[ros  JE SC HU GN AT ISRAËL, O F X &* JR. JÈ JL &1 VERLOSSINGE EN EEUWIGE BEHOUDENIS. Voorgefteld uit Goos Heilig Woord, geilaafcLen bevestigd met den Talmud,en de fchriften der Oudfte en vermaardfte Rabbynen, tot opwekking, overtuiging, en bekeering, van het in de vier hoeken der Waereld verftrooide ISRAËL; Door hunnen Broeder naar den Vleefche, CHRISTIAAN SALOMO DLUTSCff. Predikant te Mydrecht. Derde Deel. I. Stuk. Tot AMSTELDAM. By D, S wa r t en J. S c h o l t e n , Boek verkopers, op de hoek van de Cingel en Oude LeJyftraat. 1791-  On'zindt!.. ontSard!,. vervreemd!.. de Leer van uwen Vad'ren! (Schoon gy haar Ciernaam draagd,) bezit gy nimmermeer; Een valfche fchyn van hoop, op uw TalmudTche Leer, Vervuld geftaag uw borst en zweefd uw door de Ad'ren!.. Uw oog kon voor C3n tyd wel zoekend afwaards dwaalen , Verblindheid fpoorde licht uw denkbeeld hoogcr aan; Op aardfche grootheid, pracht, en op die yd'le waan, Waar meê een machtig Vorst hier op deez' kring mag praaien. Uw hert door '9 Duivels list, gefteld op valfche gronden! Is nu helaas op 't punt van baar gewis verderff!!.. Uw Leer. hoe ook misvormt, is niet alleen 't bederff; Maar ook het wanbegrip, gevloeid uit Christen-monden!! Een Priestlt fpreekt uw aan, met Joodsgezinde fireeken, Een Sterk zyn fyn vernuft (zegt) „ dat men in het woord, „ Dat God uw Vad'ren gaff, van geen Driec'enheid hoord," Hoe fyn door hun bewerkt ,Dditsch dorst hen wederfpreeien. 't Is  Jefaia Sa: 13. g ISRAELS VERLOSSING Trouwens het eerjte en voornaamfte, waarop wy in het leezen van de Heilige Schrift in het gemeen, en het Propheetilche woord ïn hetbezonder, nauwkeurig letten, en daarnaar onderzoek moeten doen, is het Onderwerp van de reden,naamlyk den Perzoon welken bedoeld,of de zaak waarvan gefprooken wordt. —— Zoo lang men tog omtrent het rechte Onderwerp dwaalt , kan men ook de zaaken, die aan dit Onderwerp toegeëigend worden , niet verftaan, noch in het rechte licht befchouwen, noch veel minder eene gemoedvoldoende verklaaring van geeven. Zullen wy derhalve verftaan, het geene wy hier in deze verhevene Godfpraake leezen , wy dienen eerst nauwkeurig te pnderzoeken het Onderwerp, waarvan hier gefprooken wordt. Zeker , het Onderwerp, waarvan Jefaia fpreekt, is buiten alle tegenfpraak, en dat ook van alle uwe Rabbynen wordt toegeftemd , des Heeren knecht, die verftandelyk zal handelen, die verhoogd, verheven , ja zeer hooge zal worden, en die nog nader genoemd wordt des Heeren knecht, de Rechtvaardige Cap. 53: 11.—— Dan, de vraag blyft nog dezelfde, wie wordt door des Heeren knechthier bedoeld ? Van wien zegt de Propheet dit ? van zich zeiven, of van iemand anders ? En deeze vraag wordt van nog meer belang, als wy met aandacht letten, op de verregaande verachting, vernedering en verhoging, die hier aan des Heeren knecht wordt  «nEEUWIGE behoudenis * wy"2egt ^ na, ül23 nD ^ ^ üi o ww f* wrt nüti wa " fraaihM en fchoonheid zy in deeze Verhit » mg gezien hebben ? enz W t gch m het vervolg breed^riger uihty » ^ze zeer nadrukkelyke vfoorden! v v piofii • -wa naji WJ1 Gn», ^ ^ verklaart. - li? f„ °P ?tr" » »«W niet, hoe zelf,,™ • Waar- 3 #> toe. I ) Rabbi Slbarbanelover Je£ Pag. 7». Rabbi AbarbanelPag-7?.  2. Zemach David i deel pag. 27. Col. 3. Zemach David I deel pag. 28. Col. a. I ISRAELS VERLOSSING mono-Ar Heidenen. D^TWIK riotw n»nrw ï»dko rvn »d 1 \»own »d 31 wdew nwn »™iim dan Cten tyde der verlosling) de Heidenen ' zeggen: wie had zullen gelooven dat het \ zyn zal zoo als dit gehoor, dat wy nu hoo, ren!" enz. Eene verklaaring, die hy byna woorlelvk heeft overgenomen van Rabbi iaml Jarchi. (m) - En welker voetftap,en ook naderhand gevolgd heeft Rabbi David Kimchi, (») die ook deze geheele /oorzegging toepast „op hetJoonscBE , Volk, dat in de tegenwoordige lang, duurige ballingfchap, zoo verdrukt, en , aan de verregaande hoon, fmaad, ver' achting, ja menigmaal aan de beroovmg ' hunner Goederen, en den Marteldood zelfs ! onderworpen is, en zulk een heerlykcn , gelukftaat, boven alle de Volkeren , met de komft van den Mesfias te ver, wachten heeft, waarover de Heidenen in verwondering zullen moeten " " „ uit- Cm} Salomo Jarchi, die vroome, en dat groote Licht, het welk de oogen van Ifraél door zyne verklaaringen verlicht heeft, naamlyk onze Rabbi Salomo har lCac, overleeden in den Jaare 4865, na de fchepping der Waereld, en dus na de telling der Nazareërs in den Jaare 1104. («) David Kimchi, die zyne verklaaringen by een verzameld heefc in den Jaare 4950, na de fchepping der Waereld , en dus na de telling der Nazarecrs in den Jaare 1189.  KnEEUWIGE BEHOUDENIS 33 " is ^LT" m Zien "ï. dat h«S ti ons e« feffe^ naar zynen ie?9 doch de gaat hy verder voord in 2yne verklaaring) ÊT*55na WE tw» mw ma rvn >a nnw, ,B%J? " ""P-^^V^or,^ Wa  fel ISRAELS VERLOSSING ;M «r ra» • to rtwfr .ddw r»w tf> /win onj » «, ,vö3 nn-o vto Tm oon »i■ *™ TSO rvn /vw ohbh» w tan- >wwa\n^^^ /om chd ^ /ounw °no ^ wai rsn tw -wn -nrr W ■/W *»» cawn 1» r* P °* vfin^niK/wroWDfina ™ * rem / 2,^5  s tl n U e z t % ï ( I ( Jerm. . 5: 12, i i i < ] Jef 6, 9 en 10. Rabbi David, Kimchi Jef 6, 9 en io i ISRAELS VERLOSSING ■et gegeevm had, een harte om te verjtaan, ich oogen om te zien, en o oren om hooren - Dit oordeel der verblinding „ verharding van dit volk , ontdekte ich verder in deszelfs toeneemenden rap, ten tyde van Jesaia, voor hunne evaneelyke wegvoering naar Babel, door unnen fnooden afval van den waaren ïod, tot den blinden Afgodendienst der leidenen! en daarom worden zy ook uitirukkelvk genoemd, een blind volk, ef?3:8. Een dwaas Volk,dat geen oor leeiheeft, dieoogen hebbenen n iet wen hebbenen niet hooren I-Maar dit jordeel der verblinding en verharding van Ht volk, ontdekte zich verder inden al. Pi-hnoffften trap, ten tyde van Vorst SmSTkomS.' in de Waereld!J*: flen•el der kennisfe was door de Wetgeleerden weggenomen ! - In het^eezen van Mofes wet lag 'er een dekfel op hun harte i — De Teekenen der tyden, konden zv niet onderfcheiden! - Met een woord, toen ishun de Prophede van Jefaia vervuld Lende hoort/maar verftaat met en liende ziet, maar merkt niet, enz. of hever, foo als de Taalkundige Rabbi David Kmu Sfin zyne verklaaring te recht aanmerkt, „ dat de woorden o VDt? ook in den toekomenden zin kunnen genomen wor„ den,alsof'erftondi«nm WDVfihoormde zult gy hooren, maar nietv'erf aan, '«zfen&zuuT gy ^marziTrzv " im» _ Trouwens, toen hebben zy gehoord en gezien die dingen, die veele  I t l 1 t 1 i Deut. 32:15. 4 ISRAELS VERLOSSING ot beneden ! — Welke Heerlyke din•en 1 Dingen, die nooit te vooren geboord noch gezien zyn, hebben zy gehoord n gezien! het geene ik in het vervolg (zq iet den Heere gelieve my te fpaaren in den ande der leevenden ,) uit uwe eigen )ude Rabbynfche Schriften breedvoeriger sal aantoonen en bekrachtigen. Dan , welke waren de vruchtgevolgen hier van? welke eene uitwerking had dit alles op hun gemoed ? zyn zy hier door tot inkeer gekomen ? zyn zy hier door tot het geloof bewoogen geworden? Wel verre van daar, alles wat zy gehoord m gezien hadden (het kleine overblyffel, naar de verkiezinge der genade, uitgezonderd) was vruchteloos! — Zy hebben hunne oogen en ooren geflooten. — Zy hebben het woord des leevens, der genade en der zaligheid verworpen ! — Met een woord, zy hebben den Rotsfteen huns heils verfmaad! Welk eene verregaande BLINDHEID EN VERHARDING ! ZOO dat in hun de Prophetie van Jefaia, in vollen nadruk, vervuld is, horende zult gy hooren maar niet verftaan, en ziende zult gy zien maar niet merken. — En aan deze verblinding en verharding heeft de Heere hen rechtvaardig overgegeeven tot den huidigen dag, tot dat de volheid der Heidenen zal zyn ingegaan, en alzoo zal geheel lfraël zalig worden. — Ach ! wie zal leeven als deze dingen gefebieden ! Verfchoont my , dat ik in dezen uitstap tot nadere toelichting yaa  Rabbi jibarbanelover Jef. Cap. 42. 18. 19. 56 ISRAELS VERLOSSING als eene tegenwerping omtrent myne ftelling ; daar immers Rabbi David Kimchi, Salomo Jarchi, en verder uwe voornaamfte Rabbynen , deze plaatfe , volftrekt niet op lfraël, maar op den Propheet zeiven willen toepasten. — Laat ik alleen maar aanhaalen, de tweeledige verklaaring van Rabbi Abarbanel. Zyne eerste verklaaring is woor- delyk deze. a»BHn TBK ÖBHfian 'SDI roenn oitjik vr\& 1 ^aos bv anun nwT?o nnw onw / n Vipa nat^a win an1? na*!** mn / vniïOSJ / wxbsi mrh «ron onv / nn was? »oi wsjd "w »d / owa vn om yasyn n^war n^m otf?aa «nn vn n? «wi /^p ennn nnxa Kint? en*? n^w *j« "ök V?*o / at?n nai omrm iw w»nn /wdj >t V owa vn oni / r\Mi-h wr\ Viöm unm 1 * w a« 0 *n wn „ Dat is, en volgens de Uitleggeren, „ zegt hy, (naamlyk de Heere) gy doo„ ven en gy blinden, op Israël, wiens „ ooren doof waren om te hooren de „ ftemme des Heeren, en wiens oogen „ blind waren om te zien zyne wonde„ ren. — Hy, naamlyk de Heere, heeft  bnEEUWTGE BEHOUDENIS. 57 „ heeft tot hen gezegd, gy doove hoort „ myne woorden, en gy blinde fchouwt aan „ om te zien myne wonderen; maar zy heb. „ ben geand woord, wie is blind gelyk de „ Propheet, en wie is doof gelyk myn boode „ en de gezant dien de Heere tot hen zond? „ dat hy in der waarheid is, de doove en „ de blinde! — En alle deze woorden, „ zyn de woorden van God zeiven, als „ of hy zeide, ik zond tot hen door de hand „ myner Propheeten, gy dooven hoort, en gy „ blinden fchouwt aan om te zien; maar zy „ hebben my geandwoord, wie is hy die zoo „ blind is dan myn knecht, en zoo doof „ is gelyk myn boode, naamlyk de „ Propheet dien ik tot hen zond ? wie is „ zoo blind gelyk de volmaakte? daar „ des Heeren boode en zyn Propheet, vol,, maakt is in wysheid en in alle volmaaktheden", enz. De tweede verklaaring die hy.verder hier byvoegt, is woordelyk deze. 7? onvni annnn tr-is? -i^i vn dtwwpj nratj> w ^ f q^aan ^ /nmiann na an»ann a-teana a-iana vnv na w ï^a avajy vn / arvj'w ian o wi p a j K7i / an>7K ax-ip p7 / mian a-in -orsy «ai a^mna nai7 nvn /anvi öwn vnp >a/a"a\i*>na awtri awnn ?a*-nn a^-in dn« a*inip *np» a»ajn ■jnx ntjDa avóp laai D 5 WV3  I I ] I 1 Hofea Cap. 9. vers 7. ?8 ISRAELS VERLOSSING ' rrav pan' Difni • tfnn p»k yjiw» tdd n>n p7i. / nap'? nna nr n'n '3 □♦annn iwt? nny 7&o&" n» anvn vjb» B3»a>1 / on*-nn Vwpi 'anroaa nw? cw arwoai 1d&Ï Ï7K3 MW CWTO VölK rtcnnni mm «in 'd nx'ai -rm-b a myn Kin »o inn • tfajn Kins? noxi idxi -n^x *3std3 «nm na? ok 'pion ona mannni yrwn n'n K7ty D7i5yD3 nw «d ïrm /anwu nr o f tas>n nam 071? wvn? »a / n naya ■031 nnDjn nya unn pi my «in „ Dat is, men kan ook, gy dooven en gy „ Wiradm toepasfen opdePuoPHEETEN, „ want op dien tyd dat zy propheteer„ den, waren hunne zinnen vem^i door „ de kracht der optrekkingen, zoo dat „ zy op dien tyd niet hoorden wat men tot „ henfprak, en zoo ook niets zagen met „ hunne oogen; gelyk Rabbi Maimonides „ zegt, daarom worden zy genoemd „dooven en blinden, te weeten, „ met betrekking tot de uitwendige zin„ nen; en volmaakten, metbetrek„ king tot de inwendige zinnen. En in „ dat opzicht heeft ook lfraël hen ge. „ noemd, dooven en Minden, gelyk 'er ge„ fchreeven ftaat in het boek Hosea, „ de Propheet is eert dwaas, de Man des gees- test  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 50 „ tes, is uitzinnig. — Maar de Heere ?, (zyn naam zy geloofd!) beweert, dat „ dit, naamlyk deze doofheid en blindheid. „ hen tot lof verftrekte: en daarom be„ ftraft by nu lfraël, dat zy die dooven „ (te weeten de Propheeten) zouden hoa. „ ren , en hunne woorden aanneemen „ en dat zy met hunne oogen zouden aan. „ fchouwen die blinden en hunne wer. „ ken die zy doen, om ook te doen hun„ ne werken. - En dat is het, als hy ?> zegt yöp D'LT"inn hoort de d o o v e ; als „ of hy wil zeggen, hoort de doove. en „ Jchouwt aan om te zien de blinde. — En hv „ verklaart nader, wie deze blinde endoo„ veis: hy zegt, dit is de Propheet; „ naamlyk, wie is blind dan myn knecht „ en doof gelyk myn boode dien ik zende? „ Hy wil zeggen,deze blindheid en doofheid. „ is in hen geen gebrek, maar dit is hunne „volmaaktheid. Enditisook de zm van het geene 'er volgt, wie is „ blind'-gelyk de volmaakte? m blind ee. „ lyk de knecht des Heeren? want „ om dat hy volmaakt en de knecht des Heè „ is, is hy blind en doof op dien „ tyd, als hy propheteert", enz. Zie daar, de tweeledige verklaa ring van Rabbi Abarbanel. ~ Jk zal mv thans met inlaaten om dezelve te wederleggen, dit laat ik over ter uwer beoordeling. - Het oogmerk waarom ik de- 'een om u onder het oog te brengen. *at gy althans, tot wien ik nu voor- naam-  enEEUWIGE BEHOUDENIS. S« lylc, dat-. Kimchi in zyne verklaarin^ door de He tdenen , in wiens mond hy deze verwonderende taal lest n.> mand anders dan de N a z a re è r s hl doelt? - Trouwens, dat onder de andere fchimpnaamen, de naam O'iJ Goojim i^waafe ajbbynfche SchnTteT ^noemd" wTr? den, „kaar te zien jn het boekWorn 2" ^ CO waar hy uitdrukke- „ iJe Nazareers zessen Har t ' „Bethlehem 1. gelSKSj en'ifead „ dewelke zy in hunne taal noemen Na„ zareth, maar in onze taal NeetJer * gen°emd Wordt> ^gevoed zy, *> "OMenwy, ÖMJH deze HErDENEN „ welke aan hem (of Zvne teerrt „-„7 ' j, NAZAREè'RS LTn n! 4i* v , , * ~£n nog nader blykt • *it, ui . het boek m)DDnnilDDwL Hatmnaforet, r» waar 2?^ jjfr ^ de „ _ voor. 5*6? S,ed»Ukrie BASEL' in ^art°. in den [aare den T "* ^fcl,ePP»ge der Waereld, darisi? tecvt?T'f;,eT" lRLbb^t'en SS* de fcheppinge 'd " Wae e i dat V^V3°6 "a Elia Hattsoi 3»g. 59. -oJ. i„  Mafóret Hamtnafóretin de voorrede pag. 8. 66 ISRAELS VERLOSSING voorrede , opgee vende wie hem aanleiding gegeeven had om die boek te fchryven, met nadruk zegt, '3 /»W3 V2V1 W .Wnni7^innK»W „Ziet! ik zweer* „ by mynen Schepper , dat cw Heiden, ( l naamlyk een Nazarecr Cof liever, " een Heidenfche Nazareër) my hiertoe opgewekt heeft". - En wat behoef ik nog andere Rabbynfche Schriften aan te^ haaien om deze waarheid te ftaaven? laat ik my aheen beroepen op het boek van uwe SLfcientie, of gy niet zelfs m uwe gewoone gefprekken, de Nazareers met den naam van EHU Goojim, dat is, Beiienen, benoemt ? - Moeten zich dan de Nazareörs niet grootelyks verwonderen over Kimchi, dat hy zu k eene verwonderende taal .omtrent den gelukftaat'*an hetToodfche volk,welken zybyde komlte van hunnen nog verwachten Mesfias bereiken zouden, met geweld m h"ondmi lessen! En wel, zulk eene ootmoedige fchuldlefentenisfe, die verftrekken zou tot hunne Tmfchande, en rechtvaardiging van het Joodfche volk! Dan hiervan zullen wy ftraks wat nader fpreeken. III) De derde vraag is, waarin zoude tog deze Heerlyke gelukstaat van des Heeren knecht, waardoor hy het Joodfche volk verftaat, en, waar over de Heidenen, naamlyk de Nazareers * zich zoo zouden verwonderen, eigenlyk beftaan V Hier omtrent zwygt  enEEUWIGE BEHOUDENIS.! weder deze geleerde Man. - Maar waa om ƒ - Waarom dezen Heerlyken gelu ftaat die tog de hoofdzaak van hunr verbaazende verwondering zoude uitma ken, niet opgegeeven? - Of zoude d< zelve ook hierin beftaan, zoo als hy i zyne verklaaring over het twaalfde vers zich nader uitlaat? naamlyk, „ Jn d „ groote vergelding voor al hu „ lyden in deze ballingfchap ondergaan; da „ zy dan alle defchatten van Gog en Ma " CtZGnVen T, dsHdd™™ > die met bei „ tegen Jerujalem zouden optrekken, als eei s> roof zouden deelen"? — Dan Jk zal my thans niet inlaaten , om de ze ongerymde ftelling te wederleggen maar ik zal weder alleen vraagen, moe ten, zich dan niet de Nazar eök's ovej zulk eene verklaaring ten hoogften ver wonderen? - Zoude hierin, de Lg° Z. JZT'iïu'Z h°0ge §eluk^aat van de.s Hee. ren knecht beftaan , in al dat goud, zilver en kleederen van Gog en Magog en aS van iZ T°U èCuden Heer,y^n gelukftaat ydn het Joodfche volk, met de komfte van den aan de Vaderen beloofden E fias uitmaaken? - Zou dit geweest zvn de geloofsverwachting van S zlgc VadlZbT VoorYader^? Zou daarop Vadei Abraham zoo begeerig zyn geweest ZTen ^ tG zie"-? Zou daarom Vader r?entnmet/erVe?de ,ippen hebbe" ^geroepen, op uwe zaligheid wacht ik oJehovah.' E 2 Zou rkei- ti » 'e t i l i * Gen 49: iS.  Job 19: 35. Oan. 9: 34.26. 58 ISRAELS VERLOSSING «nu dit de eenige troost zyn geweest va» Sn godv'chtfgen en ^«^g g zvnen erootften elendeftaat, wanneer ny Kil ter S bemoedig betu.gt. Ik mit myn ttrlos/fr Messias I°e°ndandStil ^S^E g? Abrahams nakroost door aardfcheichatten en goederen gelukkig te ™aken. Moest dan de rWD Maschiach iwï roeid worden, A 0JK dieJgy in deze ^ngduurige ballingfchap ondergaat, zonderling u bemoed,gen, „dat het Gods welbehaa„ gen is, u te verbryzelen, niet om uwe „ zonden, maar de zonden der Heide»> nen (dat is, der Nazareërs) te verzoe- nen-) vSZ0° CVen bet00^ hebbe"« Zi« E3  "t Dan 9: 33.26. o ISRAELS VERLOSSING nen, hun de geneezing en den wie aan ' te brengen, en dus eeuwig hen geluk. ' Se te maaken"!-Dan,wie moet a ch liet weder verwonderen, hoe hetmogelyk dat zulk eene verklaaring uit den nond en pen van zulk een geleerden Rabbi heeft kunnen vloei]en ? Ik zal «leen de volgende vraagen ter uwer andwoording'voorftellen, on1 wa«> h moeelyk van derzei ver ongerymdheid, ]a valsciiheid u te overtuigen. De eerfie vraag is deze, moet deze verklaaring u ^^^^Aoi mprs niets ergert u meeraei , uau ^n fp ekeVvan een ^f^W** den en ftervenden Mesfias, die f gelyk A reeds aangetoond heb) volgens het getu Tenisfe "fn Mofes en de Propheeten, als mTddelaar, uit den lande der leevendigen ü « ultïerotid werden, om de zonde te verZleien *£ ongerechtigheid te verzoenen, en rntfe der ergermsfe; — ziec»111 c vernerde vef klaaring van Kimchi, word gy zeiven, „als Middelaars, met leevendige verwen afgefchilderd , dia een Trantfotn en verzoening zyt voor de zonden der Heidenen, naamly^Sze 99 reërs' — aIsMiddelaars! die in deze ngduurige ballingfchap hunne zonden hphr «edranzen, en zoo veel hebt moe" ^ ^ Sï^, ja zelfs uwe zielen " tot een Schuldoffer Rellen, in den dood ^flo ten, en uit den lande der leever.  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 75 „ dat zy niet zouden zondigen ". (if) — En wie wordt door Qv;ij;n fYiaii* de volken der Waereld, in uwe Rabbynfche Schriften weder anders bedoeld, dan de Nazareërs? ziet alleen de woorden van Rabbi Bechai (kk) in zyne verklaaring over Parafcha Vajikra, alwaar hy uitdrukkelyk zegt if^rF T3 Ebwn maïs Vjy \r\Dpi *aj> 1*3 onta 'JiapJ n« »nmi "ïaxjiy ✓fcn$* 5» De wraake aan de volken der „ Waereld, zal door de hand van lfraël „ uitgevoerd worden, gelyk 'er gefchreeven j, ftaat, en ik zal myne wraake doen aan „ Edom door de hand myns volks Ifraëls". — En dat door Edom in uwe Rabbynfche Schriften , de Nazareërs bedoeld worden, hebbe ik reeds pag.63 betoogd, d) En eindelyk , zoo leest men in het boek Zeror Hammór ^tjin ribpHÈO para wn / ♦bid urx ^ra rrwn / Kuinn p»«n nr Oipaa pn rwsb nowpno 131 /orwa N3 tik bt»k /rfvun (//) Maar waar zouden zy zulk een aantal van Wachters vinden, om by ieder Jood twee te kunnen plaatfen? En zouden dezelve toereikende magt hebben, om de Jooden te kunnen beletten, dat zy niet zouden kunnen zondigen? vraagen, die ik niet beandwoorden kan. (Jtk) Gedrukt te Venetië, in folio, in den Jaare 6306 na de fcheppinge der Waereld, dat is, in den Jaare 1545 na de telling deriVfasareërs. Rabbi Bechai pag. 27. Col. 4. Ezech. 25: 14. Zerór Ham~ mór pag. 93. Col. 2.  4 3 5 3 J i 3 i Juchafm pag. 31. Col. 3? 6 ISRAELS VERLOSSING idi nr nnn nr nw jöisn /m*un , Wanneer de Heilige geloofde God, het , oordeel, op eenbepaalden menschbejlooten, , afwendt, zoo befchikt hy na de eigen, fchap des gerichts , in de plaatfe van , dezen zondigen mensch, eenen anderen, , afkomftig rara Edom (naamlyk een Na* ,, zareëf) aan welken dit oordeel uitge, voerd wordt , zoo dat deze , in de , plaatse van hem gefield ■wordt". (//) Ziet (//) Op deze wyze, zoude eens de Room"che Keizer Lu pi nu s, in de plaatfe van Rabbi Channaja, de Zoon van Taradjon, om het leezen gebragt en verbrand zyn geworden , volgens het verhaal van Rabbi Abraham Sachut, n zyn boek Juchasin, (gedrukt te Krackou > n quarto, in den Jaare 5340 na de fcheppinge 3er Waereld, dat is, in den Jaare 1579 na de tel.ingder Nazareërs) ziet hier zyne eigen woorden. iotj ijmn ja x'Jin -iD»p dwbi'j «ywitra wvraa nntti intti utïsi n« Dnroirupn p k'Jiru 'ana no'p ou'aft •ai nnxa n-m iD'p DiraiVj nfyo W p n*a vnn rij limn ja K'Jin 'ai1? tyw ft»o ininio' ]Vnn ja k'jin iD'p DU-eiSa rupn ja k'Jim >3T nonji dj rwvït O's1?» pw nrti 1 D'ïnrt nw W1 Sjt -jSdi riai jvnr» ja s'Jin 'an m unw jvd*j töai' cntojn Dat is, en zy hebben in den Medrasch verhaald , '| dat toen Keizer Lup in us , Rabbi Channaja " den Zoon van Taradjon zoude verbranden, „ is het gelaat van Keizer Lupinus veranderd, „ zoo dat hy geleek naar Rabbi Ntchunja de Zoon „ van Hakana, en zy hebben hem het hoofd af„ gefneeden; maar het gericht, dat boven inden „Hemel is, heeft Keizer Lupinus weder „ leevendig gemaakt , en hy was veranderd „ in  enEEUWIGE behoudenis.?? Ziet daar de leerftellingen van uwe vermaarde Rabbynen, en oordeelt zeiven, of „ in de gedaante van Rabbi Channaja de Zoon „ van Taradjon, en zy hebben hem verbrand, „ als of zy Rabbi Channaja de Zoon Tarad„ jon verbrand hadden. — En ziet! 'er gefchiedt „ een wonder ! het gelaat van Rabbi Ne„ chunja de Zoon van Hakana, verandert in het gelaat van Keizer Lupinus! en hy „ heeft zes Maanden over Romen als Koning t, geregeerd, en heef: zes duizend Prelaaten of „ Vorften omgebragt. — En den 21 dag in de maand Sivan , hebben zy (naamlyk de „ Romeinen) Rabbi Channanja, den Zoon van „ Taradjon verbrand enz". Ongelukkige Lupinüs! twcemaalheht gy dan den Marteldood moeten ondergaan ! eerst door twee zulke vermaarde Rabbynen vermoord! en. andermaal, door het gericht, dat boven in den Hemel is, weder leevendig gemaakt, en in de gedaante van Rabbi Channaja veranderd zynde, door de Romeinen verbrand ! —- Dan , laat ik van dezen ongelukkigenKeizer Lupinus afftappen , en eenige bedenkingin opgeeven. — Wie heeft tog (volgens dit verhaal) Rabbi Channanja den Zoon van Taradjonlaaten verbranden? Heeft dan niet zyn medemoordenaar , Rabbi Nechunja de Zoon van Hakana, in de gedaante van Lupinus veranderd , zes maanden lang als Roomsch Keizer geregeerd ? Zou dan deze Rabbynfche Keizer, zyn medemakker hebben laaten verbranden? — Maar hier doen zich nog meer zwaarigheden op !- Volgens het verhaal van den beroemden Rabbi Naphtali, die deze Won dergebeurtenis in zyn boek Emek Hamelech (gedrukt in folio, te Amfterdam, in den Jaare 5413 na de icheppinge der Waereld, dat is , in den Jaare 1652 na de telling der Nazareërs) breedvoeriger verhaalt, en nog yeel meer wonderen opgeeft,  Emek Hameiecb pag. 41. Col, 1. Cap. 68. 78 ISRAELS VERLOSSING of de verklaaring van den geleerden Kimchi j die IsRAëL aanmerkt als Mid. geeft, dan zoude niet Rabbi Ne chunja de Zoon van Hakana, maar Rabbi Channanja de Zoon van Taradjon zeiven , de gedaante van Keizer Lupinus aangenomen, zes maanden over Romen als Keizer geregeerd , en öooo Vorften of Prelaaten in dezen tyd omgebragt hebben , en eindelyk hier na, benevens zyne medgezellen, leevendig ten Hemel zyn opgenomen! Laat ik het verhaal van den beroemden Rabbi Naphtali omtrent deze zeldzaame Wondergebeurtenis , woordelyk hier plaatfen. Ziet hier zyne eigen woorden. •ft nnm W' cyaan w 'raniD ■h no bsnv* 'an idr tv1? vrox rw wisa bsw vhvi 'h buren nwjr na p' rvnw torra jnm oiraiS m 'n-nt3i 'rvrvi nan1? ja h'jjn 'ai ia jniosn n'33 ïn'roSim nVbs u j3 «'»n '3i ns 'nojam evsSai o-nn nnpS jmn ï?nnn r'33 nisSsj miNi sot rww fo'ro jmn oipjn «jpin niDTra^nni 1 mm Saw naió nobm |3 «'jan '3i ma jhoi du'bv? dh1) nxui •re?«i n» iann n:pn J3 k'Jim «au nihi jvnn mai » ahm irmaa «'Jan 'ai ïrww 13 «'Jin 'ai W iroa naSnna arrcn bi» imsSd ma wp jvnn ja^'»" «311 1 p'nn «w D'3Q n*nsa nimnn ca-si *w ^Sdi «bbbhs crB^niro □njjwiDWnnro )nm ar p"jnDJ p vm > fin Sas «nBa-w ^« n'Dym mnöai rronpa nfynS na-n v-van mnrnn a-sa 'a* jmo P k'ajn «ai mtsa mrav? frtanw wn tn • iwo ima'Swni inib-oni ïnwam na ïann «Sm, Dirar? «'JJn 'ai nnn wta wk rnm nm inwon» ipk i ram n*3  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 79 Middelaars, belaaden en belast met de zonden der Heidenen, naamlyk der Na- lm"5?»™ 'D'sw ïniDsni rim hm p rva s, Dat is, Rabbi Ismaël zegt, de Engel S u r i e l, „ de Vorst des aangezichts heeft tot my gezegd, „ myn geliefde vriend! ik zal u vertellen wat „ Sahariel, de Heere de God Ifraëls, op „ dien tyd (naamlyk toen de Romeinfche Kei., zer Lupinus, Rabbi Channanja den Zoon van Taradjon had willen ombrengen") ge- „ daan heeft. Hy beval my uit den Hemel „ neder te daalen, en zie daar, toen ik neder- 5, gedaald was, dreef ik den jrim Datnchag (dat „ door de verwisfelende letteren van n» tt Atbaschuitmaakt, het woord iD'p Keizer) Lu. 3, pinus uit zyn Paleis, alwaar hy 's nachts fliep, „ en leilde hem in de gevangenisfe, waar Rabj, bi Channanja de Zoon van Taradjon by M de Varkens en de Honden zat ; en Rabbi „ Channanja, den Zoon van Taradjon „ bragt ik in zyn Paleis , alwaar hy zat en „ wonderen vertelde, en de helden Ifraëls de Wet „ leerde; en ik veranderde hunne gedaanten, „ zoo dat hen (naamlyk den Romeinen) Keizer Lupinus voorkwam, als ware hy Rabbi „ Channanja de Zoon van Taradjon; en hy, „ (naamlyk Rabbi Channanja) en Rabbi Ne3) chunja de Zoon van Hakana, fneeden hem „ het hoofd af. — En de Vrouw van Rabbi „ Channaja verwisfelde ik in de gedaante van „ de Vrouw des Keizers, en des Keizers Dochter j, verwisfelde ik in de Dochter van Rabbi Chan.,, nanja de Zoon van Taradjon, (zoo dat de „ een voor den anderen naar de uiterlyke ge„ daante , hier voor gehouden werd) En Raü.  I, ISRAELS VERLOSSING Nazareërs, en die om hunner :zonden wille, zoo veel in deze ballingfchap ' moeRabbi Channanja de Zoon van Tarad" jon,zette deKeizerlyke Kroon op zynhoord, H in regeerde als Koning over dat Godlooze „ crea Gapim, (dat door de verwisfelende let„ teren van Atbasch uitmaakt het woord van „ Rmt) in de gedaante van Keizer Lu pinus. |; zes maanden lang, en heeft In dezen tyd om„ gebragt zes duizend w* Zariftimi, (dat ' in de Letterverwisfeling van 1* Atbasch ^uitmaakt het woord D'OT Haomokim) dat is Prelaten of Bevelhebbers; naamlyk ie* der maand, duizend Bevelhebbers: en naar '! dezen tyd werd hy en zyne medgezellen in Heiligheid en Reinigheid Icevendtg in den He" mei opgenomen! maar Lupinus werd in " in de gedaante van Rabbi Channanja de '* Zoon van Taradjon, voor dat Goddelooze Ro1 me gefield, en zy hebben hem gegreepen en *' in het vuur geworpen! — En vraagt men . f wie heeft tog Lupinus in het vuur gewor" pen ? Hadden zy (naamlyk Rabbi Channanja, en zvn medemakker Rabbi Nechunjd) hem ' dan niet reeds het hoofd afgefneeden ? (Dan , " deze zwaarigheid wordt door Rabbi Naphtali ' zeer bondig opgelost: hy laat 'er op volgen) maar naar dat zy hem gedood hadden ,-werd hy >, door het gericht dat boven in den Hemel is, weder 1 Icevendtg gemaakt , en de Romeinen hebben hem gegreepen, en in het vuur geworpen". 'Ziet daar, het breedvoerig verhaal van Rab* bi Naphtali, waarin hy nog veel meer won. deren opgeeft. dan Rabbi Abraham Socbut in zyn boek Juchafm verhaalt, woordelyk hier ge*  enEEUWIGE BEHOUDENIS. Sr moeten ondergaan, niet volftrekt tegen dezelve lïrydt ? 6 De plaatst. - Wat dunkt u van deze Wondergebeurtenis ! — ik za! thans uit nle ,erf heid n.et vraagen, hoe het na de Hemelvaard van den zoo he.Iigen Rabbynfchen Keizer Channanja met zyne Vrouwen Dochter, ik ver- STrincTè ^ Keizcrinne en a\ jonge J/rincesJe , (die de gedaanten van Vrouw en Dochter van den ofgSSen Kelzeï Lupnus hadden aangenomen) verder £gaanl» Of zy deKeizerlyke regeering ervelyk behouden hebben? dan of die gedaanteverwisfeling , nJ de Hemelvaard van den Rabbynfchen Keiler heeft opgehouden, en de bedroefde Weduw en Dochter van Keizer Lupinus, weder den Troon beklommen hebben? ik zal ook niet vraa. gen , 0f de Romeinen , na de Hemelvaard van dezen joodfchen Keizer, hunnen Keizer «wniet gemist hebben? en wat dit geducht geval , dat de Roomfche Keizer, IN D° plaats van den Joodfchen Rabbi verbrand is, op de gemoederen der Romeinen heeft uitgewerkt > Neen, diergelyke nieuwsgierige vraagen zal ik niet voortellen; wie zaf tog* deze'vfkunnen beandvvoorden? maar ik zal alleen myne eerfte gedaane vraag herhaalen. Ei lieve | hoe zyn toe deze twee zeer verfchillende verhaalen, door twee voornaame Rabbynen , met elkander te vereffenen < -_ Volgens het verhaal van den laatstgenoemden Rabbi Naphtali, zoude niet Rabbi Kzchuvja, de Zoon van Hakana, zoo als de 152mrde Rabbi Abrabam Sa^ut verhaalt, maar Rabbi Channaja,^ Zoon van Tarad. jon de gedaante van Keizer Lupinus aangenomen zes maanden als Roomsch Keizer gere. geerd, en zes duizend Prelaten of Bevelhebbers omgebragt hebben. Of zoude wel ook de gé! * daan*  8* 1SRAELS VERLOSSING De derde vraag, is deze. Volgens deze zyne verklaaring , zouden hec daauteverwisfeling omtrent deze twee Rabbynen plaats gehad hebben? Of zouden zy beiden te gelyk als Roomsch Keizer geregeerd , en die moorderyen onder de Bevelhebbers uitgevoerd hebben? Ikweet het niet, en wil gaarne in dezen myne onkunde belyden. Maar nog ÏJer? volg.™ het verhaal van Rabbi Abraham Sachut, zoude Rabbi Channanja de Zoon van Taradjon, den i\ dag in de maand Stvant we* zenlyk verbrand zyn geworden; en volgens het verhaal van den laatstgenoemden Rabbi Naphtali, zoude de gelukkige Channanja,. de Zoon van Taradjon, na dat hy zes maanden als Roomfche Keizer geregeerd, en zes dutzend Prelate., of Bevelhebbers omgebragt_ bad, in Heilïshetden Reinigheid leevendigw * Hemel zyn opgenomen! Welk een hemelhoog verfchil, tusfchen leevendig verbrand, ot leevendig in den Hemel opgenomen te worden! E„ Wien van deze twee Rabbynen moet men hier gelooven ? Wie van hen verhaalt de waarheid ? Of zouden deze beide Rabbynen geloogen, en deze geheele ongerymde fabel uit hunne herfenen verzonnen hebben , om uw JNatie door een blind en dwaas bygeloof, hoe langer hoe meer te verblinden? — Ditlaatfte is klaar „ en heeft geen betoog noodig. Trouwens, is 'er wel ooit een Roomfche Keizer Lupinuë in de Waereld geweest? Ik heb naauw- lieurig nagezien de Chronyken, gefchreeven door den ouden onder u zoo zeer beroemden Rabbi David Ganz , gedrukt te Amfterdam, in quarto , in den Jaare 5528 na de fcheppinge der Waereld , maar heb geen Roomfchen Keizer met naame Lupinus kunnen vinden, noch veel minder eenig gewag van deze Wonderge* „ beur*  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 83 kerlyk bekeerde en geloovig gewordene Heidenen (naamlyk Nazareërs) moeten zyn, die zulk eene ootmoedige Schuldbekentenis zouden afleggen, waar door alleen het rrye welbehaagen Gods op het allerhoogfte verheerlykt zoude worden! - Maar zouden wel deze bekeerde en Rdoovig gewordene Heidenen , naamlyk de Sh,?w?V\' rin hunne ootmoedige Scfauldbckentemsfe wel de waarheid be- beurtenisfe, Iaat ik liever zeggen , van deze ongerymde verdichte fabel. -J?Deze beroep tetbronykfebryver, teekentkortelykalleenaan, „ dat m den Jaare 3380 na de fcheppinge der „ Waereld, en wel bepaald 52 Jaaren na de ver„ woest.ng van jerufalem (dat is, fn den Jaare „ 119 na de telling der Nazareërs) de Room}, fchen Ke.zer TrIANÜS, wiens toorn onu ,, floken was, over den fnooden bedrieger „ B en C vs iba, of Bar Cochba, die als een „ valfche Mesfias zich had opgeworpen, en zoo „ veel bloed onder de Romeinen vergooien had „ behalve.,, Rabbi Abika, den Vaandraager van „ den valfchen Mesfias, den welken°hy he „ vleesch met yzere kammen had laaten affcheuMr„V /3bbi ch/nnanja, denzoon -van Taradjon, met de Rotte der Wet, had laaten verbranden". £n du omu door diergelvke verhaalen, In u bygeloof te fterken, en helaas? ïwe meertC verb]inden! Och dat eens h« hviÏÏ r ge" gGOpend m°gten worden, om yde/ey!eïlteCht ^ kenne"> e" z«^e yae e gedachten m uwe harten niet lan-er te «aten vernachten. 0 IS Zemach David ld. pag. 21. Col. 1 en 2 d. Pag- 15. CoJ. 1.  n be na; wc lin zu itr de: ns te de de w d« k h g t a ï ï ( i Rabbi jibarbanelover Jef. 53- Pag80. ISRAELS VERLOSSING lyden, en omtrent het Joodfche volk tr waarheid oordeelen? - Zouden zy 1 van dit volk, zoo als het in dezebalgfchap verkeerd heeft en nog verkeert, Ie dingen kunnen betuigen, die volekt onwaarheid zyn> ■- Laat ut « vraag in eenige byzonderheden wat der voorftellen, en u zeiven tot Richrs Rellen, om naar waarheid te oor- 6 VDÓ o r e e r s t , zouden die bekeeren geloovig gewordene H e id ene n , aardoor hy eigentlyk óe Nazareërs beïc, tot roem van het Joodfche volk innen zeggen, dat het geen onrecht gedaan >eft, en dat 'er geen bedrog in hun mond is 'leest? _ Is dit waarheid? - Hebben iet zelfs voornaame Talmudifche Rabbynen anhet fnoodfte bedrog zich fchuldig emaakt? Ik fchaam my dezelve hier te laatfen, maar zal u alleen als met een 'inger naar uwen Talmud wyzen. Leest Heen Baba Kamma, pag. n3> Guhl' W 18, Baba Batlira, pag. 41- Ln heb knoodig deze waarheid te betoogeryi Laat ie ondervinding en uwe eigen Confcientie fpreeken Trouwens, de beroemds Rabbi Abarbanel erkent dit volmondig in zyne verklaar in g over onze verheven Godfpraak; alwaar hy zegt, rvpfiff W TH ^ra T*W3 D^tyis rw nwao nr »jöDiy "V / ön*i3 nanai nww  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 85 V»d /jvom ^T orvsa «sa» / i3i hdd rn aT p1? anpp „ Nademaal het in de ballingfchap open„ baar is , dat onder lfraël groote god„ loozen zyn geweest, Mannen van roof. 3, zugt, en Woekeraars, en bedrog in hun „ mond is geweest, zoo dat het daarom in „ den toekomenden tyd (naamlyk „ ten tyde van Mesfias komfte in de Wae„ reld) voorzegt is, de overgeblevene van „ lfraël zullen geen onrecht doen, noch ,, geen leuges fpreeken, en in hunnen mond 9, zal geen bedriegelyke tong ge„ vonden worden; waar uit derhalve blykt, „ dat zy in dezen tyd, alzoo niet geweest „ zyn". Oordeelt nu zeiven, hoe zoude dan zulk een leugentaal, uit den mond der bekeerde en geloovig gewordene Heidenen (naamlyk de Nazareërs•) om. trent het oprecht gedrag van het Joodfche volk in deze langduurige ballingfchap Kunnen vloeijen, die volftrekt zoude ftry. den1 tegen de ondervinding, uwe Confcientie, en het getuigenis van uwe eigen Rabbynen ? Ten tweeden, zouden die bekeerde en geloovig gewordene Heide nen, (naamlyk de Nazareërs) tot roem van het Joodfche volk kunnen zeggen, dat het onder allen hoon, fmaad, beroovmg van goederen, ja zeiven in het verhezen van hun leeven, zoo gewillig en lydfaam zich gedraagen had, als een **m dat ter flagting geleid wordt, en zyn F 3 mond Zeph. 5: 13.  ScUbet Jehuda pig. 44Col. 1. No. 34' S6 ISRAELS VERLOSSING mond niet had opgedaan* Is= dit w^eid? Heeft de ondervinding ook niet dit aangaande het tegendeel geleerd ? Ik zal lm «wigtige redenen my hier bekorten, en alleen aanhaalen het geen in het zeer beroemde boek Schebktjehüda (mm) verSd wordt; daar leest men woorde, lyk het volgende. »3ï»K »"M3 nnX3 orü vtdw anïïvn wapi o^tftfi rap w m o's' 3 Tn a^ S^rw, • rai pi anro vu* L,, /Tnarr aarn ntsmp ^ ™a3 j-*in»n liO'tf Dff owdd 1it1 ï? / BW «m" w*> w ™ anm ^ "«n» d-w cww« Salomon ben Virga, en gcu telling der Nazareërs.  fcsEEUWIGE BEHOUDENIS. 87 *n m ip^Tt? arwiitw? m eaoa na» v>» r» bi / -vrn nmpo vvn w ma dtp o /rrwan •anoy dhithi Tj>n Ta nfiiBU 3, In eene der Steden van Diutsch„ land , maakten zich de Nazareërs 3, eens op , en lieten de Jooden by eU ,9, kanderen komen, en zeiden tot hen, „ wanneer zy het geloof aan Je sus, „ in den tyd van drie dagen zouden aan„ neemen, dan ware het wel; maarzoo 3, niet, zy dan zekerlyk weeten zouden, „ dat zy allen door het Zwaard zouden „ omgebragt worden, en dat 'er niemand j, van hen zou ontkomen. De Joo- den dan vergaderden byeen, en rie" £fnin zak en asrche> en vasten tot den „ Heere; maar als zy na den tyd van „ drie dagen zagen, dat zy van God in ,j den Hemel niet verhoord werden, „ beflooten zy alle met elkander om te s, fterven. — Toen zeiden de uitgelee„ zenften onder hen, wy zullen zoeken aan onze vyanden eerst ons te wree» kon, en daarna willen wy om de hei» bging van den grooten naam Gods „ "erven. _ Des morgens vroeg, toen „ alle de Nazareërs, ter plaatfe der bV9) eenkomften hunner Richters byéen 3» vergaderd, en wachtende waren, dat » de Jooden zouden komen om het ge5> loof der Nazareërs te omhelzen, en dat " f If1 hun> EEN der nieuw gewor» dene Nazareërs, met zich in zyn huis F 4 „ zou-  08 ISRAELS VERLOSSING zoude neemen, om denzelven in hunnen Godsdienst en Geloofsartykelen , te onderwyzen, maakten zich de jonge ' Manslieden der uitgeleezenfte lfraëllers op, en gingen met hunne zwaarden ' onder hunne kleederen naar de -Poorte van de plaatfe der vergadering, enlie„ ten geen een van alle de Nazareërs in het " keven. En nog vooraf eer zy hec- „ nen gingen , hadden zy hunne Vrou' wen belast, dat zy de Stad op vier ', plaat/en in den brand zouden fteeken; , en nademaal 'er niemand was, die den " brand zoude blusfen , om dat zy alle in het huis der vergadering waren, „ werd de ganfche Stad, en de Jooden , met hen (naamlyk met de Nazareërs) „ verbrand"! - Ontroerend geval! Alle Nazareërs vermoord! — Een geheele Stad ligt in de asfche ! (nn) — Oordeelt nu zei ven, is dit een voorbeeld van lydfaamIzÜ? _ Is dit zyn mond niet opdoen ? —— Hoe zouden tog de Heidenen , waar door Kimchi de Nazareërs bedoelt, ten dage der verlosfing , tot roem van het Toodfche volk kunnen belyden, dat zy J on- Cnn) 't Is jammer, dat de naam van deze ongelukkige Stad, door den Joodfchen Chronykfchryver niet is bekend gemaakt, om gelegendheid te kunnen hebben, de waarheid te onderzoeken. Dan, hy zal buiten allen twyfel voldoende redenen gehad hebben , om dit geheim niet bekend te maaken , en liever den naam der Stad te vetzwygen.  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 89 onder allen hoon, fmaad, berooving van goederen , ja zelfs in het verliezen van hun leeven, zoo gewillig en lydzaam zich hadden gedraagen , als een Lam aat ter ' flagting geleid werd, -en zyn mond niet heeft opgedaan! — Zoude zoodanige belydenis, niet eene volftrekte valfche lelydenis zyn? — Zoude zoodanige valfche belydenis uit den mond der bekeerde en geloovig gewordene Nazareërs kunnen vloeijen? Ten derden, zouden die bekeerde en geloovig gewordene Heidenen (te weeten de Nazareërs) tot roem van het Joodiche volk zulk een ootmoedige fchuldbekentenis kunnen afleggen, „dat „ het al den hoon, fmertelyk lyden, in de„ ze langduurige ballingfchap heeft ondcrj, gaan, en zyne ziele tot een fchuldöffer „ gefteld, en in den dood uitgeftort „ heeft, en uit den lande der leevendi„ gen is afgefneeden, niet om zyne zon„ den, maar om hunne (naamlyk derNaj, zareërs) zonden te verzoenen, hen „ te geneezen, en den vrede voor hen aan te 3, brengen; en dat dit alles zoude geweest zyn „ het vrye welbehaagen Gods"? —— Zoude deze fchuldbekentenis naar waarheid , en tot Heerlykheid van God zyn ? — Zoude hierin het vrye welbehaagen Gods kunnen beftaan? — Wat zeg ik! zoude dit niet volftrekt ftryden tegen de' Rechtvaardig heidGods?-— Zoude God zulk een volk, om wiens willede geheele Waereld gefchapen is, zoo als men F 5 leest  Schenè 'Luckotb Habrit pag. i45. Col, 1. Scheva Tal in de Voor* rede. Rabb JMenachemRakam pag.187 Col. 4* 90 ISRAELS VERLOSSING leest in het boek Schen'é Luchoth Habrit (00) •031 TDtya n»n oTirn nana De Waereld is alleen om Israëls wille * «/cfafle» enz.—Zulk een volk, dat van God zoo geliefd is bovenalle de volken, zoo als men leest in het boek Scheva Tal Qp) naw 'J£o bx-w*n nauw rmi ^a w napn W3 iwm naon n^aa nn« nm« }tb rwöJn Tao „ Eene iedere ziel van een Ifraëliet op „ zich zeiven, is in de oogen van den Heiligen God (zyn naam zy geloofd!) ge„ liefd en waardig , meerder dan alle „ de zielen van een geheel volk". Wat zeg ik! ja geliefder, zelfs dan de dienstbaare Engelen! zoo als Rabbi Menachem Rekant (aa) in zyne verklaaring over de vyf ' (00) Sehenë Luchboth Habrit, gefchreeven door den zeer beroemden Rabbi Jefchaja, en gedrukt te Amfterdam, in folio, in den Jaare 5413 na de fcheppinge der Waereld, dat is, in den Jaare 1652 na de telling der Nazareërs. tpp) Scheva Tal, gefchreeven door Rabb Scheftel Horwitsch, en gedrukt te Hanou, in den Jaare 5372 na de fcheppinge der Waereld, dac is,in den Jaare 1611 na de telling óev Nazareërs. (aq) Rabbi Menachem Rekant, verklaaring over de vyf boeken Mofes, gedrukt te V e n e t i e , in quarto, in den Jaare 5305 na de fcheppinge der Waereld, dat is, in den Jaare 1544 na de telllD8 der Nazareërs,  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 91 Vyf boeken Mofes fchryft TXnty' pa'atl rn&n 'ax^aa w riapn \3öT » De i/rae „ Zfefen zy« voor den Heiligen God aangenaamev „ dan de dienstbaare Engelen". —■ Met een woord, zulk een volk, dat volgens de ftelling van Kimchi, zoo heilig en recht, vaardig is, dat geen onrecht gedaan heeft, en in wiens mond geen bedrog geweest is. — Zoude dan de Rechtvaardige God, vraag ik evenwel, zulk een uitmuntend, geliefd , heilig en rechtvaardig volk, om de zonden der Heidenen, naamlyk der Nazareërs , ftraffen, om hierdoor hunne zonden te verzoenen ? Zou hierin Gods welbehaagen beftaan? Zou dit niet ftryden, tegen de Goddelyke Rechtvaardigheid? Trouwens, deze gewigtige bedenking geeft zelfs Rabbi Abarbanel zeer nadrukkelyk op, in de volgende woorden. xmirTn px naxa rwann nTx&rr TTina xim / UTao iraixaai xirj ia r*J3n m /mwa xana uwsa tm o;wi nax pi / uTia pr nx run 'a / x:w D'ai «an «mi / Tiao» nxiy -pin Txns»» Ti? nr iax> ox t3«wa '£>a nxa nann mp> /niawn nnaa ?Kpïn' x»ajn nx'a naai / »nTxn / a»n pp x&>* xt |»ac / wxn espen neix jap Ta /pn pp xk>* kt axi Tan^a» ax nax* 761 /mm naixa mTja 1 Kabbi yJbarbanelover Jefaia pag. 78.  9 Ezech. Cap 18. 18-20. 2 ISRAELS VERLOSSING '131 mawn nw dtoid vn nv?tt de vierde Vraag (zegt hy) is de ' ze. Als 'er gezegd wordt, waarlyk hy ' ke/« o?iz.e krankheden op zich genomen, en \ onze fmerten heeft hy gedraagen; Hy is om onze overtreedingen verwondet, om onze ' ongerechtigheden is hy verbryzeld; doch de Heere heeft onzer aller ongerechtigheden op hen doen aankopen; en zoo als 'er ook gezegd wordt, want hy zal hunne ongerech' tigheden draagen ; en hy heeft veeier zon, den gedraagen, indien dit alles op I s r a e ten opzichte van anderen volken wordt :! toegepast,dan blyft 'er eene zeer groo. , te bedenking, hoe is dit te vereffenen ,, met de Godlyke Rechtvaar. ,, digheid? daar de Propheet Ezecbtel „ van de deugd der Goddelyke Recht„ vaardigheid , reeds lange verklaard „ heeft, dat de Zoon niet zal draagen de ongerechtigheid des Vaders, en de Vader !. niet zal draagen de ongerechtigheid des Zoons: veel minder het eene volk voor ! het andere; hoe kan 'er derhalve ge,, zegd worden, dat 1 s r a ël in de balling"fchap zoude draagen de zonden der Heidenen"? " Laat ik 'er dit nog by voegen; zoude zulk eene fchuldbekentenis der bekeerde en geloovig gewordene Nazareërs niet volftrekt ftryden, tegen de algemeene teeenwoordige fchuldbekentenis van uwe geheele Joodfche Natie? die openlyk belydc „ dat zy om hunne eigen zonden, die groot „ en menigvuldig zyn, al dien hoon.  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 93 „ fmaad en verdrukking in deze langduuj, rige ballingfchap moeten ondergaan, „ en niet waardig zyn om verlost te „ worden"! (rr) Oordeelt nu zeiven, wie moet zich niet verwonderen, dat Rabbi David Kimchi in den mond der bekeerde en geloovig gewordene Heidenen, naamlyk de Nazarecrs, zulk eenfchiddbekentenis wil leggen, die volftrekt zoude ftryden tegens de Godlyke Rechtvaardigheid, en zelfs tegen de algemeene fchuldbekentenis der geheele joodfche Natie? Ik weet zeer wel, gy zult hier tegen inbrengen, onze Rabbi David Kimchi heeft deze bedenking,door u hieropgegeeven, reeds vooruitgezien , en daarom laat hy in zyne verklaaring (ter wegneeming van dezelve) deze nadrukkelyke woorden vooraf gaan, „ niet dat Jfrae'l de zonden der ,, Heidenen waarlyk zoude gedraagen heb* „ ben , maar zy zullen in hunne gedachten „ zich dit verbeelden, en volgens hunne „ meening dit zegden", enz. — En dus is de geheele bedenking bondig opgelost. Maar zagt, niet zoo fchielyk, broeders! volgens deze uwe gemaakte uitvlucht, moet gy met uwen geleerden Kimchi zeiven Rellen, dat de geheele Schuldbekentenis, die hy in den mond der be- f>r) Leest dit met aandacht in het boek Jalkut Chadaseh, pag. 49. Col. 4. No. 62, En Rabbi Bechai in zyne verklaaring over de vyf boeken Mofes, pag. 64. Col. 1.  g+ ISRAELS VERLOSSING bekeerde en geloovig gewordene Nazareërs wil leggen, niet naar waarheid zoude zyn: niet als of lfraël de zonde der Nazareërs waarlyk zoude gedraagen hebben, neen, verre van daar, maar alleen naar hunne gedachten, zoo als de Nazareërs dit zich zouden verbeelden; dus eene fchuldbekentenis NIET naar WAARHEID, maar alleen naar hunne verbeelding ; met een woord, een valschefchuldbekentenis! — Dan, wie moet zich niet ten hoogfte verwonderen, dat zulk een Rabbi inlsRAëL, zulk eene valsche fchuldbekentenis verzint , en in den mond der bekeerde en geloovig gewordene Nazareërs, met de komfte van den Joodfchen, nog verwachten Mesfias, met geweld wil leggen ! En wel zulk eene valsche fchuldbekentenis, die niet alleen verftrekken zou tot hunne grootfte fchande en rechtvaardiging van het Joodfche volk; maar gelyk wy zoo even gezegd hebben, die volftrekt zoude ftryden , te. gen de tegenwoordige algemeene fchuldbekentenis van de geheele Joodfche Natie! ja eene valfche fchuldbekentenis, die volftrekt zoude ftryden tegen Gods welbehaagen en de Goddelykc Rechtvaardigheid! — Wie zoude zulks, van een Joodfchen Rabbi kunnen verwachten! En boven dit alles, de geheele verdichte, valfche en Godontëerende fchuldbekentenis , die Kimchi in den mond der Nazareërs wil leggen, rust op deze stelling, die hy in zyne verklaaring tot een grond legt 3  snEEUWIGE BEHOUDENIS, pj legt, naamlyk, „ dat de Nazareërs in den „ tyd der verlosfinge zien zullen, dat het geloof „ dat lfraël had vastgehouden het waarach. ,, tig geloof is , en dat het geloof dat zy 3, hadden vastgehouden een valsch gelooj ,, is; waar uit zy dan by wyzen van eene ,, Jluitreden, deze hunne fchuldbekente,, nis zouden opmaaken , en naar hunne ,, gedachten zouden zeggen, is dit zoo? der,, halve, de krankheid en de fmerte, die op ons hadde behooren te komen, is op hem 3, gekomen , en zy zyn geweest een rantfoen ,, en verzoening voor ons", enz. — Veel gezegd, maar niet beweezen. (ss) — Waar zyn (jj) Ik heb onder het leezen van een onlangs door den druk uitgegeeven Werkjen, onder den tyte!; „ Antwoord der Nederlandsche Jooden i, op de brieven door den welgeleerden Heer ,, Joseph Priestly gefchreeven aan hunne „ Natie over de baarblyklykheidvan het Chris„ tendom", met aandacht opgemerkt, dat byna op iedere bladzyde, den dwaalenden Schryver met verwyt onder het oog wordt gebragt, „ dat indien „ het hem ernst ware om de Jooden tot het Chris. „ tendom over te brengen , hy dan zyne Jlellin. ,, gen moest betoogen"; en waarop de Neder„ landschb Joodsche Schryvers vooral „ met nadruk aandringen, pag. 84 en 85, waar zy zeggen, „ wy hebben in deze uwe brieven niet „ gevonden die drie dingen, of liever de bewy. „ zen voor de drie leerjlukken , waarop het » aankomt; zullen wy kunnen overreed worden, ». om het geloof der Christenen aan te neemen. %, Naamlyk : „ Vooreerst: dat de eigenlyhe k e n m e r k e n j >. van aen Mesfias in onze voorzeggingen aan» gekondigd, te vinden zyn in Jefus van Na- > za- ' Antwoordder Neder. Jandfche Jooden ip de brieven >an Jo- reph Priest. 'y pag- Ï4en8s.  96 ISRAELS VERLOSSING zyn tog de bewysredenen voor deze 7ymèfonllftellwgi naamlyk, dat het Jocd- , zaret; want hoe wonderlyk dat gy dat fiuk bc tondeld hebt, is door ons aangetoond " Teni tweeden , dat de geschiedkundige , baarblyklykheid van de wonderwerken aan S toegefchreeven door zyne Apostete >, werken door Mo fes verrtcht, te vinden zyn, " Tant hoe onvoldoende gy daarover gelchreeven hebt, is door ons aangeweezen. Tenderden, en vooral, dat Jefus van Na'llret waarhk is, die hy zeide te zyn en " let ,e ne zyne leerlingen tn ^ .f'/ff " Roeken zetuisen dat hy is, naam yk Gods " eSn Zoo gdc ware God zelf. In dien zin " wSn wy zeker, dat de Christenen, a hans het ïros van dezelve, die gezegden opvatten. " b!wys ons deze ftukken volledig, en wy zullen ons aan onze eigene overtuiging deswe;;Zge'onderwerpen, wy sullen gaarne Chr.stenen Worden" (En waarop zy pag. 8? 'aa- " !! vovén.1 wy denken te mogen gelooven, " S de h erdooryons neergetelde voorwaarde " ï J nVr kundige Christenen zal gebillykt „ door alle kunaige ^ dat h(Jt „ w0r^«, f*"ZJN van de drie door ons op. '* V°'ÏTee (luiken! de eenige weg is. om ons " fo^LnTwf ov'erreeding: het Christendom te - t^Xtm'^ zu,k een voorftel der ]k ve.D.ya i y J0 DSC(I ESchryvers te mo?enDleeRz nA,Nd tC d^oi alle kundige Christenen e ïï u^Td "geiefïen omV Vaderen wille  en EEUWIGE BEHOUDENIS.g? M/êfoof het waarachtig geloof, OT te ^/Ar Nazareërs een v^sWgh o} tst - Het is weder een /telling zonder betoog, en is dit voldoende? ~ Zoumen van uwen welgeleerden Kimchi, zuTke Jene gewigt.ge stelling,^ nlJerZ Joodfche Natie, ais aan de Nazareër rt willen opdringen , kunnen verachten? Wel aan, laaten wy bv d^Z . „f? genheid het Joooschk nader onderzoeken , en dan oördS! len, redeneeringen en enkele gezegden in plaat Svan ^«w* Awrf,, ten hoogften zult billyken.  ioo ISRAELS VERLOSSING „ volkomen geloof, dat God de Schep. " per, zyn naam zy geloofd! Eenigis, en dat 'er zulk eene Eenheid op geenerlei wyze is, en dat hy alleen onze „' God is geweest, nog is, en in alle eeuwigheid blyven zal. < „Ik geloove door een waarachtig en (3) „ volkomen geloof, dat God de Schep„ per , zyn naam zy geloofd ! niet ligchaamelyk is,noch eenige hgchaamely, ke eigenfchappen heeft; dat geen hg,, chaamelyk wezen by hem vergeleeken „ mag worden, en by ook geen gely,, keuis heeft. . Ik geloove door een Waarachtig en 00 „ volkomen geloof, dat God de Schep,, per , zyn naam zy geloofd! de eerfte en de laatfte is. . Ik geloove door een waarachtig en 00 , volkomen geloof, dat hy alleen moet aangebeden , en 'er niemand benevens „ hem mag aangebeden worden. Ik geloove door een waarachtig en ,v volkomen geloof, dat alle de woorI den der Propheeten waarachtig zyn. n>> , Ik geloove door een waarachtig en Q" „ volkomen geloof, dat alle de Voorzeg! gingen van Mofes onzen Meester, " waarachtig zyn , en dat hy een Vader aller Wyzen , die voor hem geweest " zyn , en na hem komen zullen, geweest is. Ik geloove door een waarachtig en C8) „volkomen geloof, dat de ganfche  shEEUWIGE BEHOUDENIS.ioi „ Wet, zoo als dezelve nu in onze „ handen is, die zelfde Wet zy, die van „ God aan Mofes onzen Meester, op ,> hem zy de vrede! gegeeven is. ,, Ik geloove door een waarachtig en „ volkomen geloof, dat deze Wet mm„ mer veranderd, noch dat van God den „ Schepper, zyn naam zy geloefd! aan „ ons een andere Wet zal gegeeven s, worden. „ Jk geloove door een waarachtig en „ volkomen geloof, dat hy alle de wer« „ ken en gedachcen der menfehenkinde„ ren weet, gelyk 'er gefchreeven ftaat, „ hy formeert har er aller harten, hy let op alle hunne werken „ Ik geloove door een waarachtig en „ en volkomen geloof, dat God de Schep„ per, zyn naam zy geloofd! het goede „ vergelden zal den geenen die zyne „ geboden onderhouden, en ftraffen zal „ den geenen die zyne geboden over:, treeden. „ Ik geloove door een waarachtig en 9, volkomen geloof, in de komfte van „ den Mesfias, en niettegenftaande hy „ lang vertoeft, echter verwagt ik hem „ alle dagen, dat hy komen zal. „ Ik geloove door een waarachtig en „ volkomen geloof, dat 'er zyn zal een „ wederopftanding der dooden, op zulk 5, een tyd,die God den Schepper behaagen " j F" naam z? Sel°ofd ! en zyne «} gedachtenis zy hoog gepreezen tot in «> alle eeuwigheid en altoos! Op uwe G 3 „ 99- C9) 00 dO Cis)  i< V JS j: r 5 3 3 i Perusch Hatnisch'ftajot Meharam*bant MefachatSanhedrinCap. K pag. li Col. a. » ISRAELS VERLOSSING zaligheid wacht ik, o Heere: ik wacht o Heere op uwe zaligheid : o Heere 0Pme zaligheid wacht ik. (En dit wordt 0 ƒ eens in het Chaldeeuwscb herhaald) OP uwe verloifing wacht ik o Heere, \ik wachi o Heere op uwe verlosfing, ' o H e e r e op uwe verlosfing wacht ik . * Ziet daar de dertien GeloofsarrYK.el.en van de Joodfche Natie, door labbi Mofche bar Maimon opgetteld, woordelyk hier geplaatst. - En nog breedv-oeriger zyn dezelve te vinden , m de "erklalring'van den zoo even genoemden Rabbi , over de Mischna des TalmudifchenTraètatSanhedrin, geplaatst achter het Traftat Sanhedrin : (vv) alwaar hy deze Geloofsartykelen breedvoerig verklaart, en in het flot van het dertiend Grondartykel, het volgende nog byvoegt. nnw nTa oisn potf npKDi oxa Kin / DH3 WOK- na van* D^l ««IJ nïVDl / «HW «3 ^ >jn nw na w amro vTy nw fraw /mnwn nan«n p ™' ni*nn nono nrnm p w np »öj iww «in /rvun r^n moanm , / Kan V? V "»« / ftwi 1 Kim Cvy} Gedrukt te Bafeh in Mo. 5» Jn Ju» 5340 na de fcheppinge der Waereld, dat s, W den Jaare J579 na de telling der Hazard  bmEEUWIGE BEHOUDENIS. 103 V?3n p w hn /nniDVi htnd hd» fïlpl DniptON jnpji ip^n -\S3) vi?jn / n3K?i n nixai mma „ Dat is: Wanneer iemand alle deze Grondartykelen gelooft, en door dezelve ,, zyn geloof openbaar maakt, die be,., hoort onder het getal van de Israë„ lieten, en men is verplicht om hem „ lief te hebben , en zich over hem te s, ontfermen , en omtrent hem zich te „ gedraagen, in alles wat de Heere, zyn „ naam zy geloofd! den mensch omtrent „ synen naasten, aangaande de liefde en „ de vriendfchap, gebooden heeft. — „ En al hadde hy nog zoo veele zonden, zoo „ veel hy konde doen , gedaan, door a, de aangeboorene begeerte en natuur,, lyke boosheid, die in hem de overhand 3, houdt, zoo zal hy wel naar den aart ,, zyner zonden geftraft worden , maar „ evenwel zal hy deel hebben aan het „ leeven in de toekomende waereld; en „ deze is, Tk"IP' WlSD van de zondige .„ Israëlieten. —— Maar wordt iemand „ zoo bedorven, dat hy afwykt van de„ ze Grondartykelen, die is uitgegaan van de gemeente Israëls, en hy heeft God „ verloochend , en wordt genoemd DWip'SN Epicureèr, als een die het m .geene wel geplant is, uitrook of afG 4 j3 fnydt,  Pf. 139. 31. 32. Belyde nisje de, geloojs 4er Ge refor- pieerde Kerke in Ne- derlant Art. 1 : J?eni3 1.04 ISRAELS VERLOSSING „ fnydt, — en het is de plicht om hem „ te haaten en uit te delgen, en op hem wordt gezegd, zoude ik niet haaten, Hee5, re , die u haaten, en verdriet hebben in de „ geene die tegen u opfiaan? Ik haat hen met „ volkomen, haat, tot yyanden zynze my ". — Eene verzekering dan, die u gerust Relt in het bedryven van de fnoodfte zonden 1 Dan, laaten wy onderzoeken , of gy deze Geloofsartykelen , waarlyk ge. looft, en of uw geloof het waarachtig geloof is? In de eerfte vier Artykelen, geeft gy voor, „ door een waarachtig en „ volkomen geloof te gelooven , dat God de „ Schepper, Onderhouder en Regeerder aller Creatuuren , een eenig God, een geestelyk „ Wezen is, dat geene ligchaamelyke eigen„ fcbappen aan zich heeft, en de eerjle en de „ laatfteis". — Waarheden, die niet alleen de reden en het licht der Natuur leeren, maar die gegrond zyn op Mofes en de Propheeten. .— Waarheden, die ook wy Nazareërs, door een waarachtig en volkomen geloof , gelooven ! en belyden; „wy gelooven met het hart, en , „ belyden met den monde, dat 'er is een eenig „ en eenvoudig geestelyk Wezen , het welk wy God noemen, eeuwig , onbcgrypelyk, j, onzienelyk, cnveranderlyk, oneindelyk, al- - „ magtig, volkomen wys, rechtvaardig, goed „ en een zeer overvloeiende fonteine van allen < jj goed-- enz. ~— Wy gelooven, dat God de Vader door zyn WQORd, dat is, door » zy-  PnEEUWIGE BEHOUDENIS.t«j „ zynen Zoon, den Hemel, Aarde, ?, en alle Schepfelen uit niet heeft ge 3> fchapen , enz — Wy gelooven, dat dit ,, goede God, na dat hy alle dingen gefcha„ pen had, dezelve niet heeft laaten vaaren. ,, noch den gevalle of fortuin overgegeeven ', ,, maar dat hy ze Jliert en regeert alzoo naai „ zynen Heiligen wille, dal in deze Waerela „ niets gefchiedt zonder zyne ordonnantie". enz. — Wat dunkt u? Is het geloof der Nazareërs, een valsch geloof? Hoe ! zult gy zeggen, is dit geen valsch geloof? „ God de Vader heeft door „ zyn Woord, dat is, zynen Zoon, den He„ mei, de Aarde, en alle de Schepfelen, uit „ niet gefchapen"! Welkeen vreemde taal is dit! Waar leest men dit in Mofes en de Propheeten ? 'Er is maar een eenig God, die zegt, Ik ben Jehovah & alles doet, die den Hemel uitbreidt, ik alleen, en die de Aarde uitfpant door my zeiven, Jef. 44: 24. Maar zagt, geliefde Broederen'' laat deze uitdrukking in onze Nazareënjche Ge* loofs.belydenis, u tog niet ergeren. Is dan dit ook niet de Geloofsbelydenis van den godvruchtigen David? Is dat niet zyn geloofstaal ? door het woord des Heeren zyn de Hemelen gemaakt, en door den Geest zyns monds al baar heir. . En wien bedoelt hy door het woord des Heeren anders, dan den Zoon van God, dat zelfftandige Woord, den tweeden Perfpon in het aanbiddelyke Opperwezen , tot wien de Vader zelf gezegd heeft, G s gy K33-.S.  K.a: 6. Zemach üavid i d pag. 17. Col. 3: 18. Col 3 en 35. Col. i. Trad. Sucka pag. 28, Col. 1. Traa. Megillt Cap. 3« Col. i. (xx-) Jonathan ben Uzisl, de uitmuntende der 80 voornaamfte Discipelen van den Ouden Htllel, die zyne Chaldeeuwfche uitbreiding over de Propheeten gefchreeven heeft in den Jaare 5725 na deïchepping der Waereld, en dus 36Jaaren nog voor de geboorte van Jefus den Nazareentr\ en van wien in uwen Talmud niet alleen met zoo veel verheffing gelproken wordt , ,, dat hy „ was een man die waardig was, dat de Sche* china, de Godlyke glans en Heerlykheid, op " hem gelyk op Mofes onzen Meester, zoude " rusten , en dat hy zoo Heilig was, dat wanneer . hv in de Wet ftudeer.de, de Vogelen des He" mels, boven zyn hoofd vliegende , verbrand . werden" ! Maar waar zelfs van hem mee zoo veel nadruk het volgende verhaald wordt. 'sd ra* Vw p W °*ï:13 W öjnn Sip na nrtfi' nonfl x\\va nww bjr noia ™*a ' dik "w n^iw ni sin «d mos» mn •» "idw vSn W p tm* w Kta tjbS j>m «fa » orm 'j^ T™0 ,rvV:w -nuA *•» ' "n33t' ^ ' ,tW9 """^ u/p-a hjm ' 'nrwa wpftrm m< k«w ' iw» rnnsi Sip na ruw' * o-sma te o\nn nfai trvo v? n'tn wTO 1 ma ™ '^ Dat 106 ISRAELS VERLOSSING gy z;yï my» Zoo», heden heb ik u gegenereerd? L Dit zal Rraks nader blyken. Trouwens , was dit niet zelfs ook de Geloofsleer van uwe oude Rabbynen? — De zeer beroemde Jonathan ben Usiel, geeft in zyne Chaldeeuwfche uitbreiding over de Propheeten, deallerduidelykfte blyken hier van.(xx) — Ziet al-  bnEEUWIGE BEHOUDENIS. ïo? alleen zyne korte uitbreiding over Jefaia Gap. 45 vers 12, alwaar Jehövah zegt, Ik heb de Aarde gemaakt; het welk door Jonathan nader verklaard wordt fH3P ♦ID'Da NJK NIHN & hebbe de Aarde door myn woord gemaakt. En zoo ook Je¬ faia Cap. 48 vers 13 , waar de Heere zegt, „ Dat is, de Chaldeeuwfche uitbreiding over de „ Propheeten, is van Jonathan ben Usiel, „ die hy uit den mond van Hagai, Zacharia „ en Malachi had voortgebragt; en ten dien tyd, „ (naamlyk toen hy dezelve gefchreeven had) beefde „ het Joodfche land vierhonderd mylen in de lengte „ en in de breedte: en 'er kwam een hoorbaare „ ftemme uit den Hemel, diezeide, wie is dez» ,, die myne verborgenheden den menfchenkin. „ deren geopenbaard heeft? —— Toen ftond „Jonathan ben Usiel op, en zeide, ik ben het die uwe verborgenheden den men. ,, fchenkinderen geopenbaard heb ; het is open. „ baar en bekend voor o, dat ik het niet om myne eere, noch ter eere van myn Vader gedaan heb, „ maar dat ik het alleen ter uwer eere gedaan heb, „ op dat de twisten onder Israël niet vermenigvul* „ digd zouden worden: En hy wilde nog ver- der de vertaaling van de Cherubim, (naamlyk ,, van de Pfalmen , Job, Spreuken, Daniël enz.) openbaaren ; maar ziet! toen kwam 'er eene hoorbaare ftemme uit den Hemel, en zeide tot „ hem, het zy u genoeg ! (dat is, gy moogt niet meerder fchryven) en om wat reden? om dat „ in dezelve (en wel zoo als Rabbi Salomo in zyne „ verklaring met nadruk zegt, in Daniël) den ,, tyd van den Mesfias bepaald is" I — Deze zeer beroemde Jonathan ben Uziel, zeg ik, geeft in zyne Chaldeeuwfche uitbreiding, de allerduidelykfte blyken hier van. Jonathan ben Uziel over JeG 45: 12. en 4S : 13.  to8 ISRAELS VERLOSSING Targumje.rufchalmi over Gen. 3: 32. zegt, ook heeft myn hand de Aarde gegrond ; het welk door hem nader verklaard wordt •KIHN nV?3p *td»03 ook heb ik Door MYN woord, de Aarde gegrond. En dat Jonathan ben U/iel, benevens de andere Chaldeeuwfche Uitbreiders, door H'n' *na»d Memra Jehovah, des Heeren woord, niet des Heeren bevel, maar dat eeuwige zelfftandige Woord, naamlyk den Zoon van God, den tweeden Perfoon in het aanbiddelyke Opperwe. zen, bedoeld hebben, blykt duidelyk uit hunne verklaaringen van verfcheiden Schriftplaatfen , van welken ik maar eenige Raaien tot Raaving der waarheid zal aanhaalen. —— Zoo verklaart de Targum Jerufchalmi (jy) Gen. 3 : 23. man dis / ötvto *i n-iq'd • KOrD 'dp3 'Tn1 En (het Memra Je„ hovah Elohim) het woord dfs Hee„ ren Gods zeide, ziet Adam, welken ik „ gefchapen heb, is myn eenig gefcbapene in „ de Waereld, gelyk ik (naamlyk het Mem„ ra Jehovah, het woord des Heeren) „ de eenïo geboren ben in de Hoog- Cyy) Targum Jerufchalmi, die ook door Jonathan ben Ufiel te Jerufalem zou gefchreeven zyn, en daarom ook genoemd wordt, Targum Jerufchalmt , zoo a s men leest in het boek Schaljcheeletb Hakaboiah, pag, 25, Col. 1.  ïnEEUWIGE BEHOUDENIS.109 hoogste Hemelen". — Zoo verklaart ook dezelve Chaldeeuwfche Uitbreider Deut. 26: 17. pn^TDN i03»D „ Gy hebt (het Memra Jehova) het woord desHeeren desewdag tot Koning overu „ gefield, dat hy uw God zal zyn". — Ziet verder hunne nadrukkelyke verklaaringen over Gen. 19: 24. Lev. 26: 12. Num. 10: 355 36 enz. Oordeelt nu zeiven, of niet uwe oudfie Rabbynen, ik bedoel de Chaldeeuwfcne Uitbreiders , in hunne verklaaringen de allerduidelykfte blyken geeven, dat zy, door dat Memra Jehovah, dat woord des Heeren, niet des Heeren bevel, maar dat eeuwige, zelffiandige, weezentlyke woord Gods, naamlyk denZoon van G od , door welken alle dingen zyn, bedoelen , volgens de geloofsbelydenis van David, door bet woord des Heeren zyn de Hemelen gemaakt, zoo even aangehaald ? En dus, hoe is het mooglyk dat deze uitdrukking in onze NazaREê'NSCHE Geloofsbelydenis , dat God de Vader, door zyn woord, dat is, door zynen Zoon, den Hemel, de Aarde en alle de Schep, felen uit niet heeft gefchapen, u zoo kan ergeren ? daar het dezelfde Geloofsbelydenis van David is, en zelfs ook de Geloofsleer van uwe Oude Rabbynen, dat God door zyn Memra, door zyn woord, naamlyk door zynZoon de Aarde gegrond heeft l Wat zegge ik! Deze uwe oude Rabbynen, Tarm gumjem rufchalm mi oveï Deut. 26: 17. Pf.33:6-.  