen regelmatigen regeeringsvorm nadert. Daar is, in het byzonder , een natuurlijk verband tusfchen regeering en denkbeelden van eigendom. Uit den zwakken en kindfchen ftaat waarin zy oorfpronkelijk .gevonden worden , zijn zy beide, door trapswyze verbetering, tot die beftendigheid en volkomenheid geraakt, welke zy tegenwoordig bezitten. Door de kennis van dit onderwerp zijn wy in ftaat om redenen te geven van vele voorvallen in de aloude gefchiedenis. In oude tyde ftelde men geenen zoo hoogen prijs op het recht van landeigendom als hedendaags. Het was (*) Travels vol. I. psg- 43°-  96 Lessen over dï 1es vii> was toen weinig beter dan een recht van vruchtgebruik, of de macht om er de vruchten van te gebruiken tot onderhoud van den bezitter en zijn huisgezin. Vermits ook de Ie. venswyze in oude tyden veel eenvoudiger was, dan zy nu is, is het verflag van de verdeelingen der landen door Lycurgus en andere aloude wetgevers veel gelooflyker, dan het ons zoude voorkomen , wanneer wy daarover naar de tegenwoordige denkwyze der menfchen wilden oordeelen. Toen Timoleon de zaken der Syracufers en Selinuntiers, wier landen grootehjks ontvolkt waren , gefchikt had, noodigde hy over de veertigduizend menfchen uit Griekenland en verdeelde even zoo vele kavelingen lands onder dezelven , tot uitftekend genoegen der oude ingezetenen. Overal waar wy lezen van eene groote eenvoudigheid in de wyze van overdracht van landeigendom, kunnen wy met zekerheid bepalen, dat het volk niet ver gevorderd was in de kunsten van het leven. Wanneer wy aan de verhandeling over de wetten gekomen zijn zullen wy een meer byzonder verflag geven van den voortgang der denkbeelden en gewoonten der menfchen, beide ten aanzien van dit en van eenige andere onderwerpen. Ondertusfchen moeten wy by dit verflag van den ftaat van woeste, volken niet verzuimen aantemerken, dat het  lesvix. Algemeene Staatkunde. 07 het. een fterk blijk is van de aannadering der Noordfche volkeren aan de menfchelijkheid en befchaafdheid, dat het afmaken van beledigingen by hun gewoonelijk eens zoo veel koste , wanneer dezelve vrouwen betroffen* De voortgang en dé omwentelingen van het ftaatsbeftier na deszelfs eerde inftellïng is een voorwerp, welk de ingefpannenfte aandacht verdient. Geen Staatsbeftier onderging meer omwentelingen dan het Romeinfche, en de gefchiedenis geeft ons de fchoonfte gelegenheid, om dezelven in alle hare oorzaken en gevolgen natefporen, gelijk Montesquieu op eene voortreffelyke wyze gedaan heeft in zyne verhandeling over de Opkomst en het Verval van het Romeinfche Rijk. Het is niet minder vermakelijk, de Europefche Monarchien , inzonderheid de Engelfche* van hare eerfte beginzelen in de bosfchen van Duitfchland tot haren tegenwoordigen toeftand natefporen. Maar de gefchiedenis verfpreidt niet veel hebt over dat onderzoek ; weshalven de geleerden verfchillende onderftellingen ten aanzien van eenige daartoe behorende byzonderheden hebben aangenomen ; doch de heerfchende vooroordeelen van partyzucht hebben hen met te veel fcherpte en bitsheid een onderwerp doen behandelen, welk voor deü wijs- II. Deel. G fieeï  o8 Lessen over de lesvii. geer die onder die regeeringen leeft anders een aangenaam uitzicht oplevert. Tot een veorbeeld van den voortgang van het ftaatsbeftier, zal ik alle de voornaamfte veranderingen , welke in de gefteldheid der Europefche regeeringen , en inzonderheid der Engeifche , zijn voorgevallen , met alle mogelyke kortheid nafporen: beginnende met haren eerften onbefchaafden ftaat in het land harer geboorte, en bevattende de opkomst, den voortgang en het verval van het leenroerig Jlelzel, welk overal ftand greep , waar die woeste invallers zich nederfloegen. Ik zal my «-niet ophouden met het bewyzen of wederleggen van eenige byzondere onderftelling, maar onverhinderd voortgaan in dat verflag , welk my het waarfchynelijkfte voorkomt. Düitsshland was eertijds verdeeld ia natiën en de natiën in pagi, of gehuchtent waarvan ieder zijn' eigen' Vorst , Richter of Veldoveifte had.* Het oppergezag van elk dezer pag'i huisveste by de vergadering van alle de vrye lieden van het gehucht, en het opperge. zag van de ganfche natie by de algemeene vergadering van dezelve. Ieder mans eigen huisgezin en Haven waren geheel en al aan hem onderworpen. Alle de lan-  i,esvn. Algemeene Staatkunde, so landen werden jaarlijks verdeeld onder de vrye lieden , die dezelve weder by kleiner Hukken onder hunne Haven en afhangelingen, op zekere voorwaarden uitdeelden, en altijd van de jaarlijkfche voortbrengzelen zoo veel voor zich hielden als tot het ruime onderhoud van hunne huisgezinnen genoegzaam was. Ieder Vorst werd verzeld door een onbepaald getal vrywilligers uit de vrye lieden , die op zyne kosten onderhouden werden, en met hem ten ftryde toogen. Ook hadden de zoonen van de zulken , die zich door dappere daden onderfcheiden hadden, dier gelyke metgezellen. Dezen noemde men Compagnons of Ambacti; in de zuidelyke deelen van Gaulen Soldurii en naderhand in Engeland Thanes, en zy leefden hierendaar over het land verfpreid. Wanneer zy ten oorlog gingen , flreden de benden van -eiken Ham en landfchap onder de zelfde baniere, waarfchynelijk in duizenden, honderden, vijftigen en tienen verdeeld ; terwijl elke zoodani,ge afdeeling haren eigen bevelhebber had. Wanneer er een Vorst was, had hy in de verdeeling een grooter fluks lands en ook een grooter aandeel in alle boeten, welke op ieder misdrijf, behalven verraad en overfpel gefield waren. Zyne bediening was voor zijn leven. G 2 É«  ito Lessen over de les vu, In de algemeene vergadering had ieder vry man eene gelyke Hem. In gewoone gelegenheden konden de pagi er hunne hoofden zenden; doch in buitengewoone omflandigheden waren alle vrye lieden op zware ftraffe verplicht daar zeiven tegenwoordig te zijn. Alsdan werd er tot vrede of oorlog befloten , gezanten gezonden, en een algemeene veldheer verkoren; en aan deze vergadering waren alle minder beampten rekenfchap van hun gedrag verfchuldigdJMiemand mocht in het openbaar wapens dragen, voor hy aan deze vergadering was voorgefteld. De vorsten van elke Iandftreek brachten het gene in die vergadering zoude verhandeld worden voorloopig in orde, gelijk een altoosdurende ftaatsraad; ook vervoegden alle afgezanten enz. zich tot hen. De Druiden, de eenigfte priesters en voornaamfte adel van het'land , waren van alle wareldfche zorgen ontheven, wierden op algemeene kosten onderhouden , en zaten voor in de vergaderingen. Alle de vrye lieden dienden in het leger, zonder eenige bezolding, en de veldoverfte bezat geenerlei volftrekt gezag ; vermits hy dikwijls door den raad en zyne medgezellen beperkt wierd. Wanneer er een land was ingenomen, werd het zelve door den veldoverfte en den raad  tEsvn. Algemïine Staatkunde, ioi raad in zoo vele deelen verdeeld, als er pagi in het leger waren. Deze werden door derzelver hoofden weder gefmaldeeld onder de verfchillende huisgezinnen , naar mate van derzelver rang en achting. Zommigen onderftellen dat de landen der pagi (counties) graaffchappen wierden; het aandeel van een duizendtal (trything), een derdedeel, het aandeel van een honderdtal {hundrecl), een honderdfte deel, en dat van een tiental O tything), een tiendedeel ; elk onder zijn eigen EoMorman. Maar Mr. Millar fchrjnt bewezen te hebben dat een tything het zelfde was als een vlek {villagc) zonder juist eenig bepaald getal van menfchen of huisgezinnen te bevatten. Dit konde echter het geval geworden Zijn by verloop van tijd , fchoon de oorfpronkelyke verdeeling naar gelang van het getal van perfoonen of huisgezinnen gefchied ware. Zoo lang zy noch niet volkomen veilig waren in de overheerde landen en gevolglijk in de gedurige noodzakelijkheid waren om de wapenen ?e moeten opvatten, bleef het ganfche ligchaam dier verhuizende natie op gelijken voet als een groot leger in zyne legerplaats. Het ampt van veldheer werd dus toevallig altoosdurend, dat is, hy werd een koning, doch verkieslijk, gel.jK te voren. Ieder vry menfch was vaardig wanneer hy tot den krijgsdienst geroepen wierd, en « werdea ook geene landen, weggefchonken G 3  pü LesSENOVERDE Lgs yij# dan op voorwaarde van mede ten oorlog te trekken. Hkt in dier voegen verdeelde land werd Thaneland of Bockland genoemd, de bezitters Thanes en ieder afzonderlyke bezitting een feob of feud, in het Latijn beneficium. .Zoo lang deze Duitfchers in die vreemde, wingewesten nog het verste uitzicht op hun vaderland bybleef, konden die bezittingen niet regelmatig aan iemands erven komen, wanneer zy niet in Haat waren om dezelve te verdedigen ; maar allengskens, naar mate er wegens de veiligheid der overheerde landen minder dap. ,perheid vereifcht wierd , werden de Leenen erflyk. Toen werden zyd die dezelve onmiddelyk van den koning hielden, tenants in capite genoemd en waren verplicht tot 's konings gerechtshof optekomen , gelijk ieder die landen van een ander te leen hield verplicht was zich in het hof van zynen onmiddelyken heer te laten vinden. W a n n e e r het Christendom onder deze volkeren ingevoerd wierd, wierden er landen aan de kerk gefchonken, welken de bisfchoppen , even als alle andere Leenmannen, bezaten onder de voorwaarde van in den krijg te * *enen. Maar naderhand hielden zy landen iq het  IBS vil. Alcemeene Staatkunde. 103 het gene men frank almoigne noemde, wanneer er niet dan aalmoefen voor de armen en gebeden van hun gevorderd wierden. Die van de booge geestelijkheid , die onmiddelijk landen van den koning hielden , waren tenants in ca. pite en als zoodanige verplicht den koning in zijn hof te vergezellen. D e grooter Thanes gaven uit hun deel weder landen ter leen aan hunne byzondere vrienden en aanhangeren op den zelfden voet, als zy dezelve ontvingen, en hunne leenmannen werden vasfallen genoemd. Onder dezen echter waren er Hechts eenigen , die deze leenen kregen onder voorwaarde van mede ten ftryde te trekken, anderen, .fcboon waarfchynelijk de zulken, die in eenen ftaat van flaverny -geweest waren , verkozen zich aan den landbou te houden en werden Sockmen genoemd. Deze hielden hunne landen te leen onder voorwaarde dat zy hunnen Lord in zijn zaaien en maaien zouden behulpzaam zijn. Maar naderhand, in plaats van hunnen Lord werkelijk met den ploeg te dienen , gaven zy hem daarvoor' koorn, vee, kleederen en ten laatften geld. Het land , welk het naaste aan de wooning van eiken vryman lag , werd aan de zorg van zyne eigene flaven ter bebouwing aanbetrouwd; dezen noemde men Villaim en zy ble\en aan G 4 den  ï@4 Lessen over de lesvii. den grond gehecht hebbende, geene vryheid om hunne meesters of dien grond te verlaten. Alle de fchattingen , welke de vasfallen volgends de leenwetten aan hunne heeren moesten betalen, de Thanes aan den Koning, en derzelver Vasfallen aan hun, bepaalden zich tot de drie volgende gelegenheden, wanneer zijn oudfte zoon ridder wierd, wanneer zyne oudfte dochter trouwde, en om hem te losfen wanneer hy gevangen genomen was. Ieder Lord was de opperfte rechter van zyne vasfallen en altijd hun krijgsoverfte ten tyde van oorlog. Wanneer hy zyne rechterlyke macht misbruikte', wierden alle halszaken voor een hooger gerecht gebracht of voor die genen , die van tijd tot tijd door den koning gezonden werden, om de groote heeren in hunse rechtsoefFeningen byteftaan en toetezien dat de koning in zijn aandeel in de boeten niet verkort wierd, welk aandeel gemeenlijk een derde beliep. D e landen, welke onder de vrye krijgslieden niet verdeeld , maar of in handen van de pude ingezetenen gelaten of door nieuwaanfcomenden aanvaard werden, noemde men allodiah of folk. lands; en de bezitters Honden onder het  tESVÏI. ALGEMEENE STAATKUNDE. IOS het beftier van den koning, die een rive of eoldorman , die altijd bezitter van bockland zijn moest, afvaardigde om over dezelven het bewind te voeren. Aan dezen werd naderhand een ander aanblyvend overheidsperfoon toegevoegd den beterock genoemd, wiens ampt naar dat van den Lord Lieutenant in het Graaffchap gelijkt ; terwijl de bediening van onze tegenwoordige Sheriffs van den eerften afftamt. Deze rive hield de rive mote, fcyre mole, of folk mote; en Thaneland wordt zomtijds riveland genoemd. Zoo wel de vasfallen van den koning als die van de grooter Lords hadden meer voorrechten, dan de bezitters van deze allodiale goederen; Onder anderen ftond hun leven op hooger prijs. Weshalven deze eigenaren van allodiale goederen dikwijls verkozen , om meerder zekerheids halven, zich onder de befcherming van den eenen of anderen machtigen Lord te Hellen. Toen dit algemeen gefchiedde mag men zeggen dat het Leenjlelzel volkomen gevestigd was; het gene in Engeland niet eerder plaats had dan ten tyde van Willem den Veroveraar. Toen ook kwamen de landgoederen eerst by uitfluiting op den oudften zoon ; daar zy te voren altijd gelijkmatig onder alle de zoonen verdeeld wierden., Eene gelijkmatige verdeeling ftrookte geenszins met het belang der groote Leenheeren, die q $ door  :xq6 Lessen over b.e lesvh, door eenen of eenige weinige vermogende vasfalen krachtdadiger en fpoediger gediend wierden, dan door vele onvermogenden, die oumiddelijk van hun afhingen. I n de Saxifche tyden , vergaderden de leenmannen (landholders} van elk gewest ten minsten tweemaal in het jaar tot het houden der Scyre mote. Voor dit gerechtshof werden in de eerfte plaats de zaken gebracht, welke tot den Godsdienst betrekkelijk waren , vervolgens de eisfchen van de kroon en in de laatfte plaats de zaken van byzondere perfoonen ; en de vonnisfen werden er geveld door de voorzitters , namelijk den graaf s den bisfchop en 's konings afgevaardigden. Ten tyde van Alfred werden de gezwoorens (juries) in de Engelfche rechtbanken ingevoerd. Ook bracht hy de-verdeeling van het land in graaffchappen, derde deelen en honderdfte deelen tot volkomenheid , en maakte andere voortreffelyke inftellingen tot eene krachtdadiger uitoeffening van het recht. D e wetgevende macht der ganfche maatfchappy, gelijk ook het recht om vrede en oorlog te maken, huisveste in de Saxifche tyden, by de vergadering van het ganfche volk, de folk mots of mycdgcmote genoemd, waarin ieder land-  tESvn. Alsemeene Staatkunde. 107 landeigenaar, die ten minsten vijf ploegen lands bezat, recht van (temmen had. Behalven deze was er ook eene loittenagemote, beftaande uit 's konings medgezellen of Thanes , de beftierders der onderfcheidene graaffchappen,, er, na de invoering van het Christendom uit de bisfchoppen en verdere hooge geestelijkheid. Waarschynelijk echter beftonden de Mycelgemote en de Wittenagemote uit de zelfde perfoonen, en was de eerfte eene regelmatige vergadering van het ganfche ligchaam op gezette tyden, en de laatfte eene vergadering van die genen , die gewoonelijk op alle byzondere oproeping - verfchenen , en dus natuurlijk de zulken , die het naaste by den koning waren, en in wier wijsheid en ondervinding hy zoo wel als het geheele volk het grootfte vertrouwen ftelde. Het verwisfelen van allodiale goederen in leenen maakte eene verandering in de algemeene landsvergadering ; want in het eerfte geval kwamen de landeigenaars op hun eigen recht ten landsdage en in het laatfte als afhangende ■ van de kroon. Maar vermits deze verandering trapswyze gefchiede en zy die uit verfchillende rechten ten landsdage kwamen , waarichynelijk ter zelfder plaatze en gelijktydig vergaderden, heb-  io? Lessen over de lesvii. hebben er de gefchiedfchryvers niets byzonders van aangeteekend. De Mycelgemote, zegt men, maakte zomtijds verandering in de opvolging tot de kroon. Zeker is het dat de Saxifche koningen geenszins de zelfde macht hadden, welke onze koningen naderhand verkregen. Hun leven ftond op geen hooger prijs dan dat van ieder ander vryman. De Koning riep de Mycelgemote in buitenge, woone omftandigheden by een, en gewoonlijk werd die vergadering in het voorjaar gehouden. De aanmerkelijkfte tak der koninglyke bediening was de aanftelling der voornaamfte Ampte. naren van de kerk en den ftaat; als de beftierders der Graaffchappen , bisfchoppen , abten enz. Zommigen hebben ook gezegd, dat er onder de Saxifche zevenhoofdige Regeering, in byzondere gelegenheden een pananglicum was, wanneer de Hoofdbevelhebbers der geheele natie verkozen wierden. ACHT-  les vin. Algemeene Staatkunde. io$ ACHTSTE LES. Onder welke Omftandigheden het Leenftelzel in Kracht toenam. Het Geweld en de Onveiligheid dier Tyden. Niet beftaanbaar met den Koophandel. Evenwicht van Macht in die Tyden. Kampgevechten. Byzondere Verbintenisfen. Dooiende Ridderfchap. Oorzaken van het Verval van het Leenftelzel. Kostbare Oorlogen. , Voortgang der Kunsten. Verbeteringen in de kunst des Oorlogs. In die landen, welke in eenen gedurenden ftaat van oorlog waren , verkreeg het Leenftelzel de grootfte kracht en eene volkomene gelijkvormigheid in alle zyne deelen. Dus zien wy in Engeland, in de Saxifche tyden, alleen de algemeene omtrekken van het zelve ; terwijl het in Normandie , omftreeks den tijd van Willem den Veroveraar , in de grootfte volkomenheid was , en in dien ftaat door denzelven in Engeland wierd ingevoerd. Toen had de heer de meeste inzage in zijn leen, want uitgezonderd dat het erflijk was en hy de huldiging aan den rechten erfvolger niet konde weigeren , konde het zonder zyne toeftemming niet vervreemd worden ; vermits het onredelijk was hem eenen vasfal optedringen , die hem onaangenaam was. De erfdochter mocht om de zelfde rede niet trou-  iio Lessen over © e eesviii. trouwen buiten zyne goedkeuring. By deze en eene menigte van andere gelegenheden bedong de Opper-Leenheer, die gewoonlijk Lord pa. ramount genoemd wordt, ruime giften van, zyne vasfallen , waardoor het volk in het alge. meen in eenen lagen ftaat van afhankelijkheid van eenige weinige groote landeigenaren wierd gehouden. Het is derhalven niet te verwonderen, dat men'onder zuivere leenregeeringen nimmer of bloeiende fteden, of uitgebreiden handel, of aanmoediging der befchaafde kunsten vond. Waarlijk het ganfche tooneel der leentyden was te zeer vervuld met oorlog en verwarring, ,dan dat er deze verbeteringen zouden hebben kunnen plaats vinden. De verfchillende rangen van leenpüchtigen deden tallooze twisten en rechtsgedingen ontftaan , welke alleen door het geweld der wapenen konden beflecht worden. Daar in deze dagen ieder leenheer eene onafhankelyke rechtsdwang had, en zyne eigene leenplichtigen onmïddelijk onder hem ftonden , was hy indedaad een kleine opperheer; en een klein aantal van dezen in eenig land groeiden gemeenlijk den koning boven het hoofd en veroorzaakten de grootfte. wanorde. Misfchien was er nooit Hechter regeering dan de-  tas vut Algemeens Staatkunde, ui ze , of eehe regeerihg waarin voor de veiligheid en het geluk van den grooten hoop des .volks minder gezorgd was. Indien de godsdienst of liever het bygeloof geen vryplaats voor eenige weinigen verzorgd had, ware er in die tyden , toen het leenftelzel in zyne volle kracht was , niets dan volkomene regeeringloosheid en verwarring geweest. Dievery, roof, moord en allerlei ongeregeldheden waren in alle ryken van Europa in zwang tot eenen byna ongelooflyken graad , welke naulijks beftaanbaar was met het beftaan eener burgermaatfchappy, Ieder misdadiger begaf zich onder de befcherming van' eenigen grooten heer, die hem aan de vervolging van het recht onttrok. (*) Ve- (*) De macht der grapte leenhcercn fproot uit het groote aantal menfchen die aan hun verknocht waren; terwijl deze verk'eefdheid door derzelver'geheeie afhankelijkheid veroorzaakt wierd. Zy waren ol' hunne leenmannen- of werden zonder dat zy St iets voor deden door hunne milddadighe'd ondei houden. Een ' baron van den ouden tijd konde van zynen overvloed geen an- , der gebruik maken. Thans mag een Engclfch heer ryker zijn dan eenig oud baron en den arbeid 'van m.crder menfchen - onder zijn bevel hebben door hun dagloon te geven ; doch vermits hy dezen alleen by tijd en wyle te werk ftelt, en zy zeb wel anderen als hem ten dienste ftaan , zijn zy niet byzonder san hem verbonden. Indien hy hen niet te werk ftelde, zouden zy daarom niet vergaan ; en zy gevoelen zich derhalven even zoo onafhankelijk van hem , als hy van hun is : en in waarheid.  ïie Lesseej over de les vim Velen van de beroemdfl-e krijgsbevelhebbers onder de regeering van Eduard UI, en zyne opvolgeren waren te voren hoofden van roovers geweest; daar het niét ongewoon was, dat de vorsten , die dezen niet konden onderbrengen, zich met hun verdroegen en door dezelven met eenige duizenden onderfteund wierden. Een groot gedeelte der Engelfche krijgsmacht in Frankrijk belfond gewoonélijk uit deze zoort van volk. Toen Eduard III. aan het hoofd van honderdduizend man in Vlaanderen was, zeide men dat dit leger meestal uit vreemdelingen beflond. Volt Air e zegt dat omfïreeks den tijd van Otho elk kasteel de hoofdlfad was van eenen kleinen ftaat van roovers, en elk klooster eene gewapende vesting; de oogsten werden of verbrand en voor den tijd afgemaaid of gewapenderhand befchermd; de lieden werden eenigerrnate in woestynen veranderd en het platte land ontvolkt door gedurige en aanhoudende hongersnooden, Eene omftandigheid echter hield de zaken ten aanzien der openbare vryheid in een 'draaglijk faeid, daar zyn geen onafhankelyker menfchen dan zy die genejen zijn om te arbeiden en zeker zijn van altijd werk te kunpen vinden.  Lssviir. Alge me ene Staatkunde. 113 lijk evenwicht en belette dat niemands macht de overigen te onderbracht, te weten de menigte van onderfcheidene machten eri belangen, welke fteeds om de overhand worstelden. De koning gedroeg zich naar zekere grondbeginzelen, de edelen naar anderen , de geestelijkheid naar een derde en het volk naar een vierde zoort. Alle derzelver oogmerken ftreden tegen elkander en ieder dreef boven naarmate de omftandigheden hun gunstig waren. De geestelijkheid bewaarde gemeenlijk eenen nuttigen middenltand, tot ftuiting van de macht des konings of der edelen, naar mate de een of de anderen te groot wierden , en hare voorrechten of de gemeene vryheid van den ftaat dreigden ; offchoon zy alleen in het eerfte eigenlijk belang ftelde. Wanneer het leenftelzel gevestigd was, en niet eerder.; en gevolglijk wanneer er geene krachtdadige voorziening gedaan werd tegen geweld, werd het volk zoo gewoon zyne gefchillen door het zwaard te beflisfen , en zelfs de rechtsvorderingen eindigden zoo dikwerf in deze, naar de woeste begrippen dier tyden, achtbaarfte wyze van uitfpraak , dat de wetten zelve genoodzaakt wierden dezen weg inteflaan. Dit gebruik kwam met Willem den Veroveraar in Engeland en had gedurende vele eeuwen over alle gedeelten van Europa de overhand: II. Deel. H ea  1X4 Lessen ovee de lesvhï. en het was gewisfelijk beter het zwaard dus te beteugelen en aan de regelen van eene rechtbank te onderwerpen , dan het zelve in het wilde te laten woeden en nog grooter verwoesting aanrechten. Vermits de band der burgermaatfchappy in de tyden der leenregeering zwak was , ging men byzondere verbintenisfen aan om diens plaats te vervangen. Eindelijk ontftond de dooiende Ridderfchap in die gevaarlyke tyden. Wanneer het reizen geheelenal onveilig was , en inzonderheid de vrouwen zich niet op de wegen konden vertoonen zonder gefchaakt of vermoord te worden , vond men mannen van moed en menfchlievendheid en diep doortrokken met de godsdienstige begrippen van die tyden, die zich aan het algemeene welzijn en inzonderheid aan den dienst der fchoone fexe toewijdden. Dit werd weldra een geëerd beroep, waaraan er zich velen overgaven, het welk veel toebracht om de hardigheid dier tyden te verzachten. Even gelijk de opmerkelijk/te voorbeelden van gastvryheid in de alleronherbergzaamfte en woeste landen gevonden worden, zoo brachten ook deze tyden van algemeene regeeringloosheid de grootfte en alle maat te bovengaande proeven van heldenmoed voort, zulke waarlijk als alleen ïn die omftandigheden konden plaats vinden. Want  iESvin. Algemeene Staatkunde. 115 Want in welgeregelde regeeringen zijn zulke fporelooze heldendaden nutteloos en worden dus tegengehouden. Het gebruik der tournóoifpelen , welke aan die orde der ridderfchap eene waardigheid byzette en het fchoonfte veld opende ter betooning van dapperheid was zynen oorfpronk aan de dappere en luisterryke hoven der Moorfche vorsten in Spanje verfchuldigd. Deze geest der ridderfchap was zoo diep geworteld, dat zy de fchriften, de gefprekken en het gedrag der menfchen voor vele eeuwen befmette; en wanneer de daaraan gehechte denkbeelden vervlogen waren, doordien de regeering tot meerder volmaaktheid kwam en de wetenfchappen en de goede fmaak herleefden , liet zy de hedendaagfche gallanterie en het punt van eer na , welke alnog haren invloed behouden en het echte nakroost dier aloude gebruiken zijn. Het bygeloof en de heldenmoed der dooiende ridderfchap deed voortreffelyken dienst in de oorlogen van het heilige Land en tegen de Saraceenen in Spanje. Wy hebben nu het Leenftelzel in zynen hoogften top gezien , laat ons nu de verfchillende trappen, waarlangs het zelve afnam aan» wyzen en befchouwen op wat wyze orde en H a J£~  iiiS Lessen over de iesviil. regelmaat uit dezen bajerd van verwarring geboren wierden. De voornaamfte omftandigheid waarop wy in dezen te letten hebben , is de afneming van het gezag der Aristocratifche Leenheeren, door de fplyting hunner landgoederen en eene gelijkmatiger verdeeling van eigendom onder de lager rangen van het volk, beneffens de trapswyze vermeerdering van het gezag der onderfcheidene opperheeren van Europa, • De kostbare oorlogen, welke in die dagen gevoerd wierden , waren een aanmerkelijk middel ter voortbrenging van deze groote gebeurtenis ; inzonderheid, de kruistochten naar het heilige Land , welke de groote heeren en landeigenaars genegen maakten om hunne landeryen voor groote fommen gereed gelds te verkoopen ; terwijl zy allengskens keuren wisten gemaakt te krygen, welke deze vervreemdingen begunstigden. Daarenboven, wanneer' de voortgang der kunsten nyverheid en handwerken in de plaats der zeden van het Leenftelzel eenen zekeren graad van weelde deed geboren worden , werden de groote heeren genegen om de landen voor eene zeer lage rente uittegejen , mits hun op eens eene groote fomme daarvoor betaald wierd. -Deze renten werden la-  jlesviii. Alcem eene Staatkunde. 117 lager en lager, tot er eindelijk niets meer dan eene eenvoudige erkentenis voor betaald wierd, Pe verbeteringen in de kunst van den oor. log maakten het ganfche ftelzel der leenregeering, als naar de krijgsgebruiken gefchikt, ten eenenmale nutteloos. Men vond in de erflyke Leenheeren niet altijd de beste krijgsoverften , noch in hunne vasfallen de bestgeoeffende benden. Men kwam derhalven van weerszyde gemakkelijk overeen om in plaats van perfoonelyken dienst anderen te zenden of ten minften om dien voor eene fomme gelds te verwisfelen. Uit deze handelwyze ontftonden de jlaafidc legers welke eene groote maat van het gezag in de handen der opperheeren lïelden, welk te voren geheel by de edelen berust had. Lodewijk XIV. riep eenmaal gedurende zyne regeering, den adel te wapen, ingevolge het oude leenftelzel, doch onder de benden waarmede zy opkwamen was zoo weinig krijgstucht, dat men deze gewoonte voor altoos in Frankrijk ter zyde ftelde. Daar nu op deze wyze de kenen onder voorwaarde van ridderdiensten (*) daalden en ingegevolge den voortgang van kunsten en nyb 0 ver- f**| Tenures by knigts fervua H 3  n§ Lessen over de les vin. verheid die onder voorwaarde van lage diensten (*) rezen , kwamen zy beide allengkens tot den middenftand van ploegleenen, (f) welke zich meer en meer over den landeigendom van Grootbrittanje uitbreidden. C) ÓT villainage, ($) of Saccage.  xEsrr. Algemeïhb Staaikündi. 119 NEGENDE LES. Opkomst der Gilden. Grooter en kleiner Baronnen. Staat van den Landeigendom en van deszelfs Vervreemding. Wanneer en aoor wlk middel het Leenftelzel den zwaarflen ftag ontving door de Vermindering van het Gezag der groote Baronnen in de verfcnlJende Deelen van Europa. Opkomst der En- , gelfche Gemeenten. Eet verval van het Leenftelzel niet even Jlerk door ganfeh Europa. Niet het zelfde in Schotland als m Engeland. Redenen daarvan. Deszelfs Uverblijfzelen in de verfchillende Gedeelten van Europa en onder ons. Algemeene Aanmerkingen over den Voortgang en het Einde van het Leenftelzel. MaATSCHAPPYEN van kunstenaren en tandwerkslieden, die oorfpronkelijk gerekend werden te behooren aan den heer van den grond, Z roP zy woonden, deden by vervolg van ujd rirdeel met den nood der tyden en hunnen aangroeiende^ rijkdom en veikieg ze kere voorrechten en vrybeden van hunne heeren, ten laatften geheel onafhankelnk van dezelven wierden. - Deze Broederfchappen of Gilden worden gezegd de uitvinding geweert tc zjia van Lodewijk den Dikken, om het volk H 4  tzo Leis ek over de eesix. uit de flaverny hunner heeren te verlosfen, en het zelve door middel van zekere voorrechten en een afzonderlyke gericht te kunnen befchermen. Filips de Schoone, Koning van Frankrijk, was de eerfte, die de goede ftaatkunde gebruikte om de ingezetenen der fteden in het jaar 1301. zitting in de ftaten van het rijk te geven , na de geestelijkheid en den adel. Zijn oogmerk was om hier door de invoering van het rechtsgebied, welk hy gaarn over die fteden wilde vestigen, gemakkelyker te maken en dezeiven overtehalen om hunne toeftemming te geven tot het heffen eener fchatting ter voortzetting van zyne oorlogen, in Vlaanderen en fluiting der ftaatzuchtigfte oogmerken van Bopifacius VIII. Gevolglijk, zegt Sir James Stewart , begon ook het volk gewilliglijk te betalen , zoo dra zy vernamen dat zy mede inzage hadden in het gene hun betrof. In Engeland kwamen deze broederfchappen tot groot aanzien en vele van dezelve welke landen van den koning in eene zoogenaamde Burgt- of Stads-Leen wisten te verkrygen, werden daardoor onmiddelyke Leenmannen, en als zoodanige opgeroepen om door afgevaardigden in de algemeene volksvergaderingen te erfchynen , op gelykea voet als de vertegen- woor-  lesix. algemeene staatkunde. I2Ï woordigers der kleiner baronnen , dat is, de zulken die gedeelten van baronnien gekocht hadden, doch buiten ftaat waren om de kosten te dragen , welke het verblijf aan 's konings hof en het bywoonen der koninglyke rechtbanken vorderde. De grooter Barons waren lieden van ouden geflachte , die hunne oorfpronkelyke leenen grootendeels onverdeeld hielden. De tytels, welken deze grooter Barons verwierven, als van Hertogen , Graven, Burggraven en Markgraven waren oorfpronkelijk benamingen, welke aan zekere Ampten en Landbezittingen gehecht waren, fchoon zy naderhand perfooneel en, gelijk de Leenen, eïflyk wierden; de benaming van Baron zelve werd eindelijk een loutere eertytel. Gedurende den twist tusfchen de kroon en de baronnen fchynen de ftaatsrechten der gemeenten voor eenen tijd opgefchort geweest te zijn ; daar derzelver byeenkomsten in het parlement zeldzamer wierden , minder uitwerking hadden en eindelijk geheel en al verfchoven wierden. Maar onder onzen Koning Johannes en Henrik III. werden derzelver voorrechten weder vernieuwd; en het negenenveertigfte jaar van Henrik III. en het drieëntwintigfte van Eduard I, welke men als de tyden der inftellfng van de gemeenten heeft aangemerkt , zijn naar het zeggen van Dr. SteH 5 wart  122 Lessen over de .lesix, wart(*) Hechts merkwaardige tijdperken in derzelver gefchiedenis. Het was onder de bovengemelde broederfchappen dat zich de banden van het maatfchappelyke en burgerlyke leven ten tyde der leenregeering het meeste uitbreidden. Dewijl de lieden van deze maatfchappyen op den versten afftand van het krijgsleven en deszelfs begrippen waren; ondervonden zy het eerfte de voordeden van eene uitgebreider macht over hunne bezittingen 3 dan met de Leen - Gebruiken beftaanbaar was. Gevolglijk had de vervreemding van eigendom , beide van landen en losfe goederen , in alle hare verfcheidenheid en gedaanten , zoo wel gedurende het leven als na den dood van den eigenaar , onder hun het eerfte plaats; terwijl ook andere wetten, voor eenen volmaakter ftaat der burgermaatfchappy gefchikt eerst voor derzelver gebruik alleen gegeven wierden, lang voor het overige gedeelte des volks daarvan eenig nut had; hoewel zy ten laatften naar dit voorbeeld in algemeen gebruik kwamen. Maar door den ganfchen ftaat werd het belang van den Opperleenheer omtrent het leen hoe langer hoe geringer.. Want, daar de leenen in het eerfte na den dood van den bezitter weder aan den heer vervielen, toca (*) Esfay on the Confritution of England. p. i,f,  leïix. Algemeene Staatkunde. 123 toen na dode van zynen zoon en vervolgens na dode van zycen kleinzoon ; wierd het by alle volken , door inkruiping en zonder eenige opeabare verordening , eene, wet, dat in alle leenen de zydelingfche bloedverwandten, zoo wel als de regelrechte afftammelmgen , in infinitum opvolgden ; en fchoon de voortgang der vervreemding nu en dan geftremd wierd door de wetten omtrent het vastmaken der erfnisfen , wierden er echter middelen uitgevonden en door de vingeren gezien om deze wetten krachteloos te maken; zoo dat alle pooging om de vrye vervreemding van landeigendom te beletten regt tegen wind en ftroom opgezeild ware. Op dezen voet bleven de zaken gedurende verfcheidene eeuwen, tot dat tegen het eind van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuwen genoegzaam alle de Vorsten van Europa, als by gemeen overleg, het gezag der edelen aantasteden. Lodewijk XI. van Frankrijk hechte alles aan de kroon, wat hy aan de edelen ontwrong; maar Henrik VII. Helde het alles in de handen der Gemeenten van Engeland. Onder de middelen, welke Henrik bezigde, was eene wet, waarby aan de Lords vryheid gegeven werd om hunne landeryen te ver-  124 Lessen over de les ix. verkoopen of te verpanden , zonder iets wegens die vervreemding te betalen ; als ook het verbod van een talryken aanhang van lediglopers om zich toe te houden, welke op hunne kosten leefden, zich geheel aan hun hadden overgegeven en gereed Honden om in alle hunne twisten deel te nemen. Ondertusschen heeft Henrik Hechts een gering aandeel aan de verdienstelijkheid dezer wetten. Zijn eenigfte oogmerk was, het bovenmatige gezag en magt der Baronnen, voor welken de koning vrezen moest, te fnuiken : terwijl de tijdsomftandigheden volkomen rijp waren voor alle veranderingen, welke hy tot dat einde maakte. De edelen verlangden zeiven , hunne landeryen voor geld te mogen afftaan , om met meerder zwier te kunnen leven en meer genot te hebben van de gerijflijkheden des levens, welke toen eerst ingevoerd wierden ; en hunne lediglopende aanhangers waren hun tot last geworden, terwijl daarentegen het land derzelver arbeid hoogstnoodig had, toen men zich op den landbou meerder begon toeteleggen. Het voordeel dezer inrichtingen werd in Engeland niet tastbaar bemerkt voor de regeering van Koninginne Elifabeth , hoewel de gemeenten zieh den verkoop der kloostergoederen 0e«  lesix. Algemeene Staatkunde. 125 onder de voorige regeering grootelijks ten nutte gemaakt hadden. Maar onder de regeerïng van Elifabeth waagden de Gemeenten het voor de eerfte maal ongeroepen den troon te naderen en haren raad aan de kroon medetedeelen. Ongelukkiglijk veroorzaakten de poogingen onzer vorsten om deze opkomende macht te onderdrukken zulk eenen twist tusfchen hun en het volk , dat dezelve voor eenigen tijd op regeeringloosheid uitliep. By de herftelling van het koninglyke gezag werd koning Karei overreed om eenige van zyne eisfchen, op het leenrecht gegrond , te laten varen , maar de ftaatsgefteldheid werd niet gevestigd, en misfchien was dit nimmer werkelijk gefchied, ten zy het bygeloof van Jakob ït. hem vervoerd had tot eene vruchtelooze pooging om den godsdienst en de vryheid van zijn land omvertewerpen. Dit liep gelukkig uit op zynen afftand van de Kroon en op haare Vestiging in de verder afzijnde takken van het koninglyk geflacht op nieuwe en zeker-er gronden ; zoo als hiervooren reeds is opgemerkt. Het Leenftelzel nam echter niet even fchielijk af in alle gedeelten van Europa. Het verloor gemeenlijk grond in vredestijd, en won daartegen nu en dan in tyden van oorlog; hoewel de vorsten ook in zommige gevallen door den last van buitenlandfche oorlogen gedrongen wier-  126 Lessen over de iesix. wierden om aan het volk en inzonderheid aan de burgten tegens dadelyken onderftand gewichtige voorrechten afteftaan. Deze verlegenheid der vorsten gaf aanleiding tot vele billyke wetten en nuttige vergunningen voor het volk. Het Leenftelzel nam in Schotland niet zoo ras af als in Engeland ; ook kregen er de gemeenten nimmer zoo veel gezag, zoolang het een afzonderlijk rijk was. De rede hiervan was, dat er by de Schotten weinig koophandel, nyverheid en kunsten gevonden wierden. Alle hunne leden vergaderden in een en het zelfde huis, en by het fplitten van een koninglijk leen vermeerderde het getal van 's konings Leenmannen niet , gelijk in Engeland gebruikelijk was. Daarenboven was er niemand ftemgerechtigd , dan die veel fterker bemiddeld was , dan in Engeland gevorderd wierd; en de verkiezing van vertegenwoordigers gefchiede door den breeden raad en niet door het ganfche ligchaam der burgtzaten. De erflyke rechtbanken werden ook in Schotland niet geheelenal afgefchaft voor het einde van den laatften opftand. Er zijn tot op den huidigen dag nog aanmerkelyke overblijfzelen van het Leenftelzel in Europa. In Duitfchland is het zelve in veelerleie opzichten nog even zeer in ftand als ooit te voren. De boeren van Polen zijn nog aan den  lesix. Algemeene Staatkunde. 127 den grond gehecht, even gelijk in Zwaben, Bohème en andere gedeelten van Duitfchland % ja zelfs in Frankrijk, in zommige landftreeken, welke ver van de hoofdfiad afliggen, zien wy, zegt Voltaire, nog overblijfzelen van deze fia. verny. Daar zijn eenige Kapittelen en Monifcken , die op alle de goederen der geftorven boeren aanfpraak maken ; en het barbaarfche recht van aubeinc , volgends het welk een vreemdeling zijns vaders nalatenfchap in 's konings fchatkist ziet komen , heeft alnog in eenige Christenlanden plaats , zoo daartegen door geene byzondere overeenkomsten gezorgd is. De zichtbaarse fporen van dit ftelzel in Engeland vindt men in de formulieren van rechten. Het Leenrecht bracht een zamenftel van byzondere rechten met zich , welk waar het ook voet kreeg alle anderen verdrong en, door deze rechten te doen gelden , een zamenftel van formulieren medebracht, welke in gebruik blyven, ook na dat de corfpronkelyke rechten zelve niet meer 'zijn. Het gene inzonderheid onzer opmerking waardig is , ten aanzien van het Leenftelzel, is dat uit eene regeeringsvorm, zoo eenparig in zyne grondbeginzelen , zulke andere en geheel van eikanderen verfchillende vormen zijn voort-  i28 Lessen over de les is. voortgefproten, als wy thans in de onderfcheidene ftaten van Europa gevestigd vinden; welke genoegzaam alle in hunnen oorlpronk eene gelyke leenregeering hadden en derhalven noodzakelijk aan eikanderen gelijk waren. Dat de koningen van Arragon oorfpronkelyk weinig meer waren dan leden van eene gelijkmatige adelregeering is blijkbaar uit het formulier zelve van hunne aanftelling; dus luidende : „ Wy (te weten de edelen) >t die U „ gelijk zijn, maken U onzen koning op voor„ waarde dat Gy onze voorrechten zult hand3, haven." De Franfche ftaatsgefteldheid verfchilde gewisfelijk in geen zakelijk deel van de Engelfche gedurende het ganfche tijdperk onzer aloude oorlogen met die natie; en hare vergadering der ftaten , gelijk men het noemde had even veel gezag als ons Parlement. De laatfte dergelyke vergadering werd in Frankrijk nog zoo laat als het jaar 1614 gehouden. Daarentegen hebben de Poolfche Edelen eerder in gezag gewonnen dan verlooren ; zoo dat wy in dat land alle de elende en de verwarring der Leentyden zouden aantreffen, indien- de naburige volkeren niet verder gevorderd waren , en de voortgang der wetenfcbappen de zeden en de gewoonten van alle de Europefcbe naden niet verzacht hadde. Met dit alles zien wy de Polen nog dikwijls het zwaard  lesix. Algemeene Staatkunde. xap> zwaard in hunne raadsvergaderingen gebruiken, en de verkiezing van eenen koning meestal burgerlyke en buitenlandfche oorlogen veroorzaken. Maar ten aanzien van het Leenftelzel is het boven alles opmerkenswaardig, dat eene regeeringsvorm , welke zoo weinig gefchikt was om de meest fchatbare einden der maatfchappy te verzekeren; en eene ftaatsgefteldheid, welke zoo geheel onbeftaanbaar was met veiligheid en vryheid en zoo vyandig voor koophandel en wetenfchappen , in verfcheidene gevallen en door het natuurlyke beloop der dingen , eindelijk is uitgeloopen op regeeringsvormen , waaronder de menfchen de grootfte veiligheid te -gelijk met alle wenfchelyke vryheid genieten, en aan het menfchelyke vernuft de vrye loop gelaten wordt ter uitbreiding van kunsten, handwerken , koophandel en wetenfchappen. II. Deel. 1 TIEN-  jjo Lessen overde lesx. TIENDE LES. Over de Wetten. Derzelver Menigvuldigheid en Eenvormigheid. Kracht der Gewoonten. Lijfftraffelyke Wetten. Onderfcheid van Misdaden. Vryheid is zomtijds nadeelig voor perfooneele Veiligheid. Straffen. Spoedige Uitvoering van dezelven. Het Voorkomen van Misdaden. Zachtheid en Geflrengheid. De . ware Voorwerpen der lyffiraffelyke Wetten. Aanklagers. Richters. Bewijs. Kamprecht of Godsoordeel. Valfche Befchuldiging. J3y de befchouwing van het gene het inwendige geluk der burgermaatfchappy uitmaakt, behoort de gefchiedkundige voornamelijk zyne aandacht op het onderwerp der Wetten te vestigen ; als ten opzigc van aangelegenheid het naaste grenzende aan den vorm en de gefteldheid der regeering, welke gezegd mogen worden de voornaamfte wetten van den ftaat te bevatten. Het groote onderfcheid tusfchen een land, 't welk door wetten, en tusfchen een, welk door menfchen beftierd wordt, beftaat hierin, dat in het eerfte iedereen weet wat hem te wachten ftaat. Wetten hebben eenen vasten en bepaalden zin, zoodat alle menfchen onder de zelf-  lesx. Algemeene Staatkunde. 