Targum Jonathanover Hof. i: 7. Targumjo' nathan ver Jef. 45: 17. gumjonathanover Jef. 45 : 35. no 1SRAELS VERLOSSING tien, geeven in hunne verklaaringen dé illerduidelykfte blyken, dat zy niet alleen geloofd hebben , dat Jehovah Elohim s door zyn Memra, door zyn woord* dat is, zyn Zoon, de Waereld gemaakt beeft, maar ook voornaamlyk , dat Je^ hovah , de God des Verbonds , alleen belooftheeft, door dat Memra, naamlyk doof zynen Zoon, lsraèïs Verlosfinge en Eeuwige Behoudenis uittewerken , en toe te pasfen ! — Ik zal weder maar eenige Raaien uit hunne verklaaringen tot Raaving der waarheid hier aanhaalen. — Zoo wordt de Godljke belofte in de Prophetie van Hojea 1 vers 7 , waar volgens het verband, God de Vader fpreekende voorkomt, door Jonathan ben Uziel verklaard, jCTrT?K »h tOD'DS ftfpTfiKl » En ik „ zal ze verlosfen door (het Memra „ Jehovah) het woord des Hee„ ren hunnen God". — Zoo is ook zyne uitbreiding over Jefaia 45: 17, Köty jpllö 'H iOD'DS pnfin» ^Klti" „ Israël zal door (het Memra Jehovah) ,, het woord des HeEbEN Verlost „ worden met eene eeuwige verlosfing". — En zoo verklaart hy ook de ziel vertroostende belofte, vervat Jefaia 45 : 25. *iww*i »mt pronte pi» "i iwoa Maar in (het Memra Jehovah) het woord des Heeren zullen gerechtvaardigd worden, en zich beroemen het ganfche zaad  enEËUWIGE BEHOUDENIS.iii zaad Israëls. — Laat ik hier by voegen den zeer beroemden Chaldeeuwfchen UitbreiderOnkelos, over de vyf boekenMofes, die ook geleefd heeft in den tyd van den Ouden Hillel, en by n niet minder in hoogachting is, dan Jonathan ben Uziel. (zz) — Ziet izz) Wat zegge ik! de Targum Onkelos is by u nog veel heiliger, dan die van Jonathan ben üfiel! want volgens het zeggen van uwe Rabbynen • M'Do nj? wol xwrh nSap «-n omnn ,, Heeft Mos es onze Meester , op hem zy 1 „ de vrede ! deze Chaldeeuwfche uitbreiding ,, op Sinaï van God zeiven mondeiyk ge,. leerd, maar die naderhand vergeeten zynde, Ttp un or»pjw t by oto'1 wvrb mop min >i is die kroone weder tot haaren ouden luis„ ter gebragt en her field door Onkelos, op hem zy de vrede"'*, en die ook daarom zulle een gezsg heeft, dat de TalmudfcheRabbynen zeg- j gen, «pjui jjtnn m «n rVy «pram „ die» iets by voegt , die is een Godslasteraar"! welke woorden door Rabbi Solomo nader dus ver- klaard worden Win tah «air/ / xhv «j'oram -1 oipn Saa da «pw / -yü\rh nroi ]n'ji ] njró Dipnn n« niani sprro r» nn / nïixw «S i'oinï-o aum oiSpjmi ' vist rm nanwjir/ kS? i ]n'j m'D3 nrw «vdki rnj*"»o •ui nSuna nori iTr« „ die „ daarby toe doet, dat is, die zou willen » komen en zeggen, nademaal 'er vryheid is geit geeven, om den Hebreeuwfchen Text iets by te voegen , (zoo als Onkelos gedaan heeft) zoo zil „ ik ook in alle plaatfen daar het my behaagen zal, „ iets byvoegen; deze is een lasteraar en ver. fmaa- Zemach David, i t pag. io. Col. 2 en 2i. Col. i. SchaU ■heeleth Hakabalah>ag» 35» ^Ol. 2. Abo. lath Hakóiesch)ag. 85. :oi. 3. Tratl. K.iduchinlag. 94. m, 1  Targum Onkelos over Gen is: ö. H2 ISRAELS VERLOSSING Ziet hier alleen zyne korte , doch na*drukkelyke uitbreiding over Gen. 15: 6° • vb nh fnvfn N-ibnsa (wit „ En hy (naamlyk Abraham) geloofde in „ het Memra Jehovah, in het woord „ des Heeren, (naamlyk in den Loon „ van God) en het werd hem gerekend tot „ gerechtigheid". . ... Zoo dat uit hunne verklaaringen duidelyk blykt, dat deze Oude Rabbynm, niet alleen geloofd hebben, dat Jehovah Aioten,door zvn Memra, door zyn woord, dat is, zyn Zoon, de Waereld gemaakt heeft; maar ook dat Jehovah beloofd heeft, door dat Memra. naamlyk door zyn Zoon, Israël te verlosfen met eene een. wige verlosfing, te rechtvaardigen en te zaügen, zoo als Abraham de Vader aller geloovigen, door bet geloof in dat Memra,naamlyk in den Zoon van God, gerecht, vaardigd is. - Wat dunkt u? Is het Geloof der Nazareërs een valsch Geloot i Dan, ik moet helaas! tot myne innerlyke droefneid u vraagen, wat gelooft .. fmaadervan God, die zyne woorden verandert I ' maar hetgeene de Targum Onkelos^bygevoegd had. dat had hy niet uit zich zeiven bgyevocgd: " want deze uitbreiding is op S1 n a i gegeven, maar dezelve vergeeten zynde, ss doorhem ., herfteid en tot haar en ouden tuister ge- brazt, zoo als 'er gezegd wordt m het Tra®. ' M?gÏlla (pag 3) enz» Dus dat gy ten hoogften verplicht zyt, zyne verklaaring aan te neemen.  bnEEUWIGE BEHOUDENIS.ii gy ? Gelooft gy waarlyk deze uwe eigen geloof $ belydenis? Wel verre van daar. — Helaas welke ongerymde, ligchaamelyke, ja god onteerende denkbeelden maakt gy u nie van God , van dat oneindig geestelyi Opperwezen? Myne ziel ontroeri als jk hier aan denk ! en myne hand zoude weigeren, om dezelven hier te plaatfen, indien ik my niet gedrongen vond, om uit uwe eigen Rabbynfche Schriften te betoogen, en u te overtuigen, dat gy uwe eigen geloofsbelydenis niet gelooft! — Laat ik alleen de volgende vraagen ter uwer beandwoording voorftellen. Vooreerst, wat geloeft gy van 'God, zoo als hy is, een oneindig, onbegrypelyk geestelyk Wezen? — Schryven niet uwe Rabbynen (wiers leer gy door een blind geloof omhelst) eene zekere bepaalde tnaate van lengte en breedte, aan dat oneindig geestelyk Opperwezen toe? rx.ii „a) In het zeer vermaarde boek Otioth Rabbi Akiba (aad) leest men woor- delyk het volgende. j& s^ï? ri 3Yip W rbpn ♦jöV jvran n"? '-nap ^ maai opstot rwm Bf&w naopn p taaa") Gefchreeven door Rabbi akiba, en ge. «Irukt te Venetien, in quarto, in den Jaare 5305 na de fchepping der Waereld, dat is, in den Jaare *S45 na de telling der Nazareërs. H i ! Otióth Rabbi dkiba pag. 15. -ol. 3.  enEEÜWIGE BEHOUDENIS.i 15 „ ons, dat het Ligch aam (of het Lyf) „ der GodJyke Majefteit , tweehonderd „ en zes-en-der tig maal tienduizend mylen ,, (tag) zy : Van zyne Lendenen op., waards, honderd en agttien maal tien„ duizend (mylen), en van van zyne Lende„ nen nederwa ards, honderd en ag uien „ maal tienduizend mylen. En deze „ mylen zyn niet gelyk onze mylen , „ maar gelyk zyne (naamlykGods)mylen; „ want zyne myl is., duizendmaal twee„ duizend Ellen-, ieder van zyne Ellen, „ is vier/pannen en eene handbreed ; en zijne ,, Spanne ftrekt zich uit van het eene „ einde der waereld tot het andere, ge„ lyk 'er gezegd wordt, wie heeft de wa>, teren met zyn 'vuist gemeeten , en van de „ Hemelen met de Spanne è maate geme5, ten"? enz. b) En in het boek Rafiel leest ken de twee Letters van het woord t1? Loo, niet meer uit, dan zes-en dertig, maar geen zesen-dertig duizendmaal tien duizend. —Dan, men moet zich hierover niet verwonderen; uwe Rabbynen mogen de Heilige Schrift uitleggen zoo als zy willen ; en al ziet gy duidëlyk hunne grove fouten, en hoe ongerymd zy in hunne godonteerende verklaaringen de Heilige Schrift verdranyen, gy moet echter hunne woorden gelooven, als de woorden van den leevenden God! — het is hier genoeg, de Joodfche Confcientie te verplichten, om deze godonteerende bepaaling van dat oneindig geestelyk Opperwezen met een volkomen geioof te gelooven. Rabbi Akiba zegt hetl H % Jefaia 40 : 12. Seepher Rdfiei.  I Abo. êatïi Hakkodesch3 deel Cap. 21. pag 80. Col. 3- n6 ISRAELS VERLOSSING 'celleest men met nog meer ontroering, ioe eene breedvoerige godonteerende be0 fchry- (eee) Een Boek! dat van God zeiven uit den Hemei door den Heiligen Engel Ras iel, aan A3am in het Paradys zoude gegeeven zyn, om hem de hoogfte verborgenheden, die zelfs voor de Engelen verborgen waren, daardoor te ieeren! ■ Ziet hier de eigen woorden uit het zeer beroemde boek Abodath Hakkodesch (gefchreeven door Rabbi Meier ben Gabbat, en gedrukt te Crackou, in folio, in den Jaare 5337 na de fchepping der Waereld, dat is , in den Jaare 1576 na de telling der Nazareërs.') alwaar men het volgende leest. '3 "dr TORn 'Darï' wn-noa apr roSn n«» " w m v -w nso f> -ma pa wna "Mn* n-o-flpa rmw naw vwn S» /Sm t-m /««S? «ar/» uw nD o'Wj*1 b-wd nr© r»w"» o"»» o'*3?™3 e*a™ nnn o'ini* wn «wnn nsoa cancan enn» • «1 D«nS» D'Dtf/n Sp „ Dn is. De Wyzen der waarheid (of Godgeleerden) zeggen, dat . Ras iel, zyn (naamlyk Adatns) Leermeester I geweest is. — En zoo heb ik ook in de voorfede van myn boek Toldath Jacob gefchree!! ven, dat, als hy (naamlyk Adam> m het Paradvs was, hem een boek van den Hemel, door '„ den Engel Rafiel is gebragr, waardoor hy groote verborgenheden van de bovenfte Waerelden be, greepen had, welke de hoogfte Engelen niet ! hadden kunnen begrypen. —- En dat de Engelen , die in de bovenfte Hemelen zyn, zich ver!,' eaderd hebben en tot hem gekomen zy n, om die wonderbaare en vreezeiyke verborgenheden, " welke in dat boek geopenbaard waren, te hooZ ten, en uitgeroepen hebben, verhef» boven 1» aé.  enEEUWIGE BEHOUDENIS, n fchryving van dat Heilig, Volmaakt Oneindig Geestelyk Opperwezen ; wa: zelfs de maate en lengte van de, zelfs Leden, in het bezonder worde opgegeeven ! . Ziet hier de eige woorden »J« WölV» »3n TBi KD3 V 3BrV OD7Bfl 0?b -j7B tfl tjb»b ws? anow vrn>m aaui o OJfln "JK73 *•? non -17KD^C *|7 ~)B1K 7k^O^> »31 /p-iÉ3ÖD IBtffi 7dd neon wirw napn 7^ nrp no: j7» DWirn 73 vin nioiö -rw-or onn p«ni >KD3 d'Dpn "kmub 0'ö?k maan vroma naij ->7jr i*7»-ip -in epa -'ui nwoi* ra niKD-a prn maan t]7« -vdv rwn waai* V7tr!pa •'•ui ra niaönö raiNi d»*)7n maai JÏOanWOW VflDT V WWlNO ITO) fllNDIÖ nni IÏ03n D»S7K lp; riiKD-tópm «]7xi up? -ijl ruw Prn ef»n Kün fj»o* pwtv mnrj "ui tta» "ui i7«atv 7# pi niKD-13 OW »> 3 d J 3 < 1 < < ] | 1 i Rabboth pag. 5» Col. 4. io 1SRAELS VERLOSSING , Heiligen Hooggeloafden God weet , zich kan verzekeren dat hy een kind der toeko\ mende waereld, (naamlyk des eeuwigen , leevens) iï". Wie moet niet ontroeren onder het leeen van zulk eene godonteerende taal? in evenwel dit gelooft gy met uw ganfche larte, en verzekert u op de Borgltelhng ran Rabbi Ismaèï en Rabbi Akiba, als gy naar dit weet en gelooft, dat gy kinderen les eeuwigen leevens zyt! —■ O, zoonen \brahams! ik bid u, oordeelt tog als relelyke menfchen, komt dit overeen met iet Derde Artykel van uwe Geloofsbelydeiis, waarop gy zoo roemt? Blykt het liet duidelyk, dat gy uwe eigen Geloofsielydenis niet gelooft? — En is dan zulk een geloof, als gy gelooft, het waarachtig ^Ten'tweeden, welke ongerymde godDnceerende dingen worden niet al verder in uwe Rabbynfche Schriften aan dien Heiligen God, op eene onbefchaamde wyze toegefchreeven ? Ik zal flechts eenige Raaien van dezelven opgeeven. a) Zoo leest men in het boek RobUth/(ddd) dat God tegen de Maan gezon. dizd zou hebben! ziet hier deszelfs eigen ° wor- (ddd) Rabboth, gefchreeven door Rabbi bar Nachman , en gedrukt te Wilmersdorf in folio, in den Jaar, 5433 na <*e fchepping der Waereld, dat is, in den Jaare 167a na de telling der Nazareërs.  enEEUWIGE BEH0UDENIS.i2 woorden nuaipn 733 DnJÖ *31 T3S< win wxi3i / riNün d77 "W 3*n: napn iok/ mn»? nxan iw 3*rc •jw rrvn nx waw msa war •nbn Vw lainna DJsnnV ^ Mauw xir „ Rabbi Pinchas heeft gezegd, by alh „ offeranden Raat gefchreeven, gy zh/ „ eenen Geitenhok ten zondoffer brengen, „ maar by de offerande van de Nieu „ we Maan Raat gefchreeven, daartoi „ zal een Geitenhok ten zoenoffer den Ree „re, boven het geduurig brandoffer bereii „ worden: (de reden hiervan, zegt hy, „ is deze) de Heilige Hooggeloofd( „ God heeft gezegd, brengt een zoenoffex „ voor my , om dat ik de Maan kleinei „ gemaakt heb , en dat ik de oorzaak „ ben , dat de Maan in de grenspaaler „ van deszelfs medegezellinne (naamlyk „ de Zon) moet treeden ". (eee) — En nog breedvoeriger wordt deze ongerymde en godonteerende fabel verhaald in den Talmud , Traót. Chulin pag. 63. Col. 2, in het boek Rabbi Bechai pag. 184. Col. 2. in het boek Menoraih Hammór, pag. 163. Col. 3. en in het boek Jalkut Schimoni; leest men her volgende trv*\ a'na / »ai w p ]ww '31 anaia^rtn mwan mw nx d\iVn mi (.eee") Dat is volgens de nadere verklaaring in het boek Menorath ulemmdór, (pag. 163.) dat do Maan opkomt, voor dat de Zon ondergaat. H 5 [ > l I ' Lev 23» i 19. en Num. 7: 16. Num. ! 28: is. Jalkut Schimoni over Gen. pag. 4. Col. 1.  1 r t >■ la / 1 te v > » 1 1 Gen 2: 16. 22 ISRAELS VERLOSSING apn 'jsV nr "ök / papn ^isan n«i 307d 'j.77 1wök *k D7W *w w27 >7 napn ■» /nn« nr03 ïwonty'w sy urn vjD7 mot* / *pT nx »öpd 7a pn mi *)'Jö7 >maxi >xin otw wdi o7 n7 naa / *asr rrc üvoki >j ijdi v:fi7 ma« /rMai nva jV^; /»jhs 'nd «nn'oa dW 32 nnn /q'j^d'o» 7*w *p uan ►m 3Wï n'a 'Jatt ^ ,;iD ^ Kip») '37 ^« / o,7inö7i mn^ ?ksiaw / ppn apy» / ftf ^ oyw 1 nnin najro mn «7 / ppn in / ppn wat? msa i»»an napn na w'p*? ia*n OTi /m»n lasjw win p*n 7w ypv njnwj ♦n» nr "w nbpn lax / "V o • ni'n m »jw» ^ i^"153 „ Rabbi Szmeorc, yj j' j> 53 >3 j: >: 5 > j ( ( Deut. 4: 35. J>e»f. 6: 4- 45: 6. i, ISRAELS VERLOSSmÖ die maar een eenige zaak, van alles wst onze Rabbynen ( gezegend zy hunne gedachtenis!) gezegd hebben, befpot, die zal geftrafc worden, zoo als er m het Traft. Erulin in den tweeden Cap. OJm Pasfin, pag. 21. geleerd wordt: Kaf Paipa in den naam van Rabba de 7oon van Raf Ula, heeft gezegd, een ieder, die de voorde» der Wyzen befpot, ' -tuinden ziedenden R*th(pf drek) ge- ,f zulk een Geloof, datgy, helaas! volgens Ie dwaalende Leere uwer Rabbynen, zelfs rerpligt.zyt te gelooven, hst waarach- FIG GELOOF Zy? Maar boven dit alles; gy gelooft, dat 'er ,„ eenig God is,gy doet wl;deze waartSd is het oude volk zeer dikwys met veel nadruk ingefcherpt. Dus fprat Mofes tot Israël, u is het getoond, opdat gy Tem, dat Jehovab die God zy , daaris » vmaIïd meer dan hï alleen. En kort h emo herhaalt hy by vernieuwing deze i<5 een eenige j e h o v ah. — Wat «eeïe £l Zoo verklaart zich God zeiven, Tbmjehvah en niemand meer, buiten L is'er geen God. — De reden zelfs, ZJt en bevestigt deze waarheid: er kan nS meer, dan een eenig eenSig, onafhankelyk, oneindig, hoogstvolmaakt Opperwezen zyn. ^  ssEEUWIGE BEHOUDENIS. 135 Echter is zulk een geloof als gy gelooft , naamlyk * dat 'er een een ia God tst met genoegzaam tot zaligheid; de U ui velen (klik) gehoven het ook en zy fid- (kkk) De DutvitE», naamlyk de Engefen. die gezondigd en hun beg.nfel niet bewaard, maar hun etgen woonftede veriaaten hebben, van welk. de Opperfie zouden zyn Asa en As AëL, volgens het verhaal van Rabbi Menachem Rakant, uit den Medrasch Ruth , waar hy zegt, Kt? p-moS uiojri „n pk«7d pn <7kVl pnnwnp -m«0 m pa ^ Vflw * «> kV^d >> Asa en AsAëi,, zyn twee En. " ielf? Se^est, die zich tegen hunnen Heer " 1 « "ar,gekant. welke de Heilige Hoogde. " a-v\ ■ ' Van boven uit de Plaat("a hunner Heiligheid geworpen had,enz." — Of,zoo als men leest in het boek Schalfcheleth Hakabala, m «Si itfjps, c-onSd 'iV an Smtpi wnov 'ƒ »uk na non» , ansn /w^a D'xn" ui .dw,i p aïbvn im fwsm „ Schamhusai en AsAët, zvn twee Engelen : " t% "y g TarG?' en niet hadden willen in., wi.ligen in de fchepping van Adam, en tot God tt gezegd hadden, wat is de mensch dat ev „ zyner gedenkt f Welke Engelen, de Heer. " u3jm Zy 8e,00fd ! uic den Hemel gewor- ziche?ü? ^ T Hetzy h9e het ^yfofzy ach i^huidig gemaakt hebben aan weder Tpannis- ménsen™^ Si ' °,ff aa" «3Xg*i* ™< S ' " blyft Zfifs V0,Sens de leer v™ uwe «aobynen, eene onbetwistbaare waarheid. „ De " h,ïn*LE\ Zyn EnSel™ die gezondigd >, hebben, vt]kt God uit den hemel, uit d* I 3 „ plaat. Rabbi MenachemRakant Pag' 36. Col. 1. Schal fcheleth Ha ka. bala, ?ag. 6. Jol 2.  Rabbi SalomonJarchi, over Job j: 7- Tra&. Megilla pag' 3. Col. 1. Rabbi MenachemRakant pag. 6. Col. 2. 134 1SRAELS VERLOSSING fidderen. Dit blykt duidelyk uit het boek van Job Cap. 1: 6-12, en Cap. 2: 1-6, waar ons geleerd wordt, dat de Satan, zoo wel als de kinderen Gods, naamlyk de heilige Engelen , voor Gods aangezichte kwam, en dat hy niets meer kan uitvoeren, dan de Heere hem toelaat. Ik zal niet fpreeken van de verklaaring van Rabbi Salomo Jarcbi, over het zevende vers , waar hy zegt: OÜ'# }VDi"D dat de Satan, in dezen, de eere Gods zoude bedoeld hebben. Ik zal veel minder gewaagen van het geene in den Talmud gezegd wordt, dat de Duivel, den naam Gods niet te ver geef sch zoude noemen. —■ „ plaatfe hunner Heiligheid', geworpen heeft'. En waar been ? — Waar is hun tegenwoordige verblyfp'aats ? —■ Rabbi Menachem Rakant zegt, in zyn boek over de Vyfboeken Mofes, het volgende: / nnp Ttn jnp'to kjioti miöa \h ft/hv^m ju'Ni - 'Vnai nwSn/Wa \h nsa • Oinn U "W 1'rpVD „ En God heeft „ hen, Cnaamlyk de Duivelen) geplaatst in het „ duistere gebergte, welke het gebergte tegen het Oosten genoemd wordt, en heeft hen ge„ bonden met yzeren ketenen, met welke ke„ tenen zy in den diepen afgrond, C waardoor „ hy de Helle bedoelt) gezonken zyn". — Laat hy liever met klaare woorden zeggen, dat Gsd de Engelen, die gezondigd hebben, in de Helle geworpen hebbende, overgegeeven heeft den ketenen der duifternisfe , om tot het oordeel bewaard te worden.  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 135 men. — Maar ik zal u alleen bepaalen by het zeggen van uwe Rabbynen, dat zelfs de Duivelen God zouden aaneidden! — Zoo leest men in het boek Emek Hamelecb het volgende o^D* 177H rilDDI 'antw wuk» nwn hzrh rot» rmsh avh onnm /d^d ibpj om /rAu * chsf urn bab nhsn cMsnüi » En „ deze benden der booze geesten, kun„ nen van daar (naamlyk van hun ver„ blyfplaats) vliegen naar deze Aarde, j, welke Teebel genoemd wordt, waar„ op wy woonen; (en deze zyn Duive,, len geworden;) en dan keeren zy weder naar hunne ver blyfplaats, en bidden gebeden tot God den Schepper der Wae„ reld". (///) Dit leest men ook in den klei- (///) Buiten allen twyffe! worden door «we Rabbynen hier alleen bedoeld , zulke Duivelen, die, om dezelve van de anderen naauwkeurig te onderfcheiden , in hurne Schritttn-met nadruk genoemd worden J'KIKV pv Scheedim Jehudaim, Joodsche Duivelen; zoo als men duidelyk leest in het zoo even genoemde boek Emek Ha melech mm OHDlbw , ptoin' O'iopj * *»«ian niriK a'pam „ Deze Duivelen „ vtorden genoemd Scheedim Jehudaim, J o o d. n sehe Duivelen, om dat zy in de fVet ,, Jludeeren, en achter den Voorhang luifteren naar de geheimen, nat ,er in den HeI 4 „ mei Emek Hamelech,pag. 179. Col. 4. Emek Ha melech , Cap. 16. pag. 85. Col. 1.  Rabbi Menachem Rakant pag.143. Col. 3. Zeror Hamtnór,rag. 97. Col. 4. 136 ISRAELS VERLOSSING kleinen Jalkut Rubeni No. 4., onder den tytej Masfikim. Ik gebruik dit alleen, om „ mei beflopten wordt?' - Maar voornaamlyk draagen zy den naam van Joodsche Düivil e n , om dat zy zeer begeerig zyn by de Rabr bynen zich te voegen, en op te houden; zoo als Rabbi Menachem Rakant duidelyk zegt in zyne verklaaring over Parafcha ^chremoth. d'd^n h-nSn Sxk prinS Km onippwi Wn pyirh d'asn art o, nota wwia rrhvn mpji .rhvfi nppinwon pü«3 non *)isna oru w 'J . era1? nunvn „ De uitgeftrekte begeerte der Duivelen is, „ om zich te voegen by de Wyze Rabbynen, „ zoo als in het Traö. Berachoth gezegd wordt: „ want zy hebben zulk eene begeertt om by de „ Wyze Rabbynen zich te vervoegen, gelyk eene „ Vrouw begeerte heeft naar haaren Man, en als „ eene beploegde akker naar water dorst, om „ dat zy een fchoon en bevallig aangezicht „ hebben " Dit is ook de reden, waarom de Kleederen der Rabbynen, in zulk een korten tyd verjlyten; zoo als men leest in het boek Zeror Hammór, k'Bino \bxi pn ':«d 'jn • o'»3nn «in»? crrbin orw 'bS , pnVi „ Dat de Kleederen der Rabbynen, in zulk een „ korten tyd verjlyten, komt hier van, de„ wyl de Duivelen aan dezelve geduurtg „ zich wryven, want zy volgen de Wyzen op „ alle plaatfen na." — Ik moet hier vooral niet vergeeten , het geene men leest in den Talmud, in het Trsft. Berachot, C waarop Rabbi Menachem Rakant, zoo even aangehaald, zich eigenlyk beroept ) hier by te voegen. Ziet hier dan de eigen woorden van den Talmud, ha «m 31 io» m  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 137 om uit de Rellingen van uwe Rabbynen, hoe ongerymd dezelve ook zyn , u te over- , fwwj KMan rv^KDwa whiï ]vn mi m / irvm nbaa nm «pnn '«n «ai idn ^aipan 'jkd 'ja , ïrvrn vfnn 01a »nn * tal , ïm't k'aino >, Hunna zegt, een ,, ieder van ons (Rabbynen,) heeft Duizend „ Duivelen aan zyne linkerhand, en Tien Dui- „ zend aan zyne rechterhand. En Rabba „ zegt, het gedrang dat op den Sabbath in onze ,, Synagoge is, wordt door hen, (naamlyk de „ Duivelen") veroorzaakt; welke woorden in den ,, eerften opflag wat donker voorkomende, door ,, Rabbi Salomo Jarchi, dus nadar verklaard „ worden." o'tsyn , rtSaa nm apnn wi |'«aw tam or-a caviin ow arm 'jaw • o'pwi ouwa art1} d'nni num vwvh ,, i7 Maar my dunkt, men zou hier in vollen nadruk kunnen toepasfen, de woorden van den zeer vermaarden Rabbi Scheftel Horwitsch , in de voorrede van zyn boek Scheva Tal, (gedrukt te Hanou, in den Jaare 537a na de fchepping der Waereld, dat is, in den Jaare 1611 na de telling der Nazareërs,) waar hy zeer nadrukkelyk zegt: , watia pat*» aipS rwni pen h v raa Sa U'Db Xvp *W1 » leder Schepfel heeft eene „ begeerte en verlangen, om zich te voegen ,, tot, en te vereenigen met dat geene, dat „ aan zyne natuur gelyk is. — Ieder „ Raaf naar zyn Soort!" Dan, Jaat ik verder hier niet indringen , maar alleen aanmerken, dat de eene dwaaiing, noodzaaklyk uit de andere moet voortvloeyen. —— En zouden zulke Duivelen , die met nadruk in onderfcheiding van anderen , Joodfche Duivelen genoemd worden, die in de IVet ftudeeren, geduurig by uwe Rabbynen verkeeren , en zelfs op den Sabbath in de Synagoge komen, om hunne Predikatiën te hooren , zoo boos en godvergeeten. de zyn, dat zy niet tot God den Schepper zouden bidden ? Welke eene harde óeftrafflng zouden zy dan niet van uwe Rabbynen, in hunne Leerredenen en doorwrogte getrouwe toepasfiïgen, te wachten hebben ?....  enEEUWIGE BEHOUDENIS, 139 dat uw geloof, het waarachtig ge. LOOFis ? Neen, beminde om der Vaderen wille! dit alleen maakt het waarachtig, geloof niet uit. — Abraham, de Vader aller geloovigen, werd niet gerechtvaardigd door zulk een geloof als gy gelooft, dat 'er een eenig god is, maar zoo als wy reeds pag. 112. aangetoond hebben, hy geloofde in dat nii? NTÜ*D Memra Jehovah, in dat Eeuwige zelfftandige Woord , naamlyk den Zoon Gods, waar door Israël verlost zoude worden, met eene eeuwige verlosfing, en dat geloof werd hem tot Rechtvaardigheid gerekend. — Het waarachtig geloof beftaat hierin, God recht te kennen en in hem te gelooven, zoo als hy zich in zyn Woord geopenbaard heeft, naamlyk, „een ,, in Wezen, beftaande in drie Perfoonen, (te weeten) Vader, Zoon, en Hei„ lige Geest, en deze drie zyn ,, een". — Deze verborgenheid, is de grond van alle Geloofsartykelen, van den geheelen Godsdienst, van het ganfche werk der verlosfing, en van de hoope der zaligheid, zoo als in het vervolg nader blyken zal. — Eene verborgenheid, die vooral tegen uwe Natie, voor welke dezelve een fteen des aanjioots en eene tots der ergenisfeis, (jnmrri) noodzaakelyk voor- (mtnm) Ik ontroer als ik my flechts herinner, de fnoode godlasterende taal van Rabbi Lipman, in  i4o ISRAELS VERLOSSING vooraf tot een grond gelegd, met kracht betoogd en verdeedigd moet worden, zal men de zeer gewigtige derde v r a a g e , door de Neederlandfche Jooden in hun andwoord aan den Welgeleerden Priestly gedaan, (nnri) voldoende kunnen beandwoorden, en eene gegronde hoop hebben , om uwe Natie van de zuivere Geloofsleer der Christenen, „ dat J e s u s van „Nazareth, te Bethlehem geboren ' „ en op Golgotha gekruist, waarlyk dat t» rtöT iHffto Memra Jehovah, dat t, eeuwige zelfftandige Woord, de Zoon „ Gods , de Emanuel, de Godmensch , de „ aan de Vaderen beloofde Messias, met „ een woord, de ijpTi TfiTf Jehovah „ Zidkeereu. de Heere onze gerechtig. „ heid is, door welken (volgens de Godde„ lyke belofte) Israël zoude verlost worden met eene eeuwige verlossin g", te kunnen overtuigen,en ter omhelzing van dezelve beweegen. Welaan dan, Mannen Broeders! ik zal in de mogendheid des Heeren, deze groo- in zyn boek Nizachan, omtrent deze groote vetbórgenheid des geloofs; myne hand weigert om dezelve hier te plaatfen; maar ik zal liever, door de kracht der waarheid, u zoeken tot het geloof te beweegen. (««») Zie dezelve opgegeeven > pag. 06. in ds $oot 00  isEEÜWIGE BEHOUDENIS. 141 groote vehborgenheid, op eene vatbaare wyze, zoo veel my doenelyk zyn zal, u voor ftellen, uit Mofes en de Propheeten dezelve bewyzen , en ter uwer overtuiging, zelfs met uwe oude Robbynfche Schriften nader bekrachtigen , en aantoonen, dat de geloovige Voorvaderen, deze verborgenheid , met een volkomen harte geloofd hebben, £72 dat wy Nazareërs op dezelve wyze zalig worden, gelyk zy. Het mogt den God Israëls be- haagen, uwe oogen te verlichten , om den God onzer Vaderen, als den Drieenigen Verbonds-God recht te leeren kennen, te dienen, en te verheerlyken! — Laaten wy ons alleen by de volgende Drie gewigtige waarheden bepaalen. K) De eerste Waarheid, is deze. Naamelyk: „ In Mofes en de Propheeten, wordt zeer dikwyls van God, in het mef.r„ voudig getal gefproken\ — Eene Waarheid, die geen breedvoerig betoog noodig heeft. — Deze volgende plaatfen zullen, ter ftaaving van dezelve, voldoende zyn. a) Zoo wordt God zelf, in het meervoudig getal, by de fchepping van den mensch, door Mofes fpreekende ingevoerd. En God zeide, laat ons menfchen maaken naar onzen heelde, naar onze gelykenisfe. Zien wy hier niet duidelyk, dat door het woordjcn ons, in dit vers driemaal gebruikt Gen. 1 j 2 es.  Supher Jkarim Cap. II. pag. 35. CoJ. i. ï42 isrAels verlossing bruikt en herhaald, eene meerderheid der Persoonen in het goddelyke Wezen, wordt te kennen gegeeven? Ik weet zeer wel, gy zult ter uwer ver. deediging by brengen het verhaal uit het boek Berefchit Rabba, dat ook aangehaald wordt door Rabbi Jofepb Albo , in zyn vermaard boek Ikarim, waar men woor. delyk het volgende leest 17 "iDKÏT HtfKD v3s7 tük / DTK RWW 31TO TVtfh pnns jnu nn* no ^sö n?w te wdï /ave rtapn h tük /nw&7 0^7 na *rW HT^CaS r«V¥tï „Wanneerde Heilige „ hooggeloofde God, Mofes belast had: fchryf, laat ons menfchen maaken, ! Hy, (naamlyk Mofes) tot God zeide, „ o Schepper der Waereld ! waarom / geeft gy aan de Minim, (dat is, de ' Ketters) gelegenheid, en opening des monds, om te dwaalen ? Waarop de Heilige hooggeloofde God hem tot and. " woord gaf, fchryf, en die wil dwaalen, !! laat hy dwaalen". - Zie daar, zult gy zeggen, Mofes, onze Meester, had wel door den geest vooruit gezien, dat de Minim, (de Ketters) deze woorden ter flaaving van hunne dwaaling zouden misbruiken ; maar hy heeft echter, op uitdrukkelyken last van God, dezelve moeten fchryven. . Dan, wie moet zich niet verwonderen, zulk;  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 143 zulk een ongerymd godonteerend verhaal, in boeken van uwe Rabbynen te leezen? — Zoude Mofes, die God kende, diende, en verheerlykte als den zaligen Drieeenigen Verbonds-God, en Israël, deze verborgenheid meenigmaal voorftelde en met zoo veel nadruk in. fcherpte, (zoo als in het vervolg blyken zal) dezulken, als minim of Ketters aangemerkt hebben, die dezelve verborgenheid gelooven, die hy geloofde ? Of zouden dezulken, die het goddelyk getuigenis gelooven, Minim, dat is Ketters, kunnen genoemd worden, om dat zy de woorden, door God zeiven gefproken, laat ons menfchen mdaken, ter Raaving van de zuivere leere des geloofs by brengen, om door dezelve te betoogen, dat 'er eene meerderheid der Goddelyke Perfoonen in het aanbiddelyke Opperweezen zyn moet? — Wat zeg ik! zoude de Alwyze en goedertierene God, die zich in zyn woord, als een God van volkomene zaligheid, aan ons ftervelingen heeft willen bekend maaken, om hem recht te kenw nen, te dienen en te verheerlyken, op zulk een nadrukkelyk voorRel van Mofes , echter hem belast hebben, om deze woorden, laat ons menfchen maaken, alzoo te fchryven, en de Minim, de Ketters, hierdoor gelegenheid, ja zelfs vryheid geeven om te dwaalen? Zoude dit niet volftrekt ftryden tegen de Goddelyke Eigenichappen? Zoude de God der waarheid, die  u die na bei U E in w P P d n l 7. 7 ( '< Rabbi jiben Esra, overGen l: 26. , 1SRAELS VERLOSSING menigmaal in zyn woord met zooveel druk van zich zeiven verklaard had , ik '1 God en niemand meer, hier zeggen, en ofes belasten, fchryf deze woorden: 1 God zeide, laat ons menfchen maaken, dien hy niet zei ven. hierdoor ons leer en ilde,dat 'er is eene meerderheid der ersoonen, in het aanbiddelyke Op. >rwezen? — En is dan zulk eene leere, 'e gegrond is op het Goddelyk getuigeis, eene Dwaalleer ? Wie bemerkt dan niet duidelyk de vergenheid van uwe Rabbynen, met deze Ier nadrukkelyke Schriftuurplaats ? Dat y zelfs zulke ongerymde en godonteerenle verhaalen verzonnen hebben, om door iezelve hunne eigen dwaalingen te ïtaa- en en het armeV^he Volk, van de ruivere Leere des geloofs, m het woord van God geopenbaard, te rug te hou- den2 Trouwens, dit zal ons nog nadêr blyken, uit hunne verfchillende ongerymde en godonteerende verhaaringen Z6Rabbi Aben Esra haalt in zyne verklaaring aan, „ dat 'er zyn uitleggers, (die ' Rechter by hunnaam niet noemt,; die ' het grondwoord nt«M opvatten in den „ Mphal, en dus vertaald moest worden, Hy, (naamelyk de Mensch) is ge' „ maakt; en dat de bygevoegde woor- „ den /» wha mar 0NZtEf kei'  enEEÜWIGE BEHOUDENIS. i4; ,) heelde, naar onze gelykenisfe, niet vai „God zouden gefproken zyn, maa „ door Mofes waren bygevoegd". Dan , Rabbi Men Esra zegt zelf mei nadruk, * 37 -,Dn ^ nn „ Dat zult „ eene uitlegging, van een hersenlooj „ mensch voordkwatiï'. —w th dus is róyn€ wederlegging onnoodig. Rabbi Saadja Hagaon, zegt in zyne verklaaring -,-n? DD7ön art» » ^öi „ Ae? «/zoo de gewoonte der Koningen is te „ fpreeken, naamlyk in het meervoudig ge „ tal, wy, ons" enz. Dan, volgens deze ftelüng, moest God (met eerbied gefproken) altyd, en vooral by de Staatelyke Wetgeeving op Sinai, dezen fpreektrant der Koningen gevolgd, en in het meervoudig getal van zich zeiven gefproken hebben! — Maar wat heb ik nodig my in het ftrydperk te begeeven? Deze geleerde Rabbi moest eerst bondig beweezen hebben, dat deze tegenwoordige fpreektrant der Koningen en VorRen , reeds onder de Koningen van jfuda en Israël plaats hadde. — Zoude hy wel een eenige plaats uit Moiès en de Propheeten, ter ftaaving van zyne Relling, kunnen by brengen? (000) Wat zeg ik, de Ko- (000) Hoe ! zult gy zeggen, zyn 'er geen uitdrukkeiyke plaaifèn in de Heilige Schrift, die «luideJyk aantoonen, dat voor, en na Mofes tyd, K niet ï 1 Rabbi Saadja Hagaon, over Gen. 1: 26.  1 Kon, 12: 9. Gen. 29: 72. Num. 32 : 6. >£. 18: 3. 2 Sam. 16: 20 Dan 2 1 Kon 12:6. 146 ISRAELS VERLOSSING Koningen Israëli! zelfs de Heidensche Oosterfche Koningen en Vorften, hebben nooit niet alleen by Koningen en Vorften, maar zelfs onder aanzieneiyke perfoonen , diergeiyke taal van fpreeken, in het meervoudig getal, plaats hadds ? —— Sprak niet Koning Rehabeam in denzelfden trant tot de Jongelingen, Wat raadt gy lieden , dat W y 'dezen Volken andwoorden zuilen? • Was het andwoord van Laban aan |acob ook niet in denzeifden trant? Vervult de week van deze r en W ï zullen ü ook die geeven_ — Sprak Balak ook niet tot Bileam in het meervoudig getal? Mtsfchien zullen Wï het kunnen Jlaan. —— Hooren wy ook niet Bildad in denzeifden trant tot Job fpreeken, merket op, en daarna zullen Wï fpreeken. Verzogt Abfalom ook niet op dezelfde wyze aan Achitophel ? Geeft onder U lieden raad, wat zullen Wv doen? En gebruikt ook niet Daniël, dezen gewoonen trant van fpreeken, in zyn And; woord aan Nebucadneezar? Dit is de Droom, zyne uitlegginge zullen Wy voor den Koning zlggen. /ie daar, zult gy zeggen, welk een aantal van bewyzen, ter ftaaving van onze ftelüng, dat voor, en na Mofes tyd, niet alleen by de Kwïingen en Vorften, maar zelfs onder aanzieneiyke perfoonen, zulk een trant van fpreeken in het meervoudig getal plaats hadde, en denzelfde trant van fpreeken gebruikt ook God in de (chepping van den mensch. —— Maar zagt. Zoonen Abrahams! roept tog zoo hard niet, Gy hebt de overwinning nog niet behaald. - Wat Koning Rehabeam betreft? My dunkt deze eene aanmerking zal voldoende zyn. — lk vrang alleen, indien dit de gewoone trant der Koningen was, in het meervoudig getal te fpreeken, waarom heeft dan Rehabeam dezelve ook niet gebruikt, toen hy vooraf met de Oudsten, die o-eftaan hadden voor het aangezichte zyns b va-  r ft E L U WIG E BEHOUDENIS. r4? nooit anders, (en dat zelfs by de aller, gewichtigfte omftandigheden, zoo in bet neemen van hfiuiten, als in het afkondigen van Placaaten,) dan in het eenvoudig getal gefprooken ! — Zoo fprak Phabao tot Jofeph , ziet, ik hebbe u over gansch Egyptenland gefield. _ Zoo fprak Nebucadnezar, daarom wordt van my een bevel gegeeven. Zoo fprak Cores, de Koning van Perfen, in zyn rondgezonden Placaat, de Heere, de God des Hemels, heeft my alle Koningryhn der Aar. vaders Salomo , over dezelfde zaak raadpleegde » Waarom zegt hy tot hen ook niet, hoe raadt gy lieden , dat W y dezen Volke andwoorden zullent ls dit niet een allerkrachtigst betoog, dat deze uwe Helling valsch is ? . ln den raad der Oudsten, die geftaan hadden voor het aan. gezichte zyns vaders Salomo, fprak hy deftige Koninglyke taal, Hoe raadt gy Heden, dat me n dezen Folke andwoorden zalf Maar toen hy den raad der Oudften verliet, en zich voegde by de dartele Jongelingen, die met hem op ge. wasfehen waren, en voor zyn aangezicht e /tonden , om met hen raad ie pleegen , verbasterde hy zyne deftige Koninglyke taal, en den Jongelingen zich gelyk Hellende, zeide hy tot hen, wat raadt gy heden, dat Wy dezen Folken and. woorden, zullen f En wat de andere aan¬ gehaalde plaatfen betreft: dezelve zyn reeds door Rabbi Soa dja Hagaon, ter ffaavirg van zyne ftelling opgegeeven, door Rabbi ^ben Esra zoo riadrukkelyk en met bitfche verwytingen weder- ' legd, cat ik onnoodig acht iets by te voegen, maar zal u als met een vinger wyzen naar de wederlegging van Jtben Esra zeiven. K % Genten 4t- Dan. 3: 29. Esra 1: 2.  3 Esra 6; ] ii. { Esra7: • 31. j 1 I Rabbi Salomo Jarchi, over Gen. 1 : 26. 48 ISRAELS VERLOSSING fardé gegeeven. Zoo fprak Koning )arius, voords wordt bevel van my ge- ,emn. En zoo fprak ook Koning Iuthasasta: en van my, Koning Art. 'tafasta , wordt bevel gegeeven. Wie noet zich dan niet verwonderen , over sulk eene ongerymde verklaaring van zulk ;en Rabbi, dat hy in den mond van den Hoogen God, een /preektrant vanJKoninyen en Vorften wil leggen, die 'er niet illeen onder de Koningen Isragls, maar zelfs onder de Heiden fche Oosterfche Koningen nooit plaats gehad heeft! Rabbi Salomo Jarchi, en Abtn Esra, willen, dat God door deze woorden: laat ons menfchen maaken, naar onzen beelde, naar onze gelykenisfe, de engelen zoude aangefprooken hebben. Ziet hier de eigen woorden van den eerstge- noemden Rabbi, miJfYIJP /D">K HtStttt hot cnanp ^? /po: ropn te * ara "jtea ytkh m tepi owten „ Laat ons menfchen maaken. Wy leeren „ hieruit de nederigheid van den Heili„ gen Hooggeloofden God! Want nade„ maal A dam, in de gelykenisfe der „ En- fppp) Deze, en ook de Voorgaande dwaalenda ftelling van Rabbi Soadja Hagaon , zal buiten twyffel de Welgeleerde Joodscligezinde P e i e s tly, als een navolgling van Socyn, wien deze nadrukkelyke plaats zeer in den weg moet zyn., met blyde armen omhelsd hebben.  snEEUVVIGE BEHOUDENIS.I49 ,, Engelen gefchapen is , zouden dezelve ,, hem henyd hebben, daarom heeft God met ,, de engelen geraadpleegd." — En in den Jalkuth Chadasch, leest men nog het volgende: rópn N"OBO sWT\ 01 TÜK OH7 nte N71 /13DÖ IV Q»,7HJfïPnri7 * 131 / irVlK"Q7 5» Rabbi C/ïamwa zegt: „ toen de Heilige Hooggeloofde God, ,, Adam zoude fcheppen, heeft hy geraad,, />/eegd met de dienstbaare Engelen, en hen „ wel geopenbaard, dat 'er Rechtvaardigen, „ maar niet dat 'er ,ook Goddeloozen uit „ hem zouden voordkoomen, op dat zy „ hem niet tegenftaan of verhinderen zou* „ den den mensch te fcheppen." Dan, wie moet zich niet verwonderen, over zulke ongerymde verklaaringen ! —Zoude de Hooge God, de Schepper van Hemel en Aarde , die alle dingen werkt naar den raad zyns willens,met de Engelen, gefchapene en gedienftige Geesten, geraadpleegd hebben? Hebben dan deze Rabbynen niet geleezen die gewichtige en zeer nadrukkelyke vraag, die de Propheet Jefaia aan het oude Israël gedaan had, yy)) sfi p^ met wien heeft hy raad gehouden ? En laat my 'er nog deze tweede vraage byvoegen: is dan Adam naar het beeld en gelykenis der engelen K 3 g'- Jalkuth Chadasch , pag. 36: Col. 3. Jef. 4q: 14-  Gen. i; 37. Targum JeruJ'chalmi, ove: Gen. I : 37. 'qqq') Aanmarkelyk is hier de Targum Jerufchalmi, in zyne uitbreiding over deze woorden, waar hy de fchepping van den Mensch, met nadruk aan het Memra Jehovah toefchryft. Ziet hier zyne eigen woorden: nto'D joai , n'n' ma nn' aip jo nima , rvniDia oix n' "i Val »» En het Memra Jehovah fchiep den ■ „ mensch, naar zin beeld; naar het beeld „van het aangezicht van Jehovah, „ fchiep hy hem," enz. Blykt dan uit deze uitbreiding van den Targum 'Jerufchalmi niet duidelyk, dat-de fchepping van den mensch, niet alleen met nadruk aan het rrtV «ID'l? Memra Jehovah, den ZooneGods wordt toegeichrïeven; maar ook te gelyk, dat het jiirV HID'U Memra Jehovah,^ Zoone Gods, het beeld is des onzienelyken Gods, het affchynfel van j'Vaders Heerlykheid, en het uitgedrukte beeld zyner zelfftandigheid, waar naar hy den mensch gefchapen heeft ? —— Dan, van deze gewichtige waarheid, zullsn wy in het vervolg breedvoeriger fpreeken. ^— 150 ISRAELS VERLOSSING gefchapen ? Volgt 'er niet onmidde- [yk in het 27 vers, anxn m KW mix N"o arktt cha t ich& £» God fchiep den menfcbe, n aar zynen beelde, naar den beelde Gods fchiep hy hem. (???) — Vraagen, die noch uwe Rabbynen, noch de Welgeleerde Joodscbgezinde Priestly, als een navolgeling van Socimts, zullen kunnen beandwoorden. Ja, wat zegge ik, ongerymde verklaaringen! wordt niet zelfs, door de Relling van.  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 151 van den laastgenoemden Rabbi Chanina, de vrymagtige God, die mee bet heir des Hemels en der Aarde doet wat hem behaagt, en tot welken niemand kan zeggen, wat doet gy: volftrekt van de Engelen afhanglyk gemaakr? Welk een grouwel! ,, de vrymagtige God , zoude aan ,, de Engelen niet hebben durven openbaar en, dat ,, 'er van Adam ook Goddeloozen zouden voord^, komen, op dat zy hem niet verhinderen zouden, den Mensch te fcheppen.'" —Wie moet niet verbaasd ftaan! — Moet zulk eene godonteerende verklaaring u zelfs niet ergeren. Rabbi Lipman ben Abraham, de groote beftryder van het Christendom , met deze aangehaalde plaats zich verlegen vindende, zoekt zich te redden, door eene andere , nog meer in het oog loopende ongerymde verklaaring: naamlyk, dat God, de Aarde zoude aangefprco* „ ken hebben, laat ons menfchen maaken, enz." — Ik zal die, hoe ongerymd dezelve ook is, woordelyk hier plaatfen: Tüi73 /o"i** ram ntrwn ba n&k "m nrfco iöK2ï? 103 /dtk3 %nw Nnn rm /qti «wo vsk3 hst hdtkh p iw riaiwn / 7n nüN titi * ïai rtjiwh irm nmj pw nxii fopn pid /rnsv1? non K 4 fft Scepher Niza- chofi, Pag- I3« Col. 2. No. 6.  i52 ISRAELS VERLOSSING Gen, 2: 7- 73 m N7Dö ropn nö /p retMn ?)« 73 nK nSdö notwn *)k ) hn chwn VHW3B3 HDIKH ebt D1K3 Ofi / tJWl /vrvw7 wnmai /ia nioron P333 • -bi / neb veh& tük p 7# / ra „ Dat is, de Hooggeloofde God heeft „ tot de Aarde gezegd, laat ons menfchen , maaken. — Als of God tot de Aarde , wilde zeggen, gy zult met my gemeen„ fchap ht bhen aan den mensch; zoo als 'er „ in het tweede Capit. by deszelfs fchep„ ping gezegd wordt, en de Heere God hadde den menfche geformeerd uit het stof der Aarde, en in zyne neusgaaten geblaa„ zen den adem des leevens, „ naamlyk de ziel, enz. — Waaromtrent onze Rabbynen, hunne gedach„ tenisfe zy tot zegen! hebben gezegd, „ dat de ziel, gelyk is aan haaren Schep„ per; want gelyk de Heilige Hoogge„ loofde god ziet, maar niet gezien kan worden, zoo is ook de ziel; j) ge'yk de Heilige Hooggeloofde god, de geheele Waereld vervult, zoo ver„ vult ook de ziel het geheele lichaam ; „ en in dit opzicht heeft de mensch, het beeld van god- Maar „ de mensch heeft ook het beeld „ van de aarde, ten opzichte van „ zyne natuur, het dierlyk leeven dat „ in  Rabbi Abarbami,over Gen. i. 154 ISRAELS VERLOSSING gende wyze. DIK PlBfltt pKTTl *3K 77 ^d» p^nüi / pKn p nün pSnü sanus / wwro ïïöfoö iu vtok p7i f ia jnK -wk t • arm etei rww » God wil hiermede „ zeggen, i*, era gy ^arrfe, /aar ons ,, menfchen maaken, te zamen geReld van „ het floffelyke deel, uit de aarde, en van „ het geestelyke deel, naamlyk de ziel, die „ ik in hem geeven zal; en daarom heb„ ben zy, (naamlyk God en de Aarde) ook gezegd , naar onzen beelde, naar " onze gelykenisfe" En in zyne tweede verklaaring, die hy 'er nog byvoegt, zegt hy, pRKM rDjT! TbKtt» dhki <3K /abnsn ahorn oik * W733 pDj;n3 Ö3K7ÖPI » Dat de Hei„ lige Hooggeloofde God , de woorden, laat ons menfchen maaken, tot de af ge. „ fcheidene geesten, naamlyk de Engelen, „ zoude gefprooken hebben; Ik, en gy „ Engelen, laat ons ons bezig houden in de 55 fchepping van dm menfche." —— Dan, beide deze dwaalingen, hebbe ik reeds wederlegd, en zal 'er dus niets byvoegen. Oordeelt nu zeiven,Mannen Broeders! blykt niet duidelyk uit de verfchillende ongerymde verklaaringen uwer Rabbynen, hunne verlegenheid, met deze aange- haal-  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 155 haalde fchriftuurplaats ? — Daar de Hooge God, door dezelve, ons ftervelingen leeren wil, dat 'er eene meerderheid der Goddelyke Persoonen, in het aanbiddelyke Goddelyke Wezen plaats heeft! —— Trouwens, deze gewichtige waarheid, leeren en bevestigen uwe Cabbalisten eenpaarig, op het allernadruklyküe, en voornaamlyk, de onder u zoo zeer beroemde en Heilige Rabbi Simeon ben Jochai, in zyn Heilig Boek Sohar, (rrr) waar hy in zyne verklaaring, over Crrr) Het Heilige Boek Som ar, gefchreeven door Rabbi Simeon ben Jocbai, en zynen Zoon Rabbi Eliëzer, geduurende de twaalf Jaaren, welke zy wegens het doodvonnis, door den Roomfchen Keizer, over hen uitgefprooken, in eene Spelonke zich hadden moeten verborgen houden; het welk begin nam in den Jaare 3881 na de fchepping der Waereld, dat is, in den Jaare 110 na de telling der Nazareërs, en gedrukt te Lublin in folio, in den Jaare 5384 na de fcheppinge der Waereld , dat is, in den Jaare IÖZ3 na de telling der Nazareërs. — In den Talmud wordt van dit H. Boek Sohar, zeer breedvoerig gefproken , waar opgegeeven wordt, de aanleidende oorzaak, van dit over hen uirgefproo kene doodvonnis, en het wonder, dar 'er geduurerde de Twaalf Jaar van hun verblyf, en het fchryven van dit Heilig Boek, in de Spelonke gefchied is; en wat 'er verder gebeurd zou zyn, toen zy na verloop van dien tyd uit de Spelonke gegaan zyn; naamlyk, dat zy zoo Heilig waren, dat alles verbrand wierd, daar zy maar met hunne oogen op zagen! Het geene gy zel- ven daar leezen kunt, en ook in het Boek Berufchith Rabba , pag. 71. Col. 4. —— Geen won- Zemaeh David, i deel. pag. ar. Col. 1:3. Tra&. Sabbath pag-53. Col. 2.  Sohar, over Gen. i : fl6. pag. 36. Col. 102. PC 35: 14. 155 ISRAELS VERLOSSING over deze aangehaalde woorden, met zeer veel nadruk zegt, n&W3 arhi Wl Kinn nns /ïn vkt7 rnrr i^d /m« }ND |tyÖP "TÜN1 pD7 K3D / onfoc ism 1 tDia rro imi Kinn nis vmt /arfot wn ton ttj Én jflstsn nbm /rrh nöpi N71 poi vrarb nm / »an N7i pPDt? nn7 np mrn / W püv pw rra. iDrwn nnp Kin *m /nn wo nnsö7 vroc an ibh arrrw K77 wi ro* Km *rm srrm Knium jwo / trhipnh ' "01 W7JHK7 3» -S" God zeide, laat „ ons menfchen maaken. — De verbor„ genheid des Heeren, is voor de „ geene wonder dan, dat zulk een Boek, gefchreeven door zulk een Heilig Man , door U het Heilige Boek Sohar genoemd wordt, en zelfs zoo Henig gehouden wordt, dat niemand daarin mag leezsn, ten zy hy den ouderdom van 40 Jaaren bereikt heeft! En ziet! deze Heilige Rabbi, voor wien gy zulk eene hoogachting hebt, heeft deze groote verborgenheid geloofd, zyne leerlingen geopenbaard, en eigenhandig in zyn Heilige Boek Sohar gefchreeven! En wy zullen in het vervolg nog meer verborgenheeden uit dit zelfde Boek aanhaalen, om ware het mooglyk, U van de waarheid te overreeden f en toe het geloove te beweegen.  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 157 ,, geenen die hem vreezen! — De eerfie oor„ zaak aller oorzaaken fprak en zeide, ,, Simeon! Simeon! Wie is de geene die gezegd heefc, laat ons menfchen maa- „ ken ? —— Hy andwoordde QT17K „ Elohim. — Maar (werd 'er ander„ maal hem gevraagd) Wie is de geene tot ,, wien Elohim dit zeide ? is hy ook niet „ Elohim? —— Hier op verbergde „ zich de eerfte oorzaak aller oorzaaken, „ zoo dat hy hem niet zag! Maar ,, toen Rabbi Simeon hoorde, dat hy al- leen by zyn naam Simeon, zonder de „ by voeging van Rabbi, geroepen werd, zeide hy tot zyne leerlingen, dit was „ buiten allen twyfel, de Heilige Hoog„ geloofde God, van wien 'er gezegd ,, wordt: en de Oude van dagen zettede zich, ,, enz. — Nu is de tyd daar, deze verborgen. „ heid te openbaaren: Want dit is in waar„ heid eene verborgenheid , omtrent welke „ tot hiertoe aan niemand is vryheid ge„ geeven, om dezelve te openbaaren, „ maar nu is 'er aan my vryheid gegee„ ven, om dezelve te openbaaren, enz."— Waar op Rabbi Simeon, deze groote verborgenheid, naamlyk, de meerderheid der Goddelyke Perfoonen in het Goddelyke Wezen, zeer breedvoerig zyne leerlingen verklaarde, en wel met dat gevolg, dat alle zyne leerlingen voor zyne voeten zich nederwierpen, en zeiden, "O nO pöö pn rnhh r\w ddadn» maöi tra Dan. 7! 9-  Tikku11e Sohar,pag. 119. Col. 1. 158 ISRAELS VERLOSSING * h) XOxbë? tin KT! » Zalig is ,, oiè Mensch! aan wien de Heere deze ver„ hor gene geheiminisfe, die zelfs de Engelen „ niet inzien kunnen, geopenbaard heeft! „ enz." En in het zeer beroemde Boek Tikkune Sohar, (sss~) waar gevraagd wordt -löKl D)büT\ rfop 'DIK PltüWf * „ Laat ons menfchen maaken tot wien ,, heeft de eerfte oorzaak aller oorzaaken dit gezegd? Leest men dit zeer na- „ drukkelyk andwoord, r\hvT\ thv N?K » * KT1 / V) I / yih "IÖK Dit beeft de „ eerfte oorzaak aller oorzaaken, alleen ge„ zegd tot nif? Jehovah." — Wat dunkt U? is 'er meer bewys nodig? Laat ik echter ter ftaaving van deze waarheid nog byvoegen: b) Ten Tweeden, zoo leezen wy Gen. tl. by den Torenbouw van Babel, waar Jehovah in het meervoudig getal fpreekt, Csss") Tikkune Sohar, gefchreeven door denzelfden beroemden Rabbi Simeon ben Jochai, en gedrukt te Krakouw, in quarto, in den Jaare 5363 na de fchepping der Waereld, dat is, inden Jaare 1602 na de telling der Nazareërs ; en onlangs herdrukt te Amsterdam, in oéhvo, in den Jaare 5528 na de fchepping der Waereld, dat is, in den Jaare 1767 na de telling der iVo* zareërs. Welke druk ik gebruikt hebbe.  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 159 fpreekt: Dfffl» OP (17331 H713 H3H ^«nf , aan , /aac ons nedervaaren , era /aaf ons ' haare fpraake verwarren. —■— Worden wy hier niet alweder duidelyk geleerd, dat 'er eene meerderheid der Perfoonen, in het Aanbiddelyke Wezen, plaats moet fcebben ? Ik weet zeer wel, dat Rabbi Salomo Jarchi, en Aben Esra, in hunne dwaaling blyvende volharden, in hunne verklaaring over deze woorden ook zeggen, Qtyp, 737 /C3*3K7Dn D# God fprak met de En- 1 gelen, komt aan, laat ons nedervaaren, [ enz. En Rabbi Abarbanel hunne voetftappen volgende , haalt in zyne ver- 1 klaaring, tot flaaving van zyne dwaaling 1 aan, het Boek van Pirkê Ralbi Eliëzer, (ttf) hoewel zeer gebrekkelyk , waar men uit^ voeriger het volgende leest, p^öty 131 0031DH DOK7Ü D^3P7 TOpPI Kip 7ÖK '. m 737331 1N3 DH7 7ÜN1 /17133 KD3 ' 7öX3P /orrte iv nipnp püi /031P1? * H773 N7K ftf3 3713 pN H77K /n713 H3H 7H373 7ÜK3P /OW3 H17113 7*>mP pOM CH13K 7jV nOpPl 7P 17113 7S31 / 0^13 }V7# fan P/Vi6tf Rabbi Eliëzer, gedrukt ta Pkaag, in quarto, zonder byvoeging des Jaars» wanneer hetzelve gedrukt is. 7en.li: Rabbi Salomo Jarchi, :n Aben Esra, )ver jen. 11: f« Pirki tabbi Eliëzer -ap. 24.  Deut. vers. 9. 160 1SRAELS VERLOSSING nnsn hy 7S3P nr 77w 73n nnpn napn tvi * oom h ctan / rvoD ndd Doaion n^on ujmtn QVlth) 0)i Cfijjivh HK 7373Ï nr» /wü^i nroi *a "injo ina 73 / \rzh * 131 /nütttt nöW 73 7* ^7d » Rabbi „Simeon zegt, de #«7zge #w>g„ geloofde God , Aee/t de Zeventig , Engelen, die den Troon zyner Heer" lykheid omringen , geroepen , en tot hen gezegd, komt aan, en laat ons haare ' fpraake verwarren. En waaruit kan ,, men bewyzen, dat de Heilige Hoogge„ loofde God , met hen is nedergevaaren v (Het andwoord is) terwyl'er gefchree„ ven Raat, komt, en laat ons nedervaaren; „ Hier Raat niet h77k ^at ik. nedervaaren, maar h773 laat ons nedervaaren. „ En waaruit kan men bewyzen, dat God „ onder de Engelen het lot had geworpen? ' (Het andwoord is,) terwyl 'er gefchreeven Raat, doe de Merhoogfte de ' Volken de Erfenisje uitdeelde: toen is het „lot den Heiligen Hooggeloofden „ God, op Abraham en zyn Zaad toege„ vallen, gelyk 'er gefchreeven ftaat, want des Heeren deel,is zyn Volk,]acob „ is het fnoer zyner erve. Waar op de ' Heilige Hooggeloofde God gezegd heeft}  euEEUWIGE BEHOUDENIS. 161 3, heeft, aan dit deel en lot, dat my is toegevallen, heb ik een welbehaagen, „ gelyk 'er gefchreeven ftaat: de fnoeren I „ zyn my in lieffelyke plaatfen gevallen. — En toen is de Heilige Hooggeloofde 3, God, met de zeventig Engelen, welken „ den troon zyner Heerlykheid omrin,, gen, nedergevaaren, en heefc hunne „ fpraake verward, naar het getal der zeven„ tig Volken , en zeventig taaien , een „ ieder Volk naar zyn fchrift en taal; en ,, heefc over ieder Volk een Engel ge„ zet, enz." Dan , wie moet zich niet verwonderen zulk eene ongerymde Fabel te leezen in een boek, gefchreeven door een Rabbi in Israël; en dat zelfs zulk een Fabel, door Rabbi Abarbanel nog aangehaald wordt, ter ftaaving van zyne dwaaling ! — Wy leezen wel van de Engelen, dat Duizendmaal Duizend Jehovah dienen, en ' Tienduizendmaal Tienduizend voor hem ftaan! Maar waar leest men in Mofes en de Pro. pheeten van Zeventig Engelen, die den troon zyner Heerlykheid omringen ? — Waar leest men in den Bybel, dat God deze Zeventig Engelen, tot BefchermEngelen over de Volken gefield heeft? —— Eene Fabel, die Rabbi Eliözer mogelyk zal overgenomen hebben, uit den Joodfchen Jpocryfen Schryver van het Boek Ecclesiastictjs, Jefus Syrach, (yvv) waar (*vvv> Jesus Strach, die volgens de aanteekening van uwen ouden zeer beroemden Chronyk L Schry- f.I(3;6. Dart. i: io. Syrach :ap. 17 14.  Zemach David, 1 d. pag. 14. Col. 2, ïöaïISRAELS VERLOSSING waar men in het 17 Cap. de volgende woorden leest, „ In de vtrdeelinge der Volken Schryver , Rabbi David Gans, in zyn boek Zemach David, geleefd heeft, in het Jaar 344S na de fcheppinge der Waereld, en dus volgens zyne tydrekening , ruim 58 Jaar en , na de wcderkeering der Jooden uit Babeï; en 'van welken hy het volgende fchryft jnpjn / p'D p p' aan pisn- p ywirv iu p Kinw tv ,kvd \s nnbw t >orv pi , 'in pkuj3i ,3 po khjo laisn kyd p iso wï jw' Kirt , mtr catp wsn3 uyj •rraani noro nai ïbia ,Dip'tsDK'd'bpK wi jw1» Kipan pVfl WK 13 WVK"0 , KYD p 1BD3 WipS tok Vtnl idki , cnix'nn anBD3 nnpS hdkw oyok3 pbn » 'ui , HpO^ HOK kyd 13D3 ^k t|Dl' 3"! Dï Jeschua (of Jefus) de Zoone Syrach, „ is deze:fde,die ook genoemd wordt, de Zoone „ Sira 'er zyn die zeggen, dat hy was da Klein-Zoon van Jehofchua, den Zoon van Jehn„ Zadak den Hoogenpriester, van welken in het „ boek Esra Cap. 3. en in de Frophetie van Hagai gemeld wordt; en van deze aanzienlyke „ afkomst heeft hem ook Rabbi Salomo Wirgo-, „ in het begin van het boek Schebeth Jehuda ge„ plaatst. — Deze Jeschua (of Jefus)Syrachp „ heeft vervaardigd het boek, Ben Sira, dat in „ de Romeinfche of Latynfche taal Ecclesias„ ticus genoemd wordt; wiens geheele inhoud „ is, woorden van beftraffingen en wysheid; en „ echter hebben onze Rabbynen, hunner gedach„ tenisfe zy tot zegen! het leezen in het boek van „ Ben Sira verbooden , zoo als 'er ftaat in het begin van het Cap. Chelek, waar zy üitdrukke„ lyk zeggen, dat het ongeoorloofd zy te leezen „ in boeken, die buiten Mofes en de Propheeten „ zyn; en waar Rabbi Jofeph neg byvoegt, en zoo is ook ongeoorloofd te liezen in het boek „ van  emEEUWIGE BEHOUDENIS. 163 ken des ganfchen Aardryks, heeft God over elk Volk, een Overften, ( naamlyk een Befcherm- En- „van Ben Sira, enz." Hoewel men Czoo als Rabbi David Gans ze«r wel aanmerkt) tegen hun eigen verbod, dat zelfde boek Jefus Syrach, op verfcheiden plaatfen in den Talmud, vindt aangehaald , in het Trad. Chagiga, Cap. 3. en Jebamoth, Cap. 7. enz. En in het tweede deel van zyn hoek, Tchryfc hy nog nader het volgende, „ipjn ,v^vn dir3pr3 f>n imu nt naoa wk , o-pooni maan rrrüann nx anx u'pt wn nx a^smi .cansn1» tv %i kyd •«Dn Kin ,mu p vu» nmpra -ïwana , kto p ra> ,jiiirin pSra .-vwo1) -raun Dip'üDx-Djrbpir ■njrcóa Ripjn '™ „ Bartholomeus de Derde, die genoemd „ werd E urgetus, werd Koning over Egypten, „ n den Jaare 3520. — Deze was deZoohva* „ Lartholêmeus Philodelphus, van welken „ wy zoo even gefproken hebben; en hy was een ,, vroome Koning , die een vriend en lieveling „ was van Israël . Ten tyde van dezen Ko. » ning Bartholomeus Eurgetus, toen hy in da " j°fïftaPPen van zy" vüder voorbeeldig wan„ delde, en zocht alle de boeken der Wysheid by „ een te vergaderen, was hy een byzonder toe„ genegene Vriend der Geleerden , welken hy „ eerde, en onderhoud bezorgde. - En dit was >, de aanleiding, dat Ben Sira de Tweede „ naar Egypten trok, en daar het boek van zyn „ Grootvader Jefchua (of fefus) B*n Sira ,, vervaardigde; zoo als 'er te zien' is in de Voor. „ rede van zyn boek, Ben Sira. En dit t, is het boek, hetwelk zy (naamlyk . Co;, au  Zemach David, ad. pag. o. Col. 2 Meór Enaijn Cap 8. en Cap, 40. 164 ISRAELS VERLOSSING Engel) gefield ; maar Israël nam hy voor zyn deel aan. — Of hy zal mooglyk dezelve overgenomen hebben, uit de LXX Overzetters, (xxx) die de aangehaalde woor- M in hunne taal noemen Ecclesiasticüs, „ waarvan wy boven in het eerfte deel gefprokera „ hebben, enz." Qxxx) De LXX O verzettirs, van welke Rabbi David Gans, in zyn boek Zemach David, het volgende zegt. mpjn 'Jïrn DisraVaa cnïn Hv i^a , jiwton ownYoa \v ua oKtVirVa ns p'nrn1? nix ïniabo1? r.jcat ,'iai nan iwa ii<:k > O'^JWiTa wx 'ia nuvSi* v minn • '(ai , \wb3 nnix- a-p'nyon , cnpi av „ Bartholomeus ds T we ede , die genoemd werd Philodelphus,de Zoon van Bartholo" meus den Eerfien, is Keizerover Egyptenge„ worden, in den Jaare 34^4 na de fcheppinge „ der Waereld, enz. - En in het Eenendertig/}* „ Vaar zyner regeering, Cdat is, in den Jaare „ 3515 na de fcheppinge der Waereld,-) heeft hy „ door de hand van Eliëzer den Hoogenpnes„ ter, te Jerufalem belast, deThorah,(Mofes „ en de Propheeten) °ver te zetten; en die hem „ Tweeënzeventig Oudften gezonden heeft, „ welke dezelve in de Griekscme Taal overgezet „ hebben." —- En in het boek Meór Enaijm, t wordt zeer breedvoerig opgegeeven, „ met alleen „ het wonder, dat in deze Overzetting plaats „ zou gehad hebben, en de groote aanzieneiyke „ geschenken, door den Koning, aan den „ Tempel, den Hoogen priester Eliëzer, en de „ Zeventig Overzetters gezonden ; maar waar zelfs „ de C o p 1a van den zeer nadrukkelyken brief „des Kon in gs, aan Eliëzer den Hoogen. „ priester , en het andwoord des Hoogen„ priesters aan den Koning, woordelyk te „ leezen is."  enEEUWTGE BEHOUDENIS. 165 woorden uit Deut. 32:8. aW ih)21 2>» I hxr& ia 13DÖ7 h de landpaal.n der Volken gefield naar het getal der Kinderen Isracls, vertaald hebben *-(tï(iw «yyixav ©7* , naar het getal der Engelen Gods. —— En dus zal mooglyk deze vertaaling, Rabbi Eliëzer aanleiding gegeeven hebben, het getal der Beïchermüngelen, op Zeventig te bepaalen, om dat Gen. io. juist een getal van Zeventig Volken, onder welken God het ganfche Aardryk had uitgedeeld, wordt opge- g-eeven. Maar wie ziet niet, dat deze aangehaalde vertaaling der LXX Overzetters , geheel van den Hebreeuwfchen Grondtekst afwykt? Qyyy') -— En dus rust OyyO Trouwens, dit is de eenige fout niet; 'er zoude een geheele lyst van grove fouten, die zy in hunne overzetting begaan hebben, kunnen opgegeeven worden. Maar dat meer te verwonderen is , dat deze Zeventig Oudjlen hebben durven onderneemen, om zoo trouweloos in hunne overzetting te handelen, dat zy zelfs met opzet en overleg, den Hebreeuwfchen Grondtekst, op dertien plaatsen ver- valscht hebben! Dit blykt duidelyk, niet alleen uit den Talmud, maar ook uit het zeer oude, en onder • u beroemde boek, Dibreé Malcheé Israël, (gefchreeven door den vermaarden Rabbi Abraham Ben David, en gedrukt ' te Veneetje in quarto, in den Jaare 5305, ' na de fchepping der Waereld, dat is, in den Jaare 1544 na de telling der Nazareërs,~) waar ' men het volgende leest, tik bs njn rWJDm ' }3l / ma.ipo j« tybnrf? , ono „ En ïsder een j L 3 „ van (, Tratï. Megil'a , pag. >. Col.l. Dibreé Xlalheé Isaëi,«fr 36. 'jJ. 1:2.  166 ISRAELS VERLOSSING rust de geheele fabel, op eene in het oog loopende valfche vertaaling. En „ van hen, naamlyk der Tweeënzeventig Oud„ fien, heeft volkomen toegeftemd, om voor den „ Koning, dertien plaat feu te vervalfchen, „ enz. En het is zeer aanmerkelyk, dat onder de dertien plaatfen, welke zy in hunne Griekfche Overzetting, met opzet vervalscht hebben, en die zoo wel in den Talmud als in het aangehaalde boek Dibreé Malclieé Israël, woordelyk geplaatst ftaan, de zoo even door my aangehaalde twee plaatfen, naamlyk Gen. 1: 36. en ri: 7- ook gevonden worden ; naamlyk, da: zyden Hebreeuwlchen Grondtext, van Gen. 1: 26. vervalscht en vertaald hebben rzj^sa E3"W niWR fllDTJi 1» laat 1 k menfchen maaken naar ken „ beeld en gelykenisse, —En Gen 11:7. „ hebben zy vervalscht en overgezet mi«i nan n *DnBf Ottr nbasi Kom aan, ik zal neder- „ vaar en, en ik zal haare taaie verwarren? — En de reden van deze opzettelyke vervalfchins:, wordt 'er uitdrukkelyk bygevoegd. -ritfys n*Y tfVtf *W1 /D'31 „ Op dat het niet zou fchynen, „ dat God in het meervoudig getal ge„ fproken heeft." Welk eene fnoode trouweloosheid ! De zuivere Gelooft-Leer, die de Hooge God ons ftervelingen in zyn woord leeren wil, met opzet, door eene valfche vertaaling van den Grondtekst te verdonkeren'. en zulk een weldaadigen Koning, die hen met zoo veele blydfchap ontvangen, met groote aanzieneiyke g:fchenken begunfhgd, en zelfs Honderd en Twintig Duizend Gevangenen, in volle vryheid gefield heeft! Evenwel zulk een weldaadigen Koning, op eene diergelyke fnooda wyze te misleiden en bedriegen! -— Wie zoud»  enEEUWIGE BEHOUDENIS. i67 En wat zegge ik een fabel! —— Is dit niet eene godonteerende taal, ,, dat de Aller hoogjle, in het uitdeelen der ervenvfe onder de Volken, het lot onder de Enge,, len geworpen , en zich vergenoegd zou 5, hebben, met dit deel en Lot. het welk hem %, toegevallen zoude zyn!17— Wie moet niet zulk eene godonteerende ftelling ten hoogfte verfoeijen ? — Is hy niet de Jkhovah , wiens de geheele Aarde is, mitsgaders haare volheid, de waereld en die daarin woonen? — Is niet alles, wat oncter den Hemel is , het zyne ? — Doet hy niet met het Heir des Hemels en der Aarde naar zyn welbehaagen ? — Hoe zoude dan de Allerhoogste, in het uitdeelen der ervenisfe onder de Volken , het Lot onder de Engelen geworpen, en zich vergenoegd hebben, met dit deel en lot, (naamlyk Israël,) het welk hem toegevallen zoude zyn! — Welk een grouwel! — Wat zegge ik! wordt niet zelfs, door zulk eene godonteerende ftelling, de roem en luister van uw Volk geheel beneveld en verdonkerd ? — Met welk een roem en verheffing fprak niet Mofes tot uwe Vaderen , om de Vrymagtige lief- zoude zulk «ene trouweloosheid van de Zeventig Oudften in Israël, hebben kunnen gelooven, indien niet uwe eigen Rabbynen zulk een fnood bedrog, zelfs befchreeven en bekrachtigd hadden? Dan, zelfs door deze hunne vervalscht e overzetting, wordt de waarheid, die zy hebben willen vardonkeren , op het allerkrachtigst bevestigd. L 4 Pf.24,1. Job 41: 3.  Deut. 7:7-8. Deut. ïo:14- Deut. 33: ap. Pr.33'. 12. 168 1SRAELS VERLOSSING liefde Gods hen onder het oog te brengen , en op het harte te drukken! De Heere heeft geenen lust aan U gehad, noch U verkooren j om uwe veelheid boven alle andere Volken ; want gy waart het weinigjle van alle andere Volken: maar om dat de Heere U lieden lief had, en op dat hy hield den Eed. dien hy uw Vaderen gezwooren had! — En deze vrymagtige liefde Gods omtrent uw Volk, herhaalt hy in het vervolg nog eens, in zyne getrouwe Vermaaningen: Ziet des Heeren uwes Gods is de Hemel, en de Hemel der Hemelen, de Aarde en al wat daar in is: Mleenlyk heeft de Heere lust ge. had aan uwe Vaderen, om die lief te hebben; en heeft haar Zaad na hen, U lieden, uit alle de Volken verkooren, gelyk het ten dezen dage is! Zoo dat hy zelfs in zyne laatfte leevensoogenblikken, overftelpt, en met ftervende lippen uitriep: Welgelukzalig zyt gy Israël, wie is U gelyk ? —— Ik herhaal dus myne vraag, wordt dan niet door de godonteerende ftelling van Rabbi Eliëzer, de Roem en de Luister van Uw Volk geheel beneveld en verdonkerd? — Is dit niet meer tot Heerlykheid van uwe Natie , dat God , uit vrymagtige liefde, dac oude Volk, Jacobs nakroost, uit alle de Volken der Aarde, tot een Volk zyns eigendoms verkooren heeft, en waar over ook David in verwondering moest uitroepen: Welgelukzalig is dat Volk, wiens God de Heere is, het Volk, dat hy zich ten Erve verkooren heeft; dan zu'k e^ne godonteerende ftelling, „ Dat  na EEUWIGE BEHOUDENIS. 169. Dat de Allerhoogfte, in het uitdeelen der Er„ venisfe onder de Volhn, het lot onder de ,, Engelen geworpen, en zich vergenoegd zou ,, hebben, met dat deel en Lot, ( naamlyk „ Israël,) het welk hem toegevallen zoude „ zyn' ? En wat aangaat de hoofddwaalendeftelling, dat God met deze zeventig Engelen geraadpleegd, en tot hen gezegd zon hebben: Komt, en laat ons nedervaaren, en laat ons baare taaie verwarren, hebbe ik reeds pag. 149. wederlegd, en zal 'er dus niets by voegen. — Wie ziet dan niet de verlegenheid van uwe Rabbynen, met deze aangehaalde godfpraake ? c) Ten Derden, welk een aantal van bewyzen, zoude ik niet verder uit Mofes en de Propheeten , waar duidelyk van God, in het meervoudig getal ge. fproken wordt, ter ftaa ving van deze waarheid kunnen aannaaien? Ik zal dezelve fiegts als met een vinger aanwyzen. — By voorbeeld: zoo leezen wy Gen 20: 13. 'arbtt U?nn — Gen. 35:7- QTfWl 1^3 DW *3 — Deut. 4: 7- mnp cyrba )b im b\n WW — jof. 24:19. crtnp arbn »a — » Sam« ? = 23. QVfVi* m\ — Pf. 53 = 12. & ^ p«3 cyössp arbi* — Jef- 54: 5. »a ypy "pSia — En meer andere plaatfen.