131 zelfde omftandigheden, op dezelfde wyze geftraft of beloond worden; doch menfchen zijn aan grilligheid onderhevig, zoo dat men nimmer vooraf kan weten, hoe de zelfde richter geneigd zal zijn te beflisfen , en het gedrag van den eenen nog veel minder eene regelmaat voor eenen adderen zal uitmaken. Menigvuldige wetten zijn een zeker gévolg van eenen vergevorderden ftaat der burgermaatfchappy. Want naar mate de betrekkingen der menfchen tot eikanderen menigvuldiger en nauwer zijn, worden er ook meer wet-1 ten vereifcht om derzelver onderlinge bedryven te regelen. Wanneer der menfchen belangen dikwijls tegen eikanderen aanloopen , moet er ook dikwijls gefchil ontdaan ; en indien de onderwerpen van gefchil menigerlei zijn, moeten er ook menigerlei Wetten ingevoerd worden om die te befiechten. Ook is er geen ander middel om dit tegentegaan dan de willekeurige en fpoedige beflisfing van alle gefchillen door een volftrekt gezag , gelijk in Perlle en andere gedeelten van Afie , Waar het recht altijd op de gezwindfte wyze geoeffend is geworden. Maar dit, gelijk wy te voren toonden , is een zeer' ongelukkige en onvolkomene ftaat der maatfchappy. Het is eene beruchte aanmerking van Montesquieu, dat de langwyligheid en kostbaarheid der rechtsplegingen de prijs der vryheid I 2 3dja  i«a Lessen over de lesx. zijn. Hy voegt er by, dat wanneer zich iemand een onbepaald gezag wil aanmatigen , hy altijd begint met de wetten eenvoudiger te maken. Het is evenwel mogelijk dat deze prijs der vryheid zelve al te hoog worde; want wanneer de rechtsplegingen zeer kostbaar zijn, hebben zy geene uitwerking. In dit geval moeten of de gefchillen in het blinde beilist worden , dewijl de menfchen niet in ftaat zijn om te weten wat recht is; of "beide partyen kunnen zich gemaklijk in den grond werken, terwijl zy dit nafporen : en wat is zulks beter dan eene maatfchappy zonder wetten, of eene volkomene regeeringloosheid ? Het is byna onnoodig aantemerken dat de wetten van alle landen behoren vry te zijn van de geringfte tegenïïrydigheid of onzekerheid en dat zy beide ten aanzien van de praktijk en van de theorie eenvormig zijn moeten. De nuttigheid der wetten hangt zoo zeer af van derzelver eenvormigheid, ten einde aan alle menfchen gelijk recht wedervare, dat het zelfs ten uiterïlen voegzaam zy, dat in alle gerechtshoven zoo veel mogelijk de zelfde formulieren gebruikt worden. Lord Kaims heeft breedvoerig aangetoond met hoe veel nadeel de invoering van eenige Hukken der gemeene rechten onder bet  LKSX. ALGEMEENE StAATKUNBE». I33 het oude Leenrecht van-Schotland verzeld ging; terwijl daarentegen de Engelfchen aanmerkelijk gehecht zijn aan hunne gebruiken , en hunne formulieren van rechten met weinige of geene verandering van de vroegfte tyden afaan behouden hebben. Dit is ongetwijfeld over het geheel zeer te pryzen ; hoe nuttig echter die . algemeene regel in de beoeffening zijn moge, fchijnt het nogthans eene ongerijmdheid m de befpiegeling te zijn, dat men de oude formulieren blyve behouden, wanneer de denkbeelden en grondregelen van het recht, waarin zy hunnen grondflag hebben, zelve verdweenen zijn. In het Engelfche recht vindt men daarvan treffende voorbeelden. Dus heeft in Engeland een eigenaar in het gemeen gefproken, volkomene vrye macht over zijn land , en evenwel houdt het oude gebruik nog Hand , volgends het welke het land niet meer dan voor de helft kan ingewonnen worden, juist gelijk in de vroegfte Leentyden toen de fchuldenaar over niet meer dan de helft van zijn land kon befchikken. Men heeft echter een, hoewel zydelings, middel uitgedacht, om in dit tastbare ge. brek te voorzien. Elk- ander fchuldeisfcher heeft het recht om het gene van de eerfte inwinning is overgebleven, wederom voor de halffcheid aantetastenj en zoo vervolgens in bet oneindige. t „ Doe 51  ?34 Lessen over. de lesx. Doch de nadeelige gevolgen van dergelyke praktyken zijn , dat door dus fliptelijk aan den vorm te blyven hangen zonder op het wezenJyke te ietten , het recht , in plaats van eene redelyke wetenfchap, Hechts een hoop ftreeken wordt, waardoor de zeden van die genen die zich aan dit beroep toewyden, allengskens en ongevoelig bedorven worden. Ik zal dit onderwerp van de wetten befluiten pet eenvoudig aantemerken , dat de gewoonte in alle landen de kracht van wet heeft; en dat inidedaad de gewoonte aan alle wetten de meeste kracht geeft. Eene onderneming om eene loutere gewoonte te veranderen , fchoon dezelve indedaad nadeelig was of ten minsten niets te beduiden had , vond dikwijls den hevigflen tegenftand. Onder alle de veranderingen welke Peter de Groote in de gefteldheid van Rusland maakte, was er niets dat minder geviel en heviger en algemeener tegenkanting ontmoette, dan zyne bevelen dat al het volk, welk in de ftad kwam, de baard moest laten affnyden en korte kleederen dragen. Na deze aanmerkingen omtrent de wetten in het algemeen, zal ik de meer gewichtige grondregelen der Strafwetten in het byzonder opgeven s als zijnde een voorwerp van de grootfts aangelegenheid voor den aandachtigen befchou- wer  lesx. Algemeene Staatkunde. 135 wer van de ftaatsgefteldheid en het inwendige beftier der verfchillende landen. Het oogmerk der ftrafwetten is het getal der misdaden voor het toekomende te verminderen , en daardoor aan iedereen een bezef van zyne perfooneele veiligheid te geven ; en indien dit konde gefchieden zonder het dadelyke ftraffen van een eenige misdadigen, zoude er zoo veel kwaad zijn voorgekomen, als in zyne ftraf opgeiloten ligt. Gevolglijk heeft de ftraf. geene betrekking , tot den graad van de zedelyke Hechtheid des misdadigen : en men heeft dus te recht aangemerkt, dat niemand, om eigenlijk te fpreken , gehangen wordt om dat hy in dit land een fchaap geftolen heeft, maar op dat er door den affchrik van zijne ftraf geene fchapen meer mogen geftolen worden ; en een ieder onbefchroomd zyne fchapen zonder hoede in het veld moge laten. Misdaden door geweld als ook by nacht gepleegd behoren geftrenger geftraft te worden , dan welke ter fiuik of by dage begaan worden ; vermits het gevaar der eerften meer voor de menfchen te duchten is en hunne grooter waakzaamheid hen Hechts weinig kan baten; daar integendeel in die gevallen, waar ieders eigen zorg hem voor verongelyking kan I 4 *5**  J36 Lessen ©ver de lesx. behoeden, de, tusfchenkomst.van den Haat minder noodzakelijk is. Zeer ftrenge begrippen van vryheid kannen nadeelig worden voor eenen hoogen graad van veiligheid. Het is, ongetwijfeld, een uitftekend voorrecht van dit land, dat ons leven, onze vryheid en onze bezittingen geenszins afhangen van het goeddunken van menfchen en dat wy er niet van kunnen beroofd worden, dan door eene uitdrukkelyke wet, in den ftiptften zin opgevat. Maar deze omftandigheid maakt het bewyzen eener misdaad zoo bezwaarlijk, dat er vele misdadigers vrykomen tegens eenen, die de ftraffe door de wet opgeleid ondergaat : en dewijl in dit geval de kans van ftraffeloosheid zoo groot is, is er te veel aanmoediging voor de boosdoeners. Men zegt gemeenelijk by ons, dat het beter is dat honderd misdadigers vrykomen, dan dat een enkel mensch onfchuldig zoude lyden. Doch men moet zoo wel tellen op het gene de onfchul? digen van honderd vrygelatene boosdoeners moeten lyden, als op de mogelijkheid dat een onfchuldige als misdadig gedraft worde. In dit geval moet hy rekenen dat zijn leven wordt opgeofferd voor de verzekerde rust zyner landsgenooten. Evenwel zal het zeer zeldzaam zijii dat menfchen van een waarlijk deugdzaam1 en waardig karakter door eene ftrenge oeffening vaa  lesx. Algemeene Staatkunde. 137 van het recht omkomen. Onder ons worden er, ongetwijfeld , enkelden geftraft voor misdaden , welke zy nimmer bedreven , maar das zijn het gemeenlijk zoodanigen , die aan andere misdaden fchuldig zijn, en uit dien hoofde geen karafcte* hebben om hunne onfchuld waarfchynelijk te maken. Ten einde het bedryven van misdaden voortekomen, moeten de ftraffen, hoewel geëvenredigd aan het misdrijf, echter zoodanig zijn dat zy den grootften affchrik inboezemen; zoo dat, wanneer de flaverny verfchrikkelyker is dan de ogenblikkelyke dood, gelijk zy voor velen is, men het leven der misdadigers behoort te fparen , en dezen tot zwaren arbeid te verwyzen het 'zy binnens' lands of buiten het zelve. In dit geval kan men nog eenig nut van hun trekken ter vergoeding van het nadeel, welk zy aan de maatfchappy hebben toegebracht. In dit land zoude men echter veel gevaar loopen van de misdadigers, die uit de werkhuizen mochten ontkomen ; terwijl het verlies der maatfchappy door het ter dood brengen des misdadigers fchielijk vergoed wordt door de voortbrenging van beter onderzaten. Hoe weinige fterven er door beuls hapden in vergelykmg van die genen die door den oorlog omkomen. Is het dan goedertierenheid de misdadigers te fpasen en eenigermate te fpelen met het leven der I 5 krijgs-  13* Lessen over be ttsx. krijgslieden ? Het eenige nadeel 't welk uit de geftrengheid in het ftraffen te duchten is, beilaat hierin , dat wanneer de misdadigers niets te hopen hebben , wanneer zy gevat worden , zy zich aan grooter gewelddadigheden zullen fchuldig maken ten einde de ontdekking voortekomen. Om affchrik inteboezemen , is het van by. zonder belang dat de ftraf onmiddelijk op de veroordeeling volgt, gelijk by alle oude volkeren plaats had. Dus werd onze Zaligmaker terftond na dat hy veroordeeld was, ter ftraffe gevoerd. Ons gebruik van de ftraf eenigen tijd mtteftellen om voor het welzijn van de zielen der misdadigers te zorgen is zynen oorfpronk verfchuldigd aan het begrip , dat zulk een berouw als dat van eenen veroordeelden misdadiger hem ten aanzien van zyne toekomenden ftaat iets zoude kunnen baten; een valfch en ten uiterften gevaarlijk begrip, daar het zelve de ganfche maatfchappy aanmoedigd in hare verkeerde gangen te volharden, door de gedachte dat eenige weinige dagen of uuren van berouw alle fchuJd kan uitwisfchen en hen voor een toekomend geluk gefchikt maken. Eene wyze en voorzichtige wetgeving zal zoo wel trachten om het bedryven van misdaden voortekomen , als zy oplettend is om de ge-  lïsx. Algemeene Staatkunde. 139 gepleegde te doen ftraffen. Tot dit oogmerk Is het van het grootfte belang alles zo ver mogelijk uit den weg te ruimen, wat ongebondenheid en ondeugd kan aanzetten. Het uitzicht om zyne middelen door hazard/pelen te vermeerderen trekt de menfchen af van het najagen van eerlyke winst en brengt ér eene menigte tot wanhoop. Een groot aantal van drinkhuizen en andere plaatzen van vermaak, welke de menfchen in verzoeking brengen om er het geld te verteeren , waaraan hunne huisgezinnen gebrek hebben , is eene andere verdervelyke zaak in dit land. Het langdurige gevangen houden der misdadigers by eikanderen, en in zommige gevallen van misdadigers en fchuldenaren ondereen, met toelating van allerlei ontucht en ongebondenheid, welke zy kunnen bekostigen , maakt de gevangenis tot eene volmaakte fchool van ondeugd. Zy onderrichten en verharden eikanderen, en daar er negen van de tien de halsftraf ontduiken, komen zy weder in de wareld beter onderwezen in de booze ftreeken dan voorheen. Men zoude denken ;dat het gezonde verftand ons voorlang zoude geleerd hebben, wat de voortreffelyke Howard ons met zoo veel moeite heeft trachten inteprenten, te weten dat ieder misdadiger afzonderlijk gehouden en tot de bloote noodwendigheden van het leven bepaald behoorde te worden. Volftrekte eenzaamheid geeft aan- lei.  14© Lessen o v e r d e eesx. leiding tot nadenken en zal dikwerf iemand te recht brengen, wanneer zulks door alle andere middelen ondoenlijk zijn zoude. Groote geftrengheid en groote zachtheid zijn beide even zeer in de ftrafwetten te vermyden. De te groote geftrengheid der wetten belet derzelver uitvoering. Gevoelige en zachtaartige menfchen zullen liever eenen misdadiger laten ontkomen dan hem zwaarer ftraf zien lyden5 dan hy, naar hunne gedachten, verdiende. Wanneer de ftraf niet geëvenredigd is aan den aart der misdaad, worden de menfchen by het ftraffen Hechter bnderfteld, dan zy werkelijk zijn ; het geen met den geest eener gematigde regeering ftrydig is. Daarenboven, wanneer de ftraffen zeer ftreng zijn kan er weinig verfchil in de tuchtiging der onderfcheidene misdaden plaats hebben: zoo dra dus iemand in eenigen graad misdadig is, blijft er niets overig om hem van grooter uitfpattingen tegentehouden. Hierom zijn in die landen, waar roof en moord even zwaar geftraft worden, alle roovers moordenaars. Dit nadeel moet altijd plaats hebben , ten zy zachtheid in de uitvoering de ftrengheid der wetten matigt, gelijk veelal en inzonderheid in Engeland het geval is. Doch dit ftrekt baarblykelijk om de wetten zelve den bodem inteflaan. Wanneer het bleek dat «Je Voconifche Wet te Rome al te ftreng was, TOE*  lesx. Algemeene Staatkunde. 141 vonniste elke Pistor na zyne eigene denkbeelden van billijkheid; en dus als of er geene wet voorhanden was. Onder alle regeeringen is die van Japan de geftrengfte, aldaar wordt het ganfche district waar de misdaad begaan is geftraft: en Alfred kwam in de noodzakelijkheid om eene dergelyke wet te maken met betrekking tot Engeland. De Jacht-Reglementen in Frankrijk zijn zoo ftreng dat, volgends het verhaal van den Schryver van het leven van Mr. Turgot, een boer, die befchuldigd wierd een wild varken te hebben omgebracht, tot zyne verontfchuïdiging voorbracht dat hy het voor een mensch had aangezien. Doch gelijk bovenmatige ftrenge wetten flapheid in de uitvoering kunnen te weeg brengen, even zo zijn bovenmatige zachte wetten dikwijls oorzaak van wettelooze wreedheid en barbaarsheden , behalven dat hare te groote toegevendheid de boosdoeneren te zeer aanmoedigt. Wanneer men de menfchen langs geene wettige wegen kan ter dood brengen, als in het geval van Sylla, zal men zynen toevlucht tot onwettige middelen nemen om zich van zyne vyanden te ontdoen , gelijk hy deed door verbanning rprofcriptie). Het fchijnt op het eerfte inzien beter te zijn elke misdaad te bepalen en voor ieder eene juist  14e Lessen over de lssx. juist bepaalde ftraf vastteftellen, ten einde ieder een met zekerheid weten moge, wat hem te wachten ftaat indien hy immer van misdaad overtuigd wordt. Maar vermits men de misdaden niet zeo naukeurig kan bepalen , dat er in misdaden van de zelfde benaming niet zeer verfchillende trappen van fchuld zoo wel als van gevaar voor de maatfchappy kunnen gevonden worden , oordeelen zommigen het raadzamer te zijn, in landen welke flipt naar de wetten beftierd worden , zware ftraffen op lichte misdryven te ftellen , met de macht om vergiffenis te verleenen , of om de ftraf in gewoone gevallen te matigen', en de uitfpraak van de wet in zwaarder gevallen uittevoeren. Dit heeft althans plaats in Engeland. Eene der redenen waarom de roovers in Engeland zoo zelden eene moord begaan, is dat er in dit geval op geene genade te hopen is. Eene andere rede hiervan denkt men gelegen te zijn in het afgryzen, welk het volk van dit land voor doode lyken heeft, veroorzaakt, zo men onderftelt doordien zy dezelve zoo zeldzaam te zien komen; terwijl integendeel dit gezicht minder aanftootelijk is voor de Italiaanen ; vermits het onder hun gebruikelijk is de dooden met ontbloote aangezichten ten grave te brengen. Mis-  lisx. Alsemeene Staatkunde. 143 Misdaden en ftraffen moeten geen van beiden op geld gefchat worden , liever indien dit mogelijk zy, op waren , ten zy er in de bepaling der fom dikwerf verandering gemaakt worde ; want anderszins kunnen daaruit groote ongemakken ontflaan. Dus heeft iemand in Engeland , naar de letter van de wet de galg verdiend, indien hy iets boven de waarde van tien ftuivers geftolen heeft : en men verhaalt dat een Komeinfche Jonge allen die hem tegenkwamen een klap om de ooren gaf , en hun daarvoor een klein ftuksken gelds betaalde overeenkomstig de oude wet der twaalf tafelen. Schande is geene ftraf dan voor menfchen van edelaartige neigingen ; en indien daardoor het gevoel van fchaamte wordt uitgedoofd, gelijk gemeenlijk het gevolg is, maakt zulks den mensch wanhopig en ontneemt hem ten minsten een fterker teugel tegen het bedryven van misdaden. Er zijn derhalven maar weinige gevallen , waarin men zynen. toevlucht tot dezelve behoort te nemen. Men heeft in zommige regeeringen eenen misfiag begaan met zommige dingen onder de wet te bevatten, waarvan men geen kennis kan nemen by gebrek van behoorlyke baarblykelijkheid. Dus handelden de Perfianen ongerijmd, wanneer zy de ondankbaarheid tot eene misdaad  144 LlSIIK OTIÏ DK lesX. daad maakten en er eene ftraf op ftelden; integendeel dient men iiiets van het gene tot de \ goede manieren behoort, ten onderwerp van burgerlyke wetten te maken, Het is nog ongerijmder in de lijfftraffelyke rechtspleging onder onvolmaakte menfchen zulke grondbeginzelen intevoeren, welke alleen gefchikt zijn voor de allervolmaakfte regeering van het Opperwezen. Zo rust de vierfchaar der Inquifitie op hes denkbeeld van berouw als eene Godsdienstige daad. Gevolglijk heeft er niemand kans om vrygefproken worden, ten zy hy van zelfs bekent en zijn eigen befchuldiger wordt: terwijl hy die de misdaad ontkent, waaraan hem de Inquifiteurs fchuldig denken te zijn , altijd veroordeeld wordt. De Spanjaarden begingen byna geene grooter ongerijmdheid, dan toen zy den Inca Athualpa veroor, deelden en ter dood brachten, om dat hy meer dan eene vrouw had, 't welk geenszins ftrydig was met de wetten van Peru, en om dat hy eenige van zyne onderzaten had doen ombrengen. Even gelijk de wetten zich onderling niet behoren tegentefpreken, zoo behoren zy ook niet de minste ftrekking te hebben om de verplichting tot het ven uilen der zedelyke plichten te verminderen. Zy dienen dezelve eerder te  xe53c. Algemeene Sta ai kunde. T451 te verfterken. Dus zegt Montesquieu was het in den grond kwalijk gehandeld van Gondebald, koning der Burgundieys, wanneer hy gebood de vrouw of den zoon eens diefs toe flaven te maken , indien zy den diefital niet aan het licht brachten. Niets behoort als eene veröntfchuldiging voor eene misdaad aangenomen te worden, 't welk van iemand zei ven afhangt, by voorbeeld dronkenfehap , doch wel uitzinnigheid. De Indianen van Noord-Amerika begrypen het evenwel anders. Wanneer een van hun, zegt Mr. Crnrlevoix , dronken zijnde een' anderen ombrengt (en dit wenden zy dikwijls voor wanneer zy zulk een voornemen koesteren) vergenoegen zy zich met den dooden te beklagen. Het was zeer ongelukkig, zeggen zy, doch hy die hem ombracht wist niet wat hy deed. Indien by de Noord-Amerikanen eene moord in koelen bloede begaan wordt, heeft, naar het verhaal van Charlevoix niemand recht om den moordenaar ter dood te brengen, dan alleen die tot zyne ftam behoorden. Doch dit doen zy zeer zeldzaam en dan nog zonder eenigen vorm van rechtspleging ; zoo dat zyne dood geene wettige ftraf maar eerder eene byzondere wraakneming gelijkt : en zomtijds is het Opperhoofd verblijd zich by zulk eene gelegenheid van een II. Deel, K flechs  ^5 LïSSÏH OVER de LES X, flecht voorwerp te kunnen ontdoen. In een woord , de misdaden worden er derwyze geftraft, dat daardoor noch de gerechtigheid voldaan , noch de openbare rust en veiligheid gevestigd wordt. Alle terechtftellingen behooren zoo veel mogelijk in het openbaar te gefchieden , ten einde de handelingen van het gerichtshof door het algemeene volksgevoelen binnen de behoorlyke palen te houden. H et goede of kwade gebruik der wetten hangt zeer veel af van het gedrag der befchuldigers en-van hun die dezelve moeten doen gelden. Te Rome was geen calumniator publicus noch Advocaat of Procureur Generaal; ieder was bevoegd aanklachte te doen wegens misdaden , welke tot -nadeel van het algemeen ftrekten. Dit, zegt Montesquieu , was eene verkeerde inftelling , vermits zulk een voorrecht aan byzondere perfoonen gefchonken dikwijls het werktuig van byzonderen haat en wraakgierigheid gemaakt wierd. In de hedendaagfche regeeringen behoort het recht om de openbare misdaden te ve olgen alleen aan de hooge overigheid. In Eügeland kan geen lijfftraffeh'jk rechtsgeding, uit naam van de kroon, voortgang hebben , ten zy de zaak vooraf door vierentwintig gezwoorens (the grand jury) is onderzoen»  lesï. Algemeene Staatkunde. 14? zocht geworden , en zy hunne toeftemming tot het voortzetten van dezelve gegeven hebben. In Turkeijen, zegt Lady Montague, wordt eene moord nimmer van 's keizers wegen vervolgd gelijk by ons ; mak het is de zaak der naaste bloedverwanten om het bloed des vermoorden te wreeken en indien zy liever verkiezen de zaak met geld te laten afdoen 3 vwordt er niet verder van gefproken. * Het is van de grootfte aangelegenheid dat de Richters menfchen zijn die geen belang hebben by den uitflag der rechtspleging. Zy behooren derhalven , zo mogelijk, geen deel te hebben noch aan de wetgevende noch aan de uitvoerende macht, noch eenig vooruitzicht óm tot hooger bediening te geraken, en moeten ook uit het ganfche ligchaam des volks gekoren worden. Wy zien de verwonderlyke wijsheid van het Engelfche Staatsgeftel , beide in de aanftclling van Gezwoorens en in den toeftand der richters. Claudius gaf oorzaak tot allerlei onrechtvaardigheid zegt Tacitus , doordien hy ia alle zaken zelf vonnisde : terwijl Nero toen hy aan de regeering kwam , eh zich by het volk aangenaam wilde maken beloofde zich daarmede niet te zullen bemoeien. Lodewijk XIV befliste dik- C*) Letters vol. III. paj 34- E 2  148 Lessen over de lesx. dikwerf zelf de rechtzaken zyner onderdanen, en zoo deden oudstijds alle de Leen-Vorsten. In Engeland , was Eduard III de laatfte onzer koningen, die in een Gerichtshof voorzat. D e uitwerking der lijfftrafFelyke wetten hangt veel af van de bepalingen omtrent het bewijs, welke in verfchillende landen zeer onderfcheiden zijn. In Engeland vorderen wy het naukeurigfte bewijs, en het getuigenis moet in alle gevallen openlijk voor de balie en in tegenwoordigheid van den befchuldigden gegeven worden. Op waarfchyneh'jkheden wordt by ons ook weinig achtgeflagen. Maar in eenige andere landen is het daarmede niet eveneens gefteld. By het Parlement van Thouloufe zegt de Schryver der Commcntaries on Crimes and Punishmens heeft eene zonderlinge gewoonte plaats ten aanzien van het bewijs. Op andere plaatzen worden halve bezvyzen aangenomen; maar te Thouloufe nemen zy ook een vierde ja zelfs een achtfte van een bewijs in aanmerking. By voorbeeld , een getuige van \hooren zeggen zal men voor een vierde van een bewijs houden, en een tweede van hooren zeggen , doch nog meer in het wilde dan de eerfte, voor een achtfte; zoo dat acht getuigen van hooren zeggen , die in waarheid niets meer zijn kunnen dan de weerklanken van een ongegrond gerucht, een volkomen bewijs uitmaken. Volgends dezen grondre.  lesx. Algemeene Staatkunde. 149 regel werd de ongelukkige Calas veroordeeld om geradbraakt te worden. Eene aangeklaagde misdaad Jcan bewezen worden of door het ftelligë getuigenis van menfchen, die dezelve zagen bedryven of door andere omftandigheden ; en in het algemeen geeft men de voorkeur aan het eerfte ; doch het rust altijd op de onderftelling dat de getuigen noch bedrogen zijn , noch anderen willen bedriegen; en daar er vele gevallen zijn , waarin men het eene of het andere of dit beide mag onderftellen , valt zulk een getuigenis onder de omfchryving van eene omftandigheid , waardoor wy in ftaat gefteld worden om te beoordeelen of eene daad al of niet zy voorgevallen: en daar zijn vele gevallen waarin het zelve minder gewicht kan hebben dan andere omftandigheden, In geen land blyven meer misdaden ongeftraft, dan in Italië , voornamelijk uit hoofde der vryplaatzen , als mede uit hoofde van het gebruik om de getuigen nevens de misdadigers gevangen te houden. De fchrikkelijkfte moor. den, zegt Sharp, worden te Napels aeldzaam geftraft. Indien een moordenaar eene kerkmuur aanraakt (en vele muuren in deze -ftad zijn kerkmuren) eer hy door het gerecht gevat wordt, duld de heilige kerk niet dat hy geK 3 haa-  1$Q Lessen over de lesx. hangen worde; en indien de een den anderen in tegenwoordigheid van tien getuigen den dolk in 't hart ftoot, maken zy zich allen weg en ruimbaan voor den moordenaar. Onder de middelen om de menfchen tot het geven van waarachtig getuigenis te noodzaken is ook de Pynbank; waarmede men in zommige gevallen ongétwijfFeld zal Hagen; doch waardoor men iemand in veel meer gevallen alles zal kunnen doen zeggen om van hevige pyningen bevrijd te worden. Het eenige eigenaartige gebruik der pijnbank is om dezelve tot ftraf voor fchrikkelyke misdaden te doen dienen; en het zoude gewisfelijk meer affchrik te weeg brengen , welke toch het doeleinde van" alle ftraf is, indien men er in zekere gevallen gebruik van maakte. Men heeft als eene niet ongefchikte ftraf voor moordenaren opgegeven om dezelven voor de wilde beesten te werpen. Eene der ongerijmdfte middelen , waardoor men zich in de tyden der leenregeering van de rechtvaardigheid eener zake trachte te verzekeren, was daarvoor te ftryden het zy in eigen perfoon het zy door voorvechters. Dit noemde men het Kamprecht of Oordeel Gods waarvan onze misdadigers in naam de keur hebben; hebbende men zich vei beeld, dat de God-  lesx. Algemèene Staatkunde. ijï Goddelyke Voorzienigheid de rechtvaardige zaak zoude begunstigen. Iets dergelijks als het Kamprecht was onder de Christenen in gebruik en werd het Oor. deel des Kruis geheten. In het$aar 775 ontftond er gefchil tusfchen den Bisfchop van Parijs en den Abt van St. Denis over den eigendom van eêne klein abtdy. Elk van hun bracht giftbrieven en oude ftukken te berde. Maar in plaats van derzelver echtheid te onderzoeken' of den inhoud in overweging te nemen, werd het gefchilpunt aan het judicium crucis overgelaten. Zy fielden ieder eeneri man, die gedurende het doen der mis met uitgeflrekte armen voor het kruis ftond ; en hy wiens man het eerfte moede wierd of zyne houding veranderde, verloor zyne zaak. In dit geval won het de Abt. (*) Daar niemand als fchuldig moet aangemerkt worden, zoo lang zulks niet bewezen is, behoort ook niemand van zyne vryheid beroofd of gevangen gehouden te worden , ten zy de misdaad, waarvan hy befchuldigd wordt, zwaarder moet geftraft worden, dan met bannisfement of verbeurd verklaring van goederen; dm dat hy, in dit geval, indien hy fchuldig was, de ftraf f *) Robeitfon's Charles V. Vol. i. p. 290. K 4  ï5a Lessen over de lesx. ftraf zoude kunnen ontvluchten. De eenige rede van hei gevangen zetten van eenen befchül* digden is om zeker te zijn van zyne terechtftel. Jmg ; en hy behoorde voor zyne gevangenis fchadeloos gefield te worden, of door den aanklager of van 's lands wegen, wanneer hij oafchuldig bevonden wierd. lNDItN ee" onfchuldig'mensch van eene misdaad befchuldigd wordt, is het redelijk dat hy daarvoor een ge vergoeding erlangt; ook kan men m Engeland eisch doen wegens onrechte gevangenneming. In Frankrijk daarentegen heeft een onfchuldige, die het ongeluk gehad heeft om m den kerker geworpen en genoegzaam ter dood toe gepynigd te worden , geenen troost noch voordeel te hopen, en tegen niemand eenigen eisch; en tot verzwaring van zynen ramp, heeft hy voor altijd zyne achting verlooren, vermits zyne leden uit elkander gerekt zijn; daar zulks hem eerder tot medelyden recht behoorde te geven, EU*-  Ï.ESXI. AtSEMEENE STAATKUNDE. IJ3 ELFDE LES. Het beloop van den Voortgang der Wetten aangetoond uit de Gefchiedenis der Lijfftrafelyka Wetten en uit den Voortgang van de Begrip, pen en Wetten aangaande den Eigendom. Gefchiedenis der Wetten, Het Beroep der Rechtsgeleerden. JJeT beloop van den voortgang der Wetten is een fchoon onderwerp van befpiegeling voor den wijsgeer en bovennatuurkundigen , daar het ons vertoont, hoe de denkbeelden der menfchen uitgebreid en opgeklaart worden, naar mate van de vorderingen der burgermaatfehappy. Tot eene proeve hiervan zal ik den voortgang der Lijfftraffelyke wetten, en der wetten betreffende den eigendom uitkiezen, en uit de oordeelkundige Rechtsgeleerde Verhandelingen van Lord Kaims verkort opgev-n. D e noodzakelijkheid om zich by eenen rechter te vervoegen , wanneer men onzeker was omtrent den dader van eenig gepleegd misdrijf, gaf waarfchynelijk'in alle landen de eerfte gelegenheid aan de wetgeving om zich in de zaak der ftraffen te mengen. In de tweede plaats zorgde zy dat de beledigde perfoon niet naar zijn goeddunken ftrafte. In Abysfinie ftelde K. 5 men  154 LïSiïH 'OV1K DE EEST. men niemand in de macht van den beledigden, dan wanneer hy veroordeeld was om te derven. Na ar alle waarfchynelijkheid, werden de afkoopingen voor geld in het eerfte door gemeene toeftemming ingevoerd. Vervolgends werd er verboden iemand wegens verongelykingen te vervolgen, voor dat men hem eerft om genoegdoening gevraagd had; en de laatfte ftap was, den misdadiger tot het geven en den verongelijkten tot het aannemen van eene behoorlyke genoegdoening te noodzaken. Wanneer de afkoopingen het eerfte in gebruik kwamen, werden zy naar alle gedachten alleen in geringe misdryven toegelacen; terwijl de beledigde de eenige was die tot het zoengeld berechtigd was. Maar wanneer iemand doodgeflagen was , hadden alle zyne bloedverwanten recht tot eenig aandeel, vermits zy allen by zynen dood verloren; en men begreep bok fchielijk dat door alle zware misdaden ook het algemeen beledigd werd. Hierom moest er ook eene boete aan de landskas betaald worden boven het gene de beledigde perfoonen konden vorderen. Wanneer de Overigheid op deze wyze ook in de byzondere ftraffen invloed gekregen had, ging zy natuurlyker wyze voort om zich het recht aantematigen van de  Les Sr. Algemeene Staatkunde. 155 de verongelykingen te ftraffen , welke zonder iemand in het byzonder te benadeelen, louter aan het algemeen aangedaan wierden. Dus doende verkreeg de burgerlyke overigheid de macht om de misdryven tegen den Haat te ftraffen. De zoengelden in armoedige tyden vastgefteld j waren niet meer geëvenredigd aan de misdaden na dat de volkeren ryker geworden waren. Dit was dus een fchoone gelegenheid voor den koning of de hooge overigheid om Zich daar tusfchen te fteken en eene geevenredigde ftraf vastteftellen. In het eerfte geval van dezen aart gefchiedde dit denkelijk met toeftemming der, beledigde perfoonen; daar het niet moeielijk viel een mensch van gevoel-te overtuigen , dat zyne eer beter bewaard was wanneer zijn vyand naar verdienste geftraft wierd , dan of dezelve door eene geringe vergoeding in geld wierd opgehouden. Wanneer de misdaad nu naar verdienste geftraft wierd, verviel alle recht tot afkoop : es dus raakte het recht van byzondere ftrafoeffening, in alle gevallen van aanbelang , hoewel niet rechtftreeks, in duigen. Diefftal leverde waarfchynelijk het eerfte voorbeeld van deze zoort van ftrafoeffening. De keur om den misdadiger met halsftraffen te ftraffen of denzelven aan het oude gebruik overtelaten werd ongemerkt ver-  ij* Lessen over de lEsxr. veranderd,in eene willekeurige macht van vrylating of vergiffenisfchenking, zelfs na dat het vonnis reeds geveld was; doch in dit geval had de beledigde recht om het zoengeld te eisfchen. ° Het oordeel door kampgevecht door Dagobert koning van Bourgondie ingevoerd, en overeenkomstiger met den aart van een ftrijdbaar volk , bleef langer flandhouden dan de vuur en waterproef, een ander uitgedacht middel om de waarheid re ontdekken. Zy werden beide aangemerkt als een beroep op den Almachtigen. De eed van Zuivering kwam vervolgens in de. plaats van het kampvechten. De verweerder bracht een zeker aantal perfoonen met zich voor het gericht, die men compurgators noemde , en die, na dat hy op zvne onfchuld gezworen had , allen zwoeren dat zijn eed waarachtig was. Dit gaf den verweerder de keur om zyne zaak overtelaten aan een kampgevecht of aan de wet, gelijk men de zuivering door eede noemde. De eed van zuivering maakte eindelijk plaats voor de gezwoorens (furies). Deze overgang was gemakkelijk, vermits er geene verandering in het gebruik plaats had s dan alleen dat de twaalf  lesxi. Algemeene Staatkunde. 157 • twaalf compurgators, die te voren door den, verweerder benoemd wierden , nu door den Rechter werden aangefteld. De eed van zuivering en de Gezworens waren in het begin beide in gebruik, doch deze beide wyzen konden niet lang te zamen ftand houden. Ik ga nu over om de verfcheidene frappen in den voortgang van 's menfchen denkbeelden omtrent den eigendom aantewyzen. Volgends de oorfpronkelyke begrippen van het menschdom aangaande den eigendom was het bezit eene wezenlyke omftandigheid. Echter hield trien het voor een regel , dat fchoon de eigendom door diefftal verloren wierd, men dezelve echter door diefftal niet konde bekomen. Onder alle de onderwerpen van eigendom is land dat gene, waarop onze genegenheid zich het fterkfte vestigt, om welke rede dan ook het recht van eigendom ten aanzien van land veel eerder tot de tegenwoordige hoogte van vastheid en beftendigheid geklommen is , dan het recht van eigendom ten aanzien der roerende goederen. Maar met betrekking tot de macht van vervreemding hebben de roerende goederen den weg gebaand, Om  158 Lessen over de lesxi. * Om zich in het bezit van land te Hellen werd eenige openbare daad vereifcht, welke men begreep de plaats van het bezit te bekleden , en posfesfio Symbolica genoemd wierd. D e oorfpronkelyke bepaaldheid van het recht van eigendom, welk geene macht van vervreemding of overdracht medebracht, doet ons natuurlijk denken op den keten van bezitters, die het bezit van den bemachtiger , na deszelfs overlyden, aanhouden en hem moeten opvolgen indien hy niet kan vervreemden. Giften kwamen langzamer in gebruik, zijnde in het eerfre van geringe waarde en onder fchoonfchynende voorwendzels. Vervolgens werd het eene wet dat de vader, buiten toeftemming van zyne erfgenamen , een gedeelte van zijn land mocht wegfehenken , tot Godsdienstige gebruiken, tot eene huwelijksgifte met zijn dochter, of ter belooning voor bewezen diensten. Giften onder de levenden baanden den weg voor giften ter zake des doods. De macht om by uiterfle wille over zyne goederen te befchikken werd het eerfte door Solon ingevoerd die aan ieder eigenaar zonder kinderen de macht gaf om zyne opvolging by uiterfte wille te regelen. W a n-  lesxi. Algemeene Staatkunde. 159 Wanneer iemand zonder kinderen ftierf, verviel zijn land oorfpronkelijk aan het algemeen. Trapswyze begon het denkbeeld van eigendom na den dood zich flaande te houden; en hy, die zijn recht van den overledenen ontleende , konde er aanfpraak op maken. Dit recht verviel waarfchynelijk in den beginne op de kinderen , die by 's vaders leven afgegoed waren (feris familia,) inzonderheid wanneer alle de kinderen zich in dien ftaat bevonden. By gebrek van kinderen kwamen de goederen aan een* broeder, en zo trapswyze op verdere bloedverwandten in de zijdlinie. By gebrek van opvolging van bloedverwanten in de zijdlinie , haaiden de verdere aframmelingen (descendants) een nieuw denkbeeld van rechten voor den dag : want, vermits zy geen recht konden voorwenden , of het moest van den vorigen eigenaar afkomen , kon hun voorrecht van opvolging op geenen anderen grond rusten , dan op de onderftelde wil der overledenen. Maar het voorrecht der verdere afftammelingen, 't welk allengskens binnen enger en enger palen beperkt werd, wierd eindelijk opgefloten in de hoop om nevens de zydelingfcbe erfgenamen in de opvolging te deelen. (*) Ie. <*) Dit is voor my althans, zeer duister. Betekent Dfscendants hier  i6o Lessen over b e iesxt. Iemand die groote goederen byeengebracht heeft , kan er niet aan denken om die bezitting eens geheel te laten varen. Om dit fmertelijk vooruitzicht te lenigen , maakt hy by uiterfte wil den vlottenden eigendom vast, en verzekert zyne goederen aan -zich zei ven en zyne vertegenwoordigers door eene eindelooze fchakel van opvolging. Zyne goederen en zyne erfgenamen moeten voor eeuwig zijnen naam voeren, en alles wordt ingericht om zynen naam en zyne rijkdommen te * véreeuwigen. «Hieruit ontftonden de onderftellingen en vastgemaakte leenen (entails) Deze, door het Leenftelzel begunstigd en door de wetten van het rijk bekrachtigd , verfpreiden zich over ganfch Engeland met groote fnelheid , tot zy voor het algemeen nadeelig geworden zijnde, ZOnfrcr Kiridsllinderen enz. wier ouders reeds verdorven waren, zo als ik liet woord vertaald hebbe , dan moesten die nier alleen in den beginne eerst na eenen broeder eh deszelfs zoon toegelaten gijn , maar ook naderhand wederom met de zijdlinie gelijk gefield) 't welk my niet bekend is. Wil rasnihier in 'de naargaande zijdlinie Vooroverledenen Broeders Kinderen en derzelver recht yan reprefentatie verftaan hebben, of eerstklimmende, Descendenten van des overledenen Oom, by voorbeeld5 dan wordt noch 't geen omtrent de Zijdlinie in 't gemeen voorafgaat', noch 't geen hier omtrent het rusten en het inkorten van hun voorrecht, enz. gezegd wordt, ligter te bevatten. Zou men ook voor descendants moeten lezen ads'cendants ; van welke linie anders in 't geheel niet zou gelproken zijn , en op welke al 'c gene hier voorkomt beter toepaslijk is. Vmrt.  Lrssi. Algemeene Staatkunde. i6t zonder eenige wet, door het gezag der rechters gefluit en verbroken wierden. Dat het vastmaken der goederen voor den handel en de nyver* heid nadeelig zy , is niet het ergfte dat men met recht van dezelve kan zeggen. Het is een ftrik voor den onbedagten eigenaar, die zich., door eene enkele daad kan verwarren zonder % hoop van uitkomst. Voor den toezienden daarentegen is het eene gedurige oorzaak van misnoegen daar het die vryheid en onafhankelijkheid vernietigd , waarna alle menfchen haken, zoo wel ten aanzien van hunne bezittingen als ten aanzien van hunne perfoonen. ■ D e gefchiedenis der wetten in derzelver voortgang van ftaat tot ftaat is der oplettendheid van den beoeffenaar der gefchiedenis over waardig, Eenige der aangelegenfle omwentelingen in de menfchelyke zaken zijn haren oorfpronk verfchuldigd aan. gebeurtenisfen, welke met dit onderwerp in een nau verband ftaan. Geene gebeurtenis ftrekte' meer ter verbetering van het westelyke gedeelte der wareld, dan de'toevalli* ge vinding van een affchrift der Pandecten var* Justinianus in het jaar 1130 te Amahphi in Italie. Daar zijn in den- tegenwoordigen ftaat der meefte , rechten verfcheidene zaken, welke men II, Deel. L zea-  i6z Lessen over de Lesx:. zonder de kennis van derzelver gefchiedenis en voortgang niet kan begrypen. Dus zal iemand lichtelijk verlegen zijn om ^redenen te geven van een vorig gebruik in Engeland , om iemand die voor den rechter niet wilde antwoorden, dood te drukken. Ondertusfchen ligt de rede hiervan in de gehechtheid der Engelfchen aan het oorfpronkelyke begrip , dat alle rechtspleging eene gerichtelyke overeenkomst onderlidde , en dat er geene rechtspleging kan plaats .hebben tenzy de verweerder toeftemt dat zvne zaak in rechten onderzocht worde. Voorheen ftond het werkelijk aan hunne verkiezing, of zy hunne zaak aan den uitflag van een kampgevecht of van een richteriijk oordeel wilden overlaten. In vele gedeelten van Europa kan niemand ter dood gebracht worden zoo lang hy zyne misdaad niet heeft beleden. In dit geval maakt men gebruik van de Pijnbank. Het beroep van Rechtsgeleerde is in alle befchaafde landen altijd vereerende gereekend. Alle Jongelingen van aanzien te Rome legden zich toe op de beoeffening der rechten ; en het bepleiten der rechtszaken was de zekere en welbekende weg om in de gunst des volks en tot bevordering te geraken ; hoewel men de rede daarvan misfchien zo veel in de achting voor de welfprekendheid als voor de rechten moet zoe-  lesxi. Algemeene Staatkunde. 163 zoeken. (*) Barbaarfche volkeren zijn altijd afkeerig geweest van • eene regelmatige rechtspleging; en het is zekerlijk een bewijs voor de woestheid der Noordfche volkeren, dat het beroep van rechtsgeleerde by hun zoo lang als eene lage bezigheid befchouwd wierd. Frankrijk is het eenige land van Europa waar de oude adel zich dikwerf in tden langen tabbaare kleedde. (*) De Rechtsgeleerden wierden te Romen nogthans oiiderfcheU den van de welfprekende pleiters of Oratores. Vert. L 2 TWAALF*  104 Lessen over de lesxii. TWAALFDE LES. Hoe noodzakelijk het zy de Aandacht te vestigen op den Landboa. Hoe dien best aantemoedigen. Pryzen op den Uitvoer. Openbare Voorraadfchuren. Onderlinge Invloed van den Landbou en den Koophandel. Welke Omftandigheden eenen gebrekkig en Landbou verzeilen. Deszelfs gebrekkigen Toeftand in Engeland voor -weinige Eeuwen. Voortgang der Verbeteringen in de Maatfchappy. Verdeeling van den Arbeid Groote Nuttigheden van dc gemeenste Kunsten Ondersteld zijnde, dat dedingen, welke den meesten invloed op de menfcheiyke zaken hebben , te weten het ftaatsbeftier en de wetten , naar eifch zijn ingericht; is de Landbou de eenige vaste grondflag van de meeste verbeteringen van bet gezellige leven, wanneer men dien befchouwt als bevattende de aankweekïng van alle de voortbrengzelen der aarde. Dit is derhalven een onderwerp 't welk in het byzonder onze aandacht verdient. Ik befchouwe zelfs de opkweeking van het vee als een gedeelte van dit onderwerp , vermits althans de aankweking van gras , zo al niet van andere kruiden een noodwendig gevolg van deze bezigheid is; uitgezonderd wanneer er zich zul-  lesxii. Algemeens Staatkunde. rn Engeland, dat de Apothekers die alleen als een verfterkend middel verkochten; op dien eigen tijd hield men kaarfen voor een artikel van weelde ; de hemden werden toen van fergie gemaakt, daar alleen de lieden Van aanzien linnen droegen; en zulke dingen jS 3 als  198 Lessen over de tEsxni. als fchoordenen of kagchels waren geheel niet bekend. Alle de gerijffelijkbeden, welke ons de kennis der werktuiglyke krachten aanbrengt; als molens, klokken, zakuurwerken enz. zijn by vergelyking gefproken uitvindingen van zeer la* ten tijd, om nu niet te fpreken van de drukkunst en andere kunsten, welke te ver buitea de fchreef der noodwendigheden loopen; fchoon vele dingen van artikelen van de hoogde weelde naderhand byna algemeen onder de noodwendigheden zijn begonnen geteld te worden, gelijk by voorbeeld de thee. Ik zal er nu nog maar byvoegen dat onder de regeering van Maria de eerde koets in Engeland te voorfchijn kwam ; dat men het groote gerijf van een keukentuin bezwaarlijk kan zeggen aldaar bekend geweest te zijn voor de regeering van Elizabeth; dat de aardappelen zelve welke voor zoo een aanmerkelijk gedeelte het noodwendige voedzel der armen in vele landen uitmaken, niet voor de ontdekking van Amerika ingevoerd wierden ; en dat er in het ganfche westelyke gedeelte der wareld weinig of geen zuiker gevonden wierd voor dat het zuikerriet in onze Amerikaanfche volkplantingen wierd aangekweekt. Het is ook vermakelijk de verfchillende arsikelen van voedzel en kleeding natefporen uit de  ie9tih. Algemeene Staatkunde, ip§ de landen waar zy het eerfte wierden voortgebracht, en de onderfcheidene plaatzen nategaan, langs welke zy tot ons gekomen zijn. Dit vermaak genieten wy in het naiporen van de karsfen uitPontus, van het linnen uit Egypte en van de zyde uit China. In 't kort niets, welk de menfchelyke natuur en de verzorging der menfchen op deze aarde betreft, is de opmerking van den wijsgeer onwaardig. Alles wat tot dit onderwerp behoort is voor hem van aanbelang en verfchaft hem ftoffe tot tijdkorting en onderrichting. Hy zegt met den ouden man by Terentius : homo fum, nihil humani a me alienum jiuto. tf 4 VEER-  |©© Lessen over de les xiv, VEERTIENDE LES. . Het Voordeel van den Koophandel voor eenen Jlaat. Deszelfs Uitwerkzelen op de Gemoederen der Menfchen. Düdelyke en Lyddyke Koophandel. Welke zoort de Voordedigfle. Visfcheryen. Invoer van ruwe en onbewerkte Stoffen. Vergelyking tusfchen de Winst dér Kooplieden en die van den Staat. Balans van den Handel. Invloed van den Koophandel op de waarde van de Landeryen en omgekeerd. Tusfchenkomst der Wetgeving in den Koophandel, De Acte van Navigatie. Bepalingen op den Koophandel. Handelmaatfchappyen. Vervreemding van Land. Verlies vanden Koophandel door Vervolging. Eenparigheid van Maten en Gewichten. Verloop van den Koophandel. Naaryver in den zeiven. Zoo dra vïndea de menfchen niet, dat zy beflaan Icunnen, of zy toonen aanftonds eene begeerte om hunne omftandigheden te verbeteren en hunne gerijffelijkheden te vermeerderen. Indien zy het tegenwoordige voorwerp hunner begeerte binnenslands niet vinden kunnen, zullen zy er in andere Janden naar omzien en nimmer is iemand tot zulke omftandigheden geraakt , waartoe ook niemand naar alle waar- fchy-  tESXiv. Algemeene Staatkunde. 