— L 5 Ik  MiJcve Jisraël pag 105. Tra&. SanhS' drin, Pag 38. Col. a. 170 ISRAELS VERLOSSING Ik weet zeer wel, gy zult tegenwerpen, „ dat in alle deze plaatfen, en zelfs ook in de „ twee eerste aangehaalde Godfpraaken, „ uit Gen. 1: 26. en Cap. 11: 7. onmidn delyk het Eenvoudig getal word by gevoegd, „ om ons te leeren dat 'er maar Een Eenig ,, God tf , en niemand meer.'" — Deze tegenwerping, heeft Rabbi Manasfe ben Jisraël ,in zyn boek Mikve Israël , (222) overgenomen uit den Talmud, tegen de Christenen opgegeeven,en alsonöplosfelyk voorgefteld. — Ziet hier de eigen woorden van den Talmud Qipo ^3 pnv ST) "fcK dik hem * raa dwi npfip cnNn na dvtSk *rcn -iüïk /liïfe /onsir dp rfaa rmj nnn 'ïöfea * VwDn nw nyn na niK-n rnrr m tüik ntm -iüikï /arbxn )ha a& '3 •ta *wk Sn; *m va o *vm nva vw wfa« rrirra *m /ercmp ' Ï31 / ï^k 13k")p » Rabbi Jochanan heeft „ gezegd, in alle plaatfen, die de Minim „ (waar door hy de Christenen bedoelt) „ gepoogd hebben te misbruiken, om „ hunne Dwaalleer te betoogen, is het „ andwoord, dat men hen ter wederlegging geeven kan, onmiddelyk byge„ plaast.— (zzz) Gedrukt te Amfterdam, in den Jaare 5458 na de fchepping der Waereld, dat is, in tien Jaare 1697 na de telling der Nazareirs.  enEEUWIGE BEHOUDENIS. I7ï j, plaast. — Wordt 'er gezegd, laat ons ,, menfchen maaken, naar onzen heelde ? 'er „ wordt aanftonds in het 27 vers byge„ voegd, En god fchiep den menfche naar „ zynen beelde! ■— Wordt 'er gezegd, Komt aan, laat ons nedervaaren, „ en laat ons haare fpraake verwarren? 'er s, is in het vyfde vers voorafgegaan, Doe ,, kwam de heere neder , om te bezien de ,, Stad en den Toren! Leest men „ Gen. 35: 7. van Vader Jacob, En hy ,, bouwde aldaar eenen Altaar, en noemde die 5, plaatfe el beth-el, want god fom aldaar is geopenbaard? (aaad) Jacob heeft s, in het derde vers vooraf gezegd, laat „ ons opmaaken en optrekken naar beth-el, ,, en ik zal daar eenen Altaar maaken, dien „ god , die my andwoordt ten dage myner „ benauwdheid! —- Zegt Mofes tot Israël, „ Want wat groot Volk is 'er, welke de „ goden zoo nabv zyn? Hy voegt ,, 'er onmiddelyk by, als de Heere onze „ God, zoo dikwyls wy hem aanroepen. — „ En diergelyke andere plaatfen meer." Dan , juist dit argument, van dezen geleerden Rabbi, is voor de waare Christenen het fterkfte wapen van overwinning, en het allerkrachtigfte betoog der waarheid, dat 'er in het eene Goddelyke Wezen, eene meerderheid der Goddelyke Perfoonen plaats moet hebben! — En zoude mos es! - die Caaaa") Waar eigenlyk in den Hebreeuwfchen Grondtekst het woord b}J ftaat, en dus vertaald moest w orden, zy zyn geopenbaard. Gtfi, 1126* Ge». 11:7. Gen. 35: 7- Deut. 4: 7.  Deut. 6.4. Gen. 19: 34. ï?i 1SRAELS VERLOSSING die de Eenheid van God zoo dikwyls, en met zoo veel nadruk , Israël onder het oog bragt, Hoort Israël! Jehovah onze God, is een eenige Jehovah! van God in het meervoudig getal gefproken hebben , indien hy deze gewigtige waarheid , ons ftervelingen niet leeren wilde ? Dan , laat ik my bepaalen, U voor te Rellen: 2) De tweede Waarheid. Naamlyk: ,, In Mofes en de Propheeten, wordt van God niet alleen gefproken in hcD „ meervoudig getal, maar zelfs met „ nadruk van onderscheiden Per,, s00nen, in dat aanhiddelyke Goddelyke ,, Wezen.'" — Welaan , Joodfche Mannen! Onderzoekt de fchriften, in welke gy meent het eeuwige leven te hebben. I) Vooreerst, zoo leezen wy Gen. 19. by de omkeering van Sodom en Gomorra , nnsj mw by) ohd by Ttsön rrm DWH p miT nND Ptfl doedeede Jehovah zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen, v a n J e h o v a h uit den Hemel. — Wie bemerkt hier niet duidelyk, dat 'er van twee onderscheiden Goddelyke Perfoonen gefproken wordt? En wie is deze Heerlyke Jehovah, die het werk verrichtte, anders, dan de Zoone Gods? — Leest alleen de korte uitbreiding van dm Targum jerufchalmi, waar hy over dj ze wojr-  enEEUWIGE BEHOÜDENIS.I73 woorden zeer nadrukkelyk zegt rntt^l /mw arm w&'by rmtt ti *h * wao p reef onp jb xn&'Ni xnnsw EntoMEMRl jEHOVAB,fo #Wd „ (iey Heeren, ( naamlyk dat Eeuwige zelfHandige Woord,de Zoone Gods,) deed over het Volk van Sodom en Gomorra, zwavel en vuur regenen, vanJehovah „ uit den Hemel." Zoo verklaart het ook de Targum Jonathan; en nog nadruk, kelyker in zyne uitbreiding, over Deut. 29: 23. — Oordeelt nu zelf, blykt het niet duidelyk,dat dit werk,aan /«jMemra Jehovah, den Zoone Gods, als een onderscheiden Goddelyk Perfoon van Jehovah God den Vader, met nadruk wordt toe gefchreeven ? II) Ten Tweeden, zoo leezen wy Hof. 1: 7. waar Jehovah de ziel vertroostende belofte doet, niin* fV3 DX1 arerbtt rwra orwwrei arm Maar over het Huis van Juda zal ik my ontfermen, en zalze verlosfen door Jehovah haar en God! — Wordt hier niet duidelyk Jehovah, die de beloften doet, als een onderfcheiden Goddelyk Perfoon voorgefteld , van Jehovah, door welken hy het Huis van Juda belooft te zullen verlosfen ? — En wie is hier deze Heerlyke Jehovah, door welken Jehovah belooft het Huis van Juda te zullen verlosfen, anders, dan de Targum Je' rufchal' mi, over Gen. 19: 24. Bo/.n 7.  TargumJonathan,overHof. 1:17- Jef AS'. i7-25. Gen. 15:6. 374 iSRAELS VERLOSSING de ZooneGods, en dus een onderfchtlden Goddelyk Perfoon, van Jehovah God den Vader? — Leest alleen de korte uitbreiding van den Targum Jonathan over deze woorden, waar hy met nadruk zegt verlosfen door het Memra Jehovah, (door het Woord des Heeren) haar en God. —■ Door het Memra Jehovah dan , door dat Eeuwig zelfftandige Woord, naamlyk den Zoone Gods, „ door wien Israël verlost zou worden, met „ eene Eeuwige Verlosfing , en in wien ge„ rechtvaardigd zullen worden en zich beroe„ men zou het ganfche Zaad lsraëls; ja, door „ dat Memra j ehovah, in wien Vader „ Abraham geloofde, Qbbb} en hem tot „ Rechtvaardigheid gerekend werd,-" door dat Memra Jehovah, belooft hier Jehovah , God de Vader, het Huis van Juda te zullen verlosfen! — Is 'er dan nog meer bewys noodig, om deze gewigtige waarheid, tegen uwe Natie te betoogen? Daar de zeer beroemde Chaldeeuwfche Uitbreiders, zoowel de Targum Jonathan, als Jerufchalmi, voor welke gy zulk eene hoogachting hebt, deze waarheid U zeiven leeren, en op het allerkrachtigst bevestigen, dat 'er onderscheiden Perfoonen, in het Goddelyke wezen moeten plaats hebben ! Laat ik 'er evenwel nog byvoegen: , III) Ten (J?bbb~) Zie boven, pag. 110 na.  i Sohar, overLev. pag. 9Col. 36. l76 ISRAELS VERLOSSING ;m en verzoening onzer zonden, en verhooli onzer gebeden, alleen verwachten kun5 1 Trouwens, dit is de nadrukkeivke taal van Rabbi Simeon ben Jochai, in het Heüige boek Sohar, (««). waarhy in zyne breedvoerige verklaaring over deze aangehaalde woorden, zegt, im om a « « a t wille ? Om dat niewfl«d J e h o - „ zyBe honing, enz. 1 z E PoKhi ¥o/êf>7i Gecatila, in zyn van Rabbi fojepnom en van wegens derzelver uitgebreidheid ikjaar kortelyk moet aanflippen,) „ NaamlyK, ;^atwydoorWAoo.Ai,^W „ hebben, tot het aangezicht van den ge- icccc) Zie boven, pag. 155- * Noot. O«A0 Gedrukt sirvs tjtssï1 de teiiins der Nazareërs.  önEEUWIGE BEHOUDENIS.17? „ zegenden Koning r\)TV Jehovah, „ zonder welken geen andere weg is, j, om het aangezicht van den gezegenden 5, Koning te zien, dan alleen vy> ■ » iyiH door middel van Adonai. — Dat jj Tïtt Adonai, als de Sleutel is, waar „ door de toegang is tot ^ Jehovah. — „ Dat dezelve is als eene verborgen Schat„ kist, waarin alle dingen, die ons van „ Jehovah gefchonken worden , opge„ flooten zyn. —- Dat hy is de groote „ Huisbezorger, die alle dingen beftuurt, „ voedt, en leevendig maakt. Dat „ niemand tot Jehovah kan naderen, „ en dat 'er geheel geen andere weg is om „ tot hem te komen,dan door Adonai.-— „ Dat 'er geene gebeden en fmeekingen toe„ gelaaten worden, dan door Adonai; „ en dat een iegeiyk die Jehovah zoe„ ken zal, hem zai vinden, in, en door „ Adonai, enz." Dan, hier van ,, in het vervolg, breedvoeriger. . Eindelyk IV) Ten Vierden, zoo leezen wy Malachi 3. waar Jehovah Zebaoth, aan de godvruchtige Jooden, die Heerlyke zielvertroostende belofte doet, dat hy niet alleen zynen Engel, (als een Voorlooper van Vorst Mesfias) zou zen. den , die voor zyn aangezicht den weg zou bereiden; maar hy voegt 'er onmiddelyk nog by, putn ^ m, DWnsn m lira Afsla:h> 3:1.  Rabbi David Kimchi over Malachi 3; i. 178 ISRAELS VERLOSSING vm rvon ybai 1 cmpaü om na*» ' ntav nvt ion ns run / d^spi on» En fnellyk zal tot zynen Tempel komen p-j^n H AaDON , die Heere, dien gy lieden zoekt, te weeten, rTDH "JïÓö Malach Haerith, de EwgeZ des Verhonds, aan denwelken gy lust hebt; ziet hy komt, zegt Jehovah Zebaoth , de Heere der Heirfchaaren. — Myn oogmerk is thans niet, om uit deze Godfpraak te betoogen, dat door dezen p*itf Adon, Heere, te weeten, de nnan y&a Malach Habrith, de Engel des Verbonds, niemand anders, dan Vorst Messias bedoeld wordt, (eeee) en dat Vorst Mesfias, volgens deze belofte, op den bepaalden tyd, nu reeds byna Agttien Eeuwen geleeden, waarlyk tot zynen Tempel gekomen is. Neen, geliefde Broeders! dit zal in het vervolg , wanneer van den aan de Vaderen beloofden Mesfias opzettelyk ge- fpro- Ceeee') Dit leeren en bevestigen zelfs uwe Rabbynen op het allernadrukkelykfte. - Leest alleen de verklaaring van Rabbi David Kimchi, over deze woorden ; waar hy met nadruk zegt. kW , jnKn • n'ian y>D kpi , rwnn "fia HaIdon, die Heere, is de Koning Messias, e» hy is de Engel des Verbonds. — Ziet cok de verklaaring van Rabbi Saidje, in zyn boek Seepher Hamunoth Vehddoth, pag. 38. Co!. 3. onder den Tytel Madmor Geulla Achrona.  ^EEUWIGE BEHOUDENIS. i79 fproken zal worden, gepaster kunnen ge daan worden. - Thans houde ik 25 5 nn°agamhZkg,^'deZe neid, naamlj k, dat er o n d e r s che i de n &,S5i,»rA',r «iwe», ook uit deze aangehaalde God fpraak, met nadruk te betoogen Irouwens, wie ziet hier niet zonnekla^ dat deze Ado», te weeten, de nnan y?o Malach HABÏITa> de Sllï8 ^erborïds' dl*e beloofd wordt tot zynen Tempel te zullen komen, een onderscheiden Goddelyke Perfoon moet zyn, van nw» nw Jehovah flBf}OTH,Jdie deze ^bemoedigende belofte aan de godvruchtige Joden hier uoet? - En wie wordt dL S Adon, alweder anders bedoeld, dan dat ntl» WD Afonr* ^0j^, de Zoone ?f f? 7" Dit ZaI ftraks nader blyken Ik weet zeer wel, gy zuJt hiertegen ij.' brengen, „ Wyftemmen volkomen toe " ^^IWKAdoï, de Mes/tal » bedoeld wordt, maar hoe kan deze mtt „ Adon die hier beloofd wordt to zy. " rl > , rF r tG ZU,,en ko™n , een » °0ddelyk Perf°on zyn, daar hy immSs » als een ^70 Malach, een Engel of » Gezant, te weeten, de m2n ^ M 3 „ Ma.  Sohar t over Gen.pag. 68. Col. 270. l8s ISRAELS VERLOSSING Malach Habrith, de Engel de? ' Verbonds, nader wordt omfchreeven ?" " Dan , is dit U zoo vreemd, Zoonen Abrahams ! zegt niet Rabbi Simeon ben Jochai , in zyn Heilig boek Sohar, duidelyk vhXD) //Wl NDK1?» Tl ^33 • nnpD- öWe ^ p/flflï/eB , '>fordi w» den Malach Habrith, /fc £ngeJ des Verbonds, gefprooken, door welken de Heilige Hooggeloofde God urorat bed,»ld. ■ En wat' behoef ik my te be- roepen op de verklaaring van Rabbi Simeon ben Jochai? - Is dan deze Adon, te weeten, de Malach Habrith, de Engel des Verbonds, niet menigmaal als een Engel of Gezant van Jehovah, aan onze godvruchtige Voorvaderen verfcheenen; die zich zei ven met de Heerlyke naamen van rTUT Jehovah en a*nfw Elohim, aan hen had bekend gemaakt, dat hy is de Jehovah, hun God, de God hunner Vaderen; en denwelken zy ook-als pn*T Jehovah, eerbiedig erkend en aangebeden hebben? — Welk een ruim veld opent zich hier! — Laat ik alleen eenige Godfpraaken aannaaien, om, ware het mooglyk, U van deze waarheid te overreeden. 1) Zoo leezen wy Gen- 22. toen Vader Abraham zyne hand uitflrekte, om  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 181 om zynen Zoon Jfacte Aagten, dat een En gel. des Heeren tot hem riep van den Hemel, cn zeide, Abraham!- Abraham! en hy zeide: zie hier ben ik; doe zeide hy, Jtrek uwe hand niet uit aan den Jongen, enz. — Dan, wie is hier deze ni;T ")Nl£%3 Engel des Heeren ? Blykt het niet duidelyk dat dezelve een Goddelyk Persoon moet zyn ? — Zoude een Gefchapen Engel de bygevoegde woorden, in het Tweede Deel van het twaalfde vers , waarmede hy zyn verbod aandringt, want nu weet ik, dat gy Godvreezende zyt, en uwen Zoone, : uweneenigen, van my niet hebt onthouden, hebben durven gebruiken? .Wat zeg ik! zoude een Gefchapen Engel, by zyne tweede roeping van den Hemel tot Abraham, om de zielvertroostende belofte aan hem gedaan, dat in zynen Zaade, c (naamlyk den Messias ffff) geZe. i gend zullen worden alle de Volktn der Aarde, op het allernadrukkelykst te bekrachtigen , zulk een plechtigen Eed, als de Jehovah, by zich zeiven hebben durven doen, zoo als hy deed? ^TV ONJ W2m O Ik hebbe b y m y zeiven gezwooren , zeet Jehovah! En wat heb ik nodig deze (.ffff) Dit wordt door Rabbi M o s c h e [ Hadarschav, in zyne verklaaringe over G-n l 19: 34- op het allernadrukkejykfte bekrachtigd;' u waar hy zegt; „ dat 'er niet gefchreeven ftaat %i „ m Uw Zoon. maar 1 n ü w e n Z a a d g { ' .) nvon fm tnt dat ts, de Koning Messias'" rè M 3 ' 34. Gen. 22: 11-12. rers ia. ! d. 'en 12: 5-l8. abbi ofche tdar* an, r 1.19:  Babbi Bechai, pag- 3°. Col. 4. en 3 c. Col. i. 182 ISRAELS VERLOSSING deze waarheid te betoogen? Uwe Rabbynen bevestigen dezelve op het allernadrukkelykfte. —- Leest alleen de verklaaring van den beroemden Rabbi Bechai, over deze woorden , waar hy met nadruk zegt, ntn yhsn pK o /nvh nm *p'ii pk "WK /nwwi p pi t^Tisn p camsjn p rvn hm ' era pfpfo msn1? no S1033 / n^ipS i^öiir nm3N rrn wï mn ah yfasn 03 * atfaa irra» •73k * 1300 nSk / 000 rOBffl K^l "iDiS /Snjn-jK^on inr /nww p nm tnSöh wki/dtiSk tn^o yon tokj vbv& Kim / -jxSo }k33 ran» noi /mw pi rnoo 1dk3b* Kim / utm i3Tp3tr> -jnSo -idiSo ' 131 / 13"lp3 W *3 vSi? » En gy moec „ weeten, dat deze Engel niet is van „ de afgefcheidene, (naamlyk een der Ge5, fchapene Engelen) maar van de in5, plantingen, die van elkander niet afgefcheiden noch afgefneeden kunnen wor„ den. (gggg) — Want indien deze „ En- Cgggg") Rabbi Bechai, beeft hier het oog op den Kabbaïistifchen Boom o»ri YV Retz Chajim, den Boom des Levens ; door welken de Kabbalisten , de Oude Geloofsleere, naamlyk den xn UttS'lt/n Rasa Haschilósch, de verborgenheid der Heilige Drieëenheid, op eene Kabbalisiifche (geheimzinnige) wyze voorlteLenj en die hoofd-  ehEEUWIGE BEHOUDENIS. 183 ,, Engel was geweest van deafgefcheidene, „ (naamlyk een der Gefchapene Engelen) >, dan hoofdzaaklyk volgens de Kabbala (de geheimzin, nige Godgeleerdheid) bedaar, in de rviYBD -wo EeserSephiroth, Tien Tellingen: welken sy noemen en plaatfen als volgt: I. ma Keeter, de Kroone. 3- 2. Bina, Verfland. Chochma, Wysheid. S- 4- rrtis* rbw Gebura, Magu Gedula, Grootheid. 6. Tipiiareth, Heerlykheid. 8' 7. ™ na Rood, Majejieit. Nezach, Overwinning. Jesood, Fondament. 10. Malchuth, for Koningryk. kJHL?f0 e e ^e rr us e ph 1r 0 th, worden door de Kabbalisten onderfcheiden, in de rfr« «o»*/?*, M 4 naam-  Rabbi MenachemRakant, pag. 193- Schaare Ora, pag. 29. Emek Hamee lech, Op, 21 Secphe Jezirc pag 7. Col. 2. 184 ISRAELS VERLOSSING dan zoude Abraham naar zyne fiemme " niet gehoord hebben, om niet uit te „ voo naamlyk VD Keeter , de Kroone; rraan Chochma , de Wysheid ; en nM Bina, Verpand; Cwaardoor zy de Drie Goddelyke Perfoonen bedoelen,) die met dat «j,p p Een Soph, dat Oneindige Wezen, zoo naauw vereenigd zyn, dat zy één zyn, en van elkander niet gefcbeiden kunnen wor. den. En in de zeven benedenfte Sephiroth , dewelken zy doorgaans Eigenfchappen noemen. Zoo leezen wy in het boek Schaare Ora nwx , esavhp rwW wn , nwson w ip'jr 01 , rvmnnnn ww nwoiw pn .. of Fondament van de Eesek Sephiroth, ,; Tien Tellingen, zyn de drie bovenste, . uit welke de zeven benedenste voortt- vloehen" — En Rabbi Naphtali Hirtz, in "vn boek EmkkHamolech, onderden Tytel Ölam Tohu, waar hy zeer breedvoerig handelt, over die onbegrypelyke vereent ging die 'er is, msfchen de drie bovenste Sephiroth, ro>3) , riDDn /W3 De Kroone, Wysheid en Verjland, zegt met nadruk ITO KW MD HD inn - nnto nown nuwn w utd n* Dïrn ,ïn»a om , sip p'd rtaia nunsa njpa unaw iao ^kSd dot rbx xyi mfo , ixbn vVx xnp'i , *jdd tiw nx pa nx «awn x1?! o"ddi , wx •bx inx'i ia xsvai »n* dw nxnp mvn p -ratoa ' nm rh*j\ , üi 'jx na bxn *a:x o'rbx -jkSd „ En als de Engel zeide (tot Abraham ) en gy ,, hebt uwen Zoone, uwen eenigen, van m y „ niet onthouden , en niet zegt van den Heere, „ zyn naam zy geloofd! dat is gefchied, om dat „ de Heilige Hooggeloofde God met een Propheet „ niet anders (preekt, dan door een Engel als „ Middelaar , zoo als ik met de huipe Gods „ nader zal verklaaren , over de Parafcha Be* „ racha, N». 153. - En dus, is dit hier de zin; „ en een Engel riep tot hem, dat wil zeggen, „ en de Heere riep tnt hem, door middel „ van een Engel. —— En als hy eindigt niït „ de  bnEEUWIGE BEHOUDENIS, ioj Exo. 20: 1. duidelyk zegt, k^ID ^> i&tb frttn mai nap Sa n* «i „ £n het Memra Jehovah, (naamlyk „ dat Eeuwige zelfftandige Woord, de „ Zoone Gods) fprak alle deze heerlyke woor9i den, zeggende, ik ben Jehovah Uw „ God, enz." Oordeelt nu zeiven, Mannen Broeders! blykt het niet duidelyk , dat deze -nfe biMn Malach HagoSl, deze Engel de Verlosfer , van wien Vader Jacob den zegen hadt afgefmeekt, niet alleen een Goddelyk Perfoon, de arbü Elohim, maar een onderfcheiden Goddelyk Perfoon moet zyn, naamlyk dat ffff. ^ü Memra, Jehovah, de Zoone Gods, die zelfs volgens de verklaaring van uwe vermaarde Rabbynen , de wet der Tien Woor. den aan onze Vaderen heeft doen hooren ! —. Laat ik 'er nog byvoegen. 4) Zoo leezen wy Exo. 3. dat de ffiff yhü Malach Jehovah, ; de Engel des Heeren, die Mofes in eene Vlamme des Vuurs, uit het midden des, brandenden Braambosch verfcheen, zich noemt rtfft Jehovah, en a^fbü Elohim, vers 4. en wel met nadruk, de God Abrahams, lfacs en Jacobs, vers 6. en die N » zich TargumJerufchalmi,over Exo. 20; 1. Exodus lts*  Exodus 3:i5. Rabbi MenachemRakant pag. 80. Col. 2: 3 196 ISRAELS VERLOSSING zich nader aan hem bekend maakt, met den naam rvnX Ehejeh, vers 14- E^a naam, van welken Jehovah zeiven in het volgende 15 vers zegt, dat is myn naam eemviglyk, en dat is'myne gedachte- nisfe van geflachte tot geflachte. Dan, wie is hier deze Engel des Heeren, die zich zulke Ileerlyke naamen toeeigent, anders, dan het mïT ÏWÖ Memra Jeboyah, de Zoone Gods? — Trouwens, dat deze nir? labti Malach Jehovah, geen Gefchapen Engel is, die als een Gezant, in den naam van God zoude gefproken /jeto,maar de Jehovah, Elohim, Ehejeh, zoo als-hy zich uitdrukkelyk noemt, zelf is, bevestigen zelfs uwe Oude Rabbynen op het allernadrukkelyk- He. Laat ik ter bekrachtiging der waarheid, maar eenige van dezelve aannaaien. a) Hoe nadrukkelyk is niet de taal van Rabbi Menachem Rakant, in zyne verklaaring over deze aangehaalde woorden ? waar hy zegt, nibl PflJT y&Ü th* KY) Tütw Swri ytoo *ln nrn lNt?ün /m > yfon int / Sa no ban »s* api*^ „ En de Engel des Heeren, verfcheen , hem in eene Vlamme des Vuurs. Deze '„ Engel is de Malach Hacoöl, de „ Engel de Verlosfer, die tot Jacob ge- „ zegd  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 197 », zegd had, Ik ben de God van Beth „ El. (mm) Deze is het, van wien „ gefchreeven ftaat, s» de Engel zyns „ Aangezichts heeft hen behouden: „ naamlyk, de Engel, dien Jehovah met j, nadruk noemt, myn Aangezicht, » Exo. 33: 14. pt^ ,JS MYN Aange„> zicht 2«z mede gaan. enz." (&*£) b) Maar nog nadrukkelyker is de taal van Rabbi Mofche Bar Nachman, die ook door Rabbi Bechai, in zyne verklaaring over Exo. 3. woordelyk wordt aan. gehaald, p ,m nBnffiJ £ /BWnafei^c rwr tkSd wn w# na /roon mriö mn* "jj6ö töiw tm /nm ti> j^ön pi 'rtjün yna arhtt iüki maa RTn /onw -jk^d avo» art ras rwo w tk nrann Ski 'map kSi Kin /«co taan -]^on *a /^ün p m «wn 3 W TT W /"ViK 3WU TtfSbl Vn /Wï ttr> "33 TOM 1%1 * TDi / vis nw "jièö / dj; w vis „ Ziet, ik zende den Engel voor uw aange. „ zicht. —- Deze Engel is niet van de „ afgefcheidene, (een der Gefchapene „ Engelen) maar van de inplantin- „ gen. (0000) En als 'er gezegd „ wordt, want myn Engel zal voor uw ,\ aangezichte heenen gaan ; dan wil Jeho„ vah door die uitdrukking myn Engel „ zeggen: myn Engel, die by my zeer ge. „ liefd is, want door hem zal ik in de „ Waereld bekend worden. En Hy is „ het van wien Jehovah zegt, mysaahj, gezicht zal mede gaan, enz. — En „ by is het van wien gezegd wordt, En „ de Engel zyns aangezichts „ heeft hen behouden, naamlyk, de Engel, „ die het aangezichte van Je- „ hovah is." — En eenige regels laager, zegt deze beroemde Rabbi verder in zyne verklaaring / )b)p JÜW "IÖK1 ' tü im npb) irtuma u«p mnrK ba /ia non ba $n lent) /is non ba  enEEUWIGE BEHOUDENIS.207 im •o piarra aha /\z vrah '/BBiïtVth KW l6 ^3 'TTTfi ^3 TIVÖ f»fTI nxis^ n3 iS b» ntn naSan »a idki té aojftri /r?3 nniDö nn^oni opmen napn ^3 *a /13 -ton dk Qa^jysV kup * bi wij»» nnvön «üm höö » „ En als Jehovah zegt, enweestzyne „ ftemme gehoorzaam; dat is eene waar„ fchouwing, dat zy de inplantin- gen, (waar door de Cabbalisten, de inblyvende Perfoonen in het Goddelyke j, Wezen bedoelen) niet van elkander mog„ ten fcheiden ; (pppp) en daarom wordt „ 'er onmiddelyk bygevoegd, en verbittert „ hem niet; welke woorden, onze Rab„ bynen, hunne gedachtenisfe zy tot „ zegen! verklaard hebben, en verbittert ,, hem niet, dat is, en verbittert my niet, door hem te verbitteren; want gy moet 5J weeten, dat alles een, en zoo naauw „ met elkander vereenigd is, zonder „ eenige aftrekking, of van elkander „ gefcheiden te kunnen worden. — Want hy zal uwe overtreedingen niet vergeeven: „ dat is , niet tegenftaande deze Engel, „ de magt heeft, om zondaaren te verdraa. 3> gen, en de zonden te vergeeven, (jqqqq) zoo (PPPP") z'et de zoo even aangehaalde Noot, pag. 182. iqqqq') Niemand heeft magt om zonden te vergetven, dan al/een God, is eene waarheid, die  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 209 druk is het aangezicht van Jehovah , het Beeld des ouzienelyken Gods, het affchynfel van 's Vaders Heerlykheid, en het uitgedrukte Beeld zyner zelfftannigheid? — Ja, wie kan deze Heerlyke Perfoon anders zyn, dan dat nirV KIÖ'Ö Memra Jehovah, de Zoone Gods, in wiens binnenfte de naam van Jehovah, dat is, Jehovah zelf is, en dus met den Vader zoo naauw vereenigd, dat hy in vollen nadruk zeggen kan, ik en ds Vader zyn een. — Èn waarlyk, myne geliefde Broeders! dit blyft eene Eeuwige waarheid, die naar de ftemme van dezen Heerlyken Gezant , naar dat niiT fOX^D Memra Jehovah , den Zoone Gods niet hoort, en hem verwerpt, die verwerpt Jehovah God den Vader, die-hem gezonden heeft! De Toorn Gods blyft op hem! — Och mogt gy door verlichtende genade, de ftemme van dezen Heerlyken Gezant recht leeren kennen! Heden, Heden, zoo gy zyne ftemme hoort, verhort uwe harten niet! — Eindelyk 6) Zoo leezen wy Exo. 33. de bemoedigende belofte , die Je ho va Haan den biddenden Mofes doet, "]S VYinTll / \£? ^3 Myn aangezicht zal mede gaan, en u gerust ftülen. (rrrry — Over Crrrr") Volgens de verklaaring van Ribbi David Kimchi en jdben Esra. O Ei odus 33: 14-  Exod. 33: 21. Traïï> Sanhe. drin. pig. 38. Col. a. Exod. 33:31. ai4 ISRAELS VERLOSSING „ lyk Jehovah, die met Mofes fprak, „ worde met dezen naam Met attp, on „ be- „ is m het binnenfte van hem'' —— Zeer wel geandwoord! En wien bedoelt Rabbi Jdith ff door dezen ]nBI3D Metattkon, die met Mofes fprak, anders, dan den n"i3n yho Malach Habrith, den Engel des Verbonds, naarmyk dat nirv tOC'D Memra Jehovah , den Zoone Gods, en dus een onderfcheiden Goddelyk Per foon van Jehovah God den Vader, die in vo:le nadruk van hem betuigt, myn naam is in het binnenfte van hem ? Ziet pag. 301 de aangehaalde verklaaringen van uwe eigen Rabbynen over deze Godfpraak. Maar boven dit alles, kón ik my niet genoeg verwonderen, over de gulhartige belydenis die dezen beroemden Rabbi verder aflig. - Ziet hier het vervolg van hunne gehoudene famenfpraak. □k ia iyvnn Sk ,u mn 'jr mo rvS ïn^aj on * |t3 «nunn rvS na» , »■> nnS ayvvïh *v* p • ui , nuVsp vh 'dj xpunoa iVatn „ De Mien , „ naamlyk de Christen, vatte den Rabbi in zyne „ eigen woorden, en zeide , naardemaal dtt zoo „ is? Cnaamlyk, dat deze Heeriyke Perfoon, vol„ gens uwe eigen betuiging, M et a ttr on was , ,, in wiens binnenfte de naam van Jehovah, „ja Jehovah zelf is, die met Moiès fprak, „ en hem belast had tot Jehov ah op te klim„ men f) dan zyt gy ten hoogften verpligt, om „ hem als zoodaanig te eerbiedigen en te ge„ hoorzaamen, zoo als 'er gefchreeven ftaat, en ,, verbittert hem niet: en daarom verbittert hem tog niet door uwe ongehoorzaamheid, daar im„ mers die geduchte bedreiging, Hy zal uwe ,, zonden niet vergeeven ,r\'wt te ve geefsch wordt bygevoegd? Waarop Rabbi J d i t h , Cv°'-  'i } ] ] TraS. JSIedaritn t pag.38. Coi.2. Spr. %: 22. (2ZZ2-) Dit 'eest men ook in den Talmud, Traö. Pefachim, pag. 54- Col. 1. M ISRAELS VERLOSSING vn in hunne verklaaringen zeer verfchil- ende van gedachten. Ik zal dezelve 'orthk opgeeven, en ter uwer beoordeine overlaaten, of dezelve niet van allen ?rond ontbloot, en de ongerymdheid 'Er zyn die zeggen, dat door de WysMd, die in deze Godfpraak fprekende wordt ingevoert, de Wet van Moses, die voor de Scheppinge der Waereld gefchapen is, waarin God zyne wysheid geopenbaard heeft, moet verftaan worden. Ziet hier de eigen woorden van den lalmud. /oVuwi «"DM mip "«"O* DW ™2® /dyrtn /p? P /rowrt /rn1n 7ln ™ •n^^W / ü^-rpön nai /TOBn kdd Dip i^'trwn "ap nïnf nöiwp / nnn * «bi tka vSu7B0 » 2even «^s6" 'ff , «/cftaWn V00R de SchePPin& der fae' r/tó, en deze zyn, de Wet, en de boete of 5«fceriBg, Art Paradys en de Helle, den Troon der Heerlykheid en den Tempel, Z en den naam van den Mesfias. -De wet? om dat 'er gezegd wordt, de Heere " bezat my in het beginfel zyns^wegs, voor 9 zyne werken van doe aan, enz.' (zjszz) — Zoo leest men ook in het boek Schalfchee- h.th  ênEEÜWIGE BEHOUDENIS. 2.2$ leth Hakabala paftiTl din twflV pSD ptf imsnn bia chw rvn nnpn vca ■wk nt?» mma nib^n nViTxo niunb wm iBma> ï&o /oSvn mip na-DJ * i3i poK iSkk rrnxï pioss Sr » Het is buiten allen twyfel, dat Adam, de „ eerfte mensch, door den mond van den „ Heiligen Hooggeloofden God gefcha„ pen, eene volmaakte kennisfe gehad beeft, in alle natuurlyke en Goddelyke „ Wysheden , die in de Wet van Mofes „ begreepen zyn, welke voor de Schepping „ der Waereld geschapen is, zoo als ,, onze Rabbynen, hunne gedachtenisfe ,, zy tot zegen ! geleerd hebben, over ,, Spr. 8: 30. Toen was ik een Voelfterïing ,, by hem, enz." —— Ja wat meer is! in den Talmud wordt zelfs zeer naauwkeurig bepaald, den tyd wanneer de Wet, nog voor de Schepping der Waereld,gefchapen is! Zoo leest men in het Traft. Sabbath woordelyk het volgende. iyi "lütf /ni-iö1? nBtt rfw rwa /*h p 3Junrf> j hd sim napn psh man vabü m* ( *ki min bipb ph iük /w: nm "fbh nwro *]S noa» nrw miün vas1? tidk nvnnKi o-onen jïixd j;e>n rwiro ts» bjöö nna / o-Wn n-kmp a-np nnn \y\ irorn v ma na /du ra*? ran^V P cm SchaffcheelethHakabala , rag I. Col. 1. Spr. li Zo. TraSt. labbath >ag.83.  Pf. 8:5. aaö ISRAELS VERLOSSING * h\ inpsn "O dis » rabbi JeL°fcLm „ ten Levi heeft gezegd , ten tyd dat Mo„ ses naar den Hemel opklom, zeiden de „ dienstbaare Englen tot den Heiligen Hooggeloofden God, Heere, Schep„ per der Waereld ! wat heeft 'deze, van !' eene Vrouwe gebooren, onder ons te „ doen? Waarop God hen antwoordde: ,] Hy is gekomen om de Wet te ontvan„ gen. Toen zeiden zy tot God, wilt gy „ die zeer aangenaame Wet, welke vooa „ de zesdaagfche Schepping, ja Negen „ Honderd en Vierenzeventig Gejlachten vooa „ de Schepping der Waereld, f>) by u be„ waard is geworden, aan vleesch en bloed geeven ? Wat is de mensch dat gy zyner \, gedenkt, en de Zoone des menfchen dat gy hem bezoekt?" Dan, heb ik wel noodig, diergelyke ongerymde Hellingen te wederleggen? — Ik zal alleen ter befchaaming der Talmudifche Rabbynen vraagen , heeft dan de tyd niet zyn begin genomen met de Schepping der Waereld? En dus was er immers voor de Schepping der Waereld Peen tyd, maar eene volftrekte Eeuwigheid? Eene waarheid , die alle uwe Rabbynen volkomen toeftemmen- Zoo zegt zelfs Rabbi Lipman , in zyn boek Ni- ZB- (a~) Deze naauwkeurige tydsbepaaling van de Schepping der Wet, nog voor (e Scheppin. der Waereld, leest men ook m deo Talmud, Trad. Sevachim, pag- u«. Col. i.  ehEEUWIGE BEHOUDENIS.235 hqpgfte achting Heilig verklaaren, en werwaards men alleen de toevlugt moet neemen, op eene Grieifche Vertaaling-, gefchreeven door feilbaare menfchen, zich kunnen beroepen? c) Zegt gy, de Chaldeeuwfche UitIreider, en wel de beroemde Jonathan ben Usiel, door u zei ven zoo menigmaal ter ftaaving der waarheid aangehaald, zegt evenwel in zyne korte uitbreiding over deze aangehaalde Godfpraak zeer duidelyk, „ dat de Wysheid van zich „ zelve betuigt vers 22. v}tf"D Krr?X „ sn p >nai? onp pi / rrms ero „ De Heere heeft my Geschapen „ "in het begin der Scheppinge, voor zyne wer ,, ken , voor den beginne.'" En wie mag de vertaaling van zulk een Heilig Man (ƒ) in twyffel trekken, of tegen dezelve iets inbrengen. Zeker, eene tegenwer- ping die u onoplosfelyk voorkomt. Dan, ik zal alleen Twee vragen,ter uwer beandwoording voorftellen. — Vooreerst, heeft de Targum Jonathan, in zyne Chaldeeuwfche uitbreiding , het woord x")-J Bara, altoos in de beteekenisfe van Scheppen genomen ? (g) Leest alleen zyne kor- (ƒ) Ziet boven , pag. 106. in de Noot. Wat zeg ik, by de Chaldeeuwfche Uitbreiden zelfs in den Hebreeuwfchen Grondtekst, kan het woordt kt3 Bara niet altyd genomen worden in Targum'Jonaihan,over Spr. 8: 33. •  TargumJonathan , over Job, Cap.3:j. ] i < 1 I *S« ISRAELS VERLOSSING korte uitbreiding, over Job, Cap o • , waar Job den dag zyner geboorte vervloekende , zegt, (volgens de uitbreiding van den Targum Jonathan) tffcy zoude hy hier, het woord K"DnN Itbaka, ook in den zin van Scheppen genomen hebben, zoo dat men zyne uitbreid ng zou moeten overzetten, Job vervloekte zynen dag, en zeide, de dag verga daarin ik geboren ben, en de nacht in welken men zeide een Knechten isgeschapen? — 1°„U u\niet d,°?r zulk eene vertaaling den Hebreeuwfchen Grondtekst, waar het grondwoordt min ftaat, en volRrekt niet anders , dan door ontvangen vertaald san worden, verminkt en vervalscht heb. ■1* ~Zr~ 7e^ tweeden, zoude de Operfte Wysheid, de Zoone Gods, volgens ie uitbreiding van den Targum Jonathan, * * A* 7rs van zich zeIve" betuigen, Jehovah heeft wy geschapen, en in het 14 en 25 vers tot tweemaalen toe, ik was nEe??REN?/-r Is dan het onderfcheid 1" og? Pm e° ëeb0rm) niet Hemel d) Zegt ' e.b7k™fe van Scheppen, maar ook zom- \L ,Jmi Zm T Teelm' Oenereeren of iaaren.' Leest alleen Pf. I02: 10 waar dP ïïSl n% h KW DJ" «igenlyk m:etWku nfn er«ald worden, en het Volk dat gefchapen, ™r dat geboren zal worden, zal den Heere  enEEUWIGE BEHOUDENIS.23? d) Zegt gy eindelyk, wy beroepen ons niet op den Targum Jonathan, nog veel minder op de Griekfche Overzetting, maar op het Hebreeuwfche Grondwoord zelfs! /t^p nvt Jehovah Kanani, moet volgens de kracht der beteekenisfe hier vertaald worden, Jehovah heeft my geschapen, zoo als Gen. 14: 19—22. hetzelfde grondwoord nip Ka na tweemaaien voorkomende, vertaald is, den Schepper van Hemel en Aarde. — Dan, ik wil volkomen toeftemmen, dat men de woordenpxi DW Hiïp Gen.14:19—22. tweemaalen voorkomende, zoowel kan vertaaien, den Schepper, als den Bezitter van Hemel en Aarde. Trouwens, Jehovah is door de Schepping, de Bezitter van Hemel en Aarde, zoo als reeds over de ruime betekenisfe van het grondwoord nip Kana duidelyk is aangeweezen. (/>) — Maar de vraag is, of het grondwoord 'üpK ANANi,hier in deze Godfpraak vertaald kan worden, de Heere heeft my geschapen? Herinnert u flechts, het gene reeds gezegd is, en vooral het gene uit het verband bondig betoogd is, dat in deze verheven Godfpraak, de Eeuwige Wysheid des Vaders, als een Goddelyk C&) Ziet boven, pag. 231, in de Noot.  t38 ISRAELS VERLOSSING lyk Perfoon fpreekende wordt ingevoerd^ die zich toeeigent; Goddelyke Werken, Goddelyke Eigenfchappm, Goddelyke Oppermagt, Goddelyke Algenoegzaamheid en Goddelyke Beftiering omtrent zyne Liefhebbers, tot eene Eeuwige gelukzaligheid! En oordeelt zeiven, ofdezeHeerlyke Goddelyke Perfoon van zich zeiven zoude kunnen betuigen nirV Jehovah heeft my geschapen? — Een Goddelyk Perfoon gefchapen'. en wel van Eeuwigheid gefchapen? Is dit niet eene \'olflrekte twee. ledige tegenftrydigheid? — De Eeuwige Wysheid des Vaders, de Zoone Gods, is wel het begin der Scheppinge Gods, als de werkende oorzaak, door wien alle dingen gefchapen zyn, maar niet in den beginne, of voor zyne werken ge* fchapen. —- Moet gy dan niet gemoedelyk overreed worden, dat in deze Godfpraak het grondwoord -jl!T Jehovah Kanani, door de Eeuwige Wysheid des Vaders, den Zoone Gods gebruikt, volRrekt niet anders kan vertaald worden, dan Jehovah bezat my, of beeft my verkreegen, om hier door zyn Eeuwig bestaan met den Vader, door eene Eeuwige onbegrypelyke Generatie uit te drukken ? Trouwens, dit zal nog nader op het allernadrukkelyklte bekrachtigd worden, uit vers 24: 25. II.) De  Tradt. Juma, pag. 5. Col. i.en Sebachim,pag 6. Col.i. MedraschThehillim,pag. 121 Col. I. 5-854. 150 1SRAELS VERLOSSING lyk gefchreeven. Leest alleen het geene Rabbi Schimon ben Jochai zeer breedvoerig hier van zegt,in zyn Heilig BoekTiKKUNE Sohar, pag. 47- enz. — Trouwens, dit is de reden waarom zelfs de offeranden, die, (om dat 'er volgens de Relling van uwe Talmudifche Rabbynen, JTTB3 |SK q"D ühü » Seen fer^oening zonder bloed„ [lorting ionde gefchieden,") het voornaamRe deel van den ganfchen fchaduwachtigen Godsdienst uitmaakten , met de komjïe van den Messias moeften afgefchaft worden. Zoo leest men uitdrukkelyk in den Medrasch Thehillim. numpn Sd * te w nnn pupi / tfab W? niSton Alle offeranden zullen in den toeko. ' menden tyd, naamlyk, met de komfie van den Mesfias afgefchaft worden, maar de , offerande des lofs zo.1 nOOitafge. ' fchaft worden, enz." En wat is de reden hiervan? Deze,om dat de Messias, zyne Ziele tot een schuldoffer gefield, de zonden verzoend, en eene eeuwige gerechtigheid aangebracht hebbende, volgens de voorzegging van Jef 53 : 10- en Dan* 9: 24' moesten dus ook noodzaaklyk Boffer, anden, alsfchaduwen van den Meslias, die zich zeiven door den eeuwigen Geest, Gode opgeofferd heeft, afgefchaft worden. En hoe nadrukkelyk fchryven ook niet uwe Rabbynen omtrent de Voorbeelden, zoo vanPersoonen, Jfac,  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 251 Ifac , Jofeph , Mofes , David, de Hooge Priester; als van zaaken: de Boom des Leevens, het Paaschlam, het Manna, de Rots. fteen, de Koperen Slange, de Arke des frerhonds, het Heilige der Heiligen, de Kandelaar , enz. die den Messias op het aller, heerlykfte afgebeeld hebben ? Leest alleen hunne Schriften die vol hiervan zyn, en vooral het Heilige Boek Sohar. Dan, dit veld is te ruim om dsar in te treeden. Trouwens, de Messias is gisteren, en heden dezelfde, en in Eeuwigheid! ——- Laat ik 'er dit nog byvoegen. Een Verbond! waar van Jehovah deszelfs onveranderlykheid op het allernadrukkelykst voorftelt , in de Prophetie van Jefaia, nWnJiTl Itm CWl *D rnni ms> i6 -jnxD hdhi /nraitih m -jümo tdk man kS W?p bergen mogen wyken , ew heuvelen wankelen, maar mywe goedertierenheid zal van u niet wyken, en het Verbond myns Veedes zal niet wankelen, zegt Jehovah uw Ontfermer. En eindelyk Èen Verbond! waar van de Zoone Gods , de Mesfias, meer dan eens met zoo veel nadruk fpreekt. Zoo wordt hy fpreekende ingevoerd in den tweeden Pfalm (0) -)dk m pH hsV mSDN (o) Dat de geheele tweede Pfalm op den tdXU Jef. 54:10. Pr.2: r.s.  Jerm. 3S :2o: ai. 152 ISRAELS VERLOSSING *pa >d3k -jnrnio nn1?™ du nanxi Ife zaZ van i&ee besluit (p) verhaalen, Jehovah heeft tot my gezegd, Gy zyt myn Zoon, heden hebbe ik U gegenereerd, Eisch van Messias toegepast moet worden, bevestigen zelfs uw eigen Rabbynen; dit zal ftraks nader aangetoond worden. (p") Het Hebreeuwfche Grondwoord pn Chook, wordt in de Heilige Schrift zeer dikwyls gebruikt, om aan te wyzen die vaste ordening, door God in de Natuurlyke dingen gefield; en in het byzonder aan die, welke de onveranderlykjle zyn, by voorbeeld : aan de Zon en Maan, datze hun licht geeven des daags en des nachts, ziet Jerm. 31: 35:36. waar hetzelfde Grondwoord pn Chook voorkomt, en vertaald wordt Ordening. — Maar dit is aanmerkelyk, dat Jermia 33: ao: ai. waar Jehovah fpreekt van het Verbond met David gemaakt, en deszelfs onveranderlykheid vergelykt, by de onverzettelyke Ordening des daags en nachts, in plaats van het woord pn Chook, gebruikt het woord n"« Bsrith, Verbond. Dus fpreekt de Heere, indien gy lieden wia myn Verbond van den dag, ««mïnVekbond van den nacht, kunt vernietigen, zoo dat dag en nacht niet en zy op hunnen tyd, zoo zat ook vernietigd kunnen worden myn Verbond met mynen Knecht David , enz. —— Hier uit blykt duidelyk, dat het Grondwoord pn Chook, hier in den tweeden Pfalm voorkomende, eigenlyk te kennen geeft, zulk een onveranderlyk Verbond, dat zoo onherroepelyk is, ja nog onveranderlyker, als die vaste ordening die God aan dp Zon en Maan, dag en nacht gefield heeft.  en E E U WIG E BEHOUDENIS. 253 van my en ik zal U de Heidenen ge even tot een Erfdeel, en de einden der Aarde tot uwe bezittingen. Woorden, die zelfs door uwe Talmudifche Rabbynen, op hunnen nog verwachten Mesfias toegepast worden. Ziet hier de eigen woorden van den Talmud, tot th p JTBto P"l 13n rnpn h tüw /wa mnon n^nS pn Sk mflDK Tbrotp /y? »aoö Tm1? ovn w nntt ha iök mn» 131 njnNI '3ÖÖ 7K'tf ,5 Onze Rabbynen „ hebben geleerd, de Heilige Hoogge„ loofde God, zal tot den Messias, „ den Zoone Davids, die in het kort in „ onze dagen zal geopenbaard worden, „ zeggen : Eisch van my, en ik zal het U „ geeven, zoo als 'er gefchreeven ftaat: „ lk zal het bejluit verhaalen, Jehovah heeft „ tot my gezegd, gy zyt myn Zoon, heden ,, hebbe ik U gegenereerd; Eisch van my, ,, en ik zal U geeven, enz." En laat ik U Hechts als met een vinger nog wyzen naar het Heilige Boek Sohar, waar Rabbi Sckimon ben Jochai, in zyne verklaaring over Parafcba Balak, het volgende zegt, /«rrn mm növ pa» ntöi ha idk * pn Sa n-i3DN kt nït, I *13ï / TD1T QVn W nnK „ En van ; „ daar zal ten dien dage te voorfchyn „ komen de Mesfias, de Zoone Davids; en „ dit TraS. Succa, Pag- S*. CoT.1. , Sohar, >ver Pa. "Ofcha Balak, jo].37 ^ de Jlofken der Waereld: en dus eer de WAe Sy/AS Vi0 ^.^egrypclyke Eeu mgneiii Gewichtige Waarheid! Zegc gy> 3, het Grondwoord „ Cholaltï moet hier in een oneigen. „ lyken zin opgevat worden, zoo als hli t, zelfde grondwoord van de Scheppildet » bergen, en Voortbrenging der Waereld r Pfon ff°"e,'Se,n,yken Zi" d00r Moto', 2°\ £ebrujkt wordt ? waar hv van de „ vohlrekte Eeuwigheid Gods fpffle! i, met nadruk zegt tf, Q^ * ™ &r§ew geboren waren, en 5? fel e- pi* i» s j. f ï s f h  2f *e VI U 01 w E n h d P h v c ( i ( < ( ( I Hof.2:i. Pf.82:6. 8 ISRAELS VERLOSSING nsfe hier af te gaan? Wat zeg ik ! jlgens deze opvatting, zoude de Eeuwige 'ysheid des Vaders, de Zoone Gods, is eigenlyk niet willen leeren zyne Eeuioe Generatie, maar oneigenlyk zyne euwige Schepping; maar zoude dit iet selvk wy reeds klaar aangetoond ebben , eene volftrekte tweeleedige firy•„heid in zich behelzen? Ziet boven, ~g> 238. Neen, Mannen Broeders, et Grondwoord vhhm Cholalti, loet hier in deszelfs eigenlyke heteekenisfe pgevat worden, zoo als het ook den 'haldeeuwfchen Uitbreider Jonathan Ben Jfiel, in deze aangehaalde Godfpraak nairukkelyk vertaald heeft, rW?TIK Ikben }egenereerd: En dus leert ons hier 'e Eeuwige Wysheid des Vaders, de Zoone Jods, zyne Eeuwige Generatie 7an den Vader. . . Trouwens, deze Eeuwige Generatie, is >ok alleen de eenigRe grond, waarom de Mesfias in de Heilige Schrift den Heer yken naam draagt van Zoon ! Gods Zoon !Het is waar, Gods Keurlingen, worden ook uit kracht van aanneeming genoemd >n TK'» Kinderen, of liever Zoonen des levendigen Gods! — Israels Overheeden, werden ook uit kracht van de Hooge Bedieningen of Ampten waann God hen gefteld had, met den Lerenaam van *» ^kren, of liever Zoonen des  as EEUWIGE BEHOUDENIS.isc> Allerhoogsten bekroond.' En JMt: ik nog hooger opklimmen,* Engelen, worden ook uit kracht van Schepping", met nadruk genoemd ^ Kinderen, of za7aLe;OONE^ G0D,S! — Dan>* zal aleen , en dat wel zelfs omtrent de fn^' d*Heerlykfte' voortrefFelykfte en volmaakfte onder alle de Schepfelen! U als Hebreeuwen vraagen, tot welken der Engelen heeft God ooit gezegd Gyzyt Pn 1 pKD^ KunC gy Ergens in Mofes en de Propheeten aantoonen? - Neen Zoonen Abrahams! in die betrekW Wen wy a leen den gezegende^ Messias m vollen nadruk van zich zeiven fpreeken , in den tweeden Pfalm. p I* 2fl/ van het bejluit verhaalen, (s ) fehovah heeft tot my gezegd,Gy zYririiooT HEDEN HEB IK ü GEGENEREERD * . Ik w?et wer wel, dat Rabbi Lipman jn zyn boek N.zachon, op eeneonbe! fchaamde wyze zyne fnoode lastertaal te. gen de Nazareërs uitbraakt, en alle poo gingen aanwendt, om U op te drfnLn dat deze geheele tv** Pfalm op D a v moet toegepast worden. Zieï hier zyn eigen CO Van het bejluit of herbond is reed* R a Job \.6. 3: i. en 37-6:7. Ca:?.  Tar. rum m jonathan,over Pf.a:ia *66 ISRAELS VERLOSSING „ Zoon van den Heiligen Hoog- „ geloofden God!" En zeer aanmerkelyk is ook de Targum Jonathan, in zyne korte uitbreiding over de laatfte woorden van dezen Pfalm, waar by zegt nnbsD3 P"ddt Sd^ toïb j> Welgelulzajj Hg zyn a^e die betrouwen op het Mem r a ! „ waar door hy den Zoone Gods bedoek , „ zoo als reeds breedvoerig aangetoont ?J is." Welk een krachtig bewys alweder voor de Godheid des Zoons! Daar immers deze Geloofsplicht alleen omtrent God moet uitgeoeffend worden , en zelfs een vloek wordt uitgefproken over den genen die op een mensch vertrouwt. Jerm. 17:5* Oordeelt zelf, Mannen Broeders! moet dan de dwaalende Rabbi Lipman zich niet fchaamen, dat hy u wil opdringen, dat deze geheele Pfalm op David moet toegepast worden! Heeft hy dan nooit de verklaaringen van uwe Oudfte Rabbynen gelezen ? — Of zoude hy ook deze Erenswaardige Mannen in Israël, om dat zy dezen tweede Pfalm, en vooral het zevende vers op den Messias toegepast, en hem als den Zoone Gods, uit kracht van zyne Eeuwige Generatie, erkent hebben, ook voor Godslasteraars verklaaren? — En wat zyne tweede lastertaal betreft? Naamlyk, dat hy de Nazarecrs op eene onbefchaamde wyze als Godslasteraars verklaard , om dat zy den geheelen Pfalm, en vooral het  a68 ISRAELS VERLOSSING Spr. 8: 34-26. Pf.a:7. Spr. 8: 34-26. kracht van zyne Eeuwige Generatie van den Vader, zoo als de Eeuwige Wysheid des Vaders tot tweemaaien toe van zich zeiven betuigt, Ik was geboren voor de af. gronden en fonteinen, voor de bergen en heuve. len, voor de velden en de ftofkens der Waereld waren, en dus eer de Waereld was! in de onbegrypelyke Eeuwigheid ! En zoo als Vorst Mesfias in den tweeden Pfalm fpreekende ingevoerd, het befluit verhaalende, deze groote verborgenheid zelve ons ftervelingen in volle nadruk leert, yrrh cm nna »33 hu "«2K mrr Jehovah heeft tot my gezegd, gy zyt myn Zoon, heden heb ik U gegenereerd! —— En wat hebt gy tog tegen deze allergewichtigRe waarheid in te brengen ? a) Zegt gy, „ in den tweeden Pfalm wordt immers niet gefproken van eene „ Eeuwige, maat van eene Tydelyke Ge„ neratie, zoo als Vorst Mesfias ge„ openbaard zynde, met nadruk van zich „ zeiven betuigt, Jehovah heeft tot my „ gezegd, gy zyt myn Zoon yprh O Tl „ heden heb ik U Gegenereerd." — Dan, volgens deze ftelling, zou de betuiging van den gezegenden Mesfias, niet volftrekt ftryden tegens zyn eigen Goddelyk onder, wys, als de Eeuwige Wysheid des Vaders, die van zich zeiven tot tweemaaien toe betuigt, Ik was geboren voor de af. gronden en fonteinen, voor de bergen en heuve. len,  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 269 len , voor de velden der Aarde en de fiofkens der Waereld waren, en dus eer de Waereld was? Wat zegge ik! indien hier alleen eene Tydelyke Generatie bedoeld wierd, dan moest de Mesfias ook alleen maar een bloot mensch zyn, maar hoe konden wy dan verplicht worden, hem te kussen , en op hem te vertrouwen, daar deze Geloofsdaden alleen omtrent Jehova h , den Eerenswaardigen God, moeten uitgeoeffend worden ? —• Maar boven dit alles, moet ik alleen kortelyk vraagen, kan 'er wel by God, by wien duizend Jaar en als de dag van gisteren zyn, die van Eeuwigheid beftaat, zonder begin , zonder einde, en zonder vervolg van tyd , een heden of gisteren kunnen plaats hebben? Zulke gedachten kunnen immers by gene Hebreeuwen opkomen! — By God heeft niets anders plaats dan een Eeuwige onver ander lykheid. —— Jehovah zeiven drukt zyn Eeuwig onveranderlyk beflaan met nadruk uit, door hetzelfde grondwoord, Jef.43:13. *Kin dvö dj) ook eer de dag was, (of liever volgens de kracht van het Grondwoord, qvü Mijoom, van den dag, of, van HEDENaf) ben ik; welke woorden door den Targum Jonathan, in zyne korte uitbreiding nader vertaald worden Kin juk KÜ^Ö tft Ook van Eeuwigheid ben ik. b) Zegt gy, „ Gegenereerd! En wel „ van Eeuwigheid Gegenereerd! Waarin „ be. 43: ii. Tar» gum Jonathan , over Jefl 43:13.  Spr. 30:4. *7o ISRAELS VERLOSSING „ beftaat tog deze Eeuwige Genera- „ tie des Zoons?' Zeker een aller- gewichtigfte vrage ! —— En hoe zal ik nietig aardwurra durven ondernemen om dezelve te beandwoorden ? — Maar vergunt my dat ik vooraf ook aan U eene vraag voorftelle. — Eene vraag, die ik niet doen zal om maar wat te vragen; maar eene vraag die Agur met zoo veel nadruk ter beandwoording opgeeft. Wie is ten Hemel opgeklommen en nedergedaalt? Wie heeft den wind in zyne vuijïen verzaamelt% Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft alle de einden der Aarde gefield? £ m OP HD1 1ÜP Ï1Ü _jnn Hoe is zyn naam, en hoe is de naam zyns Zoons, zoo gy het weet? — Zoudt gy wel Joodfche Mannen! deze vrage kunnen beandwoorden ? — Hoe zoud gy dan van my kunnen vorderen, om in deze groote verborgenheid, die zelfs de Engelen niet begrypen kunnen, met myn bekrompen verftand in te dringen , en u eene befchryving te geven, waarin de Eeuwige Generatie des Zoons beftaat? — Neen geliefde Broeders! hier bezwykt myn verftand. en ik moet bekennen, deze kennisfe is my te wonderbaar, zy is my te hoog. ik kan daar niet by! — Dit alleen kan ik u volgens het woord der waarheid andwoorden, dat de Eeuwige Generatie des Zoons alleen hierin beftaat, gelyk de Vader het  enEEUWIGEBEHOUD£N1S.27i het leeven heeft in zich zeiven , alzoo heeft hy ook den Zoon gegeeven het leeven te hebben in hem zeiven. — Het is waar de zeer beroemde Rabbi Schimon ben Jochai, beeft in zyn Heilige Boek Sohar, over deze Geloofsverborgenheid zeer breedvoerig, verheven en voortrefFelyk gefchreeven , die ik maar kortelyk hier zal aanftippen. Ziet hier zyn eigen woorden. nh T^tn }KÖ ,Tsrr jva y?a ran^n xbi wwia 12b yünmi b)p ivynx pari jnö /ra ITO KT3 XI THK K«?a 13 ^31 yrm Ypbo n^3 /n^ pto wim «na n^i «yo "ma rcjtfi *üd inw /rra *131/in Nadrukkelyke taal! — Maar ik fchaame my ook niet in dezen openhartig te bekennen, wat poogingen ik gedaan hebbe, echter my niet bekwaam vinde, om dezelve, wegens derzelver verhevenheid , in volle kracht woordelyk te kunnen vertaaien. — Uwe Geleerde Rabbynen, die deze verheven taal verftaan, zullen dit volkomen toeftemmen, dat dezelve in haare volle nadruk en verhevenheid woordelyk niet vertaald kan worden.~Het hoofdzaakelyke wat deze Hooggeleerde en Eerenswaardige Joodfche Rabbyn, van deze Geloofsverborgenheid zegt, komt voornaamlyk hierop uit, „ dat hy die „ Gegenereerd heeft, heeft Gegenereerd „ door Sohar, orer Gen. pag. 4. Col. 15: 16.  en EEUWIGE BEHOUDENIS.273 nadruk befchreeven, mpö VniK^Öl * Eh)]} VVlENS uitgangen ZYN van ouds, van de dagen der Eeuwigheid, (y) c) Zegt gy; j> Met dit alles, is „ onze gedaane vrage nog niet beand„ woord ? — Waarin beftaat tog deze „ Eeuwige Generatie des Zoons? „ In een uitgang van den Vader! — In eens: „ inblyvende daad van den Vader! — En op ,, zyn hoogst genomen (zoo als gy zegt,,) „ in bet mededeelen van het leeven van den „ Vader aan den Zoon, om hetzelve te heb„ ben in hem zeiven, gelyk de Vader het „ leeven heeft in hem zeiven! — Wie kan ,5 dit begrypen? En zoude dit niet „ ftryden tegens de Reden, te gelooven y het geene men niet kan begrypen ?" Zeker, zoo redineerd het verdorven vleesch! — Maar ik moet al weder vragen; zoude dit niet ftryden tegens de lieden, dat men met de Reden zou willen begrypen zulke eene hooge verborgenheid , die de Reden verre te boven gaat, ert door de Reden niet begreepen kan worden ? — Nog meer! begrypt gy wel alles door de Reden, het gene gy waarlyk gelooft ? — Gy gelooft dat 'er Een God is' dat is wel: Maar wat is God? — Een Geest! — Maar wat is een Geest? — Kan de Reden u onderrichten wat ei- gen- Cy) Hier van zal in het vervolg; breedvoerige" gefprooken worden. 6 s  274 ISRAELS VERLOSSING genlyk een Geest is? — Op zyn hoogst genomen ontkennenderwyze; Onftojfebyk, Onzienelyk, enz. — Maar wat is eigenlyk een Geest? — Hier moet de Reden zwygen ! — En echter gelooft gy op het Goddelyk getuigenis, dat 'er Een God is I God is een Geest! niet tegenRaande gy door de Rïdk» niet kunt begrypen, noch die vrage kunt beandwoorden , wat is een Geest ? Verder, gy gelooft, dat God van Eeuwigheid- beftaat zonder begin! Zeer wel : Maar kunt gy door de Reden begrypen de Eeuwigheid Gods? ——« Gy gelooft, dat God de Waereld uit niet gefchapen heeft! Zeer wel: Maar kunt gy dit door de Re d e n begrypen ? Is dit niet zelfs by u een geloofsRuk? En met recht: Trouwens , dit hebben de geloovige Hebreeuwen, door alle Eeuwen heenen, gelovig omhelst en beleeden, NrMÜ'rQ /vshn «nSüa xthy upnnxn p^snoD •pinna tèi p nn pmnen \hn\ Door het geloove verftaan wy dat de Waereld door het Woord Gods is toebereid, alzoo dat de dingen die men ziet, niet geworden zyn uit dingen die gezien worden. — En zoude dit tegen de Reden ftryden, deze hooge verborgenheid van de Eeuwige Generatie des Zoons, die de Reden verre te boven gaat, ja zelfs de Engelen niet kunnen begrypen, te geloovem op het Goddelyk getuigenis? — Hier moeten wy, Geliefde Broeders! alle mr»  EnEEUWIGEBEHOUDENIS 2? TZrKVl neder™P™> en alle hoogt al o 7 i }£ft te&m de ke™™fi Gods,* ^ gedachten gevangen leiden! 1 Het moe lei toe vtt S ^ad£rs' tot tWee™* ien toe van hem zeiven betuigd, lk was He! molt rT ^ afgrmdm »™"™ MYN ^ü0&, heden hebbe ik Ü PP «"««"I — Dat Godde yk getut 8ro„dVavteó^ Ö»i0t d|,nAeniSen » ««*», m de Zoom Goo.TtóS jj ««z Zoon te iwr/s» „A ^woven, „ ^ " hem te w. is ? °ne Gods' 0fis hier leerd, van hem zeiven E ïffi s 2 :Dvm 5* I 34-.20, r. 8:  TargumJeru- fchaltni overExo. 3:14. raa") Zeer waarfchynelyk heeft de Targum ferufchaJmi hier in het oog, den Heerlyken Kerk. fiaat, in de Prophetie van Jef. 65: 17. zeer nadrukkelyk beloofd. 8$2 ISRAELS VERLOSSING noch nadrukkelyker, en wel zelfs door de verklaaringen van uwe eigen Rabbynen betoogt worden. Trouwens, door dat JOiJto Memra dat in den beginne by God was, zyn alle dingen gemaakt, en zonder hetzelve is geen ding gemaakt dat gemaakt is. — Als zoodaanig heeft zich dat jot^D Memra zei ven , aan Mofes met nadruk bekend gemaakt, volgens de uitbreiding van den zeer beroemden Targum Jerufchalmi, over Exo. 3: 14. reeds aangehaald, pag. 201. en waardig ter uwer overtuiging noch eens bier aangehaald te worden. Ziet hier dan zyne eige woorden. xtibyb -tem p /rmh»! ina* w wi tvti *m rfh -mh rw\ m m 'cüh* wbff r?na Ww» w {na „ En Aet Memra Jehovah znde tot JWq/êf, 7* ben dezelve die tot de Waereld ' zeide, zyt! en ze was! En die ook [\ in het toekomende tot haar zeggen zal, „ zyt! en ze zal zyn! O) — En „ hy zeide alzoo zult gy tot de Kinderen Is„ ra'êls zeggen, E h e j e h , ié zal zyn, heeft my tot ulieden gezonden" — En zoodaaaie hebben ook de Geloovige Hebreeuwen 6 dat  enEEUWIGE BEHOUDENIS.283 dat KIÜ^Ö Memra, door wien alle dingen gemaakt zyn , erkend , beleeden en verheerlykt, zingende met de Tempelfchaar, Gy hebt voormaals de Aarde gegroniet, en de Hemelen zyn het werk uwer handen. c) Zoo word ook aan dat JOjyü Memra, den Zoone Gods, toegefchree. ven, IsRAëLS Verlossing uit Eypten,de Tekenen en Wonderen daar verricht, leiding in de Woestyne en invoering in Canaan. —— De plaatfen zyn te menigvuldig , en dus zal ik maar als met een vinger u wyzen, naar de uitbreiding van den Targum Jerufchalmi, Onkelos en Jonathan,over Exo. 12:42. Deut. 4:34. en 6:21. die gy zeiven met aandacht kunt nazien. d) Zoo word ook aan dat XIÜ^Ö Memra, den Zoone Gods, toegefchreeven, het Verbond met IsRAëL, drie dagen voor de Wetgeeving,aan Horeb gemaakt. Ziet hier de eigen woorden van den Targum Jerufchalmi, in zyne uitbreiding over Exo: 19. vers 7: 8. Klpl n«PÜ KflNI vron rv pmnp mm hnrwn xisorb y?a h ^3 toki na^ff pro1» mna * 13173 "I NIÜ^Ö >j -E" -Mo/w kwam en riep „ d« Wysten (of de Oudften) ma Israël, „ en ftelde hen voor alle deze woorden, die het „ Memra Jehovah hem geboden hadde. „ Doe andwoorde het geheele Volk als een eenig „ man pr. iov 26. Tar» gum Jerufchalmiover Gen. 19. vers 711.  TargumJerufchalmiover Deut. 17:18. Targum JerufchalmioverExo 2e: i. 284 ISRAELS VERLOSSING man met hun ganfche harte, al wat het 5, Memra Je ho vah gefprooken heeft zuU ,, len wy doen." — En zoo ook de ver. nieuwing van dat Verbond met Israël, in de Velden van Moab, volgens de verklaaring van den zei ven Chaldeeuwfchen Uitbreider, over Deut. 17: 18. Ziet hier alweder zyne eige woorden, vq KIÜ^Ü mrbib p:>S n-iüS p nov pyby ])nyhm K3^n ayh rrtxh ^ön *n ra *'i3i /fis1? hhü h nö -pn /rhiX) yn „ Heden hebt gy dat Memra Jehovah „ tot Koning over u gemaakt, om u tot een „ God te zyn. En het Memra J ej, h o v a h is Koning over u , als over ,j een gelieft Folk, dat het Volk zyns eigen,, doms is, gelyk als hy tot u gefproken j, heeft, enz." e.) Zoo word ook aan dat N1ÜSÜ Memra, den Zoone Gods, toegefchreeven, de Wetgeving; die de nilSin rn&V ^et der Tien Woorden, op den Berg Sinai, onze Vaderen heef t doen hooren, volgens de uitbreiding van den Targum Jerufchalmi, over Exo. 20: I. waar hy met nadruk zegt ^ ry> "h k")Dt) lhiï Xfth \h* n*"0"1 n® " en het memra „ Jehovah fprak alle deze heerlyke woorden, ' ,, zeggende, Ik ben Jehovah uwe God , enz."-— Ziet ook de uitbreiding van den Targum On-  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 2%$ Onkelos,over Deut. 5: 5. Eene Waarheid , die door den beroemden Rabbi MEiëR ben Gabbai , in zyn boek Abodath Hakodesch, op het allernadrukkelykfle bekrachtigd word; zoo als reeds pag. !p3_ïp5. aangetoond is. — Trouwens, als dien grooten Wetgeever, erkende ook de Oude Israëlitifche Kerk dat Kt^D Memra, tot haare zonderlinge bemoediging en vertroosting, in de Prophetie van Jefaia, Cap. 33: 22. WöBBr miT SD law nti ur^ü mrp lippnü mrr » Wmt „ Jehovah is onze Richter, Jehovah is „onze Wetgeever, Jehovah is onze „ Koning, hy zal ons behouden." En ziet hier de uitbreiding van den Targum Onkelos. nwDÖtttpSin KW" *TK KMpnsr Nin KttSü * /wö «nnw „ Want Jehovah is onze Richter, die „ ons door zyne macht uit Egypten uitgevoerd „ beeft; Jehovah is onze Leeraar, die „ ons de Leere der Wet op Sinai gegeeven ,, heeft; Jehovah is onze Koning, Hy zat „ ons verlosfen, enz." —— En wien bedoelt de Kerk hier anders, dan bet Memra , den Zoone Gods, den beloofden Mesfias? — Dit zal in het vervolg opzettelyk betoogd worden. f) Zoo word ook aan dat Nt^Ü Memra, den Zoone Gods, toege- Tar* gum Onkelos overJeC 33; 32.  Targum Jonathan , over Hofea i: 7. enJef 4SÜ7. en 25. Ge». A9-> i%. 286 ISRAELS VERLOSSING gefchreeven, het werk der Verlossing, van arme verboren Zondaars. Ziet alleen de verklaaringen van den Targum Jonathan, over de zielsbemoedigende belofte die Jehovah God de Vader doet, in de Prophetie van Hofea, Cap. 1: 7. pmSx **1 prplSNl » En ik zal ,, ze Verlosfen door het Memra Jehovah, „ hunnen God." Zoo heeft hy ook in zyne uitbreiding over de Goddelyke belofte,die Jehovah doet in de Prophetie van Jefaia, Cap. 45: 17- pnSrV SkT^ 'V\ tfthv fp"rtS "1 » zat „ door het Memra Jehovah verto wor- „ dtn, J7ïef ÊÊKe Eeuwige Verlosfing." - En zoo verklaard hy ook de zielsvertroostende belofte die 'er op volgt vers 25. 'htnvn tont b \mrm pa^'n imifl „ In het Memra Jehova h zullen gerechtvaardigd worden, en zich beroemen het gan„ fche Zaad Israëls." Zoo als reeds pag. 11 o. aangetoond is. Trouwens, die Verlosfing, dewelke dat Memra, de Zoone Gods, de beloofde Mesfias zoude aanbrengen, was de eenige troost van Vader Jacob, zelfs in zyn fterfuur! Eer hy den Jaatften fnik zou geeven , boezemd hy noch vooraf met ftervende lippen uit, deze geloofsvertrouwende taal. yrüi^tih ffi!T Wip °P ÜWe Zaligheid wachte ik, O, 3<-  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 28f Jehovah! En ziet hier de nadrukkelyke uitbreiding van den Targum Jerufchalmi, over deze woorden. 3pjp pm ^ KTTt »B»S3 JT3D BW» 13 rTJplia1? finis Kim pBwr jvspnhsh *h) /rw wri? mm:3 matn Mpus1? k^h /to *»lt3j n»3D mpDth ftb /btnw »:n ^b „ fWer Jacob z«de, myne Ziele verwacht „ met eene Verlosfing als die van Gideom, „ den Zoone Joas, want deze zal maar „ voor een korten tyd zyn: Noch eene Verlos. j, ./mg n aanbidding van dat M e m r a den Zoone Gods, u te beweegen. Ziet daar i) Zoo was dat Memra, de Zoone Gods, het voorwerp des Geloofs, van Vader Abraham, zoo als reeds pag. 112. uit de verklaaring van den Targum Onkelos, over Gen. 15:6. duidelyk is aangetoond; waar hy met nadruk zegt / HtrtÜ, pöKTO Tlh Kim 'm » En J'y> C naamlyk „ Abraham) geloofde in het Memra Jehova h , en het werd hem tot gerechtigheid " gereekend."- Zoo was ook het Memra , de Zoone Gods , bet voorwerp des Geloofs vm Vader Jacob , niet alleen te Beth-El ;(ec) niet alleen in zyn vertrek uit Mefpotamiën ; (d£) maar ook voornaamlyk op zyn Sterfbed! - Trouwens, door bet Geloove (in het Memra, den Zoone Gods,; heeft Jacob fteivende, een iegelyk der Zoonen Jofephs gezegend! Geloovig affmeekende den Zeegen van den ^JH "]l6ü En~ gel der Verlosfer , naamlyk het mtfÖ Memra, den Zoone Gods, zoo als reeds pag. 191. uit uwe eigeRabbynfche Schriften is aangetoond. En zyne Geloofstaal in dat Memra, den Zoone Gods, die hy met ftervende lippen uitboe- zem- tcc°) Ziet boven, pag. 190. Cn h r«T OTCtt '*D rW? Elohim zal hem zeiven een Lam ten brandoffer voorzien, Welke woorden de Targum Jerujcbalmi zeer nadrukkelyk verklaart, djtDK TDtfl nat vb pw /ntok * pr* m m •«rW? Kin « £ra ^rfl/wm zeWe' Memra Jehovah zal my een Lam " belchikken; en zoo met, dan zult gyz-yn , tot een brandoffer, myn Zoon! - WeiK 'eene geloofsvertrouwende taal! Owfejda* God machtig was, hem ook uit den dooden te verwekken! — En wat behoef ik noch meer bewyzen by te brengend Word dan niet Israöl zelfs ten hoogften verplicht, op dat Memra den Zoone Gods ten Zien tyd te vertrouwen? Leest alleen de verklaaring van den Targum Jonathan over Pf. 62: 9. waar hy met nadruk David fpreekende invoerd, die Israël opwekt en vermaand flatf pj> ^32 ïWD2 V13D /{1331? Wit Wp HP n-31 •w^ ^ -I2D Knf* » °P M , , Memra te aller tyd, O Volk, Huis lsraëls' {lortet de zuchtingen van uwe harten  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 291 „ voor hem uit, enzegget, Elohim, isons „ vertrouwen tot in eeuwigheden !'*— Wat zeg ik verplicht' Word dan niet zelfs eert iegelyk gelukzalig gepreefen, die op het MemrA den Zoone Gods vertrouwt? Dit is reeds zoo even uit de verklaaring van den zeiven Chaldeeuwfchen Uitbreider over de laatfte woorden van den tweeden Pfalm , duidelyk aangeweezen. —. Trouwens , die op dat Memra vertrouwt, zal niet befchaamt worden! God zal ze helpen ten dage hunner benaauwdheid! Gods goedertierenheid zal hen omringen ! Zy zullen niet wankelen, maar blyven tot in Eeuwigheid! 3) Zoo was ook dat Memra, de Zoone Gods, het voorwerp van den Eed, die aan en by hem gedaan moest worden, volgens de nadrukkelyke uitbreiding van den Targum Jonathan over Deut. 6: 13. *o*pnn Ntaenpa *i tmü rröBoi «fa den naam van het Memra Jehovah zult gy in waarheid zweer en. — Trouwens, zoo dede Rahab de Befpieders bezweeren; ziet hier de uitbreiding van den zoo even genoemden Chaldeeuwfchen Uitbreider over Jofua 2:12. h ÏJtt lö*p p£l *j« piajmi /)yü pao? rrav *w \ '131 *31ü K3K /V3 OP » Nu dan, \ „ zweert my toch by het Memra Jehovah , J „ terwyl ik weldadigheid aan ulieden gedaan 1 „ hebbe, dat gy ook weldadigheid aan tnyns 3, Vaders Huis doen zult, enz." —— Zoo T a kg* PC 25: j. Pf.49« 2-8. Pf 32» Pf.arïif» Targum Jonas than, jver Deut. 6 i '3- Taf* +um fona- hant >ver of. ai a*  TargumJonathan , over Jof.o: 10. TargumJonathan , over Richt. 11 : 10. Tar' gum Jonathan , over i Sam. ao: 33 i9i ISRAELS VERLOSSING beriepen zich ook de Oversten Ishaëls, op den plechtigen Eed, die zy by het Memra gedaan hadden omtrend de Gibeonieten, volgens de uitbreiding van den zeiven Targum Jonathan over Jof. 9: 19. k3ü»p wijk /KTWM3 kow ^ v**! * prp npr:«S » 2)02 s"'^n alle de „ Overften tot de ganfche Vergadering, wy „ hebben haar gezwooren by het Memra „ Jehovah oen God IsRAëLs, en ,, daarom kunnen wy baar niet beledigen." —-— Zoo riepen ook de Oudften van Gilead dat Memra tot getuigen in den Eed, dien zy aan Jephtha deden: Ziet hier alweder de uitbreiding van den Targum Jonathan over Richt. 11: 10. nnsh IV1;) '3d "pnsD ab dk njw t~d ktt *n möti *T3i?j }3 » ^M ^e Oudften van Gilead zeiden „ rot Jephtha, het Memra Jehovah „ zy tof getuigen tusfchen ons, indien wy niet alzoo naar uwe woorden zullen doen" ■ Zoo riep ook Jonathan dat Memra tot getuigen, in het plechtig verbond met David gemaakt; volgens de verklaaring van - den meergemelden Chaldeeuwfchen Uitbreider over i Sam. 20: 23. Ziet hier zyne eige woorden küK NjSSö H no^hbi ijj tjid y3i *ï9 *n ktö'ü /djni "131 3> ^» aangaande de woorden die  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 293 „ ik en gy met elkander gefproken hebben, „ ziet! het Memra Jehovah zy getui„ gen tusfchen my en tusfchen u toi in Eeu,, wigheid, enz." En die was ook naderhand de bemoedigende taal van Jonathan tot David, toen zy kusfende en weenende van elkander affcheid namen , volgens de verklaaring van denzelven Uitbreider over vers 42./t=hvb btX 1VtS (nïirr "IDN1 / tsub "h Nüirn wijk tumn wnyi' pm pi "|ioi njo thd n< "h 'ü'obv TJJ *]30 >i ^w Jonathan zeide tot „ David, gaat in vreede: want wy hebben „ beiden by den naam van Jehovah gezwoo„ ren, zeggende, het Memra Jehovah „ zy tot getuigen tusfchen my en tusfchen U, „ tusfchen myn Zaad en tusfchen Uw Zaad tot „ in der Eeuwigheid." 