201 fchynelijkheid immer geraken zal dat hy daarin volkomen kan berusten ,' zonder naar verdere verbeteringen uictezien. 'Dit eindeloos wenfchen , waaraan de menfchelyke natuur onderworpen is, gepaard met den werkzamen aart der menfchen , deed den Koophandel geboren worden, waardoor de menfchen van buitenslands van die gerijfFelijkheden voorzien worden , welken zy in hun eigen land niet konden vinden. Door den koophandel wordt onze kennis van den aardkloot en deszelfs bewooners uitgebreid, 't welk grootelijks ftrefct om de ziel opteruimen en ons van vele fchadelyke vooroordeelen te genezen , welke wy onvermydelijk opdoen, wanneer wy binnen ons eigen land bepaald blyven. Het dry ven van koophandel brengt ons in nauwer en uitgebreider betrekkingen met ons eigen geilacht , 't welk over het geheel op de weldadigheid eenen gunstigen invloed moet hebben ; terwijl niemand de zoetigheden van.den koophandel, welke volflrektelijk afhangt van een vryen en ongeftoorden omgang tusfchen verfchillende en afgelegen volkeren, kan fmaken , ten zy hy een beminnaar zy van vrede, zonder welken de voordeden welken hy geniet niet te verkrygen zjjn. D e flipte naukeurigheid , een zoo wezenlijk vereischte in alle de verrichtingen van den N 5 koop-  2©2 LESSEW OVER DB 1ESXIV. koophandel ftrekt noodzakelijk om de gemoederen van allen die er in betrokken zijn de beginzelen van flrenge rechtvaardigheid en eerlijkheid intefcherpen De eenige zwarigheid ligt daarin, dat het aanhoudende denken op winst de gemoederen niet vervreemde van de gevoelens van edelmoedigheid en den weg bane tot eene vuile fchraapzucht. Doch de zulken , die kleine winsten doen en zich voor hun zeiven met koopen en verkoopen bemoeien , zijn het meeste aan dit gevaar onderhevig ; daar de uitgebreide handel der kooplieden meest al eene in het oog loopende tegenitrydige uitwerking heèft. Vele krygen door den koophandel vorstelyke bezittingen en vorstelyke neigingen. Ne er ing en koophandel waren zoo lang bepaald tot de lager rangen der maatfchappy, terwijl de vrye lieden en de edelen zich alleen met de jacht en den oorlog ophielden, dat het denkbeeld als of de eerften laag en onedel waren nog in verfcheidene gedeelten van Europa daaraan gehecht blijft, inzonderheid in Frankrijk. Maar de rijkdom en edelmoedigheid der kooplieden zijn gefchikt om deze denkbeelden te doen veranderen, en de gevoelens van het meerder getal zullen altijd op de minderheid werken. Waar het grootfte getal der ryke lieden zaken by de hand hebben, zullen de overigen zich fchamen een werkeloos leven te leiden, ge-  lesxiii. Algemeene Staatkunde. 203 gelijk men zegt het geval te zijn in Holland: en het kan zijn dat ten eenige tyde het beroep des krijgsman* even verachtelijk worde als dat van eenen Scherprichter. Het voorname en te gelijk het eigenaartige en onmiddelyke voordeel van den koophandel beftaat daarin , dat zy de nyverheid opwekt en den arbeid vermeerdert , door welker vruchten een volk zich zeiven de gerijffelijkheden kan verfcbaffen , waaraan het gebrek heeft, en dus het leven des menfchen veel gelukkiger kan gemaakt worden. Het voordeel van den koophandel ontftaat uit de ruiling van het gene kan gemist worden tegen dat gene waaraan gebrek is, inzonderheid van eetwaren of ruwe ftoffen door den boer, die het land bewoond geteeld tegen gewerkte goederen door de bewooners der fteden gemaakt ; en met hoe minder moeite en omflag deze ruiling gedaan worde, hoe beter. Indien alles wat ik noodig heb in mijn land gevonden worde, doe ik geen voordeel met het zelve daarbuiten te gaan halen ; en indien de ruiling zonder geld gefchieden konde ware het nog beter. Want geld is flechts een middel om de ruilingen gemakkelyker te maken. Het buitenlandfche vertier van eene waar doet  2c4 Lessen over de j,esxiv. doet derzelver hoeveelheid vermeerderen door het aanmoedigen van de nyverheid binnenslands: zoo dat hoe grooter de uitvoer is van eenige waar, hoe meer er van dezelve in het land zal voortgebracht worden; waardoor de grondltelling van Sir William Declcer, dat het de uitvoer is welke een volk rijk maakt, ten vollen beves1 tigd wordt en meer byzonder betoogd hoe wijs het zy, den uitvoer van noodwendigheden zoo veel mogelijk aantemoedigen. Zoo lang Engeland koorn genoeg voortbrengt om andere landen te fpyzigen, kunnen wy nimmer binnenslands in gevaar van een hongersnood komen. Maar te voren leert ons de gefchiedenis dat wy menigvuldige hongersnooden hadden. D e overvloed van zilver en van alle dingen welk tot gemak en fieraad des levens vereifcht worden , welken de Heilige Schriften ons leeren dat Salomo in het rijk van Israël invoerde , door middel zyner vlooten beide op de Roode en Middelandfche zee, is een voordeel des koophandels, overeenkomstig met ontelbare anderen, welken ons de gefchiedenis oplevert. Wy hebben er vele van opgegeven in het beknopt verflag van de gefchiedenis des koophandels, waaruit wy dit algemeene befluit raogén trekken; dat de koophandel nimmer mist  Lzsxiv. Algemeene Staatkunde. 205 mist een volk rijk, fialrijk en machtig te ma. ken. Deze voordeden gaan altijd in een meerder of minder graad met den koophandel gepaard , het zy dezelve tot die zoort behoore welke dadelyke genoemd wordt, het zy dezelve ■alleen lydelijk zy, dat is, het zy een volk zyne eigene waren en gewerkte goederen zelf uitvoere, het zy de ruiling gefchiede door de fchepen van die landen, waarmede het zelve handelt. De dadelyke koophandel is echter verre de voordeeligÜe. Het bouwen en bemannen der fchepen geeft op zich zeiven reeds aan vele handen werk ; de winst welke de vrachten aanbrengen is aanmerkelijk; en de zeemacht, welke de ftaat daardoor verkrijgt, is voor denzelvea eene groote vermeerdering van macht en veiligheid. Aan den anderen kant kan een lydelyks koophandel van dien aart zijn , dat de ftaat er blijkbaar door wordt benadeeld; even gelijk een byzonder perfoon zyne bezittingen op eene dwaze en buitenfporige wyze kan doorbrengen. Alleen die handel brengt een volk winst aan, welke deszelfs nyverheid bevordert, zoo dat daardoor het volk in ruimte kan leven, zonder zyne inkomften uitteputten. Weshalven die han-  2o6" Lessen over de eesxiv. handel boven alle anderen voor den ftaat de voordeeligfte is, waarin wy onze, uit binnenlandfche'ftoffen gewerkte, goederen zei ven uitvoeren. Want deze gebruikt den arbeid welke er vereischt wordt tot de teelt der ruwe ftoffen, tot het bewerken van dezelve en tot den uitvoer der waren welke daarvan vervaardigd zijn. Jn dit licht befchouwd , zijn visfcheryen in het byzonder eene kostelyke zaak; daar men door middel van dezelve niets dan arbeid noodig heeft om eenen zeer voordeeligen handel te openen. Visfcheryen bevorderen ook de zeevaart, vermits zy een groot aantal zeelieden aan de kost helpen; en indedaad , het is blijkbaar uit de gefchiedenis van den koophandel en van alle zeemogendheden, geene uitgezonderd3 dat uitgeflrekte visfcheryen altijd het tijdperk van uitgebreiden handel en zeevaart geweest zijn. Na den uitvoer van binnenlandfche manufacturen , en visfcheryen , is de invoer van ruwe ftofFen om bewerkt te worden van veel waarde voor een land. Het is beter dan de invoer van geld; vermits het bewerken van die buitenland» fche ftoffen aan menigvuldige handen binnenslands werk verfchaft en de daarvan gemaakte goederen, op het minste en zonder twijffel meer-  z,Esxiv. Algemeene Staatkunde. 207 meerder opbrengen dan den prijs der ruwe ftoffen. De winst der kooplieden, zegt men, is niet altijd winst voor het land in het algemeen. Indien , by voorbeeld, een koopman buitenlandfche goederen inbrengt, welke het vertier van binnenslands gewerkte goederen benadeelen, verliest de ftaat, offchoon de koopman aan die goederen wint. Even zo kan een koopman de goederen van zijn land uitvoeren tot zijn eigen fchade en tot winst van den ftaat. Maar indien de kooplieden er winst by hebben , moeten de gebruikers, dat is, die-gene tot wier gebruik de handwerken aangeleid worden , het ook doen; vermits zy de macht hebben om naar welgevallen al of niet te koopen: en indien men, na voldoende proeven, bevindt, dat de kooplieden de van buiten ingebrachte goederen beterkoop kunnen afleveren, dan dezelve binnenslands gewerkt zijnde kunnen verkocht worden , is het een bewijs , dat het belang der natie in het algemeen Diet medebrengt zulke fabrieken langer aantemoedigen. Schoon de uitvoer een volk verrijkt, moeten wy echter de hoeveelheid der rijkdommen, welke eene natie by den koophandel wint, nie.t enkel beoordeelen naar den uitvoer, maar ook èen invoer in aanmerking nemen. Wanneer de*  *0§ L 2 s s e tf »ver dï lesxiv> deze elkander naukeurig opwegen , kan men niet zeggen dat er gewonnen of verloren wordt; even gelijk niemand ryker wordt door liet verkoopen van een zekere hoeveelheid goederen, wanneer hy ten gelyken bedrage wederom inkoopt. Zelfs fchoon de uitvoer minder geworden is, indien dan ook de invoer meer dan in evenredigheid is afgenomen, is zulks een blijk van de vermeerdering van een voordeebgen handel, niettegenftaande de vermindering van den uitvoer. Dus doende berekent men echter de waarde van den koophandel alleen naar den aanwas van het geld. Maar een volkkan ook we! bloeien alleen door den binnenlandfchen handel ; en het geen buitcniandfcbc handel is tusfchen twee volkeren, welke ieder op zich zelf geregeerd worden, zoude binnenlandfche handel worden , wanneer zy beide onder eene en de zelfde regeering kwamen.. By eiken eerlyken koop zijn kooper en verkooper gelyke winners het zy het' geld ,van de beide partyen daardoor vermeerdere of niet. Het is ten uiterilen verkeerd de inkomsten van de kroon te verwarren met het gene de natie by haren koophandel wint. Niemand zal immers durven ftaande houden dat het voor het algemeene welzijn voordeeliger is, dat de natie jaarlijks een millioen en daarboven aan vreemdelingen uitkeere, ten einde-door de inkomende rech-  lbsxiv. Algemeene Staatkunde. 205» rechten een honderdduizend ponden meer in 's lands fchatkist te brengen, dan dat dat millioëri of daarboven binnenslands opgelegd worde, en de honderdduizend ponden langs eenen anderen weg geheven. Maar ftaatsdienaren berekenen gemeenlijk de waarde van een ding voor het land, naar de winst, welke zy zei ven, en wel onmiddelijk, daarvan trekken. Daar de koophandel den rijkdom en de bevolking van eenen ftaat vermeerdert, verhoogt zy ook noodzakelijk de waarde der lar,derven; zoodat het belang der eigenaren naau verknocht is aan de onderfteuning van den koophandel. Het is zelfs gemakkelijk, aantetoonen dat het . verval van den koophandel de bezitters van landeryen gevoeliger zoude treffen dan de kooplieden , handelaars en fabrikeurs zeiven , dewijl deze zich zeiven en hunne bezittingen gemakkelyker naar andere landen zouden kunnen over-_ brengen, dan zy wier bezittingen in landgoederen beftaan. Het is echter ook waar, dat de koophandel de waarde der landeryen zoo hoog kan doen ryzen , dat de waarde van het land het verder uitbreiden van den koophandel verhindert. Want het is zeker , dat de koophandel in een land, waar dezelve hoofdzakelijk uit deszelfs eigene voortbrengzelen voortkomt, gelijk voor een II. Deel. O »*  2io Lessen over de lesxiv. zeer groot gedeelte het geval is met Engeland, niet beftaan kan met een' buitenfporig' hoogen prijs der landeryen; vermits daardoor de'pryzen van alle waren zullen ryzen ; zoo dat zy op buitenlandfche markten niet met het zelfde voordeel als voorheen kunnen verkocht worden. De Koophandel van Holland is van eene andere zoort, vermits de prijs der waren daar minder afhangt van de landeryen; maar dan is die zoort van koophandel ook zeer veranderlijk en onwis; doordien de ruwe ftoffen voor deszelfs fabrieken uit andere landen moeten komen , waar men, bij tijd en wyle , die zelf kan verkiezen te bewerken. D e wetgeving van eenig land heeft zich zelden met de zaken van den koophandel bemoeid, zonder dat de koophandel daardoor is benadeeld geworden ; uit hoofde van de onkunde der ftaatsmannen , en ook van de kooplieden zeiven , omtrent de natuur van den koophandel. Ook zijn de grondbeginzelen van den koophandel waarlijk zeer ingewikkeld en vereisfchen ee-* ne langdurige ondervinding en diepe overweging om tot het rechte verftand van dezelve te geraken. Dan de beruchte Engelfche Navigatie Acte, ten tyde van het Gemeenebest gemaakt, 'is eene uitzondering op deze aanmerking. De inhoud van deze Acte is, dat het aan geen volk geoorloofd zijn zal eenige andere waren in dit rijk  £esxiv. Algemeene Staatkunde. i\t rijk intebrengen , dan welke op. deszelfs grond geteeld zijn. Deze Acte was voornamelijk, ingericht tegen de Nederlanders , die ons te voren de ruwe ftoffrn voor onze meeste fab i :ken bezorgden , doch welke wy zeiven na dien tijd gehaald hebben; en het gevolg daarvan was zulk een vermeerdering van den fcheepvaart en koophandel van de Engelfche natie dat dezelve de beetfte verwachting van de ontwerpers dezer acte verre te boven ging. Maar om eene in richting als deze met voordeel voor eene Datie te maken , moet het belang' van andere natiën vorderen dat zy "met ons op onze eigene voorwaarden handel dryven , en dat wy ons voordeel doen met hare behoeftigheid. De tijd kari echter komen , dat het even ftaatkundig zijn zoude deze acte intetrekken dan het was die vastteftellen. De meeste Staatsmannen hebben den koophandel benadeeld, door denzelven al te zeer aan banden te leggen, te bepalen of te belasten; waarvan het gevolg geweest is, dat zy door te ftaan naar een groot en onmiddelijk voordeel de bronader van alle . toekomende voordeden hebben .afgefneden.. De. nadeelen, welke een volk te wachten heeft uit het geheel openzetten en vrylaten van den koophandel zijn weinig in getal en zeer betwistbaar, in vergelyking van het baarblykelyke nadeel > welk het beperO £ *en  212 Leasen over de iesxiv. ken van denzelven , evenveel hoe of op welke wyze, daaraan toebrengt. Misfchien mag men dezen regel in het algemeen voor goed houden, dat geene andere bepalingen van den koophandel nuttig zijn , dan welke het volk verplichten tot het vermeerderen van zynen arbeid en tot het uitbreiden en verbeteren van zyne fabrieken. Wanneer Lodewijk XIV. lastig gevallen wierd om de Engelfche en Nederlandfche haringbuizen toetélaten, antwoorde by: Neen, hoegenaamd niet, zo mijn volk haring wil eten, waarom vangen zy ze niet even zoo wel als de Engelfchen en Nederlanders? Colbfrt, een msn van uitflekende braafheid, kunde en werkzaamheid > was niet alleen geneigd om , gelijk andere Europefche ftaatsdienaren , de nyverheid der fteden boven die van het platte land aantemoedigen ; maar om dit te doen was hy zelfs genegen om de nyverheid van het platte land neerteflaan en te verdrukken. Om de inwooneren der fteden de eetwaren voor eenen lagen prijs te bezorgen , en daardoor de fabrieken en den koophandel aantemoedigen verbood hy den uitvoer van granen , en floot dus de ingezetenen uit van alle buitenlandfche markten, ten aanzien van het gewichtigfte gedeelte van de voortbrengzelen hunner nyverheid. (*) Hy zoude beter gedaan C) Smith Wealth of Nations Vol. IIJ. p. 3.  lesxiv. Algemeene Staatkunde. 213 daan hebben met te luisteren naar den- raad van een oud koopman , wien hy raadpleegde over het gene hy ten besten van den koophandel doen zoude., en die hem ten antwoord gaf: laisfez nous faire; laat ons ftit begaan. Zaken van grooten omvang, welke aanzieuelyke zommen en een eenparig bewind vereisfchen , moeten noodzakelijk gedreven worden door Maatfchappyen met uitfluitende voorrechten. Dergelyke maatfchappyen zijn boven alle tegenfpraak van grooten dienst geweest tot voortzetting van den ra ionalen koophandel in vroeger tyden. Men fchijnt van alle kanten toeteftemmen, dat byaldien de handel op OostIndien en Afrika aan geene maatfchappyen ge. geven geweest ware , zy nimmer had kunnen gevestigd worden. Maar niettegenllaande deze uitwerkzelen , zal het met den koophandel by vervolg van tijd beter gam /order dezelve; terwijl derzelver voortduring dikwijls eene groote hinderpaal is om den koophandel in alle zyne uitgebreidheid voorttezetten. Het is algemeen bekend dat byzondere en op zich zeiven ftaande kooplieden meer moeite doen en meerder zuinigheid betrachten dan Maatfchappyen jmmer of ooit kunnen of zullen in- ftaat zijn te doen. Om echter alle verkeerde opvattingen wegtenemen , zal het niet ongefchikt zijn hier aantemerken, dat alle in ftand zijnde Maatfchap- 0 3  \ iis, Lessen ©ver de lesxiv. pyen juist geene gemeene kas hebben , maar dat in vele van dezelve ieder lid voor zijn ei.—gene rekening handel drijft, naar zulke inrichtingen als zy volgends hun octrooi maken mogen. I>e reden, waarom deze Maatfchappyen dikwerf langer in wezen blyven, dan het belang van den koophandel vordert, ligt hierin, dat zy rijk geworden zijnde , door het opfchieten van gr ld of langs andere wegen voor de regceri;ig van belang geworden zijn, zoo dat diehaai niet wei zoude kunnen misfen. Het verleenen van uitfluitende en bedwingende macht aan ftedelyke gilden en ondergefch kze genootfchappen is mede ten hoogflen nuttig geweest voor den handel in zyne kindsheid. In de onrustige tyden der Leenregeering was er zeker geene veiligheid voor handwerklieden en kooplieden ,' dan in bevoorrechte plaatzen , waar zy doör den Grondheer bèfchermd wierden, uit aanmerking van het voordeel welk zy hem aanbrachten. Maar thans houdt men dezelve algemeen voor hinderpalen van den koophandel , vermits zy de leden dier genootfchappen het vermogen geven om hunne medeburgers te belasten , en alle aanmoediging tot nyverheid wegnemen. Daar  LESXIV. ALCEMEENE STAATKUNDE. 2If Daar de koophandel beftaat in het verruilen van de eene zaak voor eene andere, zijn alle wecten welke het verkoopen van landeryen of eenige andere waren verbieden , hinderlijk voor den koophandel , en verminderen boven dien de waarde van het land. De koophandel heeft in Engeland nimmer gebloeid, voor dat het verkoopen der landeryen gemakkelijk gemaakt wierd , door het in onbruik geraken of affchaffen der Leenrechten en gebruiken, volgends welke zulks bepaald was tot de nakomelingen der oorfprónkelyke eigenaars. ' Desgelijks zijn alle wetten, welke het naturahfeeren' van vreemdelingen bezwaarlijk muiken voor de aanmoediging van den koophandel ten uiterften nadeelig. Engeland is alle zyne fabrieken en alle zyne fchatten aan vreemdelingen verfchuldigd: en daar het zelve in geenen deele volkomen bevolkt is , behoort men er de naturalifatie zoo gemakkelijk te maken als eenigszins mogelijk is. Een Vorst kan nimmer een krachtdadiger middel by de hand nemen om den koophandel in zyne ftaten te verdelgen, dan de vervolging ter zake van den godsdienst- Philip IL van Spanje vernietigde den fchoonen handel van Vlaanderen in den grond en verrijkte de Hollanders en de Engelfchen , door het invoeren O 4 vai  at<5 Lessen oves de lesxiv. van de Inquifitie in die gewesten van zijn gebied. De Protestantfche Godsdienst is, om vele redenen, gunstiger voor den koophandel dan de Roomfch Katholyke. In Protestantfche landen wordt niemand tot het kloosterleven en den ongehuwden ftaat verplicht; noch de handen der handwerklieden door zoo vele heilige dagen gebonden. De Ingezetenen van Japan verliezen grootehjks door het bepalen van hunnen koophandel tot de Chinefen en de Hollanders, veroorzaakt door het afgryzen, welk zy tegen de Jeluiten hebben opgevat. De Chinefen, zegt men , winnen duizend ten honderd jn hunne handel op Japan en de Hollanders ten naastenby even zoo veel. By het optellen van zaken en omftandigheden , welke voor den koophandel gunstig of ongunstig zijn of zijn zouden , is het niet ongepast te melden, dat de eenparigheid van maten en gewichten , als mede van de geldmunten den algemeenen handel grootelijfcs zoude bevorderen. Het fchijnt onmogelijk dit over de gebeele wareld of door Europa werkfteilig te maken ; doch men zoude denken dat het gene groote zwarigheid in had dit in eenig bvzonder koningrijk uittevoeren. De eenpanV heid van maten en gewichten zoude den binnenlandfchen handel van Grootbrittanje grootehjks bevorderen, en dit is 0p zich zelfzeker.  tEsxiv. Algemeene Staatkunde. 217 kerlijk een voorwerp van aanmerkelijk aanbelang. Het kan niet ongepast zijn, ter vermaning van de EDgelfchen om hunnen koophandel met de uiterfte aandacht te behoeden en aantekweeken, hier uit Anderson, een kort verflag te geven van de voornaamfte verloopen van den koophandel in de hedendaagfche tyden. „ Wie „ zoude driehonderd jaren geleden gedroomd ,, hebben, dac die Levantfche havens, waaruit 3, Engeland en byna alle de overige Christely„ ke landen van de fpeceryen , droogeryen en ,3 andere waren van Indien en China , door „ middel der Venetianen voorzien wierden , ,, ten eenigen dagen zelve daarvan zouden „ voorzien worden door zulke afgelegene lan- den , als Engeland en Holland, voor lager ,, prijs dan zy gewoon waren dezelve recht» ,, ftreeks uit het Oosten te hebben; of dat „ Venetië den voordeeligen handel om het j, overige van Europa daarmede te voorzien, „ naderhand door Lisbon zoude verliezen ? Of „ eindelijk , dat Lisbon denzelven weder zou„ de moeten afftaan aan Amfterdam; of dat Am,, fterdam en Haarlem hunne beroemde en „ fchoone linnenfabrieken allengskens verliezen „ zouden ten voordeele van Schotland en „ Yrland, zo als reeds gedeeltelijk gefchied is en waarfchynelijk hoe langer hoe meer ftaat te OS » ge.  si8 Lessen over be lesxiy„ v „ gefchieden ? Wy behoeven er de menigvul„ dige verp'laatzingen van den ftapeï der wol- fabriek niet bytevoegen, welke by het eerfte ,, herleven van den koophandel , na den val jj? van het Westerfche Keizerrijk , te Venetië, „ Florence, Pifa en Luca gevestigd was; van „ waar zy hoofdzakelijk werd overgebracht naar „ de Nederlanden o'tatrent achthonderd jaren ge- leden, en uit de Nederlanden voor ongeveer „ tweehonderd jaren naar Engeland. Wie had kunnen denken dat de voorname verzorging van zuiker aan geheel Europa van Lisbon zoude overgaan naar Londen en zedert tot „ eenen veel te hoogen trap van Londen naar „ de havens van Frankrijk? Galanterien, Neu„ renburger waren , juweelen , zakuurwerken, „ ftaal en yzerwerk, hoeden, kousfen en ders> gelyke uit Frankrijk en Duitschland naar Ens, geland. Het menigvuldige verloop der ha„ ringvisfchery is insgelijks zeer opmerkelijk. „ Deze voorbeelden," gelijk Anderfon er te j:echt byvoegt, ,, maken dat men op verfchei„ dene ftelregels van onze ouder fchryvers over „ den koophandel niet veilig kan aangaan. „ Zelfs de voortreffelyke verhandeling van Sir Jofiah Child valt reeds eenigermate onder de. ,, ze aanmerking, inzonderheid ten aanzien van 3, het gene hy fchrijft over den Koophandel der vereenigde Nederlanden, welke toen hy „ fchreef  lesxiv. Algemeene Staai kunde. 21$ 3, fchreef in vollen glans was, doch zedert aan„ merkelijk verduisterd is. " Wt moeten ons door geene mislukte ondernemingen laten affchrikken , om onzen koop. handel tot nu nog onbekende landen uitte- . ftrekken : daar zelfs de vergeeffche poogingen der Engelfchen, Franfchen, Hollanders en Denen wegens ue tot hier toe onmogelyke Noordwestelyke en Noordoostelyke doortochten naar China en Indie evenwel verfcheidene nieuwe en aanmerkelyke bronnen van koophandel geopend en de vaart op die noordelyke landen vermeerderd hebben , tot geen gering voorled van het geheele overige Europa. Want aan deze poogingen, zijn de Grourlandfcbe Visfcheryen en de handel op Hudfons baai , Rusland en Lapland het beftaan vcfichuldigd. Vele der algemeen aangenomene grondregelen van den koophandel hebben het oogmerk om eene natie ten kosten van andere te verryken, voortipruitende uit eene nationale naar' yver, als of de. winst van den eenen noodzakelijk verlies moet zijn voor den anderen. Ondertusfchen is deze fteiregel in geenèX deele waarachtig: en volgends dat zelfde beginzel zoude elke ftad van het zelfde land even naaryverig kunnen zijn omtrent hare omliggende fteden, als volkeren omtrent hunne naburen. Waar-  220 Lessen over de lesxiv> Waarlijk, gelijk ik boven reeds heb aan gemerkt, elke eerlyke koop is eene winstvolle onderhandeling voor de beide partyen , en gevolglijk worden alle natiën door haren onderlagen koophandel bevoordeeld. Terwijl van beiden de arme meer winst doet dan de ryke, ver mits de behoeften des armen van ernstiger natuur zijn dan die van den -yken. Hoe\vker een volk is hoe meer vermogen het ook hebben zal om de waren van andere volkeren te koopen : en geen land is in zich zelf van al het noodige zoo wel voorzien , dat het alle andere landen zoude kunnen misfen , ten minsten niet ten aanzien der overtolligheden, Derhalven zal het geluk van alle volkeren, als eene groote maatfchappy befchouwd best bevorderd worden door het afleggen van allen nationalen naaryver van koophandel, eQ door ieder land die voortbrengzelen en handwerken te laten aankweeken, welke aan hetzelve het meeste voordeel aanbrengen ; terwijl de* ondervinding hun dezelve in eenen ftaat van volkomene vryheid weldra zal leeren kennen. In dien ftaat van zaken zal het eenige voordeel aan de kant van de nyverheid en het vernuft zijn , en noch menfch noch natie behoorde immer te wenfchen dat het elders gelegen ware. In  lèsxiv. Algemeene Staatkunbe. 221 In dezen natuurlyken loop van zaken, zoude de onderlinge gemeenichap van- het menfchdom , door het voordeel , welk men daarvan ondervinden zoude, zoo vermenigvuldigd worden , dat de volkeren het hun gemeen belang zouden rekenen met eikanderen in vrede te leven , en alle vyandelijkheid als een gemeen verlies aanzien. Wanneer er verfchillen ontftonden , zouden zy eenig ander middel uitdenken om dezelve te ontfcheiden , dan door geweld, en de wareld zoude dus eindelijk tot ha.en eerden gelukftaat van het paradijs terug keeren. Het tegenwoordige verdrag van koophandel tusfchen Engeland en Frankrijk en tusfchen andere voorheen vyandige natiën, fchijnt te toonen dat het menfchdom de dwaasheid van den oorlog begint te gevoelen, en beloven een nieuw en gewichtig tijdperk voor den ftaat der wareld in het algemeen, althans voor Europa. Onze naaryver van koophandel dient indedaad om andere volkeren arm te maken tot onze eigene fchade. Want indien eenig volk met eene andere natie handel wenfcht te dryven , is zu^ks een bewijs dat hetzelve in dien handel voordeel vindt voor zich zeiven. IrcnrffN er immer eene bepaling van den koophandel ten nutte van eenig volk gemaakt wierd, was het die, zoo als ik boven reeds aan.  222 Lessen over se eesxiv. aanmerkte , welke ten aanzien van dit land door de Acte van navigatie werkftellig gemaakt is. Deze maakte het noodzakelijk onze icheepsmacht te vermeerderen, en ons dus geduchter ten tyde van oorlog. Maar dit was noodzakelijk tot fchade van de natie in andere opzichten. Want het is baarblykelijk dat wy beducht waren , ten aanzien van vele waren , door buitenlanders beterkoop bediend te worden , dan door ons eigen volk zoude kunnen gefchieden in het natuurlyke beloop van zaken. Het was derhalven flechts eene andere wyze van belasting ter onzer verdediging- Dr. Smith (*) merkt te recht aan , dat geenerhande beftelling omtrent dén koophandel de fom der nyverheid, noch gevolglijkden rijkdom van eenige maatfchappy kan vermeerderen , verder dan derzelver dapitaaJ toereikt. Men kan denzelven daardoor alleen voor een gedeelte afleiden in eene richting langs welke zy anderszins niet zoude geloopen hebben ; en het is vooral niet zeker dat deze kunstige richting voor de maatfchappy voordeeliger zijn zal, dan die welke zy uit haar zelve ongedwongen zoude genomen hebben. Wealth of Nations Vol. III. p7 VIJF-  lesxv. Algemeene Staatkunde. 223 VIJFTIENDE LES. Het nut van Volkplan'in gen voor eenen handel, dry venden Staat. Onderfcheid tusfchen de aloude en hedendaagfche Volkplantingen. Ge. wicht van onze Amerikaanfche Volkplantingen. De Dienstbaarheid van eene Volkplan. ting aan het Moederland. Gefteldheid van Triand. Onredelyke Naaryver omtrent het zelve. Grondregelen ten aanzien van het Geld. In welke gevallen eene groote Hoe. veelheid Gelds nuttig of fchadelijk ès voor eenen ftaat , en hóe de Vtrmeer dering van hetzelve werkt om eenen verbeterden Toeftand der Maatfchappy teweeg te brengen. Het Engelfche geld niet beziuaard door de Munt. E T groote middel van den verbazenden aanwas van de Scheepvaart en den koophandel zijn onze buitenlandfche Volkplantingen, van welker inrichting de ouden geen denkbeeld hadden. Zy (lichteden dan alleen Volkplantingen, wanneer zy door te veel menfchen binnenslands overkropt waren; daar wy integendeel ons - zei ven byna ontvolken om die aanteleggen. Zy hadden alleen het welzijn der Volkplantelingen in het oog; wy voornamelijk het voordeel van het moederland. By de ouden waren de Volkplantingen terftond on-  224 Lissen over be lesxv> onafhankelijk van het moederland ; by ons wordt de betrekking tot het moederland naukeurig in ftand gehouden. De ouden befchermden hunne volkplantingen uit genegenheid en vriendfcbap jegens hunne oude landgenooten ; wy daarentegen ftryden voor dezelve als voor onzen eigendom. ■ Het was de bezitting van Volkplantingen, welke aan de Vorsten van Europa een denkbeeld gaf van de aangelegenheid \an den koophandel. Onze oorlogen worden thans meestal, gevoerd om den koophandel ; daar dezelve nimmer als eene ftaatzaak wierd aangemerkt voor het aanleggen van volkplantingen in de afgeloopen eeuw. Eigenlijk zijn Volkplantingen, naar de' hedendaagfche grondftellingen van volftrekte dienstbaarheid aan het moederland , afgelegene volkeren , welke door het moederland van allebenoodigde waren voorzien worden , voor dat in den tijd van drie jaren na de herroeping van het Edict van Nantes, meer dan vijftigduizend huisgezinnen Frankrijk verlieten , welke naderhand door meer an deren gevolgd wierden, die hunne kunsten, handwerken ep rijkdommen, in vreemde landen overbrachten. Dus verloor Frankrijk omftreeks vijfmaalhonderd duizend inwoonders, eene ontzachlyke hoeveelheid gelds, ea Wat meer dan die  lesxtt. Algemeene Staatkunde. 203 dit alles is, de kunsten, waarmede zich deszelfs vyanden verrijkten. Holland kréég daardoor Officieren en foldaten. üe Prins van Orange en de Hertog van Savoije hadden drie regimenten, welke uit Franfche vluchtelingen beftonden. Geen ftaat werd immer ten aanzien zyner ftaatsgefteldheid en het bewind van zaken, meer gefchokt door den invloed van den Godsdienst, dan het rijk van Conftantinopolen , gedurende eenige eeuwen voor deszelfs eindelyke fiooping. De monniken 'ftaken zich in alle ftaatszaken, en deze werden dikwerf fchandelijk verzuimd ter zake van den Godsdienst. De keizers wilden liever voorzitten in kerkvergaderingen, waar men over de beuzelachtigfte gefchillen twistte, dan in hun kabinet over de zaken van den ftaat raadplegen of zich in het veld aan het hoofd hunner legers begeven. Zoo verre waren zy eens in het bygeloof verzonken, dat Conftantinus Barbatus, in navolging van de Drieëenheid, zyne twee broeders tot mede regenten aanftelde. Deze rampen en inzonderheid die welke uit vervolgingen ontftaan moeten gewis ook in aanmerking genomen worden, wanneer wy eene berekening willen maken van de weldaden, welke voor de wareld uit het christendom zijn voortgefproten. Want de luisterrijkfte voorT 3 bed-  sp4 Lessen over de eesxix. beelden van verdraagzaamheid zijn in waarheid onder de Christenen niet te vinden. De Mahometanen koesteren op dit fhik gemeenlijk veel edelmoediger gevoelens, niettegenftaande hunne godsdienst zyne eerfte voortplanting en uitgebreide verfpreiding aan het zwaard te danken heeft. Maar dit onderfcheid ligt in de grooter verkleefdheid der Christenen aan hunnen godsdienst en in hun geloof aan de- belangrijkheid van deszelfs leerftukken. Indien Jengbis Khan en Timur Bek de oeffening van alle godsdienften door openbare bevelfchriften toelieten, het geen hun gewisfelijk zeer tot eer ftrekt, moet men er echter by aanmerken , dat zy menfchen waren, die zich zeiven zeer weinig aan den godsdienst ftoorden en van begrip waren dat deszelfs verfchillende wyzen eene zaak was van zeer weiniaanbelang voor de wareld. Alle de Oosterfche volkeren, uitgezonderd de Mahometanen, geloven dat alle Godsdienften in zich zeiven onverfchillig zijn. D e godsdienst der Gentoos is de verdraag zaamfte van allen. Zy denken dat de God van het heelal behagen fchept in eene verfcheidenheid van eerdienften, en weigeren daarom eenige bekeerelingen te maken of aantenemen. By allen hunnen godsdienstigen affchrik by het dooden van een os, hebben zy geenen afkeer van snoeren, die zulks doen. Gf-  lesxix. Algemeene Staatkunde. 255 Ofschoon de Mahometanen nimmer ver. volgen tot de dood hebben zy echter den grootften haat tegen alle andere Godsdienften. Deze wordt hunne kinderen al vroeg ingeprent, daar zy geleerd worden de ongelovigen met de grootfte fcheldnamen te noemen. Neem den elendigften Turk, zegt Sir James Porter, (*) die van een Christen afhangt met hem leeft en zonder hem fterft; laat den Christen hem den groet des vredes of vrede zy met u, afvergen, en hy zal eerder fterven dan dien geven. Hy zou denken dat hy zelf van God verfoeid zoude worden; en het meeste dat zy zeggen durven is, het ga v wel: fchoon zommigen ook dit nog te veel rekenen. Men zoude zich evenwel geen recht begrip van deze zaak vormen, indien men wilde onderftellen dat er by de ouden in het geheel geene vervolging heeft plaats gehad. Al vroeg hebben er by de Romeinen wetten tegen vreemde bygelovigheden ftand gegrepen, welke zeer ftreng waren, fchoon zy gemeenelijk niet ftipt wierden uitgevoerd. Onmiddelijk na de overheering van Gaulen verboden zy aan alle de inboorlingen op ftraffe des doods , van zich niet te laten inwyden in den godsdienst der Druïden. Ook in Griekenland werden de menfchen door zware bur- ger- CO OWërvations Vol. i. pag, 15. T 4  gQÓ Lessen over. de lesxix. gerlyke ftraffen gedwongen zich te fchikken naar den vastgeftelden Godsdient, en eerbied te betoonen voor deszelfs belagchelijkfte overleveringen , welke zoodanig waren dat men niet kan onderftellen dat de overheden zeiven , in de verlichtfte tyden van Griekenland-, daaraan geloof zullen geflagen hebben. Stilpo werd door de vergadering van .Areopagus gebannen , om dat hy gezegd had , dat de Minerva, welke in het kasteel ftond, geene Godheid was, maar het werk van den beeldhouwer Phidias. De gefchiedenis der vervolging zal ons doen zien, dat dezelve altijd hevigst geweest zy tusfchen gezindheden, welke het naaste aan elkander paalden. Hoe grooter de overeenkomst is, hoe meer de punten , waaromtrent zy. verfchillen, in het oog loopen; en hoe meer die partyen, welke na by elkander komen en zich niet kunnen vereenigen , met elkander twisten. In Perfie verdraagt men alle. godsdiensten , uitgezonderd de gezindheid van Omar. De Jooden werden gefpaard in de vervolging van de Proteftanten door Koningin Maria, en zy. worden toe op dezen dag in Rome en vele andere Roomfche landen geduld. Eene vervolging , welke eenigermate draaglijk is, het zy in tijd of in trap , is gewisfelijk zeer voordeelig voor den aanwas van eenigen Gods-  lesxix. Algemeens Staatkunde. *97 Godsdienst, volgends het oude gezegde, dat het bloed der Martelaren het zaad der kerk is: maar het geringe aantal Proteftanten in Spanje en Portugal , zedert de oprichting der Inquifitie, bewijst buicen tegenfpraak, dat langdurige en groote onderdrukkingen in ftaat zijn eenen Godsdienst ukteroeien. Over het algemeen echter gelijk Voltaire zegt, zullen de ftaatkundigen bevinden , dat de zekerfte wyze om eenen godsdienst uitteroeien beftaat in belooningen en niet in ftraffen, te maken dat de menfchen dien vergeten en er niet aan denken. Onder alle regeeringen heeft men, naar ik gelove, zijn voordeel gedaan met den algemeenen eerbied voor den godsdienst, om de verplichting tot het fpreeken van waarheid te vergrooten, door de menfchen een plechtig beroep op de godheid of eenige andere onzichtbare macht opteleggen , met eene ingewikkelde vervloeking van zich zeiven, indien zy hun woord braken. • Dit gebruik kan van zeer veel nut geweest zijn in onbefchaafde en bygelovige tyden, maar thans vindt men het met menigvuldige zwarigheden verzeld. De eeden worden in zommige landen zoo zeer vermenigvuldigd en in gevallen , waar de verzoeking om die te fchenden zoo groot is gevorderd, dat de daaraan verfchuldigde eerbied fterk gedaald is, en daarmede ook de achting voor godsdienst en zedeX 5 lijk-  2p8 Lessen over dk iesxix, lijkheid in het gemeen , waardoor de eed zelf van weinig kracht is, zoo dat de belangen van den godsdienst en het ftaatsbeftier beiden', benadeeld worden door dezelve op deze wyze met elkander te verbinden. Het ware veel beter, wanneer de burgerlyke regeering zich vergenoegde de verplichting om de waarheid te fpreken door zulke dwangmiddelen te doen naleven als in andere gevallen gebruikt worden, en alle valfche getuigenisfen of gezegdens in tegenwoordigheid van den rechter afgegeven eveneens te ftraffen als nu den meineed. Dan er zijn menigvuldige gevallen waarin het onnoodig is dat men iemand eenige verklaring omtrent zich zeiven of zijn gedrag zoude afvergen, daar het voldoende is hem te ftraffen, wanneer men kan bewyzen dat hy zich aan de overtreding van eenige wet heeft fchuldig gemaakt. Eeden van getrouheid zijn ten eenenmale onnoodig, wanneer hoogverraad ftreng geftraft wordt en de rechtbanken voor de befchuldigingen openftaan. Hier in Engeland verliezen wy het voordeel van de plechtige verzekering der Kwakers in lljfftraffelyke gevallen, wanneer niemand aan derzelver duchtigheid zoude twijffelen. De eeden, welke de Vorsten by hunne inhul- di.  lesxix. Algemeene Staatkunde. 299 diging afleggen , zijn even nutteloos en gevolglijk even ongefchikt als die men hunne onderdanen doet zweeren; gelijk de Vorsten even gelijk alle andere menfchen zich ook dikwerf van kreupele uitvluchten bediend hebben om dezelve te ontduiken. De Koningen van Frankrijk zweeren by hunne krooning de ketters te zullen uitroeien. Maar fchoon Lodewijk XIII en XIV dien eed deden, verklaarden zy echter dat die den Proteftanten niet betrof, hoewel zy de eenigfte ketters in het rijk waren. By de befchouwing van de voordeden en nadeden van den godsdienst in eenen ftaat, behoort men te letten of de wyze van godsdienst gefchikt zy naar den vorm der regeering. Een godsdienst, welke geen zichtbaar hoofd heeft, vlijdt best by dien geest van vryheid en onafhankelijkheid, welke in het Noorden van Europa heerscht; offchoon de stelregel van koning Jakob , geen Bhfchop geen Koning , in geenen deele algemeen waar is. Bygelovigheid is eerder gunstig voor de eenhoofdige regeering. Geestdryvery integendeel is opgemerkt eene vyandin te zijn van alle gezag het zy in handen der burgeroverheden of van geestelyke perfoonen. De Independenten voegden zich by de Deisten ter begunftiging eener Gemeenebestregeering , gedurende de burgeroorlogen in Engeland, en de Kwakers de grootfte geestdry vers, die  goo Lessen over de eesxix. die immer onder de Christenen opfïonden, hebben in het geheel geene Priesters , en worden insgelijks voor voorftanders eener gelijkmatige volksregeering gehouden. De ontzachlyke aanwas van 's Pauzen macht is een verbazend voorbeeld van den inbreuk van het kerkelyke op het burgerlyke gezag, en ftrekt ter waarfchouwing van alle burgeroverheden om een wakend oog te houden op eenen zoo listigen en gevaarlyken mededinger. De opkomst de voortgang en het verval van deze macht zijn gewichtige en belangryke voorwerpen voor onze oplettendheid gedurende vele eeuwen ; en wel verre van niet te behoren tot de burgerlyke gefchiedenis , is zy het voornaamfte en byna het eenige onderwerp van dezelve. Kort voor de hervorming had zich de geestelijkheid van een zeer groot gedeelte der landeryen van alle Christenfhten meester gemaakt; terwijl de pauzen , voornamelijk door middel der verfchillende Monnikkenorden in ieder rijk, welke onmiddelijk van hun afhingen, dikwerf, zelfs in tydelyke zaken, een evengroot en zomtijds grooter gezag hadden, dan de wettige Opperheeren. TWIN-  lesxx. Algemeene Staatkunde. 301 TWINTIGSTE LES. Over de burgerlyke Inrichtingen van den Gods. dienst. Tienden. Wetten aangaande de dode Hand. Invloed der Wijsbegeerte op de Zaken ■van den Burgerftaat. Invloed der verfchillende Schooien der Griekfche Wysgeeren op de Staatsmannen en derzelver Bedryven in da 'oude Gefchiedenis. J~JoEWEL de zorg, welke de Burger-Overheden zich verplicht rekenden voor de belangen van den Godsdienst te dragen , wel eenig goed heeft voortgebracht , is zy echter de bron geweest van veei en duurzaam kwaad in den burgerftaat. Natuurlyker wyze kan het burgerlyke ftaatsbeftier niet meer te doen hebben met den Godsdienst dan met eenige andere zaak , welke van het gevoelen afhangt, en minder dan met het gene de natuurkunde of geneeskunde betreft; vermits deze het tegenwoordige leven be« treffen, het welk de beftierers van den burgerftaat aangaat; daar de Godsdienst het toekomende leven betreft, waarmede zy niets te makea hebben. De beftierers van den burgerftaat worden veelal dus opgevoed s dat men niet kan onderftellen s dat zy bekwaamheid hebben om over Gods-  302 LïSSEN 0VER DE tEsxs> Godsdienstige waarheden te befiisfen, of dat zy de beste rechters zijn zouden om daarover uitfpraak te doen. (*) Dan niemand lijdt meer by deze verbintenis tusfchen de kerk en den burgerftaat , dan de Godsdienst zelf , dat is de leden der maatfchappy, aJs belyders van den godsdienst en voor zoo verre zy door denzelven bevoordeeld worden. Want wanneer de Godsdienst dus onder de hoede van den ftaat is, en gebreken heeft, of hervorming behoeft moet hy lang in dien ftaat blyven. Deszelfs belyders, die belang hebben om denzelven in ftand te houdend-Sullen al doen wat in hun vermogen is, om alle veranderingen te belet ten, hoe noodzakelijk dezelve ook zijn mochten,. Gü- C') Men zoude kunnen zeggen, dat fchoon de koning en de leden van het Parlement zêlves geene Godgeleerden 2ijn echter de hulp van Codgekerden kunnen inroepen. Maar'n ^ welk Jicht moeten ?,- oordeelen, die het meest gehikt zijn om hun met raad te dienen ? „ De wetenfehap van een ander " zegt de vernuftige fchryver van het leven van Türgot k' „ wel onze kennis te huJp komen, maar nimmer derzelver -èbrek i vervullen. Want het is onmogelijk m door een n„der\oeA , te oordeelen over iets, welk wy zelve niet beoordeeien L- „ nen." Indien een Godsdienst reeds gevestigd is zu>Jen de Overheden van het land gewoonlijk te rade gMn ' desze,fs Voorftanders en anderen , die belane hehhen «m j , udng oebben om denzelven te onderichr^en. Maar in dit geval ^„en 4 nimmer Sebtacht worden tot hervorming van groote misbruiken.  lesxx. Algemeens Staatkunde. 303 Gevolglijk heeft men nimmer gezien, dat eenige hervorming in de Christenkerken uit het ligchaam der geestelijkheid is voortgekomen, maar wel dat deze zich met alle hare macht daartegen verzetten. Enkelde menfchen, die eenige denkbeelden van hervorming hadden opgevat, hebben hunne gevoelens aan andere fmakelijk gemaakt, en dus wierd die groote hoop van het gemeene volk allengskens gewonnen , tot dat eindelijk de burger-overheden het geroep om hervorming zo luide bevonden , dat zy het voorzichtig oordeelden daaraan gehoor te geven. De geestelijkheid draaide zich dan met' het hof, en (gelijk men uit hoofde van haar belang verwachten konde) wierd even yverig in het voorftaan van den nieuwen ftaat van zaken, als zy voor den ouden geweest was. Deze dingen zijn te openbaar om geloochend te kunnen worden; en evenwel de belangen der geestelijkheid ter zake van hare inkomsten , en die der Overigheid van wegen haren wensch om de zaken in rust te houden, gelijk ook het belang van vele leeken by het in ftand blyven der kerkelyke inrichtingen , verblindt nog veler, gemoederen en doet de dingen blyven gelijk zy zijn , zelfs in de verlichtfte landen van Europa. Men heeft ten voordeele van deze inrichtingen  304 Lessen over de lesxx» gen aangevoerd, dat de godsdienst invloed heeft op het gedrag der menfchen in dit leven: en dit is buiten twijffel, daar godsdienst de hoop van een beter toekomend leven met een goed gedrag in het tegenwoordige zamenhecht. Maar dit gefchied by alle de gezindheden der Christenen en even zoo Iterk by die , welken de ftaat verwerpt als by die welken zy aanmoedigt., Daarenboven, indien dit de ware oorzaak was, waarom men zo gehecht is om eenen openbaren gevestigden Godsdienst in de Christenlanden te hebben, zouden deszelfs voorftanders gewisfelijk yveriger zijn tegen ongelovigen dan tegen ketters, het welk echter geenszins fchijnt het geval te zijn. Men heeft ook gezegd, dat de Godsdienst een onderwerp is waarin het menschdom algemeen zoo veel belang fielt, dat indien de regeering er zich niet mede bemoeide, de twist over het zelve zoo geweldig zoude worden dat de openbare rust niet zoude kunnen bewaard blyven. Maar deze twisten worden flerk aangevuurd door de gunst, welke aan de eene wyze van godsdienst getoond wordt, en de fmet welke gevolglijk op de andere wordt geworpen; en wanneer er geen tydelijk belang mede gemengd is, znllen bloote gevoelens geene twisten veroorzaken, waarover de regeering eenige bedachtheid behoeft optevatten. Het Christendom heeft  lèsxx\ Algemeene Staatkunde. 305 Heeft zich omtrent drie eeuwen ftaande gehouden zonder eenige gunsten van de gebiedende machten; en daar is geen plaats, waar meerderlei wyzen van Godsdienst openlijk beleden worden ' en waar er geene als de openbare in den ftaat gevestigd is, dan in Penfylvanien en een.ge and-re landfchappen van Noord - Amerika , zonder dat dus ver zig eenig vooruitzicht opdoe, ■dat daaruit het minfte gevaar vóór den ftaat zoude kunnen ontfpruiten. Door de zorg voor den godsdienst op zich te nemen , heeft de ftaat zich met eenen zware„ o-evaarlvken en noodeloozen last bezwaard, en wordt uit jaloerscbheid tegens andere gezindheden, dikwerf verdoken van de dienden zynet bekwaarnfte en beste onderzaten y dip zomujds zün vervolgd en uitgeroeid geworden , om dat men beducht was , dat zy in het leven blyvende hunne beginzelen zouden uitbreiden en den vastgeftelden godsdienst daardoor in gevaar brengen. De gezonder begrippen van latere tyden, fchoon niet ver genoeg gevorderd om eene algemeene overtuiging van de onvoegzaamheid en nutteloosheid eener heerfchende kerk te weeg te brengen , hebben echter de dwaasheid der vervolging aan den dag gelegd en eene meer of minder volkomene godsdienstige verdraag11, Deel. v  3o6 Lessen over de eesxx. zaamheid doen geboren worden. Zy is echter hier in Engeland minder volkomen dan in de meeste audere , zelfs Roomscbgezinde landen; wijl daar de Proteftanten tot bedieningen van gezag en aanbelang worden toegelaten, waarvan de^Disfenters hier zijn uitgefloten. Men zoude denken, dat Christelyke Regeeringen zich vergenoegen zouden met den Christelyken Godsdienst in het gemeen voor den heerfchenden te houden , zonder zich tot eenig byzonder kerkbegrip van denzelven te bepalen. Maar het is er zoo verre van daan, dat volgends de wetten van dit land, al wie de leer der Drieënigheid loochent, als een Godslasteraar veroordeeld en gevonnisd wordt om met verbeurd verklaring zyner "«goederen en gevangenis geftraft te worden; fchoon men zich tusfchen deze leer en het welvaren van den ftaat zoo min eenig verband kan verbeelden dan tusfchen hetzelve en de leer der transfubffantiatie. In dit rijk ftrekt zich de zorg der regeering voor den godsdienst zelfs tot het werk der opvoeding uit; daar zy de hooge fchoolen, welke uit de gemeenelands kas onderhouden worden beperkt tot de aankweeking van leden van de' Engelfche kerk, en alle andere gezindheden op het ftrengfte uitfluit, het zy door by de intrede de onderteekening der negenendertig artikelen te vorderen, het zy door de ftudenten te verplichten  lssxx. Algemeene Staatkunde. 307 ten om den dienst der heerfchende kerk bytewoonen en te verklaren dat zy ter goeder trouwe leden van dezelve zijn. In alle andere landen is de heerfchende Godsdienst die van het grootfte gedeelte des volks, en de fchryvers, die daarvoor pleiten, verdedigen dien op dezen grond dat de heerfchende godsdienst, evenveel welke, de godsdienst der meerderheid zy. Dan in Yrland vinden wy eene opmerkelyke uitzondering van dezen regel. Daar is de heerfchende godsdienst niet die van de meerderheid maar van eene geringe minderheid des volks , zoo dat onder de tien ingezetenen misfchien niet meer dan een denzelven is toegedaan. Men heeft moeite om te geloven dat zulk een fchreeuwend misbruik van gezag ftand grijpt onder eene regeering, die aanfpraak maakt op den roem van rechtvaardig, ja zelfs edelmoedig te zijn. Ondertusfchen hebben de leden van de Engelfche kerk zich, van de hervorming af, in het bezit gefteld van de tienden van dat ganfche eiland , ook na dat zy lang gewanhoopt hadden om het volk overtebrengen tot dien godsdienst, voor welken het zoo duur betaalt. De billijkfte burgerlyke inrichting omtrent het Christendom (welk in het geheel geene zoodanige onderfteuning behoeft) zoude deze zijn , V 2 daê  3o8 Lessen over de lesxx. dat ieder verplicht wierd iets naar mate zyner inkomsten, tot deszelfs inftandhouding optebrengen; zoo echter dat het aan hem wierd overgelaten de wyze van godsdienstoefening te bepalen en zyne toelage te geven aan dien leeraar, wien hy goedkeurt. Deze wyze van doen heeft in eenige deelen van Noord - Amerika lang plaats gehad, zonder dat daaruit eenige nadeclen hoe. ook genaamd zijn voortgekomen. Dan het voorname nadeel , weik men uit eenen heerfchenden godsdienst onder het Christendom te wachten heeft, zal men dan eerst ondervinden, wanneer de hervorming van misbruiken in denzelven geen langer verwijl gedoogt. Welke Staatsberoerten ontflonden er niet, ten tyde der hervorming, door de hardnekkigheid van het Hof van Rome , welk alle verandering ronduit weigerde hoe zeer de misbruiken ieder een in het oog liepen? In deze gevallen loopen er zoo menigerlei belangen te zamen, dat fchoon allen naar eenige verandering wenfchen, zy bet echter nimmer eens kunnen worden waar te beg nnen. Een gevoelig fhatsdienaar zoude zich gelukkig rekenen, indien hij zich van deze beflommering konde ontdoen, doch, hy zal niet ■ weten hoe het aanteleggen. Dus blijft het kwaad , welk by dë vordering der kennis dagelijks meer in het oog loopt en eindelijk toch moet verholpen worden, van jaar tot  zesxx. Algemeene Staai kunde. 309 tot jaar voortduuren, tot dat het gene allengs, 'kens en zonder geweld had kunnen gefchieden, eindelijk op eens en met geweld moef verricht worden. Dan de gevolgen hiervan blyven ter verantwoording van de ftrenge voorltaodcrs van zulke burgerlyke inrichtingen van den g..dsdienst. ( De wyze waarop de Christelyke godsdienst in dit en eenige andere landen onderhouden wordt , te weten door tienden of het tiende gedeelte van de vruchten des gronds, is inzonderheid drukkende voor het platte land en in andere opzichten ten hoogften fchadelijk. Wanneer men rekent dat de geestelijkheid niets draagt in de kosten van de teelt der voortbrengzelen, maakt de tiende in zommige gevallen de halve waarde van het landgoed uit. De boer, of de eigenaar van het land, wetende dat hy zulk een aanmerkelyk gedeelte der voortbrengzelen moet opbrengen , wordt afgefchrikt van een kostbare teelt, daar hy het voordeel , welk een ander daaruit trekken moèt^_„ natuurlyker wyze met een afgunstig oog be, fchouwt. O p de renten van ryke landeryen, maken de tienden, zegt Dr. Smith (*) zomtijds een be- las» C*) Wcalth of Natiens Vol. 3 P- 275» V 3  3io Lessen over d e iesxx. Jasling van niet meer dan een vyfde gedeelte of van. vier fchellingen op het pond fterling; terwijl zy op die van fchraler landen zomtijds eene belasting van de helft of van tien fchellingen op het pond uitmaken. Men verbaalt ons in de levenbefchryving van Turgot dat de Franfche geestelijkheid ten naastenby een vijfde gedeelte van den eigendom van het koningrijk bezit. Daarentegen bedroeg in 1755, het gan» fche inkomen van de Scbotfche kerk, de kerkenlanden en de pachten harer woonhuizen daaronder begrepen, niet meer dan achtenzestigduizend vijfhonderd en veertien ponden ; zoo dat naar het zeggen van Dr. Smith (*) de ganfche onkosten der kerk, met inbegrip van toevallige timmeringen en verbeteringen, jaarlijks niet wel boven de tachtigduizend of vijfentachtigduizend ponden kunnen gerekend worden te loopen; en hy voegt er by dat de rijkfte kerk in het Christendom de zuiverheid van het geloof, de yver voor den godsdienst, den geest van orde , regelmatigheid en ftrenge zeden , onder den grooten hoop des volks niet beter kan bewaren , dan deze waarlijk arm bedeelde kerk. Hy zegt insgelijks , dat het grootfte gedeelte der CO Wealth of Nations Vol. 3 p. 235.  xesxx. Algemiêni Staatkunde, 311 der Proteftantfche kerken in Zwitzerland, wel. ke over het algemeen niet beter bedeeld zijn dan de Schotfche kerk , deze uitwerkzelen in nog hooger graad voortbrengen. Evenwel, .durve ik er gerust by voegen; dat alle deze gevolgen, in eenen alnog hooger trap voortgebracht worden ia de gemeenten der Disfenters in dit land, welke geene vaste inftelling hoe ook genaamd hebben ; behalven dat zy nog andere voordeelen hebben, welke door alle bepaalde inftellingen noodwendig worden uitgefloten. Ik bedoele de trapswyze en gemakkelyke vordering der waarheid en de verlpreiding van eenen redelyken godsdienst. Wanneer de tienden aan den ftaat in het gemeen opgebracht wierden , zoude dit geene verregaande nadeelige belasting zijn kunnen; daar de ftaat niet alleen belang zoude hebben by de verbetering der landeryen, maar ook in ftaat zijn om daarop met vrucht bedacht te zijn en dezelve te bevorderen: terwijl de geestelyken, hoeveel belang zy ook by de betaling der tienden hebben, echter maar zeldzaam iets kunnen toebrengen ter verbetering ,van den landbou, waarvan zy hun beftaan hebben. Bovendien, zijn gefchillen tusfchen de geestelyken en het volk een onvermydelijk gevolg van deze wyze van de kerk te onderhouV 4 den»  3i* Lessen over de lesxx< d n, het welk gewis den invloed hunner lesfen moet vei minderen. In Holland worden de Leeraars uit de Gemeenelands kas betaald. Dit keurt de Engelfche geestelijkheid af, vermits hun inkomen dus aan eene vermindering van waarde zoude blootgefleld worden, door het verminderen van de waarde van het geld. Maar • indien deze niet toereikende bevónden wierd, zouden hunne jaargelden van tijd tot tijd kun! nen vermeerderd worden ; en waarom moet de geestelijkheid nog grooter zekerheid voor baar onderhoud vorderen dan die belastingen, waaruit alle andere amptenaren, beide burgerlyke en miiiiaire, betaald worden, Daar de geestelijkbeid een Jigchaam uitmaakt welk nnnmer derft, behoort de aanwas harer bezittingen door wetten omtrent de doode hand geftu.t (te worden. In Castilie beeft de geeste hjkheid byna alles na zich getrokken ; maar iQ Arragon, waar eene zoortgeiyke wet ais die het verderven aan eene doode hand verbiedt, plaats heeft, heeft zy weinige bezittingen; en in Frankrijk nog weiniger, ■1 R ykz godsdienstige dichtingen zijn niet byzonder e.gen aan net Christendom. Daar zijn meer Bonzen of priesters vanTao-See en van Lama m Peking, dan geestejyken en monniken « fifflfc Men telt meer dan zesduizend bon- zen,»  lesxx. Algemeene Staatkunde. 353 zen • kloosters alleen in de ftad en het rechtsgebied van Peking ; en vele van deze gedichten in China zijl ry-ker en prachtiger dan de beroem dfte abdyen in Europa. (*) Ook zouden er in het rijk van Mexico niet minder dan een millioen priesters geweest zijn. (f) D e wijsbegeerte , met hare verfchillende wyzen en leerftellingen behoort ook niet geheel en al voorbygezien te worden , wanneer wy onze aandacht bezig houden met die zaken, welke invloed hebben op het geluk der burger-maatfchappy. Het vermogen der wijsbegeerte, fchoon in geenen deele dat van den godsdienst evenarende, is echter, in vele gevallen, gebleken zeer aanmerkelijk te zijn. Dat de Indiaanfche wijsgeeren verkozen om zich zeiven in bet vuur, als alles louterende, te werpen, liever dan eenen natuuriyken dood te llerven ; en dat Calanus, overeenkomstig met deze hunne gewoonte, zichzelven met groote gelatenheid , in het byzijn van Alexander den Grooten , liet verbranden, kan misfchien aan godsdienstige beweegredenen of aan zekere verwachtingen na den dood,, Worden toegefchreven. Het zelfde zal men misfchien ook kunnen heggen omtrent de uitwerkzelen van de leer der Zielsverhuizing, welke door (*) Memoirts fiir les Ch'mis V. 4, p 317. CD Clavige/o V. 1 p. 270.  3i4 Lessen over de lesxx. door Montesquieu wordt opgegeven als de rede, waarom er zoo weinige moorden in Indië gefchieden als ook van de opmerkelyke zorg, welke men by dat zelfde volk voor de rundel ren waarneemt, welke beesten in dat land zeer noodzakelijk zijn en er echter traag voortteelen. Niets is echter zekerer, dan dat een fmaak voor wijsbegeerte en evenveel welke wetenfchap uitteraard gefchikt is ter verzachting en befchaving van 's menfchen inborst, daar hy de ziel andere en veel aangenamer voorwerpen van najaging verfchaft dan de voldoening der grover lusten. Deze is het, waardoor de befchaafde natiën van de onbefchaafde in alle eeuwen onderfcheiden zijn geworden, en welke, te zamen met den Christelyken godsdienst, gewisfelijk eene rechtmatige aanfpraak kan maken , op een merklijk aandeel in het voortbrengen van de hooger befchaafdheid der hedendaagfche tyden. In China heeft zy reeds voor vele eeuwen dit zelf. de uitwerkzel teweeggebracht, zonder eenige vreemde hulp. Alle de ouden, Plato, Aristoteles, Theophrastus, Plutarchus en Polybius vertoonen de mufiek als volftrekt noodzakelijk voor eenen ftaat. De Griekfche Staten, welke de werktuigelyke kunsten verfmaadden en zich alleen met worstelen en krijsoeffeningen bezig hielden , zouden volflagen woest en onbefchoft zija  lesxx. Algemeene Staatkunde. 315 zijn geworden buiten iets van dezen aard om den geest te verzachten. De fraaie kunsten dienen tot een middenfland , tusfchen verflaudige befpiegelingen en ligchamelyke oeffeningen en voldoeningen. D e' Wijsbegeerte was ook niet gering te tellen onder de drijfveêren en oorzaken van het geen er gebeurde in zommige zeer bedenkelyke tijdperken der Griekfche, en inzonderheid der Romeinfche gefchiedenis, van wegen haren invloed op de gemoedsgeflcldheid en het gedrag van hun, die toentertijd de voornaamfte rollen fpeelden. Het is waarfchynelijk dat indien Erutus geen Stoïcijn geweest ware, hy niet zoo ongevoelig zoude gedeeld hebben in de zamenzweering tegen Caïfar zynen weldoener. De Stoicijnfche Wijsbegeerte deed de menfchen het leven verachten, en maakte hen genegen om zich zeiven omtebrengen. De fchande van overwonnen te worden deed Cato en Brutus gereedelijk boven dezelve den dood verkiezen als meer overeenkomstig met hunne eer en waardigheid. Deze Wijsbegeerte, zegt Montesquieu, heeft uitmuntende burgers, voortreffelyke mannen en groote vorsten voortgebracht. Waar, zegt hy, zullen wy zulke menfchen vinden als de Antonijnen? In hunnen tijd had de Stoicijnfche wijs- be-  gi6 Lessen over de lesxx. begeerte ver de overhand, in Rome. Daarentegen bracht die van Epicurus zeer veel toe om de zeden te bederven en den manhaftigen geest der Romeinen te verbreken. Wanneer Fabricius, aan de tafel van Pyrrhus , C,yneas over deze wijsbegeerte hoorde fpreken, riep hy uit, o! dat alle onze vyanden deze begrippen mocbtea koesteren. EEN-  lesxxi. Algemeene Staatkunde. 31? EENENTWINTIGSTE LES. Over de Volkrijkheid der Natiën. De Invloed van goede Wetten en een goed Staatsbeflier. Gereed» ïnjyvïng van Vreemdelingen. Welk Gebruik van het Land het grootjle aantal Menfchen kan doen bejlaan. Uit welke OmJlandigbeden ever de Volkrijkheid der oude Natiën te oordeelen zy. Hoe' Neering en Koophandel -de Volkrijkheid bevorderen. Gelijkmatige Verdeeling der Landeryen. Het Gebruik van Werktuigen. Groote en kleine Boerderyen. Afgraving der gemcene Gronden. > WY hebben ons in de laatfte plaats bezig cehouden met de befehouwing der voornaamste omftandigheden, welke tot eenen bloeienden en «elukkiaen ftaat der burgermaatfehappy medewerken^, thans zal ik uwe aandacht naar die voorwerpen leiden welke ftrekken om eene natie Volkrijk te maken. De gewichtigfte aanmerking over dit onderwerp is deze ; dat die ftaat het gunstigfte is yoor de volkrijkheid waar die omftandigheden, welke een volk gelukkig maken, te zamenloopen. Alle levende fchepzelen worden in de grootfte menigte gevonden op die plaatzen, waar  3i2 Lessen over de lesxxi. waar zy het ruimste en gereedfte beftaan kunnen vinden. Om de zelfde rede, waar de menfchen geregeerd worden naar goede en gelijkmatige wetten , waar landbou , koophandel en kunsten voorgedaan worden , en waar zy door het oeffenen van dezelven een gemakkelijk beftaan vinden, daar worden zy ook aangemoedigd tot Jret aangaan van die verbintenisfen, welke de voortplanting van hun geflachc begunstigen. Dit is de rede waarom nieulings opgerichte volkplantingen gemeenelijk zoo veel fterker aanwasfen dan hare moederlanden. Daarenboven, zullen vreemdelingen, ea inzonderheid vernuftige vreemdelingen in menigte toevloeien naar de Janden, welke wel beftierd worden en waar zy voor zich en hunne huisgezinnen een gereed beftaan kunnen vinden. Terwijl eene wyze overigheid dezen weg voor eene menigte inwooners op geenerleie wyze moet ftremmen, maar veeleer aanmoedigen, door de inlyving van vreemdelingen in den burgerftaat zoo gemakkelijk te maken, als eenigszins mogelijk is : hoewel men moet toeftaan, dat het wenfchelyker zy een volk uit zich zeiven te zien toenemen, enkel door den invloed eener goede inwendige ftaatsgefteldheid, zonder de medewerking van vreemde hulpmiddelen. Men zal meer ftaat kunnen maken op de verkleefdheid der inboorlingen van een land dan op  lesxxi. Algemeene Staatkunde. 319 op die van vreemdelingen, die even gemakkelijk zouden zijn overtehalen om ons te verlaten als te voren om onder ons te komen woonen. Bijaldien een volk gevoed wordt van de voortbrengzelen van zynen eigenen grond (en misfchien is eene grooter volkrijkheid dan daarmede beftaanbaar is, voor geen land wenfchelijk) zal het zelve in grooter aantal kunnen beftaan, wanneer het zelf de voortbrengzelen tot voedzel gebruikt, dan wanneer het beftaat van vee , welk eerst die voortbrengzelen verteert, dat is, er kunnen meer menfchen beftaan door den enkelen akkerbou , dan door de veeteelt, of weidery. Terwijl er wederom een grooter aantal beftaan kan van de weidery, (dat is door het aankweeken van kruiden .tot voedzel voor het tamme vee) dan er beftaan kan van wild omzwervend vee in een land, waaraan geenerlei cultuur befteed wordt. Gevolglijk vinden wy dat die gedeelten van Noord-Amerika, welks inwooneren voornamelijk van de jacht leven, ook zeer dun bevolkt zijn. Op deze omftandigheden kan men zoo vast gaan, dat wy door geene verhalen, betreffende de volkrijkheid, van belang kunnen bedrogen worden, indien wy flechts kundig zijn aangaande de levenswyze van eenig oud of hedendaagsch volk. Dus kunnen wy niet denken dat de .Noorde-  320 Lessen over de LEsxxr. delyke gedeelten van Duitschlartd byna zoo wel bevolkt waren in oude tyden als tegenwoordig, offcboon zy nu naar de zuidelyke deelen van Europa zulke zwermen van volk niet meer afzenden, welke hun den naam van Noordfche byen■ korf verwierven; vermits wy bei getuigenis der ganfche oudheid hebben , dat het land genoegzaam een aaneengefchakeld woud was en het volk voornamelijk van de veeteelt leefde ; of zo zy al voor een gedeelte van de voortbrengzelen van den grond leefden, is het echter eene erkende waarheid dat de kennis van den landbou er zeer gering was en dat zy dus maar weinig van den grond konden trekken in vergelyking met de tegenwoordige inwooneren. Ook is het onmogelijk te geloven dat er vier miilioenen menfchen op Cuba zouden geweest zijn, welke naar men verhaalt grootendeels dooide Spanjaarden zouden zijn omgebracht , daalde uiterlijke gedaante van het land nimm-r het aanzien had van tot dat einde genoegzaam bebouwd geweest te zijn. In een vol bevolkt land zullen zoo weinig paarden en andere lastdieren gebruikt worden", als eenigzins mogelijk is, omdat, zoo het werk door menfchen kan verricht worden , er zoo veele zijn zullen, dat zy het liever zeiven zullen doen , dan gebrek lyden. Hierdoor kan de bevolking van een land op eene verbazende , wy-  tEsxxr. Algemeene Staatkunde. $21 wyze toenemen, dewijl er meer land noodig is om een paard, dan om een mensch, te onderhouden. In China, kan men zeggen, dat de menfchen. er de paarden genoegzaam uitgegeten hebben, zoo dat het daar gemeenzaam is langs de groote wegen, tot de verfte afftanden, door menfchen gevoerd te worden. Het vernuft der menfchen ftelt hen ook in ftaat om op den duur meer werk door middel van werktuigen , dan van paarden, te kunnen verrichten. Onder de planten, fchijnt de teelt van rijst de gunstigfte voor de bevolking. Zy houdt een groot aantal menfchen bez'ig en er kan byna niets van den arbeid door paarden verricht worden. Evenwel zegt men dat er een nog grooter aantal van aardappelen kan leven. Hume zegt dat een land, welks grond en lucbtftreek voor den wijnftok gefchikt is, volkryker zijn zal , dan of het alleen koorn voortbrengt; doch dan moet men in aanmerking nemen, dat het volk van den wijnftok niet kan leven. Weshalven men dit geval in het zelfde licht moet befchouwen met dat, waarin handwerken,neering en koophandel de volkrijkheid van een land bevorderen. Zy brengen namelijk een aantal menfchen te zamen, die óp de zelfde plaats leven, doch wier levensmiddelen van andere plaatzen moeten aangebracht worden, en gevolgelijk eenigermate onzeker zijn, als van die plaatzen af- II. Deel, X ban»  322 Lessen over de lesxxi. hangende. Wanneer die beide plaatzen aan de zelfde regeering onderworpen zijn , heeft .dit ongemak niets te beduiden: zo is Middlefex meer bevolkt dan eenig ander graaffchap van Engeland en buiten ftaat om zyne inwooneren te voeden: maar wanneer zy onder verfchillende regeeringen behooren, is het mogelijk dat men den eenen of anderen tijd het nadeel daarvan befpeurt. Waar de zee de menfchen voedt, kan in eenen bepaalden omtrek het grootfte getal zijn beftaan vinden, Eene ten naastenby evengelyke verdeeling der landeryen , en wel in kleine afdeelingen , begunstigt grootelijks de bevolking. In dit geval zal een huisgezin zich enkel met het voortkweeken van noodwendigheden bezig houden daar zy verplicht zijn van hunnen kleinen plek gronds alle mogelyke party te trekken voor hun onmiddelijk onderhoud. Deze omftandigheid bracht veel toe tot de uitftekende volkrijkheid van zommige der Griekfche ftaten en van Rome in de vroegfte tyden. Wanneer uitgeftrekte landeryen in het bezit van eenige weinigen zijn, zullen er niet meer handen 'op onderhouden worden dan tot het inzamelen der vruchten noodzakelijk zijn. Daarenboven zullen die vruchten veelal in overtolligheden/beftaan , welke weinig of geen wezenlijk voedzel aanbrengen, of het geen nog erger is, men zal die vruchten  tEsxxr. Algemeene Staatkunde.' 323- ten voor overtolligheden uit andere landen verruilen. Dit is het eenige geval, waarin werktuigen, als molens, ploegen en alle andere uitvindingen ter verlichting van het boerenwerk, om namelijk den zelfden arbeid met minder handen te verrichten , fchadelijk zijn voor de bevolking. Want door deze hulpmiddelen is iemand , die groote landgoederen bezit, in ftaat om alles uit zyne landen te trekken , wat zy kunnen voortbrengen en er Hechts weinige menfchen te onderhouden. Maar deze werktuigen en deze volmaakter wyze van landbouwen zijn geen beklaaglijk kwaad, byaldien de voortbrengzelen des lands, dus gemakkelijk ingezameld, befteed worden tot het koopen van overtolligheden binnenslands gemaakt, inzonderheid wanneer deze overtollighe* den in geene eetwaren beftaan. Want dan leveren de, landen alles wat zy kunnen voortbrengen in noodwendigheden des levens en allen die daarvan beftaan leven in het land. Het eenige onderfcheid beftaat hierin dat daar zy in heteerfte geval alle huislieden waren en geen genoegzaam weric konden vinden, (vermits er veel weiniger handen vereischt worden om de voort, brengzelen des lands te plukken , dan er van leven kunnen) zy nu flechts voor een gedeelte X 2 buie«  324 Lessen over d b lesxxi, huislieden en voor het overige handwerkslieden zijn. Behalven dat hoe minder huislieden et noodig zijn, hoe meer menfchen er kunnen gemist worden voor kunsten en handwerken en gevolglijk ook , met minder nadeel , voor de verdediging van den ftaat in gevalle van eenen onvermydelyken oorlog. Om nu niet te zeggen dat het vooruitzicht van gewerkte goederen te kunnen koopen eene drangrede voor de huislieden zijn zal om hunne uiterfte vlijt aantewenden om de meest mogelyke vruchten te teelen , welker verkoop vervolgens de fabrieken zal bevorderen en het getal der handwerkslieden vermeerderen. In Frankrijk, Engeland en de meeste gedeelten van Europa leeft de helft der ingezetenen in fteden of groote vlekken, terwijl misfchien meer dan een derde der geenen, die op het land woonen, ook nog ambachtslieden zijn. Byaldien deze ambachtslieden of handwerkers meer goederen kunnen vervaardigen, dan het binnenlandfche vertier vereischt; dat is meer dan voor de voortbrengzelen van hun eigen land kan gekocht worden, en zy voor deze goederen aftrek buitenslands kunnen vinden, zullen zy iets hebben om daarvoor de voortbrengzelen van audere lauden te koopen; waardoor  iesxxi. Algemeene Staatkunde. 325 door gevolglijk hun land meer inwooneren zal kunnen bevatten dan het anderszins zoude hebben kunnen doen. Maar misfchien is het dan om de bovengemelde rede, voor een land niet wenfchelijk zoo volkrijk te zijn; fchoon waarïchynelijk geen land in de wareld immer gevaar liep van uit dien hoofde te zeer bevolkt te zijn, dan alleen Holland ; terwijl de meerder volkrijkheid van China misfchien andere oorzaken heeft. Wanneer men in aanmerking neemt dat de in evenredigheid grooter volkrijkheid der meeste hedendaagfche ftaten een gevolg is van fabrieken en koophandel , is het klaarblijkelijk dat men de landen meer of minder volkrijk moge verwachten naarmate van de nyverheid der ingezetenen, en derhalven dat zonder vermeerdering van nyverheid geene natie volkryker te maken zy. Waarlijk, deze regel houdt ook ftand in een land waar geene fabrieken zijn en het volk alleen van den landbou beftaat. Alle oude fchryvers verhalen ons, dat er een gedurige en verbazende toevloed van flaven en van menfchen van allerlei rang naar Italië plaats had uit de afgelegener gewesten van het Romeinfche rijk ; inzonderheid uit Syrië, Ciljcie, Cappadocie, klein Afie, Thracie en  325 Lessen over be lesxxl. Egypte; en dat evenwel het volk in Italië niet vermeerderde , maar gedurig afnam : terwijl wy de rede daarvan vinden in de aanhoudende klachten der fchryvers over het verval van nyverhied en landbou.. Het is eene aanmerking van Don Geronimo De Ustaris, dat de landfchappen van Spanje, welke het meeste volk naar de Indien zenden, het beste bevolkt zijn, uic hoofde van hunne rijkdommen en naarftigheid. Wanneer uitgeftrekte landeryen in weinige * handen zijn, is de veeweidery en het afgraven der landen tot dat einde inzonderheid nadeelig voor een land ^ welk geene fabrieken heeft. Want dan is een zeer klein getal menfchen genoegzaam om al het vee optepasfen, welk op die landen kan gevoed worden , en gevolglijk indien het geen het land in vee opbrengt niet hefteed wordt tot het koopen van binnenslands gewerkte goederen, moet het land eenigermate ontvolkt worden. Om de ontvolking van Engeland, uit deze oorzaak, voortekomen was men in vroeger tijdperken der Engelfche gefchiedenis dikwerf verplicht, wetten te maken tegen het omtuinen of afgraven van landen. Daar is veel gefchreven over het onderWerp van uitgebreide of kleine boer deryen, welke van beiden voor de bevolking voordeeligst zijn  J.ESXXI. Algemeene Staatkunde. 347 zijn. In dit rijk heeft een groot aantal voor het fplitzen der boerderyen gepleit; terwijl de Oeconomisten in Frankrijk zich voor derzelver zamenvoeging verklaarden. Om dit gefchil te beHechten, dient men in aanmerking te nemen, welke maatregel best gefchikt zy om de grootfte hoeveelheid voedzel voor menfchen voorttebrengen. Want, indien dat voedzel niet uitgevoerd wordt, moet het binnenslands verteerd worden ; het welk, zo het al niet regtsftreeks voortbrengt, althans onderftelt een groot aantal menfchen, het zy die tot den landbou gebruikt worden of niet. Indien de boerderyen zoo klein zijn, dat de bewooneren er niet dan een zober beftaan van halen kunnen , zullen zy zeiven en de landen beide verarmen, zy zullen niet in ftaat Zija dezen met voordeel te bebouwen. en gevolglijk zullen de laatfte minder opbrengen. Daar integendeel de bouman, die ruim de kost heeft en altijd iets kan overhouden , dat altijd zal aanleggen ter beter bearbeiding zyner boerdery en dus doende jaarlijks meer en meer Van dezelve zal trekken. Indien echter het gevolg van het vergrooten der boerderyen niet zy het voortteelen van voedzel voor menfchen, maar voor meerder vee,dan noodzakelijk is om het land ten meesten voordeele te befeouwen i of indien de eigenaar dezelve voor X 4 z,ja  328 LïSSÏN over de eesxxt, zijn beftaan niet noodig beeft en dus braak Iaat liggen of alleen tot zijn vermaak gebruikt als eene buitenplaats of wildbaan , zoude het beter geweest ziju dat die verdeeld geweest waren ; derwijl er dan veel meer menfchen van badden kunnen beften. Wanneer koorn of andere eetwaren uit het land, waar dezelve geteeld zijn, worden uitgevoerd , is het ontegenzeggelijk , dat in dac land geene monden genoeg zijn om dezelve te verteeren , dat de goederen , welke voor die eetwaren gekocht worden, buitenslands gemaakt zijn , en dat indien de ruwe ftoffen en de vereischte gerijffeüjkheden voor de fabrieken in het zelve te vinden *vafcI) , de handwerker er ook zoude kunnen leven. In dit geval zoude de bevolking des lands door genoegzame kundigheid en naarftigheid kunnen vermeerderd worden. Vele menfchen zijn beducht voor de bevolking van een land, zo wel van wegen het afgraven van deszelfs gemeens gronden , als van wegen het vergrooten der boerderyen. Maar md.en de grond , door dit of door eenig ander middel meer kan opleveren, en het voortbrengzel met uitgevoerd wordt, moet het zelve binnenslands verbruikt worden. Gemeen fchappelyke rechten op groote ftukken lands zijn fchadem voor derzelver cultuur en bygevolg ook voor  itixxi. Algemeene Staatkunde. 359 ▼oor de bevolking. De eigenaars, niet kunnende overeenkomen in de een of andere wyze van verbetering voor den gemeenen grond, verkiezen een gering tegenwoordig voordeel , boven de moeite en de onzekerheid van naar een grooter te ftaan. De bevolking van Engeland lijdt by uitftek uit dezen hoofde , daar er groote ftreeken van best land onbeteeld tot ruwe weiden liggen waarin niemand belang genoeg fielt om dezelve flechts van ftekels en doornen te zuiveren. Eene gefchikte wyze van dezen eigendom te verdeelen en daardoor het beteelen van woeste gronden aantemoedigen , zoude de volkrijkheid van het land grootelijks vermeerdeyen. X 5 TW4SJSï  330 Lessen evER de xesxxii. TWEEËNTWINTIGSTE LES. Zuinigheid gunstig -voor de Bevolking. Veel. wyvery. Toevallige Ontvolkingen van korten duur. Invloed van den Godsdienst. Volkrijkheid der oude Natiën. Gevolgen eener te groote Volkrijkheid Regelen ter Berekening van de Volkrijkheid der Plaatzen. iNJ"EVENS de naarfligheid mogen wy de Zui. nigheid te recht aanzien als een tweede middel om een volk talrijk te maken. Wanneer een volk fmaak gekregen heeft voor eene kostbare levenswyze, zullen de menfchen niet verkiezen den last van een huisgezin op zich te nemen, voorenaleer zy genoegzame middelen byeengebracht hebben om het zelve op eene naar hunne gedachten fatzoenelyke wyze te kunnen onderhouden. Zoo lang dit alleen het geval is by eenige weinigen , is het nadeel van weinig aanbelang; maar de zelfde fmaak voor eene kostbare levenswyze zal zich natuurlijk over de lager rangen van den burgerftaat verfpreiden en een algemeenen tegenzin voor het huwelijk teweegbrengen. Dit was de rede waarom er te Rome zoo weinige huwelyken aangegaan wierden onder de regeering van Augustus, wanneer er in evenredigheid flechts weinige menicnen van middelen gebouwd waren , niette- gen.  tESXXII. At CEMEENB STAATKUNDE. 33! genftaande de getrouwde lieden groote voorrechten genoten en de ongetrouwden aan vele burgerlyke onaangenaamheden en lasten onderworpen waren en niettegenftaande de keizer alle bedenkelyke middelen in het werk flelde om den gehuwden ftaat te bevorderen. Deze oorzaak van ontvolking begint dit land zeer tastbaar aantedoeu, offchoon de lager rangen des volks nog zeer fterk vermenigvuldigen; vermits hunne omftandigheden niet gefchikt zijn om hen fmaak in eene kostbare levenswyze te doen krygen. Het is opmerkenswaardig dat ryke geflachten en inzonderheid adelyke zoo dikwerf uitfterven. Een land kan meer of minder inwooneren voeden naar mate van hunne levenswyze; daar een mensch in ftaat is om de voortbrengzelen van vry meer land en arbeid te verteeren, wanneer hy leeft van kost die bezwaarlijk kan voortgeteeld worden, of wanneer hy meer eeC en drinkt dan noodzakelijk is. Sir James Smart zegt, niet te geloven dat de jaariijkfche graanoogst in Engeland immer groot genoeg geweest is om de ingezetenen vijftien maanden te onderhouden in dien overvloed , waarmede zy zich in goede jaren voeden ; noch dat er immer zulk een fchaars jaar geweest is, dat de landen niet zoo veel opbrachten als rykelijk genoegzaam was voor zes maanden onderhoud io  332 Lessen over bï eesxxii. in dier voegen als het volk het in fchrale jaren gebruikt. (*) De ongelijkheid van rang en bezittingen onder de menfchen ftrekt insgelijks tot ftuiting van den aanwas der bevolking, en is in zommige landen in ftaat om te beletten dat dezelve immer van eenig belang wordt ; zo maar de hooger rangen het in hunne macht hebben om de vereeniging tusfchen de lager rangen, welke eindelijk 'de ongelijkheid zoude wegnemen , te verhinderen. In dit geval kan de aftrek in dierlijk voedzel en andere dingen tot welker voortbrenging eene groote hoeveelheid lands vereischt wordt, zoo groot zijn, dat daardoor zeer veel wordt ingeiJoict van het geen tot onderhoudt der armen gefchikt was. In zulk een land , derhalven, kan de uiterfte armoede te gelijk plaats vinden. Zommigen zullen niet weten hoe hun geld te verfpillen, terwijl anderen niet weten hoe zy iets zullen winnen. Het was door de ongelijkheid van rangen en door de weelde , welke daarvan het gevolg was, dat de ontvolking van Italië ten tyde van het Romeinfche keizerrijk voor een groot gedeelte veroorzaakt wierd. Het waren de menig- CO Politjcal Oeconoiny Vol. i. pag. no.  Lesixii. Algemeene Staatkunde. 333 nigvuldige lustplaatzen, waarmede deze beheerfchers dér wareld hunne vruchtbare landen bedekten en waardoor zy dezelve in niets voortbrengende woestynen veranderden; op de zelfde wyze, als William II. een uitgeftrekt en volkrijk gedeelte van dit land in eene wildbaan veranderde. Men heeft vele redenen gegeven voor de overgroote volkrijkheid van China , doch dezelve fchijnt voornamelijk uit deze enkele omftandigheid voorttevloeien, dat de onkosten van den gehuwden ftaat van weinig aanbelang zijn. De vrouw kan haren man op geene dan zeer matige kosten jagen. Hy behoeft haar flechts eene zekere hoeveelheid rijst te verfchaffen tot voedzel, en eenig ruw katoen of andere ftoffe, waaruit zy hare klederen moet vervaardigen; terwijl eene mat om op te zitten genoegzaam het eenige huisraad uitmaakt. Dus wordt niemand afgefchrikt van trouwen en het gevolg daarvan is eene verbazende volkrijkheid. Waar het huwelijk, in tegenoverftelling van het door elkander gebruiken der vrouwen , niet wordt aangemoedigd , is het door onrwijffelbare bewyzen klaarblykelijk, dat men noch een talrijk, noch een gezond, noch een in eenige opzichten waardig kroost te wachte hebbe. De Veelwyvery is insgelijks ongunstig voor de bevel-  g34 Lessen oveb. de lesxxii. volking. Wanneer één man vele vrouwen heeft', moeten er verfcbeiden mannen zonder vrouw zijn; en byaldien die man onbekwaam is, is het kroost van verfcheidene mannen voor de natie verloren. ■ Wanneer een land , door zyne ligging en door de nyverheid zyner ingezetenen , in ftaat is een zeker aantal menfchen te onderhouden en dat aantal door eenig toeval verminderd wordt, zal het zelve weldra weder aangevuld zijn, vermits die vermindering zelve eene grooter aanmoediging ter bevolking opleverti Dus befpeurt men de uitwerkzelen van pestziekten en allerlei verwoestingen niet dan voor eenen tijd , tenzy daardoor het land eene verandering ondergaa ten aanzien van den geest van nyverheid of van eenige andere omftandigheid, welke tot het onderhouden van zulk een aantal menfchen vereischt wordt. Om deze reden, maakt het getal van menfchen, welke de oorlog wegHeept, eene natie niet minder volkrijk, indien de oorlog de volkrijkheid der natiën maar niet in andere opzichten aandeed. De natiën van Afrika , welke alle jaren zalk een aantal llaven naar Amerika verzenden , worden door dien handel niet minder volkrijk ; en byaldien die uitvoer ophield en de inwendige ftaat van het land in andere opzichten de zelfde bleef, zoude het, binnen weinige jaren, even eens gefteld zijn ten  lesxxii. Algemeene Staatkunde. , 335 ten aanzien van het getal der menfchen. Zy zouden zich zoo min door eenen te grooten overvloed van menfchen belast vinden , als te voren. In een woord , menfchen zullen gelijk alle andere waren , naar gelang van derzelver aftrek vermeerderen. Monniken en Nonnenkloosters waren volmaakt in het zelfde licht te befchouwen, was het niet dat zy die voortbrengzelen van den grond verbruiken, welke een gelijk, zoniet een grooter, getal van nuttige leden der maatfchappy konden voeden. Maar naar de zaken gelegen zijn, zouden de landen, waar zy in de grootfte menigte gevonden worden, by hunne affchaffing misfchien niet eens veel winnen; tenzy die gebeurtenis medewerkte tot den aanwas van de nyverheid des volks: want een edelman zoude op. zijn landgoed van de zelfde uitgeftrektheid een even groot aantal bedienden kunnen onderhouden, die even zeer een 'last zijn voor de maatfchappy, en wier arbeid even weinig tot welzijn van dezelye toebrengt. De godsdienstige begrippen van een volk zijn vooral geene onverfchillige omftandigheid ten aanzien van de bevolking van een land. Geen wonder dat de Jooden altijd vermenigvuldigden en alnog zeer vermenigvuldigen ; daar feehal ven de fchande en, gelijk zy geloven, den vloek  33<5 Lessen over de LEsxxiü vloek van onder hun kinderloos te zijn, ook het gevoelen onder hun ftand grijpt dat, na alles wat zy kunnen opmaken , de Mesfiah uit hun moet geboren worden. De Godsdienst der Ghebres , Chinéfen en Mahometanen begunstigt den huwelyken ftaat. De heilige boeken der oude Perfianen houden, dat kinderen in den dag des oordeels eene brug maken, en dat zy , die er geene hebben, tot den ftaat der gelukzaligheid niet kunnen overgaan. Het begrip zelf dat het te vondeling leggen der kinderen eene geoorloofde zaak zy, begunstigt de bevolking van China. Want vele menfchen worden overgehaald om zich in het huwelijk te begeven door het vooruitzicht van hunne kinderen te vondeling te kunnen leggen, het welk nogthans de natuurlyke genegenheid (welker kracht zy niet vooraf gevoelden) hen niet zal toelaten , zoolang er nog eenige mogelijkheid is om dezelven te onderhouden , waartoe zy alle vlijt en krachten zullen infpannen. H e t is inzonderheid ongelukkig , wanneer godsdienstige en wijsgeerige begrippen den huwelyken. ftaat afkeuren. De wijsbegeerte hechtehet eerst een denkbeeld, van ve-Imaaktheid aan het eenzame leven; kwalijk opgevatte begrippen van het Christendom bevestigden dat gevoelen, en  2,esXxrr» Algemeene Staatkunde. 337 en de groote Justinianus werd daardoor zoo ver vm den weg gebracht, dat hy hun, die nimmer getrouwd waren groote voorrechten vergunde, in plaats van de wyze ftaatkunde van alle zyne voorgangeren in het rijk te volgen en belooningen te fchenken aan hun die een groot aantal kinderen hadden voortgebracht* Het ftand grypen van dac zelfde gevoelen in de Roomfche landen is ongetwijffeld. eene rede waarom dezelve minder bevolkt zijn dan dc Protestantfche. Ma. Hum e heeft eene Zeer Uitgewerkte eri vernuftige verhandeling gefchreven over de volkrijkheid der oude natiën , en daarin getracht te bewyzen , dat de wereld voor het grootfte gedeelte nu beter bevolkt is dan zy voormaals pla'g. Wanneer wy gebruik maken van de ftraks opgegevene. grondregelen , zoude het fchynen dat Palestina, Klein - Afie en Griekenland voorheen beter dan thans bevolkt waren; maar ook byna geen ander land ; en het is gewis dat alle de westelyke landen van Europa in.oude tyden weinige inwooners hadden in vergelyking van die zy tegenwoordig bevatten. Over het geheel lijdt het geen twijffel, of de wareld worde fteeds volkryker dan zy immer was ; inzonderheid wanneer men achtflaat op den aanwas van nyverheid en kunsten , op de verbeteringen in II. Déél. Y defl  333 Lessen over de mnn. den landbou , en op den groei der Europefche Volkplantingen in Amerika. Eene overgroote volkrijkheid is echter gansch niet wenfchelijk. Daar de middelen van beftaan fchaarsch zijn, zal de mededinging daarna, onder de lager rangen van het volk uittermate groot zijn. Zy zullen voor een beuzeling arbeiden , en het leven onderhouden door alles wat maar eenig voedzel geeft ; en fchoon zy voortteelen , moet hun kroost door honger en gebrek omkomen. De verhalen van alle reizigers zijn eeBftemmig , z^gt Dr-. Smith (*) omtrent de geringe werkloonen en de bezwaarlijk, heid voor de daglooncrs in China om hunne kinderen groot te brengen. Indien zy door den ganfchen dag te fpitten genoeg kunnen winnen om des avonds een klein" beetje rijst te kunnen koopen ; zijn zy wel tè vrede. De ftaat der ambachtslieden is , zo het mogelijk zy, nog erger. In plaats van in hunne werkhuizen rustig op de neering hunner klanten te wachten, gelijk in Europa , loopen zy aanhoudend langs de ftraat, elk met de gereedfchappen van zijn byzonder handwerk, om hunnen dienst aantebieden, en als het ware om werk te bedelen. De armoede van de lager rangen des volks in China gaat die van de berooidfte volken van Europa (*) Wealth of Nations. Vul. i pas. ioS.  