4) Zoo was ook het Memra de Zoone Gods, bet voorwerp van aanbidding, van Hagar, Abraham, Mofes, Ja van gansch Israël. — Van Hagar ; ziet hier de uitbreiding van den Targum Jerufchalmi over Gen. 16: 13. opa rfyg\ Un rïTlNl juk -pn möK 'rhv hmtn *n rrwö *W3D nw n x^i? (?n cp Krrw ain . "mi 5> En Hagar loofde en bad in den naam ,, van het Memra Jehovah die haar ,, verfcheenen is, zeggende: Gelooft zytgy, „ O God! die leeft tot in alle Eeuwigheid! die T 3 „ my Tar. rum 'jona. \han, jver 1 Sam. 20: 4a. Tar. 5 „ rustte, hef te Mofes zyne handen bi dden„ de op, en zeide, keert weder, O Memra „ Jehovah! van de fterkte uwes toorns; en „ kom tot ons in uwe goedgunftige barmhartig„ heid, en zeger: de tienduizenden, enverme„ nigvuldig de duizenden der Kinderen Israèïs." Voortreffelyke taal! —Ja zoo was hy ook het voorwerp van aanbidding, zelfs van gansch IsRAëL! Trouwens, hier toe werd Israël niet alleen door David met nadruk opgewekt, en ten hoogften verplicht, om de zuchtingen van hun harte, voor het Memra Jehovah den Zoone Gods uit te Jlorten, zoo als even aangeweezen is, uit de verklaaring van den Targum Jonathan over Pf. 62 : 9. maar dit moesten vooral de Ongelukkige Israëliten, die gebeten waaren van de Vyrige Slangen, volgens het Goddelyk bevel nauwkeurig in het oog houden; dat zy onder het zien op de Koopere Slang door Mofes opgericht, het Memra, den Zoone Gods aanbaden, wilden zy van hunne doodelyke wonden genezen worden; volgens de uitbreiding van denzelven Targum Jonathan over Num. 21: 8. Ziet hier zyne eige woorden. jcS rppn eypfl» Nill * kiü^d rtDipS 3J En rfze zyn ^arte zai „ opheffen tot den naam van het Memra ,, Jehovah, zal leven." —— En 5) Zoo was ook het Memra, de Zoone Gods, het voorwerp van gehoorzaamheid, niet alleen van onze godvruchtige voorvaderen, AbraT 4 „ ham, Tar. rum Jona~ than, sver Num. 21:8.  gum Onkelos over Peut.a8: 295 ISRAELS VERLOSSING ham, lfac en Jacob, maar waartoe zelfs gansch Is ka cl ten hoogRen verplicht wierd, ora hem te dienen en zyne geboden te onderhouden. Trouwens, alle uitwendige zegeningen aan Israël belooft, waren conditioneel , indien zy naar de ftemme van dat Memra zouden hoo. ren, hem gehoorzaamen, en zyne geboden onderhouden. Ziet hier de nadrukkelyke uitbreiding van den Targum Onkelos over Deut. 28: 1. 2. waar Mofes met nadruk tot Israël zegt, i&2p OK 711 rv x®ïh -ia»1? in™ «n vrtffth bipn /p ^ ipSQ K3K H Wij» ^3 w rWa; *]rf?K « -jam f131 /TT^K 'n WD1? fepfl » £w het „ zs/ gefchieden , indien gy het Memra „ Jehovah uwen God naarstig- ,, lyk zult gehoorzaamen, te be- waar en en te doen alle zyne gebooden, die ik „ u dezen dag gebiede ; zoo zal Jehovah ,, uwe God u geven verhooging boven alle ,, Volken der Aarde. En alle deze zege„ ningen zullen over u komen, en by u „ blyven, wanneer gy het Memra „Jehovah uwen God zult oe„ hooezamen, enz." — En zoo wierden ook integendeel de geduchte vloeEen door Mofes hen aangekondigd , indien zy naar de ftemme van dat ioö'D Mem-  en EEUWIGE BEHOUDENIS. t9? Memra den Zoone Gods, niet zouden hooren en zyne gebooden bewaaren, volgens de uitbreiding van denzei ven Targum Onkelos over vers 15. Ziet hier alweder zyne eige woorden th qk vtï '01 /^pmpWi wtsh -f?v pm „ Daar ew regew 2a/ t gefchieden, mJzVw gy „ het Memra Jehovah uwen „ God niet zult gehoorzaamen, „ te bewaaren en te doen alle zyne geboden en „ inzettingen die ik u dezen dag gebiede ; zoo „ zullen alle deze vloeken over u komen en ,, by ublyven, enz/' En wat behoef ik ter ftaving van deze waarheid nog meer andere Godfpraaken by te brengen? Worden wy dan niet uitdrukkelyk, en dat wel zelfs volgens de verklaaringen van uwe Oudfte Rabbynen, en den Jargum Jonathan over Pf. 3: u. 12. ten hoogRen verplicht, Jehovah te dienen! het Memra den Zoone Gods te kus/en! aangedrongen met de allergeduchfte bedreigingen? Herleest met aandacht het gene hiervan gezegd is, pag. 265. Ziet daar, Geliefden om der Vaderen willen! De Eeuwige Godheid van Pat k-to Memra, den Zoone Gods, met nadruk betoogd! Het blyft derhalve eene eeuwige waarheid, in den beT s gin- Tar- gum Onkelos over Deut.al: IS.  Spr. 8: aa-aó. Spr. 8 37-31. 298 ISRAELS VERLOSSING ginne was dat Memra, en dat Memra was by God, en dat Memra was God! — In den beginne was dat Memra! Deze Waarheid leert ons de Eeuwige Wysheid des Vaders, de Zoone Gods zeiven: Hy betuigd op het allernadrukkelykfte van hem zeiven, dat Jehovah hem bezat in den beginfel zynes wegs, voor zyne werken, van doe aan- Dat hy van Eeuwigheid af gezalfd was: Dat hy geboren was als de afgronden nog niet waren. En dat Memra was by God! Ook deze Waarheid leert ons de Eeuwige Wysheid des Vaders, de Zoone Gods zeiven : Hy betuigd met nadruk, dat hy was by Jehovah (God den Vader die hem gegenereerd heeft,) doe hy de Hemelen bereidde... Dat hy by hem was een Voetster ling, dagelyks zyne vermakingen, enz. En dat Memra was God! De RW Jehovah, De OttSK Elohim, De nnK Ehejeh, die was, die is, en die zyn zal! — Die tot de Waereld gezegd heeft, zyt, en ZE WAS1 En die van Eden af het voor- werp des Geloofs, Vertrouwen, Aanbidding ewGehoorzaamheid, van onze geloovige Godvruchtige Voorvaderen was' Zoo als breedvoerig uit Mofes en de propheeten betoogd, en zelf uit de verklaaringen van uwe Oudfte Rabbynen, uw Heilige Boek Sohar, en vooral uwe beroemde Chaldeeuwfche Uitbreiders, met nadruk bekrachtigd is. Laat  ênEEüvVIGE BEHOUDENIS.30, foon in het aanbiddelyke Goddelyke Wezen taamlyk , den Zoone Gods bedoelt Ik zal 'er alleen eenige plaatfen uit zyn( beroemde Schriften aanhaalen — Zoo leest men in zyn boek Agricultura, (//) de volgende zeer aanmerkelyke woorden. tlporyriftmi rit Ifih airS xlyn , rpfriync, i^. « rij» Uml>um, ;,fSs rmitift '*ybv, «j feiy^a /3««At'«f v«*fx®. , h*2&T«,. *a} yty tyHrj **. Ui iyi OtUt &w*Z ZyytXi, ^ sJj „faa7lü r* « , ik ben het: ik zal mynen Engel voor u aan„ gezichte zinden, om u te behoeden op dezm » weg. (mm) Zoo leest men ook elders, waar hy fpreekt van dezulken, óie eeü onwilligen doodfiag begaan, en naar de Vryfiad gevlugt zynde, door den dood des Hoogenpriesters in vryheid wier den gefield, om naar hunne woningen weder te keeren; in eene zeer verhevene zinnebeeldige fpreektrant zich dus uitdrukt. *ém* è% j} jpy oordeekn ,, dat UI) Gedrukt te Parys, in den jaare I64d. CmiOZiet boven, pag, aoi^-aoo. de verklaard Van uwe oudfte en betoemfte RabbVnen, ovei «eze aangehaalde woorden. V p > jigrU culturd P^g '95. Exo. ajj ao.  De ConfuJioneLingU' arum, pag 34i 3o6 ISRAELS VERLOSSING „ dat deze Hoogepriester (jin) ceen bloot mensch, maar de xly>, logos, het Woord Gods is, dewelke zonder zonden is» En waar hy aanftonds nog bvvoegt; „ Dat deze Hoogenpriester, God „tot zyn Vader heeft r — Zooleest men ook in zyne Schriften, de volgende zeer nadrukkelyke woorden. - itdmirr»' *"5 *««» "°flet ©i2, «<*i *Jy««... »rP»«ey»pii«W „ Nademaa „ niemand waardig is Gods Zoon gemnmi ' te worden , bevlytig u dan dat gy verciert zyt (oo) gelyk :zyn Eerstgeboor» Woord, de alleroudfle Engel; en die ook volgens verfchiUende benamingen, de ^A«igd,Begm* d* «wm w» Goi, en het: Woord genoemd word." — En hy laat er nog op volgen. K«i y*P «'< fr* &i* ^ y^»> «• ■* «f" ^ «rf.W » Want nademaal wy met vatbaar zyn om Zoonen Gods genaamtte " worden , laat ons dan die ten minflen " zvn ten opzichte van zyn allerhei" ligst Woord; want het Beeld Gods, JJ ,, is (_„„■) Naamlyk *> tbgen.ïeloi». Hoo-  tN EEUWIGE BEHOUDENIS. 307 j, is het aHeroucifte Woord." (pp) , En laat ik 'er dit nog byvoegen, zoo leest men ook elders in zyne Schrif. ten , de volgende nadrukkelyke woorden. *' $ ©«r„ A;y« r«ür» Itfrftfatrm, *«.\ Tis k,s,as \wjv». Js> Er heeft „ geen ding plaats gehad, (naamlyk voor „ de Schepping der Waereld) dar. hei » Goddelyke Woord, het welk alle „ drogen gefchapen heeft, en van Eeuwigheid « gegenereerde." En een weinig verder voegt hy 'er by, Mi yd, it, Tl Uy^ tS„} iK ift,u ^ Wm M ^ ,, niet myn leer/luk, maar van Mos es " — En waar hy terftond nog laat op volgen, Th ft kmrh *«} ntfth Qï,„ xiyn xai m xSv» Vf""' *** &ct- „ «Piwit dit onzicht. „ baare en alleen door het verftand begryppe. daAt i?b°l7 ?Ai (rnoam!-yk Mofes) «i, 11 1 y GoD «» enz. — " 5 1 i /TV* ge^e«atie «w, «. j, openbaard heeft, enz." ö Ziet daar! de verheve en zeer nadrukkelyke taal van uwen beroemden en hooggeachten Rabbi Philo, omtrent den wnnJ«G°S,Jmet het Chaldeeuwfche wZl^Mra overeenkomende) en waardoor hy ook met nadruk bedoeltDEN Zoone (pp) Ziet boven, pag. aio. V 2 De CreationeMundi , Pag- 3'  3' Z P' z h V ê a \ a Historie der verbasteringvan het Christendom , pag. 23. Zemach David, ad. pag. 18. Col. 2. 33 ISRAELS VERLOSSING o o ne Gods; Den tegenbeeldige Hooge■iester die zonder zonden is! Die God tot yn Vader heeft! Die van Eeuwig- M gegenereerd UI Die het b e e l d) m God is! En door wien alle dingen efchapen zyn, uit zyne eigen Schriften angetoont. - Een taal egter, die den Velgeleerden Heer Priestley niet minder ls een Reen des aanRoots in den weg iras, als de Overzetting van uwe beoemde Chaldeeuwfche Uitbreiders, om vne bovengenoemde verbasterde telling, in zyn Verbastert Christenlom tot een grond gelegd, te kunnen loordringen. - Wat nu gedaan? s mans aal is veel te klaar en te nadrukkelyk 0m dezelve te kunnen verdraajen en in een verkeerd licht voor te Rellen? Wat dan ? 'Er bleef derhalve geen andere weg voor hem over, dan om alweder zonder eenig betoog vast te Rellen, „ Dat Philo, de Perfoonmahng „ van den xh« logos, uit de Schriften w» Plato (agé 12.  322 ISRAELS VERLOSSING de ieder Dar go (of Perfoon) op zich ' zeiven beftaat, nogthans zyndezedrik e e n , en zoo naauwe met eikanderen ween " (Wezen) vereenigd, dat de eene van den " anderen niet afgefcheiden kan worden." Deftige taal! Moeten zich dan de Christenen niet grootelyks verwonderen, zulk eene nadrukkelyke taal in een boek van een Joodfchen Rabbi te lezen! Ta wat meer is! Dezelve zeer beroemde Rabbi Schimon ben Jochai, Relt deze groote verborgenheid des Ge. loofszin zyn Heilige boek Sohar niet alleen zeer dikwyls voor, als eene grondwaarheid van alle verborgenheden des Geloof si maar hy toond 'er zelfs op het allernadrukkelykfle aan, de volftrekte noodzaakelykhEID omtrent de kennisfe van deze Geloofs- Verborgtnheid tot zaligheid!-Laat ik alleen tot Raving der waarheid, eene plaatfe aanhaalen, die ik wegens derzelver uitgebreidheid woordelyk niet kan plaatfen, maar alleen het hoofdzaa. kelyke kortelyk zal aanftippen; en die ook wel waardig is met verdubbelden aandacht ,«p p osn nnip:n pi ,ins nmpi an p ,m* •jrw W .» Gelyk het Oneindige Wezen „ Een is, zoo zyn ook de Drie Stippen f waardoor de Drie Perfoonen bedoelt worden) " een: En dus zyn zoo wel de Stippen " Cnaamlvk de Perfoonen) als hel; W e zen, ! Oneindig: alles is één!" Of zy fpreeken van fin 7\tflV Drie Dargin, zoo al* hier uit den Sohar aangehaald.  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 323 dacht gelezen te worden. Ziet hier zyne eigen woorden. pnfÜM nnQ K»n Dl qvtWt mm '3 nm1? nwn nna /notei nn** *ma vhbnovh roe mp »«n *tdi Wï»» ipsi 13 ufo /nwn »nö /mm Knuonon «na »jr? m ah dtsüü KjnVifi 'nVa vn irtan p» / afa napn /Kni^j p;a mn» lemiea nmaa Kmonpa ina mm lenwonon mpy ^ /aap jmaKO poap nonn pwt Va wri nmy nS« man pS e^w na>o ana nai pwc Sa ion nnaS /nopim n»3 noSjd, najn pna pw onfoe mn* /pro Ssn wn x 2 Sohar, over ParafchaTeru. ma, pag-7'C0I.283.en pag. 72. Col. 285.  Deut. 4:35. 324 1SRAELS VERLOSSING wht *«n3 nm |«d Ssi *oi nn iSsi xSn rrS 3D /mS jnraS Snna>« «Si nip rrS yi»k xn pa «nn *oi naiv ir« «n «nn 'Oi «üSy wo eb "oS irw «n 'ai wwi-en wn Ssn «SSs jnJöS jw "oS "pöJPK «ni /«Son «SSs '131 «oS? wo » Daarna begon Rabbi „ Chi ja te fpreeken: 'Er ftaat ge„ fchreven , 17 is het getoond, op dat gy „ weetet dat Jehovah die Elohim zy, enz.— „ Deze woorden moeten wel ingezien worden. ——- U is het getoond: Wat wil „ Mofes hiermede zeggen, Ü is het ge- „ toond? Alleen het volgende. — „ Toen Israël uit Egypten getrokken „ was, waren zy onkundig omtrent de ver- borgenheid des Geloofs in den Heiligen „ Hooggeloofden God; om dat zy we„ gens hunne ballingfchap in een vreemd „ land andere Goden dienende, alle ds „Grond Artikelen des Ge„ loofs, van ouds den Twaalf Stammen „ van hunnen Vader Jacob overge- leevert, geheel vergeeten hadden. —— „ Toen Mofes kwam, leerde hy hun dat „ 'er een Allerhoogfte God in de Waereld „ zy, volgens de grondftelling hunner „ Vaderen. — Daarna hadden zy gezien „ alle de tekenen en wonderen die hy in n Egypten en aan de Zee gedaan had. —— „ Daarna hadden zy gezien de groote „ won-  en EEUWIGE BEHOUDENIS.325 „ wonderen omtrent het Manna en het ,, Water (uit den Rotfteen,) waardoor „ zy de wegen van den Heiligen Hoog- j, geloofden God nader leerden kennen; „ tot dat zy eindelyk dit tydfiip bereikt 5, hadden. — Toen zeifie Mofes tot hen, „ tot hiertoe hebbe ik U moeten leeren „ zoo als men gewoon is kinderen te lee- ,, ren: maar van nu af aan en verder, het „ is ü getoond, op dat gy wetet, „ ( dat is,) op dat gy van nu af aan leeren ,, zult, om te weten, te verftaan, intezien „ en verder intedringen, in deze verbor- „ genheid des geloofs! En „ welke is deze verborgenheid des „ Geloofs? — crbxri nirr o „ Dat Jehovah die Elohim is! enz. (sz) — Hiervan hangen af alle „ de verlor genheden des Geloofs, dat gy deze „ grootfte verborgenheid van alle verborgenbe, „ den verftaat. Hier door begrypt men, „dat alle verborgenheden, in de z e „ verborgenheid verzegeld zyn, OYlStf niJT » Je- (22) Hier word by den naam nirv» Jbhovah, die in het eenvoudig getal ftaat, de naam ovo» Elohim gevoegt, die volgens de ftelling van den Sohar, niet alleen een meerdergetal, maar bepaalt drie Pers00n en te kennen geeft, zoo als duidelyk pag. 320 uit zyne verkiaaringen aangetoond is: En dus zoude volgens deze zyne ftelling, deze groote Geloofs Verborgenheidhier worden geleerd , ta'nbsn Kin mn' } ven.) ln deze verborgenheid leggen alle de verborgenheden des Geloofs als in ,l eene grondwaarheid opgejlooten, enz. — Deze verborgenheid is de grondwaarheid van alle verborgenheden, die „ de mensch in deze Waereld volftrekt nood„ zaak el yk moet kennen!" (&) • da) Ziet de zoo even voorgaande Noot. Zeer we! gezegt! — Trouweus, zonder eene gegronde kennis van r>Eze Geloofs- Ver borgenheid, 0'n*wn wn nin» «3 Dat Jehovah die Elohim is, naamlyk, een Wezen, bestaande in drie Persoonen, moet men volftrekt onkundig blyven van alle ver borgenheden des Geloofs, tn welke wy voor ons zeiven de groot/ie vertroostingen in leeven en in fterven kunnen vinden. — Hoe zouden wy DAT eeuwig verbond DER verlossing tusfchen den Vader en den Zoon, en de Eeuwige Zalving of Voorver-ör dineer ing des Zoons tot Middelaar, om in de volheid des tyds als  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 327 Welk eene zeer nadrukkelyke taal! En dat van zulk een Man! die by uw Natie van a\s de EMANüëL de Godmensen, voor de Uitverkorenen aan de Goddelyke Rechtvaardigheid volkomen te voldoen, (zoo als boven, pag 239-248. breedvoerig betoogd is,) kunnen begrypen, zonder eene voorafgaande gegronde kennis van deze Geloofsverborgenheid f — Hoe zouden wy het Verbond der Genade, door God zei ven aan onze gevallene Voorouderen in Eden bekend gemaakt, en naderhand door de Heilige Patriarchen en Propbeeten had laaten verkondigen, (zoo als boven, pag. 249 en nog breedvoeriger in het tweede deel van Israëls Verlosfing, pag. 98—120. is aangetoond,) kunnen begrypen, zonder eene voorafgaande gegronde kennisfe van deze Geloofs-Verborgenheid? - Hoe zouden wy het Werk der Verlossing, dat Jehovah Israël zouden Verlosfen door Jehovah hunnen God: En in wien gerechtvaardige zouden worden, en zich beroemen zouden het ganfche Zaad Israëls,(zoo als boven, pag.386. duidelyk is aangeweezen,) kunnen begrypen, zonder eene voorafgaande gegronde kennis van deze Geloofs- Verborgenheid? — Ja, hoe zouden wy tog onze Godsdienstige Plichten omtrent den Zoon en den Heiligen Geest kunnen uitoeffenen; naamlyk in den Zoon te gelooven, op hem te vertrouwen, hem te aanbidden en hem te gehoorzamen, (zoo als boven, pag. 287—297. breedvoerig betoogd is,) en zoo ook omtrent den Heiligen Geest, Hem geen fmerten aan te doen; aan zyne leiding en beftiering ons over te geven; naar zyn raad te luisteren en hem te gehoorzamen, (zoo als ftraks nader betoogd zal worden,) zonder eene voorafgaande gegronde kennis van deze Geloofsverborgenheid? Het blyft derhalve eene Eeuwige Waarheid, zoo als Rabbi Schimon ben X 4 Ja-  jMaêre^ (helh Haëh' hulk, in die Voor rede, P*g- 3. Col. i. Rabbi JMena(hemRakan f'.pag192:4. 328 ISRAËLS VERLOSSING van de oudfte tyden af in de hoogfte achting was en nog is! Wiens boek gy Heilig noemt! En waar van zelfs in de Voorrede van het zeer beroemde Cabalistifche boek Ma3R£Cheth Haêlohuth,(c)me£ zoo veel verheffing gezegd wordt, lynaw 'idi nniin nsa ba ww irpSn ats nö , ,, Welgelukzalig zyn wy! Hoe voortreft'elyk ,, is ons lot! dat wy vet waardigt zxn het boek ,, Sohar te hebben ! enz." -— Moest gy dan niet door de verklaaringen van zulk een Man gemoedelyk overtuigt worden, om die Oude Geloofsleer uwer Vaderen geloovig te omhelzen? —— Dan, deze verborgenheid, waar tegen het verduifterd verftand zich verheft, om dat het dezelve niet begrypen kan ,moet God zeiven door de verlichting van zynen Geest u leeren verftaan, om dezelve geloovig te omhelzen; zoo als Rabbi Menachem Rakanti, in zyne verklaaring over de zoo even aangehaalde woorden uit Deut. 4: 35. zeer na- drukkelyk zegt. nV? *3 nyib rVKTI nnK /nurasja pfpb kW pppn /arfotn Kin *a Jochai zeer wel met nadruk zegt; Deze Geloofs - Verborgenheid, is de Grondwaarheid van alle Verborgenheden des Geloofs, die te kennen en te geloven tot zaligheid volftrekt noodzakely k is. (<:) Gefchreeven door Rabbi Peretz,en gedrukt in quarto te Ferrera, in den Jaare 5451 na de fchepping der Waereld, dat is, inden Jaare l6£P na' de telling iqt Nazareërs.  en EEUWIGE BEHOUDENIS.32j> /cm nwivhi onsra nncne» som o 'i3i nnx Ssm /nn ni3 era na So «Spn n^naS "D nDDnu ah ]ha pni ' i3i Tinfe rnpp tid 3*n3ï / «anp U ü /jef getoond, op dat gy weetet dat J e,, ho vah die Elohim zy. (d) — Deze „ vermaning gefchiedt, op dat men de ,, inplantingen (e) niet van elkander „ afjcheiden zal. Want niet tegen-, „ ftaande de niTÜ Middoth (de God. j, delyke Eigenfchappen) in het meervou- dig getal worden voorgeftek, nogtans „ het gene in den Eenen (Perfoon) is, „ is ook in den anderen (Perfoon;) En ,, alle zyn een,(naamlyk in Wezen,) ,, enz. —— Dan, deze verborgenheden zyn „ niet geopenbaard, dan alleen den ge,, nen die op den Heiligen Akker maajen! Zoo „ als 'er gefchreven ftaat: De verborgen„ heid van Jehovah is voor de gene die hem „ vreezen , enz." Oordeelt nu zeiven als Richters een rechtvaardig oordeel! Is dit zulk eene dwaaling van de Nazareërs, die alleen feilen, „ dat OflStf Elohim, een meer* der- (a') Ziet pag. 325. in de Noot. (e) Waardoor de drie Goddelyke Persoonen in het aanbid delyke Goddelyke Wezen worden bedoelt. Ziet boven, pag, 183. in da Noot, x 5 Pf. 2$i  3 3 < i < ] i i i « » « i Gen. i: l. 30 ISRAËLS VERLOSSING , dergetal der persoonen in het , aanbiddelyke Goddelyke Wezen te kennen t gééft ?" Heeft dan Rabbi Lipman Ie boven aangehaalde verklaaringen uit len Talmud, Rabbi Mofche Bar Maimon, tabbi Salomo Jarchi, Rabbi Bechai, Rabbi ichimon ben Jochai en Rabbi Menachem Ra. anti nooit gelezen? —Zeggen zy dan niet luydelyk, dat otiSk Elohim niet alleen :en meerdergetal, maar zelfs bepaalt drie 'ersoonen te kennen geeft,en dus vry vat meerder zeggen dan de Christenen ooit ;ezegt hebben? Of hebben dan deze >eroemde en by u hooggeachte Rabbyïen, volgens de ftelling van Rabbi Lipman >ok gedwaald ? — Zou hy dan dezelve jok voor DHSID Cophrim, Godverloo■henaars durven verklaaren ? — Dan, Hy jpenbaart door deze zyne lastertaal die ïy tegen de Christenen uitbraakt, zyne mkunde zelfs in uwe oudfte Rabbynfche • Schriften! En dus achte ik onnodig zyne irerdere opgezogte tegenwerpingen te weierleggen , daar zelfs uwe oudfte Rabby. len voor deze waarheid pleyten, en de Helling der Christenen op het allernadruktelykfte bekrachtigen. Laaten wy nu de aangehaalde woorden uit Gen. 1. wat nader inzien, en wy zullen omtrent deze gewichtige waarheid op het allernadrukkelykRe bevestigt worden, Mofes zegt, in den beginne fchiep God den Hemel en de Aarde. En de Aarde was woest en ledig, en de duijlernisfe was op den  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 331 den afgrond, en de Geest Gods fweefde op de wateren. —— Weinig woorden, maar zeer zinryk , en de allergewichtigfte vraagen die 'er voorgefteld kunnen worden , vol. doende beantwoorden. —- Vraagt men, Wat is 'er voortgebragt? Mofes zegt, pKTI DU) OftVn Den Hemel, naam- iyk den Hemel der Hemelen, het Palys des grooten Konings. die Stadt die fondamenten heeft, wiens Konftenaar en Bouwmeefter God is! En de Aarde, zoo als Rabbi Abarbanel in zyne verklaaring zeer wel zegt, itfipp JltPKTl Win ^IHT! DOVn » De Eerfte ruwe vermengde „ klomp , welke de Grieken Chaos noemen." Vraagt men , Wie heeft de Waereld voortgebragt? Het antwoord is, Cyrha Elohim. En dus volgens de verklaaring van Rabbi Schimon ben Jochai, in zyn Heilige boek Sohar, zoo als reeds pag. 320. is aangemerkt,De Drieeenige God; en in het vervolg nog nader betoogt zal worden. —— Vraagt men, Wanneer is de Waereld voortgebragt? Mofes zegt, n'ÜWD11» den beginne, naamlyk in den beginne des tyds, die met de Schepping der Waereld haar begin nam , daar voor dezelve geen tyd, maar de volftrekte Eeuwigheid was; zoo als reeds pag. 227.uit uwe eige Rabbynfche Schriften duydelyk is aangetoond. —— Aan- mer- Rabbi Abarbanel,over Gen. pag. 5. Col. a.  TargumJerufchalmiover Gen.ia, Rabbi j9barbanel,over Gen. i. pag. 5. Col. 2. Rabbi Bechai, over Gen.i:i pag. 5. Col. i. 332 ISRAËLS VERLOSSING merklyk is egter hier de Targum Jerufchalmi, die in zyne verklaaring niet zegt pblp3 In den beginne, maar N"Q KümrQ a ii '131 "7 Door de Wysheid fchiep God den Hemel en de Aarde. En wien bedoelt hy door Chochma (de Wysheid) hier anders, dan het NIjyD Memra, de Eeuwige Wysheid des Vaders, den Zoone Gods, die het begin is der Scheppinge Gods, door wien alle dingen gemaakt zyn? Ziet boven, pag. 282. (ƒ) Vraagt men , op wat wyze heeft Elohim de Waereld voortgebragt? Het antwoord is, door Schepping, zoo als Rabbi Abarbanel in zyne verklaaring met nadruk aanmerkt, dat het woord jK"D B a r a eigenlyk te kennen geeft 1*31 }W1 p trn niJWl » Eene voortbren- „ gmg yan iets uit niets." (g) — Waarheen) Deze gewichtige waarheid heeft de beroemde Rabbi Bechai, zeer verheven en breedvoerig nader betoogc, in zyne verklaaring over het woord ISereschith, naamlyk: ,, Dat hierdoor „ bedoelt word de PMn Chochma, de zeifftan„ dige Wysheid,de tweede Sephira, de Zoone t „ Gods, die ook n'itftn Reeschith, het ,, begin der Scheppinge Gods genoemd word, ,, om dat alle dingen van hem, als de werken. „ de oorzaak haaren oorfprong hebben." — Te breedvoerig hier te plaatfen, werwaards ik u als met een vinger wyze, om dezelve met aandacht ie lezen, ig) Rabbi David Kimchi ihaft due ftelling  in EEUWIGE BEHOUDENIS. 333 heden die ik thans niet verder zal uit. breiden: Onze Voorvaderen hebben dezelve (zoo als reeds pag. 274. aangetoont is,) als geloovige Hebreeuwen, van de oudfte tyden af geloovig omhelst en beleeden, upnnm jySsnDÖ kjïööto ah prrwi pSm /arhxi arhm athy *131 /prnnüi ]ha p m » Dm het ge- loove verftaan wy, dat de Waereld door het „ Woord Gods is toebereid, alzoo dat die ,, dingen die men ziet, niet geworden zyn uit ,, dingen die gezien worden" —— Maar het geene ik voornaamlyk hier bedoel, is,dat Mofes, de eerfte ruwe voortgebragte vermengde klomp, of den Chaös , nader befchryvende, En de Aarde nu was woest en ledig, en de duifternisfe was op den afgrond, met nadruk 'er by voegt Sj7 HSmb DTtSk rTrïï 'D^ÜH '33 En deRuACHELOHiM f weefde op de wateren. Woorden , die door uwe Rabbynen zeer verfchillende verklaart worden; en dus dienen wy vooraf te onderzoeken , wat door den cyrha nil Ruach Elohim, die op de wateren fweefde , hier eigenlyk verRaan moet worden ? De nog nader, in zyne verklaaring over Jef. 43: 7. die gy zeiven kunt nazien. Trouwens, de ftelling van eene Eeuwige Stof, waar uit God de Waereld zoude voortgebragt hebben, behelst in zich eene volftrekte tegenftrydigheid.  Rabbi Abarbanel,over Gen. pag- 4Col. i. en pag- 7Col. 4. 334 ISRAËLS VERLOSSING De geleerde Rabbi Mofche bar Maimon, (/>) vooraf zeer breedvoerig betoogt hebbende, dat door de Aarde, die woest en ledig wasyenz.de eerRe ruwe voortgebragte ftoffe, of den Chaos, m nmt* ÏTUmK *"1fij?1 W de Vier Elementen , Vuur, Lugt, Water en Stof in zich bevattende, hier bedoelt word ; zegt hy eindelyk (hoewel zonder eenig betoog,) "rwn tid» wnv cynf?« nm » Dat door „ Ru ach Elohim die op de wateren „ fweefde, het Element van de „ Lugt verftaan moet worden." <— Dan, deze ongerymde verklaaring, heeft reeds Rabbi Abarbanel zeer breedvoerig en bondig wederlegt, en aangetoont ,, 1 ) Dat „ het Element van de Lugt, nergens in de „ Heilige Schrift voorkomt onder den „ naam van nV) Ruach. 2.) Dat 'er dan „ ook de naam orfW Elohim hier ,, niet bygevoegt konde worden. 3 ) En „ dat hier uitdrukkelyk aan den R u„ achElohim eene beweging ofwer„ king word toegefchreeven, nsmb „ DÜTI »3d Sl? dat die s w e e f d e „ op de wateren, daar de aart en natuur „ van denTlNTI t& Jesood HaSvir, „ het (i) Door Rabbi Abarbanel aangehaalt in zyne verklaaring, pag. 4 en 7.  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 336* ,, het Element van de Lugt, niet bewe„ gende of werkende, maar rustende is." Rabbi Aben Esra zegt in zyne verklaa- ring, /Qtrn bn nnn ipo /n?rhn nvti vnrh Dt^n rann rw wvn ïDj?:i *131 COT » Veruach Elohim: „ hier word het woord nn Ru ach, „ (waar door hy den Wind bedoelt) by den naam Elohim gevoegt, om dat dezelve door den wille van God gezon,, den was, om de wateren op te droogen." — Ik erkenne volmondig, dat het woord nn Ruach van eene ruime betekenis zynde, (z) in de Heilige Schrift ook zeer dikwyls in de betekenis van den Wind gebruikt word; ja ook zelfs nu en dan genoemt (f) Het grondwoord tjn Ruach, afkomende van tvn Ravach, geeft eigenlyk in deszelfs eerfte betekenisfè, ademen, of ademhaalen te kenren; om dat men door de ademhaaling, buymtï krygt. En om dat in het ademhaalen, een geblaas of wind plaats heeft , word ook de wind nn Ruach genoemt. En om dat de adem en de wind onzigtbaar zyn, is ook dit woord over. gebragt tot de benoeming van een geest; en dat niet alleen omtrent de geschapene Geesten, als de Engelen en de Zielen der menfchen, maar ook zelfs omtrent God in het gemeen, en den Derden Persoon in het by zonder; den Taalkundigen genoeg bekent, en dus onnodig bewy«plaatzen hier aan te haaien. Rabbi Aben Esra, over Gen. i: i.  Sepher Nizachon,pag 53Col. i. No. ia8. 36a ISRAËLS VERLOSSING „ Monds al haar Heir, enz." —- Zoo dat Rabbi Eliëzer Hakkalir,de aangehaalde woorden uit Pf, 33: 6. zeiven gebruikt om deze geloofsverborgenheid nader te bekrachtigen 1 —— Ik herhaale dus nog eens de gedaane vrage, en geeve dezelve over ter uwer beantwoording. Ik vrage, word dan niet zelfs door uwe Oude Rabbynen, die in hunne verklaaringen het Weik der Schepping aan de nVin 7\vh® Scheloscha Havajoth, de drie Beftaanlykheden, (waardoor zy de drie Perfoonen in het Goddelyke Wezen bedoelen,) met zoo veel nadruk toefchryven, en uit Mofes en de Propheeten betoogen, de zuivere Oude Geloofsleer van den '&)h'\!m NH Rasa HaschILOosch , de verborgenheid der Heilige DrieSenheid op het nadruk, kelykfte bekrachtigt? Welk eene onbefchaamde lasterende taal braakt dan Rabbi Lipman in zyn boek Nizachon niet uit tegen de Nazareërs? Waar hy woordelyk zegt nö3 )pnpl Ttfl nirr arfat ba ahrra 3in3 ij«ob> /ma Ton by n&bv ipot pa jnpn 121 121 bv nioe» 2 pn itn niüipü t\ba2ï k-a avn 3 irmi2 laas® 103 / ma n? nr by) /aw\ p» arfot rnn» »3a 'is jmr nsD3 aba nu» ab) 'ipnpn *33  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 363 /rnrp canSx ba mstQ pun ij iw wn /ïn mv Kin mrp dtiSk Sk »si /'Ó7 nn*n> ntrp p^S *)W riw 'im Kina* rw Dn» nnrö iidïo *1d1 /d3^3 np» "JU „ En deze hunne dwaaling (2) zoeken zy nog verder op „ eene zeer gedrongene wyze te betoo„ gen, uit het geene zy gefchreeven vin- den Pf. 50. Eel, Elohim, Jehovah, „ fpreekt en roept de Aarde; waar drie na „ men (van God) betrekkelyk gemaakt „ worden tot het werkwoord -qi spreekt, „ dat in het enkelvoudig getal ftaat; daar zy in „ duizend andere plaatfen gezien hebben, ,, dat 'er maar Twee Namen (van God) be„ trekkelyk zyn op een werkwoord dat in het enkelvoudig getal ftaat; zoo als het ,, voorkomt Gen. 2: 4. Ten dage als Jeho„ vah Elohim de Aarde maakte: Maar hier ,, op letten zy niet. — En dit niet alleen, „ maar zelfs in het boek Jofua Cap. 22. „ leest men dat de Kinderen Gads en de „ Kinderen Rubens zeiden, Eel, Elohim, „ Jehovah; Eel Elohim Jehovah die weet het! ,, Hier worden zes namen (van God) ,, genoemt, daar egter het Werkwoord 3» .ÏHV Kin die weet het, in het „ enkelvoudig getal 'er by ftaat; en zouden „ daar- Cz) Waardoor hy hetleerftuk der Heilige Drie«enheid bedoelt. PC 50:1. Gen. 2:4. Jef. S2;22j  364 ISRAËLS VERLOSSING „ daarom de Nazareërs zeggen, deze ,, ses zyn een? Dan, de leugen is in „ haare rechterhand! enz." Welk eene onbefchaamde lasterende taal! Is de leugen in de rechterhand der Nazareërs! Is dit dan niet de eigen taal van uwe Oudfte Rabbynen, die (zoo als duidelyk aangetoont is) in hunne verklaaringen niet alleen over Pf. 50:1. maar ook de andere Schriftplaatfen Gen.2:4. en Jofua 22: 22. (door Rabbi Lipman tot wederlegging aangehaalt,) zeiven gebruiken , om de Oude zuivere Geloofsleer van den wh'\&n NH Rasa Haschilosch, de verborgenheid der Heilige Drieëenheid met nadruk te betoogen? — Of zoude hy deze zyne onbefchaamde lasterende taal, ook zelfs tegen zulke Eer ensv/aardige Manntn in Israël durven uitbraaken en zeggen , de leugen is in hunne rechterhand! Dan, het tegendeel kan in waarheid omtrent hem betoogt worden, de Leugen is in zyne rechterhand, die de waarheid in het goddelyke woord geopenbaart, in leugen verandert, en zyne diepe onkunde zelfs in uwe oude Rabbynfche Schriften duidelyk openbaart. Maar boven dit alles: 4) Ten Vierden: zoo leezen wy Jefaia 63: 7-9. Waar de Propheet door den Geest gedreeven, de boetvaardige Israëlieten fpreekende invoert, die, na dat Vorst Messias de Perfe getreeden zou hebben, deze ootmoedige Godverheerlykende Beft-  EN EEUWIGEBEHOUDENIS.365 lydenis zouden uitboezemen, (aa) niT "HDn liSöa uw* Ss Sya mn11 nrrWi Tant cho* r&x btnw» mh ara nn nirr 033 nün -|k -on :vTDn anai noma orm ba nnS w npa» t6 warwa niwm na ^Sdi us kS ^ Sa qkwi abw) cfe nïh vnanni lEnp nn n» n^i no norn :o^j; <ö» : 03 anSi wn a'wS onS -[arm » # ) Zoo als Rabbi Aben Esra in zyne verklaaring over vers 1. waar gevraagt wora M nt 'D •ai rroao o»*ua yron oiikd *P7e is deze die van Edom komt met befprenkelde kleederen ? Zeer wel aanmerkt rvcmn sin nan rtT '3 d'miN u?» „ 'Er zyn die zeggen, dat door dezen die „ komt, de Messias bedoeld word." En over vers 7. zegt hy met nadruk nv w ,T3m mn' hdh dj; om nt/;» cnonn an 'jjt 'jsiw «Vjwo •ai opitnnïn robja aa o'-ixdd onssa bso»» ié 2 S66 ISRAËLS VERLOSSING j, zal de gosdertierenheeden yan Jehovai* ,, vermelden, (bb~) den veelvuldigen lof van Jehovah, in alles dat Jehovah ons ,, heeft beweezen, en de groote goedigheid aan „ den Huize Israëls die hy haar beweezen „ heeft na zyne barmhertigheeden, en na de „ veilheid zyner goedertierenheeden. Want „ ly zeide, (cc) zy zyn immers myn Volk, „ kinderen die niet liegen zullen; alzoo is hy „ haar geworden tot een Heiland. In alle „ haare benauwdheid was hy benauwd, (dd~) „ en (,bb~) In den Hebreeuwfchen Grondtekst ftaat het woord T3ttt Ik zal gedenken, dat ook vertaalt kan worden vermelden, roemen. Ziet Jef. 12 : 4. en 48: 1. en meer andere plaatfen. Ccc") Ziet diergelyke fpreektrant Jef. 5: 2. Jerm. 3: 19. Zeph. 3: 7. Qdd) In den Hebreeuwfchen Grondtekst ftaat eigenlyk htt woordje *ó loo met een r Aleph, betekenende niet. Maar de zeer beroemde Masforithen, (beftaande uit de ravijn nojo Anfche Caneefeth Hagedolah van welke Esra het hooft was, volgens het verhaal vaii Rbbi Geda~ Ha, in zyn boek Scha/fcheleth Hakabala, pag. 21: 22.) hebben op de kant aangeteekent, dat het woordje loo met eenl Vou betekenende hem of hy, moet geleezen worden. En dit is ook de reeden waarom uwe Rabbynen in hunne verklaaringen zoo verfchillende zyn. Rabbi Salomo Jarchi, die den Tekstleezing vo'et, zegt in zyne verklaaring, anhp K'TO ram* htt pipV» iïiw orvYw» 'B3 tan1? ns'n ,is „ In alle hunne benauwdheden die hy op haar tt gebragt heeft, IX heeft hy haar niet be. „ nauwd na haare werken, zoo als zy waardig „ waar en gejiraft te wordend —— Eene ver. klaa.  in EEUWIGE BEHOUDENIS. 36; 3J en de Engel zyns aangezicht j, heeftze behouden, door zyne liefde en doo, s> zyn klaaring die zeer Toldoende is, zoo ten opzicht, van het Grondwoord, als de waarheid der zaah zeiven. Trouwens dit is zelfs de nadrukkelyke betui ging van den Dichter Pf. 78: 38. en Pf. /03 !lo.Vm, Rahbi Aben Esra, die de aanteekenim der Masfonthen volgt, zegt in zyne verklaar^ ixpm cru , n3 Mvnr t ^ Hh ^. nn «m dj foo cyjovn pn*) «tod yn TO: ui, aymb vtd p V rma „ /» Aa*r, „ benauwdheden "si VJlootzaas: Het is in „ der waarheid beeier dat men leest 6 loo met de „ letter "yVou, en dus vertaalt most worden, „ vvJas hi "ENAuwDTHndenzinCzooalsmen „ leest) Toen wterd zyne ztele verdrietig over „ den arbetd van Israël. Het welk is een? over„ dragtige fpreekwyze, om den hoorderen te ken- " w/* ƒ ^' als °fhy ook zelfi Cmet het „ leydende volk medelyden hebbendefin bi „ nauwdhetd was geweest, ea daarom gehaast ,, had om hen te verlosfen » . En dez» ver. vin"rpSkt°mp ?Y "°g aaDr]eemelyker voor, dan die van Rabb. Salomo Jarchi. Niet alleen om dat dezelve gegrond « , 0p de nauwkeurige, aamekemngen der Masforithen, die ik zeer hoog rZV ™£T -°?k °m dat door de5Klv* "^t alleen Gods goedheid, maar ook zelfs zyne ontfermende toen ppfn °-E.NHE'D 'nhunne benauwdheden ioi PficfiP7f WOfd' Ziet d,Cr^elyke «"drukking n. loo. 44: 45. — Dan my d k d| hier het woordje Looin deszelfs beide betekenis, ft. • «00 wd «I de X, t™ *ithen kunnen opvatten: naamlyk in dezer voe„ over haar gebragt heeft, heeft hy haar NIST r 5 t t Rabbi Aben Esra, over Jef! 63:9. Richt. 10:16.  368 ISRAËLS VERLOSSING zwe genade heeft hy ze verlost, en hy nam "-ze op en hy droeg ze alle de dagen van ouds. " Maar zy zyn wederfpannig geworden, en ' zv hebben zynen Heiligen Geest fmerten aangedaan, daarom is hy haar m , eenen vyand verandert, hy zelfs heeft tegen „ haar geftreeden." - Godverheerlykende Belydenis! Eene Belydenis, waarin de boetvaardige Israëlieten hoofdzaakelyk op* geeven, de groote weldaaden die J ehovah, uit vrye ontvermende liefde en genade aan dat Volk van oude tyden af betoont en door den Engel zyns aancezichts verlost heeft: benevens de fnoode ondankbaarheid en Godonteerende zonde tegen den Heiligen Geest, waaraan zy zich hadden fchuldig gemaakt, die de oorzaak is van alle haare rampen en ellende. — Welaan Zoonen Abrahams! Laaten wy deze Godverheerlykende Belydenis wat nader inzien. De boetvaardige Israëlieten fpreeken hier Vooreerst , van den WBP1 y&O Malach Hapanaph, den Engel van Jehovahs aangezicht, die hen behouden, door zyne liefde en genade verlost, en opgenomen en gedragen heeft alle de dagen van ouds. ■ Heerlyke Perfoon! Dan, wie word door den En- „niet benauwd na haare werken : > Ht was benauwd, medelyden hebbende met " bet haende Volk in haare benauwdheden, " daarom heeft hy gehaast om hen te ver* „ losfen:\  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 375 Jehovah, die Vader Abraham verfcheen,toer hy zyne hand uitftrekte om zynen Zoon Ifak te Aagten, en als de nirv Jeho- vah by zich zeiven fwoer, om zyne verbonds bolofte aan Abraham gedaan te verzeegelen, dat in zynen Zaade (naamlyk den Meslias) gezeegend zullen worden alle volken der aarde! En was deeze Engel niet het JWÜ Memra dat eeuwige zelfftan. dige woord, de Zoone Gods? Ziet pag. 181-187: de verklaaringen van Rabbi Bechai. —— Wie anders, dan die *\ybt2 ïïrhn malach Elohim, die Vader Jacob te Padan Aram verfcheen, en als de Jehovah de God van Beth-El, hem belaste naa zyn Vaderland te trek ken! En was deeze Engel niet, het Nlft'ü Memra, dat eeuwige zelfftandige woord,de Zoone Gons? Ziet pag. 187 119. de verklaaringen van Rabbi Meirben Gabbai, en den 1argum Onkalos. — Wie anders, dan die ^j)n i^üMalach Hagoöl, van wien Vader Jacob den zeegen over de Zoonen van Jofeph zoo ootmoedig affmeekte ! En was deeze Engel niet het tfttyö Memra, dat Ecu. wige zelfftandige woord , de Zoone Gods? Ziet pag. 192: de verklaaring Aa 4 van Gen. aa. 11.18. Gen. 31. 12: 13. Gen: 48.  Exo. 3 s.14. Exod. »0. I. Exo. 23. 376 ISRAËLS VERLOSSING van Rabbi Meir ben Gdbbai. — Wie anders, dan diemn* Ijthfo Malach Jehovah, die Mofes in de vlamme des vuurs in den ' brandenden Braambosch verfcheen, en nier. alleen zich noemt jfirf Jehovah en trrhx Elohim, de God Abrahams, Jfacs en Jacobs ; maar aan Mofes zich bekent maakt met den naam rVPltt Ehejeh Ascher Ehejeh, ik zal zyn die ik zyn zal! En was deeze Engel niet het KII^D Memra, dat Eeuwige zelfftandige woord, de Zoone Gods? Ziet pag. 139-201: de naadrukkelyke verklaaringen van Rabbi Menachem Rakanti, Rabbi Bechai en den Targum Jerufchalmi. —Wie anders dan die *t^ü Engel, die de Wet der Tien Woorden op den berg Sinai onzt Vaderen heeft doen hooren ! En was niet deeze Engel, het jojjo Menira, dat eeuwige zelfftandige woord, de Z o on e Gods? Ziet pag. 191-193: de verklaaringen van Rabbi Meir ben Gdbbai, en den Targum Jerufchalmi. —— Wie anders , dan die Engel, welken Jehovah aan Israël niet allen belooft te zenden voor hun aangezicht, om hen te behoeden op den weg en te brengen tot de plaatze die Jehaiak hen bereid had; maar ook met zoo veel nadruk hen waarfchouwd, om de ftemme van  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 377 van deezen Engel te gehoorzamen en htm met te verbitteren; geftaaft met zulk eene geduchte bedreiging, want hy zal uwe zonden u met ver geeven, want myn naam is in het binnenfte van hem! En was niet deeze Engel, het kW Memra, dat Eeuwige zelfftandige woord, de Z o o n e Gods ? Ziet pag. 201-209: de verklaaringen van den Sohar, Rabbi Mofche har Nachman, en Kabbi Bechai. Wie anders, dan die nnnn TX^Ö Malach Habrith, de Engel des verbonds die tot zynen Tempel zou tomen, volgens de troostryke belofte aan onze Godvrugtige Voorvaderen ge. daan? En wje Word door dee_ zen mnn y?D Malach Habrith, den Engel des Verbonds anders bedoelt, dan het KTO Memra, dat Eeuwige zelfftandige woord, de Zoone Gods, de aan de Vaderen beloofde Mesfias? Dit is reeds pag. 178-180: uit de aangehaald» verklaaringen van Rabbi David Kimchi en den Sohar betoogt. Trouwens, de Zoone Gods, is de y jejaia wierd zelfs volgens de verklaaringen van uwe Rabbynen, door een ge. Ziagt! Jeremia wierd in de Modder en de gevangenisfe geworpen! Micha de Zoon Jimla wierd met vuisten op de kinnebakken geflaagen! En Zacharia wierd tusfchen den Tempel en den Altaar gedood! 1 Snoode grouwel! En zoo hebben uwe Vaderen altyd den Geest wederftaan, en smerten aangedaan! Maar in de allerhoogfte trap had Israël aan deze Crodonteerende zonde zich fchuldie ee maakt in de volheid des tyds, toen Vorst Emanuel de aan de Vaderen beloofde Messias, op wien de Geest van Jehovah t, rustte van Jehovah God den Vadlr in de »? Waereld gezonden wierd, om eene blydb boodschap ie brengen den zachtmoedigen, Bb m 2 Chron. 3ö: 16. f.5r. 2.  386 ISRAËLS VERLOSSING Jef. 1:4. Deut. 32: !£• Otn te verbinden de gebrokene van harten, om den gevangenen vryheid uitteroepen , en den gebondenen optninge der gevangemsfe, om uitteroepen het Jaar van het welbehagen des Heeren, en den dag der wraake onzes Gods , enz. —— Trouwens, Hy is gekomen tot de zyne, maar de zyne hebben hem niet aangenomen. Zy hebben den Heiligen Israëls gelastert, den Rotsfteen hunnes heils verfmaad, zyn Perzoon veracht , zyne Goddelyke Leere verworpen, zyne Wonderwerken aan Baëlzebul toegelchreven, ja den Vorst des levens gedood, den Heere der Heerlykheid gekruist! En zoo hebben zy in de alierhoogfte trap den Heiligen Geest wederftaan, gelastert, en fmerten aangedaan! — O! grouwel zonde! Dan, dit zal in het vervolg breedvoerig en met nadruk, zelfs uit uwe onde Rabbynfche Schriften betoogt worden. OordeelE nu zeiven als Hebreeuwen! Hoeveel te meer straffe mynt gy zalhy waardig geacht worden, die den Zoone Gods vertreeden heeft... en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan? — Trouwens De geduchte ftraffe die hen weegens deze Godonteerende zonde, als de oorzaak van alle haare ellende, rechtvaardig getroffen heeft, geeven de boetvaardige Is. raëliten in hunne Godverheerlykende Belydenis met fchaamte en droefheid zeiven op, in de volgende woorden: En hy is haar in een Vyand verandert, hy zelfs heeft tegen haar geftreeden. —— Zeeker, deeze ge-  knEEUWIGE BEHOUDENIS.387 geduchte ftraffe ,had Israël reeds aanvangelyk getroffen, in de verwoesting van den eersten tempel en hunne wegvoering naar Babel, volgens de bedreiging van Jehova door Jeremia aan hen gedaan :En ik zelfs zal tegen ülieden stryden met een uitgeftrekte hand en met eenen fier ken arm, ja met toorne en met grimmigheid en met groote verbolgenheid, en ik zal de inwoonden deezer ftadt Jlaan enz. En zoo hooren wy ook j e r e m 1 a in zyne Klaagliederen onder een vloed van traanen klaagende uitboezemen; Hy (naamlyk Jehovah) heeft zynen booge gefpannen als een Vyand, Hij heeft zich met zyne rechterhand geftelt als een tegenpartyder, dat hy doode alle de begeerlyke dingen der oogen; Hij heeft zijne grimmigheid in de tente der dochteren Zions uitgeflort als een vuur; Jehovah is geworden als een Vyand, Hy heeft Israël verJlonden, Hy heeft deszelfs vastigheden verderven. — Maar in de hoogfte trap heeft Israël deeze geduchte ftraffe ondergaan naa dat zy den Rotssteen hunnes heils verfmaad hadden, in de verwoesting van den tweeden tempel door de Romynen: Toen is Jehovah in vollen naadruk hen in een Vyand verandert en heeft zelfs teegen haar ges tree den, alle D kwaden en plaagen over hen gebragt, alle 2 zijne Pylen op hen verfchoten, en zyn Pylkoker mtgeleedigt, volgens de voorzegging van Mofes Deut. 32. 23: 24. — Trou. Wens, dit heeft de onder U zeer beroemde en hooggeachte Josiphon ben Bb 3 Gun- Jerm. 21.5:6*. Klaagl. 3- 4: 5. eut,32j J: 24.  Jofi' phon ken Gurjon, pag. 130 J36.Cap 84en85. Jef. Zemach David, ld. pag. x8emp. 388 ISRAËLS VERLOSSING Gurjon (M) in zyne naadrukkelyke aanfpraaken aan de belegerde Jooden te Jerufalem meer dan eens onder het oog gebragt: Dat God hen verlaaten had, en de Vyanden helpt en onderjteunt om hen te verdelgen;enz. — Dan, deeze geduchte ftraffe is nog op het allerhoogfte verf waart, dat de Heilige Geest, die door zyne werkingen omtrent Israël als een Vrient zich had betoont, nu geheel van hen was geweeken , hen verlaaten, en aan de verUindidg en verharding had overgegetven tot den huydigen dag toe: zoo dat de Prophetie van jefaia in volle naadruk vervult is, Hij heeft haare oogen verblind, en haar harte yerhart, op dat zij met de oogen niet zien, en met het harte niet verftaan, en zij bekeert worden, en ik haar geneeze'. Leest hier over de naadrukkelyke verklaaring van den zeer beroemden Rabbi Mofche bar Maimon in zyn boek Hamada , door Rabbi Abarbanel in zyne verklaaring over Jefaia 6. pag. (kV) Josiphon benGorjon, die volgens de aanteekening van Rabbi David Gans in zyn boek Zemach David, gebooren is in den Jaard 3757 na de Schepping der Waereld (en dus nog vier Jaaren voor de geboorte van Jezus van Naza. retV) en zyn boek in het Hebreeuwsch vervaardigt heeft in den Jaare 3829 na de Schepping der Waereld. dat is in den Jaare 58 na de telling der Nazareërs. In het Joodsch Duytsch gedrukt te Vierd in kwarto in den Jaare 5527 na de Schepping der Waereld, dat is, in den Jaare 1766 aa de telling der Nazareërs.  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 3 pag. 17, Col. 4. woordelyk aangehaal ,te breedvoerig hier te plaatzen. Oordeelt nu zeiven geliefden om d Vaderen willen! Word niet ook in de: aangehaalde Godfpraak, de Oude Geloofsle van den wfavn Kh Raza Hasch losch, de verborgenheid der Heilige Brl eenheid op het nadrukkelykfte geleert e bekragtigt? — En welk eene wolke va: getuigen zoude ik niet nog verder ui Mofes en de Propheeten (ü), ja zelf uit uwe oudfte Rabbynfche Schriften kun nen bybrengen , om deze gewichtig) waarheid te ftaaven? De zeer beroemdt Rabbi Samuel Zirtza poogt zelfs deze Ge loofsverborgenheid in zyn boek Makob Chajtm (kk), op eene geheimzinnige wyze aftebeelden; daar hy in zyne verklaaring over Gen. 18: n: En Hij (naamlyk Jacob) nam van de steenen dier plaatze en maakte zyn hoofdpeuluwe enz. het volgende zegt, xwbv JijAt? nöM ïüki )&tn nnn an)a onn a>aa by tw Dtra hv w mt> ban dn Dl / ma \b)2 m I 'nl3« » Onze Rab„ bynen (hunne gedachtenisfe zy tot zeegen!) „ hebben gezegt, dat Jacob driesteenen » ge- 00 Jefaia 48. 61: 1. Hag. a. 5: 6. enz. Oè-è) Gedrukt te Mantovah in foJio, inden Jiare 5319 na de fchepping der Waereld, dat is. m den Jaare 1558 na de telling der Natareers, Bb 3 ?9 t; $ :e T r- a 1 t 3 Mahtr Chajim, oveiGen. 18 : 11. Pag'  enEEUWIGE BEHOUDENIS.39I na (//), waarin hy de Geloofsleer der Nazareërs op eene hevige wyze beftryd en belastert, voornaamlyk omtrent dit Geloof/luk zyne lastertaal op eene verregaande en onbefchaamde wyze uitbraakt: ziet hier zyne eige woorden. n6 tpfib iwntiQ nana mm t**ri vhvn mm® «b-ain nnaia on^an »öan nspo Kim /nvioaa n'n'öN n*m die* 'n^a /□waan na-ta rvpbxn mrh rrnanö jNn 'ama nan ai-ta /nwjxn CnV^ j> ^o'g hierby, dat het Geloofftuk der Drieëenheid een valsch geloof ,, is, door zommige Geleerde Nazareërs, alleen door flauwe reedenen, zonder eenige grondige bev/yzen uit de Propheeten , ,, nieuwlyks doorgedrongen; en die vol,, ftrekt Jlryd tegens de Goddelyke Wet en ,, de woorden der Propheeten ; tegen het men„ fchelyk verftand; en zelfs tegen de meeste gezegdens der Schryveren van hun Evanti ge/i." (mm) Dan, welk eene fnoode on- (//) Gedrukt te Amlterdam in Duodecimo in den Jaare 5465 na de Schepping der Waereld, dat is, in den Jaare 1704 na de telling der Nazareërs. (mm} Stellingen. die door den dwaalenden Joodschgez'nden DiQor Priestley, en de Nieuwe ferlichter/ in Duytschiand naavolgelingen Tan Socinus, woordelvk zyn overgenomen. Bb 4 Chizuk Emuna, Cap. 10. pag. 3°. Col. 1.  59* ISRAËLS VERLOSSING onbefchaamde lasterende taal! — Is het Geloofftuk der Drieëenheid een valsch geloof, dat door eenige geleerde iVazareërs, alleen door flauwe reedenen zon* der eenige grondige bewyzen uit ^Prophetien , nieuwelyks is doorgedrongen ? Hoe is het mogelyk dat een Rabbi in Israël zoo onbefchaamt kan lasteren! Heeft hy dan wel ooit de fchriften van die Geleerde Nazareërs geleezen? Betoogcn zy dan niet dit geloofftuk , op het nadrukkelykfte, ook uit Mofes en de Propheeten? , Is dit Geloofsftul? der Drieëenheid een valsch Geloof, door eenige geleerde Nazareërs nieuwlyks doorgedrongen ? Is dit dan niet de Oude beproefde Leer, de Geloofsleer onzer Vaderen, gegrond op Mofes en de Propheeten, en die zelfs (zoo als breedvoerig betoogt is) door uwe oude Rabbynfche Schriften word bekrachtigt , en in u Heilige boek Sohar ,, een „wee word uitgeroepen, over den gee„ nen die zich niet toelegt om deze Geloofs„ verborgenheid te kennen, te verftaan en te gelooven, dat het hem beter waa- 3, re dat hy niet gebooren „ was!" (nn~) — Maar boven dit alles, welk eene onbefchaamde lastertaal!,, Stryd ,, deze Geloofsleer der ÜRiEëENHEiD te. ,, gen de Goddelyke Wet en de Propheeten, „ tegen het menfchehk verftand, endemees„ te gezegdens der Schryveren van het Evan„ geh?" — Wel aan joodfche Mannen! I (»») Ziet boven pag. 323-326.  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 393 Ik zal zyne betoogen omtrent deze zyne drie jlellingen, hoe breedvoerig dezelve ook zyn, woordelykopgeeven, en U zeiven al weder tot Richters ftellen, om over de valsheid, zoo van deze zyne drie stellingen, als ZyW betoogen, te oordeelen. Het betoog omtrent zyne Eerste Stelling? naamlyk, ,, dat het Geloof„ Jluk der DuiEëENHEiD ftryd tegen de Goddelyke Wet en de Propheeten" geeft hy op in de volgende woorden nïinn '3 npmüi ri' )b nnnxn nawi r?\hxn barw Btsw i nnana 3'naiD roe» nam nnx "i cnm pï : nnK * )?pba * nu; ï'N üffotn Nin " *3 ron1? mnn rvQttfrn on ro*Ti db> pi : naSü •?^dü ööbo d*pS«n 5 '3 -pab nxk333 lüNai * nu* pa nnnü pan Sjn : jwiü •njtbnQ p*o * »35k '33N Id rwa* ïSiOJi Wik» " iün na ia oa* pi mtaöi pint* '3iO pa-in k3K ni«a^ 5 tj* pKi * va na oa> iütïo /cmfw pK aw mrüü ivt \vtb fli op1?-* p« t^v /nu* p» <* w 'tpSa D2K 'a na-waai man noi ba jvann *a a na* tdini Bb 5 Chizuk Emuna, Cap. ip. pag. 30. Col. 1:2.  enEEÜWIGE BEHOUDENIS.395 *?an *o / q'piDsn rhx wa pmn nara /Ksnrti pniani rrnün Vxn n*üon ah& rwm /ynn ntoh nih tik *cwi mna )rh)t nSï /pi mpn Kin nKfiïTi n'p^n minn n/K n*on n'm *tod mvb q^ünöh nm nnniDi „ Want de Goddelyke Wet ' itaaft op het „ nadrukkelykfte de Eenheid van God, „ en weerd alle Meerderheid van „ hem; zoo als 'er gefchreeven ftaat „ Deut. 6: 4. Hoort Israël, Jehovah, is een Eenig Jehovah, zoo ook Deut. ,, 4. U is het getoont op dat gy weetet dat „ Jehovah die Elohim zy, daar is nie„ mant meer, dan hy alleen. En zoo „ ook vs. 39. Zoo zult gy heden weeten en „ in U harten hervatten dat Jehovah die „ Elohim zy , hoven in den Hemel, en onder op der aarden, niemant meer. • „ Zoo word 'er ook gezegt in de Prophe,, tie van Jefaia Cap. 43. lk, ik ben Je- hovah en daar is geen Heilant behal „ ven my. Zoo ook Cap. 44. zoo zegt ,, Jehovah de Koning Israëls, en zyn „ Verlosfer de Jehovah der Heyrfchaaren, ,, lk ben de eerfte en ik ben de laatfte, en „ behalven my ff 'er geen God. En „ zoo word 'er gezegt Cap. 45. Ik ben j, Jehovah en niemant meer, buiten ,, my ff 'er geew God, enz. op dat men weete „ van den opgang der Zonne en van den on- „ der. Dent. 5: 4. Deut.4,: 35: 39- Jef 43: li- 441 o. Jef. 45:5: 6.  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 397 kingen der Voorzienigheid in deze Wae5, reld, naamlyk goede en kwaade uitwerkin- •>•> gen; David Schlomo in zyn boek Michtam Ledavid (gedrukt te Venetië in Octavo, in den Jaare 53°7 na de Schepping der Waereld, dat is, in den Jaare 1546 na de telling der Nazareërs) het volgende op ; waar hy zegt tnpj rvn jv dot minna -iai;j nvw cn'on u*n minna iaow «a wip wik dj ^1, 10103 p h' own 1» De Hooftketter Eenheid „ van dengezegenden God gelochent had, wierd „ by zynen naame Manu genoemt, en na deze ,, Manu, word ook ieder een die de Eemheid van ,, den gezegenden God Icchent, Min genoemt " — En aangaande den Tydt wanneer deze Hooftketter ge leeft heeft, en zynen rampzaaligen dood, geeft Rabbi David Gans breedvoerig op in zyn boek Zemach David, waaruit ik alleen het volgende kortelyk zal aanfiipper. Ziet hier zyne eige woorden 'iv w id«i vd'3 nn joi? -jy ,vinx in'oSn niND i Sa na nhrh nis fmm ,idp nainn1? mui ajr y7nn ^n nnyon in» .^nn jj 'xya "jmx ca nnyi ,jnn bria nibx ntpp nt ^3 nxi 1*7 rwa^rr inis? nbni .yVs' x1? aian "via nibx |3nn«i nïnaa pn*' m*pya *"W •ansuW na» na •13) , nippan nta 1<*ixtw „ ln zynen tyd (naam. „ Jyk) van den Keizer ConstantyndeGroot, „ van wiens Regeering, Lotgevallen, omhelzing ,, van den Christelyken Godsdienst, en vervolgingen van den Ketter Arriüs, hy in het voor„ gaande breedvoerig gefprooken had,) zegt hy, „ was ook Ma ni de Epi cureer, die leerde dat „ 'er Twes Godsn waaren, de Eene die het Michtam Lidavid,pag. 18. Col. a. Zemach David , 2d. pag. 20. Col. i.  Deut. 3»: 39. 45: 7. 398 ISRAËLS VERLOSSING „ gen; en volgens hunne ftelling, heC „ volftrekt onmogelyk zy, dat de goede „ en kwaade uitwerkingen, van een en de„ zelve oorzaak zouden kunnen voortko* „ men, gelooft hebben, dat 'er Twee ,, Goden zyn , de eme die het goede, „ en de andere die het kwaade werkt: „ om nu dit valsch geloof te ver,, ydelen, heeft de gezegende God in „ zyne Wet gezegt, Deut. 32. Ziet nu „ dat ik, ik die ben en geen God met my; lk doode en maake levendig; lk verjla „ en ik heele enz. En zoo word 'er ook ,, gezegt in de Prophetie van Jefaia Cap. 45. Ik formeer e het licht en fcheppe de „ duys- ,, goede, en de andere die het kwaade werkte; ,, en die zeer veele navolgelingen agter hem heeft „ doen dwaalen; tot dat hy eindelyk met zyne Vierhondert Difcipehn tot don Koning van Persien kwam, om met hem hierover te re. dentwisten. De Koning gaf bevel om alle „ zyne vierhondert Difcipelen aan de Boomen ., in den Lusthof des Konings optehangen; en „ nn de gehoudene maaltyd, wandelde de Koning ,, met Mani na den Lusthof en zeide tot hem, „ zie daar! dit alles heeft die God die het „ kwaade werkt, gedaan; en nu zal de „ God die het goede werkt, ook u niet red„ den/ En hy wierd ook aan een Boom opge,, hangen, in den Jaare 4085 na de Schepping „ der Waereld , dat is, in den Jaare 325 na de „ telling der Nazareërs. — Leest met aandacht „ deze gebeurtenisfè in het boek Akedath ,, Jitzchak, in de Parafcha Vaëtchan„ nan, waar dezelve zeer breedvoerig verhaalt „ word." enzt  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 399 „ duystemisfe; IK maake den vreede en fchefi. „ pe het braad; 1K de Jehovah doe „ alle deze dingen. Zoo dat in „ deze twee verfen word geleerd, dat „ dJe zelve God die dood, die zelve God „ is die levendig maakt, die /laat en die „ heet: Dat dezelve die het licht formeert, „ ook de duystemisfe fchept: En dat de„ zelve die den vreede 'maakt, ook het „ kwaade fchept, en niet iemand anders : „ zoo als de Minim (of Ketters) den- " 11 Hier ziet Si7' hoe de Godde- „ lyke Wet en de Propheeten, op het „ nadrukkelykfte ftaaven het geloof in den „Eenigen God; maar volftrekt ont„ kennen en met kracht tegenfpreeken „ de gevoelens der Ketters, die in plaats " kn" —** ' mer Goden fielZie daar Broeders! De Wapenen die deze Goliath, de grootfte vyand, beftryder en lasteraar der Nazareërs gel brmkt, om zyne Eerste Stelling, naamlyk, „ dat het Geloof/tuk der Drieën. „ heid een valsch geloof is, en voU „ Jlrekt ftrydt tegen de Goddelyke Wet en de ,, Propheeten zoo veel hem doenelyk was te betoogen, m derzei ver volle kracht TXZt^- ~7„D™> oordeelt zeiven zyn alle deze Wapenen wel eenigzins toe! rykende om zyne stelling te betoojen, en de overwinning te behaalen V Wat wil hy tog met alle deze aangehaalde Schnftaurplaatzen uit Mofes en de Pro! pheeten betoogen ? Alleen dit, dat 'er maar  eeuwige behoud en is 4r7 en heerJykfte Propheticn uit het Oude Tei met te kunnen overtuigen A*7iZ fMi" - Zou zyne Wel Eerwaarden 7,.lt ivicaw ltstement betoogt worden? Hoer Ster* we?oo^éïï„eEn;Er??eftde eens genomen, omee^"Jtee tZr J ,OVCItU'^ van een ?00i nie£ IJT Zyn *e^est? - VVelnÏÏ, H t ;e,Cerde Heer «ntwoorden Dd fen,  4i8 ISRAËLS VERLOSSING fen, om was het mogelyk den Jood van de Leere der waarheid te overtuigen? — Dan, laat de Heer Sterk liever de waarheid zeggen. „ Deze aangehaalde plaatzen, die men gewoon is by te brengen om het '„ Leerftuk der Drieeenheid te bewyzen, zyn voor my niet voldoende!" En dan hadde zyne Wel Eerwaarden in zyn betoog niet nodig gehad, zoo veele omweegen te maaken, en onder den dekmantel yan een Jood te fchuylen, om hem te befchuldigen, daar hy zelve nooit de Froejondervinding hiervan gehad heeft 1 III) Ten derden. Zoude niemand durven ondemeemen, om uit die opgegeevene bewysplaatzen van den Heer Sterk, een Jood van dit Leerftuk te willen overtuigen? Op welk een grond rust al weder deze ftelling? Is het, ora dat zyne Wel Eerwaarden het niet durit ondemeemen? - Welk eene ongezonde redeneerkunde! Derhalven, dit zal niemand durven ondemeemen! Ik zal den Heer Sterk niet vraagen, of nooit verfcheide Godsgeleerden der Proteftantfthe Kerke dit ondernomen hebben? Maar hebben dan niet zelfs de Oude Rabbynen dit reeds ondernomen, en in hunne verklaaringen, zelfs over de bewysplaatzen door den Heer Sterk opgegeeven , bet gewichtig Leerftuk der Drieëenheid beJoogt* I— Laat zyne Wel Eerwaarden de moeite neemen, om hunne verklaarmgen pag. 319-33°. en pag. 348-359- ™£  ekEEU WIGE BEHOUDENIS.419 gehaalt, met aandacht te leezen, en zeiven oordeeien, of dezelve niet voldoende zyn, om een Jood van dit gewichtig Leerftuk, uit zyne opgegeeve plaatzen te overtuigen ? — Moet dan niet zelfs een Geleerde Jood, die de Schriften van die Oude Rabbynen geleezen heeft zich verwonderen, over de ftelling van den Geleerden Heer Sterk! En laat ik 'er dit maar nog by voegen. IV) Ten vierden. Zyn 'er dan nog geen andere bewysplaatzen, (dan deze, die de lieer Sterk heeft opgegeeven) in het Ooüe Testament te vinden , die de toetze van een gezond oordeel, en eene gegronde uitlegkunde kunnen doorftaan, om het Geloofft.uk der DKJEë'ENHEiD (zelfs tegen een Jood) te betoogen ? — Neen, herhaalt zyn Wel herwaarden. „ Nog eens, „ zulke bewysplaatzen voor de Leere der Drieëenhdd, worden in de Schriften van het Oude Testament niet gevonden!" — Welk eene taal van een Leersar der Lutherfche Kerk! — Is 'er niet duidelyk, Uit een aantal van bewysplaatzen uit Mofes en de Propheeten betoogt, en zelfs ter overtuiging der Jooden, met de verklaa. ringen van hunne Oudfte Rabbynen (e) op het (V) Ik" beroepe my hier, tegen den Geleerden Heer Sterk , op de verklaringen van de O rj d s t s Joodsche Rabbynen! om dat zyne W>1 Eerwaarden in het geheele beloop van zyn betoog Dd a om*  422 ISRAËLS VERLOSSING „ ftaan hebben, lk druk my niet te fterk uit, „ Toehoorderen! voor eenen GeleeiiduN „Jood is niets gemakkelyker dan dit te „ bewyzen" —- De Stelling derhalven is andermaal gemakkelyk en bondig door den Geleerden Heer sterk betoogt ; dat men zelfs, met eene der v o o unaamste bewysplaatzen uit het Oude Testament, die men doorgaans gewoon is geweest by te brengen, dit gewichtig Leerftuk niet betoogen kan! Dan, de Geleerde Heer Sterk fenuut alweder in dit zyn betoog, onder den dekmantel, niet flegts vaneengemeenen Jood,zoo als hy zoo eeven in zyn voorafgaande betoog gedaan heeft; neen, want deze, zoude voor zyne Eerwaarden hier veel te kort fchieten; maar hy fchuilt ter zyner volkomen beveiliging onder den dekmantel van een Geleerden Jood! En geeft op , hoe deze Geleerde Jood,de bewysplaatze uit IJ. 33: 6- die men sis eene der voornaamfte bewysplaatzen gewoon is geweest by te brengen om dit gewichtig Leerftuk te betoogen, zal vermaren,- wat die Geleerde Jood den Christen al vragen, en van hem vorderen zal; en eindelyk, dat die Geleerde Jood, den Christen bewyzen zal, dat de Dichter, dit, (g) daardoor met geene moogelykheid kan verftaan hebben. — En omtrent dit laatfte, geeft zelfs de Geleerde Heer Sterk aan zyne Gemeente de na- (gï Naamlyk, het Geloofftuk der Heilige DRlEëENHElD.  enEEUWIGE BEHOUDENIS.423 nadrukkelykfte verzekering! wanner hy'er nog by voegt, Ik drukke my niet te Jierk uit. Toehoorderen! voor een Geleerden Jood, is niets gemakkelyker dan dit te bewyzen. —— Dan , ik zal al weder alleen deze weinige v.agen voorftellen. 1) Voor Eerst: kan 'er wel het geheele betoog van den Geleerden Heer Sterk, de toetfe van een gezond oordeel doorftaan? — „ De Geleerde Jood zal ,, Pfalm 33: 6. Zoo verklaaren.... Den „ Christen verfcheide vragen voorftel„ len.... Derhalven, men kan uit Pf. » 33 : 6". die men tog altoos gewoon is „ geweest, onder de voornaamfte bewys,, plaatzen voor de Leere der Heilige „ Drieëenheid uit het Oude Testament ,, te tellen, dit gewichtig Leerftuk niet „ betoogen!" —— Kan zulk een betoog vraag ik nogmaals, de toetfe van een gezond oordeel doorftaan? — is dit eene gezonde Redeneerkunde? — Moet dan de verklaaring van een Geleerden Jood, deregel van eene zuivere uitlegkunde voor den Christen, en vooral van een Leeraar der Proteftantfche Kerk zyn ? —— Behoort zulk eene wyze van betoog, ook tot de nieuwe uitlegkunde? Matth. 28 vers 19. is de eenigfle bewysplaats, die de Geleerde Heer Sterk uit het Nieuwe Testament bybrengt, tot ftaaving van dit allergewichtigst Leerftuk 1 (&) Welaan, laat nu zy- (A) De andere bewysplaatzen uit Matth. 3: 16: 17. a Cor. 13: 13. en Joh. 5: 7. worden Dd 4 door  424 ISRAËLS VERLOSSING zyne Weleerwaarden ook eens de proeve neemen, om een Sociniaan uit deeze aan- jsyne Weleerwaarden niet aangehaalt! Hoe vreerr.d my in den eerften opflag dit ook voorkwam, dacht ik egter, dat mogelyk de reden hiervan was, om dat hst hoofdoogmerk van den Heer Sterk in deeze Predikatie, zoo zeer niet geweest is, dit gewichtig Leerftuk met Schriftuurplaatzen opzettelyk te bewyzen; maar alleen zyne Stelling met nadruk te betoogen, „ dat men „ alleen in de Schriften des Nieu„ wen Verbonds vind bewyzen voor dit Leer,, ftuk, die de toetfe van een gezond oordeel, ,, volgens de regelen eener zuivere uitlegkun„ de kunnen doorftaan" — En in deeze gedachten wierd ik nader bevestigt, niet alleen uit den geheelen inhoud van deze beredeneerde ie. denveering ; maar voornaamlyk uit het geene de Geleerde Heer Sterk in zyne Leerreden pag. 25 laat voorafgaan, en zyne Gemeente met zoo veel nadruk onder het oog brengt; waar hy zegt, ,, Gy verwacht, denk ik, niet van my, dat ,, ik U dit laatfte (naamlyk de bewyzen voor „ dit gewichtig Leerftuk uit het Nieuwe Verbond, hetwelk aan deze openbaaring alleen eigen is , ,, en daaruit alleen op onomftootelyke gronden „ kan beweezen wordenl thans breedvoerig zal ,, aantoonen ; ik heb dit voorlfden |*ak ge „ daan, toen ik den inhoud tan het eerjle ,, Artikel onzer Augsburgfche Geloof btly. denis U ftukswyze ontvouwd, en de waar,, heid van ieder byzonder ftuk, te weeten, s, dat 'er een God is ; dat tn dien eenen God, „ Vader, Zoon, en Heiligen Geest gevonden ,, worden ; en dat een ieder van deze Drie, „ hetzelfde Goddelyk Weezen, dezelfde God„ delyke Volmaaktheden worden toegefchree„ ven; toen ik V de waarheid van ieder dezer „ D)rie Jukken, uii de Schriften des Nieuwen ,, r*r-  m EEUWIGE BEHOUDENIS.425 aangehaalde bewysplaatze, van het Leerftuk der Heilige Drieëenheid te willen overtuigen; en Hy zal ondervinden, wat een Geleerde Sociniaan hierop antwoorden zal' Hoe hy deze aangehaa'.- de it Verbonds beweezen hebbe " enz. - Hierdoor verdweenen alle bedenkingen; en ik wierd rykbalzende om die Leerreden over het Leerftuk oer Heilige Drieëenheid, door zyne Weleerwaarden in m voorleden Jaar gedaan (gedrukt te Amfterdam in den Jaare 1786) machtig te worden, en tot nadere bevestiging van myne gedachten dezelve te leezen. — Dit gelukte my ! — Maar ik wierd in myne verwachting te leur geftelt! — Ook in deze opzettelyke Leerreden vond ik pag. 53-57 " tot myner verwondering, alleen deze eene bewys'. plaats uit Matth. 