LEsxtiu Algemeene Staatkunde. 33© pa ver te boven. In den omtrek van Canton zijn véle honderd, of naar het gemeene zeggen, vele duizend huisgezinnen , welke op het land geene woonplaats hebben, maar bepaald in kleine visfchuitjes , op de rivieren en de grachten leven. Het beftaan , welk zy daar vinden , is zoo zober, dat zy het walgelijkfte afval, door eenig Europeesch fchip over boord geworpen met graagte opvisfchen. Een kreng , bet geraamte, by voorbeeld, van een doode hond of kat, fchoon halfverrot en ftinkende , is by hun even welkom als het gezondfte voedzel by het volk van andere landen. Het hnwelijk vindt in China aanmoediging niet in het voordeel, welk de kinderen aanbrengen, maar in de vryheid om die van kant te helpen. In de groote fteden vindt men er alle nachten verfcheiden te vondeling gelegd of als jonge honden verzopen. Het verrichten van dezen ijslyken dienst , is zelfs, naar men zegt, de openlyke kostwinning van zommige lieden. Onze arme handwerkslieden brengen op vele plaatzen niet vele kinderen groot, en Dr. Smith (*) zegt, dat het onder de bergfchotten niet ongemeen is , dat eene moeder die twintig kinderen ter wareld bracht, er geen twee van in C*) ibïd. Vol. i. pag. 120 Y 2  340 Lessen over de tKsxxir. in het leven heeft. De vlyrge armen putten zich uit door overmat'gen arb'.-id, en vervallen even als het overwerkte vee, tot eenen on ydigen ouderdom. Men kan niet onderzeilen, zegt de zelfde fchryver, (*) dat een timmerman te Lon Jen , of in zommige andere plaatzen, langer dan acht jaren zyne volle krachten behoudt. De bevolking van China is zoo groot, dat de bygelovige eerbied voor de voorouders daarvoor heeft moeten zwichten. De gewoone begraafplaatzen zijn gc'flecbt, en de grónd wordt bebouwd. De ryken begraven hunne doo.ien op de bergen of in onviuchtbare landen. Deze buitenfporige volkrijkheid , van welker ongemakken de hedenda~agfche wijsgeeren in Europa geen denkbeeld hebben , vermeerdert de noadzakelijkheil van den landbou tot dien trap, dat eene hongersnood het ogenblikkelyke en onvermydelyke gevolg is van het geringfte ver. zuim, en dat de Cninezen gedwongen zijn buiten osfen , fchapen en paarden te leven. Zonder de bergen en Moeras ft n, zoude China geen hout noch wild hebben. By gebrek aan mest vereisfchen de landen veel meer arbeid: terwijl er aan zyde der .regeering de grootfte oplettendheid vereischt wordt om te zorgen voor C*) Pag. 124,  LEsyxrr. Algemeene Staatkunde. 341 voor eene gelyke verdeeling der granen, en dat jiet eene landfchap en het eene jaar het andere onderlleun?. Om UI. in uwe berekeningen over dit onderwerp behulpzaam te we?en, zal het niet ongefchikt zijn UI. twee zaken aan de hand te ge-' ven waarop men nagenoeg Haat kan maken. De eerlte is , dat er byna in alle landen meer mannen als vrouwen geboren worden in evenredigheid van veertien tot dertien of van vijftien toe veeitien; hebbende de goddelyke voorzienigheid, als het ware, rekening gemaakt op het grooter aantal mannen, - welke door den oorlog en andere toevallen, waarvoor de vrouwen minder blootftaan , worden weggefieept: als 'bok dat het getal der mannen , welke in ftaat zijn om de wapenen te dragen omtrent een vierde gedeelte van alle de inwoonden uitmaakt. De tweede is , dat wy zeer naby het getal der inwooneren van eenige plaats zullen komen wanneer wy het getal der geftorvenen, eenige jaren doorelkander gerekend, vermenigvuldigen door dertig, of het getal der geboorenen door vierendertig, (hoewel ik denke dat dit in evenredigheid grooter zijn moet) of het getal der huizen door vijf. Het aantal dooden in evenredighe;d tot bet getal der iawooners verfchilt zeer veel in very £ fchü-  34* les9en over de lesxxii, fchillende plaatzen. Dr. Price, die dit onderwerp met meer naukeurigheid heeft nagegaan, dan misfchien iemand voor hem, is van gedachten dat in groote fteden het van een negentiende of een twintigfte tot een drieëntwin» tigfte of een vierentwi itigfte deel is ; in middelmatige fteden van een drieëntwintigfte tot een acbtentwintigfte; maar op het land van een vijfendertigfte tot een veertigfte tot een Vijftigfte ot tot een zestigfte. DRIE-  lEsxxiir. Algemeene Staatkunde. 343 DRIEËNTWINTIGSTE LES. Over het gene de Veiligheid van een Volk uitmaakt. Natuurlyke Wallen. Voordeel van een Etiland. Aangelegenheid der Wapenen. Verandering, welke de Uitvinding van het Buskruid in de Kunst des Oorlogs maakte. Reden, waarom zich de eerfte Uitwerkzelen daarvan niet fterker in Rurop'a deden gevoelen. VerfchU ifi de Wyze van Verfterking cn van het vechten ter Zee tusfchen de Ouden en Hedendaagfchen. Het Gewicht der Krijgs. tucht. Ongemakken van het Leenftelzel,. Welk eene Wyze van beftaan een Volk geducht maakt. Staande Legers en Land-militie. Oorfpronk der Staande Legers in Europa. Waarom een Volk geducht - zy na eenen Burger- Oorlog. Reden van de groote Krijgs. macht der Oude Volken. In welken Zin de Volkrijkheid ftrekt om eene Natie fierk en veilig te maken. A het befchouwen van die dingen en omftandigheden, welke ftrèkken om eene natie gelukkig , rijk en volkrijk te maken , worden wy natuurlyker wyze geleid om te letten op die zaken, welke dezelve veilig doen zijn. Indedaad, zonder overtuigd te zijn van onze veiligheid, is het niet mogelijk eenig voordeei. te trekY 4 kea  544- Lessen over de Ltsxxnr. ken van den gunstigften zamenloop dier omftandighedm, welke tot den rijkdom, het geluk en de volkrijkheid eener natie medewerken. Eene op rede fteunende veiligheid km alleen voortfpruiten uit eene bewustheid dat wy in ftaat zijn om ons zei ven tegen den aanval van eene vreemde mogenheid krachtdadig te verdedigen, of om eene natie berou te doen hebben van de ons aangedaane beledigingen. Dit vermogen van een volle om zich zeJveu te verdedigen of anderen te befchadigen moet voorname, lijk van drie dingen afhangen; van eene natuurlijke ligging, waaraan zeer veel kan gelegen zijn het zy om zich zeiven te verdedigen of om anderen aantetasten; ervarenheid in de kunst des oorlogs , en moed om van die ervarenheid ten meesten voordeele gebruik te maken, Een natuurlijk bolwerk is of de zee, of ee. ne keten van bergen, welker doortochten flechts weinig volks vereifchen om die tegen eene menigte te verdedigen. Verfterkte grensfteden en vestingwerken zijn kunstige bolwerken en vereisfehen ervarenheid in de kunst van den oorlog om van eenigen dienst te zijn. EiJanden geven de kiacbtdadigfte veiligheid, welke ue natuur aaa een voik ka, fchenken, indien het zelve in den ,cheemaart en Zeegevechten btdrcea zy, waariu het, uou. zijn aan?  lksxxiii. Algemeene Staatkunde. 345 aanhoudend en noodzakelijk gebruik maken van de zee, de grootfte kans en gelegenheid heefc om uittemin ten, mits het zelve eenige gemeenfchap hebbe met naburige volken, en inzonderheid indien het eenen buitenlandfchen koop. handel drijft. WareTyrus op een eiland verder van het ftrand gelegen geweest , Alexander de Groote zoude het waarfchynelijk nimmer geheel t'ondergebracht hebben : en had men te land uit Fiankrijk naar Engeland kunnen komen, zouden wy in eenige van onze oorlogen met de Franfchen veel meer geleden hebben, in welken het bleek dat zy ons te lande meester waren. De Zwitzers zijn de veiligheid en vryheid, welke zy genieten , meer dan eens aan hunne gebergten verfchuldigd geweest Holland bleef alleen bevrijd van den inval van Lodewijk XIV, om dat zyne ligging gelegenheid gaf om het iand onder water te zetten ; en de natuuriyke verdeeling van Europa in landen van eene matige uitgebreidheid wijst, als het ware, de grenzen der rijken aan en is te gelijk een middel om dezelven binnen behoorlyke palen te houden , zoo dat het ons eene zoort van gerustheid geeft omtrent de oprichting van eenig groot gebied in dit gedeelte der wareld ; terwijl daarentegen in Afie, waar vele uitgeftrekte vlakten gevonden worden , niets in ftaat is om een leger Y 5 welk  34-6 Lessen ovesl de lesxxiii. welk een gedeelte heeft ondergebracht, de be. zitneming van het geheel te betwisten dan alleen eene grooter krijgsmacht. Afie is derhal. ven altijd gerekend best gefchikt te zijn voor uitgeftrekte heerfchappyen. Tartaryen zelf is geene gefehikte wijkplaats voor een geflagen leger. Indien een volk in zyne ligging geene genoegzame veiligheid vindt, (en bezwaarlijk kan die op zich zelve alleen geheel voldoende zijn) moet het gebruik maken van die middelen van verdediging en aanval, welke met die van den vyand gelijkftaan of dezelve overtreffen. D e- Wapenen zijn alleen eene zaak van verbazende aangelegenheid in den oorlog, waardoor het lot van menigen gewichtigen ftrijd is bellist geworden. De Romeinen erkenden dat zy in moed en krijgsdapperheid voor de Cimbriers moesten onderdoen, en dat hunne voortreffelyker krijgstucht zelve hen tegen de fchrikkelyke. hevigheid van derzelver aanvallen niet konde beveiligen; maar dat de zwaarden der Cimbriers flecht gehard waren. Zy bogen dikwijls met den eerften flag , zoo dat zy die dezelve gebruikten, die eerst met de voeten weder moest recht zetten eer zy er een tweeden flag mede konden toebrengen. De bedrevenheid der Engelfchen in het gebruik van hunne lange en kruis  jLESxxnr. Algemeene Staatkunde. 347 kruis boogen gaf hun zeer groot voordeel boven de Schotten en de Franfchen voor. de uitvinding van het zware gefchut. Dc Ruitery van de Romeinen cn de Hunnen was irsgciijks zeer ervaren in her gebruik van den boog, terwijl die der Gothcn cn Vandalen zich van het zwaard en de lans bedienden: aan welk onderfcheid Belifarius zyne ovei winningen gedeeltelijk toefchreef. Het was een groot voordeel voor de Romeinen , dat zy nimmer bygelovig gehecht waren aan hunne eigene Wapenen of hunne wyze van ftryden, maar dezelve gereedelijk veranderden, zoodra zy in die van andere volkeren eenig voordeel befpeurden. Dus verwisfeld_e Romulus den Griekfchen beukelaar tegen het groote fchild der Sabynen; gelijk de Romeinen ook de wapenrusting hunner ruitery veranderden by de overheering van Griekenland. De zelfde juiste begrippen leerden hun ook het beste gebruik van hunne hulptroepen te maken , waafvan zy zich overeenkomstig derzelver karakter bedienden. Het was de Numidifche ruitery, welke den veldflag van Zame deed winnen. Hannibal was insgelijks wijs genoeg om zyne benden op den Romeinfchen trant te wapenen , toen hy zag dat die boven de wapenrusting van zijn land de voorkeur verdiende. Ook was het afleggen hunner oude wapenen geene der gering-  348 I/ESSEN OVER DE LESXxm. fte oorzaken van het verval der Romeinfche macht. Onder Gratianus legden de Romeinen hunne zware wmenrusting , den mahenrok eQ helm, ter zyde; en hielden op, hunne leperplaatzen te verkerken. De enkele ontdekking van de zamenftehW en de kracht van het buskruid heeft eene vo[üagene verandering gemaakt in het ganfche wezen van den oorlog, en zeer veel toegebracht om de veldflagen minder bloedig £e maken en fch.elyker te beflisfcn. Voorheen werden de Je gers gewoonlijk zestien of twintig en zomtijds vijftig man diep in flagorde gefteld, met een fmal front ; vermits de gelederen , door het vechten van man tegen mah anderszins te licht in wanorde konden gebracht worden. Doch dit had ten gevolge, dat de troepen, welke aan het wyken gebracht wierden , onder elkander verward raakten, en weinig of geen vermogen hadden om te ontkomen. Behalven dat de overminnaars hun noodwendig dicht op de hielea zaten , en naar welgevallen konden neerzabe. len , vermits zy buiten alle mogelijkheid van verdediging waren zo ras zy den rug gekeerd hadden. Daarentegen kunnen ondiepe en uitgebreide gelede,en, naar de tegenwoordige wyze van Itryden , hunne orde bewaien; en daar de vyandelyke legers op eenigen afiïand van elkanderen blyven, is die party, welke het te kwaad  tEsxxnr. Algemeens Staatkunde. 345» kwaad begint te krijgen, in (laat om in goede orde aftetrekken, zonder juist de hulp van een corps de referve te behoeven om den vyand optehouden of aftefchrikken , welk het eenige middel was waardoor de ouden zich van eenen geregelden aftocht konden verzekeren. In 't kort , gelijk Hume te recht aanmerkt , het ge? bruik van het grof gefchut heeft de natiën elkander meer gelyk, de veroveringen zeldzamer en minder fnél, en het krijgsgeluk tot eene louter berekenbare zaak gemaakt ; dewijl een volk, wiens vyanden te machtig zijn , of aan derzelver eisfchen voldoet, of zich door verbintenisfen tegens derzelver geweld en aanvallen beveiligt. Wanneer wy lezen van de verbazende voortgangen der Spanjaarden in Amerika ; toen "vijfhonderd man onder Cortez , alleen door behulp van het buskruid het uitgeftrekte rijk van Mexico overheerden , kunnen wy niet nalaten ons te verwonderen , dat het tijdperk van deszelfs uitvinding en gebruik in den oorlog door geene gelijktydige fchry\ers.zy opgeteekend, en dat de Duitfchers , die hetzelve uitvonden, geen treffende voordeden daardoor behaald hebben. Ö3n de rede hiervan was dat de ontdekking geen geheim fchijnt geweest te zijn. De zamenflelling zelve en hare onfehadelyker uitwerkzelen waren naar alle gedachten wel bekend, en over het mogelyke gebruik daarvan in den oorlog  350 Lessen over de lesxxm. log werd algemeen gefproken voor dat het tot dat vernielend einde werkelijk gebezigd wierd; het welk zeer veel moest toebrengen om de verwondering wegtenemen, welke de eerfte invoering anderszins moest gebaard hebben. Be. halven dat het eerfte gefchut zoo onbehouwen' en zoo moeijelijk te behandelen was, dat de menfchen deszelfs gebruik en uitwerking niet terftond bezeften ; en wanneer wy eens nagaan hoe veel pylen er konden gefchoten worden , voor dat men een ftuk konde laden en affchieten, inzonderheid voor de uitvinding der fnaphanen; is het veeleer te verwonderen, dat fchietgeweer en grof gefchut immermeer in gebruik gekomen zijn. De Chinefen waren wel bekend met de zamenftelling van het buskruid, maar het kwam hun nimmer in bet hoofd om daarvan eenig gebruik in den oorlog te maken Musketten , welke met lont afgefchoten wierden , waren nog in gebruik in de burger-oorlogen van Engeland , meer dan drie eeuwen na de uitvinding van het buskruid. Voor den tijd van Lodewijk XIV bediende men zich weinig van grof gefchut tot het belegeren of verdedÜ gen van fteden; de vestingbou was in hare kindsheid ; pieken en piftolen waren toen zoo wel in gebruik ajs zwaarden, welke men thans geheel heeft ter zyde .gelegd , en niet lang voor dien tijd, te weten in den flag van Lepanto ftreed men met boogen 3 lange werp- fpiet-  les xxm. Algemeene Staatkunde. 351 fpietzen , grensden , enterdreggen, kanonnen, musquetten, pieken, zabels alles doorelkan" der. De verandering in de wyze van verfterking en in de manieren van verfterkte plaatzen aantetasten en te verdedigen , ingevolge van de ontdekking van het buskruid , is nog aanmerkelyker dan de verandering welke daardoor in de wyze van ilryden in het opene veld iis teweeggebracht- Zeegevechten zijn nu geheel wat anders dan zy voor deze groote ontdekking waren. In de plaats dat de oorlogsichepen zeiven de vooruaamfte befchadigende wapens waren en met hunne fcherpe ftevens tegen elkander geduuwd wierden ; en in plaats dat het volk, zwaar gewapend , eveneens ftreed als op het land,, zoo dikwijls er gelegenheid ware om te enteren; is nu het fchip niets anders dari eene verfterkte vesting , welke het volk met grof gefchut befchiet, even als of het een kafteel op het land ware. Uitmuntende krijgstucht is een voor- • trelfelyke fteun van uitmuntende wapenen. Naukeurige krijgstucht doet eene menigte als een eenig man werken, en geeft aan ieder man den moed eener menigte. Want ieder enkeld krijgsknecht, die tot een ligchaam behoort, welks bewegingen zoo eenparig en regelmatig zijn ,  352 Lessen over de lesxxiii. zijn , hééft het zelfde volkomene vertrouwen op de macht van het geheel , als of hy zelf alleen het beftier over die macht had Het was de krijgstucht voornamelijk , welke de Grieken töt zoo veel beter krijgslieden maakte dan de Perfianen , en de Romeinen dan de Grieken , de Carthaginienfers en de dappere doch onbefchaafde volkeren van het Noorden. Eenige krijgslieden van Niger , die door de bannisfementen en verbeurdverklaringen van Se* verus genoodzaakt wier Jen zich onder de Parthers te begeven , onderwezen dezen in de Romeinfche krijgstucht, 't welk hun, naar men verhaalt, naderhand altijd eenig voordeel over de Romeinen gaf. De Parthers, zeide Belifarius in eene aanfpraak aan zyne benden, hebben niet meer moed dan wy : maar zy zijn onder beter krijgstucht. Het is de krijgstucht alleen , welke den Europeanen alnog de overhand doet behoujen over de volkeren in Afie en Amerika, offchoon wy hun het gebruik van ons gefchut geleerd hebben : een gedrag geheel ftrydig met de wyze ftaatkunde van Karei den Grooten , die op de zwaardfte ftraffen verboodt dat iem ind eenig geweer zoude verkoopen aan de Saxers, met welken hy dikwijls in oorlog was. Zoo veel overmacht geeft thans de krijgs- kun-  l2sxxiii. algemeene staatkunde. 353 kunde der befchaafde en ryke volkeren, dat zy niets, gelijk voorheen, te vreezen hebben, van den onbezuisden moed hunner woeste naburen» Integendeel , indien zy er toe gezind waren, zouden zy dezelven kunnen onderbrengen en uitroeien, even gemaklijk als zy een land konden zuiveren van leeuwen of eenig ander roofgedierte, W y dienen echter den grondregel niet te vergeten welke door alle gefchiedenisfen bevestigd wordt, dat eene natie, welke dikwijls is overwonnen geworden en dus dikwijls gezien heeft, waardoor hare vyanden eigenlijk de overhand over hun hadden, eindelijk genoegzame kundig, heid, krijgstucht en moed gekregen hebbe om baare overwinnaars te Haan. Dus wierd Peter de Groote eindelijk in ftaat om de Zweden mi het veld te flaan, fchoon hy geene andere meesters in de kunst des oorlogs gehad had dan de Zweden zeiven , en geene andere lesfen van hun ontving dan zoo vele geduchte nederlagen, welke zy hem in het begin van den oorlog toebrachten. D e krijgstucht der Europefche legers is verbazend Verbeterd, zedert men geen gebruik meer gemaakt heeft van Leen - militie , wanneer alle legers op de been gebracht wierden door het oproepen van alle leenmannen, van 's vors- II. Deel, Z ten  354- Lessen over de lesxxih. ten wege, om aan het hoofd hunner onderhoorigen in het veld te verfchynen, waar zy eenige dagen op zyne kosten onderhouden wierden; en wanneer gevolglijk die leenman hun bevelhebber was, evenveel of hy daartoe eenige ge. fchiktheid hadde, dan niet. I n die tyden, voerden ook de koningen, die oorfpronklijk niets meer dan legerhoofden waren , altijd in eigene perf >on hunne legers aan. .Karei V, de Zoon van Johannes , koning van Frankrijk, fchijnt zich tot een vasten regel ge. field te hebben , nimmer aan het hoofd van zijn leger te verfchynen; en hy was de eerfte koning in Europa, die het voordeel van ftaatkurde, vooruitzicht en oordeel boven eene onbedachte en voorbarige dapperheid aantoonde. Voor het in onbruik raken van deze gewoonte, had de natie dikwerf gevoelig ondervonden, hoe nadeelig het was dat de koningen zeiven huine legers aanvoerden. Het betalen van het losgeld voor den koning was eene der drie omHandigheden, waarin het, ten tyde der Leenregeering, alleen geoorloofd was eene belasting opteleggen. De Volkeren zijn machtig en geducht naar mate hunne wyze van beftaan hen in ftaat ftelt om de krijgstucht in het leger te bewaren en hetzelve in het veld te houden. Een volk, welk  lesxxiii. Algemeene Staatkunde. 355 welk van de jacht leeft, gelijk de Noord-Amerikanen, kan nimmsr in grooten getale beftaan. Zy ftryden daarom by kleine benden en trachten hunne vyanden by verrafching te befpringen. Volkeren, welke een herdersleven leiden, gelijk de Tartaren, kunnen hunne kudden met zich voeren, wanneer zy in een vruchtbaar land trekken, en ieder man kan in het veid verfchynen, en zomtijds kunnen de vrouwen zelve zich by hun voegen. Deze zijn derhalven de geduchtfte invallers. Maar in gevalle van eene nederlaag kunnen zy zich niet herftellen, al wat zy bezitten is er mede gemoeid , en daar zy door vele pakkadie belemmerd zijn , uaan zy gedurig bloot om aangetast te worden. Volkeren, welke van koophandel en fabrieken in fteden leven , zijn gemeenlijk niet gefchikt om zei ven te ftryden, doch door hunne rijkdommen in ftaat, om anderen, die daartoe bekwaam zijn, het zy inboorlingen of buitenlanders te betalen: en'deze, geen ander beroep buiten den krijg hebbende, "zullen in die kunst ervarener worden. Hunne legers zullen zelden zeer groot zijn , doch daarentegen ook minder belemmerd en over het geheel veel meer uitvoeren , zo wel in eenen aanval als in eene verdediging. Doch de ondervinding zal hen leeren, dat fchoon zy in ftaat zijn mogen om veroveringen te maken, deze hun echter nimmer Z 2 de  356 Lessen over de lesxxiii. de kosten zullen vergoeden, welke zy ter verkryging en onderhouding van dezelve hebben moeten maken. Want onder alle dingen van weelde ("met welken naam men alles wat tot het leven niet noodzakelijk is noemen mag) is de oorlog het duurfte. Indien een welvarend volk geen ftaand leger op de been houdt , hoedanig wy ftraks befchreven hebben , maar ieder burger verplicht is, den wapenhandel te Ieeren en wanneer hy daartoe geroepen wordt in het veld te komen, wordt het gezegd eene landmilitie of burgerbenden te hebben. By zulk eene inrichting, zijn de vryheden van een land zekerlijk beter beveiligd ; doch vermits de oorlog niet het eenige beroep der ftryders is, zullen zy daarin niet zeer bedreven zijn en gevolglijk niet zoo veel vertrouwen op zich zeiven hebben , als eene ftaande legermacht. Hoewel zy voor hunne vryheden vechtende , fterker zullen aangefpoord worden om zich rustig te gedragen. Het eerfte ftaande leger, waarvan wy lezen, was van Philippus van Macedonien, en het was voornamelijk hierdoor, dat hy de overhand had over de Griekfche ftaten , wier legers uit landmilitie beftonden, en nog fterker over de Perfianen. In het begin van den tweeden Punifcben oorlog had Hannibal eene eigenlyke ftaande leger-  LEsxxrn. Algemeene Staatkunde. 35? germacbt en de Romeinen alleen maar burgerbenden ; maar het was geheel anders voor het einde van dien oorlog. Men dient in de eerfte plaats vooral te zorgen dat de officieren van eene ftaande legermacht uit het ligchaam des volks genomen worden , zoo dat zy met het zelve een gelijk belang hebben, en dat hunne burgerlyke voorrechten hun dierbaarder zijn , dan alles wat zy in den krijgsdienst zouden kunnen verwerven. > Eene landmilitie heeft het voordeel van meerder menfchen tot den wapenhandel te vormen en de onafhankelijkheid van het volk te bewaren; indien echter deze einden langs andere wegen met zekerheid konden bereikt worden; zoude een land met minder kosten door eene ftaande legermacht kunnen befchermd worden: om de zelfde redenen waarom wy onze fchoenen en kleederen beterkoop kunnen gemaakt krygen van fchoenmakers en fnyders, wier eenige bezigheid het maken van fchoenen en kleederen is , dan of ieder mensch geleerd wierde die voor zich zeiven te maken. Indien iemand niets anders te doen had, dan den wapenhandel te leeren, zoude hy daarin gewisfelijk tot meerder volmaaktheid geraken; en fchoon deze krijgsman tot alle ander werk onbekwaam en nutteloos ware, zoude echter de van tijd tot tijd % 3 ver-  358 Lessen over. de lesxxiii. vereischte wapenoefFening van de ganfche gemeente eene grooter tijdverfpilh'ng teweegbrengen en over het geheel de fom van nuttigen arbeid fterker verminderen. Zedert den 'aanwas der nyverheid en het invoeren van belastingen, in de plaats der oude leendiensten hebben alle de vorsten van Europa ftaande legers op de been gehouden, welke by aanhoudendheid in den wapenhandel geoeffeDd, en aangevoerd wierden door officieren , welke de koning aanftelde : en daar er vaste fchikkmgen in den ftaat gemaakt zijn om deze benden op den duur te kunnen betalen, is het verfchil in de uitgave in tijd van oorlog en in tijd van vrede niet zoo groot als voorheen: fchoon onze legers oneindig kostbarer zijn. Het zijn de kosten van het grove gefchut en van de vestingwerken , welke de inkomsten der oorlogende mogenheden thans uitputten. De nsodwendige kosten van den oorlog, zo als die hedendaagsch gevoerd wordt, hebben een fpreekwoord doen ontftaan, welk den ouden niet bekend was; dat rijkdommen de zenuwen zijn van den oorlog. Lodewijk XIV. was de eerfte, die talrijke legers op de been hield. Zijn voorbeeld zette andere vorsten aan om het zelfde te doen;, zoo dat na dén vrede van Aken de Christen mogenheden van Europa ongeveer een miliiuen mi o- fchea  iHsxxnr. AlbemeeneStaatkunde. 359 fchen gewapend hadden. Het nadeel van ftaande legers onder het bevel van Officieren , die door den koning worden aangefteld , ligt hierin , dat daardoor te veel macht in handen van den Souverein gegeven wordt. Het is aan de groote vorderingen in den wapenhandel en de krijgstucht toetefchryven , dat een volk, onmiddtli.k na het eindigen van eenen burgeroorlog , zulk eene groote vertooEing onder de wapenen maakt en zoo geducht is voor zyne naburen. Hoewel een burgeroorlog een volk in andere opzichten heeft uitgeput, laat die altijd een groot aantal menfchen Ba welke aan het krijgsleven gewoon en van alle andere wyzen van beftaan afkeerig zijn geworden. De Romeinen breidden hunne veroveringen aan alle kanten uit zelfs gedurende den hevigften hunner burgeroorlogen. Die, welke onder de minderjarigheid van Lodewijk XIV gevoerd wierden , vormden een aantal legerhoofden , welke den luister van diens regeering tot den hoogften top brachten : en Engeland was nimmer zoo geducht geweest voor het overige van Europa , dan gedurende de gemeenebest-regeering , onmiddelijk na het eindigen van den laatsten burgeroorlog. Een volk is buiten twijffel talryker by den aanvang van eenen burgeroorlog; dan de fterkte van een volk fiaat niet in evenredigheid tot het getal der in2 4 woo-  36o Lessen over de eessxiii. woneren , maar tot het getal der krijgslieden, welke onder hetzelve gevonden worden, en dit groeit door zulk eenen oorlog zeer fterk aan; fchoon hec getal der ingezetenen over het geheel daardoor fterk afneemt, Hierdoor kunnen wy rede geven van de groote krijgsmacht der oude volkeren. Een Eu. ropeesch Vorst, welke een millioen onderdanen heeft, kan niet boven tienduizend zoldaten onderhouden ; daar de werkelyke krijgslieden in de oude Gemeenebesten ten naastenby tegen alle de ingezetenen Honden als één tegen acht. Hiervandaan, dat wy, de ganfche oude gefchiedenis door, lezen, dat de kleinfte Haten grooter legers op de been brachten en onderhielden, dan ftaten, welke uit een veelmalen grooter aantal menfchen beftaan , tegenwoordig in ftaat zijn uittezetten. In het algemeen zege men, dat in den tegenwoordigen ftaat van za. ken, óok de welvarendfte maarfchapyen, niet meer dan een honderd de gedeelte harer ftrijdbare mannen in het veld en als zoldaten kunnen onderhouden. I n oude tyden leefden er maar weinige ambachtslieden van den arbeid des landbouwers en gevolglijk konden de voortbrengzelen van het land meerder krijgslieden voeden. Livius zegt, dat het in zynen tijd bezwaarlijk zijn zoude, zulk  lesxxiii.Algemeene Staatkunde. 361 zulk een groot leger op de been te brengen als de Romeinfche ltaat in vorige tyden tegen de Gaulen en Latynen had doen optrekken. Het getal en de byzondere rijkdommen van de Athenienferen waren , naar het getuigenis van alle oude fchryveren, niet grooter by het begin van den Peloponnefifchen oorlog, dan zy waren by den aanvang van den Macedonifchen ; maar in dit- laatfte tijdperk waren zy weelderiger geworden en de kunsten hielden meerder menfchen bezig. Dë Nederlanders zijn, buiten twijffel thans ryker dan ten tyde van onze oorlogen met hun, maar zy hebben thans niet het tiende gedeelte der macht, welke zy toen hadden. (*) By hun is dit echter niet zoo zeer toetefchryven aan de toenemende weelde , dan wel aan gebrek van die werkzame vaderlandsliefde, welke de byzondere rijkdommen tot rijkdommen van den ftaat en vergrooting van deszelfs vermogen doet gedyen. Hierin ligt ook de oplosfing van de groöte legers der oude Gaulen en Germanen. By hun, gelijk by alle de volkeren van het Noordwestelyke gedeelte van Europa , was geen beroep in achting, dan dat der wapenen. Landbou en kuns- (*) De Schryver bedoelt hier gewis dat luisterrijk tijdperk onzer g-efchiedenis, teen de Wit het roc-r in handen had, en Willem ui. noch niet tot ftadhouder veth ven was. v.  362 Lessen over de lesxxiii, kunsten werden altoos voor onedel en laag gehouden, en als geenen vrygeboorn man pasfende. Gevolgelijk leide zich ieder toe op dea wapenhandel, waarvan een ftaat V3n gedurigen oorlog en een moedig en krijgskundig volk de natuurlyke gevolgen waren. Eene natie kan zeer volkrijk, en ingevolge van die volkrijkheid of zeer zwak of zeer fterk zijn. Indien het grootfte gedeelte des volks zich bezig houdt met het voortteelen van de noodwendigheden des levens, kunnen er geene menfchen gemist worden ; en de natie kan de verliezen van eenen langdurigen oorlog niet dragen. Maar byaldien de voortbrengzelen des lands, zonder veel arbeids, echter ten vollen kunnen ingezameld worden en de groote menigte der ingezetenen ambachtslieden zijn; kunnen deze als zich met het vervaardigen van overtolligheden bezig houdende des noods ontbeert worden; en daar er handen genoeg overblyven voor den landbou en het land dus evenveel oplevert als te voren, zal het de verliezen door den oorlog geleden weldra u:t zich zeiven weder aanvullen. Maar wanneer des Vorsten heerschzucht de ' menfchen van achter den ploeg wegneemt, en de landen onbeteeld blyven, worden de ware zenuwen van den rijkdom en de fterkte afgefneden- Na deze verwaarloozing van den landbou3 zullen de landen niet ia ftaat zijn om he? zelf- é  lesxxiii. Algemeene Staatkunde. 363 zelfde aantal menfchen te voeden , en er zal vry wat tijd verloopen moeten voorenaleer de ftaat wederom zoo volkrijk en machtig worde als hy te voren was» * $ & # 4ï •$ ^ * * * VIER-  3<54 Lessen ©ver de eesxxiv. VIERENTWINTIGSTE LES. Over Staatsverbintenisfen. Het Evenwicht van Macht in oude en hedendaagfche Tyden. Het Beleid van verfchillende Natiën om hare Veroveringen uittebreiden en zich van dezelve te verzekeren. De Romeinfche Staatkun. dc tn den Oorlog meer in het byzonder aangewezen. De Noodzakelijkheid van perfoone. lyke Moed. Invloed der Vryheid. De Rede van zommige gevallen van wanhopige Dap. perheid in ouden- Tijd. Uitduiding van de verfchillende Evenredigheid in de Bezolding der Officieren in oude en hedendaagfche Ty. den. Het Gevaar van gehuurde Troepen. Het afkoepen van. Oorlog. EeN vertrouwen op het aantal zyner eigene ftrijdbare ingezetenen is hedendaagsch niet het eenige, waardoor een volk zich beveiligd rekent.. Een begrip van onderling voordeel heef? alle de (laten van Europa door wederkerige verbintenisfcn zamengehecht; zoo dat de zwakfte niet kan aangevallen worden, of eenige der machtiger mogenheden rekenen het van haar belang om, het zy als bondgenooten , het zy regelrecht voor zich zeiven, in den oorlog deel. tenemen; en zedert eene of twee eeuwen is er oaulijks een byzondere oorlog gevoerd 3 (waarover  lesxxiv. Algemeene Staatkünbe. 355 over óf by welke gelegenheid die dan ook ontflaan zijn mogej welke niet alras algemeen zy geworden : daar in oude tyden eene natie genoegzaam geheel konde ondergebracht zijn geworden voorenaleer hare naaste naburen eenige kennis droegen wat er van de zaak ware. De Grieken en de Perfianen fchynen eenig begrip gehad te hebben van het gene wy het evenwicht van macht noemen, doch de Romeinen ontmoeteden nimmer eenige algemeene verbintenisfen , welke tegen hun ingericht waren. De bondgenootfchappen in Gallie en Brittanje waren verre van algemeen. Het was de mededinging en de vyandelijkheid tusfchen de twee huizen van Bourbon en Oostenrijk, welke Europa op dit onderwerp zoo zeer oplettend gemaakt heeft; zijnde het klaarblykelijk het belang van alle naburige ftaten om het fterkfte en ondernemendfte van die beide huizen tegentegaan door zich met het zwakker te verbinden. De fchielijkhefd waarmede alles op de been raakt by heerschzuchtige onderne. mingen van eenigen Europeefchen vorst zoude, ongelooflijk geweest zijn in oude tyden. Lodewijk XIV , zegt Voltaire , trok in Bloeimaand nog maar in Holland, en omftreeks Hooimaand was reeds geheel Europa tegen hem zamen verbonden. Het  566 Lessen over de £esxxtv; Het zal ter dezer plaatee ■ niet kwalijk voegen met een enkel woord te gewagen van het beleid en de ftaatkunde van onderfcheidene volkeren om hunne verkeringen uittebreiden en zich van dezelve te verzekeren. Om den op. ftand van een nieuwlings overwonnen volk voortekomen, hadden de koningen van Asfyrien van Babyion en van alle de oude Oosterfché heerichappyen de gewoonte, om de volkeren van verfchillende landen, gevanglijk wegtevoeren en in elkanders landen overtebrengen en op ver fcheidene wyzen onderelkander te vermengen De Romeinen namen eene zoortgelyke ftaatkun-' de in acht; daar de troepen, welke het eene wingewest bewaarden, altijd m een ander en afgelegen aangeworven wierden ; zoo dat zy nie mand toelieten om in zijn eigen land de wapenen te voeren, Eenige andere byzonderheden Van de Ro meinfche ftaatkunde in krijgszaken verdienen ins gelijks onze opmerking. In de eerfte tyden nam het opperbevel van ieder veldheer een einde met het jaar van zijn burgermeesterfebap of van zijn ftadhouderfcbap over eenig wingewestzoo dat zy verplicht waren alle hunne vermo! gens .te werk te fteHen, indien zy zich in het korte tijdbeftek van hun bevelbebberfchap wilden onderfcheiden : terwijl daardoor ook de gemeene krijgslieden, toen menfchen van middelen,  LEsxxiv. Algemeene Staatkunde. 367 Ien, geene gehechtheid verkregen arm den veldheer, maar aan den ftaat. Naderhand toen men het, van wegen de verafgelegen oorlogen, niet oorbaar vondt, den veldheer te verwisfelen, waren de krijgsknechten , die toen ook behoeftiger waren en hunne bezolding van den veldheer ontvingen, altijd op zyne hand, wie hy dan ook zijn mochte, en gereed om zyne heerschzuchtige oogmerken te onderfchragen , in alle de burger - oorlogen , waardoor zy geteisterd wierden. Onder de keizers, waren de veldheeren beducht dat zy argwaan zouden geven wanneer zy zich onderfcheidden ; waarom wy ons niet behoeven te verwonderen dat het Romeinfche gebied zich na den ondergang van het gemeenebest zoo weinig uitbreidde. Een andere grondregel hunner ftaatkunde in oorlogszaken was, aan alle overheerde natiën de macht te ontnemen , door haar hare wapens en 'fchepen te doen afgeven , en haar te verbieden tegen eenen van hunne bondgenooten te oorlogen. Zy namen de kinderen van derzelver Vorsten tot geselaren, en verzekerden zich van hunne veroveringen , door in het eerfte niet te fchynen als of zy de landen in bezit namen, maar integendeel door het volk zyne eigene wetten , gewoonten en regeering te laten behouden. Doch op deze wyze waren de Vorsten of Opperhoofden, en gevolglijk het ganfche land  3^8 Lessen over be eesxxiv. land indedaad meer van hun afhankelijk, dan of zy den naam van onderdanen des rijks droe gen. Zy verfterkten insgelijks hunne eigene macht door het burgerrecht van hunne ftad ge reedelijk te fchenken aan byzondere perfoonen fteden en landen en zoo doende de overheerde natiën in hun eigen ligchaam intelyven, en hen het belang van Rome als hun eigen belan» te doen aanmerken. Door deze ftaatkunde boeide hun getal en hunne macht met hunne oerwinningen aan : terwijl de ftaten van Griekenland, m welken het burgerrecht bezwaarlijk te krygen was, noodzakelijk in volk en macht moesten afnemen door de oorlogen, waarin zy gewikkeld waren. Ofschoon de Romeinen zeer weinig onder de gedaante van fcbattingen van de overheerde volkeren vorderden, houdt men hen echter voor het eenige volk ter wareld, welk door zyne overwinningen rijk wierd j zoo dat elke oorlog hen des te beter in ftaat Itelde om weder eenen anderen te beginnen. Pompejus vermeerderde de inkomsten van den ftaat met een derde. De beste krijgstucht en het beste beleid in den oorlog zal echter weinig baten, zonder lig. chamelyke fterkte en perfoonelyken moed. Ik «al derhalven over deszelfs verfchillende bronnen  eesxxiv. A lgemeene Staatkunde. 360 aen eenige weinige aanmerkingen opgeven. In de eerfte plaats, is het eene aanmerking, welke zich van zelfs voordoet, dat de menfchen altijd hunne kracht zullen te werk ftellen naarmate der drangredenen , welke zy daartoe hebben. Wy kunnen derhalven grooter moed verwachten in vrye menfchen, die voor hunne vryheid ftryden , dan in onderdanen van eenen volftrekten heerfcher, die voor de eer van hunnen meester vechten. Plet was de liefde voor de vryheid welke den Grieken tot geestdryvens toe bezielde in hunne oorlogen met de Perfianen, en welke de Nederlanders in ftaat ftelde om zich. uit de macht der Spanjaarden te verlosfen, toen zy het minst aanmerkelyke, en de Spanjaarden het geduchtfte volk van Europa waren. Indien wy van meer voorbeelden van wanhopige dapperheid onder de ouden lezen ; als van menfchen , die liever zich zeiven , hunne wyven en al hunne kinderen ombrachten, dan in de handen hunner vyanden te vallen; gelijk de Saguntiners , de Numantynen , het volk van Smyrna en meer anderen gezegd worden gedaan te hebben ; moeten wy daarby aanmerken, dat er door overheerd te worden in oude tyden meer verloren wierd , dan tegenwoordig. In die tyden verloor een overheerd volk'zyne burgerlyke vryheid, goederen, vrouwen, kinderen, II. Deel. Aa ea  370 Lissen over de lesxxiv. en dikwerf zelfs het recht van begravenis: terwijl daarentegen de hedendaagfche overheeringen gemeenelijk zoo uitloopen , dat men de overwonnelingea volgends hunne eigene wetten laat leven, en elks byzondere eigendom onaangeroerd blijft. Kortom het grootfte onderfcheid voor de meeste ingezetenen van een overheerd gewest ligt in hunne verplichting om den eed van getrouwheid aan eenen anderen opperheer afteleggen: een groot bewijs van de voortreffelijkheid der hedendaagfche tyden ten aanzien van rede, godsdienst, wijsbegeerte en zeden. Daar was een voornaam onderfcheid in de inrichting der legers tusfchen den ouden en hedendaagfchen tijd , welke niet onverYcbillig zijn konde ten aanzien van de drangredenen welke de krijgslieden hebben om zich wel te gedragen. In onzen tijd is de bezolding eens officiers verbazend veel grooter dan die van een gemeen zoldaat ; in oude tyden daarentegen was de bezolding van den veldheer, zo hy die in het geheel kreeg , .flechts weinig meer dan die van den geringften perfoon uit het leger; Wanneer Xenophon van zynen beroemden tocht terug kwam, ging hy met zesduizend van zyne Grieken in dienst van Seuthes, eenen vorst van Thracien, op deze voorwaarde, dat ieder krijgsknecht éénen, ieder hoofdman twee , en hy zelf  lesxxiv. Algemeene Staatkunde. .37* zelf als bevelhebber vier Darici 's maands zouden ontvangen (*). D e opperbevelhebber van een Romeinsch leger, althans ftaande het gemeenebest, trok geene bepaalde foldy. Al het voordeel welk hy er van haalde , was de eer , het gezag en de invloed , welken zijn bevelhebberfchap hem in zijn vaderland aanbracht. De toevallige opkomsten , of het gene wy de Emolumenten van zyne bediening zoude kunnen noemen, wanneer er eenige buit gemaakt wierd , konden in het gemeen niet zeer aanmerkelijk zijn, vermits de Qjiestor van alles aanteekening hield om het in 's lands fchatkist te brengen. Daar waren in de Romeinfche legers minder officieren dan in de onze en die officieren trokken flechts eene geringe bcolding. Een Centurio had niet meer dan eens zoo veel als een gemeen krijgsknecht; en men behoort zich daarby nog te berinneren, dat de Romeinfcbe krijgsknechten hunne kleederen, wapens, tenten en het geen zy verder te velde noodig hadden, zelven moesten bekostigen. Cffifar gaf echter aan de Centuriones tienmaal zoo veel ais hy aan de gemeene zoldaten fchonk. De f*) Eene Gouden munt der Pcifen , ter waarde ongeveer van twee Engelfche Schellingen. Aas  372 Lessen over de lesxxiv, De rede van deze inrichting by de Romeinen fchijnt geweest te zijn , dat het ganfche volk, in de eerfte tyden, voor zich zei ven ftrydende, het zy ter zyner verdediging , het zy om zich met den roof van andere volkeren te verryken, met recht geene betaling konde vorderen. Daar zy ook ieder op hunne beun dienden , zoude het bovendien geenerlei onderfcheid gemaakt hebben, of zy zich zeiven van de noodwendig, heden tot den krijg voorzagen , dan of dezelve aangefchaft wierden uit eene gemeene kas, wairtoe ieder zijn aandeel moest opbrengen. Naderhand , toen het het meerder gedeelte des volks ongelegen kwam in het leger te dienen, om redenen dat zy zich aan de kunsten en den landbou hadden overgegeven ; cn toen gevolglijk izy die weinig of geen werk hadden , en daarom ook zeer arm waren, in de eerfte plaats tot den krijgsdienst geroepen wierden , fcheen het onredelijk te zijn, dat deze ten gemeenen nutte zouden ftryden op hunne eigene kosten, welke zy zoo weinig in ftaat waren te dragen. Hierom werd hun dan ook eenige bezolding toegelegd ; welke echter in den beginne zeer gering was , gelijk wel te denken is , nadat men gewoon geweest was geheel voor niet te dienen. Echter dienden de Officiers nog zonder betaling en trokken nimmer iets van eenigen naam, tot dat het belang der opperbevelhebbers verachte om zich van derzelver toegenegenheid tc  lesxxiv. Algemeene Staatkunde. 