28: 19 tot ftaaving van dit gewichtig Leerftuk aangehaait , maar de andere gewichtige bewysplaatzen uit Matth 3: 16- 17 a Cor. ,31 ; ,3. en , ]oh> s. ? worden' door zyne Weleerwaarden fliizwygende voorby gegaan! — Wat hiervan de reden zy, blyft voor my een raadzel! — Of dit ook mogelyk behoort tot de nieuwe uitlegkunde? Dan, of de Geleerde Heer Sterk uit voorzigtighetd deze genoemde bewysp aarzen niet aangshaalt heeft: om hierdoor, de vraagen die mogelyk een Geleerae Jood of Sociniaan omtrent dezelve zoude kunnen voorftelleo, te ontwyken? En eiodelyk, of deze bewvs. plaatzen voor zyne Weleerwaarden mogelyk zeiven met voldoende zyn, om datze volgens zyne ge« dachten de toetje van een gezond oordeel niet kunnen doorftaan? kan ik niet btoordeeien , en zal er dus een gordyn voor fchuyven ! -— Het zy hoe het zy, Matth. 28 : 19. is de eenig ff e bewysplaats die de Geleerde Heer Sterk in dez> 3 /fp roran pma parot? noo Chhuk Etnuna, Cap. io. Pag. 3i. Col. 1.  436" ISRAËLS VERLOSSING awai? non rtm/ nasmn n» K")33 nk 5k/ wi piSni w iS i-wirrt dwjh »bS / ^3 non )b pa niSxn £ehk • hoedanigen God uwen Vaderen eert)ds „ beloofde, hun uit het midden hunner Broede„ ren te verwekken (Deut. 18: 15, 18.) En „ Petrus, een van Jefus Apostelen, noemt hem „een Man, van God onder de Jooden vrn ,, zynen tyd betoont; dat is, die beweezen h„d „ van God gezonden geweest te zyn, door kraeh„ ten, en woorden en tekenen, die God dow „ hem gedaan heeft." Hand. 22. enz. - Dus c*at  sem EEUWIGEBEHOUDENIS.453 Maar wat wil tog deze beftryder der waarheid hier mede betoogen ? Openbaart hy niet hierdoor zyne diepe onkunde in de Prophetifche Schriften ? Moest dan niet de aan de Vaderen beloofde Messias, Een Mensch, een waarachtig rechtvaardig Mensch, en nogtans de waarachtige God, God en Mensch in een Perfoon zyn? Waarheden, die reeds in het Tweede Deel, pag. gó. uit Mofer en de Propheeten betoogt, en zelfs uit de verklaaringen van Uwe Oudlte Rabbynen bekrachtigt zyn; en in het Tweede Stuk van dit Derde Deel nog breedvoeriger betoogt zal worden. Maar boven dit alles, handelt wel Rabbi Ifac bar Abraham in dit zyn geheel breedvoerig betoog niet trouwloos? — Laat ik de waarheid hiervan kortelyk betoogen. a) Voor Eerst. Het is waar, Jefus als Middelaar aangemerkt, heeft zich zeer dik wils genoemt, een Mensch, een Zoone des Menfchen; en ten opzichte van zyne Menschelyke Natuur, (niettegenlfaande dezelve met den Perzoon des Zoons Gods op het allernauwfte vereenigt was) ook verklaard, dat hy niet wist den dag dat de Wel Geleerde Heer J. Priestley, hec volkomen eens is, met uwen Rabbi lfae bar jtbraham, en die (zoo als hy in zyne brieven roemt) Uwe Rabbynfche taai zeer wel ver/taande, zyne Stellingen, uit het boek Chizuk Emuna9 èyna woordelyk overgenomen zal hebben. Ff 3  z.vEËUWIGE BEHOUDENIS. 457 ais Macht hebbende in het verrichten van zyne Goddelyke Wonderwerken, door een enkel bevel van zynen wil? — Tot den Melaatzen (was het) Ik wil word gereinigt! Tot den Blinden, word ziende! ■ Tot den Dooven, Ephata! Tot den Geraakten, Ik Z'gge u ftaa op, en neemt u beddeken op, en ga na uw Huis! Tot dei Onreinen Geest, zwyg ftü en ga uit van hem! Tot dm dooden Jongeling die de Stad^poorte van Nam wierd uitgedragen, Jongeling, ik zegge u ftaa op! Tot het Ges tor ve Dochter ken van Jairus, 'Ihalita Kumi, dat is, gy Dochterken, Ik zegge u ftaa op! — Tot den gestorven Lazarus, die reeds vier dagen begraaven was, Lazare , kom uit! Wat zeg ik! Hy eigent zich zeiven eene Macht toe, om de zonde te ver geeven! ja eene Macht, om zyn leven af te leggen, en wederom aan te neemen! Hoe kan dan Rabbi lfac bar Abraham (p) zoo onbefchaamt zeggen, dat Jefus, zich alleen genoemt heeft een Gezant des Allerhoogften , maar dat hy de Godheid, de Macht, en het Vermogen, alleen aan God toegekent heeft? c) Ten Derden. Het is waar, Jefus als Middelaar aangemerkt, leerde zy- (/») En zoo ook de Dwaalende Joodschgezinde Priestley in zyn Historie van het verbastert Christendom; en ook in zyne brieven aan de Jooden, zoo eeven als met een vinger aangeweezen. pag. 452, in de Noot Ff 5 Lue. 5'. 12. 13. Mare 7: 34. 35Luc. 5: 24, 25. Mare 1: 35. 36. Luc. 7: 14, 15. Mare. 5: 4i» 42. Joh. ut 45» 4<5. Joh. 10: 17, if.  snEEUWIGEBEHOUDENJS.459 gebeden en verheerlykt moest worden als de Vader? — En wat den Heiligen Geest betreft? Was dan die niet ook hetvorrwerp van Aanbidding onzer Godvruchtige Voorvaderen? Ziet boven pag. 347: En heeft dan Jefus zyne Apostelen ook niet met nadruk belast, Biddet dan den Heere des Oogstes , dat hy arbeyders in zynen Oogst idtftoote l En wien bedoeld hy door den Heere des Oogftes anders, dan den Heiligen Geest? — Hoe kan dan Rabbi lfac bar Abraham zoo onbefchaamt zeggen, dat Jefus zyne Apostelen nooit heiast heeft, om hem als den Zoone Gods, noch den Heiligen Geest aan te bidden ? d) Ten Vierden. Het is waar, Jefus als Middelaar aangemerkt, word door Paülus na zyne Menfchelyke Natuur, Een Mensch genoemt, Rom. 5: 16. en in nog meer andere plaafzen. Maar ontkent Paulus hierdoor zyne Godheid? — En waarom gaat die beftryder der waarheid alweder ftilzwygende voorby zulke bewysplaatzen , waar dezelve PAULUs,met zoo veel nadruk hem noemt, Gods Zoon, Gods eigen Zoon! Den Heere der Heerlykheid! God geöpenbaart in het Vleesch! God boven alles te pryzen in der Eeuwigheid! Den Heere, denwelken zy de Heerlykheid in alle Eeuwigheid! — Is dit niet trouwloos (vraag ik nog eens) van een Rabbi in Israël! (#) die blyken geeft het Evan- (q") Maar nog trouwloozer van Doftor Priest. iet, die den Eernaam van een Christen draagt, dal Matth. 9: 38. Rom. 8 : 33. 1 Cor. a: 8. 1 Tim. 3 : >6. Rem. 9 : 5- 2 Tim. 4: 18.  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 46, geloochent en opentlyk beftreeden heb ben ? Leest hiervan in den Talmud Traét. Sanhadrin, pag. 90. en Kidufchin pag. 66.— Zyn wel deze Ketters waar dig geweest, den Eernaam van Jooder te dragen ? — En zyn 'er wel, door alle woelingen en beilrydingen van deze genoemde Ketters (by welke laatfte, volgens het verhaal van den Talmud, zelfs 5412 na de Scheppinge der Waereld, dat is, in den J are 1651 na de telling der Nazareërs) het volgende ]■« towni , ïrmm 'ypn yjr n>n ,-v'nnn nrn» p"7n 11? j-Kt omp>BKi ya wn .mwn p ra-nnn n"nn 13! Kan d^1? 11 iïef Geloofs - Artikel van de ,, Opftanding der dooden, is het Hooft-Ar„ tik el vat alle Artikelen onzer Wet; En ,, de geene die zegt, dat de Opstanding „ der dooden uit de Wet (naamlyk uit de „ vyf boeken_ van Mofes) niet beweezen kan worden, die is een Ketter en Epicurecr , en „ heef 1 geen deel in de toekomende Waereld V— Zoo leest men ook in het boek Menorat Hamaor D'D'jn h-ya nnxa ik crron n"nna isian ba b i'ki nSia minn Vaa iau iVkj ,mma p'ainih •lil ,i' «p pbn pia ïna pwrta ,*an abiyb pbn 0, D*ö geene, die de Opstanding der dooden, of een van alle Wonderen, die ,, /« /Fitf gefchreeven flaan, loochent, tff/'e p, ff M Behoudenis', als behel zende de ftaaving van de gewichtige Leerfhikkcn der Heilige Drieöenheid m het gemeen, en de Godheid des zoons en des Heiligen Geestes in het byzonder; en wederlegging 5 der  der nieuwïïe aanvallen tegen dezelve; en dus met het heilzaam oogmerk van dit voortreffelyk genootfchap overeenftemmende, met allen verfchuldigden eerbied en zegenbede over deszelfs pogingen en Leeden opgedragen, door C. S. DUITSCH. Predikant te Mydrecht. Mydrecht, den i Maart I793- AAN  AAN ABRAHAMS NAGESLACHT, W7 W anneerdeguldeZon, verfchyndt aan d'Oosterkimmen. Dan neemt de nachtwolk af, en 't zwarte floers verdwyndt, De ftiJJe kalmte Haakt, in volle Juister fchyndt De blyde Dageraad, weêr tot haar pracht te klimmen. Dan blinkt de Uchtendfiond, door Christalynen droppen, Terwyl het bly gefchal, door Veld en Dalen klinkt, Wen ons de bleeke Maan, geheel het oog ontzinkt; Door 't Purper. Zonnenrood, aan Berg en heuveltoppen. Maar  Maar dit zoo heerlyk Licht, kan ook door damp omtogen Verryzen, en haar g!ocd, b!yft fchuil voor 't zwak gezicht; Daar fom's een enk'ie flraal, verfchynt die 't oog verlicht, En ons haar afkomst toond, van d'Opperhemelboogen. Zoo rees, zoo fchsen reeds lang, de Heilzon der genaden Van Jefus, (Godes Zoon,) met een verheeven gloed, En fchoot zomwyl een ftraal in het verblind gemoed Van hen, die gansch verdoold in zwarten zonden waaden. Deez' Zon.dit licht fcheen vaak, voor 't went'len veeier Eeuwen; Die Eertyds door Gods mond, aan Israël was voorzegd, En in der Vad'ren hart reeds was ten zuyl gelegd, Ten fteunfel voor 't gelooft"der Zaligen Hebreeuwen! —- Uw Vader Abraham, die op deez' zuyl betrouwden, Daar Ifac, Jacobs Huis, en al hun Nagedacht, Op Goëls blyde komst, geloovig had gewacht, In welker bly verfchiet, zy al hun Heil befchouwden. Maar  Maar Gy! Hun NagefLcht, van »t rechte fpoor geweeken, Verdwaald in uw begrip, kent gy den Heiland niet! En wachtend öp zyn komst, ziet gy tot uw verdriet, Hoe deez' bepaalde tyd reeds lange is verftreeken. Uw boezem fpreekt ontroerd!! „ Kan Hy een Koning weezen ï „ Die in een Herders-Stal veracht gebooren werd; ,, In Nazareth gekweekt, omringd van alle fmert; „Ja!., die den Joodfchen Raad het allermeest moest vreezsnï ., Die op Pilatus last aan 't dorre hout moest fneeven? n Te Golgotha gekruist, aan alles lotgemeen, „ Gelyk een haatlyk mensch, veracht van groot en kleen, » Zou deeze Jefus als den Heiland zyn gegeeven ?" 6 Ja! maar ach!.. Gy zyt mislyd van uw Rabbynen, Schoon ons de Oudtheên klaar door uwen Vad'ren meld, Dat hy die Jefus is, die uw werd voorgefteld, Wgy door hun verblind, deez' waarheid oadermynen; Ont-  t htiw ruw JESCHUGNAT ISRAËL^ o f 1 <$ R JL Ë JL & VERLOSSING, EN EEUWIGE BEHOUDENIS* «Jj in in** oW Vim nnj nnid^ a ^] npj u3d öuö ^dd3!) ^ wt) A " ^  t ISRAELS VERLOSSING ^nn fön HWi M*? nona m T^y Wpi hwD : ff?** 17? ™n': f^l * 'n* r* pTf- Wfl| W JESAIA CAP. 53- 1 Heer en geopenbaard? Want * SssS Ay ii als een rysken voor zyn tel uit een dorre aarde : hy had geen ge aante noch hurifUH * JO^ £% ge», s«o iro» '«r geen tf/Wte , dat *g  enEEUVVIGE BEHOUDENIS. 3 hem zouden begeerd hebben. Hy was ver , acht en de onwaardige onder de menfchen, een man van fmerten , en verzocht en krankheid: en (een iegelyk) la 2 verbergende het aangezlJe JJ ™ * was veracht en wy hebkn hem niet *ft\ Zedf^eT:' Z °™ hem, dat hy geplaagd, van God getSen en verdrukt WaS. Maar hy is fTlTze < overtreedmgen verwondet, om onz? 0Z[ 5 rechtigheden ts hy verbryfeld: de Jtraffe "% ons den vreede aanbrengt, was tp hem, n door zyne ftriemen is ons genïezin™ 1 morden Wy dwaalden alle "als Schaapfn] 6 2h Z u om een,iegtlyk mar *y™ ™g* doch de Hkere heeft onzer aller ongerechtigheid, op hem doen aanioopen. [hhll zelve geéischt werd, toen werd hy\erd\uU' 1 doch hy deed zynen mond niet op d's een lam werd hy ter Jlagtinge geleid', „ als eea fchaap , dat Jtom is voor het aan gezichte zyner fcheerders , alzoo deld Z zynen mond met op. Hy is uit den anèl en uit het gerichte wechgenomen,er,, £ 8 zal zynen leeftyd uitfpteeken ? walt y is af gefneeden uit het land der leevendigel. cm de overtreedmge myns volks is de Lge op hem geweest. En men heeft zyn ZTf h de godlooze gefield, en hy is by 7, ƒ f * 2 Z^? d°°d geweest: ™ dat hy ' onrecht gedaan heeft, noch bedrog l*™ den HrtpfT' "* D°ch ^lehaagl ten Heere Urn te verbryzelen, hy heeft IO 2 [hem]  enEEUWIGE BEHOUDENIS, j voornaamfte is, ri3TI 1X3 m W nflD35J yom -inv 7*w rbmn mxDj Wï J^Danj 173 „ Dat in het boek » van Jefaia , veele vertroos„ temde Voorzeggingen, en „ israels verlosfing voorkomen , ja „ veel Meerder, dan in eenie ander „ boek der andere Propheeten; waarom „ ook onze wyze geJeerde Rabbynen, „ hunne gedachtenis zy tot een ze„ gen ! met recht gezegd hebben, ge» Jyk ik reeds boven heb aange» merkt, dat het boek van Jefaia, alleen en » geheel vertroostingen behelst ï? enz* , * £n om deze zyne Helling nader te betoogen, merkt hy verder aan, dat in dit boek voorkomen nTfirn „ Vyftien */«ytr run ,r\rhm DE DERTIGSTE VOORZEGGING. „ Haar begin is, ziet myn knecht zal as verjlandelyk handelen, enz. — tot (of eindigt) zingt yrolyk gy cnvruchtbaare, >, die niet gebaard hebt. — En dit is maar eene afdehling. Dan, Mannen Broeders! laat ik vooraf eene gewigtige vraag U voorftellen. Ik bidde U, van wien zegt de Propheet dit ? van zich zeiyen, of van iemand anders ? Eene vraag, van hetuiterfte belang. — A 4 Trou- Rabbi Jlbarbanelover Jef. pag. 78. Jef 52: 13- [er. 54:1.  ïnEEUWIGE BEHOUDENIS. 9 wordt toegeëigend. — Hy wordt door den Propheet zeer breedvoerig, als met leev^ndige verwen voor onze oogen afgefcbilderd, „ als een man, die niet al„ leen van zeer geringen oorfprong, en „ het voorwerp van de verregaandite ver„ achting der menfchen was , maar als een „ man , die van God zei ven geplaagd, „ verdrukt, en verbryzeld werd. Als „ een man van fmerten, die uit den lan„ de der leevendigen is afgefneeden, en dat j, niet om zyne eigen zonden, maar om de zonden van anderen te verzoenen. . j, Als een man, volmaakt Heilig en Recht' „ vaardig, die geen onrecht gedaan heeft, „ noch bedrog in zyn mond is geweest „ Als een man, die in het zwaarfte lyden „ en fmertelykften dood, zoo gewillig en „ lydzaam zich gedraagen heeft, als een ,, Lam dat ter Jlagting geleid werd. 1 ,, Als een man, die niet alleen uit dat „ zwaare lyden en fmertelyken dood , „ weder verlost, en luisterryk opge„ ftaan is, maar daar zelfs omtrent hem „ gevraagd wordt: wie zal zyn leef'tyd (of 3, zyn geflacht) uitfpreeken? — ja als „ een man , door wiens hand des Heeren „ welbehaagen gelukkig zou voordgaan. . „ Die om 'den arbeid zyner Ziele, het zal 3, zien en verzadigd worden. Die door ,, zyne kennisfe veelen zal rechtvaardigen, en 3, de magtigen als een roof deelen , om dat 3, hy zyne Ziele uitgeftort heeft in den dood, 3, met de overtreedets geteld is geweest, vee„ Ier zonden gedraagen, en voor de overtreeA 5 ders  enEEUWIGE BEHOUDENIS, n nxnjn poin rwa» bh*ü wan pi p«m • nrtfon -po ?y rwpflar nwn V rfro nansn btm rviro am idi *nop ejoi» -irn »an ^jk ■ bi wvs nnn ns q?d Map in *m •ini p?i • *?>w V n*?D nswn nKuur» roio nn»a« • ówi rfrnro nm* •mnxj *j V moDjn » de eerste „vraag is , op wien moet deze voorzeg,, ging toegepast worden ? —— Want de wyze NazareSrs verklaaren dezel„ ve, op dien Man, (ƒ) die te Jeru,, falem opgehangen ist in den laatften „ tyd van den Tweeden Tempel; die naar ,, hunne gedachten is, de Zoon va» den j» h°°g geloofden God , die een Lichaam in „ den buik van die Maagd heeft aangeno„ men, enz. — Maar Jonathan ben Uziel', heeft dezelve verklaard op den Mes- „ si as, die komen zal. En dit is j, ook geweest het gevoelen van onze ,, Rabbynen hunne gedachtenis zy tot 3, Zegen! in veelen van hunne Verklaa- ,3- ringen. Ook zyn 'er die het laatfte 3, vers van deeze Voorzegging , daarom ,3 zal ik hem een deel geeven van veelen, „ verklaard hebben op Moses. — En „ zoo (ƒ) Naamlyk Jesus den Nazareönei, dien hy op dezelve pag. in zyne verdere uitbreiding uitdrukkelyk met dezen Naam benoemt.  ia ISRAELS VERLOSSING „ zoo heb ik ook gezien eene Verklaar „ ring , die Rabbi Mofes bar Nachman „ over deeze Voorzegging gemaakt heeft, „ die dezelve toepast op den Koning „ Messias. En Rabbi Saadja Ha. „ gaon verklaart deeze geheele Voor- „ zegging op Jermia. Maar Rab- „ bi Salamon Jarchi, en Rabbi Jofeph „ Kimchi, en zyn Zoon Rabbi David Kim„ chi, pasfen deeze geheele Voorzeg„ ging, als uit eenen mond toe , op Israël. — En daarom dienen wy nood,\ zaakelyk in het begin der zaaien, eerst „ te weeten, den waaren zin van deze „ Voorzegging, op wien dezelve toege„ past moet worden" Eene vraag derhalve van *t uiterfte belang. Van wien zegt de Propheet dit? — Wie is hier het Onderwerp dat hier bedoeld wordt? Ja, eene vraag, die u te meer moet uitlokken tot onderzoek, daar niet alleen een groot verfchil is tusfchen de wyze Nazareërs en uwe Rabbynen, maar, daar zelfs uwe Oudfle en Nieuwe Rabbynen, zoo verfchillende in hunne gevoelens zyn ! —— Dezen pasfen deze Voorzegging toe op den Messias. Anderen op Jermia. Anderen op Moses. —- En anderen op Isuael. —- In welke verwarringen van gedachten moeten deze zeer verfchillende gevoelens u niet brengen ? Moet gy  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 13 gy dan zeiven niet vraagen, wat is Waarheid? (g) Wel aan Broeders! Geliefden om der Vaderen willeJ Wel aan, laaten wy onzydig en zonder vooroordeel, deze gewigtige vraag tot een grond leggen , de Schriften onderzoeken , en dan oordeelen, of uwe geleerde Rabbynen, dan, of de wyze Nazareërs, (zoo als R. Abarbanel dezelven noemt) den rechten zin van deze verheven Godfpraake getroffen hebben ? Zou de Propheet Jefaia hier van zich zeiven fpreeken? of door des Heeren knecht zich zeiven bedoelen ? Verre van daar. — Jefaia was van zulk een geringen oorfprong niet, zoo als hier van het Ötf. DER- GjO Moogelyk zult gy zeggen , „ al ftryden ,1 de gevoelens van onze Rabbynen nog zoo te„ gen elkander , moeten wy echter gelooven »"n oïrw nan iSni ft» „ dat zy beiden woorden „ van den leevenden God zyn , zoo als Rabbi „ Lipman in zyn boek Nizachan duidelyk aan„ haalt uit den Talmud, traét. Ecrubtm pag 13. ,, en zelfs nog by voegt minfl u'jjnjttr '»n Min *3 rxvvy msn «uS nyji nn »riK » Rabbi Levi ZQêl '• deze „ overleevering van onze Vaderen is in „ onze handen , Amoz en Amazia zyn „ broeders geweest" — Hy was ook geen voorwerp van verachting , zoo als hier van des Heeren knecht gezegd wordt, maar in tegendeel van Hoogachting en Eerlied. —— Hy is ook niet uit den lande dtr leevendigen afgefneeden, (h) noch met de overtreeders geteld geweest. — Hy heeft ook zyne Ziele niet gefteldtot een Schuldoffer, noch de zonde van anderen gedraagen, (Ji) De overleevering in den Talmud , naam■ lyk, „dat Jefaia door zynen Schoonfchoon Ma„ nasse, Koning van Juda, ten dood gebragt, en wei met eene Zaage in Jukken zou,', de gezaagd zyn, om dat hy gezegd had , en „ ik woon in het midden van een Folk dat on„ rein van lippen is, Jef. 6: S-" is zoo ongerymd , dat ik my fchaam dezelve woordelyk hier te plaatfen , en die zelfs door Rabbi Aben ' Esra is tegengefprooken. Hy zegt in zyne Verklaa*' ring van Jef. Cap. i: i. het allereenvoudiglie „ is, dat hy (naamlyk jefaia) in de dagen van „ Hl ski as geftorven is, want indien hy tot f. „ in de dagen van Ma nasse geleefd hadde, „ zou zulks hier èefchreeven zyn."  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 15 gen , noch voor de overtreeders gebe. den. —■ Hy heeft ook zulke hoogge. voelende gedachten van zich zeiven niet gehad , een man te zyn, die geen onrecht gedaan had, en in wiens lippen geen bedrog was. ~ Maar in tegendeel beleed hy voor den Heere, te zyn een man van onreine lippen, en die verzoening zyner zonden noodig had. Jef. 6. 5—7. — Trouwens, deze ftelling , heefc, zoo veel my bewust is, geen een van uwe Rabbynen tot nog toe in zyne Schriften laaten blyken. Daar blyft derhalve niets anders over, dan dat de Propheet, dit van iemand anders gezegd heeft. — Maar wie is die andere , dien de Propheet door des Heeren knecht hier bedoelt ? — Dit vereischt nader onderzoek. Rabbi Saadjaga Hagaon, (t) past deze geheele Voorzegging toe, op den Propheet Jermia. — Eene Verklaaring, die Rabbi Mm Esra&h zeer fraai aanpryst, en eenige overeenkomjlen, die naar zyne gedachten te vinden zyn, in de Lotgevallen van Jermia, en 't geene hier in deze Foorzegging voorkomt, in de volgende woorden opgeeft. .p-O VS3 ' D»31 D»U nrQjttl ' VTKOJ « ( O') Rabbi Saadja Hagaon, tot Hoogleeraar beroepen , naar de Academie te S üura , i„ den j jaare 4687, na de Schepping der Waereld, en 1 iareïrs ^ 9 M de telling der Na' P vers 9« Rabbi Saadja Hagaon 0 ver Jef. 32: v.15. Rabbi Slben Esra iver Jef. ia: v.15. Zemach Javid deel ag. 26.  I Jerm. i: 10. Jerm. i: 6. Jerm.18: lö. Jerm. ij 11. Jerm.4C ,6 ISRAELS VERLOSSING Wö^piü'TifiO rbnm 3D3 dj wiksJ ' npwi vn • *wtfi T^3 n'n PP '3 ï3T 3TO p *3 ' WM M"» ^n ■wa • ruua on*V ^p-1? ü»roD 3n ft ]rwr nwwtf innns V ffo zaZ veefc #«ïftfl«i befprengen. De zin " hiervan is, Hy, naamlyk J zal met zyn mond over veele Heide" nen propheteeren : zoo is 'er ook ge. fchreeven in den beginne van zyn boek " fziet, ik ftelle u ten dezen dage over " de Volken en over de Koningryken.) " _ Hy is ais een rysken voor zyn aange" zichte opgefchooten, want hy was zeer ' tong, toen hy propheeteerde. - En de Heere heeft alle onze ongerechtigheden " op hem doen aankopen, en hy heeft veeier zonden gedraagen, want zoo ftaat er ge" fchreeven, gedenk dat ik voor u aan" gezichte geftaan heb, om voor hen " te fpreeken, om uw grimmigheid van hen af te wenden. - Als een Lam " werd hy ter flagting geleid, zoo ftaat er " ook gefchreeven, en ik jas als een . Lam , als een Osfe, die geleid wordt om '"te flagten. - En wordt hier gezegd, Hy zal de magtigen als een roof deelen, dat ziet op de Reiskost en 't gefchenk : !' datNetoU^deoverfteder trawan„ ten, hem gegeeven had. Dan, wie moet zich niet verwonde-  enEEÜWIGE BEHOUDENIS, i ren, over zulk eene ongerymde ver klaanng van zulk een geleerden Rabb in Ifraei! -Ik zal maar kortelvk het vol gende aanmerken. hAI^" Wy Üe nig,e °°genblikken veron derftelien:, dat 'er in deze verhever; ■ Godfpraake , hier en daar, een Redeelu van een vers op Jermia toewpïï zoude kunnen worden; hoe maakfmen het tog met het overige en grootfte deel van deze Voorzegging? v„i?hYanneer is 'er tog in J<™ü vervuld he ,3 vers van Cap. 52.? Is hy wel ooit verhoogd, verheven, ja zeer hooge «. worden? of, zoude dezelve hierin vervuld geworden zyn, toen hy, na de verwoesting van Jerufalem , door Nebuzaradan , we? gens de waarheid zyner Voorzegging , in eere en achting werd gehouden? Was dit dan aai l?Hgr°0t! vfho0ging' 200 aIs ^er aan des Heeren knecht , met zoo veel na druk, beloofd wordt? b) Hoe kan 'er op Jerm ia toegepast worden het vyfde vers? Is hy dan Jerm a om hunne overtreedingen verwondet, en on] hunne ongerechtigheden verbryzeld?~En waar Jeest men dat de Jooden Jermia gejehfld zet'en' rr°mtre,ntzy ^enSfn zeggen , door zyne ftriemen is ons genee »nge geworden? Maar, boven ditïlea tm n dan, dS J°°den door dat lyde"; bekornapangedaan\^ met de Ch^ën bekomen, en is hun door zyne ftriemen geneemge geworden ? is dan niet doo? B de r i 1 Jermia (o.  ^EEUWIGE BEHOUDENIS, xc harte beproeft, laat rny , utE nT™ ht hen zien - Dan eens 1, * A.A K E v™ wet alken hunnen raad telt ^ 8E> f maak gEEne y*ft fop^ '* dood; bunne ongerechtigheid y end?uVNGE «irt uit van voor uw aannt ji M Zmd™ handel alzoo met ZTien £ «"^te; den Kerker gefloóten™, J* gen' en ^ hem Gods geduchte oordeden " gde hy Wat zeg ik» gin„ J°rdeeï«» met aan? verre, dat hy, in zvn i fFs niet ™o Zyner geboorte IV^o^^ ** zynen Vader de tydrn^ br ' T T TW» mond niet opdoen ? 2Wygen? * dat zyn door cte^ft^.toeoHy hy ais een ovSo^^ hy Zich> S» nar rrw» to» ron nnx • -p-ra !DDsy hsno • '131 i«o naai xiwi orvi qnr?Ê>Br alm man Havo / o-3-> y?p ey«r» on »3 / worvff avny rvn pro intno v u Sdd wwd rrnp ona nr p • liai dik 'J3 *wö w ron» d / ini'yö» inan»^ 103' Dan ivsp* w ■ Ton ronft w^na run» oabaS frfi* / orva O's^d nsD1? on»s ïnns'/bna 1133 01133 aw3 nfi ^>v iow» i« / irv?naa mv /lm on*? nfiiD niw '3-pnan nnn / orfo nswa vftnan •vmtia pin wwa woh» -hpkd , Ziet ww zai voorfpoedig zyn (/>). — Deze geheele afdeeling worde ge- " zegd op Israël in deszelfs ballingfchap. - En hy (naamlyk Israël) worde genoemd myn knecht, ge- , lyk gezegd wordt, maar gy Israël, ' myn knecht, gy -Jacob, dien ik ver. kooren heb. - De Propheet wil hier mede zeggen, ziet! 'er zal een tyd ko- „ men , dat myn knecht, nu zoo veracht „en verfmaad, zal voorspoedig " s, zyn Q>) Voorfpoedig zyn, zoo vertaald Kimchi het woord ty3«P  ïnEEUWIGE BEHOUDENIS. 27 „zyn, Hy zal verhoogd, verheven, ja „ zeer hooge worden. — Gelyk veelen zich „ over u ontzet hebben, gelyk zy zich ont„ zet hebben over uwe groote vernede„ ring ; en met recht hebben zy zich „ ontzet: want zy hebben gezien, dat „ zyn gelaat verdorven was, meer dan ie„ mands gelaat, en zyne gedaante meer „ dan anderer menfchen kinderen, enz. „ — Zoo zal hy veele Heidenen doen fpree„ ken. (0) Gelyk zy zich ontzet heb„ ben over zyne vernedering, zoo zullen zy „ zich ook ontzetten over zyne Heerlyk. „ heid,en zullen geduurig hier van fpree- ken. — Be Koningen zullen hunnen mond „ over hem toehouden, (r) De Koningen „ zelfs zullen zien , dat zyne Heerlyk„ heid eene groote Heerlykheid is, (y) „ die C?) Doen fpreeken , zoo vertaalt Kimchi het woord nJ_«; doch zonder grond. Ziet Jef. Cap. 63 : 3. daar het zelfde grondwoord voorkomt, en hv zelve bejprengen vertaalt. . Cr) Toehouden. De Taaïkundiee Kimchi merkt in zyne verklaaring aan, ywhx < nrrnD ]wh ixsp. «top' nSa Sr »vtunrfr erny arvm > nTJo m het grondwoord «3p' beteekent zomtyds opej »• „ nen, en zomtyds sluiten, en dat in heide » beteekenisfen dit woord, hier vertaald kan wor» dsn". (O Tot fiaaving hier van, beroept hy zich op » Jef. 62: a, DoSö , -JP1X D'U WH 1 *)dk pi ; Pm  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 20 iroty rvn p/^s rrow rrv vnruv-nn >oi ixn n1? p n»n n»n Hfo inw o*n mn/runa nero ruwe» nuo *ón - w Pïna ö'ioin irn / vnarm ■ cm »« D'TDin oti -vfc „™ «n^-rn erve ik • rvn et* ninfl ö Jfi nnDaai • n,«?jrf ^ v^ ni3 u, möo erts O'-inooa u»n / uaa 'ö'3' ™n mix ca'DKia „ ^ya? _ Dic 2u]]eQ d " 5,"Wie had zullen „ gelooven dat gehoor, het geen wv " ava"faande,hem, (naamlyk het Joodfche >, Volk) gehoord hebben uit den mond » ^r Propheeten, of uit den mond? d°e " ^ wTl ^Prookea Keft! " Z, Wy hebben het niet geloofd „ enz. — flfl„ WeB fc rfg » r«i geopenbaard ? gelyk hv aan hpl" » (naamlyk aan IfhJn Ln J u , m » Want a„ ■ i êe°Penbaard is ? voor zyn »» aan.  3o ISRAELS VERLOSSING „ amgezichte opgefchooten, en als eene wortel uit eene dorre aarde, dat is, nu is deze uit de ballingfchap opgegaan (t) „ Voor Gods aangerichte, datis, gelyk wanneer een rysken zoude opfchieten " uit eene dorre aarde, of wanneer een wortel van een boom of kruid zoude „ gevonden worden in eene dorre aarde, I' het een wonder zoude zyn, zoo zou., de ook een wonder zyn, zyn opgang „ uit de ballingfchap ! — hy bad jein ' gedaante. Zoo lang hy in de balling. fchap was , had hy geen gedaante „ of heerlykheid. — Als wy hem aan„ zagen, zoo was 'er geen geftalte. Als wy ,, hem aanzagen , had hy geen fchoone „ geftalte, maar gelyk een blinde, en af, fchuwelyker dan andere menfchen ; dat wy hem zouden begeerd hellen. Wy heb' ben hem niet alleen niet begeerd , maar " wy hebben ons zyner verontwaardigd. ' Hy was veracht, het is onnoodig te zeggen , dat wy hem niet legeerd hebben, ' maar hy was zelfs veracht in onze oogen en de onwaardigste onder de men" Telen ; hy was de allergeringfte , de allerflegfte onder de menfchen; of " men kan het ook verklaaren ,hy was de alleronwaardigfte,deverachtfte van de „ menfchen , die zich niet by hem wilden vervoegen, om gemeenfchap met 2) ncm (O Uit de ballingfchap opgaan! zegt Kimcni, is by wyze van verwondertng.  3 n i JermCap. 16' , ISRAELS VERLOSSING sm o*rtW n™ m «in» rvtoa uk nam/ wa o'n^n to '« iawa WK» * ^ 131 V^na Kim ' ">o««r inn » ^n dit zullen de Heidenen zeggen: krankheden op zich gfomen; ^ zoo ook alle de verdere uitdrukkingen, die aan ' dezeVykvorrnig zyn. -Dit zyn hunne ' SS Sto. - Niet dat Ifraël de zon' dender Heidenenwaarlyk zoude ge' draagen hebben ; maar zy zullen dit li fn hunne gedachten zich zeiven verbeelden. Wanneer zy m den tyd oer " ver osfing zien zullen, dat het Geloof, " dtl lfraef had vast gehouden, het waar" Geloof is, en het Geloof, dat zy "nSen wïgebouden, valsch is; en " dus zeggen zullen, immers hebben onze " S,™ lemen erflyk bezeten , en ydel- " j„„i,f0n rppTen i is dit zoo ! wat is „ gedachten zeggen » * r .., ■ j„ dan de oorzaak dat Ifrael m de bal" Hngfchap zoo veele finerten geleeden " heeft? immers is dit niet gefchied om " E zonden, wantzy hadden aan het " m*h% Geloof vast gehouden; maar " Tv, die vrede, rust, Rilheid en zeker" heid genooten hebben, hebben aan het " vdfche geloof vastgehouden : derhalve » de^ankheid en de fmerte, die op ons hadde behooren te komen , » op hen gekomen, en zy zyn geweest een RantToe» en Verzoening voor ons! ~  Pf. 116: 9» 35 ISRAELS VERLOSSING selvk 'er gefchreeven Raat: ik zal ^ landelen voor het aangezochte des Heeren in den lande der leevendigen. En men " kan het ook dus verklaaren: want hy " werd in de ballingfchap, in waar! heid gerekend, als of hy uit den lande der leevendigen was afgefneeden, en hoe hadden wy zullen denken, dat hy nog zulk eene Heerlykheid als deze zou hebben? - Om de ongerechtigheid myns volks is de °P h'm fe' Jeest. Dat is, dit za ieder yolk afzonderIvk zeggen voor zich zeiven, dat we" gens zyne ongerechtigheid, deze plaa" fe op hem, naamlyk op Ifraël, gekomen is, en niet wegens hunne eigen " ongerechtigheid. - En men heeft zyn " vïf ty den godloozen gefield. Dat is, " |v hebben hem in de ballingfchap ge" dood , gelyk men de boosdoeners " met den dood ftraft over het kwaad " Tat zy gedaan hebben; doch hy heeft geen onrecht gedaan, noch bedrog « » mond zeweest, maar zy hebben hem " 7loïTals of hy hadde kwaad gedaan, en hebben hem geteld met de godloozen. - En de reden waarom 'er „ ftaat \m en hy heeft gegeeven, is, om dat hy zich zelven heeft overge" geeven tot den dood: want zy zoui: den hem vrygelaaten Rebben, indien " L zyne leer had verloochend , en " tot hunne leer was omgevallen, maar ',;hy-heeft zich zelve* overgeleverd  ■«■EEUWIGE BEHOUDENIS. 3r » tot den dood, en heeft zyne leer niet " S°dChend; enin dGZen zin w" » gezegd, muventwüïewordenwydenga» „ jehen dag gedood. - En de zin van de n woorden , en hy is by den rykenln den „ dood geweest, is deze, want ook den » hebb™ zy gedood, wegens zvï "2*^? hVs niet gedood* wegens m eemg kwaad dat hy gedaan 7™ Kï - ben maar alleen w^gCTen2?^ " *e°hy bezat.- En 'de reden waarom' » er ftaat rf»lD3 in de d00den, in " hhXumeT°udig ^etaI' is> want zy S r ; fommi1gen «ebben zy m-. » fommjgen hebben zy yermoord ,* en fommigen hebben zv ^LmW 1' » tot dit alles hebben zy zich 2*vï » overgeleverd, om den naam van den „ eemgen God! - Doek het behaagde del » Heers hem te verbryzelen, hyheeftheZ „ *r«* DatiSjWy zien in tvn^ » finerten en lyden in de balJingf^ /ee » ne reden , dan alleen het weletaZ^'s » ^«"w want hy heeft vastgehouden „ is, en heeft zich voor dezelve over „ geleverd tot den dood: DuS zien wv " ëJln lGde? Van ^ Jyden , dan anee7 " den 7 hCAfC *> °nder?aan om zyné zon! li S—est31 om iet felfem, begr^n wyntt C 3 „ enz. K 44: «3.  Zaeh. Cap. 10. vers 8. Jefaic Cap. 65 vers 32 38 ISRAELS VERLOSSING enz — Als hy zyne Ziek tot een fchuld" offer' gefield tal hebben. Dat is, maar dit zien wy,dat hy een goede vergeldingont" vangt, wegens het kwade dat hy ge" leeden heeft; heeft hy zyne ziele gefteld in de plaatfe van een fchuldoffer, nu zal hy veel Zaad zien, gelyk " de Propheet Zacharia op hen voorzegd heeft, en zy zullen vermenigvuldigd worden gelyk zy te vooren vermenigvuldigd " waren — En hy zal de dagen verlengen, , " gelyk 'er in dit boek gezegd wordt, de . !! dalen myns volks , zullen zyn als de da9' gen eens booms. - En het welbehaagen des Heerenzal door zyne hand gelukhglykvoord'! aaan. Dat is, het is des Heeren welbehaagen geweest om hem in de ballingfchap te ! verbryzelen, maar deze vergelding zal door zyne hand gelukkig voordgaan , want het is ook het welbehaagen " des Heeren, om hem te vermenigvuldi" gen, en aan hem zeer wel te doen. Waarop hyeindelyk den Heere fpreekende weder invoert , in het elfde en twaalfde vers. Daar hy in zyne verklaaring laat voorafgaan , jxD "iy tot hiertoe , zyn het de woordenderHziDE, nen, maar van hieraf aan en verder,zyn ''het de woorden Gods." — En die hoofdzaakelyk naar zyne gedachten in zich behelzen, „ eene belofte, omtrent de groote vergelding, die Ifraël op zyn lyden „ in de ballingfchap te wachten heeft met de  emEEUWIGE BEHOUDENIS. 39 „ komjte van den Mesjias." Ziet hier weder zyne eigen woorden. / ^t)3 wna • ia paa^ ais run» nai^a /•ant?» Kin 'nap /a>yb nar trrsi / npnsn nVnna uiaat? Saa nn pan h^d *a awasy ioa / mms r«nï/»jiiRVT ö^a »a airoi/b n« /n rix mm pus n»ni? VtaeP »nay airot? iaa / a»an d»u inms rnx* Vk ntyai pv na«i aan a»ojr ia*?,-n varna unvi apr *n>?K n»a toi h -n wpiso Kin / •j-ab» Kin onum • >u? nw inpnsa *a /a^un ni:ir viaa» f31? -d'uS i^sk a^a aioi taiW pn q'own q»3t /. a*ana f? p^na ?k ïofr* iKia> awi /juai ju ^DKl K»3JH WT3Ï nDXty 1D3 / o^PVY am3i é]D3i 3nr 3'aa a>un Va >n ma1? mrn -wn nnn 1* n>n» nn / arv? o'iin T3 nrva1? iaw noiai / ib^j nwi / nrn maan ^a ^ rm / nvaa nnn ajsji / inpto maa nnn ajiaa aiöi ju ^n Va a&> mïa'p / i&>5i > wöj ma1? mm ~\m nnn. airo^ ïoa a'an not^ Kim / njaj avira r\m Wöna n'n asiwi • y»je> / m2 ♦vni / ia awis ynv Dy»ian -wa c 4 »pao David Kimchi over vers 11 erna.  4 l i ! Jerm, Cap 31: 32. JJWp- V 3- .0 ISRAELS VERLOSSING m& 1D3 / a,1D ^P39 ui as? 5» o« <*OT flrtó<* z?wer zie/e* ■Dac i5' om het verdriet zyner ziele dat hy in ! de ballingfchap geleeden heeft,zal hem deze vergelding zyn, dat hy het zal zien en „ verzadigd worden: dat is te zeggen, hy n zal het goede zien, waarmede hy zal „ verzadigd worden. Door zyne „ kennisfe zal myn knecht, de Rechtvaardige, veelen rechtvaardig maaken. Dat is, m y m 'knecht, naamlyk lfraël , gelyk wy „ reeds gezegd hebben in het begin van „ de afdeeling. En de zin van IfilH? „ door zyne kennisfe, is deze, gelyk 'er ge„ fchreeven ftaat, want de aarde zal vol „ kennisse des Heeren zyn; en gelyk „ 'er gefchreeven ftaat, want zy zullen alle my kennen ; en dus is dit de zin; myn knecht lfraël, die rechtvaar., dig is en den Heere kent, zal door zyne kennisfe veele Heidenen tot rechtvaardigen * maaken, gelyk 'er gefchreeven ftaat, en „ veele Volken zullen heenen gaan, „ en zeggen , komt laat ons opgaan tot den „ berg des Heeren, tot den huize des Gods „ Jacobs, op dat hy ons leere van 5, zyne wegen enz.— Want hy zal hunne „ ongerechtigheden draagen. Dat is, hy zal „ door zyne Gerechtigheid draagen de „ Ongerechtigheid der Heidenen , want door „ zyne Gerechtigheid, zal zyn de vrede „ en het goede in de Waereld, zelfs ook ., onder de Heidenen. — Daarom zal ik hem  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 4* „ een deel geeven van veelen: dat is, de veele „ en demagtfge zynGoo en Magog, „ eri de Heidenen die met hem tegen „ Jerufalem zouden optrekken, gelyk de „ Propheet Zacharia gezegd heeft: „ en het vermogen aller Heidenen rondomme „ zal verzameld worden, goud, zilver en kleede. ,, ren, in groote menigte: en dit zal hem zyn „ tot eene vergelding; in plaats „ dat hy zyne ziele in den dood uitge„ ftort, en zich zeiven in de balling. „ fchap, gewillig in de hand der Heide„ nen overgeleverd had , zal hem alle „ deze Heerlykheid zyn; hun geld zal „ zyn in de plaatfe van zyn geld, dat zy 5, hem hadden afgenomen, en hunne zie. „ le in de plaatfe van zyne Ziele; want „ daar zullen zy dooden het gantfche „ heir van Gog en Magog, gelyk 'er „ gefchreeven ftaat, om dat hy zyne Ziele „ uitgeftort heeft in den dood, en met de overj, treeders is geteld geweest, en hy veeier zon„ den gedraagen heeft, en voor de overtreeders „ gebeden heeft: dat is, en nogtbans heeft hy „ voor de overtreeders, die zich aan hem „ bezondigd hadden, gebeden, en voor ,, hun gefmeekt, dat hun land gezegend 3, mogt worden, gelyk 'er gezegd wordt, 3 „ en zoekt den vrede der Stad, waar hee- Z" „ nen ik u gevangelyk heb doen wegvoeren, „ en biddet voor haar den Heere , enz. Ziet daar, de breedvoerige verklaaring van dezen zeer beroemden Rabbi, woordelyk in haare volle kracht en nadruk, zoo veel my doenlyk was, u voorgefteld. C 5 r-Eene Zach. :ap, 14: [4. 'erm. ip. 29 ü  4s ISRAELS VERLOSSING —Eene verklaaring,die naar zyne gedach.' ten zeer fyn gefponnen is, en waardoor hy zyne geleerdheid boven alle de andere Rabbynen ten toon gefpreid heeft. — Ja, eene verklaaring, gelyk ik reeds gezegd heb, die uw harte geheel en al inneemt, en in de hoogte doet opzwellen, wegens den gelukkigen en heerlyken ftaat, dien gy met de komfte van uwen nog verwachten Mesfias, met zoo veel blydfchap te gemoet ziet! — „ Dat de „ Heidenen zich dan zullen moeten „ verwonderen over uwen gelukftaat, en ,, zulk eene ootmoedige fchuldbekentenisfe, „ tot hunne eigen fchande, en uwer „ Rechtvaardiging openlyk zullen afleg„ gen , dat alle fmaad, fmerte, onder„ drukking, berooving van goederen, ja „ zelfs de Marteldood , door u in de „ ballingfchap zoo lydfaam ondergaan, „ niet veroorzaakt zyn om uwe zonden, „ maar om hunne zonden, en dat gy „ een Rantzoen en Verzoening voor hun „ geweest zyt" En , met hoedanige reikhalzende begeerte ftaroogt gy niet, op die groote vergelding, die gy te wachten hebt, om alle de fchatten, zilver, goud en kleederen, van Gog en Magog en alle de Heidenen , als een roof eens te zullen deelen , als eene vergelding voor uw fmertelyk lyden , hier in deze ballingfchap ondergaan? Dan, laaten wy by deze verklaaring nog eenige oogenblikken bly ven ftil ftaan, en zien of dezelve niet van allen grond ontbloot  bnEEUWIGE BEHOUDENIS. 4j bloot is, en denzulken onder u, die het waarlyk te doen is , om de waarheid te onderzoeken, de waarheid te verftaan, en naar waarheid te oordeelen, voldoen kan? —- Laaten wy tot dit einde onderzoeken, eerst, den grond, waarop deze geheele verklaaring rust; en dan de verklaaring zelve. A) Vooreerst, de grond, door dezen geleerden Rabbi gelegd, waarop hy verder zyne geheele verfierde verklaaring gebouwd heeft, is deze ftejling, „ dat door des Heeren knecht, die „ verftandiglyk zal handelen , en verhoogd , „ verheven , ja zeer booge zal worden, vol„ gens Cap. 52: 13, en die nader ge„ noemd wordt des Heeren knecht, de Recht. „ vaardige, in het elfde vers van dit 53 „ Cap., IsRAëL, het Joodfche volk be„ doeld wordt; en dat derhalve, dezege„ heele afdeeling op lfraël, dat, nu in de ,, ballingfchap , evenwel zulk een hoo„ gen en verheven gelukftaat nog te wach„ ten heeft, moet toegepast worden". Dan, vergunt my, geliefde Broeders! dat ik u vraage, is dit geen Zandgrond? waar op rust tog deze Jlelling ? welke zyn de bewysredenen,die deze geleerde man bybrengt, om zyn gevoelen te ftaaven? of moet men flegts door een blind geloof, zyne woorden, niet als de woorden van een mensch, maar als woorden van den leevendigen God aanneemen? Ik erken volmondig, datlsRAëi., om dat  44 ISRAELS VERLOSSING dat God dit volk, uit alle de volken der aarde tot zynen dienst had afgezonderd, met dezen fierlyken Eertytel, in de Heilige Schrift nu en dan van God benoemd wordt, myn knecht. Maar dit moet men naauwkeurig in het oog houden, dat 'er doorgaans, of in het meervoudig getal ftaat v^dj? myne knechten; of dat 'er onmiddelyk in de voorgaande verzen uitdrukkelyk van lfraël, in het meervoudig getal gefprooken is ; of 'er wordt ter nader verklaaring, het woord IsKAëL ofjACOB, uitdrukkelyk bygevoegt. — By voorbeeld, zoo leezen wy Lev. 25: 55, wfl' t de kinderen Ifraëls zyn myne Dienstknechten, enz. —— Zoo leezen wy Nehem. 1: io , zy zyn tog uwe knechten en uw volk dat gy yerlost hebt. — Zoo leezen wy Jefaia 41; 8. Maar gy IsRAëL, myn knecht, gy Jacob, dien ik verkooren heb. — Zoo leezen wy Jefaia 44; 1. Maar hoort nu myn knecht Jacob, en IsRAëL, dien \ik verkooren heb. Ziet verder vs. 2. en Jerm. Cap. 30: 10, Cap. 46: 27. — Maar ik heb geen eene plaats kunnen vinden, waar, zonder eenige byvoeging , alleen in het een voudig ge tal ftaat , *n?P myn knecht, in een verzamelenden zin, IsRAëL zoude kunnen bedoeld worden, maar doorgaans wordt 'er door verftaan de Messias. — Menigvuldige plaatfen zoude ik tot ftaaving hier van kunnen bybrengen, dan laat  bnEEÜWIGE BEHOUDENIS. 45 laat ik alleen deze eene aanhaalen , die ten vollen deze ftelling bevestigen zal.—. Zoo hoofen wy den Heere zeiven fpreeken: ziet myn knecht dien ik onderjleune, myn uitverkooren in welken myne Ziele 1 een welbehaagen heeft. Zou hier , door des Heeren knecht, in een verza~ meienden zin, Israël bedoeld worden? — Dit ontkennen zelfs uw eigen Rabbynen. De Targum Jonathan ben Uziel zegt in zyne uitbreiding over dit vers H3P NH » Ziet myn knecht, dat is „ de Messias". — Rabbi David Kim- i chi, verklaart dit ook op dezelve wyze. ' • '131 rwan 'pn ro / mv \n » zut i „ myn knecht, deze is de Koning Mes- 1 „ si as enz." —— En nog nadrukkely. Jc ker is Rabbi Abarbanel over deze plaats. ^ — Ziet hier zyn eigen woorden. — fl«TD»BnfiÖW'-,131 D *jDriN H3P ffl "b uw pwni / "?*n»» 'p»*w "79 nensn o orro» "in tto na *bs t ïwvö n*iro 4 Bn»3 Dm3K Til / ani3 pK ■dik rrn vssy Site / **'3jn nrm riw *?3» rwui • naui 13 «ia? jn owiarw im KVoHuoa ism D»a3nn m3Drr '03 DenD? ")#3x wa!7a n^Nn m n*aa "7Ki^> -j^a V '3 / rnty*n • 'Dl „ Ziet myn knecht, dien ik onderfleune enz.— Zommigen verklaaren deze af9> deelingopdeRechtvaardigen onder Jefaia -ap. 421 [. Tar* 'umjo' iathan n *' Da. •ia" 'Cimchi ver Jef. 2: I. Rabbi ibar. anel ver Je£ I: i.  46 ISRAELS VERLOSSING „ der IsRAëL. — En onze Rabbi Saad„ ja Hagaon, volgens het zeggen van „ Rabbi Abraham Aben Esra, past dezel„ ve toe op Cores; en Rabbi Abraham „ verklaart dezelve op den Propheet „ Jesaia, dat hy op hem zei ven zou ,, gezegd nebben, ziet myn knecht dien ik onderfteune enz. — Maar het blykt, dat alle deze WyzenMVT blindheid ge„ slagen zyn geweest, en niet ge„ zien hebben, dat alle deze verzen, naar den 5, rechten zin onmogelyk anders kunnen ver- klaard worden, dan alleen op den Koning „ IsRAëLS, uit den huize Davids", enz. . 'T geen hy verder met kracht van redenen betoogt, en eenige regels laager in zyne verklaaring uitdrukkelyk nog by voegt, n'^DH inil En deze is de Messias. Oordeelt nu zeiven, of de grond door Rabbi David Kimchi gelegd, „ naam„ lyk, dat in deze verheven Godfpraak, door des Heeren knecht, die verftandelyk „ zal handelen, verhoogd, verheven, ja zeer „ hooge zal worden, en die in het elfde vers, 5, des Heeren knecht, de Rechtvaardige, ge„ noemd wordt, Is ra ëL in deszelfs balling. „ fchap bedoeld wordt", niet een Zand. grond, en van alle waarheid ontbloot is? »— Daar immers hier, zonder eenige byvoeging van het woord Jacob of IsRAëL, alleen in het eenvoudig getal Raat "129 myn knecht. De eenige plaatfe die tegen deze myne Jlel-  bnEEUWIGE BEHOUDENIS. 4v ftelling zoude kunnen ingebragt worden, is Jelaia 42: 19, alwaar de Heere vraagt, me is blind dan myn knecht? en doof gelyk myn bode dien ik zende? wie is blind gelyk de volmaakte? en blind gelyk de knecht des Heeren? daar immers ook zonder eenige byvoeging, alleen maar in het eenvoudig getal ftaat '-qy myn knecht, en waardoor echter buiten allen tegenfpraak, niemand anders dan I s r a ë l bedoeld kan wor. den ? Dit ftem ik volkomen toe. — Dan ik zal alleen vraagen, blykt het niet duidelyk uit het voorgaande 18 vers, dat IsRAëL in het meervoudig getal met den naam van Doove en Blinde wordt aangelproken ? Ziet hier alleen de verklaaring van Rabbi Salomo Jarchi •"iDix ton ^nar» ty>D*-wni n-annn „ gy doove en gy blinde, dit zegt hy (naam,, lyk de Heere) op Isr AëL".- En dus ipreekt het ook van zeiven , dat in het daarop volgende .9 vers, alwaar de Heere aan dat zelve onderwerp , zoo even met den naam van doove en blinde aangebroken , deze vierledige vraag voorftellende, wie is blind aan myn knecht? en dooj gelyk myn boode dien ik zende? wie is blind gelyk de volmaakte ? en blind gelyk de knecht des Heeren?ook niemand anders dan IsRAëL , door des Heeren knecht bedoeld kan worden. £ene vierledige vraag, die zeer nadrukkelyk is, om deze doove enblinde, naamlyk Isracl, de verre»  4' re iy m bi k< v< d< ei W V II d I I r I 1 ( 1 1 1 Pf. 14?: 19. 20. ! ISRAELS VERLOSSING gaande grootheid en onverantwoordeirtieid van hunne geestelyke doofheid en ndheid, met nadruk onder het oog te engen; dat 'er geen volk onder alle vol■n der aarde, zoo doof was als deze doo. en zoo blind was als deze blinde. Laat ik hier, ter nadere toelichting van 'zeviERLEEDiGE vraag, die in den ;rilen opflag zeer donker voorkomt, by yze van een korten uitflap, alleen het algende aanmerken. * De eerste vraag, die de God van 'raël aan deze dooven en blinden doet, is eze, wie is blind gelyk myn knecht? — a wat opzicht IsrAëL nu en dan des leeren knecht genoemd wordt , heb ik eeds als met een vinger aangeweezen. /[aar hier vraagt de Heere ter hunne, .efchaaming, wie is blind dan myn knecht? Blind! door onkunde, vooroordelen en bygeloof. Blind! omrent de Teekenen en Wonderen onder len gewrogt. Blind! omtrent de jeloften, de voorzeggingen , de Leer jer verzoening, en het Koningryk Gods. Blind, omtrent den ganfchen rchaduwachtigen Godsdienst, en de ware Godsvrucht. - Met een woord, Blind omtrent God , Vorst Meshas, en zich zelveni Welk eene onverantwoor¬ de! vke blindheid van lfraël ,desHeeren knecht! aan wien hy zyne woorden, rechten en inzettingen bekend gemaakt heeft, dat hy alzoo aan geene volken gedaan heeft. En zoo was het, helaas! niet alleen gefield BIN  enEEUWIGE BEHOUDENIS. S3 Propheeten en Rechtvaardigen begeerd hebben , te hooren en te zien, maarniet gehoord en gezien hebben. - Zy hebben gehoord, volgens de Goddelyke voorzegging, de stemme des roependen in dewoestyne, bereidt den weg des Hee. ren, maakt recht in de wiidernisfe eene haane voor onzen God. - Wat zeg ik! zv heb ben gehoord uit den mond van Forst Mes' Jtas zeiven, dat zalig Evangelie,die blyde ' boodschap den zachtmoedigen verkondden den gevangenen vryheid, en het Jaar van hét welbehaagen des heeren uitroepen. . - Zv hebben gezien, een grootLicht' Een hcht, met alleen om hen te verlichten > maar ook een licht tot verlichting der Heidel ' nen! het waarachtige licht, een iegelyk « menfch verlichtende, komende in de waereld. — Zy hebben gezien , de Heer- *llnuIDi ?uS-, ^££ren geopenbaard ! 5 eene Heerlykheid als des Eeniggebooren van den Vader vol van genadfen waar rV$\ li y hebben Sezien vo,gens de S nï nï*" voorzeë8™ë, zyne verbaazende wonderwerken. De oogen der Min J aen en de ooren der dooven werden geopend' 8 de kreupelen fprongen als een hart! endetongen zv £TT^htm! - En wat hebben gotha^ de Zon werd verduisterd! de Aarde beefde ! öe Steenrotfen fcheurden! en de^raaven werden geopend! — Laat 7c nL, maar n°S °y^egen: wat hebben zy net gezien zelfs in den Tempel?Tp? yoorhangfel fcheurde in tweeën van boven D 3 tot Jef. 40: 3- i en a. ^/ 42: fef4o: ■f-35: en d.  jenEEUWICE BEHOUDENIS. 5-5 van deze vierledige vraag , die in den eerften opflag zeer donker voorkomt, breedvoeriger hebbe uitgeweid, dan ik zelf in het eerfte gedacht heb; mogelyk zal het voor dezen of geenen nog aiuttig kunnen zyn. Ik herhaal dan nogmaals myne vraagt •oordeelt zelf of deze aangehaalde plaats ait Jefaia 42, als eene Tegenwerping omtrent myne ftelling bygebragt kan worden ? daar immers uit het voorgaande 18 vers , waar Is ra cl in het meervoudig getal met den naam van doove en blinde wordt aangefprooken , duidelyk blykt, dat door des Heeren knecht in het daarop volgende 19 vers, ook ntemand anders dan Israöl bedoeld kan worden. Maar heeft dit plaats in deze onze verheven Godfpraak? daar dezelve (gelyk wy dui* delyk hebben aangeweezen) als eene nieuwe af deeling begint, met het 13 vers van Cap. 52 , en daar alleen ftaat zonder eenige by voeging, in het eenvoudig getal ziet myn knecht zal ver- ftandiglyk handelen enz. : wat bewys van reden heeft men dan om te kunnen beSoogen, dat hier, door des Heeren knecht, in een verzamelenden zin, IsRAëLzou. de kunnen bedoeld worden? Maar boven dit alles, deze aangehaalde plaats uit Jefaia 42 vers 19. kunt gy althans , Abrahams kroost! tot wien ik TOornaamlyk nu fpreek, niet bybrengen D 4 als  5o ISRAELS VERLOSSING naamlyk fpreek, deze plaatfe uit Jefaia 41 vers 19 , niet kunt bybrengen als eene tegenwerping omtrent myne Helling, daar immers uw Rabbynen , en vooral Rabbi Abarbanel, dezelve niet op Israël, maar op den Propheet of Propheeten toepasfen. — Dan laat ons verder gaan. B) Ten tweeden, het geheele verfierde Gebouw door Rabbi David Kimchi op dezen Zandgrond tot zulk eene hoogte opgetimmerd, maakt wel van verre, voor ongeoefende zinnen eene fraaije vertooning, maar hetzelve wat nader van naby befchouwende , ontdekt men wel ras, dat het zeer waggelende ftaat, en dus op den eerften aanval van onderzoek, geheel en al moet inftorten. — Welaan , laaten wy wat nader toetreeden , en de proeve hier van neemen. 1) Vooreerst. De geleerde Kimchi, „ voert in de eerfte drie verzen, „ de Heidenenfpreekende in, als over,, ftelpt van verwondering in den „ tyd der verlosfing, over den hoogen, ver„ hevenen, ja zeer hoogen gelukftaat van het „ Joodfche volk, dat in hunne tegenwoor„ dige langduurige ballingfchap,zoo ver„ acht, verfmaad , en verdrukt is ge„ weest; waaromtrent de Heidenen „ dan in verwondering zouden zeggen, „ wie heeft geloofd! wie had zul„ len gelooven dat gehoor, het geene wy aan„ gaande bem gehoord hebben uit den mond der „ Pro-  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 61 Propheeten, of uit den mond van anderen die ,, in hunnen naam gefproken hebben ! wy „ hebben niet geloofd, het geene su met ,, onze oogen zien"! enz. — Dan, laat ik alleen deze volgende vraagen voorftellen. I) De eerfte vraag is , welke zyn de bewysredenen, die de geleerde Man voor deze zyne Helling opgeeft, waarom hy de H eidenen fpreekende invoert, en deze overftelpte verwonderende taal in hun mond legt ? hiervan vinden wy niets in zyne verfierde verklaaring; het is alleen eene ftelling naar zyn eigen goedvinden zonder eenig betoog: en is dit voldoende voor een onderzoeker der waarheid? —. Mogelyk zult gy hier tegen inbrengen , dit blykt immers duidelyk uit het laatfte vers van het 52 Cap., waar de Propheet van des Heeren knecht uitdrukkelyk zegt, dat hy (naamlyk lfraël) zal veele Heidenen doen fpreeken: en wat zouden zy fpreeken ? immers deze verwonderende taal die'eronmiddelykopvolgt,wie heeft geloofd? enz. — Dan, waar komt ooit het grondwoord r\V afkomftig van nn in de Heilige Schrift voor, dat men fpreeken of doen fpreeken zoude kunnen vertaaien? laaten de taalkundigen onder uwe Natie zeiven hierover oordeelen. —En vertaalt niet Kimchi zelf, doorgaans, het zelfde grondwoord doorbefprengen? zie alleen zyne verklaaring over Jefaia Cap. 63: 3. II) De tweede vraag is, wien be-  62 1SRAELS VERLOSSING Rabbi ylbarianeïover Joel 2: 17- bedoeld Kimchi door de Heidenen , in zyne verklaaring? als hy zegt, / ft* T1DK* Dffl j'DKH 'O jj dit zullen de Heidenen zeg- „ ge», wie heeft geloofd" ? — Bedoelt hy niet door de Heidenen, de Nazarecrs 5 naamlyk de Christenen ? Trouwens , dit blykt klaar uit den geheelen inhoud van zyne verklaating; de tegenswoordige langduurige ballingfchap van lfraël, alwaar zy zoo veel hoon en fmaad moeten ondergaan , is immers niet onder de H e idenen , gelyk voorheen in de Babylonifche gevangenisfe plaats hadde, maar onder Dyrc fi7378de Heerfchappy van Edom y zoo als Rabbi Abarbanel duidelyk zegt in zyne verklaaring over Joël a : 17. n*nn? in?™ \r\r\ ^ m37 tosk 'k •p-wn nïwn 7y dk o i dw oa VroV •om »t3 nsw in urm -hpk nrrr De woorden, en geeft uwe erffenisfe niet „ over tot een fmaadheid, dat de Q»U H e i„ denen over hen zouden heerfchen, kun- nen niet anders verklaard worden, dan }) alleen op deze langduurige ballingfchap, j, •waarin wy tot fmaad zyn , in het geweld van Edom". — En wie wordt door Edom in uwe Rabbynfche Schriften anders bedoeld dan de Nazareörs? — De zoo evengenoemde Abarbanel zal dit nader bevestigen: daar hy in zyn boek  ehEEUWIGE BEHOUDENIS. 6> boek nyi5y> Mefchmia Jefchua (v uitdrukkelyk zegt rnn »jöd öW anp7 rvn wiw >jn -jdw rtttacni niaianp >sfrhwy mn dun 'ja Ohvur? •'Di gte^d öwajn om» 123» „ Dat is, en in der waarheid, ik ze? „ dat hetbillykis, dat de NAZAREëns „ wegens hun leer en geloof genoemd „ worden kinderen Edoms en het zaad „ van Efau, nademaal de Propheeten de „ volken genoemd hebben naar hunne j, werken",enz. — En een weinig verder laat hy volgen o*omw pünn ana 173p non 7.W J-lK4? d»J3!y Vn? 1 *aun pw» ruiDx qow 7y ruwtn i»n Dup-nn 'D'd a»7iaM önvna »3 pVi /o»7btt >{yjx7 Dnannoï»an Gni33 vTa7m »iifun w top nt« insi Dnx pK7 i37n o»Vwd 'Dma iDniN ïovianty iy öwikti *npj f37i / a»ann i3&>aj orvmai n73pB> nawn dbq ovw 073 pflD • mt\ njiaan ruiBun 73k /137a pa-in nr ma ^ / i7ïx i^apo mn -om mi •onn q»dti nana isaa vn« nsn GO Gedrukt te vfmfterdam, in quarro, in dén Jaare 540? na de fchepping der Waereld, dat iï, in den Jaare 1647 na de telling der Nazareën, \ 1 Mafch* mia Jefchua pag. 19. Col. 3. Mafchi mia Jefchua pag. 20. Col. 1.  6+ ISRAELS VERLOSSING , Rabbi Mofche bar Nachman (y) heeft ' gefchreeven, dat de Edomiten, ' welke nabuuren waren van het land Ifraëls, de eerste waren die het geloof " aan Jefus den Nazareëner hadden aange" nomen: nademaal zy , van de ty ! den Hyrcanus, toen zy zich hadden laa!, ten befnyden , geduurig met de in! wooneren van Jerufalem verkeerden: ' weshalven de Apostelen en de Leerlingen " van Jefus den Nazareëner, uit Jerufalem vluchtende , gingen naar het land Edom, en overreeden de Edomiten, zoo !! dat zy eindelyk hen tot hun geloof, oi ! Godsdienst gebragt hadden , denwelken de Romeinen hebben na gevoled; en yDnn «TH;-, ^ n»tM?n y Vu?' ^po 3>Esav} (naam- j> lyk (ff) Nhachon, gefchreeven door Rabbi Lipman, en gedrukt te Amfterdam, in duodecirno, ib den Jaare 5469 na de fcheppinge der Wi£Ji:*p>" ^-^ C«0 Toledoth Jizchak , gefchreeven door Rab- Ey Rabbi Lipman Nizapag. 85. No. 272, Obadja 1: 8.  Jalkut Schimoni over de s boeken Mofes pag. 276 Col. 4. No. 885. Jaïkut Chadaschpag. 19. Col. 4. No. 15. 74 ISRAELS VERLOSSING „ lyk de Nazareërs) is die groote onop„ houdelyke vyand van geheel Kraël, tot „ dat de Mesfias komen zal". — En dat is ook de reden waarom uwe Rabbynen, deze langduurige ballingfchap, in hunne Schriften uitdrukkelyk ook noemen ityp Hili ie Efauietfche ballingfchap. Ziet dit in het boek Jalkut Rubeni Hakaton, No. 11. c) Zoo leest men in het zoo even genoemde boek Jalkut Schimoni , over de vyf Boeken Mofes, de volgende woorden, • ppV? tf?irn nia-s» / ywn » °p dien „ tyd, wanneer lfraël zondigt, worden de „ volken der Waereld geftraft . — En in den Jalkut Chadasch Qli) onder den tytel Umath Haolam wordt het volgende hierby gevoegd p j^irV *T\ tyfr \nw niown j'inv vn ^ •KBn» KVty bin&'D in» Safe a»*W „ Rabbi Jehofchua de Zoon van Levi heeft „ gezegd, indien de Umoth, de volken „ wisten, dat zy gestraft wor„ den, wanneer de Ifraëlieten zondi„ gen, zy zouden by ieder Ifraëlit twee „ Wachters Rellen, om hen te beletten, ' „ dat (MO Jalkut Chadasch, gedrukt te 4mjïeriam, in quarto, in den Jaare 5419 na de fcbeppinge der Waereld, dat is, in den Jaare 1658 na de telling der Nazareërs.  01 1795 6912 UB AMSTERDAM  •Z S JR. A. M JL S VERLOSSINGE EN EEUWIGE BEHOUDENIS.   APPROBATIE. De ondergefchrevenc Profesforen in de H. Godgeleerdheid, op de Hooge School te Utrecht, hebben, zoo veel hunne bezigheden toelieten, geleezcn 't Werk van den Wel Eerwaardigen zeer Geleerden Heere Cbristiaan Salomo Duitsch , Predikant te Mydrecht , genaamd , Jesciiugnat I s r a ë l, of, Israè'ls Verlosfmg en Eeuwige Behoudenis, en daar in niet alleen niets gevonden 't welk zoude ftrydig zyn, met de Formulieren van eenigheid, in de Gereformeerde Kerken dezer Landen aangenomen; maar ook veele blyken aangetroffen van 's Mans ervaarenheid in de Joodfche Schriften, en bedreevenheid, om uit dezelve, de vooroordeelen van die Natie te wederleggen, en de waarheid van den Christelyken Godsdienst te bevestigen. Waarom wy hetzelve met genoegen goedkeuren, * 4 wen-  APPROBATIE. wenfchende over 't zelve, zoo wel als over de verdere poogingen van den Wel Eerwaardigen Opfteller, om de waarheid van den Christelyken Godsdienst den Jooden aanneemelyk te maken , Gods dierbaarften Zegen. Gedaan te Utrecht den 18 Maart 1793. Gisbertus Bonnet S. S. Th. D. & P. O. S. Rau, Theol. Dott. Theol. Typ. et Exeget. Prof. H. Royaards, Theol. D. et Prof. Ord. P. J. Bachiene, Theol Doft in. primis Catechet. £f Pra£t. Prof. AAN  't Is Duitsch .wiens veder u v van 't dwaalfpoor zoekt te leiden; 't Is Duitsch , die allerklaarst uw fchriften wederlegt; 't Is Duitsch, die in dit Werk met weinig woorden zegt, Hoe gy uw hart aan God, aan Jefus toe moet weiden. — Myn Vader, die voorheen uw kon zyn Broed'ren noemen, Is dcor deez' held're Zon, door Jefus glansch verlicht! Dit treft myn bonzend hert! en fchoon myn veder zwicht, Myn borst is aangefpoord, om Jefus hei! te roemen!... Israël doorlees deez' blad'ren, Vast gegrond op 'c recht gevoel Van uw reeds verftorven Oud'ren, En aanzie uw jammerpoel; Ja ! befeft' hoe gy verdwaalde!! En verdoolde in uw Leer; Maar herdenk ook, hoe dat Jefus Is een Koning, Vorst en Heer ; Ach dat ras een lïraal der Liefde! Van zyn Geest met vollen gloed (Uit ?yn Opper wal ven daalden) Op het Volk, door hem gehoed! Dier.  Dierb're Jefus! doet aan Jsr'ël! Ras uw glans en luister zien; Wilt, ach wikt hun niet ver (loot en! Maar uw trouwe byftand bien, Koning Jefus! Opperkoning !!.. Van der Vad'ren Nageflacht, Ach komt Israël toch nader!!.. Gy hebt alles in uw Macht. —» G. A. Duitsch. Phili St:  -4 ISRAELS VERLOSSING [hem] krank gemaakt { ah zyn Ziele haar [cot] een fchultoffer gefield zal hebben, zoo zal hy Zaad zien, hy zal de dagen verlenden: en het mlbehaagen des Heeren zal rfonr ZMne hind gelukkelyk voordgaan. Om den arbeid zyner Ziele zal hy het zien 11 Tenl verzadigd '-worden: door zyne kenWe zal myn knecht, de rechtvaar alge, veeUn Rechtvaardig maaken, want hy Ia gerechtigheden draagen. Daarom zal ik hem een deel geeven van veelen, en hy zal de ZXen als een roof deelen, om dat hy zy Tezte uitgefiort heeft inden dood, en Zet overtr eders is geteld gemest: en hy teler zonde gedraagen heeft, en voor d« overtreeders gebeden heeft. Het is aanmerkelyk, dat by Rabbi Marv , rVi in zvne Voorreden van zyne Verklaar ng over Jefaia, onder de Vvf ^ pen! die hy opgeeft, waann de Pmnheet Jefaia, alle de andere Pronheeten overtreft, en daarom de eerJt k ï den rang der Propheeten geplaats Zest ^rden, CO ™" r*> Rabbi Jfac Barbaneh tot HooSleeraar be. Zemach ^n „aar & Academie ie Paoduve. m den DaviJ fPen' o na de fcheppinge der Waercld , en «ded fiV den Jaare 1508™ na de telhng der Aa- rA^ Het eeene by nadrukkelyk betoogt tegens  I Rabbi utibarbanelover Jefaia pag. 78. 0 ISRAELS VERLOSSING iers gebeeden heeft. Wat zeg ik 1 als efnman, die uit zulk een verne' derden Staat, verhoogd , verheven , ja 1 zeer hooge zal worden!" Verheven Schndery! — WelKe*!" itmuntend en heerlyk Perfoon moet dan ier niet des Heeren knecht zyn, -an wien zulke heerlyke dingen gezegd ,orden! Waarlyk, hoemeer wy op les Heeren knecht ftaroogen, zoo als ny loor den Propheet in deeze'verheven ïodfpraake wordt afgeteekend, hoe gevigtiger, hoe belangryker deze vraag S: wie wordt door des Heeren cnecht hier bedoeld? van men zegt de Propheet dit? van zich zeiven, of van ie. mand anders! Ja eene vraag, die de eerste is, van de zes gewigüge vraagen, die Rabbi Abarbanel voorftelt in zyne Verklaaring over Jefaia Cap. 5 2- vers %" !H Zie hier zyne eigen woorden. maxi v» ntrr?' *n ruwm xt*m H»3 *1W3 D WY3 \?TW #W 1™* 71? D W e3j3m ' bi HD^H JB33 CMWW . Drvnrrra ronra *i nosn njn pca p™ p1?' hjdd jnnxn piosn nt ^ oj • w im rwo ^ wam' t='3"o ^  18 ISRAELS VERLOSSING de Chaldeën, Stad en Tempel verwoest? Is dat vrede en geneezmg ? c\ Hoe kan op Jermia toegepast worden het .gtfte vers? Is hy uit den lande der leevendigen afgefneeden? Heeft hy dan niet verfcneiden Koningen, ja zelfs de verwoesting van Stad en Tempel overleefd ? d) Hoe kan op Jermia toegepast worden het tiende vers? Heeft hy fyl Ziele gefi4d tot een Schuldoffer ? En m Jat zin kan op hem toegepast worden. men heeft zyn Graf by den Godloozen gefUd, en hy is by den Ryken in den doocl geweest ? Waar, en wanneer is tog dit gebeurd i — Ik geef deze korte vraagen over ter uwer beantwoording. Maar boven dit alles , laaten wy zien, of zelfs de overeenkomsten, welKe deze geleerde Man meent te vinden, omtrent de Lotgevallen van Jermia , en het geene hier in deze Voorzegging voorkomt, eenigen grond hebben , en met van alle waarheid ontbloot zyn * - Laaten wy ons alleen by de volgende Rukken bepaalen. ^ d h fmaad en lyden, door de Jooden hem Ïn daan/zoo gewillig en iydzaera zich gedraagen, als een Lam dat ter Jlagttng gelid wordt? heeft hy zyn mond »-t "Pg^aan? a) Hoe gedroeg hy zich , a's hy beledigd werd? heeft hy niet menigmaal or» wraake tot God geroepen? _D£  a4 ISRAELS VERLOSSING „ toegepast worden. - Want hoe zoude het op Jermia kunnen toegepast worden, " Hy zalverhoogd, verheven ,ja zeer hoogt wrden 9 en het vers, de Koningen zullen hunnen Tond onr hem toehouden? ^*f°^n ten in dietyden by en met de Koningen zeer gewoon en gemeenzaam verkeerden - En hoe zoude van hem kun" nen gezegd worden: Hy heeft onze T, krankheden op zich genomen, en onze h'den op hem doen amloopen? Even als of ' «7 de geheele ftraffe zoude ontvan" gen hebben, en Ifreêl hier door on- fchuldig zoude zyn! Zoo ook, . om de overtreeding myns volks is de plaage oö fem gewwt - men heeft zyn Graf £ den godloozen gefield, daar immers rde'-s hier van, in zyne onhandigheden g vonden kon woeden? Noch veel minder dat hy Zaad zal zien en de dagen J Zengend dat van hem gezegdwordt dat jé »wgï/g«» als een roof zal de S, daar geen eene zaak hier van, in zyne onhandigheden vervuld is? En ik verwonder my zeer over H a" gaon. Wie heeft hem tog tot zulke " ïedachten qebragt? en over dewvzE " lEleeroeb Mannen (*) die zyne ^ verklaaring nog zoo gepreezen hebben! «) Naamlyk Rabbi jlben Esra, en Rabbi JtaLfe» Ziet boven pag. i5.  fflJiEEUWIGE BEHOUDENIS. 25 „ - Mee een woord, alle diergelyke " 7në2r( Verk,faringen) zyn vreemd, „ en met overeenkomftig met deSchnf! » ten . enz. Deze Voorzegging dan , kan op Ter. mia niet toegepast worden. —1 Wie wordt.dan door des Heeren knecht hier bl ooeid^ - Laaten wy uwe andere Rabhebbenn?O0renj °f Zy het ^^er getroffen Schrift, ESr"? ^ Öie Ve™^d< Scnnftgeleerde , niet tegengaande h v-nRahH a,angShaa,d) de verklaaring VnnKabbi Saadja Hagaon, vooraf zoo fraai had aangepreezen , fchynt echter voor zich zeiven geen fmaak in dezelve te vinden - £n .voldoende redenen op! pevende, waarom hy dezelve verwernt iegthy'tot een grond, dat ^glZe' » Voorzegging moet toegepast worden op „ Israël in deszelfs ballingfcbap, Nirn Ö^n 137 » en dat die isoES Heeren 55 knecht , die verhoogd, verheven, ja „ zeer hooge zal worden, - En hierop legt s, hy verder deze geheele verheven God„ fpraak, vervat in dit S3 Cap. in den mond (/) Aben Esra, naamlyk de Hooggeleerde Rah maakt heeft over de 24 HeiJige boeken, en overZtVaV? de" °udr^om van 75 Jaaren> ^ p' al deVJit t fchepping der Waere,d' ««dus C Ba de telling der Mazareërs in den Jaare 1173, B 4 Rabbi jtiben Esra over JeC, 52; 13. ïavid deel 'g. 28, Ui. 1.  