373 te verzekeren door derzelver tractementen te verhoogen. Voor dat Julius Crefar de foldy der legioenen verdubbelde , kreeg ieder voetknecht Biet meer dan twee oboli daags, de mindere officieren en de centuriones vier, en de ruiters een drachma. De gefchiedenis van de bezolding der Europefche krijgslieden, en inzonderheid der Engelfc en , verfchik hemelsbreedte van die der gemelde ouden. In de vroegfte tyden der Leenregeering, toen alle de landen nog voor krijgsdiensten te leen gehouden wierden , leverde ieder leenman een zeker getal ruiters en voetknechten naar mate der landen , welke hy te leen had en niemand droeg de wapens dan vrye lieden, die op eene fatzoenelyke wyze moesten onderhouden worden , wanneer zy boven den bedongen tijd in dienst gehouden wierden. Zy ftreden insgelijks niet voor zich zeiven , gelijk de Romeinfche krijgslieden in de eerfte tyden van het gemeenebest. Alle de voordeelen welke in den krijg behaald wierden, waren geheel ter befchikking van het hoofd der onderneming. Het is waar, voor de vestiging van het eigenlijk gezegde leenftelzel , kreeg het krijgsvolk geene betaling , maar dan ftreden zy om landen, welke gelykelijk onder hun allen verdeeld wierden ; en niemand had eenig gezag over de anderen , dan voor eenen tijd, en het welk Aa 3 met  374 Lessen over de lesxxiv niet den oorlog ophield. Maar wanneer dit Ieger van vrye lieden zich vestigde in een overheerd land, welks irswconers veel talryker waren daD zy zeiven, en zy dus verplicht waren den voet en de ondergefchiktheid van een Ieger op den düw te biyven behouden, werd het oppergezag der bevelhebbers , beide van hooger en lager , insgelijks gevestigd , en de overige vrye lieden ftond-n evenzeer onder het bevel hunner overften, als toen deze hunBe officieren waren in tyden van werkelyken dienst. Da ar exe o ven, wanneer de groote leenmannen ten naastenby onafhankelijk geworden waren , moesten hunnen diensten voor eenen aanmerkelyken prijs gekocht worden; en dikwerf bedongen zy niet alleen eene ordenteiyke belooning voor zich ze'ven, maar ook voor ieder van hunne medgezellen. Ten tyde van Eduard III. had een ridder die te paard diende twee fchellingen daags, het welk zoo veel was als thans een pond fterling; en een boogfehutter eenen halven fchelling, zijnde toen even zoo veel waard als nu eene kroon. De vermindering van de waarde des gelds, en de vermindering van den rang des gemeenen zoldaats ginger ratunrlyker wyze hand aan hand; daar zy onder den zelfden naam altijd  lesxxiv. Algemeene Staatkunde. 375 tijd betaald wierden naar gelang van hunnen rang en van de waarde van hunne diensten. Tegenwoordig zijn de zoldaten het flechtfle en ergst bezorgde volk van allen; in het gemeen de zulken die te lui zijn om zich door hunnen arbeid een beter beftaan te bezorgen; waarnaar hunne bezolding dan ook is ingericht. Onder de krijgsmacht van den tegenwoordigen tijd worden meer officieren vereischt; vermits de wyze van ftryden, zedert de uitvinding van het buskruid, minder eenvoudig is en meerder kundigheden vordert. Ook moeten de bevelhebbers beter betaald worden, op dat menfchen van aanzien en middelen, die het meeste belang in den welvaart des lands hebben, het der moeite waardig zouden rekenen, die posten op zich te nemen. Het is waar dat de lage rang en de geringe bezolding van onze gemeene zoldaten ben niet veel meer dan huurlingen kan doen zijn ; en dat de gemeene zoldaat gewisfelijk ook zeer weinig by het land te verliezen heeft: doch het beroep der wapenen zelf bezielt hen .met een gevoel van eer en geeft hun eene verkleefdheid aan hun land , fchoon zy weinig of geen belang by het zelve hebben. Dit is op eene treffende wyze het geval by de Engelfche zoldaten en zeelieden. Aa 4 Vreem«  376" Lessen over de lesxxiv. Vreemdelingen, die openlijk om geld ■dienen , kunnen zekerlijk geene beweegrede hebben om voor de eene party te vechten, welke men ook niet kan gebruiken om hen te verbinden in den dienst van de andere ; en de gefchiedenis van alle volkeren betoogt hoe onftaatkundig het zy zich op hun te verlaten. Dus verlieten zich de Perfen op Griekfche huurlingen , hunne natuurlyke vyanden , tot zoo lang dat zy geene andere troepen hadden die hun van eenig nut zijn konden: en de Carthagenienferen werden tot op den oever van hunnen ondergang gebracht door den opftand van hunne gehuurde benden tusfchen dea eerften en tweeden Punifchen oorlog. Thans, nu alle de ftaten van Europa eene aanmerkelyke nationale krijgsmacht op de been houden, heeft men er minder letzel van. De Zwitzers en de kleine vorften van Duitschland zijn tegenwoordig de aanmerkelijkften van die zich in vreemden dienst verhuren. Maar het is nog veel beter zich op gehuurde benden te verlaten , dan eenen oorlog aftekoopen. Want dat is zich te verlaten , op ' de trouw van eenen vyand, wiens overmacht men erkent. De Romeinen waren niet lang in ftaat om de verwoestingen der barbaren tegentegaan, na dat zy begonnen hadden die omtekoopen om hun grondgebied te verlaten : en het  lesxxiv. Algemeene Staatkunde. 377 het geld welk de Denen uit dien zelfden hoofde van de Engelfchen ontvingen, fpoorde hen flechts aan om gedurig hunne eisfchen te vermeerderen en om nieuwe benden gelukzoekers te doen overfteken in de zelfde verwachting van zonder vechten hunnen ftaat te zullen verbeteren. A a 4 VIJF-  373 Lessen over de lesxxv. vijfentwintigste les. Bekwaamheid om de Vermoeijingen van den Oorlog doortejlaan: meer noodzakelijk naar de tude Wyze van Oorlegen. Het Voordeel van arme Volkeren over ryke. Waarom Aanvallers gemeenlijk meer Moeds hebben dan die aangetast worden. De Invloed van Opvatting op den Moed. De Invloed van Godsdienstige Begrippen. Uitwerkzelen van geweldigon perfooneelen Haat. Burger - Oorlogen inzonderheid bloedig. Oorzaken van Partyfchappen.. Voortduring van dezelve 3 vooral onder vrije regeeringsvormen. Schrik, kelyke uitwerkzelen van Partyfchap. Ongelukkige Gejleldheid van het Griekfcke Kei. zerrijk. Aanmerkingen over den verfcbillenden Duur der B.yken. Dwaasheid van Ver. everingen te, maken. Welke Oorlogen te rechtvaardigen zijn. Wetten van den Oorlog. Tweegevechten. Ervarenheid in de kunst des O0r- logs zal nog weinig baten , indien de krijgslieden niet in ftaat zijn om de noodzakelyke. vermoeijingen van denzelven doorteftaan. De krijgstucht der Romeinen was hieromtrent verwonderlijk. De Romeinfche zoldaten werden onop- hou-  les xxv. Algemeene Sta ai kunde. 379 houdelijk geoeffend. De Lacedsmonifche krijgslieden werden minder vermoeid in het veld dan of zy te huis waren; daar integendeel de onzen van filets te doen, immers in vergelyking, tot de uiterfle werkzaamheid overgaan. Om deze rede zijn ziektens in onze legers ook veel gemeener en veel noodlottiger, dan wy immer vernamen dat zy onder hun waren. Weinige Romeinfche zoldaten kwamen om door ziekte. Hunne krijgs tred was twintig Mylen (*) , in vijf uuren , wanneer zy zestig pond droegen. Zy wierden insgelijks geoeffend om onder hunne wapenen te loopen en te fpringen. Het is echter waar, dat daar de hedendaagfche krijgsdienst, waarin voornamelijk het grof gefchut gebruikt wordt, uit zynen aard minder arbeids vereischt en dus ook minder van ligchamelyke fterkte afhangt, zulke zware ©effeningen ook minder noodzakelijk fchynen. Het is deze omftandigheid van gehard te zijn en in ftaat om vermoeijing te verduren, welke aan arme volkeren het voordeel geeft dat zy zomtijds over ryker hebben. Behalven dat het vooruitzicht van hunne omftandigheden te verbeteren fterker op hun werkt, dan zelfs de vrees voor eenen ommezwaai van het geluk op de (*) Men denke hier op Engelfche mylen van zeventienhonderd en zestij; fckredeo, elk tan drie voeten.  3§o Lessen over de lesxxv. de ryken. Deze omftandigheden, gepaard met het fterker ligchaamsgeftel der Noordfche vol. keren , hebben in het gemeen den loop der overwinning eene Zuidelyke richting- gegeven. Perfie, zegt men is dertienmalen van den Noordkant overheerd geworden; en de Saracenen zijn het eenigfte volk welk vry wat naar het Zuiden leggende uitgebreide veroveringen naar het Noorden gemaakt heeft. Ten tyde toen de Romeinen hunne veroveringen naar hef Noorden maakten , waren zy even gehard als de Gaulen en Germanen zeiven ,. en hadden daarby het voordeel van eene beter krijgstucht en beter wapens. Men heeft in het algemeen opgemerkt dat aanvallers meerder moeds hebben dan de aangevallene : wijl men moet onderflellen dat geen volk befluiten zal om een ander aantetasten, zonder een groot vertrouwen en derhalven vele waarfchynelijkheid van eenen goeden uitdag. Dit begrip moet nookzakelijk by het aangevallene volk mistrouwen op zich zeiven verwekken , en daardoor den vyand een aanmerkelijk voordeel geven. De Romeinen gaven hunne vyanden zelden gelegenheid om hen aantetasten, maar voerden gemeenelijk den oorlog in derzelver land ; en de groote ftelregel van Hannibal was dat dat volk nergens kwetsbaar was dan in hun eigen land. Ee«  lesxxv. Algemeene Staatkunde. 381 E e N e bloote opvatting of volksbegrip , zonder den minsten grond van de wareld , is van groot gewicht ten aanzien van den moed. De tiende Keurbende van Casfar en het Regiment van Picardie in Frankrijk , verbeeldden zich dat zy de beste benden in den dienst waren , en wierden het werkelijk daardoor. De Dotiers hadden altijd den naam van beter krijgslieden te zijn dan de Ioniers, en waren het gevolglijk ook indedaad. Zeker is het , dat wanneer de menfchen eens een karakter verkregen hebben, zy ongemeen veel moeite zullen doen om hetzelve ftaande te houden. De vijf natiën van Noord-Amerika wanen zich zeiven verre verheven te zijn boven het overige menschdom, en hebben zoo wel gezorgd om alle hunne naburen in die zelfde gedachten te brengen, dat deze by alle gelegenheden, zich zeer gereedelijk aan hun onderwerpen. Wanneer een van een ander geilacht roept een Mohawk, vlieden zy allen als fchapen voor de wolven , zonder eenige tegenweer te bieden, welk voordeel zy ook aan hunne zyde mochten hebben. (*) Van hoe veel gewichts godsdienstige gevoelens zijn in den oorlog, hebben wy te voren over (*) Colden's Histery of five Natioas p. 3-  3S2 Lessen over de lesxxv. over den Godsdienst handelende gezien. Laat "my er, ter dezer plaatze, alleen byvoegen, dat de dooiende ridders, die in Spanje in den oorlog tegen de Mooren van zulk eenen voortreffelyken dienst waren , ongetwijfeld in hunne moed grootelijks aangevuurd wierden door hunne wapens eenen geheelen nacht voor het altaar van de heilige Maagd te bewaken , onder de plechtigheid van het ridderflaan; en dat het krijgsvolk veel gemakkelyker onder eene goede krijgstucht te houden zy, wanneer het door Godsdienstige begrippen aan hunnen veldheer en hunne zaak verknocht is, inzonderheid indien hunne Godsdienst naugezette en ftrenge zeden in het byzondere leven vordert. De bygelovige achting, welke de Romeinen voor het gezag van hunne veldheeren betoonden, ging alles te boven. Zy leden herhaalde reizen dat de tiende man geftraft wierd ; daar de Carthaginienferen integendeel meer dan eens hunne veldheeren kruizigden. Het was de voortreffelyke krijgstucht, welke de ernsthaf tig beid van het Parlementsleger aan het zelve deed verduren, waardoor zy zoo zeer de overhand hadden over 's konings troepen, welkerongebondene zeden als menfchen hunne krijgstucht als zoldaten grootelijks deed verfiappen. Geweldige perfooneele haat heeft altijd de grootfte en verfchikkelijkfte uitwerkzelen in dea  lesxxv. Algemeene Staatkunde. 38^ den oorlog teweeggebracht. Hiervandaan die byzondere woestheid waarmede burgeroorlogen dikwerf gevoerd worden. De gevoeligheid wordt vinniger naar mate van de nabyheid der oorzaak en van de herhaalde indrukken van dezelve. Om deze rede ontftaat er geen geweldige haat tegen eenen openlyken en afgelegen vyand; waarom dusdanige oorlogen dan ook met grooter edelmoedigheid en menschlievendheid gevoerd worden. Maar burgerlyke en godsdienftige partyfchappen hebben dit gemeen, dat dezelve grooter afkeer van elkander veroorzaken naarmate er meer dingen zijn waarin zy overeenkomen. Want hierdoor wordt het contrast van die weinige zaken , waarin zy verfchillen s des te gevoeliger en treffender. Een opmerkelijk voorbeeld van de uitwerkzelen van zulk eene vyandfchap wordt door Voltaire verhaald. Een Cavalier voerde het bevel over een regiment Franfche vluchtelingen in den flag van Almanza, waar zy in het vyandelyke leger juist een ander Fransch regiment aantroffen; zoodra zy elkander zagen , begonnen zy eenen Moedigen ftrijd met hunne bajonetten , zonder eenen enkelen, fcheut te doen, en van de beide regimenten bleef er niet boven de driehonderd man in leven. Burgeroorlogen zijn ook inzon« derheid bloedig om dat er minder kwartier gegeven wordt. Alle gevangenen maken ftaat als rebellen gehandeld te zullen worden; daar in an-  384 Lessen over de lesxxv. andere oorlogen, althans in later tyden, de gevangenen altijd tegen elkander wierden uit?ewisfeld. Partyschappen, welke den grond leggen voor burgeroorlogen, komen uit zeer verfchillende bronnen voort. Hare ware oorzaken zijn belang of genegenheid; fchoon men voordeze zeldzaam uitkomt, en zich in de meeste gevallen op grond/lellingen beroept. De Partyfchappen in het Gemeenebest van Rome hadden haren oorfpronk in het dingen naar gezag tusfchen de beide orden van den ftaat en waren een voornaam middel ter vergrooting van denzelven. Want de raad had geen ander middel om de eisfchen des volks te fusfen, dan door het zelve ten ftryde te voeren, het welk een lokaas was, waarmede zy hetzelve altijd genoegzaam zeker konden vangen. Genegenheid verdeelde Engeland tusfchen de huizen van York en Lancaster, gelijk ook Schotland tusfchen Bruce en Baliol. Maar deze genegenheid, gelijk Hume te recht aanmerkt, heeft alleen plaats by de lager rangen van het volk , welke met de Vorsten geenen omgang hebben. De voorname aanhangers worden hoofdzakelijk door belang gedreven. Zy zien de zwakheid der .vorsten en verachten hen. Hoe verfchillende. echter deze beweegrede-  tES XXV-, AtGEMEENES^aA T"KÜN b e. $ üenen om zich onder eenen aanhang te begeven' uit haren aart' ook zijn mogen, bréngt nogthans'' de eene lichtelijk de andere voort. De verkleefdheid van eene hofparty aan den vorst wordt natuurlyker wyze verkleefdheid 'voof de eenhoofdige regeering ; en zoo ook 'omgekeerd-.3 J*no04-r??ia-W), .«aaasi&ii,:3i■ Partysciiapfen blyven lang fhndbouden' na dat de oorfpronkelyke beweegredenen by beide partyen alle hare kracht verloren hebben. Het'wezenlyke verfchii tusfchen de Gnelfen en Ghibelinen in Italië was lang'over voor dat die aanhangen zeiven uit'de wareld waren. Men heeft opgemèrkt dat de Partyfehappen gereeder ontdaan en "zich verder uitbreiden in vrye regeeririgen , waar zy altijd de wetgeving zelve betreffen. De rede is dat het volk ih vrye regeeringen grooter invloed heeft en derhalven waakzamer is omtrent hét gedrag der overheden. Over net geheel is het grootfte getal der partyfehappen misfchien aan perfooneele of plaatzelyke redenen zynen' oorfpronk fchuldig, In willekeurige ftaten zijn alle partyfehappen noodzakelijk perfooneel, daar het volk zeker is dat het altijd op de zelfde wyze zal geregeerd worden, wie dan ook de vorst zijn moge. In II. Deel, Bb ver-  S|6 Lbssek over. de lesxxv. verfcheidene van de Romeinfche burgeroorlogen vochten de zoldaten meer voor hunnen veldheer dan voor de zaak : en zulke oorlogen namen gemeenelijk een einde met den dood van den veldheer. In later tyden , en zelfs onder vryer regeeringen vinden wy de Neri en de Bianchi te Florence, de Fregofi en Adorni te Genua, en de Coloneü en Orfine in het hedendaagfche Rome alle hoofdzakelijk perfooneele partyfehappen. Dan uit welke oorzaken partyfehappen ontflaan mogen, hare uitwerkzelen zijn dikwijls langdurig en verfchrikkelijk. De wyken Pollia en Papiria ftemden gedurende byna driehonderd jaren altijd tegen elkander. De Prafini en Veneti wier partyfehap enkel op de verfchillende kleuren van de liveryen der ftryders in de openbare fpelen ruste, deden hunne vyandelijkheden 1 voortduren tot zy het Griekfche Keizerrijk op den oever des verderfs gebracht hadden. In het jaar 1327 waren de meeste aanzienelyke Huizen in Yrland onderling verdeeld; de Geraldines, de Butlers, de Breminghams aan de eene; en de Bourcs en Poers aan de andere zyde : en de twist had geen anderen grond, dan dat Lord Arnold Poer den Hertog van Kildare eenen rymelaar genoemd had. Deze twist werd met zoo veel kwaadaartigheid vervolgd, dat de Graaf.  lesxxv. Algemeene StaatKündè. 387 Graaffchappen van Waterford en Kilkenny te^. vuur en te zwaar verwoest wierden. Doch nimmer was een ftaat zoo ongelukkig ten aanzien van partyfehappen, dan het Griekfche keizerrijk. Wanneer de verfchillende partyen te Conftantinopolen de Turken uitneodigden om hen te komen helpen, bedongen zy altijd dat deze allen , die zy van de tegenparty mochten in handen krygen gevanglijk zouden wegvoeren Het is waar , het was de Godsdienst , welke de voornaamfte prikkel was van hunne onderlinge vyandfehap. Geen volk had immer grooter afkeer van ketters dan de Grieken. Verfcheiden van hunne wettige keizers geraakten om die rede volmaakt in den haat; en het keizerlyke geilacht zelf was dikwerf niet van een' en hét zelfde gevoelen. Dus wanneer Justinianus die genen vervolgden , die de Chalcedonifche kerkvergadering niet voorftonden, verzette de Keizerin zich tegen dezelve. Men heeft opgemerkt dat volken , welke met langzame fchreden tot eene groote macht en een uitgebreid gebied geklommen zijn niet dikwijls dan even langzaam zijn vervallen ; terwijl fchielijk gemaakte veroveringen gemeenelijk even fchielijk verloren gingen als zy gewonnen wierden. Het gezag van Thebe werd dus geboren en fneuvelde met éénen man, Epaminon* Bb 2 des,  g$8 Lessen over de lesxxv. des, en het Macedonifche gebied met twee menfchen , Philippus en Alexander. Het Romeinfche gebied daarentegen, Welk zevenhonderd jaren vereischte om gevestigd te worden, had er even zoo veie noodig om vernietigd te worden. Deze waarneming lijdt echter vele uitzonderingen: en zoo dezelve eenigen grond heeft, fchijnt men die daaraan te moeten toefchryven, dat wanneer veroveringen langzaam gemaakt worden , de veroveraars tijd hebben om naar de beste middelen ter verzekering van dezelve uittezien; als mede om dat j eer de laatfte veroveringen gemaakt zijn , het eerfte overheerde volk zich als mede overwinnaars der volgende befchouwt, als zijnde reeds geheel ingelijfd in het volk, welk hen overheerde. Wanneer daarentegen groote veroveringen eensklaps gemaakt worden, wordt het rijk door zyne eigene grootte moeielijk te beftieren ; de veroveraars vallen niet onmiddelijk op de beste middelen om zich van hunne overwinningen te verzekeren; en alle de overheerde landen , welke zich op eens in de zelfde omftandigheden zien , welke^ begrypen dat zy het zelfde belang hebben en ten zelfden tijd hunne eigene fterkte en de in vergelyking zwakker ftaat hunner overwinnaars bezeffen, flaan gereedelijk de handen in een om zich wederom in vryheid te ftellen. In den onbefchaafden en woesten ftaat des mensch-  msxxv. Algemeene Staatkunde. 389 menschdoms in vroeger eeuwen, verrijkten zich eenige volkeren door het overheeren van anderen ; vermits zy zich daardoor op eens in het bezit van alle derzelver rijkdommen ftelden, en de menfchen tot hunne .fiaven maakten. Maar zy hadden met minder moeite en veel minder gevaar , fchoon misfchien met een weinig meer gedulds in hun eigen land ryker kunnen worden , zonder zich met den aanwinst en het bewaren van zoo vele fiaven te belasten. Dan er was een oogenblikkeiijk voordeel in de handelwyze, wanneer zy wel gelukte, en het ftreeïde den hoogmoed eener natie , dat groote en verafgelegene volkeren geheel en al van hunne genade afhingen. 131T laatfte voordeel, zo het dien naam kan dragen, is nog door buitenlandfche veroveringen te behalen , maar ook bezwaarlijk eenig ander. Daar de befchaafdheid der hedendaagfche zeden de ingezetenen van overheerde landen in het bezit van hunne byzondere eigendommen laat blyven, is het eenige voordeel, welk uit het overheeren van een volk kan gehaald worden, het beftier over deszelfs macht tot nieuwe overheeringen, de eigendom van deszelfs belastingen en het beftel over deszelfs koophandel. Daar echter de belastingen zelden verder reiken dan tot goedmaking der kosten van het ftaatsbeftier, 1 wordt het beftel over den koophandel thans als Bb3 het  39*3 Lessen over de lesxxv, het voornaamfte voordeel aangemerkt. Doch wanneer de onkosten van de verovering en het onderhoud van zulke afgelegene landen mede op de rekening gefield worden , zal men met den lager prijs der waren van die landen en mee den uitfluitenden handel op dezelve niet ver komen tot vereffening van de balans. Men zal misfchien zeggen dat eene natie fterker wordt door de bygevoegde macht der buitenlandfche ftaten. Maar naarmate een volk machtiger wordt, verwekt het meerder jaloerschheid by andere volkeren en heeft daardoor tegen machtiger vyanden te ftryden: en indien de koophandel kan vrygefleld worden ('c geen in den tegenwoordigen ftaat der wareld niet zoo moeijeüjk fchijnt) en gevolglijk de rijkdom van eene natie kan vermeerderen, zonder de onkosten van bet overheeren en onderhouden van buitenlandfche bezittingen, zoo zal zy voor het overfchot dier rijkdom meer hulp in eenen oorlog kunnen koopen, dan eenige overheerde natie of volkplanting in het gemeen zoude kunnen aanbrengen ; en men kan er beter gebruik van maken ter zelfsverdediging , ten welken einde het gebruik der wapenen alleen te rechtvaardigen is. Had Engeland geene Oost- of WestIndien , Amerika of Gibralter het zoude minder oorlog hebben, en ongetwijffeld veel ryker zijn, daar zyne nyverheid door het eene of andere mid-  lesxxv. algemeene staatkunde. 3§i middel altijd wel eene markt zoude vinden , en ingevalle het vyandig wierd aangetast, ook veel beter in ftaat zijn zoude om zich te verdedigen; eindelijk wanneer men het voegzaam rekende om met andere volkeren eene verbintenis aantegaan tot onderhoud van eene gemeenfchappelyke vloot of krijgsmacht zoude het daartoe, zoo wel als tot andere oogmerken, grooter middelen vinden. Geen oorlog kan gerechtvaardigd worden, dan alleen die welke voor de behoudenis van den ftaat noodzakelijk is, te weten een verdedigende oorlog. Beweegredenen van eer of waardigheid zijn nimmer voldoende. Een goed en edelmoedig gedrag kan alleen de ware eer van menfchen of volkeren ftaande houden : en het past zoo min een groot volk als een groot en goed mensch zich te wreeken over een bloote belediging. Indien de ftaatsmannen zich door zulke beweegredenen van eer en waardigheid laten vervoeren, zullen zy de volkeren in even vele dwaze en verdervelyke twisten wikkelen, als die begrippen de genen doen, die zich aan tweegevechten overgeven. Het oogmerk van den oorlog is de vernieling van den vyand of ten minsten van zyne macht, om hem zoo doende buiten ftaat te Hellen om dat kwaad te verrichten, tot welks Bb 4 V003>  p% .Lessen over dij. lesxxv. .voorkoming de oorlog was aangevangen. Dan .niet alle middelen ter benauwing van den vvarfd worden eerlijk of geoorloofd gerekend. Eene eerbied voor bet gemeene gevo.it n behoord dus de verwoestingen van den ooi log te matigen; vermits het algemeene belang des menschdoms vordertdat de wetten van' den oorlog in acht -genomen worden. Daar de wareld in befchaafdheid toeneemt en nttjonaje haat vermindert, wordt de oorlog minder drukkend voor de vreedzame cn ongewapende ingezetenen. Hy zou niet veel langer gerekt worden, alfchoon in tijd van oorlog de koophandel onbelemmerd wierp gelaten, zoo dat er geene. fchepen terkaap uitgezonden, maar .alleen die van oorlogter zee, en de verfterkte plaatzen te land aan gevaar blootgefteld wierden. Naast geen oorlog, in het geheel .te hebben, zoude deze regel de grootfte algemeene weldaad zijn. Eene der wocstfte en ongerijmdfte gebruiken, welke uit den oorlog, zo wel als uit oude bygelovigheid onrftaan zijn, is het hedendaagfche. tweegevecht , welk in zoo, vele gedeelten van Europa in zwang gaat. Want het is byna nergens anders bekend en de ouden wisten er geheel niets van. Het is een aanmerkelijk voorbeeld van de voortduring van een uitwerkzel na dat de oorzaak heeft opgehouden te werken. Geen mensch verbeeldt zich 'tegenwoordig dat . ; ' ' het  lesxxv. Algemeene Staatkunde. 393 het cweegevecht een eigenlijk beroep op God zy, of dat hy, die gelijk heeft, iets in den ftrijd vooruit heeft boven hem die in het ongelijk is; evenwel iemand ', die zich onfchuldig en beledigd acht, die misfchien vrouw en kinderen heeft, zal zijn leven vrywillig blootgeven aan een gelijk gevaar met dat van een ander , dien hy als een fchadelijk lid der maatfchappy befchouwt, wijl hy door denzelven beledigd is. Het gezonde verftand zal zeker de wareld eindelijk nog .eens leeren , dat onbefcbofdheid best te keer gegaan wordt met verachting, en wezenlyke beledigingen best herfteld worden door openlijk recht. De man, die tegens de regelen van een fatzoenelijk gedrag gezondigd heeft, zal genoeg geftraft worden doordien ieder hem wegens zijn gedrag zal verachten en laten loopea. * * ZES-  f,94- le8sekoverbe les xxvi. ZESENTWINTIGSTE LES, Over de Onkosten' van Let Staatsbeftier. Uit. werking van matige Belastingen. Onmatige Belastingen. Belastingen op Bezittingen of Vertier. Hare verfchillende Voor deelen en Na. deelen. Hoofd- Geld, in welke Omftandigheden draaglijk. Door Wie de Belasting op bet Ver. tier moet betaald worden. Inkomende Rech. ten. Fabrieken geen gefchikte Onderwerpen van Belasting. Landfckatting. De Franfcbe Taille Belastingen op Dingen van Weelde of van Noodwendigheid. Op den- Invoer, Het Verpachten der Belastingen. D E beoeffenaar der gefchiedenis behoort inzonderheid opmerkzaam te zijn omtrend de wyze, waarop de onkosten van het ftaatsbeftier gevonden worden. Want de rust en het geluk van het algemeen hangt voor een zeer groot gedeelte daarvan af; en vele regeeringen zijn te gronde gegaan door de verkeerde wegen, welke zy daartoe infloegen. De belastingen zijn bf te zwaar geweest, of op onrechte zaken gelegd, of niet op de rechte wyze ingevorderd: terwijl ontelbare gebeurtenisfen ten bewyze ftrekken, dat de grootfte kleinigheden van dezen aart van het uiterfte gewicht zijn. Ma-  lesxxvi. Algemeene Sta at koud e. 395 Matige belastingen werken als een aanhoudende fpoorflag en verplichting om te arbei* den, en brengen daardoor veel toe rot den bloeienden 'ftaat van een volk, inzonderheid wanneer zy allengskens worden opgelegd. Alsdan is het eenige gevolg der belastingen , dac de arbeidzaamheid der armen toeneemt, dat zy meer werks verrichten en even goed leven als te voren, zonder voor hunnen arbeid meer te vorderen. Dit komt overeen met het gene men ftandvastig heeft opgemerkt, dat het arme volk in jaren van fchaarschheid , mits dezelve niet al te groot zy, meer werkt en beter leeft dan in vruchtbare jaren. Elk ander wezenlijk verlies, welk een gelyke fpoorflag is om te werken* heeft het zelfde uitwerkzel. Tyrus, Athene, Carthage, Rhodes, Geni:;:, Venetien en Holland hadden alle met groote natuurlyke nadeelen te worstelen. Het fchijnt ook veel redelyker de traagheid der inwooneren van warme landen toetefchryven aan de algemeene vruchtbaarheid van den grond dier landen, welke hun, zonder arbeid, die weinge dingen voortbrengt, welken zy voor hun beftaan van nooden hebben, dan aan de hitte der luchtftreek. Want overal waar het volk zonder arbeid kan leven , zal het ook lediggaan. Geen volk onder de zon kan loomer zijn , dan de Yren geweest zijn, en velen onder hun tot op  396 Lessen over de lesxxvi. op dezen dag zijn ; terwijl Sir William Temple zulks toefchrijfc aan de goedheid van den grond in Yrland ; even gelijk hy den rijkdom der Nederlanders aan de Hechtheid van hunnen grond toekent. Onmatige belastingen, daarentegen, even gelijk verregaande behoeftigheid , verdooft de lust tot werken, daar zy wanhoop teeien; doch eer zy zelfs die hoogte bereiken , doen zy den prijs van den arbeid en de bewerking in allerlei zoort van waren ryzen. Doch een vrye ftaat, waar de nyverheid op alle wyzen wordt aangemoedigd , kan beter zware belastingen dragen, dan een willekeurig gebied. Hoe zouden de Turken de lasten dragen, welken de Nederlanders opbrengen? De Engelfche kooplieden fcbic ten indedaad groote zommen aan den ftaat by den invoer hunner waren; wie zoude dit in Turkyen durven wagen. Belastingen kunnen gelegd worden of op het genë men bezit, of op het gene men ver. bruikt. De belastingen op de bezittingen kunnen met kleine kosten geheven worden, maar hebben daarentegen dit gebrek, dat zy eene opgave van elks eigendom vereisfehen. Indien deze opgave alleen aan de eigenaars wordt overgelaten, zullen zy die ter kwader trouwe doen; ©n zo die onder het opzicht van amptenaren moest  lesxxvi. Algemeene Staatkunde. 397 moest gefchieden , zoude men eene deur openzetten voor allerlei geweld en onderdrukking. In dit geval ware het, evenwel, onrechtvaardig iemand te fchatten naar het gene hy bezit. Men behoorde dit te doen naar het gene hy overhoudt, dat is, het gene hy misfen kan na die uitgaven waartoe zijn ftand in het leven hem noodwendig verplicht. Van geene belasting kan men zoo gemakkelijk berekenen, hoeveel zy zal opbrengen, dan van een Hoofd-geld; waarom men in willekeurige regeeringen zich ook dikwerf van het zelve bediend heeft. Maar om hetzelve eenigermate gelijk en, zo het wat hoog aankomt, draaglijk te maken , behoort het volk in klasfen verdeeld te worden, en hunne omftandigheden bekend te zijn. Belastingen op het verbruik zijn over het geheel genomen, de verkieslijkfte, vermits dan niemand meer betaald dan hy verkiest, en de gerijffelijkheden waarvan hy zich bedient, tegen het gene hy betaald opwegen. Deze zoort van belastingen regelen en bepalen zich zeiven. Want de verhooging van den impost wordt niet altijd bevonden eene vermeerdering van inkomst medetebrengen ; vermits de duurte eener waar het verbruik vermindert. In dit geval is het van groot aanbelang , dat de verkooper de be-  3$8 Lessen over de lesxxvi. belasting betale. De uitgave zal hem niet veel verfcheelen; vermits hy den prijs zyner goederen maar zoo veel verhoogt: terwijl de kooper* inzonderheid na verloop van eenigen tijd na het opleggen der belasting, haar met den prijs der * waren verwart en als een gedeelte van denzelven befchouwt. Behalven dat indien de kooper de belasting moet betalen , by ook aan nazoekingen dient onderworpen te zijn, welke in eenen vryen ftaat niet moeten geduld worden. Met dit alles, verblindt deze wyze van belasting flechts het volk, en maakt hen onkundig hoe veel zy voor de kosten van het ftaatsbeftier opbrengen. Daar alle belastingen op het vertier het leven duurder maken, moeten de menfchen meer hebben voor hunnen arbeid , en gevolglijk zullen de gewerkte goederen op een buitenlandfche markt minder goedkoop verkocht kunnen worden. S i r James Stuart (*) is van gedachten , dat de best mogelyke belasting zoude te leggen zijn op den verkoop van alle waren. Dan dit zoude eene ftremming veroorzaken in het overdoen van den eigendom, 't welk men in eenen handeldryvenden ftaat zoo gemakkelijk moet maken, als mogelijk is: zoo dat het by het heffen van alle belastingen beter fchijnt of het bezit of het verbruik der waren in aanfehouw te nemen. Hoe C*) Politica! Qkonomy Vol. i. p. 593.  lesxxvi. Algemeene Staatkunde. 399 Hoe minder byzondere perfoonen in eenen vryen ftaat aan nazoekingen onderhevig zijn, hoe beter. Dit maakt de Impost-wetten in Engeland drukkende. Wanneer de Impost alleen betaald wordt by den invoer, is zulks voor het land verreweg het gemakkelijkfte. Deze belastingen noemt men by ons Customs (inkomende rechten, haven accijs), en zijn, gelijk die thans geheven worden, de dwaasten van allen. Zy zijn eene fterké verzoeking tot fmokkelen , en allerlei zoort van bedriegeryen. De ftaat ontvangt nimmer wat hem toekomt, terwijl nogthans de eerlyke koopman boven zijn oneindige moeielijkheid en kwelling, aan fooitjes om zyne zaken afgedaan te krygen , meer betaalt, dan de ftaat van hem vordert. Byaldien de rijkdom en de fterkte eener natie voornamelijk afhangt van hare handwerken, is het zeer onftaatkundig dezelve met eenige belasting te bezwaren. Men behoorde die te leggen op den eigendom , welke daardoor gewonnen is; dewijl eene belasting op het handwerk zelve de nyverheid uitblust, en den aanwinst belet van dien rijkdom , welke alleen de belasting kan betalen. Zoo de belasting gelegd wordt op eenig werktuig of gereedfchap, welk in de fabriek gebruikt wordt, zal de werkman in zyne kunst belemmerd worden en min gefchikte middelen moeten by de hand nemen om het zei.  400 Lessen over de lesxxvi# zelve te kunnen ontbeeren , en de belasting te ontgaan. In het algemeen , indien hy niet kan gaan werken zonder te denken op de belasting, en zonder de bewustheid dat hy die als fabriekcur betaalt, zal hy dikwijls verkiezen een zeker eri aanwezig verlies te vermyden, door het vooruitzicht op eene groote toekomstige winst te laten varen. Daarentegen, wanneer de eigendom, zoo wel die door fabrieken als langs eenen anderen weg verkregen is , belast wordt , is bet bezwaar op eenen afftand : en de fabriekeur weet, dar zoo hy ooit verplicht worde om te betalen, hy daartoe dan ook in evenredigheid ia ftaat zijn zal. Vele menfchen zijn van gedachten, dat een land de onkosten van het ftaatsbeftier best zal kunnen dragen, door alle belastingen te leggen op een of ander zichtbaar voorwerp, als land, of land en huizen. De belasting was dan niet te ontduiken, en hoezeer die fchynen mocht alleen één voorwerp te treffen, zoude zy indedaad op allerlei waren van vertier drukken, vermits die alle, op de eene of'andere wyze, daarvan afhangen. Indien alleen de landeryen belast worden, moet zulks den prijs van alle de voortbrengzelen des lands , als granen , vee , ruwe ftoffen voor Fabrieken enz. doen ryzen; en gevolglijk ook den prijs van den arbeid in het al¬ gemeen; vermits de werkman van de voortbreng ïd"- ze-  lesxxvi. Algemeene Staatkunde. 401 'zelen des lands moet gevoed en gekleed worden : terwijl de landeigenaar en de boer niet in het byzonder dien last zouden voelen, daar zy den prijs hunner waren naar evenredigheid verhoogen. Derhalven zoude in dit geval, gelijk in alle anderen , de belasting by Hot van rekening door den laatften gebruiker betaald worden, die gevolglijk daar toe best zal in ftaat zijn en er de waarde voor genieten. Byaldien alle belastingen gelegd wierden op de huizen , of allerlei zoort van wooningen, zoude het niet zeer moeielijk zijn om te maken, dat dezelve alle menfchen trof naar evenredigheid van hunne bezittingen ; vermits alle menfchen wooningen moeten hebben en die in het gemeen hebben zullen overeenkomstig met hunne middelen. Indien al eenige weinigen te vrede zijn zouden met niet naar hunnen ftaat te woonen, ten einde daardoor de belasting te'ontgaan, zoude de ftaat daarby noch niet zeer veel verliezen. Zy moeten toch eeten , en drinken en zich kleeden, en alle deze noodwendigheden des levens worden duurder door alle mogelyke wyzen van belasting. Alle de belastingen te heffen van het land., of liever van de zuivere opkomsten van het zelve, na aftrek van.de onkosten der teelt, is de groote grondregel der Franfche Oeconomis- II. Deel. Cc ten,  40S Lessen over de LEsxxvr. ten. Zy zeggen dat die zuivere opkomsten de eenige wezenlyke rijkdom zy, welke alle jaren wordt voortgebracht, en de belasting regelrecht van die inkomsten te heffen de eenige weg om die in eene ware evenredigheid te belasten. Maar de voortbrengzelen van het land zijn zoo verfchillende, dat dit een zeer zamengefteld ffelzel zoude worden; indien men het zoo wilde inrichten, dat de belasting ieder trof die het voortbrengzel gebruikte , en indien men eenig onderfcheid wilde maken tusfchen de nooddigheden en de overtolligheden. Weshalven het veel voegzamer zal bevonden worden, de belastingen te leggen op den eigendom, dien iemand bezit: en misfchien is dit op geene andere wyze te doen , dan door ieders uitgaven te belasten en altijd de zwaarfle belasting te leggen op dingen die men best kan ontbeeren. Betreffende den rijkdom welken de menfchen opftapelen, hieraan fchijnt men zonder groote onderdrukking niet te kunnen komen; en het is te onderftellen dat het gene opgeftapeld is door het eene gefiacht, door het volgende weder verkwist zal worden. In China zijn alle de belastingen gelegd op het land. Den handwerkslieden en kooplieden wordt niets afgevorderd (*). Allz C) Memoirs fur les Chinois. Vol. IV. j>. 505.  lesxxvi. Algemeene Staatkunde. 403 Alle belastingen behooren de menfchen te treffen , naar evenredigheid van hunne bezittingen en niet van hunnen rang; dewijl het alleen de bezittingen zijn , welke hen tot het opbrengen der lasten in flaat fleilen. Het bevryden van zekere klasfen van menfchen die baarblykelijk beter in flaat zijn om de lasten te dragen, dan zy die dezelve werkelijk betalen, hecht een teken van minachting aan deze laatflen. Het geeft hun een aanhoudend gevoel van hunne minderheid en verwekt afgunst tegets die boven hun zijn , waardoor niets goeds kan worden teweeggebracht. In Engeland heeft de adel en de leden van het huis der gemeenten eenige perfooneele voorrechten; doch de belastingen gaan hun zoo wel aan als alle andere menfchen. Het is waar zy hebben het voorrecht om van geene brieven port te betalen; maar dit rust op het denkbeeld dat hunne briefwisfeling de belangen van het algemeen ten onderwerp heeft. Byaldien de leden van het parlement het durfden wagen om zichzelven van eene merkelyke belasting te ontheffen , zoude het ganfche land die niet willen dragen. Men kan zich niets drukkender verbeelden dan de taille in Frankrijk. Deze belasting wordt rechtftreeks geheven op menfchen, die Cc 2 niets  4©4 Less en over de lesxxvi; niets anders hebben om van te beftaan dan hunne dagloonen, en die, zonder eigendom of huisraad behalven hunne noodwendige gereedfchappen , zelfs niet door geweid kunnen genoodzaakt worden om te betalen. Elke gaarder (die zelf gedwongen wordt het innen dezer belasting op zich te nemen) heeft het recht, om van de vier menfchen in die ftreek , welke de hoogfte taille betaalden , al het te kortkomende te vorderen. Offchoon deze dus reeds hun eigen aandeel in de belasting voldaan hadden, weiden zy echter, door het verkoopen van hunne goederen , of zelfs door gevangenis gedrongen om voor het verzuim van den gaarder of voor de armoede hunner landslieden te betalen. B y het opleggen van belastingen , werd het welzijn des lands weinig in het oog gehouden Men bevlytigde zich niet op wat wyze derzelver last evenredig te maken aan het vermogen der ingezetenen om dien te dragen ; maar men trachte alleen zoo veel te trekken, als men kon zonder eenige gevaarlyke bewegingen te verwekken of zulk een geroep, dat het onmogelijk worden zoude zich langer in zyne posten te handhaven. Hierom heeft men de ryken te dikwijls verfchoond, dewijl hunne vereeniging gemakkelijk en geducht was ; en daaremegen de armen gedrukt, vermits die te veel in getal en te verftrooid waren om te vereenigen, en vermits  lesxxvi. Algemeene Staatkunde. 405 mies hunne klachten zelden tot den Vorst reiken. Wanneer een groot aantal menfchen uit de inkomsten van het land onderhouden worden en gevolglijk belang hebben in de voortduring der belastingen, zullen de bestgezinde ftaatsdienaars moeite hebben om daarin eenige verlichting te bezorgen. Dit ondervond Turgot in vollen nadruk. Alle de zydelingfche inwillingen van vorige ftaatsdienaren werden als zoo vele rechten befchouwd en velen hadden dezelve , als of het hun wezenlyke eigendom ware, aan anderen overgedaan. Het vereenigde gefchreeuw en de kuiperyen van deze lieden overmanden dien grooten man, (*) Het is altijd verkieslijk zaken van weelde in de eerfte plaats? te belasten ; vermits zulks den prijs der noodwendigheden niet zal doen ryzen, en dus alleen de zulken zal betreffen, die best in ftaat zijn van te betalen. Dewijl nogthans velen daardoor minder- in ftaat zijn zullen om die armen te betalen, wier arbeid hunner weelde ten dienst ftond , zullen deze hunne kostwinning moeten verliezen, of ten minsten verwisfelen met eene andere, welke hun minder voordeelig is. Het Life of Mr. Tiu-got. p. 89. Cc  406" Lessen over de tssxxvr. Het is een vaste regel in alle handeldryvende ftaten , de belastingen zoo te leggen, dat de uitvoer zoo veel mogelijk begunstigd, en de invoer voornamelijk bezwaard" worde. Hierdoor wordt het volk aangemoedigd om zich op binnenlandfche fabrieken en fcheepvaart toeteleggen. Belastingen op buïtenlandfche waren brengt hen in de verplichting van zich dezulke zelf aantefchaffen. Dit is het gelukkige gevolg geweest van vele belastingen op buitenlandfche fabrieken in Engeland, inzonderheid ten aanzien der Duitfche en Vlaamfche linnens; gelijk de belasting op de Franfche brandewijn het vertier der rum heeft doen toenemen en veel toegebracht tot in fïandhouding van onze Zuidelyke Volkplantingen. Men dient echter in aanmerking te nemen, dat op deze wyze de geheeIe maatfchappy belast wordt ten voordeele van een gedeelte van dezelve, en indien dat gedeelte niet zeer noodzakelijk zy voor het geheel , kan dat voordeel wel te duur gekocht worden. Wanneer er meer gelds wordt uitgegeven voor de West-Indifche waren, naar den prijs, welken ieder daarvoor aan onze planters betaalt, dan er zoude uitgegeven worden, byaldien derzelver invoer aan al de wareld vryfrond ; zoude het voor het land in 't gemeen beter geweest zijn , dat er nimmer zulke volkplantingen bekend geweest waren ; ten zy dezelve in andere opzichten de macht en den rijk-  lesxxvi. Algemeene Staatkunde. 407 rijkdnm der natie vermeerderen: dan de onkosten van eenen enkelen oorlog om harentwille zullen alle voordeelen van dien aard ruim en rykelijk opwegen. De belastingen worden met de minste moeite voor de regeering geheven door middel van Pachters, die het geld voorfchieten» als de regeering zulks noodig heeft. Maar daar de pachters noodzakelijk in de gelegenheid zijn moe|ea om meer te doen dan blooteiijk hun uitgefchoten geld terug te halen, en zy gewisfelijk niet minder zullen doen, is dit gemeenelijk in het einde de kostbaarfte wyze en welke het volk fpoedigst uitput. Daarenboven was dit altijd eene hatelyke wyze van belasting. Het volk wordt altijd eenigezins ongeduldig, wanneer het de pachters ten zynen koste ziet rijk worden. Het invoeren van het verpachten der belastingen deed groot nadeel te Rome. Onder eene willekeurige regeering, waar de belastingen aan 's vorsten amptenaren betaald worden, is het volk oneindig gelukkiger; getuige Perfie en China. De geweldige misbruiken , welke het Franfche belasting-ftelzel medebrengt, komen niet *oo zeer voort uit de menigte of de zwaarte der belastingen, als wel uit de kostbare, ongelijkmatige, willekeurige en ingewikkelde wyze, w.;arop die geheven worden; welke alle naarltigheid Cc 4 uit-  408 Lnsis over de lesxxvi. uitblust, en den landbou tot eene armoedige en flaaffche kostwinning maakt. In Frankrijk zegt Sir James Stewart (*) kost de ontvangst der belastingen den ftaat niet minder dan tien ten honderd , daar in Engeland de onkosten van het invorderen der accijnzen welk daar door beampten gefchied, die ten voordeele van den ftaat werken , en niet door pachters die alleen hun eigen voordeel behartigen, met hooger loopen dan ruim vijf en een half van het honderd. (*) Politica! Occonomy. Vol. i. p. 512. <& $ $ # # & ZE.  lksxxvii. Algemeene Staatkunde. 