enEEÜWIGE BEHOUDENIS, 25 „ uitroepen : wie had zullen gelooven dai „ gehoor, het geen wy aangaande hem hooren I" enz. Eene verklaaring , die ik eerst woordelyfc, en in haaren vollen nadruk, zoo veel my doenlyk is, u zal voortellen, en dan onderzoeken, of dezelve gegrond en aan het oogmerk van den Propheet, voldoende is. r ' Ziet hier dan, vooreerst, de woordelyke en breedvoerige verklaaring, (0) Van Rabbi David Kimchi, die veel klaarder en nadrukkelyker is, dan die van Rabbi Sa. lomo Jarchi, en Rabbi Aben Esra. Den grond legt hy, in zyne uithreiding over Jefaia Cap. 5% vers 13-15 niaMj nwn nansn / i-np run »a / hsp im« *npi > ïx-\v> ^ (0) De reden, waarom ik de moeite neem om deze breedvoerige verklaaring woordelyk hier te plaatfen, is, om dat dezelve het algemeen gevoelen van het Joodfchc Volk is, en uw harten «reek en zoo inneemt, dat gy zonder eenig nader onderzoek, in deze heugelyke verwagting 11 harte- lyk verblydt. Ja eene verklaaring, die zulke diepe wortelen in uw hart gefchooten heeft, datey voor de waarheid geblinddoekt zyt, en volftrekt onvatbaar moet blyven , zo men niet eerst met Kracht van reden u volkomen overtuigt, hoe ongegrond , ja hoe valsch dezelve is, en, om ware het mogelyk, hier door de ydele gedachten uit uw hart te verbannen , en voor de waarheid u vatbaar te maaken, B S Rabbi David Kimchi over Jeft 52: 13. 15.  a8 ISRAELS VERLOSSING Rabbi David Kimchi over Jef. SI • i-3- die zullen hunnen mond openen om te fpreeken van zyne Heerlykheid, of zy „ zullende hand op den mond leggen, wegens hunne groote ontzetting! — Want het „ geen hen niet verkondigd is, zullen zy zien. Zy zullen meer zien van zyne Heerlyk„ heid, dan hen verkondigd is, en meer „ dan zy gehoord hebben, zullen zy verftaan, „ in dien tyd van zyne Heerlykheid". En op dezen Zandgrond, bouwt hy verder zyne geheele verfierde verklaaring, en wel in dezer voegen. Eerst voert hy rfe Heidenen fpreekende in, in de eerfte drie verzen , als overllelpt van verwondering, die 'er dan in den tyd der verlosfing plaats zal hebben, over den Heerlyken geluk ftaat van het Joodfche Volk, dat in deszelfs langduurige ballingfchap, zoo veracht, verfmaad, en verdrukt is geweest.-Ziethier zyne eigen woorden. j»ötta n»n »a / ?k naK* d»un • paan »a u»n k^ / Dac3 onaiKn *sa ik "Dl d'Kn 1JK17 nBOa'BKD •m *n nrfraw 103' nrfraa »a >P 'n pnn n^nnr'H'spKB aniwi ras1? para Vi nv?ana nVin / >a£fr nï?an ja nr p«a par rw dk laa / k?ö *]-n ^ /rvx '11133 ). zoo wordt ook gezegd, «« Heidenen „ zullen uwe gerechtigheid zien, en alle de „ Koningen uwe Heerlykheid.''  bnEEUWIGE BEHOUDENIS. 3 „ hem te oefenen.-Hy was een man va, 3} Jmerten , en verzogt in krankheid. Dooj n Jnerten en krankheid, wordt hier fae „ doeJd zyn Lyden in de ballingfchap; er „ de zin van 't woord nn» is deze, hy » wist en was gewoon, den last der bal„ hngichap, die over hem komen zou „ t.n {een irgelyk) was als verbergende zyn „ aangezicht voor bem. Wy zyn geweest „ als het aangezicht voor hem verber» sende' dat wy hem niet hebben wiJJen aanzien, wegens den grooten imaad , „ waar mede wy hem verfmaad hebben! » en wy hebben hem als niets geacht. En hierop iegt hy verder in hun mond, deze ootmoedige S chüldbekebtksi vervat van het vierde vers af, tot het tiende vers px / fllDwn n^ n? 7 nP °'Dnni / *W Kin /nwwn t3d ^rw io / odit tk/v nwa/onna nrm on na ipnmv * / (Wn nw WWW ru«wni , nowi km fcnfr. ? /Dn"Od •«m*/^ W o^d vrw n>n na™ vn on o/ojva n>- ^ njn/nii jj7 irrw unjsi /,tw» njlOK D.p.,-no ö'prno im / noai oppn, ni^i órv arxaom ^nn/p o* / w rmax on-^ «a n»n / u-V xiaV n*a n»™* ni7ja i i Rabbt David Kimchi ^ver Jef.  enEEÜWIGE BEHOÜDFNIS „ 5) toegelaaten om té frhr hem nieC » deed-en, maar hy fa.Tahl T » terjlagting geleid^/, t ^Z *5 » met 0p doet noch fchreeuwt °? » gelyk een Schaap dat verftoml^ 9 °£ » Meerders, enz. ~ Z" v,00r *m » en het gerichte weggenolen tL» den angst der baJlinS at Js> uit „ beanftigd werf Waar hv >, «n hem gedaan hadden uit » enverW* % alle3 ,» 27« leeftyd (of zvn iX^T f" » Datis/ wie^had Sl]?^ » geflagt in zm eene Heeflfkheid ^ j, zal? _ nrant t.., . A^crjyKneid Zyn s, ge-  enEEUWIGE BE HO UDEN1S. 49 met Ifraëi in het gemeen, maar ook zelfs met de Priesters in het byzonder Trouwens dit blykt duidelyk uit De tweede vraag, en (wieis^doof gelyk myn boode, dien ik zende" - DatL.Ï vies Priesterfchaar wegens derzelver Heet lyke bediening, in de Heilige Schrift ge. noemd wordt een Engel, Gezant of Boode, (v) ja met nadruk mag m yfa een Engel des Heeren der Heirfchaaren, blykt uit Mal. 2: 7. _ Heerlyke Eer. tytel! het mag wat groots zyn, een Gezant, Ambasfadeur ofBoode te zyn vaneen aardsch Koning! maarLeviesPrLterfchaa* was een Engel, een Gezant,ofBo00.AJ Heeren der Heirfchaaren! zy waren het, die als Gezanten of Booden van den Koning der Koningen en Heere der Heeren, zv? nen wille moesten bekend maaken, het volk leeren, de weetenfchap bewaaren en uit wiens mond de Wet gezogt moes? worden! — Maar hier vraagt de Heere ter hunner befchaaming , en wie is doof »^03 gelyk myn Engel, myn Gezant, mynboode dienikzende? Doof, voor des Heeren woord, last en bevel" _ JJoof, voor alle vermaaningen, bëftraf. hngen en waarfchouwingen der Propheeten. _ p o o f , voor alle geduchte oordeelen Gods! _ Ja Dool, voor hunne (v) Eccl. 5: s.  Mal a: I. 5* 50 ISRAELS VERLOSSING hunne eigen befchuldigende Confcientie ï die niet alleen zelf zyn afgeweeken vanden wez, maar zelfs veelen hebben doenftruu kelen in de Wet, en het verbond Lm yerbrooken! - Welk eene onverandwoordelyke doofheid 1 De derde vraag, is deze. Wie ts blind gelyk de volmaakte? - Dat het grondwoord oW'P niet door beloond, of verzoend, maar volmaakt moet overgezet worSU, heeft Rabbi Aben Esra met recht tot nader betoog bygebragt Spr. 13. lö • maar die bet woord vreest, Chf: ™l vol. maakt worden. Trouwens, lfraël kon ten opzichte van deszelfs eerflen ingeftelden ftaat, in vollen nadruk den naam draagen, volmaakte, of liever zoo als heS grondwoordD^'P « Participium Pual,m dus in een lydenden zin hier voorkomende, vertaald moest worden, vojj maakte toegeruste. En heb lis aoodie dit nader te betoogen ? Hoe nadrukkelvk wordt niet de volmaakte toeget^e ftaat van lfraël voorgefleld door den Propheet Jefaia? leest alleen Cap. S-«en *• Zoo dat ^ Heere zelfs de Inwooneren Van Jerufalem, en de Mannen van Judj als Richters afvraagt, wat ts er meer te ten L myn Wyngaard, het weIkik aan hem niet gedaan hebbe? - En laat ^er dit maar nol byvoegen , hoe voortreffelyfc heeft ook nietdebProPheetEzechie, den volmaakten toegerustcn ftaat van Ifrael als met ieevendige verwen zter breedvoerig at-  ^EEUWIGE BEHOUDENIS <* h'P hngdzgi ,ai, ecMer C UiS was, j, nog blinder dan de HeWenen E^e.ndeiyk TOegt de Hee/e'tn"^ ne ydele h„hfli ™Ua'rót Z7' df°.na™™ TO- Jnnovi,, blieid van'», '^JXX" „ d,t volk, ontdekte zich reeds in moses ij O ; * (6: 14. t.2£.  5 ! I ] I Seeder TephiJoth pag. s5- Col. 3. Zemc Davt ld p a8. C a. 8 ISRAELS VERLOSSING ïn, of dit geloof, het waarachtig gr. 3°Het? tegenwoordige Joodfche geloof is aoofdzaakelyk byéén getrokken in de SHpr PW ^«r dertien geloofsa^ kelen, 00 in alle uwe ddge/yt/cfo Gefete vinden, en wetten * g de moeite zal neemen woordelyk hier te plaaïen. — Zy luiden dan als volgt. rorv tninrw naw nttwa ra»» nih »*nan Vdt «W» «wd urn w ^ nwi nw ra* iïa vwo nrt» wn iw jw " nn mn n'n wf» «*? kot cwö E£*MW KnW re* nnn ÏÏ?«ri* vso w*""371* nD^ SSnD^ miDKa r"° •* <™ J-^^to Koning *fcfe» :o'. raedl,CULrrn den laare 4964 na de fcheppinge der °^T*X Maare xaa3 na de telling der Nazertërs.  énEEUWIGE BEHOUDENIS. 99 rvnöR nn'n ©ïTpn vt? u»an npa VjöT smdupt o^am aK nm kWï njiaxa paxo »jk j ynn« d'KaTi u»i»3 nnr mvon mwn Tap naTp ♦♦□ftpn vtp u»an npaT ruvun k»n minn nxrp na^p njiosa pexa »jk mnt* min Knn kTi nöTnia Knn kt pöNö »jk nap pan» xnian nxn nv iöp pan» anianp naTp nJiaxa ibkjp Dniapna Tai dik »ja 'ppa Ta ianwota^x pan aaT nns urm lap man* Knianp njiasa paKa »jk *aT puin vnvaö -wp >dT aiö Tau roiöKa poKa *:k : rnwa Tp mai^p nanöiTP'öTp ^ïffra nx'aa na?p :Ka>p dv Taa it nanx »an v/£K n'*nn n»n«p naTp njiaxa ppxo mk Kman nKa pm nVnp npa o>nan tnvjTi npT nar nTrn»i rap pon» nm» *mp ; nin» wp ywp^ : wip -jiw*? mn» / wip*t mn» n»nao / mn* nnaa -pp-ns*? • nnao -ppmaT nm» / yp-\rJ? „ Ik geloove door een waarachtig en „ volkomen geloof, dat God, zyn naam „ zy geloofd ! de Schepper , Regeer„ der en Behouder van alle Creatuurenis, v en dat hy alleen alle dingen gemaakt •i heeft, nog werkt, en werken zal. „ Ik geloove door een waarachtig en G 2 Jt vol- (O CO  1 b / ü f PC 34 ' 19. ,4 ISRAELS VERLOSSING roa d»tdw aw tbiw nwonfr ^ □•nas röw W HOT TDbD p ttwi P ' niKD-ta mam rown ereWr r ïw nonaa t6« 7 ^ rnrcnsa nasO / no* a»ö^ w npnflrw iyidb nu / nQDi nmi n v?t? ei / pn mia era Vw» Dat is De Heere is naby de gebrokent yan harten: want alle de gebrokene van harten zyn vpor God aangenaamer, " meerder dan de dienstbaare Engelen , " nademaal de dienstbaare Engelen van de GodlykeMajefteit,zeï-en-dertig dMt" zendmaal tienduizend mylen, ™™y°e™ „ zyn, gelyk 'er gezegd wordt, de Se,a- pUm ftonden 17 tyQO boven hem, 17 het woord Loo, is het getal zes-er, Z^ig duizend. W - Ziet 1 doleert rMft*t Naamlyk, door de GEMaiRiA, die een Akiba, een ue verzonnen ongerymd ^bKe\euJg, grooüyks gewaald, en de gemaakte «kemng, ë ? 6 hebben, zal " ?Tdirt%*\ Hebïilr moeten toeftemmen : want ^rg.2£3U Gemdtria , ^  ] J 1 Jefah 66: l, (Oog) enz.— Zyne Rechterhand is, „ twee en-twintig maal tienduizend en „ twee mylen (lang),en zoo ook zyn Imker. „ hand, enz. —Van zyne rechter Schou„ der tot zyne linker Schouder,zyn zestien„ maal tienduizend mylen, enz. — Vanzy„ nen rechter Arm tot zynen linker Arm, zyn „ twaalfduizendmaal tienduizend mylen, „ enz. — En de Vingeren van zyne han„ den, zyn alle te zanten twaalfduizend „ tienduizend mylen lang", enz. — En hierop volgt nog verder deze onbefchaamde taal / VTD7D MS*? 7NIW* '31 '7 1DK 735? /nr 1313 OW XS»pir »311 »j« uroi xnw. 7t? nr iw inv xin^ *d • N3n 07ir p txm? 17 nüaiD nbpn 7jy „ Dat is, Rabbi Ismaël had in de tegen„ woordigheid van zyne Leerlingen tot „ my gezegd, ik en Rabbi Akiba zyn Borsten in deze zaak, dat een ieder die deze s, Maat van onzen Schepper, en den lof van dm II 4 „ Hei-  bnEEUWIGE BEHOUDENIS. t23 ,, der) u zelve : de Maan zeide weder ,, tot God , Heer, Schepper der Wae„ reld! terwyl ik eene billyke zaak tot ,, u gefproken heb , zou ik daarom hee„ nen gaan, en my zelve verkleinen of ver5, minderen ? Waarop God tot haar zeide, ga heenen, en heersch by dag en 3, by nacht: de Maan antwoordde, Heer, „ Schepper der Waereld, wat nuttigheid ,, brengt een licht ■ of brandende kaarfe „ op den vollen middag? God zeide tot „ haar, ga heenen, Israël zal zyne dagen „ en Jaaren naar u tellen: de Maan fprak ,, weder tot God, dat dit haar niet vol,, doende was, want zy zoude evenwel ,,' hierin alleen niet geteld worden, zoo „ als 'er gefchreeven ftaat, en dat zy zyn „ zullen tot teekenen, en tot gezette tyden. „ God antwoordde haar, ga heenen, de ,, vroomen (of Rechtvaardigen) zullen „ naar u genoemd worden, Jacob deklei,, ne, Samuel de kleine, David de kleij, ne: maar dewyl de Maan met dit alles „ niet te vrede wilde zyn, zeide God, ,, offert voor my een zoenoffer, om dat ik de 3, Maan kleiner gemaakt heb dan de Zon: ,3 en dat is het geene dat Reschlaakisch ge33 zegd heeft, hoe onderfcbeiden is die „ Bok, die op de Nieuwe Maan geofferd ,3 wordt, by welken gevoegd wordt r\Tih ,,den Heere, nademaal de Heilige „ hooggeloofde God gezegd heeft, deze ,3 Bok zal zyn eene verzoening voor my, „ om dat ik de Maan kleiner gemaakt beb". Welk Gen. li 14. Num. 28: if.  : ] Tra». Schebuothpag- 9Col. I. Rabbi Bechai pag. 134Col. 4» Otióth Rabbi Akiba pag. 6. Col. 2. r24 ISRAELS VERLOSSING Welk eene ongerymde , belachlyke , aat ik liever zeggen, welk eene godontjerende taal! — ik weet zeer wel, dat de ralmudifche Rabbynen veele moeite hebben aangewend, om, ware het mogelyk, deze hunne eigen godlasterende taal te verbloemen en te verdraayen ; maar te vergeefsch 1 Het blyft eene onbetwistbaare waarheid, zoo als Rabbi Bechai zeer wel aanmerkt, bv nnfiD j'K Ktann 3> H£t woord msaVERzoening, „ kan op niets anders toegepast worden, dan alleen op de zonde. — Nog meer. b) Zoo leest men in.het boek Otioth Rabbi Akika niet zonder, ontroering het volgende un>n npVw im ito \t 1 jrbf H3Di wmrn vwvh nsuai wiitod iDKJw/Di^njnn w n? i?7pi nwrifti m«»anw vi • w W nx ^'"^ " I3'1 caix w rvwn »3x?3 7w ps7x nttna V« nH*a'i só nnD'tsn nji ^psptwnn N^DÖ 73W lO^O / Ö ™ 'DnMn na eanor m n7^d o»7aj DT3 Dvni» vn nrttpo vjö*7 j'pnwaï rvnu3i dwsdi rwSroi D»33i3i nJ37i nam / nwoa •Dl rmwa Dn*Jö7 anpTa vn „ Dat is, de letter V Zfld* betekent, de „ ribbe, welke God van Adams ribben genomen , dezelve tot een Vrouw » ge-  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 125 ,, gebouwd, en haar gewasfchen , ge„ zalfd, een hembd aangetrokken , het „ hair gevlogten, en met Adam gepaard ,, had, zoo als gefchreeven ftaat, en de ,, Heere God bouwde de ribbe die by van Adam „ genomen had tot eene Vrouw, en bragt ze „ tot Adam. — En de letter 1 Vou bete,, kent, dat God haar (naamlyk Eva) met „ duizendmaal tienduizenden dienstbaare „ Engelen tot Adam, den eerften mensch, „ met gezang en gejuich gebragt had,zoo „ als 'er gefchreeven ftaat , en hy bragt „ haar tot Adam. — Maar wat beteekent „ de letter 3 Pee'? Dezelve leert ons, „ dat het geheele Hemelfche Huisgezin „ met hen in het Paradys was nederge,, daald , zommigen van hen, hadden in „ hunne handen Vioolen, Cymbaalen en „ Harpen genomen, en voor Adam opge„ fpeeld als de Jongvrouwen ; en de „ Zon , en de Maan , en de Sterren „ hadden voor hem gedanst als de jonge „ Dochters". — Die zelfde fabel wordt ook verhaald in het boek Brandfpiegel (fff) alwaar nog bygevoegd wordt, dat God zelf met Eva gedanst , en den Bruidegom en Bruid gediend heeft! Maar (■fff) Brandfpiegel, dat ook Seepher Hatndrab genoemd wordt, gefchreeven in Joodsch Duitsch, door Rabbi Mo/es Henoch, en gedrukt te Bas el, in quarto, in den Jaare 536a na de fchepping der Waereld, dat is, in den Jaare 1Ö01 na de telling der Nazareërs, Gen. *t 22. BrandCpiegelCap. 34. P»g IÏ2, Col. a.  I! ft P Zl ö drasch 7 2V/«» „ pag. 29. * Col. a. * 3: v i 1 s Jef 25: 1 9. Otióth Rabbi yikiba pag. 8. Col. 3. .6 1SRAELS VERLOSSING [aar deze dansparty zou in vollen nadruk aats hebben in de toekomende waereld; jo als men leest in den Medrasch lil- m (ggg) rirn riw? napn w n fapm nnS w»? 3i'K3 v? r^D im 1 vw 131 17 irip nï u^n*?» run idmp God zal den rechtvaardigen in het toe, komende, eenen dans aanrichten, en de Heilige hooggeloofde God zal zelf met \ hen danfen, en zy zullen meteen vin, eer op hem wyzen , zoo als er gezegd wordt, ziet deze is onze God, wy hebben ' hem verwagf enz. — En nog breedmoeriger wordt deze dansparty, die er in 3e toekomende waereld by den Maaltyd der rechtvaardigen plaats zal hebben , opseeeeven in het zoo even aangehaalde boek Otiotb Rabbi Miba, waar men leest het volgende PTYtm W^D D*fi7K *pti) nmv anno arwm an'js4? D»npw D»JJ7D1 >ST '73 731 D'rfafOÏ CT73il . iqïio w nspm /miTD3 Dn»:ö7 nj3bi nam / rrwD3 lovjra ip^oi anp-iai V7KawDi rvtooi 033131 *y OVXh » E" duizendmaal duizend (gZZy Medrasch Tillim, gedrukt te Ven b. tie. in folio, in den Jaare 5306 na de fchepping der Waereld, dat is, in den Jaare. 1545 na de telling der Nazareërs.  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 12? „ dienstbaare Engelen , zullen voor hen >, (naamlyk de vroomen) geduurende de „ Maaltyd in het Paradys ftaan, en „ in hunne handen hebben , Fluiten , „ Vioolen , Cymbaajen en allerhande „ Mufijkinftrumenten , op welken zy „ geduurende de Maaltyd voor hen „ zouden opfpeelen, en de Heilige „ hooggeloofde God zou zelf op ftaan, „ en geduurende de Maaltyd zelf „ danfen; en de Zon , en de Maan , „ en de Planeeten, zullen aan zyne rech„ ter en linker hand met God voor hen dan- „ fen". Welk eene godonteerende taal! — Nog meer. c; Zoo leest men in den Talmud dat God de oorzaak van de zonde zoude zyn, en dat ook dit ter uwer bemoediging verftrekt, om voor Gods gerichte te kunnen beftaan ! Ziet hier de woorden uit het TracT:. Berachot Kjijn ~)3 NCn >37 7DK lüDlDflJ V?7n m«1pD Vhü só37& "vjk 3»n37 nn /7&rw> 7w on^n iairo run 3»rm nm / win / 7m;*w n»3 'id an« p nvvn Y3 oanwDD p«n 37 wvom 3*1137 nm „ Rabbi Cfóma de Zoon van Rabbi C/fora„ na zegt, indien deze drie Texten „ (in den Bybel) niet Ronden, zoo zou„ den de voeten van Israël moeten wan„ kelen. De eerfte is deze, m die ik „ kwaad gemaakt heb. De tweede is deze, ;» ziet, gelyk leem in de hand des pottebak. „ kers, TraÊï, Berachot pag. 32. Coj. 1. Micha M 6. Jerm, 18 ; 6.  Ezech. li: i9- Rabbi Salotnon in zyne verklaaring over Berachot pag. 52 Col. I. 128 ISRAELS VERLOSSING wf alzoo zyt gy lieden in myne hand, 0 huis " wf Eitde^erde is deze, enikzalhet " (leenen'harte uit haaren vleefche wegnemen . Waarover Rabbi Sa/omow in zyne verklaaring nader zegt trem 'J« ' W«™ ufo a4»* / nn -nr w« Dn^ .pniï' ea-u *™ '"SP"?0 Dat is, m die ik kwaad gemaakt hzb; hier " mede wil God zeggen, ft i« * o"*"* " ™mm , om dat rk de kwaade natuur ge" Sn fc»e. (AM) Indien deze drie fex5'{en (in den Bybel) niet Ronden, die " beraiien, dat het in Gods magt ftaat, " onzen "a t (of natuur) te verbeteren , " d e kwade natuur van ons weg te " neemen , zoo zouden onze voeten in " Eet gerichte van God moeten bezwy- ken, maar nu hebben wy verontfchuldigmg, " daVhy (naamlykGoo) de oorzaak hervan - mirt Welk eene onbefchaamde godonteerende (hm) Welk e duidelyk blykt, rer^i" nS van S,,d en Tempel, e^wejr-  ïnEEUWIGE BEHOUDENIS. 12c „ zy, mdemaalhy die kwade natuur gefcha- „ pen heeft". Welk een gruwel! — Nog meer. d) Zoo leest men ïn het boek Jalkut bclnmoni, dat God by de verwoesting van den Tempel ge weend zou hebben. Ziet hier deszelfs eigen woorden: HD3 HMT! m WKD Ou 1MMlj. na tan rüiai Sspn rrn /tripan nxn jrtyai tni te «pa 0333 /n&src / yraa ^ Dip /swr nnw ^haa p^n m bi n2C3 miW? yaya nann nawiy EHIpa 31K „ Op dien tyd dat de Heide» nen in den Tempel zyn gegaan, en het j, vuur in denzelven aangeftooken had„ den, zat de Heilige hooggeloofde God „ en weende , en zeide, wat zal ik doen ? — „ 1 oen is Afaf tot hem in het Heiligdom „ getreeden , en zeide tot God , Heer, s, Schepper der Waereld! het vuur brandt „ m uw huis, en gy blyft zitten! fta op „ en ga uit uw huis, zoo als 'er gezegd „ wordt, heft uwe voeten op tot de eeuwige „ verwoestingen, want de vyand heeft alles in j, het Heiligdom verdorven". . , Deze ongerymde godonteerende fabel, wordt nog «*r zonde ie verklaaren! I 1 Jalkut Schimoni over Jerm. pag 168. PC74:t*.  ISO ISRAELS VERLOSSING nog breedvoeriger verhaald, in het boe* Rabboth, Petichath Echa Rabbathi, pag 289, Col. 4. En welk eene menigte diergelyke fabelen zoude * hier niet nog kunnen aanhaalen ? Dan, het begint my te verveelen, en ik zal dus alllen de volgende by elkander trek- e) Zoo leest men in den Talmud, dat God nog dagelyks zoude brullen als een Leeuw, wegens de verwoesting des Tempels en de ballingfchap der Jooden Trad. Berachot, Cap. 3- Col. «■ Dat God geloogen zou hebben, om maar den vrede tusfchen Abraham en Sara te bewaaren. In het boek Zeem Urena, pag. 12 Col. 2:3. — Dat God zynen gedaanen Eed (Ps. 9S: "O ^roken zou hebben. Sanhedrin pag. 110. Col. 2.— En dat God verontreinigd zou zyn geworden , toen hy Mofes begraaven had. Sanhedrin pag. 39- CoL *■ pp_ Wie moet niet ontroeren , zulk een onbefchaamde godonteerende taal te leezen in boeken van uwe vermaarde Kab- bvnen? En helaas! deze, en dierge- Wke ongerymde godlasterende fabelen flooft Jmluw ianfche harte l G, zoude voor dezelve ftryden totden bloede toe Trouwens, deze en diergelyke fabelen, hoe ongerymd en godonteerend, zyt gy echter ten hoogften verpligt, zoo wel te gelooven als de Wet van Mofes, volgens de taal van Rabbi Jfae Abubab*  ïnEEUWIGE BEHOUDENIS. 131 in zyn boek Memrath Hammdor, (iü) waar hy met nadruk zegt $ nöKB, ^ L,3 ba 13 m pa*n nruroi ni£niD3 137 13 k*ö3 dn) /ra; 13*31 nra mtra (Ö pn IK KüM *J11 NOTtt )fo nMW 73n linns nnonn niW? 1^ b» /^3ör, ba 137 010 ^ j^^ni /diünüs vb fSfrSt D3DD3 pWD £ ) Wti> nö r?Dïft3 KDS 31 1ÖK /N3 «p CTDS }W s w Sj; 3I?)Sn 73 /n71v 31 13 N311 * nnm DKró }1T3 dw „ Alles wat „ onze Rabbynen , hunne gedachtenis „ zy tot zegen ! in hunne Medra. „ Jchotb en Hagadoth gezegd hebben , zyn „ wy zoo verpligt te gelooven, als de „ Wet van Mofes, onzen Meester, op „ welken zy de vrede! en wanneer in „ dezelve iets gevonden wordt, dat als „ een leugen of Jtrydig tegen de natuur ons „ toefchynt, dan moeten wy zulks aan „ het gebrek van ons verftand, en niet „ aan hunne woorden toefchryven. — En ,, die » W> Menorath Hamdor, gefchreeven door Rabbi Jfac ^buhab, en gedrukt te Amstertam, in quano, m den Jaare 5499 na de fchepping der IX^x!'in den Jaare 1738 Di de teJiins I ï MenorathHam. maar, Pag- 58. Col. 3.  enEEÜWIGE BEHOUDENIS,153 „ in hem is, en zyne wederkeering tot zyn fondament, waarvan hy genomen „ is. — En dus is 'er in den mensch, ,, bet weezenlyke heeld van God,en het beeld „ der Aarde. — En daarom heeft God „ gezegd WdSjD Bezalmeenu, met de let- „ ter 3 Beth, dat is , in, of naar. „onzen beelde, enz." Dan , is deze dwaaling niet nog onge^ rymder, dan de zoo even opgegeevene gevoelens uwer Rabbynen ? — Zoude de Alwyze God , met de leeven- en redenlooze Aarde, geraadpleegd, en met behulp van haar, den mensch gefchapen hebben? — Zoude dit niet zelfs in het natuurlyke ongerymd en zeer belachelyk zyn, wanneer men zeide, dat de Pottebakker met het leem zoude raadpleegen, om met hem, een Pot uit hetzelve voordtebren- gen? En fchaamt dan Rabbi Lipman zich zeiven niet, zulk eene raadpleeging aan den Hoogen God met de Aarde toetefchryven, en zulk eene ongerymde taal in zyn mond te leggen? Rabbi Abarbanel, zich verlegen vindende, geeft deze beide aangehaalde dwaalingen op, naamlyk, die van Rabbi Lipman, en van Rabbi Salomon Jarchi, zonder eenige bepaaling, welke van deze beide dwaalingen, hy eigenlyk omhelst; en zoekt dus , op deze twee dwaalweegen, te gelyk te hinken! In zyne eerRe verklaaring, voert hy God fpreekende in, op de volK 5 gen-  en EEUWIGE BEHOUDENIS, t7i III) Ten Derden, zoo kezen w<\ Daniël 9: 17. waar de Man Gods bid dende is tot Jehovah, en om gunfti£e verhooring van zyn gebed , met nadrük aandringt m het 17 vers, En nu O5onze God! hoor mar het gebed uw Knechts, en mar Zyne fmeekingen, en doe Uw aangezicht lichten over Uw Heiligdom, dat verwoest is, b"?K fï?öf? om Adonai (des Heeren) wil. Ie. Zien wy hier niet al weder duidelyk, dat de v>"rK Adonai (de Heere) om wiens wille, Daniël om gunflige verhoring Jmeekt, een onderscheiden Goddelyk Perfoon moet zyn, van Jehovah, voor wien byzyn harte in vuurige gebeden ootmoedig mtjlort? En wien bedoelt Daniël door dezen Adonai, om wiens wille hy om verhooring fmeekt, anders, dan dat K1Ö»b Memra Jehavah, den Zoone Gods, dien David noemt zyn Adonai, zynen Heere, tot wien Jehovah gezegd heeft zit aan myne rechter- ■ hand! - W.en bedoelt hy anders, dan ' dien Adonai, wiens Heerlykheid Jefaia zag: dat ^ Adonai zat op eenen hoogen en verheevenen Troon, en zyne Zoomen vervul- i den den Tempel? — Ja, wien bedoe]t Damel door dezen Adonai, om wiens wille hy om verhooring fmeekt, anders, dan dat nw KW Memra Jehovah, den Zoone Gods, door wien wy alleen den toegang tot Jehovah, God den Vaderheh- ten 3 Dan, 9i 17- >t, rioj i. Pf.6'.  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 187 dezen Engel, die de Elohim zelf is, en in wiens binnenfte de naam van Jehovah is, anders verftaan , dan de yib& Malach Habrith, de Engel des Ver. honds, naamlyk dat Memra Jehovah, de Zoone Gods? — Dit zal nader blyken. 2) Zoo leezen wy Gen. 31. toen Jacob van zynen Schoonvader Laban wilde vertrekken, verhaalde hy zyne Vrou- „ de woorden , en gy hebt uwen Zoone, uwen „ eenigen, van my niet onthouden; dat wil „ zeggen, zoo is geweest de roepjïem van den „ Hooggeloofden God, door middel van den „ Engel. — Diergelyke komt ook voor Gen. 3r, ( „ waar Jacob zegt, en de Engel Gods zeide tot ,, my, ik ben de God van Beth-El. . „ En diergelyke andere plaatlèn meer, enz" —— Hier kant zich Rabbi Lipman niet Hechts aan, tegens de Leere der Christenen, maar zelfs tegen de verklaaring van zulk een ouden zeer beroemden Rabbi in Jsraël, als Rabbi Bechai was ! Of zoude hy ook dezen ouden Grysaart houden als een j>d Min, of Ketter, die van de waarheid en de zuivere Leere des Geloofs is afgedwaaldt ? — Gy zeiven,-vertrouwe ik, zult de Leere van dezen onder U zoo zeer beroemden Ouden Rabbi, met alle uwe vermogens zoeken te verdeedigen ; en dus heb ik niet noodig de dwaalende verklaaring van Rabbi Lipman te wederleggen. En wat aangaat de Godfpraak, die hy uit Gen. 3t; 11 — 13. bybrengt , ter ftaaving van zyne dwaalende ftelling; die zal ik in het volgende bewys, juist gebruiken, ter bekrachtiging van de zuivere Oude Leere des Geloofs. len.ii: u-13.  11-13- fjtbo. dath Hakodesch i 3 d. Cap, 87. Col. 4. iU ISRAELS VERLOSSING Vrouwen Rachel en Lea, dat de ybfr arbx Malach Elohim, de Engel Gods, hem in den droom verfcheen, en hem belast had, om naar zyn Vaderland te vertrek- ke}U Dan, blykt het niet duidelyk, dat deze Malach Elohim, die Jacob in den droom verfcheen, en dezen last hadgegeeven, geen gefchapen Engel, maar de God van Beth-El zelf geweest is? — Leest alleen vers 13- daar deze Engel Gods aan Jacob zich nader bekend maakende, zeide , Stf TO 'WH >33K lk ben de God van Beth-El, alwaar ey het opgerechte teeken gefield hebt, daar gy my een belofte beloofd hebt, enz. en vergelykt hiermede Gen. 28: 13-22- — Trouwens, dit bevestigen zeifs uwe Rabbynen , ziet hier de eigen woorden van Rabbi Meir ben Gabbai, in zyn boek Abodath Hakodesch, waar hy zegt, a>rmn ybü ba Töffi »na* ■ nö p nr pk /wi Wi iiyp /o^nn ww y»n wn SnK / »Tttn / ba rva ban w ^ iw nö3 hok» / tidS /1^0 «pi ^kSö ktnw ^1 /n»n -pna pk nsb ^nKi 13 aum ermj^n ms , rnrr 1^ vm'/vab m ' TOKOT  enEEUWIGE BEHOUDENIS.189 k-n nüK1? nim /pren crnaari "iüN3n i?d^i ^ "iDX3n Kim *i3i apr ^k arbx man Kim /mrsiD orrWi -jk^d * "oi /rTDIÜ jj -Als 'er gefchreeven ftaat, „ en de Engel Gods zeide tot my in den 5, droom, Jacob , en ik zeide, hier ben ik. „ Dan Hsldgzej niet van de afgescheidene, „ (een der Gefchapene Engelen) maar „ hy is de bvtÜTs *\üht2 Malach Hagocl, de Engel die hem van al het kwaad verlost „ had; en dit is de reden waarom hy tot Jacob gezegd had, ik ben de God „ van Beth-El. — En hy wordt een „ £?2ge/ genoemd, om de groote verbor- genheid, die ik nader in het vervolg, „ tot die plaatfe komende, met dehulpe ,, des Hemels verklaaren zal. — En hy „ is ook dezelfde, van wien 'er gezegd „ wordt, en een Engel des Heeren „ verfcheen hem (naamlyk Mofes) in de „ vlamme des Vuurs, uit het midden des „ Braambosch. — En terwyl hy is -jN^D )5 V3SPI Malach Hapanaaf, de Engel „ zyns Aangezichts, en het aangezicht van „ den mensch, de mensch zelfs is, daar,, om heeft de Targum Onkelos in zyne „ Chaldeeuwfche uitbreiding, de woorden vertaald, en de Engel des Heeren „ verfcheen hem , het welk even zooveel „ is, als of 'er ftond, en Jehovah ver„ fchten hem, zoo als 'er menigmaal ge- „ zegd Gen. 31:". Gen, 48: 6. Gen. 3i: 13. Exodui 3:2.  Exodus 14:19. Mal 3: i. TargumOnkelos over Gen. 28: 20-21. 190 ISRAELS VERLOSSING j, zegd is, omtrent Abraham en Ifac, „ Gen. 18: r. en 26: 2—24. En „ zoo is het ook hier, als of'er gezegd „ wierd, En c3\Y?M Elohim verfcheen „ Jacob. Deze Engel dan, is nood- „ zaakelyk, van wien 'er gezegd wordt, „ en de Engel Gods trok op: en dus is hy „ ook noodzaakelyk de fYHSn y-èifè „Malach Habrith, de Engel des „ Verbonds, enz." Deftige taal! ——« Dan, wie was deze Er7\bit *\nhti Ma- lach Elohim, die Jacob in den droom verfcheen, en zich nader bekend maakte , dat hy was r> e G o d van Beth-El, waar Jacob het opgerechte teeken geReld en hem eene belofte beloofd had, anders, dan het fTliT iOÖ'Ü Memra Jehovah, de Zoone Gods? —- Leest alleen de belofte zelve, die Vader Jacob aan den God van Beth-El beloofd had, vervat Gen. 28: 20—21. en waarover de Targum Onkelos in zyne korte uitbreiding met nadruk zegt *i ra vp '"wh t=>y / hm n3n n Nin mmz »anm rijioz ramt! /b^W idsï /^dS cmS ^ frrt h "h nid^d w /jok rvaS oito * KPiSk'? j» -E« 3f,flco^ beloofde eene belofte, zeggende; indien het Memra Jehovah, „ het  enEEUWIGE BEHOCJDENIS.ioi „ het Woord des Heeren, (naamlyk dat „ Eeuwige zelfftandige Woord , de Zoom „ Gods) m myne hulpe zal zyn, en my in „ dezen weg, dien ik gaan zal, behoeden, en „ brood om te eeten, en dek/el om te Ideeden „ gegeeven zal hebben; en my tot myns Vaders „ huis, in vrede zal doen wederkeeren, dan „ zal het nVT JWö Memra Jehovah „ my tot een God zyn!" Wat dunkt U, geliefde Broeders! is dit niet gemoedoverreedende, dat volgens den Targum Onkelos en uwe andere Rabbynen, deze arhit yfob Malach Elohim, die Jacob in den droom verfcheen, en zich nader als de God van Beth-El azn hem békend maakte; de atrfat Elohim; - de bitm ^nhü Malach Hagoöl, de Engel de Verlos- fer; — de V33 Malach Paanaf, de Engel van Gods aangezicht; — de "JN^O man Malach Habrith, de Engel des Verbonds; — Ja het jfTf KIO'Ö Memra Jehovah, de Zoone Gods was? — Dan, laat ik verder gaan. 3) Zoo leezen wy Gen. 48. toen Vader Jacob, den zegen over de Zoonen van Jofeph, van God affmeekte, drukt hy zich uit vers 16. yfam WW  Gen. 48:15. AbodathHakodesch i 3d. Ca 12.paf 70. Co 2. l$i ISRAELS VERLOSSING, /enran m ^™^ Die Engel, die my veWoJt /;ee/f van alle kwaad, zegene deze Jong eren, era Dan, blykt het niet duidelyk uit het voorgaande 15 vers , dat deze -j^D L^l^n Malach H agoól , voor wien Vader Jacob zyn harte uitftort, en den zegen zoo ootmoedig van affmeekt, geen Gefchapen Engel,- maar de ottSk Elohim zelfs is, voor wiens aangezicfoe, zyne Vaders Abraham en Ifac gewandeld hebben; en die hem gevoed heeft, van dat hy was, tot op dezen dag? —— Trouwens, uwe Rabbynen zullen deze waarheid op het nadrukkelykfte bevestigen Leest alleen de verklaaring van den" zoo even aangehaalden Rabbi Meir ben Gabbai, over dit aangehaalde 16 vers, waar hy zegt, iytf yfasn rW nötfff HÜ ; pnwn na *pa» itok 7 oTiwn p n-iöinD ttfpyfc* ntf wipn ^naS nS^m ;.' Q /ra-panö na-o |« * /ro na tw • „ En het geene de waarheid hier nog . nader bekrachtigt, dat deze Engel niet is van de afgefchddene, (een der " Gefchapene Engelen,) zyn de woor»» r „ den  enÊEUWIGEBEHOUDENIS.ioj „ den die Jacob 'er byvoegtf, diezegenedezi „ Jongers; want het zy verre van onzer „ Heiligen Vader, op hem zy de vrede, „ dat hy van een Gefchapen Engel afge„ fmeekt zou hebben, dat hy zyne Zoo5, nen zegenen zoude ; want geen zegen mag afgefmeekt worden, dan alleen „ van hem, in wiens hand en magt hei „ is, om te zegenen, en dit is alleen, „ de Eenige Hooggeloofde God; en die een „ zegen van iemand anders huiten hem „ affmeekt, die erkent geen God, die is „ een Gods verloochenaar, enz." — Zeet Wel gezegd! En wat nog meer onze aandacht ver. dient, is, dat dezelve beroemde Rabbi, elders met veel nadruk nog nader be^ toogt, dat deze bmn yho Malach Hagoël, van wien Vader Jacob, den zegen over zyne Zoonen affmeekt, de nrhx Elohim is, die de Wet der Tien Woorden aan Israël, op Sinai gegeeven heeft! Ziet hier zyne eigen woorden, xhv m>ö prw w v t»b •wk pmn ^dn t bv bmvh nm-rn mr\ p wk vsnv yhsv i DuinD b& Kim /btnxi ithsn Kin ^k /o»Tiwn /bxy&b nruTijroBw Kim /arbm cnrnn bz na arfat wï ioks»* N /rhxn Abo. daih Hako. desch , 4d. Cap. 34- pag. 136. Col. 4,  Exodus 14:19. 194 iSRAELS VERLOSSING * Ïdi / rhxn » Men kan nos meer ze&- „ gen, want Rabbi Jochanan Remt vol„ komen toe , dat de wet der Tien Woor„ den niet Hechts gekomen zy , door de „ hand des Middelaars, (naamlyk Mofes) „ naar den letterlyken zin van de Heilige „ Schrift. En de Engel van wien ge- „ meld wordt, is niet van de afgescheidene, „ (een der Gefchapene Engelen) maar „ hy is de yhü Malach HAcoëL, „ de Engel de Verlosfer, van wien ge„ fchreeven Raat, en de Engel Gods trok „ op, naamlyk, de Engel, die de Qfl/K „ Elohim zelf is. — EnHY is het, die „ de wet der Tien Woorden Israël heejt ,, doen hooren, zoo als 'er gefchreeven „ftaat, en Elohim fprak alle deze „ Woorden, enz." Nadrukkelyke taal van een Joodlchen Rabbi! Dan wie is deze büm yfob Malach Hagocl, de Engel de Verlosfer, van wien Vader Jacob den zegen affmeekt, die de Elohim zelf is, en de wet der Tien Woorden, op den berg Sinai onzen Vaderen heeft doen hooren, anders, dan dat nïf? mö*Ö Memra Jehovah, de Zoone Gods? — De zeer beroemde Chaldeeuwfche Uitbreider, ik bedoel den Targum Jerufchalmi, zal deze waarheid op het nadrukkelykfte bevestigen; daar hy in zyne korte uitbreiding over J Exo.  sa EEUWIGE BEHOUDENIS. 201 uitdrukkelyk noemt Jehovah, Elohim, en Ehejeh, niet alleen een Goddelyk PerJoon, maar een Onderscheiden Goddelyk Perfoon moet zyn? Eu wie anders, dan het XTiTf $rW2 Memra Jehovah, de Zoone Gods, die was, die is, en die zyn zal1? Trouwens, dit wordt op het allernadrukkelykfte bekrachtigd,door den Chaldeeuwfchen Uitbreider den Targum Jerufchalmi, die in zyne korte uitbreiding over dit veertiende vers, met nadruk zegt -löNT {H /tmh «1 ÏOtfb "ïDlfl ynrti nn nb iath ttoi /nm nn tvhxh ♦anSty rrm bxiw Ksh navi pa iüki 'cd^k »j £n faï Memra Jehovah, „ (naamlyk dat Eeuwige Zelfftandige Woord, „ de Zoone Godf, zoo als reeds aangetoond „ is,) zeide tot Mofes, lk ben dezelve die tot ,, de Waereld gezegt heeft, zyt, en ze was ! „ en die ook in het toekomende tot haar zeggen „ zal, zyt 1 en ze zal zyn ! — En hy zeide, „ alzoo zult gy tot de Kinderen lsraëls zeg„ gen, Ehejeh, lk zal zyn , heeft my tot u ,, lieden gezonden." — Welk eene voortref- felyke taal! En wilt gy nog meer be. wyzen hebben ? Ziet daar (5 Zoo leezen wy Exo. 25. De groote belofte die Jehovah aan Israël doet, vers 20: 21. Ziet, ik zende mynen Engel voor uw aangezichte, om u te behoeden op dezen weg, en om u te hengen tot de plaatfe die ik bereid hebbe. N 5 Hoedt Tar. gum Jeru- _ fchalmi, overExo. 3: 14- Exod. 23 :30— 21.  208 1SRAELS VERLOSSING zoo zal hy nogthans uwe zonden niet ver* ,\geeven, indien gy hem verbittert; „ want die hem verbittert, verbittert my- „ nen eenigen naam jehovah, „ die in het binnenfte van hem is, enz." — Welk eene nadrukkelyke taal! Oordeelt nu zeiven, blykt het niet duidelyk, ook zelfs volgens de verklaaring van Rabbi Bechai, dat deze Engel, door Jehovah als Israëls Leidsman, hier beloofd, die de vjjfiPI ybo Malach Hapanaf, de Engel zyns aangezichts, ja zyn aangezicht zelf is, en door welken Jehovah in de Waereld bekend zou worden, geen Geschapen Engel,maar een Goddelyk Perfoon, en wel een onderscheiden Goddelyk Perfoon moet zyn, van Jehovah, die hier deze vertroostende belofte aan Israël doet? — En wie anders, dan.het pflrT mtttt Memra Jehovah, de Zoone Gods,die in vollen nadruk die altyd de grondftelling is geweest van het Joodfche Volk, en die ook gegrond is op Mofes en de Propheeten! —— Jehovah eigent zich deze magt alleen toe, Jef. 43: »5- ik, ik ben het, die uwe overtreedingen uitdelg, om mynen wille, enz. En de kerk erkent die ook na- drukkelyk, Micha 7:18 Wie is een god gelyk Gy, die de ongerechtigheid vergeeft! enz. En derhalve een allerkrachtigst betoog, dat de Heerlyke Gezant, die de magt had om de zonden te vergeeven, een Goddelyk Pi r10 0 n moet zyn !  Rabbi Mofche Bar Nachman,pag. 76. Col. 3. Ma!.3'.i. Rabbi Bechai pag. 11 s Col. 3' 210 ISRAELS VERLOSSING Over welke woorden de verklaaringen van uwe Oude Rabbynen met aandacht behooren geleezen te worden. .) Ziet hier de korte , doch zeer nadrukkelyke verklaaring van den beroemden Rabbi Mofche Bar Nachman, over deze aangehaalde Godfpraak. yfoo / ss ikt ia» /"O d^'sn Dn« im mart ' "01 / ss j> Myn aangezicht zal mede „ gaan: naamlyk, de Malach Habrith, }, de Engel des Verbonds, aan denwelken gy „ lieden lust hebt, want in hem wordt myn „ aangezicht .gezien, enz" — Welk eene nadrukkelyke taal! Dan, wie is de msn 1*6)3 Malach Habrith, de Engel des Verbonds, die het aangezicht van Jehovah is, in wien het uangeziche van Jehovah gezien wordt, anders, dan het rtVT Memra Jehovah, de Zoone Gods, die het Beeld des onzienelyken Gods is; het affchynfd van s'Vaders Heerlykheid , en het uitgedrukte Beeld zyner zdfftan- digheid? (ssss) Trouwens, die den ZooNZieï, ziet den Vader. ..) En, laat ik hier nog byvoegen , de verklaaring van Rabbi Bechai. — Ziet hier zyne eigen woorden. / )^ ijs cban rra w /|m» rthan Kim hp Qtsss") Ziet boven, pag. 208.  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 2tt nrVrun nwèsjm dtoi orosi-fa? 'na ubcn /onjftfl n m rfcmi „ Jty» aangezkhte zal mede gaan, dat is de „ &*»If pggg M £ t a t t r o n , doOT „ vetten l K i» de Waereld bekend zal worden, ,, door de vreezelyke werken en groote wonde5, ren, die door zyne hand zullen gedaan wor. >, den; door welke de menfchen my zullen „ leeren kennen en vreezen ; even als 'er aan „ den oever der Roode Zee plaats had, „ waar van gefchreeven ftaat, en Israël >, zag ae groote hand , die de Heere aan de „ bgyptenaaren beweezen had, en het Folk „ vreesde den Heere, en geloofde in den „ Mee re. -Dan, wien bedoelt Ribbi Bechai, door dezen Gezant p^gg Metattkon, door welken Jehovah in de Waereld bekend, en door wiens tekenen en wonderen, de menfchen tot kennisfe en het geloove tn Jehovah bewoogen zouden worden, anders , dan dien nnsn Malach Habrith, den Engel des Verbonds, naamlyk het -ffff N1M Memra Jehovah, den Zoone Gods, die het aangezkhte van Jehovah is; ja in wien het aangezkhte van Jehovah gezien wordt, volgens de verklai nog van Rabbi Mofche Bar Nachman, zoö O % even Eoxd. m: 13.  Exod. 24: »• Rabbi Bechai, pag. S>3' Col. 4. ïi2 ISRAELS VERLOSSING even aangehaald ? Trouwens, dit zal nader blyken, niet alleen uit de verklaaring van Rabbi Bechai zeiven , rnaar ook uit de verklaaringen van zoo veele anderen uwer Oude Rabbynen. a) In het boek van Rabbi Bechai, leest men in zyne verklaaring over Exo. 24: r. /mr? ba rhv tön n»o ba) Daarna fprak hy tot Mofes, klim op tot Jehovah; de volgende zeer nadrukkelyke woorden, taf n»üba) /nSapn np by) /prjbta inr /n ba rby mm c^n □ara wnian wm pi /ran q»a W» nrn n»a» ^ /nrn a»a K">pai * na-iaS / w ^ onion maiE^ *n» c^aa aosn fdho /p« /rrWi jhk wm *nama nV»Dü rfan maan bx pip» • tDtaaö rrW? pip» p' P»^ /nA» »a / rrvp» P'^Sd ^» p# ^ "Mi tal» Kin» ^1 /'mbo rnö»ö caiann mnö nam ,lfln» ">öi» mpa oSwn nD W? pa **in» /iaa»n id» nmin n»»nnnm □avVyn Ka* ba» /vnnn» /rrWi Kim *vr nnm wi»na on abn bn ^ mtA»n» ïaao n^oSi Ar» nb ' wi wap baa vttf? piK w „ En  ïhEEUWIGE BEHOUDENlS.2t3 jj En volgens de Kabbala, (de geheimzin„ nige Godgeleerdheid) worden deze „ woorden dus verklaard. En de „ Kenige Naam, naamlyk Jehovah, „ zeide tot Mofes, klim op tot Jehovah; „ deze is jntaöD Metatteon, wiens „ naam is , gelyk de naam zyns Meesters. — j, En zoo hebben het ook onze Rabby3, nen, hunne gedachtenisfe zy tot zegen! verklaard, (rm) — En hy, naam- jj lyk (tttt') De ze verklaaringen der Rabbynen, waarop Rabbi Bechai zich eigenlyk beroept, leest men in het boek Jalkuth Schimoni, pag. 08. Col. 2. en vooral in den Talmud, Trad. Sanhe. d, 'in; waar verhaald wordt een zeer aanmerketykefamenfpraak, tusfchen een voornaam Rabbi in een Christen; welke ik nier ondienfhg oordeel hier te plaatfen. — Ziet hier dan de ei. gen woorden uit den Talmud, xro Kinn 1dx •pa* 'bx nSjr , 'n nv „ Een Mien of Ketter, (naamlyk j „ een Christen) vroeg aan Rabbi Jdith, 'er „ ftaat gefchreeven , En hy, naamlyk Jehovah, „ zetde tot Mofes, klim op tot Jehovah; „ hier hadde Jehovah behooren te zeggen, klim ' ,, op tot my? — Waarop Rabbi Jdith hem „ antwoordde, deze, die met Mofes fprak, en » hem zulks belastte, is pBBn Mettatrom, „ wiens naam is, gelyk de naam zyns Mee. " UT ' C ",a?mlyk'n,n' Jehov*h; volgens dd >, nadere verklaaring van Rabbi Salomo Jarchi ^ „ zoo als 'er gefchreeven ftaat, want urn naa'm 0 3 is TraSt. Sanhedrin , 'ag.38. jol. 2. Exod. 14: 1.  asEEUWIGE BEHOUDENIS.215 „ benoemd, terwyl in dezen naam twee ,, beteekenisfen begrecpen zyn, die zyn „Character aanwyzen ; naamlyk, „ dat hy is rrV^I |HK Adon een Heer, „ en Scha li ach een Gezant. — jy^ „ Adon, Heer is hy , naar de taal der „ Rabbynen, die een Vrouw welke de „ Heerfchappye voert, njTltSb Mathrona „ noe. gens de nadere verklaaring van Rabbi Sa„ lomo Jarchi, die ik bier woordelvk plaatfen „ en vertaaien zal,) tot hem zeide, yl'3 KjV3n*n •jxra itojdnd '03 Hm , ij'jwb nKcS na 13 \*w ' hooi k»sid wbv K3pinfll7 vVflK ' v?3pb „ Gy „ hebt de waarheid in uwe hand, C dat is, gy , zegt de waarheid;) Hy kan ome zonden niet „ vergeeven; want wy hebben zelfs den al- ,, LER VOOR TREFF ELYKSTEN GeZANT, die ,, voor ons uit-en inging, verfmaad, verwor,, pen, en geweigerd om hem aan te neemen! „ enz." Treffende belydenis van een Tal- mudifchen Rabbi! die de Christen beter zal verftaan hebben, wat hy eigenlyk hiermede zeggen wil, dan de blinde Talmudifchen Rabbynen, die dezen zaamenfpraak in den Talmud geplaatst hebben ! Ziet daar! zoo fpreekt een overtuigde confcientie, volgens het Woord der Waar. heid 1 en nogthans, als 'er geene zaligmakende en hartveranderende genade bykomt, men blyft door de verharding des harten , die geene die men is! —— Men blyft door het fnoode ongeloof aanhoudend weigeren, den jfllervoortreffelykjlen Gezant, den Zoone Gods, als zoodaanig aanteneemen, te eerbiedigen en te gehoorzaa ■ men! Het Geloove is een ga ave- Gods! O 4 Rabbi Salomo Jarchi,  »i6 ISRAELS VERLOSSING „ noemen; en rrh'iï Scha li ach, een „ Gezant is hy , naar de taal der Grieken, 5, die een Gezant twiraf Menutor noe„ men. — En 'er ligt nog een derde be„ teekenisfe in dezen naam opgeilooten , „ naamlyk van een Wachter: want in de „ Chaldeeuwfche taal, wordt een Wach- „ ter nTÖÖ Matterath genoemd; en ,, terwyl hy de Bewaarder der Waereld is, , wordt hyDE Bewaarder Israöls genoemd. En dus Leeren wy uit de „ kracht der beteekenis van zyn naam, dat hy M is p-|tf Adon , Heer, over alles wat „ beneden hem is; want alle de Heir„ fchaaren die boven in den Hemel, en „ beneden op de Aarde zyn, Raan on„ der zyne Magt en Heerfchappy. — „ En een r\hw Schaliach, een Gezant , is hy; in zoo verre hy als Gezant min* der is, dan hy, die hem gezonden, , en alle Magt en Heerfchappy in den „ Hemel en op de Aarde gegeeven, , en tot een Heer over zyn Huis, en Regeerder over alles wat hy bezit, „ gefield heeft, enz." — Nadrukkelyke verklaaring,die men ook woordelvk leest, in het zeer beroemde boek Scheneé Luchoth Habrith, pag. 250. Col. 3. — Dan, wien bedoelt Rabbi Bechai, door dezen pTDÜD Mettatron anders,dan dat rni? JWÜ Mem-  enEEUWIGE BEHOUDENIS.217 Memra Jehovah,den Zoone Gods,den Verlos/er der Waereld, die volgens de verklaaring van uwe eigen Rabbynen, (yvvv) niet alleen is jHKn HaaooN, die Heere, aan welken onze Godvruchtige Voorvaderen lust hadden , maar ook te gelyk een rvV» Schaliach, een Gezant, te weeten de rH2n "JK^D Malach Habrith, de Engel des Verbonds, die volgens de Goddelyke belofte tot zynen Tempel moet komen ? — Trouwens, deze Heerlyke Gezant kon alleen in vollen nadruk zeggen, my is alle magt gegeeven, in hemel en op Aarde! — Maar laaten wy hooren , wat 'er ook andere Rabbynen, ii van dezen jïiü£3Ü Mettatbon zeggen. b) In het boek Elia Hatischbi, leest men het volgende. y& p-güü Tan mmn yhan oioïk /ensn n» «ncabva jiiüüö ' tn c»d tatw „ Mettatron, is de Vorst des aan„ gezichts; van welken onze Rabbynen „ zeggen, dat hy is de Engel, die ten 3, allen tyde het aangezichte van den „ hooggeloofden Koning aanfehouwt, en „ van (vrw) Ziet boven, pag. 213. O 5 Mal. 3: !• Elia Hatischbi, pag- 53. Col. 1.  Exod. 33:21. Exod. 33:31. 218 ISRAELS VERLOSSING „ van hem zegt Jehovah, myn naam is ,, in het binnenfte van hem: want zyn naam j» i^ gelyk de naam zyns Meesters, naam- „ lyk Jehovah. — jnöbü Mettation, „ maakt volgens de Gemaatria fjtxxx) of Letter-Getal uit, den naam „ Schaddai, Algenoegzaame, dat is, „ Driehndert en Veertien." — Dan, wien bedoelt Rabbi Elia door dezen Mettatron, die de Vorst des aangezichts is, ten allen tyde het aangezkhte van den Hooggeloofden Koning ziet, en van wien Jehovah zegt, myn naam is in het binnenfte van hem, anders, dan dat nï!T *WÜ Memra Jehovah , den Zoone Gods? —— Eene waarheid , die reeds gemoedovertuigende betoogd is. —— Trouwens, niemand heeft ooit den Vader gezien, dan die van God is; deze, (naamlyk het ni!T KTWÖ Memra Jehovah, de Zoone Gods,) heeft den Vader gezien! en ziet ook zyn aangezicht ten allen tyde. —— Verder. c) In (*.i-*0 De Gbmaatria of Letter-Getal, is een voornaam deel van de Kabbala, waarmede gy zeer veel op hebt, om door de vinding der Letter Getallen , eene Verborgenheid aan te wyzen, gelyk hier te zien is; doch waaromtrent ik my tot nog toe niet verder kan inlaaten, mooglyk zal ik in het vervolg betere gelegenheid vinden , om iets meer hiervan te kunnen zeggen.  enEEUWIGE BEHOUDENIS.2T9 c) In het zeer oude boek Otioth Rabbi Akiba, leest men het volgende •w ik^s /d^sn n» y&o /jtoü /-roan -i» -j^ü / rTïaan")» txSü > mfinn ' paai doed» canaaï! o»ai omaa „ Mettatron, is de Engel, de Vorst ,, des aangezichts. — De Engel, de Vorst „ der Wet. — De Engel, de Vorst der „ Wysheid. — De Engel, de Vorst der ,, Sterkte. — De Engel, de Vorst der „ Heerlykheid. — De Engel, de Vorst dsr Koningen. — De Engel, de Vorst der Heeren. — De Engel, de Vorst „ der Vorften , der zeer veele , hooge, ,, verheevene en Heerlyke, die in den „ Hemel en op Aarde zyn" — Welk een Heerlyk Perfoon! — Dan, wie kan die anders zyn, dan dat nï!T NID^D Memra Jehova, de Zoone Gods, de Verlosfer der Waereld, die uitermaaten verhoogd is, verre boven alle Overheid en Magt, en Kracht en Heerfchappy, en allen naam die genaamd wordt, niet alleen in deze Waereld, maar ook in de toekomende! Ja, wien zelfs de Engelen Gods aanbidden ? Laat ik 'er alleen dit nog by- voegen. d) In het zeer beroemde boek Be- Otioth Rabbi Akiba, pag.j i. Col. 3« PC. 97: 7-  Berith JMenucha,pag- 37' Col. 2. Spr. 8: 12. Pf.a;6. 220 ISRAELS VERLOSSING i?en^ Menucba, (yyyy~) leest men het volgende YTbl cAPIbPI bv hWD WS1Ï wip p ^i /two rt» oabon Sd d1?» tüiSs /w ynb pitst» cAnipbn rwwn Kin o / vbv&h rrtaxi Wö» * T31 / W » En Hy,naamlyk Met„ tatron, is een Heerfcher over alle „ Heerfchers, en Koning over alle Ko„ ningen, die met groote magt regeert; „ en daarom hebben de Kabbalisten Met. „ tatron genoemd Merja Sis, dat wil „ zeggen, een Heerfcher, die met magt zyne „ Heerfchappy regeert; want hy is het begin„ fel van Gods weg, enz." Nadrukkelyke taal! — Dan, wien kon hy door dezen Heerlyken Perfoon anders bedoelen, dan p*TXn HAaDON dien Heere, te weeten, min "l&Sbn den Malach Habrith, den Engel des Verbonds, naamlyk dat tf^yb fjirp Memra Jehovah, den Zoone Gods, den Verlosfer der Waereld? dien de Vader tot Koning gezalfd heeft, over Sion, den Berg zyner Heiligheid; ja, op wiens Dyën gefchreeven Raat, Koning der Koningen, (vyyy) Gefchreeven door Rabbi abraham Merimon , en gedrukt te Amsterdam , in quarto, in den Jaare 5408 na de fchepping der Waereld, dat is, in den Jaare 1647 na de telling der Nazareërs.  enEEUWIGE BEHOUDENIS.221 gen, en Heer der Heeren! — Wien kan hy door dezen p-|C3E3ü Metta- tron anders bedoelen, dan die Eeuwige zelfftandige Wysheid, den Zoone Gods, die van zich zeiven betuigt, door my regeeren de Koningen , en de Vorften ftellen gerechtigheid: door my heerfchen de Heerfchers, en de Prinfen, alle de Richters der Aarde ? — Ja, wien kan hy door dezen P"1L3£3Ü Mettron anders bedoelen, dan de eeuwige zelfftandige Wysheid des Vaders, naamlyk dat nii? N1ÜHÜ Memra Jehovah, den Zoone Gods ? die in de Godfpraak (door Rabbi Abraham Merimom, ter flaving van zyne ftelling aangehaald) fpreekende wordt ingevoerd, en van zich zeiven, ten opzichte van zyn eeuwig bestaan met, en onbegrypelyke eeuwige Generatie van den Vader, met zoo veel nadruk betuigt onp «orn fTtMO ^p flW fNÖ "rbysb Jehovah bezat my in iiet beginsel zyns wegs , voor zyne werken, van doe aan! Laaten wy by deze gelegenheid, deze aangehaalde Godfpraak, zoo als dezelve in haar verband voorkomt, wat nader inzien, en die allergewichtigfte waarheid, naamlyk: „ Het eeuwig bestaan „ van dat nin11 iDÜÜ Memra Jehovah, dat Eeuwige zelfftandige Woord, den Zoone „ Gods, Spr. 8} Spr; 8:2a.  222 ISRAELS VERLOSSING „ Gods, met, en Onbegrypelyke Generatie „ van den Vader, ( waar van tot hier toe ,, nog niet gefprooken is) uit dezelve „ met nadruk betoogen." ■ ■■ ■ Ziet daar dan. V) Zoo leezen wy ten Vyf den, in het Spreukeriboek van Salomo Cap. 8. waar in het eerfte vers, de wysheid, fprekende wordt ingevoert, die haare ftemme op alle plaatfen verheft, en alle menfchen zonder onderfcheid nodigt , om naar haar Goddelyk onderwys te hooren , aangedrongen met de allerkrachtigfte drangredenen, vers 2—21. hooren wy haar eindelyk deze allernadrukkelykfte en verhevenfte betuigingen van haar zeiven afleggen, vervat vers 22—31. — niiT □Swo :?kü nhvsti enp fsri mwn *jdj> niDinn p*o :p« tnpa mro ynan enta röD'nnsj nwyti pas t^in 16 iy : vMin nnn:» ^ uotan nnn ware»: San nnsy twni mini pa nw : ainn ^ pm ipnn w Dfc> n»Dts> : Dinn nu5 mm V^dö o^pn» «a»a ipnn vs'mr cyoi ipn ah )W2 nmxi pa» kstt rprw : p« hdid hsi vjbS npnirD ov öp ayr&yv *o m yvyun ma 'wro npniwa : n#  enEEÜWIGE BEHOUDENIS.223 j » De Heere bezat my in het be- „ ginfel zyns wtgs; voor zyne werken van doe „ aan. lk ben van Eeuwigheid af gezalfd „ geweest, van den aanvang, van de oudheden ,, der Aarde aan. lk ben gebooren als de „ afgronden nog niet waren, als nog geen „ fonteinen waren zwaar van water. Al eer „ de bergen ingevestet waren, voor de heuvelen ,, was ik gebooren. Hy hadde de Aarde nog „ niet gemaakt, nog de velden, nog den aan5, vang van de ftofkens der Waereld. Doe „ Hy de Heemelen bereidde was ik daar; doe „ Hy eenen Cirkel over het vlakke des afgronds ,, befchreef. Doe Hy de opperwolken van bo,, ven bevestigde; doe hy de fonteinen des af. gronds vast maakte. Doe Hy de Zee haar „ perk zetlede, op dat de wateren zyn bevel jj niet zouden overtreden; doe Hy de grond„ vesten der Aarde Jlelde. Doe was ik een 5> Voetfterling by hem, en ik was daaglyks zyne vermakingen ; te allertyd voor zyn. j, aangezkhte Jpelende. Spelende in de Wae- reld zyns aardryks, en myne vermakingen ), zyn met de Menfchenkinderen. —— Verhevene uitdrukkingen! Dan , de gewichtige vrage (zal men deze Godfpraak recht vatten) is deze: „ Wien moet men hier , door de wysheid, die van het „ eerfte vers af in deze Godfpraak fprekende wordt ingevoert, en zulke heerlyke dingen van zich zeiven betuigt, eigenlyk ver* „ ftaan?" Uwe. Talmudifche Rabbynen, met deze verhevenGodfpraak ten uiterilen verlegen, zyn spr. 3: aa-31.  enÈEÜWIGE BÉHOÜDENIS.227 zacbon zeer nadrukkelyk HKHS OYip p*? /jö r r?n ab /nnVü -m rm k-W drum * jam nwrV mnna o^n nma ronrai ■ pa /toï ^ pwn rrurtj wa-i nm pi *}DrS cmp |&r pw /o-npA a-np OTlp En derhalve, vook de Schepping der „ Waereld, daar niets was dan alleen „ God, was 'er geen Tyd, maar met de „ Schepping der Waereld heeft de Tyd „ zyn begin genomen! —- En dit is „ ook het gevoelen van onzen Rabbi „ Saadja Hagaon, Zyne gedachtenisfe zy „ tot zegen! 'Er is geen begin voor het ,, begin, en geen tyd voor den Tyd." —. Oordeelt nu zeiven, Zoonen Abrahams! Hoe kunnen dan uwe Talmudifche Rab. bynen zoo onbefchaamd Rellen , dat de wet van Mofes (ik zal thans van de andere zes dingen niet fpreeken) voor de Schepping der Waereld, en wel bepaald Neegen Honderd en Vier enZeventig Geslachten voor de Schep, ping der Waereld, geschapen zoude zyn? Daar immers volgens de eenpaarige Reiling van uwe Rabbynen , voor de Schepping der Waereld, geen tyd, maar eene volftrekte Eeuwigheid was? Is dan niet zulk eene ongerymde ftelling, de uitzinnigheid zelve? 'Er zyn anderen onder uwe Talmudifche Rabbynen, die Rellen, dat hier de Wezenlyke Wysheid, zoo als dezelve eene P 2 Goo- Sepher Niza. chon, pag. i 1. Zol. 2. Zap. 3»  TraU. Sanhedrin, Col. i. a28 israels verlossinö Goddelyke Eigenschap is, by wyze van Perfoons verbeelding, fpreekende wordt ingevoerd. — Zoo leest men uitdrukkelyk in den Talmud, waar van de Wysheid gefproken wordt, het volgende; - -73 m ttmw /nnpn bv vyto *» * 131 nöDTtt D^n » Dit is de Eigen„schap van den Heiligen Hooggeloofden \, God, die de ganfche Waereld met Wys„ heid gemaakt heeft.'" Dan, wie ziet niet de ongegrondheid, ia de ongerymdheid ook van deze Helling? , In. wat opzicht behoefde tog de Wysheid , als een Eigenschap van God, met zoo veele verheffing en herhaaling van zich zelve te betuigen, dat zy van Eeuwigheid geweest was? Zyn dan niet alle Wezenlyke Eigenfchappen Gods, zoo volftrekt Eeuwig, als God volftrekt Eeuwig is! Waartoe dan zulk eene verheffing en herhaal van woorden, daar deze waarheid niet in twyffel getrokken wordt? — Wat zeg ik ! - ln wat opzicht zoude tog de Wysheid, als een Eigenschap van God, van zich zelve kunnen betuigen, lk ben van Eeuwigheid af gezalfd geweest? vers 23: — lk ben gebooren als de afgronden nog met waren? vers 24: 25- Doe was tk een Voedsterling by hem, en ik was dagelyks zyne Vermaakingen, ten allen tyd voor zyn aangezicht fpeelende? vers 30: 3*.  enEEUWIGE BEHOUDENIS.229 Ik geef deze gewichtige vraagen, ter uwer beandwoording over. Neen,Mannen Broeders! In deze Godfpraak wordt fpreekende ingevoerd, een Goddelyk Persoon, zoo als Rabbi Schimon, Opper- Rabbyn te Frankfort aan den Main, in zyn boek Jalkut Schimoni, tweede deel, in de verklaaring over Spreuken 8: 1. uitdrukkelyk zegt, x^n Kin nra vnpn nr /xyn mn » Roept „ de Wysheid niet? dat is, de Heilige „ Hooggeloofde God." — Trouwens, deze fpreekende Goddelyke Perfoon, eigent zich met zoo veel nadruk toe: 1.) Goddelyke Werkingen. Te roepen op alle plaatfen, ieder een te ver* maanen om te hooren, te verftaan en gewillig aan deszelfs onderwyzingen zich te onderwerpen, vers 1—11. —_ 2.) Goddelyke Eigenschappen. Raad , Wezen en Sterkte, vers 12—14. 3.) Go ode- lyke Opper magt. Door wiens beftel de Koningen regeeren. vers 15; 16. . 4.) Goddelyke Algenoegzaamheid. By wien is Rykdom, Eere, duurciibtig Goed en Gerechtigheid, vers 17—19. —. En 5.) Goddelyke Bestiering en leiding omtrent zyne Liefhebbers tot eene Eeu. wige gelukzaligheid, om hen beflendige goederen te doen beërven , en hunne Schatkameren te vervullen! vers 20: 21. P 3 Maar Jalkut S'chimo» ns, 2 d. over Spr. 8: 1. Pag-135. Col. 1.  3,3© ISRAELS VERLOSSING Maar wat meer is! In deze verheven Godfpraak , wordt niet alleen een Godde. lyk Perfoon, maar ees Onderscheiden Goddelyk Persoon van Jehovah God den Vader, fpreekende ingevoerd! Ziet alleen vers 22: 24: 30 en 35. waar deze Goddelyke Perfoon van zich zeiven met zoo veel nadruk betuigt, Jehovah bezat my; Ik ben gebooren; lk was een Voetfterling ty hem; Die my vindt, vindt het leven, en trekt een welbehaagen van Jehovah, enz. — En wie kan deze Heerlyke Goddelyke Perfoon anders zyn, dan dat niiT VTtiPQ Memra Jehovah, dat eeuwige zelfftandige Woord, de Zoone Gods? — Trouwens, de Zoone Gods, kan in vollen nadruk zich noemen nDDM Chochma, de Wysheid, (V) om dat hy is de Eeuwige Wysheid des Vaders , in wien alle Schatten der Wysheid verborgen zyn; en om dat hy 'zyne oneindige Wysheid ten toon gefpreid heeft, niet alleen in het werk der Schepping, maar vooral in het werk der Verlosfing, en wyze wegen die hy van Eden af gehouden heefc, en nog houdt, zoo met zyn Kerk in het gemeen , als met ieder Geloovigen in het bezonder; waar over Zoo wordt de Tweede Perfoon in het aanbiddelyke Goddelyke Wezen, door uwe Kabbnii^en , in de Tweede Sephira ook genoemd noan Chochma; de Wysheid. Ziet boven, pag. 183. in de Noot.  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 231 over men met verwondering moet uitroepen ; O, diepte des Rykdoms, beide der Wysheid en der kennisje Gods! Hoe onderzoekelyk zyn zyne oordeekn, en onnafpeur* lyk zyne wegen! Dan , wat betuigt de Eeuwige Wysheid des Vaders, de Zoone Gods, van zich zelve? — Vier allergewicbtigfte Waarheden! —— Vooreerst, zyn Eeuwig Bestaan mef den Vader, vers 22. Ten tweeden, zyne Eeuwige Voor verordin eer 1 n g tot Middelaar, door den Vader, vers 23. Ten derden, zyne Eeuwige Generatie van den Vader, vers 24—26. En ten vierden, zyn Eeu- wig Vermaak by den Vader, vers 27—31. ——. Laat ik deze vier gewichtige Waarheden , wat nader toelichten, en zelfs met uwe Oude Rabbynfche Schriften bekrachtigen. I. De eerfte gewichtige Waarheid, die de Eeuwige Wysheid des Vaders, de Zoone Gods, ons hier leert, is, zyn Eeuwig Bestaan met den Vader, vervat vers 22. waar hy van zich zei ven betuigt, tkü v^sd cnp 13-h rmn röp nvr Jehovah bezat my (c) in het beginjel zyns wegs, C<0 Het Grondwoord 'jjp Kanani, afkomft;g van nap Kana, waarvan de Eeuwige zelfftandige Wysheid zich hier bedient, beteekent eigentlyk verkrygen, of bezitten van iets, dat F 4 mea  Jefus Syrach, Cap. i; 4-9 en Cap. 34: 14- 232 1SRAELS VERLOSSING wegs, voor zyne werken van doe aan. ——• Drie uitdrukkingen , door welke hy de volftrekte Eeuwigheid van zyn beftaan met den Vader, ons Stervelingen op het allerna- drukkelykfle wil infcherpen. En hoe anders dan door eene onbegrypelyke Eeuwige Generatie van den Vader? Dit zal ons ftraks nader blyken, uit vers 24 en jy. En wat hebt gy toch tegen deze gewichtige waarheid in te brengen ? a) Zegt gy, het grondwoord tjjp Kanani, moet hier niet vertaald worden, bezat my, maar heeft my Geschapen, zoo als Jefus Syrach, in zyn boek Ecclesiasticus, Cap. 1: 4. van de Wysheid fpree- men tot zyn eigendom verkrygf, of door Koping, ziet Gen. 25 •■ 10: 49 en 3°- Exo. 21: 2. en » Sam ia: 3. — Of door naarjiig onderzoek, ziet Spr. 4: 5-7- 16: 16. 18: 15 en ,p: 8. Of door een Wettig Huwe/yk, ziet Ruth 4: 10. Of door Verlosfing, ziet Exo. 15: 16. Deut. 3a: 6 en Pf. 74: 2. Of door Schepping, ziet Gen. 14: 19-22. en Pf. 139: 13. — Maar ook vooral door Gene» neratib, ziet alleen Gen. 4: 1. waar Eva haaren eerften Zoon baarende, zeide, VS m'jp nffr> t\* lk hebbe een man van den Jehovah verkreegen. - En dat hier in de Godfpraak van Spr. 8: 22. het grondwoord «Jlp nin» Jehovah Kanani, waar van de Eeuwige Wysheid des Vaders, de Zoone Gods zich bedient, in den laatften zin moet opgevat en dus vertaald worden, Jehovah bezat my, (of heeft my verkreegen) naamlyk, door eene Eeuwige onbegrypelyke Generatie, zal ftraks nader blyken.  enEEÜWIGE BEHOUDENIS.233 fpreekende , zegt, t*»V«» 'i»n{r** r*QU$. De Wysheid is eerder Geschapen dan alle dingen. —- En vers 9. ki^s avrit i*-im> De Heere zelfs heeft haar (naamlyk de Wysheid) Geschapen. En nog nadrukkelyker Cap. 24: 14- waar de Wysheid, door hem fpreekende ingevoerd , van zich zelve betuigt nti f» «ums iftff '1W1' f. Voor den beginne, in de Eeuwigheid heeft hy my Gefchapen. — Zie daar, zult gy zeggen , byna dezelve woorden van de aangehaalde Godfpraak, Spr. 8: 22. —— Dan, ik zal alleen u vraagen, heeft de Oude Joodfche Kerk, aan wien alleen de woorden Gods waren toevertrouwd, het boek van Jefus Syrach genoemd Ecclesi asticus , wel ooit voor Goddelyk erkend, en onder de Heilige boeken geteld? Wat zeg ik! Is het niet een boek, waarin het u, volgens het uitdrukkelyk verbod van den Talmud, zelfs ongeoorloofd is te leezen ? (rf) —— En zouden Hebreeuwers op zulk een boek zich kunnen beroepen ? b) Zegt gy, de beroemde LXX Overzetters, voor welken zelfs de Nazareè'rs, van oude tyden af, zulk eene hoogachting hadden, hebben de woorden *03p rtl!T Jehovah Kanani overgezet Kv'fi«f 'Uuri ft*. De Heer heeft my Geschapen- Dan, het zy verre van my, deze C^) Ziet boven, pag. 161. in de Noot. P S  234 ISRAELS VERLOSSING deze Oudften in Israël te befchuldigen, dat zy deze Godfpraak in hunne overzetting met opzet trouwloos vervalscht zouden hebben; neen, deze Godfpraak wordt in den Talmud, onder de dertien Schrif. tuurplaatfen,die zy met eenpaarige trouwloosheid vervalscht hebben, niet aange. haald. (e) — Maar ik zal alleen vragen , zoude dit wel de eenigfle fout zyn, die zy in hunne vertaaling begaan hebben? Ziet alleen hnnne grove in het ooglopende fout, in hunne overzetting van Deur. 32: 8. reeds duidelyk aangewezen, pag. 164. — En dat zy ook hier in deze Godfpraak , een grooten misflag in hunne vertaaling begaan hebben, blykt duidelyk uit hunne eigen overzetting van Zach. 13:5. waar zy hetzelfde grondwoord ijjpn H1 k- nani vertaald hebben iy*»*» *u. heeft my Gegenereerd. —— En nog klaarder blykt dit, uit hunne vertaaling van Gen. 4: 1. waar Eva haaren eerften Zoon baarende, zeide , nirp WH W3p door hen vertaald 'tKTvTiftn aüpoxet hèt rit $tx. Ik hehbe eenen Man van Jehovah verkreegen. En hoe anders dan door Generatie ? —— Maar boven dit alles, ik fpreek thans tot Hebreeuwen! zouden wel Hebreeuwen , die den Hebreeuwfchen Grondtekst in handen hebben , denzelven met de hoog- CO Ziet boven, pag. 165. in de Noot.  knEEUWIGE BEHOUDENIS.2 II.) De tweede gewichtige Wa; heid, die de Eeuwige Wysheid des \ ders, de Zoone Gods, in deze verhev Godfpraak ons leert, is, zyne Eeuwi VoORVERORdineering TOT Ml delaar, door den Vader, vervat vers 2 waar hy van zich zeiven betuigt pK WpO iWHb YODJ lk ben van Ee wigheid af gezalfd geweest, van den aa vang, van de oudheden der Aarde aan. Eene waarheid die geen breedvoerig bi toog noodig heeft, ja zelfs door uwe Out Rabbynen volkomen toegeftemd wordt. Ik zal thans niet fpreeken van den 001 fprong der zalvingen; noch hoe dat in d Oude Joodfche Kerk niet alleen het He lige der Heiligen, de Arke des Verbonds, d laf el der Toonbrooden, de Kandelaar, enz maar voornaamlyk ook Persoonen die tot gewichtige aanzieneiyke Ampte, geroepen werden, als Propheeten, Prie fiers en Koningen, volgens den uitdrukke Jyken last van God, met de Heilige Zalf Oüe gezalfd moesten worden. Dil zyn waarheden, die aan Hebreeuwen overvloedig bekend zyn. — En wat eigenlyk de zalving, omtrent de Perfoonen die gezalfd werden, te kennen gaf? Hiervan fpreeken ook uwe Rabbynen, en vooral Rabbi Abarbanel zeer breedvoerig in zyne verklaaring, over 1 Koningen, Cap. 1. waar hy zeer nadrukkelyk zegt nrvnt? ma rmh mttn ' nhon ^mh nrwsn fTwan 39 ir'a;n?« D- 3Ö[*• 1- >e e t » Rabbi abarbanel,over 1 Kon. 1. Pag' 5. Col. 4. Art. 1.  