499 ZEVENENTWINTIGSTE LES. Over de Schulden van den Staat. Derzelver Oorfpronk. Gebrek aan Crediet in de Oude Staten en in zommige Landen ten huldigen dage. Voordeden en Nadeden der Staatsfchulden. Derzelver groote Gevaarlijkheid. Zinkende Fondzen. O M de geldmiddelen van den flaat by eenige byzondere gelegenheid te vermeerderen boven liet geen er jaarlijks wordt opgebracht, is het in eenige landen in gebruik geraakt om de inkomsten vooraf te gebruiken , door op crediet van dezelve geld optenemen. Dit Papieren srediet, gelijk men het noemt, (naar den omloop der fchrifcelyke fchuldbekentenisfen van de regeering, in navolging van het geen onder kooplieden in gebruik is) wordt gezegd in Florence zynen oorfpronk genomen te hebben in het Jaar 1324, en uit Italië naar Frankrijk te zijn overgebracht, na dat het door Henrik IV. was agter weeg gelaten. Sir James Stewart geeft het volgende meer byzondere verflag van den oorfpronk der flaatsfchulden. (*) De Jooden van wegen hunne kne. (D Poütical Qeconomy p. 353. Cc 5  4ÏO LïSSEN OVER de LESXXVH, knevelaryen gedurende de kruistochten uit Frankrijk gebannen zijnde , vloden naar Lombardye en vonden daar uit om zich van Wisfelbrieven te bedienen, om hunne rijkdommen uit die landen te krygen, waaruit zy die in perfoon niet durfden gaan halen. Dus kwamen vervolgens wisfels en fchuldbriefjes van allerlei gedaante by alle menfchen en zelfs by de vorsten in gebruik. I n bet eerfte en voor dat de regeering die vastigheid verkregen had, welke vereischt wordt om een vast vertrouwen te vestigen, verpandeden de vorsten hunne landen en heerlijkheden om eene zomme gelds te bekomen ; en handelden dus overeenkomstig met de grondbe. ginzelen van het crediet tusfchen byzondere perfoonen. De tweede ftap was het opnemen van geld op den eenen of anderen tak der belastingen, welke alsdan den geldfchieter wierd overgedaan. Dan deze manier ging met grove misbruiken en onderdrukking gepaard, tot dat het crediet van den ftaat zyne tegenwoordige gedaante verkreeg. Geld werd opgenomen tegen jaarlijkfche renten gedurende een bepaalden tijd of voor altijd; men beftemde een zeker fonds ter betaling van dezelve, en de aflosfing der hoofdzom werd, in- vele gevallen, aan de keur der regeering overgelaten , doch konde door den geldfchieter nimmer gevorderd wor-  lesxxvii. Algemeene Staatkunde. 411 worden. Francois I. was de eerfte , die regel, matig geld opnam tegen eene altoosdurende rente, op het ftadhuis vaa Parijs, van ongeveer acht ten honderd , terwijl de wettige rente in Engeland in dien zelfden tijd tien ten honderd beliep. Voltaire verhaal t dat Lodewijk XIV. eene fchuld naliet van byna honderd en tachtig miilioenen ponden fterling. Dit gebruik van den ftaat fchulden te doen hebben is regelrecht ftrydig met de gewoonte der oudheid, volgends welke genoegzaam alle ftaten, in tijd van vrede, hunne fchatkisten zorgden gevuld te hebben tegen de behoeften van den oorlog , welke nu door gebrek aan zulken fchat altijd verzeld gaat met eene verhooging van belastingen en met een verval in den koophandel. Maar de ouden hadden het ook niet in hunne macht om gebruik te maken van die hulpmiddelen , welke alleen mogelijk zijn by eene veel grooter zekerheid van eigendom en hooger mate van trouw en eerlijkheid, beide in byzondere perfoonen en in openbare en byzondere maatfchappyen , dan immer by hun bekend waren. Zy zouden of in het geheel geen geld ter leen hebben kunnen opnemen, of tegen zoodanige rente, dat het hulpmiddel al ras ondraaglijk zoude zijn geworden. Daar in onzen tijd de nadeelen der geldleeningen, hoe groot die ook in het toekomende wor.  412 Lessen over ©e lesxxvii. worden mogen, allengskens en onmerkbaar aangroeien, zoo lang nee niet zeer bezwaarlijk valt de renten van'-het opgenomene geld te betalen. Het crediet was zoo laag in Frankrijk en de rente van het geld zoo hoog, dat zeven miilioenen, door Lodewijk XV. opgenomen, de fchuld des rijks met tweëndertig miilioenen vermeerderden. (*) Wanneer de koning van Frankrijk voor zijn opgenomen geld buitenfporig hoor ge rente betaalde, en Maximih'aan by den naam van Geldelozen bekend was, konden de Venetianen zoo veel geld krygen als zy maar wilden , tegen de matige prijs van vijf ten honderd, (t) Het fchijnt niet zeer moeielijk de voornaamfle voordeden en nadeelen dezer ftaatsfchulden kortelijk aantewyzen. Het voordeel van dezelve is, dat zy in gevallen van groote noodzakelijkheid hulp verfchaffen, en dus doende eene grooter duurzaamheid aan een ftaat kunnen geven, welke in vorige tyden, by gebrek van zulk een groot hulpmiddel in tijd van nood, ligtelijk zonder middel van herftel konde verloren gaan : en byaldien de belastingen, wel- C*5 Stewart Political Oeconomy. V. i. p. 473. Kobcition Charles. V. V. s. p. 135.  LÉsxxvrr. Algemeene Staatkunde. 413 welke ter betaling der renten vereischt worden» niet onmatig zijn , zijn dezelve , gelijk wy te voren aanmerkten , voor een volk over het geheel niet ondienstig. Eénicek hebben de ftaatsfchulden voorgeHeld als het zelfde uitwerkzel hebbende met eene gelyke vermeerdering van de hoofdzom der rijkdom van het volk tot aanmoediging van deszelfs nyverheid, enz. Maar welk geld ook onder de gedaante van papier door de regeering wordt uitgegeven, het zelve is altijd in de gedaante van kasgeld vooraf doof de byzondere perfoonen opgefchoten. De man, die de fchatting betaalt, fleekt zoo veel van zynen eigendom af, zoo dat het zelve hem vervolgens niets meer opbrengt ; terwijl de regeering het zelve gemeenelijk uitgeeft voor de onkosten van de vloot en het leger , aan de jaargelden der amptenaren, aan giften, enz waarv n ook niets terugkomt. Het is juist gelijk iemand die zijnen zoon eene zomme gelds geeft, welke deze aan eeten en drinken befteedt. Het geld wordt buiten twijffel gebruikt, de werkzaamheid daardoor aangemoedigd ; maar het is alleen die zoort van werkzaamheid, waardoor de prijs van verteerbare goederen verhoogd wordt. Indien een man of een volk alle zyne bezittingen op deze wyze weggaf, zouden zy gewisfelijk arm »vor-  414 Lessen over de lesxxvii. worden , hoezeer de genen , aan welken hua geld kwam, daarby zouden winnen. Eenige menfchen hebben deze vreemde Helling ftaande gehouden, dat ftaatsfchulden nimmer eenige nadeelige gevolgen hoe ook genaamd hebben kunnen; dac daardoor gewisfelijk de prijs van alle dingen verhoogd wordt; maar dat dit alle menfchen gelykelijk treft, en zy dus even goed in ftaat zijn zullen om de hooger pryzen te betalen , als voorheen de lager. De bedrieglijkheid van deze redeneering kan misfchien op de gemakkelijkfte wyze ten toon gefteld worden door de volgende voorftelling van het geval. Laat ons eene maatfchappy onderftellen, beftaande uic duizend arbeidslieden en uit duizend menfcheB, die er net toe in ftaat zijn om dezen aan het werk te houden : en laat' deze maatfcnappy met eenige fchuld belast worden en gevolglijk verplicht zijn eene belasting optebrengen. Vermits nu de arbeidslieden evenwel moeten beftaan, en zy die hen te werk fteldtn echter niets meer kunnen geven, zo moeten eenigen van deze laatften zeiven arbeidslieden *|prcjen, tot zoo verre dat de prijs ran dezen bykomenden arbeid gelijk ftaat met het bedragen der belasting. Het is derhalven kiaarblykelijk a dat het ganfche vermogen der maat-  lesxxvii- Alge meene'Staai kunde. 415 maatfchappy zal uitgeput zijn , zoodra de duizend , die eerst de arbeidslieden te werk fielden, alle tot denzelfden ftaat, als dezen, zullen gebracht zijn ; en wanneer de prijs van hunnen arbeid, ter plaatze daar zy dien ter markt brengen , tot eene zekere bepaling gebracht is. Staatsfchulden ftrekken dus om den arbeid van een land te vermeerderen; het geen tot eene zekere hoogte, door het bevorderen der werkzaamheid nuttig zijn kan: maar wanneer dit te ver gedreven 'wordt, raakt het land daardoor in armoede. Zoo lang de arbeidslieden den prijs van hunnen arbeid kunnen verhoogen , kan hen geene belasting fchaden. Indien, by voorbeeld, ieder van hun verplicht wordt eene fchelling ter week te betalen, en hun werkloon twaalf fchellingen bedraagen heeft, moeten zy er dertien eisfchen; want hun werkloon moet toereikende zijn tot hun onderhoud. Maar wanneer er zulke hooge werkloonen niet kunnen gegeven worden , als zy volflrekt noodig hebben om alle hunne behoeften en wat men van hun vordert te betalen , kan men geene verder belastingen opleggen. Wy zullen ons altijd bedriegen, wanneer wy ons verbeelden dat er ten dezen opzichte verfchil zy tusfchen den ftaat van een land en van  41Ö Lessen over de les xxvii, van een byzonder perfoon , of van een aantal byzondere perfoonen ; en dat fchoon deze laatften door fchulden aan den grond mogen raken, deze echter geen' land kunnen fchaden. Het eenige onderfcheid tusfchen beiden is dat de ftaat niet kan gedwongen worden om zyne fchulden te betalen. Maar wanneer deszelfs crediet te niet is geloopen , zal een ftaat niet alleen buiten ftaat zijn om eenige nieuwe fchulden te maken, maar zelfs geen vermogen meer hebben om de renten der reeds gemaakte fchulden te voldoen ; en dus in dat geval noodzak kelijk blootgefteld worden aan alie die ongemakken , waarmede te menigvuldige bankbreuken , door die van den ftaat veroorzaakt, verzeld gaan. Daar nu de bankbreuk van een groot koopman of bankier groote verlegenheid in een land teweegbrengt, hoe fchrikkelijk moeten dan de gevolgen niet zijn van de bankbreuk van zulk eene natie, als de Engelfche? Deze zouden zoo uitgebreid en van zuiken nafleep zijn, dat geen'ftaatkundige zich vermeten zal, dezelve a priori aftefchetzen. Het nadeel van zoo groot eene fehuld^ als de Engelfchen nu reeds gemaakt hebben, en welke zy eerder fchynen te willen vermeerderen dan te verminderen, is groot en kan noodlottige gevolgen hebben. Byaldien buitenlanders in het bezit komen van het grootfte ge* deel-  Msxxvn. Algemeene Staatkunde. 417 deelte onzer fondzen , zijn wy hun indedaad cijnsbaar; en zo het ingezetenen zijn, maakt het nog weinig onderfcheid. Want het volk blijft toch altijd de fchuldenaar van een ander ligchaam dan zicbzelven, offchoon zy, in eenige. opzichten , het zelfde belang hebben. Dan het ergfte dat wy van de opeenftapeling onzer ftaatsfchulden te vreezen hebben, zullen wy eerst beginnen te voelen, wanneer derzelver renten tot die hoogte geklommen zijn , dat de belastingen, welken het land in ftaat is optebrengen, niet meer toereikend zijn om die renten te betalen, en wanneer gevolglijk de renteniers, niettegenftaande al hun belang om het crediet van den ftaat optehouden, het niet durven wagen om meer gelds optefchieten : dan moet een van deze beide gevolgen plaats grypen, welke ik met de woorden van Mr. Hume zal voordragen. ,, Wanneer op de nieuwlings „ opengeftelde fondzen tot goedmaking der uit„ gaven van het jaar niet wordt ingeteekend 3 „ of dezelve de voorgeftelde zom niet opbren„ gen ; op eenen tijd wanneer de natie door „ eenen aanval van buiten, of iets dergelijks in „ verlegenheid is, en het geld ter betaling .van „ de renten der oude fchulden in de fchatkist „ ligt; moet of dat geld voor den loopenden „ dienst worden aangetast en, met verbreking „ van het ganfche nationale crediet, de pen II. Deel. Dd door  4i8 Lessen over de lesxxvii, „ door de fchuld gehaald; of by gebrek aan dat „ geld de natie hare vryheid verliezen." Het geen wy van de opfïapeling onzer nationale fchuld te vreezen hebben, is misfchien niet zoo zeer eene plotzeiinge bankbreuk , dan wel een langzaam afnemen van het vermogen van den ftaat, ingevolge van de verhooging der belastingen; welke de naarftigheid verdooven en het verkoopen der gewerkte goederen buitenslands moèieïijk maken. De byzondere inkomsten van ieder ingezeten van Grootbrittanje zijn, naar het zeggen van Dr: Smith (*) , thans in tijd van vrede, zoo fterk bezwaard en het.valt hun even zoo moeielijk iets opteleggen , als het ten tyde van den kostbaarften oorlog zoude geweest zijn, indien men nimmer op het verderflyke plan van gevestigde fchulden te maken gevallen ware. Het opnemen van geld, zegt hy, beeft eiken ftaat, die er zich aangegeven heeft, allengskens verzwakt. De Gemeenebesten van Italië fchynen dit het eerst begonnen te hebben. Genua en Venetië, de twee eenigften die zich nog op een onafhankelijk beftaan kunnen beroemen , zijn beide er door verzwakt; Spanje fchijnt die handelwyze van de Itaüaanfche gemeenebesten te hebben overgenomen, en daar er de belastingen misfchien met minder oordeel zijn Wcstlth of Nations. Vol III. p. 528,  lesxxvii. Ar„cemeene staatkunde. 4TQ zijn opgelegd, is het zelve er na mate van zyne natuurlyke fterkte nog meer door verzwakt. De fchulden van Spanje zijn reeds van eene vroege dagteekening. Het was reeds diep in fchulden voor het einde van de zestiende eeuw, omtrent honderd jaren voor dat Engeland eenen enkelen penning fchuldig was. Frankrijk kwijnt onder eenen drukkenden last van gelyken aard, nietcegcn ftaande zyne natuurlyke vermogens. Het gemeenebest der Vereenigde Nederlanden is door zyne fchulden even zwak geworden als Genua , of Venetien. Is het dan wel te denken, voegt hy er by, dat eene handelwyze, welke in alle andere landen zwakheid of verwoesting na zich fteepte, in Groot-Brittanje alleen geheelenal onfchadelijk zoude bevonden worden. Wanneer er fchulden gemaakt zijn, en er een fonds beftemd is om daaruit de renten te betalen , zorgt men gemeenelijk het zelve zoo ruim te nemen dat er iets. meer van'kan komen, en het overfchot wordt aangelegd tot eeü zinkend fonds., dat is,' tot een fonds ter vermindering of aflosfing dier fchulden. Daar na eene vermindering van de fchuld ten zelfden tyde de rente vermindert, werkt dit noodzakelijk als rente van rente , en moet dus eindelijk de ganfche fchuld vernietigen- Doch de verzoeking ®m zulk een zinkend fonds tot andere einden te D d 2 be»  420 Lessen over de lesxxvii. belleden is zoo groot, dat het hier in Engeland van weinig nut geweest is. Om de betaling dezer fchulden gemakkelyker te maken, hebben zommige natiën de gewoonte van geld te nemen op lijfrente, te weten , of door den geldfchieter gedurende zijn leven een jaarlijkfche rente, te geven; of door eene jaarlijkfche zom te geven aan een zeker getal menfchen , te eindigen met den dood van den langstlevenden. Deze laatfte manier noemt men eene tontinc : en beide Hagen in Frankrijk beter dan hier te lande. Mr. Postlethwaite berekent op de volgende wyze, hoeveel belastingen deze drie ryken zouden kunnen dragen. Het welgeftelde volk in Engeland zoude een tiende gedeelte zyner inkomsten kunnen misfen ; doch vermits de armoede van Schotland' en Yrland zoude een twintigfte gedeelte aldaar zoo veel zijn als een tiende in Engeland. Op dezen voet, het getal en de inkomsten van het volk volgends eene gemiddelde berekening in aanmerking genomen zijnde, fielt hy het bedragen der ganfche zom, welke jaarlijks uit de drie ryken zoude kunnen gehaald worden op acht miilioenen driemaalhonderd ea vijfenzeventig duizend ponden fterling. OH-  p v lesxxvii. Algemeene Staatkunde. 421 'O nd ertusschen heeft de ondervinding ons geleerd, dar, wy in ftaat zijn van een veel grooter last te dragen dan deze Heer of iemand anders, zelfs met de gunstigfte verwachting, immer heeft kunnen denken; daar onze ftaatsfchulden tegenwoordig omtrent tweemaal honderd en veertig miilioenen beloopen, waarvan de rente twaalf miilioenen bedraagt. Met dit alles, zonder ons aan eene zekere zom te bepalen , wanneer de fchulden van het land tot die hoogte klimmen, dat de belastingen niet toereiken kunnen om de renten te voldoen en tevens de gewoone uitgaven van het ftaatsbeftier goedtemaken , moet het op eene of andere der bovengemelde gevolgen nederkomen. Middelerwjl zullen onze. fabrieken moeten belast worden, en gevolglijk ons Vermogen om lasten optebrengen verminderen, by elke nieuwe vermeerdering onzer lands fchulden, Daar is er die meenen dat het beter zijn zoude, in plaats van een gedeelte der gemeenelands fchulden aftelosfen , zoodra een belasting zoo veel aangebragt had dat de ftaat dit konde doen , liever eene of andere meest drukkende belasting aftefchaffen , inzonderheid die, welke den voortgang der fabrieken hinderlijk zijn en daardoor het vermogen om rijk te worden verminderen. Want indien het land in rijkdcm tbeneemjt ,wordt de fchuld, fchoon in naam Dd 2 cvejb  422 Lessen over d e tzsxxvu. even groot, indedaad minder naar mate men beter in ftaat zy die te betalen. Even zo zal iemand, wiens handel voordeelig gaat, het niet altijd van zijn belang rekenen om zyne fchulden te betalen j vermits hy dien overfchot waarmede hy dezelve konde afdoen, voordeeliger zoude kunnen aanleggen. Het is immers mogelijk, dat hy met een honderd ponden, waarmede hy zyne fchulden konde verminderd hebben, duizend ponden kan winnen. Het is echter byna niet te verwachten, dat ftaatsdienaren de grootmoedigheid of het doorz>cht zullen hebben om volgends dit plan te werk te gaan. Anderzins zoude een land zoo njk kunnen worden, dat het zich aan zyne fchulden weinig behoefde te kreunen , door namelijk eenige belastingen, gelijk op , landen of huizen door rijkdom verkregen te verhoogen, en die op de fabrieken, waardoor het geld gewonnen wordt, te verminderen.' Dan , zoo lang het mcnschdom van de kostbare dwaasheid van oorlogen niet genezen zy, is het niet eens te wenfchen , dat de natiën veel gelds ter befchikking van hare beftierders mogen overhouden ; daar men zeker konde zijn , dat het met den eenen of anderen heiHoozen aanflag zoude verkwist worden, ttyze Volkeren, derhalven, zoolang zy niet  lesxxvii. Algemeene Staatkunde. 423 zeker zijn van fteeds wyze regenten te zullen hebben, zullen te vrede zijn , wanneer zy even de renten van hunne, fchulden kunnen betalen, als de eenige zekerheid van den vrede en in waarheid de eenige waarborg tegen den ondergang. / £>d4 ACHT-  AH Lessen over de lesxxvhi. ACHTENTWINTIGSTE LES. De Beoefenaar der Gefchiedenis moet opmerk, zaam zijn op alles wat tot Bevordering van nuttige Wetenfchap kan ftrekken. Veranchringen in het Gelaat der Aarde. Waarneming van den Abt de Bos over de LuchtjeJleldheid van Italië. Veranderingen ten aanzie» van de Vruchtbaarheid van verfchillende Landen; waaraan toetefchryven. Rivieren welker loop veranderd is. Men moet inzonderheid oplettend zijn op alles dat ons de Menfchelyke Natuur beter kan doen leeren kennen. In -wat Opzicht de Gefchiedenis ons behulpzaam zijn kan ter Verbetering van Misflagen in eenig Stelzel dien aangaande, mt eigene Ondervinding opgemaakt Volks karakters ; of dezelve van de Luchtflreek of van andere Oorzaken, afhangen. Verfchcidenhcid der Menfchen in hunne Zedelyke Gevoc lens- , in het Maakzel van ,het Ligcbaam en tn de verfchillende Ziekten, waaraan de Men, fchen onderhevig geweest zijn. De verfchillende Ondeugden, welke in verfchillende Eeuwen in zwang gingen. Oplettendheid op de Taal aangeprezen. Ik heb UI. dus eene febets voorgefteld van de «roote voorwerpen , waarop elk wijs Itaatsman . ea  lEsxxvm. Algemeene Staatkunde. 425 en ieder verftandig lezer der gefchiedenis zyne aandacht behoort te vestigen: die dingen namelijk welke ftrekken om een volk gelukkig, talrijk, en veilig te doen zijn, benevens het gene tot de onkosten van het ftaatsbeftier betrekking heeft ; en om UI. verder behulpzaam te zijn, heb ik bovendien getracht derzelver onderlinge betrekkingen en wederkeerigen invloed aantewyzen. Het zoude een eindeloos werk zijn, alle de voorwerpen optetellen, waarop de lezer der Gefchiedenis zyne opmerkzaamheid met vrucht zoude mogen vestigen , daar er geen tak vannuttige kennis is, tot welks opheldering en uitbreiding de gefchiedenis geene Hof oplevert. D e hedendaagfche werktuigkunde is veel verbeterd door de kennis van het geen de ouden in dat vak gedaan hadden. De Natuurkunde kan nog veel licht trekken uit de berichten, welke vele gefchiedfchryvers omtrent de natuurlyke gefchiedenis van verfchillende landen hebben medegedeeld. De grondbeginzelen der fterrekundige berekening kunnen tot grooter zekerheid en volkomenheid gebracht worden door middel van de gefchiedenis der luchtverfchijnzelen, als verduisteringen en ftaartftarren. Terwijl uit het verflag van ziekten ; waarvan de gefchiedenis gewag maakt, ook nuttige aanleiPd 5 ding  /.i6 Lessen over de lesxxviii. ding kan genomen worden ter verbetering van de Geneeskundige wetenfchappen. Eenige der veranderingen , welke het ge. Iaat der aarde ondergaan heeft, hebben eene rechtmatige aanfpraak op de opmerkzaamheid der natuurkundigen, inzonderheid zoodanige als door den abt de Bos zijn waargenomen. Deze is van begrip, dat het thans in Italië warmer is dan in oude tyden ; eene aanmerking , welke ook over andere Iuchtftreeken van Europa kan worden uitg ilrekt ; zijnde dit waarfchynelijk toetefchryven aan het zuiveren der landen van bosfchen , aan het'droogmaken van moerasfen, en aan de grooter bevolking en beter bebouwing der landen. Daarentegen fchynen de Noordelyke deelen van Europa kouder te zijn , dan zy voor eenige eeuwen waren; en zeeën, welke voorheen open lagen , zijn thans niet meer bevaarbaar van wegen het ijs, welk dezelve belemmert. H f. t is, by deze befchouwing , opmerkenswaardig , dat wanneer de geest van nyverheid door den vorm des flaatsbeftiers is uitgeblust, de grond zelf onvruchtbaar fchijnt te worden. Wie, by voorbeeld, zoude op het gezicht van den tegenwoordigen flaat van Egijpte , Palestina, Klein Alle, eenige deelen van Griekenland, Afrika of Sicilië, zich immer kunnen verbeelden,  lesxxviii. Algemeene Staatkunde. 427 den, dat die te voren zoo vruchtbaar geweest waren, als zy door de ganfche gefchiedenis bewezen worden geweest te zijn. De tijd heeft insgelijks den loop van vele voorname rivieren aanmerkelijk veranderd. De loop van den Rhijn is geheel verfchillende van het gene hy te voren was. De rivier Oxus valt niet langer in. de Caspifche zee. De zee heeft aan vele plaatzen op het land gewonnen , terwijl op andere plaatzen, fteden , welke te voren zeehavens waren , al dat voordeel hebben verloren, doordien zich de zee op eenen grooten afftand van dezelve verwyderd heeft. Door menfchen handen zijn er desgelijks vele aanmerkelyke veranderingen gemaakt in net gelaat des aardrijks. Men verhaalt dat de Nijl zich eertijds verloor in de zandwoestynen van Lybie. De Jaxartes, welke voorheen de fcheidmuur maakte tusfchen de woeste en befchaafde volkeren van Afie ontlast zich niet meer- in eenige zee, daar de Tartaren hare wateren verdeeld en afgeleid hebben. Het opdroogen van moerasfen , het omhakken van bosfchen en het graven van eene menigte kanalen in verfcheidene landen doet het gelaat der aarde eene geheel andere gedaante aannemen ; en de zucht tot verbeteringen van allerlei zoort, welke nu" in vele deelen der wareld doorbreekt , zal ongetwijffeld by verloop van tijd verder .veran- de.  428 Lessen over de lesxxvih. deringen voortbrengen, waarvan wy geen denkbeeld hebben , terwijl de gevolgen dier veranderingen lichtelijk zoodanige zijn zullen, waarop de genen die dezelve maakten het minste van allen dachten. Het eenige voorwerp van opmerkzaamheid, welk ik meer byzonderlijk zal trachten uitteduiden, is de kennis van de menfchelyke natuur, welke men in den fpiègel der gefchiedenis, in veelerlei licht en met groot voordeel kan befchouwen. Ondervinding en eigen onderzoek kunnen ons behulpzaam zijn in het opmaken van een algemeen ftelzel der menfchelyke ziel. Maar het is alleen in de gefchiedenis dat wy' de kracht van bare vermogens, den zamenhang van hare beginzelen en de verfcheidenheid, welke zich in ieder byzonder mensch opdoet' kunnen befchouwen, geJijkssok nog vele ande' re byzonderheden , welker kennis even aangenaam en nuttig is voor iemand die van dit zeer gewichtig en belangryke onderwerp eene grondige kennis wenscht te verkrygen. Een Europeer zoude aan de kracht der verbeelding en aan den invloed der ziele op het ligchaam te weinig toekennen, byaldien hy zijn oordeel daar omtrent alleen wilde gronden  juEsxxviii. Algemeene Staatkunbe. 429 op gebeurtenisfen binnen den omtrek zyner eigene waarneming voorgevallen. Indien hy zelf niet kan reizeu, moet hy de Oosterfche gefchiedenis lezen eer hy bevoegd zy daarover te oordeelen. In het Oosten ziet men dikwijls menfchen in ftuipen vallen, op het enkele verhaal van eene gebeurtenis of by den blooten voordracht van een ftuk van welfprekendheid. De hevigfte gebaarden zijn hun geheel natuurlijk. Zy drukken hunne gewaarwordingen uit door fchreeuwen , door het» opheffen hunner handen en het bewegen van hun ganfche ligchaam : en gebaarden , welke allen mogelyken natuurlyken aandrift te boven gaan , in eenen graad , welke by ons voor belagchelijk en uitzinnig zoude worden aangezien , worden by hun niet eens uitfporig gerekend. De Mahometaanfche monniken en Dervisfen draaien zich zei ven in hunne verrukkingen, met onbegrypelyke fnelheid , in het ronde : zelfs ontvangen zy hunne fultans met deze ftuiptrekkingen. Dus gaat ook de tederheid der Oosterfchen voor de levenden onze goedwilligheid te boven; gelijk wy in onze achting voor de dooden ook ver by hun te kort fchieten. In deze eeuw van rede en wijsbegeerte zouden wy zonder de hulp der gefchiedenis voUtrekt onkundig zijn , hoe elendig de beste vermogens van 's menfchen geest door het by- ge-  43o Lessen over de lesxxviii. geloof kunnen verlaagd en gekluisterd worden. De zielen van byna alle de ouden waren er aan verflaafd tot eene hoogte , waarvan weinigen in onzen tijd een recht bezef hebben. De geheele Godsdienst der ouden, die van de geleerde Grieken en Romeinen het minst van allen uitgefloten , was enkel bygeloof van het ongerijmdfle zoort. Eenige zoorten van bygeloof klommen zelfs tot eene groote hoogte onder het dekkleed des Christendoms in onbefchaafde eeuwen. Nimmer was de dwaasheid der Tovery in zulk eene hooge achting als onder de regeering van Henrik III. van Frankrijk. Een tovenaar tot den brandfiapel veroordeeld verklaarde by zijn verhoor dat er in Frankrijk meer dan dertigduizend aan dat zelfde werk vast waren. In het jaar 1609, werden onder het rechtsgebied v?n het Parlement van Bourdeaux, meer dan zeshonderd tovenaars verwezen en meestal ten vuure gedoemd. De beruchte kerspelpriester Lodewijk Guaffredi, teAix in het jaar iöii, verbrand , had openlijk erkend een tovenaar te zijn, en weid door zijn rechters geloofd. In eenige opzichten is de gefchiedenis beter gefchikt om den zamenhang van verfchillende' grondbeginzelen, neigingen en gefleldheden der menfchelyke ziel te bepalen 3 dan eenige rede- nee-  LEsxxvirr. Algemeene Staatkunde. 431 neering a priori. Hiertoe behoort de aanmer! gelijk het aloude Griekenland in de ailer„ woeste tyden. Geheele benden gewapende „ bandieten plunderden van het eene landfehap 3, tot het andere, van de grenzen van het Mi„ laneefche tot aan het andere eind van het 33 rijk van Napels; terwijl zy of de befcher„ ming der kleine Vorsten kochten of hen „ noodzaakten hunne rooveryen door de vin3, geren te zien. De pauslyke ftoel koude zy3i ne ftaten van dezelve niet zuiveren voor den « tijd  Lesxxix. Algemeene Staatkunde. 455 „ tijd van Sixtus V. Zelfs na zijn pausfenap? „ vertoonden zy zich nu en dan. Het voor„ beeld dezer vrybuiters moedigde ook byzondere perfoonen aan tot de hatelyke gewoon,0 van het heimelyk vermoorden. Het gebruik' „ van den dolk was niet dan, te gemeenzaam in ,1 de lieden, terwijl het platte land door de 3, bandieten afgeloopen wierd. De ftudenten „ van Padua waren gewoon de menfchen dood» „ tellaan, die door de galderyen gingen, welke „ aan wederzyde der ftraten loopen." D e grooter veiligheid der tegenwoordige tyden, boven die, welke gedurende de heerfchappy van het leenftelzel in Europa Handgreep, is blijkbaar, ook uit deze omftandigheid. Dat gene wat wy een gevonden fchat noemen , of de ontdekking van verholen geld . en andere zaken , maakte in vorige tyden een aanmerkelijk gedeelte van de inkomsten der Landhee'ren uit: waaruit blijkt dat men veelal gewoon was om dingen van waarde te verbergen uit vreze van daarvan te zullen beroofd worden ; en dat zy, die dezelve verftoken hadden, zoo dikwerf verplicht waren, dezelve te verlaten, dat niemand meer wist waar zy gebleven waren. Hedendaagsch zal niemand aan zulk eene bron van inkomsten meer denken , maar alles wat gevonden wordt, zonder dat er zich icm:.nd E f % als  452 Lessen over de lesxxix. als eigenaar opdoet, wordt het eigendom van den vinder. Zoo gering was de zekerheid der bezittingen in de Ieentyden , dat de menfchen er dikwijls by wonnen , wanneer zy er afftand van deden en dezelve aan de kerk fchonken, en wederom van dezelve ter leen ontvingen. Dergelyke gebruiken hebben ook thans nog plaats in Turkyen. D e gefchiedenis der Kermis/én of Jaarmark. ten verfchaft ons een nieuw bewijs van den verbeterden toeiland van Europa. Deze werden ingefteld toen het reizen onveilig was en alle bezittingen voor rooveryen blootftonden. Maar toen behoeftige heeren en behoeftige vorsten toeflonden dat de kooplieden , op zekere tyden en voorwaarden , zamenkomen en hunne waren verhandelen mochten , zonder dat zy gevaar liepen van gevat te worden en met het voorrecht van ongemoeid te kunnen gaan en keeren. Eene dus bepaalde koophandel was beter dan in het geheel geene. Thans echter geven die groote Jaarmarkten weinig voordeel dan het gene uit een langdurig gebruik ontdaat; en in geheel befchaafde landen zijn zy byna in onbruik geraakt. Thans reist ieder met gemak en veiligheid en verricht zyne zaken op eene voor hem voordeeliger wyze. Dat  ÊESXXIX. AtOEMEENE STAATKUNDE. 453 Dat er thans minder huislyke ilaverny in de wareld gevonden wordt dan voorheen, is zeer baarblykelijk, niettegenftaande het herleven van dat fchandelyke gebruik in de WestIndien in later tyden. Dan huislyke ilaverny is veel wreeder en drukkender, dan burgerlyke even veel hoedanige onderworpenheid ; even gelijk het fmertelijker valt onderworpen te zijn aan een klein Prinsje , wiens ftaten zich niet verder dan eene enkele ftad uitftrekken , dan te gehoorzamen aan eenen grooten Vorst : om dat de onderdanen van een klein prinsje en( de fiaven van een byzonder perfoon meer on» middelijk onder het oog van hunnen meester zijn. Het getal der (laven in oude tyden komt ons thans byna ongelooflijk voor. Strabo verhaalt dat er op eene enkele plaats , te weten Delas in Cilicien , dikwijls op eenen dag meer dan tienduizend flaven ten gebruike van de Romeinen verkocht wierden. Eunus en Athenio fchonken de vryheid aan zestigduizend flaven in Sicilië ; en dikwijls werden er andere ontzagchelyke legers van dezelven op de been gebracht. Te Athene en in alle de groote fteden van Griekenland waren de flaven gemeenlijk viermalen en zomtijds nog meermalen «alryker dan de vrye lieden.  454 Lessen- over de lesxxis. De Meine heerfchappyen ,, waarin byna alle oude volkeren, in de vroegfte tyden, verdeeld waren, konden niet veel verfchillen van groote huisgezinnen, waarin één heer en de overige flaven waren: gelijk, waarlijk, de algemeene haat, waarin elke benaming van het koninglyke gezag in Griekenland en Italië vervallen was, ten bewyze ftrekt dat het indedaad zoo met de zaak gelegen ware , als die hier wordt voorgefteld. In de Ieentyden van Europa , toen allerlei (onderdrukkingen in zwang gingen , was dit geenszins her minste kwaad ; de arbeiders en handwerkslieden waren evenzeer de eigendom van de groote Iandheeren , als de grond zelf, gelijk zulks heden ten dagen nog byna plaats heeft in Polen. Dat het menschdom ten dezen opzichte gelukkiger is 'dan voorheen, en dat er een vooruitzicht is van het verder toenemen van perfooneele veiligheid en perfooneele vryheid, ingevolge het beloop der gebeurtenisfen, inzonderheid der zoodanige welke de voortplanting van kennis in het gemeen en van den Christelyken Godsdienst in het byzonder begunstigen, moet enkel worden toegefchreven aan de wijsheid en goedheid van God , die de wareld gefchapen heeft en beftiert. DER-  zesxxx. Algemeene Staatkunde. 455- DERTIGSTE LES, De trapsivyze Vordering van Godsdienstige Kennis gade'tejlaan; inzonderheid in de Voortplanting des Qhristehdoms en in de Omftandigheden der Hei vorming Tegenwerping tegen de Goedheid van God uit den Staat van Oorlog waarin het Menschdvm gemeenlijk geweekt is. Bedenkingen over de genen , die in den Strijd ontkomen. Hoe ver de Kampen dei Oorlogs zich uittrekken. Voordeden welken voor het Mcnschdom uit zyne Neiging tot Vyandelijhheid zijn voortgekomen. De byzondere Nuttigheid van den Oorlog in verJt tillende gevallen aangetoond. Godsdienst, Vryheid', en Wetenfchappen' zijn dikwerf dooiden Oorlog bevorderd. D "i ordre der Goddelyke bedeelingen, of de trapswyze voortgang van Godsdienstige kennis, met die omftandigheden in de gefchiedenis der Wareld, welke daartoe medewerkten, zijn zeer bdangryke voorwerpen voor de opmerkzaamheid van den beoefenaar der gefchiedenis en den godgeleerden , doch ik zoude mynen kring te buitengaan indien ik my daarmede hier ter plaatze wilde ophouden. Dit onderwerp is voortreffelijk behandeld door wylen den bisfehop van -Carlisle in zyne Aanmerkingen over de Ff 4 m'  45S L e s s e n o v ï r „ e 1es3qcx; Z^erfc sus ^« Godsdienst; in welke verhandeling uit den toeftand der wareld, zo als die uit de gefchiedenis is opgemaakt, wordt aangetoond , dat Christus gekomen is in de volheid des tijds; toen namelijk de Leeringen van het Christendom meest noodzakelijk, en alle dingen ter bekrachtiging en voortplanting van dezelven op het gunstigfte gefteld waren. De omftandigheden der Hervorming dienen met dat zelfde oogmerk te worden gadegcflagen, en men moet daarby in het oog houden, dat men het voordeel der hervorming vooral niet hebbe aantezien als zich alleen'bepalende tot de party der hervormden. De her vorming was Hechts als een ftukje zuurdeesfem, welk den geheelen klomp deed ryzen De toeftand der Roomfche kerk is verbazend veel beter dan voor het beftaan des Protestantendoms Daar zijn minder misbruiken in het Roomfche kerkgeftel dan te voren, en fchoon de ■Roomschgezinde Vorsten den Godsdienst der Roomfche kerk blyven aankleven, hebb" ^ echter mdedaad alle gehoorzaamheid aan den Paus afgefchud. Eenen gelyken dienst hebb e oude pur.e;nen ^ fthe Dsfenters aan de kerk van Engeland gl 9*« grootfte zwar/ghdd in het nafporen van  lrsxsx. Algemeene Staatkunde. 457 van het beleid der Goddelyke Voorzienigheid in het beftier der wareld fpruit uit den ftaat van oorlog, waarin 5 by de- eerfte lezing der gefchiedenis, het menschdom genoegzaam altijd gewikkeld fchijnt te zijn. Dit is zulk eene treffende omftandigheid voor alle de lezers der gefchiedenis, dat men heeft ftaande gehouden , dat de - gefchiedenis Biets anders behelsde dan een tafereel van de ondeugden en de elende der menfchen. Aan my echter, en, zo ik gelove, aan vele anderen vertoont zich dit onderwerp in een geheel ander licht. Vreedzame en rustige tyden worden van alle gefchiedfehryveren met ftilzwygen voorbygegaan , en om deze rede heeft het gelaat der gefchiedenis zulk een leelijk aanzien. Maar byaldien iemand de moeite wil nemen om de rekening naukeurig optemaken, zal hy waarfchynelijk,bevinden, dat er niet meer oorlog in evenredigheid van vrede geweest is, dan er ziekte is in evenredigheid van gezondheid in het gewoone beloop des menfehelyken levens. Indien derhaiven de ziekten, waaraan wy onderhevig zijn , (de gefteldheid van onze natuur in aanmerking genomen zijnde), over het geheel heilzaam zijn, of indien die gefteldheid volgends welke wy voor dezelve blootftaan, over het geheel de beste is , zo dat wy eerder zouden verkiezen al dan niet daarvoor blootteftaan, kan •Ff 5 er  455 Lessen over de lesxxs. er ook geene byzondere tegenwerping tegen 'het beleid der Goddelyke Voorzienigheid gemaakt worden uit hoofde van de rampen des oorlogSo Indien wy daarenboven in aanmerking nemen, dat het getal der genen die in den ftrijd omkomen , zelfs in de bloëdigfte oorlogen, volftrekt onaanmerkelijk is in vergelyking van die eenen naruurlyken dood fterven , en dat de pest, de kinderziekte en vele andere kwalen oneindig meer verwoesting aanrichten dan het zwaard ; en dan nog, dat ten aanzien van het grootfte gedeelte der genen , die werkelijk in den oorlog omkomen , de loop der natuur misfchien maar een weinig zy vervroegd geworden; zullen wy rede vinden om te befluiten, dat indien flechts de nakomelingfchap maar in eenig opzicht by den oorlog gewonnen hebbe , zy die er in omkwamen , zeer nuttig omgekomen zijn. Wanneer men in aanfchou neemt, welke zoort van menfchen het gros van onze hedendaagfche legers uitmaken , zal men , zonder eenigzins te aarsfelen, wel mogen zeggen , dat het meer dan waarfcbynelijk is , dat zy hun vaderland op geene andere wyze zoo nuttig hadden kunnen zijn. In alle befpïegelingen van dezen aart, moet men den oorlog befchouwen als bepaald tot v de  eesxxx. Algemeene Staatkunde. 455 de genen, die daarby lyden. Want het zoude gewisfelijk zeer ongerijmd zijn , wanneer men het ganfche volk van Engeland of Frankrijk wilde aanmerken als in een' ftaat van oorlog geweest te zijn gedurende hunne laatfte onderlinge vyandelijkheden ; daar immers verre het grootfte gedeelte daarvan niet dan een zeer gering gevoel gehad heeft, door het opbrengen van eenige weinige büitengewoone lasten. Dit ongemak (om tot onze vorige toefpeling terug te keeren) is niet meer dan eene kleine verkouwdheid, eene kortftondige hoofdpijn of dergelyke kwaal , welke dagelijks voorkomen zonder dat men er zieh veel aan kreunt. Over de natuur en de noodzakelijkheid van het kwaad in het algemeen, zal ik thans geene verhandeling ondernemen , daar zulks tot een geheel ander onderwerp behoort. Ik zal alleen ter dezer plaatze overwegen , of, toegeftaan zijnde dat de menfchelyke natuur in andere opzichten noodzakelijk zijn moet wat zy is, de geneigdheid tot vyandfchap niet over het geheel nuttig geweest zij voor het menschdom, en of dit zonder die gefteldheid niet in erger omftandigheden zoude geweest zijn. Nu komt het my voor, dat de menfchen in de eerfte tyden , toen zy noch geen fmaak voor verftandelyke vermaken hadden opgevat en  46b Lessen over de lesxxx, en zich nergens op toelegden dan op het voldoen hunner lage lusten , tot eenen ftaat van zulke grove beestachtigheid zouden zijn vervallen en zulk een misbruik van hunne ligchamen gemaakt zouden hebben , dat zulks met de voortduring van hun geilacht genoegzaam met beftaanbaar geweest zijn zoude , indien de heilzame gevaren ven den oorlog der menfchen werkzaamheid niet aangezet, en hunne natuur. Jyke vermogens niet opgewekt hadden, i Het is de nood alleen welke de uitertfe krachten van onze vermogens kan doen werken ; en zonder eene vrees voor de zwaarfte en reeds dreigende rampen, konde er niets dat de wetenfchappen betreft, of het te werk ftellen van onze verftandelyke vermogens vereischt zijn hei-voortgebracht geworden. Vele der nuttigfte kunsten in het maatfchappelyke leven zijn haren oorfpronk verfchuldigd aan uitvindingen om zich in den oorlog te befchutten of anderen te befchadigen. „ Der menfchen oorlogen en onder„ handelingen, hunne onderlinge jaloerschheid en „ de inrichtingen welken zy uit onderlinge in„ zichten uitdenken" , zegt Charlevoix , (*} „ maken meer dan de helft van de bezigheden „ der menfchen uit en verfchaffen ftoffe voor „ de grootfte en nuttigfte poogingen," Voyage to Canada.  lesxxx. Algemeene Staatkunde. 4^1 De menfchen fchynen een fcherper fppór tot het uitoeffenen van hun vernuft noodig gehad te hebben dan het bloote vooruitzicht om' zich de gerijffelijkheden des levens te bezorgen, of zy hadden zich deze gerijffelijkheden nimmer verfchaft. Het beter leven der Engelfchen is zelfs niet in ftaat om den wilden Ier zyne aangeboren luiheid te doen afleggen , zoo lang hy flechts in zynen armoedigen trant kan blyven leven. Wat zoude er dan natuurlyker wyze van het menschdom te wachten geweest zijn, indien het voor het grootfte gedeelte aan dien zelfden leeftrant was gewend geworden? Wat kunsten , wetenfchappen of vorderingen van eenige zóort zoude men er van hebben kunnen hopen ? Hiermede ftrookt ook, dat wy in de dagelijkfche verkeering , de vrees voor de hel op het zinnelyke gedeelte des menschdoms mee meer kracht zien werken , dan het vooruitzicht op alle de genoegens der deugd , of de hoop op den Hemel. Ten aanzien van die dingen, welke met het geluk der menfchen, het zy in hunne byzondere of in eene maatfchappelyke betrekking het naufte verbonden zijn, als Godsdienst, vryheid en wetenfchappen , is het onbetwistbaar waar, dat zy voornamelijk zijn bevorderd geworden door gebeurtenisfen, welke in den eerften opflag allerrampzaligst fchenen. Daar  46'2 .Lessen over de lesxxx, Daar is niets, 't welk de Christenen van allerlei gezindheden zoo zeer duchten, en waarvan zy aanhoudender bidden bevrijd te blyven (en dit waarlijk te recht) dan vervolging; fchoon de ganfche gefchiedenis ons leert , dat voor het verfpreiden Van de gevoelens der vervolgde party, in het gemeen niets gunstiger geweest zy. Vervolging doet den yver dervervolgden ontbranden, en deze verfpreidt zich als eene befmetting. Door voor eene zaak te fterven, geeft iemand een fterker bewijs van zyne gehechtheid aan dezelve en van zijn ftandvastig geloof aan hare grond beginzelen en belangrijkheid, dan hy langs eenigen anderen weg geven konde; eeDe omftandigheid welke van de grootfte uitwerking is op het geloof van anderen. Vervolging verftrooide ook de belyders van het Christendom in de vroegfte tyden, waardoor deszelfs Ieerftellingen verfpreid wief: den m landen , welken zy anderszins bezwaarlijk zouden bereikt hebben, en althans niet dan na verloop van langen tijd. Martelaars van de zaak der Vryheid hebben insgelijks in alle landen het meeste toegebracht om dezelve te vestigen. Zoodanig was het geval in de meeste ftaten van Griekenland Hoe veel bracht het treurig uiteinde van Lucretia en Virginia niet toe tot de vryheid van Rome ? Tallooze vrienden voor de zelfde heer-  lesxxx. Algemeene Staatkunde. 463 Leerlyke zaak in Holland fchiep de dood des Prinfen van Orange, die er vechtende voor gefneuveld was; en hoe velen niet in Engeland de dood van den vermaarden Algernon Sydney, die ook als Martelaar der vryheid (tierf, fchoon onder den fchijn des rechts. Daar is nog een ander gezichtpunt waaruit wy de voordeden kunnen befchouwen , welke uit de oorlogen, waarin bygdqvige vorsten gewikkdd waren, van ter zyde voortvloeiden: dat zy namelijk daardoor belet wierden al hun macht ter uitdelging van het genezy kettery rekenden te bededen ; waardoor dus de voortplanting der waarheid grootelijks begunstigd wierd. De bisfchop van Osmo, biegtvader van Karei V. ried hem zich jegens den gevangenen Francois I. edelmoedig te gedragen als het eenige middel om de voortgangen der Turken te (tuiten en de Lutherfche kettery uitteroeien, welke hy zeide dat van dag tot dag toenam en nog meer zoude toenemen , wanneer hunne oneem'gheden bleven voortduren ; doch die gemakkelijk konde verdelgd worden , wanneer de Vorsten onder elkander eensgezind waren. (*) Zijn broeder Ferdinand moest zyne vervolgzieke voornemens uitftellen van wegen zyne oorlogen met de Turken. Eindelijk om nog een voor» (/) Beaufobre Histoire de la Reforraatiaii, Vol. III. pag. 145.  4^4 Léssen over dé lésxxx„ voorbeeld bytebrengen, Henrik II. koning van Frankrijk bekende aan den Prins van Orange, dat na den vrede tusfchen hem en Philips II. van Spanje, het voornemen van dien koning was om de kleinfte vonk van kettery in de Nederlanden uitteblüsfchen , en zyne Wapenen by die van Frankrijk te voegen om de aanbangeren der nieuwe leer met vereenigde krachten aantetasten, (*) . Hoe deze ontwerpen door de Goddelyke Voorzienigheid verydeld wierden 3zal de Gefchiedenis der volgende tyden kunnen leeren. Schoon de wetenfchappen geheel en al met den oorlog fchynen te ftryden, en in bet algemeen er ook gewisfelijk door lyden , is echter de zaak der geleerdheid veelmalen opmerkelijk door denzelven gediend geworden. Geleerde lieden ontvlieden het toneel van den oorlog, waardoor hunne kennis verbreid wordt in lan-' den , werwaards zy dezelve uit geene' andere beweegrede zouden hebben willen brengen. Dit* gebeurde by het innemen van Conftantinopolen door de Turken , toen de geleerde lieden , die zich van hunne nieuwe meesters niet begunstigd zagen, naar Italië weken, en daar fchoolen oprichteden , waarin zy hunnè taal leerden , om een beftaan te hebben. Woeste vol-  lesxxx. Algemeene Staatkunde. volkeren verkrygen gemeenelijk kunsten, wetenfchappen , godsdienst en een beter ftaatsbeftier, wanneer zy van eene befchaafde natie overheerd worden; zelfs hebben zy die dikwijls verkregen door zelve te overheeren eene natie welke daarvan in het bezit was ; waarvan wy voorbeelden zullen opgeven by onze volgende aanmerkingen over de uitwerkzelen van Over. heering: welke gemeenlijk wordt aangezien als de zwaarfte ramp, welke de oorlog kan doen lyden. II. DEELt Gg  f<55 Lessen over db lesxxxi. EENENDERTIGSTE LES. Weldadige gevolgen van Overheeringen. Veroveringen gemakkelijkst, ivasr zy meest noodig waren. Voor deelen, welke onbefehaaf. da Natiën trekken door bet Overheeren van befchaafde of door van deze overheerd te wor. den. Bat de wareld by de Veroveringen der Romeinen gewonnen heeft, met het voorbeeld van onderfcheiden Landen aangetoond. Voor. beelden van menfchen, die door hunnen Bood meer goeds gedaan hebben dan door hun Leven. Voordeden uit de Leen - oorlogen en de Roomfche Misbruiken voortgefproten. Zedelesfen , getrokken uit onze Opmerking dat bet Goddelyke Wezen Góed uit Kwaad doet voortkomen. gevolgen van overheeringen zijn dikwerf aanmerkelijk gelukkig geweest, zoo wel voor het overheerde als voor het zegevierende volk. Het fchijnt toch uit de gefchiedenis van de vroegfte eeuwen der wareld niet te blyken, dat koophandel alleen (zoo al de nyverheid der menfchen buiten oorlog tot dien trap van werking te brengen geweest ware, dat zy dien hadden kunnen dryven) zulk eene gemeenfehap tusfchen verfchillende natiën voortgebracht of dezelven zo wel met elkander bekend gemaakt zou-  ttSXXXl. ALGEMEENE STAATKUNDE. 4G7 zoude hebben , als nodig was om elkanders vooroordeelen te genezen , hun vernuft en geaartheid te verbeteren en daardoor den grondftag te leggen tot eene genoegzaam uitgebreide welwillendheid. D E gefchiedenis leert ons , dat het de oorlog, en de oorlog alleen, was, welke het den Edomiten cn anderen bewooneren van Palestina onmogelijk maakte in hun land te blyven, maar hen dwong om zich aan de kusten der Middellandfche zee nedertezetten en zoo de gemeenfchap van dat gedeelte der wareld met Griekenland te bevorderen; waarvan het gevolg was s dat dit land verbazende vorderinge en eene vertooning maakte welke tot aan het einde der wareld de verwondering der menfchen zal gaande maken. Overheeringen zijn in het gemeen met de minfle moeite gefiaagd , wanneer het ftaatsbeftier van het overheerde volk zeer bedorven en eene verwisfcling van meesters voor het welzijn des lands noodzakelijk geworden was. Dit was opmerkelijk het geval van het Griekfche Keizerrijk. Deszelfs onderfcheidene landfehappen werden met overmatige belastingen gedrukt, zoo dat zy blyde waren , befcherming tegen grooter rampen te kunnen zoeken onder de regeering der Saraceenen en Turken, die noch de Gg 2 weel"  4ÓS Lessen ©ver de lesxxxi. weelde noch dé gebreken van hunne vorige meesters hadden. W y zien het nut, welk een onbefchaafd volk uit de t'onderbrengïng van eene befchaafde natie trekt in de overheering der Jandfcbappen van het Griekfcbe Keizerrijk door de Saraceenen, die daardoor in het bezit van derzelver wetenfchappen geraakten, in de overheering van Perfie en den Zetel van het Saraceenfche rijk door de Tartaren , die onmiddelijk den godsdienst aannamen en weldra ook lust kregen in de wetenfchappen van het door hun overheerde volk: en geene natie overheerde ooit de Chinezen, zonder zich naar derzelver wyze wetten , gewoonten en zeden in allen opzichte te fcbikken. De overheering van Griekenland , door de Romeinen , verfpreidde de kennis der Griekfche kunften en maakte de Romeinen geleerd en befchaafd, terwijl hunne verdere overheeringen niet minder ftrekten tot befchaving van veel andere volkeren. Daar werd misfchien geen een land door de Romeinen overheerd, het welke men niet blijkbaar kan aantoonen aanmerkelijk gewonnen te hebben door ondergebracht en in dat groote en wonderlijk zamengefteld gebied ingelijfd te worden. Gansch Europa was voor de overheeringen der Romeinen in eenen ongefchikten en on- be-  LEsxxxr. Algemeene Staatkunde. 46"$ befchaafderj ftaat; en het fchijnt niet dat, er een fpoediger noch krachtdadiger middel had kunnen uitgevonden worden, om hetzelve te befchaven. Gal li e vond kennelijk zyne rekening by de overheering der Romeinen. Voor die gebeurtenis , waren er in Gallie noch kunsten noch koophandel, dan alleen te Marfeille, een Griekfche Volkplanting ; doch naderhand werden Arles, Autun, Lyons en Trier bloeiende fteden. Zy leefden vreedzaam naar hunne ftedelyke rechten, in ondergefchiktheid aan de inftellingen der Romeinen en werden verlevendigd door eenen uugebreiden handel. Het zelfde had plaats met Brittanje , Spanje en alle de Noordfche Volkeren welke door de Romeinen overheerd wierden. Polybius ftelt, dat Griekenland veel volkryker en bloeiender wierd na dat zich het Ro-s meinfche gebied ook over dat land had uitgebreid. Syrië was zekerlijk nimmer zoo gelukkig als onder de Romeinen ; en Strabo roemt het voortreffelyker ftaatsbeftier der Romeinen omtrent de geldmiddelen van Egypte boven dac van hunne vorige vorsten ; en geen gedeelte van het bewind is van zoo veel aanbelang voor het geluk des volks. Og 9  47o Lïjsïb »ves de usxxxi> De gemakkelyke verftandhouding, welke door de eenheid der regeering in dat uitgebreide rijkgevestigd wierd , begunstigde de voortplanting van het Euangelium in alle de landen waaruit hetzelve beftond : en ten beftuite, daar is misfchien eenige waarheid in het zeggen van eenen vernuftigen fchryver, dat uitgeftrekte rijken 's menfchen vernuft uitbreiden. Ik onderftelle dat hy bedoelt, dat door het aan de hand geven van groote ontwerpen in vele opzichten voor 's menfchen vermogens een ruimer veld geopend en aan derzelver verbeelding een grooter voorwerp voorgefteld wordt: en daar is gewisfelijk meer grootsheid en van het gene wy het verhe. vene noemen in de Romeinfche gefchiedenis dan m de Griekfcbe, niettegenftaande de laatfte ia byna alle andere opzichten een aangenamer voorkomen heeft, Het menfchelyke hart wordt te recht mee afgryzen vervuld, wanneer wy lezen, hoe duizenden dappere mannen op het oorlogsveld om. kwamen; of wanneer zich onze verbeelding alle de verwoestingen en de menigerlei elende, welke de oorlog over een land verfpreidt, voorftelt : maar dan moeten wy overwegen, hoe zulke tydelyke rampen, voor alles wat wy van het tegendeel weten, den grond kunnen leggen Ébt toekomend en algemeen geluk. Het is waar wy kunnen niep altijd de byzondere voordeelen be.  lesxxxi. Algemeene Staatkunde. 47» bezeffen welke voor een land uit dusdanige fchokken ontftaan ; doch in zommige gevallen, gelijk in de ftraks gemelde, wordt er weinig doorzicht vereischt om dezelve duidelijk genoeg te ontwaren. Om hiervan noch een versch en treffend voorbeeld optegeyen, fehoon van een meer byzonderen aart: kunnen wy het ons als mogelijk voorftellen , dat Jean Calas van Thouloufe het tiende gedeelte van den dienst aan zijn vaderland in zijn leven konde gedaan hebben , dien hy het zelve waarfchynelijk door zynen dood bewezen heeft, zoo door het afgryzen van de dweepery , welke zijn onrechtvaardig en treurig einde by het grootfte gedeelte zyner natie heeft voortgebracht, als door de ftoffe te verfchaffen voor een boek, welk waarfchynelijk van zoo yeel nut voor de zaak der Godsdienstige vrijheid zijn zal als dat van Voltaire over de Verdraagzaamheid, en voor meer fchriften van eene dergelyke bedoeling ? Keeren wy nu weder pt voorbeelden van eenen meer algemeenen aart. Wy hebben te voren aangemerkt dat de gedurige oorlogen der Leen - vorsten den grond leiden voor de burgerlyke vryheid, welke wy thans genieten; doordien de vorsten verplicht waren groote voorrechten aan het volk te vergunnen voor de onderftanden, welke zy tot het Gg 4 voe-  47* Lessen over de lesxxxi. voeren dier oorlogen noodig hadden : en dus heeft men gezien dat allerlei zoort van rampen in deze en menigvuldige andere gevallet, onder het Goddelyke beftier, grooter geluk hebben teweeggebracht, dan naar het gemeene beloop der dingen , zonder dezelve zoude hebben kunaen plaats hebben, DE ondraaglyke misbruiken van het Pausdom gaven aanleiding tot die opmerkzaamheid om. trent het onderwerp dier misbruiken , dat daardoor eene fpoediger en uitgebreider verfpreiding van godsdienstige kennis wierd teweeggebracht, dan, zonder die misbruiken, waarfchynelijk immer zoude hebben plaats gegrepen. Waren geene twee of drie Paufen onmiddelijk voor de hervorming, en inzonderheid Aiexander VI. zoo verfoeilijk flecht, ware geen Julius II. zoo heerschzuchtig, geen Leo X. zoo verkwistend en fchraapzuchtig, of het misbruik der aflaten niet zoo fcbaamteloos geweest; misfchien was dit gedeelte van Europa minder gevorderd geweest in Godsdienstige kennis, niettegenftaande het her, leven der letteren en de uitvinding der drukkunst. Het Pausdom ging, ook gedurende zynen bloei, met verfcheideHe toevallige voordeden verzeld. De monniken waren zeer gezet op woeste plaatzen; .dit veroorzaakte .dat er rde be-  lesxxxi. Algemeene Staatkunde. 473 beboud wierden ;door bet volk , welk zy tot zig trokken ; zoo dat er vele bloeiende fteden gefticht wierden waar wy dezelve minst verwachten zouden. Hallifax in Yorkshire levert hiervan een treffend voorbeeld op. Het Pausdom was een band van vereeniging voor de verfchillende deelen van Europa, welke gevaar liepen om geheel uit elkander te raken by de fcheuring van het Romeinfche rijk. De bygelovigheid van dat flelzel verzorgde in die woeste tyden eene vryplaats voor de overblijft zelen der geleerdheid, en vernietigde den voortgang van het gezag in de wetenfchappen, door de verkleefdheid der menfchen aan de Secten der Griekfche Wijsgeeren wegtenemen; zoo dat de menfchen vryheid kregen om hun eigen genie te volgen , zonder echter beroofd te worden van eenig nut, welk zy uit den arbeid van hunne voorgangeren konden trekken, Daar was bezwaarlijk eene gebeurtenis ia de gefchiedenis zoo noodlottig voor Europa in het algemeen als die der Kruistochten; daar zy, behalven de menigte die in deze dwaze oBdernemingen hun leven lieten, ook neg de melaatsheid medebrachten, waardoor nog grooter aantal hier te lande omkwamen en elendig wierden. D3n men overwege aan den anderen kant, hoe zy een groot middel waren om de vryheden der Gg 5 la-  474 Lessbhoverde i,es xxxr> lager klasfen van menfchen te vestigen, de rijkdommen te verfpreiden , de macht der groote baronnen te fnuiken, Europa bekend te maken met de Oosterfche landen en vele nuttige kundigheden in^te voeren, waaromtrent men in dit wareJddeel toen nog grootelijks ten achteren was, Zoo baarblykelijk is, over het geheel, de flrekking der rampzaligfte gebeurtenisfen, welke by onze eerfte befchouwing, het gelaat der gefchiedenis ontlieren, ter daarftelling van den gelukkigften en wenfchelijkften ftaat van zaken, en zoo in den hoogften graad krachtdadig is hunne werking tot dat einde , of ten minften zy ftaan in zulk een nau verband met het gene ons het beste deel van de gefteldheid deidingen toefchijnt, dat hoe meer wy de werken der Voorzienigheid, zoo wel als die der natuur, betrachten , hoe meer rede wy vinden zullen om voldaan te zijn en ons te verheugen over alle de rechtmatige befluiten welke wy daaruit kunnen trekken. Hoe meer wy de gefchiedenis uit dit oogpunt befchouwen, hoe meer wy geheelenal te vrede zullen zijn met onzen toeftand en betrekkingen ; hoe vuriger onze dankbaarheid zijn zal jegens den wijzen en goeden fchepper van het heelal, en hoe meer wy zullen verlangen om door ons gedrag en langs wegen waarover wy in ftaat zijn te «or-  lesxxxï. Algemeene Staatkunde. 475 oordeelen, dat einde te bevorderen, welke wy zien dat het Goddelijke Wezen zich voorftelt te bereiken, offchoon langs wegen waarover wy niet altijd bevoegd zijn te oordeelen , en welke wy dus niet moeten trachten natevolgen. Laat ons de duidelyke zedelyke plichten voor den regel onzes levens houden. Wy zien en ondervinden daarvan de gelukkige gevolgen. Doch laat ons berusten in het Goddelyke beftier, wanneer wy de zelfde goede en heerlyke einden zien bereiken door middelen, welke van wegen hunne fchijnbare tegenftrydige ftrekking gefchikt waren om in den eerften opflag ons be» krompen doorzicht te ontftellen. R JE-  REGISTER. 4, ^ianteekenboek, hoe aanteleggen, 272, Aardrijkskunde. 184. Ad dis on, Verhandeling over de Gedenkpenningen, 100, 102. Adel, drukkende voor hei overige volk, II, 65. voornaam tijdperk van deszelfs verval, II, 123. Ad el mus, Kronijkfchryver, 338. Ae ra, zie Tijdbeginzel. Afkomst, zie Geboorte. Agathias, Gefchiedfchryver, 320. Aitzema, Gefchiedfchryver, 385. Albertus Stadensis, Kronijkfchryver, 342- Alcibiades, flecht behandeld, tot geluk van zijn Vaderland. 52. Alleenheerfching, verfchil tusfchen de aloude en hedendaagfche, II, 27. verfchillende bedenkingen over dezelve, II, 32. Alpertus, Kronijkfchryver, 339, Ammianus Marchllinus, Gefchiedfchryver, 319. Anaximander, 88. Akbersok aangehaald, II, 217,  REGISTER, 477 Annalcs Bertiniani, 338. Fa Men/es, 388. Metenfes, 339. Annalista Saxo, 341. Akniüs van Viterbo, ondergeftokene werken, 125. Apologien, 395. Appianus, Gefchiedfchryver, 299. AquiliüSj Kronijkfchryver, 363. Arbeid, de prijs daarvan is de beste maatftaf van de waarde des gelds, 217, de eenige oorfpronkelyke bron van rijkdom, II, 173, 187. verdeeling van denzelven zeer nuttig, II, 178. overmatige veroorzaakt vroegtydigen ou» derdom, II, 340. Argonauten, wanneer derzelver tocht voorviel f 150, 169. Aristocratie , waarin onderfcheiden van het Despotismus, II, 63. duldt geene Schimp- fchriften, II, 64. Aristoteles had geen recht denkbeeld van de inrichting der burgerftaten, II, 30. Armen van 's lands wegen te onderhouden, in hoe verre nuttig? II, 16. Arrianus, Gefchiedfchryver, 285. Arundelifche Marmerfteenen van veel waarde, 93. wanneer vervaardigd, 114.aangehaald, 157. Astronomus, Kronijkfchryver, 338. A ub e ry deMaurier, Gefchiedfchryver, 382. Au*  47? REGISTER» Augustae Hiftoriae Scriptor es, 317. Augustus, maakt een zonderling gebruik van Gefcbiedfchriften, 15. Aurelius Victor, Gefchiedfchryver, 315. Aykema, Kronijkfchryver, 36T. B. Baarland, ("van) Gefchiedfchryver, 365, Bacchus, gi. Bacon, aangehaald, 17. Baillet, zie Neüfville. Baldericus, Kronijkfchryver, 34L Barcelona, merkwaardig voorbeeld van trouw in het beleg dier flad, 39. Barlaeus, Gefchiedfchryver, 382. Baronnen, grooteren minder, II, 121. Basinüs, Gefchiedfchryver, 350". Basnagë, Gefchiedfchryver, 386. Baud art, Gefchiedfchryver, 381. Baudius, Gefchiedfchryver, 377. Beaufort, Gefchiedfchryver, 393. BekAj Kronijkfchryver, 348. Belastingen , velerhande aanmerkingen daarom. trent, II, 394. enz. Be lis ar ros, 55. Bell, reizen, II, 95. Belooningen , (zeer groote) voor diensten aan den ftaat bewezen, een teeken van deszelfs verval, II, 51. Be-  REGISTER. 473 Beninga, (Eggerik) Kronijkfchryver ,367. (Sicks) Kronijkfchryver, 361. Bentivoglio, Gefchiedfchryver, 276, 382. Berington, Leven van Abelard, 417. Befchaafdheid, II, 265. Bezittingen, (te zeer ongelyke) nadeelig voor de bevolking, II, 331. zie Eigendom. Boerderyen of uitgebreider dan wel kleiner voor de bevolking voordeeliger zijn? II, 326". Bom MEi/ius, Gefchiedfchryver, 360. Bonifacius, 335. Bos, (A b b é de) aanmerking, II, 426. Brand, (Caspar) Gefchiedfchryver, 394. (Gerard) Gefchiedfchryver, 394, 398. Brederode, (Frans van) Hoofd der Hoekfchen, 356". Btieven, van vermaarde mannen, rakende de Ne- derlandfche Gefchiedenis, 395. Britfche Staotsinrichting, voortreffelijk gekeurd, 20. Brumanus, Gefchiedfchryver, 360. Brtdone, aangehaald, II, 183. Burgeroorlogen, maken een volk geducht by hun einde, II, 359. worden met byzondere woede gevoerd, II, 383. Burgundus, Gefchiedfchryver, 370. Bürnet, Gefchiedfchryver, 410. Buskruid, gevolgen van d«szelfs uitvinding, 444. en II, 348. Bus-  480 REGISTER» Bussche, (ten) Kronijkfchryver; 353, Buzelinus, Gefchiedfchryver, 380. Eygelovigheid, valt zomtijds in zeer vernuftige menfchen, 41. G. Cadmus Milesius, 114. Caesar, Gedenkfchriften, 305. Ca las veroordeeld, II, 148. zijn dood nuttig voor zijn Vaderland, II, 471. Cameyses vernielt de Gedenkftukken van Egijpte, 78. Cantacüzenus, Gefchiedfchryver, 321. Caphtor, 91. Capitolijnfche Gedenkflecnen, 93. Carolus, Gefchiedfchryver, 371^ Cato, zijn karakter, 36. Cattenburg, Gefchiedfchryver, 394. Cekisier, Gefchiedfchryver, 389* Chalcondiles, Gefchiedfchryver, 321. Charlevoix, Reize door Noord-Amerika aangehaald, II, 94, 145, 179, 288, 460. Charterboeken, 402. China, van ouds middelmatig kundig, 459. ten uiterften wellevend, II , 267. volkrijk, II, 321. waardoor? II, 333 en 336", Cicero, roemzuchtig, 36. gefchiedkundig gebruik zyner Brieven, 126 en 307. Clarendon, Gefchiedfchryver, 409. Cl au-  REGISTER. 481 Claddios , aanmerking over zynen tocht naar Brittanje, 36. Clavigeko, Gefchiedenis van México, aan* gehaald, II, 290 en 313. Clercq, (Jean le) Gefchiedfchryver, 387; (Pieter le) Gefchiedfchryver, 387= codrus, 40. Colbert, poogde verkeerdelijk de nyverheid in de fteden boven het platce land aarjtem;je* digen, II, 246. Colden, Gefchiedenis der vijf Noord-Amerikaanfche Natiën. II, 3B1. Comeeten, 165. Comines, Gefchiedfchryver, 351, 414. Commecin, Gefchiedfchryver, 393. Compendium, zie Kort begrip. Conradus a LicflitNAü , Kronijkfchryver, 342- Cornelia, de Moeder der Gracchi, 33. Cortez, 55. Costerus, Gefchiedfchryver, 385. •Croesus, laat het eerfte geld munten, 96. CüiLtNBüRG, (van) Kronijkfchryver, 357^ CüKTIÜS,' 40. Curt'ius, (Quintüs) Gefchiedfchryver 3 287.' - < ■ * .., Cycles, zie Jaarkringen, II. Deee. Hh  4S2 REGISTER. I>. Dag, hoe hy onderfcheidene volken bepaald en verdeeld, 189. Dapperheid, grond en oorzaken van dezelve, II, 369, 380. Darici, eene oude munt, 95. Davila, Gefchiedfchryver, 82. Decretales, als verdichte ftukken erkend, i2y. Despotismus, verk'eefdheid van eenige volkeren aan het zelve, II, %6. Deugden en Ondeugden, in de Gefchiedenis af- gefchetst, bevorderen even zeer de goede zeden , 30. Dicht/lukken, gefchiedkundige, 83. Dio Cassius, Gefchiedfchryver, 308. Diodorüs SicrjLus, Gefchiedfchryver, 284. Dionysiüs H a lic arnassensis , Ge- fchiedfchryver, 291. Dit maros, Kronijkfchryver, 339. Dobbelen, de grootfte prikkel tot allerlei ongebondenheid, II, 261. DoRéE, geeft een grootmoedig antwoord, 38. Drachma, eene Griekfche munt, 220. Drinkhuizen, zeer nadeeJig, II, 139. Drukkunst, gevolgen dezer uitvinding, 457. Duitscbland, hoe oudtijds geregeerd, II, 98. E. Eclipfen, zie Verduisteringen. Ee.  REGISTER. 483 Meden, hedendaags niet zeer nuttig, II, 297. Eer, 39. Eerampten, door de waardigfte mannen verworpen, 34. Eerzucht, 34. Eggehardus, Kronijkfchryver, 34.1. Eginha/d, Kronijkfchryver, 338, Eigendom, beftelling daar over by uiterfte wil, II, 14. verband tusfchen regeering en eigendom , II , 95. Verflag van den voortgang der Begrippen en Wetten omtrent denzelven, II, 157. Eligitjs, anders Eloy, 335. Emmiüs, 367 en 393. Emo, Kronijkfchryver, 345. L'Enfant, Gefchiedfchryver, 416". Engeland, belangryke tijdperken van deszelfs gefchiedenis, 451. Eratosthenes en Apollodords de eerfte tijdrekenkundigen, 114. Eremündus, Gefchiedfchryver, 376. Erflyke onderfcheidingen, eene onrechtvaardigheid, II, 65. Erp, (H. van) Kronijkfchrijffter, 362. Evenwicht van Macht, noodzakelijk voor de beftendigheid van eenen Staat, II, 74. hoe in de Middeleeuwen bewaard, II, 112. tusfchen de ftaten van Europa, II, 355. Europa , belangryker met het einde der vijftiende eeuwe, 443. Hh 2 Ei-  484 REGISTER. Eutropius, Gefchiedfchryver, 317. F. Fabius Maxtmus, grootmoedig, 37. Fabrieken, derzelver gefchiedenis, 460. vorde- ren zekerheid en onafhanklijkheid, II, 183. FéNELON, bygelovig, 42 Flebry, een gelukkig ftaatsman, 58. Fortuin , voorbeelden van zyne wisfelvallig- heid, 55. Frankrijk, van welken tijd belangrijk in de Gefchiedenis, 447. Fredegariüs Scholasticus, Kronijkfchryver, 337. Fresinga, Gefchiedfchryver, 372 Fredoardus, Gefchiedfchryver, 330. Froissard, Kronijkfchryver, 349, 415. G. Geboorte en Afkomst, ongerijmde verwaandheid op dezelve, 35. Gedenkpenningen, zie Munten. Gedenkfchriften, tot de Nederlandfche Gefchiedenis betrekkelijk, 394. Gedenkteekenen , eene bron der Gefchiedenis, 86. Nederlandfche , 400. Geheugenis Ltnien, 270. Geld, wat en hoe deszelfs waarde in verfchil- len-  REGISTER. 485 lende tyden te berekenen, 214 en volg. evenredigheid tot de koopwaren in Engeland, 238, in Frankrijk 246, nattigheid van het zelve, II, 228. of papieren geld nuttig zy, II, 245. Zie ook Munten. Geographie der Nederlanden, 399, Gefchiedenis, derzelver nuttigheid voor de verbeelding en de hartstochten, 7. voor het verRand 10. voor de deugd, 37. voor de Gódsdienst, 45. bronnen van dezelve, 67. welke kundigheden er vereischt worden om zich met nut op dezelve toeteleggen, 178. door welke middelen derzelver beoeffening gemaklijk te maken, 251. de algemeene voor die van een byzonder volk te beoeffenen, 251. die van zijn Vaderland voor ieder de nuttigfte, 421. wijsgeerig te lezen, 424. verdeeling van haar belangrijkfte tijdvak, 448. die der kunsten en wetenfchappen, 453. des Koophandels, 460. Gefchiedenis, {Algemeene} of Hedendaagfche HU fiorie , 324. Gefchiedfchryvers , van hunnen tijd, wanneer boven anderen te verkiezen, 119. Griekfche en Romeinfche , 277. Nederlandfche, 32$. van eenige andere volkeren, 406. Ge/lachten der menfchen , van welk gebruik ia de tijdrekenkunde, 147. Gejlacbt-tafelen, 261. H h 3  486 REGISTER- Getuigenis , hoe de waarde daarvan te berekenen, 74. in het iijfftraflyke, II, 148. Gevangenis, hoe interichten, II, 139. niet beftemd tot ftraf, II, 151. Gewichten, (eenparige) nuttig, II, 216. Gewoonte, heefc de kracht van wet, II, 134. Gezwoorens, anders Jurijs, wanneer ingevoerd ^ II, 106 en 156. Ghesquiere, Acta Sanctorum Belgii, 337. Giannone, Gefchiedfchryver, 407. Gierigaarts, hunne groote goederen ras doorgebracht, 60. Gierigheid, maakt flechter Staatsmannen, dan heerschzucht, II, 89. Gilden, hoe en wanneer opgekomen, 119. nu fchadehjk, II, 214. Globe, (aloude) te Rome gevonden, 173. ■Godsdienst , zijn invloed op den burgerftaat in het algemeen, II, 278. op de volkrijkheid, 11 > 335- op den oorlog, II, 382. voordeelen . van den Christelyken , II, 283. misbruiken van denzelven, II, 285. verband met den regeeringsvorm, II, 299. burgerlyke inrich- ■ ting van denzelven, II, 301. Goud, zyne betreklyke waarde tet het zilver, 221, 236. G o ut h o e v e n, Kronijkfchryver, 380.. Graevius en Gronovius, Romeinfche en Griekfche Oudheden, 322. Grawvelle, 393. Gre- 1  REGISTER. 48? Gregoriüs XIII. verbetert de Jaarrekening, 200. Grey, memoria technica, 270. Griekenland, zeer belangrijk in de oude Gefchiedenis, 438. Grooten , wisfelvalligheid van derzelver geluk, 55- Grotius, Gefchiedfchryver, 375 en 382. Guicciardini, Gefchiedfchryver, 407. H, Haer, (van der) Gefchiedfchryver, 370. Handwerken, zie Kunsten en Koophandel. Hanhibal, wegens zyne overwinningen in Italië, gevreesd te Carthago, 53. Haraeus, anders Verhaar, Gefchiedfchryver, 376. Harrington, Oceana, 23. Hart, Levensbefchryving van Gustavus Adolphus, 413, Hazard/pelen, fchadelijk, II, 139. Heda, Kronijkfchryver, 359. Heelu, Kronijkfchryver, 346. Hegyra, 209, 210. Henault, zijn kort begrip der Franfche gefchiedenis, 406". Henrietta, Echtgenoote van Karei I. ia armoede, 55. Hn 4 m'  438 REGISTER. Herak/iden, wanneer in Peloponnefus teruggak men, 146. Hermannus', Gefchiedfchryver, 358. H is km 4 nnus Contractus, Kronijkfchryver, 340. Hesodianüs, Gefchiedfchryver, 315. Herodotus, zyne Gefchiedenis rust veel op overlevering, 72. aangehaald, uS. karakter zyner Gefchiedenis, 277. Hervorming, Van uitgeftrekt nut, zelfs voor de Roomfche Kerk, 450". Hrsiodüs, 174. He uterus, Gefchiedfchryver, 368. HiRPARCHus, ontdekt hec regelmatige ver- fpnngen der Nachteveningen, 272. Hirtius, Gefchiedfchryver, 306. Hollander, Gefchiedfchryver -3 '362. Homerus, 84. Hoofd, Gefchiedfchryver, 372, «9ö-, Hoofdfteden, bevorderen eene verdervelyke weelde, I[, 200. Hooke, Aanmerking over de tijdrekening van Rome , iJ3. Zyne Romeinfche Gefchiede. , ms> 352. Hopper, Gefchiedfchryver, 370. Hortensïus, Gefchiedfchryver, 390. Howard, Aanmerking over Gevangenhuizens II3 139. Home, verflag zyner Gefchiedenis, 4ir aangehaald, ai, 29, 8o, r3i, 42?3 430) 452j II >  REGISTER. 489 Hj 39, 4 282, 288, 321, 349, 334 en 4/7. zyne verhandeling over de Volkrijkheid - der oude Natiën, 337. ik Jaar, wanneer by verfchillende volkeren begonnen, iei. Jaarboeken, Nederlandfche, 389. Jaarkringen, of Cycles, 195. Jaarmarkten, II, 452. Jaartelling, zie Tijdbeginzel. Jachtwetten, in Frankrijk zeer ftreng, II, 141. Japan, de Roomfche Godsdienst daar uitgerooid, 48. Jf.annin, Gefchiedfchryver, 377. Indianen van Noord-Amerika, 40, 73. II, 94, 179. Indictie, 202. Inquifitie, II, 144. Injlelüngen, eeuwigdurende nadeelig, II, u. Jorjsandes , Gefchiedfchryver, 318. Isselt, Gefchiedfchryver, 373. Judicium crucis, II, 151. Juliaansch, Jaar, 200. Tijdperk, 203. JüPITER casius, 91. Justiniajsus, Injlituten, 324, Pandecten, II, 161. Jusxiuus, Gefchiedfchryver, 287. Hh5 K.  49Q REGISTER. K. Kaart der Gefchiedenis, 264. Biograpbifche, 266. Kaimis, (Lord) aangehaald, II, 1385 153. Kamprecht, II, 150. K mpis, (Thomas a) Kronijkfchryver, 353. Kermis/en, II, 452. Kerkelyke Gefchiedenis der Nederlanden, S9^. Klaarblykelijkheid, afhanklyke en onafhankelyke, 74. Kleeding, hoe duur te Rome, 225. Klerk uit de lage Landen, Kronijkfchryver, 348. Knaep, anders Servilius, Gefchiedfchryver, 362. Kol ij n, onecht Kronijkfchryver, 343. (*) Koophandel, algemeen verflag van deszelfs gefchiedenis , 460. oorfpronk, II , 200. Uitwerkzelen op 's menfchen hart, II, 201. voordeelig voor den ftaat, II, 203. verhoogt de waarde der Landeryen, IL, 209. nadeel van de tusfchenkomst der Regeering, II, 210. alsmede van nationalen naaryver, II, 219. Koorn , prijs van hetzelve in oud Griekenland en te Rome, 223. Pryzen op den uitvoer gefteld, II, 166. de uitvoer verboden, II, 168. Kort begrippen, van groot nut in de beoeffeniiag der Gefchiedenis, 251. verfchillende opgegeven, 256. Kt tnyken, meestal het werk van Kloosterlingen,  REGISTER. 491 gen, 337. Duitfche en Frankifche, ald. Nederlandfcbe, 343. Kronijk van Amersfoort, 372. Holland, 351. de Ommelanden, 358. 1 Overijsfel, 356. ■ (Groote of Divifie), 358. Krijgsmacht der Ouden zeer groot , II , 360. Zie ook Legers. Krijgstucht, II, 351. der Romeinen, II, 378, Kunsten en Handwerken, hoe en in hoe verre door de Regeering te begunstigen, II, 180. vergrooten de macht van eenen ftaat, II, 187. begunstigen de vryheid, II, 189. — en Wetenfchappen , tijdperken in derzelver gefchiedenis, 453. verband tusfchen beiden , II, 190. bevorderen het geluk des Menschdoms, II, 194. L. Lamberti, Gefchiedfchryver, 389. Lambertus Schafnaburgensis, Kronijkfchryver, 340. Landbou , II , 164, hoe dien best aantemoedigen, II, 166. bevordert den Koophandel en wordt daardoor bevorderd, II, 169. voordeehge ftaat in China en Zwitzerland, II, 170. oudtijds in Engeland, II, 171. Landeryen, derzelver prijs te Rome, 227. Land-  *i>2 R E G I S T E R. Landmilitie, II, 356. Leeftijd der menfchen, dienstig om den tijd van gebeurtenisfen te bepalen, 142. Leenftelzel, wanneer in Engeland gevestigd, II, 105. onder welke omftandigheden in kracht toegenomen, II, 109. geweld en onveilig, heid onder hetzelve, II, in, door de dooiende Ridderfchap gematigd, II, 114. waardoor vervallen, II , 116 en 122. hedendaagfche overblijfzels en gevolgen, II, 116. Leerjaren, van Handwerkslieden en Kunstenaren, II, 184. Legers, oorfpronk der ftaande legers, II, 356. derzelver bezolding oudtijds en hedendaags, 11 3 37°- gevaar van gehuurde Vreemdelingen, II, 376. Lemmege, Kronijkfchryver, 302. Leo, Kronijkfchryver, 371. Levensbcfchfyvingen, nuttig voor byzondere perfoonen, 423. met betrekking tot de Nederlandfche gefchiedenis, 334 en 390. Leyden, CJan Gerseandsz) Kronijkfchryver, 357. Liv.ius, Gefchiedfchryver, 294. Lodewijk XIV. in zyne grootheid zeer ongelukkig, 57. Lucbtverhemelingen, van welken dienst in de Gefchiedkunde, 159.  REGISTER. -4*3 M. Maanden, hoe gerekend, 191. Maatfchappyen, van Koophandel,, wanneer nuttig, II, 213. Macauley, Gefchiedfchrijffter, 412. Machiavel, aangehaald, 28, 49Macht, maakt niet gelukkig, 60. Macpherson, Gefchiedfchryver, 412. Maerland, Kronijkfchryver, 347. Marche, (de la) Gefchiedfchryver, 350. Marcus Aurelius, 39. Maten en Gewichten, eenparige voördeelig , II, 216. MEtRMAN, Gefchiedfchryver, 392. Menc.i, Kronijkfchryver, 345. Menschkunde, door de Gefcüiedenis bevorderd y II, 428. Mercurius, Èlollandfche en Europefche, 386". Meieren,' Gefchiedfchryver, 380. Meton, uitvinder van een nieuwen Jaarkring, 197» Met.trsius, Gefchiedfchryver, 378, 393- Mexicanen bewaarden hunne gefchiedenis door fchiideryen, 73. MeYër, Gefchiedfchryver, 363. Mica, trotzeerr. den dood, 40. Middleton, leven van Cicero, 10. Misdaden, waarom, en welke het zwaarft, te flraffcn, JI, 135. zoo veel mogelijk voorte- ko.  494 REGISTER. komen, II, 138. hoe bewezen worden, II, 148. vergoeding voor te onrecht aangewrevene, II, 152. Misdadigers, niet by elkander gevangen te honden , II, 139- Moden, (Franfchc) kosten jaarlijks aan Engeland veel gelds, II, 252. Monstrelet, Kronijkfchryver, 350.■ Montesquieu, aangehaald, 20, 139, 427. II, 22, 26, 30, 34, 46, 53, 66, (58, 69, 92, 131, 275, 2S2, 314 en 431. - Moor en, vooroordeel van dezelven, 19. Munten en Gedenkpenningen , 94. dienstig ter opfpoóring van de zeden , gewoonten en kleeding der ouden, 98. ter opheldering van oude Schryvers, 102. gebrek.der hedendaagfche, 104. Nederlandfche, 401.. Munten , {Engelfche} 232. tafel van derzelver Waarde op verfchillende tyden , 235. evenredigheid tusfchen dezelve en dé koopwaren, 238 -243. zijn niet bezwaard met de onkosten van het {tempelen, II, 239. Munten, {Franfche) 243. N. Naaldwijk, Kronijkfchryver, 355. Nachtevening, van welken dienst in de Ge1'ehieükunde, 106. Na.  R E G I S TfE R. 4$5 Namen van landflreeken, fteden enz. van welk gebruik in de Gefchiedkuode, 87. Narratio Hiftorica de rebus Ultrajectinis, 345. Navigatie Akte, II, 210. Nederlandfche. Gefchiedenis, 326. Nepos, Gefchiedfchryver, 288. Neofville, anders Bailles, Gefchiedfchryver, 385. Newton, aangehaald, 74, 89, 113. verbetert, de tijdrekening der ouden, 144, 166. NiCEPHORUS Gregoras, Gefchiedfchryver, 320. Nicetas Acominatüs of Chonitis, Gefchiedfchryver, 320. Noordfebe Volkeren, gevolgen van derzelver ie- val in het Romeinfche rijk, 443. Noviomagus, Gefchiedfchryver, 392. O. Olijmpiaden, 207. Onderwijs, openbaar, in koe verre tot de zorg der Regeering behoort, II, 9. Ondeugd, nimmer bekoorlijk in de Gefchiedenis, 10. befchouwing van dezelve nuttig, II, 437. Oorlog, aftekoopen allergevaarlijkst, II, 376. wanneer rechtvaardig, II, 391. Dikwijls eea middel in de hand der Goddelyke Voorzienigheid ter bevordering van het geluk des raenscbdoms> II, 457« enz. Op-  496 REGISTER. Opvoeding, van groot belang, II, 262. Orden, van menfchen met betrekking tot het ftaatsbeftier, nadeelig, II, 60. Orosius, Gefchiedfchryver, 299. Otto Frisingensis, Kronijkfchryver, 342. Oudegherst, Gefchiedfchryver, 363. Ouderdom, op welken men de gefchiedenis behoort te lezen, 62. Overlevering, by Monde, 69. P. Pachters, fchadelijk, II, 407. Partyfehappen, oorfpronk en fchrikkelyke gevolgen , II, 394. Pascal, bygelovig, 41. Paterculus, Gefchiedfchryver, 310. P au lus Diaconus, Gefchiedfchryver, 319. Penningen, de Nederlandfche, 400. Penningkunde, zie Munten Perfooneele Inzichten, dikwerf de oorzaak vaa .ftaatkundige maatregelen, 434. Petit, Gefchiedfchryver, 374. Petrarcha, Gefchiedfchryveri 415. Pijnbank, II, 150. Plutarchus, Gefchiedfchryver, 288. Polen, heeft de ergfte Aristocratie, II, 66. Polybius, Gefchiedfchryver, 297. Procopius, Gefchiedfchryver, 319. Pryzen op den uitvoer van koorn, II, \66> Pry-  REGISTER. 49? Pryzin der waren, waar:van afhangenII, 231. PsAMMETICUS, II5. R. Rapin, Gefchiedfchryver, 410. Rechtspleging, openbare noodzakelijk, II, 146. Regeering , tot welke zaken zich hare macht behoord te bepalen, II, 5- altijd verkieslijk boven regeeringloosheid, II , pt. verband tusfchen regeering en eigendom, II, 05. Gefchiedenis der Europefche , inzonderheid Engelfche , Regeering, II, 97- bemoeit zich veelal ten onrechte met • den Godsdienst, II, 301-313- Regeeringsvorm, Eenhoofdige, II, 38- waar onder denzelven het wezenlyke gezag berust, II, 42 en 88. Gemeenebestgezinde, II, 44 enz. ■ Aristocratifche, II, 62. _ van welke omftandigheden deszelfs beftendigheid afhangt, II, 73Regino, Kronijkfchryver, 339Reizen, 413 en 417. Rente, 219; II, 241. hoe hoog te Athene en te Rome, 229; in de dertiende eeuw, 247. of het dienstig zy dezelve te bepalen , II, 244. Reviüs, Gefchiedfchryver, 383. Reyd, Gefchiedfchryver, 374. II. Deel. H Rzt"  4.98 REGISTER, Reygersberch, Kronijkfchryver, 365, Richters, behoren geen deel te hebben aan de Wetgevende of Uitvoerende macht, II, 147. Ridderfchap, (dooiende) II, 114. Rijkdom , geeft geene ware grootheid, 32. wordt oorfpronkelijk alleen door arbeid voortgebracht, II, 173. verdeelt de menfchen in vier klasfen, II, 174. Robertson, Gefchiedfchryver, 392 en 413. Roemzucht, door de Gefchiedenis op de rechte waarde gefield, 35. Rome, wanneer en door wien gefticht, 116; opkomst en Ondergang, 441. Romeinen, moedigden de voortteeling onder hun-ne flaven niet aan, 131. geringe genegenheid tusfchen de ouders en kinders by dit volk, 135. gebreken in hun ftaatsbeftier, II, 26. hunne ftaatkunde in krijgszaken, II, 366. Romeinfche Gefchiedfchryvers, derzelver karakter en rangfchikking, 290. Rova, Kronijkfchryver, 353. S. Saletjstitjs, Gefchiedfchryver, 302. Sarpt, (FraPaolo) Gefchiedfchryver, 417. Scaliger, (Jofephus) uitvinder van het Jub'aan- fche tijdperk, 203, Schaamte, een groot werktuig der regeering, n> 37. Schul'  REGISTER. 499 Schulden van den Staat, II, 4°9. Servilius, zie Khaep. Sssostris, 158. Sigebe&tüs Gemslacensis, Kronijkfchryver, 341. Slavenhandel, II, 184. Slaverny, de elenuiglte ftaat des menfchen, II, 184. fchadelijk voor de goede zeden , II, 269. thans meerder dan weleer, II, 453> Smith, aangehaald, II, i77> i85> 222, 3l°» 338, 418. Snoy, Gefchiedfchryver, 359-, Soldy , voornaam onderfcheid tusfchen de oude en de hedendaagfche Legers van wegens dezelve, II, 370. Spanje, wanneer belangrijk in de Gefchiedenis, 446. Staatkunde, de gewichtigfte wetenfchap, 22* nog in hare kindsheid, 23, Staatsbtfluiten, 402. Staatsbeftier, eenvoudig of m*er zamengefteld, II, 23. deszelfs deelen, II, 24. betreklijk tot. den Godsdienst, II, SQ^'S- Staats gefteldheid van Engeland, evenwicht van de Kroon, den Adel en de Gemeente, II, 57« Staatsmannen, hun algemeen karakter, II, 89. Staatspapieren, 4QI. Staatsrecht der Nederlanden, 403. Starrenbeelden, wanneer uitgevonden, 167. Stedebefchryvingen, 400, li a 5- Sttm*'  500 REGISTER. Stemming, (openlyke) nuttig, II, 53. behalvea in eene Aristocratie, II, 66. Stoke, Kronijkfchryver, 345. Strada, Gefchiedfchryver, 373. Straffen, onmidde ijk na de veroordeeling uitte- voeren, II, 138. behoren noch te zacht, noch te ftreng te zijn, II, I4G. fchandeiyke, zeldzaam goed, II, 143. Strafwetten, II, 134. derzelver gefchiedenis, H, 153- Süetonius, Gefchiedfchryver, 3ir. Sybe Jarichs, Kronijkfchryver, 352. Sylvics, anders vah den Bossche, Gefchiedfchryver, 385. T. Ta citcs , Gefchiedfchryver, 312. Talen, derzilver gefchiedkundig gebruik, 127. Tassis, Gefchiedfchryver, 373, Theognis van Megara, 127. Thuanus, Gefchiedfchryver, 415. Thycydides verdient veel geloof, 77. zyne Gefchiedenis, 280. Thysids, 383. Tienden, drukkend eD fchadelijk, II, 3cp. Tijdbeginzel , .Aera of Jaartelling 'der" Oude Grieken, 114, m , 20?. der christenen, 194, 208. van Nabonasfcr, 199, 208. van de SeleucideD , ald. van de Hegyra . 209. vao Span-  REGISTER. 501 Spanje, ald. van de Egijptenaren, ald. van Yesdejerd , 210. verfchillende hoe te vergelyken, ald. Tijdrekenkunde , gebrekkige der oude tyden, 113; door Newton verbeterd, en hoe, 144. nuttigheid en kort verflag van dezelve, 185. Tijdrekenkundige Tafelen, 257. Troye, wanneer belegerd, 156". Tweegevecht, barbaarseh en dwaas, II, 302. U en V. Vaernewijk, Kronijkfchryver, 366". Valkenier, Gefchiedfchryver, 386. Veer (Ellert de) Kronijkfchryver, 358. Veiligheid, het eenige oorfpronkelyke doel der Burgermaatfchappyen , II, 4. thans grooter dan weleer, II, 447van een volk met betrekking tot andere volkeren, II, 343Veldenaar, Kronijkfchryver, 355. Velios, Kronijkfchryver, 383. Velt hem, Kronijkfchryver, 347. Verantwoordingen, 396. ' Verdichtzelen, min nuttig ,dan ware Gefchiede- nisfen, 8. Verdraagzaamheid, II, 204. Verduisteringen van Zon en Maan opgeteld, 161. derzelver gefchiedkundig gebruik , 163. Verhaar, zié Har^eüs. I i 3 Ver.  502 REGISTER. Veroveringen, gedrag der natiën omtrent dezelve , II, 366". de Romeinen alleen daardoor verrijkt, II, 368. algemeene aanmerkingen, II, 387- Vertot, Gefchiedfchryver, 40S. Vervolging, fcbadêlijk voor den Koophandel, II , 215. voordeden door dezelve aangebracht, II, 46;. Vestingbou, 274. Viglitjs, Gefchiedfchryver, 371, 393, 395. Visfcheryen , II, 206. Uiterfte wil, zie Eigendom. Uitvoer, van Koorn door pryzen aangemoedigd, II, 166. ook van andere zaken, II, 168. Uitvoer en Invoer, welke de voordeeligfte, II, 205. Vlamingen», de Voorgangers in Fabrieken en Koophandel, II, 188. Ulphilas, 117. Volk, altijd bevoegd om zynen regeeringsvorm te veranderen, II, 25. Volkplantingen, waaruit derzelver oorfpronk te ontdekken , 89. nuttig voor eenen handeldryvenden Haat, 11, 113. onderfcheid tusfchen die der oude Volkeren en de tegenwoordige, ald. Volkrijkheid, door welke middelen te bevorderen, II, 317. al te groote niet wenschlijk, n, 338. Volks-  REGISTER. 503 Volksgebruiken , eene van de bronnen der Gefchiedenis, 38. Volkskarakters, 11,431. Volksregeering, hare voordeden, II, 44. Volksvertegenwoordigers, by het verkiezen van dezelve behoort het volk niet beperkt te zijn, noch door eene bepaling van Rijkdom, II, 58; noch door bepaalde orden of klasfen van menfchen, II, 60. Volksvooroordeelen , door de Gefchiedkunde te genezen, 19. Volt ai re, Gefchiedfchryver, 408. aangehaald, 197, 247, 271, 297, 430, 436, 450. Voorbeelden, van goede en kwade daden beide nuttig, 29. Voorrechten, perfoonelyke altijd hatelijk, II, 65. Voorzienigheid, (Goddelyke} in het beftier der menfehelyke zaken, 46 52, en II, 439 446". nagegaan toont zy den voortgang tot hooger kennis, veiligheid en geluk, II, 446, enz. Vrouioen, vrye verkeering met dezelve bevordert de befchaafdheid, II, 272. worden niec overal op gelyke wyze behandeld, II, 274, Vryheid, onderfcheiden in burgerlyke en ftaatkundige, II, 20. van fchryven en fpreken, II3 8, 37, 79- te ver getrokken, nadeelig voor de veiligheid, II, 130". maakt een volk dapper, II, 3Ö9. door vervolging gevestigd, II, 462. Vryplaatzen, II, 149. I i 4 VV,  5©4 REGISTER. W. Wagenaak, Gefchiedfchryver, 388. aangehaald, 329, 334, 345, 381, 385, 387, en 394« Wapenen, II, 346. Wapenfchilden , hun oorfpronk en nuttigheid, 107. Wareld, thans gelukkiger dan voorheen, 11,447. W^Assenaar, Hifloriesch Verhaal, 381. Watsok, Gefchiedfchryver, 398. Weelde , min fchadelijk onder eene eenhoofdige Regeering, II , 09. welke voordeelig en welke fchadelijk, II, 253. Werkeloosheid bevordert de ondeugd, II, 257. Werktuigen, ter verlichting van den arbeid, wan- . neer fchadelijk, II, 323. Wetenfchappen , welke kennis by de Gefchiedkunde vereischt wordt, 178. zie ook Kunsten, Wetten, derzelver gefchiedkundig gebruik, 133, enz. een Hoofdonderwerp voor den Gefchiedkundigen, II, 130. Lijfrtraffelyke, II, 13r. Wicquefort, Gefchiedfchryver, 384. Wijsbegeerte , van welk nut in de gefchiedkunde, 182. voor den Burgerftaat, II, 313. WlLFRID, 335. Wilhelmus Procurator, Kronijkfchry- ver, 344Willibrordus, 335. Winsemius, Gefchiedfchryver, 38r, 393. Winst  REGISTER.' J05 Winst, eens Koopmaas niet altijd winst voor den Staat, II, 207. Wisfel, II, 249, 'enz. Wisfelbrieven, vertegenwoordigen het geld, II, Wijn (van) Gefchiedfchryver, 546, 393* Xenophon, Gefchiedfchryver , 2S2. aangehaald. II, 51. Z. Zeden s ongebondene, het gevolg en ergfle kwaad der eenhoofdige Regeering, II, 41, der Ouden, II, 266. Ziekten, II, 435. Zilver, deszelfs waarde met betrekking tot Goud en Koper. Zon ar as, Gefchiedfchryver, 318. Zonnecirkel, 202. Zozimüs, Gefchiedfchryver, 317. Zuinigheid bevordert de Volkrijkheid, II, 330. DRUK,  DRUKFEILENeerste Deel. Bladz.Sireg. 5, hem, lees hen 137 — i5,onvermogenden,— minvermogen\ den iö"t — 4j Tergufon Fergufon 221 — 1, Denarius. Zie by dit woord de tweede noot, verkeerdelijk op bladzyde 234 geplaatst. 440 -—ïo, naar lees na 275 —21, Engelfche -— Nederlandfche 395 —l6, ToREV TORCT 428 — 25, werker , ;— welker . 427 — 4, dat niet -— dat zy niet 440 — 1, Thycydides—- Thucydides T w. e e d e Deel. 15 — 7, ongeboorne ongeboren 83—14, in —- en — pen. derzelve aan dezelve x04 '_ 1, hebbende, , hebbende 117 —uit, Servue Service 120 —16, fluiting , — ftuiting 280 —26, liggen ligt 341 — 9, als- dan Feilen van minde» belang gelieve de lezer zelf te verbeteren en te verfchonen; als ook eenige ongelijkheid Van fpelling, door het nazien van de drukproeven, door verfchillende handen, veroorzaakt. ter BOEKDRUKKERy van JURRIAAN.PHILIP be LANGE.