a4o ISRAELS VERLOSSING ik -dw *ab 'nrfotn rrrrari iotö tVotA na /in n TO -ipk btt?3 ia rwp wn rrn /itiküi onann invn ^ rmen rrn» Kim / Snavi nnv ia wi mwi nnitf i1»» ntPDJ pVi /toi nVoni /maaS inSnan ^ |öw nw mvn jnrtf ^ik-i rrn /n 'sj? innna nvn1? / »ai2?n nnrinn *ritPD3 im nrVi /nnna 'an /'i-rWn ys^n SnpS rwüan panS .na nmiirm in pmn nn^n nma n» ïnarwrwöa natw n*nn n^n *rortpn nnn' /owii omxa ^nwn Vrwi 'jympn nnn naiö nm nrntf rowfi n-^ro tö Vwty »a /oa^oa 33 nr wïto /vin mb "isn3i Niunni n nn vby nn^'i new 1ÜN3 nnai * rmwi nnon nr nrn Dl bp n nn n^ïm wn nnpa inw wan rwen» miö * ntoi Ninn nvna * p^n i?3tmi rf?N nnn ^np1? ïanpi „ Dat de zalving gefchiedde tot twee hooge doeleinden. Het eerste „ doeleinde was, om tot een teeken te zyn, „ vm de Goddelyke verkiezing. —— Want ,, nademaal de zaak of perfoon, die God „ zich verkooren had, van andere zaa- „ ken  ■nEEUWIGE BEHOUDENIS. „ ken of zyne medebroederen moesi «g/^d« worden was bet betaamt >, dat er zekere plechtigheid omti " !gruiL,t;^. oi hem door »' zelve afzonderen en aftefcheiden „ aangewezen wierd, dat hy h?er 3, mtvcrkooren was. - En daarom w " by e» uzalfd, op dat die zalving < r S?2AeAnenmerk Z°UdC Z>'"' ^ £ r BftlK,G "* Hooi " :taat'.r t£n 200 ook zelfs de Konin >, verrmdshy naar den mond des 5> daarom werd hv e » zalfd, op dat men zou weeten, L » van G od verkooren was. (q .. £n ; » tw£ k.lvl5 Ha?b' ^w*«ö«, zegt nadru kelyk, dat na de zalving van David rÖT iT ■ «w, niet alle" Koningen* dTdeï Tm^ï? klommen, gezalfd werden', maar L ] ", b< wiens Kroon en Troorr^ a , dcZu^en gers betwist we^. Z 2fh ^ z^ne 2^ Medcdir ^il. nier zyne eigen woorden .nn^n p«,D-, .13 ,n,K n ^ • mn o-pnrv «jca trlNW ïncat , » P'«« had . ndany werd7/«ïfd V7 • W een einde te maakel * DaTonTwS » Salomo pera'M .„„.... , waarom werd - »ia; en AI" o'm lTVen tW,St met ^ Joas, om Jtbahai en Joachas, ,> om «41 :af. Jyk ent deentoe ïrd en ?k£ 0: 2n e- et E- « Pf. 8?: e 30. 6 1 ftabbj 1 Bar Mat. mon, in HilchothMeht' chim , Cap. ti s-43.  3 J 1 ! i Sant. io: 6-14. 1 Sant. 16:13. „ om zynen Broeder Jojahm? — DltJe«* men nog breedvoeriger in de verklaaring van Rabbi Jbarbanei, over 1 Kon. i. pag. 6. Col. 3. Art. 8. -42 1SRAELS VERLOSSING tweede doeleinde d.r zalving, was, \ om den gezalfden toetebereiden , (of be, kwaatn te maaken) om de Goddelyke in. , vloeden te ontvangen: en door middel van , deze zalving, werd hy de beRiering , en befcherming des AllerhoogRen deel- „ achtig. Dit kunt gy zien, uit het „ geene onze Rabbynen in de Mischna „gezegd hebben: want de H o o g e>, priester, door de Urim en Tu„ mim om raad gevraagd wordende, „ rustte de Schechina, (de Goddelyke „ Majelteit) op hem , en hy fprak door ,, den Heiligen Geest! En dit „ zien wy ook in de Koningen. Want „ zoo ras als Saul gezalfd was, werd de „ Geest des Heeren vaardig op hem, „ en hy Propheteerde en werd in een ander „ mensch veranderd. En dit gebeurde, om „ dat hy gezalfd was. En zoo wordt „ 'er ook van David gezegd; en Hy, „ (naamlyk Samuël) zalfde hm in het „ midden zyner Broederen, en de Geest „ des Heeren werd vaardig over David, „ van dien dag en voortaan. Dit verflrekt „ tot een bewys, dat de zalving hem „ bekwaam gemaakt en geheiligd had, „ om den Goddelyken Geest en invloe„ den des Allerhoogften deelachtig te „ wor-  in EEUWIGE BEHOUDENIS. 24 ,, worden, enz." —— Zeer we] ge zegd. (*) 6 En wat verder betreft de Perfoonen door welken , de Jïoffe waarmede , en de plaatfe waar, de zalving verrichi moest worden, en wac hierdoor al te kennen werd gegeeven ? Dit kunt gy ook zeer. breedvoerig leezen, in de zoo even aangehaalde verklaaring van Rabbi Abarkanel, over 1 Kon. r. die zeer voortreffelyk is. Alleen dit moet ik kortelyk aan- merken , dat de wyze of forma der zalving omtrent de Koningen, zeer verfchillende was van die der Priestertn. Ziet hier de eigen woorden van den Talmud. /p pas ya\ /»3 pos ewren n$o /vj *W W ^3 pD3 NTJ 13 *Ett3 31 "lötf „ De Rabbynen hebben geleerd, hoe „ werden de Koningen gezalfd? (het and„ woord is) in de forma van een „ kroon. En de Priesters? (het „ andwoord is) in de forma van een „ chi. . En wat wil dit zeggen in de „ forma van een chi? Rab Mannasja bar Gad~ (<&> Daar van daan die geett der (lerkte en dan* perheid , die zich aan (ronds ontdekte, in het ver liaan van den Leeuw , Beer en Phiïijiyn' - Daar van daan de geest der Wysheid en vreeze des Heeren, die op hem rustte, en de Geest laatfte oogenblikken van zyn i*ven ! Zoo als het DJykt mt zyn Swaanenzang. 2 Sam. 23 • 1-3 q 2 TraSt. Hora ■ joih, pag. 12, CoJ. I.  a44 ISRAELS VERLOSSING „ Gadda zeide, in de forma van de ' Griekfche Letter (X) welke » genoemd word." • Maar waarom moesten Tuist de Priesteren, en vooral de Hooge Priester, die eenmaal in het Heilige der Heiligen, met het bloed moest ingaan , om eerst voor zyne zonde, en dan voor de zonde des Volks verzoening te doen, waarom (vraag ik nog eens) moest tuist de Hoogepriester, in de forma van de Griekfche Letter Chi X, die de gedaante van een kruis vertoont, gezalfd worden ? — Buiten twyfel moet ook dit Kruis-Tedcrn der zalving des Hoogen Priesters, iets voortreffelyks afgebeeld hebben i , Maar wat anders, dan het zwaar e Kruis lyden van den Mesfias? in zyne Hooge Priesterlyke bediening? Hoe dat hy als de tegenbeeldige Hooge Priester, door zvwKruislyden, niet met het bloed der Bokken en Kalveren, maar door zyn eigem bloed , niet in het Heiligdom dat met handen gemaakt is, het welk is het tegenbeeld des waar en, maar in den Hemel zeiven ingegaan is, om nu te verfchynen voor het aangeziehte Gods voor ' f __L Dan laat ik hier niet verder indringen. — Ik houde thans alleen nog maar in het oog , het hoofdzaakelyke van de verklaaring van Rabbi Abarbanel; naamlyk; „ dat ^zalving der Propheeten Priesters en Koningen te kennen gaf , " hunne Goddelyke verkiezing en be,j k w a a m m a a k i n g , tot hunne hterlyke bedieningen:' Als  enEEUWIGE BEHOUDENIS.245 Als nu de Eeuwige Wysheid des Va /ni> „ De Heilige Hooggeloofde God begon „ met den Mesfias in onderhandeling te „ treeden , (naamlyk voor de Schepping „ der Waereld, zoo als uit het verband duidelyk blykt) en zeide tot hem, „ deze, die by U verborgen zyn, (/) „ zullen U in het toekomende door hun„ ne zonden, onder een Tzeren Juk (een „ zwaar (/) Laat Rabbi Schimon liever zeggen, die in o uitverkooren zyn, voor de grondlegginge der Waereld, daar hy immers door die duiiteie woorJen hetzelfde bedoelt.  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 247 „ zwaar lyden) brengen , en met u han" ^5,e.n' Selvk men gewoon is met een „ Kalf, wiens oogen verdonkerd zyn; „ en zullen door dit zwaare lyden uwe „ ziel doen verfmachten , en door hunne „ zonden zal uw tonge aan U gehemelte „ kleeven! Wilt gy hierin bewilligen?enz „ Waarop de Messias tot hem „ zeide, Heer, Schepper der Waereld» „ met vreugde en Uydfchap van myn harte, „ neeme ik al dit lyden op my, onder dat „ beding, dat 'er geen een van Israël ver* „ loeren gaa\ enz." En nog breedvoeriger kunt gy deze Eeuwige Vekbondsonderhandeling, tusfehen den Vader en den Zoon, den Mesfias, ook leezen in het zeer oude en onder u zoo zeer beroemde boekPesikta Rabbatha,On} pag. 62. Col. 1: 2. „ waar zelfs het zwaare „ lyden, in alle deszelfs byzondere deelen en „ trappen, door Jehovah God den „ Vader, aan den Zoon, den Mesfias „ voorgefteld, nog breedvoeriger wordt op» f^geeven; en waarop de Gezegende „ Mesjtas, onder beding, dat'er geen „ een van Israël zoude verhoren gaan, ee„ and woord heefc, Heer, Schepper der „ Waereld ! al dit zwaare lyden neeme ik j5 rQHKD uit liefde, met vreugde en „ blyd- («O Gedrukt te Praag, in quarto, zonder byvoeging van het Jaargetal. <^4  «3*7- Gen. %: 15' 248 ISRAELS VERLOSSING „ Uydfchap op my En dit is het dat „ 'er van hem gefchreeven Raat, ^ „ rs nns* vb\ ruw Kim A[% dezelve se- „ eischt werd, werd by verdrukt, hy deed ,, zynen mond niet op." Ziet daar, dit is de taal van uwe eigen Rabbynen, voor welke gy de hoogfte achting hebt, en hunne woorden aanmerkt 'o^n cmbit nro «fr woorden van den leevendigen God! — — Een taal! die met de Geloofsleer derNAZAREëRS, in het hoofdzaakelyke volkomen over- eenftemt. ■ Trouwens, liefde! vrye eeuwige ontfermende liefde! was de Bronöorzaak, die den Zoone Gods, in de onbegonnen Eeuwigheid bewoogen heeft, om in dat Eeuwig Verbond des Vredes, zich als Borg te Rellen, en al dit zwaare lyden, door den Vader hem voorgefteld, met vreugde en blydfcbap op zich te neemen, op dat \r geen een van Israël, dat naar de verkiezing der genade is, verhoren gaal Nog meer, Een Verbond! dat de grondflag is van het Genade Verbond, dat God zelfs eerst aan onze gevallene Voorouders in Eden heeft bekend gemaakt , vervat Gen, 3: 15. neran yo, rvt?x ny«i nnw ewi nsr^ Kin ranr pi -pnr pi *3pi? t:S1^n En ik zal vyandfchap zetten tui-  2nEEUWIGE BEHOUDENIS.249 tusfchen U en tusfchen deze Vrouwe, en tusjchen uwen Zaade en tusfchen haar en Zaade, en hy zal U den kop vermorfelen, en gy zult hemde verfenen vermorfelen. (») En naderhand door de Heilige Patriarchen en Propheeten heeft laaten verkondigen , en door de Offeranden en Ceremoniën der Wet laaten afbeelden. — Eene waarheid die zelfs uwe Rabbynen leeren en op het alJernadrukkelyklte bevestigen. — Zoo leest men in den Talmud uitdrukkelyk , ahx iiaana ah nwan Sd pnv *ai idk *nvirün DWih » Rabbi Jochanan heeft ge „ zegd, alle Propheeten hebben niets „ anders gepropheteerd, dan alleen van „ de dagen des Messias." Hy wil zeggen, de Mesfias is de hoofd inhoud van alle de Propheeten" En wat den ganfchen fchaduwachtigen Levitifchen Godsdienst, en vooral de offeranden betreft? Hier van hebben ook uwe Oude Rabbynen zeer breedvoerig en voortrefFe- lyk («) De groote geleerde Maimonides zegr in zyn Boek More Nebuchim, nadrukkelyk: >, Deze, is een van de wonderbaarse plaat jen „ der Heilige Schrift, welke men niet moet j „ verftaan naar den letter, maar waarin c „ groote Wysheid en Verborgenheid ligt C »» opgeftooten." Zeer wel gezegd. — Het 3 is ook eene Verborgenheid, die de natuurlyke " jnensch niet begrypen kan! Ziet het geene reeds hier van gezegd is, in het tweeds osel tznJsraéls Verlosfing, pag. 98-iao, TraSt. Sanhedrin , Cap. 11. Pag. 99- Mor* Vebu. him, ap. a: o.  Sepher JVizachon,over 7 helstïtm,pag. 84. Col I. §269. Rabbi Salom Jarcl over Pf. 2 ! 260 ISRAELS VERLOSSING eigen woorden nnK ■>» ha TDK n irenS on^in nam |«a *YhT> ovn /dt3 Kin nwtai /nstih ^ San dwsöi /^p hb£ in 'aw rrato *v«srön ^ '121 » ^eAova/i heeft tot my gezegd, Gyzyt myn Zoon, heden heb ik u Gegenereerd. — Hier lasteren de Nazareërs grootelyks den Hoogen God, met te zeggen, „ dat God een Zoon heeft, dien hy GegeZ nereerd heeft, en pasfen dit alles verder toe op den N azareër! Maar de , dwaaling is in hunne handen: want de '„ geheele inhoud van dezen Pfalm, wyst „ duidelyk aan, dat dezelve op^David ,, moet toegepast worden, enz." Dan, heb ik wel noodig deze uwen dwaalende Rabbi breedvoerig te wederleggen? daar uwe eigen Rabbynen, de zuivere leere der waarheid, omtrent deze sroote verborgenheid, reeds lang op het allernadrukkelykfte bekrachtigt hebben !— Zegt niet Rabbi Salomo Jarchi, in zyne verklaaring over het eerfte vers uitdrukkelyk, hy pyn m vm ïmvi ) *rWön j» Gnze Eabbynen hebben den gehee„ len inhoud van dezen Pfalm op den Messias 3' „ toegepast ?" — Erkent niet zelfs Rabbi Aben Esra, in zyne verklaaring over het fwet~  em EEUWIGE BEHOUDENIS. 20*1 tweede vers openhartig rvvtFl b» QfO 1)12 lain » J^fif de zaak veel klaar„ der is, als men dezelve op den Messias „ toepast? - £n laat ik ten overvloede ! nog maar kortelyk aanftippen, wat uwe Kabbynen hier en daar in hunne verklaaringen m het byzonder zeggen. ™£°°preeSt i0 den 3alhuth Schimoni, over Pf 2 yers 2-5. De Koningen der Aarde ftellen zich op, en de Vorften beraadjla. gen te famen W!PÖ ^ m> by tegen Jehovah en tegen zynen Gezalfden, enz. woordelyk het volgende. . W pL^s tik yxw) top wty> mn •w/^an p iöid dk tokï/^ü J / rrittan rro vyööï nVfti u-nn cwa aan nhy nyha anipn nrri ï- 'Ötjró» Zy beraadftagen te zamen, te„ gen Jehovah en zynen Gezalf„ oen; als een Moordenaar, die naar „ het Paleis des Konings ftaat, en op „ eene fchandelyke wyze hetzelve be„ handelt, en zegt, indien ik den Zoon „ des Konings vinde, ik zal hem van. „ gen, en ik zal hem vermoorden , ja ik zal „ hem Kruysigen, en hem een gewei. „ digen jmertelyken dood doen fterven. — „ Maar de Heilige Geest zal hem'be„ [Potten , die in den Hemel woont zal hem „ belachen. Even dit kunt gy nog R 3 breed- Rabbi Esra, )ver Jal. tb himo. , over 2 vers S.  Rabbi Saadja Naga o#,over Dan. 7: 13:14' Dan. 7- 13! 14; sfe ISRAELS VERLOSSING breedvoeriger leezen in het beroemde boek Mechilta, pag. 29- Col- i. CO, Zoo word ook door Rabbi baadja ««/ram, in zyne verklaaring over Daniël, Cap. 7 vers 13: H op den Messias met nadruk toepasfende, het zesde vers van den tweeden Pfalm ter nadere bekrachtiging aangehaald. Ziet hier zyn eigen woorden. - /tbh W fW Ptfl /nrn nnx rc« iaa tfö» *33i> pp m /nw ^ dj; mm W** B™ lnT 311 ivr\ it 7own tos ostl?ü an pro? tin * ki irwh won irw nVn;n OX3 3W3 /TTOipn WIJ* kbü NW wï jefop nrr n^i * yoh W wt6 nir? / VOD3 >3K1 rjTO /I» ttf«> wikVi /ïrwo pp om wW? tv? jrvi •prco n^3 m> nnpn kVi /irvobö Vocrds zag ik in de nachtgezichten, en ," ), siei.' m De Plaatfen, waar al de woorden van het tweede vers in uwe Rabbynfche Schriften aangehaaTd. en op den Messias toegepast worden , ïvn te menigvuldig en te uitgebreid dat .k deSe hier zoude kunnen plaatfen, maar zal u al. E als met een vinger wyzon ™ *JJ£ niëzeT,gCoL i9 - En vooral naar den Jcfcir. over Gen. pag. 74 Col. 393-293-  enEEUWIGEBEHOUDENIS. 261 „ ziet! daar kwam een met de Wolken dei Hemels, als eenes menfchen Zoone; deze „is de Messias, onze Ge. „ rechtigheid, enz. £n „ met de Wolken des Hemels; dat zyn de „ Engelen, de Hemelfche Heirfchaa„ ren; waardoor wordt aangewcezen, de „ groote Heerlykheid,die God den Messias „ geeven zal, enz. — En hy kwam tot den „ ouden van dagen, en zy deeden hem voor „ denzelven naderen; dat is het gene 'er „ gefchreeven ftaat, Jehovah heeft ge„ zegd totmynen Heere, zit aan myne Tech. terliand. — En hem werd gegeeven Heer„ fchappy en Eere, en het Koningryke; zoo 5, als 'er gefchreeven ftaat, Ik tog „ hebbe mynen koning gezalfd, „over SlON, den berg MYNER „ heiligheid: En zoo als 'er ook ge„ fchreeven ftaat, En hy zal zynen Koning „ fterkte geeven, en den Hoorn zynes Ge- „ zalfden verhogen. , En zyne Heer- „ fchappy is eene Eeuwige Heerfchappy, „ en zyn Koningryke zal niet bedorven „ worden tot in Eeuwigheid der Eeuwig, heden." Maar nog nadrukkelyker is de verklaaring van Rabbi Aben Esra, over het zesde vers, waarover hy het vol. gende zegt. 1n ^ ^ ^ tfner-nuo* n >fxb nmnvrh wssi J 'adtt bi h imnn *p-D /rman „ ik Pf ito: 1. Pf. a! 6. 1 Sant. 2: 10. Rabbi 4ben ïsra, ver f. as&  Zach. 14:16. Pf. 73: 11. ,64 ISRAELS VERLOSSING „ lk tog hebbe mynm Koning gezalfd, over „ Sion, den Berg myner Heiligheid: Jeho„ vah is zyn erve, en zy zyn uw Volk „ en uw erfdeel, zoo als 'er gezegd wordt, „ (naamlyk van de overgebleevene van „ alle Heidenen , die tegen Jerufalem „ zullen gekomen zyn, dat die zullen van „ Jaar tot Jaar optrekken,) om aan te bid„ den din Koning dm Jehovah der Heirfcha- „ ren , dewelke is de Messias. ; „ En gelyk 'er elders gezegd wordt, ja „ alle Koningen zullen zich voor Hem nederbuigen, en alle Heidenen zullen „ Hem dienen.'" Zoo dat Rabbi Aben Esra, in zyne verklaaring, dit zesde vtrs niet alleen duidelyk op den Messias toepast, maar zelfs den Messias, dien Jehovah tot Koning gezalfd heeft, over Sion, den Berg zyner Heiligheid, met nadruk erkent, niet hechts als eens menfchen Zoon, maar ook te gelyk als den Koning, den Jehovah der Heirschaaren, denwelken de Heidenen zullen aanbidden en dienen , en voor wien de Koningen zich zullen nederbuigen! Welk een krachtig be- wys voor de Godheid van den Mesfias, den Zoone Gods! En hoe nadrukkelyk vers 7 en 8. zelfs door uwe Talmudifcke Rabbynen, en vooral in het Heilige Boek Sohar op den Messias toegepast werdt , heb ik zoo even, pag. 253.reeds aangeweezen, en dus onnodig te herhaalen. En even zoo wordt ook, vers ?o en 12. door uwe Rabbynen op den Messias met nadruk toe-  ek EEUWIGE BEHOUDENIS. 2t5s toegepast. ——> Rabbi Aben Esra zegt in zyne verklaaring het volgende. y\2V !"Dn bjf na oti /nirr 'jfija rnn» na ff * 121 irWD j> Dienet Jehovah, heeft be- j, trekking op Jehovah: En kusfet den Zoora, heeft betrekking op zynen „ Gezalfden: van welke beiden in „ het tweede vers gefproken is, De Konin* ,, gen der Aarde ftellen zich op, en de Vorften ,, beraadfiaan te zamen , tegen Jehovah „ en tegen zynen Gezalfden." En dus worden wy zelfs, volgens de verklaaring van Rabbi Aben Esra ten hoogften verplicht,den Mesfias, den Zoone Gods, dezelve goddelyke eere toe te brengen, als aan Jehova God den Vader! —— En met recht. —— Trouwens, die den Zoone niet eert, eert ook den Vader niet; ——■ Nog nadrukkelyker is de taal van Rabbi Schimon Hen Jochai, in zyn Heilig Boek Sohar. Ziet hier zyn eigen woorden. /JOIÜTIb W) "D Kin n3K an hxytrn pn Kin rm /na ipiw nün« ivhxh na /mm "ovhen pn /Knn1? '131 /rOpn Kia 5» O» Gy zyf de Zoon, „de getrouwe Herder! Op U „ is gezegd kusset den Zoon! Gyzyt „ Israëls Heer! Een Heer over alles wat be,, neden is! Een Heer der dienstbaare Enge„ len! De Zoon des Allerhoogfien! De R 5 „ Zoon Rabbi jiben Esra, over Pf 3: Iï en 12. Sohar, over Gen. pag 83. Col. 31 %.  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 267 het zevende vers, op Jesus den NazaRiiëR toepasfen, en hem voor den Zoone Gods erkennen, in hem gelooven en op hem vertrouwen, is hier den tyd nog niet te wederleggen , nog de zuivere Geloofsleer der Nazareërs te verdedigen. — Dit zal in het vervolg, wanneer wy van Jesus den NAZAREëR, als den waaren beloofden Mesfias, opzettelyk zullen fpreken, gepaster kunnen betoogd worden, dat hy waarlyk is de Messias , de Zoone des levendigen Gods! Dit moet ik egter nog kortelyk aanmerken, dat uit het gene 'er gezegd is, duidelyk blykt, dat de gezegende Mesfias , aan de Vaderen beloofd, de Zoone Gods is, niet uit kracht zyner Heiliging of Zalving toe het Middelaars Ampt en Zending in de Waereld.—Noch uit kracht van zyne W7ondergeboorte uit eene nöSi? Maagd. — Noch uit kracht van zyne luifteryke opftanding uit den dooden, en daarop volgende verhooging aan 's Vaders rechterhand. —— Neen Joodfche Mannen! alle deze opgenoemde waarheden, moesten uw verftrekken tot allerkrachtigfte bewyzen , dat hy waarlyk de Zoone Gods moet zyn, maar kunnen als gene redenen opgegeven worden van zyn Zoonfchap. —— Neen , zulke dwaalende Hellingen, zal geen waar lsraëlit, dien het waarlyk om de waarheid te doen is, nooit kunnen omhelzen. ■—• Maar hy is de Zoone Gods, alleen uit kracht Jef il: 1. Jef. 7: 14. Pf. ld: [o. en [10: 1.  2 Tik- kuns Sohar, Cap. 67. 72 ISRAELS VERLOSSING door eene inblyvende daad; en dat h Y | die Gegenereerd is, heefc deze verbor| genheid geopenbaard. —De een is met dtn [ anderen op het allernaauwfte ver. j eenigd. —- Het eene licht is in het \ andere licht! — Mes is maar een, , en vereenigd FpD pa BeSen Soph, in het - Oneindige." (v) - En zooverheven, naar tevens veel klaarder fpreekt ook de* ;elve geleerde Man van deze groote verborgenheid , in zyn Tweede Botk, geïaamd Tikkune Sohar, waar hy /ooraf vanpiIOtOO Mettatron, waar* loor hy het Memra Jehovah, den Zoone 3ods bedoelt, (x) breedvoerig gefproken hebbende, onmiddelyk deze zeer nadrukkelyke woorden laat volgen rT2 ffSl xrrbïx vhx 1 rrts^i rrm ntro »» En „ &y, (naamlyk j'rtbÖb Mettatron de „ Zoone Gods) is niet gefchapen, niet gefvr„ meerd, niet gemaakt, maar een uitgang !' — En wat bedoelt hy hierdoor anders, dan zyne Eeuwige Generatie? Trouwens, zoo word Vorst Messias in de Prophetie van Micha, ten opzichte van zyne Goddelyke Natuur en Eeuwige Generatie met na- (v) Waardoor hy het Goddelyke Wezen b®. doelt. Ziet boven, pag 184. in de Noot. (#) Ziet boven, pag. au-aao.  VS' rv; :r :t j> jï 33 3! 5: 3 3 3 3 3 j 7:14. 5 ISRAELS VERLOSSING *i ne» ^ :^ vnl rm*» nx wtsn tnx Sana npne» Doe hy de Hemelen bereidde, ^kfa(arJ ïe hv eenen Cirkel over het vlakke des afdoe by eenen. 0pperwolken aferonds vast maakte. Doe ny at ^ 31 (telde op dat de wateren zyn bevel 'Toetïerlii £™>V « * * aan jkht fpelende. Spelende in de Wae- ™« met (ie Menfchenhnderen. — ^oo 4?de Eeuwige Wysheid des Vaders, de lat de ^elVIëhie/niet alleen als met leeSge v rwenïfteekend, degr.tew,ïr& in de Schepping voortgebragt; maar hv foreekt met nadruk ,00 als hy werkzaam hy Ip rXi den Almachtigen SchepS Xs'Hemels «der Aardl, en »y. Eeuwig ^t^ook deze gewichtige reeds voor zyne Wondergeboorte uit die ntftf Maaei < - Dat hy was, eer dat Abraham fjft Ja dat hy was in den beginne, ee a  enEEUWIGE BEHOUDENIS.277 de Waereld was! Trouwens, dit is zyne nadrukkelyke betuiging, Doe hy (naamlyk Jehovah God de Vader) de Hemelen bereidde, was ik daar! — Gewichtige Waarheid! IN den beginne was het Ktyö Memra! En wie moet niet deze Waarheid eerbiedig en geloovig omhelzen, daar het xw Memra, het zelfftandige Woord, de Eeuwige Wysheid des Vaders, de Zoone Gods zeiven, zoo duidelyk en met zoo veel nadruk deze waarheid ons hier leert ? Dan ik verbeeld my, dat 'er verfcheide bedenkingen tegen deze gewichtige Waarheid in uw harten zullen opkomen. En ziet daar, ik zal tot nader ontwikke. hng en ftaving der waarheid, de voor. naamfte van dezelve opgeeven en beandwoorden. A.) Vraagt gy, Waar was het Memra in den beginne, eer de Waereld was ? — Het jntfo Memra, dat zelfftandige Woord, de Eeuwige Wysheid des Vaders, de Zoone Gods, za! deze vrage zeiven beandwoorden Trouwens, Hy zegt niet m het afgetrokkene, doe^? rnaamlyk Jehovah God de Vader) de Hemelen bereidde,was ik daar> LL86"6 y uerder t0t W/maaien toe her. naald; maar hy voegt 'er in het dertigfte rers met nadruk nog by ^ !Tn!<1 Doe was ik by hem! - Doe was ik byhem, S 3 (naam-  278 ISRAELS VERLOSSING (naamlyk by Jehovah God den Vader) die my bezat in den beginzel zyns wegs! die my van Eeuwigheid af gezalft heeft! die my gegenereerd heeft ais de afgronden nog nie,t waren! — Ziet daar! Zoonen Abrahams ! Zoo was het JOü»a Memra by hem, eer de Waereld was! En zoo was ook het JOQ'Ü hy hem, in den beginne, wanneer de Waereld door hem gemaakt wierd! — Doe hy de Hemelen bereidde was ik daar!.... Doe was ik by hem! — Gewichtige Waarheid! In den beginne was het N"lt3»Ö Memra! en het Nt3»Ü Memra was by God! En wie moet niet ook deze gewichtige Waarheid eerbiedig en geloovig omhelzen, daar het Memra, het zelfftandige Woord, de Eeuwige Wysheid des Vaders, de Zoone Gods zei ven, deze waarheid zoo duidelyk ons hier leert ? B ) Vraagt gy, Wat was het Memha hy God in den beginne, eer de Waereld was ? — Öok deze vrage zal de Eeuwige Wysheid des Vaders , het Memra, de Zoone Gods, zeiven beandwoorden. Ziet daar! Hy geeft met nadruk op, zyn Eeuwig Vermaak by den Vader. r?nKl dv di» aywstv n»nxi \)m hztt Do: was ik by hem een Voetsterling, en ik was dagelyks zyne vermaakingen; te al. Ie" tyd voor zyn aangezicht fpeelende. Speelende in de Waereld zynes Aardryks, en myn yermuak zyn met de Menfchenkinderen- — Welk  enEEUWIGE behoudenis.s> Welk een krachtig betoog, van zyne Reu vige Godheid; en dat ny een Onderfcheide; Ooddelyk Persoon moet zyn vat den Vader! Hy was by hem (naamlyk b' Jehovah Gód den Vader) een Voet sterling, (g) dagelyks zyne vermakingen enz. — CO Ik weet zeer wel. gy zult zeggen, ., bei „ Grondwoord pn* amoon, moet niet ^ „fierhng, maar Korenaar, IVerkmeefier, „ Rabbi Simeon ben Jochai, in zy„ Heilige „ Boek Sohar, (waar op gy U zoo d.kwyls tot „ pm nsR n*m aanhaalende. eehruifct als een al „ Jerkrachtigit betoog, dat de njr% maan Choch' " • Werkmeester of Bouwmeester " Hoo J .nl6t hetae'Ve GrüIldw"ord po» A^00N, " S q71 i" f meer andere P'««<èn de? '* S f hr'ft', deze!ve b6teekenisfe van een " SSf**" ?f BHfmm^ gnomen " ' Ja.wat n,eer is» heeft niet zelfs st Lutherus, ,n zyne Hoogduitse Overzee „ ting van het O. Testament, deze aangehaalde " 5ïï: r' VT?S de kracht ™ de" H"bgreeuW8 „fchen Grondtekst, woordelvk zoo overeezeT» Ifc W|l ,n oezen vokomen toeft.mn'e uw* aanmerking is niet ongegrond. En zie ffi, wTlt woofd l«WPerk meVU treeden' Het Grond, ook• „iï \ ^ ?rtaa,,ng t0e' en «"«elve ftryd «* niet tegen de waarheid. Trouwens her £s7a*dérSde Z°0ne GOvdS' f» ECUW^ W'shïd oes vaders, m ^ 4 jchalmi over Gen. 22: Tar- gum jferuJchalmi©ver Num. jo vers 35:36. S94 ISRAELS VERLOSSING „ my in myne elende heeft aangezien, enz."— Zoo ook van Abraham: ziet hier de verklaaring van den zoo even genoemden Chaldeeuwfchen Uitbreider over Gen. 22: 14. nnaa D$a qtdk »m 1^ avti i«n f]ipn p m jayo po urn *rsf?k \jdki anm "pai N>3a "janna '^NUy ^21 j> -En /»ef gefchiede als de ,, Arke opgenomen wierd, (naamlyk om „ met dezelve tegen den vyand op te trekken,) hef te Mofes zyne handen biddenoe op, en zeide , ftaa nu op „O Memra Jehovah! in de Jlerkte }, uwer kracht; en laaten de vyanden uw es Volks verfraaid worden, en uwe haters yoor uw aangezicht vlieden, En als de A rke „ rus-  en EEUWIGE BEHOUDENIS.291 Laat ik hier by deze gepaste gelegen heid een korten uitflap doen, en de volgen de vrage voorilellen, mogelyk zal dezelvi met bedaardheid overwogen, ook haan nuttigheid kunnen hebben. — Ik vrage. moet gy u dan niet als Hebreeuwen groo telyks verwonderen, ja ergeren, dat de Welgeleerde Heer Joseph Priesteley. (die in zyne brieven aan u gefchreeven (ee) voorgeeft, voor u Heil te yveren j en alle pogingen aanwend , om was het mogelyk ter omhelzing van den Christelyken Godsdienst u te beweegen,) de aangehaalde plaatfen van uwe zeer beroemde Chaldeeuwfche Uitbreiders omtrent dat niiT IWb Memra Jehovah; in zyn boek Historie der verbastering van het Christendom, (ƒ") zoo verminkt, verdraaid en in een verkeerd licht voorftelt ? — Waar hy zegt, „ Wy vinden ook dat de Chaldeeuw„ fche Uitbreiders van het Oude Testament, „ dikwyls het Woord van God (gg) ,, overzetten, als of het een Wezen was van ,, God onderfcheiden, of eenig Engel die den naam van God droeg, en als een zendeling van God werkte. (Ja hy voegd 'er „ zelfs nog by ) Dus is het ten minften ver„ klaard geworden, fchoon het by hen mis. j, fchien niets anders was , als eene wyze van » fpree- (ee~) Uit het Engelsch vertaald, en gedrukt in Holland, in den Jaare 1787. (ff) Uit het Engelsch vertaald, en gedrukt te Dordrecht, in den Jaare 1784. Naamlyk het mn' mou Memra Jehovah. ) Histe. rie der verbasteringvan het Chris tendom, 1 d. pag. 30.  3oo 1SRAELS VERLOSSING „ fpreeken"— Ik vrage, moet gyu dan niet als Hebreeuwen aan zulk eene verdraaiing grootelyks ergeren? Zouden deze Eerenswaardige Mannen in Israël, den naam van [ïlJT Jehovah en Elohim in den Hebreeuwfchen Grondtekst voorkomende, zoo dikwyls nVT ïWQ Memra Jehovah overgezet, en alleen als een wyze van fpreeken, zonder iets met nadruk hierdoor te bedoelen, gebruikt hebben? — Of, zouden zy hierdoor verftaan hebben , een Wezen van God onderfcheiden , of een Engel die den naam van God droeg, en als een Zendeling die van God werkte? — Waar zyn tog de bewyzen voor deze zyne ftelling ? —— Hy zegt, zoo is het ten min fien verklaard geworden: Maar waar heeft hy ooit zulk eene verklaaring gelezen? Waarom dezelve niet bygebragt tot nadere ftaving van deze zyne ftelling? —— En boven dit alles, is niet uit de menigvuldige aangehaalde plaatfen van uwe Chaldeeuwfche Uitbreiders, duidelyk het tegendeel gebleeken ? Naamlyk, dat zy hierdoor , een onderscheiden Goddelyk Persoon van God den Vader in dat aanbiddelyke Goddelyke Wezen, naamlyk dat zelfftandige W'oord den Zoone Gods bedoeld hebben? Mogelyk zult gy zeggen , „ Het zy verre, dat wy ons hieraan zouden ergeren: „ maar wy moeten hieruit befluiten, dat de „ Heer Pr iestley, {dis mogelyk volgens onze aan hem gedaane vriendelyke „ vit-  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 301 „ uitnodiging, (hh~) tot ons overkomen en „ onzen Godsdienst omhelzen zal,*) de Over. „ zetting van onze Chaldeeuwfche Uitbreiders, ,, of nooit met aandacht gelezen, of niet ver. „ ftaan zal hebben'. Neen Mannen Broeders! Befchuldigt dezen Welgeleerden Heer niet van Onkunde: Hy heeft zeer wel begreepen wat uwe beroemde Targumisten door nïrV Nt^D Memra Jehovah bedoeld hebben. Maar 'er is een andere reden.... Dit Oude Licht, (de Oude zuivere Geloofsleer naamlyk,) fchittert dezen Nieuwen Verlichten te veel in zyne oogen! — Deze hunne Overzetting die zeer Oud is, (n) was hem te veel in den weg, zou hy zyne verbasterde stelling, in zyn zoo evengenoemde boek tot een grond gelegd, naamlyk: „ Dat Johannts, in „ de Inleiding van zyn Evangelie, door *lvtt, 1 „Logos, (met het Chaldeeuwfche1 „ woord Kt^D Memra overeenkomen- \ „ de) eene Goddelyke Eigenschap „ verftaan heeft," met eenigen fchyn : kun< (hJO Ziet, Antwoord der Nederland, sche Jooden, op de Brieven door den Wtlgeleerden Heer Jofeph Priestley, gefchreeven aan Joodfche Natie, enz. pag. 7. en 87. (*7) In den Jaare 3725 na de Schepping der Waereld, en dus fes- en-dertig Jaar nog voor de Geboorte van Jefus den Nazareêr, door de Opftelders vervaardigd. Ziet boven, pag, 106. in de Noot. Histo» 'ie der erbasering>an het Chrisendom,1 d.pag. [2.  HhtO' rie der verbas* tering van het Christendom,i d. pag. 11. joz ISRAELS VERLOSSING kunnen doordringen, om dan verder op dezen zandgrond, zyn geheel verciert gebouw van het verbasterd Christendom te kunnen voltoojen. — En dus was 'er voor hem geen andere weg, dan den rechten zin en bedoeling van deze waardige Mannen omtrent dat Kt^ö Memra, in hunne Overzetting zoo dikwyls gebruikt, te verdraajen, te verminken, en in een verkeert licht voor te ftellen; naamlyk , dat zy hierdoor verftaan hebben, „ Een Wezen van God onderfcheiden, of een „ Engel, enz." — Dan, dit is volgens de eigen taal van den Heer Priestley zoo zeer niet te verwonderen. „ Alzoo niets „ gemeender is, (zegthy) dan menfchen te ,, zien, die de Schriften van anderen, volgens „ hunne eigen vooraf aangenomen denkbeelden ,#en bevattingen van zaaken uitleggen." — En zéker, Hy zeiven is 'er een fprekende getuige hiervan. — Hy bekrachtigd door de verdraajing van de Waarheid, de Waarheid van zyne eigen taal, Op het aller- nadrukkelykfte. — Maar met dit alles, laat hy de Waarheid verdraajen, verminken, en in een verkeerd licht voorftellen zoo als hy wil, de Waarheid zal Waarheid bly ven ! Het is ( gelyk reeds gezegd is,) uit de menigvuldige aangehaalde plaatfen uit den Targum Onkelos, Jonathan en Jeruschalmi (die zes-en-dertig Jaar voor de Geboorte van Jefus den Nazareër geleefd hebben) duidelyk gebleeken, dat zy in hunne Overzettingeo, door vfltsto Memra, niet verftaan heb-  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 303 hebben, zoo als de Heer Priestley hen wil opdringen, „ Een Wezen van God on„ derfcheiden, of een Engel, enz." Maar dat zy hierdoor verftaan hebben , Een onderscheiden Goddelyke Persoon van God den Vader in het aanbiddelyke Goddelyke Wezen, naamlyk, dat Eeuwige zelfftandige Woord den Zoone Gods, zoo als hy zicb aan Mofes nader bekent gemaakt heeft, als de nV? Jehovah, de tD'rhü Elohim, de nt!K Ehejeh, die was, die is, en die zyn zal! -h Die tot de Waereld gezegd heeft, zyt, en ze was! — Die Israël door zynen magligen arm, uit de Egyptifche Slaaverny verlost, in de Woestyne geleid, en in Canaan gehragt heeft! — Die de nmin nTO wbt der Tien Woorden op den Berg Sinai aan onze Vaderen heeft doen hooren! > Die van Eden af het voorwerp^ Geloofs, Vertrouwen, Aanbidding en Gehoorzaamheid, van onze Godvruchtige Voorvaderen was! — Die Israël zoude verlossen met eene Eeuwige Verlosfing, en in wien gerechtvaardigd zouden worden, en zich beroemen zouden het ganfche Zaad Israëls! Ziet daar Mannen Broeders! Uwe zeer Beroemde Targumisten, wat zy eigenlyk door nï!T KW Memra Jehovah in hunne Overzetting bedoeld hebben, tegen de verdraajingen van den Welgeleerden Heer Priestley, naa myn vermogen ver-  3 v v d e I <3 !: j t 2 2 ( < Zemach David, ad pag. 13. H ISRAELS VERLOSSING erdedigd ; en de bronwel als met eeri inger aangewezen, waarom hy zich gerongen vond, hunne Overzetting in zulk en verkeert licht voor te Rellen. —— ,aat ik ook de Eer van den zeer beroem* en Joodfchen Philofooph, ik bedoel Elohim, geeft niet minder te „ kennen dan twee?" — Ja wat meer is! be- Cxx") Ziet boven, pag. 169-173.  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 319 betoogen niet zelfs uwe Talmudifche Rabbynen op het allernadrukkelykfte, dat door DTi^K Elohim, een Drietal vah Persoonen wordt te kennen gegeven? — Ziet hier de eigen woorden van den Talmud, Tracï. Berachoth, waar gevraagd wordt oo^rtf nvhwb p3Ö *0!"lDJ? nyy&W » Waaruit kan men bewy„ zen, dat wanneer drie in den gerichte ,, zitten, de Schehina, de Goddelyke Majejleit in het midden van hen tegenwoor„ digzy? geantwoord word ")DK3Ü> ,, gefchreeven, hy oordeelt in het midden „ (van Elohim) der Goden." En over welke woorden Rabbi Salomon Jarchi, in zyne verklaaring met nadruk nog nader zegt, a^hü DWIp p W *13ï /JQ » gericht wordt niet ,, Elohim genoemt, ten zy dat 'er drie ,, zyn, enz." » Wordt dan niet zelfs volgens het betoog van den Talmud, door Crha Elohim, een Drietal van Perfoonen te kennen gegeven? — Maar nog nadrukkelyker is de taal van Rabbi Bechai, in zyne verklaaring over deze aangehaalde woorden, waar hy zegt, CDt^n /DTl^K vrvs ron rum /Dn ba rh> rw nrn nrn Tra8. Berachoth , pag. 6. Col. 1. Pf.8a:i. Rabbi Bechai , over Gen. 1:1. pag- 4. Zol. J.  336 ISRAËLS VERLOSSING noemt word rfiTf nn Ruach Jehovah, des Heeren Wind, Jef. 4°"- 7Hofea 13: 15. En z y n Wind, Pf. ï47 '• 8. Jef. 11: 15. Om dat Jehovah den Wind fchept, Amos 4: 13. Den Wind zyn gewig. tige maakt, Job 28 : 25. Den Wind mt zyne Schatkameren voortbrengt, Pf. 135: 7. tn d«w /^itó gebruikt om de allergewichtigfte dingen uit te voeren; ja" zelfs ook zomtyds door denzelven de wateren op te droogen, ziet Gen. 8: 1. Exo. 14: en 21 8—10. — Maar de vraag is, of hier ter plaatze, door qttSk nn Ruach Elohim die op de wateren/weefde, een wind, dien Elohim zou gezonden hebben om de wateren op te droogen, zou kunnen bedoelt worden? Is dan niet de alge- meene Relling van uwe Rabbynen, „ dat „ op den eerften dag der Schepping, alleen „ den ï?ft\ Hijuli, door de Grieken „ x*®* Chaos genoemt, naamlyk de ruwe „ vermengde klomp was voortgebragt?" — Hoe kan dan Rabbi Aben Esra droomen van een wind, denwelken God gezonden zou hebben om de wateren op te droogen, daar nog niets anders was dan de ruwe gemengde klomp, en dus geen fcheiding van zaaken nog plaats hebbende, geen tusfchenruymte nog was, en derhalve geen Wind nog plaats konde hebben? Dan, wat behoef ik in dit flrydperk verder te treeden , daar Rabbi Abarbanel ook deze ongerymde verklaaring, reeds zeer breed- voe-  «n EEUWIGEBEHOUDENIS. 337 yoerig en bondig wederlege heefc ? Leest dezelve met aandacht in zyne verklaaring over Gen. pag. 8. Col. x. Rabbi Marbanel, de ongerymde verklaaringen van Maimonides en Aben Esra wederlegt hebbende; geeft eindelyk zyn gevoelen zeer breedvoerig op, waar van het hoofdzaakelyke is, „ dat door nn » DTDN Ruach Elohim, die op de wa „ teren /weefde, hier verftaan moet wor„ den bl2:n bïV Een der afgefcheidene „ Geesten, naamlyk een der gefchapene En„ gelen, die uitdrukkelyk Ruchoth , „ Geesten genoemt worden Pf. 104: 4, » * "ai /nmn vrjtóo ntsw fiy maakt „ zyne Engelen Geesten,enz. Orxby) » n\sn »3fi riBmo qtük nm jjo » ik onnaan W sjpit *)u?rur iüo 'tji » b-Djn p /nvn onS nn1? cwan ^ " o?w n»nö bbh vura-n inrstó » *13ï IDinniT nö hoi inw En omtrent „ deze word hiergezegt, de Ruach „ Elohim (naamlyk een der Engelen) „ Jweefde op de wateren: gelyk een Vogel „ die zweeft op de Kiekens om dezelve „ te koesteren, of op de Eijeren om de„ zelve uit te broejen, en het leeven hen „ te geeven: zoo heeft ook deze afgej, icneidene Geest (of Engel,) door zyne Y }i be- Rabbi yrbarbanel,over Geri p^k 8. Col 1 4.  BerefchithRabba, over Gen. pag. I. Col. I. |33 ISRAËLS VERLOSSING , beweeging en invloed dezen ruwen „ klomp gekoestert, en alles wat dezelve „ in zich bevatte het leeven gege„ ven." —Ik erken alweder volmondig, dat volgens de ruyme betekenis van het woord nn Ruach, zoo als reeds aangemerkt is, in de Heilige Schrift ook de Engelen, ninn Ruchoth, Geesttn genoemt worden. — Maar de vraag is alweder, zou hier ter plaatfe, door Dn^n nn Ruach Elohim die op de wateren /weefde, een der geschapene Engelen kunnen bedoelt worden ? — Zoude Mofes zulk een werk, aan een der Ge/chapene Engelen toefchryven, dat aan God alleen toegefchreeven moet worden? — En wat behoef ik deze ongerymde verklaaring te wederleggen? Heeft dan Rabbi Abarbanel vergeeten de eenpaarige Helling van alle uwe Rabbynen, dat de Engelen op den eersten dag der Schepping nog niet gefchapen waaren? Zier hier de eige woorden die men leest in het zeer beroemde boek Bere/chiih Rabba; waar gevraagt word, 33 -ion pnv i /aovbo itn33 m M3 mpon nnn /mvfosn ïnt33 *mnn nvbo nro a>nsi hx\ mhy nnn /cmnSö ïnt3J n3 ton t 3Wi /pan hy èjBjm "]un stot ton paö ")3 whb t **pir tïnw DtP3  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 3: Nron n rwr hy pa 'pn^ »ai op kW oud ban /prn» 'ïi rtrgn hy f 'rm> xbv /ahï ptwn o>i m: ^-an /j^n W ïoma nmo rrh ■aen ïuk n^k /'jHfetö ttöü napro /ttiac: 'ui na1) ow nEJW W new nr SW *)nw nn 'ö /a^na via ^ '131 'Q^lj; W in*n33 „ Wanneer zyt „ de Engelen gefchapen? Rabbi ^oo&a. „ zegt, de Engelen zyn op den 3, tweeden dag gefchapen; zoo ah „ 'er gefchreeven ftaat, die zyn Opperzaa», lenjoldert in de wateren, enz. (k) en 'er 3, bygevoegt word , Hy maakt zyne Engelen i, Geesten. Rabbi Chanina zegt, de „ Engelen zyn op den vyfden dag „ gefchapen; zoo als 'er geichreeven j, ftaat, en het gevogelte vliege boven de 3, aarde in het uitfpanfel des Hemels, enz. (/) 33 Daar van de Seraphim word gezegt, ra 3, met Twee (Vleugelen) vloog hy. . j, Rabbi lülina de Zoone van Tabrin 3, zegt in den naame van Rabbi lfac, het ,, zy na de ftelling van Rabbi Chanina, a het zy na de ftelling van Rabbi Jocha. 33 nan, Qk) Dit was het werk der Schepping op den tv/eden dag. (/) Dit was het werk der Schepping op defl vyfden dag. ^ y 2 9 a 3 3 1 i ) I PC 104 i 3:4. Ge». 1:20. 7'fi 6.2.  44:43. 340 ISRAËLS VERLOSSING „ nan, dit erkennen alle Rabbynen, dat „ op den eersten dag niets gefchapen is; „ op dat 'er niet gezegt zou kunnen wor„ den, dat (de Engel) M ich AëL aan het „ Noorden, en Gabri ëL aan het Zuiden , „ en de Heilige Hooggeloofde God in het „ midden zou gemeeten hebben: maar zoo „ als 'er gefchreeven Raat, ik ben Jehovah „ die alles doet, die den Hemel uitbreid, ik ,, alleen, en die de Aarde uitfpant door my „ zeiven: hier Raat gefchreeven viK Mi „ Jtti, waardoor God wil zeggen, wie is ,, met my, myn medearbeider geweest ,, in de Schepping der Waereld? enz." Ik zal over deze ftellingen en bygebragte bewysplaatfen om dezelve te Raven, niet oordeelen; maar ik vrage alleen, hoe kan Rabbi Abarbanel in zyne verklaaring zeg gen, „ dat door DTrSj* nn Ruach „Elohim die op de wateren fweefde, ,, Een bl^yn by& der geschapene ,, Engelen verftaan moet worden" daar volgens de eenpaarige Relling van alle uwe Rabbynen, de Engelen op den eersten dag nog niet gefchapen waar en ? Het blykt derhalve duydelyk, dat door den OTÜN lm Ruach Elohim die op de wateren fweefde, hier alleen bedoelt kan worden, de Heilige Geest, de derde Perfoon in het aanbiddelyke Goddelyke Wezen , die in de Heilige Schrift zeer dikwyls genoemt word nn Ruach, Geest, Gen. 6: 3. Num. 11: 25: 26. en  enEEUWIGE BEHOUDENIS.34r en wel met nadruk nV? "Til Ruach Jehovah, des Heeren Geest, Richt. 6: 34. 2. Sam. 23: 2. Jef. n: 2. Enn^KrTn Ruach Elohim, Gods Geest, Gen. 41: 38. Exo. 31: 8. en meer andere plaatfen. INiet ten opzichte van zyn Geestelyk Wezen, want dit heeft hy met den Vader enden Zoon gemeen; God is een Geest. — Ook niet ten opzichte van zyne Geestelyke werkingen in den uitverkooren zondaar; want al was de mensch nooit gevallen,ja nooit gefchapen, zoude hy als de Derde Perfoon evenwel dezen naam gedragen hebben. Maar de ei- genlyke reden hiervan is alleen gegrond, „ in zyn Eeuwig Personeel beftaan in het Goddelyke Wezen; naamlyk , om dat „ hy als de Derde Persoon z« het God,, delyke Wezen, op eene voor ons onbegrype„ lyke wyze uitgaat van den Vader en „ den Zoon, door blaazing. En die ook „ daarom met nadruk genoemt word jj VS nil De Geest zyns monds. Pf. 33: 6. „ En nnN DD'#3 De Adem des Almachtigen. j» Job 33: 4." En hebbe ik nodig deze waarheid breedvoerig te betoogen? Leest alleen met aandacht de zeer nadrukkelyke taal van Rabbi Schimon ben Jochai, in zyn Heilige boek Sohar, waar gevraagt word ; Knn W Nn HOI *N"OT NrïPïÖ KIN! » In wat opzichte is ,, de Geest des Vaders voortreffelyker „ dan de Geest des Zoons?" (Kene Y 3 vrage, Sohar, over Gen. pag 116. Col 459,  J TargumJeruJchaimiover Gen.l-.I. Bere- fchith Rabba, over Gen.m. pag.2. Col. 4. 41 ISRAËLS VERLOSSING rage, waardoor volgens den fpreektrant Ier Hebreeuwen, de fterkjie ontkenning vord te kennen gegeeven : naamlyk, ln ',eenerly wyze.) Knn Kin K3K1 «mn 131 /khtiö Knn /Kim » de , Geert de* Vaders, is de Geest des , Zoons ; Geest uit Geest, enz." Hy vil zeggen, het is een en dezelve ïeest, die uitgaat van den Vader en £a' pag. IS. Col. 1. ■  03:'4- 344 ISRAËLS VERLOSSING (naamlyk op den rouwen vermengden klomp of Cha'ós, die door de wateren omringt en bedekt was,) als eene Düivefweefde, om door zyne leevendigmaakende kracht allerhande Schepzelen uit dezelve voort te brengen. Een werk.; dat Jehovah als de oorzaak en werkmeefter van alles, hem alleen toeeigent, Jef. 40: 26—28. 44: 24. Job 9: 8. en meer andere plaatfen. — En denhalven een allerkrachtigst betoog, dat de Heilige Geest, een Perfoon, ja een onderscheiden GoddelykPersoon van den Vader en den Zoon moet zyn, daar aan Hem, zoowel als aan den Vader en den Zoon, het werk der Schepping word toegefchreeven. Ik zoude deze waarheid nog verder zeer breedvoerig kunnen betoogen, dan, ik zal alleen het volgende maar kortelyk aanftippen. — Zoo word 'er met nadruk gezegt van den Heiligen Geest, Israël in de Woestyne geleid te hebben. jef. 63: 14. mrr nn -nn nypm mm op nwyb it& nstn p /mn * 1D1) I mNSn Gelyk een beest afgaat in de Valy'èn, heeft ze de Geest des Heeren ruste gegeeven, alzoo hebt gy U Volk geleid , op dat gy U een Heerlyken naam zoude t maa ken. Woorden, die Rabbi Aben Esra zeer nadrukkelyk verklaart; waar hy zegt, /nanoa aan Dsnm urp onvx w»  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 345 nn p /bkS rtypaa nrrw w nünaa * di bxrw na nan 5> Na dat zy „ uit de Zee getrokken waaren, had God ,, hen geleid door de Woestyne; gelyk „ een beest zagtkens afgaat in de Valyën, „ alzoo heeft de Geest des Heeren „ Israël geleid, enz." Een werk egter dat Jehovah hem alleen toeeigent. Deut. 32: 12. — Zoo word ook van den Heiligen Geest gezegt, dat Israël door wederfpannigheid hem smerten hadden aangedaan, Jef. 63: 10. lenp nn n* laxin no nüni oa arhi nti a^W? onV nam Mwr zy zyn wederfpannig geworden, ch zy hebben zynen Heiligen Geest fmerten aangedaan , daarom is hy baar in eenen Vydnd verandert, hy zelfs heeft tegen haar gejireeden. Daar egter Pf. 78: 40:41. uitdrukkelyk gezegtword, dat zy God, den Heiligen I s r a ë l s verbittert en fmerten hadden aangedaan in de Woestyne. Zoo word ook van den Heiligen Geest gezegt, dat hy door David gefprooken heeft, en die door David genoemt word, de God Is. r a ë l s! 2 Sam. 23: 2: 3. — Ja zoo word 'er zelfs aan den Heiligen Geest toegefchreeven, de opwekking der dooden, zoo als men leest in het zeer oude boek Pirke Rabbi Eliëzer. (0) Dn Co") Gefchreeven door Rabbi Eliëzer Hagadol ben Horkenos, die geleeft heeft in den Y 5 Jaare J'f. 63:10.  Pirke Rabbi Eiiëzer Cap. 23. Ezecb, 37:3. 346 ISRAËLS VERLOSSING mt? 'wï rw 3 "ina1? tdin oma d"> Kin nypsb ïnw Wpnr bv tsnipn nn ion /hno n3-m rwn* inN-im n -ion / HNn nnN no oin j3 tV »3 n "ion /flisra» {N3 rwn h& 13131 noiS i1? nm / jniN nvnnS no aha /nNö mv mau^ ns -p obw nS r?N3 /njrp nnN dt6n « ion pN3 VniDïa* 1")3p3 N1? 13^ /pONn nNoo nonN ^ nnNi iDNiP /n-rno *131 /13pn 5j Rabbi Pinchas zeide, na „ verloop van iwiwiz'g Jaaren, enz. (zoo „ als in het voorgaande gemeld is) rustte „ de Heilige Geest op Ezechiël,en „ leide hem na de Valye Dura, en liet „ hem daar zeer veele dorre beenderen zien, en zeide tot hem, menfchen kind! wat „ ziet gy? Hy antwoorde , ik zie hier „ dorre beenderen. De Heilige Geest ,, zeide, ben ik machtig om dezelve leevendig „ te maaken? In plaatfe dat hy had moe„ ten zeggen , Schepper der Waereld! gy zyt machtig veel meer te doen dan dit; „ zeide hy, Heere! Heere! gy weet „ het! waardoor hy te kennen gaf, als of » hy Jaare 3833 na de fchepping der Waereld, dat is, in den j^are 72 na de telling der Nazareërs, gedrukt te Praag, zonder by voeging des Jaars, wanneer hetzelve gedrukt is.  enEEUWIGEBEHOUDENIS.34; >» hy het niet geloofde. En daaron „ wierden ook zyne beenderen niet ii „ het reine lont, (naamlyk Canaan) be „ graaven, zoo als 'er gezegt word, ei gy zult in een onrein land begraaven wor „ den". Ik zal ook deze verklaarim met beoordeelen, maar alleen vragen, word niet door dezelve de Godheh van den Heiligen Geest op het nadrukke lykfte bevestigt? Niet alleen dat Ezeehiël, den Geest uitdrukkelyk met den Heerlyke namen miT TTN Adonai Jehovah! Schepper der Waereld! aanfpreekt; maar daar zelfs de Heilige Geest zich toeeigent de Macht, om dooden leevendig te maaken! Eene Macht! die aan Jehovah alleen eigen is! Deut. 32: 39.-— Trouwens, deze Geest is het, die van'de eerfte openbaaring des Genaden Verbonds af, onze gelovige Voorvaderen verlicht, geheiligd , geleid, getroost, in de goddelyke verborgenheeden onderwezen , en het geloove in den Meslias gewrogt heeft door welken zy hebben kunnen roepen Abba Vader! — Deze Geert is het, dien David tot zynen Troost zoo biddende ge. zogt, wiens Alomtegenwoordigheid hy zoo niet nadruk geroemd, en in wiens Leiding hy zyne grootte gelukzaligheid gefteld had ! Ja deze Geest is het, die het voorwerp van Aanbidding der Kerke %\ ?gh 4: I6' Eene EeRe die aan jehovah aAeei) toekomt, Deut. 6: 13. _ Zie daar! deGodheidvandenHei- l i- l Pf 51: 13:14- Pf.i39: 7- Pf.r43: 10.  Num. 6, a4-a6. Rabbi Salomo Jarchi over Jerm. 7: 4- 348 ISRAËLS VERLOSSING li ge n Geest; dat hy is een Perfoon, ja een onderscheide Goddelyk Persoon van den Vader en den Zoon , met nadruk betoogt. — Laat ik verder gaan. 2) Ten Tweeden: zoo leezen wy Num. 6. Dat Aron en zyne Zoonen, op bevel van God den Zegen over Israël dus moesten uitfpreeken : nm *p*l3» wd mn* : ynft ybx wd rnrr ik* :OïW "j1? D^l T^N Jehovah zegejie « en behoede u. Jehovah doe zyw aawgezicht over u lichten , en zy u genadig. J ehovah verhejfe zyn aangezicht over u, en geve u vrede. —- Een zegen,die alle geeftelyke en lichaamelyke zegeningen in zich vervat. —— Dan , de vraag is, tot wat einde moesten de -Priesteren dezen Heerlyken gedenknaam van Jehovah in het uitfpreeken van den zegen tot driemaal toe herhaalen ? — Eene vrage, die by u te meer in aanmerking moet komen, om dat uwe Rabbynen in hunne verklaaringen van andere plaatfen in de Heilige Schrift, waar eene driemaalige herhaaling van woorden voorkomen, zoo veele poogingen gedaan hebben, om de redenen van die herhaalingen te onderzoeken en op te geven. Laat ik 'er alleen eenige Raaien van dezelve aanhaalen. — a) Zoo leest men in de verklaaring van Rabbi , Salomo Jarchi over Jerm 7. het volgende. /nan m byn /nm Van /nm hyn rbn  enEEUWIGEBEHOUDENIS. 349 * wiüip pinna «:n:« xnvi por nSn ,, f keren Tempel, des Heeren 'lempel, „ dej Heeren Tempel zyn deze. Deze drie„ maalige herhaaling wyst aan, de ,, drie Hoogveesten des Jaars, daar wy in den Tempel voor des Heeren „ aangezicht moesten verfchynen." En Rabbi SJbarbanel zegt, dat hierdoor gezinnefpeelt word, op de drie verdeelingen van den Tempel. Ziet hier zyne eige woorden. owp ofrSn nss^p anpaa w TQyai ap /Taim Vanm obiNn Dni nra rt 'Dl /n bsn tatam a naa » £n 0111 dat „ in den Tempel drie Verdeelingen waren, het eene Heiliger dan het andere; „ naamlyk, de Voorhoven, bet Heilige, en ,, het Heilige der Heiligen, daarom wordt „ 'er driemaal gezegt, des Heeren „ Tempel, enz." Dezelve verklaaring geeft ook Rabbi Dnvid Kimchi, en Rabbi Mofche Mfchich. — b) Zoo leest men in de verklaaring van Rabbi Salomo Jarchi over Jerm. 22: 29. i^KÖ /pNpNpK bnr& pN rixi /mm p« ba rbi vhv bmtr pK nt 'mn' nan 'b>h$i\ pTn w min» / na vn nisn» „ O Land! Land! Land! De zin hier van is deze. Hy, naamlyk Chonoja is ver„ dreeven uit zyn Land, naar een ander „ Land, Maar gy Land Israëls! hoort des „ Hee- Rabbi Jtbarbariet,over Jerm. 7: 4. Rabbi Salomo Jarchi, jver [erm.aa: J9.  Rabbi jibarbanel, over Jerm.23; 29. 350 ISRAËLS VERLOSSING Heeren Woord". Dan , ziende dat deze verklaaring niet voldoende is, voegt by 'er nog eene andere by; naamlyk „ dat „ deze driemaalige herhaaling zien zoude, j, op de drieleedige verdeeling van het Land „ Israëls, het welk in drie landen „ beilond, in het Land van Juda, over den „ Jordaan en Galilea." Deze laatfte verklaaring leest men ook in het boek maReoth hazoboth. En Rabbi Marland past het toe op de driederlye Omwentelingen die het Land Canaan is ondergaan. Ziet hier zyn eige woorden. Q^D nt^W nran ptw vb /px pa pN □nwtra d^apudh no nnn nïitwn btnw nvro ip twi /pxn arm nap pici na*pnj nm* "Dn n^Dien pto Dn'K N^pn niew1? uwn nran/anno *pio QDisn nBrfwr1 nb nn /pan „ En 'er word driemaal gezegt, „ Land.' Land! Land! Om dat dit uit,, verkooren Land eerst was in de handen „ der Cananieten, maar om haare zonden „ had dit Land hen uitgefpoogen: Daar„ na toen Israël in dit Land woonde, en „ het Woord des Heeren gehoorzaam „ waaren, bleef dit Land in hunne han„ den: Maar nu, daar zy grootelyks „ gezondigt en kwaad gedaan hadden, zal „ dit Land ook h«n uitfpouwen. Bier ziet „ gy de drie omwentelingen die dit Land  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 35r Land is ondergaan" —— c) Zoo leest men in de verklaaring van Kabbi Lavid Kimchi over Ezechiel 21: 32. nij/ ni# nij? J '3 /hu? CTOD niï^f HDN1 '«WH /nnn vik mbwi n^tan nnn nnn ym\ urm /nns tdk nni *m rwrf? maan rwin bzimt ton» ,, Ik zal de Kroone omgekeert, omge,, keert , omgekeert ftellen. Het „ woord nij? Omgekeert word hier drie- maal herhaalt, om dat de Kroone, ,, naamlyk de Koninglyke regeering, ge„ duurende den leeftyd van drie ge}j slagten, Afir, Schealtiel en Padajah, „ vernietigd was; maar met het vierde jj geslagt, naamlyk Serubabel, is de Kroone tot haaren ouden luifter weder „ gebragt." En Rabbi Abarbanel zegt ™ /mm tw rw rw nou* mm) wooi pW ddVoh nis^ty «u» pim /dw cna> /nrnn» nn^a ' 131 WjTTÏfl » & zal de Kroor.e omgekeert, „ omgekeert, omgekeert ftellen: Dit word „ gezegt ten opzichte der drie Ko„ n in gen van Juda, die Nebucadnezar „ van hunne Koninglyke regeering hadt „ te onder gebragt; naamlyk Jehojakim, „ Jehojachin en Zedekia". Oordeelt nu zeiven Mannen Broeders! Hebben uwe Rabbi David Kimchi, over Ezechiel 21:32. Rabbi Abarbanel , a ver Ezechiel 11:32.  Rabbi jibarbanel,over Num. 6: a4-a6. 352 ISRAËLS VERLOSSING uwe Rabbynen in hunne verklaaringen over andere plaatfen in de Heilige Schrift, waar eene drieinaalige herhaaling van woorden voorkomen, zoo veele poogingen gedaan, om de reedenen van dezelve te onderzoeken en op te geeven? Oordeelt zelf zeg ik, of myne gedaane vrage niet gegrond is? „ Waarom motsten de Priesteren, „ en dat wel op uitdrukkelyk bevel van God, „ in het uitfpreeken van dm zeegen over Is„ rae'l, den Heerlyken gedenknaam van nirT „ Jehovah, die anders zeer zorgvuldig en „ fpaarzaam moest gebruikt worden, tot „ driemaal toe herhaalenf — Trouwens , uwe Rabbynen hebben ook in dezen hunne poogingen niet gefpaart. Rabbi Abarbanel past dezelve in zyne verklaaring toe, op de drie onderfcheide deelen, die de gemeente Gods uitmaakten, naamlyk , de Pnesteren, de Leviten en Israëliten. Ziet hier zyne eige woorden. /o*piD9 rwho rcron nrvn mbv h& nm /uniBDn qiwi par nnö pica Vaai bxiw by ptjwm piaan par bvnv* rra na pan1 QtmtK /orraatyi *w /oiVn ixa nn piaan rrni ronoa vw won naai '■prw t^k van v33 nm w?» /'3n piosn «a /rown 'D)W "]S DW T^K » De reden, waarom in dezen zegen drie verfen zyn, „ en  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 3; „ en in ieder vers den Scheem Hamphoras » (den naam van ni!T Jehovah ) herliaa 3, word, is mooglyk deze: dat de zeege „ in het eerfte vers vervat, uitgefprooke „ is o ver de I s r a ë l 1e t e n; Jehovah ze, „ gene het Huis Israëls. De zeegen vei „ vat in het tweede vers, uit gefprooke „ is over de Le viten; Jthovah doe zy „ aangezicht over u lichten ,enzyu genadig.„ En de zeegen vervat in het derd „ vers, uitgefprooken is over de Pries „ teren; Jehovah verhef e zyn aangezich „ ever u,en geve u vrede. — Of, ( zegt hy „ in zyn tweede bygevoegde verklaarine> „ ora dat deze zeegen moest uitgefproo „ ken over driederley zoori >, van menfchen; naamlyk de Werklieden; „ Aonjtenaaren en Strydbaare helden , uit), maakcnde het ganfche Volk van Israël " 77 Dan lk vrage , zyn beide deze verklaaringen gemoedvoldoende voor een waar Israëliet ? Rabbi Bechai zegt in zyne verklaaring het volgende ^n am, ^ rf ^ vn» m a>wz n»bv orD ixn /rrrti /nm /nn /enor ntrWa „ Dat deze groote Naam , (naamlyk ?e. „ hovah) m deze dm verfen drieMa1l "S't^'0"8 ,eert' dat by in „ nne lydskrmgen regeert: Hy was v Hy is, en Hy zal zyn, enz." ! Dit komt wat nader: vooral als men hiermede vergelykt zyne nadrukke^e ^ ver- ■3 :h It n n 1 Rabbi Bechai, over Num 6'. 24-26.  Rabbi Bechai, over Exo. 3! 14- pag 65. Col. 4. 354 ISRAËLS VERLOSSING verklaaring , over de driemaalige her. haaling van den naam nnN Ehejeh, Exo. 3: 14. die ik reeds pag. ioo. nebbe aangeltipt, en wel waardig is, bier nog eens te herhaalen; waar hy zegt, -j^ nnx pDsa aws S JNaa txi *a nm1? nünS /nnn nB^b» naa /nnN de> /nVn cao» hb^bq tana» n,narv rona» cmüï hb^b? Wia /na1? nnN avn '131 / nSn s> En gy moet weeten , dat hier in dit eene vers, dt naam nnN Ehejeh, Ik zal zyn, driemaal ge- „ meld wordt, ten opzichte van de nET?B? »> Win Schelofcha Havajoth, de drie be„ staanlykheden (of drie Perfoonen „ in het Goddelyke Wezen;) en om aan „ te wyzen, dat Hy, wiens naam zy „ geloofd! in Drie Tydkringen regeert; „ naamlyk, Hy was, Hy is, en Hy zal zyn; „ en elke naam van nnN Ehejeh op ,, zich zeiven, vervat alle deze Drie Tyd. „ kringen in zich, enz." — Zoo dat zelfs volgens de verklaaring van Rabbi Bechai, de oude Geloofsleer van den tn^En Kin Rafa Hafchilosch , de Geloofsverborgenheid der Heilige drieöenheid, op het nadrukkelykfte bekrachtigd word! Zeer nadrukkelyk is vooral Rabbi Scbimcn ben Jocbai, in zyn Heilige boek Sohar over deze aangehaalde woorden,  en E E tJ W1G E BEHOUDENIS. 35$ den , te breedvoerig hier te plaatfen. Ik zal alleen deze weinige woorden uit zyne verklaaring aanftippen, waar hy zegt m^tt *131 Ntshv KrWÜ mmh ,> Deze her,, haalingen dienm, om om te onderwyzer. in „ het volmaakte geloove, enz."— En waarin beftaat tog het volmaakte geloove, zelfs volgens de ftelling van den Sohar anders, dan in de omhelzing van de Geloofsverborgenheid der Heilige Drieëen- heid, onfoCT KTH TtiTV '3 Dat Jehovah die Elohim is, naamlyk Een Wezsn, befiaande in drie Perfoonen ? Ziet het gene hiervan gezegt is, pag. 323-329. Ten Derden. Zoo leest men in de verklaaring van Rabbi Menachem Rakanti, over Deut. 10: 17. m ^ ^ 4131 /mttm man » #W Jehovah ; „ uwe God die is een God der Goden, en 1 „ Heere der Heeren, die groote, die machtige 1 „ en die vreefelyke God, enz. Waar hy l „ zich dus uitdrukt. Merkt aan! dat „ Mofes hier gewaagt, eerst van den » "invün DB* Schem Hamjuchad, „ Gods eigen naam nin1» Jehovah: En „ dan van avhttn ifat Elohe Elohim , „ den god der Goden. En eindeJyk van Z * » Sohar, over Para' fcha Na/a, psg. 70. Co]. 238. Rabbi Me nahem'iiikan. i , over )dur. o: !7. ag.20[, oJ. 2.  Pf. 136! 1-3. MeprascTanchunttover Pf.50: 356 ISRAËLS VERLOSSING „ EJOntfn OHN Adone Haüdonim, „ Heere der Heeren. Op welke wyze ook „ de Dichter fpreekt Pf. 136: *—3„ Twh Wl Looft JehovaHjden Heere, „ enz. nnSxn rbtb nn Looft Elohe „ Elohim , den God der Goden , enz. „ CMnWl WN1? 'lltl Looft Auone „ Haüdonim, den Heere der Heeren'. „ door welke drie Namen bedoelt worden » nnn nis^tf Scheloscha hava- joth,De drie Beftaanlykhtden. (p) Van , de Eerste Bestaanlykheid zegt de Dichter vers 4. Die alleen groote won„ deren doet. Van de Tweede Be„ staanlykheid zegt hy vers 5- Die „ de Hemelen met verftand gemaakt heep. „ En van de Derde Bestaanlyk„ heid zegt hy vers 6. Die de Aarde op „ het water idtgefpannen heeft" Welk eene nadrukkelyke taal! ■ En laat ik hier nog byvoegen de verklaaring van den Medrasch Tanchuma, over Pf. 5°: *• waar men woordelyk het volgende leest. ba» 10a» wi rth /nm cnhtt ba i roüE» nantyaa» irvJh /pöï»s a napn !' wn 131 löSr na napn ma nbn 1. tb* f/,-) Naamlyk de drie Persoonen in het aanbiddelyke Goddelyke Wezen. Ziet pag- 3»« in de Noot.  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 357 nm /Nip ba yrha mm DiN n noix pi 'o?un n-03 ptiB» laa trbty on^n Sn / qhdin piNi vy\ -n ^ int m in Nn mm om?» Sn /mm N133 DTQB» n^n w yyrb. '131 /onm » M, ^fAovró „ fpreekt. Waarom noemt Afaph den 5, Naam van den Heiligen Hooggeloofden ,, God driemaal?Om u te leeren,dat de „ Heilige Hooggeloofde God door deze drie „ Nau.en de Waereld gefchapen heeft. Op „ dezelve wyze fpreekt ook God zeiven; ,, Want ik Jehovah uwe God ben een yverig God: ,, Hier zyn drie namen, ten opzichte van „ de drie (Beftaanlykheden) door welke de „ Waereld gefchapen is! En zoo zeiden ook „ de Kinderen Gods en de Kinderen Ru„ bens (tot de hoofden der duizenden Israëls,) Eel, Elohim, Jehovah; „ Eel, E l o h i m, J e h o v a h, die ,, weet het! En waarom herhaalden zy dit „ tweemaal? om hierdoor met nadruk aan „ te wyzen, dat door deze (drie Be* „ ftaanlykheden) de Waereld gefchapen is!" Oordeelt nu zeiven Zoonen Abrahams! word dan niet de Oude Geloofsleer van den wfywn ND Rasa Haschilosch, de verborgenheid der Heilige Drie. eenheid, zelfs door de verklaaringen van uwe Oude Rabbynen bekrachtigt? daar zy zeiven met zoo veel nadruk betoogen, Z 3 „ dat Exo. 20. 5. Jef 22: 21 : 22.  Pf.33:<5. 358 ISRAËLS VERLOSSING dat de Waereld door de nVin Tiïh'ü Sche* loscha Havajoth, de Drie Beftaanlykheden (of Perlöonen in het Goddelyke Wezen) is voortgebragt! —— En komen dan deze hunne verklaaring niet volkomen over een, met de nadrukkelyke en Godverheerlykende Geloofs - Belydenis van David vd nroi 1t£i?3 t=W HltT QIÖÜ *7d -Door feï Woord van Jeho. vah zyn de Heemlen gemaakt, en door den geest zyns monds al baar Beir!~— Trouwens, dat door rYirVOT Het Woord van Jehovah , waar door de Hemelen zyn gemaakt, niet hst gebiedend bevel van Jehovah, maar dat Eeuwige zelfftandige Woord, de Zoone Gods, door wien alle dingen gemaakt zyn, verftaan moet worden, is reeds pag. 105 — 1*. breedvoerig betoogt; ja zelfs uit de verklaaring van den Targum Jerufchalmi, over Exo. 3: 14. duidelyk aangetoont, „dat het nVP mM3 „ Memra Jehovah, dat Eeuwige zei}*,, ftandige Woord, de Zoone Gods, als „ Schepper der Waereld, die tot de Waereld „ zeide, zyt, en ze was, aan Mofes „ zich had bekent gemaakt." Die ook door onze geloovige Voorvaderen als zoodanig erkent, beleeden en verheerlykt is geworden. (?) — En dat door yD rm pen Ziet pag. 382. — ap8.  en EEUWIGE BEHOUDENIS.35 den Geest zynes Monds, waarde al haar Heir gemaakt is, de tPVipn nil D Heilige Geest, de derde Perfoon in h aanhiddelykt Goddelyke Wezen bedoeld worc is ook reeds, en dat wel zelfs uit de vei klaaringen van uwe Oude Rabbynen, ove Gen. i: 2. met nadruk aangeweezen. (r Dan, laat ik ter uwer overtuiging hier no by voegen, de nadrukkelyke taal van de zeer beroemden Rabbi Eliëzer Hakh lir, (O die de zoo even aangehaald woorden uit Pf. 33: 6. zeiven gebruikt om de Oude Geloofsleer van den urty'W] Ni' Ra sa Haschiloosch, de vaborgenheii der Heilige DfUEëENHEiD op het nadruk kelykjte te bekrachtigen! . Ziet hier zyr eige woorden. ^ m ^ /-I13D1 /1SD1 /1SD Om /Q*riSD h ptm dwh nnWi nf»e nwo /o*nana O) Ziet pag. 343-348. (x) Rabbi £/,«,r Hakkalir, die volgens de d« isJ in In3, 3 de SchePPi"g Waereld, z4 9 >r e » r ) l 1 % 1 1 ! Zemach David, l d.pag. 20. Col. 1.  Gen. a: *8d. 360 ISRAËLS VERLOSSING rvwa ttrpsQma na Sn iibNi/Dxnnna l nnn ï v niNn nwaï /oSwn mas Nn ma rrowna mwo 1 mmn na inn nnw cara "«dn -ja ihni /t» otiSn /"iün n» THiwom *owi pN arhtt nirr *dn3!» Sa vs nnai irw rnsr -ma Toen de Heilige Hooggeloofde God de „ Waereld fchiep, fchiep hy dezelve door ,, deÜRiE Sephiroth, Sepher,Sephar, „ Pefaphur, (r) door welke bedoelt wor- „ den de nVtn Viïhü Scheloscha ,, H a v a j o t h > de Drie Bejlaanlykheden; (v) „ want 'er ftaat gefchreeven in het werk „ der Schepping, dit zyn de geboorten des „ Hemels en der Aarde DfrOarQ dis zy ge- „ fchapen werden: welke woorden onze „ Rabbynen ( hunne gedachtenisfe zy tot ii „ zeegen!) dus verklaard hebben; na j» CNia Behe Barram, door de Letter j-j „Hee is de Waereld gefchapen; want door „ de Letter n Hee worden aangeweezen de (t) Leest hier over met verdubbelden aandacht de zeer nadrukkelyke verklaaring van den beroem, den Rabbi Bechai, over Gen. i. pag. 5. Col. u te breedvoerig hier te plaatfen. Cv) Ziet boven, pag. 183 en 321. in de Noot.  enEEUWIGE BEHOUDENIS.36*1 »> de nnn flvhw Scheloscha Hava- » Joth, de drie Bejlaanlykheden. En „ dit is de groote verborgenheid der Hei„ Iige Schrift; waar eerst gezegt word, „ In den beginne fchiep Orhü Elohim (x) „ Hemel en Aarde: en daarna werd 'er „ gezegt, 7e» dage als dTiSk mf* „ Jehovah Elohim de Aarde en den „ Htmel maakte, (y) En dit is het ,, dat de Dichter (op hem zy de vreede!) „ met nadruk zegt, Qsüty nirT "D"Q jj /atOS Ss vs nilil / W!M » Door het „ Woord van Jehovah zyn de Heem„ len gemaakt, en door den Geest zyns „ monds ("*) Waardoor volgen» de verklaaring van den Sohar , niet alleen een meerdergetal, maar bepaalt drie Persoonen word te kennen gegeven. Ziet pag. 320—353. (y) Hier word by.den Naam o'nS» Elohim «og sevoegt de Naam ni.T Jehovah, die in het enkelvoudig getal ftaat, om niet alleen volgens de nadrukkelyke taal van den Sohar ons te leeren die groote verborgenheid des Geloofs, kbi hkv «3 OV^nn Dat Jehovah die Elohim is, naamlyk «e» (Vezen, befiaande in drie Perfoonen. CZier pag. 344. enz. in de Noot.) Maar ook om aan te wyzen, dat de Schepping der Waereld, aan de drie Goddelyke Perfoonen word toegefchreeyen, die de J e h o v a h , de eenige waarachtige God zyn! Z s Gen. 1: 1. Gen. 2:4 ad. Pf.33:&  inEEUWIGE BEHOUDENIS.36 Engel van Jehovahs aangezicht, aan wiei zulke Goddelyke werkingen worden toe gefchreeven, hier eigentlyk bedoelt * Rabbi David Kimchi, en Rabbi Abarbane zichverleegen vindende,om dezenEngei voor een Goddelyk Perfoon te moeten erkennen; hebben alle pogingen in het werk gefteld, om het licht der waarheid in deze godfpraak zoo helder fchynende , door nunne ongereymde verklaaringen, als met eene donkere wolke te verduyReren. Ik zal dezelve kortelyk opgeeven, en ter uwer beoordeeling overlaaten. Rabbi David Kimchi zegt in zyne verkiaaring mD VJ3 yhü) •töïtö chtu «jïc^d aipn ram /rnpa "01 ra Dn» ,, En de Engel zyns aange„ zichts heeftze behouden: (dat is) Hy heefc „ door zyne albeRierende voorzienigheid „ de oorzaaken (of middelen) befchiH „ om hen te behouden; zoo dat de oorzaaken van zyn aangezicht voortkomen„ de, geen enkel geval zyn. En die oor. „ zaak der albeftierende voorzienigheid » word genoemt de Engel die hen behou* „ den heeft uit de benaauwdheid waarin zv „ waaren, enz." Welk eene ongerymde verklaaring! Waar worden in Mofes en de Propheeten de tweede oorzaaken, of middelen die God door zyne albeftierende voorz.emgheid gebruikt om zynen eeuwi. Aa gen 1 ■ 1 Rabbi David Kimchi, over Jef, 53! 9.  37o ISRAËLS VERLOSSING gen raad uittevoeren, met den naam van Engelen, en wel met nadruk den Engel zyns aangeziclits beRempelt? Ja hoe kan 'er van de oorzaaken, die Jehovah befchikt had om hen te behouden, gezegt worden, door zyne liefde en door zyne genade heeft h y z e verlost, en opgenomen en gedragen alle de dagen van ouds? Wie bemerkt niet duidelyk dat hier een Goddelyk Perfoon, en wel een onderscheiden Goddelyk Persoon van Jehovah God den Vader word bedoelt, aan wien zulke Goddelyke werkingen worden toegefchreeven ? Moet gy dan niet zei ven als Hebreeuwen, zulk eene ongerymde verklaaring grootelyks verfoejen? Rabbi Abarbanel heeft in zyne verklaaring een anderen dwaalweg ingeflaagen , die in den eerRen opflag, door dezulken , die in de waarheid niet zeer geoeffent zyn, met beide armen van onkunde en ongeloof worden omhelst. Naamlyk, „ dat door y>32n y&ü Malach Hapa- naph, den Engel zyns aangezichts die hen behouden heeft, een der geschapene Engelen bedoelt word: Maar j, dat de bygevoegde woorden, door zyne liefde en door zyne genade heeft hyze ver„ lost, en opgenomen en gedragen alle de da„ gen van ouds, niet op den Engel, maar „ op Jehovah, van wien vers 7 en 8. „ breedvoerig gefprooken is, en die dezen „ Engel gezonden had om hen te behouden, ,, moeten toegepast worden." Ziet hier zyne  en EEUWIGE BEHOUDENIS. tfi zyne eige woorden "mftjp nvn D^ ■pan» Kin rm/ rm nm nnn ijküö &rh rvn ttb) arh nm t6 armt fea /DTD»üa dk 1d» HWttp orw1? w6 y?» nVi» nri pV) iök» m»n narv w nmn oniKü dtt7k '3iOÖ OH» QJPPin V5S TK^Ül n^kj» nr »jsü uevt k1?/ mnjtm ^ ? ^ nnn -maa vtiram onxo inSonai inanKa ^pan* Wi »a /ik*?» typ nrn erom •dSü» t>» „ 'Er zyn „ die zeggen dat de Heilige Geest, de Engel ,, der Heerlykheid zy." Dan ik vinde in het gehee'e Oude Testament geen eene plaats, waar de Heilige Geest, met den naam van ■jsóa Malach of Engel beftempeld word. Ten zy, hy door deezen Engel der Heerlykheid bedoeld, een Goddelyk Perzoon , naamlyk den Heiligen Geest, die zoo wel als de Zoon, van Jehovah God den Vader als een Heerlyke Gbzant gezonden is, volgens Jef. 48:16  TAakor Cfiajim, o vei Gen i8 : 18. pag, 390 ISRAËLS VERLOSSING genomen, en dezelve onder zyn hooft gelegt, en geztgt had, indien God zynen „ naame over my vereenigen zal, gelyk hy j, denzelven over myne Vaderen vereenigt „ heeft, zoo worden alle deze drie stee„ nen tot een!" En het geene ook daadelyk gebeurd zoude zyn, volgens zyne verklaaring over vers 18: „ Doe „ Jiond Jacob des morgens vroeg op, en hy „ nam dien steen dien hy lot zyn hooft. peuluwe gelegt hadde en zettede hem tot een „ opgericht teeken, en goot Olie boven op: „ waar hy het volgende zegt," miN r\m pa erflNn rvhvn wip /pan En hy nam dien steen: want de drie Sternen, zyn lot een Steen ge. „ worden!" Dan, diergelyke verre gezogte en ongegronde verklaaringen , zyn voor de Nazareërs verre niet toereikende. — Neen geliefde Broeders! De gronden des Geloofs der Nazareërs rusten alleen op het Goddelyk getuigenis! Om dat God hem alzoo in zyn Woord geo„ penbaart heeft, dat deze drie onder. „ scheidenlyke perzoonen (naaml „ lyk Vader, Zoon en Heilige Geest,) de „eenige waarachtige en eeu- „ wige god zyn," zoo als reeds breedvoerig uit Mofes en de Propheeten betoogt is. En wat hebt gy tog hier tegen in te brengen? Ik weet zeer wel , dat Rabbi Ifac lar Alraham in zyn boek Chiz uk Emu- n A  394 ISRAËLS VERLOSSING * v nv K-an n-w iS ir^n 'mia» yzv ^itii nnN ^i-n 5 *pba ^ pKO ypSK 5 -aan am>iTOnNia33ï T« J?wi vin ió "nSir opSxi onüa vHji »a uök is okfc?nn ru* nn prvta '■pa1? op!?j* nna nuoaj nernh nnx iw nn» -pa1? « nna ana £ ppamai *ijï okiï bsi d'öb* w d'db'n na pNi ^laa pa ? ft naia pi nana nam nbtf nVm : & -jn^ir nybx roroi :. onan ■pwa» noö o*n*ajn wbbti fnin Dnitoa d'aiDipn omw /mini niaira nvViys *Ji eraan onan b*iö tïn nmf?» **b> db* nvn woiens herhaalen. Ziet hier de GeloofsbeIvdenisfe der Nazarecrs. „ Wy gelooven met het harte en belyden met den monde, " dat 'er is Een Eenig en Eenvou- dig Goddelyk Weezen, hetwelk " Wy God noemen,- Eeuwig, Onhe°rype" hk, Onzienelyk, Onveranderlyk, Onein- delyk, Almachtig, volkomen Wys, Recht" vaardig, Goed, en een zeer overvloiende „ fontyne van allen goed;" enz 7- Maar ftrvd dit tegen het geloofftuk der Driec en heid ? — Leeren dan de Christenen in en door dit Geloofftuk dat 'er Drie Goden zyn? Dat zy verre! Dit zoude volftrekt ftryden tegen Mofes en de Propheeten, tegen de Reede, tegen het Evameli, en zelfs tegen het eerfte Geloofftuk van haare eigen Belydenis, zoo even opgegeeven. - Maar de waare Nazareërs Leeren, Gelooven en Belyden, zoo als reeds Dag. qqo aangeweezen is, „ dat er ,t dat\ll* Goddelyke Weezen, Drie onderscheide GoddelykePer" „ zoo-  sn EEUWIGE BEHOUDENIS. 4 „zoonen zyn, naamlyk, Vader, Zo „ en Heilige Geest, om dat God hem alz tn zyn Wooso geopenbaart heeft, d a „ deze Drie onderscheide Goj „ delykePerzoonen, deEenigi „ Waarachtige en Eeuwige Go „ zyn. ' — £n zie daar] om alle voo oordeeien uit u harte weg te neemen en was het moogelyk van de waarheid te overtuigen, zal ik a]weder woordelvi opgeeven de Geloofs Belydenisfe der waa re Nazareërs. Ziet hier hunne eige woorden: „ Achtervolgens deeze waarheid 'en dit ,9 W o 0 r D Go o s, zoo gelooven wy in den „ Eenigen God, die een Eenig „ Weezen is, in kt welke zyn Drie „ Perzoonen in der daad en waarheid, „ en van Eeuwigheid onderfcheiden na haare „ onmededeelbaare Eigenfchappen ; naamlyk, ?, de Vader, en de Zoon, en de Hei' „l ige Geest. De Vader, u de oor. „ zaake, oorfprong en begin aller dmzen „ zowel zienelyke als onzienelyke: De Zoo „ ne, is het IVoord, de IVyshsid en het v Beelt des Vaders: % U^G est „ de eeuwige kracht en moogentheid „ uitgaande van den Vader en den Zoonè » Alzoo nogtans, dat dit onderfcheidL » met en maakt dat God in DRïEYe ?, deelt zy, aangezien dat de Heüw'e „ Schnftuure ons leert, dat de Vader » en de Zoon, en de Heilige Geest elk » zyne zelffiandigheid heeft, onderfchei „ den door haare Eigenfchappen! doch - alzoo, dat deze D8IE7;JTo- nen, 31 on 00 t )- ' i d > J C Btlydg. nisje des Geioofs der G*m reformeerdeKerke in NtderlanArt. 8.  402 ISRAËLS VERLOSSING „ken, maar een eenig GOD zyn." enz. — Oordeelt zeiven zeg1 ik nogmaals, is dit een Valsch Geloof dat Jlryd tegen de Goddelyke IVet tn de Propheeten? Wat zegge ik! Is dit niet de zuivere Oude Geloofsleer van onze Godvruchtige Voorvaderen, gegrond op Mofes en de Propheeten, zoo als breedvoerig betoogt, en zelfs door de verklaaringen van uwe oudfte Rabbynen bekrachtigt is ? Wie moet zich dan niet grootelyks verwonderen over de onkunde van dien beftryder der waarheid, en ergeren over den fnooden lastertaal, door hem tegen de Nazareërs uitgebraakt? ; Maar boven dit alles, laaten wy de Schriftuurplaatzen door Rabbi Jfac aangehaalt, om zyne Eerste Stel. lino, naamlyk, „ Dat het Geloofftuk der „ Drüëenheid een Valsch Geloof is, „ en door eenige Geleerde Nazareërs nieuwlyks is doorgedrongen ," te betoogen, wat nader inzien; en dan oordeeien, of niet zeiven in die aangehaalde Schriftuur» plaatzen, het GeloofRuk der Drie ë enhei d geleert, en door de verklaaringen van uwe Oudfte Rabbynen op het nadrukkelykfte bekrachtigt word? Welaan, bepaalen wy ons alleen by zyne Eerste aangehaalde Schriftuurplaats, naamlyk, Deut. 6: 4- die de allervoornaamRe en nadrukkelykfteis; en waar Mofes kort voor zyn dood, Israël met zoo veel nadruk vermaant, en als het waare met Rervende lippen van hen affcheid nee-  EEUWIGE BEHOUDENIS. 403 neemende, hen toeroept, ^ m 131 - TIJ* l Vrhtt HM Boort Israël! Jehovah, Elohenu (onze God) Jehovah, zyn Een. (pp) _ Woorden, die gy dagelyks Tweemaal ('smor. gens en s avonds) in uwe Gebeden, als het voornaamRe Geloofsformulier, met verbeting uwer Remmen uitroept; uwe kinderen van jongheid af met zoo veele indrukken en eerbied infcherpt; en zelfs by, en door de Jlervenden de Iaatfte woorlfn zyn» die uitgeboezemt worden! — Maar ik vraag U Zoonen Abrahams! word niet zelfs m deze aangehaalde woorden, het Geloofftuk der DRiEëENHEiD op het nadruttelykfte geleert? Zou dan Mofes a n Heerlyken naam van God tot Driemaalen, toe herhaalen, indien hy niet deze groote Geloofsverborgenheid der Heilige Drie ^evheid, by vernieuwing Israël wilde mfcherpen? (qq) ö 0 ï< weet zeer wel, Rabbi Salomo Jarchi, zien hier verlegen vindende, heefc einde! JyK m deze woorden eene Prophetie gevonden— Ziet hier zyne eige woorden, l 'wh l nm wrbx mn* hnw % " O VI " De w£P%) Di^,is de "atuurlyke vertaaliog van den &' Cc 2 Deut. 6 : 4. ïabbi lomo trchs, :r ut. 4.  'Seph. Zach. 14: 9. 404 ISRAËLS VERLOSSING m »a toiöbj nn** * rttrb iw wn ob fop1? rnro n£3*^ dop "pan* im ? iT!T wrin 0*3 idn« / n ots$ *Wï » -^wf ^rfl^ ' Jehovah, owze „ God, if een £f»ige Jehovah. (jt) Dat is, » Czegc ny) Jehovah, die nu alleen „ onze God, en niet de God van andere „ volken is; die zal zyn in het toekomende, „ de Eenige Jehovah: zoo als 'er gefchreeven Raat, gtwisfelyk, dan zal „ ik tot de Volken eene reine fpraake wen„ den, op dat zy alle den naam van Je„ hqvah aanroepen, enz. En zoo als „ 'er ook gefchreeven Raat, Ten dien „ dage zal Jehovah Een zy n ,en zyn „ naam Een'." — Dan, wie zie niet hoe verre gezogt en gedrongen deze verklaaring is? Hoe is het mogelyk dat een Rabbi in Israël, in zulke klaare en duidelyke woorden, die Mofes gebruikt heeft, om Israël tot het Geloof, Liefde , en Gehoorzaamheid omtrent den waaren God op te wekken en te vermaanen, (gelyk uit het (rr) Dit is doorgaans de gewoone vertaaling; en zoo heeft ook Rabbi Salomo Jarchi, de1 laafte Twee woorden "wk nin' Jehovah Echad vertaalt, is een eenige Jehovah. Dan het zal ftraks duidelyk blyken , dat deze vertaaling ongegrond is, en volftrekt ftryd tegen de fcbikkin^ der woorden in den Hebreeuwfchen Grondtext,  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 405 het verband waarin dezelve voorkomen, duidelyk blykt) eerie Prophetie heeft kunnen vinden! — Wat zegge ikI Stryd niet zelfs deze verregezogte verklaaring, tegens de fchikUng der woorden in den Hebreeuwfchen Grondtext, zoo als eeven aangemerkt is? Daar vinden wy immers tusfchen het laafte woord r^TT Jehovah, en tusfchen het woord mt* Echad, de zinfcheiding | Pezik geplaatst; omaante wyzen, dat men deze twee woorden niet by elkander moet leezen TlK rïHT Jehovah Echad, is een Eenige Jehovah,(zooals dezelye niet wel overgezet zyn;) maar dat men m het uitfpreeken van dezelve, eene ver. toeving moet maaken, tusfchen het laafte woord rnrï» Jehovah, en tusfchen het woord thk Echad: zoo dat het duidelyk blykt, dat het woord -jhk Echad, volftrekt niet betrekkelyk gemaakt kan worden tot het laafte merd ftfól Jehovah al. leen, en ver taaien, is een Eenige Jehovah; maar dat het betrekkelyk gemaakt moet worden, tot alle Drie voorafgaande naamm TIK J m mh» MVT1 Jehovah, Elohenu, (onze God), Jehovah: Echad, zyn Een! — Dit zullen taalkundigen zonder eenige bedenking volkomen toeftemmen, en door geen Geleerden Jood tegengefprooken kunnen worden. — Moet gy dan niet geüioedelyk overtuigt worden, dat zelfs in Cc 3 . de.  SdHar, overGen. pag- 3» Go!. 2. Gen. 1: li (ss) Drie Dargin, waardoor Hy Drie Perzoonen bedoelt. Ziet pag. 321 in de Noot. (tt~) Naamlyk de Dkiêenige God. Ziet pag. 321. de verklaaring van den Sohar over het woor<£: om* Elohim, en vooral pag. 331. 405 ISRAËLS VERLOSSING deze aangehaalde Godfpraak, de afi ïï?by&n Rasa Haschilosch, die groote Geloofsverborgenheid der Heilige DRiEëENheid, door Mofes geleert, en Israël op het nadruklykfte ingefcherpt word ? Trouwens, dezfe Geloofsverborgenheid heeft reeds de zeer beroemde Rabbi Schimen ben Jochai, op verfcheide plaatzen, in zyn boek Sohar, zoo nadrukkelyk betoogt, dat zelfs de Nazareërs, dezelve leezende, zich moeten verwonderen! — Ik zal 'er alleen maar twee Raaien vandezelve kortelyk opgeeven. 1) Zoo leest men in zyne verklaaring over Gen. 1. vers 1. waar hy deze woorden uit Deut. 6: 4. aannaaiende, met nadruk zegt /nVT Wrhx nïTF m wï hifi /fin thn \hx 131 /cnfat ma JrW» » Jehovah, „Elohenu, Jehovah, deeze zyn „ Drie Dargin («), om te kunnen „ begrypen die allerhoogfle verborgenr„ heid, in den beginne fchiep Elohim-, (tt~) den Hemel en de Aarde." Zoo dat Rab.  knEEUWIGE BEHOUDENIS.407 Rabbi Schimon ben Jochai, de Geloofsverborgenheid der Heilige ÜRiEëENheid, in zyne verklaaring over Gen. 1. vers 1. als de allergewichtigfte waarheid tot een grond legt, en zelfs de aangehaalde woorden uit Deut. 6: 4. gebruikt, om dezelve te bekrachtigen! 2) Zoo leest men in zyne verklaaring over Exo. waar hy ook de woorden uit Deut. 6: 4. aanhaalende, het volgende zegt. an /mn» mttlp ? pnaa> rhn Nn /tik np* Tin /m irfoa tik pnpi apw /nn paw/t/nfuw /jrvnt* «Knip «nm wïto aha /in {Va anSm jniöf? rhh pyxt /TIK 5, -öéï eer/fr word Jehovah, en Elohenu (onze God,) e« Jeho„ vah, deze alle (Drie) zyn Een; „ en daarom leest men 'er by Echad, „ zyn Een. Qvv) —- Maar, (word 'et „ gevraagt) nademaal deze naamen Drie „ zyn, hoe kunnen dan dezelve Een zyn? ,, want offchoon wy 'er by leezen Echad, „ (waardoor de Eenheid te kennen ge„ geeven word) zyn zy dan ook waarlyk „ Een? Waarop geantwoord word) „ dit kan niet anders begreepen worden, dan „ door de verlichting van den Heiligen „ Geest* (w) Naamlyk ia Weezew. Cs 4 Sohar, overExo. pag. 19. Col. ii»  408 ISRAËLS VERLOSSING „ Geest, om met verlichte ongen te kunnen „ begrypen, dat deze D rie zyn Een !" enz. — En eenige regels laager op dezelve pag. voegt hy 'er nog by het volgende. uro him köv bn min» ïrrk tni iiynK *ninn fljiw ro» /aun-ip «mm JKD1 / wn tzuh |no /ö«0p vrVoi '131 Wl tzuh s> En deze ii de „ Eenheid die dagelyks door de verborgenU „ fcetd van den Heiligen Geest geo'j, penbaart word; dat 'er zooveele Per zoo. „nen (naamlyk Drie) inde Eenheid, „ op het allernaitwfte met elkander veree- nigt zyn, e» dat ieder Perzoon is „ de Waarachtige! Wat deze doet, doet ook „ die! #72 waf die doet, doet ook deze!" enz. — Welk eene verheeve taal! (xx) Wat dunkt U Geliefden om der Vaderen willen! Is het Geloofftuk der Drieeenheid een Valsch Geloof, ftrydig tegen de Wet en de Propheeten, door eenige Geleerde Nazareërs nieuwlyks doorgedrongen? — Was dit niet de Oude Geloofsleer onzer Vaderen, gegrond op Mofes en de Propheeten t En heeft dan niet zelfs die be- (xx) En laat ik u flegts als met een vinger nog wyzen, na zyne nadrukkelyke veiklaaringen over Num. pag. 77. Col. 307. en pag. 04. Col. 376; En vooral over Deut. pag. 126. Coi. 500 502. die waardig zyn met verdubbelden aandacht geleezen je worden, die ik egter wegens derzelver breed, ♦oerigheid hier niet kan plaatzen.  inEEÜWIGE BEHOUDENIS.409beroemde Rabbi Sclimon ben Jochai, die nu reeds byna zeventien Eeuwen geleeden, geleeft, en zyn boek Sohar gefchreeven heeft, (yy) deze geloofsverborgenheid der Heilige Drie cenheid, uit de aangehaalde woorden Deut. 6: 4. op het nadrukkelykfte bekrachtigt? ——. Wat zegge ik! Laat ik tot nog vroegere ty. den opklimmen! — Heeft niet zelfs de beroemde Rabbi ELiëzar Hakkalir die in den Jaare 72 na de telling der Nazareërs geleeft heeft, (22) deze Geloofsverborgenheid met nadruk betoogt ? Ziet pag. 359-362. Wie moet zich dan niet verwonderen over de onkunde en Valsche Stellino van Rabbi Jfaebar Abraham, en zyne onbefchaamde Lastertaal die hy tegen de Nazareërs uitbraakt ? Dan, Iaat ik by deze gelegenheid, daar ik de Geloofsleer der Heilige Drie ëENheid, ter overtuiging van myne Broederen na den vleefche, alleen uit de fchriften van het Oude Testament moet betoogen en verdeedigen, en van de Schriften van het Nieuwe Testament tot nog toe, my niet ken bedienen; een korten uitflap doen, die in de leezing niet zal hinderen, en mogelyk nog van eenige nuttigheid zou kunnen zyn. Zekér men moet zich verwonderen over de onkunde en Valsche Stellino . »■ van iyy) Ziet pag. 155. m de Noot. (zz) Ziet pag. 359. in de Noot. Cc S  Treil, hatie door ji. Sterk t over de bewyzen van de H-Drie. eenheid pag. 4. pag. *i. Ca") Gehouden te fier dam den 25 Juny 1786, en gedrukt in Oaavo by D. M. Langeveld. 410 ISRAËLS VERLOSSING pan den genoemden Rabbi! — Dan, deze was een Joodfche Rabbi, een geflagen vyand en openbaare beRryder van den Christelyken Godsdienst! — Maar moet men zich niet nog veelmeer verwonderen, Dver de Stelling van den beroemden Wel Eerwaarden zeer Geleerden Heer r\. Sterk,Leeraar in de Gemeente,toegedaan de onveranderde Jugsburgfche Geloofsbelydenis te Amfterdam; in zyne Predikatie over de bewyzen van de Leer derHei. lige DRiEëENHEiD! O) — Waar hy zegt, „ In de Schriften des Nieuwen Verbonds „ alleen, vind men bewyzen voor dit Leer„ ftuk, die de toetfe van een gezond oordeel, „ volgens de regelen eener gegronde uitlegkun- „ de kunnen doorftaan." Hoe moet niet een waar Christen verbaast ftaan, wanneer hy zulk eene Stelling van een Leeraar der talryke Lutherfche Gemeente te Amfterdam hoort of leest! —. Hoe! alleen in de Schriften van het Nieuwe Testament! Zyn 'er dan geene voldoende bewyzen voor dit gewichtig Leerftuk,ook in de Schriften van het Oude Testament te vinden, die de toetfe van een gezond oordeel, volgens de regelen eener gegronde uitlegkunde kunnen doorftaan? Neen, zegt de Geleerde Heer Sterk in zyne Leerrede pag. 21. „ Niets zou my gemak-  bnEEUWIGE BEHOUDENIS. 411 ,, makkelyker vallen, byaldien de tyd, „ die tot eene Kerkelyke Redenveering bepaalt j» w> wy zulks toeliet, dan u te toonen, dat geene van alle die gtwoone bewysplaatzen „ die men uit de Schriften des O uden Tesa) taments gewoon w by te brengen, in ,, een eigentlyken zin, als een bewysvandit 3, Lterftuk kan worden aangemerkt." -—. Verbaazende taal! £n dat dit geene enkelde gezegdens zyn, die uit eene verwaande inbeelding voortvloejen, maar dat het wezentlyk zyne Wel Eerwaarden zeer gemakkelyk zou zyn dit te betoogen ; blykt uit het geene de Geleerde Heer Sterk onmiddelyk op dezelve pag. laat volgen. „ Jk ontken niet (zegt hy) 3, dat niet misfehien hier en daar in de Schrif„ ten der Propheeten, eene uitdrukking voor„ komt, die wy, nu wy dit Leerftuk uit de 3, Schriften des Nieuwen Verbonds ,, hebben leeren kennen, min of meer ter be,, vestiging van ons Geloof aan hetzelve gebruü 33 ken kunnen; maar dit begrypt gy wel, dat 3> nog niet genoeg is, om zulk eene uit. 3, drukking, een eigenlyk gezegd bewts voor die Leere te noemen. Als by voor. ,, beeld, de naamvanGod, inliet He3, breeuwsch in het meervoudige voorkomt: als 33 'er van hem, by eene driemaalige 3j herhaaling van het woord Heere „ gefprooken wordt; als hy door David, 3) God, onze God genoemt wordt: of „als wy van den Heere e n z y,5 nen Geest leezen: wie zoude dur„ ven op zich neemen, om daaruit alleen te bewyzen, dat 'er in de Godheid, 33 ge. Pag. ai;  412 ISRAËLS VERLOSSING1 n gelyk men het noemt, eene meer- derheid der perzoonen en IVtl „ bepaaldelyk van drie Perzoonen, gevonden wordt? Wie zoude het durven „ onderrieemen, een en Jood by voorbeeld, j, uit zulke plaatzen, van dit Leerft.uk te ,, willen overtuigen? Niemand voorzeker, die „ weet wat eigenlyk bewyzen te zeggen is. — „ Zo eene plaat ze der Heilige Schrift tenbè- wyze van eenig Leerftuk zal kunnen die,, nen, moet zy die waarheid, die men 'er ,, uit bewyzen wil, duidelyk leeren; het moet „ de eerfte de natuurlyke zin zyn, dien een „ oplettend en onbevooroordeeld leezer daarin „ kan vinden; men moet 'er zyne gevoelens niet eerst behoeven in te brengen, zy moe5, tm 'er natuurlyk uit kunnen afgeleid worden. ,, — En neg eens, zulke bewysplaatzen voorde Leere der Drieëenheid worden in de Schrifj, ten van het Oude Testament niet gevon? „ den." —— Ziet daar! de Stelling van den Geleerden Heer Sterk, bondig en gemakkelyk betoogt! Dan, moet een waar Christen niet in verwondering vragen, is dit de zuyvere Leer der Luthersche Kerk? — Word hierdoor niet een grond gelegt voor, en de eene hand van Broederfëhap aan de Socinia. nm gegeven? En vooral, welk een Nieuwe Zwaard word 'er niet door deze betoogde Stel. (b~) Het fchynt dat de Geleerde Heer Sterk* het woord Perzoon niet wil gebruiken, en daarom gebruikt zyne Eerwaarde liever deze voorzichtige uitdrukking, gelyk men het noemt enz. — Dit blykt nog naader op het allerduidelykfte, in zyne gedaare Leerreede over het Leerftuk der Heiligs" DftisëENHEiD in den Jaare 1786, pap 47. en gedrukt te Amfterdam, by de Wed.E.Smit.  enEEUWIGE BEHOUDENIS.41^ Stelling in de handen der Jooden gegeeven, om het voorna mfte Geloofftuk der waare Christenen, waarop de ganfche C ristelyke Godsdienst rust, by vernieuiwng op het allerhevigfte te kunnen beftryden, en zelfs op deze betoogde Stellingzlch. te kunnen beroepen?—„GeenPriestley, maar een ,, dervoornaamfteLeeraarenderLumER„ sche Gemeente te Amfterdam (zal een Geleerde Jood zeggen ) heefc zelfs ,3 in eene opzettelyke Predikatie ,, bondig betoogt, dat 'er zulke bcwysplaatj, zen voor de Leere der Driesen heid, „ die de toetfe van een gezond oordeel en 3, gegronde uitlegkunde kunnen doorftaan , „ in de Schriften van het Oude Tes„ ta ment niet gevonden worden; derhalue het Geloofftuk der D r r e ë e n,, heid, dat uit de Schriften van het „ Oude Testament niet betoogt kan wor„ den, is een Valsch Geloof, en ffryd 3, tegen de Schriften van Mofes en de Pro- 3, pheeten!" (c) En hoe zou de Ge- leeren De?e Nieuwe Tegenwerping die een Geleerde Jood zou kunnen maaken, is onder het lenryven op myn aandacht gekomen; daar ik myne Broederen naar denvleefche, alleen uit het Ou. ce Festament (dat zy voor Gjddelyk erkennen) van dit gewichtig Ge.oofftuk hunner gelovige Voorvaderen tragte te overtuigen. En d4a bedenking, is ook de voornaamfte beweegreden van dezen uitstap; want anders was het myn taak met, om tegen den Wel Eerwaarden Heer Stek re. my in het ftrydperk te begeeven ; te meer, daar aT ^y"f«f T1LLINC reeds bondl'S wederlegr is, door denJWel Eerwaarden en zeer Geleerden W J. M,  414 ISRAËLS VERLOSSING leerde Heer Sterk tegen zulk een GeT leerden Jood, het Geloofftuk der Drieeenheid kunnen verdeedigen, en met kracht betoogen, om was het mogelyk hem gemoedelyk van dit Leerftuk te overtuigen V dlleen uit de Schriften van het Nieuwe Testament? Zoo als zyne Eerwaarde in dezelve Leerreden pag. 25. een voorfchrift van onderwys, om een Jood van deze gewichtige waarheid te overtuigen, opgeeft? (d) — Laat de Geleerde Heer J. M, Boon, Leeraar in de Gemeente, toegedaan der onveranderde Augsburgsche Geloofsbelydenis te Rotterdam; in zyne Aanmerkingen over de bovengemelde Predikatie van dun Eer-' waarden Heer Sterk, gedrukt in Octavo te Rotterdam in den Jaare 1787: En ook in zyne verdeediging van die Aanmerkingen, gedrukt in Oéhvo te Amfterdam, in den Jaaro 1789 : waardig van ieder liefhebber der Waarheid, met aandacht geleezen en herleezen te worden, — En ik verblyde my hartelyk, dat 'er in de Lutherfche Kerk nog getrouwe Leeraaren gevonden worden, die de zuyvere Leer van den Godvruchtigen en nu Zaligen Luther, gegrond op Mofes en de Propheeten, de Evangelisten en Apostelen , na hunne vermogens, zoo in hun. ne Leerredenen als Gefehriften, verdeedigen en met kracht betoogen! De God der Waarheid, bekroone het werk hunner handen met zyne dier» baaren zeegent (d) Waar zyne Eerwaarde zegt, „ Neen, vil t, men een Jood van dit Leerfiuk overtuigen, „ men beginne met hem Jefus als eenen God„ delyke Propheet, de Apostelen als zyne on„ middelyke afgezanten te leeren kennen; „ men  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 415 Heer Sterk vooraf van zulk een onderwys zeiven eens de proef neemen; en Hy zal tot zyn leering ondervinden, wat heth dan een Geleerde Jood al zal antwoorden; en of zulk een voorfchrift van onderwys, eenigzins toereikende is, om een jood y omtrent dit Leerftuk gemoedelyk te kunnen overtuigen. Maar ,« men overtuige hem dus langzamerhand van „ de waarheid van zyn Mesfiasfchap en van de „ Godlykheid dier openbaaring, die hy en „ zyne Apostelen ons gegeeven hebben ; en „dan eerst, als men zooverre gekomen is, „ ontleene men uit die o p e n b a a r i n g , de be„iwyzen voor dit Leerfiuk, hetwelk aan deze „.openbaaring alleen eigen is, en daar „ uit alleen op onomftootelyke gronden, kan beweezen worden." Een voorfchrift van onderwys, dat zoo gemakkelyk is, om een Jood van dit Leerftuk te overtuigen, als het b etoog van zyne Wel Eerwaarden is, omtrent zyne valfche Jlelling. Ik zoude wel wenfehen, zulk een onderwys van den Geleerden Heer Sterk aan een Geleerden Jood, by te kunnen woonen! — Welk eene hagelbuy van tegenwerpingen zoude zyne Eerwaarde van den Geleerden Jood niet hebben af te wachten, omtrent de Godlykheid van hetNieu- we Testament ? Omtrent de Perzoon van jefus, zyne Goddelyke zending, zyn Mesfias- fchap, zyne Leere en Wonderwerken r En vooral, hoe zal de Geleerde Heer Sterk, een Geleerden Jood, alleen uit het Nieuwe Testament kunnen- overtuigen, niet alleen dat Jefus is de Christus, maar ook de Zoone Gods indien het Geloofftuk der Drieëenheid uit het Oud e Testament niet beweezen kan worden' i Dan, dit veld is my te ruim, om verder in te treeden.  4iÖ ISR;AELS VERLOSSING Maar boven dit alles, laaten wy het Betoog omtrent de ftelling van den Weleerwaarden Heer Sterk wat nader van naby inzien, of het de toetfe- van eene gezond oordeel kan doorftaan ? Ik zal 'er alleen deze weinige vragen voorftellen. I) Voor eerst. Het tietoog van zyne Wel Eerwaarden (zoo ik bet wel begreepen hebbe) komt hoofdzakelyk hier op uit. ,, Niemant zou durven onder„ ntemen uit zyne opgegeevene bewysplaatzen „ uit het Oude Testament, een Jood te ,, willen overtuigen van dit gewichtig Leer„ ftuk: derhalven dit gewichtig Leerftuk kan „ uit de Schriften van het Oude Testa- „ ment niet betoogt worden." Is dit eene gezonde redeneerkunde ? -— Genomen, die opgegeevene bewysplaatzen van den Heer Sterk , zyn niet toereikende, om een Jood van dit gewichtig Leerftuk te overtuigen; is hierdoor zyne ftelling betoogt? Zou men hier uit deze fluitreden kunnen trekken, derhalven, deze opgegeevene bewyzen zyn niet voldoende, om dit gewichtig Leerftuk der Christelyke Kerke te kunnen betoogen? —• Moet dan de voorafgaande toeftemming van een Jood, omtrent de gewichtigfte waarheden van den Christelyken Godsdienst, de regel van uitlegkunde of betoog zyn van een Leeraar der Proteftantfche Kerk? Zou dan de Geleerde Heer Sterk , wanneer hy eens byyoorbeeld de proeve had genomen, om ^it de bewysplaatzen der nadrukkelykfte en  4io ISRAËLS VERLOSSING het nadrukkelykfte bekrachtigt, dat 'er nitt alleen van God zeer dikwyls in het m e e rv o udig getal, maar zelfs van Drie Onderscheide Perzoonen, en wel met nadruk van Vader, Zoon en Heilige Geest gefprooken word; en dat deze Drie Goddelyke Perzoonen, de Eenige Waarachtige en Eeuwige God zyn? (ƒ) — Moet dan niet zelfs een Jood verbaast ftaan ,over de Valsche Stelling van denGeleerden Heer Sterk! — En egter zoekt zyne Wel Eerwaarden deze Valfche Stelling, in zyne Leerreden pag. 23. zelfs met eene der voornaamfte bewysplaatzen die men gewoon is by te brengen, nog nader met nadruk te betoogen! Waar hy zegt: „ neemen „ wy de bekende woorden van David, Pfalm „ 33: 6. eens ten voorbeeld, die men tog al„ roos gewoon geweest is onder de voor,, naamste bewysplaatzen van de Leer der Heilige Drieëenheid, uit het Oude lesta. „ ment omtrent zyne valfche fte11ing, onder den Dekmantel van een Jood zoekt te fchuylen en zich te verbergen! om dus was het mogelyk, zelfs door de verklaaringen van de Oude Joodsche Rabbynen, zyne Wel Eerwaarden omtrent zyne valfche ftelling te overtuigen, en tot belydenisfe der waarheid te bewegen. (ƒ3 Laat de Heer Sterk dit breedvoerig betoog van pag. 141. tot pag. 408 : onbevooroordeelt met aandacht leezen, en dan oordeeien, of het gewichtig Leerftuk der Heilige Drieëenheid ook niet uit het Oude Testament betoogt kan worden?  enEEUWIGE BEHOUDENIS.421 ,, ment te tellen. De Hemel leezen wy daar, is door het Woord des ,, Heeren gemaakt, en al haar „ tlEia door den GeeST zyns ,, Bi on os. Ik beken het, wanneer men „ deze woorden alleen naar derzelver uiter „ lyke klank opvat, fchynt 'er niets aanbel „ bewys te ontbreeken. Maar nu neeme men „ de proeve eens, om ^"«Geleerden " l ° °r ° teZe plmtZ' ah em bswys voor s, het Leerftuk te doen aanneemen; Hy zal j, U antwoorden, dat dezelve niets anders is 3, dan eene Oosterfche en dichtkundige befchry. „ ving van Gods Almacht, zichtbaar in d,, Schepping der Waereld; en hy zal U ter. „ ftond op het 9 vers van dien zelfden Pfalm „ wyzen, daar de Dichter het zelfde, met ,, andere woorden herhaalt, zeggende, wan. " \f ^/V^"1 (d't is het „ Woord des Heeren) geschiede het 3, en wanneer hy gebiedt (die is „ de Geest zyns monds) staat het „daar. HyzalU vraagen, of dan, het,, geene wy Chrirtenen door den Heiligen Geest verftaan, niets anders is, „ dan de Geest van Gods mond 3, het geene elders, de adkm van zyne „ lippen genoemt wordt, en niets anders 33 dan zyn Almachtig bevel kan te kenn'n geeven. En eindelyk, hy zal u dringen om te bewyzen, dat David door het Woord „ des Heeren, zyn zelfftandig Woord, „ den Zoone Gods, verftaan heeft; of j, hever hy zal u bewyzen, dat de Dichter Si dit daardoor met geene mogelykheid kan verDd 3 ftaan  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 43? „ heid zyn, wiens gelyfcheid in andere „ dingen die wy ook Eenheden noemen, j» niet gevonden word: want alle andere „ dingen die wy Eenheden noemen, zyn 5, zamengeftelt en vereenigt uit veel zas, ken en deelen; en dus aan verdeeling „ en verandering onderworpen, om dat de Eenheid in dezelve, toevalligis; en j, daarom worden dezelve alleen by wyze j, van overbrenging, maar niet in waarheid, j, met den naam van Eenheid benoemd; 5) maar de gezeegende God is alleen de ji waare Eenheid, en behalven hem 3i is 'er geen waare Eenheid. En j, nademaal hy alleen de waare Eenheid is, » is het volftrekt onmogelyk dat hy uit 5, Twee of Drie zamengevoegt zou kunj, nen zyn : want die uit. Twee of Drie jj zamengevoegt is, is niet de waare j, Eenheid. Hoe veel te meer derhal- s» ven is het een valsch Geloof, en 3, dat volftrekt tegen het mensch el yk j, verstand (of de reden) ftryd, die » gelooven, dat Drie, Een zyn, en ,> Een Drie zyn, niettegenflaande de. „ zelve beftaanlykheden onder eikanderen on„ derfcheiden zyn'. En zoo is het ook „ geftelt omtrent het geene zy gelooven, „ dat de Schepper, uit de Godheid en mensch„ heid zoude zyn zamengevoegd; het geene ,, men volftrekt onmogelyk kan geloo„ ven, dat in den gezeegenden Schepper „ plaats „kan hebben; want het zamenges, voegde, vereischt een te zamenvoeger, en ai het geene zamengevoegd is, is een Ee 3 „ Schep,  Jefaia 46: 18. 438 ISRAËLS VERLOSSING „ Schepzel, uit kracht van deszelfs zaj, menvoeging, en heeft eene gelykheid „ met de andere lichaamelyke dingen, en „ is ook onderworpen aan meerderheid, „ verdeeling en verandering, en kan der„ halven volftrekt geen God zyn; want „ God heeft niemant zich gelyk, en hy „ kan niet vermeerdert:, noch verdeelt, noch verandert worden, zoo als 'er „ in Jefaia Cap. 40. gefchreeven ftaat: „ By wien dan zult gylieden God vergelyken ? „ of wat gelykenisfe zult gy hem toepasfen ? — „ En zoo kan ook God niet toegefchree,, ven worden , dat hy zich zeiven zou kun„ nen zamenvoegen, met, of in een Lichaam „ zich zeiven zou kunnen overbrengen, zoo „ min als aan hem zou kunnen toege„ fchreeven worden, dat hy een anderen „ gelyk hy is, zou kunnen fcheppen, of „ in alle opzichten hem gelyk is; want „ dit kan in den gezeegenden God geen „ plaats hebben, en moet van hem ge„ weerd worden ; gelyk de verftandigen ,, deze zaak zeer wel begreepen heb„ ben. —— En zoo hebben ook zelfs ,, de Philofophen , die het Goddelyke „ Woord niet hadden, nogtans erkent j, de Eenheid van den gezeegenden ,, God, en alle meerderheid en Lichaamlyk„ heid van hem verwydert, door zulke „ betoogen, daar hier de plaats niet is om dezelve aan te haaien." Zie daar! De Wapenen die deze Goliath, de grootfte vyand, beftryder , en lasterraar der Nazareërs gebruikt, OH3  ïmEEUWIGEBEHOUDENIS. 439 om zyne Tweede Stelling, naam. Jyk, dat het Geloofftuk der Drieëenheid „ een valsch Geloof is, en volftrekt „ ftryd tegen het menschelyk verj» stand," zoo veel hem doenlyk was te betoogen, in derzelver volle kracht voorgeftelt. Dan, oordeelt zeiven, geliefden om der Vaderen willen! zyn alle deze Wapenen wel eenigzins toereikende, om deze zyne Tweede Stelling te kunnen betoogen, en de overwinning te behaalen? —. Wat wil hy tog, met alle deze opeengeftapelde redeneeringen betoogen? alleen dit: „ Dat alles dat „ buiten God is, gefchapene dingen zyn, „ zamengeftelt uit veele zaaken en dee,, len: maar dat God alleen is de waare „ Eenheid, en dus onmogelyk uit Twee ,i of Drie zamengevoegt kan zyn."— Dan, leeren, belyden, en gelooven dan ook niet de Christenen, de waare Eenheid van God , als een Eeiivoudig Weezen, daar volftrekt geen zamenvoeging plaats kan hebben? En boven dit alles, leeren dan de Christenen, dat Drie Perfoonen, Een Perfoon: of dat Een Weezen, Drie Weezens zyn? dat zy verre! dit zoude zeker volftrekt ftryden tegen het menfchelyk verftand, of de reden ! Maar de waare Christenen leeren, belyden en gelooven volgens het Goddelyk getuigenis, (zoo als reeds aangetoont, en meer dan eens herhaalt is,) „ Dat 'er in dat Eene „ Goddelyke Weezen, Drue onderfcheide „ Goddelyke Perfoonen zyn, naamlyk, Vader, Ee 4 „ Zoon,  44P ISRAËLS VERLOSSING „ Zoon. en Heiligen Geest; om dat God 5, hem alzoo in zyn woord geöpenbaart „ heeft, dat deze DaiE onderscheioe „ Goddelyke Perzoonen, de Eenige, „ Waarachtige en Eeuwige God zyn !"— Oordeelt nu zelve herhaale ik nogmaals, of de Geloofsleer der Heilige Drieëenheid , gegrond op het Goddelyk getuigenis , ten valsch Geloof is. dat tegen het menschelyk verstand ftryd? Het tweede deel van zyne breedvoerige redeneering, is voornaamlyk ingericht, om de nauwe vereeniging der twee n at uur en in Christus te beRryden, en de volRrekte onmogelykheid hiervan te betoogen. —— Hier zoude zich wel een zeer ruim veld openen; dan, deze groote verborgenheid der Godzaligheid, God is geöpenbaart in den vleesche! zal in het tweede Stuk van dit derde Deel opzettelyk behandelt,en uit Mofes en de Propheeten betoogt, en zelfs door de verklaaringen van Uwe Oudfte Rabbynen bekrachtigt worden, dat de aan de Vaderen beloofde Mesfias, de Emanuöl, de Godmensch, God en Mensch in een Perzoon moet zyn! En dan zal de gepaste gelegenheid zich opdoen, om deze beredeneerde tegenwerping te wederleggen, en met nadruk te betoogen, datJesus is de Christus de Zoone Gods, op dat gy geloovende, het leven hebt in zynen name. — Thans moet ik alleen maar nog in het oog houden, het gewichtig Leerftuk van deHEiLiGE DRiEëENHEtD, uit Mofes  EnEEUWIGE BEHOUDENIS.44? en de Propheeten betoogt, te verdeedigen, èn alleen de tegenwerpingen van dien grooten beftryder der Waarheid, omtrent dit gewichtig Leerftuk, te wederleggen. , C) Het betoog omtrent zyne Derde Stelling, naamlyk, *„ dat het Geloofftuk der Drieëenheid een Valsch „Geloof is, en zelfs Jlry-l tegen de „ meeste gezegdens der Schry„ veren van hetevangelïum," geeft hy op in de volgende woorden n»3 onW ia »anD nmn wéö pi •VDfNi / ttnV**wn niiüN onniD cnn ; * ïS piDö 'i si ewedü 2 na ' ompo Sax /n isi3' o-ik p ud -on ro-w /n -©ia* nS apiipn nn ia nStp *ö nr dj Ki'ön *?aj; aruva kSi rni?3 kS 9 ppiSai /Sa piD9 üa wpit» isNün nStfn atawn nüNDn nra nn *" piDö /ma pni enpn nn pup irvaa ttwi dtn p Kirt ir 'ai /"rnK Si pa a!* nr iïmo nanan oniiöK *)3 niSa «f?i £ sa enpo nnn pi : cryabS jm* pa ronn nPBni ovn miK a'S piD*j pn nh) awatr mthsn vb Chizuk Emuna, 3ap. io. Mg 31. :ol. i.  442 ISRAËLS VERLOSSING -lüKbn na dj mn /& naS aan kSk pn pa» / tir wr pni 3Rrr&> rwi nw pi /jhï 3«n» no inv vh pi :niTm? inv prb» mR /ni^R tfiWi njiüR jyyydö nxnin j"k3 wjéo lotto kS pi: owwwi dwüRüb> no ©3 !/ ni^K IfflR Kip' ÏEW DIpÖ OlBa rbam nsni nwfacm wvö Kin Ssr Sp iniSs? is*? nK K-ip p-i / rv SRn Sr ftf Ü p1D3 * p-)3 aWÈ3Ö3 3TO3/ DIpÖ fepÖB» *ÜV *niR S3pD D3nK Sap&j? *Ö pi /Sdj; 'jnSp ib>k iniK Sapö *ni» fR'3 3PÜ3 / fc»K RW SjTlÖlR Kin rvsnS oippao onK nnpi S'r d pios ns pi : ws» ïyj dsS i3-rün tt»Rn nK piD3 n "s awS i3nD2 fc^is vSi? "iür tuspin rwbn i&» b»r nons/ Sr ib Rin nifcipb W3 dj p iö3i : D'2">S 1WB& 1D3 / DIK p 1Ü&» nK Klip DfSw unjK run rr piD3 5 pns twwaoi tij? :qwdS hdü» dik pi ahwih O»  enEEUWIGEBEHOUDENIS.443 nnN p Na nS ureea Sr na pioa d» nr «waa /n^S Na nSn 1S vturó aan piD ftwi p! : lü1pü3 -^art* Nipjn/ inöSnS la» mm y»n nSanna nS» 119 tJWtoDa aman nrjNa ojv^Sa nnN SnS pi /tnS^n Sn SSannS nn mpjn inr n» avma own »nS« Nini EHpn* / DWa» W3N / y&N9 DJI^Sa p«a rm* /TniaSb Na» /-jap I wpn onS oi\n uS jm / enapa n»Na cySnio wijk Djty iD3 wniain uS Sinai '/}vdj nh uroan Sni /wSn owS *S» mn -jan :|ön /jn Sao uS^ni /ornana |an jein» toS SSannS min ewa» waeeS pi /tnipn nnS nSï unna» nrS misü : naSü nu? ^ Djitt>Sa Nipjn orpöanü nam iaa nr wnN nai un^i-id naï mox na nai vhvimpn nman vip bv eypSinn onniDi n» D»n nnrwa oniö wnah oann ana» nö >a /&>iWn njiDN trSia'j  Matth. 12 : 32. 444 ISRAËLS VERLOSSING pmS p»Sn mn Wk nson nèt® irSin^ ■uix n nnvhï anpin n> k-nnn nnn«n nrrnio wai in, nninn Sn un mi nsnn pmvi pönü Dnnn pi :n< c»n roiSm ppSn tok iS» ijïSkh enWn jyüNö nyn nn» nn iDKön pi / Sn»n pi nmnn p nïöisy 'nwro TT nn *pü ewy j10» Kip n»x TiSDn errwi tökö nm Sn San ÜD f|T pi / OnStf ffel p«0 Dn tok tik Sn ïan mnnn iSk 'önna aai /ppra iWn wökö wtn Sn iSan i-ison pil^n ntn HIdEo zoo vinden wy ook zei ven „ veele plaatzen by de Schry veren van hun Evangelium, die' het Leerftuk van de „ Drieëenheid geheel omverre werpen : van dewelke ik alleen maar eenige wei„ nige zal aannaaien. —— Zoo fchryft „ Mattheus Cap. 12. vers 32. En 200 wie ([eenig') woord gefproken zal hebben „ tegen den Zoone des Menschen, het zal htm vergeven' worden: maar zoo wie „ tegen dm Heiligen Geest zal ge5, fproken hebben, het zal hem niet vergeven 5, worden, noch in deze Eeuwe; noch in de toekomende. En dezelve gezegdens vind „ men ook by Marcus Cap. 3. vers 25. }, En by Lucas Cap. 12. vers 10. Zie j, daar  Joh. 1 8 : 40. j Rom. > 5: 15. J Matth. J 20 : 18. ) en 28. j 2\ Hf5 ISRAËLS VERLOSSING , gefchreeven is by Johannes Cap. 8. vers , 40: Dit is zyne eigen taal. Maar nu zoekt , gy my te dooien, een Mensch e die tot , u de waarheid gefproken hebbe. En zoo , fpreekt ook Paulus van hem in zyn , brief aan de Romeinen Cap. 5. vers 15: , Door de genade, die daar is eenes Men, schen Jefu Christi overvloedig geweest , over veele. En zoo noemt hy zich , zeiven ook in andere plaatzen de Zoone , des Menfchen, zoo als 'er gefchreeven , is by Mattheus Cap. 20. vers 18: Ziet , wy gaan op na Jerufalem, en de Z o o n e , des Men schen zal den Over priester en , (en de Schriftgeleerden) overgelevert t worden. En nog eens in het zelfde Cap. , vers 28: Gelyk de Zoone des Men, schen niet is gekomen om gedient te wor, den, maar om te dienen: gelyk deze zaak , ter zyner plaatze nader verklaart zal , worden. (/) —— En zoo kan ook deze , geheele zaak zeer wel betoogt worden, , uit het Gebed, dat Jefus aan zyne Difcipelen geleert heeft, het welk zy noemen Vader Onze; befchreeven by Mattheus Cap. 6: daar hy niet belast heeft den Driecenigen God aan te bidden, maar alleen den Eenigen God, en die is die God, die in de Hemelen is, zoo als in de aangehaalde plaats gefchreeven ftaat, en dien zy in hunne „ taal Cn Ziet het Tweede Deel tan zyn boek 'izachon, pag. 104. Col. 2.  enEEUWIGE BEHOUDENIS. 447 j, taal noemen Vader. Onze Vader, die „ in de Hemtlenzyt, Uw naam worde gehei„ ligt, Uw Koningryke kome, Uwen wille „ gefchiede gelyk in den Hemel (alzoo') ook „ op der Aarden. Ons dagelyks brood geeft „ ons heden. En vergeeft ons onze fchulden, „ gelyk ook wy vergeeven onze fchuldenaaren. „ En leid ons niet in verzoekingen, maar ver„ lost ons van den boozen, (m) Amen. „ Zoo dat gy duidelyk ziet, dat hy niet „ geleert heeft hem zeiven aan te bidden, 33 gelyk zy zeggen dat hy de Zoon is; „ noch den Heiligen Geest; maar alleen 33 Onzen Vader die in de Hemelen is, „ behalven wien niemant meer God is. — „ Voegt hierby, dat 'er in deze onze „ leefcyd, reeds veelen van hunne Ge„ leerden, dewelke in hunne taaien, de „ Seöe der Ebiöniten, en de Se&e der „ Servetianen, en de Seéte der Aridnen „ genoemt worden; de tweeSe&ens der ,, Catoliken en Lutheranen op het allerhe„ vigfte beftryden; die alleen de Een. „ heid van den gezegenden God erken„ nen, maar het Geloofftuk der Drie„ ëENHEiD,met nadruk wederleggen.— ,, Hier toe behoort, het geene de zeer ,, Geleerde Nicolaus Pruta in zyn boek „ gefchreeven en in het Latyn vervaar,, digt heeft, aangaande de Eenheid j, van («O De volgende woorden, want u is het Komngryk enz. heeft Rabbi Jfac bar abraham overgeflaagen, mogelyk heeft hy de woorden uit Lueas Cap, m 3-4. uirgefchreeven. Matth. 6:9-13-  448' ISRAËLS VERLOSSING^ ,, vah den gezegenden God; dat in hun» „ ne taal genoemt word, De Uno ve Rd „ Deo: Dat wil zeggen, de gedachten en verklaaring aangaande de Eenheid van „ den waaren God. En zoo heeft ook S, de zeer beroemde en Geleerde Marti„ nus Zachwitz, in zyn boek Dialogos^ hetwelk hy in de Poolfche taal uitgegee„ ven heeft; in zyne tweede Dialogo, de „ ftellingen der geenen die het Leerftuk der DRiEëENHEiD gelooven, met de fterkfte bewyzen, zoo uit de Schriftuur als de reden, op het nadrukkelykfte ,, wederlegt. En zoo heeft hy ook in zyn boek door hem genoemt Sermö „ trium dierum, van pag. 28. tot pag. 69. „ alle de bewyzen die zy voor het Leer„ ftuk der Driecenheio uit hun Evangeli .,• bybrengen, met nadruk wederlegt. — „ En op dezelve wyze hebben ook veele ,, Geleerden uit de bovengenoemde Sec„ tens, in hunne uitgegeevene boeken, j, alle bewyzen voor het Leerftuk der Drie- ë en heid, tot de wortelen toe uitgeroeit „ en omverre geworpen. Dit zy genoeg „ dit aangaande." Ziet daar! Hoe deze Goliath, de grootfte vyand, beftryder, en lasteraar der Nazareëers, zelfs het Evangelium (h) als (»") Wat'eigentlyk dit woord betekent, geeft Rabbi Elia in zyn boek Tisbi, over het woord ]vb} Gilajom met nadruk op; waar hy zegt, «hm rfbmvt aiftw rrcnn vrnnh pip enxwri 1 \vtns  I 1 3 i I i i Jef. o. 52:7. J'fas: 9- Hand.S: 3i( 3a. 50 ISRAËLS VERLOSSING )hrde Stelling, naamlyk, „ Dat het , Geloofftuk der Dnéenheid een Valsckt „ Ge- , der Wet vervult; de hop der Slange ver, morfelt; de zonde van het Land op eenen dag t weggenomen; eene eeuwige gerechtigheid , aangebragt; en de dood verftonden ts tot „ overwinninge t — Toen hoorde men volgens ,, de goddelyke voorzeggingen, de goede Bood„ schappers zeggen tot de Steeden van Juda, „ ziet hier is Uwe God; en tot Ziön, Uwe God „ is Koning 1 — Toen hoorde men deze Blymaar „ uitgalmen, Ziet! deze is onz God, wy „ hebben hem verwacht, en hy zal ons Za„ lig maken: Deze is de Heere, wy hebben. „ hem verwacht, wy zullen ons verheugen en „ yerblyden in zyne Zaligheid! —— Ja toen „ hoorde men zelfs in het midden van den „ grooten Joodfchen Raad dit Evangelium, „ deze blyde Boodfchap door Petrus ver. „ kondigen : De God onzer Vaderen het ft 1» JeJus opgewekt, welken gy omgebragt hebt hangende hem aan het hout. Dezen heeft „ God door zyne rechterhand verhoogt tot een „ Vorst en Zaligmaaker, om Israël te geeven „ bekeeringe en vergeevinge der zonden!" Maar helaas! Eene blyde Boodfchap, die onze Voorvaderen verfmaad, en zich zeiven het eeuwig leeven onwaardig geöordeelt hebben: en die daarom ook rechtvaardig zyn overgegeeven aan de verharding van hun harte, tot den huydigen dag toej. die dat zalig Evangelium nog blyven verfmaaden, Op eene verregaande wyze belasteren, en in navolging der lasterende Talmudisten hetzelve noemen y?j |fl* Avon Gilejon, Een boek der ongerechtigheid! Zoo als Rabbi Ifac bar abraham in zyne Voon «ede van zyn boek ChizukEmuka, op eene verregaande wyze hetzelve belastert, en cp eene cmbsfchaarode wyze zegt WW»  èn EEUWIGE BEHOUDENIS.451 3, Geloof is,en zelfs volftrekt tegen de meeste >, gezegdens der Schryveren van het Evange„ lium ftryd" zooveel hem doenlyk was te betoogen ; in volle, nadruk voorgeftelt. —'mm. Een betoog, dat zeer verwart en volltrekt valsch is. A) Voor eerst: zyn betoog rust alleen óp zulke bewysplaatzen die hy uit het Evangelium aanhaalt, „ waar Jefus ,, zich noemt, een Mensch, een Zoom des „ Men. riDK "Wro <©' nnn nr« JKniy «71 nrsnn »rn «S« ,omana a*pVK nnn u'kw woi ,o»W2fj •moa iptt'pa vn kW DvniBi o*pi o'^no n'run ca'a'jDD avx cancan -p'aSi .ca'piDart nwaai itnp •th ajr "1 j'anann orxi caj'jp ruina n? dji n? ian w nxan* hpïo , nraipn naina o'K'ajn impoa ,, Deze Voorreedb dient om U te onder,, richten, dat het Evangelium niet de Leere „ van j es u s is, zoo aa de Nazareëers zeg>, gen; noch veel minder dat hetzelve een God» delyke leer zoude zyn, gelyk zy voorgec ,i ven; maar dat hetzelve van ftegte en ligt„ vaardige menfchen verzonnen is, die in de „ Heilige fchrift niet ervaar en zyn geweest, ,, en den rechten zin der woorden niet verftaan „ hebben: en daarom komen ook hunne woor,, den in veele fiukken met eikanderen niet ,, overeen; en kunnen ook niet op veele plaat' „ zen met de woorden der Propheeten ver ge„ leeken worden; zoo als in het vervolg, ieder H zaak op zyn plaats, in het byzonder zal aani, getoont worden" — Welk eene onbelchsam- de lastertaal! Dan, in het Tweede Stuk van dit Derde Deel, zal dezelve wederlegt, en de Goddelykheid van het Evangelium met nadruk betoogt worden. Ff a Rabbi Ifac bar Abraham in zyn boek Chizuk Emuna, p>g. 8. Col. i.a*  i I Joh. j5+ ISRAËLS VERLOSSING lag des Oordeels; en dat de zonde die tegens Hem begaan wierd, zoo zwaar niet zy, dan ie zonde tegen den Heiligen Geest. — Maar waarom, gaat deze beftryder der waarheid, (in deze zyne tegenwerping niet alleen, maar in zyn geheel lasterende boek Chizuk Emuna) die duidelyke blyken geeft, het Evangelium zeer wel gefeezen te hebben, ftilzwygende voorby zulke bewysplaatzen, die voor Jefus Eeuwige Godheid pleiten ? Dat hy is de Christus de Zoone Gods! De waarachtige God en het Eeuwige leven! God boven alles te pryzen in der Eeuwigheid! Laat ik het Zalig Evangelium, dat ik tot hiertoe gejlcoten hebbe moeten houden, en alleen uit het Oude Testament dat gy voor Godlyk erkent, gepoogd hebbe van dit gewichtig Geloofftuk u te overtuigen; nu by deeze geleegentheid, daar deeze beftryder der waarheid , zelfs op het Evangelium zich beroept, en het zelve als het fterkfte waapen gebruikt, om zyneÜERDE Valsche Stelling te betoogen; voor uwen oogen openen, en maar eenige bewysplaatzen aanftippen. — Begreepen niet zelfs onze Voorvaderen zeer wel, wanneer Jefus, God zyn Vader noemde, hy zichzelvm daardoor God,e eevengelyk maakte ? —- Verklaarde hy niet zeiven in den grooten Joodfchen Raad, op de plechtige bezweering van den Hoogenpriester, of hy is de Christus, de Zoone des gezeegenden Gods? met rondbor- fti-  m EEUWIGE BEHOUDENIS. 455 ftige woorden, Ik ben het! —— Be. tuigde hy niet meenigmaal opentlyk vooi de geheele Joodfche Schaare die hem hoor■ de Prediken, Ik en de Vader zyn Een! Die M y gezien heeft, heeft den Vader gezien! —— Eischte hy niet op het nadrukkelykfte van onze Vaderen, om hem dezelve Goddelyke Eere toe te brengen als den Vader, en dat die den Zoone niet eert , eert ook den Vader niet! — Verplichte hy ook niet onze Vaderen om in Hem te gelooven ? Gylieden gelooft in God, Gelooft ook in My! En dit bragt gy hen met zulk een nadruk onder het oog, dat zelfs van het Geloove inhem, het Eeuwige leeven afhangt! Die in den Zoone Gelooft (zegt hy) die heeft het Eeuwige leeven, maar die den Zoone ongehoorzaam is, zal het leeven niet zien, maar de toorn Gods blyft op hem! — En heeft hy dan ook niet meenigmaal zyne Goddelyke Alweetentheid op het allerluisterrykfte ten toon gefpreid, dat alle dingen voor hem naakt en geöpenbaart zyn ? Dat hy wist wat in den menfche was! En wat de Schriftgeleerden in haar zeiven overdachten! Dat hy wist den gehoudenraadder Pharifeën, hoe zy hem mogten dooden! Dathy wist dat de Jooden komen zouden, en hem met geweld neemen, op dat zy hem Koning maakten! Dat hy wist van den beginne, wie zy waaren die in hem niet geloofden, en die hem verraaden zoude! Ja dat hy wist alles wat ovzr hem komen zoude! Dat zyne uwe gekomen was.' Ff 4 En Mare. 14; 16. Joh. 10: 30. en 14: 9. Joh. s: 22, 33. Joh. 14: i. Joh. 3! 3<5. Joh. 2: 25. Mare. 3: Ö-9. Matth. 12: 14, IS' Joh. 6: 15. Joh. 6; 04,  Joh. IS : 4- Joh jo : 28. Joh. 2T • 17. Joh ?6: 30. r Joh. 5: 456 ISRAËLS VERLOSSING En zelfs aan het Kruis, dat nu alles vol. bragt was! Trouwens, dit was ook de Godverheerlykende belydenis van Petrus, Heeke! Gy weet alle dingen ! Wat zegge ik van Petrus! Dit erkenden ook alle zyne Discipelen, nu weeten wy dat gy alle dingen weet! Hoe kan dan Rabbi Ifac bar Abraham zoo onbe» fchaamd zeggen , dat Jefus zich alleen de Zoone des Menfchen, maar nooit God genoemt heeft; niet Mweetende geweest is, en derhalven eok niet God konde zyn ! h) Ten Tweeden. Het is waar, Jefus als Middelaar aangemerkt, noemt zich de Gezmt des Vaders: en verklaard met nadruk, dat die hem verwerpt, verwerpt den geenen die hem gezonden heeft.— Maar flryd dit tegens zyne Godheid? Heeft hy dan niet als de Zoone Gods, de Godheid, de Macht en het Vermogen, zoo wel zichzelven toegeëigent als den Vader? — Betuigde hy dan niet als de Zoone Gods, Ik en de Vader zyn Een! En eigent hy zich dan ook niet toe dezelve Goddelyke Eere en Alweetentheid, als aan den Vader? Dit is reeds zoo eeven duidelyk aangetoont. — Stelde hy niet zyne werken, gelyk: , aan de werk;n des Vaders? Myn Vader (zegt hy) werkt tot nu toe, en ik werke ook... Zoo wat die doet, hetzelfde doet ook de Zoone desgelyks... Gelyk de Vader de dooden opwekt en levendig maalt, alzoo maakt ook de Zoone levendig die hy wil! —- Sprak hy ook niet als  Joh. 5: 33. Joh. «4s 13. 418 ISRAËLS VERLOSSING zyne Discipelen dat zy in de Gebeden tot God zich moesten wenden, die alleen aangebeden moet worden; en dat zy hem zouden aanfpreeken met den name van Vader , Owze Vader die in de Hemelen zyt. — Maar was dan ook niet de Zoon, zoowel als de Vader het voorwerp van aanbidding van onze Godvruchtige Voorvaderen, van Eeden af door alle de tyden van het Oude Testament heenen ? Dit is reeds zelfs uit uwe Rabbynfche Schriften breedvoerig betoogt, pag. 293-295. En heeft dan niet Jefus als de Zoone Gods, ook dezelve Goddelyke Eere van aanbidding zich toegeëigent, als aan den Vader? Is dit niet zyne eige taal? die den Zoone niet eert, eert den Vader „iet! Wat zeg ik! Heeft Jefus zyne Apostelen niet met nadruk onder het oog gebragt, wat gy begeeren zult in Myn en Name, dat zal Ik doen? En washy dan ook niet daadelyk het voorwerp van aanbidding? Niet alleen van Thomas, Joh. 20: 28. Van Stephanus, Hand. 7: 59. Van P au lus, Hand. 9: 6. Maar ook van alle zyne Apostelen, die hem aanbaden! In zyne omwandeling op Aarde? Matth. 14: 33- Na zyne °P' Jlanding, Matth. 28: 17. En eevzn voor zyne Hemelvaart, Luc. 24: 52. En zoude dan Jefus zulk eene aanbidding die alleen aan God toekomt, zonder eenige beftraffing toegelaaten hebben, indien hy niet als de Zoone Gods zoowel geëert, aan*  4/ó0 ISRAËLS VERLOSSING Evangelium geleezen te hebben, dat hy in dit zyn geheel breedvoerig valsch betoog, alleen maar aanhaalt zulke bewysplaatzen , waar Jefus na zyne Menfchelyke Natuur genoemt word, een Mensch} een Zoone des Menfchen; ten Gr zant des AllerhoogJlen; Maar zulke bewysplaatzen die voor Jefus Eeuwige Godheid met zooveel nadruk pleiten, dat hy is de Christus de Zoone des levendigen Gods! De Heere der Heerlykheid! God hoven alles te pryzen in der Eeuwigheid! De waarachtige God en het Eeuwige /evew.'ftilzwygende voorbygaat?— Laat ik in dezen, de Nedeulandsche Joodeu , die het Evangelium geleezen hebben, en in hun Antwoord op de brieven van den Heer J. Priestley aan de Jooden gefchreeven, dezelve bewysplaatzen, met zooveel nadruk ter zyner befchaaming hem onder het oog brengen, (r) tot dat hy in zyne Historie der verbastering van het Christendom , en ook in zyne brieven aan de Jooden, als een Leerling van Rabbi lfac bar abraham , hetzelfde Swaard gebruikt om de waarheid te beftryden, en zyne oogen voor de zoo eeven opgegeevene bewysplaatzen moedwillig fluit, en dezelve ftilzwygende voorby gaaf» Cr") Dit hebbe ik reeds woordelyk opgegee» ven, pag. 313. in de Noot, waardig om geleezen en herleezen te worden; en waar zy nog byvoegen deze openhartige en merkenswaard/ge taal, „ Ook kunnen wy niet ontkennen, dat zoo die Schriften, welke by U en henlieden, het ,, Ni<"',.c Testament heten, Godedlyke Schrif- „ TIN  en EEUWIGE BEHOUDENIS. 461 tot Richters Rellen, of ik Rabbi Ifac bar Abraham ten onrechte van trouwloosheid befchuldige? En eeven zoo trouwloos handelt ook deze beflryder der waarheid , omtrent de bewysplaatzen voor het Geloofftuk der Heilige DRiEëENHEin»! —— Hy zegt, „ En „ zoo vinden wy ook in het Evangelium, geen „ eene duidelyke bewysplaats voor het Geloof- fluk der Heilige DRiEëENHEio!" —* Welk eene onbefchaamde taal! — Heeft hy dan nooit geleezen den Doop van Jefus, en Heerlyke inwyding tot zyn Middelaars Ampt? En Jefus gedoopt zynde, is terftont opgeklommen uit het water, en ziet, de Hemelen werden hem gebpent, en hy zag den Geest Gods neder daalen gelyk eene Duive, en op hem komen. En ziet! eene ftemme uit de Hemelen , zeggende , deze is myn Zoone, myn Geliefde, in denwelken ik myn welbehagen hebbe. Hier word de Zoon in zyne aangenomene Menfchelyke Natuur gedoopt: De H e [Li ge Geest daalde op hem neder in de gedaante van een Duive: En de Vader fprak uit den Hemel, deze is mynZoon, myn Geliefde, in denwelken ik „ ten zyn , en derhalven waarheid leeren; ,, Uwe Jefus, waar Got moet zyn, om dat ,, dit in dezelve duidelyk geteerd word." —■ Deftige taal! Mogt de goede God die Geloofsgenade U fchenken, om de Goddeiykheid van het Evangelium te erkennen! Dan, hiervan na. eer in het Tweede Stuk van dit Derde Deel, Matth. 3:16,17.  Atatth. 38 ; 19. Joh. 15: 26. a Cor. li: 13. 1 Joh. S: 7. 4S2 ISRAËLS VERLOSSING ik myn welbehagen hebbe! Is dit geen duidelyke bewysplaats voor het GeloofRuk der Drieëenheid? —— Heeft hy dan nooit geleezen , den 7iadrukkelyken last van Jefus aan zyne Apostelen gegeeven ? Gaat dan heenen onderwyst alle de Volkeren, dezelve doopende in den name des VadeRs, en des Zoons, en des Heiligen Geestes! Is dit geen duidelyke bewysplaats, voor het Geloofftuk der Drieöenheid? — Heeft hy dan nooit geleezen de vertroostende belofte van Jefus aan zyne Apostelen ? Maar wanneer de Trooster zal gekomen zyn, dien Ik 17 zenden zal van den Va der, naamlyk, den Geest der Waarheid die van den Vader uitgaat, die zal van My getuigen! Is dit ook geen duidelyke bewysplaats voor het Geloofftuk der Driecenheid ? — Heeft hy dan nooit geleezen den Zegenwensch van Paulus? De genade des Heeren Jefu Christi, en de liefde Gods, en de pemeenfchap des Heiligen Geestes zy met U allen, Amen! Is dit ook geen duidelyke bewysplaats voor het Geloofftuk der ÜRiEëENHEiD? -— En heeft hy dan ook nooit geleezen de zeer nadrukkelyke woorden van Johannes? Drie zynder in den Hemel die getuigen, de Vader, het Woord, en de Heilige Geest, en deze Drie zyn Een! Is dit ook geen duidelyke bewysplaats voor het Geloofftuk der DRiEëENHEiD? — Neen, zal hy met den Joodschgezinden J. Priestley zeggenjalle deze bewysplaatzen die de Na- zt.  snEEUWIGEBEHOUDENIS. 4-6*3 zareërs gebruiken, zyn niet voldoende om dit gewichtig Leerftuk te kunnen betoogen. — Maar waarop is zyne ontkenning gegrond? Waarom heeft hy deze bewysplaatzen niet aangehaalt, en met kracht van redenen wederlegt? —— Dan, dit heldere ligt van het Evangelium, fchitterde hem te veel in zyne oogen, dat hy raadzamer vond, om zyn oog voor dezelve te fluyten, dezelve ftilzwygende voorby te gaan, en met eene enkelde ontkenning, dat 'er in het Evangelium voor het Geloofftuk der Driegen heid, geen eene duidelyke bewysplaats gevonden word, zich te vergenoegen; om U myne waarde Broeders! te misleiden, de waarheid voor u te verbergen, en in het Ongeloof u te ftyven. — Is dit niet trouweloos? —En B) Ten Tweeden, wat het flot van zyn Valsch Betoog betreft? „Hy beroept zich eindelyk, „ op een Geleerden Nicolaus „ Pbuto, Martinüs Zachwitz, en veele „ andere Geleerden, die in hunne uitgegeevene „ boeken , het Geloofftuk der Drieëenheid, met de krachtigfte bewyzen , 200 uit de „ Schriftuur als de Reden beftreeden , en ,, de bewysplaatzen die 'er voor dit Geloof * „ ftuk bygebragt worden, omverre geworpen ,., hebben." — Dan, is dit wel eenigzins toereikende om zyne Valsche Stelling, naamlyk, dat het Geloofftuk der Drieëenheid een Valsch Geloof is, te kunnen betoogen ? Zyn dan alle die den name van Christenen dragen , w a a r s Chris*  454 ISRAËLS VERLOSSING Christenen? Verre van daan. Zoomin als alle waare Israölieten zyn, die Israël genoemt worden! — Zyn 'er dan in de Oude lsraëlietifche Kerk ook niet veele OSfó Minim (Ketters) geweest, die de allergewichtigRe Geloof/lukken , gegrond op JVIofes en de Propheeten, geloochent, en op eene Godonteerende wyze beftreden hebben, en dus niet waardig waren den Eernaam van Jooden te dragen ? Was 'er 'niet een befaamde Hooftketter "OND M a n i, die de Eenheid van God ontkent, en Twee Goden, de eene die het goede, en de andere die het kwade werkt, geftelt heeft? (s) En laat ik u alleen maar nog bepaalen by de Sefte der cp-ft Zadukim, (?) (of Saduceën) die het Geloofs-Artikel van de Opstanding der dooden (u) geCO Ziet boven pag. 397. in de Noot. 0~i De tyd wanneer, en de gelegenheid by Welke deze- Sefle haaren oorfprong gehad heeft, word breedvoerig verhaalt in den Talmud , Pirke Aboth, Cap. ï. En vooral, door Rabbi David Ganz in zyn boek Zemach David i Deel, pag. 15. Col. I. t» Een Geloofs-Artikel, dat in uwe Rabbynfche Schriften voor het voornaamste van alle Uwe Geloofs-Artikelen verklaard word. Zoo leest men in het boek nischmath ChajiM (gefchreeven door Rabbi Mafiasfe den Israël, én gedrukt in kwarto te Amfterdam, in den Jaare J4I ï  466 ISRAËLS VERLOSSING Kedufchin , pag. 66. zelfs de Koning en de Hoogepriester Janai zich gevoegt hebbende, zeer veele Geleerden onder de OïWfl Perüschim of Pharifeën gedood wierden) de gewichtige Geloofstukken der Oude Israëlitifche Kerk, omtrent de Eenheid van God, en de Opftanding der dooden, omverre geworpen en vernietigt geworden? — Wat zeg ik! zyn niet zelfs door hunne woelingen en beftrydingen, dezelve nog nader bekrachtigt, en als voomaame Geloof's- Artikelen in Uwe Geloofsbelydenisfe gebleeven tot dezen dag toe ? — Ja, boe zoud gy U dan gedragen Mannen Broeders! indien 'er Nieuwe Dwaalgeesten en beftryders der Waarheid zich mogten opwerpen, die de GelocfRukken omtrent de Eenheid van God, en de Opftanding der dooden loochenden, op den Geleerden Man es, en de SeEte der Zadukim, die met eene zwarte kool als o^D Minim, (Ketters) in uwen Talmud getekent, en onder Uwe Natie bekent zyn, zich zouden beroepen, om hunne Valsche Stellingen te betoogen ? Zoud gy het wel de moeite waardig oordeeien om zulk eene wyze van betoog te wederleggen? En moeten dan niet de waake Christenen hetzelfde oordeeien omtrent Rabbi Ifac bar Abraham, die , om zyne Valsche Stelling , naamlyk, dat het Geloofftuk der Drieëenheid een valsch Geloof is, te betoogen, zich eindelyk beroept op den Geleerden Ni-  en EEUWIGE BEHOUDENIS,407 Nicolaüs Pruto , Martinus Zachwitz, en veele andere Geleerden, die (als bekende Ketters , niet waardig roet den Eernaam van Christenen benoemt re worden) het Geloofftuk der Drieëenheid geloochent, en in hunne uitgegeevene boeken beftreden hebben, en wiens dwaalingen reeds lange breedvoerig en bondig wederlegt zyn? Zie daar, geliefden om der Vaderen willen ! Den rfTPn NH Raza Haschilosch, de Geloofsverborgenheid der Heilige Drieëenheid breedvoerig uit Mofes en de Propheeten betoogt, met de Schriften van uwe beroemfte pn Oudfte Rabbynen bekrachtigt, en de Tegenwerpingen van Rabbi Ifac bar Abraham, den grootften vyand, lasteraar en beftryder der Nazareërs, wederlegt. Eene Geloofsverborgenheid! waarvan Rabbi Sc.imon ben Jochai, in zyn Heilige boek Sohar, zoo als reeds aangetoont is, zeer wel met nadruk zegt,,, de„ ze Verborgenheid is de Grondwaarheid j, van alle verborgentheden, die de mensch in < s, deze Waereld volftrekt noodzaakelyk moet t j, kennen! (x)... Èn dat een ie gelyk die in < „ deze Waereld leeft en zich niet toelegt „ pmdfzeGeloofsverborgentheid (#) Ziet boven papr. 323-336. in de Noot. Gg 2 Sohar, sver ParafchaTeruma >ag. 7f. 3oL 283. n 72. feL a8s.  468 ISRAËLS VERLOSSING te verftaan , het waare hem beter dat nif „ nooit gebooren was!" enz. • Oordeelt nu zeiven Zoonen Abrahams! Is het Geloof der Nazareërs in den D r i eëenigen God, zoo als hy zich in zyn woord geöpenbaart heeft, en die, zelfs volgens de taal van Rabbi Schimon ben Jochai, volftrekt noodzaakelyk tot zaligheid als zoodanig gekent moet worden, een Valsch Geloof? Hoe kunt gy clan zoo roemen op uwe Geloofs - Éni. helen, dat gy het waarachtigGeloof hebt, die in den Eenigen waarachtigen God gelooven, daar gy den waaren God, zoo als hy zich als een Driecenig God in zyn woord geöpenbaart heeft, niet kent, en zelfs deze Geloofsverborgentheid, voor u een Reen des aanftoots, en eene rots der ergernisfe is? Laat ik nu uw zei ven tot Richters ftellen! Oordeelt zeiven, geliefde Broeders! hoe kan Rabbi David Kimchi in zyne verklaaring over Jesaia 53, zulk eene ootmoedige fchuldbekentenife in den mond der bekeerden en geloovig gewordene NazaREëRS leggen, (y) die niet alleen vol- flrekt Cji) Naamlyk, ,, dat zy in de tyd der verlosfirg „ openhartig belyden zullen, dat a! den hoon, en fmertelyk lyden, dat het Joodfche Folk in deze „ langduurige ballingfchap heeft ondergaan , zy„ ne ziele tot een fchuldofFer geftelt, in den „ dood uitgtftort heeft, en uit den lande der le* n ven-